Download - Gemeente Olst-Wijhe

Zienswijzen 13
Beantwoording
De gemeente heeft een inventarisatie door het Oversticht uit laten voeren naar karakteristieke
panden in het buitengebied. Op basis van deze inventarisatie zijn karakteristieke panden
op de verbeelding voorzien van een aanduiding. Wanneer het erf met gebouwen
minimaal vier punten scoorde, is het voorgedragen als karakteristiek pand. Reclamanten die
specifiek hebben aangegeven dat de aanduiding onjuist is opgenomen of dat de aanduiding
ontbreekt, zijn bij twijfel nogmaals beoordeeld door het Oversticht. Als die beoordeling tot
nieuwe inzichten leidt, wordt zowel de inventarisatie als de verbeelding aangepast.
Gemeentelijke en rijksmonumenten zijn al op de verbeelding aangeduid als karakteristiek
pand.
Tevens is de monumentenlijst als bijlage opgenomen bij het bestemmingsplan.
Conclusie
Reclamanten die op dit punt bezwaar hebben gemaakt en waarvan de situatie niet duidelijk
is, worden opnieuw beoordeeld volgens bovenstaande systematiek. Bij de zienswijze van reclamant
wordt aangegeven hoe de herbeoordeling is uitgepakt.
2.2.6. Inhoud agrarische bedrijfswoning
Samenvatting
Een aantal reclamanten heeft aangegeven dat de inhoud van de agrarische bedrijfswoning
1.200 m³ zou moeten zijn in plaats van 750 m³. Verwezen wordt naar de inhoud van een
woning bij de bestemming 'Wonen'. Deze is 750 m³. Daarnaast mag nog 100 m² aan bijgebouwen
worden gebouwd. Als je de oppervlakte aan bijgebouwen vertaald in kubieke
meters, rekening houdend met de goot- en bouwhoogte, kom je op ongeveer 450 m³ uit.
Woning en bijgebouwen hebben dan een gezamenlijke inhoud van maximaal 1.200 m³. Bij
de Agrarische bestemming is eveneens een maximale inhoudsmaat van 750 m³ opgenomen,
maar die bevat tevens de aan- en bijgebouwen en overkappingen. Reclamanten stellen een
vergelijkbare inhoudsmaat voor de agrarische bedrijfswoning voor van 1.200 m³.
Beantwoording
In relatie tot de mogelijkheden voor burgerwoningen, zijn de bouwmogelijkheden voor agrarische
bedrijfswoningen inderdaad beperkter. Dit komt voort uit de gedachte dat het agrarisch
bouwvlak geen restricties kent met betrekking tot het bouwvolume; het hele bouwvlak
mag in principe worden bebouwd. Echter de bouwmogelijkheden zijn gekoppeld aan de bestemmingsomschrijving
en moeten dus betrekking hebben op het agrarisch bedrijf. Dat betekent
dat voor een garage die bij de bedrijfswoning hoort, strikt genomen geen omgevingsvergunning
voor bouwen kan worden afgegeven. Om dat te voorkomen wordt er aan de
agrarische bestemming een bijgebouwenregeling toegevoegd, analoog aan de woonbestemming.
Conclusie
De zienswijzen die betrekking hebben op het vergroten van de bedrijfswoning binnen de
agrarische bestemmingen conform bovenstaande argumentatie zijn allen gegrond. De regels
worden op dit punt aangepast.
Adviesbureau RBOI 015000.15601.00
Rotterdam / Middelburg