Neonatale Anesthesie

28/10/2010 

Neonatale Anesthesie 

J.Berghmans 

ZNA Middelheim‐Koningin Paola Kinderziekenhuis Antwerpen 

Johan.berghmans@zna.be 

28/10/2010 AVU terugkomdag 

1 

Neonatale Anesthesie 

• de neonatale periode: tot 28 dagen na de geboorte 

• aanpassing aan het extra‐uteriene leven 

• de meeste neonatale tl aandoeningen zijn urgent of eisen een urgente ingreep 

pediatric perioperative cardiac arrest registry (POCA І‐II) 

• incidentie / 10000 

1,4 2,9 2,6 

• risico factoren; 

‐ < 30 d 

‐ < 1 jaar 

‐ cardiale chirurgie 

‐ urgentie 

Morray, J. P., J. M. Geiduschek, et al. Anesthesiology 2000; 93(1): 6‐14. 

Bhananker, S. M., C. Ramamoorthy, et al. Anesth Analg 2007; 105(2): 344‐350. 


2 

1

28/10/2010 

Preanesthesie evaluatie 

• zwangerschap 

• arbeid en bevalling 

• de eerste uren na de geboorte 

details over het zwangerschapsverloop en de bevalling geeft 

de anesthesist belangrijke informatie! 

na de eerste weken worden de details 

(arbeid, bevalling) minder relevant 


3 

• maturiteit 

• gewicht 

• vitaliteit 

Evaluatie van de neonaat 

Classificatie volgens zwangerschapsduur, maturiteit 

• prematuur: geboorte voor 37 volledige zwangerschapsweken (of 259 dagen) 

• twee groepen prematuren: 

matig prematuur: tussen 31‐36 weken zwangerschap 

ernstig prematuur: tussen 24‐30 weken zwangerschap 

• postconceptionele leeftijd = zwangerschapsduur + leeftijd postnataal 

• postmatuur: geboorte na 42 zwangerschapsweken 

28/10/2010 AVU terugkomdag 4 

2

28/10/2010 


‣ “near‐term” 35‐37 weken 

zonder asfyxie hebben ze weinig meer medische en chirurgische problemen dan de meer 

mature kinderen 

‣ prematuren van 30‐34 weken 

let wel op! prematuur van 30 weken en 1200 g 

prematuur van 34 weken en 2000 g 

“respiratory distress syndroom” (RDS) 

incidentie 20‐25% ‐ bronchopulmonaire dysplasie (BPD) 

temperatuur instabiliteit, sepsis, anemie 

voedingsintolerantie 

necrotiserende enterocolitis 

patent ductus artesiosus 

intracraniële bloedingen 

apnea 



‣ prematuren van 27‐29 weken 

toename van complicaties 

grote variabiliteit 

zeer gevoelige huid (geen subcutaan vet) 

significant transcutaan vochtverlies 

temperatuur instabiliteit (nood aan caloriën) 

postoperatieve apnea! 

‣ prematuren van minder dan 26 weken 

“on the edge of survivebility” 


6 

3

28/10/2010 

Classificatie volgens gewicht 

• onafhankelijk van de zwangerschapsduur 

gewicht < 2500 gram = laag geboorte gewicht 

gewicht < 1500 gram = zeer laag geboorte gewicht 

gewicht < 1000 gram = extreem laag geboorte gewicht 

• eenvoudig maar onvoldoende 

• prematuur maar met “normaal” gewicht in functie van de 

zwangerschapsduur 

• de hypotrofe à terme neonaat met een laag gewicht 


7 

Classificatie volgens neonatale vitaliteit 

Apgar score 

"The Apgar score has survived the test of time." 

A 

P 

G 

A 

R 

sign 0 1 2 

Activity (muscle tone) limp limbs flex active movement 

Pulse (beats/min) absent < 100 > 100 

Grimace (respons to smell 

or foot slap) 

absent grimace cough or sneeze cry 

and withdrawal of foot 

Appearance (colour) blue body pink 

extremities blue 

pink all over 

Respiration absent Irregular weak cry Good strong cry 

snelle evaluatie en correlatie tussen de scores na 1 en 5 min met 

neonatale mortaliteit 

Finster, M. and M. Wood. Anesthesiology 2005; 102(4): 855‐857. 


8 

4

28/10/2010 

Cardiale functie 

Anesthésie Pediatrique B. Dalens‐F. Veyckemans. 

Sauramps‐Medical 2006 

Textbook of pediatric anesthetic practice Hatch DJ, 

Sumner E. London: Bailliere Tindall 1999 


Cardiale functie –‘persistent pulmonary hypertension’ 

hypoxaemie 

acidemie 

hypothermie 

hypotensie 

pulmonale vasoconstrictie 

pulmonale hypertensie 

asfyxie 

anaerobisch metabolisme 

R L Shunt 

(foramen ovale, PDA) 

hypoxie 

hypercapnie 

acidosis 

pijnlijke stimulus 

Veneus ‘admixture’ 


10 

5

28/10/2010 


• idiopatisch 

• geassocieerd met: 

premature sluiting DA 

intrapartum asfyxie 

pneumonie 

prematuriteit 

meconium aspiratie 

long hypoplasie (hernia diagrafma) 

• behandeling 



Coté –Lerman –Todres. A Practice of Anesthesia for Infants and Children. 4th edn. Saunders Elsevier, 

2009: 747‐766 

Ichinose, F., J. D. Roberts, Jr., et al. Circulation 2004; 109(25): 3106‐3111. 

Kinsella, J. P. and S. H. Abman. J Pediatr 1995; 126(6): 853‐864. 


6

28/10/2010 

Cardiale functie 

de belangrijkste verschillen tussen neonataal en volwassen myocard 

• meer bindweefsel en verminderd contractiel weefsel (30 versus 60% bij volwassenen) 

• meer afhankelijk van extracellulair calcium concentraties 

(gevoelig aan citraat en albumine) 

• minder gevoelig aan catecholamines (‘near‐maximal baseline β‐adrenergic stimulation’) 

• immatuur autonome regulatie (parasympaticus) 

• cardiaal debiet is frequentie afhankelijk ‐ verminderd compliant ‐relatief gefixeerd 

slagvolume (bloedverlies!) 

• relatief hoog myocardiaal zuurstof verbruik 

• kleine functionele reserve 


13 

Respiratoire functie 

eerste ademhalingsbewegingen 

1. eliminatie longvocht 

2. uitzetten alveolen 

3. FRC‐surfactant 

4. pulmonair debiet 

lipide molecule 

reductie oppervlakte spanning 

Pneumocyten type ІІ (‘osmophilic lamellar bodies’ ) 

vanaf 28 w immatuur surfactant 

vanaf 32 w matuur surfactant 

vanaf 36 w kwantiteit en kwalitatief compleet 


14 

7

28/10/2010 


‘Respiratory distress syndrome’ (RDS) 

surfactant geven bij de geboorte 

gedurende anesthesie PEEP. 

minimale inspiratoire O2 en mimimale respirtoire drukken 

O2 Sat tussen 89 en 95% (PaO2 tussen 6 en 10 kPa (45‐75 mmHg)) 

Bronchopumonaire dysplasie (BPD) 

Northway beschreef in 1967 longbeschadiging bij prematuren ten gevolge van 

zuurstof en mechanische ventilatie 

gedefinieerd als nood aan ventilatie of zuurstoftoediening bij het kind 

van meer dan 36 weken postconceptioneel en is geassocieerd met 

talrijke risicofactoren 

Soll, R. F. and C. J. Morley. Cochrane Database Syst Rev 2001; (2): CD000510. 

Northway, W. H., Jr., R. C. Rosan, et al. N Engl J Med 1967; 276(7): 357‐368. 



risicofactoren 

•graad van prematuriteit 

•klein voor zwangerschapsleeftijd 

•ernst RDS 

•duur mechanische ventilatie 

•duur van de zuurstof toediening 

•PDA 

•chorioamionitis 

•postnatale sepsis 

doodsoorzaak: respiratoir falen, infectie en cor pulmonale 

Bancalari, E., N. Claure, et al. Semin Neonatol 2003; 8(1): 63‐71. 

Northway, W. H., Jr., R. B. Moss, et al. N Engl J Med 1990; 323(26): 1793‐1799. 


8

28/10/2010 


behandeling 

•corticoïden 

•bronchodilatators 

•diuretica 

•‘low-flow oxygen’ (sat < 92%) 

Brion, L. P., R. A. Primhak, et al. Cochrane Database Syst Rev 2002; (1): CD001817. 

Halliday, H. L., R. A. Ehrenkranz, et al. Cochrane Database 2003; Syst Rev(1): CD001144. 



• ribben horizontaal (A‐P afstand neemt niet toe) 

• vooral diafragma ademhaling 

• diafragma bevat weinig type 1 spiervezels 

(preterm 10%‐term 30%) respiratoire i vermoeidheid! 

id! 

• de thoraxwand heeft een hoge compliantie (paradoxaal ademen) 

• longen hebben een lage compliantie t.g.v. residueel vocht in de long 

• FRC laag 

• closing volume is groot (benaderd FRC met intra‐pulmonale shunt) 

• FRC behouden door: 

o hoge frequentie 

o vroege beëindiging expiratie 

o laryngeale vernauwing intrinsieke CPAP 

o tonus respiratoire spieren 

• alveolaire ventilatie 150ml/kg/min (volw. 60ml/kg/min) 

ratio alveolaire vent./FRC = 5:1 (volw. 1.5:1 ) 


18 

9

28/10/2010 


• intubatie verhoogt de weerstand en onderdrukt de fysiologische 

auto‐peep van de stembanden (met verdere daling FRC en stijging CV) 

• toename van de ademhalingsarbeid 

d 

• daarom als gouden standaard: neonaat en de zuigeling van < 3m die geïntubeerd is, moet 

worden beademd! 

• invloed tube ID 3mm > 4mm > 5mm 

• subglottis stenose 

• trachea stenose 

• tracheobronchomalacia 

prematuren! 

• micro‐prematuren zij zeer gevoelig aan zuurstof toxiciteit, barotrauma en de ontwikkeling 

van bronchopulmonale dysplasie 



verandering ademhalingsarbeid 

na intubatie 

Spaeth, J. P., I. B. O'Hara, et al. Semin Perinatol 1998; 22(5): 390‐401. 


10

28/10/2010 


• er is een relatief groot hoofd, een 

prominent achterhoofd 

• de tong is groot, de larynx ligt meer 

anterieur en hoger 

• de epiglottis is groot, floppy en U‐vormig 

• het nauwste punt van de luchtweg is t.h.v. 

het cricoïd (oedeem!) 

• de trachea is kort 

• het tracheaal kraakbeen is zacht en 

collabeert makkelijk (CPAP) 

• ‘niet obligate neusademhaling’ 

wel in een meerderheid 

• choanale atresie 



periodische ademhaling en apnea 

• 

• 

immature respiratoire centra 

verminderde d respons op hypercapnie 

• paradoxale reactie op hypoxie 

• periodische ademhaling met korte respiratoire pauzes 

• echte apnea gekenmerkt door: 1. duur > 20 sec 

2. cyanose, bradycardie, bleekheid 

oorzaak 

centrale (afwezigheid inspiratie) 

obstructieve (inspiratie poging/tirage) 

zowel centraal als obstructief (40%) 


22 

11

28/10/2010 

Oorzaken van apneu in de neonatale periode 

centraal zenuwstelsel 

circulatoire 

medicatie 

bovenste luchtweg 

obstructie 

Apneu 

sepsis 

vasovagale 

omgevingsfactoren 

metabole 



Cote, C. J., A. Zaslavsky, et al. Anesthesiology 1995; 82(4): 809‐822. 


12

28/10/2010 


Kurth, C. D., A. R. Spitzer, et al. Anesthesiology 1987; 66(4): 483‐488. 



• omgekeerd evenredig met zwangerschapsduur en postconceptionele leeftijd 

• antecedenten van centrale en/of obstructie apnea met of zonder bradycardie 

• anemie is een significante risicofactor 

• alle anaesthetica zijn geassocieerd met apneu 

prematuren < 44 weken P.C.A. naar een neonatologie unit 

prematuren in dagziekenhuis > 60 weken postconceptioneel 


13

28/10/2010 

Retinopathie 

gevaren van hyperoxie tijdens de neonatale periode 

‘Retinopathie of prematurity’ (ROP) 

1. fase van hyperoxie‐vasoconstrictie 

2. hypoxie‐vasoproliferatie 

gedurende anesthesie: 

pulsoxymetrie tussen 89‐95% 

let op: vorming van carboxyhemoglobine 

gevaar voor overwaardering van de saturatie! 

productie van vrije radicalen 

hyperoxie vermindert de cerebrale perfusie en favoriseert de productie van vrije 

O2 radicalen met risico op reperfusie injury na asfyxie 

Haines, L., A. R. Fielder, et al. (2002). Eye (Lond) 2002; 16(1): 33‐38. 


27 

Thermoregulatie 

• neonaten, prematuren en “small for dates” gevoelig aan hypothermie 

• meten! 

• ratio lichaamsoppervlakte/gewicht groot 

• weinig subcutaan vet 

• mechanismen warmteverlies: radiatie, conductie, convectie, evaporatie 

• neonaten kunnen niet shiveren 

• wel “ non‐shivering thermogenesis” 

-bruin vetweefsel 

‐ rond de scapulae, peri‐renaal, mediastinaal 

‐ sterk gevasculariseerd 

‐ sterk bezenuwd (noradrenaline) 

‐ rijk aan mitochondrien 

Anesthésie Pediatrique B. Dalens‐ 

F.Veyckemans . Sauramps‐Medical 2006 


28 

14

28/10/2010 

Thermoregulatie 

Anesthésie Pediatrique B. Dalens ‐ F.Veyckemans . Sauramps‐Medical 2006 

opwarmen operatiekamer 

radiatie verwarmingselementen 

‘forced‐air’ 

opwarmen toegediende vloeistoffen 

temperatuur meten! 


29 

Renale functie 

• vorming vanaf 9‐12 weken zwg. amniosvocht 

• de neonataal nierfunctie: 

‐ verminderde renaal bloedflow 

‐ GFR 

‐ toegenomen renaal vasculaire weerstand 

(daalt eerste weken na de geboorte) 

‐ verminderde tubulaire functie 

prematuur a-terme 2 weken 8 weken 1 jaar 

glomerulaire 

filtratie 

(ml/min/1.73m²) 

/ concentrerend 

vermogen 

(mOsml/L) 

12 20 50 75 110 

600 800 900 1200 1400 

diurese 1-3ml/kg/u 15-60ml/24u 250-400ml/24u 250-400ml/24u 500-600ml/24u 


30 

15

28/10/2010 

Metabole functie 

sector preterm term zuigeling Volw. 

totaal H20 85% 75% 65% 55-60% 

ecv 55% 45% 25% 25% 

icv 30% 30% 40% 50% 

Het verschil in totaal lichaamswater, renale maturiteit en de 

concentratie van proteïnen in het serum beïnvloeden het 

distributie volume van de meeste medicatie 


31 


vochtmanagement 

het basis principe is hetzelfde als bij oudere kinderen of volwassenen 

– onderhoud dberekenen 

– deficit berekenen 

– verliezen compenseren (derde ruimte, insensible ) 

– bloed, plasma toedienen (10‐20% verlies of hct. 30‐35%) 

samenstelling infuusvloeistof 

< 1 week glucose 10%-nacl 0.15%-kcl 0.1% 

(eventueel glucose 15% of 20%) 

1 week – 3 maand glucose 3.3%-nacl 0.3% 

> 3maand ringer-lactaat 


32 

16

28/10/2010 


• hoeveel toedienen? 

• 4, 2, 1 regel 

eerste week 

• grotere basale behoefte naarmate het Leeftijd < 1000 g 1000-2200 g >2200 g 

kind kleiner is 

(dagen) 

• koorts! 

< 2 kg 160(-200) ml/kg/24u 

2-3 kg 150 

3-4 kg 140 

4-5 kg 130 

5-6 kg 120 

ml/kg/dag ml/kg/dag ml/kg/dag 

1 80 60 40 

2 100 80 60 

3 120 100 80 

4 140 120 100 

5 160 140 120 

6 180 160 140 

7 180 180 160 

• urinair verlies 

• insensible verlies 

• derde ruimteverlies 

type chirurgie 

abdominale-laparotomie 

thoracale chirurgie 

neurochirurgie,ofthalmo 

volume verlies 

6-10ml/kg/u 

4-7 ml/kg/u 

1-2ml/kg/u 


33 


Glucose homeostase 

• glucose metabolisme 

‐ beperkte glycogeen reserves in de lever en het hart 

‐ inadequaat voor prematuren en baby’s met laag geboortegewicht 

‐ hypoglycemie veroorzaakt neurologische schade 

‐ meten! 

• riscofactoren hypoglycemie 

‐ sepsis 

‐ hypothermie 

‐ prematuriteit 

‐ laag geboortegewicht 

‐ diabetes bij de moeder 

‐ hypoxie 


34 

17

28/10/2010 

Foetaal Hemoglobine 

• Hgb F vervangen door Hgb A 

• hoge affiniteit voor O2 

• perifere weefsels 

geboorte 

1 maand 

1. grotere acidosis 

2. hypercapnie 

3. hypoxia 

hgb 18 (14,5-21)g/dl 14(10-16)g/dl 

wbc 5-25 6-15 

reticulocyten 3-7% 0-1% 

Anesthésie Pediatrique B.Dalens-F.Veyckemans. 

Sauramps-Medical 2006 

shift van de dissociatiecurve 

naar rechts 


35 

Hematologie, hemostase en transfusie 

Bloedvolume in kinderen 

leeftijd 

Bloedvolume (ml/kg) 

preterm 90-95 

term 80-85 

< 2 jaar 75 

> 2 jaar 70 


36 

18

28/10/2010 


• verminderde concentratie vit. K 

dependente factoren 

• tot t30‐40% normale waarden: 

• rechtvaardigt gebruik vit. K 

• een neonaat heeft een tendens tot 

“hypercoagulabiliteit” 

• de concentratie aan inhibitors van de 

coagulatie is ook gedaald 


37 


transfusie van bloedproducten 

bloedgroep bloedgroep transfusie rbc transfusie 

moeder kind plasma 

A of B A, B, AB, O groep van het 

kind 

O A O A 

groep van het 

kind 

-bloed van recente donatie 

‐ gedeleucocyteerd 

‐ bestraald (G.v.H.D.) 

‐ CMV negatief bloed 

O B O B 

O O O O 

bloedproduct 

Vers plasma 

hoeveelheid 

10ml/kg 

trombocyten 

1 unit/10kg 

( plaatjes met 50000/mm³) 


38 

19

28/10/2010 

Leverfunctie 

• fase 1 reactie 

‐ oxydatie, reductie, hydrolyse 

‐ immaturiteit bij de geboorte 

‐ cytochroom P450 

‐ paracetamol (acetaminophene) potentieel minder toxisch! 

• fase 2 reactie 

‐ mechanisme van glucuroconjugatie volledig functioneel vanaf 

2‐3 maand 

‐ acetylatie volledig functioneel vanaf 21 maand 

• de lever is nog een hematopoïetisch orgaan bij de geboorte! 


39 

Zenuwstelsel 

bij de geboorte zijn de hersenen nog in volle ontwikkeling 

‐ multiplicatie van neuronen (tussen 15‐25 w van de zwangershap) 

‐ gliale proliferatie (vanaf 25 w zwangershap tot leeftijd van 1 jaar) 

‐ myelinisatie (vanaf de geboorte tot 10 jaar) 

de bloed hersenbarrière is nog immatuur (bv. bilirubine) 

de ontwikkeling kan ernstig vertragen bij prematuriteit 

(Cerebral Palsy, cognitieve deficits, gedragsstoornissen, visuele‐ en 

gehoorsstoornissen) 

reflexen en spiertonus zijn verschillend bij de neonaat 

(primitieve reflexen) 

intra‐ventriculaire bloedingen 

impact van prematuriteit op het CNS is in functie 

zwangerschapsleeftijd en de ernst van de geassocieerde 

pathologie 


40 

20

28/10/2010 

Centraal zenuwstelsel 

de sensitiviteit aan pijn is toegenomen! 

pijn neonataal beïnvloedt later de sensitiviteit aan pijn! 

antwoord op pijnlijke stimuli: schreeuwen, grimace, spiertonus , tachycardie, hypertensie, I.C.P en 

neuro‐endocrien antwoord (pijnschalen observatie) 

Fitzgerald, M. Br Med Bull 1991; 47(3): 667‐675. 

Anand, K. J. and P. R. Hickey. N Engl J Med 1987; 317(21): 1321‐1329. 


Zenuwstelsel 

• wat is de invloed van anesthetica en sedativa op de neonatale hersenen? 

• neuroprotectief en neurotoxisch 

• toxiciteit meer uitgesproken bij prematuren? 

• apoptotische neurodegeneratie van de zich ontwikkelende hersenen 

• gebaseerd op diermodellen heeft de prematuur, die enkele uren verhoogde 

concentraties inhalatie anestheticum krijgt toegediend met midazolam en lachgas, 

een verhoogd risico op toxiciteit 

• ook de prematuur die insufficiënte anesthesie krijgt loopt eveneens een verhoogt 

risico 

Anand, K. J. and S. G. Soriano. Anesthesiology 2004; 101(2): 527‐530. 


42 

21

28/10/2010 

Specifieke pathologie in de neonatale periode 

• hernia inguinalis 

• pyloor stenose 

• abdominale wand defecten: df gastroschisis/omphalocoele 

h l 

• tracheo‐oesopheale fistel en oesophageale atresie 

• ongenitale hernia diafragmatica 

• necrotizerende enterocolitis 

• persisterende ductus arteriosus 

• sacrococcygeaal teratoma 

• anale atresie 

• intestinale obstructie ‐duodenale obstructie 

‐jejunoileale jj l atresie 

‐meconium ileus 

‐malrotatie en volvulus 


43 

Hernia inguinalis 

• patent peritoneaal vaginaal kanaal 

• tot 9‐11% bij de prematuur 

• anesthesie bij het prematuur kind heeft een hoog risico op postoperatieve apnea (zowel bij 

algemene als locoregionale technieken) 

• 20‐30% van de prematuren ! 

Cote, C. J., A. Zaslavsky, et al. Anesthesiology 1995; 82(4): 809‐822. 


44 

22

28/10/2010 


• intraveneuze inductie (propofol, penthotal) 

• geen lachgas 

• inhalatie inductie (sevoflurane), onderhoud dmet sevoflurane of desflurane incidentie id apnea in 

vergelijking met halothaan 

MAC waarden 

• curare: atracurium, cisatracurium 

• het prematuur kind met bronchopulmonaire dysplasie 

(gecompenseerde respiratoire acidose – permissieve hypercapnie 

zuurstof saturatie tussen 92%‐96%) 

Sale, S. M., J. A. Read, et al. Br J Anaesth 2006; 96(6): 774‐778. 


45 


MAC Isoflurane 

MAC Desflurane 

LeDez, K. M. and J. Lerman. Anesthesiology 1987; 67(3): 301‐307. 

MAC Sevoflurane 

Taylor, R. H. and J. Lerman. Anesthesiology 1991 75(6): 975‐979. 

979 

Lerman, J., N. Sikich, et al. Anesthesiology 1994; 80(4): 814‐824. 


23

28/10/2010 


• locoregionale technieken: caudaal , epiduraal 

of spinaal (α1‐glycoproteine ‐ dosisaanpassing 

• zelden hypotensie 

loc.anaesthetica!) 

• Minder kans op postoperatieve apnea? 

Craven, P. D., N. Badawi, et al. Cochrane Database Syst Rev 2003; (3): CD003669. 

Welborn, L. G., L. J. Rice, et al. Anesthesiology 1990; 72(5): 838‐842. 

Krane, E. J., C. M. Haberkern, et al. Anesth Analg 1995; 80(1): 7‐13. 

Frumiento, C., J. C. Abajian, et al. Arch Surg 2000; 135(4): 445‐451. 




24

28/10/2010 

Pyloor hypertrofie 

• incidentie: 1/250, jongens > meisjes, eerstgeborenen 

• projectielbraken, gewichtsverlies, dehydratatie, olijf‐vormige pyloor bij palpatie 

• bevestiging door echografie (tot 19% vals negatief) 

• tussen 3‐6 weken postnataal 

t • geen chirurgische wel een medische urgentie! 

het kind ontwikkelt: 

1. hypokaliemie 

2. metabole alkalosis 

3. hypochloriemie 

compensatoire respiratoire 

acidosis risico op apnea 

soms ook sub-icterus met 

ongeconjugeerd bilirubine 


49 

Pyloor hypertrofie 

• vochttoediening en correctie van de metabole afwijking en rehydratietherapie! 

• 1‐3 dagen 

• kristalloïden (NaCl 0,9%) en glucose houdende oplossingen 

• maagsonde 

geen chirurgie vooraleer: 

• ‘rapid sequence’ inductie / "Is cricoid pressure necessary?" 

• maagsonde open of verwijderen 

• postoperatieve pijnbeleid: paracetamol intraveneus 

• postoperatieve realimentatie start 4‐12u na de ingreep 

Brock‐Utne, J. G. Paediatr Anaesth 2002; 12(1): 1‐4. 

• pH132 

• chloor>90 

• kalium>3,2 

• bicarbonaat

28/10/2010 

Abdominale wanddefecten: gastroschisis/omphalocoele 

Gastroschisis 

• incidentie: 0,3‐2/10000 

• prematuriteit in 60% en < 5% 

geassocieerde anomalieën 

• diagnose : α‐fetoproteine 

echografie 

• herniatie doorheen een abdominaal 

wanddefect (naast de navel) 

• viscera zijn niet bedekt met peritoneum 

er is een hoog risico op chemische 

peritonitis, infectie en ischaemie 

• intestinale stenose in 15% 

• de prognose wordt bepaald door de 

leefbaarheid van de darmen 


51 


Omphalocoele 

• incidentie: 1/5000‐1/7000 

• prematuriteit 10% 

• congenitale defecten 50‐75% 

• gastrointestinaal: malrotatie, atresie 

• metabole ( Beckwith‐Wiedemann) 

• chromosomale afwijkingen (trisomy 13,15,18 en 21) 

• genito‐urinaire, craniofaciale afwijkingen 

• cardiale: tetralogie van Fallot (20%) 


52 

26

28/10/2010 


preoperatief management 

• vochtresuscitatie 

‐ 3 tot 4 maal onderhoud infuus 

bv: glucose 5% of 10% in 0,225% nacl 

ringerlactaat – albumine 5% 

• warmteverlies voorkomen 

• direct trauma vermijden 

• sepsis behandelen 

‐ breedspectrum antibiotica 


53 


intra‐operatief management 

• communicatie met de chirurg! 

• de ingewanden in de onderontwikkelde buikholte “duwen”, kan de 

diafragma excursie verhinderen en compressie uitoefenen op de 

longen (luchtwegdrukken, longcompliantie) 

• glucose, elektrolyten 

• centrale lijn 

postoperatief p beleid 

• beademing gedurende 24‐48 uur 

• vena cava inferior compressie (“blue lower limbs”) 

• necrotiserende enterocolitis 

• TPN 

Tan. S.S.W., et al. Paediatric Anaesth 1993; 3:291‐5. 


54 

27

28/10/2010 


outcome 

• Gastroschisis: vooral bepaald door leefbaarheid darmen 

• Omphalocoele: bepaald door geassocieerde anomalieën en complicaties 

(darmperforatie, NEC, sepsis, “short bowel “syndroom) 

• indien het defect geïsoleerd is, 95‐97% overleving 


Tracheo‐oesophageale fistel en 

oesophageale atresie 

• incidentie: 1/4000 

• prematuur en laag geboorte gewicht 

(20%‐30% G

28/10/2010 



• chirurgie: gatrostomie, ligatuur fistel, 

anastomose 

• rechter thoracotomie 

• fistel: 1‐2 cm boven de carina 

• tube tot voorbij de fistel 

• bronchoscopie (fiber) 

• vaak endobronchiale verplaatsing 

van de tube 

Andropoulos, D. B., R. W. Rowe, et al. Paediatr Anaesth 1998; 8(4): 313‐319. 




postoperatieve morbiditeit 

• tracheomalacie 

• nieuwe fistel 

• oesophageale stenose 

• reflux 

• voedingsproblemen 

Konkin, D. E., A. O'Hali W, et al. (2003). J Pediatr Surg 2003; 38(12): 1726‐1729. 


29

28/10/2010 

Congenitale hernia diafragmatica 

• incidentie:1/2000‐1/5000 

• onvolledig sluiten en vorming pleuro‐peritoneaal 

kanaal 

• 75%‐90% foramen van Bochdalek (li) 

• bilaterale vormen 1%, vaak lethaal 

• diagnose: polyhydramnios, rx thorax, 

prenatale echografie 

• prognose is afh. van de pulmonale hypoplasie en 

geassocieerde congenitale pathologie (cardiale) 

• fœtale chirurgie 




30

28/10/2010 


• verschillende graden van long hypoplasie, is voorspellend voor de overleving en ontwikkelen 

van chronisch longlijden 

• pulmonaire hypertensie en arteriolaire hyperreactiviteit ( re li shunt) 

• congenitale anomalieën 

• hoge mortaliteit (30‐50%) 

• ernstige morbiditeit 

Lally, K. P., P. A. Lally, et al. Ann Surg 2006; 244(4): 505‐513. 

Wilson, J. M., D. P. Lund, et al. J Pediatr Surg 1991; 26(9): 1028‐1033; discussion 1033‐1024. 



• kliniek klassieke triade; cyanose, dyspnea, dextrocardie 

• stabilisatie periode: ‐ beademd (conventioneel, HFO) 

‐ echo‐cardio: cardio: systemische druk > pulmonale druk 

‐ episodes hypoxie tgv. Re Li shunt 

‐ gebruik NO (pulmonaal vasculaire hyperreactiviteit) 

‐ ECMO 

• chirurgie: direct of met goretex 

• anesthesie: ‐ NO behouden indien nodig 

‐ conventionele beademing (pvv‐ippv) 

‐ barotrauma! 

‐ saturatie meting pre‐ en postductaal 

‐ intraveneuze lijn bovenste lidmaat! 

‐ lage conc. sevoflurane, geen lachgas 

‐ opioiden, ketamine 

‐ caudale katheter 


62 

31

28/10/2010 


probleem 

mogelijke oorzaken 

hypoxie 

hypercarbie 

‐ Pulmonaire hypoplasie 


‐ pulmonale hypertensie 

‐ insufficiente ventilatie 

‐ distentie intrathoracale organen 

‐ pneumothorax 

‐ shunt (rechts‐links) 

hypotensie 

‐ hypovolemie 


‐ pneumothorax 

‐ compressie intra‐abdominal met verminderde veneuze retour 

‐ hypoxemie 

‐ anesthetica 

‐ Dilatatie intrathoracale viscera 


Necrotiserende enterocolitis 

• bijna uitsluitend bij prematuren 

zs < 28 weken, gewicht

28/10/2010 

Persisterend ductus arteriosis 

• functioneel sluiten na 24‐48 u 

anatomisch sluiten na 2‐3 weken 

• tot 80% bij prematuren met gewicht < 1000 gram 

• Li Re shunt 

• indomethacine –chirurgie 

• thoracotomie li 

• saturatie meting pre‐ en postductaal 

• verhoging diastolische druk na ligatuur 

• verdwijnen van de souffle 

• goede iv lijn ! 


Referenties 

• Clinical Anesthesia. P.G. Barasch 

Lippincot Williams&Wilkins, 2006 

Fifth Edition Chapter 43 

• A practice of Anesthesia for Infants and Children. Coté‐Lerman‐Todres 

Saundres Elsevier, 2009 

Chapters 35‐36 

• Anesthésie Pediatrique. Bernard Dalens ‐ Francis Veyckemans 

Sauramps Medical, 2006 

Partie 1: Physiologie 

Partie 2: Pharmacologie 

Partie 5: Anesthésie en periode néonatale 

• Smith’s Anesthesia for Infants and Children 

Etsuro K. MotoYama 

Mosby 2007 

Chapter 16 

• Paediatric&Neonatal Anaesthesia. Ann Black&Angus McEwan 

Butterworth‐Heinemann, 2004 

Chapters 1‐2‐6 and 8 

• Paediatric Anaesthesia. Edward Sumner, David J Hatch 

Arnold, 1999 

• Problems in Anesthesia 

Paediatric Anaesthesia. Peter A Stoddart – Gillian R Lauder 

Taylor&Francis, 2004 


66 

33

Neonatale Anesthesie

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

Delete template?

Save as template?