25.03.2014 Views

Bekijk document - KpVV

Bekijk document - KpVV

Bekijk document - KpVV

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

8<br />

VAN PARKEERBEHEER NAAR<br />

MOBILITEITSMANAGEMENT<br />

DE ONTWIKKELING VAN HET<br />

PARKEERBELEID IN NEDERLAND<br />

4 Parkeerproblemen door explosief groeiend autobezit<br />

6 Overheid en beleid<br />

10 Parkeren in het publieke domein<br />

14 Parkeren op eigen terrein<br />

17 Transferpunten: P+R, transferia en carpool<br />

21 Trends op parkeergebied


DE ONTWIKKELING<br />

VAN HET PARKEERBELEID<br />

IN NEDERLAND


1<br />

PARKEERPROBLEMEN DOOR<br />

EXPLOSIEF GROEIEND AUTOBEZIT<br />

De auto is niet meer weg te denken uit het Nederlandse<br />

straatbeeld. Nederland telde in 2002 ongeveer 6,7 miljoen<br />

personenauto’s en nog eens 1 miljoen bedrijfswagens.<br />

Al deze voertuigen staan het grootste deel van<br />

een etmaal geparkeerd. Daarvoor zijn in Nederland<br />

naar schatting 8,9 miljoen openbare parkeerplaatsen<br />

aanwezig en daarnaast vele private parkeerplaatsen<br />

van bewoners en bedrijven op eigen terrein (Parkeren<br />

in Nederland, 2002).<br />

Aantal personenwagens x 1000<br />

8000<br />

7000<br />

6000<br />

5000<br />

4000<br />

3000<br />

2000<br />

1000<br />

0<br />

1905<br />

1920<br />

1930<br />

1939<br />

1950<br />

1960<br />

1970<br />

1980<br />

1990<br />

2000<br />

40000<br />

35000<br />

30000<br />

25000<br />

20000<br />

15000<br />

10000<br />

5000<br />

0<br />

Parkeren speelt dus een prominente rol in de Nederlandse<br />

samenleving. Het vormt een van de hoekstenen van het<br />

gemeentelijk verkeers- en vervoersbeleid. Gemeenten streven<br />

daarin naar bereikbaarheid, leefbaarheid en vitaliteit.<br />

Al vanaf de opkomst van het autobezit in Nederland bleek<br />

dit een lastige opgave te zijn, aangezien de belangen van<br />

bewoners, bezoekers, bedrijven en winkeliers op dit punt<br />

vaak lijnrecht tegenover elkaar staan.<br />

BNP per persoon<br />

Opkomst van het autobezit<br />

Voor de Tweede Wereldoorlog was de personenwagen<br />

een zeldzaamheid in Nederland;<br />

de fiets was het nationale vervoermiddel.<br />

Pas in de jaren zestig kreeg de auto een rol<br />

van betekenis. Het aantal auto’s steeg explosief:<br />

in 1960 reden er nog maar 522 duizend<br />

auto’s rond in Nederland, in 1970 waren dit<br />

er bijna vijf keer zoveel: bijna 2,5 miljoen<br />

(2.464.000)! Deze enorme stijging in tien<br />

jaar tijd was vooral mogelijk door de bevolkingsgroei<br />

en de economische vooruitgang.<br />

In de jaren zeventig en tachtig bleef het aantal<br />

auto’s in rap tempo toenemen. In eerste<br />

instantie vormde de personenwagen nog een<br />

luxe artikel, maar al snel werd deze een vanzelfsprekend<br />

bezit voor alle klassen in de<br />

Aantal personenwagens<br />

BNP per hoofd<br />

Figuur 1. De toename van het aantal personenauto’s in<br />

Nederland (bron: CBS)<br />

4


samenleving. Geleidelijk werd een tweede of zelfs derde<br />

auto per huishouden steeds gangbaarder. Daardoor<br />

zette ook in de jaren negentig de groei van het autobezit<br />

door. Rond de millenniumwisseling waren er in Nederland<br />

bijna net zoveel auto’s als huishoudens.<br />

Tweede auto<br />

In 1985 had 9,5% van de huishoudens een tweede auto en<br />

1% had meer dan twee auto’s. In 2001 waren deze percentages<br />

gestegen tot 17,8% van de huishoudens met twee en<br />

1,8% van de huishoudens met drie of meer auto’s (CBS).<br />

Maatschappelijk probleem<br />

Nederlanders stapten dus steeds vaker in de auto, waardoor<br />

parkeren uitgroeide tot een steeds groter maatschappelijk<br />

probleem. Binnensteden hadden te weinig<br />

parkeervoorzieningen om de parkeerbehoefte op te vangen<br />

en werden moeilijk bereikbaar voor autoverkeer.<br />

De leefbaarheid in woonwijken kreeg te lijden onder de<br />

vele geparkeerde auto’s. Winkeliers klaagden over gebrek<br />

aan parkeerplaatsen voor hun klanten, vooral door<br />

langparkeerders, met omzetdalingen als gevolg.<br />

Om deze problemen te lijf te gaan kwamen Rijk, provincies<br />

en gemeenten in de afgelopen decennia met verschillende<br />

vormen van parkeerbeleid. Hierin zijn drie<br />

typen beleid te onderscheiden die in achtereenvolgende<br />

perioden gevoerd zijn:<br />

a) vraagvolgend parkeerbeleid;<br />

b) sturend parkeerbeleid;<br />

c) geïntegreerd parkeerbeleid.<br />

a) Vraagvolgend parkeerbeleid<br />

De jaren zestig kenmerkten zich door de explosieve toename<br />

van het aantal auto’s. Deze sterke groei werd toen<br />

niet beschouwd als een ernstig probleem, maar eerder<br />

als een uiting van de lang gewenste economische groei.<br />

Voorzieningen voor het verkeer waren belangrijk om de<br />

steden toegankelijk en dus economisch aantrekkelijk te<br />

houden. Parkeren mocht zeker geen belemmering vormen<br />

voor de bereikbaarheid van de stad. Het credo was<br />

dan ook om te blijven voorzien in de toenemende vraag<br />

naar parkeerplaatsen.<br />

b) Sturend parkeerbeleid<br />

Als begin jaren zeventig de negatieve kanten van het<br />

toenemend autogebruik steeds meer op de voorgrond<br />

treden, gaat het Rijk parkeren anders benaderen. De<br />

spectaculaire groei van het autogebruik werd langzamerhand<br />

gezien als een bedreiging die moest worden<br />

afgeremd. Er kwam meer aandacht voor de bedreigingen<br />

van autoverkeer voor het stedelijk milieu, zoals luchtverontreiniging<br />

en lawaai. Ook werden bestuurders<br />

terughoudender met het ombouwen van wandel- en<br />

speelplekken in parkeerterreinen.<br />

Met sturend parkeerbeleid wilde de rijksoverheid stimuleren<br />

dat mensen bewuster hun vervoerswijze zouden<br />

kiezen. De bestaande voorzieningen moesten efficiënter<br />

gebruikt worden. Het was ook beter autogebruik dat<br />

niet bijdroeg aan de binnenstadsfunctie, te weren. Dit<br />

betekende vooral dat er relatief weinig ruimte werd gemaakt<br />

voor langparkeerders.<br />

c) Geïntegreerd parkeerbeleid<br />

In de jaren negentig bleken de sturende maatregelen<br />

niet de juiste remedie te zijn tegen de voortdurende<br />

groei van het autogebruik. Een nieuwe periode van<br />

parkeerbeleid werd ingeluid: het geïntegreerde parkeerbeleid.<br />

Bij geïntegreerd parkeren worden parkeeroplossingen<br />

niet alleen gezocht in de instrumenten zelf; de<br />

individuele parkeerregelingen en -faciliteiten maken<br />

deel uit van een integrale visie op de ontwikkeling van<br />

een gebied en de manieren waarop de mobiliteit in dat<br />

gebied het beste te faciliteren is.<br />

Deze brochure behandelt de chronologische ontwikkeling<br />

van het parkeerbeleid in Nederland aan de hand<br />

van deze drie beleidstypen. Hoofdstuk 2 beschrijft de<br />

verantwoordelijkheden en doelstellingen van Rijk,<br />

provincies en gemeenten op dit punt. Het gaat ook in<br />

op de golven van centralisatie en decentralisatie die het<br />

parkeerbeleid gekenmerkt hebben. De hoofdstukken<br />

daarna behandelen het beleid rond parkeren in het<br />

publieke domein, parkeren bij bedrijven en de opkomst<br />

van P+R-terreinen en transferia. Het laatste hoofdstuk<br />

blikt vooruit op de toekomst en enkele nieuwe trends.<br />

Vraagvolgend Sturend Geïntegreerd<br />

1960 1970<br />

1980 1990<br />

2000<br />

Figuur 2. De drie typen<br />

parkeerbeleid die vanaf 1960<br />

achtereenvolgens gevoerd<br />

zijn door de overheid<br />

5


2<br />

OVERHEID EN BELEID<br />

De bestuurlijke vormgeving<br />

van Nederland hebben<br />

we te danken aan<br />

Thorbecke die rond 1850<br />

het fundament daarvoor<br />

legde. De Nederlandse<br />

overheid bestaat uit drie<br />

bestuurslagen: het Rijk, de<br />

provincies en de gemeenten.<br />

De machtsverdeling<br />

tussen deze lagen heeft<br />

zich, vanaf de beginperiode<br />

van het parkeerbeleid,<br />

gekenmerkt door opeenvolgende bewegingen van<br />

centralisatie en decentralisatie. Daarover later in dit<br />

hoofdstuk meer. Wat parkeerbeleid betreft hebben de<br />

drie bestuurslagen ieder hun verantwoordelijkheid.<br />

• Provincies<br />

De twaalf provincies in Nederland hebben een coördinerende<br />

rol. Ze vormen de schakel tussen het Rijk en de<br />

gemeenten. De provincies streven naar een uitgebalanceerde<br />

ontwikkeling in de regio en proberen tegenstrijdige<br />

belangen tussen verschillende gemeenten in goede<br />

banen te leiden. Een belangrijk instrument hierbij is het<br />

provinciaal verkeers- en vervoersplan. Gemeenten<br />

moeten hun parkeerbeleid altijd toetsen aan het verkeers-<br />

en vervoersplan van de provincie.<br />

• Gemeenten<br />

De 489 gemeenten zijn verantwoordelijk voor de uitvoering<br />

van het beleid. Deze uitvoering omvat taken als<br />

beheersing van het aantal parkeerplaatsen, de regulering,<br />

het beheer en de handhaving van parkeren. Belangrijke<br />

instrumenten die gemeenten hierbij kunnen<br />

• Rijk<br />

Het Rijk formuleert op hoofdlijnen een parkeerbeleid dat<br />

deel uitmaakt van het nationale verkeers- en vervoersbeleid.<br />

Daarnaast schept en stelt het Rijk voorwaarden voor<br />

provincies en gemeenten, onder meer door het beschikbaar<br />

stellen van financiële en juridische instrumenten,<br />

inclusief wetsvoorstellen. De rijksoverheid heeft verder<br />

een functie in het verzamelen en verspreiden van kennis<br />

over algemene parkeervraagstukken. Voor het Rijk is het<br />

daarbij van belang dat de eigen doelstellingen van het<br />

parkeerbeleid worden gerealiseerd. Dit zijn: het afremmen<br />

van de automobiliteitsgroei, verbeteren van de leefbaarheid<br />

en het bereikbaar houden van economische<br />

centra en voorzieningen.<br />

6


Tabel 1. Verantwoordelijkheden, doelstellingen en instrumenten van de drie overheidslagen<br />

Verantwoordelijkheden Doelstellingen parkeerbeleid Belangrijke instrumenten*<br />

Rijk - formuleren parkeerbeleid** - terugdringen groei autogebruik** - Planologische kernbeslissing,<br />

- verstrekken financiële en - verbeteren van de leefbaarheid vigerende nota ruimtelijke ordejuridische<br />

instrumenten - bereikbaarheid ning (momenteel vierde nota RO)<br />

- kennisfunctie - Planologische kernbeslissing,<br />

vigerend Nationaal Verkeers- en<br />

Vervoersplan (momenteel SVV-II)<br />

12 provincies/ - coördinerende rol - integratie van parkeerbeleid - streekplan<br />

7 kaderwet- - verbinding tussen Rijk binnen de regio - provinciaal verkeers- en<br />

gebieden en gemeente vervoersplan<br />

489 gemeenten - voorzien parkeerplaatsen - economie - bestemmingsplan<br />

- beheer - bereikbaarheid - gemeentelijk verkeers- en<br />

- handhaving - leefbaarheid vervoersplan<br />

* Deze tabel schetst de situatie tot en met december 2001. De te verwachten wijzigingen in het instrumentarium als gevolg van de veranderingen in de<br />

wet Ruimtelijke Ordering konden niet worden meegenomen.<br />

** Cursief: geldt tot SVV-II.<br />

inzetten, zijn het bestemmingsplan en het gemeentelijk<br />

verkeers- en vervoersplan. Gemeenten streven met hun<br />

parkeerbeleid naar leefbaarheid in de buurten en naar<br />

bereikbaarheid en economische vitaliteit van de centra.<br />

(Overigens telde Nederland in 1960 nog 996 gemeenten;<br />

het aantal is daarna met gemiddeld honderd per<br />

decennium verminderd.)<br />

Tabel 1 geeft een overzicht van de verantwoordelijkheden,<br />

doelstellingen en instrumenten van elke<br />

bestuurslaag.<br />

Centralisatie en decentralisatie<br />

Vanaf de jaren zestig heeft het parkeerbeleid inhoudelijk<br />

en procesmatig een hele ontwikkeling doorgemaakt.<br />

Decentralisatie, waarbij het Rijk slechts de hoofdlijnen<br />

vaststelde, werd afgewisseld met centralisatie, waarbij het<br />

Rijk zich sterk bemoeide met het parkeerbeleid van gemeenten.<br />

Deze golfbeweging is weergegeven in figuur 3.<br />

periode. De centrale overheid voorzag de gemeenten in<br />

1966 van een wettelijk betaalinstrument voor het<br />

straatparkeren, waaraan zij zelf op decentraal niveau<br />

invulling konden geven. De eerste keer dat de rijksoverheid<br />

echt aan de touwtjes trok, was toen zij begin jaren<br />

zeventig de gemeenten vroeg een verkeerscirculatieplan<br />

op te stellen plus een parkeerplan voor de hele gemeente.<br />

Aangezien de geldstromen die de gemeenten<br />

van het Rijk ontvingen, afhankelijk waren van deze verkeerscirculatieplannen,<br />

trok de rijksoverheid op deze<br />

manier meer macht naar zich toe.<br />

In de jaren daarop gaf Den Haag verantwoordelijkheden<br />

terug aan de lagere overheden. De fiscalisering van het<br />

betaald parkeren is hiervan een duidelijk voorbeeld.<br />

De vroege periode van vraagvolgend parkeerbeleid, in<br />

de jaren zestig, is te beschouwen als een decentrale<br />

Centralisatie<br />

1960 1965<br />

1970 1975 1980 1985 1990 1995<br />

2000<br />

?<br />

Decentralisatie<br />

Figuur 3. De golfbewegingen tussen<br />

centraal en decentraal parkeerbeleid<br />

na 1960<br />

7


2<br />

Het keerpunt kwam in 1988 met de verschijning van de<br />

Vierde nota ruimtelijke ordening en het tweede Structuurplan<br />

verkeer en vervoer. In deze nota’s introduceerde<br />

de rijksoverheid het ABC-beleid dat voor verschillende<br />

typen locaties maximumparkeernormen aangeeft.<br />

Dit betekende de tweede centralisatiegolf.<br />

Met het verschijnen van het concept-NVVP lijkt het verkeers-<br />

en vervoersbeleid weer richting decentralisatie te<br />

gaan onder het motto: ‘decentraal wat kan en centraal<br />

wat moet’. De centrale overheid maakt daarmee de relatie<br />

die zij tot dan toe met gemeenten onderhield, minder<br />

direct. De gemeenten, provincies en de centrale overheid<br />

monitoren nu gezamenlijk de essentiële onderdelen van<br />

hun verkeers- en vervoersbeleid en hun parkeerbeleid.<br />

Naar verwachting zal deze lijn in de uit te brengen nota<br />

mobiliteit worden voortgezet.<br />

2.1 Ontwikkeling parkeerbeleid<br />

Op gemeentelijk niveau heeft het parkeerbeleid zich<br />

flink ontwikkeld gedurende deze golven van centralisatie<br />

en decentralisatie. Figuur 4 laat zien dat de rijksoverheid<br />

hierin een belangrijke rol heeft gespeeld.<br />

?<br />

Groei autobezit<br />

De groei in de mate waarin gemeenten in staat zijn parkeerproblemen<br />

op te lossen met behulp van impulsen vanuit de centrale overheid<br />

6<br />

?<br />

De groei in de mate waarin gemeenten in staat zijn parkeerproblemen<br />

zelf op te lossen<br />

Mate van decentralisatie / centralisatie binnen het<br />

parkeerbeleid<br />

5<br />

Nationaal verkeers- en<br />

vervoersplan (NVVP)<br />

Fiscalisatie<br />

?<br />

4<br />

(SVV-II) met locatiebeleid en<br />

maximum rijksnormen<br />

3<br />

(SVV-I):Met name kwalitatieve<br />

aanbevelingen<br />

1960<br />

1<br />

Vraagvolgend parkeerbeleid<br />

1970<br />

2<br />

Verkeerscirculatieplan vergezeld<br />

met parkeerplan<br />

Aanpassing wet op de<br />

motorrijtuigenbelasting<br />

Sturend parkeerbeleid<br />

Centraal parkeerbeleid<br />

?<br />

?<br />

1980 1990<br />

2000<br />

Decentraal parkeerbeleid<br />

Geïntegreerd parkeerbeleid<br />

Figuur 4. De ontwikkeling van het parkeerbeleid<br />

8


De roze lijn in de figuur laat zien hoe groot de ontwikkeling<br />

van het gemeentelijk parkeerbeleid zou zijn als de<br />

rijksoverheid dit geheel had overgelaten aan de gemeenten.<br />

Zonder rijksbemoeienis zou het zich naar verwachting<br />

langzaam ontwikkeld hebben in een golvende<br />

beweging. Opvallend is dat de ontwikkeling het snelst<br />

gaat tijdens perioden van centraal gestuurd parkeerbeleid.<br />

In die perioden spoort het Rijk de gemeenten<br />

namelijk aan om hun eigen parkeerbeleid op te zetten.<br />

Dit ligt anders in decentrale perioden: gemeenten werken<br />

dan minder hard aan hun parkeerbeleid vanwege<br />

de belangen van lokale kiezers die vaak afwijken van de<br />

algemene verkeers- en vervoersbelangen.<br />

Zes impulsen<br />

De werkelijke ontwikkeling van het parkeerbeleid is<br />

echter verlopen zoals de gele lijn weergeeft. Deze ontwikkeling<br />

is vooral bevorderd door de volgende impulsen<br />

van de rijksoverheid:<br />

1. De wijziging van de Wet op de motorrijtuigenbelasting<br />

in 1963. Artikel 20 van deze wet gaf gemeenten<br />

de mogelijkheid een aantal parkeerinstrumenten in<br />

te voeren: de parkeerschijf voor de blauwe zone, betaald<br />

parkeren en parkeren voor belanghebbenden.<br />

2. De richtlijnen voor het opstellen van een verkeerscirculatieplan<br />

(VCP) inclusief een gedetailleerd parkeerplan,<br />

die de overheid uitbracht in 1974. De<br />

VCP’s van grotere gemeenten werden beoordeeld<br />

door het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.<br />

3. Het eerste Structuurplan verkeer en vervoer in<br />

1976. Het SVV-I ging niet veel verder dan kwalitatieve<br />

aanbevelingen.<br />

4. Het tweede Structuurplan verkeer en vervoer in<br />

1988. Het SVV-II zorgde voor een sterkere prikkel<br />

dan het eerste structuurplan, omdat het Rijk hiermee<br />

meer stuurde, controleerde en maximumnormen<br />

centraal stelde.<br />

5. De introductie van het fiscaliseren in 1992. Hiermee<br />

kregen gemeenten de mogelijkheid parkeerbelasting<br />

te heffen. Zeker bij grotere parkeergebieden kan dit<br />

voor gemeenten aantrekkelijk zijn om het parkeren<br />

zelf kostendekkend te kunnen maken. Door deze<br />

maatregel maakte het parkeerbeleid opnieuw een<br />

flinke sprong.<br />

6. De uitgave van het Nationaal Verkeers- en Vervoersplan<br />

(NVVP) in 2001. Decentralisatie, grotere regionale<br />

verantwoordelijkheid voor eigen bereikbaarheid.<br />

Hoe het gemeentelijk parkeerbeleid zich zal ontwikkelen<br />

is nog niet duidelijk. Denkbaar is dat de rijksoverheid<br />

weer een impuls geeft voor sturend beleid. Dit kan<br />

echter ook achterwege blijven. In dat geval kunnen gemeenten<br />

dan een heel eigen koers gaan varen.<br />

De EU richtlijn voor luchtkwaliteit verplicht gemeenten de<br />

luchtkwaliteit te verbeteren. Met name terugdringing van NO 2<br />

.<br />

Het milieu-aspect zal veel meer dan nu een integraal onderdeel<br />

moeten worden van verkeersplannen en bestemmingsplannen.<br />

Het is duidelijk dat het parkeerbeleid als onderdeel<br />

van het verkeersbeleid hierdoor zal worden beïnvloed.<br />

9


3<br />

PARKEREN IN HET PUBLIEKE<br />

DOMEIN<br />

Nederland telt naar schatting 8,9 miljoen publieke parkeerplaatsen<br />

op en langs wegen, parkeerterreinen, in<br />

parkeerhavens en in parkeergarages. Deze openbaar<br />

toegankelijke parkeerplaatsen zijn als volgt onder te<br />

verdelen:<br />

• woninggebonden parkeerplaatsen: ongeveer 7 miljoen;<br />

• bedrijfsgebonden parkeerplaatsen: ongeveer 600<br />

duizend;<br />

• bestemmingsgebonden parkeerplaatsen voor mensen<br />

die gaan winkelen, recreëren of andere stedelijke<br />

functies bezoeken: ongeveer 500 duizend;<br />

• extra capaciteit om te voorkomen dat de automobilist<br />

lang naar een parkeerplaats moet zoeken: de overige<br />

800 duizend (Parkeren in Nederland, 2002).<br />

Van al deze parkeerplaatsen wordt eenvijfde gereguleerd<br />

door gemeenten. Dit reguleren begon in de jaren zestig.<br />

Sindsdien hebben gemeenten met uiteenlopende parkeermaatregelen<br />

geprobeerd de steden leefbaar, bereikbaar<br />

en vitaal te houden.<br />

1963:<br />

aanpassing<br />

Wet op de<br />

Motorrijtuigenbelasting<br />

1972:<br />

de Nota<br />

Personenvervoer<br />

1975:<br />

zo’n 5000 auto’s<br />

illegaal geparkeerd in<br />

centrum van Utrecht<br />

1992:<br />

fiscalisering parkeergeld<br />

mogelijk door Wet ‘Lex Mulder’<br />

1960 1965<br />

1970 1975 1980 1985 1990 1995 2000<br />

1964:<br />

plaatsing<br />

eerste 500<br />

parkeermeters,<br />

in Amsterdam<br />

1975:<br />

de Nota<br />

Parkeerbeleid<br />

1971:<br />

5000 e parkeermeter<br />

geplaatst in Amsterdam<br />

2001:<br />

Nationaal Verkeers- en Vervoersplan,<br />

met de slogan ‘mobiliteit mag’<br />

en parkeren als uitgangspunt<br />

voor stedelijke ontwikkeling<br />

Figuur 5. Ontwikkeling<br />

parkeren in het publieke<br />

domein vanaf 1960<br />

10


a) Vraagvolgend beleid: faciliteren en reguleren<br />

Tijdens de periode van het vraagvolgend parkeerbeleid<br />

werd zowel op landelijk als op gemeentelijk niveau<br />

tegemoetgekomen aan de vraag naar infrastructuur. In<br />

Den Haag werden plannen gemaakt voor een fijnmazig<br />

net van rijkswegen. Gemeenten werkten aan herstructurering<br />

van binnensteden en opheffing van fietspaden<br />

om de auto meer ruimte te geven. Parkeren werd toegestaan<br />

op alle mogelijke plaatsen, op pleinen en op<br />

braakliggende terreinen.<br />

Deze aanpak bleek slechts tijdelijk te werken. Het aantal<br />

auto’s bleef toenemen en daarmee ontstonden de eerste<br />

parkeerproblemen, met name in de grote steden.<br />

Burgers kregen steeds meer last van de kriskras geparkeerde<br />

auto’s. De rust in stadsparken verdween door de<br />

grote hoeveelheid voertuigen. Stedenbouwers toonden<br />

hun ongenoegen over de afbraak van hun stedenbouwkundig<br />

concept. Het aandeel dat de auto’s opeisten in de<br />

openbare ruimte werd steeds groter en onevenwichtiger.<br />

Door de ontstane problemen werden de grote steden<br />

gedwongen na te denken over een andere aanpak. Met<br />

alleen parkeerfaciliteiten bieden kwamen ze er niet; ze<br />

moesten een effectief instrument hebben om het parkeren<br />

beter in de hand te houden.<br />

Reguleringsinstrumenten<br />

In 1963 kwam dit reguleringsinstrument er door de<br />

aanpassing van de Wet op de Motorrijtuigenbelasting.<br />

Het toegevoegde artikel 20 maakte het voor gemeenten<br />

mogelijk een aantal instrumenten in te voeren: de parkeerschijf<br />

voor de blauwe zone, betaald parkeren en<br />

parkeren voor belanghebbenden. Met deze middelen<br />

waren ze in staat de parkeervraag beter te reguleren.<br />

Hierbij was het de bedoeling zo gericht mogelijk tegemoet<br />

te komen aan de vraag, vooral die van bewoners<br />

en winkelbezoekers. Gemeenten gingen het langparkeren<br />

tegen op plekken die uit maatschappelijk of economisch<br />

oogpunt aan andere doelgroepen toebehoorden.<br />

Weinig handhaving<br />

De regulering liep in de eerste jaren niet zoals gewenst.<br />

Dit kwam voornamelijk doordat de parkeerhandhaving<br />

werd verwaarloosd. Fout en illegaal parkeren en nietbetalen<br />

voor parkeren golden als strafbare feiten en<br />

waren dus de verantwoordelijkheid van de politie.<br />

Maar met ordehandhaving als primaire taak gaf de politie<br />

weinig prioriteit aan het opsporen en bestraffen van<br />

parkeerovertredingen. Ondanks alle regels verloederden<br />

het parkeren en het algehele parkeergedrag van<br />

automobilisten.<br />

Illegaal parkeren<br />

In 1975 stonden er in de Utrechtse binnenstad zo’n vijfduizend<br />

auto’s illegaal geparkeerd. Er was in deze periode weinig<br />

aandacht voor parkeerhandhaving.<br />

Eerste parkeermeters<br />

Met het installeren van haar eerste vijfhonderd parkeermeters<br />

was Amsterdam in 1964 de eerste gemeente die begon met<br />

het reguleren van de parkeervraag. In 1965 was de parkeervraag<br />

in de Amsterdamse binnenstad echter alweer groter<br />

dan het aanbod. Hierom plaatste de gemeente nog meer<br />

meters; in 1971 telde Amsterdam er vijfduizend.<br />

b) Sturend beleid: meer handhaving<br />

In de periode van het sturend parkeerbeleid, globaal<br />

gezegd in de jaren tachtig, was het idee dat mobiliteitsgedrag<br />

te beïnvloeden was met parkeermaatregelen.<br />

In de Nota parkeerbeleid uit 1975 bracht het Rijk dit<br />

sturend parkeerbeleid voor het eerst duidelijk onder<br />

woorden. Volgens deze nota is de stilstaande auto het<br />

probleem: “Zij pleegt roofbouw op stedelijke ruimte met<br />

verlies van stroom- en erffunctie van wegen en straten<br />

als consequentie van de facilitering van de vrije vraag<br />

naar parkeerplaatsen”.<br />

Handhaving nodig<br />

De overheden gingen beseffen dat parkeerbeleid alleen<br />

effect heeft op de keuze van een vervoerswijze als er<br />

behalve parkeerregulering ook strenge handhaving<br />

plaatsvindt. De gedachte groeide dat het openbaar vervoer<br />

en de fiets aantrekkelijker konden worden door<br />

parkeren in centrumgebieden erg duur te maken en dit<br />

streng te handhaven.<br />

11


parkeerverbod. Zo’n overtreding kan worden afgedaan<br />

met een administratieve transactie ter plekke. De opbrengsten<br />

daarvan zijn overigens wel voor de staat.<br />

Voor de gemeenten is er wel een praktisch voordeel:<br />

één persoon kan de handhaving uitvoeren van zowel<br />

het betaald parkeren als de naleving van parkeerverboden.<br />

Deze functionaris hoeft geen politieambtenaar te<br />

zijn, maar moet wel opsporingsbevoegdheid hebben.<br />

3<br />

Er ontstond behoefte aan een duidelijk handhavingsmechanisme.<br />

De pakkans moest vergroot worden door<br />

verbetering van de controlesystemen en snellere administratieve<br />

afhandeling van boetes. De gemeenten verweten<br />

het Rijk echter dat zij te weinig middelen hadden<br />

om dit voor elkaar te krijgen. Ook vonden ze het onacceptabel<br />

dat zij voor parkeercontroles moesten betalen,<br />

terwijl de opbrengsten, de boetes, naar het rijk vloeiden.<br />

Fiscaal en niet-fiscaal<br />

Met de introductie van fiscalisering in 1991 en administratiefrechtelijke<br />

handhaving in 1992 kwam er een<br />

eind aan het strafrechtelijk vervolgen van parkeerovertreders.<br />

Bij fiscalisering wordt de parkeerboete vervangen<br />

door een naheffing, een belasting die in de kas van<br />

de gemeente vloeit.<br />

Administratiefrechtelijke handhaving geldt voor kleine<br />

overtredingen, waaronder die van het negeren van een<br />

Succesvolle proef met fiscaliseren<br />

Eigenlijk werd in 1985 al gewerkt met een gefiscaliseerde<br />

parkeerheffing tijdens het ‘onderzoek proefproject parkeerordening<br />

Utrecht’. Het onderzoek liet zien dat door bepaalde<br />

maatregelen niet 60% maar 90% van de parkeerders bereid<br />

was te betalen aan de parkeermeter. Na afhandeling van de<br />

naheffingen, die in de plaats zijn gekomen van de boetes,<br />

bleek circa 95% te betalen.<br />

Andere maatregelen<br />

Het parkeren in het publieke domein werd ook met<br />

andere maatregelen aangepakt:<br />

• het concentreren van parkeerplekken onder meer in<br />

garages met betaald parkeren;<br />

• het openstellen van bedrijfsgarages buiten kantooruren;<br />

• fysieke maatregelen zoals tegengaan van parkeren<br />

op de stoep met Amsterdammertjes (stalen paaltjes)<br />

langs de stoeprand;<br />

• introductie van het woonerf in woonwijken.<br />

x 1000<br />

460<br />

440<br />

420<br />

400<br />

380<br />

360<br />

340<br />

320<br />

300<br />

280<br />

260<br />

240<br />

220<br />

200<br />

180<br />

JFMA1981SONDJFMA1982SONDJFMA1983SONDJFMA1984SONDJFMA1985SONDJ FMA<br />

baten<br />

kosten<br />

Figuur 6. Effect van het fiscaliseren op<br />

de baten (en kosten) voor de gemeente<br />

Utrecht zoals vastgesteld in het proefproject<br />

Parkeerordening (PPO) Utrecht<br />

(1982-1986)<br />

12


Eerste woonerf<br />

Het eerste woonerf van Nederland werd rond 1963 geïntroduceerd<br />

in Delft. In een woonerf is parkeren uitdrukkelijk<br />

alleen toegestaan op de aangegeven plaatsen.<br />

c) Geïntegreerd beleid: parkeren als basis voor<br />

stadsontwikkeling<br />

In de jaren negentig bleek dat de parkeermaatregelen in<br />

het publieke domein nauwelijks effect hadden op de<br />

vervoermiddelkeuze. Er werd afgestapt van het idee dat<br />

de stilstaande auto het probleem is, dat deze teveel beslag<br />

legt op de stedelijke ruimte en de doorstroming van<br />

verkeer belemmert. In plaats daarvan kwam het geïntegreerd<br />

parkeerbeleid waarbij parkeren het uitgangspunt<br />

vormt voor stedelijke ontwikkeling. Het concept<br />

Nationaal Verkeers- en Vervoersplan uit 2001, verwoordt<br />

het als volgt: “Parkeren mag niet hinderlijk aanwezig<br />

zijn en moet vanuit die positie nieuwe, integrale,<br />

stedelijke ontwikkelingen mogelijk maken. Waar voorheen<br />

elke functie een eigen oplossing kende, bedienen<br />

parkeren en mobiliteit nu meerdere functies”.<br />

Afstemming<br />

In het nieuwe denken over verkeer en vervoer zoals<br />

vastgelegd in het NVVP is het parkeerbeleid geen doel<br />

op zich, maar een onmisbaar onderdeel van een integraal<br />

verkeers- en vervoersbeleid. Met integraal wordt<br />

bedoeld dat parkeren en de overige aspecten van dit<br />

beleid onderling afgestemd worden. Het is ook de bedoeling<br />

dat afstemming plaatsvindt met relevante beleidsterreinen<br />

buiten het verkeers- en vervoersbeleid,<br />

zoals de ruimtelijke ordening, stedenbouw, economie<br />

en milieu.<br />

Volgens het nieuwe denken is autorijden het resultaat<br />

van bewuste keuzen voor deze vervoerswijze. Het<br />

parkeren wordt daarbij gezien als essentieel gevolg<br />

van het verplaatsingsgedrag en niet meer als een<br />

noodzakelijk kwaad. Hoe gemeenten dan willen omgaan<br />

met zaken als beschikbaarheid van parkeerplaatsen,<br />

parkeerduur, tarieven, et cetera, is afhankelijk<br />

van de gemeentelijke visie en de gewenste stedelijke<br />

ontwikkeling.<br />

Meervoudig gebruik<br />

Bij gebiedsontwikkeling of herstructurering wordt<br />

steeds vaker gekeken of de parkeerplaatsen voor meerdere<br />

functies te gebruiken zijn. Plaatsen die bijvoorbeeld<br />

doordeweeks voor kantoren in gebruik zijn, kunnen<br />

op zaterdagmiddag handig zijn voor het winkelend<br />

publiek; parkeerplaatsen bij een school zijn ’s avonds<br />

bruikbaar voor de bezoekers van bijvoorbeeld een<br />

bioscoop. Hierbij moet wel gekeken worden naar de<br />

maximale afstand die automobilisten willen lopen van<br />

de parkeerplaats naar hun bestemming.<br />

13


4<br />

PARKEREN OP EIGEN TERREIN<br />

De meeste bedrijven en veel woningen hebben parkeervoorzieningen<br />

op eigen terrein. Deze parkeerplaatsen<br />

worden onderhouden en beheerd door de eigenaar, verhuurder,<br />

huurder of gebruiker van het pand. Ze zijn niet<br />

toegankelijk voor het publiek. Ze bevinden zich bij bedrijven<br />

op parkeerterreinen of in parkeergarages onder het<br />

gebouw en bij woningen in garages, op terreinen of de<br />

oprit. In het verleden heeft de overheid zowel maximumals<br />

minimumnormen gesteld aan het parkeren op eigen<br />

terrein. Dit hoofdstuk blikt terug op het beleid voor parkeren<br />

op eigen terrein vanaf de jaren zestig tot heden.<br />

a) Vraagvolgend beleid: minimumparkeernormen<br />

Na 1960 werd de auto dus een steeds gangbaarder vervoermiddel<br />

voor woon-werkverkeer. Hierdoor ontstond<br />

meer vraag naar parkeerplaatsen bij bedrijven en instellingen.<br />

In eerste instantie werd deze opgevangen in<br />

de omgeving van het bedrijfsgebouw. Dit gaf geleidelijk<br />

meer overlast in de omliggende wijken. Er kwam steeds<br />

meer druk op de bedrijven om op eigen terrein voor parkeergelegenheid<br />

te zorgen.<br />

De Model Bouwverordening van 1965 is het eerste beleids<strong>document</strong><br />

waarin sprake is van minimumnormen<br />

voor parkeer- en stallingsgelegenheid bij gebouwen.<br />

Hierin werd gesteld dat er minimaal één parkeerplaats<br />

beschikbaar moest zijn voor elke twee werknemers.<br />

Deze minimumnorm was vooral bedoeld om de bruikbaarheid<br />

van het gebouw te garanderen. Als een bedrijf<br />

minder parkeerplaatsen zou hebben dan deze norm,<br />

dan zouden de waarde en de aantrekkelijkheid van het<br />

gebouw afnemen.<br />

Gemeenten waren niet verplicht deze minimumnorm<br />

over te nemen, aangezien het ‘slechts’ om een modelverordening<br />

ging. Maar zij waren voor de geldstromen wel<br />

1965:<br />

de Model Bouwverordening<br />

met daarin minimumnormen<br />

voor parkeer- en stallingsgelegenheid<br />

1988:<br />

het nieuwe ABClocatiebeleid<br />

van het Rijk<br />

met maximum parkeernormen<br />

voor bedrijven<br />

2001:<br />

een nieuw locatiebeleid,<br />

geformuleerd in het<br />

concept van de Vijfde nota<br />

ruimtelijke ordening<br />

1960 1965<br />

1970 1975 1980 1985 1990 1995 2000<br />

1990:<br />

de Vierde nota extra (Vinex)<br />

met de belofte om ten minste<br />

200 duizend nieuwe woningen te<br />

bouwen. In Vinex-wijken gelden<br />

maximumparkeernormen.<br />

1994:<br />

reeks CROWbrochures<br />

over<br />

‘Parkeren bij<br />

bedrijven'<br />

Figuur 7. Ontwikkeling<br />

parkeren op eigen terrein<br />

vanaf 1960<br />

14


Tabel 2. Parkeerstandaarden binnen het ABC-beleid<br />

Bereikbaarheidsprofiel gebied<br />

Parkeerstandaard<br />

A-locatie binnen een straal van 800 m van een belangrijk NS-station 1 parkeerplaats per 10 werknemers<br />

B-locatie<br />

binnen een straal van 800 m van een OV-knooppunt en binnen 2 km van een<br />

autowegknooppunt<br />

1 parkeerplaats per 5 werknemers<br />

C-locatie binnen een straal van 2 km van een autowegknooppunt 1 parkeerplaats per 2 werknemers<br />

afhankelijk van het Rijk die daarmee de touwtjes in handen<br />

had. Het Rijk kon op die manier zóveel invloed uitoefenen<br />

op het gemeentelijk beleid, dat gemeenten zich<br />

genoodzaakt zagen de minimumnormen na te komen.<br />

b) Sturend: ABC-beleid met maximumparkeernormen<br />

In de Vierde nota ruimtelijke ordening uit 1988 lanceert<br />

het Rijk het ABC-locatiebeleid met als motto: ‘het juiste<br />

bedrijf op de juiste plaats’. In het ABC-beleid wordt voor<br />

het eerst gesproken over maximumparkeernormen. Het<br />

achterliggende idee was dat in het dichtbevolkte Nederland<br />

vrije vestiging van activiteiten ongewenste effecten<br />

kon hebben. Door maximumnormen te stellen was<br />

het gedrag van de automobilist te sturen en het gebruik<br />

van het openbaar vervoer te stimuleren.<br />

A, B en C<br />

In de praktijk betekende het ABC-beleid een onderscheid<br />

in verschillende typen locaties met een bijbehorende<br />

parkeernorm. Daarin horen kantoren met veel medewerkers<br />

thuis op A-locaties. Door hiervoor weinig parkeerplaatsen<br />

beschikbaar te stellen (gemiddeld één per<br />

tien werknemers), wilde de nationale overheid het gebruik<br />

van het openbaar vervoer stimuleren.<br />

Voor B-locaties stelde het ABC-beleid meer parkeerplaatsen<br />

beschikbaar (gemiddeld één per vijf werknemers).<br />

Deze locaties zijn zowel per openbaar vervoer<br />

als per auto goed bereikbaar. Ze waren bedoeld voor<br />

dienstverlenende bedrijven.<br />

C-locaties waren bestemd voor arbeidsextensieve bedrijven<br />

en magazijnen met relatief veel vervoer over de weg.<br />

Deze locaties zijn vooral goed te bereiken met de auto.<br />

Het ABC-beleid beperkte dus het parkeren bij bedrijven.<br />

Daarnaast gaf de Vinex (Vierde nota ruimtelijke ordening<br />

extra) in 1990 maximumnormen aan voor nieuw<br />

te bouwen woningen.<br />

werd bepaald hoeveel parkeerplaatsen er maximaal<br />

mochten komen. In combinatie met goed openbaar<br />

vervoer moest dit ervoor zorgen dat nieuwkomers snel<br />

zouden wennen aan het reizen per openbaar vervoer en<br />

tegelijk minder vaak in de auto zouden stappen. In de<br />

praktijk bleken de openbaarvervoersverbindingen vanuit<br />

Vinex-wijken vaak slecht te zijn. Daardoor werd de<br />

auto vaker gebruikt dan verwacht. Dit leidde tot grote<br />

problemen voor het openbaar vervoer en met parkeren.<br />

ABC-beleid: soms succesvol<br />

Het ABC-beleid heeft het beoogde doel niet bereikt: de groei<br />

van het autogebruik is niet afgenomen. Toch is het voorbarig<br />

om het beleid als mislukt te bestempelen. In sommige gevallen<br />

heeft het ABC-beleid wel degelijk succes gehad. Bijvoorbeeld<br />

bij de verplaatsing van de Kamer van Koophandel in<br />

Amsterdam naar een A-locatie vlakbij het Centraal Station.<br />

Deze had als resultaat dat het autogebruik met 50% afnam<br />

en het gebruik van openbaar vervoer evenveel toenam. Bij de<br />

verhuizing van het Ministerie van Vrom naar een locatie dichtbij<br />

het Centraal Station in Den Haag gebeurde ongeveer hetzelfde:<br />

het autogebruik daalde van 40% naar 28%, terwijl<br />

tegelijkertijd het gebruik van het openbaar vervoer steeg van<br />

30% naar 65%.<br />

Vinex-wijken<br />

Er kwamen Vinex-locaties: wijken dicht tegen bestaande<br />

steden aan waar volgens het rijksbeleid relatief veel<br />

huizen gebouwd moesten worden. Voor die locaties<br />

15


c) Geïntegreerd beleid: kwalitatieve parkeernormen<br />

In 2001 luidt het concept van de Vijfde nota ruimtelijke<br />

ordening een nieuw tijdperk in met een nieuw locatiebeleid.<br />

Bij dit beleid draait het erom dat bedrijven en<br />

diensten optimaal bijdragen aan de vitaliteit van stedelijke<br />

netwerken, steden en dorpen. Of een gebied ‘vitaal’<br />

is hangt af van drie kenmerken: de economische ontwikkeling,<br />

de bereikbaarheid en de ruimtelijke kwaliteit.<br />

Kwalitatieve normen<br />

Het destijds door het Rijk geformuleerde ABC-beleid<br />

wordt in de Vijfde Nota verlaten. Hiervoor in de plaats<br />

komen kwalitatieve parkeernormen op gemeentelijk<br />

niveau, met vaak een verplicht minimumaantal parkeerplaatsen.<br />

Deze kwalitatieve normen bevatten bepaalde<br />

voorwaarden waaraan een parkeersituatie moet<br />

voldoen om optimaal bij te dragen aan de bereikbaarheid<br />

en kwaliteit van het gebied. Dit kunnen normen<br />

zijn voor bijvoorbeeld het aantal ondergrondse parkeergarages<br />

of normen die aangeven hoe parkeren moet<br />

bijdragen aan de veiligheid of de leefbaarheid in een<br />

gebied. Gemeenten gebruiken deze kwaliteitsnormen<br />

steeds vaker om te zorgen dat particulieren en bedrijven<br />

in hun parkeerbehoefte voorzien op eigen terrein.<br />

Dubbelgebruik<br />

Met het geïntegreerde parkeerbeleid kwam er ook meer<br />

aandacht voor dubbelgebruik van parkeerplaatsen. Bedrijven<br />

stellen steeds vaker hun eigen parkeerplaatsen<br />

buiten kantoortijd beschikbaar voor andere functies,<br />

zoals winkelen. Door de parkeerruimte op een slimme<br />

manier te verdelen en beter te benutten, is het totaal<br />

aantal parkeerplaatsen te verkleinen.<br />

Minimumnormen in Den Haag<br />

Om voldoende parkeergelegenheid te creëren voor de auto’s<br />

van bewoners, werknemers en bezoekers, heeft de gemeente<br />

Den Haag een parkeerbeleid ontwikkeld met minimumparkeernormen<br />

als uitgangspunt. Volgens dit beleid moet een<br />

plan voor bouwen of verbouwen ook voorzieningen aangeven<br />

voor de parkeerbehoefte van de toekomstige gebruikers van<br />

het pand.<br />

Aan de hand van parkeernormen die de gemeente heeft opgesteld,<br />

is voor elk plan de parkeerbehoefte te berekenen.<br />

Deze wordt met name bepaald door: de functie, de omvang<br />

van het plan (weer te geven in aantal werknemers of oppervlak)<br />

en de locatie van het plan. De parkeervoorziening moet volledig<br />

op het eigen terrein worden gerealiseerd, bijvoorbeeld in<br />

een garage of op maaiveld rond het gebouw. Ook voor fietsen<br />

moet er voldoende stallingsruimte zijn. De fietsenstalling<br />

moet per drie medewerkers tenminste één plaats bieden.<br />

Het kan voorkomen dat een bedrijf duidelijk kan aantonen dat<br />

het meer parkeerplaatsen nodig heeft dan toegestaan is volgens<br />

de normen. In dat geval kan het door storting in een bereikbaarheidsfonds<br />

alsnog een bouwvergunning ontvangen.<br />

16


TRANSFERPUNTEN:<br />

P+R, TRANSFERIA EN CARPOOL<br />

5<br />

P+R-terreinen en transferia zijn transferpunten waar<br />

automobilisten binnen een ritketen kunnen overstappen.<br />

Een ritketen wil zeggen dat de reiziger binnen een<br />

verplaatsing gebruikmaakt van meerdere modaliteiten.<br />

P+R-terreinen zijn ontwikkeld vanuit het bestaande<br />

openbaar vervoer, terwijl transferia meer een vervolg<br />

zijn op het wegennet. In feite komen ze beide voort uit<br />

dezelfde gedachte, namelijk de verknoping van weg en<br />

openbaar vervoer.<br />

Door op een P+R-terrein of transferium van vervoermiddel<br />

te wisselen, kan de automobilist profiteren van<br />

zowel de voordelen van de auto als die van het openbaar<br />

vervoer. Sterke punten van reizen per auto zijn:<br />

instappen bij de voordeur en de vrijheid om zelf de vertrektijd<br />

te bepalen. Het openbaar vervoer heeft voor<br />

reizigers als voordelen: filevrij de stad inrijden, nuttig<br />

besteden van de reistijd en geen parkeerellende.<br />

De overheden hebben met hun parkeerbeleid veel invloed<br />

op het gebruik van P+R-terreinen en transferia. En het<br />

gebruik van deze transferpunten leidt ook tot samenrijden<br />

en meer (brom)fietsgebruik. Dit geldt net zo goed<br />

voor carpoolplaatsen, waar eveneens de auto wordt<br />

achtergelaten.<br />

1979:<br />

opening<br />

eerste<br />

P+R-terrein<br />

in Schagen<br />

1995:<br />

opening<br />

eerste<br />

transferium,<br />

in Groningen<br />

2002:<br />

opening van<br />

transferium Sittard,<br />

het negende in<br />

Nederland<br />

1975 1980 1985 1990 1995 2000 2005<br />

1977:<br />

lancering van het<br />

begrip Park and Ride<br />

(P+R) door de ANWB,<br />

NS en de rijksoverheid<br />

1988:<br />

introductie van het concept<br />

‘transferium’ in het SVV-II<br />

2002:<br />

CROW- publicatie<br />

'Leidraad categorisering<br />

van knooppunten'<br />

Figuur 8. De opkomst<br />

van P+R en transferia in<br />

Nederland<br />

17


5<br />

a) Vraagvolgend beleid: lancering Park and Ride<br />

In de beginperiode van het vraagvolgend parkeerbeleid<br />

was er nog geen aandacht voor ritketens. Auto en openbaar<br />

vervoer werden gezien als afzonderlijke vervoerswijzen.<br />

In die visie was het openbaar vervoer vooral<br />

voor mensen die nog geen auto hadden. Omdat deze<br />

groep er volledig van afhankelijk was, besteedde de<br />

overheid veel aandacht aan goede OV-voorzieningen.<br />

Auto en trein<br />

In de jaren zeventig werd het combineren van auto en<br />

trein in één rit steeds populairder, vooral onder forenzen<br />

die steeds meer last kregen van files en parkeerproblemen.<br />

Reizigers begonnen het voordeel ervan in<br />

te zien en wilden steeds vaker hun auto rond een NSstation<br />

kwijt. De NS propageerde dat treinreizigers de<br />

auto thuis moesten laten, maar kwam snel tot de conclusie<br />

dat dit niet gebeurde.<br />

Om de parkeerproblemen rond treinstations aan te pakken,<br />

kwamen Rijk, NS en ANWB in 1977 met het plan<br />

om Park and Ride-terreinen aan te leggen. Deze P+Rterreinen<br />

zijn parkeerterreinen die (meestal) bij een<br />

trein- of metrostation liggen. De automobilist moest<br />

daar naartoe komen om verder te reizen met bestaand<br />

openbaar vervoer. De duidelijk herkenbare P+R-borden<br />

wijzen de automobilist de weg naar het terrein. Het Rijk<br />

betaalde 80% van de investeringskosten om het plan uit<br />

te voeren. Twee jaar na de lancering wordt in Schagen<br />

het eerste P+R-terrein geopend. De realisatie van P+Rterreinen<br />

betekent het begin van een parkeerbeleid dat<br />

is gericht op stimulering van ketenverplaatsing, ook wel<br />

‘modal merge’ genoemd.<br />

Indeling P+R-locaties<br />

De Nederlandse Spoorwegen verdelen het aantal parkeerplaatsen<br />

bij de NS-stations volgens een bepaalde strategie.<br />

Elk station wordt ingedeeld bij een van de drie typen treinstations,<br />

afhankelijk van de treinverbinding en de locatie.<br />

Het gaat om deze typen stations:<br />

• Intensiveringslocaties: dit zijn stations in stadscentra met<br />

goede treinverbindingen. Vanwege de schaarse ruimte op<br />

deze locatie wordt hier ingezet op parkeerregulering. Er<br />

wordt dus ontmoedigd om op deze locatie van de auto op<br />

de trein over te stappen.<br />

• Transferlocaties: dit zijn kleine stations waar alleen stoptreinen<br />

komen. Deze stations moeten optimaal bereikbaar<br />

zijn, zodat ze een deel van de parkeerbehoefte op intensiveringslocaties<br />

(Centraal Station) voor hun rekening kunnen<br />

nemen.<br />

• Ontwikkelingslocaties: dit zijn intercitystations aan de rand<br />

van grote steden. Op deze locaties moeten de bestemmingsfunctie<br />

en de transferfunctie elkaar versterken. De<br />

locatie moet zowel met de auto als met stedelijk openbaar<br />

vervoer goed bereikbaar zijn. Deze locaties zijn uitermate<br />

geschikt voor ketenmobiliteit: reizigers die korte, lokale en<br />

regionale autoritten combineren met langere reizen per trein.<br />

Deze locaties moeten een groot deel van de parkeervraag<br />

op intensiveringslocaties (Centraal Station) opvangen.<br />

b) Sturend beleid: transferium en carpoolplein<br />

Gedurende de jaren tachtig kwamen er snel meer P+Rterreinen.<br />

In 1988 werd in het SVV-II een nieuw concept<br />

geïntroduceerd: het transferium. Net als het P+Rterrein<br />

is het transferium een overstappunt van auto<br />

naar openbaar vervoer.<br />

18


Comfort en service<br />

Maar transferia moesten meer bieden aan de automobilist:<br />

veiligheid, comfort, frequent openbaar vervoer,<br />

service en goede bereikbaarheid vanaf het hoofdwegennet.<br />

Daarnaast konden de transferia het best worden<br />

gesitueerd aan de rand van een grote stad of bij een<br />

knooppunt van openbaar vervoer waar veel auto’s<br />

langskomen, op weg naar hetzelfde reisdoel.<br />

Op het transferium parkeert de automobilist zijn auto<br />

op een bewaakte parkeergelegenheid en stapt over op<br />

een openbaarvervoerlijn, waarmee hij naar de bestemming<br />

gebracht wordt. De transferia moesten vooral<br />

bijdragen aan het behoud en het verbeteren van de bereikbaarheid<br />

van Nederland. Door bepaalde gebieden te<br />

ontlasten van autoverkeer, zouden ze ook zorgen voor<br />

een beter leef- en werkklimaat in de steden.<br />

Gebruikers van overstappunten<br />

Mannen maken meer gebruik van transferia dan vrouwen.<br />

P+R-terreinen trekken meer vrouwelijke gebruikers. Vooral<br />

hoger opgeleiden gebruiken transferia en P+R-terreinen.<br />

Er zijn drie soorten transferia te onderscheiden:<br />

• Herkomsttransferia liggen vlakbij herkomstgebieden<br />

(bijvoorbeeld transferium Hoorn). Deze transferpunten<br />

dragen vooral bij aan de vermindering van het<br />

aantal autokilometers. Op de bereikbaarheid en leefbaarheid<br />

hebben ze weinig effect, doordat de te bereizen<br />

bestemmingen ver uit elkaar liggen.<br />

• Bestemmingstransferia liggen aan de toevoerwegen<br />

naar bestemmingen (bijvoorbeeld de transferia Arena<br />

en Renesse). Ze zijn vooral bedoeld om in deze gebieden<br />

het wegennet te ontlasten en de bereikbaarheid<br />

en leefbaarheid te verbeteren.<br />

• Weidetransferia liggen langs snelwegen op enige<br />

afstand van zowel het herkomst- als bestemmingsgebied<br />

(bijvoorbeeld transferium ’t Schouw aan de<br />

A44 bij Leiden). Qua functie zijn ze een mengvorm<br />

tussen herkomst- en bestemmingstransferia.<br />

Succes van herkomsttransferium<br />

Bij de meeste transferia neemt het aantal autokilometers nauwelijks<br />

af. Uitzondering hierop is het transferium in Hoorn.<br />

Dit heeft de verkeersintensiteit in de spits op de hoofdwegen in<br />

de richting van Amsterdam met 3% verminderd. Bij het transferium<br />

Amsterdam Arena neemt het aantal autokilometers juist<br />

een beetje toe. Het verschil tussen de twee is te verklaren uit het<br />

feit dat Hoorn een herkomsttransferium is, waarbij een groot<br />

gedeelte van de keten met het openbaar vervoer wordt gereisd.<br />

De Arena is een bestemmingstransferium waar reizigers<br />

alleen voor het laatste stukje van de ritketen in het OV stappen.<br />

Carpoolpleinen<br />

Het SVV-II noemt maatregelen om samenrijden of carpoolen<br />

te bevorderen. De maatregelen betreffen de aanleg<br />

van carpoolpleinen, prioriteiten voor carpoolers<br />

(denk aan gegarandeerde parkeerruimte bij het werk),<br />

bemiddelen in carpoolen, gedragsbeïnvloeding, communicatie<br />

en promotie.<br />

Carpoolpleinen zijn verzamelpunten voor reizigers die<br />

vanaf dat punt gezamenlijk per auto verder reizen. Op<br />

werkdagen maken zo’n 20 duizend Nederlanders gebruik<br />

van deze pleinen. Het aantal carpoolpleinen verschilt per<br />

regio. Nederland heeft er anno 2003 in totaal ruim vierhonderd.<br />

In 1993 waren het er nog 240, terwijl er bij de<br />

lancering in 1983 44 carpoolpleinen waren (cijfers<br />

ANWB). In het Reglement verkeersregels en verkeerstekens<br />

(RVV 1990) is het bord E13 opgenomen voor de<br />

aanduiding van en verwijzing naar carpoolpleinen.<br />

Transferia in Nederland<br />

Vanaf 1995 werden verspreid over heel Nederland transferia<br />

aangelegd. In 2002 werd de negende geopend in Sittard.<br />

Transferium<br />

Geopend<br />

Groningen-Noorddijk april 1995<br />

Amsterdam Arena augustus 1996<br />

Renesse juli 1997<br />

Arnhem Gelredome oktober 1998<br />

Hoorn NS-station november 1998<br />

Leiden ‘t Schouw juni 1999<br />

Ridderkerk, wallocatie Fast-ferry november 1999<br />

Utrecht Westraven mei 2000<br />

Sittard april 2002<br />

Breukelen<br />

in ontwerp<br />

Figuur 9. Transferia<br />

in Nederland<br />

19


c) Geïntegreerd beleid: transferpunt als product<br />

Het succes van de transferia en andere transferpunten<br />

wisselt. Meer en meer is het besef ontstaan dat de keuze<br />

voor een transferpunt hoofdzakelijk afhangt van de<br />

kwaliteit van de totale ritketen. De automobilist zou alleen<br />

voor overstappen kiezen wanneer de overstap op<br />

openbaar vervoer aantrekkelijker is dan per auto doorrijden<br />

naar de bestemming.<br />

Om hiervoor te zorgen zou een transferpunt (ook P+Rterrein<br />

of carpoolplein) gepresenteerd moeten worden<br />

als een kwaliteitsproduct. Via goede marketing moest<br />

het ‘verkocht’ worden aan de potentiële klant. Als belangrijkste<br />

succesfactoren zijn aangemerkt: de veiligheid<br />

en betrouwbaarheid, de snelheid en het gemak.<br />

Als deze ‘dissatisfiers’ niet in orde zijn, maken automobilisten<br />

geen gebruik van het transferpunt. Daarnaast<br />

moet het overstappunt kwalitatief nog meer bieden, namelijk<br />

comfort en beleving. Met deze ‘satisfiers’ kan de<br />

ketenverplaatsing via het transferpunt het winnen van<br />

de rit per auto.<br />

Beleving<br />

Comfort<br />

Gemak<br />

Snelheid<br />

Veiligheid en Betrouwbaarheid<br />

satisfiers<br />

dissatisfiers<br />

Figuur 10. Factoren die het succes van een transferium bepalen<br />

Keuzes<br />

Daarom kiest de overheid voor geïntegreerd parkeerbeleid<br />

waarbij de reiziger keuzes aangeboden krijgt.<br />

De automobilist kan bijvoorbeeld:<br />

• samen reizen via carpoolplaatsen, of:<br />

• overstappen op openbaar vervoer via P+R-terreinen<br />

en transferia, of:<br />

• gewoon doorrijden en misschien ooit een traject van<br />

betaald rijden afleggen.<br />

De automobilist kan zo zelf een ritketen samenstellen<br />

die gezien zijn tijd, prijs- en kwaliteitsoverwegingen het<br />

beste bij hem past.<br />

Over ervaringen met overstappunten (P+R) in binnenen<br />

buitenland is meer te lezen in de nog te verschijnen<br />

CROW-brochures 'Ervaringen met Transferia en P+R in<br />

Nederland' en 'Ervaringen met Park and Ride in het buitenland'.<br />

Deel van vervoerssysteem<br />

Daarnaast is de overheid gaan inzien dat een transferpunt<br />

niet op zichzelf te beschouwen is, maar dat dit samenhangt<br />

met het bestemmingsgebied van de doelgroep<br />

en het parkeerbeleid in een stad. Een transferpunt<br />

maakt deel uit van een totaal verkeers- en vervoerssysteem.<br />

20


TRENDS OP PARKEERGEBIED 6<br />

Trend 1: mobiliteitsmanagement<br />

Er komen nog steeds auto’s bij in Nederland. De remedie<br />

van de centrale overheid tegen dit groeiende probleem<br />

heet: mobiliteitsmanagement. Dit omvat diverse<br />

samenhangende activiteiten die de reiziger moeten verleiden<br />

om te kiezen voor andere vervoerswijzen, routes,<br />

reistijden en reisdoelen. Parkeren is hier een belangrijk<br />

onderdeel van. Doel van mobiliteitsmanagement is aan<br />

de mobiliteitsbehoefte tegemoet te komen binnen de<br />

grenzen van de stedelijke infrastructuur. In diverse steden<br />

is de infrastructuur op het maaiveld al ‘verzadigd’.<br />

Mogelijkheden benutten<br />

Het is dus zaak om voor het verkeer maximaal en slim<br />

gebruik te maken van bestaande mogelijkheden en<br />

diensten en creatief om te gaan met nieuwe mogelijkheden.<br />

Dat geldt niet alleen voor de autobereikbaarheid,<br />

maar ook voor het openbaar vervoer in steden.<br />

Door verschillende voorzieningen zo goed mogelijk op<br />

elkaar te laten aansluiten, zijn de aanwezige mobiliteitsdiensten<br />

optimaal en intermodaal te gebruiken.<br />

Dit wordt ook wel aangeduid als ‘service merge’ .<br />

Een goed voorbeeld van ‘service merge’ is het project<br />

Park and Bike.<br />

Parkeren en fietsen<br />

Parkeerbeheerder Q-park introduceert in 2003 ‘Park and Bike’<br />

in Amsterdam, Apeldoorn en Zwolle. In parkeergarages staan<br />

huurfietsen klaar van fietsverhuurder Merdina Nederland BV.<br />

Automobilisten kunnen hier hun auto parkeren en een fiets<br />

huren om het laatste traject naar hun bestemming in de stad<br />

te fietsen. Door auto- en fietsgebruik te combineren kan de<br />

reiziger snel en comfortabel zijn eindbestemming bereiken.<br />

Bedrijven in binnensteden kunnen parkeren heel direct<br />

gebruiken om mobiliteitsmanagement te koppelen aan<br />

goede service.<br />

Trend 2: ICT-toepassingen<br />

De ontwikkelingen in de ICT bieden volop nieuwe<br />

mogelijkheden, ook voor de parkeerinstrumenten die<br />

gemeenten toepassen. Hierbij valt te denken aan de<br />

volgende toepassingen.<br />

Cashless betalen<br />

Door nieuwe betaalmogelijkheden is het te regelen dat<br />

het parkeren ‘cashless’ betaald wordt. Een voorbeeld<br />

hiervan is het GSM-parkeren, waarbij parkeerders via<br />

de mobiele telefoon het parkeertarief afrekenen. Het<br />

kan ook met de Chipknip. Deze wordt steeds meer gebruikt<br />

in het betalingsverkeer voor parkeren, vooral na<br />

invoering van de euro. (Zie ook de CROW-brochure<br />

‘Chipknip-only-betalen voor parkeren’.)<br />

Transpondertechnologie<br />

Een andere nieuwe toepassing is de inzet van de zogenaamde<br />

transpondertechnologie ter vervanging van de<br />

21


6<br />

papieren parkeervergunning en de zogenaamde kraskaart.<br />

De transpondertechnologie is geïntroduceerd als<br />

systeem bij het GSM-parkeren, maar een aantal grote<br />

gemeenten gebruikt deze al als digitale parkeervergunning<br />

en digitale parkeerpas voor bezoekers. Er zijn meer<br />

praktische toepassingen van de transpondertechnologie<br />

te verwachten. Zo is er al een systeem in de maak<br />

waarbij parkeerders die een transponderkaart als parkeervergunning<br />

hebben, hiermee ook in andere steden<br />

kunnen betalen.<br />

Kentekenplaatscan<br />

Er wordt ook gewerkt aan de zogenaamde kentekenplaatscan.<br />

Bij deze methode wordt de kentekenplaat<br />

van een auto gescand om te controleren of de eigenaar<br />

een geldige parkeervergunning bezit. Op die manier<br />

hoeft de vergunninghouder helemaal geen papieren<br />

vergunning of transponder meer achter de voorruit van<br />

de auto te plaatsen. Naar verwachting zal een van de<br />

Amsterdamse stadsdelen deze technologie in 2004 introduceren.<br />

Betaald rijden/verblijven<br />

Het is denkbaar dat door de toepassing van ICT-technologie<br />

het betaald parkeren en de handhaving zoals deze<br />

nu plaatsvinden, volledig verdwijnen in de komende<br />

tien tot vijftien jaar. Daarvoor in de plaats kan dan een<br />

heffing komen die de automobilist laat betalen per<br />

gereden kilometer. Deze kan de autobezitter bovendien<br />

aanslaan voor de periode dat hij binnen het stadscentrum<br />

aanwezig is met zijn of haar auto.<br />

Nog een technologisch hoogstandje dat in Londen al<br />

wordt toegepast, is de congestion charging. Wanneer<br />

een automobilist de heffingszone in het centrum binnenrijdt,<br />

registreren camera’s de nummerplaat. Het<br />

systeem regelt dan automatisch dat er een bedrag van<br />

vijf pond aan de automobilist in rekening wordt gebracht.<br />

Het doel van dit plan is om het autoverkeer in<br />

het meest centrale gebied met 15% te verminderen en<br />

in de ring daaromheen gelijk te laten blijven.<br />

De resultaten van de congestion charging in Londen<br />

blijken boven verwachting te zijn. In oktober 2003, zes<br />

maanden na de introductie ervan, waren er zestig duizend<br />

minder autobewegingen per dag in de heffingszone.<br />

Het aantal verkeersvertragingen was met 30%<br />

afgenomen. De angst dat de parkeerdruk rond de ondergrondse<br />

treinstations hierdoor zou toenemen bleek ongegrond<br />

te zijn. Ook in andere buitenlandse steden<br />

zoals Singapore, Oslo en Melbourne is een vorm van<br />

verblijfsheffing ingevoerd. Wereldwijd hebben tientallen<br />

steden plannen om zo’n systeem in te voeren.<br />

De Nederlandse steden zijn per stad veel kleiner dan<br />

Londen, maar ook weer niet zoveel kleiner dan de deelgemeenten<br />

(“Boroughs”) van Londen. Het zou dus best<br />

mogelijk kunnen zijn dat een dergelijk systeem ook in<br />

Nederland (Randstad) gaat functioneren. De nood moet<br />

hoog genoeg zijn en de bestuurlijke samenwerking<br />

moet er zijn. Vrijwillig of misschien ooit opgelegd. In<br />

Londen is dat de Mayor of London. Mogelijk krijgen we<br />

in Nederland ook ooit een dergelijk figuur. Wordt deze<br />

dan ook verantwoordelijk voor het openbaar vervoer en<br />

de afwikkeling van het wegverkeer dan is de gewenste<br />

afstemming stukken eenvoudiger. Nu is dat allemaal<br />

nog niet eenvoudig.<br />

Misschien zal ‘electronic road pricing’ (ERP) in het volgende<br />

decennium mogelijkheden bieden om verkeer op<br />

drukke verkeersaders extra te belasten.<br />

In Nederland werd in 2002 ‘mobimiles’ gepresenteerd,<br />

oftewel de kilometerheffing. Hierbij betalen automobilisten<br />

de gereden kilometers, die geregistreerd worden<br />

via een GPS-ondersteund systeem. Dit concept moet in<br />

de toekomst een vorm van ‘electronic road pricing’<br />

(ERP) mogelijk maken. De techniek van mobimiles is te<br />

koppelen aan verschillende sturingsfuncties voor het<br />

verkeer. Steden kunnen bijvoorbeeld het parkeerbeleid<br />

en de toegang tot de binnenstad eraan verbinden, waardoor<br />

de stad beter bereikbaar wordt. Dat schept eventueel<br />

nieuwe mogelijkheden voor stedelijke verdichting.<br />

Anticiperend op ‘electronic road pricing’ is er een Europese<br />

richtlijn voor dergelijke betaalsystemen opgesteld.<br />

Nieuwe betaalsystemen moeten aan deze richtlijn voldoen.<br />

Deze betreffen technische richtlijnen en de mogelijkheid<br />

van ‘contract-roaming’. Gemeenten zijn dus<br />

niet meer vrij om een eigen systeem in te voeren.<br />

22


GPS<br />

Andere ICT-ontwikkelingen die in de toekomst veel<br />

invloed zullen hebben op het parkeerbeleid zijn de GPStechniek<br />

en de smartcard. De GPS-techniek maakt het<br />

bijvoorbeeld mogelijk doorgaand (sluip)verkeer te<br />

traceren en te belasten met een bijzonder (hoog) tarief.<br />

De smartcard is voor de consument een makkelijk middel<br />

om parkeergeld mee te betalen.<br />

Trend 3: professionalisering<br />

Parkeren is uitgegroeid tot een economisch goed en een<br />

‘markt’ waarin geld te verdienen valt. Marktpartijen<br />

binnen de private sector tonen de laatste jaren dan ook<br />

steeds meer interesse voor de parkeermarkt. Aanvankelijk<br />

waren private partijen alleen betrokken bij het beheren<br />

van parkeergarages en terreinen; tegenwoordig<br />

begeven commerciële dienstverleners zich ook op het<br />

terrein van de handhaving. Een toenemend aantal<br />

stadsbesturen vertrouwt de handhaving van het gefiscaliseerde<br />

betaald parkeren toe aan derden.<br />

Handhaving door derden<br />

Gemeenten kiezen er dan voor om de parkeerhandhaving<br />

over te laten aan een dienstverlener die al dan niet via<br />

een Europese aanbestedingsprocedure is geselecteerd.<br />

Gebruikelijk was dat de handhaving werd uitgevoerd<br />

door ingehuurde politiemensen of door fiscale handhavers<br />

in dienst van de gemeente. Deze gemeenteambtenaren<br />

zijn nu nog ondergebracht bij het eigen<br />

parkeerbedrijf of de dienst stadstoezicht. Handhaving<br />

door derden gebeurde eerst alleen nog met de fiscale<br />

handhaving van het parkeren. Inmiddels wordt ook de<br />

administratiefrechtelijke handhaving van het parkeren<br />

(Wet Mulder-feiten) meer en meer uitbesteed aan commerciële<br />

partijen.<br />

Professioneler beheer<br />

Ook het beheer van gebouwde parkeervoorzieningen en<br />

parkeerterreinen wordt professioneler, mede onder invloed<br />

van concurrentie en de wensen van de parkeerder.<br />

Bij de professionele beheerders staat de kwaliteit<br />

van het ‘parkeerproduct’ hoog in het vaandel. Dat is begrijpelijk,<br />

want waarschijnlijk zal de concurrentie op<br />

deze markt alleen maar toenemen, vooral in de steden<br />

waar parkeerders kunnen kiezen tussen verschillende<br />

parkeergarages.<br />

De prijs zal niet eens de belangrijkste rol spelen in deze<br />

concurrentiestrijd; de tarieven worden op veel plaatsen<br />

immers (mede) bepaald door de gemeente. De gunst<br />

van de parkeerder zal vooral draaien om de toegevoegde<br />

waarde van het parkeerproduct, zoals de voorzieningen<br />

die er in en nabij aanwezig zijn, en de kwaliteit van<br />

de garage. Als de automobilist kan kiezen tussen parkeervoorzieningen,<br />

gaat deze liever naar een garage die<br />

prettig en veilig aandoet dan naar een donkere garage<br />

waar de kans op schade groot is.<br />

Trend 4: binnen parkeren<br />

Een andere trend die de komende jaren zichtbaarder zal<br />

worden is het parkeren binnen gebouwde voorzieningen.<br />

Deze verschuiving van buiten naar binnen ontstaat doordat<br />

de ruimte in veel binnensteden schaars is en het parkeren<br />

op straat steeds meer als hinderlijk wordt ervaren.<br />

In parkeergebouwen zijn de auto’s steeds compacter te<br />

plaatsen dankzij nieuwe technieken, zoals toegepast in<br />

mechanische parkeergarages. Er bestaan al volautomatische<br />

parkeersystemen waarbij de automobilist zijn<br />

auto in een ruimte achterlaat, waarna deze door het<br />

mechanische systeem wordt weggezet. Bij het ophalen<br />

van de auto meldt de automobilist zich aan en vindt het<br />

proces in omgekeerde volgorde plaats. Het is nog niet<br />

zo bekend dat deze systemen vandalismebestendig zijn<br />

en goed kunnen bijdragen aan de sociale veiligheid.<br />

(Zie ook de CROW-brochure ‘Mechanische parkeersystemen’.)<br />

Verder komt er binnen het parkeerbeleid steeds meer<br />

aandacht voor het concentreren van parkeerplaatsen.<br />

Door de parkeervraag van verschillende functies te<br />

combineren in één parkeergarage, zoals voor wonen,<br />

winkelen en werken, zijn veel parkeerplaatsen beter te<br />

benutten gedurende de dag. Om dit idee te laten slagen,<br />

is het wel zaak om te weten welke afstand de verschillende<br />

typen gebruikers maximaal willen lopen van de<br />

parkeerplaats naar hun bestemming. (Zie ook de<br />

CROW-brochure ‘Loopafstanden bij winkelgebieden’.)<br />

Trend 5: Winkelpendel<br />

Door de toenemende automobiliteit zijn de binnensteden<br />

in de laatste decennia steeds moeilijker bereikbaar<br />

geworden. Uitbreiding van wegen en het aanleggen van<br />

meer parkeervoorzieningen in het centrum zijn vaak<br />

geen optie met het oog op de bereikbaarheid en leef-<br />

23


aarheid. De parkeerproblemen in de centra zijn het<br />

grootst op koopavonden en zaterdagmiddagen. Enkele<br />

steden hebben een oplossing voor dit probleem gevonden<br />

in de vorm van een winkelpendel, dat wil zeggen een<br />

parkeerterrein voor het winkelend publiek vlakbij het<br />

centrum in combinatie met comfortabel natransport.<br />

In Groningen, Utrecht, ’s-Hertogenbosch, Leiden,<br />

Dordrecht en Delft zijn dergelijke diensten operationeel.<br />

De winkelpendels rijden in ieder geval op zaterdag en<br />

meestal op koopavond, soms de hele week. In Groningen<br />

is het systeem min of meer bij toeval ontstaan.<br />

Buschauffeurs werden vanaf 1988 met pendelbusjes<br />

naar de remise buiten het centrum en terug naar het<br />

GVB-kantoor in het centrum gebracht. De winkeliersvereniging<br />

wist dat sommige bezoekers van de binnenstad<br />

ook bij de remise parkeerden en verzocht het GVB of zij<br />

ook van deze pendelbus gebruik konden maken. Inmiddels<br />

worden er vanaf drie parkeerplaatsen in de stad<br />

jaarlijks meer dan een miljoen bezoekers vervoerd naar<br />

het centrum. De dienst is een regulier onderdeel geworden<br />

van het stedelijk openbaar vervoer in Groningen.<br />

Ook in andere steden is de winkelpendel inmiddels onderdeel<br />

van het gemeentelijke parkeer- en bereikbaarheidsbeleid.<br />

Zo rijdt in Utrecht sinds oktober 1994 de<br />

succesvolle WinkelExpress tussen stadion Galgenwaard<br />

en de binnenstad. Hier rijden gelede bussen van het gemeentelijk<br />

vervoerbedrijf. In ’s-Hertogenbosch wordt<br />

sinds mei 1996 een citybus geëxploiteerd. Daar rijden<br />

de bussen vanaf drie parkeerterreinen aan de rand van<br />

de stad. Beide winkelpendels zijn ingezet na het autoluw<br />

maken van het centrum om de binnenstad bereikbaar<br />

en leefbaar te houden.<br />

Particuliere pendel<br />

In Leiden wordt de enige particuliere pendel in ons land<br />

geëxploiteerd. De Stichting Stadsparkeerplan Leiden is<br />

in september 1995 met deze parkeer- en pendelservice<br />

begonnen. Het parkeerterrein aan de rand van de binnenstad<br />

telt twaalfhonderd plaatsen. Desondanks staat<br />

het terrein regelmatig vol, zodat parkeerders inmiddels<br />

op zaterdag kunnen uitwijken naar een ander terrein.<br />

De mensen worden vervoerd in achtpersoonsbusjes. In<br />

de zomermaanden kunnen bezoekers ook met een watertaxi<br />

naar het centrum en er zijn dan blauwe fietsen te<br />

leen. Jaarlijks parkeren 200 duizend auto’s op het parkeerterrein,<br />

wat neerkomt op circa een half miljoen bezoekers.<br />

De enige subsidiestroom die gebruikt wordt, is<br />

voor betaling van de chauffeurs; deze hebben bijna<br />

allen een I/D-baan of een arbeidshandicap.<br />

Succesfactoren<br />

Het succes van een winkelpendel hangt van verschillende<br />

factoren af. In de eerste plaats dienen de parkeerterreinen<br />

aan logische invalsroutes richting de binnenstad<br />

te liggen. In de tweede plaats moeten de wachttijden<br />

relatief kort te zijn, dat wil zeggen dat het natransport<br />

frequent moet rijden. Bezoekers willen zeker weten dat<br />

zij zonder lang wachten vanuit het centrum terug kunnen<br />

reizen.<br />

In de derde plaats moet het tarief concurrerend zijn, bijvoorbeeld<br />

door het buskaartje inclusief het parkeergeld<br />

tegen een scherp tarief aan te bieden.<br />

In de vierde plaats is flankerend beleid essentieel voor<br />

het succes van de winkelpendel. Dit beleid moet erop<br />

gericht zijn auto’s uit het centrum te weren, terwijl in de<br />

schil om het centrum ook een parkeerregime van kracht<br />

moet zijn. Verder is promotie voor de winkelpendel belangrijk<br />

en noodzakelijke wijzigingen (in de capaciteit of<br />

frequentie) moeten snel doorgevoerd kunnen worden.<br />

24


LITERATUUR<br />

- Autodate, hoe wordt het succesvol voor alle partijen?, C. Derkse. Rotterdam, AVV, 2000<br />

- Bouwen en parkeren in Den Haag. Den Haag, Gemeente Den Haag, 2001<br />

- Car Ratio. berekening van autogebruik in het pendelverkeer. Den Haag, Ministerie van<br />

Verkeer en Waterstaat, 1995<br />

- Carpoolpleinen. CROW-publicatie 76. Ede, CROW, 1993<br />

- De milieuwinst van winkelpendels, A. Hensema. Den Haag, 2003<br />

- Een goede locatie voor activiteiten, onderzoek en aanbevelingen ten aanzien van<br />

het nieuwe locatiebeleid. Ligtermoet + Louwerse. Delft, in opdracht van AVV, 1999<br />

- Een handreiking bij voorbereiding en realisatie van transferia.<br />

Den Haag, Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 2000<br />

- Effecten van parkeermaatregelen. CROW-publicatie 159. Ede, CROW, 1996<br />

- Evaluatie van transferia, module 1. Amersfoort, MU Consult, 2000<br />

- Fact-finding ABC-locatie beleid. Delft, INRO/TNO, 1999<br />

- Fiscalisering parkeerbeleid, F. Fleurke. Amsterdam, Vrije Universiteit Amsterdam, 1996<br />

- Fiscalisering in Nederland, C. Harteveld. Rotterdam, AVV, 2002<br />

- Het ABC beleid in Nederland, het juiste bedrijf op de juiste plaats,<br />

drs. A.G. Boumans, ing. C. Harteveld en dr. A.A.J. van Reisen. Rotterdam, AVV, 1999<br />

- Implementatie model vervoersmanagement. Den Haag, Ministerie van Verkeer en Waterstaat,<br />

2000<br />

- Kansen en bedreigingen in gemeentelijk verkeers- en vervoersbeleid. Den Haag, SGBO, 2001<br />

- Kwaliteit van straatparkeren: leidraad voor beleid - richtlijn voor de uitvoering. CROWpublicatie<br />

162. Ede, CROW, 2001<br />

- Leidraad categorisering van knooppunten; Hulpmiddel voor het ontwerp.<br />

CROW-publicatie 170. Ede, CROW, 2002<br />

- Milieubeleid en vervoersmanagement. Den Haag, VNG, 2002<br />

- Mobiliteitsmanagement, beleids<strong>document</strong>. Den Haag, Ministerie van Verkeer en Waterstaat,<br />

1999<br />

- Nota Parkeerbeleid. Den Haag, Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 1975<br />

- Overzicht nationaal parkeerbeleid in Nederland, Beleidsnota parkeerbeleid.<br />

Den Haag, Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 1992<br />

- Parkeerbeheer loont (brochure). Den Haag, VNG, 1997<br />

- Parkeerbeleid, de kosten en baten, C. Harteveld. Rotterdam, AVV, 2001<br />

- Parkeren in Den Haag, discussie memorandum. Den Haag, Gemeente Den Haag, 2001<br />

- Parkeren in Nederland: omvang, kosten, opbrengsten, beleid. Rotterdam, Ministerie van<br />

Verkeer en Waterstaat, Adviesdienst Verkeer en Vervoer, 2002<br />

- Parkeren in Vinex-wijken, resultaten van een onderzoek naar de relatie tussen<br />

parkeervraag en het type huisvesting. Deventer, Goudappel Coffeng, 2000<br />

- Toelichting van parkeerbeleid. Zoetermeer, Plexat, 1998<br />

- Transferium Renesse, bijlage 2.7, Een handreiking bij voorbereiding en realisatie<br />

van transferia. Den Haag, Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 2000<br />

- Transferium Sittard, bijlage 2.4, Een handreiking bij voorbereiding en realisatie van<br />

transferia. Den Haag, Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 2000<br />

- Transport for London, Congestion Charging 6 months on. Londen, 2003<br />

- Uitvoeringsnotitie parkeerbeleid. Den Haag, Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 1992<br />

- Van A naar Beter, Nationaal Verkeers- en Vervoersplan 2000-2020. Den Haag, Ministerie<br />

van Verkeer en Waterstaat, 2001<br />

- Van parkeerbeheer naar mobiliteitsmanagement; Geïntegreerd parkeren:<br />

hoofdpuntennotitie. CROW-brochure nr. 1. Ede, CROW, 2002<br />

25


- Van parkeerbeheer naar mobiliteitsmanagement; Mechanische parkeersystemen.<br />

CROW-brochure nr. 2. Ede, CROW, 2002<br />

- Van parkeerbeheer naar mobiliteitsmanagement; Mobiel betalen voor parkeren:<br />

de eerste functionele specificaties. CROW-brochure nr. 3. Ede, CROW, 2002<br />

- Van parkeerbeheer naar mobiliteitsmanagement; Chipknip-only voor parkeren -<br />

De invoering van een cashless betalingssysteem. CROW-brochure nr. 4. Ede, CROW, 2003<br />

- Van parkeerbeheer naar mobiliteitsmanagement; Parkeerregulering: toepassing en<br />

effecten. CROW-brochure nr. 5. Ede, CROW, 2003<br />

- Van parkeerbeheer naar mobiliteitsmanagement; Parkeerbeleid is meer dan parkeren -<br />

Integraal parkeerbeleid in de praktijk. CROW-brochure nr. 6. Ede, CROW, 2003<br />

- Van parkeerbeheer naar mobiliteitsmanagement; Loopafstanden bij winkelgebieden.<br />

CROW-brochure nr. 7. Ede, CROW, 2003<br />

- Vragen en antwoorden met betrekking tot het reguleren van parkeren op eigen terrein.<br />

Den Haag, Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 1995<br />

- Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening 2000-2020. Den Haag, Ministerie van VROM, 2001<br />

- Zonering en parkeerbeleid in Nederland, C. Harteveld,. Rotterdam, AVV, 1998<br />

Meer informatie<br />

www.minvenw.nl, website Ministerie van Verkeer en Waterstaat<br />

26


(Advertentie)<br />

27


BROCHUREREEKS<br />

‘VAN PARKEERBEHEER NAAR<br />

CROW heeft in samenwerking met de Adviesdienst Verkeer<br />

en Vervoer van Rijkswaterstaat (AVV) en Kennis-<br />

Platform Verkeer en Vervoer de brochurereeks ‘Van parkeerbeheer<br />

naar mobiliteitsmanagement’ ontwikkeld.<br />

Deze reeks bestaat uit circa 22 brochures die zowel<br />

inhoudelijk als procesmatig op parkeren en mobiliteit<br />

ingaan.<br />

De druk van auto’s op het ruimtegebruik heeft geleid tot<br />

de invoering van creatieve oplossingen voor parkeren en<br />

mobiliteit. Deze druk beperkt zich allang niet meer tot<br />

stadscentra, maar heeft zich ook uitgebreid naar woonwijken,<br />

kantorenwijken, bedrijventerreinen en winkelcentra.<br />

Dit komt niet alleen door de functie van deze<br />

gebieden, maar ook door ‘overloop’ uit aangrenzende<br />

wijken. Parkeren en mobiliteit worden meer en meer<br />

facilitair en exploitatief onderdeel van ‘het product’<br />

stad, waarmee een geïntegreerd management- en organisatievraagstuk<br />

is ontstaan vanuit overheid en markt.<br />

Beschrijving van de reeds verschenen brochures<br />

Brochure 1:<br />

Geïntegreerd parkeren:<br />

hoofdpuntennotitie<br />

Mobiliteit en parkeren zijn de<br />

afgelopen decennia in een<br />

Brochure 2:<br />

Mechanische parkeersystemen<br />

Ruimte wordt steeds schaarser<br />

en duurder. Op allerlei fronten<br />

Brochure 3:<br />

Mobiel betalen voor<br />

parkeren: de eerste<br />

functionele specificaties<br />

De druk op ruimtegebrek heeft<br />

Brochure 4:<br />

Chipknip-only-betalen voor<br />

parkeren – de invoering<br />

van een cashless betalingssysteem<br />

ander daglicht komen te staan.<br />

worden steeds meer inspan-<br />

geleid tot de invoering van<br />

Sinds medio 2001 mogen ge-<br />

Van afzonderlijke aandachts-<br />

ningen verricht om de beschik-<br />

creatieve oplossingen voor<br />

meenten op uitsluitend elektro-<br />

velden zijn ze omgevormd tot<br />

bare ruimte optimaal te gebrui-<br />

mobiliteit en parkeren. Het<br />

nische wijze parkeergeld innen.<br />

belangrijke randvoorwaarden<br />

ken. Daardoor is er steeds<br />

nieuwste snufje op het gebied<br />

Juist in de parkeersector met<br />

voor gemeentelijke en regionale<br />

meer aandacht voor dubbel<br />

van betaald parkeren is het<br />

veel automaten kan het betalen<br />

ontwikkelingen. Startbrochure 1<br />

grondgebruik en ondergronds<br />

betalen per mobiele telefoon.<br />

met de Chipknip veel voordelen<br />

schetst een algemeen kader<br />

bouwen voor onder meer het<br />

In brochure 3 worden de func-<br />

opleveren, niet alleen voor<br />

van het project geïntegreerd<br />

parkeren van auto’s. Mecha-<br />

tionele eisen waaraan een der-<br />

gemeenten maar ook voor<br />

parkeren.<br />

nisch parkeren kan het ruimte-<br />

gelijk systeem moet voldoen<br />

parkeerders. De consument is<br />

gebruik met veertig tot zestig<br />

toegelicht.<br />

echter wat huiverig voor beta-<br />

procent reduceren.<br />

len met de Chipknip. Brochure 4<br />

Brochure 2 gaat in op de<br />

geeft een goed beeld van de<br />

mogelijkheden van ruimte-<br />

voor- en nadelen van betalen<br />

besparende parkeersystemen.<br />

met de Chipknip en de manier<br />

waarop dit in een gemeente in<br />

te voeren is.<br />

28


MOBILITEITSMANAGEMENT’<br />

Geïnteresseerd in één of meerdere brochures?<br />

Vul dan nu de bestelcoupon op de volgende<br />

pagina in, zodat u zo snel mogelijk<br />

uw bestelling ontvangt.<br />

Brochure 5:<br />

Parkeerregulering:<br />

toepassing en effecten<br />

Als binnen een gemeente de<br />

Brochure 6:<br />

Parkeerbeleid is meer dan<br />

parkeren – Integraal<br />

parkeerbeleid in de praktijk<br />

Brochure 7:<br />

Loopafstanden bij winkelgebieden<br />

Binnen het verkeers- en ver-<br />

Brochure 8:<br />

De ontwikkeling van het<br />

parkeerbeleid in Nederland<br />

De auto is niet meer weg te<br />

vraag naar parkeerruimte groter<br />

Het combineren van parkeer-<br />

voersbeleid van gemeenten<br />

denken uit het Nederlandse<br />

is dan het aanbod, is er een<br />

maatregelen met een betere in-<br />

neemt parkeren een belangrijke<br />

straatbeeld. In 2002 zijn er ruim<br />

parkeerprobleem dat om een<br />

richting van het gebied, ruimte<br />

plaats in. Parkeren vraagt om<br />

zes miljoen personenauto’s en<br />

oplossing vraagt. Brochure 5<br />

voor andere vervoerswijzen en<br />

veel ruimte en vaak dure ingre-<br />

één miljoen bedrijfswagens.<br />

bevat een overzicht van de<br />

nieuwe initiatieven, kan veel<br />

pen. Een goed parkeerbeleid is<br />

Naar schatting zijn er bijna<br />

verschillende reguleringsmaat-<br />

voordelen opleveren: een leef-<br />

essentieel voor het optimaal<br />

negen miljoen openbare par-<br />

regelen, hun toepasbaarheid<br />

bare wijk, een vitaal centrum<br />

functioneren van economische<br />

keerplaatsen en vele private<br />

en onderlinge samenhang. De<br />

en beheerste mobiliteit. De in-<br />

voorzieningen in een plaats of<br />

parkeerplaatsen van bewoners<br />

maatregelen worden uitvoerig<br />

tegrale benadering is al uitvoe-<br />

regio. Er is grote behoefte aan<br />

en bedrijven op eigen terrein.<br />

beschreven met hun effecten<br />

rig aan de orde gekomen in de<br />

kennis op dit terrein, ook omdat<br />

Parkeren speelt dus een pro-<br />

en effectiviteit in verschillende<br />

eerste brochure uit deze reeks.<br />

in de praktijk de gehanteerde<br />

minente rol in de Nederlandse<br />

situaties. Daarmee biedt deze<br />

In brochure 6 staat de praktijk<br />

begrippen en veronderstellin-<br />

samenleving. Brochure 8 geeft<br />

brochure houvast in de discus-<br />

centraal. Zijn er al voorbeelden<br />

gen nogal uiteenlopen. Brochure<br />

een schets van de ontwikkeling<br />

sie over de relatie tussen maat-<br />

bekend waar de integrale aan-<br />

7 reikt een gemeenschappelijke<br />

van parkeerbeleid in Nederland<br />

regelen en effecten.<br />

pak werkt? En wat valt er te<br />

terminologie aan omtrent loop-<br />

en daarbinnen het verloop van<br />

leren? Wat houdt de geïnte-<br />

afstanden en bezoekersparke-<br />

de interactie rijksoverheids-<br />

greerde benadering in de prak-<br />

ren in winkelgebieden en draagt<br />

beleid en gemeentebeleid.<br />

tijk nu in?<br />

bij aan een transparantere en<br />

professionelere aanpak van de<br />

kwaliteit van binnensteden en<br />

winkelcentra.<br />

29


✃<br />

BESTELCOUPON FAXNUMMER: (0318) 62 11 12<br />

Naam: Voorletter(s): Titel(s): m/v<br />

Organisatie:<br />

Afdeling/Dienst:<br />

Verzendadres:<br />

Postcode en plaats:<br />

Factuuradres:<br />

(indien anders dan verzendadres):<br />

Telefoon:<br />

Ja, ik bestel hierbij:<br />

ex. van brochure 1: Geïntegreerd parkeren: hoofdpuntennotitie (560)<br />

ex. van brochure 2: Mechanische parkeersystemen (561)<br />

ex. van brochure 3: Mobiel betalen voor parkeren: de eerste functionele specificaties (562)<br />

ex. van brochure 4: Chipknip-only-betalen voor parkeren – De invoering van een cashless<br />

betalingssysteem (563)<br />

ex. van brochure 5: Parkeerregulering: toepassing en effecten (564)<br />

ex. van brochure 6: Parkeerbeleid is meer dan parkeren – Integraal parkeerbeleid in de praktijk (565)<br />

ex. van brochure 7: Loopafstanden bij winkelgebieden (566)<br />

ex. van brochure 8: De ontwikkeling van het parkeerbeleid in Nederland (567)<br />

Losse verkoopprijs per brochure bedraagt € 13,- (inclusief BTW).<br />

Ja, noteer mij voor:<br />

abonnement op de complete brochurereeks ‘Van parkeerbeheer naar mobiliteitsmanagement’<br />

(eenmalig € 250,- inclusief verzamelmap, verzendkosten binnen Nederland en BTW).<br />

Bezoek www.crow.nl/parkeren voor meer informatie over de brochurereeks. De reeks is gratis te downloaden<br />

via deze website.<br />

De verschuldigde kosten zullen na ontvangst van de factuur worden voldaan.<br />

Datum:<br />

Handtekening:<br />

Deze bestelcoupon ingevuld en ondertekend faxen naar: (0318) 62 11 12, t.a.v. afdeling Communicatie.<br />

Per post: CROW, t.a.v. afdeling Communicatie, Postbus 37, 6710 BA Ede.<br />

VPNM/nr. 8


De brochures in de reeks ‘Van parkeerbeheer naar mobiliteitsmanagement’ komen tot stand onder begeleiding van de werkgroep<br />

Geïntegreerd parkeerbeleid.<br />

Ten tijde van het gereed komen van deze brochure bestond de werkgroep uit:<br />

- ir. A. van Luipen, Kennisplatform Verkeer & Vervoer, voorzitter<br />

- ir. Sj. Stienstra, ir. Sj. Stienstra Adviesburo, secretaris<br />

- ir. T. de Wit, CROW, Begeleider CROW<br />

- ir. P.M. den Boer, VGS Vastgoed Services<br />

- drs. T. Breimer, Ministerie van Economische Zaken<br />

- Y.H.M. Cornelissen, Provincie Noord-Brabant<br />

- ir. C. Dingemans, Gemeente Enschede<br />

- A. Dolfsma, Gemeente Groningen, Dienst RO/EZ V&V Parkeerbedrijf<br />

- L.J.N. van der Dussen, Gemeente Diemen<br />

- ing. E. Dijkstra, Gemeente Rotterdam<br />

- drs. J. Hak, Adviesbureau SGBO<br />

-ing. W.H. van der Heide, Grontmij Parkconsult<br />

- C. van der Hulst, Gemeente Leiden<br />

- ir. A.R.M. Jansen, Gemeente Venray, afdeling Openbare Werken<br />

- ing. H. Jansen, RWS Directie Noord-Nederland, afdeling RVV<br />

- ds. A.M.J. Jogems, Keypoint Consultancy<br />

- mw. I.A.M. van Klaveren-Mekel, Gemeente Tiel<br />

- R. van Koningsveld, Gemeente Utrecht, Parkeerbedrijf<br />

- H. te Locke, Gemeente Heerlen, afdeling Ontwikkelingsbedrijf<br />

- mw. drs. H.van de Logt, RWS Bouwdienst afdeling Wegontwerp<br />

- drs. P.I.A.M. Manning, Hoofdbedrijfschap Detailhandel<br />

-mw. M.C. Oude Veldhuis, Kolpron Consultants BV<br />

- ing. F. Riechelmann, Dienst IVV, afdeling Strategie en Beleid<br />

- drs.ing. H.M.G. Slangen, Vereniging van Ned. Gemeenten<br />

- drs. E. Stuyfzand, Parkeergroep Nederland<br />

-ir. R.H. Tiemersma, Gemeente Utrecht<br />

-R.H. van der Velden, Grontmij Parkconsult<br />

- drs.ing. P.J.H.J. van der Waerden, TU Eindhoven, Groep Urbanistiek


Abonnement<br />

De brochure ‘De ontwikkeling van het parkeerbeleid in<br />

Nederland’ maakt deel uit van de brochurereeks ‘Van parkeerbeheer<br />

naar mobiliteitsmanagement’. De brochures zijn los te<br />

bestellen, maar ook een abonnement op de gehele brochurereeks<br />

is mogelijk. Dit kost € 250,- inclusief BTW, verzendkosten<br />

binnen Nederland en een verzamelmap. Aanvragen van een<br />

abonnement kan via internet, per fax (0318 - 62 11 12) en per<br />

post: CROW, Postbus 37, 6710 BA Ede. Vermeld hierbij de<br />

volgende gegevens:<br />

• naam abonnement;<br />

• naam en voorletter(s), titel(s), geslacht;<br />

• organisatie;<br />

• afdeling/dienst;<br />

• verzendadres;<br />

• postcode en woonplaats;<br />

• factuuradres (indien anders dan verzendadres);<br />

• telefoonnummer;<br />

• handtekening.<br />

Meer informatie over de brochurereeks vindt u op<br />

www.crow.nl/parkeren.<br />

Colofon<br />

‘De ontwikkeling van het parkeerbeleid in Nederland’<br />

Uitgave:<br />

April 2004, CROW, Ede<br />

Artikelnummer: 567<br />

Tekst en illustraties: Goudappel Coffeng<br />

Eindredactie:<br />

Willemse Communicatie, Leeuwarden<br />

Advertentie-exploitatie: Molijn Sales Support, Berlicum<br />

Vormgeving:<br />

Inpladi BV, Cuijk<br />

Druk:<br />

vanGrinsven drukkers Venlo bv<br />

Productie:<br />

CROW, afdeling Communicatie<br />

Deze brochure is bij CROW te bestellen, onder vermelding van het<br />

artikelnummer: 567<br />

- via website: www.crow.nl/shop<br />

- per post: Postbus 37, 6710 BA, Ede<br />

- per fax: (0318) 62 11 12<br />

Bezoek www.crow.nl/shop voor actuele verkoopprijzen.<br />

Deze brochure is gratis te downloaden via www.crow.nl/parkeren.<br />

Eerder verschenen brochures:<br />

• brochure 560 Geïntegreerd parkeren: hoofdpuntennotitie<br />

• brochure 561 Mechanische parkeersystemen<br />

• brochure 562 Mobiel betalen voor parkeren:<br />

de eerste functionele specificaties<br />

• brochure 563 Chipknip-only-betalen voor parkeren -<br />

De invoering van een cashless betalingssysteem<br />

• brochure 564 Parkeerregulering: toepassing en effecten<br />

• brochure 565 Parkeerbeleid is meer dan parkeren -<br />

Integraal parkeerbeleid in de praktijk<br />

• brochure 566 Loopafstanden bij winkelgebieden<br />

Onderwerpen van nog te verschijnen brochures:<br />

• Ervaringen met parkeren uit het buitenland<br />

• Ervaringen met Transferia en P+R in Nederland<br />

• Ervaringen met Park en Ride in het buitenland<br />

• Beleidsproces en parkeren, een pamflet<br />

• Procestechnieken en parkeren<br />

• Hoe om te gaan met parkeerkengetallen<br />

• Omgang met marktpartijen<br />

• Beheer en exploitatie<br />

• Locatiebeleid en parkeren<br />

• Parkeren en bereikbaarheid binnensteden<br />

• Publieke en maatschappelijke kosten voor parkeren<br />

• Parkeren en vastgoedwaarde<br />

• Het profiel van de parkeerder<br />

• Parkeren in woongebieden<br />

Ministerie van Verkeer en Waterstaat<br />

Adviesdienst Verkeer en Vervoer

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!