26.07.2014 Views

Besluit Maatschappelijke ondersteuning gemeente Zoetermeer

Besluit Maatschappelijke ondersteuning gemeente Zoetermeer

Besluit Maatschappelijke ondersteuning gemeente Zoetermeer

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>Besluit</strong> <strong>Maatschappelijke</strong> <strong>ondersteuning</strong> <strong>gemeente</strong> <strong>Zoetermeer</strong><br />

Wetstechnische informatie<br />

Gegevens van de regeling<br />

Overheidsorganisatie<br />

Officiële naam regeling<br />

Citeertitel<br />

Besloten door<br />

Deze versie is geldig tot (als de<br />

vervaldatum is vastgesteld)<br />

Onderwerp<br />

<strong>gemeente</strong> <strong>Zoetermeer</strong><br />

<strong>Besluit</strong> <strong>Maatschappelijke</strong> <strong>ondersteuning</strong> <strong>gemeente</strong> <strong>Zoetermeer</strong><br />

<strong>Besluit</strong> <strong>Maatschappelijke</strong> <strong>ondersteuning</strong> <strong>gemeente</strong> <strong>Zoetermeer</strong><br />

<strong>gemeente</strong>raad<br />

Sociale Zaken, Welzijn en onderwijs<br />

Opmerkingen m.b.t. de regeling<br />

Geen.<br />

Grondslagen<br />

1. Wet maatschappelijke <strong>ondersteuning</strong>, art 5<br />

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)<br />

1. Geen.<br />

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen<br />

Datum<br />

inwerkingtreding<br />

Terugwerkende<br />

kracht<br />

Betreft Ontstaansbron:<br />

datum<br />

ondertekening;<br />

bron<br />

bekendmaking<br />

05-06-2009 nieuwe regeling 02-06-2009<br />

Postiljon<br />

04-06-2009<br />

Inwerkingtreding:<br />

datum<br />

ondertekening;<br />

bron<br />

bekendmaking<br />

02-06-2009<br />

Postiljon<br />

04-06-2009<br />

Voorstel<br />

<strong>gemeente</strong>raa<br />

d<br />

080750<br />

1


BESLUIT MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING<br />

GEMEENTE ZOETERMEER<br />

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN<br />

Artikel 1.1 begripsbepalingen<br />

In dit besluit wordt verstaan onder:<br />

a. Verordening<br />

De Wmo verordening <strong>gemeente</strong> <strong>Zoetermeer</strong>;<br />

b. Voorziening<br />

Een woonvoorziening, een vervoervoorziening, hulp bij het huishouden of een<br />

rolstoelvoorziening;<br />

c. Wet<br />

De Wet maatschappelijke <strong>ondersteuning</strong> van 29 juni 2006, Staatsblad 2006, 351;<br />

d. Inkomen<br />

Het inkomen over het peiljaar van de ongehuwde dan wel de gehuwde personen tezamen<br />

vastgesteld op grond van het verzamelinkomen bedoeld in de Wet inkomstenbelasting of in<br />

de overige gevallen op grond van het belastbaar loon bedoeld in de Wet op de loonbelasting<br />

in het peiljaar. Het peiljaar is het tweede kalenderjaar voorafgaande aan het jaar waarin aan<br />

een persoon maatschappelijke <strong>ondersteuning</strong> is verleend;<br />

e. Norminkomen<br />

Onder norminkomen wordt verstaan 100% van het inkomen op het relevant sociaal<br />

minimum van het <strong>Besluit</strong> maatschappelijke <strong>ondersteuning</strong> (A.M.v.B.)van 2 oktober 2006;<br />

f. Instelling<br />

Een AWBZ instelling als bedoeld in de wet toelating zorginstellingen;<br />

g. Collectief Vraagafhankelijk Vervoer<br />

Het openbaar vervoerssysteem voor de regio <strong>Zoetermeer</strong> dat op verzoek van de<br />

passagier het vervoer regelt van deur tot deur, nader te noemen de Regiotaxi;<br />

h. Eigen auto<br />

Auto die op naam staat van de aanvrager of zijn/haar partner, waarbij minimaal<br />

één van beiden in het bezit is van een geldig rijbewijs.<br />

Alle begrippen die in dit <strong>Besluit</strong> worden gebruikt en niet nader worden<br />

omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet, de Verordening, de AmvB<br />

en de Algemene Wet bestuursrecht (Awb)<br />

2


HOOFDSTUK 2. ALGEMENE BEPALINGEN<br />

Artikel 2.1 De aanvraag<br />

1. De aanvraag voor een voorziening wordt door de persoon met beperkingen of door<br />

de rechtmatige vertegenwoordiger van de persoon met beperkingen ingediend;<br />

2. Het College of de daartoe door het College aangewezen persoon kan aanvragers<br />

verzoeken zich te legitimeren door middel van een document als aangewezen in<br />

artikel 1, eerste lid, onder 1º tot en met 3º, van de Wet op de Identificatieplicht;<br />

Artikel 2.2 Gegevens in de beschikking<br />

1. Indien een voorziening wordt toegekend, wordt in de beschikking in ieder geval<br />

vermeld:<br />

a. de voorwaarden waaraan rechthebbende dient te voldoen voordat tot<br />

verstrekking kan worden overgegaan;<br />

b. de aard en de omvang van de voorziening; en<br />

c. voor welk doel de voorziening aangewend dient te worden.<br />

2. Indien een voorziening voor bepaalde tijd wordt toegekend, wordt in de beschikking<br />

tevens de geldigheidsduur vermeld;<br />

3. Indien een financiële tegemoetkoming wordt toegekend, wordt in de beschikking<br />

tevens vermeld: op welke kosten de tegemoetkoming betrekking heeft;<br />

4. Indien een persoonsgebonden budget wordt toegekend, wordt in de beschikking<br />

tevens vermeld:<br />

a. de omvang van het persoonsgebonden budget;<br />

b. de looptijd van het persoonsgebonden budget;<br />

5. Indien een persoonsgebonden budget wordt toegekend, wordt bij de beschikking een<br />

programma van eisen verstrekt waarin is aangegeven aan welke vereisten de met het<br />

persoonsgebonden budget te verwerven voorziening dient te voldoen;<br />

6. Indien een voorziening wordt afgewezen, worden de gronden van deze afwijzing<br />

gemotiveerd weergegeven.<br />

Artikel 2.3 Terugvordering<br />

1. Eventuele schade aan een door de <strong>gemeente</strong> in bruikleen toegekende voorziening<br />

kan, met inachtneming van de bepalingen in de overeenkomst, worden verhaald op<br />

bruiklener;<br />

2. Een verleende voorziening wordt van de persoon met beperkingen teruggevorderd bij<br />

de in artikel 36 van de verordening bedoelde gevallen, dan wel indien blijkt dat de<br />

voorziening niet wordt aangewend voor het doel waarvoor deze is verleend;<br />

3. In geval een in bruikleen verstrekte voorziening als gevolg van verwijtbare<br />

omstandigheden niet meer aanwezig is, kan de restwaarde van de voorziening in<br />

rekening worden gebracht bij de bruiklener.<br />

3


HOOFDSTUK 3. BIJZONDERE REGELS OVER HET PERSOONSGEBONDEN BUDGET<br />

Artikel 3.1<br />

Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een<br />

persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager.<br />

Artikel 3.2<br />

Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien op grond van<br />

aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden<br />

bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden<br />

budget.<br />

Artikel 3.3<br />

Na verzending van de beschikking wordt het persoonsgebonden budget met inachtneming<br />

van de in de overeenkomst persoonsgebonden budget gestelde voorwaarden beschikbaar<br />

gesteld aan de budgethouder of het servicecentrum waarmee een aansluitingsovereenkomst<br />

is gesloten.<br />

4


HOOFDSTUK 4. HULP BIJ HET HUISHOUDEN<br />

Artikel 4.1<br />

Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden<br />

De vaststelling van een persoonsgebonden budget vindt ten aanzien van hulp in de<br />

huishouding als volgt plaats:<br />

Er wordt een bedrag , waarop de eigen bijdrage nog in mindering wordt gebracht,<br />

beschikbaar gesteld van 95% van de volgende bedragen:<br />

€ 16,90 per uur voor hulp bij het huishouden van categorie 1<br />

€ 21,50 per uur voor hulp bij het huishouden van categorie 2<br />

€ 28,00 per uur voor hulp bij het huishouden van categorie 3.<br />

5


HOOFDSTUK 5. WOONVOORZIENINGEN<br />

Artikel 5.1<br />

Een persoonsgebonden budget te besteden aan een woonvoorziening zoals genoemd in art.<br />

15 onder b, c en d van de verordening wordt uitgekeerd in de vorm van een geldbedrag<br />

waarmee de aanvrager een of meer aan hem te verlenen voorzieningen dient te verwerven.<br />

De keuzemogelijkheid voor een persoonsgebonden budget dient geboden te worden bij<br />

voorzieningen die niet onder de categorie algemene voorzieningen vallen.<br />

Artikel 5.2<br />

Het persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming voor woonvoorzieningen<br />

wordt vastgesteld als 100% tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het<br />

College geaccepteerde offerte op basis van het programma van eisen.<br />

Artikel 5.3<br />

Het in artikel 22 van de van de verordening genoemde afschrijvingsschema luidt als volgt:<br />

Terugbetaling:<br />

−<br />

−<br />

−<br />

−<br />

−<br />

voor de eerste twee jaar: 100% van de door de <strong>gemeente</strong> vergoede aanpassingskosten<br />

voor het derde en vierde jaar 80% van de door de <strong>gemeente</strong> vergoede aanpassingskosten<br />

voor het vijfde en zesde jaar: 60% van de door de <strong>gemeente</strong> vergoede aanpassingskosten<br />

voor het zevende en achtste jaar: 40% van de door de <strong>gemeente</strong> vergoede aanpassingskosten<br />

voor het negende en tiende jaar 20% van de door de <strong>gemeente</strong> vergoede aanpassingskosten<br />

In alle gevallen minus het bedrag dat voor rekening van de eigenaar van de woonruimte is<br />

gekomen.<br />

Artikel 5.4<br />

De bedragen voor de verhuis- en inrichtingskostenvergoedingen als genoemd in artikel 15<br />

onder a van de verordening zijn als volgt vastgesteld.<br />

1.<br />

De hoogte van de te verlenen forfaitaire vergoeding voor verhuis- en inrichtingskosten<br />

bedraagt € 2.300. Dit bedrag kan worden verhoogd tot maximaal € 2.600 indien de<br />

<strong>gemeente</strong> beslist dat verhuizen de goedkoopst adequate voorziening is en dat<br />

aanpassingen aan de huidige woning niet vergoed zullen worden.<br />

2.<br />

Indien op verzoek van de <strong>gemeente</strong> een aangepaste woning wordt vrijgemaakt door<br />

achterblijvende huurders, bedraagt de forfaitaire vergoeding voor de verhuis- en<br />

inrichtingskosten maximaal € 4.065.<br />

6


Artikel 5.5<br />

Aanvang werkzaamheden en bezichtiging van de woonruimte in verband met<br />

woonruimteaanpassing<br />

1.<br />

De in artikel 15 lid b en d van de in de verordening bedoelde voorzieningen wordt<br />

bovendien alleen verstrekt, indien:<br />

a. met de werkzaamheden waarop de voorziening betrekking heeft, geen aanvang<br />

is genomen voordat het college positief heeft beslist op de aanvraag;<br />

b. door het college aangewezen personen op één of meer door hen te bepalen<br />

tijdstippen toegang is geboden tot dat gedeelte van de woonruimte waar de<br />

woonruimteaanpassing wordt verricht;<br />

c. deze personen inzage wordt gegeven in de bescheiden en tekeningen welke<br />

betrekking hebben op de woonruimteaanpassing en de gelegenheid is geboden<br />

tot het controleren van de woonruimteaanpassing;<br />

2.<br />

Het college kan van het bepaalde in het eerste lid onder a afwijken, indien bijzondere<br />

spoedeisende medische omstandigheden daartoe aanleiding geven.<br />

Artikel 5.6<br />

Kosten in verband met woonruimteaanpassing zoals genoemd in artikel 15 lid<br />

b, c en d van de verordening.<br />

a. onderhoud /keuring/ reparatie<br />

De financiële tegemoetkoming in de kosten van keuring en onderhoud/reparatie van<br />

de in art. 15 onder b, c en d van de verordening genoemde voorzieningen wordt<br />

uitbetaald aan de leverancier.<br />

b. Kosten in verband met tijdelijke huisvesting<br />

1.<br />

Een financiële tegemoetkoming in de noodzakelijk geachte kosten van tijdelijke<br />

huisvesting die door de persoon met beperkingen zoals bedoeld in de wet worden<br />

gemaakt in verband met het aanpassen van zijn huidige woonruimte of de door deze<br />

persoon nog te betrekken woonruimte kan alleen worden verstrekt voor de periode dat<br />

de woonruimte ten gevolge van het verrichten van de woonruimteaanpassing niet<br />

bewoond kan worden en deze persoon voor dubbele woonlasten komt te staan.<br />

2.<br />

Een financiële tegemoetkoming in verband met tijdelijke huisvesting wordt alleen<br />

verstrekt als de persoon met beperkingen zoals bedoeld in de wet redelijkerwijs niet had<br />

kunnen voorkomen dat hij deze dubbele woonlasten zou hebben.<br />

3.<br />

De termijn gedurende welke een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke<br />

huisvesting als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt, bedraagt ten hoogste zes<br />

maanden.<br />

c. Kosten in verband met huurderving<br />

In geval van huurbeëindiging van een aangepaste woonruimte, die voor meer dan € 5.000 is<br />

aangepast, kan het college, indien noodzakelijk, een financiële tegemoetkoming verlenen<br />

aan de eigenaar van de woning in verband met derving van huurinkomsten voor de duur van<br />

maximaal 6 maanden, waarbij de eerste maand huurderving niet voor een financiële<br />

tegemoetkoming in aanmerking komt.<br />

7


d. Kosten in verband met het verwijderen van woonvoorzieningen<br />

Het college kan een financiële tegemoetkoming verstrekken in de kosten van verwijdering<br />

van een woonruimteaanpassing als de woonruimte in de huidige staat niet opnieuw<br />

verhuurbaar is.<br />

Artikel 5.7<br />

Bezoekbaar maken van een woning<br />

Het bedrag dat als maximum verstrekt wordt bij het bezoekbaar maken van een woning als<br />

genoemd in art. 19 lid 2 tot en met 5 van de verordening bedraagt maximaal € 5.590.<br />

Artikel 5.8<br />

Primaat van de verhuizing<br />

Het grensbedrag waarboven het primaat van de verhuizing geldt is bepaald op € 8.500.<br />

8


HOOFDSTUK 6. HET ZICH LOKAAL VERPLAATSEN PER VERVOERMIDDEL<br />

Artikel 6.1<br />

Onder een algemene voorziening, waaronder een collectieve vervoersvoorziening zoals<br />

bedoeld in art. 23 sub a van de verordening wordt verstaan:<br />

Het gebruik van een gemaximeerd aantal zones met het collectief vraagafhankelijk vervoer<br />

(CVV), hierna te noemen de Regiotaxi;<br />

Artikel 6.2<br />

Onder een vervoersvoorziening in natura zoals bedoel in art. 23 b van de verordening wordt<br />

verstaan; een al dan niet aangepaste voorziening in de vorm van:<br />

a. een scootmobiel/open elektrische buitenwagen;<br />

b. een gesloten buitenwagen;<br />

c. een auto;<br />

d. een ander verplaatsingsmiddel;<br />

Met betrekking tot verstrekkingen in natura wordt een overeenkomst afgesloten.<br />

Artikel 6.3<br />

Onder een persoonsgebonden budget te besteden aan een vervoersvoorziening zoals<br />

bedoeld in art. 23 c van de verordening wordt verstaan: een geldbedrag waarmee de<br />

aanvrager een of meer aan hem te verlenen voorzieningen dient te verwerven. De<br />

keuzemogelijkheid voor een persoonsgebonden budget dient geboden te worden bij<br />

voorzieningen die niet onder de categorie algemene voorzieningen vallen.<br />

Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen wordt vastgesteld op basis van<br />

de 100% tegenwaarde van de gemiddelde prijs van de goedkoopst-adequate voorziening<br />

inclusief onderhoud, reparatie en WA verzekering zoals dat door het college aan de<br />

leverancier wordt betaald.<br />

Artikel 6.4<br />

vervallen<br />

Artikel 6.5<br />

Indien een scootmobiel is verstrekt met een tegemoetkoming in de kosten van de <strong>gemeente</strong>,<br />

en blijkt dat de cliënt de voorziening niet meer nodig heeft, heeft de <strong>gemeente</strong> de eerste 5<br />

jaar het recht van terugkoop. De cliënt krijgt daarbij een deel van hetgeen hij inmiddels voor<br />

de scootmobiel heeft betaald terug volgens het volgende schema:<br />

In het eerste jaar: 80% van zijn eigen aandeel in de kosten.<br />

In het tweede jaar: 70% van zijn eigen aandeel in de kosten.<br />

In het derde jaar: 60% van zijn eigen aandeel in de kosten.<br />

In het vierde jaar: 40% van zijn eigen aandeel in de kosten.<br />

In het vijfde jaar: 25% van zijn eigen aandeel in de kosten.<br />

9


Artikel 6.6<br />

Onder een financiële tegemoetkoming in de kosten van een vervoersvoorziening zoals<br />

bedoeld in art. 23 d van de verordening wordt verstaan;<br />

1. Een forfaitaire tegemoetkoming in:<br />

a. Een aantal te gebruiken zones voor vervoer door de Regiotaxi<br />

b. De kosten van gebruik van eigen auto of individuele taxi<br />

c. De kosten van gebruik van een bruikleenauto<br />

d. De kosten van gebruik van de individuele rolstoeltaxi<br />

e. De vergoeding in het kader van de overgangsbepaling van art. 38 van de verordening<br />

f. De kosten gebruik van bovenregionaal vervoer bij dreigende vereenzaming<br />

2. Een tegemoetkoming in de werkelijke kosten van:<br />

a. een autoaanpassing<br />

b. een aanpassing aan een via een PGB aangeschaft vervoermiddel die niet in de<br />

oorspronkelijke indicatie is voorzien.<br />

Artikel 6.7<br />

Het recht op een vervoervoorziening<br />

1.<br />

Het college houdt bij de verstrekking van een vervoervoorziening rekening met de<br />

individuele vervoersbehoefte.<br />

2.<br />

De persoon met beperkingen zoals genoemd in de wet kan slechts voor een (aanpassing<br />

van een) auto als verstrekking in aanmerking komen, indien er een noodzaak is voor het<br />

gebruik van eigen gesloten buitenvervoer.<br />

3.<br />

De persoon met beperkingen zoals genoemd in de wet kan slechts voor een verstrekking<br />

in natura of pgb van een scootmobiel of open elektrische buitenwagen in aanmerking<br />

komen indien hij over een adequate stalling beschikt. De kosten van deze stalling moeten<br />

in redelijke verhouding staan tot de huur - of aanschafkosten én van de verwachte<br />

gebruiksduur van de betreffende voorziening.<br />

Artikel 6.8<br />

Bepalingen ten aanzien van de verstrekking<br />

1.<br />

Met betrekking tot een verstrekking in natura wordt een overeenkomst gesloten.<br />

2.<br />

De beschikking tot toekenning van een voorziening, als genoemd in 6.1 van dit besluit,<br />

kan voor een bepaalde tijd worden gegeven.<br />

3.<br />

Voor zover echtgenoten beiden geen gebruik kunnen maken van het regulier openbaar<br />

vervoer kan ingeval de behoeften van de echtgenoten samenvallen, bij een financiële<br />

tegemoetkoming volstaan worden met een enkele voorziening. Vallen de behoeften niet<br />

samen, of slechts ten dele, dan kan twee maal een financiële tegemoetkoming worden<br />

verstrekt tot maximaal 1,5 maal het normbedrag. Voor het aantal zones met de Regiotaxi<br />

kan wel het maximale aantal per persoon worden toegekend.<br />

10


Artikel 6.9<br />

Hoogte van de verstrekking<br />

1.<br />

De tegemoetkomingen voor vervoervoorzieningen als genoemd in artikel 6.4 lid 1 onder a<br />

van dit besluit bedragen op jaarbasis maximaal:<br />

a voor gebruik van de Regiotaxi maximaal 600 zones;<br />

b voor gebruik van de Regiotaxi maximaal 300 zones wanneer de indicatie luidt dat<br />

de aanvrager alleen bij minder goed weer gebruik dient te maken van de Regiotaxi;<br />

c voor gebruik van de Regiotaxi maximaal 200 zones als de aanvrager over een<br />

scootmobiel, aangepaste fiets of ander vervoermiddel als vervoersvoorziening<br />

beschikt.<br />

2.<br />

De tegemoetkoming voor het gebruik van de eigen auto of individuele taxi bedraagt:<br />

a voor inkomens onder 1,5 maal het norminkomen maximaal € 1.340 per jaar;<br />

b voor inkomens tussen 1,5 en 2 maal het norminkomen de helft<br />

van het bedrag genoemd in het vorige lid;<br />

c voor inkomens boven 2 maal het norminkomen wordt geen vergoeding als bedoeld<br />

onder a verleend.<br />

3.<br />

De tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van een bruikleenauto bedraagt:<br />

a voor inkomens onder 1,5 maal het norminkomen € 730 per jaar<br />

b voor inkomens tussen 1,5 en 2 maal het norminkomen de helft van het bedrag<br />

genoemd in het vorige lid.<br />

c voor inkomens boven 2 maal het norminkomen wordt geen vergoeding als<br />

bedoeld onder a verleend.<br />

4.<br />

De tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van de individuele rolstoeltaxi bedraagt<br />

a voor inkomens onder 1,5 maal het norminkomen maximaal € 2.050 per jaar.<br />

b voor inkomens tussen 1,5 en 2 maal het norminkomen de helft<br />

van het bedrag genoemd in het vorige lid.<br />

c voor inkomens boven 2 maal het norminkomen wordt geen vergoeding als bedoeld<br />

onder a verleend.<br />

5.<br />

De tegemoetkoming in de kosten van gebruik van bovenregionaal vervoer bij dreigende<br />

vereenzaming bedraagt voor personen met een inkomen tot 1, 5 maal het norminkomen een<br />

bedrag van € 430 per jaar, tenzij een individuele vervoersregeling kan worden getroffen ter<br />

voorziening in de noodzakelijke vervoersbehoeften.<br />

Voor inkomens boven 1,5 maal het norminkomen wordt geen tegemoetkoming verstrekt.<br />

6.<br />

Op individuele basis kan worden afgeweken van bovengenoemde normbedragen, afhankelijk<br />

van de noodzakelijke vervoersbehoefte.<br />

7.<br />

In voorkomende gevallen kan bij toekenning van de onder lid 2, 3, 4 en 5 van dit artikel<br />

genoemde tegemoetkomingen de voorwaarde worden opgelegd nota’s te overleggen.<br />

8.<br />

De onder punt 1 tot en met 4 van dit artikel genoemde verstrekkingen sluiten elkaar uit.<br />

11


HOOFDSTUK 7. VERPLAATSING IN EN ROND DE WONING.<br />

Artikel 7.1<br />

Onder een rolstoelvoorziening zoals bedoel in artikel 28 sub a, ben c van de verordening<br />

wordt verstaan;<br />

a. een handbewogen rolstoel of<br />

b. een elektrische rolstoel of<br />

c. een duwrolstoel<br />

Artikel 7.2<br />

Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt vastgesteld aan de hand van de<br />

tegenwaarde van de gemiddelde prijs van de goedkoopst-adequate voorziening inclusief<br />

onderhoud, reparatie en WA verzekering zoals die door het college aan de leverancier wordt<br />

betaald. De hoogte van de bedragen van het persoonsgebonden budget voor de<br />

verschillende verstrekkingen zijn opgenomen in bijlage 1. Deze lijst is niet limitatief en is<br />

bedoeld als basislijst.<br />

Het individuele programma van eisen dient als uitgangspunt.<br />

Artikel 7.3<br />

Met betrekking tot de verstrekking in natura van een rolstoelvoorziening wordt een<br />

bruikleenovereenkomst afgesloten.<br />

Artikel 7.4<br />

Een sportrolstoel zoals bedoeld in artikel 29 lid 2 van de verordening wordt uitsluitend<br />

verstrekt als persoonsgebonden budget. Het bedrag van dit persoonsgebonden budget<br />

bedraagt € 2.100 voor de rolstoel en € 400,- voor het onderhoud welke bedragen bedoeld<br />

zijn als forfaitaire tegemoetkoming in aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel voor een<br />

periode van drie jaar.<br />

12


HOOFDSTUK 8. ADVISERING EN SAMENHANGENDE AFSTEMMING.<br />

Artikel 8.1<br />

Samenhangende afstemming<br />

Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de<br />

situatie van de aanvrager wordt bij het onderzoek inzake het advies als bedoeld in artikel 33<br />

lid 2 van de verordening indien van toepassing aandacht besteed aan:<br />

a. de algemene gezondheidstoestand van de aanvrager;<br />

b. de beperkingen die de aanvrager in zijn functioneren ondervindt als gevolg van ziekte<br />

of gebrek;<br />

c. de woning en de woonomgeving van de aanvrager;<br />

d. het psychisch en sociaal functioneren van de aanvrager;<br />

e. de sociale omstandigheden van de aanvrager<br />

f. afstemming met de AWBZ voorzieningen<br />

Bij de besluitvorming en de motivering van het besluit wordt door het college bij deze<br />

bevindingen aangesloten.<br />

13


HOOFDSTUK 9. EIGEN BIJDRAGEN EN EIGEN AANDEEL<br />

Artikel 9.1<br />

Omvang eigen bijdrage en eigen aandeel<br />

1. De verschuldigde eigen bijdrage en het voor eigen rekening komende eigen aandeel<br />

bedraagt:<br />

a.<br />

voor de ongehuwde persoon jonger dan 65 jaar € 17,20 per vier weken, met dien<br />

verstande dat indien zijn inkomen meer bedraagt dan € 21.703 het bedrag van € 17,20 wordt<br />

verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen en € 21.703;<br />

b.<br />

voor de ongehuwde persoon van 65 jaar of ouder € 17,20 per vier weken, met dien<br />

verstande dat indien zijn inkomen meer bedraagt dan € 14.812 het bedrag van € 17,20 wordt<br />

verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen en € 14.812;<br />

c.<br />

voor de gehuwde personen, indien een van beiden jonger is dan 65 jaar of beiden jonger zijn<br />

dan 65 jaar, € 24,60 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke<br />

inkomen meer bedraagt dan € 26.535 het bedrag van € 24,60 wordt verhoogd met een<br />

dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en € 26.535;<br />

d.<br />

voor de gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn € 24,60 per vier weken, met dien<br />

verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan € 20.431 het bedrag van<br />

€ 24,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun<br />

gezamenlijke inkomen en € 20.431.<br />

2. Bij ministeriële regeling krachtens het <strong>Besluit</strong> maatschappelijke <strong>ondersteuning</strong> en het<br />

Bijdragebesluit zorg worden de bedragen als bedoeld in het eerste lid jaarlijks gewijzigd.<br />

3. De eigen bijdrage of het eigen aandeel is nooit hoger dan de kosten van de toegekende<br />

voorziening.<br />

Artikel 9.2<br />

Eigen bijdrage voor hulp bij het huishouden<br />

Voor de berekening van de eigen bijdrage voor de Hulp bij het huishouden wordt een<br />

rekenprijs van € 12,30 per uur gehanteerd. Dit bedrag wijzigt vanaf 2011 jaarlijks conform de<br />

landelijke indexering van de rekenprijs AWBZ/Wmo. Per 1 januari 2010 wijzigt dit bedrag<br />

naar € 12,60.<br />

Artikel 9.3 Woon- en vervoersvoorzieningen<br />

a.<br />

de eigen bijdrage respectievelijk het eigen aandeel in de kosten die moet worden betaald bij<br />

woon- en vervoersvoorzieningen wordt bepaald op het bedrag van de kostprijs verdeeld over<br />

39 periodes van 4 weken;<br />

b.<br />

de inning van de eigen bijdrage respectievelijk het eigen aandeel in de kosten wordt<br />

beëindigd met ingang van de eerste maand volgend op die waarin de voorziening aan de<br />

<strong>gemeente</strong> terug wordt gegeven, respectievelijk terug wordt verkocht.<br />

Artikel 9.4 Eigen bijdrage voor woon- en vervoersvoorzieningen<br />

14


1. Bij het vaststellen van de eigen bijdrage of het eigen aandeel volgens artikel 9.3 lid a<br />

gelden per voorziening de volgende maxima:<br />

a. voor de ongehuwde persoon jonger dan 65 jaar € 0 per 4 weken, met dien verstande<br />

dat indien het inkomen meer bedraagt dan 200% van € 13.670 het bedrag van € 0<br />

wordt verhoogd met een dertiende deel van 2,92% van het verschil tussen zijn<br />

inkomen en 200% van € 13.670;<br />

b. voor de ongehuwde persoon ouder dan 65 jaar € 0 per 4 weken, met dien verstande<br />

dat indien het inkomen meer bedraagt dan 200% van € 11.997 het bedrag van € 0<br />

wordt verhoogd met een dertiende deel van 2,92% van het verschil tussen zijn<br />

inkomen en 200% van € 11.997;<br />

c. voor de gehuwde personen indien een van beiden jonger is dan 65 jaar of beiden<br />

jonger zijn dan 65 jaar € 0 per 4 weken, met dien verstande dat indien hun<br />

gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan 200% van € 17.628 het bedrag van € 0<br />

wordt verhoogd met een dertiende deel van 2,92% van het verschil tussen hun<br />

gezamenlijk inkomen en 200% van € 17.628;<br />

d. voor de gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn € 0 per 4 weken, met dien<br />

verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan 200% van €<br />

16.804 het bedrag van € 0 wordt verhoogd met een dertiende deel van 2,92% van het<br />

verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en 200% van € 16.804;<br />

e. voor de vervoers- en woonvoorzieningen wordt bij de berekening van de eigen<br />

bijdrage of het eigen aandeel uitgegaan van de eigen kostprijs.<br />

2. De eigen bijdrage voor woon- en vervoersvoorzieningen wordt geheven over de<br />

aanschafwaarde van de voorzieningen plus de eerste aanpassingen aan deze<br />

voorziening. Over eventuele latere individuele aanpassingen en over het onderhoud<br />

aan de voorziening wordt geen eigen bijdrage geheven.<br />

3. bij het vaststellen van de eigen bijdrage of het eigen aandeel per cliënt blijft artikel 9.1<br />

onverkort van toepassing.<br />

Artikel 9.5 Drempelbedrag en individuele aanpassingen/reparaties<br />

Geen eigen bijdrage wordt in rekening gebracht indien de kosten van de woon- of<br />

vervoersvoorziening het bedrag van € 250,- per verstrekking niet te boven gaan.<br />

15


Artikel 9.6 Afwijking op grond van wijziging in inkomen<br />

a.<br />

Een voorlopige vaststelling van het bijdrageplichtig inkomen vindt plaats, indien redelijkerwijs<br />

te verwachten is dat het inkomen in het lopende jaar tenminste € 1816, - lager zal zijn dan<br />

het inkomen in het peiljaar.<br />

b.<br />

Indien het vorige lid is toegepast, vindt na afloop van het jaar definitieve vaststelling van het<br />

bijdrageplichtig inkomen over dat jaar plaats. Indien daarbij blijkt dat het bijdrageplichtig<br />

inkomen minder dan € 1.816 lager is geweest dan het inkomen van het peiljaar, vindt<br />

definitieve vaststelling plaats aan de hand van het inkomen van het peiljaar.<br />

16


HOOFDSTUK 10. SLOTBEPALINGEN<br />

Artikel 10.1 Citeertitel<br />

Dit besluit wordt aangehaald als: <strong>Besluit</strong> maatschappelijke <strong>ondersteuning</strong> <strong>gemeente</strong><br />

<strong>Zoetermeer</strong>.<br />

Artikel 10.2 Overgangsrecht<br />

vervallen<br />

Artikel 10.3 Inwerkingtreding<br />

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de bekendmaking daarvan en werkt<br />

terug tot 1 januari 2009 voor zover de hogere tarieven in het voordeel van de klant zijn.<br />

De terugwerkende kracht geldt niet voor de aanpassing van de rekenprijs die voor de eigen<br />

bijdrage van de HH wordt gehanteerd.<br />

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de <strong>gemeente</strong> <strong>Zoetermeer</strong>, op<br />

2 juni 2009<br />

De voorzitter,<br />

De griffier<br />

17

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!