16.05.2014 Views

Ruimtelijke opgaven in beeld - Planbureau voor de Leefomgeving

Ruimtelijke opgaven in beeld - Planbureau voor de Leefomgeving

Ruimtelijke opgaven in beeld - Planbureau voor de Leefomgeving

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong><br />

<strong>in</strong> <strong>beeld</strong><br />

Achtergron<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong><br />

Ex-ante evaluatie<br />

Structuurvisie<br />

Infrastructuur en<br />

Ruimte<br />

Achtergrondstudies


<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> <strong>beeld</strong><br />

Achtergron<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> Ex-ante evaluatie<br />

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte<br />

Twee<strong>de</strong>, herziene, versie<br />

Rienk Kuiper & David Evers (redactie)


<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> <strong>beeld</strong>. Achtergron<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong><br />

Ex-ante evaluatie Structuurvisie Infrastructuur en<br />

Ruimte<br />

<strong>Planbureau</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Leefomgev<strong>in</strong>g<br />

Den Haag, 2012<br />

ISBN: 978-90-78645-76-4<br />

PBL-publicatienummer: 500255002<br />

Twee<strong>de</strong>, herziene, versie van <strong>de</strong> publicatie uit september<br />

2011<br />

Voor <strong>de</strong>ze versie is <strong>de</strong> visualisatie van figuur 3.7 tot en<br />

met 3.12 aangepast<br />

Maart 2012<br />

Auteurs<br />

Rienk Kuiper & David Evers (redactie), Bas van Bemmel,<br />

Lia van <strong>de</strong>n Broek, Ed Dammers, Ton Dassen, Jos<br />

Die<strong>de</strong>riks, Martijn Esk<strong>in</strong>asi, Hans Farjon, David Hamers,<br />

Hans Hilbers, Anton van Hoorn, Nico Pieterse, Bart<br />

Rijken, Mark van Veen<br />

Redactie figuren<br />

Jos Die<strong>de</strong>riks, Marian Abels, Jan <strong>de</strong> Ruiter, Allard Warr<strong>in</strong>k<br />

E<strong>in</strong>dredactie en productie<br />

Uitgeverij PBL, Den Haag<br />

Opmaak<br />

Mart<strong>in</strong> Mid<strong>de</strong>lburg, Uitgeverij RIVM, Bilthoven<br />

U kunt <strong>de</strong> publicatie downloa<strong>de</strong>n via <strong>de</strong> website www.pbl.nl.<br />

Delen uit <strong>de</strong>ze publicatie mogen wor<strong>de</strong>n overgenomen op <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong> van bronvermeld<strong>in</strong>g: Kuiper, R. & D. Evers (redactie),<br />

<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> <strong>beeld</strong>. Achtergron<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> Ex-ante evaluatie Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, Den Haag: <strong>Planbureau</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

Leefomgev<strong>in</strong>g.<br />

Het <strong>Planbureau</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Leefomgev<strong>in</strong>g (PBL) is het nationale <strong>in</strong>stituut <strong>voor</strong> strategische beleidsanalyses op het gebied van milieu,<br />

natuur en ruimte. Het PBL draagt bij aan <strong>de</strong> kwaliteit van <strong>de</strong> politiek-bestuurlijke afweg<strong>in</strong>g door het verrichten van verkenn<strong>in</strong>gen,<br />

analyses en evaluaties waarbij een <strong>in</strong>tegrale bena<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g <strong>voor</strong>opstaat. Het PBL is vóór alles beleidsgericht. Het verricht zijn on<strong>de</strong>rzoek<br />

gevraagd en ongevraagd, onafhankelijk en altijd wetenschappelijk gefun<strong>de</strong>erd.


Inhoud<br />

Samenvatt<strong>in</strong>g 6<br />

Bev<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen<br />

<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> <strong>beeld</strong> 10<br />

<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> 10<br />

<strong>Ruimtelijke</strong> gevolgen van beleidskeuzes 15<br />

Bestuurlijke aspecten 15<br />

Verdiep<strong>in</strong>g<br />

1 Inleid<strong>in</strong>g 20<br />

2 <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> en beleidsimplicaties 22<br />

2.1 Ruimte en <strong>in</strong>ternationale concurrentiepositie 22<br />

2.2 Bereikbaarheid en verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g 27<br />

2.3 Ruimte <strong>voor</strong> wonen en werken 31<br />

2.4 Veiligheid tegen hoog water, klimaatveran<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g en verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g 38<br />

2.5 Energietransitie, ruimte en verkeer 42<br />

2.6 Internationale natuurverplicht<strong>in</strong>gen en ruimte 44<br />

2.7 Landbouw en ruimte 48<br />

2.8 Landschap, toerisme en recreatie 52<br />

3 <strong>Ruimtelijke</strong> gevolgen van beleidskeuzes 58<br />

3.1 Beleidsruimte <strong>voor</strong> verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g <strong>in</strong> kaart gebracht 58<br />

3.2 Verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>gsdruk <strong>in</strong> Ne<strong>de</strong>rland 63<br />

3.3 Mo<strong>de</strong>lmatige bereken<strong>in</strong>gen van verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>gsscenario’s 64<br />

4 Bestuurlijke aspecten 74<br />

4.1 Criteria <strong>voor</strong> een <strong>in</strong>hou<strong>de</strong>lijke nationale ruimtelijke agenda 74<br />

4.2 Overige taken nationaal ruimtelijk beleid 76<br />

4.3 Doelmatig toe<strong>de</strong>len van taken en verantwoor<strong>de</strong>lijkhe<strong>de</strong>n 76<br />

4.4 Beleidsruimte b<strong>in</strong>nen <strong>in</strong>ternationale afspraken en <strong>in</strong>ternationaal beleid 78<br />

4.5 Vereenvoudig<strong>in</strong>g van wet- en regelgev<strong>in</strong>g 80<br />

4.6 Gebiedsgerichte uitvoer<strong>in</strong>g 81<br />

4.7 Doorwerk<strong>in</strong>g en handhav<strong>in</strong>g 82<br />

Literatuur 84


<br />

Samenvatt<strong>in</strong>g<br />

Het <strong>Planbureau</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Leefomgev<strong>in</strong>g (PBL) heeft op<br />

verzoek van het m<strong>in</strong>isterie van Infrastructuur en Milieu<br />

een ex-ante evaluatie (PBL 2011c) verricht van <strong>de</strong><br />

ontwerp-Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte<br />

(M<strong>in</strong>isterie van IenM 2011). Dit rapport bevat<br />

achtergrond<strong>in</strong>formatie bij <strong>de</strong> ex-ante evaluatie, aan <strong>de</strong><br />

hand van een uitwerk<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> belangrijkste ruimtelijke<br />

<strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> Ne<strong>de</strong>rland, <strong>de</strong> ruimtelijke gevolgen van<br />

bepaal<strong>de</strong> beleidskeuzes en van <strong>de</strong> bestuurlijke aspecten<br />

die met <strong>de</strong>ze beleidskeuzes zijn gemoeid.<br />

<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong><br />

• De dichtheid van economische activiteiten speelt een<br />

belangrijke rol bij het genereren van agglomeratieeffecten.<br />

Een focus op <strong>de</strong> belangrijkste ste<strong>de</strong>lijke<br />

regio’s en agglomeraties lijkt dan ook <strong>in</strong> <strong>in</strong>ternationaal<br />

perspectief z<strong>in</strong>voller dan <strong>in</strong>zetten op een groot aantal<br />

clusters met <strong>in</strong> het algemeen een beperkte massa.<br />

• Op Europees schaalniveau scoort <strong>de</strong> Randstad door <strong>de</strong><br />

centrale ligg<strong>in</strong>g en <strong>de</strong> vele <strong>in</strong>ternationale verb<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen<br />

zeer hoog op bereikbaarheid. Op het lagere<br />

schaalniveau van woon-werkrelaties is <strong>de</strong><br />

bereikbaarheid van <strong>de</strong> Randstad problematischer.<br />

• Voor <strong>de</strong> bereikbaarheid is <strong>de</strong> nabijheid van<br />

bestemm<strong>in</strong>gen veel bepalen<strong>de</strong>r dan <strong>de</strong> reissnelheid<br />

(congestie). Voor een verbeter<strong>in</strong>g van <strong>de</strong><br />

bereikbaarheid is een goe<strong>de</strong> ruimtelijke or<strong>de</strong>n<strong>in</strong>g van<br />

belang. Het gaat dan om verdicht<strong>in</strong>g van verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g<br />

<strong>in</strong> bestaand bebouwd gebied en bun<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g van<br />

verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g rondom <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>n.<br />

• De toekomstige won<strong>in</strong>gbouwopgave ligt <strong>voor</strong>al <strong>in</strong><br />

ste<strong>de</strong>lijke woonmilieus en <strong>in</strong> suburbane woonmilieus <strong>in</strong><br />

<strong>de</strong> nabijheid van <strong>de</strong> bestaan<strong>de</strong> ste<strong>de</strong>n. Daarbij is <strong>de</strong><br />

opgave <strong>in</strong> <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> <strong>de</strong>cennia <strong>voor</strong>al<br />

herstructurer<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> bestaan<strong>de</strong> won<strong>in</strong>g<strong>voor</strong>raad, en<br />

niet zozeer <strong>de</strong> aanleg van nieuwe won<strong>in</strong>gbouwlocaties.<br />

• De toekomstige won<strong>in</strong>gbehoefte is lastig te<br />

<strong>voor</strong>spellen vanwege <strong>de</strong> grote onzekerheid over <strong>de</strong><br />

toekomstige huishou<strong>de</strong>nsontwikkel<strong>in</strong>g. Zo loopt <strong>de</strong><br />

bandbreedte <strong>in</strong> won<strong>in</strong>gbehoefte tussen nu en 2040<br />

uiteen van een laag groeiscenario met nul, tot een hoog<br />

groeiscenario met drie miljoen won<strong>in</strong>gen extra. Dat <strong>de</strong><br />

won<strong>in</strong>gbouw op dit moment <strong>in</strong> een dal zit, laat onverlet<br />

dat <strong>de</strong> ruimteclaims <strong>voor</strong> wonen op termijn van 2040<br />

zeer omvangrijk kunnen zijn. Er zijn echter wel<br />

belangrijke regionale verschillen <strong>in</strong> <strong>de</strong> bouwopgave.<br />

• Het is maatschappelijk onacceptabel, maar ook<br />

onnodig om <strong>in</strong> <strong>de</strong> economisch belangrijkste gebie<strong>de</strong>n<br />

van Ne<strong>de</strong>rland het risico van grootschalige<br />

overstrom<strong>in</strong>gen te accepteren. Bij toepass<strong>in</strong>g van<br />

doorbraakvrije dijken neemt het directe<br />

overstrom<strong>in</strong>gsgevaar zodanig af dat <strong>in</strong> <strong>de</strong> ruimtelijke<br />

<strong>in</strong>richt<strong>in</strong>g van het achterliggen<strong>de</strong> gebied m<strong>in</strong><strong>de</strong>r<br />

reken<strong>in</strong>g hoeft te wor<strong>de</strong>n gehou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> mogelijke<br />

gevolgen van overstrom<strong>in</strong>gen. Het vergroten van <strong>de</strong><br />

veiligheid tegen hoog water betekent dan geen extra<br />

ruimtelijke beperk<strong>in</strong>gen.<br />

• Zolang nog niet overal doorbraakvrije dijken zijn<br />

aangelegd, is het raadzaam om verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g <strong>voor</strong>al<br />

daar toe te staan waar <strong>de</strong> veiligheid al het grootst is,<br />

dat wil zeggen <strong>in</strong> regio’s met hoge<br />

bevolk<strong>in</strong>gsconcentraties, en tegelijkertijd <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n<br />

te stellen aan <strong>de</strong> wijze waarop verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g mag<br />

plaatsv<strong>in</strong><strong>de</strong>n <strong>in</strong> m<strong>in</strong><strong>de</strong>r veilige gebie<strong>de</strong>n.<br />

• De Europese Unie heeft <strong>de</strong> ambitie om <strong>in</strong> 2030 <strong>de</strong> helft<br />

van het stadsverkeer elektrisch af te han<strong>de</strong>len. Het<br />

realiseren van <strong>de</strong>ze ambitie kan grote<br />

mobiliteitseffecten hebben. Elektrisch rij<strong>de</strong>n gaat<br />

waarschijnlijk gepaard met hogere vaste kosten en<br />

6<br />

| <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> <strong>beeld</strong>. Achtergron<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> Ex-ante evaluatie Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte


<br />

lagere variabele kosten. Dit kan tot een toename van<br />

<strong>de</strong> mobiliteit lei<strong>de</strong>n. Zon<strong>de</strong>r een precies <strong>in</strong>zicht te<br />

hebben <strong>in</strong> <strong>de</strong>ze kosten, is nu echter nog geen uitspraak<br />

te doen over het effect ervan op <strong>de</strong> ontwikkel<strong>in</strong>g van<br />

<strong>de</strong> mobiliteit.<br />

• Europese en an<strong>de</strong>re <strong>in</strong>ternationale regelgev<strong>in</strong>g<br />

verplicht Ne<strong>de</strong>rland tot het halen van verschei<strong>de</strong>ne<br />

doelen op het gebied van natuur en water. Deze<br />

<strong>in</strong>ternationale afspraken hebben ook buiten <strong>de</strong> Natura<br />

2000-gebie<strong>de</strong>n ruimtelijke gevolgen, <strong>voor</strong>al <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

landbouw. Het gaat dan om beïnvloed<strong>in</strong>gsgebie<strong>de</strong>n<br />

rondom Natura 2000-gebie<strong>de</strong>n, <strong>de</strong>len van <strong>de</strong><br />

Ecologische Hoofdstructuur die van belang zijn <strong>voor</strong><br />

het behalen van doelen <strong>in</strong> Natura 2000-gebie<strong>de</strong>n,<br />

<strong>de</strong>len van <strong>de</strong> Ecologische Hoofdstructuur die van<br />

belang zijn <strong>voor</strong> het behalen van doelen van <strong>de</strong><br />

Europese Ka<strong>de</strong>rrichtlijn Water, en om gebie<strong>de</strong>n met<br />

veel Europees bescherm<strong>de</strong> soorten.<br />

• De greenports zijn slechts ten <strong>de</strong>le plaatsgebon<strong>de</strong>n. De<br />

teelt van groenten, bollen en (<strong>de</strong>els) sierteelt verplaatst<br />

zich op dit moment al uit <strong>de</strong> greenports. Een m<strong>in</strong><strong>de</strong>r<br />

grote ruimtebehoefte <strong>in</strong> <strong>de</strong> greenports is op termijn<br />

<strong>voor</strong>al <strong>de</strong>nkbaar <strong>in</strong> Aalsmeer en <strong>in</strong> <strong>de</strong> Bollenstreek. Hier<br />

lijkt dan ook <strong>in</strong> beperkte mate ruimte te zijn om grond<br />

<strong>voor</strong> an<strong>de</strong>re functies te bestemmen.<br />

• Planologische dui<strong>de</strong>lijkheid – en daarmee beheers<strong>in</strong>g<br />

van <strong>de</strong> agrarische grondprijzen – is een noodzakelijke<br />

<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong> <strong>voor</strong> het behoud en <strong>de</strong> ontwikkel<strong>in</strong>g van<br />

<strong>de</strong> grondgebon<strong>de</strong>n landbouw als beheer<strong>de</strong>r van het<br />

cultuurlandschap. Alleen met een cont<strong>in</strong>ue beleids<strong>in</strong>zet<br />

blijkt <strong>de</strong> overheid het vertrouwen van boeren en<br />

burgers te kunnen krijgen.<br />

• Wan<strong>de</strong>len, fietsen en buiten recreëren zijn <strong>de</strong><br />

belangrijkste vrijetijdsactiviteiten <strong>in</strong> <strong>de</strong> buitenlucht. De<br />

vraag naar zulke activiteiten is het grootst rond <strong>de</strong><br />

grote ste<strong>de</strong>n. Nu is besloten om geen nieuwe gebie<strong>de</strong>n<br />

<strong>in</strong> te richten specifiek <strong>voor</strong> recreatie om <strong>de</strong> stad, blijft<br />

versterk<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> recreatieve gebruiksmogelijkhe<strong>de</strong>n<br />

van het agrarische cultuurlandschap als optie over. De<br />

mogelijkhe<strong>de</strong>n hiertoe zijn echter beperkt. De<br />

opvangcapaciteit <strong>voor</strong> recreanten is een stuk kle<strong>in</strong>er<br />

dan die van specifiek <strong>in</strong>gerichte recreatiegebie<strong>de</strong>n.<br />

• Het overgrote <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> buitenlandse toeristen komt<br />

uit <strong>de</strong> directe buurlan<strong>de</strong>n van Ne<strong>de</strong>rland, en dat zal ook<br />

<strong>in</strong> <strong>de</strong> toekomst zo zijn. Deze toeristen bezoeken<br />

Ne<strong>de</strong>rland juist ook vanwege het landschap. Niet alleen<br />

<strong>de</strong> aantrekkelijkheid van het landschap is hierbij van<br />

belang, maar ook <strong>de</strong> toegankelijkheid via wan<strong>de</strong>l-,<br />

fiets- en ruiterpa<strong>de</strong>n en vaarroutes. Gezien <strong>de</strong><br />

motieven en <strong>voor</strong>keuren van <strong>de</strong>ze toeristen, is<br />

on<strong>de</strong>rsteun<strong>in</strong>g van landschapsgerelateerd toerisme en<br />

<strong>de</strong> bijbehoren<strong>de</strong> product-marktcomb<strong>in</strong>aties<br />

gerechtvaardigd.<br />

<strong>Ruimtelijke</strong> gevolgen van beleidskeuzes<br />

• In een situatie waar<strong>in</strong> op alle bestuursniveaus een<br />

m<strong>in</strong><strong>de</strong>r restrictief beleid <strong>voor</strong> won<strong>in</strong>gbouwlocaties<br />

wordt gevoerd, wordt waarschijnlijk <strong>in</strong> vergelijk<strong>in</strong>g met<br />

<strong>voor</strong>tzett<strong>in</strong>g van het beleid uit <strong>de</strong> Nota Ruimte een<br />

groter <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> vraag naar wonen en werken <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />

Randstad zelf geaccommo<strong>de</strong>erd. B<strong>in</strong>nen <strong>de</strong> Randstad<br />

gaat dit mogelijk samen met m<strong>in</strong><strong>de</strong>r verdicht<strong>in</strong>g en<br />

herstructurer<strong>in</strong>g <strong>in</strong> bestaand ste<strong>de</strong>lijk gebied, en een<br />

relatief sterkere groei van <strong>de</strong> suburbane gebie<strong>de</strong>n.<br />

• Bereken<strong>in</strong>gen van <strong>de</strong> gevolgen van het op alle<br />

bestuursniveaus loslaten van planologische restricties<br />

op won<strong>in</strong>gbouwlocaties laten zien dat <strong>de</strong><br />

verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>gsdruk <strong>in</strong> Flevoland en Gel<strong>de</strong>rland ten<br />

opzichte van <strong>de</strong> Randstad afneemt, en <strong>de</strong> krimp <strong>in</strong><br />

krimpregio’s wordt versterkt. De trend van een<br />

concentratie van ontwikkel<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> <strong>de</strong> Randstad wordt<br />

geïntensiveerd, waardoor er meer agglomeratieeffecten<br />

kunnen wor<strong>de</strong>n verwacht.<br />

• Bij een m<strong>in</strong><strong>de</strong>r restrictief beleid op alle bestuursniveaus<br />

lijkt <strong>de</strong> kans op verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g het grootst <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />

gebie<strong>de</strong>n nabij en tussen <strong>de</strong> grote ste<strong>de</strong>n, waar <strong>de</strong><br />

restrictieve beleidscategorieën uit <strong>de</strong> Nota Ruimte<br />

komen te vervallen en <strong>de</strong> ruimtedruk groot is. Een<br />

sterkere suburbanisatie b<strong>in</strong>nen <strong>de</strong> Randstad kan lei<strong>de</strong>n<br />

tot een extra belast<strong>in</strong>g van reeds zwaarbelaste<br />

<strong>in</strong>frastructuur. Daarmee zou <strong>de</strong> <strong>in</strong>frastructuuropgave<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> Randstad wor<strong>de</strong>n vergroot.<br />

Bestuurlijke aspecten<br />

• Welke ruimtelijke <strong>opgaven</strong> het Rijk moet oppakken, is<br />

een politieke keuze. Het consequent toepassen van een<br />

aantal <strong>in</strong>hou<strong>de</strong>lijke criteria uit on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re <strong>de</strong><br />

welvaartstheorie en het subsidiariteitsbeg<strong>in</strong>sel kan<br />

helpen bij het meer systematisch beantwoor<strong>de</strong>n van<br />

<strong>de</strong>ze vraag.<br />

• De overdracht van taken, bevoegdhe<strong>de</strong>n of mid<strong>de</strong>len <strong>in</strong><br />

het ka<strong>de</strong>r van <strong>de</strong>centralisatie kan verschillen<strong>de</strong> vormen<br />

aannemen, zoals afstoten, privatiseren, <strong>de</strong>reguleren of<br />

beë<strong>in</strong>digen. Het is wenselijk om bij elke taak die wordt<br />

overgedragen dui<strong>de</strong>lijk aan te geven welke variant<br />

wordt gehanteerd en hoe die wordt <strong>in</strong>gevuld.<br />

• Het kab<strong>in</strong>et wil <strong>de</strong> wet- en regelgev<strong>in</strong>g vereenvoudigen<br />

tene<strong>in</strong><strong>de</strong> bestuurlijke drukte en trage besluitvorm<strong>in</strong>g<br />

tegen te gaan. Politiek-bestuurlijke en contextuele<br />

factoren zorgen echter vaak <strong>voor</strong> meer vertrag<strong>in</strong>g dan<br />

juridische.<br />

• De kans bestaat dat een aantal nationale of prov<strong>in</strong>ciale<br />

ruimtelijke belangen bij <strong>de</strong>centralisatie onvoldoen<strong>de</strong><br />

doorwerken of wor<strong>de</strong>n gehandhaafd op gemeentelijk<br />

niveau. Omdat <strong>de</strong> beroepsmogelijkhe<strong>de</strong>n van burgers<br />

en actiegroepen <strong>de</strong> laatste tijd zijn <strong>in</strong>geperkt, zullen<br />

Rijk en prov<strong>in</strong>cies zich veel actiever dan <strong>voor</strong>heen<br />

moeten gaan opstellen als ze hun belangen ook<br />

daadwerkelijk gehandhaafd willen zien.<br />

Samenvatt<strong>in</strong>g |<br />

7


8 | <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> <strong>beeld</strong>. Achtergron<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> Ex-ante evaluatie Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte<br />




Bev<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen<br />

bev<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen<br />

<br />

|<br />

9


<br />

<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong><br />

<strong>beeld</strong><br />

<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong><br />

In <strong>de</strong>ze studie staan <strong>de</strong> belangrijkste ruimtelijke <strong>opgaven</strong><br />

<strong>in</strong> Ne<strong>de</strong>rland centraal. Het gaat om beleids<strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />

fysieke leefomgev<strong>in</strong>g die wor<strong>de</strong>n gekenmerkt door een<br />

<strong>in</strong>tersectoraal karakter. Daarvan is sprake als<br />

ontwikkel<strong>in</strong>gen en maatregelen <strong>in</strong> een beleidssector<br />

ruimtelijke gevolgen hebben <strong>voor</strong> een an<strong>de</strong>re sector. De<br />

afstemm<strong>in</strong>g van belangen tussen sectoren op basis van<br />

<strong>in</strong>zicht <strong>in</strong> <strong>de</strong> we<strong>de</strong>rzijdse afhankelijkhe<strong>de</strong>n vormt <strong>de</strong> kern<br />

van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse ruimtelijke or<strong>de</strong>n<strong>in</strong>g.<br />

De acht geselecteer<strong>de</strong> ruimtelijke <strong>opgaven</strong> hebben alle <strong>in</strong><br />

<strong>de</strong> afgelopen jaren op <strong>de</strong> ruimtelijke agenda gestaan, en<br />

zijn gekozen op basis van literatuur en gesprekken met<br />

<strong>de</strong>skundigen. Het gaat om <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> <strong>opgaven</strong> – van<br />

economie via wonen en werken naar water en groen:<br />

1 ruimte en <strong>in</strong>ternationale concurrentiepositie;<br />

2 bereikbaarheid en verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g;<br />

3 ruimte <strong>voor</strong> wonen en werken;<br />

4 veiligheid tegen hoog water, klimaatveran<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g en<br />

verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g;<br />

5 energietransitie, ruimte en verkeer;<br />

6 <strong>in</strong>ternationale natuurverplicht<strong>in</strong>gen en ruimte;<br />

7 landbouw en ruimte;<br />

8 landschap, toerisme en recreatie.<br />

Het betreft hier <strong>opgaven</strong> die op bovenlokale schaal<br />

spelen. De selectie staat los van <strong>de</strong> vraag of het oppakken<br />

van <strong>de</strong> <strong>opgaven</strong> tot het takenpakket van <strong>de</strong> Rijksoverheid<br />

behoort. In hoofdstuk 4 van dit rapport wor<strong>de</strong>n criteria<br />

aangereikt om dat te toetsen.<br />

Naast <strong>de</strong>ze <strong>in</strong>hou<strong>de</strong>lijke <strong>opgaven</strong>, is er nog een aantal<br />

bestuurlijke <strong>opgaven</strong>, zoals het doelmatig toe<strong>de</strong>len van<br />

taken en verantwoor<strong>de</strong>lijkhe<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> diverse<br />

overheidslagen en <strong>de</strong> vereenvoudig<strong>in</strong>g van <strong>de</strong><br />

regelgev<strong>in</strong>g. Deze bestuurlijke <strong>opgaven</strong> wor<strong>de</strong>n na <strong>de</strong><br />

ruimtelijke <strong>opgaven</strong> besproken.<br />

1 Ruimte en <strong>in</strong>ternationale concurrentiepositie<br />

Vooral grote agglomeraties met een sterke exportpositie,<br />

een hoge bevolk<strong>in</strong>gsdichtheid en een hoog <strong>in</strong>komen per<br />

<strong>in</strong>woner trekken veel buitenlandse bedrijven en<br />

<strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen aan. Uit een vergelijk<strong>in</strong>g met <strong>de</strong> top tien<br />

van <strong>de</strong> belangrijkste Europese concurrenten blijkt dat<br />

Ne<strong>de</strong>rlandse regio’s gemid<strong>de</strong>ld genomen<br />

agglomeratiekracht missen bij het aantrekken van<br />

buitenlandse bedrijven (PBL 2010a).<br />

De Randstad scoort door <strong>de</strong> centrale ligg<strong>in</strong>g <strong>in</strong> Europa<br />

goed op Europese bereikbaarheid – dat wil zeggen <strong>de</strong><br />

multimodale bereikbaarheid van een regio van/naar alle<br />

an<strong>de</strong>re regio’s <strong>in</strong> <strong>de</strong> Europese Unie. De Randstad scoort<br />

op dit schaalniveau zelfs net zo goed als <strong>de</strong> best scoren<strong>de</strong><br />

regio’s <strong>in</strong> Europa (ESPON 2009). Op een lager<br />

schaalniveau is <strong>de</strong> bereikbaarheid van <strong>de</strong> Randstad<br />

problematischer. In <strong>de</strong> <strong>in</strong>ternationaal vergelijken<strong>de</strong><br />

studies van <strong>de</strong> Organisatie <strong>voor</strong> Economische<br />

Samenwerk<strong>in</strong>g en Ontwikkel<strong>in</strong>g (OECD 2007, 2010) – die<br />

zijn gericht op <strong>de</strong> kortere woon-werkafstan<strong>de</strong>n<br />

(reistij<strong>de</strong>n) en niet op <strong>de</strong> <strong>in</strong>terregionale geografische<br />

bereikbaarheid – wordt <strong>de</strong> bereikbaarheid <strong>in</strong> <strong>de</strong> Randstad<br />

als een serieus probleem <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze regio gezien.<br />

10 | <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> <strong>beeld</strong>. Achtergron<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> Ex-ante evaluatie Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte


<br />

Ten opzichte van zijn directe buitenlandse concurrenten<br />

scoort <strong>de</strong> Randstad op <strong>in</strong>novatie (gemeten op basis van<br />

het aantal patenten en R&D-<strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen) dui<strong>de</strong>lijk<br />

slechter. Voor het verbeteren van <strong>de</strong>ze positie zijn<br />

ruimtelijke maatregelen m<strong>in</strong><strong>de</strong>r relevant; met ruimtelijke<br />

maatregelen kan hooguit wor<strong>de</strong>n geprobeerd <strong>de</strong><br />

rand<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n te beïnvloe<strong>de</strong>n, zoals het bie<strong>de</strong>n van<br />

aantrekkelijke won<strong>in</strong>gen en een aantrekkelijke<br />

leefomgev<strong>in</strong>g <strong>voor</strong> (buitenlandse) werknemers en<br />

bedrijven. Zo blijkt uit PBL-on<strong>de</strong>rzoek dat een goe<strong>de</strong><br />

kwaliteit van <strong>de</strong> leefomgev<strong>in</strong>g een factor van betekenis is<br />

<strong>voor</strong> het aantrekken van buitenlandse bedrijven, zeker als<br />

het gaat om kennis<strong>in</strong>tensieve bedrijven (Weter<strong>in</strong>gs et al.<br />

2011). Dergelijke bedrijven waar<strong>de</strong>ren zaken als veiligheid,<br />

hygiëne, gezondheidszorg, cultuur, milieu, recreatie,<br />

politiek-economische stabiliteit, openbare<br />

<strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen, openbaar vervoer en<br />

opleid<strong>in</strong>gsmogelijkhe<strong>de</strong>n.<br />

Naast het versterken van <strong>de</strong> agglomeratiekracht kan het<br />

(ruimtelijk) faciliteren van clusters van specifieke sectoren<br />

van nationaal belang zijn: juist regio’s met een sterke<br />

specialisatie trekken veel buitenlandse <strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen aan<br />

(Raspe et al. 2010). Echter, niet alle clusters zijn <strong>in</strong> het<br />

recente verle<strong>de</strong>n een garantie <strong>voor</strong> economisch succes<br />

gebleken. Deels liggen die clusters te gespreid over het<br />

land om er op nationaal niveau een ruimtelijk beleid <strong>voor</strong><br />

te kunnen voeren, <strong>de</strong>els lijken ze te we<strong>in</strong>ig massa te<br />

hebben om echt van nationaal belang te zijn. Er zijn geen<br />

gou<strong>de</strong>n regels <strong>voor</strong> een succesvolle cluster<strong>in</strong>g; <strong>voor</strong><br />

sommige sectoren is cluster<strong>in</strong>g zeer relevant, <strong>voor</strong> an<strong>de</strong>re<br />

veel m<strong>in</strong><strong>de</strong>r.<br />

Een focus op <strong>de</strong> belangrijkste ste<strong>de</strong>lijke regio’s en<br />

agglomeraties lijkt dan ook <strong>in</strong> <strong>in</strong>ternationaal perspectief<br />

z<strong>in</strong>voller dan <strong>in</strong>zetten op een groot aantal clusters met <strong>in</strong><br />

het algemeen een beperkte massa.<br />

2 Bereikbaarheid en verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g<br />

Bereikbaarheid is <strong>in</strong> <strong>de</strong>ze studie opgevat <strong>in</strong> termen van<br />

het aantal bestemm<strong>in</strong>gen (bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> arbeidsplaatsen)<br />

dat b<strong>in</strong>nen een bepaal<strong>de</strong> reisduur kan wor<strong>de</strong>n bereikt; <strong>in</strong><br />

<strong>de</strong>ze <strong>de</strong>f<strong>in</strong>itie is <strong>de</strong> nabijheid van bestemm<strong>in</strong>gen<br />

bepalen<strong>de</strong>r dan <strong>de</strong> reissnelheid (congestie).<br />

Voor een verbeter<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> bereikbaarheid zijn <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />

eerste plaats (wegbeprijz<strong>in</strong>g buiten beschouw<strong>in</strong>g latend)<br />

verdicht<strong>in</strong>g van verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g <strong>in</strong> bestaand bebouwd<br />

gebied en bun<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g van verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g rondom <strong>de</strong><br />

ste<strong>de</strong>n van belang. Rond <strong>de</strong> grote stations draagt <strong>de</strong><br />

ontwikkel<strong>in</strong>g van werklocaties namelijk sterk bij aan het<br />

gebruik van het openbaar vervoer: op zulke locaties is het<br />

autogebruik on<strong>de</strong>r werknemers ruim tweemaal zo laag<br />

en het openbaarvervoergebruik bijna viermaal zo hoog<br />

als op snelweglocaties (Hilbers et al. 2009). Pas <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />

twee<strong>de</strong> plaats is verbeter<strong>in</strong>g van <strong>in</strong>frastructuur aan <strong>de</strong><br />

or<strong>de</strong> (MNP 2007b; PBL 2011d).<br />

Een nuancer<strong>in</strong>g is op zijn plaats als het gaat om bun<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g<br />

van verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g op nieuwe locaties rondom <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>n.<br />

Mensen blijken bereid meer te reizen <strong>voor</strong> hun werk dan<br />

<strong>voor</strong> ste<strong>de</strong>lijke <strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen (De Groot et al. 2010).<br />

Vanuit <strong>de</strong>ze bereidheid hebben nieuwe woonlocaties<br />

nabij of goed bereikbaar ten opzichte van <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>n <strong>de</strong><br />

<strong>voor</strong>keur, met nieuwe werklocaties zo veel mogelijk <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />

stad of op goed ontsloten locaties daaromheen. De<br />

ontwikkel<strong>in</strong>g van multimodaal ontsloten werklocaties<br />

rond <strong>de</strong> stad houdt echter ook risico’s <strong>in</strong>. De huidige<br />

praktijk laat namelijk zien dat zulke locaties <strong>voor</strong>al per<br />

auto wor<strong>de</strong>n bezocht. Ontwikkel<strong>in</strong>g van multimodale<br />

werklocaties <strong>in</strong> <strong>de</strong> stadsrand <strong>in</strong> comb<strong>in</strong>atie met nieuwe<br />

woonlocaties op iets grotere afstand van <strong>de</strong> stad<br />

betekent zelfs een extra belast<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> nu reeds<br />

zwaarst belaste wegen.<br />

Naast verdicht<strong>in</strong>g en bun<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g van verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g kan<br />

verbeter<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> <strong>in</strong>frastructuur bijdragen aan het<br />

vergroten van <strong>de</strong> bereikbaarheid. Het uitbrei<strong>de</strong>n van<br />

<strong>in</strong>frastructuurcapaciteit <strong>in</strong> en rond <strong>de</strong> grote ste<strong>de</strong>n kan<br />

agglomeratievorm<strong>in</strong>g bevor<strong>de</strong>ren en zo economische<br />

groei. Vooral het wegnemen van belemmer<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> het<br />

woon-werkverkeer over korte afstan<strong>de</strong>n is hierbij van<br />

belang. In en rond <strong>de</strong> grote ste<strong>de</strong>n is, naast het<br />

hoofdwegennet, ook het on<strong>de</strong>rliggen<strong>de</strong> wegennet van<br />

grote betekenis <strong>voor</strong> <strong>de</strong> economische ontwikkel<strong>in</strong>g. Over<br />

wat langere afstan<strong>de</strong>n kunnen <strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen <strong>in</strong><br />

wegverb<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen <strong>voor</strong> woon-werkverkeer naar<br />

Amsterdam en Utrecht eveneens een forse bijdrage aan<br />

<strong>de</strong> economische groei leveren. Wor<strong>de</strong>n ook<br />

reistijdverbeter<strong>in</strong>gen <strong>voor</strong> het goe<strong>de</strong>renvervoer <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />

afweg<strong>in</strong>gen meegenomen, dan wor<strong>de</strong>n lange afstan<strong>de</strong>n<br />

en het hoofdwegennet steeds belangrijker. Het gaat<br />

hierbij <strong>voor</strong>al om verb<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen vanuit Oost- en Zuid-<br />

Ne<strong>de</strong>rland naar <strong>de</strong> Randstad.<br />

Het openbaar vervoer is meer gediend met verbeter<strong>in</strong>g<br />

van het <strong>voor</strong>- en natransport dan met<br />

frequentieverhog<strong>in</strong>g op het hoofdnet. Het <strong>voor</strong>- en<br />

natransport beslaat namelijk, met bijna 50 procent, een<br />

veel groter <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> totale ervaren reistijd dan <strong>de</strong><br />

wachttijd op het hoofdnet (een zes<strong>de</strong> van <strong>de</strong> totale<br />

ervaren reistijd). Voor verbeter<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> kwaliteit van<br />

het openbaar vervoer <strong>in</strong> Ne<strong>de</strong>rland zou dus eer<strong>de</strong>r<br />

moeten wor<strong>de</strong>n gezocht naar mogelijkhe<strong>de</strong>n om meer<br />

locaties goed te bedienen (Hilbers et al. 2009),<br />

bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> door verbeter<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> het regionale en<br />

ste<strong>de</strong>lijk openbaar vervoer.<br />

3 Ruimte <strong>voor</strong> wonen en werken<br />

In <strong>de</strong> ruimtelijke or<strong>de</strong>n<strong>in</strong>g moet reken<strong>in</strong>g wor<strong>de</strong>n<br />

gehou<strong>de</strong>n met een zeer grote onzekerheid over <strong>de</strong><br />

toekomstige ontwikkel<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> het aantal huishou<strong>de</strong>ns<br />

en <strong>de</strong> beroepsbevolk<strong>in</strong>g. Zo loopt door <strong>de</strong> onzekerheid <strong>in</strong><br />

<strong>de</strong> huishou<strong>de</strong>nsontwikkel<strong>in</strong>g <strong>de</strong> bandbreedte <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />

Bev<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen |<br />

11


<br />

won<strong>in</strong>gbehoefte tussen nu en 2040 uiteen van een laag<br />

scenario met nul, tot een hoog scenario met drie miljoen<br />

won<strong>in</strong>gen extra. Dat <strong>de</strong> won<strong>in</strong>gbouw op dit moment <strong>in</strong><br />

een dal zit, laat onverlet dat <strong>de</strong> ruimteclaims <strong>voor</strong> wonen<br />

en werken tot 2040 zeer omvangrijk kunnen zijn, maar<br />

wel met grote regionale verschillen <strong>in</strong> <strong>de</strong> bouwopgave. De<br />

onzekerhe<strong>de</strong>n rondom <strong>de</strong> toekomstige ontwikkel<strong>in</strong>g van<br />

<strong>de</strong> (beroeps)bevolk<strong>in</strong>g wor<strong>de</strong>n nog uitvergroot als <strong>de</strong><br />

toekomstige ontwikkel<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> <strong>de</strong> mobiliteit en congestie<br />

<strong>in</strong> ogenschouw wor<strong>de</strong>n genomen; <strong>de</strong>ze nemen sneller toe<br />

dan het aantal huishou<strong>de</strong>ns (PBL 2011d).<br />

Met adaptieve plann<strong>in</strong>g kunnen <strong>de</strong> risico’s op on<strong>de</strong>r- en<br />

over<strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen wor<strong>de</strong>n beperkt, maar niet<br />

weggenomen. Er zullen altijd grote projecten zijn die <strong>de</strong><br />

ruimtelijke structuur <strong>in</strong> een gebied <strong>voor</strong> lange tijd<br />

vastleggen, maar die niet kunnen wor<strong>de</strong>n uitgesteld of<br />

gefaseerd. Voor die projecten is het verstandig een<br />

afweg<strong>in</strong>gska<strong>de</strong>r uit te werken, waarmee <strong>de</strong> kans op<br />

over<strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen en <strong>de</strong> maatschappelijke kosten<br />

daarvan kunnen wor<strong>de</strong>n afgezet tegen <strong>de</strong> kans op<br />

on<strong>de</strong>r<strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen en <strong>de</strong> daarbij horen<strong>de</strong><br />

maatschappelijke kosten (PBL 2011d).<br />

Meer nog dan bij nieuwe won<strong>in</strong>gbouwlocaties, ligt <strong>de</strong><br />

opgave <strong>in</strong> <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> <strong>de</strong>cennia bij herstructurer<strong>in</strong>g van<br />

<strong>de</strong> bestaan<strong>de</strong> won<strong>in</strong>g<strong>voor</strong>raad. Deze<br />

herstructurer<strong>in</strong>gsopgave neemt <strong>in</strong> <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> <strong>de</strong>cennia<br />

sterk toe, zowel <strong>in</strong> absolute z<strong>in</strong> als relatief, ten opzichte<br />

van <strong>de</strong> nieuwbouwopgave.<br />

De toekomstige won<strong>in</strong>gbouwopgave ligt <strong>voor</strong>al <strong>in</strong> en<br />

rond <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>n. Bij het formuleren van verhuiswensen<br />

spelen naast woonmilieu en type won<strong>in</strong>g ook veel an<strong>de</strong>re<br />

afweg<strong>in</strong>gen een rol. Zo blijven huishou<strong>de</strong>ns het liefst <strong>in</strong><br />

<strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> gemeente of zelfs wijk wonen, tenzij zaken als<br />

studie of werk meespelen. Ruim drie kwart van <strong>de</strong><br />

verhuisgeneig<strong>de</strong>n wil bovendien op korte afstand van<br />

een regionaal w<strong>in</strong>kel- of verzorg<strong>in</strong>gscentrum wonen.<br />

Eengez<strong>in</strong>skoopwon<strong>in</strong>gen zijn nog steeds <strong>de</strong> meest<br />

gevraag<strong>de</strong> won<strong>in</strong>gen, zeker <strong>voor</strong> doorstromers. Starters<br />

oriënteren zich <strong>voor</strong>al op meergez<strong>in</strong>shuurwon<strong>in</strong>gen<br />

(VROM & CBS 2010). Ruimtelijk gezien betekent dit een<br />

vraag naar ste<strong>de</strong>lijke en suburbane milieus <strong>in</strong> <strong>de</strong> buurt<br />

van bestaan<strong>de</strong> ste<strong>de</strong>n.<br />

Ruimtelijk beleid kan slechts beperkt bijdragen aan een<br />

beter functioneren<strong>de</strong> won<strong>in</strong>gmarkt: <strong>de</strong> <strong>in</strong>vloed van <strong>de</strong><br />

hypotheekrenteaftrek en het huurbeleid is veel groter.<br />

Hoewel <strong>de</strong> precieze gevolgen van hervorm<strong>in</strong>g van het<br />

woonbeleid nog ondui<strong>de</strong>lijk zijn, kunnen veran<strong>de</strong>r<strong>in</strong>gen<br />

hier<strong>in</strong> belangrijke ruimtelijke effecten hebben. Het<br />

verdient daarom aanbevel<strong>in</strong>g om beter zicht te krijgen op<br />

<strong>de</strong>ze ruimtelijke gevolgen, en <strong>de</strong>ze een rol te laten spelen<br />

<strong>in</strong> <strong>de</strong> besluitvorm<strong>in</strong>g over het woonbeleid.<br />

Omdat <strong>de</strong> nationale en regionale plann<strong>in</strong>gs<strong>opgaven</strong><br />

onzeker zijn, is het verstandig om <strong>de</strong> aanleg en uitgifte<br />

van bedrijventerre<strong>in</strong>en door gemeenten gefaseerd en op<br />

grond van markton<strong>de</strong>rzoek te laten plaatsv<strong>in</strong><strong>de</strong>n. Tot op<br />

he<strong>de</strong>n gebeurt dat nauwelijks. Dit vergt een<br />

cultuuromslag bij gemeenten van aanbod- naar<br />

vraaggericht werken (Ol<strong>de</strong>n 2010; PBL 2010a).<br />

Ook vallen kantoren, <strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen en won<strong>in</strong>gen buiten<br />

toepass<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> SER-lad<strong>de</strong>r. De beperk<strong>in</strong>g tot<br />

bedrijventerre<strong>in</strong>en kan ertoe lei<strong>de</strong>n dat ou<strong>de</strong><br />

bedrijventerre<strong>in</strong>en die zich heel goed zou<strong>de</strong>n kunnen<br />

lenen <strong>voor</strong> bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> wonen, toch opnieuw <strong>voor</strong><br />

bedrijven moeten wor<strong>de</strong>n <strong>in</strong>gericht (PBL 2010c). Ook kan<br />

een strikte toepass<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> SER-lad<strong>de</strong>r een grotere<br />

meng<strong>in</strong>g van wonen en werken <strong>in</strong> <strong>de</strong> weg staan. Wat dit<br />

betreft is <strong>de</strong> komst van een bre<strong>de</strong>re lad<strong>de</strong>r <strong>voor</strong><br />

duurzame verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g <strong>in</strong> <strong>de</strong> ontwerp-Structuurvisie<br />

veelbelovend.<br />

Als gevolg van zowel markt- als overheidsfalen is sprake<br />

van een grote en toenemen<strong>de</strong> structurele leegstand op<br />

<strong>de</strong> kantorenmarkt, met onzorgvuldig en <strong>in</strong>efficiënt<br />

ruimtegebruik als gevolg. Om <strong>de</strong> structurele leegstand<br />

weg te werken, moeten ver<strong>de</strong>rgaan<strong>de</strong> <strong>in</strong>spann<strong>in</strong>gen<br />

wor<strong>de</strong>n geleverd.<br />

4 Veiligheid tegen hoog water,<br />

klimaatveran<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g en verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g<br />

Zowel <strong>de</strong> ruimtelijke ontwikkel<strong>in</strong>gen van <strong>de</strong> laatste<br />

<strong>de</strong>cennia als klimaatveran<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g nopen tot actualiser<strong>in</strong>g<br />

van het waterveiligheidsbeleid. De huidige<br />

veiligheidsnormen tegen hoog water dateren uit <strong>de</strong> jaren<br />

zestig. S<strong>in</strong>dsdien zijn <strong>de</strong> bevolk<strong>in</strong>g en het <strong>in</strong> bebouw<strong>in</strong>g<br />

geïnvesteer<strong>de</strong> vermogen fors <strong>in</strong> omvang toegenomen en<br />

dit vermogen zal – afhankelijk van <strong>de</strong> economische groei<br />

– naar verwacht<strong>in</strong>g <strong>in</strong> <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> <strong>de</strong>cennia ver<strong>de</strong>r<br />

toenemen. Omdat <strong>de</strong> mogelijke gevolgen van een<br />

overstrom<strong>in</strong>g daarmee steeds groter wor<strong>de</strong>n, is een<br />

aanpass<strong>in</strong>g van het veiligheidsbeleid nodig.<br />

Het is maatschappelijk onacceptabel, maar ook onnodig<br />

om <strong>in</strong> <strong>de</strong> economisch belangrijkste gebie<strong>de</strong>n van<br />

Ne<strong>de</strong>rland het risico van grootschalige overstrom<strong>in</strong>gen te<br />

accepteren. Bij toepass<strong>in</strong>g van doorbraakvrije dijken<br />

neemt het directe overstrom<strong>in</strong>gsgevaar zodanig af dat <strong>in</strong><br />

<strong>de</strong> ruimtelijke <strong>in</strong>richt<strong>in</strong>g van het achterliggen<strong>de</strong> gebied<br />

m<strong>in</strong><strong>de</strong>r reken<strong>in</strong>g hoeft te wor<strong>de</strong>n gehou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong><br />

mogelijke gevolgen van overstrom<strong>in</strong>gen. Het vergroten<br />

van <strong>de</strong> veiligheid tegen hoog water betekent dan geen<br />

extra ruimtelijke beperk<strong>in</strong>gen (PBL 2011a).<br />

Zolang nog niet overal doorbraakvrije dijken zijn<br />

aangelegd, is het raadzaam om verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g <strong>voor</strong>al<br />

daar toe te staan waar <strong>de</strong> veiligheid al het grootst is, dat<br />

wil zeggen <strong>in</strong> regio’s met hoge bevolk<strong>in</strong>gsconcentraties,<br />

en tegelijkertijd <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n te stellen aan <strong>de</strong> wijze<br />

waarop verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g mag plaatsv<strong>in</strong><strong>de</strong>n <strong>in</strong> m<strong>in</strong><strong>de</strong>r<br />

veilige gebie<strong>de</strong>n. Een meer gedifferentieer<strong>de</strong><br />

waterveiligheidsnormstell<strong>in</strong>g kan ver<strong>de</strong>r bijdragen aan<br />

het beperken van scha<strong>de</strong>risico’s. Hierbij zullen – meer dan<br />

12 | <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> <strong>beeld</strong>. Achtergron<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> Ex-ante evaluatie Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte


<br />

nu – <strong>de</strong> strengste veiligheidsnormen moeten wor<strong>de</strong>n<br />

toegepast <strong>in</strong> <strong>de</strong> regio’s met <strong>de</strong> grootste<br />

bevolk<strong>in</strong>gsconcentraties (MNP 2007b).<br />

5 Energietransitie, ruimte en verkeer<br />

De Europese Unie heeft <strong>de</strong> ambitieuze doelstell<strong>in</strong>g om <strong>in</strong><br />

2050 <strong>de</strong> uitstoot van broeikasgassen ten opzichte van<br />

1990 met 80 procent te verm<strong>in</strong><strong>de</strong>ren. Voor een belangrijk<br />

<strong>de</strong>el moet <strong>de</strong> afname uit <strong>de</strong> energiesector komen. Om dit<br />

doel te halen, is een aanzienlijke beleids<strong>in</strong>spann<strong>in</strong>g nodig,<br />

ook <strong>in</strong> Ne<strong>de</strong>rland. De Europese Unie heeft <strong>de</strong> doelen <strong>voor</strong><br />

2050 nog niet omgezet <strong>in</strong> verplicht<strong>in</strong>gen <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

lidstaten, <strong>voor</strong> 2020 wel. Zodoen<strong>de</strong> heeft Ne<strong>de</strong>rland <strong>de</strong><br />

verplicht<strong>in</strong>g om nu te beg<strong>in</strong>nen met het verm<strong>in</strong><strong>de</strong>ren van<br />

<strong>de</strong> uitstoot van (on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re) CO 2<br />

en energie uit<br />

hernieuwbare bronnen (bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> w<strong>in</strong>d, water en zon)<br />

te halen. De <strong>in</strong>spann<strong>in</strong>gen die Ne<strong>de</strong>rland hier<strong>voor</strong> wil<br />

leveren, zijn vastgelegd <strong>in</strong> het (door <strong>de</strong> Europese Unie<br />

verplicht gestel<strong>de</strong>) Nationaal actieplan hernieuwbare bronnen<br />

2010 (Rijksoverheid 2010)<br />

De meest rendabele vormen van hernieuwbare energie<br />

zijn momenteel w<strong>in</strong><strong>de</strong>nergie op land, w<strong>in</strong><strong>de</strong>nergie op zee<br />

en biomassa. Veel projecten <strong>voor</strong> w<strong>in</strong><strong>de</strong>nergie lopen<br />

vertrag<strong>in</strong>g op door een gebrek aan maatschappelijk<br />

draagvlak. Wat opvalt <strong>in</strong> <strong>de</strong>ze projecten, is dat <strong>de</strong><br />

politiek-maatschappelijke en ruimtelijke <strong>in</strong>bedd<strong>in</strong>g pas<br />

laat tot stand komen. Het vanaf het beg<strong>in</strong> betrekken van<br />

actoren <strong>in</strong> <strong>de</strong> ruimtelijke planvorm<strong>in</strong>g (conform het<br />

advies van <strong>de</strong> commissie-Elverd<strong>in</strong>g) kan perspectieven<br />

bie<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> het realiseren van maatschappelijk bela<strong>de</strong>n<br />

ruimtegebruik. Daarnaast heeft het Rijk met <strong>de</strong> Crisis- en<br />

Herstelwet <strong>in</strong>strumenten <strong>in</strong> han<strong>de</strong>n om <strong>de</strong> planvorm<strong>in</strong>g<br />

te versnellen.<br />

Inspann<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> <strong>de</strong> gebouw<strong>de</strong> omgev<strong>in</strong>g kunnen ook<br />

bijdragen aan <strong>de</strong> energiedoelstell<strong>in</strong>gen. Verwarm<strong>in</strong>g en<br />

verkoel<strong>in</strong>g van gebouwen vragen veel energie. Veel kan<br />

wor<strong>de</strong>n bespaard door warmtestromen van <strong>in</strong>dividuele<br />

gebouwen op elkaar aan te sluiten en restwarmte uit <strong>de</strong><br />

<strong>in</strong>dustrie te benutten. Ver<strong>de</strong>r is nog veel w<strong>in</strong>st te halen uit<br />

het beter isoleren van bestaan<strong>de</strong> won<strong>in</strong>gen en<br />

bedrijfspan<strong>de</strong>n. Een groot <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> bebouw<strong>in</strong>g die<br />

<strong>voor</strong> 2050 is <strong>voor</strong>zien, staat er nu al. Het is dan ook van<br />

groot belang om herstructurer<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> bestaan<strong>de</strong><br />

<strong>voor</strong>raad bebouw<strong>in</strong>g aan te grijpen om energiedoelen te<br />

realiseren (PBL 2011a).<br />

In het Europese Witboek Transport 2011 (Europese Commissie<br />

2011) zijn <strong>voor</strong> <strong>de</strong> transportsector stevige ambities (geen<br />

verplicht<strong>in</strong>gen) opgenomen. Het realiseren van <strong>de</strong> CO 2<br />

-<br />

doelen door het personen- en goe<strong>de</strong>renvervoer is lastig.<br />

Zo is <strong>de</strong> CO 2<br />

-uitstoot van het verkeer (zeescheepvaart en<br />

luchtvaart niet meegerekend) <strong>in</strong> <strong>de</strong> afgelopen twee<br />

<strong>de</strong>cennia met meer dan 30 procent toegenomen (Hoen et<br />

al. 2010). Voor <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> <strong>de</strong>cennia wordt met het<br />

vastgestel<strong>de</strong> beleid grofweg een stabilisatie rond het<br />

huidige niveau <strong>voor</strong>zien. Het overnemen van <strong>de</strong>ze<br />

ambities betekent dat Ne<strong>de</strong>rland veel extra maatregelen<br />

zal moeten <strong>in</strong>zetten om <strong>de</strong>ze doelen b<strong>in</strong>nen bereik te<br />

brengen.<br />

De Europese Unie heeft daarnaast <strong>de</strong> ambitie om <strong>in</strong> 2030<br />

<strong>de</strong> helft van het stadsverkeer elektrisch af te han<strong>de</strong>len.<br />

Het realiseren van <strong>de</strong>ze ambitie kan grote<br />

mobiliteitseffecten hebben. Elektrisch rij<strong>de</strong>n gaat<br />

waarschijnlijk gepaard met hogere vaste kosten en lagere<br />

variabele kosten. Dat zou tot een toename van <strong>de</strong><br />

mobiliteit kunnen lei<strong>de</strong>n. Zon<strong>de</strong>r een precies <strong>in</strong>zicht <strong>in</strong><br />

<strong>de</strong>ze kosten, is nu echter nog geen uitspraak te doen over<br />

het effect op <strong>de</strong> ontwikkel<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> mobiliteit.<br />

Energie<strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen hebben <strong>in</strong>vloed op <strong>de</strong> ruimtelijke<br />

<strong>in</strong>richt<strong>in</strong>g en gevolgen <strong>voor</strong> het uiterlijk van het<br />

landschap. Te <strong>de</strong>nken valt aan centrales, maar ook aan<br />

hoogspann<strong>in</strong>gslijnen en w<strong>in</strong>dturb<strong>in</strong>es. Een mogelijke<br />

‘nieuwkomer’ is schaliegas, waar<strong>voor</strong> al aan diverse<br />

bedrijven opspor<strong>in</strong>gsvergunn<strong>in</strong>gen zijn verleend. Omdat<br />

dit gas slecht stroomt, zijn veel meer bor<strong>in</strong>gen nodig dan<br />

normaal: het kan zijn dat om <strong>de</strong> paar hon<strong>de</strong>rd meter een<br />

nieuwe put moet wor<strong>de</strong>n geboord. Dat kan <strong>de</strong> nodige<br />

landschappelijke effecten hebben als tot w<strong>in</strong>n<strong>in</strong>g wordt<br />

overgegaan.<br />

6 Internationale natuurverplicht<strong>in</strong>gen en ruimte<br />

Het kab<strong>in</strong>et hanteert het respecteren van <strong>in</strong>ternationale<br />

afspraken als basis <strong>voor</strong> <strong>de</strong> herijk<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> Ecologische<br />

Hoofdstructuur. Europese en an<strong>de</strong>re <strong>in</strong>ternationale<br />

regelgev<strong>in</strong>g verplicht Ne<strong>de</strong>rland tot het halen van<br />

verschei<strong>de</strong>ne doelen op het gebied van natuur en water.<br />

Alleen <strong>in</strong>zetten op Natura 2000-gebie<strong>de</strong>n biedt<br />

onvoldoen<strong>de</strong> perspectief <strong>voor</strong> het realiseren van <strong>de</strong><br />

doelen van <strong>de</strong> <strong>in</strong>ternationale afspraken, bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> die<br />

op het terre<strong>in</strong> van <strong>de</strong> Europese Vogel- en<br />

Habitatrichtlijnen. Vanwege <strong>de</strong> milieudruk en <strong>de</strong> externe<br />

werk<strong>in</strong>g van <strong>de</strong>ze richtlijnen zijn ook vaak maatregelen<br />

nodig <strong>in</strong> <strong>de</strong> hydrologische beïnvloed<strong>in</strong>gsgebie<strong>de</strong>n<br />

rondom <strong>de</strong> Natura 2000-gebie<strong>de</strong>n (MNP 2007b). Deze<br />

gebie<strong>de</strong>n liggen <strong>voor</strong> een belangrijk <strong>de</strong>el wel b<strong>in</strong>nen <strong>de</strong><br />

huidige Ecologische Hoofdstructuur. Bovendien zijn ook<br />

<strong>de</strong>len van <strong>de</strong> Ecologische Hoofdstructuur buiten Natura<br />

2000-gebied van belang <strong>voor</strong> bescherm<strong>de</strong> soorten <strong>in</strong> dat<br />

gebied, bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> verb<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g tussen<br />

verschillen<strong>de</strong> leefgebie<strong>de</strong>n. Daarnaast zijn nog <strong>de</strong><br />

(kle<strong>in</strong>ere) gebie<strong>de</strong>n buiten <strong>de</strong> Natura 2000-gebie<strong>de</strong>n van<br />

belang waar zich concentraties bev<strong>in</strong><strong>de</strong>n van Europees<br />

bescherm<strong>de</strong> soorten. Tot slot zijn <strong>de</strong>len van <strong>de</strong><br />

Ecologische Hoofdstructuur buiten Natura 2000-gebied<br />

van belang <strong>voor</strong> het halen van doelen van <strong>de</strong> Europese<br />

Ka<strong>de</strong>rrichtlijn Water. Denk bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> aan een<br />

maatregel als het opnieuw laten mean<strong>de</strong>ren van een<br />

beek, die is ‘meegerekend’ <strong>in</strong> het maatregelenpakket van<br />

het stroomgebiedsbeheerplan <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Ka<strong>de</strong>rrichtlijn<br />

Bev<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen | 13


<br />

Water zoals dat aan <strong>de</strong> Europese Unie is gerapporteerd.<br />

Ne<strong>de</strong>rland kan zich niet eenzijdig ontrekken aan <strong>de</strong>ze<br />

maatregelen; dit moet m<strong>in</strong>imaal opnieuw aan <strong>de</strong><br />

Europese Unie wor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>gelegd en moet opnieuw <strong>de</strong><br />

procedure van <strong>de</strong> stroomgebiedsbeheerplannen met<br />

publieke participatie (<strong>in</strong>spraak) doorlopen.<br />

Ne<strong>de</strong>rland is verplicht maatregelen te treffen om <strong>de</strong><br />

verslechter<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> kwaliteit van <strong>de</strong> habitats <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />

Natura 2000-gebie<strong>de</strong>n te stoppen. Voor <strong>de</strong> soorten en<br />

ecosystemen van <strong>de</strong> Vogel- en Habitatrichtlijnen is <strong>de</strong><br />

verbeter<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> milieu- en ruimtecondities nog<br />

onvoldoen<strong>de</strong> geweest om een gunstige staat van<br />

<strong>in</strong>standhoud<strong>in</strong>g te bereiken (Bre<strong>de</strong>noord et al. 2011). Het<br />

hoge aantal soorten en habitats met een ongunstige<br />

staat van <strong>in</strong>standhoud<strong>in</strong>g maakt het treffen van<br />

maatregelen urgent. Essentieel daarbij is het oplossen<br />

van knelpunten <strong>in</strong> <strong>de</strong> milieu- en watercondities, <strong>in</strong> het<br />

bijzon<strong>de</strong>r verdrog<strong>in</strong>g (Bre<strong>de</strong>noord et al. 2011).<br />

De bezu<strong>in</strong>ig<strong>in</strong>gen van het Rijk op het natuurbeleid zullen<br />

naar verwacht<strong>in</strong>g lei<strong>de</strong>n tot een ver<strong>de</strong>re verslechter<strong>in</strong>g<br />

van <strong>de</strong> natuurkwaliteit en <strong>de</strong> leefomstandighe<strong>de</strong>n van<br />

planten- en diersoorten die op basis van <strong>de</strong> Europese<br />

Vogel- en Habitatrichtlijnen moeten wor<strong>de</strong>n beschermd<br />

(Bre<strong>de</strong>noord et al. 2011). Deze bezu<strong>in</strong>ig<strong>in</strong>gen vergroten <strong>de</strong><br />

kans dat nieuwe ruimtelijke ontwikkel<strong>in</strong>gen (zoals<br />

verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g en <strong>de</strong> aanleg van <strong>in</strong>frastructuur) met <strong>de</strong>ze<br />

richtlijnen zullen botsen.<br />

Een belangrijk aandachtspunt is overigens dat het volgens<br />

<strong>de</strong> Habitatrichtlijn niet mogelijk is vanwege bezu<strong>in</strong>ig<strong>in</strong>gen<br />

onvoldoen<strong>de</strong> te <strong>in</strong>vesteren <strong>in</strong> het beheer van Natura<br />

2000-gebie<strong>de</strong>n (Backes et al. 2011).<br />

In het algemeen geldt dat grotere natuurgebie<strong>de</strong>n<br />

robuuster zijn dan kle<strong>in</strong>ere, omdat ze beter bestand zijn<br />

tegen negatieve <strong>in</strong>vloe<strong>de</strong>n van buiten. Het <strong>voor</strong>malige<br />

Milieu- en Natuurplanbureau (MNP 2007b) presenteer<strong>de</strong><br />

<strong>in</strong> <strong>de</strong> verkenn<strong>in</strong>g Ne<strong>de</strong>rland Later een kijkricht<strong>in</strong>g ‘Robuuste<br />

natuur’, waar<strong>in</strong> <strong>de</strong> nog aan te leggen nieuwe natuur<br />

(conform het areaal zoals dat gold tot aan het kab<strong>in</strong>et-<br />

Rutte) wordt geconcentreerd rondom <strong>de</strong> Natura<br />

2000-gebie<strong>de</strong>n. Deze versterk<strong>in</strong>g zou wel lei<strong>de</strong>n tot het<br />

halen van <strong>de</strong> doelen van <strong>de</strong> Vogel- en Habitatrichtlijnen.<br />

Het kab<strong>in</strong>et heeft er<strong>voor</strong> gekozen om <strong>de</strong> f<strong>in</strong>anciën van<br />

het natuurbeleid te verschuiven van grondverwerv<strong>in</strong>g<br />

naar agrarisch natuurbeheer. Agrarisch natuurbeheer is <strong>in</strong><br />

<strong>de</strong> huidige vorm echter we<strong>in</strong>ig effectief <strong>voor</strong> het bereiken<br />

van <strong>de</strong> ecologische doelen (MNP 2007a). De effectiviteit<br />

zou wor<strong>de</strong>n verbeterd als (1) het beheer <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />

wei<strong>de</strong>vogelgebie<strong>de</strong>n sterker wordt gericht op<br />

wei<strong>de</strong>vogelbehoud, (2) <strong>de</strong> randzones van <strong>de</strong> Natura<br />

2000-gebie<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n gebruikt om boeren te laten<br />

bijdragen aan het bereiken van <strong>de</strong> doelen ín het Natura<br />

2000-gebied – bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> door het verhogen van <strong>de</strong><br />

waterstand of het verm<strong>in</strong><strong>de</strong>ren van <strong>de</strong> stikstofuitstoot,<br />

en (3) <strong>de</strong> grond <strong>de</strong>els <strong>voor</strong> agrarisch landschapsbeheer<br />

wordt gebruikt, waar het behoud van het<br />

cultuurhistorische landschap <strong>voor</strong>opstaat of waar sterk<br />

behoefte is aan recreatiemogelijkhe<strong>de</strong>n, zoals rond <strong>de</strong><br />

ste<strong>de</strong>n en <strong>in</strong> toeristisch-recreatieve gebie<strong>de</strong>n. Dit laatste<br />

kan bijdragen aan het verm<strong>in</strong><strong>de</strong>ren van <strong>de</strong> recreatieve<br />

tekorten rond <strong>de</strong> grote ste<strong>de</strong>n, ook met het oog op het<br />

stopzetten van het Rijksbufferzonebeleid en van <strong>de</strong><br />

aanleg van groengebie<strong>de</strong>n rond <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>n.<br />

7 Landbouw, open ruimte en landschap<br />

De economische betekenis van <strong>de</strong> primaire landbouw <strong>in</strong><br />

Ne<strong>de</strong>rland is beperkt. Landbouw, bosbouw en visserij<br />

leveren gezamenlijk slechts 2 procent van <strong>de</strong><br />

toegevoeg<strong>de</strong> waar<strong>de</strong>. In ruimtelijk opzicht is <strong>de</strong> rol van<br />

het grondgebon<strong>de</strong>n <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> primaire landbouw als<br />

beheer<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> open ruimte en (potentiële) leverancier<br />

van groene diensten echter wel <strong>de</strong>gelijk van groot belang.<br />

De economische betekenis van het totale Ne<strong>de</strong>rlandse<br />

agrocomplex is groter. Dit maakt, gemeten <strong>in</strong><br />

toegevoeg<strong>de</strong> waar<strong>de</strong>, 9,1 procent uit van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse<br />

economie. De Ne<strong>de</strong>rlandse agrosector ontleent daarmee<br />

zijn economische betekenis <strong>in</strong> belangrijke mate aan <strong>de</strong><br />

voed<strong>in</strong>gs- en genotmid<strong>de</strong>len<strong>in</strong>dustrie (Silvis et al. 2009).<br />

De greenports zijn slechts ten <strong>de</strong>le plaatsgebon<strong>de</strong>n. De<br />

teelt van groenten, bollen en (<strong>de</strong>els) sierteelt verplaatst<br />

zich op dit moment al uit <strong>de</strong> greenports. Een m<strong>in</strong><strong>de</strong>r grote<br />

ruimtebehoefte <strong>in</strong> <strong>de</strong> greenports is op termijn <strong>voor</strong>al<br />

<strong>de</strong>nkbaar <strong>in</strong> Aalsmeer en <strong>in</strong> <strong>de</strong> Bollenstreek. Hier lijkt dan<br />

ook <strong>in</strong> beperkte mate ruimte te zijn om grond <strong>voor</strong><br />

an<strong>de</strong>re functies te bestemmen (Grontmij 2009). Ook <strong>de</strong><br />

Adviesgroep Nijkamp conclu<strong>de</strong>ert dat niet alle productie<br />

– en zeker niet die van standaardproducten –<br />

noodzakelijkerwijs <strong>in</strong> het westen hoeft te wor<strong>de</strong>n<br />

gerealiseerd (Adviesgroep Tu<strong>in</strong>bouwcluster Greenport.nl<br />

2010).<br />

Planologische dui<strong>de</strong>lijkheid – en daarmee beheers<strong>in</strong>g van<br />

<strong>de</strong> agrarische grondprijzen – is een noodzakelijke<br />

<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong> <strong>voor</strong> behoud en ontwikkel<strong>in</strong>g van <strong>de</strong><br />

grondgebon<strong>de</strong>n landbouw als beheer<strong>de</strong>r van het<br />

cultuurlandschap (MNP 2007b). Succesvol beleid <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

landbouw als beheer<strong>de</strong>r van het cultuurlandschap is <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />

afgelopen <strong>de</strong>cennia een zaak geweest van lange a<strong>de</strong>m,<br />

cont<strong>in</strong>uïteit en dui<strong>de</strong>lijkheid, waarbij regels direct waren<br />

gekoppeld aan f<strong>in</strong>anciële regel<strong>in</strong>gen. Dit betrof <strong>voor</strong>al het<br />

Rijksbufferzonebeleid. Alleen met een cont<strong>in</strong>ue<br />

beleids<strong>in</strong>zet blijkt <strong>de</strong> overheid het vertrouwen van boeren<br />

en burgers te kunnen krijgen. Cont<strong>in</strong>uïteit van <strong>de</strong>ze<br />

f<strong>in</strong>ancier<strong>in</strong>g, hoe beperkt ook, is van groot belang <strong>voor</strong><br />

het genereren van betrokkenheid en <strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen van<br />

an<strong>de</strong>re publieke en private partijen.<br />

14 | <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> <strong>beeld</strong>. Achtergron<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> Ex-ante evaluatie Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte


<br />

Vooral wat betreft <strong>de</strong> <strong>in</strong>ternationaal belangrijke<br />

veengebie<strong>de</strong>n is een heroverweg<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> rol van <strong>de</strong><br />

landbouw nodig. Verschillen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeken wijzen uit<br />

dat <strong>de</strong> verhoud<strong>in</strong>g tussen kosten en baten niet<br />

vanzelfsprekend gunstig uitvalt <strong>voor</strong> het huidige<br />

landbouwkundig gebruik. Als <strong>de</strong> moeilijk te<br />

monetariseren natuurwaar<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> effecten op het<br />

verm<strong>in</strong><strong>de</strong>ren van <strong>de</strong> broeikasgasemissies wor<strong>de</strong>n<br />

meegewogen, komen ook beheerstrategieën met hogere<br />

waterpeilen, verbre<strong>de</strong> landbouw en ger<strong>in</strong>gere<br />

bo<strong>de</strong>mdal<strong>in</strong>g <strong>in</strong> <strong>beeld</strong>. Uitgaan<strong>de</strong> van een<br />

gebiedsgedifferentieer<strong>de</strong> aanpak waar<strong>in</strong> reken<strong>in</strong>g wordt<br />

gehou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> ontwikkel<strong>in</strong>gsricht<strong>in</strong>g van <strong>de</strong><br />

landbouw, zou<strong>de</strong>n op langere termijn <strong>in</strong> het noor<strong>de</strong>n <strong>de</strong><br />

meestal dunne veenpakketten groten<strong>de</strong>els verdwijnen,<br />

maar zou<strong>de</strong>n <strong>in</strong> het westen, waar <strong>de</strong> dikste<br />

veenpakketten liggen (plaatselijk 5 tot 12 meter dik), <strong>de</strong><br />

ook op Europese schaal unieke veenkwaliteiten<br />

behou<strong>de</strong>n kunnen blijven (PBL 2011b).<br />

8 Landschap, toerisme en recreatie<br />

Wan<strong>de</strong>len, fietsen en buiten recreëren zijn <strong>de</strong><br />

belangrijkste vrijetijdsactiviteiten <strong>in</strong> <strong>de</strong> buitenlucht<br />

(Ne<strong>de</strong>rlands Bureau <strong>voor</strong> Toerisme en Congressen 2010).<br />

De vraag naar zulke activiteiten is het grootst rond <strong>de</strong><br />

grote ste<strong>de</strong>n. Nu is besloten om geen nieuwe gebie<strong>de</strong>n <strong>in</strong><br />

te richten specifiek <strong>voor</strong> recreatie om <strong>de</strong> stad, blijft<br />

versterk<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> recreatieve gebruiksmogelijkhe<strong>de</strong>n<br />

van het agrarische cultuurlandschap als optie over. De<br />

mogelijkhe<strong>de</strong>n hiertoe zijn echter beperkt. De<br />

opvangcapaciteit <strong>voor</strong> recreanten is een stuk kle<strong>in</strong>er dan<br />

van specifiek <strong>in</strong>gerichte recreatiegebie<strong>de</strong>n. Daarnaast zal<br />

het areaal cultuurlandschap door verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g ver<strong>de</strong>r<br />

afnemen.<br />

Het overgrote <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> buitenlandse toeristen komt<br />

uit <strong>de</strong> buurlan<strong>de</strong>n, en dat zal ook <strong>in</strong> <strong>de</strong> toekomst zo zijn.<br />

Deze toeristen bezoeken Ne<strong>de</strong>rland juist ook vanwege<br />

het landschap (Breman et al. 2008), niet alleen vanwege<br />

<strong>de</strong> aantrekkelijkheid ervan, maar ook vanwege <strong>de</strong> goe<strong>de</strong><br />

toegankelijkheid via wan<strong>de</strong>l-, fiets-, en ruiterpa<strong>de</strong>n en<br />

vaarroutes. Gezien <strong>de</strong> motieven en <strong>voor</strong>keuren van <strong>de</strong>ze<br />

toeristen, is on<strong>de</strong>rsteun<strong>in</strong>g van landschapsgerelateerd<br />

toerisme en <strong>de</strong> bijbehoren<strong>de</strong> product-marktcomb<strong>in</strong>aties<br />

gerechtvaardigd.<br />

De komen<strong>de</strong> jaren blijft het Ne<strong>de</strong>rlandse landschap <strong>in</strong><br />

ontwikkel<strong>in</strong>g. De belangrijkste drijven<strong>de</strong> krachten zijn<br />

verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g, <strong>de</strong> aanleg van nieuwe <strong>in</strong>frastructuur<br />

(autosnelwegen, hoogspann<strong>in</strong>gsleid<strong>in</strong>gen,<br />

w<strong>in</strong>dmolenparken) en schaalvergrot<strong>in</strong>g <strong>in</strong> <strong>de</strong> landbouw.<br />

<strong>Ruimtelijke</strong> gevolgen van<br />

beleidskeuzes<br />

In een situatie waar<strong>in</strong> op alle bestuursniveaus een m<strong>in</strong><strong>de</strong>r<br />

restrictief beleid <strong>voor</strong> won<strong>in</strong>gbouwlocaties wordt<br />

gevoerd, wordt waarschijnlijk <strong>in</strong> vergelijk<strong>in</strong>g met<br />

<strong>voor</strong>tzett<strong>in</strong>g van het beleid uit <strong>de</strong> Nota Ruimte een groter<br />

<strong>de</strong>el van <strong>de</strong> vraag naar wonen en werken<br />

geaccommo<strong>de</strong>erd <strong>in</strong> <strong>de</strong> Randstad zelf (PBL 2011d). De<br />

verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>gsdruk <strong>in</strong> Flevoland en Gel<strong>de</strong>rland neemt<br />

volgens <strong>de</strong> bereken<strong>in</strong>gen ten opzichte van <strong>de</strong> Randstad af<br />

en <strong>de</strong> krimp <strong>in</strong> krimpregio’s wordt versterkt. De trend van<br />

concentratie <strong>in</strong> <strong>de</strong> Randstad wordt daarmee eveneens<br />

versterkt, waardoor er meer agglomeratie-effecten<br />

kunnen wor<strong>de</strong>n verwacht.<br />

B<strong>in</strong>nen <strong>de</strong> Randstad gaat dit mogelijk samen met m<strong>in</strong><strong>de</strong>r<br />

verdicht<strong>in</strong>g en herstructurer<strong>in</strong>g <strong>in</strong> bestaand ste<strong>de</strong>lijk<br />

gebied, en een relatief sterkere groei van <strong>de</strong> suburbane<br />

gebie<strong>de</strong>n. Een sterkere suburbanisatie b<strong>in</strong>nen <strong>de</strong><br />

Randstad kan tot een extra belast<strong>in</strong>g lei<strong>de</strong>n van reeds<br />

zwaarbelaste <strong>in</strong>frastructuur. Daarmee zou <strong>de</strong><br />

<strong>in</strong>frastructuuropgave <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Randstad wor<strong>de</strong>n vergroot<br />

(PBL 2011d).<br />

Met behulp van <strong>de</strong> Ruimtescanner kunnen schatt<strong>in</strong>gen<br />

van beleidskeuzes op een lager schaalniveau wor<strong>de</strong>n<br />

gemaakt. In <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>lvariant ‘m<strong>in</strong><strong>de</strong>r restrictief beleid’ is<br />

<strong>de</strong> kans op verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g het grootst <strong>in</strong> <strong>de</strong> gebie<strong>de</strong>n<br />

nabij en tussen <strong>de</strong> grote ste<strong>de</strong>n, waar <strong>de</strong> restrictieve<br />

beleidscategorieën uit <strong>de</strong> Nota Ruimte zijn komen te<br />

vervallen en waar <strong>de</strong> ruimtedruk groot is. Te <strong>de</strong>nken valt<br />

aan <strong>de</strong>len van <strong>de</strong> <strong>voor</strong>malige Nationale Landschappen,<br />

zoals <strong>de</strong> ran<strong>de</strong>n van het Groene Hart, het Kromme<br />

Rijngebied ten oosten van Utrecht en <strong>de</strong> Veluwezoom, en<br />

<strong>voor</strong>malige Rijksbufferzones als Waterland en Amstelland<br />

ten noor<strong>de</strong>n en zui<strong>de</strong>n van Amsterdam, het gebied tussen<br />

Den Haag en Lei<strong>de</strong>n en Mid<strong>de</strong>n-Delfland tussen Den<br />

Haag en Rotterdam.<br />

Bestuurlijke aspecten<br />

Taken en verantwoor<strong>de</strong>lijkhe<strong>de</strong>n<br />

Welke ruimtelijke <strong>opgaven</strong> het Rijk moet oppakken, is een<br />

politieke keuze. Het consequent toepassen van een<br />

aantal <strong>in</strong>hou<strong>de</strong>lijke criteria uit on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re <strong>de</strong><br />

welvaartstheorie en het subsidiariteitsbeg<strong>in</strong>sel (wat een<br />

sturend pr<strong>in</strong>cipe is van <strong>de</strong> Europese Unie) kan helpen bij<br />

het meer systematisch beantwoor<strong>de</strong>n van <strong>de</strong>ze vraag.<br />

Volgens <strong>de</strong> welvaartstheorie is overheids<strong>in</strong>grijpen<br />

gerechtvaardigd als er sprake is van onvolledige<br />

marktwerk<strong>in</strong>g, publieke goe<strong>de</strong>ren, externe effecten of<br />

coörd<strong>in</strong>atieproblemen. Rijks<strong>in</strong>terventie wordt volgens<br />

het subsidiariteitsbeg<strong>in</strong>sel rechtvaardig geacht als <strong>de</strong><br />

Bev<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen | 15


<br />

lagere overhe<strong>de</strong>n onvoldoen<strong>de</strong> <strong>in</strong> staat zijn om een<br />

probleem zelf op te lossen of als een nationale aanpak<br />

een dui<strong>de</strong>lijke meerwaar<strong>de</strong> heeft. Het gaat hier<br />

bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> om het regelen van regio- of<br />

prov<strong>in</strong>ciegrensoverstijgen<strong>de</strong> ruimteclaims, het voldoen<br />

aan <strong>in</strong>ternationale verplicht<strong>in</strong>gen en het bewaken van<br />

ruimtelijke functies/ruimteclaims die van evi<strong>de</strong>nt belang<br />

zijn <strong>voor</strong> <strong>de</strong> nationale welvaart. Daarnaast kan het laten<br />

ren<strong>de</strong>ren van eer<strong>de</strong>re rijks<strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen ook wor<strong>de</strong>n<br />

meegerekend als nationaal belang.<br />

On<strong>de</strong>r het begrip <strong>de</strong>centralisatie zoals <strong>de</strong> Rijksoverheid<br />

dat momenteel hanteert, gaan ook an<strong>de</strong>re vormen van<br />

overdracht van taken, bevoegdhe<strong>de</strong>n of mid<strong>de</strong>len schuil,<br />

zoals afstoten, privatiseren, <strong>de</strong>reguleren of beë<strong>in</strong>digen.<br />

Het Rijk kan hel<strong>de</strong>rheid scheppen als het bij elke taak die<br />

wordt overgedragen aangeeft om welke variant het gaat<br />

en hoe die wordt <strong>in</strong>gevuld. Decentraliseren en afstoten<br />

lei<strong>de</strong>n overigens niet altijd tot meer marktwerk<strong>in</strong>g of<br />

<strong>de</strong>reguler<strong>in</strong>g; zij hebben eer<strong>de</strong>r meer variatie <strong>in</strong> het beleid<br />

van <strong>de</strong> <strong>de</strong>centrale overhe<strong>de</strong>n tot gevolg.<br />

Als het Rijk taken en bevoegdhe<strong>de</strong>n overdraagt, dan<br />

betekent dit niet altijd dat het juridisch van bepaal<strong>de</strong><br />

verplicht<strong>in</strong>gen is ontslagen. Dit geldt on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re <strong>voor</strong><br />

Europese verplicht<strong>in</strong>gen; als het Rijk bevoegdhe<strong>de</strong>n<br />

overdraagt, moeten <strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen wor<strong>de</strong>n getroffen<br />

<strong>voor</strong> het geval <strong>de</strong> Europese Unie het Rijk aansprakelijk<br />

stelt.<br />

Bij <strong>de</strong>centraliseren is het belangrijk dat <strong>de</strong> lagere<br />

overhe<strong>de</strong>n over voldoen<strong>de</strong> mid<strong>de</strong>len beschikken om <strong>de</strong><br />

taken a<strong>de</strong>quaat te kunnen uitvoeren. Gezien <strong>de</strong> rol die <strong>de</strong><br />

prov<strong>in</strong>cies tot nu toe hebben gespeeld en <strong>de</strong> taken die het<br />

Rijk aan hen overdraagt, ligt het <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand dat <strong>de</strong><br />

prov<strong>in</strong>cies niet alleen zorgen <strong>voor</strong> een <strong>in</strong>tegrale afweg<strong>in</strong>g<br />

van ruimtelijke <strong>opgaven</strong> en belangen, maar dat zij ook<br />

<strong>in</strong>itiatieven nemen om ruimtelijke ontwikkel<strong>in</strong>gen te<br />

stimuleren (gebiedsontwikkel<strong>in</strong>g). Het Rijk zou <strong>de</strong><br />

prov<strong>in</strong>cies, <strong>in</strong> elk geval <strong>voor</strong> een overgangsperio<strong>de</strong>, <strong>in</strong><br />

<strong>de</strong>ze nieuwe rol moeten on<strong>de</strong>rsteunen.<br />

Het kab<strong>in</strong>et wil dat het Meerjarenprogramma<br />

Infrastructuur, Ruimte en Transport één <strong>in</strong>hou<strong>de</strong>lijk<br />

programma <strong>voor</strong> het hele ruimtelijk dome<strong>in</strong> wordt. De<br />

regio’s zullen vaker het <strong>voor</strong>touw en <strong>de</strong><br />

e<strong>in</strong>dverantwoor<strong>de</strong>lijkheid krijgen. Om <strong>de</strong> bestuurskracht<br />

en doorzett<strong>in</strong>gsmacht op regionaal niveau te bevor<strong>de</strong>ren,<br />

kan het Rijk een bonus-malussysteem op succesvolle<br />

samenwerk<strong>in</strong>g en tijdige besluitvorm<strong>in</strong>g toepassen.<br />

Het tweebestuurslagenpr<strong>in</strong>cipe uit het Regeerakkoord<br />

kan als uitgangspunt dienen <strong>voor</strong> het or<strong>de</strong>nen van<br />

verantwoor<strong>de</strong>lijkhe<strong>de</strong>n, maar mag niet als dogma<br />

wor<strong>de</strong>n beschouwd. Een rigi<strong>de</strong> hanter<strong>in</strong>g van dit pr<strong>in</strong>cipe<br />

vormt een – tot mislukken gedoem<strong>de</strong> – ontkenn<strong>in</strong>g van<br />

<strong>de</strong> complexe bestuurlijke en maatschappelijke realiteit. In<br />

veel gevallen is bij een en hetzelf<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwerp <strong>de</strong><br />

bemoeienis van meer<strong>de</strong>re bestuurslagen nodig,<br />

onontkoombaar en zelfs gewenst. De Raad <strong>voor</strong> het<br />

Openbaar Bestuur (2011) noemt daarbij specifiek het<br />

beleidsveld van <strong>de</strong> ruimtelijke or<strong>de</strong>n<strong>in</strong>g als beleidsterre<strong>in</strong><br />

met goe<strong>de</strong> <strong>voor</strong><strong>beeld</strong>en die het nut van een meervoudige<br />

verantwoor<strong>de</strong>lijkheid laten zien.<br />

Doorwerk<strong>in</strong>g en handhav<strong>in</strong>g van nationale<br />

ruimtelijke belangen<br />

Gemeenten blijken hun bestemm<strong>in</strong>gsplannen niet tijdig<br />

te actualiseren en onvoldoen<strong>de</strong> te handhaven. Slechts<br />

een <strong>de</strong>r<strong>de</strong> van <strong>de</strong> gemeenten beschikt over een volledig<br />

actueel bestemm<strong>in</strong>gsplannenbestand. Ver<strong>de</strong>r is slechts<br />

bij een <strong>de</strong>r<strong>de</strong> van <strong>de</strong> gemeenten <strong>de</strong> toezichts- en<br />

handhav<strong>in</strong>gs<strong>in</strong>zet voldoen<strong>de</strong>, en schiet zelfs <strong>voor</strong> één op<br />

<strong>de</strong> vijf gemeenten <strong>de</strong> <strong>in</strong>zet ronduit tekort (VROM-<br />

Inspectie 2009). Ook hebben veel gemeenten nog geen of<br />

gebrekkige structuurvisies gemaakt conform <strong>de</strong> nieuwe<br />

Wet ruimtelijke or<strong>de</strong>n<strong>in</strong>g (IenM 2011c). Vooral kle<strong>in</strong>e<br />

gemeenten hebben onvoldoen<strong>de</strong> capaciteit of kennis <strong>in</strong><br />

huis om het ruimtelijk relevante beleid te waarborgen, of<br />

geven daar geen prioriteit aan (Commissie Herzien<strong>in</strong>g<br />

Handhav<strong>in</strong>gsstelsel VROM-regelgev<strong>in</strong>g 2008;<br />

Nieuwenhuizen et al. 2008).<br />

De kans bestaat dat gemeenten belangen van het Rijk of<br />

<strong>de</strong> prov<strong>in</strong>cies die ze tegen hun z<strong>in</strong> hebben moeten<br />

opnemen <strong>in</strong> hun bestemm<strong>in</strong>gsplannen, niet a<strong>de</strong>quaat<br />

zullen handhaven. Ook wanneer <strong>de</strong> nieuwe Regionale<br />

Omgev<strong>in</strong>gsdiensten zijn <strong>in</strong>gesteld, kunnen gemeenten<br />

nog gemotiveerd afwijken van het advies van <strong>de</strong> diensten<br />

(PBL 2008a). Een gevolg hiervan kan zijn dat een aantal<br />

nationale of prov<strong>in</strong>ciale ruimtelijke belangen op<br />

gemeentelijk niveau niet goed doorwerken of niet<br />

wor<strong>de</strong>n gehandhaafd.<br />

Maatschappelijke organisaties en vrijwilligers speel<strong>de</strong>n<br />

tot dusverre een grote rol bij <strong>de</strong> handhav<strong>in</strong>g van het<br />

omgev<strong>in</strong>gsbeleid. De Raad van State heeft onlangs enkele<br />

uitspraken gedaan waarbij beroep door <strong>de</strong>rgelijke<br />

organisaties niet ontvankelijk is verklaard, en met <strong>de</strong><br />

<strong>in</strong>voer<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> nieuwe Wet ruimtelijke or<strong>de</strong>n<strong>in</strong>g kunnen<br />

alleen belanghebben<strong>de</strong>n nog beroep aantekenen; on<strong>de</strong>r<br />

<strong>de</strong> ou<strong>de</strong> wet gold dat nog <strong>voor</strong> eenie<strong>de</strong>r. Met <strong>de</strong> Crisis- en<br />

Herstelwet is daar nog bij gekomen dat belanghebben<strong>de</strong>n<br />

geen rechtsregels mogen aanhalen die niet zijn bedoeld<br />

om hun belang te beschermen (‘relativiteitsvereiste’).<br />

Deze ontwikkel<strong>in</strong>gen hebben tot gevolg dat Rijk en<br />

prov<strong>in</strong>cies zich veel actiever moeten gaan opstellen als ze<br />

hun belangen ook daadwerkelijk gehandhaafd willen zien<br />

(PBL 2008a).<br />

Vereenvoudigen van <strong>de</strong> regelgev<strong>in</strong>g<br />

Het kab<strong>in</strong>et wil <strong>de</strong> wet- en regelgev<strong>in</strong>g vereenvoudigen<br />

om bestuurlijke drukte en trage besluitvorm<strong>in</strong>g tegen te<br />

gaan. Wetgev<strong>in</strong>gstrajecten kosten veel tijd en energie,<br />

terwijl politiek-bestuurlijke en contextuele factoren vaker<br />

tot vertrag<strong>in</strong>g lei<strong>de</strong>n dan juridische (Commissie Elverd<strong>in</strong>g<br />

16 | <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> <strong>beeld</strong>. Achtergron<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> Ex-ante evaluatie Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte


<br />

2008, PBL 2010d). Ook verhou<strong>de</strong>n procedurele eenvoud<br />

en snelheid zich moeilijk met <strong>de</strong> complexiteit <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />

praktijk, bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> als gevolg van <strong>de</strong> Europese<br />

regelgev<strong>in</strong>g (Van Du<strong>in</strong>hoven 2010). Nieuwe wetgev<strong>in</strong>g<br />

vergt ook aandacht <strong>voor</strong> <strong>de</strong> organisatorische kant.<br />

An<strong>de</strong>re overhe<strong>de</strong>n en private partijen zijn op<br />

rechtszekerheid gericht. Nieuwe wetgev<strong>in</strong>g kan tot<br />

risicomij<strong>de</strong>nd gedrag lei<strong>de</strong>n vanwege <strong>de</strong> onbekendheid<br />

met <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n en beperk<strong>in</strong>gen van <strong>de</strong> nieuwe<br />

wetten en het ontbreken van jurispru<strong>de</strong>ntie en<br />

vergelijkbare praktijk<strong>voor</strong><strong>beeld</strong>en (Barkhuysen et al.<br />

2011).<br />

Na<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek zou <strong>de</strong> factoren achter <strong>de</strong> juridische<br />

complexiteit en <strong>de</strong> meest optimale<br />

implementatiestrategie kunnen achterhalen. Ook kan <strong>de</strong><br />

complexiteit van gebiedsontwikkel<strong>in</strong>g wordt beperkt<br />

door een m<strong>in</strong><strong>de</strong>r grootschalige en <strong>in</strong>tegrale aanpak.<br />

Grootschalige projecten kunnen <strong>in</strong> kle<strong>in</strong>ere wor<strong>de</strong>n<br />

opge<strong>de</strong>eld, met aandacht <strong>voor</strong> <strong>de</strong> samenhang. En <strong>in</strong><br />

plaats van alle ruimteclaims zo veel mogelijk mee te<br />

nemen, kan ook met enkele centrale thema’s wor<strong>de</strong>n<br />

volstaan.<br />

Bev<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen | 17


18 | <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> <strong>beeld</strong>. Achtergron<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> Ex-ante evaluatie Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte<br />




verdiep<strong>in</strong>g<br />

verdiep<strong>in</strong>g<br />

<br />

Bev<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen | 19


een<br />

Inleid<strong>in</strong>g<br />

Het <strong>Planbureau</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Leefomgev<strong>in</strong>g (PBL) heeft op<br />

verzoek van het m<strong>in</strong>isterie van Infrastructuur en Milieu<br />

een ex-ante evaluatie (PBL 2011c) verricht van <strong>de</strong><br />

ontwerp-Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (IenM<br />

2011b). In dit rapport geven we <strong>de</strong> achtergrond<strong>in</strong>formatie<br />

bij <strong>de</strong>ze ex-ante evaluatie. Daarbij is <strong>voor</strong>al<br />

gebruikgemaakt van <strong>de</strong> resultaten van eer<strong>de</strong>r afgeron<strong>de</strong><br />

<strong>in</strong>terne en externe PBL-rapportages en van lopend PBLon<strong>de</strong>rzoek,<br />

en van discussies met beleidsme<strong>de</strong>werkers<br />

van <strong>de</strong> m<strong>in</strong>isteries van Infrastructuur en Milieu,<br />

On<strong>de</strong>rwijs, Cultuur en Wetenschap en Economische<br />

zaken, Landbouw en Innovatie.<br />

Er is sprake van een ruimtelijke opgave als een<br />

maatschappelijk probleem geografisch is aan te dui<strong>de</strong>n<br />

en <strong>voor</strong>al als zich meer<strong>de</strong>re problemen op een plek<br />

<strong>voor</strong>doen. Beleidskeuzes op het gebied van <strong>de</strong> ene<br />

ruimtelijke opgave hebben gevolgen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re. De<br />

afstemm<strong>in</strong>g van belangen tussen sectoren op basis van<br />

<strong>in</strong>zicht <strong>in</strong> <strong>de</strong> we<strong>de</strong>rzijdse afhankelijkhe<strong>de</strong>n vormt <strong>de</strong> kern<br />

van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse ruimtelijke or<strong>de</strong>n<strong>in</strong>g.<br />

Het rapport is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2<br />

schetsen we <strong>de</strong> belangrijkste ruimtelijke <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong><br />

Ne<strong>de</strong>rland, en bespreken we tevens enkele belangrijke<br />

implicaties <strong>voor</strong> het rijksbeleid. Op basis van literatuur en<br />

gesprekken met <strong>de</strong>skundigen is <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> lijst van<br />

ruimtelijke <strong>opgaven</strong> opgesteld:<br />

1 ruimte en <strong>in</strong>ternationale concurrentiepositie;<br />

2 bereikbaarheid en verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g;<br />

3 ruimte <strong>voor</strong> wonen en werken;<br />

4 veiligheid tegen hoog water, klimaatveran<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g en<br />

verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g;<br />

5 energietransitie, ruimte en verkeer;<br />

6 <strong>in</strong>ternationale natuurverplicht<strong>in</strong>gen en ruimte;<br />

7 landbouw en ruimte;<br />

8 landschap, toerisme en recreatie.<br />

De keuze van <strong>de</strong> <strong>opgaven</strong> staat los van <strong>de</strong> vraag of het<br />

een taak <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Rijksoverheid is om <strong>de</strong>ze op te pakken;<br />

dat is een politieke keuze. Het gaat wel om <strong>opgaven</strong> met<br />

een bovenlokaal karakter. De <strong>opgaven</strong> zijn niet <strong>in</strong><br />

volgor<strong>de</strong> van belangrijkheid gerangschikt, maar<br />

thematisch gegroepeerd (van economie via wonen en<br />

werken naar water en groen).<br />

In hoofdstuk 3 gaan we <strong>in</strong> op <strong>de</strong> ruimtelijke effecten van<br />

bepaal<strong>de</strong> beleidskeuzes. De vraag waar zich<br />

verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g zou kunnen ontwikkelen staat hierbij<br />

centraal. We vergelijken eerst <strong>de</strong> beleidska<strong>de</strong>rs uit <strong>de</strong><br />

Nota Ruimte en <strong>de</strong> Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte met<br />

elkaar. Daarna volgen enkele analyses van <strong>de</strong> huidige<br />

marktontwikkel<strong>in</strong>gen om <strong>de</strong> verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>gsdruk <strong>in</strong> te<br />

schatten. Vervolgens brengen we <strong>de</strong>ze druk <strong>in</strong> kaart met<br />

hulp van een mo<strong>de</strong>lbereken<strong>in</strong>g van een scenario van<br />

<strong>de</strong>reguler<strong>in</strong>g van beleid op alle bestuursniveaus ten<br />

opzichte van een scenario waar<strong>in</strong> het beleid uit <strong>de</strong> Nota<br />

Ruimte wordt <strong>voor</strong>tgezet.<br />

In hoofdstuk 4, ten slotte, bespreken we enkele criteria<br />

die het Rijk kan hanteren om te bepalen of <strong>de</strong> ruimtelijke<br />

<strong>opgaven</strong> ook een zaak van strategisch-ruimtelijk<br />

rijksbeleid zijn. Tevens gaan we <strong>in</strong> dit hoofdstuk <strong>in</strong> op<br />

enkele bestuurlijke en <strong>in</strong>strumentele aspecten.<br />

20 | <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> <strong>beeld</strong>. Achtergron<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> Ex-ante evaluatie Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte


| 21


<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> en<br />

beleidsimplicaties<br />

twee<br />

In dit hoofdstuk beschrijven we <strong>de</strong> acht belangrijkste<br />

ruimtelijke <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> Ne<strong>de</strong>rland <strong>voor</strong> <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>llange en<br />

lange termijn. Bij elke opgave bespreken we ook enkele<br />

belangrijke beleidsimplicaties.<br />

2.1 Ruimte en <strong>in</strong>ternationale<br />

concurrentiepositie<br />

Moet wor<strong>de</strong>n <strong>in</strong>gezet op belangrijke ste<strong>de</strong>lijke regio’s of op<br />

specifieke sectoren? Op welke aspecten scoren Ne<strong>de</strong>rlandse<br />

regio’s beter of slechter ten opzichte van <strong>de</strong> directe concurrenten?<br />

2.1.1 Agglomeratie-effecten van ste<strong>de</strong>lijke regio’s<br />

In <strong>de</strong> ruimtelijk-economische literatuur wordt<br />

tegenwoordig veel aandacht besteed aan <strong>de</strong> effecten van<br />

<strong>de</strong> ruimtelijke concentratie van mensen en bedrijvigheid.<br />

Deze plekken (agglomeraties) zijn belangrijk, omdat juist<br />

daar zogeheten agglomeratie-effecten gedijen. Dit zijn<br />

<strong>voor</strong><strong>de</strong>len die bedrijven ontlenen aan <strong>de</strong> nabijheid van<br />

toeleveranciers en afnemers, gunstige<br />

arbeidsmarktcondities en kennis-spillovers. Ste<strong>de</strong>n zijn<br />

<strong>de</strong> plekken waar agglomeratie-effecten het meest<br />

zichtbaar zijn, en ste<strong>de</strong>lijke groei kan een zelfversterkend<br />

agglomeratieproces <strong>in</strong> gang zetten, wat resulteert <strong>in</strong><br />

on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re hogere lonen en grondprijzen (De Groot et<br />

al. 2010; Thissen et al. 2006). Figuur 2.1 laat zien dat ook<br />

het aantal banen <strong>in</strong> <strong>de</strong> laatste jaren het meest is<br />

toegenomen <strong>in</strong> <strong>de</strong> Randstad.<br />

Het zijn <strong>voor</strong>al grote agglomeraties met een sterke<br />

exportpositie, een hoge bevolk<strong>in</strong>gsdichtheid en een hoog<br />

<strong>in</strong>komen per <strong>in</strong>woner die veel buitenlandse bedrijven en<br />

<strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen aantrekken.<br />

Uit een vergelijk<strong>in</strong>g met <strong>de</strong> top 10 van <strong>de</strong> belangrijkste<br />

Europese concurrenten, blijkt dat Ne<strong>de</strong>rlandse regio’s<br />

agglomeratiekracht missen bij het aantrekken van<br />

buitenlandse bedrijven (PBL 2010a).<br />

Agglomeratiegrenzen zijn overigens diffuus. Er is geen<br />

vaste manier om agglomeraties te begrenzen. Als het<br />

gaat om <strong>de</strong> reikwijdte van economische relaties kunnen<br />

bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> han<strong>de</strong>lsstromen, goe<strong>de</strong>renstromen en<br />

pen<strong>de</strong>lstromen van belang zijn. Als <strong>in</strong>dicator <strong>voor</strong><br />

pen<strong>de</strong>lstromen kan het woon-werkverkeer dienen. Uit<br />

figuur 2.2 blijkt dat het zelfs op basis van <strong>de</strong>ze ene<br />

<strong>in</strong>dicator niet mogelijk is om eenduidig agglomeraties<br />

aan te wijzen, zeker ook gezien het polycentrische<br />

karakter van <strong>de</strong> Randstad. Het is daarom we<strong>in</strong>ig z<strong>in</strong>vol<br />

om <strong>in</strong> het beleid dat is gericht op het versterken van<br />

agglomeraties, met precies afgebaken<strong>de</strong> grenzen te<br />

werken.<br />

2.1.2 De Randstad vergeleken met <strong>de</strong> directe<br />

Europese concurrenten<br />

Het belang van agglomeratie-effecten wordt <strong>voor</strong>al<br />

zichtbaar <strong>in</strong> <strong>in</strong>ternationaal perspectief. Om een z<strong>in</strong>volle<br />

vergelijk<strong>in</strong>g te maken, is het verstandig te kijken naar die<br />

regio’s waarmee Ne<strong>de</strong>rlandse regio’s daadwerkelijk<br />

concurreren. Zo concurreert <strong>de</strong> sterkste agglomeratie van<br />

Ne<strong>de</strong>rland, <strong>de</strong> Randstad, b<strong>in</strong>nen <strong>de</strong> EU <strong>voor</strong>al met <strong>de</strong><br />

22 | <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> <strong>beeld</strong>. Achtergron<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> Ex-ante evaluatie Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte


twee<br />

Figuur 2.1<br />

Toename van banen, 2000 – 2008<br />

Bron: LISA; bewerk<strong>in</strong>g PBL<br />

B<strong>in</strong>nen Ne<strong>de</strong>rland presteren <strong>de</strong> regio’s met <strong>de</strong> meeste agglomeratiekracht (Randstad) het beste <strong>in</strong> werkgelegenheidsgroei.<br />

Figuur 2.2<br />

Woon-werkrelaties, 2005<br />

Pen<strong>de</strong>lsaldo (<strong>in</strong>komend/uitgaand)<br />

M<strong>in</strong><strong>de</strong>r dan -0,30<br />

-0,30 tot -0,15<br />

-0,15 tot 0<br />

0 – 0,15<br />

0,15 – 0,30<br />

Meer dan 0,30<br />

Pen<strong>de</strong>lstromen (x 1000)<br />

1<br />

2<br />

5<br />

10<br />

15<br />

20<br />

Bron: De Groot et al. (2010)<br />

Agglomeratiegrenzen zijn diffuus, zo laat het woon-werkverkeer zien. Het pen<strong>de</strong>lsaldo laat per gemeente <strong>de</strong> verhoud<strong>in</strong>g zien tussen het aantal <strong>in</strong>komen<strong>de</strong><br />

en uitgaan<strong>de</strong> forensen. De pen<strong>de</strong>lstromen laten <strong>de</strong> omvang van <strong>de</strong> forensenstromen tussen gemeenten zien.<br />

regio’s Parijs, Milaan, Antwerpen, Dubl<strong>in</strong>, Lon<strong>de</strong>n,<br />

Düsseldorf en München (figuur 2.3).<br />

Tabel 2.1 geeft een vergelijk<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> Randstad met <strong>de</strong><br />

directe Europese concurrenten. De directe concurrenten<br />

scoren <strong>voor</strong>namelijk beter op <strong>in</strong>novatie (gemeten op<br />

basis van het aantal patenten en R&D-<strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen) en<br />

slechter op bereikbaarheid. Voor het verbeteren van <strong>de</strong><br />

<strong>in</strong>novatiekracht zijn ruimtelijke maatregelen m<strong>in</strong><strong>de</strong>r<br />

relevant; met ruimtelijke maatregelen kan hooguit<br />

wor<strong>de</strong>n geprobeerd <strong>de</strong> rand<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n te beïnvloe<strong>de</strong>n,<br />

zoals het bie<strong>de</strong>n van een aantrekkelijke leefomgev<strong>in</strong>g<br />

<strong>voor</strong> (buitenlandse) kennis<strong>in</strong>tensieve bedrijven en<br />

kenniswerkers (PBL 2010a).<br />

<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> en beleidsimplicaties | 23


twee<br />

Figuur 2.3<br />

Regio's waarmee <strong>de</strong> Randstad concurreert<br />

Alle sectoren<br />

Meest concurreren<strong>de</strong> regio's:<br />

1. Parijs<br />

2. Milaan<br />

3. Antwerpen<br />

4. Dubl<strong>in</strong><br />

5. Lon<strong>de</strong>n<br />

6. Düsseldorf<br />

7. München<br />

8. Stuttgart<br />

9. Frankfurt am Ma<strong>in</strong><br />

10. Brussel<br />

F<strong>in</strong>anciële dienstverlen<strong>in</strong>g<br />

Landbouw<br />

Mate van concurrentie<br />

Hoog<br />

Laag<br />

Bron: PBL (2010c)<br />

De Randstad concurreert <strong>in</strong> algemene z<strong>in</strong> b<strong>in</strong>nen <strong>de</strong> EU <strong>voor</strong>al met <strong>de</strong> regio’s Parijs, Milaan, Antwerpen, Dubl<strong>in</strong>, Lon<strong>de</strong>n, Düsseldorf en München. Elke<br />

specifieke sector geeft echter een eigen <strong>beeld</strong> te zien.<br />

Voor veel (maar niet alle) regio’s en sectoren is een goe<strong>de</strong><br />

bereikbaarheid van belang (PBL 2011a). De Randstad<br />

scoort door <strong>de</strong> centrale ligg<strong>in</strong>g <strong>in</strong> Europa relatief beter op<br />

Europese geografische bereikbaarheid dan concurrenten<br />

als Parijs, Milaan, Dubl<strong>in</strong>, Lon<strong>de</strong>n en München. Deze<br />

geografische bereikbaarheid drukt <strong>de</strong> multimodale<br />

bereikbaarheid uit van een regio van/naar alle an<strong>de</strong>re<br />

regio’s <strong>in</strong> <strong>de</strong> EU (ESPON 2009). De Randstad scoort zelfs<br />

net zo goed als <strong>de</strong> best scoren<strong>de</strong> regio’s <strong>in</strong> Europa (figuur<br />

2.4).<br />

In <strong>de</strong> <strong>in</strong>ternationaal vergelijken<strong>de</strong> studies van <strong>de</strong> OECD<br />

(2007, 2010b) wordt <strong>de</strong> bereikbaarheid <strong>in</strong> <strong>de</strong> Randstad wel<br />

als een serieus probleem <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze regio gezien. In <strong>de</strong>ze<br />

studies zijn <strong>de</strong> kortere woon-werkafstan<strong>de</strong>n (reistij<strong>de</strong>n)<br />

on<strong>de</strong>rzocht en gaat het dus niet om <strong>de</strong> <strong>in</strong>terregionale<br />

geografische bereikbaarheid. Een goe<strong>de</strong> bereikbaarheid<br />

24 | <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> <strong>beeld</strong>. Achtergron<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> Ex-ante evaluatie Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte


twee<br />

Tabel 2.1 De concurrentiepositie van <strong>de</strong> Randstad <strong>in</strong> Europa<br />

Totale export F<strong>in</strong>anciële dienstverlen<strong>in</strong>g Landbouw<br />

Rangfactor Concurrentiefactor Positie Randstad Concurrentiefactor Positie Randstad Concurrentiefactor Positie Randstad<br />

1 Innovatie Slechter Innovatie Slechter Innovatie Slechter<br />

2 Grootte regio (totaal<br />

arbeidsaanbod)<br />

Kle<strong>in</strong>er<br />

Langdurige<br />

werkloosheid<br />

Lager<br />

Grootte regio (totaal<br />

arbeidsaanbod)<br />

Kle<strong>in</strong>er<br />

3 Langdurige<br />

werkloosheid<br />

4 Bereikbaarheid weg<br />

& spoor<br />

Lager Hoger on<strong>de</strong>rwijs Meer Langdurige<br />

Lager<br />

werkloosheid<br />

Beter BNP per persoon Lager Lager on<strong>de</strong>rwijs M<strong>in</strong><strong>de</strong>r<br />

5 Bereikbaarheid lucht Beter Bereikbaarheid lucht Beter Bereikbaarheid weg<br />

& spoor<br />

Bron: PPBL (2010c)<br />

De Randstad scoort ten opzichte van <strong>de</strong> directe concurrenten slechter op <strong>in</strong>novatie en beter op bereikbaarheid.<br />

Beter<br />

Figuur 2.4<br />

Multimodale potentiële bereikbaarheid, 2006<br />

On<strong>de</strong>rgemid<strong>de</strong>ld<br />

Gemid<strong>de</strong>ld<br />

Bovengemid<strong>de</strong>ld<br />

Geen gegevens<br />

Bron: ESPON (2009)<br />

De multimodale potentiële bereikbaarheid van <strong>de</strong> Randstad b<strong>in</strong>nen Europa is zeer goed.<br />

b<strong>in</strong>nen en om <strong>de</strong> grote ste<strong>de</strong>n ten behoeve van het<br />

woon-werkverkeer is wel van belang <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

economische ontwikkel<strong>in</strong>g van Ne<strong>de</strong>rland <strong>in</strong> het<br />

algemeen (Thissen et al. 2006). Op basis van an<strong>de</strong>re (dan<br />

door <strong>de</strong> OECD gekozen) maatstaven <strong>voor</strong> bereikbaarheid<br />

op <strong>de</strong> kortere afstan<strong>de</strong>n scoort <strong>de</strong> Randstad m<strong>in</strong><strong>de</strong>r<br />

slecht (zie on<strong>de</strong>r meer Cushman & Wakefield 2009;<br />

Manshan<strong>de</strong>n et al. 2010; Mori Memorial Foundation<br />

2009). Zo nemen Amsterdam en Rotterdam wat betreft<br />

congestie (gemeten als <strong>de</strong> hoeveelheid files) een<br />

mid<strong>de</strong>npositie <strong>in</strong> ten opzichte van <strong>de</strong> grote ste<strong>de</strong>n uit <strong>de</strong><br />

tien belangrijkste concurreren<strong>de</strong> regio’s (PBL 2010a).<br />

De conclusies van tabel 2.1 betreffen <strong>de</strong> Randstad, ze zijn<br />

niet zon<strong>de</strong>r meer van toepass<strong>in</strong>g op an<strong>de</strong>re Ne<strong>de</strong>rlandse<br />

regio’s. Concurrentiekarakteristieken zijn sector- en<br />

regiospecifiek. Het sectorprofiel van een regio is dus<br />

me<strong>de</strong>bepalend <strong>voor</strong> welke buitenlandse regio’s<br />

han<strong>de</strong>lspartners dan wel concurrenten zijn, en dus <strong>voor</strong><br />

<strong>de</strong> concurrentiepositie.<br />

Dit kan wor<strong>de</strong>n geïllustreerd aan <strong>de</strong> hand van een<br />

vergelijk<strong>in</strong>g tussen Noord-Holland, Zuid-Holland en<br />

Noord-Brabant (figuur 2.5). De zakelijke dienstverlen<strong>in</strong>g<br />

<strong>in</strong> Noord-Holland concurreert met Dubl<strong>in</strong>, Parijs en<br />

Lon<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> hightech <strong>in</strong> Noord-Brabant met Parijs, Milaan<br />

en Dubl<strong>in</strong>, <strong>de</strong> landbouw <strong>in</strong> Zuid-Holland met Vest<br />

<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> en beleidsimplicaties | 25


twee<br />

Figuur 2.5<br />

Han<strong>de</strong>lsrelaties<br />

Bestemm<strong>in</strong>g wereld<br />

Landbouwsector Zuid-Holland<br />

Bestemm<strong>in</strong>g wereld<br />

Hoogwaardig technologische<br />

<strong>in</strong>dustrie Noord-Brabant<br />

Bestemm<strong>in</strong>g wereld<br />

F<strong>in</strong>anciële en zakelijke<br />

dienstverlen<strong>in</strong>g Noord-Holland<br />

6 %<br />

22 %<br />

9 %<br />

5 %<br />

34 %<br />

41 %<br />

60 %<br />

37 %<br />

87 %<br />

Bestemm<strong>in</strong>g Europa<br />

Landbouwsector Zuid-Holland<br />

Bestemm<strong>in</strong>g Europa<br />

Hoogwaardig technologische<br />

<strong>in</strong>dustrie Noord-Brabant<br />

Bestemm<strong>in</strong>g Europa<br />

F<strong>in</strong>anciële en zakelijke<br />

dienstverlen<strong>in</strong>g Noord-Holland<br />

31 %<br />

6 %<br />

25 %<br />

9 %<br />

19 %<br />

27 %<br />

10 %<br />

11 %<br />

40 %<br />

8 %<br />

0 %<br />

14 %<br />

10 %<br />

12 %<br />

0 %<br />

23 %<br />

12 %<br />

5 %<br />

21 %<br />

17 %<br />

Ne<strong>de</strong>rland<br />

België<br />

Verenigd Kon<strong>in</strong>krijk<br />

Overig Europa<br />

Overig Europa<br />

Duitsland<br />

Ierland<br />

Overig wereld<br />

Frankrijk<br />

Italië<br />

Bron: PBL (2011a)<br />

(Denemarken), Milaan en Andalusië, en <strong>de</strong> f<strong>in</strong>anciële<br />

dienstverlen<strong>in</strong>g <strong>in</strong> <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> prov<strong>in</strong>cie met Parijs, Lon<strong>de</strong>n<br />

en Frankfurt. Ook valt op dat <strong>de</strong> landbouw en<br />

hightech<strong>in</strong>dustrie <strong>in</strong> <strong>de</strong>ze prov<strong>in</strong>cies veel buitenlandse<br />

han<strong>de</strong>lsrelaties hebben, en <strong>de</strong> f<strong>in</strong>anciële en zakelijke<br />

dienstverlen<strong>in</strong>g nauwelijks.<br />

Deze <strong>in</strong>formatie is van belang <strong>voor</strong> overheidsbeleid,<br />

omdat elke sector an<strong>de</strong>re (ruimtelijke) eisen stelt. Dit<br />

betreft het relatieve belang van <strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> R&D,<br />

bereikbaarheid en woonmilieus (waarbij <strong>de</strong> <strong>voor</strong>keur van<br />

[buitenlandse] werknemers ook sectorafhankelijk kan<br />

zijn).<br />

2.1.3 Kwaliteit van <strong>de</strong> leefomgev<strong>in</strong>g als<br />

on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n<strong>de</strong> factor<br />

Ne<strong>de</strong>rlandse regio’s missen <strong>in</strong> vergelijk<strong>in</strong>g met <strong>de</strong><br />

belangrijkste concurrenten agglomeratiekracht, maar <strong>de</strong><br />

vraag is of hier op korte termijn iets aan kan wor<strong>de</strong>n<br />

gedaan. Het lijkt daarom z<strong>in</strong>vol een strategie te<br />

verkennen waar<strong>in</strong> sterker wordt <strong>in</strong>gezet op het<br />

verbeteren van het vestig<strong>in</strong>gsklimaat. Zo is <strong>voor</strong><br />

locatiebesliss<strong>in</strong>gen van buitenlandse bedrijven, naast<br />

marktpotentie en nabijheid van kwalitatief hoogwaar<strong>de</strong><br />

kennis, ook <strong>de</strong> kwaliteit van <strong>de</strong> leefomgev<strong>in</strong>g van belang.<br />

Het gaat dan om zaken als veiligheid, hygiëne,<br />

gezondheidszorg, cultuur, milieu, recreatie, politiekeconomische<br />

stabiliteit, openbare <strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen,<br />

26 | <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> <strong>beeld</strong>. Achtergron<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> Ex-ante evaluatie Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte


twee<br />

Tabel 2.2<br />

Ruimtelijk patroon en aan<strong>de</strong>el <strong>in</strong> <strong>de</strong> werkgelegenheid van <strong>de</strong> clusters van nationaal belang<br />

Cluster Ruimtelijk patroon Aan<strong>de</strong>el werkgelegenheid Ne<strong>de</strong>rland<br />

1. Food, nutrition & flowers Meervoudige concentratie 5,1%<br />

1a. Flowers Meervoudige concentratie 0,3%<br />

2. Hightechsystemen en materialen Meervoudige concentratie 6,3%<br />

3. Life sciences Spreid<strong>in</strong>g 1,7%<br />

4. Water, maritiem en <strong>de</strong>ltatechnologie Meervoudige concentratie 0,4%<br />

5. Transport en logistiek Meervoudige concentratie 3,5%<br />

5a. Ma<strong>in</strong>port Rotterdam Enkelvoudige concentratie 11,3%<br />

5b. Ma<strong>in</strong>port Schiphol Enkelvoudige concentratie 2,2%<br />

6. Chemie Spreid<strong>in</strong>g 1,6%<br />

7. Creatieve <strong>in</strong>dustrie Enkelvoudige concentratie 3,1%<br />

8. Energie Spreid<strong>in</strong>g 0,5%<br />

9. ICT en nieuwe media Enkelvoudige concentratie 5,8%<br />

10. Zakelijke en f<strong>in</strong>anciële diensten Enkelvoudige concentratie 10,9%<br />

11. Internationaal recht, vre<strong>de</strong> en<br />

veiligheid<br />

Enkelvoudige concentratie 0,1%<br />

Bron: Raspe & Van <strong>de</strong>n Berge (2010)<br />

openbaar vervoer en opleid<strong>in</strong>gsmogelijkhe<strong>de</strong>n. De<br />

<strong>in</strong>ternationale literatuur kent echter op dit punt – zeker <strong>in</strong><br />

empirische z<strong>in</strong> – een ‘bl<strong>in</strong><strong>de</strong> vlek’ (Luttik et al. 2009). PBLon<strong>de</strong>rzoek<br />

geeft <strong>in</strong>dicaties dat een goe<strong>de</strong> kwaliteit van <strong>de</strong><br />

leefomgev<strong>in</strong>g (quality of liv<strong>in</strong>g) een factor van betekenis is<br />

bij het aantrekken van buitenlandse bedrijven, zeker als<br />

het gaat om kennis<strong>in</strong>tensieve bedrijven (Weter<strong>in</strong>gs et al.<br />

2011). Ook op een an<strong>de</strong>re schaal komt het belang van <strong>de</strong><br />

leefomgev<strong>in</strong>gskwaliteit terug. Zo geven hoogopgelei<strong>de</strong>n<br />

<strong>in</strong> <strong>de</strong> WoON-enquête vaker dan an<strong>de</strong>ren aan <strong>in</strong> <strong>de</strong> buurt<br />

van hoogste<strong>de</strong>lijke <strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen, zoals theaters,<br />

bioscopen, bibliotheken en horeca, te willen wonen<br />

(VROM 2010b).<br />

2.1.4 <strong>Ruimtelijke</strong> spreid<strong>in</strong>g en massa van clusters<br />

Naast het versterken van agglomeratie-effecten kan het<br />

(ruimtelijk) faciliteren van clusters van specifieke sectoren<br />

van nationaal belang zijn: juist regio’s met een sterke<br />

specialisatie trekken veel buitenlandse <strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen aan.<br />

Gespecialiseer<strong>de</strong> hightechregio’s trekken bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> <strong>in</strong><br />

het algemeen veel hightech<strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen aan en regio’s<br />

gespecialiseerd <strong>in</strong> kennisdiensten veel buitenlandse<br />

kennisdiensten (Raspe et al. 2010).<br />

Er zijn echter geen gou<strong>de</strong>n regels <strong>voor</strong> een succesvolle<br />

cluster<strong>in</strong>g. Voor sommige sectoren is cluster<strong>in</strong>g relevant,<br />

<strong>voor</strong> an<strong>de</strong>re m<strong>in</strong><strong>de</strong>r. Bovendien blijkt uit het recente<br />

verle<strong>de</strong>n dat niet alle clusters een garantie <strong>voor</strong><br />

economisch succes zijn. Deels komen <strong>de</strong> clusters te<br />

gespreid <strong>voor</strong> om er op nationaal niveau een z<strong>in</strong>vol<br />

ruimtelijk beleid <strong>voor</strong> te kunnen voeren, <strong>de</strong>els lijken ze te<br />

we<strong>in</strong>ig massa te hebben om echt van nationaal belang te<br />

zijn (tabel 2.2). De tabel laat bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> zien dat<br />

ma<strong>in</strong>port Rotterdam een cluster is dat wel ruimtelijk is<br />

geconcentreerd, en een belangrijke bijdrage levert aan <strong>de</strong><br />

werkgelegenheid van Ne<strong>de</strong>rland.<br />

2.2 Bereikbaarheid en verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g<br />

Wat zijn vanuit een mobiliteitsperspectief <strong>de</strong> meest geschikte<br />

locaties <strong>voor</strong> wonen en werken? Hoe is te <strong>voor</strong>komen dat<br />

verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> best bereikbare locaties ertoe leidt dat <strong>de</strong>ze<br />

vervolgens slechter bereikbaar wor<strong>de</strong>n?<br />

2.2.1 Def<strong>in</strong>ities van bereikbaarheid<br />

Bereikbaarheid kan op verschillen<strong>de</strong> manieren wor<strong>de</strong>n<br />

ge<strong>de</strong>f<strong>in</strong>ieerd. Een <strong>de</strong>f<strong>in</strong>itie van bereikbaarheid is<br />

bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong>: zo snel mogelijk ergens komen. Een an<strong>de</strong>re<br />

<strong>de</strong>f<strong>in</strong>itie gaat uit van het aantal bestemm<strong>in</strong>gen<br />

(bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> arbeidsplaatsen) dat b<strong>in</strong>nen een bepaal<strong>de</strong><br />

reisduur kan wor<strong>de</strong>n bereikt. Deze laatste <strong>de</strong>f<strong>in</strong>itie is<br />

meer gangbaar <strong>in</strong> <strong>de</strong> wetenschap.<br />

Figuur 2.6 laat zien dat <strong>in</strong> <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> <strong>de</strong>f<strong>in</strong>itie <strong>de</strong> nabijheid<br />

van arbeidsplaatsen veel bepalen<strong>de</strong>r is dan <strong>de</strong><br />

reissnelheid. De bereikbaarheid van werkgelegenheid<br />

– het aantal banen dat kan wor<strong>de</strong>n bereikt b<strong>in</strong>nen een<br />

acceptabele reistijd – is het hoogst <strong>in</strong> <strong>de</strong> grootste<strong>de</strong>lijke<br />

regio’s <strong>in</strong> <strong>de</strong> Randstad (PBL 2011d). Dat houdt <strong>in</strong> dat <strong>de</strong><br />

ruimtelijke ver<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g van functies van groter belang is<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> bereikbaarheid dan <strong>de</strong> ontwikkel<strong>in</strong>g van <strong>de</strong><br />

<strong>in</strong>frastructuur.<br />

<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> en beleidsimplicaties | 27


twee<br />

Figuur 2.6<br />

Bereikbaarheid van werkgelegenheid, 2008<br />

Bereikbaarheid<br />

Nabijheid<br />

Reissnelheid<br />

= +<br />

In<strong>de</strong>x (lan<strong>de</strong>lijk = 100)<br />

20 40 60 80 100 120 140<br />

Bron: PBL<br />

De bereikbaarheid van werkgelegenheid – het aantal banen dat kan wor<strong>de</strong>n bereikt b<strong>in</strong>nen een acceptabele reistijd – is het hoogst <strong>in</strong> <strong>de</strong> grootste<strong>de</strong>lijke<br />

regio’s <strong>in</strong> <strong>de</strong> Randstad.<br />

Figuur 2.7<br />

Ste<strong>de</strong>nbaan: Invloedsgebie<strong>de</strong>n per station, 2004<br />

Bestaand bebouwd gebied<br />

B<strong>in</strong>nen <strong>in</strong>vloedssfeer<br />

Ste<strong>de</strong>nbaan<br />

B<strong>in</strong>nen <strong>in</strong>vloedssfeer<br />

hoogwaardige OV-lijnen<br />

Overig<br />

Ste<strong>de</strong>nbaanlijn<br />

HSL<br />

OV lijnen<br />

Bron: PBL (2010g)<br />

Met het concept Ste<strong>de</strong>nbaan <strong>in</strong> Zuid-Holland wordt <strong>in</strong>gezet op <strong>de</strong> ontwikkel<strong>in</strong>g van stationslocaties.<br />

2.2.2 Bereikbaarheidsbaten van bun<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g en<br />

verdicht<strong>in</strong>g van verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g<br />

Bun<strong>de</strong>len en verdichten van verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g houdt <strong>in</strong> dat<br />

meer won<strong>in</strong>gen en arbeidsplaatsen terechtkomen <strong>in</strong> of<br />

nabij bestaan<strong>de</strong> ste<strong>de</strong>n en nabij haltes <strong>voor</strong> openbaar<br />

vervoer en snelwegopritten. Deze aanpak verkle<strong>in</strong>t <strong>in</strong><br />

pr<strong>in</strong>cipe <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> afstand tussen wonen en werken,<br />

vergroot <strong>de</strong> efficiëntie van het gebruik van wegen en<br />

openbaar vervoer, en stimuleert het langzame verkeer.<br />

Ook beperkt dit <strong>de</strong> (toename van) congestie, omdat er<br />

gemid<strong>de</strong>ld genomen m<strong>in</strong><strong>de</strong>r gebruik wordt gemaakt van<br />

(zwaar)belaste wegen. Bun<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g en <strong>in</strong>tensiver<strong>in</strong>g zijn<br />

centrale elementen <strong>in</strong> <strong>de</strong> ruimtelijke or<strong>de</strong>n<strong>in</strong>g; het<br />

concept Ste<strong>de</strong>nbaan <strong>in</strong> Zuid-Holland vormt hiervan een<br />

<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> (figuur 2.7).<br />

28 | <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> <strong>beeld</strong>. Achtergron<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> Ex-ante evaluatie Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte


twee<br />

Figuur 2.8<br />

Vervoerswijze per type werklocatie <strong>in</strong> <strong>de</strong> Randstad, 2001<br />

12<br />

10<br />

8<br />

Afgeleg<strong>de</strong> afstand (km)<br />

Autobestuur<strong>de</strong>r<br />

Autopassagier<br />

Openbaar vervoer<br />

Lopen / fietsen<br />

6<br />

4<br />

2<br />

0<br />

Omgev<strong>in</strong>g<br />

grote stations<br />

(A-locatie)<br />

Nabij snelweg<br />

en re<strong>de</strong>lijk<br />

openbaar vervoer<br />

(B-locatie)<br />

Snelweglocaties<br />

(C-locatie)<br />

Bron: Hilbers et al. (2006)<br />

Het autogebruik on<strong>de</strong>r werknemers van locaties rond <strong>de</strong> grote stations (‘A-locaties’) is <strong>in</strong> <strong>de</strong> Randstad ruim tweemaal zo laag en het openbaarvervoergebruik<br />

bijna viermaal zo hoog als op snelweglocaties (‘C-locaties’).<br />

Scenariobereken<strong>in</strong>gen <strong>voor</strong> 2020 en 2040 laten zien dat<br />

bun<strong>de</strong>len en verdichten aanzienlijke reistijdbaten kunnen<br />

opleveren (MNP 2007b). Het positieve effect hangt <strong>voor</strong>al<br />

af van het tempo en <strong>de</strong> mate waar<strong>in</strong> dit realiseerbaar is.<br />

Een reductie van het woon-werkverkeer blijkt <strong>voor</strong>al<br />

mogelijk als er meer wordt gebouwd <strong>in</strong> regio’s met <strong>de</strong><br />

grootste werkgelegenheidsgroei. Het omgekeer<strong>de</strong> – meer<br />

werkgelegenheid creëren <strong>in</strong> gebie<strong>de</strong>n waar veel<br />

won<strong>in</strong>gen zijn gebouwd – is moeilijker.<br />

Voor een verbeter<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> bereikbaarheid is daarmee <strong>in</strong><br />

<strong>de</strong> eerste plaats (wegbeprijz<strong>in</strong>g buiten beschouw<strong>in</strong>g<br />

latend) een goe<strong>de</strong> ruimtelijke or<strong>de</strong>n<strong>in</strong>g van belang. Het<br />

gaat dan om verdicht<strong>in</strong>g van verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g <strong>in</strong> bestaand<br />

bebouwd gebied, en bun<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g van verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g op <strong>de</strong><br />

juiste locaties rondom <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>n. Pas <strong>in</strong> <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> plaats<br />

is verbeter<strong>in</strong>g van <strong>in</strong>frastructuur aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong> (MNP<br />

2007b; PBL 2011d). Het gaat hier overigens om een<br />

algemeen pr<strong>in</strong>cipe. Vanwege verschillen <strong>in</strong> realisatietijd,<br />

kosten en baten en haalbaarheid tussen <strong>de</strong>ze<br />

maatregelen zal <strong>de</strong> afweg<strong>in</strong>g steeds per project moeten<br />

wor<strong>de</strong>n gemaakt.<br />

Het volgen<strong>de</strong> <strong>voor</strong><strong>beeld</strong> illustreert het belang van<br />

verdicht<strong>in</strong>g. Figuur 2.8 laat zien dat het loont om te<br />

bouwen bij locaties met een goe<strong>de</strong><br />

openbaarvervoeraansluit<strong>in</strong>g (vergelijk Geurs et al. 2010;<br />

MNP 2007b). Uit <strong>de</strong>ze figuur komt naar voren dat het<br />

autogebruik on<strong>de</strong>r werknemers op locaties rond <strong>de</strong> grote<br />

stations (‘A-locaties’) <strong>in</strong> <strong>de</strong> Randstad ruim tweemaal zo<br />

laag en het openbaarvervoergebruik bijna viermaal zo<br />

hoog is als op snelweglocaties (‘C-locaties’). Bewoners<br />

van stadscentra <strong>in</strong> <strong>de</strong> Randstad gebruiken zwaarbelaste<br />

wegen tot vijfmaal zo we<strong>in</strong>ig als bewoners van gebie<strong>de</strong>n<br />

op 20 kilometer afstand van <strong>de</strong> stadscentra (Hilbers et al.<br />

2006).<br />

2.2.3 Verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g en mobiliteit<br />

Een nuancer<strong>in</strong>g is op haar plaats als het gaat om<br />

bun<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g van verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g. Een concentratie van <strong>de</strong><br />

werkgelegenheid <strong>in</strong> <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>n werkt bij een gesprei<strong>de</strong><br />

ontwikkel<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> won<strong>in</strong>g<strong>voor</strong>raad namelijk<br />

contraproductief, omdat <strong>de</strong> woon-werkafstan<strong>de</strong>n en <strong>de</strong><br />

congestie wor<strong>de</strong>n vergroot. Mensen blijken bereid te zijn<br />

meer te reizen <strong>voor</strong> hun werk dan <strong>voor</strong> ste<strong>de</strong>lijke<br />

<strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen (De Groot et al. 2010). Figuur 2.9 laat zien<br />

dat meer dan 60 procent van <strong>de</strong> beroepsbevolk<strong>in</strong>g bereid<br />

is om tw<strong>in</strong>tig m<strong>in</strong>uten per auto te reizen <strong>voor</strong> het werk,<br />

terwijl slechts 20 procent bereid is om dat te doen <strong>voor</strong><br />

een <strong>voor</strong>stell<strong>in</strong>g <strong>in</strong> <strong>de</strong> schouwburg, w<strong>in</strong>kelen of een<br />

bezoek aan een restaurant. Met het openbaar vervoer zijn<br />

mensen overigens bereid om nog wat langer van en naar<br />

het werk te reizen. Voor natuurrecreatie is <strong>de</strong> bereidheid<br />

om te reizen groter dan <strong>voor</strong> ste<strong>de</strong>lijke <strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen,<br />

maar m<strong>in</strong><strong>de</strong>r groot dan <strong>voor</strong> werk. Mensen wonen dus<br />

liever nabij ste<strong>de</strong>lijke <strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen dan bij hun werk.<br />

Vanuit <strong>de</strong>ze bereidheid gere<strong>de</strong>neerd, lijken nieuwe<br />

woonlocaties nabij of goed bereikbaar ten opzichte van<br />

<strong>de</strong> ste<strong>de</strong>n, met nieuwe werklocaties zo veel mogelijk <strong>in</strong><br />

<strong>de</strong> stad of op goed ontsloten locaties daaromheen,<br />

gunstig <strong>voor</strong> <strong>de</strong> mobiliteit. De ontwikkel<strong>in</strong>g van <strong>de</strong>rgelijke<br />

<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> en beleidsimplicaties | 29


twee<br />

Figuur 2.9<br />

Bereidheid tot reizen <strong>voor</strong> werk en <strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen<br />

100<br />

80<br />

Aan<strong>de</strong>el beroepsbevolk<strong>in</strong>g (%)<br />

Werk<br />

Voorzien<strong>in</strong>gen<br />

60<br />

40<br />

20<br />

0<br />

0 20 40 60 80 100<br />

Reistijd (m<strong>in</strong>uten)<br />

Bron: De Groot et al. (2010)<br />

Voor werk zijn mensen bereid langer te reizen dan <strong>voor</strong> ste<strong>de</strong>lijke <strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen.<br />

multimodaal ontsloten werklocaties rond <strong>de</strong> stad houdt<br />

echter ook risico’s <strong>in</strong>. De huidige praktijk laat namelijk<br />

zien dat multimodale werklocaties <strong>voor</strong>al per auto<br />

wor<strong>de</strong>n bezocht. De ontwikkel<strong>in</strong>g van multimodale<br />

werklocaties <strong>in</strong> <strong>de</strong> stadsrand <strong>in</strong> comb<strong>in</strong>atie met nieuwe<br />

woonlocaties op iets grotere afstand van <strong>de</strong> stad,<br />

betekent zelfs een extra belast<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> nu reeds<br />

zwaarst belaste wegen richt<strong>in</strong>g <strong>de</strong> stad.<br />

Vanuit het oogpunt van bereikbaarheid is het dus<br />

belangrijk om nieuwe woonlocaties zo veel mogelijk te<br />

laten aansluiten op <strong>de</strong> bestaan<strong>de</strong> ste<strong>de</strong>n. Wanneer dat<br />

onvoldoen<strong>de</strong> lukt en woonlocaties op wat grotere<br />

afstand van <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong> zijn, is het vanuit het<br />

oogpunt van mobiliteit te overwegen om zo veel mogelijk<br />

aan te sluiten op nog resteren<strong>de</strong> <strong>in</strong>frastructuurcapaciteit.<br />

Een goe<strong>de</strong> afstemm<strong>in</strong>g tussen <strong>in</strong>frastructuur en<br />

verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g houdt dus niet alleen het stimuleren van<br />

ontwikkel<strong>in</strong>gen op <strong>de</strong> juiste locaties <strong>in</strong>, maar ook het<br />

ontmoedigen van ontwikkel<strong>in</strong>gen el<strong>de</strong>rs. Dat kan door<br />

locatie-eisen te stellen aan verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g, bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong><br />

op het gebied van bereikbaarheid, nabijheid en belast<strong>in</strong>g<br />

van bestaan<strong>de</strong> <strong>in</strong>frastructuur. Zo kan wor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>komen<br />

dat goed ontsloten locaties ten on<strong>de</strong>r gaan aan hun eigen<br />

succes.<br />

2.2.4 Grote onzekerhe<strong>de</strong>n over <strong>de</strong> vraag naar<br />

<strong>in</strong>frastructuur<br />

De omvang van <strong>de</strong> <strong>in</strong>frastructuuropgave is onzeker. De<br />

onzekerheid <strong>in</strong> <strong>de</strong> ontwikkel<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> mobiliteit maakt<br />

dat ook het ren<strong>de</strong>ment van grote <strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen onzeker<br />

is. Bij een laag bevolk<strong>in</strong>gsgroeiscenario vlakt <strong>de</strong> toename<br />

van <strong>de</strong> mobiliteit na 2020 af en is het <strong>in</strong>frapakket van het<br />

Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en<br />

Transport, dat tot 2020 doorloopt, voldoen<strong>de</strong> om <strong>de</strong><br />

congestie op een vergelijkbaar niveau met nu te hou<strong>de</strong>n.<br />

Bij een hoog groeiscenario zal het ook met forse<br />

aanvullen<strong>de</strong> <strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen tot 2040 niet lukken om <strong>de</strong><br />

congestie te beperken en zijn aanvullen<strong>de</strong><br />

beleids<strong>in</strong>strumenten nodig (PBL 2011d).<br />

Gezien <strong>de</strong> grote onzekerheid over <strong>de</strong> mobiliteitsopgave,<br />

blijft het nodig na te blijven <strong>de</strong>nken over an<strong>de</strong>re, meer<br />

flexibele manieren om <strong>de</strong> bereikbaarheid te verbeteren,<br />

zoals via mobiliteitsgeleid<strong>in</strong>g en het gebruik van<br />

prijsmechanismen. Dat kan <strong>de</strong> kans op over- of<br />

on<strong>de</strong>r<strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen doen afnemen (PBL 2011d).<br />

2.2.5 Bereikbaarheidsw<strong>in</strong>st door<br />

weg<strong>in</strong>frastructuur en agglomeraties<br />

Voor <strong>de</strong> economische groei is ook het wegnemen van<br />

belemmer<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> het woon-werkverkeer over korte<br />

afstan<strong>de</strong>n belangrijk. Vooral een betere bereikbaarheid<br />

b<strong>in</strong>nen <strong>de</strong> regio Amsterdam leidt tot een hogere<br />

economische groei <strong>voor</strong> Ne<strong>de</strong>rland als geheel. In en rond<br />

<strong>de</strong> grote ste<strong>de</strong>n is, naast het hoofdwegennet, ook het<br />

on<strong>de</strong>rliggen<strong>de</strong> wegennet van groot belang <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

economische ontwikkel<strong>in</strong>g. Over wat langere afstan<strong>de</strong>n<br />

kunnen <strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> <strong>de</strong> verb<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen <strong>voor</strong> woonwerkverkeer<br />

naar Amsterdam en Utrecht eveneens een<br />

forse bijdrage aan <strong>de</strong> economische groei leveren.<br />

Wor<strong>de</strong>n ook <strong>de</strong> reistijdverbeter<strong>in</strong>gen <strong>voor</strong> het<br />

goe<strong>de</strong>renvervoer <strong>in</strong> <strong>de</strong> afweg<strong>in</strong>gen meegenomen, dan<br />

wor<strong>de</strong>n lange afstan<strong>de</strong>n en het hoofdwegennet steeds<br />

belangrijker. Het gaat hierbij <strong>voor</strong>al om verb<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen<br />

30 | <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> <strong>beeld</strong>. Achtergron<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> Ex-ante evaluatie Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte


twee<br />

Figuur 2.10<br />

Won<strong>in</strong>gbouwopgave<br />

4<br />

3<br />

2<br />

miljoen won<strong>in</strong>gen<br />

Hoog scenario<br />

Laag scenario<br />

Verschil tussen hoog<br />

en laag scenario<br />

1<br />

0<br />

2010 2020 2030 2040<br />

Bron: PBL (2011d)<br />

De toekomstige won<strong>in</strong>gbouwopgave is zeer onzeker.<br />

vanuit Oost- en Zuid-Ne<strong>de</strong>rland naar <strong>de</strong> Randstad<br />

(Thissen et al. 2006).<br />

2.2.6 Verbeter<strong>in</strong>g van regionaal en ste<strong>de</strong>lijk<br />

openbaar vervoer<br />

Het openbaar vervoer is meer gebaat bij verbeter<strong>in</strong>g van<br />

het <strong>voor</strong>- en natransport dan bij frequentieverhog<strong>in</strong>g op<br />

het hoofdnet. Het <strong>voor</strong>- en natransport beslaat namelijk,<br />

met bijna 50 procent, een veel groter <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> totale<br />

ervaren reistijd dan <strong>de</strong> wachttijd op het hoofdnet (een<br />

zes<strong>de</strong> van <strong>de</strong> totale ervaren reistijd). Voor verbeter<strong>in</strong>g van<br />

<strong>de</strong> kwaliteit van het openbaar vervoer <strong>in</strong> Ne<strong>de</strong>rland zou<br />

dus eer<strong>de</strong>r moeten wor<strong>de</strong>n gezocht naar mogelijkhe<strong>de</strong>n<br />

om meer locaties goed te bedienen (Hilbers et al. 2009),<br />

bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> door verbeter<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> het regionale en<br />

ste<strong>de</strong>lijk openbaar vervoer.<br />

2.2.7 Bijdrage van <strong>de</strong> fiets aan het terugdr<strong>in</strong>gen<br />

van congestie en aan gebiedsontwikkel<strong>in</strong>g<br />

Op korte en mid<strong>de</strong>llange afstand biedt <strong>de</strong> fiets een<br />

milieuvrien<strong>de</strong>lijk alternatief <strong>voor</strong> an<strong>de</strong>re transportmo<strong>de</strong>s.<br />

In <strong>de</strong> afstandsklasse van 7,5 tot 10 kilometer heeft <strong>de</strong> fiets<br />

al een marktaan<strong>de</strong>el van 17 procent. Ter vergelijk<strong>in</strong>g: het<br />

aan<strong>de</strong>el openbaar vervoer op <strong>de</strong>ze afstand is maar 8<br />

procent (Rijkswaterstaat Dienst Verkeer en Scheepvaart<br />

2010). Gezien het feit dat het autoverkeer op <strong>de</strong><br />

mid<strong>de</strong>llange afstan<strong>de</strong>n veel files veroorzaakt op <strong>de</strong><br />

wegen rond <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>n en op <strong>de</strong> <strong>in</strong>valswegen van <strong>de</strong> grote<br />

ste<strong>de</strong>n, kan een verhog<strong>in</strong>g van het fietsgebruik <strong>de</strong><br />

bereikbaarheid verbeteren. Bovendien kan, net zoals<br />

autogerichte <strong>in</strong>frastructuur, fietsgerichte <strong>in</strong>frastructuur<br />

wor<strong>de</strong>n gebruikt bij gebiedsontwikkel<strong>in</strong>g. Een <strong>voor</strong><strong>beeld</strong><br />

is <strong>de</strong> Slowlane Bra<strong>in</strong>port, een fietspad van 32 kilometer<br />

dat <strong>de</strong> Bra<strong>in</strong>port Avenue <strong>in</strong> E<strong>in</strong>dhoven ruimtelijk<br />

on<strong>de</strong>rsteunt. In <strong>de</strong> maatschappelijke kostenbatenanalyse<br />

door het toenmalige m<strong>in</strong>isterie van VROM<br />

heeft <strong>de</strong> Slowlane zeer hoog gescoord (Broer 2011).<br />

2.3 Ruimte <strong>voor</strong> wonen en werken<br />

Hoeveel ruimte is er nodig <strong>voor</strong> wonen en werken? Om wat <strong>voor</strong><br />

type locaties gaat het dan? Wat zijn oorzaken van het slecht op<br />

elkaar aansluiten van <strong>de</strong> vraag naar en het aanbod van wonen en<br />

werken?<br />

2.3.1 Onzekerheid over <strong>de</strong> omvang van <strong>de</strong><br />

toekomstige vraag naar won<strong>in</strong>gen<br />

Het is van groot belang om <strong>in</strong> <strong>de</strong> ruimtelijke or<strong>de</strong>n<strong>in</strong>g<br />

voldoen<strong>de</strong> reken<strong>in</strong>g te hou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> zeer grote<br />

onzekerheid over <strong>de</strong> toekomstige<br />

huishou<strong>de</strong>nsontwikkel<strong>in</strong>g. De bandbreedte <strong>in</strong><br />

won<strong>in</strong>gbehoefte tussen nu en 2040 loopt uiteen van een<br />

laag scenario van nul won<strong>in</strong>gen tot een hoog scenario van<br />

drie miljoen won<strong>in</strong>gen extra (figuur 2.10).<br />

Dat <strong>de</strong> won<strong>in</strong>gbouw op dit moment <strong>in</strong> een dal zit, laat<br />

onverlet dat er op termijn van 2040 sprake kan zijn van<br />

zeer omvangrijke ruimteclaims <strong>voor</strong> wonen en werken<br />

(Hilbers & Snellen 2010). Er zijn echter belangrijke<br />

regionale verschillen <strong>in</strong> <strong>de</strong> bouwopgave. Gebie<strong>de</strong>n als <strong>de</strong><br />

Noordvleugel van <strong>de</strong> Randstad zullen naar verwacht<strong>in</strong>g<br />

tot 2040 een grote groei kennen, terwijl <strong>de</strong> periferie nu al<br />

met krimp kampt (figuur 2.11).<br />

<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> en beleidsimplicaties | 31


twee<br />

Figuur 2.11<br />

(On)zekerheid ontwikkel<strong>in</strong>g aantal huishou<strong>de</strong>ns<br />

2008 – 2020 2020 – 2030<br />

2030 – 2040<br />

Krimp of stabilisatie<br />

Groei of krimp<br />

Groei of stabilisatie<br />

Groei<br />

Bron: PBL (2011d)<br />

De (on)zekerheid over <strong>de</strong> ruimteclaims <strong>voor</strong> wonen verschilt regionaal aanzienlijk.<br />

Opvallend is dat <strong>de</strong> onzekerheid over <strong>de</strong> toekomstige<br />

ontwikkel<strong>in</strong>g groter is <strong>in</strong> regio’s met groeiperspectieven<br />

dan <strong>in</strong> regio’s met uitzicht op krimp. Vooral regio’s die<br />

<strong>voor</strong>lopig nog geen omslag naar krimp te duchten<br />

hebben, zitten met een complexe opgave. Het is<br />

wenselijk een on<strong>de</strong>rscheid te maken tussen enerzijds<br />

robuust ‘no regret’-beleid, dat wil zeggen <strong>opgaven</strong> en<br />

maatregelen die grosso modo <strong>voor</strong> elk scenario gel<strong>de</strong>n,<br />

en an<strong>de</strong>rzijds <strong>opgaven</strong> en maatregelen die<br />

scenarioafhankelijk zijn. De robuuste <strong>opgaven</strong> liggen vaak<br />

op het terre<strong>in</strong> van water en natuur. Voor <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>lijke<br />

<strong>opgaven</strong> (wonen, werken, <strong>in</strong>frastructuur), waar <strong>de</strong><br />

onzekerheid groter is, is een flexibele plann<strong>in</strong>g van<br />

belang, bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> door het maken van ruimtelijke<br />

reserver<strong>in</strong>gen die pas wor<strong>de</strong>n gevolgd door maatregelen<br />

op het moment dat een ruimtelijke ontwikkel<strong>in</strong>g zich ook<br />

daadwerkelijk gaat <strong>voor</strong>doen (Van <strong>de</strong>r Wou<strong>de</strong>n et al.<br />

2007).<br />

2.3.2 Het accepteren van krimp<br />

Ook als <strong>de</strong> bevolk<strong>in</strong>gsomvang daalt, kan het aantal<br />

huishou<strong>de</strong>ns als gevolg van verdunn<strong>in</strong>g (verkle<strong>in</strong><strong>in</strong>g van<br />

huishou<strong>de</strong>ns) nog steeds toenemen. Bij een<br />

bevolk<strong>in</strong>gsontwikkel<strong>in</strong>g volgens <strong>de</strong> prognose, wordt tot<br />

2040 <strong>in</strong> ongeveer 10 procent van alle gemeenten<br />

huishou<strong>de</strong>nskrimp verwacht. Eer<strong>de</strong>r dan<br />

huishou<strong>de</strong>nskrimp, zal <strong>de</strong> beroepsbevolk<strong>in</strong>g <strong>in</strong> omvang<br />

afnemen: hiermee krijgen <strong>voor</strong> 2040 bijna alle gemeenten<br />

te maken. De consequenties van krimp <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

won<strong>in</strong>gmarkt beg<strong>in</strong>nen <strong>in</strong> het algemeen door te dr<strong>in</strong>gen.<br />

Maar urgenter en <strong>voor</strong>alsnog m<strong>in</strong><strong>de</strong>r belicht zijn <strong>de</strong><br />

gevolgen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> ruimte die nodig is <strong>voor</strong> werken.<br />

Het ruimtelijk beleid is <strong>de</strong>cennialang gericht geweest op<br />

groei. Het vraagt een forse omslag <strong>in</strong> het <strong>de</strong>nken om met<br />

krimp te kunnen omgaan. Na een ontkenn<strong>in</strong>gsfase zijn er<br />

vaak pog<strong>in</strong>gen om krimp te bestrij<strong>de</strong>n door het<br />

aantrekken van bevolk<strong>in</strong>g. Het risico van <strong>de</strong>rgelijk beleid<br />

is een vergrot<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> uite<strong>in</strong><strong>de</strong>lijke leegstand.<br />

Krimp vraagt om tijdig anticiperen en een strategie van<br />

begelei<strong>de</strong>n <strong>in</strong> plaats van bestrij<strong>de</strong>n. Belangrijke<br />

aandachtspunten zijn coörd<strong>in</strong>atie en f<strong>in</strong>ancier<strong>in</strong>g. Er is<br />

regionale samenwerk<strong>in</strong>g nodig tussen lagere overhe<strong>de</strong>n,<br />

bedrijfsleven, won<strong>in</strong>gcorporaties en<br />

belangenorganisaties. Rijk en prov<strong>in</strong>cies kunnen<br />

bijdragen aan <strong>de</strong> bewustword<strong>in</strong>g van <strong>de</strong><br />

krimpproblematiek en aan het ontwikkelen van regionaal<br />

<strong>in</strong>strumentarium (Verwest & Van Dam 2010).<br />

Bij het thema krimp is een parallel te trekken met het<br />

thema ‘leefbaarheid van het platteland’. On<strong>de</strong>rzoek op<br />

dat thema wijst uit dat er geen dui<strong>de</strong>lijke samenhang is<br />

tussen <strong>de</strong> ontwikkel<strong>in</strong>g van het aantal <strong>in</strong>woners, <strong>de</strong><br />

economische vitaliteit en <strong>de</strong> ontwikkel<strong>in</strong>g van het lokale<br />

<strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>genniveau (Thissen 1995). Voorzien<strong>in</strong>gen zijn<br />

echter geen <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong> <strong>voor</strong> leefbaarheid; <strong>de</strong><br />

bereikbaarheid is dat wel (Gar<strong>de</strong>nier et al. 2011).<br />

Leefbaarheid hangt <strong>voor</strong>al samen met (bereikbaarheid<br />

van) <strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen <strong>voor</strong> autoloze groepen, <strong>voor</strong>al<br />

ou<strong>de</strong>ren en jongeren. Scholen, supermarkten en<br />

postkantoren hebben al jaren te maken met<br />

schaalvergrot<strong>in</strong>g. Het bijbouwen van enkele huizen<br />

32 | <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> <strong>beeld</strong>. Achtergron<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> Ex-ante evaluatie Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte


twee<br />

Figuur 2.12<br />

Won<strong>in</strong>g<strong>voor</strong>raad naar bouwperio<strong>de</strong>, 2008<br />

1600<br />

duizend won<strong>in</strong>gen<br />

1200<br />

800<br />

400<br />

0<br />

Voor<br />

1905<br />

1906–<br />

1930<br />

1931–<br />

1944<br />

1945–<br />

1959<br />

1960–<br />

1970<br />

1971–<br />

1980<br />

1981–<br />

1990<br />

1991–<br />

2000<br />

2001–<br />

2010<br />

Bron: ABF Research – Systeem won<strong>in</strong>g<strong>voor</strong>raad (Syswo)<br />

In <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> <strong>de</strong>cennia is <strong>de</strong> renovatie- en herstructurer<strong>in</strong>gsopgave groot. Bijna <strong>de</strong> helft van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse won<strong>in</strong>g<strong>voor</strong>raad dateert namelijk<br />

uit <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> 1960-1990.<br />

brengt <strong>de</strong> supermarkt <strong>in</strong> kle<strong>in</strong>e kernen niet meer terug.<br />

Het bevor<strong>de</strong>ren van meer won<strong>in</strong>gbouw op het platteland<br />

vanwege leefbaarheidsmotieven mist dan on<strong>de</strong>rbouw<strong>in</strong>g<br />

(Horsten van Santen et al. 1998).<br />

2.3.3 Gemeentelijke <strong>in</strong>komsten en krimp<br />

In vergelijk<strong>in</strong>g met an<strong>de</strong>re Europese lan<strong>de</strong>n heffen<br />

Ne<strong>de</strong>rlandse gemeenten relatief we<strong>in</strong>ig lokale<br />

belast<strong>in</strong>gen (Bessel<strong>in</strong>g et al. 2008). Het grootste <strong>de</strong>el van<br />

<strong>de</strong> gemeentelijke f<strong>in</strong>anciën is afkomstig uit het<br />

Gemeentefonds, maar daarbij gaat het om geoormerkte<br />

uitgaven. Hogere <strong>in</strong>komsten uit <strong>de</strong> WOZ-belast<strong>in</strong>g<br />

wor<strong>de</strong>n ‘verevend’ door een lagere uitker<strong>in</strong>g uit het<br />

Gemeentefonds. Ook <strong>in</strong> <strong>de</strong>ze vereven<strong>in</strong>g gaat Ne<strong>de</strong>rland<br />

<strong>in</strong>ternationaal gezien ver (Allers 2005). Geld uit<br />

ontwikkel<strong>in</strong>g is daarentegen ‘vrij’ te beste<strong>de</strong>n. Inkomsten<br />

uit gron<strong>de</strong>xploitatie wor<strong>de</strong>n bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> niet <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />

vereven<strong>in</strong>g meegenomen. Gemeenten hebben daarom<br />

een groot f<strong>in</strong>ancieel belang <strong>in</strong> ruimtelijke ontwikkel<strong>in</strong>gen<br />

b<strong>in</strong>nen <strong>de</strong> gemeentegrenzen (Tennekes & Harbers 2011).<br />

De opgave bij het thema krimp ligt <strong>voor</strong>al <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />

f<strong>in</strong>ancier<strong>in</strong>gsstructuur van gemeenten (Verwest & Van<br />

Dam 2010).<br />

De gebie<strong>de</strong>n waarvan het nog onzeker is of er sprake zal<br />

zijn van krimp of groei, vergen een beleid dat enerzijds is<br />

gericht op reserveren van voldoen<strong>de</strong> ruimte, an<strong>de</strong>rzijds<br />

op het <strong>voor</strong>kómen van mogelijke over<strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen door<br />

een realisatie verspreid over <strong>de</strong> tijd (PBL 2011d).<br />

Gemeenten moeten ruim <strong>voor</strong> <strong>de</strong> krimpperio<strong>de</strong><br />

aanbreekt na<strong>de</strong>nken over <strong>de</strong> laatste groei-<strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen.<br />

Een tij<strong>de</strong>lijk won<strong>in</strong>gtekort laten ontstaan kan een uitweg<br />

bie<strong>de</strong>n. Ook kan bij <strong>de</strong> plaats, tijd en vorm van <strong>de</strong> laatste<br />

uitbreid<strong>in</strong>gen alvast reken<strong>in</strong>g wor<strong>de</strong>n gehou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong><br />

toekomstige herstructurer<strong>in</strong>gsopgave (PBL 2011d).<br />

2.3.4 Strategie <strong>voor</strong> omgaan met onzekerhe<strong>de</strong>n<br />

Adaptief plannen is een manier om met onzekerhe<strong>de</strong>n<br />

om te gaan. Hierbij wor<strong>de</strong>n <strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen <strong>voor</strong> een zo<br />

kort mogelijke toekomst vastgelegd, waarna steeds<br />

wordt gekeken of <strong>de</strong> geplan<strong>de</strong> vervolg<strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen nog<br />

steeds nodig zijn met het oog op <strong>de</strong> laatste<br />

ontwikkel<strong>in</strong>gen. Grote, risicovolle <strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gsprojecten<br />

wor<strong>de</strong>n <strong>in</strong> <strong>de</strong>len opgeknipt, die zo nodig wor<strong>de</strong>n<br />

gefaseerd of afgelast als <strong>de</strong> prognoses tegenvallen. Een<br />

adaptieve plann<strong>in</strong>g gaat vaak met wat hogere kosten<br />

gepaard, maar die vallen <strong>in</strong> het niet bij <strong>de</strong><br />

maatschappelijke kosten van onjuiste <strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen.<br />

Met adaptief plannen kunnen <strong>de</strong> risico’s op on<strong>de</strong>r- en<br />

over<strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen wor<strong>de</strong>n beperkt, maar niet<br />

weggenomen. Er zullen altijd grote projecten zijn die <strong>de</strong><br />

ruimtelijke structuur <strong>in</strong> een gebied <strong>voor</strong> lange tijd<br />

vastleggen, maar die niet kunnen wor<strong>de</strong>n uitgesteld of<br />

gefaseerd. Voor die projecten is het verstandig een<br />

afweg<strong>in</strong>gska<strong>de</strong>r uit te werken, waarmee <strong>de</strong> kans op<br />

over<strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen en <strong>de</strong> maatschappelijke kosten<br />

daarvan kunnen wor<strong>de</strong>n afgezet tegen <strong>de</strong> kans op<br />

on<strong>de</strong>r<strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen en <strong>de</strong> daarbij horen<strong>de</strong><br />

maatschappelijke kosten (PBL 2011d).<br />

2.3.5 Sterk toenemen<strong>de</strong> herstructurer<strong>in</strong>gsopgave<br />

Meer nog dan bij nieuwe won<strong>in</strong>gbouwlocaties, ligt <strong>de</strong><br />

opgave <strong>in</strong> <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> <strong>de</strong>cennia bij herstructurer<strong>in</strong>g van<br />

<strong>de</strong> bestaan<strong>de</strong> won<strong>in</strong>g<strong>voor</strong>raad. Figuur 2.12 laat zien dat<br />

bijna <strong>de</strong> helft van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse won<strong>in</strong>g<strong>voor</strong>raad<br />

dateert uit <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> 1960-1990. Deze won<strong>in</strong>gen zijn <strong>in</strong><br />

<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> en beleidsimplicaties | 33


twee<br />

<strong>de</strong> (nabije) toekomst toe aan groot on<strong>de</strong>rhoud of<br />

vervang<strong>in</strong>g. Dat betekent dat er <strong>in</strong> <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> <strong>de</strong>cennia<br />

een grote renovatie- en herstructurer<strong>in</strong>gsopgave <strong>in</strong><br />

bestaand ste<strong>de</strong>lijk gebied ligt, die <strong>voor</strong> een belangrijk<br />

<strong>de</strong>el terechtkomt bij particuliere won<strong>in</strong>geigenaren.<br />

2.3.6 Locatie van <strong>de</strong> won<strong>in</strong>gbouwopgave<br />

De won<strong>in</strong>gbouwopgave <strong>voor</strong> <strong>de</strong> toekomst ligt <strong>voor</strong>al <strong>in</strong><br />

en rond <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>n. Bij het formuleren van verhuiswensen<br />

spelen naast woonmilieu en type won<strong>in</strong>g ook veel an<strong>de</strong>re<br />

afweg<strong>in</strong>gen een rol. Zo blijven huishou<strong>de</strong>ns het liefst <strong>in</strong><br />

<strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> gemeente of zelfs wijk wonen, tenzij zaken als<br />

studie of werk meespelen. Ruim drie kwart van <strong>de</strong><br />

verhuisgeneig<strong>de</strong>n wil bovendien op korte afstand van<br />

een regionaal verzorg<strong>in</strong>gscentrum wonen.<br />

Eengez<strong>in</strong>skoopwon<strong>in</strong>gen zijn nog steeds <strong>de</strong> meest<br />

gevraag<strong>de</strong> won<strong>in</strong>gen, zeker <strong>voor</strong> doorstromers. Starters<br />

oriënteren zich <strong>voor</strong>al op meergez<strong>in</strong>shuurwon<strong>in</strong>gen<br />

(VROM & CBS 2010). Ruimtelijk gezien betekent dit vraag<br />

een vraag naar ste<strong>de</strong>lijke en suburbane milieus <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />

buurt van bestaan<strong>de</strong> ste<strong>de</strong>n.<br />

De vraag naar groenste<strong>de</strong>lijke milieus wordt <strong>voor</strong>namelijk<br />

<strong>in</strong> <strong>de</strong> stadsrandzone vervuld (He<strong>in</strong>s 2002). In <strong>de</strong><br />

Noordvleugel van <strong>de</strong> Randstad wordt een <strong>de</strong>el van <strong>de</strong>ze<br />

vraag geaccommo<strong>de</strong>erd <strong>in</strong> Almere. Bij <strong>de</strong> suburbane<br />

woonmilieus zijn nabijheid van <strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen en een<br />

goe<strong>de</strong> bereikbaarheid van groot belang.<br />

2.3.7 Marktsituatie en verdicht<strong>in</strong>g<br />

Bij <strong>de</strong> centrumste<strong>de</strong>lijke woonmilieus is <strong>de</strong> marktsituatie<br />

van groter belang dan <strong>de</strong> fysieke b<strong>in</strong>nenste<strong>de</strong>lijke<br />

‘ruimte’. De verwacht<strong>in</strong>g was dat negatieve<br />

gron<strong>de</strong>xploitaties van b<strong>in</strong>nenste<strong>de</strong>lijke bouwprojecten<br />

zou<strong>de</strong>n lei<strong>de</strong>n tot m<strong>in</strong><strong>de</strong>r bouwen b<strong>in</strong>nen bestaan<strong>de</strong><br />

ste<strong>de</strong>n (zie Ecorys 2005; Van <strong>de</strong>r Hoek 2009; Werkgroep<br />

Verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g IBO 2004). Dit is echter <strong>in</strong> <strong>de</strong> afgelopen<br />

jaren niet overal gebeurd: <strong>de</strong> vergrot<strong>in</strong>g van <strong>de</strong><br />

won<strong>in</strong>g<strong>voor</strong>raad b<strong>in</strong>nen bestaand bebouwd gebied<br />

verloopt beter dan verwacht (PBL 2010a). Blijkbaar is <strong>voor</strong><br />

b<strong>in</strong>nenste<strong>de</strong>lijk bouwen niet zozeer <strong>de</strong> fysieke ruimte<br />

bepalend <strong>voor</strong> <strong>de</strong> toename, als wel <strong>de</strong> vraag op <strong>de</strong><br />

regionale won<strong>in</strong>gmarkt (PBL 2010b; RIGO & Goudappel<br />

Coffeng 2008). Zo wor<strong>de</strong>n <strong>in</strong> gemeenten met een relatief<br />

hoge won<strong>in</strong>gdichtheid niet m<strong>in</strong><strong>de</strong>r maar juist meer<br />

won<strong>in</strong>gen toegevoegd.<br />

Er dient voldoen<strong>de</strong> vraag en daarmee<br />

<strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gspotentieel te zijn <strong>voor</strong> het daadwerkelijk<br />

uitvoeren van b<strong>in</strong>nenste<strong>de</strong>lijke plannen, zelfs bij<br />

‘moeilijke’, kostbare locaties. Er zijn uiteraard wel<br />

uitzon<strong>de</strong>r<strong>in</strong>gen. Zo kan er ook een bestuurlijke keuze zijn<br />

gemaakt om <strong>de</strong> aandacht niet te richten op<br />

b<strong>in</strong>nenste<strong>de</strong>lijk bouwen, al is <strong>de</strong> marksituatie gunstig.<br />

Bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> omwille van het behoud van het groene<br />

karakter van een gemeente (PBL 2010a).<br />

Bij <strong>in</strong>breid<strong>in</strong>g is het goed om een on<strong>de</strong>rscheid te maken<br />

tussen enerzijds brownfields – bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> ou<strong>de</strong><br />

fabrieksterre<strong>in</strong>en of spoorwegemplacementen met veelal<br />

een hoge saner<strong>in</strong>gsopgave – en an<strong>de</strong>rzijds relatief<br />

gemakkelijk te ontwikkelen greenfields <strong>in</strong> <strong>de</strong> stad. Bij<br />

brownfields tre<strong>de</strong>n tekorten op tot 40.000 euro per<br />

won<strong>in</strong>g. De greenfields hebben gemid<strong>de</strong>ld geen<br />

exploitatietekorten (Van Hoek et al. 2011).<br />

De mogelijkhe<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> b<strong>in</strong>nenste<strong>de</strong>lijk bouwen <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />

perio<strong>de</strong> 2010-2020 verschillen per regio. De hoge mate<br />

van afhankelijkheid van <strong>de</strong> marktsituatie geeft aanleid<strong>in</strong>g<br />

te veron<strong>de</strong>rstellen dat niet <strong>in</strong> alle regio’s <strong>in</strong> gelijke mate<br />

b<strong>in</strong>nenste<strong>de</strong>lijk kan wor<strong>de</strong>n gebouwd. Om het<br />

b<strong>in</strong>nenste<strong>de</strong>lijk bouwen te stimuleren, kan het verstandig<br />

zijn om regionale afspraken te maken over <strong>de</strong><br />

b<strong>in</strong>nenste<strong>de</strong>lijke productie, reken<strong>in</strong>g hou<strong>de</strong>nd met <strong>de</strong><br />

lokale marktsituatie (RIGO 2008).<br />

De won<strong>in</strong>gwaar<strong>de</strong> per oppervlakte blijkt een goe<strong>de</strong><br />

<strong>voor</strong>speller te zijn <strong>voor</strong> <strong>de</strong> mate van verdicht<strong>in</strong>g (zie figuur<br />

2.13). Vooral <strong>in</strong> het noor<strong>de</strong>lijk <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> Randstad lijkt<br />

verdicht<strong>in</strong>g kansrijker (PBL 2010a).<br />

2.3.8 Overheidssteun <strong>voor</strong> <strong>in</strong>breid<strong>in</strong>g<br />

Er zijn nog onvoldoen<strong>de</strong> plannen <strong>voor</strong> centrumste<strong>de</strong>lijke<br />

woonmilieus om aan <strong>de</strong> vraag te voldoen.<br />

Overheidsbeleid kan een belangrijke rol spelen bij het<br />

ontwikkelen van <strong>de</strong>ze won<strong>in</strong>gbouwlocaties. De<br />

bekostig<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> lastiger transformaties en<br />

herstructurer<strong>in</strong>gen, waarbij <strong>de</strong> baten <strong>voor</strong>al <strong>in</strong> <strong>de</strong> sfeer<br />

van leefbaarheid liggen, is een punt van zorg. Uit het<br />

oogpunt van maatschappelijke kosten en baten kunnen<br />

<strong>de</strong>rgelijke projecten zeer <strong>voor</strong><strong>de</strong>lig zijn, maar f<strong>in</strong>ancieeleconomisch<br />

zijn ze vaak zeer verliesgevend (Van Hoek et<br />

al. 2011). Op <strong>de</strong> langere termijn kan een compacte wijze<br />

van ruimtegebruik goedkoper zijn dan het blijven bouwen<br />

op greenfield-locaties, omdat <strong>de</strong> beheer- en<br />

on<strong>de</strong>rhoudskosten (<strong>in</strong>frastructuur, rioler<strong>in</strong>gen, en<br />

<strong>de</strong>rgelijke) m<strong>in</strong><strong>de</strong>r toenemen. De hogere beheerkosten<br />

bij niet-compact bouwen wor<strong>de</strong>n afgewenteld op <strong>de</strong><br />

overheid en toekomstige generaties (MNP 2007b). An<strong>de</strong>rs<br />

dan wel wordt aangenomen, hoeft ste<strong>de</strong>lijke dichtheid<br />

geen negatieve <strong>in</strong>vloed te hebben op <strong>de</strong><br />

woontevre<strong>de</strong>nheid. De tevre<strong>de</strong>nheid hangt veel meer<br />

samen met <strong>de</strong> sociaal-culturele en sociaaleconomische<br />

kwaliteit van <strong>de</strong> wijk (PBL 2010d). Ten slotte verhoogt<br />

<strong>in</strong>breid<strong>in</strong>g <strong>de</strong> bevolk<strong>in</strong>gsdichtheid, wat bevor<strong>de</strong>rlijk is<br />

<strong>voor</strong> het draagvlak van ste<strong>de</strong>lijke <strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen,<br />

mobiliteitsdoelstell<strong>in</strong>gen en agglomeratie-effecten<br />

(Raspe et al. 2010).<br />

34 | <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> <strong>beeld</strong>. Achtergron<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> Ex-ante evaluatie Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte


twee<br />

Figuur 2.13<br />

Won<strong>in</strong>gprijs per COROP-gebied<br />

Gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> won<strong>in</strong>gprijs per m 2 , 2010 Ontwikkel<strong>in</strong>g won<strong>in</strong>gprijs, 1995 – 2007<br />

Euro<br />

2000 of m<strong>in</strong><strong>de</strong>r<br />

2000 – 2250<br />

2250 – 2500<br />

2500 – 2750<br />

2750 – 3000<br />

Meer dan 3000<br />

In<strong>de</strong>x (1995 = 100)<br />

235 of lager<br />

235 – 250<br />

250 – 265<br />

Hoger dan 265<br />

Bron: ABF Research o.b.v. Huizenzoeker.nl<br />

De gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> won<strong>in</strong>gprijs per vierkante meter is het hoogst <strong>in</strong> <strong>de</strong> Noordvleugel van <strong>de</strong> Randstad. Ook el<strong>de</strong>rs steeg <strong>de</strong> won<strong>in</strong>gprijs, maar <strong>de</strong><br />

Noordvleugel bleef en blijft koploper.<br />

2.3.9 Beter laten functioneren van <strong>de</strong><br />

won<strong>in</strong>gmarkt<br />

Ruimtelijk beleid kan slechts beperkt bijdragen aan een<br />

beter functioneren<strong>de</strong> won<strong>in</strong>gmarkt. Naar verwacht<strong>in</strong>g is<br />

<strong>de</strong> <strong>in</strong>vloed van <strong>de</strong> hypotheekrenteaftrek en het<br />

huurbeleid veel groter.<br />

De won<strong>in</strong>gmarkt is <strong>in</strong>elastisch; bij stijgen<strong>de</strong><br />

won<strong>in</strong>gprijzen neemt <strong>de</strong> bouwproductie nauwelijks toe.<br />

Verschillen<strong>de</strong> partijen bepleiten een soepeler<br />

ruimtelijkeor<strong>de</strong>n<strong>in</strong>gsbeleid (CPB, CSED, OECD). De<br />

re<strong>de</strong>ner<strong>in</strong>g van <strong>de</strong>ze partijen is: wanneer er m<strong>in</strong><strong>de</strong>r<br />

ruimtelijke belemmer<strong>in</strong>gen zijn, zou <strong>de</strong> vraag naar<br />

woonruimte beter kunnen wor<strong>de</strong>n geaccommo<strong>de</strong>erd.<br />

Hier is een nuancer<strong>in</strong>g op haar plaats. In veel regio’s<br />

wer<strong>de</strong>n bedui<strong>de</strong>nd m<strong>in</strong><strong>de</strong>r won<strong>in</strong>gen gerealiseerd dan<br />

gepland en blijft ook <strong>de</strong> prijsontwikkel<strong>in</strong>g achter (Schuur<br />

2010). In <strong>de</strong> regio Amsterdam wordt <strong>de</strong> plancapaciteit wel<br />

vrijwel geheel benut en stijgen <strong>de</strong> prijzen. In <strong>de</strong> regio’s<br />

Den Haag – Westland – Delft, Zuid-Holland-Oost en<br />

Utrecht-West blijft <strong>de</strong> toename van <strong>de</strong> won<strong>in</strong>g<strong>voor</strong>raad<br />

achter bij <strong>de</strong> economische en <strong>in</strong>komensgroei en zijn er<br />

hogere schaarstepremies (Renes et al. 2006).<br />

<strong>Ruimtelijke</strong> restricties zijn daarom maar een <strong>de</strong>el van het<br />

verhaal en spelen lang niet overal. Eén van <strong>de</strong> oorzaken<br />

van <strong>de</strong> slecht functioneren<strong>de</strong> won<strong>in</strong>gmarkt is het residuele<br />

grondbeleid van gemeenten, waarbij <strong>de</strong> grondprijs op <strong>de</strong><br />

verkoopprijs wordt afgestemd, zodat <strong>de</strong> prikkel om te<br />

bouwen bij corporaties en ontwikkelaars afneemt. Maar<br />

ook is er sprake van marktconcentratie van bouwgrond,<br />

zeker <strong>in</strong> <strong>de</strong> Randstad (Buitelaar & Pouls 2009), en zijn er<br />

beg<strong>in</strong> jaren negentig van <strong>de</strong> vorige eeuw vertrag<strong>in</strong>gen<br />

opgetre<strong>de</strong>n omdat gemeenten en ontwikkelaars moesten<br />

wennen aan <strong>de</strong> nieuwe sett<strong>in</strong>g met grote bouwlocaties,<br />

veel dure koopwon<strong>in</strong>gen, an<strong>de</strong>re procedures en lange<br />

<strong>voor</strong>bereid<strong>in</strong>gstij<strong>de</strong>n (Jókövi et al. 2006).<br />

In comb<strong>in</strong>atie met <strong>de</strong> lage prijselasticiteit werkt <strong>de</strong><br />

hypotheekrenteaftrek prijsopdrijvend. In <strong>de</strong> jaren<br />

negentig is <strong>de</strong> hypotheekrente gedaald en zijn <strong>de</strong><br />

<strong>in</strong>komens fl<strong>in</strong>k gestegen. Afloss<strong>in</strong>gsvrije en<br />

belegg<strong>in</strong>gshypotheken wer<strong>de</strong>n populair, zodat<br />

huishou<strong>de</strong>ns steeds hogere won<strong>in</strong>gprijzen kon<strong>de</strong>n<br />

betalen. De f<strong>in</strong>anciële risico’s stegen, evenals <strong>de</strong><br />

overheidsuitgaven aan hypotheekrenteaftrek. Hoge<br />

prijzen en nieuwe <strong>voor</strong>zichtigheid na <strong>de</strong> kredietcrisis<br />

maken <strong>de</strong> koopmarkt steeds ontoegankelijker <strong>voor</strong><br />

starters en mid<strong>de</strong>n<strong>in</strong>komensgroepen, zeker <strong>in</strong> <strong>de</strong> dure<br />

regio’s.<br />

<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> en beleidsimplicaties | 35


twee<br />

De overdrachtsbelast<strong>in</strong>g fungeert als een<br />

verhuisbelast<strong>in</strong>g en beperkt daarmee een goe<strong>de</strong> match<br />

tussen mensen en huizen (doorstroom) en tussen mensen<br />

en banen (arbeidsmobiliteit).<br />

De huurreguler<strong>in</strong>g creëert een kunstmatig tekort aan<br />

huurwon<strong>in</strong>gen en belemmert <strong>de</strong> doorstrom<strong>in</strong>g. Terwijl <strong>de</strong><br />

prijs van koopwon<strong>in</strong>gen door diverse oorzaken hoog<br />

blijft, leidt het huurbeleid juist tot lagere prijzen. Daarom<br />

is het gat tussen gereguleer<strong>de</strong> en markthuren <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />

Noordvleugel veel groter dan <strong>in</strong> <strong>de</strong> periferie. De<br />

huursector is het dome<strong>in</strong> van won<strong>in</strong>gcorporaties;<br />

commerciële partijen v<strong>in</strong><strong>de</strong>n <strong>de</strong> huursector nauwelijks<br />

aantrekkelijk. Naar verwacht<strong>in</strong>g zal het nieuwe kab<strong>in</strong>et<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> huursector <strong>in</strong>zetten op het verbeteren van <strong>de</strong><br />

<strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gsmogelijkhe<strong>de</strong>n van corporaties, maar ook<br />

van private partijen (Don<strong>de</strong>rs et al. 2010).<br />

Het Centraal <strong>Planbureau</strong> (CPB) heeft<br />

hervorm<strong>in</strong>gsvarianten van huur en koop doorgerekend.<br />

De volume-effecten variëren van m<strong>in</strong> 0,5 procent tot<br />

ongeveer plus 5 procent. Huren wordt duur<strong>de</strong>r, er komt<br />

vraaguitval maar ook meer aanbod. De <strong>voor</strong><strong>de</strong>len van<br />

kopen nemen af, zodat ook kopers teruggaan naar <strong>de</strong><br />

verruim<strong>de</strong> huursector. Per saldo raamt het CPB een<br />

verschuiv<strong>in</strong>g van koop naar huur. Regionaal kunnen <strong>de</strong><br />

effecten sterk uiteenlopen, maar helaas is daar geen<br />

compleet kwantitatief <strong>beeld</strong> van (Don<strong>de</strong>rs et al. 2010).<br />

2.3.10 Hervorm<strong>in</strong>g woonbeleid en ruimtelijke<br />

effecten<br />

Huurliberalisatie zal <strong>voor</strong>al <strong>in</strong> <strong>de</strong> Randstad aanzienlijke<br />

gevolgen hebben, <strong>voor</strong>al <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

mid<strong>de</strong>n<strong>in</strong>komensgroepen, maar het is niet dui<strong>de</strong>lijk<br />

welke ruimtelijke consequenties dat precies heeft. Het<br />

wegnemen van belemmer<strong>in</strong>gen <strong>voor</strong> doorstrom<strong>in</strong>g<br />

(overdrachtsbelast<strong>in</strong>g, huurbeleid) kan iets verbeteren<br />

aan <strong>de</strong> mobiliteit van <strong>de</strong> bevolk<strong>in</strong>g, maar <strong>de</strong> overgrote<br />

meer<strong>de</strong>rheid van <strong>de</strong> verhuiz<strong>in</strong>gen v<strong>in</strong>dt toch plaats<br />

b<strong>in</strong>nen <strong>de</strong> eigen regio. Aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re kant wordt ook<br />

verwacht dat huurliberalisatie en het verbeteren van <strong>de</strong><br />

<strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gscondities tot meer aanbod <strong>in</strong> duur<strong>de</strong>re<br />

huursegment zal gaan lei<strong>de</strong>n.<br />

Veran<strong>de</strong>r<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> <strong>de</strong> hypotheekrenteaftrek vertalen zich<br />

snel door <strong>in</strong> dalen<strong>de</strong> grondwaar<strong>de</strong>n. Dat kan een<br />

verschuiv<strong>in</strong>g van b<strong>in</strong>nenste<strong>de</strong>lijke naar uitleglocaties<br />

veroorzaken: b<strong>in</strong>nenste<strong>de</strong>lijke locaties zijn complex, duur<br />

en afhankelijk van hoge grondprijzen. Gegeven het<br />

Regeerakkoord is dit <strong>voor</strong>lopig niet aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong>.<br />

Hoewel <strong>de</strong> precieze gevolgen van hervorm<strong>in</strong>g van het<br />

woonbeleid nog ondui<strong>de</strong>lijk zijn, kunnen veran<strong>de</strong>r<strong>in</strong>gen<br />

<strong>in</strong> het woonbeleid (het afschaffen van fiscale <strong>voor</strong><strong>de</strong>len<br />

bij koopwon<strong>in</strong>gen, maar <strong>voor</strong>al ook huurliberaliser<strong>in</strong>g)<br />

belangrijke ruimtelijke effecten hebben. Het verdient<br />

daarom aanbevel<strong>in</strong>g om beter zicht te krijgen op <strong>de</strong>ze<br />

ruimtelijke gevolgen, en <strong>de</strong>ze me<strong>de</strong> een rol te laten<br />

spelen <strong>in</strong> <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>re besluitvorm<strong>in</strong>g over het woonbeleid.<br />

2.3.11 Uitbreid<strong>in</strong>g en herstructurer<strong>in</strong>g van<br />

bedrijventerre<strong>in</strong>en<br />

In 1999 heeft <strong>de</strong> Sociaal-Economische Raad <strong>de</strong> SER-lad<strong>de</strong>r<br />

geïntroduceerd als <strong>de</strong>nkmo<strong>de</strong>l <strong>voor</strong> een meer afgewogen<br />

en zorgvuldig ruimtegebruik. Op <strong>de</strong>ze manier zou <strong>de</strong><br />

verrommel<strong>in</strong>g van het landschap door bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> <strong>de</strong><br />

bouw van nieuwe bedrijventerre<strong>in</strong>en, terwijl bestaan<strong>de</strong><br />

terre<strong>in</strong>en nog leegstaan, kunnen wor<strong>de</strong>n tegengegaan.<br />

Deze SER-lad<strong>de</strong>r bestaat uit drie stappen:<br />

1. gebruik van <strong>de</strong> ruimte die al beschikbaar is gesteld <strong>voor</strong><br />

een bepaal<strong>de</strong> functie of door herstructurer<strong>in</strong>g<br />

beschikbaar gemaakt kan wor<strong>de</strong>n;<br />

2. optimaal gebruik van <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n om <strong>de</strong><br />

ruimteproductiviteit te verhogen, bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> via<br />

multifunctioneel ruimtegebruik;<br />

3. uitbreid<strong>in</strong>g van het ruimtegebruik met afweg<strong>in</strong>g van <strong>de</strong><br />

verschillen<strong>de</strong> belangen via een gebiedsgerichte aanpak,<br />

een zorgvuldige locatiekeuze en <strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />

kwaliteit van <strong>de</strong> omliggen<strong>de</strong> groene ruimte.<br />

De overhe<strong>de</strong>n hebben <strong>in</strong> het Convenant<br />

Bedrijventerre<strong>in</strong>en afgesproken <strong>de</strong> SER-lad<strong>de</strong>r toe te<br />

passen op bedrijventerre<strong>in</strong>en. Volgens dit convenant mag<br />

<strong>de</strong> maximale uitgifte van nieuwe bedrijventerre<strong>in</strong>en tot<br />

2020 op nationaal niveau 11.000 hectare bedragen. Dit<br />

maximum is nogal ruim, gezien het feit dat <strong>de</strong> uitgifte <strong>in</strong><br />

<strong>de</strong> afgelopen jaren, <strong>in</strong> een perio<strong>de</strong> van hoogconjunctuur,<br />

on<strong>de</strong>r dit scenario is gebleven, terwijl er bovendien<br />

sprake was van leegstand. Hierbij is het effect van het<br />

beleid van <strong>de</strong> laatste jaren ter stimuler<strong>in</strong>g van het<br />

hergebruik van bestaan<strong>de</strong> bedrijventerre<strong>in</strong>en nog buiten<br />

beschouw<strong>in</strong>g gebleven.<br />

Omdat <strong>de</strong> nationale en regionale plann<strong>in</strong>gs<strong>opgaven</strong><br />

onzeker zijn, zou<strong>de</strong>n aanleg en uitgifte van<br />

bedrijventerre<strong>in</strong>en door gemeenten gefaseerd en op<br />

grond van markton<strong>de</strong>rzoek plaats dienen te v<strong>in</strong><strong>de</strong>n. Tot<br />

op he<strong>de</strong>n gebeurt dat nauwelijks. Dit vergt een<br />

cultuuromslag bij gemeenten van aanbod- naar<br />

vraaggericht werken (Ol<strong>de</strong>n 2010; PBL 2010c). Ook vallen<br />

kantoren, <strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen en won<strong>in</strong>gen buiten toepass<strong>in</strong>g<br />

van <strong>de</strong> SER-lad<strong>de</strong>r. De beperk<strong>in</strong>g tot bedrijventerre<strong>in</strong>en<br />

kan ertoe lei<strong>de</strong>n dat ou<strong>de</strong> bedrijventerre<strong>in</strong>en die zich heel<br />

goed zou<strong>de</strong>n kunnen lenen <strong>voor</strong> wonen, toch opnieuw<br />

<strong>voor</strong> bedrijven moeten wor<strong>de</strong>n <strong>in</strong>gericht (PBL 2010c). Ook<br />

kan een strikte toepass<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> SER-lad<strong>de</strong>r een grotere<br />

meng<strong>in</strong>g van wonen en werken <strong>in</strong> <strong>de</strong> weg staan.<br />

2.3.12 Langdurige kantorenleegstand<br />

Als gevolg van zowel markt- als overheidsfalen is sprake<br />

van een grote en toenemen<strong>de</strong> structurele leegstand op<br />

<strong>de</strong> kantorenmarkt. Figuur 2.14 laat zien dat <strong>de</strong><br />

kantorenleegstand <strong>in</strong> Amsterdam (bijna 20 procent) veel<br />

groter is dan <strong>in</strong> vergelijkbare an<strong>de</strong>re Europese ste<strong>de</strong>n.<br />

Onzorgvuldig en <strong>in</strong>efficiënt ruimtegebruik is het gevolg.<br />

De leegstand zal bij ongewijzigd beleid tot 2020<br />

36 | <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> <strong>beeld</strong>. Achtergron<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> Ex-ante evaluatie Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte


twee<br />

Figuur 2.14<br />

Kantorenleegstand <strong>in</strong> Europa, 2010<br />

Sofia<br />

Amsterdam<br />

Boekarest<br />

Athene<br />

Birm<strong>in</strong>gham<br />

Ed<strong>in</strong>gburgh<br />

Barcelona<br />

Frankfurt<br />

Den Haag<br />

Madrid<br />

Glasgow<br />

Düsseldorf<br />

Brussel<br />

Stockholm<br />

Bratislava<br />

Lissabon<br />

Milaan<br />

Manchester<br />

München<br />

Keulen<br />

Hamburg<br />

Centraal Parijs<br />

Centraal Lon<strong>de</strong>n<br />

Lyon<br />

Luxemburg<br />

Warschau<br />

Berlijn<br />

Rome<br />

Wenen<br />

0 5 10 15 20 25<br />

% totaal<br />

Bron: BNP Paribas Real Estate (2010)<br />

De kantorenleegstand <strong>in</strong> Amsterdam is veel groter dan <strong>in</strong> vergelijkbare an<strong>de</strong>re Europese ste<strong>de</strong>n.<br />

bovendien maar we<strong>in</strong>ig teruglopen (Janssen-Jansen<br />

2010).<br />

In 2009 werd slechts een zeven<strong>de</strong> <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> nieuw<br />

aangebo<strong>de</strong>n kantoorruimte verhuurd of verkocht. Van <strong>de</strong><br />

totale <strong>voor</strong>raad kantoren <strong>in</strong> Ne<strong>de</strong>rland stond ruim 13<br />

procent leeg. Tegelijkertijd is aantrekkelijk vastgoed op<br />

goe<strong>de</strong> locaties schaars. Zo zijn kantoren bij<br />

openbaarvervoersknopen, met goe<strong>de</strong><br />

parkeergelegenheid en waar op straatniveau werken,<br />

wonen en w<strong>in</strong>kelen zijn gemengd, <strong>in</strong> trek. Daarnaast zijn<br />

er gebruikers die <strong>de</strong> <strong>voor</strong>keur geven aan een goe<strong>de</strong><br />

ontsluit<strong>in</strong>g via <strong>de</strong> snelweg (PBL 2010d).<br />

De marktpotentie van kantoren hangt sterk af van <strong>de</strong><br />

locatie. In <strong>de</strong> grote ste<strong>de</strong>n is <strong>de</strong> leegstand weliswaar<br />

opgelopen, maar is <strong>de</strong> vraag ten opzichte van an<strong>de</strong>re<br />

locaties op een relatief hoog niveau gebleven. Bovendien<br />

is op groeilocaties met veel dynamiek een wat hogere<br />

frictieleegstand gewenst. Daardoor kan wor<strong>de</strong>n<br />

<strong>in</strong>gespeeld op een toekomstige vraag en wordt <strong>de</strong> kans<br />

op het ontstaan van een varkenscyclus verkle<strong>in</strong>d. In <strong>de</strong><br />

wat meer perifere gebie<strong>de</strong>n is niet alleen <strong>de</strong> leegstand<br />

opgelopen, maar ook <strong>de</strong> vraag sterk teruggelopen. Het<br />

grote aantal relatief nieuwe gebouwen dat leeg staat, is<br />

<strong>de</strong>els te wijten aan <strong>de</strong>ze verschillen <strong>in</strong> locaties. De kans<br />

dat op <strong>de</strong> perifere locaties <strong>voor</strong> een nieuw kantoor nog<br />

een huur<strong>de</strong>r wordt gevon<strong>de</strong>n, is vele malen kle<strong>in</strong>er<br />

(Zui<strong>de</strong>ma & Van Elp 2010).<br />

De kantorenmarkt blijkt niet goed <strong>in</strong> staat te zijn om het<br />

structureel leegstaan<strong>de</strong> vastgoed weer aan nieuwe,<br />

functionele bestemm<strong>in</strong>gen te helpen. Er is <strong>in</strong> dit verband<br />

sprake van marktfalen, met ongewenste<br />

maatschappelijke effecten als gevolg. Langdurig<br />

leegstaan<strong>de</strong> kantoren kunnen namelijk bijdragen aan <strong>de</strong><br />

verloe<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> omgev<strong>in</strong>g. Daarnaast draagt <strong>de</strong><br />

<strong>voor</strong>tduren<strong>de</strong> bouw van nieuwe kantoren bij aan<br />

onzorgvuldig en <strong>in</strong>efficiënt ruimtegebruik.<br />

De overhe<strong>de</strong>n werken <strong>de</strong> structurele leegstand eveneens<br />

<strong>in</strong> <strong>de</strong> hand. In het economische beleid van het Rijk,<br />

prov<strong>in</strong>cies en gemeenten ligt het accent op het bie<strong>de</strong>n<br />

van voldoen<strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> <strong>de</strong> ontwikkel<strong>in</strong>g van<br />

kantorenlocaties om <strong>de</strong> economische groei en <strong>de</strong><br />

werkgelegenheid te stimuleren. De leegstand is bekend,<br />

maar het ontbreekt aan een visie op <strong>de</strong><br />

kantorencapaciteit en aan beleid om <strong>de</strong> plancapaciteit<br />

met een gezon<strong>de</strong> kantorenmarkt <strong>in</strong> balans te brengen.<br />

Het grootste probleem is <strong>de</strong> fiscale wetgev<strong>in</strong>g. Deze<br />

wetgev<strong>in</strong>g leidt tot marktverstor<strong>in</strong>g, omdat zij<br />

<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> en beleidsimplicaties | 37


twee<br />

kantooreigenaren <strong>de</strong> mogelijkheid biedt het verlies op<br />

een leegstaand pand fiscaal weg te strepen tegen <strong>de</strong><br />

w<strong>in</strong>st op an<strong>de</strong>re pan<strong>de</strong>n.<br />

In het overheidsbeleid en <strong>in</strong> <strong>de</strong> grondmarkt zijn allerlei<br />

mechanismen werkzaam, met als onbedoeld effect dat<br />

onzorgvuldig ruimtegebruik <strong>in</strong> <strong>de</strong> hand wordt gewerkt.<br />

Zo draagt <strong>de</strong> ontwikkel<strong>in</strong>g van nieuwe bedrijventerre<strong>in</strong>en<br />

via het gemeentefonds bij aan <strong>de</strong> begrot<strong>in</strong>g van <strong>de</strong><br />

gemeenten. Bovendien is <strong>de</strong> bouw van nieuwe<br />

bedrijventerre<strong>in</strong>en m<strong>in</strong><strong>de</strong>r kostbaar dan <strong>de</strong><br />

herstructurer<strong>in</strong>g van bestaan<strong>de</strong> terre<strong>in</strong>en. Aan <strong>de</strong> bouw<br />

van nieuwe won<strong>in</strong>gen op uitleglocaties verdienen<br />

gemeenten gewoonlijk geld, terwijl op <strong>de</strong> transformatie<br />

van b<strong>in</strong>nenste<strong>de</strong>lijk gebied vaak geld wordt toegelegd.<br />

Er zijn enkele opties om <strong>de</strong> onbedoel<strong>de</strong> effecten van <strong>de</strong>ze<br />

mechanismen beperken. Gedacht kan wor<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong><br />

<strong>in</strong>voer<strong>in</strong>g van een gemeentelijke<br />

herstructurer<strong>in</strong>gsbijdrage bij <strong>de</strong> aanleg van nieuwe<br />

bedrijventerre<strong>in</strong>en; hiermee kan een regionaal of<br />

nationaal fonds wor<strong>de</strong>n gevoed van waaruit <strong>de</strong><br />

herstructurer<strong>in</strong>g van bestaan<strong>de</strong> terre<strong>in</strong>en f<strong>in</strong>ancieel<br />

wordt gesteund. Op een vergelijkbare manier kan een<br />

transformatiebijdrage wor<strong>de</strong>n gevraagd bij <strong>de</strong> bouw van<br />

nieuwe won<strong>in</strong>gen op uitleglocaties. De verstor<strong>in</strong>g van <strong>de</strong><br />

kantorenmarkt kan on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re wor<strong>de</strong>n beperkt door<br />

<strong>de</strong> fiscale aftrekbaarheid van leegstaan<strong>de</strong> pan<strong>de</strong>n tot<br />

enkele jaren te beperken – waarbij <strong>de</strong> eigenaar belast<strong>in</strong>g<br />

betaalt als een kantoor langer dan een bepaal<strong>de</strong> perio<strong>de</strong><br />

op <strong>de</strong> markt wordt aangebo<strong>de</strong>n – en door een<br />

verwij<strong>de</strong>r<strong>in</strong>gsbijdrage bij nieuwbouw te vragen (PBL<br />

2010a). Daarnaast zou het gemakkelijker kunnen wor<strong>de</strong>n<br />

gemaakt om tij<strong>de</strong>lijk woonfuncties aan kantoren toe te<br />

kennen, bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> door <strong>de</strong> bestaan<strong>de</strong><br />

ontheff<strong>in</strong>gstermijn tot maximaal vijf jaar op te rekken. Dit<br />

vergt wel een aanpass<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> Wet ruimtelijke or<strong>de</strong>n<strong>in</strong>g<br />

(PBL 2010d).<br />

2.4 Veiligheid tegen hoog water,<br />

klimaatveran<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g en<br />

verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g<br />

Wat zijn <strong>de</strong> ruimtelijke effecten van beleidsalternatieven ter<br />

verbeter<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> veiligheid tegen hoog water en ter verzeker<strong>in</strong>g<br />

van <strong>de</strong> beschikbaarheid van zoet water?<br />

2.4.1 Overstrom<strong>in</strong>gsrisico’s <strong>in</strong> economisch<br />

kerngebied<br />

Zowel <strong>de</strong> ruimtelijke ontwikkel<strong>in</strong>gen van <strong>de</strong> laatste<br />

<strong>de</strong>cennia als klimaatveran<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g nopen tot actualiser<strong>in</strong>g<br />

van het waterveiligheidsbeleid. De huidige<br />

veiligheidsnormen tegen hoog water dateren uit <strong>de</strong> jaren<br />

zestig. S<strong>in</strong>dsdien zijn <strong>de</strong> bevolk<strong>in</strong>g en het <strong>in</strong> bebouw<strong>in</strong>g<br />

geïnvesteer<strong>de</strong> vermogen fors <strong>in</strong> omvang toegenomen, en<br />

dit geïnvesteer<strong>de</strong> vermogen zal – afhankelijk van <strong>de</strong><br />

economische groei – naar verwacht<strong>in</strong>g <strong>in</strong> <strong>de</strong> komen<strong>de</strong><br />

<strong>de</strong>cennia ver<strong>de</strong>r toenemen. Omdat <strong>de</strong> mogelijke<br />

gevolgen van een overstrom<strong>in</strong>g daarmee steeds groter<br />

wor<strong>de</strong>n, is een aanpass<strong>in</strong>g van het veiligheidsbeleid aan<br />

<strong>de</strong> or<strong>de</strong>.<br />

Op dit moment is circa 55 procent van het landoppervlak<br />

overstrom<strong>in</strong>gsgevoelig vanuit zee of vanuit rivieren. Op<br />

<strong>de</strong> langere termijn vormt <strong>de</strong> belemmer<strong>in</strong>g van <strong>de</strong><br />

uitstroom van <strong>de</strong> afvoer van <strong>de</strong> rivieren het grootste<br />

gevaar. Naarmate <strong>de</strong> zeespiegel ver<strong>de</strong>r stijgt, stijgt het<br />

waterpeil <strong>in</strong> het bene<strong>de</strong>nrivierengebied, en nemen <strong>de</strong><br />

afvoermogelijkhe<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> rivieren af. Op <strong>de</strong> langere<br />

termijn loopt dit gebied, met on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re ma<strong>in</strong>port<br />

Rotterdam en <strong>de</strong> Drechtste<strong>de</strong>n, het grootste risico,<br />

omdat hier <strong>de</strong> zee en rivieren bij elkaar komen (MNP<br />

2007b).<br />

Aangezien er <strong>voor</strong>alsnog geen versnell<strong>in</strong>g van <strong>de</strong><br />

zeespiegelstijg<strong>in</strong>g zichtbaar is <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse kust,<br />

zijn er vanuit <strong>de</strong> klimaatveran<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g gere<strong>de</strong>neerd geen<br />

extra <strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> hoogwaterbescherm<strong>in</strong>g nodig. De<br />

urgentie om <strong>in</strong> te grijpen, is <strong>in</strong> een aantal gebie<strong>de</strong>n echter<br />

wel <strong>de</strong>gelijk aanwezig als wordt gekeken naar <strong>de</strong><br />

verwachte toename van potentiële scha<strong>de</strong>. De<br />

kwetsbaarheid van <strong>de</strong> overstrom<strong>in</strong>gsgevoelige gebie<strong>de</strong>n<br />

wordt bepaald door potentiële scha<strong>de</strong> en door het<br />

mogelijke aantal slachtoffers. De meest kwetsbare<br />

gebie<strong>de</strong>n uit het oogpunt van slachtofferrisico’s zijn <strong>in</strong><br />

kaart gebracht <strong>in</strong> figuur 2.15. In <strong>de</strong>ze gebie<strong>de</strong>n is het<br />

scha<strong>de</strong>potentieel <strong>in</strong> <strong>de</strong> afgelopen <strong>de</strong>cennia aanzienlijk<br />

toegenomen (PBL 2008c). Omdat er nog steeds wordt<br />

gebouwd, zal het scha<strong>de</strong>potentieel <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />

overstrom<strong>in</strong>gsgevoelige gebie<strong>de</strong>n naar verwacht<strong>in</strong>g<br />

ver<strong>de</strong>r toenemen.<br />

2.4.2 Veiligheidsknelpunten op korte termijn<br />

Wereldwijd liggen <strong>de</strong> belangrijkste economische centra <strong>in</strong><br />

<strong>de</strong>lta’s. Ne<strong>de</strong>rland is nu een van <strong>de</strong> meest veilige <strong>de</strong>lta’s<br />

van <strong>de</strong> wereld. Door dat <strong>beeld</strong> <strong>in</strong>tact te laten of te<br />

versterken, kan Ne<strong>de</strong>rland ook <strong>in</strong> <strong>de</strong> toekomst een<br />

belangrijk concurrentie<strong>voor</strong><strong>de</strong>el hou<strong>de</strong>n.<br />

Op <strong>de</strong> korte termijn speelt <strong>voor</strong>al <strong>de</strong> aanpak van <strong>de</strong> veel<br />

te hoge faalkans van <strong>de</strong> Maeslantker<strong>in</strong>g. Voor <strong>de</strong><br />

veiligheid maakt het geen verschil uit hoe dit wordt<br />

aangepakt; een twee<strong>de</strong> ker<strong>in</strong>g of vervang<strong>in</strong>g van <strong>de</strong><br />

ker<strong>in</strong>g door een sluis. Voor <strong>de</strong> zoetwater<strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>g en<br />

<strong>de</strong> scheepvaart maakt het echter wel uit: met een twee<strong>de</strong><br />

ker<strong>in</strong>g blijft <strong>de</strong> openheid <strong>voor</strong> <strong>de</strong> scheepvaart behou<strong>de</strong>n,<br />

maar wordt het zout<strong>in</strong>dr<strong>in</strong>g<strong>in</strong>gsprobleem niet opgelost.<br />

Maar behalve met een sluis, kan <strong>de</strong> zout<strong>in</strong>dr<strong>in</strong>g<strong>in</strong>g<br />

wor<strong>de</strong>n aangepakt met an<strong>de</strong>re maatregelen, zoals<br />

bellenschermen, beweegbare kleppen of drempels<br />

(Werkplaats Zuidwestelijke Delta 2010).<br />

38 | <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> <strong>beeld</strong>. Achtergron<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> Ex-ante evaluatie Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte


twee<br />

Figuur 2.15<br />

Groepsrisico overstrom<strong>in</strong>gen, 2009<br />

Hoog<br />

Laag<br />

Geen gegevens<br />

Bron: De Bruijn & Klijn (2009)<br />

Het groepsrisico <strong>voor</strong> overstrom<strong>in</strong>gen is het hoogst <strong>in</strong> het rivierengebied.<br />

Bij <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>n langs <strong>de</strong> grote rivieren en <strong>in</strong> het<br />

bene<strong>de</strong>nrivierengebied doet zich een aantal knelpunten<br />

<strong>voor</strong>. Hier is het zaak dat <strong>de</strong> rivieren voldoen<strong>de</strong> ruimte<br />

hou<strong>de</strong>n om ook <strong>in</strong> <strong>de</strong> toekomst <strong>de</strong> grotere piekafvoeren<br />

te kunnen blijven verwerken.<br />

2.4.3 Doorbraakvrije dijken<br />

Het is maatschappelijk onacceptabel, maar ook onnodig<br />

om <strong>in</strong> <strong>de</strong> economisch belangrijkste gebie<strong>de</strong>n van<br />

Ne<strong>de</strong>rland het risico van grootschalige overstrom<strong>in</strong>gen te<br />

accepteren. Door – <strong>in</strong> aanvull<strong>in</strong>g op <strong>de</strong> meer<br />

gedifferentieer<strong>de</strong> veiligheidsnormen – op strategische<br />

plekken doorbraakvrije dijken aan te leggen, kunnen<br />

zowel <strong>de</strong> scha<strong>de</strong>- als slachtofferrisico’s sterk dalen,<br />

omdat overstrom<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> kracht, diepte en omvang veel<br />

kle<strong>in</strong>er zullen zijn dan wanneer een dijk bezwijkt. Dit kost<br />

circa 4,5 tot 5 miljard euro (Klijn et al. 2010), ten opzichte<br />

van <strong>de</strong> 1,5 miljard euro die nodig is <strong>voor</strong> het handhaven<br />

<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> en beleidsimplicaties | 39


twee<br />

Figuur 2.16<br />

Indicatie van <strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gskosten en scha<strong>de</strong>risico door overstrom<strong>in</strong>g, 2020 – 2050<br />

300<br />

Scha<strong>de</strong>risico (miljoen euro per jaar)<br />

Veiligheidsopties<br />

200<br />

100<br />

0<br />

0 2 4 6 8 10 12<br />

Invester<strong>in</strong>gskosten (miljard euro)<br />

Primair preventie<br />

Ongewijzigd beleid<br />

Beleid met aangepaste<br />

normen<br />

Beleid met Deltacommissienormen<br />

Preventie en beperken gevolgen<br />

Beleid met aanpass<strong>in</strong>g<br />

nieuwbouw vanaf 2010<br />

Beleid met overstroombare<br />

dijken en gevolgbeperk<strong>in</strong>g<br />

Beleid met doorbraakvrije<br />

dijken<br />

Bron: PBL (2001b)<br />

Doorbraakvrije dijken zijn het meest kosteneffectief als het gaat om scha<strong>de</strong>risico.<br />

van het nu gel<strong>de</strong>n<strong>de</strong> veiligheidsniveau (Klijn et al. 2007).<br />

De baten zijn zodanig dat <strong>de</strong> kosteneffectiviteit van <strong>de</strong><br />

<strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> doorbraakvrije dijken erg gunstig is.<br />

Hiermee kan <strong>de</strong> verwachte jaarlijkse scha<strong>de</strong> met 35<br />

procent wor<strong>de</strong>n gereduceerd en – afhankelijk van <strong>de</strong><br />

technische mogelijkhe<strong>de</strong>n – <strong>de</strong> slachtofferrisico’s met<br />

mogelijk 70 procent. Dit betekent ook dat <strong>de</strong>ze extra<br />

veilige locaties nog meer <strong>in</strong> trek zullen komen en<br />

economische groeicentra van Ne<strong>de</strong>rland kunnen wor<strong>de</strong>n.<br />

Op an<strong>de</strong>re locaties wordt dan wellicht niet langer<br />

geïntensiveerd, of kan zelfs wor<strong>de</strong>n geëxtensiveerd (PBL<br />

2011b).<br />

Doorbraakvrije dijken en stur<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> ruimtelijke<br />

ontwikkel<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> het rivierengebied vergen grotere<br />

<strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen dan het huidige waterveiligheidsbeleid,<br />

maar leveren een lager scha<strong>de</strong>risico op. Daarmee vormen<br />

ze een doelmatige beleidsoptie. Doorbraakvrije dijken<br />

leveren het grootste ren<strong>de</strong>ment <strong>in</strong> gebie<strong>de</strong>n met een<br />

hoge bevolk<strong>in</strong>gsdichtheid en veel geïnvesteerd<br />

vermogen.<br />

Bij toepass<strong>in</strong>g van doorbraakvrije dijken neemt het<br />

directe overstrom<strong>in</strong>gsgevaar zodanig af dat <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />

ruimtelijke <strong>in</strong>richt<strong>in</strong>g van het achterliggen<strong>de</strong> gebied<br />

m<strong>in</strong><strong>de</strong>r reken<strong>in</strong>g hoeft te wor<strong>de</strong>n gehou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong><br />

mogelijke gevolgen van overstrom<strong>in</strong>gen. Het vergroten<br />

van <strong>de</strong> veiligheid tegen hoog water betekent dan geen<br />

extra ruimtelijke beperk<strong>in</strong>gen (PBL 2011b).<br />

Het realiseren hiervan zal <strong>de</strong> nodige tijd vergen. Het<br />

verdient aanbevel<strong>in</strong>g om <strong>in</strong> <strong>de</strong> tussentijd al <strong>voor</strong> een<br />

robuuste verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>gsstrategie te kiezen, om daarmee<br />

direct al <strong>de</strong> mogelijke gevolgen van een overstrom<strong>in</strong>g te<br />

beperken. Een robuuste strategie is om verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g<br />

<strong>voor</strong>al daar toe te staan waar <strong>de</strong> veiligheid al het grootst<br />

is, dat wil zeggen <strong>in</strong> regio’s met hoge<br />

bevolk<strong>in</strong>gsconcentraties, en tegelijkertijd <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n te<br />

stellen aan <strong>de</strong> wijze waarop <strong>de</strong> verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g mag<br />

plaatsv<strong>in</strong><strong>de</strong>n <strong>in</strong> m<strong>in</strong><strong>de</strong>r veilige gebie<strong>de</strong>n (<strong>de</strong>len van het<br />

rivierengebied; MNP 2007b).<br />

2.4.4 Meer gedifferentieer<strong>de</strong> veiligheidsnormen<br />

Zolang nog niet overal doorbraakvrije dijken zijn<br />

aangelegd, is het raadzaam om verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g <strong>voor</strong>al<br />

daar toe te staan waar <strong>de</strong> veiligheid al het grootst is (<strong>in</strong><br />

regio’s met hoge bevolk<strong>in</strong>gsconcentraties), en<br />

tegelijkertijd <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n te stellen aan <strong>de</strong> wijze waarop<br />

<strong>de</strong> verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g mag plaatsv<strong>in</strong><strong>de</strong>n <strong>in</strong> m<strong>in</strong><strong>de</strong>r veilige<br />

gebie<strong>de</strong>n. Een meer gedifferentieer<strong>de</strong><br />

waterveiligheidsnormstell<strong>in</strong>g kan ver<strong>de</strong>r bijdragen aan<br />

het beperken van scha<strong>de</strong>risico’s. Hierbij zullen – meer dan<br />

nu – <strong>de</strong> strengste veiligheidsnormen moeten wor<strong>de</strong>n<br />

toegepast <strong>in</strong> <strong>de</strong> regio’s met <strong>de</strong> grootste<br />

bevolk<strong>in</strong>gsconcentraties (MNP 2007b).<br />

2.4.5 Veiligheid op <strong>de</strong> veel langere termijn<br />

Als <strong>de</strong> zeespiegel sneller stijgt dan verwacht, voldoet het<br />

huidige bescherm<strong>in</strong>gsbeleid <strong>in</strong> het<br />

bene<strong>de</strong>nrivierengebied niet meer en zijn structurele<br />

aanpass<strong>in</strong>gen nodig (Kwadijk et al. 2008; MNP 2007). Het<br />

Volkerak-Zoommeer en het Grevel<strong>in</strong>genmeer kunnen<br />

ruimte bie<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> piekberg<strong>in</strong>g van hoge rivierafvoeren<br />

tij<strong>de</strong>ns een stormvloed op zee.<br />

De levensduur van <strong>de</strong> huidige kustwerken is beperkt. De<br />

Har<strong>in</strong>gvlietdam (en ook <strong>de</strong> Oosterschel<strong>de</strong>ker<strong>in</strong>g) zullen<br />

40 | <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> <strong>beeld</strong>. Achtergron<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> Ex-ante evaluatie Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte


twee<br />

Figuur 2.17<br />

Overstrom<strong>in</strong>gsrisico<br />

Trendscenario 2020 – 2040 Gedifferentieer<strong>de</strong> normstell<strong>in</strong>g 2040<br />

Overstrom<strong>in</strong>gskans (per jaar)<br />

Hoog<br />

Laag<br />

Geen gegevens<br />

Bron: MNP (2007b)<br />

Een meer gedifferentieer<strong>de</strong> waterveiligheidsnormstell<strong>in</strong>g kan ver<strong>de</strong>r bijdragen aan het beperken van scha<strong>de</strong>risico’s.<br />

tussen 2050 en 2100 niet meer voldoen (Deltacommissie<br />

2008). Tegen die tijd doet zich <strong>de</strong> vraag <strong>voor</strong> of nog moet<br />

wor<strong>de</strong>n geïnvesteerd <strong>in</strong> <strong>de</strong> vervang<strong>in</strong>g van <strong>de</strong>ze werken,<br />

of dat een open verb<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g met <strong>de</strong> zee <strong>in</strong> comb<strong>in</strong>atie met<br />

dijkversterk<strong>in</strong>g <strong>de</strong> <strong>voor</strong>keur verdient. Om bij een open<br />

verb<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g opstuw<strong>in</strong>g <strong>in</strong> <strong>de</strong>ze trechtervormige mond<strong>in</strong>g<br />

te beperken, is vergrot<strong>in</strong>g raadzaam van <strong>de</strong> waterberg<strong>in</strong>g<br />

<strong>in</strong> het rivierengebied, waaron<strong>de</strong>r komberg<strong>in</strong>g <strong>in</strong> het<br />

bene<strong>de</strong>nrivierengebied (H+N+S & Deltares 2009).<br />

2.4.6 Beperk<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> <strong>de</strong> zoetwaterbeschikbaarheid<br />

In perio<strong>de</strong>s van droogte verbrakt een <strong>de</strong>el van het zoete<br />

water <strong>in</strong> het westen van het land. Klimaatveran<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g kan<br />

dit probleem versterken en <strong>de</strong> noodzaak versnellen een<br />

oploss<strong>in</strong>g te v<strong>in</strong><strong>de</strong>n. De vraag is of <strong>de</strong> oploss<strong>in</strong>g moet<br />

liggen <strong>in</strong> <strong>de</strong> aanvoer van extra zoet water <strong>in</strong> <strong>de</strong> droge<br />

situaties. De beperkte beschikbaarheid van zoet water<br />

wordt namelijk <strong>voor</strong>al veroorzaakt door <strong>de</strong> wens van <strong>de</strong><br />

landbouw, en <strong>in</strong> beperktere mate ste<strong>de</strong>n en natuur, om<br />

een vast peil en doorspoel<strong>in</strong>g met zoet water van het<br />

watersysteem te behou<strong>de</strong>n. Als gevolg van <strong>de</strong>ze wens<br />

wordt er veel meer zoet water aangevoerd dan nodig is<br />

<strong>voor</strong> irrigatie.<br />

Een <strong>voor</strong><strong>beeld</strong> is het spoelen van <strong>de</strong> Nieuwe Waterweg:<br />

daar moet m<strong>in</strong>imaal 1.000 kubieke meter per secon<strong>de</strong><br />

wor<strong>de</strong>n afgevoerd om regionale <strong>in</strong>name van 40 kubieke<br />

meter per secon<strong>de</strong> mogelijk te maken. En op Goeree-<br />

Overflakkee moet <strong>in</strong> <strong>de</strong> zomer zo’n 100 miljoen kubieke<br />

meter water wor<strong>de</strong>n <strong>in</strong>gelaten om 5 miljoen kubieke<br />

meter beregen<strong>in</strong>g mogelijk te maken (De Vries et al.<br />

2009). Het Hoogheemraadschap van Rijnland (2010) geeft<br />

aan dat mogelijk al <strong>in</strong> 2025 een an<strong>de</strong>re strategie moet<br />

wor<strong>de</strong>n gekozen.<br />

Het toekomstige watergebruik wordt <strong>in</strong> hoofdzaak<br />

bepaald door ontwikkel<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> watervragen<strong>de</strong> functies<br />

en door klimaatveran<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g. De belangrijkste<br />

watervragers zijn het peilbeheer en doorspoelen <strong>in</strong> het<br />

lan<strong>de</strong>lijk en ste<strong>de</strong>lijk gebied en <strong>de</strong> scheepvaart op <strong>de</strong><br />

rivieren en meren die een bepaal<strong>de</strong> waterdiepte nodig<br />

heeft. In het lan<strong>de</strong>lijk gebied is <strong>de</strong> landbouw een<br />

dom<strong>in</strong>ante factor <strong>in</strong> het waterbeheer. Zowel <strong>de</strong><br />

ontwikkel<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> <strong>de</strong> toekomstige watervraag als <strong>de</strong><br />

ontwikkel<strong>in</strong>gen rond droogte en watertekort als gevolg<br />

van klimaatveran<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g kennen grote onzekerhe<strong>de</strong>n.<br />

Uitgaan<strong>de</strong> van het huidige grondgebruik, tre<strong>de</strong>n <strong>in</strong> drie<br />

van <strong>de</strong> vier KNMI-scenario’s <strong>in</strong> 2050 naar verwacht<strong>in</strong>g<br />

geen grote knelpunten <strong>in</strong> <strong>de</strong> watervraag op. Alleen <strong>in</strong> het<br />

droogste klimaatscenario (W+) kunnen <strong>de</strong> watertekorten<br />

substantieel en vaker toenemen. Daarnaast is <strong>de</strong><br />

verwacht<strong>in</strong>g dat <strong>de</strong> watervraag vanuit <strong>de</strong> landbouw <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />

komen<strong>de</strong> <strong>de</strong>cennia toeneemt. Reken<strong>in</strong>g hou<strong>de</strong>nd met <strong>de</strong><br />

onzekerhe<strong>de</strong>n, betekent dit dat het mogelijke<br />

watertekort <strong>voor</strong>al afhangt van ontwikkel<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />

<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> en beleidsimplicaties | 41


twee<br />

landbouw. Alleen <strong>in</strong> het droogste scenario is<br />

klimaatveran<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g <strong>de</strong> dom<strong>in</strong>ante factor (PBL 2011b).<br />

2.4.7 Mogelijkhe<strong>de</strong>n tot het verm<strong>in</strong><strong>de</strong>ren van <strong>de</strong><br />

regionale zoetwatervraag<br />

Er zijn nog veel mogelijkhe<strong>de</strong>n om <strong>de</strong> zoetwatervraag te<br />

verm<strong>in</strong><strong>de</strong>ren. Hoogwaardige zoutgevoelige teelten, zoals<br />

<strong>de</strong> teelt <strong>in</strong> kassen, <strong>de</strong> sierteelten en tu<strong>in</strong>bouw, gaan<br />

vanwege <strong>de</strong> benodig<strong>de</strong> waterkwaliteit al steeds meer<br />

over op een eigen water<strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>g en raken zo wat<br />

betreft <strong>de</strong> watervraag losgekoppeld van het regionale<br />

watersysteem. Deze mogelijkheid is economisch niet<br />

haalbaar <strong>voor</strong> <strong>de</strong> grootschaliger grondgebon<strong>de</strong>n<br />

akkerbouw. De meeste akkerbouwgewassen zijn echter<br />

zouttoleranter dan <strong>de</strong> hoogwaardige teelten, en uit<br />

on<strong>de</strong>rzoek blijkt dat het tij<strong>de</strong>lijk oplopen van <strong>de</strong><br />

zoutgehaltes <strong>in</strong> het oppervlaktewater geen groot<br />

probleem is omdat het zout nauwelijks <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m<br />

<strong>in</strong>dr<strong>in</strong>gt. Door optimalisatie van het waterbeheer <strong>in</strong><br />

relatie tot zoutgehaltes kan <strong>de</strong> watervraag <strong>in</strong> droge tij<strong>de</strong>n<br />

mogelijk met tientallen procenten wor<strong>de</strong>n<br />

teruggedrongen. De graslan<strong>de</strong>n die een groot <strong>de</strong>el van<br />

laag-Ne<strong>de</strong>rland beslaan, zijn we<strong>in</strong>ig gevoelig <strong>voor</strong> hogere<br />

zoutgehaltes. Ook op <strong>de</strong> Zeeuwse en Hollandse eilan<strong>de</strong>n<br />

zou door een aangepast beheer van het grondwater en<br />

meer flexibiliteit <strong>in</strong> het waterbeheer veel gewonnen<br />

kunnen wor<strong>de</strong>n (PBL 2011b). Het verm<strong>in</strong><strong>de</strong>ren van <strong>de</strong><br />

aanvoer van gebiedsvreemd water kan <strong>in</strong> sommige<br />

gebie<strong>de</strong>n als bijkomend <strong>voor</strong><strong>de</strong>el hebben dat <strong>de</strong> kwaliteit<br />

van water en natuur verbetert.<br />

2.4.8 Mogelijkhe<strong>de</strong>n tot het vergroten van <strong>de</strong><br />

wateraanvoer<br />

Het noor<strong>de</strong>n van Ne<strong>de</strong>rland en Noord-Holland krijgen<br />

water uit het IJsselmeer, het westen en <strong>de</strong> zuidwestelijke<br />

<strong>de</strong>lta uit <strong>de</strong> grote rivieren en boezemwateren. Een<br />

toekomstige droogte <strong>in</strong> het noor<strong>de</strong>n kan met vrij ger<strong>in</strong>ge<br />

kosten wor<strong>de</strong>n opgevangen door het peil van het<br />

IJsselmeer enkele <strong>de</strong>cimeters te verhogen en toe te staan<br />

dat het verlaagt <strong>in</strong> zeer droge omstandighe<strong>de</strong>n. Deltares<br />

(2010) conclu<strong>de</strong>ert dat grootschalige maatregelen met<br />

hoge kosten, zoals een hoge peilopzet op het IJsselmeer,<br />

of een grootschalige uitbreid<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> water<strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>g<br />

naar hoog-Ne<strong>de</strong>rland <strong>voor</strong>alsnog niet kosteneffectief<br />

zijn. Nog niet goed bekend is wat <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n en<br />

kosten zijn om <strong>de</strong> verzilt<strong>in</strong>gsbestrijd<strong>in</strong>g bij <strong>de</strong> Nieuwe<br />

Waterweg effectiever te maken. Gezien <strong>de</strong> potenties van<br />

<strong>de</strong>ze maatregel en mogelijk ger<strong>in</strong>ge neveneffecten, is dit<br />

een serieuze optie om te beschouwen (PBL 2011b).<br />

Een belangrijke vraag bij <strong>de</strong> besliss<strong>in</strong>g hierover is of een<br />

eventuele aanpass<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> zoetwater<strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>g<br />

primair uit publieke mid<strong>de</strong>len moet wor<strong>de</strong>n betaald, of<br />

dat dit primair een sectorale verantwoor<strong>de</strong>lijkheid is <strong>voor</strong><br />

<strong>de</strong> landbouw. Het laatste kan <strong>de</strong> effectiviteit van het<br />

huidige doorspoelbeheer sterk vergroten. Een robuuster<br />

watersysteem zou m<strong>in</strong>stens een basiswaterafvoer en<br />

-aanvoer moeten garan<strong>de</strong>ren, met daarbovenop meer<br />

mogelijkhe<strong>de</strong>n tot maatwerk. De mogelijkhe<strong>de</strong>n<br />

daar<strong>voor</strong> verschillen sterk <strong>voor</strong> <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> typen<br />

landbouw (kassenteelten, bollenteelt, <strong>in</strong>tensieve<br />

sierteelten versus grondgebon<strong>de</strong>n akkerbouw). Een<br />

droogteprobleem <strong>in</strong> het westen lijkt alleen een probleem<br />

te zijn <strong>voor</strong> <strong>de</strong> verzilt<strong>in</strong>g, wat eventueel kan wor<strong>de</strong>n<br />

opgevangen door het stellen van m<strong>in</strong><strong>de</strong>r strenge<br />

zoutwaternormen, omdat veel landbouw en natuur <strong>in</strong> het<br />

westen een m<strong>in</strong><strong>de</strong>r strenge zoutwaternorm nog goed zou<br />

kunnen doorstaan. De historisch brakke aquatische<br />

natuur <strong>in</strong> Noord-Holland staat zelfs on<strong>de</strong>r druk door<br />

verzoet<strong>in</strong>g (PBL 2011b).<br />

2.5 Energietransitie, ruimte en<br />

verkeer<br />

Energiezekerheid en afspraken rondom het beperken van <strong>de</strong><br />

gevolgen van klimaatveran<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g nopen tot een energietransitie.<br />

Welke ruimtelijke gevolgen heeft het halen van Europese<br />

verplicht<strong>in</strong>gen <strong>voor</strong> CO 2<br />

-emissiereductie, duurzame energie en<br />

energiebespar<strong>in</strong>g?<br />

2.5.1 Komen<strong>de</strong> Europese energieverplicht<strong>in</strong>gen<br />

De EU (2010) heeft <strong>de</strong> ambitieuze doelstell<strong>in</strong>g om <strong>in</strong> 2050<br />

<strong>de</strong> uitstoot van broeikasgassen ten opzichte van 1990<br />

met 80 procent te verm<strong>in</strong><strong>de</strong>ren (figuur 2.18). Voor een<br />

belangrijk <strong>de</strong>el moet <strong>de</strong> afname uit <strong>de</strong> energiesector<br />

komen. Om dit doel te halen, is een aanzienlijk<br />

beleids<strong>in</strong>spann<strong>in</strong>g nodig, ook <strong>in</strong> Ne<strong>de</strong>rland. De EU heeft<br />

<strong>de</strong> doelen <strong>voor</strong> 2050 nog niet omgezet <strong>in</strong> verplicht<strong>in</strong>gen<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> lidstaten, <strong>voor</strong> 2020 wel. Zodoen<strong>de</strong> heeft<br />

Ne<strong>de</strong>rland <strong>de</strong> verplicht<strong>in</strong>g om nu te beg<strong>in</strong>nen met het<br />

verm<strong>in</strong><strong>de</strong>ren van <strong>de</strong> uitstoot van (on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re) CO 2<br />

en<br />

energie uit hernieuwbare bronnen te halen.<br />

Hernieuwbaar is iets an<strong>de</strong>rs dan duurzaam. De bronnen<br />

<strong>voor</strong> hernieuwbare energie, bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> w<strong>in</strong>d, water en<br />

zon, zijn <strong>in</strong> pr<strong>in</strong>cipe onuitputtelijk. De <strong>in</strong>spann<strong>in</strong>gen die<br />

Ne<strong>de</strong>rland hier<strong>voor</strong> wil leveren, zijn vastgelegd <strong>in</strong> het<br />

(door <strong>de</strong> EU verplicht gestel<strong>de</strong>) Nationaal actieplan <strong>voor</strong><br />

energie uit hernieuwbare bronnen 2010 (Rijksoverheid 2010).<br />

2.5.2 Energie als on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van ruimtelijk beleid<br />

Projecten <strong>voor</strong> <strong>de</strong> energie<strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>g blijken te kunnen<br />

stran<strong>de</strong>n <strong>in</strong> <strong>de</strong> ruimtelijke or<strong>de</strong>n<strong>in</strong>g, <strong>de</strong><br />

implementatiefase. Zo is er een succesvolle lobby<br />

gevoerd tegen on<strong>de</strong>rgrondse CO 2<br />

-opslag nadat <strong>de</strong><br />

subsidie en <strong>de</strong> regels al rond waren. De meest rendabele<br />

vormen van hernieuwbare energie zijn momenteel<br />

w<strong>in</strong><strong>de</strong>nergie op land, w<strong>in</strong><strong>de</strong>nergie op zee en biomassa.<br />

Veel projecten <strong>voor</strong> w<strong>in</strong><strong>de</strong>nergie lopen vertrag<strong>in</strong>g op<br />

door gebrek aan maatschappelijk draagvlak. Wat opvalt<br />

42 | <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> <strong>beeld</strong>. Achtergron<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> Ex-ante evaluatie Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte


twee<br />

Figuur 2.18<br />

Emissie broeikasgassen <strong>in</strong> Europa<br />

100<br />

80<br />

60<br />

40<br />

20<br />

%<br />

Emissie bij ongewijzigd<br />

beleid<br />

Emissie per sector<br />

Electriciteitsproductie<br />

Wonen en tertiaire sector<br />

Niet-CO 2 Overige sectoren<br />

Industrie<br />

Transport<br />

Niet-CO 2 Landbouw<br />

0<br />

1990 2000 2010 2020 2030 2040 2050<br />

Bron: CEC (2011)<br />

De EU wil <strong>de</strong> uitstoot van broeikasgassen sterk terugdr<strong>in</strong>gen.<br />

<strong>in</strong> <strong>de</strong>ze projecten, is dat <strong>de</strong> politiek-maatschappelijke en<br />

ruimtelijke <strong>in</strong>bedd<strong>in</strong>g pas laat tot stand komen. Het vanaf<br />

het beg<strong>in</strong> betrekken van actoren <strong>in</strong> <strong>de</strong> ruimtelijke<br />

planvorm<strong>in</strong>g (conform het advies van <strong>de</strong> commissie-<br />

Elverd<strong>in</strong>g) kan perspectieven bie<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> het realiseren<br />

van maatschappelijk bela<strong>de</strong>n ruimtegebruik (Van Hoorn<br />

et al. 2010). Daarnaast heeft het Rijk met <strong>de</strong> Crisis- en<br />

Herstelwet <strong>in</strong>strumenten <strong>in</strong> han<strong>de</strong>n om <strong>de</strong> planvorm<strong>in</strong>g<br />

te versnellen. In 2015 moet opnieuw wor<strong>de</strong>n bezien <strong>in</strong><br />

hoeverre op <strong>de</strong> langere termijn (na 2020) nieuw ruimtelijk<br />

beleid en nieuwe <strong>in</strong>frastructuur nodig zijn <strong>voor</strong> <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>re<br />

uitbouw van nieuwe energiefuncties op <strong>de</strong> Noordzee.<br />

2.5.3 Europese energieambities en verkeer<br />

In het Europese Witboek Transport 2011 zijn <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

transportsector stevige ambities (geen verplicht<strong>in</strong>gen)<br />

opgenomen. Als Ne<strong>de</strong>rland <strong>de</strong>ze ambities overneemt,<br />

dan zou <strong>de</strong> sector <strong>in</strong> 2050 60 procent m<strong>in</strong><strong>de</strong>r CO 2<br />

moeten<br />

uitstoten ten opzichte van 1990. In 2030 moet er reeds 20<br />

procent m<strong>in</strong><strong>de</strong>r wor<strong>de</strong>n uitgestoten ten opzichte van<br />

2008. In 2030 zou alle <strong>in</strong>traste<strong>de</strong>lijke distributie en <strong>de</strong><br />

helft van het autoverkeer CO 2<br />

-neutraal moeten zijn. In<br />

2050 zou het personenautoverkeer b<strong>in</strong>nen ste<strong>de</strong>n CO 2<br />

-<br />

vrij moeten zijn. Het overnemen van <strong>de</strong>ze ambities<br />

betekent dat Ne<strong>de</strong>rland veel extra maatregelen zal<br />

moeten <strong>in</strong>zetten om <strong>de</strong>ze duurzame mobiliteitsdoelen<br />

b<strong>in</strong>nen bereik te brengen. Aansluiten op <strong>de</strong> <strong>in</strong>zet van <strong>de</strong><br />

Europese Routekaart 2050 zou betekenen dat er stevige<br />

ambities moeten wor<strong>de</strong>n geformuleerd <strong>voor</strong> <strong>de</strong> CO 2<br />

-<br />

reductie <strong>in</strong> <strong>de</strong> transportsector.<br />

Het realiseren van <strong>de</strong> CO 2<br />

-doelen door het personen- en<br />

goe<strong>de</strong>renvervoer is lastig. Zo is <strong>de</strong> CO 2<br />

-uitstoot van het<br />

verkeer (zeescheepvaart en luchtvaart niet meegerekend)<br />

<strong>in</strong> <strong>de</strong> afgelopen twee <strong>de</strong>cennia met meer dan 30 procent<br />

toegenomen (Hoen et al. 2010). Voor <strong>de</strong> komen<strong>de</strong><br />

<strong>de</strong>cennia wordt met het vastgestel<strong>de</strong> beleid grofweg een<br />

stabilisatie rond het huidige niveau <strong>voor</strong>zien.<br />

Al eer<strong>de</strong>r heeft het PBL (2009a) <strong>in</strong> <strong>beeld</strong> gebracht welke<br />

maatregelen kunnen bijdragen aan een reductie van <strong>de</strong><br />

CO 2<br />

-uitstoot met 80 procent <strong>in</strong> het jaar 2050 ten opzichte<br />

van 1990. Dit scenario verhoudt zich qua or<strong>de</strong>grootte met<br />

<strong>de</strong> ambities die <strong>in</strong> <strong>de</strong> Europese Routekaart 2050 zijn<br />

neergelegd. Bij een <strong>de</strong>rgelijke emissiereductie zou <strong>de</strong><br />

transportsector evenveel bijdragen als an<strong>de</strong>re sectoren.<br />

Het personenvervoer zou hierbij moeten <strong>in</strong>zetten op<br />

an<strong>de</strong>re brandstoffen (elektrisch, waterstof) en<br />

efficiëntere voertuigen.<br />

De EU heeft <strong>de</strong> ambitie om <strong>in</strong> 2030 <strong>de</strong> helft van het<br />

stadsverkeer elektrisch af te han<strong>de</strong>len. Het realiseren van<br />

<strong>de</strong>ze ambitie kan grote mobiliteitseffecten hebben.<br />

Elektrisch rij<strong>de</strong>n gaat waarschijnlijk gepaard met hogere<br />

vaste kosten en lagere variabele kosten. Dat zou tot een<br />

toename van <strong>de</strong> mobiliteit kunnen lei<strong>de</strong>n. Zon<strong>de</strong>r een<br />

precies <strong>in</strong>zicht <strong>in</strong> <strong>de</strong>ze kosten is nu echter nog geen<br />

uitspraak te doen over het effect op <strong>de</strong> ontwikkel<strong>in</strong>g van<br />

<strong>de</strong> mobiliteit. Het goe<strong>de</strong>renvervoer zou hierbij niet alleen<br />

moeten <strong>in</strong>zetten op biobrandstoffen en efficiëntie van<br />

voertuigen, maar ook op verbeter<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> logistieke<br />

efficiëntie en verschuiv<strong>in</strong>g naar het spoor en/of water.<br />

2.5.4 Ste<strong>de</strong>n als energieproducenten<br />

Inspann<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> <strong>de</strong> gebouw<strong>de</strong> omgev<strong>in</strong>g kunnen ook<br />

bijdragen aan <strong>de</strong> energiedoelstell<strong>in</strong>gen. Verwarm<strong>in</strong>g en<br />

verkoel<strong>in</strong>g van gebouwen vragen veel energie. Veel kan<br />

wor<strong>de</strong>n bespaard door warmtestromen van <strong>in</strong>dividuele<br />

gebouwen op elkaar aan te sluiten en daarnaast<br />

<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> en beleidsimplicaties | 43


twee<br />

Figuur 2.19<br />

On<strong>de</strong>rzoeksconcessies schaliegas, 2010<br />

Concessie<br />

Bron: TNO (2010)<br />

Concessiegebie<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> schaliegasw<strong>in</strong>n<strong>in</strong>g liggen <strong>in</strong> <strong>de</strong> Noordoostpol<strong>de</strong>r, Twente en <strong>de</strong> Achterhoek, Mid<strong>de</strong>n-Brabant en Mid<strong>de</strong>n-Limburg.<br />

restwarmte uit <strong>de</strong> <strong>in</strong>dustrie te benutten (warmtenetten).<br />

Ver<strong>de</strong>r is nog veel w<strong>in</strong>st te halen uit het beter isoleren van<br />

bestaan<strong>de</strong> won<strong>in</strong>gen en bedrijfspan<strong>de</strong>n. Een groot <strong>de</strong>el<br />

van <strong>de</strong> bebouw<strong>in</strong>g die <strong>voor</strong> 2050 is <strong>voor</strong>zien, staat er nu<br />

al (zie ook figuur 2.12 <strong>in</strong> paragraaf 2.3.5). Het is dan ook<br />

van groot belang om herstructurer<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> bestaan<strong>de</strong><br />

<strong>voor</strong>raad bebouw<strong>in</strong>g aan te grijpen om energiedoelen te<br />

realiseren. Het gaat er met an<strong>de</strong>re woor<strong>de</strong>n om, om op<br />

<strong>in</strong>novatieve wijze <strong>de</strong> warmtehuishoud<strong>in</strong>g van ste<strong>de</strong>n te<br />

verbeteren, bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> met energielabels <strong>voor</strong><br />

gebouwen en warmtenetten (PBL 2011b).<br />

2.5.5 <strong>Ruimtelijke</strong> effecten van schaliegasw<strong>in</strong>n<strong>in</strong>g<br />

Energie<strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen hebben <strong>in</strong>vloed op <strong>de</strong> ruimtelijke<br />

<strong>in</strong>richt<strong>in</strong>g en gevolgen <strong>voor</strong> het uiterlijk van het<br />

landschap. Te <strong>de</strong>nken valt aan centrales, maar ook aan<br />

hoogspann<strong>in</strong>gslijnen en w<strong>in</strong>dturb<strong>in</strong>es. Een mogelijke<br />

‘nieuwkomer’ is schaliegasw<strong>in</strong>n<strong>in</strong>g, waar<strong>voor</strong> al aan<br />

diverse bedrijven opspor<strong>in</strong>gsvergunn<strong>in</strong>gen zijn verleend.<br />

An<strong>de</strong>rs dan het aardgas bij Slochteren, zit dit gas<br />

‘gevangen’ <strong>in</strong> <strong>de</strong> aardlaag waar<strong>in</strong> het is ontstaan en<br />

stroomt het slecht. Hierdoor zijn veel meer bor<strong>in</strong>gen<br />

nodig dan normaal; het kan zijn dat om <strong>de</strong> paar hon<strong>de</strong>rd<br />

meter een nieuwe put moet wor<strong>de</strong>n geboord. Dat kan <strong>de</strong><br />

nodige landschappelijke effecten hebben als tot w<strong>in</strong>n<strong>in</strong>g<br />

wordt overgegaan. De concessiegebie<strong>de</strong>n liggen <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />

Noordoostpol<strong>de</strong>r, Twente en <strong>de</strong> Achterhoek, Mid<strong>de</strong>n-<br />

Brabant en Mid<strong>de</strong>n-Limburg (zie figuur 2.19).<br />

2.6 Internationale<br />

natuurverplicht<strong>in</strong>gen en ruimte<br />

Welke ruimtelijke consequenties hebben Europese natuur- en<br />

waterverplicht<strong>in</strong>gen, <strong>voor</strong>al ook buiten <strong>de</strong> Natura<br />

2000-gebie<strong>de</strong>n? Welke bijdrage kunnen groene en blauwe<br />

diensten door <strong>de</strong> landbouw leveren aan het bereiken van<br />

ruimtelijke doelen die tot dusverre via grondverwerv<strong>in</strong>g waren<br />

<strong>voor</strong>zien?<br />

2.6.1 Ne<strong>de</strong>rlandse natuurkwaliteit <strong>in</strong> Europees<br />

perspectief<br />

Het natuurbeleid heeft tot op he<strong>de</strong>n het verlies aan<br />

biodiversiteit <strong>in</strong> Ne<strong>de</strong>rland geremd, maar nog niet<br />

gestopt. Ne<strong>de</strong>rland heeft het op wereldschaal<br />

geformuleer<strong>de</strong> doel van <strong>de</strong> Convention on Biological<br />

Diversity gehaald om <strong>de</strong> achteruitgang van <strong>de</strong><br />

biodiversiteit te remmen. Dit doel is <strong>in</strong> <strong>de</strong> afgelopen jaren<br />

bereikt door <strong>de</strong> toename van <strong>de</strong> oppervlakte natuur, <strong>de</strong><br />

verbeter<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> milieu- en watercondities, <strong>de</strong><br />

planologische bescherm<strong>in</strong>g van natuurgebie<strong>de</strong>n en het<br />

natuurbeheer.<br />

In Europa is afgesproken om <strong>de</strong> achteruitgang van <strong>de</strong><br />

biodiversiteit te stoppen. Dit doel is niet bereikt.<br />

Ne<strong>de</strong>rland is verplicht maatregelen te treffen om <strong>de</strong><br />

verslechter<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> kwaliteit van <strong>de</strong> habitats <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />

Natura 2000-gebie<strong>de</strong>n te stoppen. Voor <strong>de</strong> soorten en<br />

ecosystemen van <strong>de</strong> Vogel- en Habitatrichtlijnen is <strong>de</strong><br />

verbeter<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> milieu- en ruimtecondities nog<br />

onvoldoen<strong>de</strong> geweest om een gunstige staat van<br />

44 | <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> <strong>beeld</strong>. Achtergron<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> Ex-ante evaluatie Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte


twee<br />

Figuur 2.20<br />

Gunstige staat van <strong>in</strong>standhoud<strong>in</strong>g Natura 2000-gebie<strong>de</strong>n, 2006<br />

Italië<br />

Griekenland<br />

Estland<br />

Slovenië<br />

Luxemburg<br />

Duitsland<br />

Letland<br />

Cyprus<br />

F<strong>in</strong>land<br />

Portugal<br />

Slowakije<br />

Zwe<strong>de</strong>n<br />

Denemarken<br />

Polen<br />

Litouwen<br />

Frankrijk<br />

Oostenrijk<br />

Verenigd Kon<strong>in</strong>krijk<br />

Tsjechië<br />

Hongarije<br />

Malta<br />

Ne<strong>de</strong>rland<br />

Ierland<br />

België<br />

Spanje<br />

0 20 40 60 80 100<br />

% gebie<strong>de</strong>n<br />

Bron: PBL (2010a)<br />

Het aan<strong>de</strong>el Natura 2000-habitats met een gunstige staat van <strong>in</strong>standhoud<strong>in</strong>g <strong>in</strong> Ne<strong>de</strong>rland is vergeleken met an<strong>de</strong>re Europese lidstaten laag.<br />

<strong>in</strong>standhoud<strong>in</strong>g te bereiken (Bre<strong>de</strong>noord et al. 2011). Dat<br />

betekent dat leefgebie<strong>de</strong>n en populaties onvoldoen<strong>de</strong><br />

groot zijn of zelfs krimpen, dat <strong>de</strong> habitatkwaliteit<br />

achteruitgaat en dat <strong>de</strong> populatiestructuur (<strong>in</strong> termen van<br />

geboorte en sterfte) onvoldoen<strong>de</strong> goed is om het<br />

<strong>voor</strong>tbestaan op langere termijn te verzekeren. Het hoge<br />

aantal soorten en habitats met een ongunstige staat van<br />

<strong>in</strong>standhoud<strong>in</strong>g maakt het treffen van maatregelen<br />

urgent.<br />

Figuur 2.20 laat zien dat het aan<strong>de</strong>el Natura<br />

2000-habitats met een gunstige staat van<br />

<strong>in</strong>standhoud<strong>in</strong>g <strong>in</strong> Ne<strong>de</strong>rland, met 8 procent, een van <strong>de</strong><br />

laagste van Europa is. Figuur 2.21 laat zien dat ook het<br />

aan<strong>de</strong>el agrarisch natuurbeheer vergeleken met an<strong>de</strong>re<br />

Europese lidstaten erg laag is.<br />

2.6.2 <strong>Ruimtelijke</strong> weerslag van <strong>in</strong>ternationale<br />

verplicht<strong>in</strong>gen natuur<br />

Het kab<strong>in</strong>et hanteert het respecteren van <strong>in</strong>ternationale<br />

afspraken als basis <strong>voor</strong> <strong>de</strong> herijk<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> Ecologische<br />

Hoofdstructuur (EHS). De Convention on Biological<br />

Diversity van <strong>de</strong> Verenig<strong>de</strong> Naties heeft als hoofddoel <strong>de</strong><br />

achteruitgang van <strong>de</strong> biodiversiteit wereldwijd te<br />

remmen. In Europa is daarnaast afgesproken <strong>de</strong><br />

achteruitgang zelfs te stoppen. De Vogel- en<br />

Habitatrichtlijnen van <strong>de</strong> EU verplichten tot het <strong>in</strong>stellen<br />

van het Natura 2000-netwerk van bescherm<strong>de</strong> gebie<strong>de</strong>n.<br />

Ver<strong>de</strong>r wordt gestreefd naar het stoppen van <strong>de</strong><br />

verslechter<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> natuurkwaliteit <strong>in</strong> <strong>de</strong>ze gebie<strong>de</strong>n en<br />

naar het <strong>in</strong> een ‘gunstige staat van <strong>in</strong>standhoud<strong>in</strong>g’<br />

brengen en hou<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> soorten (ook buiten Natura<br />

2000-gebied) en habitattypen die door <strong>de</strong> richtlijnen<br />

wor<strong>de</strong>n beschermd. Op grond van het Europese recht zijn<br />

<strong>de</strong> Vogel- en Habitatrichtlijnen <strong>in</strong> verplichtend<br />

Ne<strong>de</strong>rlands recht omgezet.<br />

Hierbij v<strong>in</strong>dt <strong>de</strong> Europese Commissie dat biodiversiteit<br />

niet kan wor<strong>de</strong>n behou<strong>de</strong>n door enkel Natura<br />

2000-gebie<strong>de</strong>n te beheren en te beschermen.<br />

Landbouwgebie<strong>de</strong>n met hoge natuurwaar<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> High<br />

Nature Value (HNV) Farmlands, moeten ook wor<strong>de</strong>n<br />

beschermd en goed beheerd, zodat <strong>de</strong> biodiversiteit <strong>in</strong><br />

grote samenhangen<strong>de</strong> gebie<strong>de</strong>n kan floreren. In pan-<br />

Europees verband (M<strong>in</strong>istersconferentie Kiev 2003) heeft<br />

Ne<strong>de</strong>rland zich verplicht een belangrijk <strong>de</strong>el van<br />

landbouwgebie<strong>de</strong>n als HNV-Farmlands te i<strong>de</strong>ntificeren en<br />

goed te beheren (PBL 2009a).<br />

<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> en beleidsimplicaties | 45


twee<br />

Figuur 2.21<br />

Agrarisch natuurbeheer, 2005<br />

Frankrijk<br />

Duitsland<br />

Slovenië<br />

Ierland<br />

Tsjechië<br />

Verenigd Kon<strong>in</strong>krijk<br />

Malta<br />

België<br />

Portugal<br />

Slowakije<br />

Denemarken<br />

Italië<br />

Spanje<br />

Letland<br />

Griekenland<br />

Cyprus<br />

Ne<strong>de</strong>rland<br />

Polen<br />

Litouwen<br />

0 10 20 30 40 50<br />

% landbouwareaal<br />

Bron: OECD (2008)<br />

Het aan<strong>de</strong>el agrarisch natuurbeheer <strong>in</strong> Ne<strong>de</strong>rland is vergeleken met an<strong>de</strong>re Europese lidstaten laag.<br />

Vogel- en Habitatrichtlijnen<br />

Het doel van <strong>de</strong> Habitatrichtlijn, het verzekeren van een<br />

gunstige staat van <strong>in</strong>standhoud<strong>in</strong>g, is niet per se van<br />

toepass<strong>in</strong>g op elk afzon<strong>de</strong>rlijk Natura 2000-gebied, maar<br />

op het netwerk als geheel. Dit heeft enerzijds een<br />

flexibiliser<strong>in</strong>g tot gevolg; niet overal moet <strong>voor</strong> alle<br />

habitats of alle soorten <strong>de</strong> staat van <strong>in</strong>standhoud<strong>in</strong>g<br />

gunstig zijn of wor<strong>de</strong>n. Verzekerd moet zijn dat <strong>de</strong><br />

kwaliteit b<strong>in</strong>nen het Natura 2000-gebied als geheel niet<br />

achteruitgaat. An<strong>de</strong>rzijds heeft dit tot gevolg dat het<br />

beleid en het <strong>in</strong>strumentarium niet beperkt blijven tot <strong>de</strong><br />

Natura 2000-gebie<strong>de</strong>n. Op aandr<strong>in</strong>gen van <strong>de</strong> Europese<br />

Commissie heeft Ne<strong>de</strong>rland een aantal kle<strong>in</strong>e Natura<br />

2000-gebie<strong>de</strong>n opgenomen. Als het beheer van bepaal<strong>de</strong><br />

kle<strong>in</strong>e gebie<strong>de</strong>n of <strong>de</strong> externe werk<strong>in</strong>g op <strong>de</strong>ze gebie<strong>de</strong>n<br />

<strong>in</strong> <strong>de</strong> praktijk problematisch is, is het schrappen van die<br />

gebie<strong>de</strong>n alleen mogelijk als <strong>de</strong> ecologische functie van<br />

die gebie<strong>de</strong>n <strong>in</strong> het netwerk op an<strong>de</strong>re wijze wordt<br />

overgenomen, bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> door uitbreid<strong>in</strong>g van an<strong>de</strong>re<br />

gebie<strong>de</strong>n (Backes et al. 2011).<br />

Alleen <strong>in</strong>zetten op Natura 2000-gebie<strong>de</strong>n biedt<br />

onvoldoen<strong>de</strong> perspectief <strong>voor</strong> het realiseren van <strong>de</strong><br />

doelen van <strong>de</strong> Europese Vogel- en Habitatrichtlijnen.<br />

Vanwege <strong>de</strong> milieudruk en <strong>de</strong> externe werk<strong>in</strong>g van <strong>de</strong>ze<br />

richtlijnen zijn ook vaak maatregelen nodig <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />

hydrologische beïnvloed<strong>in</strong>gsgebie<strong>de</strong>n rondom <strong>de</strong><br />

Natura-2000 gebie<strong>de</strong>n (MNP 2007b). Deze gebie<strong>de</strong>n<br />

liggen <strong>voor</strong> een belangrijk <strong>de</strong>el wel b<strong>in</strong>nen <strong>de</strong> huidige<br />

EHS. Bovendien zijn ook <strong>de</strong>len van <strong>de</strong> EHS buiten Natura<br />

2000-gebied van belang <strong>voor</strong> bescherm<strong>de</strong> soorten ín dat<br />

gebied, bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> verb<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g tussen<br />

verschillen<strong>de</strong> leefgebie<strong>de</strong>n. Tot slot zijn nog <strong>de</strong> (kle<strong>in</strong>ere)<br />

gebie<strong>de</strong>n buiten <strong>de</strong> Natura 2000-gebie<strong>de</strong>n van belang<br />

waar zich concentraties bev<strong>in</strong><strong>de</strong>n van Europese<br />

bescherm<strong>de</strong> soorten (‘hotspots’).<br />

Figuur 2.22 geeft een <strong>beeld</strong> van <strong>de</strong> ligg<strong>in</strong>g van <strong>de</strong>ze<br />

gebie<strong>de</strong>n. Van <strong>de</strong> <strong>de</strong>len van <strong>de</strong> EHS die van belang zijn<br />

<strong>voor</strong> behalen van <strong>de</strong> doelen van <strong>de</strong> Ka<strong>de</strong>rrichtlijn Water<br />

(KRW) bestaat nog geen lan<strong>de</strong>lijk <strong>de</strong>kkend kaart<strong>beeld</strong>.<br />

Dit is daarom als ‘p.m.’ op <strong>de</strong> kaart vermeld.<br />

Ka<strong>de</strong>rrichtlijn Water<br />

Ook <strong>de</strong>len van <strong>de</strong> EHS buiten Natura 2000-gebie<strong>de</strong>n zijn<br />

van belang <strong>voor</strong> het behalen van doelen van <strong>de</strong><br />

EU-Ka<strong>de</strong>rrichtlijn Water (KRW). Denk bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> aan<br />

een maatregel als het opnieuw laten mean<strong>de</strong>ren van een<br />

beek, die is ‘meegerekend’ <strong>in</strong> het maatregelenpakket van<br />

het stroomgebiedsbeheerplan <strong>voor</strong> <strong>de</strong> KRW zoals dat aan<br />

<strong>de</strong> EU is gerapporteerd.<br />

Omdat het realiseren van <strong>de</strong> doelen van <strong>de</strong> KRW me<strong>de</strong><br />

afhankelijk is van <strong>de</strong> realiser<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> EHS, hebben<br />

46 | <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> <strong>beeld</strong>. Achtergron<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> Ex-ante evaluatie Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte


twee<br />

Figuur 2.22<br />

Agrarisch natuurbeheer, 2005<br />

Frankrijk<br />

Duitsland<br />

Slovenië<br />

Ierland<br />

Tsjechië<br />

Verenigd Kon<strong>in</strong>krijk<br />

Malta<br />

België<br />

Portugal<br />

Slowakije<br />

Denemarken<br />

Italië<br />

Spanje<br />

Letland<br />

Griekenland<br />

Cyprus<br />

Ne<strong>de</strong>rland<br />

Polen<br />

Litouwen<br />

0 10 20 30 40 50<br />

% landbouwareaal<br />

Bron: Kuiper et al. (2009); MNP (2007b)<br />

Europese verplicht<strong>in</strong>gen hebben ook betrekk<strong>in</strong>g op gebie<strong>de</strong>n buiten <strong>de</strong> Natura 2000-gebie<strong>de</strong>n. Deels zijn <strong>de</strong>ze nog niet <strong>in</strong> kaart gebracht.<br />

bezu<strong>in</strong>ig<strong>in</strong>gen op <strong>de</strong> EHS effect op het halen van <strong>de</strong><br />

doelen van <strong>de</strong> KRW. Enerzijds direct; er komt m<strong>in</strong><strong>de</strong>r<br />

natuurontwikkel<strong>in</strong>g (EHS) tot stand en daarmee vervalt<br />

<strong>de</strong> bijdrage van <strong>de</strong>ze natuurontwikkel<strong>in</strong>g aan het<br />

bereiken van <strong>de</strong> KRW-doelen. An<strong>de</strong>rzijds <strong>in</strong>direct, omdat<br />

<strong>de</strong> effectiviteit van overige KRW-maatregelen afneemt<br />

wanneer <strong>de</strong> EHS eruit wordt gehaald (verdwijnen van<br />

synergiew<strong>in</strong>st).<br />

Ne<strong>de</strong>rland kan zich niet eenzijdig ontrekken aan <strong>de</strong>ze<br />

maatregelen; dit moet m<strong>in</strong>imaal opnieuw aan <strong>de</strong> EU<br />

wor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>gelegd en moet opnieuw <strong>de</strong> procedure van<br />

<strong>de</strong> stroomgebiedsbeheerplannen met publieke<br />

participatie (<strong>in</strong>spraak) doorlopen.<br />

Overigens is <strong>de</strong> kosteneffectiviteit van <strong>de</strong>ze<br />

natuurontwikkel<strong>in</strong>g <strong>voor</strong> het behalen van <strong>de</strong> KRW-doelen<br />

hoger dan die van an<strong>de</strong>re nietnatuurontwikkel<strong>in</strong>gsmaatregelen,<br />

zoals extra zuiver<strong>in</strong>g<br />

van het effluent van rioolwaterzuiver<strong>in</strong>gs<strong>in</strong>stallaties. Ook<br />

zijn er bij natuurontwikkel<strong>in</strong>g meer<br />

meekoppel<strong>in</strong>gsmogelijkhe<strong>de</strong>n met waterberg<strong>in</strong>g,<br />

landschap en recreatie. Vaak is ook sprake van reeds<br />

<strong>in</strong>gezette implementatietrajecten (grondverwerv<strong>in</strong>g).<br />

2.6.3 Internationaal verplichte maatregelen met<br />

ruimtelijke gevolgen<br />

De f<strong>in</strong>anciële ombuig<strong>in</strong>gen die het kab<strong>in</strong>et <strong>in</strong> gang heeft<br />

gezet, betekenen <strong>in</strong> <strong>de</strong> praktijk een verm<strong>in</strong><strong>de</strong>r<strong>in</strong>g van<br />

twee <strong>de</strong>r<strong>de</strong> van het rijksbudget <strong>voor</strong> het<br />

Invester<strong>in</strong>gsbudget Lan<strong>de</strong>lijk Gebied (ILG). De<br />

consequentie is dat <strong>de</strong> natuurkwaliteit <strong>in</strong> 2020 mogelijk<br />

zal halveren ten opzichte van <strong>de</strong> kwaliteit die met het tot<br />

nu toe gevolg<strong>de</strong> beleid zou zijn gehaald (Bre<strong>de</strong>noord et<br />

al. 2011). Ver<strong>de</strong>r zal het naar verwacht<strong>in</strong>g met ongeveer<br />

drie kwart van <strong>de</strong> soorten van <strong>de</strong> Vogel- en<br />

Habitatrichtlijnen slechter gaan. De b<strong>in</strong>nen <strong>de</strong> EU<br />

afgesproken verplicht<strong>in</strong>gen raken ver<strong>de</strong>r uit het zicht. Dit<br />

kan lei<strong>de</strong>n tot meer juridische procedures tegen <strong>de</strong><br />

uitbreid<strong>in</strong>g van economische activiteiten <strong>in</strong> of nabij <strong>de</strong><br />

Natura 2000-gebie<strong>de</strong>n.<br />

Een belangrijk aandachtspunt hierbij is overigens dat het<br />

volgens <strong>de</strong> Habitatrichtlijn niet mogelijk is vanwege<br />

bezu<strong>in</strong>ig<strong>in</strong>gen onvoldoen<strong>de</strong> te <strong>in</strong>vesteren <strong>in</strong> het beheer<br />

van Natura 2000-gebie<strong>de</strong>n (Backes et al. 2011).<br />

Essentieel is <strong>de</strong> aanpak van milieu- en watercondities<br />

Als <strong>de</strong> f<strong>in</strong>anciële mid<strong>de</strong>len <strong>voor</strong> <strong>de</strong> EHS beperkt blijven tot<br />

het <strong>voor</strong>genomen rijksbudget van 75 à 100 miljoen euro<br />

per jaar, dan is <strong>de</strong> meest kosteneffectieve keuze een<br />

volledige <strong>in</strong>zet van die gel<strong>de</strong>n op regulier beheer van<br />

<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> en beleidsimplicaties | 47


twee<br />

bestaand natuurgebied, <strong>in</strong> het bijzon<strong>de</strong>r Natura<br />

2000-gebie<strong>de</strong>n. Daarmee wordt echter niet <strong>voor</strong>komen<br />

dat <strong>de</strong> kwaliteit van <strong>de</strong> natuur, ook die van Natura<br />

2000-gebie<strong>de</strong>n, ver<strong>de</strong>r achteruitgaat. Als er meer<br />

f<strong>in</strong>anciële mid<strong>de</strong>len beschikbaar komen, bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> van<br />

prov<strong>in</strong>cies of an<strong>de</strong>re partijen, dan is <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong><br />

kosteneffectieve stap het <strong>in</strong>richten van reeds verworven<br />

gron<strong>de</strong>n, waaron<strong>de</strong>r ruilgron<strong>de</strong>n. Essentieel daarbij is het<br />

oplossen van knelpunten <strong>in</strong> <strong>de</strong> milieu- en watercondities,<br />

<strong>in</strong> het bijzon<strong>de</strong>r verdrog<strong>in</strong>g (Bre<strong>de</strong>noord et al. 2011).<br />

Robuuste natuurgebie<strong>de</strong>n<br />

In het algemeen geldt dat grotere natuurgebie<strong>de</strong>n<br />

robuuster zijn dan kle<strong>in</strong>ere, omdat ze beter bestand zijn<br />

tegen negatieve <strong>in</strong>vloe<strong>de</strong>n van buiten. Het <strong>voor</strong>malige<br />

Milieu- en Natuurplanbureau presenteer<strong>de</strong> <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />

verkenn<strong>in</strong>g Ne<strong>de</strong>rland Later (MNP 2007b) een kijkricht<strong>in</strong>g<br />

‘Robuuste natuur’, waar<strong>in</strong> <strong>de</strong> Natura 2000-gebie<strong>de</strong>n<br />

wor<strong>de</strong>n versterkt met <strong>de</strong> nog aan te leggen nieuwe<br />

natuur vanuit het Natuurbeleidsplan. Deze versterk<strong>in</strong>g<br />

zou wel lei<strong>de</strong>n tot het halen van <strong>de</strong> Vogel- en<br />

Habitatrichtlijnen. Deze kijkricht<strong>in</strong>g is <strong>in</strong> <strong>de</strong> recente IBO<br />

Natuur en <strong>de</strong> Bre<strong>de</strong> heroverweg<strong>in</strong>g meegenomen.<br />

De ruimtelijke samenhang kan ver<strong>de</strong>r toenemen door <strong>de</strong><br />

EHS te koppelen aan het landschapsbeleid.<br />

Multifunctionele landschappen met veel ‘groene’ (natuur)<br />

en ‘blauwe’ (water) elementen, kunnen een<br />

klimaatbestendige EHS on<strong>de</strong>rsteunen. Naarmate <strong>de</strong><br />

robuustheid en <strong>de</strong> ruimtelijke samenhang van <strong>de</strong> EHS<br />

sterker wor<strong>de</strong>n, kan <strong>de</strong> EHS gemakkelijker meebewegen<br />

met <strong>de</strong> dynamiek <strong>in</strong> <strong>de</strong> natuur. Natuur is immers<br />

veran<strong>de</strong>rlijk; <strong>de</strong> aantallen en verspreid<strong>in</strong>g van soorten op<br />

een locatie veran<strong>de</strong>ren <strong>voor</strong>tdurend, op korte en lange<br />

termijn. Klimaatveran<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g zorgt nog <strong>voor</strong> een extra<br />

dynamiek. Hoe sterker <strong>de</strong> dynamiek van <strong>de</strong> natuur, hoe<br />

meer ruimtelijke samenhang nodig is <strong>voor</strong> voldoen<strong>de</strong><br />

risicospreid<strong>in</strong>g en herstelvermogen <strong>voor</strong> plant- en<br />

diersoorten.<br />

Vrijkomen<strong>de</strong> militaire terre<strong>in</strong>en<br />

Bij <strong>de</strong> herijk<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> EHS kunnen ook <strong>de</strong> vrijkomen<strong>de</strong><br />

militaire terre<strong>in</strong>en wor<strong>de</strong>n betrokken. Onlangs heeft <strong>de</strong><br />

m<strong>in</strong>ister van Defensie aangekondigd bei<strong>de</strong> tankbataljons<br />

te zullen opheffen (Defensie 2011). Dat kan lei<strong>de</strong>n tot het<br />

vrijvallen van militaire oefenterre<strong>in</strong>en. Deze terre<strong>in</strong>en<br />

liggen veelal <strong>in</strong> een ecologisch waar<strong>de</strong>vol gebied dat<br />

on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el is van <strong>de</strong> EHS. Het gaat dan om<br />

compagniesoefenterre<strong>in</strong>en Marnewaard en Oirschot,<br />

eenheidsoefenterre<strong>in</strong>en De Haar, Havelte-West en <strong>de</strong><br />

Leus<strong>de</strong>rhei<strong>de</strong> en <strong>de</strong> overige oefenterre<strong>in</strong>en <strong>de</strong> Vlasakkers<br />

en Oirschot vak B. In <strong>de</strong> Nota Ruimte is reeds verwoord dat<br />

als <strong>de</strong> militaire functie <strong>voor</strong> (<strong>de</strong>len van) <strong>de</strong>ze terre<strong>in</strong>en<br />

vervalt, het rijksbeleid erop is gericht <strong>de</strong>ze terre<strong>in</strong>en<br />

alsnog te doen opnemen <strong>in</strong> <strong>de</strong> EHS.<br />

2.6.4 Effectief agrarisch natuurbeheer<br />

Het kab<strong>in</strong>et heeft er<strong>voor</strong> gekozen om f<strong>in</strong>anciën te<br />

verschuiven van grondverwerv<strong>in</strong>g naar agrarisch<br />

natuurbeheer. Het blijkt <strong>in</strong> <strong>de</strong> praktijk bijzon<strong>de</strong>r moeilijk<br />

te zijn om <strong>de</strong> natuurdoelen <strong>in</strong> het agrarisch gebied te<br />

realiseren. Dit geldt zowel <strong>voor</strong> natuurontwikkel<strong>in</strong>g op<br />

<strong>voor</strong>malige landbouwgron<strong>de</strong>n, bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> door<br />

‘nieuwe particulieren’, als <strong>voor</strong> gebie<strong>de</strong>n met agrarisch<br />

natuurbeheer. Realisatie is hier lastig en dikwijls we<strong>in</strong>ig<br />

effectief, omdat <strong>de</strong> vereiste milieucondities moeilijk zijn<br />

te realiseren en soms <strong>in</strong> strijd zijn met eisen van het<br />

landbouwkundige gebruik.<br />

Agrarisch natuurbeheer blijkt <strong>in</strong> <strong>de</strong> huidige vorm we<strong>in</strong>ig<br />

effectief te zijn <strong>voor</strong> het bereiken van <strong>de</strong> ecologische<br />

doelen (MNP 2007a). De effectiviteit kan verbeteren als (1)<br />

het beheer <strong>in</strong> <strong>de</strong> wei<strong>de</strong>vogelgebie<strong>de</strong>n sterker wordt<br />

gericht op wei<strong>de</strong>vogelbehoud en er meer aanpass<strong>in</strong>gen <strong>in</strong><br />

<strong>de</strong> bedrijfsvoer<strong>in</strong>g wor<strong>de</strong>n doorgevoerd, (2) <strong>de</strong> randzones<br />

van <strong>de</strong> Natura 2000-gebie<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n gebruikt om<br />

boeren te laten bijdragen aan het bereiken van <strong>de</strong> doelen<br />

ín die gebie<strong>de</strong>n, bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> door het verhogen van <strong>de</strong><br />

waterstand of het verm<strong>in</strong><strong>de</strong>ren van <strong>de</strong> stikstofuitstoot;<br />

en (3) <strong>de</strong> grond <strong>de</strong>els <strong>voor</strong> agrarisch landschapsbeheer<br />

wordt gebruikt waar het behoud van het<br />

cultuurhistorische landschap <strong>voor</strong>opstaat of een grote<br />

maatschappelijke behoefte bestaat aan<br />

recreatiemogelijkhe<strong>de</strong>n (wan<strong>de</strong>len en fietsen), zoals rond<br />

<strong>de</strong> ste<strong>de</strong>n en <strong>in</strong> toeristisch-recreatieve gebie<strong>de</strong>n. Het<br />

laatste kan bijdragen aan het verm<strong>in</strong><strong>de</strong>ren van <strong>de</strong><br />

recreatieve tekorten rond <strong>de</strong> grote ste<strong>de</strong>n, ook met het<br />

oog op het stopzetten van het Rijksbufferzonebeleid en<br />

van <strong>de</strong> aanleg van groengebie<strong>de</strong>n rond <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>n.<br />

In <strong>de</strong> nabije toekomst kan het perspectief <strong>voor</strong> agrarisch<br />

natuurbeheer ver<strong>de</strong>r verslechteren. S<strong>in</strong>ds 1984 beperken<br />

<strong>de</strong> melkquota vanuit het Europese Gemeenschappelijk<br />

Landbouwbeleid <strong>de</strong> melkproductie. Deze quota wor<strong>de</strong>n<br />

<strong>in</strong> 2015 geheel afgeschaft. Dit kan gevolgen hebben <strong>voor</strong><br />

het agrarisch natuurbeheer. Als melkveehou<strong>de</strong>rs meer<br />

melk mogen produceren, bestaat <strong>de</strong> kans dat het<br />

agrarisch natuurbeheer als <strong>in</strong>komstenbron<br />

onaantrekkelijker wordt (PBL 2009a).<br />

2.7 Landbouw en ruimte<br />

Welke re<strong>de</strong>nen zijn er om ruimtelijk beleid <strong>voor</strong> <strong>de</strong> landbouw te<br />

voeren? Welke ruimtelijke gevolgen hebben ontwikkel<strong>in</strong>gen<br />

b<strong>in</strong>nen <strong>de</strong> landbouw?<br />

2.7.1 Economisch belang agro-<strong>in</strong>dustrie<br />

De economische betekenis van <strong>de</strong> primaire landbouw is<br />

beperkt. Landbouw, bosbouw en visserij leveren<br />

gezamenlijk <strong>in</strong> Ne<strong>de</strong>rland slechts 2 procent van <strong>de</strong><br />

toegevoeg<strong>de</strong> waar<strong>de</strong>. In ruimtelijk opzicht is <strong>de</strong> rol van<br />

het grondgebon<strong>de</strong>n <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> primaire landbouw als<br />

48 | <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> <strong>beeld</strong>. Achtergron<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> Ex-ante evaluatie Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte


twee<br />

beheer<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> open ruimte en (potentiële) leverancier<br />

van groene diensten echter wel <strong>de</strong>gelijk van groot belang.<br />

De economische betekenis van het totale Ne<strong>de</strong>rlandse<br />

agrocomplex is groter. Dit maakt, gemeten <strong>in</strong><br />

toegevoeg<strong>de</strong> waar<strong>de</strong> (<strong>in</strong>clusief bedrijfstoeslagen <strong>in</strong> lan<strong>de</strong>n<br />

tu<strong>in</strong>bouw), 9,1 procent uit van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse<br />

economie. De Ne<strong>de</strong>rlandse agrosector ontleent daarmee<br />

zijn economische betekenis <strong>in</strong> belangrijke mate aan <strong>de</strong><br />

voed<strong>in</strong>gs- en genotmid<strong>de</strong>len<strong>in</strong>dustrie. Het aan<strong>de</strong>el van<br />

<strong>de</strong> toegevoeg<strong>de</strong> waar<strong>de</strong> van <strong>de</strong> agro-<strong>in</strong>dustrie en -han<strong>de</strong>l<br />

(verwerk<strong>in</strong>g, toelever<strong>in</strong>g, van zowel b<strong>in</strong>nen- als<br />

buitenlandse grondstoffen) <strong>in</strong> het totale agrocomplex is<br />

<strong>in</strong> <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> 1995-2005 gestegen van ruim 60 procent<br />

naar circa 70 procent. De door het agrocomplex behaal<strong>de</strong><br />

toegevoeg<strong>de</strong> waar<strong>de</strong> is overwegend gebaseerd op<br />

b<strong>in</strong>nenlandse agrarische grondstoffen, maar het aan<strong>de</strong>el<br />

van buitenlandse grondstoffen is substantieel (35 procent<br />

<strong>in</strong> 2006) en vertoont bovendien een stijgen<strong>de</strong> lijn (Silvis<br />

et al. 2009).<br />

2.7.2 Locatiegebon<strong>de</strong>nheid van greenports<br />

De greenports zijn <strong>de</strong>els plaatsgebon<strong>de</strong>n. Op basis van<br />

marktontwikkel<strong>in</strong>gen is uitplaats<strong>in</strong>g van enkele teelten<br />

uit <strong>de</strong> Randstad goed mogelijk (bollen en groenten), maar<br />

<strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> <strong>de</strong> verplaats<strong>in</strong>g van potplanten,<br />

sierbloemen en boomteelt liggen genuanceer<strong>de</strong>r. De teelt<br />

van groenten, bollen en (<strong>de</strong>els) sierteelt verplaatst zich op<br />

dit moment al uit <strong>de</strong> greenports. In aansluit<strong>in</strong>g daarop<br />

zou dit actief kunnen wor<strong>de</strong>n begeleid. Dat past bij <strong>de</strong><br />

marktontwikkel<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> <strong>de</strong> tu<strong>in</strong>bouwsector. ‘Vrijval’ van<br />

ruimte op termijn is <strong>voor</strong>al <strong>de</strong>nkbaar <strong>in</strong> Aalsmeer en <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />

Bollenstreek. In relatie met <strong>de</strong> verplaats<strong>in</strong>g van <strong>de</strong><br />

productie van groenten uit het Westland-Oostland naar<br />

el<strong>de</strong>rs, lijkt ook hier <strong>in</strong> beperkte mate ruimte te zijn om<br />

grond <strong>voor</strong> an<strong>de</strong>re functies te bestemmen. Wat betreft<br />

Boskoop is naar verwacht<strong>in</strong>g sprake van een grosso<br />

modo gelijkblijven<strong>de</strong> ruimtebehoefte, aangezien <strong>de</strong><br />

boomteelt ter plaatse mogelijk licht afneemt en <strong>de</strong> poten<br />

conta<strong>in</strong>erteelt toeneemt (Grontmij 2009). Ook <strong>de</strong><br />

Adviesgroep Nijkamp conclu<strong>de</strong>ert dat niet alle productie<br />

– en zeker niet <strong>de</strong> standaardproducten –<br />

noodzakelijkerwijs <strong>in</strong> het westen hoeft te wor<strong>de</strong>n<br />

gerealiseerd (Tu<strong>in</strong>bouwcluster Greenprt.nl 2010).<br />

Een kengetallen kosten-batenanalyse (KKBA) van een<br />

toekomst waar<strong>in</strong> <strong>in</strong> 2040 een kwart van <strong>de</strong> huidige<br />

‘greenports’ wordt gebruikt <strong>voor</strong> won<strong>in</strong>gbouw<br />

(Koopmans et al. 2011) laat zien dat het bouwen van<br />

won<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> <strong>de</strong> Bollenstreek maatschappelijk rendabel is<br />

als <strong>de</strong> bollenteelt gelei<strong>de</strong>lijk wordt verplaatst.<br />

Won<strong>in</strong>gbouw <strong>in</strong> het Westland is mogelijk rendabel als het<br />

om extra won<strong>in</strong>gen gaat.<br />

De verschillen tussen het Westland en <strong>de</strong> Bollenstreek<br />

zijn groot. De netto baten van transformatie van het<br />

Westland zijn waarschijnlijk positief als er extra won<strong>in</strong>gen<br />

wor<strong>de</strong>n gebouwd en <strong>de</strong> tu<strong>in</strong>bouw b<strong>in</strong>nen <strong>de</strong> Randstad<br />

blijft. Verschuiv<strong>in</strong>g van won<strong>in</strong>gen is daar niet voldoen<strong>de</strong><br />

om <strong>de</strong> kosten <strong>voor</strong> <strong>de</strong> tu<strong>in</strong>bouw te compenseren. In <strong>de</strong><br />

Bollenstreek zijn <strong>de</strong> verplaats<strong>in</strong>gskosten kle<strong>in</strong>er. De<br />

won<strong>in</strong>gbouwbaten zijn daar zeer waarschijnlijk groter dan<br />

<strong>de</strong> verplaats<strong>in</strong>gskosten, ongeacht of het om een<br />

verschuiv<strong>in</strong>g van won<strong>in</strong>gen gaat of om extra won<strong>in</strong>gen.<br />

De bandbreedte <strong>in</strong> <strong>de</strong> uitkomsten komt groten<strong>de</strong>els <strong>voor</strong>t<br />

uit onzekerheid over <strong>de</strong> omvang van <strong>de</strong><br />

verplaats<strong>in</strong>gskosten.<br />

2.7.3 Ruimtelijk beleid en agrarische grondprijzen<br />

Planologische dui<strong>de</strong>lijkheid en daarmee beheers<strong>in</strong>g van<br />

<strong>de</strong> agrarische grondprijzen is een noodzakelijke<br />

<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong> <strong>voor</strong> behoud en ontwikkel<strong>in</strong>g van <strong>de</strong><br />

grondgebon<strong>de</strong>n landbouw als beheer<strong>de</strong>r van het<br />

cultuurlandschap en van een schone buffer <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />

beïnvloed<strong>in</strong>gsgebie<strong>de</strong>n rondom Natura 2000-gebie<strong>de</strong>n<br />

(MNP 2007b). Succesvol beleid <strong>voor</strong> <strong>de</strong> landbouw als<br />

beheer<strong>de</strong>r van het cultuurlandschap is <strong>in</strong> <strong>de</strong> afgelopen<br />

<strong>de</strong>cennia een zaak geweest van lange a<strong>de</strong>m, cont<strong>in</strong>uïteit<br />

en dui<strong>de</strong>lijkheid, waarbij regels direct waren gekoppeld<br />

aan f<strong>in</strong>anciële regel<strong>in</strong>gen. Alleen met een cont<strong>in</strong>ue<br />

beleids<strong>in</strong>zet blijkt <strong>de</strong> overheid het vertrouwen van boeren<br />

en burgers te kunnen krijgen. Dit betrof <strong>voor</strong>al het<br />

Rijksbufferzonebeleid. Bervaes et al. (2001) stellen <strong>in</strong> een<br />

evaluatie van dit beleid: ‘Indien het restrictief karakter en<br />

<strong>de</strong> status van (Rijks)bufferzone komt te vervallen zal<br />

planologische ondui<strong>de</strong>lijkheid ontstaan. Er wor<strong>de</strong>n hier<br />

en daar al gron<strong>de</strong>n gekocht door beleggers of juist niet<br />

verkocht vanwege <strong>de</strong> verwacht<strong>in</strong>gswaar<strong>de</strong>, omdat men<br />

verwacht dat ste<strong>de</strong>lijke ontwikkel<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> <strong>de</strong>ze gebie<strong>de</strong>n<br />

op <strong>de</strong>n duur zullen plaatsv<strong>in</strong><strong>de</strong>n.’ De casus<br />

Bloemdalerpol<strong>de</strong>r illustreert dit (Van Bemmel & Kuiper<br />

2010; zie ook het tekstka<strong>de</strong>r.).<br />

Ook <strong>de</strong> titel Nationale Landschappen blijkt een<br />

meerwaar<strong>de</strong> te bie<strong>de</strong>n als merknaam en succesvol te<br />

werken <strong>voor</strong> het bevor<strong>de</strong>ren van draagvlak en aantrekken<br />

van <strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen van publieke en private partijen <strong>in</strong> het<br />

landschap. De rijksbijdrage <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Nationale<br />

Landschappen werd ook gezien als een belangrijke<br />

aanjaagfactor. Cont<strong>in</strong>uïteit van <strong>de</strong>ze f<strong>in</strong>ancier<strong>in</strong>g, hoe<br />

beperkt ook, is van groot belang <strong>voor</strong> het genereren van<br />

betrokkenheid en geld van an<strong>de</strong>re publieke en private<br />

partijen (Royal Haskon<strong>in</strong>g 2010; Veen & Graaff 2010).<br />

<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> en beleidsimplicaties | 49


twee<br />

Planologische ondui<strong>de</strong>lijkheid en grondprijsverhog<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> <strong>de</strong> Bloemendalerpol<strong>de</strong>r<br />

De Bloemendalerpol<strong>de</strong>r maakte tot aan <strong>de</strong> Vijf<strong>de</strong> Nota <strong>Ruimtelijke</strong> Or<strong>de</strong>n<strong>in</strong>g <strong>de</strong>el uit van <strong>de</strong> Rijksbufferzone<br />

Amstelland-Vechtstreek en van het Groene Hart. Verschillen<strong>de</strong> ontwikkel<strong>in</strong>gen leid<strong>de</strong>n ertoe dat <strong>de</strong><br />

grondprijzen zeer sterk stegen. Allereerst kwam <strong>de</strong> prov<strong>in</strong>cie Noord-Holland <strong>in</strong> januari 2001 met het i<strong>de</strong>e om te<br />

bouwen <strong>in</strong> <strong>de</strong> pol<strong>de</strong>r. In <strong>de</strong> zomer van 2001 volg<strong>de</strong> <strong>de</strong> gemeente Mui<strong>de</strong>n met het plan om met won<strong>in</strong>gbouw <strong>in</strong><br />

<strong>de</strong> pol<strong>de</strong>r <strong>de</strong> verdiepte aanleg van <strong>de</strong> snelweg A1 te f<strong>in</strong>ancieren. De gemeente Amsterdam stel<strong>de</strong> <strong>in</strong> <strong>de</strong> herfst van<br />

dat jaar <strong>voor</strong> om er 5.000 won<strong>in</strong>gen te bouwen. En het Rijk haal<strong>de</strong> <strong>in</strong> <strong>de</strong> reger<strong>in</strong>gsbesliss<strong>in</strong>g over <strong>de</strong> Vijf<strong>de</strong> Nota<br />

<strong>Ruimtelijke</strong> Or<strong>de</strong>n<strong>in</strong>g <strong>de</strong> Bloemendalerpol<strong>de</strong>r uit het beschermen<strong>de</strong> planologische regime van het Groene Hart.<br />

De grondprijzen zijn zeer sterk gestegen zodra <strong>de</strong> bouwplannen van <strong>de</strong> overhe<strong>de</strong>n bekend raakten. In november<br />

2000 was m<strong>in</strong><strong>de</strong>r dan 20 hectare <strong>in</strong> han<strong>de</strong>n van projectontwikkelaars, <strong>in</strong> maart 2002 lag het areaal boven <strong>de</strong><br />

60, en <strong>in</strong> januari 2003 op 160 hectare, ongeveer <strong>de</strong> helft van <strong>de</strong> Bloemendalerpol<strong>de</strong>r. Projectontwikkelaars<br />

reageer<strong>de</strong>n direct op overheidsbesliss<strong>in</strong>gen, terwijl <strong>de</strong> gemeenten zelf nog niet direct wil<strong>de</strong>n of kon<strong>de</strong>n<br />

aankopen of het <strong>voor</strong>keursrecht kon<strong>de</strong>n vestigen. Was <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> prijs per hectare die projectontwikkelaars<br />

betaal<strong>de</strong>n <strong>in</strong> 2001 nog 150.000 euro, <strong>in</strong> 2003 schommel<strong>de</strong> die tussen <strong>de</strong> 230.000 en 500.000 euro. Dit is vijftot<br />

tienmaal hoger dan <strong>de</strong> agrarische gebruikswaar<strong>de</strong>. Door ‘schaduwwerk<strong>in</strong>g’ is het recreatiegroen dat was<br />

gepland onbetaalbaar gewor<strong>de</strong>n.<br />

Figuur 2.23 laat <strong>de</strong> grondposities zien van onroerendgoedhan<strong>de</strong>laars en beleggers <strong>in</strong> <strong>de</strong> Bloemendalerpol<strong>de</strong>r.<br />

Deze waren <strong>in</strong> 2004 opvallend talrijker dan <strong>in</strong> het overige <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> Rijksbufferzone Amstelland-Vechtstreek<br />

(De Regt 2004).<br />

Figuur 2.23<br />

Verhan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> percelen <strong>in</strong> Rijksbufferzone Amstelland-Vechtstreek, 1998 – medio 2003<br />

Verhan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> percelen<br />

Rijksbufferzones<br />

Bron: De Regt (2004)<br />

De grondposities van onroerendgoedhan<strong>de</strong>laars en beleggers <strong>in</strong> <strong>de</strong> Bloemendalerpol<strong>de</strong>r waren <strong>in</strong> 2004 opvallend talrijker dan <strong>in</strong> het overige <strong>de</strong>el<br />

van <strong>de</strong> Rijksbufferzone Amstelland-Vechtstreek.<br />

2.7.4 <strong>Ruimtelijke</strong> effecten van ontwikkel<strong>in</strong>gen <strong>in</strong><br />

<strong>de</strong> landbouw<br />

Een studie van Alterra (Agricola 2010) on<strong>de</strong>rscheidt erfen<br />

perceelsgerelateer<strong>de</strong> effecten op het landschap.<br />

Erfgerelateer<strong>de</strong> effecten hebben betrekk<strong>in</strong>g op <strong>de</strong><br />

veran<strong>de</strong>r<strong>in</strong>gen die zich afspelen op <strong>de</strong> agrarische erven.<br />

Het gaat <strong>voor</strong>al om <strong>de</strong> <strong>in</strong>vloed van grotere<br />

bedrijfsgebouwen en on<strong>de</strong>rsteunen<strong>de</strong> <strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen op<br />

<strong>de</strong> erven. Landschappelijke effecten die daarmee<br />

samenhangen zijn verdicht<strong>in</strong>g van het landschap en het<br />

verspreid <strong>in</strong> buitengebied ontstaan van <strong>in</strong>dustriële<br />

agrocomplexen. An<strong>de</strong>rzijds zijn er effecten op het<br />

landschap van bedrijven die stoppen en een an<strong>de</strong>re, nietagrarische<br />

functie krijgen. Door functiemeng<strong>in</strong>g verliezen<br />

erven hun agrarische karakter (figuur 2.24, kaart 1).<br />

Perceelsgerelateer<strong>de</strong> effecten op het landschap zijn <strong>de</strong><br />

50 | <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> <strong>beeld</strong>. Achtergron<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> Ex-ante evaluatie Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte


twee<br />

Figuur 2.24<br />

Landschappelijke effecten van ontwikkel<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> <strong>de</strong> landbouw<br />

Kaart 1<br />

Legenda kaart 1<br />

Schaalvergrot<strong>in</strong>g grondgebon<strong>de</strong>n land- en tu<strong>in</strong>bouw<br />

Schaalvergrot<strong>in</strong>g <strong>in</strong>tensieve veehou<strong>de</strong>rij<br />

Schaalvergrot<strong>in</strong>g glastu<strong>in</strong>bouw<br />

Functiemeng<strong>in</strong>g door verbred<strong>in</strong>g<br />

Functiemeng<strong>in</strong>g door bedrijfsbeë<strong>in</strong>dig<strong>in</strong>g<br />

Legenda kaart 2 en 3<br />

Kwetsbare openheid<br />

Kle<strong>in</strong>schalige structuur<br />

Kwetsbare verkavel<strong>in</strong>g<br />

Verpaard<strong>in</strong>g<br />

Agrarisch natuurbeheer<br />

W<strong>in</strong>dmolens<br />

Veel teelton<strong>de</strong>rsteunen<strong>de</strong> <strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen<br />

Meer koeien op stal<br />

Toename snijmais<br />

Toename boomkwekerijen<br />

Verschuiv<strong>in</strong>g van akkerbouw naar grasland<br />

Kaart 2<br />

Kaart 3<br />

Bron: Agricola et al. (2010)<br />

veran<strong>de</strong>r<strong>in</strong>gen die zich <strong>voor</strong>doen op <strong>de</strong> land- en<br />

tu<strong>in</strong>bouwgron<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> percelen buiten het agrarische erf.<br />

Perceelsgerelateer<strong>de</strong> effecten spelen <strong>voor</strong><br />

grondgebon<strong>de</strong>n landbouwbedrijven,<br />

vollegrondstu<strong>in</strong>bouw en blijven<strong>de</strong> teeltbedrijven. Vooral<br />

bij <strong>de</strong> perceelsgerelateer<strong>de</strong> effecten is <strong>de</strong> schaal van het<br />

landschap van belang (figuur 2.24, kaart 2 en 3).<br />

2.7.5 Behoud van veenwei<strong>de</strong>n<br />

Vooral wat betreft <strong>de</strong> <strong>in</strong>ternationaal belangrijke<br />

veengebie<strong>de</strong>n doet zich <strong>de</strong> keuze <strong>voor</strong> of <strong>de</strong> landbouw <strong>in</strong><br />

alle regio’s <strong>de</strong> primaire functie blijft of dat er een<br />

regionale differentiatie wordt aangebracht. Verschillen<strong>de</strong><br />

on<strong>de</strong>rzoeken wijzen uit dat <strong>de</strong> verhoud<strong>in</strong>g tussen kosten<br />

en baten niet vanzelfsprekend gunstig uitvalt <strong>voor</strong> het<br />

huidige landbouwkundig gebruik (zij bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> Bos &<br />

Vogelenzang 2010). Als <strong>de</strong> moeilijk te monetariseren<br />

natuurwaar<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> effecten op het verm<strong>in</strong><strong>de</strong>ren van <strong>de</strong><br />

<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> en beleidsimplicaties | 51


twee<br />

Figuur 2.25<br />

Vrijetijdsactiviteiten, 2008 – 2009<br />

Buitenrecreatie<br />

Zelf sporten<br />

Recreatief w<strong>in</strong>kelen<br />

Uitgaan<br />

Overige hobby, verenig<strong>in</strong>gsactiviteiten en cursussen<br />

Attracties<br />

Waterrecreatie en -sport<br />

Evenementen<br />

Cultuur<br />

Sportwedstrij<strong>de</strong>n<br />

Wellness / beauty / ontspann<strong>in</strong>g<br />

0 200 400 600 800 1000<br />

miljoen <strong>in</strong>woners<br />

Bron: Agricola et al. (2010)<br />

Buitenrecreatie is <strong>de</strong> belangrijkste vrijetijdsactiviteit.<br />

broeikasgasemissies wor<strong>de</strong>n meegewogen, komen ook<br />

beheerstrategieën met hogere waterpeilen, verbre<strong>de</strong><br />

landbouw en ger<strong>in</strong>gere bo<strong>de</strong>mdal<strong>in</strong>g <strong>in</strong> <strong>beeld</strong>. Uitgaan<strong>de</strong><br />

van een gebiedsgedifferentieer<strong>de</strong> aanpak waar<strong>in</strong><br />

reken<strong>in</strong>g wordt gehou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> ontwikkel<strong>in</strong>gsricht<strong>in</strong>g<br />

van <strong>de</strong> landbouw, zou<strong>de</strong>n op langere termijn <strong>in</strong> het<br />

noor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> meestal dunne veenpakketten groten<strong>de</strong>els<br />

verdwijnen, maar zou<strong>de</strong>n <strong>in</strong> het westen, waar <strong>de</strong> dikste<br />

veenpakketten liggen (plaatselijk 5 tot 12 meter dik), <strong>de</strong><br />

ook op Europese schaal unieke veenkwaliteiten<br />

behou<strong>de</strong>n kunnen blijven (PBL 2011b).<br />

2.7.6 Het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid<br />

biedt beperkt soelaas <strong>voor</strong> publieke diensten<br />

De kosten van het halen van beleidsdoelen via lever<strong>in</strong>g<br />

van publieke diensten door Ne<strong>de</strong>rlandse boeren<br />

bedragen naar schatt<strong>in</strong>g 0,7 tot 1,1 miljard euro per jaar.<br />

De kosten bestaan uit verm<strong>in</strong><strong>de</strong>r<strong>de</strong> gewasopbrengsten<br />

(doordat een <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> landbouwgrond m<strong>in</strong><strong>de</strong>r of geen<br />

productie oplevert), <strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> aanleg en <strong>in</strong>richt<strong>in</strong>g<br />

(van bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> bufferstroken langs waterlopen) en<br />

extra <strong>in</strong>zet van arbeid.<br />

Bij <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> hervorm<strong>in</strong>g van het Gemeenschappelijk<br />

Landbouwbeleid (GLB) ontstaat meer ruimte <strong>voor</strong> het<br />

vergoe<strong>de</strong>n van publieke diensten door <strong>de</strong> landbouw. Het<br />

GLB kan hier een grotere bijdrage aan leveren, maar<br />

alleen <strong>in</strong> comb<strong>in</strong>atie met an<strong>de</strong>re f<strong>in</strong>ancier<strong>in</strong>gsbronnen en<br />

beleids<strong>in</strong>strumenten. Ne<strong>de</strong>rland moet kiezen hoe het<br />

GLB-budget <strong>in</strong> <strong>de</strong> toekomst <strong>in</strong>gezet gaat wor<strong>de</strong>n (Van<br />

Zeijts et al. 2010).<br />

Momenteel ontvangt <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse landbouw jaarlijks<br />

0,9 miljard euro aan landbouwsubsidies uit <strong>de</strong> EU. Boeren<br />

krijgen <strong>de</strong> huidige <strong>in</strong>komenssteun zon<strong>de</strong>r dat ze daar<strong>voor</strong><br />

bovenwettelijke (tegen)prestaties hoeven te leveren. Het<br />

onttrekken van <strong>de</strong>ze steun leidt direct tot een dal<strong>in</strong>g van<br />

het <strong>in</strong>komen, en kan daarmee strijdig zijn met een van <strong>de</strong><br />

doelstell<strong>in</strong>gen van het GLB: een re<strong>de</strong>lijk <strong>in</strong>komen <strong>voor</strong><br />

boeren. In theorie zou<strong>de</strong>n boeren hun <strong>in</strong>komen weer op<br />

peil kunnen brengen door lever<strong>in</strong>g van betaal<strong>de</strong> publieke<br />

diensten. Maar <strong>in</strong> <strong>de</strong> praktijk verbie<strong>de</strong>n <strong>de</strong><br />

staatssteunregels van <strong>de</strong> EU dat overhe<strong>de</strong>n meer betalen<br />

aan boeren dan ze aan kosten maken <strong>voor</strong> het leveren<br />

van <strong>de</strong> diensten. Per saldo schiet een gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> boer<br />

daar niet veel mee op. Als <strong>de</strong> staatssteuntoets een<br />

ruimere betal<strong>in</strong>g zou toestaan, zou<strong>de</strong>n meer boeren<br />

diensten ten behoeve van milieu, natuur en landschap<br />

leveren (PBL 2010c).<br />

2.8 Landschap, toerisme en recreatie<br />

Welke betekenis heeft het landschap <strong>voor</strong> toerisme en recreatie?<br />

Welke landschappen zijn het meest waar<strong>de</strong>vol en gewaar<strong>de</strong>erd?<br />

Welke ruimtelijke ontwikkel<strong>in</strong>gen hebben <strong>in</strong>vloed op het<br />

landschap?<br />

2.8.1 Het belang van wan<strong>de</strong>len en fietsen<br />

Buitenrecreatie is <strong>de</strong> belangrijkste vrijetijdsactiviteit, en<br />

wan<strong>de</strong>len en fietsen zijn <strong>de</strong> belangrijkste vormen van<br />

buitenrecreatie; daarna volgen sporten en recreatief<br />

w<strong>in</strong>kelen (figuur 2.25, 2.26). Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>rs beste<strong>de</strong>n<br />

gemid<strong>de</strong>ld 3 uur per week aan wan<strong>de</strong>len, fietsen, toeren,<br />

zonnen, luieren, picknicken en watersport. Het landschap<br />

fungeert daarbij zowel als <strong>de</strong>cor van activiteiten, als<br />

ontspann<strong>in</strong>gsruimte en als object van <strong>in</strong>teresse.<br />

52 | <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> <strong>beeld</strong>. Achtergron<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> Ex-ante evaluatie Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte


twee<br />

Figuur 2.26<br />

Vrijetijdsactiviteiten buitenrecreatie, 2008 – 2009<br />

1 % 0 % 4 % Wan<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g <strong>voor</strong> plezier<br />

9 %<br />

7 %<br />

11 %<br />

48 %<br />

Fietstocht <strong>voor</strong> plezier<br />

Recreëren aan water<br />

Recreëren niet aan water<br />

Toertochtjes met <strong>de</strong> auto<br />

Toertochtjes met <strong>de</strong> motor<br />

Tocht met rondvaartboot<br />

Naar <strong>de</strong> volkstu<strong>in</strong><br />

20 %<br />

Bron: Ne<strong>de</strong>rlands Bureau <strong>voor</strong> Toerisme & Congressen (2010)<br />

Wan<strong>de</strong>len en fietsen zijn <strong>de</strong> belangrijkste vormen van buitenrecreatie.<br />

Figuur 2.27<br />

Favoriete plekken met water, groen of natuur, 2010<br />

Genoemd <strong>in</strong> steekproef<br />

Meest genoemd<br />

Genoemd<br />

Niet genoemd<br />

Bron: RUG, PBL, WUR<br />

De kuststrook, <strong>de</strong> Veluwe en Zuid-Limburg zijn <strong>de</strong> favoriete landschappen van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>rs.<br />

Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>rs waar<strong>de</strong>ren <strong>voor</strong>al landschappen met een<br />

natuurlijk karakter en een sterke historische i<strong>de</strong>ntiteit. De<br />

favoriete landschappen op nationaal niveau zijn <strong>de</strong><br />

kuststrook van wad<strong>de</strong>n tot <strong>de</strong>lta, Zuid-Limburg en <strong>de</strong><br />

Veluwe. Op regionaal en lokaal niveau zijn <strong>voor</strong>al <strong>de</strong><br />

grotere groen- en natuurgebie<strong>de</strong>n, grotere parken en<br />

plassen en meren belangrijk. Figuur 2.27 geeft hiervan<br />

een kaart<strong>beeld</strong>.<br />

2.8.2 Buitenlands toerisme en <strong>in</strong>vesteren <strong>in</strong> het<br />

Ne<strong>de</strong>rlandse landschap<br />

Het overgrote <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> buitenlandse toeristen komt<br />

uit <strong>de</strong> buurlan<strong>de</strong>n. Buiten <strong>de</strong> grote ste<strong>de</strong>n is <strong>voor</strong>al <strong>de</strong><br />

kuststrook <strong>in</strong> trek. Deze toeristen uit Duitsland, België,<br />

Frankrijk en het Verenigd Kon<strong>in</strong>krijk bezoeken Ne<strong>de</strong>rland<br />

juist ook vanwege het landschap. Niet alleen vanwege <strong>de</strong><br />

aantrekkelijkheid ervan, maar ook vanwege <strong>de</strong> goe<strong>de</strong><br />

toegankelijkheid via wan<strong>de</strong>l-, fiets- en ruiterpa<strong>de</strong>n en<br />

<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> en beleidsimplicaties | 53


twee<br />

Figuur 2.28<br />

Landschapskwaliteiten, 2007<br />

Kwaliteit<br />

Laag<br />

Hoog<br />

Bebouwd gebied <strong>in</strong> 2000<br />

Bron: Snellen et al. (2007)<br />

Pol<strong>de</strong>rlandschappen hebben <strong>de</strong> grootste landschappelijke waar<strong>de</strong>.<br />

vaarroutes. Ook <strong>in</strong> <strong>de</strong> toekomst zullen verreweg <strong>de</strong><br />

meeste toeristen uit <strong>de</strong> buurlan<strong>de</strong>n komen. Dat maakt<br />

het extra belangrijk om die <strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen goed op peil te<br />

hou<strong>de</strong>n. Gezien <strong>de</strong> motieven en <strong>voor</strong>keuren van <strong>de</strong>ze<br />

toeristen zou een ver<strong>de</strong>rgaan<strong>de</strong> <strong>in</strong>vester<strong>in</strong>g <strong>in</strong><br />

landschapsgerelateerd toerisme en <strong>de</strong> bijbehoren<strong>de</strong><br />

product-marktcomb<strong>in</strong>aties gerechtvaardigd zijn (Breman<br />

et al. 2008).<br />

2.8.3 Pol<strong>de</strong>rlandschappen zijn <strong>in</strong>ternationaal<br />

kenmerkend<br />

Volgens <strong>de</strong> Commissie Herzien<strong>in</strong>g Voorlopige Lijst<br />

Werel<strong>de</strong>rfgoed (2010) is een sterk geloof <strong>in</strong> <strong>de</strong> beheers<strong>in</strong>g<br />

van <strong>de</strong> natuur een belangrijk kenmerk van <strong>de</strong><br />

Ne<strong>de</strong>rlandse geschie<strong>de</strong>nis, en daarmee van <strong>de</strong><br />

Ne<strong>de</strong>rlandse i<strong>de</strong>ntiteit. In <strong>de</strong> selectie van <strong>voor</strong> te dragen<br />

Werel<strong>de</strong>rfgoe<strong>de</strong>ren door Ne<strong>de</strong>rland zijn <strong>in</strong> samenhang<br />

daarmee drie thema’s richt<strong>in</strong>ggevend: Ne<strong>de</strong>rland<br />

Waterland, Ne<strong>de</strong>rland als ontworpen land en Ne<strong>de</strong>rland<br />

als burgersamenlev<strong>in</strong>g. In Noordwest-Europees verband<br />

zijn <strong>voor</strong>al <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse pol<strong>de</strong>rlandschappen uniek.<br />

Zulke landschappen komen buiten Ne<strong>de</strong>rland we<strong>in</strong>ig <strong>voor</strong><br />

en als ze daar wel <strong>voor</strong>komen, speel<strong>de</strong>n Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>rs<br />

met hun kennis van waterbeheers<strong>in</strong>g een belangrijke rol<br />

als projectontwikkelaar, <strong>in</strong>genieur of kolonist. Dit geldt<br />

<strong>voor</strong>al <strong>voor</strong> <strong>de</strong> landschappen van droogmakerijen,<br />

waterl<strong>in</strong>ies, ou<strong>de</strong> zeekleipol<strong>de</strong>rs en het veenwei<strong>de</strong>gebied.<br />

Vrijwel alle droogmakerijen en waterl<strong>in</strong>ies <strong>in</strong> Noordwest-<br />

Europa liggen b<strong>in</strong>nen Ne<strong>de</strong>rland. Ook<br />

laagveenontg<strong>in</strong>n<strong>in</strong>gen met strookvormige verkavel<strong>in</strong>g en<br />

ou<strong>de</strong> zeekleipol<strong>de</strong>rs met terpen liggen <strong>voor</strong>al b<strong>in</strong>nen<br />

Ne<strong>de</strong>rland. Wanneer het landschap van Ne<strong>de</strong>rland wordt<br />

gewaar<strong>de</strong>erd op <strong>de</strong> kenmerken van <strong>in</strong>ternationale<br />

betekenis en <strong>de</strong> mate van zeldzaamheid (b<strong>in</strong>nen<br />

Ne<strong>de</strong>rland), dan blijken <strong>de</strong> hoogste landschapswaar<strong>de</strong>n<br />

nog <strong>voor</strong> te komen <strong>in</strong> het veenwei<strong>de</strong>gebied en het<br />

pol<strong>de</strong>rlandschap <strong>in</strong> <strong>de</strong> noor<strong>de</strong>lijke helft van het land<br />

(figuur 2.28).<br />

2.8.4 F<strong>in</strong>ancier<strong>in</strong>g van het beheer van<br />

landschapselementen<br />

Kle<strong>in</strong>e landschapselementen, zoals houtwallen,<br />

knotwilgenrijen en rietstroken, staan on<strong>de</strong>r druk door<br />

onvoldoen<strong>de</strong> beheer. Dit geldt <strong>voor</strong>al <strong>voor</strong> kle<strong>in</strong>e<br />

landschapselementen <strong>in</strong> bezit en beheer van<br />

landbouwbedrijven. Het <strong>voor</strong>tbestaan van <strong>de</strong>ze<br />

elementen is afhankelijk van <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n om <strong>de</strong><br />

beheeractiviteiten <strong>in</strong> te passen <strong>in</strong> <strong>de</strong> bedrijfsvoer<strong>in</strong>g.<br />

Vooral <strong>de</strong> Noor<strong>de</strong>lijke Wou<strong>de</strong>n, Oost-Ne<strong>de</strong>rland, <strong>de</strong><br />

Gel<strong>de</strong>rse Vallei, het rivierengebied en Zuid-Limburg<br />

hebben een grote opgave om <strong>de</strong>ze landschapselementen<br />

op agrarische bedrijven a<strong>de</strong>quaat te beheren (figuur<br />

2.29).<br />

In het beheer en herstel van <strong>de</strong> meest waar<strong>de</strong>volle<br />

cultuurlandschappen is bedui<strong>de</strong>nd m<strong>in</strong><strong>de</strong>r geïnvesteerd<br />

dan <strong>de</strong> geschatte f<strong>in</strong>ancier<strong>in</strong>gsbehoefte van 418 miljoen<br />

euro per jaar. Dit blijkt uit een on<strong>de</strong>rzoek van KPMG (zie<br />

Tholen et al. 2010) en uit <strong>in</strong>formatie over <strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen<br />

van het Rijk en <strong>de</strong> prov<strong>in</strong>cies.<br />

Hoewel <strong>de</strong> won<strong>in</strong>gmarkt dankzij <strong>de</strong> hoge prijzen <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />

afgelopen vijftien jaar volop ruimte had om <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />

54 | <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> <strong>beeld</strong>. Achtergron<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> Ex-ante evaluatie Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte


twee<br />

Figuur 2.29<br />

Kle<strong>in</strong>e landschapselementen <strong>in</strong> beheer bij agrariërs en particulieren, 2009<br />

Oppervlakte (% per gemeente)<br />

M<strong>in</strong><strong>de</strong>r dan 0,75<br />

0,75 – 1<br />

Meer dan 1<br />

Bron: De Jong et al. (2009)<br />

Kle<strong>in</strong>e landschapselementen vragen <strong>voor</strong>al aandacht <strong>in</strong> <strong>de</strong> Noor<strong>de</strong>lijke Wou<strong>de</strong>n, Oost-Ne<strong>de</strong>rland, <strong>de</strong> Gel<strong>de</strong>rse Vallei, het rivierengebied en Zuid-Limburg.<br />

leefomgev<strong>in</strong>g te <strong>in</strong>vesteren, zijn er nauwelijks ‘rood-<strong>voor</strong>groenmid<strong>de</strong>len’<br />

geïnvesteerd <strong>in</strong> bos- en<br />

recreatiegebie<strong>de</strong>n of <strong>in</strong> <strong>de</strong> aanleg en het on<strong>de</strong>rhoud van<br />

landschapselementen. Wat er <strong>in</strong> groen is geïnvesteerd,<br />

gebeur<strong>de</strong> <strong>in</strong> <strong>de</strong> wijk zelf: <strong>de</strong> zogenoem<strong>de</strong> b<strong>in</strong>nenplanse of<br />

lokale vereven<strong>in</strong>g. Extra <strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> het landschap<br />

zou<strong>de</strong>n lei<strong>de</strong>n tot een verhog<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> won<strong>in</strong>gprijs,<br />

waarvan het sterk <strong>de</strong> vraag is of daartoe wel <strong>de</strong> ruimte is.<br />

Gemeenten moeten vanuit <strong>de</strong> won<strong>in</strong>gbouw immers ook<br />

an<strong>de</strong>re publieke <strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen betalen, zoals<br />

<strong>in</strong>frastructuur, waterbeheer en sociale won<strong>in</strong>gbouw. Ook<br />

bouwt het Rijk <strong>de</strong> subsidies <strong>voor</strong> <strong>de</strong> aanleg van<br />

<strong>in</strong>frastructuur en het waterbeheer bij grote<br />

won<strong>in</strong>gbouwlocaties af, wat een nog groter beroep<br />

betekent op <strong>de</strong> gron<strong>de</strong>xploitatie. Bovendien blijkt <strong>de</strong><br />

bijdrage <strong>voor</strong> groen uit <strong>de</strong> won<strong>in</strong>gbouw <strong>voor</strong>al te wor<strong>de</strong>n<br />

gedragen door het hoge marktsegment, waarvan <strong>de</strong><br />

prijzen <strong>de</strong> laatste tijd sterk on<strong>de</strong>r druk staan. Tot slot is<br />

het <strong>de</strong> vraag of het re<strong>de</strong>lijk is om een <strong>de</strong>rgelijke bijdrage<br />

over alle won<strong>in</strong>gen om te slaan. Bij differentiatie <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />

bijdrage, bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> tussen won<strong>in</strong>gen b<strong>in</strong>nen bestaand<br />

ste<strong>de</strong>lijk gebied en die daarbuiten, kunnen <strong>de</strong> bedragen<br />

per won<strong>in</strong>g op <strong>de</strong> groenere locaties snel hoger wor<strong>de</strong>n<br />

(PBL 2008).<br />

2.8.5 Ontwikkel<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> het landschap<br />

Het Ne<strong>de</strong>rlandse landschap blijft ook <strong>in</strong> <strong>de</strong> (nabije)<br />

toekomst <strong>in</strong> ontwikkel<strong>in</strong>g. De belangrijkste drijven<strong>de</strong><br />

krachten zijn verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g, <strong>de</strong> aanleg van <strong>in</strong>frastructuur<br />

en schaalvergrot<strong>in</strong>g <strong>in</strong> <strong>de</strong> landbouw; figuur 2.28 geeft (op<br />

basis van paragraaf 3.3) een <strong>beeld</strong> van <strong>de</strong> mogelijke<br />

ontwikkel<strong>in</strong>gen van verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g, figuur 3.4 <strong>in</strong><br />

paragraaf 3.2.1 geeft een <strong>beeld</strong> van <strong>de</strong> nieuwe<br />

weg<strong>in</strong>frastructuur, en figuur 2.24 <strong>in</strong> paragraaf 2.7.4 van<br />

ontwikkel<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> <strong>de</strong> landbouw. Daarnaast valt ook te<br />

<strong>de</strong>nken aan energiegerelateer<strong>de</strong> ontwikkel<strong>in</strong>gen, zoals <strong>de</strong><br />

aanleg van nieuwe hoogspann<strong>in</strong>gsleid<strong>in</strong>gen,<br />

w<strong>in</strong><strong>de</strong>nergieparken op land of b<strong>in</strong>nen zichtafstand van <strong>de</strong><br />

kust en boortorens <strong>voor</strong> schaliegasw<strong>in</strong>n<strong>in</strong>g. Bij nieuwe<br />

ontwikkel<strong>in</strong>gen zullen ongetwijfeld bestaan<strong>de</strong><br />

landschappelijke waar<strong>de</strong>n verdwijnen; <strong>de</strong> uitdag<strong>in</strong>g is om<br />

tegelijkertijd nieuwe landschappelijke waar<strong>de</strong>n toe te<br />

voegen.<br />

Verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g (won<strong>in</strong>gbouw, <strong>de</strong> aanleg van werklocaties<br />

en <strong>in</strong>frastructuur) vormt, naast schaalvergrot<strong>in</strong>g <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />

grondgebon<strong>de</strong>n landbouw, een bedreig<strong>in</strong>g <strong>voor</strong><br />

historische landschapselementen als<br />

verkavel<strong>in</strong>gspatronen en ou<strong>de</strong> geulen. De opgave van een<br />

goe<strong>de</strong> geleid<strong>in</strong>g van verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g is het grootst <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />

b<strong>in</strong>nendu<strong>in</strong>rand van Den Haag tot Bergen en <strong>in</strong> <strong>de</strong> regio’s<br />

Utrecht en Amsterdam.<br />

2.8.6 Investeren <strong>in</strong> recreatieve mogelijkhe<strong>de</strong>n van<br />

ste<strong>de</strong>lijke netwerken<br />

De vraag naar recreatief fietsen en wan<strong>de</strong>len is het<br />

grootst rond <strong>de</strong> grote ste<strong>de</strong>n. Tegelijkertijd is daar ook<br />

het tekort aan groene recreatiemogelijkhe<strong>de</strong>n het<br />

grootst; <strong>de</strong> grotestadsbewoners zijn dui<strong>de</strong>lijk m<strong>in</strong><strong>de</strong>r dan<br />

bewoners van an<strong>de</strong>re <strong>de</strong>len van Ne<strong>de</strong>rland te spreken<br />

over <strong>de</strong> variatie, <strong>de</strong> rust en <strong>de</strong> stilte van het<br />

cultuurlandschap <strong>in</strong> <strong>de</strong> nabije omgev<strong>in</strong>g (Crommentuijn<br />

et al. 2007). De mogelijkhe<strong>de</strong>n om <strong>de</strong> recreatiewaar<strong>de</strong><br />

<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> en beleidsimplicaties | 55


twee<br />

Figuur 2.30<br />

Verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>gsdruk en landschapskwaliteit<br />

Opgave bescherm<strong>in</strong>g<br />

landschapskwaliteit<br />

Hoog<br />

Beperkt<br />

Bestaand bebouwd<br />

gebied, 2003<br />

Bron: PBL<br />

Vooral langs <strong>de</strong> Limes en <strong>in</strong> <strong>de</strong> Hollandse b<strong>in</strong>nendu<strong>in</strong>rand staan gebie<strong>de</strong>n met een hoge landschapskwaliteit on<strong>de</strong>r sterke verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>gsdruk; als maat<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>gsdruk is gebruikgemaakt van figuren 3.7 tot en met 3.12 uit hoofdstuk 3.<br />

Figuur 2.31<br />

Verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>gsdruk agrarisch cultuurlandschap, 2010 – 2040<br />

Rondom G50-ste<strong>de</strong>n met<br />

recreatieve tekorten<br />

Verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>gsdruk <strong>in</strong> agrarisch<br />

cultuurlandschap<br />

Laag<br />

Hoog<br />

15-km zones<br />

Bron: PBL<br />

Invester<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> <strong>de</strong> recreatiemogelijkhe<strong>de</strong>n van cultuurlandschappen zijn <strong>voor</strong>al nodig rond <strong>de</strong> grote ste<strong>de</strong>n. Afge<strong>beeld</strong> zijn gebie<strong>de</strong>n b<strong>in</strong>nen 15 kilometer<br />

afstand van <strong>de</strong> G50-ste<strong>de</strong>n met grote recreatieve tekorten.<br />

56 | <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> <strong>beeld</strong>. Achtergron<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> Ex-ante evaluatie Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte


twee<br />

van het cultuurlandschap <strong>in</strong> <strong>de</strong>ze gebie<strong>de</strong>n te vergroten,<br />

zijn echter beperkt. Allereerst zijn grote gebie<strong>de</strong>n rond <strong>de</strong><br />

ste<strong>de</strong>n al verste<strong>de</strong>lijkt of reeds <strong>in</strong>gericht als natuur- of<br />

recreatiegebied. Daarnaast staan <strong>de</strong> cultuurlandschappen<br />

<strong>de</strong>els on<strong>de</strong>r druk van verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g, wat <strong>de</strong> versterk<strong>in</strong>g<br />

van <strong>de</strong> recreatieve waar<strong>de</strong> belemmert. Figuur 2.31 geeft<br />

een <strong>in</strong>druk van <strong>de</strong> recreatieve tekorten <strong>voor</strong> wan<strong>de</strong>len. Bij<br />

een hoge bevolk<strong>in</strong>gsgroei zullen <strong>de</strong>ze ver<strong>de</strong>r toenemen.<br />

Figuur 2.31 geeft <strong>de</strong> agrarische cultuurlandschappen weer<br />

die zijn gelegen b<strong>in</strong>nen een zone van 15 kilometer rondom<br />

(mid<strong>de</strong>l)grote ste<strong>de</strong>n met grote recreatieve tekorten.<br />

B<strong>in</strong>nen dat gebied is <strong>de</strong> verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>gsdruk aangegeven;<br />

<strong>de</strong>ze verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>gsdruk is gebaseerd op <strong>de</strong> analyse<br />

zoals die <strong>in</strong> hoofdstuk 3 is opgenomen. Gebie<strong>de</strong>n die <strong>in</strong><br />

een scenario van hoge ruimtedruk zowel on<strong>de</strong>r<br />

ongewijzigd ruimtelijk beleid als on<strong>de</strong>r een m<strong>in</strong><strong>de</strong>r<br />

restrictief beleid grote kans lopen te verste<strong>de</strong>lijken, zijn<br />

op <strong>de</strong>ze kaart weergegeven als gebie<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> hoogste<br />

verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>gsdruk. De kaart laat zien dat <strong>de</strong> ruimtelijke<br />

opgave het grootst is <strong>in</strong> het gebied tussen Den Haag-<br />

Zoetermeer en Rotterdam en <strong>de</strong> b<strong>in</strong>nenzij<strong>de</strong> van <strong>de</strong><br />

Randstad van <strong>de</strong> oostkant van Lei<strong>de</strong>n via <strong>de</strong><br />

Haarlemmermeer en <strong>de</strong> zuidkant van Amsterdam tot<br />

rond Utrecht. In <strong>de</strong>ze gebie<strong>de</strong>n liggen <strong>de</strong> meeste<br />

<strong>voor</strong>malige Rijksbufferzones.<br />

<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> en beleidsimplicaties | 57


drie<br />

<strong>Ruimtelijke</strong> gevolgen van<br />

beleidskeuzes<br />

In het vorige hoofdstuk zijn <strong>de</strong> acht belangrijkste<br />

ruimtelijke <strong>opgaven</strong> en algemene beleidsimplicaties<br />

besproken. In dit hoofdstuk gaan we <strong>in</strong> op <strong>de</strong> ruimtelijke<br />

effecten van bepaal<strong>de</strong> beleidskeuzes en gebruiken als<br />

<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> <strong>de</strong> verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g. Hierbij staat <strong>de</strong> vraag<br />

centraal waar zich verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g zou kunnen<br />

ontwikkelen on<strong>de</strong>r een meer en een m<strong>in</strong><strong>de</strong>r restrictief<br />

ruimtelijk beleid.<br />

Het ruimtelijk beleid wordt momenteel sterk<br />

ge<strong>de</strong>centraliseerd. Om <strong>de</strong> mogelijke gevolgen hiervan te<br />

kunnen <strong>in</strong>schatten, vergelijken we eerst <strong>de</strong> beleidska<strong>de</strong>rs<br />

uit <strong>de</strong> Nota Ruimte (<strong>in</strong>clusief <strong>de</strong> Nota Mobiliteit) met die van<br />

<strong>de</strong> Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (hierna Structuurvisie<br />

genoemd). Daarna volgen enkele analyses van huidige<br />

marktontwikkel<strong>in</strong>gen om <strong>de</strong> relatieve<br />

verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>gsdruk <strong>in</strong> te schatten. Vervolgens brengen<br />

we <strong>de</strong>ze druk <strong>in</strong> kaart met hulp van een mo<strong>de</strong>lbereken<strong>in</strong>g<br />

van een scenario waar<strong>in</strong> is uitgegaan van een volledige<br />

<strong>de</strong>reguler<strong>in</strong>g van beleid op alle bestuursniveaus ten<br />

opzichte van een scenario waar<strong>in</strong> is uitgegaan van<br />

<strong>voor</strong>tzett<strong>in</strong>g van het beleid uit <strong>de</strong> Nota Ruimte.<br />

3.1 Beleidsruimte <strong>voor</strong><br />

verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g <strong>in</strong> kaart gebracht<br />

Welke beleidsruimte bood <strong>de</strong> Nota Ruimte? En wat is <strong>de</strong> ruimte<br />

die het Rijk met het m<strong>in</strong><strong>de</strong>r restrictieve beleid van <strong>de</strong><br />

Structuurvisie biedt?<br />

De Structuurvisie houdt een forse koerswijzig<strong>in</strong>g <strong>in</strong> ten<br />

opzichte van <strong>de</strong> Nota Ruimte. Een groot aantal<br />

beleidscategorieën die geleid<strong>in</strong>g van verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g en<br />

bescherm<strong>in</strong>g van open ruimte en landschap ten doel<br />

had<strong>de</strong>n, zal verdwijnen. De belangrijkste veran<strong>de</strong>r<strong>in</strong>gen<br />

<strong>in</strong> het verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>gsbeleid van het Rijk zijn <strong>in</strong> tabel 3.1<br />

samengevat.<br />

Het gaat dan om het vervallen van restrictieve<br />

beleidscategorieën als <strong>de</strong> Nationale Landschappen, <strong>de</strong><br />

Rijksbufferzones, <strong>de</strong> gebie<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> Recreatie om <strong>de</strong> Stad<br />

en <strong>de</strong> Robuuste Verb<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gszones. Hier stelt het Rijk geen<br />

rand<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n meer aan verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g. Dat geldt<br />

ook <strong>voor</strong> <strong>de</strong> gebie<strong>de</strong>n die na <strong>de</strong> herijk<strong>in</strong>g geen <strong>de</strong>el meer<br />

zullen uitmaken van <strong>de</strong> Ecologische Hoofdstructuur (EHS);<br />

<strong>de</strong> te herijken EHS betreft (<strong>de</strong>len van) <strong>de</strong> EHS buiten <strong>de</strong><br />

Natura 2000-gebie<strong>de</strong>n. Ook stelt het Rijk geen doelen<br />

meer aan bun<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g en verdicht<strong>in</strong>g van verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g en<br />

voert het geen locatiebeleid meer <strong>voor</strong> bedrijven en<br />

<strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen. Tot welke ruimtelijke ontwikkel<strong>in</strong>gen dit<br />

zal lei<strong>de</strong>n, hangt <strong>voor</strong> een groot <strong>de</strong>el af van het beleid van<br />

prov<strong>in</strong>cies en gemeenten.<br />

58 | <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> <strong>beeld</strong>. Achtergron<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> Ex-ante evaluatie Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte


drie<br />

Tabel 3.1<br />

Belangrijkste verschillen tussen <strong>de</strong> Nota Ruimte/Nota Mobiliteit en <strong>de</strong> Structuurvisie<br />

Verschil Nota Ruimte/Nota Mobiliteit Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte<br />

Ruimtelijk-economische structuur<br />

Mobiliteitskwaliteit<br />

Gezon<strong>de</strong> en veilige leefomgev<strong>in</strong>g<br />

Aanpak en <strong>in</strong>strumenten<br />

• Bun<strong>de</strong>l<strong>in</strong>gsbeleid<br />

• Verdicht<strong>in</strong>gsbeleid<br />

• Locatiebeleid <strong>voor</strong> bedrijven en<br />

<strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen<br />

• Ste<strong>de</strong>lijke netwerken<br />

• Basiskwaliteit<br />

• Ste<strong>de</strong>lijke herstructurer<strong>in</strong>g<br />

• Rijksbufferzones, recreatie om <strong>de</strong> stad<br />

• Concentratie <strong>in</strong>tensieve landbouw<br />

• Knelpuntenbena<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g<br />

• Sectoraal vervoerssysteem staat centraal<br />

• Kilometerheff<strong>in</strong>g<br />

• Locatiebeleid<br />

EHS<br />

• Nationale Landschappen<br />

• Specifieke aandacht <strong>voor</strong> Noordzee,<br />

Wad<strong>de</strong>nzee en IJsselmeer<br />

• SER-lad<strong>de</strong>r <strong>voor</strong> bedrijventerre<strong>in</strong>en<br />

• Handhav<strong>in</strong>g doorwerk<strong>in</strong>g <strong>in</strong><br />

bestemm<strong>in</strong>gsplannen<br />

• Topsectoren<br />

• Drie ste<strong>de</strong>lijke regio’s<br />

• Lad<strong>de</strong>r <strong>voor</strong> duurzame verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g<br />

• Olympische Spelen<br />

• Prioritaire regio’s en<br />

achterlandverb<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen<br />

• Bereikbaarheids<strong>in</strong>dicator<br />

• Dunbevolkte gebie<strong>de</strong>n geen traditioneel<br />

openbaar vervoer<br />

• Herijkte EHS<br />

• Genom<strong>in</strong>eer<strong>de</strong> (aanvullen<strong>de</strong>)<br />

Werel<strong>de</strong>rfgoedgebie<strong>de</strong>n<br />

• Groen-blauwe doora<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g<br />

• AmvB Ruimte<br />

• Lad<strong>de</strong>r duurzame verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g <strong>in</strong> Bro<br />

• Alleen selectief toezicht achteraf op<br />

doorwerk<strong>in</strong>g nationale belangen<br />

Bij <strong>de</strong> beleidsruimte die het Rijk on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> nota’s<br />

biedt, gaat het niet alleen om op kaart gezette ruimtelijke<br />

beleidscategorieën. Ook sectorbeleid kan ruimtelijke<br />

beperk<strong>in</strong>gen <strong>in</strong>hou<strong>de</strong>n. Het gaat daarbij <strong>voor</strong>al om <strong>de</strong><br />

ruimtelijke beperk<strong>in</strong>gen die <strong>in</strong>frastructuur (via <strong>de</strong> Wet<br />

geluidh<strong>in</strong><strong>de</strong>r) stelt aan <strong>de</strong> directe omgev<strong>in</strong>g. Deze<br />

beperk<strong>in</strong>gen zijn on<strong>de</strong>r bei<strong>de</strong> nota’s gelijk; er is uitgegaan<br />

van <strong>de</strong> huidige geluidsnormen. Nieuw beleid <strong>voor</strong><br />

normstell<strong>in</strong>g bij won<strong>in</strong>gbouw is <strong>in</strong> <strong>voor</strong>bereid<strong>in</strong>g.<br />

Een an<strong>de</strong>re sectorale <strong>in</strong>perk<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> beleidsruimte<br />

betreft het <strong>voor</strong>komen van Europees bescherm<strong>de</strong><br />

soorten buiten <strong>de</strong> Natura 2000-gebie<strong>de</strong>n. De<br />

belangrijkste hiervan (‘hotspots’) zijn op kaart gezet. Ook<br />

<strong>de</strong>ze zijn on<strong>de</strong>r bei<strong>de</strong> nota’s gelijk.<br />

Figuur 3.1 en 3.2 geven aan waar het Rijk – <strong>in</strong> <strong>de</strong> huidige<br />

situatie on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> Nota Ruimte (3.1) en bij m<strong>in</strong><strong>de</strong>r restrictief<br />

beleid zoals <strong>voor</strong>gesteld <strong>in</strong> <strong>de</strong> Structuurvisie (3.2) –<br />

rand<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n stelt aan <strong>de</strong> ontwikkel<strong>in</strong>g van nieuwe<br />

verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g; <strong>in</strong> <strong>de</strong>ze figuren is bij overlappen<strong>de</strong><br />

beleidscategorieën <strong>de</strong> categorie met <strong>de</strong> zwaarste<br />

rand<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n weergegeven. Figuur 3.3 geeft het<br />

verschil tussen bei<strong>de</strong> aan, en laat zien waar het Rijk bij<br />

een m<strong>in</strong><strong>de</strong>r restrictief beleid meer ontwikkel<strong>in</strong>gsruimte<br />

biedt. Deze laatste kaart geeft ook <strong>de</strong> begrenz<strong>in</strong>g van het<br />

bestaand bebouwd gebied aan. Het verdicht<strong>in</strong>gsdoel uit<br />

<strong>de</strong> Nota Ruimte komt met <strong>de</strong> Structuurvisie te vervallen.<br />

(Vanwege <strong>de</strong> leesbaarheid is <strong>de</strong> aanduid<strong>in</strong>g van bestaand<br />

bebouwd gebied op figuur 3.1 achterwege gelaten.)<br />

Bij een m<strong>in</strong><strong>de</strong>r restrictief beleid lijkt <strong>de</strong> kans op<br />

verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g het grootst <strong>in</strong> gebie<strong>de</strong>n nabij en tussen <strong>de</strong><br />

grote ste<strong>de</strong>n waar <strong>de</strong> restrictieve beleidscategorieën uit<br />

<strong>de</strong> Nota Ruimte komen te vervallen en <strong>de</strong> ruimtedruk groot<br />

is. Te <strong>de</strong>nken valt aan <strong>de</strong>len van <strong>de</strong> <strong>voor</strong>malige Nationale<br />

Landschappen, zoals <strong>de</strong> ran<strong>de</strong>n van het Groene Hart, het<br />

Kromme Rijngebied ten oosten van Utrecht en <strong>de</strong><br />

Veluwezoom, en <strong>voor</strong>malige Rijksbufferzones als<br />

Waterland en Amstelland ten noor<strong>de</strong>n en zui<strong>de</strong>n van<br />

Amsterdam, het gebied tussen Den Haag en Lei<strong>de</strong>n en<br />

Mid<strong>de</strong>n-Delfland tussen Den Haag en Rotterdam.<br />

De veran<strong>de</strong>r<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> beleid op rijksniveau kunnen meer<br />

ruimte <strong>voor</strong> ontwikkel<strong>in</strong>gen opleveren. Het is aan <strong>de</strong><br />

prov<strong>in</strong>cies en gemeenten om dit te bepalen. In <strong>de</strong><br />

volgen<strong>de</strong> paragrafen gaan we dieper <strong>in</strong> op <strong>de</strong> vraag wat<br />

<strong>de</strong> mogelijke gevolgen kunnen zijn.<br />

<strong>Ruimtelijke</strong> gevolgen van beleidskeuzes | 59


drie<br />

Figuur 3.1<br />

Beleidsruimte <strong>voor</strong> verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g<br />

Bij ongewijzigd beleid<br />

<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n vanuit rijksbeleid<br />

aan verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g<br />

Bun<strong>de</strong>l<strong>in</strong>gsgebie<strong>de</strong>n<br />

Har<strong>de</strong> beleidscategorieën<br />

Beperk<strong>in</strong>gen rond <strong>in</strong>frastructuur, buisleid<strong>in</strong>gen<br />

en hoogspann<strong>in</strong>gsleid<strong>in</strong>gen:<br />

contouren geluid (53dB Rijkswegen,<br />

55dB <strong>in</strong>dustrie, 65dB b<strong>in</strong>nenste<strong>de</strong>lijke<br />

wegen, 70dB buitenste<strong>de</strong>lijke wegen<br />

en spoor-wegen, 20 Ke luchtvaart),<br />

luchtkwaliteit (NO 2 40 µg, PM 10 40 µg)<br />

en externe veiligheid (10 -6 )<br />

Ruimte <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Rivier,<br />

kustfundament<br />

Natura 2000, EHS, robuuste<br />

verb<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gszones, natuurbescherm<strong>in</strong>gswetgebie<strong>de</strong>n,<br />

Rijksbufferzones, Groen<br />

om <strong>de</strong> stad (RODS)<br />

Gebie<strong>de</strong>n met concentratie<br />

aan Europees<br />

bescherm<strong>de</strong> soorten<br />

buiten Natura 2000<br />

M<strong>in</strong><strong>de</strong>r har<strong>de</strong> beleidscategorieën<br />

Beperk<strong>in</strong>gen rond <strong>in</strong>frastructuur: geluidscontouren<br />

(48dB b<strong>in</strong>nenste<strong>de</strong>lijke wegen,Rijkswegen, 50dB<br />

buitenste<strong>de</strong>lijke wegen en 55dB spoorwegen)<br />

Grondwaterbescherm<strong>in</strong>gsgebie<strong>de</strong>n, waterw<strong>in</strong>gebie<strong>de</strong>n<br />

Nationale Landschappen en Werel<strong>de</strong>rfgoed<br />

Bestaand bebouwd gebied<br />

Bron: Kuiper et al. (2009)<br />

60 | <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> <strong>beeld</strong>. Achtergron<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> Ex-ante evaluatie Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte


drie<br />

Figuur 3.2<br />

Beleidsruimte <strong>voor</strong> verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g<br />

Bij Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte<br />

<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n vanuit rijksbeleid<br />

aan verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g<br />

Bun<strong>de</strong>l<strong>in</strong>gsgebie<strong>de</strong>n<br />

Har<strong>de</strong> beleidscategorieën<br />

Beperk<strong>in</strong>gen rond <strong>in</strong>frastructuur, buisleid<strong>in</strong>gen<br />

en hoogspann<strong>in</strong>gsleid<strong>in</strong>gen:<br />

contouren geluid (53dB Rijkswegen,<br />

55dB <strong>in</strong>dustrie, 65dB b<strong>in</strong>nenste<strong>de</strong>lijke<br />

wegen, 70dB buitenste<strong>de</strong>lijke wegen<br />

en spoor-wegen, 20 Ke luchtvaart),<br />

luchtkwaliteit (NO 2 40 µg, PM 10 40 µg)<br />

en externe veiligheid (10 -6 )<br />

Ruimte <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Rivier,<br />

kustfundament<br />

Natura 2000<br />

Gebie<strong>de</strong>n met concentratie<br />

aan Europees<br />

bescherm<strong>de</strong> soorten<br />

buiten Natura 2000<br />

M<strong>in</strong><strong>de</strong>r har<strong>de</strong> beleidscategorieën<br />

Beperk<strong>in</strong>gen rond <strong>in</strong>frastructuur: geluidscontouren<br />

(48dB b<strong>in</strong>nenste<strong>de</strong>lijke wegen,Rijkswegen, 50dB<br />

buitenste<strong>de</strong>lijke wegen en 55dB spoorwegen)<br />

Grondwaterbescherm<strong>in</strong>gsgebie<strong>de</strong>n, waterw<strong>in</strong>gebie<strong>de</strong>n<br />

Te herijken EHS (<strong>in</strong>clusief Nationale Parken)<br />

Werel<strong>de</strong>rfgoed<br />

Bestaand bebouwd gebied<br />

Bron: PBL<br />

<strong>Ruimtelijke</strong> gevolgen van beleidskeuzes | 61


drie<br />

Figuur 3.3<br />

Verschilkaart beleidsruimte Nota Ruimte en Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte<br />

<strong>Ruimtelijke</strong> restricties<br />

Zowel bij bestaand (NR) als bij nieuw (SVIR) beleid<br />

Har<strong>de</strong> restricties<br />

Zachte restricties<br />

Bij nieuw beleid<br />

UNESCO Werel<strong>de</strong>rfgoed (<strong>voor</strong>gedragen)<br />

Vervallen beleid<br />

Rijksbufferzones, groen om <strong>de</strong> stad<br />

Te herijken EHS<br />

Nationale Landschappen<br />

Bun<strong>de</strong>l<strong>in</strong>gsgebie<strong>de</strong>n<br />

Verdicht<strong>in</strong>g<br />

Bron: PBL<br />

Met <strong>de</strong> Structuurvisie laat het Rijk <strong>in</strong> veel meer gebie<strong>de</strong>n verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g toe, <strong>voor</strong>al <strong>in</strong> <strong>de</strong> te vervallen Rijksbufferzones en Nationale Landschappen. (De <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />

Structuurvisie <strong>in</strong>dicatief aangegeven nieuwe hoogspann<strong>in</strong>gsverb<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen zijn op <strong>de</strong>ze kaart niet weergegeven.)<br />

62 | <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> <strong>beeld</strong>. Achtergron<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> Ex-ante evaluatie Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte


drie<br />

Figuur 3.4<br />

Agrarische grondprijs en <strong>voor</strong>ziene vierbaanswegen, 2008<br />

Agrarische grondprijs per ha<br />

(x duizend euro)<br />

35 of m<strong>in</strong><strong>de</strong>r<br />

35 – 50<br />

50 – 75<br />

75 – 100<br />

Meer dan 100<br />

Voorziene nieuwe<br />

vierbaanswegen<br />

Bestaand bebouwd gebied<br />

Bron: Kuhlman et al. (2010) (grondprijzen); MIRT en mediaberichten (nieuwe tracé’s vierbaanswegen)<br />

Enkele agrarische gebie<strong>de</strong>n b<strong>in</strong>nen en aan <strong>de</strong> buitenflank van <strong>de</strong> Randstad kennen een opvallend hoge agrarische grondprijs en veel <strong>in</strong>frastructuurplannen.<br />

3.2 Verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>gsdruk <strong>in</strong> Ne<strong>de</strong>rland<br />

Welke ruimtelijke ontwikkel<strong>in</strong>gen zou<strong>de</strong>n zich bij ongewijzigd<br />

beleid kunnen hebben <strong>voor</strong>gedaan? Naast <strong>de</strong> Nota Ruimte zou<br />

ook het beleid van an<strong>de</strong>re overhe<strong>de</strong>n en het gedrag van actoren<br />

bepalend zijn geweest.<br />

3.2.1 Agrarische grondprijzen en plannen <strong>voor</strong><br />

wegen als <strong>in</strong>dicatie van verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>gsdruk<br />

Verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g bepaalt niet alleen <strong>de</strong> ‘ro<strong>de</strong>’ grondprijs,<br />

maar ook <strong>de</strong> ‘groene’ agrarische grondprijs (Luijt et al.<br />

2003). Voor landbouwgebie<strong>de</strong>n geldt: hoe dichter bij <strong>de</strong><br />

stad, hoe hoger <strong>de</strong> agrarische grondprijs. Dit hangt <strong>de</strong>els<br />

samen met <strong>de</strong> grotere nabijheid van agrarische<br />

afzetmarkten, maar <strong>in</strong> <strong>de</strong> huidige situatie speelt <strong>de</strong><br />

verwacht<strong>in</strong>gswaar<strong>de</strong> eveneens een grote rol. Zo was <strong>de</strong><br />

agrarische grondprijs <strong>in</strong> 1998 significant hoger <strong>in</strong><br />

gebie<strong>de</strong>n die <strong>in</strong> <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> 1996-2003 een woonfunctie<br />

hebben gekregen (Van Bemmel & Kuiper 2010).<br />

Figuur 3.4 laat zien dat <strong>de</strong> agrarische grondprijs <strong>voor</strong>al<br />

hoog is rond <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>n <strong>in</strong> <strong>de</strong> Randstad en Noord-Brabant;<br />

<strong>in</strong> <strong>de</strong>ze figuur gaat het om <strong>de</strong> agrarische grondprijzen <strong>in</strong><br />

2008 op basis van <strong>in</strong>terpolatie van feitelijke<br />

grondtransacties en <strong>de</strong> <strong>voor</strong>genomen (MIRT) en <strong>in</strong><br />

discussie zijn<strong>de</strong> tracé’s <strong>voor</strong> nieuwe vierbaanswegen – <strong>de</strong><br />

capaciteitsvergrot<strong>in</strong>g van bestaan<strong>de</strong> autosnelwegen is<br />

niet weergegeven. De lagere prijzen rond <strong>de</strong> stad Utrecht<br />

zijn eveneens opvallend. Wellicht hebben daar <strong>de</strong><br />

belangrijkste grondaankopen <strong>voor</strong> grote<br />

won<strong>in</strong>gbouwlocaties al eer<strong>de</strong>r plaatsgevon<strong>de</strong>n. Hierbij<br />

geldt als kantteken<strong>in</strong>g dat bij grondprijzen sprake kan zijn<br />

van een grondprijscyclus, enigsz<strong>in</strong>s vergelijkbaar met <strong>de</strong><br />

meer beken<strong>de</strong> varkenscyclus. Na een perio<strong>de</strong> van<br />

grondprijsstijg<strong>in</strong>gen volgen dan weer prijsdal<strong>in</strong>gen (Luijt<br />

2007).<br />

Hoge grondprijzen wor<strong>de</strong>n ook aangetroffen <strong>in</strong> gebie<strong>de</strong>n<br />

met veel niet-grondgebon<strong>de</strong>n en <strong>in</strong>tensieve landbouw.<br />

Het gaat dan om gebie<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> glastu<strong>in</strong>bouw (Kampen,<br />

Venlo en <strong>in</strong> <strong>de</strong> Noordoostpol<strong>de</strong>r) en bollenteelt (ten<br />

zui<strong>de</strong>n van Den Hel<strong>de</strong>r en tussen Haarlem en Lei<strong>de</strong>n).<br />

Ook <strong>de</strong> Bommelerwaard, met champignonteelt en<br />

glastu<strong>in</strong>bouw, kent hoge grondprijzen (Van Bemmel &<br />

Kuiper 2010).<br />

De ontsluit<strong>in</strong>g van agrarische gebie<strong>de</strong>n door nieuwe<br />

autosnelwegen kan hun aantrekkelijkheid <strong>voor</strong><br />

verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g sterk vergroten. In het afgelopen<br />

<strong>de</strong>cennium nam <strong>de</strong> verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g het sterkst toe <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />

stadsrandzone <strong>in</strong> <strong>de</strong> buurt van een snelwegafslag<br />

(Hamers et al. 2009). Figuur 3.4 geeft daarom ook een<br />

<strong>beeld</strong> van <strong>de</strong> <strong>voor</strong>genomen en <strong>in</strong> discussie zijn<strong>de</strong> nieuwe<br />

wegtracé’s (m<strong>in</strong>imaal vier rijstroken, <strong>in</strong>clusief <strong>de</strong><br />

verbred<strong>in</strong>gen van twee naar vier rijstroken). Deze beslaan<br />

een lengte van circa 850 kilometer.<br />

De meeste nieuwe verb<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen met vierbaanswegen<br />

liggen <strong>in</strong> en naar <strong>de</strong> Randstad. Het gaat daarbij on<strong>de</strong>r<br />

an<strong>de</strong>re om nieuwe wegen <strong>in</strong> het Groene Hart (van noord<br />

naar zuid van Schiphol naar Zoetermeer, <strong>de</strong> noordrand<br />

van Aalsmeer naar Mijdrecht, <strong>de</strong> oostrand tussen<br />

Woer<strong>de</strong>n en Leidsche Rijn), <strong>de</strong> Bollenstreek, <strong>de</strong> prov<strong>in</strong>cie<br />

Uitrecht, het noor<strong>de</strong>lijke <strong>de</strong>ltagebied (Voorne, Hoekse<br />

<strong>Ruimtelijke</strong> gevolgen van beleidskeuzes | 63


drie<br />

Waard, West-Brabant) en <strong>in</strong> een boog van Almere via <strong>de</strong><br />

Gel<strong>de</strong>rse Vallei naar <strong>de</strong> Betuwe. We<strong>de</strong>rom opvallend is <strong>de</strong><br />

situatie rondom Utrecht: meer wegcapaciteit, maar toch<br />

relatief lage landbouwprijzen.<br />

Figuur 3.4 laat ook zien dat <strong>voor</strong>al gebie<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong><br />

buitenflank van <strong>de</strong> Randstad een opvallend hoge<br />

agrarische grondprijs hebben. Het gaat om gebie<strong>de</strong>n ten<br />

zui<strong>de</strong>n van Houten, <strong>in</strong> <strong>de</strong> Gel<strong>de</strong>rse Vallei, <strong>in</strong> het<br />

noor<strong>de</strong>lijke <strong>de</strong>ltagebied (Hoeksche Waard, Goeree-<br />

Overflakkee) en <strong>in</strong> Noord-Kennemerland (rond Alkmaar).<br />

Het is zeer <strong>de</strong>nkbaar dat <strong>de</strong>ze hoge prijzen zijn gekoppeld<br />

aan een verwacht<strong>in</strong>g van een bestemm<strong>in</strong>gsveran<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g.<br />

In <strong>de</strong>ze gebie<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> buitenflanken van <strong>de</strong> Randstad is<br />

vaak ook sprake van nieuwe vierbaanswegen. Het gaat<br />

dan om <strong>de</strong> mogelijke doortrekk<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> A30 E<strong>de</strong>-<br />

Barneveld naar enerzijds Nijkerk-Almere en an<strong>de</strong>rzijds <strong>de</strong><br />

Betuwe (A15), <strong>de</strong> doortrekk<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> A4 van Den Haag<br />

naar Rotterdam via <strong>de</strong> Hoekse Waard naar West-Brabant,<br />

<strong>de</strong> opwaar<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> N59 van het Hellegatsple<strong>in</strong> (A4)<br />

naar Schouwen-Duiveland, <strong>de</strong> mogelijke aanleg van <strong>de</strong><br />

Oranje- of Blankenburgtunnel on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> Nieuwe<br />

Waterweg, en <strong>de</strong> aanleg van <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> Coentunnel.<br />

Noord-Holland boven het Noordzeekanaal, het<br />

noor<strong>de</strong>lijke <strong>de</strong>ltagebied en <strong>de</strong> Gel<strong>de</strong>rse Vallei wor<strong>de</strong>n dan<br />

(nog) aantrekkelijker <strong>voor</strong> verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g. Als dit werkelijk<br />

plaatsv<strong>in</strong>dt, betekent dit een uitschuif van huishou<strong>de</strong>ns<br />

<strong>in</strong> <strong>de</strong> Randstad naar buiten toe.<br />

Ook b<strong>in</strong>nen <strong>de</strong> Randstad zijn er enkele gebie<strong>de</strong>n met een<br />

hoge agrarische grondprijs en veel <strong>in</strong>frastructuurplannen.<br />

Het gaat dan om <strong>de</strong> Bollenstreek, het noor<strong>de</strong>lijk <strong>de</strong>el van<br />

het Groene Hart (Aalsmeer, Mijdrecht) en het westelijk<br />

<strong>de</strong>el van het Groene Hart (Leimui<strong>de</strong>n, Alphen aan <strong>de</strong>n<br />

Rijn, Boskoop, Zoetermeer). Hier bestaan concrete<br />

plannen of <strong>voor</strong>nemens <strong>voor</strong> opwaar<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> N201<br />

(V<strong>in</strong>keveen-Mijdrecht-Aalsmeer), Rijnlandroute, N206<br />

(Haarlem-Noordwijk), N207 en N209 (Nieuw Vennep-<br />

Alphen aan <strong>de</strong>n Rijn-Zoetermeer). In <strong>de</strong>ze gebie<strong>de</strong>n van<br />

het Groene Hart lijkt <strong>de</strong> verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>gsdruk vrij groot te<br />

zijn.<br />

3.2.2 Verschuiv<strong>in</strong>g van huishou<strong>de</strong>ns tussen regio<br />

en Randstad<br />

Om een <strong>in</strong>druk te krijgen van <strong>de</strong> gevolgen van gewijzigd<br />

beleid, is <strong>in</strong> <strong>de</strong> <strong>Ruimtelijke</strong> Verkenn<strong>in</strong>gen 2011 (PBL 2011d) het<br />

beleid zoals <strong>voor</strong>genomen <strong>in</strong> <strong>de</strong> Nota Ruimte afgezet tegen<br />

een situatie waar<strong>in</strong> alle ruimtelijke restricties op<br />

won<strong>in</strong>gbouwlocaties komen te vervallen. De effecten<br />

hiervan zijn <strong>in</strong> aantallen huishou<strong>de</strong>ns per COROP-regio<br />

berekend, tegen <strong>de</strong> achtergrond van een hoge (hoog<br />

scenario) en lage economisch druk (laag scenario).<br />

In het (overigens zeer onwaarschijnlijke) geval dat alle<br />

prov<strong>in</strong>cies en gemeenten <strong>in</strong> gelijke mate <strong>de</strong> ruimtelijke<br />

beperk<strong>in</strong>gen op won<strong>in</strong>gbouwlocaties afschaffen, zal dit<br />

volgens <strong>de</strong>ze studie tot twee soorten verschuiv<strong>in</strong>gen<br />

lei<strong>de</strong>n. Ten eerste zal er een verschuiv<strong>in</strong>g tussen<br />

lands<strong>de</strong>len optre<strong>de</strong>n. Dat zal gepaard gaan met een<br />

grotere concentratie van bevolk<strong>in</strong>g en huishou<strong>de</strong>ns <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />

Randstad, ten koste van <strong>de</strong>len van <strong>de</strong> <strong>in</strong>termediaire zone<br />

en <strong>voor</strong>al van <strong>de</strong> periferie. Ten twee<strong>de</strong> zal er een<br />

verschuiv<strong>in</strong>g zijn vanuit <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>n naar <strong>de</strong> omliggen<strong>de</strong><br />

regio’s, als gevolg van <strong>de</strong> toenemen<strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n<br />

<strong>voor</strong> suburbaan wonen en <strong>de</strong> beperktere verdicht<strong>in</strong>g <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />

ste<strong>de</strong>n.<br />

In een aantal regio’s is het effect scenarioafhankelijk. In<br />

<strong>de</strong> Gel<strong>de</strong>rse Vallei is er <strong>in</strong> het lage scenario nog een lagere<br />

groei, als gevolg van een sterkere trek naar <strong>de</strong> Randstad,<br />

maar <strong>in</strong> het hoge scenario leidt m<strong>in</strong><strong>de</strong>r restrictief beleid<br />

tot een grotere suburbanisatiedruk. In Utrecht en Overig-<br />

Flevoland is het <strong>beeld</strong> juist an<strong>de</strong>rsom: m<strong>in</strong><strong>de</strong>r restrictief<br />

won<strong>in</strong>gbouwlocatiebeleid beperkt <strong>de</strong> groei <strong>in</strong> het hoge<br />

scenario en houdt meer mensen vast <strong>in</strong> het lage scenario.<br />

In dit beleidsscenario (van gewijzigd beleid) is reken<strong>in</strong>g<br />

gehou<strong>de</strong>n met een naar verwacht<strong>in</strong>g lagere verdicht<strong>in</strong>g<br />

dan bij ongewijzigd beleid, omdat b<strong>in</strong>nenste<strong>de</strong>lijk<br />

bouwen <strong>in</strong> vergelijk<strong>in</strong>g met stadsuitbreid<strong>in</strong>g nog duur<strong>de</strong>r<br />

wordt als dat laatste makkelijker is. De verm<strong>in</strong><strong>de</strong>r<strong>de</strong><br />

suburbanisatie naar centraal-Ne<strong>de</strong>rland, <strong>de</strong> <strong>in</strong>termediaire<br />

zone en zelfs daar <strong>voor</strong>bij kan wor<strong>de</strong>n verklaard doordat<br />

mensen <strong>de</strong> gewenste suburbane woonmilieus nu ook<br />

dichter bij hun werk kunnen v<strong>in</strong><strong>de</strong>n. Dit <strong>beeld</strong> komt <strong>in</strong><br />

grote lijnen overeen met het <strong>beeld</strong> uit an<strong>de</strong>re studies,<br />

zoals Ne<strong>de</strong>rland Later (MNP 2007b).<br />

Als gezegd is het uiteraard ook mogelijk dat prov<strong>in</strong>cies<br />

hun beleid ongewijzigd laten, of zelfs restrictiever maken.<br />

In dat geval zal er of we<strong>in</strong>ig veran<strong>de</strong>ren aan <strong>de</strong><br />

ontwikkel<strong>in</strong>g zoals die bij <strong>voor</strong>tzett<strong>in</strong>g van het Nota<br />

Ruimte-beleid zou zijn geweest, of zal verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g nog<br />

compacter plaatsv<strong>in</strong><strong>de</strong>n.<br />

3.3 Mo<strong>de</strong>lmatige bereken<strong>in</strong>gen van<br />

verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>gsscenario’s<br />

Welke ruimtelijke ontwikkel<strong>in</strong>gen kunnen zich <strong>voor</strong>doen als ook<br />

prov<strong>in</strong>cies en gemeenten <strong>voor</strong> een m<strong>in</strong><strong>de</strong>r restrictief beleid kiezen?<br />

De gevolgen van een gewijzigd beleid <strong>voor</strong> verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g<br />

wor<strong>de</strong>n nog dui<strong>de</strong>lijker als mogelijke<br />

verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>gslocaties op <strong>de</strong> kaart wor<strong>de</strong>n gezet. Via<br />

ruimtelijke mo<strong>de</strong>ller<strong>in</strong>g is berekend welke gebie<strong>de</strong>n,<br />

on<strong>de</strong>r het huidige ruimtelijk beleid en on<strong>de</strong>r een m<strong>in</strong><strong>de</strong>r<br />

restrictief ruimtelijk beleid, <strong>de</strong> meeste kans maken te<br />

verste<strong>de</strong>lijken.<br />

De mogelijk toekomstige ruimtelijke ontwikkel<strong>in</strong>g is <strong>voor</strong><br />

twee varianten verkend. De variant ‘Ongewijzigd beleid’<br />

gaat uit van <strong>voor</strong>tzett<strong>in</strong>g van het beleid uit <strong>de</strong> Nota Ruimte.<br />

De variant ‘M<strong>in</strong><strong>de</strong>r restrictief beleid’ betreft een situatie<br />

64 | <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> <strong>beeld</strong>. Achtergron<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> Ex-ante evaluatie Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte


drie<br />

Figuur 3.5<br />

Effect op huishou<strong>de</strong>ns van m<strong>in</strong><strong>de</strong>r restrictief won<strong>in</strong>gbouwlocatiebeleid ten opzichte van<br />

ongewijzigd beleid, 2040<br />

Laag scenario<br />

Hoog scenario<br />

%<br />

M<strong>in</strong><strong>de</strong>r dan -6<br />

-6 – -2<br />

-2 – 2<br />

2 – 6<br />

6 – 10<br />

10 – 14<br />

Meer dan 14<br />

Bron: PBL (2011d)<br />

Bij een m<strong>in</strong><strong>de</strong>r restrictief woonlocatiebeleid zal het aantal huishou<strong>de</strong>ns <strong>voor</strong>al <strong>in</strong> <strong>de</strong> Randstad toenemen. B<strong>in</strong>nen <strong>de</strong> Randstad groeien <strong>de</strong> randgemeenten<br />

het meest.<br />

waar<strong>in</strong> niet alleen het Rijk, maar alle overhe<strong>de</strong>n zullen<br />

overgaan tot m<strong>in</strong><strong>de</strong>r ruimtelijke stur<strong>in</strong>g op won<strong>in</strong>gbouw<br />

(met behoud van har<strong>de</strong> milieueisen en <strong>in</strong>ternationale<br />

afspraken). Bei<strong>de</strong> varianten zijn zowel <strong>voor</strong> een situatie<br />

met een lage ruimtedruk als <strong>voor</strong> een situatie met een<br />

hoge ruimtedruk <strong>in</strong> <strong>beeld</strong> gebracht, conform <strong>de</strong><br />

huishou<strong>de</strong>nsontwikkel<strong>in</strong>g zoals die ook <strong>in</strong> het project<br />

<strong>Ruimtelijke</strong> Verkenn<strong>in</strong>g (PBL 2011d) is gehanteerd.<br />

In een eerste stap is <strong>de</strong>ze ontwikkel<strong>in</strong>g <strong>in</strong> huishou<strong>de</strong>ns<br />

vertaald <strong>in</strong> ruimteclaims. In bei<strong>de</strong> varianten is op <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong><br />

wijze tegemoetgekomen aan alle woonwensen (van<br />

centrumste<strong>de</strong>lijke tot lan<strong>de</strong>lijke woonmilieus). De<br />

ruimteclaims <strong>voor</strong> werken zijn gebaseerd op <strong>de</strong> studie<br />

Welvaart en Leefomgev<strong>in</strong>g (CPB, MNP & RPB 2006).<br />

Figuur 3.6 toont <strong>de</strong>ze ruimteclaims <strong>voor</strong> wonen en<br />

werken per COROP-regio.<br />

Een na<strong>de</strong>re ruimtelijke mo<strong>de</strong>ller<strong>in</strong>g met <strong>de</strong><br />

Ruimtescanner laat vervolgens zien waar <strong>de</strong>ze<br />

ruimteclaims b<strong>in</strong>nen <strong>de</strong> COROP-regio’s terecht zou<strong>de</strong>n<br />

kunnen komen; <strong>de</strong> Ruimtescanner is een mo<strong>de</strong>l waar<strong>in</strong><br />

op basis van een economisch evenwichtspr<strong>in</strong>cipe vraag<br />

en aanbod van verschillen<strong>de</strong> ruimtegebruiksfuncties<br />

wor<strong>de</strong>n afgewogen (zie ook Koomen 2002). Wat betreft<br />

<strong>de</strong> ruimtelijke allocatieregels, is uitgegaan van <strong>de</strong><br />

ruimtelijk trends <strong>in</strong> <strong>de</strong> afgelopen jaren, aangevuld met<br />

een <strong>in</strong>schatt<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> effectiviteit van het ruimtelijk<br />

beleid (Kuiper & Bouwman 2009). Het mogelijk<br />

toekomstige ruimtegebruik is vervolgens <strong>in</strong> kaart<br />

gebracht.<br />

Dit resulteert <strong>in</strong> kaart<strong>beeld</strong>en <strong>voor</strong> 2040. De<br />

kaart<strong>beeld</strong>en zijn constructies op basis van aannames. Ze<br />

moeten nadrukkelijk niet als <strong>voor</strong>spell<strong>in</strong>gen van<br />

toekomstige verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g wor<strong>de</strong>n gezien. De mate van<br />

waarschijnlijkheid van verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g is met<br />

kleur<strong>in</strong>tensiteiten weergegeven (Rijken & Zondag 2011).<br />

Zo is verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g op <strong>de</strong> locatie van een pijplijnplan bij<br />

een grote stad (donkergekleur<strong>de</strong> vlek van relatief<br />

beperkte omvang) waarschijnlijker dan verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g <strong>in</strong><br />

meer perifeer gelegen regio’s zon<strong>de</strong>r veel ruimtelijke<br />

restricties (lichtergekleur<strong>de</strong> vlek van grotere omvang). De<br />

omvang van <strong>de</strong> benodig<strong>de</strong> ruimte komt overeen met <strong>de</strong><br />

meest zekere (meest <strong>in</strong>tens gekleur<strong>de</strong>)<br />

legenda-eenhe<strong>de</strong>n.<br />

Figuur 3.7 laat zien dat <strong>in</strong> <strong>de</strong> variant ‘Ongewijzigd beleid’<br />

on<strong>de</strong>r een laag scenario <strong>de</strong> meeste ste<strong>de</strong>lijke uitleg<br />

terechtkomt <strong>in</strong> <strong>de</strong> <strong>voor</strong>malige bun<strong>de</strong>l<strong>in</strong>gsgebie<strong>de</strong>n. Het<br />

gaat dan <strong>voor</strong>al om gebie<strong>de</strong>n rond <strong>de</strong> grotere ste<strong>de</strong>n.<br />

<strong>Ruimtelijke</strong> gevolgen van beleidskeuzes | 65


drie<br />

Figuur 3.6<br />

Ruimteclaims wonen en werken per COROP-gebied<br />

Ongewijzigd beleid<br />

M<strong>in</strong><strong>de</strong>r restrictief beleid<br />

5000 hectare<br />

Wonen hoge druk<br />

Wonen lage druk<br />

Werken hoge druk<br />

Werken lage druk<br />

Bron: PBL<br />

On<strong>de</strong>r het lage scenario is <strong>de</strong> ruimtedruk zo laag, dat ook<br />

bij <strong>de</strong> variant ‘M<strong>in</strong><strong>de</strong>r restrictief beleid’ <strong>voor</strong>al bestaan<strong>de</strong><br />

bouwlocaties wor<strong>de</strong>n ontwikkeld. In gebie<strong>de</strong>n met<br />

relatief we<strong>in</strong>ig restricties, zoals <strong>in</strong> het noor<strong>de</strong>n van het<br />

land, is relatief veel gebied aangegeven met een evenwel<br />

beperkte kans op verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g.<br />

In <strong>de</strong> variant ‘Ongewijzigd beleid’ on<strong>de</strong>r een hoog<br />

scenario (figuur 3.8) blijft veel verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g zich b<strong>in</strong>nen<br />

<strong>de</strong> bun<strong>de</strong>l<strong>in</strong>gsgebie<strong>de</strong>n uit <strong>de</strong> Nota Ruimte ontwikkelen.<br />

Waar <strong>de</strong>ze relatief we<strong>in</strong>ig ruimte bie<strong>de</strong>n, v<strong>in</strong>dt ook<br />

verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g buiten <strong>de</strong> bun<strong>de</strong>l<strong>in</strong>gsgebie<strong>de</strong>n plaats<br />

(zoals tussen Den Haag en Zoetermeer). Daarnaast is ook<br />

verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g te zien <strong>in</strong> <strong>de</strong> Gel<strong>de</strong>rse Vallei.<br />

In <strong>de</strong> variant ‘M<strong>in</strong><strong>de</strong>r restrictief beleid’ (figuur 3.9) is ten<br />

opzichte van <strong>de</strong> variant ‘Ongewijzigd beleid’ sprake van<br />

een lager aan<strong>de</strong>el won<strong>in</strong>gbouw b<strong>in</strong>nen bestaand<br />

bebouwd gebied (verdicht<strong>in</strong>g). Bij ‘M<strong>in</strong><strong>de</strong>r restrictief<br />

beleid’ on<strong>de</strong>r een hoog scenario (figuur 3.10) is daarom<br />

ten opzichte van <strong>de</strong> variant ‘Ongewijzigd beleid’ een grote<br />

toename van nieuw bebouwd gebied te zien. Deze<br />

toename is <strong>voor</strong>al zichtbaar rond <strong>de</strong> grote ste<strong>de</strong>n, veelal<br />

<strong>in</strong> gebie<strong>de</strong>n waar<strong>voor</strong> vanuit <strong>de</strong> Nota Ruimte een restrictief<br />

beleid van kracht was (Rijksbufferzones, Nationale<br />

Landschappen). Almere groeit veel m<strong>in</strong><strong>de</strong>r dan on<strong>de</strong>r het<br />

vigeren<strong>de</strong> beleid het geval zou zijn. Opvallend is ook <strong>de</strong><br />

toename van verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>gsdruk <strong>in</strong> <strong>de</strong> Betuwe <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />

omgev<strong>in</strong>g van het knooppunt A2/A15.<br />

Figuur 3.11 en 3.12 brengen <strong>voor</strong> een laag respectievelijk<br />

hoog scenario nog eens specifiek <strong>de</strong> overeenkomsten en<br />

verschillen tussen <strong>de</strong> varianten ‘Ongewijzigd beleid’ en<br />

‘M<strong>in</strong><strong>de</strong>r restrictief beleid’ <strong>in</strong> <strong>beeld</strong>. De roodgekleur<strong>de</strong><br />

gebie<strong>de</strong>n hebben <strong>in</strong> <strong>de</strong> variant ‘Ongewijzigd beleid’ een<br />

kans op verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g, <strong>de</strong> blauwe <strong>in</strong> <strong>de</strong> variant ‘M<strong>in</strong><strong>de</strong>r<br />

restrictief beleid’. De paarsgekleur<strong>de</strong> gebie<strong>de</strong>n hebben <strong>in</strong><br />

bei<strong>de</strong> varianten een kans; <strong>de</strong>ze komen <strong>voor</strong>al <strong>voor</strong> <strong>in</strong><br />

regio’s met ook <strong>in</strong> <strong>de</strong> variant ‘Ongewijzigd beleid’ relatief<br />

we<strong>in</strong>ig restricties.<br />

Welke conclusies zijn op basis van <strong>de</strong>ze<br />

mo<strong>de</strong>lbereken<strong>in</strong>gen mogelijk? Ten eerste dat <strong>de</strong> mate<br />

van economische groei bepalend is <strong>voor</strong> <strong>de</strong> mate van<br />

verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>gsdruk. In het lage scenario zijn <strong>de</strong><br />

veran<strong>de</strong>r<strong>in</strong>gen ger<strong>in</strong>g. Ten twee<strong>de</strong> dat er veel locaties zijn<br />

die <strong>in</strong> bei<strong>de</strong> scenario’s terugkomen. Deze lijken erg<br />

aantrekkelijk <strong>voor</strong> verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g, of het gaat hier om<br />

locaties die al <strong>in</strong> <strong>de</strong> pijplijn zitten. Nogmaals; <strong>de</strong><br />

resultaten mogen niet wor<strong>de</strong>n geïnterpreteerd als een<br />

<strong>voor</strong>spell<strong>in</strong>g. De omvang en spreid<strong>in</strong>g van nieuwe<br />

verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g die uit <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>l komen zijn een directe<br />

vertal<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> gesimuleer<strong>de</strong> verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>gsdruk,<br />

gebaseerd op een aantal aannames. Deze uitkomsten<br />

bie<strong>de</strong>n waar<strong>de</strong>volle <strong>in</strong>formatie <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>de</strong>centrale<br />

overhe<strong>de</strong>n: zijn <strong>de</strong>ze locaties wenselijk, sporen ze met het<br />

beleid, waar is regionale afstemm<strong>in</strong>g nodig?<br />

66 | <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> <strong>beeld</strong>. Achtergron<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> Ex-ante evaluatie Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte


drie<br />

Figuur 3.7<br />

Waarschijnlijkheid verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g, bij ongewijzigd beleid<br />

Bij lage ruimtedruk<br />

Waarschijnlijkheid verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g<br />

Laag<br />

Hoog<br />

Har<strong>de</strong> plannen<br />

Har<strong>de</strong> restricties<br />

Bun<strong>de</strong>l<strong>in</strong>gsgebie<strong>de</strong>n<br />

COROP-gebie<strong>de</strong>n<br />

Bestaand bebouwd gebied<br />

Bron: PBL<br />

<strong>Ruimtelijke</strong> gevolgen van beleidskeuzes | 67


drie<br />

Figuur 3.8<br />

Waarschijnlijkheid verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g, bij ongewijzigd beleid<br />

Bij hoge ruimtedruk<br />

Waarschijnlijkheid verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g<br />

Laag<br />

Hoog<br />

Har<strong>de</strong> plannen<br />

Har<strong>de</strong> restricties<br />

Bun<strong>de</strong>l<strong>in</strong>gsgebie<strong>de</strong>n<br />

COROP-gebie<strong>de</strong>n<br />

Bestaand bebouwd gebied<br />

Bron: PBL<br />

68 | <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> <strong>beeld</strong>. Achtergron<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> Ex-ante evaluatie Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte


drie<br />

Figuur 3.9<br />

Waarschijnlijkheid verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g, bij m<strong>in</strong><strong>de</strong>r restrictief beleid<br />

Bij lage ruimtedruk<br />

Waarschijnlijkheid verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g<br />

Laag<br />

Hoog<br />

Har<strong>de</strong> plannen<br />

Har<strong>de</strong> restricties<br />

COROP-gebie<strong>de</strong>n<br />

Bestaand bebouwd gebied<br />

Bron: PBL<br />

<strong>Ruimtelijke</strong> gevolgen van beleidskeuzes | 69


drie<br />

Figuur 3.10<br />

Waarschijnlijkheid verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g, bij m<strong>in</strong><strong>de</strong>r restrictief beleid<br />

Bij hoge ruimtedruk<br />

Waarschijnlijkheid verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g<br />

Laag<br />

Hoog<br />

Har<strong>de</strong> plannen<br />

Har<strong>de</strong> restricties<br />

COROP-gebie<strong>de</strong>n<br />

Bestaand bebouwd gebied<br />

Bron: PBL<br />

70 | <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> <strong>beeld</strong>. Achtergron<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> Ex-ante evaluatie Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte


drie<br />

Figuur 3.11<br />

Waarschijnlijkheid verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g vergeleken<br />

Bij lage ruimtedruk<br />

Waarschijnlijkheid verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g<br />

Bij ongewijzigd beleid<br />

Hoog<br />

Laag<br />

Laag<br />

Hoog<br />

Bij m<strong>in</strong><strong>de</strong>r restrictief beleid<br />

COROP-gebie<strong>de</strong>n<br />

Bestaand bebouwd gebied<br />

Bron: PBL<br />

<strong>Ruimtelijke</strong> gevolgen van beleidskeuzes | 71


drie<br />

Figuur 3.12<br />

Waarschijnlijkheid verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g vergeleken<br />

Bij hoge ruimtedruk<br />

Waarschijnlijkheid verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g<br />

Bij ongewijzigd beleid<br />

Hoog<br />

Laag<br />

Laag<br />

Hoog<br />

Bij m<strong>in</strong><strong>de</strong>r restrictief beleid<br />

COROP-gebie<strong>de</strong>n<br />

Bestaand bebouwd gebied<br />

Bron: PBL<br />

72 | <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> <strong>beeld</strong>. Achtergron<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> Ex-ante evaluatie Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte


<strong>Ruimtelijke</strong> gevolgen van beleidskeuzes | 73


vier<br />

Bestuurlijke aspecten<br />

In dit hoofdstuk bespreken we enkele criteria die het Rijk<br />

kan hanteren om te bepalen of bepaal<strong>de</strong> ruimtelijke<br />

<strong>opgaven</strong> een zaak van strategisch-ruimtelijk beleid zijn.<br />

Tevens gaan we <strong>in</strong> dit hoofdstuk <strong>in</strong> op enkele bestuurlijke<br />

en <strong>in</strong>strumentele aspecten. Achtereenvolgend zijn dat het<br />

toe<strong>de</strong>len van taken en verantwoor<strong>de</strong>lijkhe<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong><br />

verschillen<strong>de</strong> overhe<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> beleidsruimte die<br />

<strong>in</strong>ternationale afspraken en <strong>in</strong>ternationaal beleid bie<strong>de</strong>n,<br />

<strong>de</strong> vereenvoudig<strong>in</strong>g van wet- en regelgev<strong>in</strong>g, het<br />

Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en<br />

Transport (MIRT), en <strong>de</strong> doorwerk<strong>in</strong>g en handhav<strong>in</strong>g van<br />

beleid.<br />

4.1 Criteria <strong>voor</strong> een <strong>in</strong>hou<strong>de</strong>lijke<br />

nationale ruimtelijke agenda<br />

In <strong>de</strong>ze paragraaf schetsen we enkele criteria die kunnen<br />

wor<strong>de</strong>n gebruikt om te bepalen <strong>voor</strong> welke ruimtelijke<br />

<strong>opgaven</strong> het Rijk aan zet is. De eerste groep criteria gaat<br />

over <strong>de</strong> vraag of een bepaal<strong>de</strong> ruimtelijke opgave een<br />

zaak <strong>voor</strong> <strong>de</strong> publieke sector moet zijn (van <strong>de</strong> overheid).<br />

De twee<strong>de</strong> groep criteria is behulpzaam bij <strong>de</strong> vraag of<br />

het een taak <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Rijksoverheid moet zijn (van het Rijk).<br />

De laatste groep, ten slotte, gaat over <strong>de</strong> vraag of het een<br />

taak <strong>voor</strong> strategisch-ruimtelijke plann<strong>in</strong>g moet zijn (van<br />

<strong>de</strong> ruimtelijke or<strong>de</strong>n<strong>in</strong>g).<br />

Naast <strong>de</strong> ruimtelijke <strong>opgaven</strong> zijn er an<strong>de</strong>re – meer<br />

globale – re<strong>de</strong>nen om nationaal ruimtelijk beleid te<br />

voeren. De eerste is wat <strong>in</strong> <strong>de</strong> Nota Ruimte<br />

‘systeemverantwoor<strong>de</strong>lijkheid’ wordt genoemd. De<br />

twee<strong>de</strong> betreft ruimtelijk kwaliteit. Deze re<strong>de</strong>nen wor<strong>de</strong>n<br />

apart behan<strong>de</strong>ld.<br />

Welke ruimtelijke <strong>opgaven</strong> het Rijk moet oppakken, is een<br />

politieke keuze. Het consequent toepassen van een<br />

aantal <strong>in</strong>hou<strong>de</strong>lijke criteria vanuit on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re <strong>de</strong><br />

welvaartstheorie en het subsidiariteitsbeg<strong>in</strong>sel kan<br />

helpen bij het meer systematisch beantwoor<strong>de</strong>n van <strong>de</strong>ze<br />

vraag. Vanzelfsprekend zijn daarnaast ook politieke<br />

criteria van groot belang.<br />

4.1.1 Criteria <strong>voor</strong> overheidstaak<br />

Wanneer is iets een zaak van <strong>de</strong> overheid? Aan <strong>de</strong><br />

welvaartstheorie kunnen enkele criteria wor<strong>de</strong>n ontleend<br />

die overheids<strong>in</strong>grijpen rechtvaardigen (zie bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong><br />

CPB 1997; Stiglitz 1988). Voor het ruimtelijk beleid zijn <strong>de</strong><br />

volgen<strong>de</strong> criteria het meest relevant:<br />

• onvolledige marktwerk<strong>in</strong>g; <strong>in</strong> dit geval stelt <strong>de</strong> overheid<br />

regels op om <strong>de</strong> marktwerk<strong>in</strong>g te garan<strong>de</strong>ren of<br />

verbeteren, bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> door een verbod op<br />

prijsafspraken of monopolievorm<strong>in</strong>g;<br />

• publieke goe<strong>de</strong>ren; <strong>in</strong> dit geval treedt <strong>de</strong> overheid op om<br />

maatschappelijke goe<strong>de</strong>ren te ontwikkelen (zoals<br />

wegen) of beschermen (natuur) waar<strong>in</strong> <strong>de</strong> markt niet<br />

<strong>voor</strong>ziet;<br />

• externe effecten; <strong>in</strong> dit geval corrigeert <strong>de</strong> overheid <strong>voor</strong><br />

kosten (bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> milieuh<strong>in</strong><strong>de</strong>r) die buiten <strong>de</strong><br />

prijsvorm<strong>in</strong>g vallen;<br />

74 | <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> <strong>beeld</strong>. Achtergron<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> Ex-ante evaluatie Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte


vier<br />

• coörd<strong>in</strong>atieproblemen; <strong>in</strong> dit geval helpt <strong>de</strong> overheid<br />

collectieve actieproblemen te overbruggen, zoals het<br />

<strong>voor</strong>komen van free-ri<strong>de</strong>rs-gedrag bij stadsvernieuw<strong>in</strong>g.<br />

4.1.2 Criteria <strong>voor</strong> rol Rijksoverheid<br />

Wanneer is iets een zaak van <strong>de</strong> Rijksoverheid? Hier zijn<br />

criteria te noemen vanuit bestuurskundige theorieën.<br />

Deze zijn geïnspireerd door het subsidiariteitsbeg<strong>in</strong>sel<br />

van <strong>de</strong> Europese Unie. Dit houdt <strong>in</strong> dat het optre<strong>de</strong>n van<br />

een hoger bestuursniveau legitiem is als <strong>de</strong> lagere<br />

overhe<strong>de</strong>n onvoldoen<strong>de</strong> <strong>in</strong> staat zijn om het probleem op<br />

te lossen, of als coörd<strong>in</strong>atie op een hoger schaalniveau<br />

een meerwaar<strong>de</strong> oplevert:<br />

• <strong>in</strong>ternationale verplicht<strong>in</strong>gen die het Rijk is aangegaan;<br />

bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> bij EU-afspraken <strong>voor</strong> <strong>de</strong> flora- en<br />

faunabescherm<strong>in</strong>g (Natura 2000) en het milieu<br />

(water- en luchtkwaliteit);<br />

• ruimteclaims die regio- of prov<strong>in</strong>ciegrensoverstijgend zijn;<br />

<strong>voor</strong><strong>beeld</strong>en zijn het hoofdwegennet en <strong>de</strong> Ecologische<br />

Hoofdstructuur (EHS), maar ook grootschalige<br />

projecten met grensoverschrij<strong>de</strong>n<strong>de</strong> effecten<br />

(schaalsprong Almere);<br />

• het laten ren<strong>de</strong>ren van eer<strong>de</strong>re rijks<strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen;<br />

bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> het ontmoedigen van <strong>de</strong> realisatie van<br />

won<strong>in</strong>gen en bedrijven op locaties die nieuwe<br />

<strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen van <strong>de</strong> Rijksoverheid zou<strong>de</strong>n vragen,<br />

terwijl bestaan<strong>de</strong> (rijks)<strong>in</strong>frastructuur on<strong>de</strong>rbenut<br />

blijft;<br />

• ruimtelijke functies/ruimteclaims van evi<strong>de</strong>nt belang <strong>voor</strong><br />

nationale welvaart/welzijn; waar <strong>de</strong> grens precies ligt, is<br />

niet dui<strong>de</strong>lijk aan te geven, maar het economisch<br />

belang van Schiphol en <strong>de</strong> Rotterdamse haven, en <strong>de</strong><br />

leefbaarheidsvraagstukken <strong>in</strong> Rotterdam-Zuid zijn <strong>in</strong><br />

ie<strong>de</strong>r geval goe<strong>de</strong> <strong>voor</strong><strong>beeld</strong>en.<br />

Overigens is het van belang hierbij on<strong>de</strong>rscheid te maken<br />

tussen <strong>de</strong> rol van het Rijk bij <strong>de</strong> strategische plann<strong>in</strong>g en<br />

<strong>de</strong> rol <strong>in</strong> <strong>de</strong> uitvoer<strong>in</strong>g. Bij natuur heeft het Rijk<br />

bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> een dui<strong>de</strong>lijke rol <strong>in</strong> <strong>de</strong> strategische<br />

plann<strong>in</strong>g, zeker waar het gaat om het nakomen van<br />

Europese verplicht<strong>in</strong>gen. De uitvoer<strong>in</strong>g van het<br />

natuurbeleid kan <strong>in</strong> pr<strong>in</strong>cipe geheel aan an<strong>de</strong>re<br />

overhe<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n gelaten.<br />

4.1.3 Criteria <strong>voor</strong> strategische ruimtelijke<br />

plann<strong>in</strong>g<br />

Wanneer is iets een zaak van <strong>de</strong> (nationale) strategische<br />

ruimtelijke plann<strong>in</strong>g? Een <strong>in</strong>tegrale ruimtelijke afweg<strong>in</strong>g<br />

heeft meerwaar<strong>de</strong> bij:<br />

• synergie door een gecoörd<strong>in</strong>eer<strong>de</strong> aanpak; bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong><br />

door ruimtelijke reserver<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> het ka<strong>de</strong>r van <strong>de</strong><br />

klimaatveran<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g te gebruiken <strong>voor</strong> vergrot<strong>in</strong>g van<br />

<strong>de</strong> ruimtelijke kwaliteit;<br />

• frictie tussen sectorale ruimteclaims; bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> tussen<br />

het hoofdwegennet en groene structuren; een hel<strong>de</strong>r<br />

op kaart gezette <strong>Ruimtelijke</strong> Hoofdstructuur kan hierbij<br />

behulpzaam zijn.<br />

Deze drie soorten criteria samen kunnen helpen bij <strong>de</strong><br />

politiek te beantwoor<strong>de</strong>n vraag welke ruimtelijke<br />

<strong>opgaven</strong> een zaak van nationale ruimtelijke or<strong>de</strong>n<strong>in</strong>g<br />

moeten zijn. We lichten het toepassen van <strong>de</strong>ze criteria<br />

hier toe aan <strong>de</strong> hand van twee <strong>voor</strong><strong>beeld</strong>en: omgaan met<br />

krimp en waterveiligheid.<br />

Omgaan met krimp<br />

Bij krimp lijkt er een dui<strong>de</strong>lijke overheidstaak te liggen: <strong>de</strong><br />

marktwerk<strong>in</strong>g is onvoldoen<strong>de</strong>, gezien <strong>de</strong> toekomstige<br />

mismatch tussen vraag en aanbod van won<strong>in</strong>gen. Een<br />

krimpen<strong>de</strong> bevolk<strong>in</strong>g heeft effecten op publieke<br />

goe<strong>de</strong>ren (scholen en <strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen) en daarmee op<br />

eer<strong>de</strong>re overheids<strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen. Ook zijn er<br />

coörd<strong>in</strong>atieproblemen bij het uit <strong>de</strong> markt halen van<br />

leegstaan<strong>de</strong> won<strong>in</strong>gen.<br />

Volgens <strong>de</strong> drie criteriagroepen ligt er echter geen<br />

dui<strong>de</strong>lijke <strong>in</strong>hou<strong>de</strong>lijke taak <strong>voor</strong> het Rijk: er zijn geen<br />

<strong>in</strong>ternationale afspraken op dit gebied en het is we<strong>in</strong>ig<br />

prov<strong>in</strong>ciegrensoverstijgend. Wel heeft het Rijk <strong>in</strong> het<br />

verle<strong>de</strong>n <strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen gedaan, maar het Rijk is ook niet<br />

bij machte om <strong>de</strong>ze beter te laten ren<strong>de</strong>ren bij een<br />

onvermij<strong>de</strong>lijke krimp. Het gaat ook niet om zaken die<br />

vanuit nationale welvaart/welzijn cruciaal zijn. Wel<br />

bestaat het risico dat er ongewenste beleidsconcurrentie<br />

tussen gemeenten optreedt. Het is echter <strong>in</strong> <strong>de</strong> eerste<br />

plaats aan <strong>de</strong> prov<strong>in</strong>cie dat te <strong>voor</strong>komen.<br />

Ten slotte is het onwaarschijnlijk dat een nationale<br />

ruimtelijke strategie een meerwaar<strong>de</strong> heeft om <strong>de</strong><br />

gevolgen van bevolk<strong>in</strong>gskrimp te verhelpen. Er zijn we<strong>in</strong>ig<br />

conflicteren<strong>de</strong> ruimteclaims of tra<strong>de</strong>-offs <strong>in</strong> het ged<strong>in</strong>g.<br />

Waterveiligheid<br />

Bij waterveiligheid ligt er een dui<strong>de</strong>lijke overheidstaak: er<br />

zijn grote externe effecten (slachtofferrisico’s en risico op<br />

grote economische scha<strong>de</strong>) en veiligheid is een publiek<br />

goed dat zelfs <strong>in</strong> <strong>de</strong> grondwet is verankerd. Marktpartijen<br />

kunnen <strong>de</strong> veiligheid niet waarborgen door <strong>de</strong> vele<br />

coörd<strong>in</strong>atieproblemen. Ook heeft <strong>de</strong> overheid tot<br />

dusverre aanzienlijk geïnvesteerd <strong>in</strong> het watersysteem<br />

van Ne<strong>de</strong>rland.<br />

Er ligt een dui<strong>de</strong>lijke taak <strong>voor</strong> het Rijk. De risico’s (kans x<br />

effect) van een overstrom<strong>in</strong>g vanuit <strong>de</strong> zee of <strong>de</strong> grote<br />

rivieren zijn groot. Bij overstrom<strong>in</strong>gen betreft het enorme<br />

scha<strong>de</strong>bedragen die door an<strong>de</strong>re overhe<strong>de</strong>n niet kunnen<br />

wor<strong>de</strong>n opgebracht, en herstelwerkzaamhe<strong>de</strong>n die door<br />

an<strong>de</strong>re overhe<strong>de</strong>n niet kunnen wor<strong>de</strong>n gecoörd<strong>in</strong>eerd.<br />

Overstrom<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> het economisch kerngebied van<br />

Ne<strong>de</strong>rland zou<strong>de</strong>n <strong>de</strong> nationale economie zeer scha<strong>de</strong>n.<br />

Belangrijke waterker<strong>in</strong>gen en <strong>de</strong> grote rivieren zijn<br />

prov<strong>in</strong>ciegrensoverschrij<strong>de</strong>nd. In noodgevallen kunnen<br />

regio’s tegengestel<strong>de</strong> belangen hebben.<br />

Bestuurlijke aspecten | 75


vier<br />

Omdat overstrom<strong>in</strong>gsrisico’s direct betrekk<strong>in</strong>g hebben op<br />

het b<strong>in</strong>nendijkse ruimtegebruik, ligt hier een taak van<br />

strategische ruimtelijke plann<strong>in</strong>g. De <strong>in</strong>tensiteit van het<br />

ruimtegebruik is bepalend <strong>voor</strong> het vereiste<br />

veiligheidsniveau. En bij een laag veiligheidsniveau dient<br />

een te <strong>in</strong>tensief ruimtegebruik te wor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>komen.<br />

Tegelijk zijn sectorale oploss<strong>in</strong>gen waarschijnlijk duur<strong>de</strong>r<br />

dan het comb<strong>in</strong>eren van diverse <strong>opgaven</strong> en doelen. Dit<br />

kan kosten besparen en <strong>de</strong> ruimtelijke kwaliteit<br />

aanzienlijk verhogen.<br />

4.2 Overige taken nationaal<br />

ruimtelijk beleid<br />

Naast <strong>de</strong> <strong>in</strong>hou<strong>de</strong>lijke ruimtelijke <strong>opgaven</strong> ligt er <strong>in</strong> enkele<br />

an<strong>de</strong>re – meer generieke – <strong>opgaven</strong> een noodzaak <strong>voor</strong><br />

het voeren van een nationaal ruimtelijk beleid. Die wordt<br />

<strong>in</strong> <strong>de</strong> Nota Ruimte ‘systeemverantwoor<strong>de</strong>lijkheid’<br />

genoemd. Daarnaast gaat het om het garan<strong>de</strong>ren van een<br />

fysieke basiskwaliteit <strong>in</strong> heel Ne<strong>de</strong>rland.<br />

Bij systeemverantwoor<strong>de</strong>lijkheid gaat het om het goed<br />

laten verlopen van <strong>de</strong> processen op het gebied van <strong>de</strong><br />

ruimtelijke or<strong>de</strong>n<strong>in</strong>g, ongeacht wie verantwoor<strong>de</strong>lijk is<br />

<strong>voor</strong> het resultaat of welke doelen wor<strong>de</strong>n nagestreefd.<br />

Dit kan bereikt wor<strong>de</strong>n door generieke regelgev<strong>in</strong>g maar<br />

ook door mid<strong>de</strong>l van coörd<strong>in</strong>atie en kennis- en<br />

<strong>in</strong>formatieverstrekk<strong>in</strong>g.<br />

Op sommige punten kan een <strong>de</strong>centralisatie van<br />

ruimtelijk beleid betekenen dat er meer of an<strong>de</strong>re<br />

maatregelen moeten komen om <strong>de</strong>centrale overhe<strong>de</strong>n <strong>in</strong><br />

staat te stellen zelf ruimtelijk beleid te voeren:<br />

• Juridisch <strong>in</strong>strumentarium: Er zal op rijksniveau nagedacht<br />

moeten blijven wor<strong>de</strong>n over <strong>de</strong> <strong>in</strong>richt<strong>in</strong>g van het<br />

ruimtelijke-or<strong>de</strong>n<strong>in</strong>gsstelsel b<strong>in</strong>nen het gehele stelsel<br />

van omgev<strong>in</strong>gsrecht. Hier gaat het name om <strong>de</strong> Wro,<br />

<strong>de</strong> Chw, <strong>de</strong> Wabo en <strong>de</strong> Won<strong>in</strong>gwet. Maar ook zou er<br />

nagedacht moeten wor<strong>de</strong>n over <strong>de</strong> <strong>in</strong>strumenten die<br />

<strong>de</strong>centrale overhe<strong>de</strong>n moeten helpen bij het<br />

verwezenlijken van ruimtelijke ambities, bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong><br />

ten aanzien van b<strong>in</strong>nenste<strong>de</strong>lijke herontwikkel<strong>in</strong>g. Het<br />

gaat hier <strong>voor</strong>al om het grondbeleids<strong>in</strong>strumentarium,<br />

waaron<strong>de</strong>r <strong>de</strong> af<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g gron<strong>de</strong>xploitatie van <strong>de</strong> Wro, <strong>de</strong><br />

Wet <strong>voor</strong>keursrecht gemeenten, <strong>de</strong> Onteigen<strong>in</strong>gswet,<br />

maar ook eventuele nieuwe <strong>in</strong>strumenten, zoals<br />

ste<strong>de</strong>lijke herverkavel<strong>in</strong>g, planbatenheff<strong>in</strong>g en<br />

verhan<strong>de</strong>lbare ontwikkel<strong>in</strong>gsrechten.<br />

• Bestuurlijk en f<strong>in</strong>ancieel: Bij een <strong>de</strong>centralisatie van het<br />

ruimtelijk beleid komt het vraagstuk van <strong>de</strong> f<strong>in</strong>anciële<br />

haalbaarheid van <strong>de</strong> uitvoer<strong>in</strong>g ervan aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong>.<br />

Gemeenten hebben we<strong>in</strong>ig mogelijkhe<strong>de</strong>n om zelf<br />

<strong>in</strong>komsten te generen. Zelfs <strong>de</strong> belangrijkste lokale<br />

belast<strong>in</strong>g, <strong>de</strong> OZB, is gekoppeld aan <strong>de</strong> systematiek van<br />

het Gemeentefonds, waarbij het draagkrachtpr<strong>in</strong>cipe<br />

(‘<strong>de</strong>r<strong>de</strong> aspiratieniveau’) geldt. Concreet houdt dit <strong>in</strong><br />

dat gemeenten die <strong>in</strong> staat zijn om zelf relatief veel OZB<br />

te <strong>in</strong>nen gekort wor<strong>de</strong>n op hun uitker<strong>in</strong>g uit het<br />

Gemeentefonds. De enige bron waarbij gemeenten<br />

nagenoeg volledige vrijheid hebben zijn <strong>de</strong> <strong>in</strong>komsten<br />

uit bouwgron<strong>de</strong>xploitaties. Wanneer ruimtelijk (en<br />

an<strong>de</strong>r) beleid aanstuurt op ruimtelijke verschei<strong>de</strong>nheid<br />

of ongelijkheid dan is <strong>de</strong> vraag gerechtvaardigd of <strong>de</strong><br />

on<strong>de</strong>rliggen<strong>de</strong> f<strong>in</strong>ancier<strong>in</strong>gssystematiek, gebaseerd op<br />

vereven<strong>in</strong>g, hier wel voldoen<strong>de</strong> op aansluit (RLI 2011).<br />

• Kennis: De Rijksoverheid kan vanuit <strong>de</strong><br />

systeemverantwoor<strong>de</strong>lijkheid <strong>de</strong> v<strong>in</strong>ger aan <strong>de</strong> pols<br />

hou<strong>de</strong>n wat betreft ruimtelijke ontwikkel<strong>in</strong>gen. Gezien<br />

<strong>de</strong> ruimtelijke dynamiek is het goed om periodiek <strong>de</strong><br />

keuzes ten aanzien van <strong>de</strong> beleidsverantwoor<strong>de</strong>lijkheid<br />

te herijken, op basis van kennis van ontwikkel<strong>in</strong>gen <strong>in</strong><br />

<strong>de</strong> praktijk. Taaktoe<strong>de</strong>l<strong>in</strong>gen aan overhe<strong>de</strong>n kunnen<br />

immers veran<strong>de</strong>ren, een on<strong>de</strong>rwerp dat nu van<br />

nationaal belang is, is dat wellicht over een aantal jaren<br />

niet meer, en omgekeerd. Kennis en onafhankelijke<br />

monitor<strong>in</strong>g zijn hierbij essentieel.<br />

• Fysieke basiskwaliteit: In dit geval stelt het Rijk zich<br />

verantwoor<strong>de</strong>lijk <strong>voor</strong> een m<strong>in</strong>imum kwaliteitsniveau<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> leefomgev<strong>in</strong>g. Voor een <strong>de</strong>el bestaat dit al via<br />

sectorregelgev<strong>in</strong>g (volkshuisvest<strong>in</strong>g, milieu).<br />

4.3 Doelmatig toe<strong>de</strong>len van taken en<br />

verantwoor<strong>de</strong>lijkhe<strong>de</strong>n<br />

In het regeerakkoord staat: ‘Het kab<strong>in</strong>et komt met<br />

<strong>voor</strong>stellen <strong>de</strong> ruimtelijke or<strong>de</strong>n<strong>in</strong>g meer over te laten<br />

aan prov<strong>in</strong>cies en gemeenten’ (Kab<strong>in</strong>et Rutte 2010: 30).<br />

De beleidsveran<strong>de</strong>r<strong>in</strong>gen (zie paragraaf 3.1) <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vormen een concrete<br />

uitwerk<strong>in</strong>g hiervan. De structuurvisie geeft niet precies<br />

aan hoe het <strong>voor</strong>malige rijksbeleid aan <strong>de</strong> lagere<br />

overhe<strong>de</strong>n kan wor<strong>de</strong>n overgelaten. Er zijn verschillen<strong>de</strong><br />

manieren waarop taken, bevoegdhe<strong>de</strong>n en mid<strong>de</strong>len aan<br />

an<strong>de</strong>re overhe<strong>de</strong>n kunnen wor<strong>de</strong>n overgedragen. Dit<br />

geldt ook <strong>voor</strong> <strong>de</strong> taken die verbon<strong>de</strong>n zijn met het<br />

nationale belang. Naast <strong>de</strong>centralisatie kan er sprake zijn<br />

van afstoten, privatiseren, <strong>de</strong>reguleren of beë<strong>in</strong>digen. Dit<br />

on<strong>de</strong>rscheid kan aanknop<strong>in</strong>gspunten bie<strong>de</strong>n om <strong>de</strong><br />

discussie hierover scherper en dui<strong>de</strong>lijker te voeren.<br />

4.3.1 Decentraliseren<br />

Bij <strong>de</strong>centraliseren draagt het Rijk bepaal<strong>de</strong> taken,<br />

bevoegdhe<strong>de</strong>n en/of mid<strong>de</strong>len aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re overhe<strong>de</strong>n<br />

over met <strong>de</strong> bedoel<strong>in</strong>g dat zij <strong>de</strong>ze oppakken, benutten<br />

en/of <strong>in</strong>zetten. Een <strong>voor</strong><strong>beeld</strong> is <strong>de</strong> realisatie van <strong>de</strong><br />

(herijkte) EHS, waarover <strong>de</strong> prov<strong>in</strong>cies <strong>de</strong> regie moeten<br />

voeren. In dit geval blijft het Rijk wel<br />

76 | <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> <strong>beeld</strong>. Achtergron<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> Ex-ante evaluatie Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte


vier<br />

e<strong>in</strong>dverantwoor<strong>de</strong>lijk. Decentralisatie kan via<br />

planologische regelgev<strong>in</strong>g (AMvB) wor<strong>de</strong>n geregeld, maar<br />

ook via een afspraak (convenant). Bij <strong>de</strong>centralisatie is het<br />

belangrijk dat <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re overhe<strong>de</strong>n over voldoen<strong>de</strong><br />

mid<strong>de</strong>len beschikken om <strong>de</strong> taken a<strong>de</strong>quaat te kunnen<br />

uitoefenen (RLI 2011). Daarnaast is het belangrijk dat er<br />

dui<strong>de</strong>lijke opdrachtgever-opdrachtnemersrelaties zijn,<br />

bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> via prestatieafspraken. Denk aan een<br />

afspraak om voldoen<strong>de</strong> bescherm<strong>in</strong>g te bie<strong>de</strong>n aan<br />

natuurgebie<strong>de</strong>n die <strong>de</strong>el uitmaken van Natura 2000. Dit<br />

betreft immers gebie<strong>de</strong>n waar<strong>voor</strong> <strong>in</strong>ternationale<br />

afspraken gel<strong>de</strong>n en waar<strong>voor</strong> Ne<strong>de</strong>rland als lidstaat van<br />

<strong>de</strong> EU aansprakelijk is.<br />

Bij <strong>de</strong>centraliseren (met behoud van toezicht) kan er een<br />

spann<strong>in</strong>g optre<strong>de</strong>n met het <strong>voor</strong>nemen van het kab<strong>in</strong>et<br />

dat maximaal twee bestuurslagen zich met een<br />

beleidsthema mogen bemoeien.<br />

De gevolgen van <strong>de</strong>centraliseren zijn moeilijk <strong>in</strong> te<br />

schatten. In pr<strong>in</strong>cipe kan verwacht wor<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong><br />

verschillen tussen <strong>de</strong> prov<strong>in</strong>cies <strong>in</strong> het ruimtelijk beleid en<br />

<strong>in</strong> <strong>de</strong> ruimtelijke ontwik kel<strong>in</strong>g zullen toenemen. Maar het<br />

is ook mogelijk dat prov<strong>in</strong>cies on<strong>de</strong>rl<strong>in</strong>g of b<strong>in</strong>nen het IPO<br />

afspraken maken, waardoor <strong>de</strong> verwachte toename van<br />

variatie uitblijft. Zo hebben <strong>de</strong> prov<strong>in</strong>cies bij <strong>de</strong><br />

<strong>de</strong>centralisatie van <strong>de</strong>tailhan<strong>de</strong>lsbeleid een gezamenlijke<br />

richtlijn opgesteld die sterk op het <strong>voor</strong>malige rijksbeleid<br />

leek. Bij onvoldoen<strong>de</strong> mid<strong>de</strong>len of het ontbreken van<br />

prestatieafspraken kan het gebeuren dat <strong>de</strong> <strong>in</strong>spann<strong>in</strong>gen<br />

van <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re overhe<strong>de</strong>n tekortschieten.<br />

4.3.2 Afstoten<br />

Van afstoten is sprake als <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re overhe<strong>de</strong>n vrij zijn<br />

om bepaal<strong>de</strong> taken die het Rijk niet meer <strong>voor</strong> zijn<br />

reken<strong>in</strong>g neemt al dan niet op te pakken en daar<strong>voor</strong> hun<br />

eigen bevoegdhe<strong>de</strong>n en/of mid<strong>de</strong>len <strong>in</strong> te zetten. Een<br />

<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> is <strong>de</strong> realisatie van nieuwe recreatiegebie<strong>de</strong>n<br />

rond <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>n. In dit geval resteert er geen beleid meer<br />

op rijksniveau. Afstoten lijkt op <strong>de</strong>centraliseren, maar <strong>in</strong><br />

dit geval zijn <strong>de</strong> prov<strong>in</strong>cies en <strong>de</strong> gemeenten niet verplicht<br />

om <strong>de</strong> taken op te pakken. Als <strong>de</strong>ze overhe<strong>de</strong>n <strong>de</strong> taken<br />

overnemen dan dienen zij <strong>in</strong> <strong>de</strong>ze variant zelf <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

benodig<strong>de</strong> mid<strong>de</strong>len te zorgen.<br />

Bij afstoten is nog meer dan bij <strong>de</strong>centralisatie een<br />

toename van <strong>de</strong> variëteit van het ruimtelijk beleid en <strong>de</strong><br />

ruimtelijke ontwikkel<strong>in</strong>g te verwachten. Sommige<br />

overhe<strong>de</strong>n zullen <strong>de</strong> taken immers (ge<strong>de</strong>eltelijk)<br />

overnemen, terwijl an<strong>de</strong>re ze laten liggen. Bij afstoten<br />

wordt <strong>de</strong> betekenis van <strong>de</strong> prov<strong>in</strong>cies groter dan bij <strong>de</strong><br />

an<strong>de</strong>re varianten: <strong>de</strong> ene prov<strong>in</strong>cie gaat een strakke regie<br />

voeren, terwijl <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re <strong>de</strong> gemeenten maximale<br />

vrijheid geeft. Maar ook <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze variant geldt dat het<br />

beleidslandschap niet gevarieer<strong>de</strong>r hoeft te wor<strong>de</strong>n. De<br />

an<strong>de</strong>re overhe<strong>de</strong>n kunnen er immers <strong>voor</strong> kiezen om<br />

allemaal hetzelf<strong>de</strong> beleid te voeren, bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> als zij er<br />

allemaal van afzien om bepaal<strong>de</strong> taken op zich te nemen.<br />

4.3.3 Privatiseren<br />

In het geval van privatiseren wordt an<strong>de</strong>re overhe<strong>de</strong>n<br />

opgedragen om bepaal<strong>de</strong> taken die het Rijk niet meer<br />

<strong>voor</strong> zijn reken<strong>in</strong>g neemt aan <strong>de</strong> markt over te laten. Een<br />

<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> is natuur te laten beheren door particulieren.<br />

Als taken niet meer door <strong>de</strong> publieke sector wor<strong>de</strong>n<br />

uitgevoerd, dan wil dit niet zeggen dat <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re<br />

overhe<strong>de</strong>n niets meer hoeven te doen. Zo kan het nodig<br />

zijn om belemmer<strong>in</strong>gen <strong>voor</strong> een goe<strong>de</strong> marktwerk<strong>in</strong>g<br />

weg te nemen, of om bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> een regionale<br />

ontwikkel<strong>in</strong>gsmaatschappij op te richten die er<strong>voor</strong> zorgt<br />

dat consumenten van groene diensten <strong>de</strong> producenten<br />

marktconform betalen.<br />

De effecten van privatiser<strong>in</strong>g van publieke<br />

verantwoor<strong>de</strong>lijkhe<strong>de</strong>n zijn bekend maar niet altijd<br />

<strong>voor</strong>spelbaar. Afhankelijk van het functioneren van <strong>de</strong><br />

nieuwe markt kunnen er <strong>voor</strong><strong>de</strong>len optre<strong>de</strong>n (nieuwe<br />

diensten, meer efficiëntie) of juist na<strong>de</strong>len (gebrekkige<br />

dienst verlen<strong>in</strong>g, hoge prijzen). Het gaat hierbij <strong>voor</strong>al om<br />

<strong>de</strong> vraag of er geen marktfalen optreedt, bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong><br />

door monopolievorm<strong>in</strong>g of gebrekkige transparantie<br />

(Stiglitz 1988; Van <strong>de</strong>r Wou<strong>de</strong>n 2006). Een belangrijk<br />

thema bij privatiser<strong>in</strong>g is of gemeenschappelijke waar<strong>de</strong>n<br />

overe<strong>in</strong>d gehou<strong>de</strong>n kunnen wor<strong>de</strong>n. Hier<strong>voor</strong> kunnen<br />

contracten wor<strong>de</strong>n afgesloten (<strong>de</strong>nk aan het handhaven<br />

van ‘onrendabele’ lijnen door <strong>de</strong> NS met het oog op <strong>de</strong><br />

bereikbaarheid).<br />

4.3.4 Dereguleren<br />

Bij <strong>de</strong>reguleren is het streven om regelgev<strong>in</strong>g als zodanig<br />

te verm<strong>in</strong><strong>de</strong>ren. Vaak wordt dit gedaan om ruimtelijke<br />

processen te versnellen of ruimte <strong>voor</strong> nieuwe ruimtelijke<br />

ontwikkel<strong>in</strong>g te scheppen. An<strong>de</strong>rs dan bij <strong>de</strong>centraliseren<br />

is het hierbij niet <strong>de</strong> bedoel<strong>in</strong>g dat an<strong>de</strong>re overhe<strong>de</strong>n<br />

regulerend gaan optre<strong>de</strong>n<br />

4.3.5 Beë<strong>in</strong>digen<br />

Beë<strong>in</strong>digen van overheidsbeleid wil zeggen dat een<br />

bepaald beleid wordt stopgezet op alle bestuursniveaus.<br />

Hierbij kan het gaan om het staken van het hele beleid of<br />

van bepaal<strong>de</strong> on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len (Korsten 1989). An<strong>de</strong>rs dan bij<br />

<strong>de</strong>reguleren waarbij het verm<strong>in</strong><strong>de</strong>ren van regelgev<strong>in</strong>g<br />

centraal staat, is bij beë<strong>in</strong>dig<strong>in</strong>g <strong>de</strong> <strong>in</strong>houd van het beleid<br />

<strong>de</strong> re<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> het staken van het beleid. Het beë<strong>in</strong>digen<br />

kan bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> bijzon<strong>de</strong>re beleidsmaatregelen vergen<br />

om het beleid op alle bestuursniveaus daadwerkelijk<br />

afgeschaft te krijgen, zoals een <strong>in</strong>trekk<strong>in</strong>gswet. Een<br />

<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> is het staken van <strong>de</strong> realiser<strong>in</strong>g van robuuste<br />

verb<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen tussen natuurgebie<strong>de</strong>n, waarbij het<br />

m<strong>in</strong>isterie van EL&I niet alleen wil stoppen met <strong>de</strong><br />

f<strong>in</strong>ancier<strong>in</strong>g, maar ook heeft overwogen prov<strong>in</strong>cies via<br />

een wet op te leggen hun <strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen <strong>in</strong><br />

natuurontwikkel<strong>in</strong>g te staken en <strong>de</strong> vrijkomen<strong>de</strong> grond<br />

aan particulieren (boeren) te verkopen.<br />

Bestuurlijke aspecten | 77


vier<br />

4.3.6 Het pr<strong>in</strong>cipe van twee bestuurslagen<br />

Het tweebestuurslagenpr<strong>in</strong>cipe uit het Regeerakkoord<br />

kan als uitgangspunt dienen <strong>voor</strong> het or<strong>de</strong>nen van<br />

verantwoor<strong>de</strong>lijkhe<strong>de</strong>n, maar mag niet als dogma<br />

wor<strong>de</strong>n gehanteerd. De Raad <strong>voor</strong> het Openbaar Bestuur<br />

stel<strong>de</strong> recent zelfs dat een rigi<strong>de</strong> hanter<strong>in</strong>g van het<br />

tweebestuurslagenpr<strong>in</strong>cipe een – tot mislukken<br />

gedoem<strong>de</strong> – ontkenn<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> complexe bestuurlijke en<br />

maatschappelijke realiteit vormt (Raad <strong>voor</strong> het<br />

Openbaar Bestuur 2011). Ingewikkel<strong>de</strong><br />

f<strong>in</strong>ancier<strong>in</strong>gsarrangementen zorgen bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> <strong>voor</strong><br />

een verstrengel<strong>in</strong>g van publieke organisaties op één en<br />

hetzelf<strong>de</strong> beleidsterre<strong>in</strong>. De Rijksoverheid stimuleert<br />

bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> met cof<strong>in</strong>ancier<strong>in</strong>gsconstructies dat<br />

<strong>de</strong>centrale overhe<strong>de</strong>n meebetalen aan omvangrijke<br />

<strong>in</strong>frastructurele projecten. Als gemeenten en prov<strong>in</strong>cies<br />

meebetalen, willen ze natuurlijk ook meebepalen, met<br />

complexe besluitvorm<strong>in</strong>g als gevolg (Raad <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

f<strong>in</strong>anciële verhoud<strong>in</strong>g 2010). Daarnaast lei<strong>de</strong>n <strong>in</strong>ci<strong>de</strong>nten<br />

en rampen tot een beleidsreflex van nieuwe regels en<br />

wetgev<strong>in</strong>g. Politiek en bestuur willen zich immers tot het<br />

uiterste <strong>in</strong>spannen om herhal<strong>in</strong>g te <strong>voor</strong>komen (Raad<br />

<strong>voor</strong> het Openbaar Bestuur 2011). Ook al is dit geen<br />

rechtvaardig<strong>in</strong>g <strong>voor</strong> rijksbemoeienis; <strong>de</strong>ze is daarmee<br />

wel vaak een feit.<br />

De Raad <strong>voor</strong> het Openbaar Bestuur geeft ver<strong>de</strong>r aan dat<br />

<strong>in</strong> veel gevallen <strong>de</strong> bemoeienis van meer<strong>de</strong>re<br />

bestuurslagen bij één on<strong>de</strong>rwerp nodig en<br />

onontkoombaar en zelfs gewenst is. Daarbij noemt <strong>de</strong><br />

raad specifiek het beleidsveld van <strong>de</strong> ruimtelijke<br />

or<strong>de</strong>n<strong>in</strong>g, als beleidsterre<strong>in</strong> met goe<strong>de</strong> <strong>voor</strong><strong>beeld</strong>en die<br />

het nut van een meervoudige verantwoor<strong>de</strong>lijkheid laten<br />

zien.<br />

Het pr<strong>in</strong>cipe dat maximaal twee bestuurslagen<br />

verantwoor<strong>de</strong>lijk zijn <strong>voor</strong> één on<strong>de</strong>rwerp zou tot<br />

onhoudbare situaties <strong>in</strong> <strong>de</strong> ruimtelijke or<strong>de</strong>n<strong>in</strong>g lei<strong>de</strong>n.<br />

Een strikte toepass<strong>in</strong>g zou betekenen dat prov<strong>in</strong>cies niet<br />

aan tafel mogen zitten bij grootschalige rijksprojecten<br />

zoals <strong>de</strong> Zuidas, terwijl ze belangrijk zijn <strong>voor</strong> regionale<br />

afstemm<strong>in</strong>g en programmer<strong>in</strong>g. Als <strong>de</strong> Europese<br />

Commissie als bestuurslaag zou optre<strong>de</strong>n bij<br />

gemeentelijke planvorm<strong>in</strong>g als <strong>de</strong>ze <strong>in</strong> strijd zou zijn met<br />

EU-regelgev<strong>in</strong>g, dan zou volgens het<br />

tweebestuurslagenpr<strong>in</strong>cipe noch Rijk noch prov<strong>in</strong>cie<br />

meer betrokken mogen zijn (RLI 2011). In <strong>de</strong> ruimtelijke<br />

or<strong>de</strong>n<strong>in</strong>g is het meestal juist goed om alle betrokkenen<br />

mee te nemen <strong>in</strong> het besluitvorm<strong>in</strong>gsproces, <strong>voor</strong>al aan<br />

het beg<strong>in</strong>, om het draagvlak <strong>voor</strong> ruimtelijke projecten te<br />

vergroten (zie ook Commissie Besluitvorm<strong>in</strong>g<br />

Infrastructurele Projecten 2008).<br />

4.4 Beleidsruimte b<strong>in</strong>nen<br />

<strong>in</strong>ternationale afspraken en<br />

<strong>in</strong>ternationaal beleid<br />

Het Rijk heeft tal van afspraken gemaakt en verdragen<br />

afgesloten met het buitenland. Voor het ruimtelijk beleid<br />

zijn <strong>de</strong> afspraken <strong>in</strong> EU-verband verreweg het<br />

belangrijkst. Deze zijn <strong>in</strong> veel gevallen juridisch b<strong>in</strong><strong>de</strong>nd<br />

en brengen het risico van aanzienlijke geldboetes en het<br />

opnieuw moeten doorlopen van arbeids<strong>in</strong>tensieve<br />

procedures met zich mee als ze niet wor<strong>de</strong>n nageleefd.<br />

4.4.1 EU-beleid<br />

Er zijn verschillen<strong>de</strong> soorten EU-afspraken met<br />

verschillen<strong>de</strong> doorwerk<strong>in</strong>g (Pr<strong>in</strong>cen 2007). Veror<strong>de</strong>n<strong>in</strong>gen<br />

zijn juridisch b<strong>in</strong><strong>de</strong>nd en direct toepasbaar <strong>in</strong> lidstaten<br />

(bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> regels omtrent openbare aanbested<strong>in</strong>g). Er<br />

is we<strong>in</strong>ig ruimte om hiervan af te wijken. Richtlijnen zijn<br />

ook juridisch b<strong>in</strong><strong>de</strong>nd, maar wor<strong>de</strong>n eerst omgezet <strong>in</strong><br />

nationale wetgev<strong>in</strong>g. Meestal gaat het om een<br />

resultaatverplicht<strong>in</strong>g op EU-niveau (zoals het beperken<br />

van luchtvervuil<strong>in</strong>g). De nationale regels moet zorgen dat<br />

<strong>de</strong> EU-doelstell<strong>in</strong>gen wor<strong>de</strong>n gehaald. Ka<strong>de</strong>rrichtlijnen<br />

stellen alleen algemene normen <strong>voor</strong>, die later <strong>in</strong><br />

dochterrichtlijnen wor<strong>de</strong>n uitgewerkt. Hoewel richtlijnen<br />

en ka<strong>de</strong>rrichtlijnen meer vrijheid <strong>voor</strong> lidstaten <strong>in</strong>hou<strong>de</strong>n<br />

dan veror<strong>de</strong>n<strong>in</strong>gen, is er <strong>in</strong> <strong>de</strong> praktijk maar we<strong>in</strong>ig<br />

beleidsvrijheid bij en na <strong>de</strong> implementatie ervan (Boer et<br />

al. 2010). De Europese Commissie beg<strong>in</strong>t overigens zel<strong>de</strong>n<br />

zelf een <strong>in</strong>breukprocedure; <strong>de</strong>ze komt meestal <strong>voor</strong>t uit<br />

een geschil dat <strong>voor</strong> het gerecht (Raad van State) wordt<br />

gebracht.<br />

Er zijn ook Europese afspraken die m<strong>in</strong><strong>de</strong>r zware sancties<br />

kennen. Zo kan Ne<strong>de</strong>rland subsidies mislopen als het niet<br />

wil meedoen aan bepaal<strong>de</strong> on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len van het<br />

landbouwbeleid of regiobeleid. En bij <strong>de</strong> doelstell<strong>in</strong>gen<br />

<strong>voor</strong> <strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> on<strong>de</strong>rzoek en ontwikkel<strong>in</strong>g<br />

(bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> <strong>in</strong> het ka<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> Europa 2020 Strategie)<br />

kan er sprake zijn van reputatiescha<strong>de</strong> als Ne<strong>de</strong>rland <strong>in</strong><br />

een vergelijkend on<strong>de</strong>rzoek on<strong>de</strong>r aan <strong>de</strong> lijst komt te<br />

staan.<br />

De EU-richtlijnen op milieugebied zijn het belangrijkst<br />

<strong>voor</strong> het Ne<strong>de</strong>rlandse ruimtelijk beleid. De<br />

m<strong>in</strong>imumkwaliteitseisen van richtlijnen over<br />

luchtkwaliteit, geluid, externe veiligheid en <strong>de</strong>rgelijke<br />

vergen ruimtelijke zoner<strong>in</strong>gen. Soms wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> doelen<br />

op het nationale niveau vastgesteld, zoals bij <strong>de</strong> NECrichtlijn<br />

die lan<strong>de</strong>lijke emissieplafonds <strong>voor</strong>schrijft.<br />

An<strong>de</strong>re EU-regels raken <strong>voor</strong>al het beleidsproces, zoals <strong>de</strong><br />

regels omtrent staatssteun en openbare aanbested<strong>in</strong>gen.<br />

Ne<strong>de</strong>rland is onlangs <strong>in</strong> gebreke gesteld <strong>voor</strong> een<br />

78 | <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> <strong>beeld</strong>. Achtergron<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> Ex-ante evaluatie Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte


vier<br />

verkeer<strong>de</strong> implementatie van <strong>de</strong> MER-richtlijn (TK 31755<br />

nr. 33, brief m<strong>in</strong>ister d.d. 11 november 2009).<br />

Er zijn ook richtlijnen die <strong>de</strong> ruimtelijke or<strong>de</strong>n<strong>in</strong>g direct<br />

raken. Zo verplicht <strong>de</strong> Ka<strong>de</strong>rrichtlijn Water <strong>de</strong> lidstaten om<br />

op het niveau van stroomgebie<strong>de</strong>n plannen te maken<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> waterkwaliteit. Deze plannen zijn van <strong>in</strong>vloed op<br />

<strong>de</strong> verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g, <strong>de</strong> landbouw, <strong>de</strong> natuur en <strong>de</strong>rgelijke.<br />

Als <strong>de</strong>ze plannen wor<strong>de</strong>n aangepast door veran<strong>de</strong>ren<strong>de</strong><br />

politieke omstandighe<strong>de</strong>n, dan bestaat het risico dat <strong>de</strong><br />

partners <strong>in</strong> het stroomgebied verplicht wor<strong>de</strong>n om het<br />

planproces opnieuw te doorlopen, met alle f<strong>in</strong>anciële en<br />

politieke gevolgen van dien.<br />

De Vogel- en Habitatrichtlijn heeft eveneens een sterk<br />

ruimtelijk en verplichtend karakter. De richtlijn <strong>voor</strong>ziet <strong>in</strong><br />

Europese bescherm<strong>in</strong>g van gebie<strong>de</strong>n (Natura<br />

2000-gebie<strong>de</strong>n) en soorten. De ruimtelijke impact kan<br />

groter zijn dan verwacht doordat <strong>de</strong> werk<strong>in</strong>g van <strong>de</strong><br />

richtlijn niet alleen het bescherm<strong>in</strong>gsgebied zelf betreft,<br />

maar meestal ook het omliggen<strong>de</strong> gebied<br />

(beïnvloed<strong>in</strong>gsgebied en gebie<strong>de</strong>n met bescherm<strong>de</strong><br />

soorten). Als gevolg hiervan kunnen landbouwactiviteiten<br />

wor<strong>de</strong>n beperkt en projecten <strong>voor</strong> won<strong>in</strong>g- of<br />

wegenbouw wor<strong>de</strong>n uitgesteld of stilgelegd. Zo heeft <strong>de</strong><br />

richtlijn bij IJburg <strong>voor</strong> vertrag<strong>in</strong>g gezorgd.<br />

Het plann<strong>in</strong>gsproces wordt ook direct beïnvloed via<br />

on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re <strong>de</strong> Plan-MER en <strong>de</strong> MER-richtlijnen, het<br />

verbod op staatssteun en regels omtrent openbare<br />

aanbested<strong>in</strong>g.<br />

4.4.2 Impact van verplicht<strong>in</strong>gen en beleid op<br />

varianten van takenoverdracht<br />

In het ruimtelijk dome<strong>in</strong> heeft <strong>de</strong> EU aan belang<br />

gewonnen en het Rijk aan belang verloren (Commissie<br />

Lod<strong>de</strong>rs 2008). Gezien <strong>de</strong> <strong>voor</strong>nemens van <strong>de</strong> reger<strong>in</strong>g<br />

om <strong>de</strong> ruimtelijke or<strong>de</strong>n<strong>in</strong>g meer aan prov<strong>in</strong>cies en <strong>de</strong><br />

gemeenten over te laten, zal het belang van Europa nog<br />

meer toenemen. Dit roept <strong>de</strong> vraag van welke rollen <strong>de</strong><br />

verschillen<strong>de</strong> bestuurslagen spelen bij Europees beleid<br />

dat ruimtelijk relevant is.<br />

Het Rijk blijft verantwoor<strong>de</strong>lijk <strong>voor</strong> <strong>de</strong> omzett<strong>in</strong>g van<br />

richtlijnen <strong>in</strong> nationale regelgev<strong>in</strong>g. Hier wor<strong>de</strong>n<br />

belangrijke keuzes gemaakt die <strong>de</strong> beleidsvrijheid van<br />

lagere overhe<strong>de</strong>n beïnvloe<strong>de</strong>n. In sommige gevallen<br />

voegt het Rijk extra eisen toe aan <strong>de</strong> Europese regels of<br />

scherpt het <strong>de</strong> Europese normen nog ver<strong>de</strong>r aan<br />

(‘nationale koppen’). Eenmaal omgezet <strong>in</strong> nationale<br />

wetgev<strong>in</strong>g kan het lastig zijn om die ongedaan te maken<br />

(VROM-raad 2008). De huidige reger<strong>in</strong>g is geen<br />

<strong>voor</strong>stan<strong>de</strong>r van nationale koppen en wil <strong>de</strong>ze zoveel<br />

mogelijk verwij<strong>de</strong>ren. Het is onmogelijk om <strong>de</strong>ze taak<br />

helemaal aan an<strong>de</strong>re overhe<strong>de</strong>n over te dragen omdat<br />

het een zaak is tussen <strong>de</strong> Europese Commissie en <strong>de</strong><br />

lidstaat Ne<strong>de</strong>rland.<br />

Het Rijk draagt <strong>de</strong> verantwoor<strong>de</strong>lijkheid <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

uitvoer<strong>in</strong>g van het EU-beleid en is ook <strong>in</strong> eerste <strong>in</strong>stantie<br />

<strong>de</strong> partij die het risico op f<strong>in</strong>anciële of an<strong>de</strong>re sancties<br />

loopt als het beleid niet tijdig of conform <strong>de</strong> bedoel<strong>in</strong>g<br />

van Europa wordt uitgevoerd. Dit heeft consequenties<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> varianten van takenoverdracht:<br />

• Bij <strong>de</strong>centralisatie van taken en <strong>de</strong>rgelijke waarop<br />

EU-beleid van toepass<strong>in</strong>g is, is het belangrijk dat het<br />

Rijk prestatieafspraken maakt met <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re<br />

overhe<strong>de</strong>n en toezicht houdt op <strong>de</strong> taakuitoefen<strong>in</strong>g of<br />

<strong>de</strong> f<strong>in</strong>anciële risico’s die verbon<strong>de</strong>n zijn met <strong>de</strong><br />

uitvoer<strong>in</strong>g van het Europese beleid, overdraagt aan <strong>de</strong><br />

an<strong>de</strong>re overhe<strong>de</strong>n. Het kab<strong>in</strong>et neemt zich <strong>voor</strong> dit<br />

laatste te doen met betrekk<strong>in</strong>g tot <strong>de</strong> Natura<br />

2000-gebie<strong>de</strong>n. Het Rijk loopt dan wel het risico op<br />

reputatiescha<strong>de</strong> als <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re overhe<strong>de</strong>n het EU-beleid<br />

niet a<strong>de</strong>quaat uitvoeren. En dit kan <strong>de</strong><br />

on<strong>de</strong>rhan<strong>de</strong>l<strong>in</strong>gspositie bij an<strong>de</strong>re <strong>in</strong>ternationale<br />

dossiers na<strong>de</strong>lig beïnvloe<strong>de</strong>n.<br />

• In het geval van privatiseren hangt het nakomen van <strong>de</strong><br />

<strong>in</strong>ternationale verplicht<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> private partijen af. Zij<br />

kunnen via contracten aansprakelijk wor<strong>de</strong>n gesteld<br />

<strong>voor</strong> eventuele boetes die volgen op het niet naleven<br />

van <strong>de</strong> regelgev<strong>in</strong>g. Maar dit is een risicovolle aanpak.<br />

Private partijen kunnen immers failliet gaan, waardoor<br />

<strong>de</strong> reken<strong>in</strong>g alsnog naar <strong>de</strong> overheid gaat en het Rijk<br />

met <strong>in</strong>ternationale reputatiescha<strong>de</strong> en alle gevolgen<br />

van dien te maken krijgt.<br />

• Het afstoten van rijkstaken en -bevoegdhe<strong>de</strong>n waarop<br />

het EU-beleid van toepass<strong>in</strong>g is ligt niet <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand.<br />

In dit geval zijn <strong>de</strong> prov<strong>in</strong>cies en <strong>de</strong> gemeenten immers<br />

vrij om <strong>de</strong> taken die het Rijk niet meer <strong>voor</strong> zijn<br />

reken<strong>in</strong>g neemt al dan niet op te pakken. Het risico is<br />

dan (te) groot dat het EU-beleid slechts ge<strong>de</strong>eltelijk<br />

wordt geïmplementeerd, waardoor het Rijk <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

sancties en <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re na<strong>de</strong>lige gevolgen opdraait.<br />

• Dereguleren is niet aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong> bij Europees beleid,<br />

omdat het Rijk simpelweg niet daartoe bevoegd is. Het<br />

is namelijk niet mogelijk om eenzijdig regels af te<br />

schaffen die verankerd zijn <strong>in</strong> Europese regelgev<strong>in</strong>g.<br />

• Het (geheel of ge<strong>de</strong>eltelijk) beë<strong>in</strong>digen ligt evenm<strong>in</strong> <strong>voor</strong><br />

<strong>de</strong> hand. Bij <strong>de</strong>ze variant wordt <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re overhe<strong>de</strong>n<br />

immers opgelegd om <strong>de</strong> taken die het Rijk <strong>voor</strong> zijn<br />

reken<strong>in</strong>g nam niet over te nemen.<br />

4.4.3 Aandachtpunten bij het zoeken van<br />

beleidsruimte<br />

Als het Rijk taken en bevoegdhe<strong>de</strong>n overdraagt, dan<br />

betekent dit niet altijd dat het juridisch van bepaal<strong>de</strong><br />

verplicht<strong>in</strong>gen is ontslagen. Hier dienen a<strong>de</strong>quate<br />

regel<strong>in</strong>gen <strong>voor</strong> te wor<strong>de</strong>n getroffen. Dit kan on<strong>de</strong>r meer<br />

het geval zijn bij Europese verplicht<strong>in</strong>gen. Wat betreft <strong>de</strong><br />

<strong>in</strong>ternationale afspraken en het <strong>in</strong>ternationale beleid<br />

zoekt het kab<strong>in</strong>et <strong>de</strong> grenzen op en neemt het <strong>de</strong><br />

zogenoem<strong>de</strong> koppen op <strong>de</strong> Europese regelgev<strong>in</strong>g weg. In<br />

dit verband kan het lonen om bij <strong>de</strong> EC <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n<br />

<strong>voor</strong> flexibiliteit <strong>in</strong> <strong>de</strong> uitvoer<strong>in</strong>g te verkennen. Dit geldt<br />

Bestuurlijke aspecten | 79


vier<br />

ook <strong>voor</strong> een verkenn<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> han<strong>de</strong>lwijze van lan<strong>de</strong>n<br />

die al veel taken aan an<strong>de</strong>re overhe<strong>de</strong>n hebben<br />

overgedragen. Bij taken die wor<strong>de</strong>n ge<strong>de</strong>centraliseerd en<br />

waarop het EU-beleid van toepass<strong>in</strong>g is, dient te wor<strong>de</strong>n<br />

gewaakt <strong>voor</strong> onvolledige implementatie door <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re<br />

overhe<strong>de</strong>n. Dit kan het Rijk immers geldboetes en<br />

reputatiescha<strong>de</strong> opleveren. De an<strong>de</strong>re varianten brengen<br />

<strong>in</strong> dit verband (te) grote risico’s met zich mee.<br />

Het is onmogelijk <strong>voor</strong>af <strong>de</strong> gevolgen van het niet<br />

nakomen van Europese regelgev<strong>in</strong>g te bepalen. Er is een<br />

risico op hoge boetes en het opnieuw moeten doorlopen<br />

van arbeid<strong>in</strong>tensieve procedures, maar het is onzeker of<br />

er wordt opgetre<strong>de</strong>n. Inbreukprocedures komen meestal<br />

<strong>voor</strong>t uit geschillen met <strong>de</strong>r<strong>de</strong>n en wor<strong>de</strong>n zel<strong>de</strong>n door <strong>de</strong><br />

EC zelf gestart.<br />

Rijkstaken waarop het EU-beleid van toepass<strong>in</strong>g is<br />

kunnen wor<strong>de</strong>n ge<strong>de</strong>centraliseerd. Belangrijk hierbij is<br />

om te letten op <strong>de</strong> gevolgen van het niet a<strong>de</strong>quaat<br />

implementeren van het beleid. De vraag is of <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re<br />

overhe<strong>de</strong>n <strong>de</strong> f<strong>in</strong>anciële risico’s wel kunnen dragen, of er<br />

geen gezichtsverlies <strong>voor</strong> Ne<strong>de</strong>rland optreedt en of <strong>de</strong><br />

on<strong>de</strong>rhan<strong>de</strong> l<strong>in</strong>gspositie van het Rijk bij an<strong>de</strong>re<br />

<strong>in</strong>ternationale dossiers niet wordt on<strong>de</strong>rmijnd.<br />

Wat betreft het opzoeken van <strong>de</strong> rek <strong>in</strong> het Europese<br />

beleid kan het belangrijk zijn om bij <strong>de</strong> Europese<br />

Commissie <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n en beperk<strong>in</strong>gen <strong>voor</strong><br />

flexibiliteit <strong>in</strong> <strong>de</strong> uitvoer<strong>in</strong>g van het beleid te verkennen.<br />

Het loont om dit <strong>in</strong> een vroeg stadium te doen, dus<br />

<strong>voor</strong>dat het EU-beleid is vastgesteld.<br />

4.5 Vereenvoudig<strong>in</strong>g van wet- en<br />

regelgev<strong>in</strong>g<br />

Vertrag<strong>in</strong>g <strong>in</strong> <strong>de</strong> besluitvorm<strong>in</strong>g, complexiteit van<br />

regelgev<strong>in</strong>g en het gebrek aan samenhang <strong>in</strong> het<br />

omgev<strong>in</strong>gsrecht wordt door velen gelaakt (IenM 2011c).<br />

Naar verluidt leidt het tot hoge uitvoer<strong>in</strong>gskosten, zowel<br />

<strong>in</strong> directe z<strong>in</strong> (ambtenarenuren en renteverliezen) als<br />

<strong>in</strong>directe z<strong>in</strong> (maatschappelijke kosten).<br />

4.5.1 Complexiteit samenlev<strong>in</strong>g<br />

Wat betreft <strong>de</strong> procesduur blijkt uit een PBL-evaluatie van<br />

<strong>de</strong> Wro dat na <strong>de</strong> <strong>in</strong>voer<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> nieuwe wet een<br />

versnell<strong>in</strong>g is opgetre<strong>de</strong>n <strong>in</strong> <strong>de</strong> duur van het planologisch<br />

proces na het ontwerpbesluit (PBL 2010a). Waar <strong>de</strong> fase<br />

tussen ontwerpbestemm<strong>in</strong>gsplan en goedkeur<strong>in</strong>g door<br />

Ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong> Staten on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> WRO gemid<strong>de</strong>ld<br />

meer dan 45 weken <strong>in</strong> beslag nam, vergt <strong>de</strong> perio<strong>de</strong><br />

tussen ontwerp en vaststell<strong>in</strong>g door <strong>de</strong> gemeenteraad<br />

on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> nieuwe Wro m<strong>in</strong><strong>de</strong>r dan 20 weken. Het projectbesluit<br />

duurt zelfs maar 12 weken. Dit komt omdat <strong>de</strong><br />

gemeenteraad dit besluit aan B&W kan <strong>de</strong>legeren. Door<br />

<strong>de</strong> Crisis- en Herstelwet (Chw) is <strong>de</strong> verplicht<strong>in</strong>g uit <strong>de</strong><br />

Wro vervallen om het projectbesluit b<strong>in</strong>nen een jaar te<br />

laten volgen door <strong>de</strong> ter<strong>in</strong>zagelegg<strong>in</strong>g van een<br />

ontwerpbestemm<strong>in</strong>gsplan. On<strong>de</strong>rtussen is het<br />

projectbesluit met <strong>de</strong> komst van <strong>de</strong> Wet algemene<br />

bepal<strong>in</strong>gen omgev<strong>in</strong>gsrecht (Wabo) afgeschaft. Daar<strong>voor</strong><br />

is <strong>de</strong> omgev<strong>in</strong>gs ver gun n<strong>in</strong>g met ruimtelijke<br />

on<strong>de</strong>rbouw<strong>in</strong>g <strong>in</strong> <strong>de</strong> plaats gekomen. Die zou wel eens<br />

het preferente juridisch-planologische ka<strong>de</strong>r <strong>voor</strong><br />

vergunn<strong>in</strong>gen kunnen wor<strong>de</strong>n (Van Doorn & Pietermaat-<br />

Kros 2010).<br />

In <strong>de</strong> ex-durante evaluatie van <strong>de</strong> Wro die het PBL (2010a)<br />

heeft uitgevoerd gaf een aantal gemeenten aan dat het<br />

<strong>voor</strong>traject veel langer is gewor<strong>de</strong>n door een toename <strong>in</strong><br />

het aantal on<strong>de</strong>rzoeksverplicht<strong>in</strong>gen dat <strong>voor</strong>tvloeit uit<br />

sectorwetgev<strong>in</strong>g met betrekk<strong>in</strong>g tot flora en fauna,<br />

archeologie, bo<strong>de</strong>m, luchtkwaliteit, geluid, externe<br />

veiligheid en <strong>de</strong>rgelijke. De on<strong>de</strong>rzoekskosten blijken<br />

ongeveer 1 procent van <strong>de</strong> totale gron<strong>de</strong>xploitatiekosten<br />

te bedragen (Buitelaar & De Witte 2011).<br />

Wat betreft <strong>de</strong> vernieuw<strong>in</strong>g van het omgev<strong>in</strong>gsrecht<br />

kunnen er enkele kantteken<strong>in</strong>gen wor <strong>de</strong>n geplaatst bij <strong>de</strong><br />

mate waar<strong>in</strong> <strong>de</strong> complexiteit kan wor<strong>de</strong>n verm<strong>in</strong><strong>de</strong>rd.<br />

Het omgev<strong>in</strong>gsrecht is namelijk niet <strong>de</strong> enige oorzaak van<br />

<strong>de</strong> grote complexiteit van ruimtelijke projecten. Gebiedsontwikkel<strong>in</strong>g<br />

wordt <strong>in</strong> Ne<strong>de</strong>rland vaak gekenmerkt door<br />

een grootschalige en <strong>in</strong>tegrale aanpak, wat vaak leidt tot<br />

een grote complexiteit en langdurige processen (Buitelaar<br />

et al. 2008). Door <strong>de</strong>ze aanpak is er sprake van een grote<br />

hoeveelheid en diversiteit aan ruimteclaims en<br />

belanghebben<strong>de</strong>n. De <strong>voor</strong>bereid<strong>in</strong>g en uitvoer<strong>in</strong>g van<br />

gebiedsgerichte projecten vergt hierdoor veel overleg,<br />

samenwerk<strong>in</strong>g en gezamenlijke besluitvorm<strong>in</strong>g tussen<br />

een grote hoeveelheid en diversiteit aan publieke en<br />

private partijen.<br />

Bovendien hebben politieke machtswissel<strong>in</strong>gen op<br />

nationaal of prov<strong>in</strong>ciaal niveau nogal eens tot gevolg dat<br />

er an<strong>de</strong>re prioriteiten wor<strong>de</strong>n gesteld wat betreft <strong>de</strong><br />

beleidsdoelen en <strong>de</strong> subsidiër<strong>in</strong>g. Dit kan tot gevolg<br />

hebben dat er op regionaal niveau opnieuw bestuurlijke<br />

overeenstemm<strong>in</strong>g en maatschappelijk draagvlak <strong>voor</strong><br />

projecten moet wor<strong>de</strong>n gevon<strong>de</strong>n, waardoor plannen<br />

moeten wor<strong>de</strong>n aangepast en processen vertrag<strong>in</strong>g<br />

oplopen (Barkhuysen et al. 2011). Daarnaast kunnen<br />

wijzig<strong>in</strong>gen van procedures met <strong>de</strong> <strong>in</strong>tentie om het proces<br />

te versnellen het proces juist vertragen. De betrokken<br />

partijen hebben namelijk behoefte aan <strong>in</strong>stitutionele<br />

rust, waardoor leereffecten kunnen optre<strong>de</strong>n en tijdw<strong>in</strong>st<br />

kan wor<strong>de</strong>n geboekt.<br />

Dit alles neemt niet weg dat <strong>de</strong> bestuurlijke complexiteit<br />

<strong>voor</strong> een <strong>de</strong>el wordt veroorzaakt door <strong>de</strong> juridische<br />

complexiteit. Dit hangt samen met <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong><br />

80 | <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> <strong>beeld</strong>. Achtergron<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> Ex-ante evaluatie Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte


vier<br />

sectorale wetten en regels die van toepass<strong>in</strong>g zijn. Maar<br />

<strong>de</strong> juridische complexiteit kan slechts <strong>voor</strong> een <strong>de</strong>el<br />

wor<strong>de</strong>n verm<strong>in</strong><strong>de</strong>rd, omdat zij <strong>in</strong>herent is aan een<br />

rechtsgebied waar<strong>in</strong> zo’n grote hoeveelheid en diversiteit<br />

aan ruimteclaims samenkomen, waarbij zo’n groot <strong>de</strong>el<br />

van <strong>de</strong> regelgev<strong>in</strong>g verplicht is door <strong>de</strong> EU (Van<br />

Du<strong>in</strong>hoven 2010).<br />

Om <strong>de</strong> juridische complexiteit op een z<strong>in</strong>volle en haalbare<br />

manier te verm<strong>in</strong><strong>de</strong>ren is on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong><br />

achterliggen<strong>de</strong> factoren nodig. Belangrijk is dat het<br />

omgev<strong>in</strong>gsrecht hierbij b<strong>in</strong>nen <strong>de</strong> beleidscontext<br />

(gebiedsontwikkel<strong>in</strong>g, EU-beleid) en <strong>de</strong> maatschappelijke<br />

context (risicomaatschappij) wordt bezien. Bij<br />

verm<strong>in</strong><strong>de</strong>r<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> juridische complexiteit is het<br />

belangrijk om te be<strong>de</strong>nken dat nieuwe wetgev<strong>in</strong>g vaak<br />

tot risicomij<strong>de</strong>nd gedrag leidt, vanwege <strong>de</strong> onbekendheid<br />

met <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n en beperk<strong>in</strong>gen die <strong>de</strong> nieuwe<br />

wetten bie<strong>de</strong>n en het ontbreken van jurispru<strong>de</strong>ntie en<br />

vergelijkbare praktijk<strong>voor</strong><strong>beeld</strong>en (Barkhuysen et al.<br />

2011). De betrokken partijen hechten veel waar<strong>de</strong> aan<br />

rechtszekerheid en <strong>voor</strong> <strong>de</strong> snelheid van het proces is het<br />

belangrijk om te <strong>voor</strong>komen dat discussies over het<br />

project heropend moeten wor<strong>de</strong>n en er nieuwe bezwaren<br />

ontstaan.<br />

4.5.2 Aandacht <strong>voor</strong> implementatie nieuwe<br />

wetgev<strong>in</strong>g<br />

De ervar<strong>in</strong>gen met <strong>de</strong> <strong>in</strong>voer<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> Wro en <strong>de</strong> Wabo<br />

wijzen uit dat nieuwe wet- en regelgev<strong>in</strong>g grote effecten<br />

heeft op <strong>de</strong> manieren waarop overhe<strong>de</strong>n <strong>in</strong>tern<br />

functioneren (PBL 2010a). In nieuwe wetgev<strong>in</strong>gstrajecten<br />

wordt meestal veel aandacht besteed aan <strong>de</strong> juridische<br />

kant, maar we<strong>in</strong>ig aan <strong>de</strong> organisatori sche kant. Zo<br />

vergen <strong>de</strong> nieuwe procedures volgens <strong>de</strong> Wro en <strong>de</strong> Wabo<br />

dat <strong>de</strong> me<strong>de</strong>werkers van <strong>de</strong> betrokken overhe<strong>de</strong>n snel<br />

nieuwe professionele kennis en vaardighe<strong>de</strong>n aanleren,<br />

maar <strong>in</strong> <strong>de</strong> praktijk levert dit nogal eens problemen op<br />

(B<strong>in</strong>nenlands Bestuur 2011). En <strong>de</strong> meer proactieve rol die<br />

<strong>de</strong> Wro van <strong>de</strong> overhe<strong>de</strong>n verwacht vergt dat <strong>de</strong><br />

me<strong>de</strong>werkers eveneens nieuwe rollen spelen (PBL 2010a).<br />

De praktijk laat zien dat veel ruimtelijke projecten<br />

vertrag<strong>in</strong>g oplopen doordat er <strong>in</strong> <strong>de</strong> <strong>voor</strong>bereid<strong>in</strong>g van <strong>de</strong><br />

besluitvorm<strong>in</strong>g onzorgvuldig wordt gewerkt en doordat<br />

<strong>de</strong> kennis van <strong>de</strong> wetgev<strong>in</strong>g gebrekkig is. Zo wor<strong>de</strong>n<br />

ontheff<strong>in</strong>gen van <strong>de</strong> Flora- en faunawet (tegenwoordig:<br />

Natuurbescherm<strong>in</strong>gswet) bijna altijd op procedurele<br />

gron<strong>de</strong>n afgewezen en zel<strong>de</strong>n om <strong>in</strong>hou<strong>de</strong>lijke re<strong>de</strong>nen<br />

(Barkhuysen et al. 2011; Van Du<strong>in</strong>hoven 2010).<br />

4.6 Gebiedsgerichte uitvoer<strong>in</strong>g<br />

Ondanks <strong>de</strong> <strong>de</strong>centralisatieten<strong>de</strong>ns blijft <strong>de</strong> Rijksoverheid<br />

direct betrokken bij vele ruimtelijke ontwikkel<strong>in</strong>gen,<br />

meestal gaat het om grootschalige<br />

<strong>in</strong>frastructuurprojecten. Deze betrokkenheid loopt via<br />

het ruimtelijk <strong>in</strong>strumentarium maar ook <strong>voor</strong>al via<br />

f<strong>in</strong>ancier<strong>in</strong>g. Het MIRT is thans het belangrijkste ka<strong>de</strong>r<br />

hier<strong>voor</strong>.<br />

4.6.1 Focus van Rijksoverheid en <strong>in</strong>tegrale aanpak<br />

De focus van het kab<strong>in</strong>et op enkele regio’s en<br />

<strong>in</strong>frastructuur heeft tot gevolg dat <strong>de</strong> rijks<strong>in</strong>zet <strong>in</strong> het<br />

MIRT geografisch en thematisch smaller wordt, terwijl<br />

het <strong>voor</strong>malige MIT enkele jaren gele<strong>de</strong>n op verzoek van<br />

<strong>de</strong> Twee<strong>de</strong> Kamer juist is verbreed tot het MIRT. In <strong>de</strong><br />

regio’s en <strong>voor</strong> thema’s die geen rijksprioriteit meer<br />

krijgen is het aan <strong>de</strong> regionale partners (publieke en<br />

private) om al dan niet <strong>de</strong> benodig<strong>de</strong> <strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen te<br />

doen.<br />

Het Rijk draagt <strong>in</strong> dit verband geen bevoegdhe<strong>de</strong>n of<br />

mid<strong>de</strong>len over. Bovendien stelt het Rijk geen geld meer<br />

beschikbaar <strong>voor</strong> extra <strong>in</strong>pass<strong>in</strong>gsmaatregelen <strong>voor</strong><br />

projecten die <strong>in</strong> kwetsbare landschappen wor<strong>de</strong>n<br />

gerealiseerd. Het is aan <strong>de</strong> regionale partners om te<br />

beslissen of zij <strong>de</strong> bovenwettelijke maatregelen zelf al dan<br />

niet willen f<strong>in</strong>ancieren, bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> om een oploss<strong>in</strong>g<br />

met een grotere ruimtelijke kwaliteit te v<strong>in</strong><strong>de</strong>n. Ook <strong>in</strong> dit<br />

verband is er dus eer<strong>de</strong>r sprake van afstot<strong>in</strong>g dan van<br />

<strong>de</strong>centralisatie.<br />

Prov<strong>in</strong>cies hebben weliswaar al jaren ervar<strong>in</strong>g met<br />

gebiedsontwikkel<strong>in</strong>g en beschikken over <strong>de</strong> nodige<br />

gebiedskennis. Desondanks wijzen <strong>de</strong> ervar<strong>in</strong>gen uit dat<br />

het optre<strong>de</strong>n <strong>in</strong> <strong>de</strong> praktijk lastig kan zijn. Daarom is het<br />

belangrijk dat het Rijk <strong>de</strong> prov<strong>in</strong>cies via ka<strong>de</strong>rstell<strong>in</strong>g,<br />

f<strong>in</strong>anciële on<strong>de</strong>rsteun<strong>in</strong>g en kennisuitwissel<strong>in</strong>g begeleidt.<br />

Hierbij gaat het eer<strong>de</strong>r om het pr<strong>in</strong>cipe ‘Je draagt er aan<br />

bij of niet’ (Kenniscirkel MIRT 2010).<br />

Het is ook <strong>de</strong> vraag of er <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> jaren op regionaal<br />

niveau voldoen<strong>de</strong> <strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gsgel<strong>de</strong>n beschikbaar zijn om<br />

oploss<strong>in</strong>gen met een grotere ruimtelijke kwaliteit te<br />

realiseren. De <strong>in</strong>verdiencapaciteit bij het ontwikkelen van<br />

ro<strong>de</strong> projecten is kle<strong>in</strong>er gewor<strong>de</strong>n. Het is dan ook niet zo<br />

waarschijnlijk dat <strong>de</strong> regionale overhe<strong>de</strong>n er<strong>in</strong> zullen<br />

slagen om meer samenwerk<strong>in</strong>g met <strong>de</strong> markt te v<strong>in</strong><strong>de</strong>n<br />

via bij<strong>voor</strong><strong>beeld</strong> publiek-private samenwerk<strong>in</strong>g (PPS).<br />

Bij bepaal<strong>de</strong> soorten projecten (bewezen technologie,<br />

niet erg <strong>in</strong>gewikkeld) levert PPS betere resultaten op dan<br />

bij an<strong>de</strong>re soorten projecten (nieuwe technologie, erg<br />

<strong>in</strong>gewikkeld) (Commissie Rud<strong>in</strong>g 2008). Bovendien tonen<br />

private partijen bij <strong>in</strong>gewikkel<strong>de</strong> projecten, zoals <strong>de</strong><br />

Amsterdamse Zuidas, beperkte belangstell<strong>in</strong>g, omdat zij<br />

<strong>de</strong> f<strong>in</strong>anciële risico’s moeilijk kunnen overzien (Kreukels<br />

2009). Het op<strong>de</strong>len van <strong>in</strong>gewikkel<strong>de</strong> projecten <strong>in</strong> meer<br />

overzichtelijke on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len kan een manier zijn om hen<br />

over <strong>de</strong> streep te helpen. Er dient dan wel aandacht te<br />

wor<strong>de</strong>n besteed aan <strong>de</strong> samenhang tussen <strong>de</strong> projecten.<br />

Bestuurlijke aspecten | 81


vier<br />

4.6.2 Aandacht <strong>voor</strong> betere besluitvorm<strong>in</strong>g<br />

Het advies Sneller en beter van <strong>de</strong> commissie-Elverd<strong>in</strong>g<br />

(Commissie Besluitvorm<strong>in</strong>g Infrastructurele Projecten<br />

2008) en het beleidsprogramma Randstad urgent (VenW<br />

2008) zijn <strong>in</strong> het MIRT verwerkt. Aanbevel<strong>in</strong>gen uit Sneller<br />

en beter zijn <strong>voor</strong>al terug te v<strong>in</strong><strong>de</strong>n <strong>in</strong> <strong>de</strong> manier waarop <strong>de</strong><br />

besluitvorm<strong>in</strong>g van het MIRT is georganiseerd. Zo werkt<br />

het <strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gsprogramma met een bre<strong>de</strong><br />

verkenn<strong>in</strong>gsfase waar<strong>in</strong> burgers en maatschappelijke<br />

organisaties vroeg en ruim betrokken zijn, is er sprake<br />

van een gebiedsgerichte bena<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g en van hel<strong>de</strong>re<br />

tijdsafspraken.<br />

Volgens <strong>de</strong> Raad <strong>voor</strong> Verkeer en Waterstaat (2009) is <strong>de</strong><br />

besluitvorm<strong>in</strong>g meer op sneller dan op beter gericht. De<br />

gebiedsagenda’s weerspiegelen <strong>voor</strong>al <strong>de</strong> bestaan<strong>de</strong><br />

plannen b<strong>in</strong>nen een bepaald gebied. Be langrijk is om die<br />

<strong>opgaven</strong> uit <strong>de</strong> gebiedsagenda’s lei<strong>de</strong>nd te laten zijn die<br />

samenhangen en <strong>de</strong> ruimtelijke ontwikkel<strong>in</strong>g bepalen.<br />

Priemus (2009) wijst erop dat <strong>de</strong> complexiteit van <strong>de</strong><br />

besluitvorm<strong>in</strong>g wordt on<strong>de</strong>rschat en dat er onvoldoen<strong>de</strong><br />

ruimte is <strong>voor</strong> leerprocessen, waarbij bepaal<strong>de</strong> fasen<br />

soms meer dan één keer wor<strong>de</strong>n doorlopen. Ver<strong>de</strong>r is er<br />

meer aandacht <strong>voor</strong> formele procedures dan <strong>voor</strong><br />

<strong>in</strong>formele processen, terwijl <strong>de</strong> laatste zeker zo belangrijk<br />

zijn.<br />

Bij Randstad Urgent staat het formuleren van hel<strong>de</strong>re<br />

doelen, <strong>de</strong> vorm<strong>in</strong>g van bestuurlijke duo’s, het<br />

<strong>in</strong>schakelen van een ambassa<strong>de</strong>ur en het afsluiten van<br />

hel<strong>de</strong>re contracten <strong>voor</strong>op. De afgelopen jaren heeft het<br />

programma goed gewerkt (Korsten et al. 2010). Veel<br />

ou<strong>de</strong>re projecten waar <strong>de</strong> beweg<strong>in</strong>g vrijwel uit was zijn<br />

door opname <strong>in</strong> Randstad Urgent weer <strong>in</strong> beweg<strong>in</strong>g<br />

gekomen, zij het met verschillen<strong>de</strong> snelhe<strong>de</strong>n. In an<strong>de</strong>re<br />

gevallen is door het programma een punt gezet achter<br />

een slepen<strong>de</strong> en onzekere perio<strong>de</strong>.<br />

De samenwerk<strong>in</strong>g tussen <strong>de</strong> <strong>de</strong>partementen, tussen het<br />

Rijk en <strong>de</strong> regio’s en tussen publieke en private partijen<br />

verloopt niet altijd beter dan <strong>voor</strong>heen. Zo vervalt <strong>de</strong><br />

duoaanpak soms <strong>in</strong> <strong>de</strong> traditionele verhoud<strong>in</strong>gen, wat tot<br />

uitdrukk<strong>in</strong>g komt <strong>in</strong> strategisch gedrag. De ambassa <strong>de</strong>urs<br />

fungeren weliswaar als bruggenbouwers tussen <strong>de</strong><br />

verschillen<strong>de</strong> actoren, maar zij doen dit hoofdzakelijk<br />

b<strong>in</strong>nen <strong>de</strong> <strong>in</strong>ner circles (Kreukels 2009).<br />

4.7 Doorwerk<strong>in</strong>g en handhav<strong>in</strong>g<br />

Bij <strong>de</strong>centralisatie van <strong>de</strong> uitvoer<strong>in</strong>g van zaken van<br />

nationaal belang, is doorwerk<strong>in</strong>g en handhav<strong>in</strong>g van<br />

beleid een belangrijke aandachtspunt. Als <strong>de</strong><br />

Rijksoverheid iets van nationaal belang acht maar <strong>de</strong><br />

uitvoer<strong>in</strong>g aan een an<strong>de</strong>re bestuurslag overlaat, welke<br />

zekerheid bestaat er dat die daadwerkelijk goed gebeurt?<br />

Zijn <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re overhe<strong>de</strong>n voldoen<strong>de</strong> gemotiveerd om het<br />

beleid te laten doorwerken en zijn ze <strong>in</strong> staat <strong>de</strong> taken<br />

over te nemen?<br />

In <strong>de</strong> Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte wordt het aantal<br />

nationale belangen sterk teruggebracht en vele<br />

beleidska<strong>de</strong>rs <strong>voor</strong> <strong>voor</strong>al verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g, aan prov<strong>in</strong>cies<br />

en gemeenten overgelaten (IenM 2011b). Of het<br />

<strong>voor</strong>malige rijksbeleid dient te wor<strong>de</strong>n opgepakt door<br />

lagere overhe<strong>de</strong>n, hangt sterk af van het overdrachtstype<br />

(dat wil zeggen: <strong>de</strong>centraliseren, privatiseren, afstoten,<br />

<strong>de</strong>reguleren of beë<strong>in</strong>digen). In elk geval is het <strong>de</strong><br />

bedoel<strong>in</strong>g dat <strong>de</strong> <strong>de</strong>rtien rijksbelangen doorwerk<strong>in</strong>g<br />

zullen krijgen: ‘Het Rijk gaat er vanuit dat <strong>de</strong> nationale<br />

belangen die via wet- en regelgev<strong>in</strong>g opgedragen wor<strong>de</strong>n<br />

aan an<strong>de</strong>re overhe<strong>de</strong>n door hen goed wor<strong>de</strong>n behartigd’<br />

(IenM 2011: 81).<br />

Dit vertrouwen <strong>in</strong> <strong>de</strong> lagere overhe<strong>de</strong>n vormt een<br />

positieve basis <strong>voor</strong> bestuurlijke samenwerk<strong>in</strong>g. Ook zijn<br />

<strong>voor</strong>al prov<strong>in</strong>cies s<strong>in</strong>ds <strong>de</strong> <strong>in</strong>voer<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> Wro beter<br />

uitgerust om beleid te laten doorwerken <strong>in</strong> gemeentelijke<br />

bestemm<strong>in</strong>gsplannen of door zelf een <strong>in</strong>pass<strong>in</strong>gsplan op<br />

te stellen. Toch is doorwerk<strong>in</strong>g van nationale belangen<br />

niet vanzelfsprekend <strong>in</strong> <strong>de</strong> huidige<br />

ruimtelijkeor<strong>de</strong>n<strong>in</strong>gspraktijk. Slechts een <strong>de</strong>r<strong>de</strong> van <strong>de</strong><br />

gemeenten beschikt over een volledig actueel<br />

bestemm<strong>in</strong>gsplannenbestand. Ver<strong>de</strong>r geldt dat slechts bij<br />

een <strong>de</strong>r<strong>de</strong> van <strong>de</strong> gemeenten <strong>de</strong> toezichts- en<br />

handhav<strong>in</strong>gs<strong>in</strong>zet voldoen<strong>de</strong> is en geldt zelfs <strong>voor</strong> één op<br />

<strong>de</strong> vijf gemeenten dat <strong>de</strong> <strong>in</strong>zet ronduit tekortschiet<br />

(Buitelaar et al. 2011; VROM-Inspectie 2010). Ook hebben<br />

veel gemeenten nog geen of gebrekkige structuurvisies<br />

gemaakt conform <strong>de</strong> nieuwe Wet ruimtelijke or<strong>de</strong>n<strong>in</strong>g<br />

(IenM 2011c). Vooral bij kle<strong>in</strong>e gemeenten is er<br />

onvoldoen<strong>de</strong> prioriteit, capaciteit en/of kennis om het<br />

ruimtelijk relevante beleid te waarborgen (Commissie<br />

Herzien<strong>in</strong>g Handhav<strong>in</strong>g VROM-regelgev<strong>in</strong>g 2008;<br />

Nieuwenhuizen et al. 2008).<br />

De kans op niet-handhaven van nationale ruimtelijke<br />

belangen door gemeenten is groter als lokaal draagvlak<br />

<strong>voor</strong> een nationaal ruimtelijk belang ontbreekt. Dit kan<br />

gevolgen hebben <strong>voor</strong> <strong>de</strong> doorwerk<strong>in</strong>g en nalev<strong>in</strong>g van<br />

een aantal nationaal ruimtelijke belangen. De VROM-<br />

Inspectie conclu<strong>de</strong>ert dat het wenselijk is om aanvullen<strong>de</strong><br />

maatregelen te nemen (VROM-Inspectie 2010).<br />

De kans bestaat dat een aantal nationaal ruimtelijke<br />

belangen niet goed doorwerken en gehandhaafd wor<strong>de</strong>n<br />

op regionaal of gemeentelijk niveau. Het Regeerakkoord<br />

gaat uit van het pr<strong>in</strong>cipe ‘je gaat erover of niet’. Vanuit dat<br />

pr<strong>in</strong>cipe lijkt het logisch dat het Rijk bij nationaal<br />

ruimtelijke belangen die het zo belangrijk v<strong>in</strong>dt dat ze<br />

wor<strong>de</strong>n vastgelegd <strong>in</strong> een AMvB, zelf actief toeziet op een<br />

goe<strong>de</strong> doorwerk<strong>in</strong>g en handhav<strong>in</strong>g.<br />

Het is <strong>de</strong> vraag of <strong>de</strong> nieuwe aanpak met<br />

omgev<strong>in</strong>gsdiensten voldoen<strong>de</strong> perspectief biedt om<br />

82 | <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> <strong>beeld</strong>. Achtergron<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> Ex-ante evaluatie Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte


vier<br />

prov<strong>in</strong>ciale en rijksbelangen te handhaven. Het is<br />

mogelijk dat gemeenten belangen van het Rijk en/of <strong>de</strong><br />

prov<strong>in</strong>cies die ze wellicht zelfs tegen hun z<strong>in</strong> hebben<br />

moeten opnemen <strong>in</strong> hun bestemm<strong>in</strong>gsplannen, niet<br />

a<strong>de</strong>quaat zullen handhaven. Ook wanneer <strong>de</strong><br />

omgev<strong>in</strong>gsdiensten zijn <strong>in</strong>gesteld, kunnen gemeenten<br />

nog gemotiveerd afwijken van het advies van <strong>de</strong> dienst<br />

(PBL 2008).<br />

On<strong>de</strong>r zowel <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> als <strong>de</strong> nieuwe Wro is <strong>de</strong> handhav<strong>in</strong>g<br />

<strong>in</strong> het veld helemaal <strong>in</strong> han<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> gemeenten. Wel<br />

heeft <strong>de</strong> m<strong>in</strong>ister van VROM met <strong>de</strong> nieuwe Wro een<br />

vor<strong>de</strong>r<strong>in</strong>gsbevoegdheid gekregen. Zij kan <strong>in</strong> <strong>de</strong> plaats van<br />

<strong>de</strong> gemeente tre<strong>de</strong>n om te handhaven. Ook kan <strong>de</strong><br />

prov<strong>in</strong>cie een gemeente om handhav<strong>in</strong>g verzoeken, als<br />

daar een prov<strong>in</strong>ciaal belang bij is gediend. Het Rijk moet<br />

via twee<strong>de</strong>lijns handhav<strong>in</strong>g controleren of gemeenten<br />

<strong>de</strong>ze taak naar behoren uitvoeren.<br />

Maatschappelijke organisaties en vrijwilligers speel<strong>de</strong>n<br />

tot dusverre een grote rol bij <strong>de</strong> handhav<strong>in</strong>g van het<br />

omgev<strong>in</strong>gsbeleid. De Raad van State heeft onlangs echter<br />

enkele uitspraken gedaan waarbij beroep door <strong>de</strong>rgelijke<br />

organisaties niet ontvankelijk werd verklaard. Het was<br />

met <strong>de</strong> komst van <strong>de</strong> Wro al zo dat alleen<br />

belanghebben<strong>de</strong>n nog beroep kon<strong>de</strong>n aantekenen.<br />

On<strong>de</strong>r <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> WRO gold dat nog <strong>voor</strong> ie<strong>de</strong>reen. Met <strong>de</strong><br />

Crisis- en Herstelwet is daar nog bijgekomen dat <strong>de</strong><br />

belanghebben<strong>de</strong>n er geen rechtsregels bij mogen halen<br />

die niet bedoeld zijn om hun belang te beschermen<br />

(‘relativiteitsvereiste’).<br />

Deze ontwikkel<strong>in</strong>g heeft tot gevolg dat Rijk en prov<strong>in</strong>cies<br />

zich veel actiever moeten gaan opstellen als ze hun<br />

belangen ook echt gehandhaafd willen zien (PBL 2008a).<br />

<strong>in</strong> <strong>de</strong> ruimtelijke or<strong>de</strong>n<strong>in</strong>g is het belangrijk om ver<strong>de</strong>r te<br />

gaan op <strong>de</strong> s<strong>in</strong>ds <strong>de</strong> Wro <strong>in</strong>geslagen weg van belangen en<br />

begrenz<strong>in</strong>gen <strong>voor</strong>af hel<strong>de</strong>r te formuleren, en daarna<br />

gewenste ontwikkel<strong>in</strong>gen uit te lokken door an<strong>de</strong>ren te<br />

<strong>in</strong>spireren, overtuigen en betrekken.<br />

Er zijn ook signalen uit <strong>de</strong> praktijk die re<strong>de</strong>n geven <strong>voor</strong><br />

optimisme. In het programma Ruimte <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Rivier<br />

wordt met succes gewerkt met het zogenoem<strong>de</strong><br />

omwisselbesluit. In dit geval stelt <strong>de</strong> Rijksoverheid <strong>voor</strong>af<br />

dui<strong>de</strong>lijke en meetbare doelstell<strong>in</strong>gen, <strong>in</strong> <strong>de</strong>ze context<br />

over waterafvoer. Daarnaast was het streven naar<br />

ruimtelijk kwaliteit als ‘nevenschikkend hoofddoel’<br />

gesteld. Er werd een basisbesluit gemaakt over <strong>de</strong><br />

gewenste ontwikkel<strong>in</strong>gen en een algemeen plan<br />

opgesteld. Daarna zijn regio’s uitgenodigd om met<br />

alternatieve plannen die hetzelf<strong>de</strong> doelstell<strong>in</strong>gen<br />

bereiken. Als dit lukt, vervangen <strong>de</strong>ze plannen het<br />

oorspronkelijke plan. Deze aanpak heeft geleid tot vele<br />

publiek-private <strong>in</strong>itiatieven en heeft het maatschappelijk<br />

draagvlak van <strong>de</strong> plannen sterk vergroot.<br />

Een <strong>de</strong>rgelijke werkwijze geeft ruimte <strong>voor</strong> <strong>in</strong>novatieve<br />

oploss<strong>in</strong>gen zon<strong>de</strong>r afbreuk te doen aan belangrijke<br />

maatschappelijke doelstell<strong>in</strong>gen (<strong>in</strong> dit geval,<br />

overstrom<strong>in</strong>gsrisico’s beperken). Deze filosofie past ook<br />

beter bij een overheid die actief gebruik maakt van <strong>de</strong><br />

reactiesnelheid, het leervermogen en <strong>de</strong> creativiteit van<br />

<strong>de</strong> samenlev<strong>in</strong>g (Hajer 2011). Voor een bre<strong>de</strong>re toepass<strong>in</strong>g<br />

Bestuurlijke aspecten | 83


<br />

Literatuur<br />

Adviesgroep ‘Tu<strong>in</strong>bouwcluster Greenport.nl’ (2010), Vitaal<br />

tu<strong>in</strong>bouwcluster 2040. Een toekomststrategie <strong>voor</strong> Greenport<br />

Holland, Amsterdam.<br />

Agricola, H. et al. (2010), Landschappelijke effecten van<br />

ontwikkel<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> <strong>de</strong> landbouw, WOt-Werkdocument 215,<br />

Wagen<strong>in</strong>gen.<br />

Allers, M.A. (2005), ‘De ver<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g van het gemeentefonds:<br />

een kritiek op <strong>de</strong> bestaan<strong>de</strong> metho<strong>de</strong> en <strong>voor</strong>stel <strong>voor</strong><br />

een alternatief’, Tijdschrift <strong>voor</strong> Openbare F<strong>in</strong>anciën 4: 158-<br />

189.<br />

Backes, C.W. et al. (2011), Natura 2000 <strong>in</strong> Ne<strong>de</strong>rland.<br />

Juridische ruimte, natuurdoelen en beheerplanprocessen, Den<br />

Haag: <strong>Planbureau</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Leefomgev<strong>in</strong>g.<br />

Barkhuysen, T. et al. (2011), ‘De eerste ervar<strong>in</strong>gen met <strong>de</strong><br />

Crisis- en Herstelwet’, Tijdschrift <strong>voor</strong> Bouwrecht 4 (2):<br />

102-111.<br />

Bemmel, B. van & R. Kuiper (2010), ‘Dure grond als<br />

<strong>in</strong>dicator <strong>voor</strong> functieveran<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g. Planologische<br />

dui<strong>de</strong>lijkheid leidt tot matig<strong>in</strong>g grondprijs’, ROM 28 (4):<br />

12-14.<br />

Bervaes, J.C.A.M. et al. (2001), Rijksbufferzones. Verle<strong>de</strong>n,<br />

he<strong>de</strong>n en toekomst, Alterra rapport 360, Wagen<strong>in</strong>gen.<br />

Bessel<strong>in</strong>g, P. & G. Romijn (2008), Economische effecten<br />

van reguler<strong>in</strong>g en subsidiër<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> huurwon<strong>in</strong>genmarkt,<br />

Centraal <strong>Planbureau</strong>, document no. 165, Den Haag.<br />

B<strong>in</strong>nenlands Bestuur (2011) ‘Invoer<strong>in</strong>g Wabo<br />

problematisch’, B<strong>in</strong>nenlands Bestuur, 4 februari 2011.<br />

Bork, G.J. van (1997), ‘De strijd om <strong>de</strong> ruimte’, ESB 82<br />

(4130): 896.<br />

Bos, E. & T. Vogelenzang (2010), ‘Effecten van vernatt<strong>in</strong>g,<br />

<strong>in</strong>tegrale afweg<strong>in</strong>g met een maatschappelijke kostenbatenanalyse’,<br />

Landschap 27: 3.<br />

Bos, F. (2010), Fiscal <strong>de</strong>centralisation <strong>in</strong> the Netherlands.<br />

History, current practice and economic theory, CPB<br />

Document no. 214, The Hague.<br />

Bre<strong>de</strong>noord, H. et al. (2011), Herijk<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> Ecologische<br />

Hoofdstructuur, Den Haag: <strong>Planbureau</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

Leefomgev<strong>in</strong>g.<br />

Breman, B.C., J. Luttik & J. Vreke (2008), De<br />

aantrekk<strong>in</strong>gskracht van het Ne<strong>de</strong>rlandse landschap. Een<br />

verkenn<strong>in</strong>g naar <strong>de</strong> relatie tussen ruimtelijke factoren en<br />

<strong>in</strong>komend toerisme, WOt-rapport 95, Wagen<strong>in</strong>gen.<br />

Broer, K. (2011), ‘Fietspad als trekker <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

kenniseconomie’, Fietsverkeer 10 (27): 28-31.<br />

Bruijn, K.M. <strong>de</strong> & F. Klijn (2009), ‘Risky places <strong>in</strong> the<br />

Netherlands. A first approximation for floods’, Journal of<br />

Flood Risk Management 2: 58-67.<br />

Buitelaar, E. & G. Pouls (2009), ‘Marktconcentratie<br />

en won<strong>in</strong>gbouw: een empirisch on<strong>de</strong>rzoek naar<br />

marktaan<strong>de</strong>len van won<strong>in</strong>gaanbie<strong>de</strong>rs’, Real Estate<br />

Quarterly 8: 45-51.<br />

Buitelaar, E. & P. Witte (2011), F<strong>in</strong>ancier<strong>in</strong>g van<br />

gebiedsontwikkel<strong>in</strong>g. Een empirische analyse van<br />

gron<strong>de</strong>xploitaties, Den Haag: <strong>Planbureau</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

Leefomgev<strong>in</strong>g.<br />

Buitelaar, E., M. Galle, N. Sorel (2010), ‘Plan-led plann<strong>in</strong>g<br />

systems <strong>in</strong> <strong>de</strong>velopment-led practices: an empirical<br />

analysis <strong>in</strong>to the (lack of) <strong>in</strong>stitutionalisation of<br />

plann<strong>in</strong>g law’, Environment and Plann<strong>in</strong>g A 43: 928-941.<br />

Comité van Toezicht ILG (2010), Eerste verslag Comité van<br />

Toezicht.<br />

Commissie Herzien<strong>in</strong>g Handhav<strong>in</strong>gsstelsel VROMregelgev<strong>in</strong>g<br />

(Commissie Mans) (2008), De tijd is rijp, Den<br />

Haag.<br />

Commissie Kok (2007), Advies Commissie Versterk<strong>in</strong>g<br />

Randstad, Commissie Kok, Zoetermeer.<br />

Commissie Sociaal-Economische Deskundigen (2010),<br />

Naar een <strong>in</strong>tegrale hervorm<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> won<strong>in</strong>gmarkt, Den<br />

Haag: Sociaal-Economische Raad.<br />

Commissie Versnell<strong>in</strong>g Besluitvorm<strong>in</strong>g Infrastructurele<br />

Projecten (Commissie Elverd<strong>in</strong>g) (2008), Sneller en beter.<br />

CPB, MNP & RPB (2006), Welvaart en Leefomgev<strong>in</strong>g,<br />

een scenariostudie <strong>voor</strong> Ne<strong>de</strong>rland <strong>in</strong> 2040, Den Haag/<br />

Bilthoven.<br />

Cushman & Wakefield (2009), European cities monitor,<br />

London.<br />

Defensie (2011), Defensie na <strong>de</strong> kredietcrisis. Een kle<strong>in</strong>ere<br />

krijgsmacht <strong>in</strong> een onrustige wereld, Den Haag.<br />

Deltacommissie (2008), Samen werken met water. Een land<br />

dat leeft, bouwt aan zijn toekomst, Den Haag.<br />

Don<strong>de</strong>rs, J., G. Romijn & M. van Dijk (2010), Hervorm<strong>in</strong>g<br />

van het Ne<strong>de</strong>rlandse woonbeleid, Centraal <strong>Planbureau</strong><br />

publicatie 84, Den Haag.<br />

Du<strong>in</strong>hoven, G. van (2010), ‘Crisis <strong>in</strong> het land: Crisis- en<br />

Herstelwet’, Landwerk 5: 12-15.<br />

Ecorys (2005), Maatschappelijke kosten en baten IBO<br />

Verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g, Rotterdam.<br />

Ecorys, i.s.m. VD2 Advies BV (2010), F<strong>in</strong>ancier<strong>in</strong>gsmid<strong>de</strong>len<br />

uit gebiedsontwikkel<strong>in</strong>g en bestemm<strong>in</strong>gswijzig<strong>in</strong>gen. Een<br />

verkenn<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> publiekrechtelijke mogelijkhe<strong>de</strong>n van<br />

planbatenheff<strong>in</strong>g, bovenplanse vereven<strong>in</strong>g en verruim<strong>in</strong>g van<br />

het huidige kostenverhaal, Rotterdam.<br />

84 | <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> <strong>beeld</strong>. Achtergron<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> Ex ante evaluatie Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte


<br />

Engelsdorp Gastelaars, R. van & D. Hamers (2006), De<br />

nieuwe stad. Ste<strong>de</strong>lijke centra als brandpunten van <strong>in</strong>teractie,<br />

Den Haag: Ruimtelijk <strong>Planbureau</strong>.<br />

ESPON (2009), Territorial dynamics <strong>in</strong> Europe. Trends <strong>in</strong><br />

accessibility, Territorial observation No. 2, Luxemburg:<br />

ESPON.<br />

Europese Commissie (2011), Witboek. Stappenplan <strong>voor</strong> een<br />

<strong>in</strong>terne Europese vervoersruimte, Brussel.<br />

Farjon, J.M.J. et al. (2001), Ne<strong>de</strong>r-landschap <strong>in</strong>ternationaal:<br />

bouwstenen <strong>voor</strong> een selectie van gebie<strong>de</strong>n landschapsbehoud,<br />

Alterra rapport 358. Wagen<strong>in</strong>gen.<br />

Gar<strong>de</strong>nier, J.D. et al. (2011), Leven <strong>in</strong> <strong>de</strong> leegte. Leefbaarheid <strong>in</strong><br />

Noord-Gron<strong>in</strong>gen anno 2010, Gron<strong>in</strong>gen: CAB.<br />

Gemeng<strong>de</strong> commissie <strong>de</strong>centralisatie<strong>voor</strong>stellen<br />

prov<strong>in</strong>cies (‘Commissie Lod<strong>de</strong>rs’) (2008), Ruimte, regie en<br />

rekenschap, Den Haag: M<strong>in</strong>isterie van BZK.<br />

Geurs, K., B. Zondag & M. <strong>de</strong> Bok (2010), ‘De<br />

bereikbaarheidsw<strong>in</strong>st van verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>gsbeleid.<br />

Een economisch-geografische <strong>in</strong>valshoek biedt<br />

nieuwe <strong>in</strong>zichten <strong>in</strong> <strong>de</strong> wisselwerk<strong>in</strong>g tussen<br />

verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>gsbeleid en bereikbaarheidsw<strong>in</strong>st’,<br />

Rooilijn 4: 254-259.<br />

Goetgeluk, R. et al. (1999), Groene grond <strong>in</strong> ruimtelijke<br />

perspectieven, LEI rapport 4.99.18. Den Haag.<br />

Grontmij B.V. (2009), Centrumfunctie versterkt! Productie<br />

verplaatst?, Wadd<strong>in</strong>xveen.<br />

Groot, H. <strong>de</strong> et al. (2010), Stad en land, Den Haag: Centraal<br />

<strong>Planbureau</strong>.<br />

H+N+S Landschapsarchitecten & Deltares (2009),<br />

Toekomst<strong>beeld</strong> Zuidwestelijke Delta 2050, essay i.o.v.<br />

Stuurgroep Zuidwestelijke Delta.<br />

Hajer, M. (2011), De energieke samenlev<strong>in</strong>g. Op zoek naar<br />

een stur<strong>in</strong>gsfilosofie <strong>voor</strong> een schone economie, Den Haag:<br />

<strong>Planbureau</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Leefomgev<strong>in</strong>g.<br />

Hamers, D. et al. (2009), Verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g <strong>in</strong> <strong>de</strong> stadsrandzone,<br />

Den Haag/Bilthoven: <strong>Planbureau</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

Leefomgev<strong>in</strong>g.<br />

Hilbers, H. & D. Snellen (2010), Bestendigheid van <strong>de</strong> WLOscenario’s,<br />

Den Haag/Bilthoven: <strong>Planbureau</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

Leefomgev<strong>in</strong>g.<br />

Hilbers, H., P. van <strong>de</strong> Coever<strong>in</strong>g & A. van Hoorn (2009),<br />

Openbaar vervoer, ruimtelijke structuur en flankerend beleid.<br />

De effecten van beleidsstrategieën, Den Haag/Bilthoven:<br />

<strong>Planbureau</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Leefomgev<strong>in</strong>g.<br />

Hilbers, H., D. Snellen & A. Hendriks (2006), Files en <strong>de</strong><br />

ruimtelijke <strong>in</strong>richt<strong>in</strong>g van Ne<strong>de</strong>rland, Den Haag: Ruimtelijk<br />

<strong>Planbureau</strong>.<br />

Hoek, T.H. van, M.A. Kon<strong>in</strong>g & M. Mul<strong>de</strong>r (2011), Succesvol<br />

b<strong>in</strong>nenste<strong>de</strong>lijk bouwen. Een on<strong>de</strong>rzoek naar maatschappelijke<br />

kosten en baten en mogelijkhe<strong>de</strong>n tot optimalisatie van<br />

b<strong>in</strong>nenste<strong>de</strong>lijk bouwen, Economisch Instituut <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

Bouw.<br />

Hoen, A., S.F. Kieboom, G.P. Geilenkirchen & C.B.<br />

Hanschke (2010), Verkeer en vervoer <strong>in</strong> <strong>de</strong> Referentieram<strong>in</strong>g<br />

Energie en Emissies 2010-2020. Broeikasgassen en<br />

luchtverontre<strong>in</strong>igen<strong>de</strong> stoffen, Den Haag/Bilthoven:<br />

<strong>Planbureau</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Leefomgev<strong>in</strong>g.<br />

Hoogheemraadschap van Rijnland (2010), Jaarverslag<br />

2009, Lei<strong>de</strong>n.<br />

Hoorn, A. van, H.J. Tennekes & R. van Wijngaar<strong>de</strong>n<br />

(2010), Quick scan energie en ruimte. Raakvlakken tussen<br />

energiebeleid en ruimtelijke or<strong>de</strong>n<strong>in</strong>g, Den Haag/Bilthoven:<br />

<strong>Planbureau</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Leefomgev<strong>in</strong>g.<br />

Horsten-Van Santen, Y. et al. (1998), Strategische visie<br />

lan<strong>de</strong>lijk gebied, Den Haag: M<strong>in</strong>isterie van VROM.<br />

IenM (2011a), Kab<strong>in</strong>etsreactie Witboek vervoer, Den Haag:<br />

M<strong>in</strong>isterie van Infrastructuur en Milieu.<br />

IenM (2011b), Ontwerp Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte,<br />

Den Haag, M<strong>in</strong>isterie van Infrastructuur en Milieu.<br />

IenM (2011c), Vernieuw<strong>in</strong>g omgev<strong>in</strong>gsrecht: eenvoudig beter,<br />

Den Haag: M<strong>in</strong>isterie van Infrastructuur en Milieu.<br />

IenM (2011d), Zicht op structuurvisies. Het gebruik van<br />

gemeentelijke structuurvisies, Den Haag: M<strong>in</strong>isterie van<br />

Infrastructuur en Milieu.<br />

Janssen-Jansen, L.B. (2007), ‘Smart growth strategies as<br />

challenge for Dutch <strong>de</strong>velopmental plann<strong>in</strong>g policies’,<br />

pp. 233-252 <strong>in</strong>: G. Knaap, H. Haccou, K. Clifton & J.<br />

Frece (eds.), Regulations, <strong>in</strong>centives, and plans. The role of<br />

states and nation-states <strong>in</strong> smart growth implementation,<br />

Northhampton: Edward Elgar Publish<strong>in</strong>g.<br />

Janssen-Jansen, L. (2010), Ruimte ruilen. Regionale<br />

samenwerk<strong>in</strong>g als oploss<strong>in</strong>g <strong>voor</strong> <strong>de</strong> aanpak van leegstaan<strong>de</strong><br />

kantoren, Rotterdam: NICIS.<br />

Jókövi, M., C. Boon & F. Filius (2006), Won<strong>in</strong>gproductie ten<br />

tij<strong>de</strong> van <strong>de</strong> V<strong>in</strong>ex. Een verkenn<strong>in</strong>g, Den Haag: Ruimtelijk<br />

<strong>Planbureau</strong>.<br />

Jong, J.J. <strong>de</strong> et al. (2009), Inventarisatie en beheerskosten van<br />

landschapselementen, WOt-rapport 138, Wagen<strong>in</strong>gen.<br />

Kab<strong>in</strong>et Rutte (2010), Vrijheid en verantwoor<strong>de</strong>lijkheid.<br />

Concept regeerakkoord VVD-CDA, Den Haag.<br />

Kenniscirkel MIRT (2010), Eerste generatie gebiedsagenda’s<br />

smaakt naar meer, maar hebben nog wat zout nodig,<br />

Nijmegen: Royal Haskon<strong>in</strong>g<br />

Klijn, F. (2007), Hoogwaterbescherm<strong>in</strong>g en/of gevolgbeperk<strong>in</strong>g,<br />

Delft: WL Delft Hydraulics.<br />

Klijn, F. (2010), Deltadijken, ruimtelijke implicaties. Effecten<br />

en kansen van het doorbraakvrij maken van primaire<br />

waterker<strong>in</strong>gen, Delft: Deltares.<br />

Koomen, E. (2002), De RuimteScanner verkend, Amsterdam:<br />

Vrije Universiteit.<br />

Korsten, A.F.A. (1989), ‘Beë<strong>in</strong>dig<strong>in</strong>g van beleid’, <strong>in</strong>: A.<br />

Hoogerwerf (red.), Overheidsbeleid, Alphen a/d Rijn:<br />

Samson.<br />

Korsten, A.F.A., P. <strong>de</strong> Jong & C.J.M. Breed (2010),<br />

Regeren met programma’s, Den Haag: M<strong>in</strong>isterie van<br />

B<strong>in</strong>nenlandse Zaken en Kon<strong>in</strong>krijkrelaties.<br />

Kreukels, T. (2009), ‘De experimentele aanpak van<br />

Randstad Urgent moet dagelijkse praktijk wor<strong>de</strong>n’, <strong>in</strong>:<br />

M. <strong>de</strong> Jong, Frisse blikken, Den Haag: Randstad Urgent.<br />

Literatuur | 85


<br />

Kuhlman, T. et al. (2010), Grondprijskaarten 1998-2008,<br />

WOt-Werkdocument 185, Wagen<strong>in</strong>gen.<br />

Kuiper, R. & A.A. Bouwman (2009), Trendkaart Ne<strong>de</strong>rland<br />

2040. Achtergrondrapport bij het project ‘Ne<strong>de</strong>rland<br />

Later’, Den Haag/Bilthoven: <strong>Planbureau</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

Leefomgev<strong>in</strong>g.<br />

Kuiper, R., A. Bouwman & A. Bräuer (2009), Beleidsruimte<br />

<strong>voor</strong> verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g. Zoekgebie<strong>de</strong>n vanuit het rijksbeleid<br />

(poster), Den Haag/Bilthoven: <strong>Planbureau</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

Leefomgev<strong>in</strong>g.<br />

Kwadijk, J., A. Jeuken & H. van Waveren (2008),<br />

De klimaatbestendigheid van Ne<strong>de</strong>rland Waterland.<br />

Verkenn<strong>in</strong>g van knikpunten <strong>in</strong> beheer en beleid <strong>voor</strong> het<br />

hoofdwatersysteem, Delft/Den Haag: Deltares & RWS.<br />

Luijt, J. (2007), Strategisch gedrag gron<strong>de</strong>igenaren, WOtrapport<br />

38, Wagen<strong>in</strong>gen.<br />

Luijt, J., J.W. Kuhlman & J. Pilkes (2003), Agrarische<br />

grondprijzen on<strong>de</strong>r ste<strong>de</strong>lijke druk. Ste<strong>de</strong>lijke optiewaar<strong>de</strong><br />

en agrarische gebruikswaar<strong>de</strong> afhankelijk van ligg<strong>in</strong>g,<br />

Landbouweconomisch Instituut, <strong>Planbureau</strong>-werk <strong>in</strong><br />

uitvoer<strong>in</strong>g, Werkdocument 2003/15, Den Haag.<br />

Luttik, J. et al. (2009), Landschap als bl<strong>in</strong><strong>de</strong> vlek, Een<br />

verkenn<strong>in</strong>g naar <strong>de</strong> relatie tussen ruimtelijke factoren en het<br />

vestig<strong>in</strong>gsgedrag van buitenlandse bedrijven, WOt-rapport<br />

99, Wagen<strong>in</strong>gen.<br />

Manshan<strong>de</strong>n, W.J.J. et al. (2010), De Top 20 van Europese<br />

ste<strong>de</strong>lijke regio’s. Randstad Holland <strong>in</strong> <strong>in</strong>ternationaal<br />

perspectief, Delft: TNO Bouw en On<strong>de</strong>rgrond.<br />

MNP (2003), Natuurbalans, Bilthoven: MNP.<br />

MNP (2005), Milieu- en natuureffecten Nota Ruimte,<br />

Bilthoven: MNP.<br />

MNP (2007a), Ecologische evaluatie regel<strong>in</strong>gen <strong>voor</strong><br />

natuurbeheer, Bilthoven: MNP.<br />

MNP (2007b), Ne<strong>de</strong>rland Later. Twee<strong>de</strong><br />

Duurzaamheidsverkenn<strong>in</strong>g, <strong>de</strong>el Fysieke Leefomgev<strong>in</strong>g<br />

Ne<strong>de</strong>rland, Bilthoven: MNP.<br />

Mori Memorial Foundation (2010), Global power City In<strong>de</strong>x.<br />

Yearbook 2010, Tokyo.<br />

Ne<strong>de</strong>rlands Bureau <strong>voor</strong> Toerisme & Congressen<br />

(2010), Kerncijfers Toerisme en Recreatie, editie 2010,<br />

Leidschendam.<br />

Nieuwenhuizen, W., M. Pleijte, R.P. Kranendonk & W.J. <strong>de</strong><br />

Regt (2008), De uitvoer<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> Wet op <strong>de</strong> <strong>Ruimtelijke</strong><br />

Or<strong>de</strong>n<strong>in</strong>g (WRO) <strong>in</strong> <strong>de</strong> praktijk, Wagen<strong>in</strong>gen: Wettelijke<br />

On<strong>de</strong>rzoekstaken Natuur & Milieu.<br />

OECD (2007), OECD Territorial Reviews, Randstad Holland,<br />

Netherlands, Paris.<br />

OECD (2010), OECD Economic Surveys. Netherlands 2010,<br />

Paris.<br />

Ol<strong>de</strong>n, H. (2010), Uit <strong>voor</strong>raad leverbaar, proefschrift<br />

Universiteit Utrecht.<br />

PBL (2008a), Landschap beschermen en ontwikkelen. Evaluaties<br />

en bedrijfsopties, Den Haag/Bilthoven: <strong>Planbureau</strong> <strong>voor</strong><br />

<strong>de</strong> Leefomgev<strong>in</strong>g.<br />

PBL (2008b), Planmonitor Nota Ruimte, Den Haag/<br />

Bilthoven: <strong>Planbureau</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Leefomgev<strong>in</strong>g.<br />

PBL (2009a), Gett<strong>in</strong>g <strong>in</strong>to the right lane for 2050, Den Haag/<br />

Bilthoven: <strong>Planbureau</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Leefomgev<strong>in</strong>g<br />

PBL (2009b), De toekomst van bedrijventerre<strong>in</strong>en, Den Haag/<br />

Bilthoven: <strong>Planbureau</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Leefomgev<strong>in</strong>g.<br />

PBL (2010a), Balans <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Leefomgev<strong>in</strong>g, Den Haag/<br />

Bilthoven: <strong>Planbureau</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Leefomgev<strong>in</strong>g.<br />

PBL (2010b), Beleidsdossier won<strong>in</strong>gbouw 2010 2020,<br />

webdocument 2020, versie 01, 14-09-2010, www.pbl.<br />

nl/balansvan<strong>de</strong>leefomgev<strong>in</strong>g, Den Haag/Bilthoven:<br />

<strong>Planbureau</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Leefomgev<strong>in</strong>g.<br />

PBL (2010c), Internationale concurrentiepositie van <strong>de</strong><br />

Randstad, webdocument 2011, versie 01, 13-09-2010,<br />

www.pbl.nl/balansvan<strong>de</strong>leefomgev<strong>in</strong>g, Den Haag/<br />

Bilthoven: <strong>Planbureau</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Leefomgev<strong>in</strong>g.<br />

PBL (2010d), Staat van <strong>de</strong> ruimte, Den Haag/Bilthoven:<br />

<strong>Planbureau</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Leefomgev<strong>in</strong>g.<br />

PBL (2011a), De concurrentiepositie van Ne<strong>de</strong>rlandse regio’s <strong>in</strong><br />

Europa, Den Haag: <strong>Planbureau</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Leefomgev<strong>in</strong>g.<br />

PBL (2011b), Een <strong>de</strong>lta <strong>in</strong> beweg<strong>in</strong>g. Bouwstenen <strong>voor</strong> een<br />

klimaatbestendige ontwikkel<strong>in</strong>g van Ne<strong>de</strong>rland, Den Haag:<br />

<strong>Planbureau</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Leefomgev<strong>in</strong>g.<br />

PBL (2011c), Ex-ante evaluatie Structuurvisie Infrastructuur en<br />

Ruimte, Den Haag: <strong>Planbureau</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Leefomgev<strong>in</strong>g.<br />

PBL (2011d), Ne<strong>de</strong>rland <strong>in</strong> 2040: een land van regio’s.<br />

<strong>Ruimtelijke</strong> Verkenn<strong>in</strong>g 2011, Den Haag: <strong>Planbureau</strong> <strong>voor</strong><br />

<strong>de</strong> Leefomgev<strong>in</strong>g.<br />

Priemus, H. (2009) ‘Bovenlokale <strong>in</strong>frastructuurprojecten’,<br />

<strong>in</strong>: Fe<strong>de</strong>ratie Welstand (red.), Gebiedskwaliteit rond<br />

<strong>in</strong>frastructuur, Amsterdam: Fe<strong>de</strong>ratie Welstand.<br />

Prov<strong>in</strong>cies Zeeland, Noord-Brabant & Zuid-Holland<br />

(2003), De Delta <strong>in</strong> zicht. Een <strong>in</strong>tegrale visie op <strong>de</strong><br />

Deltawateren, Mid<strong>de</strong>lburg<br />

Raad <strong>voor</strong> <strong>de</strong> f<strong>in</strong>anciële verhoud<strong>in</strong>gen (2010), Advies<br />

gevolgen regeerakkoord <strong>voor</strong> f<strong>in</strong>anciële verhoud<strong>in</strong>gen, Den<br />

Haag.<br />

Raad <strong>voor</strong> het Openbaar Bestuur (2011), Briefadvies twee<br />

bestuurslagen pr<strong>in</strong>cipe, kenmerk 2011-2000118098, Den<br />

Haag.<br />

Raad <strong>voor</strong> Verkeer en Waterstaat (2009), Beter is sneller,<br />

Den Haag: Raad <strong>voor</strong> Verkeer en Waterstaat.<br />

Ra<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Leefomgev<strong>in</strong>g en Infrastructuur (2011),<br />

Toekomst van het ruimtelijk beleid, adviesnr. 2011/02, Den<br />

Haag.<br />

Raspe, O. & M. van <strong>de</strong>n Berge (2010), De ruimtelijke<br />

structuur van <strong>de</strong> clusters van nationaal belang, Den Haag/<br />

Bilthoven: <strong>Planbureau</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Leefomgev<strong>in</strong>g.<br />

Raspe, O. et al. (2010), De economische kracht van <strong>de</strong><br />

Noordvleugel van <strong>de</strong> Randstad, Den Haag/Bilthoven:<br />

<strong>Planbureau</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Leefomgev<strong>in</strong>g.<br />

Regt, W.J. <strong>de</strong> (2004), ‘Grondtransacties <strong>in</strong> twee<br />

rijksbufferzones <strong>in</strong> Ne<strong>de</strong>rland’, <strong>in</strong>: H. Farjon et<br />

al., Groene ruimte <strong>in</strong> <strong>de</strong> Randstad: een evaluatie van het<br />

rijksbeleid <strong>voor</strong> bufferzones en <strong>de</strong> Randstadgroenstructuur.<br />

86 | <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>opgaven</strong> <strong>in</strong> <strong>beeld</strong>. Achtergron<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> Ex ante evaluatie Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte


<br />

Achtergronddocument bij Natuurbalans 2004, Wagen<strong>in</strong>gen:<br />

Natuurplanbureau.<br />

Renes, G. et al. (2006), Betaalbaarheid van koopwon<strong>in</strong>gen en<br />

het ruimtelijk beleid, Den Haag: Ruimtelijk <strong>Planbureau</strong>.<br />

Renes, G. et al. (2010), Evaluatie beoor<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g Nota<br />

Ruimteprojecten, Den Haag: Centraal <strong>Planbureau</strong> &<br />

<strong>Planbureau</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Leefomgev<strong>in</strong>g.<br />

RIGO (2008), Kosten en opbrengsten bij projecten <strong>voor</strong><br />

verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g tot 2020. Bijlage bij <strong>de</strong> beantwoord<strong>in</strong>g van <strong>de</strong><br />

motie Van Heugten, Amsterdam.<br />

Rij, E. van (2010), Improv<strong>in</strong>g <strong>in</strong>stitutions for green landscapes <strong>in</strong><br />

metropolitan areas, dissertation TU Delft, Delft.<br />

Rijken, B. & B. Zondag (2011), The <strong>de</strong>velopment and effective<br />

application of <strong>de</strong>cision support tools <strong>in</strong> the area of climate<br />

change. A case study from the Netherlands, Paper 58th<br />

Annual North American Meet<strong>in</strong>gs of the Regional<br />

Science Association International 2011 // Second<br />

Conference of the Regional Science Association of the<br />

Americas.<br />

Rijksoverheid (2010), Nationaal actieplan <strong>voor</strong> energie uit<br />

hernieuwbare bronnen, Den Haag.<br />

Royal Haskon<strong>in</strong>g (2010), Beleidsevaluatie nationale<br />

landschappen, Den Haag: M<strong>in</strong>isterie van VROM,<br />

M<strong>in</strong>isterie van LNV, IPO.<br />

Schuur, J. (2010), De baten en kosten van ruimtelijk beleid en<br />

<strong>de</strong> relatie met het won<strong>in</strong>gaanbod, Den Haag/Bilthoven:<br />

<strong>Planbureau</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Leefomgev<strong>in</strong>g.<br />

Silvis, H.J. et al. (2009), De agrarische sector <strong>in</strong> Ne<strong>de</strong>rland naar<br />

2020. Perspectieven en onzekerhe<strong>de</strong>n, LEI-rapport 2009-<br />

021, Den Haag.<br />

Snellen, D. et al. (2006), Monitor Nota Ruimte. De opgave <strong>in</strong><br />

<strong>beeld</strong>, Den Haag/Bilthoven: Ruimtelijk <strong>Planbureau</strong> en<br />

Milieu- en Natuurplanbureau.<br />

Stiglitz, J. (1988), Economics of the public sector, New York/<br />

London: Norton.<br />

Tennekes, J. & A. Harbers (2011, te verschijnen), De <strong>in</strong>vloed<br />

van <strong>in</strong>stituties van projectontwikkel<strong>in</strong>g op ste<strong>de</strong>nbouwkundige<br />

morfologie, Den Haag: <strong>Planbureau</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

Leefomgev<strong>in</strong>g.<br />

Thissen, F. (1995), Bewoners en ne<strong>de</strong>rzett<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> Zeeland,<br />

op weg naar een nieuwe verschei<strong>de</strong>nheid, proefschrift<br />

Universiteit van Amsterdam, Ne<strong>de</strong>rlandse Geografische<br />

Studies 191 KNAG/FRW & Universiteit van Amsterdam,<br />

Utrecht/Amsterdam.<br />

Thissen, M., P. van <strong>de</strong> Coever<strong>in</strong>g & H. Hilbers (2006),<br />

Wegen naar economische groei, Rotterdam/Den Haag: NAI<br />

Uitgevers/Ruimtelijk <strong>Planbureau</strong>.<br />

Tholen, J., B. Hendriksen & A. <strong>de</strong> Jong (2010), Duurzame<br />

f<strong>in</strong>ancier<strong>in</strong>g van landschap. Een on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong><br />

f<strong>in</strong>ancier<strong>in</strong>gsbehoefte van beheer en herstel van waar<strong>de</strong>volle<br />

nationale en prov<strong>in</strong>ciale cultuurlandschappen, Amstelveen:<br />

KPMG Advisory N.V.<br />

Veen, P. & L. Graaff (2010), Kernkwaliteiten <strong>in</strong> <strong>de</strong> praktijk.<br />

Handreik<strong>in</strong>g aan beleidsmakers en uitvoer<strong>de</strong>rs van Nationale<br />

Landschappen, Amsterdam/Rotterdam: VISTA/<br />

Investeren <strong>in</strong> ruimte.<br />

Verwest, F. & F. van Dam (red.) (2010), Van bestrij<strong>de</strong>n<br />

naar begelei<strong>de</strong>n: <strong>de</strong>mografische krimp <strong>in</strong> Ne<strong>de</strong>rland.<br />

Beleidsstrategieën <strong>voor</strong> huidige en toekomstige<br />

krimpregio’s, Den Haag/Bilthoven: <strong>Planbureau</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

Leefomgev<strong>in</strong>g.<br />

VROM-Inspectie (2009), Rapportage actualiteit en<br />

handhav<strong>in</strong>g bestemm<strong>in</strong>gsplannen, Den Haag.<br />

VROM & CBS (2010), Wonen overwogen, Den Haag.<br />

VROM-raad (2008), Brussels lof. Handreik<strong>in</strong>g <strong>voor</strong><br />

ontwikkel<strong>in</strong>g en implementatie van Europees Recht en Beleid,<br />

Den Haag: VROM-raad.<br />

Werkgroep verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g (2004), Locaties bij won<strong>in</strong>gbouw.<br />

E<strong>in</strong>drapportage van <strong>de</strong> Werkgroep Verste<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g,<br />

<strong>in</strong>ter<strong>de</strong>partementaal beleidson<strong>de</strong>rzoek, ron<strong>de</strong> 2004,<br />

nr.2, Den Haag.<br />

Werkplaats Zuidwestelijke Delta (2010), Ontwerp2daagse<br />

Zuidwestelijke Delta. Schetsen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> lange termijn,<br />

Mid<strong>de</strong>lburg: Programmabureau Zuidwestelijke Delta.<br />

Weter<strong>in</strong>gs, A, et al. (2011, te verschijnen), The European<br />

landscape of foreign direct <strong>in</strong>vestments and the attractiveness<br />

of the Dutch regions, The Hague: PBL Netherlands<br />

Environmental Assessment Agency.<br />

Wou<strong>de</strong>n, R. van <strong>de</strong>r et al. (2009), Evaluatie sleutelprojecten,<br />

Gouda/Delft: Bureau Ste<strong>de</strong>lijke Plann<strong>in</strong>g/Technische<br />

Universiteit Delft.<br />

Wou<strong>de</strong>n, R. van <strong>de</strong>r, R. Kuiper & C. Eijgenraam (2007),<br />

Ex-ante toets Structuurvisie Randstad, Den Haag/Bilthoven:<br />

RPB, CPB en MNP.<br />

Zeijts, H. van et al. (2010), Mogelijke bijdrage van het<br />

Gemeenschappelijk Landbouwbeleid aan het halen van<br />

beleidsdoelen <strong>voor</strong> milieu, natuur en landschap, Den Haag/<br />

Bilthoven: <strong>Planbureau</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Leefomgev<strong>in</strong>g.<br />

Zui<strong>de</strong>ma, M. & M. van Elp (2010), Kantorenleegstand.<br />

Probleemanalyse en oploss<strong>in</strong>gsricht<strong>in</strong>gen, EIB.<br />

Literatuur | 87


<strong>Planbureau</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Leefomgev<strong>in</strong>g<br />

Postadres<br />

Postbus 30314<br />

2500 GH Den Haag<br />

Bezoekadres<br />

Oranjebuitens<strong>in</strong>gel 6<br />

2511 VE Den Haag<br />

T +31 (0)70 3288700<br />

www.pbl.nl<br />

Maart 2012<br />

Twee<strong>de</strong>, herziene, versie

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!