DGD Jaarverslag 2010 - Buitenlandse Zaken - Belgium
DGD Jaarverslag 2010 - Buitenlandse Zaken - Belgium
DGD Jaarverslag 2010 - Buitenlandse Zaken - Belgium
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>Jaarverslag</strong><br />
<strong>2010</strong><br />
© J.M. Corhay
MET DANK AAN<br />
Dit jaarverslag kwam tot stand met de medewerking van:<br />
Maria Aerts, Alain Baetens, Marc Buys, Jean-Michel Corhay, Marc Deneer, Marc Denys, Lutgarde De Greef, Sophie De Groote,<br />
Lieven De La Marche, Erik De Maeyer, Jan De Mets, Erwin De Wandel, Florence Duvieusart, Damien Fontaine, Anne Franklin, Andrée François,<br />
Jeroen François, Corentin Genin, Catherine Gigante, Thomas Hiergens, Jacqueline Lienard, Maarten Lievens, Jan Luykx, David Maenaut,<br />
Dirk Molderez, Francis Monet, Eddy Nierynck, Guido Raedschelders, Elise Pirsoul, Katja Remane, Luc Risch, Ignace Ronse, Xavier Rouha,<br />
Melanie Schellens, Alain Schmitz, Chris Simoens, Cecilia Torrico Ballivián, Geert Vansintjan, Peter Van Acker, Antoon Van Broeckhoven,<br />
Annemarie Van der Avort, Marion Van Offelen, Reinout Van Vaerenbergh, Martine Warck
Inhoudstafel<br />
Voorwoord 6<br />
Inleiding 9<br />
Deel 1: De Belgische ontwikkelingssamenwerking anno <strong>2010</strong> 11<br />
1. De Millenniumdoelen: vooruitgang én obstakels 11<br />
Groeiende ongelijkheid 11<br />
Rendez-vous in New York 13<br />
2. België begeleidt het EU-voorzitterschap 14<br />
Ontmoetingen en Raden 14<br />
De Europese Ontwikkelingsdagen <strong>2010</strong> 14<br />
3. Hervormen, evalueren, leren… voor meer doeltreffende hulp 16<br />
Peer review van de OESO 16<br />
Hervorming van de humanitaire hulp 16<br />
Kennis en ontwikkelingsbeleid hand in hand 18<br />
België als sector lead donor 19<br />
Resultaatgericht beheer: van de theorie naar de praktijk 20<br />
Doeltreffendheid van de hulp 21<br />
Deel 2: De Belgische bijdrage aan het behalen van de Millenniumdoelen 23<br />
Millenniumdoel 1: extreme armoede en honger 25<br />
Mondiale stand van zaken 25<br />
Belgische inbreng 26<br />
Bolivia. ProCAPAS, meer werk en inkomsten voor landbouwers 27<br />
Bolivia. Inca Pallay, “elk weefsel zijn verhaal” 28<br />
Mozambique. Een geïntegreerde aanpak van voedselzekerheid 29<br />
Mali. Bevorderen van veeteelt en kredieten dringen armoede terug 30<br />
Uganda. Vrede brengt welvaart op gang 31<br />
Uganda. Belgische ngo Trias helpt boeren zelfstandiger worden 32<br />
Nieuwe strategienota: accent op familiale landbouw en grotere efficiëntie 33<br />
3
Millenniumdoel 2: onderwijs 35<br />
Mondiale stand van zaken 35<br />
Belgische inbreng 36<br />
Bolivia. Praktijkgerichte vorming voor kwetsbare jongeren 37<br />
Uganda. Budgetsteun voor het ministerie van Onderwijs 38<br />
Education For All: het Fast Track Initiative 39<br />
Nuttige tools voor de milieudienst. Interview met Zo Elia Mevanarivo, CIUF-bursaal uit Madagaskar 40<br />
Millenniumdoel 3: gender 43<br />
Mondiale stand van zaken 43<br />
Belgische inbreng 44<br />
Mali. De vrouwen poneren de beste voorstellen voor hun gemeente 45<br />
Mali. “We verkopen meer en betere tarwe in Timboektoe”. Gesprek met Habibatou Haïdara 46<br />
DR Congo. Fistelkliniek haalt vrouwen uit de marginaliteit 47<br />
Een resolutie voor vrouwen, vrede en veiligheid. Vrouwen zijn de peacekeeping forces 48<br />
De oprichting van UN Women. Gendergelijkheid in de schoot van de VN 49<br />
Millenniumdoel 4, 5 en 6: Gezondheidsdoelen: kindersterfte, moedersterfte en dodelijke ziektes 51<br />
Mondiale stand van zaken 51<br />
Belgische inbreng 52<br />
Mozambique. Coherentie in de universitaire samenwerking. De Mozambikaanse ‘uitdaging’ 54<br />
Bolivia. Investeren in gezondheid loont in El Alto 55<br />
Bolivia. De ngo Louvain Développement 56<br />
Bolivia. Multisectoraal programma voor nulondervoeding 58<br />
Mali. Gezondheidszorg in achtergestelde regio’s 59<br />
Uganda. Zoeken naar een nieuwe dynamiek in de gezondheidszorg 60<br />
Millenniumdoel 7: duurzaam milieu 63<br />
Mondiale stand van zaken 63<br />
Belgische inbreng 64<br />
Bolivia. Gemeenschappelijk bosbeheer stimuleren 66<br />
Bolivia. Water en sanitatie in afgelegen gebieden 67<br />
Mali. Een doordacht afvalbeheer in Sikasso 68<br />
Uganda. Beter leven in de sloppenwijken van Kampala 69<br />
DR Congo. Intenser wetenschappelijke samenwerking 70<br />
KLIMOS: kennis en ontwikkelingsbeleid hand in hand 71<br />
Europese Unie slaagt in Nagoya. Een historisch moment voor onze biodiversiteit 73<br />
Het Jaar van de Biodiversiteit en aandacht voor DR Congo 74
Millenniumdoel 8: wereldpartnerschap 77<br />
Mondiale stand van zaken 78<br />
De officiële ontwikkelingshulp van België (ODA). Groeipad houdt aan 79<br />
Coherentie in het beleid. Ontwikkeling, meer dan ontwikkelingssamenwerking alleen 80<br />
Innovatieve financiering van ontwikkeling. De financieringskloof dichten 81<br />
Goed bestuur en institutionele versterking. Tegen corruptie, vóór een sterke samenleving 82<br />
Landen in fragiele situaties. Hulp beter stroomlijnen 83<br />
België en MOPAN. Peilen naar de efficiëntie bij internationale instellingen 84<br />
Noodzakelijke coherentie. Defensie, diplomatie en ontwikkelingssamenwerking 85<br />
Mozambique. Betere inning van belastingen 86<br />
Mozambique. Harmonisering van de Belgische en Vlaamse ontwikkelingssamenwerking 87<br />
Mali. België steunt het decentraliseringsproces 88<br />
“Inheemse bevolking heeft recht op consultatie”. Interview met Arnaud Chaltin, VN-vrijwilliger in Bolivia 89<br />
Bijdrage via de Internationale Financiële Instellingen 91<br />
Inleiding 91<br />
Groei stimuleren helpt de Millenniumdoelen. Aanpak van de Wereldbank 91<br />
- Interview met Gino Alzetta, bestuurder bij de Wereldbank 96<br />
Een bijzondere relatie. Het Internationaal Monetair Fonds en de Millenniumdoelen 97<br />
- Interview met Willy Kiekens, IMF 98<br />
Deel 3: Sensibilisering in België 99<br />
Bijlagen 102<br />
Belgische officiële ontwikkelingshulp (ODA) 2007-<strong>2010</strong> 103<br />
De Millennium Ontwikkelingsdoelstellingen 105<br />
Organigram <strong>DGD</strong> 106<br />
5
Voorwoord<br />
De Belgische Ontwikkelingssamenwerking heeft de afgelopen jaren ingrijpende evoluties gekend. Er<br />
werden een aantal belangrijke hervormingen doorgevoerd die de doeltreffendheid van onze hulp, voor<br />
al onze samenwerkingskanalen, hebben verhoogd en tot meer impact van onze internationale solidariteitsinspanningen<br />
hebben geleid.<br />
De Belgische bilaterale samenwerking heeft zich ingeschreven in de Europese gedragscode over hulpdoeltreffendheid:<br />
sectorspecialisatie en gedelegeerde samenwerking zijn nu de hoofdprincipes van<br />
onze samenwerking. Wat de indirecte actoren betreft werden processen en structuren uitgewerkt om<br />
zowel op het terrein als in Brussel een beroep te kunnen doen op hun specificiteit en complementariteit<br />
en versnippering van de inspanningen tegen te gaan.<br />
In de multilaterale samenwerking wordt het bestaande concentratiebeleid verder doorgezet en worden<br />
sinds 2009 systematisch geoormerkte bijdragen voor specifieke projecten omgezet naar bijdragen voor<br />
de algemene werkingsmiddelen van de multilaterale partnerorganisaties: dit geeft ons land meer invloed<br />
in de overlegorganen met de partnerinstellingen en laat deze organisaties toe om meer autonoom<br />
en aan lagere transactiekosten te werken.<br />
Ook wat betreft de Belgische humanitaire hulp werd in <strong>2010</strong> gestart met belangrijke hervormingen die<br />
moeten leiden tot een overkoepelend regelgevend en strategisch kader en een optimaal beheer van de<br />
diverse financieringen mogelijk maken.<br />
Naast de toegenomen kwaliteit van onze hulp is, in navolging van de wet van 2002 die het groeipad<br />
voor de hulp vastlegt dat moet leiden naar bestedingen voor ontwikkelingssamenwerking ten bedrage<br />
van 0,7% van het nationaal inkomen, het volume van de Belgische ontwikkelingshulp gestegen van<br />
0,48% in 2008 naar 0,64% in <strong>2010</strong>. Hoewel de doelstelling van 0,7% dus nog niet werd gehaald is dit<br />
resultaat niettemin het hoogste cijfer dat ooit werd bereikt.<br />
Ik ben dan ook bijzonder verheugd dat het OESO-panel dat onze ontwikkelingssamenwerking eind<br />
2009 heeft doorgelicht, ons land gefeliciteerd heeft voor de geleverde inspanningen. De OESO stelt<br />
dat de Belgische ontwikkelingssamenwerking in verscheidene domeinen een voorbeeld is voor andere<br />
donoren. In het bijzonder wijst de OESO op de verhoging van de middelen, de uitgevoerde hervormingen<br />
en het sterk engagement ten voordele van de minst ontwikkelde landen en fragiele staten.<br />
De Belgische ontwikkelingssamenwerking heeft er resoluut voor gekozen om Afrika in het centrum<br />
te plaatsen van haar activiteiten in de strijd tegen de armoede. Het lijkt erop dat deze inspanningen<br />
vruchten beginnen af te werpen: sinds 2005 is de armoede in Afrika afgenomen met 1% per jaar.<br />
Bovendien is de impact van de financiële en economische crisis op verschillende Afrikaanse landen<br />
relatief beperkt gebleven: dit dankzij een sterk verbeterd overheidsbeheer dat heeft geleid tot uitstekende<br />
macro-economische resultaten en voldoende bestendigheid tegen externe schokken. De directe<br />
buitenlandse investeringen naar onze partnerlanden in Afrika ten zuiden van de Sahara zijn gedurende<br />
de laatste tien jaar vervijfvoudigd van 6 naar 30 miljard USD: het verder ondersteunen van maatregelen<br />
die het investeringsklimaat ten goede komen moet ertoe leiden dat de privésector de motor wordt van<br />
duurzame ontwikkeling in Afrika.<br />
6 <strong>DGD</strong> <strong>Jaarverslag</strong> <strong>2010</strong>
Wat de Millenniumdoelen betreft heeft de topbijeenkomst van de Verenigde Naties van september <strong>2010</strong><br />
in New York uitgewezen dat er aanzienlijke vooruitgang werd geboekt in onderwijs, gender, toegang<br />
tot drinkbaar water, extreme armoede en honger. Daarentegen is er weinig vooruitgang merkbaar in<br />
de MDG’s die te maken hebben met gezondheid. De globale resultaten verhullen eveneens dat er veel<br />
verscheidenheid bestaat tussen de landen onderling: een aantal Afrikaanse landen zullen de MDG’s in<br />
2015 niet halen.<br />
We hebben de plicht als donor beschikbaar te blijven en de allerarmsten te steunen. Ons land zal dan<br />
ook een actieve rol vertolken tijdens de vierde internationale conferentie rond de Minst Ontwikkelde<br />
Landen die plaatsvindt in Istanboel in mei 2011 en een internationale agenda ondersteunt die zich richt<br />
op de specifieke behoeften en uitdagingen van deze groep landen.<br />
Ook heeft België tijdens de top rond de Millenniumdoelen en tijdens ons voorzitterschap van de Raad<br />
van de Europese Unie in <strong>2010</strong> geijverd voor meer aandacht voor innovatieve financieringsmechanismen<br />
ten voordele van ontwikkeling en meer in het bijzonder voor een heffing op wisseltransacties.<br />
Gezien de economische groei op wereldvlak zich onvoldoende vertaalt in financiële middelen die een<br />
antwoord bieden op de uitdagingen van de globalisering, worden we geconfronteerd met een solidariteitsdilemma.<br />
Indien de internationale gemeenschap hierop geen antwoord biedt lopen we het risico<br />
geconfronteerd te worden met economische en politieke instabiliteit die de ontwikkeling in de wereld<br />
in gevaar brengt.<br />
Tezelfdertijd staat de wereld voor de enorme uitdagingen die de gevolgen van de klimaatverandering<br />
met zich meebrengen, en die in eerste instantie de meest kwetsbare bevolkingsgroepen in de armste<br />
landen zullen treffen. In Cancún in december <strong>2010</strong> droeg de delegatie van de Belgische ontwikkelingssamenwerking<br />
bij tot de enkele positieve resultaten van de klimaattop. In de loop van 2011 zullen de<br />
voorbereidingen starten voor Rio +20, de top in 2012 waar het creëren van een institutioneel kader<br />
voor duurzame ontwikkeling centraal zal staan: België zal hier verder een belangrijke rol vertolken.<br />
De laatste afspraak van formaat dit jaar zal ten slotte het forum rond hulpdoeltreffendheid zijn in<br />
Busan in Zuid-Korea. De donorgemeenschap zal er zich buigen over de vraag hoe de principes voor<br />
doeltreffende hulp van de Verklaring van Parijs werden omgezet in concrete ontwikkelingsresultaten.<br />
Dit laat me toe te wijzen op de gedeelde verantwoordelijkheid van de internationale donorgemeenschap<br />
enerzijds en de partnerlanden anderzijds in het bereiken van ontwikkelingsresultaten. Onderzoek van<br />
de Wereldbank wijst uit dat landen met gebrekkige, slecht werkende instellingen over het algemeen<br />
in de groep van landen vertoeven die het verst verwijderd zijn van de MDG’s. Goed bestuur, de strijd<br />
tegen corruptie en het versterken van de overheidsinstellingen in partnerlanden zullen dan ook in 2011<br />
beleidsprioriteiten zijn die kunnen rekenen op de steun van de Belgische ontwikkelingssamenwerking.<br />
Olivier Chastel<br />
Minister van Ontwikkelingssamenwerking<br />
7
De 18 partnerlanden van de Belgische<br />
gouvernementele ontwikkelingssamenwerking<br />
Noord-Afrika :<br />
1. Marokko<br />
2. Algerije<br />
Midden-Oosten :<br />
14. Palestijnse gebieden<br />
Latijns-<br />
Amerika :<br />
15. Ecuador<br />
16. Peru<br />
17. Bolivia<br />
15<br />
16<br />
17<br />
West-Afrika :<br />
3. Mali<br />
4. Niger<br />
5. Senegal<br />
6. Benin<br />
5<br />
1<br />
2<br />
3<br />
6<br />
4<br />
Centraal-Afrika :<br />
7. DR Congo<br />
8. Rwanda<br />
9. Burundi<br />
7 8<br />
9<br />
13<br />
14<br />
10<br />
11<br />
12<br />
Oost-Afrika :<br />
10. Uganda<br />
11. Tanzania<br />
12. Mozambique<br />
18<br />
Azië<br />
18. Vietnam<br />
13. Zuid-Afrika
Inleiding<br />
Dit jaarverslag wil aantonen dat de Belgische ontwikkelingshulp een bijdrage kan leveren aan de resultaten<br />
in de strijd tegen de armoede. Het verslag is een samengaan van twee verslagen: het jaarverslag<br />
van <strong>DGD</strong> en de jaarlijkse rapportage aan het Parlement over de Belgische bijdrage aan het behalen<br />
van de Millenniumdoelen. Het verslag wil in de eerste plaats een resultatenrapport zijn. Het beoogt<br />
verantwoording af te leggen over de manier waarop ontwikkelingsacties een positieve impact kunnen<br />
hebben op het leven en het welzijn van mensen. Het verslag wil echter evenzeer de complexiteit<br />
aangeven van ontwikkelingshulp en van haar omgeving, die maakt dat rigoureus geplande doelen niet<br />
altijd het vooropgestelde resultaat bereiken.<br />
Het eerste deel van het verslag schetst de grote dossiers, tendensen en veranderingen waarbinnen<br />
de belangrijkste activiteiten van de Belgische ontwikkelingssamenwerking in <strong>2010</strong> plaatsvonden. Wat<br />
was de specifieke bijdrage van België op de Millenniumtop in New York? Welke punten heeft België<br />
op de internationale agenda gezet in het kader van het EU-voorzitterschap? Op welke manier leert de<br />
Belgische ontwikkelingssamenwerking uit evaluaties en kennisplatformen? Wat wil ze bereiken met<br />
interne hervormingen? Hoe wendt ze haar specifieke expertise aan?<br />
Het tweede deel gaat specifiek in op de acht Millenniumdoelen. Na een korte schets van de mondiale<br />
stand van zaken, beschrijft het verslag per Millenniumdoel de inspanningen van België op dat vlak.<br />
Zwart op wit bewijzen en berekenen in welke mate België heeft bijgedragen tot een specifiek Millenniumdoel<br />
is niet realistisch. Daarom wil dit verslag het Belgische aandeel aantonen via een exemplarische,<br />
niet-exhaustieve aanpak, die een reëel inzicht biedt in de werking en resultaten van de Belgische<br />
ontwikkelingssamenwerking.<br />
Diverse cases uit verschillende partnerlanden moeten dit illustreren. De voorgestelde projecten, programma’s<br />
en interviews willen vooral de mensen op het terrein aan het woord laten, mensen die de<br />
impact van ontwikkelingshulp aan den lijve ondervinden of ontwikkelingssamenwerking concreet in<br />
de praktijk brengen. Het zwaartepunt ligt daarbij op Bolivia, Mali, Uganda en Mozambique, vier van de<br />
achttien Belgische partnerlanden, met de nodige aandacht voor de verschillende hulpvormen en –kanalen.<br />
Zo wordt in een apart stuk dieper ingegaan op de bijdrage die België levert via de Internationale<br />
Financiële Instellingen.<br />
Het derde deel ten slotte brengt een overzicht van een aantal activiteiten om het Belgische publiek<br />
te sensibiliseren voor ontwikkelingssamenwerking. Een wereldpartnerschap voor ontwikkeling, het<br />
uiteindelijke streefdoel van de Millenniumdoelen, steunt immers ook in niet geringe mate op de inbreng<br />
van de Belgische bevolking.<br />
9
De Millenniumdoelen<br />
Wat zijn de Millenniumdoelen?<br />
In de Millenniumverklaring van 2000 onderschreef de internationale gemeenschap acht ‘Millennium Ontwikkelingsdoelstellingen’,<br />
kortweg Millenniumdoelen of MDG’s. Ze vormen samen een ambitieus plan om tegen 2015 de levensomstandigheden in<br />
ontwikkelingslanden te verbeteren. Omdat de MDG’s een duidelijke richting aangeven en de neerslag zijn van een internationaal<br />
engagement, heeft België ze als centraal referentiekader opgenomen.<br />
Extreme armoede<br />
en honger<br />
bestrijden<br />
Basisonderwijs<br />
voor iedereen<br />
Gelijke kansen<br />
voor de vrouwen<br />
De kindersterfte<br />
terugdringen<br />
De gezondheid<br />
van moeders<br />
verbeteren<br />
Hiv/aids,<br />
malaria en andere<br />
dodelijke ziekten<br />
bestrijden<br />
Zorgen voor een<br />
duurzaam milieu<br />
Een wereldpartnerschap<br />
voor ontwikkeling<br />
creëren
DEEL I<br />
De Belgische ontwikkelingssamenwerking<br />
anno <strong>2010</strong><br />
1. De Millenniumdoelen: vooruitgang én obstakels<br />
In <strong>2010</strong> stond er nog 5 jaar op de klok om de Millenniumdoelen te behalen. Voor de internationale gemeenschap was dit een<br />
aanleiding om terug te blikken op het voorbije decennium, om de vooruitgang naar de Millenniumdoelen in kaart te brengen. We<br />
weten nu dat de wereld voor sommige MDG’s op schema zit, maar voor andere ernstig tekortschiet. Deze tussentijdse evaluatie<br />
was bijgevolg ook een goed moment om te bepalen wat nodig is om alsnog alle doelen te behalen en hoe de voortgang kan versneld<br />
worden.<br />
Er is een algemene consensus dat, globaal genomen, het welzijn van de wereldbevolking er de laatste decennia spectaculair is op<br />
vooruitgegaan. Miljoenen mensen klommen uit het dal van de armoede, kregen toegang tot onderwijs en gezondheidszorg, verwierven<br />
inspraak op het beleid. De economische vooruitgang was het meest zichtbaar in Azië, waar sterke groeicijfers duidelijk<br />
leidden tot betere levensomstandigheden. Het Zuiden heeft ook de recente economische crisis vrij goed doorstaan. Afrikaanse<br />
landen laten weer groeicijfers optekenen waarvan het Westen slechts dromen kan.<br />
Toch kan niet ontkend worden dat deze vooruitgang niet alle regio’s en alle bevolkingsgroepen ten goede is gekomen. Er is ook<br />
geen enkele garantie dat de vooruitgang definitief is verworven. Ook vragen grensoverschrijdende fenomenen zoals globalisering<br />
en klimaatverandering om een gedifferentieerde aanpak en innovatieve oplossingen van beleidsmakers wereldwijd.<br />
Wat de Millenniumdoelen betreft is de geboekte vooruitgang voor bepaalde doelen duidelijk niet voldoende. België vindt dit<br />
zorgwekkend. Op de VN-Millenniumtop in New York in september <strong>2010</strong> heeft ons land intens geijverd voor een krachtig politiek<br />
engagement voor armoedebestrijding en menselijke ontwikkeling (zie p. 13). Ook al was de uiteindelijke slotverklaring vager dan<br />
verhoopt, toch zal België zich ook de komende jaren blijven inzetten voor elk van de acht MDG’s.<br />
Groeiende ongelijkheid<br />
Na 10 jaar MDG’s kunnen we enkele lessen trekken. Een van de belangrijkste lessen is dat de vooruitgang parallel liep met een stijgende<br />
ongelijkheid, zowel op wereldvlak als intern in vele landen zelf. De kansen op onderwijs, gezondheidszorg, behoorlijk werk zijn nu ongelijker<br />
verdeeld dan tien jaar geleden. Bovendien zijn het vaak dezelfde groepen die het slechtst bedeeld zijn: vrouwen, etnische minderheden en de<br />
plattelandsbevolking. Onze hulp moet zich bijgevolg blijven richten op het creëren van gelijke kansen en duurzame ontwikkeling.<br />
Een one size fits all-aanpak zal daarbij niet werken. Ontwikkelingssamenwerking zal, meer dan in het verleden, rekening moeten houden met<br />
de specifieke context van elk land, elke regio, elk volk. Elke ontwikkelingsproblematiek vraagt een eigen aanpak en eigen middelen. De<br />
oplossingen die we suggereren, moeten we verder diversifiëren.<br />
11
Collectieve verantwoordelijkheid<br />
De Millenniumverklaring van 2000 noemt de zorg voor menselijke waardigheid, gelijkheid en billijkheid<br />
een ‘collectieve verantwoordelijkheid’ van alle landen en samenlevingen. Dit principe kan niet genoeg<br />
worden benadrukt. Tegelijk is het belangrijk te blijven wijzen op de verantwoordelijkheid van de ontwikkelingslanden<br />
zelf. Zonder een efficiënt overheidsbeleid brengt het gros van de hulp immers weinig<br />
zoden aan de dijk. Overheden moeten binnenlandse hulpbronnen doeltreffend aanwenden. Effectief beleid<br />
hangt ook samen met behoorlijk bestuur, vrede, veiligheid en corruptiebestrijding. België staat zijn<br />
partnerlanden bij om een dergelijk beleid te realiseren.<br />
Maar ook donorlanden dragen verantwoordelijkheid. De veranderingen in het Zuiden kunnen slechts<br />
duurzaam zijn in een gunstig internationaal klimaat voor handel, technologieoverdracht, migratiebeleid,<br />
enz. Het is de taak van de donorgemeenschap hiervoor te ijveren en de noodzakelijke voorwaarden<br />
te creëren. Dit staat trouwens expliciet in het achtste Millenniumdoel vermeld.<br />
Ook België schraagt zich achter MDG 8. Daarom blijft ons land streven naar een ontwikkelingsbudget van<br />
0,7% van het bni. Maar voor België gaat ontwikkelingssamenwerking verder dan de 0,7%-norm. Vandaar<br />
het pleidooi voor een heffing op internationale financiële transacties, een nog te weinig uitgespitte mogelijkheid<br />
om enorme ontwikkelingsbudgetten te genereren.<br />
Beleidscoherentie is cruciaal voor het boeken van duurzame resultaten (zie p. 80). Het gevoerde beleid<br />
in domeinen zoals landbouw, handel, migratie en energie heeft een grote impact op de ontwikkeling in<br />
het Zuiden. Een coherent beleid moet aldus vermijden dat we niet wegmaaien wat ontwikkelingssamenwerking<br />
probeert te zaaien.<br />
In onze geglobaliseerde wereld is de ontwikkelingsuitdaging<br />
van de Minst Ontwikkelde Landen niet enkel en<br />
alleen een morele kwestie. De kwestie is ook verweven<br />
met internationale vrede, veiligheid en stabiliteit.<br />
Madhav Kumar Nepal, eerste minister van Nepal.<br />
Europese Ontwikkelingsdagen, 6-7 december <strong>2010</strong><br />
Verklaring van Parijs<br />
Het uitvoeren van wat in de Verklaring van Parijs staat, is een essentiële bijdrage aan een meer doeltreffende<br />
hulp (zie p. 21). De ontwikkelingslanden moeten in deze optiek zelf het stuur in handen nemen. Dit<br />
moet leiden tot meer eigenaarschap en duurzame resultaten.<br />
Een ander belangrijk principe is resultaatgericht beheer (RGB - zie p. 20). Dit betekent dat men de<br />
interventies in een breder kader van resultaatgerichtheid plaatst. Het is niet voldoende te streven naar<br />
de accumulatie van kortetermijn-verwezenlijkingen (outputs): bijvoorbeeld, een brug die werd gebouwd.<br />
Nu moet men breder en verder kijken: waarom werd de brug gebouwd? Dit betekent een denkoefening in<br />
termijnen: bijvoorbeeld op korte en middellange termijn (outcome) om mensen toe te laten werk te vinden<br />
in de stad aan de andere kant van de rivier. Op lange termijn (impact), opdat mensen een hoger inkomen<br />
verwerven om meer en beter voedsel te kopen voor de familie, of om hun kinderen naar school te kunnen<br />
sturen. Een langetermijnperspectief is essentieel.<br />
Belgische bijdrage<br />
Kan België een wezenlijke bijdrage leveren bij het behalen van de Millenniumdoelen? België is een relatief<br />
kleine donor. Bovendien hangt het behalen van de MDG’s ook af van andere factoren zoals goed bestuur,<br />
efficiënte en democratische instellingen, herverdeling van de rijkdom, private investeringen, enz. Zowel<br />
de internationale gemeenschap als de ontwikkelingslanden spelen hier een cruciale rol.<br />
Men kan uitgaan van de plausibiliteit dat België een concrete bijdrage levert aan de MDG’s, samen met<br />
het partnerland, andere donoren en in samenhang met een veelheid van andere factoren.<br />
12 <strong>DGD</strong> <strong>Jaarverslag</strong> <strong>2010</strong>
Rendez-vous in New York<br />
Vanuit ontwikkelingsoptiek was <strong>2010</strong> vooral het evaluatiejaar voor de Millenniumdoelen. De internationale<br />
gemeenschap kwam in september samen in New York, bracht de tussentijdse resultaten in kaart en<br />
bestudeerde de nog af te leggen weg.<br />
In de aanloop naar deze VN-topbijeenkomst zijn honderden rapporten gemaakt, debatten gevoerd en<br />
beleidsdocumenten geschreven. Daardoor is de kennis van “wat werkt en wat niet” sterk toegenomen.<br />
Zo heeft deze Top de aanpak om de MDG’s te bereiken efficiënter gemaakt.<br />
Toch bleek het behalen van een krachtige slottekst niet makkelijk. Op cruciale punten zoals mensenrechten,<br />
gelijkheid tussen man en vrouw, bijkomende ontwikkelingshulp lagen de standpunten van het Noorden<br />
en het Zuiden ver uiteen. New York leverde dan ook een vrij vaag slotdocument op. België streefde<br />
nochtans een korte slotverklaring na die een krachtig politiek engagement inhield.<br />
© Rick Bajornas<br />
Positieve wendingen<br />
Was de Top dan een flop? De Belgische ontwikkelingssamenwerking vond van niet. We stippen zes<br />
positieve resultaten aan:<br />
- Alle 192 lidstaten kwamen naar New York om hun uitdrukkelijke steun uit te spreken voor de Millenniumdoelen.<br />
Dit betekent dat armoedebestrijding nu centraal staat op de wereldwijde ontwikkelingsagenda.<br />
In die zin was de bijeenkomst van historisch belang, want 10 tot 20 jaar geleden was dit lang<br />
niet het geval.<br />
- De sfeer in New York was uitzonderlijk constructief, niet te vergelijken met de confrontatiesfeer die<br />
soms op andere recente topontmoetingen heerste. Eerder dan te hameren op het feit dat de donorlanden<br />
hun hulpverbintenissen niet nakomen, pakten de ontwikkelingslanden uit met hun eigen inspanningen.<br />
Het lijkt nu algemeen aanvaard dat de Millenniumdoelen bereiken een collectieve verantwoordelijkheid<br />
is.<br />
- Terecht was ‘gender’ het vaakst gehoorde thema. Ook het slotdocument “Keeping the Promise: united<br />
to achieve the MDGs” heeft het herhaaldelijk over ongelijkheid tussen mannen en vrouwen en over<br />
vrouwen als onmisbare actoren voor ontwikkeling.<br />
- De Top schonk veel aandacht aan wat er op het terrein werkt en wat niet. Het debat maakte duidelijk<br />
dat vooruitgang het best is gediend wanneer landen de Millenniumdoelen vertalen in strategieën die<br />
aan hun eigen situatie aangepast zijn.<br />
- De link tussen vrede, veiligheid, respect voor mensenrechten en ontwikkeling bleek voor tal van landen<br />
uit het Zuiden geen taboe meer. Het slotdocument heeft het trouwens uitdrukkelijk over mensenrechten<br />
als vitale factor om de Millenniumdoelen te bereiken.<br />
- Met de actieve steun van ons land schonk men veel aandacht aan de nieuwe financieringsmechanismen.<br />
Een team van deskundigen heeft aan de wereld kunnen tonen dat een heffing op internationale<br />
financiële transacties technisch perfect realiseerbaar is.<br />
13
2. België begeleidt het EU-voorzitterschap<br />
Het EU-voorzitterschap stond in het teken van een vlotte overgang naar de nieuwe ‘post-Lissabon’<br />
institutionele structuur. Het Verdrag van Lissabon bepaalt namelijk dat de hoge vertegenwoordiger<br />
voor <strong>Buitenlandse</strong> <strong>Zaken</strong>, Catherine Ashton, de Raad <strong>Buitenlandse</strong> <strong>Zaken</strong> voorzit en de<br />
agenda ervan bepaalt, en dus niet langer het roterende voorzitterschap. <strong>2010</strong> was dus een jaar<br />
van grenzen verleggen en nieuwe verhoudingen uittesten.<br />
Ontmoetingen en Raden<br />
Eind oktober organiseerde de Belgische ontwikkelingssamenwerking de eerste informele Raad van<br />
ministers van Ontwikkelingssamenwerking sinds het in werking treden van het Verdrag van Lissabon. Dit<br />
gebeurde onder voorzitterschap van de hoge vertegenwoordiger, wat een belangrijk signaal was dat ontwikkelingssamenwerking<br />
een belangrijke pijler van het EU-beleid vormt. België gaf bijzondere aandacht<br />
aan twee dossiers: algemene begrotingssteun en innovatieve financieringsbronnen. In november boog de<br />
formele Raad van ministers van Ontwikkelingssamenwerking zich over het Groenboek van de Europese<br />
Commissie, een beschouwing over de toekomst van het Europese ontwikkelingsbeleid.<br />
Internationale topontmoetingen<br />
België nam deel aan enkele belangrijke internationale topontmoetingen. In september vond in New York<br />
de VN-top over de Millenniumdoelen plaats. In oktober was er in Nagoya (Japan) de Wereldtop Biodiversiteit<br />
die de Conventie over Biodiversiteit doorlichtte. Ons land speelde er een voorname rol, samen met het<br />
Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen. Ook op de klimaattop in Cancún in december<br />
zorgde de delegatie van de Belgische ontwikkelingssamenwerking mee voor een goede afloop van de<br />
klimaatonderhandelingen.<br />
De Europese Ontwikkelingsdagen <strong>2010</strong><br />
Op initiatief van de Europese Commissie worden jaarlijks de Europese Ontwikkelingsdagen georganiseerd.<br />
Sinds hun ontstaan in 2006 zijn de Europese Ontwikkelingsdagen uitgegroeid tot dé jaarlijkse<br />
ontmoeting voor professionele medewerkers uit de sector. In <strong>2010</strong> was België aan de beurt om deze<br />
bijeenkomst mee te helpen organiseren. Daarvoor werkten onze diensten nauw samen met de Europese<br />
instellingen.<br />
De Europese Ontwikkelingsdagen zijn een uniek forum om van gedachten te wisselen over actuele<br />
ontwikkelingsvraagstukken. 5.000 personen uit alle windstreken kwamen er debatteren en bijleren over<br />
de hete hangijzers van de internationale samenwerking.<br />
In Brussel<br />
De Europese Ontwikkelingsdagen vonden plaats op 6 en 7 december in Brussel. Leidraden voor de<br />
debatten waren: het Groenboek voor Ontwikkeling van de Europese Commissie, de Agenda voor Hulpdoeltreffendheid,<br />
en de institutionele hervormingen als gevolg van de inwerkingtreding van het Verdrag<br />
van Lissabon.<br />
België organiseerde twee politieke panels op hoog niveau:<br />
1. Het Post-Lissabon-panel over de impact van het Verdrag van Lissabon op de Europese hulp;<br />
2. Het MOL-panel over de noodzaak aandacht te blijven besteden aan de minst ontwikkelde landen<br />
(MOL’s) en Afrika in het bijzonder.<br />
Daarnaast organiseerde België twee technische seminaries over voor België belangrijke thema’s: Hulpdoeltreffendheid<br />
en Domestic Accountability (rekenschap afleggen aan de burger) en Kinderarbeid in de<br />
cacaosector.<br />
14 <strong>DGD</strong> <strong>Jaarverslag</strong> <strong>2010</strong>
Voor het grote publiek<br />
Via het Publiek Programma van de Europese Ontwikkelingsdagen kreeg de burger ruim de kans te genieten<br />
van een tiental sociaal-culturele evenementen die verband houden met internationale solidariteit.<br />
In en rondom Brussel vonden een modedefilé, concerten, films, workshops, tentoonstellingen, dansvoorstellingen<br />
of wedstrijden - veelal gratis - plaats. Dit programma werd samengesteld en gefinancierd door<br />
de Belgische ontwikkelingssamenwerking.<br />
Door de ‘open format’ van het forum kon iedereen eraan deelnemen: ngo’s, bedrijfsleiders, universiteiten,<br />
politici, parlementsleden, internationale instellingen, lokale autoriteiten, vertegenwoordigers van media<br />
en jongeren, enz. De debatten waren qua gender en geografische herkomst evenwichtig samengesteld.<br />
© <strong>DGD</strong> / Dimitri Ardelean<br />
De Europese Ontwikkelingsdagen in cijfers<br />
5.000 deelnemers uit 125 landen<br />
2 dagen om van gedachten te wisselen en te debatteren<br />
250 sprekers<br />
15 panels van hoog niveau en 35 seminaries<br />
110 stands in het ‘Ontwikkelingsdorp’, de beurs voor vaklui<br />
10 dagen sociaal-culturele evenementen in Brussel<br />
15
3. Hervormen, evalueren, leren…<br />
voor meer doeltreffende hulp<br />
België leverde het voorbije decennium aanzienlijke inspanningen om de kwaliteit van de hulp te<br />
verbeteren. Centraal in deze evolutie staan de behoeften van de ontwikkelingslanden zelf. Dat<br />
blijkt onder meer uit de drie nieuwe onderzoeksplatformen die onze diensten ondersteunen in<br />
kennis en beleidsvoorbereiding. In <strong>2010</strong> werd het resultaatgericht beheer (RGB) steeds meer de<br />
rode draad van de werking. Verder lichtte de OESO de Belgische ontwikkelingssamenwerking<br />
door en stellen we een verbeterde slagkracht bij humanitaire acties vast. In 13 van onze 18 partnerlanden<br />
trad België voor de donorgemeenschap op als ‘sector lead donor’.<br />
Peer review van de OESO<br />
Het Comité voor Ontwikkelingshulp (DAC) van de OESO houdt om de vier jaar per lidstaat een evaluatie<br />
van zijn ontwikkelingssamenwerking. Dit levert aanbevelingen op om de werking van het hulpbeleid te<br />
verbeteren. In <strong>2010</strong> werd de Belgische ontwikkelingssamenwerking doorgelicht door Canada en Zwitserland.<br />
De peer review nam 9 maanden in beslag en omvatte naast een intensief programma in Brussel<br />
ook een terreinbezoek in Burundi.<br />
Het DAC verheugt zich over de grote ijver waarmee België zijn hulp wil opvoeren tot 0,7% van het bni<br />
en de kwaliteit ervan wenst te verbeteren, vooral in tijden van een wereldwijde economische crisis. De<br />
hervormingen die België recent doorvoerde, genieten grote steun in politieke kringen en in de civiele<br />
samenleving. Zo komt de hulp nu in de eerste plaats de armste partnerlanden van België ten goede.<br />
Twee jaar geleden begon de modernisering van de samenwerking. Deze behelst meer strategische multilaterale<br />
steun, programma’s die beter zijn afgestemd op de prioriteiten van de partnerlanden, nieuwe<br />
overeenkomsten om nauwer samen te werken met niet-gouvernementele actoren en doeltreffender methodes<br />
om de hulp ter plaatse te krijgen.<br />
Aanbevelingen<br />
Het onderzoek besteedt veel aandacht aan de interventie van België in kwetsbare staten. Het stelt voor<br />
dat België een interministeriële benadering zou uitstippelen, en dus een grotere coherentie zou nastreven<br />
tussen de diverse beleidsdomeinen (handel, migratie, klimaat…) die invloed hebben op de ontwikkeling<br />
van kwetsbare staten. Dat België zijn humanitaire budget sinds 2004 met 71% verhoogde, stemt<br />
het DAC tevreden. Wanneer België zijn wetgeving zal hervormen, kan het beter de prioriteiten van zijn<br />
humanitaire actie bepalen en zodoende sterker wegen op de ontwikkeling op lange termijn.<br />
Volgens het onderzoek zou de Belgische hulp aan doeltreffendheid en doelmatigheid winnen wanneer het<br />
groot aantal ontwikkelingsactoren een meer gemeenschappelijke visie zou uitwerken. De positie van<br />
de directie-generaal ontwikkelingssamenwerking, kortweg <strong>DGD</strong>, moet worden versterkt, zodat ze haar<br />
strategische en coördinerende rol naar behoren kan vervullen.<br />
De peer review stelde ook dat we de lessen van het terrein meer moet laten doorwegen in het ontwikkelingsbeleid.<br />
Door meer beslissingsbevoegdheid naar de lokale bureaus te delegeren, kan het beleid<br />
beter rekening houden met de lokale context en de doeltreffendheid van zijn administratie verbeteren.<br />
Hervorming van de humanitaire hulp<br />
Humanitaire hulp is verschillend van andere types hulp die de Belgische ontwikkelingssamenwerking<br />
biedt. De enige doelstelling van de humanitaire hulp is om een dringend antwoord te geven op een noodsituatie<br />
los van de plaats waar de nood rijst of de belangen die er door België worden verdedigd. De Europese<br />
consensus hierover steunt op uit vorige crisissen geleerde lessen en stuurt het Belgisch optreden.<br />
16 <strong>DGD</strong> <strong>Jaarverslag</strong> <strong>2010</strong>
De Belgische humanitaire hulp bevindt zich in volle transitie. In <strong>2010</strong> kreeg <strong>DGD</strong> opnieuw de verantwoordelijkheid<br />
over het beheer van alle humanitaire hulpstromen. De budgetten werden geherstructureerd en<br />
een nieuw overkoepelend reglementair kader wordt uitgewerkt op basis van de peer review, evaluaties en<br />
consultaties met nationale en internationale stakeholders en specialisten. Stapsgewijs worden omvang,<br />
strategie, financiering en beheer aangepast.<br />
Op basis van een beoordeling van de ernst van de crisis, de noden van de bevolking, en de capaciteiten<br />
van de humanitaire multilaterale partners en ngo’s kregen de landen met aanslepende crisissen de<br />
meeste hulp toegewezen. De humanitaire drama’s in DR Congo, Afghanistan en Soedan konden ook dit<br />
jaar rekenen op Belgische bijstand. Sinds dit jaar is er ook een kader operationeel waarbinnen België<br />
bevolkingen kan helpen voorbereiden op rampen.<br />
© FAO<br />
Alerte inzet bij rampen<br />
Wat betreft de snelle respons bij natuurrampen investeerde België verder in projecten die kwetsbare<br />
bevolkingen toelaten beter met rampen om te gaan. Ons land verhoogde zijn bijdrage aan fondsen die<br />
onmiddellijk kunnen gemobiliseerd worden wanneer een ramp plaatsgrijpt. Zo liet onze bijdrage aan het<br />
Central Emergency Response Fund bij de VN en het Disaster Response Emergency Fund bij het Rode<br />
Kruis toe om snel geld vrij te maken bij de aardbeving in Haïti en de overstromingen in Pakistan, de<br />
belangrijkste crisissen van <strong>2010</strong>.<br />
Daarnaast werd ook in specifieke projecten geïnvesteerd wanneer bepaalde noden de capaciteiten van<br />
de andere instrumenten overstijgen. Zo verergerde de Pakistaanse crisis langzaam, en werden de bijdragen<br />
dan ook geleverd volgens de evoluerende noden en aan de hand van transparante toewijzingsprocessen.<br />
De aardbeving in Haïti bracht onmiddellijke verwoesting waarbij België flexibel inspeelde op de<br />
onmiddellijke noden en een gecoördineerde wederopbouwagenda uitwerkte met competente partners,<br />
en dit voor de volgende drie jaren.<br />
Europese Werkgroep<br />
Het Belgische voorzitterschap van de Europese Werkgroep rond humanitaire en voedselhulp (COHAFA)<br />
stond vooral in het teken van de verbetering van haar slagkracht. Extra aandacht ging naar de versterking<br />
van de humanitaire boodschap als input voor politieke beleidsmakers bij belangrijke humanitaire<br />
crisissen. De activiteiten van de werkgroep waren bijzonder belangrijk voor de Europese coördinatie en<br />
informatie-uitwisseling rond de crisissen in Haïti en Pakistan. Verder werden afspraken gemaakt over<br />
een snelle Europese reactie bij crisissen en over de onderhandeling van een nieuwe Conventie voor<br />
Voedselhulp.<br />
17
Kennis en ontwikkelingsbeleid hand in hand<br />
Sinds 2009 leveren drie nieuwe universitaire onderzoeksplatformen aan de Belgische ontwikkelingssamenwerking<br />
ondersteuning in kennis en beleidsvoorbereiding. In de loop van <strong>2010</strong> resulteerden ze in<br />
volgende concrete projecten.<br />
KLIMOS, het platform rond klimaatadaptatie en -mitigatie, ontwikkelde een handig analyse-instrument<br />
dat men voortaan zal gebruiken om de impact en de risico’s van de Belgische ontwikkelingsprojecten na<br />
te gaan en ze desgevallend aan te passen. Het instrument werd uitgetest aan de hand van gevalstudies in<br />
Limpopo, Zuid-Afrika. KLIMOS leverde aan <strong>DGD</strong> ook input voor de opvolging van het REDD-mechanisme,<br />
dat de ontwikkelingslanden moet belonen die hun bossen vrijwaren om zo de uitstoot van CO 2<br />
te verminderen.<br />
Het platform inzake de doeltreffendheid en de architectuur van de hulp leverde met een internationaal<br />
erkende studie over het thema ‘budgethulp en politieke/beleidsdialoog’ een concrete bijdrage<br />
aan het Groenboek over Budgetsteun van de Europese Commissie. Dit onderzoeksplatform werkte ook<br />
aan de integratie van gender in de nieuwe indicatieve samenwerkingsprogramma’s met focus op rurale<br />
ontwikkeling.<br />
PULSE, dat het draagvlak voor ontwikkelingssamenwerking in België onderzoekt, voerde een algemene<br />
enquête bij de Belgische bevolking uit. Daaruit bleek onder meer dat de Belgen zich nog steeds erg<br />
betrokken voelen bij de armoede in het Zuiden, maar een toenemende kritische houding aannemen ten<br />
aanzien van ontwikkelingssamenwerking en de besteding van het budget.<br />
Staten-Generaal<br />
De derde editie van de ‘Staten-Generaal van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking’, dat met 400<br />
deelnemers het belangrijkste forum voor de Belgische ontwikkelingsprofessionals is, stond dit jaar in het<br />
teken van de VN-Millenniumtop in New York. Sprekers als Daniel Kaufmann, Jan Vandemoortele, Andris<br />
Piebalgs en Amina Az-Zubair gaven belangrijke pistes aan om het Belgische standpunt inzake de Millenniumdoelen<br />
mee te helpen bepalen.<br />
© <strong>DGD</strong> / Dimitri Ardelean<br />
18 <strong>DGD</strong> <strong>Jaarverslag</strong> <strong>2010</strong>
België als sector lead donor<br />
In 13 van de 18 partnerlanden van de bilaterale samenwerking trad België voor de donorgemeenschap op<br />
als ‘sector lead (of co-lead) donor’. Dit houdt in dat de attaché internationale samenwerking een sectorale<br />
overleggroep voor bijvoorbeeld landbouw of gezondheidszorg voorzit, inhoudelijk stuurt en de donors in<br />
die sector coördineert.<br />
Erkenning van sectorexpertise<br />
Dergelijke overleg- en coördinatiegroepen worden voorgezeten en gestuurd hetzij door het technische<br />
ministerie van het partnerland - het ideale scenario -, hetzij door een actieve donor (bi- of multilaterale).<br />
Het zijn platformen voor donorenoverleg en overleg met de overheid van het partnerland. De betrokken<br />
partijen bespreken de sectorale programma’s en volgen ze op, programmeren en coördineren de hulp en<br />
voeren de beleids- en politieke dialoog. ‘Sector lead’ is dus een element van de Belgische uitstraling.<br />
In een aantal gevallen is het zelfs de bevestiging van een specifieke Belgische sectorexpertise, bijvoorbeeld<br />
in de gezondheidszorg in Rwanda. Als het bovendien gaat over sectorale budgetsteun, krijgt de<br />
lead ook een erg belangrijke (politieke) verantwoordelijkheid. De attaché wordt dan bijgestaan door een<br />
sectorexpert van het Belgisch ontwikkelingsagentschap BTC. Dergelijke werkwijzen, waarbij België optreedt<br />
als lead met sectorale budgetsteun, zijn van toepassing in o.a. Rwanda (gezondheid) en Tanzania<br />
(lokale besturen). Ook zonder budgetsteun kan België de lead zijn, zoals in landbouw in Benin en gezondheid<br />
in Burundi en Niger.<br />
Lead donor arrangements<br />
De Verklaring van Parijs over harmonisatie en afstemming van de hulp verwijst naar de lead donor en<br />
geeft die een verantwoordelijkheid in de coördinatie en taakverdeling onder donoren en met de partnerlanden.<br />
De EU-Gedragscode gaat hierin een stap verder en stelt ook ‘lead donor arrangements’ voor in de<br />
prioritaire sectoren, o.a. ter vermindering van de transactiekosten voor de hulp. De lead krijgt dan via gedelegeerde<br />
samenwerking vanwege de overige donoren (idealiter silent partners) het mandaat om in hun<br />
naam op te treden voor de aanwending van de middelen, de beleidsdialoog, opvolging en rapportering.<br />
19
Resultaatgericht beheer: van de theorie naar de praktijk<br />
In <strong>2010</strong> zette de Belgische ontwikkelingssamenwerking de inspanningen verder om het resultaatgericht<br />
beheer (RGB) in de praktijk te brengen in de bedrijfscultuur.<br />
Strategische keuzes<br />
De FOD <strong>Buitenlandse</strong> <strong>Zaken</strong> maakte daarom een duidelijke keuze. Het managementplan <strong>2010</strong>-2013<br />
stelt zich onder meer als strategisch doel de impact van de Belgische hulp door resultaatgericht beheer<br />
te vergroten. Deze doelstelling werd geoperationaliseerd in het managementplan van <strong>DGD</strong> en vindt een<br />
vertaling in de operationele plannen van de verschillende directies. Enkele diensten werken overigens<br />
al in deze zin. Deze aanpak werpt vruchten af en leidt tot nieuwe regelgeving, methodes en technieken.<br />
Het Belgisch Overleveringsfonds (BOF) kreeg in <strong>2010</strong> een opvolger, het Belgisch Fonds voor de Voedselzekerheid<br />
(BFVZ). Het Fonds wil zo efficiënt mogelijk de voedselveiligheid in Sub-Sahara Afrika<br />
helpen verbeteren. De evaluatie uit 2008 bracht nuttige aanbevelingen om de werking te verfijnen in de<br />
richting van resultaatgericht beheer. Het nieuwe Koninklijke Besluit en de strategische nota die in 2011<br />
moeten goedgekeurd worden, nemen de grote RGB-principes over.<br />
Samen met de ngo’s<br />
Ook de dialoog tussen <strong>DGD</strong> en haar partners richt zich op een grotere wederzijdse responsabilisering in<br />
functie van RGB. In mei 2009 ondertekenden de ngo’s en de minister voor Ontwikkelingssamenwerking<br />
een akkoord waarin ze zich engageren om de efficiëntie in de hulp op te voeren.<br />
De ngo’s engageren zich om het resultaatgerichte beheer te systematiseren en om regelmatiger over hun<br />
programma- en projectresultaten te rapporteren. Efficiëntie wordt bijgevolg een belangrijk criterium in de<br />
beoordeling van ngo-projecten en -programma’s in cofinanciering.<br />
Sommige criteria onderzoeken meer in detail de logica achter de resultaten: de input, de activiteiten, de<br />
resultaten op korte en middellange termijn en de impact (op lange termijn). De eerste ngo-jaarverslagen,<br />
ingediend in <strong>2010</strong>, beschreven systematischer de behaalde resultaten.<br />
Gericht op de prioriteiten van het partnerland<br />
Ook de Belgische ontwikkelingssamenwerking gaat de efficiëntie na bij de ontwikkelingsresultaten van<br />
haar partnerlanden. Dit veronderstelt gericht zijn op de politieke dialoog, de programmatie, de opvolging<br />
en de evaluatie van de resultaten. De Belgische ontwikkelingssamenwerking ontwikkelde hiervoor<br />
nieuwe instructies en methodologische instrumenten.<br />
Deze werden toegepast in de gemengde commissies van 2009. Zo concentreert het nieuwe Indicatief<br />
Samenwerkingsprogramma (ISP) tussen België en Peru zich op twee sectoren: gezondheidszorg en duurzaam<br />
milieubeleid. Conform de Verklaring van Parijs worden de interventies toegespitst op de prioriteiten<br />
van het land.<br />
Het programmakader van het land laat toe de verschillende resultaatniveaus van het ISP af te stemmen<br />
op de sectorresultaten van Peru en de strategische doelstellingen van het nationale beleid inzake<br />
internationale technische samenwerking. Een opvolgingskader van de resultaten zal gebaseerd zijn op<br />
indicatoren vervat in de nationale systemen.<br />
Deze voorbeelden illustreren de vooruitgang bij de Belgische ontwikkelingssamenwerking en haar partners<br />
om het resultaatgericht beheer te integreren in de werking.<br />
20 <strong>DGD</strong> <strong>Jaarverslag</strong> <strong>2010</strong>
Doeltreffendheid van de hulp<br />
De afgelopen 10 jaar zijn aanzienlijke inspanningen geleverd om de kwaliteit van de hulp te verbeteren.<br />
Daarbij wordt gezocht naar methodes die nauwer aansluiten bij de behoeften van de ontwikkelingslanden<br />
zelf. In de Verklaring van Parijs van 2005 kwamen meer dan honderd landen (donorlanden en ontvangende<br />
landen), multilaterale hulporganisaties en ontwikkelingsagentschappen overeen om 5 principes<br />
die de doeltreffendheid van de hulp moeten verbeteren, te integreren in hun ontwikkelingsbeleid.<br />
1. Eigenaarschap (ownership): Partnerlanden bepalen zelf hun ontwikkelingsbeleid en hun plannen om de<br />
armoede te bestrijden. Donorlanden aanvaarden dat het partnerland de leiding neemt.<br />
2. Afstemming van de hulp: Donoren verbinden zich ertoe om de hulp af te stemmen op de nationale<br />
strategieën, instellingen en procedures. Donoren moeten bijgevolg vermijden parallelle structuren te<br />
creëren.<br />
3. Harmonisering: Donoren moeten hun interventies rationaliseren om de gezamenlijke ontwikkelingssamenwerking<br />
efficiënter te maken. Daarbij zijn transparantie en complementariteit essentieel.<br />
4. Resultaatgericht beheer: De hulp moet gericht zijn op de beoogde resultaten en informatie moet worden<br />
gebruikt om het beslissingsproces te verbeteren.<br />
5. Wederzijdse verantwoordelijkheid: Donorlanden en partnerlanden analyseren samen de resultaten van<br />
de inspanningen. Daarvoor gebruiken ze de bestaande mechanismen in het partnerland.<br />
De Accra Agenda for Action<br />
In 2008 kwamen in het Ghanese Accra meer dan 1.700 deelnemers samen op het derde High Level<br />
Forum (HLF3) over hulpdoeltreffendheid. Men evalueerde er voor het eerst hoe ver men de principes van<br />
de Verklaring van Parijs al had geïmplementeerd. Het resultaat was de Accra Agenda for Action (AAA):<br />
een internationaal engagement om de hervormingen te ondersteunen die een doeltreffende ontwikkelingssamenwerking<br />
moeten versnellen en de MDG’s tegen 2015 helpen verwezenlijken. De AAA focust<br />
op de voornaamste technische en institutionele uitdagingen om de principes van de Verklaring van Parijs<br />
volledig te kunnen toepassen.<br />
- Voorspelbaarheid: Donoren geven de partnerlanden meer zekerheid over het aantal jaren dat ze op hulp<br />
kunnen rekenen (voorspelbare hulp), ontwikkelingslanden zullen de link tussen openbare uitgaven en<br />
resultaten versterken.<br />
- Landensystemen: Veeleer dan die van de donoren zullen de systemen van de partnerlanden worden<br />
gebruikt om hulp te beheren.<br />
- Conditionaliteit: Donoren stellen niet langer hun eigen voorwaarden, maar verbinden condities aan de<br />
ontwikkelingsdoelen die het ontwikkelingsland vooropstelt.<br />
- Hulp ontbinden: Donoren werken plannen uit om hun hulp verder ongebonden te maken.<br />
- Hulpversnippering tegengaan: Donoren komen overeen om zo weinig mogelijk nieuwe hulpkanalen te<br />
creëren en werken aan een onderlinge taakverdeling.<br />
- Partnerschappen: Alle actoren worden aangemoedigd om de principes van de Verklaring van Parijs toe<br />
te passen; de waarde van Zuid-Zuidsamenwerking wordt erkend.<br />
- Transparantie: Men gaat inspanningen leveren om tegen <strong>2010</strong> wederzijdse evaluatie-reviews in te<br />
stellen. Deze vragen meer betrokkenheid van het parlement en de burgers en zullen aangevuld worden<br />
met geloofwaardig onafhankelijk bewijs.<br />
21
De aanloop naar Busan 2011<br />
Interview met Isabelle Wittoek, attaché bij de OESO<br />
In Busan (Zuid-Korea) vindt eind 2011 het 4 th High Level Forum<br />
on Aid Effectiveness (HLF4) plaats. Het moet een nieuwe<br />
stap zijn naar meer doeltreffende hulp. De hulpsector wil er een<br />
stand van zaken opmaken over 5 jaar Verklaring van Parijs. Hoe<br />
werden de principes voor doeltreffende hulp omgezet in betere<br />
ontwikkelingsresultaten? Wat heeft gewerkt, en wat niet?<br />
Isabelle Wittoek, attaché internationale samenwerking bij<br />
de Permanente Vertegenwoordiging van België bij de OESO,<br />
schetst de discussies anno <strong>2010</strong> over wat HLF4 in Busan precies<br />
moet gaan doen.<br />
Is het dan niet wat vroeg om te evalueren?<br />
Wittoek: “Misschien wel. In de partnerlanden werden de principes<br />
voor doeltreffende hulp en de AAA nog te weinig geïmplementeerd.<br />
Toch begint het aan te slaan. Ontwikkelingslanden zetten steeds<br />
meer stappen voor een gunstig kader waarbinnen doeltreffende hulp<br />
kan gedijen. Opmerkelijk is dat 80 landen hebben deelgenomen aan<br />
de derde evaluatiereview over de vooruitgang van de implementatie<br />
van de principes.<br />
Sinds <strong>2010</strong> gaat het ook over<br />
Zuid-Zuidsamenwerking. Donoren moeten zich<br />
daarom wat leren terugtrekken,<br />
want het Zuiden gaat ook zonder hen<br />
in dialoog met elkaar.<br />
Wat men in ‘Busan’ wil bereiken, is ambitieus. De nadruk zal wellicht<br />
niet zozeer liggen op de toepassing van de principes van Parijs, dan<br />
wel over hoe ze bijdragen tot ontwikkelingsresultaten. Dat is zo geëvolueerd<br />
onder druk van de civiele samenleving. In Accra (HLF3 in<br />
2008) was deze al veel meer betrokken dan in Parijs (HLF2 in 2005).<br />
De ngo’s hebben de discussie dus eigenlijk uitgebreid.”<br />
Zuid-Korea is het gastland voor HLF4. Hoe ziet Zuid-<br />
Korea de agenda voor hulpdoeltreffendheid?<br />
Wittoek: “Zuid-Korea is heel recent een donorland geworden bij de<br />
OESO-DAC maar ontving tot voor kort nog zelf hulp. Daardoor is het<br />
een wat speciaal land. Het ziet zichzelf dan ook als een voorbeeld van<br />
de nieuwe DAC-donor: een donor die tot voor kort een hulpontvanger<br />
was. Vanuit die positie brengen ze nieuwe onderwerpen aan. Een van<br />
de discussies die in <strong>2010</strong> stevig is gevoerd, en waar de ngo’s ook op<br />
hebben gehamerd, betreft de vraag: ‘Moet Busan niet vooral gaan<br />
over Ontwikkelingsdoeltreffendheid in plaats van over Hulpdoeltreffendheid?’<br />
Zuid-Korea hamert sterk op de plaats die hulp heeft binnen<br />
het bredere ontwikkelingsvraagstuk en wil ‘hulp’ opentrekken<br />
naar het bredere concept van ‘ontwikkeling’.<br />
Maar ‘ontwikkelingsdoeltreffendheid’ is natuurlijk een moeilijk concept,<br />
niet eenvoudig te vatten. Voor de meer traditionele donoren<br />
is dit geen makkelijke oefening, want zij focussen vooral op hulp.<br />
Zij hebben bijgevolg gepleit om in Busan vooral naar ‘hulpdoeltreffendheid’<br />
te kijken: wat is er sinds de Verklaring van Parijs gebeurd?<br />
Want de agenda van Parijs en de Accra Agenda for Action (AAA) zijn<br />
nog niet helemaal uitgevoerd. Vijf jaar is een korte termijn in ontwikkelingsperspectief.”<br />
22 <strong>DGD</strong> <strong>Jaarverslag</strong> <strong>2010</strong><br />
© <strong>DGD</strong> / Thomas Hiergens<br />
De discussies worden dus opengetrokken, er komen<br />
heel wat vragen bij. Maakt dat de essentie van de<br />
discussies niet troebel?<br />
Wittoek: “Soms wel, maar dé grote vraag blijft: hoe draagt hulp bij<br />
aan ontwikkeling? Men wil de precieze rol van hulp bij ontwikkeling<br />
in kaart brengen en kunnen meten. Dit is geen eenvoudige opdracht.<br />
Toch is dat geen reden om de principes van Parijs in vraag te stellen.<br />
Men wil voor ‘Busan’ niet aansturen op een volledig nieuwe Verklaring,<br />
nieuwe principes of een sterk nieuw engagement, maar veeleer<br />
op een versmalling en verdieping van de huidige principes.”<br />
Het gaat ook over meer dan een Noord-Zuiddialoog.<br />
Wittoek: “Inderdaad, de Verklaring van Parijs was een Noord-Zuiddialoog,<br />
een tussen ontwikkelingslanden en donoren. Sinds <strong>2010</strong><br />
gaat het ook over Zuid-Zuidsamenwerking. Donoren moeten zich<br />
daarom wat leren terugtrekken, want het Zuiden gaat ook zonder<br />
hen in dialoog met elkaar. Welke richting die Zuid-Zuidsamenwerking<br />
inslaat, weet niemand. Het blijft nog onduidelijk wat de meerwaarde<br />
zal zijn ten aanzien van de klassieke Noord-Zuidsamenwerking.”<br />
Wat met de principes voor doeltreffende hulp in die<br />
Zuid-Zuiddialoog?<br />
Wittoek: “In de Zuid-Zuiddialoog bij de Verenigde Naties moet men<br />
weinig hebben van de principes van Parijs. Er heerst een andere,<br />
meer radicale toon. Meer en meer ontwikkelingslanden vragen zich<br />
af wanneer men gaat stoppen met de hulp. Ze willen ervan af, want<br />
het maakt hen afhankelijk en hulpbehoevend. Ze willen hun eigen<br />
boontjes kunnen doppen. Rwanda is daar een goed voorbeeld van.”
Deel 2<br />
De Belgische bijdrage aan het<br />
behalen van de Millenniumdoelen<br />
23
24 <strong>DGD</strong> <strong>Jaarverslag</strong> <strong>2010</strong><br />
© Bill & Melinda Gates Foundation
Millenniumdoel 1<br />
In 2015 zijn extreme armoede en honger uitgebannen<br />
- Het aantal mensen dat moet leven van minder dan één dollar per dag met de helft terugbrengen.<br />
- Het percentage van mensen die honger lijden met de helft verminderen.<br />
Mondiale stand van zaken<br />
Feiten<br />
- Het aantal mensen dat onder de internationale armoedegrens van<br />
1,25 dollar per dag leeft, daalde tussen 1990 en 2005 van 1,8<br />
miljard naar 1,4 miljard.<br />
- Het percentage mensen dat in extreme armoede leeft in de ontwikkelingsregio’s,<br />
daalde van 46 naar 27 procent. Op de goede<br />
weg om wereldwijd de doelstellingen te bereiken.<br />
- Ongeveer een op vier kinderen onder de vijf jaar heeft ondergewicht<br />
in ontwikkelingslanden, een daling tegenover bijna een op<br />
drie in 1990.<br />
Extreme armoede<br />
De wereld is op de goede weg om de millenniumdoelstelling te behalen,<br />
die tussen 1990 en 2015 het aantal mensen dat met minder<br />
dan 1 dollar per dag moet rondkomen, wil halveren. De algemene<br />
armoedepercentages daalden van 46 procent in 1990 naar 27 procent<br />
in 2005 in de ontwikkelingsregio’s, en in veel ontwikkelingslanden<br />
blijven de cijfers dalen. Dit is ondanks de tegenslagen als<br />
gevolg van de economische daling van 2008-09 en de effecten<br />
van de voedsel- en energiecrisissen. Ook al zetten deze positieve<br />
trends zich voort, toch zullen in 2015 ruw geschat nog 920 miljoen<br />
mensen onder de internationale armoedegrens van 1,25 dollar per<br />
dag leven, werd in 2008 berekend door de Wereldbank.<br />
De verwezenlijkingen tot nu toe zijn vooral het resultaat van de uitzonderlijke<br />
successen in Azië, vooral in Oost-Azië. Over een periode<br />
van 25 jaar daalde het armoedecijfer in Oost-Azië van bijna 60% tot<br />
minder dan 20%. Er wordt verwacht dat de armoedecijfers tegen<br />
2015 zullen dalen tot 5% in China en tot 24% in India. Er is echter<br />
nog maar weinig vooruitgang geboekt in het verminderen van de<br />
extreme armoede in Sub-Sahara Afrika: daar is het armoedecijfer<br />
tussen 1990 en 2005 slechts licht gedaald, van 58 naar 51%.<br />
Van Sub-Sahara Afrika, West-Azië en delen van Oost-Europa en<br />
Centraal-Azië wordt verwacht dat zij de millenniumdoelstelling voor<br />
de beperking van de armoede niet zullen bereiken.<br />
Honger<br />
Het aantal mensen dat honger lijdt, neemt af, maar tegen een onbevredigende<br />
snelheid. Hoewel het aantal mensen dat wereldwijd<br />
lijdt aan ondervoeding en honger, sinds het begin van de jaren 1990<br />
is gedaald, is de vooruitgang sinds 2000-2002 tot stilstand gekomen.<br />
In <strong>2010</strong> leden naar schatting 925 miljoen mensen chronisch<br />
honger – een daling tegenover de 1,023 miljard in 2009, maar nog<br />
altijd meer dan het aantal ondervoede mensen in 1990 (ongeveer<br />
815 miljoen).<br />
Eender welk hulpprogramma<br />
dat leidt tot afhankelijkheid is<br />
een teken van mislukking,<br />
niet van succes. De hulp zou<br />
zichzelf overbodig moeten maken.<br />
Donald Kaberuka, voorzitter<br />
van de Afrikaanse Ontwikkelingsbank.<br />
Europese Ontwikkelingsdagen, 6-7 december <strong>2010</strong><br />
Tussen 1990 en 2008 daalde het percentage van kinderen onder<br />
de vijf met ondergewicht in de ontwikkelingsregio’s van 31 procent<br />
naar 26 procent, waarbij het grootste succes werd opgetekend<br />
in Oost-Azië, vooral in China. Ondanks deze verbeteringen is de<br />
vooruitgang momenteel niet snel genoeg om de millenniumdoelstelling<br />
te bereiken en moet er vooral aandacht worden besteed<br />
aan Zuid-Azië. Deze regio alleen is goed voor bijna de helft van de<br />
ondervoede kinderen ter wereld. In alle ontwikkelingsregio’s hebben<br />
de kinderen in landelijke gebieden bijna twee keer meer kans<br />
om ondergewicht te hebben dan kinderen in stedelijke gebieden.<br />
25
De Belgische bijdrage<br />
Voedselveiligheid vooraan<br />
In 2008 nam België het engagement om het deel van zijn ontwikkelingsbudget bestemd voor landbouw<br />
en voedselveiligheid te verhogen van 10% in <strong>2010</strong> naar 15% in 2015. Ons land heeft ook woord<br />
gehouden: dit staat nu op ongeveer 12% en is daarmee een voorbeeld voor andere donoren.<br />
We schetsen hier enkele maatregelen met de behaalde resultaten:<br />
- Opzetten van het vernieuwde Belgisch Fonds voor de Voedselzekerheid (BFVZ), dat het Belgisch<br />
Overlevingsfonds vervangt, gebudgetteerd op meer dan 250 miljoen euro gespreid over 10 jaar.<br />
Om zijn nieuwe structuur en werking uit te testen, introduceerde het fonds een pilootprogramma in<br />
Mozambique (zie p. 29 case 3) en Mali;<br />
- Ontwikkeling van de private sector in de landbouw door tussenkomst van BIO, de Belgische Investeringsmaatschappij<br />
voor Ontwikkelingslanden;<br />
- Verhoging van het Belgische budget voor voedselhulp en herziening van de Conventie over de<br />
voedselhulp;<br />
- De bijdragen aan de Adviesgroep Internationaal Landbouwonderzoek (CGIAR). Deze groep zet<br />
wetenschappelijk onderzoek op naar de ontwikkeling van een duurzame voedselveiligheid die ten<br />
gunste van de armsten staat. De bijdragen werden de laatste jaren gevoelig verhoogd naar 9 miljoen<br />
euro (<strong>2010</strong>);<br />
- Voor het Internationaal Fonds voor Landbouwontwikkeling (IFAD) werd het budget voor de periode<br />
<strong>2010</strong>-2012 bijna verdubbeld tot 7 miljoen euro per jaar. IFAD voorziet leningen met lage interest<br />
voor landbouwprogramma’s in arme landelijke gebieden.<br />
Verhoogde efficiëntie<br />
De directie-generaal ontwikkelingssamenwerking ontwikkelde een nieuwe strategienota voor de<br />
sector ‘landbouw en voedselveiligheid’. Ze wil zo de efficiëntie verbeteren en de synergieën tussen diverse<br />
hulpkanalen versterken. De nota komt voort uit een inclusief consultatieproces en is de referentie<br />
voor alle toekomstige acties in deze sector (zie p. 33).<br />
België maakte van het EU-voorzitterschap gebruik om vaart te steken achter enkele belangrijke dossiers,<br />
zoals de volatiele prijsschommelingen in de landbouw, de problematiek van de grondrechten,<br />
de link tussen de klimaatveranderingen en landbouw/voedselzekerheid. Deze dossiers stonden op de<br />
agenda van de 36ste sessie van het VN-Comité voor Voedselzekerheid. De EU heeft in deze vergadering<br />
een belangrijke rol gespeeld.<br />
Het Belgisch Fonds voor de Voedselzekerheid in een notendop<br />
Doel: voedselzekerheid in al haar facetten, beschikbaarheid, toegang, stabiliteit, gebruik...<br />
Werkgebied: Sub-Sahara Afrika, bij voorkeur in zones met grote voedselonzekerheid<br />
Doelgroep: de meest kwetsbare bevolkingsgroepen<br />
Duur: <strong>2010</strong>-2022<br />
Budget: 250 miljoen euro<br />
Financiering: Nationale Loterij en de Belgische ontwikkelingssamenwerking<br />
Uitgevoerd door: Belgisch ontwikkelingsagentschap (BTC), Belgische ngo’s en multilaterale<br />
organisaties zoals FAO en IFAD<br />
Initiatiefnemer: het Belgische parlement<br />
Voorgangers: Overlevingsfonds voor de Derde Wereld (1983-1998); Belgisch Overlevingsfonds<br />
(1999-2009)<br />
26 <strong>DGD</strong> <strong>Jaarverslag</strong> <strong>2010</strong>
Case 1<br />
ProCAPAS, meer werk en inkomsten voor<br />
landbouwers<br />
Bolivia<br />
Het Boliviaanse platteland kent extreme armoede en het departement<br />
Chuquisaca vormt daar geen uitzondering op. Armoedebestrijding<br />
is een van de centrale taken van de Boliviaanse regering.<br />
Het Belgisch ontwikkelingsagentschap BTC wil samen met de overheid<br />
de levenskwaliteit van de kleine boeren uit de gemeenten Sucre<br />
Rural, Yotala en Poroma verbeteren. Daarom startte in 2009 de<br />
uitvoering van het Programma voor Duurzame Productieketens<br />
(ProCAPAS). Het programma wil enerzijds dynamische landbouwactiviteiten<br />
stimuleren en anderzijds de voedselveiligheid in deze<br />
achtergestelde gebieden bevorderen. Zo kunnen de arbeids- en<br />
inkomstmogelijkheden van ongeveer 1.800 gezinnen stijgen door<br />
de groenten- en fruitsector aan te zwengelen.<br />
Eind <strong>2010</strong> startte het programma met de introductie van verbeterde<br />
gewassenvariëteiten en productietechnieken. De boeren kregen<br />
middelen en beter gereedschap ter beschikking.<br />
Sucre<br />
De fruitkweek zal door de uitbreiding van het kweekgebied pas op<br />
middellange termijn resultaat opleveren. ProCAPAS wordt mogelijk<br />
gemaakt door het steunprogramma voor voedselveiligheid (PASA)<br />
van de Boliviaanse overheid die zo de lokale economische ontwikkeling<br />
wil stimuleren.<br />
Getuigenissen van boeren in het ProCAPAS-programma<br />
“We hebben goede grond, we verzorgen die als ons eigen kind.<br />
Maar soms speelt het klimaat ons parten. Het is niet zoals<br />
vroeger. Wanneer de regen uitblijft, is ons werk voor niets geweest.”<br />
(Cirilo Vargas)<br />
“Hier kweken we groenten en fruit, maar plagen hebben onze<br />
gewassen aangetast. Met de komst van het programma en de<br />
technici weten we nu hoe we dat moeten controleren en de<br />
productie veilig stellen. Ze hebben ons ook nieuwe werktuigen<br />
ter beschikking gesteld die we elke dag gebruiken.” (José<br />
Bejarano)<br />
“Mijn familie houdt zich bezig met de tomatenkweek, met<br />
ProCAPAS hopen we onze productie te kunnen opdrijven.”<br />
(Guadalupe Miranda)<br />
“Het programma heeft ons al zaaigoed en insectenverdelgers<br />
bezorgd. De technici hebben ons laten zien hoe we de gewassen<br />
kunnen verbeteren. We hebben nu zicht op een goede<br />
oogst en we zullen dus tegen een betere prijs kunnen verkopen.”<br />
(Darío Solíz)<br />
© BTC<br />
27
Case 2<br />
Inca Pallay, “elk weefsel zijn verhaal”<br />
Bolivia<br />
‘Inca Pallay’, de vereniging van ambachtslui, kocht met eigen<br />
middelen een gebouw om er een ambachtscentrum in onder te<br />
brengen. Zij wilden immers hun eigen producten beter aan de man<br />
brengen. De slechte staat van het gebouw dreigde echter roet in<br />
het eten te gooien.<br />
Sucre<br />
De Belgische ontwikkelingssamenwerking maakte middelen vrij<br />
om de infrastructuur op te knappen. Nu kunnen 220 ambachtsvrouwen<br />
uit 15 gemeenschappen beschikken over een uitstekende locatie<br />
om hun producten te verkopen. Bovendien evolueert de ruimte<br />
naar een echt cultureel centrum waar de gemeenschappen hun<br />
Yampara-cultuur levend willen houden.<br />
Marciano Chambi, een ander lid van de vzw: “Leven in deze landelijke<br />
omgeving is heel moeilijk. We zijn landbouwers en ambachtslui,<br />
zo verdienen we ons brood. Door de coöperatie kunnen we onze<br />
situatie verbeteren.”<br />
Ignacio Tardío is verkoopsverantwoordelijke van de Inca Pallaywinkel<br />
in Tarabuco. “Op zondag halen we een omzet tot 5.000 bolivianos<br />
(ongeveer 500 euro). Het centrum is erg belangrijk voor ons<br />
omdat we er onze producten kunnen laten zien.”<br />
© BTC<br />
Het centrum heeft bij de ambachtsvrouwen voor een hele dynamiek<br />
gezorgd. Ze ontwikkelden een gemeenschappelijke visie en de infrastructuur<br />
zorgde voor meer samenhang in hun capaciteiten als<br />
ondernemer. Er is een zekere economische impact merkbaar, niet<br />
alleen binnen de producerende gezinnen, maar ook in de hele regio.<br />
Ze zijn competitiever geworden, gaan creatiever en autonomer tewerk<br />
en creëren mogelijkheden om aan de armoede te ontsnappen.<br />
Inés Zárate is lid van de vzw Inca Pallay. “We hebben de kennis<br />
geërfd van onze grootouders. Zij hebben ons geleerd onze cultuur<br />
te respecteren en we zijn die les niet vergeten! Vroeger verkochten<br />
we onze producten – als we al geluk hadden – in de straten van<br />
Tarabuco. Daarna werkten we samen met enkele winkels, maar<br />
het resultaat viel telkens tegen. Onze producten zijn heel belangrijk<br />
voor onze families. Van de opbrengst kunnen we onze kinderen<br />
naar school laten gaan. De landbouwopbrengst is te onzeker, terwijl<br />
ons weefselwerk hoegenaamd geen hinder ondervindt van hagelbuien<br />
of van een verschroeiende zon.”<br />
28 <strong>DGD</strong> <strong>Jaarverslag</strong> <strong>2010</strong>
Case 3<br />
Een geïntegreerde aanpak van<br />
voedselzekerheid<br />
Mozambique<br />
In januari <strong>2010</strong> werd de nieuwe wet op het Belgisch Fonds voor de<br />
Voedselzekerheid gestemd. Vanaf nu stelt België per land eerst een<br />
strategienota op, samen met de overheid van het betrokken land<br />
en alle geïnteresseerde actoren.<br />
Maputo<br />
Om de kansen op succes van de nieuwe aanpak te meten, startte<br />
een pilootfase in Mozambique en Mali. Nico Bakker is onafhankelijk<br />
consulent en beschrijft de aanpak in Mozambique.<br />
“In Mozambique werd tussen april en juni <strong>2010</strong>, op initiatief van<br />
de Belgische ontwikkelingssamenwerking, een interventiezone<br />
voor het toekomstig programma geïdentificeerd. De keuze is gebaseerd<br />
op analyses van het Nationale Instituut voor Voedselzekerheid<br />
(SETSAN) over de meest kwetsbare districten in Mozambique.<br />
Agentschappen van de Verenigde Naties, Belgische ngo’s en het<br />
Belgisch ontwikkelingsagentschap BTC waren bij de keuze betrokken.<br />
Het Nationale Rampenplan van Mozambique duidt de 30 meest<br />
prioritaire districten aan, waarvan de meeste in de provincies Gaza<br />
en Inhambane liggen. Zes van de zeven gekozen districten maken<br />
deel uit van dit dertigtal. SETSAN schat dat een 29.000 mensen in<br />
deze zone ernstige symptomen van chronische voedselonzekerheid<br />
vertonen.”<br />
Op basis van bestaande documenten en eigen onderzoek maakten<br />
Bakker en zijn collega Sophie Teyssier een analyse van de belangrijkste<br />
oorzaken voor de voedselzekerheid in de zone. Bakker:<br />
“SETSAN stelt vast dat voedselonzekerheid vooral te wijten is aan<br />
de lage productiviteit van de landbouw, verergerd door milieufactoren<br />
zoals de klimaatverandering en rampen (overstromingen en<br />
droogtes), dalende bodemvruchtbaarheid, enz. De diagnose leidt<br />
tot 4 prioritaire aandachtspunten: water, landbouw, natuurlijke<br />
rijkdommen en voedingsgewoonten. Deze factoren kun je niet van<br />
elkaar scheiden. Tijdens een workshop met alle betrokkenen waren<br />
we het eens over de vier componenten in het programma:<br />
1) toegang tot voedsel van goede kwaliteit, 2) innovatieve productie<br />
in landbouw en veeteelt, 3) beter beheer van de natuurlijke rijkdommen<br />
en 4) institutionele versterking van overheid en boeren.”<br />
De pilootfase brengt ook voor het eerst de bilaterale samenwerking<br />
en het Belgisch Fonds voor de Voedselzekerheid samen binnen één<br />
enkel programma. Bakker: “Vele gemeenschappen vermelden de<br />
toegang tot water als het hoofdprobleem. Vrouwen in Machaze vertelden<br />
ons dat ze soms 10 uur per dag besteden aan het zoeken van<br />
© Nico Bakker<br />
water. Zo is er én weinig water én weinig tijd voor de landbouw, het<br />
opvoeden van de kinderen, enz. Water zou dus een centrale pijler<br />
in het project moeten zijn. Maar zo eenvoudig is dat niet. Er was<br />
en is heel wat geïnvesteerd in water, maar tot op vandaag leidde<br />
dat niet tot een significante verbetering van de voedselzekerheid.<br />
Als je bovendien geen garanties hebt voor het onderhoud van de<br />
investeringen, dan is het weggegooid geld. We stellen dus activiteiten<br />
en investeringen in water in elk van de vier componenten<br />
voor, maar steeds in een duidelijk geïntegreerde benadering van<br />
voedselzekerheid.”<br />
29
Case 4<br />
Bevorderen van veeteelt en<br />
kredieten dringen armoede terug<br />
Mali<br />
Jean Mbayahaga, projectassistent bij het Belgisch ontwikkelingsagentschap<br />
BTC, legt de moeilijke situatie uit. “De regio Menaka is<br />
sinds 1970 getroffen door terugkerende periodes van droogte. 85%<br />
van de runderen heeft dit niet overleefd. De steun aan de azawak<br />
zebu-veetelers is een directe bijdrage aan het verminderen van de<br />
armoede in het noorden van Mali.”<br />
Bamako<br />
De azawak zebu (ofwel de bultrund) vormt de voedingsbasis van<br />
de Touareg-gemeenschap die in hoofdzaak zuivelproducten consumeert.<br />
Het ras is een van de beste melkkoerassen van Mali. Een<br />
goed gevoede koe heeft een potentiële melkproductie van 4 à 8 liter<br />
tot 10 liter per dag.<br />
Bijna 400 families hebben opnieuw vee gekregen (vier vaarzen,<br />
een stier en een dromedaris). De uit Burundi afkomstige Belgische<br />
zoöloog en agronoom Jean Mbayahaga licht het kredietsysteem<br />
toe. “Deze families kunnen terugbetalen in baar geld ofwel met<br />
hetzelfde aantal dieren na vier jaar kweken. Dit systeem laat toe de<br />
activiteiten duurzaam te maken nadat het project wordt stopgezet.<br />
De terugbetaling loopt vlot - 94%. Met die middelen is een fonds<br />
opgericht ter bevordering van de veeteelt. Het beheer ervan wordt<br />
toevertrouwd aan een instelling gespecialiseerd in microfinanciën.”<br />
Jean Mbayahaga leidde de veetelers op en hielp ze zich te verenigen.<br />
Deze coöperatieven van azawak-veetelers beheren een<br />
stock van veevoer en veterinaire producten, een strategie die lonend<br />
bleek tijdens de droogte van 2009-10. “De veetelers hebben<br />
geleerd om een boekhoudkundige bilan op te stellen. Ik heb hen<br />
aangespoord te sparen en hun beste dieren pas te verkopen wanneer<br />
de prijzen het hoogst zijn.”<br />
Vandaag is Jean Mbayahaga verantwoordelijk voor een nieuw<br />
steunproject voor zebu Maure-vee in Nara, dicht bij de Mauritaanse<br />
grens.<br />
© BTC / Jan Locus<br />
30 <strong>DGD</strong> <strong>Jaarverslag</strong> <strong>2010</strong>
Case 5<br />
Vrede brengt welvaart op gang<br />
Uganda<br />
“In Noord-Uganda woonde tot enkele jaren geleden een groot deel<br />
van de bevolking in beschermde kampen. Rondtrekkende rebellen<br />
van de Lord’s Resistance Army (LRA) maakten het gewone dorpsleven<br />
onveilig. De bevolking was dan ook afhankelijk van externe<br />
hulp. Jonge mensen hebben hun hele leven niets anders gekend”.<br />
Aan het woord is de Belg Joris Beckers. Hij werkt voor de Verenigde<br />
Naties in Uganda, meer bepaald voor het secretariaat van<br />
de ‘Northern Uganda Recovery and Development Group’, een groep<br />
van donoren voor Noord-Uganda die maandelijks bijeenkomt.<br />
“Ondertussen is het overgrote deel van de vluchtelingen naar hun<br />
dorpen teruggekeerd, waar het normale leven zich weer op gang<br />
trekt. Mensen leren in hun eigen levensonderhoud te voorzien en<br />
vroegere LRA-strijders worden opnieuw in de samenleving opgenomen.”<br />
© UN<br />
Kampala<br />
Het inkomen van de bevolking stijgt. Het overgrote deel van de bevolking<br />
is actief in de landbouw. De handel met Soedan is sterk<br />
gegroeid en vormt een belangrijke bron van inkomsten. “Een recent<br />
onderzoek van het Uganda Bureau of Statistics wees uit dat tussen<br />
2004 en 2008 de armoede in Noord-Uganda sterk is gedaald. Maar<br />
het stelde ook een toename van de inkomensongelijkheid vast.”<br />
De overheid probeert de kloof met de rest van het land te dichten.<br />
Dat gebeurt door wegen aan te leggen en scholen en ziekenhuizen<br />
te bouwen. “Minstens even belangrijk is de ‘software’, de leraren<br />
en medisch personeel. Deze professionals werken echter niet altijd<br />
even graag in afgelegen gebieden. Bijgevolg tracht de overheid<br />
werken in het Noord-Uganda aantrekkelijk te maken door degelijke<br />
woningen te voorzien.”<br />
Er wordt veel moeite gedaan om vroegere LRA-strijders opnieuw<br />
te integreren in de samenleving. “Zo is er in Gulu een project waar<br />
voormalige rebellen samen een maïsmolen beheren. Ze kopen maïs<br />
aan en malen die om er ‘posho’ van te maken, een van de belangrijkste<br />
‘staple-foods’ in Uganda. Verzoening alleen is immers niet<br />
voldoende, de mensen moeten ook perspectieven hebben. Deze<br />
mannen waren tot voor enkele jaren nog een bedreiging, nu leveren<br />
ze een nuttige bijdrage aan de samenleving.”<br />
31
Case 6<br />
Belgische ngo Trias helpt boeren<br />
zelfstandiger worden<br />
Uganda<br />
De koopkracht in Uganda steeg de laatste jaren sterk. Gemiddeld<br />
kan een Ugandees zowat 500 dollar per jaar spenderen. Die 500<br />
dollar heeft een feitelijke lokale winkelwaarde van 1.000 dollar. Het<br />
geld wordt immers gebruikt voor de aankoop van goedkope producten.<br />
Kampala<br />
De Belgische ngo Trias, die boerenorganisaties in Uganda ondersteunt,<br />
maakte van nabij deze koopkrachtstijging mee. Paul Allertz,<br />
werkzaam bij Trias: “Voor de boeren in Hoima die aan ons<br />
project deelnemen, steeg de opbrengst van een acre (0,42 ha) rijst<br />
van 25 euro tot 200 euro per acre in drie jaar tijd.”<br />
Trias heeft ook geregeld contact met partnerorganisaties die<br />
micro kredieten verlenen. Wanneer boeren enkele jaren aan een<br />
Trias-project meewerken, kunnen ze een businessplan en wat<br />
spaargeld voorleggen. Via het microkrediet krijgen ze dan toegang<br />
tot reguliere bankdiensten, een volgende stap in hun verzelfstandiging.<br />
Zo wordt ook de lokale economie gestimuleerd doordat de boeren<br />
betere producten afleveren en een efficiëntere verkoopstrategie<br />
toepassen. “Kyosaba Abigairi, een boer uit Hoima, kon al na één<br />
jaar starten met de bouw van een nieuwe en gezondere woning.<br />
Hij kocht ook een koe. Niet alleen zijn eigen kinderen drinken van<br />
de melk, hij verkoopt de melk ook aan anderen, en dat brengt weer<br />
extra geld in het laatje.”<br />
© TRIAS<br />
Trias ondersteunt de boerenorganisaties vooral bij de vermarkting<br />
van hun producten. “Dat betekent: marktonderzoek organiseren en<br />
de productie aanpassen aan de vraag. De productie van zaadgoed<br />
vergt wel meer kennis, maar de toegevoegde waarde ervan is ook<br />
veel hoger. Ook goede opslag en verpakking verhogen de verkoopswaarde<br />
en dus de winst.”<br />
Trias bouwt met de steun van België een sterke structuur van boerenorganisaties<br />
uit. Op termijn moeten de boeren de aangeleerde<br />
activiteiten zelf overnemen.<br />
32 <strong>DGD</strong> <strong>Jaarverslag</strong> <strong>2010</strong>
Nieuwe strategienota<br />
Accent op familiale landbouw en grotere efficiëntie<br />
Om de activiteiten van België in de sector van de landbouw en voedselzekerheid substantieel te versterken,<br />
heeft de Belgische ontwikkelingssamenwerking in <strong>2010</strong> een nieuwe strategienota geschreven.<br />
Dit document houdt rekening met de evoluties die op internationaal vlak opgang maken, meer<br />
bepaald de noodzaak aan een grotere efficiëntie van de hulp. De nota beschrijft ook de uitdagingen<br />
waarvoor de landbouwsector staat: prijsschommelingen, demografische evolutie, groeiende verstedelijking,<br />
veranderend consumptiepatroon, de toenemende druk op de natuurlijke hulpbronnen, slechtere<br />
leefomstandigheden en klimaatverandering. Ze besluit met enkele expertisedomeinen waarop de Belgische<br />
ontwikkelingssamenwerking zich kan richten.<br />
Een van de belangrijkste aanbevelingen is dat België zijn acties best concentreert op de familiale<br />
landbouw om zo de voedselzekerheid te verbeteren, bij te dragen aan een duurzame economische<br />
groei en aan het scheppen van fatsoenlijke jobs in de landbouwsector.<br />
Vier richtlijnen<br />
Vier interventielijnen komen in de nota ter sprake:<br />
1. Verbeteren en verzekeren van de landbouwproductie vanuit het perspectief van duurzame<br />
ontwikkeling;<br />
2. Commercialisering en opwaardering van de productie, betere toegang tot de markten;<br />
3. Beheer van de landbouwsector: versterken van de overheid in zijn coördinerende rol, als facilitator<br />
en regelgever, versterken van de civiele samenleving en de landbouwverenigingen;<br />
4. Individuele en collectieve empowerment van de plattelandsvrouwen.<br />
Deze doelen en prioriteiten zijn het resultaat van een participatief proces waaraan alle leden van de<br />
Belgische ontwikkelingssamenwerking actief meewerkten, dit in het kader van het Belgische Platform<br />
Landbouw en Voedselzekerheid.<br />
De strategienota zal een belangrijke referentie voor de Indicatieve Samenwerkingsprogramma’s met<br />
onze partnerlanden zijn. Het toont aan het partnerland in welke domeinen België expertise en meerwaarde<br />
kan bieden. Ook de interventies van het Belgisch Fonds voor de Voedselzekerheid passen in<br />
dit strategische kader. Hetzelfde geldt voor het Belgische beleid inzake voedselhulp. Bovendien kan de<br />
nota ook België positioneren ten opzichte van de internationale organisaties die in de sector actief zijn.<br />
33
34 <strong>DGD</strong> <strong>Jaarverslag</strong> <strong>2010</strong><br />
© BTC / Dieter Telemans
Millenniumdoel 2<br />
In 2015 gaan alle jongens en meisjes naar school<br />
Ervoor instaan dat alle jongens en meisjes de lagere school volledig doorlopen.<br />
Mondiale stand van zaken<br />
Feiten<br />
- De inschrijving in het basisonderwijs in de ontwikkelingsregio’s<br />
bereikte 89% in 2008, een stijging ten opzichte van de 83% in<br />
2000.<br />
- Het huidige tempo van de vooruitgang is echter onvoldoende om<br />
de doelstelling voor 2015 te behalen.<br />
- Ongeveer 69 miljoen kinderen met lagereschoolleeftijd gaat niet<br />
naar school. Bijna de helft daarvan (31 miljoen) bevindt zich in<br />
Sub-Sahara Afrika en meer dan een kwart ervan (18 miljoen)<br />
bevindt zich in Zuid-Azië.<br />
Inschrijving<br />
Hoewel in veel landen een enorme vooruitgang werd geboekt, zal<br />
de doelstelling wellicht niet worden bereikt. Het inschrijvingspercentage<br />
in het basisonderwijs blijft stijgen en bereikte in 2008<br />
reeds 89% in de ontwikkelingslanden. Tussen 1999 en 2008 steeg<br />
het aantal inschrijvingen in Sub-Sahara Afrika met 18 procentpunten<br />
en met respectievelijk 8 en 11 procentpunten in Zuid-Azië<br />
en Noord-Afrika. Deze vooruitgang is echter ontoereikend om te<br />
kunnen waarborgen dat in 2015 alle meisjes en jongens een volledig<br />
basisonderwijs kunnen volgen. In de helft van de Sub-Sahara<br />
Afrikaanse landen met beschikbare gegevens ging ten minste een<br />
op vier kinderen van lagereschoolleeftijd in 2008 niet naar school.<br />
Schoolverlaters<br />
De cijfers van schoolverlaters in Sub-Sahara Afrika blijven hoog.<br />
Om een universele basiseducatie te bereiken, is het niet voldoende<br />
dat alle kinderen ingeschreven zijn in een school. Ze moeten de<br />
lessen ook echt blijven volgen. In Sub-Sahara Afrika stopte meer<br />
dan 30% van de basisschoolleerlingen voor ze hun schoolloopbaan<br />
hadden voltooid.<br />
Toegankelijkheid<br />
Bovendien is het ook essentieel dat er voldoende leerkrachten en<br />
klassen zijn om aan de vraag te voldoen. Naar schatting zijn er in<br />
Sub-Sahara Afrika meer dan dubbel zo veel leerkrachten nodig dan<br />
er nu voorhanden zijn, om tegen 2015 te kunnen voldoen aan de<br />
basisonderwijsdoelstelling.<br />
35
De Belgische inbreng<br />
Nadruk op kwalitatief onderwijs<br />
Deze doelstelling is nog steeds actueel. De Belgische ontwikkelingssamenwerking gaf ze, onder invloed<br />
van internationale studies en evoluerende denkbeelden, een bredere invulling: “Alle kinderen, jongeren<br />
en volwassenen hebben gelijke kansen om kwalitatief onderwijs te doorlopen, dat hen de benodigde<br />
vaardigheden en kennis biedt om op een volwaardige manier deel te nemen aan de samenleving.”<br />
In praktijk betekent de bredere invulling van Millenniumdoel 2 dat<br />
- alle kinderen naar goede en veilige scholen kunnen gaan, waar ze leren lezen en schrijven, sociale<br />
vaardigheden ontwikkelen en verantwoordelijkheid leren opnemen;<br />
- jongeren en volwassenen ook recht hebben op basisscholing, zodat ze op de arbeidsmarkt een kans<br />
maken en een inkomen kunnen genereren.<br />
Ruim 12 procent van het ontwikkelingsbudget gaat naar onderwijs en vorming. Dit is dus een belangrijke<br />
sector in de Belgische ontwikkelingssamenwerking. De helft van dit budget wordt besteed aan hoger<br />
onderwijs, dus aan universiteiten en beurzen voor hogere studies. De internationale agenda echter<br />
geeft prioriteit aan basisonderwijs. Voor basisonderwijs reserveert België ongeveer 6% van het budget.<br />
Onderwijs in DR Congo<br />
In <strong>2010</strong> zette België een belangrijke stap om de komende jaren veel te investeren in onderwijs en<br />
vorming in DR Congo. Onze steun gaat vooral naar het beroeps- en technisch onderwijs, en zowel<br />
naar het formeel als het niet-formeel onderwijs. Doel is om de scholing en opleidingen concreet op de<br />
arbeidsmarkt te richten.<br />
De belangrijkste projecten voor de lagere school zijn:<br />
- Leerboeken ter beschikking stellen (2007-<strong>2010</strong>): alle leerlingen en onderwijzers van het derde en<br />
vierde leerjaar kregen een leerboek Frans en een leerboek wiskunde;<br />
- Vorming geven aan de leerkrachten om die leerboeken goed te gebruiken (2009-<strong>2010</strong>);<br />
- Een programma dat het Congolees ministerie van Onderwijs ondersteunt zodat het een efficiënt<br />
onderwijssysteem kan opzetten.<br />
36 <strong>DGD</strong> <strong>Jaarverslag</strong> <strong>2010</strong>
Case 1<br />
Praktijkgerichte vorming voor<br />
kwetsbare jongeren<br />
Bolivia<br />
Bolivia is een van de weinige landen in de wereld waar kinderen<br />
deel uitmaken van de gevangenisbevolking. Samen met hun vaders<br />
en moeders (de echte gedetineerden) ondergaan ze de vele ontberingen<br />
en de hachelijke levensomstandigheden die eigen zijn<br />
aan een gevangenis. Dit is dagelijkse kost voor zowat 300 kinderen<br />
jonger dan 6 jaar die in de verschillende strafinstellingen van de<br />
hoofdstad La Paz verblijven. Dit legt een zware hypotheek op hun<br />
normale ontwikkeling. Desondanks geven ouders van wie de vrijheid<br />
werd ontnomen, er toch de voorkeur aan om tijdens het uitzitten<br />
van hun straf de kinderen bij zich te houden.<br />
Gevangenissen zijn er in feite niet op voorzien om kinderen onderdak<br />
te bieden. Daarom biedt de organisatie Suma Qamaña alternatieve<br />
vormen van onderwijs, ontspanning en vrijetijdsbesteding<br />
aan. Aan de hand van een alternatief opvoedingsmodel zet deze<br />
stichting praktijkgerichte programma’s op voor ongeveer 200<br />
meisjes en jongens. Tot de leeftijd van 12 jaar worden alle normale<br />
lesvakken aangesneden. Daarna volgen de adolescenten het model<br />
van de Escuela de Bellos Oficios (technisch onderwijs) waar ze het<br />
niveau van geschoolde arbeider kunnen halen in de richting naaien,<br />
organische tuinbouw, fokken van dieren, pottenbakken, grafiek en<br />
koken. Een groot deel van de middelen gaat naar de uitrusting voor<br />
deze laatste richting.<br />
Sucre<br />
België steunt de stichting. Dit past in de doelstelling om menselijke<br />
ontwikkeling te stimuleren, in dit geval van kansarme meisjes en<br />
jongens.<br />
Silvia Álvarez, voorzitster van de stichting: “Ik heb ook in de gevangenis<br />
gezeten, nooit kon ik naar buiten. Gelukkig voor de jongens<br />
en meisjes die deel uitmaken van het project, hebben heel<br />
wat vrienden – zoals het Belgisch ontwikkelingsagentschap – zich<br />
ingezet voor deze droom.”<br />
De jongeren gaan een paar uur per dag naar het centrum. Daar beschikken<br />
ze over de lesinstrumenten waarmee ze hun kennis kunnen<br />
opbouwen, gelinkt aan werkelijke of hypothetische situaties. “Precies<br />
aan de hand van dit concept willen we individuen vormen die in staat<br />
zijn om hun eigen lot in handen te nemen, binnen hun gemeenschap.”<br />
© BTC<br />
© BTC<br />
37
Case 2<br />
Budgetsteun voor het ministerie<br />
van Onderwijs<br />
Uganda<br />
Tot <strong>2010</strong> heeft België projectmatig bijgedragen aan het ministerie<br />
van Onderwijs in Uganda. België stond in voor onder meer de renovatie<br />
en bouw van scholen in de streek van Gulu, in het zwaar door<br />
de oorlog getroffen Noord-Uganda. In 2008 begon België met het<br />
ministerie afspraken te maken voor een nieuwe aanpak: ontwikkelingssamenwerking<br />
via budgetsteun (budget support in het jargon).<br />
Dit betekent een rechtstreekse financiële ondersteuning voor<br />
het desbetreffende ministerie, waarmee het zelf aan de slag kan<br />
om zijn onderwijsplannen te realiseren. België volgt de vorderingen<br />
samen met andere donoren nauwlettend op.<br />
Kampala<br />
Uganda heeft nu nood<br />
aan goed opgeleide<br />
technische professionals.<br />
België hanteert voor de Ugandese onderwijssector de zogenaamde<br />
‘portfolio-aanpak’: de combinatie van budgetsteun en projecten<br />
binnen één en dezelfde sector. Zo zet ons land verschillende instrumenten<br />
tegelijk in om zijn doelstellingen te bereiken. Een van<br />
de meer specifieke doelen is te komen tot een strategie voor het<br />
technisch en beroepsonderwijs en de beroepsopleidingen. Naast<br />
de Belgische budgethulp in deze sector ondersteunt een specifieker<br />
project de lerarenopleidingen in dit domein, en dit voor de<br />
komende 5 jaren. De Ugandese regering is immers van mening dat<br />
er voldoende afgestudeerde universitairen zijn maar te weinig goed<br />
geschoolde technische leraars.<br />
Godfrey Dhatemwa © One for Ten<br />
De Ugandese Commissaris voor Planning van het ministerie van<br />
Onderwijs, Godfrey Dhatemwa, waardeert deze aanpak. “Wij werken<br />
al sinds 1997 met de formule van budgetsteun. Verschillende<br />
belangrijke donoren, waaronder Nederland, het Verenigd Koninkrijk<br />
en de Europese Gemeenschap, stemmen hun steun af op onze<br />
vraag. Daardoor ontstaat een geïntegreerde aanpak. De donoren<br />
zorgen voor financiële input en het ministerie van Onderwijs draagt<br />
de verantwoordelijkheid om de gestelde objectieven te behalen.”<br />
Donorsteun maakt 30% uit van het Ugandese onderwijsbudget.<br />
Intussen zijn de belangrijkste indicatoren van het onderwijs hoopgevend.<br />
Godfrey Dhatemwa: “95% van de Ugandese jongeren die<br />
lager onderwijs moeten volgen, gaan naar school. De verhouding<br />
meisjes/jongens is nu 50/50 - we komen van 40/60. Dat heeft veel<br />
te maken met de steun van donorlanden zoals België.”<br />
Er is wel nog een probleem met de kwaliteit van het lager onderwijs.<br />
Slechts 54% van de leerlingen beëindigt het laatste jaar op<br />
tijd. “Vele lagereschoolleerlingen blijven een of meerdere jaren<br />
hangen. Dat komt onder meer door het absenteïsme bij de leerkrachten,<br />
waarop onvoldoende controle is. Maar ook de ouders zijn<br />
verantwoordelijk, zij sturen de kinderen niet altijd naar school. Er is<br />
nog veel werk aan de winkel.”<br />
38 <strong>DGD</strong> <strong>Jaarverslag</strong> <strong>2010</strong>
Case 3<br />
Education For All:<br />
het Fast Track Initiative<br />
Wereldwijd<br />
In 1990 werd aan de veralgemening van het basisonderwijs een<br />
nieuwe impuls gegeven met de ‘Wereldverklaring voor Onderwijs<br />
voor Allen’ (Education for All). Het doel was alle jongens en meisjes<br />
op de schoolbanken te krijgen. Het Fast Track Initiative (FTI) moet<br />
deze doelstelling versneld helpen bereiken.<br />
Het FTI is een wereldwijd engagement om sneller de Millenniumdoelen<br />
2 (onderwijs) en 3 (gender) te verwezenlijken. Het FTI is<br />
uitgegroeid van een vrij klein initiatief in 2002 tot een omvangrijk<br />
internationaal partnerschap. 18 donorlanden, multilaterale en regionale<br />
ontwikkelingsagentschappen ondersteunen 43 ontwikkelingslanden.<br />
Onder de koepel van de Global Compaign for Education<br />
zijn ook privéorganisaties en ngo’s vertegenwoordigd.<br />
België draagt al sinds de oprichting bij tot de financiering van het<br />
FTI. Tussen 2003 en 2009 bedroeg de jaarlijkse Belgische bijdrage<br />
1 miljoen euro. In <strong>2010</strong> werd dit bedrag opgetrokken tot 5 miljoen<br />
euro. Zeven van de 18 Belgische partnerlanden hebben een onderwijsplan<br />
dat door het FTI is aanvaard en financieel ondersteund:<br />
Niger, Mozambique, Vietnam, Mali, Rwanda, Senegal en Benin.<br />
Mozambique<br />
Mozambique trad in 2003 tot het FTI toe en schafte in 2004 het<br />
schoolgeld af. Tussen 2002 en <strong>2010</strong> steeg het aantal nieuw aangemelde<br />
leerlingen van 3,3 naar 5,3 miljoen. Sinds 2008 bouwde<br />
het land drieduizend schoollokalen en werden twintigduizend onderwijzers<br />
aangesteld.<br />
In <strong>2010</strong> besliste het FTI om Mozambique een tweede enveloppe van<br />
90 miljoen dollar voor de volgende 3 jaar toe te kennen.<br />
39
Nuttige tools voor de milieudienst<br />
Interview met Zo Elia Mevanarivo, CIUF-bursaal uit Madagaskar<br />
© <strong>DGD</strong> / Thomas Hiergens<br />
Wat zijn volgens jou de belangrijkste verschillen tussen<br />
België en Madagaskar?<br />
Mevanarivo: “Ik vind het hier vooral net. Bij ons is het zeer stoffig,<br />
en onze wagens produceren veel uitlaatgassen. Hoewel, ik was ook<br />
in Japan, en daar is het nog een heel stuk netter. Op sociaal vlak<br />
lijkt het me hier eerder ‘ieder voor zich’. Maar goed, het gaat wel.”<br />
Valt de internationale groep bursalen goed mee?<br />
Mevanarivo: “De sfeer is heel aangenaam! In de groep zitten<br />
hoofdzakelijk Afrikanen, en ook mensen van Peru en Haïti, en zelfs<br />
twee Belgen. Als vrouw ben ik wel in de minderheid. Er zijn maar<br />
vier vrouwen in een groep van 24.”<br />
Zijn de mensen in Madagaskar bekommerd om het<br />
milieu?<br />
Mevanarivo: “Ja, toch wel, maar ze hebben de middelen niet, ze<br />
hebben geen keuze. Om te overleven hebben ze het bos nu eenmaal<br />
nodig. En ze moeten hun land bewerken, ook al degraderen<br />
ze hierdoor de bodem.”<br />
De Belgische ontwikkelingssamenwerking subsidieert sinds<br />
jaren de Universitaire Commissie voor Ontwikkeling van de<br />
Franstalige Interuniversitaire Raad (CIUF-CUD). Een van de<br />
activiteiten van CIUF-CUD is de jaarlijkse toekenning van 150<br />
studiebeurzen en 70 stagebeurzen. Met deze beurzen kunnen<br />
mensen uit ontwikkelingslanden door CIUF gefinancierde opleidingen<br />
volgen (Master of specialisatie) die afgestemd zijn<br />
op de noden van hun land. Naast kennisoverdracht beogen de<br />
opleidingen ook een ontmoeting van culturen.<br />
Zo Elia Mevanarivo werkt in Madagaskar op het ministerie<br />
voor Leefmilieu. Ze is vormingsverantwoordelijke aan het<br />
Centrum voor Vorming, Studie en Onderzoek van de Bosbouw.<br />
Met een CIUF-beurs studeert ze milieubeheer in Aarlen (Universiteit<br />
Luik).<br />
Waarom heb je voor België gekozen?<br />
Mevanarivo: “De Master milieubeheer in Aarlen was de meest pertinente<br />
opleiding voor mijn werk. Het was dan ook vrij logisch dat<br />
ik voor België koos. Leuk is ook dat ik me hier best amuseer, ook<br />
al heb ik nog maar weinig kunnen bezoeken. Veel problemen heb<br />
ik niet gehad bij mijn aankomst. Ik pas me aan, aan de voeding, de<br />
koude, de omgangsvormen…”<br />
Hoe belangrijk is de opleiding voor je loopbaan en<br />
voor je land?<br />
Mevanarivo: “Zeer belangrijk. We leren veel nieuwe tools, zoals<br />
statistiek. Ook het Geografisch Informatiesysteem (GIS) is uiterst<br />
nuttig. We hebben dit nodig om al onze gegevens op te slaan en in<br />
kaart te brengen.”<br />
De Masteropleiding<br />
milieubeheer in<br />
Aarlen was de meest<br />
pertinente opleiding<br />
voor mijn werk.<br />
Heeft de huidige politieke situatie in Madagaskar<br />
invloed op je werk?<br />
Mevanarivo: “Niet echt, de situatie is gestabiliseerd. Onze vorige<br />
president had enorme hoeveelheden land aan Zuid-Korea aangeboden,<br />
maar het volk heeft zich hiertegen verzet. Deze ‘landroof’<br />
is volledig stilgelegd. Sommige partners, zoals USAID, hebben zich<br />
weliswaar uit het land teruggetrokken, maar op mijn werk heeft dit<br />
geen invloed.”<br />
40 <strong>DGD</strong> <strong>Jaarverslag</strong> <strong>2010</strong>
42 <strong>DGD</strong> <strong>Jaarverslag</strong> <strong>2010</strong><br />
© Wereldbank / Arne Hoel
Millenniumdoel 3<br />
In 2015 hebben mannen en vrouwen dezelfde rechten<br />
Ongelijkheid tussen jongens en meisjes uitbannen in het lager en voortgezet onderwijs.<br />
Mondiale stand van zaken<br />
Feiten<br />
- In 2008 waren er 96 meisjes voor elke 100 jongens ingeschreven<br />
in de basisschool, en 95 meisjes voor elke 100 jongens in de<br />
secundaire scholen in de ontwikkelingsregio’s.<br />
- Het aandeel van vrouwen tewerkgesteld buiten de landbouw blijft<br />
erg laag: 20% in Zuid-Azië, West-Azië en Noord-Afrika.<br />
- Het wereldwijde aandeel van de vrouwen in het parlement blijft<br />
langzaam stijgen en bereikte in <strong>2010</strong> 19%. Van gelijkheid is dus<br />
nog lang geen sprake.<br />
Onderwijs<br />
De kloof tussen mannen en vrouwen in de toegang tot onderwijs<br />
is kleiner geworden, maar de ongelijkheid blijft hoog in het onderwijs<br />
van universiteitsniveau en in sommige ontwikkelingslanden.<br />
De inschrijvingscijfers voor meisjes in het basis- en secundair onderwijs<br />
zijn de laatste jaren aanzienlijk gestegen. De toegang tot<br />
onderwijs op universiteitsniveau blijft echter sterk ongelijk, vooral<br />
in Sub-Sahara Afrika en Zuid-Azië. In deze regio’s zijn respectievelijk<br />
slechts 67 en 76 meisjes per 100 jongens ingeschreven in<br />
het tertiair onderwijs. Ook de voltooiingscijfers zijn vaak lager bij<br />
vrouwen dan bij mannen.<br />
Armoede is de hoofdoorzaak van de ongelijke toegang tot onderwijs,<br />
voornamelijk voor meisjes van middelbareschoolleeftijd. In<br />
veel delen van de wereld moeten vrouwen en meisjes alle dagen<br />
vele uren lopen om water te halen en meisjes gaan vaak niet naar<br />
school wegens het gebrek aan degelijk sanitair. Als ze zwanger<br />
worden, mogen ze vaak ook niet langer naar school gaan. Vooral<br />
een secundaire opleiding is belangrijk om de positie van vrouwen<br />
te versterken, maar in de armste gezinnen gaan twee keer meer<br />
meisjes van secundaireschoolleeftijd niet naar school vergeleken<br />
met hun rijkere leeftijdsgenoten.<br />
Tewerkstelling<br />
Ondanks de geboekte vooruitgang blijft het aantal mannen in betaalde<br />
banen veel hoger dan het aantal vrouwen en worden vrouwen<br />
verbannen naar kwetsbare vormen van tewerkstelling, die<br />
gekenmerkt worden door ontoereikende inkomsten, een lage productiviteit<br />
en ondermaatse werkomstandigheden. Het aandeel van<br />
vrouwen in betaalde banen buiten de landbouw stijgt langzaam en<br />
bereikte in 2008 41%. Het cijfer ligt echter nog op 20% in Zuid-<br />
Azië, Noord-Afrika en West-Azië, en op 32% in Sub-Sahara Afrika.<br />
De meest welvarende en<br />
competitieve ontwikkelings landen zijn<br />
die met de kleinste genderkloof.<br />
Daarom denkt Melanne Verveer, VS-ambassadeur voor<br />
Mondiale Vrouwenzaken, dat steun aan<br />
meisjes en vrouwen de meest efficiënte<br />
ontwikkelings investering is die men kan doen.<br />
Europese Ontwikkelingsdagen, 6-7 december <strong>2010</strong><br />
Zelfs wanneer vrouwen een echte baan hebben, worden ze<br />
gewoonlijk wel minder betaald en hebben ze minder financiële en<br />
sociale zekerheid dan mannen. Wereldwijd zijn slechts een kwart<br />
van de functionarissen of managers op het hoogste niveau vrouwen.<br />
In West-Azië, Zuid-Azië en Noord-Afrika hebben vrouwen<br />
minder dan 10% van de topfuncties in handen.<br />
Politieke vertegenwoordiging<br />
De politieke macht van vrouwen stijgt geleidelijk, voornamelijk<br />
dankzij quota’s en speciale maatregelen. Tussen 1995 en <strong>2010</strong><br />
steeg het aantal vrouwen in het parlement van 11 tot 19% - een<br />
stijging met 73% maar nog veel te weinig om gelijkheid te bereiken.<br />
In 58 landen is het aantal vrouwelijke parlementsleden echter nog<br />
10% of zelfs minder.<br />
De vertegenwoordiging van vrouwen in de uitvoerende takken van<br />
de overheid stijgt nog langzamer. In <strong>2010</strong> waren slechts negen van<br />
de 151 verkozen staatshoofden en 11 van de 192 regeringsleiders<br />
vrouwen. Wereldwijd hebben vrouwen slechts 16% van de ministersposten<br />
in handen.<br />
43
De Belgische bijdrage<br />
Integratie van gender in het beleid<br />
Gendergelijkheid, het opheffen van de discriminatie en de empowerment<br />
van vrouwen vormen de sluitstenen voor een duurzame<br />
groei en ontwikkeling, voor het uitbannen van armoede en het halen<br />
van alle Millenniumdoelen. Dit is nogmaals onderstreept tijdens de<br />
MDG-Top in New York.<br />
Gendergelijkheid en empowerment vormen samen een van de twee<br />
prioritaire thema’s in het nieuwe managementplan <strong>2010</strong>-2013<br />
van de Belgische ontwikkelingssamenwerking (het tweede is leefmilieu<br />
en klimaatverandering). Conform aan de wet inzake ‘gender<br />
mainstreaming’ heeft <strong>DGD</strong> ‘gender budgeting’ uitgewerkt.<br />
Gender budgeting: de analyse van de overheidsbegroting in<br />
functie van de (in)directe gevolgen ervan voor vrouwen en<br />
mannen.<br />
Gender mainstreaming: gender systematisch integreren in het<br />
ontwikkelingsbeleid en doorheen alle fases van een projectcyclus.<br />
Verhoogde aandacht voor gender<br />
De politieke wil is aanwezig om de financiële middelen bestemd<br />
voor vrouwenrechten te verhogen. Van het bedrag dat België kon<br />
besteden aan ontwikkelingsacties (uitgezonderd de leningen van<br />
staat tot staat en de administratieve kosten van het Belgisch ontwikkelingsagentschap<br />
BTC) is in 2009 60% uitgegeven met gendergelijkheid<br />
als eerste of tweede doel. <strong>DGD</strong> wil ten laatste tegen<br />
2013 70% van de interventies laten bijdragen aan de gelijkheid<br />
man-vrouw.<br />
Onze inspanningen blijven zich toespitsen op vier actiedomeinen:<br />
- gezondheidszorg en seksuele en reproductieve rechten;<br />
- vrouwen, vrede en veiligheid (in het bijzonder de strijd tegen<br />
seksueel geweld);<br />
- economische empowerment van plattelandsvrouwen;<br />
- onderwijs (in het bijzonder de technische en professionele<br />
vorming).<br />
Enkele voorbeelden:<br />
- Professionele vorming voor Senegalese vrouwen, met de Luxemburgse<br />
Ontwikkelingssamenwerking;<br />
- Integratie van gender in de decentralisatieprocessen van de overheid<br />
in Mali, draaien van een documentairefilm over “de rol van<br />
vrouwen in de strijd voor voedselzekerheid in Mali” met UN Women;<br />
- Steun aan de verkiezingen en vooral aan vrouwen die gaan stemmen<br />
of zich kandidaat stellen (ook in Afghanistan), samen met<br />
UNDP in Burundi;<br />
- De strijd tegen seksueel geweld in DR Congo door een bijdrage<br />
aan het ‘Fonds voor Stabilisering en Wederopbouw’, opgericht<br />
door de regering van Congo en de VN samen, beheerd door<br />
UNDP;<br />
- Samen met UN Women het engagement helpen uitvoeren dat<br />
Burundi nam in het domein van gendergelijkheid en de empowerment<br />
van vrouwen.<br />
Bovendien wordt de helft van de micro-interventieprogramma’s<br />
(MIP’s) voorbehouden voor vrouwenorganisaties. Ook de helft<br />
van de studiebeurzen wil België reserveren voor vrouwelijke kandidaten.<br />
Bijdragen aan gendergelijkheid<br />
Ons land draagt ook bij tot de algemene middelen van verschillende<br />
multilaterale organisaties: UN Women, UNFPA, UNICEF, UNDP,<br />
FAO (het DIMITRA-programma), WFP, het Hoge Commissariaat<br />
voor de Rechten van de Mens, enz.<br />
Zowel bij de indirecte (ngo-)hulp als bij de humanitaire hulp of die<br />
van het Belgisch Fonds voor de Voedselzekerheid houden de interventieprogramma’s<br />
met het genderthema rekening.<br />
Via vormingen en methodologische tools wordt de kwaliteit van ons<br />
personeel in de posten (de attachés internationale samenwerking)<br />
versterkt. Eind <strong>2010</strong> namen geografische en thematische beheerders<br />
van de humanitaire hulp en van de Europa-desk deel aan een<br />
specifieke opleiding “Gender en doeltreffendheid van de hulp”. Ze<br />
werd gegeven in uitvoering van het EU-Actieplan <strong>2010</strong>-2015 voor<br />
gendergelijkheid en empowerment van vrouwen in ontwikkelingssamenwerking.<br />
Empowerment van plattelandsvrouwen vormt een van de vier prioriteiten<br />
van de nieuwe Belgische strategie voor ‘landbouw en voedselzekerheid’.<br />
Op bilateraal niveau leverde ons land de voorbije twee jaar substantiële<br />
inspanningen om gender te integreren in de Indicatieve<br />
Samenwerkingsprogramma’s (ISP) en de concentratiesectoren.<br />
Het ISP voor DR Congo getuigt hiervan. Werkgroepen bereiden de<br />
herintegratie van gender in de ISP’s van Rwanda en Vietnam voor.<br />
Ook programma’s opgesteld door andere bilaterale of multilaterale<br />
donoren zijn, via de gedelegeerde samenwerking, erop gericht om<br />
regeringen in dit domein te ondersteunen.<br />
44 <strong>DGD</strong> <strong>Jaarverslag</strong> <strong>2010</strong>
Case 1<br />
De vrouwen poneren de beste<br />
voorstellen voor hun gemeente<br />
Mali<br />
Adama Moussa is raadgever inzake lokale ontwikkelingssamenwerking<br />
van UN Women, het Ontwikkelingsfonds van de VN voor<br />
de vrouw, en licht het project toe. “Het project ‘gender en decentralisatie’<br />
moedigt vrouwen aan om deel te nemen aan de politieke<br />
besluitvorming en het lokale planningsproces. Traditioneel zijn<br />
dit de ‘jachtterreinen’ van de man. Bij UN Women respecteren we<br />
de gelijkheid tussen man en vrouw. De mannen zijn eveneens vertegenwoordigd.”<br />
Het project wordt door België gefinancierd en intervenieert in elf<br />
kwetsbare gemeenten van de regio’s Timboektoe en Mopti. Drie<br />
gemeenten worden geleid door een vrouwelijke burgemeester en<br />
twee hebben geen enkele verkozen vrouw in de gemeenteraad. Het<br />
project ondersteunt vrouwelijke burgemeesters en vrouwen die zich<br />
verkiesbaar stellen voor de gemeenteraadsverkiezingen van 2014.<br />
Vrouwen nemen het woord<br />
Opdat de vrouwen kunnen deelnemen aan het lokaal planningsproces,<br />
moet men hen bevrijden van hun huishoudelijke taken en<br />
van water halen, taken die al hun tijd in beslag nemen. Het volstaat<br />
om hen technieken bij te brengen die deze taken vergemakkelijken.<br />
Moussa: “Als we echt de voorstellen van de vrouwen voor het planningsproces<br />
willen verzamelen, moeten we twee parallelle vergaderingen<br />
houden, één met de mannen en één met de vrouwen.<br />
Wanneer ze opnieuw samenkomen, moeten eerst de vrouwen hun<br />
voorstellen presenteren, anders bestaat het risico dat ze zich te veel<br />
schamen om het woord te nemen. We moeten vooral vermijden dat<br />
ze het planningsproces alleen maar bijwonen om voor de andere<br />
deelnemers te koken.”<br />
Bamako<br />
“De vrouwen doen de beste voorstellen, en het zijn de mannen<br />
die dat zeggen”, vertelt Moussa. Vrouwen kaarten welbepaalde<br />
problemen aan zoals de vroegtijdige huwelijken. Ze raden ook aan<br />
waakcomités op te richten die alarm slaan als een jong meisje<br />
voortijdig van school wordt gehaald. De vrouwen in de schoolraden<br />
waken erover dat de jonge huwbare meisjes minstens hun schoolloopbaan<br />
afwerken.<br />
“Wij zorgden ervoor dat deze activiteiten in het budget en in de<br />
lokale ontwikkelingsplannen terechtkomen”, zegt Moussa. “Want<br />
activiteiten zonder budget worden doorgaans niet uitgevoerd. We<br />
ondertekenden partnerconventies met onze 11 pilootgemeenten<br />
om de nodige middelen te mobiliseren.” Het project heeft zowel op<br />
lokaal als op nationaal niveau een weerslag. Een lokale plangids<br />
werd opgesteld en op nationaal niveau goedgekeurd.<br />
Het tweede project dat België via UN Women financiert, is het maken<br />
van een documentaire over de rol van de vrouwen in de voedselveiligheid,<br />
vanaf de onafhankelijkheid in 1960 tot op heden.<br />
© UN Women<br />
45
Case 2<br />
“We verkopen meer en betere<br />
tarwe in Timboektoe”<br />
Gesprek met Habibatou Haïdara<br />
Mali<br />
Tarwe - “alkama” in het Songhai - wordt reeds eeuwen in Timboektoe<br />
geteeld. Vrouwen verwerken het op artisanale wijze. Maar<br />
buiten de markten van Timboektoe raken hun producten weinig<br />
verkocht. De oorzaak ligt in de hoge productie- en transportkosten.<br />
Bamako<br />
Habibatou Haïdara is voorzitster van de vereniging Vrouwen voor<br />
de Ontwikkeling van Timboektoe en een van de hervormers van<br />
het Alkamaproject voor winstgevende tarweproductie.<br />
Dankzij haar activiteiten slaagt deze weduwe van 58 jaar erin haar<br />
vijf kinderen te voeden: “Ik heb 2 dochters, de oudste is getrouwd,<br />
de jongste studeert en verder drie werkloze jongens met een diploma”.<br />
Wat heeft het Alkamaproject u opgeleverd?<br />
Haïdara: “De belangrijkste verandering is dat onze winsten hoger<br />
liggen. De Belgische steun heeft ervoor gezorgd dat de kwaliteit en<br />
kwantiteit van onze traditionele producten verbeterden. Momenteel<br />
produceren we couscous in korrel, couscous met saus, gebroken<br />
tarwe, vermicelli, griesmeel, zemelen, taarten en traditioneel<br />
brood. Onze werkmethodes zijn verbeterd omdat we ons verenigd<br />
hebben.”<br />
Hoe bent u georganiseerd?<br />
Haïdara: “Mijn vereniging brengt 39 vrouwen uit Timboektoe samen.<br />
Ze betalen een maandelijkse bijdrage van 100 CFA (0,15 euro).<br />
We hebben een bankrekening met een eigen fonds voor de aankoop<br />
van materiaal. Wij hebben een voorraad ruwe tarwe gekocht die we<br />
aan het verwerken zijn.”<br />
Wat zijn de meest winstgevende activiteiten?<br />
Haïdara: “Sedert 2009 kunnen we samen op verschillende markten<br />
staan. Het project betaalde onze transportkosten. Tijdens de<br />
markten maken we reclame voor onze verwerkte tarwe waardoor<br />
we bestellingen krijgen. Het probleem bij de distributie van onze<br />
producten is dat Timboektoe ingesloten is.”<br />
© BTC / Jan Locus<br />
46 <strong>DGD</strong> <strong>Jaarverslag</strong> <strong>2010</strong>
Case 3<br />
Fistelkliniek haalt vrouwen uit de<br />
marginaliteit<br />
DR Congo<br />
Kinshasa<br />
Madeleine was 12 jaar oud toen ze door haar ouders aan een oudere<br />
man uitgehuwelijkt werd. Kort nadien werd ze zwanger. De<br />
bevalling bleek een nachtmerrie, het lichaam van de baby geraakte<br />
niet door haar te jonge bekken en stootte tevergeefs tegen het interne<br />
weefsel. Na vier dagen arbeid, zonder adequate medische<br />
hulp was de foetus dood en het weefsel tussen haar vagina en haar<br />
blaas afgestorven en gescheurd.<br />
Volledig incontinent op 14 jaar, misselijk, verdacht van een slecht<br />
karma, verliet haar man haar. Ze leefde sindsdien volledig geïsoleerd<br />
in een hut aan het einde van het dorp. Een jonge vrouw, zonder<br />
man, die geen kinderen meer kan krijgen, bestaat niet meer:<br />
het is een levende dode.<br />
Het aantal fistellijders in DR Congo wordt op 100.000 geschat. De<br />
hoofdoorzaak is een te lange bevalling of een slecht uitgevoerde<br />
keizersnede. In 3% van de gevallen is de vaginale scheur veroorzaakt<br />
door seksueel geweld. De fistel is niet dodelijk maar de sociale<br />
gevolgen van het letsel zijn rampzalig.<br />
Artsen Zonder Vakantie stelt Westerse artsen voor om vrijwillig<br />
hun kennis ten dienste te stellen van Afrika. Toen dokter De Backer<br />
voor het eerst voor deze ngo de Congolese hospitalen bezocht,<br />
werd hij getroffen door het aantal en de nood van de fistellijders.<br />
Hij richtte de vzw “Fistul-Aid” op en verkreeg dankzij de Belgische<br />
ontwikkelingssamenwerking financiering voor een “fistul clinic” in<br />
het Sint-Jozefziekenhuis in Kinshasa. De Backer: “De fistel is niet<br />
zoals cardiologie, het is een bepaald soort chirurgie die we met<br />
relatief weinig middelen kunnen uitvoeren.”<br />
Het ziekenhuis en het nodige materiaal kostten samen 85.000 euro.<br />
Men kan er in aanvaardbare omstandigheden opereren. Een Congolose<br />
gynaecoloog, opgeleid door Artsen Zonder Vakantie, kan zelf<br />
de helft van de ingrepen uitvoeren. Belgische chirurgen komen er<br />
regelmatig om hun kennis te delen.<br />
Madeleine heeft, net als de 300 andere fistellijders die er geopereerd<br />
zijn, haar glimlach teruggevonden. Ze wordt niet meer door<br />
het dorp verstoten, ze zal haar plaats in de samenleving terugvinden<br />
en kinderen krijgen. Een nieuw leven biedt zich aan.<br />
© <strong>DGD</strong> / Elise Pirsoul<br />
47
Een resolutie voor vrouwen, vrede en veiligheid<br />
Vrouwen zijn de peacekeeping forces<br />
In conflictsituaties zijn vrouwen en kinderen de meest kwetsbare slachtoffers. Soms worden ze botweg<br />
als oorlogswapen gebruikt, bijvoorbeeld in Oost-Congo. Centraal-Afrika heeft echter niet het monopolie<br />
op dergelijke praktijken, denken we maar aan de genocide in Joegoslavië. En eenmaal de vrede weer<br />
geïnstalleerd wordt, ziet men de goede bemiddelende kwaliteiten van vrouwen al te vaak over het<br />
hoofd.<br />
10 jaar ‘1325’<br />
Vrouwen hebben echter al meermaals hun talenten als peacemakers en peacekeepers bewezen. Deze<br />
idee lag aan de basis van de resolutie over vrouwen, vrede en veiligheid van de VN-Veiligheidsraad<br />
in 2000. Resolutie 1325 bepleit de erkenning en bevordering van de rol van vrouwen in conflictpreventie,<br />
conflictbeheersing en vredesopbouw. De VN-lidstaten werd gevraagd deze resolutie uit te<br />
voeren, een nationaal actieplan (NAP) uit te werken en ervoor te zorgen dat vrouwen in conflicten de<br />
nodige bescherming krijgen. Tien jaar later is Resolutie 1325 nog altijd essentieel voor vredesopbouw<br />
en conflictpreventie in het Zuiden.<br />
De Belgische ontwikkelingssamenwerking heeft al een nationaal actieplan uitgewerkt. Op internationaal<br />
niveau bepleit ze meer aandacht voor het genderperspectief in conflicten. Daarvoor steunt ze<br />
ook belangrijke programma’s tegen seksueel geweld in DR Congo, zoals het programma voor de stabilisatie<br />
en reconstructie van post-conflictzones (STAREC). Sinds 2001 houdt de Commissie Vrouwen<br />
en Ontwikkeling de aandacht voor dit onderwerp levend binnen en buiten de Belgische ontwikkelingssamenwerking.<br />
Nieuwe indicatoren<br />
Op dinsdag 26 oktober <strong>2010</strong> werden in de VN-Veiligheidsraad, onder internationale druk en naar aanleiding<br />
van de tiende verjaardag van Resolutie 1325, een aantal ‘indicatoren’ aangenomen om de<br />
tenuitvoerlegging van de resolutie beter te kunnen monitoren. De grotere betrokkenheid van vrouwen<br />
zal nu aan de hand daarvan gemeten worden. Zo kan men ook passende sancties en doelstellingen<br />
uitwerken en kan Resolutie 1325 beter worden toegepast.<br />
België en de Europese Unie hebben in dit proces een belangrijke voortrekkersrol gespeeld. In het<br />
kader van het Europees voorzitterschap organiseerde België op 9 september, in de aanloop van deze<br />
herdenking, een conferentie op hoog niveau in Brussel, alsook conferenties in New York en Genève.<br />
Deze conferenties hebben bijgedragen tot het onderbouwen van een sterk EU-standpunt, zodat de EU<br />
in de Veiligheidsraad kritische landen kon overtuigen om dit monitoring-systeem aan te nemen.<br />
48 <strong>DGD</strong> <strong>Jaarverslag</strong> <strong>2010</strong>
De oprichting van UN Women<br />
Gendergelijkheid in de schoot van de VN<br />
In juli <strong>2010</strong> kende de Algemene Raad van de VN een historische stemming met de oprichting van UN<br />
Women. Dit organisme is belast met de gelijkheid tussen man en vrouw en het versterken van de positie<br />
van vrouwen. Deze oprichting was een groots moment in de schoot van het multilateraal systeem.<br />
Coherentie en efficiëntie<br />
Sinds enkele jaren probeert de VN haar samenhang en efficiëntie te vergroten. Dit reflectieproces<br />
(System Wide Coherence) leidde in juli <strong>2010</strong> tot een mooie realisatie: de oprichting van de VN-Entiteit<br />
voor de gelijkheid van mannen en vrouwen en het versterken van de positie van vrouwen, kortweg VN<br />
Vrouwen (UN Women).<br />
De organisatie integreert de vier reeds bestaande VN-organismen rond gender in één enkele organisatie,<br />
wat haar sterker maakt en een grotere impact moet genereren.<br />
UN Women wil het bewustzijn rond en het uitvoeren van gendergelijkheid versnellen over de hele<br />
wereld. Haar kracht ligt in de coördinatie van alle activiteiten die de VN op dit gebied onderneemt. VN<br />
Vrouwen zal kunnen inspelen op vragen van landen die het beleid en de maatregelen inzake gender<br />
willen uitvoeren. Ze zal ook de andere VN-organen ondersteunen die in op dit domein actief willen zijn.<br />
Prioriteiten en beheer<br />
De organisatie bakende 5 prioritaire actiedomeinen af:<br />
- de stem en participatie van vrouwen in alle sectoren van de maatschappij laten horen en verspreiden;<br />
- een einde stellen aan geweld tegen vrouwen door middel van preventie en het betrekken van mannen;<br />
- de situatie van vrouwen in conflictgebieden versneld op de agenda plaatsen;<br />
- de economische positie van vrouwen versterken, zeker in de huidige wereldwijde crisiscontext;<br />
- gender als een essentieel gegeven in ieder politiek en budgettair planningsproces.<br />
De organisatie wordt geleid door een uitvoerende directeur met naam en faam: mevrouw Michelle<br />
Bachelet. De expertise en het netwerk van de ex-presidente van Chili zal zeker bijdragen tot het slagen<br />
van het werk dat UN Women zal moeten doen.<br />
Belgische steun aan de nieuwe entiteit<br />
Gendergelijkheid is voor België een transversale prioriteit en heeft daarom de oprichting van UN Women<br />
fundamenteel ondersteund. UN Women blijft evenwel een van de multilaterale partnerorganisaties voor<br />
de Belgische ontwikkelingssamenwerking. De aanvankelijke bijdrage voor het Ontwikkelingsfonds van<br />
de VN voor Vrouwen (voorheen UNIFEM) zal automatisch doorgestort worden naar UN Women. In <strong>2010</strong><br />
en 2011 is de Belgische bijdrage opgetrokken naar 125.000 euro per jaar. In 2011 wordt er beslist over<br />
een nieuw meerjaarlijks programma. De Belgische ontwikkelingssamenwerking zal dan een verhoging<br />
van haar bijdrage aan de organisatie bepleiten.<br />
49
50 <strong>DGD</strong> <strong>Jaarverslag</strong> <strong>2010</strong><br />
© BTC
Millenniumdoelen 4, 5 en 6<br />
Dit jaarverslag behandelt de Millenniumdoelen 4, 5 en 6 samen omdat ze alle drie focussen op gezondheid.<br />
4. In 2015 is kindersterfte sterk afgenomen<br />
Het sterftecijfer onder kinderen tot vijf jaar met twee derde reduceren.<br />
5. In 2015 sterven er minder<br />
vrouwen door zwangerschap<br />
Het sterftecijfer onder vrouwen op het kraambed met drie kwart terugdringen.<br />
6. In 2015 is de verspreiding van ziektes<br />
als aids en malaria gestopt<br />
Verdere verspreiding van hiv/aids stoppen en het aantal besmettingen keren.<br />
Het aantal nieuwe gevallen van malaria en andere ernstige ziektes stoppen en een begin maken met hun totale uitbanning.<br />
Mondiale stand van zaken<br />
Feiten<br />
- Het aantal kinderen in ontwikkelingslanden dat sterft vóór ze vijf<br />
jaar oud zijn, daalde tussen 1990 en 2008 van 100 naar 72 doden<br />
per 1.000 levendgeborenen. Toch sterven jaarlijks nog bijna<br />
negen miljoen kinderen voor hun vijfde verjaardag.<br />
- De moedersterfte daalt langzaam, ook al zou de overgrote meerderheid<br />
van de sterfgevallen vermeden kunnen worden. 99% van<br />
de vrouwen die sterven aan complicaties tijdens de zwangerschap<br />
of de bevalling, woont in ontwikkelingslanden.<br />
- Hoewel de toegang tot hiv-behandelingen in ontwikkelingslanden<br />
met een factor tien is gestegen in slechts vijf jaar tijd, blijft hiv<br />
wereldwijd de belangrijkste doodsoorzaak bij vrouwen van reproductieve<br />
leeftijd.<br />
- Elke 45 seconden sterft er ergens ter wereld een kind aan malaria.<br />
Bijna 90% van de malariasterfgevallen vindt plaats in Afrika,<br />
waar het een vijfde van de kindersterfte voor zijn rekening neemt.<br />
Kindersterfte<br />
De kindersterfte daalt, maar niet snel genoeg. Veel landen hebben<br />
een aanzienlijke vooruitgang geboekt in de aanpak van kindersterfte.<br />
Bijna een derde van de 49 minst ontwikkelde landen zijn erin<br />
geslaagd hun sterftecijfers van kinderen onder de vijf jaar met 40<br />
procent of meer te verlagen in de voorbije twintig jaar. De huidige<br />
vooruitgang gaat echter te traag om de millenniumdoelstelling te<br />
behalen van een vermindering met twee derden tegen 2015.<br />
Veel landen met onaanvaardbaar hoge kindersterftecijfers, voornamelijk<br />
in Sub-Sahara Afrika, hebben de laatste jaren weinig of<br />
geen vooruitgang geboekt. Door de hoge vruchtbaarheidscijfers en<br />
de trage vooruitgang in het verminderen van de sterftecijfers, betekent<br />
dit dat het absolute cijfer van kinderen die gestorven zijn, in<br />
werkelijkheid is gestegen, van vier miljoen in 1990 naar 4,4 miljoen<br />
in 2008.<br />
Moedersterfte<br />
De moedersterftecijfers blijven onaanvaardbaar hoog. Nieuwe gegevens<br />
tonen tekenen van vooruitgang in het verbeteren van de<br />
gezondheid van vrouwen tijdens de zwangerschap en de bevalling.<br />
De vooruitgang schiet echter nog veel te kort om de jaarlijkse daling<br />
met 5,5% te behalen die nodig is om de millenniumdoelstelling<br />
te behalen, een daling met drie kwart van de moedersterftecijfers<br />
tegen 2015. Er werd vooruitgang geboekt in Sub-Sahara Afrika,<br />
waarbij in sommige landen de moedersterftecijfers tussen 1990<br />
en 2008 werden gehalveerd. Andere regio’s, waaronder Azië en<br />
Noord-Afrika, hebben een nog grotere vooruitgang geboekt.<br />
De meeste sterfgevallen van moeders kunnen vermeden worden.<br />
Deze sterfgevallen zijn te voorkomen door de toegang tot een adequate<br />
reproductieve gezondheidszorg, een degelijke uitrusting, voldoende<br />
voorraden en ervaren gezondheidszorgwerkers. In alle regio’s<br />
wordt er vooruitgang geboekt in het aanbieden van prenatale<br />
zorg aan zwangere vrouwen. In Noord-Afrika is het percentage van<br />
vrouwen die ten minste één keer tijdens de zwangerschap onder-<br />
51
zocht worden door een ervaren gezondheidszorgwerker, met 70%<br />
gestegen. In Zuid-Azië en West-Azië zijn de cijfers met bijna 50%<br />
gestegen. Arme vrouwen in afgelegen gebieden hebben het minste<br />
kans om een geschikte zorg te ontvangen. Door alleen al te voldoen<br />
aan de onvervulde behoeften aan contraceptie, zou het aantal<br />
sterfgevallen van moeders naar schatting met bijna een derde kunnen<br />
worden teruggedrongen.<br />
Preventie van aids en malaria<br />
Het wereldwijde antwoord op aids heeft een tastbare vooruitgang<br />
geboekt in het bereiken van MDG 6. Het aantal nieuwe hiv-infecties<br />
is geleidelijk gedaald van een piek van 3,5 miljoen in 1996 tot 2,7<br />
miljoen in 2008. Het aantal sterfgevallen aan aidsgerelateerde<br />
ziekten daalde ook van 2,2 miljoen in 2004 naar twee miljoen in<br />
2008. Hoewel de epidemie zich in de meeste regio’s lijkt te stabiliseren,<br />
stijgt het aantal nieuwe hiv-besmettingen weer in Oost-<br />
Europa en Centraal-Azië. Wereldwijd is het aantal mensen dat leeft<br />
met hiv aan het stijgen, als gevolg van het gecombineerde effect<br />
van nieuwe hiv-besmettingen en<br />
de gunstige impact van antiretrovirale<br />
therapie. Kennis over hiv is de<br />
eerste stap om de overdracht ervan<br />
te voorkomen.<br />
Antiretrovirale behandelingen zijn<br />
steeds beter beschikbaar, maar<br />
worden nog steeds overtroffen<br />
door het aantal nieuwe hiv-besmettingen.<br />
Toen de antiretrovirale<br />
therapie in 2003 werd geïntroduceerd,<br />
hadden slechts 400.000<br />
mensen er toegang toe. Tegen eind<br />
2009 ontvingen meer dan vijf miljoen<br />
mensen de behandeling. Maar<br />
voor elke twee individuen die elk<br />
jaar beginnen met een hiv-behandeling,<br />
zijn er vijf nieuwe besmettingen.<br />
De helft van de wereldbevolking is blootgesteld aan het risico van<br />
malaria. In 2008 waren er naar schatting 243 miljoen gevallen van<br />
malaria, wat resulteerde in 863.000 doden, waarvan 89% in Afrika.<br />
Sterke stijgingen in de financiële middelen hebben geholpen malaria<br />
onder controle te krijgen. De wereldwijde productie van muskietennetten<br />
is tussen 2004 en 2009 gestegen van 30 miljoen tot<br />
150 miljoen per jaar. Antimalariamedicatie is ook beter verkrijgbaar<br />
geworden, hoewel de dekking sterk kan variëren van land tot land.<br />
Externe fondsen voor de controle van malaria is de laatste jaren<br />
sterk gestegen en bereikte 1,5 miljard dollar in 2009 - nog veel te<br />
weinig voor de naar schatting 6 miljard dollar die alleen al in <strong>2010</strong><br />
nodig is om aan de MDG-doelstelling te voldoen.<br />
De Belgische inbreng<br />
Een voortrekkersrol op gezondheidsvlak<br />
Dit is erger dan drugs. Mensen<br />
die heroïne of cocaïne kopen weten<br />
tenminste wat ze kopen, ze beslissen<br />
er zelf over. Maar iemand die een<br />
hart- of nieraandoening heeft en<br />
daarvoor nep medicijnen koopt… dat<br />
is een regelrechte moordpoging.<br />
België heeft als klein land een sterke traditie in de internationale<br />
gezondheidszorg, zowel op gebied van humanitaire hulp als van<br />
ontwikkelingssamenwerking. De overheid, ngo’s, academische instellingen<br />
en sterke individuen spelen hierin hun rol.<br />
Het recht op gezondheid en gezondheidszorg en het bereiken van<br />
de Millenniumdoelen terzake zijn prioriteiten voor de Belgische ontwikkelingssamenwerking.<br />
In de beleidsnota gezondheidszorg stelde<br />
België in 2009 zijn visie en aandachtspunten in deze sector duidelijk.<br />
Mo Ibrahim, voorzitter van de stichting die zijn naam draagt,<br />
refereerde aan de handel in valse medicijnen - die elk jaar 200.000<br />
slachtoffers maakt - als een “stille moordenaar”.<br />
Europese Ontwikkelingsdagen, 6-7 december <strong>2010</strong><br />
Multisectorale en holistische benadering<br />
België plaatst het recht op gezondheid binnen een globaler kader,<br />
in een bredere ontwikkelingsstrategie. Die moet zowel leiden<br />
tot verbeteringen in de gezondheid als in de materiële welvaart<br />
van de armste bevolkingsgroepen.<br />
Naast gezondheid gaat het<br />
dus om onderwijs, drinkbaar water,<br />
hygiëne, voeding, huisvesting,<br />
vrouwen– en kinderrechten… Zo<br />
beïnvloedt het vormingsniveau van<br />
de moeder in belangrijke mate de<br />
gezondheidstoestand van haar kinderen.<br />
Gebrek aan drinkbaar water<br />
of fatsoenlijke huisvesting leiden<br />
tot gezondheidsproblemen. Maar<br />
de impact is ook omgekeerd. Gezondheidsproblemen<br />
hebben een<br />
belangrijk effect op de economische<br />
ontwikkeling: absenteïsme,<br />
verminderde efficiëntie van de beroepsbevolking,<br />
enz.<br />
Hoge privékosten voor medische behandelingen houden ontelbare<br />
gezinnen in een armoedeval. Daarom is het universele recht op<br />
toegang tot kwaliteitsvolle gezondheidszorgen zo belangrijk.<br />
Versterking van de gezondheidssector<br />
België benadrukt het belang van basisgezondheidszorg om het<br />
universeel recht op gezondheid te kunnen realiseren. Ons land wil<br />
helpen om betere gezondheidszorgsystemen in de partnerlanden<br />
op te zetten. Die zorg moet kwaliteitsvol zijn en toegankelijk voor<br />
alle lagen van de bevolking. België ijvert voor een betere opleiding<br />
van gezondheidspersoneel, voor de integratie van de strijd tegen<br />
specifieke ziektes en voor een betere toegankelijkheid.<br />
De Belgische belangstelling voor gezondheidszorg vertaalt zich ook<br />
in een sterk financieel engagement. In <strong>2010</strong> besteedde de Belgische<br />
ontwikkelingssamenwerking 136.422.249 euro aan deze sector,<br />
verdeeld over verschillende hulpkanalen.<br />
52 <strong>DGD</strong> <strong>Jaarverslag</strong> <strong>2010</strong>
Meer gestroomlijnde acties<br />
Overeenkomsten tussen donorlanden stimuleren de samenwerking<br />
tussen en complementariteit van de ontwikkelingsinstellingen,<br />
eerder dan ze hetzelfde werk zouden verrichten of elkaar tegenwerken.<br />
België steunt de partnerlanden bij het opstellen van degelijke<br />
nationale gezondheidsplannen die de verschillende donoren<br />
dan kunnen steunen. Met de multilaterale hulp steunt België ook<br />
internationale organisaties, zoals WHO of UNAIDS, die richtlijnen<br />
geven om de internationale hulp zo goed mogelijk te besteden.<br />
Een mooi voorbeeld hiervan is de overeenkomst over de migratie<br />
van gezondheidspersoneel. Sommige landen hebben een tekort,<br />
zoals de VS en Groot-Brittannië. In andere landen, zoals Ghana of<br />
de Filippijnen, wil dit personeel graag emigreren omwille van betere<br />
lonen. Maar het vertrek van deze mensen, gevormd op kosten<br />
van de ontwikkelingslanden, dreigt het gezondheidssysteem in die<br />
landen te verzwakken (brain drain).<br />
Samen met de Europese Unie heeft België er toe bijgedragen dat<br />
de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) de ‘code of practice’<br />
in <strong>2010</strong> aannam. Belgische actoren hadden zich actief ingezet om<br />
deze evenwichtige richtlijn op te stellen met aandacht voor recht<br />
op migratie, respect van de noden van de gezondheidssystemen<br />
in de uitzendlanden en compensaties voor verlies van het gevormd<br />
personeel.<br />
Code of practice wil zorgmigratie beter regelen<br />
Het 36ste World Health Assembly van de Wereldgezondheidsorganisatie<br />
(WHO) heeft in mei <strong>2010</strong> unaniem een globale code<br />
of practice goedgekeurd wat betreft de internationale rekrutering<br />
van gezondheidspersoneel. De code of practice is een<br />
richtlijn waarmee alle betrokken landen worden opgeroepen<br />
ze kenbaar te maken aan om het even welke instelling die met<br />
zorgrekrutering bezig is.<br />
De richtlijn gaat uit van het recht van (zorg)personeel om te<br />
migreren. Toch roept ze op om niet actief te werven in ontwikkelingslanden<br />
die zelf met personeelstekorten kampen. Als dat<br />
toch gebeurt, dan zijn enkele ethische principes van belang:<br />
transparantie en fairness. De ontwikkelde landen worden ook<br />
gevraagd de duurzaamheid van de lokale gezondheidsstelsels<br />
niet te ondermijnen.<br />
Internationale afstemming<br />
Naast die internationale normen moeten ook de uitvoeringslanden<br />
regels hebben om de beschikbare middelen zo efficiënt mogelijk te<br />
gebruiken. Daarom is in de Verklaring van Parijs in 2005 vastgelegd<br />
dat de internationale hulp zich zoveel mogelijk moet afstemmen op<br />
de nationale plannen en procedures.<br />
België heeft in mei <strong>2010</strong> het International Health Partnership<br />
(IHP - Internationaal Gezondheidspartnerschap) getekend. De 48<br />
leden zijn donor- en ontwikkelingslanden, internationale organisaties<br />
zoals WHO, UNICEF, WB, Global Fund en de privésector zoals<br />
de Bill Gates Foundation. Zij willen zich allen inspannen om de Millenniumdoelen<br />
inzake gezondheid te bereiken.<br />
Be-cause Health<br />
Be-cause Health is een Belgisch kennisuitwisselingsplatform<br />
over internationale gezondheidszorg. De leden zijn academische<br />
instellingen, medische ontwikkelingsorganisaties, ngo’s, studiebureaus,<br />
overheidsdiensten, partnerorganisaties in het Zuiden en individuen<br />
uit diverse verwante sectoren en organisaties.<br />
Het doel van Be-cause Health is het versterken van de rol en doeltreffendheid<br />
van de actoren van de Belgische ontwikkelingssamenwerking<br />
in het wereldwijd toegankelijk maken van kwalitatieve gezondheidszorg.<br />
Overleg, coördinatie en organisatieoverstijgende<br />
activiteiten moeten resulteren in een grotere invloed op het internationale<br />
gezondheidsbeleid, wetenschappelijke en technische<br />
kennisuitwisseling, grotere samenwerking tussen de verschillende<br />
actoren en een beter antwoord op de noden in het Zuiden.<br />
Be-cause Health wordt gefinancierd door de Belgische ontwikkelingssamenwerking<br />
via het raamakkoord met het Instituut voor<br />
Tropische Geneeskunde (ITG). Voor de periode 2008-<strong>2010</strong> was<br />
het budget van Be-cause Health 107.000 euro, het voorziene<br />
budget voor 2011-2013 beloopt 120.000 euro. Dat komt neer op<br />
40.000 euro per jaar.<br />
De richtlijn moedigt de ‘ontvangende’ landen aan om technische<br />
en financiële ondersteuning te geven aan de gezondheidssystemen<br />
in ontwikkelingslanden. Ze wil ook dat de zorgverleners<br />
de opgedane ervaring opnieuw kunnen inzetten in<br />
hun land van herkomst.<br />
53
Case 1<br />
Coherentie in de universitaire<br />
samenwerking<br />
De Mozambikaanse ‘uitdaging’<br />
Mozambique<br />
De universitaire samenwerking van de Vlaamse universiteiten is<br />
samengebracht in één koepel, de Vlaamse Inter-universitaire Raad<br />
(VLIR). Het programma van de VLIR in Mozambique is uniek, in de<br />
zin dat dit het enige programma rond één centraal thema is: reproductieve<br />
gezondheid. Verschillende faculteiten van de universiteit<br />
Eduardo Mondlane in Maputo én diverse Vlaamse universitaire instellingen<br />
werken hier samen. In Mozambique wordt het programma<br />
DESAFIO genoemd, wat in het Nederlands “uitdaging” betekent.<br />
Maar eigenlijk is het het Portugese acroniem van het programma.<br />
Maputo<br />
Niet alleen de medische aspecten komen aan bod. Reproductieve<br />
gezondheid is ook een mensenrecht dat vaak geschonden wordt.<br />
Welke juridische en administratieve middelen zijn er om deze rechten<br />
te waarborgen? Hoe kunnen gendergelijkheid en de specifieke<br />
vrouwenrechten bevorderd worden? En uiteraard is er een directe<br />
band met de preventie en bestrijding van de aidsplaag. Er is heel<br />
wat onderzoek nodig, niet enkel academisch, maar ook om uit te<br />
zoeken wat er concreet kan worden gedaan.<br />
Schema van het programma<br />
Deelprojecten<br />
Faculteit in<br />
Mozambique<br />
Wie coördineert in<br />
België?<br />
Mensenrechten Rechtsfaculteit Prof. Eva Brems (Gent)<br />
Sociale rechten en<br />
bescherming<br />
Gender, gezondheid<br />
en familiale<br />
kwesties<br />
Reproductieve<br />
gezondheid<br />
Rechtsfaculteit<br />
Sociale<br />
Wetenschappen<br />
Geneeskunde<br />
Prof. Yves Jorens (Gent)<br />
Prof. Patrick Meurs<br />
(Leuven)<br />
Prof. Kristien Roelens<br />
(Gent)<br />
Hiv/aids Geneeskunde Prof. Herman Meulemans<br />
(Antwerpen)<br />
© Wereldbank / Eric Miller<br />
Er zijn ook twee transversale projecten aan verbonden: capaciteitsontwikkeling<br />
en biostatistiek. Deze staan ten dienste van de vijf<br />
thematische deelprojecten. Biostatistiek verloopt overigens onder<br />
verantwoordelijkheid van professor Marc Aerts, waarmee ook de<br />
betrokkenheid van de universiteit van Hasselt bezegeld is.<br />
In de praktijk zijn er wetenschappers van zowat alle Vlaamse universiteiten<br />
bij elk deelproject betrokken. De algemene academische<br />
coördinatie is in handen van gynaecologe prof. Marleen Temmerman<br />
(Universiteit Gent).<br />
54 <strong>DGD</strong> <strong>Jaarverslag</strong> <strong>2010</strong>
Case 2<br />
Investeren in gezondheid<br />
loont in El Alto<br />
Bolivia<br />
De gemeente El Alto nabij de hoofdstad La Paz is met 1 miljoen<br />
inwoners een van de dichtst bevolkte steden van Bolivia en tegelijkertijd<br />
ook een van de armste. 65% van de inwoners is er arm en<br />
35% leeft zelfs in extreme armoede. Tot 2006 was van gezondheidszorg<br />
amper sprake.<br />
Sucre<br />
Als onderdeel van een gezamenlijke inspanning om deze situatie<br />
weer recht te trekken, startten de nationale en gemeentelijke overheid<br />
het project om de zorgkwaliteit te verbeteren. De Belgische<br />
ontwikkelingssamenwerking ondersteunde dit initiatief.<br />
Minder leed, meer gezondheid<br />
Tussen 2006 en <strong>2010</strong> zagen allerlei acties het licht, zoals de uitbreiding,<br />
renovatie en bouw van een groot deel van het eerstelijnsgezondheidsnet,<br />
het hele net van medische apparatuur, meubilair<br />
en computermateriaal. Ook andere diensten werden toegevoegd:<br />
de installatie van een intensive care-ruimte voor volwassenen, een<br />
ruimte voor intensieve zuigelingenzorg en pediatrie en een openbare<br />
nierdialyse-eenheid.<br />
De laboratoria en het radiologische en echografische onderzoek<br />
verbeterden hun dienstverlening zodat de diagnosecapaciteit steeg.<br />
De chirurgie kreeg een degelijker uitrusting met twee units voor<br />
laparoscopische chirurgie. Er komt binnenkort ook een brandwondenunit.<br />
Die moet een referentie worden, niet alleen voor El Alto<br />
maar voor de hele Boliviaanse Altiplano.<br />
Aanvankelijk waren de eerstelijnsgezondheidscentra zes uur per dag<br />
open. Vandaag werkt het merendeel twaalf uur en bijna een derde is<br />
zelfs de klok rond actief. Daardoor is de toegankelijkheid tot de gezondheidsdiensten<br />
aanzienlijk toegenomen. Als tegenprestatie verleende<br />
het ministerie van Volksgezondheid en Sport de nodige steun<br />
waardoor het zorgpersoneel in aantal kon worden verdubbeld. De<br />
verplegers kregen bovendien gespecialiseerde scholing via overeenkomsten<br />
met de Universidad Nacional de Córdoba, uit Argentinië.<br />
Sterftecijfers dalen<br />
Carlos Laura, voorzitter van de buurtraad Villa Mercedes “G”, beschrijft<br />
de veranderingen. “Vroeger hadden we in ons kleine kantoor<br />
wat schamele meubels, was er geen stromend water, geen licht,<br />
geen basisdiensten, geen sanitair. De patiënten moesten in weer en<br />
wind wachten tot ze geholpen konden worden, met enkel wat stenen<br />
als stoel. We beslisten op een bepaald moment om toch iets te<br />
doen aan die wantoestanden en via de gemeente konden we contact<br />
opnemen met de Belgische ontwikkelingssamenwerking. Met deze<br />
hulp zetten we een eerstelijnszorgcentrum op poten waarmee we<br />
in alle waardigheid gezinnen kunnen opvangen en verzorgen.”<br />
De resultaten zijn direct meetbaar: door dit hogere niveau van<br />
gezondheidszorgverstrekking is het moeder- en kindersterftecijfer<br />
gedaald. “Een bijzonder punt is dat we nu kunnen instaan voor de<br />
integrale zorg rond baarmoederhalskanker, de meest voorkomende<br />
vorm van kanker bij Boliviaanse vrouwen. Dat hebben we bewerkstelligd<br />
in samenwerking met andere instanties en internationale<br />
organismen voor ontwikkelingssamenwerking. Tot 2008 had El Alto<br />
niet de capaciteit om een Papanicolaou-onderzoek (uitstrijkje) uit te<br />
voeren. Nu kan de gemeente zowel aan preventie doen als kanker<br />
in het beginstadium behandelen. Dit is een unieke dienstverlening<br />
in Bolivia met betrekking tot volksgezondheid.”<br />
Deze resultaten hebben uitdrukkelijk geleid tot een verbetering van<br />
de armoedesituatie. Gezonde mensen raken ook makkelijker aan<br />
werk.<br />
Een essentieel aspect is de integrale benadering van gezondheid:<br />
vanuit de eerste, tweede en derde lijn, met ondersteuning op het<br />
vlak van gezondheidspreventie en -promotie. Ook de actieve deelname<br />
van de nationale en de gemeentelijke overheid was van groot<br />
belang, evenals die van de departementale en regionale gezondheidsdiensten.<br />
De sociale actoren hebben vanuit de buurtraden<br />
hun rol gespeeld als gesprekspartners tussen het project en de<br />
bevolking.<br />
© BTC<br />
55
Case 3<br />
De ngo Louvain Développement<br />
Bolivia<br />
De ngo Louvain Développement (LD) is sinds 2000 actief in Peru en<br />
Bolivia. Met de oprichting van een Coördinatiebureau kon ze haar<br />
interventiedomeinen uitbreiden en perfectioneren. Zo specialiseerde<br />
de ngo zich in Economische en Voedselzekerheid (EVZ). De<br />
ngo concentreert zich op het verbeteren van de levensvoorwaarden<br />
van de allerarmsten. Het team zorgt voor de technische opvolging<br />
bij zijn partners. De acties staan beschreven in het zesjaarlijks programma,<br />
gefinancierd door de Belgische regering.<br />
Momenteel is de tweede fase (2011-13) van dit programma begonnen.<br />
Bovenop de deskundigheid van elk lid houdt de actieve deelname<br />
aan verschillende internationale ngo-netwerken in de twee<br />
landen de kennis op peil. Die heeft op zijn beurt een voortdurende<br />
weerslag op de verwezenlijkingen van het programma, die ook perfect<br />
passen in de ontwikkelingsplannen voor Bolivia en Peru en in<br />
de Millenniumverklaring.<br />
Het Gezondheidsprogramma is gericht op de uitvoering van Millenniumdoelen<br />
4, 5 en 6 in het departement Oruro en Chuquisaca.<br />
In Oruro voert de ngo een project uit om de lokale gezondheidszorg<br />
te verbeteren, passende in het model van de Familiale interculturele<br />
gemeenschapsgezondheidszorg.<br />
De participatie van de gemeenschap zorgt voor een hoge mate van<br />
sociale controle bij de acties om de kinder- en moedersterfte te<br />
laten dalen en meer vaccinaties voor min-1-jarigen te organiseren.<br />
Sucre<br />
Het EVZ-programma kadert zijn interventiestrategie ook in het<br />
eerste Millenniumdoel. De acties hebben geen discriminerend effect<br />
op vrouwen (MDG 3) en houden het evenwicht tussen respect<br />
voor de natuurlijke hulpbronnen (MDG 7) en de productie door van<br />
nieuwe technologieën en informatie gebruik te maken. In elf rurale<br />
gemeenten van het departement Oruro biedt de ngo steun aan<br />
meer dan 100 landelijke productie-eenheden. De ngo bevordert de<br />
ontwikkeling van economische alternatieven door het aan elkaar<br />
koppelen van vraag en aanbod van Business Development Services<br />
(BDS). Deze BDS verbeteren de lokale capaciteit en kennis,<br />
en dankzij een grotere economische dynamiek bereikt men een opbrengst<br />
van 1 dollar per dag. Zo wordt er een stabiele en waardige<br />
werkzekerheid voor de producerende families gecreëerd. Ook de<br />
gemeentelijke instanties worden gestimuleerd om in de productieeenheden<br />
te investeren.<br />
© BTC<br />
56 <strong>DGD</strong> <strong>Jaarverslag</strong> <strong>2010</strong>
“We willen de ondervoeding uitroeien”<br />
Interview met dr. Ana Maria Aguilar, Boliviaans voedselagentschap<br />
Ana Maria Aguilar is als coördinatrice werkzaam bij het “Consejo<br />
Nacional de Alimentación y Nutrición” (CT CONAN), het<br />
Boliviaanse voedselagentschap. Ze coördineert ook het multisectorale<br />
programma voor ‘nulondervoeding’, het “Programa<br />
Multisectoral Desnutrición Cero” (PMDC).<br />
Wat zijn de rechtstreekse resultaten van het programma?<br />
Aguilar: “De ondervoeding bij kinderen jonger dan twee jaar vermindert<br />
voortdurend, van 27% in 2003 naar 16% in <strong>2010</strong>. Een tussentijdse<br />
evaluatie die in de loop van 2011 wordt verwacht, zal dit<br />
cijfer bevestigen.”<br />
Wat zijn de gevolgen van het programma op middellange<br />
en lange termijn?<br />
Aguilar: “Ons einddoel is ondervoeding uitroeien. Dat is vrij ambitieus<br />
maar we hopen dat we iedere keer weer een stapje dichter<br />
bij dat einddoel komen. Daarvoor is naast de hulp van de gezondheidssector<br />
ook die van sectoren zoals productie, landbouw,<br />
watervoorziening en sanering, justitie en onderwijs nodig. Ook de<br />
samenwerking met de plaatselijke overheden en de sociale organisaties<br />
zijn cruciaal.”<br />
In welke mate droeg het programma bij tot de realisatie<br />
van het Millenniumdoel?<br />
Aguilar: “Een betere voeding is onlosmakelijk verbonden met voedselveiligheid<br />
en die is gekoppeld aan het terugschroeven van armoede.<br />
In een land waar de helft van de kindersterfte het gevolg is<br />
van ondervoeding, dragen we ook duidelijk bij tot het bereiken van<br />
MDG 4 (vermindering van de kindersterfte).”<br />
© BTC<br />
Wat is uw rol en functie in het programma?<br />
Aguilar: “Ik vertegenwoordig de Boliviaanse minister van Volksgezondheid<br />
en Sport in het CT CONAN. Het technisch comité van CO-<br />
NAN is een platform samengesteld uit negen ministeries, waaronder<br />
economie en planning. Ook coördineer ik de implementatie van<br />
het PMDC op nationaal niveau. Ik probeer het programma op één<br />
lijn te krijgen met het nationale ontwikkelingsbeleid en de sectorale<br />
beleidslijnen die de ondervoeding van kinderen willen aanpakken.”<br />
Welke verandering bracht het programma teweeg in<br />
de gemeenschap en de regio?<br />
Aguilar: “Zelf raakte ik nauwer betrokken bij de maatschappelijke<br />
veranderingen in mijn land en dan in het bijzonder bij de ontwikkeling<br />
van een inclusief sociaal beleid. In dit beleid staat het welzijn<br />
van de bevolking centraal en ligt de klemtoon eerder op rechten<br />
dan op liefdadigheid. Wanneer ik kijk naar de duidelijke resultaten<br />
van het programma, verheugt mij vooral de steeds actievere rol van<br />
de plaatselijke overheden, de maatschappelijke organisaties en de<br />
bevolking zelf. Dat is de beste garantie voor de duurzaamheid van<br />
het beleid.”<br />
57
Case 4<br />
Multisectoraal programma voor<br />
nulondervoeding<br />
Bolivia<br />
Organisaties en comités rond voeding<br />
Om de ondervoeding bij kinderen in Bolivia terug te dringen, werkte<br />
Bolivia een sectoraal Strategisch Plan uit, met een duidelijke taak<br />
voor het gemeentelijke niveau. Verschillende comités en instellingen<br />
zagen het licht: de UNI’s - “Unidad de Nutriciòn Integral”<br />
(unit voor integrale voeding), het COMAN - “Comité Municipal de<br />
Alimentación y Nutrición” (Gemeentelijk Comité voor Levensmiddelen<br />
en Voeding).<br />
De overheid stippelde een gemeenschapsgerichte strategie uit,<br />
in de praktijk gebracht via het “Sistema de Vigilancia Nutricional<br />
Comunitaria” (systeem voor voedingstoezicht). Gezondheidsambtenaren<br />
vormen een netwerk waarin ze gegevens verzamelen<br />
over ervaringen en kennis op voedingsgebied. Zo wordt een permanente<br />
vergaring van informatie mogelijk. Die informatie wordt<br />
dan gebruikt om de activiteiten op gemeentelijk vlak te sturen en<br />
om zwakke plekken aan te pakken. Op deze manier kon het programma<br />
de samenleving mobiliseren.<br />
Het nationale beleid is gebaseerd op het SAFCI-beheermodel (“Salud<br />
Familiar y Comunitaria Intercultural” – interculturele gezondheid<br />
binnen gezin en gemeenschap). Een netwerk van lokale gezondheidsautoriteiten<br />
wordt gevormd die de besluitvormende instanties<br />
kunnen beïnvloeden. Er is ook een netwerk van gezondheidsambtenaren<br />
die de gezondheidspromotie en -preventie uitbouwen.<br />
Gemeentelijke premie<br />
De gemeentelijke premie (“Incentivo Municipal”) is ingesteld om de<br />
implementatie van de strategieën te belonen. Een van de impactindicatoren<br />
is het terugdringen van de omvang van de ondervoeding.<br />
Een andere vereiste is dat er drinkwater of veilig water beschikbaar<br />
is voor minstens 30% van de bewoners in landelijk gebied en 70% in<br />
stedelijk gebied, naast geschikte sanitaire installaties en onderwijs.<br />
De gemeentelijke premie maakt gebruik van de “Bono Juana Azurduy”.<br />
Deze bonus is niet alleen een stimulans voor toegang tot economische<br />
hulpbronnen, maar garandeert ook dat vrouwen op controle<br />
gaan tijdens hun zwangerschap en dat ze vanaf de geboorte<br />
met het kind op medische controle gaat. De gemeentelijke premie<br />
wordt slechts uitgereikt wanneer minstens 80% van de zwangere<br />
vrouwen de bonus krijgt.<br />
Sucre<br />
Het programma ging traag van start. Tijdens de eerste jaren ging<br />
veel energie in het oprichten van de UNI’s, de units voor integrale<br />
voeding. De resultaten kwamen echter in een stroomversnelling<br />
toen de gemeentepremie werd toegepast. Tot 2009 waren<br />
er slechts 30 COMANES maar in <strong>2010</strong> was dat aantal al verdrievoudigd<br />
tot 108. De premie fungeerde als katalysator en zal nuttig<br />
blijken om de vooropgestelde doelstellingen inzake ondervoeding<br />
te halen.<br />
Er is een grote betrokkenheid van de civiele samenleving, waardoor<br />
dit beleid verankerd raakt in de gemeenten. Verantwoordelijken<br />
en autoriteiten worden vertrouwd met de thematiek. Zij zullen<br />
het thema gezondheid niet zien in termen van een ziekenhuis of<br />
een arts, maar als een multicausaliteit waar alle sectoren kunnen<br />
bijdragen tot een beter resultaat.<br />
Belgische bijdrage aan dit programma voor nulondervoeding<br />
Frankrijk en Canada financieren het programma gezamenlijk en de<br />
Belgische ontwikkelingssamenwerking werkte mee aan de uitvoering<br />
van het Strategisch Plan en stapte in het fonds. Met die steun<br />
kan het “Programa Sectorial Desnutrición Cero - PDC” op gemeentelijk<br />
niveau worden geïmplementeerd.<br />
Het programma biedt een innoverende benadering met een grote<br />
maatschappelijke mobilisatie. Gezondheidszorg is in Bolivia een<br />
gemeentelijke verantwoordelijkheid. De gemeenten zijn gevraagd<br />
om op te treden in elkaar aanvullende gezondheidsdomeinen:<br />
voorziening van drinkwater, ontbijt op school...<br />
De verplichtingen zijn bovendien van administratieve aard. De gemeenten<br />
die door het programma zijn geselecteerd, moeten deze<br />
indicatoren permanent opvolgen en eigen strategieën uitvoeren die<br />
tot nulondervoeding moeten leiden. Deze strategie maakt dat de<br />
autoriteiten zich het programma toe-eigenen.<br />
58 <strong>DGD</strong> <strong>Jaarverslag</strong> <strong>2010</strong>
Case 5<br />
Gezondheidszorg in achtergestelde<br />
regio’s<br />
Mali<br />
Het project ter ondersteuning van de sanitaire en sociale ontwikkeling<br />
(PADSS) wil de sanitaire voorzieningen in de Mopti-regio, de<br />
minst bedeelde van Mali, verbeteren. Drie vierde van de bevolking<br />
leeft er onder de armoedegrens en één kind op drie sterft voor de<br />
leeftijd van zes jaar. Om dit te verhelpen, stellen België en Frankrijk<br />
ieder 8 miljoen euro ter beschikking van de Malinese regering (van<br />
2003 tot 2012).<br />
Dit project houdt zowel rekening met de lokale als regionale noden.<br />
In Sévaré wordt een nieuw modern ziekenhuis gebouwd, in Mopti een<br />
gezondheidsschool en in Yaouwarou een gezondheidscentrum. Op<br />
lokaal niveau kregen 13 artsen, waaronder twee vrouwen, een opleiding<br />
en tewerkstelling in 13 volledig uitgeruste gezondheidscentra.<br />
In het begin zagen de mensen<br />
het niet zitten dat een vrouwelijke<br />
dokter hun problemen kwam<br />
oplossen. Nu zeggen ze dat ik een<br />
geheim heb.<br />
Bamako<br />
Welke moeilijkheden komt u tegen?<br />
Dr. Samaké: “Tijdens de eerste maanden was het isolement erg.<br />
Ik had mijn familie nog nooit verlaten. Het gebied dat we moeten<br />
bestrijken is bovendien veel te groot voor één gezondheidscentrum.<br />
Het verst verwijderde dorp bevindt zich op 80 kilometer en is moeilijk<br />
toegankelijk.”<br />
De eerste artsen zijn in januari 2008 beginnen werken. Mevrouw<br />
Ramata Samaké, 34 jaar en vrijgezel, is een van hen en werkt<br />
vanuit Boré (op 110 kilometer van Mopti). Het centrum telt onder<br />
andere twee verpleegkundigen, een vroedvrouw en een apotheker.<br />
De gemeente Boré groepeert 36 moeilijk toegankelijke dorpen.<br />
Tijdens de vaccinatiecampagnes reist dokter Samaké gedurende<br />
verschillende dagen naar de meest afgelegen gehuchten. Eerst op<br />
een kameel, nadien per motor.<br />
Is het niet hard om een vrouwelijke arts in de brousse te zijn?<br />
Dr. Samaké: “In het begin zagen de mensen het niet zitten dat een<br />
vrouwelijke dokter hun problemen kwam oplossen. Nu zeggen ze<br />
dat ik een geheim heb. Ze telefoneren om zeker te zijn dat ik consultaties<br />
doe vooraleer ze naar het gezondheidscentrum komen.<br />
In <strong>2010</strong> bracht ik vier dagen op zeven in de dorpen door voor vaccinatiecampagnes.<br />
Sinds november hebben we twee vaccinatiemedewerkers<br />
opgeleid.<br />
© Katja Remane<br />
Wat heeft u kunnen bijdragen?<br />
Dr. Samaké: “Ik heb het gedrag van de mensen kunnen bijsturen.<br />
Voordien waren ze het niet gewoon om te betalen voor hun gezondheid.<br />
Vandaag kan het centrum op eigen benen staan. We kregen<br />
steun van het gemeentebestuur en van een vrouwenvereniging. De<br />
rest van de kosten wordt gedekt door onder meer de consultaties.”<br />
Ik ga vaak naar de scholen om de leerlingen te sensibiliseren over<br />
aids, seksueel overdraagbare ziektes, geboorteplanning en hygiëne.<br />
Tijdens het regenseizoen organiseerde ik informatiesessies over<br />
malaria. We gaven aan kinderen van een jaar muskietennetten.”<br />
59
Case 6<br />
Zoeken naar een nieuwe dynamiek<br />
Gezondheidszorg in Uganda<br />
Uganda<br />
De Ugandese gezondheidssector kent zowel goed als slecht nieuws.<br />
Het goede nieuws: elke Ugandees kan gemiddeld elk jaar één keer<br />
naar een overheidsziekenhuis gaan. De behandeling is in principe<br />
gratis en deze ziekenhuizen worden druk bezocht.<br />
Kampala<br />
Het gezondheidsverhaal in Uganda was een absoluut succes tussen<br />
1999 en 2004. De sterke verbetering van de gezondheidsparameters<br />
(bezoek aan klinieken, immunisatie van kinderen, aantal<br />
bevallingen in ziekenhuizen, terugdringen van aids), is sinds 2005<br />
helaas stilgevallen. Dat is het slechte nieuws.<br />
Luc Geysels van het Belgisch ontwikkelingsagentschap BTC probeert<br />
deze evolutie te duiden. “Het Ugandese gezondheidsbudget is<br />
sinds 2005 verdubbeld, maar de overheid besteedt een groot deel<br />
van dat sterk gegroeide budget aan administratieve structuren.<br />
Dat geld komt dus niet in de ziekenhuizen terecht. De ziekenhuizen<br />
zagen de laatste vijf jaar hun budgetten niet meer stijgen, terwijl ze<br />
af te rekenen hebben met een groeiende vraag. Er is immers een<br />
bevolkingsgroei van 3% per jaar.”<br />
Een betrokken donorgemeenschap<br />
België geeft budgetsteun aan het Ugandese ministerie van Gezondheid.<br />
Dit is een financiële ondersteuning, waarmee het ministerie<br />
van Gezondheid zelf aan de slag kan om zijn gezondheidsplan<br />
te realiseren. België volgt de vorderingen samen met andere<br />
donoren nauwlettend op. Naast die meer algemene steun aan het<br />
gezondheidsplan wil de Belgische ontwikkelingssamenwerking nadrukkelijker<br />
het aspect leiderschap en management (‘capaciteitsversterking’)<br />
in dat ministerie ondersteunen. België zette met het<br />
ministerie van Gezondheid hier rond een specifiek project op. De<br />
combinatie van budgetsteun en projecten binnen dezelfde sector is<br />
in het jargon een ‘portfolio-aanpak’: verschillende instrumenten<br />
tegelijkertijd inzetten om aan de doelstellingen te werken.<br />
De donorgemeenschap in Uganda is sterk georganiseerd om met<br />
één stem te spreken. Ze probeert via gezamenlijke financiering en<br />
gecoördineerd overleg over de te behalen resultaten de dynamiek in<br />
het ministerie van Gezondheid opnieuw op gang te trekken.<br />
© Wereldbank / Curt Carnemark<br />
Als gevolg van dit overleg heeft sinds een jaar de president een<br />
klein maar sterk team op pad gestuurd. Ze onderzoeken gevallen<br />
van misbruik in de gezondheidszorg. Een 80-tal gevallen werden al<br />
voor het gerecht gebracht. Het team nam illegale geneesmiddelen<br />
in beslag en pakte het absenteïsme aan.<br />
Het gezondheidspersoneel kampt met demotivatie en er is weinig<br />
supervisie, wat zich uit in een absenteïsme van 40%. Missieziekenhuizen<br />
leveren zowat 40% van de gezondheidszorgen in Uganda.<br />
Ze ontvangen subsidies van de overheid, maar ook deze subsidies<br />
staan onder sterke druk.<br />
60 <strong>DGD</strong> <strong>Jaarverslag</strong> <strong>2010</strong>
62 <strong>DGD</strong> <strong>Jaarverslag</strong> <strong>2010</strong><br />
© <strong>DGD</strong> / Thomas Hiergens
Millenniumdoel 7<br />
In 2015 leven meer mensen in een duurzaam leefmilieu<br />
- De principes die gelden voor duurzame ontwikkeling opnemen in nationale milieubeleidsprogramma’s; het keren van het<br />
verlies van natuurlijke hulpbronnen.<br />
- Het aantal mensen dat geen duurzame toegang heeft tot veilig drinkwater met de helft terugdringen.<br />
- Tegen 2020 de leefomstandigheden van ten minste 100 miljoen krottenwijkbewoners aanzienlijk verbeteren.<br />
Mondiale stand van zaken<br />
Feiten<br />
- Sinds 1990 hebben zo’n 1,7 miljard mensen toegang gekregen<br />
tot proper drinkwater. Toch hebben nog steeds 884 miljoen mensen<br />
geen toegang tot proper drinkwater en hebben 2,6 miljard<br />
mensen geen toegang tot basissanitair zoals toiletten of latrines.<br />
- De doelstelling voor <strong>2010</strong> voor het behoud van de biodiversiteit<br />
werd alvast niet gehaald. Op basis van de huidige trends zullen<br />
in de loop van deze eeuw nog veel diersoorten uitsterven.<br />
- De verbeteringen in de sloppenwijken zijn onvoldoende om gelijke<br />
tred te houden met het stijgende aantal armen in de steden.<br />
Het absolute aantal mensen in sloppenwijken blijft stijgen: vandaag<br />
leven er zo’n 828 miljoen mensen, hoewel het aandeel van<br />
de stedelijke bevolking dat in sloppenwijken leeft, daalt.<br />
Water<br />
Als de huidige trends zich doorzetten, zal de wereld de drinkwaterdoelstelling<br />
tegen 2015 halen of zelfs overschrijden. Tegen dan<br />
zal naar schatting 86% van de bevolking in ontwikkelingslanden<br />
toegang hebben tot betere drinkwaterbronnen, tegenover 71% in<br />
1990. Vier regio’s – Noord-Afrika, Latijns-Amerika en de Caraïben,<br />
Oost-Azië en Zuidoost-Azië – hebben de doelstelling al bereikt. Ook<br />
al werd er vooral vooruitgang geboekt in landelijke gebieden, toch<br />
blijven vooral deze streken nog het verst achterop. Acht op de 10<br />
mensen die geen toegang hebben tot proper drinkwater leven in<br />
landelijke gebieden.<br />
Sanitair<br />
Tegen het huidige tempo van de vooruitgang zal de wereld de doelstelling<br />
van het halveren van het aantal mensen zonder toegang tot<br />
basissanitair, zoals toiletten of latrines, niet halen. In 2008 had naar<br />
schatting 2,6 miljard mensen over de wereld geen toegang tot een<br />
verbeterd sanitair. Als deze trend zich doorzet, zal dit aantal tegen<br />
2015 stijgen tot 2,7 miljard. Er bestaan ook enorme ongelijkheden<br />
tussen de verschillende regio’s, waarbij vooral Sub-Sahara Afrika<br />
en Zuid-Azië achterop blijven. En ook de kloof tussen landelijke en<br />
stedelijke gebieden blijft ontzettend groot.<br />
Biodiversiteit<br />
De wereld heeft de doelstelling van <strong>2010</strong>, om de daling in de biodiversiteit<br />
een halt toe te roepen, gemist. Momenteel zijn bijna 17.000<br />
soorten planten en dieren met uitsterven bedreigd, en het aantal<br />
soorten dat met uitsterven wordt bedreigd, groeit nog elke dag. Ondanks<br />
de gestegen investeringen worden de belangrijkste oorzaken<br />
van het verlies van biodiversiteit – de hoge consumptiecijfers, het<br />
verlies van hun habitat, invasieve soorten, vervuiling en klimaatverandering<br />
– niet voldoende aangepakt.<br />
Ontbossing<br />
Het tempo van de ontbossing vertraagt, maar blijft het snelst in<br />
enkele van de biologisch meest diverse regio’s ter wereld. Boomplantprogramma’s,<br />
in combinatie met de natuurlijke uitbreiding van<br />
bossen in bepaalde streken, zorgen ervoor dat er jaarlijks meer dan<br />
7 miljoen hectare nieuw bos wordt toegevoegd. Als gevolg daarvan<br />
is het nettoverlies aan bosgebied over de jaren 2000-<strong>2010</strong> beperkt<br />
tot 5,2 miljoen hectare per jaar, een daling ten opzichte van de<br />
8,3 miljoen hectare per jaar in 1990-2000. Zuid-Amerika en Afrika<br />
blijven de grootste nettoverliezen aan bosgebied lijden.<br />
Sloppenwijken<br />
In de doelstelling voor het verbeteren van de leefomstandigheden<br />
van ten minste 100 miljoen bewoners van sloppenwijken, werd al<br />
het dubbele bereikt. In de laatste tien jaar hebben meer dan 200<br />
miljoen bewoners van sloppenwijken toegang gekregen tot schoner<br />
water, sanitair of duurzame en minder opeengepakte woningen,<br />
waardoor hun vooruitzichten op het ontsnappen aan armoede,<br />
ziektes en analfabetisme aanzienlijk zijn verbeterd. Hoewel het<br />
aandeel van de stedelijke bevolking dat in sloppenwijken leeft, de<br />
voorbije tien jaar is gedaald van 39% naar 33%, is het absolute<br />
aantal sloppenbewoners in de ontwikkelingswereld toegenomen<br />
en zal het ook in de nabije toekomst nog blijven toenemen – hun<br />
aantal wordt nu op zo’n 828 miljoen geschat, in vergelijking met<br />
657 miljoen in 1990 en 767 miljoen in 2000.<br />
63
De Belgische inbreng<br />
Wereldwijde zorg voor het milieu<br />
Duurzame ontwikkeling is een essentieel onderdeel van de Belgische ontwikkelingssamenwerking. De<br />
zorg voor het milieu wordt – als transversaal thema – zoveel mogelijk opgenomen in de projecten.<br />
Sinds 2008 staat ook de strijd tegen klimaatverandering op de voorgrond. Voor België is de synergie<br />
met andere leefmilieuproblemen, zoals het verlies van biodiversiteit wereldwijd en woestijnvorming,<br />
essentieel. Waterverontreiniging en afvalbeheer zijn zorgen die minder onder de aandacht komen, maar<br />
ze zijn even belangrijk in het streven naar duurzame ontwikkeling.<br />
De klimaatonderhandelingen in Cancún en de onderhandelingen over de biodiversiteit in Nagoya waren<br />
cruciale momenten op de mondiale leefmilieuagenda in <strong>2010</strong>. Geïndustrialiseerde landen moesten<br />
verslag brengen over hoe ze de financiële beloftes, gemaakt in Kopenhagen, zouden waarmaken. Ook<br />
België deed inspanningen om tegemoet te komen aan de afspraak dat de geïndustrialiseerde landen<br />
samen 30 miljard dollar zouden bijdragen voor de periode <strong>2010</strong>-2012. Deze ‘snelstartfinanciering’<br />
moet ontwikkelingslanden enerzijds helpen om dringende maatregelen te nemen die de uitstoot van<br />
broeikasgassen verminderen (mitigatie of matiging), en anderzijds hun aanpassing aan de klimaatverandering<br />
bevorderen (aanpassing). Capaciteitsopbouw en technologieoverdracht zijn eveneens aandachtspunten<br />
in de snelstartfinanciering.<br />
Multilaterale bijdragen<br />
De Belgische financiële bijdragen voor dit Millenniumdoel gaan hoofdzakelijk via multilaterale instellingen<br />
zoals de Global Environmental Facility en het VN-Milieuprogramma.<br />
De Global Environmental Facility (GEF) is het financieel mechanisme voor de drie belangrijkste<br />
milieuconventies voor ontwikkelingssamenwerking: het klimaatverdrag, het biodiversiteitsverdrag en<br />
het verdrag ter bestrijding van woestijnvorming. In <strong>2010</strong> werden de onderhandelingen over de middelen<br />
afgerond. De jaarlijkse bijdrage van België steeg in <strong>2010</strong> aanzienlijk: van 11,5 naar 17 miljoen<br />
euro. Nieuwe internationale afspraken om de inspanningen voor een duurzaam leefmilieu te verhogen,<br />
verantwoorden een stijging van de GEF-middelen.<br />
In het kader van de klimaatfinanciering verhoogde België zijn bijdrage aan de GEF - bovenop de gemaakte<br />
afspraken - met 10 miljoen euro voor investeringen in duurzaam bosbeheer. Ook onze bijdrage<br />
van 10 miljoen euro aan het klimaatfonds voor de aanpassing aan de klimaatverandering van de minst<br />
ontwikkelde landen (Least Developed Countries Fund) past in dit engagement. Aan BIO, de Belgische<br />
Investeringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden, werd 20 miljoen euro ter beschikking gesteld om<br />
te investeren in haar programma voor hernieuwbare energie.<br />
Het VN-Milieuprogramma (UNEP) kon in <strong>2010</strong> rekenen op een vrijwillige bijdrage aan de algemene<br />
middelen van meer dan 3 miljoen euro. België kiest er voor om de instellingen en programma’s van de<br />
Verenigde Naties te ondersteunen via bijdragen aan de algemene budgetten (core funding) om zo de<br />
slagkracht en efficiëntie van deze organisaties te bevorderen.<br />
In dit verband dient het belangrijke ‘Poverty and Environment Initiative’ (PEI) te worden vermeld, een<br />
gezamenlijk initiatief van UNEP en UNDP. PEI tracht het thema leefmilieu te integreren in de armoedebestrijdingprogramma’s<br />
van vier ‘ONE UN’-pilootlanden, tevens Belgische partnerlanden: Mozambique,<br />
Rwanda, Tanzania en Vietnam. Met de opgedane ervaringen kon de beleidsdialoog tussen UN Country<br />
Teams en de ontwikkelingslanden worden gevoed. PEI beïnvloedde ook de leefmilieurichtlijnen voor het<br />
United Nations Development Aid Framework (UNDAF).<br />
64 <strong>DGD</strong> <strong>Jaarverslag</strong> <strong>2010</strong>
Via het internationaal landbouwonderzoek van het Consultative Group for International Agricultural<br />
Research (CGIAR) steunt België het behoud van de biodiversiteit, de klimaataanpassing en de strijd<br />
tegen woestijnvorming. Concrete voorbeelden zijn de bananengenenbank aan de KULeuven (Bioversity’s<br />
International Transit Centre) die een jaarlijkse steun van ongeveer 600.000 euro ontvangt. Dit<br />
wereldwijd erkende centrum draagt met zijn onderzoek bij aan het behoud en verbetering van de<br />
variëteit van de banaan. Erg belangrijk, want de banaan is basisvoedsel voor meer dan 400 miljoen<br />
mensen in het Zuiden.<br />
Het International Center for Agricultural Research in the Dry Areas (ICARDA in Syrië) en het International<br />
Crops Research Institute for the Semi-Arid Tropics (ICRISAT in India) zijn twee centra van CGIAR die<br />
landbouwkundig onderzoek verrichten in het domein van verwoestijning.<br />
Bilaterale inspanningen<br />
In de bilaterale samenwerking zien we meer en meer aandacht voor de klimaatverandering in onze<br />
partnerlanden. Zo is er in het samenwerkingsprogramma met Marokko expliciete aandacht voor duurzaam<br />
milieubeheer en klimaatverandering. België sluit zich aan bij het ‘Groene plan van Marokko’ en<br />
ondersteunt er de landbouw- en watersector, die onder grote druk staan door klimaatverandering en<br />
woestijnvorming. Dit illustreert de Belgische strategie om in de komende jaren in te zetten op de strijd<br />
tegen klimaatverandering en de zorg om het leefmilieu via de bilaterale en gedelegeerde samenwerking.<br />
Een interne vormingscyclus rond leefmilieu en klimaat - opgestart in <strong>2010</strong> - moet de uitwerking<br />
van deze strategie bevorderen.<br />
De waarde van de extractie van de natuurlijke hulpbronnen zal<br />
enorm zijn, en het verhaal van de ontwikkelingssamenwerking<br />
volkomen bijkomstig, als het geld goed wordt besteed.<br />
Dit is de grootste kans die Afrika ooit heeft gehad.<br />
Oxford-professor Paul Collier kondigt de lancering aan van het<br />
Natural Resources Charter, een reeks beginselen om overheden<br />
te gidsen bij het beheer van hun natuurlijke rijkdommen.<br />
Europese Ontwikkelingsdagen, 6-7 december <strong>2010</strong><br />
Onze inspanningen om het verlies aan biodiversiteit wereldwijd te stoppen, worden onder meer vertaald<br />
in steun aan het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN). Het KBIN is nationaal<br />
focal point van België voor de uitvoering van het VN-biodiversiteitsverdrag. De wetenschappelijke<br />
expertise van het KBIN wordt onder meer ingezet voor capaciteitsopbouw betreffende bescherming van<br />
de biodiversiteit in het Zuiden.<br />
De Belgische ontwikkelingssamenwerking steunde in het Jaar van de Biodiversiteit een wetenschappelijke<br />
expeditie op de Congostroom, ondernomen door een consortium van Belgische en Congolese<br />
wetenschappelijke instellingen. Aansluitend bij dit initiatief wordt er aan de Universiteit van Kisangani<br />
een onderzoekscentrum voor biodiversiteit opgericht.<br />
De Prijs Belgische Ontwikkelingssamenwerking stond in <strong>2010</strong> in het teken van biodiversiteit en wil zo<br />
jonge onderzoekers aanmoedigen bij hun inzet voor ontwikkelingsrelevant onderzoek.<br />
65
Case 1<br />
Gemeenschappelijk bosbeheer<br />
stimuleren<br />
Bolivia<br />
België verleende zijn steun aan het initiatief van het Boliviaanse<br />
viceministerie voor Coca en Integrale Ontwikkeling. In <strong>2010</strong> werd<br />
een eerste fase van het project voor de integrale en duurzame<br />
exploitatie van de bosrijkdommen afgesloten.<br />
Gedurende de eerste drie interventiejaren stelde men een goede<br />
vooruitgang vast, zowel bij de maatschappelijke organisaties, waaronder<br />
de inheemse bevolkingsgroepen de Yuqui en de Yuracaré, als<br />
bij de plaatselijke instellingen. Deze laatste zijn het intergemeentelijk<br />
samenwerkingsverband van de Trópico de Cochabamba en vijf<br />
gemeenten die er het grondgebied van vormen.<br />
Het kernprobleem was de versnelde achteruitgang van het bosareaal<br />
door willekeurige houtkap. Het project slaagde erin deze<br />
vorm van bosexploitatie om te buigen naar een goed beheer en<br />
commercieel gebruik van het bosareaal. Deze belangrijke verandering<br />
kwam ten goede aan 479 leefgemeenschappen die in het bos<br />
wonen en dat bos voor diverse doeleinden gebruiken.<br />
Het project had ook aandacht voor de organisatorische en maatschappelijke<br />
structuur en kon steunen op een goede samenwerking<br />
tussen de gemeenten. Die hadden samen 6,2 miljoen planten ter<br />
beschikking gesteld, goed voor de aanleg van meer dan 5.000 ha<br />
bos- en landbouwgebied.<br />
Sucre<br />
Bron van duurzame inkomsten<br />
Gerardo Rodríguez, nationaal projectdirecteur, licht enkele succesfactoren<br />
toe. “We stelden de visie van ‘het gemeenschappelijk<br />
bosbeheer’ voor, waarbij de gemeenschap betrokken wordt bij het<br />
beheer van de eigen bosrijkdommen. Het doel is dat deze rijkdommen<br />
niet alleen een bron van inkomsten voor de gezinnen zijn, maar<br />
dat die gezinnen er ook op toezien dat de bossen niet worden leeggeplunderd.”<br />
Hermenegildo Rojas, landbouwer van het Syndicaat Nuevo Horizonte<br />
– gemeente Entre Ríos: “Ik heb nu tanimbuca, amandelboom,<br />
en nog wat andere variëteiten op een oppervlakte van twee hectare.<br />
Technici toonden ons hoe we moeten planten, gaven ons de<br />
afstanden op, hoe we moeten snoeien... Ik weet dat we wat geduld<br />
moeten hebben om echt commercieel resultaat te zien.”<br />
Een onmiddellijk resultaat voor enkele landbouwers die hun bosaanplantingen<br />
officieel hadden geregistreerd, is dat ze die aanplantingen<br />
konden gebruiken voor leningen waarmee ze dan andere<br />
behoeften konden dekken.<br />
Door dit initiatief kan deze bevolking haar rijkdommen (al dan niet in<br />
de vorm van hout) benutten. Er is nu een beter evenwicht tussen<br />
de prijs van het hout als grondstof en van het afgewerkte product<br />
wanneer dat de zagerij verlaat.<br />
© BTC<br />
Ook al is het project slechts drie jaar bezig, toch kon de basis worden<br />
gelegd voor de gewenste bosontwikkeling. Het project heeft niet alleen<br />
een toekomstperspectief geboden voor de lokale economie,<br />
maar is ook de garantie voor de duurzaamheid van het milieu. De<br />
consolidatiefase van het project moet deze doelstelling bevestigen.<br />
66 <strong>DGD</strong> <strong>Jaarverslag</strong> <strong>2010</strong>
Case 2<br />
Water en sanitatie in afgelegen<br />
gebieden<br />
Bolivia<br />
Bolivia kent een zeer lage bevolkingsdichtheid (8,78 inwoners per<br />
km²). De uitgestrektheid van het land en de gure omstandigheden<br />
op de ‘altiplano’ (hoogland op 4.000 meter) maken het leven er niet<br />
eenvoudig. Ondanks de plattelandsvlucht naar grootsteden zoals<br />
El Alto, Santa Cruz de la Sierra, La Paz of Cochabamba, blijft de<br />
landelijke bevolking er nog licht aangroeien. In 2015 verwacht men<br />
dat er nog steeds 3,6 miljoen mensen - 1/3de van de totale bevolking<br />
- op het platteland zullen leven, de overgrote meerderheid in<br />
gemeenschappen met minder dan 500 inwoners.<br />
Toegang tot water en sanitatie is voor hen een bijzonder grote uitdaging.<br />
Ze leven vaak in afgelegen gebieden. De micro-interventies<br />
in deze kleine gemeenschappen brengen niet altijd zoveel op. Het<br />
is dan ook makkelijker om te investeren in de stedelijke gebieden.<br />
Voor de kleinste landelijke gemeenschappen blijven investeringen<br />
nog te vaak afwezig.<br />
© Unicef<br />
UNICEF is een van de weinige actoren die de toegang tot water en<br />
sanitatie wil verbeteren voor de gemeenschappen met minder dan<br />
500 inwoners. Het 7de Millenniumdoel is hier prioriteit: de halvering<br />
van de bevolking zonder toegang tot water en sanitatie. Die toegang<br />
wordt sinds kort door de Verenigde Naties gezien als een mensenrecht,<br />
een beslissing waar ook Bolivia sterk op heeft aangestuurd.<br />
Sucre<br />
Voor Koenraad Vancraeynest, vrijwilliger van de Verenigde Naties<br />
bij UNICEF in Bolivia, is het een leerrijke ervaring om de UNICEFinterventies<br />
mee vorm te geven. “De interventies beperken zich<br />
niet tot de technische aspecten van boorputten, pompsystemen of<br />
toiletten. Voor een daadwerkelijke impact op de gezondheid van<br />
kinderen en families zijn infrastructuurwerken onvoldoende. Een<br />
integrale aanpak, met aandacht voor gemeenschapsontwikkeling<br />
en het belang van hygiëne, is essentieel om de prevalentie van diarree<br />
en kindersterfte - die in Bolivia tot de hoogste van de regio<br />
behoren - te doen dalen. Regelmatig de handen wassen met zeep<br />
doet de mortaliteit door diarree al dalen met 44%. Het toepassen<br />
van waterzuivering resulteert in een vermindering van 36%, en het<br />
correct gebruikt van sanitatievoorzieningen tot 32%.”<br />
Voor UNICEF is het cruciaal dat de landelijke gemeenschappen de<br />
capaciteit opbouwen om in de toekomst de interventies in water<br />
en sanitatie te kunnen verzekeren. Vandaar dat het grootste deel<br />
van de projectcyclus de verantwoordelijkheid is van de gemeente,<br />
met technische en financiële steun van UNICEF. Koenraad Vancraeynest:<br />
“Voor elke boliviano die UNICEF investeert in de gemeenschap,<br />
legt de gemeente er een bij. Voor gemeenten met een zeer<br />
beperkt budget, en met het oog op duurzaamheid, is dit een zeer<br />
hoopvolle evolutie.”<br />
67
Case 3<br />
Een doordacht afvalbeheer in<br />
Sikasso<br />
Mali<br />
Om het afvalbeheer in de zuidelijke stad Sikasso te verbeteren, investeerde<br />
België meer dan 2 miljoen euro in de bouw van een moderne<br />
stortplaats, de eerste in Mali. Op papier zou nu het stadsbestuur,<br />
volgens de principes van decentralisatie, verantwoordelijk<br />
zijn voor de verdere afvalsanering, niet tegenstaande ze nog niet<br />
beschikt over de financiële middelen noch over de nodige kennis.<br />
Om het lokale beleid in Sissako te versterken, stelde ons land<br />
toch een internationale afvalexpert ter beschikking, met name<br />
Nadine Dulac.<br />
Dulac geeft aan dat een duurzaam leefmilieu ook het gecontroleerde<br />
beheer van het afval inhoudt, wat een gedragsverandering<br />
veronderstelt. “Onze tussenkomst is gebaseerd op het principe van<br />
de ‘vier R-en’: reduceren, revaloriseren, recycleren en recupereren.<br />
Ik heb een adviserende functie ten aanzien van de gedecentraliseerde<br />
staatsdienst verantwoordelijk voor de sanering en van het<br />
stadsbestuur.”<br />
Als voorbeeld geeft ze het afvaltransport naar de stortplaats en<br />
contracten met privé-afvalophalers. Momenteel onderzoekt ze in<br />
Bamako<br />
een wijk de mogelijkheid om de ophaling te optimaliseren door het<br />
gebruik van karretjes (minder vervuilend dan vrachtwagens). Ze<br />
gaat zowel op het terrein als op het internet om bepaalde gegevens<br />
te verzamelen, zoals de lengte van de te vegen straten of de<br />
densiteit van de wijken.<br />
De eerste resultaten zijn er. Volgens de expert is Sikasso veel netter<br />
dan de hoofdstad Bamako. De twee markten van Sissako worden<br />
dagelijks geruimd en de vuilnismanden geleegd. Het stadsbestuur<br />
werkte ook een erg succesvol idee uit: 20 “hygiënewachters” zorgen<br />
ervoor dat de mensen hun afval effectief in de manden gooien<br />
en dat de gezinnen gesensibiliseerd worden.<br />
© Thomas Hiergens<br />
68 <strong>DGD</strong> <strong>Jaarverslag</strong> <strong>2010</strong>
Case 4<br />
Beter leven in de sloppenwijken van<br />
Kampala<br />
Uganda<br />
Kampala is de hoofdstad van Uganda. Overdag is het een mierenhoop<br />
van bijna drie miljoen mensen. ‘s Nachts slapen er ongeveer<br />
1,2 miljoen mensen en dat aantal stijgt elk jaar met 4%. Zowat 60%<br />
van de inwoners woont in sloppenwijken. Huizen zijn erg klein en<br />
in slechte staat, proper water en sanitair amper aanwezig. Tijdens<br />
regenbuien veranderen wegen in een modderpoel en huizen overstromen<br />
doordat afval de afwateringskanalen blokkeert.<br />
De snelle stadsgroei bezorgt het stadsbestuur kopbrekens. Ze<br />
hebben onvoldoende capaciteiten om de nodige infrastructuur te<br />
plannen en uit te voeren. België heeft daarom in drie wijken van<br />
deze miljoenenstad sinds 2006 een project lopen dat voorziet in<br />
betere wegen, beter sanitair en betere toegang tot drinkwater. Het<br />
project loopt tot 2011. België besteedt hier 4 miljoen euro over de<br />
gehele periode.<br />
Kampala<br />
Harriet Mbabazi haalt elke dag water aan een waterpunt in<br />
Kisenyi. “Dit is een grote vooruitgang voor mij. Ik haal hier elke dag<br />
water, en ik spaar er geld mee uit. Ik hoef ook niet meer zo ver en<br />
langs kronkelende paadjes te sjouwen met m’n zware jerrycans. In<br />
het weekend zeul ik zelfs met 4 jerrycans, omdat ik dan poets en<br />
kleren was.”<br />
De betere wegen en rioleringen die het Belgisch ontwikkelingsagentschap<br />
er liet aanleggen, zijn een motor voor vooruitgang:<br />
eigenaars van woningen kunnen er nu betere huizen bouwen. Er zijn<br />
ook 35 publieke toiletgroepen gebouwd, die door lokale afgevaardigden<br />
beheerd worden. Gebruikers betalen een kleine vergoeding.<br />
Publieke waterdistributiepunten verbeteren de toegang tot zuiver,<br />
drinkbaar water. Tot nog toe zijn er al een dertigtal opgezet. Het<br />
succes ervan is zo groot dat er plannen zijn om nog meer waterpunten<br />
bij te bouwen. Aan zulk een waterpunt vult men de jerrycans.<br />
Mensen betalen het water met een pre-paid chip, ingebouwd in<br />
een sleutel. De prijs is laag. Voor een jerrycan van 20 liter betaal je<br />
minder dan de helft van de prijs in het commerciële circuit.<br />
© One for Ten<br />
69
Case 5<br />
Intenser wetenschappelijke<br />
samenwerking<br />
DR Congo<br />
Kinshasa<br />
De Belgisch-Congolese samenwerking investeert sinds jaren in<br />
de ontwikkeling van de landbouwsector en het behoud van de<br />
waardevolle woudecosystemen in en rond Kisangani. Deze activiteiten<br />
worden vooral gerealiseerd via het Belgisch Fonds voor de<br />
Voedselzekerheid, de multilaterale en de indirecte ontwikkelingssamenwerking.<br />
Recent raakte de samenwerking in deze domeinen<br />
in een stroomversnelling.<br />
Het nieuwe samenwerkingsprogramma <strong>2010</strong>-13 tussen België en<br />
DR Congo weerhoudt landbouw en rurale ontsluiting als twee van<br />
de drie prioritaire sectoren. Daarenboven is het district Tshopo<br />
(Kisangani en omstreken) uitgekozen als 1 van de 4 interventiegebieden<br />
voor activiteiten inzake landbouw en rurale ontsluiting.<br />
Bij de ontwikkeling en uitvoering van de landbouwprogramma’s,<br />
waarvoor omstandige budgetten zijn vrijgemaakt, krijgt het landbouwkundig<br />
onderzoek een cruciale rol. Het Belgisch ontwikkelingsagentschap<br />
BTC voert de programma’s uit.<br />
© <strong>DGD</strong> / Thomas Hiergens<br />
In het kader van de 50 ste verjaardag van de onafhankelijkheid van<br />
DR Congo is een internationale wetenschappelijke expeditie gerealiseerd<br />
om de biodiversiteit rond de Congostroom in kaart te brengen.<br />
Een schat aan nieuwe gegevens was het resultaat en nieuwe<br />
diersoorten werden ontdekt. Dit initiatief heeft ook geleid tot de<br />
oprichting van het Centre de la Surveillance de la Biodiversité op de<br />
Universiteit van Kisangani (UNIKIS). Deze activiteiten, waaraan ook<br />
de nationale plantentuin van België (Meise) zijn medewerking verleende,<br />
worden gecofinancierd door de Belgische ontwikkelingssamenwerking,<br />
Wetenschapsbeleid en de Nationale Loterij.<br />
Structurele samenwerking groeit<br />
De Congolees-Belgische wetenschappelijke samenwerking werd<br />
de laatste jaren alsmaar intenser. De faculteiten wetenschappen<br />
en landbouw van UNIKIS konden steeds rekenen op samenwerking<br />
met de Belgische universiteiten. Recent besliste de Vlaamse Interuniversitaire<br />
Raad om structureel een schaalvergroting van zijn samenwerking<br />
te realiseren via een langlopend institutioneel samenwerkingprogramma<br />
onder de hoofding “landbouw/biodiversiteit”.<br />
Ook het federale wetenschapsbeleid besloot onlangs om twee<br />
wetenschappelijke projecten te financieren in het Man and<br />
Biosphere Reserve in Yangambi, op 100 kilometer ten westen van<br />
Kisangani. Hoofddoel van de projecten is het onderbouwen van<br />
de verbanden tussen klimaat en biodiversiteit. Het reservaat blijkt<br />
voor dit soort onderzoek zeer geschikt. En het World Wildlife Fund<br />
(WWF) voert, met financiering van de Belgische ontwikkelingssamenwerking,<br />
een regionaal project uit in drie UNESCO Man and<br />
Biosphere Reserves, waaronder het reservaat in Yangambi.<br />
Daarnaast worden de Belgische universiteiten en de federale wetenschappelijke<br />
instellingen actief gemobiliseerd in het kader van<br />
activiteiten die de Europese Commissie financiert, zowel op UNIKIS<br />
en als in het herbarium van INERA Yangambi.<br />
Het is uiteraard belangrijk deze veelheid aan activiteiten institutioneel<br />
én operationeel te coördineren. De rector van UNIKIS heeft<br />
hierbij het voortouw genomen voor de coördinatie op zijn instelling.<br />
Ook de lokale attaché internationale samenwerking in Kisangani<br />
vervult hierbij een voorname rol. Ten slotte organiseert de Belgische<br />
ontwikkelingssamenwerking ook overleg met alle betrokken<br />
partners in Brussel.<br />
70 <strong>DGD</strong> <strong>Jaarverslag</strong> <strong>2010</strong>
Kennis en ontwikkelingsbeleid hand in hand<br />
KLIMOS - onderzoeksplatform voor Klimaat en Ontwikkelingssamenwerking<br />
Het onderzoeksplatform KLIMOS ondersteunt de Belgische ontwikkelingssamenwerking bij het uittekenen<br />
van een klimaatvriendelijk beleid. Het platform voert beleidsondersteunend onderzoek rond<br />
energie, bossen, voedselzekerheid en de evaluatie van duurzaamheid.<br />
In <strong>2010</strong> werden beleidsadviezen gepubliceerd over de mogelijkheden van REDD (Reducing Emissions<br />
from Deforestation and Forest Degradation) in semi-aride en droge gebieden. KLIMOS pleit ervoor om<br />
niet alleen de uitstoot van broeikasgassen te verminderen door het terugdringen van ontbossing, maar<br />
ook de klimaatonderhandelingen over REDD uit te breiden naar REALU (reducing emissions from all<br />
land uses). Dit vereist een nieuwe kijk op het bos en een ecosysteemaanpak waarbij de uitstoot van<br />
broeikasgassen - wat elk landgebruik met zich meebrengt - in rekening wordt gebracht. Zo kunnen<br />
ook kwetsbare gemeenschappen en ontwikkelingslanden in aride en semi-aride gebieden deelnemen<br />
aan initiatieven die de uitstoot van broeikasgassen helpen verminderen.<br />
Nog in <strong>2010</strong> werd een reeks vormingen georganiseerd voor het personeel van <strong>DGD</strong> rond milieu/<br />
klimaatverandering en ontwikkelingssamenwerking. KLIMOS nam een aantal van deze vormingen op<br />
zich en zorgde voor wetenschappelijke onderbouwing. De komende jaren blijft KLIMOS meewerken aan<br />
deze interne capaciteitsopbouw.<br />
Het platform werkte een ‘environmental sustainablility toolkit’ (zie interview) uit. Dit is een hulpmiddel<br />
om de zorg voor het leefmilieu op te nemen in de partnerschapsovereenkomsten, programma’s<br />
en projecten van de Belgische ontwikkelingssamenwerking. In <strong>2010</strong> werd de toolkit vooral gebruiksvriendelijk<br />
en toepasbaar gemaakt. Een demoversie werd getest bij de voorbereiding van een aantal<br />
samenwerkingsprogramma’s en projecten.<br />
71
Innovatieve instrumenten<br />
Interview met Jean Hugé en Tom Waas, onderzoekers van de Vrije Universiteit<br />
Brussel, verantwoordelijk voor de ontwikkeling van de KLIMOS toolkit.<br />
Wat houdt de toolkit precies in en wat wensen jullie<br />
er mee te bereiken?<br />
“De toolkit is een geheel van informatie, methodes en processen<br />
om duurzame ontwikkeling, met focus op milieu, te integreren in<br />
de Belgische ontwikkelingssamenwerking. De kit wordt ontwikkeld<br />
‘op maat’ van <strong>DGD</strong>. Het is de bedoeling dat ook andere actoren<br />
het kunnen gebruiken, zoals het Belgisch ontwikkelingsagentschap<br />
BTC, ngo’s en natuurlijk ook de overheden in het Zuiden.<br />
De toolkit bestaat uit twee luiken: een databank waarin we informatie<br />
beschikbaar stellen, en een ‘screening note’ ter begeleiding van<br />
de milieuduurzaamheidsanalyse van een project of programma. Bij<br />
de keuze van de informatie houden we zowel rekening met de hoeveelheid,<br />
begrijpbaarheid en toegankelijkheid voor niet-milieuspecialisten,<br />
als met de wetenschappelijke kwaliteit ervan.”<br />
Is dit een ‘klimaattest’?<br />
“Neen, en wel om twee redenen. Het bereik is ruimer dan klimaat<br />
en omvat ook andere aspecten van milieuduurzaamheid zoals<br />
biodiversiteit en verwoestijning. Het is wel zo dat klimaat prioritair<br />
aandacht krijgt, op vraag van <strong>DGD</strong>. En twee: de toolkit is een<br />
hulpmiddel om milieuduurzaamheid te integreren. De toolkit kan<br />
wel als evaluatietool worden gebruikt, eerder om bij te sturen dan<br />
om te testen. Daarnaast is de kit ook een leerinstrument inzake<br />
de behandelde milieuthema’s en duurzame ontwikkeling voor alle<br />
betrokkenen.”<br />
Kan de toolkit gebruikt worden voor alle hulpmodaliteiten<br />
van de Belgische ontwikkelingssamenwerking?<br />
“Ja, naargelang de gebruiker werkt met een project, een basisnota,<br />
een Indicatief Samenwerkingsprogramma of met begrotingssteun.<br />
Het gecombineerd gebruik van de screening note en de databank<br />
is op maat van projecten gemaakt. De vragen van de note kun je<br />
invullen met behulp van de geactualiseerde informatie uit de databank.<br />
De databank is zeer handig om een basisnota en een samenwerkingsprogramma<br />
op te stellen, want daarvoor heb je snel<br />
actuele milieu-informatie nodig.”<br />
Wat zijn de plannen met de toolkit?<br />
“We gaan de toolkit stap voor stap verder ontwikkelen en bijsturen.<br />
We zullen ze ook toepassen op concrete gevallen in het Zuiden,<br />
onder meer in de Zuid-Afrikaanse Limpopo-provincie, in samenwerking<br />
met lokale overheden en een lokale universiteit.”<br />
Jean Hugé en Tom Waas<br />
72 <strong>DGD</strong> <strong>Jaarverslag</strong> <strong>2010</strong>
Europese Unie slaagt in Nagoya<br />
Een historisch moment voor onze biodiversiteit<br />
Nagoya (Japan), 30 november, 3 uur ‘s ochtends. De deelnemers aan de 10e Conferentie van de partijen<br />
bij het Verdrag inzake biologische diversiteit laten hun vreugde de vrije loop. Na lang onderhandelen<br />
zijn de drie sleuteldossiers eindelijk goedgekeurd: het Protocol van Nagoya, het strategisch plan<br />
2011-20 voor biodiversiteit en de strategie voor het aantrekken van middelen.<br />
Genetische bronnen<br />
De landen met een rijke biodiversiteit, hoofdzakelijk uit het Zuiden, hebben het Protocol van Nagoya<br />
(ook wel het ABS-Protocol genoemd) erdoor gedrukt. De overeenkomst biedt een bindend juridisch<br />
kader voor de toegang tot genetische bronnen. Voorts voorziet ze in een billijke verdeling van de<br />
baten die voortvloeien uit het commerciële gebruik van deze bronnen. In de praktijk moet elk bedrijf (in<br />
de farmaceutische sector, de levensmiddelenindustrie, bosbouw, tuinbouw…) dat handel wil drijven<br />
met genetische hulpbronnen, hiervoor de toestemming krijgen van het land waaruit ze afkomstig zijn.<br />
Het bedrijf moet dit land vergoeden in de vorm van gemeenschappelijke octrooien, sommen geld, de<br />
overdracht van technologie of capaciteitsversterking.<br />
Nieuwe middelen<br />
Het Zuiden heeft ook waarborgen verkregen voor het aantrekken van nieuwe financiële middelen<br />
voor het behoud van zijn biodiversiteit. Er was even hoop op een vaste verbintenis door de geïndustrialiseerde<br />
landen - zo had Brazilië een som van 200 miljard dollar over tien jaar voorgesteld. Maar er<br />
werd overeengekomen om tijdens de volgende twee jaar de financieringsmechanismen uit te stippelen<br />
en de omvang te bepalen.<br />
© Thomas Hiergens<br />
Tijdens de onderhandelingen drong het Zuiden aan op een verhoging van de officiële ontwikkelingssamenwerking<br />
voor biodiversiteit. De Europese Unie stelde evenwel voor deze hulp aan te vullen met<br />
innovatieve financieringsmechanismen (groene markten, heffingssystemen, publiek-private partnerschappen…).<br />
Ze stuitte op het wantrouwen van bepaalde landen die vermoeden dat de geïndustrialiseerde<br />
wereld zich via deze mechanismen wil onttrekken aan de verbintenissen die ze is aangegaan.<br />
Het debat wordt over twee jaar voortgezet.<br />
Strategisch plan<br />
De Europese Unie van haar kant keek uit naar een ambitieus en motiverend strategisch plan 2011-20.<br />
Het resultaat is eerder bescheiden. Het plan bevat 20 doelstellingen voor 5 strategische doelen. Bij<br />
enkele doelstellingen ligt de lat minder hoog dan verhoopt. Zo moet tegen 2020 wereldwijd slechts 17%<br />
van de landgebieden zijn beschermd (momenteel is dat 13%). Voor bossen werden geen specifieke<br />
maatregelen getroffen. De bescherming van het mariene milieu werd daarentegen versterkt: er werden<br />
maatregelen genomen om de druk op de visbestanden te verminderen, koraalriffen te beschermen en<br />
10% van de mariene gebieden als beschermd milieu aan te merken.<br />
“Nagoya” is geen “Kopenhagen bis”. België heeft hier op een waardige manier het EU-voorzitterschap<br />
waargenomen. De EU trad eensgezind op en verdedigde op overtuigende wijze haar standpunten.<br />
73
Het Jaar van de Biodiversiteit en aandacht voor DR Congo<br />
De VN riep <strong>2010</strong> uit tot het Internationaal Jaar van de Biodiversiteit. De Belgische ontwikkelingssamenwerking<br />
stond gedurende het hele jaar mee aan de wieg van tal van evenementen die de aandacht<br />
voor de mondiale biodiversiteit aanscherpten.<br />
Federale wetenschappelijke instellingen<br />
De federale wetenschappelijke instellingen ontwierpen speciale projecten om de kennis over biodiversiteit<br />
te verfijnen. In <strong>2010</strong> zagen expedities, tentoonstellingen, evenementen, publicaties en onderzoeksprojecten<br />
het licht. Zo was er het grote Bijenfeest van het Koninklijk Belgisch Instituut voor de<br />
Natuurwetenschappen. Ook de Belgische ontwikkelingssamenwerking besteedde er in haar sensibiliseringsactiviteiten<br />
extra aandacht aan.<br />
Expeditie Biodiversiteit Congo <strong>2010</strong><br />
In april stak de expeditie Biodiversiteit Congo <strong>2010</strong> van wal. 67 wetenschappers trokken per boot over<br />
de Congostroom en zijn zijrivieren om er de biologische rijkdommen van het Evenaarswoud - een van ’s<br />
werelds minst gekende regenwouden - 47 dagen lang te onderzoeken. <strong>DGD</strong> was de belangrijkste subsidieverlener<br />
omdat het project heel wat capaciteitsversterking voor Congolese wetenschappers inhoudt:<br />
wetenschappelijke en materiële ondersteuning, de oprichting van een Biodiversiteitcentrum, de verzameling<br />
van eigen referentiecollecties en de ontsluiting van de Congolese wetenschappelijke wereld.<br />
© <strong>DGD</strong> / Thomas Hiergens<br />
Congo 50 jaar onafhankelijk<br />
Het Jaar van de Biodiversiteit én de 50 ste verjaardag van de Congolese onafhankelijkheid, het bleek niet<br />
enkel een ideaal kader voor een expeditie, maar ook voor tal van socio-culturele activiteiten. De 50 ste<br />
verjaardag bracht met de steun van de Belgische ontwikkelingssamenwerking zowel in Congo als in<br />
België tienduizenden mensen op de been.<br />
74 <strong>DGD</strong> <strong>Jaarverslag</strong> <strong>2010</strong>
76 <strong>DGD</strong> <strong>Jaarverslag</strong> <strong>2010</strong><br />
© Tim Dirven
Millenniumdoel 8<br />
Wereldpartnerschap voor ontwikkeling<br />
- Blijven werken aan een open stelsel van handel en financiën, dat gebonden is aan regels, voorspelbaar is en niet discrimineert.<br />
Gekoppeld aan dit systeem zijn beloftes gemaakt aangaande goed bestuur, streven naar ontwikkeling en de uitbanning<br />
van armoede - op nationaal en internationaal vlak.<br />
- Aandacht besteden aan de bijzondere behoeften van de minst ontwikkelde landen. Met inbegrip van de opheffing van tolmuren<br />
en quota’s voor hun exportgoederen; extra schuldverlichting voor landen met de grootste geldzorgen; het schrappen van<br />
officiële bilaterale schulden; en meer officiële ontwikkelingssteun voor landen die de uitbanning van armoede ernstig nemen.<br />
- Aandacht hebben voor de bijzondere behoeften van ontwikkelingslanden zonder zeehavens en voor de arme, kleine<br />
eilandstaten.<br />
- De schuldenproblematiek van ontwikkelingslanden aanpakken in een bredere context, en wel door maatregelen op nationaal<br />
en internationaal niveau te treffen die het vraagstuk terugdringen tot verantwoordelijke proporties.<br />
- In samenwerking met de ontwikkelingslanden: behoorlijke en productieve werkgelegenheid voor jongeren creëren.<br />
- In samenwerking met farmaceutische bedrijven: in ontwikkelingslanden toegang creëren tot betaalbare basisgeneesmiddelen.<br />
- In samenwerking met het bedrijfsleven: de voordelen van nieuwe technologieën - vooral de informatie- en communicatietechnologie<br />
- op brede schaal verspreiden.<br />
Partnerschap en collectieve verantwoordelijkheid, ondergebracht<br />
in de expliciet beleidsgerichte MDG 8, vormen de hoekstenen van<br />
de Millenniumverklaring van 2000. Internationaal en nationaal beleid<br />
zijn hier onlosmakelijk verweven, reden waarom de mondiale<br />
stand van zaken en de Belgische inbreng in dit hoofdstuk gezamenlijk<br />
worden voorgesteld.<br />
De Millenniumverklaring roept alle landen op om bij te dragen aan<br />
menselijke waardigheid, gelijkheid en billijkheid. Verder noemt de<br />
Verklaring zes waarden die fundamenteel zijn voor internationale<br />
betrekkingen: vrijheid, gelijkheid, solidariteit, tolerantie, respect<br />
voor de natuur en gedeelde verantwoordelijkheid. In het hoofdstuk<br />
over ontwikkeling en armoedebestrijding vermeldt de Millenniumverklaring<br />
het recht op ontwikkeling en de noodzaak een context<br />
te creëren die gunstig is voor die ontwikkeling. Dit tweede aspect<br />
krijgt onder meer zijn vertaling in het begrip beleidscoherentie<br />
voor ontwikkeling, waarin de Europese Unie al een tijdje het<br />
voortouw neemt. De Millenniumverklaring zegt daarnaast ook dat<br />
behoorlijk bestuur zowel in elk land als op internationaal niveau<br />
noodzakelijke voorwaarden zijn om de MDG’s te bereiken.<br />
In MDG 8 zijn uit die brede benadering zes subgebieden geselecteerd:<br />
(1) officiële ontwikkelingshulp (ODA), (2) beleidscoherentie<br />
voor ontwikkeling, (3) innovatieve financiering van ontwikkeling,<br />
(4) goed bestuur en corruptiebestrijding, (5) fragiele staten en<br />
(6) MOPAN. We beschrijven deze subgebieden meer in detail.<br />
77
Mondiale stand van zaken<br />
Feiten<br />
- De officiële ontwikkelingshulp vertegenwoordigt momenteel 0,31% van het gecombineerde nationale<br />
inkomen van de ontwikkelde landen, nog ver verwijderd van de VN-doelstelling van 0,7%.<br />
Slechts vijf donorlanden hebben de doelstelling bereikt of overschreden.<br />
- De schuldenlast voor de ontwikkelingslanden is gedaald en blijft goed onder het historische<br />
hoogtepunt.<br />
- Slechts 1 op 6 mensen in de ontwikkelingswereld heeft toegang tot het internet.<br />
Officiële ontwikkelingshulp (ODA)<br />
Het niveau van de officiële ontwikkelingshulp blijft ondanks de financiële crisis stijgen, maar in Afrika<br />
zijn de tekorten nog veel te groot en blijft de hulp ver onder de verwachtingen. De netto-uitbetalingen<br />
van ODA bedroegen in 2009 bijna 120 miljard dollar, het hoogste cijfer ooit. In werkelijkheid vertegenwoordigt<br />
dit een lichte stijging van 0,7% tegenover 2008, hoewel met de huidige stand van de Amerikaanse<br />
dollar de ODA met meer dan twee procent daalde. Het niveau van de officiële ontwikkelingshulp<br />
in <strong>2010</strong> wordt geschat op zo’n 126 miljard dollar.<br />
In de meeste donorlanden blijft de ontwikkelingshulp echter ver onder de VN-doelstelling van 0,7% van<br />
het bruto nationaal inkomen. Slechts vijf donorlanden hebben de doelstelling bereikt of overschreden:<br />
Denemarken, Luxemburg, Nederland, Noorwegen en Zweden. De ontwikkelingshulp richt zich steeds<br />
meer op de armste landen, waarbij de minst ontwikkelde landen ongeveer een derde van de totale<br />
hulpstromen van de donorlanden ontvangen.<br />
Toegang tot de markten<br />
De ontwikkelingslanden krijgen toegang tot de markten van de ontwikkelde landen. Het aandeel van de<br />
import uit ontwikkelingslanden in ontwikkelde landen – wapens en olie niet meegerekend – bereikte in<br />
2008 bijna 80%, een aanzienlijke stijging tegenover de 54% van tien jaar eerder. De importtarieven van<br />
de ontwikkelde landen op landbouwproducten, textiel en kleren zijn hoog gebleven. De minst ontwikkelde<br />
landen kunnen echter blijven profiteren van de voorkeurstarieven, vooral op landbouwproducten<br />
(1,6%, tegenover 8% voor andere ontwikkelingslanden).<br />
Schuld<br />
De schuldenlast voor de ontwikkelingslanden is gedaald en blijft goed onder het historische hoogtepunt.<br />
Veertig landen komen in aanmerking voor schuldvermindering onder het HIPC-initiatief (Heavily<br />
Indebted Poor Countries). Voor vijfendertig van deze landen werden de toekomstige afbetalingen van<br />
de schulden verminderd met 57 miljard dollar, en 28 landen hebben een bijkomende ondersteuning<br />
gekregen van 25 miljard dollar onder het Multilateral Debt Relief Initiative (MDRI).<br />
Toegang tot nieuwe technologieën<br />
Toegang tot de informatie- en communicatietechnologie (ICT) breidt uit. Wereldwijd had eind 2009 naar<br />
schatting 4,6 miljard mensen toegang tot mobiele telefonie – wat overeenstemt met één gsm-abonnement<br />
voor 67 van elke 100 mensen. De groei in de mobiele telefonie blijft het sterkst in de ontwikkelde<br />
wereld, waar de mobiele penetratie tegen eind 2009 de 50-procentgrens had bereikt. Toegang tot het<br />
internet blijft uitbreiden, maar blijft voor de meeste mensen op de wereld nog steeds onbereikbaar.<br />
Tegen eind 2008 gebruikte 23% van de wereldbevolking het internet. In de ontwikkelde gebieden blijft<br />
dat percentage veel hoger dan in de ontwikkelingswereld, waar slechts 1 op 6 mensen online is.<br />
78 <strong>DGD</strong> <strong>Jaarverslag</strong> <strong>2010</strong>
De officiële ontwikkelingshulp van België (ODA)<br />
Groeipad houdt aan<br />
In 2000 verbond de Belgische regering zich ertoe om vanaf <strong>2010</strong> de Verenigde Naties-norm te halen<br />
die bepaalt dat industrielanden 0,7% van hun bruto nationaal inkomen (bni) aan ontwikkelingssamenwerking<br />
moeten besteden. Het groeipad naar de 0,7% werd in 2002 bij wet vastgelegd. België is ambitieuzer<br />
dan de Europese Unie, die 2015 als streefdatum heeft vastgelegd om deze norm te bereiken.<br />
Tot 2005 werd dit groeipad gevolgd. In 2006 en 2007 daalden de uitgaven ten laste van de federale<br />
begroting ontwikkelingssamenwerking lichtjes en daalden ook de schuldverlichtingsoperaties in het<br />
kader van de Club van Parijs. Het resultaat was dan ook dat de officiële ontwikkelingshulp in 2007<br />
nauwelijks 0,43% bedroeg. Dit was precies evenveel als in 2002, toen het groeipad in de wet werd<br />
opgenomen.<br />
© fauxto digit<br />
Hoogste cijfer ooit<br />
Om de negatieve tendens tegen te gaan, werd het voornemen om in <strong>2010</strong> de 0,7% te bereiken in het<br />
regeerakkoord van maart 2008 herbevestigd. Sindsdien is de Belgische officiële ontwikkelingshulp<br />
gestegen van 0,48% in 2008 naar 0,64% in <strong>2010</strong>. Hoewel dit het hoogste cijfer is dat ooit werd bereikt,<br />
haalt België zijn doelstelling van 0,7% in <strong>2010</strong> dus net niet.<br />
De motor achter de sterke groei van de laatste jaren was de federale begroting ontwikkelingssamenwerking.<br />
Die steeg van 954 miljoen euro in 2007 naar bijna 1.460 miljoen euro in <strong>2010</strong>. Ook de<br />
kwijtschelding van de schulden van DR Congo heeft bijgedragen aan het goede resultaat.<br />
Op de lijst van het Comité voor Ontwikkelingshulp (DAC) van de OESO bekleedt België de zesde plaats<br />
(gegevens 2009 in percentage), na Zweden, Noorwegen, Luxemburg, Denemarken en Nederland. Deze<br />
5 landen haalden reeds de 0,7-norm.<br />
In België is de officiële ontwikkelingshulp samengesteld uit diverse uitgaven:<br />
bijdragen ingeschreven op de begroting ontwikkelingssamenwerking (ongeveer 60% van het totaal)<br />
en op de begroting van andere federale overheden, een deel van de kosten voor de opvang<br />
van vluchtelingen en voor studenten uit ontwikkelingslanden die in België studeren, de bijdragen<br />
van gewesten, gemeenschappen, provincies en gemeenten en de internationaal afgesproken<br />
schuldkwijtscheldingen.<br />
79
Coherentie in het beleid<br />
Ontwikkeling, meer dan ontwikkelings samenwerking alleen<br />
In een geglobaliseerde wereld liggen de uitdagingen voor ontwikkelingssamenwerking verder dan<br />
louter traditionele hulp. Die zijn verbonden met domeinen als de klimaatverandering, migratie, investeringen,<br />
fiscaliteit, technologie en veiligheid. Beslissingen die in het domein van ontwikkelingssamenwerking<br />
genomen worden, volstaan niet meer voor die ontwikkeling. Een voorbeeld is het commercialiseren<br />
van landbouwproducten uit ontwikkelingslanden op internationale markten. Als je dit<br />
bevordert en tegelijk de landbouwers uit arme landen belemmert vrije toegang te krijgen tot deze<br />
markten, is dit geen efficiënte en coherente maatregel.<br />
Om de Millenniumdoelen te bereiken is een goed ontwikkelingsbeleid dus ruim onvoldoende. Dit beleid<br />
moet ook aansluiten bij politieke beslissingen in andere domeinen. De voorbije jaren spannen de OESO<br />
en de EU zich in om deze coherentie te bewerkstelligen ten dienste van ontwikkeling.<br />
OESO-DAC<br />
De Belgische ontwikkelingssamenwerking participeert in het Comité voor Ontwikkelingshulp (DAC) van<br />
de OESO. Het DAC wil instrumenten aanreiken aan donoren en hun partnerlanden voor een steviger beleidscoherentie.<br />
Dit gebeurt in drie etappes: een politiek engagement op het hoogste niveau, politieke<br />
coördinatiemechanismen in werking stellen, een controle- en informatie-analysesysteem oprichten.<br />
Tegelijk weet het DAC dat er geen algemeen recept bestaat dat op elke situatie van toepassing is. In<br />
sommige landen, zoals in België, staat de beleidscoördinatie verder dan het politieke engagement.<br />
Coördinatie van het beleid<br />
Net zoals andere landen bevindt België zich in de volgende situatie: de coördinatie van het beleid<br />
werkt uitzonderlijk goed, maar dit is op zich geen garantie voor een gecoördineerd en coherent beleid<br />
ten voordele van ontwikkelingssamenwerking. In de praktijk neemt de FOD <strong>Buitenlandse</strong> <strong>Zaken</strong> de<br />
coördinatie waar tijdens vergaderingen met vertegenwoordigers van ook andere FOD’s en federale<br />
instellingen. Deze vergaderingen hebben tot doel een eensgezinde Belgische positie te bepalen ter<br />
voorbereiding van een internationale conferentie of een Europese ministerraad. De Belgische ontwikkelingssamenwerking<br />
kan hier haar standpunten duidelijk maken en vragen dat men met ontwikkelingskwesties<br />
rekening houdt. In dit geval is er dus wel sprake van coördinatie van het beleid maar niet<br />
van een samenhang ten voordele van de ontwikkelingssamenwerking.<br />
Een ander voorbeeld is migratie. Er kan hier een reële beleidscoherentie bestaan ten voordele van<br />
ontwikkelingssamenwerking wanneer men ook in andere overheidsdiensten beslissingen neemt, in<br />
functie van hun impact op de ontwikkeling van de landen vanwaar de migranten afkomstig zijn.<br />
Deze voorbeelden maken duidelijk dat beleidscoherentie ten voordele van ontwikkeling start bij politiek<br />
leiderschap en een gezamenlijk politieke wil van de hele regering vraagt. Vervolgens zijn goed<br />
werkende overlegmechanismen nodig voor de operationele uitvoering ervan.<br />
Op de goede weg<br />
Het Comité voor Ontwikkelingshulp heeft in <strong>2010</strong> de Belgische ontwikkelingssamenwerking doorgelicht.<br />
Het oordeel inzake beleidscoherentie luidt: “op de goede weg”. Het DAC suggereert dat ontwikkelingssamenwerking,<br />
met de steun van de ngo’s, zowel het parlement als de publieke opinie<br />
sensibiliseert opdat de hele regering een principieel standpunt, gedragen door de premier, zou nemen.<br />
De inspanningen hiervoor werden in <strong>2010</strong> met de ngo’s aangevat, maar de politieke context in België<br />
vertraagde dit proces.<br />
80 <strong>DGD</strong> <strong>Jaarverslag</strong> <strong>2010</strong>
Innovatieve financiering van ontwikkeling<br />
De financieringskloof dichten<br />
In de marge van de Millenniumtop in New York organiseerde België samen met Japan en Frankrijk<br />
een side-event rond innovatieve financieringsmechanismen. Het werd bijgewoond door een 500-tal<br />
vertegenwoordigers van landen en internationale organisaties. Dit bleek een unieke gelegenheid om<br />
een stand van zaken rond dit relatief nieuwe domein op te maken en enkele sprekende initiatieven te<br />
promoten.<br />
© AFD<br />
De privésector kan een impact hebben op een schaal dat<br />
donororganisaties niet kunnen. Maar het gebrek aan toegang<br />
tot financiering blijft een kritieke factor voor de meeste<br />
KMO’s in Sub-Sahara Afrika.<br />
Thomas Duve, Directeur Afrika Departement van de Duitse ontwikkelingsbank KfW.<br />
Europese Ontwikkelingsdagen, 6-7 december <strong>2010</strong><br />
De innovatieve financieringsmechanismen worden gezien als een van de potentiële oplossingen om<br />
de financieringskloof voor het bereiken van de Millenniumdoelen te dichten. In New York werd dieper<br />
ingegaan op de toepassing ervan voor de onderwijssector en gezondheidsprogramma’s (voor de aankoop<br />
van medicamenten, bestrijding van pandemieën als aids en malaria, financieren van vaccinatieprogramma’s…).<br />
De meeste aandacht ging naar het rapport over de belasting van de financiële sector voor ontwikkelingsdoelstellingen.<br />
Onder meer de Belgische expert Lieven Denys toonde daarbij aan dat een wereldwijde<br />
taks op wisselkoerstransacties zowel technisch als organisatorisch perfect realiseerbaar<br />
is. Wat nog ontbreekt, is een voldoende breed politiek draagvlak om de maatregel ook effectief toe te<br />
passen. België, Frankrijk, Japan, Noorwegen, Brazilië en Spanje betuigden op de conferentie alvast<br />
hun steun aan het voorstel.<br />
81
Goed bestuur en institutionele versterking<br />
Tegen corruptie, vóór een sterke samenleving<br />
Samenlevingen worden gekenmerkt door formele structuren (civiele maatschappij, traditionele stammen,<br />
ngo’s) en informele structuren (parallelle systemen om zich uit de slag te trekken, zwarte markt,<br />
religieuze en mystieke bewegingen, enz.). Aandacht voor beide is noodzakelijk om de samenleving goed<br />
te beheren en tot daadwerkelijke ontwikkeling te komen.<br />
De legitimiteit versterken<br />
Capaciteitsversterking is een hulpmiddel naar een beter bestuur en kan op verschillende niveaus<br />
ingezet worden: institutioneel, organisatorisch en individueel. Deze steun versterkt de legitimiteit en<br />
stabiliteit van de diverse onderdelen van staat en samenleving, wat de impact van onze hulp en ontwikkeling<br />
verhoogt. De versterkte staatsorganen kunnen hun taken terdege uitvoeren en de maatschappelijke<br />
krachten zijn uitgerust om de goede uitvoering ervan op te volgen.<br />
Goed bestuur kan niet opgelegd worden van buitenaf.<br />
Zelfs al ontwikkelt men de meest gesofisticeerde<br />
systemen om geld op te sporen, als de politieke<br />
wil ontbreekt, zal het niet werken.<br />
Caroline Anstey, vicevoorzitter voor Externe <strong>Zaken</strong> van de Wereldbank, zei dat de aanpak van de<br />
Wereldbank er moet voor zorgen dat er geen geld vloeit vooraleer de hulp de armen bereikt.<br />
Europese Ontwikkelingsdagen, 6-7 december <strong>2010</strong><br />
België ondersteunt verschillende institutionele actoren. In DR Congo steunt ontwikkelingssamenwerking<br />
de drie sleutelministeries waarop het Indicatief Samenwerkingsprogramma zich richt: landbouw,<br />
plattelandsontwikkeling en technisch en professioneel onderwijs.<br />
België ondersteunt de strijd tegen corruptie<br />
Corruptiebestrijding en goed bestuur zijn sleutelelementen in de verwezenlijking van de Millenniumdoelen.<br />
Op bilateraal niveau en binnen een transversale aanpak heeft België in de samenwerkingsprogramma’s<br />
met Burundi en DR Congo stimulerende bestuursmaatregelen en anti-corruptieclausules<br />
aangenomen (deze laatste ook voor Tanzania). Dat wil zeggen dat België bereid is zijn steun<br />
tijdens de laatste jaren van het samenwerkingsprogramma op te trekken (een aanvullend bedrag)<br />
op voorwaarde dat de overheid concrete vooruitgang kan aantonen op het vlak van democratisch en<br />
financieel bestuur.<br />
Ook het Belgisch ontwikkelingsagentschap BTC is gevoelig voor deze bestuursaspecten. Ze heeft zich<br />
aangesloten bij het platform “U4”, het Anti-Corruption Resource Centre, dat informatie-uitwisseling<br />
stimuleert en opleidingen organiseert.<br />
België is op het multilaterale niveau betrokken in de strijd tegen corruptie door zijn samenwerking<br />
met de Wereldbank. Er is een strategisch kader opgesteld voor 2008-11. Dit kader moet de technische<br />
expertise en competenties identificeren die de Wereldbank aan de partnerlanden van België ter<br />
beschikking kan stellen. Het kader berust op drie interventielijnen waaronder goed bestuur en corruptiebestrijding.<br />
Samen met de Wereldbank organiseerde ons land in <strong>2010</strong> in Brussel een conferentie die<br />
leidde tot een verklaring over ethiek in zaken en goed bestuur in Afrika.<br />
82 <strong>DGD</strong> <strong>Jaarverslag</strong> <strong>2010</strong>
Landen in fragiele situaties<br />
Hulp beter stroomlijnen<br />
Het is niet evident dat de (meest) kwetsbare landen de Millenniumdoelen kunnen realiseren. In deze<br />
landen is het doorgaans moeilijk om hervormingen door te voeren en zijn de sleutelactoren, de staatsstructuren<br />
en het maatschappelijk middenveld, eerder zwak. De situatie wordt meestal nog verergerd<br />
door andere problemen: extreme armoede, onveiligheid en geweld, permanente crisissen, postconflictsituaties…<br />
Deze landen vallen nog meer ten prooi aan regionale en internationale schokken, zoals de<br />
financieel-economische crisis van de voorbije jaren.<br />
© Julien Harneis<br />
Ook in <strong>2010</strong> bleven deze landen achternahinken in de realisatie van de Millenniumdoelen. Sommige<br />
onder hen kregen opnieuw meer steun (Afghanistan, Irak, Ethiopië, Pakistan) maar andere bleven de<br />
“wezen van de hulp”. Het is dus belangrijk om de hulpstromen meer in evenwicht te brengen en deze<br />
op een bepaald niveau te houden voor een langere termijn. Zo kan hulp substantieel zijn na een crisis,<br />
maar daarna mindert die dan terwijl de noden toenemen. Bovendien herbekijken bepaalde donoren<br />
door de huidige economische crisis hun engagementen in functie van al dan niet behaalde resultaten.<br />
Zes partnerlanden van België zijn momenteel kwetsbaar: Rwanda, DR Congo, Burundi, Niger, Uganda<br />
en de Palestijnse Gebieden. Zij vertegenwoordigen een belangrijk aandeel van onze ontwikkelingshulp.<br />
83
Efficiënt en effectief<br />
In het kader van een meer efficiënte hulp engageerden de leden van het Comité voor Ontwikkelingshulp<br />
(DAC) zich om die acties te wijzigen die schade toebrengen aan de ontwikkeling van partnerlanden.<br />
Differentiatie in de aanpak van het hulpbeleid is immers noodzakelijk, al aarzelen ze nog om deze<br />
nieuwe aanpak te concretiseren wegens de complexiteit. Alle projecten, programma’s en hun uitvoeringsmodaliteiten<br />
moeten herdacht worden in een bredere optiek: hoe kunnen we in een kwetsbaar<br />
land landbouw, onderwijs en gezondheidszorg het best ondersteunen?<br />
In <strong>2010</strong> ontwikkelden de meest vooruitstrevende donoren, waaronder België, een specifieke strategie<br />
voor de kwetsbare staten.<br />
Het International Network on Conflict and Fragility (INCAF), een van de werkkanalen van het DAC, helpt<br />
donoren in hun steunmaatregelen door verder te bouwen op ieders ervaringen. De Belgische ontwikkelingssamenwerking<br />
deed hieraan mee en heeft baat bij de uitwisselingen. In <strong>2010</strong> publiceerde het<br />
DAC haar richtlijnen inzake de internationale steun aan het versterken van de staat in conflictsituaties<br />
en kwetsbaarheid, waarvan de leden hebben toegezegd de hierin beschreven aanpak uit te voeren.<br />
In de marge van het INCAF werd ook de Internationale dialoog over de consolidatie van de vrede<br />
en de versterking van de staat formeel opgericht. Deze dialoog brengt donoren en kwetsbare landen<br />
samen om hierover van gedachten te wisselen. Zij hebben zich geëngageerd om een actieplan met<br />
aanbevelingen op te stellen. Dit zal eind 2011 op het 4 th High Level Forum on Aid Effectiveness in Busan<br />
(Zuid-Korea) worden voorgesteld.<br />
België en MOPAN<br />
Peilen naar de efficiëntie bij internationale instellingen<br />
Sinds enkele jaren volgt België de werking van het Multilateral Organisations Performance Assessment<br />
Network (MOPAN). Na drie aanwezigheden als waarnemer heeft ons land in februari <strong>2010</strong> beslist om<br />
lid te worden.<br />
Het MOPAN-netwerk werd in 2002 opgericht en telt 16 landen als lid. MOPAN ontwikkelde een evaluatie-instrument<br />
dat de bestuurlijke en institutionele efficiëntie van multilaterale ontwikkelingsorganisaties<br />
meet. Het gaat om de belangrijkste VN-agentschappen en internationale financiële instellingen.<br />
Aan de hand van een vragenlijst zoomt MOPAN in op vier luiken van managementefficiëntie: operationeel<br />
beheer, strategisch bestuur, relationeel beheer en kennisbeheer.<br />
Ieder jaar onderzoekt MOPAN de managementefficiëntie van vier à vijf multilaterale organisaties in 10<br />
ontwikkelingslanden. In <strong>2010</strong> lichtte MOPAN het International Fund for Agricultural Development (IFAD),<br />
het United Nations Population Fund (UNFPA), de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) en de Asian<br />
Development Bank (ADB) door. Zowel de interne werking van deze organisaties is geëvalueerd als<br />
de werking op het terrein, en dit in de volgende ontwikkelingslanden: Afghanistan, Benin, Colombia,<br />
Indonesië, Nicaragua, Rwanda, Sri Lanka, Vietnam en Zambia.<br />
Naast enquêtes baseren de MOPAN-rapporten zich ook op een literatuurstudie als tweede informatiebron.<br />
Dit is een doorlichting van de bestaande literatuur over diverse aspecten van wat MOPAN analyseert.<br />
Deze studie laat tot op zekere hoogte toe de algemene besluiten van de evaluatie te objectiveren<br />
en de subjectiviteit van de respondenten in hun context te plaatsen.<br />
België volgt van nabij deze evaluaties omdat het sinds 2009 besloten heeft zijn bijdragen aan de<br />
algemene middelen voor de multilaterale organisaties te maximaliseren. Als gevolg hiervan kan de<br />
Belgische multilaterale samenwerking het grootste deel van haar tijd wijden aan de strategische, operationele<br />
en politieke opvolging. MOPAN helpt dus om een goed overzicht te krijgen van het reilen en<br />
zeilen van de 21 multilaterale organisaties.<br />
84 <strong>DGD</strong> <strong>Jaarverslag</strong> <strong>2010</strong>
Defensie, diplomatie en ontwikkelingssamenwerking<br />
Noodzakelijke coherentie<br />
Het ministerie van Ontwikkelingssamenwerking werkt in specifieke dossiers samen met andere ministeries.<br />
Zo buigen de ministeries van Ontwikkelingssamenwerking, <strong>Buitenlandse</strong> <strong>Zaken</strong> en Defensie<br />
zich over het burgerlijke en militaire engagement in Afghanistan, vooral op het vlak van demobilisatie,<br />
ontwapening en ontmijning. In dergelijke dossiers wordt de haalbaarheid van de “3D-LO”-aanpak<br />
(Diplomacy, Defense, Development, Law and Order) onderzocht. Samen werken ze een coherent beleid<br />
uit voor het opzetten van burgerlijk-militaire interacties.<br />
© US Air Force<br />
Gezamenlijke aanpak in DR Congo<br />
De moeilijke regio Oost-Congo kampt met een verslechterde infrastructuur en een abominabele levensstandaard.<br />
En er is het probleem van de herintegratie van militairen en politieagenten in de samenleving,<br />
die vaak tijdelijk met hun families in kampen moeten worden ondergebracht.<br />
De familie reist soms maanden mee in het zog van de militairen. Hun loon is immers op dat moment<br />
de enige bron van inkomsten voor het hele gezin. De kampen zijn echter niet gebouwd voor dit soort<br />
familieopvang. Bovendien zorgt de hele situatie voor conflicten met de lokale bewoners. Die hebben zelf<br />
al onvoldoende hulpmiddelen en worden daarbovenop geconfronteerd met de overlast van de rondtrekkende<br />
militairen en politieagenten en hun families.<br />
In het kader van de heropbouw van het leger heeft de Congolese regering beslist om een regiment<br />
commando’s van 600 man te vestigen in het militaire kamp in Kindu. Van Belgische zijde werd een<br />
“3D”-samenwerking op poten gezet om de vergevorderde bouwvallige toestand van de burgerlijke en<br />
militaire infrastructuur te verbeteren. De opleiding van de militairen wordt door Defensie gefinancierd,<br />
de vernieuwing van de militaire infrastructuur van het kamp door <strong>Buitenlandse</strong> <strong>Zaken</strong> en de bouw van<br />
huizen voor de families van militairen door Ontwikkelingssamenwerking.<br />
Eind <strong>2010</strong> zijn de werken hiervoor gestart. Het doel is<br />
- woning voor de gezinnen van alle 623 militairen voorzien, met inbegrip van de sanitaire infrastructuren<br />
(douches en latrines),<br />
- toegang tot water garanderen,<br />
- toegang verschaffen voor de gezinnen van de militairen en de buurtbewoners tot gezondheidszorg<br />
en onderwijs,<br />
- sociale activiteiten ontwikkelen, met inbegrip van activiteiten die inkomsten genereren.<br />
85
Case 1<br />
Betere inning van belastingen<br />
Mozambique<br />
Mozambique levert sinds enkele jaren inspanningen om de inning<br />
van belastingen te verbeteren, want het land loopt nog heel wat<br />
inkomsten mis. De eerste signalen duiden op positieve resultaten.<br />
Daarop besliste de internationale gemeenschap om deze inspanningen<br />
te ondersteunen.<br />
Maputo<br />
De Mozambikaanse Autoridade Tributária (‘de Belastingsautoriteit’)<br />
werd in maart 2006 geïnstalleerd als de integratie van de<br />
douane en alle diensten van het ministerie van Financiën. Tot dan<br />
verliep het belastingen innen nogal onefficiënt. Belastingen hervormen<br />
wil daarom zeggen:<br />
- een meer adequate wetgeving opstellen,<br />
- procedures vereenvoudigen,<br />
- de inning verbeteren,<br />
- aangepaste hard- en software introduceren,<br />
- belastingskantoren bouwen,<br />
- een efficiënte organisatie van de belastingsdiensten,<br />
- goed opgeleid personeel,<br />
- informeren en opsporen van belastingplichtigen,<br />
- een specifieke cultuur en ethiek ontwikkelen bij ambtenaren<br />
en publiek.<br />
Hulpafhankelijkheid afbouwen<br />
De Mozambikaanse staat hierbij helpen is ook ontwikkelingssamenwerking,<br />
net als hospitalen bouwen of de landbouw ondersteunen.<br />
Als bij een evaluatie van een land blijkt dat het te<br />
donorafhankelijk is, dan verdienen overheidsinspanningen om die<br />
afhankelijkheid te verminderen alle steun. Momenteel wordt ongeveer<br />
de helft van de Mozambikaanse staatsbegroting gefinancierd<br />
met donorgeld, met nog een aanzienlijk deel niet-gouvernementele<br />
hulp en projecten die niet in de begroting zijn ingeschreven. De<br />
Mozambikaanse regering beseft dat dit op termijn niet houdbaar is.<br />
Enkele donoren hebben daarom een gemeenschappelijk fonds<br />
geopend en leveren technische expertise om de Autoridade bij te<br />
staan. België heeft daarvoor 3 miljoen euro voorzien. Op 5 maart<br />
<strong>2010</strong> werd een eerste overeenkomst voor 2 miljoen euro in <strong>2010</strong><br />
ondertekend en technische expertise werd aangetrokken door het<br />
Belgisch ontwikkelingsagentschap BTC.<br />
Ook het Internationaal Monetair Fonds (IMF) vindt dit geld goed<br />
besteed. Het IMF is positief over de Autoridade Tributária: ze beschikt<br />
over een sterk leiderschap, de belastingsinning en de eerste<br />
fase van de hervorming verlopen vlot, de fiscale wetgeving is behoorlijk<br />
opgesteld. Wel moet een en ander vereenvoudigd worden<br />
en zou er dringend een gedecentraliseerd kadaster (registratie van<br />
alle huizen en gebouwen) moeten komen.<br />
De resultaten zijn dus goed. Tussen 2006 en 2009 stegen de belastingsinkomsten<br />
nominaal met 70% en werden zowat 578.000<br />
nieuwe belastingplichtigen ‘ingeschreven’. De opbrengst in 2009<br />
komt overeen met 17,7% van het bni, wat een aardig resultaat is.<br />
86 <strong>DGD</strong> <strong>Jaarverslag</strong> <strong>2010</strong>
Case 2<br />
Harmonisering van de<br />
Belgische en Vlaamse<br />
ontwikkelingssamenwerking<br />
Mozambique<br />
Donorcoördinatie en taakverdeling zijn twee hoekstenen van een<br />
doeltreffende ontwikkelingssamenwerking. Omdat Mozambique<br />
voor zowel de federale als de Vlaamse overheid een partnerland is,<br />
stemmen beide donoren hun werkwijze op elkaar af.<br />
Maputo<br />
David Maenaut, de vertegenwoordiger van de Vlaamse regering in<br />
zuidelijk Afrika, stelt het als volgt: “Als relatief kleine donor is het<br />
van belang dat we inspelen op en aansluiten bij de verschillende<br />
vormen van donoroverleg in Maputo. Dit gebeurt in de eerste plaats<br />
in samenhang met de federale ontwikkelingssamenwerking, maar<br />
ook door een constructieve dialoog en afspraken rond een goede<br />
taakverdeling in EU-verband. Op termijn zal het Verdrag van Lissabon<br />
ook een impact hebben op de Europese werkwijze in het<br />
Zuiden.”<br />
Diverse sectoren<br />
In de periode 2006-<strong>2010</strong> was Vlaanderen vooral actief in twee sectoren.<br />
“De eerste sector is de gezondheidszorg, de tweede is het<br />
technisch en beroepsonderwijs. Vlaanderen trok zowat 4 miljoen<br />
euro per jaar uit voor gezondheid en 1 miljoen voor beroepsonderwijs.<br />
Voor beroepsonderwijs wordt na 2013 een exit uit de sector<br />
voorzien.”<br />
Naast haar steun voor plattelandsontwikkeling en hernieuwbare<br />
energie, ondersteunt ook de federale ontwikkelingssamenwerking<br />
de gezondheidssector in Mozambique. In het kader<br />
van de afspraken met de andere donoren wordt gewerkt aan een<br />
exitstrategie tegen einde 2012. Dit is logisch vanuit het principe<br />
van taakverdeling onder de donoren en best aanvaardbaar voor de<br />
Mozambikaanse overheid, want Vlaanderen blijft actief op het vlak<br />
van gezondheid.<br />
Maar er is meer. Het Vlaams Agentschap voor Internationale<br />
Samenwerking (VAIS) heeft in zijn partnerlanden een vertegenwoordiger,<br />
dus ook in Maputo. Om redenen van efficiëntie wordt<br />
vermeden dat zowel VAIS als <strong>DGD</strong> dezelfde vergaderingen bijwonen.<br />
VAIS volgt de vergaderingen van de gezondheidsector. Elke<br />
maand is er overleg tussen VAIS en <strong>DGD</strong>. Andersom bezorgt <strong>DGD</strong><br />
VAIS de informatie over het meer politieke donoroverleg: stand van<br />
zaken van het globale armoedebestrijdingsbeleid, vergaderingen<br />
van de EU-posthoofden over mensenrechten, enz.<br />
De harmonisering van het ontwikkelingsbeleid van beide overheden<br />
is dus bedoeld om complementariteit en doelmatigheid te<br />
bevorderen. Beide overheden zijn best tevreden over de samenwerking<br />
en de resultaten. En het partnerland heeft natuurlijk baat bij<br />
een doeltreffende inzet van donormiddelen.<br />
87
Case 3<br />
België steunt het<br />
decentraliseringsproces<br />
Mali<br />
Mali heeft samen met zijn partners op 8 december 2009 de “Gemeenschappelijke<br />
Strategie voor Wederzijdse Steun aan Landen”<br />
(2008-11) ondertekend. Deze strategie kwam voor België op<br />
een goed ogenblik omdat <strong>DGD</strong> haar steun voor 2009-12 aan het<br />
herplannen was. België wordt een van de eerste donorlanden die<br />
zijn hulp aan Mali op twee prioritaire sectoren concentreert: de<br />
voedselveiligheid, vooral het promoten van veeteelt en visserij, en<br />
het decentraliseren van de overheid.<br />
Bamako<br />
Volgens de attachés internationale samenwerking van de Belgische<br />
ambassade erkent de Malinese regering de Belgische expertise<br />
op het gebied van veeteelt. “Mali heeft ons gevraagd de visserij<br />
en veeteelt te ondersteunen. Bovendien heeft België deskundigheid<br />
opgebouwd inzake bestuurlijke decentralisering. De keuze<br />
voor deze twee sectoren sluit niet uit dat België tegelijk belang blijft<br />
hechten aan transversale thema’s, zoals de bescherming van de<br />
rechten van het kind, de gendergelijkheid en het respect voor het<br />
leefmilieu.”<br />
Om de hulp efficiënter te programmeren, wordt er in de samenwerking<br />
tussen Mali en zijn partnerlanden heel wat overleg gepleegd.<br />
Ook is er een goede taakverdeling en complementariteit tussen de<br />
diverse donoren. Voor de uitvoering van de Gemeenschappelijke<br />
Strategie heeft Mali een interministerieel orgaan opgericht.<br />
© BTC<br />
88 <strong>DGD</strong> <strong>Jaarverslag</strong> <strong>2010</strong>
“Inheemse bevolking heeft recht op consultatie”<br />
Interview met Arnaud Chaltin, VN-vrijwilliger in Bolivia<br />
Arnaud Chaltin werkt als VN-vrijwilliger in het Hoog Commissariaat<br />
voor de Mensenrechten in Bolivia, meer bepaald in de<br />
dienst die de rechten van de inheemse volkeren en de strijd<br />
tegen de discriminatie opvolgt. Dit werk past in het realiseren<br />
van Millenniumdoel 8, met name een partnerschap creëren<br />
voor ontwikkeling.<br />
Arnaud Chaltin: “In 2004 startte het tweede Internationale Decennium<br />
van de Inheemse Volkeren. Het eerste startte na het Internationale<br />
Jaar in 1993. Voorop staat het promoten van ontwikkeling op<br />
basis van het gelijkheidsbeginsel en het respect voor de culturele<br />
diversiteit van de volkeren. De VN verzekert inheemse volkeren het<br />
recht op zelfbeschikking op politiek, economisch, sociaal en cultureel<br />
gebied.”<br />
Wat is de praktijk hiervan in Bolivia?<br />
Arnaud Chaltin: “Ik heb van nabij het consultatieproces opgevolgd<br />
van een wettelijke maatregel met een duidelijke invloed op de inheemse<br />
volkeren. Voor Bolivia was dit het eerste consultatieproces<br />
van een dergelijke maatregel. Er vonden meer dan 34 informatievergaderingen<br />
plaats, met 1.700 inheemse leiders, gevolgd door 27<br />
consultatiefora met 3.000 inheemse leiders uit het hele land. Dit<br />
recht op consultatie is zonder twijfel een noodzakelijke voorwaarde<br />
om het recht op een eigen ontwikkeling, cultuur en identiteit te<br />
kunnen uitoefenen.<br />
Een ander voorbeeld is de restauratie van het territorium van de<br />
Guaraní, een volk dat de Alto Parapetí bewoont. In deze regio is een<br />
groot deel van de Guaraní nog steeds slachtoffer van slavernij en<br />
gedwongen arbeid. De restauratie van hun territorium is een fundamentele<br />
maatregel in de strijd tegen deze zware schending van de<br />
mensenrechten. Dit is des te belangrijker aangezien er een spirituele<br />
band bestaat tussen de inheemse volkeren en hun territorium.”<br />
Wat hebben deze ervaringen voor u zelf betekend?<br />
Arnaud Chaltin: “Door mijn werk en door de cursussen die ik als<br />
vrijwilliger bij de VN kon volgen, heb ik enorm veel bijgeleerd. Er zijn<br />
ook persoonlijke ontmoetingen met onder meer bepaalde inheemse<br />
leiders of specialisten in inheemse volkerenrechten die een grote<br />
indruk nalieten. Mijn ideeën over mensenrechten zijn geëvolueerd.<br />
De ervaringen met deze inheemse rechten laten toe de mensenrechten<br />
een universeler karakter te geven. Ze brengen culturen en<br />
realiteiten binnen die tot dan toe niet echt deel uitmaakten van de<br />
traditionele visie over mensenrechten.”<br />
© UNHCR<br />
89
90 <strong>DGD</strong> <strong>Jaarverslag</strong> <strong>2010</strong><br />
© Wereldbank / Eric Miller
Bijdrage via de Internationale<br />
Financiële Instellingen<br />
Inleiding<br />
Washington DC, thuisbasis van de Wereldbank en het Internationaal Monetair Fonds (IMF), vormt sinds lang ook het actiegebied van de<br />
Belgische ontwikkelingssamenwerking. Twee attachés internationale samenwerking volgen er de zaken op die met ontwikkelingssamenwerking<br />
te maken hebben. De focus van het werk in Washington ligt op de beleidsbeïnvloeding binnen de Wereldbank en het IMF. Men volgt<br />
er ook de evoluties op bij de Amerikaanse ontwikkelingsdienst (USAID) en diverse denktanken zoals het Center for Global Development<br />
en het Bank Information Center.<br />
In dit deel gaan we dieper in op wat de Wereldbank en het IMF de voorbije jaren hebben geïnvesteerd en bereikt op het vlak van de Millenniumdoelen.<br />
België heeft met zijn steun bijgedragen aan het behalen van deze resultaten.<br />
Groei stimuleren helpt de Millenniumdoelen<br />
Aanpak van de Wereldbank<br />
De Wereldbank geeft technische en financiële hulp in de vorm van<br />
giften, interestloze kredieten en borgstellingen aan staten die de<br />
armoede willen bestrijden. De Wereldbank, waaraan België jaarlijks<br />
bijna 150 miljoen euro doneert, bestaat uit 5 organisaties.<br />
1. Financiële programma’s die de economische groei moeten stimuleren,<br />
de ongelijkheden verzachten en de levensomstandigheden<br />
van de bevolking verbeteren, en dit door giften of interestloze<br />
leningen aan de 79 allerarmste landen via de Internationale<br />
Ontwikkelingsassociatie (IDA).<br />
2. Financiering van gelijksoortige uitrustingsprogramma’s aan normale<br />
interesttarieven voor landen met een gemiddeld inkomen,<br />
via de Internationale Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling<br />
die vandaag 185 leden telt (IBWO).<br />
3. De Internationale Financieringsmaatschappij (IFC) die leningen<br />
en investeringen financiert ten voordele van de ontwikkeling<br />
van de privésector of participaties neemt in ondernemingen.4.<br />
Het Internationaal Centrum voor Regeling van Investeringsgeschillen<br />
(ICSID).<br />
5. Het Multilateraal Agentschap voor Investeringsgaranties om<br />
leningen te waarborgen.<br />
De Millenniumdoelen liggen voor de Wereldbank in het verlengde<br />
van de strijd tegen de armoede en zijn coherent met de ambitie om<br />
de groei te stimuleren en een betere toegang tot basisdiensten te<br />
verschaffen.<br />
91
Zowel het lanceren van de MDG’s als de opeenvolging van verschillende crisissen brachten de Wereldbank<br />
ertoe om 5 strategische prioriteiten vast te leggen:<br />
- Gericht op de allerarmsten en de meest kwetsbaren, vooral in Sub-Sahara Afrika;<br />
- Creëren van groeimogelijkheden, vooral in de landbouw- en infrastructuursector;<br />
- Promoten van globale en collectieve activiteiten;<br />
- Versterken van goed bestuur en de strijd tegen corruptie;<br />
- Beheer van de risico’s en voorbereiden op crisissen.<br />
Nog heel recent heeft de Wereldbank het budget voor leningen van de IBWO en de IDA verdubbeld:<br />
van 50 miljard dollar in 2007-2008 naar 106 miljard dollar in 2009-<strong>2010</strong>.<br />
Hieronder beschrijven we per Millenniumdoel welke initiatieven de Wereldbank ontplooide om ze te<br />
realiseren.<br />
Millenniumdoel 1: Extreme armoede en honger verminderen<br />
De recente voedsel-, energie- en economische crisissen brengen het realiseren van deze MDG in gevaar.<br />
De Wereldbank gaf in <strong>2010</strong> 8,3 miljard dollar steun aan de landbouwsector (tegenover 4,3 miljard<br />
dollar tot aan het jaar 2008).<br />
De IDA besteedde in <strong>2010</strong> 15 miljard dollar aan het “Multilateral Debt Relief Initiative” waarvan 26 landen<br />
genieten, en 1,4 miljard dollar in 39 landen aan programma’s die een sociaal vangnet voor de<br />
armsten moeten creëren.<br />
Millenniumdoel 2: Lager onderwijs voor iedereen<br />
De Wereldbank geeft sinds 1962 prioritaire aandacht aan onderwijs. Op dit domein is de Wereldbank<br />
de eerste externe financieringsbron voor de ontwikkelingslanden - in vele landen zelfs de enige significante.<br />
Sinds 2000 investeerde de IDA meer dan 10,2 miljard dollar in 112 landen. Met dit geld konden en<br />
kunnen 91 miljoen studenten zich inschrijven, kregen meer dan 3 miljoen onderwijzers een opleiding,<br />
werden meer dan 2 miljoen klaslokalen gebouwd of gerenoveerd en ongeveer 300 miljoen handboeken<br />
verdeeld.<br />
De Wereldbank speelt een centrale rol in tal van internationale partnerschappen voor het onderwijs,<br />
zoals het Education For All - Fast Track Initiative (zie p. 39).<br />
Na de top van New York in september <strong>2010</strong> besliste de Wereldbank haar hulp aan het basisonderwijs<br />
te verhogen met 750 miljoen dollar in de vorm van giften en interestloze leningen.<br />
92 <strong>DGD</strong> <strong>Jaarverslag</strong> <strong>2010</strong>
Millenniumdoel 3: Bevorderen van gendergelijkheid, versterken<br />
van de positie van de vrouw<br />
Sinds 2006 heeft de helft van alle door de IDA gefinancierde projecten een onderdeel gewijd aan de<br />
gelijkheid tussen man en vrouw. In 2007 heeft de Wereldbank het actieplan voor gendergelijkheid<br />
opgestart, het Gender Action Plan (GAP), voor meer gelijkheid op domeinen als de grondeigendom, de<br />
werkgelegenheid, landbouw, financiën en infrastructuur. Het GAP financiert vandaag nog steeds 250<br />
projecten en onderzoekswerk in 80 landen. Door de IDA-inspanningen konden tussen 1999 en 2008<br />
9% meer meisjes hun lagereschool-loopbaan voltooien.<br />
© Julien Harneis<br />
45 procent van alle Wereldbankleningen integreerde sinds 2008 gendergelijkheid - tegenover 35%<br />
twee jaar ervoor. Deze vooruitgang geldt vooral voor leningen in de sectoren landbouw en plattelandsontwikkeling,<br />
economisch beleid, ontwikkeling van de privésector en infrastructuur. Dit toont aan dat<br />
de investeringen ter bevordering van de economische autonomie van vrouwen hun vruchten afwerpen,<br />
en zelfs de investeringen in het sociale domein aan het inhalen zijn.<br />
93
Millenniumdoel 4: De kindersterfte terugdringen<br />
De strategie van de Wereldbank is gericht op het versterken van nationale gezondheidssystemen.<br />
Op de Millenniumtop in New York werd beslist dat de Wereldbank zich op 35 landen zou concentreren,<br />
voor het merendeel uit Oost- en Zuid-Azië en in Sub-Sahara Afrika. Daarvoor zal ze haar budget met<br />
600 miljoen dollar verhogen.<br />
De IDA-programma’s hebben het voorbije decennium 310 miljoen kinderen gevaccineerd. Sinds 1995<br />
heeft de IDA bijgedragen tot het verlagen van de mortaliteit bij min-5-jarigen: van 134 tot 105 op<br />
1000 kinderen.<br />
De Wereldbank speelt ook een rol in de internationale partnerschappen inzake gezondheidszorg. Samen<br />
met de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) coördineert de Bank het International Health Partnership<br />
and Related Initiatives (IHP+ zie kader). De Wereldbank, het Global Fund, de Global Alliance for Vaccines<br />
and Immunisation (GAVI) en de WHO spannen zich momenteel in om een uniek financieringsplatform<br />
voor gezondheidssystemen op te richten. Het doel ervan is de stroom van bestaande middelen en<br />
nieuwe internationale fondsen te kanaliseren.<br />
Het International Health Partnership werd gelanceerd in september 2007 in Londen. Het is een<br />
coalitie van regeringen, donoren en internationale gezondheidsagentschappen zoals de WHO en<br />
UNICEF. Het IHP streeft naar betere resultaten door iedere partner voor één gezondheidsstrategie<br />
te winnen.<br />
Het “plus”-symbool staat voor het samenbrengen van allerlei initiatieven die dezelfde doelen nastreven,<br />
zoals Providing for Health (P4H), Harmonization for Health in Africa (HHA), enz. België trad<br />
in <strong>2010</strong> toe tot het IHP.<br />
Millenniumdoel 5: Verbeteren van de gezondheid van moeders<br />
De projecten van de Wereldbank verbeteren de toegang van vrouwen tot efficiënte en operationele<br />
gezondheidssystemen. Zo ondersteunt ze programma’s voor familiale planning, initiatieven voor betere<br />
voeding, veiliger bevallingen in ziekenhuizen en preventie van ziektes.<br />
Met de steun van de IDA kregen meer dan 8 miljoen mensen toegang tot levensnoodzakelijke gezondheids-<br />
en voedingsdiensten. De voorbije vijf jaar kregen 2,5 miljoen zwangere vrouwen prenatale<br />
zorgen.<br />
94 <strong>DGD</strong> <strong>Jaarverslag</strong> <strong>2010</strong>
Millenniumdoel 6: Bestrijden van hiv/aids, malaria en<br />
andere ziektes<br />
De Wereldbank nam het initiatief om nieuwe partnerschappen van geldschieters te vormen, net in de<br />
periode dat bijdragen in de strijd tegen hiv/aids verlaagd werden.<br />
Met de steun van de IDA kregen 2 miljoen kinderen en volwassenen besmet met hiv een antivirusbehandeling.<br />
Tussen 2000 en <strong>2010</strong> werden 33 miljoen muskietennetten gekocht en verdeeld. De Bank<br />
lanceerde in 2005 het programma ‘Malaria Booster’. Dit moet de financiële hulp en de technologische<br />
assistentie in de strijd tegen malaria verhogen.<br />
Het Global Fund to fight Aids, Tuberculosis and Malaria is een internationale financieringsinstelling<br />
die in 150 landen preventie en behandeling van deze drie ziektes steunt. Het doet daarvoor<br />
een beroep op een breed netwerk van partnerschappen met andere ontwikkelingsorganisaties.<br />
De gelden die het Global Fund inzamelt, dienen niet om andere programma’s te vervangen of te<br />
reduceren. Ze zijn bedoeld om bepaalde lacunes in landenprogramma’s op te vullen of om complementair<br />
te zijn aan wat andere donoren al doen.<br />
Volgens cijfers van het Global Fund krijgen op deze manier 3 miljoen mensen een antiretrovirale<br />
behandeling (aidsremmers), worden 7,7 miljoen nieuwe besmettingen van tbc opgespoord en<br />
behandeld, en werden al 160 miljoen geïmpregneerde muskietennetten aan families uitgedeeld.<br />
Millenniumdoel 7: Waarborgen van een duurzaam milieu<br />
De Wereldbank tracht steeds meer het beheer van het leefmilieu en van de natuurlijke hulpbronnen<br />
te integreren in projecten van landbouw, water en sanering, het stedelijk leefmilieu. Deze projecten<br />
vertegenwoordigen 9% van de nieuwe toegekende leningen in de voorbije vijf jaar.<br />
Verder ontwierp de Wereldbank een investeringskader voor propere energie in ontwikkelingslanden. De<br />
Investeringsfondsen voor het Klimaat (CIF) zetten samen 6 miljard dollar in om 40 landen bij te staan<br />
bij de klimaatverandering.<br />
De Wereldbank is de belangrijkste externe financierder in de sectoren watervoorziening, sanering,<br />
irrigatie en afwatering van vervuild water, alsook in het beheer van fluviale bekkens en grensoverschrijdende<br />
waterprojecten. Meer dan 113 miljoen mensen kunnen nu genieten van drinkbaar water. Bijna<br />
500.000 collectieve waterpunten werden geïnstalleerd of opnieuw in werking gesteld.<br />
Millenniumdoel 8: Tot stand brengen van een wereldwijd partnerschap<br />
voor ontwikkeling<br />
In 1996 lanceerden de Wereldbank en het IMF het Heavily Indebted Poor Countries-initiatief (HIPC) om<br />
de landen met een zware schuldenlast te verlichten. Het Multilateral Debt Relief Initiative is opgericht<br />
om aan het HIPC extra middelen te geven. Men wilde op deze manier deze landen helpen bij het bereiken<br />
van de MDG’s, en tegelijk de financieringscapaciteit van de internationale financiële instellingen<br />
behouden.<br />
De achtste MDG wil ook initiatieven nemen om de digitale kloof te dichten. De Wereldbank is met 7,6<br />
miljard dollar de belangrijkste internationale financierder voor de ontwikkeling van informatie- en communicatietechnologie.<br />
Ze steunt projecten in 95 landen.<br />
95
“Wereldbank zet waaier van financiële diensten in om Millenniumdoelen te bereiken”<br />
Interview met Gino Alzetta, bestuurder bij de Wereldbank<br />
België deelt zijn vertegenwoordiger<br />
in de Raad<br />
van Bestuur bij de Wereldbank<br />
Groep met 9<br />
andere landen: Hongarije,<br />
Kazachstan, Luxemburg,<br />
Oostenrijk, Slowakije, Slovenië,<br />
Tsjechië, Turkije en<br />
Wit-Rusland. De functie<br />
van Bestuurder (Alternate<br />
Executive Director), momenteel<br />
bekleed door de<br />
Belg Gino Alzetta, wordt<br />
© Wereldbank bij beurtrol uitgeoefend<br />
door de verschillende landen.<br />
Dhr. Alzetta geeft ons vanuit Washington zijn visie over hoe<br />
de Wereldbank in de toekomst efficiënter kan bijdragen aan het<br />
behalen van de Millenniumdoelen.<br />
Zullen de MDG’s binnen de gestelde termijn<br />
gehaald worden?<br />
Alzetta: “Op globaal niveau moet het eerste doel gehaald kunnen<br />
worden. Dat zal dan vooral te maken hebben met de vooruitgang in<br />
China waar het armoedecijfer tussen 1981 en 2005 gedaald is van<br />
78% naar 17%. Andere regio’s zullen dit doel echter niet halen. Dit<br />
geldt zeker voor Sub-Sahara Afrika waar het armoedecijfer in 2005<br />
nog steeds 51% bedroeg, wat slechts een beetje lager ligt dan in<br />
1990 (58%).<br />
Ondanks de grote sprong voorwaarts in bepaalde landen zal het<br />
merendeel van de MDG’s die betrekking hebben op de menselijke<br />
ontwikkeling jammer genoeg niet gehaald worden. Het gaat om<br />
doelen als de daling van het kindersterftecijfer, verbetering van de<br />
gezondheid van moeders, gendergelijkheid, de lagere school volmaken...”<br />
Hoe komt dit?<br />
Alzetta: “Vier jaar al wordt de wereld geconfronteerd met verschillende<br />
crisissen die het MDG-proces ondergraven: stijging van de<br />
prijzen voor voedsel en energie, een financiële en een economische<br />
crisis. Enkele ontwikkelingslanden kregen ook zware natuurrampen<br />
over zich. De Wereldbank schat dat eind <strong>2010</strong> nog eens<br />
64 miljoen vrouwen en mannen door de economische crisis in de<br />
armoede terechtkwamen. Vele ontwikkelingslanden ondervonden<br />
schade door het ineenstorten van de grondstoffenprijzen en het<br />
uitblijven van remittances.<br />
Het is ook gewaagd om kwantitatieve doelen vast te leggen wanneer<br />
er onvoldoende kennis is over de beginsituatie. De Millenniumdoelen<br />
zijn vastgelegd op een ogenblik dat de beschikbare statistische<br />
gegevens onvoldoende of zelfs onbestaand waren.<br />
Ten slotte vereist de realisatie van de MDG’s structurele veranderingen<br />
en een grondige mentaliteitswijziging: een veralgemeende<br />
rationele aanpak van problemen, opstellen van en respect voor de<br />
principes van goed bestuur, wijziging van de verhoudingen tussen<br />
man en vrouw, verandering van de waardenhiërarchie...”<br />
Welke obstakels moeten weg om deze situatie op te<br />
lossen?<br />
Alzetta: “De ontwikkelingslanden moeten de middelen vinden om<br />
een voldoende hoge groei te houden en moeten voldoende bestand<br />
zijn tegen externe conjuncturele schokken. Drie op vier arme mensen<br />
leven in plattelandsgebieden en de meesten zijn afhankelijk van<br />
de landbouw. Het is dus hoog tijd om maatregelen te nemen die de<br />
landbouwproductie ten goede komen, de toegang tot de markten<br />
verbeteren en die hen minder afhankelijk maken van het klimaat.<br />
Regeringen moeten ook de binnenlandse hulpbronnen aanspreken,<br />
voor bepaalde doelgroepen vangnetten creëren en hun uitgaven in<br />
de gezondheidszorg, onderwijs en infrastructuur beschermen. Tegelijk<br />
moeten ze de toegang tot goede diensten voor de armsten<br />
drastisch verbeteren.<br />
De beschikbare middelen zou je kunnen verhogen door het stimuleren<br />
van innoverende financieringssystemen. Een belasting op speculatieve<br />
financiële transacties kan een veelbelovende piste zijn.”<br />
Hoe kan de Wereldbank de ontwikkelingslanden<br />
helpen om deze uitdagingen het hoofd te bieden?<br />
Alzetta: “De Wereldbank heeft sterke troeven, zoals de grootte<br />
van de middelen, de centrale landenaanpak, snelle reactietijd en<br />
haar positie om de verschillende partners te verenigen. Daarom zal<br />
de Wereldbank via een waaier van financiële diensten en kennisoverdracht<br />
economische mogelijkheden creëren om zo de levensomstandigheden<br />
van miljoenen armen te verbeteren, zowel in de<br />
landen met een gemiddeld inkomen als met de laagste inkomens.<br />
De Wereldbank heeft ook bijkomende middelen verworven van de<br />
donoren, en dit naar aanleiding van de onderhandelingen in de Internationale<br />
Ontwikkelingsassociatie (IDA). Deze middelen zijn bestemd<br />
voor de allerarmsten.”<br />
Is de Wereldbank voldoende op de hoogte van de<br />
situatie op het terrein om efficiënt te zijn?<br />
Alzetta: “Het nastreven van de MDG’s vergt inderdaad een groot<br />
empathisch vermogen, wat niet mogelijk is zonder kennis of nabijheid<br />
van de praktijk. De Wereldbank was reeds begonnen met haar<br />
decentralisatie vóór er sprake was van de MDG’s en sindsdien is<br />
ze geïntensifieerd. Bijna de helft van haar personeel dat naar de<br />
regio’s is uitgezonden, is werkzaam op het terrein. Het merendeel<br />
van de landendirecteurs werkt in het land waarvoor ze verantwoordelijk<br />
zijn.”<br />
96 <strong>DGD</strong> <strong>Jaarverslag</strong> <strong>2010</strong>
Een bijzondere relatie<br />
Het Internationaal Monetair Fonds en de Millenniumdoelen<br />
De Belgische ontwikkelingssamenwerking en het IMF<br />
Het Internationaal Monetair Fonds (IMF) is geen partner in de Belgische multilaterale ontwikkelingssamenwerking.<br />
Toch is de samenwerking met het IMF groeiende vanuit het besef dat een stabiel macroeconomisch<br />
klimaat een noodzakelijke voorwaarde is voor duurzame ontwikkeling.<br />
Tot <strong>2010</strong> gaf België ongeveer 1 miljoen euro per jaar voor het organiseren van macro-economische<br />
cursussen voor midden- en topkaders uit ontwikkelingslanden. Deze landen kregen ook technische<br />
assistentie op fiscaal en monetair vlak en inzake betalingsbalansen en wisselkoersen. In <strong>2010</strong> verdubbelde<br />
België zijn bijdrage aan het IMF tot 2 miljoen euro. De focus ligt nu meer op het verruimen van de<br />
eigen inkomsten op de begroting van ontwikkelingslanden zodat de afhankelijkheid van hulp verkleint.<br />
Economische groei<br />
In <strong>2010</strong> schreef het IMF een nota als bijdrage voor de Millenniumtop te New York. Deze schetst de IMFvisie<br />
op zijn eigen bijdrage aan de MDG’s, die zeer indirect is (zie ook interview met Willy Kiekens). Ze<br />
beschrijft ook wat de instelling na de financiële crisis aan veranderingen noodzakelijk acht.<br />
De focus van het IMF ligt in ieder geval op economische groei. Groei is een noodzakelijke (maar niet de<br />
enige) voorwaarde om het ‘momentum’ te herstellen voor het bereiken van de MDG’s. Die groei moet ook<br />
effectief de armoede bestrijden en ten goede komen aan gebieden en sectoren waar armen talrijk zijn.<br />
In de aanloop naar 2015 ziet het IMF vijf uitdagingen om de groei in ontwikkelingslanden te herstellen<br />
en te versnellen.<br />
- De groei in ontwikkelde en opkomende economieën moet zich snel herstellen, dit is een voorafgaande<br />
voorwaarde voor het herst el van de groei in ontwikkelingslanden;<br />
- Ontwikkelingslanden moeten zo vlug mogelijk hun reserves heropbouwen. Die lieten hen toe de<br />
financiële crisis te doorstaan maar zijn nu onvoldoende om een nieuwe schok te counteren;<br />
- Het infrastructuurtekort moet aangepakt worden;<br />
- Handelsbelemmeringen moeten weg, de handelsrelaties met dynamische opkomende economieën<br />
moeten steviger;<br />
- De internationale gemeenschap moet toezien op een blijvend engagement voor fragiele staten zodat<br />
ontwikkeling er niet langer achterop hinkt.<br />
97
“Stabiliteit is een noodzakelijke voorwaarde voor ontwikkeling”<br />
Interview met Willy Kiekens<br />
Willy Kiekens zetelt in de Raad van<br />
Bestuur van het International Monetair<br />
Fonds. Deze bestaat uit 24 leden<br />
die 187 landen vertegenwoordigen.<br />
Kiekens vertegenwoordigt er een groep<br />
van 10 landen, waaronder België. Beslissingen<br />
worden bij consensus genomen.<br />
Slechts in uitzonderlijke gevallen<br />
© IMF<br />
wordt er gestemd, waarbij het stemgewicht<br />
van iedere bestuurder afhankelijk is van het economisch<br />
gewicht van de vertegenwoordigde landen. Willy Kiekens licht ons<br />
de actuele uitdagingen van het IMF toe.<br />
Kiekens: “Het IMF is een instelling die vaak geassocieerd wordt<br />
met droge macro-economische grootheden. Het ziet toe op het monetair,<br />
fiscaal en wisselkoersbeleid van een land. Voor veel mensen<br />
blijft de link tussen de activiteiten van het IMF en het bereiken van<br />
de Millenniumdoelen duister. Er ís geen directe link. Het IMF komt<br />
niet tussen in het organiseren van bijvoorbeeld onderwijs of gezondheidszorg.<br />
Het IMF zorgt wel voor een kader waarin overheid,<br />
ontwikkelingspartners, ngo’s en privésector op de meest efficiënte<br />
wijze hun werk kunnen doen.<br />
Als voorbeeld verwijs ik naar de schuldverlichting bij initiatieven als<br />
de Heavily Indebted Poor Countries (HIPC) en het Multilateral Debt<br />
Relief Initiative (MDRI). Deze zorgden ervoor dat landen die schuldverlichting<br />
kregen nu meer middelen kunnen inzetten voor onder<br />
meer onderwijs en gezondheidszorg in plaats van voor schuldafbetalingen.<br />
Uiteraard is het belangrijk dat die landen niet opnieuw<br />
onhoudbare schulden aangaan. Door deze initiatieven en door te<br />
waken over een evenwichtig fiscaal beleid, heeft het IMF dus indirect<br />
bijgedragen tot de MDG’s.”<br />
Het IMF heeft een bijzondere inspanning gedaan om<br />
de gevolgen van de financiële crisis te temperen.<br />
Hebben die impact gehad op de MDG’s?<br />
Kiekens: “Het IMF kan geen giften doen, enkel leningen verstrekken.<br />
In 2009 heeft het IMF voor 3,8 miljard dollar nieuwe, goedkope<br />
leningen toegekend aan ontwikkelingslanden, meer dan het dubbele<br />
dan in 2008. Deze leningen zijn goedkoper dan wat men op de<br />
markt kan vinden, en dus verzacht het IMF de impact van de crisis<br />
en draagt het indirect bij tot de MDG’s.<br />
Het IMF creëerde ook 250 miljard extra “IMF Speciale Trekkingsrechten”.<br />
18 miljard dollar daarvan ging naar ontwikkelingslanden.<br />
Zij kunnen deze Trekkingrechten gebruiken om hun reserves aan te<br />
sterken, of om ze te verkopen in ruil voor harde valuta.<br />
Ten slotte richtte het IMF ook het nieuwe Post-Catastrophe Debt<br />
Relief Trust (PCDR) op. Dit laat het IMF toe om schulden kwijt te<br />
schelden van landen die door natuurrampen getroffen worden.<br />
Zo kon Haïti zijn schulden tegenover het IMF kwijtschelden na de<br />
zware aardbeving in januari <strong>2010</strong>.”<br />
Maatregelen zoals inflatiebeheersing en vrij kapitaalverkeer<br />
zorgen voor macrostabiliteit. Maar<br />
critici zeggen dat dit vooral investeerders en markten<br />
ten goede komt, niet de ontwikkeling.<br />
Kiekens: “Macrostabiliteit is een belangrijke voorwaarde om een<br />
ontwikkelingsbeleid te kunnen voeren. Het is zeer moeilijk, zo niet<br />
onmogelijk, om een ontwikkelingsbeleid te voeren in een land<br />
waar de fiscale tekorten leiden tot onhoudbare schulden. Want die<br />
schulden eisen in de vorm van afbetalingsverplichtingen steeds belangrijkere<br />
delen van de beschikbare inkomsten op. Je kunt ook<br />
geen ontwikkeling verwachten waar de inflatie zo hoog ligt dat het<br />
vertrouwen in de munt ondermijnd wordt, waar het gebrek aan<br />
stabiliteit potentiële investeerders afschrikt en/of uit de formele<br />
economie verdrijft.<br />
Neem nu de beheersing van de inflatie: wanneer de inflatie zeer<br />
hoog ligt, wordt het zeer moeilijk om aan microfinanciering te doen,<br />
tenzij men zeer hoge interestvoeten vraagt of leningen verstrekt in<br />
een vreemde, meer stabiele, munt, waarbij het wisselkoersrisico bij<br />
de mensen die de lening aangaan komt te liggen. Indien een financiële<br />
instelling of een ngo verliezen maakt met microfinancieringsactiviteiten,<br />
vermindert het basiskapitaal waardoor men uiteindelijk<br />
geen kredieten aan armen meer kan verstrekken. Bij een relatief<br />
lage en stabiele inflatie echter is het mogelijk om op een rendabele<br />
manier aan microfinanciering te doen, waardoor het mogelijk wordt<br />
om de activiteiten uit te breiden en aan meer mensen kredieten te<br />
verstrekken.”<br />
Hoe ziet u de verhouding privé/overheid in dit kader?<br />
Kiekens: “Economische groei en tewerkstelling worden niet enkel<br />
door de publieke sector gecreëerd. De privésector speelt hier<br />
ook een belangrijke rol. In veel ontwikkelingslanden bestaat er een<br />
grote informele sector wegens het slechte zakelijke klimaat, waardoor<br />
de overheid veel potentiële binnenlandse inkomsten ziet verloren<br />
gaan. Macrostabiliteit en een goed zakelijk klimaat verhoogt<br />
de aantrekkelijkheid voor lokale en buitenlandse investeerders. Dit<br />
komt de tewerkstelling ten goede en doet de binnenlandse inkomsten<br />
stijgen. En dat laat de overheid dan weer toe om meer sociale<br />
uitgaven te doen.”<br />
Hoe poogt u ontwikkelingsrelevante opmerkingen die<br />
lokaal gekend zijn toch mee te nemen bij uw beslissingen<br />
in het verre “Washington”?<br />
Kiekens: “De uiteindelijke beslissing wordt in Washington genomen,<br />
maar dit gebeurt steeds in overleg met de Nationale Bank van<br />
België, de FOD Financiën, en/of de FOD <strong>Buitenlandse</strong> <strong>Zaken</strong>. Voor<br />
wat betreft de 18 Belgische partnerlanden wordt er telkens overlegd<br />
met de attachés internationale samenwerking op de Belgische<br />
ambassade in Washington. De input die zij van hun collega’s op<br />
het terrein verkrijgen, wordt verwerkt in het standpunt dat België<br />
neemt tijdens de vergadering. Ten slotte is er ook regelmatig contact<br />
met ngo’s, zowel in België als in Washington.”<br />
98 <strong>DGD</strong> <strong>Jaarverslag</strong> <strong>2010</strong>
Deel 3<br />
Sensibilisering in België<br />
Naar aanleiding van de Europese Ontwikkelingsdagen organiseerde<br />
<strong>DGD</strong> een uitgebreid programma voor het grote publiek, waarvan<br />
een aantal evenementen hieronder worden voorgesteld.<br />
Als gastheer van de Europese Ontwikkelingsdagen in december<br />
<strong>2010</strong> bracht <strong>DGD</strong> de belangrijkste Belgische actoren van de<br />
ontwikkelingssamenwerking samen op de stand van de Belgische<br />
ontwikkelingssamenwerking, die werd vereerd met een bezoek van<br />
prins Filip.<br />
© Eurotrio<br />
Shoot against Poverty, een fotowedstrijd voor jonge amateurfotografen,<br />
lokte meer dan 400 inzendingen met de strijd tegen<br />
de armoede als onderwerp. De foto’s van de 20 laureaten werden<br />
tentoongesteld op de trappen van de Kunstberg in Brussel.<br />
© <strong>DGD</strong> / Dimitri Ardelean<br />
99
Tijdens het originele modedefilé “When fashion meets humanity”<br />
op 6 december <strong>2010</strong> verwoordden 8 Belgische ontwerpers in hun<br />
creaties de 8 Millenniumdoelen op een elegante en pakkende wijze.<br />
Mode werd zo een instrument om een ander publiek bewust te maken<br />
voor ontwikkelingssamenwerking.<br />
© <strong>DGD</strong> / Dimitri Ardelean<br />
De Belgische ontwikkelingssamenwerking creëerde in <strong>2010</strong> een interactieve<br />
mobiele stand over de Millenniumdoelen en de Belgische<br />
bijdrage bij de realisatie ervan. Centraal staat een interactieve quiz,<br />
waar de bezoeker op een speelse en actieve manier met alle zintuigen<br />
symbolisch zelf de 8 Millenniumdoelen kan trachten te behalen.<br />
De quiz bestaat uit 8 spelconsoles met aanraakschermen, luisterfragmenten,<br />
kennis- en geheugenspelen en zelfs een geurbuis.<br />
© <strong>DGD</strong> / Dimitri Ardelean<br />
<strong>DGD</strong> nam in <strong>2010</strong> voor het eerst deel aan het volksfeest tijdens de<br />
Nationale Feestdag in Brussel op 21 juli. Via een interactieve stand<br />
met tal van animaties en spelen over de Millenniumdoelen, kon het<br />
talrijk aanwezige publiek er meteen ook de inzet en de resultaten<br />
van de Belgische ontwikkelingssamenwerking in haar strijd tegen<br />
de wereldwijde armoede leren kennen.<br />
© <strong>DGD</strong> / Dimitri Ardelean<br />
100 <strong>DGD</strong> <strong>Jaarverslag</strong> <strong>2010</strong>
Dimensie 3, het magazine van de Belgische ontwikkelingssamenwerking,<br />
legde in <strong>2010</strong> de nadruk op vijf centrale thema’s: biodiversiteit,<br />
fragiele staten, de 50ste verjaardag van de Congolese<br />
onafhankelijkheid, de Millenniumdoelen en de multilaterale hulp. In<br />
het kader van de Millenniumtop in september <strong>2010</strong> werd het nummer<br />
over de Millenniumdoelen vertaald naar het Engels.<br />
De Belgische ontwikkelingssamenwerking ondersteunde in <strong>2010</strong><br />
de fototentoonstelling “Art in All of Us – World Art Tour” die te zien<br />
was in Brussel en Antwerpen. Met de universele taal van de kunst<br />
als leidraad, liet de tentoonstelling de tienduizenden bezoekers<br />
zichzelf vragen stellen over culturen, vrijheid van meningsuiting,<br />
tradities, de verschillende levenswijze van de meeste mensen die<br />
zo dichtbij zijn en toch zo sterk verschillen ...<br />
© Art in All of Us<br />
101
Bijlagen<br />
Regionale verdeling <strong>DGD</strong>-hulp<br />
Regionale verdeling directe bilaterale <strong>DGD</strong>-hulp<br />
Azië<br />
7%<br />
Centraal- en Zuid-<br />
Amerika<br />
7%<br />
Azië<br />
5%<br />
Centraal- en Zuid-<br />
Amerika<br />
6% Universeel<br />
15%<br />
Noord-Afrika<br />
5%<br />
Universeel<br />
50%<br />
Afrika<br />
36%<br />
Sub-Sahara<br />
Afrika 69%<br />
Regionale verdeling niet-gouvernementele <strong>DGD</strong>-hulp<br />
Centraal- en Zuid-<br />
Amerika<br />
16%<br />
Azië<br />
9%<br />
Universeel<br />
36%<br />
Afrika<br />
39%<br />
102 <strong>DGD</strong> <strong>Jaarverslag</strong> <strong>2010</strong>
Belgische officiële ontwikkelingshulp (ODA) 2007-<strong>2010</strong><br />
Bij het afsluiten van het jaarverslag waren enkel de gegevens voor <strong>DGD</strong> en de FOD <strong>Buitenlandse</strong> <strong>Zaken</strong> beschikbaar.<br />
Vanaf midden 2011 vindt u de volledige ODA-tabel op www.dg-d.be (rubriek Cijfers).<br />
2007 2008 2009 <strong>2010</strong><br />
Directie-Generaal Development (<strong>DGD</strong>)<br />
Gouvernementele samenwerking<br />
Technische samenwerking en beurzen 129.340.915 160.606.750 178.857.533 207.378.414<br />
Gedelegeerde samenwerking 7.217.477 18.174.701 29.895.700 25.935.784<br />
Regionale samenwerking 211.233 2.200.000 9.244.590 8.100.000<br />
Algemene en sectoriële begrotingshulp 23.922.936 27.377.140 20.531.193 47.246.017<br />
Speciale noodhulp Centraal-Afrika 5.000.000 20.500.000 500.000 0<br />
Microprojecten 2.486.964 3.467.803 2.638.488 3.721.098<br />
Beheerskosten BTC 20.306.000 21.032.890 21.512.000 21.431.214<br />
Leningen van staat tot staat 25.559.245 16.045.620 28.355.900 32.897.662<br />
Subtotaal Gouvernementele samenwerking 214.044.770 269.404.903 291.535.404 346.710.188<br />
Niet-gouvernementele samenwerking<br />
NGO-programmafinanciering 99.150.043 99.612.783 125.299.255 117.842.543<br />
VVOB 8.596.316 8.452.767 8.999.999 9.199.998<br />
APEFE 8.524.332 8.094.522 9.000.000 9.200.000<br />
VLIR - Vlaamse interuniversitaire raad 26.607.871 28.729.721 30.192.922 30.690.970<br />
CIUF/CUD - Interuniversitair centrum van CFWB 23.910.341 23.782.966 26.721.492 27.984.233<br />
Wetenschappelijke instellingen 13.476.508 14.150.776 15.632.880 17.222.917<br />
Lokale civiele maatschappij 5.007.409 5.999.580 5.387.145 3.633.911<br />
Africalia 2.310.000 2.015.000 2.360.000 2.125.000<br />
Andere niet-gouvernementeel 7.456.760 10.425.793 9.438.774 10.177.268<br />
Subtotaal Niet-gouvernementele samenwerking 195.039.580 201.263.907 233.032.467 228.076.839<br />
Multilaterale samenwerking<br />
Verplichte multilaterale bijdragen 6.678.391 9.049.347 10.082.195 10.922.064<br />
waarvan aan VN 6.422.346 8.771.641 9.783.904 10.597.896<br />
Vrijwillige multilaterale bijdragen 90.791.450 94.567.930 111.180.728 113.153.830<br />
waarvan aan VN 62.478.816 65.659.693 81.671.628 79.705.081<br />
Europees ontwikkelingsfonds en Bank 104.860.013 132.560.006 135.044.009 146.608.405<br />
Wereldbankgroep 76.000.000 175.320.000 102.833.000 109.294.000<br />
Regionale ontwikkelingsbanken 27.266.541 30.860.353 45.655.381 27.669.325<br />
Milieuverdragen 12.668.806 12.679.354 24.863.448 38.327.148<br />
Multilaterale Schuldkwijtschelding 12.832.368 18.674.711 15.060.874 16.150.608<br />
Subtotaal multilaterale samenwerking 331.097.570 473.711.701 444.719.636 462.125.381<br />
Belgisch fonds voor de voedselzekerheid<br />
Gouvernementeel/beheer/sensibilisering 4.620.058 13.313.634 8.218.146 2.693.421<br />
Via ngo's 13.363.246 13.843.855 15.681.107 9.181.907<br />
Via multilaterale instellingen 12.014.882 6.484.181 7.543.855 4.666.001<br />
Subtotaal Belgisch fonds voor de voedselzekerheid 29.998.186 33.641.671 31.443.107 16.541.329<br />
Maatschappijopbouw 15.168.940 19.183.806 27.112.570 35.201.208<br />
Humanitaire en voedselhulp 14.598.923 26.960.444 56.057.930 97.983.370<br />
Steun aan de privésector, BIO 28.138.365 44.626.496 142.351.398 118.322.746<br />
Rentebonificaties (vanaf <strong>2010</strong> budget <strong>Buitenlandse</strong> <strong>Zaken</strong>) 11.009.296 13.053.489 18.517.825<br />
Sensibilisering in België (excl. ngo's) 6.944.171 6.022.630 5.494.561 9.935.828<br />
Administratie, evaluatie, andere 1.958.388 1.213.826 1.505.431 2.673.300<br />
Totaal <strong>DGD</strong> 847.998.189 1.089.082.873 1.251.770.330 1.317.570.189<br />
<strong>Buitenlandse</strong> <strong>Zaken</strong> (uitgezonderd <strong>DGD</strong>)<br />
Noodhulp, B-FAST 23.394.425 25.821.348 24.605.308 560.249<br />
Conflictpreventie / preventieve diplomatie 21.795.433 24.013.834 24.037.771 26.716.535<br />
Bijdragen aan internationale instellingen 5.161.131 7.777.018 6.511.771 7.243.111<br />
Rentebonificaties (vanaf <strong>2010</strong>) 16.547.942<br />
Pers / Communicatie / Bijzonder Evaluator 846.952 1.063.024 1.037.770 442.753<br />
Administratiekosten (ODA-deel) 36.799.266 41.867.280 41.446.473 43.581.477<br />
TOTAAL <strong>Buitenlandse</strong> <strong>Zaken</strong> (uitgezonderd <strong>DGD</strong>) 87.997.207 100.542.504 97.639.093 95.092.068<br />
103
Belgische officiële ontwikkelingshulp (ODA) 2007-<strong>2010</strong><br />
2007 2008 2009 <strong>2010</strong><br />
ODA-uitgaven van <strong>DGD</strong> per sector 2007-<strong>2010</strong><br />
Onderwijs 105.440.254 115.468.957 154.287.358 12,33% 143.134.301 10,86%<br />
Gezondheid 75.738.967 84.938.392 112.273.622 8,97% 135.494.467 10,28%<br />
Bevolking en reproductieve gezondheidszorg 36.639.857 29.335.218 35.385.498 2,83% 31.227.582 2,37%<br />
Water en sanering 33.764.456 30.990.032 47.816.899 3,82% 74.920.699 5,69%<br />
Overheid en civiele maatschappij 50.676.020 70.065.684 103.141.309 8,24% 117.816.892 8,94%<br />
Conflict, vrede, veiligheid 2.798.486 8.665.284 5.912.223 0,47% 4.792.278 0,36%<br />
Sociale diensten 39.850.725 37.604.203 45.575.159 3,64% 48.702.574 3,70%<br />
Transport en opslag 17.105.006 16.645.013 90.140.168 7,20% 53.654.162 4,07%<br />
Communicatie 1.404.459 4.304.987 1.344.275 0,11% -166.943 -0,01%<br />
Energie 3.047.568 13.838.701 42.815.620 3,42% 35.772.914 2,72%<br />
Banken en financiële diensten 34.000.602 39.993.990 143.127.786 11,43% 122.651.397 9,31%<br />
waarvan microkrediet 24.607.978 14.078.176 9.184.324 0,73% 18.327.337 1,39%<br />
Ondernemingen 785.297 573.929 4.088.645 0,33% 4.434.069 0,34%<br />
Land- en bosbouw, visvangst 51.737.158 76.603.785 107.257.507 8,57% 119.104.535 9,04%<br />
Industrie, mijnbouw en constructie 12.416.516 17.625.984 38.524.315 3,08% 8.899.591 0,68%<br />
Handel en toerisme 1.812.535 3.092.093 9.879.801 0,79% 8.599.228 0,65%<br />
Milieubescherming 17.916.136 20.121.663 35.195.653 2,81% 39.519.038 3,00%<br />
Multisector 56.570.981 46.604.349 74.516.118 5,95% 60.710.916 4,61%<br />
waarvan landelijke ontwikkeling 23.158.665 18.004.695 20.561.158 1,64% 12.247.800 0,93%<br />
Humanitaire hulp 44.636.596 68.850.707 86.976.546 6,95% 126.951.064 9,64%<br />
waarvan noodvoedselhulp 14.525.000 26.414.849 39.609.292 3,16% 47.186.289 3,58%<br />
Voedselhulp 154.745 42.885 1.627.827 0,13% 5.084.857 0,39%<br />
Algemene begrotingshulp 3.074.042 7.108.376 22.687.903 1,81% 44.922.979 3,41%<br />
Schuldverlichting 12.832.368 18.674.711 22.232.712 1,78% 32.485.948 2,47%<br />
Sensibilisering in België 20.551.301 23.116.659 24.258.042 1,94% 28.409.389 2,16%<br />
Administratiekosten 21.621.578 21.968.192 21.843.431 1,75% 22.254.882 1,69%<br />
Sector niet gespecificeerd 203.422.537 332.758.147 20.861.911 1,67% 48.193.371 3,66%<br />
TOTAAL SECTORTABEL 847.998.189 1.088.991.943 1.251.770.330 100,00% 1.317.570.189 100,00%<br />
104 <strong>DGD</strong> <strong>Jaarverslag</strong> <strong>2010</strong>
De Millennium Ontwikkelingsdoelstellingen<br />
1. Extreme armoede en honger bestrijden<br />
- Het aantal mensen dat moet leven van minder dan één dollar per dag met de helft terugbrengen.<br />
- Het percentage van mensen die honger lijden met de helft verminderen.<br />
2. Basisonderwijs voor iedereen<br />
- Ervoor instaan dat alle jongens en meisjes de lagere school volledig doorlopen.<br />
3. Gelijke kansen voor de vrouwen<br />
- Ongelijkheid tussen jongens en meisjes uitbannen in het lager en voortgezet onderwijs, liefst tegen 2005 en op alle niveaus<br />
tegen 2015.<br />
4. De kindersterfte terugdringen<br />
- Het sterftecijfer onder kinderen tot vijf jaar met twee derde reduceren.<br />
5. De gezondheid van moeders verbeteren<br />
- Het sterftecijfer onder vrouwen op het kraambed met drie kwart terugdringen.<br />
6. Hiv/aids, malaria en andere dodelijke ziekten bestrijden<br />
- Verdere verspreiding van hiv/aids stoppen en het aantal besmettingen keren.<br />
- Het aantal nieuwe gevallen van malaria en andere ernstige ziekten stoppen en een begin maken met hun totale uitbanning.<br />
7. Zorgen voor een duurzaam milieu<br />
- De principes die gelden voor duurzame ontwikkeling opnemen in nationale milieubeleidsprogramma’s; het keren van het verlies van<br />
natuurlijke hulpbronnen.<br />
- Het aantal mensen dat geen duurzame toegang heeft tot veilig drinkwater met de helft terugdringen.<br />
- Tegen 2020 de leefomstandigheden van ten minste 100 miljoen krottenwijkbewoners aanzienlijk verbeteren.<br />
8. Een wereldpartnerschap voor ontwikkeling creëren<br />
- Blijven werken aan een open stelsel van handel en financiën, dat gebonden is aan regels, voorspelbaar is en niet discrimineert. Gekoppeld<br />
aan dit systeem zijn beloften aangaande goed bestuur, streven naar ontwikkeling en de uitbanning van armoede - op nationaal<br />
en internationaal vlak.<br />
- Aandacht besteden aan de bijzondere behoeften van de minst ontwikkelde landen. Met inbegrip van de opheffing van tolmuren<br />
en quota’s voor hun exportgoederen; extra schuldverlichting voor landen met de grootste geldzorgen; het schrappen van officiële<br />
bilaterale schulden; en meer officiële ontwikkelingssteun voor landen die ernst maken met de uitbanning van armoede.<br />
- Aandacht hebben voor de bijzondere behoeften van ontwikkelingslanden zonder zeehavens en ook voor de arme, kleine eilandstaten.<br />
- De schuldenproblematiek van ontwikkelingslanden aanpakken in een bredere context, en wel door maatregelen op nationaal en<br />
internationaal niveau te treffen die het vraagstuk terugdringen tot verantwoordelijke proporties.<br />
- In samenwerking met de ontwikkelingslanden: behoorlijke en productieve werkgelegenheid voor jongeren creëren.<br />
- In samenwerking met farmaceutische bedrijven: in ontwikkelingslanden toegang creëren tot betaalbare basisgeneesmiddelen<br />
- In samenwerking met het bedrijfsleven: de voordelen van nieuwe technologieën - vooral de informatie- en communicatietechnologie -<br />
op brede schaal verspreiden.<br />
105
Organigram <strong>DGD</strong><br />
Directie-Generaal Ontwikkelingssamenwerking<br />
D0.0<br />
Secretariaat en<br />
Ondersteuning<br />
D0.1<br />
Beleidsondersteuning<br />
D1<br />
Gouvernementele<br />
programma’s<br />
D2<br />
Humanitaire en voedselzekerheidsprogramma’s<br />
D1.1<br />
Noord-Afrika en<br />
Midden-Oosten<br />
D2.1<br />
Spoedhulp - Rehabilitatie -<br />
Voedselhulp<br />
D1.2<br />
Centraal-Afrika<br />
D2.2<br />
Belgisch Fonds voor de<br />
Voedselzekerheid<br />
D1.3<br />
West-Afrika<br />
D1.4<br />
Zuidelijk en Oost-Afrika<br />
D1.5<br />
Latijns-Amerika en Azië<br />
D1.6<br />
Regionale samenwerking<br />
106 <strong>DGD</strong> <strong>Jaarverslag</strong> 2009
Directeur-generaal D<br />
D0.2<br />
Begroting en ODA<br />
D3<br />
Niet-Gouvernementele<br />
Programma’s<br />
D4<br />
Multilaterale en Europese<br />
Programma’s<br />
D5<br />
Sensibiliseringsprogramma’s<br />
D3.1<br />
Ngo’s<br />
D4.1<br />
Verenigde Naties en Bretton<br />
Woods Instellingen<br />
D5.1<br />
Sensibilisering door derden<br />
D3.2<br />
Universiteiten en Wetenschappelijke<br />
instellingen<br />
D4.2<br />
Europese Unie<br />
D5.2<br />
Sensibilisering door de<br />
<strong>DGD</strong><br />
D3.3<br />
Andere partners<br />
D4.3<br />
Sectorale Fondsen en<br />
programma’s<br />
D3.4<br />
Budgettaire Programmatie en<br />
Financiële Controle voor nietgouvernementele<br />
programma’s<br />
107
Colofon<br />
Redactie en coördinatie: Directie-Generaal Ontwikkelingssamenwerking<br />
Hoofdredactie: Thomas Hiergens<br />
Eindredactie: Jan De Mets (Jan.De.Mets@fulladsl.be)<br />
Vertaling: Data Translations<br />
Ontwerp en realisatie: www.cibecommunicatie.be<br />
Productie: Dienst Communicatie<br />
Contact: 02/501 81 11<br />
Verantwoordelijk uitgever: Dirk Achten, Karmelietenstraat 15, 1000 Brussel<br />
De gegevens in deze publicatie zijn louter informatief en binden de FOD juridisch op generlei wijze.<br />
Wettelijk depot: 0218/2011/17<br />
Mei 2011<br />
108 <strong>DGD</strong> <strong>Jaarverslag</strong> <strong>2010</strong><br />
www.diplomatie.belgium.be - www.dg-d.be
Het <strong>DGD</strong>-<strong>Jaarverslag</strong> <strong>2010</strong> is een uitgave van de Federale Overheidsdienst <strong>Buitenlandse</strong> <strong>Zaken</strong>,<br />
<strong>Buitenlandse</strong> Handel en Ontwikkelingssamenwerking.<br />
Gratis verkrijgbaar in het Nederlands, Frans en Engels.
KONINKRIJK BELGIË<br />
Federale Overheidsdienst<br />
<strong>Buitenlandse</strong> <strong>Zaken</strong>,<br />
<strong>Buitenlandse</strong> Handel en<br />
Ontwikkelingssamenwerking