fiscaal tijdschrift Vermogen - Sdu
fiscaal tijdschrift Vermogen - Sdu
fiscaal tijdschrift Vermogen - Sdu
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
24 ftV<br />
dan een goederenrechtelijke aanspraak.<br />
Zijn de soortgoederen evenwel vermengd met het<br />
vrije vermogen van de bezwaarde en de bezwaarde<br />
slaagt niet in het bewijs dat die goederen zijn verteerd,<br />
dan heeft de verwachter een persoonlijke vordering<br />
tot vergoeding van de waarde.<br />
Een afscheidingsplicht is derhalve in het belang van<br />
de verwachter, maar evenzeer in het belang van de<br />
insteller zelf. De insteller wil immers doorgaans voorkomen<br />
dat het overschot van de making wordt<br />
verkregen door (de) erfgenamen van de bezwaarde.<br />
Daaraan doet niet af dat de verwachter mogelijk niet<br />
de goederen zelf verkrijgt, maar alleen de waarde<br />
krijgt uitbetaald.<br />
Art. 3:211 lid 2 bepaalt voor het vruchtgebruik dat de<br />
vruchtgebruiker – voor zover hier van belang – de in<br />
de boedelbeschrijving naar de soort omschreven<br />
goederen afgescheiden moet houden van zijn overige<br />
vermogen. Naar ik meen is deze bepaling van overeenkomstige<br />
toepassing op de fideï-commissaire<br />
making van het overschot.<br />
Ik zou deze bepaling willen uitbreiden naar alle soortgoederen<br />
en niet alleen naar de goederen die als<br />
zodanig zijn aangeduid in de boedelbeschrijving.<br />
Algemeen wordt de bezwaarde de verplichting<br />
opgelegd zijn vermogen afgescheiden te houden van<br />
het fideï-commissaire vermogen.<br />
5 Beperkingen van de vervreemdings- en<br />
verteringsbevoegdheid<br />
Voor iedere erfstelling onder (ontbindende) voorwaarde<br />
bepaalt art. 4:138 lid 3 BW dat de erflater de<br />
vervreemdings- en verteringsbevoegdheid kan<br />
beperken. Een zodanige clausule is ook mogelijk bij<br />
de tweetrapsmaking. 14 In de praktijk is de bevoegdheid<br />
van de bezwaarde om te vervreemden en te verteren<br />
doorgaans onbeperkt, maar beperkingen in de<br />
trant van het eerst verteren van het eigen vermogen<br />
van de bezwaarde of verteren alleen indien dat noodzakelijk<br />
is voor het levensonderhoud van de<br />
bezwaarde komen ook voor.<br />
Probleem daarbij is het toezicht op de naleving van<br />
dit soort verplichtingen. Deze lijken alleen reële<br />
betekenis te kunnen hebben indien er een bewindvoerder<br />
is aangewezen – een testamentair bewind<br />
ingesteld in het belang van een ander (de verwachter(s))<br />
– die toezicht kan houden op de naleving van<br />
die verplichtingen. Een vorm van zekerheidsstelling<br />
– afhankelijk van de na te komen verplichting – zou<br />
ook een effectieve maatregel kunnen zijn. Men kan de<br />
bezwaarde ook bevoegd verklaren tot het vervreemden<br />
en verteren van slechts bepaalde fideï-commissaire<br />
goederen of tot een zeker jaarlijks maximum. 15 Indien<br />
aan de bezwaarde de verplichting is opgelegd eerst op<br />
zijn eigen vermogen in te teren, alvorens het fideïcommissaire<br />
vermogen in te teren, is sprake van een<br />
indirecte bewaarplicht. Daardoor zal men moeten<br />
voldoen aan de strikte uitzonderingsbepalingen op de<br />
bestaanseis indien ongeborenen tot de verwachters<br />
behoren. De bezwaarde kan op grond van art. 4:138<br />
lid 3 BW ook een schenkingsverbod worden opgelegd.<br />
De wet bepaalt dit thans niet meer uitdrukkelijk zoals<br />
in art. 4:1036 (oud) BW.<br />
6 Fideï-commissair legaat (‘tweetrapslegaat’)<br />
Het is goed voor ogen te houden dat toepassing van<br />
de vruchtgebruikbepalingen op grond van art. 4:138<br />
lid 2 slechts beperkt is tot de voorwaardelijke erfstelling.<br />
Voor de interne rechtsverhouding bezwaarde<br />
legataris-verwachter/legataris ontbreekt een vergelijkbare<br />
bepaling De insteller is derhalve vrij in het regelen<br />
van deze rechtsverhouding. De wetgever heeft dit<br />
onderscheid dogmatisch trachten te onderbouwen.<br />
Deze redengeving overtuigt mijns inziens geenszins<br />
en geeft blijk van een ontoereikend inzicht in de<br />
rechtsverhouding bezwaarde legataris-verwachter/<br />
legataris. 16 Voor de estate planner geeft deze regeling<br />
wel de mogelijkheid om de erfstelling onder ontbindende<br />
voorwaarden aan de bezwaarde te combineren<br />
met een keuzelegaat onder opschortende voorwaarden<br />
(ten aanzien van het overschot) aan de verwachter.<br />
Naar ik meen zijn de vruchtgebruikbepalingen dan in<br />
het geheel niet van overeenkomstige toepassing. 17<br />
Art. 4:138 lid 2 BW bepaalt dat “zolang de vervulling<br />
der opschortende voorwaarde onzeker is” de vruchtgebruikbepalingen<br />
overeenkomstige toepassing<br />
vinden. Het gehele art. 4:138 BW spreekt echter alleen<br />
over de erfstelling, zodat de “opschortende voorwaarde”<br />
van lid 2 alleen kan slaan op de erfstelling<br />
onder opschortende voorwaarde en niet het legaat<br />
onder opschortende voorwaarde kan betreffen.<br />
7 De rechtspositie van de verwachter<br />
De verwachter ontleent zijn recht aan de uiterste wil<br />
van de insteller, aan de daarin ten behoeve van hem<br />
gemaakte voorwaardelijke making. Door het overlijden<br />
van de insteller heeft de verwachter een<br />
14 Vgl. Van der Burght c.s., Parl. Gesch. Vaststellingswet<br />
Erfrecht, p. 824.<br />
15 Zie voor de vervreemdings- en verteringsbevoegdheid<br />
van de bezwaarde<br />
nader: Stollenwerck (diss.) p. 133 e.v.;<br />
Kleijn, Nieuw Erfrecht, april 2006, p. 31<br />
e.v.; Verstappen, Handboek Erfrecht<br />
(2006) p. 288.<br />
16 Vgl. Stollenwerck (diss.) p. 122; Vegter,<br />
WPNR 2002/6486.<br />
17 Aldus ook Vegter, WPNR 2002/6486.<br />
10<br />
Juni – 2007<br />
<strong>Sdu</strong> Uitgevers