KAR'en maar! - KpVV
KAR'en maar! - KpVV
KAR'en maar! - KpVV
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
KAR’en <strong>maar</strong>!<br />
Korte Afstand Radio voor<br />
prioriteit bij verkeerslichten<br />
Augustus 2010
KAR’en <strong>maar</strong>!<br />
Korte Afstand Radio voor prioriteit bij verkeerslichten<br />
Augustus 2010<br />
A1 KAR’en <strong>maar</strong>! 2010
Colofon<br />
Uitgave<br />
Kennisplatform Verkeer en Vervoer<br />
Postbus 24051<br />
3502 MB Utrecht<br />
Jaarbeursplein 15<br />
3521 AM Utrecht<br />
<strong>KpVV</strong><br />
Het Kennisplatform Verkeer en Vervoer (<strong>KpVV</strong>) voorziet de decentrale overheden van<br />
benodigde kennis en netwerken bij het ontwikkelen en realiseren van hun verkeers- en<br />
vervoersbeleid. Daarbij staat de huidige en toekomstige klantvraag centraal.<br />
T 030 291 8200<br />
F 030 291 8299<br />
E info@kpvv.nl<br />
I www.kpvv.nl<br />
Productie<br />
Tekst<br />
Eindredactie<br />
Vormgeving<br />
Druk<br />
: Bert de Leeuw – gemeente Apeldoorn<br />
Leon van den Biggelaar – gemeente Eindhoven<br />
Robert Kooijman – gemeente Rotterdam<br />
Patrick Duwel – Keypoint Consultancy<br />
: Marcel Sloot<br />
: <strong>KpVV</strong><br />
: All-in Printing, Haarlem<br />
Contactpersoon<br />
Marcel Sloot<br />
T 030 291 8211<br />
E marcel.sloot@kpvv.nl<br />
Dit rapport is te downloaden via www.kpvv.nl<br />
Utrecht, augustus 2010<br />
© <strong>KpVV</strong>, 2010<br />
Gebruik van informatie uit dit rapport is toegestaan met bronvermelding<br />
2 KAR’en <strong>maar</strong>! 2010
Inhoudsopgave<br />
1 Inleiding 5<br />
2 Introductie KAR 7<br />
2.1 Detectie van voertuigen 7<br />
2.2 Werking KAR 8<br />
2.3 Voor- en nadelen KAR 9<br />
3 Voorbereiding 12<br />
3.1 Partijen en verantwoordelijkheden 12<br />
3.2 Afspraken en concessie-eisen 14<br />
3.3 Keuze tussen nieuwbouw of vervanging VRI’s 16<br />
4 Realisatie 18<br />
4.1 Uitvraag 18<br />
4.2 Vastleggen van informatie 19<br />
4.3 Implementatie 23<br />
4.4 Kosten 25<br />
5 Beheer en onderhoud 27<br />
5.1 Apparatuur 27<br />
5.2 Data 27<br />
5.3 Prestatiemetingen 28<br />
6 Meer informatie 30<br />
6.1 Platform BISON 30<br />
6.2 CVN 30<br />
6.3 IVER 30<br />
6.4 GEO-OV platform 30<br />
7 Begrippenlijst 32<br />
Bijlagen 33<br />
Bijlage 1: KAR hoofdverantwoordelijkheden 33<br />
Bijlage 2: Te beantwoorden vragen bij invoering van KAR 34<br />
Bijlage 3: Aandachtspunten bij uitvraag en afname 36<br />
Bijlage 4: Afnametesten 38<br />
Bijlage 5: Toelichting KAR-velden 41<br />
Bijlage 6: Mogelijke KAR scenario’s 43<br />
Bijlage 7: Coördinatenstelsels 46<br />
3 KAR’en <strong>maar</strong>! 2010
4 KAR’en <strong>maar</strong>! 2010
1 Inleiding<br />
Het autogebruik is in de afgelopen jaren toegenomen. Dit heeft op veel plaatsen<br />
geleid tot een slechtere doorstroming voor onder andere het openbaar vervoer en de<br />
hulpdiensten. Voor deze specifieke soorten verkeer zijn er steeds meer maatregelen<br />
getroffen, zoals de aanleg van vrije busbanen en prioriteit bij verkeerslichten.<br />
Tot enige jaren geleden werd de prioriteit bij verkeerslichten gerealiseerd met behulp<br />
van lusgebonden systemen, zoals VETAG, VECOM en SICS. De laatste jaren<br />
zijn er steeds meer beweegbare fysieke afsluitingen en slagbomen in het straatbeeld<br />
gekomen, die ook beïnvloed moeten worden. Omdat er steeds meer partijen belang<br />
hebben bij een goede doorstroming en er steeds meer systemen zijn die beïnvloed<br />
moeten worden, is het van belang een flexibele en universele systematiek te gebruiken<br />
voor de beïnvloeding. Korte Afstand Radio (KAR) biedt deze mogelijkheden.<br />
De invoering van KAR is in grote lijnen vergelijkbaar met de invoering van bovengenoemde<br />
lusgebonden systemen. Er zijn echter een paar essentiële verschillen die<br />
voor een goede invoering van KAR de nodige aandacht vragen. Bijvoorbeeld de positiebepaling<br />
van de inmeld- en uitmeldpunten is bij lusgebonden systemen volledig de<br />
verantwoordelijkheid van de wegbeheerder. Bij KAR is dit een gedeelde verantwoordelijkheid<br />
tussen wegbeheerder en KAR gebruiker, (vervoerder of hulpdienst). Om deze<br />
gedeelde verantwoordelijkheid in goede banen te leiden is het belangrijk om vóór de<br />
invoering van KAR de verschillende partijen en hun belangen en verantwoordelijkheden<br />
duidelijk te hebben en hierover afspraken te maken.<br />
Dit document heeft tot doel alle betrokken partijen te helpen bij de introductie of<br />
uitbreiding van KAR. Het document is daarvoor als volgt opgezet:<br />
- In hoofdstuk 2 wordt begonnen met een algemene introductie van KAR en een vergelijking<br />
met lusgebonden systemen;<br />
- In hoofdstuk 3 worden verantwoordelijkheden van betrokken partijen beschreven en<br />
welke activiteiten in de voorbereidingsfase uitgevoerd dienen te worden;<br />
- In hoofdstuk 4 worden de activiteiten beschreven die benodigd zijn voor de realisatie<br />
van KAR, van uitvraag tot en met afname;<br />
- Op het moment dat de KAR functionaliteit operationeel is dient het onderhouden te<br />
worden. De hiervoor benodigde activiteiten en verantwoordelijken worden beschreven<br />
in hoofdstuk 5;<br />
- Tot slot staat er in hoofdstuk 6 en de bijlagen nog meer praktische en gedetailleerde<br />
informatie over KAR en de invoering hiervan.<br />
5 KAR’en <strong>maar</strong>! 2010
6 KAR’en <strong>maar</strong>! 2010
22<br />
2 Introductie KAR<br />
2.1 Detectie van voertuigen<br />
Om verkeerslichten en beweegbare afsluitingen te kunnen beïnvloeden moet de naderende<br />
bus (of het hulpvoertuig) worden herkend. Bij bus- en trambanen is dat niet zo<br />
moeilijk. Vaak ligt er een inductielus in de baan. Deze reageert op het metaal van het<br />
voertuig en detecteert zo zijn komst. Ook een (vracht)auto op de baan wordt gedetecteerd.<br />
Er is geen extra informatie, zoals het lijnnummer van de bus of de richting die<br />
de bus op het kruispunt volgt, beschikbaar in de verkeersregelinstallatie (VRI).<br />
Selectieve detectie<br />
Selectieve detectie is nodig als er:<br />
- geen vrije bus- of trambanen liggen (met inductielussen);<br />
- ook andere voertuigen (zoals taxi’s) de bus- of trambaan mogen gebruiken;<br />
- meer informatie nodig is dan ‘er is een voertuig’.<br />
Nederland kent verschillende systemen om bussen en hulpvoertuigen te herkennen<br />
en te onderscheiden van andere voertuigen. De vervoerbedrijven gebruiken vooral<br />
VETAG, VECOM en SICS (merknamen). Hulpdiensten gebruiken ook alternatieve<br />
systemen.<br />
Werking lusgebonden systeem<br />
Lusgebonden systemen functioneren als volgt:<br />
- Een bus met een zogenoemde transponder rijdt over een (inmeld)lus in het wegdek<br />
die via een kabel verbonden is met de VRI;<br />
- Via de kabel wordt een bericht naar de VRI gestuurd (inmelding);<br />
- De VRI handelt de bus met een bepaalde mate van prioriteit af;<br />
- De bus rijdt over de (uitmeld)lus die na de stopstreep ligt en die via een kabel ook<br />
weer verbonden is met de VRI;<br />
- Via de kabel wordt een bericht naar de VRI gestuurd (uitmelding);<br />
- De VRI hervat het reguliere programma.<br />
Figuur 1:<br />
Prioriteit met lussen in het<br />
wegdek.<br />
inmeldlus<br />
vri<br />
uitmeldlus<br />
7 KAR’en <strong>maar</strong>! 2010
De belangrijkste componenten voor het behandelen van de prioriteitsaanvraag bij lusgebonden<br />
systemen zijn: lijnnummer en lusnummer. Het lijnnummer komt vanaf het<br />
voertuig via de lus en kabel binnen bij de VRI. Het lusnummer wordt door de VRI zelf<br />
toegevoegd. Bepaalde lusgebonden systemen bieden de mogelijkheid om ook nog de<br />
stiptheid, de mate waarin de bus op tijd rijdt, te gebruiken voor het behandelen van<br />
de prioriteitsaanvraag.<br />
2.2 Werking KAR<br />
Naast de lusgebonden systemen worden er momenteel voor het doen van prioriteitsaanvragen<br />
op grote schaal draadloze systemen gerealiseerd. In plaats van dat de prioriteitsaanvragen<br />
via een transponder, lus en kabel bij de VRI binnenkomen, worden ze<br />
bij deze draadloze systemen door de ether verstuurd. Hierbij wordt gebruik gemaakt<br />
van het Korte Afstand Radio (KAR) protocol.<br />
De werking van KAR:<br />
- De bus heeft een boordcomputer met plaatsbepaling (vaak wordt de combinatie van<br />
GPS en odometer gebruikt);<br />
- De boordcomputer bevat een lijst met de posities van in- en uitmeldpunten;<br />
- Als de bus de positie van een inmeldpunt bereikt, zendt de bus via KAR een<br />
(inmeld)bericht de ether in. Hierin staat voor welke VRI het is bestemd. Dit werkt<br />
hetzelfde voor bijvoorbeeld slagbomen of andere fysieke afsluitingen;<br />
- Alle VRI’s binnen het zendbereik van de bus ontvangen het bericht. Alleen de VRI<br />
waarvoor het bericht is bestemd, bevestigt en verwerkt het bericht;<br />
- De VRI geeft de bus prioriteit (eventueel afhankelijk van de stiptheid van de bus).<br />
- Als de positie van de bus overeenkomt met het uitmeldpunt, zendt de bus een<br />
(uitmeld)bericht;<br />
- De VRI hervat, na ontvangst van het uitmeldbericht, het reguliere programma.<br />
Figuur 2:<br />
Prioriteit met KAR.<br />
Virtuele inmeldlus<br />
VRI met KAR-antenne<br />
Virtuele uitmeldlus<br />
Het KAR-bericht biedt de mogelijkheid om meer informatie te versturen dan bijvoorbeeld<br />
een VETAG-bericht. Zo kan het bericht informatie bevatten als het fasecyclusnummer<br />
waar prioriteit voor wordt aangevraagd. Maar ook de stiptheid, de mate<br />
8 KAR’en <strong>maar</strong>! 2010
waarin de bus op tijd rijdt, en de positie en snelheid van de bus kunnen worden<br />
meegestuurd. Met behulp van deze extra elementen is de mate van prioriteit nog beter/<br />
fijner te regelen. Wanneer de bus bijvoorbeeld voor ligt op schema krijgt hij minder of<br />
geen prioriteit en wordt het verkeer volgens de gewone regels van de verkeerslichten<br />
afgehandeld. Wanneer de bus te laat is, kan hij hoge (eventueel absolute) prioriteit<br />
krijgen. Het overige verkeer wordt op deze manier alleen verstoord wanneer het echt<br />
noodzakelijk is.<br />
Belangrijk om op te merken is dat, ten opzichte van lusgebonden systemen, bij het<br />
gebruik van KAR het voertuig bepalen moet of de in- of uitmeldpositie al bereikt is.<br />
Om deze posities te bepalen dient in het voertuig dus functionaliteit aanwezig te zijn.<br />
Als er voor gekozen wordt om de mate van prioriteit ook te laten afhangen van de in<br />
het KAR-bericht mee te sturen stiptheid, dienen hiervoor in het voertuig ook voorzieningen<br />
getroffen te worden. Zo dient het betreffende voertuig de dienstregeling aan<br />
boord te hebben en in staat te zijn te bepalen in welke mate op tijd gereden wordt.<br />
2.3 Voor- en nadelen KAR<br />
Voordelen<br />
De voordelen van KAR ten opzichte van lusgebonden systemen op het gebied van<br />
realisatie, onderhoud en functionaliteit, zijn:<br />
Realisatie<br />
De investeringskosten voor KAR in een VRI zijn vrijwel onafhankelijk van het aantal<br />
meldpunten. In de VRI zijn een KAR-modem en een KAR-antenne nodig. Of vervolgens<br />
één of alle richtingen meldpunten krijgen heeft weinig invloed op de prijs; Hierdoor<br />
zijn de investeringskosten van KAR vaak lager dan bij lusgebonden systemen,<br />
Onderhoud<br />
Omdat de KAR-meldpunten niet fysiek zijn, kunnen ze ook niet worden beschadigd<br />
(door voertuigen, spoorvorming of bijvoorbeeld vorst).<br />
Functionaliteit<br />
- Bij lussen verloopt de communicatie tussen de lus en het regeltoestel via kabels.<br />
Het is daardoor weinig flexibel: als je een meldpunt wilt aanbrengen of verplaatsen<br />
moet je lussen in de weg slijpen en kabels leggen. Bij KAR is de positie van het<br />
meldpunt een zaak van data. Door in de boordcomputer van de bus coördinaten van<br />
meldpunten toe te voegen of te veranderen ontstaat een nieuw of ander meldpunt,<br />
dus een virtuele lus;<br />
- Een KAR-bericht kan meer informatie bevatten dan van VETAG, VECOM of SICS;<br />
- Het voertuig hoeft niet over een fysieke lus te rijden om prioriteit te krijgen, waardoor<br />
men meer flexibel is met het bepalen en eventueel bijstellen van de virtuele lus;<br />
- Bij omleidingen en lijnwijzigingen kan een voertuig met KAR betrekkelijk eenvoudig<br />
prioriteit aanvragen. Mits dit in de verkeerslichtenregeling ook zo is geprogrammeerd;<br />
9 KAR’en <strong>maar</strong>! 2010
- Hulpdiensten hebben, mits dit in de verkeerslichtenregeling is geprogrammeerd, op<br />
alle richtingen van een kruispunt met KAR prioriteit, en niet alleen op de routes van<br />
het openbaar vervoer of via hun eigen lussen;<br />
- Omdat het KAR-bericht het fasecyclusnummer kan bevatten hoeft de wegbeheerder<br />
zich niet bezig te houden met de lijnen van het openbaar vervoer en (tijdelijke)<br />
wijzigingen.<br />
Nadelen<br />
De nadelen van KAR ten opzichte van lusgebonden system op het gebied van realisatie,<br />
onderhoud en functionaliteit zijn:<br />
Realisatie<br />
Het systeem in het voertuig is gecompliceerder (en dus duurder) dan bij VETAG,<br />
VECOM of SICS.<br />
Onderhoud<br />
- De wegbeheerder moet de coördinaten van de in- en uitmeldpunten bepalen en hierover<br />
contact onderhouden met de Openbaar Vervoer Autoriteit (OVA), vervoerders en<br />
eventuele hulpdiensten;<br />
- De vervoerder of hulpdienst moet de coördinaten van de virtuele lussen in de dataset<br />
van de boordcomputer opnemen en bijhouden bij wijzigingen;<br />
- Het organisatorisch beheren van de KAR in- en uitmeldpunten is complexer dan het<br />
beheren van systemen met lussen.<br />
Functionaliteit<br />
- Bij VETAG, VECOM en SICS wordt het bericht verzonden als het voertuig over de lus<br />
rijdt. Bij KAR wordt het bericht verzonden als de plaatsbepaling van de bus detecteert<br />
dat de locatie van de bus overeenkomt met een positie in de boordcomputer;<br />
Dat kan – afhankelijk van de nauwkeurigheid van de plaatsbepaling – tot gevolg hebben<br />
dat een voertuig het bericht te vroeg of te laat verzendt;<br />
- Bij veel voertuigen, veel meldpunten en lange KAR-berichten kunnen de KAR-berichten<br />
elkaar in de weg zitten, waardoor ze opnieuw verzonden moeten worden en dus<br />
later worden ontvangen.<br />
Kanttekeningen<br />
Uit de voordelen kan opgemaakt worden dat het gebruik van KAR veel flexibiliteit<br />
biedt. Deze flexibiliteit zou de indruk kunnen wekken dat, in verband met de verschillende<br />
belangen van de betrokken partijen dit tot ongewenste situaties voor bepaalde<br />
partijen kan leiden. Bijvoorbeeld bij omleidingen kan een vervoerder relatief eenvoudig<br />
prioriteit voor een andere richting aanvragen zonder hiervan de wegbeheerder op<br />
de hoogte te brengen. Om dit te voorkomen heeft de wegbeheerder bijvoorbeeld de<br />
mogelijkheid om slechts prioriteitsaanvragen voor vooraf overeengekomen richtingen<br />
voor specifieke lijnen toe te laten. Daarom is het belangrijk om hierover in de voorbereiding<br />
afspraken over te maken (zie hoofdstuk 3).<br />
In ditzelfde kader is het ook belangrijk te melden dat bestuurders van bussen en<br />
trams nauwelijks invloed uit kunnen oefenen op het versturen van KAR-berichten. In<br />
10 KAR’en <strong>maar</strong>! 2010
de boordcomputer is de lijn (en dienstregeling) van het voertuig vastgelegd en dat<br />
bepaalt op welke plekken KAR-berichten worden verzonden. Ook bestuurders van<br />
hulpvoertuigen kunnen het versturen van KAR-berichten nauwelijks beïnvloeden.<br />
Prioriteit met KAR is meestal gekoppeld aan optische en akoestische signalen. Omdat<br />
het voeren van deze signalen om andere redenen meestal gelogd wordt (zoals in een<br />
black box van een vliegtuig) is de kans op onterechte prioriteitsaanvragen klein.<br />
11 KAR’en <strong>maar</strong>! 2010
3 Voorbereiding<br />
Om tot een succesvolle KAR-implementatie te komen moet er met zeer uiteenlopende<br />
aspecten rekening gehouden worden. Niet alleen technische vraagstukken komen<br />
ter sprake tijdens de voorbereiding, <strong>maar</strong> ook organisatorische, zoals: welke partijen<br />
zijn bij de invoering van KAR betrokken en welke verantwoordelijkheid dragen zij?<br />
Dit hoofdstuk beschrijft de meest essentiële aspecten die in deze fase van belang zijn.<br />
3.1 Partijen en verantwoordelijkheden<br />
Partijen<br />
Zoals eerder genoemd zijn er verscheidene partijen betrokken bij het invoeren van<br />
KAR. Per partij horen bepaalde taken en verantwoordelijkheden en deze dienen van<br />
te voren helder en op elkaar afgestemd te zijn. Hieronder een beschrijving van de<br />
verantwoordelijkheden per partij. Voor een overzicht wordt verwezen naar bijlage 1.<br />
Openbaar Vervoer Autoriteit (OVA)<br />
De OVA is verantwoordelijk voor het aanbesteden en monitoren van het openbaar<br />
vervoer binnen een bepaalde regio. Zij behartigt de belangen van de reiziger en streeft<br />
een zo goed mogelijke doorstroming en stiptheid van het openbaar vervoer na.<br />
Het initiatief om KAR in te voeren binnen een bepaalde regio, ligt dan ook vaak bij de<br />
OVA. Zij heeft de organisatorische en financiële middelen om dergelijke trajecten op<br />
te starten.<br />
Figuur 3<br />
OV-autoriteiten<br />
1 OV-bureau Groningen Drenthe<br />
2 provincie Fryslân<br />
3 provincie Overijssel<br />
4 Regio Twente<br />
5 provincie Gelderland<br />
6 Stadsregio Arnhem Nijmegen<br />
7 provincie Flevoland<br />
8 provincie Utrecht<br />
9 Bestuur Regio Utrecht (BRU)<br />
10 provincie Noord-Holland<br />
11 Stadsregio Amsterdam<br />
12 provincie Zuid-Holland<br />
13 Stadsgewest Haaglanden<br />
14 Stadsregio Rotterdam (SRR)<br />
15 provincie Zeeland<br />
16 provincie Noord-Brabant<br />
17 Samenwerkingsverband Regio Eindhoven (SRE)<br />
18 provincie Limburg<br />
12 KAR’en <strong>maar</strong>! 2010
De daadwerkelijke realisatie van KAR wordt vaak niet door de OVA gedaan, <strong>maar</strong> door<br />
bijvoorbeeld de wegbeheerder en vervoerder in combinatie met eventuele derden.<br />
Tijdens en na de realisatie is het belangrijk de prestaties te meten van KAR, om te<br />
controleren of deze voldoen aan de eerder gestelde eisen. Dit is de verantwoordelijkheid<br />
van de OVA. In Figuur 1Figuur 1 zijn de verschillende OV-autoriteiten te zien.<br />
Wegbeheerders (gemeenten, provincies, Rijkswaterstaat)<br />
Wegbeheerders zijn verantwoordelijk voor de doorstroming van verkeer bij kruisingen<br />
en busbanen. Dit geldt voor alle verkeer, zowel openbaar vervoer als het overige<br />
verkeer. Een goede balans in de doorstroming tussen de verschillende vervoerwijzen<br />
is dus noodzakelijk.<br />
Bij de invoering van KAR is de wegbeheerder een onmisbare partij. Samen met de<br />
vervoerder (of hulpdienst) nemen zij vaak een uitvoerende rol aan in een KAR-realisatie.<br />
Hierbij is te denken aan het monteren en instellen van de aangeschafte KAR-apparatuur,<br />
het vastleggen van de informatie en het vervolgens afstemmen en optimaliseren<br />
met de apparatuur in het voertuig van de vervoerder of hulpdienst.<br />
Met het vastleggen van informatie wordt bedoeld het bepalen van zogenaamde<br />
‘triggerpunten’. Dit zijn de geografische coördinaten van in- en uitmeldlocaties van<br />
een voertuig. De wegbeheerder is verantwoordelijk voor het bepalen van deze triggerpunten.<br />
Vaak worden deze via de OVA aan de vervoerder geleverd. De vervoerder<br />
verwerkt deze triggerpunten in de data voor de boordcomputer van het voertuig en<br />
zorgt aan de hand van positiebepaling dat op de juiste locatie een KAR-bericht wordt<br />
gestuurd.<br />
Er is dus een bepaalde afhankelijkheid tussen vervoerder en wegbeheerder voor het<br />
correct functioneren van KAR.<br />
Vervoerbedrijven<br />
Bij de invoering van KAR moeten vervoerders veelal een aantal technische en procesmatige<br />
aanpassingen doen om KAR correct te laten functioneren. Zij moeten aan<br />
de eisen voldoen die gesteld zijn in de concessie. Dit betreffen zowel hardware- als<br />
softwarematige aanpassingen van zowel het voertuig als de achterliggende systemen.<br />
De triggerpunten worden door de wegbeheerder aangeleverd, <strong>maar</strong> moeten door de<br />
vervoerder daadwerkelijk als data in de boordcomputer ingevoerd worden. Duidelijke<br />
procesafspraken over wijzigingen zijn daarom belangrijk.<br />
Een ander aspect dat nauw samenhangt met de invoering van KAR is de nauwkeurigheid<br />
van de positiebepaling van voertuigen. Dit is de verantwoordelijkheid van de<br />
vervoerder.<br />
Hulpdiensten<br />
Hulpdiensten hebben baat bij een vlotte en veilige doorstroming in het verkeer. Hierbij<br />
te denken aan brandweer- en politieauto’s en ambulances. Wanneer deze gebruik<br />
willen maken van busbanen en kruisingen waar KAR ingevoerd is of ingevoerd gaat<br />
worden, zullen zij ook de nodige aanpassingen aan de voertuigen moeten doen en de<br />
triggerpunten opnemen in de dataset.<br />
De hulpdiensten zijn onderverdeeld in zogenaamde veiligheidsregio’s. Een groot<br />
verschil met concessiegebieden is dat hulpdiensten regelmatig buiten hun eigen vei-<br />
13 KAR’en <strong>maar</strong>! 2010
ligheidsregio actief zijn. Dit pleit eerder voor afspraken op landelijk dan op regionaal<br />
niveau.<br />
3.2 Afspraken en concessie-eisen<br />
Zoals in voorgaande paragraaf beschreven dienen de rollen en verantwoordelijkheden<br />
per betrokken partij helder te zijn alvorens te starten met de uitvoering van een KARproject.<br />
Naast deze rolverdeling, dienen er duidelijke afspraken gemaakt te worden over<br />
bijvoorbeeld:<br />
- de overgang naar KAR ;<br />
- de lijnvoering;<br />
- de positiebepaling van de voertuigen en;<br />
- de minimale inhoud van het KAR-bericht;<br />
- het vastleggen, aanlevering en beheer van de triggerpunten.<br />
In de volgende alinea’s worden de kernvragen behandeld. Voor een compleet overzicht<br />
van vragen die beantwoord dienen te worden bij de invoering van KAR wordt<br />
verwezen naar bijlage 2.<br />
Overgang naar KAR<br />
Een overgang voor selectieve detectie naar KAR wordt vaak geïnitieerd door de OVA.<br />
Voordat KAR wordt uitgevraagd in de concessie dient nagedacht te worden over hoe<br />
de VRI’s, etc. omgebouwd of uitgebreid moeten worden. Alle VRI’s vervangen is niet<br />
reëel <strong>maar</strong> ombouwen van alle lusgebonden systemen naar KAR is vaak ook een flinke<br />
klus. Daarom wordt vaak een overgangsperiode voorzien waarin zowel lusgebonden<br />
als KAR systemen naast elkaar mogen bestaan.<br />
De lijnvoering<br />
Op drukke kruispunten kan de impact van prioriteitsaanvragen zoveel nadelige<br />
gevolgen hebben op de doorstroming van het overige verkeer, dat het gewenst is om<br />
in de VRI selectiever om te gaan met deze prioriteitsaanvragen. KAR biedt daarvoor<br />
de mogelijkheid om op basis van de stiptheid de mate van prioriteit te bepalen.<br />
Een andere mogelijkheid is te selecteren op lijnnummers: prioriteitsaanvragen van<br />
specifieke lijnnummers worden alleen gehonoreerd voor een specifieke richting. Deze<br />
manier van prioriteitsafhandeling dient door de wegbeheerder wel onderhouden te<br />
worden. Aan de andere kant geeft het de wegbeheerder wel meer inzicht in wat er op<br />
het gebied van prioriteitsaanvragen gebeurt op ‘zijn’ kruising. Het is dus een keuze<br />
van de wegbeheerder om te selecteren op lijnnummer. Indien hiervoor gekozen wordt<br />
is het van belang hierover, <strong>maar</strong> ook bij omleidingen, met de vervoerder afspraken te<br />
maken.<br />
Positiepaling<br />
Zoals al eerder genoemd speelt de nauwkeurigheid en de wijze waarop de positiebepaling<br />
gebeurt een belangrijke rol bij het correct functioneren van KAR. Deze eisen<br />
worden door de OVA gesteld aan het voertuig van de vervoerder, <strong>maar</strong> niet altijd wordt<br />
direct de link gelegd met KAR op het moment dat dit geëist wordt in de concessie.<br />
14 KAR’en <strong>maar</strong>! 2010
Naast de eisen te stellen, is het ook belangrijk goede afspraken te maken over de<br />
wijze waarop tijdens de realisatie de nauwkeurigheid gemeten gaat worden. Dit om te<br />
voorkomen dat in- of uitmeldingen op onjuiste locaties verstuurd worden.<br />
Kort samengevat gaat het om de volgende vragen:<br />
- Wat is de maximale afwijking in meters tussen de positie waarop het bericht verstuurd<br />
moet worden (triggerpunt) en de positie waarop het bericht daadwerkelijk<br />
verstuurd wordt?;<br />
- Op welke wijze gaan de prestaties van de positiebepaling gemeten worden?;<br />
- Hoe om te gaan met complexe locaties? (zie bijlage 6 voor meer informatie hierover).<br />
Berichtinhoud<br />
KAR biedt, bijvoorbeeld ten opzichte van VETAG, de mogelijkheid om relatief veel<br />
informatie mee te sturen. Het nadeel hiervan is dat de berichten vrij lang worden<br />
en, omdat gebruik gemaakt wordt van een relatief eenvoudige en langzame radiotechniek,<br />
hierdoor met elkaar in conflict kunnen komen waardoor berichten niet of<br />
verminkt aankomen. Aan de andere kant biedt KAR de mogelijkheid om bepaalde<br />
informatie niet mee te sturen, waardoor de te versturen berichten kleiner worden en<br />
er dus minder kans op conflicten is.<br />
Omdat KAR dus de mogelijkheid biedt om bepaalde informatie, in het KAR protocol<br />
velden genaamd, wel of niet te versturen, is het noodzakelijk hierover afspraken te<br />
maken met de betrokken partijen. Dit om te voorkomen dat de ene wegbeheerder verwacht<br />
dat alle velden meegestuurd dienen te worden (anders wordt het bericht in de<br />
VRI niet in behandeling genomen) terwijl de vervoerder met een andere wegbeheerder<br />
heeft afgesproken dat slechts een bepaald aantal velden noodzakelijk is. Het veld<br />
met het KAR-adres is bijvoorbeeld altijd noodzakelijk, terwijl de 2 velden met locatie<br />
informatie hoofdzakelijk voor testdoeleinden van belang zijn. Voor alle beschikbare<br />
velden wordt verwezen naar bijlage 5.<br />
Voor de adressering maakt KAR gebruik van KAR-adressen (in de KAR specificatie<br />
SID’s genaamd). Voor de verschillende partijen zijn in de KAR specificatie specifieke<br />
ranges gedefinieerd. Voor de wal apparatuur (VRI’s, afsluitingen, slagbomen etc.) is<br />
ook een range (1 tot en met 10000) gedefinieerd. Dit voorkomt echter nog niet dat<br />
er problemen gaan ontstaan, omdat verschillende wegbeheerders dezelfde adressen<br />
kunnen gebruiken. Over het algemeen levert dit geen problemen op, <strong>maar</strong> in het<br />
geval dat bijvoorbeeld 2 VRI’s met hetzelfde KAR-adres in elkaars radiobereik staan,<br />
zullen ze allebei reageren op een bericht met het betreffende KAR-adres. Om dit op te<br />
lossen is het noodzakelijk om afspraken te maken over het gebruik van de KAR-adressen.<br />
Bijvoorbeeld kan er gewerkt gaan worden met een soort celstructuur waarbij iedere<br />
wegbeheerder een specifieke subrange krijgt toebedeeld zodat voorkomen wordt<br />
dat aangrenzende wegbeheerders overlappende adressen gebruiken.<br />
KAR biedt de mogelijkheid om gebruik te maken van conditionele prioriteit: de mate<br />
van prioriteit bepalen op basis van de in het KAR bericht meegestuurde stiptheid<br />
(aantal seconden dat een voertuig voor, op of achter op de dienstregeling rijdt) of<br />
stiptheidsklassen (te vroeg, op tijd en te laat). Indien gekozen wordt om gebruik te<br />
maken van de stiptheidsklassen is het voor de wegbeheerder van belang hierover<br />
afspraken te maken met de verschillende vervoerders. Omdat alle wegbeheerders dit<br />
15 KAR’en <strong>maar</strong>! 2010
elang hebben is het wenselijk dat de OVA, in naam van de wegbeheerders, hierover<br />
maakt met vervoerders afspraken maakt.<br />
Triggerpunten<br />
Zolang er geen regionale of landelijke beheerorganisaties bestaan, moeten er individuele<br />
afspraken worden gemaakt tussen de wegbeheerders en de vervoersbedrijven/<br />
hulpdiensten. Enkele OV-autoriteiten proberen zulke organisaties in het leven te roepen.<br />
Vooral kleinere wegbeheerders zonder kennis over bijvoorbeeld verkeerslichten<br />
zijn bij een dergelijke organisatie gebaat.<br />
Een ander voorbeeld is de samenwerking tussen verschillende wegbeheerders om<br />
triggerpunten op een centrale locatie en op een gestandaardiseerde manier vast te<br />
leggen. De provincie Utrecht heeft hiervoor het GEO-OV platform opgericht. Dit is<br />
een webapplicatie waarmee de triggerpunten van verschillende wegbeheerders worden<br />
vastgelegd. In Hoofdstuk 7.3 is hierover meer informatie te vinden.<br />
De kernvragen die beantwoord dienen te worden in de voorbereiding van de data-aanlevering<br />
zijn:<br />
- Aan welke partij(en) moet de data worden geleverd?;<br />
- Met welke maximale/minimale frequentie moeten/mogen de data worden geleverd?;<br />
- Hoe moet de data worden geleverd (bijvoorbeeld via GIS, Excel of een gestandaardiseerd<br />
koppelvlak, zie paragraaf 4.2 )?;<br />
- Met welk coördinatenstelsel wordt gewerkt (en aangeleverd)? (bijvoorbeeld RDS of<br />
WGS, zie bijlage 7);<br />
- Wat is de maximale tijdsduur tussen het ontvangen van de data en het operationeel<br />
hebben van deze data in de boordcomputers van de voertuigen?;<br />
- Wie is er verantwoordelijk voor of aanspreekbaar op de juistheid van de data (controleert<br />
de OVA bijvoorbeeld de data van wegbeheerders)?;<br />
- In geval van wijzigingen, omleidingen of andere verstoringen: wie initieert de aanlevering<br />
van nieuwe data?<br />
Voorbeelden van afspraken die gemaakt kunnen worden zijn:<br />
- Alle wegbeheerders leveren, bijvoorbeeld periodiek, de data aan de OVA, deze bundelt<br />
de data en verspreidt ze naar de vervoerders;<br />
- Alle wegbeheerders leveren de data rechtstreeks aan de verschillende vervoerders;<br />
- Alle wegbeheerders leveren de data aan de leverancier van de voertuigsystemen van<br />
de hulpdiensten, de leverancier zorgt dat de data bij de hulpdiensten komen;<br />
- Alle wegbeheerders leveren de data rechtstreeks aan de hulpdiensten.<br />
3.3 Keuze tussen nieuwbouw of vervanging VRI’s<br />
Nieuwe VRI’s<br />
Indien selectieve detectie gewenst is, ligt het voor de hand om nieuwe VRI’s direct te<br />
voorzien van KAR. De aanschaf- en onderhoudskosten van KAR zijn namelijk lager<br />
dan die van VETAG, VECOM en SICS. Randvoorwaarde is natuurlijk wel dat er OVvoertuigen<br />
en/of hulpdiensten met KAR zijn of in de nabije toekomst worden uitgerust.<br />
16 KAR’en <strong>maar</strong>! 2010
Ook voor kruispunten zonder openbaar vervoer verdient het de overweging in KAR te<br />
investeren, want tijdens de levensduur van het regeltoestel (12 tot 15 jaar) kunnen er<br />
lijnen van het openbaar vervoer tijdelijk of definitief langskomen. Bovendien gebruiken<br />
de hulpdiensten alle VRI’s.<br />
Bestaande VRI’s<br />
Er is niet één antwoord op de vraag of het verstandig is bestaande VRI’s van KAR te<br />
voorzien. Dat kan een beleidskeuze zijn, omdat ze bijvoorbeeld deel uitmaken van<br />
een hoogwaardig openbaar vervoersnet of omdat er veel bussen passeren. Om te<br />
bepalen of het ombouwen van een VRI aan te raden is kunnen de volgende vragen<br />
gehanteerd worden als richtlijn:<br />
- Kunnen de VRI’s technisch gezien omgebouwd worden naar KAR (hardware- en<br />
softwarematig)?;<br />
- Zo ja, welke ombouw?;<br />
- Een beperkte ombouw. Deze beperking wordt door de bestaande VRI bepaald.<br />
Beperkingen zijn bijvoorbeeld het aantal nog beschikbare ingangssignalen en<br />
of/hoe deze signalen in de verkeerslichtenregeling van de VRI verwerkt worden.<br />
Een veelgebruikte oplossing bij oudere VRI’s is de inbouw van een zogenaamde<br />
KAR-box. Een dergelijke KAR-box vervangt bijvoorbeeld de lussen van een lusgebonden<br />
systeem en simuleert de signalen richting de VRI. Door deze simulatie is<br />
slechts beperkte KAR-functionaliteit beschikbaar. Het gebruik van conditionele prioriteit<br />
is bijvoorbeeld niet mogelijk. Het inpassen van een KAR-box is maatwerk.<br />
- Volledige ombouw van de selectieve detectie.<br />
- Is het economisch verantwoord gezien de resterende afschrijvingstermijn van de<br />
VRI of is het verstandiger vervroegd te investeren in een nieuw regeltoestel?<br />
17 KAR’en <strong>maar</strong>! 2010
4 Realisatie<br />
4.1 Uitvraag<br />
Wanneer alle noodzakelijke voorbereidingen getroffen zijn, dienen er voor de uitvraag<br />
eisen opgesteld te worden met betrekking tot de KAR-apparatuur en -functionaliteit<br />
voor zowel het voertuig als de VRI. In eerdere hoofdstukken zijn er enkele voorbeelden<br />
genoemd van technische en functionele aspecten waar rekening mee gehouden<br />
moet worden. In deze paragraaf wordt er dieper ingegaan op de benodigde eisen voor<br />
zowel voertuig als VRI.<br />
Eisen voertuig<br />
In bestekken voor de aanbesteding van openbaar vervoer, vaak opgesteld door de<br />
OVA, dient opgenomen te worden welke technische voorzieningen de bus moet hebben<br />
op KAR gebied.<br />
Voor de volgende aspecten dienen eisen opgenomen te worden:<br />
1. De te gebruiken frequentie voor het verzenden van KAR-berichten;<br />
2. De te gebruiken berichten uit de KAR open air interface specificatie;<br />
3. Het koppelen van de triggerpunten aan routes, dienstregeling en geografische data;<br />
4. De maximaal toegestane afwijking tussen de positie waar het KAR-bericht verstuurd<br />
moet worden (triggerpunt) en de positie waar de het bericht daadwerkelijk<br />
verstuurd wordt;<br />
5. Welke KAR-velden wanneer verstuurd moeten worden;<br />
6. Het beschikbaar stellen van logdata uit het voertuig;<br />
7. Welke triggers het versturen van een KAR-bericht kunnen initiëren. Bijvoorbeeld,<br />
naast een locatie kan ook het sluiten van de deuren een trigger zijn.<br />
De eerste 6 aspecten zijn ook van toepassing op hulpdienstvoertuigen.<br />
Indien gekozen wordt om met behulp van KAR dynamische reisinformatie displays<br />
te beïnvloeden (weghalen van reisinformatie op moment dat het voertuig van de<br />
halte vertrekt), dienen voor bovenstaande aspecten 2 en 7 extra eisen opgenomen te<br />
worden.<br />
Voor de exacte formulering van de eisen voor het voertuig wordt verwezen naar de<br />
<strong>KpVV</strong>-brochure ‘Dynamische reisinformatie in het openbaar vervoer - Voorbeeldteksten<br />
voor bestekken’ (te vinden op de <strong>KpVV</strong> website www.kpvv.nl).<br />
Eisen VRI<br />
De wegbeheerder is verantwoordelijk voor de apparatuur op of langs de weg (VRI’s,<br />
dynamische stadsafsluitingen, slagbomen, beeldschermen). De eisen die aan deze<br />
apparatuur gesteld worden, moeten afgestemd zijn met de eisen die de OVA aan de<br />
vervoerder stelt:<br />
- De VRI, stads- of busbaanafsluiting en dergelijke dient met een KAR-modem (met<br />
toebehoren) te worden uitgerust.<br />
18 KAR’en <strong>maar</strong>! 2010
Het KAR-modem moet worden geïnstalleerd in de kast van het regeltoestel;<br />
- De KAR-modem (met toebehoren) maakt voor het versturen van de KAR-berichten<br />
gebruik van de KAR open air interface specificatie versie 1.24 [TMI8 kv3] en de in deze<br />
specificatie opgenomen landelijk gereserveerde frequentie;<br />
- Het zendvermogen moet overeenkomen met een afstand van maximaal 1.200 meter<br />
line-of-sight (vrije zichtsafstand). Als berichten bijvoorbeeld in stedelijk gebied over<br />
maximaal 200 meter worden verzonden, kan beter een lager zendvermogen worden<br />
ingesteld. Dit om de kans op ‘botsingen’ van berichten zo klein mogelijk te houden.<br />
Maar het benodigde zendvermogen hangt ook af van de stedelijke bebouwing: die<br />
heeft een negatieve invloed op het bereik;<br />
- Het adres van het KAR-modem, de zogenoemde SID (System Identification Destination),<br />
moet op de door de wegbeheerder op te geven waarde worden ingesteld;<br />
- Bij een VRI of stadsafsluiting dient het regeltoestel de CVN-C-interface te hebben;<br />
dat is de waarborg dat de ontvangen KAR-berichten in de verkeerslichtenregeling binnenkomen;<br />
- Alle KAR attributen dienen op de interface van de verkeerslichtenregeling te worden<br />
afgebeeld.<br />
Een aspect waarvoor ook een eis opgenomen dient te worden, <strong>maar</strong> dat afhankelijk is<br />
van de locatie van de VRI, is het type en de locatie van de KAR-antenne. Het is mogelijk<br />
de antenne op (of zelfs in de kast) te plaatsen. Soms is het, in verband met het beperkte<br />
‘zicht’ van het verkeersregeltoestel door bijvoorbeeld de ligging van bepaalde<br />
gebouwen, wenselijk om de antenne op een eigen paal te plaatsen.<br />
Als aan bovenstaande eisen wordt voldaan, is gewaarborgd dat voertuigen van<br />
vervoerders en hulpdiensten door middel van KAR kunnen communiceren met de<br />
apparatuur op of langs de weg.<br />
4.2 Vastleggen van informatie<br />
In-/uitmeldpunten<br />
Locatiebepaling<br />
Net als bij VETAG, VECOM en SICS moet worden bepaald op welke positie een voertuig<br />
een inmelding en uitmelding verstuurt. Bij VETAG, VECOM of SICS resulteert dat in de<br />
plaats voor de lus, bij KAR zijn het in feite de coördinaten van die denkbeeldige lus.<br />
De positie van de in- en uitmeldpunten hangt af van:<br />
- de tijdsinstellingen van de conflictrichtingen;<br />
- de geplande rijsnelheid van het voertuig;<br />
- de gewenste mate van prioriteit;<br />
- zaken als haltes en andere nabijgelegen geregelde kruispunten.<br />
In de praktijk kunnen de inmeldlussen voor bussen niet altijd op de optimale inmeldafstand<br />
worden gelegd, bijvoorbeeld omdat er tussen het optimale inmeldpunt en het<br />
kruispunt een halte ligt. Het inmeldpunt kan dan vlak na de halte komen te liggen (bij<br />
19 KAR’en <strong>maar</strong>! 2010
een automatische melding), voor de halte (bij een handmatige inmelding waarbij de<br />
chauffeur het bericht verstuurt met een druk op de knop) of zowel voor als na de halte<br />
(bij een gecombineerde handmatige en automatische inmelding). Zie bijlage 6 voor<br />
voorbeeldrichtlijnen betreffende niet-standaard inmeldpunten.<br />
Bij VETAG, VECOM en SICS kunnen natuurlijk ook extra lussen worden aangelegd<br />
die alleen reageren op voertuigen van hulpdiensten (en die wél op de optimale plaats<br />
liggen). Vanwege de kosten wordt dat meestal nagelaten. Bij KAR kun je eenvoudig<br />
meer sets in- en uitmeldpunten bepalen. De ene set geldt voor de bussen en wordt in<br />
de boordcomputer van de bussen geladen. De andere set geldt voor hulpvoertuigen<br />
en wordt in de boordcomputer van die voertuigen geladen. Ambulances bijvoorbeeld<br />
kunnen uit elke willekeurige zijstraat komen, waardoor het noodzakelijk is om, naast<br />
een inmeldpunt op de optimale afstand, ook extra inmeldpunten voor de hulpdienst<br />
tussen de zijstraten en kruising te plaatsen.<br />
Over de positie van de uitmeldlus is vaak discussie omdat de wegbeheerder er baat<br />
bij heeft dat de uitmelding zo vroeg mogelijk na het passeren van de stopstreep<br />
verstuurd dient te worden, <strong>maar</strong> de vervoerder (of hulpdienst) er voor wil waken dat<br />
de uitmelding, ten gevolge van de tolerantie van de positiebepaling, verstuurd wordt<br />
voordat het voertuig de stopstreep gepasseerd is. Grofweg ligt de positie tussen de<br />
volgende 2 uitersten:<br />
- Uitmelding x meter na de stopstreep (waarbij x overeenkomt met de nauwkeurigheid<br />
van de positiebepaling zoals geëist door de OVA);<br />
- Uitmelding op de stopstreep, waarbij de VRI er voor zorgdraagt dat de uitmelding<br />
blijft staan als de uitmelding gedurende de roodfase verstuurd wordt.<br />
Afhankelijk van de gebruikte methodiek van de vervoerder kan het nodig zijn om ook<br />
de positie van de laatste halte voor een kruising door de wegbeheerder te laten vastleggen.<br />
Bepaalde vervoerders gebruiken deze laatste halte namelijk als referentiepunt<br />
voor het op basis van afstand (met een odometer) bepalen van in- en uitmeldlocaties.<br />
Vastleggen<br />
Een in- of uitmeldpunt (ook wel triggerpunt genoemd) wordt beschreven met een<br />
x- en y-coördinaat. Omdat Nederland gebruik maakt van Rijksdriehoekcoördinaten<br />
(RD-coördinaten) als referentie, bestaan de x- en y- coördinaat beide uit een 6-cijferig<br />
getal. Deze halen een nauwkeurigheid van 1 meter. Dit is voor KAR toepassingen<br />
voldoende.<br />
Mogelijkheden voor het bepalen van coördinatenparen voor in- en uitmeldpunten:<br />
1. Een nauwkeurige GPS-ontvanger op locatie. Rekening dient gehouden te worden<br />
met het feit dat de meeste GPS-ontvangers werken op basis van het WGS-84 formaat<br />
en dat bij de omzetting naar RD-coördinaten de nauwkeurigheid afneemt (zie<br />
bijlage 7 voor een beschrijving van RD-coördinaten en vergelijking met WGS-84);<br />
2. Een GIS applicatie.<br />
Op dit moment wordt er gewerkt aan een landelijke database met GIS applicatie voor<br />
het vastleggen van de KAR in- en uitmeldpunten. Op het moment van schrijven, au-<br />
20 KAR’en <strong>maar</strong>! 2010
gustus 2010, van dit document is deze operationeel, <strong>maar</strong> nog niet toegankelijk voor<br />
alle partijen. Het is wel de intentie om de database landelijk beschikbaar te maken.<br />
Voor het vastleggen van de in- en uitmeldpunten voor een bepaalde kruising dienen<br />
per fasecyclus/signaalgroep de coördinaten voor deze punten bepaald te worden. De<br />
inmeldpunten voor verschillende fasecycli/signaalgroepen kunnen hierbij op dezelfde<br />
locatie liggen.<br />
Vaak wordt, naast de coördinaten, ook de afstand ten opzichte van de stopstreep vastgelegd.<br />
Deze afstand wordt soms weer gebruikt in het regelprogramma van de VRI.<br />
Belangrijke afweging bij het vastleggen van de in- en uitmeldpunten is de onderhoudbaarheid<br />
hiervan. Bijvoorbeeld ten gevolge van het verplaatsen van een stopstreep of<br />
reconstructie van een kruising kan het wenselijk zijn de in- en uitmeldpunten opnieuw<br />
te bepalen/evalueren. De onderhoudbaarheid van punten vastgelegd in een GIS-applicatie,<br />
met actueel kaartmateriaal, is veel beter dan punten die zijn vastgelegd in<br />
bijvoorbeeld een Excel-lijst.<br />
Figuur 4<br />
Landelijke GIS applicatie<br />
Uitwisseling<br />
Omdat het de verantwoordelijkheid van de wegbeheerder is om de in- en uitmeldpunten<br />
te bepalen en de OVA verantwoordelijk is voor het openbaar vervoer in een<br />
bepaald gebied, vindt de uitwisseling van KAR in- en uitmeldpunten tussen wegbeheerder<br />
en vervoerder vaak via de OV-autoriteit plaats. Dit introduceert voor de<br />
uitwisseling wel een extra partij, <strong>maar</strong> aan de andere kant heeft de vervoerder slechts<br />
met 1 partij van doen.<br />
De uitwisseling van KAR in- en uitmeldpunten van de wegbeheerders, via OV-autoriteiten<br />
naar vervoerders gebeurt momenteel veelal met behulp van (Excel) lijsten.<br />
Het nadeel hiervan is dat het opstellen en bijhouden van deze lijsten vaak handwerk<br />
(lees arbeidsintensief) is en de kans op fouten hierdoor groot is. Deze uitwisseling<br />
van informatie wordt momenteel gestandaardiseerd, om het zo voor alle betrokken<br />
partijen eenvoudiger en makkelijker te maken dit proces goed te laten verlopen. Het<br />
Platform BISON werkt daartoe momenteel aan een standaard voor de uitwisseling<br />
21 KAR’en <strong>maar</strong>! 2010
van deze informatie; de wegbeheerder bepaalt en beheert deze meldpunten (al of niet<br />
in overleg met vervoerbedrijven en hulpdiensten), en laat dat vervolgens weten aan<br />
alle betrokken instanties die deze informatie in voertuigen moeten gebruiken. Daartoe<br />
wordt gewerkt aan BISON koppelvlak 9 (‘Uitwisseling KAR coördinaten’). Deze is gepland<br />
gereed te zijn eind 2010. Zie voor meer informatie de BISON website, of neem<br />
contact op met het Platform BISON.<br />
Standaardisatie KAR-bericht<br />
SID<br />
KAR stuurt berichten de ether in. Om deze bij de juiste VRI terecht te laten komen,<br />
wordt een adressering – de SID – meegestuurd. Alle KAR-modems in het ontvangstbereik<br />
(dus ook andere VRI’s en andere voertuigen) ontvangen het KAR-bericht, <strong>maar</strong><br />
alleen het KAR-modem met de SID die overeenkomt met de SID in het bericht doet iets<br />
met dat bericht. Het is praktisch om de SID van een KAR-modem hetzelfde nummer<br />
te geven als het kruispunt, zodat geen kruislijsten nodig zijn (VRI nummer 1 krijgt dus<br />
SID-waarde 1). Een beperking van de SID is dat hij maximaal vier posities heeft.<br />
Een belangrijk aspect waar echter rekening gehouden mee dient te worden, zijn VRI’s<br />
van verschillende wegbeheerders in aangrenzende gebieden. Het is dan theoretisch<br />
mogelijk dat deze twee wegbeheerders hetzelfde VRI nummer hanteren. In een dergelijk<br />
geval is het aan te raden afspraken te maken over unieke nummering van SID’s in<br />
het totale gebied waar KAR uitgerold wordt, zodat een nummer niet twee keer wordt<br />
gebruikt.<br />
Velden<br />
Het KAR-bericht bestaat uit 24 zogenoemde attributen, waarvan sommige bij elkaar<br />
horen. De mogelijke waardes van de attributen zijn gestandaardiseerd. Het is niet<br />
verplicht alle attributen te gebruiken: een brandweerwagen heeft bijvoorbeeld geen<br />
lijnnummer. In de header van het KAR-bericht wordt een lijstje meegestuurd van de<br />
gebruikte attribuutnummers: de zogenoemde ‘used attributes’. Met zo min mogelijk<br />
attributen wordt het KAR-bericht korter. Een VRI kan <strong>maar</strong> één KAR-bericht tegelijk<br />
ontvangen. In het KAR-bericht zit weliswaar een adressering, <strong>maar</strong> het bericht moet<br />
eerst worden ontvangen om vast te kunnen stellen of het bericht is bestemd voor die<br />
VRI. Als de berichten lang zijn kan het gebeuren dat een VRI een bericht dat niet voor<br />
die VRI is bestemd aan het ontvangen is (om vervolgens tot de ontdekking te komen<br />
dat het bericht niet voor hem is bestemd), <strong>maar</strong> daardoor een bericht mist dat wel<br />
voor die VRI is bestemd. Door de berichten zo kort mogelijk te houden wordt die kans<br />
minimaal. Het is natuurlijk ook zaak het zendvermogen van het KAR-modem in het<br />
voertuig niet hoger in te stellen dan nodig, waardoor zo min mogelijk andere VRI’s<br />
het bericht ontvangen. Een VRI kan zonder problemen KAR-berichten ontvangen<br />
waarin niet dezelfde KAR-attributen gebruikt zijn. Een volledige beschrijving van de<br />
KAR-attributen staat in de KAR Interface Requirement Specification, versie 1.24.<br />
De wegbeheerder is niet vrij te bepalen welke KAR-attributen hij wenst te gebruiken in<br />
zijn apparatuur. Voor het openbaar vervoer worden deze afspraken namelijk gemaakt<br />
tussen de OVA en het vervoerbedrijf. Deze afspraken dienen door de concessieverlener<br />
eerst met de verschillende wegbeheerders te worden afgestemd.<br />
22 KAR’en <strong>maar</strong>! 2010
Wijze van loggen<br />
KAR-berichten worden meestal op twee plaatsen vastgelegd: in de boordcomputer<br />
van de voertuigen en in de apparatuur langs de weg (VRI’s, slagbomen). Voor de wegbeheerder<br />
is de tweede mogelijkheid het meest interessant, omdat hij meestal niet<br />
direct kan beschikken over de logdata van de boordcomputers.<br />
Voor een eerste analyse is het raadzaam in het bedieningspaneel van Het verkeersregeltoestel<br />
de volgende functionaliteit op te nemen:<br />
- Led/indicator per signaalgroep: bus (of meerdere bussen) aanwezig tussen inmelding<br />
en uitmelding;<br />
- Led/indicator per kruispuntarm: voertuig(en) hulpdienst aanwezig tussen inmelding<br />
en uitmelding;<br />
- Led/indicator per VRI: ontvangst KAR bericht;<br />
- Led/indicator per VRI: gedurende instelbare tijd geen KAR berichten ontvangen.<br />
Verder is het raadzaam om de laatste 10 ontvangen KAR-berichten op het beeldscherm<br />
van het regeltoestel te kunnen weergeven. Hiervoor wordt meestal de logboekfunctie<br />
van het regeltoestel gebruikt.<br />
Voor de analyse van grotere aantallen ontvangen KAR-berichten zijn diverse standaardprotocollen<br />
ontwikkeld die bij de leveranciers van de regeltoestellen bekend<br />
zijn. De gelogde gegevens kunnen meestal of ter plaatse bij het regeltoestel (met een<br />
laptop met de juiste software) of in de centrale (indien aanwezig) uitgelezen worden.<br />
4.3 Implementatie<br />
Prioriteitsniveaus<br />
Net als bij lusgebonden systemen zijn er bij KAR verschillende mogelijkheden om de<br />
mate van prioriteit te bepalen.<br />
KAR geeft een voertuig de mogelijkheid om de stiptheid (de mate, in seconden,<br />
waarin de bus op tijd rijdt) en/of de stiptheidsklasse (te vroeg, op tijd en te laat) door<br />
te geven aan een VRI. Het is vervolgens aan de VRI om op basis van deze stiptheid of<br />
- klasse te bepalen hoeveel prioriteit gegeven gaat worden aan het betreffende voertuig.<br />
Voorbeelden van verschillende prioriteitniveaus bij VRI’s zijn:<br />
- geen ingreep;<br />
- groen vasthouden (als de richting al groen heeft);<br />
- als eerste aan de beurt, zonder de groentijd van andere richtingen af te kappen;<br />
- als eerste aan de beurt, <strong>maar</strong> de groentijd van andere richtingen wél afkappen;<br />
- zo snel mogelijk groen (voor hulpdiensten, met inachtneming van de veiligheid).<br />
De afhandeling van voertuigen aan de hand van de verschillende stiptheidsklassen<br />
wordt conditionele prioriteit genoemd. Bij een te late bus zou dit kunnen inhouden<br />
dat de andere richtingen worden afgekapt en de bus zo snel mogelijk groen krijgt. Bij<br />
een te vroege bus worden wellicht eerst alle overige richtingen afgehandeld.<br />
Hulpdiensten, die optische en akoestische signalen voeren, krijgen meestal de hoogste<br />
prioriteit. Dit houdt in dat er zo snel mogelijk groen komt en alle andere richtingen<br />
direct rood krijgen.<br />
23 KAR’en <strong>maar</strong>! 2010
Omdat de richting van het voertuig niet bekend is en het verkeer soms opstelvakken<br />
blokkeert, wordt meestal gekozen om alle richtingen uit de naderingsrichting op<br />
groen te zetten. De wegbeheerder kan ook een andere afhandeling kiezen.<br />
Afnametesten<br />
Bij KAR zijn er in geval van storingen meer mogelijke foutbronnen dan bij conventionele<br />
lusgebonden technieken. Het is daarom belangrijk om vóór de inbedrijfstelling<br />
de apparatuur grondig te controleren.<br />
FAT/SAT<br />
Voor de inbedrijfstelling worden meestal 2 soorten testen uitgevoerd:<br />
- Factory Acceptance Test (FAT)<br />
Test waarbij op basis van een testopstelling of simulatie de uitgevraagde functionaliteit<br />
getest wordt bij de leverancier. Bijvoorbeeld als een KAR als uitbreiding op een bestaande<br />
VRI uitgevraagd is, zal tijdens de FAT de bestaande VRI gesimuleerd worden;<br />
- Site Acceptance Test of (SAT)<br />
Test van de uitgevraagde functionaliteit op de uiteindelijke locatie. Hierbij kan voor<br />
KAR dus bijvoorbeeld getest worden of op grotere afstand verstuurde KAR-berichten<br />
ook daadwerkelijk aankomen.<br />
Tijdens de FAT en SAT dient zowel de technische (bijv. communiceert de apparatuur<br />
volgens specificatie?) als functionele (gaan de verkeerslichten tijdig op groen, zakt de<br />
dynamische paal naar beneden, wordt de regel op het beeldscherm gewist) werking gecontroleerd<br />
te worden. Dit kan eventueel gedaan worden met behulp van simulatoren.<br />
Een FAT en SAT dient zowel uitgevoerd te worden door de wegbeheerder, bij de<br />
afname van KAR in bijvoorbeeld een VRI, alsook door de vervoerder of hulpdienst, bij<br />
afname van KAR in hun voertuig.<br />
Voor een meer gedetailleerde beschrijving van een FAT en SAT wordt verwezen naar<br />
bijlage 4.<br />
Systeemtest<br />
Als zowel de wegbeheerder als ook de vervoerder (of hulpdienst) de KAR functionaliteit<br />
succesvol in bedrijf heeft genomen, is bewezen dat de afzonderlijke systemen<br />
voldoen aan de gestelde eisen en als deze eisen correct zijn opgesteld zouden beide<br />
systemen nu ook goed met elkaar kunnen samenwerken. Als dit op essentiële punten<br />
niet het geval zou zijn dan zal de betreffende partij dit snel genoeg kenbaar maken als<br />
deze het zelf niet op kan lossen. Maar bijvoorbeeld de nauwkeurigheid van de positiebepaling<br />
is een punt dat niet direct zichtbaar hoeft te worden als dit niet expliciet getest<br />
wordt. Daarom wordt aangeraden om de OVA een systeemtest te laten uitvoeren,<br />
waarbij zowel de vervoerder (of hulpdienst) als de wegbeheerder betrokken worden<br />
en de door de OVA opgestelde eisen, bijvoorbeeld met betrekking tot de nauwkeurigheid<br />
van de positiebepaling, worden getest.<br />
Voor een meer gedetailleerde beschrijving van een systeemtest wordt verwezen naar<br />
bijlage 4.<br />
24 KAR’en <strong>maar</strong>! 2010
4.4 Kosten<br />
De kosten voor het invoeren van KAR in VRI’s zijn op te splitsen in aanschaf en beheer<br />
en onderhoud. Deze kosten kunnen per type VRI en per leverancier verschillen.<br />
Richtprijzen geven een beeld van de kosten.<br />
Aanschaf<br />
1. Eenvoudige KAR installatie<br />
Bij oudere regeltoestellen waarbij de draadloze vervanging van VETAG voldoende is,<br />
kan worden volstaan met het inbouwen van een zogenoemde KAR-box. Deze ontvangt<br />
het signaal en zet dat om naar contactrelais die met het regeltoestel worden<br />
verbonden. De kosten van het leveren en inbouwen van een KAR-box zijn ongeveer €<br />
4.000.<br />
2. Volledige aanpassing regeltoestel<br />
Vooral bij nieuwere typen en/of grotere regelinstallaties wordt het regeltoestel<br />
meestal helemaal aangepast aan KAR om optimaal te kunnen profiteren van de extra<br />
informatie die het KAR-bericht biedt. De kosten hangen af van de vraag of een bestaande<br />
VRI wordt omgebouwd of een nieuwe VRI wordt KAR krijgt. Een basiseenheid<br />
KAR (modem + antenne + aanpassing software) kost ongeveer € 10.000 – 15.000 bij<br />
het ombouwen van een VRI. Het inbouwen van KAR in een geheel nieuwe VRI kost<br />
tussen de € 2.000 en 3.000.<br />
Ter vergelijking: een basiseenheid VETAG, VECOM of SICS met vier lussen voor twee<br />
richtingen kost ongeveer € 25.000. Bij die lusgebonden systemen komen ook nog de<br />
kosten voor het slijpen van in- en uitmeldlussen en het graven en dichten van een kabelsleuf.<br />
Het slijpen van een selectieve detectielus kost ongeveer € 1.000. Het leveren<br />
en leggen van een kabel kost in stedelijk gebied ongeveer € 30,- per meter.<br />
Soms is er subsidie beschikbaar, omdat de opdrachtgever van het openbaar vervoer<br />
(OVA) meebetaalt aan de ombouw van VRI’s om zo de doorstroming voor het openbaar<br />
vervoer te garanderen of te verbeteren.<br />
Beheer en onderhoud<br />
In hoofdstuk 3.1 staat een toelichting over de verantwoordelijkheden van partijen<br />
bij KAR. Voor de wegbeheerder is dat het onderhouden van KAR in de VRI en het<br />
beheren van de in- en uitmeldpunten die zijn doorgegeven aan de vervoerders en<br />
hulpdiensten.<br />
Het onderhoud van KAR in de VRI bestaat uit het operationeel houden van het KARmodem,<br />
de antenne en de kabels. Hierbij gaan we ervan uit dat het programma van<br />
de VRI eenmalig zo wordt ingericht dat het aanvragen voor alle richtingen kan afhandelen.<br />
De kosten voor het onderhouden van KAR in de VRI zijn verwaarloosbaar.<br />
Naast het onderhoud van de VRI verdienen ook de in- en uitmeldpunten onderhoud.<br />
De punten dienen (in een applicatie) te worden vastgelegd en naar de vervoerders<br />
en hulpdiensten te worden gestuurd. Als de in- uitmeldpunten van een VRI wijzigen,<br />
25 KAR’en <strong>maar</strong>! 2010
ijvoorbeeld ten gevolge van een wijziging aan de kruising, een VRI KAR krijgt of een<br />
VRI verdwijnt, dan dient de wegbeheerder die wijzigingen door te geven. Het is ten<br />
slotte de verantwoordelijkheid van de wegbeheerder om de locaties van de in- en<br />
uitmeldpunten te bepalen.<br />
Indien de wegbeheerder op lijnnummer prioriteitsaanvragen honoreert, dient ook de<br />
lijnvoering in de VRI’s onderhouden te worden. Bij omleidingen kan dit, afhankelijk<br />
van de gemaakte afspraken en de dynamiek in de concessie, relatief arbeidsintensief<br />
zijn. Het onderhouden van de KAR in- en uitmeldpunten kost de wegbeheerder dus<br />
voornamelijk tijd. De hoeveelheid tijd varieert sterk.<br />
Ter vergelijking: het onderhoud aan lusgebonden selectieve detectie komt in hoofdzaak<br />
neer op het opnieuw laten slijpen van lussen als ze kapot zijn. Ook hier geldt dat<br />
de lijnvoering in de VRI’s onderhouden moet worden als de prioriteitsaanvragen op<br />
lijnnummer gehonoreerd worden.<br />
De vervoerder dient de koppeling van de in- en uitmeldpunten met het lijnennet te<br />
onderhouden. Eventuele omleidingen dienen, afhankelijk van de gemaakte afspraken,<br />
ook verwerkt te worden.<br />
26 KAR’en <strong>maar</strong>! 2010
5 Beheer en onderhoud<br />
5.1 Apparatuur<br />
Wegbeheerder<br />
Op het moment dat de KAR functionaliteit in de VRI operationeel is, bestaat het onderhoud<br />
uit het operationeel houden van het KAR-modem, de antenne en de kabels.<br />
Aangenomen wordt dat het regelprogramma van de VRI eenmalig zo wordt ingericht<br />
dat het aanvragen voor alle richtingen, voor zowel OV als hulpdiensten, kan afhandelen.<br />
Voor het bewaken van de KAR functionaliteit is het controleren van de in de VRI<br />
gelogde KAR gegevens een handig instrument.<br />
Een bekend operationeel KAR probleem in VRI’s is verstoring van de KAR werking ten<br />
gevolge van externe factoren zoals de bovenleiding van tram of trein, hoogspanningsmasten,<br />
andere zenders.<br />
Vervoerder<br />
Op het moment dat de KAR functionaliteit bij de vervoerder operationeel is in de<br />
bussen, is het van belang dat deze functionaliteit operationeel blijft. In tegenstelling<br />
tot de statische VRI, waarvan de software continue blijft draaien, wordt de boordcomputer<br />
in de bus dagelijks opnieuw opgestart en is de bus het grootste deel van de dag<br />
onderweg. Dit kan weer tot specifieke operationele problemen leiden, zoals losgeraakte<br />
antennekabels of niet goed opgestarte boordcomputers. Het is daarom van groot<br />
belang dat de vervoerder de KAR functionaliteit in zijn wagenpark goed monitort. De<br />
in de voertuigen gelogde KAR gegevens zijn hiervoor een handig instrument.<br />
Bekende operationele KAR problemen in voertuigen zijn:<br />
- Losgeraakte, of niet correct aangesloten antennekabels of antennes<br />
- Niet correct werkend positiebepaling;<br />
- Niet goed opgestarte boordcomputers (waardoor bijvoorbeeld helemaal geen KAR<br />
berichten uitgestuurd worden);<br />
- Interferentie met andere boordcomputer software/functionaliteit, zoals OV-chipkaart<br />
functionaliteit.<br />
5.2 Data<br />
Wegbeheerder<br />
De wegbeheerder is verantwoordelijk het vastleggen en onderhouden van de KAR<br />
in- en uitmeldpunten. Bij eventuele structurele veranderingen aan de kruising kan het<br />
nodig zijn de in- en uitmeldpunten te verplaatsen.<br />
Indien de wegbeheerder er voor gekozen heeft om in de VRI te controleren op lijnnummer<br />
(bijvoorbeeld alleen voertuigen van lijn 11 mogen prioriteit aanvragen voor<br />
fasecyclus 2), dient ook dit bij aanpassing van het lijnennet en bij omleidingen door<br />
de wegbeheerder onderhouden te worden.<br />
27 KAR’en <strong>maar</strong>! 2010
Vervoerder<br />
De vervoerder is verantwoordelijk voor het invoeren van de in- en uitmeldpunten in<br />
de dataset van de voertuigen. Ook eventuele door de wegbeheerder aangegeven aanpassingen<br />
dienen door de vervoerder doorgevoerd te worden.<br />
Voor eventuele omleidingen dient de dataset zo aangepast te worden dat de KAR aansturing<br />
correct functioneert. Het mag dus niet zo zijn dat een voertuig, ten gevolge<br />
van een omleiding, een specifieke kruising niet meer aan doet, <strong>maar</strong> wel de bijbehorende<br />
VRI met KAR aanstuurt. Het is daarom van groot belang dat er goede afspraken<br />
gemaakt worden tussen wegbeheerder en vervoerder om te garanderen dat omleidingen<br />
altijd correct verwerkt worden in de KAR dataset<br />
5.3 Prestatiemetingen<br />
Naast de reguliere tests die bij KAR-apparatuur in het voertuig en VRI gedaan worden,<br />
is het ook noodzakelijk om de prestaties naderhand te meten. De eisen die aan de<br />
KAR-apparatuur gesteld worden, zijn slechts een onderdeel van het hele KAR-functioneren.<br />
Zoals in voorgaand hoofdstuk beschreven, zijn er binnen het voertuig allerlei afhankelijkheden,<br />
zoals software in de boordcomputer en de positiebepaling van het voertuig.<br />
Zo zijn er nog talloze andere factoren op te noemen.<br />
De OVA heeft het belang dat zowel het OV als KAR goed functioneert en zou een<br />
onafhankelijke rol kunnen spelen tussen vervoerder en wegbeheerder. Zij zijn immers<br />
ook de partij die de eisen voor het voertuig stellen.<br />
Om het totale functioneren te beoordelen en eventueel te verbeteren kunnen er op<br />
verschillende manieren metingen verricht worden. In veel gevallen worden dergelijk<br />
metingen pas uitgevoerd, wanneer blijkt dat op bepaalde locaties KAR niet goed<br />
werkt. Een preventieve benadering in de vorm van periodieke metingen zou wellicht<br />
dergelijke situaties voorkomen.<br />
Hieronder worden de verschillende mogelijkheden toegelicht.<br />
Analyse logdata<br />
Om een beeld te krijgen van het functioneren van KAR kunnen analyses gedaan worden<br />
aan de hand van logdata uit de VRI en boordcomputer van de bus. Dit is uiteraard<br />
afhankelijk van de beschikbare gegevens in de VRI en bus. Over het algemeen is<br />
hier voldoende logdata voor aanwezig om een vergelijking te kunnen maken. Wanneer<br />
dit niet het geval is, kan de OVA verzoeken aan de wegbeheerder om een aantal<br />
logdata in VRI’s aan te zetten.<br />
Om bijvoorbeeld de positiebepaling van de bus te controleren, en hiermee ook de<br />
locatie waarop in- en uitmeldingen verstuurd worden, zijn er velden zoals de coördinaten,<br />
de afstand tot de stopstreep en de actuele snelheid van de bus. In de praktijk<br />
blijkt echter, dat deze velden niet altijd even betrouwbaar zijn, omdat ze bijvoorbeeld<br />
van te voren worden ingevuld om het KAR bericht ter plaatse sneller te kunnen versturen.<br />
In dit geval moet er gezocht worden naar een andere methode om de daadwerkelijke<br />
locatie (of afwijking) van de in- of uitmelding te achterhalen. Eén van de<br />
mogelijkheden is de vergelijking tussen het tijdstip dat de VECOM melding (indien<br />
28 KAR’en <strong>maar</strong>! 2010
aanwezig) en de KAR melding gedaan wordt. De afwijking in tijd geeft over het algemeen<br />
een redelijk nauwkeurig beeld van de prestaties. De logdata van het voertuig<br />
kunnen dan voor aanvullende informatie gebruikt worden, zoals foutcodes of problemen<br />
met de GPS ontvanger. Ook wanneer er berichten niet aankomen in de VRI, zijn<br />
deze wel geregistreerd in het voertuig en kan aan de hand van de hierin beschikbare<br />
informatie beter de oorzaak achterhaald worden.<br />
Steekproeven op locatie<br />
Naast de analyses achteraf aan de hand van logdata, is het ook mogelijk om direct ter<br />
plaatse te kijken. Op deze manier kan het gedrag van een voertuig of VRI nog beter<br />
bekeken worden. Een relatie met externe factoren zoals hoge gebouwen, tunnels of<br />
andere objecten die het bericht kunnen verstoren kan dan makkelijker gelegd worden.<br />
Hiervoor is verscheidene testapparatuur beschikbaar. Vaak is dit een laptop, met hieraan<br />
een KAR-modem gekoppeld en KAR-software geïnstalleerd, waarmee berichten<br />
ontvangen en verzonden kunnen worden.<br />
Wanneer er bijvoorbeeld een bus arriveert en deze een KAR in- of uitmelding verstuurd,<br />
kan er op een kaart ingetekend worden waar deze melding verstuurd wordt en<br />
dit kan weer vergeleken worden met de triggerpunten in de dataset.<br />
Een ander voordeel van het testen op locatie is dat ontbrekende berichten of spookberichten<br />
gedetecteerd worden.<br />
29 KAR’en <strong>maar</strong>! 2010
6 Meer informatie<br />
6.1 Platform BISON<br />
Het Platform BISON is opgericht voor het beheren van de koppelvlakken die de standaard<br />
vormen voor DRIS in Nederland. Bij het platform BISON kunt u terecht voor<br />
de technische specificaties van het KAR protocol. Zie http://bison.connekt.nl/home/<br />
voor meer informatie.<br />
6.2 CVN<br />
De Contactgroep Verkeersregeltechnici Nederland (CVN), opgericht in 1969, is een informele<br />
netwerkorganisatie voor verkeersregeltechnici. Verkeersregeltechnici worden<br />
op basis van hun persoonlijke deskundigheid en kwaliteiten gevraagd lid te worden.<br />
Leden spreken en handelen in de CVN-bijeenkomsten op persoonlijke titel en niet als<br />
vertegenwoordiger van hun werkgever.<br />
Doel<br />
De CVN verspreidt kennis onder haar leden door ideeën en ervaringen uit te wisselen<br />
op het gebied van de verkeersregeltechniek. Dit gebeurt in een informele setting. De<br />
leden streven ernaar om oplossingen te standaardiseren.<br />
www.crow.nl/verkeerslichten<br />
6.3 IVER<br />
Het doel van de Initiatiefgroep Verkeersregeltechnici Rijkswaterstaat en provincies:<br />
“Binnen het vakgebied dynamisch verkeersmanagement, specifiek voor verkeersregeltechniek,<br />
te fungeren als landelijk platform voor kennisuitwisseling. Daarnaast<br />
onderneemt en ondersteunt de IVER initiatieven ter ontwikkeling of verbetering van<br />
hulpmiddelen voor de uitvoering van het vak en ter verdere ontwikkeling van het<br />
totale vakgebied.”<br />
www.iver.nl<br />
6.4 GEO-OV platform<br />
Het GEO-OV platform is een webtoepassing voor het vastleggen van informatie<br />
benodigd voor de werking van KAR. De toepassing zorgt voor een eenduidige communicatie<br />
tussen wegbeheerders en vervoerders over KAR gerelateerde gegevens.<br />
Het GEO-OV platform is ontwikkeld door de provincie Utrecht in samenwerking met<br />
GOVI. Verschillende wegbeheerders gebruiken momenteel een prototype van het<br />
platform.<br />
30 KAR’en <strong>maar</strong>! 2010
Basis voor de toepassing vormt het gebruik van luchtfoto’s en kaartmateriaal. De<br />
wegbeheerders kunnen van de verkeersregelinstallaties de coördinaten van de KAR<br />
in- en uitmeldpunten op de kaart/luchtfoto vastleggen. Ook kunnen de bijbehorende<br />
administratieve gegevens, zoals het VRI-nummer en KAR-adres worden vastgelegd.<br />
De vervoerders hebben toegang tot de inkijkfunctie van het GEO-OV platform en<br />
gebruiken de door de wegbeheerders vastgelegde KAR-gegevens om deze te combineren<br />
met het lijnennet.<br />
31 KAR’en <strong>maar</strong>! 2010
7 Begrippenlijst<br />
Openbaar Vervoer Autoriteit (OVA)<br />
Selectieve Inductieve<br />
Communicatie Systeem (SICS)<br />
Vehicle Communication (VECOM)<br />
Vehicle Tagging (VETAG)<br />
Verkeersregeltoestel<br />
Verkeersregelinstallatie (VRI)<br />
Verkeerslichtenregeling<br />
de opdrachtgever voor het openbaar vervoer<br />
Leverancier specifieke tegenhanger van VETAG<br />
(SICS is een merknaam van Siemens)<br />
VECOM is een verbetering van VETAG, waar<br />
mee niet alleen contact van het voertuig naar<br />
de wal, <strong>maar</strong> ook omgekeerd mogelijk is.<br />
(VECOM is merknaam van Peek Traffic)<br />
is een van de oudste vormen van selectieve<br />
detectie. Doormiddel van lussen in het wegdek<br />
kunnen voertuigen met een VETAG-transpoder<br />
worden herkend, VETAG is geen merknaam<br />
<strong>maar</strong> een protocol beschrijving.<br />
ook wel verkeersregeltoestel of kortweg automaat<br />
genoemd, is de behuizing van de computer<br />
waarop de verkeerslichtenregeling draait.<br />
een verzameling van losse elementen die nodig<br />
zijn om één of meerdere verkeersstromen te<br />
regelen middels het geven van optische signalen<br />
aan weggebruikers. De VRI omvat dus de<br />
volledige installatie: detectoren, kabels, regeltoestel,<br />
regelprogramma, masten en verkeerslichten.<br />
het regelprogramma, dat draait in het regeltoestel<br />
van een verkeersregelinstallatie, en zorgt<br />
voor het regelen van de verkeersstromen door<br />
het aansturen van de verkeerslichten.<br />
32 KAR’en <strong>maar</strong>! 2010
Bijlagen<br />
Bijlage 1 KAR hoofdverantwoordelijkheden<br />
Verantwoordelijkheden<br />
Openbaar Vervoer<br />
Autoriteit<br />
Wegbeheerder/<br />
gemeente<br />
Vervoerder<br />
Hulpdienst<br />
Leverancier<br />
KAR introductie<br />
Afstemmen KAR introductie in concessiegebied X x<br />
Uitvragen van KAR in concessie<br />
X<br />
Afstemmen KAR introductie in veiligheidsregio/gemeente X X<br />
Realisatie in VRI<br />
Uitvragen van KAR in VRI<br />
X<br />
Realisatie van KAR in VRI<br />
X<br />
Afname van KAR in VRI X x<br />
Realisatie in voertuig<br />
Uitvragen van KAR in voertuig X X<br />
Realisatie van KAR in voertuig<br />
X<br />
Afname van KAR in voertuig X X x<br />
Vastleggen, uitwisseling en beheren van triggerpunten<br />
Vastleggen en aanleveren van triggerpunten (x) X<br />
Invoeren van triggerpunten in voertuig X X<br />
Updaten en aanleveren van triggerpunten bij eventuele<br />
veranderingen, zoals omleidingen (x) X<br />
Invoeren van bijgewerkte triggerpunten in voertuig X X<br />
Controleren KAR werking tussen VRI en voertuig<br />
Controleren of vervoerder voldoet aan concessie-eisen X x x<br />
Controleren of hulpdienst voldoet aan gestelde eisen X X<br />
Legenda: X : verantwoordelijke partij<br />
x : betrokken partij<br />
(x): optioneel betrokken partij<br />
33 KAR’en <strong>maar</strong>! 2010
Bijlage 2<br />
Te beantwoorden vragen bij invoering van KAR<br />
Vragen<br />
Openbaar Vervoer Autoriteit<br />
Wegbeheerder/ gemeente<br />
Vervoerder<br />
Hulpdienst<br />
Overgang naar KAR X x (x) (x)<br />
· Voor welke VRI’s is KAR gewenst?<br />
· Is KAR gewenst voor OV en/of hulpdiensten?<br />
· Wat te doen met bestaande selectieve detectie? Wordt er een<br />
overgangssituatie voorzien?<br />
· Zijn/komen er financiële middelen beschikbaar?<br />
· …<br />
KAR uitvraag in concessie X x<br />
· Wat is de minimale nauwkeurigheid van de positiebepaling<br />
voor het versturen van KAR berichten?<br />
· Welke KAR-velden dienen minimaal verstuurd te worden?<br />
· Hoe ziet de lijnvoering er uit? (indien wegbeheerder controleert<br />
op lijnnummer)<br />
· Wat is de definitie voor de stiptheidsklasse? (voor gebruik bij<br />
conditionele prioriteit)<br />
· Hoe dient te worden omgegaan met complexe KAR situaties?<br />
(zie bijlage 4 voor meer informatie)<br />
· …<br />
Legenda: X : verantwoordelijke partij; x: betrokken partij; (x): optioneel betrokken partij<br />
34 KAR’en <strong>maar</strong>! 2010
Vragen<br />
Openbaar Vervoer Autoriteit<br />
Wegbeheerder/ gemeente<br />
Vervoerder<br />
Hulpdienst<br />
Triggerpunten (x) X x x<br />
- Welke richtlijnen worden gebruikt voor het vastleggen van de<br />
triggerpunten? Wordt bijvoorbeeld het uitmeldpunt op of na de<br />
stopstreep gelegd?<br />
- Met welk coördinatenstelsel (bijvoorbeeld RDS of WGS, zie<br />
bijlage 5) wordt gewerkt?<br />
- Aan welke partij(en) moeten de triggerpunten worden geleverd?<br />
- Dient de positie van een eventuele halte voor een VRI ook<br />
vastgelegd en aangeleverd te worden (dit is afhankelijk van de<br />
door de vervoerder gebruikte methodiek voor positiebepaling)?<br />
- Hoe dienen de triggerpunten te worden aangeleverd? Bijvoorbeeld<br />
via GIS, Excel of een gestandaardiseerd koppelvlak? Zie<br />
paragraaf 1.1 voor meer informatie hierover.<br />
- Met welke maximale/minimale frequentie dienen de triggerpunten<br />
te worden geleverd?<br />
- Wat is de maximale tijdsduur tussen het ontvangen van de<br />
triggerpunten en het operationeel hebben van triggerpunten in<br />
de voertuigen?<br />
- Wie is er verantwoordelijk voor of aanspreekbaar op de juistheid<br />
van de triggerpunten (controleert de OVA bijvoorbeeld de<br />
triggerpunten van wegbeheerders)?<br />
- In geval van wijzigingen, omleidingen of andere verstoringen:<br />
wie initieert de aanlevering van nieuwe triggerpunten?<br />
En hoeveel tijd mag er maximaal zitten voordat deze nieuwe<br />
triggerpunten actief zijn in de voertuigen?<br />
- Speelt de OVA een centrale rol bij de uitwisseling van triggerpunten?<br />
- Worden de KAR-adressen centraal uitgegeven? En wie is hiervoor<br />
verantwoordelijk?<br />
- Is het, afhankelijk van de gebruikte positiebepalingmethodiek<br />
van de vervoerder, noodzakelijk de locatie van de laatste<br />
halte voor een kruising vast te leggen en aan te leveren aan de<br />
vervoerder?<br />
- …<br />
Overall KAR verificatie X x x x<br />
- Op welke wijze wordt de KAR werking van alle betrokken partijen<br />
gecontroleerd en wie is hiervoor verantwoordelijk?<br />
- Op welke termijn kunnen KAR logdata beschikbaar gesteld worden?<br />
- …<br />
….<br />
Legenda: X : verantwoordelijke partij; x: betrokken partij; (x): optioneel betrokken partij<br />
35 KAR’en <strong>maar</strong>! 2010
Bijlage 3<br />
Aandachtspunten bij uitvraag en afname<br />
Hieronder volgen enkele praktische aandachtspunten voor het opstellen van de eisen<br />
voor de uitvraag en afname van KAR functionaliteit:<br />
Uitvraag<br />
Locatie KAR antenne<br />
Houd rekening met de locatie voor de KAR antenne. Normaal gesproken wordt deze<br />
antenne in/op de VRI kast gemonteerd, <strong>maar</strong> als deze kast op een plek staat waar<br />
geen/slechte radio ontvangst mogelijk is (omdat er bijvoorbeeld vanuit een bepaalde<br />
richting een gebouw in de weg staat) is het wenselijk de antenne op een andere plek<br />
te monteren. Bijvoorbeeld op een armatuur of een eigen paal.<br />
Zichtbaarheid KAR berichten<br />
Omdat er gewerkt wordt met radioberichten, is het wenselijk deze ‘zichtbaar’ te maken.<br />
Dit ‘zichtbaar’ maken kan op het bedieningspaneel (in de VRI kast), <strong>maar</strong> ook in<br />
een logfile. Aanbevolen wordt om beide manieren te gebruiken.<br />
Beschikbaarheid KAR logfiles<br />
Logfiles zijn nodig om te controleren of KAR in de betreffende VRI correct functioneert.<br />
Deze logfile kan lokaal in de VRI of in een verkeerscentrale worden opgeslagen.<br />
Voor dit laatste is een verbinding met de VRI noodzakelijk. Voor het gebruiksgemak is<br />
het aan te bevelen de logfiles op afstand beschikbaar te maken.<br />
Beheer en onderhoud KAR functionaliteit<br />
Het is van belang na te denken over de invulling en uitvoering van het (preventieve<br />
en correctieve) onderhoud en het (operationele) beheer. Normaal gesproken wordt<br />
het onderhoud uitgevoerd door de leverancier. Voor het operationele beheer is dit<br />
niet altijd vanzelfsprekend. Daarnaast is het operationele beheer te vergemakkelijken<br />
door foutieve/verdachte situaties m.b.t. de KAR functionaliteit automatisch te laten<br />
detecteren en melden. Bijvoorbeeld de situatie waarin lange tijd geen KAR berichten<br />
ontvangen worden door de VRI. Deze situatie zou automatisch gedetecteerd kunnen<br />
worden, waarna een alarm automatisch naar de beheerder uitgestuurd kan worden.<br />
Aanpassing verkeerslichtenregeling<br />
Ten opzichte van VETAG/VECOM biedt KAR extra functionaliteit. Te denken valt<br />
hierbij aan stiptheidinformatie (is de bus te vroeg/te laat ten opzichte van de dienstregeling?)<br />
en fasecyclus informatie (voor welke specifieke fasecyclus vraagt de bus<br />
prioriteit aan?). Indien het gewenst is deze functionaliteit te gebruiken dient de verkeerslichtenregeling<br />
hierop aangepast te worden.<br />
Afname<br />
Ontvangst<br />
De KAR functionaliteit staat of valt bij een goede radio ontvangst. De ontvangst vlak<br />
naast de VRI kast zal over het algemeen goed zijn, <strong>maar</strong> hoe zit het met de ontvangst<br />
op 500-700 meter? En hoe is de ontvangst in de richting waar het ‘zicht’ van de VRI<br />
kast ontnomen wordt door een gebouw?<br />
36 KAR’en <strong>maar</strong>! 2010
Inhoud KAR bericht<br />
Nadat het KAR bericht ontvangen is zal gecontroleerd moeten worden of de inhoud<br />
correct is. Belangrijke velden die hierbij gecontroleerd dienen te worden zijn het KAR<br />
adres1 (ook wel SID2-nummer genoemd), het fasecyclusnummer, het berichttype<br />
(voor-, in- of uitmelding) en eventueel, wanneer gewerkt wordt met conditionele prioriteit,<br />
de stiptheid (het aantal seconden te vroeg c.q. te laat t.o.v. de dienstregeling)<br />
en/of stiptheidsklasse (te vroeg, op tijd of te laat ten opzichte van de dienstregeling).<br />
Bij de afname is het van belang om te verifiëren of alle onderdelen van het KAR bericht<br />
correct gelogd worden.<br />
Tijdens de afname kan eventueel nog geverifieerd worden of de VRI correct reageert<br />
op dubbele berichten, berichten met waarden buiten het toegestane bereik of incomplete<br />
berichten.<br />
Koppeling met verkeerslichtenregeling<br />
Nadat het KAR bericht is ontvangen, is het van belang dat deze correct wordt doorgegeven<br />
aan de verkeerslichtenregeling. Geldt dit bijvoorbeeld voor alle fasecyclusnummers<br />
waar prioriteit voor is opgenomen in de verkeerslichtenregeling? Komt de<br />
ingreep t.g.v. het KAR bericht overeen met de specificaties? Is conditionele prioriteit<br />
geactiveerd? Zo ja, werkt deze correct op basis van de inhoud van het KAR bericht?<br />
37 KAR’en <strong>maar</strong>! 2010
Bijlage 4<br />
Afnametesten<br />
Factory Acceptance Test (FAT)<br />
Fabrikanten, van zowel KAR apparatuur in een VRI als in een voertuig, dienen een<br />
testopstelling te hebben. Als testapparaat dient meestal een laptop met KAR-modem<br />
en antenne dat KAR-berichten kan verzenden en ontvangen.<br />
FAT VRI<br />
De test van de communicatie van bijvoorbeeld een VRI ziet er als volgt uit:<br />
- Stel de SID van de apparatuur in, waarvoor het bericht bestemd is;<br />
- Vul alle benodigde attributen in met correcte (geldige) waarden;<br />
- Verstuur het KAR-bericht;<br />
- Controleer op het testapparaat of het bericht goed is ontvangen (standaard instelling<br />
is binnen 200 milliseconde) aan de hand van de bevestiging die bijvoorbeeld de<br />
VRI terugstuurt.<br />
Als deze test succesvol is, moet worden getest of de apparatuur het ontvangen KARbericht<br />
verwerkt. Bij een VRI is dat de test of het KAR-bericht juist op de interface<br />
wordt gezet. De wijze waarop deze afbeelding op de interface zichtbaar kan worden<br />
gemaakt hangt onder andere af van de applicatie software (CCOL/RWS-C). Onderdeel<br />
van de test in een verkeerslichtenregeling die volgens de C-interface werkt is het<br />
besturen van de vlag die aangeeft dat een nieuw KAR-bericht aanwezig is. De ervaring<br />
leert dat veel problemen met KAR invoeringen worden veroorzaakt door het niet (correct)<br />
besturen van deze vlag. Bij de test van de functionele werking wordt gelet op<br />
een juiste reactie van de apparatuur.<br />
Voorbeelden:<br />
- Krijgt een voertuig van een hulpdienst de hoogste prioriteit in de verkeerslichtenregeling?<br />
1) ;<br />
- Welke prioriteit krijgt een bus die veel te vroeg is?;<br />
- Worden de juiste richtingen groen?;<br />
- Blijft de juiste richting groen (tot aan de uitmelding)?;<br />
- Zakt de juiste paal?<br />
Een goede test kan ook worden gedaan met bewust foute instellingen:<br />
- Stuur het KAR-bericht naar een SID die niet bestaat;<br />
- Stuur incomplete KAR-berichten (niet alle attributen ingevuld). Controleer, in het<br />
geval van een VRI of een dynamische stadsafsluiting, of de verstuurde attributen nog<br />
steeds juist op de interface worden afgebeeld. Controleer ook wat de waardes zijn van<br />
niet-verstuurde attributen;<br />
- Stuur KAR-berichten waarvan attributen gevuld zijn met een waarde buiten de toegestane<br />
reeks. De VRI mag het bericht niet behandelen. In principe mag een dergelijk<br />
bericht nooit worden verstuurd. Maar als het zou gebeuren, mag een VRI er geen last<br />
van hebben.<br />
1)<br />
Dit punt is niet zozeer belangrijk voor de FAT, <strong>maar</strong> voor de test van de software. Indien de fabrikant ook<br />
gevraagd is de software te programmeren kan dit punt samenvallen met de FAT.<br />
38 KAR’en <strong>maar</strong>! 2010
FAT voertuig<br />
De FAT voor de KAR functionaliteit in een voertuig kan op een soortgelijke manier als<br />
voor de VRI worden opgezet. Echter dient het voertuig het KAR-bericht te versturen<br />
op basis van bijvoorbeeld het bereiken van een bepaalde locatie of het sluiten van de<br />
deuren in een haltecirkel. Afhankelijk van de uitgevraagde functionaliteit en de architectuur<br />
in het voertuig kan bij de FAT meer of minder gesimuleerd moeten worden.<br />
Heeft het voertuig bijvoorbeeld al plaatsbepalingfunctionaliteit aan boord dan zal dit<br />
(waarschijnlijk) niet opnieuw uitgevraagd zijn en dient het tijdens de FAT ook niet<br />
getest te worden.<br />
Site Acceptance Test (SAT)<br />
Bij een SAT moeten zaken worden getest die bij de FAT niet mogelijk waren.<br />
SAT VRI<br />
Hetzelfde testapparaat als bij de FAT kan ook op grote afstand van de apparatuur<br />
KAR-berichten verzenden, bijvoorbeeld 500 meter voor het kruispunt met een VRI.<br />
Hiermee kunnen de communicatie, het zendvermogen van het KAR-modem en de<br />
plaats van antennes worden gecontroleerd.<br />
Ook kan tijdens de SAT bijvoorbeeld de communicatie met de bestaande VRI, als KAR<br />
als uitbreiding is uitgevraagd, getest/gecontroleerd worden.<br />
SAT voertuig<br />
Tijdens de SAT van de KAR functionaliteit in het voertuig dienen alle externe afhankelijkheden<br />
getest/gecontroleerd te worden. Externe afhankelijkheden kunnen (is<br />
afhankelijk van de uitgevraagde functionaliteit) bijvoorbeeld zijn:<br />
- Positiebepaling (voor het op basis van de locatie versturen van berichten);<br />
- Planning/dienstregeling (voor het vullen van de stiptheid en stiptheidsklasse voor<br />
gebruik bij conditionele functionaliteit);<br />
- Deurcontact (als trigger bij het wegrijden van een halte);<br />
- Snelheidmeter (voor het vullen van het KAR-veld met de actuele voertuigsnelheid)<br />
- …<br />
Systeemtest<br />
Een testrit met een voertuig voorzien van een KAR-systeem met de coördinaten van<br />
de in- en uitmeldpunten. Om te kunnen beoordelen of alles volgens specificatie verloopt,<br />
is het nodig te controleren of:<br />
- de communicatie tussen voertuig en apparatuur (bijvoorbeeld VRI) goed functioneert;<br />
- de posities waarop de KAR-berichten worden verzonden overeenkomen met de<br />
geplande posities waarop ze verzonden moeten worden;<br />
Omdat de meegestuurde locatie informatie in het KAR-bericht vaak niet betrouwbaar is,<br />
is het controleren van het laatste punt niet eenvoudig. Twee mogelijke manieren zijn:<br />
1. het op locatie met een KAR-ontvanger op een kaart intekenen van de waargenomen<br />
verzendlocaties (voorkeur);<br />
2. het vergelijken van het ontvangst tijdstip van in de VRI ontvangen lusgebonden en<br />
KAR berichten.<br />
39 KAR’en <strong>maar</strong>! 2010
De eerste methode heeft de voorkeur, <strong>maar</strong> is arbeidsintensief. De tweede methode<br />
stelt als voorwaarde dat de lusgebonden selectieve detectie nog actief is in VRI en<br />
voertuig. Daarnaast levert de tweede methode slechts een relatieve kwalificatie in het<br />
tijddomein (omdat je twee tijdstippen vergelijkt) op. Omdat de in het KAR-bericht<br />
meegestuurde voertuigsnelheid vaak niet betrouwbaar is, is een vertaling naar een<br />
absolute kwalificatie (in het afstanddomein) vaak niet betrouwbaar<br />
Mogelijke problemen die bij een systeemtest naar boven kunnen komen zijn:<br />
- onjuiste coördinaten van in- en uitmeldpunten in het KAR-systeem van het voertuig;<br />
- onnauwkeurige plaatsbepaling van het voertuig;<br />
- onvoldoende performance van het KAR-systeem in het voertuig, waardoor de tijd tussen<br />
het passeren van het meldpunt en het verzenden van het KAR-bericht te groot is;<br />
- meer KAR-attributen dan gevraagd (langere berichten);<br />
- meer KAR-berichten dan gevraagd (bijvoorbeeld ‘voor de zekerheid’ meer inmeldberichten).<br />
40 KAR’en <strong>maar</strong>! 2010
Bijlage 5<br />
Toelichting KAR-velden<br />
Ten behoeve van het aanvragen van prioriteit bij VRI’s dienen voertuigen KAR berichten van het<br />
type 1 (Request for priority passage) o.a. naar VRI’s te sturen. Dit KAR bericht is opgebouwd uit<br />
een groot aantal velden. Zie hieronder een complete beschrijving.<br />
Veld nr. Veldnaam Beschrijving<br />
1 Virtual local loop number<br />
2 Vehicle type Voertuigsoort (1=bus)<br />
3 Line number Lijnnummer<br />
4 Block number Omloopnummer<br />
5 Company number Naam van het vervoersbedrijf of hulpdienst<br />
6 Vehicle ID Grootwagennummer<br />
7 Signal group number Fasecyclusnummer<br />
8 Vehicle status Voertuigstatus<br />
9 Priority class<br />
10 Punctuality class Stiptheids/prioriteitsklasse<br />
11 Punctuality Vertraging<br />
12 Vehicle/train length [m] Lengte van het voertuig<br />
13 Actual vehicle speed Voertuigsnelheid<br />
14 Distance till passage stopline Afstand tot stopstreep<br />
15 Driving time till passage stopline Rijtijd tot stopstreep<br />
16 Journey number Ritnummer<br />
17 Type of journey or Fortify seq number Type rit. Bijvoorbeeld een versterkingsrit(1-9) of een<br />
reguliere dienstregelingsrit (10)<br />
18 Route Public Transport Rijrichting. Staduit (1) of stadin(2)<br />
19 Type of command Actietype (voorinmelding=3, inmelding=1, uitmelding=2)<br />
20 Activation Point number<br />
21abcd Location reference latitude (degrees, Actuele locatie/breedte op moment van versturen<br />
minutes, seconds, hundreds of<br />
seconds)<br />
21efgh Location reference longitude (degrees,<br />
Actuele locatie/lengte op moment van versturen<br />
minutes, seconds, hundreds<br />
of seconds)<br />
22abc Year, month, day Actuele datum op moment van versturen<br />
22def Hours, minutes, seconds Actuele tijd op moment van versturen<br />
23 Reserve Vrij veld<br />
24 Reserve Vrij veld<br />
Naast een aantal velden, die vaste waarden hebben (bijv. grootwagennummer en ritnummer),<br />
zijn er ook een aantal tijdsafhankelijk velden, die gerelateerd zijn aan het moment en de locatie<br />
waarop het bericht verstuurd wordt. Bijvoorbeeld de coördinaten van de locatie en de snelheid<br />
van het voertuig op het moment versturen.<br />
41 KAR’en <strong>maar</strong>! 2010
In de praktijk worden deze velden echter vaak van te voren gevuld, om het bericht alvast<br />
klaar te zetten en hierdoor een snellere verzending te kunnen doen op het moment dat een<br />
triggerpunt gepasseerd wordt. In dit geval zijn dergelijk velden dus niet 100% nauwkeurig.<br />
Voor verdere specificatie met betrekking tot het KAR protocol en de bijbehorende velden wordt<br />
verwezen naar Korte Afstand Radio Interface Specificatie versie 1.24 [TMI8 kv3].<br />
42 KAR’en <strong>maar</strong>! 2010
Bijlage 6<br />
Mogelijke KAR scenario’s<br />
Standaard situatie<br />
Indien er zich geen halte bevindt tussen de inmelding en de stopstreep dan zijn er<br />
geen beperkingen met betrekking voor de positie van de inmelding anders dan de fysieke<br />
plaats van de KAR antenne. Deze kunnen dus op elke willekeurige plaats gelegd<br />
worden. Als richtlijn kunnen de volgende waarden gebruikt worden:<br />
- Uitmelding op 10 na de stopstreep<br />
- Inmelding op 200m voor de stopstreep<br />
- Optioneel: voorinmelding op 400m voor de stopstreep<br />
Situatie: halte tussen inmelding en stopstreep<br />
Indien zich een halte vlak voor een VRI (op minder dan 200m voor de stopstreep als<br />
bovenstaande richtlijn gevolgd wordt) bevindt, dan is het niet zonder meer mogelijk<br />
gebruik te maken van de standaard afstanden omdat er eigenlijk 2 verschillende situaties<br />
kunnen ontstaan:<br />
1. het voertuig halteert niet en rijdt door richting kruising<br />
2. het voertuig halteert en rijdt daarna door richting de kruising<br />
Pas vlak voor de halte wordt bekend of het voertuig halteert of niet. Dit is afhankelijk<br />
van of passagiers in het voertuig uit willen stappen en of passagiers op de halte in<br />
willen stappen. Dus pas vlak voor de halte wordt de beslissing genomen om wel of<br />
niet te halteren. Indien besloten wordt niet te halteren, kan op dat moment eigenlijk<br />
direct prioriteit aangevraagd worden. Maar als er gehalteerd wordt is niet duidelijk<br />
hoeveel tijd dit halteren gaat kosten (dit is o.a. afhankelijk van het aantal en type<br />
in- en uitstappers) en dus wanneer het voertuig de stopstreep gaat passeren. Daarom<br />
is het gewenst om in het geval gehalteerd wordt pas een prioriteitsaanvraag uit te<br />
sturen nadat gehalteerd is. Dit is vaak niet ideaal voor de prioriteitsaanvraag (omdat<br />
de VRI te weinig tijd heeft om de betreffende fasecyclus op groen te krijgen), <strong>maar</strong><br />
voorkomt onnodige verstoringen voor het overige verkeer (omdat de fasecyclus niet<br />
onnodig lang op groen blijft staan).<br />
Daarnaast zou een optie aan de chauffeur van het voertuig geboden kunnen worden<br />
om, op het moment dat hij bepaald niet te halteren, alvast eerder (en dus beter voor<br />
de doorstroming van het voertuig) een prioriteitsaanvraag te sturen.<br />
Mogelijke oplossingen:<br />
1. alleen een verplichte inmelding bij vertrek of passage van halte<br />
2. een optionele inmelding voor de halte, gevolgd door een verplichte inmelding bij<br />
vertrek of passage van halte<br />
De eerste oplossing is volledig te automatiseren. De tweede oplossing is ook gedeeltelijk<br />
te automatiseren, <strong>maar</strong> vraagt daarnaast om interactie van de chauffeur omdat<br />
deze dient te bepalen of wel/niet gehalteerd wordt en dus of wel/niet een optionele<br />
inmelding verstuurd wordt. Opgemerkt dient te worden dat op het moment van<br />
schrijven van dit document niet alle vervoerders de tweede oplossing ondersteunen.<br />
43 KAR’en <strong>maar</strong>! 2010
Situatie: inmelding afhankelijk van wel/niet halteren<br />
Een specifieke situatie van bovenstaand scenario ‘halte voor stopstreep’ is het<br />
scenario waarin de prioriteitsaanvraag afhankelijk wordt van het wel of niet halteren.<br />
Bijvoorbeeld bij halteren wordt prioriteit aangevraagd voor de fasecyclus voor de<br />
rechtsaf-strook om de kruising recht over te steken, terwijl bij niet halteren gebruik<br />
gemaakt wordt van de rechtdoor-strook. De reden voor deze verschillende prioriteitsaanvragen<br />
kan bijvoorbeeld liggen in het feit dat de bus moeilijk kan invoegen bij het<br />
overige verkeer op de rechtdoor-strook en er daarom door de wegbeheerder besloten<br />
is om de bus via de rechtsaf-strook de kruising recht over te laten steken. Hierbij<br />
dient opgemerkt te worden dat er voor de rechtsaf-strook een negenoog nodig is om<br />
het voertuig de kruising recht over te laten steken.<br />
Om met dit scenario om te kunnen gaan dient de VRI dus te weten voor welke fasecyclus<br />
het voertuig prioriteit aanvraagt. Deze informatie kan door de VRI zelf of door het<br />
voertuig worden aangeleverd.<br />
Oplossing in VRI<br />
Onafhankelijk van het gebruikte detectieprotocol (KAR, VETAG, SICS, etc.) kan<br />
besloten worden om voor deze situatie de VRI te laten bepalen voor welke fasecyclus<br />
prioriteit is aangevraagd. Dit zou bijvoorbeeld gerealiseerd kunnen worden door een<br />
massadetectielus aan de voorkant van de halte te leggen. Door de prioriteitsaanvraag<br />
te combineren met de massadetectie kan geconcludeerd worden of een voertuig<br />
wel/niet halteert:<br />
- als in de VRI een prioriteitsaanvraag (voor rechtdoor) en een massadetectie binnenkomt,<br />
is de conclusie dat het voertuig gehalteerd is en na vertrek vanaf de halte dus<br />
prioriteit aanvraagt voor de rechtsaf strook;<br />
- als in de VRI alleen een prioriteitsaanvraag (voor rechtdoor) binnenkomt is de conclusie<br />
dat het voertuig niet gehalteerd is en dus prioriteit aanvraagt voor de rechtdoor<br />
strook.<br />
Beperking hierbij is wel dat de prioriteitsaanvraag pas gestuurd mag worden na het<br />
passeren van de massadetectielus, omdat de VRI er anders vanuit gaat dat het voertuig<br />
niet gaat halteren. Hierbij dient opgemerkt te worden dat dit, in verband met de<br />
beperkte afstand tot de VRI, vaak niet de ideale locatie voor inmelden is.<br />
Een alternatief kan zijn om de massadetectielus aan zowel het begin/de staart als<br />
aan het einde/de kop van de halte te leggen. Hierdoor kan eerder geconcludeerd<br />
worden dat het voertuig gaat halteren, <strong>maar</strong> op dat moment kan nog geen prioriteit<br />
aangevraagd worden voor de aan het halteren gekoppelde fasecyclus, omdat op dat<br />
moment nog niet bekend is hoe lang dit halteren gaat duren. Hiervoor dient dus een<br />
twee-traps oplossing gekozen te worden:<br />
1. als in de VRI de massadetectie van het begin van de halte en vervolgens een prioriteitsaanvraag<br />
(voor rechtdoor) binnenkomt is de conclusie dat het voertuig gaat<br />
halteren. De VRI dient nu te wachten met het in behandeling nemen van de binnengekomen<br />
prioriteitsaanvraag (voor rechtdoor);<br />
2. Op het moment dat de massadetectie van het einde van de halte binnenkomt, is<br />
de conclusie dat het voertuig vanaf de halte vertrokken is en dient de VRI de binnengekomen<br />
prioriteitsaanvraag (voor rechtdoor) in behandeling te nemen zodat het<br />
voertuig via de rechtsaf strook de kruising over kan steken.<br />
44 KAR’en <strong>maar</strong>! 2010
Oplossing in voertuig<br />
Indien besloten wordt om het voertuig de betreffende fasecyclus informatie te laten<br />
aanleveren, dient het voertuig onderscheid te kunnen maken wanneer wel of niet<br />
gehalteerd wordt/gaat worden. Het zou ideaal zijn als dit onderscheid automatisch<br />
gemaakt kan worden. Veel (geautomatiseerde) informatiebronnen zijn echter niet<br />
nauwkeurig genoeg of dekken niet alle situaties correct af. Bijvoorbeeld:<br />
- Snelheid: er wordt gehalteerd waneer het voertuig tot stilstand komt. Dit is geen<br />
correcte conclusie, want ook i.v.m. een file kan het voertuig tot stilstand komen;<br />
- Positie: op basis van de positie van de halte kan bepaald worden dat een voertuig<br />
halteert. Dit is niet correct want de onnauwkeurigheid van de positiebepaling (tussen<br />
5 en 15 meter bij gebruik van GPS) is groter dan de minimale afstand tussen halte en<br />
weg (ongeveer 3 meter hart op hart).<br />
Een bruikbare informatiebron zou de situatie van de deuren kunnen zijn: er wordt<br />
gehalteerd als de deuren van het voertuig worden geopend. Dus op het moment dat<br />
de deuren weer gesloten worden kan er over het algemeen vanuit gegaan worden dat<br />
gehalteerd is en dient er een prioriteitsaanvraag gedaan te worden voor de rechtsaf<br />
strook. Indien niet gehalteerd wordt kan pas automatisch een prioriteitsaanvraag voor<br />
de rechtdoor fasecyclus aangevraagd worden als de plek gepasseerd is waar normaal<br />
gesproken gehalteerd wordt. Hierbij dient ook opgemerkt te worden dat dit, in verband<br />
met de beperkte afstand tot de VRI, vaak niet de ideale locatie voor inmelden is.<br />
Momenteel zijn er (voor zover bekend) geen manieren om eerder automatisch onderscheid<br />
te maken tussen wel of niet halteren. Er zou nog besloten kunnen worden om<br />
de bestuurder van het voertuig dit onderscheid te laten maken (op het moment dat<br />
zichtbaar is dat er niemand bij de halte staat en er niemand in het voertuig meer aan<br />
gaat geven uit te willen stappen). Dit zou dan als een optionele prioriteitsaanvraag<br />
(voor rechtdoor) aan de bestuurder kunnen worden aangeboden.<br />
Kijkende naar de huidige situatie bij de vervoerders met betrekking tot de aansturing<br />
van KAR en de problemen die daarbij momenteel gezien worden (en de bijbehorende<br />
doorlooptijden voor oplossingen), is het, als gekozen wordt om de oplossing voor<br />
bovenstaande situatie in het voertuig te leggen, te verwachten dat dit een relatief<br />
moeizaam traject zal worden. Vandaar dat aanbevolen wordt om voor de situatie<br />
‘Inmelding afhankelijk van wel/niet halteren’ te kiezen voor of:<br />
1) de oplossing volledig in de VRI te leggen (dus gebruik te maken van de massadetectielussen)<br />
of ;<br />
2) de oplossing uiteindelijk in het voertuig te leggen, <strong>maar</strong> in eerste instantie, gedurende<br />
een overgangsperiode (duur is afhankelijk van mogelijkheden van de vervoerder),<br />
de oplossing in de VRI te leggen (dus gebruik te maken van de massadetectielussen).<br />
Deze oplossing kan dan ook als een fallback-scenario gebruikt worden.<br />
45 KAR’en <strong>maar</strong>! 2010
Bijlage 7<br />
Coördinatenstelsels<br />
Inleiding<br />
Om een locatie op aarde aan te duiden worden coördinaten gebruikt. Met slechts<br />
twee getallen kun je iedere plek op aarde terug vinden. Omdat de aarde rond is wordt<br />
er gewerkt met graden, waarbij de kruising van 0-meridiaan en evenaar als nulpunt<br />
wordt genomen.<br />
Het stelsel van graden, minuten en seconden wordt het WGS84 stelsel genoemd.<br />
WGS staat voor World Geodetic System. De 84 staat voor 1984. Dit is het jaar dat<br />
de afspraken over dit internationale stelsel zijn gemaakt. Dit stelsel wordt over de<br />
hele wereld gebruikt. Een voorbeeld van het wereldwijde gebruik van WGS84 is het<br />
gebruik bij GPS.<br />
Het WGS-84 stelsel is vrij grof en daarom zijn er aparte stelsels voor kleinere gebieden<br />
bedacht. Zo is er bijvoorbeeld een Europees stelsel een en een Nederlands<br />
stelsel. Bijna ieder land hanteert wel een eigen coördinaatstelsel om de locaties in<br />
hun grondgebied zo nauwkeurig mogelijk in kaart te brengen. Het Europese stelsel<br />
heet ETRS89. Dit staat voor European Terrestrial Reference system. Dit stelsel is<br />
in 1989 bedacht en is sinds 2000 ook het officiële stelsel in Nederland. Daarvoor gold<br />
het Rijksdriehoekstelsel als officieel stelsel in Nederland, <strong>maar</strong> omdat alle kaarten tot<br />
2000 in het RD stelsel zijn gemaakt wordt tot op vandaag nog steeds gewerkt met<br />
het Rijskdriehoekstelsel.<br />
Rijksdriehoekstelsel<br />
Coördinaten in het stelsel van de Rijksdriehoeksmeting (ook wel: RD-coördinaten)<br />
zijn de coördinaten die in Nederland op nationaal niveau worden gebruikt als grondslag<br />
voor geografische aanduidingen en bestanden, zoals in een geografisch informatiesysteem<br />
(GIS), op kaarten van het kadaster, de Grootschalige Basiskaart van<br />
Nederland (GBKN) en topografische kaarten.<br />
De waarde van de x-coördinaat loopt op van west naar oost, die van de y-coördinaat<br />
loopt op van zuid naar noord. Het is een rechthoekig coördinatenstelsel.<br />
De oorsprong van het stelsel was de spits van de Onze Lieve Vrouwetoren in Amersfoort.<br />
De oorsprong van het assenstelsel is echter verplaatst. Door deze verplaatsing<br />
heeft elk punt in Nederland nu altijd een positieve waarde voor x en y en is de kleinste<br />
waarde van de y-coördinaat altijd groter dan de grootste x-coördinaat. Hierdoor kan<br />
geen verwarring optreden tussen de x- en de y-coördinaat, de x-waarde ligt namelijk<br />
tussen 0 en 300 km en de y-waarde tussen 300 en 620 km. De geldigheid van de RDcoördinaten<br />
(het domein) is gedefinieerd binnen een nauwkeurig omschreven gebied<br />
waarvan de x-waarde ligt tussen -7 en +300 km en de y-waarde tussen +289 en +629<br />
km. Met deze definities kan een automatische invoercontrole worden uitgevoerd bij<br />
gegevensinvoer.<br />
46 KAR’en <strong>maar</strong>! 2010
Figuur 5<br />
het domein van de RDcoördinaten<br />
De KAR in- en uitmeldpunten worden als RD-coördinaten vastgelegd met een nauwkeurigheid<br />
van 1 meter. Dit betekent dat de spits van de Onze Lieve Vrouwentoren in<br />
Amersfoort de coördinaten 155000 en 463000 heeft.<br />
Conversie van coördinaten<br />
De aarde is en blijft een bol (bij benadering). Daarom is het lastig om een kaart van<br />
de wereld in een plat vlak te tekenen. De coördinaatsystemen, zoals WGS-84, zijn<br />
daarom ook driedimensionaal (3D). Wil je een 3D kaart op papier intekenen dan kun<br />
je dit bijvoorbeeld doen door een vel papier voor de aardbol te houden en de punten<br />
van de wereldbol over te nemen op het papier. Dit wordt een Azimuthale projectie<br />
genoemd. De stereografische projectie van het RD-stelsel is van dit type.<br />
In wordt laten zien hoe het RD stelsel werkt. De informatie van de bol wordt op een<br />
plat vlak geprojecteerd. Zoals hierboven al beschreven staat is dit een voorbeeld van<br />
een Azimuthale projectie.<br />
Belangrijk is te melden dat de bestaande omrekenformules tussen het RD en WGS-<br />
84 coördinatenstelsel erg complex zijn. Bij omrekening neemt de nauwkeurigheid<br />
daarom bijna altijd af. Werk daarom altijd vanuit RD coördinatenstelsel.<br />
47 KAR’en <strong>maar</strong>! 2010
Figuur 6<br />
Voorbeeld van een<br />
Azimuthale projectie<br />
Momenteel zijn er GPS-ontvangers commercieel verkrijgbaar die hun gemeten positie<br />
al direct kunnen weergeven in RD-coördinaten. Door de toegepaste omrekenformules<br />
kan de afwijking in de uiterste hoeken van Nederland meer dan twee meter bedragen.<br />
48 KAR’en <strong>maar</strong>! 2010
Kennisplatform Verkeer en Vervoer - Samen weten we meer