Download het rapport - Provincie Drenthe
Download het rapport - Provincie Drenthe
Download het rapport - Provincie Drenthe
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Bij de ontwikkeling van binnenstedelijke, voormalige bedrijfsterreinen zijn zes factoren van<br />
doorslaggevende betekenis voor <strong>het</strong> slagen van een project. Van belang zijn:<br />
- <strong>het</strong> verloop van de samenwerking van gemeente met marktpartijen;<br />
- de mate waarin de gemeente spelverdeler is en blijft;<br />
- de mate waarin <strong>het</strong> eigendom over de kavels in <strong>het</strong> plangebied over meerdere eigenaren<br />
verspreid is; de snelheid van de (eventuele) eigendomsoverdracht;<br />
- <strong>het</strong> financiële risico dat gemeente en marktpartijen lopen;<br />
- de mate waarin van gemeentelijke zijde kan worden gezorgd voor continuïteit in de aansturing<br />
van <strong>het</strong> project.<br />
De rol van de provincie bij de realisatie van projecten van stedelijke vernieuwing is tweeledig. Bij de<br />
ontwikkeling van <strong>het</strong> COVECO-terrein in Assen en bij de herstructurering van de woonwijk Tuindorp in<br />
Coevorden blijkt de provincie een ondersteunende rol te hebben gespeeld. In Het Palet te Assen heeft<br />
de samenwerking van provincie en gemeente ertoe bijgedragen dat <strong>het</strong> terrein op vernieuwende wijze<br />
kon worden ontwikkeld en bij <strong>het</strong> project Tuindorp heeft de provincie een stimulerende rol gespeeld<br />
door <strong>het</strong> verstrekken van een Stado-bijdrage (Stads- en dorpsvernieuwing) aan de gemeente<br />
Coevorden. In beide andere onderzochte projecten van stedelijke vernieuwing heeft de provincie een<br />
andere en beperktere rol gespeeld. Over <strong>het</strong> geheel van de projectrealisatie beschouwd, heeft <strong>het</strong><br />
provinciebestuur slechts een beperkte bijdrage geleverd aan de realisatie van de vier projecten. De<br />
MOP's zijn opgesteld ten tijde van een gunstige conjunctuur. Vooral in de begin fase (tot en met 2002)<br />
was er vanuit de markt belangstelling om in projecten te participeren. Naar <strong>het</strong> oordeel van de<br />
onderzoekers zijn kansen op tijdige projectrealisatie niet benut, mede als gevolg van een<br />
teruglopende conjunctuur. Stedelijke ontwikkeling is in de lopende bestuursperiode een belangrijke<br />
prioriteit. Vandaar de eerste aanbeveling dat <strong>het</strong> provinciebestuur in de lopende periode meer<br />
aandacht geeft aan <strong>het</strong> obstakelvrij maken van door programmagemeenten geplande projecten.<br />
De belangrijkste reden voor <strong>het</strong> niet (tijdig) tot uitvoering komen van de door <strong>het</strong> provinciebestuur<br />
goedgekeurde ISV-programma’s is dat de projecten in deze programma’s in de meeste gevallen zeker<br />
niet “obstakelvrij” zijn. Een reden is dat er bij <strong>het</strong> opstellen van <strong>het</strong> programma nog geen concrete<br />
ruimtelijke plannen bestonden voor de realisatie van de opgevoerde projecten. Het ontbreekt aan een<br />
sluitende exploitatiebegroting. Er is nog geen samenwerkingspartner gevonden. Het aanvankelijke<br />
beeld dat ISV-programma’s en ISV-projecten niet tijdig tot uitvoering plegen te komen, bleek juist te<br />
zijn.<br />
Over de projectrealisatie wordt in dit onderzoek verder geconstateerd,<br />
• dat: een substantieel deel van de ISV-gelden door de gemeenten moeten worden besteed aan<br />
plankosten, terwijl <strong>het</strong> accent van de landelijke wet en de provinciale verordening ligt op fysieke<br />
maatregelen;<br />
• dat er sprake is van een ongelijkmatig bestedingspatroon. Waar in principe de gemeente<br />
jaarlijks een vijfde deel van <strong>het</strong> toegewezen ISV-budget krijgt, wordt dat geld niet in een<br />
dergelijk, gelijkmatig ritme besteed. Veeleer bleek sprake te zijn van een bestedingspatroon dat<br />
kan worden getypeerd als: “eerst stilstaan, en dan hollen”.<br />
Ten aanzien van <strong>het</strong> opstellen van een meerjarig ontwikkelingsplan wordt geconstateerd,<br />
• dat een programmagemeente wel moet beschikken over een afgeronde, ruimtelijke visie;<br />
• dat bij <strong>het</strong> meedoen als ISV-programmagemeente de administratieve bestuurslasten voor een<br />
gemeente die wat minder gewend is om projectmatig te werken fors kunnen oplopen;<br />
• dat de kennis voor <strong>het</strong> opzetten en met succes uitvoeren van ISV-programma’s en -projecten<br />
van groot belang is, en dat er op dit punt nog kennismanco’s bestaan.<br />
6