Download - Gemeente Olst-Wijhe

Zienswijzen 69
48.
Samenvatting
Deze zienswijze heeft betrekking op perceel D-4413 en reclamant heeft de volgende opmerkingen
over dit perceel.
1. Reclamant geeft aan dat de geschiedenis al ver teruggaat in de tijd. In de brief (25 augustus
2000) is ten onrechte genoemd dat het perceel D-4413 de bestemming bosperceel
heeft, dit moet zijn 'agrarisch gebied'. Reclamant heeft vervolgens enkele vragen:
- Reclamant ontvangt graag een uittreksel van het plan met betrekking tot bestemming
agrarisch of bos?
- Is er voor dit bestemmingsplan buitengebied een ontwerp artikel 30 opgesteld? Zo
ja, hoe luidt deze en wanneer is deze opgesteld?
- Geldt deze ook voor agrarische doeleinden? Zo ja, dan zijn de bepalingen voor het
agrarisch gebied anders dan voor bosgebied!
Reclamant geeft aan met het inspraakformulier tegemoet te komen aan de brief van de
gemeente d.d. 25 augustus 2000, door de bouwsels op te schuiven naar de weg. De
bebouwing komt dan pal naast de woonbebouwing van de buren.
2. Reclamant vraagt wanneer een gebouw illegaal is?
3. Reclamant geeft aan dat het van belang is voor de zienswijze om te weten hoe het
woonhuis van de buren tot stand is gekomen. Zowel de planologische procedure als de
argumenten en wanneer een en ander gerealiseerd is.
4. Reclamant geeft aan dat door de brief van het college van 25 augustus 2000 er een
padstelling is ontstaan. De brief is bijgevoegd. De gemeente gaat eraan voorbij dat op
het perceel bebouwing staat. Door deze te ruimen en de bebouwing richting openbare
weg te verschuiven zal dit de landschappelijke en ruimtelijke waarde ten goede komen.
Mede ook door de sloop van de bestaande opstallen. De onderhavige kavel heeft geen
enkele binding met een agrarisch bedrijf of anderszins. Reclamant geeft aan dat het logisch
lijkt om (een klein deel) van dit perceel een woonbestemming te geven.
Beantwoording
1. Uit dit punt van de zienswijze blijkt onvoldoende wat het bezwaar van reclamant is.
Derhalve is de zienswijze op dit punt niet ontvankelijk.
2. Uit dit punt van de zienswijze blijkt onvoldoende wat het bezwaar van reclamant is.
Derhalve is de zienswijze op dit punt niet ontvankelijk.
3. Uit dit punt van de zienswijze blijkt onvoldoende wat het bezwaar van reclamant is.
Derhalve is de zienswijze op dit punt niet-ontvankelijk.
4. Door middel van de brief van 25 augustus 2000 geeft het toenmalige college van de gemeente
Olst aan dat zij in principe bereid is om medewerking te verlenen aan het plaatsen
van één schuur met een maximale inhoud van 62 m³. Dit onder de voorwaarde dat
alle bestaande bouwwerken op het betreffende deel van het perceel worden afgebroken.
Dit kon door middel van een bouwaanvraag en een bijbehorende vrijstelling. De aanvraag
is nooit ingediend, waarmee dus geen vervolg is gegeven aan deze mogelijkheid.
Derhalve wordt nu dan ook geen medewerking verleend aan het verzoek. De zienswijze
is op dit punt ongegrond.
Conclusie
1. Het bestemmingsplan behoeft geen aanpassing.
2. Het bestemmingsplan behoeft geen aanpassing.
3. Het bestemmingsplan behoeft geen aanpassing.
4. Het bestemmingsplan behoeft geen aanpassing.
Adviesbureau RBOI 015000.15601.00
Rotterdam / Middelburg