Ruimtelijke opgaven in beeld - Planbureau voor de Leefomgeving
Ruimtelijke opgaven in beeld - Planbureau voor de Leefomgeving
Ruimtelijke opgaven in beeld - Planbureau voor de Leefomgeving
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong><br />
<strong>in</strong> <strong>beeld</strong><br />
Achtergron<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong><br />
Ex-ante evaluatie<br />
Structuurvisie<br />
Infrastructuur en<br />
Ruimte<br />
Achtergrondstudies
<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> <strong>beeld</strong><br />
Achtergron<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> Ex-ante evaluatie<br />
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte<br />
Twee<strong>de</strong>, herziene, versie<br />
Rienk Kuiper & David Evers (redactie)
<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> <strong>beeld</strong>. Achtergron<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong><br />
Ex-ante evaluatie Structuurvisie Infrastructuur en<br />
Ruimte<br />
<strong>Planbureau</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Leefomgev<strong>in</strong>g<br />
Den Haag, 2012<br />
ISBN: 978-90-78645-76-4<br />
PBL-publicatienummer: 500255002<br />
Twee<strong>de</strong>, herziene, versie van <strong>de</strong> publicatie uit september<br />
2011<br />
Voor <strong>de</strong>ze versie is <strong>de</strong> visualisatie van figuur 3.7 tot en<br />
met 3.12 aangepast<br />
Maart 2012<br />
Auteurs<br />
Rienk Kuiper & David Evers (redactie), Bas van Bemmel,<br />
Lia van <strong>de</strong>n Broek, Ed Dammers, Ton Dassen, Jos<br />
Die<strong>de</strong>riks, Martijn Esk<strong>in</strong>asi, Hans Farjon, David Hamers,<br />
Hans Hilbers, Anton van Hoorn, Nico Pieterse, Bart<br />
Rijken, Mark van Veen<br />
Redactie figuren<br />
Jos Die<strong>de</strong>riks, Marian Abels, Jan <strong>de</strong> Ruiter, Allard Warr<strong>in</strong>k<br />
E<strong>in</strong>dredactie en productie<br />
Uitgeverij PBL, Den Haag<br />
Opmaak<br />
Mart<strong>in</strong> Mid<strong>de</strong>lburg, Uitgeverij RIVM, Bilthoven<br />
U kunt <strong>de</strong> publicatie downloa<strong>de</strong>n via <strong>de</strong> website www.pbl.nl.<br />
Delen uit <strong>de</strong>ze publicatie mogen wor<strong>de</strong>n overgenomen op <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong> van bronvermeld<strong>in</strong>g: Kuiper, R. & D. Evers (redactie),<br />
<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> <strong>beeld</strong>. Achtergron<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> Ex-ante evaluatie Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, Den Haag: <strong>Planbureau</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
Leefomgev<strong>in</strong>g.<br />
Het <strong>Planbureau</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Leefomgev<strong>in</strong>g (PBL) is het nationale <strong>in</strong>stituut <strong>voor</strong> strategische beleidsanalyses op het gebied van milieu,<br />
natuur en ruimte. Het PBL draagt bij aan <strong>de</strong> kwaliteit van <strong>de</strong> politiek-bestuurlijke afweg<strong>in</strong>g door het verrichten van verkenn<strong>in</strong>gen,<br />
analyses en evaluaties waarbij een <strong>in</strong>tegrale bena<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g <strong>voor</strong>opstaat. Het PBL is vóór alles beleidsgericht. Het verricht zijn on<strong>de</strong>rzoek<br />
gevraagd en ongevraagd, onafhankelijk en altijd wetenschappelijk gefun<strong>de</strong>erd.
Inhoud<br />
Samenvatt<strong>in</strong>g 6<br />
Bev<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen<br />
<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> <strong>beeld</strong> 10<br />
<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> 10<br />
<strong>Ruimtelijke</strong> gevolgen van beleidskeuzes 15<br />
Bestuurlijke aspecten 15<br />
Verdiep<strong>in</strong>g<br />
1 Inleid<strong>in</strong>g 20<br />
2 <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> en beleidsimplicaties 22<br />
2.1 Ruimte en <strong>in</strong>ternationale concurrentiepositie 22<br />
2.2 Bereikbaarheid en verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g 27<br />
2.3 Ruimte <strong>voor</strong> wonen en werken 31<br />
2.4 Veiligheid tegen hoog water, klimaatveran<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g en verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g 38<br />
2.5 Energietransitie, ruimte en verkeer 42<br />
2.6 Internationale natuurverplicht<strong>in</strong>gen en ruimte 44<br />
2.7 Landbouw en ruimte 48<br />
2.8 Landschap, toerisme en recreatie 52<br />
3 <strong>Ruimtelijke</strong> gevolgen van beleidskeuzes 58<br />
3.1 Beleidsruimte <strong>voor</strong> verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g <strong>in</strong> kaart gebracht 58<br />
3.2 Verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>gsdruk <strong>in</strong> Ne<strong>de</strong>rland 63<br />
3.3 Mo<strong>de</strong>lmatige bereken<strong>in</strong>gen van verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>gsscenario’s 64<br />
4 Bestuurlijke aspecten 74<br />
4.1 Criteria <strong>voor</strong> een <strong>in</strong>hou<strong>de</strong>lijke nationale ruimtelijke agenda 74<br />
4.2 Overige taken nationaal ruimtelijk beleid 76<br />
4.3 Doelmatig toe<strong>de</strong>len van taken en verantwoor<strong>de</strong>lijkhe<strong>de</strong>n 76<br />
4.4 Beleidsruimte b<strong>in</strong>nen <strong>in</strong>ternationale afspraken en <strong>in</strong>ternationaal beleid 78<br />
4.5 Vereenvoudig<strong>in</strong>g van wet- en regelgev<strong>in</strong>g 80<br />
4.6 Gebiedsgerichte uitvoer<strong>in</strong>g 81<br />
4.7 Doorwerk<strong>in</strong>g en handhav<strong>in</strong>g 82<br />
Literatuur 84
<br />
Samenvatt<strong>in</strong>g<br />
Het <strong>Planbureau</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Leefomgev<strong>in</strong>g (PBL) heeft op<br />
verzoek van het m<strong>in</strong>isterie van Infrastructuur en Milieu<br />
een ex-ante evaluatie (PBL 2011c) verricht van <strong>de</strong><br />
ontwerp-Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte<br />
(M<strong>in</strong>isterie van IenM 2011). Dit rapport bevat<br />
achtergrond<strong>in</strong>formatie bij <strong>de</strong> ex-ante evaluatie, aan <strong>de</strong><br />
hand van een uitwerk<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> belangrijkste ruimtelijke<br />
<strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> Ne<strong>de</strong>rland, <strong>de</strong> ruimtelijke gevolgen van<br />
bepaal<strong>de</strong> beleidskeuzes en van <strong>de</strong> bestuurlijke aspecten<br />
die met <strong>de</strong>ze beleidskeuzes zijn gemoeid.<br />
<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong><br />
• De dichtheid van economische activiteiten speelt een<br />
belangrijke rol bij het genereren van agglomeratieeffecten.<br />
Een focus op <strong>de</strong> belangrijkste ste<strong>de</strong>lijke<br />
regio’s en agglomeraties lijkt dan ook <strong>in</strong> <strong>in</strong>ternationaal<br />
perspectief z<strong>in</strong>voller dan <strong>in</strong>zetten op een groot aantal<br />
clusters met <strong>in</strong> het algemeen een beperkte massa.<br />
• Op Europees schaalniveau scoort <strong>de</strong> Randstad door <strong>de</strong><br />
centrale ligg<strong>in</strong>g en <strong>de</strong> vele <strong>in</strong>ternationale verb<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen<br />
zeer hoog op bereikbaarheid. Op het lagere<br />
schaalniveau van woon-werkrelaties is <strong>de</strong><br />
bereikbaarheid van <strong>de</strong> Randstad problematischer.<br />
• Voor <strong>de</strong> bereikbaarheid is <strong>de</strong> nabijheid van<br />
bestemm<strong>in</strong>gen veel bepalen<strong>de</strong>r dan <strong>de</strong> reissnelheid<br />
(congestie). Voor een verbeter<strong>in</strong>g van <strong>de</strong><br />
bereikbaarheid is een goe<strong>de</strong> ruimtelijke or<strong>de</strong>n<strong>in</strong>g van<br />
belang. Het gaat dan om verdicht<strong>in</strong>g van verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g<br />
<strong>in</strong> bestaand bebouwd gebied en bun<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g van<br />
verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g rondom <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>n.<br />
• De toekomstige won<strong>in</strong>gbouwopgave ligt <strong>voor</strong>al <strong>in</strong><br />
ste<strong>de</strong>lijke woonmilieus en <strong>in</strong> suburbane woonmilieus <strong>in</strong><br />
<strong>de</strong> nabijheid van <strong>de</strong> bestaan<strong>de</strong> ste<strong>de</strong>n. Daarbij is <strong>de</strong><br />
opgave <strong>in</strong> <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> <strong>de</strong>cennia <strong>voor</strong>al<br />
herstructurer<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> bestaan<strong>de</strong> won<strong>in</strong>g<strong>voor</strong>raad, en<br />
niet zozeer <strong>de</strong> aanleg van nieuwe won<strong>in</strong>gbouwlocaties.<br />
• De toekomstige won<strong>in</strong>gbehoefte is lastig te<br />
<strong>voor</strong>spellen vanwege <strong>de</strong> grote onzekerheid over <strong>de</strong><br />
toekomstige huishou<strong>de</strong>nsontwikkel<strong>in</strong>g. Zo loopt <strong>de</strong><br />
bandbreedte <strong>in</strong> won<strong>in</strong>gbehoefte tussen nu en 2040<br />
uiteen van een laag groeiscenario met nul, tot een hoog<br />
groeiscenario met drie miljoen won<strong>in</strong>gen extra. Dat <strong>de</strong><br />
won<strong>in</strong>gbouw op dit moment <strong>in</strong> een dal zit, laat onverlet<br />
dat <strong>de</strong> ruimteclaims <strong>voor</strong> wonen op termijn van 2040<br />
zeer omvangrijk kunnen zijn. Er zijn echter wel<br />
belangrijke regionale verschillen <strong>in</strong> <strong>de</strong> bouwopgave.<br />
• Het is maatschappelijk onacceptabel, maar ook<br />
onnodig om <strong>in</strong> <strong>de</strong> economisch belangrijkste gebie<strong>de</strong>n<br />
van Ne<strong>de</strong>rland het risico van grootschalige<br />
overstrom<strong>in</strong>gen te accepteren. Bij toepass<strong>in</strong>g van<br />
doorbraakvrije dijken neemt het directe<br />
overstrom<strong>in</strong>gsgevaar zodanig af dat <strong>in</strong> <strong>de</strong> ruimtelijke<br />
<strong>in</strong>richt<strong>in</strong>g van het achterliggen<strong>de</strong> gebied m<strong>in</strong><strong>de</strong>r<br />
reken<strong>in</strong>g hoeft te wor<strong>de</strong>n gehou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> mogelijke<br />
gevolgen van overstrom<strong>in</strong>gen. Het vergroten van <strong>de</strong><br />
veiligheid tegen hoog water betekent dan geen extra<br />
ruimtelijke beperk<strong>in</strong>gen.<br />
• Zolang nog niet overal doorbraakvrije dijken zijn<br />
aangelegd, is het raadzaam om verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g <strong>voor</strong>al<br />
daar toe te staan waar <strong>de</strong> veiligheid al het grootst is,<br />
dat wil zeggen <strong>in</strong> regio’s met hoge<br />
bevolk<strong>in</strong>gsconcentraties, en tegelijkertijd <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n<br />
te stellen aan <strong>de</strong> wijze waarop verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g mag<br />
plaatsv<strong>in</strong><strong>de</strong>n <strong>in</strong> m<strong>in</strong><strong>de</strong>r veilige gebie<strong>de</strong>n.<br />
• De Europese Unie heeft <strong>de</strong> ambitie om <strong>in</strong> 2030 <strong>de</strong> helft<br />
van het stadsverkeer elektrisch af te han<strong>de</strong>len. Het<br />
realiseren van <strong>de</strong>ze ambitie kan grote<br />
mobiliteitseffecten hebben. Elektrisch rij<strong>de</strong>n gaat<br />
waarschijnlijk gepaard met hogere vaste kosten en<br />
6<br />
| <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> <strong>beeld</strong>. Achtergron<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> Ex-ante evaluatie Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
<br />
lagere variabele kosten. Dit kan tot een toename van<br />
<strong>de</strong> mobiliteit lei<strong>de</strong>n. Zon<strong>de</strong>r een precies <strong>in</strong>zicht te<br />
hebben <strong>in</strong> <strong>de</strong>ze kosten, is nu echter nog geen uitspraak<br />
te doen over het effect ervan op <strong>de</strong> ontwikkel<strong>in</strong>g van<br />
<strong>de</strong> mobiliteit.<br />
• Europese en an<strong>de</strong>re <strong>in</strong>ternationale regelgev<strong>in</strong>g<br />
verplicht Ne<strong>de</strong>rland tot het halen van verschei<strong>de</strong>ne<br />
doelen op het gebied van natuur en water. Deze<br />
<strong>in</strong>ternationale afspraken hebben ook buiten <strong>de</strong> Natura<br />
2000-gebie<strong>de</strong>n ruimtelijke gevolgen, <strong>voor</strong>al <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
landbouw. Het gaat dan om beïnvloed<strong>in</strong>gsgebie<strong>de</strong>n<br />
rondom Natura 2000-gebie<strong>de</strong>n, <strong>de</strong>len van <strong>de</strong><br />
Ecologische Hoofdstructuur die van belang zijn <strong>voor</strong><br />
het behalen van doelen <strong>in</strong> Natura 2000-gebie<strong>de</strong>n,<br />
<strong>de</strong>len van <strong>de</strong> Ecologische Hoofdstructuur die van<br />
belang zijn <strong>voor</strong> het behalen van doelen van <strong>de</strong><br />
Europese Ka<strong>de</strong>rrichtlijn Water, en om gebie<strong>de</strong>n met<br />
veel Europees bescherm<strong>de</strong> soorten.<br />
• De greenports zijn slechts ten <strong>de</strong>le plaatsgebon<strong>de</strong>n. De<br />
teelt van groenten, bollen en (<strong>de</strong>els) sierteelt verplaatst<br />
zich op dit moment al uit <strong>de</strong> greenports. Een m<strong>in</strong><strong>de</strong>r<br />
grote ruimtebehoefte <strong>in</strong> <strong>de</strong> greenports is op termijn<br />
<strong>voor</strong>al <strong>de</strong>nkbaar <strong>in</strong> Aalsmeer en <strong>in</strong> <strong>de</strong> Bollenstreek. Hier<br />
lijkt dan ook <strong>in</strong> beperkte mate ruimte te zijn om grond<br />
<strong>voor</strong> an<strong>de</strong>re functies te bestemmen.<br />
• Planologische dui<strong>de</strong>lijkheid – en daarmee beheers<strong>in</strong>g<br />
van <strong>de</strong> agrarische grondprijzen – is een noodzakelijke<br />
<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong> <strong>voor</strong> het behoud en <strong>de</strong> ontwikkel<strong>in</strong>g van<br />
<strong>de</strong> grondgebon<strong>de</strong>n landbouw als beheer<strong>de</strong>r van het<br />
cultuurlandschap. Alleen met een cont<strong>in</strong>ue beleids<strong>in</strong>zet<br />
blijkt <strong>de</strong> overheid het vertrouwen van boeren en<br />
burgers te kunnen krijgen.<br />
• Wan<strong>de</strong>len, fietsen en buiten recreëren zijn <strong>de</strong><br />
belangrijkste vrijetijdsactiviteiten <strong>in</strong> <strong>de</strong> buitenlucht. De<br />
vraag naar zulke activiteiten is het grootst rond <strong>de</strong><br />
grote ste<strong>de</strong>n. Nu is besloten om geen nieuwe gebie<strong>de</strong>n<br />
<strong>in</strong> te richten specifiek <strong>voor</strong> recreatie om <strong>de</strong> stad, blijft<br />
versterk<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> recreatieve gebruiksmogelijkhe<strong>de</strong>n<br />
van het agrarische cultuurlandschap als optie over. De<br />
mogelijkhe<strong>de</strong>n hiertoe zijn echter beperkt. De<br />
opvangcapaciteit <strong>voor</strong> recreanten is een stuk kle<strong>in</strong>er<br />
dan die van specifiek <strong>in</strong>gerichte recreatiegebie<strong>de</strong>n.<br />
• Het overgrote <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> buitenlandse toeristen komt<br />
uit <strong>de</strong> directe buurlan<strong>de</strong>n van Ne<strong>de</strong>rland, en dat zal ook<br />
<strong>in</strong> <strong>de</strong> toekomst zo zijn. Deze toeristen bezoeken<br />
Ne<strong>de</strong>rland juist ook vanwege het landschap. Niet alleen<br />
<strong>de</strong> aantrekkelijkheid van het landschap is hierbij van<br />
belang, maar ook <strong>de</strong> toegankelijkheid via wan<strong>de</strong>l-,<br />
fiets- en ruiterpa<strong>de</strong>n en vaarroutes. Gezien <strong>de</strong><br />
motieven en <strong>voor</strong>keuren van <strong>de</strong>ze toeristen, is<br />
on<strong>de</strong>rsteun<strong>in</strong>g van landschapsgerelateerd toerisme en<br />
<strong>de</strong> bijbehoren<strong>de</strong> product-marktcomb<strong>in</strong>aties<br />
gerechtvaardigd.<br />
<strong>Ruimtelijke</strong> gevolgen van beleidskeuzes<br />
• In een situatie waar<strong>in</strong> op alle bestuursniveaus een<br />
m<strong>in</strong><strong>de</strong>r restrictief beleid <strong>voor</strong> won<strong>in</strong>gbouwlocaties<br />
wordt gevoerd, wordt waarschijnlijk <strong>in</strong> vergelijk<strong>in</strong>g met<br />
<strong>voor</strong>tzett<strong>in</strong>g van het beleid uit <strong>de</strong> Nota Ruimte een<br />
groter <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> vraag naar wonen en werken <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />
Randstad zelf geaccommo<strong>de</strong>erd. B<strong>in</strong>nen <strong>de</strong> Randstad<br />
gaat dit mogelijk samen met m<strong>in</strong><strong>de</strong>r verdicht<strong>in</strong>g en<br />
herstructurer<strong>in</strong>g <strong>in</strong> bestaand ste<strong>de</strong>lijk gebied, en een<br />
relatief sterkere groei van <strong>de</strong> suburbane gebie<strong>de</strong>n.<br />
• Bereken<strong>in</strong>gen van <strong>de</strong> gevolgen van het op alle<br />
bestuursniveaus loslaten van planologische restricties<br />
op won<strong>in</strong>gbouwlocaties laten zien dat <strong>de</strong><br />
verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>gsdruk <strong>in</strong> Flevoland en Gel<strong>de</strong>rland ten<br />
opzichte van <strong>de</strong> Randstad afneemt, en <strong>de</strong> krimp <strong>in</strong><br />
krimpregio’s wordt versterkt. De trend van een<br />
concentratie van ontwikkel<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> <strong>de</strong> Randstad wordt<br />
geïntensiveerd, waardoor er meer agglomeratieeffecten<br />
kunnen wor<strong>de</strong>n verwacht.<br />
• Bij een m<strong>in</strong><strong>de</strong>r restrictief beleid op alle bestuursniveaus<br />
lijkt <strong>de</strong> kans op verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g het grootst <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />
gebie<strong>de</strong>n nabij en tussen <strong>de</strong> grote ste<strong>de</strong>n, waar <strong>de</strong><br />
restrictieve beleidscategorieën uit <strong>de</strong> Nota Ruimte<br />
komen te vervallen en <strong>de</strong> ruimtedruk groot is. Een<br />
sterkere suburbanisatie b<strong>in</strong>nen <strong>de</strong> Randstad kan lei<strong>de</strong>n<br />
tot een extra belast<strong>in</strong>g van reeds zwaarbelaste<br />
<strong>in</strong>frastructuur. Daarmee zou <strong>de</strong> <strong>in</strong>frastructuuropgave<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong> Randstad wor<strong>de</strong>n vergroot.<br />
Bestuurlijke aspecten<br />
• Welke ruimtelijke <strong>opgaven</strong> het Rijk moet oppakken, is<br />
een politieke keuze. Het consequent toepassen van een<br />
aantal <strong>in</strong>hou<strong>de</strong>lijke criteria uit on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re <strong>de</strong><br />
welvaartstheorie en het subsidiariteitsbeg<strong>in</strong>sel kan<br />
helpen bij het meer systematisch beantwoor<strong>de</strong>n van<br />
<strong>de</strong>ze vraag.<br />
• De overdracht van taken, bevoegdhe<strong>de</strong>n of mid<strong>de</strong>len <strong>in</strong><br />
het ka<strong>de</strong>r van <strong>de</strong>centralisatie kan verschillen<strong>de</strong> vormen<br />
aannemen, zoals afstoten, privatiseren, <strong>de</strong>reguleren of<br />
beë<strong>in</strong>digen. Het is wenselijk om bij elke taak die wordt<br />
overgedragen dui<strong>de</strong>lijk aan te geven welke variant<br />
wordt gehanteerd en hoe die wordt <strong>in</strong>gevuld.<br />
• Het kab<strong>in</strong>et wil <strong>de</strong> wet- en regelgev<strong>in</strong>g vereenvoudigen<br />
tene<strong>in</strong><strong>de</strong> bestuurlijke drukte en trage besluitvorm<strong>in</strong>g<br />
tegen te gaan. Politiek-bestuurlijke en contextuele<br />
factoren zorgen echter vaak <strong>voor</strong> meer vertrag<strong>in</strong>g dan<br />
juridische.<br />
• De kans bestaat dat een aantal nationale of prov<strong>in</strong>ciale<br />
ruimtelijke belangen bij <strong>de</strong>centralisatie onvoldoen<strong>de</strong><br />
doorwerken of wor<strong>de</strong>n gehandhaafd op gemeentelijk<br />
niveau. Omdat <strong>de</strong> beroepsmogelijkhe<strong>de</strong>n van burgers<br />
en actiegroepen <strong>de</strong> laatste tijd zijn <strong>in</strong>geperkt, zullen<br />
Rijk en prov<strong>in</strong>cies zich veel actiever dan <strong>voor</strong>heen<br />
moeten gaan opstellen als ze hun belangen ook<br />
daadwerkelijk gehandhaafd willen zien.<br />
Samenvatt<strong>in</strong>g |<br />
7
8 | <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> <strong>beeld</strong>. Achtergron<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> Ex-ante evaluatie Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte<br />
Bev<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen<br />
bev<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen<br />
<br />
|<br />
9
<br />
<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong><br />
<strong>beeld</strong><br />
<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong><br />
In <strong>de</strong>ze studie staan <strong>de</strong> belangrijkste ruimtelijke <strong>opgaven</strong><br />
<strong>in</strong> Ne<strong>de</strong>rland centraal. Het gaat om beleids<strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />
fysieke leefomgev<strong>in</strong>g die wor<strong>de</strong>n gekenmerkt door een<br />
<strong>in</strong>tersectoraal karakter. Daarvan is sprake als<br />
ontwikkel<strong>in</strong>gen en maatregelen <strong>in</strong> een beleidssector<br />
ruimtelijke gevolgen hebben <strong>voor</strong> een an<strong>de</strong>re sector. De<br />
afstemm<strong>in</strong>g van belangen tussen sectoren op basis van<br />
<strong>in</strong>zicht <strong>in</strong> <strong>de</strong> we<strong>de</strong>rzijdse afhankelijkhe<strong>de</strong>n vormt <strong>de</strong> kern<br />
van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse ruimtelijke or<strong>de</strong>n<strong>in</strong>g.<br />
De acht geselecteer<strong>de</strong> ruimtelijke <strong>opgaven</strong> hebben alle <strong>in</strong><br />
<strong>de</strong> afgelopen jaren op <strong>de</strong> ruimtelijke agenda gestaan, en<br />
zijn gekozen op basis van literatuur en gesprekken met<br />
<strong>de</strong>skundigen. Het gaat om <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> <strong>opgaven</strong> – van<br />
economie via wonen en werken naar water en groen:<br />
1 ruimte en <strong>in</strong>ternationale concurrentiepositie;<br />
2 bereikbaarheid en verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g;<br />
3 ruimte <strong>voor</strong> wonen en werken;<br />
4 veiligheid tegen hoog water, klimaatveran<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g en<br />
verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g;<br />
5 energietransitie, ruimte en verkeer;<br />
6 <strong>in</strong>ternationale natuurverplicht<strong>in</strong>gen en ruimte;<br />
7 landbouw en ruimte;<br />
8 landschap, toerisme en recreatie.<br />
Het betreft hier <strong>opgaven</strong> die op bovenlokale schaal<br />
spelen. De selectie staat los van <strong>de</strong> vraag of het oppakken<br />
van <strong>de</strong> <strong>opgaven</strong> tot het takenpakket van <strong>de</strong> Rijksoverheid<br />
behoort. In hoofdstuk 4 van dit rapport wor<strong>de</strong>n criteria<br />
aangereikt om dat te toetsen.<br />
Naast <strong>de</strong>ze <strong>in</strong>hou<strong>de</strong>lijke <strong>opgaven</strong>, is er nog een aantal<br />
bestuurlijke <strong>opgaven</strong>, zoals het doelmatig toe<strong>de</strong>len van<br />
taken en verantwoor<strong>de</strong>lijkhe<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> diverse<br />
overheidslagen en <strong>de</strong> vereenvoudig<strong>in</strong>g van <strong>de</strong><br />
regelgev<strong>in</strong>g. Deze bestuurlijke <strong>opgaven</strong> wor<strong>de</strong>n na <strong>de</strong><br />
ruimtelijke <strong>opgaven</strong> besproken.<br />
1 Ruimte en <strong>in</strong>ternationale concurrentiepositie<br />
Vooral grote agglomeraties met een sterke exportpositie,<br />
een hoge bevolk<strong>in</strong>gsdichtheid en een hoog <strong>in</strong>komen per<br />
<strong>in</strong>woner trekken veel buitenlandse bedrijven en<br />
<strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen aan. Uit een vergelijk<strong>in</strong>g met <strong>de</strong> top tien<br />
van <strong>de</strong> belangrijkste Europese concurrenten blijkt dat<br />
Ne<strong>de</strong>rlandse regio’s gemid<strong>de</strong>ld genomen<br />
agglomeratiekracht missen bij het aantrekken van<br />
buitenlandse bedrijven (PBL 2010a).<br />
De Randstad scoort door <strong>de</strong> centrale ligg<strong>in</strong>g <strong>in</strong> Europa<br />
goed op Europese bereikbaarheid – dat wil zeggen <strong>de</strong><br />
multimodale bereikbaarheid van een regio van/naar alle<br />
an<strong>de</strong>re regio’s <strong>in</strong> <strong>de</strong> Europese Unie. De Randstad scoort<br />
op dit schaalniveau zelfs net zo goed als <strong>de</strong> best scoren<strong>de</strong><br />
regio’s <strong>in</strong> Europa (ESPON 2009). Op een lager<br />
schaalniveau is <strong>de</strong> bereikbaarheid van <strong>de</strong> Randstad<br />
problematischer. In <strong>de</strong> <strong>in</strong>ternationaal vergelijken<strong>de</strong><br />
studies van <strong>de</strong> Organisatie <strong>voor</strong> Economische<br />
Samenwerk<strong>in</strong>g en Ontwikkel<strong>in</strong>g (OECD 2007, 2010) – die<br />
zijn gericht op <strong>de</strong> kortere woon-werkafstan<strong>de</strong>n<br />
(reistij<strong>de</strong>n) en niet op <strong>de</strong> <strong>in</strong>terregionale geografische<br />
bereikbaarheid – wordt <strong>de</strong> bereikbaarheid <strong>in</strong> <strong>de</strong> Randstad<br />
als een serieus probleem <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze regio gezien.<br />
10 | <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> <strong>beeld</strong>. Achtergron<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> Ex-ante evaluatie Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
<br />
Ten opzichte van zijn directe buitenlandse concurrenten<br />
scoort <strong>de</strong> Randstad op <strong>in</strong>novatie (gemeten op basis van<br />
het aantal patenten en R&D-<strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen) dui<strong>de</strong>lijk<br />
slechter. Voor het verbeteren van <strong>de</strong>ze positie zijn<br />
ruimtelijke maatregelen m<strong>in</strong><strong>de</strong>r relevant; met ruimtelijke<br />
maatregelen kan hooguit wor<strong>de</strong>n geprobeerd <strong>de</strong><br />
rand<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n te beïnvloe<strong>de</strong>n, zoals het bie<strong>de</strong>n van<br />
aantrekkelijke won<strong>in</strong>gen en een aantrekkelijke<br />
leefomgev<strong>in</strong>g <strong>voor</strong> (buitenlandse) werknemers en<br />
bedrijven. Zo blijkt uit PBL-on<strong>de</strong>rzoek dat een goe<strong>de</strong><br />
kwaliteit van <strong>de</strong> leefomgev<strong>in</strong>g een factor van betekenis is<br />
<strong>voor</strong> het aantrekken van buitenlandse bedrijven, zeker als<br />
het gaat om kennis<strong>in</strong>tensieve bedrijven (Weter<strong>in</strong>gs et al.<br />
2011). Dergelijke bedrijven waar<strong>de</strong>ren zaken als veiligheid,<br />
hygiëne, gezondheidszorg, cultuur, milieu, recreatie,<br />
politiek-economische stabiliteit, openbare<br />
<strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen, openbaar vervoer en<br />
opleid<strong>in</strong>gsmogelijkhe<strong>de</strong>n.<br />
Naast het versterken van <strong>de</strong> agglomeratiekracht kan het<br />
(ruimtelijk) faciliteren van clusters van specifieke sectoren<br />
van nationaal belang zijn: juist regio’s met een sterke<br />
specialisatie trekken veel buitenlandse <strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen aan<br />
(Raspe et al. 2010). Echter, niet alle clusters zijn <strong>in</strong> het<br />
recente verle<strong>de</strong>n een garantie <strong>voor</strong> economisch succes<br />
gebleken. Deels liggen die clusters te gespreid over het<br />
land om er op nationaal niveau een ruimtelijk beleid <strong>voor</strong><br />
te kunnen voeren, <strong>de</strong>els lijken ze te we<strong>in</strong>ig massa te<br />
hebben om echt van nationaal belang te zijn. Er zijn geen<br />
gou<strong>de</strong>n regels <strong>voor</strong> een succesvolle cluster<strong>in</strong>g; <strong>voor</strong><br />
sommige sectoren is cluster<strong>in</strong>g zeer relevant, <strong>voor</strong> an<strong>de</strong>re<br />
veel m<strong>in</strong><strong>de</strong>r.<br />
Een focus op <strong>de</strong> belangrijkste ste<strong>de</strong>lijke regio’s en<br />
agglomeraties lijkt dan ook <strong>in</strong> <strong>in</strong>ternationaal perspectief<br />
z<strong>in</strong>voller dan <strong>in</strong>zetten op een groot aantal clusters met <strong>in</strong><br />
het algemeen een beperkte massa.<br />
2 Bereikbaarheid en verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g<br />
Bereikbaarheid is <strong>in</strong> <strong>de</strong>ze studie opgevat <strong>in</strong> termen van<br />
het aantal bestemm<strong>in</strong>gen (bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> arbeidsplaatsen)<br />
dat b<strong>in</strong>nen een bepaal<strong>de</strong> reisduur kan wor<strong>de</strong>n bereikt; <strong>in</strong><br />
<strong>de</strong>ze <strong>de</strong>f<strong>in</strong>itie is <strong>de</strong> nabijheid van bestemm<strong>in</strong>gen<br />
bepalen<strong>de</strong>r dan <strong>de</strong> reissnelheid (congestie).<br />
Voor een verbeter<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> bereikbaarheid zijn <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />
eerste plaats (wegbeprijz<strong>in</strong>g buiten beschouw<strong>in</strong>g latend)<br />
verdicht<strong>in</strong>g van verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g <strong>in</strong> bestaand bebouwd<br />
gebied en bun<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g van verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g rondom <strong>de</strong><br />
ste<strong>de</strong>n van belang. Rond <strong>de</strong> grote stations draagt <strong>de</strong><br />
ontwikkel<strong>in</strong>g van werklocaties namelijk sterk bij aan het<br />
gebruik van het openbaar vervoer: op zulke locaties is het<br />
autogebruik on<strong>de</strong>r werknemers ruim tweemaal zo laag<br />
en het openbaarvervoergebruik bijna viermaal zo hoog<br />
als op snelweglocaties (Hilbers et al. 2009). Pas <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />
twee<strong>de</strong> plaats is verbeter<strong>in</strong>g van <strong>in</strong>frastructuur aan <strong>de</strong><br />
or<strong>de</strong> (MNP 2007b; PBL 2011d).<br />
Een nuancer<strong>in</strong>g is op zijn plaats als het gaat om bun<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g<br />
van verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g op nieuwe locaties rondom <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>n.<br />
Mensen blijken bereid meer te reizen <strong>voor</strong> hun werk dan<br />
<strong>voor</strong> ste<strong>de</strong>lijke <strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen (De Groot et al. 2010).<br />
Vanuit <strong>de</strong>ze bereidheid hebben nieuwe woonlocaties<br />
nabij of goed bereikbaar ten opzichte van <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>n <strong>de</strong><br />
<strong>voor</strong>keur, met nieuwe werklocaties zo veel mogelijk <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />
stad of op goed ontsloten locaties daaromheen. De<br />
ontwikkel<strong>in</strong>g van multimodaal ontsloten werklocaties<br />
rond <strong>de</strong> stad houdt echter ook risico’s <strong>in</strong>. De huidige<br />
praktijk laat namelijk zien dat zulke locaties <strong>voor</strong>al per<br />
auto wor<strong>de</strong>n bezocht. Ontwikkel<strong>in</strong>g van multimodale<br />
werklocaties <strong>in</strong> <strong>de</strong> stadsrand <strong>in</strong> comb<strong>in</strong>atie met nieuwe<br />
woonlocaties op iets grotere afstand van <strong>de</strong> stad<br />
betekent zelfs een extra belast<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> nu reeds<br />
zwaarst belaste wegen.<br />
Naast verdicht<strong>in</strong>g en bun<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g van verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g kan<br />
verbeter<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> <strong>in</strong>frastructuur bijdragen aan het<br />
vergroten van <strong>de</strong> bereikbaarheid. Het uitbrei<strong>de</strong>n van<br />
<strong>in</strong>frastructuurcapaciteit <strong>in</strong> en rond <strong>de</strong> grote ste<strong>de</strong>n kan<br />
agglomeratievorm<strong>in</strong>g bevor<strong>de</strong>ren en zo economische<br />
groei. Vooral het wegnemen van belemmer<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> het<br />
woon-werkverkeer over korte afstan<strong>de</strong>n is hierbij van<br />
belang. In en rond <strong>de</strong> grote ste<strong>de</strong>n is, naast het<br />
hoofdwegennet, ook het on<strong>de</strong>rliggen<strong>de</strong> wegennet van<br />
grote betekenis <strong>voor</strong> <strong>de</strong> economische ontwikkel<strong>in</strong>g. Over<br />
wat langere afstan<strong>de</strong>n kunnen <strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen <strong>in</strong><br />
wegverb<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen <strong>voor</strong> woon-werkverkeer naar<br />
Amsterdam en Utrecht eveneens een forse bijdrage aan<br />
<strong>de</strong> economische groei leveren. Wor<strong>de</strong>n ook<br />
reistijdverbeter<strong>in</strong>gen <strong>voor</strong> het goe<strong>de</strong>renvervoer <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />
afweg<strong>in</strong>gen meegenomen, dan wor<strong>de</strong>n lange afstan<strong>de</strong>n<br />
en het hoofdwegennet steeds belangrijker. Het gaat<br />
hierbij <strong>voor</strong>al om verb<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen vanuit Oost- en Zuid-<br />
Ne<strong>de</strong>rland naar <strong>de</strong> Randstad.<br />
Het openbaar vervoer is meer gediend met verbeter<strong>in</strong>g<br />
van het <strong>voor</strong>- en natransport dan met<br />
frequentieverhog<strong>in</strong>g op het hoofdnet. Het <strong>voor</strong>- en<br />
natransport beslaat namelijk, met bijna 50 procent, een<br />
veel groter <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> totale ervaren reistijd dan <strong>de</strong><br />
wachttijd op het hoofdnet (een zes<strong>de</strong> van <strong>de</strong> totale<br />
ervaren reistijd). Voor verbeter<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> kwaliteit van<br />
het openbaar vervoer <strong>in</strong> Ne<strong>de</strong>rland zou dus eer<strong>de</strong>r<br />
moeten wor<strong>de</strong>n gezocht naar mogelijkhe<strong>de</strong>n om meer<br />
locaties goed te bedienen (Hilbers et al. 2009),<br />
bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> door verbeter<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> het regionale en<br />
ste<strong>de</strong>lijk openbaar vervoer.<br />
3 Ruimte <strong>voor</strong> wonen en werken<br />
In <strong>de</strong> ruimtelijke or<strong>de</strong>n<strong>in</strong>g moet reken<strong>in</strong>g wor<strong>de</strong>n<br />
gehou<strong>de</strong>n met een zeer grote onzekerheid over <strong>de</strong><br />
toekomstige ontwikkel<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> het aantal huishou<strong>de</strong>ns<br />
en <strong>de</strong> beroepsbevolk<strong>in</strong>g. Zo loopt door <strong>de</strong> onzekerheid <strong>in</strong><br />
<strong>de</strong> huishou<strong>de</strong>nsontwikkel<strong>in</strong>g <strong>de</strong> bandbreedte <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />
Bev<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen |<br />
11
<br />
won<strong>in</strong>gbehoefte tussen nu en 2040 uiteen van een laag<br />
scenario met nul, tot een hoog scenario met drie miljoen<br />
won<strong>in</strong>gen extra. Dat <strong>de</strong> won<strong>in</strong>gbouw op dit moment <strong>in</strong><br />
een dal zit, laat onverlet dat <strong>de</strong> ruimteclaims <strong>voor</strong> wonen<br />
en werken tot 2040 zeer omvangrijk kunnen zijn, maar<br />
wel met grote regionale verschillen <strong>in</strong> <strong>de</strong> bouwopgave. De<br />
onzekerhe<strong>de</strong>n rondom <strong>de</strong> toekomstige ontwikkel<strong>in</strong>g van<br />
<strong>de</strong> (beroeps)bevolk<strong>in</strong>g wor<strong>de</strong>n nog uitvergroot als <strong>de</strong><br />
toekomstige ontwikkel<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> <strong>de</strong> mobiliteit en congestie<br />
<strong>in</strong> ogenschouw wor<strong>de</strong>n genomen; <strong>de</strong>ze nemen sneller toe<br />
dan het aantal huishou<strong>de</strong>ns (PBL 2011d).<br />
Met adaptieve plann<strong>in</strong>g kunnen <strong>de</strong> risico’s op on<strong>de</strong>r- en<br />
over<strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen wor<strong>de</strong>n beperkt, maar niet<br />
weggenomen. Er zullen altijd grote projecten zijn die <strong>de</strong><br />
ruimtelijke structuur <strong>in</strong> een gebied <strong>voor</strong> lange tijd<br />
vastleggen, maar die niet kunnen wor<strong>de</strong>n uitgesteld of<br />
gefaseerd. Voor die projecten is het verstandig een<br />
afweg<strong>in</strong>gska<strong>de</strong>r uit te werken, waarmee <strong>de</strong> kans op<br />
over<strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen en <strong>de</strong> maatschappelijke kosten<br />
daarvan kunnen wor<strong>de</strong>n afgezet tegen <strong>de</strong> kans op<br />
on<strong>de</strong>r<strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen en <strong>de</strong> daarbij horen<strong>de</strong><br />
maatschappelijke kosten (PBL 2011d).<br />
Meer nog dan bij nieuwe won<strong>in</strong>gbouwlocaties, ligt <strong>de</strong><br />
opgave <strong>in</strong> <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> <strong>de</strong>cennia bij herstructurer<strong>in</strong>g van<br />
<strong>de</strong> bestaan<strong>de</strong> won<strong>in</strong>g<strong>voor</strong>raad. Deze<br />
herstructurer<strong>in</strong>gsopgave neemt <strong>in</strong> <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> <strong>de</strong>cennia<br />
sterk toe, zowel <strong>in</strong> absolute z<strong>in</strong> als relatief, ten opzichte<br />
van <strong>de</strong> nieuwbouwopgave.<br />
De toekomstige won<strong>in</strong>gbouwopgave ligt <strong>voor</strong>al <strong>in</strong> en<br />
rond <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>n. Bij het formuleren van verhuiswensen<br />
spelen naast woonmilieu en type won<strong>in</strong>g ook veel an<strong>de</strong>re<br />
afweg<strong>in</strong>gen een rol. Zo blijven huishou<strong>de</strong>ns het liefst <strong>in</strong><br />
<strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> gemeente of zelfs wijk wonen, tenzij zaken als<br />
studie of werk meespelen. Ruim drie kwart van <strong>de</strong><br />
verhuisgeneig<strong>de</strong>n wil bovendien op korte afstand van<br />
een regionaal w<strong>in</strong>kel- of verzorg<strong>in</strong>gscentrum wonen.<br />
Eengez<strong>in</strong>skoopwon<strong>in</strong>gen zijn nog steeds <strong>de</strong> meest<br />
gevraag<strong>de</strong> won<strong>in</strong>gen, zeker <strong>voor</strong> doorstromers. Starters<br />
oriënteren zich <strong>voor</strong>al op meergez<strong>in</strong>shuurwon<strong>in</strong>gen<br />
(VROM & CBS 2010). Ruimtelijk gezien betekent dit een<br />
vraag naar ste<strong>de</strong>lijke en suburbane milieus <strong>in</strong> <strong>de</strong> buurt<br />
van bestaan<strong>de</strong> ste<strong>de</strong>n.<br />
Ruimtelijk beleid kan slechts beperkt bijdragen aan een<br />
beter functioneren<strong>de</strong> won<strong>in</strong>gmarkt: <strong>de</strong> <strong>in</strong>vloed van <strong>de</strong><br />
hypotheekrenteaftrek en het huurbeleid is veel groter.<br />
Hoewel <strong>de</strong> precieze gevolgen van hervorm<strong>in</strong>g van het<br />
woonbeleid nog ondui<strong>de</strong>lijk zijn, kunnen veran<strong>de</strong>r<strong>in</strong>gen<br />
hier<strong>in</strong> belangrijke ruimtelijke effecten hebben. Het<br />
verdient daarom aanbevel<strong>in</strong>g om beter zicht te krijgen op<br />
<strong>de</strong>ze ruimtelijke gevolgen, en <strong>de</strong>ze een rol te laten spelen<br />
<strong>in</strong> <strong>de</strong> besluitvorm<strong>in</strong>g over het woonbeleid.<br />
Omdat <strong>de</strong> nationale en regionale plann<strong>in</strong>gs<strong>opgaven</strong><br />
onzeker zijn, is het verstandig om <strong>de</strong> aanleg en uitgifte<br />
van bedrijventerre<strong>in</strong>en door gemeenten gefaseerd en op<br />
grond van markton<strong>de</strong>rzoek te laten plaatsv<strong>in</strong><strong>de</strong>n. Tot op<br />
he<strong>de</strong>n gebeurt dat nauwelijks. Dit vergt een<br />
cultuuromslag bij gemeenten van aanbod- naar<br />
vraaggericht werken (Ol<strong>de</strong>n 2010; PBL 2010a).<br />
Ook vallen kantoren, <strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen en won<strong>in</strong>gen buiten<br />
toepass<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> SER-lad<strong>de</strong>r. De beperk<strong>in</strong>g tot<br />
bedrijventerre<strong>in</strong>en kan ertoe lei<strong>de</strong>n dat ou<strong>de</strong><br />
bedrijventerre<strong>in</strong>en die zich heel goed zou<strong>de</strong>n kunnen<br />
lenen <strong>voor</strong> bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> wonen, toch opnieuw <strong>voor</strong><br />
bedrijven moeten wor<strong>de</strong>n <strong>in</strong>gericht (PBL 2010c). Ook kan<br />
een strikte toepass<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> SER-lad<strong>de</strong>r een grotere<br />
meng<strong>in</strong>g van wonen en werken <strong>in</strong> <strong>de</strong> weg staan. Wat dit<br />
betreft is <strong>de</strong> komst van een bre<strong>de</strong>re lad<strong>de</strong>r <strong>voor</strong><br />
duurzame verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g <strong>in</strong> <strong>de</strong> ontwerp-Structuurvisie<br />
veelbelovend.<br />
Als gevolg van zowel markt- als overheidsfalen is sprake<br />
van een grote en toenemen<strong>de</strong> structurele leegstand op<br />
<strong>de</strong> kantorenmarkt, met onzorgvuldig en <strong>in</strong>efficiënt<br />
ruimtegebruik als gevolg. Om <strong>de</strong> structurele leegstand<br />
weg te werken, moeten ver<strong>de</strong>rgaan<strong>de</strong> <strong>in</strong>spann<strong>in</strong>gen<br />
wor<strong>de</strong>n geleverd.<br />
4 Veiligheid tegen hoog water,<br />
klimaatveran<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g en verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g<br />
Zowel <strong>de</strong> ruimtelijke ontwikkel<strong>in</strong>gen van <strong>de</strong> laatste<br />
<strong>de</strong>cennia als klimaatveran<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g nopen tot actualiser<strong>in</strong>g<br />
van het waterveiligheidsbeleid. De huidige<br />
veiligheidsnormen tegen hoog water dateren uit <strong>de</strong> jaren<br />
zestig. S<strong>in</strong>dsdien zijn <strong>de</strong> bevolk<strong>in</strong>g en het <strong>in</strong> bebouw<strong>in</strong>g<br />
geïnvesteer<strong>de</strong> vermogen fors <strong>in</strong> omvang toegenomen en<br />
dit vermogen zal – afhankelijk van <strong>de</strong> economische groei<br />
– naar verwacht<strong>in</strong>g <strong>in</strong> <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> <strong>de</strong>cennia ver<strong>de</strong>r<br />
toenemen. Omdat <strong>de</strong> mogelijke gevolgen van een<br />
overstrom<strong>in</strong>g daarmee steeds groter wor<strong>de</strong>n, is een<br />
aanpass<strong>in</strong>g van het veiligheidsbeleid nodig.<br />
Het is maatschappelijk onacceptabel, maar ook onnodig<br />
om <strong>in</strong> <strong>de</strong> economisch belangrijkste gebie<strong>de</strong>n van<br />
Ne<strong>de</strong>rland het risico van grootschalige overstrom<strong>in</strong>gen te<br />
accepteren. Bij toepass<strong>in</strong>g van doorbraakvrije dijken<br />
neemt het directe overstrom<strong>in</strong>gsgevaar zodanig af dat <strong>in</strong><br />
<strong>de</strong> ruimtelijke <strong>in</strong>richt<strong>in</strong>g van het achterliggen<strong>de</strong> gebied<br />
m<strong>in</strong><strong>de</strong>r reken<strong>in</strong>g hoeft te wor<strong>de</strong>n gehou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong><br />
mogelijke gevolgen van overstrom<strong>in</strong>gen. Het vergroten<br />
van <strong>de</strong> veiligheid tegen hoog water betekent dan geen<br />
extra ruimtelijke beperk<strong>in</strong>gen (PBL 2011a).<br />
Zolang nog niet overal doorbraakvrije dijken zijn<br />
aangelegd, is het raadzaam om verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g <strong>voor</strong>al<br />
daar toe te staan waar <strong>de</strong> veiligheid al het grootst is, dat<br />
wil zeggen <strong>in</strong> regio’s met hoge bevolk<strong>in</strong>gsconcentraties,<br />
en tegelijkertijd <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n te stellen aan <strong>de</strong> wijze<br />
waarop verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g mag plaatsv<strong>in</strong><strong>de</strong>n <strong>in</strong> m<strong>in</strong><strong>de</strong>r<br />
veilige gebie<strong>de</strong>n. Een meer gedifferentieer<strong>de</strong><br />
waterveiligheidsnormstell<strong>in</strong>g kan ver<strong>de</strong>r bijdragen aan<br />
het beperken van scha<strong>de</strong>risico’s. Hierbij zullen – meer dan<br />
12 | <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> <strong>beeld</strong>. Achtergron<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> Ex-ante evaluatie Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
<br />
nu – <strong>de</strong> strengste veiligheidsnormen moeten wor<strong>de</strong>n<br />
toegepast <strong>in</strong> <strong>de</strong> regio’s met <strong>de</strong> grootste<br />
bevolk<strong>in</strong>gsconcentraties (MNP 2007b).<br />
5 Energietransitie, ruimte en verkeer<br />
De Europese Unie heeft <strong>de</strong> ambitieuze doelstell<strong>in</strong>g om <strong>in</strong><br />
2050 <strong>de</strong> uitstoot van broeikasgassen ten opzichte van<br />
1990 met 80 procent te verm<strong>in</strong><strong>de</strong>ren. Voor een belangrijk<br />
<strong>de</strong>el moet <strong>de</strong> afname uit <strong>de</strong> energiesector komen. Om dit<br />
doel te halen, is een aanzienlijke beleids<strong>in</strong>spann<strong>in</strong>g nodig,<br />
ook <strong>in</strong> Ne<strong>de</strong>rland. De Europese Unie heeft <strong>de</strong> doelen <strong>voor</strong><br />
2050 nog niet omgezet <strong>in</strong> verplicht<strong>in</strong>gen <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
lidstaten, <strong>voor</strong> 2020 wel. Zodoen<strong>de</strong> heeft Ne<strong>de</strong>rland <strong>de</strong><br />
verplicht<strong>in</strong>g om nu te beg<strong>in</strong>nen met het verm<strong>in</strong><strong>de</strong>ren van<br />
<strong>de</strong> uitstoot van (on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re) CO 2<br />
en energie uit<br />
hernieuwbare bronnen (bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> w<strong>in</strong>d, water en zon)<br />
te halen. De <strong>in</strong>spann<strong>in</strong>gen die Ne<strong>de</strong>rland hier<strong>voor</strong> wil<br />
leveren, zijn vastgelegd <strong>in</strong> het (door <strong>de</strong> Europese Unie<br />
verplicht gestel<strong>de</strong>) Nationaal actieplan hernieuwbare bronnen<br />
2010 (Rijksoverheid 2010)<br />
De meest rendabele vormen van hernieuwbare energie<br />
zijn momenteel w<strong>in</strong><strong>de</strong>nergie op land, w<strong>in</strong><strong>de</strong>nergie op zee<br />
en biomassa. Veel projecten <strong>voor</strong> w<strong>in</strong><strong>de</strong>nergie lopen<br />
vertrag<strong>in</strong>g op door een gebrek aan maatschappelijk<br />
draagvlak. Wat opvalt <strong>in</strong> <strong>de</strong>ze projecten, is dat <strong>de</strong><br />
politiek-maatschappelijke en ruimtelijke <strong>in</strong>bedd<strong>in</strong>g pas<br />
laat tot stand komen. Het vanaf het beg<strong>in</strong> betrekken van<br />
actoren <strong>in</strong> <strong>de</strong> ruimtelijke planvorm<strong>in</strong>g (conform het<br />
advies van <strong>de</strong> commissie-Elverd<strong>in</strong>g) kan perspectieven<br />
bie<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> het realiseren van maatschappelijk bela<strong>de</strong>n<br />
ruimtegebruik. Daarnaast heeft het Rijk met <strong>de</strong> Crisis- en<br />
Herstelwet <strong>in</strong>strumenten <strong>in</strong> han<strong>de</strong>n om <strong>de</strong> planvorm<strong>in</strong>g<br />
te versnellen.<br />
Inspann<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> <strong>de</strong> gebouw<strong>de</strong> omgev<strong>in</strong>g kunnen ook<br />
bijdragen aan <strong>de</strong> energiedoelstell<strong>in</strong>gen. Verwarm<strong>in</strong>g en<br />
verkoel<strong>in</strong>g van gebouwen vragen veel energie. Veel kan<br />
wor<strong>de</strong>n bespaard door warmtestromen van <strong>in</strong>dividuele<br />
gebouwen op elkaar aan te sluiten en restwarmte uit <strong>de</strong><br />
<strong>in</strong>dustrie te benutten. Ver<strong>de</strong>r is nog veel w<strong>in</strong>st te halen uit<br />
het beter isoleren van bestaan<strong>de</strong> won<strong>in</strong>gen en<br />
bedrijfspan<strong>de</strong>n. Een groot <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> bebouw<strong>in</strong>g die<br />
<strong>voor</strong> 2050 is <strong>voor</strong>zien, staat er nu al. Het is dan ook van<br />
groot belang om herstructurer<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> bestaan<strong>de</strong><br />
<strong>voor</strong>raad bebouw<strong>in</strong>g aan te grijpen om energiedoelen te<br />
realiseren (PBL 2011a).<br />
In het Europese Witboek Transport 2011 (Europese Commissie<br />
2011) zijn <strong>voor</strong> <strong>de</strong> transportsector stevige ambities (geen<br />
verplicht<strong>in</strong>gen) opgenomen. Het realiseren van <strong>de</strong> CO 2<br />
-<br />
doelen door het personen- en goe<strong>de</strong>renvervoer is lastig.<br />
Zo is <strong>de</strong> CO 2<br />
-uitstoot van het verkeer (zeescheepvaart en<br />
luchtvaart niet meegerekend) <strong>in</strong> <strong>de</strong> afgelopen twee<br />
<strong>de</strong>cennia met meer dan 30 procent toegenomen (Hoen et<br />
al. 2010). Voor <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> <strong>de</strong>cennia wordt met het<br />
vastgestel<strong>de</strong> beleid grofweg een stabilisatie rond het<br />
huidige niveau <strong>voor</strong>zien. Het overnemen van <strong>de</strong>ze<br />
ambities betekent dat Ne<strong>de</strong>rland veel extra maatregelen<br />
zal moeten <strong>in</strong>zetten om <strong>de</strong>ze doelen b<strong>in</strong>nen bereik te<br />
brengen.<br />
De Europese Unie heeft daarnaast <strong>de</strong> ambitie om <strong>in</strong> 2030<br />
<strong>de</strong> helft van het stadsverkeer elektrisch af te han<strong>de</strong>len.<br />
Het realiseren van <strong>de</strong>ze ambitie kan grote<br />
mobiliteitseffecten hebben. Elektrisch rij<strong>de</strong>n gaat<br />
waarschijnlijk gepaard met hogere vaste kosten en lagere<br />
variabele kosten. Dat zou tot een toename van <strong>de</strong><br />
mobiliteit kunnen lei<strong>de</strong>n. Zon<strong>de</strong>r een precies <strong>in</strong>zicht <strong>in</strong><br />
<strong>de</strong>ze kosten, is nu echter nog geen uitspraak te doen over<br />
het effect op <strong>de</strong> ontwikkel<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> mobiliteit.<br />
Energie<strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen hebben <strong>in</strong>vloed op <strong>de</strong> ruimtelijke<br />
<strong>in</strong>richt<strong>in</strong>g en gevolgen <strong>voor</strong> het uiterlijk van het<br />
landschap. Te <strong>de</strong>nken valt aan centrales, maar ook aan<br />
hoogspann<strong>in</strong>gslijnen en w<strong>in</strong>dturb<strong>in</strong>es. Een mogelijke<br />
‘nieuwkomer’ is schaliegas, waar<strong>voor</strong> al aan diverse<br />
bedrijven opspor<strong>in</strong>gsvergunn<strong>in</strong>gen zijn verleend. Omdat<br />
dit gas slecht stroomt, zijn veel meer bor<strong>in</strong>gen nodig dan<br />
normaal: het kan zijn dat om <strong>de</strong> paar hon<strong>de</strong>rd meter een<br />
nieuwe put moet wor<strong>de</strong>n geboord. Dat kan <strong>de</strong> nodige<br />
landschappelijke effecten hebben als tot w<strong>in</strong>n<strong>in</strong>g wordt<br />
overgegaan.<br />
6 Internationale natuurverplicht<strong>in</strong>gen en ruimte<br />
Het kab<strong>in</strong>et hanteert het respecteren van <strong>in</strong>ternationale<br />
afspraken als basis <strong>voor</strong> <strong>de</strong> herijk<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> Ecologische<br />
Hoofdstructuur. Europese en an<strong>de</strong>re <strong>in</strong>ternationale<br />
regelgev<strong>in</strong>g verplicht Ne<strong>de</strong>rland tot het halen van<br />
verschei<strong>de</strong>ne doelen op het gebied van natuur en water.<br />
Alleen <strong>in</strong>zetten op Natura 2000-gebie<strong>de</strong>n biedt<br />
onvoldoen<strong>de</strong> perspectief <strong>voor</strong> het realiseren van <strong>de</strong><br />
doelen van <strong>de</strong> <strong>in</strong>ternationale afspraken, bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> die<br />
op het terre<strong>in</strong> van <strong>de</strong> Europese Vogel- en<br />
Habitatrichtlijnen. Vanwege <strong>de</strong> milieudruk en <strong>de</strong> externe<br />
werk<strong>in</strong>g van <strong>de</strong>ze richtlijnen zijn ook vaak maatregelen<br />
nodig <strong>in</strong> <strong>de</strong> hydrologische beïnvloed<strong>in</strong>gsgebie<strong>de</strong>n<br />
rondom <strong>de</strong> Natura 2000-gebie<strong>de</strong>n (MNP 2007b). Deze<br />
gebie<strong>de</strong>n liggen <strong>voor</strong> een belangrijk <strong>de</strong>el wel b<strong>in</strong>nen <strong>de</strong><br />
huidige Ecologische Hoofdstructuur. Bovendien zijn ook<br />
<strong>de</strong>len van <strong>de</strong> Ecologische Hoofdstructuur buiten Natura<br />
2000-gebied van belang <strong>voor</strong> bescherm<strong>de</strong> soorten <strong>in</strong> dat<br />
gebied, bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> verb<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g tussen<br />
verschillen<strong>de</strong> leefgebie<strong>de</strong>n. Daarnaast zijn nog <strong>de</strong><br />
(kle<strong>in</strong>ere) gebie<strong>de</strong>n buiten <strong>de</strong> Natura 2000-gebie<strong>de</strong>n van<br />
belang waar zich concentraties bev<strong>in</strong><strong>de</strong>n van Europees<br />
bescherm<strong>de</strong> soorten. Tot slot zijn <strong>de</strong>len van <strong>de</strong><br />
Ecologische Hoofdstructuur buiten Natura 2000-gebied<br />
van belang <strong>voor</strong> het halen van doelen van <strong>de</strong> Europese<br />
Ka<strong>de</strong>rrichtlijn Water. Denk bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> aan een<br />
maatregel als het opnieuw laten mean<strong>de</strong>ren van een<br />
beek, die is ‘meegerekend’ <strong>in</strong> het maatregelenpakket van<br />
het stroomgebiedsbeheerplan <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Ka<strong>de</strong>rrichtlijn<br />
Bev<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen | 13
<br />
Water zoals dat aan <strong>de</strong> Europese Unie is gerapporteerd.<br />
Ne<strong>de</strong>rland kan zich niet eenzijdig ontrekken aan <strong>de</strong>ze<br />
maatregelen; dit moet m<strong>in</strong>imaal opnieuw aan <strong>de</strong><br />
Europese Unie wor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>gelegd en moet opnieuw <strong>de</strong><br />
procedure van <strong>de</strong> stroomgebiedsbeheerplannen met<br />
publieke participatie (<strong>in</strong>spraak) doorlopen.<br />
Ne<strong>de</strong>rland is verplicht maatregelen te treffen om <strong>de</strong><br />
verslechter<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> kwaliteit van <strong>de</strong> habitats <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />
Natura 2000-gebie<strong>de</strong>n te stoppen. Voor <strong>de</strong> soorten en<br />
ecosystemen van <strong>de</strong> Vogel- en Habitatrichtlijnen is <strong>de</strong><br />
verbeter<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> milieu- en ruimtecondities nog<br />
onvoldoen<strong>de</strong> geweest om een gunstige staat van<br />
<strong>in</strong>standhoud<strong>in</strong>g te bereiken (Bre<strong>de</strong>noord et al. 2011). Het<br />
hoge aantal soorten en habitats met een ongunstige<br />
staat van <strong>in</strong>standhoud<strong>in</strong>g maakt het treffen van<br />
maatregelen urgent. Essentieel daarbij is het oplossen<br />
van knelpunten <strong>in</strong> <strong>de</strong> milieu- en watercondities, <strong>in</strong> het<br />
bijzon<strong>de</strong>r verdrog<strong>in</strong>g (Bre<strong>de</strong>noord et al. 2011).<br />
De bezu<strong>in</strong>ig<strong>in</strong>gen van het Rijk op het natuurbeleid zullen<br />
naar verwacht<strong>in</strong>g lei<strong>de</strong>n tot een ver<strong>de</strong>re verslechter<strong>in</strong>g<br />
van <strong>de</strong> natuurkwaliteit en <strong>de</strong> leefomstandighe<strong>de</strong>n van<br />
planten- en diersoorten die op basis van <strong>de</strong> Europese<br />
Vogel- en Habitatrichtlijnen moeten wor<strong>de</strong>n beschermd<br />
(Bre<strong>de</strong>noord et al. 2011). Deze bezu<strong>in</strong>ig<strong>in</strong>gen vergroten <strong>de</strong><br />
kans dat nieuwe ruimtelijke ontwikkel<strong>in</strong>gen (zoals<br />
verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g en <strong>de</strong> aanleg van <strong>in</strong>frastructuur) met <strong>de</strong>ze<br />
richtlijnen zullen botsen.<br />
Een belangrijk aandachtspunt is overigens dat het volgens<br />
<strong>de</strong> Habitatrichtlijn niet mogelijk is vanwege bezu<strong>in</strong>ig<strong>in</strong>gen<br />
onvoldoen<strong>de</strong> te <strong>in</strong>vesteren <strong>in</strong> het beheer van Natura<br />
2000-gebie<strong>de</strong>n (Backes et al. 2011).<br />
In het algemeen geldt dat grotere natuurgebie<strong>de</strong>n<br />
robuuster zijn dan kle<strong>in</strong>ere, omdat ze beter bestand zijn<br />
tegen negatieve <strong>in</strong>vloe<strong>de</strong>n van buiten. Het <strong>voor</strong>malige<br />
Milieu- en Natuurplanbureau (MNP 2007b) presenteer<strong>de</strong><br />
<strong>in</strong> <strong>de</strong> verkenn<strong>in</strong>g Ne<strong>de</strong>rland Later een kijkricht<strong>in</strong>g ‘Robuuste<br />
natuur’, waar<strong>in</strong> <strong>de</strong> nog aan te leggen nieuwe natuur<br />
(conform het areaal zoals dat gold tot aan het kab<strong>in</strong>et-<br />
Rutte) wordt geconcentreerd rondom <strong>de</strong> Natura<br />
2000-gebie<strong>de</strong>n. Deze versterk<strong>in</strong>g zou wel lei<strong>de</strong>n tot het<br />
halen van <strong>de</strong> doelen van <strong>de</strong> Vogel- en Habitatrichtlijnen.<br />
Het kab<strong>in</strong>et heeft er<strong>voor</strong> gekozen om <strong>de</strong> f<strong>in</strong>anciën van<br />
het natuurbeleid te verschuiven van grondverwerv<strong>in</strong>g<br />
naar agrarisch natuurbeheer. Agrarisch natuurbeheer is <strong>in</strong><br />
<strong>de</strong> huidige vorm echter we<strong>in</strong>ig effectief <strong>voor</strong> het bereiken<br />
van <strong>de</strong> ecologische doelen (MNP 2007a). De effectiviteit<br />
zou wor<strong>de</strong>n verbeterd als (1) het beheer <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />
wei<strong>de</strong>vogelgebie<strong>de</strong>n sterker wordt gericht op<br />
wei<strong>de</strong>vogelbehoud, (2) <strong>de</strong> randzones van <strong>de</strong> Natura<br />
2000-gebie<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n gebruikt om boeren te laten<br />
bijdragen aan het bereiken van <strong>de</strong> doelen ín het Natura<br />
2000-gebied – bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> door het verhogen van <strong>de</strong><br />
waterstand of het verm<strong>in</strong><strong>de</strong>ren van <strong>de</strong> stikstofuitstoot,<br />
en (3) <strong>de</strong> grond <strong>de</strong>els <strong>voor</strong> agrarisch landschapsbeheer<br />
wordt gebruikt, waar het behoud van het<br />
cultuurhistorische landschap <strong>voor</strong>opstaat of waar sterk<br />
behoefte is aan recreatiemogelijkhe<strong>de</strong>n, zoals rond <strong>de</strong><br />
ste<strong>de</strong>n en <strong>in</strong> toeristisch-recreatieve gebie<strong>de</strong>n. Dit laatste<br />
kan bijdragen aan het verm<strong>in</strong><strong>de</strong>ren van <strong>de</strong> recreatieve<br />
tekorten rond <strong>de</strong> grote ste<strong>de</strong>n, ook met het oog op het<br />
stopzetten van het Rijksbufferzonebeleid en van <strong>de</strong><br />
aanleg van groengebie<strong>de</strong>n rond <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>n.<br />
7 Landbouw, open ruimte en landschap<br />
De economische betekenis van <strong>de</strong> primaire landbouw <strong>in</strong><br />
Ne<strong>de</strong>rland is beperkt. Landbouw, bosbouw en visserij<br />
leveren gezamenlijk slechts 2 procent van <strong>de</strong><br />
toegevoeg<strong>de</strong> waar<strong>de</strong>. In ruimtelijk opzicht is <strong>de</strong> rol van<br />
het grondgebon<strong>de</strong>n <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> primaire landbouw als<br />
beheer<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> open ruimte en (potentiële) leverancier<br />
van groene diensten echter wel <strong>de</strong>gelijk van groot belang.<br />
De economische betekenis van het totale Ne<strong>de</strong>rlandse<br />
agrocomplex is groter. Dit maakt, gemeten <strong>in</strong><br />
toegevoeg<strong>de</strong> waar<strong>de</strong>, 9,1 procent uit van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse<br />
economie. De Ne<strong>de</strong>rlandse agrosector ontleent daarmee<br />
zijn economische betekenis <strong>in</strong> belangrijke mate aan <strong>de</strong><br />
voed<strong>in</strong>gs- en genotmid<strong>de</strong>len<strong>in</strong>dustrie (Silvis et al. 2009).<br />
De greenports zijn slechts ten <strong>de</strong>le plaatsgebon<strong>de</strong>n. De<br />
teelt van groenten, bollen en (<strong>de</strong>els) sierteelt verplaatst<br />
zich op dit moment al uit <strong>de</strong> greenports. Een m<strong>in</strong><strong>de</strong>r grote<br />
ruimtebehoefte <strong>in</strong> <strong>de</strong> greenports is op termijn <strong>voor</strong>al<br />
<strong>de</strong>nkbaar <strong>in</strong> Aalsmeer en <strong>in</strong> <strong>de</strong> Bollenstreek. Hier lijkt dan<br />
ook <strong>in</strong> beperkte mate ruimte te zijn om grond <strong>voor</strong><br />
an<strong>de</strong>re functies te bestemmen (Grontmij 2009). Ook <strong>de</strong><br />
Adviesgroep Nijkamp conclu<strong>de</strong>ert dat niet alle productie<br />
– en zeker niet die van standaardproducten –<br />
noodzakelijkerwijs <strong>in</strong> het westen hoeft te wor<strong>de</strong>n<br />
gerealiseerd (Adviesgroep Tu<strong>in</strong>bouwcluster Greenport.nl<br />
2010).<br />
Planologische dui<strong>de</strong>lijkheid – en daarmee beheers<strong>in</strong>g van<br />
<strong>de</strong> agrarische grondprijzen – is een noodzakelijke<br />
<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong> <strong>voor</strong> behoud en ontwikkel<strong>in</strong>g van <strong>de</strong><br />
grondgebon<strong>de</strong>n landbouw als beheer<strong>de</strong>r van het<br />
cultuurlandschap (MNP 2007b). Succesvol beleid <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
landbouw als beheer<strong>de</strong>r van het cultuurlandschap is <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />
afgelopen <strong>de</strong>cennia een zaak geweest van lange a<strong>de</strong>m,<br />
cont<strong>in</strong>uïteit en dui<strong>de</strong>lijkheid, waarbij regels direct waren<br />
gekoppeld aan f<strong>in</strong>anciële regel<strong>in</strong>gen. Dit betrof <strong>voor</strong>al het<br />
Rijksbufferzonebeleid. Alleen met een cont<strong>in</strong>ue<br />
beleids<strong>in</strong>zet blijkt <strong>de</strong> overheid het vertrouwen van boeren<br />
en burgers te kunnen krijgen. Cont<strong>in</strong>uïteit van <strong>de</strong>ze<br />
f<strong>in</strong>ancier<strong>in</strong>g, hoe beperkt ook, is van groot belang <strong>voor</strong><br />
het genereren van betrokkenheid en <strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen van<br />
an<strong>de</strong>re publieke en private partijen.<br />
14 | <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> <strong>beeld</strong>. Achtergron<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> Ex-ante evaluatie Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
<br />
Vooral wat betreft <strong>de</strong> <strong>in</strong>ternationaal belangrijke<br />
veengebie<strong>de</strong>n is een heroverweg<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> rol van <strong>de</strong><br />
landbouw nodig. Verschillen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeken wijzen uit<br />
dat <strong>de</strong> verhoud<strong>in</strong>g tussen kosten en baten niet<br />
vanzelfsprekend gunstig uitvalt <strong>voor</strong> het huidige<br />
landbouwkundig gebruik. Als <strong>de</strong> moeilijk te<br />
monetariseren natuurwaar<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> effecten op het<br />
verm<strong>in</strong><strong>de</strong>ren van <strong>de</strong> broeikasgasemissies wor<strong>de</strong>n<br />
meegewogen, komen ook beheerstrategieën met hogere<br />
waterpeilen, verbre<strong>de</strong> landbouw en ger<strong>in</strong>gere<br />
bo<strong>de</strong>mdal<strong>in</strong>g <strong>in</strong> <strong>beeld</strong>. Uitgaan<strong>de</strong> van een<br />
gebiedsgedifferentieer<strong>de</strong> aanpak waar<strong>in</strong> reken<strong>in</strong>g wordt<br />
gehou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> ontwikkel<strong>in</strong>gsricht<strong>in</strong>g van <strong>de</strong><br />
landbouw, zou<strong>de</strong>n op langere termijn <strong>in</strong> het noor<strong>de</strong>n <strong>de</strong><br />
meestal dunne veenpakketten groten<strong>de</strong>els verdwijnen,<br />
maar zou<strong>de</strong>n <strong>in</strong> het westen, waar <strong>de</strong> dikste<br />
veenpakketten liggen (plaatselijk 5 tot 12 meter dik), <strong>de</strong><br />
ook op Europese schaal unieke veenkwaliteiten<br />
behou<strong>de</strong>n kunnen blijven (PBL 2011b).<br />
8 Landschap, toerisme en recreatie<br />
Wan<strong>de</strong>len, fietsen en buiten recreëren zijn <strong>de</strong><br />
belangrijkste vrijetijdsactiviteiten <strong>in</strong> <strong>de</strong> buitenlucht<br />
(Ne<strong>de</strong>rlands Bureau <strong>voor</strong> Toerisme en Congressen 2010).<br />
De vraag naar zulke activiteiten is het grootst rond <strong>de</strong><br />
grote ste<strong>de</strong>n. Nu is besloten om geen nieuwe gebie<strong>de</strong>n <strong>in</strong><br />
te richten specifiek <strong>voor</strong> recreatie om <strong>de</strong> stad, blijft<br />
versterk<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> recreatieve gebruiksmogelijkhe<strong>de</strong>n<br />
van het agrarische cultuurlandschap als optie over. De<br />
mogelijkhe<strong>de</strong>n hiertoe zijn echter beperkt. De<br />
opvangcapaciteit <strong>voor</strong> recreanten is een stuk kle<strong>in</strong>er dan<br />
van specifiek <strong>in</strong>gerichte recreatiegebie<strong>de</strong>n. Daarnaast zal<br />
het areaal cultuurlandschap door verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g ver<strong>de</strong>r<br />
afnemen.<br />
Het overgrote <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> buitenlandse toeristen komt<br />
uit <strong>de</strong> buurlan<strong>de</strong>n, en dat zal ook <strong>in</strong> <strong>de</strong> toekomst zo zijn.<br />
Deze toeristen bezoeken Ne<strong>de</strong>rland juist ook vanwege<br />
het landschap (Breman et al. 2008), niet alleen vanwege<br />
<strong>de</strong> aantrekkelijkheid ervan, maar ook vanwege <strong>de</strong> goe<strong>de</strong><br />
toegankelijkheid via wan<strong>de</strong>l-, fiets-, en ruiterpa<strong>de</strong>n en<br />
vaarroutes. Gezien <strong>de</strong> motieven en <strong>voor</strong>keuren van <strong>de</strong>ze<br />
toeristen, is on<strong>de</strong>rsteun<strong>in</strong>g van landschapsgerelateerd<br />
toerisme en <strong>de</strong> bijbehoren<strong>de</strong> product-marktcomb<strong>in</strong>aties<br />
gerechtvaardigd.<br />
De komen<strong>de</strong> jaren blijft het Ne<strong>de</strong>rlandse landschap <strong>in</strong><br />
ontwikkel<strong>in</strong>g. De belangrijkste drijven<strong>de</strong> krachten zijn<br />
verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g, <strong>de</strong> aanleg van nieuwe <strong>in</strong>frastructuur<br />
(autosnelwegen, hoogspann<strong>in</strong>gsleid<strong>in</strong>gen,<br />
w<strong>in</strong>dmolenparken) en schaalvergrot<strong>in</strong>g <strong>in</strong> <strong>de</strong> landbouw.<br />
<strong>Ruimtelijke</strong> gevolgen van<br />
beleidskeuzes<br />
In een situatie waar<strong>in</strong> op alle bestuursniveaus een m<strong>in</strong><strong>de</strong>r<br />
restrictief beleid <strong>voor</strong> won<strong>in</strong>gbouwlocaties wordt<br />
gevoerd, wordt waarschijnlijk <strong>in</strong> vergelijk<strong>in</strong>g met<br />
<strong>voor</strong>tzett<strong>in</strong>g van het beleid uit <strong>de</strong> Nota Ruimte een groter<br />
<strong>de</strong>el van <strong>de</strong> vraag naar wonen en werken<br />
geaccommo<strong>de</strong>erd <strong>in</strong> <strong>de</strong> Randstad zelf (PBL 2011d). De<br />
verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>gsdruk <strong>in</strong> Flevoland en Gel<strong>de</strong>rland neemt<br />
volgens <strong>de</strong> bereken<strong>in</strong>gen ten opzichte van <strong>de</strong> Randstad af<br />
en <strong>de</strong> krimp <strong>in</strong> krimpregio’s wordt versterkt. De trend van<br />
concentratie <strong>in</strong> <strong>de</strong> Randstad wordt daarmee eveneens<br />
versterkt, waardoor er meer agglomeratie-effecten<br />
kunnen wor<strong>de</strong>n verwacht.<br />
B<strong>in</strong>nen <strong>de</strong> Randstad gaat dit mogelijk samen met m<strong>in</strong><strong>de</strong>r<br />
verdicht<strong>in</strong>g en herstructurer<strong>in</strong>g <strong>in</strong> bestaand ste<strong>de</strong>lijk<br />
gebied, en een relatief sterkere groei van <strong>de</strong> suburbane<br />
gebie<strong>de</strong>n. Een sterkere suburbanisatie b<strong>in</strong>nen <strong>de</strong><br />
Randstad kan tot een extra belast<strong>in</strong>g lei<strong>de</strong>n van reeds<br />
zwaarbelaste <strong>in</strong>frastructuur. Daarmee zou <strong>de</strong><br />
<strong>in</strong>frastructuuropgave <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Randstad wor<strong>de</strong>n vergroot<br />
(PBL 2011d).<br />
Met behulp van <strong>de</strong> Ruimtescanner kunnen schatt<strong>in</strong>gen<br />
van beleidskeuzes op een lager schaalniveau wor<strong>de</strong>n<br />
gemaakt. In <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>lvariant ‘m<strong>in</strong><strong>de</strong>r restrictief beleid’ is<br />
<strong>de</strong> kans op verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g het grootst <strong>in</strong> <strong>de</strong> gebie<strong>de</strong>n<br />
nabij en tussen <strong>de</strong> grote ste<strong>de</strong>n, waar <strong>de</strong> restrictieve<br />
beleidscategorieën uit <strong>de</strong> Nota Ruimte zijn komen te<br />
vervallen en waar <strong>de</strong> ruimtedruk groot is. Te <strong>de</strong>nken valt<br />
aan <strong>de</strong>len van <strong>de</strong> <strong>voor</strong>malige Nationale Landschappen,<br />
zoals <strong>de</strong> ran<strong>de</strong>n van het Groene Hart, het Kromme<br />
Rijngebied ten oosten van Utrecht en <strong>de</strong> Veluwezoom, en<br />
<strong>voor</strong>malige Rijksbufferzones als Waterland en Amstelland<br />
ten noor<strong>de</strong>n en zui<strong>de</strong>n van Amsterdam, het gebied tussen<br />
Den Haag en Lei<strong>de</strong>n en Mid<strong>de</strong>n-Delfland tussen Den<br />
Haag en Rotterdam.<br />
Bestuurlijke aspecten<br />
Taken en verantwoor<strong>de</strong>lijkhe<strong>de</strong>n<br />
Welke ruimtelijke <strong>opgaven</strong> het Rijk moet oppakken, is een<br />
politieke keuze. Het consequent toepassen van een<br />
aantal <strong>in</strong>hou<strong>de</strong>lijke criteria uit on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re <strong>de</strong><br />
welvaartstheorie en het subsidiariteitsbeg<strong>in</strong>sel (wat een<br />
sturend pr<strong>in</strong>cipe is van <strong>de</strong> Europese Unie) kan helpen bij<br />
het meer systematisch beantwoor<strong>de</strong>n van <strong>de</strong>ze vraag.<br />
Volgens <strong>de</strong> welvaartstheorie is overheids<strong>in</strong>grijpen<br />
gerechtvaardigd als er sprake is van onvolledige<br />
marktwerk<strong>in</strong>g, publieke goe<strong>de</strong>ren, externe effecten of<br />
coörd<strong>in</strong>atieproblemen. Rijks<strong>in</strong>terventie wordt volgens<br />
het subsidiariteitsbeg<strong>in</strong>sel rechtvaardig geacht als <strong>de</strong><br />
Bev<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen | 15
<br />
lagere overhe<strong>de</strong>n onvoldoen<strong>de</strong> <strong>in</strong> staat zijn om een<br />
probleem zelf op te lossen of als een nationale aanpak<br />
een dui<strong>de</strong>lijke meerwaar<strong>de</strong> heeft. Het gaat hier<br />
bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> om het regelen van regio- of<br />
prov<strong>in</strong>ciegrensoverstijgen<strong>de</strong> ruimteclaims, het voldoen<br />
aan <strong>in</strong>ternationale verplicht<strong>in</strong>gen en het bewaken van<br />
ruimtelijke functies/ruimteclaims die van evi<strong>de</strong>nt belang<br />
zijn <strong>voor</strong> <strong>de</strong> nationale welvaart. Daarnaast kan het laten<br />
ren<strong>de</strong>ren van eer<strong>de</strong>re rijks<strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen ook wor<strong>de</strong>n<br />
meegerekend als nationaal belang.<br />
On<strong>de</strong>r het begrip <strong>de</strong>centralisatie zoals <strong>de</strong> Rijksoverheid<br />
dat momenteel hanteert, gaan ook an<strong>de</strong>re vormen van<br />
overdracht van taken, bevoegdhe<strong>de</strong>n of mid<strong>de</strong>len schuil,<br />
zoals afstoten, privatiseren, <strong>de</strong>reguleren of beë<strong>in</strong>digen.<br />
Het Rijk kan hel<strong>de</strong>rheid scheppen als het bij elke taak die<br />
wordt overgedragen aangeeft om welke variant het gaat<br />
en hoe die wordt <strong>in</strong>gevuld. Decentraliseren en afstoten<br />
lei<strong>de</strong>n overigens niet altijd tot meer marktwerk<strong>in</strong>g of<br />
<strong>de</strong>reguler<strong>in</strong>g; zij hebben eer<strong>de</strong>r meer variatie <strong>in</strong> het beleid<br />
van <strong>de</strong> <strong>de</strong>centrale overhe<strong>de</strong>n tot gevolg.<br />
Als het Rijk taken en bevoegdhe<strong>de</strong>n overdraagt, dan<br />
betekent dit niet altijd dat het juridisch van bepaal<strong>de</strong><br />
verplicht<strong>in</strong>gen is ontslagen. Dit geldt on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re <strong>voor</strong><br />
Europese verplicht<strong>in</strong>gen; als het Rijk bevoegdhe<strong>de</strong>n<br />
overdraagt, moeten <strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen wor<strong>de</strong>n getroffen<br />
<strong>voor</strong> het geval <strong>de</strong> Europese Unie het Rijk aansprakelijk<br />
stelt.<br />
Bij <strong>de</strong>centraliseren is het belangrijk dat <strong>de</strong> lagere<br />
overhe<strong>de</strong>n over voldoen<strong>de</strong> mid<strong>de</strong>len beschikken om <strong>de</strong><br />
taken a<strong>de</strong>quaat te kunnen uitvoeren. Gezien <strong>de</strong> rol die <strong>de</strong><br />
prov<strong>in</strong>cies tot nu toe hebben gespeeld en <strong>de</strong> taken die het<br />
Rijk aan hen overdraagt, ligt het <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand dat <strong>de</strong><br />
prov<strong>in</strong>cies niet alleen zorgen <strong>voor</strong> een <strong>in</strong>tegrale afweg<strong>in</strong>g<br />
van ruimtelijke <strong>opgaven</strong> en belangen, maar dat zij ook<br />
<strong>in</strong>itiatieven nemen om ruimtelijke ontwikkel<strong>in</strong>gen te<br />
stimuleren (gebiedsontwikkel<strong>in</strong>g). Het Rijk zou <strong>de</strong><br />
prov<strong>in</strong>cies, <strong>in</strong> elk geval <strong>voor</strong> een overgangsperio<strong>de</strong>, <strong>in</strong><br />
<strong>de</strong>ze nieuwe rol moeten on<strong>de</strong>rsteunen.<br />
Het kab<strong>in</strong>et wil dat het Meerjarenprogramma<br />
Infrastructuur, Ruimte en Transport één <strong>in</strong>hou<strong>de</strong>lijk<br />
programma <strong>voor</strong> het hele ruimtelijk dome<strong>in</strong> wordt. De<br />
regio’s zullen vaker het <strong>voor</strong>touw en <strong>de</strong><br />
e<strong>in</strong>dverantwoor<strong>de</strong>lijkheid krijgen. Om <strong>de</strong> bestuurskracht<br />
en doorzett<strong>in</strong>gsmacht op regionaal niveau te bevor<strong>de</strong>ren,<br />
kan het Rijk een bonus-malussysteem op succesvolle<br />
samenwerk<strong>in</strong>g en tijdige besluitvorm<strong>in</strong>g toepassen.<br />
Het tweebestuurslagenpr<strong>in</strong>cipe uit het Regeerakkoord<br />
kan als uitgangspunt dienen <strong>voor</strong> het or<strong>de</strong>nen van<br />
verantwoor<strong>de</strong>lijkhe<strong>de</strong>n, maar mag niet als dogma<br />
wor<strong>de</strong>n beschouwd. Een rigi<strong>de</strong> hanter<strong>in</strong>g van dit pr<strong>in</strong>cipe<br />
vormt een – tot mislukken gedoem<strong>de</strong> – ontkenn<strong>in</strong>g van<br />
<strong>de</strong> complexe bestuurlijke en maatschappelijke realiteit. In<br />
veel gevallen is bij een en hetzelf<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwerp <strong>de</strong><br />
bemoeienis van meer<strong>de</strong>re bestuurslagen nodig,<br />
onontkoombaar en zelfs gewenst. De Raad <strong>voor</strong> het<br />
Openbaar Bestuur (2011) noemt daarbij specifiek het<br />
beleidsveld van <strong>de</strong> ruimtelijke or<strong>de</strong>n<strong>in</strong>g als beleidsterre<strong>in</strong><br />
met goe<strong>de</strong> <strong>voor</strong><strong>beeld</strong>en die het nut van een meervoudige<br />
verantwoor<strong>de</strong>lijkheid laten zien.<br />
Doorwerk<strong>in</strong>g en handhav<strong>in</strong>g van nationale<br />
ruimtelijke belangen<br />
Gemeenten blijken hun bestemm<strong>in</strong>gsplannen niet tijdig<br />
te actualiseren en onvoldoen<strong>de</strong> te handhaven. Slechts<br />
een <strong>de</strong>r<strong>de</strong> van <strong>de</strong> gemeenten beschikt over een volledig<br />
actueel bestemm<strong>in</strong>gsplannenbestand. Ver<strong>de</strong>r is slechts<br />
bij een <strong>de</strong>r<strong>de</strong> van <strong>de</strong> gemeenten <strong>de</strong> toezichts- en<br />
handhav<strong>in</strong>gs<strong>in</strong>zet voldoen<strong>de</strong>, en schiet zelfs <strong>voor</strong> één op<br />
<strong>de</strong> vijf gemeenten <strong>de</strong> <strong>in</strong>zet ronduit tekort (VROM-<br />
Inspectie 2009). Ook hebben veel gemeenten nog geen of<br />
gebrekkige structuurvisies gemaakt conform <strong>de</strong> nieuwe<br />
Wet ruimtelijke or<strong>de</strong>n<strong>in</strong>g (IenM 2011c). Vooral kle<strong>in</strong>e<br />
gemeenten hebben onvoldoen<strong>de</strong> capaciteit of kennis <strong>in</strong><br />
huis om het ruimtelijk relevante beleid te waarborgen, of<br />
geven daar geen prioriteit aan (Commissie Herzien<strong>in</strong>g<br />
Handhav<strong>in</strong>gsstelsel VROM-regelgev<strong>in</strong>g 2008;<br />
Nieuwenhuizen et al. 2008).<br />
De kans bestaat dat gemeenten belangen van het Rijk of<br />
<strong>de</strong> prov<strong>in</strong>cies die ze tegen hun z<strong>in</strong> hebben moeten<br />
opnemen <strong>in</strong> hun bestemm<strong>in</strong>gsplannen, niet a<strong>de</strong>quaat<br />
zullen handhaven. Ook wanneer <strong>de</strong> nieuwe Regionale<br />
Omgev<strong>in</strong>gsdiensten zijn <strong>in</strong>gesteld, kunnen gemeenten<br />
nog gemotiveerd afwijken van het advies van <strong>de</strong> diensten<br />
(PBL 2008a). Een gevolg hiervan kan zijn dat een aantal<br />
nationale of prov<strong>in</strong>ciale ruimtelijke belangen op<br />
gemeentelijk niveau niet goed doorwerken of niet<br />
wor<strong>de</strong>n gehandhaafd.<br />
Maatschappelijke organisaties en vrijwilligers speel<strong>de</strong>n<br />
tot dusverre een grote rol bij <strong>de</strong> handhav<strong>in</strong>g van het<br />
omgev<strong>in</strong>gsbeleid. De Raad van State heeft onlangs enkele<br />
uitspraken gedaan waarbij beroep door <strong>de</strong>rgelijke<br />
organisaties niet ontvankelijk is verklaard, en met <strong>de</strong><br />
<strong>in</strong>voer<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> nieuwe Wet ruimtelijke or<strong>de</strong>n<strong>in</strong>g kunnen<br />
alleen belanghebben<strong>de</strong>n nog beroep aantekenen; on<strong>de</strong>r<br />
<strong>de</strong> ou<strong>de</strong> wet gold dat nog <strong>voor</strong> eenie<strong>de</strong>r. Met <strong>de</strong> Crisis- en<br />
Herstelwet is daar nog bij gekomen dat belanghebben<strong>de</strong>n<br />
geen rechtsregels mogen aanhalen die niet zijn bedoeld<br />
om hun belang te beschermen (‘relativiteitsvereiste’).<br />
Deze ontwikkel<strong>in</strong>gen hebben tot gevolg dat Rijk en<br />
prov<strong>in</strong>cies zich veel actiever moeten gaan opstellen als ze<br />
hun belangen ook daadwerkelijk gehandhaafd willen zien<br />
(PBL 2008a).<br />
Vereenvoudigen van <strong>de</strong> regelgev<strong>in</strong>g<br />
Het kab<strong>in</strong>et wil <strong>de</strong> wet- en regelgev<strong>in</strong>g vereenvoudigen<br />
om bestuurlijke drukte en trage besluitvorm<strong>in</strong>g tegen te<br />
gaan. Wetgev<strong>in</strong>gstrajecten kosten veel tijd en energie,<br />
terwijl politiek-bestuurlijke en contextuele factoren vaker<br />
tot vertrag<strong>in</strong>g lei<strong>de</strong>n dan juridische (Commissie Elverd<strong>in</strong>g<br />
16 | <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> <strong>beeld</strong>. Achtergron<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> Ex-ante evaluatie Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
<br />
2008, PBL 2010d). Ook verhou<strong>de</strong>n procedurele eenvoud<br />
en snelheid zich moeilijk met <strong>de</strong> complexiteit <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />
praktijk, bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> als gevolg van <strong>de</strong> Europese<br />
regelgev<strong>in</strong>g (Van Du<strong>in</strong>hoven 2010). Nieuwe wetgev<strong>in</strong>g<br />
vergt ook aandacht <strong>voor</strong> <strong>de</strong> organisatorische kant.<br />
An<strong>de</strong>re overhe<strong>de</strong>n en private partijen zijn op<br />
rechtszekerheid gericht. Nieuwe wetgev<strong>in</strong>g kan tot<br />
risicomij<strong>de</strong>nd gedrag lei<strong>de</strong>n vanwege <strong>de</strong> onbekendheid<br />
met <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n en beperk<strong>in</strong>gen van <strong>de</strong> nieuwe<br />
wetten en het ontbreken van jurispru<strong>de</strong>ntie en<br />
vergelijkbare praktijk<strong>voor</strong><strong>beeld</strong>en (Barkhuysen et al.<br />
2011).<br />
Na<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek zou <strong>de</strong> factoren achter <strong>de</strong> juridische<br />
complexiteit en <strong>de</strong> meest optimale<br />
implementatiestrategie kunnen achterhalen. Ook kan <strong>de</strong><br />
complexiteit van gebiedsontwikkel<strong>in</strong>g wordt beperkt<br />
door een m<strong>in</strong><strong>de</strong>r grootschalige en <strong>in</strong>tegrale aanpak.<br />
Grootschalige projecten kunnen <strong>in</strong> kle<strong>in</strong>ere wor<strong>de</strong>n<br />
opge<strong>de</strong>eld, met aandacht <strong>voor</strong> <strong>de</strong> samenhang. En <strong>in</strong><br />
plaats van alle ruimteclaims zo veel mogelijk mee te<br />
nemen, kan ook met enkele centrale thema’s wor<strong>de</strong>n<br />
volstaan.<br />
Bev<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen | 17
18 | <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> <strong>beeld</strong>. Achtergron<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> Ex-ante evaluatie Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte<br />
verdiep<strong>in</strong>g<br />
verdiep<strong>in</strong>g<br />
<br />
Bev<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen | 19
een<br />
Inleid<strong>in</strong>g<br />
Het <strong>Planbureau</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Leefomgev<strong>in</strong>g (PBL) heeft op<br />
verzoek van het m<strong>in</strong>isterie van Infrastructuur en Milieu<br />
een ex-ante evaluatie (PBL 2011c) verricht van <strong>de</strong><br />
ontwerp-Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (IenM<br />
2011b). In dit rapport geven we <strong>de</strong> achtergrond<strong>in</strong>formatie<br />
bij <strong>de</strong>ze ex-ante evaluatie. Daarbij is <strong>voor</strong>al<br />
gebruikgemaakt van <strong>de</strong> resultaten van eer<strong>de</strong>r afgeron<strong>de</strong><br />
<strong>in</strong>terne en externe PBL-rapportages en van lopend PBLon<strong>de</strong>rzoek,<br />
en van discussies met beleidsme<strong>de</strong>werkers<br />
van <strong>de</strong> m<strong>in</strong>isteries van Infrastructuur en Milieu,<br />
On<strong>de</strong>rwijs, Cultuur en Wetenschap en Economische<br />
zaken, Landbouw en Innovatie.<br />
Er is sprake van een ruimtelijke opgave als een<br />
maatschappelijk probleem geografisch is aan te dui<strong>de</strong>n<br />
en <strong>voor</strong>al als zich meer<strong>de</strong>re problemen op een plek<br />
<strong>voor</strong>doen. Beleidskeuzes op het gebied van <strong>de</strong> ene<br />
ruimtelijke opgave hebben gevolgen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re. De<br />
afstemm<strong>in</strong>g van belangen tussen sectoren op basis van<br />
<strong>in</strong>zicht <strong>in</strong> <strong>de</strong> we<strong>de</strong>rzijdse afhankelijkhe<strong>de</strong>n vormt <strong>de</strong> kern<br />
van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse ruimtelijke or<strong>de</strong>n<strong>in</strong>g.<br />
Het rapport is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2<br />
schetsen we <strong>de</strong> belangrijkste ruimtelijke <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong><br />
Ne<strong>de</strong>rland, en bespreken we tevens enkele belangrijke<br />
implicaties <strong>voor</strong> het rijksbeleid. Op basis van literatuur en<br />
gesprekken met <strong>de</strong>skundigen is <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> lijst van<br />
ruimtelijke <strong>opgaven</strong> opgesteld:<br />
1 ruimte en <strong>in</strong>ternationale concurrentiepositie;<br />
2 bereikbaarheid en verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g;<br />
3 ruimte <strong>voor</strong> wonen en werken;<br />
4 veiligheid tegen hoog water, klimaatveran<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g en<br />
verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g;<br />
5 energietransitie, ruimte en verkeer;<br />
6 <strong>in</strong>ternationale natuurverplicht<strong>in</strong>gen en ruimte;<br />
7 landbouw en ruimte;<br />
8 landschap, toerisme en recreatie.<br />
De keuze van <strong>de</strong> <strong>opgaven</strong> staat los van <strong>de</strong> vraag of het<br />
een taak <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Rijksoverheid is om <strong>de</strong>ze op te pakken;<br />
dat is een politieke keuze. Het gaat wel om <strong>opgaven</strong> met<br />
een bovenlokaal karakter. De <strong>opgaven</strong> zijn niet <strong>in</strong><br />
volgor<strong>de</strong> van belangrijkheid gerangschikt, maar<br />
thematisch gegroepeerd (van economie via wonen en<br />
werken naar water en groen).<br />
In hoofdstuk 3 gaan we <strong>in</strong> op <strong>de</strong> ruimtelijke effecten van<br />
bepaal<strong>de</strong> beleidskeuzes. De vraag waar zich<br />
verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g zou kunnen ontwikkelen staat hierbij<br />
centraal. We vergelijken eerst <strong>de</strong> beleidska<strong>de</strong>rs uit <strong>de</strong><br />
Nota Ruimte en <strong>de</strong> Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte met<br />
elkaar. Daarna volgen enkele analyses van <strong>de</strong> huidige<br />
marktontwikkel<strong>in</strong>gen om <strong>de</strong> verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>gsdruk <strong>in</strong> te<br />
schatten. Vervolgens brengen we <strong>de</strong>ze druk <strong>in</strong> kaart met<br />
hulp van een mo<strong>de</strong>lbereken<strong>in</strong>g van een scenario van<br />
<strong>de</strong>reguler<strong>in</strong>g van beleid op alle bestuursniveaus ten<br />
opzichte van een scenario waar<strong>in</strong> het beleid uit <strong>de</strong> Nota<br />
Ruimte wordt <strong>voor</strong>tgezet.<br />
In hoofdstuk 4, ten slotte, bespreken we enkele criteria<br />
die het Rijk kan hanteren om te bepalen of <strong>de</strong> ruimtelijke<br />
<strong>opgaven</strong> ook een zaak van strategisch-ruimtelijk<br />
rijksbeleid zijn. Tevens gaan we <strong>in</strong> dit hoofdstuk <strong>in</strong> op<br />
enkele bestuurlijke en <strong>in</strong>strumentele aspecten.<br />
20 | <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> <strong>beeld</strong>. Achtergron<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> Ex-ante evaluatie Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
| 21
<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> en<br />
beleidsimplicaties<br />
twee<br />
In dit hoofdstuk beschrijven we <strong>de</strong> acht belangrijkste<br />
ruimtelijke <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> Ne<strong>de</strong>rland <strong>voor</strong> <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>llange en<br />
lange termijn. Bij elke opgave bespreken we ook enkele<br />
belangrijke beleidsimplicaties.<br />
2.1 Ruimte en <strong>in</strong>ternationale<br />
concurrentiepositie<br />
Moet wor<strong>de</strong>n <strong>in</strong>gezet op belangrijke ste<strong>de</strong>lijke regio’s of op<br />
specifieke sectoren? Op welke aspecten scoren Ne<strong>de</strong>rlandse<br />
regio’s beter of slechter ten opzichte van <strong>de</strong> directe concurrenten?<br />
2.1.1 Agglomeratie-effecten van ste<strong>de</strong>lijke regio’s<br />
In <strong>de</strong> ruimtelijk-economische literatuur wordt<br />
tegenwoordig veel aandacht besteed aan <strong>de</strong> effecten van<br />
<strong>de</strong> ruimtelijke concentratie van mensen en bedrijvigheid.<br />
Deze plekken (agglomeraties) zijn belangrijk, omdat juist<br />
daar zogeheten agglomeratie-effecten gedijen. Dit zijn<br />
<strong>voor</strong><strong>de</strong>len die bedrijven ontlenen aan <strong>de</strong> nabijheid van<br />
toeleveranciers en afnemers, gunstige<br />
arbeidsmarktcondities en kennis-spillovers. Ste<strong>de</strong>n zijn<br />
<strong>de</strong> plekken waar agglomeratie-effecten het meest<br />
zichtbaar zijn, en ste<strong>de</strong>lijke groei kan een zelfversterkend<br />
agglomeratieproces <strong>in</strong> gang zetten, wat resulteert <strong>in</strong><br />
on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re hogere lonen en grondprijzen (De Groot et<br />
al. 2010; Thissen et al. 2006). Figuur 2.1 laat zien dat ook<br />
het aantal banen <strong>in</strong> <strong>de</strong> laatste jaren het meest is<br />
toegenomen <strong>in</strong> <strong>de</strong> Randstad.<br />
Het zijn <strong>voor</strong>al grote agglomeraties met een sterke<br />
exportpositie, een hoge bevolk<strong>in</strong>gsdichtheid en een hoog<br />
<strong>in</strong>komen per <strong>in</strong>woner die veel buitenlandse bedrijven en<br />
<strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen aantrekken.<br />
Uit een vergelijk<strong>in</strong>g met <strong>de</strong> top 10 van <strong>de</strong> belangrijkste<br />
Europese concurrenten, blijkt dat Ne<strong>de</strong>rlandse regio’s<br />
agglomeratiekracht missen bij het aantrekken van<br />
buitenlandse bedrijven (PBL 2010a).<br />
Agglomeratiegrenzen zijn overigens diffuus. Er is geen<br />
vaste manier om agglomeraties te begrenzen. Als het<br />
gaat om <strong>de</strong> reikwijdte van economische relaties kunnen<br />
bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> han<strong>de</strong>lsstromen, goe<strong>de</strong>renstromen en<br />
pen<strong>de</strong>lstromen van belang zijn. Als <strong>in</strong>dicator <strong>voor</strong><br />
pen<strong>de</strong>lstromen kan het woon-werkverkeer dienen. Uit<br />
figuur 2.2 blijkt dat het zelfs op basis van <strong>de</strong>ze ene<br />
<strong>in</strong>dicator niet mogelijk is om eenduidig agglomeraties<br />
aan te wijzen, zeker ook gezien het polycentrische<br />
karakter van <strong>de</strong> Randstad. Het is daarom we<strong>in</strong>ig z<strong>in</strong>vol<br />
om <strong>in</strong> het beleid dat is gericht op het versterken van<br />
agglomeraties, met precies afgebaken<strong>de</strong> grenzen te<br />
werken.<br />
2.1.2 De Randstad vergeleken met <strong>de</strong> directe<br />
Europese concurrenten<br />
Het belang van agglomeratie-effecten wordt <strong>voor</strong>al<br />
zichtbaar <strong>in</strong> <strong>in</strong>ternationaal perspectief. Om een z<strong>in</strong>volle<br />
vergelijk<strong>in</strong>g te maken, is het verstandig te kijken naar die<br />
regio’s waarmee Ne<strong>de</strong>rlandse regio’s daadwerkelijk<br />
concurreren. Zo concurreert <strong>de</strong> sterkste agglomeratie van<br />
Ne<strong>de</strong>rland, <strong>de</strong> Randstad, b<strong>in</strong>nen <strong>de</strong> EU <strong>voor</strong>al met <strong>de</strong><br />
22 | <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> <strong>beeld</strong>. Achtergron<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> Ex-ante evaluatie Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
twee<br />
Figuur 2.1<br />
Toename van banen, 2000 – 2008<br />
Bron: LISA; bewerk<strong>in</strong>g PBL<br />
B<strong>in</strong>nen Ne<strong>de</strong>rland presteren <strong>de</strong> regio’s met <strong>de</strong> meeste agglomeratiekracht (Randstad) het beste <strong>in</strong> werkgelegenheidsgroei.<br />
Figuur 2.2<br />
Woon-werkrelaties, 2005<br />
Pen<strong>de</strong>lsaldo (<strong>in</strong>komend/uitgaand)<br />
M<strong>in</strong><strong>de</strong>r dan -0,30<br />
-0,30 tot -0,15<br />
-0,15 tot 0<br />
0 – 0,15<br />
0,15 – 0,30<br />
Meer dan 0,30<br />
Pen<strong>de</strong>lstromen (x 1000)<br />
1<br />
2<br />
5<br />
10<br />
15<br />
20<br />
Bron: De Groot et al. (2010)<br />
Agglomeratiegrenzen zijn diffuus, zo laat het woon-werkverkeer zien. Het pen<strong>de</strong>lsaldo laat per gemeente <strong>de</strong> verhoud<strong>in</strong>g zien tussen het aantal <strong>in</strong>komen<strong>de</strong><br />
en uitgaan<strong>de</strong> forensen. De pen<strong>de</strong>lstromen laten <strong>de</strong> omvang van <strong>de</strong> forensenstromen tussen gemeenten zien.<br />
regio’s Parijs, Milaan, Antwerpen, Dubl<strong>in</strong>, Lon<strong>de</strong>n,<br />
Düsseldorf en München (figuur 2.3).<br />
Tabel 2.1 geeft een vergelijk<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> Randstad met <strong>de</strong><br />
directe Europese concurrenten. De directe concurrenten<br />
scoren <strong>voor</strong>namelijk beter op <strong>in</strong>novatie (gemeten op<br />
basis van het aantal patenten en R&D-<strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen) en<br />
slechter op bereikbaarheid. Voor het verbeteren van <strong>de</strong><br />
<strong>in</strong>novatiekracht zijn ruimtelijke maatregelen m<strong>in</strong><strong>de</strong>r<br />
relevant; met ruimtelijke maatregelen kan hooguit<br />
wor<strong>de</strong>n geprobeerd <strong>de</strong> rand<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n te beïnvloe<strong>de</strong>n,<br />
zoals het bie<strong>de</strong>n van een aantrekkelijke leefomgev<strong>in</strong>g<br />
<strong>voor</strong> (buitenlandse) kennis<strong>in</strong>tensieve bedrijven en<br />
kenniswerkers (PBL 2010a).<br />
<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> en beleidsimplicaties | 23
twee<br />
Figuur 2.3<br />
Regio's waarmee <strong>de</strong> Randstad concurreert<br />
Alle sectoren<br />
Meest concurreren<strong>de</strong> regio's:<br />
1. Parijs<br />
2. Milaan<br />
3. Antwerpen<br />
4. Dubl<strong>in</strong><br />
5. Lon<strong>de</strong>n<br />
6. Düsseldorf<br />
7. München<br />
8. Stuttgart<br />
9. Frankfurt am Ma<strong>in</strong><br />
10. Brussel<br />
F<strong>in</strong>anciële dienstverlen<strong>in</strong>g<br />
Landbouw<br />
Mate van concurrentie<br />
Hoog<br />
Laag<br />
Bron: PBL (2010c)<br />
De Randstad concurreert <strong>in</strong> algemene z<strong>in</strong> b<strong>in</strong>nen <strong>de</strong> EU <strong>voor</strong>al met <strong>de</strong> regio’s Parijs, Milaan, Antwerpen, Dubl<strong>in</strong>, Lon<strong>de</strong>n, Düsseldorf en München. Elke<br />
specifieke sector geeft echter een eigen <strong>beeld</strong> te zien.<br />
Voor veel (maar niet alle) regio’s en sectoren is een goe<strong>de</strong><br />
bereikbaarheid van belang (PBL 2011a). De Randstad<br />
scoort door <strong>de</strong> centrale ligg<strong>in</strong>g <strong>in</strong> Europa relatief beter op<br />
Europese geografische bereikbaarheid dan concurrenten<br />
als Parijs, Milaan, Dubl<strong>in</strong>, Lon<strong>de</strong>n en München. Deze<br />
geografische bereikbaarheid drukt <strong>de</strong> multimodale<br />
bereikbaarheid uit van een regio van/naar alle an<strong>de</strong>re<br />
regio’s <strong>in</strong> <strong>de</strong> EU (ESPON 2009). De Randstad scoort zelfs<br />
net zo goed als <strong>de</strong> best scoren<strong>de</strong> regio’s <strong>in</strong> Europa (figuur<br />
2.4).<br />
In <strong>de</strong> <strong>in</strong>ternationaal vergelijken<strong>de</strong> studies van <strong>de</strong> OECD<br />
(2007, 2010b) wordt <strong>de</strong> bereikbaarheid <strong>in</strong> <strong>de</strong> Randstad wel<br />
als een serieus probleem <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze regio gezien. In <strong>de</strong>ze<br />
studies zijn <strong>de</strong> kortere woon-werkafstan<strong>de</strong>n (reistij<strong>de</strong>n)<br />
on<strong>de</strong>rzocht en gaat het dus niet om <strong>de</strong> <strong>in</strong>terregionale<br />
geografische bereikbaarheid. Een goe<strong>de</strong> bereikbaarheid<br />
24 | <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> <strong>beeld</strong>. Achtergron<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> Ex-ante evaluatie Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
twee<br />
Tabel 2.1 De concurrentiepositie van <strong>de</strong> Randstad <strong>in</strong> Europa<br />
Totale export F<strong>in</strong>anciële dienstverlen<strong>in</strong>g Landbouw<br />
Rangfactor Concurrentiefactor Positie Randstad Concurrentiefactor Positie Randstad Concurrentiefactor Positie Randstad<br />
1 Innovatie Slechter Innovatie Slechter Innovatie Slechter<br />
2 Grootte regio (totaal<br />
arbeidsaanbod)<br />
Kle<strong>in</strong>er<br />
Langdurige<br />
werkloosheid<br />
Lager<br />
Grootte regio (totaal<br />
arbeidsaanbod)<br />
Kle<strong>in</strong>er<br />
3 Langdurige<br />
werkloosheid<br />
4 Bereikbaarheid weg<br />
& spoor<br />
Lager Hoger on<strong>de</strong>rwijs Meer Langdurige<br />
Lager<br />
werkloosheid<br />
Beter BNP per persoon Lager Lager on<strong>de</strong>rwijs M<strong>in</strong><strong>de</strong>r<br />
5 Bereikbaarheid lucht Beter Bereikbaarheid lucht Beter Bereikbaarheid weg<br />
& spoor<br />
Bron: PPBL (2010c)<br />
De Randstad scoort ten opzichte van <strong>de</strong> directe concurrenten slechter op <strong>in</strong>novatie en beter op bereikbaarheid.<br />
Beter<br />
Figuur 2.4<br />
Multimodale potentiële bereikbaarheid, 2006<br />
On<strong>de</strong>rgemid<strong>de</strong>ld<br />
Gemid<strong>de</strong>ld<br />
Bovengemid<strong>de</strong>ld<br />
Geen gegevens<br />
Bron: ESPON (2009)<br />
De multimodale potentiële bereikbaarheid van <strong>de</strong> Randstad b<strong>in</strong>nen Europa is zeer goed.<br />
b<strong>in</strong>nen en om <strong>de</strong> grote ste<strong>de</strong>n ten behoeve van het<br />
woon-werkverkeer is wel van belang <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
economische ontwikkel<strong>in</strong>g van Ne<strong>de</strong>rland <strong>in</strong> het<br />
algemeen (Thissen et al. 2006). Op basis van an<strong>de</strong>re (dan<br />
door <strong>de</strong> OECD gekozen) maatstaven <strong>voor</strong> bereikbaarheid<br />
op <strong>de</strong> kortere afstan<strong>de</strong>n scoort <strong>de</strong> Randstad m<strong>in</strong><strong>de</strong>r<br />
slecht (zie on<strong>de</strong>r meer Cushman & Wakefield 2009;<br />
Manshan<strong>de</strong>n et al. 2010; Mori Memorial Foundation<br />
2009). Zo nemen Amsterdam en Rotterdam wat betreft<br />
congestie (gemeten als <strong>de</strong> hoeveelheid files) een<br />
mid<strong>de</strong>npositie <strong>in</strong> ten opzichte van <strong>de</strong> grote ste<strong>de</strong>n uit <strong>de</strong><br />
tien belangrijkste concurreren<strong>de</strong> regio’s (PBL 2010a).<br />
De conclusies van tabel 2.1 betreffen <strong>de</strong> Randstad, ze zijn<br />
niet zon<strong>de</strong>r meer van toepass<strong>in</strong>g op an<strong>de</strong>re Ne<strong>de</strong>rlandse<br />
regio’s. Concurrentiekarakteristieken zijn sector- en<br />
regiospecifiek. Het sectorprofiel van een regio is dus<br />
me<strong>de</strong>bepalend <strong>voor</strong> welke buitenlandse regio’s<br />
han<strong>de</strong>lspartners dan wel concurrenten zijn, en dus <strong>voor</strong><br />
<strong>de</strong> concurrentiepositie.<br />
Dit kan wor<strong>de</strong>n geïllustreerd aan <strong>de</strong> hand van een<br />
vergelijk<strong>in</strong>g tussen Noord-Holland, Zuid-Holland en<br />
Noord-Brabant (figuur 2.5). De zakelijke dienstverlen<strong>in</strong>g<br />
<strong>in</strong> Noord-Holland concurreert met Dubl<strong>in</strong>, Parijs en<br />
Lon<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> hightech <strong>in</strong> Noord-Brabant met Parijs, Milaan<br />
en Dubl<strong>in</strong>, <strong>de</strong> landbouw <strong>in</strong> Zuid-Holland met Vest<br />
<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> en beleidsimplicaties | 25
twee<br />
Figuur 2.5<br />
Han<strong>de</strong>lsrelaties<br />
Bestemm<strong>in</strong>g wereld<br />
Landbouwsector Zuid-Holland<br />
Bestemm<strong>in</strong>g wereld<br />
Hoogwaardig technologische<br />
<strong>in</strong>dustrie Noord-Brabant<br />
Bestemm<strong>in</strong>g wereld<br />
F<strong>in</strong>anciële en zakelijke<br />
dienstverlen<strong>in</strong>g Noord-Holland<br />
6 %<br />
22 %<br />
9 %<br />
5 %<br />
34 %<br />
41 %<br />
60 %<br />
37 %<br />
87 %<br />
Bestemm<strong>in</strong>g Europa<br />
Landbouwsector Zuid-Holland<br />
Bestemm<strong>in</strong>g Europa<br />
Hoogwaardig technologische<br />
<strong>in</strong>dustrie Noord-Brabant<br />
Bestemm<strong>in</strong>g Europa<br />
F<strong>in</strong>anciële en zakelijke<br />
dienstverlen<strong>in</strong>g Noord-Holland<br />
31 %<br />
6 %<br />
25 %<br />
9 %<br />
19 %<br />
27 %<br />
10 %<br />
11 %<br />
40 %<br />
8 %<br />
0 %<br />
14 %<br />
10 %<br />
12 %<br />
0 %<br />
23 %<br />
12 %<br />
5 %<br />
21 %<br />
17 %<br />
Ne<strong>de</strong>rland<br />
België<br />
Verenigd Kon<strong>in</strong>krijk<br />
Overig Europa<br />
Overig Europa<br />
Duitsland<br />
Ierland<br />
Overig wereld<br />
Frankrijk<br />
Italië<br />
Bron: PBL (2011a)<br />
(Denemarken), Milaan en Andalusië, en <strong>de</strong> f<strong>in</strong>anciële<br />
dienstverlen<strong>in</strong>g <strong>in</strong> <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> prov<strong>in</strong>cie met Parijs, Lon<strong>de</strong>n<br />
en Frankfurt. Ook valt op dat <strong>de</strong> landbouw en<br />
hightech<strong>in</strong>dustrie <strong>in</strong> <strong>de</strong>ze prov<strong>in</strong>cies veel buitenlandse<br />
han<strong>de</strong>lsrelaties hebben, en <strong>de</strong> f<strong>in</strong>anciële en zakelijke<br />
dienstverlen<strong>in</strong>g nauwelijks.<br />
Deze <strong>in</strong>formatie is van belang <strong>voor</strong> overheidsbeleid,<br />
omdat elke sector an<strong>de</strong>re (ruimtelijke) eisen stelt. Dit<br />
betreft het relatieve belang van <strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> R&D,<br />
bereikbaarheid en woonmilieus (waarbij <strong>de</strong> <strong>voor</strong>keur van<br />
[buitenlandse] werknemers ook sectorafhankelijk kan<br />
zijn).<br />
2.1.3 Kwaliteit van <strong>de</strong> leefomgev<strong>in</strong>g als<br />
on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n<strong>de</strong> factor<br />
Ne<strong>de</strong>rlandse regio’s missen <strong>in</strong> vergelijk<strong>in</strong>g met <strong>de</strong><br />
belangrijkste concurrenten agglomeratiekracht, maar <strong>de</strong><br />
vraag is of hier op korte termijn iets aan kan wor<strong>de</strong>n<br />
gedaan. Het lijkt daarom z<strong>in</strong>vol een strategie te<br />
verkennen waar<strong>in</strong> sterker wordt <strong>in</strong>gezet op het<br />
verbeteren van het vestig<strong>in</strong>gsklimaat. Zo is <strong>voor</strong><br />
locatiebesliss<strong>in</strong>gen van buitenlandse bedrijven, naast<br />
marktpotentie en nabijheid van kwalitatief hoogwaar<strong>de</strong><br />
kennis, ook <strong>de</strong> kwaliteit van <strong>de</strong> leefomgev<strong>in</strong>g van belang.<br />
Het gaat dan om zaken als veiligheid, hygiëne,<br />
gezondheidszorg, cultuur, milieu, recreatie, politiekeconomische<br />
stabiliteit, openbare <strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen,<br />
26 | <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> <strong>beeld</strong>. Achtergron<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> Ex-ante evaluatie Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
twee<br />
Tabel 2.2<br />
Ruimtelijk patroon en aan<strong>de</strong>el <strong>in</strong> <strong>de</strong> werkgelegenheid van <strong>de</strong> clusters van nationaal belang<br />
Cluster Ruimtelijk patroon Aan<strong>de</strong>el werkgelegenheid Ne<strong>de</strong>rland<br />
1. Food, nutrition & flowers Meervoudige concentratie 5,1%<br />
1a. Flowers Meervoudige concentratie 0,3%<br />
2. Hightechsystemen en materialen Meervoudige concentratie 6,3%<br />
3. Life sciences Spreid<strong>in</strong>g 1,7%<br />
4. Water, maritiem en <strong>de</strong>ltatechnologie Meervoudige concentratie 0,4%<br />
5. Transport en logistiek Meervoudige concentratie 3,5%<br />
5a. Ma<strong>in</strong>port Rotterdam Enkelvoudige concentratie 11,3%<br />
5b. Ma<strong>in</strong>port Schiphol Enkelvoudige concentratie 2,2%<br />
6. Chemie Spreid<strong>in</strong>g 1,6%<br />
7. Creatieve <strong>in</strong>dustrie Enkelvoudige concentratie 3,1%<br />
8. Energie Spreid<strong>in</strong>g 0,5%<br />
9. ICT en nieuwe media Enkelvoudige concentratie 5,8%<br />
10. Zakelijke en f<strong>in</strong>anciële diensten Enkelvoudige concentratie 10,9%<br />
11. Internationaal recht, vre<strong>de</strong> en<br />
veiligheid<br />
Enkelvoudige concentratie 0,1%<br />
Bron: Raspe & Van <strong>de</strong>n Berge (2010)<br />
openbaar vervoer en opleid<strong>in</strong>gsmogelijkhe<strong>de</strong>n. De<br />
<strong>in</strong>ternationale literatuur kent echter op dit punt – zeker <strong>in</strong><br />
empirische z<strong>in</strong> – een ‘bl<strong>in</strong><strong>de</strong> vlek’ (Luttik et al. 2009). PBLon<strong>de</strong>rzoek<br />
geeft <strong>in</strong>dicaties dat een goe<strong>de</strong> kwaliteit van <strong>de</strong><br />
leefomgev<strong>in</strong>g (quality of liv<strong>in</strong>g) een factor van betekenis is<br />
bij het aantrekken van buitenlandse bedrijven, zeker als<br />
het gaat om kennis<strong>in</strong>tensieve bedrijven (Weter<strong>in</strong>gs et al.<br />
2011). Ook op een an<strong>de</strong>re schaal komt het belang van <strong>de</strong><br />
leefomgev<strong>in</strong>gskwaliteit terug. Zo geven hoogopgelei<strong>de</strong>n<br />
<strong>in</strong> <strong>de</strong> WoON-enquête vaker dan an<strong>de</strong>ren aan <strong>in</strong> <strong>de</strong> buurt<br />
van hoogste<strong>de</strong>lijke <strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen, zoals theaters,<br />
bioscopen, bibliotheken en horeca, te willen wonen<br />
(VROM 2010b).<br />
2.1.4 <strong>Ruimtelijke</strong> spreid<strong>in</strong>g en massa van clusters<br />
Naast het versterken van agglomeratie-effecten kan het<br />
(ruimtelijk) faciliteren van clusters van specifieke sectoren<br />
van nationaal belang zijn: juist regio’s met een sterke<br />
specialisatie trekken veel buitenlandse <strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen aan.<br />
Gespecialiseer<strong>de</strong> hightechregio’s trekken bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> <strong>in</strong><br />
het algemeen veel hightech<strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen aan en regio’s<br />
gespecialiseerd <strong>in</strong> kennisdiensten veel buitenlandse<br />
kennisdiensten (Raspe et al. 2010).<br />
Er zijn echter geen gou<strong>de</strong>n regels <strong>voor</strong> een succesvolle<br />
cluster<strong>in</strong>g. Voor sommige sectoren is cluster<strong>in</strong>g relevant,<br />
<strong>voor</strong> an<strong>de</strong>re m<strong>in</strong><strong>de</strong>r. Bovendien blijkt uit het recente<br />
verle<strong>de</strong>n dat niet alle clusters een garantie <strong>voor</strong><br />
economisch succes zijn. Deels komen <strong>de</strong> clusters te<br />
gespreid <strong>voor</strong> om er op nationaal niveau een z<strong>in</strong>vol<br />
ruimtelijk beleid <strong>voor</strong> te kunnen voeren, <strong>de</strong>els lijken ze te<br />
we<strong>in</strong>ig massa te hebben om echt van nationaal belang te<br />
zijn (tabel 2.2). De tabel laat bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> zien dat<br />
ma<strong>in</strong>port Rotterdam een cluster is dat wel ruimtelijk is<br />
geconcentreerd, en een belangrijke bijdrage levert aan <strong>de</strong><br />
werkgelegenheid van Ne<strong>de</strong>rland.<br />
2.2 Bereikbaarheid en verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g<br />
Wat zijn vanuit een mobiliteitsperspectief <strong>de</strong> meest geschikte<br />
locaties <strong>voor</strong> wonen en werken? Hoe is te <strong>voor</strong>komen dat<br />
verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> best bereikbare locaties ertoe leidt dat <strong>de</strong>ze<br />
vervolgens slechter bereikbaar wor<strong>de</strong>n?<br />
2.2.1 Def<strong>in</strong>ities van bereikbaarheid<br />
Bereikbaarheid kan op verschillen<strong>de</strong> manieren wor<strong>de</strong>n<br />
ge<strong>de</strong>f<strong>in</strong>ieerd. Een <strong>de</strong>f<strong>in</strong>itie van bereikbaarheid is<br />
bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong>: zo snel mogelijk ergens komen. Een an<strong>de</strong>re<br />
<strong>de</strong>f<strong>in</strong>itie gaat uit van het aantal bestemm<strong>in</strong>gen<br />
(bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> arbeidsplaatsen) dat b<strong>in</strong>nen een bepaal<strong>de</strong><br />
reisduur kan wor<strong>de</strong>n bereikt. Deze laatste <strong>de</strong>f<strong>in</strong>itie is<br />
meer gangbaar <strong>in</strong> <strong>de</strong> wetenschap.<br />
Figuur 2.6 laat zien dat <strong>in</strong> <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> <strong>de</strong>f<strong>in</strong>itie <strong>de</strong> nabijheid<br />
van arbeidsplaatsen veel bepalen<strong>de</strong>r is dan <strong>de</strong><br />
reissnelheid. De bereikbaarheid van werkgelegenheid<br />
– het aantal banen dat kan wor<strong>de</strong>n bereikt b<strong>in</strong>nen een<br />
acceptabele reistijd – is het hoogst <strong>in</strong> <strong>de</strong> grootste<strong>de</strong>lijke<br />
regio’s <strong>in</strong> <strong>de</strong> Randstad (PBL 2011d). Dat houdt <strong>in</strong> dat <strong>de</strong><br />
ruimtelijke ver<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g van functies van groter belang is<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong> bereikbaarheid dan <strong>de</strong> ontwikkel<strong>in</strong>g van <strong>de</strong><br />
<strong>in</strong>frastructuur.<br />
<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> en beleidsimplicaties | 27
twee<br />
Figuur 2.6<br />
Bereikbaarheid van werkgelegenheid, 2008<br />
Bereikbaarheid<br />
Nabijheid<br />
Reissnelheid<br />
= +<br />
In<strong>de</strong>x (lan<strong>de</strong>lijk = 100)<br />
20 40 60 80 100 120 140<br />
Bron: PBL<br />
De bereikbaarheid van werkgelegenheid – het aantal banen dat kan wor<strong>de</strong>n bereikt b<strong>in</strong>nen een acceptabele reistijd – is het hoogst <strong>in</strong> <strong>de</strong> grootste<strong>de</strong>lijke<br />
regio’s <strong>in</strong> <strong>de</strong> Randstad.<br />
Figuur 2.7<br />
Ste<strong>de</strong>nbaan: Invloedsgebie<strong>de</strong>n per station, 2004<br />
Bestaand bebouwd gebied<br />
B<strong>in</strong>nen <strong>in</strong>vloedssfeer<br />
Ste<strong>de</strong>nbaan<br />
B<strong>in</strong>nen <strong>in</strong>vloedssfeer<br />
hoogwaardige OV-lijnen<br />
Overig<br />
Ste<strong>de</strong>nbaanlijn<br />
HSL<br />
OV lijnen<br />
Bron: PBL (2010g)<br />
Met het concept Ste<strong>de</strong>nbaan <strong>in</strong> Zuid-Holland wordt <strong>in</strong>gezet op <strong>de</strong> ontwikkel<strong>in</strong>g van stationslocaties.<br />
2.2.2 Bereikbaarheidsbaten van bun<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g en<br />
verdicht<strong>in</strong>g van verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g<br />
Bun<strong>de</strong>len en verdichten van verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g houdt <strong>in</strong> dat<br />
meer won<strong>in</strong>gen en arbeidsplaatsen terechtkomen <strong>in</strong> of<br />
nabij bestaan<strong>de</strong> ste<strong>de</strong>n en nabij haltes <strong>voor</strong> openbaar<br />
vervoer en snelwegopritten. Deze aanpak verkle<strong>in</strong>t <strong>in</strong><br />
pr<strong>in</strong>cipe <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> afstand tussen wonen en werken,<br />
vergroot <strong>de</strong> efficiëntie van het gebruik van wegen en<br />
openbaar vervoer, en stimuleert het langzame verkeer.<br />
Ook beperkt dit <strong>de</strong> (toename van) congestie, omdat er<br />
gemid<strong>de</strong>ld genomen m<strong>in</strong><strong>de</strong>r gebruik wordt gemaakt van<br />
(zwaar)belaste wegen. Bun<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g en <strong>in</strong>tensiver<strong>in</strong>g zijn<br />
centrale elementen <strong>in</strong> <strong>de</strong> ruimtelijke or<strong>de</strong>n<strong>in</strong>g; het<br />
concept Ste<strong>de</strong>nbaan <strong>in</strong> Zuid-Holland vormt hiervan een<br />
<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> (figuur 2.7).<br />
28 | <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> <strong>beeld</strong>. Achtergron<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> Ex-ante evaluatie Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
twee<br />
Figuur 2.8<br />
Vervoerswijze per type werklocatie <strong>in</strong> <strong>de</strong> Randstad, 2001<br />
12<br />
10<br />
8<br />
Afgeleg<strong>de</strong> afstand (km)<br />
Autobestuur<strong>de</strong>r<br />
Autopassagier<br />
Openbaar vervoer<br />
Lopen / fietsen<br />
6<br />
4<br />
2<br />
0<br />
Omgev<strong>in</strong>g<br />
grote stations<br />
(A-locatie)<br />
Nabij snelweg<br />
en re<strong>de</strong>lijk<br />
openbaar vervoer<br />
(B-locatie)<br />
Snelweglocaties<br />
(C-locatie)<br />
Bron: Hilbers et al. (2006)<br />
Het autogebruik on<strong>de</strong>r werknemers van locaties rond <strong>de</strong> grote stations (‘A-locaties’) is <strong>in</strong> <strong>de</strong> Randstad ruim tweemaal zo laag en het openbaarvervoergebruik<br />
bijna viermaal zo hoog als op snelweglocaties (‘C-locaties’).<br />
Scenariobereken<strong>in</strong>gen <strong>voor</strong> 2020 en 2040 laten zien dat<br />
bun<strong>de</strong>len en verdichten aanzienlijke reistijdbaten kunnen<br />
opleveren (MNP 2007b). Het positieve effect hangt <strong>voor</strong>al<br />
af van het tempo en <strong>de</strong> mate waar<strong>in</strong> dit realiseerbaar is.<br />
Een reductie van het woon-werkverkeer blijkt <strong>voor</strong>al<br />
mogelijk als er meer wordt gebouwd <strong>in</strong> regio’s met <strong>de</strong><br />
grootste werkgelegenheidsgroei. Het omgekeer<strong>de</strong> – meer<br />
werkgelegenheid creëren <strong>in</strong> gebie<strong>de</strong>n waar veel<br />
won<strong>in</strong>gen zijn gebouwd – is moeilijker.<br />
Voor een verbeter<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> bereikbaarheid is daarmee <strong>in</strong><br />
<strong>de</strong> eerste plaats (wegbeprijz<strong>in</strong>g buiten beschouw<strong>in</strong>g<br />
latend) een goe<strong>de</strong> ruimtelijke or<strong>de</strong>n<strong>in</strong>g van belang. Het<br />
gaat dan om verdicht<strong>in</strong>g van verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g <strong>in</strong> bestaand<br />
bebouwd gebied, en bun<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g van verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g op <strong>de</strong><br />
juiste locaties rondom <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>n. Pas <strong>in</strong> <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> plaats<br />
is verbeter<strong>in</strong>g van <strong>in</strong>frastructuur aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong> (MNP<br />
2007b; PBL 2011d). Het gaat hier overigens om een<br />
algemeen pr<strong>in</strong>cipe. Vanwege verschillen <strong>in</strong> realisatietijd,<br />
kosten en baten en haalbaarheid tussen <strong>de</strong>ze<br />
maatregelen zal <strong>de</strong> afweg<strong>in</strong>g steeds per project moeten<br />
wor<strong>de</strong>n gemaakt.<br />
Het volgen<strong>de</strong> <strong>voor</strong><strong>beeld</strong> illustreert het belang van<br />
verdicht<strong>in</strong>g. Figuur 2.8 laat zien dat het loont om te<br />
bouwen bij locaties met een goe<strong>de</strong><br />
openbaarvervoeraansluit<strong>in</strong>g (vergelijk Geurs et al. 2010;<br />
MNP 2007b). Uit <strong>de</strong>ze figuur komt naar voren dat het<br />
autogebruik on<strong>de</strong>r werknemers op locaties rond <strong>de</strong> grote<br />
stations (‘A-locaties’) <strong>in</strong> <strong>de</strong> Randstad ruim tweemaal zo<br />
laag en het openbaarvervoergebruik bijna viermaal zo<br />
hoog is als op snelweglocaties (‘C-locaties’). Bewoners<br />
van stadscentra <strong>in</strong> <strong>de</strong> Randstad gebruiken zwaarbelaste<br />
wegen tot vijfmaal zo we<strong>in</strong>ig als bewoners van gebie<strong>de</strong>n<br />
op 20 kilometer afstand van <strong>de</strong> stadscentra (Hilbers et al.<br />
2006).<br />
2.2.3 Verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g en mobiliteit<br />
Een nuancer<strong>in</strong>g is op haar plaats als het gaat om<br />
bun<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g van verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g. Een concentratie van <strong>de</strong><br />
werkgelegenheid <strong>in</strong> <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>n werkt bij een gesprei<strong>de</strong><br />
ontwikkel<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> won<strong>in</strong>g<strong>voor</strong>raad namelijk<br />
contraproductief, omdat <strong>de</strong> woon-werkafstan<strong>de</strong>n en <strong>de</strong><br />
congestie wor<strong>de</strong>n vergroot. Mensen blijken bereid te zijn<br />
meer te reizen <strong>voor</strong> hun werk dan <strong>voor</strong> ste<strong>de</strong>lijke<br />
<strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen (De Groot et al. 2010). Figuur 2.9 laat zien<br />
dat meer dan 60 procent van <strong>de</strong> beroepsbevolk<strong>in</strong>g bereid<br />
is om tw<strong>in</strong>tig m<strong>in</strong>uten per auto te reizen <strong>voor</strong> het werk,<br />
terwijl slechts 20 procent bereid is om dat te doen <strong>voor</strong><br />
een <strong>voor</strong>stell<strong>in</strong>g <strong>in</strong> <strong>de</strong> schouwburg, w<strong>in</strong>kelen of een<br />
bezoek aan een restaurant. Met het openbaar vervoer zijn<br />
mensen overigens bereid om nog wat langer van en naar<br />
het werk te reizen. Voor natuurrecreatie is <strong>de</strong> bereidheid<br />
om te reizen groter dan <strong>voor</strong> ste<strong>de</strong>lijke <strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen,<br />
maar m<strong>in</strong><strong>de</strong>r groot dan <strong>voor</strong> werk. Mensen wonen dus<br />
liever nabij ste<strong>de</strong>lijke <strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen dan bij hun werk.<br />
Vanuit <strong>de</strong>ze bereidheid gere<strong>de</strong>neerd, lijken nieuwe<br />
woonlocaties nabij of goed bereikbaar ten opzichte van<br />
<strong>de</strong> ste<strong>de</strong>n, met nieuwe werklocaties zo veel mogelijk <strong>in</strong><br />
<strong>de</strong> stad of op goed ontsloten locaties daaromheen,<br />
gunstig <strong>voor</strong> <strong>de</strong> mobiliteit. De ontwikkel<strong>in</strong>g van <strong>de</strong>rgelijke<br />
<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> en beleidsimplicaties | 29
twee<br />
Figuur 2.9<br />
Bereidheid tot reizen <strong>voor</strong> werk en <strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen<br />
100<br />
80<br />
Aan<strong>de</strong>el beroepsbevolk<strong>in</strong>g (%)<br />
Werk<br />
Voorzien<strong>in</strong>gen<br />
60<br />
40<br />
20<br />
0<br />
0 20 40 60 80 100<br />
Reistijd (m<strong>in</strong>uten)<br />
Bron: De Groot et al. (2010)<br />
Voor werk zijn mensen bereid langer te reizen dan <strong>voor</strong> ste<strong>de</strong>lijke <strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen.<br />
multimodaal ontsloten werklocaties rond <strong>de</strong> stad houdt<br />
echter ook risico’s <strong>in</strong>. De huidige praktijk laat namelijk<br />
zien dat multimodale werklocaties <strong>voor</strong>al per auto<br />
wor<strong>de</strong>n bezocht. De ontwikkel<strong>in</strong>g van multimodale<br />
werklocaties <strong>in</strong> <strong>de</strong> stadsrand <strong>in</strong> comb<strong>in</strong>atie met nieuwe<br />
woonlocaties op iets grotere afstand van <strong>de</strong> stad,<br />
betekent zelfs een extra belast<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> nu reeds<br />
zwaarst belaste wegen richt<strong>in</strong>g <strong>de</strong> stad.<br />
Vanuit het oogpunt van bereikbaarheid is het dus<br />
belangrijk om nieuwe woonlocaties zo veel mogelijk te<br />
laten aansluiten op <strong>de</strong> bestaan<strong>de</strong> ste<strong>de</strong>n. Wanneer dat<br />
onvoldoen<strong>de</strong> lukt en woonlocaties op wat grotere<br />
afstand van <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong> zijn, is het vanuit het<br />
oogpunt van mobiliteit te overwegen om zo veel mogelijk<br />
aan te sluiten op nog resteren<strong>de</strong> <strong>in</strong>frastructuurcapaciteit.<br />
Een goe<strong>de</strong> afstemm<strong>in</strong>g tussen <strong>in</strong>frastructuur en<br />
verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g houdt dus niet alleen het stimuleren van<br />
ontwikkel<strong>in</strong>gen op <strong>de</strong> juiste locaties <strong>in</strong>, maar ook het<br />
ontmoedigen van ontwikkel<strong>in</strong>gen el<strong>de</strong>rs. Dat kan door<br />
locatie-eisen te stellen aan verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g, bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong><br />
op het gebied van bereikbaarheid, nabijheid en belast<strong>in</strong>g<br />
van bestaan<strong>de</strong> <strong>in</strong>frastructuur. Zo kan wor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>komen<br />
dat goed ontsloten locaties ten on<strong>de</strong>r gaan aan hun eigen<br />
succes.<br />
2.2.4 Grote onzekerhe<strong>de</strong>n over <strong>de</strong> vraag naar<br />
<strong>in</strong>frastructuur<br />
De omvang van <strong>de</strong> <strong>in</strong>frastructuuropgave is onzeker. De<br />
onzekerheid <strong>in</strong> <strong>de</strong> ontwikkel<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> mobiliteit maakt<br />
dat ook het ren<strong>de</strong>ment van grote <strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen onzeker<br />
is. Bij een laag bevolk<strong>in</strong>gsgroeiscenario vlakt <strong>de</strong> toename<br />
van <strong>de</strong> mobiliteit na 2020 af en is het <strong>in</strong>frapakket van het<br />
Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en<br />
Transport, dat tot 2020 doorloopt, voldoen<strong>de</strong> om <strong>de</strong><br />
congestie op een vergelijkbaar niveau met nu te hou<strong>de</strong>n.<br />
Bij een hoog groeiscenario zal het ook met forse<br />
aanvullen<strong>de</strong> <strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen tot 2040 niet lukken om <strong>de</strong><br />
congestie te beperken en zijn aanvullen<strong>de</strong><br />
beleids<strong>in</strong>strumenten nodig (PBL 2011d).<br />
Gezien <strong>de</strong> grote onzekerheid over <strong>de</strong> mobiliteitsopgave,<br />
blijft het nodig na te blijven <strong>de</strong>nken over an<strong>de</strong>re, meer<br />
flexibele manieren om <strong>de</strong> bereikbaarheid te verbeteren,<br />
zoals via mobiliteitsgeleid<strong>in</strong>g en het gebruik van<br />
prijsmechanismen. Dat kan <strong>de</strong> kans op over- of<br />
on<strong>de</strong>r<strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen doen afnemen (PBL 2011d).<br />
2.2.5 Bereikbaarheidsw<strong>in</strong>st door<br />
weg<strong>in</strong>frastructuur en agglomeraties<br />
Voor <strong>de</strong> economische groei is ook het wegnemen van<br />
belemmer<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> het woon-werkverkeer over korte<br />
afstan<strong>de</strong>n belangrijk. Vooral een betere bereikbaarheid<br />
b<strong>in</strong>nen <strong>de</strong> regio Amsterdam leidt tot een hogere<br />
economische groei <strong>voor</strong> Ne<strong>de</strong>rland als geheel. In en rond<br />
<strong>de</strong> grote ste<strong>de</strong>n is, naast het hoofdwegennet, ook het<br />
on<strong>de</strong>rliggen<strong>de</strong> wegennet van groot belang <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
economische ontwikkel<strong>in</strong>g. Over wat langere afstan<strong>de</strong>n<br />
kunnen <strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> <strong>de</strong> verb<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen <strong>voor</strong> woonwerkverkeer<br />
naar Amsterdam en Utrecht eveneens een<br />
forse bijdrage aan <strong>de</strong> economische groei leveren.<br />
Wor<strong>de</strong>n ook <strong>de</strong> reistijdverbeter<strong>in</strong>gen <strong>voor</strong> het<br />
goe<strong>de</strong>renvervoer <strong>in</strong> <strong>de</strong> afweg<strong>in</strong>gen meegenomen, dan<br />
wor<strong>de</strong>n lange afstan<strong>de</strong>n en het hoofdwegennet steeds<br />
belangrijker. Het gaat hierbij <strong>voor</strong>al om verb<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen<br />
30 | <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> <strong>beeld</strong>. Achtergron<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> Ex-ante evaluatie Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
twee<br />
Figuur 2.10<br />
Won<strong>in</strong>gbouwopgave<br />
4<br />
3<br />
2<br />
miljoen won<strong>in</strong>gen<br />
Hoog scenario<br />
Laag scenario<br />
Verschil tussen hoog<br />
en laag scenario<br />
1<br />
0<br />
2010 2020 2030 2040<br />
Bron: PBL (2011d)<br />
De toekomstige won<strong>in</strong>gbouwopgave is zeer onzeker.<br />
vanuit Oost- en Zuid-Ne<strong>de</strong>rland naar <strong>de</strong> Randstad<br />
(Thissen et al. 2006).<br />
2.2.6 Verbeter<strong>in</strong>g van regionaal en ste<strong>de</strong>lijk<br />
openbaar vervoer<br />
Het openbaar vervoer is meer gebaat bij verbeter<strong>in</strong>g van<br />
het <strong>voor</strong>- en natransport dan bij frequentieverhog<strong>in</strong>g op<br />
het hoofdnet. Het <strong>voor</strong>- en natransport beslaat namelijk,<br />
met bijna 50 procent, een veel groter <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> totale<br />
ervaren reistijd dan <strong>de</strong> wachttijd op het hoofdnet (een<br />
zes<strong>de</strong> van <strong>de</strong> totale ervaren reistijd). Voor verbeter<strong>in</strong>g van<br />
<strong>de</strong> kwaliteit van het openbaar vervoer <strong>in</strong> Ne<strong>de</strong>rland zou<br />
dus eer<strong>de</strong>r moeten wor<strong>de</strong>n gezocht naar mogelijkhe<strong>de</strong>n<br />
om meer locaties goed te bedienen (Hilbers et al. 2009),<br />
bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> door verbeter<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> het regionale en<br />
ste<strong>de</strong>lijk openbaar vervoer.<br />
2.2.7 Bijdrage van <strong>de</strong> fiets aan het terugdr<strong>in</strong>gen<br />
van congestie en aan gebiedsontwikkel<strong>in</strong>g<br />
Op korte en mid<strong>de</strong>llange afstand biedt <strong>de</strong> fiets een<br />
milieuvrien<strong>de</strong>lijk alternatief <strong>voor</strong> an<strong>de</strong>re transportmo<strong>de</strong>s.<br />
In <strong>de</strong> afstandsklasse van 7,5 tot 10 kilometer heeft <strong>de</strong> fiets<br />
al een marktaan<strong>de</strong>el van 17 procent. Ter vergelijk<strong>in</strong>g: het<br />
aan<strong>de</strong>el openbaar vervoer op <strong>de</strong>ze afstand is maar 8<br />
procent (Rijkswaterstaat Dienst Verkeer en Scheepvaart<br />
2010). Gezien het feit dat het autoverkeer op <strong>de</strong><br />
mid<strong>de</strong>llange afstan<strong>de</strong>n veel files veroorzaakt op <strong>de</strong><br />
wegen rond <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>n en op <strong>de</strong> <strong>in</strong>valswegen van <strong>de</strong> grote<br />
ste<strong>de</strong>n, kan een verhog<strong>in</strong>g van het fietsgebruik <strong>de</strong><br />
bereikbaarheid verbeteren. Bovendien kan, net zoals<br />
autogerichte <strong>in</strong>frastructuur, fietsgerichte <strong>in</strong>frastructuur<br />
wor<strong>de</strong>n gebruikt bij gebiedsontwikkel<strong>in</strong>g. Een <strong>voor</strong><strong>beeld</strong><br />
is <strong>de</strong> Slowlane Bra<strong>in</strong>port, een fietspad van 32 kilometer<br />
dat <strong>de</strong> Bra<strong>in</strong>port Avenue <strong>in</strong> E<strong>in</strong>dhoven ruimtelijk<br />
on<strong>de</strong>rsteunt. In <strong>de</strong> maatschappelijke kostenbatenanalyse<br />
door het toenmalige m<strong>in</strong>isterie van VROM<br />
heeft <strong>de</strong> Slowlane zeer hoog gescoord (Broer 2011).<br />
2.3 Ruimte <strong>voor</strong> wonen en werken<br />
Hoeveel ruimte is er nodig <strong>voor</strong> wonen en werken? Om wat <strong>voor</strong><br />
type locaties gaat het dan? Wat zijn oorzaken van het slecht op<br />
elkaar aansluiten van <strong>de</strong> vraag naar en het aanbod van wonen en<br />
werken?<br />
2.3.1 Onzekerheid over <strong>de</strong> omvang van <strong>de</strong><br />
toekomstige vraag naar won<strong>in</strong>gen<br />
Het is van groot belang om <strong>in</strong> <strong>de</strong> ruimtelijke or<strong>de</strong>n<strong>in</strong>g<br />
voldoen<strong>de</strong> reken<strong>in</strong>g te hou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> zeer grote<br />
onzekerheid over <strong>de</strong> toekomstige<br />
huishou<strong>de</strong>nsontwikkel<strong>in</strong>g. De bandbreedte <strong>in</strong><br />
won<strong>in</strong>gbehoefte tussen nu en 2040 loopt uiteen van een<br />
laag scenario van nul won<strong>in</strong>gen tot een hoog scenario van<br />
drie miljoen won<strong>in</strong>gen extra (figuur 2.10).<br />
Dat <strong>de</strong> won<strong>in</strong>gbouw op dit moment <strong>in</strong> een dal zit, laat<br />
onverlet dat er op termijn van 2040 sprake kan zijn van<br />
zeer omvangrijke ruimteclaims <strong>voor</strong> wonen en werken<br />
(Hilbers & Snellen 2010). Er zijn echter belangrijke<br />
regionale verschillen <strong>in</strong> <strong>de</strong> bouwopgave. Gebie<strong>de</strong>n als <strong>de</strong><br />
Noordvleugel van <strong>de</strong> Randstad zullen naar verwacht<strong>in</strong>g<br />
tot 2040 een grote groei kennen, terwijl <strong>de</strong> periferie nu al<br />
met krimp kampt (figuur 2.11).<br />
<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> en beleidsimplicaties | 31
twee<br />
Figuur 2.11<br />
(On)zekerheid ontwikkel<strong>in</strong>g aantal huishou<strong>de</strong>ns<br />
2008 – 2020 2020 – 2030<br />
2030 – 2040<br />
Krimp of stabilisatie<br />
Groei of krimp<br />
Groei of stabilisatie<br />
Groei<br />
Bron: PBL (2011d)<br />
De (on)zekerheid over <strong>de</strong> ruimteclaims <strong>voor</strong> wonen verschilt regionaal aanzienlijk.<br />
Opvallend is dat <strong>de</strong> onzekerheid over <strong>de</strong> toekomstige<br />
ontwikkel<strong>in</strong>g groter is <strong>in</strong> regio’s met groeiperspectieven<br />
dan <strong>in</strong> regio’s met uitzicht op krimp. Vooral regio’s die<br />
<strong>voor</strong>lopig nog geen omslag naar krimp te duchten<br />
hebben, zitten met een complexe opgave. Het is<br />
wenselijk een on<strong>de</strong>rscheid te maken tussen enerzijds<br />
robuust ‘no regret’-beleid, dat wil zeggen <strong>opgaven</strong> en<br />
maatregelen die grosso modo <strong>voor</strong> elk scenario gel<strong>de</strong>n,<br />
en an<strong>de</strong>rzijds <strong>opgaven</strong> en maatregelen die<br />
scenarioafhankelijk zijn. De robuuste <strong>opgaven</strong> liggen vaak<br />
op het terre<strong>in</strong> van water en natuur. Voor <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>lijke<br />
<strong>opgaven</strong> (wonen, werken, <strong>in</strong>frastructuur), waar <strong>de</strong><br />
onzekerheid groter is, is een flexibele plann<strong>in</strong>g van<br />
belang, bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> door het maken van ruimtelijke<br />
reserver<strong>in</strong>gen die pas wor<strong>de</strong>n gevolgd door maatregelen<br />
op het moment dat een ruimtelijke ontwikkel<strong>in</strong>g zich ook<br />
daadwerkelijk gaat <strong>voor</strong>doen (Van <strong>de</strong>r Wou<strong>de</strong>n et al.<br />
2007).<br />
2.3.2 Het accepteren van krimp<br />
Ook als <strong>de</strong> bevolk<strong>in</strong>gsomvang daalt, kan het aantal<br />
huishou<strong>de</strong>ns als gevolg van verdunn<strong>in</strong>g (verkle<strong>in</strong><strong>in</strong>g van<br />
huishou<strong>de</strong>ns) nog steeds toenemen. Bij een<br />
bevolk<strong>in</strong>gsontwikkel<strong>in</strong>g volgens <strong>de</strong> prognose, wordt tot<br />
2040 <strong>in</strong> ongeveer 10 procent van alle gemeenten<br />
huishou<strong>de</strong>nskrimp verwacht. Eer<strong>de</strong>r dan<br />
huishou<strong>de</strong>nskrimp, zal <strong>de</strong> beroepsbevolk<strong>in</strong>g <strong>in</strong> omvang<br />
afnemen: hiermee krijgen <strong>voor</strong> 2040 bijna alle gemeenten<br />
te maken. De consequenties van krimp <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
won<strong>in</strong>gmarkt beg<strong>in</strong>nen <strong>in</strong> het algemeen door te dr<strong>in</strong>gen.<br />
Maar urgenter en <strong>voor</strong>alsnog m<strong>in</strong><strong>de</strong>r belicht zijn <strong>de</strong><br />
gevolgen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> ruimte die nodig is <strong>voor</strong> werken.<br />
Het ruimtelijk beleid is <strong>de</strong>cennialang gericht geweest op<br />
groei. Het vraagt een forse omslag <strong>in</strong> het <strong>de</strong>nken om met<br />
krimp te kunnen omgaan. Na een ontkenn<strong>in</strong>gsfase zijn er<br />
vaak pog<strong>in</strong>gen om krimp te bestrij<strong>de</strong>n door het<br />
aantrekken van bevolk<strong>in</strong>g. Het risico van <strong>de</strong>rgelijk beleid<br />
is een vergrot<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> uite<strong>in</strong><strong>de</strong>lijke leegstand.<br />
Krimp vraagt om tijdig anticiperen en een strategie van<br />
begelei<strong>de</strong>n <strong>in</strong> plaats van bestrij<strong>de</strong>n. Belangrijke<br />
aandachtspunten zijn coörd<strong>in</strong>atie en f<strong>in</strong>ancier<strong>in</strong>g. Er is<br />
regionale samenwerk<strong>in</strong>g nodig tussen lagere overhe<strong>de</strong>n,<br />
bedrijfsleven, won<strong>in</strong>gcorporaties en<br />
belangenorganisaties. Rijk en prov<strong>in</strong>cies kunnen<br />
bijdragen aan <strong>de</strong> bewustword<strong>in</strong>g van <strong>de</strong><br />
krimpproblematiek en aan het ontwikkelen van regionaal<br />
<strong>in</strong>strumentarium (Verwest & Van Dam 2010).<br />
Bij het thema krimp is een parallel te trekken met het<br />
thema ‘leefbaarheid van het platteland’. On<strong>de</strong>rzoek op<br />
dat thema wijst uit dat er geen dui<strong>de</strong>lijke samenhang is<br />
tussen <strong>de</strong> ontwikkel<strong>in</strong>g van het aantal <strong>in</strong>woners, <strong>de</strong><br />
economische vitaliteit en <strong>de</strong> ontwikkel<strong>in</strong>g van het lokale<br />
<strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>genniveau (Thissen 1995). Voorzien<strong>in</strong>gen zijn<br />
echter geen <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong> <strong>voor</strong> leefbaarheid; <strong>de</strong><br />
bereikbaarheid is dat wel (Gar<strong>de</strong>nier et al. 2011).<br />
Leefbaarheid hangt <strong>voor</strong>al samen met (bereikbaarheid<br />
van) <strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen <strong>voor</strong> autoloze groepen, <strong>voor</strong>al<br />
ou<strong>de</strong>ren en jongeren. Scholen, supermarkten en<br />
postkantoren hebben al jaren te maken met<br />
schaalvergrot<strong>in</strong>g. Het bijbouwen van enkele huizen<br />
32 | <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> <strong>beeld</strong>. Achtergron<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> Ex-ante evaluatie Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
twee<br />
Figuur 2.12<br />
Won<strong>in</strong>g<strong>voor</strong>raad naar bouwperio<strong>de</strong>, 2008<br />
1600<br />
duizend won<strong>in</strong>gen<br />
1200<br />
800<br />
400<br />
0<br />
Voor<br />
1905<br />
1906–<br />
1930<br />
1931–<br />
1944<br />
1945–<br />
1959<br />
1960–<br />
1970<br />
1971–<br />
1980<br />
1981–<br />
1990<br />
1991–<br />
2000<br />
2001–<br />
2010<br />
Bron: ABF Research – Systeem won<strong>in</strong>g<strong>voor</strong>raad (Syswo)<br />
In <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> <strong>de</strong>cennia is <strong>de</strong> renovatie- en herstructurer<strong>in</strong>gsopgave groot. Bijna <strong>de</strong> helft van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse won<strong>in</strong>g<strong>voor</strong>raad dateert namelijk<br />
uit <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> 1960-1990.<br />
brengt <strong>de</strong> supermarkt <strong>in</strong> kle<strong>in</strong>e kernen niet meer terug.<br />
Het bevor<strong>de</strong>ren van meer won<strong>in</strong>gbouw op het platteland<br />
vanwege leefbaarheidsmotieven mist dan on<strong>de</strong>rbouw<strong>in</strong>g<br />
(Horsten van Santen et al. 1998).<br />
2.3.3 Gemeentelijke <strong>in</strong>komsten en krimp<br />
In vergelijk<strong>in</strong>g met an<strong>de</strong>re Europese lan<strong>de</strong>n heffen<br />
Ne<strong>de</strong>rlandse gemeenten relatief we<strong>in</strong>ig lokale<br />
belast<strong>in</strong>gen (Bessel<strong>in</strong>g et al. 2008). Het grootste <strong>de</strong>el van<br />
<strong>de</strong> gemeentelijke f<strong>in</strong>anciën is afkomstig uit het<br />
Gemeentefonds, maar daarbij gaat het om geoormerkte<br />
uitgaven. Hogere <strong>in</strong>komsten uit <strong>de</strong> WOZ-belast<strong>in</strong>g<br />
wor<strong>de</strong>n ‘verevend’ door een lagere uitker<strong>in</strong>g uit het<br />
Gemeentefonds. Ook <strong>in</strong> <strong>de</strong>ze vereven<strong>in</strong>g gaat Ne<strong>de</strong>rland<br />
<strong>in</strong>ternationaal gezien ver (Allers 2005). Geld uit<br />
ontwikkel<strong>in</strong>g is daarentegen ‘vrij’ te beste<strong>de</strong>n. Inkomsten<br />
uit gron<strong>de</strong>xploitatie wor<strong>de</strong>n bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> niet <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />
vereven<strong>in</strong>g meegenomen. Gemeenten hebben daarom<br />
een groot f<strong>in</strong>ancieel belang <strong>in</strong> ruimtelijke ontwikkel<strong>in</strong>gen<br />
b<strong>in</strong>nen <strong>de</strong> gemeentegrenzen (Tennekes & Harbers 2011).<br />
De opgave bij het thema krimp ligt <strong>voor</strong>al <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />
f<strong>in</strong>ancier<strong>in</strong>gsstructuur van gemeenten (Verwest & Van<br />
Dam 2010).<br />
De gebie<strong>de</strong>n waarvan het nog onzeker is of er sprake zal<br />
zijn van krimp of groei, vergen een beleid dat enerzijds is<br />
gericht op reserveren van voldoen<strong>de</strong> ruimte, an<strong>de</strong>rzijds<br />
op het <strong>voor</strong>kómen van mogelijke over<strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen door<br />
een realisatie verspreid over <strong>de</strong> tijd (PBL 2011d).<br />
Gemeenten moeten ruim <strong>voor</strong> <strong>de</strong> krimpperio<strong>de</strong><br />
aanbreekt na<strong>de</strong>nken over <strong>de</strong> laatste groei-<strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen.<br />
Een tij<strong>de</strong>lijk won<strong>in</strong>gtekort laten ontstaan kan een uitweg<br />
bie<strong>de</strong>n. Ook kan bij <strong>de</strong> plaats, tijd en vorm van <strong>de</strong> laatste<br />
uitbreid<strong>in</strong>gen alvast reken<strong>in</strong>g wor<strong>de</strong>n gehou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong><br />
toekomstige herstructurer<strong>in</strong>gsopgave (PBL 2011d).<br />
2.3.4 Strategie <strong>voor</strong> omgaan met onzekerhe<strong>de</strong>n<br />
Adaptief plannen is een manier om met onzekerhe<strong>de</strong>n<br />
om te gaan. Hierbij wor<strong>de</strong>n <strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen <strong>voor</strong> een zo<br />
kort mogelijke toekomst vastgelegd, waarna steeds<br />
wordt gekeken of <strong>de</strong> geplan<strong>de</strong> vervolg<strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen nog<br />
steeds nodig zijn met het oog op <strong>de</strong> laatste<br />
ontwikkel<strong>in</strong>gen. Grote, risicovolle <strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gsprojecten<br />
wor<strong>de</strong>n <strong>in</strong> <strong>de</strong>len opgeknipt, die zo nodig wor<strong>de</strong>n<br />
gefaseerd of afgelast als <strong>de</strong> prognoses tegenvallen. Een<br />
adaptieve plann<strong>in</strong>g gaat vaak met wat hogere kosten<br />
gepaard, maar die vallen <strong>in</strong> het niet bij <strong>de</strong><br />
maatschappelijke kosten van onjuiste <strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen.<br />
Met adaptief plannen kunnen <strong>de</strong> risico’s op on<strong>de</strong>r- en<br />
over<strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen wor<strong>de</strong>n beperkt, maar niet<br />
weggenomen. Er zullen altijd grote projecten zijn die <strong>de</strong><br />
ruimtelijke structuur <strong>in</strong> een gebied <strong>voor</strong> lange tijd<br />
vastleggen, maar die niet kunnen wor<strong>de</strong>n uitgesteld of<br />
gefaseerd. Voor die projecten is het verstandig een<br />
afweg<strong>in</strong>gska<strong>de</strong>r uit te werken, waarmee <strong>de</strong> kans op<br />
over<strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen en <strong>de</strong> maatschappelijke kosten<br />
daarvan kunnen wor<strong>de</strong>n afgezet tegen <strong>de</strong> kans op<br />
on<strong>de</strong>r<strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen en <strong>de</strong> daarbij horen<strong>de</strong><br />
maatschappelijke kosten (PBL 2011d).<br />
2.3.5 Sterk toenemen<strong>de</strong> herstructurer<strong>in</strong>gsopgave<br />
Meer nog dan bij nieuwe won<strong>in</strong>gbouwlocaties, ligt <strong>de</strong><br />
opgave <strong>in</strong> <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> <strong>de</strong>cennia bij herstructurer<strong>in</strong>g van<br />
<strong>de</strong> bestaan<strong>de</strong> won<strong>in</strong>g<strong>voor</strong>raad. Figuur 2.12 laat zien dat<br />
bijna <strong>de</strong> helft van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse won<strong>in</strong>g<strong>voor</strong>raad<br />
dateert uit <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> 1960-1990. Deze won<strong>in</strong>gen zijn <strong>in</strong><br />
<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> en beleidsimplicaties | 33
twee<br />
<strong>de</strong> (nabije) toekomst toe aan groot on<strong>de</strong>rhoud of<br />
vervang<strong>in</strong>g. Dat betekent dat er <strong>in</strong> <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> <strong>de</strong>cennia<br />
een grote renovatie- en herstructurer<strong>in</strong>gsopgave <strong>in</strong><br />
bestaand ste<strong>de</strong>lijk gebied ligt, die <strong>voor</strong> een belangrijk<br />
<strong>de</strong>el terechtkomt bij particuliere won<strong>in</strong>geigenaren.<br />
2.3.6 Locatie van <strong>de</strong> won<strong>in</strong>gbouwopgave<br />
De won<strong>in</strong>gbouwopgave <strong>voor</strong> <strong>de</strong> toekomst ligt <strong>voor</strong>al <strong>in</strong><br />
en rond <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>n. Bij het formuleren van verhuiswensen<br />
spelen naast woonmilieu en type won<strong>in</strong>g ook veel an<strong>de</strong>re<br />
afweg<strong>in</strong>gen een rol. Zo blijven huishou<strong>de</strong>ns het liefst <strong>in</strong><br />
<strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> gemeente of zelfs wijk wonen, tenzij zaken als<br />
studie of werk meespelen. Ruim drie kwart van <strong>de</strong><br />
verhuisgeneig<strong>de</strong>n wil bovendien op korte afstand van<br />
een regionaal verzorg<strong>in</strong>gscentrum wonen.<br />
Eengez<strong>in</strong>skoopwon<strong>in</strong>gen zijn nog steeds <strong>de</strong> meest<br />
gevraag<strong>de</strong> won<strong>in</strong>gen, zeker <strong>voor</strong> doorstromers. Starters<br />
oriënteren zich <strong>voor</strong>al op meergez<strong>in</strong>shuurwon<strong>in</strong>gen<br />
(VROM & CBS 2010). Ruimtelijk gezien betekent dit vraag<br />
een vraag naar ste<strong>de</strong>lijke en suburbane milieus <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />
buurt van bestaan<strong>de</strong> ste<strong>de</strong>n.<br />
De vraag naar groenste<strong>de</strong>lijke milieus wordt <strong>voor</strong>namelijk<br />
<strong>in</strong> <strong>de</strong> stadsrandzone vervuld (He<strong>in</strong>s 2002). In <strong>de</strong><br />
Noordvleugel van <strong>de</strong> Randstad wordt een <strong>de</strong>el van <strong>de</strong>ze<br />
vraag geaccommo<strong>de</strong>erd <strong>in</strong> Almere. Bij <strong>de</strong> suburbane<br />
woonmilieus zijn nabijheid van <strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen en een<br />
goe<strong>de</strong> bereikbaarheid van groot belang.<br />
2.3.7 Marktsituatie en verdicht<strong>in</strong>g<br />
Bij <strong>de</strong> centrumste<strong>de</strong>lijke woonmilieus is <strong>de</strong> marktsituatie<br />
van groter belang dan <strong>de</strong> fysieke b<strong>in</strong>nenste<strong>de</strong>lijke<br />
‘ruimte’. De verwacht<strong>in</strong>g was dat negatieve<br />
gron<strong>de</strong>xploitaties van b<strong>in</strong>nenste<strong>de</strong>lijke bouwprojecten<br />
zou<strong>de</strong>n lei<strong>de</strong>n tot m<strong>in</strong><strong>de</strong>r bouwen b<strong>in</strong>nen bestaan<strong>de</strong><br />
ste<strong>de</strong>n (zie Ecorys 2005; Van <strong>de</strong>r Hoek 2009; Werkgroep<br />
Verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g IBO 2004). Dit is echter <strong>in</strong> <strong>de</strong> afgelopen<br />
jaren niet overal gebeurd: <strong>de</strong> vergrot<strong>in</strong>g van <strong>de</strong><br />
won<strong>in</strong>g<strong>voor</strong>raad b<strong>in</strong>nen bestaand bebouwd gebied<br />
verloopt beter dan verwacht (PBL 2010a). Blijkbaar is <strong>voor</strong><br />
b<strong>in</strong>nenste<strong>de</strong>lijk bouwen niet zozeer <strong>de</strong> fysieke ruimte<br />
bepalend <strong>voor</strong> <strong>de</strong> toename, als wel <strong>de</strong> vraag op <strong>de</strong><br />
regionale won<strong>in</strong>gmarkt (PBL 2010b; RIGO & Goudappel<br />
Coffeng 2008). Zo wor<strong>de</strong>n <strong>in</strong> gemeenten met een relatief<br />
hoge won<strong>in</strong>gdichtheid niet m<strong>in</strong><strong>de</strong>r maar juist meer<br />
won<strong>in</strong>gen toegevoegd.<br />
Er dient voldoen<strong>de</strong> vraag en daarmee<br />
<strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gspotentieel te zijn <strong>voor</strong> het daadwerkelijk<br />
uitvoeren van b<strong>in</strong>nenste<strong>de</strong>lijke plannen, zelfs bij<br />
‘moeilijke’, kostbare locaties. Er zijn uiteraard wel<br />
uitzon<strong>de</strong>r<strong>in</strong>gen. Zo kan er ook een bestuurlijke keuze zijn<br />
gemaakt om <strong>de</strong> aandacht niet te richten op<br />
b<strong>in</strong>nenste<strong>de</strong>lijk bouwen, al is <strong>de</strong> marksituatie gunstig.<br />
Bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> omwille van het behoud van het groene<br />
karakter van een gemeente (PBL 2010a).<br />
Bij <strong>in</strong>breid<strong>in</strong>g is het goed om een on<strong>de</strong>rscheid te maken<br />
tussen enerzijds brownfields – bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> ou<strong>de</strong><br />
fabrieksterre<strong>in</strong>en of spoorwegemplacementen met veelal<br />
een hoge saner<strong>in</strong>gsopgave – en an<strong>de</strong>rzijds relatief<br />
gemakkelijk te ontwikkelen greenfields <strong>in</strong> <strong>de</strong> stad. Bij<br />
brownfields tre<strong>de</strong>n tekorten op tot 40.000 euro per<br />
won<strong>in</strong>g. De greenfields hebben gemid<strong>de</strong>ld geen<br />
exploitatietekorten (Van Hoek et al. 2011).<br />
De mogelijkhe<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> b<strong>in</strong>nenste<strong>de</strong>lijk bouwen <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />
perio<strong>de</strong> 2010-2020 verschillen per regio. De hoge mate<br />
van afhankelijkheid van <strong>de</strong> marktsituatie geeft aanleid<strong>in</strong>g<br />
te veron<strong>de</strong>rstellen dat niet <strong>in</strong> alle regio’s <strong>in</strong> gelijke mate<br />
b<strong>in</strong>nenste<strong>de</strong>lijk kan wor<strong>de</strong>n gebouwd. Om het<br />
b<strong>in</strong>nenste<strong>de</strong>lijk bouwen te stimuleren, kan het verstandig<br />
zijn om regionale afspraken te maken over <strong>de</strong><br />
b<strong>in</strong>nenste<strong>de</strong>lijke productie, reken<strong>in</strong>g hou<strong>de</strong>nd met <strong>de</strong><br />
lokale marktsituatie (RIGO 2008).<br />
De won<strong>in</strong>gwaar<strong>de</strong> per oppervlakte blijkt een goe<strong>de</strong><br />
<strong>voor</strong>speller te zijn <strong>voor</strong> <strong>de</strong> mate van verdicht<strong>in</strong>g (zie figuur<br />
2.13). Vooral <strong>in</strong> het noor<strong>de</strong>lijk <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> Randstad lijkt<br />
verdicht<strong>in</strong>g kansrijker (PBL 2010a).<br />
2.3.8 Overheidssteun <strong>voor</strong> <strong>in</strong>breid<strong>in</strong>g<br />
Er zijn nog onvoldoen<strong>de</strong> plannen <strong>voor</strong> centrumste<strong>de</strong>lijke<br />
woonmilieus om aan <strong>de</strong> vraag te voldoen.<br />
Overheidsbeleid kan een belangrijke rol spelen bij het<br />
ontwikkelen van <strong>de</strong>ze won<strong>in</strong>gbouwlocaties. De<br />
bekostig<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> lastiger transformaties en<br />
herstructurer<strong>in</strong>gen, waarbij <strong>de</strong> baten <strong>voor</strong>al <strong>in</strong> <strong>de</strong> sfeer<br />
van leefbaarheid liggen, is een punt van zorg. Uit het<br />
oogpunt van maatschappelijke kosten en baten kunnen<br />
<strong>de</strong>rgelijke projecten zeer <strong>voor</strong><strong>de</strong>lig zijn, maar f<strong>in</strong>ancieeleconomisch<br />
zijn ze vaak zeer verliesgevend (Van Hoek et<br />
al. 2011). Op <strong>de</strong> langere termijn kan een compacte wijze<br />
van ruimtegebruik goedkoper zijn dan het blijven bouwen<br />
op greenfield-locaties, omdat <strong>de</strong> beheer- en<br />
on<strong>de</strong>rhoudskosten (<strong>in</strong>frastructuur, rioler<strong>in</strong>gen, en<br />
<strong>de</strong>rgelijke) m<strong>in</strong><strong>de</strong>r toenemen. De hogere beheerkosten<br />
bij niet-compact bouwen wor<strong>de</strong>n afgewenteld op <strong>de</strong><br />
overheid en toekomstige generaties (MNP 2007b). An<strong>de</strong>rs<br />
dan wel wordt aangenomen, hoeft ste<strong>de</strong>lijke dichtheid<br />
geen negatieve <strong>in</strong>vloed te hebben op <strong>de</strong><br />
woontevre<strong>de</strong>nheid. De tevre<strong>de</strong>nheid hangt veel meer<br />
samen met <strong>de</strong> sociaal-culturele en sociaaleconomische<br />
kwaliteit van <strong>de</strong> wijk (PBL 2010d). Ten slotte verhoogt<br />
<strong>in</strong>breid<strong>in</strong>g <strong>de</strong> bevolk<strong>in</strong>gsdichtheid, wat bevor<strong>de</strong>rlijk is<br />
<strong>voor</strong> het draagvlak van ste<strong>de</strong>lijke <strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen,<br />
mobiliteitsdoelstell<strong>in</strong>gen en agglomeratie-effecten<br />
(Raspe et al. 2010).<br />
34 | <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> <strong>beeld</strong>. Achtergron<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> Ex-ante evaluatie Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
twee<br />
Figuur 2.13<br />
Won<strong>in</strong>gprijs per COROP-gebied<br />
Gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> won<strong>in</strong>gprijs per m 2 , 2010 Ontwikkel<strong>in</strong>g won<strong>in</strong>gprijs, 1995 – 2007<br />
Euro<br />
2000 of m<strong>in</strong><strong>de</strong>r<br />
2000 – 2250<br />
2250 – 2500<br />
2500 – 2750<br />
2750 – 3000<br />
Meer dan 3000<br />
In<strong>de</strong>x (1995 = 100)<br />
235 of lager<br />
235 – 250<br />
250 – 265<br />
Hoger dan 265<br />
Bron: ABF Research o.b.v. Huizenzoeker.nl<br />
De gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> won<strong>in</strong>gprijs per vierkante meter is het hoogst <strong>in</strong> <strong>de</strong> Noordvleugel van <strong>de</strong> Randstad. Ook el<strong>de</strong>rs steeg <strong>de</strong> won<strong>in</strong>gprijs, maar <strong>de</strong><br />
Noordvleugel bleef en blijft koploper.<br />
2.3.9 Beter laten functioneren van <strong>de</strong><br />
won<strong>in</strong>gmarkt<br />
Ruimtelijk beleid kan slechts beperkt bijdragen aan een<br />
beter functioneren<strong>de</strong> won<strong>in</strong>gmarkt. Naar verwacht<strong>in</strong>g is<br />
<strong>de</strong> <strong>in</strong>vloed van <strong>de</strong> hypotheekrenteaftrek en het<br />
huurbeleid veel groter.<br />
De won<strong>in</strong>gmarkt is <strong>in</strong>elastisch; bij stijgen<strong>de</strong><br />
won<strong>in</strong>gprijzen neemt <strong>de</strong> bouwproductie nauwelijks toe.<br />
Verschillen<strong>de</strong> partijen bepleiten een soepeler<br />
ruimtelijkeor<strong>de</strong>n<strong>in</strong>gsbeleid (CPB, CSED, OECD). De<br />
re<strong>de</strong>ner<strong>in</strong>g van <strong>de</strong>ze partijen is: wanneer er m<strong>in</strong><strong>de</strong>r<br />
ruimtelijke belemmer<strong>in</strong>gen zijn, zou <strong>de</strong> vraag naar<br />
woonruimte beter kunnen wor<strong>de</strong>n geaccommo<strong>de</strong>erd.<br />
Hier is een nuancer<strong>in</strong>g op haar plaats. In veel regio’s<br />
wer<strong>de</strong>n bedui<strong>de</strong>nd m<strong>in</strong><strong>de</strong>r won<strong>in</strong>gen gerealiseerd dan<br />
gepland en blijft ook <strong>de</strong> prijsontwikkel<strong>in</strong>g achter (Schuur<br />
2010). In <strong>de</strong> regio Amsterdam wordt <strong>de</strong> plancapaciteit wel<br />
vrijwel geheel benut en stijgen <strong>de</strong> prijzen. In <strong>de</strong> regio’s<br />
Den Haag – Westland – Delft, Zuid-Holland-Oost en<br />
Utrecht-West blijft <strong>de</strong> toename van <strong>de</strong> won<strong>in</strong>g<strong>voor</strong>raad<br />
achter bij <strong>de</strong> economische en <strong>in</strong>komensgroei en zijn er<br />
hogere schaarstepremies (Renes et al. 2006).<br />
<strong>Ruimtelijke</strong> restricties zijn daarom maar een <strong>de</strong>el van het<br />
verhaal en spelen lang niet overal. Eén van <strong>de</strong> oorzaken<br />
van <strong>de</strong> slecht functioneren<strong>de</strong> won<strong>in</strong>gmarkt is het residuele<br />
grondbeleid van gemeenten, waarbij <strong>de</strong> grondprijs op <strong>de</strong><br />
verkoopprijs wordt afgestemd, zodat <strong>de</strong> prikkel om te<br />
bouwen bij corporaties en ontwikkelaars afneemt. Maar<br />
ook is er sprake van marktconcentratie van bouwgrond,<br />
zeker <strong>in</strong> <strong>de</strong> Randstad (Buitelaar & Pouls 2009), en zijn er<br />
beg<strong>in</strong> jaren negentig van <strong>de</strong> vorige eeuw vertrag<strong>in</strong>gen<br />
opgetre<strong>de</strong>n omdat gemeenten en ontwikkelaars moesten<br />
wennen aan <strong>de</strong> nieuwe sett<strong>in</strong>g met grote bouwlocaties,<br />
veel dure koopwon<strong>in</strong>gen, an<strong>de</strong>re procedures en lange<br />
<strong>voor</strong>bereid<strong>in</strong>gstij<strong>de</strong>n (Jókövi et al. 2006).<br />
In comb<strong>in</strong>atie met <strong>de</strong> lage prijselasticiteit werkt <strong>de</strong><br />
hypotheekrenteaftrek prijsopdrijvend. In <strong>de</strong> jaren<br />
negentig is <strong>de</strong> hypotheekrente gedaald en zijn <strong>de</strong><br />
<strong>in</strong>komens fl<strong>in</strong>k gestegen. Afloss<strong>in</strong>gsvrije en<br />
belegg<strong>in</strong>gshypotheken wer<strong>de</strong>n populair, zodat<br />
huishou<strong>de</strong>ns steeds hogere won<strong>in</strong>gprijzen kon<strong>de</strong>n<br />
betalen. De f<strong>in</strong>anciële risico’s stegen, evenals <strong>de</strong><br />
overheidsuitgaven aan hypotheekrenteaftrek. Hoge<br />
prijzen en nieuwe <strong>voor</strong>zichtigheid na <strong>de</strong> kredietcrisis<br />
maken <strong>de</strong> koopmarkt steeds ontoegankelijker <strong>voor</strong><br />
starters en mid<strong>de</strong>n<strong>in</strong>komensgroepen, zeker <strong>in</strong> <strong>de</strong> dure<br />
regio’s.<br />
<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> en beleidsimplicaties | 35
twee<br />
De overdrachtsbelast<strong>in</strong>g fungeert als een<br />
verhuisbelast<strong>in</strong>g en beperkt daarmee een goe<strong>de</strong> match<br />
tussen mensen en huizen (doorstroom) en tussen mensen<br />
en banen (arbeidsmobiliteit).<br />
De huurreguler<strong>in</strong>g creëert een kunstmatig tekort aan<br />
huurwon<strong>in</strong>gen en belemmert <strong>de</strong> doorstrom<strong>in</strong>g. Terwijl <strong>de</strong><br />
prijs van koopwon<strong>in</strong>gen door diverse oorzaken hoog<br />
blijft, leidt het huurbeleid juist tot lagere prijzen. Daarom<br />
is het gat tussen gereguleer<strong>de</strong> en markthuren <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />
Noordvleugel veel groter dan <strong>in</strong> <strong>de</strong> periferie. De<br />
huursector is het dome<strong>in</strong> van won<strong>in</strong>gcorporaties;<br />
commerciële partijen v<strong>in</strong><strong>de</strong>n <strong>de</strong> huursector nauwelijks<br />
aantrekkelijk. Naar verwacht<strong>in</strong>g zal het nieuwe kab<strong>in</strong>et<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong> huursector <strong>in</strong>zetten op het verbeteren van <strong>de</strong><br />
<strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gsmogelijkhe<strong>de</strong>n van corporaties, maar ook<br />
van private partijen (Don<strong>de</strong>rs et al. 2010).<br />
Het Centraal <strong>Planbureau</strong> (CPB) heeft<br />
hervorm<strong>in</strong>gsvarianten van huur en koop doorgerekend.<br />
De volume-effecten variëren van m<strong>in</strong> 0,5 procent tot<br />
ongeveer plus 5 procent. Huren wordt duur<strong>de</strong>r, er komt<br />
vraaguitval maar ook meer aanbod. De <strong>voor</strong><strong>de</strong>len van<br />
kopen nemen af, zodat ook kopers teruggaan naar <strong>de</strong><br />
verruim<strong>de</strong> huursector. Per saldo raamt het CPB een<br />
verschuiv<strong>in</strong>g van koop naar huur. Regionaal kunnen <strong>de</strong><br />
effecten sterk uiteenlopen, maar helaas is daar geen<br />
compleet kwantitatief <strong>beeld</strong> van (Don<strong>de</strong>rs et al. 2010).<br />
2.3.10 Hervorm<strong>in</strong>g woonbeleid en ruimtelijke<br />
effecten<br />
Huurliberalisatie zal <strong>voor</strong>al <strong>in</strong> <strong>de</strong> Randstad aanzienlijke<br />
gevolgen hebben, <strong>voor</strong>al <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
mid<strong>de</strong>n<strong>in</strong>komensgroepen, maar het is niet dui<strong>de</strong>lijk<br />
welke ruimtelijke consequenties dat precies heeft. Het<br />
wegnemen van belemmer<strong>in</strong>gen <strong>voor</strong> doorstrom<strong>in</strong>g<br />
(overdrachtsbelast<strong>in</strong>g, huurbeleid) kan iets verbeteren<br />
aan <strong>de</strong> mobiliteit van <strong>de</strong> bevolk<strong>in</strong>g, maar <strong>de</strong> overgrote<br />
meer<strong>de</strong>rheid van <strong>de</strong> verhuiz<strong>in</strong>gen v<strong>in</strong>dt toch plaats<br />
b<strong>in</strong>nen <strong>de</strong> eigen regio. Aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re kant wordt ook<br />
verwacht dat huurliberalisatie en het verbeteren van <strong>de</strong><br />
<strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gscondities tot meer aanbod <strong>in</strong> duur<strong>de</strong>re<br />
huursegment zal gaan lei<strong>de</strong>n.<br />
Veran<strong>de</strong>r<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> <strong>de</strong> hypotheekrenteaftrek vertalen zich<br />
snel door <strong>in</strong> dalen<strong>de</strong> grondwaar<strong>de</strong>n. Dat kan een<br />
verschuiv<strong>in</strong>g van b<strong>in</strong>nenste<strong>de</strong>lijke naar uitleglocaties<br />
veroorzaken: b<strong>in</strong>nenste<strong>de</strong>lijke locaties zijn complex, duur<br />
en afhankelijk van hoge grondprijzen. Gegeven het<br />
Regeerakkoord is dit <strong>voor</strong>lopig niet aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong>.<br />
Hoewel <strong>de</strong> precieze gevolgen van hervorm<strong>in</strong>g van het<br />
woonbeleid nog ondui<strong>de</strong>lijk zijn, kunnen veran<strong>de</strong>r<strong>in</strong>gen<br />
<strong>in</strong> het woonbeleid (het afschaffen van fiscale <strong>voor</strong><strong>de</strong>len<br />
bij koopwon<strong>in</strong>gen, maar <strong>voor</strong>al ook huurliberaliser<strong>in</strong>g)<br />
belangrijke ruimtelijke effecten hebben. Het verdient<br />
daarom aanbevel<strong>in</strong>g om beter zicht te krijgen op <strong>de</strong>ze<br />
ruimtelijke gevolgen, en <strong>de</strong>ze me<strong>de</strong> een rol te laten<br />
spelen <strong>in</strong> <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>re besluitvorm<strong>in</strong>g over het woonbeleid.<br />
2.3.11 Uitbreid<strong>in</strong>g en herstructurer<strong>in</strong>g van<br />
bedrijventerre<strong>in</strong>en<br />
In 1999 heeft <strong>de</strong> Sociaal-Economische Raad <strong>de</strong> SER-lad<strong>de</strong>r<br />
geïntroduceerd als <strong>de</strong>nkmo<strong>de</strong>l <strong>voor</strong> een meer afgewogen<br />
en zorgvuldig ruimtegebruik. Op <strong>de</strong>ze manier zou <strong>de</strong><br />
verrommel<strong>in</strong>g van het landschap door bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> <strong>de</strong><br />
bouw van nieuwe bedrijventerre<strong>in</strong>en, terwijl bestaan<strong>de</strong><br />
terre<strong>in</strong>en nog leegstaan, kunnen wor<strong>de</strong>n tegengegaan.<br />
Deze SER-lad<strong>de</strong>r bestaat uit drie stappen:<br />
1. gebruik van <strong>de</strong> ruimte die al beschikbaar is gesteld <strong>voor</strong><br />
een bepaal<strong>de</strong> functie of door herstructurer<strong>in</strong>g<br />
beschikbaar gemaakt kan wor<strong>de</strong>n;<br />
2. optimaal gebruik van <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n om <strong>de</strong><br />
ruimteproductiviteit te verhogen, bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> via<br />
multifunctioneel ruimtegebruik;<br />
3. uitbreid<strong>in</strong>g van het ruimtegebruik met afweg<strong>in</strong>g van <strong>de</strong><br />
verschillen<strong>de</strong> belangen via een gebiedsgerichte aanpak,<br />
een zorgvuldige locatiekeuze en <strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />
kwaliteit van <strong>de</strong> omliggen<strong>de</strong> groene ruimte.<br />
De overhe<strong>de</strong>n hebben <strong>in</strong> het Convenant<br />
Bedrijventerre<strong>in</strong>en afgesproken <strong>de</strong> SER-lad<strong>de</strong>r toe te<br />
passen op bedrijventerre<strong>in</strong>en. Volgens dit convenant mag<br />
<strong>de</strong> maximale uitgifte van nieuwe bedrijventerre<strong>in</strong>en tot<br />
2020 op nationaal niveau 11.000 hectare bedragen. Dit<br />
maximum is nogal ruim, gezien het feit dat <strong>de</strong> uitgifte <strong>in</strong><br />
<strong>de</strong> afgelopen jaren, <strong>in</strong> een perio<strong>de</strong> van hoogconjunctuur,<br />
on<strong>de</strong>r dit scenario is gebleven, terwijl er bovendien<br />
sprake was van leegstand. Hierbij is het effect van het<br />
beleid van <strong>de</strong> laatste jaren ter stimuler<strong>in</strong>g van het<br />
hergebruik van bestaan<strong>de</strong> bedrijventerre<strong>in</strong>en nog buiten<br />
beschouw<strong>in</strong>g gebleven.<br />
Omdat <strong>de</strong> nationale en regionale plann<strong>in</strong>gs<strong>opgaven</strong><br />
onzeker zijn, zou<strong>de</strong>n aanleg en uitgifte van<br />
bedrijventerre<strong>in</strong>en door gemeenten gefaseerd en op<br />
grond van markton<strong>de</strong>rzoek plaats dienen te v<strong>in</strong><strong>de</strong>n. Tot<br />
op he<strong>de</strong>n gebeurt dat nauwelijks. Dit vergt een<br />
cultuuromslag bij gemeenten van aanbod- naar<br />
vraaggericht werken (Ol<strong>de</strong>n 2010; PBL 2010c). Ook vallen<br />
kantoren, <strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen en won<strong>in</strong>gen buiten toepass<strong>in</strong>g<br />
van <strong>de</strong> SER-lad<strong>de</strong>r. De beperk<strong>in</strong>g tot bedrijventerre<strong>in</strong>en<br />
kan ertoe lei<strong>de</strong>n dat ou<strong>de</strong> bedrijventerre<strong>in</strong>en die zich heel<br />
goed zou<strong>de</strong>n kunnen lenen <strong>voor</strong> wonen, toch opnieuw<br />
<strong>voor</strong> bedrijven moeten wor<strong>de</strong>n <strong>in</strong>gericht (PBL 2010c). Ook<br />
kan een strikte toepass<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> SER-lad<strong>de</strong>r een grotere<br />
meng<strong>in</strong>g van wonen en werken <strong>in</strong> <strong>de</strong> weg staan.<br />
2.3.12 Langdurige kantorenleegstand<br />
Als gevolg van zowel markt- als overheidsfalen is sprake<br />
van een grote en toenemen<strong>de</strong> structurele leegstand op<br />
<strong>de</strong> kantorenmarkt. Figuur 2.14 laat zien dat <strong>de</strong><br />
kantorenleegstand <strong>in</strong> Amsterdam (bijna 20 procent) veel<br />
groter is dan <strong>in</strong> vergelijkbare an<strong>de</strong>re Europese ste<strong>de</strong>n.<br />
Onzorgvuldig en <strong>in</strong>efficiënt ruimtegebruik is het gevolg.<br />
De leegstand zal bij ongewijzigd beleid tot 2020<br />
36 | <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> <strong>beeld</strong>. Achtergron<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> Ex-ante evaluatie Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
twee<br />
Figuur 2.14<br />
Kantorenleegstand <strong>in</strong> Europa, 2010<br />
Sofia<br />
Amsterdam<br />
Boekarest<br />
Athene<br />
Birm<strong>in</strong>gham<br />
Ed<strong>in</strong>gburgh<br />
Barcelona<br />
Frankfurt<br />
Den Haag<br />
Madrid<br />
Glasgow<br />
Düsseldorf<br />
Brussel<br />
Stockholm<br />
Bratislava<br />
Lissabon<br />
Milaan<br />
Manchester<br />
München<br />
Keulen<br />
Hamburg<br />
Centraal Parijs<br />
Centraal Lon<strong>de</strong>n<br />
Lyon<br />
Luxemburg<br />
Warschau<br />
Berlijn<br />
Rome<br />
Wenen<br />
0 5 10 15 20 25<br />
% totaal<br />
Bron: BNP Paribas Real Estate (2010)<br />
De kantorenleegstand <strong>in</strong> Amsterdam is veel groter dan <strong>in</strong> vergelijkbare an<strong>de</strong>re Europese ste<strong>de</strong>n.<br />
bovendien maar we<strong>in</strong>ig teruglopen (Janssen-Jansen<br />
2010).<br />
In 2009 werd slechts een zeven<strong>de</strong> <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> nieuw<br />
aangebo<strong>de</strong>n kantoorruimte verhuurd of verkocht. Van <strong>de</strong><br />
totale <strong>voor</strong>raad kantoren <strong>in</strong> Ne<strong>de</strong>rland stond ruim 13<br />
procent leeg. Tegelijkertijd is aantrekkelijk vastgoed op<br />
goe<strong>de</strong> locaties schaars. Zo zijn kantoren bij<br />
openbaarvervoersknopen, met goe<strong>de</strong><br />
parkeergelegenheid en waar op straatniveau werken,<br />
wonen en w<strong>in</strong>kelen zijn gemengd, <strong>in</strong> trek. Daarnaast zijn<br />
er gebruikers die <strong>de</strong> <strong>voor</strong>keur geven aan een goe<strong>de</strong><br />
ontsluit<strong>in</strong>g via <strong>de</strong> snelweg (PBL 2010d).<br />
De marktpotentie van kantoren hangt sterk af van <strong>de</strong><br />
locatie. In <strong>de</strong> grote ste<strong>de</strong>n is <strong>de</strong> leegstand weliswaar<br />
opgelopen, maar is <strong>de</strong> vraag ten opzichte van an<strong>de</strong>re<br />
locaties op een relatief hoog niveau gebleven. Bovendien<br />
is op groeilocaties met veel dynamiek een wat hogere<br />
frictieleegstand gewenst. Daardoor kan wor<strong>de</strong>n<br />
<strong>in</strong>gespeeld op een toekomstige vraag en wordt <strong>de</strong> kans<br />
op het ontstaan van een varkenscyclus verkle<strong>in</strong>d. In <strong>de</strong><br />
wat meer perifere gebie<strong>de</strong>n is niet alleen <strong>de</strong> leegstand<br />
opgelopen, maar ook <strong>de</strong> vraag sterk teruggelopen. Het<br />
grote aantal relatief nieuwe gebouwen dat leeg staat, is<br />
<strong>de</strong>els te wijten aan <strong>de</strong>ze verschillen <strong>in</strong> locaties. De kans<br />
dat op <strong>de</strong> perifere locaties <strong>voor</strong> een nieuw kantoor nog<br />
een huur<strong>de</strong>r wordt gevon<strong>de</strong>n, is vele malen kle<strong>in</strong>er<br />
(Zui<strong>de</strong>ma & Van Elp 2010).<br />
De kantorenmarkt blijkt niet goed <strong>in</strong> staat te zijn om het<br />
structureel leegstaan<strong>de</strong> vastgoed weer aan nieuwe,<br />
functionele bestemm<strong>in</strong>gen te helpen. Er is <strong>in</strong> dit verband<br />
sprake van marktfalen, met ongewenste<br />
maatschappelijke effecten als gevolg. Langdurig<br />
leegstaan<strong>de</strong> kantoren kunnen namelijk bijdragen aan <strong>de</strong><br />
verloe<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> omgev<strong>in</strong>g. Daarnaast draagt <strong>de</strong><br />
<strong>voor</strong>tduren<strong>de</strong> bouw van nieuwe kantoren bij aan<br />
onzorgvuldig en <strong>in</strong>efficiënt ruimtegebruik.<br />
De overhe<strong>de</strong>n werken <strong>de</strong> structurele leegstand eveneens<br />
<strong>in</strong> <strong>de</strong> hand. In het economische beleid van het Rijk,<br />
prov<strong>in</strong>cies en gemeenten ligt het accent op het bie<strong>de</strong>n<br />
van voldoen<strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> <strong>de</strong> ontwikkel<strong>in</strong>g van<br />
kantorenlocaties om <strong>de</strong> economische groei en <strong>de</strong><br />
werkgelegenheid te stimuleren. De leegstand is bekend,<br />
maar het ontbreekt aan een visie op <strong>de</strong><br />
kantorencapaciteit en aan beleid om <strong>de</strong> plancapaciteit<br />
met een gezon<strong>de</strong> kantorenmarkt <strong>in</strong> balans te brengen.<br />
Het grootste probleem is <strong>de</strong> fiscale wetgev<strong>in</strong>g. Deze<br />
wetgev<strong>in</strong>g leidt tot marktverstor<strong>in</strong>g, omdat zij<br />
<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> en beleidsimplicaties | 37
twee<br />
kantooreigenaren <strong>de</strong> mogelijkheid biedt het verlies op<br />
een leegstaand pand fiscaal weg te strepen tegen <strong>de</strong><br />
w<strong>in</strong>st op an<strong>de</strong>re pan<strong>de</strong>n.<br />
In het overheidsbeleid en <strong>in</strong> <strong>de</strong> grondmarkt zijn allerlei<br />
mechanismen werkzaam, met als onbedoeld effect dat<br />
onzorgvuldig ruimtegebruik <strong>in</strong> <strong>de</strong> hand wordt gewerkt.<br />
Zo draagt <strong>de</strong> ontwikkel<strong>in</strong>g van nieuwe bedrijventerre<strong>in</strong>en<br />
via het gemeentefonds bij aan <strong>de</strong> begrot<strong>in</strong>g van <strong>de</strong><br />
gemeenten. Bovendien is <strong>de</strong> bouw van nieuwe<br />
bedrijventerre<strong>in</strong>en m<strong>in</strong><strong>de</strong>r kostbaar dan <strong>de</strong><br />
herstructurer<strong>in</strong>g van bestaan<strong>de</strong> terre<strong>in</strong>en. Aan <strong>de</strong> bouw<br />
van nieuwe won<strong>in</strong>gen op uitleglocaties verdienen<br />
gemeenten gewoonlijk geld, terwijl op <strong>de</strong> transformatie<br />
van b<strong>in</strong>nenste<strong>de</strong>lijk gebied vaak geld wordt toegelegd.<br />
Er zijn enkele opties om <strong>de</strong> onbedoel<strong>de</strong> effecten van <strong>de</strong>ze<br />
mechanismen beperken. Gedacht kan wor<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong><br />
<strong>in</strong>voer<strong>in</strong>g van een gemeentelijke<br />
herstructurer<strong>in</strong>gsbijdrage bij <strong>de</strong> aanleg van nieuwe<br />
bedrijventerre<strong>in</strong>en; hiermee kan een regionaal of<br />
nationaal fonds wor<strong>de</strong>n gevoed van waaruit <strong>de</strong><br />
herstructurer<strong>in</strong>g van bestaan<strong>de</strong> terre<strong>in</strong>en f<strong>in</strong>ancieel<br />
wordt gesteund. Op een vergelijkbare manier kan een<br />
transformatiebijdrage wor<strong>de</strong>n gevraagd bij <strong>de</strong> bouw van<br />
nieuwe won<strong>in</strong>gen op uitleglocaties. De verstor<strong>in</strong>g van <strong>de</strong><br />
kantorenmarkt kan on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re wor<strong>de</strong>n beperkt door<br />
<strong>de</strong> fiscale aftrekbaarheid van leegstaan<strong>de</strong> pan<strong>de</strong>n tot<br />
enkele jaren te beperken – waarbij <strong>de</strong> eigenaar belast<strong>in</strong>g<br />
betaalt als een kantoor langer dan een bepaal<strong>de</strong> perio<strong>de</strong><br />
op <strong>de</strong> markt wordt aangebo<strong>de</strong>n – en door een<br />
verwij<strong>de</strong>r<strong>in</strong>gsbijdrage bij nieuwbouw te vragen (PBL<br />
2010a). Daarnaast zou het gemakkelijker kunnen wor<strong>de</strong>n<br />
gemaakt om tij<strong>de</strong>lijk woonfuncties aan kantoren toe te<br />
kennen, bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> door <strong>de</strong> bestaan<strong>de</strong><br />
ontheff<strong>in</strong>gstermijn tot maximaal vijf jaar op te rekken. Dit<br />
vergt wel een aanpass<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> Wet ruimtelijke or<strong>de</strong>n<strong>in</strong>g<br />
(PBL 2010d).<br />
2.4 Veiligheid tegen hoog water,<br />
klimaatveran<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g en<br />
verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g<br />
Wat zijn <strong>de</strong> ruimtelijke effecten van beleidsalternatieven ter<br />
verbeter<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> veiligheid tegen hoog water en ter verzeker<strong>in</strong>g<br />
van <strong>de</strong> beschikbaarheid van zoet water?<br />
2.4.1 Overstrom<strong>in</strong>gsrisico’s <strong>in</strong> economisch<br />
kerngebied<br />
Zowel <strong>de</strong> ruimtelijke ontwikkel<strong>in</strong>gen van <strong>de</strong> laatste<br />
<strong>de</strong>cennia als klimaatveran<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g nopen tot actualiser<strong>in</strong>g<br />
van het waterveiligheidsbeleid. De huidige<br />
veiligheidsnormen tegen hoog water dateren uit <strong>de</strong> jaren<br />
zestig. S<strong>in</strong>dsdien zijn <strong>de</strong> bevolk<strong>in</strong>g en het <strong>in</strong> bebouw<strong>in</strong>g<br />
geïnvesteer<strong>de</strong> vermogen fors <strong>in</strong> omvang toegenomen, en<br />
dit geïnvesteer<strong>de</strong> vermogen zal – afhankelijk van <strong>de</strong><br />
economische groei – naar verwacht<strong>in</strong>g <strong>in</strong> <strong>de</strong> komen<strong>de</strong><br />
<strong>de</strong>cennia ver<strong>de</strong>r toenemen. Omdat <strong>de</strong> mogelijke<br />
gevolgen van een overstrom<strong>in</strong>g daarmee steeds groter<br />
wor<strong>de</strong>n, is een aanpass<strong>in</strong>g van het veiligheidsbeleid aan<br />
<strong>de</strong> or<strong>de</strong>.<br />
Op dit moment is circa 55 procent van het landoppervlak<br />
overstrom<strong>in</strong>gsgevoelig vanuit zee of vanuit rivieren. Op<br />
<strong>de</strong> langere termijn vormt <strong>de</strong> belemmer<strong>in</strong>g van <strong>de</strong><br />
uitstroom van <strong>de</strong> afvoer van <strong>de</strong> rivieren het grootste<br />
gevaar. Naarmate <strong>de</strong> zeespiegel ver<strong>de</strong>r stijgt, stijgt het<br />
waterpeil <strong>in</strong> het bene<strong>de</strong>nrivierengebied, en nemen <strong>de</strong><br />
afvoermogelijkhe<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> rivieren af. Op <strong>de</strong> langere<br />
termijn loopt dit gebied, met on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re ma<strong>in</strong>port<br />
Rotterdam en <strong>de</strong> Drechtste<strong>de</strong>n, het grootste risico,<br />
omdat hier <strong>de</strong> zee en rivieren bij elkaar komen (MNP<br />
2007b).<br />
Aangezien er <strong>voor</strong>alsnog geen versnell<strong>in</strong>g van <strong>de</strong><br />
zeespiegelstijg<strong>in</strong>g zichtbaar is <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse kust,<br />
zijn er vanuit <strong>de</strong> klimaatveran<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g gere<strong>de</strong>neerd geen<br />
extra <strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> hoogwaterbescherm<strong>in</strong>g nodig. De<br />
urgentie om <strong>in</strong> te grijpen, is <strong>in</strong> een aantal gebie<strong>de</strong>n echter<br />
wel <strong>de</strong>gelijk aanwezig als wordt gekeken naar <strong>de</strong><br />
verwachte toename van potentiële scha<strong>de</strong>. De<br />
kwetsbaarheid van <strong>de</strong> overstrom<strong>in</strong>gsgevoelige gebie<strong>de</strong>n<br />
wordt bepaald door potentiële scha<strong>de</strong> en door het<br />
mogelijke aantal slachtoffers. De meest kwetsbare<br />
gebie<strong>de</strong>n uit het oogpunt van slachtofferrisico’s zijn <strong>in</strong><br />
kaart gebracht <strong>in</strong> figuur 2.15. In <strong>de</strong>ze gebie<strong>de</strong>n is het<br />
scha<strong>de</strong>potentieel <strong>in</strong> <strong>de</strong> afgelopen <strong>de</strong>cennia aanzienlijk<br />
toegenomen (PBL 2008c). Omdat er nog steeds wordt<br />
gebouwd, zal het scha<strong>de</strong>potentieel <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />
overstrom<strong>in</strong>gsgevoelige gebie<strong>de</strong>n naar verwacht<strong>in</strong>g<br />
ver<strong>de</strong>r toenemen.<br />
2.4.2 Veiligheidsknelpunten op korte termijn<br />
Wereldwijd liggen <strong>de</strong> belangrijkste economische centra <strong>in</strong><br />
<strong>de</strong>lta’s. Ne<strong>de</strong>rland is nu een van <strong>de</strong> meest veilige <strong>de</strong>lta’s<br />
van <strong>de</strong> wereld. Door dat <strong>beeld</strong> <strong>in</strong>tact te laten of te<br />
versterken, kan Ne<strong>de</strong>rland ook <strong>in</strong> <strong>de</strong> toekomst een<br />
belangrijk concurrentie<strong>voor</strong><strong>de</strong>el hou<strong>de</strong>n.<br />
Op <strong>de</strong> korte termijn speelt <strong>voor</strong>al <strong>de</strong> aanpak van <strong>de</strong> veel<br />
te hoge faalkans van <strong>de</strong> Maeslantker<strong>in</strong>g. Voor <strong>de</strong><br />
veiligheid maakt het geen verschil uit hoe dit wordt<br />
aangepakt; een twee<strong>de</strong> ker<strong>in</strong>g of vervang<strong>in</strong>g van <strong>de</strong><br />
ker<strong>in</strong>g door een sluis. Voor <strong>de</strong> zoetwater<strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>g en<br />
<strong>de</strong> scheepvaart maakt het echter wel uit: met een twee<strong>de</strong><br />
ker<strong>in</strong>g blijft <strong>de</strong> openheid <strong>voor</strong> <strong>de</strong> scheepvaart behou<strong>de</strong>n,<br />
maar wordt het zout<strong>in</strong>dr<strong>in</strong>g<strong>in</strong>gsprobleem niet opgelost.<br />
Maar behalve met een sluis, kan <strong>de</strong> zout<strong>in</strong>dr<strong>in</strong>g<strong>in</strong>g<br />
wor<strong>de</strong>n aangepakt met an<strong>de</strong>re maatregelen, zoals<br />
bellenschermen, beweegbare kleppen of drempels<br />
(Werkplaats Zuidwestelijke Delta 2010).<br />
38 | <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> <strong>beeld</strong>. Achtergron<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> Ex-ante evaluatie Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
twee<br />
Figuur 2.15<br />
Groepsrisico overstrom<strong>in</strong>gen, 2009<br />
Hoog<br />
Laag<br />
Geen gegevens<br />
Bron: De Bruijn & Klijn (2009)<br />
Het groepsrisico <strong>voor</strong> overstrom<strong>in</strong>gen is het hoogst <strong>in</strong> het rivierengebied.<br />
Bij <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>n langs <strong>de</strong> grote rivieren en <strong>in</strong> het<br />
bene<strong>de</strong>nrivierengebied doet zich een aantal knelpunten<br />
<strong>voor</strong>. Hier is het zaak dat <strong>de</strong> rivieren voldoen<strong>de</strong> ruimte<br />
hou<strong>de</strong>n om ook <strong>in</strong> <strong>de</strong> toekomst <strong>de</strong> grotere piekafvoeren<br />
te kunnen blijven verwerken.<br />
2.4.3 Doorbraakvrije dijken<br />
Het is maatschappelijk onacceptabel, maar ook onnodig<br />
om <strong>in</strong> <strong>de</strong> economisch belangrijkste gebie<strong>de</strong>n van<br />
Ne<strong>de</strong>rland het risico van grootschalige overstrom<strong>in</strong>gen te<br />
accepteren. Door – <strong>in</strong> aanvull<strong>in</strong>g op <strong>de</strong> meer<br />
gedifferentieer<strong>de</strong> veiligheidsnormen – op strategische<br />
plekken doorbraakvrije dijken aan te leggen, kunnen<br />
zowel <strong>de</strong> scha<strong>de</strong>- als slachtofferrisico’s sterk dalen,<br />
omdat overstrom<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> kracht, diepte en omvang veel<br />
kle<strong>in</strong>er zullen zijn dan wanneer een dijk bezwijkt. Dit kost<br />
circa 4,5 tot 5 miljard euro (Klijn et al. 2010), ten opzichte<br />
van <strong>de</strong> 1,5 miljard euro die nodig is <strong>voor</strong> het handhaven<br />
<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> en beleidsimplicaties | 39
twee<br />
Figuur 2.16<br />
Indicatie van <strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gskosten en scha<strong>de</strong>risico door overstrom<strong>in</strong>g, 2020 – 2050<br />
300<br />
Scha<strong>de</strong>risico (miljoen euro per jaar)<br />
Veiligheidsopties<br />
200<br />
100<br />
0<br />
0 2 4 6 8 10 12<br />
Invester<strong>in</strong>gskosten (miljard euro)<br />
Primair preventie<br />
Ongewijzigd beleid<br />
Beleid met aangepaste<br />
normen<br />
Beleid met Deltacommissienormen<br />
Preventie en beperken gevolgen<br />
Beleid met aanpass<strong>in</strong>g<br />
nieuwbouw vanaf 2010<br />
Beleid met overstroombare<br />
dijken en gevolgbeperk<strong>in</strong>g<br />
Beleid met doorbraakvrije<br />
dijken<br />
Bron: PBL (2001b)<br />
Doorbraakvrije dijken zijn het meest kosteneffectief als het gaat om scha<strong>de</strong>risico.<br />
van het nu gel<strong>de</strong>n<strong>de</strong> veiligheidsniveau (Klijn et al. 2007).<br />
De baten zijn zodanig dat <strong>de</strong> kosteneffectiviteit van <strong>de</strong><br />
<strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> doorbraakvrije dijken erg gunstig is.<br />
Hiermee kan <strong>de</strong> verwachte jaarlijkse scha<strong>de</strong> met 35<br />
procent wor<strong>de</strong>n gereduceerd en – afhankelijk van <strong>de</strong><br />
technische mogelijkhe<strong>de</strong>n – <strong>de</strong> slachtofferrisico’s met<br />
mogelijk 70 procent. Dit betekent ook dat <strong>de</strong>ze extra<br />
veilige locaties nog meer <strong>in</strong> trek zullen komen en<br />
economische groeicentra van Ne<strong>de</strong>rland kunnen wor<strong>de</strong>n.<br />
Op an<strong>de</strong>re locaties wordt dan wellicht niet langer<br />
geïntensiveerd, of kan zelfs wor<strong>de</strong>n geëxtensiveerd (PBL<br />
2011b).<br />
Doorbraakvrije dijken en stur<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> ruimtelijke<br />
ontwikkel<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> het rivierengebied vergen grotere<br />
<strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen dan het huidige waterveiligheidsbeleid,<br />
maar leveren een lager scha<strong>de</strong>risico op. Daarmee vormen<br />
ze een doelmatige beleidsoptie. Doorbraakvrije dijken<br />
leveren het grootste ren<strong>de</strong>ment <strong>in</strong> gebie<strong>de</strong>n met een<br />
hoge bevolk<strong>in</strong>gsdichtheid en veel geïnvesteerd<br />
vermogen.<br />
Bij toepass<strong>in</strong>g van doorbraakvrije dijken neemt het<br />
directe overstrom<strong>in</strong>gsgevaar zodanig af dat <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />
ruimtelijke <strong>in</strong>richt<strong>in</strong>g van het achterliggen<strong>de</strong> gebied<br />
m<strong>in</strong><strong>de</strong>r reken<strong>in</strong>g hoeft te wor<strong>de</strong>n gehou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong><br />
mogelijke gevolgen van overstrom<strong>in</strong>gen. Het vergroten<br />
van <strong>de</strong> veiligheid tegen hoog water betekent dan geen<br />
extra ruimtelijke beperk<strong>in</strong>gen (PBL 2011b).<br />
Het realiseren hiervan zal <strong>de</strong> nodige tijd vergen. Het<br />
verdient aanbevel<strong>in</strong>g om <strong>in</strong> <strong>de</strong> tussentijd al <strong>voor</strong> een<br />
robuuste verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>gsstrategie te kiezen, om daarmee<br />
direct al <strong>de</strong> mogelijke gevolgen van een overstrom<strong>in</strong>g te<br />
beperken. Een robuuste strategie is om verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g<br />
<strong>voor</strong>al daar toe te staan waar <strong>de</strong> veiligheid al het grootst<br />
is, dat wil zeggen <strong>in</strong> regio’s met hoge<br />
bevolk<strong>in</strong>gsconcentraties, en tegelijkertijd <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n te<br />
stellen aan <strong>de</strong> wijze waarop <strong>de</strong> verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g mag<br />
plaatsv<strong>in</strong><strong>de</strong>n <strong>in</strong> m<strong>in</strong><strong>de</strong>r veilige gebie<strong>de</strong>n (<strong>de</strong>len van het<br />
rivierengebied; MNP 2007b).<br />
2.4.4 Meer gedifferentieer<strong>de</strong> veiligheidsnormen<br />
Zolang nog niet overal doorbraakvrije dijken zijn<br />
aangelegd, is het raadzaam om verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g <strong>voor</strong>al<br />
daar toe te staan waar <strong>de</strong> veiligheid al het grootst is (<strong>in</strong><br />
regio’s met hoge bevolk<strong>in</strong>gsconcentraties), en<br />
tegelijkertijd <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n te stellen aan <strong>de</strong> wijze waarop<br />
<strong>de</strong> verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g mag plaatsv<strong>in</strong><strong>de</strong>n <strong>in</strong> m<strong>in</strong><strong>de</strong>r veilige<br />
gebie<strong>de</strong>n. Een meer gedifferentieer<strong>de</strong><br />
waterveiligheidsnormstell<strong>in</strong>g kan ver<strong>de</strong>r bijdragen aan<br />
het beperken van scha<strong>de</strong>risico’s. Hierbij zullen – meer dan<br />
nu – <strong>de</strong> strengste veiligheidsnormen moeten wor<strong>de</strong>n<br />
toegepast <strong>in</strong> <strong>de</strong> regio’s met <strong>de</strong> grootste<br />
bevolk<strong>in</strong>gsconcentraties (MNP 2007b).<br />
2.4.5 Veiligheid op <strong>de</strong> veel langere termijn<br />
Als <strong>de</strong> zeespiegel sneller stijgt dan verwacht, voldoet het<br />
huidige bescherm<strong>in</strong>gsbeleid <strong>in</strong> het<br />
bene<strong>de</strong>nrivierengebied niet meer en zijn structurele<br />
aanpass<strong>in</strong>gen nodig (Kwadijk et al. 2008; MNP 2007). Het<br />
Volkerak-Zoommeer en het Grevel<strong>in</strong>genmeer kunnen<br />
ruimte bie<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> piekberg<strong>in</strong>g van hoge rivierafvoeren<br />
tij<strong>de</strong>ns een stormvloed op zee.<br />
De levensduur van <strong>de</strong> huidige kustwerken is beperkt. De<br />
Har<strong>in</strong>gvlietdam (en ook <strong>de</strong> Oosterschel<strong>de</strong>ker<strong>in</strong>g) zullen<br />
40 | <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> <strong>beeld</strong>. Achtergron<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> Ex-ante evaluatie Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
twee<br />
Figuur 2.17<br />
Overstrom<strong>in</strong>gsrisico<br />
Trendscenario 2020 – 2040 Gedifferentieer<strong>de</strong> normstell<strong>in</strong>g 2040<br />
Overstrom<strong>in</strong>gskans (per jaar)<br />
Hoog<br />
Laag<br />
Geen gegevens<br />
Bron: MNP (2007b)<br />
Een meer gedifferentieer<strong>de</strong> waterveiligheidsnormstell<strong>in</strong>g kan ver<strong>de</strong>r bijdragen aan het beperken van scha<strong>de</strong>risico’s.<br />
tussen 2050 en 2100 niet meer voldoen (Deltacommissie<br />
2008). Tegen die tijd doet zich <strong>de</strong> vraag <strong>voor</strong> of nog moet<br />
wor<strong>de</strong>n geïnvesteerd <strong>in</strong> <strong>de</strong> vervang<strong>in</strong>g van <strong>de</strong>ze werken,<br />
of dat een open verb<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g met <strong>de</strong> zee <strong>in</strong> comb<strong>in</strong>atie met<br />
dijkversterk<strong>in</strong>g <strong>de</strong> <strong>voor</strong>keur verdient. Om bij een open<br />
verb<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g opstuw<strong>in</strong>g <strong>in</strong> <strong>de</strong>ze trechtervormige mond<strong>in</strong>g<br />
te beperken, is vergrot<strong>in</strong>g raadzaam van <strong>de</strong> waterberg<strong>in</strong>g<br />
<strong>in</strong> het rivierengebied, waaron<strong>de</strong>r komberg<strong>in</strong>g <strong>in</strong> het<br />
bene<strong>de</strong>nrivierengebied (H+N+S & Deltares 2009).<br />
2.4.6 Beperk<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> <strong>de</strong> zoetwaterbeschikbaarheid<br />
In perio<strong>de</strong>s van droogte verbrakt een <strong>de</strong>el van het zoete<br />
water <strong>in</strong> het westen van het land. Klimaatveran<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g kan<br />
dit probleem versterken en <strong>de</strong> noodzaak versnellen een<br />
oploss<strong>in</strong>g te v<strong>in</strong><strong>de</strong>n. De vraag is of <strong>de</strong> oploss<strong>in</strong>g moet<br />
liggen <strong>in</strong> <strong>de</strong> aanvoer van extra zoet water <strong>in</strong> <strong>de</strong> droge<br />
situaties. De beperkte beschikbaarheid van zoet water<br />
wordt namelijk <strong>voor</strong>al veroorzaakt door <strong>de</strong> wens van <strong>de</strong><br />
landbouw, en <strong>in</strong> beperktere mate ste<strong>de</strong>n en natuur, om<br />
een vast peil en doorspoel<strong>in</strong>g met zoet water van het<br />
watersysteem te behou<strong>de</strong>n. Als gevolg van <strong>de</strong>ze wens<br />
wordt er veel meer zoet water aangevoerd dan nodig is<br />
<strong>voor</strong> irrigatie.<br />
Een <strong>voor</strong><strong>beeld</strong> is het spoelen van <strong>de</strong> Nieuwe Waterweg:<br />
daar moet m<strong>in</strong>imaal 1.000 kubieke meter per secon<strong>de</strong><br />
wor<strong>de</strong>n afgevoerd om regionale <strong>in</strong>name van 40 kubieke<br />
meter per secon<strong>de</strong> mogelijk te maken. En op Goeree-<br />
Overflakkee moet <strong>in</strong> <strong>de</strong> zomer zo’n 100 miljoen kubieke<br />
meter water wor<strong>de</strong>n <strong>in</strong>gelaten om 5 miljoen kubieke<br />
meter beregen<strong>in</strong>g mogelijk te maken (De Vries et al.<br />
2009). Het Hoogheemraadschap van Rijnland (2010) geeft<br />
aan dat mogelijk al <strong>in</strong> 2025 een an<strong>de</strong>re strategie moet<br />
wor<strong>de</strong>n gekozen.<br />
Het toekomstige watergebruik wordt <strong>in</strong> hoofdzaak<br />
bepaald door ontwikkel<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> watervragen<strong>de</strong> functies<br />
en door klimaatveran<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g. De belangrijkste<br />
watervragers zijn het peilbeheer en doorspoelen <strong>in</strong> het<br />
lan<strong>de</strong>lijk en ste<strong>de</strong>lijk gebied en <strong>de</strong> scheepvaart op <strong>de</strong><br />
rivieren en meren die een bepaal<strong>de</strong> waterdiepte nodig<br />
heeft. In het lan<strong>de</strong>lijk gebied is <strong>de</strong> landbouw een<br />
dom<strong>in</strong>ante factor <strong>in</strong> het waterbeheer. Zowel <strong>de</strong><br />
ontwikkel<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> <strong>de</strong> toekomstige watervraag als <strong>de</strong><br />
ontwikkel<strong>in</strong>gen rond droogte en watertekort als gevolg<br />
van klimaatveran<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g kennen grote onzekerhe<strong>de</strong>n.<br />
Uitgaan<strong>de</strong> van het huidige grondgebruik, tre<strong>de</strong>n <strong>in</strong> drie<br />
van <strong>de</strong> vier KNMI-scenario’s <strong>in</strong> 2050 naar verwacht<strong>in</strong>g<br />
geen grote knelpunten <strong>in</strong> <strong>de</strong> watervraag op. Alleen <strong>in</strong> het<br />
droogste klimaatscenario (W+) kunnen <strong>de</strong> watertekorten<br />
substantieel en vaker toenemen. Daarnaast is <strong>de</strong><br />
verwacht<strong>in</strong>g dat <strong>de</strong> watervraag vanuit <strong>de</strong> landbouw <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />
komen<strong>de</strong> <strong>de</strong>cennia toeneemt. Reken<strong>in</strong>g hou<strong>de</strong>nd met <strong>de</strong><br />
onzekerhe<strong>de</strong>n, betekent dit dat het mogelijke<br />
watertekort <strong>voor</strong>al afhangt van ontwikkel<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />
<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> en beleidsimplicaties | 41
twee<br />
landbouw. Alleen <strong>in</strong> het droogste scenario is<br />
klimaatveran<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g <strong>de</strong> dom<strong>in</strong>ante factor (PBL 2011b).<br />
2.4.7 Mogelijkhe<strong>de</strong>n tot het verm<strong>in</strong><strong>de</strong>ren van <strong>de</strong><br />
regionale zoetwatervraag<br />
Er zijn nog veel mogelijkhe<strong>de</strong>n om <strong>de</strong> zoetwatervraag te<br />
verm<strong>in</strong><strong>de</strong>ren. Hoogwaardige zoutgevoelige teelten, zoals<br />
<strong>de</strong> teelt <strong>in</strong> kassen, <strong>de</strong> sierteelten en tu<strong>in</strong>bouw, gaan<br />
vanwege <strong>de</strong> benodig<strong>de</strong> waterkwaliteit al steeds meer<br />
over op een eigen water<strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>g en raken zo wat<br />
betreft <strong>de</strong> watervraag losgekoppeld van het regionale<br />
watersysteem. Deze mogelijkheid is economisch niet<br />
haalbaar <strong>voor</strong> <strong>de</strong> grootschaliger grondgebon<strong>de</strong>n<br />
akkerbouw. De meeste akkerbouwgewassen zijn echter<br />
zouttoleranter dan <strong>de</strong> hoogwaardige teelten, en uit<br />
on<strong>de</strong>rzoek blijkt dat het tij<strong>de</strong>lijk oplopen van <strong>de</strong><br />
zoutgehaltes <strong>in</strong> het oppervlaktewater geen groot<br />
probleem is omdat het zout nauwelijks <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m<br />
<strong>in</strong>dr<strong>in</strong>gt. Door optimalisatie van het waterbeheer <strong>in</strong><br />
relatie tot zoutgehaltes kan <strong>de</strong> watervraag <strong>in</strong> droge tij<strong>de</strong>n<br />
mogelijk met tientallen procenten wor<strong>de</strong>n<br />
teruggedrongen. De graslan<strong>de</strong>n die een groot <strong>de</strong>el van<br />
laag-Ne<strong>de</strong>rland beslaan, zijn we<strong>in</strong>ig gevoelig <strong>voor</strong> hogere<br />
zoutgehaltes. Ook op <strong>de</strong> Zeeuwse en Hollandse eilan<strong>de</strong>n<br />
zou door een aangepast beheer van het grondwater en<br />
meer flexibiliteit <strong>in</strong> het waterbeheer veel gewonnen<br />
kunnen wor<strong>de</strong>n (PBL 2011b). Het verm<strong>in</strong><strong>de</strong>ren van <strong>de</strong><br />
aanvoer van gebiedsvreemd water kan <strong>in</strong> sommige<br />
gebie<strong>de</strong>n als bijkomend <strong>voor</strong><strong>de</strong>el hebben dat <strong>de</strong> kwaliteit<br />
van water en natuur verbetert.<br />
2.4.8 Mogelijkhe<strong>de</strong>n tot het vergroten van <strong>de</strong><br />
wateraanvoer<br />
Het noor<strong>de</strong>n van Ne<strong>de</strong>rland en Noord-Holland krijgen<br />
water uit het IJsselmeer, het westen en <strong>de</strong> zuidwestelijke<br />
<strong>de</strong>lta uit <strong>de</strong> grote rivieren en boezemwateren. Een<br />
toekomstige droogte <strong>in</strong> het noor<strong>de</strong>n kan met vrij ger<strong>in</strong>ge<br />
kosten wor<strong>de</strong>n opgevangen door het peil van het<br />
IJsselmeer enkele <strong>de</strong>cimeters te verhogen en toe te staan<br />
dat het verlaagt <strong>in</strong> zeer droge omstandighe<strong>de</strong>n. Deltares<br />
(2010) conclu<strong>de</strong>ert dat grootschalige maatregelen met<br />
hoge kosten, zoals een hoge peilopzet op het IJsselmeer,<br />
of een grootschalige uitbreid<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> water<strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>g<br />
naar hoog-Ne<strong>de</strong>rland <strong>voor</strong>alsnog niet kosteneffectief<br />
zijn. Nog niet goed bekend is wat <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n en<br />
kosten zijn om <strong>de</strong> verzilt<strong>in</strong>gsbestrijd<strong>in</strong>g bij <strong>de</strong> Nieuwe<br />
Waterweg effectiever te maken. Gezien <strong>de</strong> potenties van<br />
<strong>de</strong>ze maatregel en mogelijk ger<strong>in</strong>ge neveneffecten, is dit<br />
een serieuze optie om te beschouwen (PBL 2011b).<br />
Een belangrijke vraag bij <strong>de</strong> besliss<strong>in</strong>g hierover is of een<br />
eventuele aanpass<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> zoetwater<strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>g<br />
primair uit publieke mid<strong>de</strong>len moet wor<strong>de</strong>n betaald, of<br />
dat dit primair een sectorale verantwoor<strong>de</strong>lijkheid is <strong>voor</strong><br />
<strong>de</strong> landbouw. Het laatste kan <strong>de</strong> effectiviteit van het<br />
huidige doorspoelbeheer sterk vergroten. Een robuuster<br />
watersysteem zou m<strong>in</strong>stens een basiswaterafvoer en<br />
-aanvoer moeten garan<strong>de</strong>ren, met daarbovenop meer<br />
mogelijkhe<strong>de</strong>n tot maatwerk. De mogelijkhe<strong>de</strong>n<br />
daar<strong>voor</strong> verschillen sterk <strong>voor</strong> <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> typen<br />
landbouw (kassenteelten, bollenteelt, <strong>in</strong>tensieve<br />
sierteelten versus grondgebon<strong>de</strong>n akkerbouw). Een<br />
droogteprobleem <strong>in</strong> het westen lijkt alleen een probleem<br />
te zijn <strong>voor</strong> <strong>de</strong> verzilt<strong>in</strong>g, wat eventueel kan wor<strong>de</strong>n<br />
opgevangen door het stellen van m<strong>in</strong><strong>de</strong>r strenge<br />
zoutwaternormen, omdat veel landbouw en natuur <strong>in</strong> het<br />
westen een m<strong>in</strong><strong>de</strong>r strenge zoutwaternorm nog goed zou<br />
kunnen doorstaan. De historisch brakke aquatische<br />
natuur <strong>in</strong> Noord-Holland staat zelfs on<strong>de</strong>r druk door<br />
verzoet<strong>in</strong>g (PBL 2011b).<br />
2.5 Energietransitie, ruimte en<br />
verkeer<br />
Energiezekerheid en afspraken rondom het beperken van <strong>de</strong><br />
gevolgen van klimaatveran<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g nopen tot een energietransitie.<br />
Welke ruimtelijke gevolgen heeft het halen van Europese<br />
verplicht<strong>in</strong>gen <strong>voor</strong> CO 2<br />
-emissiereductie, duurzame energie en<br />
energiebespar<strong>in</strong>g?<br />
2.5.1 Komen<strong>de</strong> Europese energieverplicht<strong>in</strong>gen<br />
De EU (2010) heeft <strong>de</strong> ambitieuze doelstell<strong>in</strong>g om <strong>in</strong> 2050<br />
<strong>de</strong> uitstoot van broeikasgassen ten opzichte van 1990<br />
met 80 procent te verm<strong>in</strong><strong>de</strong>ren (figuur 2.18). Voor een<br />
belangrijk <strong>de</strong>el moet <strong>de</strong> afname uit <strong>de</strong> energiesector<br />
komen. Om dit doel te halen, is een aanzienlijk<br />
beleids<strong>in</strong>spann<strong>in</strong>g nodig, ook <strong>in</strong> Ne<strong>de</strong>rland. De EU heeft<br />
<strong>de</strong> doelen <strong>voor</strong> 2050 nog niet omgezet <strong>in</strong> verplicht<strong>in</strong>gen<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong> lidstaten, <strong>voor</strong> 2020 wel. Zodoen<strong>de</strong> heeft<br />
Ne<strong>de</strong>rland <strong>de</strong> verplicht<strong>in</strong>g om nu te beg<strong>in</strong>nen met het<br />
verm<strong>in</strong><strong>de</strong>ren van <strong>de</strong> uitstoot van (on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re) CO 2<br />
en<br />
energie uit hernieuwbare bronnen te halen.<br />
Hernieuwbaar is iets an<strong>de</strong>rs dan duurzaam. De bronnen<br />
<strong>voor</strong> hernieuwbare energie, bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> w<strong>in</strong>d, water en<br />
zon, zijn <strong>in</strong> pr<strong>in</strong>cipe onuitputtelijk. De <strong>in</strong>spann<strong>in</strong>gen die<br />
Ne<strong>de</strong>rland hier<strong>voor</strong> wil leveren, zijn vastgelegd <strong>in</strong> het<br />
(door <strong>de</strong> EU verplicht gestel<strong>de</strong>) Nationaal actieplan <strong>voor</strong><br />
energie uit hernieuwbare bronnen 2010 (Rijksoverheid 2010).<br />
2.5.2 Energie als on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van ruimtelijk beleid<br />
Projecten <strong>voor</strong> <strong>de</strong> energie<strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>g blijken te kunnen<br />
stran<strong>de</strong>n <strong>in</strong> <strong>de</strong> ruimtelijke or<strong>de</strong>n<strong>in</strong>g, <strong>de</strong><br />
implementatiefase. Zo is er een succesvolle lobby<br />
gevoerd tegen on<strong>de</strong>rgrondse CO 2<br />
-opslag nadat <strong>de</strong><br />
subsidie en <strong>de</strong> regels al rond waren. De meest rendabele<br />
vormen van hernieuwbare energie zijn momenteel<br />
w<strong>in</strong><strong>de</strong>nergie op land, w<strong>in</strong><strong>de</strong>nergie op zee en biomassa.<br />
Veel projecten <strong>voor</strong> w<strong>in</strong><strong>de</strong>nergie lopen vertrag<strong>in</strong>g op<br />
door gebrek aan maatschappelijk draagvlak. Wat opvalt<br />
42 | <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> <strong>beeld</strong>. Achtergron<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> Ex-ante evaluatie Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
twee<br />
Figuur 2.18<br />
Emissie broeikasgassen <strong>in</strong> Europa<br />
100<br />
80<br />
60<br />
40<br />
20<br />
%<br />
Emissie bij ongewijzigd<br />
beleid<br />
Emissie per sector<br />
Electriciteitsproductie<br />
Wonen en tertiaire sector<br />
Niet-CO 2 Overige sectoren<br />
Industrie<br />
Transport<br />
Niet-CO 2 Landbouw<br />
0<br />
1990 2000 2010 2020 2030 2040 2050<br />
Bron: CEC (2011)<br />
De EU wil <strong>de</strong> uitstoot van broeikasgassen sterk terugdr<strong>in</strong>gen.<br />
<strong>in</strong> <strong>de</strong>ze projecten, is dat <strong>de</strong> politiek-maatschappelijke en<br />
ruimtelijke <strong>in</strong>bedd<strong>in</strong>g pas laat tot stand komen. Het vanaf<br />
het beg<strong>in</strong> betrekken van actoren <strong>in</strong> <strong>de</strong> ruimtelijke<br />
planvorm<strong>in</strong>g (conform het advies van <strong>de</strong> commissie-<br />
Elverd<strong>in</strong>g) kan perspectieven bie<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> het realiseren<br />
van maatschappelijk bela<strong>de</strong>n ruimtegebruik (Van Hoorn<br />
et al. 2010). Daarnaast heeft het Rijk met <strong>de</strong> Crisis- en<br />
Herstelwet <strong>in</strong>strumenten <strong>in</strong> han<strong>de</strong>n om <strong>de</strong> planvorm<strong>in</strong>g<br />
te versnellen. In 2015 moet opnieuw wor<strong>de</strong>n bezien <strong>in</strong><br />
hoeverre op <strong>de</strong> langere termijn (na 2020) nieuw ruimtelijk<br />
beleid en nieuwe <strong>in</strong>frastructuur nodig zijn <strong>voor</strong> <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>re<br />
uitbouw van nieuwe energiefuncties op <strong>de</strong> Noordzee.<br />
2.5.3 Europese energieambities en verkeer<br />
In het Europese Witboek Transport 2011 zijn <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
transportsector stevige ambities (geen verplicht<strong>in</strong>gen)<br />
opgenomen. Als Ne<strong>de</strong>rland <strong>de</strong>ze ambities overneemt,<br />
dan zou <strong>de</strong> sector <strong>in</strong> 2050 60 procent m<strong>in</strong><strong>de</strong>r CO 2<br />
moeten<br />
uitstoten ten opzichte van 1990. In 2030 moet er reeds 20<br />
procent m<strong>in</strong><strong>de</strong>r wor<strong>de</strong>n uitgestoten ten opzichte van<br />
2008. In 2030 zou alle <strong>in</strong>traste<strong>de</strong>lijke distributie en <strong>de</strong><br />
helft van het autoverkeer CO 2<br />
-neutraal moeten zijn. In<br />
2050 zou het personenautoverkeer b<strong>in</strong>nen ste<strong>de</strong>n CO 2<br />
-<br />
vrij moeten zijn. Het overnemen van <strong>de</strong>ze ambities<br />
betekent dat Ne<strong>de</strong>rland veel extra maatregelen zal<br />
moeten <strong>in</strong>zetten om <strong>de</strong>ze duurzame mobiliteitsdoelen<br />
b<strong>in</strong>nen bereik te brengen. Aansluiten op <strong>de</strong> <strong>in</strong>zet van <strong>de</strong><br />
Europese Routekaart 2050 zou betekenen dat er stevige<br />
ambities moeten wor<strong>de</strong>n geformuleerd <strong>voor</strong> <strong>de</strong> CO 2<br />
-<br />
reductie <strong>in</strong> <strong>de</strong> transportsector.<br />
Het realiseren van <strong>de</strong> CO 2<br />
-doelen door het personen- en<br />
goe<strong>de</strong>renvervoer is lastig. Zo is <strong>de</strong> CO 2<br />
-uitstoot van het<br />
verkeer (zeescheepvaart en luchtvaart niet meegerekend)<br />
<strong>in</strong> <strong>de</strong> afgelopen twee <strong>de</strong>cennia met meer dan 30 procent<br />
toegenomen (Hoen et al. 2010). Voor <strong>de</strong> komen<strong>de</strong><br />
<strong>de</strong>cennia wordt met het vastgestel<strong>de</strong> beleid grofweg een<br />
stabilisatie rond het huidige niveau <strong>voor</strong>zien.<br />
Al eer<strong>de</strong>r heeft het PBL (2009a) <strong>in</strong> <strong>beeld</strong> gebracht welke<br />
maatregelen kunnen bijdragen aan een reductie van <strong>de</strong><br />
CO 2<br />
-uitstoot met 80 procent <strong>in</strong> het jaar 2050 ten opzichte<br />
van 1990. Dit scenario verhoudt zich qua or<strong>de</strong>grootte met<br />
<strong>de</strong> ambities die <strong>in</strong> <strong>de</strong> Europese Routekaart 2050 zijn<br />
neergelegd. Bij een <strong>de</strong>rgelijke emissiereductie zou <strong>de</strong><br />
transportsector evenveel bijdragen als an<strong>de</strong>re sectoren.<br />
Het personenvervoer zou hierbij moeten <strong>in</strong>zetten op<br />
an<strong>de</strong>re brandstoffen (elektrisch, waterstof) en<br />
efficiëntere voertuigen.<br />
De EU heeft <strong>de</strong> ambitie om <strong>in</strong> 2030 <strong>de</strong> helft van het<br />
stadsverkeer elektrisch af te han<strong>de</strong>len. Het realiseren van<br />
<strong>de</strong>ze ambitie kan grote mobiliteitseffecten hebben.<br />
Elektrisch rij<strong>de</strong>n gaat waarschijnlijk gepaard met hogere<br />
vaste kosten en lagere variabele kosten. Dat zou tot een<br />
toename van <strong>de</strong> mobiliteit kunnen lei<strong>de</strong>n. Zon<strong>de</strong>r een<br />
precies <strong>in</strong>zicht <strong>in</strong> <strong>de</strong>ze kosten is nu echter nog geen<br />
uitspraak te doen over het effect op <strong>de</strong> ontwikkel<strong>in</strong>g van<br />
<strong>de</strong> mobiliteit. Het goe<strong>de</strong>renvervoer zou hierbij niet alleen<br />
moeten <strong>in</strong>zetten op biobrandstoffen en efficiëntie van<br />
voertuigen, maar ook op verbeter<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> logistieke<br />
efficiëntie en verschuiv<strong>in</strong>g naar het spoor en/of water.<br />
2.5.4 Ste<strong>de</strong>n als energieproducenten<br />
Inspann<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> <strong>de</strong> gebouw<strong>de</strong> omgev<strong>in</strong>g kunnen ook<br />
bijdragen aan <strong>de</strong> energiedoelstell<strong>in</strong>gen. Verwarm<strong>in</strong>g en<br />
verkoel<strong>in</strong>g van gebouwen vragen veel energie. Veel kan<br />
wor<strong>de</strong>n bespaard door warmtestromen van <strong>in</strong>dividuele<br />
gebouwen op elkaar aan te sluiten en daarnaast<br />
<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> en beleidsimplicaties | 43
twee<br />
Figuur 2.19<br />
On<strong>de</strong>rzoeksconcessies schaliegas, 2010<br />
Concessie<br />
Bron: TNO (2010)<br />
Concessiegebie<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> schaliegasw<strong>in</strong>n<strong>in</strong>g liggen <strong>in</strong> <strong>de</strong> Noordoostpol<strong>de</strong>r, Twente en <strong>de</strong> Achterhoek, Mid<strong>de</strong>n-Brabant en Mid<strong>de</strong>n-Limburg.<br />
restwarmte uit <strong>de</strong> <strong>in</strong>dustrie te benutten (warmtenetten).<br />
Ver<strong>de</strong>r is nog veel w<strong>in</strong>st te halen uit het beter isoleren van<br />
bestaan<strong>de</strong> won<strong>in</strong>gen en bedrijfspan<strong>de</strong>n. Een groot <strong>de</strong>el<br />
van <strong>de</strong> bebouw<strong>in</strong>g die <strong>voor</strong> 2050 is <strong>voor</strong>zien, staat er nu<br />
al (zie ook figuur 2.12 <strong>in</strong> paragraaf 2.3.5). Het is dan ook<br />
van groot belang om herstructurer<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> bestaan<strong>de</strong><br />
<strong>voor</strong>raad bebouw<strong>in</strong>g aan te grijpen om energiedoelen te<br />
realiseren. Het gaat er met an<strong>de</strong>re woor<strong>de</strong>n om, om op<br />
<strong>in</strong>novatieve wijze <strong>de</strong> warmtehuishoud<strong>in</strong>g van ste<strong>de</strong>n te<br />
verbeteren, bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> met energielabels <strong>voor</strong><br />
gebouwen en warmtenetten (PBL 2011b).<br />
2.5.5 <strong>Ruimtelijke</strong> effecten van schaliegasw<strong>in</strong>n<strong>in</strong>g<br />
Energie<strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen hebben <strong>in</strong>vloed op <strong>de</strong> ruimtelijke<br />
<strong>in</strong>richt<strong>in</strong>g en gevolgen <strong>voor</strong> het uiterlijk van het<br />
landschap. Te <strong>de</strong>nken valt aan centrales, maar ook aan<br />
hoogspann<strong>in</strong>gslijnen en w<strong>in</strong>dturb<strong>in</strong>es. Een mogelijke<br />
‘nieuwkomer’ is schaliegasw<strong>in</strong>n<strong>in</strong>g, waar<strong>voor</strong> al aan<br />
diverse bedrijven opspor<strong>in</strong>gsvergunn<strong>in</strong>gen zijn verleend.<br />
An<strong>de</strong>rs dan het aardgas bij Slochteren, zit dit gas<br />
‘gevangen’ <strong>in</strong> <strong>de</strong> aardlaag waar<strong>in</strong> het is ontstaan en<br />
stroomt het slecht. Hierdoor zijn veel meer bor<strong>in</strong>gen<br />
nodig dan normaal; het kan zijn dat om <strong>de</strong> paar hon<strong>de</strong>rd<br />
meter een nieuwe put moet wor<strong>de</strong>n geboord. Dat kan <strong>de</strong><br />
nodige landschappelijke effecten hebben als tot w<strong>in</strong>n<strong>in</strong>g<br />
wordt overgegaan. De concessiegebie<strong>de</strong>n liggen <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />
Noordoostpol<strong>de</strong>r, Twente en <strong>de</strong> Achterhoek, Mid<strong>de</strong>n-<br />
Brabant en Mid<strong>de</strong>n-Limburg (zie figuur 2.19).<br />
2.6 Internationale<br />
natuurverplicht<strong>in</strong>gen en ruimte<br />
Welke ruimtelijke consequenties hebben Europese natuur- en<br />
waterverplicht<strong>in</strong>gen, <strong>voor</strong>al ook buiten <strong>de</strong> Natura<br />
2000-gebie<strong>de</strong>n? Welke bijdrage kunnen groene en blauwe<br />
diensten door <strong>de</strong> landbouw leveren aan het bereiken van<br />
ruimtelijke doelen die tot dusverre via grondverwerv<strong>in</strong>g waren<br />
<strong>voor</strong>zien?<br />
2.6.1 Ne<strong>de</strong>rlandse natuurkwaliteit <strong>in</strong> Europees<br />
perspectief<br />
Het natuurbeleid heeft tot op he<strong>de</strong>n het verlies aan<br />
biodiversiteit <strong>in</strong> Ne<strong>de</strong>rland geremd, maar nog niet<br />
gestopt. Ne<strong>de</strong>rland heeft het op wereldschaal<br />
geformuleer<strong>de</strong> doel van <strong>de</strong> Convention on Biological<br />
Diversity gehaald om <strong>de</strong> achteruitgang van <strong>de</strong><br />
biodiversiteit te remmen. Dit doel is <strong>in</strong> <strong>de</strong> afgelopen jaren<br />
bereikt door <strong>de</strong> toename van <strong>de</strong> oppervlakte natuur, <strong>de</strong><br />
verbeter<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> milieu- en watercondities, <strong>de</strong><br />
planologische bescherm<strong>in</strong>g van natuurgebie<strong>de</strong>n en het<br />
natuurbeheer.<br />
In Europa is afgesproken om <strong>de</strong> achteruitgang van <strong>de</strong><br />
biodiversiteit te stoppen. Dit doel is niet bereikt.<br />
Ne<strong>de</strong>rland is verplicht maatregelen te treffen om <strong>de</strong><br />
verslechter<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> kwaliteit van <strong>de</strong> habitats <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />
Natura 2000-gebie<strong>de</strong>n te stoppen. Voor <strong>de</strong> soorten en<br />
ecosystemen van <strong>de</strong> Vogel- en Habitatrichtlijnen is <strong>de</strong><br />
verbeter<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> milieu- en ruimtecondities nog<br />
onvoldoen<strong>de</strong> geweest om een gunstige staat van<br />
44 | <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> <strong>beeld</strong>. Achtergron<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> Ex-ante evaluatie Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
twee<br />
Figuur 2.20<br />
Gunstige staat van <strong>in</strong>standhoud<strong>in</strong>g Natura 2000-gebie<strong>de</strong>n, 2006<br />
Italië<br />
Griekenland<br />
Estland<br />
Slovenië<br />
Luxemburg<br />
Duitsland<br />
Letland<br />
Cyprus<br />
F<strong>in</strong>land<br />
Portugal<br />
Slowakije<br />
Zwe<strong>de</strong>n<br />
Denemarken<br />
Polen<br />
Litouwen<br />
Frankrijk<br />
Oostenrijk<br />
Verenigd Kon<strong>in</strong>krijk<br />
Tsjechië<br />
Hongarije<br />
Malta<br />
Ne<strong>de</strong>rland<br />
Ierland<br />
België<br />
Spanje<br />
0 20 40 60 80 100<br />
% gebie<strong>de</strong>n<br />
Bron: PBL (2010a)<br />
Het aan<strong>de</strong>el Natura 2000-habitats met een gunstige staat van <strong>in</strong>standhoud<strong>in</strong>g <strong>in</strong> Ne<strong>de</strong>rland is vergeleken met an<strong>de</strong>re Europese lidstaten laag.<br />
<strong>in</strong>standhoud<strong>in</strong>g te bereiken (Bre<strong>de</strong>noord et al. 2011). Dat<br />
betekent dat leefgebie<strong>de</strong>n en populaties onvoldoen<strong>de</strong><br />
groot zijn of zelfs krimpen, dat <strong>de</strong> habitatkwaliteit<br />
achteruitgaat en dat <strong>de</strong> populatiestructuur (<strong>in</strong> termen van<br />
geboorte en sterfte) onvoldoen<strong>de</strong> goed is om het<br />
<strong>voor</strong>tbestaan op langere termijn te verzekeren. Het hoge<br />
aantal soorten en habitats met een ongunstige staat van<br />
<strong>in</strong>standhoud<strong>in</strong>g maakt het treffen van maatregelen<br />
urgent.<br />
Figuur 2.20 laat zien dat het aan<strong>de</strong>el Natura<br />
2000-habitats met een gunstige staat van<br />
<strong>in</strong>standhoud<strong>in</strong>g <strong>in</strong> Ne<strong>de</strong>rland, met 8 procent, een van <strong>de</strong><br />
laagste van Europa is. Figuur 2.21 laat zien dat ook het<br />
aan<strong>de</strong>el agrarisch natuurbeheer vergeleken met an<strong>de</strong>re<br />
Europese lidstaten erg laag is.<br />
2.6.2 <strong>Ruimtelijke</strong> weerslag van <strong>in</strong>ternationale<br />
verplicht<strong>in</strong>gen natuur<br />
Het kab<strong>in</strong>et hanteert het respecteren van <strong>in</strong>ternationale<br />
afspraken als basis <strong>voor</strong> <strong>de</strong> herijk<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> Ecologische<br />
Hoofdstructuur (EHS). De Convention on Biological<br />
Diversity van <strong>de</strong> Verenig<strong>de</strong> Naties heeft als hoofddoel <strong>de</strong><br />
achteruitgang van <strong>de</strong> biodiversiteit wereldwijd te<br />
remmen. In Europa is daarnaast afgesproken <strong>de</strong><br />
achteruitgang zelfs te stoppen. De Vogel- en<br />
Habitatrichtlijnen van <strong>de</strong> EU verplichten tot het <strong>in</strong>stellen<br />
van het Natura 2000-netwerk van bescherm<strong>de</strong> gebie<strong>de</strong>n.<br />
Ver<strong>de</strong>r wordt gestreefd naar het stoppen van <strong>de</strong><br />
verslechter<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> natuurkwaliteit <strong>in</strong> <strong>de</strong>ze gebie<strong>de</strong>n en<br />
naar het <strong>in</strong> een ‘gunstige staat van <strong>in</strong>standhoud<strong>in</strong>g’<br />
brengen en hou<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> soorten (ook buiten Natura<br />
2000-gebied) en habitattypen die door <strong>de</strong> richtlijnen<br />
wor<strong>de</strong>n beschermd. Op grond van het Europese recht zijn<br />
<strong>de</strong> Vogel- en Habitatrichtlijnen <strong>in</strong> verplichtend<br />
Ne<strong>de</strong>rlands recht omgezet.<br />
Hierbij v<strong>in</strong>dt <strong>de</strong> Europese Commissie dat biodiversiteit<br />
niet kan wor<strong>de</strong>n behou<strong>de</strong>n door enkel Natura<br />
2000-gebie<strong>de</strong>n te beheren en te beschermen.<br />
Landbouwgebie<strong>de</strong>n met hoge natuurwaar<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> High<br />
Nature Value (HNV) Farmlands, moeten ook wor<strong>de</strong>n<br />
beschermd en goed beheerd, zodat <strong>de</strong> biodiversiteit <strong>in</strong><br />
grote samenhangen<strong>de</strong> gebie<strong>de</strong>n kan floreren. In pan-<br />
Europees verband (M<strong>in</strong>istersconferentie Kiev 2003) heeft<br />
Ne<strong>de</strong>rland zich verplicht een belangrijk <strong>de</strong>el van<br />
landbouwgebie<strong>de</strong>n als HNV-Farmlands te i<strong>de</strong>ntificeren en<br />
goed te beheren (PBL 2009a).<br />
<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> en beleidsimplicaties | 45
twee<br />
Figuur 2.21<br />
Agrarisch natuurbeheer, 2005<br />
Frankrijk<br />
Duitsland<br />
Slovenië<br />
Ierland<br />
Tsjechië<br />
Verenigd Kon<strong>in</strong>krijk<br />
Malta<br />
België<br />
Portugal<br />
Slowakije<br />
Denemarken<br />
Italië<br />
Spanje<br />
Letland<br />
Griekenland<br />
Cyprus<br />
Ne<strong>de</strong>rland<br />
Polen<br />
Litouwen<br />
0 10 20 30 40 50<br />
% landbouwareaal<br />
Bron: OECD (2008)<br />
Het aan<strong>de</strong>el agrarisch natuurbeheer <strong>in</strong> Ne<strong>de</strong>rland is vergeleken met an<strong>de</strong>re Europese lidstaten laag.<br />
Vogel- en Habitatrichtlijnen<br />
Het doel van <strong>de</strong> Habitatrichtlijn, het verzekeren van een<br />
gunstige staat van <strong>in</strong>standhoud<strong>in</strong>g, is niet per se van<br />
toepass<strong>in</strong>g op elk afzon<strong>de</strong>rlijk Natura 2000-gebied, maar<br />
op het netwerk als geheel. Dit heeft enerzijds een<br />
flexibiliser<strong>in</strong>g tot gevolg; niet overal moet <strong>voor</strong> alle<br />
habitats of alle soorten <strong>de</strong> staat van <strong>in</strong>standhoud<strong>in</strong>g<br />
gunstig zijn of wor<strong>de</strong>n. Verzekerd moet zijn dat <strong>de</strong><br />
kwaliteit b<strong>in</strong>nen het Natura 2000-gebied als geheel niet<br />
achteruitgaat. An<strong>de</strong>rzijds heeft dit tot gevolg dat het<br />
beleid en het <strong>in</strong>strumentarium niet beperkt blijven tot <strong>de</strong><br />
Natura 2000-gebie<strong>de</strong>n. Op aandr<strong>in</strong>gen van <strong>de</strong> Europese<br />
Commissie heeft Ne<strong>de</strong>rland een aantal kle<strong>in</strong>e Natura<br />
2000-gebie<strong>de</strong>n opgenomen. Als het beheer van bepaal<strong>de</strong><br />
kle<strong>in</strong>e gebie<strong>de</strong>n of <strong>de</strong> externe werk<strong>in</strong>g op <strong>de</strong>ze gebie<strong>de</strong>n<br />
<strong>in</strong> <strong>de</strong> praktijk problematisch is, is het schrappen van die<br />
gebie<strong>de</strong>n alleen mogelijk als <strong>de</strong> ecologische functie van<br />
die gebie<strong>de</strong>n <strong>in</strong> het netwerk op an<strong>de</strong>re wijze wordt<br />
overgenomen, bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> door uitbreid<strong>in</strong>g van an<strong>de</strong>re<br />
gebie<strong>de</strong>n (Backes et al. 2011).<br />
Alleen <strong>in</strong>zetten op Natura 2000-gebie<strong>de</strong>n biedt<br />
onvoldoen<strong>de</strong> perspectief <strong>voor</strong> het realiseren van <strong>de</strong><br />
doelen van <strong>de</strong> Europese Vogel- en Habitatrichtlijnen.<br />
Vanwege <strong>de</strong> milieudruk en <strong>de</strong> externe werk<strong>in</strong>g van <strong>de</strong>ze<br />
richtlijnen zijn ook vaak maatregelen nodig <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />
hydrologische beïnvloed<strong>in</strong>gsgebie<strong>de</strong>n rondom <strong>de</strong><br />
Natura-2000 gebie<strong>de</strong>n (MNP 2007b). Deze gebie<strong>de</strong>n<br />
liggen <strong>voor</strong> een belangrijk <strong>de</strong>el wel b<strong>in</strong>nen <strong>de</strong> huidige<br />
EHS. Bovendien zijn ook <strong>de</strong>len van <strong>de</strong> EHS buiten Natura<br />
2000-gebied van belang <strong>voor</strong> bescherm<strong>de</strong> soorten ín dat<br />
gebied, bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> verb<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g tussen<br />
verschillen<strong>de</strong> leefgebie<strong>de</strong>n. Tot slot zijn nog <strong>de</strong> (kle<strong>in</strong>ere)<br />
gebie<strong>de</strong>n buiten <strong>de</strong> Natura 2000-gebie<strong>de</strong>n van belang<br />
waar zich concentraties bev<strong>in</strong><strong>de</strong>n van Europese<br />
bescherm<strong>de</strong> soorten (‘hotspots’).<br />
Figuur 2.22 geeft een <strong>beeld</strong> van <strong>de</strong> ligg<strong>in</strong>g van <strong>de</strong>ze<br />
gebie<strong>de</strong>n. Van <strong>de</strong> <strong>de</strong>len van <strong>de</strong> EHS die van belang zijn<br />
<strong>voor</strong> behalen van <strong>de</strong> doelen van <strong>de</strong> Ka<strong>de</strong>rrichtlijn Water<br />
(KRW) bestaat nog geen lan<strong>de</strong>lijk <strong>de</strong>kkend kaart<strong>beeld</strong>.<br />
Dit is daarom als ‘p.m.’ op <strong>de</strong> kaart vermeld.<br />
Ka<strong>de</strong>rrichtlijn Water<br />
Ook <strong>de</strong>len van <strong>de</strong> EHS buiten Natura 2000-gebie<strong>de</strong>n zijn<br />
van belang <strong>voor</strong> het behalen van doelen van <strong>de</strong><br />
EU-Ka<strong>de</strong>rrichtlijn Water (KRW). Denk bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> aan<br />
een maatregel als het opnieuw laten mean<strong>de</strong>ren van een<br />
beek, die is ‘meegerekend’ <strong>in</strong> het maatregelenpakket van<br />
het stroomgebiedsbeheerplan <strong>voor</strong> <strong>de</strong> KRW zoals dat aan<br />
<strong>de</strong> EU is gerapporteerd.<br />
Omdat het realiseren van <strong>de</strong> doelen van <strong>de</strong> KRW me<strong>de</strong><br />
afhankelijk is van <strong>de</strong> realiser<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> EHS, hebben<br />
46 | <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> <strong>beeld</strong>. Achtergron<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> Ex-ante evaluatie Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
twee<br />
Figuur 2.22<br />
Agrarisch natuurbeheer, 2005<br />
Frankrijk<br />
Duitsland<br />
Slovenië<br />
Ierland<br />
Tsjechië<br />
Verenigd Kon<strong>in</strong>krijk<br />
Malta<br />
België<br />
Portugal<br />
Slowakije<br />
Denemarken<br />
Italië<br />
Spanje<br />
Letland<br />
Griekenland<br />
Cyprus<br />
Ne<strong>de</strong>rland<br />
Polen<br />
Litouwen<br />
0 10 20 30 40 50<br />
% landbouwareaal<br />
Bron: Kuiper et al. (2009); MNP (2007b)<br />
Europese verplicht<strong>in</strong>gen hebben ook betrekk<strong>in</strong>g op gebie<strong>de</strong>n buiten <strong>de</strong> Natura 2000-gebie<strong>de</strong>n. Deels zijn <strong>de</strong>ze nog niet <strong>in</strong> kaart gebracht.<br />
bezu<strong>in</strong>ig<strong>in</strong>gen op <strong>de</strong> EHS effect op het halen van <strong>de</strong><br />
doelen van <strong>de</strong> KRW. Enerzijds direct; er komt m<strong>in</strong><strong>de</strong>r<br />
natuurontwikkel<strong>in</strong>g (EHS) tot stand en daarmee vervalt<br />
<strong>de</strong> bijdrage van <strong>de</strong>ze natuurontwikkel<strong>in</strong>g aan het<br />
bereiken van <strong>de</strong> KRW-doelen. An<strong>de</strong>rzijds <strong>in</strong>direct, omdat<br />
<strong>de</strong> effectiviteit van overige KRW-maatregelen afneemt<br />
wanneer <strong>de</strong> EHS eruit wordt gehaald (verdwijnen van<br />
synergiew<strong>in</strong>st).<br />
Ne<strong>de</strong>rland kan zich niet eenzijdig ontrekken aan <strong>de</strong>ze<br />
maatregelen; dit moet m<strong>in</strong>imaal opnieuw aan <strong>de</strong> EU<br />
wor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>gelegd en moet opnieuw <strong>de</strong> procedure van<br />
<strong>de</strong> stroomgebiedsbeheerplannen met publieke<br />
participatie (<strong>in</strong>spraak) doorlopen.<br />
Overigens is <strong>de</strong> kosteneffectiviteit van <strong>de</strong>ze<br />
natuurontwikkel<strong>in</strong>g <strong>voor</strong> het behalen van <strong>de</strong> KRW-doelen<br />
hoger dan die van an<strong>de</strong>re nietnatuurontwikkel<strong>in</strong>gsmaatregelen,<br />
zoals extra zuiver<strong>in</strong>g<br />
van het effluent van rioolwaterzuiver<strong>in</strong>gs<strong>in</strong>stallaties. Ook<br />
zijn er bij natuurontwikkel<strong>in</strong>g meer<br />
meekoppel<strong>in</strong>gsmogelijkhe<strong>de</strong>n met waterberg<strong>in</strong>g,<br />
landschap en recreatie. Vaak is ook sprake van reeds<br />
<strong>in</strong>gezette implementatietrajecten (grondverwerv<strong>in</strong>g).<br />
2.6.3 Internationaal verplichte maatregelen met<br />
ruimtelijke gevolgen<br />
De f<strong>in</strong>anciële ombuig<strong>in</strong>gen die het kab<strong>in</strong>et <strong>in</strong> gang heeft<br />
gezet, betekenen <strong>in</strong> <strong>de</strong> praktijk een verm<strong>in</strong><strong>de</strong>r<strong>in</strong>g van<br />
twee <strong>de</strong>r<strong>de</strong> van het rijksbudget <strong>voor</strong> het<br />
Invester<strong>in</strong>gsbudget Lan<strong>de</strong>lijk Gebied (ILG). De<br />
consequentie is dat <strong>de</strong> natuurkwaliteit <strong>in</strong> 2020 mogelijk<br />
zal halveren ten opzichte van <strong>de</strong> kwaliteit die met het tot<br />
nu toe gevolg<strong>de</strong> beleid zou zijn gehaald (Bre<strong>de</strong>noord et<br />
al. 2011). Ver<strong>de</strong>r zal het naar verwacht<strong>in</strong>g met ongeveer<br />
drie kwart van <strong>de</strong> soorten van <strong>de</strong> Vogel- en<br />
Habitatrichtlijnen slechter gaan. De b<strong>in</strong>nen <strong>de</strong> EU<br />
afgesproken verplicht<strong>in</strong>gen raken ver<strong>de</strong>r uit het zicht. Dit<br />
kan lei<strong>de</strong>n tot meer juridische procedures tegen <strong>de</strong><br />
uitbreid<strong>in</strong>g van economische activiteiten <strong>in</strong> of nabij <strong>de</strong><br />
Natura 2000-gebie<strong>de</strong>n.<br />
Een belangrijk aandachtspunt hierbij is overigens dat het<br />
volgens <strong>de</strong> Habitatrichtlijn niet mogelijk is vanwege<br />
bezu<strong>in</strong>ig<strong>in</strong>gen onvoldoen<strong>de</strong> te <strong>in</strong>vesteren <strong>in</strong> het beheer<br />
van Natura 2000-gebie<strong>de</strong>n (Backes et al. 2011).<br />
Essentieel is <strong>de</strong> aanpak van milieu- en watercondities<br />
Als <strong>de</strong> f<strong>in</strong>anciële mid<strong>de</strong>len <strong>voor</strong> <strong>de</strong> EHS beperkt blijven tot<br />
het <strong>voor</strong>genomen rijksbudget van 75 à 100 miljoen euro<br />
per jaar, dan is <strong>de</strong> meest kosteneffectieve keuze een<br />
volledige <strong>in</strong>zet van die gel<strong>de</strong>n op regulier beheer van<br />
<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> en beleidsimplicaties | 47
twee<br />
bestaand natuurgebied, <strong>in</strong> het bijzon<strong>de</strong>r Natura<br />
2000-gebie<strong>de</strong>n. Daarmee wordt echter niet <strong>voor</strong>komen<br />
dat <strong>de</strong> kwaliteit van <strong>de</strong> natuur, ook die van Natura<br />
2000-gebie<strong>de</strong>n, ver<strong>de</strong>r achteruitgaat. Als er meer<br />
f<strong>in</strong>anciële mid<strong>de</strong>len beschikbaar komen, bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> van<br />
prov<strong>in</strong>cies of an<strong>de</strong>re partijen, dan is <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong><br />
kosteneffectieve stap het <strong>in</strong>richten van reeds verworven<br />
gron<strong>de</strong>n, waaron<strong>de</strong>r ruilgron<strong>de</strong>n. Essentieel daarbij is het<br />
oplossen van knelpunten <strong>in</strong> <strong>de</strong> milieu- en watercondities,<br />
<strong>in</strong> het bijzon<strong>de</strong>r verdrog<strong>in</strong>g (Bre<strong>de</strong>noord et al. 2011).<br />
Robuuste natuurgebie<strong>de</strong>n<br />
In het algemeen geldt dat grotere natuurgebie<strong>de</strong>n<br />
robuuster zijn dan kle<strong>in</strong>ere, omdat ze beter bestand zijn<br />
tegen negatieve <strong>in</strong>vloe<strong>de</strong>n van buiten. Het <strong>voor</strong>malige<br />
Milieu- en Natuurplanbureau presenteer<strong>de</strong> <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />
verkenn<strong>in</strong>g Ne<strong>de</strong>rland Later (MNP 2007b) een kijkricht<strong>in</strong>g<br />
‘Robuuste natuur’, waar<strong>in</strong> <strong>de</strong> Natura 2000-gebie<strong>de</strong>n<br />
wor<strong>de</strong>n versterkt met <strong>de</strong> nog aan te leggen nieuwe<br />
natuur vanuit het Natuurbeleidsplan. Deze versterk<strong>in</strong>g<br />
zou wel lei<strong>de</strong>n tot het halen van <strong>de</strong> Vogel- en<br />
Habitatrichtlijnen. Deze kijkricht<strong>in</strong>g is <strong>in</strong> <strong>de</strong> recente IBO<br />
Natuur en <strong>de</strong> Bre<strong>de</strong> heroverweg<strong>in</strong>g meegenomen.<br />
De ruimtelijke samenhang kan ver<strong>de</strong>r toenemen door <strong>de</strong><br />
EHS te koppelen aan het landschapsbeleid.<br />
Multifunctionele landschappen met veel ‘groene’ (natuur)<br />
en ‘blauwe’ (water) elementen, kunnen een<br />
klimaatbestendige EHS on<strong>de</strong>rsteunen. Naarmate <strong>de</strong><br />
robuustheid en <strong>de</strong> ruimtelijke samenhang van <strong>de</strong> EHS<br />
sterker wor<strong>de</strong>n, kan <strong>de</strong> EHS gemakkelijker meebewegen<br />
met <strong>de</strong> dynamiek <strong>in</strong> <strong>de</strong> natuur. Natuur is immers<br />
veran<strong>de</strong>rlijk; <strong>de</strong> aantallen en verspreid<strong>in</strong>g van soorten op<br />
een locatie veran<strong>de</strong>ren <strong>voor</strong>tdurend, op korte en lange<br />
termijn. Klimaatveran<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g zorgt nog <strong>voor</strong> een extra<br />
dynamiek. Hoe sterker <strong>de</strong> dynamiek van <strong>de</strong> natuur, hoe<br />
meer ruimtelijke samenhang nodig is <strong>voor</strong> voldoen<strong>de</strong><br />
risicospreid<strong>in</strong>g en herstelvermogen <strong>voor</strong> plant- en<br />
diersoorten.<br />
Vrijkomen<strong>de</strong> militaire terre<strong>in</strong>en<br />
Bij <strong>de</strong> herijk<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> EHS kunnen ook <strong>de</strong> vrijkomen<strong>de</strong><br />
militaire terre<strong>in</strong>en wor<strong>de</strong>n betrokken. Onlangs heeft <strong>de</strong><br />
m<strong>in</strong>ister van Defensie aangekondigd bei<strong>de</strong> tankbataljons<br />
te zullen opheffen (Defensie 2011). Dat kan lei<strong>de</strong>n tot het<br />
vrijvallen van militaire oefenterre<strong>in</strong>en. Deze terre<strong>in</strong>en<br />
liggen veelal <strong>in</strong> een ecologisch waar<strong>de</strong>vol gebied dat<br />
on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el is van <strong>de</strong> EHS. Het gaat dan om<br />
compagniesoefenterre<strong>in</strong>en Marnewaard en Oirschot,<br />
eenheidsoefenterre<strong>in</strong>en De Haar, Havelte-West en <strong>de</strong><br />
Leus<strong>de</strong>rhei<strong>de</strong> en <strong>de</strong> overige oefenterre<strong>in</strong>en <strong>de</strong> Vlasakkers<br />
en Oirschot vak B. In <strong>de</strong> Nota Ruimte is reeds verwoord dat<br />
als <strong>de</strong> militaire functie <strong>voor</strong> (<strong>de</strong>len van) <strong>de</strong>ze terre<strong>in</strong>en<br />
vervalt, het rijksbeleid erop is gericht <strong>de</strong>ze terre<strong>in</strong>en<br />
alsnog te doen opnemen <strong>in</strong> <strong>de</strong> EHS.<br />
2.6.4 Effectief agrarisch natuurbeheer<br />
Het kab<strong>in</strong>et heeft er<strong>voor</strong> gekozen om f<strong>in</strong>anciën te<br />
verschuiven van grondverwerv<strong>in</strong>g naar agrarisch<br />
natuurbeheer. Het blijkt <strong>in</strong> <strong>de</strong> praktijk bijzon<strong>de</strong>r moeilijk<br />
te zijn om <strong>de</strong> natuurdoelen <strong>in</strong> het agrarisch gebied te<br />
realiseren. Dit geldt zowel <strong>voor</strong> natuurontwikkel<strong>in</strong>g op<br />
<strong>voor</strong>malige landbouwgron<strong>de</strong>n, bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> door<br />
‘nieuwe particulieren’, als <strong>voor</strong> gebie<strong>de</strong>n met agrarisch<br />
natuurbeheer. Realisatie is hier lastig en dikwijls we<strong>in</strong>ig<br />
effectief, omdat <strong>de</strong> vereiste milieucondities moeilijk zijn<br />
te realiseren en soms <strong>in</strong> strijd zijn met eisen van het<br />
landbouwkundige gebruik.<br />
Agrarisch natuurbeheer blijkt <strong>in</strong> <strong>de</strong> huidige vorm we<strong>in</strong>ig<br />
effectief te zijn <strong>voor</strong> het bereiken van <strong>de</strong> ecologische<br />
doelen (MNP 2007a). De effectiviteit kan verbeteren als (1)<br />
het beheer <strong>in</strong> <strong>de</strong> wei<strong>de</strong>vogelgebie<strong>de</strong>n sterker wordt<br />
gericht op wei<strong>de</strong>vogelbehoud en er meer aanpass<strong>in</strong>gen <strong>in</strong><br />
<strong>de</strong> bedrijfsvoer<strong>in</strong>g wor<strong>de</strong>n doorgevoerd, (2) <strong>de</strong> randzones<br />
van <strong>de</strong> Natura 2000-gebie<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n gebruikt om<br />
boeren te laten bijdragen aan het bereiken van <strong>de</strong> doelen<br />
ín die gebie<strong>de</strong>n, bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> door het verhogen van <strong>de</strong><br />
waterstand of het verm<strong>in</strong><strong>de</strong>ren van <strong>de</strong> stikstofuitstoot;<br />
en (3) <strong>de</strong> grond <strong>de</strong>els <strong>voor</strong> agrarisch landschapsbeheer<br />
wordt gebruikt waar het behoud van het<br />
cultuurhistorische landschap <strong>voor</strong>opstaat of een grote<br />
maatschappelijke behoefte bestaat aan<br />
recreatiemogelijkhe<strong>de</strong>n (wan<strong>de</strong>len en fietsen), zoals rond<br />
<strong>de</strong> ste<strong>de</strong>n en <strong>in</strong> toeristisch-recreatieve gebie<strong>de</strong>n. Het<br />
laatste kan bijdragen aan het verm<strong>in</strong><strong>de</strong>ren van <strong>de</strong><br />
recreatieve tekorten rond <strong>de</strong> grote ste<strong>de</strong>n, ook met het<br />
oog op het stopzetten van het Rijksbufferzonebeleid en<br />
van <strong>de</strong> aanleg van groengebie<strong>de</strong>n rond <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>n.<br />
In <strong>de</strong> nabije toekomst kan het perspectief <strong>voor</strong> agrarisch<br />
natuurbeheer ver<strong>de</strong>r verslechteren. S<strong>in</strong>ds 1984 beperken<br />
<strong>de</strong> melkquota vanuit het Europese Gemeenschappelijk<br />
Landbouwbeleid <strong>de</strong> melkproductie. Deze quota wor<strong>de</strong>n<br />
<strong>in</strong> 2015 geheel afgeschaft. Dit kan gevolgen hebben <strong>voor</strong><br />
het agrarisch natuurbeheer. Als melkveehou<strong>de</strong>rs meer<br />
melk mogen produceren, bestaat <strong>de</strong> kans dat het<br />
agrarisch natuurbeheer als <strong>in</strong>komstenbron<br />
onaantrekkelijker wordt (PBL 2009a).<br />
2.7 Landbouw en ruimte<br />
Welke re<strong>de</strong>nen zijn er om ruimtelijk beleid <strong>voor</strong> <strong>de</strong> landbouw te<br />
voeren? Welke ruimtelijke gevolgen hebben ontwikkel<strong>in</strong>gen<br />
b<strong>in</strong>nen <strong>de</strong> landbouw?<br />
2.7.1 Economisch belang agro-<strong>in</strong>dustrie<br />
De economische betekenis van <strong>de</strong> primaire landbouw is<br />
beperkt. Landbouw, bosbouw en visserij leveren<br />
gezamenlijk <strong>in</strong> Ne<strong>de</strong>rland slechts 2 procent van <strong>de</strong><br />
toegevoeg<strong>de</strong> waar<strong>de</strong>. In ruimtelijk opzicht is <strong>de</strong> rol van<br />
het grondgebon<strong>de</strong>n <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> primaire landbouw als<br />
48 | <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> <strong>beeld</strong>. Achtergron<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> Ex-ante evaluatie Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
twee<br />
beheer<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> open ruimte en (potentiële) leverancier<br />
van groene diensten echter wel <strong>de</strong>gelijk van groot belang.<br />
De economische betekenis van het totale Ne<strong>de</strong>rlandse<br />
agrocomplex is groter. Dit maakt, gemeten <strong>in</strong><br />
toegevoeg<strong>de</strong> waar<strong>de</strong> (<strong>in</strong>clusief bedrijfstoeslagen <strong>in</strong> lan<strong>de</strong>n<br />
tu<strong>in</strong>bouw), 9,1 procent uit van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse<br />
economie. De Ne<strong>de</strong>rlandse agrosector ontleent daarmee<br />
zijn economische betekenis <strong>in</strong> belangrijke mate aan <strong>de</strong><br />
voed<strong>in</strong>gs- en genotmid<strong>de</strong>len<strong>in</strong>dustrie. Het aan<strong>de</strong>el van<br />
<strong>de</strong> toegevoeg<strong>de</strong> waar<strong>de</strong> van <strong>de</strong> agro-<strong>in</strong>dustrie en -han<strong>de</strong>l<br />
(verwerk<strong>in</strong>g, toelever<strong>in</strong>g, van zowel b<strong>in</strong>nen- als<br />
buitenlandse grondstoffen) <strong>in</strong> het totale agrocomplex is<br />
<strong>in</strong> <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> 1995-2005 gestegen van ruim 60 procent<br />
naar circa 70 procent. De door het agrocomplex behaal<strong>de</strong><br />
toegevoeg<strong>de</strong> waar<strong>de</strong> is overwegend gebaseerd op<br />
b<strong>in</strong>nenlandse agrarische grondstoffen, maar het aan<strong>de</strong>el<br />
van buitenlandse grondstoffen is substantieel (35 procent<br />
<strong>in</strong> 2006) en vertoont bovendien een stijgen<strong>de</strong> lijn (Silvis<br />
et al. 2009).<br />
2.7.2 Locatiegebon<strong>de</strong>nheid van greenports<br />
De greenports zijn <strong>de</strong>els plaatsgebon<strong>de</strong>n. Op basis van<br />
marktontwikkel<strong>in</strong>gen is uitplaats<strong>in</strong>g van enkele teelten<br />
uit <strong>de</strong> Randstad goed mogelijk (bollen en groenten), maar<br />
<strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> <strong>de</strong> verplaats<strong>in</strong>g van potplanten,<br />
sierbloemen en boomteelt liggen genuanceer<strong>de</strong>r. De teelt<br />
van groenten, bollen en (<strong>de</strong>els) sierteelt verplaatst zich op<br />
dit moment al uit <strong>de</strong> greenports. In aansluit<strong>in</strong>g daarop<br />
zou dit actief kunnen wor<strong>de</strong>n begeleid. Dat past bij <strong>de</strong><br />
marktontwikkel<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> <strong>de</strong> tu<strong>in</strong>bouwsector. ‘Vrijval’ van<br />
ruimte op termijn is <strong>voor</strong>al <strong>de</strong>nkbaar <strong>in</strong> Aalsmeer en <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />
Bollenstreek. In relatie met <strong>de</strong> verplaats<strong>in</strong>g van <strong>de</strong><br />
productie van groenten uit het Westland-Oostland naar<br />
el<strong>de</strong>rs, lijkt ook hier <strong>in</strong> beperkte mate ruimte te zijn om<br />
grond <strong>voor</strong> an<strong>de</strong>re functies te bestemmen. Wat betreft<br />
Boskoop is naar verwacht<strong>in</strong>g sprake van een grosso<br />
modo gelijkblijven<strong>de</strong> ruimtebehoefte, aangezien <strong>de</strong><br />
boomteelt ter plaatse mogelijk licht afneemt en <strong>de</strong> poten<br />
conta<strong>in</strong>erteelt toeneemt (Grontmij 2009). Ook <strong>de</strong><br />
Adviesgroep Nijkamp conclu<strong>de</strong>ert dat niet alle productie<br />
– en zeker niet <strong>de</strong> standaardproducten –<br />
noodzakelijkerwijs <strong>in</strong> het westen hoeft te wor<strong>de</strong>n<br />
gerealiseerd (Tu<strong>in</strong>bouwcluster Greenprt.nl 2010).<br />
Een kengetallen kosten-batenanalyse (KKBA) van een<br />
toekomst waar<strong>in</strong> <strong>in</strong> 2040 een kwart van <strong>de</strong> huidige<br />
‘greenports’ wordt gebruikt <strong>voor</strong> won<strong>in</strong>gbouw<br />
(Koopmans et al. 2011) laat zien dat het bouwen van<br />
won<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> <strong>de</strong> Bollenstreek maatschappelijk rendabel is<br />
als <strong>de</strong> bollenteelt gelei<strong>de</strong>lijk wordt verplaatst.<br />
Won<strong>in</strong>gbouw <strong>in</strong> het Westland is mogelijk rendabel als het<br />
om extra won<strong>in</strong>gen gaat.<br />
De verschillen tussen het Westland en <strong>de</strong> Bollenstreek<br />
zijn groot. De netto baten van transformatie van het<br />
Westland zijn waarschijnlijk positief als er extra won<strong>in</strong>gen<br />
wor<strong>de</strong>n gebouwd en <strong>de</strong> tu<strong>in</strong>bouw b<strong>in</strong>nen <strong>de</strong> Randstad<br />
blijft. Verschuiv<strong>in</strong>g van won<strong>in</strong>gen is daar niet voldoen<strong>de</strong><br />
om <strong>de</strong> kosten <strong>voor</strong> <strong>de</strong> tu<strong>in</strong>bouw te compenseren. In <strong>de</strong><br />
Bollenstreek zijn <strong>de</strong> verplaats<strong>in</strong>gskosten kle<strong>in</strong>er. De<br />
won<strong>in</strong>gbouwbaten zijn daar zeer waarschijnlijk groter dan<br />
<strong>de</strong> verplaats<strong>in</strong>gskosten, ongeacht of het om een<br />
verschuiv<strong>in</strong>g van won<strong>in</strong>gen gaat of om extra won<strong>in</strong>gen.<br />
De bandbreedte <strong>in</strong> <strong>de</strong> uitkomsten komt groten<strong>de</strong>els <strong>voor</strong>t<br />
uit onzekerheid over <strong>de</strong> omvang van <strong>de</strong><br />
verplaats<strong>in</strong>gskosten.<br />
2.7.3 Ruimtelijk beleid en agrarische grondprijzen<br />
Planologische dui<strong>de</strong>lijkheid en daarmee beheers<strong>in</strong>g van<br />
<strong>de</strong> agrarische grondprijzen is een noodzakelijke<br />
<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong> <strong>voor</strong> behoud en ontwikkel<strong>in</strong>g van <strong>de</strong><br />
grondgebon<strong>de</strong>n landbouw als beheer<strong>de</strong>r van het<br />
cultuurlandschap en van een schone buffer <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />
beïnvloed<strong>in</strong>gsgebie<strong>de</strong>n rondom Natura 2000-gebie<strong>de</strong>n<br />
(MNP 2007b). Succesvol beleid <strong>voor</strong> <strong>de</strong> landbouw als<br />
beheer<strong>de</strong>r van het cultuurlandschap is <strong>in</strong> <strong>de</strong> afgelopen<br />
<strong>de</strong>cennia een zaak geweest van lange a<strong>de</strong>m, cont<strong>in</strong>uïteit<br />
en dui<strong>de</strong>lijkheid, waarbij regels direct waren gekoppeld<br />
aan f<strong>in</strong>anciële regel<strong>in</strong>gen. Alleen met een cont<strong>in</strong>ue<br />
beleids<strong>in</strong>zet blijkt <strong>de</strong> overheid het vertrouwen van boeren<br />
en burgers te kunnen krijgen. Dit betrof <strong>voor</strong>al het<br />
Rijksbufferzonebeleid. Bervaes et al. (2001) stellen <strong>in</strong> een<br />
evaluatie van dit beleid: ‘Indien het restrictief karakter en<br />
<strong>de</strong> status van (Rijks)bufferzone komt te vervallen zal<br />
planologische ondui<strong>de</strong>lijkheid ontstaan. Er wor<strong>de</strong>n hier<br />
en daar al gron<strong>de</strong>n gekocht door beleggers of juist niet<br />
verkocht vanwege <strong>de</strong> verwacht<strong>in</strong>gswaar<strong>de</strong>, omdat men<br />
verwacht dat ste<strong>de</strong>lijke ontwikkel<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> <strong>de</strong>ze gebie<strong>de</strong>n<br />
op <strong>de</strong>n duur zullen plaatsv<strong>in</strong><strong>de</strong>n.’ De casus<br />
Bloemdalerpol<strong>de</strong>r illustreert dit (Van Bemmel & Kuiper<br />
2010; zie ook het tekstka<strong>de</strong>r.).<br />
Ook <strong>de</strong> titel Nationale Landschappen blijkt een<br />
meerwaar<strong>de</strong> te bie<strong>de</strong>n als merknaam en succesvol te<br />
werken <strong>voor</strong> het bevor<strong>de</strong>ren van draagvlak en aantrekken<br />
van <strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen van publieke en private partijen <strong>in</strong> het<br />
landschap. De rijksbijdrage <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Nationale<br />
Landschappen werd ook gezien als een belangrijke<br />
aanjaagfactor. Cont<strong>in</strong>uïteit van <strong>de</strong>ze f<strong>in</strong>ancier<strong>in</strong>g, hoe<br />
beperkt ook, is van groot belang <strong>voor</strong> het genereren van<br />
betrokkenheid en geld van an<strong>de</strong>re publieke en private<br />
partijen (Royal Haskon<strong>in</strong>g 2010; Veen & Graaff 2010).<br />
<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> en beleidsimplicaties | 49
twee<br />
Planologische ondui<strong>de</strong>lijkheid en grondprijsverhog<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> <strong>de</strong> Bloemendalerpol<strong>de</strong>r<br />
De Bloemendalerpol<strong>de</strong>r maakte tot aan <strong>de</strong> Vijf<strong>de</strong> Nota <strong>Ruimtelijke</strong> Or<strong>de</strong>n<strong>in</strong>g <strong>de</strong>el uit van <strong>de</strong> Rijksbufferzone<br />
Amstelland-Vechtstreek en van het Groene Hart. Verschillen<strong>de</strong> ontwikkel<strong>in</strong>gen leid<strong>de</strong>n ertoe dat <strong>de</strong><br />
grondprijzen zeer sterk stegen. Allereerst kwam <strong>de</strong> prov<strong>in</strong>cie Noord-Holland <strong>in</strong> januari 2001 met het i<strong>de</strong>e om te<br />
bouwen <strong>in</strong> <strong>de</strong> pol<strong>de</strong>r. In <strong>de</strong> zomer van 2001 volg<strong>de</strong> <strong>de</strong> gemeente Mui<strong>de</strong>n met het plan om met won<strong>in</strong>gbouw <strong>in</strong><br />
<strong>de</strong> pol<strong>de</strong>r <strong>de</strong> verdiepte aanleg van <strong>de</strong> snelweg A1 te f<strong>in</strong>ancieren. De gemeente Amsterdam stel<strong>de</strong> <strong>in</strong> <strong>de</strong> herfst van<br />
dat jaar <strong>voor</strong> om er 5.000 won<strong>in</strong>gen te bouwen. En het Rijk haal<strong>de</strong> <strong>in</strong> <strong>de</strong> reger<strong>in</strong>gsbesliss<strong>in</strong>g over <strong>de</strong> Vijf<strong>de</strong> Nota<br />
<strong>Ruimtelijke</strong> Or<strong>de</strong>n<strong>in</strong>g <strong>de</strong> Bloemendalerpol<strong>de</strong>r uit het beschermen<strong>de</strong> planologische regime van het Groene Hart.<br />
De grondprijzen zijn zeer sterk gestegen zodra <strong>de</strong> bouwplannen van <strong>de</strong> overhe<strong>de</strong>n bekend raakten. In november<br />
2000 was m<strong>in</strong><strong>de</strong>r dan 20 hectare <strong>in</strong> han<strong>de</strong>n van projectontwikkelaars, <strong>in</strong> maart 2002 lag het areaal boven <strong>de</strong><br />
60, en <strong>in</strong> januari 2003 op 160 hectare, ongeveer <strong>de</strong> helft van <strong>de</strong> Bloemendalerpol<strong>de</strong>r. Projectontwikkelaars<br />
reageer<strong>de</strong>n direct op overheidsbesliss<strong>in</strong>gen, terwijl <strong>de</strong> gemeenten zelf nog niet direct wil<strong>de</strong>n of kon<strong>de</strong>n<br />
aankopen of het <strong>voor</strong>keursrecht kon<strong>de</strong>n vestigen. Was <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> prijs per hectare die projectontwikkelaars<br />
betaal<strong>de</strong>n <strong>in</strong> 2001 nog 150.000 euro, <strong>in</strong> 2003 schommel<strong>de</strong> die tussen <strong>de</strong> 230.000 en 500.000 euro. Dit is vijftot<br />
tienmaal hoger dan <strong>de</strong> agrarische gebruikswaar<strong>de</strong>. Door ‘schaduwwerk<strong>in</strong>g’ is het recreatiegroen dat was<br />
gepland onbetaalbaar gewor<strong>de</strong>n.<br />
Figuur 2.23 laat <strong>de</strong> grondposities zien van onroerendgoedhan<strong>de</strong>laars en beleggers <strong>in</strong> <strong>de</strong> Bloemendalerpol<strong>de</strong>r.<br />
Deze waren <strong>in</strong> 2004 opvallend talrijker dan <strong>in</strong> het overige <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> Rijksbufferzone Amstelland-Vechtstreek<br />
(De Regt 2004).<br />
Figuur 2.23<br />
Verhan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> percelen <strong>in</strong> Rijksbufferzone Amstelland-Vechtstreek, 1998 – medio 2003<br />
Verhan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> percelen<br />
Rijksbufferzones<br />
Bron: De Regt (2004)<br />
De grondposities van onroerendgoedhan<strong>de</strong>laars en beleggers <strong>in</strong> <strong>de</strong> Bloemendalerpol<strong>de</strong>r waren <strong>in</strong> 2004 opvallend talrijker dan <strong>in</strong> het overige <strong>de</strong>el<br />
van <strong>de</strong> Rijksbufferzone Amstelland-Vechtstreek.<br />
2.7.4 <strong>Ruimtelijke</strong> effecten van ontwikkel<strong>in</strong>gen <strong>in</strong><br />
<strong>de</strong> landbouw<br />
Een studie van Alterra (Agricola 2010) on<strong>de</strong>rscheidt erfen<br />
perceelsgerelateer<strong>de</strong> effecten op het landschap.<br />
Erfgerelateer<strong>de</strong> effecten hebben betrekk<strong>in</strong>g op <strong>de</strong><br />
veran<strong>de</strong>r<strong>in</strong>gen die zich afspelen op <strong>de</strong> agrarische erven.<br />
Het gaat <strong>voor</strong>al om <strong>de</strong> <strong>in</strong>vloed van grotere<br />
bedrijfsgebouwen en on<strong>de</strong>rsteunen<strong>de</strong> <strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen op<br />
<strong>de</strong> erven. Landschappelijke effecten die daarmee<br />
samenhangen zijn verdicht<strong>in</strong>g van het landschap en het<br />
verspreid <strong>in</strong> buitengebied ontstaan van <strong>in</strong>dustriële<br />
agrocomplexen. An<strong>de</strong>rzijds zijn er effecten op het<br />
landschap van bedrijven die stoppen en een an<strong>de</strong>re, nietagrarische<br />
functie krijgen. Door functiemeng<strong>in</strong>g verliezen<br />
erven hun agrarische karakter (figuur 2.24, kaart 1).<br />
Perceelsgerelateer<strong>de</strong> effecten op het landschap zijn <strong>de</strong><br />
50 | <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> <strong>beeld</strong>. Achtergron<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> Ex-ante evaluatie Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
twee<br />
Figuur 2.24<br />
Landschappelijke effecten van ontwikkel<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> <strong>de</strong> landbouw<br />
Kaart 1<br />
Legenda kaart 1<br />
Schaalvergrot<strong>in</strong>g grondgebon<strong>de</strong>n land- en tu<strong>in</strong>bouw<br />
Schaalvergrot<strong>in</strong>g <strong>in</strong>tensieve veehou<strong>de</strong>rij<br />
Schaalvergrot<strong>in</strong>g glastu<strong>in</strong>bouw<br />
Functiemeng<strong>in</strong>g door verbred<strong>in</strong>g<br />
Functiemeng<strong>in</strong>g door bedrijfsbeë<strong>in</strong>dig<strong>in</strong>g<br />
Legenda kaart 2 en 3<br />
Kwetsbare openheid<br />
Kle<strong>in</strong>schalige structuur<br />
Kwetsbare verkavel<strong>in</strong>g<br />
Verpaard<strong>in</strong>g<br />
Agrarisch natuurbeheer<br />
W<strong>in</strong>dmolens<br />
Veel teelton<strong>de</strong>rsteunen<strong>de</strong> <strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen<br />
Meer koeien op stal<br />
Toename snijmais<br />
Toename boomkwekerijen<br />
Verschuiv<strong>in</strong>g van akkerbouw naar grasland<br />
Kaart 2<br />
Kaart 3<br />
Bron: Agricola et al. (2010)<br />
veran<strong>de</strong>r<strong>in</strong>gen die zich <strong>voor</strong>doen op <strong>de</strong> land- en<br />
tu<strong>in</strong>bouwgron<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> percelen buiten het agrarische erf.<br />
Perceelsgerelateer<strong>de</strong> effecten spelen <strong>voor</strong><br />
grondgebon<strong>de</strong>n landbouwbedrijven,<br />
vollegrondstu<strong>in</strong>bouw en blijven<strong>de</strong> teeltbedrijven. Vooral<br />
bij <strong>de</strong> perceelsgerelateer<strong>de</strong> effecten is <strong>de</strong> schaal van het<br />
landschap van belang (figuur 2.24, kaart 2 en 3).<br />
2.7.5 Behoud van veenwei<strong>de</strong>n<br />
Vooral wat betreft <strong>de</strong> <strong>in</strong>ternationaal belangrijke<br />
veengebie<strong>de</strong>n doet zich <strong>de</strong> keuze <strong>voor</strong> of <strong>de</strong> landbouw <strong>in</strong><br />
alle regio’s <strong>de</strong> primaire functie blijft of dat er een<br />
regionale differentiatie wordt aangebracht. Verschillen<strong>de</strong><br />
on<strong>de</strong>rzoeken wijzen uit dat <strong>de</strong> verhoud<strong>in</strong>g tussen kosten<br />
en baten niet vanzelfsprekend gunstig uitvalt <strong>voor</strong> het<br />
huidige landbouwkundig gebruik (zij bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> Bos &<br />
Vogelenzang 2010). Als <strong>de</strong> moeilijk te monetariseren<br />
natuurwaar<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> effecten op het verm<strong>in</strong><strong>de</strong>ren van <strong>de</strong><br />
<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> en beleidsimplicaties | 51
twee<br />
Figuur 2.25<br />
Vrijetijdsactiviteiten, 2008 – 2009<br />
Buitenrecreatie<br />
Zelf sporten<br />
Recreatief w<strong>in</strong>kelen<br />
Uitgaan<br />
Overige hobby, verenig<strong>in</strong>gsactiviteiten en cursussen<br />
Attracties<br />
Waterrecreatie en -sport<br />
Evenementen<br />
Cultuur<br />
Sportwedstrij<strong>de</strong>n<br />
Wellness / beauty / ontspann<strong>in</strong>g<br />
0 200 400 600 800 1000<br />
miljoen <strong>in</strong>woners<br />
Bron: Agricola et al. (2010)<br />
Buitenrecreatie is <strong>de</strong> belangrijkste vrijetijdsactiviteit.<br />
broeikasgasemissies wor<strong>de</strong>n meegewogen, komen ook<br />
beheerstrategieën met hogere waterpeilen, verbre<strong>de</strong><br />
landbouw en ger<strong>in</strong>gere bo<strong>de</strong>mdal<strong>in</strong>g <strong>in</strong> <strong>beeld</strong>. Uitgaan<strong>de</strong><br />
van een gebiedsgedifferentieer<strong>de</strong> aanpak waar<strong>in</strong><br />
reken<strong>in</strong>g wordt gehou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> ontwikkel<strong>in</strong>gsricht<strong>in</strong>g<br />
van <strong>de</strong> landbouw, zou<strong>de</strong>n op langere termijn <strong>in</strong> het<br />
noor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> meestal dunne veenpakketten groten<strong>de</strong>els<br />
verdwijnen, maar zou<strong>de</strong>n <strong>in</strong> het westen, waar <strong>de</strong> dikste<br />
veenpakketten liggen (plaatselijk 5 tot 12 meter dik), <strong>de</strong><br />
ook op Europese schaal unieke veenkwaliteiten<br />
behou<strong>de</strong>n kunnen blijven (PBL 2011b).<br />
2.7.6 Het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid<br />
biedt beperkt soelaas <strong>voor</strong> publieke diensten<br />
De kosten van het halen van beleidsdoelen via lever<strong>in</strong>g<br />
van publieke diensten door Ne<strong>de</strong>rlandse boeren<br />
bedragen naar schatt<strong>in</strong>g 0,7 tot 1,1 miljard euro per jaar.<br />
De kosten bestaan uit verm<strong>in</strong><strong>de</strong>r<strong>de</strong> gewasopbrengsten<br />
(doordat een <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> landbouwgrond m<strong>in</strong><strong>de</strong>r of geen<br />
productie oplevert), <strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> aanleg en <strong>in</strong>richt<strong>in</strong>g<br />
(van bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> bufferstroken langs waterlopen) en<br />
extra <strong>in</strong>zet van arbeid.<br />
Bij <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> hervorm<strong>in</strong>g van het Gemeenschappelijk<br />
Landbouwbeleid (GLB) ontstaat meer ruimte <strong>voor</strong> het<br />
vergoe<strong>de</strong>n van publieke diensten door <strong>de</strong> landbouw. Het<br />
GLB kan hier een grotere bijdrage aan leveren, maar<br />
alleen <strong>in</strong> comb<strong>in</strong>atie met an<strong>de</strong>re f<strong>in</strong>ancier<strong>in</strong>gsbronnen en<br />
beleids<strong>in</strong>strumenten. Ne<strong>de</strong>rland moet kiezen hoe het<br />
GLB-budget <strong>in</strong> <strong>de</strong> toekomst <strong>in</strong>gezet gaat wor<strong>de</strong>n (Van<br />
Zeijts et al. 2010).<br />
Momenteel ontvangt <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse landbouw jaarlijks<br />
0,9 miljard euro aan landbouwsubsidies uit <strong>de</strong> EU. Boeren<br />
krijgen <strong>de</strong> huidige <strong>in</strong>komenssteun zon<strong>de</strong>r dat ze daar<strong>voor</strong><br />
bovenwettelijke (tegen)prestaties hoeven te leveren. Het<br />
onttrekken van <strong>de</strong>ze steun leidt direct tot een dal<strong>in</strong>g van<br />
het <strong>in</strong>komen, en kan daarmee strijdig zijn met een van <strong>de</strong><br />
doelstell<strong>in</strong>gen van het GLB: een re<strong>de</strong>lijk <strong>in</strong>komen <strong>voor</strong><br />
boeren. In theorie zou<strong>de</strong>n boeren hun <strong>in</strong>komen weer op<br />
peil kunnen brengen door lever<strong>in</strong>g van betaal<strong>de</strong> publieke<br />
diensten. Maar <strong>in</strong> <strong>de</strong> praktijk verbie<strong>de</strong>n <strong>de</strong><br />
staatssteunregels van <strong>de</strong> EU dat overhe<strong>de</strong>n meer betalen<br />
aan boeren dan ze aan kosten maken <strong>voor</strong> het leveren<br />
van <strong>de</strong> diensten. Per saldo schiet een gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> boer<br />
daar niet veel mee op. Als <strong>de</strong> staatssteuntoets een<br />
ruimere betal<strong>in</strong>g zou toestaan, zou<strong>de</strong>n meer boeren<br />
diensten ten behoeve van milieu, natuur en landschap<br />
leveren (PBL 2010c).<br />
2.8 Landschap, toerisme en recreatie<br />
Welke betekenis heeft het landschap <strong>voor</strong> toerisme en recreatie?<br />
Welke landschappen zijn het meest waar<strong>de</strong>vol en gewaar<strong>de</strong>erd?<br />
Welke ruimtelijke ontwikkel<strong>in</strong>gen hebben <strong>in</strong>vloed op het<br />
landschap?<br />
2.8.1 Het belang van wan<strong>de</strong>len en fietsen<br />
Buitenrecreatie is <strong>de</strong> belangrijkste vrijetijdsactiviteit, en<br />
wan<strong>de</strong>len en fietsen zijn <strong>de</strong> belangrijkste vormen van<br />
buitenrecreatie; daarna volgen sporten en recreatief<br />
w<strong>in</strong>kelen (figuur 2.25, 2.26). Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>rs beste<strong>de</strong>n<br />
gemid<strong>de</strong>ld 3 uur per week aan wan<strong>de</strong>len, fietsen, toeren,<br />
zonnen, luieren, picknicken en watersport. Het landschap<br />
fungeert daarbij zowel als <strong>de</strong>cor van activiteiten, als<br />
ontspann<strong>in</strong>gsruimte en als object van <strong>in</strong>teresse.<br />
52 | <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> <strong>beeld</strong>. Achtergron<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> Ex-ante evaluatie Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
twee<br />
Figuur 2.26<br />
Vrijetijdsactiviteiten buitenrecreatie, 2008 – 2009<br />
1 % 0 % 4 % Wan<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g <strong>voor</strong> plezier<br />
9 %<br />
7 %<br />
11 %<br />
48 %<br />
Fietstocht <strong>voor</strong> plezier<br />
Recreëren aan water<br />
Recreëren niet aan water<br />
Toertochtjes met <strong>de</strong> auto<br />
Toertochtjes met <strong>de</strong> motor<br />
Tocht met rondvaartboot<br />
Naar <strong>de</strong> volkstu<strong>in</strong><br />
20 %<br />
Bron: Ne<strong>de</strong>rlands Bureau <strong>voor</strong> Toerisme & Congressen (2010)<br />
Wan<strong>de</strong>len en fietsen zijn <strong>de</strong> belangrijkste vormen van buitenrecreatie.<br />
Figuur 2.27<br />
Favoriete plekken met water, groen of natuur, 2010<br />
Genoemd <strong>in</strong> steekproef<br />
Meest genoemd<br />
Genoemd<br />
Niet genoemd<br />
Bron: RUG, PBL, WUR<br />
De kuststrook, <strong>de</strong> Veluwe en Zuid-Limburg zijn <strong>de</strong> favoriete landschappen van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>rs.<br />
Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>rs waar<strong>de</strong>ren <strong>voor</strong>al landschappen met een<br />
natuurlijk karakter en een sterke historische i<strong>de</strong>ntiteit. De<br />
favoriete landschappen op nationaal niveau zijn <strong>de</strong><br />
kuststrook van wad<strong>de</strong>n tot <strong>de</strong>lta, Zuid-Limburg en <strong>de</strong><br />
Veluwe. Op regionaal en lokaal niveau zijn <strong>voor</strong>al <strong>de</strong><br />
grotere groen- en natuurgebie<strong>de</strong>n, grotere parken en<br />
plassen en meren belangrijk. Figuur 2.27 geeft hiervan<br />
een kaart<strong>beeld</strong>.<br />
2.8.2 Buitenlands toerisme en <strong>in</strong>vesteren <strong>in</strong> het<br />
Ne<strong>de</strong>rlandse landschap<br />
Het overgrote <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> buitenlandse toeristen komt<br />
uit <strong>de</strong> buurlan<strong>de</strong>n. Buiten <strong>de</strong> grote ste<strong>de</strong>n is <strong>voor</strong>al <strong>de</strong><br />
kuststrook <strong>in</strong> trek. Deze toeristen uit Duitsland, België,<br />
Frankrijk en het Verenigd Kon<strong>in</strong>krijk bezoeken Ne<strong>de</strong>rland<br />
juist ook vanwege het landschap. Niet alleen vanwege <strong>de</strong><br />
aantrekkelijkheid ervan, maar ook vanwege <strong>de</strong> goe<strong>de</strong><br />
toegankelijkheid via wan<strong>de</strong>l-, fiets- en ruiterpa<strong>de</strong>n en<br />
<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> en beleidsimplicaties | 53
twee<br />
Figuur 2.28<br />
Landschapskwaliteiten, 2007<br />
Kwaliteit<br />
Laag<br />
Hoog<br />
Bebouwd gebied <strong>in</strong> 2000<br />
Bron: Snellen et al. (2007)<br />
Pol<strong>de</strong>rlandschappen hebben <strong>de</strong> grootste landschappelijke waar<strong>de</strong>.<br />
vaarroutes. Ook <strong>in</strong> <strong>de</strong> toekomst zullen verreweg <strong>de</strong><br />
meeste toeristen uit <strong>de</strong> buurlan<strong>de</strong>n komen. Dat maakt<br />
het extra belangrijk om die <strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen goed op peil te<br />
hou<strong>de</strong>n. Gezien <strong>de</strong> motieven en <strong>voor</strong>keuren van <strong>de</strong>ze<br />
toeristen zou een ver<strong>de</strong>rgaan<strong>de</strong> <strong>in</strong>vester<strong>in</strong>g <strong>in</strong><br />
landschapsgerelateerd toerisme en <strong>de</strong> bijbehoren<strong>de</strong><br />
product-marktcomb<strong>in</strong>aties gerechtvaardigd zijn (Breman<br />
et al. 2008).<br />
2.8.3 Pol<strong>de</strong>rlandschappen zijn <strong>in</strong>ternationaal<br />
kenmerkend<br />
Volgens <strong>de</strong> Commissie Herzien<strong>in</strong>g Voorlopige Lijst<br />
Werel<strong>de</strong>rfgoed (2010) is een sterk geloof <strong>in</strong> <strong>de</strong> beheers<strong>in</strong>g<br />
van <strong>de</strong> natuur een belangrijk kenmerk van <strong>de</strong><br />
Ne<strong>de</strong>rlandse geschie<strong>de</strong>nis, en daarmee van <strong>de</strong><br />
Ne<strong>de</strong>rlandse i<strong>de</strong>ntiteit. In <strong>de</strong> selectie van <strong>voor</strong> te dragen<br />
Werel<strong>de</strong>rfgoe<strong>de</strong>ren door Ne<strong>de</strong>rland zijn <strong>in</strong> samenhang<br />
daarmee drie thema’s richt<strong>in</strong>ggevend: Ne<strong>de</strong>rland<br />
Waterland, Ne<strong>de</strong>rland als ontworpen land en Ne<strong>de</strong>rland<br />
als burgersamenlev<strong>in</strong>g. In Noordwest-Europees verband<br />
zijn <strong>voor</strong>al <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse pol<strong>de</strong>rlandschappen uniek.<br />
Zulke landschappen komen buiten Ne<strong>de</strong>rland we<strong>in</strong>ig <strong>voor</strong><br />
en als ze daar wel <strong>voor</strong>komen, speel<strong>de</strong>n Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>rs<br />
met hun kennis van waterbeheers<strong>in</strong>g een belangrijke rol<br />
als projectontwikkelaar, <strong>in</strong>genieur of kolonist. Dit geldt<br />
<strong>voor</strong>al <strong>voor</strong> <strong>de</strong> landschappen van droogmakerijen,<br />
waterl<strong>in</strong>ies, ou<strong>de</strong> zeekleipol<strong>de</strong>rs en het veenwei<strong>de</strong>gebied.<br />
Vrijwel alle droogmakerijen en waterl<strong>in</strong>ies <strong>in</strong> Noordwest-<br />
Europa liggen b<strong>in</strong>nen Ne<strong>de</strong>rland. Ook<br />
laagveenontg<strong>in</strong>n<strong>in</strong>gen met strookvormige verkavel<strong>in</strong>g en<br />
ou<strong>de</strong> zeekleipol<strong>de</strong>rs met terpen liggen <strong>voor</strong>al b<strong>in</strong>nen<br />
Ne<strong>de</strong>rland. Wanneer het landschap van Ne<strong>de</strong>rland wordt<br />
gewaar<strong>de</strong>erd op <strong>de</strong> kenmerken van <strong>in</strong>ternationale<br />
betekenis en <strong>de</strong> mate van zeldzaamheid (b<strong>in</strong>nen<br />
Ne<strong>de</strong>rland), dan blijken <strong>de</strong> hoogste landschapswaar<strong>de</strong>n<br />
nog <strong>voor</strong> te komen <strong>in</strong> het veenwei<strong>de</strong>gebied en het<br />
pol<strong>de</strong>rlandschap <strong>in</strong> <strong>de</strong> noor<strong>de</strong>lijke helft van het land<br />
(figuur 2.28).<br />
2.8.4 F<strong>in</strong>ancier<strong>in</strong>g van het beheer van<br />
landschapselementen<br />
Kle<strong>in</strong>e landschapselementen, zoals houtwallen,<br />
knotwilgenrijen en rietstroken, staan on<strong>de</strong>r druk door<br />
onvoldoen<strong>de</strong> beheer. Dit geldt <strong>voor</strong>al <strong>voor</strong> kle<strong>in</strong>e<br />
landschapselementen <strong>in</strong> bezit en beheer van<br />
landbouwbedrijven. Het <strong>voor</strong>tbestaan van <strong>de</strong>ze<br />
elementen is afhankelijk van <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n om <strong>de</strong><br />
beheeractiviteiten <strong>in</strong> te passen <strong>in</strong> <strong>de</strong> bedrijfsvoer<strong>in</strong>g.<br />
Vooral <strong>de</strong> Noor<strong>de</strong>lijke Wou<strong>de</strong>n, Oost-Ne<strong>de</strong>rland, <strong>de</strong><br />
Gel<strong>de</strong>rse Vallei, het rivierengebied en Zuid-Limburg<br />
hebben een grote opgave om <strong>de</strong>ze landschapselementen<br />
op agrarische bedrijven a<strong>de</strong>quaat te beheren (figuur<br />
2.29).<br />
In het beheer en herstel van <strong>de</strong> meest waar<strong>de</strong>volle<br />
cultuurlandschappen is bedui<strong>de</strong>nd m<strong>in</strong><strong>de</strong>r geïnvesteerd<br />
dan <strong>de</strong> geschatte f<strong>in</strong>ancier<strong>in</strong>gsbehoefte van 418 miljoen<br />
euro per jaar. Dit blijkt uit een on<strong>de</strong>rzoek van KPMG (zie<br />
Tholen et al. 2010) en uit <strong>in</strong>formatie over <strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen<br />
van het Rijk en <strong>de</strong> prov<strong>in</strong>cies.<br />
Hoewel <strong>de</strong> won<strong>in</strong>gmarkt dankzij <strong>de</strong> hoge prijzen <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />
afgelopen vijftien jaar volop ruimte had om <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />
54 | <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> <strong>beeld</strong>. Achtergron<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> Ex-ante evaluatie Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
twee<br />
Figuur 2.29<br />
Kle<strong>in</strong>e landschapselementen <strong>in</strong> beheer bij agrariërs en particulieren, 2009<br />
Oppervlakte (% per gemeente)<br />
M<strong>in</strong><strong>de</strong>r dan 0,75<br />
0,75 – 1<br />
Meer dan 1<br />
Bron: De Jong et al. (2009)<br />
Kle<strong>in</strong>e landschapselementen vragen <strong>voor</strong>al aandacht <strong>in</strong> <strong>de</strong> Noor<strong>de</strong>lijke Wou<strong>de</strong>n, Oost-Ne<strong>de</strong>rland, <strong>de</strong> Gel<strong>de</strong>rse Vallei, het rivierengebied en Zuid-Limburg.<br />
leefomgev<strong>in</strong>g te <strong>in</strong>vesteren, zijn er nauwelijks ‘rood-<strong>voor</strong>groenmid<strong>de</strong>len’<br />
geïnvesteerd <strong>in</strong> bos- en<br />
recreatiegebie<strong>de</strong>n of <strong>in</strong> <strong>de</strong> aanleg en het on<strong>de</strong>rhoud van<br />
landschapselementen. Wat er <strong>in</strong> groen is geïnvesteerd,<br />
gebeur<strong>de</strong> <strong>in</strong> <strong>de</strong> wijk zelf: <strong>de</strong> zogenoem<strong>de</strong> b<strong>in</strong>nenplanse of<br />
lokale vereven<strong>in</strong>g. Extra <strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> het landschap<br />
zou<strong>de</strong>n lei<strong>de</strong>n tot een verhog<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> won<strong>in</strong>gprijs,<br />
waarvan het sterk <strong>de</strong> vraag is of daartoe wel <strong>de</strong> ruimte is.<br />
Gemeenten moeten vanuit <strong>de</strong> won<strong>in</strong>gbouw immers ook<br />
an<strong>de</strong>re publieke <strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen betalen, zoals<br />
<strong>in</strong>frastructuur, waterbeheer en sociale won<strong>in</strong>gbouw. Ook<br />
bouwt het Rijk <strong>de</strong> subsidies <strong>voor</strong> <strong>de</strong> aanleg van<br />
<strong>in</strong>frastructuur en het waterbeheer bij grote<br />
won<strong>in</strong>gbouwlocaties af, wat een nog groter beroep<br />
betekent op <strong>de</strong> gron<strong>de</strong>xploitatie. Bovendien blijkt <strong>de</strong><br />
bijdrage <strong>voor</strong> groen uit <strong>de</strong> won<strong>in</strong>gbouw <strong>voor</strong>al te wor<strong>de</strong>n<br />
gedragen door het hoge marktsegment, waarvan <strong>de</strong><br />
prijzen <strong>de</strong> laatste tijd sterk on<strong>de</strong>r druk staan. Tot slot is<br />
het <strong>de</strong> vraag of het re<strong>de</strong>lijk is om een <strong>de</strong>rgelijke bijdrage<br />
over alle won<strong>in</strong>gen om te slaan. Bij differentiatie <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />
bijdrage, bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> tussen won<strong>in</strong>gen b<strong>in</strong>nen bestaand<br />
ste<strong>de</strong>lijk gebied en die daarbuiten, kunnen <strong>de</strong> bedragen<br />
per won<strong>in</strong>g op <strong>de</strong> groenere locaties snel hoger wor<strong>de</strong>n<br />
(PBL 2008).<br />
2.8.5 Ontwikkel<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> het landschap<br />
Het Ne<strong>de</strong>rlandse landschap blijft ook <strong>in</strong> <strong>de</strong> (nabije)<br />
toekomst <strong>in</strong> ontwikkel<strong>in</strong>g. De belangrijkste drijven<strong>de</strong><br />
krachten zijn verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g, <strong>de</strong> aanleg van <strong>in</strong>frastructuur<br />
en schaalvergrot<strong>in</strong>g <strong>in</strong> <strong>de</strong> landbouw; figuur 2.28 geeft (op<br />
basis van paragraaf 3.3) een <strong>beeld</strong> van <strong>de</strong> mogelijke<br />
ontwikkel<strong>in</strong>gen van verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g, figuur 3.4 <strong>in</strong><br />
paragraaf 3.2.1 geeft een <strong>beeld</strong> van <strong>de</strong> nieuwe<br />
weg<strong>in</strong>frastructuur, en figuur 2.24 <strong>in</strong> paragraaf 2.7.4 van<br />
ontwikkel<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> <strong>de</strong> landbouw. Daarnaast valt ook te<br />
<strong>de</strong>nken aan energiegerelateer<strong>de</strong> ontwikkel<strong>in</strong>gen, zoals <strong>de</strong><br />
aanleg van nieuwe hoogspann<strong>in</strong>gsleid<strong>in</strong>gen,<br />
w<strong>in</strong><strong>de</strong>nergieparken op land of b<strong>in</strong>nen zichtafstand van <strong>de</strong><br />
kust en boortorens <strong>voor</strong> schaliegasw<strong>in</strong>n<strong>in</strong>g. Bij nieuwe<br />
ontwikkel<strong>in</strong>gen zullen ongetwijfeld bestaan<strong>de</strong><br />
landschappelijke waar<strong>de</strong>n verdwijnen; <strong>de</strong> uitdag<strong>in</strong>g is om<br />
tegelijkertijd nieuwe landschappelijke waar<strong>de</strong>n toe te<br />
voegen.<br />
Verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g (won<strong>in</strong>gbouw, <strong>de</strong> aanleg van werklocaties<br />
en <strong>in</strong>frastructuur) vormt, naast schaalvergrot<strong>in</strong>g <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />
grondgebon<strong>de</strong>n landbouw, een bedreig<strong>in</strong>g <strong>voor</strong><br />
historische landschapselementen als<br />
verkavel<strong>in</strong>gspatronen en ou<strong>de</strong> geulen. De opgave van een<br />
goe<strong>de</strong> geleid<strong>in</strong>g van verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g is het grootst <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />
b<strong>in</strong>nendu<strong>in</strong>rand van Den Haag tot Bergen en <strong>in</strong> <strong>de</strong> regio’s<br />
Utrecht en Amsterdam.<br />
2.8.6 Investeren <strong>in</strong> recreatieve mogelijkhe<strong>de</strong>n van<br />
ste<strong>de</strong>lijke netwerken<br />
De vraag naar recreatief fietsen en wan<strong>de</strong>len is het<br />
grootst rond <strong>de</strong> grote ste<strong>de</strong>n. Tegelijkertijd is daar ook<br />
het tekort aan groene recreatiemogelijkhe<strong>de</strong>n het<br />
grootst; <strong>de</strong> grotestadsbewoners zijn dui<strong>de</strong>lijk m<strong>in</strong><strong>de</strong>r dan<br />
bewoners van an<strong>de</strong>re <strong>de</strong>len van Ne<strong>de</strong>rland te spreken<br />
over <strong>de</strong> variatie, <strong>de</strong> rust en <strong>de</strong> stilte van het<br />
cultuurlandschap <strong>in</strong> <strong>de</strong> nabije omgev<strong>in</strong>g (Crommentuijn<br />
et al. 2007). De mogelijkhe<strong>de</strong>n om <strong>de</strong> recreatiewaar<strong>de</strong><br />
<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> en beleidsimplicaties | 55
twee<br />
Figuur 2.30<br />
Verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>gsdruk en landschapskwaliteit<br />
Opgave bescherm<strong>in</strong>g<br />
landschapskwaliteit<br />
Hoog<br />
Beperkt<br />
Bestaand bebouwd<br />
gebied, 2003<br />
Bron: PBL<br />
Vooral langs <strong>de</strong> Limes en <strong>in</strong> <strong>de</strong> Hollandse b<strong>in</strong>nendu<strong>in</strong>rand staan gebie<strong>de</strong>n met een hoge landschapskwaliteit on<strong>de</strong>r sterke verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>gsdruk; als maat<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong> verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>gsdruk is gebruikgemaakt van figuren 3.7 tot en met 3.12 uit hoofdstuk 3.<br />
Figuur 2.31<br />
Verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>gsdruk agrarisch cultuurlandschap, 2010 – 2040<br />
Rondom G50-ste<strong>de</strong>n met<br />
recreatieve tekorten<br />
Verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>gsdruk <strong>in</strong> agrarisch<br />
cultuurlandschap<br />
Laag<br />
Hoog<br />
15-km zones<br />
Bron: PBL<br />
Invester<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> <strong>de</strong> recreatiemogelijkhe<strong>de</strong>n van cultuurlandschappen zijn <strong>voor</strong>al nodig rond <strong>de</strong> grote ste<strong>de</strong>n. Afge<strong>beeld</strong> zijn gebie<strong>de</strong>n b<strong>in</strong>nen 15 kilometer<br />
afstand van <strong>de</strong> G50-ste<strong>de</strong>n met grote recreatieve tekorten.<br />
56 | <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> <strong>beeld</strong>. Achtergron<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> Ex-ante evaluatie Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
twee<br />
van het cultuurlandschap <strong>in</strong> <strong>de</strong>ze gebie<strong>de</strong>n te vergroten,<br />
zijn echter beperkt. Allereerst zijn grote gebie<strong>de</strong>n rond <strong>de</strong><br />
ste<strong>de</strong>n al verste<strong>de</strong>lijkt of reeds <strong>in</strong>gericht als natuur- of<br />
recreatiegebied. Daarnaast staan <strong>de</strong> cultuurlandschappen<br />
<strong>de</strong>els on<strong>de</strong>r druk van verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g, wat <strong>de</strong> versterk<strong>in</strong>g<br />
van <strong>de</strong> recreatieve waar<strong>de</strong> belemmert. Figuur 2.31 geeft<br />
een <strong>in</strong>druk van <strong>de</strong> recreatieve tekorten <strong>voor</strong> wan<strong>de</strong>len. Bij<br />
een hoge bevolk<strong>in</strong>gsgroei zullen <strong>de</strong>ze ver<strong>de</strong>r toenemen.<br />
Figuur 2.31 geeft <strong>de</strong> agrarische cultuurlandschappen weer<br />
die zijn gelegen b<strong>in</strong>nen een zone van 15 kilometer rondom<br />
(mid<strong>de</strong>l)grote ste<strong>de</strong>n met grote recreatieve tekorten.<br />
B<strong>in</strong>nen dat gebied is <strong>de</strong> verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>gsdruk aangegeven;<br />
<strong>de</strong>ze verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>gsdruk is gebaseerd op <strong>de</strong> analyse<br />
zoals die <strong>in</strong> hoofdstuk 3 is opgenomen. Gebie<strong>de</strong>n die <strong>in</strong><br />
een scenario van hoge ruimtedruk zowel on<strong>de</strong>r<br />
ongewijzigd ruimtelijk beleid als on<strong>de</strong>r een m<strong>in</strong><strong>de</strong>r<br />
restrictief beleid grote kans lopen te verste<strong>de</strong>lijken, zijn<br />
op <strong>de</strong>ze kaart weergegeven als gebie<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> hoogste<br />
verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>gsdruk. De kaart laat zien dat <strong>de</strong> ruimtelijke<br />
opgave het grootst is <strong>in</strong> het gebied tussen Den Haag-<br />
Zoetermeer en Rotterdam en <strong>de</strong> b<strong>in</strong>nenzij<strong>de</strong> van <strong>de</strong><br />
Randstad van <strong>de</strong> oostkant van Lei<strong>de</strong>n via <strong>de</strong><br />
Haarlemmermeer en <strong>de</strong> zuidkant van Amsterdam tot<br />
rond Utrecht. In <strong>de</strong>ze gebie<strong>de</strong>n liggen <strong>de</strong> meeste<br />
<strong>voor</strong>malige Rijksbufferzones.<br />
<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> en beleidsimplicaties | 57
drie<br />
<strong>Ruimtelijke</strong> gevolgen van<br />
beleidskeuzes<br />
In het vorige hoofdstuk zijn <strong>de</strong> acht belangrijkste<br />
ruimtelijke <strong>opgaven</strong> en algemene beleidsimplicaties<br />
besproken. In dit hoofdstuk gaan we <strong>in</strong> op <strong>de</strong> ruimtelijke<br />
effecten van bepaal<strong>de</strong> beleidskeuzes en gebruiken als<br />
<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> <strong>de</strong> verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g. Hierbij staat <strong>de</strong> vraag<br />
centraal waar zich verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g zou kunnen<br />
ontwikkelen on<strong>de</strong>r een meer en een m<strong>in</strong><strong>de</strong>r restrictief<br />
ruimtelijk beleid.<br />
Het ruimtelijk beleid wordt momenteel sterk<br />
ge<strong>de</strong>centraliseerd. Om <strong>de</strong> mogelijke gevolgen hiervan te<br />
kunnen <strong>in</strong>schatten, vergelijken we eerst <strong>de</strong> beleidska<strong>de</strong>rs<br />
uit <strong>de</strong> Nota Ruimte (<strong>in</strong>clusief <strong>de</strong> Nota Mobiliteit) met die van<br />
<strong>de</strong> Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (hierna Structuurvisie<br />
genoemd). Daarna volgen enkele analyses van huidige<br />
marktontwikkel<strong>in</strong>gen om <strong>de</strong> relatieve<br />
verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>gsdruk <strong>in</strong> te schatten. Vervolgens brengen<br />
we <strong>de</strong>ze druk <strong>in</strong> kaart met hulp van een mo<strong>de</strong>lbereken<strong>in</strong>g<br />
van een scenario waar<strong>in</strong> is uitgegaan van een volledige<br />
<strong>de</strong>reguler<strong>in</strong>g van beleid op alle bestuursniveaus ten<br />
opzichte van een scenario waar<strong>in</strong> is uitgegaan van<br />
<strong>voor</strong>tzett<strong>in</strong>g van het beleid uit <strong>de</strong> Nota Ruimte.<br />
3.1 Beleidsruimte <strong>voor</strong><br />
verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g <strong>in</strong> kaart gebracht<br />
Welke beleidsruimte bood <strong>de</strong> Nota Ruimte? En wat is <strong>de</strong> ruimte<br />
die het Rijk met het m<strong>in</strong><strong>de</strong>r restrictieve beleid van <strong>de</strong><br />
Structuurvisie biedt?<br />
De Structuurvisie houdt een forse koerswijzig<strong>in</strong>g <strong>in</strong> ten<br />
opzichte van <strong>de</strong> Nota Ruimte. Een groot aantal<br />
beleidscategorieën die geleid<strong>in</strong>g van verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g en<br />
bescherm<strong>in</strong>g van open ruimte en landschap ten doel<br />
had<strong>de</strong>n, zal verdwijnen. De belangrijkste veran<strong>de</strong>r<strong>in</strong>gen<br />
<strong>in</strong> het verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>gsbeleid van het Rijk zijn <strong>in</strong> tabel 3.1<br />
samengevat.<br />
Het gaat dan om het vervallen van restrictieve<br />
beleidscategorieën als <strong>de</strong> Nationale Landschappen, <strong>de</strong><br />
Rijksbufferzones, <strong>de</strong> gebie<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> Recreatie om <strong>de</strong> Stad<br />
en <strong>de</strong> Robuuste Verb<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gszones. Hier stelt het Rijk geen<br />
rand<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n meer aan verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g. Dat geldt<br />
ook <strong>voor</strong> <strong>de</strong> gebie<strong>de</strong>n die na <strong>de</strong> herijk<strong>in</strong>g geen <strong>de</strong>el meer<br />
zullen uitmaken van <strong>de</strong> Ecologische Hoofdstructuur (EHS);<br />
<strong>de</strong> te herijken EHS betreft (<strong>de</strong>len van) <strong>de</strong> EHS buiten <strong>de</strong><br />
Natura 2000-gebie<strong>de</strong>n. Ook stelt het Rijk geen doelen<br />
meer aan bun<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g en verdicht<strong>in</strong>g van verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g en<br />
voert het geen locatiebeleid meer <strong>voor</strong> bedrijven en<br />
<strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen. Tot welke ruimtelijke ontwikkel<strong>in</strong>gen dit<br />
zal lei<strong>de</strong>n, hangt <strong>voor</strong> een groot <strong>de</strong>el af van het beleid van<br />
prov<strong>in</strong>cies en gemeenten.<br />
58 | <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> <strong>beeld</strong>. Achtergron<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> Ex-ante evaluatie Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
drie<br />
Tabel 3.1<br />
Belangrijkste verschillen tussen <strong>de</strong> Nota Ruimte/Nota Mobiliteit en <strong>de</strong> Structuurvisie<br />
Verschil Nota Ruimte/Nota Mobiliteit Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte<br />
Ruimtelijk-economische structuur<br />
Mobiliteitskwaliteit<br />
Gezon<strong>de</strong> en veilige leefomgev<strong>in</strong>g<br />
Aanpak en <strong>in</strong>strumenten<br />
• Bun<strong>de</strong>l<strong>in</strong>gsbeleid<br />
• Verdicht<strong>in</strong>gsbeleid<br />
• Locatiebeleid <strong>voor</strong> bedrijven en<br />
<strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen<br />
• Ste<strong>de</strong>lijke netwerken<br />
• Basiskwaliteit<br />
• Ste<strong>de</strong>lijke herstructurer<strong>in</strong>g<br />
• Rijksbufferzones, recreatie om <strong>de</strong> stad<br />
• Concentratie <strong>in</strong>tensieve landbouw<br />
• Knelpuntenbena<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g<br />
• Sectoraal vervoerssysteem staat centraal<br />
• Kilometerheff<strong>in</strong>g<br />
• Locatiebeleid<br />
EHS<br />
• Nationale Landschappen<br />
• Specifieke aandacht <strong>voor</strong> Noordzee,<br />
Wad<strong>de</strong>nzee en IJsselmeer<br />
• SER-lad<strong>de</strong>r <strong>voor</strong> bedrijventerre<strong>in</strong>en<br />
• Handhav<strong>in</strong>g doorwerk<strong>in</strong>g <strong>in</strong><br />
bestemm<strong>in</strong>gsplannen<br />
• Topsectoren<br />
• Drie ste<strong>de</strong>lijke regio’s<br />
• Lad<strong>de</strong>r <strong>voor</strong> duurzame verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g<br />
• Olympische Spelen<br />
• Prioritaire regio’s en<br />
achterlandverb<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen<br />
• Bereikbaarheids<strong>in</strong>dicator<br />
• Dunbevolkte gebie<strong>de</strong>n geen traditioneel<br />
openbaar vervoer<br />
• Herijkte EHS<br />
• Genom<strong>in</strong>eer<strong>de</strong> (aanvullen<strong>de</strong>)<br />
Werel<strong>de</strong>rfgoedgebie<strong>de</strong>n<br />
• Groen-blauwe doora<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g<br />
• AmvB Ruimte<br />
• Lad<strong>de</strong>r duurzame verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g <strong>in</strong> Bro<br />
• Alleen selectief toezicht achteraf op<br />
doorwerk<strong>in</strong>g nationale belangen<br />
Bij <strong>de</strong> beleidsruimte die het Rijk on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> nota’s<br />
biedt, gaat het niet alleen om op kaart gezette ruimtelijke<br />
beleidscategorieën. Ook sectorbeleid kan ruimtelijke<br />
beperk<strong>in</strong>gen <strong>in</strong>hou<strong>de</strong>n. Het gaat daarbij <strong>voor</strong>al om <strong>de</strong><br />
ruimtelijke beperk<strong>in</strong>gen die <strong>in</strong>frastructuur (via <strong>de</strong> Wet<br />
geluidh<strong>in</strong><strong>de</strong>r) stelt aan <strong>de</strong> directe omgev<strong>in</strong>g. Deze<br />
beperk<strong>in</strong>gen zijn on<strong>de</strong>r bei<strong>de</strong> nota’s gelijk; er is uitgegaan<br />
van <strong>de</strong> huidige geluidsnormen. Nieuw beleid <strong>voor</strong><br />
normstell<strong>in</strong>g bij won<strong>in</strong>gbouw is <strong>in</strong> <strong>voor</strong>bereid<strong>in</strong>g.<br />
Een an<strong>de</strong>re sectorale <strong>in</strong>perk<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> beleidsruimte<br />
betreft het <strong>voor</strong>komen van Europees bescherm<strong>de</strong><br />
soorten buiten <strong>de</strong> Natura 2000-gebie<strong>de</strong>n. De<br />
belangrijkste hiervan (‘hotspots’) zijn op kaart gezet. Ook<br />
<strong>de</strong>ze zijn on<strong>de</strong>r bei<strong>de</strong> nota’s gelijk.<br />
Figuur 3.1 en 3.2 geven aan waar het Rijk – <strong>in</strong> <strong>de</strong> huidige<br />
situatie on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> Nota Ruimte (3.1) en bij m<strong>in</strong><strong>de</strong>r restrictief<br />
beleid zoals <strong>voor</strong>gesteld <strong>in</strong> <strong>de</strong> Structuurvisie (3.2) –<br />
rand<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n stelt aan <strong>de</strong> ontwikkel<strong>in</strong>g van nieuwe<br />
verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g; <strong>in</strong> <strong>de</strong>ze figuren is bij overlappen<strong>de</strong><br />
beleidscategorieën <strong>de</strong> categorie met <strong>de</strong> zwaarste<br />
rand<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n weergegeven. Figuur 3.3 geeft het<br />
verschil tussen bei<strong>de</strong> aan, en laat zien waar het Rijk bij<br />
een m<strong>in</strong><strong>de</strong>r restrictief beleid meer ontwikkel<strong>in</strong>gsruimte<br />
biedt. Deze laatste kaart geeft ook <strong>de</strong> begrenz<strong>in</strong>g van het<br />
bestaand bebouwd gebied aan. Het verdicht<strong>in</strong>gsdoel uit<br />
<strong>de</strong> Nota Ruimte komt met <strong>de</strong> Structuurvisie te vervallen.<br />
(Vanwege <strong>de</strong> leesbaarheid is <strong>de</strong> aanduid<strong>in</strong>g van bestaand<br />
bebouwd gebied op figuur 3.1 achterwege gelaten.)<br />
Bij een m<strong>in</strong><strong>de</strong>r restrictief beleid lijkt <strong>de</strong> kans op<br />
verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g het grootst <strong>in</strong> gebie<strong>de</strong>n nabij en tussen <strong>de</strong><br />
grote ste<strong>de</strong>n waar <strong>de</strong> restrictieve beleidscategorieën uit<br />
<strong>de</strong> Nota Ruimte komen te vervallen en <strong>de</strong> ruimtedruk groot<br />
is. Te <strong>de</strong>nken valt aan <strong>de</strong>len van <strong>de</strong> <strong>voor</strong>malige Nationale<br />
Landschappen, zoals <strong>de</strong> ran<strong>de</strong>n van het Groene Hart, het<br />
Kromme Rijngebied ten oosten van Utrecht en <strong>de</strong><br />
Veluwezoom, en <strong>voor</strong>malige Rijksbufferzones als<br />
Waterland en Amstelland ten noor<strong>de</strong>n en zui<strong>de</strong>n van<br />
Amsterdam, het gebied tussen Den Haag en Lei<strong>de</strong>n en<br />
Mid<strong>de</strong>n-Delfland tussen Den Haag en Rotterdam.<br />
De veran<strong>de</strong>r<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> beleid op rijksniveau kunnen meer<br />
ruimte <strong>voor</strong> ontwikkel<strong>in</strong>gen opleveren. Het is aan <strong>de</strong><br />
prov<strong>in</strong>cies en gemeenten om dit te bepalen. In <strong>de</strong><br />
volgen<strong>de</strong> paragrafen gaan we dieper <strong>in</strong> op <strong>de</strong> vraag wat<br />
<strong>de</strong> mogelijke gevolgen kunnen zijn.<br />
<strong>Ruimtelijke</strong> gevolgen van beleidskeuzes | 59
drie<br />
Figuur 3.1<br />
Beleidsruimte <strong>voor</strong> verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g<br />
Bij ongewijzigd beleid<br />
<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n vanuit rijksbeleid<br />
aan verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g<br />
Bun<strong>de</strong>l<strong>in</strong>gsgebie<strong>de</strong>n<br />
Har<strong>de</strong> beleidscategorieën<br />
Beperk<strong>in</strong>gen rond <strong>in</strong>frastructuur, buisleid<strong>in</strong>gen<br />
en hoogspann<strong>in</strong>gsleid<strong>in</strong>gen:<br />
contouren geluid (53dB Rijkswegen,<br />
55dB <strong>in</strong>dustrie, 65dB b<strong>in</strong>nenste<strong>de</strong>lijke<br />
wegen, 70dB buitenste<strong>de</strong>lijke wegen<br />
en spoor-wegen, 20 Ke luchtvaart),<br />
luchtkwaliteit (NO 2 40 µg, PM 10 40 µg)<br />
en externe veiligheid (10 -6 )<br />
Ruimte <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Rivier,<br />
kustfundament<br />
Natura 2000, EHS, robuuste<br />
verb<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gszones, natuurbescherm<strong>in</strong>gswetgebie<strong>de</strong>n,<br />
Rijksbufferzones, Groen<br />
om <strong>de</strong> stad (RODS)<br />
Gebie<strong>de</strong>n met concentratie<br />
aan Europees<br />
bescherm<strong>de</strong> soorten<br />
buiten Natura 2000<br />
M<strong>in</strong><strong>de</strong>r har<strong>de</strong> beleidscategorieën<br />
Beperk<strong>in</strong>gen rond <strong>in</strong>frastructuur: geluidscontouren<br />
(48dB b<strong>in</strong>nenste<strong>de</strong>lijke wegen,Rijkswegen, 50dB<br />
buitenste<strong>de</strong>lijke wegen en 55dB spoorwegen)<br />
Grondwaterbescherm<strong>in</strong>gsgebie<strong>de</strong>n, waterw<strong>in</strong>gebie<strong>de</strong>n<br />
Nationale Landschappen en Werel<strong>de</strong>rfgoed<br />
Bestaand bebouwd gebied<br />
Bron: Kuiper et al. (2009)<br />
60 | <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> <strong>beeld</strong>. Achtergron<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> Ex-ante evaluatie Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
drie<br />
Figuur 3.2<br />
Beleidsruimte <strong>voor</strong> verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g<br />
Bij Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte<br />
<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n vanuit rijksbeleid<br />
aan verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g<br />
Bun<strong>de</strong>l<strong>in</strong>gsgebie<strong>de</strong>n<br />
Har<strong>de</strong> beleidscategorieën<br />
Beperk<strong>in</strong>gen rond <strong>in</strong>frastructuur, buisleid<strong>in</strong>gen<br />
en hoogspann<strong>in</strong>gsleid<strong>in</strong>gen:<br />
contouren geluid (53dB Rijkswegen,<br />
55dB <strong>in</strong>dustrie, 65dB b<strong>in</strong>nenste<strong>de</strong>lijke<br />
wegen, 70dB buitenste<strong>de</strong>lijke wegen<br />
en spoor-wegen, 20 Ke luchtvaart),<br />
luchtkwaliteit (NO 2 40 µg, PM 10 40 µg)<br />
en externe veiligheid (10 -6 )<br />
Ruimte <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Rivier,<br />
kustfundament<br />
Natura 2000<br />
Gebie<strong>de</strong>n met concentratie<br />
aan Europees<br />
bescherm<strong>de</strong> soorten<br />
buiten Natura 2000<br />
M<strong>in</strong><strong>de</strong>r har<strong>de</strong> beleidscategorieën<br />
Beperk<strong>in</strong>gen rond <strong>in</strong>frastructuur: geluidscontouren<br />
(48dB b<strong>in</strong>nenste<strong>de</strong>lijke wegen,Rijkswegen, 50dB<br />
buitenste<strong>de</strong>lijke wegen en 55dB spoorwegen)<br />
Grondwaterbescherm<strong>in</strong>gsgebie<strong>de</strong>n, waterw<strong>in</strong>gebie<strong>de</strong>n<br />
Te herijken EHS (<strong>in</strong>clusief Nationale Parken)<br />
Werel<strong>de</strong>rfgoed<br />
Bestaand bebouwd gebied<br />
Bron: PBL<br />
<strong>Ruimtelijke</strong> gevolgen van beleidskeuzes | 61
drie<br />
Figuur 3.3<br />
Verschilkaart beleidsruimte Nota Ruimte en Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte<br />
<strong>Ruimtelijke</strong> restricties<br />
Zowel bij bestaand (NR) als bij nieuw (SVIR) beleid<br />
Har<strong>de</strong> restricties<br />
Zachte restricties<br />
Bij nieuw beleid<br />
UNESCO Werel<strong>de</strong>rfgoed (<strong>voor</strong>gedragen)<br />
Vervallen beleid<br />
Rijksbufferzones, groen om <strong>de</strong> stad<br />
Te herijken EHS<br />
Nationale Landschappen<br />
Bun<strong>de</strong>l<strong>in</strong>gsgebie<strong>de</strong>n<br />
Verdicht<strong>in</strong>g<br />
Bron: PBL<br />
Met <strong>de</strong> Structuurvisie laat het Rijk <strong>in</strong> veel meer gebie<strong>de</strong>n verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g toe, <strong>voor</strong>al <strong>in</strong> <strong>de</strong> te vervallen Rijksbufferzones en Nationale Landschappen. (De <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />
Structuurvisie <strong>in</strong>dicatief aangegeven nieuwe hoogspann<strong>in</strong>gsverb<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen zijn op <strong>de</strong>ze kaart niet weergegeven.)<br />
62 | <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> <strong>beeld</strong>. Achtergron<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> Ex-ante evaluatie Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
drie<br />
Figuur 3.4<br />
Agrarische grondprijs en <strong>voor</strong>ziene vierbaanswegen, 2008<br />
Agrarische grondprijs per ha<br />
(x duizend euro)<br />
35 of m<strong>in</strong><strong>de</strong>r<br />
35 – 50<br />
50 – 75<br />
75 – 100<br />
Meer dan 100<br />
Voorziene nieuwe<br />
vierbaanswegen<br />
Bestaand bebouwd gebied<br />
Bron: Kuhlman et al. (2010) (grondprijzen); MIRT en mediaberichten (nieuwe tracé’s vierbaanswegen)<br />
Enkele agrarische gebie<strong>de</strong>n b<strong>in</strong>nen en aan <strong>de</strong> buitenflank van <strong>de</strong> Randstad kennen een opvallend hoge agrarische grondprijs en veel <strong>in</strong>frastructuurplannen.<br />
3.2 Verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>gsdruk <strong>in</strong> Ne<strong>de</strong>rland<br />
Welke ruimtelijke ontwikkel<strong>in</strong>gen zou<strong>de</strong>n zich bij ongewijzigd<br />
beleid kunnen hebben <strong>voor</strong>gedaan? Naast <strong>de</strong> Nota Ruimte zou<br />
ook het beleid van an<strong>de</strong>re overhe<strong>de</strong>n en het gedrag van actoren<br />
bepalend zijn geweest.<br />
3.2.1 Agrarische grondprijzen en plannen <strong>voor</strong><br />
wegen als <strong>in</strong>dicatie van verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>gsdruk<br />
Verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g bepaalt niet alleen <strong>de</strong> ‘ro<strong>de</strong>’ grondprijs,<br />
maar ook <strong>de</strong> ‘groene’ agrarische grondprijs (Luijt et al.<br />
2003). Voor landbouwgebie<strong>de</strong>n geldt: hoe dichter bij <strong>de</strong><br />
stad, hoe hoger <strong>de</strong> agrarische grondprijs. Dit hangt <strong>de</strong>els<br />
samen met <strong>de</strong> grotere nabijheid van agrarische<br />
afzetmarkten, maar <strong>in</strong> <strong>de</strong> huidige situatie speelt <strong>de</strong><br />
verwacht<strong>in</strong>gswaar<strong>de</strong> eveneens een grote rol. Zo was <strong>de</strong><br />
agrarische grondprijs <strong>in</strong> 1998 significant hoger <strong>in</strong><br />
gebie<strong>de</strong>n die <strong>in</strong> <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> 1996-2003 een woonfunctie<br />
hebben gekregen (Van Bemmel & Kuiper 2010).<br />
Figuur 3.4 laat zien dat <strong>de</strong> agrarische grondprijs <strong>voor</strong>al<br />
hoog is rond <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>n <strong>in</strong> <strong>de</strong> Randstad en Noord-Brabant;<br />
<strong>in</strong> <strong>de</strong>ze figuur gaat het om <strong>de</strong> agrarische grondprijzen <strong>in</strong><br />
2008 op basis van <strong>in</strong>terpolatie van feitelijke<br />
grondtransacties en <strong>de</strong> <strong>voor</strong>genomen (MIRT) en <strong>in</strong><br />
discussie zijn<strong>de</strong> tracé’s <strong>voor</strong> nieuwe vierbaanswegen – <strong>de</strong><br />
capaciteitsvergrot<strong>in</strong>g van bestaan<strong>de</strong> autosnelwegen is<br />
niet weergegeven. De lagere prijzen rond <strong>de</strong> stad Utrecht<br />
zijn eveneens opvallend. Wellicht hebben daar <strong>de</strong><br />
belangrijkste grondaankopen <strong>voor</strong> grote<br />
won<strong>in</strong>gbouwlocaties al eer<strong>de</strong>r plaatsgevon<strong>de</strong>n. Hierbij<br />
geldt als kantteken<strong>in</strong>g dat bij grondprijzen sprake kan zijn<br />
van een grondprijscyclus, enigsz<strong>in</strong>s vergelijkbaar met <strong>de</strong><br />
meer beken<strong>de</strong> varkenscyclus. Na een perio<strong>de</strong> van<br />
grondprijsstijg<strong>in</strong>gen volgen dan weer prijsdal<strong>in</strong>gen (Luijt<br />
2007).<br />
Hoge grondprijzen wor<strong>de</strong>n ook aangetroffen <strong>in</strong> gebie<strong>de</strong>n<br />
met veel niet-grondgebon<strong>de</strong>n en <strong>in</strong>tensieve landbouw.<br />
Het gaat dan om gebie<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> glastu<strong>in</strong>bouw (Kampen,<br />
Venlo en <strong>in</strong> <strong>de</strong> Noordoostpol<strong>de</strong>r) en bollenteelt (ten<br />
zui<strong>de</strong>n van Den Hel<strong>de</strong>r en tussen Haarlem en Lei<strong>de</strong>n).<br />
Ook <strong>de</strong> Bommelerwaard, met champignonteelt en<br />
glastu<strong>in</strong>bouw, kent hoge grondprijzen (Van Bemmel &<br />
Kuiper 2010).<br />
De ontsluit<strong>in</strong>g van agrarische gebie<strong>de</strong>n door nieuwe<br />
autosnelwegen kan hun aantrekkelijkheid <strong>voor</strong><br />
verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g sterk vergroten. In het afgelopen<br />
<strong>de</strong>cennium nam <strong>de</strong> verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g het sterkst toe <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />
stadsrandzone <strong>in</strong> <strong>de</strong> buurt van een snelwegafslag<br />
(Hamers et al. 2009). Figuur 3.4 geeft daarom ook een<br />
<strong>beeld</strong> van <strong>de</strong> <strong>voor</strong>genomen en <strong>in</strong> discussie zijn<strong>de</strong> nieuwe<br />
wegtracé’s (m<strong>in</strong>imaal vier rijstroken, <strong>in</strong>clusief <strong>de</strong><br />
verbred<strong>in</strong>gen van twee naar vier rijstroken). Deze beslaan<br />
een lengte van circa 850 kilometer.<br />
De meeste nieuwe verb<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen met vierbaanswegen<br />
liggen <strong>in</strong> en naar <strong>de</strong> Randstad. Het gaat daarbij on<strong>de</strong>r<br />
an<strong>de</strong>re om nieuwe wegen <strong>in</strong> het Groene Hart (van noord<br />
naar zuid van Schiphol naar Zoetermeer, <strong>de</strong> noordrand<br />
van Aalsmeer naar Mijdrecht, <strong>de</strong> oostrand tussen<br />
Woer<strong>de</strong>n en Leidsche Rijn), <strong>de</strong> Bollenstreek, <strong>de</strong> prov<strong>in</strong>cie<br />
Uitrecht, het noor<strong>de</strong>lijke <strong>de</strong>ltagebied (Voorne, Hoekse<br />
<strong>Ruimtelijke</strong> gevolgen van beleidskeuzes | 63
drie<br />
Waard, West-Brabant) en <strong>in</strong> een boog van Almere via <strong>de</strong><br />
Gel<strong>de</strong>rse Vallei naar <strong>de</strong> Betuwe. We<strong>de</strong>rom opvallend is <strong>de</strong><br />
situatie rondom Utrecht: meer wegcapaciteit, maar toch<br />
relatief lage landbouwprijzen.<br />
Figuur 3.4 laat ook zien dat <strong>voor</strong>al gebie<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong><br />
buitenflank van <strong>de</strong> Randstad een opvallend hoge<br />
agrarische grondprijs hebben. Het gaat om gebie<strong>de</strong>n ten<br />
zui<strong>de</strong>n van Houten, <strong>in</strong> <strong>de</strong> Gel<strong>de</strong>rse Vallei, <strong>in</strong> het<br />
noor<strong>de</strong>lijke <strong>de</strong>ltagebied (Hoeksche Waard, Goeree-<br />
Overflakkee) en <strong>in</strong> Noord-Kennemerland (rond Alkmaar).<br />
Het is zeer <strong>de</strong>nkbaar dat <strong>de</strong>ze hoge prijzen zijn gekoppeld<br />
aan een verwacht<strong>in</strong>g van een bestemm<strong>in</strong>gsveran<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g.<br />
In <strong>de</strong>ze gebie<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> buitenflanken van <strong>de</strong> Randstad is<br />
vaak ook sprake van nieuwe vierbaanswegen. Het gaat<br />
dan om <strong>de</strong> mogelijke doortrekk<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> A30 E<strong>de</strong>-<br />
Barneveld naar enerzijds Nijkerk-Almere en an<strong>de</strong>rzijds <strong>de</strong><br />
Betuwe (A15), <strong>de</strong> doortrekk<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> A4 van Den Haag<br />
naar Rotterdam via <strong>de</strong> Hoekse Waard naar West-Brabant,<br />
<strong>de</strong> opwaar<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> N59 van het Hellegatsple<strong>in</strong> (A4)<br />
naar Schouwen-Duiveland, <strong>de</strong> mogelijke aanleg van <strong>de</strong><br />
Oranje- of Blankenburgtunnel on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> Nieuwe<br />
Waterweg, en <strong>de</strong> aanleg van <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> Coentunnel.<br />
Noord-Holland boven het Noordzeekanaal, het<br />
noor<strong>de</strong>lijke <strong>de</strong>ltagebied en <strong>de</strong> Gel<strong>de</strong>rse Vallei wor<strong>de</strong>n dan<br />
(nog) aantrekkelijker <strong>voor</strong> verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g. Als dit werkelijk<br />
plaatsv<strong>in</strong>dt, betekent dit een uitschuif van huishou<strong>de</strong>ns<br />
<strong>in</strong> <strong>de</strong> Randstad naar buiten toe.<br />
Ook b<strong>in</strong>nen <strong>de</strong> Randstad zijn er enkele gebie<strong>de</strong>n met een<br />
hoge agrarische grondprijs en veel <strong>in</strong>frastructuurplannen.<br />
Het gaat dan om <strong>de</strong> Bollenstreek, het noor<strong>de</strong>lijk <strong>de</strong>el van<br />
het Groene Hart (Aalsmeer, Mijdrecht) en het westelijk<br />
<strong>de</strong>el van het Groene Hart (Leimui<strong>de</strong>n, Alphen aan <strong>de</strong>n<br />
Rijn, Boskoop, Zoetermeer). Hier bestaan concrete<br />
plannen of <strong>voor</strong>nemens <strong>voor</strong> opwaar<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> N201<br />
(V<strong>in</strong>keveen-Mijdrecht-Aalsmeer), Rijnlandroute, N206<br />
(Haarlem-Noordwijk), N207 en N209 (Nieuw Vennep-<br />
Alphen aan <strong>de</strong>n Rijn-Zoetermeer). In <strong>de</strong>ze gebie<strong>de</strong>n van<br />
het Groene Hart lijkt <strong>de</strong> verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>gsdruk vrij groot te<br />
zijn.<br />
3.2.2 Verschuiv<strong>in</strong>g van huishou<strong>de</strong>ns tussen regio<br />
en Randstad<br />
Om een <strong>in</strong>druk te krijgen van <strong>de</strong> gevolgen van gewijzigd<br />
beleid, is <strong>in</strong> <strong>de</strong> <strong>Ruimtelijke</strong> Verkenn<strong>in</strong>gen 2011 (PBL 2011d) het<br />
beleid zoals <strong>voor</strong>genomen <strong>in</strong> <strong>de</strong> Nota Ruimte afgezet tegen<br />
een situatie waar<strong>in</strong> alle ruimtelijke restricties op<br />
won<strong>in</strong>gbouwlocaties komen te vervallen. De effecten<br />
hiervan zijn <strong>in</strong> aantallen huishou<strong>de</strong>ns per COROP-regio<br />
berekend, tegen <strong>de</strong> achtergrond van een hoge (hoog<br />
scenario) en lage economisch druk (laag scenario).<br />
In het (overigens zeer onwaarschijnlijke) geval dat alle<br />
prov<strong>in</strong>cies en gemeenten <strong>in</strong> gelijke mate <strong>de</strong> ruimtelijke<br />
beperk<strong>in</strong>gen op won<strong>in</strong>gbouwlocaties afschaffen, zal dit<br />
volgens <strong>de</strong>ze studie tot twee soorten verschuiv<strong>in</strong>gen<br />
lei<strong>de</strong>n. Ten eerste zal er een verschuiv<strong>in</strong>g tussen<br />
lands<strong>de</strong>len optre<strong>de</strong>n. Dat zal gepaard gaan met een<br />
grotere concentratie van bevolk<strong>in</strong>g en huishou<strong>de</strong>ns <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />
Randstad, ten koste van <strong>de</strong>len van <strong>de</strong> <strong>in</strong>termediaire zone<br />
en <strong>voor</strong>al van <strong>de</strong> periferie. Ten twee<strong>de</strong> zal er een<br />
verschuiv<strong>in</strong>g zijn vanuit <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>n naar <strong>de</strong> omliggen<strong>de</strong><br />
regio’s, als gevolg van <strong>de</strong> toenemen<strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n<br />
<strong>voor</strong> suburbaan wonen en <strong>de</strong> beperktere verdicht<strong>in</strong>g <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />
ste<strong>de</strong>n.<br />
In een aantal regio’s is het effect scenarioafhankelijk. In<br />
<strong>de</strong> Gel<strong>de</strong>rse Vallei is er <strong>in</strong> het lage scenario nog een lagere<br />
groei, als gevolg van een sterkere trek naar <strong>de</strong> Randstad,<br />
maar <strong>in</strong> het hoge scenario leidt m<strong>in</strong><strong>de</strong>r restrictief beleid<br />
tot een grotere suburbanisatiedruk. In Utrecht en Overig-<br />
Flevoland is het <strong>beeld</strong> juist an<strong>de</strong>rsom: m<strong>in</strong><strong>de</strong>r restrictief<br />
won<strong>in</strong>gbouwlocatiebeleid beperkt <strong>de</strong> groei <strong>in</strong> het hoge<br />
scenario en houdt meer mensen vast <strong>in</strong> het lage scenario.<br />
In dit beleidsscenario (van gewijzigd beleid) is reken<strong>in</strong>g<br />
gehou<strong>de</strong>n met een naar verwacht<strong>in</strong>g lagere verdicht<strong>in</strong>g<br />
dan bij ongewijzigd beleid, omdat b<strong>in</strong>nenste<strong>de</strong>lijk<br />
bouwen <strong>in</strong> vergelijk<strong>in</strong>g met stadsuitbreid<strong>in</strong>g nog duur<strong>de</strong>r<br />
wordt als dat laatste makkelijker is. De verm<strong>in</strong><strong>de</strong>r<strong>de</strong><br />
suburbanisatie naar centraal-Ne<strong>de</strong>rland, <strong>de</strong> <strong>in</strong>termediaire<br />
zone en zelfs daar <strong>voor</strong>bij kan wor<strong>de</strong>n verklaard doordat<br />
mensen <strong>de</strong> gewenste suburbane woonmilieus nu ook<br />
dichter bij hun werk kunnen v<strong>in</strong><strong>de</strong>n. Dit <strong>beeld</strong> komt <strong>in</strong><br />
grote lijnen overeen met het <strong>beeld</strong> uit an<strong>de</strong>re studies,<br />
zoals Ne<strong>de</strong>rland Later (MNP 2007b).<br />
Als gezegd is het uiteraard ook mogelijk dat prov<strong>in</strong>cies<br />
hun beleid ongewijzigd laten, of zelfs restrictiever maken.<br />
In dat geval zal er of we<strong>in</strong>ig veran<strong>de</strong>ren aan <strong>de</strong><br />
ontwikkel<strong>in</strong>g zoals die bij <strong>voor</strong>tzett<strong>in</strong>g van het Nota<br />
Ruimte-beleid zou zijn geweest, of zal verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g nog<br />
compacter plaatsv<strong>in</strong><strong>de</strong>n.<br />
3.3 Mo<strong>de</strong>lmatige bereken<strong>in</strong>gen van<br />
verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>gsscenario’s<br />
Welke ruimtelijke ontwikkel<strong>in</strong>gen kunnen zich <strong>voor</strong>doen als ook<br />
prov<strong>in</strong>cies en gemeenten <strong>voor</strong> een m<strong>in</strong><strong>de</strong>r restrictief beleid kiezen?<br />
De gevolgen van een gewijzigd beleid <strong>voor</strong> verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g<br />
wor<strong>de</strong>n nog dui<strong>de</strong>lijker als mogelijke<br />
verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>gslocaties op <strong>de</strong> kaart wor<strong>de</strong>n gezet. Via<br />
ruimtelijke mo<strong>de</strong>ller<strong>in</strong>g is berekend welke gebie<strong>de</strong>n,<br />
on<strong>de</strong>r het huidige ruimtelijk beleid en on<strong>de</strong>r een m<strong>in</strong><strong>de</strong>r<br />
restrictief ruimtelijk beleid, <strong>de</strong> meeste kans maken te<br />
verste<strong>de</strong>lijken.<br />
De mogelijk toekomstige ruimtelijke ontwikkel<strong>in</strong>g is <strong>voor</strong><br />
twee varianten verkend. De variant ‘Ongewijzigd beleid’<br />
gaat uit van <strong>voor</strong>tzett<strong>in</strong>g van het beleid uit <strong>de</strong> Nota Ruimte.<br />
De variant ‘M<strong>in</strong><strong>de</strong>r restrictief beleid’ betreft een situatie<br />
64 | <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> <strong>beeld</strong>. Achtergron<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> Ex-ante evaluatie Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
drie<br />
Figuur 3.5<br />
Effect op huishou<strong>de</strong>ns van m<strong>in</strong><strong>de</strong>r restrictief won<strong>in</strong>gbouwlocatiebeleid ten opzichte van<br />
ongewijzigd beleid, 2040<br />
Laag scenario<br />
Hoog scenario<br />
%<br />
M<strong>in</strong><strong>de</strong>r dan -6<br />
-6 – -2<br />
-2 – 2<br />
2 – 6<br />
6 – 10<br />
10 – 14<br />
Meer dan 14<br />
Bron: PBL (2011d)<br />
Bij een m<strong>in</strong><strong>de</strong>r restrictief woonlocatiebeleid zal het aantal huishou<strong>de</strong>ns <strong>voor</strong>al <strong>in</strong> <strong>de</strong> Randstad toenemen. B<strong>in</strong>nen <strong>de</strong> Randstad groeien <strong>de</strong> randgemeenten<br />
het meest.<br />
waar<strong>in</strong> niet alleen het Rijk, maar alle overhe<strong>de</strong>n zullen<br />
overgaan tot m<strong>in</strong><strong>de</strong>r ruimtelijke stur<strong>in</strong>g op won<strong>in</strong>gbouw<br />
(met behoud van har<strong>de</strong> milieueisen en <strong>in</strong>ternationale<br />
afspraken). Bei<strong>de</strong> varianten zijn zowel <strong>voor</strong> een situatie<br />
met een lage ruimtedruk als <strong>voor</strong> een situatie met een<br />
hoge ruimtedruk <strong>in</strong> <strong>beeld</strong> gebracht, conform <strong>de</strong><br />
huishou<strong>de</strong>nsontwikkel<strong>in</strong>g zoals die ook <strong>in</strong> het project<br />
<strong>Ruimtelijke</strong> Verkenn<strong>in</strong>g (PBL 2011d) is gehanteerd.<br />
In een eerste stap is <strong>de</strong>ze ontwikkel<strong>in</strong>g <strong>in</strong> huishou<strong>de</strong>ns<br />
vertaald <strong>in</strong> ruimteclaims. In bei<strong>de</strong> varianten is op <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong><br />
wijze tegemoetgekomen aan alle woonwensen (van<br />
centrumste<strong>de</strong>lijke tot lan<strong>de</strong>lijke woonmilieus). De<br />
ruimteclaims <strong>voor</strong> werken zijn gebaseerd op <strong>de</strong> studie<br />
Welvaart en Leefomgev<strong>in</strong>g (CPB, MNP & RPB 2006).<br />
Figuur 3.6 toont <strong>de</strong>ze ruimteclaims <strong>voor</strong> wonen en<br />
werken per COROP-regio.<br />
Een na<strong>de</strong>re ruimtelijke mo<strong>de</strong>ller<strong>in</strong>g met <strong>de</strong><br />
Ruimtescanner laat vervolgens zien waar <strong>de</strong>ze<br />
ruimteclaims b<strong>in</strong>nen <strong>de</strong> COROP-regio’s terecht zou<strong>de</strong>n<br />
kunnen komen; <strong>de</strong> Ruimtescanner is een mo<strong>de</strong>l waar<strong>in</strong><br />
op basis van een economisch evenwichtspr<strong>in</strong>cipe vraag<br />
en aanbod van verschillen<strong>de</strong> ruimtegebruiksfuncties<br />
wor<strong>de</strong>n afgewogen (zie ook Koomen 2002). Wat betreft<br />
<strong>de</strong> ruimtelijke allocatieregels, is uitgegaan van <strong>de</strong><br />
ruimtelijk trends <strong>in</strong> <strong>de</strong> afgelopen jaren, aangevuld met<br />
een <strong>in</strong>schatt<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> effectiviteit van het ruimtelijk<br />
beleid (Kuiper & Bouwman 2009). Het mogelijk<br />
toekomstige ruimtegebruik is vervolgens <strong>in</strong> kaart<br />
gebracht.<br />
Dit resulteert <strong>in</strong> kaart<strong>beeld</strong>en <strong>voor</strong> 2040. De<br />
kaart<strong>beeld</strong>en zijn constructies op basis van aannames. Ze<br />
moeten nadrukkelijk niet als <strong>voor</strong>spell<strong>in</strong>gen van<br />
toekomstige verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g wor<strong>de</strong>n gezien. De mate van<br />
waarschijnlijkheid van verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g is met<br />
kleur<strong>in</strong>tensiteiten weergegeven (Rijken & Zondag 2011).<br />
Zo is verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g op <strong>de</strong> locatie van een pijplijnplan bij<br />
een grote stad (donkergekleur<strong>de</strong> vlek van relatief<br />
beperkte omvang) waarschijnlijker dan verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g <strong>in</strong><br />
meer perifeer gelegen regio’s zon<strong>de</strong>r veel ruimtelijke<br />
restricties (lichtergekleur<strong>de</strong> vlek van grotere omvang). De<br />
omvang van <strong>de</strong> benodig<strong>de</strong> ruimte komt overeen met <strong>de</strong><br />
meest zekere (meest <strong>in</strong>tens gekleur<strong>de</strong>)<br />
legenda-eenhe<strong>de</strong>n.<br />
Figuur 3.7 laat zien dat <strong>in</strong> <strong>de</strong> variant ‘Ongewijzigd beleid’<br />
on<strong>de</strong>r een laag scenario <strong>de</strong> meeste ste<strong>de</strong>lijke uitleg<br />
terechtkomt <strong>in</strong> <strong>de</strong> <strong>voor</strong>malige bun<strong>de</strong>l<strong>in</strong>gsgebie<strong>de</strong>n. Het<br />
gaat dan <strong>voor</strong>al om gebie<strong>de</strong>n rond <strong>de</strong> grotere ste<strong>de</strong>n.<br />
<strong>Ruimtelijke</strong> gevolgen van beleidskeuzes | 65
drie<br />
Figuur 3.6<br />
Ruimteclaims wonen en werken per COROP-gebied<br />
Ongewijzigd beleid<br />
M<strong>in</strong><strong>de</strong>r restrictief beleid<br />
5000 hectare<br />
Wonen hoge druk<br />
Wonen lage druk<br />
Werken hoge druk<br />
Werken lage druk<br />
Bron: PBL<br />
On<strong>de</strong>r het lage scenario is <strong>de</strong> ruimtedruk zo laag, dat ook<br />
bij <strong>de</strong> variant ‘M<strong>in</strong><strong>de</strong>r restrictief beleid’ <strong>voor</strong>al bestaan<strong>de</strong><br />
bouwlocaties wor<strong>de</strong>n ontwikkeld. In gebie<strong>de</strong>n met<br />
relatief we<strong>in</strong>ig restricties, zoals <strong>in</strong> het noor<strong>de</strong>n van het<br />
land, is relatief veel gebied aangegeven met een evenwel<br />
beperkte kans op verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g.<br />
In <strong>de</strong> variant ‘Ongewijzigd beleid’ on<strong>de</strong>r een hoog<br />
scenario (figuur 3.8) blijft veel verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g zich b<strong>in</strong>nen<br />
<strong>de</strong> bun<strong>de</strong>l<strong>in</strong>gsgebie<strong>de</strong>n uit <strong>de</strong> Nota Ruimte ontwikkelen.<br />
Waar <strong>de</strong>ze relatief we<strong>in</strong>ig ruimte bie<strong>de</strong>n, v<strong>in</strong>dt ook<br />
verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g buiten <strong>de</strong> bun<strong>de</strong>l<strong>in</strong>gsgebie<strong>de</strong>n plaats<br />
(zoals tussen Den Haag en Zoetermeer). Daarnaast is ook<br />
verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g te zien <strong>in</strong> <strong>de</strong> Gel<strong>de</strong>rse Vallei.<br />
In <strong>de</strong> variant ‘M<strong>in</strong><strong>de</strong>r restrictief beleid’ (figuur 3.9) is ten<br />
opzichte van <strong>de</strong> variant ‘Ongewijzigd beleid’ sprake van<br />
een lager aan<strong>de</strong>el won<strong>in</strong>gbouw b<strong>in</strong>nen bestaand<br />
bebouwd gebied (verdicht<strong>in</strong>g). Bij ‘M<strong>in</strong><strong>de</strong>r restrictief<br />
beleid’ on<strong>de</strong>r een hoog scenario (figuur 3.10) is daarom<br />
ten opzichte van <strong>de</strong> variant ‘Ongewijzigd beleid’ een grote<br />
toename van nieuw bebouwd gebied te zien. Deze<br />
toename is <strong>voor</strong>al zichtbaar rond <strong>de</strong> grote ste<strong>de</strong>n, veelal<br />
<strong>in</strong> gebie<strong>de</strong>n waar<strong>voor</strong> vanuit <strong>de</strong> Nota Ruimte een restrictief<br />
beleid van kracht was (Rijksbufferzones, Nationale<br />
Landschappen). Almere groeit veel m<strong>in</strong><strong>de</strong>r dan on<strong>de</strong>r het<br />
vigeren<strong>de</strong> beleid het geval zou zijn. Opvallend is ook <strong>de</strong><br />
toename van verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>gsdruk <strong>in</strong> <strong>de</strong> Betuwe <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />
omgev<strong>in</strong>g van het knooppunt A2/A15.<br />
Figuur 3.11 en 3.12 brengen <strong>voor</strong> een laag respectievelijk<br />
hoog scenario nog eens specifiek <strong>de</strong> overeenkomsten en<br />
verschillen tussen <strong>de</strong> varianten ‘Ongewijzigd beleid’ en<br />
‘M<strong>in</strong><strong>de</strong>r restrictief beleid’ <strong>in</strong> <strong>beeld</strong>. De roodgekleur<strong>de</strong><br />
gebie<strong>de</strong>n hebben <strong>in</strong> <strong>de</strong> variant ‘Ongewijzigd beleid’ een<br />
kans op verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g, <strong>de</strong> blauwe <strong>in</strong> <strong>de</strong> variant ‘M<strong>in</strong><strong>de</strong>r<br />
restrictief beleid’. De paarsgekleur<strong>de</strong> gebie<strong>de</strong>n hebben <strong>in</strong><br />
bei<strong>de</strong> varianten een kans; <strong>de</strong>ze komen <strong>voor</strong>al <strong>voor</strong> <strong>in</strong><br />
regio’s met ook <strong>in</strong> <strong>de</strong> variant ‘Ongewijzigd beleid’ relatief<br />
we<strong>in</strong>ig restricties.<br />
Welke conclusies zijn op basis van <strong>de</strong>ze<br />
mo<strong>de</strong>lbereken<strong>in</strong>gen mogelijk? Ten eerste dat <strong>de</strong> mate<br />
van economische groei bepalend is <strong>voor</strong> <strong>de</strong> mate van<br />
verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>gsdruk. In het lage scenario zijn <strong>de</strong><br />
veran<strong>de</strong>r<strong>in</strong>gen ger<strong>in</strong>g. Ten twee<strong>de</strong> dat er veel locaties zijn<br />
die <strong>in</strong> bei<strong>de</strong> scenario’s terugkomen. Deze lijken erg<br />
aantrekkelijk <strong>voor</strong> verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g, of het gaat hier om<br />
locaties die al <strong>in</strong> <strong>de</strong> pijplijn zitten. Nogmaals; <strong>de</strong><br />
resultaten mogen niet wor<strong>de</strong>n geïnterpreteerd als een<br />
<strong>voor</strong>spell<strong>in</strong>g. De omvang en spreid<strong>in</strong>g van nieuwe<br />
verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g die uit <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>l komen zijn een directe<br />
vertal<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> gesimuleer<strong>de</strong> verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>gsdruk,<br />
gebaseerd op een aantal aannames. Deze uitkomsten<br />
bie<strong>de</strong>n waar<strong>de</strong>volle <strong>in</strong>formatie <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>de</strong>centrale<br />
overhe<strong>de</strong>n: zijn <strong>de</strong>ze locaties wenselijk, sporen ze met het<br />
beleid, waar is regionale afstemm<strong>in</strong>g nodig?<br />
66 | <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> <strong>beeld</strong>. Achtergron<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> Ex-ante evaluatie Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
drie<br />
Figuur 3.7<br />
Waarschijnlijkheid verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g, bij ongewijzigd beleid<br />
Bij lage ruimtedruk<br />
Waarschijnlijkheid verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g<br />
Laag<br />
Hoog<br />
Har<strong>de</strong> plannen<br />
Har<strong>de</strong> restricties<br />
Bun<strong>de</strong>l<strong>in</strong>gsgebie<strong>de</strong>n<br />
COROP-gebie<strong>de</strong>n<br />
Bestaand bebouwd gebied<br />
Bron: PBL<br />
<strong>Ruimtelijke</strong> gevolgen van beleidskeuzes | 67
drie<br />
Figuur 3.8<br />
Waarschijnlijkheid verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g, bij ongewijzigd beleid<br />
Bij hoge ruimtedruk<br />
Waarschijnlijkheid verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g<br />
Laag<br />
Hoog<br />
Har<strong>de</strong> plannen<br />
Har<strong>de</strong> restricties<br />
Bun<strong>de</strong>l<strong>in</strong>gsgebie<strong>de</strong>n<br />
COROP-gebie<strong>de</strong>n<br />
Bestaand bebouwd gebied<br />
Bron: PBL<br />
68 | <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> <strong>beeld</strong>. Achtergron<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> Ex-ante evaluatie Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
drie<br />
Figuur 3.9<br />
Waarschijnlijkheid verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g, bij m<strong>in</strong><strong>de</strong>r restrictief beleid<br />
Bij lage ruimtedruk<br />
Waarschijnlijkheid verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g<br />
Laag<br />
Hoog<br />
Har<strong>de</strong> plannen<br />
Har<strong>de</strong> restricties<br />
COROP-gebie<strong>de</strong>n<br />
Bestaand bebouwd gebied<br />
Bron: PBL<br />
<strong>Ruimtelijke</strong> gevolgen van beleidskeuzes | 69
drie<br />
Figuur 3.10<br />
Waarschijnlijkheid verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g, bij m<strong>in</strong><strong>de</strong>r restrictief beleid<br />
Bij hoge ruimtedruk<br />
Waarschijnlijkheid verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g<br />
Laag<br />
Hoog<br />
Har<strong>de</strong> plannen<br />
Har<strong>de</strong> restricties<br />
COROP-gebie<strong>de</strong>n<br />
Bestaand bebouwd gebied<br />
Bron: PBL<br />
70 | <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> <strong>beeld</strong>. Achtergron<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> Ex-ante evaluatie Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
drie<br />
Figuur 3.11<br />
Waarschijnlijkheid verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g vergeleken<br />
Bij lage ruimtedruk<br />
Waarschijnlijkheid verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g<br />
Bij ongewijzigd beleid<br />
Hoog<br />
Laag<br />
Laag<br />
Hoog<br />
Bij m<strong>in</strong><strong>de</strong>r restrictief beleid<br />
COROP-gebie<strong>de</strong>n<br />
Bestaand bebouwd gebied<br />
Bron: PBL<br />
<strong>Ruimtelijke</strong> gevolgen van beleidskeuzes | 71
drie<br />
Figuur 3.12<br />
Waarschijnlijkheid verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g vergeleken<br />
Bij hoge ruimtedruk<br />
Waarschijnlijkheid verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g<br />
Bij ongewijzigd beleid<br />
Hoog<br />
Laag<br />
Laag<br />
Hoog<br />
Bij m<strong>in</strong><strong>de</strong>r restrictief beleid<br />
COROP-gebie<strong>de</strong>n<br />
Bestaand bebouwd gebied<br />
Bron: PBL<br />
72 | <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> <strong>beeld</strong>. Achtergron<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> Ex-ante evaluatie Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
<strong>Ruimtelijke</strong> gevolgen van beleidskeuzes | 73
vier<br />
Bestuurlijke aspecten<br />
In dit hoofdstuk bespreken we enkele criteria die het Rijk<br />
kan hanteren om te bepalen of bepaal<strong>de</strong> ruimtelijke<br />
<strong>opgaven</strong> een zaak van strategisch-ruimtelijk beleid zijn.<br />
Tevens gaan we <strong>in</strong> dit hoofdstuk <strong>in</strong> op enkele bestuurlijke<br />
en <strong>in</strong>strumentele aspecten. Achtereenvolgend zijn dat het<br />
toe<strong>de</strong>len van taken en verantwoor<strong>de</strong>lijkhe<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong><br />
verschillen<strong>de</strong> overhe<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> beleidsruimte die<br />
<strong>in</strong>ternationale afspraken en <strong>in</strong>ternationaal beleid bie<strong>de</strong>n,<br />
<strong>de</strong> vereenvoudig<strong>in</strong>g van wet- en regelgev<strong>in</strong>g, het<br />
Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en<br />
Transport (MIRT), en <strong>de</strong> doorwerk<strong>in</strong>g en handhav<strong>in</strong>g van<br />
beleid.<br />
4.1 Criteria <strong>voor</strong> een <strong>in</strong>hou<strong>de</strong>lijke<br />
nationale ruimtelijke agenda<br />
In <strong>de</strong>ze paragraaf schetsen we enkele criteria die kunnen<br />
wor<strong>de</strong>n gebruikt om te bepalen <strong>voor</strong> welke ruimtelijke<br />
<strong>opgaven</strong> het Rijk aan zet is. De eerste groep criteria gaat<br />
over <strong>de</strong> vraag of een bepaal<strong>de</strong> ruimtelijke opgave een<br />
zaak <strong>voor</strong> <strong>de</strong> publieke sector moet zijn (van <strong>de</strong> overheid).<br />
De twee<strong>de</strong> groep criteria is behulpzaam bij <strong>de</strong> vraag of<br />
het een taak <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Rijksoverheid moet zijn (van het Rijk).<br />
De laatste groep, ten slotte, gaat over <strong>de</strong> vraag of het een<br />
taak <strong>voor</strong> strategisch-ruimtelijke plann<strong>in</strong>g moet zijn (van<br />
<strong>de</strong> ruimtelijke or<strong>de</strong>n<strong>in</strong>g).<br />
Naast <strong>de</strong> ruimtelijke <strong>opgaven</strong> zijn er an<strong>de</strong>re – meer<br />
globale – re<strong>de</strong>nen om nationaal ruimtelijk beleid te<br />
voeren. De eerste is wat <strong>in</strong> <strong>de</strong> Nota Ruimte<br />
‘systeemverantwoor<strong>de</strong>lijkheid’ wordt genoemd. De<br />
twee<strong>de</strong> betreft ruimtelijk kwaliteit. Deze re<strong>de</strong>nen wor<strong>de</strong>n<br />
apart behan<strong>de</strong>ld.<br />
Welke ruimtelijke <strong>opgaven</strong> het Rijk moet oppakken, is een<br />
politieke keuze. Het consequent toepassen van een<br />
aantal <strong>in</strong>hou<strong>de</strong>lijke criteria vanuit on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re <strong>de</strong><br />
welvaartstheorie en het subsidiariteitsbeg<strong>in</strong>sel kan<br />
helpen bij het meer systematisch beantwoor<strong>de</strong>n van <strong>de</strong>ze<br />
vraag. Vanzelfsprekend zijn daarnaast ook politieke<br />
criteria van groot belang.<br />
4.1.1 Criteria <strong>voor</strong> overheidstaak<br />
Wanneer is iets een zaak van <strong>de</strong> overheid? Aan <strong>de</strong><br />
welvaartstheorie kunnen enkele criteria wor<strong>de</strong>n ontleend<br />
die overheids<strong>in</strong>grijpen rechtvaardigen (zie bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong><br />
CPB 1997; Stiglitz 1988). Voor het ruimtelijk beleid zijn <strong>de</strong><br />
volgen<strong>de</strong> criteria het meest relevant:<br />
• onvolledige marktwerk<strong>in</strong>g; <strong>in</strong> dit geval stelt <strong>de</strong> overheid<br />
regels op om <strong>de</strong> marktwerk<strong>in</strong>g te garan<strong>de</strong>ren of<br />
verbeteren, bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> door een verbod op<br />
prijsafspraken of monopolievorm<strong>in</strong>g;<br />
• publieke goe<strong>de</strong>ren; <strong>in</strong> dit geval treedt <strong>de</strong> overheid op om<br />
maatschappelijke goe<strong>de</strong>ren te ontwikkelen (zoals<br />
wegen) of beschermen (natuur) waar<strong>in</strong> <strong>de</strong> markt niet<br />
<strong>voor</strong>ziet;<br />
• externe effecten; <strong>in</strong> dit geval corrigeert <strong>de</strong> overheid <strong>voor</strong><br />
kosten (bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> milieuh<strong>in</strong><strong>de</strong>r) die buiten <strong>de</strong><br />
prijsvorm<strong>in</strong>g vallen;<br />
74 | <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> <strong>beeld</strong>. Achtergron<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> Ex-ante evaluatie Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
vier<br />
• coörd<strong>in</strong>atieproblemen; <strong>in</strong> dit geval helpt <strong>de</strong> overheid<br />
collectieve actieproblemen te overbruggen, zoals het<br />
<strong>voor</strong>komen van free-ri<strong>de</strong>rs-gedrag bij stadsvernieuw<strong>in</strong>g.<br />
4.1.2 Criteria <strong>voor</strong> rol Rijksoverheid<br />
Wanneer is iets een zaak van <strong>de</strong> Rijksoverheid? Hier zijn<br />
criteria te noemen vanuit bestuurskundige theorieën.<br />
Deze zijn geïnspireerd door het subsidiariteitsbeg<strong>in</strong>sel<br />
van <strong>de</strong> Europese Unie. Dit houdt <strong>in</strong> dat het optre<strong>de</strong>n van<br />
een hoger bestuursniveau legitiem is als <strong>de</strong> lagere<br />
overhe<strong>de</strong>n onvoldoen<strong>de</strong> <strong>in</strong> staat zijn om het probleem op<br />
te lossen, of als coörd<strong>in</strong>atie op een hoger schaalniveau<br />
een meerwaar<strong>de</strong> oplevert:<br />
• <strong>in</strong>ternationale verplicht<strong>in</strong>gen die het Rijk is aangegaan;<br />
bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> bij EU-afspraken <strong>voor</strong> <strong>de</strong> flora- en<br />
faunabescherm<strong>in</strong>g (Natura 2000) en het milieu<br />
(water- en luchtkwaliteit);<br />
• ruimteclaims die regio- of prov<strong>in</strong>ciegrensoverstijgend zijn;<br />
<strong>voor</strong><strong>beeld</strong>en zijn het hoofdwegennet en <strong>de</strong> Ecologische<br />
Hoofdstructuur (EHS), maar ook grootschalige<br />
projecten met grensoverschrij<strong>de</strong>n<strong>de</strong> effecten<br />
(schaalsprong Almere);<br />
• het laten ren<strong>de</strong>ren van eer<strong>de</strong>re rijks<strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen;<br />
bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> het ontmoedigen van <strong>de</strong> realisatie van<br />
won<strong>in</strong>gen en bedrijven op locaties die nieuwe<br />
<strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen van <strong>de</strong> Rijksoverheid zou<strong>de</strong>n vragen,<br />
terwijl bestaan<strong>de</strong> (rijks)<strong>in</strong>frastructuur on<strong>de</strong>rbenut<br />
blijft;<br />
• ruimtelijke functies/ruimteclaims van evi<strong>de</strong>nt belang <strong>voor</strong><br />
nationale welvaart/welzijn; waar <strong>de</strong> grens precies ligt, is<br />
niet dui<strong>de</strong>lijk aan te geven, maar het economisch<br />
belang van Schiphol en <strong>de</strong> Rotterdamse haven, en <strong>de</strong><br />
leefbaarheidsvraagstukken <strong>in</strong> Rotterdam-Zuid zijn <strong>in</strong><br />
ie<strong>de</strong>r geval goe<strong>de</strong> <strong>voor</strong><strong>beeld</strong>en.<br />
Overigens is het van belang hierbij on<strong>de</strong>rscheid te maken<br />
tussen <strong>de</strong> rol van het Rijk bij <strong>de</strong> strategische plann<strong>in</strong>g en<br />
<strong>de</strong> rol <strong>in</strong> <strong>de</strong> uitvoer<strong>in</strong>g. Bij natuur heeft het Rijk<br />
bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> een dui<strong>de</strong>lijke rol <strong>in</strong> <strong>de</strong> strategische<br />
plann<strong>in</strong>g, zeker waar het gaat om het nakomen van<br />
Europese verplicht<strong>in</strong>gen. De uitvoer<strong>in</strong>g van het<br />
natuurbeleid kan <strong>in</strong> pr<strong>in</strong>cipe geheel aan an<strong>de</strong>re<br />
overhe<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n gelaten.<br />
4.1.3 Criteria <strong>voor</strong> strategische ruimtelijke<br />
plann<strong>in</strong>g<br />
Wanneer is iets een zaak van <strong>de</strong> (nationale) strategische<br />
ruimtelijke plann<strong>in</strong>g? Een <strong>in</strong>tegrale ruimtelijke afweg<strong>in</strong>g<br />
heeft meerwaar<strong>de</strong> bij:<br />
• synergie door een gecoörd<strong>in</strong>eer<strong>de</strong> aanpak; bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong><br />
door ruimtelijke reserver<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> het ka<strong>de</strong>r van <strong>de</strong><br />
klimaatveran<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g te gebruiken <strong>voor</strong> vergrot<strong>in</strong>g van<br />
<strong>de</strong> ruimtelijke kwaliteit;<br />
• frictie tussen sectorale ruimteclaims; bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> tussen<br />
het hoofdwegennet en groene structuren; een hel<strong>de</strong>r<br />
op kaart gezette <strong>Ruimtelijke</strong> Hoofdstructuur kan hierbij<br />
behulpzaam zijn.<br />
Deze drie soorten criteria samen kunnen helpen bij <strong>de</strong><br />
politiek te beantwoor<strong>de</strong>n vraag welke ruimtelijke<br />
<strong>opgaven</strong> een zaak van nationale ruimtelijke or<strong>de</strong>n<strong>in</strong>g<br />
moeten zijn. We lichten het toepassen van <strong>de</strong>ze criteria<br />
hier toe aan <strong>de</strong> hand van twee <strong>voor</strong><strong>beeld</strong>en: omgaan met<br />
krimp en waterveiligheid.<br />
Omgaan met krimp<br />
Bij krimp lijkt er een dui<strong>de</strong>lijke overheidstaak te liggen: <strong>de</strong><br />
marktwerk<strong>in</strong>g is onvoldoen<strong>de</strong>, gezien <strong>de</strong> toekomstige<br />
mismatch tussen vraag en aanbod van won<strong>in</strong>gen. Een<br />
krimpen<strong>de</strong> bevolk<strong>in</strong>g heeft effecten op publieke<br />
goe<strong>de</strong>ren (scholen en <strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen) en daarmee op<br />
eer<strong>de</strong>re overheids<strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen. Ook zijn er<br />
coörd<strong>in</strong>atieproblemen bij het uit <strong>de</strong> markt halen van<br />
leegstaan<strong>de</strong> won<strong>in</strong>gen.<br />
Volgens <strong>de</strong> drie criteriagroepen ligt er echter geen<br />
dui<strong>de</strong>lijke <strong>in</strong>hou<strong>de</strong>lijke taak <strong>voor</strong> het Rijk: er zijn geen<br />
<strong>in</strong>ternationale afspraken op dit gebied en het is we<strong>in</strong>ig<br />
prov<strong>in</strong>ciegrensoverstijgend. Wel heeft het Rijk <strong>in</strong> het<br />
verle<strong>de</strong>n <strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen gedaan, maar het Rijk is ook niet<br />
bij machte om <strong>de</strong>ze beter te laten ren<strong>de</strong>ren bij een<br />
onvermij<strong>de</strong>lijke krimp. Het gaat ook niet om zaken die<br />
vanuit nationale welvaart/welzijn cruciaal zijn. Wel<br />
bestaat het risico dat er ongewenste beleidsconcurrentie<br />
tussen gemeenten optreedt. Het is echter <strong>in</strong> <strong>de</strong> eerste<br />
plaats aan <strong>de</strong> prov<strong>in</strong>cie dat te <strong>voor</strong>komen.<br />
Ten slotte is het onwaarschijnlijk dat een nationale<br />
ruimtelijke strategie een meerwaar<strong>de</strong> heeft om <strong>de</strong><br />
gevolgen van bevolk<strong>in</strong>gskrimp te verhelpen. Er zijn we<strong>in</strong>ig<br />
conflicteren<strong>de</strong> ruimteclaims of tra<strong>de</strong>-offs <strong>in</strong> het ged<strong>in</strong>g.<br />
Waterveiligheid<br />
Bij waterveiligheid ligt er een dui<strong>de</strong>lijke overheidstaak: er<br />
zijn grote externe effecten (slachtofferrisico’s en risico op<br />
grote economische scha<strong>de</strong>) en veiligheid is een publiek<br />
goed dat zelfs <strong>in</strong> <strong>de</strong> grondwet is verankerd. Marktpartijen<br />
kunnen <strong>de</strong> veiligheid niet waarborgen door <strong>de</strong> vele<br />
coörd<strong>in</strong>atieproblemen. Ook heeft <strong>de</strong> overheid tot<br />
dusverre aanzienlijk geïnvesteerd <strong>in</strong> het watersysteem<br />
van Ne<strong>de</strong>rland.<br />
Er ligt een dui<strong>de</strong>lijke taak <strong>voor</strong> het Rijk. De risico’s (kans x<br />
effect) van een overstrom<strong>in</strong>g vanuit <strong>de</strong> zee of <strong>de</strong> grote<br />
rivieren zijn groot. Bij overstrom<strong>in</strong>gen betreft het enorme<br />
scha<strong>de</strong>bedragen die door an<strong>de</strong>re overhe<strong>de</strong>n niet kunnen<br />
wor<strong>de</strong>n opgebracht, en herstelwerkzaamhe<strong>de</strong>n die door<br />
an<strong>de</strong>re overhe<strong>de</strong>n niet kunnen wor<strong>de</strong>n gecoörd<strong>in</strong>eerd.<br />
Overstrom<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> het economisch kerngebied van<br />
Ne<strong>de</strong>rland zou<strong>de</strong>n <strong>de</strong> nationale economie zeer scha<strong>de</strong>n.<br />
Belangrijke waterker<strong>in</strong>gen en <strong>de</strong> grote rivieren zijn<br />
prov<strong>in</strong>ciegrensoverschrij<strong>de</strong>nd. In noodgevallen kunnen<br />
regio’s tegengestel<strong>de</strong> belangen hebben.<br />
Bestuurlijke aspecten | 75
vier<br />
Omdat overstrom<strong>in</strong>gsrisico’s direct betrekk<strong>in</strong>g hebben op<br />
het b<strong>in</strong>nendijkse ruimtegebruik, ligt hier een taak van<br />
strategische ruimtelijke plann<strong>in</strong>g. De <strong>in</strong>tensiteit van het<br />
ruimtegebruik is bepalend <strong>voor</strong> het vereiste<br />
veiligheidsniveau. En bij een laag veiligheidsniveau dient<br />
een te <strong>in</strong>tensief ruimtegebruik te wor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>komen.<br />
Tegelijk zijn sectorale oploss<strong>in</strong>gen waarschijnlijk duur<strong>de</strong>r<br />
dan het comb<strong>in</strong>eren van diverse <strong>opgaven</strong> en doelen. Dit<br />
kan kosten besparen en <strong>de</strong> ruimtelijke kwaliteit<br />
aanzienlijk verhogen.<br />
4.2 Overige taken nationaal<br />
ruimtelijk beleid<br />
Naast <strong>de</strong> <strong>in</strong>hou<strong>de</strong>lijke ruimtelijke <strong>opgaven</strong> ligt er <strong>in</strong> enkele<br />
an<strong>de</strong>re – meer generieke – <strong>opgaven</strong> een noodzaak <strong>voor</strong><br />
het voeren van een nationaal ruimtelijk beleid. Die wordt<br />
<strong>in</strong> <strong>de</strong> Nota Ruimte ‘systeemverantwoor<strong>de</strong>lijkheid’<br />
genoemd. Daarnaast gaat het om het garan<strong>de</strong>ren van een<br />
fysieke basiskwaliteit <strong>in</strong> heel Ne<strong>de</strong>rland.<br />
Bij systeemverantwoor<strong>de</strong>lijkheid gaat het om het goed<br />
laten verlopen van <strong>de</strong> processen op het gebied van <strong>de</strong><br />
ruimtelijke or<strong>de</strong>n<strong>in</strong>g, ongeacht wie verantwoor<strong>de</strong>lijk is<br />
<strong>voor</strong> het resultaat of welke doelen wor<strong>de</strong>n nagestreefd.<br />
Dit kan bereikt wor<strong>de</strong>n door generieke regelgev<strong>in</strong>g maar<br />
ook door mid<strong>de</strong>l van coörd<strong>in</strong>atie en kennis- en<br />
<strong>in</strong>formatieverstrekk<strong>in</strong>g.<br />
Op sommige punten kan een <strong>de</strong>centralisatie van<br />
ruimtelijk beleid betekenen dat er meer of an<strong>de</strong>re<br />
maatregelen moeten komen om <strong>de</strong>centrale overhe<strong>de</strong>n <strong>in</strong><br />
staat te stellen zelf ruimtelijk beleid te voeren:<br />
• Juridisch <strong>in</strong>strumentarium: Er zal op rijksniveau nagedacht<br />
moeten blijven wor<strong>de</strong>n over <strong>de</strong> <strong>in</strong>richt<strong>in</strong>g van het<br />
ruimtelijke-or<strong>de</strong>n<strong>in</strong>gsstelsel b<strong>in</strong>nen het gehele stelsel<br />
van omgev<strong>in</strong>gsrecht. Hier gaat het name om <strong>de</strong> Wro,<br />
<strong>de</strong> Chw, <strong>de</strong> Wabo en <strong>de</strong> Won<strong>in</strong>gwet. Maar ook zou er<br />
nagedacht moeten wor<strong>de</strong>n over <strong>de</strong> <strong>in</strong>strumenten die<br />
<strong>de</strong>centrale overhe<strong>de</strong>n moeten helpen bij het<br />
verwezenlijken van ruimtelijke ambities, bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong><br />
ten aanzien van b<strong>in</strong>nenste<strong>de</strong>lijke herontwikkel<strong>in</strong>g. Het<br />
gaat hier <strong>voor</strong>al om het grondbeleids<strong>in</strong>strumentarium,<br />
waaron<strong>de</strong>r <strong>de</strong> af<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g gron<strong>de</strong>xploitatie van <strong>de</strong> Wro, <strong>de</strong><br />
Wet <strong>voor</strong>keursrecht gemeenten, <strong>de</strong> Onteigen<strong>in</strong>gswet,<br />
maar ook eventuele nieuwe <strong>in</strong>strumenten, zoals<br />
ste<strong>de</strong>lijke herverkavel<strong>in</strong>g, planbatenheff<strong>in</strong>g en<br />
verhan<strong>de</strong>lbare ontwikkel<strong>in</strong>gsrechten.<br />
• Bestuurlijk en f<strong>in</strong>ancieel: Bij een <strong>de</strong>centralisatie van het<br />
ruimtelijk beleid komt het vraagstuk van <strong>de</strong> f<strong>in</strong>anciële<br />
haalbaarheid van <strong>de</strong> uitvoer<strong>in</strong>g ervan aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong>.<br />
Gemeenten hebben we<strong>in</strong>ig mogelijkhe<strong>de</strong>n om zelf<br />
<strong>in</strong>komsten te generen. Zelfs <strong>de</strong> belangrijkste lokale<br />
belast<strong>in</strong>g, <strong>de</strong> OZB, is gekoppeld aan <strong>de</strong> systematiek van<br />
het Gemeentefonds, waarbij het draagkrachtpr<strong>in</strong>cipe<br />
(‘<strong>de</strong>r<strong>de</strong> aspiratieniveau’) geldt. Concreet houdt dit <strong>in</strong><br />
dat gemeenten die <strong>in</strong> staat zijn om zelf relatief veel OZB<br />
te <strong>in</strong>nen gekort wor<strong>de</strong>n op hun uitker<strong>in</strong>g uit het<br />
Gemeentefonds. De enige bron waarbij gemeenten<br />
nagenoeg volledige vrijheid hebben zijn <strong>de</strong> <strong>in</strong>komsten<br />
uit bouwgron<strong>de</strong>xploitaties. Wanneer ruimtelijk (en<br />
an<strong>de</strong>r) beleid aanstuurt op ruimtelijke verschei<strong>de</strong>nheid<br />
of ongelijkheid dan is <strong>de</strong> vraag gerechtvaardigd of <strong>de</strong><br />
on<strong>de</strong>rliggen<strong>de</strong> f<strong>in</strong>ancier<strong>in</strong>gssystematiek, gebaseerd op<br />
vereven<strong>in</strong>g, hier wel voldoen<strong>de</strong> op aansluit (RLI 2011).<br />
• Kennis: De Rijksoverheid kan vanuit <strong>de</strong><br />
systeemverantwoor<strong>de</strong>lijkheid <strong>de</strong> v<strong>in</strong>ger aan <strong>de</strong> pols<br />
hou<strong>de</strong>n wat betreft ruimtelijke ontwikkel<strong>in</strong>gen. Gezien<br />
<strong>de</strong> ruimtelijke dynamiek is het goed om periodiek <strong>de</strong><br />
keuzes ten aanzien van <strong>de</strong> beleidsverantwoor<strong>de</strong>lijkheid<br />
te herijken, op basis van kennis van ontwikkel<strong>in</strong>gen <strong>in</strong><br />
<strong>de</strong> praktijk. Taaktoe<strong>de</strong>l<strong>in</strong>gen aan overhe<strong>de</strong>n kunnen<br />
immers veran<strong>de</strong>ren, een on<strong>de</strong>rwerp dat nu van<br />
nationaal belang is, is dat wellicht over een aantal jaren<br />
niet meer, en omgekeerd. Kennis en onafhankelijke<br />
monitor<strong>in</strong>g zijn hierbij essentieel.<br />
• Fysieke basiskwaliteit: In dit geval stelt het Rijk zich<br />
verantwoor<strong>de</strong>lijk <strong>voor</strong> een m<strong>in</strong>imum kwaliteitsniveau<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong> leefomgev<strong>in</strong>g. Voor een <strong>de</strong>el bestaat dit al via<br />
sectorregelgev<strong>in</strong>g (volkshuisvest<strong>in</strong>g, milieu).<br />
4.3 Doelmatig toe<strong>de</strong>len van taken en<br />
verantwoor<strong>de</strong>lijkhe<strong>de</strong>n<br />
In het regeerakkoord staat: ‘Het kab<strong>in</strong>et komt met<br />
<strong>voor</strong>stellen <strong>de</strong> ruimtelijke or<strong>de</strong>n<strong>in</strong>g meer over te laten<br />
aan prov<strong>in</strong>cies en gemeenten’ (Kab<strong>in</strong>et Rutte 2010: 30).<br />
De beleidsveran<strong>de</strong>r<strong>in</strong>gen (zie paragraaf 3.1) <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vormen een concrete<br />
uitwerk<strong>in</strong>g hiervan. De structuurvisie geeft niet precies<br />
aan hoe het <strong>voor</strong>malige rijksbeleid aan <strong>de</strong> lagere<br />
overhe<strong>de</strong>n kan wor<strong>de</strong>n overgelaten. Er zijn verschillen<strong>de</strong><br />
manieren waarop taken, bevoegdhe<strong>de</strong>n en mid<strong>de</strong>len aan<br />
an<strong>de</strong>re overhe<strong>de</strong>n kunnen wor<strong>de</strong>n overgedragen. Dit<br />
geldt ook <strong>voor</strong> <strong>de</strong> taken die verbon<strong>de</strong>n zijn met het<br />
nationale belang. Naast <strong>de</strong>centralisatie kan er sprake zijn<br />
van afstoten, privatiseren, <strong>de</strong>reguleren of beë<strong>in</strong>digen. Dit<br />
on<strong>de</strong>rscheid kan aanknop<strong>in</strong>gspunten bie<strong>de</strong>n om <strong>de</strong><br />
discussie hierover scherper en dui<strong>de</strong>lijker te voeren.<br />
4.3.1 Decentraliseren<br />
Bij <strong>de</strong>centraliseren draagt het Rijk bepaal<strong>de</strong> taken,<br />
bevoegdhe<strong>de</strong>n en/of mid<strong>de</strong>len aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re overhe<strong>de</strong>n<br />
over met <strong>de</strong> bedoel<strong>in</strong>g dat zij <strong>de</strong>ze oppakken, benutten<br />
en/of <strong>in</strong>zetten. Een <strong>voor</strong><strong>beeld</strong> is <strong>de</strong> realisatie van <strong>de</strong><br />
(herijkte) EHS, waarover <strong>de</strong> prov<strong>in</strong>cies <strong>de</strong> regie moeten<br />
voeren. In dit geval blijft het Rijk wel<br />
76 | <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> <strong>beeld</strong>. Achtergron<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> Ex-ante evaluatie Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
vier<br />
e<strong>in</strong>dverantwoor<strong>de</strong>lijk. Decentralisatie kan via<br />
planologische regelgev<strong>in</strong>g (AMvB) wor<strong>de</strong>n geregeld, maar<br />
ook via een afspraak (convenant). Bij <strong>de</strong>centralisatie is het<br />
belangrijk dat <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re overhe<strong>de</strong>n over voldoen<strong>de</strong><br />
mid<strong>de</strong>len beschikken om <strong>de</strong> taken a<strong>de</strong>quaat te kunnen<br />
uitoefenen (RLI 2011). Daarnaast is het belangrijk dat er<br />
dui<strong>de</strong>lijke opdrachtgever-opdrachtnemersrelaties zijn,<br />
bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> via prestatieafspraken. Denk aan een<br />
afspraak om voldoen<strong>de</strong> bescherm<strong>in</strong>g te bie<strong>de</strong>n aan<br />
natuurgebie<strong>de</strong>n die <strong>de</strong>el uitmaken van Natura 2000. Dit<br />
betreft immers gebie<strong>de</strong>n waar<strong>voor</strong> <strong>in</strong>ternationale<br />
afspraken gel<strong>de</strong>n en waar<strong>voor</strong> Ne<strong>de</strong>rland als lidstaat van<br />
<strong>de</strong> EU aansprakelijk is.<br />
Bij <strong>de</strong>centraliseren (met behoud van toezicht) kan er een<br />
spann<strong>in</strong>g optre<strong>de</strong>n met het <strong>voor</strong>nemen van het kab<strong>in</strong>et<br />
dat maximaal twee bestuurslagen zich met een<br />
beleidsthema mogen bemoeien.<br />
De gevolgen van <strong>de</strong>centraliseren zijn moeilijk <strong>in</strong> te<br />
schatten. In pr<strong>in</strong>cipe kan verwacht wor<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong><br />
verschillen tussen <strong>de</strong> prov<strong>in</strong>cies <strong>in</strong> het ruimtelijk beleid en<br />
<strong>in</strong> <strong>de</strong> ruimtelijke ontwik kel<strong>in</strong>g zullen toenemen. Maar het<br />
is ook mogelijk dat prov<strong>in</strong>cies on<strong>de</strong>rl<strong>in</strong>g of b<strong>in</strong>nen het IPO<br />
afspraken maken, waardoor <strong>de</strong> verwachte toename van<br />
variatie uitblijft. Zo hebben <strong>de</strong> prov<strong>in</strong>cies bij <strong>de</strong><br />
<strong>de</strong>centralisatie van <strong>de</strong>tailhan<strong>de</strong>lsbeleid een gezamenlijke<br />
richtlijn opgesteld die sterk op het <strong>voor</strong>malige rijksbeleid<br />
leek. Bij onvoldoen<strong>de</strong> mid<strong>de</strong>len of het ontbreken van<br />
prestatieafspraken kan het gebeuren dat <strong>de</strong> <strong>in</strong>spann<strong>in</strong>gen<br />
van <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re overhe<strong>de</strong>n tekortschieten.<br />
4.3.2 Afstoten<br />
Van afstoten is sprake als <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re overhe<strong>de</strong>n vrij zijn<br />
om bepaal<strong>de</strong> taken die het Rijk niet meer <strong>voor</strong> zijn<br />
reken<strong>in</strong>g neemt al dan niet op te pakken en daar<strong>voor</strong> hun<br />
eigen bevoegdhe<strong>de</strong>n en/of mid<strong>de</strong>len <strong>in</strong> te zetten. Een<br />
<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> is <strong>de</strong> realisatie van nieuwe recreatiegebie<strong>de</strong>n<br />
rond <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>n. In dit geval resteert er geen beleid meer<br />
op rijksniveau. Afstoten lijkt op <strong>de</strong>centraliseren, maar <strong>in</strong><br />
dit geval zijn <strong>de</strong> prov<strong>in</strong>cies en <strong>de</strong> gemeenten niet verplicht<br />
om <strong>de</strong> taken op te pakken. Als <strong>de</strong>ze overhe<strong>de</strong>n <strong>de</strong> taken<br />
overnemen dan dienen zij <strong>in</strong> <strong>de</strong>ze variant zelf <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
benodig<strong>de</strong> mid<strong>de</strong>len te zorgen.<br />
Bij afstoten is nog meer dan bij <strong>de</strong>centralisatie een<br />
toename van <strong>de</strong> variëteit van het ruimtelijk beleid en <strong>de</strong><br />
ruimtelijke ontwikkel<strong>in</strong>g te verwachten. Sommige<br />
overhe<strong>de</strong>n zullen <strong>de</strong> taken immers (ge<strong>de</strong>eltelijk)<br />
overnemen, terwijl an<strong>de</strong>re ze laten liggen. Bij afstoten<br />
wordt <strong>de</strong> betekenis van <strong>de</strong> prov<strong>in</strong>cies groter dan bij <strong>de</strong><br />
an<strong>de</strong>re varianten: <strong>de</strong> ene prov<strong>in</strong>cie gaat een strakke regie<br />
voeren, terwijl <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re <strong>de</strong> gemeenten maximale<br />
vrijheid geeft. Maar ook <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze variant geldt dat het<br />
beleidslandschap niet gevarieer<strong>de</strong>r hoeft te wor<strong>de</strong>n. De<br />
an<strong>de</strong>re overhe<strong>de</strong>n kunnen er immers <strong>voor</strong> kiezen om<br />
allemaal hetzelf<strong>de</strong> beleid te voeren, bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> als zij er<br />
allemaal van afzien om bepaal<strong>de</strong> taken op zich te nemen.<br />
4.3.3 Privatiseren<br />
In het geval van privatiseren wordt an<strong>de</strong>re overhe<strong>de</strong>n<br />
opgedragen om bepaal<strong>de</strong> taken die het Rijk niet meer<br />
<strong>voor</strong> zijn reken<strong>in</strong>g neemt aan <strong>de</strong> markt over te laten. Een<br />
<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> is natuur te laten beheren door particulieren.<br />
Als taken niet meer door <strong>de</strong> publieke sector wor<strong>de</strong>n<br />
uitgevoerd, dan wil dit niet zeggen dat <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re<br />
overhe<strong>de</strong>n niets meer hoeven te doen. Zo kan het nodig<br />
zijn om belemmer<strong>in</strong>gen <strong>voor</strong> een goe<strong>de</strong> marktwerk<strong>in</strong>g<br />
weg te nemen, of om bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> een regionale<br />
ontwikkel<strong>in</strong>gsmaatschappij op te richten die er<strong>voor</strong> zorgt<br />
dat consumenten van groene diensten <strong>de</strong> producenten<br />
marktconform betalen.<br />
De effecten van privatiser<strong>in</strong>g van publieke<br />
verantwoor<strong>de</strong>lijkhe<strong>de</strong>n zijn bekend maar niet altijd<br />
<strong>voor</strong>spelbaar. Afhankelijk van het functioneren van <strong>de</strong><br />
nieuwe markt kunnen er <strong>voor</strong><strong>de</strong>len optre<strong>de</strong>n (nieuwe<br />
diensten, meer efficiëntie) of juist na<strong>de</strong>len (gebrekkige<br />
dienst verlen<strong>in</strong>g, hoge prijzen). Het gaat hierbij <strong>voor</strong>al om<br />
<strong>de</strong> vraag of er geen marktfalen optreedt, bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong><br />
door monopolievorm<strong>in</strong>g of gebrekkige transparantie<br />
(Stiglitz 1988; Van <strong>de</strong>r Wou<strong>de</strong>n 2006). Een belangrijk<br />
thema bij privatiser<strong>in</strong>g is of gemeenschappelijke waar<strong>de</strong>n<br />
overe<strong>in</strong>d gehou<strong>de</strong>n kunnen wor<strong>de</strong>n. Hier<strong>voor</strong> kunnen<br />
contracten wor<strong>de</strong>n afgesloten (<strong>de</strong>nk aan het handhaven<br />
van ‘onrendabele’ lijnen door <strong>de</strong> NS met het oog op <strong>de</strong><br />
bereikbaarheid).<br />
4.3.4 Dereguleren<br />
Bij <strong>de</strong>reguleren is het streven om regelgev<strong>in</strong>g als zodanig<br />
te verm<strong>in</strong><strong>de</strong>ren. Vaak wordt dit gedaan om ruimtelijke<br />
processen te versnellen of ruimte <strong>voor</strong> nieuwe ruimtelijke<br />
ontwikkel<strong>in</strong>g te scheppen. An<strong>de</strong>rs dan bij <strong>de</strong>centraliseren<br />
is het hierbij niet <strong>de</strong> bedoel<strong>in</strong>g dat an<strong>de</strong>re overhe<strong>de</strong>n<br />
regulerend gaan optre<strong>de</strong>n<br />
4.3.5 Beë<strong>in</strong>digen<br />
Beë<strong>in</strong>digen van overheidsbeleid wil zeggen dat een<br />
bepaald beleid wordt stopgezet op alle bestuursniveaus.<br />
Hierbij kan het gaan om het staken van het hele beleid of<br />
van bepaal<strong>de</strong> on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len (Korsten 1989). An<strong>de</strong>rs dan bij<br />
<strong>de</strong>reguleren waarbij het verm<strong>in</strong><strong>de</strong>ren van regelgev<strong>in</strong>g<br />
centraal staat, is bij beë<strong>in</strong>dig<strong>in</strong>g <strong>de</strong> <strong>in</strong>houd van het beleid<br />
<strong>de</strong> re<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> het staken van het beleid. Het beë<strong>in</strong>digen<br />
kan bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> bijzon<strong>de</strong>re beleidsmaatregelen vergen<br />
om het beleid op alle bestuursniveaus daadwerkelijk<br />
afgeschaft te krijgen, zoals een <strong>in</strong>trekk<strong>in</strong>gswet. Een<br />
<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> is het staken van <strong>de</strong> realiser<strong>in</strong>g van robuuste<br />
verb<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen tussen natuurgebie<strong>de</strong>n, waarbij het<br />
m<strong>in</strong>isterie van EL&I niet alleen wil stoppen met <strong>de</strong><br />
f<strong>in</strong>ancier<strong>in</strong>g, maar ook heeft overwogen prov<strong>in</strong>cies via<br />
een wet op te leggen hun <strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen <strong>in</strong><br />
natuurontwikkel<strong>in</strong>g te staken en <strong>de</strong> vrijkomen<strong>de</strong> grond<br />
aan particulieren (boeren) te verkopen.<br />
Bestuurlijke aspecten | 77
vier<br />
4.3.6 Het pr<strong>in</strong>cipe van twee bestuurslagen<br />
Het tweebestuurslagenpr<strong>in</strong>cipe uit het Regeerakkoord<br />
kan als uitgangspunt dienen <strong>voor</strong> het or<strong>de</strong>nen van<br />
verantwoor<strong>de</strong>lijkhe<strong>de</strong>n, maar mag niet als dogma<br />
wor<strong>de</strong>n gehanteerd. De Raad <strong>voor</strong> het Openbaar Bestuur<br />
stel<strong>de</strong> recent zelfs dat een rigi<strong>de</strong> hanter<strong>in</strong>g van het<br />
tweebestuurslagenpr<strong>in</strong>cipe een – tot mislukken<br />
gedoem<strong>de</strong> – ontkenn<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> complexe bestuurlijke en<br />
maatschappelijke realiteit vormt (Raad <strong>voor</strong> het<br />
Openbaar Bestuur 2011). Ingewikkel<strong>de</strong><br />
f<strong>in</strong>ancier<strong>in</strong>gsarrangementen zorgen bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> <strong>voor</strong><br />
een verstrengel<strong>in</strong>g van publieke organisaties op één en<br />
hetzelf<strong>de</strong> beleidsterre<strong>in</strong>. De Rijksoverheid stimuleert<br />
bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> met cof<strong>in</strong>ancier<strong>in</strong>gsconstructies dat<br />
<strong>de</strong>centrale overhe<strong>de</strong>n meebetalen aan omvangrijke<br />
<strong>in</strong>frastructurele projecten. Als gemeenten en prov<strong>in</strong>cies<br />
meebetalen, willen ze natuurlijk ook meebepalen, met<br />
complexe besluitvorm<strong>in</strong>g als gevolg (Raad <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
f<strong>in</strong>anciële verhoud<strong>in</strong>g 2010). Daarnaast lei<strong>de</strong>n <strong>in</strong>ci<strong>de</strong>nten<br />
en rampen tot een beleidsreflex van nieuwe regels en<br />
wetgev<strong>in</strong>g. Politiek en bestuur willen zich immers tot het<br />
uiterste <strong>in</strong>spannen om herhal<strong>in</strong>g te <strong>voor</strong>komen (Raad<br />
<strong>voor</strong> het Openbaar Bestuur 2011). Ook al is dit geen<br />
rechtvaardig<strong>in</strong>g <strong>voor</strong> rijksbemoeienis; <strong>de</strong>ze is daarmee<br />
wel vaak een feit.<br />
De Raad <strong>voor</strong> het Openbaar Bestuur geeft ver<strong>de</strong>r aan dat<br />
<strong>in</strong> veel gevallen <strong>de</strong> bemoeienis van meer<strong>de</strong>re<br />
bestuurslagen bij één on<strong>de</strong>rwerp nodig en<br />
onontkoombaar en zelfs gewenst is. Daarbij noemt <strong>de</strong><br />
raad specifiek het beleidsveld van <strong>de</strong> ruimtelijke<br />
or<strong>de</strong>n<strong>in</strong>g, als beleidsterre<strong>in</strong> met goe<strong>de</strong> <strong>voor</strong><strong>beeld</strong>en die<br />
het nut van een meervoudige verantwoor<strong>de</strong>lijkheid laten<br />
zien.<br />
Het pr<strong>in</strong>cipe dat maximaal twee bestuurslagen<br />
verantwoor<strong>de</strong>lijk zijn <strong>voor</strong> één on<strong>de</strong>rwerp zou tot<br />
onhoudbare situaties <strong>in</strong> <strong>de</strong> ruimtelijke or<strong>de</strong>n<strong>in</strong>g lei<strong>de</strong>n.<br />
Een strikte toepass<strong>in</strong>g zou betekenen dat prov<strong>in</strong>cies niet<br />
aan tafel mogen zitten bij grootschalige rijksprojecten<br />
zoals <strong>de</strong> Zuidas, terwijl ze belangrijk zijn <strong>voor</strong> regionale<br />
afstemm<strong>in</strong>g en programmer<strong>in</strong>g. Als <strong>de</strong> Europese<br />
Commissie als bestuurslaag zou optre<strong>de</strong>n bij<br />
gemeentelijke planvorm<strong>in</strong>g als <strong>de</strong>ze <strong>in</strong> strijd zou zijn met<br />
EU-regelgev<strong>in</strong>g, dan zou volgens het<br />
tweebestuurslagenpr<strong>in</strong>cipe noch Rijk noch prov<strong>in</strong>cie<br />
meer betrokken mogen zijn (RLI 2011). In <strong>de</strong> ruimtelijke<br />
or<strong>de</strong>n<strong>in</strong>g is het meestal juist goed om alle betrokkenen<br />
mee te nemen <strong>in</strong> het besluitvorm<strong>in</strong>gsproces, <strong>voor</strong>al aan<br />
het beg<strong>in</strong>, om het draagvlak <strong>voor</strong> ruimtelijke projecten te<br />
vergroten (zie ook Commissie Besluitvorm<strong>in</strong>g<br />
Infrastructurele Projecten 2008).<br />
4.4 Beleidsruimte b<strong>in</strong>nen<br />
<strong>in</strong>ternationale afspraken en<br />
<strong>in</strong>ternationaal beleid<br />
Het Rijk heeft tal van afspraken gemaakt en verdragen<br />
afgesloten met het buitenland. Voor het ruimtelijk beleid<br />
zijn <strong>de</strong> afspraken <strong>in</strong> EU-verband verreweg het<br />
belangrijkst. Deze zijn <strong>in</strong> veel gevallen juridisch b<strong>in</strong><strong>de</strong>nd<br />
en brengen het risico van aanzienlijke geldboetes en het<br />
opnieuw moeten doorlopen van arbeids<strong>in</strong>tensieve<br />
procedures met zich mee als ze niet wor<strong>de</strong>n nageleefd.<br />
4.4.1 EU-beleid<br />
Er zijn verschillen<strong>de</strong> soorten EU-afspraken met<br />
verschillen<strong>de</strong> doorwerk<strong>in</strong>g (Pr<strong>in</strong>cen 2007). Veror<strong>de</strong>n<strong>in</strong>gen<br />
zijn juridisch b<strong>in</strong><strong>de</strong>nd en direct toepasbaar <strong>in</strong> lidstaten<br />
(bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> regels omtrent openbare aanbested<strong>in</strong>g). Er<br />
is we<strong>in</strong>ig ruimte om hiervan af te wijken. Richtlijnen zijn<br />
ook juridisch b<strong>in</strong><strong>de</strong>nd, maar wor<strong>de</strong>n eerst omgezet <strong>in</strong><br />
nationale wetgev<strong>in</strong>g. Meestal gaat het om een<br />
resultaatverplicht<strong>in</strong>g op EU-niveau (zoals het beperken<br />
van luchtvervuil<strong>in</strong>g). De nationale regels moet zorgen dat<br />
<strong>de</strong> EU-doelstell<strong>in</strong>gen wor<strong>de</strong>n gehaald. Ka<strong>de</strong>rrichtlijnen<br />
stellen alleen algemene normen <strong>voor</strong>, die later <strong>in</strong><br />
dochterrichtlijnen wor<strong>de</strong>n uitgewerkt. Hoewel richtlijnen<br />
en ka<strong>de</strong>rrichtlijnen meer vrijheid <strong>voor</strong> lidstaten <strong>in</strong>hou<strong>de</strong>n<br />
dan veror<strong>de</strong>n<strong>in</strong>gen, is er <strong>in</strong> <strong>de</strong> praktijk maar we<strong>in</strong>ig<br />
beleidsvrijheid bij en na <strong>de</strong> implementatie ervan (Boer et<br />
al. 2010). De Europese Commissie beg<strong>in</strong>t overigens zel<strong>de</strong>n<br />
zelf een <strong>in</strong>breukprocedure; <strong>de</strong>ze komt meestal <strong>voor</strong>t uit<br />
een geschil dat <strong>voor</strong> het gerecht (Raad van State) wordt<br />
gebracht.<br />
Er zijn ook Europese afspraken die m<strong>in</strong><strong>de</strong>r zware sancties<br />
kennen. Zo kan Ne<strong>de</strong>rland subsidies mislopen als het niet<br />
wil meedoen aan bepaal<strong>de</strong> on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len van het<br />
landbouwbeleid of regiobeleid. En bij <strong>de</strong> doelstell<strong>in</strong>gen<br />
<strong>voor</strong> <strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> on<strong>de</strong>rzoek en ontwikkel<strong>in</strong>g<br />
(bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> <strong>in</strong> het ka<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> Europa 2020 Strategie)<br />
kan er sprake zijn van reputatiescha<strong>de</strong> als Ne<strong>de</strong>rland <strong>in</strong><br />
een vergelijkend on<strong>de</strong>rzoek on<strong>de</strong>r aan <strong>de</strong> lijst komt te<br />
staan.<br />
De EU-richtlijnen op milieugebied zijn het belangrijkst<br />
<strong>voor</strong> het Ne<strong>de</strong>rlandse ruimtelijk beleid. De<br />
m<strong>in</strong>imumkwaliteitseisen van richtlijnen over<br />
luchtkwaliteit, geluid, externe veiligheid en <strong>de</strong>rgelijke<br />
vergen ruimtelijke zoner<strong>in</strong>gen. Soms wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> doelen<br />
op het nationale niveau vastgesteld, zoals bij <strong>de</strong> NECrichtlijn<br />
die lan<strong>de</strong>lijke emissieplafonds <strong>voor</strong>schrijft.<br />
An<strong>de</strong>re EU-regels raken <strong>voor</strong>al het beleidsproces, zoals <strong>de</strong><br />
regels omtrent staatssteun en openbare aanbested<strong>in</strong>gen.<br />
Ne<strong>de</strong>rland is onlangs <strong>in</strong> gebreke gesteld <strong>voor</strong> een<br />
78 | <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> <strong>beeld</strong>. Achtergron<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> Ex-ante evaluatie Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
vier<br />
verkeer<strong>de</strong> implementatie van <strong>de</strong> MER-richtlijn (TK 31755<br />
nr. 33, brief m<strong>in</strong>ister d.d. 11 november 2009).<br />
Er zijn ook richtlijnen die <strong>de</strong> ruimtelijke or<strong>de</strong>n<strong>in</strong>g direct<br />
raken. Zo verplicht <strong>de</strong> Ka<strong>de</strong>rrichtlijn Water <strong>de</strong> lidstaten om<br />
op het niveau van stroomgebie<strong>de</strong>n plannen te maken<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong> waterkwaliteit. Deze plannen zijn van <strong>in</strong>vloed op<br />
<strong>de</strong> verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g, <strong>de</strong> landbouw, <strong>de</strong> natuur en <strong>de</strong>rgelijke.<br />
Als <strong>de</strong>ze plannen wor<strong>de</strong>n aangepast door veran<strong>de</strong>ren<strong>de</strong><br />
politieke omstandighe<strong>de</strong>n, dan bestaat het risico dat <strong>de</strong><br />
partners <strong>in</strong> het stroomgebied verplicht wor<strong>de</strong>n om het<br />
planproces opnieuw te doorlopen, met alle f<strong>in</strong>anciële en<br />
politieke gevolgen van dien.<br />
De Vogel- en Habitatrichtlijn heeft eveneens een sterk<br />
ruimtelijk en verplichtend karakter. De richtlijn <strong>voor</strong>ziet <strong>in</strong><br />
Europese bescherm<strong>in</strong>g van gebie<strong>de</strong>n (Natura<br />
2000-gebie<strong>de</strong>n) en soorten. De ruimtelijke impact kan<br />
groter zijn dan verwacht doordat <strong>de</strong> werk<strong>in</strong>g van <strong>de</strong><br />
richtlijn niet alleen het bescherm<strong>in</strong>gsgebied zelf betreft,<br />
maar meestal ook het omliggen<strong>de</strong> gebied<br />
(beïnvloed<strong>in</strong>gsgebied en gebie<strong>de</strong>n met bescherm<strong>de</strong><br />
soorten). Als gevolg hiervan kunnen landbouwactiviteiten<br />
wor<strong>de</strong>n beperkt en projecten <strong>voor</strong> won<strong>in</strong>g- of<br />
wegenbouw wor<strong>de</strong>n uitgesteld of stilgelegd. Zo heeft <strong>de</strong><br />
richtlijn bij IJburg <strong>voor</strong> vertrag<strong>in</strong>g gezorgd.<br />
Het plann<strong>in</strong>gsproces wordt ook direct beïnvloed via<br />
on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re <strong>de</strong> Plan-MER en <strong>de</strong> MER-richtlijnen, het<br />
verbod op staatssteun en regels omtrent openbare<br />
aanbested<strong>in</strong>g.<br />
4.4.2 Impact van verplicht<strong>in</strong>gen en beleid op<br />
varianten van takenoverdracht<br />
In het ruimtelijk dome<strong>in</strong> heeft <strong>de</strong> EU aan belang<br />
gewonnen en het Rijk aan belang verloren (Commissie<br />
Lod<strong>de</strong>rs 2008). Gezien <strong>de</strong> <strong>voor</strong>nemens van <strong>de</strong> reger<strong>in</strong>g<br />
om <strong>de</strong> ruimtelijke or<strong>de</strong>n<strong>in</strong>g meer aan prov<strong>in</strong>cies en <strong>de</strong><br />
gemeenten over te laten, zal het belang van Europa nog<br />
meer toenemen. Dit roept <strong>de</strong> vraag van welke rollen <strong>de</strong><br />
verschillen<strong>de</strong> bestuurslagen spelen bij Europees beleid<br />
dat ruimtelijk relevant is.<br />
Het Rijk blijft verantwoor<strong>de</strong>lijk <strong>voor</strong> <strong>de</strong> omzett<strong>in</strong>g van<br />
richtlijnen <strong>in</strong> nationale regelgev<strong>in</strong>g. Hier wor<strong>de</strong>n<br />
belangrijke keuzes gemaakt die <strong>de</strong> beleidsvrijheid van<br />
lagere overhe<strong>de</strong>n beïnvloe<strong>de</strong>n. In sommige gevallen<br />
voegt het Rijk extra eisen toe aan <strong>de</strong> Europese regels of<br />
scherpt het <strong>de</strong> Europese normen nog ver<strong>de</strong>r aan<br />
(‘nationale koppen’). Eenmaal omgezet <strong>in</strong> nationale<br />
wetgev<strong>in</strong>g kan het lastig zijn om die ongedaan te maken<br />
(VROM-raad 2008). De huidige reger<strong>in</strong>g is geen<br />
<strong>voor</strong>stan<strong>de</strong>r van nationale koppen en wil <strong>de</strong>ze zoveel<br />
mogelijk verwij<strong>de</strong>ren. Het is onmogelijk om <strong>de</strong>ze taak<br />
helemaal aan an<strong>de</strong>re overhe<strong>de</strong>n over te dragen omdat<br />
het een zaak is tussen <strong>de</strong> Europese Commissie en <strong>de</strong><br />
lidstaat Ne<strong>de</strong>rland.<br />
Het Rijk draagt <strong>de</strong> verantwoor<strong>de</strong>lijkheid <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
uitvoer<strong>in</strong>g van het EU-beleid en is ook <strong>in</strong> eerste <strong>in</strong>stantie<br />
<strong>de</strong> partij die het risico op f<strong>in</strong>anciële of an<strong>de</strong>re sancties<br />
loopt als het beleid niet tijdig of conform <strong>de</strong> bedoel<strong>in</strong>g<br />
van Europa wordt uitgevoerd. Dit heeft consequenties<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong> varianten van takenoverdracht:<br />
• Bij <strong>de</strong>centralisatie van taken en <strong>de</strong>rgelijke waarop<br />
EU-beleid van toepass<strong>in</strong>g is, is het belangrijk dat het<br />
Rijk prestatieafspraken maakt met <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re<br />
overhe<strong>de</strong>n en toezicht houdt op <strong>de</strong> taakuitoefen<strong>in</strong>g of<br />
<strong>de</strong> f<strong>in</strong>anciële risico’s die verbon<strong>de</strong>n zijn met <strong>de</strong><br />
uitvoer<strong>in</strong>g van het Europese beleid, overdraagt aan <strong>de</strong><br />
an<strong>de</strong>re overhe<strong>de</strong>n. Het kab<strong>in</strong>et neemt zich <strong>voor</strong> dit<br />
laatste te doen met betrekk<strong>in</strong>g tot <strong>de</strong> Natura<br />
2000-gebie<strong>de</strong>n. Het Rijk loopt dan wel het risico op<br />
reputatiescha<strong>de</strong> als <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re overhe<strong>de</strong>n het EU-beleid<br />
niet a<strong>de</strong>quaat uitvoeren. En dit kan <strong>de</strong><br />
on<strong>de</strong>rhan<strong>de</strong>l<strong>in</strong>gspositie bij an<strong>de</strong>re <strong>in</strong>ternationale<br />
dossiers na<strong>de</strong>lig beïnvloe<strong>de</strong>n.<br />
• In het geval van privatiseren hangt het nakomen van <strong>de</strong><br />
<strong>in</strong>ternationale verplicht<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> private partijen af. Zij<br />
kunnen via contracten aansprakelijk wor<strong>de</strong>n gesteld<br />
<strong>voor</strong> eventuele boetes die volgen op het niet naleven<br />
van <strong>de</strong> regelgev<strong>in</strong>g. Maar dit is een risicovolle aanpak.<br />
Private partijen kunnen immers failliet gaan, waardoor<br />
<strong>de</strong> reken<strong>in</strong>g alsnog naar <strong>de</strong> overheid gaat en het Rijk<br />
met <strong>in</strong>ternationale reputatiescha<strong>de</strong> en alle gevolgen<br />
van dien te maken krijgt.<br />
• Het afstoten van rijkstaken en -bevoegdhe<strong>de</strong>n waarop<br />
het EU-beleid van toepass<strong>in</strong>g is ligt niet <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand.<br />
In dit geval zijn <strong>de</strong> prov<strong>in</strong>cies en <strong>de</strong> gemeenten immers<br />
vrij om <strong>de</strong> taken die het Rijk niet meer <strong>voor</strong> zijn<br />
reken<strong>in</strong>g neemt al dan niet op te pakken. Het risico is<br />
dan (te) groot dat het EU-beleid slechts ge<strong>de</strong>eltelijk<br />
wordt geïmplementeerd, waardoor het Rijk <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
sancties en <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re na<strong>de</strong>lige gevolgen opdraait.<br />
• Dereguleren is niet aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong> bij Europees beleid,<br />
omdat het Rijk simpelweg niet daartoe bevoegd is. Het<br />
is namelijk niet mogelijk om eenzijdig regels af te<br />
schaffen die verankerd zijn <strong>in</strong> Europese regelgev<strong>in</strong>g.<br />
• Het (geheel of ge<strong>de</strong>eltelijk) beë<strong>in</strong>digen ligt evenm<strong>in</strong> <strong>voor</strong><br />
<strong>de</strong> hand. Bij <strong>de</strong>ze variant wordt <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re overhe<strong>de</strong>n<br />
immers opgelegd om <strong>de</strong> taken die het Rijk <strong>voor</strong> zijn<br />
reken<strong>in</strong>g nam niet over te nemen.<br />
4.4.3 Aandachtpunten bij het zoeken van<br />
beleidsruimte<br />
Als het Rijk taken en bevoegdhe<strong>de</strong>n overdraagt, dan<br />
betekent dit niet altijd dat het juridisch van bepaal<strong>de</strong><br />
verplicht<strong>in</strong>gen is ontslagen. Hier dienen a<strong>de</strong>quate<br />
regel<strong>in</strong>gen <strong>voor</strong> te wor<strong>de</strong>n getroffen. Dit kan on<strong>de</strong>r meer<br />
het geval zijn bij Europese verplicht<strong>in</strong>gen. Wat betreft <strong>de</strong><br />
<strong>in</strong>ternationale afspraken en het <strong>in</strong>ternationale beleid<br />
zoekt het kab<strong>in</strong>et <strong>de</strong> grenzen op en neemt het <strong>de</strong><br />
zogenoem<strong>de</strong> koppen op <strong>de</strong> Europese regelgev<strong>in</strong>g weg. In<br />
dit verband kan het lonen om bij <strong>de</strong> EC <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n<br />
<strong>voor</strong> flexibiliteit <strong>in</strong> <strong>de</strong> uitvoer<strong>in</strong>g te verkennen. Dit geldt<br />
Bestuurlijke aspecten | 79
vier<br />
ook <strong>voor</strong> een verkenn<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> han<strong>de</strong>lwijze van lan<strong>de</strong>n<br />
die al veel taken aan an<strong>de</strong>re overhe<strong>de</strong>n hebben<br />
overgedragen. Bij taken die wor<strong>de</strong>n ge<strong>de</strong>centraliseerd en<br />
waarop het EU-beleid van toepass<strong>in</strong>g is, dient te wor<strong>de</strong>n<br />
gewaakt <strong>voor</strong> onvolledige implementatie door <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re<br />
overhe<strong>de</strong>n. Dit kan het Rijk immers geldboetes en<br />
reputatiescha<strong>de</strong> opleveren. De an<strong>de</strong>re varianten brengen<br />
<strong>in</strong> dit verband (te) grote risico’s met zich mee.<br />
Het is onmogelijk <strong>voor</strong>af <strong>de</strong> gevolgen van het niet<br />
nakomen van Europese regelgev<strong>in</strong>g te bepalen. Er is een<br />
risico op hoge boetes en het opnieuw moeten doorlopen<br />
van arbeid<strong>in</strong>tensieve procedures, maar het is onzeker of<br />
er wordt opgetre<strong>de</strong>n. Inbreukprocedures komen meestal<br />
<strong>voor</strong>t uit geschillen met <strong>de</strong>r<strong>de</strong>n en wor<strong>de</strong>n zel<strong>de</strong>n door <strong>de</strong><br />
EC zelf gestart.<br />
Rijkstaken waarop het EU-beleid van toepass<strong>in</strong>g is<br />
kunnen wor<strong>de</strong>n ge<strong>de</strong>centraliseerd. Belangrijk hierbij is<br />
om te letten op <strong>de</strong> gevolgen van het niet a<strong>de</strong>quaat<br />
implementeren van het beleid. De vraag is of <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re<br />
overhe<strong>de</strong>n <strong>de</strong> f<strong>in</strong>anciële risico’s wel kunnen dragen, of er<br />
geen gezichtsverlies <strong>voor</strong> Ne<strong>de</strong>rland optreedt en of <strong>de</strong><br />
on<strong>de</strong>rhan<strong>de</strong> l<strong>in</strong>gspositie van het Rijk bij an<strong>de</strong>re<br />
<strong>in</strong>ternationale dossiers niet wordt on<strong>de</strong>rmijnd.<br />
Wat betreft het opzoeken van <strong>de</strong> rek <strong>in</strong> het Europese<br />
beleid kan het belangrijk zijn om bij <strong>de</strong> Europese<br />
Commissie <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n en beperk<strong>in</strong>gen <strong>voor</strong><br />
flexibiliteit <strong>in</strong> <strong>de</strong> uitvoer<strong>in</strong>g van het beleid te verkennen.<br />
Het loont om dit <strong>in</strong> een vroeg stadium te doen, dus<br />
<strong>voor</strong>dat het EU-beleid is vastgesteld.<br />
4.5 Vereenvoudig<strong>in</strong>g van wet- en<br />
regelgev<strong>in</strong>g<br />
Vertrag<strong>in</strong>g <strong>in</strong> <strong>de</strong> besluitvorm<strong>in</strong>g, complexiteit van<br />
regelgev<strong>in</strong>g en het gebrek aan samenhang <strong>in</strong> het<br />
omgev<strong>in</strong>gsrecht wordt door velen gelaakt (IenM 2011c).<br />
Naar verluidt leidt het tot hoge uitvoer<strong>in</strong>gskosten, zowel<br />
<strong>in</strong> directe z<strong>in</strong> (ambtenarenuren en renteverliezen) als<br />
<strong>in</strong>directe z<strong>in</strong> (maatschappelijke kosten).<br />
4.5.1 Complexiteit samenlev<strong>in</strong>g<br />
Wat betreft <strong>de</strong> procesduur blijkt uit een PBL-evaluatie van<br />
<strong>de</strong> Wro dat na <strong>de</strong> <strong>in</strong>voer<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> nieuwe wet een<br />
versnell<strong>in</strong>g is opgetre<strong>de</strong>n <strong>in</strong> <strong>de</strong> duur van het planologisch<br />
proces na het ontwerpbesluit (PBL 2010a). Waar <strong>de</strong> fase<br />
tussen ontwerpbestemm<strong>in</strong>gsplan en goedkeur<strong>in</strong>g door<br />
Ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong> Staten on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> WRO gemid<strong>de</strong>ld<br />
meer dan 45 weken <strong>in</strong> beslag nam, vergt <strong>de</strong> perio<strong>de</strong><br />
tussen ontwerp en vaststell<strong>in</strong>g door <strong>de</strong> gemeenteraad<br />
on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> nieuwe Wro m<strong>in</strong><strong>de</strong>r dan 20 weken. Het projectbesluit<br />
duurt zelfs maar 12 weken. Dit komt omdat <strong>de</strong><br />
gemeenteraad dit besluit aan B&W kan <strong>de</strong>legeren. Door<br />
<strong>de</strong> Crisis- en Herstelwet (Chw) is <strong>de</strong> verplicht<strong>in</strong>g uit <strong>de</strong><br />
Wro vervallen om het projectbesluit b<strong>in</strong>nen een jaar te<br />
laten volgen door <strong>de</strong> ter<strong>in</strong>zagelegg<strong>in</strong>g van een<br />
ontwerpbestemm<strong>in</strong>gsplan. On<strong>de</strong>rtussen is het<br />
projectbesluit met <strong>de</strong> komst van <strong>de</strong> Wet algemene<br />
bepal<strong>in</strong>gen omgev<strong>in</strong>gsrecht (Wabo) afgeschaft. Daar<strong>voor</strong><br />
is <strong>de</strong> omgev<strong>in</strong>gs ver gun n<strong>in</strong>g met ruimtelijke<br />
on<strong>de</strong>rbouw<strong>in</strong>g <strong>in</strong> <strong>de</strong> plaats gekomen. Die zou wel eens<br />
het preferente juridisch-planologische ka<strong>de</strong>r <strong>voor</strong><br />
vergunn<strong>in</strong>gen kunnen wor<strong>de</strong>n (Van Doorn & Pietermaat-<br />
Kros 2010).<br />
In <strong>de</strong> ex-durante evaluatie van <strong>de</strong> Wro die het PBL (2010a)<br />
heeft uitgevoerd gaf een aantal gemeenten aan dat het<br />
<strong>voor</strong>traject veel langer is gewor<strong>de</strong>n door een toename <strong>in</strong><br />
het aantal on<strong>de</strong>rzoeksverplicht<strong>in</strong>gen dat <strong>voor</strong>tvloeit uit<br />
sectorwetgev<strong>in</strong>g met betrekk<strong>in</strong>g tot flora en fauna,<br />
archeologie, bo<strong>de</strong>m, luchtkwaliteit, geluid, externe<br />
veiligheid en <strong>de</strong>rgelijke. De on<strong>de</strong>rzoekskosten blijken<br />
ongeveer 1 procent van <strong>de</strong> totale gron<strong>de</strong>xploitatiekosten<br />
te bedragen (Buitelaar & De Witte 2011).<br />
Wat betreft <strong>de</strong> vernieuw<strong>in</strong>g van het omgev<strong>in</strong>gsrecht<br />
kunnen er enkele kantteken<strong>in</strong>gen wor <strong>de</strong>n geplaatst bij <strong>de</strong><br />
mate waar<strong>in</strong> <strong>de</strong> complexiteit kan wor<strong>de</strong>n verm<strong>in</strong><strong>de</strong>rd.<br />
Het omgev<strong>in</strong>gsrecht is namelijk niet <strong>de</strong> enige oorzaak van<br />
<strong>de</strong> grote complexiteit van ruimtelijke projecten. Gebiedsontwikkel<strong>in</strong>g<br />
wordt <strong>in</strong> Ne<strong>de</strong>rland vaak gekenmerkt door<br />
een grootschalige en <strong>in</strong>tegrale aanpak, wat vaak leidt tot<br />
een grote complexiteit en langdurige processen (Buitelaar<br />
et al. 2008). Door <strong>de</strong>ze aanpak is er sprake van een grote<br />
hoeveelheid en diversiteit aan ruimteclaims en<br />
belanghebben<strong>de</strong>n. De <strong>voor</strong>bereid<strong>in</strong>g en uitvoer<strong>in</strong>g van<br />
gebiedsgerichte projecten vergt hierdoor veel overleg,<br />
samenwerk<strong>in</strong>g en gezamenlijke besluitvorm<strong>in</strong>g tussen<br />
een grote hoeveelheid en diversiteit aan publieke en<br />
private partijen.<br />
Bovendien hebben politieke machtswissel<strong>in</strong>gen op<br />
nationaal of prov<strong>in</strong>ciaal niveau nogal eens tot gevolg dat<br />
er an<strong>de</strong>re prioriteiten wor<strong>de</strong>n gesteld wat betreft <strong>de</strong><br />
beleidsdoelen en <strong>de</strong> subsidiër<strong>in</strong>g. Dit kan tot gevolg<br />
hebben dat er op regionaal niveau opnieuw bestuurlijke<br />
overeenstemm<strong>in</strong>g en maatschappelijk draagvlak <strong>voor</strong><br />
projecten moet wor<strong>de</strong>n gevon<strong>de</strong>n, waardoor plannen<br />
moeten wor<strong>de</strong>n aangepast en processen vertrag<strong>in</strong>g<br />
oplopen (Barkhuysen et al. 2011). Daarnaast kunnen<br />
wijzig<strong>in</strong>gen van procedures met <strong>de</strong> <strong>in</strong>tentie om het proces<br />
te versnellen het proces juist vertragen. De betrokken<br />
partijen hebben namelijk behoefte aan <strong>in</strong>stitutionele<br />
rust, waardoor leereffecten kunnen optre<strong>de</strong>n en tijdw<strong>in</strong>st<br />
kan wor<strong>de</strong>n geboekt.<br />
Dit alles neemt niet weg dat <strong>de</strong> bestuurlijke complexiteit<br />
<strong>voor</strong> een <strong>de</strong>el wordt veroorzaakt door <strong>de</strong> juridische<br />
complexiteit. Dit hangt samen met <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong><br />
80 | <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> <strong>beeld</strong>. Achtergron<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> Ex-ante evaluatie Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
vier<br />
sectorale wetten en regels die van toepass<strong>in</strong>g zijn. Maar<br />
<strong>de</strong> juridische complexiteit kan slechts <strong>voor</strong> een <strong>de</strong>el<br />
wor<strong>de</strong>n verm<strong>in</strong><strong>de</strong>rd, omdat zij <strong>in</strong>herent is aan een<br />
rechtsgebied waar<strong>in</strong> zo’n grote hoeveelheid en diversiteit<br />
aan ruimteclaims samenkomen, waarbij zo’n groot <strong>de</strong>el<br />
van <strong>de</strong> regelgev<strong>in</strong>g verplicht is door <strong>de</strong> EU (Van<br />
Du<strong>in</strong>hoven 2010).<br />
Om <strong>de</strong> juridische complexiteit op een z<strong>in</strong>volle en haalbare<br />
manier te verm<strong>in</strong><strong>de</strong>ren is on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong><br />
achterliggen<strong>de</strong> factoren nodig. Belangrijk is dat het<br />
omgev<strong>in</strong>gsrecht hierbij b<strong>in</strong>nen <strong>de</strong> beleidscontext<br />
(gebiedsontwikkel<strong>in</strong>g, EU-beleid) en <strong>de</strong> maatschappelijke<br />
context (risicomaatschappij) wordt bezien. Bij<br />
verm<strong>in</strong><strong>de</strong>r<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> juridische complexiteit is het<br />
belangrijk om te be<strong>de</strong>nken dat nieuwe wetgev<strong>in</strong>g vaak<br />
tot risicomij<strong>de</strong>nd gedrag leidt, vanwege <strong>de</strong> onbekendheid<br />
met <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n en beperk<strong>in</strong>gen die <strong>de</strong> nieuwe<br />
wetten bie<strong>de</strong>n en het ontbreken van jurispru<strong>de</strong>ntie en<br />
vergelijkbare praktijk<strong>voor</strong><strong>beeld</strong>en (Barkhuysen et al.<br />
2011). De betrokken partijen hechten veel waar<strong>de</strong> aan<br />
rechtszekerheid en <strong>voor</strong> <strong>de</strong> snelheid van het proces is het<br />
belangrijk om te <strong>voor</strong>komen dat discussies over het<br />
project heropend moeten wor<strong>de</strong>n en er nieuwe bezwaren<br />
ontstaan.<br />
4.5.2 Aandacht <strong>voor</strong> implementatie nieuwe<br />
wetgev<strong>in</strong>g<br />
De ervar<strong>in</strong>gen met <strong>de</strong> <strong>in</strong>voer<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> Wro en <strong>de</strong> Wabo<br />
wijzen uit dat nieuwe wet- en regelgev<strong>in</strong>g grote effecten<br />
heeft op <strong>de</strong> manieren waarop overhe<strong>de</strong>n <strong>in</strong>tern<br />
functioneren (PBL 2010a). In nieuwe wetgev<strong>in</strong>gstrajecten<br />
wordt meestal veel aandacht besteed aan <strong>de</strong> juridische<br />
kant, maar we<strong>in</strong>ig aan <strong>de</strong> organisatori sche kant. Zo<br />
vergen <strong>de</strong> nieuwe procedures volgens <strong>de</strong> Wro en <strong>de</strong> Wabo<br />
dat <strong>de</strong> me<strong>de</strong>werkers van <strong>de</strong> betrokken overhe<strong>de</strong>n snel<br />
nieuwe professionele kennis en vaardighe<strong>de</strong>n aanleren,<br />
maar <strong>in</strong> <strong>de</strong> praktijk levert dit nogal eens problemen op<br />
(B<strong>in</strong>nenlands Bestuur 2011). En <strong>de</strong> meer proactieve rol die<br />
<strong>de</strong> Wro van <strong>de</strong> overhe<strong>de</strong>n verwacht vergt dat <strong>de</strong><br />
me<strong>de</strong>werkers eveneens nieuwe rollen spelen (PBL 2010a).<br />
De praktijk laat zien dat veel ruimtelijke projecten<br />
vertrag<strong>in</strong>g oplopen doordat er <strong>in</strong> <strong>de</strong> <strong>voor</strong>bereid<strong>in</strong>g van <strong>de</strong><br />
besluitvorm<strong>in</strong>g onzorgvuldig wordt gewerkt en doordat<br />
<strong>de</strong> kennis van <strong>de</strong> wetgev<strong>in</strong>g gebrekkig is. Zo wor<strong>de</strong>n<br />
ontheff<strong>in</strong>gen van <strong>de</strong> Flora- en faunawet (tegenwoordig:<br />
Natuurbescherm<strong>in</strong>gswet) bijna altijd op procedurele<br />
gron<strong>de</strong>n afgewezen en zel<strong>de</strong>n om <strong>in</strong>hou<strong>de</strong>lijke re<strong>de</strong>nen<br />
(Barkhuysen et al. 2011; Van Du<strong>in</strong>hoven 2010).<br />
4.6 Gebiedsgerichte uitvoer<strong>in</strong>g<br />
Ondanks <strong>de</strong> <strong>de</strong>centralisatieten<strong>de</strong>ns blijft <strong>de</strong> Rijksoverheid<br />
direct betrokken bij vele ruimtelijke ontwikkel<strong>in</strong>gen,<br />
meestal gaat het om grootschalige<br />
<strong>in</strong>frastructuurprojecten. Deze betrokkenheid loopt via<br />
het ruimtelijk <strong>in</strong>strumentarium maar ook <strong>voor</strong>al via<br />
f<strong>in</strong>ancier<strong>in</strong>g. Het MIRT is thans het belangrijkste ka<strong>de</strong>r<br />
hier<strong>voor</strong>.<br />
4.6.1 Focus van Rijksoverheid en <strong>in</strong>tegrale aanpak<br />
De focus van het kab<strong>in</strong>et op enkele regio’s en<br />
<strong>in</strong>frastructuur heeft tot gevolg dat <strong>de</strong> rijks<strong>in</strong>zet <strong>in</strong> het<br />
MIRT geografisch en thematisch smaller wordt, terwijl<br />
het <strong>voor</strong>malige MIT enkele jaren gele<strong>de</strong>n op verzoek van<br />
<strong>de</strong> Twee<strong>de</strong> Kamer juist is verbreed tot het MIRT. In <strong>de</strong><br />
regio’s en <strong>voor</strong> thema’s die geen rijksprioriteit meer<br />
krijgen is het aan <strong>de</strong> regionale partners (publieke en<br />
private) om al dan niet <strong>de</strong> benodig<strong>de</strong> <strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen te<br />
doen.<br />
Het Rijk draagt <strong>in</strong> dit verband geen bevoegdhe<strong>de</strong>n of<br />
mid<strong>de</strong>len over. Bovendien stelt het Rijk geen geld meer<br />
beschikbaar <strong>voor</strong> extra <strong>in</strong>pass<strong>in</strong>gsmaatregelen <strong>voor</strong><br />
projecten die <strong>in</strong> kwetsbare landschappen wor<strong>de</strong>n<br />
gerealiseerd. Het is aan <strong>de</strong> regionale partners om te<br />
beslissen of zij <strong>de</strong> bovenwettelijke maatregelen zelf al dan<br />
niet willen f<strong>in</strong>ancieren, bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> om een oploss<strong>in</strong>g<br />
met een grotere ruimtelijke kwaliteit te v<strong>in</strong><strong>de</strong>n. Ook <strong>in</strong> dit<br />
verband is er dus eer<strong>de</strong>r sprake van afstot<strong>in</strong>g dan van<br />
<strong>de</strong>centralisatie.<br />
Prov<strong>in</strong>cies hebben weliswaar al jaren ervar<strong>in</strong>g met<br />
gebiedsontwikkel<strong>in</strong>g en beschikken over <strong>de</strong> nodige<br />
gebiedskennis. Desondanks wijzen <strong>de</strong> ervar<strong>in</strong>gen uit dat<br />
het optre<strong>de</strong>n <strong>in</strong> <strong>de</strong> praktijk lastig kan zijn. Daarom is het<br />
belangrijk dat het Rijk <strong>de</strong> prov<strong>in</strong>cies via ka<strong>de</strong>rstell<strong>in</strong>g,<br />
f<strong>in</strong>anciële on<strong>de</strong>rsteun<strong>in</strong>g en kennisuitwissel<strong>in</strong>g begeleidt.<br />
Hierbij gaat het eer<strong>de</strong>r om het pr<strong>in</strong>cipe ‘Je draagt er aan<br />
bij of niet’ (Kenniscirkel MIRT 2010).<br />
Het is ook <strong>de</strong> vraag of er <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> jaren op regionaal<br />
niveau voldoen<strong>de</strong> <strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gsgel<strong>de</strong>n beschikbaar zijn om<br />
oploss<strong>in</strong>gen met een grotere ruimtelijke kwaliteit te<br />
realiseren. De <strong>in</strong>verdiencapaciteit bij het ontwikkelen van<br />
ro<strong>de</strong> projecten is kle<strong>in</strong>er gewor<strong>de</strong>n. Het is dan ook niet zo<br />
waarschijnlijk dat <strong>de</strong> regionale overhe<strong>de</strong>n er<strong>in</strong> zullen<br />
slagen om meer samenwerk<strong>in</strong>g met <strong>de</strong> markt te v<strong>in</strong><strong>de</strong>n<br />
via bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> publiek-private samenwerk<strong>in</strong>g (PPS).<br />
Bij bepaal<strong>de</strong> soorten projecten (bewezen technologie,<br />
niet erg <strong>in</strong>gewikkeld) levert PPS betere resultaten op dan<br />
bij an<strong>de</strong>re soorten projecten (nieuwe technologie, erg<br />
<strong>in</strong>gewikkeld) (Commissie Rud<strong>in</strong>g 2008). Bovendien tonen<br />
private partijen bij <strong>in</strong>gewikkel<strong>de</strong> projecten, zoals <strong>de</strong><br />
Amsterdamse Zuidas, beperkte belangstell<strong>in</strong>g, omdat zij<br />
<strong>de</strong> f<strong>in</strong>anciële risico’s moeilijk kunnen overzien (Kreukels<br />
2009). Het op<strong>de</strong>len van <strong>in</strong>gewikkel<strong>de</strong> projecten <strong>in</strong> meer<br />
overzichtelijke on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len kan een manier zijn om hen<br />
over <strong>de</strong> streep te helpen. Er dient dan wel aandacht te<br />
wor<strong>de</strong>n besteed aan <strong>de</strong> samenhang tussen <strong>de</strong> projecten.<br />
Bestuurlijke aspecten | 81
vier<br />
4.6.2 Aandacht <strong>voor</strong> betere besluitvorm<strong>in</strong>g<br />
Het advies Sneller en beter van <strong>de</strong> commissie-Elverd<strong>in</strong>g<br />
(Commissie Besluitvorm<strong>in</strong>g Infrastructurele Projecten<br />
2008) en het beleidsprogramma Randstad urgent (VenW<br />
2008) zijn <strong>in</strong> het MIRT verwerkt. Aanbevel<strong>in</strong>gen uit Sneller<br />
en beter zijn <strong>voor</strong>al terug te v<strong>in</strong><strong>de</strong>n <strong>in</strong> <strong>de</strong> manier waarop <strong>de</strong><br />
besluitvorm<strong>in</strong>g van het MIRT is georganiseerd. Zo werkt<br />
het <strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gsprogramma met een bre<strong>de</strong><br />
verkenn<strong>in</strong>gsfase waar<strong>in</strong> burgers en maatschappelijke<br />
organisaties vroeg en ruim betrokken zijn, is er sprake<br />
van een gebiedsgerichte bena<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g en van hel<strong>de</strong>re<br />
tijdsafspraken.<br />
Volgens <strong>de</strong> Raad <strong>voor</strong> Verkeer en Waterstaat (2009) is <strong>de</strong><br />
besluitvorm<strong>in</strong>g meer op sneller dan op beter gericht. De<br />
gebiedsagenda’s weerspiegelen <strong>voor</strong>al <strong>de</strong> bestaan<strong>de</strong><br />
plannen b<strong>in</strong>nen een bepaald gebied. Be langrijk is om die<br />
<strong>opgaven</strong> uit <strong>de</strong> gebiedsagenda’s lei<strong>de</strong>nd te laten zijn die<br />
samenhangen en <strong>de</strong> ruimtelijke ontwikkel<strong>in</strong>g bepalen.<br />
Priemus (2009) wijst erop dat <strong>de</strong> complexiteit van <strong>de</strong><br />
besluitvorm<strong>in</strong>g wordt on<strong>de</strong>rschat en dat er onvoldoen<strong>de</strong><br />
ruimte is <strong>voor</strong> leerprocessen, waarbij bepaal<strong>de</strong> fasen<br />
soms meer dan één keer wor<strong>de</strong>n doorlopen. Ver<strong>de</strong>r is er<br />
meer aandacht <strong>voor</strong> formele procedures dan <strong>voor</strong><br />
<strong>in</strong>formele processen, terwijl <strong>de</strong> laatste zeker zo belangrijk<br />
zijn.<br />
Bij Randstad Urgent staat het formuleren van hel<strong>de</strong>re<br />
doelen, <strong>de</strong> vorm<strong>in</strong>g van bestuurlijke duo’s, het<br />
<strong>in</strong>schakelen van een ambassa<strong>de</strong>ur en het afsluiten van<br />
hel<strong>de</strong>re contracten <strong>voor</strong>op. De afgelopen jaren heeft het<br />
programma goed gewerkt (Korsten et al. 2010). Veel<br />
ou<strong>de</strong>re projecten waar <strong>de</strong> beweg<strong>in</strong>g vrijwel uit was zijn<br />
door opname <strong>in</strong> Randstad Urgent weer <strong>in</strong> beweg<strong>in</strong>g<br />
gekomen, zij het met verschillen<strong>de</strong> snelhe<strong>de</strong>n. In an<strong>de</strong>re<br />
gevallen is door het programma een punt gezet achter<br />
een slepen<strong>de</strong> en onzekere perio<strong>de</strong>.<br />
De samenwerk<strong>in</strong>g tussen <strong>de</strong> <strong>de</strong>partementen, tussen het<br />
Rijk en <strong>de</strong> regio’s en tussen publieke en private partijen<br />
verloopt niet altijd beter dan <strong>voor</strong>heen. Zo vervalt <strong>de</strong><br />
duoaanpak soms <strong>in</strong> <strong>de</strong> traditionele verhoud<strong>in</strong>gen, wat tot<br />
uitdrukk<strong>in</strong>g komt <strong>in</strong> strategisch gedrag. De ambassa <strong>de</strong>urs<br />
fungeren weliswaar als bruggenbouwers tussen <strong>de</strong><br />
verschillen<strong>de</strong> actoren, maar zij doen dit hoofdzakelijk<br />
b<strong>in</strong>nen <strong>de</strong> <strong>in</strong>ner circles (Kreukels 2009).<br />
4.7 Doorwerk<strong>in</strong>g en handhav<strong>in</strong>g<br />
Bij <strong>de</strong>centralisatie van <strong>de</strong> uitvoer<strong>in</strong>g van zaken van<br />
nationaal belang, is doorwerk<strong>in</strong>g en handhav<strong>in</strong>g van<br />
beleid een belangrijke aandachtspunt. Als <strong>de</strong><br />
Rijksoverheid iets van nationaal belang acht maar <strong>de</strong><br />
uitvoer<strong>in</strong>g aan een an<strong>de</strong>re bestuurslag overlaat, welke<br />
zekerheid bestaat er dat die daadwerkelijk goed gebeurt?<br />
Zijn <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re overhe<strong>de</strong>n voldoen<strong>de</strong> gemotiveerd om het<br />
beleid te laten doorwerken en zijn ze <strong>in</strong> staat <strong>de</strong> taken<br />
over te nemen?<br />
In <strong>de</strong> Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte wordt het aantal<br />
nationale belangen sterk teruggebracht en vele<br />
beleidska<strong>de</strong>rs <strong>voor</strong> <strong>voor</strong>al verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g, aan prov<strong>in</strong>cies<br />
en gemeenten overgelaten (IenM 2011b). Of het<br />
<strong>voor</strong>malige rijksbeleid dient te wor<strong>de</strong>n opgepakt door<br />
lagere overhe<strong>de</strong>n, hangt sterk af van het overdrachtstype<br />
(dat wil zeggen: <strong>de</strong>centraliseren, privatiseren, afstoten,<br />
<strong>de</strong>reguleren of beë<strong>in</strong>digen). In elk geval is het <strong>de</strong><br />
bedoel<strong>in</strong>g dat <strong>de</strong> <strong>de</strong>rtien rijksbelangen doorwerk<strong>in</strong>g<br />
zullen krijgen: ‘Het Rijk gaat er vanuit dat <strong>de</strong> nationale<br />
belangen die via wet- en regelgev<strong>in</strong>g opgedragen wor<strong>de</strong>n<br />
aan an<strong>de</strong>re overhe<strong>de</strong>n door hen goed wor<strong>de</strong>n behartigd’<br />
(IenM 2011: 81).<br />
Dit vertrouwen <strong>in</strong> <strong>de</strong> lagere overhe<strong>de</strong>n vormt een<br />
positieve basis <strong>voor</strong> bestuurlijke samenwerk<strong>in</strong>g. Ook zijn<br />
<strong>voor</strong>al prov<strong>in</strong>cies s<strong>in</strong>ds <strong>de</strong> <strong>in</strong>voer<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> Wro beter<br />
uitgerust om beleid te laten doorwerken <strong>in</strong> gemeentelijke<br />
bestemm<strong>in</strong>gsplannen of door zelf een <strong>in</strong>pass<strong>in</strong>gsplan op<br />
te stellen. Toch is doorwerk<strong>in</strong>g van nationale belangen<br />
niet vanzelfsprekend <strong>in</strong> <strong>de</strong> huidige<br />
ruimtelijkeor<strong>de</strong>n<strong>in</strong>gspraktijk. Slechts een <strong>de</strong>r<strong>de</strong> van <strong>de</strong><br />
gemeenten beschikt over een volledig actueel<br />
bestemm<strong>in</strong>gsplannenbestand. Ver<strong>de</strong>r geldt dat slechts bij<br />
een <strong>de</strong>r<strong>de</strong> van <strong>de</strong> gemeenten <strong>de</strong> toezichts- en<br />
handhav<strong>in</strong>gs<strong>in</strong>zet voldoen<strong>de</strong> is en geldt zelfs <strong>voor</strong> één op<br />
<strong>de</strong> vijf gemeenten dat <strong>de</strong> <strong>in</strong>zet ronduit tekortschiet<br />
(Buitelaar et al. 2011; VROM-Inspectie 2010). Ook hebben<br />
veel gemeenten nog geen of gebrekkige structuurvisies<br />
gemaakt conform <strong>de</strong> nieuwe Wet ruimtelijke or<strong>de</strong>n<strong>in</strong>g<br />
(IenM 2011c). Vooral bij kle<strong>in</strong>e gemeenten is er<br />
onvoldoen<strong>de</strong> prioriteit, capaciteit en/of kennis om het<br />
ruimtelijk relevante beleid te waarborgen (Commissie<br />
Herzien<strong>in</strong>g Handhav<strong>in</strong>g VROM-regelgev<strong>in</strong>g 2008;<br />
Nieuwenhuizen et al. 2008).<br />
De kans op niet-handhaven van nationale ruimtelijke<br />
belangen door gemeenten is groter als lokaal draagvlak<br />
<strong>voor</strong> een nationaal ruimtelijk belang ontbreekt. Dit kan<br />
gevolgen hebben <strong>voor</strong> <strong>de</strong> doorwerk<strong>in</strong>g en nalev<strong>in</strong>g van<br />
een aantal nationaal ruimtelijke belangen. De VROM-<br />
Inspectie conclu<strong>de</strong>ert dat het wenselijk is om aanvullen<strong>de</strong><br />
maatregelen te nemen (VROM-Inspectie 2010).<br />
De kans bestaat dat een aantal nationaal ruimtelijke<br />
belangen niet goed doorwerken en gehandhaafd wor<strong>de</strong>n<br />
op regionaal of gemeentelijk niveau. Het Regeerakkoord<br />
gaat uit van het pr<strong>in</strong>cipe ‘je gaat erover of niet’. Vanuit dat<br />
pr<strong>in</strong>cipe lijkt het logisch dat het Rijk bij nationaal<br />
ruimtelijke belangen die het zo belangrijk v<strong>in</strong>dt dat ze<br />
wor<strong>de</strong>n vastgelegd <strong>in</strong> een AMvB, zelf actief toeziet op een<br />
goe<strong>de</strong> doorwerk<strong>in</strong>g en handhav<strong>in</strong>g.<br />
Het is <strong>de</strong> vraag of <strong>de</strong> nieuwe aanpak met<br />
omgev<strong>in</strong>gsdiensten voldoen<strong>de</strong> perspectief biedt om<br />
82 | <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> <strong>beeld</strong>. Achtergron<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> Ex-ante evaluatie Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
vier<br />
prov<strong>in</strong>ciale en rijksbelangen te handhaven. Het is<br />
mogelijk dat gemeenten belangen van het Rijk en/of <strong>de</strong><br />
prov<strong>in</strong>cies die ze wellicht zelfs tegen hun z<strong>in</strong> hebben<br />
moeten opnemen <strong>in</strong> hun bestemm<strong>in</strong>gsplannen, niet<br />
a<strong>de</strong>quaat zullen handhaven. Ook wanneer <strong>de</strong><br />
omgev<strong>in</strong>gsdiensten zijn <strong>in</strong>gesteld, kunnen gemeenten<br />
nog gemotiveerd afwijken van het advies van <strong>de</strong> dienst<br />
(PBL 2008).<br />
On<strong>de</strong>r zowel <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> als <strong>de</strong> nieuwe Wro is <strong>de</strong> handhav<strong>in</strong>g<br />
<strong>in</strong> het veld helemaal <strong>in</strong> han<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> gemeenten. Wel<br />
heeft <strong>de</strong> m<strong>in</strong>ister van VROM met <strong>de</strong> nieuwe Wro een<br />
vor<strong>de</strong>r<strong>in</strong>gsbevoegdheid gekregen. Zij kan <strong>in</strong> <strong>de</strong> plaats van<br />
<strong>de</strong> gemeente tre<strong>de</strong>n om te handhaven. Ook kan <strong>de</strong><br />
prov<strong>in</strong>cie een gemeente om handhav<strong>in</strong>g verzoeken, als<br />
daar een prov<strong>in</strong>ciaal belang bij is gediend. Het Rijk moet<br />
via twee<strong>de</strong>lijns handhav<strong>in</strong>g controleren of gemeenten<br />
<strong>de</strong>ze taak naar behoren uitvoeren.<br />
Maatschappelijke organisaties en vrijwilligers speel<strong>de</strong>n<br />
tot dusverre een grote rol bij <strong>de</strong> handhav<strong>in</strong>g van het<br />
omgev<strong>in</strong>gsbeleid. De Raad van State heeft onlangs echter<br />
enkele uitspraken gedaan waarbij beroep door <strong>de</strong>rgelijke<br />
organisaties niet ontvankelijk werd verklaard. Het was<br />
met <strong>de</strong> komst van <strong>de</strong> Wro al zo dat alleen<br />
belanghebben<strong>de</strong>n nog beroep kon<strong>de</strong>n aantekenen.<br />
On<strong>de</strong>r <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> WRO gold dat nog <strong>voor</strong> ie<strong>de</strong>reen. Met <strong>de</strong><br />
Crisis- en Herstelwet is daar nog bijgekomen dat <strong>de</strong><br />
belanghebben<strong>de</strong>n er geen rechtsregels bij mogen halen<br />
die niet bedoeld zijn om hun belang te beschermen<br />
(‘relativiteitsvereiste’).<br />
Deze ontwikkel<strong>in</strong>g heeft tot gevolg dat Rijk en prov<strong>in</strong>cies<br />
zich veel actiever moeten gaan opstellen als ze hun<br />
belangen ook echt gehandhaafd willen zien (PBL 2008a).<br />
<strong>in</strong> <strong>de</strong> ruimtelijke or<strong>de</strong>n<strong>in</strong>g is het belangrijk om ver<strong>de</strong>r te<br />
gaan op <strong>de</strong> s<strong>in</strong>ds <strong>de</strong> Wro <strong>in</strong>geslagen weg van belangen en<br />
begrenz<strong>in</strong>gen <strong>voor</strong>af hel<strong>de</strong>r te formuleren, en daarna<br />
gewenste ontwikkel<strong>in</strong>gen uit te lokken door an<strong>de</strong>ren te<br />
<strong>in</strong>spireren, overtuigen en betrekken.<br />
Er zijn ook signalen uit <strong>de</strong> praktijk die re<strong>de</strong>n geven <strong>voor</strong><br />
optimisme. In het programma Ruimte <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Rivier<br />
wordt met succes gewerkt met het zogenoem<strong>de</strong><br />
omwisselbesluit. In dit geval stelt <strong>de</strong> Rijksoverheid <strong>voor</strong>af<br />
dui<strong>de</strong>lijke en meetbare doelstell<strong>in</strong>gen, <strong>in</strong> <strong>de</strong>ze context<br />
over waterafvoer. Daarnaast was het streven naar<br />
ruimtelijk kwaliteit als ‘nevenschikkend hoofddoel’<br />
gesteld. Er werd een basisbesluit gemaakt over <strong>de</strong><br />
gewenste ontwikkel<strong>in</strong>gen en een algemeen plan<br />
opgesteld. Daarna zijn regio’s uitgenodigd om met<br />
alternatieve plannen die hetzelf<strong>de</strong> doelstell<strong>in</strong>gen<br />
bereiken. Als dit lukt, vervangen <strong>de</strong>ze plannen het<br />
oorspronkelijke plan. Deze aanpak heeft geleid tot vele<br />
publiek-private <strong>in</strong>itiatieven en heeft het maatschappelijk<br />
draagvlak van <strong>de</strong> plannen sterk vergroot.<br />
Een <strong>de</strong>rgelijke werkwijze geeft ruimte <strong>voor</strong> <strong>in</strong>novatieve<br />
oploss<strong>in</strong>gen zon<strong>de</strong>r afbreuk te doen aan belangrijke<br />
maatschappelijke doelstell<strong>in</strong>gen (<strong>in</strong> dit geval,<br />
overstrom<strong>in</strong>gsrisico’s beperken). Deze filosofie past ook<br />
beter bij een overheid die actief gebruik maakt van <strong>de</strong><br />
reactiesnelheid, het leervermogen en <strong>de</strong> creativiteit van<br />
<strong>de</strong> samenlev<strong>in</strong>g (Hajer 2011). Voor een bre<strong>de</strong>re toepass<strong>in</strong>g<br />
Bestuurlijke aspecten | 83
<br />
Literatuur<br />
Adviesgroep ‘Tu<strong>in</strong>bouwcluster Greenport.nl’ (2010), Vitaal<br />
tu<strong>in</strong>bouwcluster 2040. Een toekomststrategie <strong>voor</strong> Greenport<br />
Holland, Amsterdam.<br />
Agricola, H. et al. (2010), Landschappelijke effecten van<br />
ontwikkel<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> <strong>de</strong> landbouw, WOt-Werkdocument 215,<br />
Wagen<strong>in</strong>gen.<br />
Allers, M.A. (2005), ‘De ver<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g van het gemeentefonds:<br />
een kritiek op <strong>de</strong> bestaan<strong>de</strong> metho<strong>de</strong> en <strong>voor</strong>stel <strong>voor</strong><br />
een alternatief’, Tijdschrift <strong>voor</strong> Openbare F<strong>in</strong>anciën 4: 158-<br />
189.<br />
Backes, C.W. et al. (2011), Natura 2000 <strong>in</strong> Ne<strong>de</strong>rland.<br />
Juridische ruimte, natuurdoelen en beheerplanprocessen, Den<br />
Haag: <strong>Planbureau</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Leefomgev<strong>in</strong>g.<br />
Barkhuysen, T. et al. (2011), ‘De eerste ervar<strong>in</strong>gen met <strong>de</strong><br />
Crisis- en Herstelwet’, Tijdschrift <strong>voor</strong> Bouwrecht 4 (2):<br />
102-111.<br />
Bemmel, B. van & R. Kuiper (2010), ‘Dure grond als<br />
<strong>in</strong>dicator <strong>voor</strong> functieveran<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g. Planologische<br />
dui<strong>de</strong>lijkheid leidt tot matig<strong>in</strong>g grondprijs’, ROM 28 (4):<br />
12-14.<br />
Bervaes, J.C.A.M. et al. (2001), Rijksbufferzones. Verle<strong>de</strong>n,<br />
he<strong>de</strong>n en toekomst, Alterra rapport 360, Wagen<strong>in</strong>gen.<br />
Bessel<strong>in</strong>g, P. & G. Romijn (2008), Economische effecten<br />
van reguler<strong>in</strong>g en subsidiër<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> huurwon<strong>in</strong>genmarkt,<br />
Centraal <strong>Planbureau</strong>, document no. 165, Den Haag.<br />
B<strong>in</strong>nenlands Bestuur (2011) ‘Invoer<strong>in</strong>g Wabo<br />
problematisch’, B<strong>in</strong>nenlands Bestuur, 4 februari 2011.<br />
Bork, G.J. van (1997), ‘De strijd om <strong>de</strong> ruimte’, ESB 82<br />
(4130): 896.<br />
Bos, E. & T. Vogelenzang (2010), ‘Effecten van vernatt<strong>in</strong>g,<br />
<strong>in</strong>tegrale afweg<strong>in</strong>g met een maatschappelijke kostenbatenanalyse’,<br />
Landschap 27: 3.<br />
Bos, F. (2010), Fiscal <strong>de</strong>centralisation <strong>in</strong> the Netherlands.<br />
History, current practice and economic theory, CPB<br />
Document no. 214, The Hague.<br />
Bre<strong>de</strong>noord, H. et al. (2011), Herijk<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> Ecologische<br />
Hoofdstructuur, Den Haag: <strong>Planbureau</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
Leefomgev<strong>in</strong>g.<br />
Breman, B.C., J. Luttik & J. Vreke (2008), De<br />
aantrekk<strong>in</strong>gskracht van het Ne<strong>de</strong>rlandse landschap. Een<br />
verkenn<strong>in</strong>g naar <strong>de</strong> relatie tussen ruimtelijke factoren en<br />
<strong>in</strong>komend toerisme, WOt-rapport 95, Wagen<strong>in</strong>gen.<br />
Broer, K. (2011), ‘Fietspad als trekker <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
kenniseconomie’, Fietsverkeer 10 (27): 28-31.<br />
Bruijn, K.M. <strong>de</strong> & F. Klijn (2009), ‘Risky places <strong>in</strong> the<br />
Netherlands. A first approximation for floods’, Journal of<br />
Flood Risk Management 2: 58-67.<br />
Buitelaar, E. & G. Pouls (2009), ‘Marktconcentratie<br />
en won<strong>in</strong>gbouw: een empirisch on<strong>de</strong>rzoek naar<br />
marktaan<strong>de</strong>len van won<strong>in</strong>gaanbie<strong>de</strong>rs’, Real Estate<br />
Quarterly 8: 45-51.<br />
Buitelaar, E. & P. Witte (2011), F<strong>in</strong>ancier<strong>in</strong>g van<br />
gebiedsontwikkel<strong>in</strong>g. Een empirische analyse van<br />
gron<strong>de</strong>xploitaties, Den Haag: <strong>Planbureau</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
Leefomgev<strong>in</strong>g.<br />
Buitelaar, E., M. Galle, N. Sorel (2010), ‘Plan-led plann<strong>in</strong>g<br />
systems <strong>in</strong> <strong>de</strong>velopment-led practices: an empirical<br />
analysis <strong>in</strong>to the (lack of) <strong>in</strong>stitutionalisation of<br />
plann<strong>in</strong>g law’, Environment and Plann<strong>in</strong>g A 43: 928-941.<br />
Comité van Toezicht ILG (2010), Eerste verslag Comité van<br />
Toezicht.<br />
Commissie Herzien<strong>in</strong>g Handhav<strong>in</strong>gsstelsel VROMregelgev<strong>in</strong>g<br />
(Commissie Mans) (2008), De tijd is rijp, Den<br />
Haag.<br />
Commissie Kok (2007), Advies Commissie Versterk<strong>in</strong>g<br />
Randstad, Commissie Kok, Zoetermeer.<br />
Commissie Sociaal-Economische Deskundigen (2010),<br />
Naar een <strong>in</strong>tegrale hervorm<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> won<strong>in</strong>gmarkt, Den<br />
Haag: Sociaal-Economische Raad.<br />
Commissie Versnell<strong>in</strong>g Besluitvorm<strong>in</strong>g Infrastructurele<br />
Projecten (Commissie Elverd<strong>in</strong>g) (2008), Sneller en beter.<br />
CPB, MNP & RPB (2006), Welvaart en Leefomgev<strong>in</strong>g,<br />
een scenariostudie <strong>voor</strong> Ne<strong>de</strong>rland <strong>in</strong> 2040, Den Haag/<br />
Bilthoven.<br />
Cushman & Wakefield (2009), European cities monitor,<br />
London.<br />
Defensie (2011), Defensie na <strong>de</strong> kredietcrisis. Een kle<strong>in</strong>ere<br />
krijgsmacht <strong>in</strong> een onrustige wereld, Den Haag.<br />
Deltacommissie (2008), Samen werken met water. Een land<br />
dat leeft, bouwt aan zijn toekomst, Den Haag.<br />
Don<strong>de</strong>rs, J., G. Romijn & M. van Dijk (2010), Hervorm<strong>in</strong>g<br />
van het Ne<strong>de</strong>rlandse woonbeleid, Centraal <strong>Planbureau</strong><br />
publicatie 84, Den Haag.<br />
Du<strong>in</strong>hoven, G. van (2010), ‘Crisis <strong>in</strong> het land: Crisis- en<br />
Herstelwet’, Landwerk 5: 12-15.<br />
Ecorys (2005), Maatschappelijke kosten en baten IBO<br />
Verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g, Rotterdam.<br />
Ecorys, i.s.m. VD2 Advies BV (2010), F<strong>in</strong>ancier<strong>in</strong>gsmid<strong>de</strong>len<br />
uit gebiedsontwikkel<strong>in</strong>g en bestemm<strong>in</strong>gswijzig<strong>in</strong>gen. Een<br />
verkenn<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> publiekrechtelijke mogelijkhe<strong>de</strong>n van<br />
planbatenheff<strong>in</strong>g, bovenplanse vereven<strong>in</strong>g en verruim<strong>in</strong>g van<br />
het huidige kostenverhaal, Rotterdam.<br />
84 | <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> <strong>beeld</strong>. Achtergron<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> Ex ante evaluatie Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
<br />
Engelsdorp Gastelaars, R. van & D. Hamers (2006), De<br />
nieuwe stad. Ste<strong>de</strong>lijke centra als brandpunten van <strong>in</strong>teractie,<br />
Den Haag: Ruimtelijk <strong>Planbureau</strong>.<br />
ESPON (2009), Territorial dynamics <strong>in</strong> Europe. Trends <strong>in</strong><br />
accessibility, Territorial observation No. 2, Luxemburg:<br />
ESPON.<br />
Europese Commissie (2011), Witboek. Stappenplan <strong>voor</strong> een<br />
<strong>in</strong>terne Europese vervoersruimte, Brussel.<br />
Farjon, J.M.J. et al. (2001), Ne<strong>de</strong>r-landschap <strong>in</strong>ternationaal:<br />
bouwstenen <strong>voor</strong> een selectie van gebie<strong>de</strong>n landschapsbehoud,<br />
Alterra rapport 358. Wagen<strong>in</strong>gen.<br />
Gar<strong>de</strong>nier, J.D. et al. (2011), Leven <strong>in</strong> <strong>de</strong> leegte. Leefbaarheid <strong>in</strong><br />
Noord-Gron<strong>in</strong>gen anno 2010, Gron<strong>in</strong>gen: CAB.<br />
Gemeng<strong>de</strong> commissie <strong>de</strong>centralisatie<strong>voor</strong>stellen<br />
prov<strong>in</strong>cies (‘Commissie Lod<strong>de</strong>rs’) (2008), Ruimte, regie en<br />
rekenschap, Den Haag: M<strong>in</strong>isterie van BZK.<br />
Geurs, K., B. Zondag & M. <strong>de</strong> Bok (2010), ‘De<br />
bereikbaarheidsw<strong>in</strong>st van verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>gsbeleid.<br />
Een economisch-geografische <strong>in</strong>valshoek biedt<br />
nieuwe <strong>in</strong>zichten <strong>in</strong> <strong>de</strong> wisselwerk<strong>in</strong>g tussen<br />
verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>gsbeleid en bereikbaarheidsw<strong>in</strong>st’,<br />
Rooilijn 4: 254-259.<br />
Goetgeluk, R. et al. (1999), Groene grond <strong>in</strong> ruimtelijke<br />
perspectieven, LEI rapport 4.99.18. Den Haag.<br />
Grontmij B.V. (2009), Centrumfunctie versterkt! Productie<br />
verplaatst?, Wadd<strong>in</strong>xveen.<br />
Groot, H. <strong>de</strong> et al. (2010), Stad en land, Den Haag: Centraal<br />
<strong>Planbureau</strong>.<br />
H+N+S Landschapsarchitecten & Deltares (2009),<br />
Toekomst<strong>beeld</strong> Zuidwestelijke Delta 2050, essay i.o.v.<br />
Stuurgroep Zuidwestelijke Delta.<br />
Hajer, M. (2011), De energieke samenlev<strong>in</strong>g. Op zoek naar<br />
een stur<strong>in</strong>gsfilosofie <strong>voor</strong> een schone economie, Den Haag:<br />
<strong>Planbureau</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Leefomgev<strong>in</strong>g.<br />
Hamers, D. et al. (2009), Verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g <strong>in</strong> <strong>de</strong> stadsrandzone,<br />
Den Haag/Bilthoven: <strong>Planbureau</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
Leefomgev<strong>in</strong>g.<br />
Hilbers, H. & D. Snellen (2010), Bestendigheid van <strong>de</strong> WLOscenario’s,<br />
Den Haag/Bilthoven: <strong>Planbureau</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
Leefomgev<strong>in</strong>g.<br />
Hilbers, H., P. van <strong>de</strong> Coever<strong>in</strong>g & A. van Hoorn (2009),<br />
Openbaar vervoer, ruimtelijke structuur en flankerend beleid.<br />
De effecten van beleidsstrategieën, Den Haag/Bilthoven:<br />
<strong>Planbureau</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Leefomgev<strong>in</strong>g.<br />
Hilbers, H., D. Snellen & A. Hendriks (2006), Files en <strong>de</strong><br />
ruimtelijke <strong>in</strong>richt<strong>in</strong>g van Ne<strong>de</strong>rland, Den Haag: Ruimtelijk<br />
<strong>Planbureau</strong>.<br />
Hoek, T.H. van, M.A. Kon<strong>in</strong>g & M. Mul<strong>de</strong>r (2011), Succesvol<br />
b<strong>in</strong>nenste<strong>de</strong>lijk bouwen. Een on<strong>de</strong>rzoek naar maatschappelijke<br />
kosten en baten en mogelijkhe<strong>de</strong>n tot optimalisatie van<br />
b<strong>in</strong>nenste<strong>de</strong>lijk bouwen, Economisch Instituut <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
Bouw.<br />
Hoen, A., S.F. Kieboom, G.P. Geilenkirchen & C.B.<br />
Hanschke (2010), Verkeer en vervoer <strong>in</strong> <strong>de</strong> Referentieram<strong>in</strong>g<br />
Energie en Emissies 2010-2020. Broeikasgassen en<br />
luchtverontre<strong>in</strong>igen<strong>de</strong> stoffen, Den Haag/Bilthoven:<br />
<strong>Planbureau</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Leefomgev<strong>in</strong>g.<br />
Hoogheemraadschap van Rijnland (2010), Jaarverslag<br />
2009, Lei<strong>de</strong>n.<br />
Hoorn, A. van, H.J. Tennekes & R. van Wijngaar<strong>de</strong>n<br />
(2010), Quick scan energie en ruimte. Raakvlakken tussen<br />
energiebeleid en ruimtelijke or<strong>de</strong>n<strong>in</strong>g, Den Haag/Bilthoven:<br />
<strong>Planbureau</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Leefomgev<strong>in</strong>g.<br />
Horsten-Van Santen, Y. et al. (1998), Strategische visie<br />
lan<strong>de</strong>lijk gebied, Den Haag: M<strong>in</strong>isterie van VROM.<br />
IenM (2011a), Kab<strong>in</strong>etsreactie Witboek vervoer, Den Haag:<br />
M<strong>in</strong>isterie van Infrastructuur en Milieu.<br />
IenM (2011b), Ontwerp Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte,<br />
Den Haag, M<strong>in</strong>isterie van Infrastructuur en Milieu.<br />
IenM (2011c), Vernieuw<strong>in</strong>g omgev<strong>in</strong>gsrecht: eenvoudig beter,<br />
Den Haag: M<strong>in</strong>isterie van Infrastructuur en Milieu.<br />
IenM (2011d), Zicht op structuurvisies. Het gebruik van<br />
gemeentelijke structuurvisies, Den Haag: M<strong>in</strong>isterie van<br />
Infrastructuur en Milieu.<br />
Janssen-Jansen, L.B. (2007), ‘Smart growth strategies as<br />
challenge for Dutch <strong>de</strong>velopmental plann<strong>in</strong>g policies’,<br />
pp. 233-252 <strong>in</strong>: G. Knaap, H. Haccou, K. Clifton & J.<br />
Frece (eds.), Regulations, <strong>in</strong>centives, and plans. The role of<br />
states and nation-states <strong>in</strong> smart growth implementation,<br />
Northhampton: Edward Elgar Publish<strong>in</strong>g.<br />
Janssen-Jansen, L. (2010), Ruimte ruilen. Regionale<br />
samenwerk<strong>in</strong>g als oploss<strong>in</strong>g <strong>voor</strong> <strong>de</strong> aanpak van leegstaan<strong>de</strong><br />
kantoren, Rotterdam: NICIS.<br />
Jókövi, M., C. Boon & F. Filius (2006), Won<strong>in</strong>gproductie ten<br />
tij<strong>de</strong> van <strong>de</strong> V<strong>in</strong>ex. Een verkenn<strong>in</strong>g, Den Haag: Ruimtelijk<br />
<strong>Planbureau</strong>.<br />
Jong, J.J. <strong>de</strong> et al. (2009), Inventarisatie en beheerskosten van<br />
landschapselementen, WOt-rapport 138, Wagen<strong>in</strong>gen.<br />
Kab<strong>in</strong>et Rutte (2010), Vrijheid en verantwoor<strong>de</strong>lijkheid.<br />
Concept regeerakkoord VVD-CDA, Den Haag.<br />
Kenniscirkel MIRT (2010), Eerste generatie gebiedsagenda’s<br />
smaakt naar meer, maar hebben nog wat zout nodig,<br />
Nijmegen: Royal Haskon<strong>in</strong>g<br />
Klijn, F. (2007), Hoogwaterbescherm<strong>in</strong>g en/of gevolgbeperk<strong>in</strong>g,<br />
Delft: WL Delft Hydraulics.<br />
Klijn, F. (2010), Deltadijken, ruimtelijke implicaties. Effecten<br />
en kansen van het doorbraakvrij maken van primaire<br />
waterker<strong>in</strong>gen, Delft: Deltares.<br />
Koomen, E. (2002), De RuimteScanner verkend, Amsterdam:<br />
Vrije Universiteit.<br />
Korsten, A.F.A. (1989), ‘Beë<strong>in</strong>dig<strong>in</strong>g van beleid’, <strong>in</strong>: A.<br />
Hoogerwerf (red.), Overheidsbeleid, Alphen a/d Rijn:<br />
Samson.<br />
Korsten, A.F.A., P. <strong>de</strong> Jong & C.J.M. Breed (2010),<br />
Regeren met programma’s, Den Haag: M<strong>in</strong>isterie van<br />
B<strong>in</strong>nenlandse Zaken en Kon<strong>in</strong>krijkrelaties.<br />
Kreukels, T. (2009), ‘De experimentele aanpak van<br />
Randstad Urgent moet dagelijkse praktijk wor<strong>de</strong>n’, <strong>in</strong>:<br />
M. <strong>de</strong> Jong, Frisse blikken, Den Haag: Randstad Urgent.<br />
Literatuur | 85
<br />
Kuhlman, T. et al. (2010), Grondprijskaarten 1998-2008,<br />
WOt-Werkdocument 185, Wagen<strong>in</strong>gen.<br />
Kuiper, R. & A.A. Bouwman (2009), Trendkaart Ne<strong>de</strong>rland<br />
2040. Achtergrondrapport bij het project ‘Ne<strong>de</strong>rland<br />
Later’, Den Haag/Bilthoven: <strong>Planbureau</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
Leefomgev<strong>in</strong>g.<br />
Kuiper, R., A. Bouwman & A. Bräuer (2009), Beleidsruimte<br />
<strong>voor</strong> verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g. Zoekgebie<strong>de</strong>n vanuit het rijksbeleid<br />
(poster), Den Haag/Bilthoven: <strong>Planbureau</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
Leefomgev<strong>in</strong>g.<br />
Kwadijk, J., A. Jeuken & H. van Waveren (2008),<br />
De klimaatbestendigheid van Ne<strong>de</strong>rland Waterland.<br />
Verkenn<strong>in</strong>g van knikpunten <strong>in</strong> beheer en beleid <strong>voor</strong> het<br />
hoofdwatersysteem, Delft/Den Haag: Deltares & RWS.<br />
Luijt, J. (2007), Strategisch gedrag gron<strong>de</strong>igenaren, WOtrapport<br />
38, Wagen<strong>in</strong>gen.<br />
Luijt, J., J.W. Kuhlman & J. Pilkes (2003), Agrarische<br />
grondprijzen on<strong>de</strong>r ste<strong>de</strong>lijke druk. Ste<strong>de</strong>lijke optiewaar<strong>de</strong><br />
en agrarische gebruikswaar<strong>de</strong> afhankelijk van ligg<strong>in</strong>g,<br />
Landbouweconomisch Instituut, <strong>Planbureau</strong>-werk <strong>in</strong><br />
uitvoer<strong>in</strong>g, Werkdocument 2003/15, Den Haag.<br />
Luttik, J. et al. (2009), Landschap als bl<strong>in</strong><strong>de</strong> vlek, Een<br />
verkenn<strong>in</strong>g naar <strong>de</strong> relatie tussen ruimtelijke factoren en het<br />
vestig<strong>in</strong>gsgedrag van buitenlandse bedrijven, WOt-rapport<br />
99, Wagen<strong>in</strong>gen.<br />
Manshan<strong>de</strong>n, W.J.J. et al. (2010), De Top 20 van Europese<br />
ste<strong>de</strong>lijke regio’s. Randstad Holland <strong>in</strong> <strong>in</strong>ternationaal<br />
perspectief, Delft: TNO Bouw en On<strong>de</strong>rgrond.<br />
MNP (2003), Natuurbalans, Bilthoven: MNP.<br />
MNP (2005), Milieu- en natuureffecten Nota Ruimte,<br />
Bilthoven: MNP.<br />
MNP (2007a), Ecologische evaluatie regel<strong>in</strong>gen <strong>voor</strong><br />
natuurbeheer, Bilthoven: MNP.<br />
MNP (2007b), Ne<strong>de</strong>rland Later. Twee<strong>de</strong><br />
Duurzaamheidsverkenn<strong>in</strong>g, <strong>de</strong>el Fysieke Leefomgev<strong>in</strong>g<br />
Ne<strong>de</strong>rland, Bilthoven: MNP.<br />
Mori Memorial Foundation (2010), Global power City In<strong>de</strong>x.<br />
Yearbook 2010, Tokyo.<br />
Ne<strong>de</strong>rlands Bureau <strong>voor</strong> Toerisme & Congressen<br />
(2010), Kerncijfers Toerisme en Recreatie, editie 2010,<br />
Leidschendam.<br />
Nieuwenhuizen, W., M. Pleijte, R.P. Kranendonk & W.J. <strong>de</strong><br />
Regt (2008), De uitvoer<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> Wet op <strong>de</strong> <strong>Ruimtelijke</strong><br />
Or<strong>de</strong>n<strong>in</strong>g (WRO) <strong>in</strong> <strong>de</strong> praktijk, Wagen<strong>in</strong>gen: Wettelijke<br />
On<strong>de</strong>rzoekstaken Natuur & Milieu.<br />
OECD (2007), OECD Territorial Reviews, Randstad Holland,<br />
Netherlands, Paris.<br />
OECD (2010), OECD Economic Surveys. Netherlands 2010,<br />
Paris.<br />
Ol<strong>de</strong>n, H. (2010), Uit <strong>voor</strong>raad leverbaar, proefschrift<br />
Universiteit Utrecht.<br />
PBL (2008a), Landschap beschermen en ontwikkelen. Evaluaties<br />
en bedrijfsopties, Den Haag/Bilthoven: <strong>Planbureau</strong> <strong>voor</strong><br />
<strong>de</strong> Leefomgev<strong>in</strong>g.<br />
PBL (2008b), Planmonitor Nota Ruimte, Den Haag/<br />
Bilthoven: <strong>Planbureau</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Leefomgev<strong>in</strong>g.<br />
PBL (2009a), Gett<strong>in</strong>g <strong>in</strong>to the right lane for 2050, Den Haag/<br />
Bilthoven: <strong>Planbureau</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Leefomgev<strong>in</strong>g<br />
PBL (2009b), De toekomst van bedrijventerre<strong>in</strong>en, Den Haag/<br />
Bilthoven: <strong>Planbureau</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Leefomgev<strong>in</strong>g.<br />
PBL (2010a), Balans <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Leefomgev<strong>in</strong>g, Den Haag/<br />
Bilthoven: <strong>Planbureau</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Leefomgev<strong>in</strong>g.<br />
PBL (2010b), Beleidsdossier won<strong>in</strong>gbouw 2010 2020,<br />
webdocument 2020, versie 01, 14-09-2010, www.pbl.<br />
nl/balansvan<strong>de</strong>leefomgev<strong>in</strong>g, Den Haag/Bilthoven:<br />
<strong>Planbureau</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Leefomgev<strong>in</strong>g.<br />
PBL (2010c), Internationale concurrentiepositie van <strong>de</strong><br />
Randstad, webdocument 2011, versie 01, 13-09-2010,<br />
www.pbl.nl/balansvan<strong>de</strong>leefomgev<strong>in</strong>g, Den Haag/<br />
Bilthoven: <strong>Planbureau</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Leefomgev<strong>in</strong>g.<br />
PBL (2010d), Staat van <strong>de</strong> ruimte, Den Haag/Bilthoven:<br />
<strong>Planbureau</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Leefomgev<strong>in</strong>g.<br />
PBL (2011a), De concurrentiepositie van Ne<strong>de</strong>rlandse regio’s <strong>in</strong><br />
Europa, Den Haag: <strong>Planbureau</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Leefomgev<strong>in</strong>g.<br />
PBL (2011b), Een <strong>de</strong>lta <strong>in</strong> beweg<strong>in</strong>g. Bouwstenen <strong>voor</strong> een<br />
klimaatbestendige ontwikkel<strong>in</strong>g van Ne<strong>de</strong>rland, Den Haag:<br />
<strong>Planbureau</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Leefomgev<strong>in</strong>g.<br />
PBL (2011c), Ex-ante evaluatie Structuurvisie Infrastructuur en<br />
Ruimte, Den Haag: <strong>Planbureau</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Leefomgev<strong>in</strong>g.<br />
PBL (2011d), Ne<strong>de</strong>rland <strong>in</strong> 2040: een land van regio’s.<br />
<strong>Ruimtelijke</strong> Verkenn<strong>in</strong>g 2011, Den Haag: <strong>Planbureau</strong> <strong>voor</strong><br />
<strong>de</strong> Leefomgev<strong>in</strong>g.<br />
Priemus, H. (2009) ‘Bovenlokale <strong>in</strong>frastructuurprojecten’,<br />
<strong>in</strong>: Fe<strong>de</strong>ratie Welstand (red.), Gebiedskwaliteit rond<br />
<strong>in</strong>frastructuur, Amsterdam: Fe<strong>de</strong>ratie Welstand.<br />
Prov<strong>in</strong>cies Zeeland, Noord-Brabant & Zuid-Holland<br />
(2003), De Delta <strong>in</strong> zicht. Een <strong>in</strong>tegrale visie op <strong>de</strong><br />
Deltawateren, Mid<strong>de</strong>lburg<br />
Raad <strong>voor</strong> <strong>de</strong> f<strong>in</strong>anciële verhoud<strong>in</strong>gen (2010), Advies<br />
gevolgen regeerakkoord <strong>voor</strong> f<strong>in</strong>anciële verhoud<strong>in</strong>gen, Den<br />
Haag.<br />
Raad <strong>voor</strong> het Openbaar Bestuur (2011), Briefadvies twee<br />
bestuurslagen pr<strong>in</strong>cipe, kenmerk 2011-2000118098, Den<br />
Haag.<br />
Raad <strong>voor</strong> Verkeer en Waterstaat (2009), Beter is sneller,<br />
Den Haag: Raad <strong>voor</strong> Verkeer en Waterstaat.<br />
Ra<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Leefomgev<strong>in</strong>g en Infrastructuur (2011),<br />
Toekomst van het ruimtelijk beleid, adviesnr. 2011/02, Den<br />
Haag.<br />
Raspe, O. & M. van <strong>de</strong>n Berge (2010), De ruimtelijke<br />
structuur van <strong>de</strong> clusters van nationaal belang, Den Haag/<br />
Bilthoven: <strong>Planbureau</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Leefomgev<strong>in</strong>g.<br />
Raspe, O. et al. (2010), De economische kracht van <strong>de</strong><br />
Noordvleugel van <strong>de</strong> Randstad, Den Haag/Bilthoven:<br />
<strong>Planbureau</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Leefomgev<strong>in</strong>g.<br />
Regt, W.J. <strong>de</strong> (2004), ‘Grondtransacties <strong>in</strong> twee<br />
rijksbufferzones <strong>in</strong> Ne<strong>de</strong>rland’, <strong>in</strong>: H. Farjon et<br />
al., Groene ruimte <strong>in</strong> <strong>de</strong> Randstad: een evaluatie van het<br />
rijksbeleid <strong>voor</strong> bufferzones en <strong>de</strong> Randstadgroenstructuur.<br />
86 | <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> <strong>beeld</strong>. Achtergron<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> Ex ante evaluatie Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
<br />
Achtergronddocument bij Natuurbalans 2004, Wagen<strong>in</strong>gen:<br />
Natuurplanbureau.<br />
Renes, G. et al. (2006), Betaalbaarheid van koopwon<strong>in</strong>gen en<br />
het ruimtelijk beleid, Den Haag: Ruimtelijk <strong>Planbureau</strong>.<br />
Renes, G. et al. (2010), Evaluatie beoor<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g Nota<br />
Ruimteprojecten, Den Haag: Centraal <strong>Planbureau</strong> &<br />
<strong>Planbureau</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Leefomgev<strong>in</strong>g.<br />
RIGO (2008), Kosten en opbrengsten bij projecten <strong>voor</strong><br />
verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g tot 2020. Bijlage bij <strong>de</strong> beantwoord<strong>in</strong>g van <strong>de</strong><br />
motie Van Heugten, Amsterdam.<br />
Rij, E. van (2010), Improv<strong>in</strong>g <strong>in</strong>stitutions for green landscapes <strong>in</strong><br />
metropolitan areas, dissertation TU Delft, Delft.<br />
Rijken, B. & B. Zondag (2011), The <strong>de</strong>velopment and effective<br />
application of <strong>de</strong>cision support tools <strong>in</strong> the area of climate<br />
change. A case study from the Netherlands, Paper 58th<br />
Annual North American Meet<strong>in</strong>gs of the Regional<br />
Science Association International 2011 // Second<br />
Conference of the Regional Science Association of the<br />
Americas.<br />
Rijksoverheid (2010), Nationaal actieplan <strong>voor</strong> energie uit<br />
hernieuwbare bronnen, Den Haag.<br />
Royal Haskon<strong>in</strong>g (2010), Beleidsevaluatie nationale<br />
landschappen, Den Haag: M<strong>in</strong>isterie van VROM,<br />
M<strong>in</strong>isterie van LNV, IPO.<br />
Schuur, J. (2010), De baten en kosten van ruimtelijk beleid en<br />
<strong>de</strong> relatie met het won<strong>in</strong>gaanbod, Den Haag/Bilthoven:<br />
<strong>Planbureau</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Leefomgev<strong>in</strong>g.<br />
Silvis, H.J. et al. (2009), De agrarische sector <strong>in</strong> Ne<strong>de</strong>rland naar<br />
2020. Perspectieven en onzekerhe<strong>de</strong>n, LEI-rapport 2009-<br />
021, Den Haag.<br />
Snellen, D. et al. (2006), Monitor Nota Ruimte. De opgave <strong>in</strong><br />
<strong>beeld</strong>, Den Haag/Bilthoven: Ruimtelijk <strong>Planbureau</strong> en<br />
Milieu- en Natuurplanbureau.<br />
Stiglitz, J. (1988), Economics of the public sector, New York/<br />
London: Norton.<br />
Tennekes, J. & A. Harbers (2011, te verschijnen), De <strong>in</strong>vloed<br />
van <strong>in</strong>stituties van projectontwikkel<strong>in</strong>g op ste<strong>de</strong>nbouwkundige<br />
morfologie, Den Haag: <strong>Planbureau</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
Leefomgev<strong>in</strong>g.<br />
Thissen, F. (1995), Bewoners en ne<strong>de</strong>rzett<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> Zeeland,<br />
op weg naar een nieuwe verschei<strong>de</strong>nheid, proefschrift<br />
Universiteit van Amsterdam, Ne<strong>de</strong>rlandse Geografische<br />
Studies 191 KNAG/FRW & Universiteit van Amsterdam,<br />
Utrecht/Amsterdam.<br />
Thissen, M., P. van <strong>de</strong> Coever<strong>in</strong>g & H. Hilbers (2006),<br />
Wegen naar economische groei, Rotterdam/Den Haag: NAI<br />
Uitgevers/Ruimtelijk <strong>Planbureau</strong>.<br />
Tholen, J., B. Hendriksen & A. <strong>de</strong> Jong (2010), Duurzame<br />
f<strong>in</strong>ancier<strong>in</strong>g van landschap. Een on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong><br />
f<strong>in</strong>ancier<strong>in</strong>gsbehoefte van beheer en herstel van waar<strong>de</strong>volle<br />
nationale en prov<strong>in</strong>ciale cultuurlandschappen, Amstelveen:<br />
KPMG Advisory N.V.<br />
Veen, P. & L. Graaff (2010), Kernkwaliteiten <strong>in</strong> <strong>de</strong> praktijk.<br />
Handreik<strong>in</strong>g aan beleidsmakers en uitvoer<strong>de</strong>rs van Nationale<br />
Landschappen, Amsterdam/Rotterdam: VISTA/<br />
Investeren <strong>in</strong> ruimte.<br />
Verwest, F. & F. van Dam (red.) (2010), Van bestrij<strong>de</strong>n<br />
naar begelei<strong>de</strong>n: <strong>de</strong>mografische krimp <strong>in</strong> Ne<strong>de</strong>rland.<br />
Beleidsstrategieën <strong>voor</strong> huidige en toekomstige<br />
krimpregio’s, Den Haag/Bilthoven: <strong>Planbureau</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
Leefomgev<strong>in</strong>g.<br />
VROM-Inspectie (2009), Rapportage actualiteit en<br />
handhav<strong>in</strong>g bestemm<strong>in</strong>gsplannen, Den Haag.<br />
VROM & CBS (2010), Wonen overwogen, Den Haag.<br />
VROM-raad (2008), Brussels lof. Handreik<strong>in</strong>g <strong>voor</strong><br />
ontwikkel<strong>in</strong>g en implementatie van Europees Recht en Beleid,<br />
Den Haag: VROM-raad.<br />
Werkgroep verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g (2004), Locaties bij won<strong>in</strong>gbouw.<br />
E<strong>in</strong>drapportage van <strong>de</strong> Werkgroep Verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g,<br />
<strong>in</strong>ter<strong>de</strong>partementaal beleidson<strong>de</strong>rzoek, ron<strong>de</strong> 2004,<br />
nr.2, Den Haag.<br />
Werkplaats Zuidwestelijke Delta (2010), Ontwerp2daagse<br />
Zuidwestelijke Delta. Schetsen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> lange termijn,<br />
Mid<strong>de</strong>lburg: Programmabureau Zuidwestelijke Delta.<br />
Weter<strong>in</strong>gs, A, et al. (2011, te verschijnen), The European<br />
landscape of foreign direct <strong>in</strong>vestments and the attractiveness<br />
of the Dutch regions, The Hague: PBL Netherlands<br />
Environmental Assessment Agency.<br />
Wou<strong>de</strong>n, R. van <strong>de</strong>r et al. (2009), Evaluatie sleutelprojecten,<br />
Gouda/Delft: Bureau Ste<strong>de</strong>lijke Plann<strong>in</strong>g/Technische<br />
Universiteit Delft.<br />
Wou<strong>de</strong>n, R. van <strong>de</strong>r, R. Kuiper & C. Eijgenraam (2007),<br />
Ex-ante toets Structuurvisie Randstad, Den Haag/Bilthoven:<br />
RPB, CPB en MNP.<br />
Zeijts, H. van et al. (2010), Mogelijke bijdrage van het<br />
Gemeenschappelijk Landbouwbeleid aan het halen van<br />
beleidsdoelen <strong>voor</strong> milieu, natuur en landschap, Den Haag/<br />
Bilthoven: <strong>Planbureau</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Leefomgev<strong>in</strong>g.<br />
Zui<strong>de</strong>ma, M. & M. van Elp (2010), Kantorenleegstand.<br />
Probleemanalyse en oploss<strong>in</strong>gsricht<strong>in</strong>gen, EIB.<br />
Literatuur | 87
<strong>Planbureau</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Leefomgev<strong>in</strong>g<br />
Postadres<br />
Postbus 30314<br />
2500 GH Den Haag<br />
Bezoekadres<br />
Oranjebuitens<strong>in</strong>gel 6<br />
2511 VE Den Haag<br />
T +31 (0)70 3288700<br />
www.pbl.nl<br />
Maart 2012<br />
Twee<strong>de</strong>, herziene, versie