10.05.2014 Views

Jean-Pascal van Ypersele - Buitenlandse Zaken - Belgium

Jean-Pascal van Ypersele - Buitenlandse Zaken - Belgium

Jean-Pascal van Ypersele - Buitenlandse Zaken - Belgium

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

FOD <strong>Buitenlandse</strong> <strong>Zaken</strong>,<br />

<strong>Buitenlandse</strong> Handel en<br />

Ontwikkelingssamenwerking<br />

DGOS<br />

www.dgos.be<br />

Klimaatverandering en het Belgische<br />

ontwikkelingssamenwerkingsbeleid:<br />

uitdagingen en mogelijkheden<br />

<strong>Jean</strong>-<strong>Pascal</strong> <strong>van</strong> YPERSELE<br />

Institut d’astronomie et de géophysique Georges Lemaître<br />

Université catholique de Louvain, <strong>Belgium</strong><br />

Oktober 2008<br />

Rapport gerealiseerd op vraag <strong>van</strong> de heer Charles MICHEL,<br />

Minister <strong>van</strong> Ontwikkelingssamenwerking<br />

Institut d’astronomie et<br />

géophysique G. Lemaître,<br />

Université catholique<br />

de Louvain<br />

Dit rapport kan <strong>van</strong> www.dgdc.be and www.climate.be/<strong>van</strong>yp worden gedownload<br />

www.climate.be


De originele versie <strong>van</strong> dit rapport werd in het Frans geschreven ("Les changements climatiques<br />

et la politique belge de coopération au développement: défis et opportunités")<br />

en is ook beschikbaar op www.dgcd.be en www.climate.be/<strong>van</strong>yp.


Dit rapport is gewijd aan de miljoenen "medehuurders" <strong>van</strong> deze kleine planeet,<br />

<strong>van</strong> wie de levensomstandigheden, en soms het leven zelf, bedreigd worden<br />

door de klimaatveranderingen, terwijl zijzelf net het minst verantwoordelijk zijn<br />

voor de vervuilende uitstoot die deze veranderingen veroorzaakt.<br />

"De plantage is erg groot, er zijn veel handen nodig om het onkruid te wieden".<br />

(Afrikaans spreekwoord) 1<br />

1<br />

Geciteerd door Pépin Tchouate op de Conferentie <strong>van</strong> 7 maart 2008; vertaald <strong>van</strong> het frans: "La plantation est très<br />

grande, pour la défricher, il faut beaucoup de mains".


Dankwoord<br />

Mijn dank gaat in de allereerste plaats uit naar de heer Charles Michel, Belgisch Minister<br />

<strong>van</strong> Ontwikkelingssamenwerking. Enkele weken nadat hij zijn functie als minister<br />

had opgenomen, wenste hij een grondige denkoefening over de uitdagingen die de<br />

klimaatveranderingen voor de ontwikkelingssamenwerking met zich brengen. De eerste<br />

stap in deze denkoefening was het internationale symposium 2 dat door de Ontwikkelingssamenwerking<br />

werd georganiseerd in samenwerking met de Federale Raad<br />

voor Duurzame Ontwikkeling: "De klimaatverandering, een nieuwe uitdaging voor de<br />

ontwikkelingssamenwerking?". Dit symposium vond op 7 maart 2008 plaats in het<br />

Egmontpaleis, onder het erevoorzitterschap <strong>van</strong> HKH Prinses Astrid. Alle sprekers,<br />

maar ook vele anderen, hebben bijgedragen aan het succes <strong>van</strong> deze dag, die bijna 250<br />

Belgische en internationale deelnemers samenbracht. Ze verdienen allemaal onze erkentelijkheid,<br />

maar ik zou inzonderheid de dame willen bedanken die er wellicht het<br />

meest heeft aan bijgedragen: mevrouw Marie Cherchari, lid <strong>van</strong> het kabinet <strong>van</strong> de<br />

Minister <strong>van</strong> Ontwikkelingssamenwerking. De tekst <strong>van</strong> dit rapport vloeit voort uit de<br />

besprekingen <strong>van</strong> 7 maart, maar ook uit de reeks schriftelijke bijdragen die ik achteraf<br />

mocht ont<strong>van</strong>gen. Ik wens de – soms discrete – auteurs er<strong>van</strong> eveneens te danken.<br />

Hoewel ik geen specialist in ontwikkelingssamenwerking ben (het onderwerp heeft me<br />

anders wel steeds geboeid), heb ik erg veel gehad aan de constructieve opmerkingen<br />

<strong>van</strong> de mensen die de voorafgaande versies <strong>van</strong> deze tekst hebben willen herlezen.<br />

Mijn dank gaat ook uit naar deze aandachtige lezers. Ik heb geprobeerd optimaal rekening<br />

te houden met hun opmerkingen, maar ik neem de volledige verantwoordelijkheid<br />

voor de inhoud <strong>van</strong> dit rapport op mezelf, met alle kwaliteiten en gebreken die<br />

het vertoont. Tenslotte zou ik mijn trouw team medewerkers <strong>van</strong> het Institut d’astronomie<br />

et de géophysique Georges Lemaître <strong>van</strong> de Université catholique de Louvain<br />

willen bedanken: Philippe Marbaix, Ben Matthews en Andrew Ferrone, zonder wie ik<br />

niet de helft zou kunnen doen <strong>van</strong> wat ik doe.<br />

<strong>Jean</strong>-<strong>Pascal</strong> <strong>van</strong> <strong>Ypersele</strong><br />

(<strong>van</strong>yp@climate.be voor alle opmerkingen of suggesties)<br />

Hoogleraar aan de Université catholique de Louvain 3<br />

Ondervoorzitter <strong>van</strong> de IPCC 4<br />

Voorzitter <strong>van</strong> de werkgroep "Energie en klimaat" <strong>van</strong> de FRDO 5<br />

2<br />

Zie het programma in bijlage<br />

3<br />

Institut d’astronomie et de géophysique Georges Lemaître, Université catholique de Louvain, www.climate.be/<strong>van</strong>yp<br />

4<br />

IPCC, de Intergouvernementele Groep Deskundigen over de Klimaatverandering (www.ipcc.ch)<br />

5<br />

Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling, www.frdo.be


Inhoud<br />

SAMENVATTING .............................................................................................................................................. 9<br />

I. KLIMAATVERANDERINGEN EN MENSELIJKE ONTWIKKELING .................................................... 13<br />

I.1 De door de mens veroorzaakte klimaatverandering: een realiteit .......................................................... 13<br />

I.2 Projecties voor de 21ste eeuw ................................................................................................................. 14<br />

I.3 Impact op de menselijke ontwikkeling ................................................................................................... 16<br />

I.4 Twee antwoorden: matiging en aanpassing ............................................................................................. 20<br />

II. KLIMAATVERANDERINGEN EN ONTWIKKELINGSLANDEN ......................................................... 23<br />

2.1. Het Noorden als grote verantwoordelijke, het Zuiden als belangrijkste slachtoffer ............................. 23<br />

2.1.1. Impacts in Afrika, Azië, Latijns-Amerika ................................................................................ 23<br />

2.1.2. De meest getroffen sectoren, systemen en regio's ................................................................... 24<br />

2.2. Risico' op menselijke catastrofen en bedreigingen voor de vrede ........................................................ 25<br />

2.2.1. Rampen .................................................................................................................................... 25<br />

2.2.2. Gewapende conflicten ............................................................................................................. 25<br />

2.3. De Millenniumdoelstellingen, ontwikkeling en specifieke behoeften <strong>van</strong> de ontwikkelingslanden .... 26<br />

2.3.1. 2015 en erna ............................................................................................................................. 26<br />

2.3.2. Het standpunt <strong>van</strong> de ontwikkelingslanden ............................................................................. 26<br />

2.4. Het antwoord <strong>van</strong> de internationale gemeenschap ................................................................................ 27<br />

2.4.1. Matiging en aanpassing ............................................................................................................ 27<br />

2.4.2. Minder uitstoot en meer absorptie ........................................................................................... 27<br />

2.5. Belangrijkste instrumenten en fondsen ................................................................................................. 28<br />

2.6. Tussenbalans ......................................................................................................................................... 31<br />

III. ONTWIKKELINGSSAMENWERKING DIE REKENING HOUDT MET DE<br />

KLIMAATVERANDERINGEN ...................................................................................................................... 33<br />

3.1. Interacties tussen klimaatveranderingen en ontwikkeling ..................................................................... 33<br />

3.1.1. Drie soorten interacties ............................................................................................................ 33<br />

3.1.2. De doeltreffendheid <strong>van</strong> de hulp wordt bedreigd .................................................................... 34<br />

3.1.3. De perverse effecten <strong>van</strong> bepaalde vormen <strong>van</strong> matiging in het Noorden beperken .............. 34<br />

3.2. Integratie: noodzaak, principes, draagwijdte en specifieke kenmerken ................................................ 35<br />

3.3. Vertragingen en belemmeringen voor de integratie .............................................................................. 37<br />

3.4. Algemene voorwaarden voor integratie ................................................................................................ 38<br />

3.5. Tien pistes voor integratie ..................................................................................................................... 40<br />

3.6 Grenzen <strong>van</strong> integratie ........................................................................................................................... 42<br />

IV. DE BELGISCHE SAMENWERKING EN DE KLIMAATVERANDERINGEN ..................................... 45<br />

4.1. Stand <strong>van</strong> zaken .................................................................................................................................... 45<br />

4.2. Eerste benadering <strong>van</strong> de specifieke gevoeligheid <strong>van</strong> de Belgische samenwerking ........................... 47<br />

4.3. Moeilijkheden, obstakels en specifieke troeven <strong>van</strong> integratie ............................................................. 50<br />

V. AANBEVELINGEN OM DE KLIMAATKWESTIE IN HET BELGISCHE BELEID VOOR<br />

ONTWIKKELINGSSAMENWERKING TE INTEGREREN ......................................................................... 53<br />

BIBLIOGRAFIE ............................................................................................................................................... 61<br />

BIJLAGE 1: ADVIES VAN DE FRDO OVER DE FLEXIBILITEITSMECHANISMEN VAN HET<br />

KYOTOPROTOCOL ........................................................................................................................................ 67<br />

BIJLAGE 2: PROGRAMMA VAN DE CONFERENTIE VAN 7 MAART 2008 ........................................... 68


Samenvatting - 9<br />

SAMENVATTING<br />

Waar de ontwikkelde landen voor het grootste stuk verantwoordelijk zijn voor de opwarming<br />

<strong>van</strong> de aarde, zijn het de ontwikkelingslanden die er het meest de effecten <strong>van</strong> ondervinden<br />

en de minste middelen hebben om zich aan te passen. Dat is "de fundamentele<br />

onrechtvaardigheid <strong>van</strong> de klimaatveranderingen".<br />

Het antwoord op de klimaatveranderingen is een combinatie <strong>van</strong> matiging 6 en aanpassing.<br />

Vanuit het oogpunt <strong>van</strong> de ontwikkelingslanden heeft matiging een negatieve invloed op<br />

de effectieve uitoefening <strong>van</strong> het recht op ontwikkeling. Niettemin is in talrijke landen de<br />

gevoeligheid voor klimaatveranderingen zo groot dat een aanpassing ook de ontwikkeling<br />

beïnvloedt.<br />

Aangezien aanpassing een kwestie <strong>van</strong> ontwikkeling is, zal het beleid dat een antwoord<br />

zoekt op de uitdaging <strong>van</strong> de klimaatveranderingen het best tot stand komen binnen het<br />

kader <strong>van</strong> ontwikkelingsactiviteiten. Die integratie is noodzakelijk wil men dat het antwoord<br />

op de klimaatveranderingen aansluit op de doelstellingen <strong>van</strong> een menselijke ontwikkeling,<br />

in het bijzonder de vermindering <strong>van</strong> armoede.<br />

Men onderscheidt drie soorten interactie tussen ontwikkeling en klimaatveranderingen: (i)<br />

de impact <strong>van</strong> klimaatveranderingen op ontwikkelingsprojecten; (ii) de impact <strong>van</strong> projecten<br />

op de klimaatveranderingen; (iii) de impact <strong>van</strong> projecten op de kwetsbaarheid <strong>van</strong><br />

bevolkingsgroepen en/of ecosystemen voor klimaatveranderingen. De combinatie er<strong>van</strong><br />

kan de doeltreffendheid <strong>van</strong> de ontwikkelingshulp aanzienlijk beperken. Niettemin is<br />

ontwikkeling ook een sleutelelement om de kwetsbaarheid terug te schroeven.<br />

De kwetsbaarheid wordt bepaald door een reeks factoren en moet dus worden gezien als<br />

een dynamisch proces, sterk bepaald door de specifieke context. Er bestaat geen "recept"<br />

voor aanpassing. Aanpassing kan immers niet worden herleid tot ontwikkeling op het vlak<br />

<strong>van</strong> infrastructuur.<br />

Op internationaal vlak stellen we vast dat de integratie <strong>van</strong> de aanpassing in de ontwikkelingssamenwerking<br />

overal vertraging oploopt. Om dit te verhelpen, is een sterke beleidsovertuiging<br />

op hoog niveau vereist. Op het niveau <strong>van</strong> ontwikkelingsinstanties, stelt het<br />

rapport een lijst op <strong>van</strong> specifieke procedures en instrumenten die moeten worden aangewend.<br />

De integratie stoot op de beperkingen <strong>van</strong> de beschikbare financiële enveloppen. Om te<br />

vermijden dat de ontwikkelingsdoelstellingen in gevaar worden gebracht, lijkt het noodzakelijk<br />

om het principe vervuiler-betaler te onderschrijven en dus op substantiële wijze<br />

de rijkdommen op wereldschaal te herverdelen. Dit pleit in het voordeel <strong>van</strong> een nieuwe<br />

internationale architectuur <strong>van</strong> de samenwerking, in het bijzonder de multilaterale ("less<br />

funds, more funding" om het met de beeldspraak <strong>van</strong> de Uitvoerende Secretaris <strong>van</strong> het<br />

Klimaatverdrag te zeggen).<br />

Op Belgisch niveau kan men vaststellen dat de ontwikkelingssamenwerking gelijkaardige<br />

tendensen vertoont als die welke internationaal worden waargenomen: onderschatting <strong>van</strong><br />

het probleem, gebrek aan aandacht voor de noden op het gebied <strong>van</strong> de aanpassing, me-<br />

6<br />

"Matiging" is de officiële vertaling <strong>van</strong> het Engelse word “mitigation”. Matiging betekent dat<br />

men een beleid realiseert dat gericht is op de vermindering <strong>van</strong> de uitstoot <strong>van</strong> broeikasgassen en<br />

de bevordering <strong>van</strong> koolstofdioxideopslag.


10 – De klimaatveranderingen en het Belgisch beleid <strong>van</strong> ontwikkelingssamenwerking<br />

thodologische moeilijkheid om de integratie te ontwerpen binnen de bestaande politiek en<br />

procedures.<br />

Een eerste benadering <strong>van</strong> de Belgische Coöperatie toont een redelijk ernstig risico, aangezien<br />

71% <strong>van</strong> de projecten behoren tot sectoren die op directe wijze gevoelig zijn voor<br />

klimaatveranderingen. Een eerste analyse <strong>van</strong> de 18 partnerlanden wijst in de richting <strong>van</strong><br />

vijf conclusies: (i) de aanpassingshulp zou de belangrijkste dimensie <strong>van</strong> integratie <strong>van</strong> de<br />

klimaatproblematiek in het Belgisch ontwikkelingsbeleid moeten uitmaken; (ii) in de<br />

meeste landen zijn de behoeftes enorm en interfereren ze nauw met de agenda <strong>van</strong> een<br />

menselijke ontwikkeling; (iii) voor meer dan de helft <strong>van</strong> de landen riskeren de klimaatveranderingen<br />

grote negatieve gevolgen te hebben voor het rendement <strong>van</strong> de landbouw<br />

en dus voor de voedselzekerheid; (iv) het is mogelijk om ook de matigingsstrategieën<br />

(reductie <strong>van</strong> uitstoot) in de ontwikkelingslanden aan te moedigen, maar onder de partners<br />

<strong>van</strong> de Belgische Coöperatie is er slechts één enkel land (Zuid-Afrika) dat op vlak<br />

<strong>van</strong> klimaat significante acties kan ondernemen; (v) vijf landen beschikken over bosgebieden<br />

waar<strong>van</strong> het behoud kan leiden tot matiging, doch slechts onder bepaalde voorwaarden<br />

en binnen bepaalde limieten.<br />

De integratie <strong>van</strong> het klimaatbeleid in de Belgische Coöperatie zou op twee specifieke<br />

moeilijkheden kunnen stoten: het gebrek aan capaciteit in de partnerlanden en het gebrek<br />

aan personeel op Belgisch niveau. Zonder een significante verbetering op dit laatste niveau,<br />

lijkt het onmogelijk dat de Belgische Coöperatie een doorbraak bereikt op het vlak<br />

<strong>van</strong> de integratie <strong>van</strong> de klimaatkwestie.<br />

Het rapport formuleert ter conclusie 13 aanbevelingen:<br />

1) Vertrekken <strong>van</strong> een precieze diagnose. De strategienota leefmilieu <strong>van</strong> DGOS moet<br />

geherformuleerd worden om de prioriteit "klimaat" te definiëren als een transversale prioriteit<br />

binnen de transversale thematiek <strong>van</strong> het milieu, terwijl men er op toeziet dat rekening<br />

wordt gehouden met de andere problemen (voedselzekerheid, biodiversiteit, verwoestijning,…).<br />

2) Een duidelijk beleidskader uitstippelen voor de integratie. In de context <strong>van</strong> de<br />

ecologische schuld, moeten matiging, aanpassing en capaciteitsopbouw als volgt worden<br />

georganiseerd: maximale matiging voor ontwikkelde landen, maximale betrokkenheid<br />

<strong>van</strong> ontwikkelde landen bij de aanpassing <strong>van</strong> ontwikkelingslanden en bij de capaciteitsopbouw<br />

in deze landen op beide vlakken, teneinde het deze landen mogelijk te maken<br />

om zich op hun "eigen" manier te ontwikkelen.<br />

3) De hoofdlijnen <strong>van</strong> de integratie hiërarchisch opbouwen. In het Belgische geval in<br />

het bijzonder, is er reden om aanpassing te beschouwen als de prioritaire hoofdlijn op de<br />

korte en op de lange termijn. Het belangrijkste terrein <strong>van</strong> die integratie is de snelle verbetering<br />

<strong>van</strong> de bestaande samenwerking binnen het kader <strong>van</strong> bestaande projecten en<br />

structuren. In de meeste partnerlanden <strong>van</strong> de Belgische Coöperatie sluiten de matigingsprojecten<br />

door vermindering <strong>van</strong> uitstoot aan op een andere tijdelijkheid, op de korte en<br />

de lange termijn. De matigingsprojecten door middel <strong>van</strong> koolstofdioxideopslag en door<br />

de toevlucht tot energetische landbouw vereisen een specifieke benadering (cf. 5).<br />

4) Vooreerst meer belang hechten aan de aanpassing in bilaterale projecten. Onder<br />

voorbehoud <strong>van</strong> een slotanalyse <strong>van</strong> de specifieke interactie tussen de sociale, ecologische<br />

en economische impacts <strong>van</strong> de klimaatveranderingen per project, spitst de ontwik-


Samenvatting - 11<br />

kelingssamenwerking meer dan twee derden <strong>van</strong> de projecten toe op sectoren waar de<br />

klimaatveranderingen in staat zijn om de stand <strong>van</strong> zaken op de middellange termijn te<br />

veranderen: basisgezondheidszorg, basisinfrastructuur, landbouw en voedselzekerheid,<br />

versterking <strong>van</strong> de maatschappij.<br />

5) De projecten rond bosbescherming strikt omkaderen. Buiten de technische moeilijkheden<br />

(metrologie) impliceert de bescherming <strong>van</strong> bossen een reeks delicate bemiddelingen.<br />

Men moet steeds garanderen dat de financiële middelen die het behoud <strong>van</strong> de<br />

bossen in een goede gezondheid moeten belonen ook effectief ten goede komen aan de<br />

lokale bevolking die deze bewaken. De formule <strong>van</strong> de financiële compensatie voor milieudiensten<br />

lijkt in dat opzicht en onder bepaalde voorwaarden duidelijk te verkiezen<br />

boven een simpele uitwisseling <strong>van</strong> koolstofkredieten.<br />

6) De projecten <strong>van</strong> energetische landbouw strikt omkaderen. Vanuit het oogpunt <strong>van</strong><br />

de samenwerking voor een duurzame menselijke ontwikkeling, moeten de projecten <strong>van</strong><br />

energetische landbouw strikt onderworpen worden aan de veiligheidsgarantie, alsook aan<br />

de garantie <strong>van</strong> voedselsoevereiniteit. De projecten moeten worden omkaderd door precieze<br />

criteria, zoals de vermindering <strong>van</strong> armoede, de bescherming <strong>van</strong> de bodem en de<br />

bescherming <strong>van</strong> de biodiversiteit.<br />

7) De oorspronkelijke geest <strong>van</strong> het Clean Development Mechanism behouden. De<br />

toevlucht door de ontwikkelde landen tot koolstofkredieten moet complementair blijven<br />

aan de binnenlandse maatregels en het toegevoegde karakter moet worden gegarandeerd,<br />

evenals de bijdrage <strong>van</strong> de CDM-projecten aan een duurzame ontwikkeling <strong>van</strong> de gastlanden<br />

door een indijking <strong>van</strong> de armoede.<br />

8) Proefprojecten tot matiging lanceren in het domein <strong>van</strong> de energie. In een tweede<br />

fase <strong>van</strong> de integratie zou de Belgische Coöperatie kunnen bijdragen aan de eigen ontwikkeling<br />

<strong>van</strong> de partnerlanden door middel <strong>van</strong> proefprojecten of casestudies. Het zal<br />

nodig zijn om de middelen te concentreren in één of twee domeinen, gekozen in functie<br />

<strong>van</strong> de karakteristieken <strong>van</strong> de partners, met name de hulpsectoren en milieuprioriteiten.<br />

9) Binnen DGOS een cel "milieu-klimaat" creëren, belast met volgende taken:<br />

- een strategische visie ontwikkelen over de integratie <strong>van</strong> de klimaatveranderingen<br />

in het beleid <strong>van</strong> de ontwikkelingssamenwerking;<br />

- een specifieke opleiding verzekeren;<br />

- de samenwerking tussen de Coöperatie en de wetenschappelijke gemeenschap<br />

verbeteren;<br />

- kwaliteitsvolle en gebruiksvriendelijke, klimatologische informatie verschaffen;<br />

- uitwerken <strong>van</strong> middelen voor de milieu- en klimatologische screening <strong>van</strong><br />

bestaande en nieuwe projecten;<br />

- de uitwisseling <strong>van</strong> informatie en goede praktijken bevorderen;<br />

- complementariteiten zoeken met andere ontwikkelingsinstanties binnen de<br />

Europese Unie;<br />

- waken over de coherentie met het beleid dat wordt gevoerd op andere<br />

machtsniveaus en door andere departementen;<br />

- aanbevelingen formuleren om het geheel <strong>van</strong> de activiteiten <strong>van</strong> DGOS, BTC en<br />

het kabinet <strong>van</strong> Ontwikkelingssamenwerking "groener" te maken.


12 – De klimaatveranderingen en het Belgisch beleid <strong>van</strong> ontwikkelingssamenwerking<br />

10) De problematiek <strong>van</strong> de klimaatveranderingen introduceren in de contacten met<br />

de partners op alle niveaus. Het zou met name nuttig zijn dat meer vertegenwoordigers<br />

<strong>van</strong> de Ontwikkelingssamenwerking deelnemen aan internationale onderhandelingen over<br />

het klimaat en dat de Minister deelneemt aan het ministeriële segment <strong>van</strong> de Conferenties<br />

<strong>van</strong> de Partijen <strong>van</strong> het Raamverdrag over de klimaatveranderingen.<br />

11) Het budget <strong>van</strong> de ontwikkelingshulp verhogen. De klimatologische bedreiging<br />

<strong>van</strong> de ontwikkelingsagenda versterkt het belang <strong>van</strong> de ontwikkelde landen, inclusief<br />

België, om hun belofte na te komen en de ontwikkelingshulp te verhogen tot 0,7% <strong>van</strong><br />

het BNP.<br />

12) Bijdragen tot meer leesbaarheid, eenvoud en coherentie <strong>van</strong> de multilaterale financieringsinstrumenten<br />

<strong>van</strong> de strijd tegen de klimaatveranderingen. De vermenigvuldiging<br />

<strong>van</strong> de fondsen schaadt de transparantie en de doeltreffendheid <strong>van</strong> de ontwikkelingshulp<br />

en ondermijnt de toe-eigening door de partnerlanden <strong>van</strong> hun ontwikkelingsstrategieën<br />

("less funds, more funding" cf. supra). België zou het voorstel <strong>van</strong> de UNDP<br />

tot consolidatie in één enkel fonds moeten steunen en, in afwachting daar<strong>van</strong>, de deelname<br />

aan bestaande fondsen onderwerpen aan strikte voorwaarden, in overeenstemming<br />

met de principes <strong>van</strong> de Verklaring <strong>van</strong> Parijs.<br />

13) Aansluiten op het perspectief <strong>van</strong> een grondige herziening <strong>van</strong> de ontwikkelingssamenwerking.<br />

België moet zich op actieve wijze engageren ten voordele <strong>van</strong> het principe<br />

vervuiler-betaler en bijdragen aan de ontwikkeling <strong>van</strong> voorwaarden opdat ontwikkelde<br />

landen hun verplichtingen zouden nakomen door progressief nieuwe financieringsbronnen<br />

aan te spreken in overeenstemming met de behoeften. In dit opzicht zal het veilen<br />

<strong>van</strong> de uitstootquota’s <strong>van</strong> het ETS-systeem België binnenkort <strong>van</strong> belangrijke inkomsten<br />

voorzien. Het zou opportuun zijn minstens een deel daar<strong>van</strong> te besteden aan de<br />

financiering <strong>van</strong> echte duurzame ontwikkeling <strong>van</strong> de landen die het grootste slachtoffer<br />

zijn <strong>van</strong> de klimaatveranderingen.<br />

De rechtvaardiging en de details <strong>van</strong> de aanbevelingen bevinden zich in het rapport zelf.<br />

De verwezenlijking <strong>van</strong> deze aanbevelingen vergt politieke wil en budgettaire prioriteiten.<br />

Ik hoop dat dit rapport noodzaak en hoogdringendheid er<strong>van</strong> zal aantonen voor "Our<br />

Common Future" 7 .<br />

7<br />

De Engelse titel <strong>van</strong> het Rapport Brundtland (1987) dat duurzame ontwikkeling op de<br />

internationale politieke agenda heeft geplaatst.


Klimaatveranderingen en menselijke ontwikkeling - 13<br />

I. KLIMAATVERANDERINGEN EN MENSELIJKE ONTWIKKELING<br />

I.1 De door de mens veroorzaakte<br />

klimaatverandering: een realiteit<br />

Het beginsel <strong>van</strong> het broeikaseffect en <strong>van</strong> de versterking<br />

er<strong>van</strong> door de menselijke activiteit werd<br />

in de 19 de eeuw ontdekt. De belangrijkste kenmerken<br />

er<strong>van</strong> zijn ondertussen goed gekend, zoals<br />

blijkt uit de opeenvolgende rapporten <strong>van</strong> het<br />

IPCC, het Intergovermental Panel on Climate<br />

Change, dat in 1988 door de Verenigde Naties<br />

werd opgericht. De notie "broeikaseffect" heeft te<br />

maken met het feit dat de betrokken gassen ervoor<br />

zorgen dat de warmte die <strong>van</strong> de Zon afkomstig is<br />

in de buurt <strong>van</strong> het aardoppervlak wordt gehouden.<br />

Het gas met het grootste effect is kooldioxide<br />

(CO2), het resultaat <strong>van</strong> het gebruik <strong>van</strong> fossiele<br />

brandstoffen, gevolgd door methaan (CH4), stikstofhemioxide<br />

en fluorhoudende gassen. Het vierde<br />

evaluatierapport <strong>van</strong> het IPCC (2007) kwam<br />

tot de conclusie dat het grootste deel <strong>van</strong> de opwarming<br />

die sinds halfweg de 20 ste eeuw wordt<br />

vastgesteld zeer waarschijnlijk 8 te wijten is aan de<br />

vastgestelde stijging <strong>van</strong> de gasconcentraties met<br />

broeikaseffect <strong>van</strong> menselijke oorsprong.<br />

De belangrijkste oorzaak <strong>van</strong> de toegenomen<br />

CO2-concentratie is het gebruik <strong>van</strong> fossiele<br />

brandstoffen; maar een al even significante verklaring<br />

(ongeveer 20%) vindt men in het veranderende<br />

bodemgebruik, inclusief de ontbossing. CO2<br />

is immers een onvermijdelijke afvalstof <strong>van</strong> elke<br />

vorm <strong>van</strong> verbranding en nagenoeg de helft <strong>van</strong><br />

de uitgestoten hoeveelheden blijft ongeveer een<br />

eeuw lang in de atmosfeer; de andere helft wordt<br />

geabsorbeerd door de oceanen en de vegetatie<br />

(maar die geabsorbeerde fractie zal in de toekomst<br />

zeer waarschijnlijk afnemen). De waargenomen<br />

stijging <strong>van</strong> de CH4-concentratie is vooral afkomstig<br />

<strong>van</strong> de landbouw en <strong>van</strong> het gebruik <strong>van</strong> fossiele<br />

brandstoffen, en die <strong>van</strong> N2O is in hoofdzaak<br />

toe te schrijven aan de landbouw. Figuur 1 illustreert<br />

de sectorale spreiding <strong>van</strong> die broeikasgasbronnen<br />

op planetair vlak. De sectoren die de<br />

jongste decennia wereldwijd in de grootste mate<br />

hebben bijgedragen aan de toegenomen uitstoot<br />

zijn energielevering (vooral elektriciteit), transport<br />

en de industrie.<br />

Afval en afvalwater<br />

Energievoorziening<br />

Bosbouw<br />

Landbouw<br />

Industrie<br />

Figuur 1: Jaarlijkse globale uitstoot <strong>van</strong><br />

Transport<br />

Residentiële en<br />

commerciële bouw<br />

broeikasgassen <strong>van</strong> antropische oorsprong: aandeel<br />

<strong>van</strong> de verscheidene sectoren in de totale uitstoot <strong>van</strong><br />

broeikasgassen in 2007 in CO 2‐equivalente termen (het<br />

deel "Forestry" omvat de bosbouw en de ontbossing).<br />

(IPCC AR4 SYR)<br />

De hoeveelheden broeikasgassen per inwoner<br />

schommelen aanzienlijk <strong>van</strong> regio tot regio. Dat<br />

blijkt duidelijk uit figuur 2. In die figuur staat de<br />

oppervlakte <strong>van</strong> elk regionaal blokje in verhouding<br />

tot de totale uitstoot (uitstoot per inwoner x<br />

aantal inwoners). Tussen 1970 en 2004 is de uitstoot<br />

per inwoner in bepaalde zones (Afrika) gedaald<br />

en in andere zones (zoals China) toegenomen,<br />

maar de uitstoot <strong>van</strong> de meest geïndustrialiseerde<br />

landen is veel hoger gebleven. In 2004<br />

produceerden de landen die bedoeld zijn in bijlage<br />

I <strong>van</strong> het Raamverdrag <strong>van</strong> de Verenigde Naties<br />

over de Klimaatveranderingen (CCNUCC), waarbij<br />

de ontwikkelde landen goed waren voor 20%<br />

<strong>van</strong> de wereldbevolking, 57 % <strong>van</strong> het wereldwijd<br />

8<br />

Waarschijnlijkheid <strong>van</strong> meer dan 90%; <strong>van</strong>uit de wetenschap dat de bewijzen indirect zijn (men kan op het hele<br />

klimaatsysteem geen tegensprekelijke experimenten toepassen) is het normaal dat er geen 100% zekerheid bestaat.


14 – De klimaatveranderingen en het Belgisch beleid <strong>van</strong> ontwikkelingssamenwerking<br />

t CO2-equivalent / inwoner<br />

30<br />

20<br />

10<br />

30<br />

1970 2004<br />

20<br />

10<br />

India<br />

Afrika<br />

Andere landen <strong>van</strong> Azië<br />

China<br />

Midden Oosten<br />

Latijns-Amerika<br />

Oost-Europa<br />

Japan<br />

Rusland – Oekraïne – Belarus<br />

West-Europa<br />

Verenigde Staten<br />

Canada – Australië – Nieuw-Zeeland<br />

0<br />

0<br />

0 1 2 3 0 1 2 3 4 5 6<br />

Bevolking (in miljarden)<br />

Bevolking (in miljarden)<br />

Figuur 2: Regionale spreiding <strong>van</strong> de uitstoot <strong>van</strong> broeikasgassen per inwoner in 1970 en in 2004 (alle gassen,<br />

inclusief verandering <strong>van</strong> bodemgebruik) (verQcale as) en de bevolking (horizontale as) voor verschillende<br />

landengroepen. De oppervlakte <strong>van</strong> elk regionaal blokje staat in verhouding tot de totale uitstoot (uitstoot per<br />

inwoner x aantal inwoners). Bron: Java Climate Model en referenQes <strong>van</strong> dat model (JCM).<br />

binnenlands product (berekend overeenkomstig<br />

de koopkracht) en droegen zij voor 46 % bij aan<br />

de wereldwijde uitstoot <strong>van</strong> broeikasgassen GES<br />

(IPCC AR4). Ook al emitteren de zuidelijke landen<br />

<strong>van</strong>daag meer broeikasgassen dan de noordelijke<br />

landen, toch zullen de in de atmosfeer opgestapelde<br />

hoeveelheden nog lange tijd vooral afkomstig<br />

zijn <strong>van</strong> de "ontwikkelde" landen 9 . Het<br />

zijn immers de hoeveelheden die zich decennialang<br />

hebben opgestapeld die aan de oorsprong<br />

liggen <strong>van</strong> de opwarming <strong>van</strong> het klimaat, niet<br />

wat in een bepaald jaar wordt uitgestoten.<br />

I.2 Projec


Klimaatveranderingen en menselijke ontwikkeling - 15<br />

Figuur 3: RelaQeve neerslagveranderingen voor<br />

de periode 2090‐2099 vergeleken met<br />

1980‐1999, voor de zomer in het noordelijke<br />

halfrond (juni tot augustus). De waarden zijn<br />

aXomsQg <strong>van</strong> gemiddelden <strong>van</strong> verschillende<br />

modellen die gebaseerd zijn op het scenario A1B<br />

(zonder beleid dat gericht is op een vermindering<br />

<strong>van</strong> de uitstoot). De sQppelzones geven de<br />

regio's aan waar meer dan 90% <strong>van</strong> de modellen<br />

een overeenstemmend teken <strong>van</strong> verandering<br />

hebben. De wi[e zones zijn die waar meer dan<br />

een derde <strong>van</strong> de modellen divergeren over het<br />

teken <strong>van</strong> verandering. (Bron: IPCC ‐ AR4).<br />

de regionale spreiding <strong>van</strong> de neerslag. Dat wordt<br />

geïllustreerd in figuur 3. Hoewel het moeilijk is<br />

dergelijke regionale kenmerken te modelleren,<br />

dringen er zich conclusies op: heel wat subtropische<br />

streken en ook het Middellandse Zeegebied<br />

worden droger. Andere streken zullen jaarlijks<br />

gemiddeld meer regen krijgen; en omdat een<br />

warmere atmosfeer meer waterdamp kan bevatten,<br />

zullen de regenfenomenen vaak intenser worden,<br />

met meer risico's voor overstromingen.<br />

De stijging <strong>van</strong> de zeespiegel, als resultaat <strong>van</strong> de<br />

thermische uitzetting <strong>van</strong> de oceanen en het smelten<br />

<strong>van</strong> de continentale ijskap, zou in de loop <strong>van</strong><br />

deze eeuw gemiddeld 18 tot 59 cm bedragen. Er<br />

dient wel te worden aangestipt dat de bovengrens<br />

<strong>van</strong> dit bereik niet volledig rekening houdt met de<br />

onzekerheid over het ijs en dat ze dus waarschijnlijk<br />

onderschat wordt; men heeft recent namelijk<br />

een versnelling waargenomen <strong>van</strong> de versmelting<br />

<strong>van</strong> de continentale ijskap in Antarctica en Groenland.<br />

De stijging <strong>van</strong> de zeespiegel is op de lange<br />

termijn bepaald verontrustend, want na de uitstoot<br />

er<strong>van</strong> blijft een deel <strong>van</strong> de broeikasgassen eeuwenlang<br />

in de atmosfeer, waardoor de warmte de<br />

tijd krijgt om diep in de oceanen door te dringen<br />

en om het ijs te doen smelten. Dat kan tijdens de<br />

komende 100 jaar leiden tot een totale stijging<br />

<strong>van</strong> de zeespiegel met 5 tot 10 meter.<br />

Vele veranderingen die men voor deze eeuw had<br />

vooropgesteld beginnen nu al merkbaar te zijn in<br />

de klimaatregistraties. De gemiddelde globale<br />

opwarming die aan de oppervlakte is gemeten<br />

bedraagt 0.6°C in de 20 ste eeuw, met nog hogere<br />

waarden op de continenten en in de buurt <strong>van</strong> de<br />

polen. Het aantal warmtegolven neemt toe, alsook<br />

de verhouding geconcentreerde regenval, wat<br />

overstromingen bevordert. Het grootste deel <strong>van</strong><br />

de kleine continentale gletsjers smelt weg en dat<br />

geldt ook voor de ijskap in Groenland.<br />

De aanpassing aan de toekomstige klimaatomstandigheden<br />

mag echter niet alleen worden gefundeerd<br />

op een extrapolatie <strong>van</strong> voorbije veranderingen,<br />

vooral wanneer de beslissingen gevolgen<br />

hebben over vele tientallen jaren. Inderdaad,<br />

het kan gebeuren dat een lokaal klimaat over een<br />

relatief korte periode in het verleden is veranderd<br />

om redenen die zich niet zullen herhalen: de uitstoot<br />

<strong>van</strong> zwavelhoudende vervuilende stoffen in<br />

Europa tijdens de tweede helft <strong>van</strong> de 20 ste eeuw<br />

bijvoorbeeld, zal waarschijnlijk onrechtstreeks<br />

hebben bijgedragen aan de droogte in de Sahelgordel,<br />

zonder dat dit fenomeen zich in de toekomst<br />

zal herhalen als men weet welke inspanningen<br />

al werden ondernomen om de betrokken<br />

vervuilende stoffen te elimineren. De natuurlijke<br />

variabiliteit over een relatief korte tijdsperiode<br />

kan er ook voor helpen zorgen dat een evolutie uit<br />

het verleden haaks staat op een evolutie die voor<br />

de toekomst wordt verwacht. Daarom is een zo<br />

precies mogelijke kennis <strong>van</strong> de regionale evolutie<br />

als gevolg <strong>van</strong> de globale opwarming absoluut<br />

noodzakelijk en is het evenzeer noodzakelijk rekening<br />

te houden met onzekerheden. Hoewel bepaalde<br />

maatregelen (zware infrastructuren, bossen,...)<br />

effecten hebben die verder strekken dan<br />

halfweg de 21 ste eeuw, zullen de keuzes moeilijker<br />

worden door het feit dat, ook al mag men hopen


16 – De klimaatveranderingen en het Belgisch beleid <strong>van</strong> ontwikkelingssamenwerking<br />

dat er effectief een beperking <strong>van</strong> de wereldwijde<br />

uitstoot komt, men dit nu niet men zekerheid kan<br />

stellen.<br />

I.3 Impact op de menselijke ontwikkeling<br />

De tweede werkgroep <strong>van</strong> het IPCC evalueert de<br />

beschikbare wetenschappelijke informatie over de<br />

impact <strong>van</strong> de klimaatveranderingen op de ecosystemen,<br />

op de sociaaleconomische sectoren,<br />

inclusief de voedselketen en de waterbronnen, en<br />

op de menselijke gezondheid, en ook de mogelijke<br />

adaptatiemaatregelen. Hierna volgt een samenvatting<br />

<strong>van</strong> de huidige conclusies in die deelgebieden,<br />

vooral volgens het 4 de evaluatierapport<br />

(IPCC AR4 WGII, 2007). De lezer kan ook terecht<br />

bij LEARY et al. (2008a).<br />

Ecosystemen: het tempo waarin het klimaat opwarmt,<br />

gekoppeld aan de aanverwante drukelementen<br />

(overstromingen, droogte, branden, enz.)<br />

en aan andere elementen die op de ecosystemen<br />

wegen en gerelateerd zijn aan de menselijke activiteit,<br />

zal sneller verlopen dan het adaptatievermogen,<br />

en onder meer de natuurlijke migratiemogelijkheden,<br />

<strong>van</strong> bepaalde planten- en dierensoorten.<br />

Een gemiddelde opwarming <strong>van</strong> het aardoppervlak<br />

met meer dan 1,5 tot 2,5 °C boven de<br />

temperaturen die op het einde <strong>van</strong> de 20 ste eeuw<br />

werden geregistreerd en een toename <strong>van</strong> de CO2-<br />

uitstoot in de atmosfeer, zullen grote veranderingen<br />

met zich brengen in de structuur en de werking<br />

<strong>van</strong> de ecosystemen, in de ecologische interacties<br />

<strong>van</strong> de verschillende soorten en in hun verspreidingsgebieden,<br />

vaak ten nadele <strong>van</strong> de biodiversiteit<br />

en de goederen en diensten <strong>van</strong> de ecosystemen<br />

(zoals de watervoorraden en de beschikbaarheid<br />

<strong>van</strong> voedsel). Bij een dergelijk niveau<br />

<strong>van</strong> opwarming zal het risico op uitsterven<br />

<strong>van</strong> ongeveer 20 tot 30 % <strong>van</strong> de tot op heden<br />

bestudeerde planten- en dierensoorten waarschijnlijk<br />

nog toenemen; wanneer de temperatuur met<br />

ongeveer 4°C stijgt ten opzichte <strong>van</strong> 1990, kan<br />

40% <strong>van</strong> de soorten uitsterven.<br />

Voedselproductie: buiten de menselijke productiefactoren,<br />

wordt de voedselproductie vooral<br />

beïnvloed door de beschikbaarheid <strong>van</strong> water en<br />

<strong>van</strong> voedingsstoffen, en door de temperatuur. Een<br />

temperatuursstijging zou nieuwe mogelijkheden<br />

kunnen creëren voor de landbouw in gebieden die<br />

nu koud zijn, maar zal ook bijdragen aan het risico<br />

op een temperatuur- of waterstress in andere<br />

gebieden. Hoevedieren (vee, varkens en gevogelte)<br />

zijn allemaal gevoelig voor warmte en droogte.<br />

Ook bij een progressieve evolutie zullen de<br />

effecten <strong>van</strong> de veranderingen niet uniform zijn.<br />

Meestal kunnen gematigde luchtstreken en de<br />

poolstreken in bepaalde gevallen genieten <strong>van</strong> een<br />

toename <strong>van</strong> de landbouwproductie bij een matige<br />

globale opwarming (tot ongeveer 2° gemiddelde<br />

stijging ten opzichte <strong>van</strong> de temperatuur <strong>van</strong><br />

1990). In tropische en subtropische gebieden<br />

daarentegen – waar bepaalde culturen aanleunen<br />

tegen de warmtetolerantiegrens en waar de nietgeïrrigeerde<br />

landbouw <strong>van</strong> de droge streken overheerst<br />

– zou de productie dalen, ook wanneer de<br />

lokale temperatuur maar in geringe mate toeneemt<br />

(tussen 1 en 2°C). Bovendien is het adaptatievermogen<br />

<strong>van</strong> de minder ontwikkelde tropische landen<br />

beperkt door een gebrek aan financiële middelen.<br />

Het risico op opwarming dreigt dus de<br />

voedselongelijkheid tussen ontwikkelde en ontwikkelingslanden<br />

te doen toenemen. Op wereldschaal<br />

schat men dat het potentieel <strong>van</strong> de voedselproductie<br />

zal toenemen zolang de lokale gemiddelde<br />

temperatuursstijging binnen de vork <strong>van</strong><br />

1 en 3 °C blijft, maar daarboven zal afnemen. De<br />

meeste betrokken mensen zouden zich in de ontwikkelingslanden<br />

bevinden.<br />

Water: de hoeveelheid water en de verdeling er<strong>van</strong><br />

hangen in grote mate af <strong>van</strong> de regelval, de<br />

waterverdamping en de reserves die de gletsjers in<br />

zich hebben, allemaal factoren waar de klimaatveranderingen<br />

vat op kunnen hebben. Schommelingen<br />

<strong>van</strong> de neerslag (Figuur 3) en een opwarming<br />

zorgen voor aantasting <strong>van</strong> de afvloeiing en<br />

<strong>van</strong> de beschikbare waterhoeveelheden. Men<br />

denkt dat, tussen nu en halfweg de eeuw, de afvloeiing<br />

met 10 tot 40 % zal toenemen in de poolstreken<br />

en bepaalde vochtige tropische streken,<br />

inclusief de dichtbevolkte gebieden <strong>van</strong> Oost- en<br />

Zuidoost-azië en met 10 tot 30 % zal afnemen in<br />

bepaalde droge gebieden <strong>van</strong> de gematigde en de<br />

droge tropische luchtstreken, door een daling <strong>van</strong><br />

de neerslag en een verhoogde graad <strong>van</strong> evapotranspiratie.<br />

De vele halfdorre zones (zoals het


Klimaatveranderingen en menselijke ontwikkeling - 17<br />

Middellandse Zeebekken, het westen <strong>van</strong> de Verenigde<br />

Staten, zuidelijk Afrika en het noordoosten<br />

<strong>van</strong> Brazilië) zullen de effecten ondergaan <strong>van</strong><br />

afnemende waterhoeveelheden als gevolg <strong>van</strong> de<br />

klimaatverandering.<br />

In vele streken zouden de episoden <strong>van</strong> zware<br />

regenval in grote mate moeten toenemen, inclusief<br />

die waar men er kan <strong>van</strong> uitgaan dat de gemiddelde<br />

neerslag zal afnemen. Het verhoogde<br />

risico op overstromingen dat daaraan is gekoppeld<br />

zal niet zonder gevolgen blijven voor de maatschappij,<br />

de fysieke infrastructuren en de kwaliteit<br />

<strong>van</strong> het water. De kans bestaat dat tot 20 % <strong>van</strong> de<br />

wereldbevolking zal leven in zones waar het risico<br />

op hoge waterstanden tussen nu en de jaren<br />

2080 zou kunnen toenemen.<br />

Algemeen gezien bepaalt de capaciteit <strong>van</strong> de waterbevoorradingssystemen<br />

en het vermogen er<strong>van</strong><br />

om in te spelen op de veranderende vraag naar<br />

water in grote mate de ernst <strong>van</strong> de potentiële impact<br />

<strong>van</strong> de klimaatverandering op de waterbevoorrading.<br />

Men gaat er <strong>van</strong> uit dat circa 1,4 tot<br />

2,1 miljard mensen momenteel leven in regio's<br />

waar de hoeveelheid beschikbaar water ontoereikend<br />

is (IPCC WGII- AR4). Tegen die achtergrond<br />

vormen de klimaatveranderingen een niet<br />

geringe extra stress. Volgens de bestaande projecties<br />

zullen de door droogte getroffen zones zich<br />

uitbreiden, wat een negatieve incidentie zou moeten<br />

hebben op heel wat sectoren, waaronder de<br />

landbouw, de waterbevoorrading, de energieproductie<br />

en de gezondheid.<br />

Kusten: Volgens de huidige projecties zullen de<br />

klimaatveranderingen en de stijging <strong>van</strong> de zeespiegel<br />

zorgen voor toenemende risico's voor de<br />

kusten, onder meer op het vlak <strong>van</strong> de erosie. De<br />

toenemende druk <strong>van</strong> de menselijke activiteit op<br />

de kustzones zal dit fenomeen nog versterken.<br />

Verwacht wordt dat tussen nu en 2080 vele extra<br />

miljoenen mensen elk jaar de gevolgen zullen<br />

ondervinden <strong>van</strong> overstromingen als gevolg <strong>van</strong><br />

een stijging <strong>van</strong> de zeespiegel. Vooral de dichtbevolkte<br />

laaggelegen gebieden in de grote stroomdelta's<br />

<strong>van</strong> Azië en Afrika zullen hierdoor worden<br />

getroffen en hierbij zijn de kleine eilanden bijzonder<br />

kwetsbaar (zeer hoog vertrouwensniveau)<br />

(IPCC – AR4)<br />

Sociaaleconomische effecten: De hiervoor omschreven<br />

vormen <strong>van</strong> impact treffen alle menselijke<br />

vestigingen en de voorwaarden die bepalend<br />

zijn voor hun ontwikkeling. Een voorbeeld: indien<br />

er niet wordt ingegrepen zou een stijging <strong>van</strong> de<br />

zeespiegel met één meter ongeveer 20% <strong>van</strong> de<br />

oppervlakte <strong>van</strong> Bangladesh aantasten; tientallen<br />

miljoenen mensen zouden gedwongen worden tot<br />

migratie. Het bestaan <strong>van</strong> vele zeenabije steden,<br />

zoals Londen, New York, Mumbai of Sjanghai<br />

wordt op de middellange termijn bedreigd. Menige<br />

Eilandstaat, zoals de Malediven of Tuvalu,<br />

worden gewoonweg met verdwijning bedreigd.<br />

Naast deze trage veranderingen <strong>van</strong> de gemiddelde<br />

omstandigheden, kunnen de frequentie en/of de<br />

ernst <strong>van</strong> extreme voorvallen, zoals droogte, overstromingen,<br />

vloedgolven of stormen in een warmere<br />

wereld gaan veranderen, wat ernstige menselijke<br />

en sociaaleconomische gevolgen kan hebben.<br />

Die gevolgen zullen min of meer erg zijn in<br />

functie <strong>van</strong> de maatschappelijke organisatie of<br />

<strong>van</strong> de mate waarin de overheden en de bevolking<br />

zijn voorbereid. Een tropische cycloon met een<br />

gelijkaardige intensiteit kan zeer uiteenlopende<br />

gevolgen hebben naargelang <strong>van</strong> de plek waar hij<br />

toeslaat. Armen hebben vaak geen andere keuze<br />

dan zich te gaan vestigen op waardeloze stukken<br />

grond die blootstaan aan natuurrampen, zoals de<br />

oevers <strong>van</strong> waterlopen, de onstabiele heuvelflanken<br />

<strong>van</strong> ontboste zones of de fragiele zones <strong>van</strong><br />

waterwinning. Het zijn die voorwaarden die bepalend<br />

zijn, niet alleen voor de kwetsbaarheid <strong>van</strong><br />

de meest achtergestelden voor natuurrampen,<br />

maar ook voor hun capaciteit om de gevolgen er<strong>van</strong><br />

het hoofd te bieden. De meest arme gezinnen<br />

zijn vaak gedoemd om nog meer schulden aan te<br />

gaan om hun huis weer op te bouwen, om hun<br />

verloren goed te ver<strong>van</strong>gen en om de meest elementaire<br />

behoeften te voldoen in afwachting dat<br />

ze opnieuw winstgevende activiteiten kunnen opstarten<br />

(De Souza, 2004).<br />

Menselijke gezondheid: De impact <strong>van</strong> een globale<br />

klimaatverandering op de menselijke gezondheid<br />

is <strong>van</strong> velerlei aard en omvat onder<br />

meer: de veranderingen in de geografische spreiding<br />

en in de seizoensgebondenheid <strong>van</strong> verschil-


18 – De klimaatveranderingen en het Belgisch beleid <strong>van</strong> ontwikkelingssamenwerking<br />

lende infectieziekten, de effecten <strong>van</strong> de ondervoeding<br />

en de honger door een herverdeling <strong>van</strong><br />

het voedsel en de watervoorraden en een stijging<br />

<strong>van</strong> de mortaliteit en de morbiditeit als gevolg <strong>van</strong><br />

de warmtegolven.<br />

Voor elk <strong>van</strong> deze potentiële impacts wordt de<br />

relatieve kwetsbaarheid <strong>van</strong> de verscheidene streken<br />

in grote mate bepaald door hun toegang tot<br />

natuurlijke hulpbronnen, tot informatie en tot<br />

technologieën, en door de stabiliteit en de werkzaamheid<br />

<strong>van</strong> hun instellingen. Dat betekent dat<br />

de mogelijkheden <strong>van</strong> duurzame ontwikkeling in<br />

grotere mate zullen worden aangetast in de ontwikkelingslanden<br />

en bij de niet-bevoorrechte bevolkingsgroepen.<br />

Het spreekt voor zich dat de<br />

klimaatveranderingen geen uitleg zijn voor alle<br />

problemen die de ontwikkelingslanden de komende<br />

eeuw het hoofd moeten bieden, maar het is wel<br />

zo dat zij het nog moeilijker zullen maken voor de<br />

bevolking er<strong>van</strong> om hun essentiële behoeften in te<br />

vullen, zowel op de korte als op de lange termijn.<br />

De klimaatveranderingen dreigen de mondiale en<br />

de regionale ongelijkheid nog te verscherpen, zowel<br />

binnen de huidige generaties als tussen de<br />

huidige en de toekomstige generaties.<br />

uitstoot vrij snel dalen (een piek halen) om te verhinderen<br />

dat de eerste impacts verergeren en dat<br />

er grootschaliger impacts gaan opduiken, onder<br />

meer op de ecosystemen. De uitstootpiek moet<br />

wereldwijd lang vóór 2050 plaatsvinden, anders<br />

bestaat er weinig kans dat we niet terecht komen<br />

in de voorgestelde 'oranje' of zelfs 'rode' kleurzones.<br />

In zijn jongste verslag geeft het IPCC bijvoorbeeld<br />

aan dat, om de temperatuurstijging onder<br />

het bereik <strong>van</strong> 2 – 2.4°C te houden (boven de<br />

pre-industriële temperatuur), er een daling <strong>van</strong> de<br />

globale uitstoot <strong>van</strong> CO2 nodig is met 50 tot 85%<br />

tussen 2000 en 2050, wat concreet betekent dat<br />

die daling in de ontwikkelde landen nog aanzienlijker<br />

zal moeten zijn, nl. 80 tot 95% (te bereiken<br />

zonder quota te verhandelen bij de ontwikkelingslanden)<br />

(IPCC AR4 GT3, 2007, p 776).<br />

Figuur 4 geeft een overzicht <strong>van</strong> de impacts <strong>van</strong><br />

de klimaatveranderingen aan de hand <strong>van</strong> voorbeelden<br />

waar<strong>van</strong> met beschouwt dat ze een stevige<br />

basis hebben (een zekerheid <strong>van</strong> > 80%) in het<br />

AR4 <strong>van</strong> het IPCC. De figuur geeft ook de temperatuurniveaus<br />

aan waarmee men elk begin <strong>van</strong><br />

impact associeert. De bovenkant <strong>van</strong> de figuur<br />

maakt de link met de opwarmingsramingen voor<br />

verschillende scenario's. De referentiescenario's<br />

<strong>van</strong> het IPCC, bij ontstentenis <strong>van</strong> politieke maatregelen<br />

die specifiek gericht zijn op het terugschroeven<br />

<strong>van</strong> de uitstoot, illustreren de gevolgen<br />

<strong>van</strong> de onderliggende ontwikkelingsmanieren<br />

(groei <strong>van</strong> de bevolking, aandacht voor de duurzame<br />

ontwikkeling, enz.). Daarna volgen de scenario's<br />

waarbij de concentraties stagneren op verschillende<br />

niveaus. Die stagneringniveaus zijn<br />

gekoppeld aan een periode (aantal jaren) waarin<br />

de uitstoot begint te verminderen op het planetaire<br />

niveau om deze niveaus te halen. Men stelt vast<br />

dat de impacts beginnen voor de geringste opwarmingsniveaus<br />

en onvermijdelijk zijn in bepaalde<br />

regio's. Anderzijds moet de wereldwijde


Klimaatveranderingen en menselijke ontwikkeling - 19<br />

IPCC scenario's zonder matiging B1 A1B A1FI +6,4°C<br />

Concentratie bij stabilisatie, CO 2-equivalent<br />

CO 2-equivalent (2005=375ppm)<br />

Jaar <strong>van</strong> de wereldwijde uitstootpiek<br />

Beste opwarmingsraming<br />

Average temp.<br />

1980-99<br />

490-535 ppm 590-710 ppm<br />

2000-2020 2020-2060<br />

710-855 ppm<br />

2050-2080<br />

+1°C +2°C +3°C +4°C >5...<br />

W A TER<br />

Minder beschikbaar water & droogte: gematigde<br />

en tropische luchtstreken (bv. Middellandse Zee)<br />

ECOSYSTEMEN<br />

Meer<br />

koraalverbleking<br />

Meer bosbranden<br />

Verhoogd risico op uitsterven:<br />

tot 30% <strong>van</strong> de soorten<br />

De biosfeer wordt netto koolstofbron<br />

(steeds meer ecosystemen)<br />

Uitsterven op<br />

wereldschaal: 40%<br />

VOEDING<br />

KUSTEN<br />

Negative impact<br />

/ kleine<br />

meer of minder<br />

overlevingslandbouw effecten volgens de regio's<br />

Meer schade als gevolg <strong>van</strong> overstromingen en stormen<br />

Effecten worden<br />

globaal negatief<br />

(T hangt af <strong>van</strong> de culturen)<br />

GEZONDHEID<br />

Overlijdens / warmtegolven, overstromingen, droogte<br />

Vectorziekten: verandering <strong>van</strong> geografische zone<br />

Toenemend aandeel <strong>van</strong> de ondervoeding, diarree, ...<br />

Aanzienlijke belasting voor de gezondheidsdiensten<br />

Figuur 4:<br />

Gekleurde vakjes: voorbeelden <strong>van</strong> impacts in de 21 ste eeuw voor verschillende niveaus <strong>van</strong> een wereldwijde<br />

temperatuursQjging. Het begin <strong>van</strong> elke pijl gee^ een raming <strong>van</strong> het temperatuurniveau aan bij het begin <strong>van</strong> de<br />

impact. De pijlpunten verbinden gelijksoorQge impacts en geven aan dat het effect blij^ toenemen met de<br />

temperatuur (bron: AR4). De daadwerkelijke reikwijdte <strong>van</strong> de impacts hangt af <strong>van</strong> de aanpassing (hier niet<br />

vermeld) en de wijze <strong>van</strong> ontwikkeling.<br />

Bovenste vak:<br />

‐ Scenario's zonder maQging: beste raming voor 3 voorbeelden <strong>van</strong> referenQescenario's <strong>van</strong> het IPCC,<br />

gedifferenQeerd voor onder meer de bevolking, de aandacht die wordt besteed aan duurzame ontwikkeling (groter<br />

in scenario "B1"). De pijl toont het volledige bereik <strong>van</strong> temperatuurprojecQes, rekening houdend met de<br />

verschillende scenario's en de onzekerheid over de klimaatgevoeligheid.<br />

- Scenario's <strong>van</strong> stabilisering <strong>van</strong> CO 2‐equivalente concentraQes (inclusief de andere gassen en spuitbussen) volgens<br />

verschillende studies. De concentraQes op een bepaald niveau stabiliseren betekent dat de uitstoot wordt<br />

verminderd na een piek in een bepaalde periode, binnen een mogelijk Qjdsbereik (in jaren) dat aaangt <strong>van</strong> de<br />

scenariodetails. Bij die stabiliseringniveaus wordt een gemiddelde opwarming gekoppeld aan het evenwicht dat<br />

wordt weergegeven door de kleurstrepen ("beste raming": de onzekerheid in verband met de klimaatmodellen<br />

wordt niet getoond. Voor meer informaQe, zie het syntheseverslag AR4 <strong>van</strong> het IPCC, de bron <strong>van</strong> de gebruikte<br />

gegevens).


20 – De klimaatveranderingen en het Belgisch beleid <strong>van</strong> ontwikkelingssamenwerking<br />

Gton<br />

jaar<br />

Exclusief OESO en landen<br />

met overgangseconomie<br />

Landen met<br />

overgangseconomie<br />

OESO<br />

Wereldwijd totaal<br />

Energie- Transport Gebouwen Industrie Landbouw Bosbouw Afval<br />

bevoorrading<br />

Figuur 5: (Economisch) potenQeel voor vermindering <strong>van</strong> de uitstoot, op wereldwijd niveau en in 2030, rekening<br />

houdend met een wereldwijde prijs <strong>van</strong> de in de atmosfeer uitgestoten ton CO 2‐eq onder 20, 50 of 100 $ . .<br />

Bron: Syntheseverslag <strong>van</strong> het de AR4 <strong>van</strong> het IPCC.<br />

I.4 Twee antwoorden: ma


Klimaatveranderingen en menselijke ontwikkeling - 21<br />

onder meer door het aanplanten <strong>van</strong> bomen. Toch<br />

heeft deze strategie haar beperkingen: enerzijds<br />

om biologische redenen (de fotosynthetische activiteit<br />

is geen lineaire functie <strong>van</strong> de CO2-concentratie:<br />

boven een bepaald niveau kan de nettoflux<br />

<strong>van</strong> koolstof tussen vegetatie en bodem enerzijds<br />

en de atmosfeer anderzijds zich omkeren) en anderzijds<br />

om sociaaleconomische redenen (concurrentie<br />

met de teeloppervlakten).<br />

De combinatie <strong>van</strong> een vermindering <strong>van</strong> de uitstoot<br />

en een verhoging <strong>van</strong> de absorptie vult de<br />

contouren in <strong>van</strong> een matiging <strong>van</strong> de klimaatveranderingen.<br />

Het begrip "matiging" geeft aan dat<br />

die veranderingen, zoals we eerder al zagen, al<br />

een realiteit zijn. En aangezien deze realiteit een<br />

negatieve impact heeft op de menselijke bevolking<br />

en de ecosystemen, moeten de beleidsmaatregelen<br />

op het vlak <strong>van</strong> de matiging worden aangevuld<br />

met maatregelen <strong>van</strong> aanpassing aan het<br />

deel <strong>van</strong> de klimaatveranderingen dat spijtig genoeg<br />

onvermijdelijk is geworden.<br />

Uit wat voorafgaat blijkt duidelijk dat de centrale<br />

as <strong>van</strong> de strijd tegen de klimaatveranderingen<br />

bestaat uit beleidsvormen die zijn gebaseerd op<br />

matiging en dat een snelle ver<strong>van</strong>ging <strong>van</strong> fossiele<br />

brandstoffen ten voordele <strong>van</strong> hernieuwbare energieën<br />

hierbij een doorslaggevende rol speelt. Dat<br />

betekent niet dat de aanpassing op zich mag worden<br />

verwaarloosd. Uit de pagina's die hierna volgen<br />

(cf 2.3.1. en 2.3.2) zal blijken dat de aanpassing<br />

in feite bepalend is voor bepaalde streken in<br />

de wereld, vooral in de Minst Ontwikkelde Landen,<br />

zodat zij ook bepalend zal zijn voor de matiging<br />

in de zin <strong>van</strong> een geslaagde overgang naar<br />

duurzame productie- en consumptiewijzen.<br />

Deze complementariteit tussen aanpassing en matiging<br />

werd recent mooi samengevat door John<br />

HOLDREN, voorzitter <strong>van</strong> de Amerikaanse Vere<br />

n i g i n g v o o r d e Vo o r u i t g a n g v a n d e<br />

Wetenschap:‘We basically have three choices –<br />

mitigation, adaptation, and suffering. We’re<br />

going to do some of each. The question is what<br />

the mix is going to be. The more mitigation we<br />

do, the less adaptation will be required, and the<br />

less suffering there will be’ Dat is, inderdaad, het<br />

probleem dat zich in de zeer nabije toekomst<br />

voor de ontwikkelingslanden stelt.<br />

Bepaalde auteurs kijken echter verder dan het<br />

debat over het relatieve belang <strong>van</strong> aanpassing<br />

en <strong>van</strong> matiging. Tijdens een colloquium dat recent<br />

werd georganiseerd door het Tyndall Center<br />

on Climate Change Research en dat in het teken<br />

stond <strong>van</strong> de impact <strong>van</strong> de klimaatveranderingen<br />

op de ontwikkeling, onderzochten BROOKS<br />

en GRIST bijvoorbeeld de toekomstige (niet-<br />

)leefbaarheid <strong>van</strong> de ontwikkelingsmodellen. En<br />

betreurden ze dat de aanpassing zich zou beperken<br />

tot het identificeren en implementeren <strong>van</strong><br />

passende (vaak technologische) maatregelen<br />

voor de bescherming <strong>van</strong> de bestaande beleidsmaatregelen,<br />

plannen, programma's en praktijken<br />

op het vlak <strong>van</strong> de ontwikkeling, zonder deze<br />

fundamenteel in vraag te stellen (BROOKS &<br />

GRIST 2008).<br />

Maar eigenlijk, als men een beetje afstand<br />

neemt, is het dan geen tijd om de paradigma's<br />

zelf <strong>van</strong> de steun te herzien? Want de hulp is onderbouwd<br />

door deze logica: strijd tegen de armoede<br />

= bevordering <strong>van</strong> de markteconomie/<br />

verhoging <strong>van</strong> de productie/inkomensgeneratie...<br />

Ontwikkelingsprojecten bieden zelden een "ander<br />

model" <strong>van</strong> ontwikkeling aan (in naam <strong>van</strong><br />

het recht <strong>van</strong> elke natie om eerst te vervuilen en<br />

dan "duurzame" beleidsmaatregelen in te voeren).<br />

Want in realiteit nodigt men die landen<br />

vooral uit om zo snel mogelijk deelgenoot te<br />

worden <strong>van</strong> een economische cirkel waar<strong>van</strong><br />

men weet dat hij op termijn onhoudbaar is. Men<br />

zou zelfs kunnen stellen dat hoe efficiënter de<br />

ontwikkelingssamenwerking is, hoe meer ze bedraagt<br />

aan de verergering <strong>van</strong> de klimaatveranderingen.<br />

Wij zullen er echter slechts in slagen<br />

ons streven naar een verandering <strong>van</strong> de steunparadigma's<br />

te delen als wij, in de ontwikkelde<br />

landen, in staat zijn om een ander ontwikkelingsmodel<br />

uit te vinden en uit te voeren dan het<br />

model dat heeft geleid tot het huidige klimaat en<br />

het leefmilieu. Als we daar niet in slagen zullen<br />

de partnerlanden maar één ding blijven beogen:<br />

meer produceren en meer consumeren, op basis<br />

<strong>van</strong> het model dat wij hen voorhouden...


Klimaatveranderingen en ontwikkelingslanden - 23<br />

II. KLIMAATVERANDERINGEN EN ONTWIKKELINGSLANDEN<br />

2.1. Het Noorden als grote<br />

verantwoordelijke, het Zuiden als<br />

belangrijkste slachtoffer<br />

Daar waar de ontwikkelde landen, door hun gecumuleerde<br />

uitstoot, verantwoordelijk zijn voor<br />

het grootste deel <strong>van</strong> de globale opwarming (cf.<br />

1.1), zijn de ontwikkelingslanden het meest gevoelig<br />

voor de effecten er<strong>van</strong> en beschikken zij<br />

over de geringste middelen en capaciteiten om<br />

zich hieraan aan te passen. Vooral de Minst Ontwikkelde<br />

Landen (MOL) worden bedreigd. Dat is<br />

"de fundamentele onrechtvaardigheid <strong>van</strong> de klimaatveranderingen"<br />

(<strong>van</strong> YPERSELE, 2006, CE-<br />

TRI, 2006). Dit zou trouwens implicaties moeten<br />

hebben in de spreiding <strong>van</strong> de verdere inspanningen<br />

om de uitstoot te verminderen. De FRDO<br />

heeft inderdaad bevestigd dat daar waar "het<br />

grootste deel <strong>van</strong> de landen die het meest de gevolgen<br />

voelen <strong>van</strong> de klimaatveranderingen niet<br />

de nodige middelen hebben om de maatregelen<br />

nemen om deze gevolgen te beheren, laat staat te<br />

beperken" het "de geïndustrialiseerde landen zijn<br />

die aan<strong>van</strong>kelijk meer inspanningen moeten doen,<br />

omdat zij de verantwoordelijkheid én de capaciteit<br />

hiertoe hebben" FRDO (2004).<br />

2.1.1. Impacts in Afrika, Azië, La


24 – De klimaatveranderingen en het Belgische beleid <strong>van</strong> ontwikkelingssamenwerking<br />

diarreeaandoeningen die gepaard gaan met<br />

overstromingen en droogte.<br />

Latijns-Amerika:<br />

- tussen nu en halfweg de eeuw zouden de<br />

tropische wouden ten oosten <strong>van</strong> het<br />

Amazonegebied langzaam plaats maken voor<br />

een sa<strong>van</strong>ne, als gevolg <strong>van</strong> een stijging <strong>van</strong> de<br />

temperaturen en de uitdroging <strong>van</strong> de bodems.<br />

De halfdorre vegetatie zal waarschijnlijk plaats<br />

ruimen voor een vegetatie <strong>van</strong> het dorre type;<br />

- door het verdwijnen <strong>van</strong> bepaalde soorten zal<br />

de biologische diversiteit in vele tropische<br />

streken wellicht drastisch verminderen;<br />

- het rendement <strong>van</strong> bepaalde belangrijke teelten<br />

<strong>van</strong> gewassen en vee zou dalen, wat de<br />

voedselzekerheid in het gedrang kan brengen.<br />

Men verwacht daarentegen in de gematigde<br />

zones een stijging <strong>van</strong> het rendement <strong>van</strong> de<br />

sojateelt. Algemeen gezien gaat men er<strong>van</strong> uit<br />

dat een groter aantal mensen zal worden<br />

blootgesteld aan hongersnood (middelhoog<br />

vertrouwensniveau);<br />

- de veranderingen <strong>van</strong> de neerslagregimes en<br />

het verdwijnen <strong>van</strong> de gletsjers zouden de<br />

watervoorraden die beschikbaar zijn voor<br />

menselijke consumptie, voor de landbouw en<br />

de energieproductie aanzien kunnen beperken.<br />

Om dit plaatje te vervolledigen moeten we hier<br />

ook de incidentie vermelden op de kleine eilanden,<br />

waar<strong>van</strong> een groot aantal toebehoort aan<br />

ontwikkelingslanden:<br />

- verwacht wordt dat de stijging <strong>van</strong> het<br />

zeeniveau zal leiden tot meer overstromingen,<br />

vloedgolven, erosie en andere gevaarlijke<br />

kustfenomenen die de infrastructuur, de<br />

menselijke vestigingen en de vitale installaties<br />

voor de eilandbewoners zullen bedreigen;<br />

- de aantasting <strong>van</strong> de toestand <strong>van</strong> de<br />

kustzones, zoals de erosie <strong>van</strong> de stranden en<br />

de koraalverbleking, zouden de lokale<br />

hulpbronnen kunnen aantasten;<br />

- verwacht wordt dat de klimaatveranderingen<br />

tussen nu en halfweg de eeuw de waterbronnen<br />

in vele kleine eilanden, bijvoorbeeld in de<br />

Caraïben en de Stille Zuidzee, in die mate<br />

zullen aantasten dat de vraag niet langer kan<br />

worden ingevuld in perioden <strong>van</strong> geringe<br />

neerslag;<br />

- de stijging <strong>van</strong> de temperaturen zal wellicht de<br />

invasie <strong>van</strong> exotische soorten bevorderen,<br />

onder meer in de gematigde en noordelijke<br />

luchtstreken.<br />

2.1.2. De meest getroffen sectoren,<br />

systemen en regio's<br />

De Werkgroep II <strong>van</strong> het IPCC vestigt trouwens<br />

ook de aandacht op systemen, sectoren en regio's<br />

die zwaarder dan andere zullen worden getroffen<br />

door de evolutie <strong>van</strong> het klimaat. Deze tweede<br />

benadering bevestigt en benadrukt de grotere mate<br />

waarin de ontwikkelingslanden zijn blootgesteld.<br />

Tot de bedreigde ecosystemen behoren onder<br />

meer de bergstreken, de ecosystemen <strong>van</strong> het<br />

mediterrane type, de tropische regenwouden in de<br />

zones waar de regenval afneemt. Minder beschikbaar<br />

water zal een invloed hebben op bepaalde<br />

droge regio's <strong>van</strong> de gematigde streken en de droge<br />

tropische zones, alsook de zones die de last<br />

zullen ondervinden <strong>van</strong> het smeltende ijs en<br />

sneeuw. Vooral de landbouw in de tropische streken<br />

wordt bedreigd door het schaarser wordende<br />

water. De laaggelegen kuststreken zijn dan weer<br />

blootgesteld aan een stijging <strong>van</strong> de zeespiegel en<br />

aan een verhoogd risico op extreme meteorologische<br />

fenomenen. Sectoraal gezien vraagt het<br />

IPCC vooral de aandacht voor de bedreigingen<br />

die wegen op de gezondheidstoestand <strong>van</strong> bevolkingsgroepen<br />

met een gering aanpassingsvermogen.<br />

De Noordpool en enkele kleine eilanden buiten<br />

beschouwing gelaten, liggen de regio's die het<br />

hardst getroffen zullen worden allemaal in de<br />

ontwikkelingslanden:<br />

- Afrika, door zijn gering aanpassingsvermogen<br />

en de vooropgestelde effecten <strong>van</strong> de<br />

klimaatveranderingen;<br />

- de grote delta's <strong>van</strong> Azië en Afrika, door de<br />

grote bevolkingsdichtheden en de grote mate<br />

<strong>van</strong> blootstelling aan een stijging <strong>van</strong> de<br />

zeespiegel, vloedgolven en fluviale<br />

overstromingen.


Klimaatveranderingen en ontwikkelingslanden - 25<br />

2.2. Risico' op menselijke catastrofen en<br />

bedreigingen voor de vrede<br />

2.2.1. Rampen<br />

Uit dit overzicht blijkt dat de incidenties <strong>van</strong> de<br />

klimaatveranderingen de komende decennia in<br />

ernst zullen toenemen. Maar men mag deze verslechtering<br />

niet als een lineair gebeuren zien: de<br />

kans is groot dat ze in sprongen zal verlopen, met<br />

nu en dan een ramp. Ze zullen telkens benadrukken<br />

hoe complex de interactie tussen de maatschappelijke,<br />

economische, politieke en milieufactoren<br />

wel is. De jongste jaren hebben extreme<br />

weersomstandigheden, droogte, cyclonen of overstromingen<br />

op verschillende plaatsen <strong>van</strong> de planeet<br />

geleid tot verschillende crisistoestanden.<br />

Hoewel de link tussen de klimaatveranderingen<br />

en elk <strong>van</strong> die voorvallen apart niet onweerlegbaar<br />

kan worden bewezen, stelt men vast dat de<br />

schade in om<strong>van</strong>g toeneemt, wat een voorsmaak<br />

geeft <strong>van</strong> de mogelijke gevolgen voor de komende<br />

decennia. De regio's, de sectoren en de ecosystemen<br />

die het meest zijn blootgesteld aan de klimaatveranderingen<br />

zijn ook die waar het risico op<br />

rampen het meest te vrezen valt en waar de menselijke<br />

kostprijs het hoogst ligt. Alle streken in<br />

acht genomen, zijn de armste mensen het meest<br />

blootgesteld. De MOL vormen echter de frontlinie<br />

omwille <strong>van</strong> de verregaande armoede <strong>van</strong> een<br />

aanzienlijk deel <strong>van</strong> hun inwoners, de zwakte <strong>van</strong><br />

hun alarmsystemen, <strong>van</strong> de beschermingsinfrastructuur<br />

en <strong>van</strong> de capaciteiten, op alle niveaus.<br />

2.2.2. Gewapende conflicten<br />

"Een cruciaal kwalitatief kenmerk <strong>van</strong> de huidige<br />

klimaatverandering, aldus het Duitse GTZ, is de<br />

snelheid en de uitgebreidheid er<strong>van</strong>. Het gaat hier<br />

dus niet om individuele crisissen en conflicten<br />

met één onderliggende oorzaak, maar veeleer om<br />

een combinatie <strong>van</strong> een groot aantal destabiliserende<br />

factoren die elkaar onderling in om<strong>van</strong>g<br />

doen toenemen. Uit de jongste wetenschappelijke<br />

ontdekkingen blijkt dat het steeds plausibeler<br />

wordt dat er de komende decennia op lokaal vlak<br />

conflicten ontstaan die betrekking hebben op de<br />

beperkte middelen en dat er nieuwe crisissen of<br />

regionale en interlandelijke conflicten ontstaan"<br />

(GTZ, 2008). De klimaatveranderingen houden<br />

dus ook een reeks specifieke bedreigingen voor de<br />

vrede in. Vooral in de landen en de regio's die nu<br />

al onder spanningen staan (zie in verband hiermee:<br />

WBGU 2007).<br />

In april 2007 heeft de Veiligheidsraad <strong>van</strong> de Verenigde<br />

Naties, op initiatief <strong>van</strong> de Britse regering,<br />

een eerste debat gevoerd over de gevolgen <strong>van</strong> de<br />

klimaatveranderingen voor de vrede en de veiligheid.<br />

Voor de eerste keer identificeerde de Strategic<br />

Survey 2007, een uitgave <strong>van</strong> het International<br />

Institute of Strategic Studies, de klimaatveranderingen<br />

als een belangrijk gegeven voor de<br />

internationale veiligheid en ging er<strong>van</strong> uit dat deze<br />

trend zich zal versterken naarmate de gevolgen<br />

<strong>van</strong> de opwarming zich meer laten voelen.<br />

SMITH & VIVEKANANDA menen dat dit gegeven<br />

een belangrijker plaats moet krijgen op de<br />

internationale politieke agenda. Voor de betrokken<br />

auteurs hebben de klimaatbedreigingen en het<br />

verhoogde gevaar op oorlog en geweld dat eruit<br />

voorvloeit eenzelfde oplossing: "de capaciteiten<br />

die de gemeenschappen nodig hebben om zich<br />

aan te passen aan de klimaatveranderingen gelijken<br />

sterk op die welke ze nodig hebben om het<br />

risico op een gewelddadig conflict aan banden te<br />

leggen. Correct inspelen op één aspect <strong>van</strong> het<br />

probleem is op zich een middel om in te spelen op<br />

het andere". Die gemeenschappelijke oplossing<br />

wordt aangereikt door de duurzame ontwikkeling.<br />

(SMITH & VIVEKANANDA 2007, CHAMPAIN<br />

2008, GTZ 2008). Dit analysedomein vertoont<br />

nog vele lacunes, maar men mag er redelijkerwijze<br />

<strong>van</strong> uitgaan dat het conflictrisico groter is in<br />

regio's die in grotere mate zijn blootgesteld aan de<br />

impact <strong>van</strong> de klimaatveranderingen en/of in de<br />

regio's waar de hulpbronnen aan het verdwijnen<br />

zijn, hetzij als gevolg <strong>van</strong> de klimaatverandering<br />

of om andere redenen.<br />

Om dit punt af te ronden kan men enkel aansluiten<br />

bij de diagnose die onderzoekers <strong>van</strong> de<br />

OESO stelden: "The issue of climate change can<br />

seem remote compared with such immediate problems<br />

as poverty, disease and economic stagnation.<br />

Yet, climate change can directly affect the<br />

efficiency of resources, investments and eventual<br />

achievements of many development objectives.


26 – De klimaatveranderingen en het Belgische beleid <strong>van</strong> ontwikkelingssamenwerking<br />

How development occurs also has implications<br />

for climate change itself and the vulnerability to<br />

its impacts. There is therefore a need to link climate<br />

change considerations with development<br />

priorities" (OCDE, 2005).<br />

Het is trouwens omdat het IPCC de aanzienlijke<br />

risico's in kaart heeft gebracht die de klimaatveranderingen<br />

met zich brengen voor de Vrede, dat<br />

de Nobelprijs voor de Vrede in 2007 werd toegekend<br />

aan het IPCC.<br />

2.3. De Millenniumdoelstellingen,<br />

ontwikkeling en specifieke behoeUen<br />

<strong>van</strong> de ontwikkelingslanden<br />

Grotere incidentie <strong>van</strong> de klimaatveranderingen<br />

op de ontwikkelingslanden, groter risico op rampen<br />

en conflicten in de betrokken landen, koppeling<br />

aan de armoede: het lijdt geen twijfel dat deze<br />

samenloop <strong>van</strong> factoren de Millennium Ontwikkelingsdoelstellingen<br />

onder grote druk plaatst.<br />

Erger nog: na 2015 is het de menselijke ontwikkeling<br />

op zich die wordt bedreigd voor vele honderden<br />

miljoenen, misschien wel miljarden vrouwen<br />

en mannen.<br />

2.3.1. 2015 en erna<br />

Het rapport 2007 over de menselijke ontwikkeling<br />

(UNDP) brengt heel duidelijk de link tussen klimaatverandering,<br />

ontwikkeling en MOD in beeld:<br />

"De klimaatveranderingen hebben al een uitwerking<br />

op de armen, zodat er extra adaptatie-inspanningen<br />

nodig zullen zijn voor de voortzetting<br />

<strong>van</strong> de vooruitgang in het vooruitzicht <strong>van</strong> de<br />

MOD. Vanaf 2015 zullen de klimaatveranderingen<br />

de menselijke ontwikkeling afremmen en zullen<br />

zij de processen <strong>van</strong> de menselijke vooruitgang<br />

vertragen of zelfs ombuigen (…). Het aanscherpen<br />

<strong>van</strong> de adaptatie-inspanningen moet<br />

worden ervaren als een element <strong>van</strong> de post-2015<br />

strategie (…). Het uitblijven <strong>van</strong> actie op het vlak<br />

<strong>van</strong> de adaptatie zou snel kunnen leiden tot een<br />

erosie <strong>van</strong> de verworven elementen, wat haaks<br />

staat op de inzet ten voordele <strong>van</strong> de MOD". Voor<br />

het UNDP vergen de klimaatveranderingen dus<br />

een fundamentele herziening <strong>van</strong> de strategieën<br />

voor de strijd tegen armoede, <strong>van</strong>uit een inzet<br />

voor een grotere gelijkheid en een matiging <strong>van</strong><br />

de maatschappelijke ongelijkheden (UNDP 2007).<br />

Het is een thema dat ook in ruime mate aan bod<br />

kwam in het speciale nummer <strong>van</strong> Alternatives<br />

Sud, dat gewijd was aan de klimaatverandering<br />

<strong>van</strong>uit het standpunt <strong>van</strong> de vorsers uit het zuiden<br />

(CETRI, 2006).<br />

In principe zou men de menselijke ontwikkeling<br />

op zich kunnen beschouwen als een adequate respons<br />

op de klimaatveranderingen. Deze stelling<br />

wordt hier pro memorie aangehaald, omdat er<br />

<strong>van</strong>daag een brede consensus bestaat om te stellen<br />

dat zij ontoereikend en onaangepast is. Inderdaad,<br />

zoals we verder zullen zien (cf. 3.1.) kunnen de<br />

klimaatveranderingen de ontwikkeling aantasten<br />

en vice versa, en kan het type <strong>van</strong> ontwikkeling<br />

de kwetsbaarheid voor de opwarming <strong>van</strong> de aarde<br />

impacteren (AGRAWALA 2008a). Men kan<br />

vijf kantelpunten voor het ontwikkelingsproces<br />

identificeren in het kader <strong>van</strong> de klimaatveranderingen:<br />

(i) de daling <strong>van</strong> de landbouwproductiviteit,<br />

(ii) de toenemende waterstress, (iii) de extreme<br />

weerfenomenen, (iv) de aantasting <strong>van</strong> de natuurlijke<br />

ecosystemen, (v) de toename <strong>van</strong> de gezondheidsrisico's<br />

(UGAZ 2008).<br />

2.3.2. Het standpunt <strong>van</strong> de<br />

ontwikkelingslanden<br />

Rekening houdend met die vraagstukken en in het<br />

kader <strong>van</strong> dit verslag moet men de behoeften <strong>van</strong>uit<br />

het standpunt <strong>van</strong> de ontwikkelingslanden onderzoeken.<br />

Dat geldt onder meer voor de koppeling<br />

tussen aanpassing en matiging; trouwens, wat<br />

de matiging betreft, moet men goed het onderscheid<br />

maken tussen de matiging door een beperking<br />

<strong>van</strong> de uitstoot enerzijds en de matiging door<br />

absorptie <strong>van</strong> de koolstofputten anderzijds. We<br />

komen hierop terug in het volgende punt (cf. 2.4).<br />

Vanuit het standpunt <strong>van</strong> de ontwikkelingslanden,<br />

is de matiging door de implementering <strong>van</strong> technologieën<br />

die geen fossiele koolstof uitstoten <strong>van</strong><br />

strategisch en structureel fundamenteel belang: zij<br />

is bepalend voor de effectieve uitoefening <strong>van</strong> het<br />

recht op ontwikkeling die, op de middellange<br />

termijn, een "nul-koolstof" ontwikkeling moet


Klimaatveranderingen en ontwikkelingslanden - 27<br />

zijn. Maar het feit dat de klimaatveranderingen al<br />

een realiteit zijn, dat de effecten er<strong>van</strong> al voelbaar<br />

zijn en dat er zich op de korte termijn nog grotere<br />

impacts zullen laten voelen heeft als gevolg dat de<br />

aanpassing als prioritair dient te worden beschouwd<br />

(DANIDA 2005, UNDP 2008). Voor<br />

vele landen is de huidige toestand inderdaad dermate<br />

ernstig dat het welslagen <strong>van</strong> de aanpassing<br />

bepalend is voor de ontwikkeling er<strong>van</strong>. Vooral<br />

voor de Minst Ontwikkelde Landen is de aanpassing<br />

een dringende noodzaak, omdat de impacts<br />

<strong>van</strong> de klimaatverandering deze landen zo hard<br />

treffen dat de ontwikkelingselementen die zij<br />

hebben kunnen verwerven nu alweer zijn bedreigd.<br />

Daarom trekt de UNDP aan de alarmbel: "de aanpassing<br />

moet helemaal boven op de internationale<br />

agenda <strong>van</strong> de strijd tegen de armoede komen te<br />

staan (…). De matiging zal in de eerste helft <strong>van</strong><br />

de 21 ste eeuw weinig veranderen aan de perspectieven<br />

inzake menselijke ontwikkeling <strong>van</strong> de<br />

kwetsbare bevolkingsgroepen (…). De beleidsmaatregelen<br />

op het vlak <strong>van</strong> de aanpassing daarentegen<br />

kunnen veel zaken veranderen in de loop<br />

<strong>van</strong> de komende 50 jaar en zullen later ook belangrijk<br />

blijven. Voor de regeringen die tijdens de<br />

eerstkomende 10 jaren de weg <strong>van</strong> de MOD willen<br />

bewandelen en die op die vooruitgang willen<br />

verder bouwen, is de aanpassing de enige optie<br />

die zal toelaten dat de schade die resulteert uit de<br />

bestaande klimaatveranderingen wordt beperkt"<br />

(PNUD 2008).<br />

2.4. Het antwoord <strong>van</strong> de interna


28 – De klimaatveranderingen en het Belgische beleid <strong>van</strong> ontwikkelingssamenwerking<br />

<strong>van</strong> fossiele koolstof enerzijds, en de matiging<br />

door de absorptie <strong>van</strong> CO2 in koolstofputten (zoals<br />

bossen) anderzijds. De beide oplossingen zijn<br />

opengesteld door het Raamverdrag, dat er<strong>van</strong> uitgaat<br />

dat minder uitstoot en meer absorptie <strong>van</strong><br />

koolstof strikt gelijkwaardig zijn.<br />

Vanuit het standpunt <strong>van</strong> de atmosferische concentratie<br />

aan CO2, zijn deze twee oplossingen inderdaad<br />

gelijkwaardig. Maar de uitstoot verminderen<br />

en de absorptie verhogen zijn twee aparte<br />

soorten activiteiten met verschillende maatschappelijke<br />

en economische implicaties. Vanuit het<br />

standpunt <strong>van</strong> de menselijke ontwikkeling moet<br />

men dus vier aanvullende overwegingen formuleren:<br />

(i) op het planetaire niveau beantwoordt de<br />

absorptie door koolstofputten (bebossing, herbebossing<br />

of bosbescherming) ongetwijfeld aan een<br />

dringende noodzaak, omdat de ontbossing verantwoordelijk<br />

is voor ongeveer één vijfde <strong>van</strong> de<br />

wereldwijde uitstoot <strong>van</strong> CO2; (ii) gezien de mogelijkheid<br />

dat de putten zich op de middellange<br />

termijn omvormen tot bronnen, kan de absorptie<br />

niet op een voet <strong>van</strong> gelijkheid worden geplaatst<br />

met een reductie <strong>van</strong> de uitstoot, die structureel<br />

gezien het enige echte antwoord biedt; (iii) op het<br />

regionale en het lokale vlak kunnen de bosputten<br />

aan de bevolkingsgroepen diensten leveren die<br />

behoren tot de aanpassing (zoals de regulering<br />

<strong>van</strong> het waterstelsel, bescherming door mangroven,<br />

enz.). In dat geval moet men de bebossing,<br />

herbebossing en bosbescherming niet alleen zien<br />

als een oplossing voor de planetaire dringende<br />

noodzaak, maar ook voor de specifieke noodzaak<br />

<strong>van</strong> de ontwikkelingslanden; (iv) om zover te komen<br />

moet de ontwikkeling en de bescherming <strong>van</strong><br />

de putten echter kaderen in een duurzame menselijke<br />

ontwikkeling die aan de bevolkingen, vooral<br />

de meest achtergestelden, andere perspectieven<br />

biedt dan het toekennen <strong>van</strong> steun voor de diensten<br />

bewezen door de ecosystemen. Dit doet een<br />

hele reeks complexe vragen rijzen die een delicate<br />

maatschappelijke beslechting vergen (LAMBERT<br />

2007).<br />

De jongste jaren, en vooral sinds de Conferentie<br />

<strong>van</strong> Nairobi, is een steeds zwaarder accent gaan<br />

liggen op de aanpassing <strong>van</strong> de ontwikkelingslanden<br />

aan de effecten <strong>van</strong> de klimaatveranderingen<br />

en op de inschakeling <strong>van</strong> die aanpassing in de<br />

ontwikkelingssamenwerking. De toenemende<br />

zorg voor deze problemen resulteert uit de toenemende<br />

onrust rond de realiteit <strong>van</strong> de klimaatveranderingen,<br />

zoals men die kan waarnemen in heel<br />

wat ontwikkelingslanden, maar ook uit de tussentijdse<br />

balans <strong>van</strong> de instrumenten en fondsen die<br />

de internationale gemeenschap heeft geïmplementeerd<br />

om de oriënteringen <strong>van</strong> het Raamverdrag<br />

en het Kyotoprotocol te concretiseren.<br />

2.5. Belangrijkste instrumenten en<br />

fondsen 10<br />

Het Clean Development Mechanism (CDM) of<br />

mechanisme voor schone ontwikkeling. Dit<br />

mechanisme werd ingevoerd door het<br />

Kyotoprotocol en combineert simultaan twee<br />

doelstellingen: (i) de duurzame ontwikkeling <strong>van</strong><br />

het gastland bevorderen en (ii) ervoor zorgen dat<br />

het investerende land koolstofkredieten kan<br />

verwerven. Om in aanmerking te komen voor<br />

erkenning, moeten de CDM-projecten aanvullend<br />

zijn: het moet dus vaststaan dat zij zorgen voor<br />

een vermindering <strong>van</strong> de uitstoot ten opzichte <strong>van</strong><br />

een referentiescenario. De zevende Conferentie<br />

<strong>van</strong> de Partijen (COP7, Marrakech) heeft<br />

maatregelen genomen om te vermijden dat de<br />

ontwikkelingssteun zou worden afgeleid ten<br />

voordele <strong>van</strong> de CDM. In de andere<br />

ontwikkelingslanden mogen de agentschappen<br />

alleen bijdragen door middel <strong>van</strong> steun aan de<br />

ontwikkeling <strong>van</strong> de capaciteiten <strong>van</strong> de<br />

gastlanden. Het CDM is een meesterstuk in de<br />

matigingstrategie voor ontwikkelingslanden en<br />

ontwikkelde landen. Tegelijk is het gekoppeld aan<br />

de aanpassing, in die zin dat een punctie <strong>van</strong> twee<br />

per cent op de transacties het Adaptatiefonds<br />

spijst. De CDM-projecten in de Minst<br />

Ontwikkelde Landen zijn vrijgesteld <strong>van</strong> die<br />

punctie.<br />

Het Adaptatiefonds werd opgericht in het kader<br />

<strong>van</strong> het Protocol ter bevordering <strong>van</strong> "concrete<br />

10<br />

Behoudens specifieke vermelding, zijn de hierin vermelde inlichtingen afkomstig uit het Rapport <strong>van</strong> de UNDP over<br />

de menselijke ontwikkeling (UNDP 2007) en uit ERIKSEN & NAESS 2003.


Klimaatveranderingen en ontwikkelingslanden - 29<br />

activiteiten" in de ontwikkelingslanden. Er werd<br />

pas een akkoord bereikt over de governance er<strong>van</strong><br />

op de Conferentie <strong>van</strong> Bali in 2007, toen de<br />

ontwikkelingslanden bepaalde garanties kregen<br />

over hun beslissingsvermogen.<br />

Het Less Developed Countries Fund (LDCF). Het<br />

fonds werd in 2001 tijdens de COP7 (Marrakech)<br />

opgericht en wordt gespijsd door vrijwillige<br />

bijdragen. Het wordt beheerd door het GEF<br />

(Global Environment Fund). Het fonds financiert<br />

de realisatie <strong>van</strong> de National Adaptation Plans of<br />

Action (NAPA's): inderdaad heeft de 7de COP,<br />

<strong>van</strong>uit de vaststelling dat de MOL niet de<br />

middelen hebben om het hoofd te bieden aan de<br />

aanpassing aan de klimaatverandering, een<br />

werkprogramma opgesteld, waaronder de<br />

tenuitvoerlegging <strong>van</strong> NAPA's. De NAPA's zijn<br />

bedoeld om te focussen op de ogenblikkelijke<br />

dringende hulp, waarbij gebruik wordt gemaakt<br />

<strong>van</strong> de beschikbare informatie. Ze zijn<br />

actiegericht. Verwacht wordt dat zij de lokale<br />

gemeenschappen erkennen als hoofdrolspelers en<br />

dat zij rekening houden met de strategieën die zij<br />

ontwikkelen.<br />

Het Special Climate Changes Fund (SCCF). In<br />

tegenstelling tot het Fonds voor de MOL, werd dit<br />

fonds opgericht om in te spelen op de<br />

aanpassingsbehoeften <strong>van</strong> de ontwikkelingslanden<br />

op de lange termijn in deelgebieden als de<br />

gezondheid, de landbouw, het water en de<br />

kwetsbare ecosystemen. Zoals het Fonds voor de<br />

MOL, wordt het gespijsd door vrijwillige<br />

bijdragen en wordt het beheerd door het GEF in<br />

het kader <strong>van</strong> het Raamverdrag. Er werd over<br />

beslist tijdens de COP7 en het fonds is<br />

operationeel sinds 2005.<br />

De Strategic Priority on Adaptation (SPA). Dit<br />

fonds is operationeel sinds 2004 en financiert<br />

pilootprojecten, bv. op het vlak <strong>van</strong> het beheer<br />

<strong>van</strong> ecosystemen.<br />

Op het vlak <strong>van</strong> de aanpassing is de architectuur<br />

<strong>van</strong> de fondsen en <strong>van</strong> de instrumenten vrij<br />

complex. Een overzicht <strong>van</strong> deze fondsen vindt u<br />

hierna (tabel 1). We noteren ook dat het GEF de<br />

Assessments of Impacts and Adaptations to<br />

Climate Change - AIACC) financiert, een initiatief<br />

gelanceerd door het Milieuprogramma <strong>van</strong> de<br />

Verenigde Naties en door het IPCC, en uitgevoerd<br />

door START (Global Change System for Analysis,<br />

Research and Training). De AIACC zijn bedoeld<br />

om het wetenschappelijke inzicht te bevorderen in<br />

de kwetsbaarheden voor klimaatveranderingen en<br />

in de aanpassingsmogelijkheden in de<br />

ontwikkelingslanden. Bepaalde nationale<br />

samenwerkingsagentschappen en onder meer ook<br />

de Wereldbank staan in voor een collaterale<br />

financiering.<br />

Zonder te willen pretenderen exhaustief te zijn,<br />

vermelden we hier ook het Adaptation Policy<br />

Framework (APF). Het werd gelanceerd door het<br />

United Nations Development Program en heeft<br />

als belangrijkste doelstelling de politieke besluitvormers<br />

in de ontwikkelingslanden te helpen om<br />

de aanpassing op te nemen in de ontwikkelingsstrategie<br />

<strong>van</strong> hun land (opstellen <strong>van</strong> Strategische<br />

Kaders voor Minder Armoede, enz.).


30 – De klimaatveranderingen en het Belgische beleid <strong>van</strong> ontwikkelingssamenwerking<br />

Naam <strong>van</strong> het<br />

fonds<br />

Financieringsbron<br />

Totale<br />

gemobiliseerde<br />

middelen<br />

(in $US)<br />

Operationele criteria<br />

Belangrijkste activiteiten<br />

I. Fondsen opgericht volgens het Raamverdrag <strong>van</strong> de Verenigde Naties over de klimaatveranderingen (art. 4.1, 4.3, 4.4, 4.5, 4.8 en 4.9)<br />

(a) Special<br />

• Aanvullende kostprijs <strong>van</strong> de<br />

Climate Change<br />

aanpassingsmaatregelen<br />

Fund<br />

• Cofinancieringsschaal<br />

Vrijwillige bijdragen <strong>van</strong><br />

de 11 ontwikkelde<br />

landen (Canada,<br />

Denemarken, Finland,<br />

Duitsland, Ierland,<br />

Nederland, Noorwegen,<br />

Portugal, Zweden,<br />

Zwitserland en het<br />

Verenigd Koninkrijk)<br />

90,3 M$US<br />

(bijdragen: 73,7 M<br />

$US beloofde<br />

fondsen: 16,6 M<br />

$US)*<br />

• De aanpassing wordt<br />

beschouwd als een <strong>van</strong> de vier<br />

financieringsprioriteiten<br />

(b) Least<br />

Developed<br />

Countries<br />

Adaptation Fund<br />

Vrijwillige bijdragen <strong>van</strong><br />

de 13 ontwikkelde<br />

landen (Canada,<br />

Denemarken, Finland,<br />

Frankrijk, Duitsland,<br />

Ierland, Italië,<br />

Nederland, Nieuw-<br />

Zeeland, Noorwegen,<br />

Spanje, Zweden en<br />

Zwitserland per 30 april<br />

2006)<br />

172,8 M$US<br />

(vorige bijdragen:<br />

91,8 M$US<br />

beloofde fondsen:<br />

80,9 M$US<br />

toewijzingen <strong>van</strong><br />

het GEF tot nu:<br />

31,8 M$US)**<br />

• Richtprincipes: aanpak per<br />

land, billijke toegang voor de<br />

minst ontwikkelde landen,<br />

snellere steun en<br />

prioritisering <strong>van</strong> de<br />

activiteiten<br />

• Integrale financiering <strong>van</strong> de<br />

extra kosten <strong>van</strong> de<br />

aanpassingsactiviteiten<br />

voorzien en geprioritiseerd in<br />

de NAPA ***<br />

• Cofinancieringsschaal<br />

• Implementering <strong>van</strong> de NAPA<br />

***<br />

(er werd in totaal voor 9,6<br />

M$US aan middelen<br />

goedgekeurd om de<br />

tenuitvoerlegging <strong>van</strong> de<br />

NAPA in 44 landen te<br />

ondersteunen)<br />

II. Fondsen opgericht onder het stelsel <strong>van</strong> het Kyotoprotocol (art. 4.10)<br />

(a) Adaptation<br />

Fund<br />

2 % <strong>van</strong> het product<br />

<strong>van</strong> het Clean<br />

Development<br />

Mechanism (CDM)<br />

Nog niet<br />

operationeel –<br />

voorziene<br />

bijdragen tussen<br />

160 M en 950 M<br />

$US tot in 2012<br />

(Müller, 2007)<br />

• Richtprincipes: aanpak per<br />

land en aanleren door de<br />

praktijk, gezond financieel<br />

beheer, transparantie,<br />

scheiding <strong>van</strong> de andere<br />

financieringsbronnen<br />

• Concrete<br />

aanpassingsprojecten en -<br />

programma's voorzien in de<br />

beslissing<br />

• 5/CP7<br />

III. Global Environment Facility (GEF ) – Fondsen beheer, opgericht als reactie op de richtlijnen <strong>van</strong> de Conferentie <strong>van</strong> de Partijen (CoP)<br />

(a) Global GEF 930 M$US • Aanvullende kostprijs <strong>van</strong> de • Mitigatieprojecten en –<br />

Environment<br />

activiteiten om op<br />

programma's<br />

Fund – Trust Fund<br />

wereldschaal milieu-effecten • Evaluaties <strong>van</strong> de<br />

te bekomen, totale kostprijs kwetsbaarheid en <strong>van</strong> de<br />

<strong>van</strong> de ondersteunende aanpassing in het kader <strong>van</strong><br />

activiteiten<br />

nationale communicaties en<br />

andere ondersteunende<br />

activiteiten<br />

(b) Strategic<br />

Prioiry on<br />

Adaptation Fund<br />

GEF<br />

50 M$US waar<strong>van</strong><br />

er 25 M$US<br />

werden<br />

toegewezen<br />

• Richtlijnen in verband met de • Piloot- en demoprojecten over<br />

opmaak <strong>van</strong> aanvullende aanpassing<br />

kosten die een bepaalde • Programma <strong>van</strong> de kleine<br />

handelingsmarge laten, subsidies (5 M$US) om de<br />

vooral voor het Programma aanpassing op communautaire<br />

<strong>van</strong> de kleine subsidies schaal te ondersteunen<br />

*<br />

2,0 M$US <strong>van</strong> het GEF hebben gediend voor projecten en voor administratieve ondersteuning<br />

**<br />

11,8 M$US <strong>van</strong> het GEF toegekend aan het Fonds voor de aanpassing <strong>van</strong> de minst ontwikkelde landen dienen voor projecten, voor administratieve posten en voor<br />

speciale toegewezen initiatieven<br />

***<br />

NAPA – National Adaptation Plans of Action<br />

Tabel 1: Fondsen voor aanpassing. Update <strong>van</strong> een tabel voorgesteld door Ressources Naturelles Canada (RES-<br />

SOURCES NATURELLES CANADA 2007, www.adaptation.nrcan.gc.ca/assess/2007/ch9/5_f.php)


Klimaatveranderingen en ontwikkelingslanden - 31<br />

Buiten deze fondsen en instrumenten, moeten we<br />

ook rekening houden met de initiatieven <strong>van</strong> de<br />

OESO, <strong>van</strong> de Wereldbank, <strong>van</strong> het UNEP, <strong>van</strong><br />

het UNDP en <strong>van</strong> de Europese Commissie. De<br />

OESO heeft een Development and Climate Change<br />

Project gelanceerd dat een guidance voorstelt<br />

over de middelen om reacties op de klimaatveranderingen<br />

te integreren in het planning- en assistentiebeleid.<br />

De Wereldbank ontwikkelde onder<br />

meer het Community Developement Carbon Fund<br />

(CDCF), het Biocarbon Fund (BCF), de Climate<br />

Investment Funds (met onder meer het Clean<br />

Technology Fund (CTF) en het Strategic Climate<br />

Fund (SCF)), het Pilot Programme for Climate<br />

Resilience, het Forestry Investment Fund en het<br />

Forest Carbon Partnership Facility. Ze stelt ook<br />

ADAPT voor, een evaluatietool voor klimaatrisico's<br />

(GIGLI & AGRAWALA, 2008). De Europese<br />

Commissie lanceerde recent nog tools zoals het<br />

Global Energy Efficiency and Renewable Energy<br />

Fund (GEEREF) 11 . Een ander initiatief <strong>van</strong> de<br />

Europese Unie is de Global Climate Change Alliance<br />

(GCCA), dat zich toelegt op de 5 volgende<br />

deelgebieden: concrete adaptatiemaatregelen,<br />

vermindering <strong>van</strong> de uitstoot als gevolg <strong>van</strong> de<br />

ontbossing, steun voor deelneming <strong>van</strong> de ontwikkelingslanden<br />

aan de wereldwijde koolstofmarkt,<br />

steun bij de vermindering <strong>van</strong> de kwetsbaarheid<br />

voor natuurrampen en integratie <strong>van</strong> de<br />

klimaatveranderingen in het beleid <strong>van</strong> ontwikkelingssamenwerking<br />

en <strong>van</strong> de strategieën voor de<br />

bestrijding <strong>van</strong> armoede.<br />

De ontwikkelde landen dragen hun steentje bij via<br />

hun samenwerkingsagentschappen, waar<strong>van</strong><br />

enkele de jongste jaren rapporten hebben<br />

voorgelegd over de interacties tussen de<br />

klimaatveranderingen en de ontwikkeling, en in<br />

bepaalde gevallen ook specifieke tools hebben<br />

ontwikkeld (CRISTAL, ORCHID,…) (GIGLI &<br />

AGRAWALA 2008).<br />

2.6. Tussenbalans<br />

Een gedetailleerde balans opmaken <strong>van</strong> de activiteit<br />

<strong>van</strong> elk <strong>van</strong> die organen, programma's en<br />

fondsen valt uiteraard buiten het kader <strong>van</strong> dit<br />

rapport. We zullen ons beperken tot vier algemene<br />

vaststellingen in verband (i) het CDM, (ii) de<br />

multilaterale fondsen, (iii) de actie <strong>van</strong> de Wereldbank,<br />

(iv) de bilaterale steun en het evenwicht<br />

tussen matiging en aanpassing.<br />

Hoewel het CDM door de ontwikkelingslanden en<br />

de ontwikkelde landen zeer enthousiast werd onthaald,<br />

doet het CDM enkele vragen en kritieken<br />

rijzen, vooral over het aanvullende karakter <strong>van</strong><br />

de projecten (koopjeseffect), over het feit dat het<br />

zich bijna exclusief concentreert in de opkomende<br />

landen en over het vaak zeer betwistbare karakter<br />

<strong>van</strong> hun bijdrage aan de duurzame ontwikkeling<br />

<strong>van</strong> de gastlanden (ERIKSEN & NAESS 2003,<br />

REDMAN & SEEN 2008, STERK2008). Er zijn<br />

er die menen dat de CDM hun bestaansreden<br />

vooral vinden in het feit dat ontwikkelde landen<br />

hiermee hun inspanningen voor een uitstootvermindering<br />

kunnen veilen of delocaliseren (LOH-<br />

MAN 2006).<br />

De multilaterale fondsen werden niet op hun<br />

werkzaamheid beoordeeld en het UNDP is daar<br />

bitter kritisch over: "Als men een complex verhaal<br />

wil herleiden tot een eenvoudige balans, zijn<br />

dit de resultaten: medio 2007 bedroeg de multilaterale<br />

financiering, effectief ont<strong>van</strong>gen in het algemene<br />

kader <strong>van</strong> de initiatieven opgericht overeenkomstig<br />

de CCNUCC, in totaal 26 miljoen<br />

US$. Het gaat hier om het equivalent <strong>van</strong> de bedragen<br />

die tijdens een week worden uitgegeven in<br />

het kader <strong>van</strong> de bescherming tegen overstromingen<br />

in het Verenigd Koninkrijk. De totale financiering<br />

die nodig is voor aanpassingsdoeleinden<br />

door toedoen <strong>van</strong> specifieke multilaterale fondsen<br />

bedraagt in totaal 279 miljoen US$. (…) De contrasten<br />

met de aanpassinginspanning in de rijke<br />

landen zijn frappant. De Duitse deelstaat Baden-<br />

Würtemberg voorziet meer dan twee maal het totale<br />

bedrag <strong>van</strong> de multilaterale adaptatie-inspanning<br />

in te zetten voor meer bescherming tegen<br />

overstromingen". En het UNDP wijst op een<br />

chronische onderfinanciering, een zwakke coördinatie<br />

en op het onvermogen om verder te gaan<br />

dan specifieke projecten. Voor (REF 26) is het<br />

11<br />

“an innovative global risk capital fund that will use limited public money to mobilise private investment in smallscale<br />

energy efficiency and renewable energy projects in developing countries and economies in transition.”


32 – De klimaatveranderingen en het Belgische beleid <strong>van</strong> ontwikkelingssamenwerking<br />

risico niet onbestaand dat de NAPA's grote infrastructuurprojecten<br />

gaan steunen eerder dan bescheiden<br />

projecten waarbij de gemeenschappen<br />

worden betrokken. Het UNDP vreest dat de focalisering<br />

<strong>van</strong> de NAPA's op ogenblikkelijke maatregelen<br />

zal gebeuren ten nadele <strong>van</strong> een globale<br />

visie (UNDP 2008).<br />

Tussen 2005 en 2007 zijn de activiteiten <strong>van</strong> de<br />

Wereldbank, alleen wat de adaptatie aan de klimaatveranderingen<br />

betreft, gestegen <strong>van</strong> nagenoeg<br />

10 tot 40 projecten. De Bank is trouwens<br />

zeer actief op het vlak <strong>van</strong> de matiging. Maar ook<br />

die werking oogst kritiek. Bepaalde auteurs wijzen<br />

op de aanzienlijke lacunes in de procedures in<br />

verband met de opvatting, tenuitvoerlegging en<br />

evaluatie <strong>van</strong> projecten (REF BURTON & VAN<br />

AALST in ERIKSEN & NAESS 2003). Een boude<br />

kritiek op de klimaatwerking <strong>van</strong> de Bank<br />

komt <strong>van</strong> REDMAN (op. cit.) die zich onder meer<br />

vragen stelt over de voordelen voor de armste<br />

landen; hij evoceert hierbij een belangenconflict<br />

omdat de WB tussen 2005 en 2007 meer dan 1,5<br />

miljard USD heeft geleend voor ontwikkelingsprojecten<br />

met een grote uitstoot <strong>van</strong> broeikasgassen,<br />

terwijl ze tegelijk 13% voor algemene kosten<br />

(overheads) afhield op projecten <strong>van</strong> minder uitstoot<br />

en meer absorptie (REDMAN &<br />

SEEN2008).<br />

Algemeen gezien overheerst de mening dat de<br />

adaptatie aan de effecten <strong>van</strong> de klimaatverandering<br />

in zeer grote mate wordt onderschat, ten<br />

voordele <strong>van</strong> de matiging door minder uitstoot en<br />

meer absorptie. Deze vaststelling gebeurt op alle<br />

niveaus, onder meer op het niveau <strong>van</strong> de bilaterale<br />

samenwerkingsagentschappen (UNDP 2008,<br />

e.a).


Aandacht voor de klimaatveranderingen - 33<br />

III. ONTWIKKELINGSSAMENWERKING DIE REKENING HOUDT MET<br />

DE KLIMAATVERANDERINGEN<br />

3.1. Interac


34 – De klimaatveranderingen en het Belgische beleid <strong>van</strong> ontwikkelingssamenwerking<br />

populatie tot de natuurlijke rijkdommen, inkrimping<br />

<strong>van</strong> de basis <strong>van</strong> beschikbare natuurlijke<br />

rijkdommen, groeiende welvaartskloof<br />

tussen sociale groepen, aantasting <strong>van</strong> de lokale<br />

tradities, het verstoren <strong>van</strong> de structurerende<br />

processen, wat leidt tot een toegenomen marginalisatie.<br />

3.1.2. De doeltreffendheid <strong>van</strong> de hulp<br />

wordt bedreigd<br />

Het gecombineerde effect <strong>van</strong> deze drie weerslagen<br />

kan de doeltreffendheid <strong>van</strong> de ontwikkelingshulp<br />

aanzienlijk beperken, zelfs hypothekeren.<br />

Zo heeft de Wereldbank een onderzoek gevoerd<br />

waaruit blijkt dat 55 % <strong>van</strong> haar ontwikkelingsprojecten<br />

klimaatgevoelig zijn en dat de globale<br />

opwarming in 25% <strong>van</strong> de gevallen substantiële<br />

risico’s met zich brengt (REF). Vierentwintig<br />

documenten <strong>van</strong> de Wereldbank met betrekking<br />

tot projecten of ontwikkelingsprogramma’s in<br />

Afrika werden onder de loep genomen door onderzoekers;<br />

ze kwamen tot het besluit dat de Bank<br />

amper aandacht besteedt aan de mogelijke negatieve<br />

effecten (adverse effects) <strong>van</strong> de klimaatveranderingen<br />

(RINGIUS et al. 1996). Na een studie<br />

<strong>van</strong> ontwikkelingsprojecten die door de internationale<br />

hulp werden gefinancierd in zes landen<br />

(Egypte, Fiji, Bangladesh, Nepal, Tanzania, Uruguay),<br />

heeft de OESO besloten dat het aantal<br />

"klimaatgevoelige" projecten schommelde <strong>van</strong><br />

12-26% in Tanzania tot 50-65% in Nepal (OESO<br />

2005). De in deze studie gehanteerde onderzoeksmethode<br />

werd overgenomen door de UNDP,<br />

die ze op een grotere schaal heeft toegepast. De<br />

auteurs concluderen dat, voor de periode tussen<br />

2001 en 2004, 17% <strong>van</strong> de internationale hulp<br />

blootgesteld is aan een extreem hoog klimaatrisico<br />

en dat 33% in ruimer opzicht aan een klimatologische<br />

impact is blootgesteld. Enkel al op het<br />

vlak <strong>van</strong> de bestaande beschermingsinfrastructuren<br />

zouden tussen 16 en 32 miljard USD aan investeringen<br />

bedreigd zijn (UNDP 2007).<br />

3.1.3. De perverse effecten <strong>van</strong> bepaalde<br />

vormen <strong>van</strong> ma


Aandacht voor de klimaatveranderingen - 35<br />

den. Het ontwikkelingsmodel <strong>van</strong> de geïndustrialiseerde<br />

landen is gebaseerd op een systematische<br />

ontginning <strong>van</strong> de natuurlijke rijkdommen (die<br />

zich trouwens vaak in de ontwikkelingslanden<br />

bevinden) aan een tempo dat niet houdbaar is (zie<br />

ter zake onder andere §§ 34 tot 38 <strong>van</strong> het advies<br />

<strong>van</strong> de FRDO over de thematische strategie "natuurlijke<br />

rijkdommen" <strong>van</strong> de Europese Unie,<br />

2006a01, 01.02.2006) (FRDO, 2006).<br />

In een poging om tegemoet te komen aan deze<br />

kritiek, heeft de Europese Raad zijn doelstelling<br />

om in 2020 10% biobrandstoffen op de markt te<br />

hebben, gekoppeld aan de voorwaarden dat deze<br />

biobrandstoffen aan duurzaamheidscriteria moeten<br />

voldoen en dat er op dat ogenblik biobrandstoffen<br />

<strong>van</strong> de tweede generatie commercieel beschikbaar<br />

moeten zijn. Aangezien we momenteel<br />

niet weten wat deze duurzaamheidscriteria exact<br />

zullen dekken, dienen we voorzichtig te blijven en<br />

mogen we er niet <strong>van</strong>uit gaan dat de potentiële<br />

nadelen <strong>van</strong> de massale invoer <strong>van</strong> biobrandstoffen<br />

of <strong>van</strong> biomassa uit ontwikkelingslanden volledig<br />

door deze Europese criteria zullen zijn weggewerkt.<br />

Om dat te bereiken zouden de duurzaamheidscriteria<br />

de onrechtstreekse effecten<br />

(land-use change en uitstoot door de landbouwsector),<br />

sociale criteria, voedselzekerheid (bij ons<br />

en in het zuiden) moeten omvatten, alsook de substitutie-effecten<br />

door de uitbreiding <strong>van</strong> het bebouwde<br />

land (in termen <strong>van</strong> broeikasgassen en<br />

biodiversiteit). Deze criteria moeten op de gepaste<br />

niveaus kunnen worden geëvalueerd (op wereldschaal,<br />

Europees, nationaal en op sectoraal niveau)<br />

om de dualisering <strong>van</strong> de productie (energie<br />

en voeding tegenover duurzame energie) en perverse<br />

effecten op het milieu of de maatschappij te<br />

vermijden. Over deze kwesties waren de meningen<br />

erg verdeeld tijdens de debatten <strong>van</strong> de "Printemps<br />

de l’environnement" 12 .<br />

De Aziatische Ontwikkelingsbank geeft een goede<br />

samenvatting <strong>van</strong> een ruim verspreide opinie:<br />

"Adaptation to climate change and variability is<br />

ultimately an issue of sustainable development".<br />

Het gaat erom de kwetsbaarheid te beperken en de<br />

menselijke en institutionele capaciteiten op te<br />

trekken, wat niet zonder financiële gevolgen is,<br />

zoals we verder zullen zien (cf. III.5) (ASIAN<br />

DEVELOPMENT BANK 2005). Op de vraag<br />

"hoe kunnen we ontwikkelingssamenwerking<br />

climate-proof maken?", komen twee soorten antwoorden<br />

naar boven: (i) de aanpassing integreren<br />

in de bestaande ontwikkelingsstrategieën, (ii)<br />

nieuwe types hulp en nieuwe types ontwikkelingsfondsen<br />

introduceren (ASIAN DEVELOP-<br />

MENT BANK 2005).<br />

3.2. Integra


36 – De klimaatveranderingen en het Belgische beleid <strong>van</strong> ontwikkelingssamenwerking<br />

multilaterale akkoorden die inzake leefmilieu<br />

werden afgesloten, (vi) coördinatie en complementariteit<br />

met de actie <strong>van</strong> de andere geldschieters,<br />

(vii) goedkeuring <strong>van</strong> de strategieën en <strong>van</strong><br />

de aanpassingsprocessen door de partnerlanden,<br />

(viii) participatie <strong>van</strong> de lokale actoren.<br />

De aanpassing integreren gebeurt in het algemene<br />

kader <strong>van</strong> de agenda <strong>van</strong> de duurzame menselijke<br />

ontwikkeling. Het spreekt voor zich dat de aanpassing<br />

<strong>van</strong> de bestaande infrastructuren en <strong>van</strong><br />

infrastructuurprojecten aan klimaatrisico’s een<br />

vaste plaats krijgt op deze agenda (ASIAN DE-<br />

VELOPMENT BANK 2005). Toch mag de aanpassing<br />

in geen geval worden beperkt tot de samenwerking<br />

op louter dit ene specifieke domein<br />

(UNDP 2007). De UNDP merkte bijvoorbeeld op<br />

dat de toegang tot waterbronnen niet enkel een<br />

kwestie is <strong>van</strong> fysieke infrastructuren, maar ook<br />

<strong>van</strong> sociale structuren en praktijken (UNDP<br />

2007). Andere auteurs merken op dat het niet volstaat<br />

om dijken te bouwen tegen overstromingen,<br />

maar dat men ook moeten helpen om de institutionele<br />

en sociale capaciteiten op te bouwen die<br />

nodig zijn voor het onderhoud er<strong>van</strong>. Hongersnood<br />

is niet noodzakelijkerwijs of niet enkel een<br />

gevolg <strong>van</strong> droogte, maar ook <strong>van</strong> eigendomsstructuren<br />

(vooral grondeigendom). Kortom: men<br />

dient zich te bevragen over de meervoudige interacties<br />

tussen onmiddellijke oorzaken en onderliggende<br />

sociale oorzaken, vermits deze interactie de<br />

kwetsbaarheid voor de klimaatverandering modelleert,<br />

vooral de kwetsbaarheid <strong>van</strong> de zwaksten<br />

(ERIKSEN & NAESS 2003).<br />

In zoverre de kwetsbaarheid wordt bepaald door<br />

een bundel objectieve en subjectieve, structurele<br />

en culturele factoren, moet ze worden beschouwd<br />

als een dynamisch proces dat in hoge mate door<br />

de specifieke context wordt bepaald. Er is bijgevolg<br />

geen "onfeilbaar recept" voor aanpassing<br />

(UNDP 2007), net zoals er ook geen eenvormige<br />

catalogus bestaat met maatregelen die men moet<br />

treffen om bij te dragen aan de menselijke ontwikkeling.<br />

In elke sector <strong>van</strong> de hulpverlening<br />

kan de ontwikkelingssamenwerking een concrete<br />

aanpassingsstrategie uittekenen door maatregelen<br />

uit te voeren op diverse niveaus in functie <strong>van</strong> de<br />

risico’s, <strong>van</strong> de ontwikkelingsniveau, <strong>van</strong> de financiële<br />

en technologische middelen, en <strong>van</strong> de<br />

factoren die de kwetsbaarheid ter plaatse bepalen<br />

(ERIKSEN & NAESS 2003, UNDP 2007). In het<br />

algemeen biedt de systematische bevordering (en<br />

toepassing) <strong>van</strong> goede milieupraktijken m.b.t. beheer<br />

<strong>van</strong> de natuurlijke rijkdommen, <strong>van</strong> de energiekeuzes,<br />

<strong>van</strong> afvalbeheer, … een gekende, maar<br />

concrete benadering <strong>van</strong> aanpassing.<br />

Zo suggereren bijvoorbeeld de auteurs <strong>van</strong> een<br />

studie om een kader voor de aanpassing in Afrika<br />

uit te tekenen, twee algemene strategieën: (i) de<br />

verbetering <strong>van</strong> het huidige beheer <strong>van</strong> de rijkdommen,<br />

(ii) het reduceren <strong>van</strong> de kwetsbaarheid<br />

voor klimaatgevaren. Bovendien onderscheiden<br />

ze vier generische types antwoorden die behoren<br />

tot een aanpassingstrategie die in de ontwikkeling<br />

is geïntegreerd (RINGIUS et al. 1996):<br />

- anticipatieve aanpassing omvat de wijzigingen<br />

die men aan lange termijnprojecten moet aanbrengen,<br />

projecten om te beschermen tegen<br />

extreme gebeurtenissen, de preventie <strong>van</strong> gebeurtenissen<br />

die een onomkeerbare impact<br />

hebben, de projecten die onverschillig zijn<br />

voor klimaatveranderingen ("no regret"), alsook<br />

de gevallen waarin de aanpassing aan een<br />

lagere kostprijs kan gebeuren;<br />

- institutionele / regulerende aanpassing mikt<br />

enerzijds op de reglementaire wijzigingen die<br />

men moet aanbrengen aan de ontwikkelingen<br />

die, mochten ze ongewijzigd blijven, als effect<br />

zouden hebben dat de kwetsbaarheid in de toekomst<br />

toeneemt (vb. infrastructuren, ontwikkeling<br />

<strong>van</strong> kustgebieden, bodemgebruik), en anderzijds<br />

wijzigingen die men dient aan te brengen<br />

aan instellingen waar<strong>van</strong> de "perverse effecten"<br />

de beperking <strong>van</strong> de kwetsbaarheid<br />

belemmeren (vb. economische stimuli die de<br />

overgang naar droogtebestendige gewassen<br />

afremmen);<br />

- aanpassing door onderzoek & onderwijs verwijst<br />

enerzijds naar de projecten die erop gericht<br />

zijn om nieuwe aanpassingsmogelijkheden<br />

te vinden voor uitdagingen waarvoor momenteel<br />

geen oplossing bestaat, en anderzijds<br />

naar projecten die als doel hebben om gedragingen<br />

die in het licht <strong>van</strong> de klimaatveranderingen<br />

inadequaat zijn, te wijzigen;


Aandacht voor de klimaatveranderingen - 37<br />

- hulp aan de capaciteitsontwikkeling is gericht<br />

op verscheidene types projecten in de volgende<br />

domeinen: (a) toename <strong>van</strong> de productiviteit<br />

<strong>van</strong> de sectoren, vooral inzake natuurlijke rijkdommen,<br />

(b) de versterking <strong>van</strong> de institutionele<br />

capaciteit in het algemeen; (c) beperking<br />

<strong>van</strong> de vervuiling en verbetering <strong>van</strong> de kwaliteit<br />

<strong>van</strong> het leefmilieu.<br />

3.3. Vertragingen en belemmeringen<br />

voor de integra


38 – De klimaatveranderingen en het Belgische beleid <strong>van</strong> ontwikkelingssamenwerking<br />

met de klimaatbeperkingen zal ingaan tegen<br />

het scheppen <strong>van</strong> economische rijkdom en tegen<br />

het terugdringen <strong>van</strong> de armoede die geacht<br />

wordt hieruit te volgen. Deze vrees is<br />

vaak onterecht, maar kan ook wel gedeeltelijk<br />

gegrond zijn wanneer we te maken hebben met<br />

ontwikkelingsprojecten die duurzaamheid missen<br />

en de andere milieudoelstellingen onvoldoende<br />

integreren (bescherming <strong>van</strong> de biodiversiteit,<br />

strijd tegen de woestijnvorming, en<br />

bodemdegradatie): zo verliest men bijvoorbeeld<br />

bij de aquacultuur <strong>van</strong> garnaal ten koste<br />

<strong>van</strong> mangroves, door het vooruitzicht <strong>van</strong> de<br />

winsten op korte termijn (die vaak in handen<br />

komen <strong>van</strong> een minderheid binnen de gemeenschap)<br />

de overwegingen op lange termijn uit<br />

het oog, zoals de toegenomen kwetsbaarheid<br />

voor de impact <strong>van</strong> de klimaatveranderingen<br />

(OESO 2005);<br />

- het personeelsgebrek bij de samenwerkingsinstanties,<br />

en de vrees dat de integratie <strong>van</strong> de<br />

aanpassing de procedures om projecten te selecteren<br />

en te onderzoeken complexer en<br />

zwaarder zou kunnen maken, de kosten er<strong>van</strong><br />

zelfs zou kunnen doen stijgen, ten nadele <strong>van</strong><br />

de lokale gemeenschappen voor wie de hulp<br />

bestemd is;<br />

- een zekere ‘overbelasting’ inzake doelstellingen<br />

en problemen die moeten worden geïntegreerd<br />

bij het opzetten <strong>van</strong> ontwikkelingsprojecten.<br />

De ontwikkelingssamenwerking heeft<br />

de problemen <strong>van</strong> gender, biodiversiteit, strijd<br />

tegen woestijnvorming en bodemdegradatie<br />

geïntegreerd in haar inspanningen om de Millenniumdoelstellingen<br />

te halen. De aanpassing<br />

aan de klimaatverandering er ook nog bij integreren,<br />

kan "eentje te veel" lijken.<br />

- een ander mogelijk beletsel is dat de mogelijke<br />

acties inzake aanpassing voor de coöperanten<br />

nog steeds abstract zijn. In de literatuur en<br />

in de documentatie <strong>van</strong> de ontwikkelingsagentschappen<br />

zijn veel theoretische en algemene<br />

uitspraken over de klimaatveranderingen te<br />

vinden, maar wanneer men zoekt hoe dit concreet<br />

kan worden omgezet, vindt men nauwelijks<br />

meer dan de oude recepten – de klimaatveranderingen<br />

worden voorgesteld als een<br />

"nieuw probleem" of als een probleem dat pas<br />

begint door te dringen, maar waarvoor men<br />

niet meteen ook een arsenaal te ondernemen<br />

acties voorstelt.<br />

We mogen opmerken dat wat hierboven werd gezegd<br />

over de belemmeringen om aanpassing te<br />

integreren, mutatis mutandis ook geldt voor matiging.<br />

3.4. Algemene voorwaarden voor<br />

integra


Aandacht voor de klimaatveranderingen - 39<br />

en strijd tegen de woestijnvorming en bodemdegradatie.<br />

Niet toevallig volgt 'aanpassing' meteen op de<br />

toegenomen politieke bewustwording <strong>van</strong> wat er<br />

op het spel staat, bij de strategische prioriteiten<br />

<strong>van</strong> de Europese Unie (COMMISSIE VAN DE<br />

EUROPESE GEMEENSCHAPPEN 2003): de<br />

auteurs <strong>van</strong> een studie over de integratie <strong>van</strong> aanpassing<br />

in het Deense samenwerkingsbeleid<br />

schrijven dat, hoewel de aanpassing slechts een<br />

"remedie" is om de negatieve weerslag <strong>van</strong> de<br />

klimaatveranderingen te verzachten, de aanpassing<br />

het sterkst samenhangt met het terugdringen<br />

<strong>van</strong> armoede en met de ontwikkelingsagenda.<br />

Voor de ontwikkelde landen gaat het er dus om<br />

"de matiging te sturen" en "voor de aanpassing te<br />

betalen" (DANIDA 2005) overeenkomstig het<br />

principe dat de vervuiler betaalt. In het geval <strong>van</strong><br />

de EU raakt de aanpassing alle partnerlanden (behalve<br />

Bosnië en Macedonië), terwijl matiging<br />

vooral aan de orde is in landen met de grootste<br />

uitstoot, met de grootste uitstoot per inwoner, de<br />

kandidaat-landen voor bijlage 1 en de landen die<br />

over uitgestrekte bossen beschikken (CCE,<br />

op.cit.).<br />

De aanpassing en de strijd tegen armoede op elkaar<br />

doen aansluiten, vormt de tweede cruciale<br />

kwestie <strong>van</strong> de politieke bewustwording op het<br />

allerhoogste niveau. Het zou immers fout zijn om<br />

armoede en kwetsbaarheid (of armoede en conflicten)<br />

zonder meer gelijk te schakelen. Deze<br />

benadering komt immers uit op het begrip hulp,<br />

terwijl de echte uitdaging voor de aanpassing erin<br />

ligt om de gemeenschappen in hun eigen strategieën<br />

te ondersteunen. In plaats <strong>van</strong> te stellen dat<br />

armoede = kwetsbaarheid, lijkt het adequater om<br />

te bekijken dat de beide fenomenen een waaier<br />

determinanten gemeenschappelijk hebben, zodanig<br />

dat heel wat maatregelen die gericht zijn op<br />

aanpassing, waarschijnlijk als effect hebben dat<br />

zij ook de armoede beperken door de onderliggende<br />

oorzaken er<strong>van</strong> aan te pakken (bijvoorbeeld<br />

de politieke, economische en sociale structuren<br />

die de toegang tot de rijkdommen bepalen)<br />

(ERIKSEN & NAESS 2003).<br />

Wanneer we armoede en kwetsbaarheid beschouwen<br />

als twee fenomenen die voortvloeien uit<br />

ruimschoots gemeenschappelijk oorzaken, versterkt<br />

dit wat hoger werd gezegd in verband met<br />

de noodzaak om elke opvatting <strong>van</strong> aanpassing<br />

waarin dit essentieel wordt samengevat als ‘infrastructuurwerken<br />

uitvoeren om de populatie tegen<br />

klimaatrisico’s te beschermen’, te bannen (UNDP<br />

2007, BROOKS & GIST 2008 e.a.). Infrastructuurwerken<br />

zijn beslist noodzakelijk, maar deze<br />

kwestie kan niet alleen maar worden opgelost in<br />

het huidige strategische kader <strong>van</strong> de samenwerking<br />

en <strong>van</strong> de budgettaire enveloppen die daarvoor<br />

zijn toegekend. Een zo eng technologische<br />

opvatting zou een bedreiging vormen voor de<br />

budgetten die naar de samenwerkingsprojecten<br />

gaan, in eerste plaats de bilaterale samenwerking,<br />

en zou ertoe leiden dat de strategie die prioritair<br />

gericht is op de lokale gemeenschappen en de armoedebestrijding<br />

opnieuw in vraag wordt gesteld.<br />

Zo zou men onafwendbaar niet tot compromissen<br />

maar tot confrontaties komen tussen aanpassing<br />

aan de klimaatveranderingen en menselijke ontwikkeling<br />

(we komen hierna terug op de vraag<br />

<strong>van</strong> de financiering: cf. 3.6). Anderzijds gaat het<br />

er wel om de integratie <strong>van</strong> de aanpassing te situeren<br />

binnen het bestaande beleid, de bestaande prioriteiten,<br />

de bestaande projecten en de bestaande<br />

procedures (GIGLI & AGRAWALA 2007), zoals<br />

die opgesteld zijn in het kader <strong>van</strong> de realisatie<br />

<strong>van</strong> de Millenniumdoelstellingen, waarbij de toeeigening<br />

door het partnerland wordt gewaarborgd<br />

en waarbij zorgvuldig alle protagonisten binnen<br />

het partnerland worden betrokken (private sector,<br />

ngo's, betrokken gemeenschappen, onderzoekers,<br />

enz..) (DANIDA 2005). Dit betekent dat de hulp<br />

bij de capaciteitsopbouw (capacity building) een<br />

doorslaggevende plaats inneemt in de integratie<br />

<strong>van</strong> aanpassing, zowel institutioneel als op het<br />

algemene sociale niveau. Deze hulp zal des te<br />

doeltreffender zijn naarmate ze terdege rekening<br />

houdt met de strategieën die de gemeenschappen<br />

zelf hebben uitgewerkt (ibid).<br />

Een derde cruciale kwestie voor de besluitvormers<br />

bestaat erin de synergieën aan te grijpen tussen<br />

de strijd tegen de klimaatveranderingen en de<br />

andere prioritaire milieudomeinen: bescherming<br />

<strong>van</strong> de biodiversiteit en actie tegen de woestijnvorming<br />

en de bodemdegradatie. Er bestaan veel<br />

dergelijke synergieën, waar<strong>van</strong> we hier geen ex-


40 – De klimaatveranderingen en het Belgische beleid <strong>van</strong> ontwikkelingssamenwerking<br />

haustieve lijst moeten opstellen. Het spreekt voor<br />

zich dat de bescherming <strong>van</strong> de biodiversiteit<br />

hand in hand gaat met de bescherming <strong>van</strong> ecosystemen<br />

die, net zoals de mangroves, de koraalriffen<br />

en de wouden, een niet verwaarloosbare rol<br />

spelen in de aanpassing, zelfs in de matiging <strong>van</strong><br />

de klimaatverandering. Bovendien zijn deze drie<br />

domeinen <strong>van</strong> milieuactie nauw verweven met de<br />

strijd tegen armoede, voor zover de allerarmste<br />

bevolkingsgroepen, meer dan andere, afhankelijk<br />

zijn <strong>van</strong> de rijkdommen die de natuurlijke ecosystemen<br />

bieden. Verder zijn er over de sociale implicaties<br />

<strong>van</strong> de bescherming <strong>van</strong> de biodiversiteit<br />

en <strong>van</strong> de strijd tegen de woestijnvorming/bodemdegradatie<br />

al tal <strong>van</strong> studies en werken verschenen,<br />

die inspiratie kunnen bieden bij het opstellen<br />

<strong>van</strong> analoge strategieën inzake de strijd<br />

tegen de klimaatveranderingen (ERIKSEN &<br />

NAESS 2003).<br />

Op basis <strong>van</strong> deze politieke bewustwording en het<br />

inzicht in de drie voormelde cruciale kwesties,<br />

kunnen de politieke besluitvormers de "opportuniteitsvensters"<br />

bepalen (DANIDA 2005) om de<br />

kwestie <strong>van</strong> de aanpassing op te nemen in de dialoog<br />

met de partners op alle niveaus. Van deze<br />

"opportuniteitsvensters" vermelden we inzonderheid:<br />

het politiek overleg op topniveau, de opstelling<br />

<strong>van</strong> de Cadres Stratégiques de Réduction de<br />

la Pauvreté (CSRP) en <strong>van</strong> de NAPA’s (National<br />

Adaptation Programmes of Action). We kunnen<br />

ook bepaalde specifiek Europese vensters vermelden:<br />

contacten met de ACP-landen in het kader<br />

<strong>van</strong> de akkoorden <strong>van</strong> Cotonou, contacten met de<br />

Nieuwe Onafhankelijke Staten, het proces <strong>van</strong><br />

Barcelona met de 10 Staten <strong>van</strong> het Zuiden en het<br />

Oosten <strong>van</strong> het Mediterraan bekken, enz. Ten slotte<br />

merken we op dat de besluitvormers over bevoorrechte<br />

middelen beschikken om een regionale<br />

coördinatie <strong>van</strong> het aanpassingsbeleid tussen landen<br />

<strong>van</strong> een zelfde geografische zone te bevorderen.<br />

3.5. Tien pistes voor integra


Aandacht voor de klimaatveranderingen - 41<br />

ste problemen bij de uitvoering <strong>van</strong> de projecten<br />

en programma’s. De ervaring die de UNITAR<br />

(www.unitar.org) in deze materie heeft opgebouwd,<br />

vooral dankzij haar project "Climate<br />

Change Capacity Development – C3D"<br />

(http://cern.ch/c3d), zou de Belgische Samenwerking<br />

nuttige inspiratie kunnen bieden. Een<br />

samenwerking met de UNITAR zou vruchtbaar<br />

kunnen zijn.<br />

- informatie. De opgeleide teams dienen over<br />

gemakkelijk toegankelijke, onmiddellijk bruikbare<br />

en regelmatig geactualiseerde informatie<br />

over het klimaat te beschikken voor de regio’s<br />

die de samenwerking bestrijkt (OESO 2006).<br />

Deze informatie zou projecties moeten omvatten<br />

over de belangrijkste evolutieparameters <strong>van</strong><br />

het klimaat (temperaturen, neerslag) en over de<br />

impact (extreme meteorologische gebeurtenissen,<br />

stijging <strong>van</strong> de zeespiegel, smelten <strong>van</strong> de<br />

gletsjers, waterhuishouding, ecosystemen,...)<br />

(cf.1.2), met daarbij het bijhorende vertrouwensniveau.<br />

Hoewel de marge wetenschappelijke<br />

onzekerheid nog aanzienlijk blijft, lijkt<br />

vooruitgang mogelijk. Verder zou de informatie<br />

ook gegevens moeten bevatten over de mogelijkheden<br />

en ervaringen qua aanpassing, en over<br />

de kost <strong>van</strong> de uitvoering er<strong>van</strong> en de eventuele<br />

weerslag er<strong>van</strong> (OESO 2005);<br />

- screening <strong>van</strong> de risico’s en kwetsbaarheidfactoren.<br />

Voor elke sector <strong>van</strong> de hulp zouden de<br />

teams die belast zijn met de samenwerking<br />

moeten beschikken over de nodige instrumenten<br />

(toolkit) om (i) de risicofactoren snel te bepalen,<br />

(ii) de mogelijke impact te evalueren (impact<br />

<strong>van</strong> de klimaatverandering op de projecten, <strong>van</strong><br />

de projecten op de klimaatveranderingen en <strong>van</strong><br />

de projecten op de kwetsbaarheid <strong>van</strong> de bevolking<br />

en/of <strong>van</strong> de ecosystemen, en (iii) de antwoorden<br />

hiërarchisch in te delen in functie <strong>van</strong><br />

de risico’s, <strong>van</strong> de kwetsbaarheid, <strong>van</strong> de kosten<br />

en <strong>van</strong> het type project;<br />

- aangrijpingspunten voor de integratie afbakenen.<br />

Om het gebruik <strong>van</strong> de toolkit te vergemakkelijken<br />

en te harmoniseren moeten er aangrijpingspunten<br />

worden uitgezet. Algemeen gesteld<br />

menen ERIKSEN & NAESS dat de aangrijpingspunten<br />

zich situeren aan de interfaces<br />

tussen de drie pijlers <strong>van</strong> de activiteit: beheer<br />

<strong>van</strong> de natuurlijke rijkdommen, terugdringen<br />

<strong>van</strong> de armoede en humanitaire hulp. Elk <strong>van</strong><br />

deze interfaces omvat daarbij een reeks specifieke<br />

aangrijpingspunten die in drie "families"<br />

worden gegroepeerd: (i) rijkdommen (toegankelijkheid<br />

<strong>van</strong> de natuurlijke rijkdommen, economische<br />

opportuniteiten voor de allerarmsten,<br />

biodiversiteit, verwerking en verhandeling <strong>van</strong><br />

de lokale producten, informele mechanismen,<br />

...), (ii) plaatselijke capaciteit en gevoeligheid<br />

(integratie tussen traditionele en moderne landbouw,<br />

agrobiodiversiteit, verandering <strong>van</strong> gebruik<br />

<strong>van</strong> de grond, banden tussen informele<br />

lokale instellingen en overheden,...), (iii) het<br />

risico beheren en erop anticiperen (early warning)<br />

(lokale strategieën tegenover rampen,<br />

alarmsystemen, bescherming gebaseerd op het<br />

beheer <strong>van</strong> de natuurlijke rijkdommen, lokale<br />

klimatologische en meteorologische capaciteiten,<br />

stedelijke infrastructuur, kustbescherming,...);<br />

- de klimaatevaluatie en andere milieuevaluaties<br />

samenvoegen. Om het werk <strong>van</strong> de coöperanten<br />

niet nodeloos zwaarder en complexer te maken,<br />

dient men de klimaatevaluatie en de andere milieuevaluaties<br />

in één enkele procedure samen te<br />

brengen. De procedure ‘Evaluatie <strong>van</strong> de Milieu-impact’<br />

kan als basis dienen voor deze samenvoeging,<br />

mits ze zodanig wordt uitgebreid<br />

dat ze niet enkel de impact <strong>van</strong> de projecten op<br />

het leefmilieu integreert, maar ook de impact<br />

<strong>van</strong> het leefmilieu op de projecten en de impact<br />

<strong>van</strong> de projecten op de kwetsbaarheid <strong>van</strong> de<br />

populatie en/of <strong>van</strong> de ecosystemen (DANIDA<br />

2005 HENS & HUGE 2008b, ERIKSEN &<br />

NAESS 2003). Van daaruit stellen HENS en<br />

HUGE voor om een volledige "toolkit" uit te<br />

werken om tegelijkertijd de drie dimensies klimaatverandering,<br />

bescherming <strong>van</strong> de biodiversiteit<br />

en strijd tegen de woestijnvorming/bodemdegradatie<br />

te integreren. Het zou nuttig zijn<br />

mocht deze toolkit tevens een standpunt bevatten<br />

over bepaalde controversiële thema’s (biobrandstoffen<br />

– ggo's …) en/of alternatieven<br />

voorstellen (ecotoerisme – biobrandstoffen <strong>van</strong><br />

de tweede generatie – "organische" gewassen…).<br />

Vaak missen de actoren <strong>van</strong> de Belgi-


42 – De klimaatveranderingen en het Belgische beleid <strong>van</strong> ontwikkelingssamenwerking<br />

sche Samenwerking referentiekaders over deze<br />

gevoelige aspecten … Men zou een duidelijke<br />

strategische lijn moeten uitzetten in plaats <strong>van</strong><br />

geval per geval beleid te voeren.<br />

- Optreden in het stadium <strong>van</strong> het uitdenken en<br />

onderzoek <strong>van</strong> de projecten. Meestal zijn de<br />

moeilijkheden en de kosten aanzienlijk veel<br />

groter wanneer men projecten achteraf moet<br />

bijsturen om ze aan te passen aan de klimaatveranderingen<br />

(ASIAN DEVELOPMENT<br />

BANK 2005);<br />

- Voorrang aan uitvoering. De OESO adviseert<br />

voorrang te verlenen aan maatregelen die al milieuprioriteiten<br />

zijn, of die dat zouden moeten<br />

zijn, en waar<strong>van</strong> de uitvoering nog meer gerechtvaardigd<br />

is in het kader <strong>van</strong> aanpassingsstrategie:<br />

bescherming <strong>van</strong> de mangroves, <strong>van</strong><br />

de wouden, beheer <strong>van</strong> de wateren, <strong>van</strong> de dijken…<br />

In plaats <strong>van</strong> nieuwe plannen te lanceren<br />

zou men de factoren uit de weg moeten werken<br />

die de praktische uitvoering <strong>van</strong> deze maatregelen<br />

hebben belet (OESO 2005);<br />

- Coördinatie met de humanitaire hulp. Deze<br />

coördinatie is noodzakelijk omdat het klimaatrisico<br />

mogelijk tot menselijke rampen leidt. Maar<br />

de hulp zelf moet ook opnieuw benaderd worden<br />

in het licht <strong>van</strong> de aanpassing aan de klimaatveranderingen.<br />

Niet enkel de hoeveelheid<br />

maar ook de snelheid <strong>van</strong> de hulp is doorslaggevend.<br />

Bovendien benadrukken bepaalde auteurs<br />

dat de buitenlandse hulp, spijts de onmiddellijke<br />

positieve effecten er<strong>van</strong>, ook de capaciteit<br />

<strong>van</strong> de gemeenschappen en <strong>van</strong> de structuren<br />

om de uitdagingen <strong>van</strong> de rampen op te nemen,<br />

kan ondermijnen (ERIKSEN & NAESS<br />

2003). De plaatselijke capaciteiten op dit punt<br />

versterkten maakt dus wezenlijk deel uit <strong>van</strong> de<br />

integratie <strong>van</strong> aanpassing in samenwerking;<br />

- Het uitwisselen <strong>van</strong> goede praktijken (tussen<br />

departementen binnen een land, tussen samenwerkingsinstanties<br />

<strong>van</strong> verschillende landen)<br />

(HENS & HUGE 2008a);<br />

- Opvolging en periodieke balansen (OESO<br />

2008). De aanpassing is dynamisch. De sturing<br />

er<strong>van</strong> moet evolueren, zowel in functie <strong>van</strong> de<br />

ervaring te velde als <strong>van</strong> de evolutie <strong>van</strong> het<br />

klimaat zelf.<br />

3.6 Grenzen <strong>van</strong> integra


Aandacht voor de klimaatveranderingen - 43<br />

<strong>van</strong> de investeringen, ze in Afrika 2% en in de<br />

Minst Ontwikkelde Landen 6% bedraagt.<br />

Zowel voor aanpassing als voor matiging geven<br />

de bedragen die de literatuur aanreikt louter een<br />

grootteorde weer. Maar die worden waarschijnlijk<br />

sterk onderschat. Het UNFCCC benadrukt daarmee<br />

het feit dat haar analyse geen raming geeft<br />

<strong>van</strong> de totale kosten <strong>van</strong> de matiging <strong>van</strong> de klimaatverandering<br />

of <strong>van</strong> de totale kost <strong>van</strong> de aanpassing<br />

aan de impacts <strong>van</strong> de klimaatverandering.<br />

Dat kan immers niet met de gevolgde methodologie.<br />

Zo zijn op het vlak <strong>van</strong> de investeringen<br />

die nodig zijn in de energiesector (matiging),<br />

de schattingen <strong>van</strong> het UNFCCC gebaseerd op het<br />

verschil tussen het referentiescenario en het alternatieve<br />

scenario <strong>van</strong> het Internationale Energieagentschap.<br />

Dit alternatieve scenario zou zich echter<br />

pas vertalen in een daling <strong>van</strong> de CO2-uitstoot<br />

met 10% tegen 2030, ten opzichte <strong>van</strong> het referentiescenario.<br />

Een dergelijke daling is ruimschoots<br />

ontoereikend in het licht <strong>van</strong> de aanbevelingen<br />

<strong>van</strong> de IPCC indien men een stijging <strong>van</strong> de wereldtemperatuur<br />

tot 2°C boven de pre-industriële<br />

temperatuur wil beperken, zoals de Europese Unie<br />

sinds 1996 vooropstelt.<br />

Op het vlak <strong>van</strong> de aanpassing die, zoals we gezien<br />

hebben, op de korte en de middellange termijn<br />

als prioritair moet worden beschouwd in het<br />

kader <strong>van</strong> de doelstellingen <strong>van</strong> de menselijke<br />

ontwikkeling, brengen de bovenstaande schattingen<br />

veel auteurs ertoe om te pleiten voor nieuwe<br />

financieringsbronnen voor de hulp, waarmee het<br />

principe "de vervuiler betaalt" concreet kan worden<br />

gemaakt (AGRAWALA & VAN AALST<br />

2008, UNFCCC 2007, UNDP 2007, e.a.). Er bestaan<br />

verscheidene voorstellen: (i) financiering<br />

<strong>van</strong> de aanpassing door de koolstofmarkt (deze<br />

weg werd ingehuldigd met de financiering <strong>van</strong> het<br />

aanpassingsfonds met een heffing <strong>van</strong> 2% op de<br />

inkomsten <strong>van</strong> het Clean Development Mechanism),<br />

(ii) belastingsystemen (uitgebreide heffing<br />

op vliegtuigreizen, de Zwitserse regering heeft<br />

zelfs een algemene taks op CO2 voorgesteld)<br />

(UVEK 2008), (iii) financiering door de landen<br />

<strong>van</strong> Bijlage 1, in functie <strong>van</strong> de inkomsten en<br />

vermogens. In dat kader is niet zonder belang om<br />

ook te herinneren aan andere voorstellen, zoals de<br />

"Tobin-taks" of het idee <strong>van</strong> een uitzonderlijke<br />

wereldbelasting op vermogens, dat door de<br />

UNCTAD werd geopperd in haar verslag <strong>van</strong><br />

1995 (UNCTAD, 1995).<br />

Welke de precieze mechanismen ook zijn, een<br />

herverdeling <strong>van</strong> de rijkdommen blijkt noodzakelijk<br />

op wereldschaal. Hoe belangrijk de belofte<br />

<strong>van</strong> de ontwikkelde landen om 0,7% <strong>van</strong> hun<br />

BNP aan ontwikkelingshulp te besteden ook is -<br />

belofte die nog steeds niet wordt nagekomen – ze<br />

zou niet volstaan om de uitdagingen <strong>van</strong> het klimaat<br />

op te nemen, zeker niet waar het gaat om<br />

aanpassing. Een nieuwe internationale architectuur<br />

<strong>van</strong> ontwikkelingssamenwerking is noodzakelijk.<br />

Die concentratie <strong>van</strong> middelen die hieruit<br />

zou moeten voortvloeien, brengt ons bij de vraag<br />

naar de structuur <strong>van</strong> de multilaterale hulp en naar<br />

het relatieve belang er<strong>van</strong> en <strong>van</strong> de bilaterale<br />

hulp. De standpunten die het UNDP op elk <strong>van</strong><br />

deze twee domeinen voorstaat, hebben als verdienste<br />

dat ze het debat in alle klaarheid voeren:<br />

- In verband met de structurering <strong>van</strong> de multilaterale<br />

hulp, meent het UNDP dat de toename<br />

<strong>van</strong> de multilaterale initiatieven, elk met zijn<br />

eigen rapporteringsysteem, de kosten <strong>van</strong> de<br />

operaties opdrijft. Het pleit (i) dat de verruiming<br />

<strong>van</strong> de planning met het oog op de aanpassing,<br />

begint met de overgang naar een kader dat berust<br />

op de programma’s en geïntegreerd is met<br />

de ruimere nationale planningsoefeningen, en<br />

(ii) om de multilaterale fondsen in één enkel<br />

fonds te consolideren, met vereenvoudigde procedures<br />

en een bijgestuurde oriëntering naar<br />

aanpassing die gebaseerd is op de programma’s;<br />

- In verband met het relatieve belang <strong>van</strong> de multilaterale<br />

hulp en <strong>van</strong> de bilaterale hulp, meent<br />

het verslag 2007 over de menselijke ontwikkeling<br />

dat de projecten een rol zullen blijven spelen,<br />

maar dat de "specifieke hulp voor projecten<br />

echter niet kan dienen als fundament voor een<br />

toename aan partnerschappen voor de aanpassing<br />

op de vereiste schaal", temeer omdat "de<br />

specifieke hulp voor projecten de neiging vertoont<br />

dat de kosten <strong>van</strong> de operaties opgedreven<br />

worden, omwille <strong>van</strong> de voorkeuren <strong>van</strong> de donoren<br />

voor hun eigen systeem".


De Belgische samenwerking en de klimaatveranderingen - 45<br />

IV. DE BELGISCHE SAMENWERKING EN DE KLIMAATVERANDERINGEN<br />

4.1. Stand <strong>van</strong> zaken<br />

In dit hoofdstuk zien we hoe de Belgische samenwerking,<br />

bekeken <strong>van</strong>uit het standpunt <strong>van</strong> de<br />

strijd tegen de klimaatveranderingen, dezelfde<br />

tendensen vertoont wat we op internationaal niveau<br />

hebben gezien: de uitdaging wordt onderschat,<br />

de verhouding tussen matiging en aanpassing<br />

is scheefgetrokken ten voordele <strong>van</strong> matiging<br />

en ten nadele <strong>van</strong> aanpassing, het blijkt methodologisch<br />

moeilijk om ze binnen de bestaande beleidslijnen<br />

en procedures te integreren.<br />

Het verslag 2006-2007 <strong>van</strong> de DGOS (DGOS<br />

2007) benadert de klimaatskwestie via de bescherming<br />

<strong>van</strong> het tropisch regenwoud in de DC<br />

Congo, door te vermelden "dat het onmisbaar is<br />

omwille <strong>van</strong> zijn klimaatregulerend effect". In<br />

verband met het belang <strong>van</strong> het concept <strong>van</strong> het<br />

niet destructieve gebruik <strong>van</strong> het woud (REDD),<br />

wat de kernvraag was <strong>van</strong> de conferentie <strong>van</strong><br />

Brussel over het duurzame beheer <strong>van</strong> het Congobekken<br />

(26-27 februari 2007), stelt het rapport:<br />

"Ook al is het op zich natuurlijk dat de wouden<br />

worden geëxploiteerd, toch kunnen we niet toelaten<br />

dat ze later worden gereduceerd tot de financiële<br />

waarde <strong>van</strong> het hout. De wouden leveren<br />

essentiële bijdragen aan het leefmilieu, waarmee<br />

beslist rekening moet worden gehouden, zoals<br />

bijvoorbeeld de beperking <strong>van</strong> de effecten <strong>van</strong> de<br />

klimaatverandering". We merken hier een zekere<br />

verwarring tussen aanpassing en matiging <strong>van</strong> de<br />

gevolgen <strong>van</strong> klimaatverandering, vermits de<br />

tekst verdergaat en (correcter) stelt dat "Op de<br />

internationale topontmoeting over het klimaat in<br />

Bali werd besloten dat het begrip ‘preventie <strong>van</strong><br />

de ontbossing’ <strong>van</strong>af 2012 deel zou uitmaken <strong>van</strong><br />

het Kyoto II-akkoord, waarmee de bescherming<br />

<strong>van</strong> de wouden een plaats zou krijgen in de internationale<br />

strijd tegen de CO2 –uitstoot" (blz. 32).<br />

De klimaatveranderingen worden ook op een andere<br />

plaats <strong>van</strong> het verslag aangehaald, heel erg<br />

beknopt en in algemene bewoordingen. In verband<br />

met het wereldpartnerschap voor de ontwikkeling,<br />

meer bepaald het verslag <strong>van</strong> de EU over<br />

de samenhang <strong>van</strong> de Europese beleidslijnen ten<br />

dienste <strong>van</strong> de ontwikkeling en de interactie <strong>van</strong><br />

de andere domeinen <strong>van</strong> het politieke optreden,<br />

kan men immers lezen dat 12 <strong>van</strong> deze domeinen<br />

werden afgebakend, namelijk "handel, leefmilieu,<br />

de klimaatveranderingen, de veiligheid, landbouw,<br />

vis<strong>van</strong>gst, enz." (blz. 34). Het verslag zelf<br />

geeft echter geen concrete invulling aan deze<br />

wens tot complementariteit. Zo worden de betekenisvolle<br />

rechtstreekse of onrechtstreekse interacties<br />

<strong>van</strong> de klimaatverandering met de strijd<br />

tegen de extreme armoede en de honger, basisonderwijs<br />

voor iedereen, gelijke kansen voor vrouwen,<br />

structurele steun aan volksgezondheid (inzonderheid<br />

in de strijd tegen malaria) en het duurzame<br />

beheer <strong>van</strong> de waterbronnen, niet vermeld.<br />

Door te focussen op de koolstofputten <strong>van</strong> het<br />

Congolese woud, lijkt het verslag een overwegend<br />

belang toe te kennen aan matiging. Met aanpassing<br />

wordt geen rekening gehouden.<br />

Diezelfde wanverhouding vinden we, weliswaar<br />

iets milder, in het eerste rapport <strong>van</strong> de DGOS<br />

over de Millenniumdoelstellingen (DGOS 2005).<br />

Op bladzijde 25 <strong>van</strong> dat verslag lezen we: "Zo is<br />

klimaatverandering een uitdaging die niet alleen<br />

moet aangepakt worden in België of in Europa,<br />

maar ook via partnerschappen met ontwikkelingslanden<br />

die moeten leiden tot een gunstig kader<br />

voor maatregelen voor de matiging <strong>van</strong> de klimaatverandering<br />

(vb. door hernieuwbare energieën<br />

te promoten) en voor de aanpassing aan de<br />

gevolgen er<strong>van</strong> (vb. door de bestaande grondgebruikplanning<br />

te herzien)". Deze uitspraak lijkt<br />

uiting te geven aan de prioritaire zorg om matiging<br />

<strong>van</strong> de klimaatveranderingen door de uitvoer<br />

<strong>van</strong> lage koolstoftechnologieën. Het concept aanpassing<br />

wordt wel vermeld, maar wordt geïllustreerd<br />

door de problematiek <strong>van</strong> het landgebruik,<br />

wat deels bij aanpassing en deels bij matiging<br />

hoort (koolstofputten). Deze interpretatie wordt<br />

versterkt door een kadertekst over het Kyotoprotocol,<br />

waarin we lezen dat "In het kader <strong>van</strong> het<br />

Kyotoprotocol gaat België partnerschappen aan<br />

met ontwikkelingslanden, om bij te dragen tot het<br />

behalen <strong>van</strong> zijn streefcijfers inzake de vermindering<br />

of de absorptie <strong>van</strong> CO2, via het Clean Deve-


46 – De klimaatveranderingen en het Belgische beleid <strong>van</strong> ontwikkelingssamenwerking<br />

lopment Mechanism. Daarbij draagt het ook milieuvriendelijke<br />

technologieën over". Men kan<br />

betreuren dat in een verslag <strong>van</strong> de DGOS over de<br />

realisatie <strong>van</strong> de Millenniumdoelstellingen, niet<br />

wordt verwezen naar de akkoorden <strong>van</strong> Marrakech<br />

die, behalve voor de Minst Ontwikkelde<br />

Landen, de betrokkenheid <strong>van</strong> de ontwikkelingssamenwerking<br />

bij de invoering <strong>van</strong> flexibele mechanismen<br />

strikt beperken tot capaciteitsopbouw.<br />

Algemeen gesteld geeft dit verslag over de realisatie<br />

<strong>van</strong> de Millenniumdoelstellingen geen blijk<br />

<strong>van</strong> een significante bewustwording <strong>van</strong> de interacties<br />

met de klimaatveranderingen, <strong>van</strong> de gevolgen<br />

er<strong>van</strong>, en de agenda <strong>van</strong> de samenwerking,<br />

meer bepaald de strijd tegen armoede en honger.<br />

De documenten <strong>van</strong> de Belgische Technische<br />

Coöperatie geven dezelfde indruk. Het document<br />

waarin de activiteiten <strong>van</strong> de coöperatie in de DC<br />

Congo worden voorgesteld, kent een predominante<br />

plaats toe aan de bescherming <strong>van</strong> het Congolese<br />

woud, aan het duurzame beheer er<strong>van</strong>, aan de<br />

Conferentie <strong>van</strong> Brussel en aan de oprichting <strong>van</strong><br />

het Fonds Commun Multi-Bailleurs de Gouvernance<br />

forestière, maar zonder expliciet de (nochtans<br />

belangrijke) band weer te geven tussen dit<br />

beleid en de strijd tegen de klimaatveranderingen<br />

(CTB-BTC 2007a). Uit de tekst blijkt dat het onlangs<br />

goedgekeurde Indicatieve Samenwerkingsprogramma<br />

(ISP) voor de periode 2008-2010 de<br />

kwestie <strong>van</strong> de klimaatveranderingen niet opneemt.<br />

Nochtans is aanpassing een niet te verwaarlozen<br />

dimensie <strong>van</strong> de domeinen waarin de<br />

Belgische hulp in dat land actief is: basisgezondheidszorg,<br />

onderwijs, landbouw en voedselzekerheid,<br />

basisinfrastructuur (water en waterzuivering,<br />

energie, wegen en paden).<br />

Uit het document waarin de realisaties <strong>van</strong> de<br />

Belgische Coöperatie in Ecuador worden voorgesteld,<br />

blijkt evenmin dat er ernstig rekening wordt<br />

gehouden met de klimaatveranderingen (CTB-<br />

BTC 2007b). De samenwerkingsactiviteiten concentreren<br />

zich nochtans in klimatologisch gevoelige<br />

domeinen, zoals de basiszorg en de landelijke<br />

ontwikkeling in achtergestelde gebieden. De Belgische<br />

Coöperatie biedt er bijstand aan de kleine<br />

zuivel-, vlees- en koffieproducenten en financiert<br />

projecten, meer bepaald op het vlak <strong>van</strong> de bevoorrading<br />

met drinkbaar water. De klimaatveranderingen<br />

interfereren duidelijk op al deze domeinen<br />

<strong>van</strong> de ontwikkeling, vooral bij het beheer<br />

<strong>van</strong> water, wat in de Andeslanden (vooral in Peru)<br />

zorgwekkend is door het wegsmelten <strong>van</strong> de gletsjers.<br />

Tussen 1994 en 1999 is het percentage projecten<br />

<strong>van</strong> de Wereldbank in Ecuador dat kwetsbaar<br />

was voor klimaatveranderingen <strong>van</strong> 20%<br />

naar 30% gestegen, terwijl het percentage projecten<br />

dat moet worden aangepast aan de gevolgen<br />

<strong>van</strong> de klimaatveranderingen steeg <strong>van</strong> 23% naar<br />

42%, volgens GIGLI & AGRAWALA (GIGLI &<br />

AGRAWALA 2007). In maart 2008 hebben de<br />

Ecuadoriaanse minister voor leefmilieu en de Nationale<br />

Raad voor Watervoorziening <strong>van</strong> Ecuador<br />

trouwens een congres gewijd aan de problematiek<br />

"cambio climatico y agua". De zichtbare afwezigheid<br />

<strong>van</strong> een verwijzing naar deze kwesties in het<br />

ISP voor de periode 2007-2010 zegt hierover<br />

meer dan genoeg.<br />

Volgens de Belgische Technische Coöperatie is<br />

50% <strong>van</strong> de Belgische publieke uitgaven voor<br />

klimaatgerelateerde ontwikkelingshulp gericht op<br />

de matiging <strong>van</strong> de klimaatverandering en 50% op<br />

de aanpassing aan de gevolgen er<strong>van</strong>. De bedragen<br />

voor aanpassing zouden vooral uitgekeerd<br />

worden via de multilaterale samenwerking. In<br />

verband met de rechtstreekse bilaterale samenwerking<br />

zou het nuttig zijn om over de betrouwbare<br />

cijfers te beschikken m.b.t. de budgettaire<br />

uitsplitsing in functie <strong>van</strong> de projecten (DGOS &<br />

BTC 2008).<br />

Op het niveau <strong>van</strong> de multilaterale samenwerking<br />

werkt België samen met verschillende partners op<br />

vier niveaus: (i) Europees (Europees Ontwikkelingsfonds,<br />

Europese Ontwikkelingsbank, zonder<br />

de Belgische bijdrage aan de begroting <strong>van</strong> de<br />

Europese commissie te vergeten, waar<strong>van</strong> een<br />

deel eveneens als ontwikkelingshulp kan worden<br />

gerekend), (ii) internationale financiële instellingen<br />

(Wereldbank-IDA, Afrikaanse Ontwikkelingsbank,<br />

plus de vrijwillige bijdragen aan de<br />

Wereldbank), (iii) instellingen <strong>van</strong> de Verenigde<br />

Naties (UNDP, UNEP, FAO), (iv) diverse instellingen<br />

(Consultative Group on International Agricultural<br />

Research - GCIAR, Wereldfonds voor<br />

Leefmilieu, Fonds voor het Protocol <strong>van</strong> Montréal,<br />

secretariaten <strong>van</strong> de UNFCCC en de Conventie<br />

<strong>van</strong> de Verenigde Naties over biodiversiteit en


De Belgische samenwerking en de klimaatveranderingen - 47<br />

woestijnvorming). Het grootste deel <strong>van</strong> de door<br />

België gestorte bedragen vallen onder de "coreresources"<br />

<strong>van</strong> deze instellingen; over de aanwending<br />

er<strong>van</strong> wordt collectief beslist en het ontsnapt<br />

bijgevolg aan een specifieke Belgische sturing.<br />

De Belgische multilaterale coöperatie financiert<br />

dus onrechtstreeks acties op klimaatvlak voor zover<br />

de "core resources" gewijd worden aan matiging<br />

of aan aanpassing. Het Wereldfonds voor<br />

Leefmilieu bijvoorbeeld besteedt een derde <strong>van</strong><br />

zijn begroting aan acties op het vlak <strong>van</strong> klimaat,<br />

zodanig dat <strong>van</strong> de Belgische bijdrage <strong>van</strong> 11,5<br />

miljoen euro, 3,8 worden ingezet in de strijd tegen<br />

de opwarming <strong>van</strong> de planeet (DGOS & BTC<br />

2008).<br />

De Belgische bijdrage aan het UNDP is voor 85%<br />

"core". In de loop <strong>van</strong> het jaarlijkse overleg tussen<br />

de DGOS en de UNDP, die begin 2008 doorging,<br />

werden de volgende opties genomen in verband<br />

met de samenwerking in de loop <strong>van</strong> de periode<br />

2008-2011: (i) bijdrage aan het Fonds voor Leefmilieu<br />

(core resources): 670.000 € ; (ii) thema<br />

‘klimaatverandering’ (wetenschappelijke basis en<br />

milieu-evaluaties op subregionaal en nationaal<br />

niveau); (iii) thema ‘ecosystemen (steun aan het<br />

Global Plan of Action – Coastal & Marine Environment);<br />

(iv) Poverty & Environment Initiative<br />

(integratie <strong>van</strong> milieu in ontwikkeling). De jaarlijkse<br />

enveloppe voor de posten (ii) tot (iv) bedraagt<br />

globaal 1,8 miljoen euro (PANNEELS<br />

2008).<br />

De laatste tijd ontstond er een zekere bewustwording<br />

over het belang <strong>van</strong> de klimaatverandering<br />

voor het Belgische samenwerkingsbeleid. In dat<br />

opzicht verdienen vijf initiatieven onze bijzondere<br />

aandacht:<br />

- De conferentie <strong>van</strong> Brussel over het duurzame<br />

beheer en de bescherming <strong>van</strong> de wouden in<br />

de DR Congo (26-27 februari 2007). Deze<br />

werd gefinancierd door de DGOS, georganiseerd<br />

door de BTC en gesteund door de Europese<br />

commissie, de Wereldbank, de Britse en<br />

Franse Samenwerkingsinstanties. Alle betrokken<br />

actoren waren samen, en ze heeft aanleiding<br />

gegeven tot een Verklaring en tot een<br />

uitgave <strong>van</strong> het wetenschappelijk tijdschrift<br />

‘Quel avenir pour les forêts en RD Congo ?’<br />

(BTC, 2007c)<br />

- In het verlengde <strong>van</strong> deze conferentie heeft de<br />

Belgische Coöperatie belangstelling opgewekt<br />

door een debat te organiseren over de wouden<br />

in de DR Congo, ter gelegenheid <strong>van</strong> de Europese<br />

Ontwikkelingsdagen in Lissabon (8<br />

november 2007);<br />

- Door deel te nemen aan de Conferentie <strong>van</strong> de<br />

Partijen (COP) in Bali in december 2007,<br />

heeft de Belgische coöperatie een betekenisvolle<br />

rol gespeeld bij de onderhandelingen<br />

over het adaptatiefonds, technologie-overdracht<br />

en ontbossing (FREMOUT 2008);<br />

- Publicatie <strong>van</strong> een speciaal nummer <strong>van</strong> "Dimensie<br />

3" (nr. 2008/1) dat volledig gewijd is<br />

aan de wisselwerking tussen klimaatveranderingen<br />

en ontwikkelingssamenwerking (REF);<br />

- De internationale conferentie <strong>van</strong> 7 maart<br />

2008 over het thema "de klimaatverandering,<br />

een nieuwe uitdaging voor de ontwikkelingssamenwerking"<br />

volgt logisch op de drie voorgaande<br />

initiatieven en geeft concrete uiting<br />

aan de wil om tot een politiek voorstel te komen<br />

waarmee de nieuwe uitdagingen kunnen<br />

worden opgenomen.<br />

4.2. Eerste benadering <strong>van</strong> de specifieke<br />

gevoeligheid <strong>van</strong> de Belgische<br />

samenwerking<br />

De wet op de Belgische internationale samenwerking<br />

(25 mei 1999) had gekozen voor een geografische,<br />

sectorale en thematische concentratie <strong>van</strong><br />

de hulp. Daardoor is de Belgische bijstand geconcentreerd<br />

op 18 partnerlanden, 5 sectoren en 4<br />

transversale thema’s.<br />

De 18 partnerlanden zijn de volgende: Zuid-Afrika,<br />

Algerije, Benin, Bolivia, Burundi, Ecuador,<br />

Mali, Marokko, Mozambique, Niger, Oeganda,<br />

Palestijnse gebieden, Peru, DR Congo, Rwanda,<br />

Senegal, Tanzania, Vietnam. Tien <strong>van</strong> deze achttien<br />

landen behoren tot de groep <strong>van</strong> de Minst<br />

Ontwikkelde Landen (MOL) en krijgen meer dan<br />

50% steun (DGOS 2005). 40% <strong>van</strong> de projecten<br />

<strong>van</strong> de BTC situeren zich in centraal, oostelijk en<br />

zuidelijk Afrika, 29% in Noord- en West-Afrika


48 – De klimaatveranderingen en het Belgische beleid <strong>van</strong> ontwikkelingssamenwerking<br />

en Palestina, 11% in Latijns-Amerika, 10% in<br />

Azië. Voor 2006 werd er op een totale begroting<br />

<strong>van</strong> 146,5 miljoen euro, 30,74 miljoen euro aangewend<br />

in de DR Congo en 16,47 miljoen euro in<br />

Rwanda (informatie afkomstig <strong>van</strong> de website<br />

www.btcctb.org).<br />

De vijf prioritaire sectoren <strong>van</strong> de gouvernementele<br />

samenwerking zijn: gezondheidszorg (31%<br />

<strong>van</strong> de projecten), onderwijs (10%), landbouw en<br />

voedselzekerheid (20%), basisinfrastructuur<br />

(20%), versteviging <strong>van</strong> de maatschappelijke<br />

structuren (10%), en 9% sectoroverschrijdende<br />

projecten.<br />

De vijf transversale thema’s zijn gelijke kansen<br />

voor vrouwen en mannen, zorg voor het leefmilieu,<br />

sociale economie, kinderrechten en aids.<br />

Op het eerste gezicht lijken deze gegevens te wijzen<br />

op een ernstige mate <strong>van</strong> blootstelling aan de<br />

klimaatrisico’s. De Minst Ontwikkelde Landen<br />

zijn bijzonder sterk blootgesteld omdat hun capaciteiten<br />

de zwakste zijn, en omwille <strong>van</strong> het belang<br />

<strong>van</strong> de natuurlijke ecosystemen, vooral als<br />

leverancier <strong>van</strong> de rijkdommen (BLISS-GUEST<br />

2008). Van de 18 partners <strong>van</strong> België liggen er 12<br />

in Afrika (waar<strong>van</strong> 10 in subsaharisch Afrika), 3<br />

in de Andes en 1 in Zuidoost-Azië. Deze regio’s<br />

behoren tot de gebieden die het sterkst zijn blootgesteld<br />

aan de negatieve gevolgen <strong>van</strong> de klimaatveranderingen<br />

(IPCC AR4 GT2, 2007). Verder<br />

hebben de klimaatveranderingen een direct<br />

gevolg op de landbouwproductiviteit – dus op de<br />

voedselzekerheid, op de watervoorraden (vooral<br />

<strong>van</strong> drinkbaar water) – en op de gevolgen <strong>van</strong><br />

bepaalde ziekten zoals malaria en knokkelkoorts,<br />

terwijl men moet vrezen voor de indirecte weerslag<br />

in de sectoren onderwijs en versteviging <strong>van</strong><br />

de maatschappelijke structuur. Onder voorbehoud<br />

<strong>van</strong> een diepgaande inventaris behoort 71% <strong>van</strong><br />

de projecten <strong>van</strong> de Belgische coöperatie tot sectoren<br />

die een rechtstreeks gevolg <strong>van</strong> de klimaatveranderingen<br />

kunnen ondervinden.<br />

In het kader <strong>van</strong> het "Indicatieve strategieën <strong>van</strong><br />

aanpak voor EU-partnerlanden" dat in bijlage aan<br />

zijn Mededeling over "Klimaatverandering in de<br />

context <strong>van</strong> ontwikkelingssamenwerking"<br />

(COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEEN-<br />

SCHAPPEN 2003) hangt, stelt de Europese<br />

Commissie een overzicht op met per land de volgende<br />

gegevens: het BBP per inwoner (PPA USD<br />

1999), de totale CO2–uitstoot (miljoen kubieke<br />

ton), de CO2-uitstoot per inwoner (kubieke ton),<br />

het bosareaal (km²) en de behoeften aan aanpassing,<br />

matiging of behoud. Deze behoeften worden<br />

met de volgende codes geklasseerd:<br />

A: gering sociaaleconomisch aanpassingsvermogen<br />

(MOL’s)<br />

B: gering fysisch aanpassingsvermogen: lid <strong>van</strong><br />

AOSIS (Alliance Of Small Island States)<br />

C: grote schadelijke effecten <strong>van</strong> zeespiegelstijging<br />

maar geen Small Island Developping States<br />

(c* = extreem schadelijke effecten)<br />

D: grote schadelijke effecten op oogsten als gevolg<br />

<strong>van</strong> klimaatverandering (Bron: CGIAR<br />

Annual Report 2000, blz. 12)<br />

E: 15 samenwerkingslanden die het meest worden<br />

getroffen door natuurrampen sinds 1990. Deze<br />

15 landen zijn die met een hogere ratio tussen<br />

het cumulatief aantal personen dat het slachtoffer<br />

is <strong>van</strong> natuurrampen in de periode 1990-<br />

2001 en de totale bevolking.<br />

F: partijen uit getroffen landen die verslagen hebben<br />

ingediend bij het Comité voor de beoordeling<br />

<strong>van</strong> de tenuitvoerlegging <strong>van</strong> het Verdrag<br />

(CRIC) ter bestrijding <strong>van</strong> woestijnvorming.<br />

G: 15 samenwerkingslanden met de grootste CO2-<br />

uitstoot.<br />

H: 15 samenwerkingslanden met de grootste CO2-<br />

uitstoot per hoofd <strong>van</strong> de bevolking.<br />

I: landen met meer dan 200.000 km 2 bos.<br />

J: landen die geïnteresseerd zijn in opname in Bijlage<br />

I of andere verplichtingen.<br />

De drie laatste kolommen <strong>van</strong> de tabel vermelden<br />

de indicatieve strategieën <strong>van</strong> aanpak: aanpassing<br />

(AD), matiging (AT) en behoud (C) (= matiging<br />

door absorptie in de putten).<br />

Als we uit deze tabel de gegevens halen die betrekking<br />

hebben op de 18 partnerlanden <strong>van</strong> België<br />

(uitgezonderd de Palestijnse gebieden, die in<br />

het document <strong>van</strong> de Commissie niet voorkomen),<br />

krijgen we resultaten <strong>van</strong> tabel 2.


De Belgische samenwerking en de klimaatveranderingen - 49<br />

Land BBP/inwoner Uitstoot Uitstoot Bosareaal Behoeften AD AT C<br />

(KKP $ 1999) (miljoen ton) /inwoner<br />

(ton)<br />

(km 2 )<br />

South Africa 8908 34631 81 89170 CFGH x x<br />

Algeria 5063 6819 23 21450 CDF x<br />

Benin 933 118 2 26500 ACDF x<br />

Bolivia 2355 984 12 530680 FI x x<br />

Burundi 578 NG NG 940 ADF x<br />

Ecuador 2994 1933 16 105570 F x<br />

Mali 753 NG NG 131860 ADF x<br />

Morocco 3419 2802 10 30250 CDF x<br />

Mozambique<br />

861 107 1 306010 ACDFI x x<br />

Niger 753 NG NG 130280 ADF x<br />

Uganda 1167 NG NG 41900 ADF x<br />

Peru 4622 2115 8 652150 FI x x<br />

DR Congo 801 245 0 1352070 ACFI x x<br />

Rwanda 885 NG NG 3070 AD x<br />

Senegal 1419 328 4 62050 ACF x<br />

Tanzania 501 220 1 388110 ACDFI x x<br />

Vietnam 1860 3656 5 98190 C*F x<br />

Tabel 2: BBP/inwoner, totale uitstoot, uitstoot/inwoner, bosareaal, behoe^en (bepaald door de weerslagen <strong>van</strong> de<br />

klimaatveranderingen) en mogelijkheden tot aanpassing (AD),maQging (AT) en behoud (C) voor de partnerlanden<br />

<strong>van</strong> de Belgische samenwerking (bron: Europese Commissie)<br />

Hoewel deze benadering erg algemeen blijft, wijst<br />

ze in de richting <strong>van</strong> vier belangrijke conclusies:<br />

(i) steun aan de aanpassing zou de voornaamste<br />

dimensie <strong>van</strong> de integratie <strong>van</strong> de klimaatproblematiek<br />

in het Belgische samenwerkingsbeleid<br />

moeten vormen; (ii) in de meeste landen zijn de<br />

behoeften aanzienlijk en vertonen ze een erg sterke<br />

interferentie met de agenda <strong>van</strong> de menselijke<br />

ontwikkeling; (iii) voor meer dan de helft <strong>van</strong> de<br />

18 partnerlanden dreigen de klimaatveranderingen<br />

ernstige negatieve gevolgen te hebben op het rendement<br />

<strong>van</strong> de landbouwopbrengst en dus op de<br />

voedselzekerheid; (iv) een enkel land (Zuid-Afrika)<br />

volgt matigingsstrategieën (minder uitstoot)<br />

die klimatologisch significant zijn; (vi) vijf landen<br />

beschikken over een aanzienlijk bosareaal. Het<br />

behoud er<strong>van</strong> zou kunnen bijdragen tot een matiging<br />

<strong>van</strong> de klimaatverandering binnen de elders<br />

vermelde grenzen, zowel fysisch (cf. 1.3) als op<br />

het vlak <strong>van</strong> de menselijke ontwikkeling (cf. 2.3).<br />

Er is een meer gedetailleerde analyse, per land en<br />

per project, nodig om de impact <strong>van</strong> de klimaatverandering<br />

op de projecten, <strong>van</strong> de projecten op<br />

de klimaatveranderingen, en <strong>van</strong> de projecten op<br />

de kwetsbaarheid <strong>van</strong> bevolkingsgroepen en/of<br />

ecosystemen te bepalen. Een dergelijke analyse<br />

valt buiten het kader <strong>van</strong> dit rapport. Toch kunnen<br />

we met behulp <strong>van</strong> de gegevens <strong>van</strong> de Wereldbank<br />

een aantal bijkomende kwalitatieve indicaties<br />

geven voor bepaalde landen:<br />

- De landen <strong>van</strong> Noord- en West-Afrika (Senegal,<br />

Niger, Mali, Marokko) zijn blootgesteld<br />

aan extreme droogte die leidt tot acute water-


50 – De klimaatveranderingen en het Belgische beleid <strong>van</strong> ontwikkelingssamenwerking<br />

schaarste en tot een daling <strong>van</strong> de landbouwproductiviteit,<br />

die tot 25% kan oplopen;<br />

- Mozambique is tegelijkertijd slachtoffer <strong>van</strong><br />

droogte en <strong>van</strong> overstromingen die te wijten<br />

zijn aan extreme meteorologische gebeurtenissen;<br />

- Ook Benin en Rwanda worden vaker getroffen<br />

door overstromingen;<br />

- Vietnam is bijzonder blootgesteld aan stormen<br />

en overstromingen, vooral in de kustgebieden<br />

die door de stijging <strong>van</strong> de zeewaterspiegel<br />

worden bedreigd.<br />

Op basis <strong>van</strong> het type projecten kunnen we de<br />

bovenstaande waarschuwing enigszins relativeren.<br />

CROIZER merkt op dat de Belgische coöperatie<br />

vooral actief is op het vlak <strong>van</strong> de capaciteitsopbouw<br />

en <strong>van</strong> de institutionele ondersteuning.<br />

Er zijn slechts weinig infrastructuurprojecten<br />

of grote programma’s (CROIZER 2008). Er<br />

wordt in de literatuur echter ruimschoots op gewezen<br />

dat de klimaatveranderingen niet enkel<br />

voor de infrastructuren, vooral de grote infrastructuren,<br />

maar ook en vooral voor de armste gemeenschappen<br />

een ernstige bedreiging kunnen<br />

vormen. Projecten voor bijstand aan deze gemeenschappen<br />

moeten bijgevolg "climate proof"<br />

worden gemaakt.<br />

Algemener gesteld lijkt het voorzichtig om uit te<br />

gaan <strong>van</strong> de hypothese dat de projecten <strong>van</strong> de<br />

directe Belgische bilaterale samenwerking, omwille<br />

<strong>van</strong> een reeks specifieke redenen, blootgesteld<br />

zijn aan klimaatrisico’s die minstens even<br />

om<strong>van</strong>grijk zijn als die waar in het geval <strong>van</strong> andere<br />

samenwerkingsinstanties werd op gewezen.<br />

De specifieke analyse <strong>van</strong> deze risico’s, per sector<br />

en per project, zou dringend moeten gebeuren,<br />

maar valt uiteraard buiten het kader <strong>van</strong> dit rapport.<br />

4.3. Moeilijkheden, obstakels en<br />

specifieke troeven <strong>van</strong> integra


De Belgische samenwerking en de klimaatveranderingen - 51<br />

projecten rechtstreeks betrekking op de bescherming<br />

<strong>van</strong> het leefmilieu. Op basis <strong>van</strong> deze feiten<br />

hebben sommigen hun twijfel reeds uitgesproken<br />

over de ervaring <strong>van</strong> de Belgische coöperatie inzake<br />

milieu, en dus ook over haar capaciteit om<br />

de klimaatkwestie in haar werking te integreren.<br />

Maar het cijfer <strong>van</strong> 5% geeft een vertekend beeld<br />

<strong>van</strong> de realiteit, vermits zorg voor het leefmilieu<br />

een transversaal thema is. Daardoor zijn alle projecten,<br />

in alle sectoren, in elk stadium onderworpen<br />

aan een ‘mainstreaming’ qua milieu, en maakt<br />

men gebruik <strong>van</strong> milieumarkeerpunten (voor het<br />

risico en voor de integratie), die trouwens als<br />

steunpunten zouden kunnen dienen voor het invoeren<br />

<strong>van</strong> klimaatmarkeerpunten. Er is geen reden<br />

om te denken dat de Belgische coöperatie niet<br />

in staat zou zijn om de uitdaging <strong>van</strong> de integratie<br />

snel en correct op te nemen mits aan de algemene<br />

voorwaarden voor integratie voldaan is (cf. 3.4),<br />

de pistes voor integratie goed uitgetekend zijn (cf.<br />

3.5.) en de nodige menselijke middelen ter beschikking<br />

staan.<br />

Dit laatste aspect vormt echter een niet onaanzienlijk<br />

obstakel. Er is al jarenlang geen milieudeskundige<br />

meer aanwezig op het centrale niveau<br />

<strong>van</strong> de beleidsondersteuning (soutien stratégique)<br />

en er zijn op de directie Multilaterale Samenwerking<br />

slechts twee mensen belast met milieudossiers.<br />

Naast de klimaatverandering moeten zij ook<br />

de complexe dossiers in verband met biodiversiteit,<br />

woestijnvorming, ozon, opvolging <strong>van</strong> het<br />

Global Environmental Fund), enz. behandelen<br />

(PANNEELS 2008). Indien deze omstandigheden<br />

niet aanzienlijk verbeteren, lijkt het onmogelijk<br />

dat de Belgische samenwerking de kaap <strong>van</strong> de<br />

integratie <strong>van</strong> klimaatkwestie rondt. Ook de BTC<br />

beschikt over één enkele adviseur voor alle milieukwesties.<br />

Ter vergelijking: de Nederlandse<br />

coöperatie zet enkel en alleen op klimaatverandering<br />

10 mensen in (DGOS 2008b).<br />

Ten slotte zou ook het statuut <strong>van</strong> de klimaatverandering<br />

in de strategische nota <strong>van</strong> de DGOS<br />

over de transversale milieuthematiek een specifiek<br />

obstakel kunnen vormen. Deze strategische<br />

nota uit 2002 maakt een lijst <strong>van</strong> zes milieuprioriteiten,<br />

met name de klimaatveranderingen. Deze<br />

"indeling in vakjes" stelt echter een probleem,<br />

zoals J. BUYS opmerkt, voor zover de vijf andere<br />

milieuprioriteiten allemaal gevoelig zijn voor<br />

klimaatveranderingen (BUYS 2008). Bovendien<br />

worden alle sectoren waarop de hulp geconcentreerd<br />

is, rechtstreeks of onrechtstreeks bedreigd<br />

door de negatieve gevolgen <strong>van</strong> de klimaatveranderingen.<br />

De strategische nota leefmilieu uit 2002<br />

zou dus opnieuw moeten worden bekeken <strong>van</strong>uit<br />

een visie die meer strookt met enerzijds de reële<br />

koppelingen tussen de klimaatveranderingen en<br />

de andere milieuprioriteiten, en anderzijds met de<br />

koppelingen tussen de milieuthematiek, de andere<br />

thema’s en de sectoren waarop de hulp geconcentreerd<br />

is.<br />

De Belgische coöperatie beschikt echter ook over<br />

een aantal troeven. We mogen de volgende aspecten<br />

alvast in de aandacht zetten:<br />

- type projecten: de ervaring <strong>van</strong> de Belgische<br />

coöperatie bij de uitvoering <strong>van</strong> projecten die<br />

voor een groot stuk gericht zijn op de capaciteitsopbouw<br />

(en erg weinig op grote infrastructuurwerken)<br />

in de activiteitenportefeuille<br />

<strong>van</strong> de BTC, biedt een souplesse die de overgang<br />

naar een "climate-proof" samenwerking<br />

zou kunnen vergemakkelijken;<br />

- concentratie in geografische zones: een substantieel<br />

deel <strong>van</strong> de Belgische samenwerking<br />

is geconcentreerd in drie regio’s (Noord- en<br />

West-Afrika, het gebied <strong>van</strong> de Grote Meren,<br />

de Andeslanden), wat grensoverschrijdende<br />

benaderingen kan vergemakkelijken, die rele<strong>van</strong>t<br />

zijn voor de aanpassing aan de klimaatveranderingen;<br />

- de mogelijkheid om te steunen op de wetenschappelijke<br />

gemeenschap: de universitaire<br />

instellingen en de studiebureaus in ons land<br />

vormen een kostbaar reservoir aan kennis en<br />

competenties die kunnen worden ingezet door<br />

de coöperatie, enerzijds via de organische<br />

banden die tussen hen bestaan, anderzijds via<br />

de VLIR en de CIUF;<br />

- de ervaring die door andere samenwerkingsinstanties<br />

werd gecumuleerd: niet alleen werden<br />

er al heel veel studies aan de problematiek<br />

<strong>van</strong> integratie gewijd, er is ook een hele reeks<br />

verdragen met betrekking tot de instrumenten,


52 – De klimaatveranderingen en het Belgische beleid <strong>van</strong> ontwikkelingssamenwerking<br />

de indicatoren, de financiële instrumenten, de<br />

procedures, … waarover uitvoerig werd gedebatteerd<br />

en die in bepaalde gevallen werden<br />

uitgetest. Van deze ervaringen zijn syntheses<br />

beschikbaar (LEARY 2008, GIGLI &<br />

AGRAWALA 2007, LEARY et al. 2008b,<br />

e.a.);<br />

Mits aan de voorwaarden voldaan is, de pistes<br />

uitgetekend zijn en de obstakels opgeheven zijn,<br />

zou de Belgische coöperatie – aangezien zij op dit<br />

ogenblik blijk geeft <strong>van</strong> een politieke bewustwording<br />

op het allerhoogste niveau - op deze basis<br />

onverwijld de knopen moeten kunnen doorhakken,<br />

een zeker aantal keuzes en een globaal plan<br />

moeten kunnen goedkeuren om de aanpassing<br />

aan de gevolgen <strong>van</strong> de klimaatverandering, en<br />

waar het rele<strong>van</strong>t is, de matiging er<strong>van</strong> (reductie<br />

<strong>van</strong> de uitstoot), te integreren.


Aanbevelingen - 53<br />

V. AANBEVELINGEN OM DE KLIMAATKWESTIE IN HET BELGISCHE<br />

BELEID VOOR ONTWIKKELINGSSAMENWERKING TE INTEGREREN<br />

1. Vertrekken <strong>van</strong> een precieze diagnose. De<br />

strategienota <strong>van</strong> de DGOS (2002) definieert de<br />

strijd tegen de klimaatverandering als een <strong>van</strong> de<br />

zes prioriteiten op het vlak <strong>van</strong> het leefmilieu.<br />

Leefmilieu zelf wordt op zijn beurt gedefinieerd<br />

als een <strong>van</strong> de vier transversale thema’s <strong>van</strong> het<br />

Belgische samenwerkingsbeleid. Deze benadering<br />

gaat voorbij aan het feit dat de klimaatveranderingen<br />

de vijf andere milieuprioriteiten ruimschoots<br />

bepalen. Ze belicht vooral niet de specifieke aard<br />

<strong>van</strong> de klimaatverandering als ‘wereldwijd milieuprobleem’<br />

dat in de Noord-Zuid-relaties interfereert.<br />

De klimaatveranderingen die de ontwikkeling<br />

<strong>van</strong> het Zuiden dreigen te hypothekeren<br />

zijn vooral het gevolg <strong>van</strong> 200 jaar ontwikkeling<br />

in het Noorden: daardoor krijgt de klimaatkwestie<br />

in het debat over de ontwikkeling een objectief<br />

andere plaats dan de andere milieuprioriteiten. De<br />

strijd tegen de klimaatveranderingen en de gevolgen<br />

er<strong>van</strong> is immers fundamenteel een ontwikkelingskwestie,<br />

en kadert in de algemene context<br />

<strong>van</strong> de ongelijke relaties tussen de Noorden en het<br />

Zuiden en <strong>van</strong> een historische "ecologische<br />

schuld" <strong>van</strong> het Noorden tegenover het Zuiden.<br />

Deze vaststelling is tegelijkertijd de voorwaarde<br />

voor en het vertrekpunt <strong>van</strong> integratie in het samenwerkingsbeleid.<br />

Met deze vaststelling geven<br />

we een sterk politiek signaal dat de weg opent<br />

voor een strategie i.v.m. de strijd, die opgevat is in<br />

het kader <strong>van</strong> de ontwikkeling en <strong>van</strong>uit het<br />

standpunt <strong>van</strong> de ontwikkeling. De strategienota<br />

DGOS moet geherformuleerd worden om de prioriteit<br />

"klimaat" te definiëren als een transversale<br />

prioriteit binnen de transversale thematiek <strong>van</strong> het<br />

milieu, terwijl men erop toeziet dat rekening<br />

wordt gehouden met andere problematieken<br />

(voedselzekerheid, biodiversiteit, verwoestijning,<br />

…) .<br />

2. Een duidelijk beleidskader uitstippelen voor<br />

de integratie. Men dient integratie <strong>van</strong> de milieuproblematiek<br />

in het beleid <strong>van</strong> ontwikkelingssamenwerking<br />

op te vatten binnen het kader dat tegelijkertijd<br />

uitgetekend wordt door concepten<br />

"gemeenschappelijke maar gedifferentieerde verantwoordelijkheid"<br />

(UNFCCC) en "recht op menselijke<br />

ontwikkeling", inzonderheid de strijd tegen<br />

armoede (Millenniumdoelstellingen). Dit dubbele<br />

kader betekent dat ontwikkelde landen, waaronder<br />

België, in de eerste plaats hun eigen uitstoot drastisch<br />

moeten verminderen (met 80% tot 95% in<br />

2050, tegenover 1990, volgens het IPCC, indien<br />

men de Europese doelstelling wil halen om de<br />

temperatuurstijging onder de 2° te houden), door<br />

gebruik te maken <strong>van</strong> nationale maatregelen. Parallel<br />

daarmee moet men werken op drie assen die<br />

implicaties hebben voor het samenwerkingsproject:<br />

- De ontwikkelingslanden helpen om zich aan te<br />

passen aan het ondertussen onafwendbare deel<br />

<strong>van</strong> de effecten <strong>van</strong> de klimaatverandering<br />

(aanpassing);<br />

- Schone technologieën overdragen waardoor<br />

deze landen zich kunnen ontwikkelen zonder<br />

het klimaat verder te destabiliseren (matiging);<br />

- Bijdragen tot de capaciteitsbouw <strong>van</strong> de<br />

ontwikkelingslanden op het specifieke vlak <strong>van</strong><br />

de strijd tegen de klimaatverandering (capacity<br />

building).<br />

In de context <strong>van</strong> de ecologische schuld, kan onderlinge<br />

koppeling tussen assen als volgt samengevat<br />

worden: maximale matiging in de ontwikkelde<br />

landen, maximale betrokkenheid <strong>van</strong> ontwikkelde<br />

landen bij de aanpassing <strong>van</strong> ontwikkelingslanden,<br />

en hulp bij de capaciteit om al in<br />

deze landen voor aanpassing en ‘schone’ ontwikkeling<br />

die bijdraagt tot de wereldwijde matigingsinspanningen.<br />

Verder moet er ook worden gewerkt aan de integratie<br />

<strong>van</strong> de klimaatkwestie in de andere beleidslijnen<br />

die met ontwikkelingslanden samenhangen,<br />

zoals de buitenlandse handel en het beheer<br />

<strong>van</strong> Delcredere.


54 – De klimaatveranderingen en het Belgische beleid <strong>van</strong> ontwikkelingssamenwerking<br />

3. De hoofdlijnen <strong>van</strong> de integratie hiërarchisch<br />

opbouwen. De wet <strong>van</strong> 1999 geeft de Belgische<br />

coöperatie de taak om bij te dragen tot een<br />

duurzame menselijke ontwikkeling, inzonderheid<br />

door de strijd tegen de armoede en door de versterking<br />

<strong>van</strong> de maatschappelijke onderbouw <strong>van</strong><br />

de partnerlanden. De sectorale en geografische<br />

spreiding <strong>van</strong> de projecten <strong>van</strong> de directe bilaterale<br />

Belgische samenwerking doen vrezen voor een<br />

verhoogde kwetsbaarheid voor de klimaatveranderingen,<br />

wat een bedreiging voor de agenda <strong>van</strong><br />

de ontwikkeling en voor het terugdringen <strong>van</strong> de<br />

armoede is, met negatieve impact op de plaatselijke<br />

gemeenschappen. In deze context moeten we<br />

er <strong>van</strong>uit de fundamentele doelstellingen <strong>van</strong> de<br />

samenwerking aan werken om de kwetsbaarheid<br />

<strong>van</strong> de populaties, <strong>van</strong> hun productieve activiteiten<br />

en <strong>van</strong> de ecosystemen waar ze wonen en die<br />

ze nodig hebben, te beperken. In het Belgische<br />

geval in het bijzonder dienen we aanpassing te<br />

beschouwen als de prioritaire hoofdlijn om de<br />

problematiek "klimaat" op korte en op lange termijn<br />

te integreren. Het belangrijkste terrein <strong>van</strong><br />

die integratie is de snelle verbetering <strong>van</strong> de bestaande<br />

samenwerking binnen het kader <strong>van</strong> bestaande<br />

projecten en structuren. In de meeste<br />

partnerlanden <strong>van</strong> de Belgische Coöperatie sluiten<br />

de matigingsprojecten door vermindering <strong>van</strong> de<br />

uitstoot aan op een andere tijdelijkheid: ze vallen<br />

onder de planning <strong>van</strong> een ‘schone’ ontwikkeling<br />

op korte en lange termijn en onder de ultieme participatie<br />

<strong>van</strong> alle landen aan de inspanningen om<br />

de klimaten te beschermen, met respect voor het<br />

beginsel <strong>van</strong> de gemeenschappelijke maar gedifferentieerde<br />

verantwoordelijkheden. Binnen die<br />

context zou het samenwerkingsbeleid de ontwikkeling<br />

en de transfer <strong>van</strong> schone technologieën<br />

moeten bevorderen, ook via publiek-private samenwerking<br />

14 en een ondersteuning <strong>van</strong> de identificatie<br />

ontwikkeling <strong>van</strong> werkelijk duurzame<br />

CDM-projecten, inzonderheid in de Afrikaanse<br />

partnerlanden <strong>van</strong> België.<br />

De matigingsprojecten door middel <strong>van</strong> CO²opslag<br />

(behoud <strong>van</strong> bestaande wouden, herbebossing<br />

of herstel <strong>van</strong> wouden) en door de toevlucht<br />

tot energetische landbouw vereisen een specifieke<br />

benadering. Enerzijds hebben ze immers<br />

een aanzienlijk potentieel om de klimaatverandering<br />

op korte termijn te matigen, maar anderzijds<br />

moeten er veel knopen worden doorgehakt en bijzondere<br />

voorwaarden worden gecreëerd opdat<br />

deze zouden kaderen in de duurzame menselijke<br />

ontwikkeling, de strijd tegen armoede, de rechten<br />

<strong>van</strong> de plaatselijke gemeenschappen en de bescherming<br />

<strong>van</strong> de biodiversiteit. We pleiten er dus<br />

voor om de hoofdlijnen <strong>van</strong> de integratie hiërarchisch<br />

op te bouwen in functie <strong>van</strong> deze overwegingen,<br />

en opdat deze hiërarchische opbouw zou<br />

kunnen dienen om de prioriteiten voor de capaciteitopbouw<br />

<strong>van</strong> de partnerlanden te bepalen.<br />

4. Vooreerst meer belang hechten aan de aanpassing<br />

in bilaterale projecten. De internationale<br />

ervaring toont niet alleen aan dat de klimaatproblematiek<br />

weinig in de coöperatie is geïntegreerd,<br />

maar ook dat aanpassing verwaarloosd<br />

wordt ten voordele <strong>van</strong> de matiging, wat de kwaliteit<br />

<strong>van</strong> de hulp dreigt te schaden. In het geval <strong>van</strong><br />

België dienen we deze stelling te nuanceren <strong>van</strong>uit<br />

de vaststelling dat de bilaterale samenwerking<br />

slechts in beperkte mate is opgebouwd rond grote<br />

infrastructuurinvesteringen op lange termijn, wat<br />

het risico op een gevaarlijke interactie met de<br />

klimaatveranderingen relativeert. Maar een ongunstige<br />

interactie <strong>van</strong> de klimaatveranderingen<br />

met kleinere projecten kan aanzienlijke gevolgen<br />

hebben in de strijd tegen armoede en voor de<br />

ontwikkeling <strong>van</strong> plaatselijke gemeenschappen.<br />

Onder voorbehoud <strong>van</strong> de slotanalyse <strong>van</strong> de specifieke<br />

wisselwerking tussen de sociale, ecologische<br />

en economische impacts <strong>van</strong> de klimaatveranderingen<br />

per project, spitst de ontwikkelingssamenwerking<br />

meer dan twee derden <strong>van</strong> de projecten<br />

toe op sectoren waar de klimaatveranderingen<br />

in staat zijn om de stand <strong>van</strong> zaken op middellange<br />

termijn te veranderen: basisgezondheidszorg,<br />

basisinfrastructuur, landbouw en voedselzekerheid,<br />

versterking <strong>van</strong> de maatschappij. Ander-<br />

14<br />

Zie de presentatie <strong>van</strong> Bernard Mazijn op de Conferentie <strong>van</strong> 7 maart 2008: « The role of mitigation technology », en<br />

zijn voorstel om concrete projecten te ontwikkelen in het kader <strong>van</strong> de private-publieke samenwerking, inzonderheid<br />

rond het drogen <strong>van</strong> koffie in de zon.


Aanbevelingen - 55<br />

zijds hebben 40% <strong>van</strong> de projecten betrekken op<br />

sectoren (landbouw en basisinfrastructuren) waarin<br />

het type projecten de kwetsbaarheid voor klimaatveranderingen<br />

kan beïnvloeden. In het algemeen<br />

zijn de investeringen <strong>van</strong> de Belgische coöperatie<br />

die we ex-post met de klimaatproblematiek<br />

in verband kunnen brengen, gelijk verdeeld<br />

tussen aanpassing en matiging. Maar het grootste<br />

deel <strong>van</strong> de gelden die worden besteed aan aanpassing<br />

lopen via de multilaterale hulp. Verder<br />

toont onderzoek <strong>van</strong> de documenten waarin de<br />

realisaties <strong>van</strong> de Belgische coöperatie worden<br />

voorgesteld dat ons land, net zoals andere, het<br />

belang <strong>van</strong> de aanpassing (climate proofing) aan<br />

de verschillende ontwikkelingsstadia <strong>van</strong> zijn bilaterale<br />

projecten zwaar onderschat.<br />

5. Bosbescherming als een krachtlijn voor interventie<br />

beschouwen. België speelt een stuwende<br />

rol bij de internationale bewustwording <strong>van</strong> het<br />

potentieel <strong>van</strong> de strijd tegen ontbossing en bosdegradatie<br />

voor de matiging <strong>van</strong> de klimaatverandering<br />

(REDD15). Vijf partnerlanden <strong>van</strong> de Belgische<br />

coöperatie hebben een aanzienlijk bosareaal,<br />

zoals de DR Congo waarmee ons land bijzondere<br />

historische banden onderhoudt. Deze landen<br />

zouden in het kader <strong>van</strong> de lopende internationale<br />

onderhandelingen dus financiële voordelen kunnen<br />

bekomen in ruil voor de bescherming <strong>van</strong> hun<br />

bossen, en de Belgische hulp zou hen daarbij<br />

kunnen helpen door de nodige capaciteiten mee te<br />

ontwikkelen. Buiten de technische moeilijkheden<br />

(meting <strong>van</strong> de koolstofstromen) impliceert de<br />

bescherming <strong>van</strong> bossen een reeks delicate bemiddelingen<br />

tussen enerzijds het behoud <strong>van</strong> de<br />

bossen en anderzijds een ander gebruik <strong>van</strong> de<br />

bodem, andere milieudiensten of een ander sociaal<br />

gebruik <strong>van</strong> de rijkdommen <strong>van</strong> het bos. Er<br />

rijzen ook vragen naar de eigendom. Men dient<br />

het systeem dus te kaderen door het overleg met<br />

de partnerlanden, de betrokkenheid <strong>van</strong> alle lokale<br />

factoren, de naleving <strong>van</strong> de rechten <strong>van</strong> de inheemse<br />

en traditionele gemeenschappen, en in het<br />

algemeen een samenhang met de doelstellingen<br />

<strong>van</strong> de duurzame menselijke ontwikkeling te<br />

waarborgen. Er staan aanzienlijke financiële belangen<br />

op het spel en de grote eigenaars, de<br />

bosontginningsmaatschappijen en de lokale elites<br />

wensen uiteraard maximaal te genieten <strong>van</strong> de<br />

nieuwe opportuniteiten om het bos te valoriseren;<br />

dat dreigt de subtiele evenwichten die nodig zijn<br />

tussen de diverse voormelde bekommernissen,<br />

ernstig te verstoren. Men moet absoluut mechanismen<br />

vinden die kunnen waarborgen dat de financiële<br />

middelen die het behoud <strong>van</strong> de bossen<br />

in een goede gezondheid moet belonen ook effectief<br />

ten goede komen aan de lokale bevolking die<br />

deze bewaakt. De formule <strong>van</strong> de financiële compensatie<br />

voor milieudiensten lijkt in dat opzicht<br />

en onder bepaalde voorwaarden duidelijk te verkiezen<br />

boven de simpele uitwisseling <strong>van</strong> koolstofkredieten.<br />

6. De projecten <strong>van</strong> energetische landbouw<br />

strikt omkaderen. Hetzelfde soort overwegingen<br />

is mutatis mutandis ook <strong>van</strong> toepassing op de<br />

energetische landbouw (biobrandstoffen, houtpellets,<br />

houtskool voor de industrie). Enerzijds kan<br />

de energetische landbouw de ontwikkelingslanden<br />

nieuwe opportuniteiten voor duurzame ontwikkeling<br />

aanreiken, de armoede bestrijden, de energiefactuur<br />

naar beneden halen, de afhankelijkheid<br />

<strong>van</strong> fossiele brandstoffen verminderen, en de gemeenschappen<br />

autonoom maken; anderzijds bestaat<br />

het risico (en het wordt zelfs al concreet) op<br />

de perverse effecten zoals de teloorgang <strong>van</strong> de<br />

levensomstandigheden <strong>van</strong> de allerarmsten, voedselschaarste,<br />

een inkrimping <strong>van</strong> de watervoorraden<br />

en het verlies <strong>van</strong> biodiversiteit, door de uitbreiding<br />

<strong>van</strong> monoculturen met een massaal gebruik<br />

<strong>van</strong> chemicaliën. Vanuit het oogpunt <strong>van</strong> de<br />

samenwerking voor een duurzame menselijke<br />

ontwikkeling, moeten de projecten <strong>van</strong> energetische<br />

landbouw strikt onderworpen worden aan de<br />

veiligheidsgarantie, alsook aan de garantie <strong>van</strong><br />

voedselsoevereiniteit. De projecten moeten omkaderd<br />

worden door precieze criteria, zoals de<br />

vermindering <strong>van</strong> armoede, de bescherming <strong>van</strong><br />

de bodem en de bescherming <strong>van</strong> de biodiversiteit.<br />

15<br />

REDD: Reducing Emissions from Deforestation in Developing Countries. Dat is de inzet <strong>van</strong> de onderhandelingen<br />

over de periode “na 2012”.


56 – De klimaatveranderingen en het Belgische beleid <strong>van</strong> ontwikkelingssamenwerking<br />

7. De oorspronkelijke geest <strong>van</strong> het Clean Development<br />

Mechanism behouden. Zoals de<br />

naam reeds aangeeft werd het ‘Mechanisme voor<br />

Schone Ontwikkeling’ opgezet om de landen <strong>van</strong><br />

het Zuiden de kans te bieden zich te ontwikkelen<br />

zonder het klimaatonevenwicht te verergeren,<br />

waarbij de landen <strong>van</strong> het Noorden toch een zekere<br />

flexibiliteit behielden bij de naleving <strong>van</strong> hun<br />

engagementen. Er werd een complementariteitsclausule<br />

ingevoerd om het "koopjeseffect’<br />

tegen te gaan. Men meende dat de ontwikkelde<br />

landen de koolstofkredieten enkel zouden mogen<br />

aanwenden om hun reducerende maatregelen "aan<br />

te vullen". Tenslotte heeft de COP <strong>van</strong> Marrakech<br />

de bakens uitgezet om te vermijden dat de publieke<br />

ontwikkelingshulp zou afgewend wordt naar<br />

het zoeken <strong>van</strong> CDM-projecten: behalve in de<br />

Minst Ontwikkelde Landen, waar de ontwikkelingssamenwerking<br />

mag tussenkomen in de kosten<br />

om dossiers op te zetten, mag ze slechts onrechtstreeks<br />

bijdragen aan het CDM, door de<br />

ontwikkeling <strong>van</strong> de capaciteiten <strong>van</strong> de gastlanden.<br />

Bepaalde landen, en ook de Federale Overheidsdiensten<br />

<strong>van</strong> België, hebben deze voorwaarde<br />

nog strenger gemaakt en besloten om bij een<br />

offerteaanvraag geen gebruik te maken <strong>van</strong> de<br />

kredieten die voortkomen uit bij voorbeeld<br />

(her)bebossingsprojecten of grote waterbouwkundige<br />

projecten. Deze tamelijk strenge opvatting<br />

<strong>van</strong> het Clean Development Mechanism wordt<br />

momenteel door sommigen wel in vraag gesteld.<br />

In de internationale onderhandelingen en op Europees<br />

niveau is het naar mijn mening belangrijker<br />

dan België de oorspronkelijke geest <strong>van</strong> het<br />

CDM bewaart, tegen de tendens in die de last naar<br />

de landen <strong>van</strong> het zuiden dreigt te verschuiven, en<br />

daarmee de doeltreffendheid <strong>van</strong> het systeem dus<br />

beperkt, zowel <strong>van</strong>uit het standpunt <strong>van</strong> de ontwikkelingssamenwerking<br />

als <strong>van</strong> de strijd tegen<br />

de klimaatveranderingen. Het ontkrachten <strong>van</strong> het<br />

CDM kan het vertrouwen <strong>van</strong> de ontwikkelingslanden<br />

in de ontwikkelde landen ook nog verder<br />

ondermijnen, en de internationale klimaat onderhandelingen<br />

daardoor nog bemoeilijken. De toevlucht<br />

door de ontwikkelde landen tot koolstofkredieten<br />

moet complementair blijven aan de binnenlandse<br />

maatregelen en het toegevoegde karakter<br />

moet gegarandeerd blijven, evenals de bijdrage<br />

<strong>van</strong> de CDM-projecten tot een duurzame ontwikkeling<br />

<strong>van</strong> de gastlanden door een reductie <strong>van</strong> de<br />

armoede 16 . Om de Belgische federale visie op het<br />

CDM als instrument voor duurzame ontwikkeling<br />

te kunnen uitvoeren, dient de Ontwikkelingssamenwerking<br />

een ondersteunend beleid te voeren,<br />

synergieën te zoeken tussen de ontwikkelingsprojecten<br />

en het CDM, en een doelgerichte capacity<br />

buildingstrategie te ontplooien (institutionele capaciteiten,<br />

maar ook financiële capaciteiten door<br />

pre- of cofinanciering <strong>van</strong> de CDM-projecten te<br />

voorzien). Opdat deze inspanningen niet zouden<br />

bijdragen tot de voormelde ontkrachting <strong>van</strong> het<br />

CDM, moeten de budgetten die aan deze inspanningen<br />

worden gewijd ook echt bijkomende budgetten<br />

zijn.<br />

8. In een tweede fase: enkele proefprojecten<br />

tot matiging lanceren in het domein <strong>van</strong> de<br />

energie. De matiging <strong>van</strong> de klimaatverandering<br />

in de context impliceert technologietransfers (in<br />

de ruime zin <strong>van</strong> het woord, gedefinieerd 17 door<br />

de IPCC). De Zuid-Zuidtransferts zijn niet meer<br />

te verwaarlozen; de Noord-Zuidtransfers worden<br />

concreet ingevuld door het concept <strong>van</strong> de "gemeenschappelijke<br />

maar gedifferentieerde verantwoordelijkheid’,<br />

en als dusdanig vormen zij een<br />

cruciaal element om het recht op ontwikkeling en<br />

bescherming <strong>van</strong> een klimaat (opnieuw) met elkaar<br />

te verzoenen. Voor de ontwikkelingslanden<br />

zijn rendabele investeringen in hernieuwbare<br />

energiebronnen, gedecentraliseerde energiesystemen<br />

en een efficiënter energieverbruik niet enkel<br />

een manier om de uitstoot te verminderen maar<br />

ook om de afhankelijkheid <strong>van</strong> ingevoerde fossielen<br />

brandstoffen te verminderen, de kosten voor<br />

de infrastructuur (netwerken) te beperken en de<br />

kwaliteit <strong>van</strong> het leefmilieu te verbeteren (lucht-<br />

16<br />

Zie terzake het advies <strong>van</strong> de FRDO <strong>van</strong> 1999 over de flexibiliteitsmechanismen <strong>van</strong> het Kyotoprotocol (1999a10, 19<br />

oktober 1999) dat in bijlage is opgenomen.<br />

17<br />

“Alle processen die betrekking hebben op de uitwisseling <strong>van</strong> materieel, financiële bronnen en goederen tussen de<br />

actoren, en die leiden tot het verspreiden <strong>van</strong> technologieën met het oog op de aanpassing of de matiging <strong>van</strong> de<br />

klimaatverandering. Als generisch concept wordt deze term ook gebruikt om zowel de verspreiding <strong>van</strong> technologieën<br />

en de technologische samenwerking in de landen en onderling aan te duiden”. (IPCC AR4 GT3, 2007).


Aanbevelingen - 57<br />

vervuiling, watervervuiling, afvalbeheer enz.). In<br />

een tweede fase <strong>van</strong> de integratie zou de Belgische<br />

Coöperatie daartoe kunnen bijdragen door<br />

middel <strong>van</strong> proefprojecten of casestudies. Het zal<br />

nodig zijn om de middelen te concentreren in één<br />

of twee domeinen, gekozen in functie <strong>van</strong> de karakteristieken<br />

<strong>van</strong> de partners, met name de grote<br />

sectoren en de milieuprioriteiten (bij voorbeeld:<br />

duurzame stadsontwikkeling), waarbij men er bijzonder<br />

moet op letten dat deze projecten kaderen<br />

in de Millenniumdoelstellingen. Men zou kunnen<br />

beginnen met een specifieke studie over het energievraagstuk<br />

in de bilaterale projecten, die zou<br />

kunnen leiden tot concrete aanbevelingen om hernieuwbare<br />

energiebronnen in de projecten te promoten.<br />

Zo is het op dit ogenblik bijvoorbeeld bijzonder<br />

moeilijk om nuttige technische informatie<br />

te vinden (types, leveranciers, prijzen, …) over<br />

zonnegeneratoren voor West-Afrika… Op termijn<br />

zou men ertoe kunnen komen dat elk project zijn<br />

keuzes op dit vlak moet rechtvaardigen; deze actie<br />

zou met andere Europese ontwikkelingsinstanties<br />

moeten worden gecoördineerd om schaalvoordelen<br />

te krijgen en competenties uit te wisselen.<br />

MAZIJN (2008) heeft een voorbeeld <strong>van</strong> concrete<br />

projecten voorgesteld (drogen <strong>van</strong> koffie in de<br />

zon). .<br />

9. Binnen DGOS een cel "milieu – klimaat"<br />

creëren. Zoals vroeger werd gezegd, stellen we<br />

voor om de klimaatproblematiek in het samenwerkingsbeleid<br />

te integreren op basis <strong>van</strong> de bestaande<br />

structuren en procedures, zonder een bijkomend<br />

orgaan of fonds te creëren. Een geslaagde<br />

integratie veronderstelt echter wel een sterke impuls<br />

en opvolging, die over de nodige competenties<br />

en middelen beschikt, zowel qua personeel als<br />

financieel. Omwille <strong>van</strong> het transversale karakter<br />

<strong>van</strong> de klimaatkwestie binnen de prioriteit leefmilieu,<br />

die zich ook transversaal is, en om het aantal<br />

benaderingen en organen niet nodeloos te vermenigvuldigen,<br />

stellen wij voor om (binnen de Directie-Generaal?)<br />

een cel "milieu – klimaat" samen<br />

te stellen die met de volgende taken belast<br />

wordt:<br />

- Een strategische visie ontwikkelen over de integratie<br />

<strong>van</strong> de klimaatveranderingen in het beleid<br />

<strong>van</strong> de ontwikkelingssamenwerking;<br />

- Een specifieke (initiële en permanente) opleiding<br />

verstrekken aan de beheerders <strong>van</strong> projecten<br />

en programma’s die met klimaat en milieu<br />

samenhangen (inclusief de aspecten om de publieke<br />

opinie voor ontwikkelingssamenwerking<br />

te sensibiliseren);<br />

- Via de CIUF (Conseil interuniversitaire de la<br />

Communauté française) en de VLIR (Vlaamse<br />

Interuniversitaire Raad), de samenwerking tussen<br />

de Coöperatie en de wetenschappelijke gemeenschap<br />

verbeteren op domeinen zoals de<br />

klimaatprojecties op regionaal niveau, impactstudies,<br />

evaluatie <strong>van</strong> de behoeften en mogelijkheden<br />

inzake aanpassing en matiging;<br />

- Kwaliteitsvolle en gebruiksvriendelijke, klimatologische<br />

informatie verschaffen om de kwetsbaarheid<br />

<strong>van</strong> de projecten voor klimaatverandering,<br />

de impact <strong>van</strong> de projecten op de klimaatveranderingen<br />

en de terugslag <strong>van</strong> de projecten<br />

op de kwetsbaarheid <strong>van</strong> de gemeenschappen<br />

voor klimaatveranderingen in te schatten;<br />

- Uitwerken <strong>van</strong> een "toolkit" voor een eenvormige<br />

milieu- en klimatologische screening <strong>van</strong><br />

bestaande en nieuwe projecten. Deze "toolkit"<br />

zou specifieke aangrijpingspunten voor klimaatveranderingen<br />

op alle niveaus <strong>van</strong> de ontwikkeling<br />

<strong>van</strong> projecten en een checklist moeten<br />

omvatten, en op de synergieën klimaat / biodiversiteit<br />

/ woestijnvorming en bodemdegradatie<br />

moeten wijzen. Aan de hand <strong>van</strong> deze<br />

toolkit zou men bovendien per sector <strong>van</strong> de<br />

hulp en per land de risico’s en de toekomstige<br />

behoeften voor aanpassing en matiging moeten<br />

kunnen bepalen;<br />

- De uitwisseling <strong>van</strong> informatie en goede praktijken<br />

op nationale, Europese en internationale<br />

schaal bevorderen;<br />

- De op dit vlak mogelijke complementariteiten<br />

en synergieën zoeken met andere samenwerkingsinstanties<br />

binnen de Europese Unie, om de<br />

doeltreffendheid <strong>van</strong> de ingezette middelen te<br />

optimaliseren;<br />

- Waken over de coherentie met het beleid dat<br />

wordt gevoerd op andere machtsniveaus en door<br />

andere departementen.<br />

- Aanbevelingen formuleren om het geheel <strong>van</strong><br />

de activiteiten <strong>van</strong> DGOS, BTC en het kabinet<br />

<strong>van</strong> Ontwikkelingssamenwerking "groener" te


58 – De klimaatveranderingen en het Belgische beleid <strong>van</strong> ontwikkelingssamenwerking<br />

maken, meer bepaald qua uitstoot <strong>van</strong> broeikasgassen.<br />

Ook over de kwestie <strong>van</strong> de eventuele<br />

compensatie <strong>van</strong> de uitstoot die veroorzaakt<br />

wordt door de missies <strong>van</strong> de Belgische coöperatie<br />

in het buitenland, zou moeten worden nagedacht.<br />

10. De problematiek <strong>van</strong> de klimaatveranderingen<br />

introduceren in de contacten met de<br />

partners op alle niveaus. Waar de problematiek<br />

<strong>van</strong> de strijd tegen de klimaatveranderingen en de<br />

gevolgen er<strong>van</strong> wordt opgevat als een uiting <strong>van</strong><br />

ontwikkeling en niet louter als een "milieukwestie",<br />

moet hij meteen een belangrijke plaats krijgen<br />

in het contact en met de partnerlanden, op alle<br />

niveaus: politieke dialoog, NAPA, "greening" <strong>van</strong><br />

de PRSP (Poverty Reduction Strategy Papers die<br />

meer bepaald <strong>van</strong>uit de invalshoek <strong>van</strong> hun weerslag<br />

op de exploitatie <strong>van</strong> de natuurlijke rijkdommen<br />

opnieuw zouden moeten worden bekeken).<br />

Het zou naar onze mening nuttig zijn dat meer<br />

vertegenwoordigers <strong>van</strong> de Ontwikkelingssamenwerking<br />

deelnemen aan internationale onderhandelingen<br />

over het Raamverdrag inzake klimaatverandering.<br />

De volgende vergaderingen<br />

gaan door in Accra (Ghana) in augustus 2008 en<br />

in Poznan (Polen) <strong>van</strong> 1 tot 12 december 2008.<br />

Die laatste vergadering is tevens een Conference<br />

of the Parties (POC) over het Raamverdrag, die<br />

een ministerieel luik omvat, en het zou nuttig zijn<br />

dat de minister probeert deze bij te wonen.<br />

11. Het budget <strong>van</strong> de ontwikkelingshulp verhogen<br />

en heroriënteren. Wereldwijd gezien bedraagt<br />

het aandeel <strong>van</strong> de publieke budgetten in<br />

de investeringen en financiële stromen 14%, maar<br />

in Afrika stijgt het tot 25% (UNFCCC 2007a). De<br />

budgetten voor ontwikkelingssamenwerking bedragen<br />

op wereldvlak minder dan 1%, maar in<br />

Afrika is het 2% procent en in de Minst Ontwikkelde<br />

Landen zelfs 6%. Inzake klimaatverandering<br />

meent het IPCC (2001) dat "net market sector<br />

effects are expected to be negative in most developing<br />

countries". De actie <strong>van</strong> de openbare overheden<br />

en de intergouvernementele hulp zijn dus<br />

<strong>van</strong> cruciaal belang voor de meeste partnerlanden<br />

<strong>van</strong> de Belgische coöperatie die te maken krijgen<br />

met de gevolgen <strong>van</strong> klimaatverandering. Verder<br />

zijn publieke investeringen noodzakelijk voor<br />

aanpassingen, in sectoren zoals waterbevoorrading,<br />

basisgezondheidszorg, basisinfrastructuren,<br />

kustbescherming en de bouw <strong>van</strong> dijken. Het<br />

UNFCCC meent dat in al deze materies een buitenlandse<br />

publieke financiering waarschijnlijk<br />

noodzakelijk zal zijn. Omwille <strong>van</strong> deze overwegingen<br />

is het net nog belangrijker dat de ontwikkelde<br />

landen, waaronder België, hun belofte nakomen<br />

en de ontwikkelingshulp verhogen tot<br />

0,7% <strong>van</strong> het BNP. Ook in deze context zou het<br />

nuttig zijn om een stijging <strong>van</strong> de Belgische bijdrage<br />

aan het UNEP te overwegen.<br />

12. Bijdragen tot meer leesbaarheid, eenvoud<br />

en coherentie <strong>van</strong> de multilaterale financieringsinstrumenten<br />

<strong>van</strong> de strijd tegen de klimaatveranderingen.<br />

We zien de laatste jaren, inzonderheid<br />

op het vlak <strong>van</strong> de strijd tegen de klimaatverandering,<br />

een vermenigvuldiging <strong>van</strong> allerhande<br />

fondsen die gelijkaardige, zelfs identieke,<br />

doelstellingen nastreven. Zoals Yvo de Boer,<br />

uitvoerend secretaris <strong>van</strong> de UNFCCC, onlangs<br />

zei in Bonn: "what is needed is more funding, not<br />

more funds". Dit versnippert de ontwikkelingshulp,<br />

ondermijnt de toe-eigening door de partnerlanden<br />

<strong>van</strong> hun ontwikkelingsstrategieën en<br />

schaadt de transparantie. Aanzienlijke inkomsten<br />

zijn zeker nodig, maar het is belangrijk om ze in<br />

te zetten met respect voor de Verklaring <strong>van</strong> Parijs<br />

over Ontwikkelingssamenwerking (2005), dus<br />

met respect voor de principes <strong>van</strong> afstemming,<br />

toe-eigening, harmonisering, wederzijdse verantwoordelijkheid<br />

en resultaatgericht beheer. België<br />

zou zich in dit debat als vragende partij moeten<br />

opstellen, zonder daarbij de pragmatische benadering<br />

uit het oog te verliezen. Het zou zijn deelname<br />

in de bestaande fondsen en andere multilaterale<br />

en Europese instrumenten opnieuw moeten bekijken,<br />

deze moeten koppelen aan de voorwaarde<br />

dat strenge criteria worden nageleefd die coherent<br />

zijn met de principes die het heeft onderschreven.<br />

Dit geldt ook voor de Wereldbank; België zou<br />

haar moeten oproepen om haar financieringen<br />

meer in overeenstemming te brengen met de doelstellingen<br />

inzake klimaat de bescherming en hulp<br />

voor de aanpassing.


Aanbevelingen - 59<br />

13. Aansluiten bij het perspectief <strong>van</strong> de<br />

grondige herziening <strong>van</strong> de ontwikkelingssamenwerking.<br />

De ontwikkelde landen zijn in hoge<br />

mate verantwoordelijk voor de klimaatveranderingen<br />

en ook hier zou het principe "de vervuiler<br />

betaalt" <strong>van</strong> toepassing moeten zijn. De bijkomende<br />

bedragen die naar de ontwikkelingslanden<br />

moeten gaan zijn aanzienlijk: volgens een raming<br />

<strong>van</strong> het UNFCCC (2007a) tegen 2030, 28 tot 67<br />

miljard dollar voor het luik aanpassing, en 92 tot<br />

97 miljard dollar voor matiging 18 . Indien we hypothetisch<br />

uitgaan <strong>van</strong> een totaal bedrag dat tussen<br />

de twee in ligt, dus 145 miljard dollar, waar<strong>van</strong><br />

14% uit de openbare sector komt, dan komen<br />

we uit op een bedrag <strong>van</strong> 20 miljard USD ontwikkelingssamenwerking<br />

ten laste <strong>van</strong> de staten. In<br />

het geval <strong>van</strong> België komen we op basis <strong>van</strong> de<br />

verdeelsleutel <strong>van</strong> de Verklaring <strong>van</strong> Bonn (0,8%<br />

voor België) uit op een jaarlijkse meeruitgave <strong>van</strong><br />

160 miljoen dollar (100 miljoen euro) ten gunste<br />

<strong>van</strong> de ontwikkelingslanden. Dit is slechts een<br />

indicatie <strong>van</strong> de grootteorde, maar het is wellicht<br />

nog een onderschatting, en zelfs zo bieden de in<br />

de ontwikkelde landen bestaande enveloppen niet<br />

de kans om hieraan het hoofd te bieden. De klimaatcrisis<br />

zet de diepgaande herziening <strong>van</strong> de<br />

internationale samenwerking, <strong>van</strong> haar architectuur<br />

en financiering op de agenda, ook buiten het<br />

kader <strong>van</strong> de ontwikkelingssamenwerking. België<br />

moet zich actief engageren in deze gedachtegang<br />

en bijdragen tot de ontwikkeling <strong>van</strong> voorwaarden<br />

opdat ontwikkelde landen hun verplichtingen<br />

zouden nakomen door progressief nieuwe financieringsbronnen<br />

aan te spreken in overeenstemming<br />

met de behoeften. In dat opzicht zal het veilen<br />

<strong>van</strong> de uitstootquota’s <strong>van</strong> het ETS-systeem<br />

België binnenkort <strong>van</strong> aanzienlijke inkomsten<br />

voorzien. Het zou opportuun zijn minstens een<br />

deel daar<strong>van</strong> te besteden om de rekening te betalen<br />

<strong>van</strong> de factuur <strong>van</strong> "de vervuiler betaalt" ten<br />

gunste <strong>van</strong> echt duurzame ontwikkeling <strong>van</strong> de<br />

landen die het grootste slachtoffer zijn <strong>van</strong> de<br />

klimaatveranderingen. De DGOS zou ook een<br />

actievere rol kunnen spelen en de departementen<br />

aanspreken die rechtstreeks of onrechtstreeks instaan<br />

voor een beleidsdomein dat betrekking heeft<br />

op de ontwikkelingslanden, en inzonderheid hun<br />

kwetsbaarheid voor klimaatverandering (bijvoorbeeld<br />

de invoer <strong>van</strong> producten die na ontbossing<br />

zijn geteeld, waarborgt voort investeringen die<br />

schadelijk zijn voor de voedselzekerheid, …).<br />

De verwezenlijking <strong>van</strong> deze aanbevelingen vergt<br />

politieke wil en budgettaire prioriteiten.<br />

Ik hoop dat dit rapport hun noodzaak en hoogdringendheid<br />

zal aantonen voor "Our Common<br />

Future" 19 .<br />

18<br />

Bij de berekeningshypothesen kan men geen rekening houden met de totale kosten, zie paragraaf 3.6 (bladzijde 40).<br />

19<br />

De Engels titel <strong>van</strong> het Rapport Brundtland (1987) dat duurzame ontwikkeling op de internationale politieke agenda<br />

heeft geplaatst.


60 - Les changements climatiques et la politique belge de coopération au développement


Bibliographie- 61<br />

BIBLIOGRAFIE<br />

AGRAWALA Shardul & VAN AALST Maarten, 2008a, “Adapting Development Cooperation to<br />

Adapt to Climate Change”, Climate Policy 8(2008)<br />

AGRAWALA Shardul (ed), 2005, « Contre vents et marées – Les politiques de développement face au<br />

changement climatique », OCDE, 173pp.<br />

AGRAWALA Shardul, 2008b, « A Development Perspective on Mainstreaming Climate Change », ppt<br />

de la communication au colloque « Climate change, a new challenge for Development cooperation ? »<br />

org. par le SPF Affaires étrangères, Commerce extérieur et Coopération au Développement, le 7 mars<br />

2008<br />

ASIAN DEVELOPMENT BANK, 2005, “Climate Proofing. A Risk-based Approach to Adaptation”,<br />

Pacific Studies Series, Summary for Policy and Decision Makers, 2005<br />

BLISS-GUEST Patricia, 2008, “Challenges to the World Bank Group for a more clilate sensitive<br />

development cooperation”, ppt de la communication au colloque « Climate change, a new challenge<br />

for Development cooperation ? » org. par le SPF Affaires étrangères, Commerce extérieur et<br />

Coopération au Développement, le 7 mars 2008<br />

BROOKS Nick & GRIST Natacha 2008, “Development future in the light of climate change: creating<br />

new insights into the past, the present and global futures”, Background paper, Policy Forum:<br />

International Development in the face of Climate Change, Beyond Mainstreaming? 2nd June 2008,<br />

org. Natural Resources Institute (University of Greenwich), Tyndall Centre for Climate Change<br />

Research and SouthSouthNorth.<br />

BUYS Jos, 2008, « Naar een klimaatbestendige Belgische Ontwikkelingssamenwerking »,<br />

communication au colloque « Climate change, a new challenge for Development cooperation ? » org.<br />

par le SPF Affaires étrangères, Commerce extérieur et Coopération au Développement, le 7 mars 2008<br />

CETRI, 2006, « Changements climatiques. Impasses et perspectives », numéro spécial<br />

d’« Alternatives Sud », VOL XIII, 2006/2, Louvain-la-Neuve, juin 2006. (www.cetri.be )<br />

CFDD (Conseil fédéral du développement durable), 2002, « Avis sur la note stratégique thématique<br />

sur l’Environnement de la Direction générale de la Coopération internationale (DGCI), approuvé par<br />

l’assemblée générale du 17 déc. 2002<br />

CFDD (Conseil fédéral du développement durable) , 2004, « (Premier) avis du CFDD sur une stratégie<br />

de prévention des changements climatiques après 2012 du 26 novembre 2004), chapitres 4.3 et 4.4.<br />

Voir www.cfdd.be<br />

CFDD (Conseil fédéral du développement durable), 2006, “Avis sur la stratégie thématique «<br />

ressources naturelles » de l'Union Européenne”, 2007a01f, Voir www.cfdd.be<br />

CFDD (Conseil fédéral du développement durable), 2007, « Evaluation de et recommandations pour la<br />

politique de développement durable du gouvernement fédéral », approuvé par l’assemblée générale du<br />

25 mai 2007. Voir www.cfdd.be<br />

CHAMPAIN Phil & WEBSTER Ken 2008, « Environmental change, insecurity, conflict and<br />

migration. Should climate change alter the way we see the relations between development, security<br />

policy and migration policy? What are the implications of this for development agencies?”<br />

Background paper, Policy Forum: International Development in the face of Climate Change, Beyond<br />

Mainstreaming? 2nd June 2008, org. Natural Resources Institute (University of Greenwich), Tyndall<br />

Centre for Climate Change Research and SouthSouthNorth.


62 – De klimaatveranderingen het Belgisch beleid <strong>van</strong> ontwikkelingssamenwerking<br />

CLIMACT, 2008, “Conférence sur le changement climatique et la coopération au développement.<br />

Contribution présentée par CLIMACT” au colloque « Climate change, a new challenge for<br />

Development cooperation ? » org. par le SPF Affaires étrangères, Commerce extérieur et Coopération<br />

au Développement, le 7 mars 2008<br />

COMMISSION DES COMMUNAUTES EUROPEENNES, 2003, “Les changements climatiques<br />

dans le contexte de la coopération au développement”, Communication de la Commission au Conseil<br />

et au Parlement européen, COM(2003)85 final<br />

COMMISSION OF THE EUROPEAN COMMUNITIES, 2008, “The EU, a Global Partner for<br />

Development. Speeding up Progress towards the Millennium Development Goals”, Communication<br />

from the Commission to the European Parliament, the Council, the European Economic and Social<br />

Committee and the Committee of the Regions, COM(2008)177 final<br />

COUNCIL OF THE EUROPEAN UNION, 2004, “Climate Change in the Context of Development<br />

Cooperation”, Council Conclusions, DEVGEN 241 ENV 637<br />

CROIZER Claude 2008, communication personnelle<br />

CTB-BTC (Coopération Technique Belge), 2007a, “La coopération technique belge en RD du Congo”,<br />

Royaume de Belgique, Service Public Fédéral Affaires étrangères, Commerce extérieur et Coopération<br />

au développement.<br />

CTB-BTC (Coopération Technique Belge), 2007b, « La coopération technique belge en Equateur »,<br />

Royaume de Belgique, Service Public Fédéral Affaires étrangères, Commerce extérieur et Coopération<br />

au développement.<br />

CTB-BTC (Coopération Technique Belge), 2007c, Quel avenir pour les forêts de la République<br />

démocratique du Congo? Instruments et mécanismes inno<strong>van</strong>ts pour une gestion durable des forêts.<br />

Claude Croizer et Theodore Trefon (coordination) CTB-BTC Reflection and discussion paper-<br />

2007/01<br />

CTB-BTC, « Coopération technique belge ». Brochure téléchargeable sur le site www.btcctb.org<br />

DANIDA, 2005, “Danish Climate and Development Action Programme”; Ministry of Foreign Affairs<br />

of Denmark.<br />

DGCD (Direction Générale de la Coopération au Développement), Rapport annuel 2007, Royaume de<br />

Belgique, Service Public Fédéral Affaires étrangères, Commerce extérieur et Coopération au<br />

développement.<br />

DGCD, 2005 (Direction Générale de la Coopération au Développement), « Partenariat mondial pour le<br />

développement. Objectif du millénaire pour le développement 8. Premier rapport d’a<strong>van</strong>cement de la<br />

Belgique », Royaume de Belgique, Service Public Fédéral Affaires étrangères, Commerce extérieur et<br />

Coopération au développement.<br />

DGCD & CTB 2008, “De Belgische ontwikkelingsamenwerking”, commmunication powerpoint au<br />

colloque « Climate change, a new challenge for Development cooperation ? » org. par le SPF Affaires<br />

étrangères, Commerce extérieur et Coopération au Développement, le 7 mars 2008<br />

DGCD, 2008 (Direction Générale de la Coopération au Développement), « Travailler dans la<br />

coopération au développement », Royaume de Belgique, Service Public Fédéral Affaires étrangères,<br />

Commerce extérieur et Coopération au développement.<br />

DGCD 2008b, « Climat et développement », Dimension3. Le journal de la coopération belge.<br />

Bimestriel, jan-fév. 2008


Bibliographie- 63<br />

ECORYS; 2008, “Progress on EU Sustainable Development Strategy”, Final Report, ECORYS<br />

Nederland, 29/2/2008<br />

ERIKSEN Siri & NAESS Lars Otto, 2003, “Pro-Poor Climate Adaptation. Norwegian Development<br />

Cooperation and Climate Change Adaptation: An Assessment of Issues, Strategies and Potential Entry<br />

Points, CICERO Report 2003:02, Center for International Climate and Environment Research, Oslo<br />

FREMOUT Geert, 2008, « La coopération belge parmi les négociateurs du climat à Bali », in<br />

« Dimension 3. Le journal de la coopération belge ». 1/2008<br />

GEIST Helmut J. & LAMBIN Eric F., 2001, “What drives tropical deforestation? A meta-analysis of<br />

proximate and underlying causes of deforestation based on subnational case study evidence.”<br />

International Geosphere-Biosphere Programme (IGBP) VI. Title VII. Collection: LUCC Report Series,<br />

4. CIACO.<br />

GIGLI Simone & AGRAWALA Shardul, 2007 « Stocktaking of Progress on Integrating Adaptation to<br />

Climate Change into Development Co-opération Activities”, OECD<br />

GTZ (Deutsche Gesellschaft für Technische Zusammenarbeit), « Climate Change and Security.<br />

Challenges for German Development Cooperation », avril 2008<br />

HENS Luc & HUGE <strong>Jean</strong>, 2008a, « Voorlopig voorstel tot ontwikkeling <strong>van</strong> een environmental<br />

integration toolkit voor de Belgische ontwikkelingssamenwerking », Vakgroep Menselijke Ecologie,<br />

Vrije Universiteit Brussel, mars 2008 (polycopié)<br />

HENS Luc & HUGE <strong>Jean</strong>, 2008b, « Towards a climate-proof Belgian development cooperation », ppt<br />

de la communication au colloque « Climate change, a new challenge for Development cooperation ? »<br />

org. par le SPF Affaires étrangères, Commerce extérieur et Coopération au Développement, le 7 mars<br />

2008<br />

HÖHNE Niklas, 2008, “CDM in the EU Climate Package – Internal vs. External Effort”, Ecofys,<br />

Communication at the European Parliament, 3 June, 2008<br />

IPCC-TAR : WG II, 2001. « Climate Change 2001 : Impacts, Adaptation and Vulnerability.<br />

Contribution of Working Group II to the Third Assessment Report of the Intergovernmental Panel on<br />

Climate Change». [J. J. McCarthy, O. F. Canziani, N. A. Leary, D. J. Dokken and K. S. White (eds.)].<br />

Cambridge University Press, http://www.ipcc.ch<br />

IPCC-AR4 : WG I, 2007. « Climate Change 2007 : The Physical Science Basis. Contribution of<br />

Working Group I to the Fourth Assessment Report of the Intergovernmental Panel on Climate<br />

Change» [Solomon, S., D. Qin, M. Manning, Z. Chen, M. Marquis, K.B. Averyt, M.Tignor et H.L.<br />

Miller (eds.)]. Cambridge University Press, http://www.ipcc.ch<br />

IPCC-AR4 : WG II, 2007. « Climate Change 2007 : Impacts, Adaptation and Vulnerability.<br />

Contribution of Working Group II to the Fourth Assessment Report of the Intergovernmental Panel on<br />

Climate Change». [M.L. Parry, O.F. Canziani, J.P. Palutikof, P.J. <strong>van</strong> der Linden and C.E. Hanson<br />

(eds.)]. Cambridge University Press, http://www.ipcc.ch<br />

IPCC-AR4 : WG III, 2007. « Changements climatiques 2007 : L’atténuation des changements<br />

climatiques. Contribution of Working Group III to the Fourth Assessment Report of the<br />

Intergovernmental Panel on Climate Change». [B. Metz, O.R. Davidson, P.R. Bosch, R. Dave, L.A.<br />

Meyer (eds.)]. Cambridge University Press, http://www.ipcc.ch<br />

IPCC-AR4 : SYR, 2007. “Climate Change 2007: Synthesis Report. Contribution of Working Groups I,<br />

II and III to the Fourth Assessment Report of the Intergovernmental Panel on Climate Change.” [Core<br />

writing team, Pachauri, R.K. and A. Reisinger (eds)]. IPCC, Geneva, Switzerland, http://www.ipcc.ch


64 – De klimaatveranderingen het Belgisch beleid <strong>van</strong> ontwikkelingssamenwerking<br />

KLEIN Richard J.T., ERIKSEN Siri E.H., NAESS Lars Otto, HAMMIL Anne, TANNER Thomas M.,<br />

ROBLEDO Carmenza & O’BRIEN Karen L., 2007, “Portfolio Screening to Support the<br />

Mainstreaming of Adaptation to Climate Change into Development Assistance”, Tyndall Center for<br />

Climate Change Research, Working Paper 102<br />

LAMBERT Alain, 2007, « Les projets de paiements pour services rendus par les écosystèmes peuventils<br />

aider à lutter contre la pauvreté ?», polycopié<br />

LEARY Neil 2008, « A Stitch in Time Saves Nine. Nine Lessons for Climate Change Adaptation”<br />

communication au colloque « Climate change, a new challenge for Development cooperation ? » org.<br />

par le SPF Affaires étrangères, Commerce extérieur et Coopération au Développement, le 7 mars 2008<br />

LEARY Neil, CONDE Cecilia, KULKARNI Jyoti, NYONG Anthony et PULHIN Juan (eds) 2008a,<br />

“Climate Change and Vulnerability”, Earthscan, 428pp.<br />

LEARY Neil, ADEJUWON A., BARROS V., BURTON I., KULKARNI Jyoti, et PULHIN Juan (eds)<br />

2008b, “Climate Change and Adaptation”, Earthscan, 428pp.<br />

LOHMAN Larry, 2007, « Carbon Trading. A Critical Conversation on Climate Change, Privatisation<br />

and Power », Dag Hammarskjöld Foundation, Development Dialogue N°48, sept.2006.<br />

MAGRATH John, SIMMS Andrew & al., “Africa. Up in Smoke 2. The Second Report on Africa and<br />

Global Warming from the Working Group on Climate Change and Development”, International<br />

Institute for Environment and Development (IIED) and New Economics Foundation (NEF).<br />

MAZIJN Bernard, 2008, “The role of mitigation technology” communication au colloque « Climate<br />

change, a new challenge for Development cooperation ? » org. par le SPF Affaires étrangères, Commerce<br />

extérieur et Coopération au Développement, le 7 mars 2008<br />

MORTON John 2008, “Climate Change and Disasters”, background paper, Policy Forum:<br />

International Development in the face of Climate Change, Beyond Mainstreaming? 2nd June 2008,<br />

org. Natural Resources Institute (University of Greenwich), Tyndall Centre for Climate Change<br />

Research and SouthSouthNorth.<br />

NELSON Valerie, LAMBOLL Richard & ARENDSE Adele 2008, “Climate Change Adaptation,<br />

Adaptive Capacity and Development”. Discussion paper, Policy Forum: International Development in<br />

the face of Climate Change, Beyond Mainstreaming? 2nd June 2008, org. Natural Resources Institute<br />

(University of Greenwich), Tyndall Centre for Climate Change Research and SouthSouthNorth.<br />

OCDE, 2008, “Déclaration sur les progrès accomplis dans la prise en compte de l’adaptation au<br />

changement climatique dans la coopération pour le développement”, adoptée par les membres du<br />

Comité d’Aide au développement à la réunion à haut niveau du CAD, Paris, 21 mai 2008<br />

OECD, 2005, “Bridge over Troubled Waters. Linking Climate Change and Development”. Existe aussi<br />

en français, cfr Agrawala (2005).<br />

OECD, 2006, “Declaration on Integrating Climate Change Adaptation into Development Cooperation”,<br />

Adopted by Development and Environment Ministers of OECD Member Countries, 4<br />

April 2006<br />

OKEREKE Chukwumerije & SCHROEDER Heike 2008, “How can the objectives of justice,<br />

development and climate change mitigation be reconcilied in the treatment of developing countries in<br />

a post-Kyoto settlement?” background paper, Policy Forum: International Development in the face of<br />

Climate Change, Beyond Mainstreaming? 2nd June 2008, org. Natural Resources Institute (University<br />

of Greenwich), Tyndall Centre for Climate Change Research and SouthSouthNorth.<br />

PANNEELS Kris, 2008, communication personnelle


Bibliographie- 65<br />

PNUD, 2007, “Rapport mondial sur le développement humain 2007/2008. La lutte contre le<br />

changement climatique : un impératif de solidarité humaine dans un monde divisé », Programme des<br />

Nations Unies pour le Développement<br />

REDMAN Janet & SEEN (Sustainable Energy and Economy Networks), 2008, “World Bank: Climate<br />

Profiteer”, Institute for Policy Studies.<br />

RINGIUS Lasse, DOWNING E. Thomas, HULME Mike, WAUGHRAY Dominic & SELROD Rolf,<br />

1996, “Climate Change in Africa. Issues and Challenges in Agriculture and Water for Sustainable<br />

Development”, CICERO Report 1996:8, Center for International Climate and Environment Research,<br />

Oslo<br />

SCHELLNHUBER John, 2007, “Avoiding the unmanageable, managing the unavoidable”,<br />

présentation Powerpoint , EU Conference “Towards a post-carbon society, Brussels, 24 October 2007.<br />

(disponible sur postcarbonsociety.teamwork.fr).<br />

SIMMS Andrew, MAGRATH John, REID Hannah & al., 2004, “Up in Smoke? Threats from, and<br />

Responses to, the Impacts of Global Warming on Human Development”, International Institute for<br />

Environment and Development (IIED) and New Economics Foundation (NEF).<br />

SIMOENS Chris, « Comment récompenser la conservation des forêts dans les pays en<br />

développement ? » in « Dimension 3. Le journal de la coopération belge ». 1/2008<br />

SMITH Dan & VIVEKANANDA Janani, 2007, “A Climate of Conflict. The Links Between Climate<br />

Change, Peace and War”, International Alert, nov. 2007<br />

START, Annual Report 2006-2007<br />

STERK Wolfgang, 2008, « From Clean Development Mechanism to Sectoral Crediting Approaches –<br />

Way Forward or Wrong Turn ? », Wuppertal Institute for Climate, Environment and Energy, JIKO<br />

Policy Paper 1/2008, May 2008<br />

TCHOUATE Heteu Pépin, 2008, “Projets de développement dans le Sud et atténuation des effets des<br />

changements climatiques: le secteur de l’énergie”, communication au colloque « Climate change, a<br />

new challenge for Development cooperation ? » org. par le SPF Affaires étrangères, Commerce<br />

extérieur et Coopération au Développement, le 7 mars 2008<br />

UGAZ Cecilia, 2008, « La lutte contre le changement climatique : la solidarité humaine dans un<br />

monde divisé», ppt de la communication au colloque « Climate change, a new challenge for<br />

Development cooperation ? » org. par le SPF Affaires étrangères, Commerce extérieur et Coopération<br />

au Développement, le 7 mars 2008<br />

UNCTAD 1995, Trade and Development Report<br />

UNFCCC, 2007a, “Report on the Analysis of Existing Potential Investment and Financial Flows<br />

Rele<strong>van</strong>t to the Development of an Effective and Appropriate International Response to Climate<br />

Change”, Dialogue on long-term cooperative action to address climate change by enhancing<br />

implementation of the Convention, 4 th Workshop, Dialogue working paper 8(2007)<br />

UNFCCC, 2008, “Climate Change: Impacts, Vulnerabilities and Adaptation in Developing Countries”<br />

UNFCCC, 2007b, “Update on the Implementation of the Nairobi Work Programme”<br />

UVEK 2008, “Funding Scheme for Bali Action Plan. A Swiss Proposal for Global Solidarity in<br />

Financing Adaptation”, "Bali Paper" updated for SB28 Bonn, Federal Office for the Environment,<br />

Berne.


66 – De klimaatveranderingen het Belgisch beleid <strong>van</strong> ontwikkelingssamenwerking<br />

<strong>van</strong> YPERSELE <strong>Jean</strong>-<strong>Pascal</strong>, “L’injustice fondamentale des changements climatiques », in<br />

« Changements climatiques. Impasses et perspectives », numéro spécial d’« Alternatives Sud », VOL<br />

XIII, 2006/2, Louvain-la-Neuve, juin 2006. (www.cetri.be )<br />

WATSON Jim & WANG Tao 2008, “Mitigation and new sources of development finance”, Discussion<br />

group notes, questions and readings, Policy Forum: International Development in the face of Climate<br />

Change, Beyond Mainstreaming? 2nd June 2008, org. Natural Resources Institute (University of<br />

Greenwich), Tyndall Centre for Climate Change Research and SouthSouthNorth.<br />

WBGU 2007, “World in Transition – Climate Change as a Security Risk”, German Advisory Council<br />

on Global Change, Earthscan, disponible sur http://www.wbgu.de/wbgu_jg2007_engl.html<br />

WIGGINS Steve 2008, “Biofuels”, Discussion paper, Policy Forum: International Development in the<br />

face of Climate Change, Beyond Mainstreaming? 2nd June 2008, org. Natural Resources Institute<br />

(University of Greenwich), Tyndall Centre for Climate Change Research and SouthSouthNorth.<br />

WWF, 2008, “Linking Climate, Forest conservation and Development”, communication au colloque<br />

« Climate change, a new challenge for Development cooperation ? » org. par le SPF Affaires<br />

étrangères, Commerce extérieur et Coopération au Développement, le 7 mars 2008


Bijlagen- 67<br />

BIJLAGE 1: ADVIES VAN DE FRDO OVER DE<br />

FLEXIBILITEITSMECHANISMEN VAN HET KYOTOPROTOCOL<br />

(advies 1999a10, 19 oktober 1999, fragment, volledig tekst beschikbaar op www.cfdd.be)<br />

"De Raad is <strong>van</strong> mening dat de projecten alleszins aan de volgende basisvereisten moeten voldoen:<br />

• Indien de projecten door de regering gefinancierd worden, mogen ze niet beschouwd worden als substituut<br />

voor ontwikkelingshulp (financiële hulp en technologie transfer aan ontwikkelingslanden). Ze<br />

moeten apart gefinancierd worden boven op de bestaande ontwikkelingshulp. Het is de bedoeling een<br />

bijkomende financierings- en technologische overdracht te realiseren.<br />

• De projecten moeten in functie staan <strong>van</strong> de nationale duurzame ontwikkelingsprioriteiten <strong>van</strong> het<br />

gastland en niet <strong>van</strong> de economische belangen <strong>van</strong> de Industrielanden. Dat betekent ook projectontwikkeling<br />

en technologische overdracht op maat.<br />

• De projecten moeten resulteren in lange termijn maatschappelijke baten die zonder het project niet<br />

zouden plaatsgevonden hebben. Dit betekent bijvoorbeeld dat technologieoverdracht ook gepaard<br />

moet gaan met het investeren in human resources en ondersteund worden door projecten die de institutionele<br />

capaciteiten <strong>van</strong> de gastlanden helpen uitbouwen (o.m. via officiële ontwikkelingshulp).<br />

• Het effect <strong>van</strong> de projecten op het risico <strong>van</strong> delokalisering <strong>van</strong> activiteiten moet in rekening worden<br />

gebracht.<br />

• De projecten moeten onderhevig zijn aan een uitvoerige rapporteringsplicht.<br />

• Het gastland moet beschikken over een minimale milieuwetgeving en de projecten mogen niet onverenigbaar<br />

zijn met andere in het kader <strong>van</strong> de Verenigde Naties goedgekeurde conventies of verdragen,<br />

in het bijzonder inzake milieu, arbeid en mensenrechten<br />

• In het bijzonder, moet het gastland de fundamentele normen <strong>van</strong> de Internationale Arbeidsorganisatie<br />

(IAO) respecteren(toch ten minste op de plaats <strong>van</strong> het project): de vrijheid <strong>van</strong> vereniging, het recht<br />

op collectieve onderhandelingen, het verbod op dwangarbeid, de effectieve afschaffing <strong>van</strong> de kinderarbeid<br />

en het verbod op discriminatie op het werk.<br />

Onafhankelijk <strong>van</strong> deze criteria is de Raad ook <strong>van</strong> mening dat het nodig is alle buitenlandse investeringsprojecten<br />

te screenen op hun milieu- en sociale effecten. Het heeft bijvoorbeeld niet veel zin dat<br />

een land via CDM herbebossingsprojecten steunt in ontwikkelingslanden, terwijl het anderzijds door<br />

zijn handelspatroon en via niet- CDM investeringsprojecten bijdraagt tot de ontbossingsproblematiek<br />

in die landen."


68 – De klimaatveranderingen het Belgisch beleid <strong>van</strong> ontwikkelingssamenwerking<br />

BIJLAGE 2: PROGRAMMA VAN DE CONFERENTIE VAN 7 MAART<br />

2008<br />

CLIMATE CHANGE, A NEW CHALLENGE FOR DEVELOPMENT COOPERATION?<br />

Egmont Palace, 7 March 2008<br />

LE CHANGEMENT CLIMATIQUE, UN NOUVEAU DÉFI POUR LA COOPÉRATION AU DÉVE-<br />

LOPPEMENT?<br />

Palais d’Egmont, 7 mars 2008<br />

DE KLIMAATSVERANDERING, EEN NIEUWE UITDAGING VOOR ONTWIKKELINGSSAMEN-<br />

WERKING?<br />

Egmontpaleis, 7 maart 2008


Bijlagen- 69<br />

CONFERENCE<br />

CLIMATE CHANGE, A NEW CHALLENGE FOR DEVELOPMENT COOPERATION?<br />

Climate change demands urgent action. We need to fight against the dangers of climate change by controlling<br />

the amounts of greenhouse gas emitted into the atmosphere (“mitigation”). We also need to adapt to the negative<br />

effects of current and future climate change (“adaptation”). Even though the poorest and most vulnerable<br />

countries are least at fault, they are in fact the first and hardest hit by direct climate change (increase in average<br />

temperatures, rising sea levels, extreme atmospheric conditions) and its effect on biodiversity, soil damage, food<br />

safety, public health and poverty.<br />

Climate change also has a direct effect on the sustainability of development actions. According to a study by the<br />

World Bank, 55% of their projects are climate-sensitive, of which 25% are at substantial risk of being affected by<br />

the negative consequences of climate change. However, only 2% of their projects are currently tested in terms of<br />

their climate-sensitivity.<br />

As a result, development cooperation has several challenges to face. Recipient countries should be helped in their<br />

efforts in the areas of mitigation and adaptation. A development policy that takes the climate into account should<br />

also be a goal, in order to protect future investments from the damage caused by current and future climate<br />

change.<br />

The aim of the conference is to allow a wide exchange of ideas on this topic and to put forward specific proposals.<br />

Professor J.-P. <strong>van</strong> <strong>Ypersele</strong> (UCL), vice-chairman of IPCC (Intergovernmental Panel on Climate Change)<br />

Working Group II, will chair the conference and convert information received into a policy proposal for the attention<br />

of the Ministry for Development Cooperation.


70 – De klimaatveranderingen het Belgisch beleid <strong>van</strong> ontwikkelingssamenwerking<br />

CLIMATE CHANGE, A NEW CHALLENGE FOR DEVELOPMENT COOPERATION?<br />

8.15-9.00: Welcome and coffee<br />

9.00-9.30: Opening session In presence of H.R.H. Princess Astrid of <strong>Belgium</strong><br />

Speakers:<br />

- Charles Michel, Minister for Development Cooperation<br />

- Prof. J.-P. <strong>van</strong> <strong>Ypersele</strong>, Vice-chairman of the IPCC WG II, UCL<br />

9.30-10.30: Session I: Introducing the problem: Challenges for a more climate sensitive development<br />

cooperation<br />

In presence of H.R.H. Princess Astrid of <strong>Belgium</strong><br />

Development cooperation faces important challenges. Partner countries should be assisted in their efforts with<br />

respect to mitigation and adaptation. A climate sensitive development cooperation should also protect its investments<br />

against current and future climate change.<br />

Jan Grauls, President of the Federal Public Service Foreign Affairs, Foreign Trade and Development Co-<br />

- Cecilia Ugaz, Deputy Director, Human Development Report Office, UNDP<br />

- Shardul Agrawala, Principal Economist, Environment Directorate, OECD<br />

- Patricia Bliss-Guest, Lead Partnership Specialist, Sustainable Development<br />

Network, World Bank<br />

Moderator:<br />

operation<br />

Speakers:<br />

10.30-10.45 Coffee<br />

10.45-13.00 Session II: Adaptation: Improved planning for climate change by “greening” the<br />

PRSP?<br />

The negative effects of climate change are starting to be felt in our partner countries, and there is no doubt they<br />

will get worse in the future. It is essential to adapt to these negative developments in order to ensure the sustainable<br />

development of these countries. A wide range of sectors is involved: infrastructure, agriculture, public health<br />

etc. Donor countries have a responsibility to support their partners in terms of planning for the impact of<br />

climate change, and of moving towards more sustainable development models. This will require significant efforts<br />

in terms of capacity building, technical assistance and transfer of know-how. Equally important is the concept of<br />

“greening” development frameworks such as the PRSP.<br />

Moderator:<br />

Speakers:<br />

Prof. J.-P. <strong>van</strong> <strong>Ypersele</strong>, Vice-chairman of the IPCC WG II, UCL<br />

- Bernard Petit, Deputy Director General, DG Development, European Commission<br />

- Veerle Vandeweerd, Director, Environment & Energy Group, UNDP<br />

- Neil Leary, Deputy Director (acting), START<br />

- Madeleen Helmer, Head, Red Cross/Red Crescent Climate Centre<br />

13.00-14.30: lunch


Bijlagen- 71<br />

14.30- 15.45 Session III: Mitigation: Increasing greenhouse gas absorption capacities in developing<br />

countries. A new challenge for development cooperation?<br />

The partner countries of the Belgian Development Cooperation have until now had low greenhouse gas emission<br />

levels. Hence their interest to develop, secure and increase biomass. A sustainable forestry policy and sustainable<br />

agriculture will play a crucial role in securing the food chain and fighting poverty. At the same time it will make a<br />

significant contribution towards improving greenhouse gas absorption potential by combating deforestation and<br />

soil damage and encouraging reforestation. In addition to biomass, achieving sustainable development in these<br />

countries is essential if we are to globally manage these emissions.<br />

Moderator:<br />

Prof. J.-P. <strong>van</strong> <strong>Ypersele</strong>, Vice-chairman of the IPCC WG II, UCL<br />

Speakers:<br />

- Geoffroy de Schutter, Program Director, WWF<br />

- Prof. Bernard Mazijn, President of the Center for Sustainable Development,<br />

University of Gent<br />

- Pépin Tchouate, Researcher, UCL<br />

15.45-16.00: Coffee<br />

16.00-17.30: Session IV: Towards a climate-sensitive Belgian Development Cooperation<br />

Policies in different sectors should take into account the impact of climate change. Future initiatives should anticipate<br />

possible negative effects. In this context the concept of “climate proofing” is particularly rele<strong>van</strong>t. Various<br />

options could be explored in the context of the Belgian Law on International Cooperation of 25 May 1999 such as<br />

the mainstreaming of climate change within the DGCD and “climate-proofing” the indicative cooperation program<br />

(DGCD/CTB)<br />

Moderator:<br />

Speakers:<br />

Jan De Smedt, Secretary, Federal Council for Sustainable Development<br />

- Paul Hassing, Co-chair OECD DAC-ENVIRONET, Ministry of Foreign Affairs,<br />

Netherlands<br />

- Prof. Luc Hens, ordinary professor, Human Ecology Department, VUB<br />

- Claude Croizer, Belgian Technical Cooperation<br />

17.30-18.00: Closing session: Recap and conclusions<br />

In presence of H.R.H. Princess Astrid of <strong>Belgium</strong><br />

Speakers:<br />

- Charles Michel, Minister for Development Cooperation<br />

- Prof. J.-P. <strong>van</strong> <strong>Ypersele</strong>, Vice-chairman of the IPCC WGII, UCL


72 – De klimaatveranderingen het Belgisch beleid <strong>van</strong> ontwikkelingssamenwerking<br />

CONFÉRENCE<br />

LE CHANGEMENT CLIMATIQUE, UN NOUVEAU DÉFI POUR<br />

LA COOPÉRATION AU DÉVELOPPEMENT?<br />

Le changement climatique exige une action urgente. La progression dangereuse du changement climatique doit<br />

être combattue en contrôlant la quantité de gaz à effet de serre qui pénètre dans l’atmosphère (“mitigation”).<br />

Nous devons également nous adapter aux conséquences négatives du changement climatique actuel et futur<br />

(“adaptation”). Bien que les pays les plus pauvres et les plus vulnérables en soient les moins responsables, ils<br />

sont précisément les premiers et les plus intensément touchés par le changement climatique direct (augmentation<br />

de la température moyenne et du niveau de la mer, conditions atmosphériques plus extrêmes) et ses<br />

conséquences sur la biodiversité, la dégradation des sols, la sécurité alimentaire, la santé publique, la pauvreté.<br />

Le changement climatique a également un impact direct sur la durabilité des actions de développement. Selon<br />

une étude de la Banque Mondiale, 55% de leurs projets sont sensibles au climat, dont 25% courent un risque<br />

substantiel d’être touchés par les conséquences négatives du changement climatique. Pourtant seuls 2% de leurs<br />

projets sont testés au niveau de leur sensibilité au climat.<br />

Par conséquent, la coopération au développement a de nombreux défis à relever. Les pays bénéficiaires doivent<br />

être aidés dans leurs efforts dans le domaine de la mitigation et de l’adaptation. Une politique de développement<br />

tenant compte du climat doit également protéger les investissements futurs de la dégradation causée par le<br />

changement climatique actuel et futur.<br />

La conférence a pour objectif de permettre un large échange d’idées autour de ce thème et de formuler des propositions<br />

concrètes. Le Professeur J.-P. <strong>van</strong> <strong>Ypersele</strong> (UCL), vice-président du WGII du GIEC (Groupe d’experts<br />

intergouvernemental sur l’évolution du climat), présidera la conférence et convertira les inputs de la conférence<br />

en une proposition de politique à l’attention du Ministre de la Coopération au Développement.


Bijlagen- 73<br />

LE CHANGEMENT CLIMATIQUE, UN NOUVEAU DEFI POUR LA COOPERATION AU DEVELOPPEMENT ?<br />

8h15-9h00 :<br />

Accueil et café<br />

9h00-9h30:<br />

Session d’ouverture<br />

En présence de S.A.R la Princesse Astrid de Belgique<br />

Orateurs :<br />

- Charles Michel, Ministre de la Coopération au Développement<br />

- Prof. J.-P. <strong>van</strong> <strong>Ypersele</strong>, vice-président du GT II du GIEC, UCL<br />

9h30-10h30 : Session I. Présentation du problème : Défis pour une coopération au développement<br />

plus sensible aux questions liées au climat.<br />

En présence de S.A.R la Princesse Astrid de Belgique<br />

La coopération au développement doit faire face à des défis importants. Les pays bénéficiaires doivent être aidés<br />

dans leur effort sur le plan de l’atténuation et de l’adaptation. Une politique de développement sensible au problème<br />

du changement climatique doit protéger les investissements futurs contre les effets négatifs des changements<br />

climatiques actuels et à venir au niveau de ses investissements.<br />

Modérateur :<br />

Orateurs :<br />

Jan Grauls, Président du SPF Affaires étrangères, Commerce extérieur et Coopération au Développement<br />

- Cecilia Ugaz, Directrice adjointe, Bureau du Rapport sur le<br />

Développement Humain, PNUD<br />

- Shardul Agrawala, Economiste Principale, Directorat Environnement,<br />

OCDE<br />

- Patricia Bliss-Guest, Lead Partnership Specialist, Réseau<br />

Environnement Durable, Banque Mondiale<br />

10h30-10h45: Pause café<br />

10h45-13h00 Session II. Adaptation : Une meilleure planification du changement climatique par<br />

« l’écologisation » du DSRP ?<br />

Les effets néfastes du changement climatique se font ressentir clairement parmi nos pays partenaires et vont<br />

sans aucun doute s’aggraver dans le futur. L’adaptation à cette évolution négative est cruciale pour le développement<br />

durable des ces pays. Ceci concerne les secteurs les plus divers : infrastructure, agriculture, santé publique,<br />

etc. Les pays donateurs ont une responsabilité dans l’aide apportée à leurs partenaires en matière de planification<br />

des effets des changements climatiques et de l’évolution vers des modèles de développement plus durables. Ceci<br />

nécessite d’importants efforts sur le plan de la construction de capacités de production, de l’assistance technique<br />

et de la transmission des connaissances. Un concept important en cette matière : l’écologisation des instruments<br />

de développement, tels que les DSRP.<br />

Modérateur :<br />

Orateurs :<br />

Prof. J-P <strong>van</strong> <strong>Ypersele</strong>, vice-président du GT II du GIEC, UCL<br />

- Bernard Petit, Directeur Général adjoint, DG Développement, Commission<br />

européenne<br />

- Veerle Vandeweerd, Directrice, Groupe Energie et Environnement, PNUD<br />

- Neil Leary, Directeur adjoint ff., START<br />

- Madeleen Helmer, Directrice, Red Cross/Red Crescent Climate Centre<br />

13h-14h30:<br />

Déjeuner


74 – De klimaatveranderingen het Belgisch beleid <strong>van</strong> ontwikkelingssamenwerking<br />

14h30-15h45: Session III. Mitigation : Augmentation des capacités d’absorption de gaz à effets de<br />

serre dans les pays en développement. Nouveau défi pour la coopération au développement ?<br />

Les pays partenaires de la Coopération au Développement Belge ont jusqu’ici un niveau faible d’émission de gaz à<br />

effets de serre. De là leur intérêt pour le développement, la sécurisation et l’augmentation de la biomasse. Une<br />

agriculture et une politique forestière durables jouent un rôle essentiel dans la sécurisation de la chaîne alimentaire<br />

et dans la lutte contre la pauvreté, tout en contribuant de manière significative à l’amélioration de la capacité<br />

d’absorption des gaz à effets de serre par la lutte contre la déforestation et la détérioration du sol, le reboisement.<br />

Au-delà de la biomasse, le développement durable des ces pays est essentiel pour le contrôle global des<br />

émissions.<br />

Modérateur :<br />

Orateurs :<br />

Prof. J-P. <strong>van</strong> <strong>Ypersele</strong>, vice-président du GT II du GIEC, UCL<br />

- Geoffroy De Schutter, Directeur de Programme, WWF<br />

- Prof. Bernard Mazijn, Président du Centre de Développement Durable,<br />

Université de Gent<br />

- Pépin Tchouate, chargé de recherche, UCL<br />

15h45-16h00 : Pause café<br />

16h00-17h30 : Session IV. Vers une Coopération au Développement Belge sensible au climat.<br />

La politique dans différents secteurs doit également tenir compte de l’impact du changement climatique ; en d’autres<br />

mots, les initiatives futures doivent en anticiper les effets négatifs éventuels. C’est dans ce contexte que le<br />

concept de « climate proofing » est utilisé. Différentes pistes peuvent être abordées dans le cadre de la Loi sur la<br />

Coopération Internationale du 25 mai 1999, telles que le « mainstreaming » du changement climatique au sein de<br />

la DGCD et le « climate-proofing » des programmes iindicatifs de coopération (DGCD/CTB)<br />

Modérateur:<br />

Orateurs:<br />

Jan De Smedt, Secrétaire, Conseil Fédéral du Développement Durable<br />

- Paul Hassing, vice-président OCDE CAD-ENVIRONET, Ministère des<br />

Affaires Etrangères des Pays-Bas<br />

- Prof. Luc Hens, Département d’écologie humaine, VUB<br />

- Claude Croizer, Coopération Technique Belge<br />

17h30-18h00<br />

Session de clôture : Résumé et conclusions<br />

En présence de S.A.R la Princesse Astrid de Belgique<br />

Orateurs : - Charles Michel, Ministre de la Coopération au Développement<br />

- Prof. J-P. <strong>van</strong> <strong>Ypersele</strong>, vice-président du GT II du GIEC, UCL


Bijlagen- 75<br />

CONFERENTIE<br />

DE KLIMAATSVERANDERING, EEN NIEUWE UITDAGING<br />

VOOR ONTWIKKELINGSSAMENWERKING?<br />

Klimaatsverandering vereist dringende actie. We moeten gevaarlijke verdere klimaatsverandering tegengaan door<br />

het controleren <strong>van</strong> de hoeveelheid broeikasgassen in de atmosfeer (“mitigation”). We moeten ons ook aanpassen<br />

aan de negatieve gevolgen <strong>van</strong> de huidige en toekomstige klimaatsverandering (“adaptation”). Hoewel de<br />

arme en meest kwetsbare er het minst verantwoordelijk voor zijn, worden precies die landen het eerst en het<br />

hardst getroffen door directe klimaatsverandering (stijging <strong>van</strong> de gemiddelde temperatuur en zeespiegel, meer<br />

extreme weersomstandigheden) en haar gevolgen voor de biodiversiteit, de bodemaftakeling, de voedselzekerheid,<br />

de volksgezondheid, de armoede.<br />

Klimaatsverandering heeft ook een directe impact op de duurzaamheid <strong>van</strong> de ontwikkelingsacties. Volgens een<br />

studie <strong>van</strong> de Wereldbank is 55 % <strong>van</strong> hun projecten klimaatgevoelig, en loopt niet minder dan 25 % er<strong>van</strong> een<br />

substantieel risico om door de nadelige gevolgen <strong>van</strong> de klimaatsverandering aangetast te worden. Nochtans<br />

wordt slecht 2 % <strong>van</strong> hun projecten op klimaatgevoeligheid getoetst.<br />

Ontwikkelingssamenwerking staat bijgevolg voor belangrijke uitdagingen. De ont<strong>van</strong>gende landen moeten geholpen<br />

worden bij hun inspanningen op het vlak <strong>van</strong> mitigation en adaptation. Een klimaatgevoelig ontwikkelingsbeleid<br />

moet tevens de toekomstige investeringen vrijwaren <strong>van</strong> aftakeling door de huidige en toekomstige klimaatsverandering.<br />

De conferentie moet een brede gedachtewisseling toelaten rond deze thema’s en uitmonden in concrete voorstellen.<br />

Professor J.-P. <strong>van</strong> <strong>Ypersele</strong> (UCL), vice-voorzitter <strong>van</strong> de IPCC (Intergovernmental Panel on Climate Change)<br />

WGII, zal de conferentie modereren en de inputs <strong>van</strong> deze conferentie mee verwerken in een voorstel <strong>van</strong> beleid<br />

ter attentie <strong>van</strong> de Minister <strong>van</strong> Ontwikkelingssamenwerking.


76 – De klimaatveranderingen het Belgisch beleid <strong>van</strong> ontwikkelingssamenwerking<br />

DE KLIMAATSVERANDERING, EEN NIEUWE UITDAGING VOOR ONTWIKKELINGSSAMENWERKING?<br />

8u15-9u00:<br />

Onthaal en koffie<br />

9u00-9u30:<br />

Openingszitting<br />

In aanwezigheid <strong>van</strong> H.K.H Prinses Astrid <strong>van</strong> Belgïe<br />

Sprekers:<br />

- Charles Michel, Minister <strong>van</strong> Ontwikkelingssamenwerking<br />

- Prof. J.-P. <strong>van</strong> <strong>Ypersele</strong>, vice-voorzitter <strong>van</strong> de IPCC WGII, UCL<br />

9u30-10u30: Sessie I: Probleemstelling: Uitdagingen voor een meer klimaatgevoelige ontwikkelingssamenwerking.<br />

In aanwezigheid <strong>van</strong> H.K.H Prinses Astrid <strong>van</strong> Belgïe<br />

Ontwikkelingssamenwerking staat voor belangrijke uitdagingen. De ont<strong>van</strong>gende landen moeten geholpen worden<br />

bij hun inspanningen op het vlak <strong>van</strong> mitigation en adaptation. Een klimaatgevoelig ontwikkelingsbeleid moet<br />

tevens de toekomstige investeringen beschermen tegen negatieve effecten <strong>van</strong> de huidige en toekomstige klimaatsverandering.<br />

Moderator:<br />

Sprekers:<br />

Jan Grauls, Voorzitter FOD <strong>Buitenlandse</strong> <strong>Zaken</strong>, <strong>Buitenlandse</strong> Handel en Ontwikkelingssamenwerking<br />

- Cecilia Ugaz, Deputy Director, Human Development Report Office, UNDP<br />

- Shardul Agrawala, Principal Economist, Environment Directorate, OESO<br />

- Patricia Bliss-Guest, Lead Partnership Specialist, Sustainable<br />

Development Network, Wereldbank<br />

10u30-10u45<br />

koffie<br />

10u45-13u00: Sessie II: Adaptation : Betere plannen voor klimaatsverandering door “greening of<br />

the PRSP”?<br />

De nadelige gevolgen <strong>van</strong> de klimaatsverandering laten zich nu al duidelijk voelen in onze partnerlanden en zullen<br />

enkel nog verergeren. Aanpassing aan deze negatieve gevolgen is cruciaal voor een duurzame ontwikkeling <strong>van</strong><br />

deze landen. Het heeft immers te maken met de meest uiteenlopende sectoren: infrastructuur, landbouw, volksgezondheid,<br />

etc. Donoren hebben een verantwoordelijkheid hun partners bij te staan in het ontwikkelen <strong>van</strong> een<br />

betere planning om deze klimaatsveranderingen te anticiperen en te evolueren naar meer duurzame ontwikkelingsmodellen.<br />

Dit vereist inspanningen op het vlak <strong>van</strong> capaciteitsopbouw, technische assistentie en know how.<br />

Belangrijk hierbij is het concept <strong>van</strong> het vergroenen <strong>van</strong> de ontwikkelingsinstrumenten, zoals de PRSP’s.<br />

Moderator:<br />

Sprekers:<br />

Prof. J.-P. <strong>van</strong> <strong>Ypersele</strong>, vice-voorzitter <strong>van</strong> de IPCC WGII, UCL<br />

- Bernard Petit, Deputy Director General, DG Ontwikkelingssamenwerking,<br />

Europese Commissie<br />

- Veerle Vandeweerd, Director, Environment & Energy Group, UNDP<br />

- Neil Leary, Deputy Director (acting), START<br />

- Madeleen Helmer, Head, Red Cross/Red Crescent Climate Centre<br />

13u00-14u30: lunch


Bijlagen- 77<br />

14u30-15u45: Sessie III: Mitigation: verhoogde absorptiecapaciteit <strong>van</strong> broeikasgassen in ontwikkelingslanden.<br />

Nieuwe uitdagingen voor Ontwikkelingssamenwerking?<br />

De partnerlanden <strong>van</strong> de Belgische Ontwikkelingssamenwerking hebben tot op heden een lage uitstoot <strong>van</strong> broeikasgassen.<br />

Daardoor vinden ze de meeste baat bij het ontwikkelen, het veilig stellen en het verhogen <strong>van</strong> hun<br />

biomassa. Duurzame land- en bosbouw spelen een grote rol in voedselzekerheid en armoedebestrijding, en dragen<br />

in belangrijke mate bij tot het behouden/verhogen <strong>van</strong> de absorptiecapaciteit <strong>van</strong> broeikasgassen door het<br />

voorkomen <strong>van</strong> ontbossing, het bebossen/herbebossen, en het bestrijden <strong>van</strong> bodemaftakeling. Biomassa is echter<br />

niet het enige verhaal. Om de globale emissies op lange termijn onder controle te krijgen zal de groei <strong>van</strong><br />

deze landen ook duurzamer moeten worden.<br />

Moderator:<br />

Sprekers:<br />

Prof. J.-P. <strong>van</strong> <strong>Ypersele</strong>, vice-voorzitter <strong>van</strong> de IPCC WGII, UCL<br />

- Geoffroy De Schutter, Programma Director, WWF<br />

- Prof. Bernard Mazijn, Voorzitter <strong>van</strong> het Centrum voor Duurzame<br />

Ontwikkeling, Universiteit Gent<br />

- Pépin Tchouate, Onderzoeker, UCL<br />

15u45-16u00: koffie<br />

16u00-17u30: Sessie IV: Naar een klimaatbestendige Belgische Ontwikkelingssamenwerking.<br />

Het beleid voor de verschillende sectoren moet ook rekening houden met de invloed <strong>van</strong> de klimaatsverandering,<br />

m.a.w. dat toekomstige interventies moeten trachten te anticiperen op mogelijke nadelige gevolgen. In deze context<br />

wordt het concept “climate proofing” gebruikt. Binnen de context <strong>van</strong> de Wet op de Internationale Samenwerking<br />

<strong>van</strong> 25 mei 1999, kunnen verschillende pistes ontwikkeld worden zoals het mainstreamen <strong>van</strong> klimaatsverandering<br />

binnen DGOS en het “climate-proofen” <strong>van</strong> de indicatieve samenwerkingsprogramma’s (DGOS/BTC)<br />

Moderator:<br />

Sprekers:<br />

Jan De Smedt, Secretaris, Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling<br />

- Paul Hassing, medevoorzitter <strong>van</strong> OESO DAC ENVIRONET, Ministerie <strong>van</strong><br />

<strong>Buitenlandse</strong> <strong>Zaken</strong>, Nederland<br />

- Prof. Luc Hens, Gewoon hoogleraar, Vakgroep Menselijke Ecologie, VUB<br />

- Claude Croizer, Belgische Technische Coöperatie<br />

17u30-18u00: Slotsessie: Samenvatting en conclusies.<br />

In aanwezigheid <strong>van</strong> H.K.H Prinses Astrid <strong>van</strong> Belgïe<br />

Sprekers:<br />

- Charles Michel, Minister <strong>van</strong> Ontwikkelingssamenwerking<br />

- Prof. J.-P. <strong>van</strong> <strong>Ypersele</strong>, vice-voorzitter <strong>van</strong> de IPCC WGII, UCL


78 – De klimaatveranderingen het Belgisch beleid <strong>van</strong> ontwikkelingssamenwerking<br />

In collaboration with the Federal Council for Sustainable Development<br />

Avec le concours du Conseil Fédéral pour le Développement Durable<br />

Met de medewerking <strong>van</strong> de Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling


Versie : 30 october 2008<br />

Bijlagen- 79

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!