30.06.2014 Views

fiscaal tijdschrift Vermogen - Sdu

fiscaal tijdschrift Vermogen - Sdu

fiscaal tijdschrift Vermogen - Sdu

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

28 ftV<br />

In box 1 zullen de fiscale gevolgen met name theoretisch<br />

van aard zijn. Is een onroerende zaak verkregen<br />

die voor de verkrijger als eigen woning in de zin van<br />

art. 3.111 Wet IB 2001 kan worden aangemerkt, dan<br />

zal in de regel geen eigenwoningschuld aan de orde<br />

zijn, 9 zodat terzake een beroep kan worden gedaan op<br />

de aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld.<br />

10 De voordelen uit eigen woning zullen bij de<br />

verkrijger dan feitelijk niet worden belast. 11<br />

De overgang krachtens erfrecht van aanmerkelijk<br />

belangaandelen – en dus ook die onder ontbindende<br />

voorwaarde – wordt in beginsel als vervreemding<br />

aangemerkt. Is voldaan aan de voorwaarden van art.<br />

4.17 dan wordt deze fictieve vervreemding teruggenomen.<br />

Uitgangspunt is dat niet zal worden afgerekend<br />

terzake van winst uit aanmerkelijk belang en dat voor<br />

de verkrijger de verkrijgingsprijs van erflater zal gaan<br />

gelden. 12 De verkrijger zal vanaf het moment van<br />

verkrijging belast worden voor zijn inkomen uit<br />

aanmerkelijk belang. 13 De in deze periode ontvangen<br />

reguliere voordelen, zoals dividend, worden direct in<br />

de inkomstenbelastingheffing betrokken. 14 Treedt de<br />

ontbindende voorwaarde in, dan zullen de aandelen<br />

moeten worden teruggeleverd. 15 In dat geval is sprake<br />

van een daadwerkelijke (en niet van een fictieve)<br />

vervreemding, zodat gesteld zou kunnen worden dat<br />

over het vervreemdingsvoordeel 16 dient te worden<br />

afgerekend. De verkrijger zal dus op dat moment over<br />

voldoende liquiditeiten moeten beschikken om zijn<br />

belastingschuld te kunnen voldoen, hetgeen uiteraard<br />

tot praktische problemen kan leiden. 17 Vindt als<br />

gevolg van het intreden van de ontbindende voorwaarde<br />

een terugbetaling van een regulier voordeel<br />

plaats, dan vormt die terugbetaling een negatief<br />

regulier voordeel. Dit negatief regulier voordeel wordt<br />

in het jaar van terugbetaling in aanmerking<br />

genomen. 18<br />

Vormt het verkregene box-3 vermogen, dan zal het in<br />

het jaar van verkrijging in de inkomstenbelastingheffing<br />

worden betrokken. Na inwerkingtreding van<br />

de ontbindende voorwaarde zal het in dat jaar op<br />

31 december geen deel meer uitmaken van het te<br />

belasten box-3 vermogen. Indien het verkregene op<br />

1 januari van dat jaar onderdeel uitmaakte van het<br />

box-3 vermogen, zal feitelijk de helft van de voorwaardelijke<br />

verkrijging in dat jaar in de heffingsgrondslag<br />

worden betrokken. Treedt de ontbindende<br />

voorwaarde in hetzelfde jaar als de verkrijging in, dan<br />

zal feitelijk geen box-3 heffing plaatsvinden.<br />

Een erfrechtelijke verkrijging onder opschortende<br />

voorwaarde zal voor het successierecht feitelijk worden<br />

belast op het moment dat de voorwaarde in vervulling<br />

gaat. 19 Het verschuldigde successierecht wordt<br />

berekend op basis van de tarieven en vrijstellingen die<br />

gelden op het moment van in vervulling gaan van de<br />

opschortende voorwaarde. 20<br />

Ten aanzien van de inkomstenbelasting geldt dat de<br />

verkrijger pas na de inwerkingtreding van de opschortende<br />

voorwaarde – het moment van daadwerkelijke<br />

verkrijging – over de vanaf dat moment voor de Wet<br />

IB 2001 in aanmerking te nemen inkomsten wordt<br />

belast. De eigen woning zal dan ook als ‘eigen woning’<br />

in box 1 worden aangemerkt. Zoals gezegd, zal in een<br />

dergelijke situatie in zijn algemeenheid geen sprake<br />

zijn van een eigenwoningschuld, zodat de verkrijger<br />

feitelijk niet zal worden belast voor zijn voordelen uit<br />

eigen woning. 21<br />

Bestaat de erfrechtelijke verkrijging onder opschortende<br />

voorwaarde uit aanmerkelijk belangaandelen,<br />

dan zal, op het moment dat de opschortende voorwaarde<br />

in vervulling gaat, sprake zijn van een fictieve<br />

vervreemding in de zin van art. 4.16, lid 1, onderdeel e<br />

Wet IB 2001. De verkrijgingsprijs van erflater zal<br />

worden doorgeschoven indien is voldaan aan de<br />

voorwaarden van art. 4.17 Wet IB 2001. Een regulier<br />

voordeel zal ook pas in de inkomstenbelastingheffing<br />

worden betrokken op het tijdstip waarop de voorwaarde<br />

in vervulling gaat. Op een eerder moment is<br />

namelijk geen genietingstijdstip vast te stellen. 22 Ook<br />

voor box 3 geldt dat de verkrijging pas in de heffingsgrondslag<br />

wordt betrokken vanaf het moment waarop<br />

de opschortende voorwaarde in vervulling gaat.<br />

9 In geval van bijvoorbeeld een legaat van<br />

een woning onder ontbindende voorwaarde,<br />

tegen inbreng van de waarde van<br />

de woning onder eenzelfde ontbindende<br />

voorwaarde, zou de inbrengschuld als<br />

eigenwoningschuld kunnen kwalificeren.<br />

Dit lijkt mij echter een uitzonderlijke<br />

bepaling.<br />

10 Art. 3.123a Wet IB 2001.<br />

11 Art. 3.112 Wet IB 2001.<br />

12 Op verzoek kan worden afgerekend, art.<br />

4.38 Wet IB 2001.<br />

13 Art. 4.12 Wet IB 2001.<br />

14 Fiscale Encyclopedie de Vakstudie,<br />

commentaar artikel 4.43 Wet IB 2001,<br />

Aantekening 2.7.<br />

15 Art. 3:38 BW bepaalt dat de vervulling<br />

van een voorwaarde geen terugwerkende<br />

kracht heeft.<br />

16 Art. 4.19 Wet IB 2001.<br />

17 Al geruime tijd wordt de wetgever gewezen<br />

op de problematiek rondom de<br />

verkrijging van aanmerkelijk belangaandelen<br />

onder ontbindende voorwaarde.<br />

Zie bijvoorbeeld T. Blokland, ‘Aanmerkelijk<br />

belang bij zwarigheden na verkoop’<br />

(bundel Belastingbeschouwingen), blz. 123<br />

e.v., Deventer, Kluwer 1989 en T. Blokland,<br />

‘Aspecten van koopsom en rente bij het<br />

aanmerkelijk belang’, WFR 1990/5932.<br />

18 Fiscale Encyclopedie de Vakstudie,<br />

commentaar artikel 4.43 Wet IB 2001,<br />

Aantekening 2.7.<br />

19 Art. 45, lid 3 SW 1956.<br />

20 R.T.G. Verstraaten, Studenteneditie 2006-<br />

2007, Cursus Belastingrecht (Successiebelastingen),<br />

Kluwer Deventer 2006,<br />

par. 4.4.2.A.<br />

21 Art. 3.112 Wet IB 2001.<br />

22 Fiscale Encyclopedie de Vakstudie,<br />

commentaar artikel 4.43 Wet IB 2001,<br />

Aantekening 2.7.<br />

36<br />

Juni – 2007<br />

<strong>Sdu</strong> Uitgevers

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!