Download - Gemeente Olst-Wijhe

Zienswijzen 81
56.
Samenvatting
Deze zienswijze heeft betrekking op Kletterstraat 23 en 23a en reclamant heeft de volgende
opmerkingen over deze percelen.
1. Reclamant verzoekt om een vergroting van het bouwvlak om te kunnen blijven voldoen
aan een doelmatige stallingruimte, professionele uitstraling, en dergelijke. Het betreft
het noordelijke gedeelte dat niet is ingetekend als bouwvlak terwijl dit een belangrijk
deel van het bedrijf betreft waar activiteiten plaatsvinden. Dit zal aansluiten bij de feitelijke
(altijd al bestaande) situatie. Reclamant heeft schets bijgevoegd.
2. Op grond van de Bouwregels voor bedrijven, artikel 6.2, onder c, van het voorliggende
ontwerpbestemmingsplan is aangegeven dat het bedrijf niet meer mag uitbreiden qua
bebouwing. In artikel 6.3.1 onder b wordt een mogelijkheid tot afwijking van de bouwregels
middels een 25% uitbreiding toegestaan voor agrarisch aanverwante bedrijven.
Dit is van toepassing voor reclamant. Deze uitbreidingspercentage is voor reclamant
naar de toekomst toe te weinig. Dit moet minimaal 50% zijn. Of minimaal de mogelijkheid
tot een groter uitbreidingspercentage als vrijstellings-/wijzigingsbevoegdheid (artikel
6.3.1 lid b) op te nemen in bestemmingsplan (minimaal 50%).
3. Reclamant is het niet eens met de regeling voor archeologie en archeologische verwachtingswaarde.
Het gebied met de aanduiding 'Waarde - Archeologie - 1' is vaak gekoppeld
aan een omgevingsvergunningstelsel dat niet verenigbaar is met regulier loonwerk.
Daarnaast maakt reclamant bezwaar tegen het feit dat het bouwvlak niet is uitgezonderd
van vergunningplicht. Het bouwvlak is in het verleden al grotendeels vergraven,
het aantreffen van archeologische resten is hoogst onwaarschijnlijk en tot nu toe nooit
aangetroffen.
4. Reclamant mist in relatie tot de infrastructuur en verkeersafwikkeling een nadere
toelichting omtrent langzaamrijdend verkeer. Reclamant verzoekt het aspect 'landbouwverkeer'
nadrukkelijk in dit plan (of hieraan gerelateerde verkeersbesluiten) te betrekken,
waarbij nadrukkelijk rekening dient te worden gehouden met breedtes, hoogtes,
snelheid en dergelijke van het (landbouw)materieel in relatie tot het beheer en inrichting
van de wegen in het buitengebied.
Beantwoording
1. Het wordt uit de zienswijze niet duidelijk wat de altijd al bestaande situatie is. Wel
wordt na onderzoek op basis van luchtfoto's duidelijk dat de gronden op het perceel met
de bestemming Agrarisch al in ieder geval sinds 2002 in gebruik zijn bij het bedrijf.
Omdat deze gronden de bestemming Agrarisch hebben, is het gebruik in strijd met de
bestemming. Om dit op te heffen wordt hier een bestemmingsvlak 'bedrijf' toegekend.
Derhalve wordt het huidige gebruik gelegaliseerd. De zienswijze is op dit punt gegrond.
2. Een van de uitgangspunten van het bestemmingsplan Buitengebied is dat er gestuurd
wordt op het tegengaan van ongewenste verstening. Derhalve bieden wij bestaande bedrijven
die niet aan het buitengebied verwant zijn een geringe uitbreidingsmogelijkheid
van 15%. Omdat wij van mening zijn dat agrarisch aanverwante bedrijven meer in het
buitengebied passen dan de niet-agrarisch aanverwante bedrijven, staan wij hier ook
meer uitbreidingsmogelijkheid toe. Een verdubbeling van de reeds bestaande oppervlakte
betekent een forse impact op de bestaande kwaliteiten in het gebied. Dit is niet
wenselijk en niet in lijn met de uitgangspunten van het bestemmingsplan. De zienswijze
is op dit punt ongegrond.
3. Vanuit bestaande wet- en regelgeving is de gemeente verplicht om de bestaande
archeologisch waarden en verwachtinsgwaarden te beschermen. Uit de zienswijze wordt
niet geheel duidelijk waar de grond precies geroerd is. Mocht uit nadere stukken blijken
dat de archeologische verwachtingswaarde bijgesteld moet worden, dan biedt het be-
Adviesbureau RBOI 015000.15601.00
Rotterdam / Middelburg