Kapt. P. Janssen - FOD Mobiliteit en Vervoer - Port of Antwerp

1
1

FOD Mobiliteit en Vervoer – Maritiem Vervoer
Scheepvaartcontrole
Bunkeringproblematiek
Overlegdag
Kapt. P. Janssen, adviseur
Antwerpen,
Diensthoofd havenstaatscontrole België 1 april 2010
2

FOD Mobiliteit en Vervoer – Maritiem Vervoer
Scheepvaartcontrole
De bescherming van het mariene milieu wordt in de EU
geregeld door:
‣ de geamendeerde IMO Marpol 73/78 Conventie
‣ meerdere EU Richtlijnen, waaronder RL 2009/16/EG
(PSC), RL 2000/59/EG (scheepsafval) en de RL
1999/32/EG (zwavelgehalte in scheepsbrandstoffen)
zoals geamendeerd door RL 2005/33/EG
3

FOD Mobiliteit en Vervoer – Maritiem Vervoer
Scheepvaartcontrole
Door de ratificatie van de Marpol Conventie en de
omzetting naar Belgisch recht van de EU richtlijnen
wordt de dienst “Scheepvaartcontrole” van de FOD
Mobiliteit en Vervoer bevoegd voor de controles op
een correcte naleving van deze reglementen.
4

FOD Mobiliteit en Vervoer – Maritiem Vervoer
Scheepvaartcontrole
De controles aan boord van de schepen bestaan uit:
‣ controle van certificaten, documenten en journaals
‣ nazicht van de technische installaties zoals de OWS
(olie/water afscheider), ODME (tankers) en
verbrandingsinstallaties
‣ controle op de emissies van schepen/ de kwaliteit van
de bunkers
5

FOD Mobiliteit en Vervoer – Maritiem Vervoer
Scheepvaartcontrole
Controle op de emissies van schepen
‣ Marpol Annex VI kwaliteitsnormen voor scheepsbrandstoffen
en het gebruik van stookolie met een
maximum zwavelgehalte van 1,50% zwavel in de
ECA zones (Emission Control Areas)
‣ RL 2005/33/EG in EU havens afgemeerde schepen
mogen sinds 01/01/2010 enkel nog LSGO met een
maximum zwavelgehalte van 0,10% zwavel
verbranden
6

FOD Mobiliteit en Vervoer – Maritiem Vervoer
Scheepvaartcontrole
Marpol Annex VI - Controle op de emissies van schepen
Er zijn 3 manieren aanvaard om de uitstoot van SOx te
beperken in ECA zones
‣ brandstof met maximaal 1,50 % zwavel m/m, of
‣ een goedgekeurd “exhaust gas cleaning system”, of
‣ een andere goedgekeurde en controleerbare technologie.
7

FOD Mobiliteit en Vervoer – Maritiem Vervoer
Scheepvaartcontrole
Marpol Annex VI - controle op de emissies van schepen
en de kwaliteit van de bunkers
‣ kwaliteitsnormen voor alle a/b geleverde brandstoffen
‣ een brandstofleveringsnota (bunker delivery note) die
informatie verschaft over de geleverde brandstof
‣ de bunkerleverancier levert ook een “MARPOL bunker
monster” af
8

FOD Mobiliteit en Vervoer – Maritiem Vervoer
Scheepvaartcontrole
Marpol Annex VI - controle op de kwaliteit van de bunkers
Bunker Delivery Note (BDN)
‣ de BDN is een door de leverancier ondertekende verklaring
waarbij hij bevestigt dat de brandstof werd geleverd volgens
de bepalingen van de regels 14 (SOx) en 18 (kwaliteit van de
brandstof) van Marpol Annex VI
‣ de BDN wordt door zowel het schip als de leverancier 3 jaar
bewaard
9

FOD Mobiliteit en Vervoer – Maritiem Vervoer
Scheepvaartcontrole
Marpol Annex VI - controle op de kwaliteit van de bunkers
Bunker Delivery Note (BDN)
De BDN vermeldt volgende gegevens:
• naam en IMO nummer van het zeeschip
• haven
• datum van de levering
• naam, adres en telefoonnummer van de brandstofleverancier
• naam van de geleverde producten
• hoeveelheid in metrische tonnen
• densiteit bij 15°C (kg/m 3 )
• zwavelgehalte (% m/m)
10

FOD Mobiliteit en Vervoer – Maritiem Vervoer
Scheepvaartcontrole
Marpol Annex VI - controle op de kwaliteit van de bunkers
Marpol “bunker monster”
‣ samen de BDN wordt ook een representatief monster van de
geleverde brandstof aan het zeeschip afgeleverd
‣ het monster wordt verzegeld en beide partijen (schip en
leverancier) en tekenen het af
‣ het monster wordt aan boord van het zeeschip bewaard tot de
brandstof is verbruikt maar in ieder geval voor een periode
van minstens 12 maanden na levering.
‣ IMO richtlijn [Res. MEPC.96(47)] voor het bemonsteren
11

FOD Mobiliteit en Vervoer – Maritiem Vervoer
Scheepvaartcontrole
Marpol Annex VI - controle op de kwaliteit van de bunkers
IMO Res. MEPC.96(47) voor het bemonsteren
Bemonsteren moet gebeuren aan het bunker manifold van het
ontvangende zeeschip en 3 manieren om het te doen:
‣ manueel bediende “continuous-drip sampler” afsluiter, of
‣ “time-proportional” automatische bemonstering, of
‣ “flow-proportional” automatische bemonstering
12

FOD Mobiliteit en Vervoer – Maritiem Vervoer
Scheepvaartcontrole
Marpol Annex VI - controle op de kwaliteit van de bunkers
IMO Res. MEPC.96(47) voor het bemonsteren
‣ Het Marpol monster moet voldoende groot om er de nodige
tests op te kunnen doen en moet minstens 400 ml zijn.
‣ De container zou voor 90% gevuld moeten zijn met een marge
van 5% min/meer.
‣ De bunkerleverancier is verantwoordelijk voor het verzegelen
in aanwezigheid van de ontvanger.
13

FOD Mobiliteit en Vervoer – Maritiem Vervoer
Scheepvaartcontrole
Marpol Annex VI - controle op de kwaliteit van de bunkers
IMO Res. MEPC.96(47) voor het bemonsteren
Het label van het monster moet het volgende vermelden:
• plaats waar genomen en de methode van bemonsteren
• datum van aanvang levering
• naam van de bunkerboot of bunker installatie
• naam en IMO nummer van het zeeschip
• handtekeningen en naam van de leverancier en de ontvanger
• identificatie details van de verzegeling, en
• soort van geleverde brandstof
14

FOD Mobiliteit en Vervoer – Maritiem Vervoer
Scheepvaartcontrole
PSC Controle op de kwaliteit van de bunkers - Marpol Annex VI
Hebben de schepen de juiste brandstof (LSFO max. 1,50% S)
aan boord en werd er tijdig overgeschakeld?
De BDN (Bunker Delivery Note) wordt nagekeken en het
verbruik van de LSFO wordt gecontroleerd aan de hand van
de gegevens uit het machinejournaal en eventueel ook door
peilingen van de brandstoftanks.
Bij twijfel volgt er een monstername en analyse door een door
de FOD erkend laboratorium.
15

FOD Mobiliteit en Vervoer – Maritiem Vervoer
Scheepvaartcontrole
PSC Controle op de kwaliteit van de bunkers - Marpol Annex VI
Meest vastgestelde inbreuken:
‣ de procedures voor het overschakelen van zwavelrijke naar
zwavelarme brandstof (max. 1,50% S) voor schepen met
enkelvoudige brandstofcircuits zijn dikwijls niet goed en er
wordt te laat overgeschakeld
‣ de geleverde zwavelarme brandstof beantwoordt niet aan de
gestelde kwaliteitseisen
‣ geen zwavelarme brandstof aan boord
16

FOD Mobiliteit en Vervoer – Maritiem Vervoer
Scheepvaartcontrole
PSC Controle op de kwaliteit van de bunkers - Marpol Annex VI
PSC actie wanneer er te laat is overgeschakeld :
‣ het feit wordt als een “Marpol operational deficiency”
opgetekend in het Paris MOU PSC inspectierapport
‣ er wordt een rapport opgesteld voor IMO en voor de
vlaggenstaat met de vraag om deze inbreuk te bestraffen
‣ de partij die de procedures heeft opgesteld, meestal een
classificatiemaatschappij, wordt gevraagd de procedures te
herbekijken.
17

FOD Mobiliteit en Vervoer – Maritiem Vervoer
Scheepvaartcontrole
PSC Controle op de kwaliteit van de bunkers - Marpol Annex VI
PSC actie als de brandstof niet aan de kwaliteitseisen voldoet
(klacht van een schip dat zijn LSFO aangeleverd kreeg door
een Belgische bunkerleverancier).
- de klacht wordt voor verder gevolg doorgegeven aan de FOD
Economie, die het register van de erkende bunkerleveranciers
bijhoudt, en aan de havenkapiteinsdienst
(Scheepvaartcontrole kan geen administratieve boetes opleggen voor deze
inbreuken. Met FOD Justitie en SPN wordt gewerkt aan de meest geschikte
procedures om deze overtredingen te beteugelen, te bestraffen of voor de
rechtbank te kunnen brengen)
18

FOD Mobiliteit en Vervoer – Maritiem Vervoer
Scheepvaartcontrole
Controle op de kwaliteit van de bunkers - Marpol Annex VI
PSC actie als het schip geen LSFO aan boord heeft:
‣ het schip wordt aangehouden volgens de Paris MOU PSC
procedures tot wanneer er de juiste brandstof aan boord
wordt geleverd
‣ er wordt een rapport opgesteld voor IMO en voor de
vlaggenstaat met de vraag om deze inbreuk te bestraffen
(Scheepvaartcontrole kan geen administratieve boetes opleggen voor deze
inbreuken. Met FOD Justitie en SPN wordt gewerkt aan de meest geschikte
procedures om deze overtredingen te beteugelen, te bestraffen of voor de
rechtbank te kunnen brengen)
19

FOD Mobiliteit en Vervoer – Maritiem Vervoer
Scheepvaartcontrole
Controle op de kwaliteit van de bunkers - Marpol Annex VI
Problemen bij het beteugelen van de inbreuken:
‣ de statistische interpretatie van analyses laat ruimte
voor discussie
‣ bij klacht van het schip tegen de leverancier moet de
officiële “Marpol sample” worden geanalyseerd en
dat monster bevindt zich aan boord van het schip dat
dikwijls al naar een verre bestemming vertrokken is
‣ nog geen duidelijke Belgische procedures
20

FOD Mobiliteit en Vervoer – Maritiem Vervoer
Scheepvaartcontrole
Controle op de kwaliteit van de bunkers
RL 2005/33/EG
Sinds 1 januari 2010 mogen in een EU haven afgemeerde
schepen alleen nog brandstof gebruiken met een zwavelgehalte
van maximaal 0,10% m/m indien zij langer dan 2 uur
langszij blijven.
De schepen moeten zo snel als mogelijk na het afmeren
overschakelen op dat soort brandstof en zo laat als mogelijk
voor het vertrek terug over gaan op een brandstof met een
hoger zwavelgehalte (max. 1,50% zwavel in een ECA zone).
21

FOD Mobiliteit en Vervoer – Maritiem Vervoer
Scheepvaartcontrole
Controle op de kwaliteit van de bunkers
RL 2005/33/EG – max. 0,10% zwavel
Het in voege komen van deze regel heeft zowel operationele als
technische problemen gecreëerd voor veel schepen:
‣ beschikbaarheid van LSGO buiten de EU
‣ opslagcapaciteit en brandstofsystemen niet aangepast voor het
opslaan en gebruiken van de verschillende soorten brandstof
‣ ketels en hulpmotoren die niet geschikt/aangepast zijn om dit
soort brandstof te verbranden
22

FOD Mobiliteit en Vervoer – Maritiem Vervoer
Scheepvaartcontrole
Controle op de kwaliteit van de bunkers
RL 2005/33/EG – max. 0,10% zwavel
Met de Aanbeveling van 23.12.2009 geeft de EU aan de lidstaten
de vrijheid om voorlopig minder streng op te treden tegen
schepen die de nodige technische aanpassingen nog niet
hebben laten uitvoeren om de LSGO te kunnen verbranden.
Om van deze minder strenge aanpak te kunnen genieten moeten
de schepen dan wel een contract voor de ombouw kunnen
voorleggen, tezamen met goedgekeurde plannen en een
planning in de tijd. Het ganse proces van planning tot
uitgevoerd mag niet langer duren dan 6 tot 7 maanden.
23

FOD Mobiliteit en Vervoer – Maritiem Vervoer
Scheepvaartcontrole
PSC controle op de kwaliteit van de bunkers
RL 2005/33/EG – max. 0,10% zwavel
De 0,10% zwavel regel is ook een probleem voor de controlediensten.
De EU landen moeten PSC controles uitvoeren volgens een EU
PSC richtlijn die de Marpol Conventie als “relevant
instrument” hanteert en het gebruik van LSGO in de havens
niet vraagt.
Maar volgens de RL 2005/33/EG moet het niet gebruiken van die
LSGO doeltreffend, evenredig en afschrikkend worden
gesanctioneerd!
24

FOD Mobiliteit en Vervoer – Maritiem Vervoer
Scheepvaartcontrole
PSC controle op de kwaliteit van de bunkers
RL 2005/33/EG – max. 0,10% zwavel
Meest vastgestelde inbreuken:
‣ laattijdig overschakelen (bij aankomst geen LSGO aan boord)
‣ aanpassen van ketels en/ of hulpmotoren wel gepland, maar
nog niet uitgevoerd
25

FOD Mobiliteit en Vervoer – Maritiem Vervoer
Scheepvaartcontrole
PSC controle op de kwaliteit van de bunkers
RL 2005/33/EG – max. 0,10% zwavel
Door PSC genomen acties bij het vaststellen van inbreuken:
‣ zoals in onze buurlanden werden er tot op dit ogenblik nog
geen echte sancties opgelegd
‣ de schepen worden wel aangemaand om zo snel als mogelijk
over te schakelen op LSGO
‣ indien echter nog geen begin werd gemaakt van noodzakelijke
technische aanpassingen dan zullen de schepen wel worden
aangehouden tot zij de nodige contracten en planning kunnen
voorleggen.
26

FOD Mobiliteit en Vervoer – Maritiem Vervoer
Scheepvaartcontrole
PSC controle op de kwaliteit van de bunkers
RL 2005/33/EG – max. 0,10% zwavel
Problemen bij het beteugelen van de overtredingen:
‣ tegenstrijdige wetgeving
‣ geen duidelijke Belgische procedures
(Scheepvaartcontrole kan geen administratieve boetes opleggen voor deze
inbreuken. Met FOD Justitie en SPN wordt gewerkt aan de meest geschikte
procedures om deze overtredingen te beteugelen, te bestraffen of voor de
rechtbank te kunnen brengen)
27

FOD Mobiliteit en Vervoer – Maritiem Vervoer
Scheepvaartcontrole
Wat brengt de toekomst?
IMO heeft een tijdsschema uitgewerkt om het zwavelgehalte in
de scheepsbrandstoffen verder te verlagen:
• 01/07/2010 max. 1,0% S in ECA zones
• 01/01/2015 max. 0,1% S in ECA zones
Buiten de ECA zones moet het zwavelgehalte dalen van max.
4,5% naar 3,5% op 01/01/2012 en dan verder tot 0,5% vanaf
01/01/2020.
28

FOD Mobiliteit en Vervoer – Maritiem Vervoer
Scheepvaartcontrole
Bedankt voor de aandacht
29