06.08.2014 Views

Jongeren in Vlaanderen (pdf, 4124KB) - Steunpunt Jeugd

Jongeren in Vlaanderen (pdf, 4124KB) - Steunpunt Jeugd

Jongeren in Vlaanderen (pdf, 4124KB) - Steunpunt Jeugd

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

JONGEREN IN<br />

VLAANDEREN<br />

ASPECTEN VAN SOCIAAL<br />

WELZIJN EN WERK<br />

BELICHT<br />

Nicole Vettenburg en Tom Boonaert<br />

KRAX I 10


de slimste jeugdwerker<br />

E<strong>in</strong>d maart verscheen onder de titel ‘<strong>Jongeren</strong> <strong>in</strong><br />

cijfers en letters: bev<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen uit de JOP-monitor 2’<br />

het vierde JOP-boek 1 . Op het JET-congres enkele<br />

weken eerder werden al een aantal resultaten gepresenteerd,<br />

meer bepaald rond de thema’s ‘sociaal<br />

welzijn’ van jongeren en hun ‘werksituatie’.<br />

In deze Krax geven we de grote lijnen van deze<br />

bev<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen weer. Maar eerst lichten we kort het JOP<br />

toe.<br />

Het <strong>Jeugd</strong>onderzoeksplatform (JOP)<br />

Een toenemende nood aan meer structurele aandacht voor<br />

de levensomstandigheden en leefwereld van (Vlaamse)<br />

jongeren was <strong>in</strong> 2003 – op <strong>in</strong>itiatief van de Vlaamse m<strong>in</strong>ister<br />

van B<strong>in</strong>nenlandse Aangelegenheden, Cultuur, <strong>Jeugd</strong> en Ambtenarenzaken<br />

– de aanleid<strong>in</strong>g voor de opricht<strong>in</strong>g van het<br />

<strong>Jeugd</strong>onderzoeksplatform (JOP). S<strong>in</strong>ds 2007 is het JOP als<br />

onderzoekslijn ‘jeugdbeleid’ geïntegreerd b<strong>in</strong>nen het<br />

<strong>Steunpunt</strong> Cultuur, <strong>Jeugd</strong> en Sport van de Vlaamse reger<strong>in</strong>g.<br />

Het JOP is een <strong>in</strong>terdiscipl<strong>in</strong>air en <strong>in</strong>teruniversitair samenwerk<strong>in</strong>gsverband<br />

tussen het Leuvens <strong>in</strong>stituut voor Crim<strong>in</strong>ologie<br />

(K.U.Leuven), de vakgroep Sociale Agogiek (UGent) en<br />

de onderzoeksgroep Tempus Omnia Revelat (VUB). De<br />

coörd<strong>in</strong>atie wordt opgenomen door de vakgroep Sociale<br />

Agogiek, UGent.<br />

Het JOP realiseert twee grote opdrachten. Een eerste<br />

opdracht is het <strong>in</strong>ventariseren van recent jeugdonderzoek <strong>in</strong><br />

<strong>Vlaanderen</strong>. Deze <strong>in</strong>ventarisatie is terug te v<strong>in</strong>den op de<br />

website www.jeugdonderzoeksplatform.be.<br />

De tweede opdracht is het ontwikkelen en afnemen van een<br />

jeugdmonitor (zie verder). Daarnaast is het JOP ook vertegenwoordigd<br />

<strong>in</strong> een aantal Europese netwerken: EKCYP<br />

(European Knowledge Centre for Youth Policy) en EuNYK<br />

(European Network of Youth Knowledge).<br />

De JOP-monitor<br />

De jeugd- of JOP-monitor is een vragenlijst die op regelmatige<br />

tijdstippen wordt afgenomen bij Vlaamse jongeren. Op<br />

die manier wordt <strong>in</strong>formatie verkregen over de leefomstandigheden,<br />

de leefwereld en het gedrag van jongeren.<br />

Concreet krijgen we een zicht op:<br />

• de (objectieve) leefomstandigheden zoals de gez<strong>in</strong>ssituatie,<br />

sociale achtergrond, studiericht<strong>in</strong>g of opleid<strong>in</strong>gsniveau,<br />

bezit van nieuwe media…<br />

• de (subjectieve) leefwereld van jongeren zoals hun relatie<br />

met hun ouders, hun algemeen welbev<strong>in</strong>den, hun<br />

schoolwelbev<strong>in</strong>den, politieke <strong>in</strong>teresse, toekomstperspectief…<br />

• en hun (gerapporteerde) gedrag zoals hun mediagebruik,<br />

1 Vettenburg, N., Deklerck, J. & Vettenburg, N. (2010) <strong>Jongeren</strong> <strong>in</strong> cijfers<br />

en letters. Bev<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen uit de Jop-monitor 2, Leuven: Acco<br />

del<strong>in</strong>quentie, vrijetijdsbested<strong>in</strong>g, politieke participatie…<br />

De eerste monitor (JOP-monitor 1) werd <strong>in</strong> 2005-2006<br />

afgenomen bij 2.503 jongeren van 14 tot 25 jaar oud. Een<br />

eerste analyse van deze gegevens werd <strong>in</strong> 2007 gepubliceerd,<br />

onder de titel ‘<strong>Jongeren</strong> <strong>in</strong> cijfers en letters’ (Vettenburg,<br />

Elchardus & Walgrave, 2007). Een aantal thema’s werden<br />

verder uitgediept <strong>in</strong> ‘<strong>Jongeren</strong> b<strong>in</strong>nenstebuiten’ (Vettenburg,<br />

Deklerck & Siongers, 2009). In het najaar van 2008 werd een<br />

tweede monitor afgenomen (JOP-monitor 2), waarbij de<br />

leeftijd van de bevraagde jongeren werd uitgebreid naar 12-<br />

tot 30-jarigen. De 12- tot 13-jarigen kregen een verkorte en<br />

aangepaste versie van de vragenlijst. In totaal vulden 3.710<br />

jongeren deze tweede vragenlijst <strong>in</strong>. In het JOP-boek dat net<br />

verscheen zijn gegevens over volgende thema’s terug te<br />

v<strong>in</strong>den: gez<strong>in</strong>, onderwijs, arbeid, vrijetijdsbested<strong>in</strong>g, participatie<br />

aan het verenig<strong>in</strong>gsleven, (nieuwe) media, de (ideale)<br />

levensloop, democratisch burgerschap, welbev<strong>in</strong>den,<br />

onveiligheidsgevoelens, verdraagzaamheid en del<strong>in</strong>quentie.<br />

Op het JET-congres presenteerden we tijdens de plenaire<br />

open<strong>in</strong>gssessie gegevens rond de twee horizonten ‘sociaal<br />

welzijn’ en ‘werk en economie’. Meer concreet belichtten we<br />

de thema’s zelfstandig wonen, een lief hebben, onveiligheidsgevoelens<br />

en de werksituatie van jongeren.<br />

Het huis uit<br />

Uit onderzoek blijkt dat de laatste decennia de leeftijd waarop<br />

jongeren het ouderlijk huis verlaten en zelfstandig gaan<br />

wonen <strong>in</strong> de meeste Europese landen is gestegen. Ook <strong>in</strong><br />

<strong>Vlaanderen</strong> zou deze trend zich voordoen. De JOP-gegevens<br />

laten niet toe een trend te schetsen, maar geven wel een<br />

zicht op de huidige woonsituatie van 12- tot 30-jarigen.<br />

We vonden dat de meeste jongeren thuis wonen tot hun 18de.<br />

Vanaf dan verlaten zij geleidelijk aan het ouderlijk nest.<br />

Meisjes doen dat iets vroeger dan jongens. Bij de 18- tot<br />

30-jarigen geldt dit voor elke leeftijdscategorie: bij de 18- tot<br />

21-jarigen woont 4% van de jongens zelfstandig, bij de<br />

meisjes is dit 9%. Bij de 22- tot 25-jarigen is dat respectievelijk<br />

30% en 52%, bij de 26- tot 30-jarigen 75% en 91%. Naast<br />

leeftijd en geslacht speelt ook het al dan niet voltooid hebben<br />

van de opleid<strong>in</strong>g een rol. <strong>Jongeren</strong> blijven langer thuis wonen<br />

omdat ze nog op de schoolbanken zitten.<br />

Kiest de jongere ervoor om zelfstandig te wonen, dan is dit <strong>in</strong><br />

de meeste gevallen samen met een partner (81%). In<br />

sommige gevallen gaan jongeren alleen wonen (16%). Een<br />

beperkte groep (3%) woont samen met vrienden.<br />

Een lief hebben<br />

Bij de 12- tot 17-jarigen geeft ongeveer een op vijf aan dat ze<br />

momenteel een lief hebben. Van de groep die zegt nu s<strong>in</strong>gle<br />

te zijn, heeft ongeveer de helft nog nooit een lief gehad (51%),<br />

de andere helft had vroeger wel een lief (49%). Het hebben<br />

van een lief hangt samen met leeftijd, geslacht en onderwijsvorm.<br />

Naarmate de leeftijd stijgt, stijgt de kans op een<br />

relatie. Meer meisjes dan jongens zeggen een lief te hebben<br />

en meer BSO-leerl<strong>in</strong>gen dan TSO’ers en ASO’ers hebben een<br />

lief. We vroegen de jongeren die een relatie hebben hoe ze<br />

die zouden omschrijven: ‘los’ of ‘vast’ 2 80% van de jongeren ><br />

2 Deze vraag was niet opgenomen <strong>in</strong> de vragenlijst voor 12- tot 13-jarigen.<br />

Deze analyse geldt bijgevolg enkel voor de leeftijdsgroep 14- tot 18-jarigen.<br />

11 I KRAX


KRAX I 12<br />

<strong>Jongeren</strong><br />

verlaten<br />

anno 2008<br />

niet vroeger<br />

of later het<br />

ouderlijk<br />

huis en zijn<br />

niet meer<br />

of m<strong>in</strong>der<br />

verdraagzaam<br />

geworden.<br />

zegt dat ze een ‘vaste’ relatie hebben;<br />

een kle<strong>in</strong>e groep (3%) spreekt over een<br />

‘losse’ relatie.<br />

Bij de 18- tot 30-jarigen heeft zeven op<br />

de tien jongeren momenteel een<br />

relatie. Van de groep die nu geen<br />

relatie heeft, had ongeveer drie op vier<br />

‘ooit’ een lief. Het hebben van een lief<br />

of partner hangt samen met geslacht,<br />

leeftijd en opleid<strong>in</strong>gsniveau. Meer<br />

vrouwen hebben een relatie dan<br />

mannen. De kans op een relatie stijgt<br />

met de leeftijd. Van de 18- tot 21-jarigen<br />

heeft bijna 60% een lief, bij de 22-<br />

tot 25-jarigen ligt dit 10% hoger. Van de<br />

oudste leeftijdsgroep heeft 81% een<br />

lief. Slechts 3% van de oudste leeftijdsgroep<br />

had nog nooit een partner of lief.<br />

<strong>Jongeren</strong> die het BSO volgden <strong>in</strong> het<br />

secundair onderwijs hebben vaker een<br />

relatie dan mensen uit het ASO. Als we<br />

het opleid<strong>in</strong>gsniveau (geen diploma /<br />

diploma secundair onderwijs / diploma<br />

hoger onderwijs) bekijken, dan v<strong>in</strong>den<br />

we geen significante verschillen. Bij de<br />

18- tot 30-jarigen geeft het merendeel<br />

van de jongeren aan dat hun huidige<br />

relatie ‘vast’ is. Een kle<strong>in</strong>e 4% zegt dat<br />

ze momenteel een ‘losse’ relatie<br />

hebben.<br />

Zich (on)veilig voelen<br />

De onveiligheidsgevoelens bij jongeren<br />

werden <strong>in</strong> de JOP-monitor 2 gemeten<br />

aan de hand van acht items (zie Tabel 1).<br />

Het valt op dat bij de stell<strong>in</strong>gen die<br />

Tabel 2. Werksituatie naar geslacht, leeftijd en opleid<strong>in</strong>gsniveau van afgestudeerde<br />

18- tot 30-jarigen<br />

Tabel 1. Onveiligheidsgevoelens bij de 12- tot 30-jarigen (<strong>in</strong> percentages)<br />

peilen naar concrete gedrag<strong>in</strong>gen, het<br />

percentage dat (helemaal) akkoord<br />

gaat vrij laag blijft. Een goeie 10% durft<br />

niet alleen thuis te blijven ’s avonds,<br />

16% durft ’s avonds niet alleen op<br />

straat te komen. De stell<strong>in</strong>gen die<br />

daarentegen peilen naar meer<br />

algemene bezorgdheden laten hogere<br />

scores zien: 59% gaat (helemaal)<br />

akkoord dat de straten onveiliger<br />

geworden zijn, 63% dat men ’s avonds<br />

voorzichtig moet zijn op straat en 54%<br />

dat een alarmsysteem geen overbodige<br />

luxe is. Bij de <strong>in</strong>schatt<strong>in</strong>g van de<br />

capaciteit van de politie om ons te<br />

beschermen tegen crim<strong>in</strong>elen, zijn de<br />

men<strong>in</strong>gen gelijk verdeeld over de drie<br />

verschillende antwoordmogelijkheden.<br />

<strong>Jongeren</strong> lijken dus wel bezorgd over<br />

crim<strong>in</strong>aliteit en onveiligheid <strong>in</strong> het<br />

algemeen, maar dit lijkt niet <strong>in</strong><br />

evenredige mate te leiden tot een<br />

gedragsaanpass<strong>in</strong>g. Daarnaast tonen<br />

de analyses aan dat de sterkte van het<br />

onveiligheidsgevoel afneemt met de<br />

leeftijd: 12- en 13-jarigen scoren het<br />

hoogst, 26- tot 30-jarigen het laagst.<br />

Verder voelen vrouwen zich duidelijk<br />

onveiliger dan mannen, en deze<br />

verschillen zijn reeds <strong>in</strong> de jongste<br />

leeftijdscategorie betekenisvol. Tussen<br />

jongeren van het ASO, het TSO en BSO<br />

kunnen geen significante verschillen<br />

gevonden worden.<br />

Bij de reeds afgestudeerde respondenten<br />

is er daarentegen wel sprake van<br />

een significant verschil: jongeren<br />

zonder diploma voelen zich onveiliger<br />

dan jongeren met een diploma<br />

secundair onderwijs. Die laatste groep<br />

voelt zich onveiliger dan jongeren die<br />

een diploma hoger onderwijs behaalden.<br />

Deze resultaten laten toe om de<br />

traditionele relatie die tussen het<br />

opleid<strong>in</strong>gsniveau en onveiligheidsgevoelens<br />

gevonden wordt (een lager<br />

opleid<strong>in</strong>gsniveau hangt samen met een<br />

hoger onveiligheidsgevoel) enigsz<strong>in</strong>s te<br />

nuanceren. De verwachte verschillen


zijn aanwezig bij de afgestudeerden,<br />

maar nog niet tussen de diverse<br />

onderwijsvormen <strong>in</strong> het secundair<br />

onderwijs. Het opleid<strong>in</strong>gsniveau speelt<br />

met andere woorden een rol, maar pas<br />

na het afstuderen.<br />

Belangrijk voor het beleid is dat we<br />

vaststellen dat jongeren die zich<br />

onveilig voelen meer akkoord gaan met<br />

een harde aanpak van misdadigers<br />

(bijvoorbeeld v<strong>in</strong>den dat zware<br />

misdadigers geen gerechtelijk proces<br />

verdienen of dat alle misdrijven even<br />

hard zouden moeten worden aangepakt)<br />

en een punitieve preventie<br />

(bijvoorbeeld akkoord gaan met harder<br />

straffen <strong>in</strong> plaats van te helpen, meer<br />

camera’s plaatsen…). Werken aan<br />

onveiligheidsgevoelens bij jongeren<br />

zou een hefboom kunnen vormen <strong>in</strong><br />

het streven naar een m<strong>in</strong>der controlerende<br />

en sanctionerende samenlev<strong>in</strong>g.<br />

Maar dit vraagt nog meer diepgaand<br />

<strong>in</strong>zicht <strong>in</strong> waarom jongeren zich<br />

onveilig voelen. Enkel dan kan een<br />

gericht beleid ontwikkeld worden om<br />

deze onveiligheidsgevoelens terug te<br />

dr<strong>in</strong>gen. Uit de analyses blijkt allesz<strong>in</strong>s<br />

dat de l<strong>in</strong>k met crim<strong>in</strong>aliteit en<br />

slachtofferschap quasi onbestaande is,<br />

maar dat er daarentegen een vrij<br />

uitgesproken l<strong>in</strong>k is met bredere<br />

<strong>in</strong>dicatoren van maatschappelijke<br />

bezorgdheden.<br />

Werk hebben<br />

Het merendeel van de niet-schoolgaande<br />

jeugd heeft een job (89%). Het<br />

grootste deel hiervan werkt <strong>in</strong> een<br />

werknemerstatuut (83%). Een kle<strong>in</strong>e<br />

groep staat <strong>in</strong>geschreven als zelfstandige<br />

of als helper (6%). Ongeveer 5%<br />

geeft aan werkloos te zijn.<br />

De precaire positie van laaggeschoolde<br />

jongeren wordt bevestigd wanneer we<br />

het profiel schetsen van de werkende 3<br />

jeugd (zie Tabel 2): iets meer mannen<br />

dan vrouwen hebben werk; hoe ouder<br />

en hoe hoger het diploma, hoe groter<br />

de kans op werk.<br />

In de leefwereld van jongeren neemt<br />

arbeid een belangrijke plaats <strong>in</strong>. Uit<br />

onze gegevens blijkt dat laaggeschoolden<br />

beduidend kwetsbaarder zijn op de<br />

arbeidsmarkt dan hoger geschoolden.<br />

3 We categoriseren werkende jeugd als die<br />

jongeren die aangeduid hebben werknemer,<br />

zelfstandige of helper te zijn. De rest<br />

categoriseren we als niet werkende jeugd.<br />

De huidige maatschappelijke ontwikkel<strong>in</strong>gen<br />

met globaliser<strong>in</strong>g en<br />

verplaats<strong>in</strong>g van arbeid naar de<br />

lageloonlanden, verhogen het risico op<br />

toenemende ontoegankelijkheid van de<br />

arbeidsmarkt voor de zwakste<br />

groepen. Een werkgelegenheidsbeleid<br />

zal hier actief op moeten <strong>in</strong>spelen,<br />

zonder de activer<strong>in</strong>gsmaatregelen<br />

eenzijdig te richten op de jongere. Ook<br />

de aanbodzijde dient verder uitgebreid<br />

te worden en vraagt verhoogde<br />

toegankelijkheid voor maatschappelijk<br />

kwetsbare jongeren. Werkloosheid kan<br />

immers niet beperkt worden tot een<br />

<strong>in</strong>dividueel probleem dat terug te<br />

brengen is tot een gebrek aan<br />

opleid<strong>in</strong>g.<br />

Tot slot<br />

In het boek ‘<strong>Jongeren</strong> <strong>in</strong> cijfers en<br />

letters: bev<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen uit de JOP-monitor<br />

2’, waaruit de beschreven topics<br />

werden gelicht, worden de gegevens<br />

uit de JOP-monitor 2 vergeleken met<br />

de bev<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen uit de JOP-monitor 1.<br />

Twee met<strong>in</strong>gen volstaan evenwel niet<br />

om trends of evoluties <strong>in</strong> kaart te<br />

brengen. Daartoe zouden we m<strong>in</strong>stens<br />

over drie met<strong>in</strong>gen moeten beschikken.<br />

Toch kunnen we uit de vergelijk<strong>in</strong>gen<br />

concluderen dat jongeren niet zo<br />

‘wispelturig’ zijn als je zou kunnen<br />

afleiden uit commerciële trendstudies.<br />

Op het vlak van hun houd<strong>in</strong>gen en<br />

gedrag<strong>in</strong>gen blijken jongeren de<br />

voorbije drie jaar nauwelijks veranderd<br />

te zijn. <strong>Jongeren</strong> verlaten anno 2008<br />

bijvoorbeeld niet vroeger of later het<br />

ouderlijk huis en zijn niet meer of<br />

m<strong>in</strong>der verdraagzaam geworden. Ook<br />

de verschillen die we vaststelden naar<br />

geslacht, leeftijd en opleid<strong>in</strong>g op basis<br />

van de JOP-monitor 1, werden op basis<br />

van de JOP-monitor 2 grotendeels<br />

bevestigd. Maar om meer gegronde<br />

uitspraken over ontwikkel<strong>in</strong>gen over de<br />

tijd te doen, dient men de volgende<br />

JOP-monitor af te wachten. ×<br />

Nicole Vettenburg en Tom Boonaert zijn beiden<br />

verbonden aan de Vakgroep Sociale Agogiek,<br />

UGent<br />

Meer <strong>in</strong>formatie over het nieuwe<br />

boek v<strong>in</strong>d je op www.sjcm.vlaanderen.be,<br />

en uitleg over het JOP lees<br />

je op www.jeugdonderzoeksplatform.be.<br />

13 I KRAX

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!