Jean-Pascal van Ypersele - Buitenlandse Zaken - Belgium
Jean-Pascal van Ypersele - Buitenlandse Zaken - Belgium
Jean-Pascal van Ypersele - Buitenlandse Zaken - Belgium
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
FOD <strong>Buitenlandse</strong> <strong>Zaken</strong>,<br />
<strong>Buitenlandse</strong> Handel en<br />
Ontwikkelingssamenwerking<br />
DGOS<br />
www.dgos.be<br />
Klimaatverandering en het Belgische<br />
ontwikkelingssamenwerkingsbeleid:<br />
uitdagingen en mogelijkheden<br />
<strong>Jean</strong>-<strong>Pascal</strong> <strong>van</strong> YPERSELE<br />
Institut d’astronomie et de géophysique Georges Lemaître<br />
Université catholique de Louvain, <strong>Belgium</strong><br />
Oktober 2008<br />
Rapport gerealiseerd op vraag <strong>van</strong> de heer Charles MICHEL,<br />
Minister <strong>van</strong> Ontwikkelingssamenwerking<br />
Institut d’astronomie et<br />
géophysique G. Lemaître,<br />
Université catholique<br />
de Louvain<br />
Dit rapport kan <strong>van</strong> www.dgdc.be and www.climate.be/<strong>van</strong>yp worden gedownload<br />
www.climate.be
De originele versie <strong>van</strong> dit rapport werd in het Frans geschreven ("Les changements climatiques<br />
et la politique belge de coopération au développement: défis et opportunités")<br />
en is ook beschikbaar op www.dgcd.be en www.climate.be/<strong>van</strong>yp.
Dit rapport is gewijd aan de miljoenen "medehuurders" <strong>van</strong> deze kleine planeet,<br />
<strong>van</strong> wie de levensomstandigheden, en soms het leven zelf, bedreigd worden<br />
door de klimaatveranderingen, terwijl zijzelf net het minst verantwoordelijk zijn<br />
voor de vervuilende uitstoot die deze veranderingen veroorzaakt.<br />
"De plantage is erg groot, er zijn veel handen nodig om het onkruid te wieden".<br />
(Afrikaans spreekwoord) 1<br />
1<br />
Geciteerd door Pépin Tchouate op de Conferentie <strong>van</strong> 7 maart 2008; vertaald <strong>van</strong> het frans: "La plantation est très<br />
grande, pour la défricher, il faut beaucoup de mains".
Dankwoord<br />
Mijn dank gaat in de allereerste plaats uit naar de heer Charles Michel, Belgisch Minister<br />
<strong>van</strong> Ontwikkelingssamenwerking. Enkele weken nadat hij zijn functie als minister<br />
had opgenomen, wenste hij een grondige denkoefening over de uitdagingen die de<br />
klimaatveranderingen voor de ontwikkelingssamenwerking met zich brengen. De eerste<br />
stap in deze denkoefening was het internationale symposium 2 dat door de Ontwikkelingssamenwerking<br />
werd georganiseerd in samenwerking met de Federale Raad<br />
voor Duurzame Ontwikkeling: "De klimaatverandering, een nieuwe uitdaging voor de<br />
ontwikkelingssamenwerking?". Dit symposium vond op 7 maart 2008 plaats in het<br />
Egmontpaleis, onder het erevoorzitterschap <strong>van</strong> HKH Prinses Astrid. Alle sprekers,<br />
maar ook vele anderen, hebben bijgedragen aan het succes <strong>van</strong> deze dag, die bijna 250<br />
Belgische en internationale deelnemers samenbracht. Ze verdienen allemaal onze erkentelijkheid,<br />
maar ik zou inzonderheid de dame willen bedanken die er wellicht het<br />
meest heeft aan bijgedragen: mevrouw Marie Cherchari, lid <strong>van</strong> het kabinet <strong>van</strong> de<br />
Minister <strong>van</strong> Ontwikkelingssamenwerking. De tekst <strong>van</strong> dit rapport vloeit voort uit de<br />
besprekingen <strong>van</strong> 7 maart, maar ook uit de reeks schriftelijke bijdragen die ik achteraf<br />
mocht ont<strong>van</strong>gen. Ik wens de – soms discrete – auteurs er<strong>van</strong> eveneens te danken.<br />
Hoewel ik geen specialist in ontwikkelingssamenwerking ben (het onderwerp heeft me<br />
anders wel steeds geboeid), heb ik erg veel gehad aan de constructieve opmerkingen<br />
<strong>van</strong> de mensen die de voorafgaande versies <strong>van</strong> deze tekst hebben willen herlezen.<br />
Mijn dank gaat ook uit naar deze aandachtige lezers. Ik heb geprobeerd optimaal rekening<br />
te houden met hun opmerkingen, maar ik neem de volledige verantwoordelijkheid<br />
voor de inhoud <strong>van</strong> dit rapport op mezelf, met alle kwaliteiten en gebreken die<br />
het vertoont. Tenslotte zou ik mijn trouw team medewerkers <strong>van</strong> het Institut d’astronomie<br />
et de géophysique Georges Lemaître <strong>van</strong> de Université catholique de Louvain<br />
willen bedanken: Philippe Marbaix, Ben Matthews en Andrew Ferrone, zonder wie ik<br />
niet de helft zou kunnen doen <strong>van</strong> wat ik doe.<br />
<strong>Jean</strong>-<strong>Pascal</strong> <strong>van</strong> <strong>Ypersele</strong><br />
(<strong>van</strong>yp@climate.be voor alle opmerkingen of suggesties)<br />
Hoogleraar aan de Université catholique de Louvain 3<br />
Ondervoorzitter <strong>van</strong> de IPCC 4<br />
Voorzitter <strong>van</strong> de werkgroep "Energie en klimaat" <strong>van</strong> de FRDO 5<br />
2<br />
Zie het programma in bijlage<br />
3<br />
Institut d’astronomie et de géophysique Georges Lemaître, Université catholique de Louvain, www.climate.be/<strong>van</strong>yp<br />
4<br />
IPCC, de Intergouvernementele Groep Deskundigen over de Klimaatverandering (www.ipcc.ch)<br />
5<br />
Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling, www.frdo.be
Inhoud<br />
SAMENVATTING .............................................................................................................................................. 9<br />
I. KLIMAATVERANDERINGEN EN MENSELIJKE ONTWIKKELING .................................................... 13<br />
I.1 De door de mens veroorzaakte klimaatverandering: een realiteit .......................................................... 13<br />
I.2 Projecties voor de 21ste eeuw ................................................................................................................. 14<br />
I.3 Impact op de menselijke ontwikkeling ................................................................................................... 16<br />
I.4 Twee antwoorden: matiging en aanpassing ............................................................................................. 20<br />
II. KLIMAATVERANDERINGEN EN ONTWIKKELINGSLANDEN ......................................................... 23<br />
2.1. Het Noorden als grote verantwoordelijke, het Zuiden als belangrijkste slachtoffer ............................. 23<br />
2.1.1. Impacts in Afrika, Azië, Latijns-Amerika ................................................................................ 23<br />
2.1.2. De meest getroffen sectoren, systemen en regio's ................................................................... 24<br />
2.2. Risico' op menselijke catastrofen en bedreigingen voor de vrede ........................................................ 25<br />
2.2.1. Rampen .................................................................................................................................... 25<br />
2.2.2. Gewapende conflicten ............................................................................................................. 25<br />
2.3. De Millenniumdoelstellingen, ontwikkeling en specifieke behoeften <strong>van</strong> de ontwikkelingslanden .... 26<br />
2.3.1. 2015 en erna ............................................................................................................................. 26<br />
2.3.2. Het standpunt <strong>van</strong> de ontwikkelingslanden ............................................................................. 26<br />
2.4. Het antwoord <strong>van</strong> de internationale gemeenschap ................................................................................ 27<br />
2.4.1. Matiging en aanpassing ............................................................................................................ 27<br />
2.4.2. Minder uitstoot en meer absorptie ........................................................................................... 27<br />
2.5. Belangrijkste instrumenten en fondsen ................................................................................................. 28<br />
2.6. Tussenbalans ......................................................................................................................................... 31<br />
III. ONTWIKKELINGSSAMENWERKING DIE REKENING HOUDT MET DE<br />
KLIMAATVERANDERINGEN ...................................................................................................................... 33<br />
3.1. Interacties tussen klimaatveranderingen en ontwikkeling ..................................................................... 33<br />
3.1.1. Drie soorten interacties ............................................................................................................ 33<br />
3.1.2. De doeltreffendheid <strong>van</strong> de hulp wordt bedreigd .................................................................... 34<br />
3.1.3. De perverse effecten <strong>van</strong> bepaalde vormen <strong>van</strong> matiging in het Noorden beperken .............. 34<br />
3.2. Integratie: noodzaak, principes, draagwijdte en specifieke kenmerken ................................................ 35<br />
3.3. Vertragingen en belemmeringen voor de integratie .............................................................................. 37<br />
3.4. Algemene voorwaarden voor integratie ................................................................................................ 38<br />
3.5. Tien pistes voor integratie ..................................................................................................................... 40<br />
3.6 Grenzen <strong>van</strong> integratie ........................................................................................................................... 42<br />
IV. DE BELGISCHE SAMENWERKING EN DE KLIMAATVERANDERINGEN ..................................... 45<br />
4.1. Stand <strong>van</strong> zaken .................................................................................................................................... 45<br />
4.2. Eerste benadering <strong>van</strong> de specifieke gevoeligheid <strong>van</strong> de Belgische samenwerking ........................... 47<br />
4.3. Moeilijkheden, obstakels en specifieke troeven <strong>van</strong> integratie ............................................................. 50<br />
V. AANBEVELINGEN OM DE KLIMAATKWESTIE IN HET BELGISCHE BELEID VOOR<br />
ONTWIKKELINGSSAMENWERKING TE INTEGREREN ......................................................................... 53<br />
BIBLIOGRAFIE ............................................................................................................................................... 61<br />
BIJLAGE 1: ADVIES VAN DE FRDO OVER DE FLEXIBILITEITSMECHANISMEN VAN HET<br />
KYOTOPROTOCOL ........................................................................................................................................ 67<br />
BIJLAGE 2: PROGRAMMA VAN DE CONFERENTIE VAN 7 MAART 2008 ........................................... 68
Samenvatting - 9<br />
SAMENVATTING<br />
Waar de ontwikkelde landen voor het grootste stuk verantwoordelijk zijn voor de opwarming<br />
<strong>van</strong> de aarde, zijn het de ontwikkelingslanden die er het meest de effecten <strong>van</strong> ondervinden<br />
en de minste middelen hebben om zich aan te passen. Dat is "de fundamentele<br />
onrechtvaardigheid <strong>van</strong> de klimaatveranderingen".<br />
Het antwoord op de klimaatveranderingen is een combinatie <strong>van</strong> matiging 6 en aanpassing.<br />
Vanuit het oogpunt <strong>van</strong> de ontwikkelingslanden heeft matiging een negatieve invloed op<br />
de effectieve uitoefening <strong>van</strong> het recht op ontwikkeling. Niettemin is in talrijke landen de<br />
gevoeligheid voor klimaatveranderingen zo groot dat een aanpassing ook de ontwikkeling<br />
beïnvloedt.<br />
Aangezien aanpassing een kwestie <strong>van</strong> ontwikkeling is, zal het beleid dat een antwoord<br />
zoekt op de uitdaging <strong>van</strong> de klimaatveranderingen het best tot stand komen binnen het<br />
kader <strong>van</strong> ontwikkelingsactiviteiten. Die integratie is noodzakelijk wil men dat het antwoord<br />
op de klimaatveranderingen aansluit op de doelstellingen <strong>van</strong> een menselijke ontwikkeling,<br />
in het bijzonder de vermindering <strong>van</strong> armoede.<br />
Men onderscheidt drie soorten interactie tussen ontwikkeling en klimaatveranderingen: (i)<br />
de impact <strong>van</strong> klimaatveranderingen op ontwikkelingsprojecten; (ii) de impact <strong>van</strong> projecten<br />
op de klimaatveranderingen; (iii) de impact <strong>van</strong> projecten op de kwetsbaarheid <strong>van</strong><br />
bevolkingsgroepen en/of ecosystemen voor klimaatveranderingen. De combinatie er<strong>van</strong><br />
kan de doeltreffendheid <strong>van</strong> de ontwikkelingshulp aanzienlijk beperken. Niettemin is<br />
ontwikkeling ook een sleutelelement om de kwetsbaarheid terug te schroeven.<br />
De kwetsbaarheid wordt bepaald door een reeks factoren en moet dus worden gezien als<br />
een dynamisch proces, sterk bepaald door de specifieke context. Er bestaat geen "recept"<br />
voor aanpassing. Aanpassing kan immers niet worden herleid tot ontwikkeling op het vlak<br />
<strong>van</strong> infrastructuur.<br />
Op internationaal vlak stellen we vast dat de integratie <strong>van</strong> de aanpassing in de ontwikkelingssamenwerking<br />
overal vertraging oploopt. Om dit te verhelpen, is een sterke beleidsovertuiging<br />
op hoog niveau vereist. Op het niveau <strong>van</strong> ontwikkelingsinstanties, stelt het<br />
rapport een lijst op <strong>van</strong> specifieke procedures en instrumenten die moeten worden aangewend.<br />
De integratie stoot op de beperkingen <strong>van</strong> de beschikbare financiële enveloppen. Om te<br />
vermijden dat de ontwikkelingsdoelstellingen in gevaar worden gebracht, lijkt het noodzakelijk<br />
om het principe vervuiler-betaler te onderschrijven en dus op substantiële wijze<br />
de rijkdommen op wereldschaal te herverdelen. Dit pleit in het voordeel <strong>van</strong> een nieuwe<br />
internationale architectuur <strong>van</strong> de samenwerking, in het bijzonder de multilaterale ("less<br />
funds, more funding" om het met de beeldspraak <strong>van</strong> de Uitvoerende Secretaris <strong>van</strong> het<br />
Klimaatverdrag te zeggen).<br />
Op Belgisch niveau kan men vaststellen dat de ontwikkelingssamenwerking gelijkaardige<br />
tendensen vertoont als die welke internationaal worden waargenomen: onderschatting <strong>van</strong><br />
het probleem, gebrek aan aandacht voor de noden op het gebied <strong>van</strong> de aanpassing, me-<br />
6<br />
"Matiging" is de officiële vertaling <strong>van</strong> het Engelse word “mitigation”. Matiging betekent dat<br />
men een beleid realiseert dat gericht is op de vermindering <strong>van</strong> de uitstoot <strong>van</strong> broeikasgassen en<br />
de bevordering <strong>van</strong> koolstofdioxideopslag.
10 – De klimaatveranderingen en het Belgisch beleid <strong>van</strong> ontwikkelingssamenwerking<br />
thodologische moeilijkheid om de integratie te ontwerpen binnen de bestaande politiek en<br />
procedures.<br />
Een eerste benadering <strong>van</strong> de Belgische Coöperatie toont een redelijk ernstig risico, aangezien<br />
71% <strong>van</strong> de projecten behoren tot sectoren die op directe wijze gevoelig zijn voor<br />
klimaatveranderingen. Een eerste analyse <strong>van</strong> de 18 partnerlanden wijst in de richting <strong>van</strong><br />
vijf conclusies: (i) de aanpassingshulp zou de belangrijkste dimensie <strong>van</strong> integratie <strong>van</strong> de<br />
klimaatproblematiek in het Belgisch ontwikkelingsbeleid moeten uitmaken; (ii) in de<br />
meeste landen zijn de behoeftes enorm en interfereren ze nauw met de agenda <strong>van</strong> een<br />
menselijke ontwikkeling; (iii) voor meer dan de helft <strong>van</strong> de landen riskeren de klimaatveranderingen<br />
grote negatieve gevolgen te hebben voor het rendement <strong>van</strong> de landbouw<br />
en dus voor de voedselzekerheid; (iv) het is mogelijk om ook de matigingsstrategieën<br />
(reductie <strong>van</strong> uitstoot) in de ontwikkelingslanden aan te moedigen, maar onder de partners<br />
<strong>van</strong> de Belgische Coöperatie is er slechts één enkel land (Zuid-Afrika) dat op vlak<br />
<strong>van</strong> klimaat significante acties kan ondernemen; (v) vijf landen beschikken over bosgebieden<br />
waar<strong>van</strong> het behoud kan leiden tot matiging, doch slechts onder bepaalde voorwaarden<br />
en binnen bepaalde limieten.<br />
De integratie <strong>van</strong> het klimaatbeleid in de Belgische Coöperatie zou op twee specifieke<br />
moeilijkheden kunnen stoten: het gebrek aan capaciteit in de partnerlanden en het gebrek<br />
aan personeel op Belgisch niveau. Zonder een significante verbetering op dit laatste niveau,<br />
lijkt het onmogelijk dat de Belgische Coöperatie een doorbraak bereikt op het vlak<br />
<strong>van</strong> de integratie <strong>van</strong> de klimaatkwestie.<br />
Het rapport formuleert ter conclusie 13 aanbevelingen:<br />
1) Vertrekken <strong>van</strong> een precieze diagnose. De strategienota leefmilieu <strong>van</strong> DGOS moet<br />
geherformuleerd worden om de prioriteit "klimaat" te definiëren als een transversale prioriteit<br />
binnen de transversale thematiek <strong>van</strong> het milieu, terwijl men er op toeziet dat rekening<br />
wordt gehouden met de andere problemen (voedselzekerheid, biodiversiteit, verwoestijning,…).<br />
2) Een duidelijk beleidskader uitstippelen voor de integratie. In de context <strong>van</strong> de<br />
ecologische schuld, moeten matiging, aanpassing en capaciteitsopbouw als volgt worden<br />
georganiseerd: maximale matiging voor ontwikkelde landen, maximale betrokkenheid<br />
<strong>van</strong> ontwikkelde landen bij de aanpassing <strong>van</strong> ontwikkelingslanden en bij de capaciteitsopbouw<br />
in deze landen op beide vlakken, teneinde het deze landen mogelijk te maken<br />
om zich op hun "eigen" manier te ontwikkelen.<br />
3) De hoofdlijnen <strong>van</strong> de integratie hiërarchisch opbouwen. In het Belgische geval in<br />
het bijzonder, is er reden om aanpassing te beschouwen als de prioritaire hoofdlijn op de<br />
korte en op de lange termijn. Het belangrijkste terrein <strong>van</strong> die integratie is de snelle verbetering<br />
<strong>van</strong> de bestaande samenwerking binnen het kader <strong>van</strong> bestaande projecten en<br />
structuren. In de meeste partnerlanden <strong>van</strong> de Belgische Coöperatie sluiten de matigingsprojecten<br />
door vermindering <strong>van</strong> uitstoot aan op een andere tijdelijkheid, op de korte en<br />
de lange termijn. De matigingsprojecten door middel <strong>van</strong> koolstofdioxideopslag en door<br />
de toevlucht tot energetische landbouw vereisen een specifieke benadering (cf. 5).<br />
4) Vooreerst meer belang hechten aan de aanpassing in bilaterale projecten. Onder<br />
voorbehoud <strong>van</strong> een slotanalyse <strong>van</strong> de specifieke interactie tussen de sociale, ecologische<br />
en economische impacts <strong>van</strong> de klimaatveranderingen per project, spitst de ontwik-
Samenvatting - 11<br />
kelingssamenwerking meer dan twee derden <strong>van</strong> de projecten toe op sectoren waar de<br />
klimaatveranderingen in staat zijn om de stand <strong>van</strong> zaken op de middellange termijn te<br />
veranderen: basisgezondheidszorg, basisinfrastructuur, landbouw en voedselzekerheid,<br />
versterking <strong>van</strong> de maatschappij.<br />
5) De projecten rond bosbescherming strikt omkaderen. Buiten de technische moeilijkheden<br />
(metrologie) impliceert de bescherming <strong>van</strong> bossen een reeks delicate bemiddelingen.<br />
Men moet steeds garanderen dat de financiële middelen die het behoud <strong>van</strong> de<br />
bossen in een goede gezondheid moeten belonen ook effectief ten goede komen aan de<br />
lokale bevolking die deze bewaken. De formule <strong>van</strong> de financiële compensatie voor milieudiensten<br />
lijkt in dat opzicht en onder bepaalde voorwaarden duidelijk te verkiezen<br />
boven een simpele uitwisseling <strong>van</strong> koolstofkredieten.<br />
6) De projecten <strong>van</strong> energetische landbouw strikt omkaderen. Vanuit het oogpunt <strong>van</strong><br />
de samenwerking voor een duurzame menselijke ontwikkeling, moeten de projecten <strong>van</strong><br />
energetische landbouw strikt onderworpen worden aan de veiligheidsgarantie, alsook aan<br />
de garantie <strong>van</strong> voedselsoevereiniteit. De projecten moeten worden omkaderd door precieze<br />
criteria, zoals de vermindering <strong>van</strong> armoede, de bescherming <strong>van</strong> de bodem en de<br />
bescherming <strong>van</strong> de biodiversiteit.<br />
7) De oorspronkelijke geest <strong>van</strong> het Clean Development Mechanism behouden. De<br />
toevlucht door de ontwikkelde landen tot koolstofkredieten moet complementair blijven<br />
aan de binnenlandse maatregels en het toegevoegde karakter moet worden gegarandeerd,<br />
evenals de bijdrage <strong>van</strong> de CDM-projecten aan een duurzame ontwikkeling <strong>van</strong> de gastlanden<br />
door een indijking <strong>van</strong> de armoede.<br />
8) Proefprojecten tot matiging lanceren in het domein <strong>van</strong> de energie. In een tweede<br />
fase <strong>van</strong> de integratie zou de Belgische Coöperatie kunnen bijdragen aan de eigen ontwikkeling<br />
<strong>van</strong> de partnerlanden door middel <strong>van</strong> proefprojecten of casestudies. Het zal<br />
nodig zijn om de middelen te concentreren in één of twee domeinen, gekozen in functie<br />
<strong>van</strong> de karakteristieken <strong>van</strong> de partners, met name de hulpsectoren en milieuprioriteiten.<br />
9) Binnen DGOS een cel "milieu-klimaat" creëren, belast met volgende taken:<br />
- een strategische visie ontwikkelen over de integratie <strong>van</strong> de klimaatveranderingen<br />
in het beleid <strong>van</strong> de ontwikkelingssamenwerking;<br />
- een specifieke opleiding verzekeren;<br />
- de samenwerking tussen de Coöperatie en de wetenschappelijke gemeenschap<br />
verbeteren;<br />
- kwaliteitsvolle en gebruiksvriendelijke, klimatologische informatie verschaffen;<br />
- uitwerken <strong>van</strong> middelen voor de milieu- en klimatologische screening <strong>van</strong><br />
bestaande en nieuwe projecten;<br />
- de uitwisseling <strong>van</strong> informatie en goede praktijken bevorderen;<br />
- complementariteiten zoeken met andere ontwikkelingsinstanties binnen de<br />
Europese Unie;<br />
- waken over de coherentie met het beleid dat wordt gevoerd op andere<br />
machtsniveaus en door andere departementen;<br />
- aanbevelingen formuleren om het geheel <strong>van</strong> de activiteiten <strong>van</strong> DGOS, BTC en<br />
het kabinet <strong>van</strong> Ontwikkelingssamenwerking "groener" te maken.
12 – De klimaatveranderingen en het Belgisch beleid <strong>van</strong> ontwikkelingssamenwerking<br />
10) De problematiek <strong>van</strong> de klimaatveranderingen introduceren in de contacten met<br />
de partners op alle niveaus. Het zou met name nuttig zijn dat meer vertegenwoordigers<br />
<strong>van</strong> de Ontwikkelingssamenwerking deelnemen aan internationale onderhandelingen over<br />
het klimaat en dat de Minister deelneemt aan het ministeriële segment <strong>van</strong> de Conferenties<br />
<strong>van</strong> de Partijen <strong>van</strong> het Raamverdrag over de klimaatveranderingen.<br />
11) Het budget <strong>van</strong> de ontwikkelingshulp verhogen. De klimatologische bedreiging<br />
<strong>van</strong> de ontwikkelingsagenda versterkt het belang <strong>van</strong> de ontwikkelde landen, inclusief<br />
België, om hun belofte na te komen en de ontwikkelingshulp te verhogen tot 0,7% <strong>van</strong><br />
het BNP.<br />
12) Bijdragen tot meer leesbaarheid, eenvoud en coherentie <strong>van</strong> de multilaterale financieringsinstrumenten<br />
<strong>van</strong> de strijd tegen de klimaatveranderingen. De vermenigvuldiging<br />
<strong>van</strong> de fondsen schaadt de transparantie en de doeltreffendheid <strong>van</strong> de ontwikkelingshulp<br />
en ondermijnt de toe-eigening door de partnerlanden <strong>van</strong> hun ontwikkelingsstrategieën<br />
("less funds, more funding" cf. supra). België zou het voorstel <strong>van</strong> de UNDP<br />
tot consolidatie in één enkel fonds moeten steunen en, in afwachting daar<strong>van</strong>, de deelname<br />
aan bestaande fondsen onderwerpen aan strikte voorwaarden, in overeenstemming<br />
met de principes <strong>van</strong> de Verklaring <strong>van</strong> Parijs.<br />
13) Aansluiten op het perspectief <strong>van</strong> een grondige herziening <strong>van</strong> de ontwikkelingssamenwerking.<br />
België moet zich op actieve wijze engageren ten voordele <strong>van</strong> het principe<br />
vervuiler-betaler en bijdragen aan de ontwikkeling <strong>van</strong> voorwaarden opdat ontwikkelde<br />
landen hun verplichtingen zouden nakomen door progressief nieuwe financieringsbronnen<br />
aan te spreken in overeenstemming met de behoeften. In dit opzicht zal het veilen<br />
<strong>van</strong> de uitstootquota’s <strong>van</strong> het ETS-systeem België binnenkort <strong>van</strong> belangrijke inkomsten<br />
voorzien. Het zou opportuun zijn minstens een deel daar<strong>van</strong> te besteden aan de<br />
financiering <strong>van</strong> echte duurzame ontwikkeling <strong>van</strong> de landen die het grootste slachtoffer<br />
zijn <strong>van</strong> de klimaatveranderingen.<br />
De rechtvaardiging en de details <strong>van</strong> de aanbevelingen bevinden zich in het rapport zelf.<br />
De verwezenlijking <strong>van</strong> deze aanbevelingen vergt politieke wil en budgettaire prioriteiten.<br />
Ik hoop dat dit rapport noodzaak en hoogdringendheid er<strong>van</strong> zal aantonen voor "Our<br />
Common Future" 7 .<br />
7<br />
De Engelse titel <strong>van</strong> het Rapport Brundtland (1987) dat duurzame ontwikkeling op de<br />
internationale politieke agenda heeft geplaatst.
Klimaatveranderingen en menselijke ontwikkeling - 13<br />
I. KLIMAATVERANDERINGEN EN MENSELIJKE ONTWIKKELING<br />
I.1 De door de mens veroorzaakte<br />
klimaatverandering: een realiteit<br />
Het beginsel <strong>van</strong> het broeikaseffect en <strong>van</strong> de versterking<br />
er<strong>van</strong> door de menselijke activiteit werd<br />
in de 19 de eeuw ontdekt. De belangrijkste kenmerken<br />
er<strong>van</strong> zijn ondertussen goed gekend, zoals<br />
blijkt uit de opeenvolgende rapporten <strong>van</strong> het<br />
IPCC, het Intergovermental Panel on Climate<br />
Change, dat in 1988 door de Verenigde Naties<br />
werd opgericht. De notie "broeikaseffect" heeft te<br />
maken met het feit dat de betrokken gassen ervoor<br />
zorgen dat de warmte die <strong>van</strong> de Zon afkomstig is<br />
in de buurt <strong>van</strong> het aardoppervlak wordt gehouden.<br />
Het gas met het grootste effect is kooldioxide<br />
(CO2), het resultaat <strong>van</strong> het gebruik <strong>van</strong> fossiele<br />
brandstoffen, gevolgd door methaan (CH4), stikstofhemioxide<br />
en fluorhoudende gassen. Het vierde<br />
evaluatierapport <strong>van</strong> het IPCC (2007) kwam<br />
tot de conclusie dat het grootste deel <strong>van</strong> de opwarming<br />
die sinds halfweg de 20 ste eeuw wordt<br />
vastgesteld zeer waarschijnlijk 8 te wijten is aan de<br />
vastgestelde stijging <strong>van</strong> de gasconcentraties met<br />
broeikaseffect <strong>van</strong> menselijke oorsprong.<br />
De belangrijkste oorzaak <strong>van</strong> de toegenomen<br />
CO2-concentratie is het gebruik <strong>van</strong> fossiele<br />
brandstoffen; maar een al even significante verklaring<br />
(ongeveer 20%) vindt men in het veranderende<br />
bodemgebruik, inclusief de ontbossing. CO2<br />
is immers een onvermijdelijke afvalstof <strong>van</strong> elke<br />
vorm <strong>van</strong> verbranding en nagenoeg de helft <strong>van</strong><br />
de uitgestoten hoeveelheden blijft ongeveer een<br />
eeuw lang in de atmosfeer; de andere helft wordt<br />
geabsorbeerd door de oceanen en de vegetatie<br />
(maar die geabsorbeerde fractie zal in de toekomst<br />
zeer waarschijnlijk afnemen). De waargenomen<br />
stijging <strong>van</strong> de CH4-concentratie is vooral afkomstig<br />
<strong>van</strong> de landbouw en <strong>van</strong> het gebruik <strong>van</strong> fossiele<br />
brandstoffen, en die <strong>van</strong> N2O is in hoofdzaak<br />
toe te schrijven aan de landbouw. Figuur 1 illustreert<br />
de sectorale spreiding <strong>van</strong> die broeikasgasbronnen<br />
op planetair vlak. De sectoren die de<br />
jongste decennia wereldwijd in de grootste mate<br />
hebben bijgedragen aan de toegenomen uitstoot<br />
zijn energielevering (vooral elektriciteit), transport<br />
en de industrie.<br />
Afval en afvalwater<br />
Energievoorziening<br />
Bosbouw<br />
Landbouw<br />
Industrie<br />
Figuur 1: Jaarlijkse globale uitstoot <strong>van</strong><br />
Transport<br />
Residentiële en<br />
commerciële bouw<br />
broeikasgassen <strong>van</strong> antropische oorsprong: aandeel<br />
<strong>van</strong> de verscheidene sectoren in de totale uitstoot <strong>van</strong><br />
broeikasgassen in 2007 in CO 2‐equivalente termen (het<br />
deel "Forestry" omvat de bosbouw en de ontbossing).<br />
(IPCC AR4 SYR)<br />
De hoeveelheden broeikasgassen per inwoner<br />
schommelen aanzienlijk <strong>van</strong> regio tot regio. Dat<br />
blijkt duidelijk uit figuur 2. In die figuur staat de<br />
oppervlakte <strong>van</strong> elk regionaal blokje in verhouding<br />
tot de totale uitstoot (uitstoot per inwoner x<br />
aantal inwoners). Tussen 1970 en 2004 is de uitstoot<br />
per inwoner in bepaalde zones (Afrika) gedaald<br />
en in andere zones (zoals China) toegenomen,<br />
maar de uitstoot <strong>van</strong> de meest geïndustrialiseerde<br />
landen is veel hoger gebleven. In 2004<br />
produceerden de landen die bedoeld zijn in bijlage<br />
I <strong>van</strong> het Raamverdrag <strong>van</strong> de Verenigde Naties<br />
over de Klimaatveranderingen (CCNUCC), waarbij<br />
de ontwikkelde landen goed waren voor 20%<br />
<strong>van</strong> de wereldbevolking, 57 % <strong>van</strong> het wereldwijd<br />
8<br />
Waarschijnlijkheid <strong>van</strong> meer dan 90%; <strong>van</strong>uit de wetenschap dat de bewijzen indirect zijn (men kan op het hele<br />
klimaatsysteem geen tegensprekelijke experimenten toepassen) is het normaal dat er geen 100% zekerheid bestaat.
14 – De klimaatveranderingen en het Belgisch beleid <strong>van</strong> ontwikkelingssamenwerking<br />
t CO2-equivalent / inwoner<br />
30<br />
20<br />
10<br />
30<br />
1970 2004<br />
20<br />
10<br />
India<br />
Afrika<br />
Andere landen <strong>van</strong> Azië<br />
China<br />
Midden Oosten<br />
Latijns-Amerika<br />
Oost-Europa<br />
Japan<br />
Rusland – Oekraïne – Belarus<br />
West-Europa<br />
Verenigde Staten<br />
Canada – Australië – Nieuw-Zeeland<br />
0<br />
0<br />
0 1 2 3 0 1 2 3 4 5 6<br />
Bevolking (in miljarden)<br />
Bevolking (in miljarden)<br />
Figuur 2: Regionale spreiding <strong>van</strong> de uitstoot <strong>van</strong> broeikasgassen per inwoner in 1970 en in 2004 (alle gassen,<br />
inclusief verandering <strong>van</strong> bodemgebruik) (verQcale as) en de bevolking (horizontale as) voor verschillende<br />
landengroepen. De oppervlakte <strong>van</strong> elk regionaal blokje staat in verhouding tot de totale uitstoot (uitstoot per<br />
inwoner x aantal inwoners). Bron: Java Climate Model en referenQes <strong>van</strong> dat model (JCM).<br />
binnenlands product (berekend overeenkomstig<br />
de koopkracht) en droegen zij voor 46 % bij aan<br />
de wereldwijde uitstoot <strong>van</strong> broeikasgassen GES<br />
(IPCC AR4). Ook al emitteren de zuidelijke landen<br />
<strong>van</strong>daag meer broeikasgassen dan de noordelijke<br />
landen, toch zullen de in de atmosfeer opgestapelde<br />
hoeveelheden nog lange tijd vooral afkomstig<br />
zijn <strong>van</strong> de "ontwikkelde" landen 9 . Het<br />
zijn immers de hoeveelheden die zich decennialang<br />
hebben opgestapeld die aan de oorsprong<br />
liggen <strong>van</strong> de opwarming <strong>van</strong> het klimaat, niet<br />
wat in een bepaald jaar wordt uitgestoten.<br />
I.2 Projec
Klimaatveranderingen en menselijke ontwikkeling - 15<br />
Figuur 3: RelaQeve neerslagveranderingen voor<br />
de periode 2090‐2099 vergeleken met<br />
1980‐1999, voor de zomer in het noordelijke<br />
halfrond (juni tot augustus). De waarden zijn<br />
aXomsQg <strong>van</strong> gemiddelden <strong>van</strong> verschillende<br />
modellen die gebaseerd zijn op het scenario A1B<br />
(zonder beleid dat gericht is op een vermindering<br />
<strong>van</strong> de uitstoot). De sQppelzones geven de<br />
regio's aan waar meer dan 90% <strong>van</strong> de modellen<br />
een overeenstemmend teken <strong>van</strong> verandering<br />
hebben. De wi[e zones zijn die waar meer dan<br />
een derde <strong>van</strong> de modellen divergeren over het<br />
teken <strong>van</strong> verandering. (Bron: IPCC ‐ AR4).<br />
de regionale spreiding <strong>van</strong> de neerslag. Dat wordt<br />
geïllustreerd in figuur 3. Hoewel het moeilijk is<br />
dergelijke regionale kenmerken te modelleren,<br />
dringen er zich conclusies op: heel wat subtropische<br />
streken en ook het Middellandse Zeegebied<br />
worden droger. Andere streken zullen jaarlijks<br />
gemiddeld meer regen krijgen; en omdat een<br />
warmere atmosfeer meer waterdamp kan bevatten,<br />
zullen de regenfenomenen vaak intenser worden,<br />
met meer risico's voor overstromingen.<br />
De stijging <strong>van</strong> de zeespiegel, als resultaat <strong>van</strong> de<br />
thermische uitzetting <strong>van</strong> de oceanen en het smelten<br />
<strong>van</strong> de continentale ijskap, zou in de loop <strong>van</strong><br />
deze eeuw gemiddeld 18 tot 59 cm bedragen. Er<br />
dient wel te worden aangestipt dat de bovengrens<br />
<strong>van</strong> dit bereik niet volledig rekening houdt met de<br />
onzekerheid over het ijs en dat ze dus waarschijnlijk<br />
onderschat wordt; men heeft recent namelijk<br />
een versnelling waargenomen <strong>van</strong> de versmelting<br />
<strong>van</strong> de continentale ijskap in Antarctica en Groenland.<br />
De stijging <strong>van</strong> de zeespiegel is op de lange<br />
termijn bepaald verontrustend, want na de uitstoot<br />
er<strong>van</strong> blijft een deel <strong>van</strong> de broeikasgassen eeuwenlang<br />
in de atmosfeer, waardoor de warmte de<br />
tijd krijgt om diep in de oceanen door te dringen<br />
en om het ijs te doen smelten. Dat kan tijdens de<br />
komende 100 jaar leiden tot een totale stijging<br />
<strong>van</strong> de zeespiegel met 5 tot 10 meter.<br />
Vele veranderingen die men voor deze eeuw had<br />
vooropgesteld beginnen nu al merkbaar te zijn in<br />
de klimaatregistraties. De gemiddelde globale<br />
opwarming die aan de oppervlakte is gemeten<br />
bedraagt 0.6°C in de 20 ste eeuw, met nog hogere<br />
waarden op de continenten en in de buurt <strong>van</strong> de<br />
polen. Het aantal warmtegolven neemt toe, alsook<br />
de verhouding geconcentreerde regenval, wat<br />
overstromingen bevordert. Het grootste deel <strong>van</strong><br />
de kleine continentale gletsjers smelt weg en dat<br />
geldt ook voor de ijskap in Groenland.<br />
De aanpassing aan de toekomstige klimaatomstandigheden<br />
mag echter niet alleen worden gefundeerd<br />
op een extrapolatie <strong>van</strong> voorbije veranderingen,<br />
vooral wanneer de beslissingen gevolgen<br />
hebben over vele tientallen jaren. Inderdaad,<br />
het kan gebeuren dat een lokaal klimaat over een<br />
relatief korte periode in het verleden is veranderd<br />
om redenen die zich niet zullen herhalen: de uitstoot<br />
<strong>van</strong> zwavelhoudende vervuilende stoffen in<br />
Europa tijdens de tweede helft <strong>van</strong> de 20 ste eeuw<br />
bijvoorbeeld, zal waarschijnlijk onrechtstreeks<br />
hebben bijgedragen aan de droogte in de Sahelgordel,<br />
zonder dat dit fenomeen zich in de toekomst<br />
zal herhalen als men weet welke inspanningen<br />
al werden ondernomen om de betrokken<br />
vervuilende stoffen te elimineren. De natuurlijke<br />
variabiliteit over een relatief korte tijdsperiode<br />
kan er ook voor helpen zorgen dat een evolutie uit<br />
het verleden haaks staat op een evolutie die voor<br />
de toekomst wordt verwacht. Daarom is een zo<br />
precies mogelijke kennis <strong>van</strong> de regionale evolutie<br />
als gevolg <strong>van</strong> de globale opwarming absoluut<br />
noodzakelijk en is het evenzeer noodzakelijk rekening<br />
te houden met onzekerheden. Hoewel bepaalde<br />
maatregelen (zware infrastructuren, bossen,...)<br />
effecten hebben die verder strekken dan<br />
halfweg de 21 ste eeuw, zullen de keuzes moeilijker<br />
worden door het feit dat, ook al mag men hopen
16 – De klimaatveranderingen en het Belgisch beleid <strong>van</strong> ontwikkelingssamenwerking<br />
dat er effectief een beperking <strong>van</strong> de wereldwijde<br />
uitstoot komt, men dit nu niet men zekerheid kan<br />
stellen.<br />
I.3 Impact op de menselijke ontwikkeling<br />
De tweede werkgroep <strong>van</strong> het IPCC evalueert de<br />
beschikbare wetenschappelijke informatie over de<br />
impact <strong>van</strong> de klimaatveranderingen op de ecosystemen,<br />
op de sociaaleconomische sectoren,<br />
inclusief de voedselketen en de waterbronnen, en<br />
op de menselijke gezondheid, en ook de mogelijke<br />
adaptatiemaatregelen. Hierna volgt een samenvatting<br />
<strong>van</strong> de huidige conclusies in die deelgebieden,<br />
vooral volgens het 4 de evaluatierapport<br />
(IPCC AR4 WGII, 2007). De lezer kan ook terecht<br />
bij LEARY et al. (2008a).<br />
Ecosystemen: het tempo waarin het klimaat opwarmt,<br />
gekoppeld aan de aanverwante drukelementen<br />
(overstromingen, droogte, branden, enz.)<br />
en aan andere elementen die op de ecosystemen<br />
wegen en gerelateerd zijn aan de menselijke activiteit,<br />
zal sneller verlopen dan het adaptatievermogen,<br />
en onder meer de natuurlijke migratiemogelijkheden,<br />
<strong>van</strong> bepaalde planten- en dierensoorten.<br />
Een gemiddelde opwarming <strong>van</strong> het aardoppervlak<br />
met meer dan 1,5 tot 2,5 °C boven de<br />
temperaturen die op het einde <strong>van</strong> de 20 ste eeuw<br />
werden geregistreerd en een toename <strong>van</strong> de CO2-<br />
uitstoot in de atmosfeer, zullen grote veranderingen<br />
met zich brengen in de structuur en de werking<br />
<strong>van</strong> de ecosystemen, in de ecologische interacties<br />
<strong>van</strong> de verschillende soorten en in hun verspreidingsgebieden,<br />
vaak ten nadele <strong>van</strong> de biodiversiteit<br />
en de goederen en diensten <strong>van</strong> de ecosystemen<br />
(zoals de watervoorraden en de beschikbaarheid<br />
<strong>van</strong> voedsel). Bij een dergelijk niveau<br />
<strong>van</strong> opwarming zal het risico op uitsterven<br />
<strong>van</strong> ongeveer 20 tot 30 % <strong>van</strong> de tot op heden<br />
bestudeerde planten- en dierensoorten waarschijnlijk<br />
nog toenemen; wanneer de temperatuur met<br />
ongeveer 4°C stijgt ten opzichte <strong>van</strong> 1990, kan<br />
40% <strong>van</strong> de soorten uitsterven.<br />
Voedselproductie: buiten de menselijke productiefactoren,<br />
wordt de voedselproductie vooral<br />
beïnvloed door de beschikbaarheid <strong>van</strong> water en<br />
<strong>van</strong> voedingsstoffen, en door de temperatuur. Een<br />
temperatuursstijging zou nieuwe mogelijkheden<br />
kunnen creëren voor de landbouw in gebieden die<br />
nu koud zijn, maar zal ook bijdragen aan het risico<br />
op een temperatuur- of waterstress in andere<br />
gebieden. Hoevedieren (vee, varkens en gevogelte)<br />
zijn allemaal gevoelig voor warmte en droogte.<br />
Ook bij een progressieve evolutie zullen de<br />
effecten <strong>van</strong> de veranderingen niet uniform zijn.<br />
Meestal kunnen gematigde luchtstreken en de<br />
poolstreken in bepaalde gevallen genieten <strong>van</strong> een<br />
toename <strong>van</strong> de landbouwproductie bij een matige<br />
globale opwarming (tot ongeveer 2° gemiddelde<br />
stijging ten opzichte <strong>van</strong> de temperatuur <strong>van</strong><br />
1990). In tropische en subtropische gebieden<br />
daarentegen – waar bepaalde culturen aanleunen<br />
tegen de warmtetolerantiegrens en waar de nietgeïrrigeerde<br />
landbouw <strong>van</strong> de droge streken overheerst<br />
– zou de productie dalen, ook wanneer de<br />
lokale temperatuur maar in geringe mate toeneemt<br />
(tussen 1 en 2°C). Bovendien is het adaptatievermogen<br />
<strong>van</strong> de minder ontwikkelde tropische landen<br />
beperkt door een gebrek aan financiële middelen.<br />
Het risico op opwarming dreigt dus de<br />
voedselongelijkheid tussen ontwikkelde en ontwikkelingslanden<br />
te doen toenemen. Op wereldschaal<br />
schat men dat het potentieel <strong>van</strong> de voedselproductie<br />
zal toenemen zolang de lokale gemiddelde<br />
temperatuursstijging binnen de vork <strong>van</strong><br />
1 en 3 °C blijft, maar daarboven zal afnemen. De<br />
meeste betrokken mensen zouden zich in de ontwikkelingslanden<br />
bevinden.<br />
Water: de hoeveelheid water en de verdeling er<strong>van</strong><br />
hangen in grote mate af <strong>van</strong> de regelval, de<br />
waterverdamping en de reserves die de gletsjers in<br />
zich hebben, allemaal factoren waar de klimaatveranderingen<br />
vat op kunnen hebben. Schommelingen<br />
<strong>van</strong> de neerslag (Figuur 3) en een opwarming<br />
zorgen voor aantasting <strong>van</strong> de afvloeiing en<br />
<strong>van</strong> de beschikbare waterhoeveelheden. Men<br />
denkt dat, tussen nu en halfweg de eeuw, de afvloeiing<br />
met 10 tot 40 % zal toenemen in de poolstreken<br />
en bepaalde vochtige tropische streken,<br />
inclusief de dichtbevolkte gebieden <strong>van</strong> Oost- en<br />
Zuidoost-azië en met 10 tot 30 % zal afnemen in<br />
bepaalde droge gebieden <strong>van</strong> de gematigde en de<br />
droge tropische luchtstreken, door een daling <strong>van</strong><br />
de neerslag en een verhoogde graad <strong>van</strong> evapotranspiratie.<br />
De vele halfdorre zones (zoals het
Klimaatveranderingen en menselijke ontwikkeling - 17<br />
Middellandse Zeebekken, het westen <strong>van</strong> de Verenigde<br />
Staten, zuidelijk Afrika en het noordoosten<br />
<strong>van</strong> Brazilië) zullen de effecten ondergaan <strong>van</strong><br />
afnemende waterhoeveelheden als gevolg <strong>van</strong> de<br />
klimaatverandering.<br />
In vele streken zouden de episoden <strong>van</strong> zware<br />
regenval in grote mate moeten toenemen, inclusief<br />
die waar men er kan <strong>van</strong> uitgaan dat de gemiddelde<br />
neerslag zal afnemen. Het verhoogde<br />
risico op overstromingen dat daaraan is gekoppeld<br />
zal niet zonder gevolgen blijven voor de maatschappij,<br />
de fysieke infrastructuren en de kwaliteit<br />
<strong>van</strong> het water. De kans bestaat dat tot 20 % <strong>van</strong> de<br />
wereldbevolking zal leven in zones waar het risico<br />
op hoge waterstanden tussen nu en de jaren<br />
2080 zou kunnen toenemen.<br />
Algemeen gezien bepaalt de capaciteit <strong>van</strong> de waterbevoorradingssystemen<br />
en het vermogen er<strong>van</strong><br />
om in te spelen op de veranderende vraag naar<br />
water in grote mate de ernst <strong>van</strong> de potentiële impact<br />
<strong>van</strong> de klimaatverandering op de waterbevoorrading.<br />
Men gaat er <strong>van</strong> uit dat circa 1,4 tot<br />
2,1 miljard mensen momenteel leven in regio's<br />
waar de hoeveelheid beschikbaar water ontoereikend<br />
is (IPCC WGII- AR4). Tegen die achtergrond<br />
vormen de klimaatveranderingen een niet<br />
geringe extra stress. Volgens de bestaande projecties<br />
zullen de door droogte getroffen zones zich<br />
uitbreiden, wat een negatieve incidentie zou moeten<br />
hebben op heel wat sectoren, waaronder de<br />
landbouw, de waterbevoorrading, de energieproductie<br />
en de gezondheid.<br />
Kusten: Volgens de huidige projecties zullen de<br />
klimaatveranderingen en de stijging <strong>van</strong> de zeespiegel<br />
zorgen voor toenemende risico's voor de<br />
kusten, onder meer op het vlak <strong>van</strong> de erosie. De<br />
toenemende druk <strong>van</strong> de menselijke activiteit op<br />
de kustzones zal dit fenomeen nog versterken.<br />
Verwacht wordt dat tussen nu en 2080 vele extra<br />
miljoenen mensen elk jaar de gevolgen zullen<br />
ondervinden <strong>van</strong> overstromingen als gevolg <strong>van</strong><br />
een stijging <strong>van</strong> de zeespiegel. Vooral de dichtbevolkte<br />
laaggelegen gebieden in de grote stroomdelta's<br />
<strong>van</strong> Azië en Afrika zullen hierdoor worden<br />
getroffen en hierbij zijn de kleine eilanden bijzonder<br />
kwetsbaar (zeer hoog vertrouwensniveau)<br />
(IPCC – AR4)<br />
Sociaaleconomische effecten: De hiervoor omschreven<br />
vormen <strong>van</strong> impact treffen alle menselijke<br />
vestigingen en de voorwaarden die bepalend<br />
zijn voor hun ontwikkeling. Een voorbeeld: indien<br />
er niet wordt ingegrepen zou een stijging <strong>van</strong> de<br />
zeespiegel met één meter ongeveer 20% <strong>van</strong> de<br />
oppervlakte <strong>van</strong> Bangladesh aantasten; tientallen<br />
miljoenen mensen zouden gedwongen worden tot<br />
migratie. Het bestaan <strong>van</strong> vele zeenabije steden,<br />
zoals Londen, New York, Mumbai of Sjanghai<br />
wordt op de middellange termijn bedreigd. Menige<br />
Eilandstaat, zoals de Malediven of Tuvalu,<br />
worden gewoonweg met verdwijning bedreigd.<br />
Naast deze trage veranderingen <strong>van</strong> de gemiddelde<br />
omstandigheden, kunnen de frequentie en/of de<br />
ernst <strong>van</strong> extreme voorvallen, zoals droogte, overstromingen,<br />
vloedgolven of stormen in een warmere<br />
wereld gaan veranderen, wat ernstige menselijke<br />
en sociaaleconomische gevolgen kan hebben.<br />
Die gevolgen zullen min of meer erg zijn in<br />
functie <strong>van</strong> de maatschappelijke organisatie of<br />
<strong>van</strong> de mate waarin de overheden en de bevolking<br />
zijn voorbereid. Een tropische cycloon met een<br />
gelijkaardige intensiteit kan zeer uiteenlopende<br />
gevolgen hebben naargelang <strong>van</strong> de plek waar hij<br />
toeslaat. Armen hebben vaak geen andere keuze<br />
dan zich te gaan vestigen op waardeloze stukken<br />
grond die blootstaan aan natuurrampen, zoals de<br />
oevers <strong>van</strong> waterlopen, de onstabiele heuvelflanken<br />
<strong>van</strong> ontboste zones of de fragiele zones <strong>van</strong><br />
waterwinning. Het zijn die voorwaarden die bepalend<br />
zijn, niet alleen voor de kwetsbaarheid <strong>van</strong><br />
de meest achtergestelden voor natuurrampen,<br />
maar ook voor hun capaciteit om de gevolgen er<strong>van</strong><br />
het hoofd te bieden. De meest arme gezinnen<br />
zijn vaak gedoemd om nog meer schulden aan te<br />
gaan om hun huis weer op te bouwen, om hun<br />
verloren goed te ver<strong>van</strong>gen en om de meest elementaire<br />
behoeften te voldoen in afwachting dat<br />
ze opnieuw winstgevende activiteiten kunnen opstarten<br />
(De Souza, 2004).<br />
Menselijke gezondheid: De impact <strong>van</strong> een globale<br />
klimaatverandering op de menselijke gezondheid<br />
is <strong>van</strong> velerlei aard en omvat onder<br />
meer: de veranderingen in de geografische spreiding<br />
en in de seizoensgebondenheid <strong>van</strong> verschil-
18 – De klimaatveranderingen en het Belgisch beleid <strong>van</strong> ontwikkelingssamenwerking<br />
lende infectieziekten, de effecten <strong>van</strong> de ondervoeding<br />
en de honger door een herverdeling <strong>van</strong><br />
het voedsel en de watervoorraden en een stijging<br />
<strong>van</strong> de mortaliteit en de morbiditeit als gevolg <strong>van</strong><br />
de warmtegolven.<br />
Voor elk <strong>van</strong> deze potentiële impacts wordt de<br />
relatieve kwetsbaarheid <strong>van</strong> de verscheidene streken<br />
in grote mate bepaald door hun toegang tot<br />
natuurlijke hulpbronnen, tot informatie en tot<br />
technologieën, en door de stabiliteit en de werkzaamheid<br />
<strong>van</strong> hun instellingen. Dat betekent dat<br />
de mogelijkheden <strong>van</strong> duurzame ontwikkeling in<br />
grotere mate zullen worden aangetast in de ontwikkelingslanden<br />
en bij de niet-bevoorrechte bevolkingsgroepen.<br />
Het spreekt voor zich dat de<br />
klimaatveranderingen geen uitleg zijn voor alle<br />
problemen die de ontwikkelingslanden de komende<br />
eeuw het hoofd moeten bieden, maar het is wel<br />
zo dat zij het nog moeilijker zullen maken voor de<br />
bevolking er<strong>van</strong> om hun essentiële behoeften in te<br />
vullen, zowel op de korte als op de lange termijn.<br />
De klimaatveranderingen dreigen de mondiale en<br />
de regionale ongelijkheid nog te verscherpen, zowel<br />
binnen de huidige generaties als tussen de<br />
huidige en de toekomstige generaties.<br />
uitstoot vrij snel dalen (een piek halen) om te verhinderen<br />
dat de eerste impacts verergeren en dat<br />
er grootschaliger impacts gaan opduiken, onder<br />
meer op de ecosystemen. De uitstootpiek moet<br />
wereldwijd lang vóór 2050 plaatsvinden, anders<br />
bestaat er weinig kans dat we niet terecht komen<br />
in de voorgestelde 'oranje' of zelfs 'rode' kleurzones.<br />
In zijn jongste verslag geeft het IPCC bijvoorbeeld<br />
aan dat, om de temperatuurstijging onder<br />
het bereik <strong>van</strong> 2 – 2.4°C te houden (boven de<br />
pre-industriële temperatuur), er een daling <strong>van</strong> de<br />
globale uitstoot <strong>van</strong> CO2 nodig is met 50 tot 85%<br />
tussen 2000 en 2050, wat concreet betekent dat<br />
die daling in de ontwikkelde landen nog aanzienlijker<br />
zal moeten zijn, nl. 80 tot 95% (te bereiken<br />
zonder quota te verhandelen bij de ontwikkelingslanden)<br />
(IPCC AR4 GT3, 2007, p 776).<br />
Figuur 4 geeft een overzicht <strong>van</strong> de impacts <strong>van</strong><br />
de klimaatveranderingen aan de hand <strong>van</strong> voorbeelden<br />
waar<strong>van</strong> met beschouwt dat ze een stevige<br />
basis hebben (een zekerheid <strong>van</strong> > 80%) in het<br />
AR4 <strong>van</strong> het IPCC. De figuur geeft ook de temperatuurniveaus<br />
aan waarmee men elk begin <strong>van</strong><br />
impact associeert. De bovenkant <strong>van</strong> de figuur<br />
maakt de link met de opwarmingsramingen voor<br />
verschillende scenario's. De referentiescenario's<br />
<strong>van</strong> het IPCC, bij ontstentenis <strong>van</strong> politieke maatregelen<br />
die specifiek gericht zijn op het terugschroeven<br />
<strong>van</strong> de uitstoot, illustreren de gevolgen<br />
<strong>van</strong> de onderliggende ontwikkelingsmanieren<br />
(groei <strong>van</strong> de bevolking, aandacht voor de duurzame<br />
ontwikkeling, enz.). Daarna volgen de scenario's<br />
waarbij de concentraties stagneren op verschillende<br />
niveaus. Die stagneringniveaus zijn<br />
gekoppeld aan een periode (aantal jaren) waarin<br />
de uitstoot begint te verminderen op het planetaire<br />
niveau om deze niveaus te halen. Men stelt vast<br />
dat de impacts beginnen voor de geringste opwarmingsniveaus<br />
en onvermijdelijk zijn in bepaalde<br />
regio's. Anderzijds moet de wereldwijde
Klimaatveranderingen en menselijke ontwikkeling - 19<br />
IPCC scenario's zonder matiging B1 A1B A1FI +6,4°C<br />
Concentratie bij stabilisatie, CO 2-equivalent<br />
CO 2-equivalent (2005=375ppm)<br />
Jaar <strong>van</strong> de wereldwijde uitstootpiek<br />
Beste opwarmingsraming<br />
Average temp.<br />
1980-99<br />
490-535 ppm 590-710 ppm<br />
2000-2020 2020-2060<br />
710-855 ppm<br />
2050-2080<br />
+1°C +2°C +3°C +4°C >5...<br />
W A TER<br />
Minder beschikbaar water & droogte: gematigde<br />
en tropische luchtstreken (bv. Middellandse Zee)<br />
ECOSYSTEMEN<br />
Meer<br />
koraalverbleking<br />
Meer bosbranden<br />
Verhoogd risico op uitsterven:<br />
tot 30% <strong>van</strong> de soorten<br />
De biosfeer wordt netto koolstofbron<br />
(steeds meer ecosystemen)<br />
Uitsterven op<br />
wereldschaal: 40%<br />
VOEDING<br />
KUSTEN<br />
Negative impact<br />
/ kleine<br />
meer of minder<br />
overlevingslandbouw effecten volgens de regio's<br />
Meer schade als gevolg <strong>van</strong> overstromingen en stormen<br />
Effecten worden<br />
globaal negatief<br />
(T hangt af <strong>van</strong> de culturen)<br />
GEZONDHEID<br />
Overlijdens / warmtegolven, overstromingen, droogte<br />
Vectorziekten: verandering <strong>van</strong> geografische zone<br />
Toenemend aandeel <strong>van</strong> de ondervoeding, diarree, ...<br />
Aanzienlijke belasting voor de gezondheidsdiensten<br />
Figuur 4:<br />
Gekleurde vakjes: voorbeelden <strong>van</strong> impacts in de 21 ste eeuw voor verschillende niveaus <strong>van</strong> een wereldwijde<br />
temperatuursQjging. Het begin <strong>van</strong> elke pijl gee^ een raming <strong>van</strong> het temperatuurniveau aan bij het begin <strong>van</strong> de<br />
impact. De pijlpunten verbinden gelijksoorQge impacts en geven aan dat het effect blij^ toenemen met de<br />
temperatuur (bron: AR4). De daadwerkelijke reikwijdte <strong>van</strong> de impacts hangt af <strong>van</strong> de aanpassing (hier niet<br />
vermeld) en de wijze <strong>van</strong> ontwikkeling.<br />
Bovenste vak:<br />
‐ Scenario's zonder maQging: beste raming voor 3 voorbeelden <strong>van</strong> referenQescenario's <strong>van</strong> het IPCC,<br />
gedifferenQeerd voor onder meer de bevolking, de aandacht die wordt besteed aan duurzame ontwikkeling (groter<br />
in scenario "B1"). De pijl toont het volledige bereik <strong>van</strong> temperatuurprojecQes, rekening houdend met de<br />
verschillende scenario's en de onzekerheid over de klimaatgevoeligheid.<br />
- Scenario's <strong>van</strong> stabilisering <strong>van</strong> CO 2‐equivalente concentraQes (inclusief de andere gassen en spuitbussen) volgens<br />
verschillende studies. De concentraQes op een bepaald niveau stabiliseren betekent dat de uitstoot wordt<br />
verminderd na een piek in een bepaalde periode, binnen een mogelijk Qjdsbereik (in jaren) dat aaangt <strong>van</strong> de<br />
scenariodetails. Bij die stabiliseringniveaus wordt een gemiddelde opwarming gekoppeld aan het evenwicht dat<br />
wordt weergegeven door de kleurstrepen ("beste raming": de onzekerheid in verband met de klimaatmodellen<br />
wordt niet getoond. Voor meer informaQe, zie het syntheseverslag AR4 <strong>van</strong> het IPCC, de bron <strong>van</strong> de gebruikte<br />
gegevens).
20 – De klimaatveranderingen en het Belgisch beleid <strong>van</strong> ontwikkelingssamenwerking<br />
Gton<br />
jaar<br />
Exclusief OESO en landen<br />
met overgangseconomie<br />
Landen met<br />
overgangseconomie<br />
OESO<br />
Wereldwijd totaal<br />
Energie- Transport Gebouwen Industrie Landbouw Bosbouw Afval<br />
bevoorrading<br />
Figuur 5: (Economisch) potenQeel voor vermindering <strong>van</strong> de uitstoot, op wereldwijd niveau en in 2030, rekening<br />
houdend met een wereldwijde prijs <strong>van</strong> de in de atmosfeer uitgestoten ton CO 2‐eq onder 20, 50 of 100 $ . .<br />
Bron: Syntheseverslag <strong>van</strong> het de AR4 <strong>van</strong> het IPCC.<br />
I.4 Twee antwoorden: ma
Klimaatveranderingen en menselijke ontwikkeling - 21<br />
onder meer door het aanplanten <strong>van</strong> bomen. Toch<br />
heeft deze strategie haar beperkingen: enerzijds<br />
om biologische redenen (de fotosynthetische activiteit<br />
is geen lineaire functie <strong>van</strong> de CO2-concentratie:<br />
boven een bepaald niveau kan de nettoflux<br />
<strong>van</strong> koolstof tussen vegetatie en bodem enerzijds<br />
en de atmosfeer anderzijds zich omkeren) en anderzijds<br />
om sociaaleconomische redenen (concurrentie<br />
met de teeloppervlakten).<br />
De combinatie <strong>van</strong> een vermindering <strong>van</strong> de uitstoot<br />
en een verhoging <strong>van</strong> de absorptie vult de<br />
contouren in <strong>van</strong> een matiging <strong>van</strong> de klimaatveranderingen.<br />
Het begrip "matiging" geeft aan dat<br />
die veranderingen, zoals we eerder al zagen, al<br />
een realiteit zijn. En aangezien deze realiteit een<br />
negatieve impact heeft op de menselijke bevolking<br />
en de ecosystemen, moeten de beleidsmaatregelen<br />
op het vlak <strong>van</strong> de matiging worden aangevuld<br />
met maatregelen <strong>van</strong> aanpassing aan het<br />
deel <strong>van</strong> de klimaatveranderingen dat spijtig genoeg<br />
onvermijdelijk is geworden.<br />
Uit wat voorafgaat blijkt duidelijk dat de centrale<br />
as <strong>van</strong> de strijd tegen de klimaatveranderingen<br />
bestaat uit beleidsvormen die zijn gebaseerd op<br />
matiging en dat een snelle ver<strong>van</strong>ging <strong>van</strong> fossiele<br />
brandstoffen ten voordele <strong>van</strong> hernieuwbare energieën<br />
hierbij een doorslaggevende rol speelt. Dat<br />
betekent niet dat de aanpassing op zich mag worden<br />
verwaarloosd. Uit de pagina's die hierna volgen<br />
(cf 2.3.1. en 2.3.2) zal blijken dat de aanpassing<br />
in feite bepalend is voor bepaalde streken in<br />
de wereld, vooral in de Minst Ontwikkelde Landen,<br />
zodat zij ook bepalend zal zijn voor de matiging<br />
in de zin <strong>van</strong> een geslaagde overgang naar<br />
duurzame productie- en consumptiewijzen.<br />
Deze complementariteit tussen aanpassing en matiging<br />
werd recent mooi samengevat door John<br />
HOLDREN, voorzitter <strong>van</strong> de Amerikaanse Vere<br />
n i g i n g v o o r d e Vo o r u i t g a n g v a n d e<br />
Wetenschap:‘We basically have three choices –<br />
mitigation, adaptation, and suffering. We’re<br />
going to do some of each. The question is what<br />
the mix is going to be. The more mitigation we<br />
do, the less adaptation will be required, and the<br />
less suffering there will be’ Dat is, inderdaad, het<br />
probleem dat zich in de zeer nabije toekomst<br />
voor de ontwikkelingslanden stelt.<br />
Bepaalde auteurs kijken echter verder dan het<br />
debat over het relatieve belang <strong>van</strong> aanpassing<br />
en <strong>van</strong> matiging. Tijdens een colloquium dat recent<br />
werd georganiseerd door het Tyndall Center<br />
on Climate Change Research en dat in het teken<br />
stond <strong>van</strong> de impact <strong>van</strong> de klimaatveranderingen<br />
op de ontwikkeling, onderzochten BROOKS<br />
en GRIST bijvoorbeeld de toekomstige (niet-<br />
)leefbaarheid <strong>van</strong> de ontwikkelingsmodellen. En<br />
betreurden ze dat de aanpassing zich zou beperken<br />
tot het identificeren en implementeren <strong>van</strong><br />
passende (vaak technologische) maatregelen<br />
voor de bescherming <strong>van</strong> de bestaande beleidsmaatregelen,<br />
plannen, programma's en praktijken<br />
op het vlak <strong>van</strong> de ontwikkeling, zonder deze<br />
fundamenteel in vraag te stellen (BROOKS &<br />
GRIST 2008).<br />
Maar eigenlijk, als men een beetje afstand<br />
neemt, is het dan geen tijd om de paradigma's<br />
zelf <strong>van</strong> de steun te herzien? Want de hulp is onderbouwd<br />
door deze logica: strijd tegen de armoede<br />
= bevordering <strong>van</strong> de markteconomie/<br />
verhoging <strong>van</strong> de productie/inkomensgeneratie...<br />
Ontwikkelingsprojecten bieden zelden een "ander<br />
model" <strong>van</strong> ontwikkeling aan (in naam <strong>van</strong><br />
het recht <strong>van</strong> elke natie om eerst te vervuilen en<br />
dan "duurzame" beleidsmaatregelen in te voeren).<br />
Want in realiteit nodigt men die landen<br />
vooral uit om zo snel mogelijk deelgenoot te<br />
worden <strong>van</strong> een economische cirkel waar<strong>van</strong><br />
men weet dat hij op termijn onhoudbaar is. Men<br />
zou zelfs kunnen stellen dat hoe efficiënter de<br />
ontwikkelingssamenwerking is, hoe meer ze bedraagt<br />
aan de verergering <strong>van</strong> de klimaatveranderingen.<br />
Wij zullen er echter slechts in slagen<br />
ons streven naar een verandering <strong>van</strong> de steunparadigma's<br />
te delen als wij, in de ontwikkelde<br />
landen, in staat zijn om een ander ontwikkelingsmodel<br />
uit te vinden en uit te voeren dan het<br />
model dat heeft geleid tot het huidige klimaat en<br />
het leefmilieu. Als we daar niet in slagen zullen<br />
de partnerlanden maar één ding blijven beogen:<br />
meer produceren en meer consumeren, op basis<br />
<strong>van</strong> het model dat wij hen voorhouden...
Klimaatveranderingen en ontwikkelingslanden - 23<br />
II. KLIMAATVERANDERINGEN EN ONTWIKKELINGSLANDEN<br />
2.1. Het Noorden als grote<br />
verantwoordelijke, het Zuiden als<br />
belangrijkste slachtoffer<br />
Daar waar de ontwikkelde landen, door hun gecumuleerde<br />
uitstoot, verantwoordelijk zijn voor<br />
het grootste deel <strong>van</strong> de globale opwarming (cf.<br />
1.1), zijn de ontwikkelingslanden het meest gevoelig<br />
voor de effecten er<strong>van</strong> en beschikken zij<br />
over de geringste middelen en capaciteiten om<br />
zich hieraan aan te passen. Vooral de Minst Ontwikkelde<br />
Landen (MOL) worden bedreigd. Dat is<br />
"de fundamentele onrechtvaardigheid <strong>van</strong> de klimaatveranderingen"<br />
(<strong>van</strong> YPERSELE, 2006, CE-<br />
TRI, 2006). Dit zou trouwens implicaties moeten<br />
hebben in de spreiding <strong>van</strong> de verdere inspanningen<br />
om de uitstoot te verminderen. De FRDO<br />
heeft inderdaad bevestigd dat daar waar "het<br />
grootste deel <strong>van</strong> de landen die het meest de gevolgen<br />
voelen <strong>van</strong> de klimaatveranderingen niet<br />
de nodige middelen hebben om de maatregelen<br />
nemen om deze gevolgen te beheren, laat staat te<br />
beperken" het "de geïndustrialiseerde landen zijn<br />
die aan<strong>van</strong>kelijk meer inspanningen moeten doen,<br />
omdat zij de verantwoordelijkheid én de capaciteit<br />
hiertoe hebben" FRDO (2004).<br />
2.1.1. Impacts in Afrika, Azië, La
24 – De klimaatveranderingen en het Belgische beleid <strong>van</strong> ontwikkelingssamenwerking<br />
diarreeaandoeningen die gepaard gaan met<br />
overstromingen en droogte.<br />
Latijns-Amerika:<br />
- tussen nu en halfweg de eeuw zouden de<br />
tropische wouden ten oosten <strong>van</strong> het<br />
Amazonegebied langzaam plaats maken voor<br />
een sa<strong>van</strong>ne, als gevolg <strong>van</strong> een stijging <strong>van</strong> de<br />
temperaturen en de uitdroging <strong>van</strong> de bodems.<br />
De halfdorre vegetatie zal waarschijnlijk plaats<br />
ruimen voor een vegetatie <strong>van</strong> het dorre type;<br />
- door het verdwijnen <strong>van</strong> bepaalde soorten zal<br />
de biologische diversiteit in vele tropische<br />
streken wellicht drastisch verminderen;<br />
- het rendement <strong>van</strong> bepaalde belangrijke teelten<br />
<strong>van</strong> gewassen en vee zou dalen, wat de<br />
voedselzekerheid in het gedrang kan brengen.<br />
Men verwacht daarentegen in de gematigde<br />
zones een stijging <strong>van</strong> het rendement <strong>van</strong> de<br />
sojateelt. Algemeen gezien gaat men er<strong>van</strong> uit<br />
dat een groter aantal mensen zal worden<br />
blootgesteld aan hongersnood (middelhoog<br />
vertrouwensniveau);<br />
- de veranderingen <strong>van</strong> de neerslagregimes en<br />
het verdwijnen <strong>van</strong> de gletsjers zouden de<br />
watervoorraden die beschikbaar zijn voor<br />
menselijke consumptie, voor de landbouw en<br />
de energieproductie aanzien kunnen beperken.<br />
Om dit plaatje te vervolledigen moeten we hier<br />
ook de incidentie vermelden op de kleine eilanden,<br />
waar<strong>van</strong> een groot aantal toebehoort aan<br />
ontwikkelingslanden:<br />
- verwacht wordt dat de stijging <strong>van</strong> het<br />
zeeniveau zal leiden tot meer overstromingen,<br />
vloedgolven, erosie en andere gevaarlijke<br />
kustfenomenen die de infrastructuur, de<br />
menselijke vestigingen en de vitale installaties<br />
voor de eilandbewoners zullen bedreigen;<br />
- de aantasting <strong>van</strong> de toestand <strong>van</strong> de<br />
kustzones, zoals de erosie <strong>van</strong> de stranden en<br />
de koraalverbleking, zouden de lokale<br />
hulpbronnen kunnen aantasten;<br />
- verwacht wordt dat de klimaatveranderingen<br />
tussen nu en halfweg de eeuw de waterbronnen<br />
in vele kleine eilanden, bijvoorbeeld in de<br />
Caraïben en de Stille Zuidzee, in die mate<br />
zullen aantasten dat de vraag niet langer kan<br />
worden ingevuld in perioden <strong>van</strong> geringe<br />
neerslag;<br />
- de stijging <strong>van</strong> de temperaturen zal wellicht de<br />
invasie <strong>van</strong> exotische soorten bevorderen,<br />
onder meer in de gematigde en noordelijke<br />
luchtstreken.<br />
2.1.2. De meest getroffen sectoren,<br />
systemen en regio's<br />
De Werkgroep II <strong>van</strong> het IPCC vestigt trouwens<br />
ook de aandacht op systemen, sectoren en regio's<br />
die zwaarder dan andere zullen worden getroffen<br />
door de evolutie <strong>van</strong> het klimaat. Deze tweede<br />
benadering bevestigt en benadrukt de grotere mate<br />
waarin de ontwikkelingslanden zijn blootgesteld.<br />
Tot de bedreigde ecosystemen behoren onder<br />
meer de bergstreken, de ecosystemen <strong>van</strong> het<br />
mediterrane type, de tropische regenwouden in de<br />
zones waar de regenval afneemt. Minder beschikbaar<br />
water zal een invloed hebben op bepaalde<br />
droge regio's <strong>van</strong> de gematigde streken en de droge<br />
tropische zones, alsook de zones die de last<br />
zullen ondervinden <strong>van</strong> het smeltende ijs en<br />
sneeuw. Vooral de landbouw in de tropische streken<br />
wordt bedreigd door het schaarser wordende<br />
water. De laaggelegen kuststreken zijn dan weer<br />
blootgesteld aan een stijging <strong>van</strong> de zeespiegel en<br />
aan een verhoogd risico op extreme meteorologische<br />
fenomenen. Sectoraal gezien vraagt het<br />
IPCC vooral de aandacht voor de bedreigingen<br />
die wegen op de gezondheidstoestand <strong>van</strong> bevolkingsgroepen<br />
met een gering aanpassingsvermogen.<br />
De Noordpool en enkele kleine eilanden buiten<br />
beschouwing gelaten, liggen de regio's die het<br />
hardst getroffen zullen worden allemaal in de<br />
ontwikkelingslanden:<br />
- Afrika, door zijn gering aanpassingsvermogen<br />
en de vooropgestelde effecten <strong>van</strong> de<br />
klimaatveranderingen;<br />
- de grote delta's <strong>van</strong> Azië en Afrika, door de<br />
grote bevolkingsdichtheden en de grote mate<br />
<strong>van</strong> blootstelling aan een stijging <strong>van</strong> de<br />
zeespiegel, vloedgolven en fluviale<br />
overstromingen.
Klimaatveranderingen en ontwikkelingslanden - 25<br />
2.2. Risico' op menselijke catastrofen en<br />
bedreigingen voor de vrede<br />
2.2.1. Rampen<br />
Uit dit overzicht blijkt dat de incidenties <strong>van</strong> de<br />
klimaatveranderingen de komende decennia in<br />
ernst zullen toenemen. Maar men mag deze verslechtering<br />
niet als een lineair gebeuren zien: de<br />
kans is groot dat ze in sprongen zal verlopen, met<br />
nu en dan een ramp. Ze zullen telkens benadrukken<br />
hoe complex de interactie tussen de maatschappelijke,<br />
economische, politieke en milieufactoren<br />
wel is. De jongste jaren hebben extreme<br />
weersomstandigheden, droogte, cyclonen of overstromingen<br />
op verschillende plaatsen <strong>van</strong> de planeet<br />
geleid tot verschillende crisistoestanden.<br />
Hoewel de link tussen de klimaatveranderingen<br />
en elk <strong>van</strong> die voorvallen apart niet onweerlegbaar<br />
kan worden bewezen, stelt men vast dat de<br />
schade in om<strong>van</strong>g toeneemt, wat een voorsmaak<br />
geeft <strong>van</strong> de mogelijke gevolgen voor de komende<br />
decennia. De regio's, de sectoren en de ecosystemen<br />
die het meest zijn blootgesteld aan de klimaatveranderingen<br />
zijn ook die waar het risico op<br />
rampen het meest te vrezen valt en waar de menselijke<br />
kostprijs het hoogst ligt. Alle streken in<br />
acht genomen, zijn de armste mensen het meest<br />
blootgesteld. De MOL vormen echter de frontlinie<br />
omwille <strong>van</strong> de verregaande armoede <strong>van</strong> een<br />
aanzienlijk deel <strong>van</strong> hun inwoners, de zwakte <strong>van</strong><br />
hun alarmsystemen, <strong>van</strong> de beschermingsinfrastructuur<br />
en <strong>van</strong> de capaciteiten, op alle niveaus.<br />
2.2.2. Gewapende conflicten<br />
"Een cruciaal kwalitatief kenmerk <strong>van</strong> de huidige<br />
klimaatverandering, aldus het Duitse GTZ, is de<br />
snelheid en de uitgebreidheid er<strong>van</strong>. Het gaat hier<br />
dus niet om individuele crisissen en conflicten<br />
met één onderliggende oorzaak, maar veeleer om<br />
een combinatie <strong>van</strong> een groot aantal destabiliserende<br />
factoren die elkaar onderling in om<strong>van</strong>g<br />
doen toenemen. Uit de jongste wetenschappelijke<br />
ontdekkingen blijkt dat het steeds plausibeler<br />
wordt dat er de komende decennia op lokaal vlak<br />
conflicten ontstaan die betrekking hebben op de<br />
beperkte middelen en dat er nieuwe crisissen of<br />
regionale en interlandelijke conflicten ontstaan"<br />
(GTZ, 2008). De klimaatveranderingen houden<br />
dus ook een reeks specifieke bedreigingen voor de<br />
vrede in. Vooral in de landen en de regio's die nu<br />
al onder spanningen staan (zie in verband hiermee:<br />
WBGU 2007).<br />
In april 2007 heeft de Veiligheidsraad <strong>van</strong> de Verenigde<br />
Naties, op initiatief <strong>van</strong> de Britse regering,<br />
een eerste debat gevoerd over de gevolgen <strong>van</strong> de<br />
klimaatveranderingen voor de vrede en de veiligheid.<br />
Voor de eerste keer identificeerde de Strategic<br />
Survey 2007, een uitgave <strong>van</strong> het International<br />
Institute of Strategic Studies, de klimaatveranderingen<br />
als een belangrijk gegeven voor de<br />
internationale veiligheid en ging er<strong>van</strong> uit dat deze<br />
trend zich zal versterken naarmate de gevolgen<br />
<strong>van</strong> de opwarming zich meer laten voelen.<br />
SMITH & VIVEKANANDA menen dat dit gegeven<br />
een belangrijker plaats moet krijgen op de<br />
internationale politieke agenda. Voor de betrokken<br />
auteurs hebben de klimaatbedreigingen en het<br />
verhoogde gevaar op oorlog en geweld dat eruit<br />
voorvloeit eenzelfde oplossing: "de capaciteiten<br />
die de gemeenschappen nodig hebben om zich<br />
aan te passen aan de klimaatveranderingen gelijken<br />
sterk op die welke ze nodig hebben om het<br />
risico op een gewelddadig conflict aan banden te<br />
leggen. Correct inspelen op één aspect <strong>van</strong> het<br />
probleem is op zich een middel om in te spelen op<br />
het andere". Die gemeenschappelijke oplossing<br />
wordt aangereikt door de duurzame ontwikkeling.<br />
(SMITH & VIVEKANANDA 2007, CHAMPAIN<br />
2008, GTZ 2008). Dit analysedomein vertoont<br />
nog vele lacunes, maar men mag er redelijkerwijze<br />
<strong>van</strong> uitgaan dat het conflictrisico groter is in<br />
regio's die in grotere mate zijn blootgesteld aan de<br />
impact <strong>van</strong> de klimaatveranderingen en/of in de<br />
regio's waar de hulpbronnen aan het verdwijnen<br />
zijn, hetzij als gevolg <strong>van</strong> de klimaatverandering<br />
of om andere redenen.<br />
Om dit punt af te ronden kan men enkel aansluiten<br />
bij de diagnose die onderzoekers <strong>van</strong> de<br />
OESO stelden: "The issue of climate change can<br />
seem remote compared with such immediate problems<br />
as poverty, disease and economic stagnation.<br />
Yet, climate change can directly affect the<br />
efficiency of resources, investments and eventual<br />
achievements of many development objectives.
26 – De klimaatveranderingen en het Belgische beleid <strong>van</strong> ontwikkelingssamenwerking<br />
How development occurs also has implications<br />
for climate change itself and the vulnerability to<br />
its impacts. There is therefore a need to link climate<br />
change considerations with development<br />
priorities" (OCDE, 2005).<br />
Het is trouwens omdat het IPCC de aanzienlijke<br />
risico's in kaart heeft gebracht die de klimaatveranderingen<br />
met zich brengen voor de Vrede, dat<br />
de Nobelprijs voor de Vrede in 2007 werd toegekend<br />
aan het IPCC.<br />
2.3. De Millenniumdoelstellingen,<br />
ontwikkeling en specifieke behoeUen<br />
<strong>van</strong> de ontwikkelingslanden<br />
Grotere incidentie <strong>van</strong> de klimaatveranderingen<br />
op de ontwikkelingslanden, groter risico op rampen<br />
en conflicten in de betrokken landen, koppeling<br />
aan de armoede: het lijdt geen twijfel dat deze<br />
samenloop <strong>van</strong> factoren de Millennium Ontwikkelingsdoelstellingen<br />
onder grote druk plaatst.<br />
Erger nog: na 2015 is het de menselijke ontwikkeling<br />
op zich die wordt bedreigd voor vele honderden<br />
miljoenen, misschien wel miljarden vrouwen<br />
en mannen.<br />
2.3.1. 2015 en erna<br />
Het rapport 2007 over de menselijke ontwikkeling<br />
(UNDP) brengt heel duidelijk de link tussen klimaatverandering,<br />
ontwikkeling en MOD in beeld:<br />
"De klimaatveranderingen hebben al een uitwerking<br />
op de armen, zodat er extra adaptatie-inspanningen<br />
nodig zullen zijn voor de voortzetting<br />
<strong>van</strong> de vooruitgang in het vooruitzicht <strong>van</strong> de<br />
MOD. Vanaf 2015 zullen de klimaatveranderingen<br />
de menselijke ontwikkeling afremmen en zullen<br />
zij de processen <strong>van</strong> de menselijke vooruitgang<br />
vertragen of zelfs ombuigen (…). Het aanscherpen<br />
<strong>van</strong> de adaptatie-inspanningen moet<br />
worden ervaren als een element <strong>van</strong> de post-2015<br />
strategie (…). Het uitblijven <strong>van</strong> actie op het vlak<br />
<strong>van</strong> de adaptatie zou snel kunnen leiden tot een<br />
erosie <strong>van</strong> de verworven elementen, wat haaks<br />
staat op de inzet ten voordele <strong>van</strong> de MOD". Voor<br />
het UNDP vergen de klimaatveranderingen dus<br />
een fundamentele herziening <strong>van</strong> de strategieën<br />
voor de strijd tegen armoede, <strong>van</strong>uit een inzet<br />
voor een grotere gelijkheid en een matiging <strong>van</strong><br />
de maatschappelijke ongelijkheden (UNDP 2007).<br />
Het is een thema dat ook in ruime mate aan bod<br />
kwam in het speciale nummer <strong>van</strong> Alternatives<br />
Sud, dat gewijd was aan de klimaatverandering<br />
<strong>van</strong>uit het standpunt <strong>van</strong> de vorsers uit het zuiden<br />
(CETRI, 2006).<br />
In principe zou men de menselijke ontwikkeling<br />
op zich kunnen beschouwen als een adequate respons<br />
op de klimaatveranderingen. Deze stelling<br />
wordt hier pro memorie aangehaald, omdat er<br />
<strong>van</strong>daag een brede consensus bestaat om te stellen<br />
dat zij ontoereikend en onaangepast is. Inderdaad,<br />
zoals we verder zullen zien (cf. 3.1.) kunnen de<br />
klimaatveranderingen de ontwikkeling aantasten<br />
en vice versa, en kan het type <strong>van</strong> ontwikkeling<br />
de kwetsbaarheid voor de opwarming <strong>van</strong> de aarde<br />
impacteren (AGRAWALA 2008a). Men kan<br />
vijf kantelpunten voor het ontwikkelingsproces<br />
identificeren in het kader <strong>van</strong> de klimaatveranderingen:<br />
(i) de daling <strong>van</strong> de landbouwproductiviteit,<br />
(ii) de toenemende waterstress, (iii) de extreme<br />
weerfenomenen, (iv) de aantasting <strong>van</strong> de natuurlijke<br />
ecosystemen, (v) de toename <strong>van</strong> de gezondheidsrisico's<br />
(UGAZ 2008).<br />
2.3.2. Het standpunt <strong>van</strong> de<br />
ontwikkelingslanden<br />
Rekening houdend met die vraagstukken en in het<br />
kader <strong>van</strong> dit verslag moet men de behoeften <strong>van</strong>uit<br />
het standpunt <strong>van</strong> de ontwikkelingslanden onderzoeken.<br />
Dat geldt onder meer voor de koppeling<br />
tussen aanpassing en matiging; trouwens, wat<br />
de matiging betreft, moet men goed het onderscheid<br />
maken tussen de matiging door een beperking<br />
<strong>van</strong> de uitstoot enerzijds en de matiging door<br />
absorptie <strong>van</strong> de koolstofputten anderzijds. We<br />
komen hierop terug in het volgende punt (cf. 2.4).<br />
Vanuit het standpunt <strong>van</strong> de ontwikkelingslanden,<br />
is de matiging door de implementering <strong>van</strong> technologieën<br />
die geen fossiele koolstof uitstoten <strong>van</strong><br />
strategisch en structureel fundamenteel belang: zij<br />
is bepalend voor de effectieve uitoefening <strong>van</strong> het<br />
recht op ontwikkeling die, op de middellange<br />
termijn, een "nul-koolstof" ontwikkeling moet
Klimaatveranderingen en ontwikkelingslanden - 27<br />
zijn. Maar het feit dat de klimaatveranderingen al<br />
een realiteit zijn, dat de effecten er<strong>van</strong> al voelbaar<br />
zijn en dat er zich op de korte termijn nog grotere<br />
impacts zullen laten voelen heeft als gevolg dat de<br />
aanpassing als prioritair dient te worden beschouwd<br />
(DANIDA 2005, UNDP 2008). Voor<br />
vele landen is de huidige toestand inderdaad dermate<br />
ernstig dat het welslagen <strong>van</strong> de aanpassing<br />
bepalend is voor de ontwikkeling er<strong>van</strong>. Vooral<br />
voor de Minst Ontwikkelde Landen is de aanpassing<br />
een dringende noodzaak, omdat de impacts<br />
<strong>van</strong> de klimaatverandering deze landen zo hard<br />
treffen dat de ontwikkelingselementen die zij<br />
hebben kunnen verwerven nu alweer zijn bedreigd.<br />
Daarom trekt de UNDP aan de alarmbel: "de aanpassing<br />
moet helemaal boven op de internationale<br />
agenda <strong>van</strong> de strijd tegen de armoede komen te<br />
staan (…). De matiging zal in de eerste helft <strong>van</strong><br />
de 21 ste eeuw weinig veranderen aan de perspectieven<br />
inzake menselijke ontwikkeling <strong>van</strong> de<br />
kwetsbare bevolkingsgroepen (…). De beleidsmaatregelen<br />
op het vlak <strong>van</strong> de aanpassing daarentegen<br />
kunnen veel zaken veranderen in de loop<br />
<strong>van</strong> de komende 50 jaar en zullen later ook belangrijk<br />
blijven. Voor de regeringen die tijdens de<br />
eerstkomende 10 jaren de weg <strong>van</strong> de MOD willen<br />
bewandelen en die op die vooruitgang willen<br />
verder bouwen, is de aanpassing de enige optie<br />
die zal toelaten dat de schade die resulteert uit de<br />
bestaande klimaatveranderingen wordt beperkt"<br />
(PNUD 2008).<br />
2.4. Het antwoord <strong>van</strong> de interna
28 – De klimaatveranderingen en het Belgische beleid <strong>van</strong> ontwikkelingssamenwerking<br />
<strong>van</strong> fossiele koolstof enerzijds, en de matiging<br />
door de absorptie <strong>van</strong> CO2 in koolstofputten (zoals<br />
bossen) anderzijds. De beide oplossingen zijn<br />
opengesteld door het Raamverdrag, dat er<strong>van</strong> uitgaat<br />
dat minder uitstoot en meer absorptie <strong>van</strong><br />
koolstof strikt gelijkwaardig zijn.<br />
Vanuit het standpunt <strong>van</strong> de atmosferische concentratie<br />
aan CO2, zijn deze twee oplossingen inderdaad<br />
gelijkwaardig. Maar de uitstoot verminderen<br />
en de absorptie verhogen zijn twee aparte<br />
soorten activiteiten met verschillende maatschappelijke<br />
en economische implicaties. Vanuit het<br />
standpunt <strong>van</strong> de menselijke ontwikkeling moet<br />
men dus vier aanvullende overwegingen formuleren:<br />
(i) op het planetaire niveau beantwoordt de<br />
absorptie door koolstofputten (bebossing, herbebossing<br />
of bosbescherming) ongetwijfeld aan een<br />
dringende noodzaak, omdat de ontbossing verantwoordelijk<br />
is voor ongeveer één vijfde <strong>van</strong> de<br />
wereldwijde uitstoot <strong>van</strong> CO2; (ii) gezien de mogelijkheid<br />
dat de putten zich op de middellange<br />
termijn omvormen tot bronnen, kan de absorptie<br />
niet op een voet <strong>van</strong> gelijkheid worden geplaatst<br />
met een reductie <strong>van</strong> de uitstoot, die structureel<br />
gezien het enige echte antwoord biedt; (iii) op het<br />
regionale en het lokale vlak kunnen de bosputten<br />
aan de bevolkingsgroepen diensten leveren die<br />
behoren tot de aanpassing (zoals de regulering<br />
<strong>van</strong> het waterstelsel, bescherming door mangroven,<br />
enz.). In dat geval moet men de bebossing,<br />
herbebossing en bosbescherming niet alleen zien<br />
als een oplossing voor de planetaire dringende<br />
noodzaak, maar ook voor de specifieke noodzaak<br />
<strong>van</strong> de ontwikkelingslanden; (iv) om zover te komen<br />
moet de ontwikkeling en de bescherming <strong>van</strong><br />
de putten echter kaderen in een duurzame menselijke<br />
ontwikkeling die aan de bevolkingen, vooral<br />
de meest achtergestelden, andere perspectieven<br />
biedt dan het toekennen <strong>van</strong> steun voor de diensten<br />
bewezen door de ecosystemen. Dit doet een<br />
hele reeks complexe vragen rijzen die een delicate<br />
maatschappelijke beslechting vergen (LAMBERT<br />
2007).<br />
De jongste jaren, en vooral sinds de Conferentie<br />
<strong>van</strong> Nairobi, is een steeds zwaarder accent gaan<br />
liggen op de aanpassing <strong>van</strong> de ontwikkelingslanden<br />
aan de effecten <strong>van</strong> de klimaatveranderingen<br />
en op de inschakeling <strong>van</strong> die aanpassing in de<br />
ontwikkelingssamenwerking. De toenemende<br />
zorg voor deze problemen resulteert uit de toenemende<br />
onrust rond de realiteit <strong>van</strong> de klimaatveranderingen,<br />
zoals men die kan waarnemen in heel<br />
wat ontwikkelingslanden, maar ook uit de tussentijdse<br />
balans <strong>van</strong> de instrumenten en fondsen die<br />
de internationale gemeenschap heeft geïmplementeerd<br />
om de oriënteringen <strong>van</strong> het Raamverdrag<br />
en het Kyotoprotocol te concretiseren.<br />
2.5. Belangrijkste instrumenten en<br />
fondsen 10<br />
Het Clean Development Mechanism (CDM) of<br />
mechanisme voor schone ontwikkeling. Dit<br />
mechanisme werd ingevoerd door het<br />
Kyotoprotocol en combineert simultaan twee<br />
doelstellingen: (i) de duurzame ontwikkeling <strong>van</strong><br />
het gastland bevorderen en (ii) ervoor zorgen dat<br />
het investerende land koolstofkredieten kan<br />
verwerven. Om in aanmerking te komen voor<br />
erkenning, moeten de CDM-projecten aanvullend<br />
zijn: het moet dus vaststaan dat zij zorgen voor<br />
een vermindering <strong>van</strong> de uitstoot ten opzichte <strong>van</strong><br />
een referentiescenario. De zevende Conferentie<br />
<strong>van</strong> de Partijen (COP7, Marrakech) heeft<br />
maatregelen genomen om te vermijden dat de<br />
ontwikkelingssteun zou worden afgeleid ten<br />
voordele <strong>van</strong> de CDM. In de andere<br />
ontwikkelingslanden mogen de agentschappen<br />
alleen bijdragen door middel <strong>van</strong> steun aan de<br />
ontwikkeling <strong>van</strong> de capaciteiten <strong>van</strong> de<br />
gastlanden. Het CDM is een meesterstuk in de<br />
matigingstrategie voor ontwikkelingslanden en<br />
ontwikkelde landen. Tegelijk is het gekoppeld aan<br />
de aanpassing, in die zin dat een punctie <strong>van</strong> twee<br />
per cent op de transacties het Adaptatiefonds<br />
spijst. De CDM-projecten in de Minst<br />
Ontwikkelde Landen zijn vrijgesteld <strong>van</strong> die<br />
punctie.<br />
Het Adaptatiefonds werd opgericht in het kader<br />
<strong>van</strong> het Protocol ter bevordering <strong>van</strong> "concrete<br />
10<br />
Behoudens specifieke vermelding, zijn de hierin vermelde inlichtingen afkomstig uit het Rapport <strong>van</strong> de UNDP over<br />
de menselijke ontwikkeling (UNDP 2007) en uit ERIKSEN & NAESS 2003.
Klimaatveranderingen en ontwikkelingslanden - 29<br />
activiteiten" in de ontwikkelingslanden. Er werd<br />
pas een akkoord bereikt over de governance er<strong>van</strong><br />
op de Conferentie <strong>van</strong> Bali in 2007, toen de<br />
ontwikkelingslanden bepaalde garanties kregen<br />
over hun beslissingsvermogen.<br />
Het Less Developed Countries Fund (LDCF). Het<br />
fonds werd in 2001 tijdens de COP7 (Marrakech)<br />
opgericht en wordt gespijsd door vrijwillige<br />
bijdragen. Het wordt beheerd door het GEF<br />
(Global Environment Fund). Het fonds financiert<br />
de realisatie <strong>van</strong> de National Adaptation Plans of<br />
Action (NAPA's): inderdaad heeft de 7de COP,<br />
<strong>van</strong>uit de vaststelling dat de MOL niet de<br />
middelen hebben om het hoofd te bieden aan de<br />
aanpassing aan de klimaatverandering, een<br />
werkprogramma opgesteld, waaronder de<br />
tenuitvoerlegging <strong>van</strong> NAPA's. De NAPA's zijn<br />
bedoeld om te focussen op de ogenblikkelijke<br />
dringende hulp, waarbij gebruik wordt gemaakt<br />
<strong>van</strong> de beschikbare informatie. Ze zijn<br />
actiegericht. Verwacht wordt dat zij de lokale<br />
gemeenschappen erkennen als hoofdrolspelers en<br />
dat zij rekening houden met de strategieën die zij<br />
ontwikkelen.<br />
Het Special Climate Changes Fund (SCCF). In<br />
tegenstelling tot het Fonds voor de MOL, werd dit<br />
fonds opgericht om in te spelen op de<br />
aanpassingsbehoeften <strong>van</strong> de ontwikkelingslanden<br />
op de lange termijn in deelgebieden als de<br />
gezondheid, de landbouw, het water en de<br />
kwetsbare ecosystemen. Zoals het Fonds voor de<br />
MOL, wordt het gespijsd door vrijwillige<br />
bijdragen en wordt het beheerd door het GEF in<br />
het kader <strong>van</strong> het Raamverdrag. Er werd over<br />
beslist tijdens de COP7 en het fonds is<br />
operationeel sinds 2005.<br />
De Strategic Priority on Adaptation (SPA). Dit<br />
fonds is operationeel sinds 2004 en financiert<br />
pilootprojecten, bv. op het vlak <strong>van</strong> het beheer<br />
<strong>van</strong> ecosystemen.<br />
Op het vlak <strong>van</strong> de aanpassing is de architectuur<br />
<strong>van</strong> de fondsen en <strong>van</strong> de instrumenten vrij<br />
complex. Een overzicht <strong>van</strong> deze fondsen vindt u<br />
hierna (tabel 1). We noteren ook dat het GEF de<br />
Assessments of Impacts and Adaptations to<br />
Climate Change - AIACC) financiert, een initiatief<br />
gelanceerd door het Milieuprogramma <strong>van</strong> de<br />
Verenigde Naties en door het IPCC, en uitgevoerd<br />
door START (Global Change System for Analysis,<br />
Research and Training). De AIACC zijn bedoeld<br />
om het wetenschappelijke inzicht te bevorderen in<br />
de kwetsbaarheden voor klimaatveranderingen en<br />
in de aanpassingsmogelijkheden in de<br />
ontwikkelingslanden. Bepaalde nationale<br />
samenwerkingsagentschappen en onder meer ook<br />
de Wereldbank staan in voor een collaterale<br />
financiering.<br />
Zonder te willen pretenderen exhaustief te zijn,<br />
vermelden we hier ook het Adaptation Policy<br />
Framework (APF). Het werd gelanceerd door het<br />
United Nations Development Program en heeft<br />
als belangrijkste doelstelling de politieke besluitvormers<br />
in de ontwikkelingslanden te helpen om<br />
de aanpassing op te nemen in de ontwikkelingsstrategie<br />
<strong>van</strong> hun land (opstellen <strong>van</strong> Strategische<br />
Kaders voor Minder Armoede, enz.).
30 – De klimaatveranderingen en het Belgische beleid <strong>van</strong> ontwikkelingssamenwerking<br />
Naam <strong>van</strong> het<br />
fonds<br />
Financieringsbron<br />
Totale<br />
gemobiliseerde<br />
middelen<br />
(in $US)<br />
Operationele criteria<br />
Belangrijkste activiteiten<br />
I. Fondsen opgericht volgens het Raamverdrag <strong>van</strong> de Verenigde Naties over de klimaatveranderingen (art. 4.1, 4.3, 4.4, 4.5, 4.8 en 4.9)<br />
(a) Special<br />
• Aanvullende kostprijs <strong>van</strong> de<br />
Climate Change<br />
aanpassingsmaatregelen<br />
Fund<br />
• Cofinancieringsschaal<br />
Vrijwillige bijdragen <strong>van</strong><br />
de 11 ontwikkelde<br />
landen (Canada,<br />
Denemarken, Finland,<br />
Duitsland, Ierland,<br />
Nederland, Noorwegen,<br />
Portugal, Zweden,<br />
Zwitserland en het<br />
Verenigd Koninkrijk)<br />
90,3 M$US<br />
(bijdragen: 73,7 M<br />
$US beloofde<br />
fondsen: 16,6 M<br />
$US)*<br />
• De aanpassing wordt<br />
beschouwd als een <strong>van</strong> de vier<br />
financieringsprioriteiten<br />
(b) Least<br />
Developed<br />
Countries<br />
Adaptation Fund<br />
Vrijwillige bijdragen <strong>van</strong><br />
de 13 ontwikkelde<br />
landen (Canada,<br />
Denemarken, Finland,<br />
Frankrijk, Duitsland,<br />
Ierland, Italië,<br />
Nederland, Nieuw-<br />
Zeeland, Noorwegen,<br />
Spanje, Zweden en<br />
Zwitserland per 30 april<br />
2006)<br />
172,8 M$US<br />
(vorige bijdragen:<br />
91,8 M$US<br />
beloofde fondsen:<br />
80,9 M$US<br />
toewijzingen <strong>van</strong><br />
het GEF tot nu:<br />
31,8 M$US)**<br />
• Richtprincipes: aanpak per<br />
land, billijke toegang voor de<br />
minst ontwikkelde landen,<br />
snellere steun en<br />
prioritisering <strong>van</strong> de<br />
activiteiten<br />
• Integrale financiering <strong>van</strong> de<br />
extra kosten <strong>van</strong> de<br />
aanpassingsactiviteiten<br />
voorzien en geprioritiseerd in<br />
de NAPA ***<br />
• Cofinancieringsschaal<br />
• Implementering <strong>van</strong> de NAPA<br />
***<br />
(er werd in totaal voor 9,6<br />
M$US aan middelen<br />
goedgekeurd om de<br />
tenuitvoerlegging <strong>van</strong> de<br />
NAPA in 44 landen te<br />
ondersteunen)<br />
II. Fondsen opgericht onder het stelsel <strong>van</strong> het Kyotoprotocol (art. 4.10)<br />
(a) Adaptation<br />
Fund<br />
2 % <strong>van</strong> het product<br />
<strong>van</strong> het Clean<br />
Development<br />
Mechanism (CDM)<br />
Nog niet<br />
operationeel –<br />
voorziene<br />
bijdragen tussen<br />
160 M en 950 M<br />
$US tot in 2012<br />
(Müller, 2007)<br />
• Richtprincipes: aanpak per<br />
land en aanleren door de<br />
praktijk, gezond financieel<br />
beheer, transparantie,<br />
scheiding <strong>van</strong> de andere<br />
financieringsbronnen<br />
• Concrete<br />
aanpassingsprojecten en -<br />
programma's voorzien in de<br />
beslissing<br />
• 5/CP7<br />
III. Global Environment Facility (GEF ) – Fondsen beheer, opgericht als reactie op de richtlijnen <strong>van</strong> de Conferentie <strong>van</strong> de Partijen (CoP)<br />
(a) Global GEF 930 M$US • Aanvullende kostprijs <strong>van</strong> de • Mitigatieprojecten en –<br />
Environment<br />
activiteiten om op<br />
programma's<br />
Fund – Trust Fund<br />
wereldschaal milieu-effecten • Evaluaties <strong>van</strong> de<br />
te bekomen, totale kostprijs kwetsbaarheid en <strong>van</strong> de<br />
<strong>van</strong> de ondersteunende aanpassing in het kader <strong>van</strong><br />
activiteiten<br />
nationale communicaties en<br />
andere ondersteunende<br />
activiteiten<br />
(b) Strategic<br />
Prioiry on<br />
Adaptation Fund<br />
GEF<br />
50 M$US waar<strong>van</strong><br />
er 25 M$US<br />
werden<br />
toegewezen<br />
• Richtlijnen in verband met de • Piloot- en demoprojecten over<br />
opmaak <strong>van</strong> aanvullende aanpassing<br />
kosten die een bepaalde • Programma <strong>van</strong> de kleine<br />
handelingsmarge laten, subsidies (5 M$US) om de<br />
vooral voor het Programma aanpassing op communautaire<br />
<strong>van</strong> de kleine subsidies schaal te ondersteunen<br />
*<br />
2,0 M$US <strong>van</strong> het GEF hebben gediend voor projecten en voor administratieve ondersteuning<br />
**<br />
11,8 M$US <strong>van</strong> het GEF toegekend aan het Fonds voor de aanpassing <strong>van</strong> de minst ontwikkelde landen dienen voor projecten, voor administratieve posten en voor<br />
speciale toegewezen initiatieven<br />
***<br />
NAPA – National Adaptation Plans of Action<br />
Tabel 1: Fondsen voor aanpassing. Update <strong>van</strong> een tabel voorgesteld door Ressources Naturelles Canada (RES-<br />
SOURCES NATURELLES CANADA 2007, www.adaptation.nrcan.gc.ca/assess/2007/ch9/5_f.php)
Klimaatveranderingen en ontwikkelingslanden - 31<br />
Buiten deze fondsen en instrumenten, moeten we<br />
ook rekening houden met de initiatieven <strong>van</strong> de<br />
OESO, <strong>van</strong> de Wereldbank, <strong>van</strong> het UNEP, <strong>van</strong><br />
het UNDP en <strong>van</strong> de Europese Commissie. De<br />
OESO heeft een Development and Climate Change<br />
Project gelanceerd dat een guidance voorstelt<br />
over de middelen om reacties op de klimaatveranderingen<br />
te integreren in het planning- en assistentiebeleid.<br />
De Wereldbank ontwikkelde onder<br />
meer het Community Developement Carbon Fund<br />
(CDCF), het Biocarbon Fund (BCF), de Climate<br />
Investment Funds (met onder meer het Clean<br />
Technology Fund (CTF) en het Strategic Climate<br />
Fund (SCF)), het Pilot Programme for Climate<br />
Resilience, het Forestry Investment Fund en het<br />
Forest Carbon Partnership Facility. Ze stelt ook<br />
ADAPT voor, een evaluatietool voor klimaatrisico's<br />
(GIGLI & AGRAWALA, 2008). De Europese<br />
Commissie lanceerde recent nog tools zoals het<br />
Global Energy Efficiency and Renewable Energy<br />
Fund (GEEREF) 11 . Een ander initiatief <strong>van</strong> de<br />
Europese Unie is de Global Climate Change Alliance<br />
(GCCA), dat zich toelegt op de 5 volgende<br />
deelgebieden: concrete adaptatiemaatregelen,<br />
vermindering <strong>van</strong> de uitstoot als gevolg <strong>van</strong> de<br />
ontbossing, steun voor deelneming <strong>van</strong> de ontwikkelingslanden<br />
aan de wereldwijde koolstofmarkt,<br />
steun bij de vermindering <strong>van</strong> de kwetsbaarheid<br />
voor natuurrampen en integratie <strong>van</strong> de<br />
klimaatveranderingen in het beleid <strong>van</strong> ontwikkelingssamenwerking<br />
en <strong>van</strong> de strategieën voor de<br />
bestrijding <strong>van</strong> armoede.<br />
De ontwikkelde landen dragen hun steentje bij via<br />
hun samenwerkingsagentschappen, waar<strong>van</strong><br />
enkele de jongste jaren rapporten hebben<br />
voorgelegd over de interacties tussen de<br />
klimaatveranderingen en de ontwikkeling, en in<br />
bepaalde gevallen ook specifieke tools hebben<br />
ontwikkeld (CRISTAL, ORCHID,…) (GIGLI &<br />
AGRAWALA 2008).<br />
2.6. Tussenbalans<br />
Een gedetailleerde balans opmaken <strong>van</strong> de activiteit<br />
<strong>van</strong> elk <strong>van</strong> die organen, programma's en<br />
fondsen valt uiteraard buiten het kader <strong>van</strong> dit<br />
rapport. We zullen ons beperken tot vier algemene<br />
vaststellingen in verband (i) het CDM, (ii) de<br />
multilaterale fondsen, (iii) de actie <strong>van</strong> de Wereldbank,<br />
(iv) de bilaterale steun en het evenwicht<br />
tussen matiging en aanpassing.<br />
Hoewel het CDM door de ontwikkelingslanden en<br />
de ontwikkelde landen zeer enthousiast werd onthaald,<br />
doet het CDM enkele vragen en kritieken<br />
rijzen, vooral over het aanvullende karakter <strong>van</strong><br />
de projecten (koopjeseffect), over het feit dat het<br />
zich bijna exclusief concentreert in de opkomende<br />
landen en over het vaak zeer betwistbare karakter<br />
<strong>van</strong> hun bijdrage aan de duurzame ontwikkeling<br />
<strong>van</strong> de gastlanden (ERIKSEN & NAESS 2003,<br />
REDMAN & SEEN 2008, STERK2008). Er zijn<br />
er die menen dat de CDM hun bestaansreden<br />
vooral vinden in het feit dat ontwikkelde landen<br />
hiermee hun inspanningen voor een uitstootvermindering<br />
kunnen veilen of delocaliseren (LOH-<br />
MAN 2006).<br />
De multilaterale fondsen werden niet op hun<br />
werkzaamheid beoordeeld en het UNDP is daar<br />
bitter kritisch over: "Als men een complex verhaal<br />
wil herleiden tot een eenvoudige balans, zijn<br />
dit de resultaten: medio 2007 bedroeg de multilaterale<br />
financiering, effectief ont<strong>van</strong>gen in het algemene<br />
kader <strong>van</strong> de initiatieven opgericht overeenkomstig<br />
de CCNUCC, in totaal 26 miljoen<br />
US$. Het gaat hier om het equivalent <strong>van</strong> de bedragen<br />
die tijdens een week worden uitgegeven in<br />
het kader <strong>van</strong> de bescherming tegen overstromingen<br />
in het Verenigd Koninkrijk. De totale financiering<br />
die nodig is voor aanpassingsdoeleinden<br />
door toedoen <strong>van</strong> specifieke multilaterale fondsen<br />
bedraagt in totaal 279 miljoen US$. (…) De contrasten<br />
met de aanpassinginspanning in de rijke<br />
landen zijn frappant. De Duitse deelstaat Baden-<br />
Würtemberg voorziet meer dan twee maal het totale<br />
bedrag <strong>van</strong> de multilaterale adaptatie-inspanning<br />
in te zetten voor meer bescherming tegen<br />
overstromingen". En het UNDP wijst op een<br />
chronische onderfinanciering, een zwakke coördinatie<br />
en op het onvermogen om verder te gaan<br />
dan specifieke projecten. Voor (REF 26) is het<br />
11<br />
“an innovative global risk capital fund that will use limited public money to mobilise private investment in smallscale<br />
energy efficiency and renewable energy projects in developing countries and economies in transition.”
32 – De klimaatveranderingen en het Belgische beleid <strong>van</strong> ontwikkelingssamenwerking<br />
risico niet onbestaand dat de NAPA's grote infrastructuurprojecten<br />
gaan steunen eerder dan bescheiden<br />
projecten waarbij de gemeenschappen<br />
worden betrokken. Het UNDP vreest dat de focalisering<br />
<strong>van</strong> de NAPA's op ogenblikkelijke maatregelen<br />
zal gebeuren ten nadele <strong>van</strong> een globale<br />
visie (UNDP 2008).<br />
Tussen 2005 en 2007 zijn de activiteiten <strong>van</strong> de<br />
Wereldbank, alleen wat de adaptatie aan de klimaatveranderingen<br />
betreft, gestegen <strong>van</strong> nagenoeg<br />
10 tot 40 projecten. De Bank is trouwens<br />
zeer actief op het vlak <strong>van</strong> de matiging. Maar ook<br />
die werking oogst kritiek. Bepaalde auteurs wijzen<br />
op de aanzienlijke lacunes in de procedures in<br />
verband met de opvatting, tenuitvoerlegging en<br />
evaluatie <strong>van</strong> projecten (REF BURTON & VAN<br />
AALST in ERIKSEN & NAESS 2003). Een boude<br />
kritiek op de klimaatwerking <strong>van</strong> de Bank<br />
komt <strong>van</strong> REDMAN (op. cit.) die zich onder meer<br />
vragen stelt over de voordelen voor de armste<br />
landen; hij evoceert hierbij een belangenconflict<br />
omdat de WB tussen 2005 en 2007 meer dan 1,5<br />
miljard USD heeft geleend voor ontwikkelingsprojecten<br />
met een grote uitstoot <strong>van</strong> broeikasgassen,<br />
terwijl ze tegelijk 13% voor algemene kosten<br />
(overheads) afhield op projecten <strong>van</strong> minder uitstoot<br />
en meer absorptie (REDMAN &<br />
SEEN2008).<br />
Algemeen gezien overheerst de mening dat de<br />
adaptatie aan de effecten <strong>van</strong> de klimaatverandering<br />
in zeer grote mate wordt onderschat, ten<br />
voordele <strong>van</strong> de matiging door minder uitstoot en<br />
meer absorptie. Deze vaststelling gebeurt op alle<br />
niveaus, onder meer op het niveau <strong>van</strong> de bilaterale<br />
samenwerkingsagentschappen (UNDP 2008,<br />
e.a).
Aandacht voor de klimaatveranderingen - 33<br />
III. ONTWIKKELINGSSAMENWERKING DIE REKENING HOUDT MET<br />
DE KLIMAATVERANDERINGEN<br />
3.1. Interac
34 – De klimaatveranderingen en het Belgische beleid <strong>van</strong> ontwikkelingssamenwerking<br />
populatie tot de natuurlijke rijkdommen, inkrimping<br />
<strong>van</strong> de basis <strong>van</strong> beschikbare natuurlijke<br />
rijkdommen, groeiende welvaartskloof<br />
tussen sociale groepen, aantasting <strong>van</strong> de lokale<br />
tradities, het verstoren <strong>van</strong> de structurerende<br />
processen, wat leidt tot een toegenomen marginalisatie.<br />
3.1.2. De doeltreffendheid <strong>van</strong> de hulp<br />
wordt bedreigd<br />
Het gecombineerde effect <strong>van</strong> deze drie weerslagen<br />
kan de doeltreffendheid <strong>van</strong> de ontwikkelingshulp<br />
aanzienlijk beperken, zelfs hypothekeren.<br />
Zo heeft de Wereldbank een onderzoek gevoerd<br />
waaruit blijkt dat 55 % <strong>van</strong> haar ontwikkelingsprojecten<br />
klimaatgevoelig zijn en dat de globale<br />
opwarming in 25% <strong>van</strong> de gevallen substantiële<br />
risico’s met zich brengt (REF). Vierentwintig<br />
documenten <strong>van</strong> de Wereldbank met betrekking<br />
tot projecten of ontwikkelingsprogramma’s in<br />
Afrika werden onder de loep genomen door onderzoekers;<br />
ze kwamen tot het besluit dat de Bank<br />
amper aandacht besteedt aan de mogelijke negatieve<br />
effecten (adverse effects) <strong>van</strong> de klimaatveranderingen<br />
(RINGIUS et al. 1996). Na een studie<br />
<strong>van</strong> ontwikkelingsprojecten die door de internationale<br />
hulp werden gefinancierd in zes landen<br />
(Egypte, Fiji, Bangladesh, Nepal, Tanzania, Uruguay),<br />
heeft de OESO besloten dat het aantal<br />
"klimaatgevoelige" projecten schommelde <strong>van</strong><br />
12-26% in Tanzania tot 50-65% in Nepal (OESO<br />
2005). De in deze studie gehanteerde onderzoeksmethode<br />
werd overgenomen door de UNDP,<br />
die ze op een grotere schaal heeft toegepast. De<br />
auteurs concluderen dat, voor de periode tussen<br />
2001 en 2004, 17% <strong>van</strong> de internationale hulp<br />
blootgesteld is aan een extreem hoog klimaatrisico<br />
en dat 33% in ruimer opzicht aan een klimatologische<br />
impact is blootgesteld. Enkel al op het<br />
vlak <strong>van</strong> de bestaande beschermingsinfrastructuren<br />
zouden tussen 16 en 32 miljard USD aan investeringen<br />
bedreigd zijn (UNDP 2007).<br />
3.1.3. De perverse effecten <strong>van</strong> bepaalde<br />
vormen <strong>van</strong> ma
Aandacht voor de klimaatveranderingen - 35<br />
den. Het ontwikkelingsmodel <strong>van</strong> de geïndustrialiseerde<br />
landen is gebaseerd op een systematische<br />
ontginning <strong>van</strong> de natuurlijke rijkdommen (die<br />
zich trouwens vaak in de ontwikkelingslanden<br />
bevinden) aan een tempo dat niet houdbaar is (zie<br />
ter zake onder andere §§ 34 tot 38 <strong>van</strong> het advies<br />
<strong>van</strong> de FRDO over de thematische strategie "natuurlijke<br />
rijkdommen" <strong>van</strong> de Europese Unie,<br />
2006a01, 01.02.2006) (FRDO, 2006).<br />
In een poging om tegemoet te komen aan deze<br />
kritiek, heeft de Europese Raad zijn doelstelling<br />
om in 2020 10% biobrandstoffen op de markt te<br />
hebben, gekoppeld aan de voorwaarden dat deze<br />
biobrandstoffen aan duurzaamheidscriteria moeten<br />
voldoen en dat er op dat ogenblik biobrandstoffen<br />
<strong>van</strong> de tweede generatie commercieel beschikbaar<br />
moeten zijn. Aangezien we momenteel<br />
niet weten wat deze duurzaamheidscriteria exact<br />
zullen dekken, dienen we voorzichtig te blijven en<br />
mogen we er niet <strong>van</strong>uit gaan dat de potentiële<br />
nadelen <strong>van</strong> de massale invoer <strong>van</strong> biobrandstoffen<br />
of <strong>van</strong> biomassa uit ontwikkelingslanden volledig<br />
door deze Europese criteria zullen zijn weggewerkt.<br />
Om dat te bereiken zouden de duurzaamheidscriteria<br />
de onrechtstreekse effecten<br />
(land-use change en uitstoot door de landbouwsector),<br />
sociale criteria, voedselzekerheid (bij ons<br />
en in het zuiden) moeten omvatten, alsook de substitutie-effecten<br />
door de uitbreiding <strong>van</strong> het bebouwde<br />
land (in termen <strong>van</strong> broeikasgassen en<br />
biodiversiteit). Deze criteria moeten op de gepaste<br />
niveaus kunnen worden geëvalueerd (op wereldschaal,<br />
Europees, nationaal en op sectoraal niveau)<br />
om de dualisering <strong>van</strong> de productie (energie<br />
en voeding tegenover duurzame energie) en perverse<br />
effecten op het milieu of de maatschappij te<br />
vermijden. Over deze kwesties waren de meningen<br />
erg verdeeld tijdens de debatten <strong>van</strong> de "Printemps<br />
de l’environnement" 12 .<br />
De Aziatische Ontwikkelingsbank geeft een goede<br />
samenvatting <strong>van</strong> een ruim verspreide opinie:<br />
"Adaptation to climate change and variability is<br />
ultimately an issue of sustainable development".<br />
Het gaat erom de kwetsbaarheid te beperken en de<br />
menselijke en institutionele capaciteiten op te<br />
trekken, wat niet zonder financiële gevolgen is,<br />
zoals we verder zullen zien (cf. III.5) (ASIAN<br />
DEVELOPMENT BANK 2005). Op de vraag<br />
"hoe kunnen we ontwikkelingssamenwerking<br />
climate-proof maken?", komen twee soorten antwoorden<br />
naar boven: (i) de aanpassing integreren<br />
in de bestaande ontwikkelingsstrategieën, (ii)<br />
nieuwe types hulp en nieuwe types ontwikkelingsfondsen<br />
introduceren (ASIAN DEVELOP-<br />
MENT BANK 2005).<br />
3.2. Integra
36 – De klimaatveranderingen en het Belgische beleid <strong>van</strong> ontwikkelingssamenwerking<br />
multilaterale akkoorden die inzake leefmilieu<br />
werden afgesloten, (vi) coördinatie en complementariteit<br />
met de actie <strong>van</strong> de andere geldschieters,<br />
(vii) goedkeuring <strong>van</strong> de strategieën en <strong>van</strong><br />
de aanpassingsprocessen door de partnerlanden,<br />
(viii) participatie <strong>van</strong> de lokale actoren.<br />
De aanpassing integreren gebeurt in het algemene<br />
kader <strong>van</strong> de agenda <strong>van</strong> de duurzame menselijke<br />
ontwikkeling. Het spreekt voor zich dat de aanpassing<br />
<strong>van</strong> de bestaande infrastructuren en <strong>van</strong><br />
infrastructuurprojecten aan klimaatrisico’s een<br />
vaste plaats krijgt op deze agenda (ASIAN DE-<br />
VELOPMENT BANK 2005). Toch mag de aanpassing<br />
in geen geval worden beperkt tot de samenwerking<br />
op louter dit ene specifieke domein<br />
(UNDP 2007). De UNDP merkte bijvoorbeeld op<br />
dat de toegang tot waterbronnen niet enkel een<br />
kwestie is <strong>van</strong> fysieke infrastructuren, maar ook<br />
<strong>van</strong> sociale structuren en praktijken (UNDP<br />
2007). Andere auteurs merken op dat het niet volstaat<br />
om dijken te bouwen tegen overstromingen,<br />
maar dat men ook moeten helpen om de institutionele<br />
en sociale capaciteiten op te bouwen die<br />
nodig zijn voor het onderhoud er<strong>van</strong>. Hongersnood<br />
is niet noodzakelijkerwijs of niet enkel een<br />
gevolg <strong>van</strong> droogte, maar ook <strong>van</strong> eigendomsstructuren<br />
(vooral grondeigendom). Kortom: men<br />
dient zich te bevragen over de meervoudige interacties<br />
tussen onmiddellijke oorzaken en onderliggende<br />
sociale oorzaken, vermits deze interactie de<br />
kwetsbaarheid voor de klimaatverandering modelleert,<br />
vooral de kwetsbaarheid <strong>van</strong> de zwaksten<br />
(ERIKSEN & NAESS 2003).<br />
In zoverre de kwetsbaarheid wordt bepaald door<br />
een bundel objectieve en subjectieve, structurele<br />
en culturele factoren, moet ze worden beschouwd<br />
als een dynamisch proces dat in hoge mate door<br />
de specifieke context wordt bepaald. Er is bijgevolg<br />
geen "onfeilbaar recept" voor aanpassing<br />
(UNDP 2007), net zoals er ook geen eenvormige<br />
catalogus bestaat met maatregelen die men moet<br />
treffen om bij te dragen aan de menselijke ontwikkeling.<br />
In elke sector <strong>van</strong> de hulpverlening<br />
kan de ontwikkelingssamenwerking een concrete<br />
aanpassingsstrategie uittekenen door maatregelen<br />
uit te voeren op diverse niveaus in functie <strong>van</strong> de<br />
risico’s, <strong>van</strong> de ontwikkelingsniveau, <strong>van</strong> de financiële<br />
en technologische middelen, en <strong>van</strong> de<br />
factoren die de kwetsbaarheid ter plaatse bepalen<br />
(ERIKSEN & NAESS 2003, UNDP 2007). In het<br />
algemeen biedt de systematische bevordering (en<br />
toepassing) <strong>van</strong> goede milieupraktijken m.b.t. beheer<br />
<strong>van</strong> de natuurlijke rijkdommen, <strong>van</strong> de energiekeuzes,<br />
<strong>van</strong> afvalbeheer, … een gekende, maar<br />
concrete benadering <strong>van</strong> aanpassing.<br />
Zo suggereren bijvoorbeeld de auteurs <strong>van</strong> een<br />
studie om een kader voor de aanpassing in Afrika<br />
uit te tekenen, twee algemene strategieën: (i) de<br />
verbetering <strong>van</strong> het huidige beheer <strong>van</strong> de rijkdommen,<br />
(ii) het reduceren <strong>van</strong> de kwetsbaarheid<br />
voor klimaatgevaren. Bovendien onderscheiden<br />
ze vier generische types antwoorden die behoren<br />
tot een aanpassingstrategie die in de ontwikkeling<br />
is geïntegreerd (RINGIUS et al. 1996):<br />
- anticipatieve aanpassing omvat de wijzigingen<br />
die men aan lange termijnprojecten moet aanbrengen,<br />
projecten om te beschermen tegen<br />
extreme gebeurtenissen, de preventie <strong>van</strong> gebeurtenissen<br />
die een onomkeerbare impact<br />
hebben, de projecten die onverschillig zijn<br />
voor klimaatveranderingen ("no regret"), alsook<br />
de gevallen waarin de aanpassing aan een<br />
lagere kostprijs kan gebeuren;<br />
- institutionele / regulerende aanpassing mikt<br />
enerzijds op de reglementaire wijzigingen die<br />
men moet aanbrengen aan de ontwikkelingen<br />
die, mochten ze ongewijzigd blijven, als effect<br />
zouden hebben dat de kwetsbaarheid in de toekomst<br />
toeneemt (vb. infrastructuren, ontwikkeling<br />
<strong>van</strong> kustgebieden, bodemgebruik), en anderzijds<br />
wijzigingen die men dient aan te brengen<br />
aan instellingen waar<strong>van</strong> de "perverse effecten"<br />
de beperking <strong>van</strong> de kwetsbaarheid<br />
belemmeren (vb. economische stimuli die de<br />
overgang naar droogtebestendige gewassen<br />
afremmen);<br />
- aanpassing door onderzoek & onderwijs verwijst<br />
enerzijds naar de projecten die erop gericht<br />
zijn om nieuwe aanpassingsmogelijkheden<br />
te vinden voor uitdagingen waarvoor momenteel<br />
geen oplossing bestaat, en anderzijds<br />
naar projecten die als doel hebben om gedragingen<br />
die in het licht <strong>van</strong> de klimaatveranderingen<br />
inadequaat zijn, te wijzigen;
Aandacht voor de klimaatveranderingen - 37<br />
- hulp aan de capaciteitsontwikkeling is gericht<br />
op verscheidene types projecten in de volgende<br />
domeinen: (a) toename <strong>van</strong> de productiviteit<br />
<strong>van</strong> de sectoren, vooral inzake natuurlijke rijkdommen,<br />
(b) de versterking <strong>van</strong> de institutionele<br />
capaciteit in het algemeen; (c) beperking<br />
<strong>van</strong> de vervuiling en verbetering <strong>van</strong> de kwaliteit<br />
<strong>van</strong> het leefmilieu.<br />
3.3. Vertragingen en belemmeringen<br />
voor de integra
38 – De klimaatveranderingen en het Belgische beleid <strong>van</strong> ontwikkelingssamenwerking<br />
met de klimaatbeperkingen zal ingaan tegen<br />
het scheppen <strong>van</strong> economische rijkdom en tegen<br />
het terugdringen <strong>van</strong> de armoede die geacht<br />
wordt hieruit te volgen. Deze vrees is<br />
vaak onterecht, maar kan ook wel gedeeltelijk<br />
gegrond zijn wanneer we te maken hebben met<br />
ontwikkelingsprojecten die duurzaamheid missen<br />
en de andere milieudoelstellingen onvoldoende<br />
integreren (bescherming <strong>van</strong> de biodiversiteit,<br />
strijd tegen de woestijnvorming, en<br />
bodemdegradatie): zo verliest men bijvoorbeeld<br />
bij de aquacultuur <strong>van</strong> garnaal ten koste<br />
<strong>van</strong> mangroves, door het vooruitzicht <strong>van</strong> de<br />
winsten op korte termijn (die vaak in handen<br />
komen <strong>van</strong> een minderheid binnen de gemeenschap)<br />
de overwegingen op lange termijn uit<br />
het oog, zoals de toegenomen kwetsbaarheid<br />
voor de impact <strong>van</strong> de klimaatveranderingen<br />
(OESO 2005);<br />
- het personeelsgebrek bij de samenwerkingsinstanties,<br />
en de vrees dat de integratie <strong>van</strong> de<br />
aanpassing de procedures om projecten te selecteren<br />
en te onderzoeken complexer en<br />
zwaarder zou kunnen maken, de kosten er<strong>van</strong><br />
zelfs zou kunnen doen stijgen, ten nadele <strong>van</strong><br />
de lokale gemeenschappen voor wie de hulp<br />
bestemd is;<br />
- een zekere ‘overbelasting’ inzake doelstellingen<br />
en problemen die moeten worden geïntegreerd<br />
bij het opzetten <strong>van</strong> ontwikkelingsprojecten.<br />
De ontwikkelingssamenwerking heeft<br />
de problemen <strong>van</strong> gender, biodiversiteit, strijd<br />
tegen woestijnvorming en bodemdegradatie<br />
geïntegreerd in haar inspanningen om de Millenniumdoelstellingen<br />
te halen. De aanpassing<br />
aan de klimaatverandering er ook nog bij integreren,<br />
kan "eentje te veel" lijken.<br />
- een ander mogelijk beletsel is dat de mogelijke<br />
acties inzake aanpassing voor de coöperanten<br />
nog steeds abstract zijn. In de literatuur en<br />
in de documentatie <strong>van</strong> de ontwikkelingsagentschappen<br />
zijn veel theoretische en algemene<br />
uitspraken over de klimaatveranderingen te<br />
vinden, maar wanneer men zoekt hoe dit concreet<br />
kan worden omgezet, vindt men nauwelijks<br />
meer dan de oude recepten – de klimaatveranderingen<br />
worden voorgesteld als een<br />
"nieuw probleem" of als een probleem dat pas<br />
begint door te dringen, maar waarvoor men<br />
niet meteen ook een arsenaal te ondernemen<br />
acties voorstelt.<br />
We mogen opmerken dat wat hierboven werd gezegd<br />
over de belemmeringen om aanpassing te<br />
integreren, mutatis mutandis ook geldt voor matiging.<br />
3.4. Algemene voorwaarden voor<br />
integra
Aandacht voor de klimaatveranderingen - 39<br />
en strijd tegen de woestijnvorming en bodemdegradatie.<br />
Niet toevallig volgt 'aanpassing' meteen op de<br />
toegenomen politieke bewustwording <strong>van</strong> wat er<br />
op het spel staat, bij de strategische prioriteiten<br />
<strong>van</strong> de Europese Unie (COMMISSIE VAN DE<br />
EUROPESE GEMEENSCHAPPEN 2003): de<br />
auteurs <strong>van</strong> een studie over de integratie <strong>van</strong> aanpassing<br />
in het Deense samenwerkingsbeleid<br />
schrijven dat, hoewel de aanpassing slechts een<br />
"remedie" is om de negatieve weerslag <strong>van</strong> de<br />
klimaatveranderingen te verzachten, de aanpassing<br />
het sterkst samenhangt met het terugdringen<br />
<strong>van</strong> armoede en met de ontwikkelingsagenda.<br />
Voor de ontwikkelde landen gaat het er dus om<br />
"de matiging te sturen" en "voor de aanpassing te<br />
betalen" (DANIDA 2005) overeenkomstig het<br />
principe dat de vervuiler betaalt. In het geval <strong>van</strong><br />
de EU raakt de aanpassing alle partnerlanden (behalve<br />
Bosnië en Macedonië), terwijl matiging<br />
vooral aan de orde is in landen met de grootste<br />
uitstoot, met de grootste uitstoot per inwoner, de<br />
kandidaat-landen voor bijlage 1 en de landen die<br />
over uitgestrekte bossen beschikken (CCE,<br />
op.cit.).<br />
De aanpassing en de strijd tegen armoede op elkaar<br />
doen aansluiten, vormt de tweede cruciale<br />
kwestie <strong>van</strong> de politieke bewustwording op het<br />
allerhoogste niveau. Het zou immers fout zijn om<br />
armoede en kwetsbaarheid (of armoede en conflicten)<br />
zonder meer gelijk te schakelen. Deze<br />
benadering komt immers uit op het begrip hulp,<br />
terwijl de echte uitdaging voor de aanpassing erin<br />
ligt om de gemeenschappen in hun eigen strategieën<br />
te ondersteunen. In plaats <strong>van</strong> te stellen dat<br />
armoede = kwetsbaarheid, lijkt het adequater om<br />
te bekijken dat de beide fenomenen een waaier<br />
determinanten gemeenschappelijk hebben, zodanig<br />
dat heel wat maatregelen die gericht zijn op<br />
aanpassing, waarschijnlijk als effect hebben dat<br />
zij ook de armoede beperken door de onderliggende<br />
oorzaken er<strong>van</strong> aan te pakken (bijvoorbeeld<br />
de politieke, economische en sociale structuren<br />
die de toegang tot de rijkdommen bepalen)<br />
(ERIKSEN & NAESS 2003).<br />
Wanneer we armoede en kwetsbaarheid beschouwen<br />
als twee fenomenen die voortvloeien uit<br />
ruimschoots gemeenschappelijk oorzaken, versterkt<br />
dit wat hoger werd gezegd in verband met<br />
de noodzaak om elke opvatting <strong>van</strong> aanpassing<br />
waarin dit essentieel wordt samengevat als ‘infrastructuurwerken<br />
uitvoeren om de populatie tegen<br />
klimaatrisico’s te beschermen’, te bannen (UNDP<br />
2007, BROOKS & GIST 2008 e.a.). Infrastructuurwerken<br />
zijn beslist noodzakelijk, maar deze<br />
kwestie kan niet alleen maar worden opgelost in<br />
het huidige strategische kader <strong>van</strong> de samenwerking<br />
en <strong>van</strong> de budgettaire enveloppen die daarvoor<br />
zijn toegekend. Een zo eng technologische<br />
opvatting zou een bedreiging vormen voor de<br />
budgetten die naar de samenwerkingsprojecten<br />
gaan, in eerste plaats de bilaterale samenwerking,<br />
en zou ertoe leiden dat de strategie die prioritair<br />
gericht is op de lokale gemeenschappen en de armoedebestrijding<br />
opnieuw in vraag wordt gesteld.<br />
Zo zou men onafwendbaar niet tot compromissen<br />
maar tot confrontaties komen tussen aanpassing<br />
aan de klimaatveranderingen en menselijke ontwikkeling<br />
(we komen hierna terug op de vraag<br />
<strong>van</strong> de financiering: cf. 3.6). Anderzijds gaat het<br />
er wel om de integratie <strong>van</strong> de aanpassing te situeren<br />
binnen het bestaande beleid, de bestaande prioriteiten,<br />
de bestaande projecten en de bestaande<br />
procedures (GIGLI & AGRAWALA 2007), zoals<br />
die opgesteld zijn in het kader <strong>van</strong> de realisatie<br />
<strong>van</strong> de Millenniumdoelstellingen, waarbij de toeeigening<br />
door het partnerland wordt gewaarborgd<br />
en waarbij zorgvuldig alle protagonisten binnen<br />
het partnerland worden betrokken (private sector,<br />
ngo's, betrokken gemeenschappen, onderzoekers,<br />
enz..) (DANIDA 2005). Dit betekent dat de hulp<br />
bij de capaciteitsopbouw (capacity building) een<br />
doorslaggevende plaats inneemt in de integratie<br />
<strong>van</strong> aanpassing, zowel institutioneel als op het<br />
algemene sociale niveau. Deze hulp zal des te<br />
doeltreffender zijn naarmate ze terdege rekening<br />
houdt met de strategieën die de gemeenschappen<br />
zelf hebben uitgewerkt (ibid).<br />
Een derde cruciale kwestie voor de besluitvormers<br />
bestaat erin de synergieën aan te grijpen tussen<br />
de strijd tegen de klimaatveranderingen en de<br />
andere prioritaire milieudomeinen: bescherming<br />
<strong>van</strong> de biodiversiteit en actie tegen de woestijnvorming<br />
en de bodemdegradatie. Er bestaan veel<br />
dergelijke synergieën, waar<strong>van</strong> we hier geen ex-
40 – De klimaatveranderingen en het Belgische beleid <strong>van</strong> ontwikkelingssamenwerking<br />
haustieve lijst moeten opstellen. Het spreekt voor<br />
zich dat de bescherming <strong>van</strong> de biodiversiteit<br />
hand in hand gaat met de bescherming <strong>van</strong> ecosystemen<br />
die, net zoals de mangroves, de koraalriffen<br />
en de wouden, een niet verwaarloosbare rol<br />
spelen in de aanpassing, zelfs in de matiging <strong>van</strong><br />
de klimaatverandering. Bovendien zijn deze drie<br />
domeinen <strong>van</strong> milieuactie nauw verweven met de<br />
strijd tegen armoede, voor zover de allerarmste<br />
bevolkingsgroepen, meer dan andere, afhankelijk<br />
zijn <strong>van</strong> de rijkdommen die de natuurlijke ecosystemen<br />
bieden. Verder zijn er over de sociale implicaties<br />
<strong>van</strong> de bescherming <strong>van</strong> de biodiversiteit<br />
en <strong>van</strong> de strijd tegen de woestijnvorming/bodemdegradatie<br />
al tal <strong>van</strong> studies en werken verschenen,<br />
die inspiratie kunnen bieden bij het opstellen<br />
<strong>van</strong> analoge strategieën inzake de strijd<br />
tegen de klimaatveranderingen (ERIKSEN &<br />
NAESS 2003).<br />
Op basis <strong>van</strong> deze politieke bewustwording en het<br />
inzicht in de drie voormelde cruciale kwesties,<br />
kunnen de politieke besluitvormers de "opportuniteitsvensters"<br />
bepalen (DANIDA 2005) om de<br />
kwestie <strong>van</strong> de aanpassing op te nemen in de dialoog<br />
met de partners op alle niveaus. Van deze<br />
"opportuniteitsvensters" vermelden we inzonderheid:<br />
het politiek overleg op topniveau, de opstelling<br />
<strong>van</strong> de Cadres Stratégiques de Réduction de<br />
la Pauvreté (CSRP) en <strong>van</strong> de NAPA’s (National<br />
Adaptation Programmes of Action). We kunnen<br />
ook bepaalde specifiek Europese vensters vermelden:<br />
contacten met de ACP-landen in het kader<br />
<strong>van</strong> de akkoorden <strong>van</strong> Cotonou, contacten met de<br />
Nieuwe Onafhankelijke Staten, het proces <strong>van</strong><br />
Barcelona met de 10 Staten <strong>van</strong> het Zuiden en het<br />
Oosten <strong>van</strong> het Mediterraan bekken, enz. Ten slotte<br />
merken we op dat de besluitvormers over bevoorrechte<br />
middelen beschikken om een regionale<br />
coördinatie <strong>van</strong> het aanpassingsbeleid tussen landen<br />
<strong>van</strong> een zelfde geografische zone te bevorderen.<br />
3.5. Tien pistes voor integra
Aandacht voor de klimaatveranderingen - 41<br />
ste problemen bij de uitvoering <strong>van</strong> de projecten<br />
en programma’s. De ervaring die de UNITAR<br />
(www.unitar.org) in deze materie heeft opgebouwd,<br />
vooral dankzij haar project "Climate<br />
Change Capacity Development – C3D"<br />
(http://cern.ch/c3d), zou de Belgische Samenwerking<br />
nuttige inspiratie kunnen bieden. Een<br />
samenwerking met de UNITAR zou vruchtbaar<br />
kunnen zijn.<br />
- informatie. De opgeleide teams dienen over<br />
gemakkelijk toegankelijke, onmiddellijk bruikbare<br />
en regelmatig geactualiseerde informatie<br />
over het klimaat te beschikken voor de regio’s<br />
die de samenwerking bestrijkt (OESO 2006).<br />
Deze informatie zou projecties moeten omvatten<br />
over de belangrijkste evolutieparameters <strong>van</strong><br />
het klimaat (temperaturen, neerslag) en over de<br />
impact (extreme meteorologische gebeurtenissen,<br />
stijging <strong>van</strong> de zeespiegel, smelten <strong>van</strong> de<br />
gletsjers, waterhuishouding, ecosystemen,...)<br />
(cf.1.2), met daarbij het bijhorende vertrouwensniveau.<br />
Hoewel de marge wetenschappelijke<br />
onzekerheid nog aanzienlijk blijft, lijkt<br />
vooruitgang mogelijk. Verder zou de informatie<br />
ook gegevens moeten bevatten over de mogelijkheden<br />
en ervaringen qua aanpassing, en over<br />
de kost <strong>van</strong> de uitvoering er<strong>van</strong> en de eventuele<br />
weerslag er<strong>van</strong> (OESO 2005);<br />
- screening <strong>van</strong> de risico’s en kwetsbaarheidfactoren.<br />
Voor elke sector <strong>van</strong> de hulp zouden de<br />
teams die belast zijn met de samenwerking<br />
moeten beschikken over de nodige instrumenten<br />
(toolkit) om (i) de risicofactoren snel te bepalen,<br />
(ii) de mogelijke impact te evalueren (impact<br />
<strong>van</strong> de klimaatverandering op de projecten, <strong>van</strong><br />
de projecten op de klimaatveranderingen en <strong>van</strong><br />
de projecten op de kwetsbaarheid <strong>van</strong> de bevolking<br />
en/of <strong>van</strong> de ecosystemen, en (iii) de antwoorden<br />
hiërarchisch in te delen in functie <strong>van</strong><br />
de risico’s, <strong>van</strong> de kwetsbaarheid, <strong>van</strong> de kosten<br />
en <strong>van</strong> het type project;<br />
- aangrijpingspunten voor de integratie afbakenen.<br />
Om het gebruik <strong>van</strong> de toolkit te vergemakkelijken<br />
en te harmoniseren moeten er aangrijpingspunten<br />
worden uitgezet. Algemeen gesteld<br />
menen ERIKSEN & NAESS dat de aangrijpingspunten<br />
zich situeren aan de interfaces<br />
tussen de drie pijlers <strong>van</strong> de activiteit: beheer<br />
<strong>van</strong> de natuurlijke rijkdommen, terugdringen<br />
<strong>van</strong> de armoede en humanitaire hulp. Elk <strong>van</strong><br />
deze interfaces omvat daarbij een reeks specifieke<br />
aangrijpingspunten die in drie "families"<br />
worden gegroepeerd: (i) rijkdommen (toegankelijkheid<br />
<strong>van</strong> de natuurlijke rijkdommen, economische<br />
opportuniteiten voor de allerarmsten,<br />
biodiversiteit, verwerking en verhandeling <strong>van</strong><br />
de lokale producten, informele mechanismen,<br />
...), (ii) plaatselijke capaciteit en gevoeligheid<br />
(integratie tussen traditionele en moderne landbouw,<br />
agrobiodiversiteit, verandering <strong>van</strong> gebruik<br />
<strong>van</strong> de grond, banden tussen informele<br />
lokale instellingen en overheden,...), (iii) het<br />
risico beheren en erop anticiperen (early warning)<br />
(lokale strategieën tegenover rampen,<br />
alarmsystemen, bescherming gebaseerd op het<br />
beheer <strong>van</strong> de natuurlijke rijkdommen, lokale<br />
klimatologische en meteorologische capaciteiten,<br />
stedelijke infrastructuur, kustbescherming,...);<br />
- de klimaatevaluatie en andere milieuevaluaties<br />
samenvoegen. Om het werk <strong>van</strong> de coöperanten<br />
niet nodeloos zwaarder en complexer te maken,<br />
dient men de klimaatevaluatie en de andere milieuevaluaties<br />
in één enkele procedure samen te<br />
brengen. De procedure ‘Evaluatie <strong>van</strong> de Milieu-impact’<br />
kan als basis dienen voor deze samenvoeging,<br />
mits ze zodanig wordt uitgebreid<br />
dat ze niet enkel de impact <strong>van</strong> de projecten op<br />
het leefmilieu integreert, maar ook de impact<br />
<strong>van</strong> het leefmilieu op de projecten en de impact<br />
<strong>van</strong> de projecten op de kwetsbaarheid <strong>van</strong> de<br />
populatie en/of <strong>van</strong> de ecosystemen (DANIDA<br />
2005 HENS & HUGE 2008b, ERIKSEN &<br />
NAESS 2003). Van daaruit stellen HENS en<br />
HUGE voor om een volledige "toolkit" uit te<br />
werken om tegelijkertijd de drie dimensies klimaatverandering,<br />
bescherming <strong>van</strong> de biodiversiteit<br />
en strijd tegen de woestijnvorming/bodemdegradatie<br />
te integreren. Het zou nuttig zijn<br />
mocht deze toolkit tevens een standpunt bevatten<br />
over bepaalde controversiële thema’s (biobrandstoffen<br />
– ggo's …) en/of alternatieven<br />
voorstellen (ecotoerisme – biobrandstoffen <strong>van</strong><br />
de tweede generatie – "organische" gewassen…).<br />
Vaak missen de actoren <strong>van</strong> de Belgi-
42 – De klimaatveranderingen en het Belgische beleid <strong>van</strong> ontwikkelingssamenwerking<br />
sche Samenwerking referentiekaders over deze<br />
gevoelige aspecten … Men zou een duidelijke<br />
strategische lijn moeten uitzetten in plaats <strong>van</strong><br />
geval per geval beleid te voeren.<br />
- Optreden in het stadium <strong>van</strong> het uitdenken en<br />
onderzoek <strong>van</strong> de projecten. Meestal zijn de<br />
moeilijkheden en de kosten aanzienlijk veel<br />
groter wanneer men projecten achteraf moet<br />
bijsturen om ze aan te passen aan de klimaatveranderingen<br />
(ASIAN DEVELOPMENT<br />
BANK 2005);<br />
- Voorrang aan uitvoering. De OESO adviseert<br />
voorrang te verlenen aan maatregelen die al milieuprioriteiten<br />
zijn, of die dat zouden moeten<br />
zijn, en waar<strong>van</strong> de uitvoering nog meer gerechtvaardigd<br />
is in het kader <strong>van</strong> aanpassingsstrategie:<br />
bescherming <strong>van</strong> de mangroves, <strong>van</strong><br />
de wouden, beheer <strong>van</strong> de wateren, <strong>van</strong> de dijken…<br />
In plaats <strong>van</strong> nieuwe plannen te lanceren<br />
zou men de factoren uit de weg moeten werken<br />
die de praktische uitvoering <strong>van</strong> deze maatregelen<br />
hebben belet (OESO 2005);<br />
- Coördinatie met de humanitaire hulp. Deze<br />
coördinatie is noodzakelijk omdat het klimaatrisico<br />
mogelijk tot menselijke rampen leidt. Maar<br />
de hulp zelf moet ook opnieuw benaderd worden<br />
in het licht <strong>van</strong> de aanpassing aan de klimaatveranderingen.<br />
Niet enkel de hoeveelheid<br />
maar ook de snelheid <strong>van</strong> de hulp is doorslaggevend.<br />
Bovendien benadrukken bepaalde auteurs<br />
dat de buitenlandse hulp, spijts de onmiddellijke<br />
positieve effecten er<strong>van</strong>, ook de capaciteit<br />
<strong>van</strong> de gemeenschappen en <strong>van</strong> de structuren<br />
om de uitdagingen <strong>van</strong> de rampen op te nemen,<br />
kan ondermijnen (ERIKSEN & NAESS<br />
2003). De plaatselijke capaciteiten op dit punt<br />
versterkten maakt dus wezenlijk deel uit <strong>van</strong> de<br />
integratie <strong>van</strong> aanpassing in samenwerking;<br />
- Het uitwisselen <strong>van</strong> goede praktijken (tussen<br />
departementen binnen een land, tussen samenwerkingsinstanties<br />
<strong>van</strong> verschillende landen)<br />
(HENS & HUGE 2008a);<br />
- Opvolging en periodieke balansen (OESO<br />
2008). De aanpassing is dynamisch. De sturing<br />
er<strong>van</strong> moet evolueren, zowel in functie <strong>van</strong> de<br />
ervaring te velde als <strong>van</strong> de evolutie <strong>van</strong> het<br />
klimaat zelf.<br />
3.6 Grenzen <strong>van</strong> integra
Aandacht voor de klimaatveranderingen - 43<br />
<strong>van</strong> de investeringen, ze in Afrika 2% en in de<br />
Minst Ontwikkelde Landen 6% bedraagt.<br />
Zowel voor aanpassing als voor matiging geven<br />
de bedragen die de literatuur aanreikt louter een<br />
grootteorde weer. Maar die worden waarschijnlijk<br />
sterk onderschat. Het UNFCCC benadrukt daarmee<br />
het feit dat haar analyse geen raming geeft<br />
<strong>van</strong> de totale kosten <strong>van</strong> de matiging <strong>van</strong> de klimaatverandering<br />
of <strong>van</strong> de totale kost <strong>van</strong> de aanpassing<br />
aan de impacts <strong>van</strong> de klimaatverandering.<br />
Dat kan immers niet met de gevolgde methodologie.<br />
Zo zijn op het vlak <strong>van</strong> de investeringen<br />
die nodig zijn in de energiesector (matiging),<br />
de schattingen <strong>van</strong> het UNFCCC gebaseerd op het<br />
verschil tussen het referentiescenario en het alternatieve<br />
scenario <strong>van</strong> het Internationale Energieagentschap.<br />
Dit alternatieve scenario zou zich echter<br />
pas vertalen in een daling <strong>van</strong> de CO2-uitstoot<br />
met 10% tegen 2030, ten opzichte <strong>van</strong> het referentiescenario.<br />
Een dergelijke daling is ruimschoots<br />
ontoereikend in het licht <strong>van</strong> de aanbevelingen<br />
<strong>van</strong> de IPCC indien men een stijging <strong>van</strong> de wereldtemperatuur<br />
tot 2°C boven de pre-industriële<br />
temperatuur wil beperken, zoals de Europese Unie<br />
sinds 1996 vooropstelt.<br />
Op het vlak <strong>van</strong> de aanpassing die, zoals we gezien<br />
hebben, op de korte en de middellange termijn<br />
als prioritair moet worden beschouwd in het<br />
kader <strong>van</strong> de doelstellingen <strong>van</strong> de menselijke<br />
ontwikkeling, brengen de bovenstaande schattingen<br />
veel auteurs ertoe om te pleiten voor nieuwe<br />
financieringsbronnen voor de hulp, waarmee het<br />
principe "de vervuiler betaalt" concreet kan worden<br />
gemaakt (AGRAWALA & VAN AALST<br />
2008, UNFCCC 2007, UNDP 2007, e.a.). Er bestaan<br />
verscheidene voorstellen: (i) financiering<br />
<strong>van</strong> de aanpassing door de koolstofmarkt (deze<br />
weg werd ingehuldigd met de financiering <strong>van</strong> het<br />
aanpassingsfonds met een heffing <strong>van</strong> 2% op de<br />
inkomsten <strong>van</strong> het Clean Development Mechanism),<br />
(ii) belastingsystemen (uitgebreide heffing<br />
op vliegtuigreizen, de Zwitserse regering heeft<br />
zelfs een algemene taks op CO2 voorgesteld)<br />
(UVEK 2008), (iii) financiering door de landen<br />
<strong>van</strong> Bijlage 1, in functie <strong>van</strong> de inkomsten en<br />
vermogens. In dat kader is niet zonder belang om<br />
ook te herinneren aan andere voorstellen, zoals de<br />
"Tobin-taks" of het idee <strong>van</strong> een uitzonderlijke<br />
wereldbelasting op vermogens, dat door de<br />
UNCTAD werd geopperd in haar verslag <strong>van</strong><br />
1995 (UNCTAD, 1995).<br />
Welke de precieze mechanismen ook zijn, een<br />
herverdeling <strong>van</strong> de rijkdommen blijkt noodzakelijk<br />
op wereldschaal. Hoe belangrijk de belofte<br />
<strong>van</strong> de ontwikkelde landen om 0,7% <strong>van</strong> hun<br />
BNP aan ontwikkelingshulp te besteden ook is -<br />
belofte die nog steeds niet wordt nagekomen – ze<br />
zou niet volstaan om de uitdagingen <strong>van</strong> het klimaat<br />
op te nemen, zeker niet waar het gaat om<br />
aanpassing. Een nieuwe internationale architectuur<br />
<strong>van</strong> ontwikkelingssamenwerking is noodzakelijk.<br />
Die concentratie <strong>van</strong> middelen die hieruit<br />
zou moeten voortvloeien, brengt ons bij de vraag<br />
naar de structuur <strong>van</strong> de multilaterale hulp en naar<br />
het relatieve belang er<strong>van</strong> en <strong>van</strong> de bilaterale<br />
hulp. De standpunten die het UNDP op elk <strong>van</strong><br />
deze twee domeinen voorstaat, hebben als verdienste<br />
dat ze het debat in alle klaarheid voeren:<br />
- In verband met de structurering <strong>van</strong> de multilaterale<br />
hulp, meent het UNDP dat de toename<br />
<strong>van</strong> de multilaterale initiatieven, elk met zijn<br />
eigen rapporteringsysteem, de kosten <strong>van</strong> de<br />
operaties opdrijft. Het pleit (i) dat de verruiming<br />
<strong>van</strong> de planning met het oog op de aanpassing,<br />
begint met de overgang naar een kader dat berust<br />
op de programma’s en geïntegreerd is met<br />
de ruimere nationale planningsoefeningen, en<br />
(ii) om de multilaterale fondsen in één enkel<br />
fonds te consolideren, met vereenvoudigde procedures<br />
en een bijgestuurde oriëntering naar<br />
aanpassing die gebaseerd is op de programma’s;<br />
- In verband met het relatieve belang <strong>van</strong> de multilaterale<br />
hulp en <strong>van</strong> de bilaterale hulp, meent<br />
het verslag 2007 over de menselijke ontwikkeling<br />
dat de projecten een rol zullen blijven spelen,<br />
maar dat de "specifieke hulp voor projecten<br />
echter niet kan dienen als fundament voor een<br />
toename aan partnerschappen voor de aanpassing<br />
op de vereiste schaal", temeer omdat "de<br />
specifieke hulp voor projecten de neiging vertoont<br />
dat de kosten <strong>van</strong> de operaties opgedreven<br />
worden, omwille <strong>van</strong> de voorkeuren <strong>van</strong> de donoren<br />
voor hun eigen systeem".
De Belgische samenwerking en de klimaatveranderingen - 45<br />
IV. DE BELGISCHE SAMENWERKING EN DE KLIMAATVERANDERINGEN<br />
4.1. Stand <strong>van</strong> zaken<br />
In dit hoofdstuk zien we hoe de Belgische samenwerking,<br />
bekeken <strong>van</strong>uit het standpunt <strong>van</strong> de<br />
strijd tegen de klimaatveranderingen, dezelfde<br />
tendensen vertoont wat we op internationaal niveau<br />
hebben gezien: de uitdaging wordt onderschat,<br />
de verhouding tussen matiging en aanpassing<br />
is scheefgetrokken ten voordele <strong>van</strong> matiging<br />
en ten nadele <strong>van</strong> aanpassing, het blijkt methodologisch<br />
moeilijk om ze binnen de bestaande beleidslijnen<br />
en procedures te integreren.<br />
Het verslag 2006-2007 <strong>van</strong> de DGOS (DGOS<br />
2007) benadert de klimaatskwestie via de bescherming<br />
<strong>van</strong> het tropisch regenwoud in de DC<br />
Congo, door te vermelden "dat het onmisbaar is<br />
omwille <strong>van</strong> zijn klimaatregulerend effect". In<br />
verband met het belang <strong>van</strong> het concept <strong>van</strong> het<br />
niet destructieve gebruik <strong>van</strong> het woud (REDD),<br />
wat de kernvraag was <strong>van</strong> de conferentie <strong>van</strong><br />
Brussel over het duurzame beheer <strong>van</strong> het Congobekken<br />
(26-27 februari 2007), stelt het rapport:<br />
"Ook al is het op zich natuurlijk dat de wouden<br />
worden geëxploiteerd, toch kunnen we niet toelaten<br />
dat ze later worden gereduceerd tot de financiële<br />
waarde <strong>van</strong> het hout. De wouden leveren<br />
essentiële bijdragen aan het leefmilieu, waarmee<br />
beslist rekening moet worden gehouden, zoals<br />
bijvoorbeeld de beperking <strong>van</strong> de effecten <strong>van</strong> de<br />
klimaatverandering". We merken hier een zekere<br />
verwarring tussen aanpassing en matiging <strong>van</strong> de<br />
gevolgen <strong>van</strong> klimaatverandering, vermits de<br />
tekst verdergaat en (correcter) stelt dat "Op de<br />
internationale topontmoeting over het klimaat in<br />
Bali werd besloten dat het begrip ‘preventie <strong>van</strong><br />
de ontbossing’ <strong>van</strong>af 2012 deel zou uitmaken <strong>van</strong><br />
het Kyoto II-akkoord, waarmee de bescherming<br />
<strong>van</strong> de wouden een plaats zou krijgen in de internationale<br />
strijd tegen de CO2 –uitstoot" (blz. 32).<br />
De klimaatveranderingen worden ook op een andere<br />
plaats <strong>van</strong> het verslag aangehaald, heel erg<br />
beknopt en in algemene bewoordingen. In verband<br />
met het wereldpartnerschap voor de ontwikkeling,<br />
meer bepaald het verslag <strong>van</strong> de EU over<br />
de samenhang <strong>van</strong> de Europese beleidslijnen ten<br />
dienste <strong>van</strong> de ontwikkeling en de interactie <strong>van</strong><br />
de andere domeinen <strong>van</strong> het politieke optreden,<br />
kan men immers lezen dat 12 <strong>van</strong> deze domeinen<br />
werden afgebakend, namelijk "handel, leefmilieu,<br />
de klimaatveranderingen, de veiligheid, landbouw,<br />
vis<strong>van</strong>gst, enz." (blz. 34). Het verslag zelf<br />
geeft echter geen concrete invulling aan deze<br />
wens tot complementariteit. Zo worden de betekenisvolle<br />
rechtstreekse of onrechtstreekse interacties<br />
<strong>van</strong> de klimaatverandering met de strijd<br />
tegen de extreme armoede en de honger, basisonderwijs<br />
voor iedereen, gelijke kansen voor vrouwen,<br />
structurele steun aan volksgezondheid (inzonderheid<br />
in de strijd tegen malaria) en het duurzame<br />
beheer <strong>van</strong> de waterbronnen, niet vermeld.<br />
Door te focussen op de koolstofputten <strong>van</strong> het<br />
Congolese woud, lijkt het verslag een overwegend<br />
belang toe te kennen aan matiging. Met aanpassing<br />
wordt geen rekening gehouden.<br />
Diezelfde wanverhouding vinden we, weliswaar<br />
iets milder, in het eerste rapport <strong>van</strong> de DGOS<br />
over de Millenniumdoelstellingen (DGOS 2005).<br />
Op bladzijde 25 <strong>van</strong> dat verslag lezen we: "Zo is<br />
klimaatverandering een uitdaging die niet alleen<br />
moet aangepakt worden in België of in Europa,<br />
maar ook via partnerschappen met ontwikkelingslanden<br />
die moeten leiden tot een gunstig kader<br />
voor maatregelen voor de matiging <strong>van</strong> de klimaatverandering<br />
(vb. door hernieuwbare energieën<br />
te promoten) en voor de aanpassing aan de<br />
gevolgen er<strong>van</strong> (vb. door de bestaande grondgebruikplanning<br />
te herzien)". Deze uitspraak lijkt<br />
uiting te geven aan de prioritaire zorg om matiging<br />
<strong>van</strong> de klimaatveranderingen door de uitvoer<br />
<strong>van</strong> lage koolstoftechnologieën. Het concept aanpassing<br />
wordt wel vermeld, maar wordt geïllustreerd<br />
door de problematiek <strong>van</strong> het landgebruik,<br />
wat deels bij aanpassing en deels bij matiging<br />
hoort (koolstofputten). Deze interpretatie wordt<br />
versterkt door een kadertekst over het Kyotoprotocol,<br />
waarin we lezen dat "In het kader <strong>van</strong> het<br />
Kyotoprotocol gaat België partnerschappen aan<br />
met ontwikkelingslanden, om bij te dragen tot het<br />
behalen <strong>van</strong> zijn streefcijfers inzake de vermindering<br />
of de absorptie <strong>van</strong> CO2, via het Clean Deve-
46 – De klimaatveranderingen en het Belgische beleid <strong>van</strong> ontwikkelingssamenwerking<br />
lopment Mechanism. Daarbij draagt het ook milieuvriendelijke<br />
technologieën over". Men kan<br />
betreuren dat in een verslag <strong>van</strong> de DGOS over de<br />
realisatie <strong>van</strong> de Millenniumdoelstellingen, niet<br />
wordt verwezen naar de akkoorden <strong>van</strong> Marrakech<br />
die, behalve voor de Minst Ontwikkelde<br />
Landen, de betrokkenheid <strong>van</strong> de ontwikkelingssamenwerking<br />
bij de invoering <strong>van</strong> flexibele mechanismen<br />
strikt beperken tot capaciteitsopbouw.<br />
Algemeen gesteld geeft dit verslag over de realisatie<br />
<strong>van</strong> de Millenniumdoelstellingen geen blijk<br />
<strong>van</strong> een significante bewustwording <strong>van</strong> de interacties<br />
met de klimaatveranderingen, <strong>van</strong> de gevolgen<br />
er<strong>van</strong>, en de agenda <strong>van</strong> de samenwerking,<br />
meer bepaald de strijd tegen armoede en honger.<br />
De documenten <strong>van</strong> de Belgische Technische<br />
Coöperatie geven dezelfde indruk. Het document<br />
waarin de activiteiten <strong>van</strong> de coöperatie in de DC<br />
Congo worden voorgesteld, kent een predominante<br />
plaats toe aan de bescherming <strong>van</strong> het Congolese<br />
woud, aan het duurzame beheer er<strong>van</strong>, aan de<br />
Conferentie <strong>van</strong> Brussel en aan de oprichting <strong>van</strong><br />
het Fonds Commun Multi-Bailleurs de Gouvernance<br />
forestière, maar zonder expliciet de (nochtans<br />
belangrijke) band weer te geven tussen dit<br />
beleid en de strijd tegen de klimaatveranderingen<br />
(CTB-BTC 2007a). Uit de tekst blijkt dat het onlangs<br />
goedgekeurde Indicatieve Samenwerkingsprogramma<br />
(ISP) voor de periode 2008-2010 de<br />
kwestie <strong>van</strong> de klimaatveranderingen niet opneemt.<br />
Nochtans is aanpassing een niet te verwaarlozen<br />
dimensie <strong>van</strong> de domeinen waarin de<br />
Belgische hulp in dat land actief is: basisgezondheidszorg,<br />
onderwijs, landbouw en voedselzekerheid,<br />
basisinfrastructuur (water en waterzuivering,<br />
energie, wegen en paden).<br />
Uit het document waarin de realisaties <strong>van</strong> de<br />
Belgische Coöperatie in Ecuador worden voorgesteld,<br />
blijkt evenmin dat er ernstig rekening wordt<br />
gehouden met de klimaatveranderingen (CTB-<br />
BTC 2007b). De samenwerkingsactiviteiten concentreren<br />
zich nochtans in klimatologisch gevoelige<br />
domeinen, zoals de basiszorg en de landelijke<br />
ontwikkeling in achtergestelde gebieden. De Belgische<br />
Coöperatie biedt er bijstand aan de kleine<br />
zuivel-, vlees- en koffieproducenten en financiert<br />
projecten, meer bepaald op het vlak <strong>van</strong> de bevoorrading<br />
met drinkbaar water. De klimaatveranderingen<br />
interfereren duidelijk op al deze domeinen<br />
<strong>van</strong> de ontwikkeling, vooral bij het beheer<br />
<strong>van</strong> water, wat in de Andeslanden (vooral in Peru)<br />
zorgwekkend is door het wegsmelten <strong>van</strong> de gletsjers.<br />
Tussen 1994 en 1999 is het percentage projecten<br />
<strong>van</strong> de Wereldbank in Ecuador dat kwetsbaar<br />
was voor klimaatveranderingen <strong>van</strong> 20%<br />
naar 30% gestegen, terwijl het percentage projecten<br />
dat moet worden aangepast aan de gevolgen<br />
<strong>van</strong> de klimaatveranderingen steeg <strong>van</strong> 23% naar<br />
42%, volgens GIGLI & AGRAWALA (GIGLI &<br />
AGRAWALA 2007). In maart 2008 hebben de<br />
Ecuadoriaanse minister voor leefmilieu en de Nationale<br />
Raad voor Watervoorziening <strong>van</strong> Ecuador<br />
trouwens een congres gewijd aan de problematiek<br />
"cambio climatico y agua". De zichtbare afwezigheid<br />
<strong>van</strong> een verwijzing naar deze kwesties in het<br />
ISP voor de periode 2007-2010 zegt hierover<br />
meer dan genoeg.<br />
Volgens de Belgische Technische Coöperatie is<br />
50% <strong>van</strong> de Belgische publieke uitgaven voor<br />
klimaatgerelateerde ontwikkelingshulp gericht op<br />
de matiging <strong>van</strong> de klimaatverandering en 50% op<br />
de aanpassing aan de gevolgen er<strong>van</strong>. De bedragen<br />
voor aanpassing zouden vooral uitgekeerd<br />
worden via de multilaterale samenwerking. In<br />
verband met de rechtstreekse bilaterale samenwerking<br />
zou het nuttig zijn om over de betrouwbare<br />
cijfers te beschikken m.b.t. de budgettaire<br />
uitsplitsing in functie <strong>van</strong> de projecten (DGOS &<br />
BTC 2008).<br />
Op het niveau <strong>van</strong> de multilaterale samenwerking<br />
werkt België samen met verschillende partners op<br />
vier niveaus: (i) Europees (Europees Ontwikkelingsfonds,<br />
Europese Ontwikkelingsbank, zonder<br />
de Belgische bijdrage aan de begroting <strong>van</strong> de<br />
Europese commissie te vergeten, waar<strong>van</strong> een<br />
deel eveneens als ontwikkelingshulp kan worden<br />
gerekend), (ii) internationale financiële instellingen<br />
(Wereldbank-IDA, Afrikaanse Ontwikkelingsbank,<br />
plus de vrijwillige bijdragen aan de<br />
Wereldbank), (iii) instellingen <strong>van</strong> de Verenigde<br />
Naties (UNDP, UNEP, FAO), (iv) diverse instellingen<br />
(Consultative Group on International Agricultural<br />
Research - GCIAR, Wereldfonds voor<br />
Leefmilieu, Fonds voor het Protocol <strong>van</strong> Montréal,<br />
secretariaten <strong>van</strong> de UNFCCC en de Conventie<br />
<strong>van</strong> de Verenigde Naties over biodiversiteit en
De Belgische samenwerking en de klimaatveranderingen - 47<br />
woestijnvorming). Het grootste deel <strong>van</strong> de door<br />
België gestorte bedragen vallen onder de "coreresources"<br />
<strong>van</strong> deze instellingen; over de aanwending<br />
er<strong>van</strong> wordt collectief beslist en het ontsnapt<br />
bijgevolg aan een specifieke Belgische sturing.<br />
De Belgische multilaterale coöperatie financiert<br />
dus onrechtstreeks acties op klimaatvlak voor zover<br />
de "core resources" gewijd worden aan matiging<br />
of aan aanpassing. Het Wereldfonds voor<br />
Leefmilieu bijvoorbeeld besteedt een derde <strong>van</strong><br />
zijn begroting aan acties op het vlak <strong>van</strong> klimaat,<br />
zodanig dat <strong>van</strong> de Belgische bijdrage <strong>van</strong> 11,5<br />
miljoen euro, 3,8 worden ingezet in de strijd tegen<br />
de opwarming <strong>van</strong> de planeet (DGOS & BTC<br />
2008).<br />
De Belgische bijdrage aan het UNDP is voor 85%<br />
"core". In de loop <strong>van</strong> het jaarlijkse overleg tussen<br />
de DGOS en de UNDP, die begin 2008 doorging,<br />
werden de volgende opties genomen in verband<br />
met de samenwerking in de loop <strong>van</strong> de periode<br />
2008-2011: (i) bijdrage aan het Fonds voor Leefmilieu<br />
(core resources): 670.000 € ; (ii) thema<br />
‘klimaatverandering’ (wetenschappelijke basis en<br />
milieu-evaluaties op subregionaal en nationaal<br />
niveau); (iii) thema ‘ecosystemen (steun aan het<br />
Global Plan of Action – Coastal & Marine Environment);<br />
(iv) Poverty & Environment Initiative<br />
(integratie <strong>van</strong> milieu in ontwikkeling). De jaarlijkse<br />
enveloppe voor de posten (ii) tot (iv) bedraagt<br />
globaal 1,8 miljoen euro (PANNEELS<br />
2008).<br />
De laatste tijd ontstond er een zekere bewustwording<br />
over het belang <strong>van</strong> de klimaatverandering<br />
voor het Belgische samenwerkingsbeleid. In dat<br />
opzicht verdienen vijf initiatieven onze bijzondere<br />
aandacht:<br />
- De conferentie <strong>van</strong> Brussel over het duurzame<br />
beheer en de bescherming <strong>van</strong> de wouden in<br />
de DR Congo (26-27 februari 2007). Deze<br />
werd gefinancierd door de DGOS, georganiseerd<br />
door de BTC en gesteund door de Europese<br />
commissie, de Wereldbank, de Britse en<br />
Franse Samenwerkingsinstanties. Alle betrokken<br />
actoren waren samen, en ze heeft aanleiding<br />
gegeven tot een Verklaring en tot een<br />
uitgave <strong>van</strong> het wetenschappelijk tijdschrift<br />
‘Quel avenir pour les forêts en RD Congo ?’<br />
(BTC, 2007c)<br />
- In het verlengde <strong>van</strong> deze conferentie heeft de<br />
Belgische Coöperatie belangstelling opgewekt<br />
door een debat te organiseren over de wouden<br />
in de DR Congo, ter gelegenheid <strong>van</strong> de Europese<br />
Ontwikkelingsdagen in Lissabon (8<br />
november 2007);<br />
- Door deel te nemen aan de Conferentie <strong>van</strong> de<br />
Partijen (COP) in Bali in december 2007,<br />
heeft de Belgische coöperatie een betekenisvolle<br />
rol gespeeld bij de onderhandelingen<br />
over het adaptatiefonds, technologie-overdracht<br />
en ontbossing (FREMOUT 2008);<br />
- Publicatie <strong>van</strong> een speciaal nummer <strong>van</strong> "Dimensie<br />
3" (nr. 2008/1) dat volledig gewijd is<br />
aan de wisselwerking tussen klimaatveranderingen<br />
en ontwikkelingssamenwerking (REF);<br />
- De internationale conferentie <strong>van</strong> 7 maart<br />
2008 over het thema "de klimaatverandering,<br />
een nieuwe uitdaging voor de ontwikkelingssamenwerking"<br />
volgt logisch op de drie voorgaande<br />
initiatieven en geeft concrete uiting<br />
aan de wil om tot een politiek voorstel te komen<br />
waarmee de nieuwe uitdagingen kunnen<br />
worden opgenomen.<br />
4.2. Eerste benadering <strong>van</strong> de specifieke<br />
gevoeligheid <strong>van</strong> de Belgische<br />
samenwerking<br />
De wet op de Belgische internationale samenwerking<br />
(25 mei 1999) had gekozen voor een geografische,<br />
sectorale en thematische concentratie <strong>van</strong><br />
de hulp. Daardoor is de Belgische bijstand geconcentreerd<br />
op 18 partnerlanden, 5 sectoren en 4<br />
transversale thema’s.<br />
De 18 partnerlanden zijn de volgende: Zuid-Afrika,<br />
Algerije, Benin, Bolivia, Burundi, Ecuador,<br />
Mali, Marokko, Mozambique, Niger, Oeganda,<br />
Palestijnse gebieden, Peru, DR Congo, Rwanda,<br />
Senegal, Tanzania, Vietnam. Tien <strong>van</strong> deze achttien<br />
landen behoren tot de groep <strong>van</strong> de Minst<br />
Ontwikkelde Landen (MOL) en krijgen meer dan<br />
50% steun (DGOS 2005). 40% <strong>van</strong> de projecten<br />
<strong>van</strong> de BTC situeren zich in centraal, oostelijk en<br />
zuidelijk Afrika, 29% in Noord- en West-Afrika
48 – De klimaatveranderingen en het Belgische beleid <strong>van</strong> ontwikkelingssamenwerking<br />
en Palestina, 11% in Latijns-Amerika, 10% in<br />
Azië. Voor 2006 werd er op een totale begroting<br />
<strong>van</strong> 146,5 miljoen euro, 30,74 miljoen euro aangewend<br />
in de DR Congo en 16,47 miljoen euro in<br />
Rwanda (informatie afkomstig <strong>van</strong> de website<br />
www.btcctb.org).<br />
De vijf prioritaire sectoren <strong>van</strong> de gouvernementele<br />
samenwerking zijn: gezondheidszorg (31%<br />
<strong>van</strong> de projecten), onderwijs (10%), landbouw en<br />
voedselzekerheid (20%), basisinfrastructuur<br />
(20%), versteviging <strong>van</strong> de maatschappelijke<br />
structuren (10%), en 9% sectoroverschrijdende<br />
projecten.<br />
De vijf transversale thema’s zijn gelijke kansen<br />
voor vrouwen en mannen, zorg voor het leefmilieu,<br />
sociale economie, kinderrechten en aids.<br />
Op het eerste gezicht lijken deze gegevens te wijzen<br />
op een ernstige mate <strong>van</strong> blootstelling aan de<br />
klimaatrisico’s. De Minst Ontwikkelde Landen<br />
zijn bijzonder sterk blootgesteld omdat hun capaciteiten<br />
de zwakste zijn, en omwille <strong>van</strong> het belang<br />
<strong>van</strong> de natuurlijke ecosystemen, vooral als<br />
leverancier <strong>van</strong> de rijkdommen (BLISS-GUEST<br />
2008). Van de 18 partners <strong>van</strong> België liggen er 12<br />
in Afrika (waar<strong>van</strong> 10 in subsaharisch Afrika), 3<br />
in de Andes en 1 in Zuidoost-Azië. Deze regio’s<br />
behoren tot de gebieden die het sterkst zijn blootgesteld<br />
aan de negatieve gevolgen <strong>van</strong> de klimaatveranderingen<br />
(IPCC AR4 GT2, 2007). Verder<br />
hebben de klimaatveranderingen een direct<br />
gevolg op de landbouwproductiviteit – dus op de<br />
voedselzekerheid, op de watervoorraden (vooral<br />
<strong>van</strong> drinkbaar water) – en op de gevolgen <strong>van</strong><br />
bepaalde ziekten zoals malaria en knokkelkoorts,<br />
terwijl men moet vrezen voor de indirecte weerslag<br />
in de sectoren onderwijs en versteviging <strong>van</strong><br />
de maatschappelijke structuur. Onder voorbehoud<br />
<strong>van</strong> een diepgaande inventaris behoort 71% <strong>van</strong><br />
de projecten <strong>van</strong> de Belgische coöperatie tot sectoren<br />
die een rechtstreeks gevolg <strong>van</strong> de klimaatveranderingen<br />
kunnen ondervinden.<br />
In het kader <strong>van</strong> het "Indicatieve strategieën <strong>van</strong><br />
aanpak voor EU-partnerlanden" dat in bijlage aan<br />
zijn Mededeling over "Klimaatverandering in de<br />
context <strong>van</strong> ontwikkelingssamenwerking"<br />
(COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEEN-<br />
SCHAPPEN 2003) hangt, stelt de Europese<br />
Commissie een overzicht op met per land de volgende<br />
gegevens: het BBP per inwoner (PPA USD<br />
1999), de totale CO2–uitstoot (miljoen kubieke<br />
ton), de CO2-uitstoot per inwoner (kubieke ton),<br />
het bosareaal (km²) en de behoeften aan aanpassing,<br />
matiging of behoud. Deze behoeften worden<br />
met de volgende codes geklasseerd:<br />
A: gering sociaaleconomisch aanpassingsvermogen<br />
(MOL’s)<br />
B: gering fysisch aanpassingsvermogen: lid <strong>van</strong><br />
AOSIS (Alliance Of Small Island States)<br />
C: grote schadelijke effecten <strong>van</strong> zeespiegelstijging<br />
maar geen Small Island Developping States<br />
(c* = extreem schadelijke effecten)<br />
D: grote schadelijke effecten op oogsten als gevolg<br />
<strong>van</strong> klimaatverandering (Bron: CGIAR<br />
Annual Report 2000, blz. 12)<br />
E: 15 samenwerkingslanden die het meest worden<br />
getroffen door natuurrampen sinds 1990. Deze<br />
15 landen zijn die met een hogere ratio tussen<br />
het cumulatief aantal personen dat het slachtoffer<br />
is <strong>van</strong> natuurrampen in de periode 1990-<br />
2001 en de totale bevolking.<br />
F: partijen uit getroffen landen die verslagen hebben<br />
ingediend bij het Comité voor de beoordeling<br />
<strong>van</strong> de tenuitvoerlegging <strong>van</strong> het Verdrag<br />
(CRIC) ter bestrijding <strong>van</strong> woestijnvorming.<br />
G: 15 samenwerkingslanden met de grootste CO2-<br />
uitstoot.<br />
H: 15 samenwerkingslanden met de grootste CO2-<br />
uitstoot per hoofd <strong>van</strong> de bevolking.<br />
I: landen met meer dan 200.000 km 2 bos.<br />
J: landen die geïnteresseerd zijn in opname in Bijlage<br />
I of andere verplichtingen.<br />
De drie laatste kolommen <strong>van</strong> de tabel vermelden<br />
de indicatieve strategieën <strong>van</strong> aanpak: aanpassing<br />
(AD), matiging (AT) en behoud (C) (= matiging<br />
door absorptie in de putten).<br />
Als we uit deze tabel de gegevens halen die betrekking<br />
hebben op de 18 partnerlanden <strong>van</strong> België<br />
(uitgezonderd de Palestijnse gebieden, die in<br />
het document <strong>van</strong> de Commissie niet voorkomen),<br />
krijgen we resultaten <strong>van</strong> tabel 2.
De Belgische samenwerking en de klimaatveranderingen - 49<br />
Land BBP/inwoner Uitstoot Uitstoot Bosareaal Behoeften AD AT C<br />
(KKP $ 1999) (miljoen ton) /inwoner<br />
(ton)<br />
(km 2 )<br />
South Africa 8908 34631 81 89170 CFGH x x<br />
Algeria 5063 6819 23 21450 CDF x<br />
Benin 933 118 2 26500 ACDF x<br />
Bolivia 2355 984 12 530680 FI x x<br />
Burundi 578 NG NG 940 ADF x<br />
Ecuador 2994 1933 16 105570 F x<br />
Mali 753 NG NG 131860 ADF x<br />
Morocco 3419 2802 10 30250 CDF x<br />
Mozambique<br />
861 107 1 306010 ACDFI x x<br />
Niger 753 NG NG 130280 ADF x<br />
Uganda 1167 NG NG 41900 ADF x<br />
Peru 4622 2115 8 652150 FI x x<br />
DR Congo 801 245 0 1352070 ACFI x x<br />
Rwanda 885 NG NG 3070 AD x<br />
Senegal 1419 328 4 62050 ACF x<br />
Tanzania 501 220 1 388110 ACDFI x x<br />
Vietnam 1860 3656 5 98190 C*F x<br />
Tabel 2: BBP/inwoner, totale uitstoot, uitstoot/inwoner, bosareaal, behoe^en (bepaald door de weerslagen <strong>van</strong> de<br />
klimaatveranderingen) en mogelijkheden tot aanpassing (AD),maQging (AT) en behoud (C) voor de partnerlanden<br />
<strong>van</strong> de Belgische samenwerking (bron: Europese Commissie)<br />
Hoewel deze benadering erg algemeen blijft, wijst<br />
ze in de richting <strong>van</strong> vier belangrijke conclusies:<br />
(i) steun aan de aanpassing zou de voornaamste<br />
dimensie <strong>van</strong> de integratie <strong>van</strong> de klimaatproblematiek<br />
in het Belgische samenwerkingsbeleid<br />
moeten vormen; (ii) in de meeste landen zijn de<br />
behoeften aanzienlijk en vertonen ze een erg sterke<br />
interferentie met de agenda <strong>van</strong> de menselijke<br />
ontwikkeling; (iii) voor meer dan de helft <strong>van</strong> de<br />
18 partnerlanden dreigen de klimaatveranderingen<br />
ernstige negatieve gevolgen te hebben op het rendement<br />
<strong>van</strong> de landbouwopbrengst en dus op de<br />
voedselzekerheid; (iv) een enkel land (Zuid-Afrika)<br />
volgt matigingsstrategieën (minder uitstoot)<br />
die klimatologisch significant zijn; (vi) vijf landen<br />
beschikken over een aanzienlijk bosareaal. Het<br />
behoud er<strong>van</strong> zou kunnen bijdragen tot een matiging<br />
<strong>van</strong> de klimaatverandering binnen de elders<br />
vermelde grenzen, zowel fysisch (cf. 1.3) als op<br />
het vlak <strong>van</strong> de menselijke ontwikkeling (cf. 2.3).<br />
Er is een meer gedetailleerde analyse, per land en<br />
per project, nodig om de impact <strong>van</strong> de klimaatverandering<br />
op de projecten, <strong>van</strong> de projecten op<br />
de klimaatveranderingen, en <strong>van</strong> de projecten op<br />
de kwetsbaarheid <strong>van</strong> bevolkingsgroepen en/of<br />
ecosystemen te bepalen. Een dergelijke analyse<br />
valt buiten het kader <strong>van</strong> dit rapport. Toch kunnen<br />
we met behulp <strong>van</strong> de gegevens <strong>van</strong> de Wereldbank<br />
een aantal bijkomende kwalitatieve indicaties<br />
geven voor bepaalde landen:<br />
- De landen <strong>van</strong> Noord- en West-Afrika (Senegal,<br />
Niger, Mali, Marokko) zijn blootgesteld<br />
aan extreme droogte die leidt tot acute water-
50 – De klimaatveranderingen en het Belgische beleid <strong>van</strong> ontwikkelingssamenwerking<br />
schaarste en tot een daling <strong>van</strong> de landbouwproductiviteit,<br />
die tot 25% kan oplopen;<br />
- Mozambique is tegelijkertijd slachtoffer <strong>van</strong><br />
droogte en <strong>van</strong> overstromingen die te wijten<br />
zijn aan extreme meteorologische gebeurtenissen;<br />
- Ook Benin en Rwanda worden vaker getroffen<br />
door overstromingen;<br />
- Vietnam is bijzonder blootgesteld aan stormen<br />
en overstromingen, vooral in de kustgebieden<br />
die door de stijging <strong>van</strong> de zeewaterspiegel<br />
worden bedreigd.<br />
Op basis <strong>van</strong> het type projecten kunnen we de<br />
bovenstaande waarschuwing enigszins relativeren.<br />
CROIZER merkt op dat de Belgische coöperatie<br />
vooral actief is op het vlak <strong>van</strong> de capaciteitsopbouw<br />
en <strong>van</strong> de institutionele ondersteuning.<br />
Er zijn slechts weinig infrastructuurprojecten<br />
of grote programma’s (CROIZER 2008). Er<br />
wordt in de literatuur echter ruimschoots op gewezen<br />
dat de klimaatveranderingen niet enkel<br />
voor de infrastructuren, vooral de grote infrastructuren,<br />
maar ook en vooral voor de armste gemeenschappen<br />
een ernstige bedreiging kunnen<br />
vormen. Projecten voor bijstand aan deze gemeenschappen<br />
moeten bijgevolg "climate proof"<br />
worden gemaakt.<br />
Algemener gesteld lijkt het voorzichtig om uit te<br />
gaan <strong>van</strong> de hypothese dat de projecten <strong>van</strong> de<br />
directe Belgische bilaterale samenwerking, omwille<br />
<strong>van</strong> een reeks specifieke redenen, blootgesteld<br />
zijn aan klimaatrisico’s die minstens even<br />
om<strong>van</strong>grijk zijn als die waar in het geval <strong>van</strong> andere<br />
samenwerkingsinstanties werd op gewezen.<br />
De specifieke analyse <strong>van</strong> deze risico’s, per sector<br />
en per project, zou dringend moeten gebeuren,<br />
maar valt uiteraard buiten het kader <strong>van</strong> dit rapport.<br />
4.3. Moeilijkheden, obstakels en<br />
specifieke troeven <strong>van</strong> integra
De Belgische samenwerking en de klimaatveranderingen - 51<br />
projecten rechtstreeks betrekking op de bescherming<br />
<strong>van</strong> het leefmilieu. Op basis <strong>van</strong> deze feiten<br />
hebben sommigen hun twijfel reeds uitgesproken<br />
over de ervaring <strong>van</strong> de Belgische coöperatie inzake<br />
milieu, en dus ook over haar capaciteit om<br />
de klimaatkwestie in haar werking te integreren.<br />
Maar het cijfer <strong>van</strong> 5% geeft een vertekend beeld<br />
<strong>van</strong> de realiteit, vermits zorg voor het leefmilieu<br />
een transversaal thema is. Daardoor zijn alle projecten,<br />
in alle sectoren, in elk stadium onderworpen<br />
aan een ‘mainstreaming’ qua milieu, en maakt<br />
men gebruik <strong>van</strong> milieumarkeerpunten (voor het<br />
risico en voor de integratie), die trouwens als<br />
steunpunten zouden kunnen dienen voor het invoeren<br />
<strong>van</strong> klimaatmarkeerpunten. Er is geen reden<br />
om te denken dat de Belgische coöperatie niet<br />
in staat zou zijn om de uitdaging <strong>van</strong> de integratie<br />
snel en correct op te nemen mits aan de algemene<br />
voorwaarden voor integratie voldaan is (cf. 3.4),<br />
de pistes voor integratie goed uitgetekend zijn (cf.<br />
3.5.) en de nodige menselijke middelen ter beschikking<br />
staan.<br />
Dit laatste aspect vormt echter een niet onaanzienlijk<br />
obstakel. Er is al jarenlang geen milieudeskundige<br />
meer aanwezig op het centrale niveau<br />
<strong>van</strong> de beleidsondersteuning (soutien stratégique)<br />
en er zijn op de directie Multilaterale Samenwerking<br />
slechts twee mensen belast met milieudossiers.<br />
Naast de klimaatverandering moeten zij ook<br />
de complexe dossiers in verband met biodiversiteit,<br />
woestijnvorming, ozon, opvolging <strong>van</strong> het<br />
Global Environmental Fund), enz. behandelen<br />
(PANNEELS 2008). Indien deze omstandigheden<br />
niet aanzienlijk verbeteren, lijkt het onmogelijk<br />
dat de Belgische samenwerking de kaap <strong>van</strong> de<br />
integratie <strong>van</strong> klimaatkwestie rondt. Ook de BTC<br />
beschikt over één enkele adviseur voor alle milieukwesties.<br />
Ter vergelijking: de Nederlandse<br />
coöperatie zet enkel en alleen op klimaatverandering<br />
10 mensen in (DGOS 2008b).<br />
Ten slotte zou ook het statuut <strong>van</strong> de klimaatverandering<br />
in de strategische nota <strong>van</strong> de DGOS<br />
over de transversale milieuthematiek een specifiek<br />
obstakel kunnen vormen. Deze strategische<br />
nota uit 2002 maakt een lijst <strong>van</strong> zes milieuprioriteiten,<br />
met name de klimaatveranderingen. Deze<br />
"indeling in vakjes" stelt echter een probleem,<br />
zoals J. BUYS opmerkt, voor zover de vijf andere<br />
milieuprioriteiten allemaal gevoelig zijn voor<br />
klimaatveranderingen (BUYS 2008). Bovendien<br />
worden alle sectoren waarop de hulp geconcentreerd<br />
is, rechtstreeks of onrechtstreeks bedreigd<br />
door de negatieve gevolgen <strong>van</strong> de klimaatveranderingen.<br />
De strategische nota leefmilieu uit 2002<br />
zou dus opnieuw moeten worden bekeken <strong>van</strong>uit<br />
een visie die meer strookt met enerzijds de reële<br />
koppelingen tussen de klimaatveranderingen en<br />
de andere milieuprioriteiten, en anderzijds met de<br />
koppelingen tussen de milieuthematiek, de andere<br />
thema’s en de sectoren waarop de hulp geconcentreerd<br />
is.<br />
De Belgische coöperatie beschikt echter ook over<br />
een aantal troeven. We mogen de volgende aspecten<br />
alvast in de aandacht zetten:<br />
- type projecten: de ervaring <strong>van</strong> de Belgische<br />
coöperatie bij de uitvoering <strong>van</strong> projecten die<br />
voor een groot stuk gericht zijn op de capaciteitsopbouw<br />
(en erg weinig op grote infrastructuurwerken)<br />
in de activiteitenportefeuille<br />
<strong>van</strong> de BTC, biedt een souplesse die de overgang<br />
naar een "climate-proof" samenwerking<br />
zou kunnen vergemakkelijken;<br />
- concentratie in geografische zones: een substantieel<br />
deel <strong>van</strong> de Belgische samenwerking<br />
is geconcentreerd in drie regio’s (Noord- en<br />
West-Afrika, het gebied <strong>van</strong> de Grote Meren,<br />
de Andeslanden), wat grensoverschrijdende<br />
benaderingen kan vergemakkelijken, die rele<strong>van</strong>t<br />
zijn voor de aanpassing aan de klimaatveranderingen;<br />
- de mogelijkheid om te steunen op de wetenschappelijke<br />
gemeenschap: de universitaire<br />
instellingen en de studiebureaus in ons land<br />
vormen een kostbaar reservoir aan kennis en<br />
competenties die kunnen worden ingezet door<br />
de coöperatie, enerzijds via de organische<br />
banden die tussen hen bestaan, anderzijds via<br />
de VLIR en de CIUF;<br />
- de ervaring die door andere samenwerkingsinstanties<br />
werd gecumuleerd: niet alleen werden<br />
er al heel veel studies aan de problematiek<br />
<strong>van</strong> integratie gewijd, er is ook een hele reeks<br />
verdragen met betrekking tot de instrumenten,
52 – De klimaatveranderingen en het Belgische beleid <strong>van</strong> ontwikkelingssamenwerking<br />
de indicatoren, de financiële instrumenten, de<br />
procedures, … waarover uitvoerig werd gedebatteerd<br />
en die in bepaalde gevallen werden<br />
uitgetest. Van deze ervaringen zijn syntheses<br />
beschikbaar (LEARY 2008, GIGLI &<br />
AGRAWALA 2007, LEARY et al. 2008b,<br />
e.a.);<br />
Mits aan de voorwaarden voldaan is, de pistes<br />
uitgetekend zijn en de obstakels opgeheven zijn,<br />
zou de Belgische coöperatie – aangezien zij op dit<br />
ogenblik blijk geeft <strong>van</strong> een politieke bewustwording<br />
op het allerhoogste niveau - op deze basis<br />
onverwijld de knopen moeten kunnen doorhakken,<br />
een zeker aantal keuzes en een globaal plan<br />
moeten kunnen goedkeuren om de aanpassing<br />
aan de gevolgen <strong>van</strong> de klimaatverandering, en<br />
waar het rele<strong>van</strong>t is, de matiging er<strong>van</strong> (reductie<br />
<strong>van</strong> de uitstoot), te integreren.
Aanbevelingen - 53<br />
V. AANBEVELINGEN OM DE KLIMAATKWESTIE IN HET BELGISCHE<br />
BELEID VOOR ONTWIKKELINGSSAMENWERKING TE INTEGREREN<br />
1. Vertrekken <strong>van</strong> een precieze diagnose. De<br />
strategienota <strong>van</strong> de DGOS (2002) definieert de<br />
strijd tegen de klimaatverandering als een <strong>van</strong> de<br />
zes prioriteiten op het vlak <strong>van</strong> het leefmilieu.<br />
Leefmilieu zelf wordt op zijn beurt gedefinieerd<br />
als een <strong>van</strong> de vier transversale thema’s <strong>van</strong> het<br />
Belgische samenwerkingsbeleid. Deze benadering<br />
gaat voorbij aan het feit dat de klimaatveranderingen<br />
de vijf andere milieuprioriteiten ruimschoots<br />
bepalen. Ze belicht vooral niet de specifieke aard<br />
<strong>van</strong> de klimaatverandering als ‘wereldwijd milieuprobleem’<br />
dat in de Noord-Zuid-relaties interfereert.<br />
De klimaatveranderingen die de ontwikkeling<br />
<strong>van</strong> het Zuiden dreigen te hypothekeren<br />
zijn vooral het gevolg <strong>van</strong> 200 jaar ontwikkeling<br />
in het Noorden: daardoor krijgt de klimaatkwestie<br />
in het debat over de ontwikkeling een objectief<br />
andere plaats dan de andere milieuprioriteiten. De<br />
strijd tegen de klimaatveranderingen en de gevolgen<br />
er<strong>van</strong> is immers fundamenteel een ontwikkelingskwestie,<br />
en kadert in de algemene context<br />
<strong>van</strong> de ongelijke relaties tussen de Noorden en het<br />
Zuiden en <strong>van</strong> een historische "ecologische<br />
schuld" <strong>van</strong> het Noorden tegenover het Zuiden.<br />
Deze vaststelling is tegelijkertijd de voorwaarde<br />
voor en het vertrekpunt <strong>van</strong> integratie in het samenwerkingsbeleid.<br />
Met deze vaststelling geven<br />
we een sterk politiek signaal dat de weg opent<br />
voor een strategie i.v.m. de strijd, die opgevat is in<br />
het kader <strong>van</strong> de ontwikkeling en <strong>van</strong>uit het<br />
standpunt <strong>van</strong> de ontwikkeling. De strategienota<br />
DGOS moet geherformuleerd worden om de prioriteit<br />
"klimaat" te definiëren als een transversale<br />
prioriteit binnen de transversale thematiek <strong>van</strong> het<br />
milieu, terwijl men erop toeziet dat rekening<br />
wordt gehouden met andere problematieken<br />
(voedselzekerheid, biodiversiteit, verwoestijning,<br />
…) .<br />
2. Een duidelijk beleidskader uitstippelen voor<br />
de integratie. Men dient integratie <strong>van</strong> de milieuproblematiek<br />
in het beleid <strong>van</strong> ontwikkelingssamenwerking<br />
op te vatten binnen het kader dat tegelijkertijd<br />
uitgetekend wordt door concepten<br />
"gemeenschappelijke maar gedifferentieerde verantwoordelijkheid"<br />
(UNFCCC) en "recht op menselijke<br />
ontwikkeling", inzonderheid de strijd tegen<br />
armoede (Millenniumdoelstellingen). Dit dubbele<br />
kader betekent dat ontwikkelde landen, waaronder<br />
België, in de eerste plaats hun eigen uitstoot drastisch<br />
moeten verminderen (met 80% tot 95% in<br />
2050, tegenover 1990, volgens het IPCC, indien<br />
men de Europese doelstelling wil halen om de<br />
temperatuurstijging onder de 2° te houden), door<br />
gebruik te maken <strong>van</strong> nationale maatregelen. Parallel<br />
daarmee moet men werken op drie assen die<br />
implicaties hebben voor het samenwerkingsproject:<br />
- De ontwikkelingslanden helpen om zich aan te<br />
passen aan het ondertussen onafwendbare deel<br />
<strong>van</strong> de effecten <strong>van</strong> de klimaatverandering<br />
(aanpassing);<br />
- Schone technologieën overdragen waardoor<br />
deze landen zich kunnen ontwikkelen zonder<br />
het klimaat verder te destabiliseren (matiging);<br />
- Bijdragen tot de capaciteitsbouw <strong>van</strong> de<br />
ontwikkelingslanden op het specifieke vlak <strong>van</strong><br />
de strijd tegen de klimaatverandering (capacity<br />
building).<br />
In de context <strong>van</strong> de ecologische schuld, kan onderlinge<br />
koppeling tussen assen als volgt samengevat<br />
worden: maximale matiging in de ontwikkelde<br />
landen, maximale betrokkenheid <strong>van</strong> ontwikkelde<br />
landen bij de aanpassing <strong>van</strong> ontwikkelingslanden,<br />
en hulp bij de capaciteit om al in<br />
deze landen voor aanpassing en ‘schone’ ontwikkeling<br />
die bijdraagt tot de wereldwijde matigingsinspanningen.<br />
Verder moet er ook worden gewerkt aan de integratie<br />
<strong>van</strong> de klimaatkwestie in de andere beleidslijnen<br />
die met ontwikkelingslanden samenhangen,<br />
zoals de buitenlandse handel en het beheer<br />
<strong>van</strong> Delcredere.
54 – De klimaatveranderingen en het Belgische beleid <strong>van</strong> ontwikkelingssamenwerking<br />
3. De hoofdlijnen <strong>van</strong> de integratie hiërarchisch<br />
opbouwen. De wet <strong>van</strong> 1999 geeft de Belgische<br />
coöperatie de taak om bij te dragen tot een<br />
duurzame menselijke ontwikkeling, inzonderheid<br />
door de strijd tegen de armoede en door de versterking<br />
<strong>van</strong> de maatschappelijke onderbouw <strong>van</strong><br />
de partnerlanden. De sectorale en geografische<br />
spreiding <strong>van</strong> de projecten <strong>van</strong> de directe bilaterale<br />
Belgische samenwerking doen vrezen voor een<br />
verhoogde kwetsbaarheid voor de klimaatveranderingen,<br />
wat een bedreiging voor de agenda <strong>van</strong><br />
de ontwikkeling en voor het terugdringen <strong>van</strong> de<br />
armoede is, met negatieve impact op de plaatselijke<br />
gemeenschappen. In deze context moeten we<br />
er <strong>van</strong>uit de fundamentele doelstellingen <strong>van</strong> de<br />
samenwerking aan werken om de kwetsbaarheid<br />
<strong>van</strong> de populaties, <strong>van</strong> hun productieve activiteiten<br />
en <strong>van</strong> de ecosystemen waar ze wonen en die<br />
ze nodig hebben, te beperken. In het Belgische<br />
geval in het bijzonder dienen we aanpassing te<br />
beschouwen als de prioritaire hoofdlijn om de<br />
problematiek "klimaat" op korte en op lange termijn<br />
te integreren. Het belangrijkste terrein <strong>van</strong><br />
die integratie is de snelle verbetering <strong>van</strong> de bestaande<br />
samenwerking binnen het kader <strong>van</strong> bestaande<br />
projecten en structuren. In de meeste<br />
partnerlanden <strong>van</strong> de Belgische Coöperatie sluiten<br />
de matigingsprojecten door vermindering <strong>van</strong> de<br />
uitstoot aan op een andere tijdelijkheid: ze vallen<br />
onder de planning <strong>van</strong> een ‘schone’ ontwikkeling<br />
op korte en lange termijn en onder de ultieme participatie<br />
<strong>van</strong> alle landen aan de inspanningen om<br />
de klimaten te beschermen, met respect voor het<br />
beginsel <strong>van</strong> de gemeenschappelijke maar gedifferentieerde<br />
verantwoordelijkheden. Binnen die<br />
context zou het samenwerkingsbeleid de ontwikkeling<br />
en de transfer <strong>van</strong> schone technologieën<br />
moeten bevorderen, ook via publiek-private samenwerking<br />
14 en een ondersteuning <strong>van</strong> de identificatie<br />
ontwikkeling <strong>van</strong> werkelijk duurzame<br />
CDM-projecten, inzonderheid in de Afrikaanse<br />
partnerlanden <strong>van</strong> België.<br />
De matigingsprojecten door middel <strong>van</strong> CO²opslag<br />
(behoud <strong>van</strong> bestaande wouden, herbebossing<br />
of herstel <strong>van</strong> wouden) en door de toevlucht<br />
tot energetische landbouw vereisen een specifieke<br />
benadering. Enerzijds hebben ze immers<br />
een aanzienlijk potentieel om de klimaatverandering<br />
op korte termijn te matigen, maar anderzijds<br />
moeten er veel knopen worden doorgehakt en bijzondere<br />
voorwaarden worden gecreëerd opdat<br />
deze zouden kaderen in de duurzame menselijke<br />
ontwikkeling, de strijd tegen armoede, de rechten<br />
<strong>van</strong> de plaatselijke gemeenschappen en de bescherming<br />
<strong>van</strong> de biodiversiteit. We pleiten er dus<br />
voor om de hoofdlijnen <strong>van</strong> de integratie hiërarchisch<br />
op te bouwen in functie <strong>van</strong> deze overwegingen,<br />
en opdat deze hiërarchische opbouw zou<br />
kunnen dienen om de prioriteiten voor de capaciteitopbouw<br />
<strong>van</strong> de partnerlanden te bepalen.<br />
4. Vooreerst meer belang hechten aan de aanpassing<br />
in bilaterale projecten. De internationale<br />
ervaring toont niet alleen aan dat de klimaatproblematiek<br />
weinig in de coöperatie is geïntegreerd,<br />
maar ook dat aanpassing verwaarloosd<br />
wordt ten voordele <strong>van</strong> de matiging, wat de kwaliteit<br />
<strong>van</strong> de hulp dreigt te schaden. In het geval <strong>van</strong><br />
België dienen we deze stelling te nuanceren <strong>van</strong>uit<br />
de vaststelling dat de bilaterale samenwerking<br />
slechts in beperkte mate is opgebouwd rond grote<br />
infrastructuurinvesteringen op lange termijn, wat<br />
het risico op een gevaarlijke interactie met de<br />
klimaatveranderingen relativeert. Maar een ongunstige<br />
interactie <strong>van</strong> de klimaatveranderingen<br />
met kleinere projecten kan aanzienlijke gevolgen<br />
hebben in de strijd tegen armoede en voor de<br />
ontwikkeling <strong>van</strong> plaatselijke gemeenschappen.<br />
Onder voorbehoud <strong>van</strong> de slotanalyse <strong>van</strong> de specifieke<br />
wisselwerking tussen de sociale, ecologische<br />
en economische impacts <strong>van</strong> de klimaatveranderingen<br />
per project, spitst de ontwikkelingssamenwerking<br />
meer dan twee derden <strong>van</strong> de projecten<br />
toe op sectoren waar de klimaatveranderingen<br />
in staat zijn om de stand <strong>van</strong> zaken op middellange<br />
termijn te veranderen: basisgezondheidszorg,<br />
basisinfrastructuur, landbouw en voedselzekerheid,<br />
versterking <strong>van</strong> de maatschappij. Ander-<br />
14<br />
Zie de presentatie <strong>van</strong> Bernard Mazijn op de Conferentie <strong>van</strong> 7 maart 2008: « The role of mitigation technology », en<br />
zijn voorstel om concrete projecten te ontwikkelen in het kader <strong>van</strong> de private-publieke samenwerking, inzonderheid<br />
rond het drogen <strong>van</strong> koffie in de zon.
Aanbevelingen - 55<br />
zijds hebben 40% <strong>van</strong> de projecten betrekken op<br />
sectoren (landbouw en basisinfrastructuren) waarin<br />
het type projecten de kwetsbaarheid voor klimaatveranderingen<br />
kan beïnvloeden. In het algemeen<br />
zijn de investeringen <strong>van</strong> de Belgische coöperatie<br />
die we ex-post met de klimaatproblematiek<br />
in verband kunnen brengen, gelijk verdeeld<br />
tussen aanpassing en matiging. Maar het grootste<br />
deel <strong>van</strong> de gelden die worden besteed aan aanpassing<br />
lopen via de multilaterale hulp. Verder<br />
toont onderzoek <strong>van</strong> de documenten waarin de<br />
realisaties <strong>van</strong> de Belgische coöperatie worden<br />
voorgesteld dat ons land, net zoals andere, het<br />
belang <strong>van</strong> de aanpassing (climate proofing) aan<br />
de verschillende ontwikkelingsstadia <strong>van</strong> zijn bilaterale<br />
projecten zwaar onderschat.<br />
5. Bosbescherming als een krachtlijn voor interventie<br />
beschouwen. België speelt een stuwende<br />
rol bij de internationale bewustwording <strong>van</strong> het<br />
potentieel <strong>van</strong> de strijd tegen ontbossing en bosdegradatie<br />
voor de matiging <strong>van</strong> de klimaatverandering<br />
(REDD15). Vijf partnerlanden <strong>van</strong> de Belgische<br />
coöperatie hebben een aanzienlijk bosareaal,<br />
zoals de DR Congo waarmee ons land bijzondere<br />
historische banden onderhoudt. Deze landen<br />
zouden in het kader <strong>van</strong> de lopende internationale<br />
onderhandelingen dus financiële voordelen kunnen<br />
bekomen in ruil voor de bescherming <strong>van</strong> hun<br />
bossen, en de Belgische hulp zou hen daarbij<br />
kunnen helpen door de nodige capaciteiten mee te<br />
ontwikkelen. Buiten de technische moeilijkheden<br />
(meting <strong>van</strong> de koolstofstromen) impliceert de<br />
bescherming <strong>van</strong> bossen een reeks delicate bemiddelingen<br />
tussen enerzijds het behoud <strong>van</strong> de<br />
bossen en anderzijds een ander gebruik <strong>van</strong> de<br />
bodem, andere milieudiensten of een ander sociaal<br />
gebruik <strong>van</strong> de rijkdommen <strong>van</strong> het bos. Er<br />
rijzen ook vragen naar de eigendom. Men dient<br />
het systeem dus te kaderen door het overleg met<br />
de partnerlanden, de betrokkenheid <strong>van</strong> alle lokale<br />
factoren, de naleving <strong>van</strong> de rechten <strong>van</strong> de inheemse<br />
en traditionele gemeenschappen, en in het<br />
algemeen een samenhang met de doelstellingen<br />
<strong>van</strong> de duurzame menselijke ontwikkeling te<br />
waarborgen. Er staan aanzienlijke financiële belangen<br />
op het spel en de grote eigenaars, de<br />
bosontginningsmaatschappijen en de lokale elites<br />
wensen uiteraard maximaal te genieten <strong>van</strong> de<br />
nieuwe opportuniteiten om het bos te valoriseren;<br />
dat dreigt de subtiele evenwichten die nodig zijn<br />
tussen de diverse voormelde bekommernissen,<br />
ernstig te verstoren. Men moet absoluut mechanismen<br />
vinden die kunnen waarborgen dat de financiële<br />
middelen die het behoud <strong>van</strong> de bossen<br />
in een goede gezondheid moet belonen ook effectief<br />
ten goede komen aan de lokale bevolking die<br />
deze bewaakt. De formule <strong>van</strong> de financiële compensatie<br />
voor milieudiensten lijkt in dat opzicht<br />
en onder bepaalde voorwaarden duidelijk te verkiezen<br />
boven de simpele uitwisseling <strong>van</strong> koolstofkredieten.<br />
6. De projecten <strong>van</strong> energetische landbouw<br />
strikt omkaderen. Hetzelfde soort overwegingen<br />
is mutatis mutandis ook <strong>van</strong> toepassing op de<br />
energetische landbouw (biobrandstoffen, houtpellets,<br />
houtskool voor de industrie). Enerzijds kan<br />
de energetische landbouw de ontwikkelingslanden<br />
nieuwe opportuniteiten voor duurzame ontwikkeling<br />
aanreiken, de armoede bestrijden, de energiefactuur<br />
naar beneden halen, de afhankelijkheid<br />
<strong>van</strong> fossiele brandstoffen verminderen, en de gemeenschappen<br />
autonoom maken; anderzijds bestaat<br />
het risico (en het wordt zelfs al concreet) op<br />
de perverse effecten zoals de teloorgang <strong>van</strong> de<br />
levensomstandigheden <strong>van</strong> de allerarmsten, voedselschaarste,<br />
een inkrimping <strong>van</strong> de watervoorraden<br />
en het verlies <strong>van</strong> biodiversiteit, door de uitbreiding<br />
<strong>van</strong> monoculturen met een massaal gebruik<br />
<strong>van</strong> chemicaliën. Vanuit het oogpunt <strong>van</strong> de<br />
samenwerking voor een duurzame menselijke<br />
ontwikkeling, moeten de projecten <strong>van</strong> energetische<br />
landbouw strikt onderworpen worden aan de<br />
veiligheidsgarantie, alsook aan de garantie <strong>van</strong><br />
voedselsoevereiniteit. De projecten moeten omkaderd<br />
worden door precieze criteria, zoals de<br />
vermindering <strong>van</strong> armoede, de bescherming <strong>van</strong><br />
de bodem en de bescherming <strong>van</strong> de biodiversiteit.<br />
15<br />
REDD: Reducing Emissions from Deforestation in Developing Countries. Dat is de inzet <strong>van</strong> de onderhandelingen<br />
over de periode “na 2012”.
56 – De klimaatveranderingen en het Belgische beleid <strong>van</strong> ontwikkelingssamenwerking<br />
7. De oorspronkelijke geest <strong>van</strong> het Clean Development<br />
Mechanism behouden. Zoals de<br />
naam reeds aangeeft werd het ‘Mechanisme voor<br />
Schone Ontwikkeling’ opgezet om de landen <strong>van</strong><br />
het Zuiden de kans te bieden zich te ontwikkelen<br />
zonder het klimaatonevenwicht te verergeren,<br />
waarbij de landen <strong>van</strong> het Noorden toch een zekere<br />
flexibiliteit behielden bij de naleving <strong>van</strong> hun<br />
engagementen. Er werd een complementariteitsclausule<br />
ingevoerd om het "koopjeseffect’<br />
tegen te gaan. Men meende dat de ontwikkelde<br />
landen de koolstofkredieten enkel zouden mogen<br />
aanwenden om hun reducerende maatregelen "aan<br />
te vullen". Tenslotte heeft de COP <strong>van</strong> Marrakech<br />
de bakens uitgezet om te vermijden dat de publieke<br />
ontwikkelingshulp zou afgewend wordt naar<br />
het zoeken <strong>van</strong> CDM-projecten: behalve in de<br />
Minst Ontwikkelde Landen, waar de ontwikkelingssamenwerking<br />
mag tussenkomen in de kosten<br />
om dossiers op te zetten, mag ze slechts onrechtstreeks<br />
bijdragen aan het CDM, door de<br />
ontwikkeling <strong>van</strong> de capaciteiten <strong>van</strong> de gastlanden.<br />
Bepaalde landen, en ook de Federale Overheidsdiensten<br />
<strong>van</strong> België, hebben deze voorwaarde<br />
nog strenger gemaakt en besloten om bij een<br />
offerteaanvraag geen gebruik te maken <strong>van</strong> de<br />
kredieten die voortkomen uit bij voorbeeld<br />
(her)bebossingsprojecten of grote waterbouwkundige<br />
projecten. Deze tamelijk strenge opvatting<br />
<strong>van</strong> het Clean Development Mechanism wordt<br />
momenteel door sommigen wel in vraag gesteld.<br />
In de internationale onderhandelingen en op Europees<br />
niveau is het naar mijn mening belangrijker<br />
dan België de oorspronkelijke geest <strong>van</strong> het<br />
CDM bewaart, tegen de tendens in die de last naar<br />
de landen <strong>van</strong> het zuiden dreigt te verschuiven, en<br />
daarmee de doeltreffendheid <strong>van</strong> het systeem dus<br />
beperkt, zowel <strong>van</strong>uit het standpunt <strong>van</strong> de ontwikkelingssamenwerking<br />
als <strong>van</strong> de strijd tegen<br />
de klimaatveranderingen. Het ontkrachten <strong>van</strong> het<br />
CDM kan het vertrouwen <strong>van</strong> de ontwikkelingslanden<br />
in de ontwikkelde landen ook nog verder<br />
ondermijnen, en de internationale klimaat onderhandelingen<br />
daardoor nog bemoeilijken. De toevlucht<br />
door de ontwikkelde landen tot koolstofkredieten<br />
moet complementair blijven aan de binnenlandse<br />
maatregelen en het toegevoegde karakter<br />
moet gegarandeerd blijven, evenals de bijdrage<br />
<strong>van</strong> de CDM-projecten tot een duurzame ontwikkeling<br />
<strong>van</strong> de gastlanden door een reductie <strong>van</strong> de<br />
armoede 16 . Om de Belgische federale visie op het<br />
CDM als instrument voor duurzame ontwikkeling<br />
te kunnen uitvoeren, dient de Ontwikkelingssamenwerking<br />
een ondersteunend beleid te voeren,<br />
synergieën te zoeken tussen de ontwikkelingsprojecten<br />
en het CDM, en een doelgerichte capacity<br />
buildingstrategie te ontplooien (institutionele capaciteiten,<br />
maar ook financiële capaciteiten door<br />
pre- of cofinanciering <strong>van</strong> de CDM-projecten te<br />
voorzien). Opdat deze inspanningen niet zouden<br />
bijdragen tot de voormelde ontkrachting <strong>van</strong> het<br />
CDM, moeten de budgetten die aan deze inspanningen<br />
worden gewijd ook echt bijkomende budgetten<br />
zijn.<br />
8. In een tweede fase: enkele proefprojecten<br />
tot matiging lanceren in het domein <strong>van</strong> de<br />
energie. De matiging <strong>van</strong> de klimaatverandering<br />
in de context impliceert technologietransfers (in<br />
de ruime zin <strong>van</strong> het woord, gedefinieerd 17 door<br />
de IPCC). De Zuid-Zuidtransferts zijn niet meer<br />
te verwaarlozen; de Noord-Zuidtransfers worden<br />
concreet ingevuld door het concept <strong>van</strong> de "gemeenschappelijke<br />
maar gedifferentieerde verantwoordelijkheid’,<br />
en als dusdanig vormen zij een<br />
cruciaal element om het recht op ontwikkeling en<br />
bescherming <strong>van</strong> een klimaat (opnieuw) met elkaar<br />
te verzoenen. Voor de ontwikkelingslanden<br />
zijn rendabele investeringen in hernieuwbare<br />
energiebronnen, gedecentraliseerde energiesystemen<br />
en een efficiënter energieverbruik niet enkel<br />
een manier om de uitstoot te verminderen maar<br />
ook om de afhankelijkheid <strong>van</strong> ingevoerde fossielen<br />
brandstoffen te verminderen, de kosten voor<br />
de infrastructuur (netwerken) te beperken en de<br />
kwaliteit <strong>van</strong> het leefmilieu te verbeteren (lucht-<br />
16<br />
Zie terzake het advies <strong>van</strong> de FRDO <strong>van</strong> 1999 over de flexibiliteitsmechanismen <strong>van</strong> het Kyotoprotocol (1999a10, 19<br />
oktober 1999) dat in bijlage is opgenomen.<br />
17<br />
“Alle processen die betrekking hebben op de uitwisseling <strong>van</strong> materieel, financiële bronnen en goederen tussen de<br />
actoren, en die leiden tot het verspreiden <strong>van</strong> technologieën met het oog op de aanpassing of de matiging <strong>van</strong> de<br />
klimaatverandering. Als generisch concept wordt deze term ook gebruikt om zowel de verspreiding <strong>van</strong> technologieën<br />
en de technologische samenwerking in de landen en onderling aan te duiden”. (IPCC AR4 GT3, 2007).
Aanbevelingen - 57<br />
vervuiling, watervervuiling, afvalbeheer enz.). In<br />
een tweede fase <strong>van</strong> de integratie zou de Belgische<br />
Coöperatie daartoe kunnen bijdragen door<br />
middel <strong>van</strong> proefprojecten of casestudies. Het zal<br />
nodig zijn om de middelen te concentreren in één<br />
of twee domeinen, gekozen in functie <strong>van</strong> de karakteristieken<br />
<strong>van</strong> de partners, met name de grote<br />
sectoren en de milieuprioriteiten (bij voorbeeld:<br />
duurzame stadsontwikkeling), waarbij men er bijzonder<br />
moet op letten dat deze projecten kaderen<br />
in de Millenniumdoelstellingen. Men zou kunnen<br />
beginnen met een specifieke studie over het energievraagstuk<br />
in de bilaterale projecten, die zou<br />
kunnen leiden tot concrete aanbevelingen om hernieuwbare<br />
energiebronnen in de projecten te promoten.<br />
Zo is het op dit ogenblik bijvoorbeeld bijzonder<br />
moeilijk om nuttige technische informatie<br />
te vinden (types, leveranciers, prijzen, …) over<br />
zonnegeneratoren voor West-Afrika… Op termijn<br />
zou men ertoe kunnen komen dat elk project zijn<br />
keuzes op dit vlak moet rechtvaardigen; deze actie<br />
zou met andere Europese ontwikkelingsinstanties<br />
moeten worden gecoördineerd om schaalvoordelen<br />
te krijgen en competenties uit te wisselen.<br />
MAZIJN (2008) heeft een voorbeeld <strong>van</strong> concrete<br />
projecten voorgesteld (drogen <strong>van</strong> koffie in de<br />
zon). .<br />
9. Binnen DGOS een cel "milieu – klimaat"<br />
creëren. Zoals vroeger werd gezegd, stellen we<br />
voor om de klimaatproblematiek in het samenwerkingsbeleid<br />
te integreren op basis <strong>van</strong> de bestaande<br />
structuren en procedures, zonder een bijkomend<br />
orgaan of fonds te creëren. Een geslaagde<br />
integratie veronderstelt echter wel een sterke impuls<br />
en opvolging, die over de nodige competenties<br />
en middelen beschikt, zowel qua personeel als<br />
financieel. Omwille <strong>van</strong> het transversale karakter<br />
<strong>van</strong> de klimaatkwestie binnen de prioriteit leefmilieu,<br />
die zich ook transversaal is, en om het aantal<br />
benaderingen en organen niet nodeloos te vermenigvuldigen,<br />
stellen wij voor om (binnen de Directie-Generaal?)<br />
een cel "milieu – klimaat" samen<br />
te stellen die met de volgende taken belast<br />
wordt:<br />
- Een strategische visie ontwikkelen over de integratie<br />
<strong>van</strong> de klimaatveranderingen in het beleid<br />
<strong>van</strong> de ontwikkelingssamenwerking;<br />
- Een specifieke (initiële en permanente) opleiding<br />
verstrekken aan de beheerders <strong>van</strong> projecten<br />
en programma’s die met klimaat en milieu<br />
samenhangen (inclusief de aspecten om de publieke<br />
opinie voor ontwikkelingssamenwerking<br />
te sensibiliseren);<br />
- Via de CIUF (Conseil interuniversitaire de la<br />
Communauté française) en de VLIR (Vlaamse<br />
Interuniversitaire Raad), de samenwerking tussen<br />
de Coöperatie en de wetenschappelijke gemeenschap<br />
verbeteren op domeinen zoals de<br />
klimaatprojecties op regionaal niveau, impactstudies,<br />
evaluatie <strong>van</strong> de behoeften en mogelijkheden<br />
inzake aanpassing en matiging;<br />
- Kwaliteitsvolle en gebruiksvriendelijke, klimatologische<br />
informatie verschaffen om de kwetsbaarheid<br />
<strong>van</strong> de projecten voor klimaatverandering,<br />
de impact <strong>van</strong> de projecten op de klimaatveranderingen<br />
en de terugslag <strong>van</strong> de projecten<br />
op de kwetsbaarheid <strong>van</strong> de gemeenschappen<br />
voor klimaatveranderingen in te schatten;<br />
- Uitwerken <strong>van</strong> een "toolkit" voor een eenvormige<br />
milieu- en klimatologische screening <strong>van</strong><br />
bestaande en nieuwe projecten. Deze "toolkit"<br />
zou specifieke aangrijpingspunten voor klimaatveranderingen<br />
op alle niveaus <strong>van</strong> de ontwikkeling<br />
<strong>van</strong> projecten en een checklist moeten<br />
omvatten, en op de synergieën klimaat / biodiversiteit<br />
/ woestijnvorming en bodemdegradatie<br />
moeten wijzen. Aan de hand <strong>van</strong> deze<br />
toolkit zou men bovendien per sector <strong>van</strong> de<br />
hulp en per land de risico’s en de toekomstige<br />
behoeften voor aanpassing en matiging moeten<br />
kunnen bepalen;<br />
- De uitwisseling <strong>van</strong> informatie en goede praktijken<br />
op nationale, Europese en internationale<br />
schaal bevorderen;<br />
- De op dit vlak mogelijke complementariteiten<br />
en synergieën zoeken met andere samenwerkingsinstanties<br />
binnen de Europese Unie, om de<br />
doeltreffendheid <strong>van</strong> de ingezette middelen te<br />
optimaliseren;<br />
- Waken over de coherentie met het beleid dat<br />
wordt gevoerd op andere machtsniveaus en door<br />
andere departementen.<br />
- Aanbevelingen formuleren om het geheel <strong>van</strong><br />
de activiteiten <strong>van</strong> DGOS, BTC en het kabinet<br />
<strong>van</strong> Ontwikkelingssamenwerking "groener" te
58 – De klimaatveranderingen en het Belgische beleid <strong>van</strong> ontwikkelingssamenwerking<br />
maken, meer bepaald qua uitstoot <strong>van</strong> broeikasgassen.<br />
Ook over de kwestie <strong>van</strong> de eventuele<br />
compensatie <strong>van</strong> de uitstoot die veroorzaakt<br />
wordt door de missies <strong>van</strong> de Belgische coöperatie<br />
in het buitenland, zou moeten worden nagedacht.<br />
10. De problematiek <strong>van</strong> de klimaatveranderingen<br />
introduceren in de contacten met de<br />
partners op alle niveaus. Waar de problematiek<br />
<strong>van</strong> de strijd tegen de klimaatveranderingen en de<br />
gevolgen er<strong>van</strong> wordt opgevat als een uiting <strong>van</strong><br />
ontwikkeling en niet louter als een "milieukwestie",<br />
moet hij meteen een belangrijke plaats krijgen<br />
in het contact en met de partnerlanden, op alle<br />
niveaus: politieke dialoog, NAPA, "greening" <strong>van</strong><br />
de PRSP (Poverty Reduction Strategy Papers die<br />
meer bepaald <strong>van</strong>uit de invalshoek <strong>van</strong> hun weerslag<br />
op de exploitatie <strong>van</strong> de natuurlijke rijkdommen<br />
opnieuw zouden moeten worden bekeken).<br />
Het zou naar onze mening nuttig zijn dat meer<br />
vertegenwoordigers <strong>van</strong> de Ontwikkelingssamenwerking<br />
deelnemen aan internationale onderhandelingen<br />
over het Raamverdrag inzake klimaatverandering.<br />
De volgende vergaderingen<br />
gaan door in Accra (Ghana) in augustus 2008 en<br />
in Poznan (Polen) <strong>van</strong> 1 tot 12 december 2008.<br />
Die laatste vergadering is tevens een Conference<br />
of the Parties (POC) over het Raamverdrag, die<br />
een ministerieel luik omvat, en het zou nuttig zijn<br />
dat de minister probeert deze bij te wonen.<br />
11. Het budget <strong>van</strong> de ontwikkelingshulp verhogen<br />
en heroriënteren. Wereldwijd gezien bedraagt<br />
het aandeel <strong>van</strong> de publieke budgetten in<br />
de investeringen en financiële stromen 14%, maar<br />
in Afrika stijgt het tot 25% (UNFCCC 2007a). De<br />
budgetten voor ontwikkelingssamenwerking bedragen<br />
op wereldvlak minder dan 1%, maar in<br />
Afrika is het 2% procent en in de Minst Ontwikkelde<br />
Landen zelfs 6%. Inzake klimaatverandering<br />
meent het IPCC (2001) dat "net market sector<br />
effects are expected to be negative in most developing<br />
countries". De actie <strong>van</strong> de openbare overheden<br />
en de intergouvernementele hulp zijn dus<br />
<strong>van</strong> cruciaal belang voor de meeste partnerlanden<br />
<strong>van</strong> de Belgische coöperatie die te maken krijgen<br />
met de gevolgen <strong>van</strong> klimaatverandering. Verder<br />
zijn publieke investeringen noodzakelijk voor<br />
aanpassingen, in sectoren zoals waterbevoorrading,<br />
basisgezondheidszorg, basisinfrastructuren,<br />
kustbescherming en de bouw <strong>van</strong> dijken. Het<br />
UNFCCC meent dat in al deze materies een buitenlandse<br />
publieke financiering waarschijnlijk<br />
noodzakelijk zal zijn. Omwille <strong>van</strong> deze overwegingen<br />
is het net nog belangrijker dat de ontwikkelde<br />
landen, waaronder België, hun belofte nakomen<br />
en de ontwikkelingshulp verhogen tot<br />
0,7% <strong>van</strong> het BNP. Ook in deze context zou het<br />
nuttig zijn om een stijging <strong>van</strong> de Belgische bijdrage<br />
aan het UNEP te overwegen.<br />
12. Bijdragen tot meer leesbaarheid, eenvoud<br />
en coherentie <strong>van</strong> de multilaterale financieringsinstrumenten<br />
<strong>van</strong> de strijd tegen de klimaatveranderingen.<br />
We zien de laatste jaren, inzonderheid<br />
op het vlak <strong>van</strong> de strijd tegen de klimaatverandering,<br />
een vermenigvuldiging <strong>van</strong> allerhande<br />
fondsen die gelijkaardige, zelfs identieke,<br />
doelstellingen nastreven. Zoals Yvo de Boer,<br />
uitvoerend secretaris <strong>van</strong> de UNFCCC, onlangs<br />
zei in Bonn: "what is needed is more funding, not<br />
more funds". Dit versnippert de ontwikkelingshulp,<br />
ondermijnt de toe-eigening door de partnerlanden<br />
<strong>van</strong> hun ontwikkelingsstrategieën en<br />
schaadt de transparantie. Aanzienlijke inkomsten<br />
zijn zeker nodig, maar het is belangrijk om ze in<br />
te zetten met respect voor de Verklaring <strong>van</strong> Parijs<br />
over Ontwikkelingssamenwerking (2005), dus<br />
met respect voor de principes <strong>van</strong> afstemming,<br />
toe-eigening, harmonisering, wederzijdse verantwoordelijkheid<br />
en resultaatgericht beheer. België<br />
zou zich in dit debat als vragende partij moeten<br />
opstellen, zonder daarbij de pragmatische benadering<br />
uit het oog te verliezen. Het zou zijn deelname<br />
in de bestaande fondsen en andere multilaterale<br />
en Europese instrumenten opnieuw moeten bekijken,<br />
deze moeten koppelen aan de voorwaarde<br />
dat strenge criteria worden nageleefd die coherent<br />
zijn met de principes die het heeft onderschreven.<br />
Dit geldt ook voor de Wereldbank; België zou<br />
haar moeten oproepen om haar financieringen<br />
meer in overeenstemming te brengen met de doelstellingen<br />
inzake klimaat de bescherming en hulp<br />
voor de aanpassing.
Aanbevelingen - 59<br />
13. Aansluiten bij het perspectief <strong>van</strong> de<br />
grondige herziening <strong>van</strong> de ontwikkelingssamenwerking.<br />
De ontwikkelde landen zijn in hoge<br />
mate verantwoordelijk voor de klimaatveranderingen<br />
en ook hier zou het principe "de vervuiler<br />
betaalt" <strong>van</strong> toepassing moeten zijn. De bijkomende<br />
bedragen die naar de ontwikkelingslanden<br />
moeten gaan zijn aanzienlijk: volgens een raming<br />
<strong>van</strong> het UNFCCC (2007a) tegen 2030, 28 tot 67<br />
miljard dollar voor het luik aanpassing, en 92 tot<br />
97 miljard dollar voor matiging 18 . Indien we hypothetisch<br />
uitgaan <strong>van</strong> een totaal bedrag dat tussen<br />
de twee in ligt, dus 145 miljard dollar, waar<strong>van</strong><br />
14% uit de openbare sector komt, dan komen<br />
we uit op een bedrag <strong>van</strong> 20 miljard USD ontwikkelingssamenwerking<br />
ten laste <strong>van</strong> de staten. In<br />
het geval <strong>van</strong> België komen we op basis <strong>van</strong> de<br />
verdeelsleutel <strong>van</strong> de Verklaring <strong>van</strong> Bonn (0,8%<br />
voor België) uit op een jaarlijkse meeruitgave <strong>van</strong><br />
160 miljoen dollar (100 miljoen euro) ten gunste<br />
<strong>van</strong> de ontwikkelingslanden. Dit is slechts een<br />
indicatie <strong>van</strong> de grootteorde, maar het is wellicht<br />
nog een onderschatting, en zelfs zo bieden de in<br />
de ontwikkelde landen bestaande enveloppen niet<br />
de kans om hieraan het hoofd te bieden. De klimaatcrisis<br />
zet de diepgaande herziening <strong>van</strong> de<br />
internationale samenwerking, <strong>van</strong> haar architectuur<br />
en financiering op de agenda, ook buiten het<br />
kader <strong>van</strong> de ontwikkelingssamenwerking. België<br />
moet zich actief engageren in deze gedachtegang<br />
en bijdragen tot de ontwikkeling <strong>van</strong> voorwaarden<br />
opdat ontwikkelde landen hun verplichtingen<br />
zouden nakomen door progressief nieuwe financieringsbronnen<br />
aan te spreken in overeenstemming<br />
met de behoeften. In dat opzicht zal het veilen<br />
<strong>van</strong> de uitstootquota’s <strong>van</strong> het ETS-systeem<br />
België binnenkort <strong>van</strong> aanzienlijke inkomsten<br />
voorzien. Het zou opportuun zijn minstens een<br />
deel daar<strong>van</strong> te besteden om de rekening te betalen<br />
<strong>van</strong> de factuur <strong>van</strong> "de vervuiler betaalt" ten<br />
gunste <strong>van</strong> echt duurzame ontwikkeling <strong>van</strong> de<br />
landen die het grootste slachtoffer zijn <strong>van</strong> de<br />
klimaatveranderingen. De DGOS zou ook een<br />
actievere rol kunnen spelen en de departementen<br />
aanspreken die rechtstreeks of onrechtstreeks instaan<br />
voor een beleidsdomein dat betrekking heeft<br />
op de ontwikkelingslanden, en inzonderheid hun<br />
kwetsbaarheid voor klimaatverandering (bijvoorbeeld<br />
de invoer <strong>van</strong> producten die na ontbossing<br />
zijn geteeld, waarborgt voort investeringen die<br />
schadelijk zijn voor de voedselzekerheid, …).<br />
De verwezenlijking <strong>van</strong> deze aanbevelingen vergt<br />
politieke wil en budgettaire prioriteiten.<br />
Ik hoop dat dit rapport hun noodzaak en hoogdringendheid<br />
zal aantonen voor "Our Common<br />
Future" 19 .<br />
18<br />
Bij de berekeningshypothesen kan men geen rekening houden met de totale kosten, zie paragraaf 3.6 (bladzijde 40).<br />
19<br />
De Engels titel <strong>van</strong> het Rapport Brundtland (1987) dat duurzame ontwikkeling op de internationale politieke agenda<br />
heeft geplaatst.
60 - Les changements climatiques et la politique belge de coopération au développement
Bibliographie- 61<br />
BIBLIOGRAFIE<br />
AGRAWALA Shardul & VAN AALST Maarten, 2008a, “Adapting Development Cooperation to<br />
Adapt to Climate Change”, Climate Policy 8(2008)<br />
AGRAWALA Shardul (ed), 2005, « Contre vents et marées – Les politiques de développement face au<br />
changement climatique », OCDE, 173pp.<br />
AGRAWALA Shardul, 2008b, « A Development Perspective on Mainstreaming Climate Change », ppt<br />
de la communication au colloque « Climate change, a new challenge for Development cooperation ? »<br />
org. par le SPF Affaires étrangères, Commerce extérieur et Coopération au Développement, le 7 mars<br />
2008<br />
ASIAN DEVELOPMENT BANK, 2005, “Climate Proofing. A Risk-based Approach to Adaptation”,<br />
Pacific Studies Series, Summary for Policy and Decision Makers, 2005<br />
BLISS-GUEST Patricia, 2008, “Challenges to the World Bank Group for a more clilate sensitive<br />
development cooperation”, ppt de la communication au colloque « Climate change, a new challenge<br />
for Development cooperation ? » org. par le SPF Affaires étrangères, Commerce extérieur et<br />
Coopération au Développement, le 7 mars 2008<br />
BROOKS Nick & GRIST Natacha 2008, “Development future in the light of climate change: creating<br />
new insights into the past, the present and global futures”, Background paper, Policy Forum:<br />
International Development in the face of Climate Change, Beyond Mainstreaming? 2nd June 2008,<br />
org. Natural Resources Institute (University of Greenwich), Tyndall Centre for Climate Change<br />
Research and SouthSouthNorth.<br />
BUYS Jos, 2008, « Naar een klimaatbestendige Belgische Ontwikkelingssamenwerking »,<br />
communication au colloque « Climate change, a new challenge for Development cooperation ? » org.<br />
par le SPF Affaires étrangères, Commerce extérieur et Coopération au Développement, le 7 mars 2008<br />
CETRI, 2006, « Changements climatiques. Impasses et perspectives », numéro spécial<br />
d’« Alternatives Sud », VOL XIII, 2006/2, Louvain-la-Neuve, juin 2006. (www.cetri.be )<br />
CFDD (Conseil fédéral du développement durable), 2002, « Avis sur la note stratégique thématique<br />
sur l’Environnement de la Direction générale de la Coopération internationale (DGCI), approuvé par<br />
l’assemblée générale du 17 déc. 2002<br />
CFDD (Conseil fédéral du développement durable) , 2004, « (Premier) avis du CFDD sur une stratégie<br />
de prévention des changements climatiques après 2012 du 26 novembre 2004), chapitres 4.3 et 4.4.<br />
Voir www.cfdd.be<br />
CFDD (Conseil fédéral du développement durable), 2006, “Avis sur la stratégie thématique «<br />
ressources naturelles » de l'Union Européenne”, 2007a01f, Voir www.cfdd.be<br />
CFDD (Conseil fédéral du développement durable), 2007, « Evaluation de et recommandations pour la<br />
politique de développement durable du gouvernement fédéral », approuvé par l’assemblée générale du<br />
25 mai 2007. Voir www.cfdd.be<br />
CHAMPAIN Phil & WEBSTER Ken 2008, « Environmental change, insecurity, conflict and<br />
migration. Should climate change alter the way we see the relations between development, security<br />
policy and migration policy? What are the implications of this for development agencies?”<br />
Background paper, Policy Forum: International Development in the face of Climate Change, Beyond<br />
Mainstreaming? 2nd June 2008, org. Natural Resources Institute (University of Greenwich), Tyndall<br />
Centre for Climate Change Research and SouthSouthNorth.
62 – De klimaatveranderingen het Belgisch beleid <strong>van</strong> ontwikkelingssamenwerking<br />
CLIMACT, 2008, “Conférence sur le changement climatique et la coopération au développement.<br />
Contribution présentée par CLIMACT” au colloque « Climate change, a new challenge for<br />
Development cooperation ? » org. par le SPF Affaires étrangères, Commerce extérieur et Coopération<br />
au Développement, le 7 mars 2008<br />
COMMISSION DES COMMUNAUTES EUROPEENNES, 2003, “Les changements climatiques<br />
dans le contexte de la coopération au développement”, Communication de la Commission au Conseil<br />
et au Parlement européen, COM(2003)85 final<br />
COMMISSION OF THE EUROPEAN COMMUNITIES, 2008, “The EU, a Global Partner for<br />
Development. Speeding up Progress towards the Millennium Development Goals”, Communication<br />
from the Commission to the European Parliament, the Council, the European Economic and Social<br />
Committee and the Committee of the Regions, COM(2008)177 final<br />
COUNCIL OF THE EUROPEAN UNION, 2004, “Climate Change in the Context of Development<br />
Cooperation”, Council Conclusions, DEVGEN 241 ENV 637<br />
CROIZER Claude 2008, communication personnelle<br />
CTB-BTC (Coopération Technique Belge), 2007a, “La coopération technique belge en RD du Congo”,<br />
Royaume de Belgique, Service Public Fédéral Affaires étrangères, Commerce extérieur et Coopération<br />
au développement.<br />
CTB-BTC (Coopération Technique Belge), 2007b, « La coopération technique belge en Equateur »,<br />
Royaume de Belgique, Service Public Fédéral Affaires étrangères, Commerce extérieur et Coopération<br />
au développement.<br />
CTB-BTC (Coopération Technique Belge), 2007c, Quel avenir pour les forêts de la République<br />
démocratique du Congo? Instruments et mécanismes inno<strong>van</strong>ts pour une gestion durable des forêts.<br />
Claude Croizer et Theodore Trefon (coordination) CTB-BTC Reflection and discussion paper-<br />
2007/01<br />
CTB-BTC, « Coopération technique belge ». Brochure téléchargeable sur le site www.btcctb.org<br />
DANIDA, 2005, “Danish Climate and Development Action Programme”; Ministry of Foreign Affairs<br />
of Denmark.<br />
DGCD (Direction Générale de la Coopération au Développement), Rapport annuel 2007, Royaume de<br />
Belgique, Service Public Fédéral Affaires étrangères, Commerce extérieur et Coopération au<br />
développement.<br />
DGCD, 2005 (Direction Générale de la Coopération au Développement), « Partenariat mondial pour le<br />
développement. Objectif du millénaire pour le développement 8. Premier rapport d’a<strong>van</strong>cement de la<br />
Belgique », Royaume de Belgique, Service Public Fédéral Affaires étrangères, Commerce extérieur et<br />
Coopération au développement.<br />
DGCD & CTB 2008, “De Belgische ontwikkelingsamenwerking”, commmunication powerpoint au<br />
colloque « Climate change, a new challenge for Development cooperation ? » org. par le SPF Affaires<br />
étrangères, Commerce extérieur et Coopération au Développement, le 7 mars 2008<br />
DGCD, 2008 (Direction Générale de la Coopération au Développement), « Travailler dans la<br />
coopération au développement », Royaume de Belgique, Service Public Fédéral Affaires étrangères,<br />
Commerce extérieur et Coopération au développement.<br />
DGCD 2008b, « Climat et développement », Dimension3. Le journal de la coopération belge.<br />
Bimestriel, jan-fév. 2008
Bibliographie- 63<br />
ECORYS; 2008, “Progress on EU Sustainable Development Strategy”, Final Report, ECORYS<br />
Nederland, 29/2/2008<br />
ERIKSEN Siri & NAESS Lars Otto, 2003, “Pro-Poor Climate Adaptation. Norwegian Development<br />
Cooperation and Climate Change Adaptation: An Assessment of Issues, Strategies and Potential Entry<br />
Points, CICERO Report 2003:02, Center for International Climate and Environment Research, Oslo<br />
FREMOUT Geert, 2008, « La coopération belge parmi les négociateurs du climat à Bali », in<br />
« Dimension 3. Le journal de la coopération belge ». 1/2008<br />
GEIST Helmut J. & LAMBIN Eric F., 2001, “What drives tropical deforestation? A meta-analysis of<br />
proximate and underlying causes of deforestation based on subnational case study evidence.”<br />
International Geosphere-Biosphere Programme (IGBP) VI. Title VII. Collection: LUCC Report Series,<br />
4. CIACO.<br />
GIGLI Simone & AGRAWALA Shardul, 2007 « Stocktaking of Progress on Integrating Adaptation to<br />
Climate Change into Development Co-opération Activities”, OECD<br />
GTZ (Deutsche Gesellschaft für Technische Zusammenarbeit), « Climate Change and Security.<br />
Challenges for German Development Cooperation », avril 2008<br />
HENS Luc & HUGE <strong>Jean</strong>, 2008a, « Voorlopig voorstel tot ontwikkeling <strong>van</strong> een environmental<br />
integration toolkit voor de Belgische ontwikkelingssamenwerking », Vakgroep Menselijke Ecologie,<br />
Vrije Universiteit Brussel, mars 2008 (polycopié)<br />
HENS Luc & HUGE <strong>Jean</strong>, 2008b, « Towards a climate-proof Belgian development cooperation », ppt<br />
de la communication au colloque « Climate change, a new challenge for Development cooperation ? »<br />
org. par le SPF Affaires étrangères, Commerce extérieur et Coopération au Développement, le 7 mars<br />
2008<br />
HÖHNE Niklas, 2008, “CDM in the EU Climate Package – Internal vs. External Effort”, Ecofys,<br />
Communication at the European Parliament, 3 June, 2008<br />
IPCC-TAR : WG II, 2001. « Climate Change 2001 : Impacts, Adaptation and Vulnerability.<br />
Contribution of Working Group II to the Third Assessment Report of the Intergovernmental Panel on<br />
Climate Change». [J. J. McCarthy, O. F. Canziani, N. A. Leary, D. J. Dokken and K. S. White (eds.)].<br />
Cambridge University Press, http://www.ipcc.ch<br />
IPCC-AR4 : WG I, 2007. « Climate Change 2007 : The Physical Science Basis. Contribution of<br />
Working Group I to the Fourth Assessment Report of the Intergovernmental Panel on Climate<br />
Change» [Solomon, S., D. Qin, M. Manning, Z. Chen, M. Marquis, K.B. Averyt, M.Tignor et H.L.<br />
Miller (eds.)]. Cambridge University Press, http://www.ipcc.ch<br />
IPCC-AR4 : WG II, 2007. « Climate Change 2007 : Impacts, Adaptation and Vulnerability.<br />
Contribution of Working Group II to the Fourth Assessment Report of the Intergovernmental Panel on<br />
Climate Change». [M.L. Parry, O.F. Canziani, J.P. Palutikof, P.J. <strong>van</strong> der Linden and C.E. Hanson<br />
(eds.)]. Cambridge University Press, http://www.ipcc.ch<br />
IPCC-AR4 : WG III, 2007. « Changements climatiques 2007 : L’atténuation des changements<br />
climatiques. Contribution of Working Group III to the Fourth Assessment Report of the<br />
Intergovernmental Panel on Climate Change». [B. Metz, O.R. Davidson, P.R. Bosch, R. Dave, L.A.<br />
Meyer (eds.)]. Cambridge University Press, http://www.ipcc.ch<br />
IPCC-AR4 : SYR, 2007. “Climate Change 2007: Synthesis Report. Contribution of Working Groups I,<br />
II and III to the Fourth Assessment Report of the Intergovernmental Panel on Climate Change.” [Core<br />
writing team, Pachauri, R.K. and A. Reisinger (eds)]. IPCC, Geneva, Switzerland, http://www.ipcc.ch
64 – De klimaatveranderingen het Belgisch beleid <strong>van</strong> ontwikkelingssamenwerking<br />
KLEIN Richard J.T., ERIKSEN Siri E.H., NAESS Lars Otto, HAMMIL Anne, TANNER Thomas M.,<br />
ROBLEDO Carmenza & O’BRIEN Karen L., 2007, “Portfolio Screening to Support the<br />
Mainstreaming of Adaptation to Climate Change into Development Assistance”, Tyndall Center for<br />
Climate Change Research, Working Paper 102<br />
LAMBERT Alain, 2007, « Les projets de paiements pour services rendus par les écosystèmes peuventils<br />
aider à lutter contre la pauvreté ?», polycopié<br />
LEARY Neil 2008, « A Stitch in Time Saves Nine. Nine Lessons for Climate Change Adaptation”<br />
communication au colloque « Climate change, a new challenge for Development cooperation ? » org.<br />
par le SPF Affaires étrangères, Commerce extérieur et Coopération au Développement, le 7 mars 2008<br />
LEARY Neil, CONDE Cecilia, KULKARNI Jyoti, NYONG Anthony et PULHIN Juan (eds) 2008a,<br />
“Climate Change and Vulnerability”, Earthscan, 428pp.<br />
LEARY Neil, ADEJUWON A., BARROS V., BURTON I., KULKARNI Jyoti, et PULHIN Juan (eds)<br />
2008b, “Climate Change and Adaptation”, Earthscan, 428pp.<br />
LOHMAN Larry, 2007, « Carbon Trading. A Critical Conversation on Climate Change, Privatisation<br />
and Power », Dag Hammarskjöld Foundation, Development Dialogue N°48, sept.2006.<br />
MAGRATH John, SIMMS Andrew & al., “Africa. Up in Smoke 2. The Second Report on Africa and<br />
Global Warming from the Working Group on Climate Change and Development”, International<br />
Institute for Environment and Development (IIED) and New Economics Foundation (NEF).<br />
MAZIJN Bernard, 2008, “The role of mitigation technology” communication au colloque « Climate<br />
change, a new challenge for Development cooperation ? » org. par le SPF Affaires étrangères, Commerce<br />
extérieur et Coopération au Développement, le 7 mars 2008<br />
MORTON John 2008, “Climate Change and Disasters”, background paper, Policy Forum:<br />
International Development in the face of Climate Change, Beyond Mainstreaming? 2nd June 2008,<br />
org. Natural Resources Institute (University of Greenwich), Tyndall Centre for Climate Change<br />
Research and SouthSouthNorth.<br />
NELSON Valerie, LAMBOLL Richard & ARENDSE Adele 2008, “Climate Change Adaptation,<br />
Adaptive Capacity and Development”. Discussion paper, Policy Forum: International Development in<br />
the face of Climate Change, Beyond Mainstreaming? 2nd June 2008, org. Natural Resources Institute<br />
(University of Greenwich), Tyndall Centre for Climate Change Research and SouthSouthNorth.<br />
OCDE, 2008, “Déclaration sur les progrès accomplis dans la prise en compte de l’adaptation au<br />
changement climatique dans la coopération pour le développement”, adoptée par les membres du<br />
Comité d’Aide au développement à la réunion à haut niveau du CAD, Paris, 21 mai 2008<br />
OECD, 2005, “Bridge over Troubled Waters. Linking Climate Change and Development”. Existe aussi<br />
en français, cfr Agrawala (2005).<br />
OECD, 2006, “Declaration on Integrating Climate Change Adaptation into Development Cooperation”,<br />
Adopted by Development and Environment Ministers of OECD Member Countries, 4<br />
April 2006<br />
OKEREKE Chukwumerije & SCHROEDER Heike 2008, “How can the objectives of justice,<br />
development and climate change mitigation be reconcilied in the treatment of developing countries in<br />
a post-Kyoto settlement?” background paper, Policy Forum: International Development in the face of<br />
Climate Change, Beyond Mainstreaming? 2nd June 2008, org. Natural Resources Institute (University<br />
of Greenwich), Tyndall Centre for Climate Change Research and SouthSouthNorth.<br />
PANNEELS Kris, 2008, communication personnelle
Bibliographie- 65<br />
PNUD, 2007, “Rapport mondial sur le développement humain 2007/2008. La lutte contre le<br />
changement climatique : un impératif de solidarité humaine dans un monde divisé », Programme des<br />
Nations Unies pour le Développement<br />
REDMAN Janet & SEEN (Sustainable Energy and Economy Networks), 2008, “World Bank: Climate<br />
Profiteer”, Institute for Policy Studies.<br />
RINGIUS Lasse, DOWNING E. Thomas, HULME Mike, WAUGHRAY Dominic & SELROD Rolf,<br />
1996, “Climate Change in Africa. Issues and Challenges in Agriculture and Water for Sustainable<br />
Development”, CICERO Report 1996:8, Center for International Climate and Environment Research,<br />
Oslo<br />
SCHELLNHUBER John, 2007, “Avoiding the unmanageable, managing the unavoidable”,<br />
présentation Powerpoint , EU Conference “Towards a post-carbon society, Brussels, 24 October 2007.<br />
(disponible sur postcarbonsociety.teamwork.fr).<br />
SIMMS Andrew, MAGRATH John, REID Hannah & al., 2004, “Up in Smoke? Threats from, and<br />
Responses to, the Impacts of Global Warming on Human Development”, International Institute for<br />
Environment and Development (IIED) and New Economics Foundation (NEF).<br />
SIMOENS Chris, « Comment récompenser la conservation des forêts dans les pays en<br />
développement ? » in « Dimension 3. Le journal de la coopération belge ». 1/2008<br />
SMITH Dan & VIVEKANANDA Janani, 2007, “A Climate of Conflict. The Links Between Climate<br />
Change, Peace and War”, International Alert, nov. 2007<br />
START, Annual Report 2006-2007<br />
STERK Wolfgang, 2008, « From Clean Development Mechanism to Sectoral Crediting Approaches –<br />
Way Forward or Wrong Turn ? », Wuppertal Institute for Climate, Environment and Energy, JIKO<br />
Policy Paper 1/2008, May 2008<br />
TCHOUATE Heteu Pépin, 2008, “Projets de développement dans le Sud et atténuation des effets des<br />
changements climatiques: le secteur de l’énergie”, communication au colloque « Climate change, a<br />
new challenge for Development cooperation ? » org. par le SPF Affaires étrangères, Commerce<br />
extérieur et Coopération au Développement, le 7 mars 2008<br />
UGAZ Cecilia, 2008, « La lutte contre le changement climatique : la solidarité humaine dans un<br />
monde divisé», ppt de la communication au colloque « Climate change, a new challenge for<br />
Development cooperation ? » org. par le SPF Affaires étrangères, Commerce extérieur et Coopération<br />
au Développement, le 7 mars 2008<br />
UNCTAD 1995, Trade and Development Report<br />
UNFCCC, 2007a, “Report on the Analysis of Existing Potential Investment and Financial Flows<br />
Rele<strong>van</strong>t to the Development of an Effective and Appropriate International Response to Climate<br />
Change”, Dialogue on long-term cooperative action to address climate change by enhancing<br />
implementation of the Convention, 4 th Workshop, Dialogue working paper 8(2007)<br />
UNFCCC, 2008, “Climate Change: Impacts, Vulnerabilities and Adaptation in Developing Countries”<br />
UNFCCC, 2007b, “Update on the Implementation of the Nairobi Work Programme”<br />
UVEK 2008, “Funding Scheme for Bali Action Plan. A Swiss Proposal for Global Solidarity in<br />
Financing Adaptation”, "Bali Paper" updated for SB28 Bonn, Federal Office for the Environment,<br />
Berne.
66 – De klimaatveranderingen het Belgisch beleid <strong>van</strong> ontwikkelingssamenwerking<br />
<strong>van</strong> YPERSELE <strong>Jean</strong>-<strong>Pascal</strong>, “L’injustice fondamentale des changements climatiques », in<br />
« Changements climatiques. Impasses et perspectives », numéro spécial d’« Alternatives Sud », VOL<br />
XIII, 2006/2, Louvain-la-Neuve, juin 2006. (www.cetri.be )<br />
WATSON Jim & WANG Tao 2008, “Mitigation and new sources of development finance”, Discussion<br />
group notes, questions and readings, Policy Forum: International Development in the face of Climate<br />
Change, Beyond Mainstreaming? 2nd June 2008, org. Natural Resources Institute (University of<br />
Greenwich), Tyndall Centre for Climate Change Research and SouthSouthNorth.<br />
WBGU 2007, “World in Transition – Climate Change as a Security Risk”, German Advisory Council<br />
on Global Change, Earthscan, disponible sur http://www.wbgu.de/wbgu_jg2007_engl.html<br />
WIGGINS Steve 2008, “Biofuels”, Discussion paper, Policy Forum: International Development in the<br />
face of Climate Change, Beyond Mainstreaming? 2nd June 2008, org. Natural Resources Institute<br />
(University of Greenwich), Tyndall Centre for Climate Change Research and SouthSouthNorth.<br />
WWF, 2008, “Linking Climate, Forest conservation and Development”, communication au colloque<br />
« Climate change, a new challenge for Development cooperation ? » org. par le SPF Affaires<br />
étrangères, Commerce extérieur et Coopération au Développement, le 7 mars 2008
Bijlagen- 67<br />
BIJLAGE 1: ADVIES VAN DE FRDO OVER DE<br />
FLEXIBILITEITSMECHANISMEN VAN HET KYOTOPROTOCOL<br />
(advies 1999a10, 19 oktober 1999, fragment, volledig tekst beschikbaar op www.cfdd.be)<br />
"De Raad is <strong>van</strong> mening dat de projecten alleszins aan de volgende basisvereisten moeten voldoen:<br />
• Indien de projecten door de regering gefinancierd worden, mogen ze niet beschouwd worden als substituut<br />
voor ontwikkelingshulp (financiële hulp en technologie transfer aan ontwikkelingslanden). Ze<br />
moeten apart gefinancierd worden boven op de bestaande ontwikkelingshulp. Het is de bedoeling een<br />
bijkomende financierings- en technologische overdracht te realiseren.<br />
• De projecten moeten in functie staan <strong>van</strong> de nationale duurzame ontwikkelingsprioriteiten <strong>van</strong> het<br />
gastland en niet <strong>van</strong> de economische belangen <strong>van</strong> de Industrielanden. Dat betekent ook projectontwikkeling<br />
en technologische overdracht op maat.<br />
• De projecten moeten resulteren in lange termijn maatschappelijke baten die zonder het project niet<br />
zouden plaatsgevonden hebben. Dit betekent bijvoorbeeld dat technologieoverdracht ook gepaard<br />
moet gaan met het investeren in human resources en ondersteund worden door projecten die de institutionele<br />
capaciteiten <strong>van</strong> de gastlanden helpen uitbouwen (o.m. via officiële ontwikkelingshulp).<br />
• Het effect <strong>van</strong> de projecten op het risico <strong>van</strong> delokalisering <strong>van</strong> activiteiten moet in rekening worden<br />
gebracht.<br />
• De projecten moeten onderhevig zijn aan een uitvoerige rapporteringsplicht.<br />
• Het gastland moet beschikken over een minimale milieuwetgeving en de projecten mogen niet onverenigbaar<br />
zijn met andere in het kader <strong>van</strong> de Verenigde Naties goedgekeurde conventies of verdragen,<br />
in het bijzonder inzake milieu, arbeid en mensenrechten<br />
• In het bijzonder, moet het gastland de fundamentele normen <strong>van</strong> de Internationale Arbeidsorganisatie<br />
(IAO) respecteren(toch ten minste op de plaats <strong>van</strong> het project): de vrijheid <strong>van</strong> vereniging, het recht<br />
op collectieve onderhandelingen, het verbod op dwangarbeid, de effectieve afschaffing <strong>van</strong> de kinderarbeid<br />
en het verbod op discriminatie op het werk.<br />
Onafhankelijk <strong>van</strong> deze criteria is de Raad ook <strong>van</strong> mening dat het nodig is alle buitenlandse investeringsprojecten<br />
te screenen op hun milieu- en sociale effecten. Het heeft bijvoorbeeld niet veel zin dat<br />
een land via CDM herbebossingsprojecten steunt in ontwikkelingslanden, terwijl het anderzijds door<br />
zijn handelspatroon en via niet- CDM investeringsprojecten bijdraagt tot de ontbossingsproblematiek<br />
in die landen."
68 – De klimaatveranderingen het Belgisch beleid <strong>van</strong> ontwikkelingssamenwerking<br />
BIJLAGE 2: PROGRAMMA VAN DE CONFERENTIE VAN 7 MAART<br />
2008<br />
CLIMATE CHANGE, A NEW CHALLENGE FOR DEVELOPMENT COOPERATION?<br />
Egmont Palace, 7 March 2008<br />
LE CHANGEMENT CLIMATIQUE, UN NOUVEAU DÉFI POUR LA COOPÉRATION AU DÉVE-<br />
LOPPEMENT?<br />
Palais d’Egmont, 7 mars 2008<br />
DE KLIMAATSVERANDERING, EEN NIEUWE UITDAGING VOOR ONTWIKKELINGSSAMEN-<br />
WERKING?<br />
Egmontpaleis, 7 maart 2008
Bijlagen- 69<br />
CONFERENCE<br />
CLIMATE CHANGE, A NEW CHALLENGE FOR DEVELOPMENT COOPERATION?<br />
Climate change demands urgent action. We need to fight against the dangers of climate change by controlling<br />
the amounts of greenhouse gas emitted into the atmosphere (“mitigation”). We also need to adapt to the negative<br />
effects of current and future climate change (“adaptation”). Even though the poorest and most vulnerable<br />
countries are least at fault, they are in fact the first and hardest hit by direct climate change (increase in average<br />
temperatures, rising sea levels, extreme atmospheric conditions) and its effect on biodiversity, soil damage, food<br />
safety, public health and poverty.<br />
Climate change also has a direct effect on the sustainability of development actions. According to a study by the<br />
World Bank, 55% of their projects are climate-sensitive, of which 25% are at substantial risk of being affected by<br />
the negative consequences of climate change. However, only 2% of their projects are currently tested in terms of<br />
their climate-sensitivity.<br />
As a result, development cooperation has several challenges to face. Recipient countries should be helped in their<br />
efforts in the areas of mitigation and adaptation. A development policy that takes the climate into account should<br />
also be a goal, in order to protect future investments from the damage caused by current and future climate<br />
change.<br />
The aim of the conference is to allow a wide exchange of ideas on this topic and to put forward specific proposals.<br />
Professor J.-P. <strong>van</strong> <strong>Ypersele</strong> (UCL), vice-chairman of IPCC (Intergovernmental Panel on Climate Change)<br />
Working Group II, will chair the conference and convert information received into a policy proposal for the attention<br />
of the Ministry for Development Cooperation.
70 – De klimaatveranderingen het Belgisch beleid <strong>van</strong> ontwikkelingssamenwerking<br />
CLIMATE CHANGE, A NEW CHALLENGE FOR DEVELOPMENT COOPERATION?<br />
8.15-9.00: Welcome and coffee<br />
9.00-9.30: Opening session In presence of H.R.H. Princess Astrid of <strong>Belgium</strong><br />
Speakers:<br />
- Charles Michel, Minister for Development Cooperation<br />
- Prof. J.-P. <strong>van</strong> <strong>Ypersele</strong>, Vice-chairman of the IPCC WG II, UCL<br />
9.30-10.30: Session I: Introducing the problem: Challenges for a more climate sensitive development<br />
cooperation<br />
In presence of H.R.H. Princess Astrid of <strong>Belgium</strong><br />
Development cooperation faces important challenges. Partner countries should be assisted in their efforts with<br />
respect to mitigation and adaptation. A climate sensitive development cooperation should also protect its investments<br />
against current and future climate change.<br />
Jan Grauls, President of the Federal Public Service Foreign Affairs, Foreign Trade and Development Co-<br />
- Cecilia Ugaz, Deputy Director, Human Development Report Office, UNDP<br />
- Shardul Agrawala, Principal Economist, Environment Directorate, OECD<br />
- Patricia Bliss-Guest, Lead Partnership Specialist, Sustainable Development<br />
Network, World Bank<br />
Moderator:<br />
operation<br />
Speakers:<br />
10.30-10.45 Coffee<br />
10.45-13.00 Session II: Adaptation: Improved planning for climate change by “greening” the<br />
PRSP?<br />
The negative effects of climate change are starting to be felt in our partner countries, and there is no doubt they<br />
will get worse in the future. It is essential to adapt to these negative developments in order to ensure the sustainable<br />
development of these countries. A wide range of sectors is involved: infrastructure, agriculture, public health<br />
etc. Donor countries have a responsibility to support their partners in terms of planning for the impact of<br />
climate change, and of moving towards more sustainable development models. This will require significant efforts<br />
in terms of capacity building, technical assistance and transfer of know-how. Equally important is the concept of<br />
“greening” development frameworks such as the PRSP.<br />
Moderator:<br />
Speakers:<br />
Prof. J.-P. <strong>van</strong> <strong>Ypersele</strong>, Vice-chairman of the IPCC WG II, UCL<br />
- Bernard Petit, Deputy Director General, DG Development, European Commission<br />
- Veerle Vandeweerd, Director, Environment & Energy Group, UNDP<br />
- Neil Leary, Deputy Director (acting), START<br />
- Madeleen Helmer, Head, Red Cross/Red Crescent Climate Centre<br />
13.00-14.30: lunch
Bijlagen- 71<br />
14.30- 15.45 Session III: Mitigation: Increasing greenhouse gas absorption capacities in developing<br />
countries. A new challenge for development cooperation?<br />
The partner countries of the Belgian Development Cooperation have until now had low greenhouse gas emission<br />
levels. Hence their interest to develop, secure and increase biomass. A sustainable forestry policy and sustainable<br />
agriculture will play a crucial role in securing the food chain and fighting poverty. At the same time it will make a<br />
significant contribution towards improving greenhouse gas absorption potential by combating deforestation and<br />
soil damage and encouraging reforestation. In addition to biomass, achieving sustainable development in these<br />
countries is essential if we are to globally manage these emissions.<br />
Moderator:<br />
Prof. J.-P. <strong>van</strong> <strong>Ypersele</strong>, Vice-chairman of the IPCC WG II, UCL<br />
Speakers:<br />
- Geoffroy de Schutter, Program Director, WWF<br />
- Prof. Bernard Mazijn, President of the Center for Sustainable Development,<br />
University of Gent<br />
- Pépin Tchouate, Researcher, UCL<br />
15.45-16.00: Coffee<br />
16.00-17.30: Session IV: Towards a climate-sensitive Belgian Development Cooperation<br />
Policies in different sectors should take into account the impact of climate change. Future initiatives should anticipate<br />
possible negative effects. In this context the concept of “climate proofing” is particularly rele<strong>van</strong>t. Various<br />
options could be explored in the context of the Belgian Law on International Cooperation of 25 May 1999 such as<br />
the mainstreaming of climate change within the DGCD and “climate-proofing” the indicative cooperation program<br />
(DGCD/CTB)<br />
Moderator:<br />
Speakers:<br />
Jan De Smedt, Secretary, Federal Council for Sustainable Development<br />
- Paul Hassing, Co-chair OECD DAC-ENVIRONET, Ministry of Foreign Affairs,<br />
Netherlands<br />
- Prof. Luc Hens, ordinary professor, Human Ecology Department, VUB<br />
- Claude Croizer, Belgian Technical Cooperation<br />
17.30-18.00: Closing session: Recap and conclusions<br />
In presence of H.R.H. Princess Astrid of <strong>Belgium</strong><br />
Speakers:<br />
- Charles Michel, Minister for Development Cooperation<br />
- Prof. J.-P. <strong>van</strong> <strong>Ypersele</strong>, Vice-chairman of the IPCC WGII, UCL
72 – De klimaatveranderingen het Belgisch beleid <strong>van</strong> ontwikkelingssamenwerking<br />
CONFÉRENCE<br />
LE CHANGEMENT CLIMATIQUE, UN NOUVEAU DÉFI POUR<br />
LA COOPÉRATION AU DÉVELOPPEMENT?<br />
Le changement climatique exige une action urgente. La progression dangereuse du changement climatique doit<br />
être combattue en contrôlant la quantité de gaz à effet de serre qui pénètre dans l’atmosphère (“mitigation”).<br />
Nous devons également nous adapter aux conséquences négatives du changement climatique actuel et futur<br />
(“adaptation”). Bien que les pays les plus pauvres et les plus vulnérables en soient les moins responsables, ils<br />
sont précisément les premiers et les plus intensément touchés par le changement climatique direct (augmentation<br />
de la température moyenne et du niveau de la mer, conditions atmosphériques plus extrêmes) et ses<br />
conséquences sur la biodiversité, la dégradation des sols, la sécurité alimentaire, la santé publique, la pauvreté.<br />
Le changement climatique a également un impact direct sur la durabilité des actions de développement. Selon<br />
une étude de la Banque Mondiale, 55% de leurs projets sont sensibles au climat, dont 25% courent un risque<br />
substantiel d’être touchés par les conséquences négatives du changement climatique. Pourtant seuls 2% de leurs<br />
projets sont testés au niveau de leur sensibilité au climat.<br />
Par conséquent, la coopération au développement a de nombreux défis à relever. Les pays bénéficiaires doivent<br />
être aidés dans leurs efforts dans le domaine de la mitigation et de l’adaptation. Une politique de développement<br />
tenant compte du climat doit également protéger les investissements futurs de la dégradation causée par le<br />
changement climatique actuel et futur.<br />
La conférence a pour objectif de permettre un large échange d’idées autour de ce thème et de formuler des propositions<br />
concrètes. Le Professeur J.-P. <strong>van</strong> <strong>Ypersele</strong> (UCL), vice-président du WGII du GIEC (Groupe d’experts<br />
intergouvernemental sur l’évolution du climat), présidera la conférence et convertira les inputs de la conférence<br />
en une proposition de politique à l’attention du Ministre de la Coopération au Développement.
Bijlagen- 73<br />
LE CHANGEMENT CLIMATIQUE, UN NOUVEAU DEFI POUR LA COOPERATION AU DEVELOPPEMENT ?<br />
8h15-9h00 :<br />
Accueil et café<br />
9h00-9h30:<br />
Session d’ouverture<br />
En présence de S.A.R la Princesse Astrid de Belgique<br />
Orateurs :<br />
- Charles Michel, Ministre de la Coopération au Développement<br />
- Prof. J.-P. <strong>van</strong> <strong>Ypersele</strong>, vice-président du GT II du GIEC, UCL<br />
9h30-10h30 : Session I. Présentation du problème : Défis pour une coopération au développement<br />
plus sensible aux questions liées au climat.<br />
En présence de S.A.R la Princesse Astrid de Belgique<br />
La coopération au développement doit faire face à des défis importants. Les pays bénéficiaires doivent être aidés<br />
dans leur effort sur le plan de l’atténuation et de l’adaptation. Une politique de développement sensible au problème<br />
du changement climatique doit protéger les investissements futurs contre les effets négatifs des changements<br />
climatiques actuels et à venir au niveau de ses investissements.<br />
Modérateur :<br />
Orateurs :<br />
Jan Grauls, Président du SPF Affaires étrangères, Commerce extérieur et Coopération au Développement<br />
- Cecilia Ugaz, Directrice adjointe, Bureau du Rapport sur le<br />
Développement Humain, PNUD<br />
- Shardul Agrawala, Economiste Principale, Directorat Environnement,<br />
OCDE<br />
- Patricia Bliss-Guest, Lead Partnership Specialist, Réseau<br />
Environnement Durable, Banque Mondiale<br />
10h30-10h45: Pause café<br />
10h45-13h00 Session II. Adaptation : Une meilleure planification du changement climatique par<br />
« l’écologisation » du DSRP ?<br />
Les effets néfastes du changement climatique se font ressentir clairement parmi nos pays partenaires et vont<br />
sans aucun doute s’aggraver dans le futur. L’adaptation à cette évolution négative est cruciale pour le développement<br />
durable des ces pays. Ceci concerne les secteurs les plus divers : infrastructure, agriculture, santé publique,<br />
etc. Les pays donateurs ont une responsabilité dans l’aide apportée à leurs partenaires en matière de planification<br />
des effets des changements climatiques et de l’évolution vers des modèles de développement plus durables. Ceci<br />
nécessite d’importants efforts sur le plan de la construction de capacités de production, de l’assistance technique<br />
et de la transmission des connaissances. Un concept important en cette matière : l’écologisation des instruments<br />
de développement, tels que les DSRP.<br />
Modérateur :<br />
Orateurs :<br />
Prof. J-P <strong>van</strong> <strong>Ypersele</strong>, vice-président du GT II du GIEC, UCL<br />
- Bernard Petit, Directeur Général adjoint, DG Développement, Commission<br />
européenne<br />
- Veerle Vandeweerd, Directrice, Groupe Energie et Environnement, PNUD<br />
- Neil Leary, Directeur adjoint ff., START<br />
- Madeleen Helmer, Directrice, Red Cross/Red Crescent Climate Centre<br />
13h-14h30:<br />
Déjeuner
74 – De klimaatveranderingen het Belgisch beleid <strong>van</strong> ontwikkelingssamenwerking<br />
14h30-15h45: Session III. Mitigation : Augmentation des capacités d’absorption de gaz à effets de<br />
serre dans les pays en développement. Nouveau défi pour la coopération au développement ?<br />
Les pays partenaires de la Coopération au Développement Belge ont jusqu’ici un niveau faible d’émission de gaz à<br />
effets de serre. De là leur intérêt pour le développement, la sécurisation et l’augmentation de la biomasse. Une<br />
agriculture et une politique forestière durables jouent un rôle essentiel dans la sécurisation de la chaîne alimentaire<br />
et dans la lutte contre la pauvreté, tout en contribuant de manière significative à l’amélioration de la capacité<br />
d’absorption des gaz à effets de serre par la lutte contre la déforestation et la détérioration du sol, le reboisement.<br />
Au-delà de la biomasse, le développement durable des ces pays est essentiel pour le contrôle global des<br />
émissions.<br />
Modérateur :<br />
Orateurs :<br />
Prof. J-P. <strong>van</strong> <strong>Ypersele</strong>, vice-président du GT II du GIEC, UCL<br />
- Geoffroy De Schutter, Directeur de Programme, WWF<br />
- Prof. Bernard Mazijn, Président du Centre de Développement Durable,<br />
Université de Gent<br />
- Pépin Tchouate, chargé de recherche, UCL<br />
15h45-16h00 : Pause café<br />
16h00-17h30 : Session IV. Vers une Coopération au Développement Belge sensible au climat.<br />
La politique dans différents secteurs doit également tenir compte de l’impact du changement climatique ; en d’autres<br />
mots, les initiatives futures doivent en anticiper les effets négatifs éventuels. C’est dans ce contexte que le<br />
concept de « climate proofing » est utilisé. Différentes pistes peuvent être abordées dans le cadre de la Loi sur la<br />
Coopération Internationale du 25 mai 1999, telles que le « mainstreaming » du changement climatique au sein de<br />
la DGCD et le « climate-proofing » des programmes iindicatifs de coopération (DGCD/CTB)<br />
Modérateur:<br />
Orateurs:<br />
Jan De Smedt, Secrétaire, Conseil Fédéral du Développement Durable<br />
- Paul Hassing, vice-président OCDE CAD-ENVIRONET, Ministère des<br />
Affaires Etrangères des Pays-Bas<br />
- Prof. Luc Hens, Département d’écologie humaine, VUB<br />
- Claude Croizer, Coopération Technique Belge<br />
17h30-18h00<br />
Session de clôture : Résumé et conclusions<br />
En présence de S.A.R la Princesse Astrid de Belgique<br />
Orateurs : - Charles Michel, Ministre de la Coopération au Développement<br />
- Prof. J-P. <strong>van</strong> <strong>Ypersele</strong>, vice-président du GT II du GIEC, UCL
Bijlagen- 75<br />
CONFERENTIE<br />
DE KLIMAATSVERANDERING, EEN NIEUWE UITDAGING<br />
VOOR ONTWIKKELINGSSAMENWERKING?<br />
Klimaatsverandering vereist dringende actie. We moeten gevaarlijke verdere klimaatsverandering tegengaan door<br />
het controleren <strong>van</strong> de hoeveelheid broeikasgassen in de atmosfeer (“mitigation”). We moeten ons ook aanpassen<br />
aan de negatieve gevolgen <strong>van</strong> de huidige en toekomstige klimaatsverandering (“adaptation”). Hoewel de<br />
arme en meest kwetsbare er het minst verantwoordelijk voor zijn, worden precies die landen het eerst en het<br />
hardst getroffen door directe klimaatsverandering (stijging <strong>van</strong> de gemiddelde temperatuur en zeespiegel, meer<br />
extreme weersomstandigheden) en haar gevolgen voor de biodiversiteit, de bodemaftakeling, de voedselzekerheid,<br />
de volksgezondheid, de armoede.<br />
Klimaatsverandering heeft ook een directe impact op de duurzaamheid <strong>van</strong> de ontwikkelingsacties. Volgens een<br />
studie <strong>van</strong> de Wereldbank is 55 % <strong>van</strong> hun projecten klimaatgevoelig, en loopt niet minder dan 25 % er<strong>van</strong> een<br />
substantieel risico om door de nadelige gevolgen <strong>van</strong> de klimaatsverandering aangetast te worden. Nochtans<br />
wordt slecht 2 % <strong>van</strong> hun projecten op klimaatgevoeligheid getoetst.<br />
Ontwikkelingssamenwerking staat bijgevolg voor belangrijke uitdagingen. De ont<strong>van</strong>gende landen moeten geholpen<br />
worden bij hun inspanningen op het vlak <strong>van</strong> mitigation en adaptation. Een klimaatgevoelig ontwikkelingsbeleid<br />
moet tevens de toekomstige investeringen vrijwaren <strong>van</strong> aftakeling door de huidige en toekomstige klimaatsverandering.<br />
De conferentie moet een brede gedachtewisseling toelaten rond deze thema’s en uitmonden in concrete voorstellen.<br />
Professor J.-P. <strong>van</strong> <strong>Ypersele</strong> (UCL), vice-voorzitter <strong>van</strong> de IPCC (Intergovernmental Panel on Climate Change)<br />
WGII, zal de conferentie modereren en de inputs <strong>van</strong> deze conferentie mee verwerken in een voorstel <strong>van</strong> beleid<br />
ter attentie <strong>van</strong> de Minister <strong>van</strong> Ontwikkelingssamenwerking.
76 – De klimaatveranderingen het Belgisch beleid <strong>van</strong> ontwikkelingssamenwerking<br />
DE KLIMAATSVERANDERING, EEN NIEUWE UITDAGING VOOR ONTWIKKELINGSSAMENWERKING?<br />
8u15-9u00:<br />
Onthaal en koffie<br />
9u00-9u30:<br />
Openingszitting<br />
In aanwezigheid <strong>van</strong> H.K.H Prinses Astrid <strong>van</strong> Belgïe<br />
Sprekers:<br />
- Charles Michel, Minister <strong>van</strong> Ontwikkelingssamenwerking<br />
- Prof. J.-P. <strong>van</strong> <strong>Ypersele</strong>, vice-voorzitter <strong>van</strong> de IPCC WGII, UCL<br />
9u30-10u30: Sessie I: Probleemstelling: Uitdagingen voor een meer klimaatgevoelige ontwikkelingssamenwerking.<br />
In aanwezigheid <strong>van</strong> H.K.H Prinses Astrid <strong>van</strong> Belgïe<br />
Ontwikkelingssamenwerking staat voor belangrijke uitdagingen. De ont<strong>van</strong>gende landen moeten geholpen worden<br />
bij hun inspanningen op het vlak <strong>van</strong> mitigation en adaptation. Een klimaatgevoelig ontwikkelingsbeleid moet<br />
tevens de toekomstige investeringen beschermen tegen negatieve effecten <strong>van</strong> de huidige en toekomstige klimaatsverandering.<br />
Moderator:<br />
Sprekers:<br />
Jan Grauls, Voorzitter FOD <strong>Buitenlandse</strong> <strong>Zaken</strong>, <strong>Buitenlandse</strong> Handel en Ontwikkelingssamenwerking<br />
- Cecilia Ugaz, Deputy Director, Human Development Report Office, UNDP<br />
- Shardul Agrawala, Principal Economist, Environment Directorate, OESO<br />
- Patricia Bliss-Guest, Lead Partnership Specialist, Sustainable<br />
Development Network, Wereldbank<br />
10u30-10u45<br />
koffie<br />
10u45-13u00: Sessie II: Adaptation : Betere plannen voor klimaatsverandering door “greening of<br />
the PRSP”?<br />
De nadelige gevolgen <strong>van</strong> de klimaatsverandering laten zich nu al duidelijk voelen in onze partnerlanden en zullen<br />
enkel nog verergeren. Aanpassing aan deze negatieve gevolgen is cruciaal voor een duurzame ontwikkeling <strong>van</strong><br />
deze landen. Het heeft immers te maken met de meest uiteenlopende sectoren: infrastructuur, landbouw, volksgezondheid,<br />
etc. Donoren hebben een verantwoordelijkheid hun partners bij te staan in het ontwikkelen <strong>van</strong> een<br />
betere planning om deze klimaatsveranderingen te anticiperen en te evolueren naar meer duurzame ontwikkelingsmodellen.<br />
Dit vereist inspanningen op het vlak <strong>van</strong> capaciteitsopbouw, technische assistentie en know how.<br />
Belangrijk hierbij is het concept <strong>van</strong> het vergroenen <strong>van</strong> de ontwikkelingsinstrumenten, zoals de PRSP’s.<br />
Moderator:<br />
Sprekers:<br />
Prof. J.-P. <strong>van</strong> <strong>Ypersele</strong>, vice-voorzitter <strong>van</strong> de IPCC WGII, UCL<br />
- Bernard Petit, Deputy Director General, DG Ontwikkelingssamenwerking,<br />
Europese Commissie<br />
- Veerle Vandeweerd, Director, Environment & Energy Group, UNDP<br />
- Neil Leary, Deputy Director (acting), START<br />
- Madeleen Helmer, Head, Red Cross/Red Crescent Climate Centre<br />
13u00-14u30: lunch
Bijlagen- 77<br />
14u30-15u45: Sessie III: Mitigation: verhoogde absorptiecapaciteit <strong>van</strong> broeikasgassen in ontwikkelingslanden.<br />
Nieuwe uitdagingen voor Ontwikkelingssamenwerking?<br />
De partnerlanden <strong>van</strong> de Belgische Ontwikkelingssamenwerking hebben tot op heden een lage uitstoot <strong>van</strong> broeikasgassen.<br />
Daardoor vinden ze de meeste baat bij het ontwikkelen, het veilig stellen en het verhogen <strong>van</strong> hun<br />
biomassa. Duurzame land- en bosbouw spelen een grote rol in voedselzekerheid en armoedebestrijding, en dragen<br />
in belangrijke mate bij tot het behouden/verhogen <strong>van</strong> de absorptiecapaciteit <strong>van</strong> broeikasgassen door het<br />
voorkomen <strong>van</strong> ontbossing, het bebossen/herbebossen, en het bestrijden <strong>van</strong> bodemaftakeling. Biomassa is echter<br />
niet het enige verhaal. Om de globale emissies op lange termijn onder controle te krijgen zal de groei <strong>van</strong><br />
deze landen ook duurzamer moeten worden.<br />
Moderator:<br />
Sprekers:<br />
Prof. J.-P. <strong>van</strong> <strong>Ypersele</strong>, vice-voorzitter <strong>van</strong> de IPCC WGII, UCL<br />
- Geoffroy De Schutter, Programma Director, WWF<br />
- Prof. Bernard Mazijn, Voorzitter <strong>van</strong> het Centrum voor Duurzame<br />
Ontwikkeling, Universiteit Gent<br />
- Pépin Tchouate, Onderzoeker, UCL<br />
15u45-16u00: koffie<br />
16u00-17u30: Sessie IV: Naar een klimaatbestendige Belgische Ontwikkelingssamenwerking.<br />
Het beleid voor de verschillende sectoren moet ook rekening houden met de invloed <strong>van</strong> de klimaatsverandering,<br />
m.a.w. dat toekomstige interventies moeten trachten te anticiperen op mogelijke nadelige gevolgen. In deze context<br />
wordt het concept “climate proofing” gebruikt. Binnen de context <strong>van</strong> de Wet op de Internationale Samenwerking<br />
<strong>van</strong> 25 mei 1999, kunnen verschillende pistes ontwikkeld worden zoals het mainstreamen <strong>van</strong> klimaatsverandering<br />
binnen DGOS en het “climate-proofen” <strong>van</strong> de indicatieve samenwerkingsprogramma’s (DGOS/BTC)<br />
Moderator:<br />
Sprekers:<br />
Jan De Smedt, Secretaris, Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling<br />
- Paul Hassing, medevoorzitter <strong>van</strong> OESO DAC ENVIRONET, Ministerie <strong>van</strong><br />
<strong>Buitenlandse</strong> <strong>Zaken</strong>, Nederland<br />
- Prof. Luc Hens, Gewoon hoogleraar, Vakgroep Menselijke Ecologie, VUB<br />
- Claude Croizer, Belgische Technische Coöperatie<br />
17u30-18u00: Slotsessie: Samenvatting en conclusies.<br />
In aanwezigheid <strong>van</strong> H.K.H Prinses Astrid <strong>van</strong> Belgïe<br />
Sprekers:<br />
- Charles Michel, Minister <strong>van</strong> Ontwikkelingssamenwerking<br />
- Prof. J.-P. <strong>van</strong> <strong>Ypersele</strong>, vice-voorzitter <strong>van</strong> de IPCC WGII, UCL
78 – De klimaatveranderingen het Belgisch beleid <strong>van</strong> ontwikkelingssamenwerking<br />
In collaboration with the Federal Council for Sustainable Development<br />
Avec le concours du Conseil Fédéral pour le Développement Durable<br />
Met de medewerking <strong>van</strong> de Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling
Versie : 30 october 2008<br />
Bijlagen- 79