31.10.2012 Views

603.45.699 Fiat Scudo Instructie - Fiat-Service.nl - Informatie ...

603.45.699 Fiat Scudo Instructie - Fiat-Service.nl - Informatie ...

603.45.699 Fiat Scudo Instructie - Fiat-Service.nl - Informatie ...

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

FIAT<br />

SCUDO<br />

<strong>603.45.699</strong> NL<br />

INSTRUCTIEBOEK


WELKOM AAN BOORD VAN DE SCUDO<br />

Geachte cliënt,<br />

Hartelijk dank dat u voor een <strong>Fiat</strong> hebt gekozen en gefeliciteerd met uw keuze voor de SCUDO.<br />

Wij hebben dit boekje samengesteld zodat u elk onderdeel van uw SCUDO leert kennen en u uw auto op de<br />

juiste manier zult gebruiken.<br />

Wij raden u aan alle hoofdstukken door te lezen voordat u voor de eerste keer met de auto gaat rijden.<br />

Dit instructieboekje bevat informatie, tips en aanwijzingen die u zullen helpen de technische kwaliteiten van<br />

uw SCUDO volledig te benutten. Bovendien zult u belangrijke aanwijzingen vinden voor uw veiligheid, het in<br />

conditie houden van de auto en milieubewust autorijden.<br />

In de SERVICE- EN GARANTIEHANDLEIDING vindt u naast het schema voor het geprogrammeerd onderhoud:<br />

• het garantiecertificaat en de bijbehorende voorwaarden<br />

• een overzicht van de speciale aanvullende service voor cliënten.<br />

Veel leesplezier en goede reis!<br />

1


ABSOLUUT LEZEN!<br />

BRANDSTOF TANKEN<br />

2<br />

K<br />

Benzinemotoren: tank uitsluitend loodvrije benzine met een minimum octaangetal van 95 RON.<br />

Dieselmotoren: tank uitsluitend dieselbrandstof voor motorvoertuigen die voldoet aan de<br />

Europese specificatie EN590.<br />

MOTOR STARTEN<br />

Benzinemotoren met handgeschakelde versnellingsbak: controleer of de handrem is aangetrokken;<br />

zet de versnellingspook in vrij; trap het koppelingspedaal volledig in, maar trap het gaspedaal niet in;<br />

draai vervolgens de start-/contactsleutel in stand D en laat de sleutel los zodra de motor aanslaat.<br />

Benzinemotoren met automatische versnellingsbak: controleer of de handrem is aangetrokken en<br />

de versnellingspook in stand P of N staat; draai de start-/contactsleutel in stand D, maar trap het gaspedaal<br />

niet in; laat de sleutel los zodra de motor aanslaat.<br />

Dieselmotoren: controleer of de handrem is aangetrokken; zet de versnellingspook in vrij; trap het koppelingspedaal<br />

volledig in, maar trap het gaspedaal niet in; draai de start-/contactsleutel in stand M en wacht<br />

tot het waarschuwingslampje m dooft; draai de start-/contactsleutel in stand D en laat hem los zodra de<br />

motor aanslaat.<br />

PARKEREN BOVEN BRANDBARE MATERIALEN<br />

Omdat tijdens de werking de katalysator zeer warm wordt, verdient het aanbeveling niet te parkeren<br />

boven gras, droge bladeren, dennennaalden of ander licht ontvlambaar materiaal: brandge-<br />

�<br />

vaar.


BESCHERMING VAN HET MILIEU<br />

U<br />

ELEKTRISCHE APPARATUUR<br />

�<br />

CODE-CARD<br />

De auto is uitgerust met een diagnosesysteem, dat continu controles uitvoert op de componenten<br />

die van invloed zijn op de uitlaatgasemissie zodat overmatige vervuiling van het milieu<br />

wordt voorkomen.<br />

Als u na aanschaf van uw auto accessoires wilt monteren die stroom verbruiken (waardoor de<br />

accu langzaam kan ontladen), dient u contact op te nemen met de <strong>Fiat</strong>-dealer. Deze kan controleren<br />

of de elektrische installatie van de auto geschikt is voor het extra stroomverbruik.<br />

Bewaar de CODE-card op een veilige plaats, maar niet in de auto. Wij raden u aan de elektronische<br />

code van de CODE-card altijd bij u te hebben omdat deze onmisbaar is voor het uitvoeren<br />

van een noodstart.<br />

GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD<br />

Bedenk dat een goed onderhoud van de auto de beste manier is om de prestaties en de veiligheid<br />

van de auto gedurende langere tijd te garanderen. Daarbij wordt ook het milieu ontzien en<br />

blijven de exploitatiekosten laag.<br />

IN HET INSTRUCTIEBOEKJE…<br />

…vindt u informatie, tips en belangrijke waarschuwingen voor het juiste gebruik, veilig rijden en<br />

het onderhoud van uw auto. Let vooral op de symbolen " (veiligheid van de inzittenden), #<br />

(bescherming van het milieu) en â (conditie van de auto).<br />

3


4<br />

VEILIG EN MILIEUBEWUST RIJDEN<br />

Veiligheid, respect voor het milieu en optimalisering van het laadvermogen zijn de uitgangspunten geweest<br />

bij het ontwerpen van de SCUDO.<br />

Dankzij deze opvatting kon de SCUDO strenge veiligheidstests het hoofd bieden en goed doorstaan. De<br />

SCUDO voldoet aan de strengste eisen in zijn klasse. Bovendien is deze auto, naar alle waarschij<strong>nl</strong>ijkheid, al<br />

voorbereid op de toekomstige normen.<br />

Daarnaast is de SCUDO door het doorlopende onderzoek naar nieuwe en doeltreffende bijdragen aan het<br />

behoud van het milieu, een auto die navolging verdient.<br />

Alle uitvoeringen zijn uitgerust met emissiereductiesystemen die bijdragen aan de bescherming van het<br />

milieu, waardoor de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen lager is dan de nu geldende normen.<br />

Wij herinneren u er bovendien aan dat <strong>Fiat</strong> hard heeft gewerkt een zeer ambitieus doel te bereiken: 100%<br />

recycling. Als uw SCUDO buiten gebruik wordt gesteld, dan kan deze vrijwel geheel worden gerecycled, omdat<br />

voldaan wordt aan de voorwaarden van het F.A.RE.-project. Dankzij dit project kunnen de <strong>Fiat</strong>-dealers uw voertuig<br />

milieuvriendelijk (en geheel volgens de wettelijke normen) buiten gebruik stellen, als u tot de aanschaf van<br />

een nieuwe auto overgaat.<br />

Voor de natuur betekent dat een groot voordeel: niets gaat verloren, niets wordt gestort en er zijn minder<br />

nieuwe grondstoffen nodig.


SIGNALEN VOOR EEN CORRECT GEBRUIK VAN UW AUTO<br />

De signalen die u op deze pagina ziet, zijn zeer belangrijk. Zij staan bij onderdelen in dit boekje waar we extra<br />

aandacht voor vragen.<br />

Zoals u ziet, bestaat elk signaal uit een verschillend symbool. Zo wordt direct duidelijk om welk onderwerp<br />

het gaat:<br />

Veiligheid van de inzittenden.<br />

Let op: Het niet of gedeeltelijk<br />

opvolgen van deze instructies kan<br />

gevaar opleveren voor de inzittenden.<br />

Milieubewust rijden.<br />

Aanwijzing voor het juiste gedrag,<br />

zodat het gebruik van de auto zo min<br />

mogelijk schade aan het milieu oplevert.<br />

Conditie van de auto.<br />

Let op: Het niet of gedeeltelijk<br />

opvolgen van deze instructies<br />

schaadt de conditie van de auto en<br />

zal in veel gevallen ook de garantie<br />

doen vervallen.<br />

5


SYMBOLEN<br />

Op of in de nabijheid van enkele<br />

onderdelen van uw SCUDO zijn specifiek<br />

gekleurde plaatjes aangebracht<br />

met daarop symbolen die uw aandacht<br />

vragen en die voorzorgsmaatregelen<br />

aangeven die u in acht moet<br />

nemen als u met het betreffende<br />

onderdeel te maken krijgt.<br />

Hierna volgen kort samengevat de<br />

symbolen die vermeld staan op de<br />

plaatjes, die op uw SCUDO zijn aangebracht<br />

met daarnaast het onderdeel<br />

waarop het symbool betrekking<br />

heeft.<br />

Bovendien zijn de symbolen naar<br />

betekenis in groepen onderverdeeld:<br />

gevaar, verbod, waarschuwing en<br />

verplichting.<br />

6<br />

SYMBOLEN DIE GEVAAR AANDUIDEN<br />

Accu<br />

Corrosieve vloeistof.<br />

Accu<br />

Ontploffingsgevaar.<br />

Ventilateur<br />

Kan automatisch inschakelen<br />

motor.<br />

bij stilstaande<br />

Expansiereservoir<br />

Draai de dop niet los als<br />

de koelvloeistof nog heet<br />

is.<br />

Koplampen<br />

Kans op vonken.<br />

Bobine<br />

Hoge spanning.<br />

Riemen en poelies<br />

Bewegende delen; niet<br />

dichtbij komen met<br />

lichaamsdelen of kledingstukken.<br />

Slangen van de airconditioning<br />

Niet openen.<br />

Gas onder hoge druk.


VERBODSSYMBOLEN<br />

Accu<br />

Niet dichtbij komen<br />

met open vuur.<br />

Accu<br />

Houd<br />

afstand.<br />

kinderen op<br />

Hitteschilden - riemen<br />

- poelies<br />

- ventilateur<br />

Niet aanraken.<br />

WAARSCHUWINGS-<br />

SYMBOLEN<br />

Katalysator<br />

Parkeer niet boven<br />

brandbare materialen.<br />

Raadpleeg het hoofdstuk<br />

“Voorzorgsmaatregelen voor het<br />

behoud van de emissiereductiesystemen”.<br />

Stuurbekrachtiging<br />

De vloeistof in het<br />

reservoir mag het maximum<br />

niveau niet overschrijden.<br />

Gebruik uitsluitend de<br />

vloeistof die is aangegeven in de<br />

“Vullingstabel”.<br />

Remcircuit<br />

De vloeistof in het<br />

reservoir mag het maximum<br />

niveau niet overschrijden.<br />

Gebruik uitsluitend de<br />

vloeistof die is aangegeven in de<br />

“Vullingstabel”.<br />

Ruitenwissers<br />

Gebruik uitsluitend de<br />

vloeistof die is aangegeven<br />

in de “Vullingstabel”.<br />

Motor<br />

Gebruik uitsluitend de<br />

smeermiddelen die zijn<br />

aangegeven<br />

“Vullingstabel”.<br />

in de<br />

Auto rijdt op milieuvriendelijke<br />

benzine<br />

Tank uitsluitend loodvrije<br />

benzine met een<br />

octaangetal van 95 RON.<br />

7


8<br />

DIESEL<br />

Auto rijdt op diesel<br />

Tank uitsluitend dieselbrandstof.<br />

Expansiereservoir<br />

Gebruik uitsluitend de<br />

vloeistof die is aangegeven<br />

in de “Vullingstabel”.<br />

VERPLICHTINGSSYMBOLEN<br />

Accu<br />

Bescherm de ogen.<br />

Accu<br />

Krik<br />

Raadpleeg het instructieboekje.


WEGWIJS IN UW AUTO<br />

DASHBOARD (BEHALVE UITVOERINGEN MET AIRBAG AAN<br />

PASSAGIERSZIJDE)<br />

fig. 1<br />

1 Vaste uitstroomopening voor zijruiten - 2 Linker hendel: claxon - richtingaanwijzers - koplampen - 3 Airbag (indien aanwezig)<br />

- 4 Instrumentenpaneel - 5 Rechter hendel: ruitenwissers - ruitensproeiers - 6 Schakelaar waarschuwingsknipperlichten<br />

- 7 Verstelbaar luchtrooster in het midden (alleen voor <strong>Scudo</strong> EL of uitvoeringen met handbediende airconditioning)<br />

- 8 Uitstroomopening voor voorruit - 9 Opbergvak - inbouwplaats autoradio - 10 Opbergvak - 11 Openen/sluiten<br />

verstelbaar luchtrooster - 12 Regelschuif voor richten luchtstroom - 13 Dashboardkastje - 14 Bedieningsknoppen voor<br />

verwarming, ventilatie en handbediende airconditioning (indien aanwezig) - 15 Asbak - aansteker (indien aanwezig) - 16<br />

Versnellingspook - 17 Drukknop achterruitverwarming (indien aanwezig) - 18 Start-/contactslot - 19 Zekeringenkastje -<br />

20 Opbergvak<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

F0F0289m<br />

9


DASHBOARD<br />

(UITVOERINGEN MET AIRBAG AAN PASSAGIERSZIJDE)<br />

fig. 2<br />

1. Openen/sluiten verstelbaar luchtrooster - 2. Vaste uitstroomopeningen voor zijruiten - 3. Regelschuif voor richten<br />

luchtstroom - 4. Inbouwplaats linker luidspreker - 5. - Linker hendel: claxon - richtingaanwijzers - koplampen - 6.<br />

Instrumentenpaneel - 7. Rechter hendel: ruitenwissers - ruitensproeiers - 8. Ontwaseming voorruit - 9. Opbergvak -<br />

inbouwplaats autoradio - 10. Inbouwplaats airbag passagierszijde - 11. Inbouwplaats rechter luidspreker - 12.<br />

Dashboardkastje - 13. Hendel voor luchtmenging - 14. Asbak/aansteker - 15. Hendel regeling luchttemperatuur - 16.<br />

Inschakeling recirculatie - 17. Inschakeling aanjager - 18. Versnellingspook - 19. Bedieningspaneel - 20. Start-/contactslot<br />

- 21. Zekeringenkastje - 22. Hendel stuurwielverstelling - 23. Opbergvak.<br />

10 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

F0F0557m


FIAT CODE<br />

Voor een nog betere bescherming<br />

tegen diefstal is de auto uitgerust<br />

met een elektronische startblokkering<br />

(<strong>Fiat</strong> CODE). Het systeem<br />

wordt ingeschakeld als de contactsleutel<br />

wordt uitgenomen. In de<br />

handgreep van de sleutels zit een<br />

elektronisch component gemonteerd<br />

dat bij het starten van de<br />

motor een signaal ontvangt via een<br />

speciale antenne die in het start-/<br />

contactslot is ingebouwd. Dit signaal<br />

wordt omgezet in een gecodeerd<br />

signaal en vervolgens aan de regeleenheid<br />

van de <strong>Fiat</strong> CODE gezonden,<br />

die, als de code wordt herkend,<br />

het starten van de motor mogelijk<br />

maakt.<br />

fig. 3<br />

F0F0250m<br />

DE SLEUTELS fig.3<br />

Bij de auto worden geleverd:<br />

– twee sleutels A als de auto is uitgerust<br />

met centrale portiervergrendeling;<br />

– een sleutel A en een sleutel B als<br />

de auto is uitgerust met centrale<br />

portiervergrendeling met afstandsbediening<br />

(indien aanwezig);<br />

De sleutels dienen voor:<br />

– het starten;<br />

– de portieren;<br />

– de achterdeuren.<br />

fig. 4<br />

F0F0255m<br />

BELANGRIJK Voordat de sleutel<br />

wordt gedraaid, moet deze volledig<br />

in het slot zijn gestoken.<br />

Sleutel B dient eveneens als zender<br />

voor de centrale portiervergrendeling<br />

met afstandsbediening. Het<br />

betreffende circuit is onafhankelijk<br />

van dat van de <strong>Fiat</strong>-CODE en is in de<br />

handgreep ingebouwd.<br />

Samen met de sleutels hebt u een<br />

CODE-card fig. 4 ontvangen waarop<br />

de elektronische code staat aangegeven.<br />

De <strong>Fiat</strong>-dealer heeft deze<br />

code nodig voor het uitvoeren van<br />

controles aan de motor. Deze code<br />

wordt bedekt door een speciale laklaag<br />

die verwijderd moet worden bij<br />

gebruik van de CODE-card. Wij<br />

raden u aan de CODE-card op een<br />

veilige plaats te bewaren: zo mogelijk<br />

niet in de auto.<br />

DUPLICAATSLEUTELS<br />

Bedenk dat bij aanvraag van extra<br />

sleutels, de geheugencapaciteit van de<br />

betreffende regeleenheden verschillend<br />

is: 5 codes voor de regeleenheid<br />

van de <strong>Fiat</strong> CODE en 4 codes voor de<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

11


egeleenheid van de centrale portiervergrendeling<br />

met afstandsbediening;<br />

de codes van de standaard geleverde<br />

sleutels zijn hierbij inbegrepen.<br />

Het is dus mogelijk een verschillend<br />

aantal sleutels in bezit te hebben met<br />

een maximum van 5 sleutels A (bij<br />

een auto zonder afstandsbediening<br />

voor centrale portiervergrendeling),<br />

4 sleutels B en één sleutel A.<br />

Wendt u voor duplicaatsleutels<br />

rechtstreeks tot de <strong>Fiat</strong>-dealer, en<br />

neemt u de CODE-card en alle andere<br />

in uw bezit zijnde sleutels mee.<br />

Als tijdens het opslaan van een nieuwe<br />

sleutelcode de reeds opgeslagen<br />

sleutelcodes niet opnieuw worden<br />

ingevoerd, worden ze uit het geheugen<br />

gewist, zodat eventueel verloren<br />

sleutels niet meer gebruikt kunnen<br />

worden voor het starten van de<br />

motor.<br />

Als de auto wordt verkocht,<br />

moeten alle sleutels<br />

en de CODE-card<br />

overhandigd worden aan de<br />

nieuwe eigenaar.<br />

12 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

WERKING<br />

De elektronische startblokkering<br />

schakelt automatisch in na 10 seconden<br />

na opening van het portier (met<br />

uitgenomen contactsleutel) of 5<br />

minuten na het uitzetten van de<br />

motor.<br />

Draai bij het starten van de motor<br />

de contactsleutel in stand M-fig. 7:<br />

1) Als de code wordt herkend,<br />

wordt de startblokkering opgeheven.<br />

Als u de sleutel in stand D-fig. 7<br />

draait, start de motor.<br />

2) Als de code niet wordt herkend,<br />

raden wij u aan de sleutel in stand S<br />

en vervolgens in stand M te draaien;<br />

als de motor geblokkeerd blijft, probeer<br />

het dan opnieuw met de andere<br />

geleverde sleutels.<br />

Als de motor nog niet aanslaat,<br />

wendt u dan tot de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

Bij harde stoten kunnen<br />

de elektronische<br />

componenten in de sleutel<br />

beschadigd worden.<br />

BELANGRIJK Elke sleutel heeft<br />

een eigen code die verschillend is van<br />

alle andere codes. Deze code moet<br />

worden opgeslagen in de regeleenheid<br />

van het systeem.<br />

AFSTANDSBEDIENING<br />

De in de contactsleutel ingebouwde<br />

afstandsbediening is uitgerust met<br />

de knopjes A en B-fig. 5; met knopje<br />

A schakelt u de centrale portiervergrendeling<br />

in (indien aanwezig);<br />

met knopje B ontgrendelt u de portieren<br />

(indien aanwezig).<br />

De afstandsbediening werkt op<br />

radiogolven.<br />

fig. 5<br />

F0F0257m


PROGRAMMEREN<br />

VAN HET SYSTEEM<br />

Bij aflevering van de nieuwe auto<br />

is het diefstalalarm al geprogrammeerd<br />

door de <strong>Fiat</strong>-dealer. Wendt<br />

u voor eventuele nieuwe programmeerprocedures<br />

tot de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

EXTRA AFSTANDS-<br />

BEDIENINGEN BESTELLEN<br />

De ontvanger kan in totaal 4<br />

afstandsbedieningen herkennen.<br />

Als u extra exemplaren hebt aangeschaft,<br />

bedenk dan dat het programmeren<br />

voor alle afstandsbedieningen<br />

moet worden uitgevoerd als de auto<br />

nieuw is.<br />

Als u na verloop van tijd een nieuwe<br />

afstandsbediening nodig hebt,<br />

wendt u dan tot de <strong>Fiat</strong>-dealer en<br />

neem alle sleutels en de CODE-card<br />

mee.<br />

BATTERIJEN<br />

Als u op het knopje van de<br />

afstandsbediening drukt en de portieren<br />

worden niet vergrendeld en<br />

de richtingaanwijzers gaan niet knipperen,<br />

dan moet u de batterijen vervangen<br />

door batterijen van hetzelfde<br />

type.<br />

1) draai het schroefje A-fig. 6 los;<br />

2) open het kunststof dekseltje;<br />

3) plaats de nieuwe batterij volgens<br />

de aangegeven polariteit;<br />

4) sluit het kunststof dekseltje;<br />

5) draai het schroefje vast.<br />

fig. 6<br />

F0F0259m<br />

Lege batterijen zijn<br />

schadelijk voor het<br />

milieu. Ze dienen in speciaal<br />

daarvoor bestemde containers<br />

te worden gedeponeerd.<br />

Ze kunnen ook ingeleverd worden<br />

bij de <strong>Fiat</strong>-dealer. Die zorgt<br />

vervolgens voor de afvoer.<br />

Omdat het diefstalalarm<br />

stroom verbruikt,<br />

raden wij u aan het diefstalalarm<br />

met de afstandsbediening<br />

uit te schakelen als u de<br />

auto langer dan een maand niet<br />

denkt te gebruiken. Zo voorkomt<br />

u dat de accu ontlaadt.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

13


START-/CONTACTSLOT<br />

De sleutel kan in 4 standen worden<br />

gedraaid fig. 7:<br />

S: motor uit, sleutel uitneembaar<br />

en stuurslot geblokkeerd.<br />

A: enkele elektrische installaties<br />

werken.<br />

M: contact aan.<br />

D: starten van de motor.<br />

fig. 7<br />

14 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

F0F0019m<br />

ATTENTIE<br />

Verwijder de sleutel altijd uit<br />

het start-/contactslot als u de<br />

auto verlaat, om onvoorzichtig<br />

gebruik van de bedieningsknoppen te<br />

voorkomen. Vergeet niet de handrem<br />

aan te trekken en schakel de eerste<br />

versnelling in bij een helling omhoog<br />

of de achteruit bij een helling omlaag.<br />

Laat kinderen nooit alleen achter in<br />

de auto.<br />

ATTENTIE<br />

Als het start-/contactslot is<br />

geforceerd (bijv. bij een<br />

poging tot diefstal) moet u, voordat<br />

u weer met de auto gaat rijden, de<br />

werking van het slot laten controleren<br />

bij de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

STUURSLOT<br />

Inschakelen: zet de sleutel in<br />

stand S, trek de sleutel uit het contact<br />

en draai het stuur totdat het<br />

vergrendelt.<br />

Uitschakelen: draai het stuur iets<br />

heen en weer, terwijl u de sleutel in<br />

stand M draait.<br />

ATTENTIE<br />

Verwijder de sleutel nooit<br />

uit het contactslot als de<br />

auto nog in beweging is. Bij de eerste<br />

stuuruitslag blokkeert het stuur<br />

automatisch. Dit geldt in alle gevallen,<br />

ook als de auto gesleept wordt.


ZITPOSITIE INSTELLEN<br />

BESTUURDERSSTOEL fig. 8<br />

Verstellen in lengterichting<br />

Trek hendel A omhoog en schuif<br />

de stoel naar voren of naar achteren.<br />

Laat de hendel los en controleer of<br />

de stoel goed geblokkeerd is door<br />

naar voren en naar achteren te<br />

schuiven.<br />

fig. 8<br />

ATTENTIE<br />

Verstel de stoel alleen als<br />

de auto stilstaat.<br />

F0F0604m<br />

Als de stoel niet goed geblokkeerd<br />

is, kan deze onverwachts verschuiven,<br />

waardoor een gevaarlijke situatie<br />

kan ontstaan.<br />

Als u rijdt moeten de armen licht<br />

gebogen zijn en de handen op het<br />

stuurwiel steunen.<br />

Hoogteverstelling<br />

Trek hendel B omhoog en stel de<br />

gewenste zithoogte in.<br />

BELANGRIJK De hoogte kan<br />

alleen worden ingesteld als u op de<br />

bestuurdersstoel zit.<br />

Rugleuning verstellen<br />

Verstel de rugleuning met hendel<br />

C.<br />

ATTENTIE<br />

Demonteer de stoelen niet<br />

en voer er geen onderhouds-<br />

of reparatiewerkzaamheden<br />

aan uit: als de werkzaamheden<br />

niet goed zijn uitgevoerd, kan<br />

de werking van de veiligheidssystemen<br />

in gevaar worden gebracht;<br />

wendt u altijd tot de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

Verwarming voorstoelen<br />

(indien aanwezig) - fig. 9<br />

A - schakelaar voor het in-/uitschakelen<br />

van de stoelverwarming.<br />

fig. 9<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

F0F0301m<br />

15


HOOFDSTEUNEN fig. 10<br />

TOEGANG TOT DE ZIT-<br />

De stoelen zijn voorzien van in<br />

PLAATSEN ACHTER fig.11<br />

hoogte verstelbare hoofdsteunen die Zitplaatsen achter van de 3<br />

de juiste ondersteuning bieden aan<br />

volwassen inzittenden ongeacht het<br />

postuur.<br />

Verplaats de hoofdsteun omhoog<br />

of omlaag totdat de gewenste hoogte<br />

is bereikt.<br />

e rij<br />

bereiken: trek hendel A omhoog en<br />

klap de stoel van de 2 e rij naar voren.<br />

ATTENTIE<br />

ATTENTIE Voor het verwijderen en<br />

Let erop dat de hoofd-<br />

vervolgens weer monteren<br />

steunen zo zijn ingesteld<br />

van de stoelen moet de rugleuning<br />

dat ze het hoofd steunen en niet<br />

neergeklapt worden gehouden en<br />

de nek. Alleen in deze positie bie-<br />

plat tegen de zitting aa<strong>nl</strong>iggen,<br />

den ze bescherming, wanneer de<br />

om ieder mogelijk contact te<br />

auto van achteren wordt aangere-<br />

voorkomen met het vergrendelden.mechanisme<br />

van de stoel zelf.<br />

fig. 10<br />

16 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

F0F0605m<br />

fig. 11<br />

F0F0606m


Stoelen van de 3 e rij neerklappen,<br />

verwijderen en monteren<br />

Om de rugleuning neer te klappen,<br />

moet u lus A - fig.12 omhoogtrekken.<br />

Ga voor het verwijderen van de<br />

stoel als volgt te werk:<br />

– klap de rugleuning neer zoals<br />

hiervoor beschreven;<br />

– kantel de zitting door de hendel<br />

B - fig. 12 omhoog te trekken;<br />

– til de stoel omhoog, trek de pennen<br />

los en verwijder de stoel met<br />

behulp van de handgrepen C - fig.<br />

12; houd daarbij de rugleuning neergeklapt<br />

tegen de zitting aan.<br />

fig. 12<br />

F0F0609m<br />

Voer voor het monteren van de<br />

stoel de handelingen voor het verwijderen<br />

in omgekeerde volgorde<br />

uit.<br />

ATTENTIE<br />

Controleer voordat u op<br />

reis gaat of alle stoelen in<br />

de rijrichting staan en goed<br />

geblokkeerd zijn. Alleen deze<br />

opstelling staat een doelmatig<br />

gebruik van de veiligheidsgordels<br />

toe.<br />

STUURWIEL<br />

Het stuur kan in verticale richting<br />

worden versteld.<br />

1) Zet de hendel fig. 13 in stand I.<br />

2) Zet het stuur in de gewenste<br />

stand.<br />

3) Zet de hendel terug in stand 2<br />

om het stuur weer te vergrendelen.<br />

staat.<br />

fig. 13<br />

ATTENTIE<br />

Verstel het stuurwiel<br />

alleen als de auto stil-<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

F0F0562m<br />

17


ACHTERUITKIJKSPIEGEL<br />

De achteruitkijkspiegel is verstelbaar<br />

met de hendel fig. 14:<br />

1) normale stand<br />

2) anti-verblindingsstand.<br />

De spiegel is uitgerust met een veiligheidsvoorziening:<br />

de spiegel<br />

springt tijdens een botsing los.<br />

fig. 14<br />

18 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

F0F0022m<br />

BUITENSPIEGELS<br />

Verstelling van buitenaf<br />

Druk op het spiegelglas om de spiegel<br />

in de gewenste stand te zetten.<br />

Verstelling van binnenuit met<br />

de hand (indien aanwezig)<br />

Bedien knop A-fig. 15.<br />

Als de breedte van de<br />

spiegels in een nauwe<br />

doorgang problemen<br />

oplevert, dan kunnen de spiegels<br />

van stand 1 in stand 2 worden<br />

geklapt.<br />

fig. 15<br />

F0F0023m<br />

Elektrisch verstelbaar<br />

(indien aanwezig)<br />

De spiegels kunnen alleen worden<br />

afgesteld als de contactsleutel in<br />

stand M staat.<br />

Eerst kiest u welke spiegel u wilt verstellen.<br />

Zet hiervoor knop A-fig. 16 in<br />

stand B (linker spiegel) of C (rechter<br />

spiegel).<br />

Met schakelaar A kunt u de spiegels<br />

in vier richtingen verstellen.<br />

De verwarming van de spiegels<br />

schakelt automatisch in als u de achterruitverwarming<br />

aanzet.<br />

Na ongeveer 12 minuten schakelt<br />

de verwarming automatisch weer<br />

uit.<br />

fig. 16<br />

F0F0161m


VEILIGHEIDSGORDELS<br />

GEBRUIK VAN DE VEILIG-<br />

HEIDSGORDELS VOOR EN<br />

ACHTER AAN DE ZIJKANT<br />

fig. 17-18-19<br />

Ga goed rechtop zitten, steun<br />

tegen de rugleuning en leg dan de<br />

gordel om.<br />

fig. 17<br />

F0F0282m<br />

Maak de gordels vast door gesp C<br />

in sluiting D te drukken, totdat hij<br />

hoorbaar blokkeert.<br />

Als de gordel tijdens het uittrekken<br />

blokkeert, laat dan de veiligheidsgordel<br />

een stukje teruglopen en trek hem<br />

vervolgens weer rustig uit.<br />

fig. 18<br />

ATTENTIE<br />

Druk niet op knop C tijdens<br />

het rijden.<br />

F0F0560m<br />

Druk op knop E om de gordel los<br />

te maken. Begeleid de gordel tijdens<br />

het teruglopen om te voorkomen<br />

dat de gordelband draait.<br />

Via de rolautomaat wordt de lengte<br />

van de gordel automatisch aangepast<br />

aan het postuur van de drager,<br />

waarbij voldoende bewegingsruimte<br />

overblijft.<br />

Als de auto op een steile helling<br />

staat, kan de rolautomaat blokkeren;<br />

dit is een normaal verschijnsel. De<br />

rolautomaat blokkeert ook als u de<br />

gordel snel uittrekt, bij hard remmen,<br />

botsingen en bij hoge snelheden<br />

in bochten.<br />

fig. 19<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

F0F0561m<br />

19


De achterbank is voorzien van driepunts-veiligheidsgordels<br />

met rolautomaat<br />

voor zowel de zijzitplaatsen<br />

als de middelste zitplaats.<br />

ATTENTIE<br />

De veiligheidsgordels achter<br />

moeten worden omgelegd<br />

zoals in fig. 18 wordt aangegeven.<br />

Het schema in fig. 19 toont de verkeerde<br />

verbindingen van de veiligheidsgordels.<br />

In het schema wordt dus<br />

aangegeven hoe de veiligheidsgordels<br />

niet moeten worden gebruikt.<br />

ATTENTIE<br />

Bedenk dat achterpassagiers<br />

die geen gordel dragen<br />

tijdens een ongeval, niet alleen zelf<br />

een verhoogd risico lopen, maar<br />

ook gevaar opleveren voor de inzittenden<br />

voor.<br />

20 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

HOOGTEVERSTELLING VAN<br />

DE VEILIGHEIDSGORDELS<br />

VOOR fig. 17<br />

ATTENTIE<br />

De veiligheidsgordels<br />

mogen alleen worden versteld<br />

als de auto stilstaat.<br />

De hoogte van de gordel moet<br />

altijd worden aangepast aan het postuur<br />

van de inzittende. Zo wordt de<br />

kans op letsel bij een ongeval verkleind.<br />

De gordel is goed afgesteld als hij<br />

over de schouder halverwege tussen<br />

nek en uiteinde van de schouder ligt.<br />

Omhoog of omlaag: druk op<br />

knop A en schuif tegelijkertijd beugel<br />

B omhoog of omlaag in de gewenste<br />

stand.<br />

Controleer na het instellen altijd of<br />

beugel B goed vergrendeld is door<br />

hem naar beneden te duwen zonder<br />

knop A in te drukken.<br />

ATTENTIE<br />

Controleer na het afstellen<br />

altijd of de beugel vergrendeld<br />

is in één van de vaste<br />

standen. Laat de knop los en duw<br />

de beugel naar beneden, zodat de<br />

beugel vergrendelt, als dit nog niet<br />

heeft plaatsgevonden.


GEBRUIK VAN DE<br />

VEILIGHEIDSGORDEL VAN<br />

DE MIDDELSTE ZITPLAATS<br />

fig. 20 (indien aanwezig)<br />

De driepunts-veiligheidsgordel van<br />

de middelste zitplaats is voorzien van<br />

een rolautomaat A - fig. 20.<br />

fig. 20<br />

F0F0608m<br />

De gordel moet op dezelfde manier<br />

worden omgelegd als de veiligheidsgordels<br />

voor.<br />

GORDELSPANNERS<br />

Voor een nog effectievere bescherming<br />

zijn de veiligheidsgordels voor<br />

van de <strong>Fiat</strong> <strong>Scudo</strong> voorzien van gordelspanners.<br />

Dit systeem wordt bij<br />

een heftige botsing door een sensor<br />

in werking gesteld en trekt de gordel<br />

enige centimeters aan. Op deze<br />

wijze worden de inzittenden veel<br />

beter op hun plaats gehouden en<br />

wordt de voorwaartse beweging<br />

beperkt.<br />

Het blokkeren van de veiligheidsgordel<br />

geeft aan dat de gordelspanner<br />

in werking is geweest; de gordel<br />

wordt niet meer opgerold, ook niet<br />

als hij wordt begeleid.<br />

BELANGRIJK Voor een maximale<br />

bescherming door de gordelspanners<br />

moet de veiligheidsgordel zo<br />

worden omgelegd dat hij goed aansluit<br />

op borst en bekken.<br />

De gordelspanners van de veiligheidsgordels<br />

voor treden alleen in<br />

werking als de veiligheidsgordels<br />

goed in de sluitingen vergrendeld<br />

zijn.<br />

Er kan een beetje rook ontsnappen.<br />

Deze rook is niet schadelijk en duidt<br />

niet op brand.<br />

De gordelspanner behoeft geen<br />

enkel onderhoud of smering. Elke<br />

verandering van de oorspronkelijke<br />

staat zal de doelmatigheid verminderen.<br />

Als de gordelspanner door<br />

extreme natuurlijke omstandigheden<br />

(bijv. overstromingen, zeestormen)<br />

met water en modder in contact is<br />

geweest, dan moet de spanner worden<br />

vervangen.<br />

TREKKRACHTBEGRENZERS<br />

Dit systeem vermindert na een botsing<br />

de belasting die door de veiligheidsgordel<br />

op de schouder en de<br />

borst wordt uitgeoefend, en vergroot<br />

de bescherming omdat de<br />

schok ten gevolge van een botsing<br />

(onvermijdelijk, ook met airbag)<br />

wordt weggenomen. Het systeem is<br />

geïntegreerd in de gordelspanner.<br />

ATTENTIE<br />

De gordelspanner werkt<br />

slechts één maal. Als de gordelspanner<br />

heeft gewerkt, moet u<br />

zich tot de <strong>Fiat</strong>-dealer wenden om de<br />

spanner te laten vervangen. Het systeem<br />

heeft vanaf de productiedatum<br />

een geldigheid van 10 jaar. Na deze<br />

periode moet de gordelspanner door<br />

de <strong>Fiat</strong>-dealer worden vervangen.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

21


Werkzaamheden in de<br />

buurt van de gordelspanners,<br />

waarbij stoten,<br />

sterke trillingen of verhitting<br />

optreden (maximaal 100°C<br />

gedurende ten hoogste 6 uur),<br />

kunnen de gordelspanners<br />

beschadigen of activeren: bij die<br />

omstandigheden horen niet trillingen<br />

die voortgebracht worden<br />

door een slecht wegdek of<br />

door contacten met kleine<br />

obstakels zoals trottoirs. Als er<br />

iets aan de gordelspanners<br />

moet gebeuren, dient u zich tot<br />

een <strong>Fiat</strong>-dealer te wenden.<br />

ALGEMENE OPMERKINGEN<br />

OVER HET GEBRUIK VAN<br />

VEILIGHEIDSGORDELS<br />

De bestuurder en de inzittenden<br />

zijn verplicht zich te houden aan de<br />

plaatselijke wetgeving met betrekking<br />

tot het gebruik van de veiligheidsgordels.<br />

Leg de veiligheidsgordel altijd om<br />

voordat u vertrekt.<br />

22 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

ATTENTIE<br />

Voor maximale veiligheid<br />

moet u de rugleuning rechtop<br />

zetten, tegen de leuning aan gaan zitten<br />

en de gordel goed laten aansluiten<br />

op borst en bekken. Draag altijd veiligheidsgordels,<br />

zowel voor als achter<br />

in de auto! Rijden zonder veiligheidsgordels<br />

vergroot de kans op ernstig<br />

letsel of dodelijke afloop bij een ongeval.<br />

fig. 21<br />

F0F0250m<br />

ATTENTIE<br />

De gordelband mag nooit<br />

gedraaid zijn. Het diagonale<br />

gordelgedeelte moet via het midden<br />

van de schouder schuin over de borst<br />

liggen. Het horizontale gordelgedeelte<br />

moet over het bekken fig. 21 en niet<br />

over de buik liggen. Gebruik geen<br />

voorwerpen (wasknijpers, klemmen,<br />

enz.) die een goed aansluiten van de<br />

gordel op het lichaam verhinderen.<br />

ATTENTIE<br />

Iedere gordel dient slechts ter<br />

bescherming van een enkel<br />

persoon. Gebruik de gordel niet voor<br />

een kind dat bij een volwassene op<br />

schoot zit, waarbij de gordel beiden<br />

zou moeten beschermen fig. 22.<br />

Plaats bovendien geen enkel voorwerp<br />

tussen de gordel en het lichaam<br />

van een inzittende.


ATTENTIE<br />

Als de gordel aan een zware<br />

belasting wordt blootgesteld<br />

(bijvoorbeeld tijdens een ongeval),<br />

dan moet de gordel samen met de<br />

verankeringen, bevestigingspunten en<br />

de gordelspanners worden vervangen.<br />

De gordel kan verzwakt zijn, ook als<br />

de schade niet zichtbaar is.<br />

fig. 22<br />

F0F0135m<br />

ATTENTIE<br />

Het is streng verboden onderdelen<br />

van de veiligheidsgordels<br />

of gordelspanners te demonteren<br />

of open te maken. Werkzaamheden<br />

aan de veiligheidsgordels en gordelspanners<br />

moeten worden uitgevoerd<br />

door gekwalificeerd personeel.<br />

Wendt u altijd tot de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

Ook vrouwen die in verwachting zijn<br />

moeten een gordel dragen: ook voor<br />

hen (zowel voor de aanstaande moeder<br />

als het kind) is de kans op letsel bij<br />

een ernstig ongeval groter als ze geen<br />

gordel dragen. Uiteraard moeten<br />

zwangere vrouwen het onderste deel<br />

van de gordel meer naar beneden<br />

omleggen, zodat de gordel onder de<br />

buik langs loopt fig. 23.<br />

fig. 23<br />

F0F0250m<br />

HOE U DE VEILIGHEIDSGOR-<br />

DELS IN OPTIMALE STAAT<br />

HOUDT<br />

1) Zorg dat de gordel goed uitgetrokken<br />

en niet gedraaid is; controleer<br />

ook of de oprolautomaat zonder<br />

haperingen werkt.<br />

2) Vervang de gordels na een ongeval,<br />

ook al zijn ze ogenschij<strong>nl</strong>ijk niet<br />

beschadigd. Vervang de gordels ook<br />

als de gordelspanners in werking zijn<br />

geweest.<br />

3) U kunt de gordels met de hand<br />

wassen met warm water en een neutrale<br />

zeep; knijp ze uit en laat ze in<br />

de schaduw drogen. Gebruik geen<br />

bijtende, blekende of kleurende middelen<br />

en vermijd het gebruik van alle<br />

chemische producten die het weefsel<br />

kunnen aantasten.<br />

4) Voorkom dat vocht in de oprolautomaat<br />

komt: de werking van de<br />

oprolautomaten is alleen gegarandeerd,<br />

als ze niet nat zijn geweest.<br />

5) Vervang de gordels bij tekenen<br />

van slijtage of beschadigingen.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

23


KINDEREN VEILIG VERVOEREN<br />

ATTENTIE<br />

Monteer absoluut geen kinderzitje achterstevoren op de<br />

passagiersstoel voor als deze is uitgerust met een airbag.<br />

Als bij een ongeval de airbag in werking treedt (opblaast), kan dit ernstig<br />

letsel en zelfs de dood tot gevolg hebben. Wij raden u aan kinderen altijd<br />

op de zitplaatsen achter te vervoeren, omdat die plaatsen bij een ongeval<br />

de meeste bescherming bieden. Monteer dus absoluut geen kinderzitje<br />

op de passagiersstoel voor als deze is uitgerust met een airbag. Als bij<br />

een ongeval de airbag in werking treedt (opblaast), kan dit ernstig letsel<br />

en zelfs de dood tot gevolg hebben, onafhankelijk van de zwaarte van het<br />

ongeluk.<br />

fig. 24<br />

24 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

Voor optimale bescherming bij een<br />

ongeval moeten alle inzittenden zittend<br />

reizen en beschermd worden<br />

door goedgekeurde veiligheidssystemen.<br />

Dit geldt met name voor kinderen.<br />

Het hoofd van kleine kinderen is in<br />

verhouding met de rest van het<br />

lichaam groter en zwaarder dan dat<br />

van volwassenen, terwijl spieren en<br />

botstructuur nog niet volledig zijn<br />

ontwikkeld. Daarom moeten kleine<br />

kinderen door andere systemen<br />

beschermd worden dan door de veiligheidsgordels.<br />

F0F0212m


De resultaten van het onderzoek<br />

over de optimale bescherming van kleine<br />

kinderen zijn opgenomen in de<br />

Europese ECE/R44-voorschriften die<br />

wettelijk verplicht zijn. De systemen<br />

zijn onderverdeeld in vijf groepen:<br />

Groep 0 gewicht: 0-10 kg<br />

Groep 0+ gewicht: 0-13 kg<br />

Groep 1 gewicht: 9-18 kg<br />

Groep 2 gewicht: 15-25 kg<br />

Groep 3 gewicht: 22-36 kg<br />

Zoals u ziet is er een gedeeltelijke<br />

overlapping tussen de groepen; daarom<br />

zijn er in de handel systemen verkrijgbaar<br />

die geschikt zijn voor verschillende<br />

gewichtsgroepen fig. 24.<br />

Alle systemen moeten zijn voorzien<br />

van de typegoedkeuring en van een<br />

goed vastgehecht plaatje met het controlemerk,<br />

dat absoluut niet mag worden<br />

verwijderd.<br />

Kinderen met een gewicht boven 36<br />

kg of met een lengte van meer dan 1,50<br />

m worden, met betrekking tot de veiligheidssystemen,<br />

gelijkgesteld met volwassenen<br />

en moeten dan ook normaal<br />

de veiligheidsgordels omleggen.<br />

In het <strong>Fiat</strong> Lineaccessori-programma<br />

zijn kinderzitjes opgenomen voor elke<br />

gewichtsgroep, die speciaal ontworpen<br />

en ontwikkeld zijn voor de <strong>Fiat</strong>-modellen.<br />

GROEP 0 en 0+<br />

Kinderen tot 13 kg moeten in wiegjes<br />

worden vervoerd die achterstevoren<br />

zijn geplaatst, waardoor het achterhoofd<br />

wordt gesteund en bij plotseling<br />

remmen de nek niet wordt belast.<br />

Het wiegje moet op zijn plaats worden<br />

gehouden door de veiligheidsgordel,<br />

zoals in de afbeelding is aangegeven<br />

in fig. 25, en het kind moet op zijn<br />

beurt worden beschermd door de gordels<br />

van het wiegje zelf.<br />

fig. 25<br />

F0F0216m<br />

ATTENTIE<br />

De afbeelding geeft uitsluitend<br />

richtlijnen voor de<br />

montage. Monteer het zitje volgens<br />

de instructies die de fabrikant<br />

verplicht is bij te leveren.<br />

GROEP 1<br />

Kinderen met een gewicht tussen 9<br />

en 18 kg kunnen naar voren gekeerd<br />

worden vervoerd in kinderzitjes met<br />

een kussen aan de voorkant fig. 26,<br />

waarbij de veiligheidsgordel van de<br />

auto zowel het kinderzitje als het<br />

kind op zijn plaats moet houden.<br />

fig. 26<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

F0F0215m<br />

25


ATTENTIE<br />

De afbeelding geeft uitsluitend<br />

richtlijnen voor de montage.<br />

Monteer het zitje volgens de<br />

instructies die de fabrikant verplicht is<br />

bij te leveren.<br />

ATTENTIE<br />

Er bestaan kinderzitjes die<br />

geschikt zijn voor de<br />

gewichtsgroepen 0 en 1. Deze kinderzitjes<br />

kunnen worden bevestigd aan<br />

de veiligheidsgordels achter en hebben<br />

zelf gordels om het kind te<br />

beschermen. Vanwege het gewicht<br />

kan het gevaarlijk zijn als ze verkeerd<br />

worden gemonteerd (bijvoorbeeld als<br />

een kussen tussen het kinderzitje en<br />

de veiligheidsgordels van de auto<br />

wordt geplaatst). Houdt u voor de<br />

montage strikt aan de bijgeleverde<br />

instructies.<br />

26 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

GROEP 2<br />

Kinderen met een gewicht tussen<br />

15 en 25 kg kunnen direct door de<br />

veiligheidsgordels van de auto worden<br />

beschermd. Kinderen moeten<br />

zo in de kinderzitjes worden<br />

geplaatst, dat het diagonale gordelgedeelte<br />

schuin over de borst en niet<br />

langs de nek moet liggen. Het horizontale<br />

gordelgedeelte moet over<br />

het bekken en niet over de buik van<br />

het kind liggen fig. 27.<br />

ATTENTIE<br />

De afbeelding geeft uitsluitend<br />

richtlijnen voor de<br />

montage. Monteer het zitje volgens<br />

de instructies die de fabrikant verplicht<br />

is bij te leveren.<br />

fig. 27<br />

F0F0214m<br />

GROEP 3<br />

Bij kinderen met een gewicht tussen<br />

22 en 36 kg is de borstomvang<br />

van dien aard dat de kinderen<br />

gewoon tegen de rugleuning kunnen<br />

steunen en niet meer in een kinderzitje<br />

hoeven te worden vervoerd.<br />

In fig. 28 wordt een voorbeeld<br />

gegeven van de juiste positie van het<br />

kind op de achterbank.<br />

Kinderen die langer zijn dan 1,50 m<br />

kunnen net zoals volwassenen de<br />

veiligheidsgordels omleggen.<br />

fig. 28<br />

F0F0213m


GESCHIKTHEID VAN DE ZITPLAATSEN VOOR HET GEBRUIK VAN KINDERZITJES<br />

De <strong>Fiat</strong> <strong>Scudo</strong> voldoet aan de nieuwe Europese 2000/3/EU-richtlijnen voor de montage van kinderzitjes op de verschillende<br />

plaatsen in de auto. Zie de volgende tabel:<br />

Groep<br />

Gewicht<br />

Zijzitplaats voor<br />

(Individueel/<br />

bank met 2 zitplaatsen)<br />

Bank met 2 zitplaatsen<br />

1 e rij -<br />

middelste<br />

stoel<br />

Individuele stoel<br />

2 e rij<br />

Bank met 2<br />

zitplaatsen<br />

2 e rij - zijzitplaats<br />

Bank met<br />

2 zitplaatsen<br />

2 e rij - middelste<br />

stoel<br />

Groep 0, 0+ tot aan 13 kg U-L X U U-L X<br />

Groep 1 9 - 18 kg U-L X U-L U-L U<br />

Groep 2 15 - 25 kg U U U U U<br />

Groep 3 22 - 36 kg U X U U X<br />

Bank met 3<br />

Groep<br />

Gewicht<br />

zitplaatsen<br />

2<br />

Groep 0, 0+ tot aan 13 kg U X U X<br />

Groep 1 9 - 18 kg U-L U U U<br />

Groep 2 15 - 25 kg U X U U<br />

Groep 3 22 - 36 kg U X U X<br />

e Bank met 3<br />

rij - zij<br />

zitplaatsen<br />

2<br />

zitplaats<br />

e Bank met 3<br />

rij - middelste<br />

zitplaatsen<br />

3<br />

stoel<br />

e Bank met 3<br />

rij - zij<br />

zitplaatsen<br />

3<br />

zitplaats<br />

e rij - middelste<br />

stoel<br />

Legenda<br />

U: geschikt voor “Universele” kinderzitjes overeenkomstig de Europese ECE/R44-voorschriften voor de aangegeven “Groepen”.<br />

X: geen enkel kinderzitje<br />

L: geschikt voor kinderzitjes die speciaal ontworpen zijn voor de vermelde groep. Deze kinderzitjes zijn opgenomen in het <strong>Fiat</strong><br />

Lineaccessori-programma.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

27


Hieronder zijn de richtlijnen<br />

voor een veilig vervoer van kinderen<br />

aangegeven, waaraan u<br />

zich dient te houden:<br />

1) Plaats het kinderzitje bij voorkeur<br />

op één van de zitplaatsen achter<br />

omdat deze plaatsen bij een<br />

ongeval de meeste bescherming bieden.<br />

ATTENTIE<br />

Monteer absoluut geen<br />

kinderzitje op de passagiersstoel<br />

voor als deze is uitgerust<br />

met een airbag, omdat kinderen<br />

nooit op de voorstoel mogen reizen.<br />

28 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

2) Als de airbag aan passagierszijde<br />

buiten werking wordt gesteld, moet<br />

altijd gecontroleerd worden of het<br />

betreffende lampje F op het instrumentenpaneel<br />

constant brandt.<br />

3) Houdt u bij de montage van het<br />

kinderzitje strikt aan de instructies.<br />

De fabrikant is verplicht deze<br />

instructies bij te leveren. Bewaar de<br />

instructies samen met het instructieboek<br />

in de auto. Monteer geen<br />

gebruikte kinderzitjes waarvan de<br />

gebruiksaanwijzingen ontbreken.<br />

4) Controleer of de gordels goed<br />

zijn vastgemaakt door aan de gordelband<br />

te trekken.<br />

5) Ieder veiligheidssysteem is<br />

bedoeld voor slechts een kind: vervoer<br />

nooit twee kinderen in een systeem.<br />

6) Controleer altijd of de gordel<br />

niet langs de nek van het kind loopt.<br />

7) Zorg er tijdens de rit voor dat<br />

het kind geen afwijkende houding<br />

aanneemt of de gordels losmaakt.<br />

8) Vervoer kinderen nooit in uw<br />

armen, ook geen pasgeboren kinderen.<br />

Niemand is sterk genoeg om ze<br />

bij een ongeval vast te houden.<br />

9) Na een ongeval moet het zitje<br />

door een nieuw exemplaar worden<br />

vervangen.


INSTRUMENTENPANEEL (BEHALVE UITVOERINGEN MET AIR-<br />

BAG AAN PASSAGIERSZIJDE)<br />

fig. 29 - Uitvoering 2.0 16V<br />

fig. 30 - Uitvoering 1.9D en 2.0 JTD<br />

F0F0326m<br />

F0F0252m<br />

A - Koelvloeistoftemperatuurmeter<br />

B - Snelheidsmeter<br />

C - Onderhoudsmeter en kilometerteller/dagteller<br />

- Digitaal klokje -<br />

Olieniveaumeter<br />

D - Toerenteller<br />

E - Brandstofmeter met waarschuwingslampje<br />

voor brandstofreserve<br />

A - Koelvloeistoftemperatuurmeter<br />

B - Snelheidsmeter<br />

C - Onderhoudsmeter en kilometerteller/dagteller<br />

- Digitaal klokje -<br />

Olieniveaumeter<br />

D - Toerenteller<br />

E - Brandstofmeter met waarschuwingslampje<br />

voor brandstofreserve<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

29


INSTRUMENTENPANEEL<br />

(UITVOERINGEN MET AIRBAG AAN PASSAGIERSZIJDE)<br />

fig. 31 - Uitvoering 2.0 16V<br />

fig. 32 - Uitvoering 1.9D en 2.0 JTD<br />

30 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

F0F0588m<br />

F0F0589m<br />

A - Brandstofmeter met waarschuwingslampje<br />

voor brandstofreserve.<br />

B - Toerenteller.<br />

C - Snelheidsmeter.<br />

D - Koelvloeistoftemperatuurmeter<br />

en waarschuwingslampje voor<br />

te hoge koelvloeistoftemperatuur.<br />

E - Controle-/waarschuwingslampjes.<br />

F - Onderhoudsmeter.<br />

G - Buitentemperatuurmeter (tripcomputer,<br />

indien aanwezig).


INSTRUMENTEN (BEHALVE UITVOERINGEN MET AIRBAG<br />

AAN PASSAGIERSZIJDE)<br />

SNELHEIDSMETER<br />

KILOMETERTELLER<br />

A - Druktoets voor regelen onderhoudsmeter<br />

en het op nul zetten van<br />

de kilometerteller.<br />

B - LCD-display met:<br />

1 - waarschuwingslampje onderhoudsmeter;<br />

2 - onderhoudsmeter en kilometerteller/dagteller<br />

en olieniveaumeter;<br />

3 - digitaal klokje.<br />

fig. 33<br />

F0F0260m<br />

Als u kort op knopje A drukt, kunt<br />

u wisselen tussen de weergave van<br />

het totaal aantal kilometers en de<br />

dagstand.<br />

De kilometerteller 2 bewaart de<br />

laatst gekozen weergave in het<br />

geheugen.<br />

Druk op knopje A om de dagteller<br />

op nul te zetten zodat de kilometerteller<br />

2 drie keer knippert en “0”<br />

aangeeft.<br />

OLIENIVEAUMETER fig. 34<br />

Op de kilometerteller kan het<br />

niveau van de motorolie grafisch<br />

worden weergegeven. Het niveau<br />

moet tussen het MIN- en MAXmerkteken<br />

staan.<br />

Ga voor het meten als volgt te<br />

werk:<br />

1) draai bij uitgezette motor de<br />

contactsleutel in stand M;<br />

2) na 5 seconden gaan het controlelampje<br />

1 en het min- en maxmerkteken<br />

branden, en verschijnen<br />

op de kilometerteller 2 gedurende<br />

10 seconden de volgende symbolen:<br />

– 6 vierkantjes: olieniveau maximaal;<br />

– 1 vierkantje en 5 streepjes: olieniveau<br />

op minimum;<br />

– 6 knipperende streepjes: olieniveau<br />

onder het minimum.<br />

fig. 34<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

F0F0319m<br />

31


3) als tijdens het meten de motor<br />

wordt gestart, geeft de kilometerteller<br />

het totaal aantal kilometers aan of<br />

de dagstand en de tijd fig. 35.<br />

Als u op knop A-fig. 33 drukt, is<br />

het mogelijk vooruit te lopen op de<br />

conclusie van de meting; in dat geval<br />

wordt de totale kilometerstand en<br />

de tijd fig. 35 aangegeven.<br />

fig. 35<br />

32 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

F0F0231m<br />

KOELVLOEISTOFTEMPERA-<br />

TUURMETER fig. 36<br />

Onder normale omstandigheden<br />

staat de wijzernaald van de koelvloeistoftemperatuurmeterongeveer<br />

in het midden van de schaal. Als<br />

de wijzernaald aan het einde van de<br />

schaal komt, betekent dit dat de<br />

motor overbelast wordt en dat er<br />

gas moet worden teruggenomen.<br />

Het branden van waarschuwingslampje<br />

A duidt op een te hoge koelvloeistoftemperatuur.<br />

fig. 36<br />

F0F0261m<br />

De wijzernaald kan ook in het rode<br />

gebied komen, terwijl u met hoge<br />

buitentemperaturen langzaam rijdt.<br />

Het is in dat geval raadzaam te stoppen<br />

en de motor uit te zetten. Start<br />

vervolgens opnieuw en trap het gaspedaal<br />

iets in.<br />

Zet de motor uit als het<br />

lampje ondanks de<br />

maatregelen blijft branden,<br />

en wendt u tot de <strong>Fiat</strong>dealer.


TOERENTELLER<br />

Uitvoeringen 2.0 16V - fig. 37<br />

Uitvoeringen 1.9 D en 2.0 JTD -<br />

fig. 38<br />

Als de wijzernaald in het rode<br />

gebied staat, betekent dit dat de<br />

motor met extreem hoge toerentallen<br />

draait. Deze toerentallen mogen<br />

slechts kort worden aangehouden.<br />

De motor is voorzien van een toerenbegrenzer.<br />

fig. 37<br />

F0F0327m<br />

BELANGRIJK De regeleenheid<br />

van de elektronische inspuiting blokkeert<br />

tijdelijk de toevoer van brandstof<br />

als de motor met te hoge toerentallen<br />

draait, waardoor het<br />

motorvermogen zal afnemen.<br />

fig. 38<br />

F0F0268m<br />

BRANDSTOFMETER fig. 39<br />

Het waarschuwingslampje A van de<br />

reservebrandstof gaat branden, als er<br />

nog 5 tot 7 liter brandstof in de tank<br />

aanwezig is.<br />

Rijd niet met een bijna lege tank:<br />

door een onregelmatige brandstoftoevoer<br />

kan de katalysator beschadigen.<br />

fig. 39<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

F0F0262m<br />

33


LICHTSTERKTEREGELAAR<br />

INSTRUMENTENPANEEL<br />

De lichtsterkteregelaar werkt bij<br />

een draaiende motor en ingeschakelde<br />

parkeerverlichting.<br />

De lichtsterkte kan geregeld worden<br />

met knop B-fig. 40:<br />

– als u de knop telkens kort<br />

indrukt, verandert de lichtsterkte<br />

van het instrumentenpaneel geleidelijk;<br />

– als u de knop ingedrukt houdt,<br />

verandert de lichtsterkte snel.<br />

fig. 40<br />

34 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

F0F0263m<br />

DIGITAAL KLOKJE fig. 41<br />

Het klokje kan worden ingesteld<br />

als de motor uitstaat en de contactsleutel<br />

in stand M staat.<br />

Uren instellen<br />

Als u ten minste 3 seconden knopje<br />

B-fig. 40 indrukt, gaan de uren<br />

knipperen.<br />

Elke keer als u het knopje indrukt,<br />

verspringt het klokje een eenheid.<br />

Als u het knopje even ingedrukt<br />

houdt, lopen de cijfers automatisch<br />

snel door.<br />

Als u dichtbij de juiste tijd bent,<br />

laat u het knopje los en stelt u de<br />

exacte tijd in door het knopje telkens<br />

in te drukken en los te laten.<br />

fig. 41<br />

F0F0231m<br />

Minuten instellen<br />

Als u de uren hebt ingesteld, laat u<br />

knopje B even los en beginnen de<br />

minuten te knipperen.<br />

Met knopje B kunnen de minuten<br />

op dezelfde wijze worden ingesteld<br />

af als de uren.<br />

Als u het knopje loslaat, worden na<br />

5 seconden de cijfers constant weergegeven<br />

en werkt het klokje op de<br />

normale wijze.<br />

Als het portier aan bestuurderszijde<br />

wordt geopend, wordt het<br />

klokje weergegeven; de weergave<br />

dooft een minuut na het sluiten van<br />

het portier. Als het portier aan<br />

bestuurderszijde geopend blijft,<br />

dooft de weergave van het klokje na<br />

10 minuten.


ONDERHOUDSMETER<br />

De onderhoudsmeter geeft door<br />

middel van het waarschuwingslampje<br />

1-fig. 42 en de kilometerteller 2, het<br />

aantal kilometers aan waarna de<br />

motorolie en het oliefilter vervangen<br />

dienen te worden op basis van het<br />

onderhoudsschema.<br />

De onderhoudsmeter wordt alleen<br />

weergegeven als de motor stilstaat en<br />

de contactsleutel in stand M staat.<br />

Werking<br />

Draai de contactsleutel in stand M,<br />

het waarschuwingslampje 1 gaat 5<br />

seconden branden en op de kilometerteller<br />

2 wordt het aantal kilometers<br />

aangegeven dat nog kan worden<br />

afgelegd tot de volgende onderhoudsbeurt.<br />

fig. 42<br />

F0F0220m<br />

Voorbeeld fig. 43: als u de contactsleutel<br />

in stand M draait, geeft de<br />

kilometerteller 2 gedurende 5<br />

seconden aan dat er nog 4.800 km<br />

kunnen worden afgelegd tot de volgende<br />

onderhoudsbeurt.<br />

Na deze 5 seconden hervat de kilometerteller<br />

2 zijn normale werking<br />

en geeft het totaal aantal kilometers<br />

of de dagstand aan fig. 44.<br />

BELANGRIJK Wij raden u aan<br />

direct contact op te nemen met de<br />

<strong>Fiat</strong>-dealer bij eventuele storingen<br />

in de werking en niet te wachten tot<br />

de volgende onderhoudsbeurt.<br />

fig. 43<br />

F0F0221m<br />

Onderhoudsinterval < 1.000 km<br />

Voorbeeld fig. 45: als u de contactsleutel<br />

in stand M draait, geeft de kilometerteller<br />

2 gedurende 5 seconden<br />

aan dat er nog 900 km kunnen worden<br />

afgelegd tot de volgende onderhoudsbeurt.<br />

fig. 44<br />

fig. 45<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

F0F0222m<br />

F0F0223m<br />

35


Na deze 5 seconden hervat de kilometerteller<br />

zijn normale werking<br />

maar het waarschuwingslampje 1 blijft<br />

branden en geeft aan dat er binnenkort<br />

een onderhoudsbeurt moet<br />

worden uitgevoerd. De kilometerteller<br />

2 geeft het totaal aantal kilometers<br />

of de dagstand aan fig. 46.<br />

fig. 46<br />

36 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

F0F0224m<br />

Onderhoudsinterval<br />

overschreden fig. 47<br />

Als u de sleutel in stand M draait,<br />

gaan het waarschuwingslampje 1 en de<br />

kilometerteller 2 5 seconden branden.<br />

Voorbeeld: de onderhoudsbeurt is al<br />

300 km overschreden. De onderhoudsbeurt<br />

moet zo snel mogelijk<br />

worden uitgevoerd.<br />

Op de kilometerteller 2 wordt het<br />

aantal overschreden kilometers aangegeven,<br />

voorafgegaan door het minteken<br />

“–”.<br />

fig. 47<br />

F0F0225m<br />

Als de contactsleutel in stand M<br />

wordt gedraaid, blijft het waarschuwingslampje<br />

1-fig. 48 5 seconden<br />

branden en geeft de kilometerteller 2<br />

het totaal aantal kilometers of de dagstand<br />

aan.<br />

BELANGRIJK Als het maximale<br />

tijdsinterval tussen twee olieverversingsbeurten<br />

(18 maanden) is bereikt<br />

voor de vastgestelde kilometerstand,<br />

gaat het waarschuwingslampje 1-fig.<br />

49 branden en geeft de kilometerteller<br />

2 “0” aan.<br />

fig. 48<br />

F0F0226m


Configuratieprocedure<br />

De onderhoudsmeter is ingesteld op<br />

normale gebruiksomstandigheden van<br />

de auto.<br />

Als de auto onder zware of zeer<br />

zware gebruiksomstandigheden wordt<br />

gebruikt (bijvoorbeeld: trekken van<br />

aanhangers, stoffige wegen, veel korte<br />

ritten met temperaturen onder nul of<br />

lange ritten bij lage snelheden), dan<br />

moet de motorolie vaker worden vervangen<br />

dan in het onderhoudsschema<br />

staat aangegeven.<br />

fig. 49<br />

F0F0227m<br />

Onderhoudsinterval<br />

Als u het onderhoudsinterval wilt<br />

veranderen, moet u de contactsleutel<br />

in stand S draaien, knopje A-fig. 50<br />

indrukken en ingedrukt houden en<br />

vervolgens de contactsleutel in stand<br />

M: draaien: het aantal nog af te leggen<br />

kilometers tot de volgende<br />

onderhoudsbeurt begint te knipperen.<br />

Als u het knopje A onmiddellijk weer<br />

loslaat, verschijnt op de kilometerteller<br />

2-fig. 51 het onderhoudsinterval.<br />

Door het knopje telkens kort in te<br />

drukken, verschijnt er een menu waarin<br />

u het gewenste onderhoudsinterval<br />

kunt instellen:<br />

fig. 50<br />

F0F0264m<br />

a) voor de uitvoeringen 1.9 D:<br />

– iedere 15.000 km bij normaal gebruik;<br />

– iedere 10.000 km bij gebruik onder<br />

zware omstandigheden;<br />

– iedere 7.500 km bij gebruik onder<br />

zeer zware omstandigheden.<br />

b) voor de uitvoeringen 2.0 16V en<br />

2.0 JTD:<br />

– iedere 30.000 km bij normaal gebruik;<br />

– iedere 15.000 km bij gebruik onder<br />

zware omstandigheden;<br />

– iedere 10.000 km bij gebruik onder<br />

zeer zware omstandigheden.<br />

fig. 51<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

F0F0230m<br />

37


Als het gewenste onderhoudsinterval<br />

op het display verschijnt, moet u<br />

10 seconden knopje A indrukken en<br />

gaat het gekozen interval 10 seconden<br />

knipperen.<br />

Als de cijfers op de kilometerteller<br />

2-fig. 51 constant gaan branden, moet<br />

u het knopje loslaten om de waarde te<br />

bevestigen.<br />

fig. 52<br />

38 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

F0F0229m<br />

Op nul zetten<br />

BELANGRIJK De <strong>Fiat</strong>-dealer zet<br />

de onderhoudsmeter na iedere olieverversingsbeurt<br />

op nul.<br />

Om de onderhoudsmeter op nul te<br />

zetten, moet u de contactsleutel in<br />

stand S draaien, knopje A-fig. 50 indrukken<br />

en ingedrukt houden.<br />

fig. 53<br />

F0F0228m<br />

Als u de sleutel in stand M draait,<br />

gaat het aantal kilometers tot de volgende<br />

olieverversingsbeurt knipperen.<br />

Houd knopje A-fig. 50 10 seconden<br />

ingedrukt; na deze 10 seconden geeft<br />

de kilometerteller “=0” aan fig. 53<br />

en dooft het waarschuwingslampje 1fig.<br />

52.


INSTRUMENTEN (UITVOERINGEN MET<br />

AIRBAG AAN PASSAGIERSZIJDE)<br />

SNELHEIDSMETER<br />

KILOMETERTELLER<br />

ONDERHOUDSMETER fig. 54<br />

A - Snelheidsmeter.<br />

B - Onderhoudsmeter/Kilometerteller<br />

(totaal- of dagstand).<br />

C - Druktoets voor configuratie en<br />

het op nul zetten van het instrument.<br />

fig. 54<br />

F0F0574m<br />

KILOMETERTELLER TOTAAL<br />

Gewoo<strong>nl</strong>ijk geeft het display B-fig.<br />

54 het totaal aantal afgelegde kilometers<br />

aan.<br />

DAGTELLER<br />

Druk op knopje C-fig. 54 om de<br />

dagstand op het display weer te geven.<br />

Druk op knopje C om de dagteller<br />

op nul te zetten.<br />

fig. 55<br />

F0F0575m<br />

KOELVLOEISTOFTEMPERA-<br />

TUURMETER fig. 55<br />

Onder normale omstandigheden<br />

staat de wijzernaald van de koelvloeistoftemperatuurmeter<br />

ongeveer in het<br />

midden van de schaal. Als de wijzernaald<br />

in de buurt van het rode gebied<br />

komt, betekent dit dat de motor overbelast<br />

wordt en dat er gas moet worden<br />

teruggenomen.<br />

Het branden van waarschuwingslampje<br />

B duidt op een te hoge koelvloeistoftemperatuur.<br />

De wijzernaald kan ook in het rode<br />

gebied komen, terwijl u met hoge buitentemperaturen<br />

langzaam rijdt. Het<br />

is in dat geval raadzaam te stoppen en<br />

de motor uit te zetten. Start vervolgens<br />

opnieuw en trap het gaspedaal<br />

iets in.<br />

Zet de motor uit als het<br />

lampje ondanks de maatregelen<br />

blijft branden, en<br />

wendt u tot de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

39


BRANDSTOFMETER fig. 56<br />

Het waarschuwingslampje A van de<br />

reservebrandstof gaat branden, als er<br />

nog 5 tot 7 liter brandstof in de tank<br />

aanwezig is.<br />

Rijd niet met een bijna lege tank:<br />

door een onregelmatige brandstoftoevoer<br />

kan de katalysator beschadigen.<br />

OLIENIVEAUMETER fig. 57<br />

Onder normale rij-omstandigheden<br />

bevindt de wijzernaald zich aan de<br />

linkerzijde en is de meter gedoofd.<br />

Als de contactsleutel in stand A of M<br />

staat, gaat de meter 2 of 3 seconden<br />

branden en geeft het olieniveau in het<br />

motorcarter aan.<br />

fig. 56<br />

40 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

F0F0576m<br />

Als de wijzernaald in het rode gebied<br />

staat en het waarschuwingslampje<br />

knippert ongeveer 15 seconden, dan<br />

is het olieniveau onder de minimum<br />

waarde gezakt en moet er olie worden<br />

bijgevuld.<br />

TOERENTELLER<br />

Als de wijzernaald in het rode gebied<br />

staat, betekent dit dat de motor met<br />

extreem hoge toerentallen draait. Deze<br />

toerentallen mogen slechts kort<br />

worden aangehouden.<br />

De motor is voorzien van een toerenbegrenzer.<br />

1 - Toerenteller bij benzine-uitvoeringen<br />

fig. 58.<br />

2 - Toerenteller bij dieseluitvoeringen<br />

fig. 59.<br />

fig. 57<br />

F0F0577m<br />

BELANGRIJK De regeleenheid van<br />

de elektronische inspuiting blokkeert<br />

tijdelijk de toevoer van brandstof als<br />

de motor met te hoge toerentallen<br />

draait, waardoor het motorvermogen<br />

zal afnemen.<br />

fig. 58<br />

fig. 59<br />

F0F0578m<br />

F0F0579m


ONDERHOUDSMETER fig. 60<br />

De onderhoudsmeter geeft door<br />

middel van het waarschuwingslampje<br />

1 en de kilometerteller 3, het aantal<br />

kilometers aan waarna de motorolie<br />

en het oliefilter vervangen dienen te<br />

worden op basis van het onderhoudsschema.<br />

1 - Waarschuwingslampje onderhoudsmeter.<br />

2 - Druktoets voor configuratie en<br />

het op nul zetten van het instrument.<br />

3 - Kilometerteller.<br />

fig. 60<br />

F0F0581m<br />

Gebruik uitsluitend motorolie<br />

met de voorgeschreven<br />

specificaties (zie<br />

“Specificaties van de smeermiddelen<br />

en vloeistoffen” in het<br />

hoofdstuk “Technische gegevens”).<br />

Hierdoor worden de in<br />

het onderhoudsschema aangegeven<br />

intervallen gegarandeerd.<br />

Werking<br />

Draai de contactsleutel in stand M,<br />

het waarschuwingslampje 1-fig. 61<br />

gaat 5 seconden branden en op het<br />

display 2-fig. 61 wordt het aantal<br />

kilometers aangegeven dat nog kan<br />

worden afgelegd tot de volgende onderhoudsbeurt.<br />

Als u de contactsleutel in stand M<br />

draait, geeft het display 2-fig. 61 na 5<br />

seconden het totaal aantal kilometers<br />

of de dagstand aan.<br />

BELANGRIJK Wij raden u aan direct<br />

contact op te nemen met de<br />

<strong>Fiat</strong>-dealer bij eventuele storingen in<br />

de werking en niet te wachten tot de<br />

volgende onderhoudsbeurt.<br />

Onderhoudsinterval na of voor<br />

1000 km<br />

Als u de contactsleutel in stand M<br />

draait, wordt het aantal kilometers<br />

aangegeven dat nog kan worden afgelegd<br />

tot de volgende onderhoudsbeurt.<br />

Als u de contactsleutel in stand M<br />

draait geeft het display 2-fig. 61 na<br />

5 seconden het totaal aantal kilometers<br />

of de dagstand aan; het waarschuwingslampje<br />

1-fig. 61 blijft branden<br />

als de onderhoudsinterval voor<br />

1000 km is en dooft bij onderhoudsintervallen<br />

na 1000 km.<br />

fig. 61<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

F0F0582m<br />

41


Onderhoudsinterval<br />

overschreden<br />

Als u de sleutel in stand M draait, gaan<br />

het waarschuwingslampje I en het display<br />

2-fig. 62 5 seconden knipperen.<br />

Op het display wordt het aantal overschreden<br />

kilometers aangegeven, voorafgegaan<br />

door het minteken.<br />

Als u de contactsleutel in stand M<br />

draait, blijft het waarschuwingslampje<br />

1-fig. 63 5 seconden branden en geeft<br />

het display 2 het totaal aantal kilometers<br />

of de dagstand aan.<br />

BELANGRIJK Als het maximale<br />

tijdsinterval tussen twee olieverversingsbeurten<br />

(18 maanden) is bereikt<br />

voor de vastgestelde kilometerstand,<br />

gaat het waarschuwingslampje 1-fig. 63<br />

branden en geeft het display 2 0 km aan.<br />

fig. 62<br />

42 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

F0F0583m<br />

Configuratieprocedure<br />

Als de auto onder zware of zeer<br />

zware gebruiksomstandigheden wordt<br />

gebruikt, moet het onderhoudsschema<br />

“bijzondere omstandigheden”<br />

worden toegepast met kortere onderhoudsintervallen.<br />

1 - Onderhoudsinterval<br />

Als u het onderhoudsinterval wilt<br />

veranderen, moet u de contactsleutel<br />

in stand S draaien, knopje 1-fig. 64 indrukken<br />

en ingedrukt houden en vervolgens<br />

de contactsleutel in stand M<br />

draaien: het aantal nog af te leggen kilometers<br />

tot de volgende onderhoudsbeurt<br />

of het aantal kilometers waarmee<br />

het onderhoudsinterval is overschreden,<br />

begint te knipperen.<br />

fig. 63<br />

F0F0584m<br />

Als u knopje 1-fig. 64 onmiddellijk<br />

weer loslaat, verschijnt op het display<br />

het onderhoudsinterval.<br />

Door knopje 1-fig. 64 telkens kort<br />

in te drukken, kunt u het gewenste onderhoudsinterval<br />

instellen:<br />

– iedere 30.000 km / 12.500 mijl bij<br />

normaal gebruik;<br />

– iedere 15.000 km / 10.000 mijl bij<br />

gebruik onder zware omstandigheden.<br />

fig. 64<br />

F0F0585m


Als het gewenste onderhoudsinterval<br />

op het display verschijnt, moet u<br />

10 seconden knopje 1-fig. 64 indrukken<br />

(de gekozen interval knippert<br />

10 seconden).<br />

Laat het knopje los zodra het display<br />

niet meer knippert.<br />

fig. 65<br />

F0F0586m<br />

2 - Op nul zetten<br />

Om de onderhoudsmeter op nul te<br />

zetten, moet u de contactsleutel in<br />

stand S zetten en knopje 1-fig. 65 indrukken<br />

en ingedrukt houden. Draai<br />

de contactsleutel in stand M; houd<br />

knopje 1-fig. 66 ingedrukt; na 10 seconden<br />

is het display op nul gezet en<br />

dooft het waarschuwingslampje 2.<br />

BELANGRIJK De <strong>Fiat</strong>-dealer zet<br />

de onderhoudsmeter na iedere olieverversingsbeurt<br />

op nul.<br />

fig. 66<br />

F0F0587m<br />

Buitentemperatuur fig. 67<br />

Als de buitentemperatuur tussen<br />

–3°C en +5°C ligt, knippert het symbool<br />

°C om aan te geven dat er kans<br />

is op gladheid.<br />

fig. 67<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

F0F0603m<br />

43


CONTROLE- EN WAAR-<br />

SCHUWINGSLAMPJES<br />

De lampjes branden in de volgende<br />

gevallen:<br />

RICHTINGAANWIJ-<br />

R ZERS<br />

(knipperend) (groen)<br />

Als u de hendel van de<br />

E richtingaanwijzers (pijlen)<br />

bedient.<br />

BUITENVERLICH-<br />

6 TING<br />

(groen)<br />

Als de buitenverlichting is ingeschakeld.<br />

2<br />

schakeld.<br />

1<br />

schakeld.<br />

DIMLICHT (groen)<br />

Als de buitenverlichting en<br />

het dimlicht zijn inge-<br />

GROOTLICHT<br />

(blauw)<br />

Als het grootlicht is inge-<br />

44 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

j<br />

DEFECT IN HET AN-<br />

TI-BLOKKEERSYS-<br />

TEEM (ABS) (geel)<br />

Als het ABS niet goed werkt. Het<br />

conventionele remsysteem blijft<br />

werken. Wendt u echter zo spoedig<br />

mogelijk tot de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

ATTENTIE<br />

De auto is uitgerust met<br />

een elektronische remdrukverdeling<br />

(EBD). Als bij een draaiende<br />

motor tegelijkertijd de waarschuwingslampjes<br />

j en s x<br />

gaan branden, dan is er een storing<br />

in het EBD-systeem; in dat geval<br />

kunnen bij hard remmen de achterwielen<br />

vroegtijdig blokkeren<br />

waardoor de auto kan gaan slippen.<br />

Rijd zeer voorzichtig naar de<br />

dichtstbijzijnde <strong>Fiat</strong>-dealer om het<br />

systeem te laten controleren.<br />

ATTENTIE<br />

Als bij een draaiende motor<br />

alleen het waarschuwingslampje<br />

j gaat branden, dan is er<br />

een storing in het ABS-systeem. In<br />

dat geval werkt het conventionele<br />

remsysteem op de normale manier,<br />

terwijl geen gebruik wordt gemaakt<br />

van het anti-blokkeersysteem. Onder<br />

deze omstandigheden kan ook<br />

de werking van het EBD-systeem<br />

verminderen. Ook in dit geval raden<br />

wij u aan onmiddellijk en zeer voorzichtig<br />

naar de dichtstbijzijnde <strong>Fiat</strong>dealer<br />

te rijden, om het systeem te<br />

laten controleren.<br />

VERSLETEN REMd<br />

BLOKKEN VOOR<br />

(geel)<br />

Als de remblokken voor versleten<br />

zijn. Laat ze vervangen en laat ook de<br />

achterremmen controleren.


BRANDSTOFå<br />

RESERVE (geel)<br />

Als er nog 5 tot 7 liter<br />

brandstof in de tank aanwezig is.<br />

AIR<br />

BAG<br />

werkt.<br />

STORING IN AIR-<br />

BAG (geel)<br />

Als het systeem niet goed<br />

Als u de contactsleutel<br />

in stand M draait, gaat het<br />

lampje branden. Na ongeveer<br />

6 seconden moet het<br />

lampje doven. Als het lampje niet<br />

gaat branden, blijft branden of tijdens<br />

het rijden gaat branden, zet<br />

dan onmiddellijk de motor uit en<br />

wendt u tot de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

B<br />

STORING IN MO-<br />

TORMANAGEMENT-<br />

SYSTEEM (EOBD)<br />

(alleen benzine-uitvoeringen)<br />

(geel)<br />

Als u onder normale omstandigheden<br />

de contactsleutel in stand M<br />

draait, gaat het lampje branden. Na het<br />

starten van de motor moet het lampje<br />

doven. Het lampje gaat eerst branden<br />

om de juiste werking ervan aan te geven.<br />

Als het lampje blijft branden of tijdens<br />

het rijden gaat branden:<br />

1. Constant branden - duidt op<br />

een defect in het inspuit-/ontstekingssysteem.<br />

Dit kan tot gevolg hebben dat<br />

schadelijke uitlaatgasemissie toeneemt,<br />

de prestaties verminderen, de auto<br />

slechter gaat rijden en het brandstofverbruik<br />

toeneemt.<br />

U kunt onder deze omstandigheden<br />

doorrijden zonder te veel van de motor<br />

te eisen of met hoge snelheid te<br />

rijden. Wendt u zo snel mogelijk tot<br />

de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

Het lampje dooft als de storing<br />

verdwijnt. De storing wordt door het<br />

systeem in het geheugen opgeslagen.<br />

2. Knipperend - duidt op een mogelijke<br />

beschadiging van de katalysator<br />

(zie “eobd-systeem” in dit hoofdstuk).<br />

Als het lampje knippert, moet het<br />

gaspedaal worden losgelaten zodat de<br />

motor met lage toerentallen draait en<br />

het lampje niet meer knippert; u kunt<br />

met matige snelheid doorrijden waarbij<br />

rij-omstandigheden moeten worden<br />

vermeden die kunnen leiden tot<br />

het opnieuw gaan knipperen van het<br />

lampje. Wendt u zo snel mogelijk tot<br />

de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

Als u de contactsleutel<br />

in stand M draait en het<br />

lampje B gaat niet branden<br />

of het gaat branden of knipperen<br />

tijdens het rijden, wendt u<br />

dan zo snel mogelijk tot de <strong>Fiat</strong>dealer.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

45


m<br />

(geel)<br />

VOORGLOEI-INSTAL-<br />

LATIE (dieseluitvoeringen)<br />

Als u de contactsleutel in stand M<br />

draait, gaat het lampje branden. Het<br />

lampje dooft als de voorgloeibougies<br />

de vooraf ingestelde temperatuur hebben<br />

bereikt.<br />

STOP<br />

STOP (rood)<br />

Dit lampje gaat gelijktijdig<br />

branden als één van de overige waarschuwingslampjes<br />

brandt.<br />

46 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

w<br />

ACCU WORDT<br />

NIET VOLDOENDE<br />

OPGELADEN (rood)<br />

Als er een defect is in het laadcircuit<br />

van de dynamo. Als u de contactsleutel<br />

in stand M draait, gaat het lampje<br />

branden. Het moet doven nadat de<br />

motor is gestart.<br />

Als de motor stationair draait, kan<br />

het voorkomen dat het lampje iets later<br />

dooft.<br />

HANDREM AANGE-<br />

§ TROKKEN/TE LAAG<br />

REMVLOEISTOFNI-<br />

VEAU (rood)<br />

In vier gevallen:<br />

– als de contactsleutel in stand A<br />

staat, blijft het lampje gedoofd,<br />

onafhankelijk van de stand van de<br />

handrem;<br />

– als de contactsleutel bij uitgezette<br />

motor in stand M staat, gaat het<br />

lampje op het instrumentenpaneel<br />

branden, onafhankelijk van de stand<br />

van de handrem;<br />

– als de contactsleutel bij draaiende<br />

motor in stand M staat, gaat het<br />

lampje, afhankelijk van de stand van de<br />

handrem, wel of niet branden;<br />

– tegelijkertijd met lampje j om<br />

een storing aan te geven in de elektronische<br />

remdrukverdeling EBD.


TE LAGE MOTORv<br />

OLIEDRUK<br />

(rood)<br />

Als de motoroliedruk onder de normale<br />

waarde zakt.<br />

Als u de contactsleutel in stand M<br />

draait, gaat het lampje branden. Het<br />

moet doven nadat de motor is gestart.<br />

Als de motor stationair draait, kan<br />

het voorkomen dat het lampje iets later<br />

dooft.<br />

Als de motor zwaar belast is, kan het<br />

lampje gaan knipperen als de motor<br />

stationair draait. Het moet doven zodra<br />

u iets gas geeft.<br />

ATTENTIE<br />

Als het lampje gaat branden<br />

tijdens het rijden, zet<br />

dan de motor uit en wendt u tot de<br />

<strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

TE HOGE KOEL-<br />

E VLOEISTOF-TEMPE-<br />

RATUUR (rood)<br />

Als de temperatuur van de koelvloeistof<br />

de maximum waarde overschrijdt.<br />

TE LAAG KOEL-<br />

U VLOEISTOF-<br />

NIVEAU (rood)<br />

Als het koelvloeistofniveau onder het<br />

minimumniveau is gedaald.<br />

STORING IN<br />

t AUTOMATISCHE<br />

VERSNELLINGSBAK<br />

(rood)<br />

Het lampje op het instrumentenpaneel<br />

gaat in de volgende gevallen branden:<br />

1. Als u de contactsleutel in stand M<br />

draait, gaat het lampje branden. Het<br />

moet doven nadat de motor is gestart.<br />

2. Constant branden: duidt op een te<br />

hoge olietemperatuur in de elektronisch<br />

geregelde automatische versnellingsbak.<br />

Het is raadzaam de auto stil<br />

te zetten met stationair draaiende motor<br />

en geleidelijk gas te geven voor een<br />

snellere afkoeling, totdat het lampje<br />

dooft.<br />

3. Knipperend: duidt op een storing<br />

in de elektronisch geregelde automatische<br />

versnellingsbak.<br />

Wendt u zo spoedig mogelijk tot de<br />

dichtstbijzijnde <strong>Fiat</strong>-dealer om de<br />

storing te laten verhelpen.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

47


VERWARMING EN VENTILATIE<br />

fig. 68<br />

48 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

F0F0572m<br />

A - Verstelbaar luchtrooster zijkant.<br />

B - Uitstroomopening voor ontwasemen<br />

of ontdooien van de zijruiten<br />

voor.<br />

C - Uitstroomopening voor ontwasemen<br />

of ontdooien van de voorruit.<br />

D - Bovenste luchtrooster in het<br />

midden.<br />

E - Verstelbaar luchtrooster in het<br />

midden.<br />

F - Uitstroomopeningen aan de<br />

zijkant.<br />

G - Uitstroomopening middenonder.


VERSTELBARE EN REGEL-<br />

BARE LUCHTROOSTERS fig.<br />

69-70-71<br />

De roosters kunnen naar boven en<br />

naar beneden gekanteld worden.<br />

A - Knop voor het regelen van de<br />

luchtopbrengst:<br />

draai in stand ß rooster open<br />

draai in stand rooster dicht.<br />

fig. 69<br />

ß<br />

F0F0034m<br />

B - Regelschuif voor het richten van<br />

de luchtstroom.<br />

C - Vaste uitstroomopening voor zijruiten<br />

fig. 69.<br />

BELANGRIJK De verstelbare<br />

luchtroosters in het midden fig. 70-<br />

71 zijn alleen aanwezig op bepaalde<br />

uitvoeringen.<br />

fig. 70<br />

fig. 71<br />

F0F0035m<br />

F0F0573m<br />

VERWARMING<br />

EN VENTILATIE<br />

BEDIENINGSKNOPPEN fig. 72<br />

A - Schuif om het recirculatiesysteem<br />

in te schakelen, waarbij er geen<br />

lucht van buiten binnenkomt.<br />

B - Schuif voor de luchtverdeling.<br />

C - Schuif voor het inschakelen van<br />

de aanjager.<br />

D - Schuif voor de regeling van de<br />

luchttemperatuur (menging van warme/koude<br />

lucht).<br />

fig. 72<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

F0F0011m<br />

49


VERWARMING<br />

1) Schuif voor de luchttemperatuur:<br />

in het rode vlak.<br />

2) Schuif voor de aanjager: op de<br />

gewenste snelheid.<br />

3) Schuif voor de luchtverdeling:<br />

in stand K voor verwarming van de<br />

beenruimte en ontwaseming van de<br />

voorruit.<br />

in stand H voor verwarming van de<br />

beenruimte van de inzittenden.<br />

in stand J voor verwarming van de<br />

hoofdruimte van de inzittenden.<br />

4) Schuif voor de recirculatie (indien<br />

aanwezig): zet de schuif in stand I<br />

voor een snellere verwarming, waarbij<br />

alleen de lucht in het interieur circuleert.<br />

Voor een snelle verwarming van de<br />

beenruimte moeten de bovenste<br />

luchtroosters gesloten zijn.<br />

50 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

EXTRA VERWARMING<br />

(indien aanwezig)<br />

De auto is uitgerust met een extra<br />

verwarming, waardoor de motor bij<br />

koud weer sneller op bedrijfstemperatuur<br />

komt en in het interieur sneller<br />

een comfortabele temperatuur<br />

wordt bereikt.<br />

De extra verwarming werkt bij een<br />

draaiende motor als de buitentemperatuur<br />

lager is dan 10°C en de motor<br />

nog niet de normale bedrijfstemperatuur<br />

heeft bereikt.<br />

BELANGRIJK Als de motor stationair<br />

draait en de auto stilstaat, dan<br />

kunnen er verbrandingsresten (rook<br />

en geur) waarneembaar zijn uit de uitlaat<br />

van de extra verwarming: deze uitlaat<br />

bevindt zich onder het rechter<br />

voorspatbord.<br />

SNELLE ONTWASEMING<br />

EN/OF ONTDOOIING<br />

Achterruiten<br />

Druk op knop ( (indien aanwezig).<br />

Zodra de achterruiten ontwasemd<br />

zijn, is het raadzaam de verwarming<br />

weer uit te schakelen.<br />

Voorruit en zijruiten<br />

1) Schuif voor de luchttemperatuur:<br />

in het rode vlak.<br />

2) Schuif voor de aanjager: schakel<br />

de maximale snelheid in.<br />

3) Schuif voor de luchtverdeling: in<br />

stand -.<br />

4) Schuif voor de luchtrecirculatie in<br />

stand L, waarbij lucht van buiten<br />

binnenkomt.<br />

Nadat de ruiten ontwasemd zijn, kan<br />

een stand gekozen worden waarbij het<br />

zicht optimaal blijft.


BELANGRIJK Als de auto is uitgerust<br />

met handbediende airconditioning,<br />

wordt het ontwasemen van de<br />

ruiten versneld door naast de bovengenoemde<br />

instellingen ook knop<br />

E-fig. 74 in te drukken.<br />

VENTILATIE<br />

1) Zij- en middenroosters: geheel<br />

open.<br />

2) Schuif voor de luchttemperatuur:<br />

in het blauwe vlak.<br />

3) Schuif voor de luchtverdeling: in<br />

stand L<br />

4) Schuif voor de aanjager: op de<br />

gewenste snelheid.<br />

5) Schuif voor de luchtverdeling: in<br />

stand J.<br />

RECIRCULATIE (indien<br />

aanwezig)<br />

Als de schuif in stand I A-fig. 73<br />

staat, circuleert alleen de lucht in het<br />

interieur.<br />

BELANGRIJK Dit systeem is vooral<br />

bruikbaar bij geconcentreerde luchtvervuiling<br />

(in de file, in tunnels enz.).<br />

Het is niet raadzaam dit systeem langdurig<br />

te laten werken, vooral niet als<br />

u met meer personen in de auto zit.<br />

fig. 73<br />

F0F0011m<br />

AIRCONDITIONING,<br />

HANDBEDIEND<br />

(indien aanwezig)<br />

BEDIENINGSKNOPPEN fig.<br />

73-74<br />

A - Schakelaar om het recirculatiesysteem<br />

in te schakelen.<br />

B - Schuif voor de luchtverdeling.<br />

C - Schuif voor het inschakelen van<br />

de aanjager.<br />

D - Schuif voor de regeling van de<br />

luchttemperatuur (menging van warme/koude<br />

lucht).<br />

fig. 74<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

F0F0039m<br />

51


E - Schakelaar om de handbediende<br />

airconditioning in- en uit te schakelen.<br />

Als u deze schakelaar indrukt, schakelt<br />

tevens de aanjager automatisch in op<br />

stand 1.<br />

BELANGRIJK Als u het recirculatiesysteem<br />

inschakelt, koelt de lucht<br />

bij zomerse temperaturen sneller af.<br />

Ook is dit systeem bruikbaar bij geconcentreerde<br />

luchtvervuiling (in de<br />

file, in tunnels enz.). Het is niet raadzaam<br />

dit systeem langdurig te laten<br />

werken, vooral niet als u met meer<br />

personen in de auto zit.<br />

Het systeem gebruikt<br />

koelmiddel R134a. Bij<br />

lekkage is dit middel niet<br />

schadelijk voor het milieu. Gebruik<br />

in geen geval het middel<br />

R12, omdat dit middel de componenten<br />

van de auto kan beschadigen.<br />

52 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

AIRCONDITIONING<br />

(KOELING)<br />

1) Schuif voor de luchttemperatuur:<br />

in het blauwe vlak.<br />

2) Airconditioning: druk op schakelaar<br />

E-fig. 74.<br />

3) Schuif voor de aanjager: op de<br />

gewenste snelheid.<br />

4) Schuif voor de luchtverdeling: in<br />

stand J<br />

Voor een gematigde koeling: verhoog<br />

de temperatuur en verlaag de snelheid<br />

van de aanjager.<br />

Schakel de airconditioning niet in<br />

voor het verwarmen en ventileren,<br />

maar gebruik daarvoor de basisfuncties<br />

van het verwarmings- en ventilatiesysteem<br />

(zie vorige hoofdstuk).<br />

BELANGRIJK De airconditioning<br />

kan goed gebruikt worden om de ruiten<br />

sneller te ontwasemen, omdat de<br />

lucht droger wordt. Zet hiervoor de<br />

bedieningsknoppen op ontwasemen<br />

en schakel de airconditioning in door<br />

op schakelaar E te drukken.<br />

HENDELS AAN<br />

HET STUUR<br />

HENDEL LINKS<br />

Met de linker hendel bedient u de<br />

meeste onderdelen van de buitenverlichting.<br />

Als het niet nodig is de buitenverlichting<br />

te laten branden, moet u,<br />

voordat u de auto verlaat, controleren<br />

of de hendel in stand 0 staat. Hierdoor<br />

voorkomt u dat de accu ontlaadt.<br />

Als bij uitgenomen contactsleutel de<br />

buitenverlichting nog brandt, klinkt er<br />

een akoestisch waarschuwingssignaal.<br />

fig. 75<br />

F0F0154m


Claxon fig. 75<br />

Druk in de richting van de pijl om te<br />

claxonneren.<br />

Buitenverlichting fig. 76<br />

Draai de draaiknop van stand 0 in<br />

stand 6. Op het instrumentenpaneel<br />

gaat het controlelampje 6 branden.<br />

Bij het openen van één van de portieren<br />

en bij uitgenomen sleutel, hoort<br />

u een akoestisch signaal als de buitenverlichting<br />

nog is ingeschakeld. Het<br />

akoestische signaal houdt op als u de<br />

verlichting uitschakelt, de portieren<br />

sluit of als u de motor start.<br />

fig. 76<br />

F0F0155m<br />

Dimlicht fig. 77<br />

Draai de schakelaar van stand 6 in<br />

stand 2 1.<br />

Op het instrumentenpaneel gaat het<br />

controlelampje 2 branden.<br />

Grootlicht fig. 78<br />

Trek de hendel in de richting van het<br />

stuur, als de schakelaar reeds in stand<br />

21staat.<br />

Op het instrumentenpaneel gaat het<br />

controlelampje 1 branden.<br />

Het grootlicht dooft als u de hendel<br />

nogmaals naar het stuur trekt.<br />

fig. 77<br />

F0F0156m<br />

Grootlichtsignaal fig. 79<br />

Trek de hendel naar het stuur (stand<br />

zonder vergrendeling).<br />

fig. 78<br />

fig. 79<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

F0F0157m<br />

F0F0158m<br />

53


Mistlampen voor<br />

(indien aanwezig) fig. 80<br />

Ga voor het inschakelen van de mistlampen<br />

voor als volgt te werk:<br />

– draai knop A in stand ¨ dimlicht<br />

ingeschakeld;<br />

– draai knop B in stand 5 mistlampen<br />

voor ingeschakeld.<br />

54 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

Mistachterlicht fig. 80<br />

Ga voor het inschakelen van het<br />

mistachterlicht als volgt te werk:<br />

– draai knop A in stand 6, buitenverlichting<br />

ingeschakeld;<br />

– draai knop B in stand 4, mistachterlicht<br />

ingeschakeld.<br />

Het mistachterlicht schakelt automatisch<br />

uit als u de motor uitzet of de<br />

verlichting uitschakelt. Als u bij nog ingeschakeld<br />

mistachterlicht de motor<br />

weer start, gaat het mistachterlicht automatisch<br />

weer branden.<br />

fig. 80<br />

F0F0152m<br />

BELANGRIJK Het mistachterlicht<br />

kan hinderlijk zijn voor de weggebruikers<br />

achter u. Doof daarom bij<br />

stukken met goed zicht het mistachterlicht.<br />

Richtingaanwijzers (pijlen)<br />

fig. 81<br />

Plaats de hendel:<br />

naar boven - rechter richtingaanwijzer<br />

ingeschakeld<br />

naar beneden - linker richtingaanwijzer<br />

ingeschakeld.<br />

Op het instrumentenpaneel gaat het<br />

controlelampje R of E knipperen.<br />

fig. 81<br />

F0F0159m


De richtingaanwijzers schakelen automatisch<br />

uit als de auto weer rechtuit<br />

rijdt.<br />

Als u kort richting aan wilt geven<br />

(wisselen van rijbaan), druk de hendel<br />

dan iets naar boven of naar beneden<br />

zonder dat de hendel vergrendelt. Zodra<br />

u de hendel loslaat, gaat deze automatisch<br />

terug.<br />

HENDEL RECHTS<br />

Ruitenwissers/-sproeiers fig. 82<br />

Deze werken uitsluitend als de contactsleutel<br />

in stand A staat.<br />

Bediening:<br />

0 - Ruitenwissers uitgeschakeld.<br />

1 - Interval wissen.<br />

2 - Langzaam continu wissen.<br />

3 - Snel continu wissen.<br />

4 - Tijdelijk langzaam continu wissen:<br />

als u de hendel loslaat, springt deze direct<br />

weer in stand 0 en schakelen de<br />

ruitenwissers automatisch uit.<br />

fig. 82<br />

F0F0010m<br />

Als u de hendel naar het stuur trekt<br />

fig. 83 , schakelen de ruitensproeiers<br />

en de eventuele koplampsproeiers (als<br />

het dim- of grootlicht brandt) in, en<br />

werken de ruitenwissers enige slagen.<br />

fig. 83<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

F0F0042m<br />

55


BEDIENINGS-<br />

ORGANEN<br />

DRUKKNOPPEN fig. 84<br />

Deze vindt u boven de versnellingspook.<br />

Knop A werkt alleen bij een draaiende<br />

motor.<br />

Als u een knop indrukt, gaat op de knop<br />

zelf een lampje branden.<br />

A - Inschakelen van de achterruitverwarming<br />

(indien aanwezig). Deze<br />

schakelt na 12 minuten automatisch uit<br />

B - In-/uitschakelen van de waarschuwingsknipperlichten.<br />

Afhankelijk van de uitvoering bevindt<br />

zich onder het linker luchtrooster de<br />

knop voor het inschakelen van de “stoelverwarming”.<br />

fig. 84<br />

56 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

F0F0040m<br />

WAARSCHUWINGSKNIPPER-<br />

LICHTEN<br />

Druk op knop B-fig. 84. De waarschuwingsknipperlichten<br />

werken onafhankelijk<br />

van de stand van de contactsleutel.<br />

Als dit systeem is ingeschakeld, knipperen<br />

de lampjes REop het instrumentenpaneel<br />

en het rode lampje op<br />

de knop zelf.<br />

Druk de knop nogmaals in om het<br />

systeem uit te schakelen.<br />

fig. 85<br />

F0F0043m<br />

ATTENTIE<br />

Het gebruik van de waarschuwingsknipperlichten<br />

is<br />

afhankelijk van de verkeersvoorschriften<br />

in het land waarin u rijdt.<br />

U dient zich aan de voorschriften te<br />

houden.<br />

KOPLAMPVERSTELLING<br />

fig. 85<br />

De bedieningsknop bevindt zich op<br />

het dashboard onder het linker luchtrooster.<br />

Zie voor het instellen van de koplamphoogte<br />

de paragraaf “Koplampen<br />

afstellen”.


CRUISE-CONTROL<br />

(indien<br />

aanwezig)<br />

Dit elektronische systeem maakt het<br />

mogelijk een constante, vooraf ingestelde<br />

kruissnelheid aan te houden,<br />

zonder het gaspedaal te bedienen. De<br />

ingestelde snelheid moet hoger zijn<br />

dan 40 km/h.<br />

Dit systeem bestaat uit:<br />

– knop A-fig. 86 om het systeem in<br />

of uit te schakelen;<br />

– hendel B-fig. 87 om de ingestelde<br />

snelheid te verhogen, te verlagen<br />

of te wissen.<br />

fig. 86<br />

F0F0300m<br />

Opslaan van een snelheid: (alleen<br />

in de vierde of vijfde versnelling en bij<br />

een snelheid boven de 40 km/h): als u<br />

hendel B in stand 1 of 2 zet, wordt de<br />

huidige snelheid van de auto aangehouden<br />

en opgeslagen. De ingestelde<br />

snelheid kan, indien nodig,<br />

verhoogd worden door op het gaspedaal<br />

te trappen (bijv. bij inhalen); zodra<br />

u het pedaal weer loslaat, wordt<br />

de opgeslagen snelheid weer aangehouden.<br />

Handmatig verhogen of verlagen<br />

van de snelheid met de hendel:<br />

houd bij ingeschakelde cruise-control<br />

de hendel tijdens de rit iets langer in<br />

stand 1 om de snelheid te verhogen of<br />

in stand 2 om de snelheid te verlagen<br />

met 2 km/h; als u de hendel loslaat,<br />

wordt de nieuwe snelheid gehandhaafd<br />

en opgeslagen.<br />

fig. 87<br />

F0F0302m<br />

Systeem uitschakelen: zet de hendel<br />

kort in stand 3 (naar het stuur).<br />

Het systeem schakelt ook uit als u het<br />

rem- of koppelingspedaal intrapt.<br />

Oproepen van een opgeslagen<br />

snelheid: zet na het intrappen van het<br />

rem- of koppelingspedaal of na uitschakeling<br />

van het systeem met hendel<br />

in stand 3, de hendel kort in stand<br />

1 of 2 om de laatst opgeslagen<br />

snelheid op te roepen; om de nieuwe<br />

snelheid in te stellen de hendel iets langer<br />

in stand 1 of 2 plaatsen.<br />

Wissen van een snelheid: druk voor<br />

het wissen van alle opgeslagen snelheden<br />

op knop A-fig. 86.<br />

BELANGRIJK Gebruik de cruisecontrol<br />

uitsluitend als de verkeersomstandigheden<br />

of het wegdek een<br />

constante snelheid toelaten.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

57


BRANDSTOF-<br />

NOOD-<br />

SCHAKELAAR<br />

Deze veiligheidsschakelaar springt<br />

omhoog bij een ongeval, waardoor de<br />

toevoer van brandstof wordt gestopt<br />

en de motor afslaat.<br />

Draai na een ongeval de contactsleutel<br />

in stand S om te voorkomen<br />

dat de accu ontlaadt.<br />

fig. 88<br />

58 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

F0F0330m<br />

ATTENTIE<br />

Als u na een ongeval een<br />

brandstoflucht ruikt of<br />

merkt dat het brandstofsysteem<br />

lekt, druk dan de schakelaar niet<br />

weer terug, zodat brand wordt<br />

voorkomen.<br />

Als u geen brandstoflekkage waarneemt<br />

en de auto kan nog verder rijden,<br />

druk dan op knop A in de motorruimte<br />

om de brandstoftoevoer<br />

weer te herstellen.<br />

fig. 88 uitvoeringen 2.0 16V - 2.0 JTD<br />

16V<br />

fig. 89 uitvoeringen 1.9 D - 2.0 JTD<br />

8V<br />

fig. 89<br />

F0F0207m<br />

HANDGESCHAKELDE<br />

VERSNELLINGSBAK<br />

Om de versnellingen in te schakelen,<br />

moet u het koppelingspedaal geheel intrappen<br />

en vervolgens de versnellingspook<br />

in de gewenste stand plaatsen<br />

(het schakelschema staat op de knop<br />

van de pook).<br />

BELANGRIJK De achteruit kan alleen<br />

bij een stilstaande auto worden<br />

ingeschakeld. Wacht met een<br />

draaiende motor en een geheel ingetrapt<br />

koppelingspedaal minstens 2 seconden,<br />

voordat u de achteruit inschakelt.<br />

Hiermee wordt voorkomen<br />

dat de tandwielen beschadigen.


U zet de pook vanuit de vrijstand op<br />

de volgende wijze in achteruit (R):<br />

– Trek bij de JTD-uitvoeringen de<br />

schuifring A-fig. 90 onder de knop<br />

omhoog en verplaats de pook naar<br />

links en vervolgens naar achteren.<br />

– Verplaats bij de benzine-uitvoeringen<br />

de pook naar rechts en vervolgens<br />

naar achteren fig. 91.<br />

fig. 90<br />

F0F0559m<br />

ATTENTIE<br />

Om op de juiste wijze te<br />

schakelen, moet u het koppelingspedaal<br />

geheel intrappen.<br />

Daarom mag er niets onder het pedaal<br />

liggen dat dit kan verhinderen.<br />

Let erop dat de vloermatten niet<br />

zijn dubbelgevouwen en zo de slag<br />

van de pedalen kunnen beperken.<br />

fig. 91<br />

F0F0041m<br />

ELEKTRONISCH<br />

GEREGELDE<br />

AUTOMATISCHE<br />

VERSNELLINGS-<br />

BAK<br />

De automatische versnellingsbak beschikt<br />

over vier versnellingen vooruit<br />

plus een achteruit. De zelflerende<br />

elektronische regeling past het<br />

schakelprogramma automatisch aan<br />

aan de rijstijl van de bestuurder, de rijomstandigheden<br />

en de lading van de<br />

auto.<br />

BELANGRIJK Lees alle informatie<br />

op deze en de volgende pagina’s zorgvuldig<br />

door, zodat u voordat u met de<br />

auto gaat rijden, op de hoogte bent<br />

van de juiste werking van onder andere<br />

het beveiligingssysteem Shift-lock,<br />

waarmee de automatische transmissie<br />

is uitgerust.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

59


SELECTORHENDEL fig. 92<br />

P = Parkeren.<br />

R = Achteruit rijden.<br />

N = Vrijstand.<br />

D = Vooruit rijden, waarbij automatisch<br />

uit de vier versnellingen wordt<br />

gekozen.<br />

M = Sequentiële werking.<br />

+ = Opschakelen naar een hogere<br />

versnelling bij sequentiële werking.<br />

– = Terugschakelen naar een lagere<br />

versnelling bij sequentiële werking.<br />

fig. 92<br />

60 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

F0F0566m<br />

STANDEN VAN DE<br />

SELECTORHENDEL<br />

Vooruit rijden, waarbij automatisch<br />

uit de vier versnellingen<br />

wordt gekozen (D)<br />

U gebruikt stand D binnen en buiten<br />

de bebouwde kom.<br />

Voor de verplaatsing<br />

van de hendel van stand P<br />

naar D (P→D), van N<br />

naar D (N→D) en van R naar D<br />

(R→D) moet de auto stilstaan,<br />

de motor stationair draaien en<br />

het rempedaal zijn ingetrapt.<br />

Vrijstand (N)<br />

Deze stand komt overeen met de<br />

vrijstand van een handgeschakelde versnellingsbak.<br />

Om de hendel vanuit N<br />

te verplaatsen, moet de<br />

voet van het gaspedaal<br />

worden genomen, de motor stationair<br />

draaien en de instructies<br />

en waarschuwingen in het hoofdstuk<br />

“Motor starten” worden<br />

aangehouden.<br />

Met de hendel in stand N kan de<br />

motor gestart worden.<br />

Achteruit rijden (R)<br />

Deze stand kan alleen<br />

worden gekozen als de<br />

auto stilstaat, de motor<br />

stationair draait en het gaspedaal<br />

volledig is losgelaten. Houdt u<br />

aan de instructies en waarschuwingen<br />

die in het hoofdstuk<br />

“Motor starten” vermeld staan.


Met de hendel in stand R kan de<br />

motor niet gestart worden.<br />

Parkeren (P)<br />

In stand P worden de aangedreven<br />

wielen mechanisch geblokkeerd.<br />

Deze stand kan alleen worden gekozen<br />

als de auto stilstaat en de handrem<br />

eventueel is aangetrokken. Houdt u<br />

aan de instructies en waarschuwingen<br />

die in het hoofdstuk “Motor starten”<br />

vermeld staan.<br />

BELANGRIJK Als de selectorhendel<br />

niet goed is geplaatst, knippert<br />

op het display de laatst ingeschakelde<br />

stand.<br />

MOTOR STARTEN Als de motor bij de eerste poging<br />

niet aanslaat, moet u de sleutel terug-<br />

ATTENTIE<br />

Het is gevaarlijk om de motor<br />

in een afgesloten ruimte<br />

te laten draaien. De motor verbruikt<br />

zuurstof en produceert koolmonoxide<br />

en andere giftige stoffen.<br />

ATTENTIE<br />

Raak de hoogspanningskabels<br />

(bougiekabels) nooit<br />

aan als de motor draait.<br />

1) Controleer of de handrem is aangetrokken<br />

en de selectorhendel in<br />

stand P of N staat: de motor kan uitsluitend<br />

gestart worden als de hendel<br />

in één van deze standen staat.<br />

2) Draai de contactsleutel in stand<br />

D zonder het gaspedaal in te trappen.<br />

draaien in stand S voordat u opnieuw<br />

start.<br />

Als met de contactsleutel in stand M<br />

het controlelampje ¢ samen met het<br />

waarschuwingslampje U blijft branden,<br />

raden wij u aan de sleutel in stand<br />

S te draaien en vervolgens weer in<br />

stand M; als het lampje nog steeds blijft<br />

branden, probeer het dan met de andere<br />

geleverde sleutels.<br />

BELANGRIJK Laat de start-/contactsleutel<br />

niet in stand M staan als de<br />

motor stilstaat.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

61


WEGRIJDEN MET DE AUTO<br />

– Houd bij een stationair draaiende<br />

motor de auto op zijn plaats door het<br />

rempedaal in te trappen.<br />

– Kies de gewenste stand.<br />

– Geef geleidelijk gas; de auto gaat<br />

nu rijden en de versnellingsbak<br />

schakelt, afhankelijk van de gekozen<br />

stand, automatisch de juiste versnelling<br />

in.<br />

fig. 93<br />

62 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

F0F0567m<br />

De selectorhendel kan<br />

uitsluitend uit stand P<br />

worden verplaatst als de<br />

contactsleutel in stand M staat en<br />

het rempedaal is ingetrapt<br />

(beveiligingssysteem Shift-lock).<br />

Verplaats de hendel A-fig. 93 in<br />

de richting van de pijl.<br />

Als de contactsleutel in stand M<br />

staat, wordt telkens als de hendel verplaatst<br />

wordt, de gekozen stand weergegeven<br />

op het digitale display fig. 94<br />

op het instrumentenpaneel.<br />

fig. 94<br />

F0F0568m<br />

SEQUENTIËLE WERKING<br />

Verplaats de hendel vanuit stand D<br />

naar rechts:<br />

• verplaats de hendel naar +:<br />

opschakelen.<br />

• verplaats de hendel naar –: terugschakelen.<br />

De ingeschakelde versnelling wordt<br />

weergegeven op het display fig. 95 en<br />

iedere mogelijke fout wordt uitgesloten<br />

door de continue controle van de<br />

regeleenheid, die alleen een lagere versnelling<br />

inschakelt als het toerental van<br />

de motor dit toelaat.<br />

fig. 95<br />

F0F0569m


Bij de sequentiële werking functioneert<br />

de elektronisch geregelde versnellingsbak<br />

als een versnellingsbak<br />

met vaste overbrengingsverhoudingen<br />

die sequentieel worden gekozen.<br />

De regeleenheid schakelt echter automatisch<br />

op of terug als het motortoerental<br />

boven of onder een vastgestelde<br />

limiet komt.<br />

AUTOMATISCHE WERKING<br />

Bij sequentiële werking is het onder<br />

alle rij-omstandigheden mogelijk stand<br />

D te kiezen.<br />

De elektronische regeleenheid kiest<br />

de optimale overbrengingsverhouding<br />

op basis van de snelheid van de auto<br />

en de motorbelasting (gaspedaalstand).<br />

Als de motor licht belast wordt,<br />

kiest de versnellingsbak een hogere<br />

versnelling, waardoor het brandstofverbruik<br />

beperkt is. Als door het intrappen<br />

van het gaspedaal geleidelijk<br />

meer vermogen van de motor wordt<br />

gevraagd, kiest de versnellingsbak een<br />

lagere versnelling, waardoor de prestaties<br />

(acceleratie) toenemen: in dit geval<br />

neemt het brandstofverbruik toe.<br />

De maximale acceleratie wordt bereikt<br />

door het gaspedaal tot voorbij<br />

het zware punt in de slag in te trappen,<br />

waardoor het kick-down-mechanisme<br />

wordt bediend. Hierdoor kan de auto<br />

zijn maximale prestaties (acceleratie)<br />

leveren maar neemt het brandstofverbruik<br />

toe.<br />

BELANGRIJK Gebruik de kickdown<br />

niet als u op wegen rijdt met<br />

weinig grip (sneeuw, ijs, enz.).<br />

SCHAKELPROGRAMMA<br />

KIEZEN<br />

(knop A-fig. 96 ingedrukt)<br />

Deze stand wordt aangeraden als<br />

het wegdek weinig grip biedt (sneeuw,<br />

ijs, enz.). Voor het wegrijden wordt de<br />

tweede versnelling gebruikt. Dit programma<br />

kan alleen ingeschakeld worden<br />

als de selectorhendel in stand D<br />

staat.<br />

Als het programma is ingeschakeld,<br />

brandt het lampje B-fig. 97 op het display.<br />

Als u de hendel vanuit D verplaatst,<br />

wordt het programma automatisch<br />

uitgeschakeld.<br />

BELANGRIJK Het programma<br />

kan worden ingeschakeld door knop<br />

A in te drukken. Dit kan ook tijdens<br />

het rijden mits de snelheid lager is dan<br />

45 km/h.<br />

fig. 96<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

F0F0570m<br />

63


STORING IN AUTOMA-<br />

TISCHE VERSNELLINGSBAK<br />

Als er een storing is in de automatische<br />

versnellingsbak gaat het lampje t<br />

branden/knipperen en gaat eventueel ook<br />

het lampje B-fig. 97 op het display knipperen;<br />

in dit geval schakelt de versnellingsbak<br />

automatisch de derde versnelling<br />

in.<br />

ATTENTIE<br />

Als er tijdens het rijden een<br />

storing ontstaat in de versnellingsbak,<br />

moet zo voorzichtig<br />

mogelijk en met een lage snelheid<br />

verder worden gereden.<br />

fig. 97<br />

B<br />

64 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

F0F0571m<br />

STOPPEN MET DE AUTO<br />

– Laat het gaspedaal los.<br />

– Trap het rempedaal in.<br />

Op een hellende weg met draaiende<br />

motor, mag de auto uitsluitend met<br />

het rempedaal op zijn plaats worden<br />

gehouden; trap het gaspedaal niet in.<br />

Als u de auto langer stilzet, moet de<br />

selectorhendel in stand P worden gezet.<br />

Houdt u aan de instructies en<br />

waarschuwingen die in het hoofdstuk<br />

“Motor starten” vermeld staan.<br />

ATTENTIE<br />

Als de auto stilstaat met<br />

draaiende motor en de selectorhendel<br />

in stand D of R staat<br />

of bij de sequentiële werking, moet<br />

het rempedaal ingetrapt worden<br />

gehouden. Dit om te voorkomen<br />

dat de auto in beweging komt.<br />

PARKEREN<br />

Trek de handrem aan, zet de selectorhendel<br />

in stand P en zet de wielen<br />

iets uitgestuurd. Houdt u aan de instructies<br />

en waarschuwingen die in het<br />

hoofdstuk “Motor starten” vermeld<br />

staan. Als de auto op een steile helling<br />

staat, blokkeer de wielen dan met wiggen<br />

of stenen.<br />

Laat de contactsleutel nooit in stand<br />

M staan omdat hierdoor de accu ontlaadt.<br />

Neem de sleutel altijd uit het<br />

contactslot als u de auto verlaat.<br />

ATTENTIE<br />

Laat kinderen nooit alleen<br />

achter in de auto.<br />

AKOESTISCH WAARSCHU-<br />

WINGSSYSTEEM<br />

(indien aanwezig)<br />

Als de contactsleutel uit het contactslot<br />

is genomen of in stand S staat, klinkt<br />

er een akoestisch waarschuwingssignaal<br />

als een portier wordt geopend en de selectorhendel<br />

niet in stand P staat. De zoemer<br />

heeft een andere toon dan het waarschuwingssignaal<br />

dat klinkt als u vergeten<br />

hebt de buitenverlichting uit te schakelen.


INTERIEUR-<br />

UITRUSTING<br />

DASHBOARDKASTJE/-<br />

OPBERGVAK<br />

Om het kastje te openen, moet u<br />

knop A-fig. 98 naar links duwen.<br />

In de klep zitten uitsparingen waarin<br />

u als de auto stilstaat bekers en blikjes<br />

kunt plaatsen.<br />

ATTENTIE<br />

Rijd niet met een geopend<br />

dashboardkastje: dit kan de<br />

passagier verwonden bij een ongeval.<br />

fig. 98<br />

F0F0250m<br />

Het dashboardkastje is van binnen<br />

voorzien van een elastische band voor<br />

het opbergen van documenten.<br />

Rijd niet met een geopend dashboardkastje:<br />

dit kan de passagier<br />

verwonden bij een ongeval.<br />

OPBERGVAK fig. 99<br />

Boven de zonnekleppen bevindt zich<br />

een opbergvak voor het snel opbergen<br />

van lichte voorwerpen (bijv. documenten,<br />

wegenkaarten, enz.).<br />

BELANGRIJK Het vakje is ontworpen<br />

voor een belasting tot maximaal 3<br />

kg per zijde. Plaats er geen zwaardere<br />

voorwerpen in en klem ze niet vast.<br />

Gebruik de handgrepen aan de<br />

zijkanten voor ondersteuning.<br />

fig. 99<br />

F0F0045m<br />

INTERIEURVERLICHTING<br />

VOOR fig. 100 EN ACHTER fig.<br />

101<br />

Het lampje voor gaat automatisch<br />

branden als u één van de voorportieren<br />

opent.<br />

De plafondlampjes achter kunt u inschakelen<br />

door op de korte zijde van<br />

het lampenglas te drukken.<br />

Controleer voordat u de auto verlaat<br />

of de interieurverlichting bij gesloten<br />

portieren is uitgeschakeld.<br />

fig. 100<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

F0F0129m<br />

65


PLAFONDLAMPJE ZIJKANT<br />

fig. 102<br />

U kunt het lampje inschakelen door<br />

op de korte zijde van het lampenglas<br />

te drukken.<br />

Controleer voordat u de auto verlaat<br />

of de interieurverlichting bij gesloten<br />

portieren is uitgeschakeld.<br />

fig. 101<br />

fig. 102<br />

66 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

F0F0136m<br />

F0F0047m<br />

ASBAK<br />

ATTENTIE<br />

Gebruik de asbak niet als<br />

prullenbak: papiertjes en<br />

dergelijke kunnen door peuken in<br />

brand raken.<br />

Voor de zitplaatsen voor fig.<br />

103<br />

Trek het klepje A aan de rand zover<br />

mogelijk omhoog en duw de hoek<br />

links naar beneden zodat het klepje in<br />

de daarvoor bestemde zitting zakt.<br />

fig. 103<br />

F0F0137m<br />

De asbak B kan uitgenomen worden.<br />

Om de asbak uit te nemen, moet u bij<br />

geopend klepje licht op de aangegeven<br />

hoek drukken (extra slag).<br />

Voor de zitplaatsen achter fig.<br />

104<br />

Open het klepje A door het naar buiten<br />

te trekken.<br />

Verwijderen: trek bij gesloten klepje<br />

de asbak aan de onderkant uit.<br />

Plaats de asbak stevig in de daarvoor<br />

bestemde zitting terug.<br />

fig. 104<br />

F0F0138m


AANSTEKER fig. 105<br />

(indien aanwezig)<br />

1) Trek het klepje A aan de rand zover<br />

mogelijk omhoog en duw de hoek<br />

links naar beneden zodat het klepje in<br />

de daarvoor bestemde zitting zakt.<br />

2) Druk op knop B om de aansteker<br />

in te schakelen; na ongeveer 15 seconden<br />

springt de knop automatisch<br />

terug en is de aansteker gereed voor<br />

gebruik.<br />

BELANGRIJK Controleer altijd of<br />

de aansteker na het indrukken ook uitschakelt.<br />

fig. 105<br />

F0F0048m<br />

ATTENTIE<br />

De aansteker wordt erg<br />

heet. Gebruik de aansteker<br />

voorzichtig en voorkom dat hij gebruikt<br />

wordt door kinderen: brandgevaar<br />

en/of kans op brandwonden.<br />

ZONNEKLEPPEN<br />

De zonnekleppen zitten aan beide zijden<br />

naast de achteruitkijkspiegel. De<br />

kleppen kunnen voor de voorruit,<br />

zoals is afgebeeld in fig. 106, of voor<br />

de zijruit worden gedraaid.<br />

De zonneklep aan bestuurderszijde<br />

is voorzien van een documentenvakje<br />

A.<br />

fig. 106<br />

F0F0049m<br />

PORTIEREN<br />

ATTENTIE<br />

Controleer voordat u een<br />

portier opent of u dit op<br />

een veilige manier kunt doen.<br />

Bij het openen van één van de portieren<br />

en bij uitgenomen sleutel, hoort<br />

u een akoestisch signaal als de buitenverlichting<br />

nog is ingeschakeld. Het<br />

akoestische signaal houdt op als u de<br />

verlichting uitschakelt, de portieren<br />

sluit of als u de motor start.<br />

VOORPORTIEREN EN<br />

ZIJSCHUIFDEUR<br />

De zijschuifdeur wordt in geheel geopende<br />

stand door een vangmechanisme<br />

opengehouden. Om de deur te<br />

blokkeren, moet u de deur tegen de<br />

aanslag drukken; om de deur te ontgrendelen<br />

moet u de deur krachtig<br />

naar voren trekken.<br />

Zorg er in ieder geval voor dat de<br />

deur op de juiste wijze is vastgehaakt<br />

aan het vangmechanisme.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

67


ATTENTIE<br />

Als de auto op een steile helling<br />

omlaag geparkeerd<br />

staat, laat dan de auto niet met geopende<br />

deur in vergrendelde stand<br />

staan: als u tegen de deur stoot, kan<br />

deze losraken en naar voren schuiven.<br />

ATTENTIE<br />

Als de auto wordt geparkeerd<br />

met geopende<br />

schuifdeuren, controleer dan of deze<br />

goed vergrendeld zijn.<br />

68 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

Van buitenaf ontgrendelen<br />

Draai de sleutel in stand 1fig.<br />

107 en trek de handgreep in de<br />

richting van de pijl.<br />

BELANGRIJK Voordat de sleutel<br />

wordt gedraaid, moet deze volledig<br />

in het slot zijn gestoken.<br />

fig. 107<br />

fig. 108<br />

F0F0016m<br />

F0F0288m<br />

Van buitenaf vergrendelen<br />

Voorportieren: draai de sleutel in<br />

stand 2-fig. 107.<br />

Zijschuifdeur: druk het knopje Afig.<br />

108 aan de binnenzijde naar<br />

beneden en sluit de deur.<br />

Voorportieren van binnenuit<br />

ont-/vergrendelen<br />

Openen: trek aan hendel<br />

A-fig. 109.<br />

Vergrendelen: sluit het portier en<br />

druk knopje B naar beneden.<br />

fig. 109<br />

F0F0052m


Ver-/ontgrendelen zijschuifdeur,<br />

van binnenuit<br />

Ontgrendelen: trek knopje<br />

A-fig. 110 omhoog en trek hendel<br />

B in de richting van de pijl.<br />

Vergrendelen: druk knopje A naar<br />

beneden; dit kan ook bij een geopend<br />

portier.<br />

DUBBELE ACHTERDEUR<br />

De twee achterdeuren zijn ieder<br />

voorzien van een klemveer die de<br />

opening van de deur tot 90 graden<br />

beperkt.<br />

fig. 110<br />

F0F0051m<br />

ATTENTIE<br />

Het systeem van klemveren<br />

is ontwikkeld voor een<br />

beter gebruikscomfort; door tegen<br />

de deur te stoten of door een<br />

windstoot kunnen de veren loshaken<br />

en kunnen de deuren onverwacht<br />

dichtvallen.<br />

Het is mogelijk de openingshoek<br />

van de twee deuren te vergroten om<br />

makkelijker in en uit te laden.<br />

Hiervoor moeten de klemveren<br />

worden losgehaakt, waardoor de<br />

deuren ongeveer 180° kunnen worden<br />

geopend.<br />

fig. 111<br />

F0F0053m<br />

ATTENTIE<br />

Als de deuren 180° geopend<br />

zijn, zijn ze niet meer<br />

vergrendeld. Open de deuren niet<br />

180° als de auto op een helling<br />

staat of bij veel wind.<br />

Rechter deur van buitenaf ontgrendelen<br />

1-fig. 111<br />

Draai de sleutel in stand<br />

2-fig. 112 en trek de handgreep in<br />

de richting van de pijl.<br />

fig. 112<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

F0F0054m<br />

69


Rechter deur van buitenaf vergrendelen<br />

Draai de sleutel in stand<br />

1-fig. 112.<br />

Rechter deur van binnenuit<br />

ontgrendelen<br />

Trek hendel A-fig. 113 in de richting<br />

van de pijl.<br />

fig. 113<br />

70 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

F0F0055m<br />

Linker deur openen<br />

Trek na het openen van de rechter<br />

deur hendel A-fig. 114 in de richting<br />

van de pijl.<br />

fig. 114<br />

F0F0056m<br />

CENTRALE PORTIERVER-<br />

GRENDELING<br />

(indien aanwezig)<br />

Van buitenaf<br />

Sluit de portieren, steek de sleutel<br />

in het slot van één van de voorportieren,<br />

en draai de sleutel.<br />

Van binnenuit<br />

Sluit de portieren en druk op één<br />

van de voorportieren het knopje<br />

naar beneden (vergrendelen) of trek<br />

het knopje omhoog (ontgrendelen).<br />

BELANGRIJK De centrale portiervergrendeling<br />

werkt niet als één<br />

van de portieren niet goed gesloten<br />

is of als er een storing in het systeem<br />

is. Na enkele pogingen schakelt het<br />

systeem ongeveer 20 seconden uit.<br />

In deze 20 seconden kunt u de portieren<br />

met de hand ver- en ontgrendelen,<br />

zonder dat het elektrische<br />

systeem werkt. Na de 20 seconden<br />

is het systeem weer gereed.<br />

Als de oorzaak van de storing is<br />

opgelost, werkt het systeem weer<br />

normaal. Anders schakelt het systeem<br />

na enkele pogingen opnieuw<br />

uit.


ELEKTRISCHE RUITBEDIE-<br />

NING VOORPORTIEREN<br />

(indien aanwezig) fig. 115<br />

In het midden, boven de interieurverlichting<br />

voor, zijn twee drukschakelaars<br />

gemonteerd. Met de sleutel<br />

in stand M bedient u de zijruiten:<br />

A - openen/sluiten zijruit linksvoor<br />

B - openen/sluiten zijruit rechtsvoor.<br />

Druk voor het openen of het sluiten<br />

van de ruit op de betreffende<br />

schakelaar; als u de schakelaar<br />

loslaat, stopt de ruit op het punt<br />

waar het zich op dat moment<br />

bevindt.<br />

fig. 115<br />

F0F0014m<br />

Als u de schakelaar A bij een draaiende<br />

motor geheel indrukt, opent of<br />

sluit de ruit aan bestuurderszijde<br />

automatisch.<br />

Houd de schakelaar<br />

niet ingedrukt als de ruit<br />

aan het einde van zijn<br />

slag is.<br />

ATTENTIE<br />

Onzorgvuldig gebruik van de<br />

elektrische ruitbediening kan<br />

gevaarlijk zijn. Controleer voor en tijdens<br />

het bedienen van de ruit altijd of<br />

de passagiers niet verwond kunnen<br />

worden door de bewegende ruiten,<br />

hetzij direct door contact met de ruit,<br />

hetzij door voorwerpen die door de<br />

ruit worden meegesleept of geraakt.<br />

Verwijder altijd de sleutel uit het contactslot<br />

als u de auto verlaat, om te<br />

voorkomen dat een onverwachte<br />

inschakeling van de elektrische ruitbediening<br />

gevaar oplevert voor de achtergebleven<br />

passagiers.<br />

SCHUIFRAMEN<br />

(indien aanwezig) fig. 116<br />

Als u aan ring A trekt, wordt de<br />

ruit ontgrendeld en is het mogelijk<br />

de ruit open te schuiven.<br />

Druk bij gesloten ruit knop B<br />

geheel in om de ruit te vergrendelen.<br />

fig. 116<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

F0F0139m<br />

71


MOTORKAP<br />

Motorkap openen:<br />

1) Trek de hendel A-fig. 117 links<br />

onder het instrumentenpaneel, in de<br />

richting van de pijl.<br />

2) Druk in de richting van de pijl,<br />

op haak B-fig. 118 van de motorkap.<br />

fig. 117<br />

ATTENTIE<br />

Open of sluit de motorkap<br />

alleen als de auto stilstaat.<br />

72 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

F0F0015m<br />

3) Til de motorkap op en trek<br />

gelijktijdig steunstang C-fig. 119 uit<br />

klem D.<br />

4) Steek het uiteinde van de stang<br />

in zitting E in de motorruimte.<br />

ATTENTIE<br />

Let op: Als de steunstang<br />

verkeerd geplaatst wordt,<br />

kan de motorkap onverwachts<br />

dichtvallen.<br />

fig. 118<br />

F0F0057m<br />

ATTENTIE<br />

Wees voorzichtig als u<br />

werkzaamheden in de<br />

motorruimte moet verrichten en de<br />

motor nog warm is, om brandwonden<br />

te voorkomen. Kom met uw<br />

handen niet in de buurt van de elektroventilateur:<br />

de elektroventilateur<br />

kan, ook bij uitgeschakeld contact,<br />

fig. 119<br />

F0F0058m


ATTENTIE<br />

onverwachts inschakelen.<br />

Wacht totdat de motor is<br />

afgekoeld. Pas op als u sjaals, dassen<br />

of loszittende kledingstukken<br />

draagt: deze kunnen door de bewegende<br />

onderdelen worden gegrepen.<br />

Motorkap sluiten:<br />

1) Houd de motorkap met een<br />

hand omhoog, trek met de andere<br />

hand steunstang C-fig. 119 uit zitting<br />

E en plaats de stang terug in<br />

klem D.<br />

2) Laat de motorkap tot op ongeveer<br />

20 cm zakken.<br />

3) Laat de motorkap dichtvallen: hij<br />

vergrendelt nu automatisch.<br />

ATTENTIE<br />

Controleer altijd of de<br />

motorkap vergrendeld is,<br />

om te voorkomen dat deze tijdens<br />

het rijden open gaat.<br />

MONTAGEVOOR-<br />

BEREIDING<br />

IMPERIAAL/<br />

SKIDRAGER<br />

De bevestigingspunten zijn voorbereid<br />

in de goot op het dak van de<br />

auto.<br />

Bevestig de steunen van de imperiaal/skidrager<br />

in de daarvoor bestemde<br />

schroefdraadgaten, zoals staat<br />

aangegeven in fig. 120.<br />

fig. 120<br />

F0F0059m<br />

ATTENTIE<br />

Controleer na enkele kilometers<br />

opnieuw of de<br />

bevestigingsbouten nog goed vastzitten.<br />

Overschrijd nooit het<br />

maximum draagvermogen<br />

(zie hoofdstuk<br />

“Technische gegevens”).<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

73


KOPLAMPEN<br />

KOPLAMPEN AFSTELLEN<br />

BELANGRIJK Goed afgestelde<br />

koplampen zijn belangrijk voor het<br />

comfort en de veiligheid van uzelf en<br />

de overige weggebruikers.<br />

Bovendien zijn er wettelijke voorschriften.<br />

Voor optimaal zicht en zichtbaarheid<br />

moeten de koplampen op de<br />

juiste wijze zijn afgesteld.<br />

Wendt u voor controle of afstelling<br />

tot de <strong>Fiat</strong>-dealer<br />

74 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

STAND KOPLAMPEN CORRI-<br />

GEREN<br />

Als de auto beladen is, helt hij achterover.<br />

Het gevolg is dat de lichtbundel<br />

van de koplampen meer naar<br />

boven schijnt. De stand van de koplampen<br />

moet nu worden gecorrigeerd.<br />

Bij auto’s die zijn uitgerust met een<br />

elektrische regelknop op het dashboard:<br />

zet de regelknop fig. 122 op<br />

een stand die overeenkomt met de<br />

vervoerde lading. Zie onderstaande<br />

tabel.<br />

Stand 0 - onbelaste auto.<br />

Stand 1 - auto met gemiddelde<br />

belading.<br />

Stand 2 - volbeladen auto.<br />

ATTENTIE<br />

Controleer de afstelling<br />

van de koplampen telkens<br />

als het gewicht van de lading wijzigt.<br />

fig. 122<br />

F0F0061m


ABS (indien aanwezig)<br />

De auto is uitgerust met een antiblokkeersysteem<br />

(ABS). Het systeem<br />

voorkomt dat de wielen blokkeren,<br />

waardoor de beschikbare grip<br />

optimaal wordt benut en de auto<br />

ook tijdens een noodstop bestuurbaar<br />

en stabiel blijft.<br />

Als het ABS in werking is getreden,<br />

merkt de bestuurder dit aan een trilling<br />

in het rempedaal, die gepaard<br />

gaat met enig geluid.<br />

Dit betekent niet dat de remmen<br />

niet goed functioneren, maar is het<br />

signaal dat het ABS in werking treedt<br />

omdat de grip op de weg verminderd<br />

is. Het is daarom noodzakelijk uw<br />

snelheid aan te passen aan de weg<br />

waarop gereden wordt.<br />

Het ABS is een aanvulling op het<br />

conventionele remsysteem; bij een<br />

storing schakelt het ABS zichzelf<br />

automatisch uit, waarna alleen het<br />

conventionele remsysteem werkt.<br />

Als bij een storing niet meer op het<br />

anti-blokkeersysteem kan worden<br />

gerekend, zal de remcapaciteit van<br />

de auto absoluut niet minder zijn.<br />

Als u niet eerder in een auto met<br />

ABS hebt gereden, raden wij u aan<br />

het systeem eerst een paar keer uit<br />

te proberen op een glad wegdek.<br />

Verlies hierbij de veiligheid niet uit<br />

het oog en houdt u aan de wetgeving<br />

van het land waarin u zich bevindt.<br />

Bovendien raden wij u aan de volgende<br />

aanwijzingen aandachtig te<br />

lezen.<br />

Het voordeel van het ABS ten<br />

opzichte van het traditionele remsysteem<br />

is dat de auto optimaal<br />

bestuurbaar blijft doordat het blokkeren<br />

van de wielen wordt voorkomen,<br />

ook bij een noodstop en in<br />

omstandigheden waarbij de grip op<br />

het wegdek beperkt is.<br />

Het gebruik van het ABS leidt niet<br />

altijd tot een kortere remweg: als er<br />

bijv. ijs of verse sneeuw op de weg<br />

ligt, kan de remweg langer zijn.<br />

Voor het beste gebruik van het<br />

anti-blokkeersysteem, is het raadzaam<br />

de volgende aanwijzingen op te<br />

volgen.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

75


ATTENTIE<br />

Het ABS maakt zoveel mogelijk<br />

gebruik van de beschikbare<br />

grip maar kan deze niet verhogen.<br />

Daarom moet op gladde weggedeelten<br />

altijd voorzichtig worden gereden<br />

en mogen er geen onnodige risico’s<br />

worden genomen.<br />

ATTENTIE<br />

Als het ABS in werking treedt,<br />

betekent dit dat de grip van<br />

de banden op het wegdek gering is; u<br />

dient uw snelheid te verlagen en aan<br />

te passen aan de beschikbare grip.<br />

ATTENTIE<br />

Bij een storing gaat het waarschuwingslampje<br />

j op het<br />

instrumentenpaneel branden. Rijd<br />

met aangepaste snelheid naar de <strong>Fiat</strong>dealer<br />

om de volledige werking van<br />

het systeem te laten herstellen.<br />

76 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

Wees voorzichtig bij het remmen<br />

in bochten, ook als de auto is voorzien<br />

van ABS.<br />

Het allerbelangrijkste advies is echter<br />

het volgende:<br />

ATTENTIE<br />

Als het ABS in werking<br />

treedt, merkt u dat aan<br />

een trilling in het rempedaal.<br />

Verlaag de remdruk niet maar<br />

houd het rempedaal juist goed<br />

ingedrukt; op deze manier hebt u,<br />

afhankelijk van de conditie van<br />

het wegdek, de kortste remweg.<br />

Als u deze aanwijzingen opvolgt,<br />

zult u onder alle omstandigheden de<br />

remmen het beste benutten.<br />

BELANGRIJK Op auto’s die met<br />

ABS zijn uitgerust, mogen uitsluitend<br />

door de fabriek voorgeschreven velgen,<br />

banden en remblokken gemonteerd<br />

worden.<br />

Het systeem wordt gecompleteerd<br />

met een elektronische remdrukverdeling<br />

EBD (Electronic Brake<br />

Distributor) die via de regeleenheid<br />

en de sensoren van het ABS de<br />

prestaties van het remsysteem verhoogt.<br />

ATTENTIE<br />

De auto is uitgerust met<br />

een elektronische remdrukverdeling<br />

(EBD). Als de lampjes<br />

j en sxgelijktijdig branden<br />

bij een draaiende motor, dan<br />

is er een storing in het EBD-systeem.<br />

In dit geval kunnen bij hard<br />

remmen de achterwielen vroegtijdig<br />

blokkeren waardoor de auto<br />

kan gaan slippen. Rijd direct zeer<br />

voorzichtig naar de dichtstbijzijnde<br />

<strong>Fiat</strong>-dealer om het systeem te<br />

laten controleren.


ATTENTIE<br />

Als bij een draaiende motor<br />

alleen het waarschuwingslampje<br />

j gaat branden, dan is er een<br />

storing in het ABS-systeem. In dat<br />

geval werkt het conventionele remsysteem<br />

op de normale manier, terwijl<br />

geen gebruik wordt gemaakt van het<br />

anti-blokkeersysteem. Onder deze<br />

omstandigheden kan ook de werking<br />

van het EBD-systeem verminderen.<br />

Ook in dit geval raden wij u aan<br />

onmiddellijk en zeer voorzichtig naar<br />

de dichtstbijzijnde <strong>Fiat</strong>-dealer te rijden,<br />

om het systeem te laten controleren.<br />

ATTENTIE<br />

Als het waarschuwingslampje<br />

sxvoor te laag remvloeistofniveau<br />

gaat branden, stop dan<br />

onmiddellijk de auto en neem contact<br />

op met een <strong>Fiat</strong>-dealer. Als er vloeistof<br />

lekt uit het hydraulische systeem,<br />

wordt de werking van zowel het conventionele<br />

remsysteem als het ABS in<br />

gevaar gebracht.<br />

AIRBAG (indien<br />

aanwezig)<br />

BESCHRIJVING EN WERKING<br />

De airbag is een veiligheidsvoorziening<br />

voor de bestuurder, die werkt<br />

bij een frontale botsing.<br />

De airbag bestaat uit een opblaasbaar<br />

luchtkussen dat in het midden<br />

van het stuurwiel is geplaatst.<br />

Bij een ongeval zorgt een vertragingssensor<br />

ervoor dat het mechanisme<br />

in werking treedt. Het kussen<br />

blaast onmiddellijk op, waardoor het<br />

lichaam wordt opgevangen en de<br />

kans op letsel beperkt blijft fig. 123.<br />

Direct daarna loopt het kussen<br />

weer leeg.<br />

De airbag voor is een veiligheidsvoorziening<br />

die in werking treedt<br />

vanaf een middelzware frontale botsing.<br />

Bij botsingen van achteren, zijdelingse<br />

of kleine aanrijdingen is het<br />

niet noodzakelijk dat de airbag in<br />

werking treedt. Als de airbag in deze<br />

gevallen niet geactiveerd wordt,<br />

betekent dit niet dat het systeem<br />

niet goed functioneert.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

77


Bij een ongeval kan een inzittende die<br />

geen veiligheidsgordel heeft omgelegd<br />

in contact komen met een airbag die<br />

nog niet volledig opgeblazen is, waardoor<br />

de inzittende minder beschermd<br />

wordt.<br />

De airbag is geen vervanging voor de<br />

veiligheidsgordels, maar een aanvulling.<br />

Draag dus altijd veiligheidsgordels. Bovendien<br />

is het dragen van veiligheidsgordel<br />

wettelijk verplicht in Europa<br />

en in de meeste landen daarbuiten.<br />

fig. 123<br />

78 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

F0F0062m<br />

Als de airbag in werking treedt,<br />

ontsnapt er een beetje rook. Deze<br />

rook is niet schadelijk en duidt niet<br />

op brand.<br />

ATTENTIE<br />

Laat bij diefstal of een<br />

poging tot diefstal, bij<br />

beschadiging of als de auto bij een<br />

overstroming onder water is<br />

geweest, de airbag door de <strong>Fiat</strong>dealer<br />

controleren.<br />

ATTENTIE<br />

Als u de contactsleutel in<br />

stand M draait, gaat het<br />

lampje B branden. Het moet na<br />

ongeveer 4 seconden doven. Als het<br />

lampje niet gaat branden, blijft<br />

branden of als het gaat branden tijdens<br />

het rijden, stop dan onmiddellijk<br />

en wendt u tot de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

ATTENTIE<br />

Plak geen stickers of andere<br />

voorwerpen op het<br />

stuur. Reis niet met voorwerpen<br />

op schoot en houd vooral geen<br />

pijp, potlood, enz in de mond. Bij<br />

een ongeval, waarbij de airbag in<br />

werking treedt, kan dit ernstig letsel<br />

veroorzaken.<br />

ATTENTIE<br />

Rijd altijd met beide handen<br />

op de stuurwielrand,<br />

zodat bij het in werking treden<br />

van de airbag, het systeem niet<br />

wordt gehinderd door obstakels<br />

die ernstig letsel kunnen veroorzaken.<br />

Rijd niet met voorover gebogen<br />

lichaam, maar ga goed rechtop<br />

zitten en steun tegen de rugleuning.


De conditie van de airbag wordt<br />

constant gecontroleerd door een<br />

elektronische regeleenheid.<br />

Het waarschuwingslampje B op het<br />

instrumentenpaneel geeft, bij het starten<br />

van de motor, de juiste werking<br />

van het systeem aan.<br />

Bij storingen gaat het waarschuwingslampje<br />

ongeveer 5 minuten<br />

knipperen en blijft daarna constant<br />

branden.<br />

Het airbagsysteem heeft een geldigheid<br />

van 14 jaar voor wat betreft de<br />

pyrotechnische lading en van 10 jaar<br />

voor wat betreft het spiraalmechanisme.<br />

Laat na het verstrijken van deze<br />

termijnen het systeem door de <strong>Fiat</strong>dealer<br />

vervangen.<br />

BELANGRIJK Na een ongeval<br />

waarbij de airbag in werking is getreden,<br />

dient u contact op te nemen met<br />

de <strong>Fiat</strong>-dealer om de airbag, de veiligheidsgordels<br />

en het eventuele kinderzitje<br />

te laten vervangen.<br />

Alle controlewerkzaamheden,<br />

reparaties en vervanging van de airbag<br />

moeten door de <strong>Fiat</strong>-dealer<br />

worden uitgevoerd.<br />

Aan het einde van de lange levensduur<br />

van uw auto, moet u contact<br />

opnemen met de <strong>Fiat</strong>-dealer om het<br />

systeem buiten werking te laten stellen.<br />

Bij verkoop van de auto moet de<br />

nieuwe eigenaar op de hoogte gesteld<br />

worden van het gebruik en de<br />

instructies, en moet hij het instructieboekje<br />

ontvangen.<br />

ATTENTIE<br />

ZEER GEVAARLIJK<br />

Monteer absoluut geen<br />

kinderzitje achterstevoren op de<br />

passagiersstoel voor als deze is uitgerust<br />

met een airbag. Als bij een<br />

ongeval de airbag in werking treedt<br />

(opblaast), kan dit ernstig letsel en<br />

zelfs de dood tot gevolg hebben.<br />

Wij raden u aan kinderen altijd op<br />

de zitplaatsen achter te vervoeren,<br />

omdat die plaatsen bij een ongeval<br />

de meeste bescherming bieden.<br />

Monteer dus absoluut geen kinderzitje<br />

op de passagiersstoel voor als<br />

deze is uitgerust met een airbag.<br />

Als bij een ongeval de airbag in<br />

werking treedt (opblaast), kan dit<br />

ernstig letsel en zelfs de dood tot<br />

gevolg hebben, onafhankelijk van<br />

de zwaarte van het ongeluk.<br />

ZIJ-AIRBAGS<br />

(Sidebags)<br />

(indien aanwezig) fig. 124<br />

De sidebag is een kussen dat zich<br />

snel opblaast en bevindt zich in de<br />

rugleuning van de voorstoel. De<br />

sidebag heeft tot doel de borstkast<br />

van de inzittenden te beschermen bij<br />

middelzware en zware zijdelingse<br />

aanrijdingen.<br />

BELANGRIJK Als de airbag in<br />

werking treedt, ontsnapt een beetje<br />

rook. Deze rook is niet schadelijk en<br />

duidt niet op brand; bovendien kan<br />

het oppervlak van het opgeblazen<br />

kussen en het interieur van de auto<br />

bedekt zijn met een laagje poederachtige<br />

stof: dit poeder kan de huid<br />

en de ogen irriteren. Als u hiermee<br />

in aanraking bent gekomen, moet u<br />

zich met neutrale zeep en water<br />

wassen.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

79


BELANGRIJK Als tijdens het rijden<br />

lampje B gaat branden of lampje<br />

F gaat knipperen (storingsmelding),<br />

wendt u dan onmiddellijk tot<br />

de <strong>Fiat</strong>-dealer om de storing te<br />

laten verhelpen.<br />

Het airbagsysteem heeft een geldigheid<br />

van 14 jaar voor wat betreft de<br />

pyrotechnische lading en van 10 jaar<br />

voor wat betreft het spiraalmechanisme.<br />

Laat na het verstrijken van<br />

deze termijnen het systeem door de<br />

<strong>Fiat</strong>-dealer vervangen.<br />

fig. 124<br />

80 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

F0F0607m<br />

BELANGRIJK Na een ongeval<br />

waarbij een of meerdere airbags zijn<br />

geactiveerd, dient u contact op te<br />

nemen met de <strong>Fiat</strong>-dealer om de<br />

geactiveerde airbags te laten vervangen<br />

en de werking van de elektrische<br />

installatie te laten controleren.<br />

Alle controlewerkzaamheden,<br />

reparaties en de vervanging van de<br />

airbag moeten door de <strong>Fiat</strong>-dealer<br />

worden uitgevoerd.<br />

Aan het einde van de lange levensduur<br />

van uw auto, moet u contact<br />

opnemen met de <strong>Fiat</strong>-dealer om<br />

het systeem buiten werking te laten<br />

stellen. Bovendien moet bij verkoop<br />

van de auto de nieuwe eigenaar op<br />

de hoogte gesteld worden van het<br />

gebruik en de instructies, en moet hij<br />

het instructieboekje ontvangen.<br />

BELANGRIJK Het in werking<br />

treden van de gordelspanners, de<br />

airbags voor en de zij-airbags voor<br />

wordt door de elektronische regeleenheid<br />

bepaald, afhankelijk van het<br />

type ongeval. Als één van deze<br />

onderdelen niet in werking treedt,<br />

dan duidt dat niet op een storing in<br />

het systeem.


ALGEMENE OPMERKINGEN<br />

ATTENTIE<br />

Als u de contactsleutel in<br />

stand MAR draait, gaat het<br />

lampje ¬ branden. Na enkele seconden<br />

moet het lampje doven. Als het<br />

waarschuwingslampje niet gaat branden<br />

of tijdens het rijden blijft branden,<br />

wendt u dan onmiddellijk tot de <strong>Fiat</strong>dealer.<br />

ATTENTIE<br />

De rugleuningen van de zitplaatsen<br />

voor mogen niet<br />

worden bedekt met hoezen of kleden.<br />

ATTENTIE<br />

Reis niet met voorwerpen op<br />

schoot, voor de borst en houd<br />

vooral geen pijp, potlood, enz. in de<br />

mond. Bij een ongeval waarbij de airbag<br />

in werking treedt, kan dit ernstig<br />

letsel veroorzaken.<br />

ATTENTIE<br />

Rijd altijd met beide handen<br />

op de stuurwielrand, zodat bij<br />

het in werking treden van de airbag,<br />

het systeem niet wordt gehinderd door<br />

obstakels die ernstig letsel kunnen veroorzaken.<br />

Rijd niet met voorover<br />

gebogen lichaam, maar ga goed rechtop<br />

zitten en steun tegen de rugleuning.<br />

ATTENTIE<br />

Laat bij diefstal of een poging<br />

tot diefstal, bij beschadiging<br />

of als de auto bij een overstroming<br />

onder water is geweest, het airbagsysteem<br />

door de <strong>Fiat</strong>-dealer controleren.<br />

ATTENTIE<br />

Bedenk dat als de contactsleutel<br />

in stand MAR staat,<br />

ook bij uitgezette motor de airbags<br />

geactiveerd kunnen worden als de<br />

auto wordt aangereden door een<br />

andere auto. Ook bij een stilstaande<br />

auto mogen dus absoluut geen kinderen<br />

op de voorstoel zitten. Als de contactsleutel<br />

echter in stand STOP staat,<br />

wordt bij een ongeval geen enkel<br />

beveiligingssysteem (airbag of gordelspanners)<br />

geactiveerd; als een systeem<br />

niet in werking treedt, betekent dit<br />

niet dat het systeem niet goed werkt.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

81


ATTENTIE<br />

De stoelen mogen niet met<br />

water of stoom onder druk<br />

worden gereinigd (met de hand of in<br />

een automatische stoelenreiniger).<br />

ATTENTIE<br />

Haak geen harde voorwerpen<br />

aan de kledinghaakjes<br />

en aan de steunhandgrepen.<br />

82 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

ATTENTIE<br />

De airbag voor treedt in<br />

werking als de botsing<br />

zwaarder is dan een botsing waarbij<br />

alleen de gordelspanners worden<br />

geactiveerd. Bij aanrijdingen<br />

die tussen die twee drempelwaarden<br />

in liggen, treden alleen de<br />

gordelspanners in werking.<br />

ATTENTIE<br />

De airbag is geen vervanging<br />

voor de veiligheidsgordels,<br />

maar een aanvulling. De<br />

inzittenden worden uitsluitend<br />

door de veiligheidsgordels<br />

beschermd bij frontale botsingen<br />

bij lage snelheid, bij zijdelingse<br />

aanrijdingen en als de auto over<br />

de kop slaat. De gordels moeten<br />

dus altijd gedragen worden.<br />

ATTENTIE<br />

ZEER GEVAARLIJK:<br />

Monteer absoluut geen<br />

kinderzitje achterstevoren op de<br />

passagiersstoel voor als deze is uitgerust<br />

met een airbag. Als bij een<br />

ongeval de airbag in werking treedt<br />

(opblaast), kan dit ernstig letsel en<br />

zelfs de dood tot gevolg hebben.<br />

Wij raden u aan kinderen altijd op<br />

de zitplaatsen achter te vervoeren,<br />

omdat die plaatsen bij een ongeval<br />

de meeste bescherming bieden.<br />

Monteer dus absoluut geen kinderzitje<br />

op de passagiersstoel voor als<br />

deze is uitgerust met een airbag.<br />

Als bij een ongeval de airbag in<br />

werking treedt (opblaast), kan dit<br />

ernstig letsel en zelfs de dood tot<br />

gevolg hebben, onafhankelijk van<br />

de zwaarte van het ongeluk.


EOBD-SYSTEEM<br />

(alleen benzineuitvoeringen)<br />

Het op de auto gemonteerde<br />

EOBD-systeem (European On Board<br />

Diagnosis) is conform de EU 98/69richtlijnen<br />

(EURO 3).<br />

Dit systeem voert continue een<br />

diagnose uit op de emissiereductiesystemen<br />

van de auto; als het waarschuwingslampje<br />

B op het instrumentenpaneel<br />

gaat branden, betekent<br />

dit dat een systeem niet meer<br />

goed functioneert.<br />

Het doel is:<br />

– de werking van het systeem controleren;<br />

– signaleren wanneer door een storing<br />

de emissies boven de wettelijk<br />

vastgestelde drempelwaarde uitkomen;<br />

– signaleren wanneer het noodzakelijk<br />

is defecte componenten te vervangen.<br />

Het systeem beschikt verder nog<br />

over een diagnosestekker die, als<br />

deze verbonden is met speciale<br />

apparatuur, het mogelijk maakt de<br />

door de regeleenheid opgeslagen<br />

storingscodes en de specifieke parameters<br />

voor de diagnose en werking<br />

van de motor, te lezen. Deze controle<br />

kan ook worden uitgevoerd<br />

door de verkeerspolitie.<br />

Als u de contactsleutel<br />

in stand M draait en het<br />

lampjeB gaat niet branden<br />

of het gaat branden of knipperen<br />

tijdens het rijden, wendt<br />

u dan zo snel mogelijk tot de<br />

<strong>Fiat</strong>-dealer. De werking van het<br />

lampje U kan worden gecontroleerd<br />

met behulp van speciale<br />

apparatuur van de verkeerspolitie.<br />

Houdt u aan de wetgeving<br />

van het land waarin u rijdt.<br />

BELANGRIJK Na het verhelpen<br />

van de storing moet de <strong>Fiat</strong>-dealer<br />

voor een complete controle van het<br />

systeem, tests uitvoeren op een testbank<br />

en zonodig een proefrit maken<br />

die eventueel een langere afstand kan<br />

omvatten.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

83


AUTORADIO<br />

De inbouwvoorbereiding bestaat<br />

uit:<br />

– voedingskabels voor de autoradio;<br />

– kabels voor de luidsprekers in de<br />

portieren;<br />

– een inbouwplaats voor de autoradio;<br />

– een antennekabel.<br />

De autoradio wordt ingebouwd op<br />

de plek die met het aflegvakje is afgedekt.<br />

Druk om het vakje te verwijderen<br />

op de twee borglippen<br />

A-fig. 125.<br />

Achter het vakje zitten de voedingskabels,<br />

de aansluitkabel voor de luidsprekers<br />

en de antennekabel.<br />

fig. 125<br />

84 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

F0F0064m<br />

De luidsprekers moeten in de zittingen<br />

aan de onderkant van de<br />

voorportieren worden gemonteerd<br />

fig. 126:<br />

A - inbouwplaats luidspreker.<br />

Montage: verwijder de onderste<br />

bekleding van het portier en monteer<br />

de luidspreker in de daarvoor<br />

bestemde zitting.<br />

fig. 126<br />

F0F0065m<br />

Als u direct na aankoop<br />

van de auto een autoradio<br />

wilt installeren,<br />

moet u eerst contact opnemen<br />

met de <strong>Fiat</strong>-dealer; deze zal u<br />

instructies geven om de levensduur<br />

van de accu te verlengen.<br />

Als de accu bij uitgezette motor<br />

langdurig wordt ingeschakeld,<br />

beschadigt de accu en kan de<br />

garantie op de accu vervallen.


ANTENNE<br />

Montage:<br />

1) Verwijder de kunststof dop<br />

A-fig. 127 op het dak van de auto.<br />

2) Schroef de antenne vast.<br />

Zie voor de elektrische<br />

bedrading het hoofdstuk<br />

“Accessoires monteren”<br />

om beschadigingen aan het systeem<br />

te voorkomen.<br />

fig. 127<br />

F0F0066m<br />

VOEDING<br />

STEKKERPENNEN A-fig.128<br />

A4 Verbinding met de +12V-voedingsspanning<br />

A6 Verbinding met de instrumentenpaneelverlichting<br />

A7 Verbinding met de +12V-voedingsspanning<br />

A8 Massa-aansluiting.<br />

LUIDSPREKERS<br />

STEKKERPENNEN B-fig.128<br />

B3 luidspreker voor (rechts +)<br />

B4 luidspreker voor (rechts -)<br />

B5 luidspreker voor (links +)<br />

B6 luidspreker voor (links -)<br />

fig. 128<br />

F0F0318m<br />

BEDIENINGSKNOPPEN<br />

OP HET STUUR (indien<br />

aanwezig)<br />

De bedieningsknoppen dienen voor<br />

het regelen van het volume, de afstemming<br />

en golfbandkeuze fig. 129.<br />

Voor de werking van de autoradio,<br />

verwijzen wij u naar het supplement<br />

“Autoradio” dat bij dit instructieboekje<br />

geleverd wordt.<br />

fig. 129<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

F0F0323m<br />

85


SCHEMA VOOR DE VOORBEREIDE ELEKTRISCHE BEDRADING EN EXTRA AANSLUITINGEN fig. 130<br />

fig. 130<br />

Kleurcode van de bedrading<br />

BN = Wit/Zwart<br />

G = Geel<br />

N = Zwart<br />

86 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

R = Rood<br />

RV = Rood/Groen<br />

F0F0298m<br />

A - Luidspreker in rechter portier<br />

B - Luidspreker in linker portier<br />

C - Antenne<br />

D - Zekeringen- en relaiskast<br />

E - Zwevende zekering voor voeding<br />

van versterker (bij inbouw van een geluidsinstallatie<br />

met een vermogen boven<br />

4 x 20W)<br />

F - Autoradio


TANKEN MET DE<br />

SCUDO<br />

MET BENZINEMOTOR<br />

Door de toepassing van emissiereductiesystemen<br />

in de SCUDO mag u<br />

uitsluitend loodvrije benzine tanken.<br />

Om vergissingen te voorkomen is de<br />

diameter van de vulpijp van de tank<br />

kleiner, zodat het vulpistool voor<br />

loodhoudende benzine er niet in past.<br />

Het octaangetal van de benzine moet<br />

ten minste 95 RON zijn.<br />

fig. 131<br />

F0F0610m<br />

Tank met de SCUDO<br />

nooit, niet in noodgevallen<br />

en ook niet een klein<br />

beetje, loodhoudende benzine. U<br />

zou de katalysator onherstelbaar<br />

beschadigen.<br />

Een beschadigde katalysator<br />

laat schadelijke stoffen<br />

in het uitlaatgas achter,<br />

waardoor het milieu wordt<br />

vervuild.<br />

MET DIESELMOTOR<br />

De dieselmotoren zijn<br />

uitsluitend geschikt voor<br />

dieselbrandstof voor motorvoertuigen<br />

(Europese specificatie<br />

EN590). Het gebruik van andere<br />

producten of mengsels kan<br />

de motor onherstelbaar beschadigen<br />

en het vervallen van de garantie<br />

tot gevolg hebben. Mocht<br />

u onverhoopt een ander type<br />

brandstof tanken, dan mag de<br />

motor niet worden gestart en<br />

moet de brandstoftank worden<br />

afgetapt. Ook als de motor<br />

slechts kort heeft gedraaid, moet<br />

naast de brandstoftank, ook alle<br />

brandstof uit de brandstofleidingen<br />

worden afgetapt.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

87


Bij lage buitentemperaturen kan de<br />

vloeibaarheid van de dieselbrandstof<br />

verminderen door de vorming van paraffine,<br />

waardoor het dieselfilter verstopt<br />

kan raken.<br />

Om dit probleem te voorkomen<br />

wordt er, afhankelijk van het seizoen,<br />

dieselbrandstof geleverd die speciaal<br />

voor de zomer of voor de winter is<br />

ontwikkeld.<br />

Bij buitentemperaturen die tussen de<br />

0 en 15°C schommelen (bijvoorbeeld<br />

in het voor- en najaar), kan de door<br />

het tankstation geleverde dieselbrandstof<br />

niet toereikend blijken te<br />

zijn.<br />

88 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

Gebruik in die omstandigheden, en<br />

vooral als de motor regelmatig wordt<br />

afgezet en weer wordt gestart bij lage<br />

buitentemperaturen (bijv. in de bergen),<br />

dieselbrandstof die speciaal voor<br />

de winter is ontwikkeld; in alle andere<br />

gevallen raden wij aan de dieselbrandstof<br />

te mengen met het vorstbeveiligingsmiddel<br />

DIESEL MIX (of<br />

een soortgelijk product) in de verhouding<br />

die in de gebruiksaanwijzing van<br />

het middel is aangegeven. Vul de tank<br />

eerst met het middel en voeg daarna<br />

de dieselbrandstof toe.<br />

U moet het vorstbeveiligingsmiddel<br />

DIESEL MIX door de dieselbrandstof<br />

mengen voordat de dieselbrandstof<br />

door de kou van samenstelling is<br />

veranderd. Achteraf toevoegen heeft<br />

geen enkel effect.<br />

DOP VAN DE<br />

BRANDSTOFTANK<br />

Gebruik voor het openen van de dop<br />

fig. 132 de bijgeleverde sleutel.<br />

Door de hermetische afsluiting van<br />

de tank kan de druk in de tank iets<br />

verhoogd zijn.<br />

Het is daarom normaal als u bij het<br />

losdraaien van de tankdop een sissend<br />

geluid hoort.<br />

De sleutel moet in de dop blijven zitten<br />

totdat de dop weer in de zitting<br />

is gestoken en het slot in vergrendelde<br />

stand is gedraaid.<br />

fig. 132<br />

F0F0067m


BELANGRIJK Voor uw veiligheid<br />

raden wij bovendien aan om, voor het<br />

starten van de motor, te controleren<br />

of het vulpistool op de juiste wijze in<br />

de benzinepomp is geplaatst, of de<br />

tankdop goed is vastgedraaid en of het<br />

tankklepje is gesloten.<br />

ATTENTIE<br />

Kom niet dicht bij de vulopening<br />

met open vuur of<br />

een brandende sigaret: brandgevaar.<br />

Houd uw hoofd ook niet<br />

dichtbij de vulopening om te<br />

voorkomen dat u schadelijke dampen<br />

inademt.<br />

BELANGRIJK Vervang de tankdop<br />

zonodig alleen door een ander exemplaar<br />

van hetzelfde type, anders kan de<br />

werking van het benzinedamp-opvangsysteem<br />

in gevaar worden gebracht.<br />

BESCHERMING<br />

VAN HET MILIEU<br />

De bescherming van het milieu is het<br />

uitgangspunt geweest in alle fasen van<br />

de ontwikkeling en productie van de<br />

SCUDO. Het resultaat is zichtbaar in<br />

het gebruik van de materialen en de<br />

toepassing van systemen om de schadelijke<br />

effecten te voorkomen of drastisch<br />

te beperken.<br />

De SCUDO heeft een ruime voorsprong<br />

op de strengste internationale<br />

milieu-eisen.<br />

GEBRUIK VAN MILIEU-<br />

VRIENDELIJKE MATERIALEN<br />

Geen enkel onderdeel van de auto<br />

bevat asbest. De vulling van de stoelen<br />

en de airconditioning bevatten<br />

geen CFK’s (chloorfluorkoolwaterstoffen),<br />

het gas dat waarschij<strong>nl</strong>ijk de<br />

oorzaak is van het gat in de ozo<strong>nl</strong>aag.<br />

De kleurstoffen en de corrosiewerende<br />

behandeling van de bouten en<br />

moeren zijn niet schadelijk voor het<br />

milieu; ze bevatten dus geen lucht- en<br />

bodemverontreinigend cadmium en/of<br />

chroom.<br />

SYSTEMEN OM DE<br />

SCHADELIJKE EMISSIE BIJ<br />

BENZINEMOTOREN TE<br />

BEPERKEN<br />

Driewegkatalysator<br />

Koolmonoxide, stikstofoxide en onverbrande<br />

koolwaterstoffen zijn de belangrijkste<br />

schadelijke bestanddelen in<br />

de uitlaatgassen.<br />

De katalysator is een “minilaboratorium”<br />

waarin een zeer hoog percentage<br />

van de bestanddelen tot onschadelijke<br />

stoffen wordt omgevormd.<br />

Dit proces wordt uitgevoerd door<br />

zeer kleine deeltjes edelmetaal in het<br />

keramisch element dat wordt omgeven<br />

door een metalen huis.<br />

WEGWIJS IN UW AUTO<br />

89


Lambdasondes<br />

Deze zorgen voor de juiste mengselverhouding<br />

van lucht en benzine,<br />

wat zeer belangrijk is voor de juiste<br />

werking van de motor en de katalysator.<br />

Benzinedamp-opvangsysteem<br />

Het is onmogelijk, ook bij stilstaande<br />

motor, benzinedampen te voorkomen.<br />

Daarom “vangt” dit systeem de dampen<br />

in een speciaal actieve-koolfilter,<br />

waaruit de dampen bij draaiende motor<br />

vervolgens afgezogen en verbrand<br />

worden.<br />

90 WEGWIJS IN UW AUTO<br />

SYSTEMEN OM DE<br />

SCHADELIJKE EMISSIE BIJ<br />

DIESELMOTOREN TE<br />

BEPERKEN<br />

Oxidatiekatalysator voor<br />

dieseluitvoeringen<br />

De katalysator zet schadelijke bestanddelen<br />

in het uitlaatgas (koolmonoxide,<br />

onverbrande koolwaterstoffen<br />

zijn de belangrijkste) om in onschadelijke<br />

stoffen, waarmee tevens de<br />

rook en de typische dieselgeur verminderd<br />

worden.<br />

De katalysator bestaat uit een roestvrijstalen<br />

huis, met daarin een honingraatvormig<br />

keramisch binnenwerk.<br />

Hierop zit edelmetaal dat voor de katalytische<br />

reactie zorgt.<br />

Uitlaatgasrecirculatiesysteem<br />

(E.G.R.) (indien aanwezig)<br />

Dit systeem zorgt voor recirculatie,<br />

oftewel hergebruik, van een deel van<br />

de uitlaatgassen. Het percentage dat<br />

gerecirculeerd wordt, is afhankelijk<br />

van de bedrijfsomstandigheden van de<br />

motor.<br />

Het systeem beperkt zonodig de uitstoot<br />

van stikstofoxiden.


MOTOR STARTEN<br />

CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />

ATTENTIE<br />

Het is gevaarlijk om de<br />

motor in een afgesloten<br />

ruimte te laten draaien. De motor<br />

verbruikt zuurstof en produceert<br />

koolmonoxide en andere giftige<br />

stoffen.<br />

ATTENTIE<br />

Raak de hoogspanningskabels<br />

(bougiekabels)<br />

nooit aan als de motor draait.<br />

BENZINEMOTOR STARTEN<br />

BELANGRIJK Het gaspedaal mag<br />

pas worden ingetrapt nadat de<br />

motor is gestart.<br />

1) Zorg ervoor dat de handrem is<br />

aangetrokken.<br />

2) Zet de versnellingspook in vrij.<br />

3) Trap het koppelingspedaal<br />

geheel in, zonder het gaspedaal in te<br />

trappen.<br />

4) Draai de contactsleutel in stand<br />

D en laat hem los zodra de motor<br />

aanslaat.<br />

Als de motor bij de eerste poging<br />

niet aanslaat, moet u de sleutel<br />

terugdraaien in stand S voordat u<br />

opnieuw start.<br />

De elektrische installaties die veel<br />

stroom verbruiken (airconditioning,<br />

achterruitverwarming, enz.) schakelen<br />

tijdens het starten tijdelijk uit.<br />

BELANGRIJK Laat de start-/contactsleutel<br />

niet in stand M staan als<br />

de motor stilstaat.<br />

DIESELMOTOR STARTEN<br />

1) Zorg ervoor dat de handrem is<br />

aangetrokken.<br />

2) Zet de versnellingspook in<br />

vrij.<br />

3) Trap het koppelingspedaal<br />

geheel in.<br />

4) Draai de contactsleutel in stand<br />

M. Op het instrumentenpaneel gaat<br />

het controlelampje m branden.<br />

5) Wacht tot het lampje m<br />

gedoofd is. Hoe warmer de motor,<br />

hoe sneller het lampje dooft.<br />

6) Draai de contactsleutel in stand<br />

D, onmiddellijk nadat het lampje<br />

m gedoofd is. Als u te lang wacht,<br />

zijn de voorgloeibougies weer afgekoeld.<br />

Laat de sleutel los zodra de<br />

motor is aangeslagen.<br />

Bij een nog koude motor wordt het<br />

stationair toerental automatisch verhoogd.<br />

CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />

91


Als de motor bij de eerste poging<br />

niet aanslaat, moet u de sleutel<br />

terugdraaien in stand S voordat u<br />

opnieuw start.<br />

De elektrische installaties die veel<br />

stroom verbruiken (airconditioning,<br />

achterruitverwarming, enz.) schakelen<br />

tijdens het starten tijdelijk uit.<br />

BELANGRIJK Laat de contactsleutel<br />

niet in stand M staan als de<br />

motor stilstaat.<br />

MOTOR OPWARMEN NA<br />

HET STARTEN (benzine en<br />

diesel)<br />

Rijd rustig weg, laat de motor niet<br />

met hoge toerentallen draaien en<br />

trap het gaspedaal niet bruusk in.<br />

Verlang de eerste kilometers geen<br />

maximale prestaties. Wij raden u aan<br />

te wachten tot de temperatuur van<br />

de koelvloeistof 50° ÷ 60°C is.<br />

92 CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />

ROLLEND STARTEN<br />

Probeer auto’s nooit te<br />

starten door ze aan te<br />

duwen, te slepen of van<br />

een helling te laten rijden. Op<br />

die wijze kan er onverbrande<br />

brandstof in de katalysator<br />

terechtkomen, waardoor deze<br />

onherstelbaar zal beschadigen.<br />

ATTENTIE<br />

Houd er rekening mee dat<br />

de rem- en stuurbekrachtiging<br />

niet werken zolang de<br />

motor niet is aangeslagen, waardoor<br />

meer kracht nodig is voor de<br />

bediening van het rempedaal en<br />

het stuur.<br />

Motor uitzetten<br />

Draai de contactsleutel in stand S<br />

terwijl de motor stationair draait.<br />

Gasgeven voordat u de<br />

motor uitzet heeft geen<br />

enkel nut, verspilt<br />

brandstof en is, vooral voor<br />

motoren met turbocompressor,<br />

schadelijk.<br />

BELANGRIJK Het is beter om de<br />

motor na een zware rit even “op<br />

adem” te laten komen. Zet de motor<br />

niet onmiddellijk uit, maar laat hem<br />

even stationair draaien. Hierdoor<br />

kan de temperatuur in de motorruimte<br />

dalen.


PARKEREN<br />

Zet de motor uit, trek de handrem<br />

aan, schakel een versnelling in (1 e als<br />

de weg omhoog loopt, in achteruit<br />

als de weg omlaag loopt). Zet de<br />

voorwielen zo dat de auto, als de<br />

handrem losschiet, snel tot stilstand<br />

komt.<br />

Laat de contactsleutel nooit in<br />

stand M of A staan omdat hierdoor<br />

de accu ontlaadt.<br />

Neem de sleutel altijd uit het contactslot<br />

als u de auto verlaat.<br />

ATTENTIE<br />

Laat kinderen nooit alleen<br />

achter in de auto.<br />

HANDREM<br />

De handrem is links van de<br />

bestuurdersstoel geplaatst.<br />

Om de handrem in te schakelen,<br />

moet u de hendel geheel omhoog<br />

trekken. Als de contactsleutel in<br />

stand M staat, gaat op het instrumentenpaneel<br />

het waarschuwingslampje<br />

sxbranden. BELANGRIJK De auto hoort<br />

geblokkeerd te zijn als de handrem<br />

drie of vier tanden is aangetrokken.<br />

Als dit niet het geval is, laat dan een<br />

<strong>Fiat</strong>-dealer de handrem afstellen.<br />

fig. 1<br />

F0F0069m<br />

Handrem uitschakelen:<br />

1) Trek de hendel iets omhoog en<br />

druk op de ontgrendelknop<br />

A-fig. 1.<br />

2) Houd de knop ingedrukt en laat<br />

de hendel zakken. Het lampje sx dooft.<br />

3) Om onverwachtse bewegingen<br />

van de auto te voorkomen, moet bij<br />

het bedienen van de handrem het<br />

rempedaal worden ingetrapt.<br />

Bij aangetrokken handrem is het<br />

mogelijk knop A-fig. 2 uit te trekken<br />

en de hendel omlaag te duwen. In<br />

deze stand blijft de auto geremd.<br />

fig. 2<br />

CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />

F0F0070m<br />

93


AANWIJZINGEN<br />

VOOR HET LADEN<br />

De door u gebruikte SCUDO-uitvoering<br />

is ontworpen en goedgekeurd<br />

op basis van vastgestelde<br />

maximum gewichten (zie “Gewichten”<br />

in het hoofdstuk “Technische<br />

gegevens”):<br />

– leeggewicht<br />

– nuttig laadvermogen<br />

– maximum totaalgewicht<br />

– maximum voorasbelasting<br />

– maximum achterasbelasting<br />

– aanhangergewicht.<br />

fig. 3<br />

F0F0072m<br />

94 CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />

ATTENTIE<br />

Alle opgegeven maximum<br />

gewichten mogen NOOIT<br />

WORDEN OVERSCHREDEN. Let<br />

in het bijzonder op het maximum<br />

toegestaan gewicht op de vooren<br />

achteras bij het laden van campers<br />

en andere bijzondere<br />

opbouwconstructies.<br />

ATTENTIE<br />

Bij onregelmatigheden in<br />

het wegdek of bij bruusk<br />

remmen, kan de lading verschuiven<br />

en gevaar opleveren voor de<br />

bestuurder en de passagiers: zorg er<br />

daarom voor dat de lading goed<br />

vastzit voordat u vertrekt. Hiervoor<br />

kunnen de haken op de laadvloer<br />

fig. 3 gebruikt worden. Gebruik voor<br />

het vastzetten van de lading metalen<br />

kabels, touwen of riemen, die<br />

stevig genoeg zijn om de lading op<br />

zijn plaats te houden.


ATTENTIE<br />

Ook als de auto schuin<br />

staat of op een helling,<br />

kunnen bij het openen van de<br />

achterdeuren of van de zijdeur<br />

losse voorwerpen onverwachts<br />

naar buiten schuiven.<br />

ATTENTIE<br />

Als u reservebrandstof in<br />

een jerrycan wilt vervoeren,<br />

dan dient u zich aan de geldende<br />

wetgeving te houden.<br />

Gebruik alleen een goedgekeurde<br />

jerrycan en bevestig deze op de<br />

juiste wijze aan de bevestigingsogen.<br />

Toch zal bij een ongeval de kans<br />

op brand groter zijn.<br />

Naast deze voorzorgsmaatregelen<br />

van algemene aard, kan door het<br />

opvolgen van enkele eenvoudige tips<br />

de veiligheid, het rijcomfort en de<br />

levensduur van de auto verbeterd<br />

worden:<br />

– verdeel de lading gelijkmatig over<br />

de laadvloer: indien de lading op één<br />

plaats geconcentreerd moet zijn,<br />

plaats de lading dan tussen de assen;<br />

– bedenk dat hoe lager de lading<br />

ligt, hoe lager het zwaartepunt van<br />

de auto komt te liggen, waardoor<br />

veiliger wordt gereden: plaats daarom<br />

altijd de zwaarste lading onderop;<br />

– bedenk ten slotte dat het dynamische<br />

rijgedrag van de auto beïnvloed<br />

wordt door het vervoerde gewicht:<br />

hoe hoger het gewicht des te langer<br />

de remweg van de auto, vooral bij<br />

hoge snelheid.<br />

CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />

95


KOSTENBESPARING EN BEPERKING VAN DE UITSTOOT VAN<br />

SCHADELIJKE UITLAATGASSEN<br />

Hierna volgen enkele nuttige tips,<br />

waardoor de kosten van de auto zo<br />

laag mogelijk blijven en de uitstoot van<br />

schadelijke uitlaatgassen zoveel mogelijk<br />

beperkt wordt.<br />

ALGEMENE OPMERKINGEN<br />

Onderhoud van de auto<br />

Doelmatig onderhoud is een beslissende<br />

factor voor een lange levensduur,<br />

de beste prestaties en een zo zuinig<br />

mogelijk gebruik van de auto. Laat<br />

daarom de bougies, de vloeistofniveaus,<br />

de lucht-/brandstoffilters, de<br />

inspuitventielen, enz, regelmatig controleren<br />

en eventueel afstellen, zoals in<br />

het onderhoudsschema is aangegeven.<br />

Banden<br />

Controleer regelmatig, ten minste<br />

één keer per maand, de spanning van<br />

de banden. Als de spanning te laag is,<br />

wordt de weerstand groter en neemt<br />

het verbruik toe. Bovendien slijten<br />

hierdoor de banden sneller en verslechtert<br />

de wegligging van de auto,<br />

96 CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />

waardoor de veiligheid in gevaar kan<br />

worden gebracht.<br />

Overbodige bagage<br />

Rijd niet met een te zwaar beladen<br />

bagageruimte. Het gewicht van de auto<br />

(vooral in stadsverkeer) en de wieluitlijning<br />

hebben grote invloed op het<br />

brandstofverbruik en de stabiliteit.<br />

Imperiaal/skidrager<br />

Verwijder de imperiaal of skidrager<br />

als u deze niet meer gebruikt. Ze verminderen<br />

de aërodynamica van de<br />

auto, waardoor het brandstofverbruik<br />

toeneemt. Gebruik voor het vervoer<br />

van volumineuze voorwerpen bij voorkeur<br />

een aanhanger.<br />

Stroomverbruikers<br />

Gebruik de elektrische installaties<br />

alleen als u ze nodig hebt. De achterruitverwarming,<br />

de verstralers, de ruitenwissers<br />

en de aanjager van het ventilatie-/verwarmingssysteem<br />

vragen<br />

veel stroom, waardoor het brandstofverbruik<br />

toeneemt (tot aan 25% in<br />

stadsverkeer).<br />

Airconditioning<br />

De airconditioning gebruikt zeer veel<br />

energie, waardoor de motor zwaar<br />

wordt belast en het brandstofverbruik<br />

sterk toeneemt (tot gemiddeld 5%).<br />

Gebruik wanneer de buitentemperatuur<br />

het toelaat bij voorkeur de functies<br />

van het ventilatiesysteem.<br />

RIJSTIJL<br />

Het starten<br />

Laat de motor als de auto stilstaat,<br />

niet warmdraaien met stationair toerental<br />

en ook niet met een verhoogd<br />

toerental: onder deze omstandigheden


warmt de motor veel langzamer op,<br />

terwijl het verbruik en de schadelijke<br />

uitlaatgasemissie toenemen. Het is<br />

beter om rustig weg te rijden en geen<br />

hoge toerentallen te gebruiken. Op<br />

deze manier warmt de motor sneller<br />

op.<br />

Overbodige handelingen<br />

Trap het gaspedaal niet in als u stilstaat<br />

voor een stoplicht of voordat u<br />

de motor afzet. Deze laatste handeling<br />

heeft evenals het overschakelen met<br />

tussengas, geen enkel nut. Het kost<br />

brandstof en verhoogt de uitstoot van<br />

schadelijke uitlaatgassen.<br />

Keuze van de versnellingen<br />

Gebruik als het verkeer en de weg<br />

het toelaten de hoogste versnelling.<br />

Het inschakelen van een lage versnelling<br />

voor een snelle acceleratie verhoogt<br />

het brandstofverbruik. Op<br />

dezelfde wijze neemt bij het oneige<strong>nl</strong>ijke<br />

gebruik van een hoge versnelling,<br />

het verbruik en de schadelijke uitlaatgasemissie<br />

toe. Bovendien slijt de<br />

motor hierdoor sneller.<br />

Maximum snelheid<br />

Het brandstofverbruik neemt aanzie<strong>nl</strong>ijk<br />

toe bij een hogere snelheid:<br />

als de snelheid wordt verhoogd van<br />

90 naar 120 km/h, neemt het brandstofverbruik<br />

met ongeveer 30% toe.<br />

Rijd daarom zoveel mogelijk met een<br />

gelijkmatige snelheid, vermijd overbodig<br />

remmen en optrekken. Dit<br />

kost brandstof en verhoogt de uitstoot<br />

van schadelijke uitlaatgassen.<br />

Wij raden u daarom aan om rustig te<br />

rijden en een veilige afstand te bewaren<br />

van de auto’s die voor u rijden,<br />

waardoor u tijdig kunt reageren op<br />

gevaarlijke situaties.<br />

Acceleratie<br />

Met vol gas optrekken waarbij de<br />

motor met hoge toerentallen draait,<br />

kost veel brandstof en verhoogt de<br />

uitstoot van schadelijke uitlaatgassen.<br />

Het is beter geleidelijk op te trekken<br />

en geen maximale toerentallen te<br />

gebruiken.<br />

GEBRUIKSOMSTANDIG-<br />

HEDEN<br />

Koude start<br />

Bij korte ritten en regelmatig koud<br />

starten bereikt de motor niet de<br />

optimale bedrijfstemperatuur.<br />

Hierdoor neemt niet alleen het<br />

brandstofverbruik toe (van 15 tot<br />

aan 30% in stadsverkeer) maar ook<br />

de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen.<br />

Verkeerssituatie en conditie<br />

van het wegdek<br />

Op een drukke weg bijvoorbeeld<br />

bij filerijden, waarbij overwegend<br />

lage versnellingen worden gebruikt,<br />

of in de stad met veel verkeerslichten,<br />

zal het brandstofverbruik<br />

aanzie<strong>nl</strong>ijk hoger zijn. Bochtige trajecten,<br />

bergwegen en een slecht<br />

wegdek verhogen eveneens het<br />

brandstofverbruik<br />

Stilstaan in het verkeer<br />

Als u langere tijd stilstaat (bijv.<br />

spoorwegovergangen), is het raadzaam<br />

de motor uit te zetten.<br />

CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />

97


ECONOMISCH EN MILIEUBEWUST<br />

RIJDEN<br />

Het milieu is een van de uitgangspunten<br />

geweest bij de ontwikkeling<br />

van de SCUDO. Het is niet voor<br />

niets dat de resultaten van zijn emissiereductiesystemen<br />

boven de geldende<br />

normen liggen.<br />

Het milieu heeft recht op maximale<br />

aandacht van iedereen. De automobilist<br />

kan door enkele simpele aanwijzingen<br />

op te volgen, voorkomen<br />

dat hij/zij onnodig schade aan het<br />

milieu toebrengt. Vaak wordt door<br />

die aanwijzingen ook het brandstofverbruik<br />

beperkt.<br />

Over dit onderwerp vindt u hierna<br />

diverse nuttige tips, die een geheel<br />

vormen met de tips met het symbool<br />

#, die u in diverse hoofdstukken van<br />

dit boekje kunt vinden. We vragen<br />

uw aandacht voor al deze tips.<br />

98 CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />

VOORZORGSMAATREGELEN<br />

VOOR HET BEHOUD<br />

VAN DE EMISSIEREDUCTIE-<br />

SYSTEMEN<br />

De correcte werking van deze systemen<br />

is niet alleen belangrijk voor<br />

het milieu, maar ook voor het rendement<br />

van de auto. Het in goede<br />

conditie houden van de systemen is<br />

de belangrijkste voorwaarde voor<br />

milieubewust en economisch rijden.<br />

De eerste eis is, dat u zich te allen<br />

tijde houdt aan het Onderhoudsschema.<br />

Gebruik voor de benzinemotoren<br />

uitsluitend loodvrije benzine.<br />

Als het starten problemen oplevert,<br />

blijf dan niet proberen. Vermijd<br />

aanduwen, aanslepen of rollend starten:<br />

al deze handelingen kunnen de<br />

katalysator onherstelbaar beschadigen.<br />

Maak uitsluitend gebruik van<br />

een hulpaccu.<br />

Als de motor tijdens het rijden<br />

“slecht loopt”, rijd dan zeer rustig<br />

zodat de motor zo min mogelijk<br />

wordt belast en wendt u zo snel<br />

mogelijk tot de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

Als het waarschuwingslampje van<br />

de brandstofreserve brandt, tank dan<br />

zo snel mogelijk. Een laag brandstofniveau<br />

kan een onregelmatige brandstoftoevoer<br />

veroorzaken, waardoor<br />

de temperatuur van de uitlaatgassen<br />

stijgt; hierdoor kan de katalysator<br />

ernstig beschadigen.<br />

Laat de motor nooit, ook niet tijdens<br />

testwerkzaamheden, met losgenomen<br />

bougiekabels draaien.<br />

Laat de motor voor vertrek niet<br />

warmdraaien met stationair toerental,<br />

behalve als de buitentemperaturen<br />

zeer laag zijn. Maar ook in dit<br />

laatste geval moet u de motor niet<br />

langer dan 30 seconden laten warmdraaien.<br />

Monteer geen andere hitteschilden<br />

en verwijder de op de katalysator en<br />

uitlaat gemonteerde schilden niet.


Spuit geen reinigings- of beschermingsmiddelen<br />

op de katalysator, de<br />

lambdasonde en het uitlaatsysteem.<br />

ATTENTIE<br />

Onder normale bedrijfsomstandigheden<br />

bereikt<br />

de katalysator hoge temperaturen.<br />

Parkeer daarom niet boven<br />

brandbare materialen (gras, droge<br />

bladeren, dennennaalden, enz.):<br />

brandgevaar. Het negeren van<br />

deze aanwijzingen kan brandgevaar<br />

opleveren.<br />

TREKKEN VAN<br />

AANHANGERS<br />

BELANGRIJKE TIPS<br />

Voor het trekken van aanhangwagens<br />

of caravans moet de auto uitgerust zijn<br />

met een trekhaak van een goedgekeurd<br />

type en een adequate elektrische<br />

installatie. De montage van de trekhaak<br />

moet door gespecialiseerd personeel<br />

worden uitgevoerd. Ook moet documentatie<br />

worden overhandigd m.b.t.<br />

het rijden met een aanhanger.<br />

Monteer speciale en/of extra achteruitkijkspiegels,<br />

waarmee u voldoet aan<br />

de geldende verkeerswetgeving. Let er<br />

op dat het maximum klimvermogen<br />

van de auto door het gewicht van een<br />

aanhanger of caravan wordt beperkt.<br />

Ook de remweg wordt langer en u<br />

heeft langer de tijd nodig om in te<br />

halen.<br />

Schakel een lage versnelling in tijdens<br />

het afdalen om te voorkomen dat u<br />

constant moet remmen. Het gewicht<br />

van de aanhanger dat op de trekhaak<br />

rust, moet worden afgetrokken van het<br />

laadvermogen van de auto.<br />

Om er zeker van te zijn dat u het<br />

maximum toelaatbaar aanhangergewicht<br />

niet overschrijdt, moet u er<br />

rekening mee houden dat het maximum<br />

betrekking heeft op het totale<br />

gewicht van de aanhangwagen of caravan,<br />

inclusief accessoires en bagage.<br />

Houdt u aan de snelheidsbeperkingen<br />

die voor auto’s met aanhanger<br />

gelden. U mag in geen geval<br />

harder rijden dan 100 km/h.<br />

ATTENTIE<br />

Het ABS waarmee de auto<br />

kan zijn uitgerust, werkt<br />

niet op het remsysteem van de<br />

aanhanger. Wees daarom extra<br />

voorzichtig op gladde wegen.<br />

ATTENTIE<br />

Voer in geen geval modificaties<br />

aan het remsysteem<br />

van de auto uit. Het remsysteem<br />

van de aanhanger moet geheel<br />

onafhankelijk van het hydraulisch<br />

remsysteem van de auto worden<br />

bediend.<br />

CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />

99


TREKHAAK MONTEREN<br />

fig. 4<br />

De trekhaak fig. 4 moet door<br />

gespecialiseerd personeel aan de carrosserie<br />

worden bevestigd waarbij<br />

de richtlijnen die hierna zijn opgenomen,<br />

moeten worden aangehouden.<br />

Deze richtlijnen worden eventueel<br />

aangevuld door extra informatie van<br />

de fabrikant van de trekhaak.<br />

100 CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />

De te installeren trekhaak moet<br />

voldoen aan de huidige EU-normen<br />

94/20 en daarop volgende wijzigingen.<br />

F0F0611m<br />

Voor iedere uitvoering moet een<br />

trekhaak worden gebruikt die<br />

geschikt is voor het maximale aanhangergewicht<br />

van de auto waarop<br />

de trekhaak wordt bevestigd.<br />

Voor de elektrische aansluiting<br />

moet een gestandaardiseerde stekker<br />

worden gebruikt die kan worden<br />

bevestigd op de daarvoor bestemde<br />

steun op de trekhaak.<br />

Voor de elektrische aansluiting<br />

moet een 7- of 13-polige 12VDC<br />

stekkerverbinding (CUNA/UNI- en<br />

ISO/DIN-normen) worden gebruikt,<br />

waarbij eventuele aanwijzingen van<br />

de fabrikant van de auto en/of van<br />

fabrikant van de trekhaak moeten<br />

worden opgevolgd.<br />

Gebruik voor de elektrische aansluitingen<br />

de aparte module voor de<br />

aanhangerverlichting.<br />

Eventueel elektrisch geregelde<br />

remmen of andere systemen (lier,<br />

enz) moeten rechtstreeks op de<br />

accu worden aangesloten met een<br />

kabel met een diameter van minimaal<br />

2,5 mm 2 .<br />

De elektrische aansluitingen moeten<br />

worden afgetakt zoals is aangegeven<br />

in fig. 6.


fig. 5<br />

Linker zijde<br />

Balk achter<br />

Naast de op het schema aangegeven<br />

aansluitingen, is slechts één aansluiting<br />

voor een eventuele elektrisch<br />

geregelde rem toegestaan en<br />

één voor een 15W-gloeilamp voor<br />

de binnenverlichting van de caravan.<br />

Traverse achter Rechter zijde<br />

Chassisbalken achter<br />

Midden<br />

v.d. auto<br />

Hart trekkogel<br />

Grond<br />

Volbeladen<br />

Achteras<br />

Gebruik de aparte module met een<br />

kabel vanaf de accu met een diameter<br />

van ten minste 2,5 mm 2 .<br />

F0F0127m<br />

MONTAGESCHEMA<br />

De trekhaak fig. 5 moet op de punten<br />

aangegeven met Ø bevestigd<br />

worden met 6 M10-bouten.<br />

BELANGRIJK Het is verplicht<br />

om op dezelfde hoogte als de trekkogel<br />

een (goed zichtbaar) plaatje<br />

van voldoende afmetingen en kwaliteit<br />

aan te brengen met de volgende<br />

tekst:<br />

MAX. GEWICHT OP KOPPELING<br />

60 kg<br />

ATTENTIE<br />

Na de montage van de<br />

trekhaak moeten de boutgaten<br />

worden afgedicht om te<br />

voorkomen dat uitlaatgassen in<br />

het interieur kunnen dringen.<br />

CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />

101


fig. 6<br />

Kleurcodes van de bedrading<br />

B = Wit<br />

G = Geel<br />

GV = Geel/Groen<br />

L = Blauw<br />

M = Bruin<br />

102 CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />

N = Zwart<br />

R = Rood<br />

V = Groen<br />

Z = Paars<br />

F0F0299m<br />

AANSLUITSCHEMA VAN DE<br />

ELEKTRISCHE BEDRADING<br />

fig. 6<br />

1 - Knipperautomaat met dubbele<br />

capaciteit<br />

2 - 7-polige stekkerdoos<br />

3 - Aansluitstekker in de linker achterlichtunit.


SNEEUWKETTINGEN AUTO LANGERE<br />

TIJD STALLEN<br />

Beperk de snelheid als<br />

u sneeuwkettingen<br />

gebruikt, vermijd kuilen,<br />

stoepranden en andere obstakels<br />

en rijd, om de banden, de<br />

wielophanging en de stuurinrichting<br />

niet te beschadigen,<br />

geen lange stukken op sneeuwvrije<br />

wegen.<br />

Het gebruik van sneeuwkettingen is<br />

afhankelijk van de voorschriften van<br />

het land waar wordt gereden.<br />

De sneeuwkettingen mogen alleen<br />

op de voorwielen gemonteerd worden<br />

(aangedreven wielen).<br />

Maximale dikte van de sneeuwkettingen<br />

boven het profiel van de band:<br />

12 mm<br />

Controleer na enkele meters rijden<br />

of de kettingen nog goed gespannen<br />

zijn.<br />

Tref de volgende maatregelen als<br />

de auto enkele maanden niet wordt<br />

gebruikt:<br />

– Zet de auto in een overdekte,<br />

droge en zo mogelijk goed geventileerde<br />

ruimte.<br />

– Schakel een versnelling in.<br />

– Zorg ervoor dat de handrem is<br />

aangetrokken.<br />

– Maak de accukabels los van de<br />

accu (koppel altijd eerst de minkabel<br />

los) en controleer de acculading.<br />

Gedurende het stallen moet deze<br />

controle iedere vier weken worden<br />

herhaald. Laad de accu op als de<br />

spanning lager is dan 12,5 Volt.<br />

– Maak de gespoten plaatdelen<br />

schoon en behandel ze met een<br />

beschermende was.<br />

– Reinig en conserveer de glimmende<br />

metalen delen met daarvoor<br />

geschikte middelen.<br />

– Smeer de wisserrubbers van de<br />

ruitenwissers in met talkpoeder en<br />

laat ze los van de ruit staan.<br />

– Zet de ruiten een klein stukje<br />

open.<br />

– Dek de auto af met een stoffen of<br />

een ademende kunststof hoes;<br />

gebruik geen dichte plastic hoes,<br />

omdat het in en op de auto aanwezige<br />

vocht dan niet kan verdampen.<br />

– Breng de bandenspanning 0,5 bar<br />

boven de normaal voorgeschreven<br />

spanning en controleer deze regelmatig.<br />

– Tap het koelsysteem van de<br />

motor niet af.<br />

CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />

103


PERIODIEKE CON-<br />

TROLES EN VOOR<br />

LANGE REIZEN<br />

Controleer regelmatig:<br />

– bandenspanning en conditie van<br />

de banden;<br />

– niveau van het elektrolyt van de<br />

accu;<br />

– niveau van de motorolie;<br />

– niveau van de koelvloeistof en de<br />

conditie van het koelsysteem;<br />

– niveau van de remvloeistof;<br />

– niveau van de ruitensproeiervloeistof;<br />

– niveau van de olie van de stuurbekrachtiging.<br />

104 CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />

EXTRA ACCESSOI-<br />

RES<br />

RADIOZENDAPPARA-<br />

TUUR EN MOBIELE<br />

TELEFOON<br />

Mobiele telefoons en andere radiozendapparaten<br />

(bijvoorbeeld 27 mc)<br />

mogen alleen in de auto worden<br />

gebruikt als er een aparte antenne<br />

aan de buitenkant van de auto wordt<br />

gemonteerd.<br />

BELANGRIJK Door het gebruik<br />

van een mobiele telefoon, een 27 mczender<br />

of gelijksoortige apparaten in<br />

de auto (zonder buitenantenne) ontstaan<br />

elektromagnetische velden die,<br />

als ze worden versterkt door de<br />

reflectie in het interieur, niet alleen<br />

schadelijk voor de gezondheid van de<br />

inzittenden kunnen zijn, maar ook storingen<br />

in de elektrische systemen van<br />

de auto kunnen veroorzaken.<br />

Hierdoor wordt de veiligheid in<br />

gevaar gebracht.<br />

SUGGESTIES<br />

VOOR NUTTIGE<br />

ACCESSOIRES<br />

Onafhankelijk van de wettelijk verplichtingen,<br />

raden wij u aan het volgende<br />

aan boord te hebben fig. 7:<br />

– verbandtrommel met niet alcoholische,<br />

desinfecterende deppers, steriele<br />

gaascompressen, verbandgaas,<br />

pleisters, enz.;<br />

– een brandblusser;<br />

– een schaar met afgeronde punten;<br />

– werkhandschoenen.<br />

De afgebeelde en beschreven voorwerpen<br />

zijn opgenomen in het <strong>Fiat</strong><br />

Lineaccessori-programma.<br />

fig. 7<br />

F0F0343m


STARTEN MET EEN<br />

HULPACCU<br />

Als de accu leeg is, kan de motor<br />

worden gestart met een hulpaccu, die<br />

ten minste dezelfde capaciteit moet<br />

hebben als de lege accu (zie hoofdstuk<br />

“Technische gegevens”).<br />

Ga als volgt te werk fig. 1:<br />

1) Verbind de pluspolen A en B (+<br />

teken nabij de pool) van de beide<br />

accu’s met een startkabel.<br />

2) Sluit een tweede startkabel aan<br />

op de minpool (–) van de hulpaccu<br />

en op de massakabel D op de motor<br />

fig. 1<br />

F0F0068m<br />

NOODGEVALLEN<br />

of de versnellingsbak van de auto<br />

die gestart moet worden.<br />

3) Start de motor.<br />

4) Neem als de motor draait, de<br />

kabels in de omgekeerde volgorde<br />

los: klem D, C, B en ten slotte A.<br />

Als de motor na enkele pogingen<br />

niet aanslaat, blijf dan niet proberen<br />

maar wendt u tot de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

ATTENTIE<br />

Laat deze procedure door<br />

gespecialiseerd personeel<br />

uitvoeren. Onjuiste handelingen<br />

kunnen leiden tot vonken. De<br />

vloeistof in de accu is giftig en corrosief.<br />

Vermijd het contact met de<br />

huid of de ogen. Kom ook niet<br />

dicht bij een accu met open vuur<br />

of een brandende sigaret en veroorzaak<br />

geen vonken.<br />

ATTENTIE<br />

Het gebruik van een acculader<br />

voor een noodstart<br />

moet beslist worden afgeraden: hierdoor<br />

kunnen de elektronische systemen<br />

worden beschadigd, in het bijzonder<br />

de regeleenheden die de ontsteking<br />

en de inspuiting regelen.<br />

NOODGEVALLEN<br />

105


ROLLEND<br />

STARTEN<br />

Probeer auto’s nooit te<br />

starten door ze aan te<br />

duwen, te slepen of van<br />

een helling te laten rijden. Op<br />

die wijze kan er onverbrande<br />

brandstof in de katalysator<br />

terechtkomen, waardoor deze<br />

onherstelbaar zal beschadigen.<br />

ATTENTIE<br />

Houd er rekening mee dat<br />

de rem- en stuurbekrachtiging<br />

niet werken zolang de<br />

motor niet is aangeslagen,<br />

waardoor meer kracht nodig is<br />

voor de bediening van het<br />

rempedaal en het stuur.<br />

106 NOODGEVALLEN<br />

EEN LEKKE BAND<br />

Voor het verwisselen<br />

van het wiel en voor het<br />

juiste gebruik van de krik<br />

moeten de onderstaande voorzorgsmaatregelen<br />

in acht worden<br />

genomen.<br />

ATTENTIE<br />

Als de krik niet juist<br />

geplaatst wordt, kan de<br />

opgekrikte auto van de krik vallen.<br />

Op een sticker op de krik is het<br />

maximum hefvermogen aangegeven;<br />

de krik mag nooit voor een<br />

zwaardere last worden gebruikt.<br />

ATTENTIE<br />

De krik dient uitsluitend voor<br />

het verwisselen van een wiel<br />

van de auto waarbij hij geleverd is.<br />

Andere werkzaamheden zoals bijv.<br />

het opkrikken van andere auto’s zijn<br />

absoluut uitgesloten. Gebruik de krik<br />

in geen geval voor het uitvoeren van<br />

werkzaamheden onder de auto.<br />

ATTENTIE<br />

Smeer de schroefdraad van<br />

de wielbouten niet met vet<br />

in voordat u ze monteert: de bouten<br />

kunnen loslopen. Start de motor<br />

niet als de auto is opgekrikt. Als<br />

de auto een aanhanger trekt, ontkoppel<br />

dan eerst de aanhanger en<br />

krik dan de auto op.<br />

Controleer regelmatig<br />

de spanning van de banden<br />

en van het reservewiel<br />

en houdt u daarbij aan de<br />

waarden die beschreven staan in<br />

het hoofdstuk “Technische gegevens”.


1. ZET DE AUTO STIL<br />

– Stop de auto op een plaats waar<br />

het verkeer niet in gevaar wordt<br />

gebracht en in alle veiligheid het wiel<br />

kan worden verwisseld. Zet de auto<br />

zo mogelijk op een vlakke en stevige<br />

ondergrond. Kies als het donker is<br />

bij voorkeur een verlichte plaats.<br />

– Zet de motor uit en trek de<br />

handrem aan.<br />

– Schakel de eerste versnelling of<br />

de achteruit in.<br />

– Attendeer het overige verkeer op<br />

de stilstaande auto m.b.v. de waarschuwingsknipperlichten,<br />

de gevarendriehoek,<br />

enz.<br />

Tijdens het verwisselen van een<br />

wiel moeten alle inzittenden uit de<br />

auto zijn, en op een veilige afstand<br />

van het verkeer wachten, totdat het<br />

wiel verwisseld is.<br />

Als de auto op een helling of op een<br />

slecht wegdek staat, blokkeer de<br />

wielen dan met stenen of andere<br />

voorwerpen.<br />

Het is raadzaam de volgende handelingen<br />

uit te voeren bij een onbeladen<br />

auto (lege bagageruimte).<br />

2. PAK DE KRIK EN HET<br />

RESERVEWIEL<br />

De krik bevindt zich onder de<br />

bestuurdersstoel fig. 2.<br />

fig. 2<br />

NOODGEVALLEN<br />

F0F0614m<br />

107


Het is nodig te weten dat:<br />

– de krik 3,4 kg weegt;<br />

– de krik geen afstelwerkzaamheden<br />

vereist;<br />

– de krik bij beschadiging vervangen<br />

moet worden door een krik van hetzelfde<br />

type;<br />

– buiten de slinger geen enkel<br />

ander gereedschap op de krik<br />

gemonteerd mag worden.<br />

Ga als volgt te werk:<br />

– Draai met de slinger de krik<br />

gedeeltelijk naar beneden zodat deze<br />

loskomt van de bevestigingsstang Bfig.<br />

2 en neem hem uit.<br />

– Neem de slinger A uit de houder.<br />

fig. 3<br />

108 NOODGEVALLEN<br />

F0F0076m<br />

– Draai met de slinger<br />

A-fig. 3 de blokkeerschroef van de<br />

reservewielhouder los.<br />

– Maak de reservewielhouder los<br />

van de blokkeerschroef en neem het<br />

reservewiel uit.<br />

3. VERWISSEL HET WIEL<br />

1) Verwijder het wieldeksel.<br />

2) Draai de wielbouten van het te<br />

verwisselen wiel ongeveer één slag<br />

los.<br />

3) Draai de slinger van de krik zo,<br />

dat hij iets omhoog komt.<br />

4) Plaats de krik op de daarvoor<br />

bestemde plaats, dicht bij het te verwisselen<br />

wiel.<br />

fig. 4<br />

F0F0077m<br />

5) Controleer of de groef<br />

A-fig. 4 van de krik goed om de<br />

rand B van de chassisbalk valt.<br />

6) Waarschuw eventuele omstanders<br />

dat de auto wordt opgekrikt;<br />

zorg ervoor dat ze zich niet in de<br />

nabijheid van de auto bevinden en de<br />

auto vooral niet aanraken totdat de<br />

auto weer geheel op de grond staat.<br />

7) Draai de slinger en krik de auto<br />

de auto op, totdat het wiel enkele<br />

centimeters los van de grond is.<br />

Als u de slinger van de krik draait,<br />

moet u zorgen voor voldoende werkruimte,<br />

zodat u geen schaafwonden<br />

aan uw hand oploopt door contact<br />

met de grond. Ook de bewegende<br />

delen van de krik (schroefdraad en<br />

scharnieren) kunnen letsel veroorzaken:<br />

vermijd contact met deze<br />

onderdelen. Reinig uw handen zorgvuldig<br />

als deze met vet in contact zijn<br />

geweest.<br />

8) Draai de 5 wielbouten helemaal<br />

los en verwijder het wiel.


9) Zorg ervoor dat de boutgaten<br />

en alle contactvlakken van het reservewiel<br />

schoon zijn en geen onzuiverheden<br />

bevatten, omdat hierdoor na<br />

verloop van tijd de wielbouten kunnen<br />

loslopen. Monteer het reservewiel,<br />

waarbij één van de gaten C-fig.<br />

5 over de pen B moet vallen.<br />

10) Draai de 5 wielbouten handvast.<br />

11) Draai de slinger van de krik<br />

zodat de auto zakt, en verwijder de<br />

krik.<br />

12) Draai de wielbouten kruiselings<br />

vast, in de volgorde die is aangegeven<br />

in fig. 6.<br />

13) Monteer het wieldeksel.<br />

fig. 5<br />

F0F0078m<br />

Ter afsluiting:<br />

– Plaats het verwisselde wiel in de<br />

reservewielhouder onder de laadvloer<br />

en draai de blokkeerschroef<br />

weer vast.<br />

– Plaats de slinger op de juiste<br />

manier in de daarvoor bestemde houder.<br />

– Berg de krik in het daarvoor<br />

bestemde vak op en controleer daarbij<br />

of de groef van de krik goed om<br />

bevestigingsstang valt.<br />

fig. 6<br />

F0F0079m<br />

BELANGRIJK Controleer regelmatig<br />

de spanning van de banden,<br />

ook van het reservewiel.<br />

BELANGRIJK Als u het gemonteerde<br />

velgtype wilt vervangen (lichtmetalen<br />

velgen in plaats van stalen of<br />

omgekeerd) moeten tevens alle wielbouten<br />

worden vervangen door<br />

bouten met een lengte die aangepast<br />

is aan het velgtype.<br />

Het is raadzaam de vervangen wielbouten<br />

te bewaren voor als u in de<br />

toekomst het originele velgtype<br />

weer wilt monteren.<br />

Monteer het wieldeksel<br />

op de velg, waarbij het<br />

symbool Y zich ter<br />

hoogte van het ventiel moet<br />

bevinden.<br />

NOODGEVALLEN<br />

109


EEN GLOEILAMP<br />

VERVANGEN<br />

ATTENTIE<br />

Modificaties of reparaties<br />

aan de elektrische installatie<br />

die niet correct worden uitgevoerd en<br />

waarbij geen rekening wordt gehouden<br />

met de technische specificaties<br />

van het systeem, kunnen storingen in<br />

de werking en zelfs brand veroorzaken.<br />

ATTENTIE<br />

Wij raden u aan defecte<br />

gloeilampen, indien mogelijk,<br />

door een <strong>Fiat</strong>-dealer te laten vervangen.<br />

De juiste werking en afstelling<br />

van de buitenverlichting zijn van<br />

essentieel belang voor de rijveiligheid<br />

en bovendien wettelijk verplicht.<br />

110 NOODGEVALLEN<br />

ATTENTIE<br />

Halogee<strong>nl</strong>ampen mag u uitsluitend<br />

aanraken op het<br />

metalen gedeelte. Als u de bol met uw<br />

vingers aanraakt, zal de lichtopbrengst<br />

van de lamp teruglopen en<br />

kan ook de levensduur beperkt worden.<br />

Als u de bol per ongeluk toch<br />

hebt aangeraakt, moet u hem schoonwrijven<br />

met een doekje met alcohol<br />

en daarna laten drogen.<br />

ATTENTIE<br />

Halogee<strong>nl</strong>ampen bevatten<br />

gas onder druk. Bij<br />

breuk kunnen er glassplinters wegschieten.<br />

ALGEMENE AANWIJZINGEN<br />

– Als een lamp niet brandt, controleer<br />

dan eerst of de zekering niet doorgebrand<br />

is, voordat u de lamp vervangt.<br />

– Zie voor de plaats van de zekeringen<br />

de paragraaf “Een doorgebrande<br />

zekering” in dit hoofdstuk.<br />

– Controleer voordat u een defecte<br />

lamp vervangt of de contacten niet zijn<br />

geoxideerd.<br />

– Vervang een defecte lamp door een<br />

exemplaar van hetzelfde type en vermogen.<br />

– Als u een gloeilamp in de koplamp<br />

hebt vervangen, controleer dan om<br />

veiligheidsredenen altijd of de afstelling<br />

nog goed is.<br />

BELANGRIJK Aan de binnenzijde<br />

kan de koplamp een beetje beslagen<br />

zijn: dit duidt niet op een defect maar is<br />

een natuurlijk verschijnsel dat veroorzaakt<br />

wordt door een lage buitentemperatuur<br />

en de luchtvochtigheidsgraad<br />

en verdwijnt snel als de koplampen<br />

worden ingeschakeld. De aanwezigheid<br />

van druppels aan de binnenzijde van de<br />

koplamp duidt daarentegen op het binnendringen<br />

van water: wendt u tot de<br />

<strong>Fiat</strong>-dealer.


TYPEN GLOEILAMPEN<br />

Op de auto zijn verschillende typen<br />

gloeilampen gemonteerd fig. 7:<br />

A Glasfittinglampen<br />

Deze zijn voorzien van een klemfitting.<br />

Verwijder de lamp door<br />

hem uit de houder te trekken.<br />

B Gloeilampen met bajonetfitting<br />

Verwijder de lamp uit de houder<br />

door hem iets in te drukken en<br />

linksom te draaien.<br />

C Buislampen<br />

Verwijder de lamp door hem uit<br />

de veercontacten te trekken.<br />

D-E Halogee<strong>nl</strong>ampen<br />

Verwijder de lamp door de borgveer<br />

los te haken.<br />

fig. 7<br />

GLOEILAMP Fig. 7 TYPE VERMOGEN<br />

Grootlicht D H4 55/60W<br />

Dimlicht D H4 55/60W<br />

Parkeerlichten voor A W5W 55W<br />

Mistlampen voor E H3 55W<br />

Richtingaanwijzers voor B PY21W 21W<br />

Richtingaanwijzers op voorspatbord A W5W 5W<br />

Richtingaanwijzers achter B PY21W 21W<br />

Achterlichten en<br />

remlichten B P21/5W 21/5W<br />

Achteruitrijlichten B P21W 21W<br />

Mistachterlicht B P21W 21W<br />

Kentekenplaatverlichting A W5W 5W<br />

Plafondlampje voor:<br />

– middenvoor C C5W 5W<br />

– zijkant C C5W 5W<br />

Plafondlampje achter C C5W 5W<br />

Derde remlicht B P21W 21W<br />

NOODGEVALLEN<br />

F0F0279m<br />

111


DEFECTE BUITEN-<br />

VERLICHTING<br />

GROOTLICHT<br />

EN DIMLICHT<br />

Halogee<strong>nl</strong>amp (type H4, 12V -<br />

55/60W) vervangen:<br />

1) Verwijder de rubberen manchet<br />

A-fig. 8 en trek de stekker<br />

B-fig. 9 los.<br />

2) Haak de twee borgveren C los<br />

en trek de lamp uit de fitting.<br />

fig. 8<br />

112 NOODGEVALLEN<br />

F0F0618m<br />

3) Plaats de nieuwe lamp in de juiste<br />

positie.<br />

4) Haak de borgveren weer vast,<br />

monteer de rubberen manchet en de<br />

stekker.<br />

PARKEERLICHTEN VOOR<br />

Gloeilamp (12V - 5W) vervangen:<br />

1) Draai de lamphouder A-fig. 10<br />

iets om hem los te maken.<br />

2) Verwijder de lamp B.<br />

3) Plaats de nieuwe lamp en monteer<br />

de lamphouder.<br />

fig. 9<br />

F0F0081m<br />

RICHTINGAANWIJZERS<br />

VOOR<br />

Gloeilamp (12V-21W) vervangen:<br />

1) Draai de lamphouder A-fig. 11<br />

linksom en neem hem uit.<br />

2) Verwijder de lamp B door hem<br />

iets in te drukken en linksom te<br />

draaien (“bajonetsluiting”).<br />

3) Vervang de lamp.<br />

4) Plaats de lamphouder door hem<br />

rechtsom te draaien en controleer<br />

of de houder goed geborgd is.<br />

fig. 10<br />

F0F0616m


RICHTINGAANWIJZERS OP<br />

VOORSPATBORD<br />

Gloeilamp (12V-5W) vervangen:<br />

1) Plak de lak naast de lampunit<br />

met afplakband af.<br />

2) Druk voorzichtig met een platte<br />

schroevendraaier de borglip A-fig.<br />

12 iets in om de lampunit uit te<br />

nemen.<br />

3) Draai de lamphouder iets om<br />

hem los te maken en vervang de<br />

lamp.<br />

fig. 11<br />

F0F0617m<br />

MISTLAMPEN VOOR<br />

Halogee<strong>nl</strong>amp (type H3, 12V-55W)<br />

vervangen:<br />

1) Draai het stuur geheel naar<br />

rechts voor het vervangen van de<br />

lamp aan de linkerzijde en geheel<br />

naar links voor het vervangen aan de<br />

rechterzijde.<br />

2) Draai de bevestigingsschroeven<br />

los en verwijder de wielkuipbescherming<br />

om het deksel te bereiken.<br />

fig. 12<br />

F0F085m<br />

3) Draai het deksel A-fig. 13<br />

linksom.<br />

4) Trek de lamp B-fig. 14 uit het<br />

deksel.<br />

5) Plaats de nieuwe lamp en monteer<br />

het deksel A.<br />

fig. 13<br />

fig. 14<br />

NOODGEVALLEN<br />

F0F0564m<br />

F0F0565m<br />

113


ACHTERLICHTUNIT<br />

Gloeilampen vervangen:<br />

1) Draai vanuit het interieur van de<br />

auto de twee driehoekige knoppen<br />

A-fig. 15, die de unit op zijn plaats<br />

houden, los.<br />

2) Maak vanaf de buitenzijde de<br />

stekker los en verwijder de achterlichtunit.<br />

3) Druk op de twee lippen B-fig.<br />

16 en maak de lamphouder los van<br />

de unit.<br />

4) Vervang de doorgebrande lamp:<br />

fig. 15<br />

114 NOODGEVALLEN<br />

F0F0086m<br />

C 12V-21/5W Duplogloeilamp van<br />

rem- en achterlicht<br />

D 12V-21W Gloeilamp van richtingaanwijzers<br />

E 12V-21W Gloeilamp van achteruitrijlicht<br />

F 12V-21W Gloeilamp van mistachterlicht.<br />

5) Monteer de lamphouder op de<br />

lichtunit en sluit de stekker weer<br />

aan.<br />

6) Bevestig de unit met behulp van de<br />

twee driehoekige knoppen A-fig. 15.<br />

fig. 16<br />

F0F0087m<br />

KENTEKENPLAAT-<br />

VERLICHTING<br />

Om het lampje 12V-5W te vervangen,<br />

de bevestigingsschroeven<br />

fig. 17 losdraaien en het lampenglas<br />

verwijderen.<br />

fig. 17<br />

F0F0088m


DERDE REMLICHT<br />

Gloeilamp (12V-21W) vervangen:<br />

1) Open de linker achterdeur.<br />

2) Houd het lampenglas A-fig. 18<br />

vast en draai de schroef van de lamphouder<br />

los.<br />

3) Verwijder de lamp door hem<br />

iets in te drukken en linksom te<br />

draaien.<br />

4) Vervang de defecte lamp, duw<br />

de nieuwe lamp licht in de lamphouder<br />

en draai hem rechtsom.<br />

fig. 18<br />

F0F0324m<br />

DEFECTE<br />

INTERIEUR-<br />

VERLICHTING<br />

PLAFONDVERLICHTING<br />

VOOR<br />

Vervang het gloeilampje (12V-5W)<br />

door met een schroevendraaier het<br />

geklemde lampenglas los te wippen,<br />

zoals is aangegeven in fig. 19.<br />

PLAFONDVERLICHTING<br />

ACHTER<br />

Vervang het gloeilampje (12V-5W)<br />

door met een schroevendraaier het<br />

geklemde lampenglas los te wippen,<br />

zoals is aangegeven in fig. 20.<br />

fig. 19<br />

F0F0130m<br />

PLAFONDLAMPJE ZIJKANT<br />

Vervang het gloeilampje (12V-5W)<br />

door met een schroevendraaier het<br />

geklemde lampenglas los te wippen,<br />

zoals is aangegeven in fig. 21.<br />

fig. 20<br />

fig. 21<br />

NOODGEVALLEN<br />

F0F0142m<br />

F0F0090m<br />

115


EEN DOORGE-<br />

BRANDE<br />

ZEKERING<br />

ZEKERINGEN VERVANGEN<br />

fig. 22<br />

Als een elektrisch onderdeel niet<br />

werkt, controleer dan eerst of de<br />

betreffende zekering niet is doorgebrand.<br />

A - Zekering in goede staat.<br />

B - Zekering met doorgebrande<br />

strip.<br />

Verwijder een zekering met behulp<br />

van het tangetje C (A fig. 24-26-28)<br />

uit de zekeringenkast.<br />

116 NOODGEVALLEN<br />

ATTENTIE<br />

Als de zekering opnieuw<br />

doorbrandt, wendt u dan<br />

tot de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

Controleer voordat u<br />

een zekering vervangt of<br />

de contactsleutel uit het<br />

contactslot is genomen en alle<br />

stroomgebruikers uit staan en/of<br />

zijn uitgeschakeld.<br />

fig. 22<br />

F0F0095m<br />

ATTENTIE<br />

Vervang een zekering nooit<br />

door een zekering met een<br />

hogere stroomsterkte (ampère),<br />

BRANDGEVAAR!<br />

Vervang een defecte zekering<br />

nooit door ander<br />

materiaal. Gebruik altijd<br />

een zekering met dezelfde kleur.<br />

fig. 23<br />

F0F0091m


PLAATS VAN DE<br />

ZEKERINGEN<br />

Zekeringen in de zekeringenkast<br />

De zekeringenkast bevindt zich in<br />

een vakje onder het stuur.<br />

fig. 24<br />

F0F0615m<br />

U kunt het bereiken, nadat u de 2<br />

bevestigingsschroeven A-fig. 23 90°<br />

hebt losgedraaid en het deksel hebt<br />

verwijderd.<br />

Verwijder een zekering met behulp<br />

van het tangetje A-fig. 24 uit de<br />

zekeringenkast.<br />

Zekeringen fig. 26<br />

1 - Beschikbaar<br />

2 - 10 A - Diagnosestekker, antiblokkeersysteem,<br />

achteruitrijlicht<br />

3 - Beschikbaar<br />

4 - 5 A - Instrumentenpaneel,<br />

claxon, snelheidssensor<br />

5 - 15 A- Cruise-control, actuator<br />

automatische versnellingsbak, remlichten,<br />

regeleenheid automatische<br />

versnellingsbak<br />

6 - 5 A - Interieurverlichting voor<br />

en achter, instrumentenpaneel, autoradio<br />

7 - 30 A - Achterruitverwarming<br />

8 - 30 A - Regeleenheid interieurbeveiliging<br />

9 - 5 A- Regeleenheid interieurbeveiliging<br />

10 - Beschikbaar<br />

11 - 5 A - Relais aanjager, relais<br />

voor uitschakelen aircocompressor<br />

12 - 10 A - Ruitbediening, relais<br />

bewakingslampje, relais stoelverwarming,<br />

achterruitverwarming, bediening<br />

airconditioning, drukregelaar<br />

13 - 15 A - Waarschuwingsknipperlichten<br />

14 - 30 A - Ruitbediening<br />

15 - Beschikbaar<br />

16 - 20 A - Stoelverwarming<br />

17 - 20 A - Claxon<br />

18 - 10 A - Mistachterlicht<br />

19 - 5 A - Schakelaar cruise-control,<br />

relais waarschuwingszoemer<br />

ingeschakelde buitenverlichting,<br />

schakelaar verwarming bestuurdersstoel,instrumentenpaneelverlichting,<br />

autoradio, schakelaar<br />

achterruitverwarming, selectorhendel<br />

automaat, waarschuwingssignaal,<br />

bediening airconditioning<br />

NOODGEVALLEN<br />

117


20 - 5 A - Koplampverstelling, buitenverlichting<br />

rechtsvoor, buitenverlichting<br />

linksachter<br />

21 - 5 A - Koplampverstelling, buitenverlichting<br />

rechtsvoor, buitenverlichting<br />

linksachter<br />

22 - Beschikbaar<br />

23 - 20 A - Aansteker<br />

24 - 10 A - Autoradio<br />

25 - 10 A - Relais waarschuwingszoemer<br />

ingeschakelde buitenverlichting,<br />

waarschuwingszoemer automatische<br />

versnellingsbak, bediening achteruitkijkspiegel,<br />

richtingaanwijzers<br />

26 - 30 A - Tijdschakeling ruitenwissers<br />

voor, ruitenwissers voor,<br />

ruitensproeierpomp<br />

27 - 30 A - Beschikbaar<br />

28 -5 A - Instrumentenpaneel,<br />

relais ruitbediening<br />

118 NOODGEVALLEN<br />

Zekeringen in de motorruimte<br />

Een andere zekeringenkast is in de<br />

motorruimte geplaatst. U kunt deze<br />

bereiken door op de lippen aan de<br />

zijkant te drukken, zoals is aangegeven<br />

in fig. 25 voor uitvoeringen zonder<br />

ABS en in fig. 27 voor uitvoeringen<br />

met ABS.<br />

Verwijder een zekering met behulp<br />

van het tangetje A-fig. 26 voor uitvoeringen<br />

zonder ABS en A-fig. 28<br />

voor uitvoeringen met ABS.<br />

fig. 25<br />

F0F0354m<br />

Zekeringen fig. 26<br />

(uitvoeringen zonder ABS)<br />

1 - 20A - Brandstofpomp, extra verwarming<br />

(uitvoering 2.0 JTD)<br />

2 - 10A - Dimlicht rechts<br />

3 - 10A - Dimlicht links<br />

fig. 26<br />

F0F0353m


4 - 25A - Koplampsproeiers<br />

5 - Beschikbaar<br />

6 - 10A - <strong>Fiat</strong> CODE, inspuitsysteem<br />

(uitvoeringen met stuur links)<br />

7 - 10A - Verwarming lambdasonde,<br />

brandstofsysteem 2.0 JTD (uitvoeringen<br />

met stuur rechts)<br />

8 - 20A - Voeding diagnosestekker,<br />

voeding aanhanger<br />

9 - 30A - Elektroventilateur motorkoelsysteem<br />

10 - Beschikbaar<br />

11 - Extra verwarming (uitvoering<br />

2.0 JTD)<br />

12 - 10A - Grootlicht links<br />

13 - 10A - Grootlicht rechts<br />

14 - 50A - Elektoventilateur motorkoelsysteem<br />

15 - 40A - Handbediende airconditioning,<br />

aanjager<br />

16 - 70A - Zekeringenkast in interieur<br />

(uitvoeringen met stuur links),<br />

schakelaar interieurverlichting (uitvoeringen<br />

met stuur rechts), relais<br />

diefstalalarm<br />

17 - 70A - Zekeringenkast in interieur<br />

(uitvoeringen met stuur rechts),<br />

schakelaar interieurverlichting (uitvoeringen<br />

met stuur links), relais<br />

diefstalalarm (uitvoeringen met stuur<br />

rechts), relais startmotor<br />

MF1 - Beschikbaar<br />

MF2 - 30A - Elektroventilateur (uitvoering<br />

2.0 16V)<br />

MF3 - 30A - Inspuitsysteem (uitvoeringen<br />

2.0 JTD); regeleenheid automatische<br />

versnellingsbak<br />

MF4 - 20A - Inspuitsysteem (uitvoering<br />

2.0 JTD)<br />

fig. 27<br />

F0F0354m<br />

Zekeringen fig. 28<br />

(Uitvoeringen met ABS/2.0<br />

JTD)<br />

1 - 20A - Voeding aanhanger<br />

2 - 20A - Brandstofpomp,<br />

lambdasonde<br />

3 - 10A - Dimlicht links<br />

fig. 28<br />

NOODGEVALLEN<br />

F0F0355m<br />

119


4 - 10A - Dimlicht rechts<br />

5 - 10A - Voeding diagnosestekker<br />

6 - 10A - <strong>Fiat</strong> CODE<br />

7 - 10A - Grootlicht links<br />

8 - 10A - Grootlicht rechts<br />

9 - 30A (*) - Elektroventilateur<br />

motorkoelsysteem<br />

10 - 30A - Koplampsproeiers<br />

11 - 20A - Extra verwarming (uitvoering<br />

2.0 JTD)<br />

12 - 5A - Koplampsproeiers<br />

13 - 15A - Verwarming lambdasonde<br />

14 - Niet gebruikt. GEEN zekeringen<br />

plaatsen<br />

15 - 40A - Aanjager, aanjager handbediende<br />

airconditioning<br />

16 - 50A (**) - Elektroventilateur<br />

motorkoelsysteem<br />

120 NOODGEVALLEN<br />

MF1 - 60A - ABS<br />

MF2 - 30A - Elektroventilateur (uitvoering<br />

2.0 16V)<br />

MF3 - 30A - Inspuitsysteem (uitvoeringen<br />

2.0 JTD); regeleenheid automatische<br />

versnellingsbak<br />

MF4 - 20A - Inspuitsysteem (uitvoering<br />

2.0 JTD).<br />

(*) 40A voor uitvoering 2.0 JTD;<br />

(**) 30A voor dieseluitvoeringen.<br />

EEN LEGE ACCU<br />

Wij raden u aan in het hoofdstuk<br />

“Onderhoud van de auto” de voorzorgsmaatregelen<br />

door te lezen om<br />

een lege accu te voorkomen en om<br />

een lange levensduur van de accu te<br />

garanderen.<br />

STARTEN MET EEN HULP-<br />

ACCU<br />

Zie “ Motor starten” in het hoofdstuk<br />

“Correct gebruik van de auto”.


Gebruik voor het starten<br />

van de motor beslist<br />

nooit een acculader.<br />

Hierdoor kunnen de elektronische<br />

systemen en in het bijzonder<br />

de regeleenheden die de<br />

inspuiting en ontsteking regelen,<br />

beschadigd worden.<br />

ATTENTIE<br />

Laat deze procedure door<br />

gespecialiseerd personeel<br />

uitvoeren. Onjuiste handelingen<br />

kunnen leiden tot vonken en ernstige<br />

beschadiging van de accu.<br />

ACCU OPLADEN<br />

We raden u aan de accu langzaam<br />

en met een lage stroomsterkte<br />

(ampère) gedurende ca. 24 uur op te<br />

laden. Als u de accu langer oplaadt,<br />

kan de accu worden beschadigd.<br />

Ga als volgt te werk:<br />

1) Maak de accuklemmen los van<br />

de accupolen.<br />

2) Sluit de klemmen van de acculader<br />

aan op de accupolen.<br />

3) Schakel de acculader in.<br />

4) Aan het einde van het opladen:<br />

schakel eerst de acculader uit en<br />

koppel dan de accu los.<br />

5) Sluit de accuklemmen weer aan<br />

op de accupolen. Let daarbij op de<br />

polariteit.<br />

ATTENTIE<br />

De vloeistof in de accu is<br />

giftig en corrosief. Vermijd<br />

het contact met de huid of de<br />

ogen. Het opladen van de accu<br />

moet worden uitgevoerd in een<br />

goed geventileerde ruimte, ver<br />

verwijderd van open vuur en vonkvormende<br />

apparaten: brand- en<br />

ontploffingsgevaar.<br />

NOODGEVALLEN<br />

121


OPKRIKKEN<br />

VAN DE AUTO<br />

MET DE BOORDKRIK<br />

Zie de paragraaf “Een lekke band”<br />

in dit hoofdstuk.<br />

ATTENTIE<br />

Als de krik niet juist geplaatst<br />

wordt, kan de opgekrikte<br />

auto van de krik vallen. Op een sticker<br />

op de krik is het maximum hefvermogen<br />

aangegeven; de krik mag nooit<br />

voor een zwaardere last worden<br />

gebruikt.<br />

122 NOODGEVALLEN<br />

ATTENTIE<br />

De krik dient uitsluitend voor<br />

het verwisselen van een wiel<br />

van de auto waarbij hij geleverd is.<br />

Andere werkzaamheden zoals bijv. het<br />

opkrikken van andere auto’s zijn absoluut<br />

uitgesloten. Gebruik de krik in<br />

geen enkel geval voor het uitvoeren<br />

van werkzaamheden onder de auto.<br />

ATTENTIE<br />

Start de motor niet als de<br />

auto is opgekrikt.<br />

ATTENTIE<br />

Als de auto een aanhanger<br />

trekt, ontkoppel dan eerst de<br />

aanhanger en krik dan de auto op.<br />

Het is nodig te weten dat:<br />

– de krik geen afstelwerkzaamheden<br />

mag vereisen;<br />

– de krik bij beschadiging vervangen<br />

moet worden door een krik van hetzelfde<br />

type;<br />

– buiten de slinger, die staat afgebeeld<br />

in de paragraaf “Een lekke<br />

band”, geen enkel ander gereedschap<br />

op de krik gemonteerd mag worden.


MET DE GARAGEKRIK<br />

Voorzijde<br />

De auto mag uitsluitend worden<br />

opgekrikt door de hefarm van de<br />

krik onder de daarvoor bestemde<br />

plaat te plaatsen, zoals aangegeven in<br />

fig. 29.<br />

Achterzijde<br />

Het opkrikken is niet mogelijk.<br />

fig. 29<br />

F0F0096m<br />

MET EEN HEFBRUG<br />

De auto moet zo opgekrikt worden<br />

dat de uiteinden van de hefarmen<br />

zich op de in fig. 30 aangegeven<br />

plaatsen bevinden.<br />

A - Hefarm voor.<br />

B - Hefarm achter.<br />

fig. 30<br />

F0F0097m<br />

SLEPEN VAN DE<br />

AUTO<br />

De auto is voorzien van twee sleepogen<br />

om een sleepkabel aan te<br />

bevestigen fig. 31.<br />

A - Sleepoog voor.<br />

B - Sleepoog achter.<br />

ATTENTIE<br />

Draai voor het slepen de<br />

sleutel in stand M en vervolgens<br />

in stand S zonder de contactsleutel<br />

uit het slot te verwijderen. Als<br />

de contactsleutel uit het contactslot<br />

wordt genomen, schakelt automatisch<br />

het stuurslot in waardoor het<br />

onmogelijk wordt de auto te besturen.<br />

fig. 31<br />

NOODGEVALLEN<br />

F0F0098m<br />

123


ATTENTIE<br />

Houdt u bij het slepen van<br />

een auto aan de wettelijke<br />

voorschriften. Dit geldt zowel<br />

voor het slepen zelf als voor het<br />

gedrag naar andere weggebruikers.<br />

ATTENTIE<br />

Houd er rekening mee dat<br />

de rem- en eventuele stuurbekrachtiging<br />

niet werken zolang de<br />

motor niet is aangeslagen, waardoor<br />

meer kracht nodig is voor de<br />

bediening van het rempedaal en het<br />

stuur. Gebruik voor het slepen geen<br />

elastische kabels en rijd zo gelijkmatig<br />

mogelijk. Controleer tijdens het<br />

slepen of de sleepkabel geen carrosseriedelen<br />

kan beschadigen.<br />

124 NOODGEVALLEN<br />

BIJ EEN ONGEVAL<br />

– Het is belangrijk altijd rustig te<br />

blijven.<br />

– Als u niet direct bij het ongeval<br />

betrokken bent, stopt u dan op een<br />

afstand van ten minste een tiental<br />

meters van het ongeluk.<br />

– Stop bij ongevallen op de snelweg<br />

zo mogelijk in de berm en laat de<br />

vluchtstrook vrij.<br />

– Zet de motor uit en schakel de<br />

waarschuwingsknipperlichten in.<br />

– Verlicht als het donker is met de<br />

koplampen de plaats van het ongeval.<br />

– Wees voorzichtig, voorkom het<br />

risico van een aanrijding.<br />

– Geef het ongeval aan door de<br />

gevarendriehoek goed zichtbaar en<br />

op de wettelijk voorgeschreven<br />

afstand te plaatsen.<br />

– Probeer bij geblokkeerde portieren<br />

de auto niet te verlaten door de<br />

gelaagde voorruit in te slaan. De zijruiten<br />

en de achterruit kunnen makkelijker<br />

worden ingeslagen.<br />

– Waarschuw de hulpinstanties en<br />

geef zo duidelijk mogelijke informatie.<br />

Gebruik op de snelweg de daarvoor<br />

bestemde praatpalen.<br />

– Bij kettingbotsingen is het risico<br />

om bij volgende botsingen betrokken<br />

te raken, vooral bij weinig zicht,<br />

groot. Verlaat onmiddellijk de auto<br />

en zoek bescherming achter de vangrail.<br />

– Neem bij de betrokken auto’s de<br />

contactsleutel uit.<br />

– Als u brandstof of andere chemische<br />

producten ruikt, rook dan niet<br />

en doof sigaretten.<br />

– Gebruik voor het blussen van<br />

branden, zelfs als deze klein zijn, de<br />

brandblusser, een wollen deken,<br />

zand of grond. Gebruik nooit water.


ALS ER GEWONDEN ZIJN<br />

– Blijf altijd bij de gewonde. Ook de<br />

personen die niet direct bij het ongeval<br />

betrokken zijn, zijn verplicht hulp te<br />

bieden.<br />

– Blijf niet om de gewonde heen<br />

staan.<br />

– Stel de gewonde gerust over het tijdig<br />

komen van de hulp. Blijf bij de<br />

gewonde om eventuele paniekaanvallen<br />

te vermijden.<br />

– Maak of snijd de veiligheidsgordel,<br />

die de gewonde op zijn plaats houdt,<br />

los.<br />

– Geef niets te drinken aan de<br />

gewonde.<br />

– De gewonde mag nooit worden<br />

verplaatst behalve in de gevallen die bij<br />

het volgende punt worden behandeld.<br />

– Haal de gewonde uitsluitend uit de<br />

auto bij gevaar voor brand, verdrinking<br />

of naar beneden storten. Als u een<br />

gewonde uit de auto haalt: trek niet<br />

aan de ledematen, buig nooit het hoofd<br />

en houd, voor zover mogelijk, het<br />

lichaam in horizontale positie.<br />

VERBANDTROMMEL fig. 32<br />

De verbandtrommel moet ten minste<br />

bevatten:<br />

– steriele gaasdeppers, om de<br />

wond te bedekken en schoon te<br />

maken<br />

– verschillende soorten verband<br />

– pleisters van verschillende afmetingen<br />

– hechtpleister<br />

– een pak hydrofiele watten<br />

– een flesje jodium<br />

– een pak zakdoekjes<br />

– een schaar met afgeronde punten<br />

– een pincet<br />

– twee bloedstelpende zwachtels.<br />

Wij raden u aan om naast de verbandtrommel<br />

ook een brandblusser<br />

en een deken aan boord te hebben.<br />

Zowel de verbandtrommel als de<br />

brandblusser zijn opgenomen in het<br />

<strong>Fiat</strong> Lineaccessori-programma.<br />

fig. 32<br />

NOODGEVALLEN<br />

F0F0286m<br />

125


GEPROGRAM-<br />

MEERD ONDER-<br />

HOUD<br />

Doelmatig onderhoud is een beslissende<br />

factor voor een lange levensduur,<br />

de beste prestaties en een zo<br />

zuinig mogelijk gebruik van de auto.<br />

Om dit te realiseren heeft <strong>Fiat</strong> een<br />

reeks controle- en onderhoudsbeurten<br />

samengesteld die moeten<br />

worden uitgevoerd:<br />

– iedere 30.000 km bij de<br />

2.0 16V-uitvoering;<br />

– iedere 15.000 km bij de<br />

1.9 D-uitvoering;<br />

– iedere 30.000 km bij de<br />

2.0 JTD-uitvoering.<br />

126 ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

BELANGRIJK De servicebeurten<br />

van het geprogrammeerd onderhoud<br />

zijn door de fabrikant voorgeschreven.<br />

Het niet uitvoeren van deze servicebeurten<br />

kan het vervallen van de<br />

garantie tot gevolg hebben<br />

De werkzaamheden van het geprogrammeerd<br />

onderhoud kunnen door<br />

alle <strong>Fiat</strong>-dealers tegen vaste tarieftijden<br />

worden uitgevoerd.<br />

Eventuele reparaties die nodig blijken<br />

tijdens het uitvoeren van de<br />

diverse inspecties en controles van<br />

het geprogrammeerd onderhoud<br />

worden uitsluitend na toestemming<br />

van de klant uitgevoerd.<br />

BELANGRIJK Het verdient aanbeveling<br />

eventuele kleine defecten<br />

onmiddellijk door de <strong>Fiat</strong>-dealer te<br />

laten verhelpen en daarmee niet te<br />

wachten tot de volgende servicebeurt.<br />

Als de auto vaak wordt<br />

gebruikt voor het slepen<br />

van aanhangers, moeten<br />

er kortere intervallen worden<br />

aangehouden voor de werkzaamheden<br />

van het geprogrammeerd<br />

onderhoud.


ONDERHOUDSSCHEMA<br />

UITVOERING 2.0 16V<br />

Banden op conditie en slijtage controleren en bandenspanning eventueel afstellen<br />

x 1000 km<br />

Werking verlichting (koplampen, richtingaanwijzers, waarschuwingsknipperlichten, bagageruimte, interieur,<br />

dashboardkastje, waarschuwings-/controlelampjes, enz.) controleren<br />

Werking ruitenwissers/-sproeiers controleren en sproeiermonden afstellen<br />

Stand wisserbladen voor/achter controleren en wisserbladen op slijtage controleren<br />

Werking waarschuwingslampje voor versleten remblokken<br />

van schijfremmen voor controleren<br />

Remschoenen achter op conditie en slijtage controleren (trommelremmen)<br />

Visueel de conditie controleren van: buitenzijde carrosserie en<br />

bodemplaatbescherming, uitlaat,<br />

brandstof- en remleidingen, rubber slangen van rem- en brandstofsysteem en<br />

rubber delen (stofkappen, hoezen, enz.)<br />

Conditie en spanning van diverse aandrijfriemen<br />

controleren en eventueel afstellen<br />

Bougies vervangen<br />

30 60 90 120 150 180<br />

● ● ● ● ● ●<br />

● ● ● ● ● ●<br />

● ● ● ● ● ●<br />

● ● ● ● ● ●<br />

● ● ● ● ● ●<br />

● ● ●<br />

● ● ● ● ● ●<br />

● ● ●<br />

● ● ●<br />

ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

127


x 1000 km<br />

Slag of hoogte van het koppelingspedaal controleren/afstellen<br />

Brandstoffilter vervangen<br />

Luchtfilter vervangen<br />

Vloeistofniveaus bijvullen (motorkoelsysteem, remsysteem, ruitensproeiers, accu, enz.)<br />

Getande distributieriem controleren<br />

Getande distributieriem vervangen (*)<br />

Inspuiting/ontsteking controleren (m.b.v. diagnosestekker)<br />

Niveau van versnellingsbak-/differentieelolie controleren<br />

Motorolie vervangen (of elke 18 maanden)<br />

Motoroliefilter vervangen<br />

Remvloeistof vervangen (of elke 24 maanden)<br />

(*) Of iedere 3 jaar bij zware gebruiksomstandigheden (koud klimaat, in stadsverkeer met langdurig stationair-draaiende motor, stoffige omgeving).<br />

Of iedere 5 jaar, onafhankelijk van het aantal afgelegde kilometers.<br />

128 ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

30 60 90 120 150 180<br />

● ● ● ● ● ●<br />

● ● ●<br />

● ● ●<br />

● ● ● ● ● ●<br />

● ●<br />

●<br />

● ● ●<br />

● ● ●<br />

● ● ● ● ● ●<br />

● ● ● ● ● ●<br />

● ● ●


UITVOERING 1.9 D<br />

x 1000 km<br />

Banden op conditie en slijtage controleren en bandenspanning<br />

eventueel afstellen<br />

Werking verlichting (koplampen, richtingaanwijzers, waarschuwingsknipperlichten,<br />

bagageruimte, interieur, dashboardkastje,<br />

waarschuwings-/controlelampjes, enz.) controleren<br />

Werking ruitenwissers/-sproeiers controleren en sproeiermonden<br />

afstellen<br />

Stand wisserbladen voor/achter controleren en wisserbladen op<br />

slijtage controleren<br />

Werking waarschuwingslampje voor versleten remblokken<br />

van schijfremmen voor controleren<br />

Remschoenen achter op conditie en<br />

slijtage controleren (trommelremmen)<br />

Visueel de conditie controleren van: buitenzijde carrosserie en<br />

bodemplaatbescherming, uitlaat, brandstof- en remleidingen, rubber<br />

slangen van rem- en brandstofsysteem en<br />

rubber delen (stofkappen, hoezen, enz.)<br />

15 30 45 60 75 90 105 120 135 150 165 180<br />

● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />

● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />

● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />

● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />

● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />

● ● ●<br />

● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />

ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

129


Conditie en spanning van diverse aandrijfriemen<br />

controleren en eventueel afstellen<br />

130 ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

x 1000 km<br />

Slag of hoogte van het koppelingspedaal controleren/afstellen<br />

Uitlaatgasemissie/-rook controleren<br />

Brandstoffilter vervangen<br />

Luchtfilter vervangen<br />

Vloeistofniveaus bijvullen (motorkoelsysteem, remsysteem, ruitensproeiers,<br />

accu, enz.)<br />

Conditie van getande distributieriem controleren<br />

Getande distributieriem vervangen (*)<br />

Inspuiting/ontsteking controleren<br />

(m.b.v. diagnosestekker)<br />

Niveau van versnellingsbak-/differentieelolie controleren<br />

Motorolie vervangen (of elke 18 maanden)<br />

Motoroliefilter vervangen<br />

Remvloeistof vervangen (of elke 24 maanden)<br />

15 30 45 60 75 90 105 120 135 150 165 180<br />

● ● ●<br />

● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />

● ● ● ● ● ●<br />

● ● ● ● ● ●<br />

● ● ● ● ● ●<br />

● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />

● ●<br />

● ● ● ● ● ●<br />

●<br />

● ● ●<br />

● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />

● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />

● ● ●<br />

(*) Of iedere 3 jaar bij zware gebruiksomstandigheden (koud klimaat, in stadsverkeer met langdurig stationair-draaiende motor, stoffige omgeving).<br />

Of iedere 5 jaar, onafhankelijk van het aantal afgelegde kilometers.


UITVOERING 2.0 JTD 8V<br />

Banden op conditie en slijtage controleren en bandenspanning eventueel afstellen<br />

Werking verlichting (koplampen, richtingaanwijzers, waarschuwingsknipperlichten, bagageruimte, interieur,<br />

dashboardkastje, waarschuwings-/controlelampjes, enz.) controleren<br />

Werking ruitenwissers/-sproeiers controleren en sproeiermonden afstellen<br />

Stand wisserbladen voor/achter controleren en wisserbladen op slijtage controleren<br />

Werking waarschuwingslampje voor versleten remblokken van schijfremmen voor controleren<br />

Remschoenen achter op conditie en slijtage controleren (trommelremmen)<br />

Visueel de conditie controleren van: - buitenzijde carrosserie en bodemplaatbescherming, uitlaat,<br />

(brandstofen remleidingen, rubber slangen van rem- en brandstofsysteem en rubber delen<br />

(stofkappen, hoezen, enz.)<br />

Conditie en spanning van diverse aandrijfriemen controleren en eventueel afstellen<br />

Slag of hoogte van koppelingspedaal controleren en afstellen<br />

Uitlaatgasemissie/-rook controleren<br />

x 1000 km 30 60 90 120 150 180<br />

● ● ● ● ● ●<br />

● ● ● ● ● ●<br />

● ● ● ● ● ●<br />

● ● ● ● ● ●<br />

● ● ● ● ● ●<br />

● ● ●<br />

● ● ● ● ● ●<br />

● ● ●<br />

● ● ● ● ● ●<br />

● ● ●<br />

ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

131


Brandstoffilter vervangen<br />

Luchtfilter vervangen<br />

Vloeistofniveaus bijvullen (motorkoelsysteem, remsysteem, ruitensproeiers, accu, enz.)<br />

Getande distributieriem controleren<br />

Getande distributieriem vervangen (*)<br />

Inspuiting/ontsteking controleren (m.b.v. diagnosestekker)<br />

Niveau van versnellingsbak-/differentieelolie controleren<br />

Motorolie vervangen (of elke 18 maanden)<br />

Motoroliefilter vervangen<br />

Remvloeistof vervangen (of elke 24 maanden)<br />

132 ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

x 1000 km 30 60 90 120 150 180<br />

● ● ●<br />

● ● ●<br />

● ● ● ● ● ●<br />

● ●<br />

●<br />

● ● ●<br />

● ● ●<br />

● ● ● ● ● ●<br />

● ● ● ● ● ●<br />

● ● ●<br />

(*) Of iedere 3 jaar bij zware gebruiksomstandigheden (koud klimaat, in stadsverkeer met langdurig stationair-draaiende motor, stoffige omgeving).<br />

Of iedere 5 jaar, onafhankelijk van het aantal afgelegde kilometers.


UITVOERING 2.0 JTD 16V<br />

Banden op conditie en slijtage controleren en bandenspanning eventueel afstellen<br />

Werking verlichting (koplampen, richtingaanwijzers, waarschuwingsknipperlichten,<br />

bagageruimte, interieur, dashboardkastje, waarschuwings-/controlelampjes, enz.) controleren<br />

Werking ruitenwissers/-sproeiers controleren en sproeiermonden afstellen<br />

Stand wisserbladen voor/achter controleren en wisserbladen op slijtage controleren<br />

Werking waarschuwingslampje voor versleten remblokken van schijfremmen voor controleren<br />

Remschoenen achter op conditie en slijtage controleren (trommelremmen)<br />

Visueel de conditie controleren van: - buitenzijde carrosserie en bodemplaatbescherming, uitlaat,<br />

brandstof- en remleidingen, rubber slangen van rem- en brandstofsysteem en rubber delen (stofkappen,<br />

hoezen, enz.)<br />

Conditie en spanning van diverse aandrijfriemen controleren en eventueel afstellen<br />

Slag of hoogte van koppelingspedaal controleren en afstellen<br />

Uitlaatgasemissie/-rook controleren<br />

x 1000 km 30 60 90 120 150 180<br />

● ● ● ● ● ●<br />

● ● ● ● ● ●<br />

● ● ● ● ● ●<br />

● ● ● ● ● ●<br />

● ● ● ● ● ●<br />

● ● ●<br />

● ● ● ● ● ●<br />

● ● ●<br />

● ● ● ● ● ●<br />

● ● ●<br />

ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

133


Brandstoffilter vervangen<br />

Luchtfilter vervangen<br />

Vloeistofniveaus bijvullen (motorkoelsysteem, remsysteem, ruitensproeiers, accu, enz.)<br />

Getande distributieriem controleren<br />

Getande distributieriem vervangen (*)<br />

Inspuiting/ontsteking controleren (m.b.v. diagnosestekker)<br />

Niveau van versnellingsbak-/differentieelolie controleren<br />

Motorolie vervangen (of elke 18 maanden)<br />

Motoroliefilter vervangen<br />

Remvloeistof vervangen (of elke 24 maanden)<br />

134 ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

x 1000 km 30 60 90 120 150 180<br />

● ● ●<br />

● ● ●<br />

● ● ● ● ● ●<br />

● ●<br />

●<br />

● ● ●<br />

● ● ●<br />

● ● ● ● ● ●<br />

● ● ● ● ● ●<br />

● ● ●<br />

(*) Of iedere 3 jaar bij zware gebruiksomstandigheden (koud klimaat, in stadsverkeer met langdurig stationair-draaiende motor, stoffige omgeving).<br />

Of iedere 5 jaar, onafhankelijk van het aantal afgelegde kilometers.


AANVULLENDE<br />

WERKZAAM-<br />

HEDEN<br />

Iedere 1.000 km of voor een<br />

lange reis controleren en eventueel<br />

bijvullen:<br />

– niveau van de motorkoelvloeistof;<br />

– niveau van de remvloeistof;<br />

– niveau van de olie van de stuurbekrachtiging<br />

(indien aanwezig);<br />

– niveau van het elektrolyt in de<br />

accu;<br />

– niveau van de ruitensproeiervloeistof;<br />

– conditie en spanning van de banden.<br />

Iedere 1.000 km controleren en<br />

eventueel bijvullen: motoroliepeil.<br />

Iedere 5.000 km (alleen bij dieselmotoren)<br />

condens uit brandstoffilter<br />

aftappen.<br />

Gebruik bij voorkeur producten<br />

van FL Selenia omdat die speciaal<br />

zijn afgestemd op de <strong>Fiat</strong>-modellen<br />

(zie “Vullingstabel” in het hoofdstuk<br />

“Technische gegevens”).<br />

BELANGRIJK - Motorolie<br />

Vervang de motorolie vaker dan in<br />

het onderhoudsschema staat aangegeven<br />

als de auto overwegend onder<br />

zware bedrijfsomstandigheden rijdt,<br />

zoals:<br />

– trekken van caravans of aanhangers;<br />

– rijden op stoffige wegen;<br />

– veel korte ritten (minder dan 7-8<br />

km) en bij buitentemperaturen<br />

onder nul;<br />

– veel langdurig stationair draaiende<br />

motor of lange ritten bij lage snelheden<br />

(bijv. bij gebruik bij huis-aanhuis<br />

bezorging of als de auto lang stilstaat).<br />

BELANGRIJK - Dieselfilter<br />

Door het gebruik van dieselbrandstof<br />

van mindere kwaliteit kan<br />

het noodzakelijk zijn het brandstoffilter<br />

vaker te vervangen dan in<br />

het onderhoudsschema is aangegeven.<br />

Een hortende motor kan een<br />

indicatie zijn dat het filter vervangen<br />

moet worden.<br />

BELANGRIJK - Luchtfilter<br />

Als de auto op stoffige wegen rijdt,<br />

moet het luchtfilter vaker worden<br />

vervangen.<br />

Raadpleeg bij twijfel over de vervangingsinterval<br />

van motorolie en<br />

luchtfilter in relatie tot het gebruik<br />

van de auto de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

135


BELANGRIJK - Accu<br />

Wij raden u aan de acculading voor<br />

het begin van de winter te controleren,<br />

om eventuele bevriezing van het<br />

elektrolyt te voorkomen.<br />

Voer deze controle vaker uit als de<br />

auto overwegend voor korte trajecten<br />

wordt gebruikt, of als er accessoires<br />

zijn gemonteerd die permanent,<br />

ook bij uitgeschakeld contact,<br />

stroom verbruiken. Dit geldt in het<br />

bijzonder voor achteraf aangebrachte<br />

accessoires.<br />

136 ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

Vertrouw het onderhoud<br />

in principe toe aan<br />

de <strong>Fiat</strong>-dealer. Als u<br />

toch zelf onderhoud of kleine<br />

reparaties verricht, controleer<br />

dan of u over het juiste speciale<br />

gereedschap en de noodzakelijke<br />

originele <strong>Fiat</strong>-onderdelen en<br />

de voorgeschreven bedrijfsvloeistoffen<br />

beschikt. Voer niet<br />

zelf onderhoudswerkzaamheden<br />

uit, als u daarmee geen<br />

ervaring hebt.<br />

NIVEAUS<br />

CONTROLEREN<br />

Vertrouw het onderhoud<br />

in principe toe aan<br />

de <strong>Fiat</strong>-dealer. Als u toch<br />

zelf onderhoud of kleine reparaties<br />

verricht, controleer dan of u<br />

over het juiste speciale gereedschap<br />

en de noodzakelijke originele<br />

<strong>Fiat</strong>-onderdelen en de voorgeschreven<br />

bedrijfsvloeistoffen<br />

beschikt. Voer niet zelf onderhoudswerkzaamheden<br />

uit, als u<br />

daarmee geen ervaring hebt.<br />

ATTENTIE<br />

Rook nooit tijdens werkzaamheden<br />

in de motorruimte:<br />

er kunnen licht ontvlambare<br />

gassen aanwezig zijn; brandgevaar.<br />

ATTENTIE<br />

Pas op als u sjaals, dassen<br />

of loszittende kledingstukken<br />

draagt: deze kunnen door de<br />

bewegende onderdelen worden<br />

gegrepen.


1. Motorolie - 2. Accu - 3. Remvloeistof<br />

- 4. Ruitensproeiervloeistof<br />

- 5. Koelvloeistof - 6. Olie van de<br />

stuurbekrachtiging (indien aanwezig).<br />

1. Motorolie - 2. Accu - 3. Remvloeistof<br />

- 4. Ruitensproeiervloeistof<br />

- 5. Koelvloeistof - 6. Olie van de<br />

stuurbekrachtiging (indien aanwezig).<br />

fig. 1 - Uitvoeringen 2.0 16V<br />

fig. 2 - Uitvoeringen 1.9 D<br />

ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

F0F0335m<br />

F0F0337m<br />

137


1. Motorolie - 2. Accu - 3. Remvloeistof<br />

- 4. Ruitensproeiervloeistof<br />

- 5. Koelvloeistof - 6. Olie van de<br />

stuurbekrachtiging (indien aanwezig).<br />

1. Motorolie - 2. Accu - 3. Remvloeistof<br />

- 4. Ruitensproeiervloeistof<br />

- 5. Koelvloeistof - 6. Olie van de<br />

stuurbekrachtiging (indien aanwezig).<br />

138 ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

fig. 3 - Uitvoeringen 2.0 JTD 8V<br />

fig. 4 - Uitvoeringen 2.0 JTD 16V<br />

F0F0336m<br />

F0F0344m


MOTOROLIE<br />

Fig. 5 uitvoeringen 2.0 16V<br />

Fig. 6 uitvoeringen 1.9 D<br />

Fig. 7 uitvoeringen 2.0 JTD 8V<br />

Fig. 8 uitvoeringen 2.0 JTD 16V<br />

Controleer het oliepeil als de auto op<br />

een vlakke ondergrond staat en enige<br />

minuten (circa 10) na het uitzetten van<br />

de motor.<br />

Het oliepeil moet altijd tussen het<br />

MIN- en MAX-merkteken op de<br />

oliepeilstok staan.<br />

Het verschil tussen het MIN- en<br />

MAX-merkteken komt overeen<br />

met ongeveer 1 liter.<br />

fig. 5<br />

F0F0329m<br />

ATTENTIE<br />

Wees voorzichtig als u werkzaamheden<br />

in de motorruimte<br />

moet verrichten en de motor nog warm<br />

is, om brandwonden te voorkomen.<br />

ATTENTIE<br />

Onthoud dat bij een warme<br />

motor de elektroventilateur<br />

onverwachts kan inschakelen en<br />

verwondingen kan veroorzaken. Dit<br />

is afhankelijk van de temperatuur<br />

van de motorkoelvloeistof.<br />

BELANGRIJK Na het bijvullen of verversen<br />

van de olie, moet u de motor enige<br />

seconden laten draaien, vervolgens de<br />

motor uitzetten en na enige minuten het<br />

olieniveau controleren.<br />

fig. 6<br />

F0F0203m<br />

Als het olieniveau dicht bij of onder<br />

het MIN-merkteken staat, moet er<br />

via de olievulopening motorolie tot<br />

aan het MAX-merkteken worden<br />

bijgevuld.<br />

Het olieniveau mag nooit het<br />

MAX-merkteken overschrijden.<br />

Afgetapte motorolie en<br />

gebruikte oliefilters bevatten<br />

stoffen die schadelijk zijn<br />

voor het milieu. Het is raadzaam om<br />

het verversen van de motorolie en<br />

het vervangen van het oliefilter door<br />

de <strong>Fiat</strong>-dealer te laten uitvoeren. De<br />

dealer beschikt over de uitrusting<br />

voor het op milieuvriendelijke wijze<br />

en conform de wettelijke bepalingen<br />

verwerken van afgewerkte olie en<br />

oliefilters.<br />

fig. 7<br />

ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

F0F0306m<br />

139


MOTOROLIEVERBRUIK<br />

Als richtlijn geldt een maximaal<br />

motorolieverbruik van ongeveer 400<br />

gram per 1.000 km.<br />

De motor van een nieuwe auto<br />

moet nog worden ingereden. Dit<br />

betekent dat het motorolieverbruik<br />

pas na de eerste 5000 ÷ 6000 km<br />

stabiliseert.<br />

BELANGRIJK Het motorolieverbruik<br />

hangt af van de rijstijl en de<br />

gebruiksomstandigheden van de<br />

auto.<br />

Vul nooit motorolie bij met<br />

andere specificaties dan de olie<br />

waarmee de motor is gevuld.<br />

fig. 8<br />

140 ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

F0F0345m<br />

KOELVLOEISTOF Een te laag niveau bijvullen door<br />

langzaam via de vulopening van het<br />

expansiereservoir, een mengsel van<br />

50% gedestilleerd water en 50%<br />

ATTENTIE<br />

Draai bij een warme<br />

motor de dop van het<br />

expansiereservoir nooit los:<br />

gevaar voor verbranding.<br />

Het niveau van de koelvloeistof<br />

moet gecontroleerd worden bij een<br />

koude motor en moet tussen het<br />

MIN- en MAX-merkteken staan.<br />

Deze merktekens zijn zichtbaar op<br />

de peilstok A die zich in het reservoir<br />

bevindt; fig. 9 bij de uitvoeringen<br />

1.9 D of fig. 10 bij de uitvoeringen<br />

2.0 16V en 2.0 JTD.<br />

fig. 9<br />

F0F0204m<br />

PARAFLU 11 van FL Selenia te gieten,<br />

totdat het niveau dicht bij het<br />

MAX-merkteken staat.<br />

Een mengsel van PARAFLU 11 en<br />

gedestilleerd water in een mengverhouding<br />

van 50% beveiligt tot een<br />

temperatuur van –35°C.<br />

ATTENTIE<br />

Het koelsysteem staat<br />

onder druk. Vervang de dop<br />

zonodig alleen door een exemplaar<br />

van hetzelfde type, anders kan de<br />

werking van het systeem in gevaar<br />

worden gebracht.<br />

fig. 10<br />

F0F0307m


RUITENSPROEIER-/KOP-<br />

LAMPSPROEIERVLOEISTOF<br />

(indien aanwezig) fig. 11-12<br />

Om de ruitensproeiervloeistof bij<br />

te vullen, dop A lostrekken en de<br />

vloeistof bijvullen totdat het MAXmerkteken<br />

op de peilstok is bereikt<br />

fig. 12.<br />

Gebruik een mengsel van water en<br />

DPI, in de volgende mengverhouding:<br />

30% DPI en 70% water in de<br />

zomer.<br />

50% DPI en 50% water in de winter.<br />

Bij temperaturen onder –20°C DPI<br />

onverdund gebruiken.<br />

fig. 11<br />

F0F0205m<br />

BELANGRIJK Rijd nooit met een<br />

leeg ruitensproeierreservoir: de ruitensproeiers<br />

zijn van fundamenteel<br />

belang voor een optimaal zicht.<br />

ATTENTIE<br />

Enkele in de handel verkrijgbare<br />

ruitensproeiervloeistoffen zijn<br />

licht ontvlambaar. Als de vloeistoffen in<br />

contact komen met de warme delen van<br />

de motor kunnen ze ontbranden.<br />

fig. 12<br />

F0F0107m<br />

OLIE VAN DE STUURBE-<br />

KRACHTIGING<br />

(indien aanwezig) fig.13<br />

Controleer de olie van de stuurbekrachtiging<br />

bij een koude motor en<br />

als de auto op een vlakke ondergrond<br />

staat. De olie moet tussen het<br />

MIN- en MAX-merkteken op het<br />

oliereservoir staan.<br />

Bij zeer warme olie kan de olie<br />

boven het MAX-merkteken staan.<br />

Zonodig kan het niveau worden bijgevuld<br />

met olie, die dezelfde specificaties<br />

moet hebben als de reeds in<br />

het systeem aanwezige olie.<br />

fig. 13<br />

ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

F0F0108m<br />

141


ATTENTIE<br />

Voorkom dat de olie voor de<br />

stuurbekrachtiging in contact<br />

komt met de warme delen van de<br />

motor: de olie is licht ontvlambaar.<br />

Het olieverbruik van de<br />

stuurbekrachtiging is<br />

zeer laag; als na het bijvullen<br />

de olie binnen korte tijd<br />

weer moet worden bijgevuld,<br />

moet het systeem door een<br />

<strong>Fiat</strong>-dealer op eventuele lekkage<br />

worden gecontroleerd.<br />

142 ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

REMVLOEISTOF fig. 14<br />

Controleer of de remvloeistofniveau<br />

nog op het maximale niveau staat.<br />

Voor het bijvullen mag uitsluitend<br />

remvloeistof worden gebruikt die voldoet<br />

aan de “DOT”-specificaties. Het<br />

verdient aanbeveling TUTELA TOP<br />

4 remvloeistof te gebruiken; dezelfde<br />

remvloeistof, waarmee het remsysteem<br />

door de fabriek is gevuld.<br />

Het verdient aanbeveling dit door de<br />

<strong>Fiat</strong>-dealer te laten uitvoeren.<br />

Voorkom, als de dop<br />

van het reservoir wordt<br />

losgedraaid, dat de corrosieve<br />

remvloeistof in contact<br />

komt met de lak. Als dit toch<br />

gebeurt moet de lak onmiddellijk<br />

worden gewassen.<br />

ATTENTIE<br />

De remvloeistof is giftig en<br />

zeer corrosief. Als per ongeluk<br />

remvloeistof wordt gemorst, moet<br />

de lak onmiddellijk worden gewassen<br />

met water en zeep en daarna met<br />

veel water worden afgespoeld. Bij<br />

inslikken dient onmiddellijk een arts te<br />

worden geraadpleegd.<br />

ATTENTIE<br />

Het symbool π op het reservoir<br />

geeft aan dat synthetische<br />

remvloeistof en geen minerale vloeistof<br />

moet worden gebruikt. Het gebruik van<br />

minerale vloeistoffen moet absoluut<br />

worden vermeden, omdat de rubbers in<br />

het remsysteem door deze vloeistoffen<br />

kunnen worden beschadigd.<br />

BELANGRIJK De remvloeistof is<br />

hygroscopisch (trekt water aan).<br />

Daarom verdient het aanbeveling, als<br />

de auto overwegend wordt gebruikt<br />

in gebieden met een hoge luchtvochtigheid,<br />

de vloeistof vaker te vervangen<br />

dan in het onderhoudsschema<br />

staat aangegeven.<br />

fig. 14<br />

F0F0338m


LUCHTFILTER<br />

VERVANGEN<br />

Haak de borgveren A- fig. 15 los of<br />

draai de schroeven A-fig. 16 los (afhankelijk<br />

van de uitvoering), verwijder het<br />

deksel B-fig. 17 en neem het te vervangen<br />

filterelement C uit.<br />

fig. 15<br />

fig. 16<br />

F0F0348m<br />

F0F0347m<br />

DIESELFILTER<br />

CONDENS AFTAPPEN<br />

Het condens moet iedere 5.000 km<br />

worden afgetapt. Ga als volgt te<br />

werk:<br />

– draai de knop fig. 18 enige slagen<br />

los en draai de knop weer vast als er<br />

uitsluitend brandstof zonder water<br />

uitstroomt.<br />

Het verdient aanbeveling dit door<br />

een <strong>Fiat</strong>-dealer te laten doen.<br />

fig. 17<br />

F0F0352m<br />

ATTENTIE<br />

Als het condens niet op de juiste<br />

wijze wordt afgetapt en als<br />

er geen voorzorgsmaatregelen zijn genomen,<br />

dan kan de veiligheid van de auto<br />

in gevaar komen en kan er gevaarlijke<br />

brandstoflekkage optreden.<br />

Verontreinig het milieu<br />

niet met water dat is vermengd<br />

met dieselbrandstof.<br />

Wij raden u aan om de condens<br />

te laten aftappen bij de <strong>Fiat</strong>dealer<br />

omdat deze beschikt over<br />

de uitrusting voor het op milieuvriendelijke<br />

wijze en conform de<br />

wettelijke bepalingen, verwerken<br />

van milieuverontreinigende producten.<br />

fig. 18<br />

ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

F0F0556m<br />

143


ACCU<br />

De accu van de SCUDO is “onderhoudsarm”:<br />

onder normale gebruiksomstandigheden<br />

is het niet nodig<br />

gedestilleerd water bij te vullen.<br />

Als de auto op een vlakke ondergrond<br />

staat, moet het niveau van de<br />

vloeistof (elektrolyt) tussen de twee<br />

merklijnen op de accubak staan. Als<br />

het niveau onder de merklijn MIN<br />

fig. 19 staat, wendt u dan tot een<br />

<strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

Zie voor het opladen van de accu<br />

het hoofdstuk “Noodgevallen”.<br />

fig. 19<br />

144 ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

F0F0113m<br />

ATTENTIE<br />

De vloeistof in de accu is giftig<br />

en corrosief. Vermijd het contact<br />

met de huid of de ogen. Het opladen van<br />

de accu moet worden uitgevoerd in een<br />

goed geventileerde ruimte, ver verwijderd<br />

van open vuur en vonkvormende apparaten:<br />

brand- en ontploffingsgevaar.<br />

Accu’s bevatten zeer<br />

schadelijke stoffen voor<br />

het milieu. Het verdient<br />

aanbeveling een defecte accu<br />

door de <strong>Fiat</strong>-dealer te laten vervangen,<br />

omdat deze beschikt<br />

over de uitrusting voor het op<br />

milieuvriendelijke wijze en conform<br />

de wettelijke bepalingen,<br />

verwerken van defecte accu’s.<br />

Onoordeelkundige<br />

montage van elektrische<br />

apparatuur kan ernstige<br />

schade toebrengen aan de auto.<br />

Als u de auto langere<br />

tijd stalt in extreem<br />

koude omstandigheden<br />

moet, om bevriezing te voorkomen,<br />

de accu worden verwijderd<br />

en op een verwarmde<br />

plaats worden bewaard.<br />

ATTENTIE<br />

Probeer een bevroren accu<br />

niet op te laden: eerst moet<br />

de accu ontdooid worden, anders<br />

loopt u het risico dat de accu ontploft.<br />

Als de accu bevroren is geweest, moet<br />

worden gecontroleerd of de cellen<br />

niet beschadigd zijn (risico op kortsluiting)<br />

en of de bak geen scheuren vertoont,<br />

waardoor de giftige en corrosieve<br />

vloeistof kan weglekken.


Bij een te laag niveau<br />

van het elektrolyt kan de<br />

accu onherstelbaar<br />

beschadigen. Hierdoor kan de<br />

accubak barsten, waarna het<br />

accuzuur weglekt.<br />

BELANGRIJK Controleer bij de<br />

montage van de accu of deze op de<br />

juiste wijze is bevestigd.<br />

PRAKTISCHE TIPS OM DE<br />

LEVENSDUUR VAN DE<br />

ACCU TE VERLENGEN<br />

Wanneer u de auto parkeert, controleer<br />

dan of de voorportieren, de<br />

motorkap, de zijschuifdeur en de<br />

achterdeur goed gesloten zijn. De<br />

interieurverlichting moet gedoofd<br />

zijn.<br />

Voorkom zoveel mogelijk het<br />

gebruik van stroomverbruikers als<br />

de motor uitstaat (autoradio, waarschuwingsknipperlichten,<br />

enz.).<br />

Als u de auto langere tijd niet<br />

gebruikt, zie “Auto langere tijd stallen”<br />

in het hoofdstuk “Correct<br />

gebruik van de auto”.<br />

BELANGRIJK Een accu die gedurende<br />

langere tijd minder dan 50%<br />

geladen is, raakt door sulfatering<br />

beschadigd. Hierdoor loopt de capaciteit<br />

en het startvermogen terug.<br />

Ook is de accu dan gevoeliger voor<br />

bevriezing (bij temperaturen onder<br />

–10°C).<br />

Als u na aanschaf van uw auto<br />

accessoires wilt monteren die constante<br />

voeding nodig hebben (diefstalalarm,<br />

mobiele telefoon, navigatiesysteem,<br />

enz.), raden wij u aan<br />

contact op te nemen met de <strong>Fiat</strong>dealer.<br />

Deze kan u de meest<br />

geschikte installaties, opgenomen in<br />

het <strong>Fiat</strong> Lineaccessori-programma,<br />

aanraden en controleren of het<br />

noodzakelijk is een accu met een<br />

grotere capaciteit te monteren.<br />

Deze stroomverbruikers blijven<br />

continu stroom verbruiken ook bij<br />

een uitgenomen contactsleutel<br />

(geparkeerde auto, motor uitgezet),<br />

waardoor de accu geleidelijk kan<br />

ontladen.<br />

Het totale energieverbruik van<br />

deze accessoires (standaard en achteraf<br />

gemonteerd accessoires) moet<br />

minder zijn dan 0,6 mA x Ah (van de<br />

accu), zoals in de volgende tabel<br />

staat vermeld:<br />

Accu Maximum stroomvan<br />

verbruik bij<br />

stilstaande motor<br />

50A 30 MA<br />

60A 36 MA<br />

70A 42 MA<br />

ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

145


Als grote stroomverbruikers, zoals<br />

flessenverwarmer, stofzuiger, mobiele<br />

telefoon, koelbox, bij uitgezette<br />

motor van voedingsspanning worden<br />

voorzien, dan zal de accu sneller ontladen.<br />

BELANGRIJK Als aan boord van<br />

de auto extra systemen moeten<br />

worden geïnstalleerd, moet goed op<br />

de juiste aansluitingen worden gelet.<br />

Niet correcte elektrische verbindingen<br />

kunnen gevaarlijk zijn, vooral<br />

voor de elementaire elektronische<br />

systemen.<br />

146 ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

ELEKTRONISCHE<br />

REGELEENHEDEN<br />

Bij een normaal gebruik van de auto<br />

zijn speciale voorzorgsmaatregelen niet<br />

nodig.<br />

Het is echter nodig de volgende aanwijzingen<br />

nauwkeurig op te volgen bij<br />

werkzaamheden aan de elektrische<br />

installatie of bij een noodstart:<br />

– Koppel de accu nooit los van de<br />

elektrische installatie bij een draaiende<br />

motor.<br />

– Koppel de accu los van de elektrische<br />

installatie als de accu moet worden<br />

opgeladen. Moderne laadapparaten<br />

kunnen een spanning leveren tot 20V.<br />

– Gebruik nooit een acculader voor<br />

het starten van de motor, maar gebruik<br />

een hulpaccu.<br />

– Let op een goede aansluiting tussen<br />

de accu en de elektrische installatie,<br />

zowel wat betreft de juiste aansluitwijze<br />

als de juiste verbinding tussen de<br />

polen en de kabeluiteinden. Als u de<br />

accu weer aansluit, moet de regeleenheid<br />

van de inspuiting/ontsteking zijn<br />

eigen parameters weer registreren;<br />

daarom kan de auto gedurende de eerste<br />

kilometers iets anders rijden.<br />

– Neem de stekkers van de regeleenheden<br />

nooit los en sluit ze nooit aan als<br />

de contactsleutel in stand M staat.<br />

– Controleer de polariteit niet door<br />

middel van vonken.<br />

– Neem de stekkers van de regeleenheden<br />

los voor het uitvoeren van laswerkzaamheden<br />

aan de carrosserie.<br />

Verwijder de regeleenheden als de<br />

temperatuur boven de 80°C stijgt (bijzondere<br />

werkzaamheden aan de carrosserie,<br />

enz.).<br />

BELANGRIJK Een niet correcte<br />

installatie van een radio en/of diefstalalarm<br />

kan tot storingen in de elektronische<br />

regeleenheden leiden.<br />

ATTENTIE<br />

Modificaties of reparaties aan<br />

de elektrische installatie die niet<br />

correct worden uitgevoerd en waarbij<br />

geen rekening wordt gehouden met de<br />

technische specificaties van het systeem,<br />

kunnen storingen in de werking en zelfs<br />

brand veroorzaken.


BOUGIES<br />

Schone en goede bougies met de<br />

juiste warmtegraad fig. 20 zijn van<br />

doorslaggevend belang voor een<br />

goede werking van de motor en een<br />

lage uitstoot van schadelijke stoffen<br />

van de motor.<br />

De informatie die de bougie levert<br />

aan een deskundige is een belangrijke<br />

bron voor het opsporen van de storing,<br />

ook als deze niet door de ontsteking<br />

wordt veroorzaakt. Het is<br />

daarom belangrijk dat bij storingen in<br />

de motorwerking de bougies worden<br />

gecontroleerd door de <strong>Fiat</strong>dealer.<br />

fig. 20<br />

F0F0114m<br />

De bougies moeten bij<br />

de kilometerstanden<br />

worden vervangen die in<br />

het onderhoudsschema zijn<br />

aangegeven. Gebruik uitsluitend<br />

bougies van het voorgeschreven<br />

type. Bougies met een<br />

afwijkende warmtegraad kunnen<br />

motorstoringen veroorzaken.<br />

Bougietype<br />

2.0 16V Bosch FR8ME<br />

WIELEN<br />

EN BANDEN<br />

BANDENSPANNING<br />

De spanning van de banden, inclusief<br />

het reservewiel, moet regelmatig,<br />

om de twee weken en voor een<br />

lange rit, worden gecontroleerd.<br />

De bandenspanning moet bij koude<br />

banden worden gecontroleerd.<br />

Tijdens het rijden neemt de bandenspanning<br />

toe (een natuurlijk verschijnsel).<br />

Houd er daarom rekening<br />

mee, dat bij een controle of oppompen<br />

van warme banden de spanning<br />

0,3 bar hoger moet zijn dan de voorgeschreven<br />

waarde.<br />

ATTENTIE<br />

Bedenk dat ook de wegligging<br />

afhankelijk is van een<br />

juiste bandenspanning.<br />

ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

147


Een onjuiste bandenspanning veroorzaakt<br />

een onregelmatige slijtage<br />

van de banden fig. 21:<br />

A - Juiste spanning: gelijkmatige slijtage<br />

van het loopvlak.<br />

B - Te lage spanning: te grote slijtage<br />

aan de zijkanten van het loopvlak.<br />

C - Te hoge spanning: te grote slijtage<br />

in het midden van het loopvlak.<br />

fig. 21<br />

148 ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

F0F0115m<br />

ATTENTIE<br />

Door een te lage bandenspanning<br />

wordt de band te heet,<br />

waardoor er onherstelbare inwendige<br />

schade aan de band kan ontstaan.<br />

Banden moeten worden vervangen<br />

als de profieldiepte van het loopvlak<br />

minder is dan 1,6 mm. Houdt u echter<br />

altijd aan de bepalingen van het<br />

land waarin u rijdt.<br />

BELANGRIJKE TIPS<br />

Voorkom bruusk remmen, met<br />

spinnende wielen optrekken, enz.<br />

Vermijd ook harde contacten tussen<br />

banden en stoepranden, kuilen,<br />

en andere obstakels. Het langdurig<br />

rijden op een slecht wegdek kan de<br />

banden beschadigen.<br />

Controleer de banden regelmatig<br />

op scheuren in de wangen en bulten<br />

of slijtplekken op het loopvlak.<br />

Raadpleeg zonodig de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />

Rijd nooit met een te zwaar beladen<br />

auto. Hierdoor kunnen de banden<br />

en de velgen ernstig beschadigd<br />

worden.<br />

Stop zo snel mogelijk bij een lekke<br />

band en verwissel het wiel om<br />

beschadiging van de band, de velg, de<br />

wielophanging en de stuurinrichting<br />

te voorkomen.<br />

Banden verouderen, ook als zij weinig<br />

of nooit gebruikt zijn. Scheurtjes<br />

in het loopvlak en op de wangen<br />

geven aan dat de band verouderd is.<br />

Banden die langer dan zes jaar onder<br />

een auto gemonteerd zijn, moeten<br />

dan ook door een specialist worden<br />

gecontroleerd. Dit geldt in het bijzonder<br />

voor het reservewiel.<br />

Monteer nooit gebruikte banden of<br />

banden, waarvan de herkomst onbekend<br />

is.


De SCUDO is voorzien van tubeless<br />

banden zonder binnenband. In<br />

dit type band mag nooit een binnenband<br />

worden gemonteerd.<br />

Bij de montage van een nieuwe<br />

band moet ook het ventiel vernieuwd<br />

worden.<br />

Om een gelijke slijtage van de banden<br />

op de vooras en de achteras te<br />

verkrijgen, is het raadzaam de banden<br />

om de 10.000 ÷ 15.000 km van<br />

as te verwisselen. Hierbij moeten de<br />

banden aan dezelfde zijde van de<br />

auto gemonteerd blijven, zodat een<br />

omkering van de draairichting wordt<br />

voorkomen.<br />

ATTENTIE<br />

Verwissel de banden niet kruiselings,<br />

waarbij de banden van de<br />

rechterzijde aan de linkerzijde en omgekeerd<br />

worden gemonteerd.<br />

RUBBER SLANGEN<br />

Houd voor de rubber slangen van<br />

het rem-, stuurbekrachtigings-<br />

(indien aanwezig) en brandstofsysteem<br />

zeer nauwkeurig de voorschriften<br />

van het geprogrammeerd onderhoudsschema<br />

aan. Ozon, hoge temperaturen<br />

en het gedurende langere<br />

tijd ontbreken van vloeistof in een<br />

systeem zorgen ervoor dat de slangen<br />

uitdrogen en scheuren, waardoor<br />

het betreffende systeem gaat<br />

lekken. Daarom is zorgvuldige controle<br />

noodzakelijk.<br />

RUITENWISSERS<br />

WISSERBLADEN<br />

Maak de wisserbladen regelmatig<br />

schoon met een schoonmaakmiddel;<br />

wij raden DPI aan.<br />

Vervang de wisserbladen als het rubber<br />

vervormd of versleten is. Het verdient<br />

aanbeveling ten minste één maal<br />

per jaar de wisserbladen te vervangen.<br />

ATTENTIE<br />

Rijden met versleten ruitenwisserbladen<br />

is gevaarlijk,<br />

omdat ze het zicht onder<br />

extreme atmosferische omstandigheden<br />

aanzie<strong>nl</strong>ijk beperken.<br />

fig. 22<br />

ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

F0F0116m<br />

149


Met enkele simpele voorzorgsmaatregelen<br />

is het mogelijk beschadigingen<br />

van het rubber te voorkomen.<br />

– wanneer de temperatuur onder<br />

0°C is gedaald, moet gecontroleerd<br />

worden of er geen ijs tussen wisserblad<br />

en ruit zit; maak de wissers zonodig vrij<br />

met een anti-vriesmiddel;<br />

– verwijder eventueel opgehoopte<br />

sneeuw van de ruit om de wisserbladen<br />

te beschermen en oververhitting van<br />

de ruitenwissermotor te voorkomen;<br />

– schakel de ruitenwissers niet in op<br />

een droge ruit.<br />

Wisserbladen vervangen<br />

1) Trek de wisserarm C-fig. 22 van<br />

de voorruit en plaats het wisserblad<br />

onder een hoek van 90 graden ten<br />

opzichte van de arm.<br />

2) Druk op lip A van de veerklem in<br />

het wisserblad en druk het wisserblad<br />

naar beneden uit arm B.<br />

150 ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

3) Monteer het nieuwe blad, waarbij<br />

de lip A in de zitting op de wisserarm<br />

moet vallen. Controleer of het wisserblad<br />

geborgd is.<br />

RUITENSPROEIERS<br />

Als de ruitensproeiers niet werken,<br />

controleer dan eerst het niveau in het<br />

ruitensproeiertankje (zie de paragraaf<br />

“Niveaus controleren” in dit hoofdstuk.<br />

Controleer vervolgens of de sproeiermonden<br />

fig. 23 niet verstopt zijn. Ze<br />

kunnen zonodig met een speld worden<br />

doorgeprikt.<br />

De stralen van de ruitensproeiers<br />

kunnen worden afgesteld. Stel de<br />

sproeiermonden zodanig af dat de stralen<br />

de ruit raken op het hoogste punt<br />

in de slag van de ruitenwissers.<br />

fig. 23<br />

F0F0117m<br />

KOPLAMPSPROEI-<br />

ERS (indien aanwezig)<br />

Controleer regelmatig of de koplampsproeiers<br />

schoon en in goede<br />

staat zijn fig. 24.<br />

De koplampsproeiers werken automatisch<br />

als het dim-/grootlicht<br />

brandt en de ruitensproeiers worden<br />

ingeschakeld.<br />

fig. 24<br />

F0F0612m


AIRCONDITIO-<br />

NING, HAND-<br />

BEDIEND (indien<br />

aanwezig)<br />

Schakel in de winter de airconditioning<br />

1 keer per maand gedurende 10<br />

minuten in.<br />

Laat voor het zomerseizoen de<br />

werking van de airconditioning door<br />

de <strong>Fiat</strong>-dealer controleren.<br />

Het systeem gebruikt<br />

koelmiddel R134a. Dit<br />

middel is niet schadelijk<br />

voor het milieu. Gebruik in<br />

geen geval het middel R12,<br />

omdat dit middel de componenten<br />

van de auto kan beschadigen<br />

terwijl het bovendien<br />

chloorfluorkoolstoffen (CFK)<br />

bevat.<br />

CARROSSERIE<br />

BESCHERMING TEGEN<br />

ATMOSFERISCHE INVLOE-<br />

DEN<br />

De belangrijkste oorzaken van<br />

roest zijn:<br />

– luchtverontreiniging;<br />

– zoutgehalte in de lucht en luchtvochtigheid<br />

(gebieden aan zee, warm<br />

en vochtig klimaat);<br />

– omgevings-/seizoensinvloeden.<br />

Ook de invloed van schurende elementen,<br />

zoals stoffige omgeving,<br />

opwaaiend zand, modder en steenslag<br />

op de lak en de onderzijde moet<br />

niet worden onderschat.<br />

<strong>Fiat</strong> heeft voor uw SCUDO de<br />

beste technologische oplossingen<br />

toegepast om de carrosserie efficiënt<br />

tegen roest te beschermen.<br />

De belangrijkste zijn:<br />

– De toepassing van aangepaste<br />

spuittechnieken en lakproducten die<br />

de auto de benodigde weerstand<br />

tegen roest en schurende elementen<br />

verlenen.<br />

– Het gebruik van verzinkte (of<br />

voorbehandelde) plaatdelen met een<br />

hoge corrosiebestendigheid.<br />

– Het aanbrengen van een gespoten<br />

beschermende waslaag op de onderzijde,<br />

in de wielkuipen, in de motorruimte<br />

en verschillende holle ruimtes,<br />

met een hoog beschermend vermogen.<br />

– Het aanbrengen van een beschermende<br />

kunststof laag op kwetsbare<br />

delen: onderzijde van de portieren,<br />

binnenzijde van de spatborden,<br />

naden, randen, enz.<br />

– Toepassing van “open” holle<br />

ruimtes om condensvorming te<br />

voorkomen en binnendringend<br />

water af te voeren, waardoor roest<br />

van binnenuit wordt voorkomen.<br />

ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

151


CARROSSERIEGARANTIE<br />

Bij de SCUDO is de carrosserie<br />

tegen doorroesten van alle originele<br />

componenten van de carrosserie en<br />

van alle dragende delen gegarandeerd.<br />

Voor de specifieke voorwaarden<br />

van deze garantie wordt verwezen<br />

naar het boekje “SERVICE EN<br />

GARANTIEHANDLEIDING”.<br />

152 ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

TIPS VOOR HET BEHOUD<br />

VAN DE CARROSSERIE<br />

Lak<br />

De lak heeft behalve een esthetische<br />

functie ook een beschermende<br />

functie.<br />

Daarom moeten beschadigingen<br />

van de laklaag, zoals krassen, onmiddellijk<br />

worden bijgewerkt om roestvorming<br />

te voorkomen.<br />

Het bijwerken dient met de originele<br />

lak te worden uitgevoerd (zie<br />

het hoofdstuk “Technische gegevens”).<br />

Het normale onderhoud van de<br />

auto beperkt zich tot wassen, waarbij<br />

de frequentie afhankelijk is van<br />

het gebruik van de auto en van de<br />

omgeving. Het is raadzaam de auto<br />

vaker te wassen bij sterke luchtvervuiling,<br />

bij het rijden over wegen met<br />

strooizout of als u de auto parkeert<br />

onder bomen waar harsdruppels<br />

vanaf kunnen vallen.<br />

Schoonmaakmiddelen<br />

verontreinigen het<br />

water. Daarom moet de<br />

auto bij voorkeur worden<br />

gewassen op een plaats waar<br />

het afvalwater direct wordt<br />

opgevangen en gezuiverd.<br />

De juiste wasmethode:<br />

1) Spoel de auto eerst met een<br />

waterstraal onder lage druk af.<br />

2) Was de auto met een zachte<br />

spons met een oplossing van neutrale<br />

zeep; spoel daarbij de spons regelmatig<br />

uit.<br />

3) Spoel de auto af met schoon<br />

water en droog de auto met warme<br />

lucht of een schone, zachte zeem.<br />

De minder zichtbare delen zoals de<br />

randen van de portieren, motorkap<br />

en de koplampranden moeten niet<br />

vergeten worden, omdat daar water<br />

kan blijven staan. Het verdient aanbeveling<br />

de auto na het wassen niet<br />

onmiddellijk binnen te zetten, maar<br />

de auto nog even buiten te laten


staan, zodat waterresten buiten kunnen<br />

verdampen.<br />

Was de auto nooit in de zon of als<br />

de motorkap nog warm is: omdat<br />

dan de glans van de lak kan afnemen.<br />

De kunststof carrosseriedelen kunnen<br />

op dezelfde wijze worden gewassen<br />

als de gespoten carrosseriedelen.<br />

Parkeer de auto niet onder bomen,<br />

aangezien harsdruppels bij langere<br />

inwerking de lak kunnen beschadigen,<br />

waardoor de kans op roestvorming<br />

wordt vergroot.<br />

BELANGRIJK Vogeluitwerpselen<br />

dienen zo snel en zo goed mogelijk<br />

van de lak verwijderd te worden,<br />

omdat door de agressieve bestanddelen<br />

de lak kan beschadigen.<br />

Ruiten<br />

Gebruik voor het schoonmaken<br />

van de ruiten een daarvoor geschikt<br />

schoonmaakmiddel. Gebruik een<br />

schone, zachte doek om krassen en<br />

beschadigingen te voorkomen.<br />

BELANGRIJK Let er bij het<br />

schoonmaken van de achterruit op<br />

dat de elektrische weerstandsdraden<br />

van de achterruitverwarming (indien<br />

aanwezig) niet worden beschadigd.<br />

Veeg voorzichtig in de richting van<br />

de draden.<br />

Motorruimte<br />

Het verdient aanbeveling de motorruimte<br />

na ieder seizoen zorgvuldig te<br />

laten uitspuiten. Laat dit verzorgen<br />

door een gespecialiseerd bedrijf.<br />

BELANGRIJK Voor het uitspuiten<br />

van de motorruimte moet de<br />

motor koud zijn en de contactsleutel<br />

in stand S staan. Controleer na het<br />

reinigen of de verschillende beschermingen<br />

(bijv. rubberkappen, deksels,<br />

enz.) nog op hun plaats zitten en niet<br />

beschadigd zijn.<br />

Schoonmaakmiddelen<br />

verontreinigen het<br />

water. Daarom moet de<br />

auto bij voorkeur worden<br />

gewassen op een plaats waar<br />

het afvalwater direct wordt<br />

opgevangen en gezuiverd.<br />

ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

153


INTERIEUR<br />

Controleer af en toe of er onder<br />

de vloerbedekking geen water is blijven<br />

staan (dooiwater van sneeuwresten<br />

aan schoenen, lekkende paraplu’s,<br />

enz.), waardoor roestvorming<br />

op de bodem veroorzaakt zou kunnen<br />

worden.<br />

ATTENTIE<br />

Gebruik nooit ontvlambare<br />

producten zoals petroleum<br />

of wasbenzine voor het reinigen<br />

van de interieurdelen van de<br />

auto. De elektrostatische lading<br />

die tijdens het reinigen door het<br />

wrijven ontstaat, kan brand veroorzaken.<br />

154 ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />

STOELEN EN STOFFEN<br />

BEKLEDING REINIGEN<br />

– Verwijder stof met een zachte<br />

borstel of een stofzuiger.<br />

– Reinig de zittingen met een vochtige<br />

spons en een oplossing van neutrale<br />

zeep.<br />

KUNSTSTOF INTERIEURDE-<br />

LEN<br />

Gebruik speciale reinigingsmiddelen<br />

om het visuele effect van de componenten<br />

niet te wijzigen.<br />

BELANGRIJK Gebruik nooit<br />

alcohol of benzine om het glas van<br />

het instrumentenpaneel schoon te<br />

maken.<br />

ATTENTIE<br />

Bewaar nooit spuitbussen<br />

in de auto: ontploffingsgevaar.<br />

Spuitbussen mogen niet<br />

worden blootgesteld aan temperaturen<br />

boven 50°C. In de zomer<br />

kan de temperatuur in het interieur<br />

ver boven deze waarde oplopen.


IDENTIFICATIE-<br />

GEGEVENS<br />

CHASSISNUMMER<br />

Het chassisnummer is ingeslagen in<br />

de motorruimte op de spatbordrand<br />

rechtsvoor fig. 1.<br />

fig. 1<br />

TECHNISCHE GEGEVENS<br />

F0F0119m<br />

MOTORCODE<br />

De motorcode is ingeslagen in een<br />

plaatje dat aan het hijsoog van het<br />

cilinderblok is bevestigd, en bestaat uit<br />

het motortype en een oplopend productienummer.<br />

TYPEPLAATJE MET<br />

IDENTIFICATIEGEGEVENS<br />

De plaatjes fig. 2 bevinden zich op<br />

de rechter deurstijl en bevatten de<br />

volgende gegevens:<br />

Typeplaatje 1 (uitgezonderd uitvoering<br />

Combi)<br />

A - Naam van de fabrikant.<br />

B - Identificatiecode van het auto<br />

type/uitvoering.<br />

C - Italiaanse typegoedkeuring.<br />

D - Duitse typegoedkeuring.<br />

E - Belgische typegoedkeuring.<br />

F - Spaanse typegoedkeuring.<br />

G - Engelse typegoedkeuring.<br />

H - Oplopend productienummer.<br />

TECHNISCHE GEGEVENS<br />

155


Typeplaatje 2<br />

I - Naam van de fabrikant.<br />

J - Nationaal nummer typegoedkeuring<br />

(alleen uitvoering Combi).<br />

L - Identificatiecode van het autotype<br />

en chassisnummer.<br />

M - Max. toelaatbaar totaalgewicht<br />

van de auto.<br />

N - Max. toelaatbaar totaalgewicht<br />

van de auto met aanhanger.<br />

156 TECHNISCHE GEGEVENS<br />

O - Max. toelaatbare voorasbelasting.<br />

P - Max. toelaatbare achterasbelasting.<br />

Q - Identificatiecode van het autotype.<br />

R - Correctiewaarde voor de uitlaatrookgasmeting<br />

(alleen bij dieselmotoren).<br />

S - Oplopend productienummer.<br />

fig. 2<br />

F0F0342m


PLAATJE MET INFORMATIE<br />

OVER DE CARROSSERIELAK<br />

Het plaatje met de kleurcode fig. 3 bevindt zich op het portier aan bestuurderszijde,<br />

op punt H-fig. 4.<br />

Hierna volgt de omzettingstabel van de kleurcodes.<br />

<strong>Fiat</strong>-code Unikleuren<br />

194 Nice Rood<br />

249 IJswit<br />

341 Carioca Geel<br />

479 Line Blauw<br />

<strong>Fiat</strong>-code Metallic kleuren<br />

242 Lucifer Rood<br />

722 China Blauw<br />

685 Kwarts Grijs<br />

691 IJzer Grijs<br />

fig. 3<br />

F0F0325m<br />

fig. 4<br />

TECHNISCHE GEGEVENS<br />

157<br />

F0F0291m


MOTORCODES - CARROSSERIE-UITVOERINGEN<br />

2.016V<br />

1.9 D<br />

158 TECHNISCHE GEGEVENS<br />

Uitvoering<br />

Combi met 5 zitplaatsen<br />

Combi met 6 zitplaatsen<br />

Combi met 7 zitplaatsen<br />

Combi met 8 zitplaatsen<br />

Combi met 9 zitplaatsen<br />

Combi met 5 zitplaatsen<br />

Combi met 6 zitplaatsen<br />

Combi met 7 zitplaatsen<br />

Combi met 8 zitplaatsen<br />

Combi met 9 zitplaatsen<br />

Combi met 5 zitplaatsen<br />

Combi met 6 zitplaatsen<br />

Combi met 8 zitplaatsen<br />

Combi met 9 zitplaatsen<br />

Motorcode<br />

RFN<br />

RFN<br />

RFN<br />

RFN<br />

RFN<br />

RFN<br />

RFN<br />

RFN<br />

RFN<br />

RFN<br />

WJY<br />

WJY<br />

WJY<br />

WJY<br />

Carrosserie-code<br />

220XQ5 AA<br />

220XQ5 AB<br />

220XQ5 AE<br />

220XQ5 AC<br />

220XQ5 AD<br />

220XQ4 AA<br />

220XQ4 AB<br />

220XQ4 AE<br />

220XQ4 AC<br />

220XQ4 AD<br />

220XU5 AA<br />

220XU5 AB<br />

220XU5 AC<br />

220XU5 AD


2.0 JTD 8V<br />

2.0 JTD 16V<br />

Uitvoering<br />

Combi met 5 zitplaatsen<br />

Combi met 6 zitplaatsen<br />

Combi met 8 zitplaatsen<br />

Combi met 9 zitplaatsen<br />

Combi met 7 zitplaatsen<br />

Combi met 5 zitplaatsen<br />

Combi met 6 zitplaatsen<br />

Combi met 8 zitplaatsen<br />

Combi met 9 zitplaatsen<br />

Combi met 5 zitplaatsen<br />

Combi met 6 zitplaatsen<br />

Combi met 8 zitplaatsen<br />

Combi met 9 zitplaatsen<br />

Combi met 7 zitplaatsen<br />

Motorcode<br />

RHX<br />

RHX<br />

RHX<br />

RHX<br />

RHZ<br />

RHZ<br />

RHZ<br />

RHZ<br />

RHZ<br />

RHW<br />

RHW<br />

RHW<br />

RHW<br />

RHW<br />

Carrosserie-code<br />

220XP5 AA<br />

220XP5 AB<br />

220XP5 AC<br />

220XP5 AD<br />

220XV5 AE<br />

220XV5 AA<br />

220XV5 AB<br />

220XV5 AC<br />

220XV5 AD<br />

220XR5 AA<br />

220XR5 AB<br />

220XR5 AC<br />

220XR5 AD<br />

220XR5 AE<br />

TECHNISCHE GEGEVENS<br />

159


MOTOR<br />

ALGEMEEN<br />

Typecode<br />

Cyclus<br />

Aantal en opstelling cilinders<br />

Boring en slag mm<br />

Cilinderinhoud cm 3<br />

Compressieverhouding<br />

Max. vermogen (EU)<br />

kW<br />

pk<br />

bijbehorend toerental min -1<br />

{<br />

Max. koppel (EU)<br />

Nm<br />

kgm<br />

bijbehorend toerental min -1<br />

Bougies<br />

Brandstof<br />

{<br />

160 TECHNISCHE GEGEVENS<br />

2.0 16V<br />

RFN<br />

Otto<br />

4 in lijn<br />

86x86<br />

1997<br />

10,8:1<br />

100<br />

136<br />

6000<br />

190<br />

19,4<br />

4100<br />

Bosch FR8ME<br />

Loodvrije benzine<br />

95 RON<br />

1.9 D<br />

WJY<br />

Diesel<br />

4 in lijn<br />

82,2x88<br />

1867<br />

23:1<br />

51<br />

69<br />

4600<br />

125<br />

12,7<br />

2500<br />

–<br />

Diesel voor<br />

motorvoertuigen<br />

(specificatie EN590)


ALGEMEEN 2.0 JTD 8V<br />

Typecode<br />

Cyclus<br />

Aantal en opstelling cilinders<br />

Boring en slag mm<br />

Cilinderinhoud cm<br />

{<br />

{<br />

3<br />

Compressieverhouding<br />

Max. vermogen (EU)<br />

kW<br />

pk<br />

bijbehorend toerental min -1<br />

Max. koppel (EU)<br />

Nm<br />

kgm<br />

bijbehorend toerental min -1<br />

RHX<br />

RHZ<br />

Diesel<br />

Diesel<br />

4 in lijn<br />

4 in lijn<br />

85x88<br />

85x88<br />

1997<br />

1997<br />

17,6 : 1<br />

17,6 : 1<br />

69<br />

94<br />

4000<br />

80<br />

109<br />

4000<br />

215<br />

22<br />

1750<br />

250<br />

25,5<br />

1750<br />

Brandstof<br />

Diesel voor<br />

Diesel voor<br />

motorvoertuigen motorvoertuigen<br />

(specificatie EN 590) (specificatie EN 590)<br />

TECHNISCHE GEGEVENS<br />

161


ALGEMEEN 2.0 JTD 16V<br />

Typecode<br />

Cyclus<br />

Aantal en opstelling cilinders<br />

Boring en slag mm<br />

Cilinderinhoud cm 3<br />

Compressieverhouding<br />

Max. vermogen (EU)<br />

kW<br />

pk<br />

bijbehorend toerental min -1<br />

Max. koppel (EU)<br />

Nm<br />

kgm<br />

bijbehorend toerental min -1<br />

RHW<br />

Diesel<br />

4 in lijn<br />

85x88<br />

1997<br />

17,3:1<br />

{<br />

80<br />

109<br />

4000<br />

{<br />

270<br />

27,5<br />

1750<br />

Brandstof<br />

Diesel voor<br />

motorvoertuigen<br />

(specificatie EN590)<br />

162 TECHNISCHE GEGEVENS


INSPUITING/<br />

ONTSTEKING<br />

Uitvoering 2.0 16V<br />

Geïntegreerde elektronische “full<br />

group” inspuiting (gelijktijdige inspuiting<br />

van de 4 inspuitventielen) en ontsteking:<br />

een regeleenheid regelt zowel<br />

inspuitduur van de inspuiting (benzinedosering)<br />

als de ontstekingsvervroeging.<br />

– Type:.............................. Multipoint.<br />

– Luchtfilter: droog met verwisselbaar<br />

papieren element en thermostatisch<br />

geregelde luchttoevoer.<br />

– Brandstofpomp: ondergedompeld<br />

in brandstoftank.<br />

– Inspuitdruk: .......................... 3 bar.<br />

– Meetmethode voor de hoeveelheid<br />

i<strong>nl</strong>aatlucht: “Speed density”<br />

(*).<br />

– Mengselcorrectie: “closed loop”: 2<br />

lambdasondes, gemonteerd voor en<br />

achter de katalysator.<br />

– Ontstekingsvolgorde: 1 - 3 - 4 - 2.<br />

–Basis-ontstekingsvervroeging<br />

bij stationair toerental ........ 13°± 3°.<br />

– Bougies:<br />

........Bosch FR8ME<br />

– Elektrode-afstand:<br />

........0,80 mm<br />

(*) Analytische methode, d.m.v. de elektronische<br />

verwerking van gegevens die door de toerentalsensor<br />

van de motor (speed) en de temperatuursensor<br />

en de absolute-druksensor in<br />

het i<strong>nl</strong>aatspruitstuk (density) worden gemeten.<br />

ATTENTIE<br />

Modificaties of reparaties<br />

aan het brandstofsysteem<br />

die niet correct worden uitgevoerd<br />

en waarbij geen rekening wordt<br />

gehouden met de technische specificaties<br />

van het systeem, kunnen<br />

storingen in de werking en zelfs<br />

brand veroorzaken.<br />

TECHNISCHE GEGEVENS<br />

163


BRANDSTOFSYSTEEM<br />

Uitvoering 1.9 D<br />

– Indirecte dieselinspuiting.<br />

– Roterende inspuitpomp met<br />

Min/Max-regulateur en automatische<br />

inspuitmomentversteller.<br />

– Afstelling inspuitpomp bij begin<br />

inspuiting.<br />

– Inspuitvolgorde: 1 - 3 - 4 - 2.<br />

– Openingsdruk inspuitstukken: 130<br />

bar.<br />

– Stationair toerental: 800 ± 100<br />

min-1.<br />

– Droog luchtfilter.<br />

– Verwisselbaar brandstoffilter in<br />

motorruimte.<br />

– E.G.R.-systeem (indien aanwezig).<br />

164 TECHNISCHE GEGEVENS<br />

Uitvoering 2.0 JTD<br />

– Directe “common rail” dieselinspuiting<br />

met turbodrukvulling en intercooler.<br />

– Brandstofpomp: opvoerpomp in<br />

de tank, hoge-drukpomp voor toevoer<br />

naar inspuitventielen.<br />

– Inspuitvolgorde: 1 - 3 - 4 - 2.<br />

– Luchtfilter: droog element gemonteerd<br />

op carrosserie, via rubber slang<br />

verbonden met de motor.<br />

– Dieselfilter.<br />

– Door uitlaatgas aangedreven turbocompressor<br />

met overdrukklep<br />

(waste-gate).<br />

– Turbodruk max. 1 bar bij toerental<br />

van max. vermogen.<br />

– E.G.R.-systeem, elektronisch geregeld<br />

door een regeleenheid op basis<br />

van: koelvloeistoftemperatuur, motortoerental<br />

en motorbelasting (gaspedaalstand).<br />

ATTENTIE<br />

Modificaties of reparaties aan<br />

het brandstofsysteem die niet<br />

correct worden uitgevoerd en waarbij<br />

geen rekening wordt gehouden met de<br />

technische specificaties van het systeem,<br />

kunnen storingen in de werking<br />

en zelfs brand veroorzaken.


SMEERSYSTEEM<br />

Uitvoeringen 2.0 16V - 1.9 D<br />

Smering onder druk d.m.v. een<br />

tandwieloliepomp met ingebouwde<br />

oliedrukregelklep.<br />

Tandwieloliepomp: aangedreven via<br />

een getande riem.<br />

Reiniging van de motorolie in een<br />

fullflow-oliefilterelement.<br />

Koelvloeistofgekoelde oliekoeler:<br />

om de maximum temperatuur van de<br />

motorolie te begrenzen.<br />

Uitvoering 2.0 JTD<br />

Smering onder druk d.m.v. een<br />

tandwieloliepomp met ingebouwde<br />

oliedrukregelklep. Reiniging van de<br />

motorolie in een fullflow-oliefilterelement.<br />

KOELING<br />

Uitvoeringen 2.0 16V - 1.9 D<br />

Koelsysteem met radiateur, centrifugale<br />

waterpomp en expansiereservoir.<br />

Thermostaat met “by-pass”-regeling<br />

in het secundaire circuit voor de<br />

recirculatie van de motor naar de<br />

radiateur.<br />

Elektroventilateur voor het koelen<br />

van de radiateur, geregeld d.m.v. een<br />

thermoschakelaar in de radiateur.<br />

Uitvoering 2.0 JTD<br />

Koelsysteem met radiateur, centrifugale<br />

waterpomp en expansiereservoir.<br />

Thermostaat in het secundaire circuit<br />

voor de recirculatie van de motor<br />

naar de radiateur.<br />

Elektroventilateur voor het koelen<br />

van de radiateur met in-/uitschakeling,<br />

geregeld door de regeleenheid.<br />

TECHNISCHE GEGEVENS<br />

165


TRANSMISSIE<br />

KOPPELING<br />

“Meervoudige plaatkoppeling in oliebad”.<br />

Mechanisch bediende koppeling,<br />

behalve uitvoering 2.0 JTD, met koppelingspedaal<br />

zonder vrije slag en<br />

afstelbaar.<br />

Voor uitvoering 2.0 JTD een hydraulisch<br />

bediende koppeling.<br />

1<br />

2.0 16V<br />

3,454<br />

1,870<br />

1,280<br />

0,951<br />

0,745<br />

3,332<br />

e versnelling<br />

2 e versnelling<br />

3 e versnelling<br />

4 e versnelling<br />

5 e versnelling<br />

achteruit<br />

* uitvoering met RHX-motor<br />

** uitvoering met RHZ-motor<br />

166 TECHNISCHE GEGEVENS<br />

1.9 D<br />

3,455<br />

1,870<br />

1,280<br />

0,951<br />

0,745<br />

3,333<br />

HANDGESCHAKELDE<br />

VERSNELLINGSBAK EN<br />

DIFFERENTIEEL<br />

Vijf gesynchroniseerde versnellingen<br />

vooruit en één versnelling achteruit.<br />

De overbrengingsverhoudingen zijn:<br />

2.0 JTD8V* 2.0 JTD 8V**<br />

3,250 3,417<br />

1,783 1,783<br />

1,121 1,121<br />

0,795 0,795<br />

0,608 0,608<br />

3,154 3,154<br />

2.0 JTD16V<br />

3,417<br />

1,783<br />

1,121<br />

0,795<br />

0,608<br />

3,154<br />

Aandrijving van de voorwielen m.b.v.<br />

aandrijfassen die via homokinetische<br />

koppelingen verbonden zijn met het<br />

differentieel en de wielen.<br />

Rechte eindoverbrenging en differentieel<br />

ingebouwd in het versnellingsbakhuis.<br />

De overbrengingsverhoudingen zijn:<br />

2.0 16V 4,429 14/62<br />

1.9 D 4,933 (4,765)* 15/74 (17/81)*<br />

2.0 JTD 8V<br />

(RHZ) 4,467 15/67<br />

2.0 JTD 8V<br />

(RHX) 5,071 14/71<br />

2.0 JTD 16V 4,467 15/67<br />

(*) uitvoering Combi<br />

Rechte<br />

eindreductie<br />

Aantal<br />

tanden


REMMEN<br />

VOETREM<br />

Voor: schijfremmen met zwevende<br />

remtangen, één remcilinder per wiel<br />

en remblokslijtage-sensoren.<br />

Achter: trommelremmen met zelfcentrerende<br />

remschoenen en micrometrisch<br />

mechanisme voor corrigeren<br />

van de speling.<br />

Diagonaal gescheiden hydraulisch<br />

remsysteem.<br />

Onderdrukrembekrachtiger van 10”.<br />

Remdrukregelaar in het hydraulische<br />

remcircuit van de achterremmen.<br />

ATTENTIE<br />

Water, sneeuw en strooizout<br />

op wegen kunnen zich<br />

afzetten op de remschijven waardoor<br />

de gewenste remvertraging<br />

iets later wordt bereikt.<br />

ATTENTIE<br />

Let op bij de montage van<br />

spoilers, lichtmetalen velgen<br />

en niet standaard wieldoppen: ze kunnen<br />

de ventilatie van de remmen verminderen<br />

en daarmee hun doelmatigheid<br />

tijdens krachtig en veelvuldig<br />

remmen of bij lange afdalingen.<br />

HANDREM<br />

De handrem werkt mechanisch<br />

d.m.v. een handremhefboom op de<br />

remschoenen van de achterwielen.<br />

WIELOPHANGING<br />

VOORWIELOPHANGING<br />

Onafhankelijke wielophanging, type<br />

McPherson.<br />

Telescopische schokdempers met<br />

behulp van een elastische verbinding<br />

aan de carrosserie bevestigd en met<br />

rubberen stofhoezen.<br />

Coaxiaal ten opzichte van de schokdemper<br />

geplaatste schroefveren met<br />

aanslagrubbers.<br />

Triangel-wieldraagarm met behulp<br />

van een dubbelconische bus aan de<br />

carrosserie bevestigd en voorzien van<br />

een fuseekogel.<br />

ACHTER<br />

Torsie-as met schroefveer.<br />

Verticaal geplaatste telescopische<br />

schokdempers die in de wielkuip aan<br />

de carrosserie bevestigd zijn.<br />

Dubbele aanslagrubbers bevestigd<br />

aan de chassisbalk.<br />

Aansluiting voor de remdrukregelaar.<br />

TECHNISCHE GEGEVENS<br />

167


STUURINRICHTING<br />

Samendrukbare, energie-absorberende<br />

stuurkolom en stuurwiel.<br />

“For life” gesmeerd tandheugelstuurhuis.<br />

Hydraulische stuurbekrachtiging<br />

(indien aanwezig).<br />

Minimum draaicirkel:<br />

– onbekrachtigd stuurhuis: 11,6 m<br />

– met hydraulische stuurbekrachtiging:<br />

11,8 m.<br />

Aantal stuuromwentelingen van aanslag<br />

tot aanslag:<br />

– onbekrachtigd stuurhuis: 4,6<br />

– met hydraulische stuurbekrachtiging:<br />

3.<br />

Houd bij draaiende<br />

motor het stuurwiel niet<br />

langer dan 15 seconden<br />

tegen de aanslag bij maximum<br />

stuuruitslag: er ontstaat overmatig<br />

geluid en er bestaat de mogelijkheid<br />

dat de stuurinrichting<br />

beschadigd wordt.<br />

168 TECHNISCHE GEGEVENS<br />

WIELEN<br />

VELGEN EN BANDEN<br />

Geperst stalen velgen.<br />

Tubeless radiaalbanden.<br />

Op de typegoedkeuring zijn bovendien<br />

alle goedgekeurde banden aangegeven.<br />

Voor de rijveiligheid is het noodzakelijk<br />

dat u zich aan de voorgeschreven<br />

afmetingen houdt en dat alle<br />

wielen zijn voorzien van banden van<br />

hetzelfde merk en hetzelfde type.<br />

BELANGRIJK In tubeless banden<br />

mogen geen binnenbanden gebruikt<br />

worden. Lichtmetalen velgen mogen<br />

nooit met de wielbouten voor stalen<br />

velgen worden gemonteerd en<br />

omgekeerd. Zie voor nadere informatie<br />

over velgen en wielbouten de<br />

gedetailleerde aanwijzingen in de paragraaf<br />

“Een lekke band”.<br />

SNEEUWKETTINGEN<br />

Zie de aanwijzingen in het hoofdstuk<br />

“Correct gebruik van de auto”.<br />

Velgmaat Bandenmaat<br />

2.0 16V 15” x 6 1 / 2 J H2 205/65 R15 94T<br />

1.9 D 14” x 6J 195/70 R14 91T<br />

2.0 JTD 8V 15” x 6 1 / 2 J H2 205/65 R15 94T<br />

2.0 JTD 16V 15” x 6 1 / 2 J H2 205/65 R15 94T


ELEKTRISCHE<br />

INSTALLATIE<br />

ACCU<br />

Met min aan massa.<br />

Spanning van de elektrische installatie:<br />

12 Volt.<br />

Capaciteit bij<br />

ontlading<br />

in 20 uur<br />

Startstroom<br />

in koude<br />

toestand (–18°C)<br />

2.0 16V 50Ah 300A<br />

1.9 D 50Ah 300A<br />

2.0 JTD 8V 60Ah 400A<br />

2.0 JTD 16V 60Ah 400A<br />

Voor bepaalde landen kunnen zwaardere accu’s zijn gemonteerd.<br />

ATTENTIE<br />

Modificaties of reparaties aan<br />

de elektrische installatie die<br />

niet correct worden uitgevoerd en<br />

waarbij geen rekening wordt gehouden<br />

met de technische specificaties van het<br />

systeem, kunnen storingen in de<br />

werking en zelfs brand veroorzaken.<br />

DYNAMO<br />

Gelijkrichter met diodes en ingebouwde<br />

elektronische spanningsregelaar.<br />

Het laden van de accu begint<br />

zodra de motor is aangeslagen.<br />

STARTMOTOR<br />

Met vrijlooprondsel. Inschakeling<br />

d.m.v. solenoïde via start-/contactslot<br />

bediend.<br />

TECHNISCHE GEGEVENS<br />

Nominale maximum<br />

laadstroom<br />

2.0 16V 80A (120A)<br />

1.9 D 70A<br />

2.0 JTD 8V (95 PK) 90A (120A)<br />

2.0 JTD 8V (110 PK) 150A<br />

2.0 JTD 16V 150A<br />

( ) Uitvoeringen met handbediende airconditioning<br />

Nominaal vermogen<br />

2.0 16V 1,1 kW<br />

1.9 D 1,7 kW (2,2 kW)*<br />

2.0 JTD 8V 2,0 kW<br />

2.0 JTD 16V 2,0 kW<br />

* Bepaalde markten<br />

169


PRESTATIES<br />

Max. snelheid na inrijperiode van de<br />

auto, in km/h.<br />

1 e versnelling<br />

2 e versnelling<br />

3 e versnelling<br />

4 e versnelling<br />

5 e versnelling<br />

achteruit<br />

2.0 16V<br />

49<br />

91<br />

134<br />

172<br />

175<br />

51<br />

170 TECHNISCHE GEGEVENS<br />

1.9 D<br />

31<br />

58<br />

84<br />

114<br />

138<br />

32<br />

2.0 JTD 8V<br />

(95 PK)<br />

29<br />

52<br />

83<br />

117<br />

160<br />

34<br />

2.0 JTD 8V<br />

(110 PK)<br />

31<br />

59<br />

95<br />

133<br />

165<br />

34<br />

2.0 JTD 16V<br />

31<br />

59<br />

95<br />

133<br />

165<br />

34


GEWICHTEN<br />

BESTELUITVOERING MET/ZONDER RUITEN<br />

Gewichten (kg)<br />

Rijklaar gewicht (met volle reservoirs,<br />

reservewiel, gereedschap en accessoires):<br />

Nuttig laadvermogen inclusief<br />

de bestuurder (1):<br />

Max. toelaatbaar gewicht (2)<br />

- vooras:<br />

- achteras:<br />

- totaalgewicht:<br />

Max. dakbelasting:<br />

Gewicht van de aanhanger<br />

- geremd:<br />

- ongeremd:<br />

2.0 16V<br />

1334 ÷ 1533 (▼)<br />

Max. gewicht op de<br />

trekhaak (geremde aanhanger):<br />

60<br />

60<br />

(1) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (trekhaak, enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor het totale laadvermogen met hetzelfde gewicht<br />

daalt.<br />

(2) Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de auto zodanig wordt beladen dat<br />

deze limieten niet worden overschreden.<br />

(▼) Afhankelijk van de uitvoering<br />

–<br />

1230<br />

1300<br />

2185<br />

150<br />

1300<br />

750<br />

1.9 D<br />

1560 ÷ 1595 (▼)<br />

–<br />

1230<br />

1230<br />

2205<br />

150<br />

1100<br />

750<br />

TECHNISCHE GEGEVENS<br />

171


BESTELUITVOERING MET/ZONDER RUITEN<br />

Gewichten (kg)<br />

Rijklaar gewicht (met volle reservoirs,<br />

reservewiel, gereedschap en accessoires):<br />

Nuttig laadvermogen inclusief<br />

de bestuurder (1):<br />

Max. toelaatbaar gewicht (2)<br />

- vooras:<br />

- achteras:<br />

- totaalgewicht:<br />

Max. dakbelasting:<br />

Gewicht van de aanhanger<br />

- geremd:<br />

- ongeremd:<br />

Max. gewicht op de<br />

trekhaak (geremde aanhanger):<br />

60<br />

60<br />

60<br />

60<br />

(1) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (trekhaak, enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor het totale laadvermogen met hetzelfde gewicht daalt.<br />

(2) Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de auto zodanig wordt beladen dat deze<br />

limieten niet worden overschreden.<br />

(3) Max. toelaatbaar gewicht voor combinatie mag niet hoger zijn dan 3500 kg.<br />

* Uitvoering met verhoogd laadvermogen.<br />

(▼) Afhankelijk van de uitvoering<br />

172 TECHNISCHE GEGEVENS<br />

1.9 D<br />

lange<br />

wielbasis<br />

1375 ÷ 1595 (▼)<br />

–<br />

1230<br />

1230<br />

2205<br />

150<br />

1100<br />

750<br />

2.0 JTD 8V<br />

1397 ÷ 1607 (▼)<br />

–<br />

1230<br />

1300<br />

2250<br />

150<br />

1300<br />

750<br />

2.0 JTD 8V*<br />

1651<br />

–<br />

1230<br />

1300<br />

2330<br />

150<br />

1300 (3)<br />

750<br />

2.0 JTD 8V<br />

lange<br />

wielbasis<br />

1435<br />

–<br />

1230<br />

1300<br />

2330<br />

150<br />

1300<br />

750


COMBI<br />

Gewichten (kg)<br />

Rijklaar gewicht<br />

(met volle reservoirs, reservewiel,<br />

gereedschap en accessoires):<br />

Nuttig laadvermogen inclusief<br />

de bestuurder (1):<br />

Max. toelaatbaar gewicht (2)<br />

- vooras:<br />

- achteras:<br />

- totaalgewicht:<br />

Max. dakbelasting:<br />

Gewicht van de aanhanger<br />

- geremd:<br />

- ongeremd:<br />

Max. gewicht op de trekhaak<br />

(geremde aanhanger):<br />

2.0 16V<br />

1520 ÷ 1629 (*)<br />

5p+435 - 6p+360<br />

8p+210 - 9p+135<br />

1213 ÷ 1223 (*)<br />

1282 ÷ 1295 (*)<br />

2505<br />

150<br />

1300<br />

750<br />

60<br />

(1) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (opendak, trekhaak, enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor het totale laadvermogen met hetzelfde<br />

gewicht daalt. p = persoon = 70 kg<br />

(2) Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de auto zodanig wordt beladen dat<br />

deze limieten niet worden overschreden.<br />

1.9 D<br />

1476<br />

5p+354 - 6p+279<br />

8p+129 - 9p+54<br />

1230<br />

1230<br />

2205<br />

150<br />

1100<br />

750<br />

60<br />

2.0 JTD 8V<br />

1587 ÷ 1707 (*)<br />

5p+360 - 6p+285<br />

8p+135 - 9p+60<br />

1211 ÷ 1224 (*)<br />

1281 ÷ 1294 (*)<br />

2505<br />

150<br />

1300<br />

750<br />

60<br />

2.0 JTD 16V<br />

1598 ÷ 1715 (*)<br />

5p+360 - 6p+285<br />

8p+135 - 9p+60<br />

1218 ÷ 1223 (*)<br />

1282 ÷ 1287 (*)<br />

2505<br />

150<br />

1300<br />

750<br />

60<br />

TECHNISCHE GEGEVENS<br />

173


AFMETINGEN<br />

BESTEL - COMBI<br />

De afmetingen zijn aangegeven in<br />

mm.<br />

De hoogte heeft betrekking op een<br />

onbelaste auto.<br />

174 TECHNISCHE GEGEVENS<br />

fig. 5<br />

A B C D E F G H<br />

Normale wielb. 919 2824 779 4522 1540 1844 1540 1919÷1954<br />

Lange wielb. (alleen bestel) 919 3224 779 4922 1540 1844 1540 1919÷1954<br />

F0F0613m


VULLINGSTABEL<br />

Brandstoftank:<br />

incl. een reserve van:<br />

Motorkoelsysteem:<br />

Motorcarter:<br />

Carter en oliefilter:<br />

Handgeschakelde versnellingsbak<br />

en differentieel:<br />

Hydraulische stuurbekrachtiging:<br />

Hydraul. remcircuit voor en achter:<br />

Hydraul. remcircuit met ABS:<br />

Reservoir ruitensproeiers en<br />

koplampsproeiers (*):<br />

2.0 16V<br />

liter kg<br />

80 –<br />

5 ÷ 7 –<br />

8,5 –<br />

4,25 (4,25) 3,80<br />

4,50 (4,50) 4,00<br />

1,9 1,7<br />

1,3 1,17<br />

0,47 –<br />

0,52 –<br />

4,5 –<br />

(*) Met koplampsproeiers is de inhoud 10 liter<br />

( ) De waarden tussen haakjes hebben betrekking op de uitvoeringen met handbediende airconditioning.<br />

(❒) Voor temperaturen onder –20°C raden wij het gebruik aan van SELENIA PERFORMER SAE 5W-30.<br />

Voorgeschreven brandstof<br />

Aanbevolen producten<br />

Loodvrije superbenzine met<br />

octaangetal van ten minste 95 RON.<br />

Mengsel van gedestil. water en 50%<br />

PARAFLU 11<br />

SELENIA 20K (❒)<br />

TUTELA CAR ZC 75 SYNTH<br />

TUTELA GI/A<br />

TUTELA TOP 4<br />

TUTELA TOP 4<br />

Mengsel van water en<br />

DPI<br />

TECHNISCHE GEGEVENS<br />

175


Brandstoftank:<br />

incl. een reserve van:<br />

Motorkoel-:<br />

systeem:<br />

Motorcarter:<br />

Carter en oliefilter:<br />

Versnellingsbak<br />

en differentieel:<br />

Hydraulische stuurbekrachtiging:<br />

Hydraul. remcircuit voor<br />

en achter:<br />

Hydraul. remcircuit met<br />

ABS:<br />

Reservoir ruitensproeiers en<br />

koplampsproeiers (*):<br />

176 TECHNISCHE GEGEVENS<br />

1.9 D<br />

liter kg<br />

80 –<br />

5 ÷ 7 –<br />

8,5 –<br />

4,25 3,80<br />

4,50 4,00<br />

1,9 1,7<br />

1,3 1,17<br />

0,47 –<br />

0,52 –<br />

4,5 –<br />

2.0 JTD 8V - 2.0 JTD 16V<br />

liter kg<br />

80 –<br />

5 ÷ 7 –<br />

9 –<br />

4,20 (4,20) 3,80 (3,80)<br />

4,50 (4,50) 4,00 (4,00)<br />

1,9 1,7<br />

1,3 1,17<br />

0,47 –<br />

0,52 –<br />

4,5 –<br />

(*) Met koplampsproeiers is de inhoud 10 liter.<br />

( ) De waarden tussen haakjes hebben betrekking op de uitvoeringen met handbediende airconditioning.<br />

(▲) Voor temperaturen onder –15°C raden wij het gebruik aan van SELENIA WR DIESEL SAE 5W-40<br />

Voorgeschreven brandstof<br />

Aanbevolen producten<br />

Diesel voor motorvoertuigen<br />

(Specificatie EN590)<br />

Mengsel van gedestil. water en 50%<br />

PARAFLU 11<br />

SELENIA TURBO DIESEL (▲)<br />

TUTELA CAR ZC 75 SYNTH<br />

TUTELA GI/A<br />

TUTELA TOP 4<br />

TUTELA TOP 4<br />

Mengsel van water en<br />

DPI


SMEERMIDDELEN EN VLOEISTOFFEN<br />

AANBEVOLEN PRODUCTEN EN HUN SPECIFICATIES<br />

Gebruik<br />

Smering voor<br />

benzinemotoren (*)<br />

Smering voor<br />

dieselmotoren (▼)<br />

Specificaties van de smeermiddelen<br />

vloeistoffen voor een correct functioneren van de auto<br />

Multigrade motorolie SAE 10W-40 op synthetische basis; voldoet<br />

ruimschoots aan de specificaties ACEA A3-96, CCMC G5 en API SJ<br />

Multigrade motorolie SAE 5W-30 op synthetische basis;<br />

voldoet ruimschoots aan de specificaties ACEA A1 en API SJ<br />

Multigrade motorolie SAE 10W-40 op synthetische basis;<br />

voldoet ruimschoots aan de specificaties ACEA B3 en API CD<br />

Multigrade motorolie SAE 5W-30 op synthetische basis;<br />

voldoet ruimschoots aan de specificaties ACEA B3 en API CF<br />

(*) Bij temperaturen onder –20°C raden wij het gebruik aan van SELENIA PERFORMER SAE 5W-30<br />

(▼) Bij temperaturen onder –15°C raden wij het gebruik aan van SELENIA WR DIESEL SAE 5W-40<br />

Aanbevolen smeermiddelen<br />

en vloeistoffen<br />

SELENIA 20K<br />

SELENIA<br />

PERFORMER<br />

SELENIA<br />

TURBO DIESEL<br />

SELENIA<br />

WR DIESEL<br />

Toepassing<br />

TECHNISCHE GEGEVENS<br />

177<br />

P4B00293


Gebruik<br />

Olie en<br />

vetten voor<br />

krachtoverbrengingen<br />

Vloeistof voor<br />

remsysteem<br />

Antivries voor<br />

radiateur<br />

Vloeistof voor ruitensproeiers<br />

voor en achter<br />

koplampsproeiers<br />

Toevoeging voor<br />

dieselbrandstof<br />

178 TECHNISCHE GEGEVENS<br />

Specificaties van de smeermiddelen en vloeistoffen<br />

voor een correct functioneren van de auto<br />

SAE 75W-80 EP olie. Voldoet ruimschoots aan de specificaties<br />

API GL-5 en MIL-L-2105 D<br />

Olie type ATF DEXRON II D LEV, SAE 10W<br />

Synthetische remvloeistof, NHTSA. nr. 116 DOT 4, ISO 4925,<br />

SAE J-1703, CUNA NC 956-01<br />

Beschermingsmiddel met antivries op basis van glycolmonoethyleen,<br />

corrosiewerend, CUNA NC 956-16<br />

Mengsel van alcohol, water en oppervlakte-actieve stoffen<br />

CUNA NC 956-II<br />

Toevoeging voor dieselbrandstof met beschermende werking<br />

voor dieselmotoren<br />

Aanbev. smeermiddelen<br />

en vloeistoffen<br />

TUTELA CAR ZC<br />

75 SYNTH<br />

TUTELA GI/A<br />

TUTELA TOP 4<br />

PARAFLU 11<br />

DPI<br />

DIESEL MIX<br />

Toepassing<br />

Mechanische versnellingsbak<br />

en differentieel<br />

Automatische versn. bak<br />

Hydr. stuurbekrachtiging<br />

Hydraulisch remsysteem<br />

en koppelingbediening<br />

Mengverhouding:<br />

50% tot –35 °C<br />

Onverdund gebruiken<br />

Vermengen met dieselolie<br />

(25 cm 3 per 10 liter)


BRANDSTOFVERBRUIK<br />

Het brandstofverbruik dat in de tabellen<br />

is opgenomen, is gemeten volgens<br />

een vastgestelde testmethode die<br />

in EU-normen is vastgelegd.<br />

Het brandstofverbruik is gemeten tijdens:<br />

– een stadsrit: opgebouwd uit een<br />

koude start gevolgd door een gesimuleerde,<br />

normale testrit in stadsverkeer;<br />

– een rit buiten de stad: waarbij<br />

veelvuldig wordt geaccelereerd in alle<br />

versnellingen en waarmee een normaal<br />

gebruik van de auto buiten de<br />

stad wordt gesimuleerd; de snelheid<br />

varieert tussen de 0 en 120 km/h;<br />

– voor het bepalen van het gecombineerd<br />

verbruik telt de waarde van<br />

het stadsverkeer mee voor 37% en de<br />

waarde van de buitenweg voor 63%.<br />

BELANGRIJK Het soort wegdek,<br />

verkeerssituatie, atmosferische<br />

omstandigheden, rijstijl, algemene<br />

conditie van de auto, uitrustingsniveau,<br />

gebruik van de airconditioning,<br />

lading van de auto,<br />

imperiaal op het dak en andere situaties<br />

die de aërodynamica kunnen<br />

beïnvloeden, kunnen in de<br />

praktijk een brandstofverbruik<br />

opleveren, dat afwijkt van de resultaten<br />

die tijdens de hierboven<br />

beschreven tests zijn bereikt (zie<br />

“Kostenbesparing en beperking<br />

van de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen”<br />

in het hoofdstuk<br />

“Correct gebruik van de auto”).<br />

Brandstofverbruik vlgns. 1999/100/EU-normen<br />

(liters x 100 km) Stadsrit Buitenweg Gecombineerd<br />

2.0 16V 12,0 7,3 9,0<br />

2.0 16V aut. 13,6 7,2 9,5<br />

2.0 JTD 16V Combi 8,9 6,0 7,0<br />

Brandstofverbruik volgens 93/116/EU-normen<br />

(liters x 100 km) Stadsrit Buitenweg Gecombineerd<br />

1.9 D 10,1 6,6 7,9<br />

2.0 JTD 8V (95 PK) Combi 8,7 5,9 7,0<br />

2.0 JTD 8V (110 PK) Combi 8,7 5,6 6,7<br />

TECHNISCHE GEGEVENS<br />

179


CO 2-EMISSIE<br />

VIA DE UITLAAT<br />

De CO 2 -emissie via de uitlaat is<br />

gemeten op een gemiddeld gecombineerd<br />

traject. De maximale waarden<br />

zijn in onderstaande tabellen weergegeven.<br />

CO2-emissie vlgns.<br />

EU 1999/100-normen<br />

(g/km)<br />

2.0 16V 216<br />

2.0 16V aut. 227<br />

2.0 JTD 16V 186<br />

CO2-emissie vlgns.<br />

EU 93/116-normen<br />

(g/km)<br />

1.9 D 211<br />

2.0 JTD 8V (95 PK) 182<br />

2.0 JTD 8V (110 PK) 180<br />

180 TECHNISCHE GEGEVENS<br />

INVLOED VAN DE RIJ- EN GEBRUIKSOMSTANDIGHEDEN<br />

OP HET BRANDSTOFVERBRUIK<br />

80÷100%<br />

Maximumsnelheid (gaspedaal geheel<br />

ingetrapt) (fig. 7)<br />

+10÷15%<br />

Bergachtige trajecten (fig. 8)<br />

fig. 7<br />

fig. 8<br />

F0F0331m<br />

F0F0334m


+5%<br />

Imperiaal of ruiten voor de helft<br />

open (fig. 9)<br />

+5%<br />

Ingeschakelde airconditioning (fig.<br />

10)<br />

fig. 9<br />

fig. 10<br />

F0F0333m<br />

F0F0332m<br />

TECHNISCHE GEGEVENS<br />

181


BANDENSPANNING<br />

Bandenspanning in koude toestand (bar)<br />

Bij warme banden moet de bandenspanning 0,3 bar hoger zijn dan de voorgeschreven waarde.<br />

182 TECHNISCHE GEGEVENS<br />

Bandenmaat Onbelast en gemidd. belading Volbeladen<br />

Voor Achter Voor Achter<br />

2.0 16V 205/65 R15 94T 2,5 2,5 2,5 3,0<br />

2.0 16V<br />

(verhoogd laadverm.) 205/65 R15 94T 2,6 2,6 2,6 3,2<br />

1.9 D 195/70 R14 91T 2,5 2,5 2,5 3,0<br />

2.0 JTD 8V 205/65 R15 94T 2,5 2,5 2,5 3,0<br />

2.0 JTD 8V<br />

(verhoogd laadverm.) 205/65 R15 94T 2,6 2,6 2,6 3,2<br />

2.0 JTD 16V 205/65 R15 94T 2,5 2,5 2,5 3,0


Wielen<br />

Op de portierstijl aan bestuurderszijde,<br />

zoals aangegeven in fig. 11,<br />

bevindt zich het identificatieplaatje fig.<br />

12 waarop het volgende is aangegeven:<br />

A - Bandenspanning bij onbelaste<br />

auto.<br />

B - Bandenspanning bij volle belading.<br />

C - Bandenmaat.<br />

D - Velgmaat.<br />

fig. 11<br />

F0F0325m<br />

E - Gemonteerd bandentype.<br />

F - Productiedatum van de auto.<br />

G - Leeg vakje.<br />

H - Kleurcode lak.<br />

I - Oplopend productienummer.<br />

fig. 12<br />

TECHNISCHE GEGEVENS<br />

183<br />

F0F0278m


ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

Aansteker...............................................67<br />

Aanvullende werkzaamheden ............135<br />

Aanwijzingen voor het laden................94<br />

ABS.............................................................75<br />

Accu<br />

- opladen................................................121<br />

- starten met een hulpaccu ...............121<br />

- technische gegevens.........................169<br />

- vloeistofniveau...................................144<br />

Achterruitverwarming ...........................56<br />

Achteruitrijlichten.................................114<br />

Afmetingen .............................................174<br />

Afstandsbediening centrale<br />

portiervergrendeling .........................12<br />

Airbag ........................................................77<br />

Airbags aan de zijkant ..........79-80-81-82<br />

Airconditioning, handbediend<br />

- airconditioning (koeling)....................52<br />

- bedieningsknoppen .............................51<br />

- onderhoud..........................................151<br />

Asbak .........................................................66<br />

Auto langere tijd stallen ......................103<br />

Autoradio..................................................84<br />

- antenne..................................................85<br />

- bedieningsknoppen op het stuur.....85<br />

184 ALFABETISCH REGISTER<br />

- luidsprekers..........................................85<br />

- schema van de voorbereide<br />

bedrading en aansluitingen..............182<br />

- standaarduitrusting .............................80<br />

- voeding ..................................................85<br />

Bandenspanning..........................147-182<br />

Benzinedamp-opvangsysteem...............86<br />

Bescherming van het milieu............89-98<br />

Bij een ongeval.......................................124<br />

- als er gewonden zijn ........................125<br />

- verbandtrommel ...............................125<br />

Bougies....................................................147<br />

Brandstof<br />

- brandstofmeter....................................45<br />

- brandstof-noodschakelaar.................58<br />

- dop van de brandstoftank .................84<br />

Brandstofmeter .......................................40<br />

Brandstof-noodschakelaar ....................58<br />

Brandstofverbruik.................................179<br />

Carrosserie<br />

- onderhoud..........................................151<br />

- uitvoeringen .......................................158<br />

Centrale portiervergrendeling.............70<br />

Claxon .......................................................53<br />

CO2-emissie via de uitlaat..................180<br />

Controle- en waarschuwingslampjes<br />

- aangetrokken handrem......................47<br />

- brandstofreserve.................................45<br />

- buitenverlichting..................................44<br />

- defect in anti-blokkeersysteem<br />

(ABS)......................................................44<br />

- dimlicht..................................................44<br />

- grootlicht ..............................................44<br />

- remlichten.............................................46<br />

- richtingaanwijzers (pijlen) ................44<br />

- storing in airbag...................................45<br />

- storing in motormanagementsysteem<br />

(EOBD) .................................................45<br />

- te hoge koelvloeistoftemperatuur ..47<br />

- te laag koelvloeistofniveau ................47<br />

- te laag remvloeistofniveau ...............46<br />

- te lage laadstroom naar accu ...........46<br />

- te lage motoroliedruk........................47<br />

- versleten remblokken voor..............44<br />

- voorgloeibougies.................................46<br />

Correct gebruik van de auto ......91<br />

Cruise-control .........................................57<br />

Dashboard..........................................9-10<br />

Dashboardkastje/opbergvak .................65<br />

Derde remlicht......................................115<br />

Dieselfilter (condens aftappen)..........143<br />

Digitaal klokje ..........................................34


Dimlicht<br />

- bediening...............................................53<br />

- gloeilamp vervangen.........................112<br />

Driewegkatalysator.................................85<br />

Duplicaatsleutels .....................................11<br />

Dynamo...................................................169<br />

Economisch en milieubewust<br />

rijden......................................................98<br />

Elektrische ruitbediening.......................71<br />

Elektronische regeleenheden.............146<br />

EOBD (het systeem)..............................83<br />

Extra accessoires ..................................104<br />

<strong>Fiat</strong> CODE startblokkering ................11<br />

Gewichten...........................................171<br />

Gloeilamp (vervangen van een) .........110<br />

Gordelspanners.......................................21<br />

Grootlicht<br />

- bediening...............................................53<br />

- gloeilamp vervangen.........................112<br />

- grootlichtsignaal ..................................53<br />

Handrem ................................................93<br />

Hendels aan het stuur<br />

- linker hendel ........................................52<br />

- rechter hendel .....................................55<br />

Hoofdsteunen ..........................................16<br />

Identificatiegegevens...........................155<br />

Imperiaal/skidrager<br />

(montagevoorbereiding)....................73<br />

Instrumenten......................................31-39<br />

Instrumentenpaneel..........................29-30<br />

Interieur..................................................154<br />

Interieuruitrusting...................................65<br />

Interieurverlichting .................................65<br />

- gloeilamp vervangen.........................115<br />

Kentekenplaatverlichting..................114<br />

Kinderen veilig vervoeren.....................24<br />

Koelvloeistoftemperatuurmeter....32-39<br />

Koplampen<br />

- koplampen afstellen............................74<br />

- koplampverstelling..............................56<br />

- stand koplampen corrigeren ...........74<br />

Koplampsproeiers ................................150<br />

Koplampverstelling .................................56<br />

Koppeling................................................166<br />

Kostenbesparing en beperking van de<br />

uitstoot van schadelijke<br />

uitlaatgassen .........................................96<br />

Krik ..........................................................107<br />

Lak..........................................................152<br />

Lambdasonde ...........................................90<br />

Lichtsterkteregelaar<br />

instrumentenpaneel............................34<br />

Luchtfilter ...............................................143<br />

Luchtrecirculatie .....................................51<br />

Luchtroosters, verstelbaar<br />

en regelbaar ........................................49<br />

Mistachterlicht<br />

- bediening...............................................54<br />

- gloeilamp vervangen.........................114<br />

Motor<br />

- koelsysteem .......................................165<br />

- motorcode .........................................155<br />

- ontsteking...........................................163<br />

- smeersysteem....................................165<br />

- technische gegevens.........................160<br />

- voeding................................................163<br />

Motor starten<br />

- benzinemotor starten ........................91<br />

- dieselmotor starten............................91<br />

- motor opwarmen na het starten ....92<br />

- motor uitzetten...................................92<br />

- rollend starten.............................92-106<br />

- start-/contactslot.................................14<br />

- starten met een hulpaccu ...............105<br />

Motorkap ..................................................72<br />

Motorolie<br />

ALFABETISCH REGISTER<br />

185


- oliepeil controleren..........................139<br />

- technische specificaties ...........175-176<br />

- verbruik...............................................140<br />

Motorolieverbruik................................135<br />

Motorruimte (reinigen).......................153<br />

Niveau van de koelvloeistof ............140<br />

Niveau van de motorolie ....................139<br />

Niveau van de olie van de<br />

stuurbekrachtiging ............................141<br />

Niveau van de remvloeistof................142<br />

Niveau van de ruiten-<br />

/koplampsproeiervloeistof..............141<br />

Niveaus controleren ............................136<br />

Noodgevallen .............................105<br />

Onderhoud<br />

- aanvullende werkzaamheden .........135<br />

Onderhoud van de auto............126<br />

- geprogrammeerd onderhoud .......126<br />

- onderhoudsschema ..........................127<br />

Onderhoudsmeter............................35-41<br />

Ontwasemen/ontdooien<br />

- achterruiten..........................................50<br />

- voorruit.................................................50<br />

- zijruiten voor .......................................50<br />

Opbergvak ................................................65<br />

Opkrikken van de auto........................122<br />

186 ALFABETISCH REGISTER<br />

Parkeerverlichting<br />

- bediening...............................................53<br />

- gloeilamp achter vervangen............114<br />

- gloeilamp voor vervangen .............112<br />

Parkeren....................................................93<br />

Periodieke controles en voor lange<br />

reizen...................................................104<br />

Portieren...................................................67<br />

Prestaties ................................................170<br />

Remlichten...........................................114<br />

Remmen<br />

- vloeistofniveau...................................142<br />

- voetrem ..............................................167<br />

Richtingaanwijzers (pijlen)<br />

- bediening...............................................54<br />

- gloeilamp achter vervangen............114<br />

- gloeilamp op voorspatbord<br />

vervangen ...........................................113<br />

- gloeilamp voor vervangen .............112<br />

Rubber slangen......................................149<br />

Ruiten<br />

- reinigen ...............................................153<br />

- schuiframen ..........................................71<br />

Ruitensproeiers voor<br />

- bediening...............................................55<br />

- vloeistofniveau...................................141<br />

Ruitenwissers<br />

- bediening...............................................55<br />

- ruitensproeiers..................................150<br />

- wisserbladen ......................................149<br />

Slepen van de auto.............................123<br />

Sleutels ......................................................11<br />

Smeermiddelen (specificaties)............177<br />

Sneeuwkettingen...................................103<br />

Snelheid (maximum).............................170<br />

Snelheidsmeter ........................................39<br />

Spiegels<br />

- achteruitkijkspiegel .............................18<br />

- buitenspiegels.......................................18<br />

- met elektrische bediening.................18<br />

Startmotor .............................................169<br />

Stoelen.......................................................15<br />

- reinigen ...............................................152<br />

- stoelen van de 3e rij neerklappen en<br />

verwijderen ..........................................16<br />

- toegang zitplaatsen achter ................16<br />

- verwarming voorstoelen...................15<br />

Stuurbekrachtiging<br />

- vloeistofniveau...................................141<br />

Stuurinrichting .......................................168<br />

Stuurslot....................................................14<br />

Stuurwiel...................................................17<br />

Suggesties voor nuttige<br />

accessoires .........................................104


Symbolen.....................................................6<br />

Tanken met de <strong>Scudo</strong>...........................87<br />

Technische gegevens.................155<br />

Toerenteller.......................................33-40<br />

Transmissie ...........................................166<br />

Trekken van aanhangers<br />

- voorzorgsmaatregelen .......................99<br />

Uitlaatgasrecirculatie ...........................86<br />

Veiligheidsgordels<br />

- algemene richtlijnen............................19<br />

- gebruik...................................................19<br />

- hoogteverstelling.................................20<br />

- onderhoud............................................23<br />

Ventilatie ...................................................48<br />

Verbandtrommel (E.H.B.O) ...............117<br />

Versnellingsbak<br />

- gebruik autom. versnellingsbak........59<br />

- gebruik handgeschakelde<br />

versnellingsbak.....................................58<br />

- overbrengingsverhoudingen...........170<br />

Verwarming en ventilatie ......................49<br />

Vullingstabel ...........................................175<br />

Waarschuwingsknipperlichten .........56<br />

Wegwijs in uw auto .......................9<br />

Wiel (verwisselen)................................108<br />

Wielen.....................................................147<br />

- een lekke band ..................................106<br />

Wielophanging.......................................167<br />

Wisserbladen.........................................149<br />

Zekeringen...........................................116<br />

Zonnekleppen..........................................67<br />

ALFABETISCH REGISTER<br />

187


NOTITIES<br />

188


189


OLIE VERVERSEN?<br />

DE EXPERTS<br />

ADVISEREN<br />

SELENIA.<br />

Uw nieuwe auto is ontwikkeld met<br />

producten van de FL Group.<br />

Bij de werkplaatsen van het <strong>Fiat</strong>-dealernet<br />

kunt u Selenia-motorolie verkrijgen.<br />

35.000 Motorexperts in heel Europa<br />

adviseren Selenia voor een<br />

maximale bescherming van de motor<br />

in uw auto.<br />

VRAAG UW DEALER<br />

NAAR SELENIA.


SELENIA: DE PERFECTE KEUZE VOOR UW AUTO<br />

De motor van uw nieuwe auto is ontwikkeld met Selenia<br />

20K; een synthetische motorolie die voldoet aan<br />

de meest geavanceerde internationale specificaties.<br />

SELENIA 20K verbetert de eigenschappen van de<br />

motor en garandeert optimale prestaties en maximale<br />

bescherming.<br />

SELENIA 20K<br />

Top Quality fuel economy motorolie volgens API SJspecificaties<br />

voor normale, turbo- of multikleps-benzinemotoren.<br />

Brandstofbesparing tot 2% en maximale stabiliteit bij<br />

hoge temperaturen.<br />

SELENIA PERFORMER<br />

Speciale motorolie voor een optimale werking van<br />

benzinemotoren onder zeer extreme klimatologische<br />

omstandigheden (starten tot zelfs –35°C).<br />

SELENIA TURBO DIESEL<br />

Motorolie voor normale, turbo- of multikleps-dieselmotoren.<br />

Voordelen:<br />

• uitstekende vloeibaarheid bij lage temperaturen<br />

• maximale stabiliteit bij hoge temperaturen<br />

• optimale reiniging van de motor.<br />

SELENIA WR DIESEL<br />

Speciale motorolie voor normale, turbo- of multiklepsdieselmotoren<br />

voor een optimale werking onder zeer extreme<br />

klimatologische omstandigheden (starten tot zelfs<br />

–35°C).<br />

ANALYSE VAN GEBRUIKTE MOTOROLIE:<br />

VISCOSITEITSTOENAME BIJ 40°C (*)<br />

SELENIA 20K REFERENTIEPRODUCT (*) ASTM D445<br />

Selenia 20K is afgestemd op de nieuwe generatie<br />

motoren en dank zij de uitstekende chemische stabiliteit<br />

kunnen de verversingsintervallen worden verlengd<br />

tot 20.000 km, waarbij een langdurige reiniging<br />

is gegarandeerd.<br />

SELENIA: DE KRACHT ACHTER UW MOTOR<br />

%<br />

16<br />

14<br />

12<br />

10 86420<br />

0 2500 5000 7500 10000 12500 15000 17500 20000<br />

km<br />

Verontreinig het milieu niet met afgewerkte olie.


BANDENSPANNING IN KOUDE TOESTAND (bar)<br />

Bandenmaat Bij gemidd. belading Volbeladen<br />

Voor Achter Voor Achter<br />

2.0 16V 205/65 R15 94T 2,5 2,5 2,5 3,0<br />

2.0 16V<br />

(verhoogd laadverm.) 205/65 R15 94T 2,6 2,6 2,6 3,2<br />

1.9 D 195/70 R14 91T 2,5 2,5 2,5 3,0<br />

2.0 JTD 8V 205/65 R15 94T 2,5 2,5 2,5 3,0<br />

2.0 JTD 8V<br />

(verhoogd laadverm.) 205/65 R15 94T 2,6 2,6 2,6 3,2<br />

2.0 JTD 16V 205/65 R15 94T 2,5 2,5 2,5 3,0<br />

Bij warme banden moet de bandenspanning 0,3 bar hoger zijn dan de voorgeschreven waarde<br />

MOTOROLIE VERVERSEN<br />

2.0 16V 1.9 D 2.0 JTD 8V - 2.0 JTD 16V<br />

liter kg liter kg liter kg<br />

Motorcarter 4,25 (4,25) 3,80 4,25 3,80 4,20 (4,20) 3,80 (3,80)<br />

Motorcarter en filter 4,50 (4,50) 4,00 4,50 4,00 4,50 (4,50) 4,00 (4,00)<br />

Verontreinig het milieu niet met afgewerkte olie.<br />

( ) De waarden tussen haakjes hebben betrekking op uitvoeringen met een handbediende airconditioning.<br />

BRANDSTOFTANK (liters)<br />

2.0 16V 1.9 D 2.0 JTD 8V - 2.0 JTD 16V<br />

Inhoud van de brandstoftank 80 80 80<br />

Brandstofreserve 5÷7 5÷7 5÷7<br />

De benzinemotoren zijn uitsluitend geschikt voor loodvrije benzine met een octaangetal van ten minste 95 RON.<br />

De dieselmotoren zijn uitsluitend geschikt voor dieselbrandstof voor motorvoertuigen (specificatie EN590).<br />

<strong>Fiat</strong> Auto Nederland B.V.<br />

Druknummer <strong>603.45.699</strong>NL - XI - 2003 - 1 e Editie - Gedrukt door Hoogcarspel Grafische Communicatie - Middenbeemster<br />

Eindredactie Satiz - Turijn


NEDERLANDS<br />

De gegevens in deze publicatie zijn uitsluitend indicatief bedoeld. <strong>Fiat</strong> behoudt zich het recht voor op elk moment de in dit<br />

boekje beschreven modellen om technische of commerciële redenen te wijzigen. Voor de laatste informatie hieromtrent kunt<br />

u zich tot de <strong>Fiat</strong>-dealer wenden. Gedrukt op houtvrij milieuvriendelijk papier.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!