Download - Gemeente Olst-Wijhe

56 Zienswijzen
Beantwoording
1. Per abuis is in artikel 39 lid 39.1 onder d een foutieve bepaling opgenomen. Deze bepaling
wordt als volgt aangepast: het bepaalde onder a, b en c is niet van toepassing indien
gebruik gemaakt wordt van de saneringsregeling zoals opgenomen in de leden 6.2,
19.2 en 23.2. (OBP). Door middel van deze aanpassing wordt het meerdere van 100 m²
aan bebouwing niet onder het overgangsrecht gebracht c.q. wegbestemd maar gelden
de bestaande maten zoals bedoeld.
De term omgevingsvergunning geldt als verzamelnaam voor verschillende vergunningen
waaronder ook de voormalige bouwvergunning. Het is dus niet zo dat hier alleen de recente
omgevingsvergunningen onder vallen. Dit betreft onder andere ook de voormalige
bouwvergunning. In de juridische planbeschrijving zal dit worden opgenomen. De
zienswijze is op dit punt gegrond.
2. Als gevolg van de aanpassing zoals benoemd onder a komt de extra bebouwing niet onder
het overgangsrecht te staan maar gelden de bestaande maten. In de bouwregels
wordt een nieuwe rij toegevoegd waarin geregeld wordt dat voor voormalige bedrijfsbebouwing
geldt dat het bestaande oppervlak is toegestaan. Bij nieuwbouw is de saneringsregeling
van toepassing. De gemeente voorziet derhalve geen problemen bij opstellen
van een nieuw bestemmingsplan. Het opnemen van de saneringsregeling is een
keuze van de gemeente. Met deze regeling wil de gemeente ontstening van het buitengebied
bereiken waardoor de ruimtelijke kwaliteit van het gebied wordt vergroot. De
zienswijze is op dit punt ongegrond.
De Rood voor Rood-regeling betreft een provinciale regeling die los staat van het bestemmingsplan.
Doordat de voormalige bedrijfsbebouwing als bestaand wordt toegestaan
is het mogelijk hier, mits voldaan wordt aan de voorwaarden, de Rood voor Roodregeling
op toe te passen. In het bestemmingsplan is opgenomen dat eenmalig nieuwe
gebouwen mogen worden opgericht indien en voor zover sloop van legaal opgerichte
landschapsontsierende bebouwing plaatsvindt. Dit betekent niet automatisch dat dit alle
bebouwing uitgezonderd karakteristieke bebouwing betreft. Toen het nog agrarische
bebouwing was, was die bebouwing functioneel aan het buitengebied gebonden en dus
noodzakelijk. Nu de agrarische functie is komen te vervallen, is de nieuwe functie niet
per se aan het buitengebied gebonden en de bebouwing op die plaats niet meer noodzakelijk.
Vanuit landschappelijk oogpunt willen we in dergelijke situaties ontstening nastreven
ter verhoging van de landschappelijke kwaliteit. Zoals eerder aangegeven staat
de extra bebouwing niet onder het overgangsrecht en is het niet verplicht de bebouwing
te slopen, reclamant mag ook alles laten staan. De zienswijze is op dit punt ongegrond.
3. Artikel 23 lid 23.2 is opgenomen om te voorkomen dat kassen die voor agrarische
doeleinden gebruikt zijn, in te zetten voor niet-agrarische activiteiten zoals caravanopslag.
Om deze reden is het gebruik van kassen bij voormalige agrarische bebouwing
uitgesloten. De hobbykassen die bij de 'gewone' woningen zijn toegestaan, worden ook
mogelijk gemaakt bij voormalige agrarische bedrijfsbebouwing. De regels worden hierop
aangepast door het verbod niet van toepassing te verklaren voor hobbykassen. Als
maximum maat wordt 100 m² opgenomen waarbij aangesloten wordt bij de regeling
voor bijgebouwen. De zienswijze is op dit punt gegrond.
Conclusie
1. Het bestemmingsplan wordt conform ambtelijk voorstel aangepast.
2. Het bestemmingsplan behoeft geen aanpassing.
3. Het bestemmingsplan wordt conform verzoek en ambtelijk voorstel aangepast.
015000.15601.00 Adviesbureau RBOI
Rotterdam / Middelburg