23.03.2014 Views

1 rubensbulletin - Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen

1 rubensbulletin - Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen

1 rubensbulletin - Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

ubensbulletin<br />

Jrg. 2, 2008<br />

KONINKLIJK MUSEUM VOOR SCHONE KUNSTEN ANTWERPEN<br />

aanbidding door de koningen<br />

1


BULLETIN<br />

Maria uitgelicht. De prominente rol van Maria in de Aanbidding<br />

door de koningen van Rubens in <strong>Antwerpen</strong>.<br />

Annemieke Bartholomeus<br />

In zijn rijke en productieve kunstenaarsleven nam Rubens het onderwerp<br />

van de Aanbidding door de koningen zelfs <strong>voor</strong> zijn doen met grote regelmaat<br />

ter hand. 1 En hoewel hij verschillende aspecten en figuren herhaaldelijk<br />

terug liet keren, bracht hij telkens ook nieuwe variaties in het thema aan,<br />

bij<strong>voor</strong>beeld door te spelen met licht en kleur, compositie, bewegingen<br />

en houdingen. Elke afzonderlijke uitwerking reflecteert daarmee zijn<br />

veelzijdige creatieve talent, en tegelijkertijd werpt een zorgvuldige<br />

analyse licht op de particuliere wensen en doelstellingen van Rubens’<br />

opdrachtgevers. 2<br />

Ook de Aanbidding door de koningen in het KMSKA, een altaarstuk<br />

dat Rubens rond 1624 3 <strong>voor</strong> het hoogaltaar in de premonstratenzer<br />

Sint-Michielsabdij te <strong>Antwerpen</strong> vervaardigde, draagt de sporen van<br />

het achterliggende patronaat. In dit verband is al vaker gewezen op de<br />

opvallende eucharistische verwijzingen die zouden zijn ingegeven door<br />

de wens van de premonstratenzers zich nadrukkelijk te profileren als<br />

eucharistische orde. 4 Het onderwerp zelf roept al connotaties op met<br />

de aanbidding van de hostie, waarin zich volgens de katholieke leer de<br />

Waarachtige Tegenwoordigheid van Christus manifesteert. In de zestiende<br />

1) Een overzicht is onder meer te vinden in Devisscher (1992), p. 79 e.v.<br />

2) Aan de hand van de Aanbidding door de koningen, nu in het Prado in Madrid, laat Welzel bij<strong>voor</strong>beeld<br />

zien hoe Rubens dit schilderij, dat hij in eerste instantie produceerde <strong>voor</strong> de Statenkamer in<br />

het Antwerpse stadhuis ten tijde van vredesbesprekingen <strong>voor</strong> het Twaalfjarig Bestand, zo’n twintig<br />

jaar later bewerkte <strong>voor</strong> Philips IV. Welzels vergelijking tussen een kopie van het oorspronkelijke<br />

schilderij (een schets in het Groninger museum) en het werk in zijn huidige vorm, geeft inzicht<br />

in de manier waarop Rubens de subtiele balans vindt tussen het conventionele beeldthema en het<br />

gewenste appel dat de opdrachtgever <strong>voor</strong> ogen heeft. Welzel (2001).<br />

3) Over de exacte datering is op grond van de bestaande documentatie geen uitsluitsel te geven. Wel<br />

is bekend dat Rubens in twee termijnen betaald kreeg: één keer 750 gulden op 23 december 1624 en<br />

nog eens datzelfde bedrag op 29 augustus 1626. Rooses (1886-1892), p. 229.<br />

4) Zie bij<strong>voor</strong>beeld Haeger (1997, 2001), Herremans (2003, 2005), Caspers (1998).<br />

102<br />

103


BULLETIN<br />

BULLETIN<br />

en zeventiende eeuw lag dit mysterie van de transsubstantiatie meer dan<br />

ooit onder vuur, waardoor de aanbidding door de koningen een vaste plaats<br />

kreeg in het repertoire van de contrareformatorische beeldpropaganda.<br />

Maar in het Antwerpse altaarstuk, zeker in combinatie met zijn omlijsting,<br />

is het eucharistische element krachtiger uitgewerkt dan in enig ander werk<br />

van Rubens met dit thema. 5 Ook de houding van Maria in het Antwerpse<br />

altaarstuk wordt vaak in eucharistische termen geïnterpreteerd. In plaats<br />

van passief, zittend met het kind op haar schoot, verschijnt Maria staand,<br />

terwijl ze Christus met een teder gebaar naar de toegestroomde menigte<br />

richt. Ze treedt hier op als Virgo sacerdos, priesterlijke maagd, die door<br />

Christus te offeren haar eigen vlees en bloed offert en daarmee tot coredemptrix,<br />

medeverlosser wordt. 6 In het oeuvre van Rubens is deze actieve<br />

pose van Maria niet uniek, maar toch trekt ze mede door de lichtval en haar<br />

tamelijk afgezonderde positie in dit werk sterker dan elders de aandacht.<br />

Maria’s prominente rol wordt onderstreept in de oorspronkelijke<br />

omlijsting – uitgevoerd in marmer en albast - die Rubens <strong>voor</strong> dit werk<br />

ontwierp. 7 Een dergelijk italianiserend portiekaltaar werd doorgaans<br />

bekroond met een sculptuur van de schutspatroon van de kerk in een nis,<br />

aan weerszijden geflankeerd door engelen in aanbidding. 8 In dit geval<br />

wordt van dit stramien afgeweken. Niet alleen prijken op de omlijsting<br />

drie heiligen in plaats van één, de aartsengel Michael heeft bovendien de<br />

hoogste positie moeten afstaan aan Maria. Zij is het die, tronend tussen de<br />

patroon van de kerk, Sint-Michael, en de stichter van de premonstratenzerorde,<br />

Sint-Norbertus, heerst over het altaarstuk.<br />

Hoog boven het schilderij vertrappen Sint-Michael, Maria en Sint-<br />

Norbertus respectievelijk de afvallige aartsengel Lucifer, de Apocalyptische<br />

slang en de ketter Tanchelm (ook wel Tanchelmus, Tanchelijn of<br />

Tanchelinus), vijanden van de kerk en de laatste in het bijzonder van de<br />

eucharistie. Dit triomfantelijke machtsvertoon geeft extra lading aan de<br />

eucharistische motieven van het schilderij, dat daarmee niet alleen een<br />

verwijzing is naar de functie van het altaar 9 , maar ook verwordt tot een<br />

statement van het ware katholieke geloof dat zegeviert over de ketterij.<br />

De iconografische samenhang tussen altaarstuk en omlijsting<br />

is pas tamelijk recent uitgebreid onderzocht. 10 Herremans en Haeger<br />

besteden in hun analyses ruime aandacht aan de mariologische elementen.<br />

Desondanks is het de moeite waard deze nogmaals onder de loep te nemen.<br />

Wat bij<strong>voor</strong>beeld onderbelicht is gebleven, is dat enkele contemporaine<br />

bronnen waarop de interpretaties deels zijn gebaseerd, een aanmerkelijk<br />

hechtere band suggereren tussen Norbertus en Onze-Lieve-Vrouw dan<br />

geschriften uit vroegere eeuwen. Dat is des te pikanter, aangezien de auteur,<br />

Johannes Chrysostomus van der Sterre, de formele opdrachtgever van het<br />

altaarstuk Matheus Irsselius opvolgde als abt van de Sint-Michielsabdij.<br />

Ten tijde van de opdrachtverstrekking aan Rubens was hij prior in diezelfde<br />

kerk, en vermoed wordt dat hij, meer dan Irsselius, Rubens begeleid heeft<br />

bij het ontwerp van het iconografische programma. 11 Waarom zou hij zo<br />

veel nadruk leggen op de betekenis van Maria <strong>voor</strong> de norbertijnen en<br />

andersom, op de betekenis van de norbertijnen <strong>voor</strong> Maria? In dit artikel<br />

zal ik hier<strong>voor</strong> een mogelijke verklaring formuleren door Van der Sterres<br />

geschriften en in het verlengde daarvan Rubens’ altaarstuk te beschouwen<br />

tegen de achtergrond van de geschiedenis van de norbertijnen en van de<br />

Mariaverering in het <strong>Antwerpen</strong> van de vroege zeventiende eeuw.<br />

5) Zie <strong>voor</strong> een uitgebreid overzicht de bijdrage van Van Mulders in dit Rubensbulletin. Voorts Held<br />

(1980), pp. 455-456; Devisscher (1992), p. 98.<br />

6) Haeger (1997), p. 55; Peeters (2007), p. 159.<br />

7) Dat Rubens verantwoordelijk was <strong>voor</strong> het ontwerp van de omlijsting staat niet onomstotelijk<br />

vast, maar twee schetsen van Michiel en Norbertus wijzen wel in die richting. De uitvoering wordt<br />

traditioneel toegeschreven aan Hans van Mildert. Over deze traditionele toeschrijving en mogelijke<br />

alternatieven, zie Herremans (2003), p. 60-61 en haar bijdrage in dit Rubensbulletin.<br />

8) Herremans (2003), p. 61-62.<br />

9) Behalve dat het altaar de plek is waar de hostie wordt geconsacreerd, bevond zich in dit geval de<br />

eucharistische reserve ín het altaarstuk. Herremans (2003), p. 63.<br />

10) Haeger (1997, 2001), Herremans (2005).<br />

11) Haeger (1997), p. 71 ; idem (2001), p. 160. Ook ik acht het zeer waarschijnlijk dat Van der Sterre<br />

nauw betrokken is geweest bij het ontstaan van het iconografisch programma.<br />

104<br />

105


BULLETIN<br />

BULLETIN<br />

106<br />

Mariadevotie in de vroegmoderne periode: van lichamelijk naar<br />

spiritueel<br />

De bijzondere verering <strong>voor</strong> Maria, Moeder van God, is bijna net zo<br />

oud en wijdverbreid als het christendom zelf. 12 In het Europa van de<br />

middeleeuwen maakte het fenomeen een hoge vlucht door, die zijn toppen<br />

bereikte in de twaalfde eeuw. Maar ook daarna bleef de verering <strong>voor</strong> Maria<br />

een forse stempel drukken op de gangbare geloofsbeleving. Haar centrale<br />

positie dankte Maria aan het feit dat aan haar menselijke, maagdelijke<br />

vlees het lichaam van Christus was ontsproten. Van alle heiligen stond<br />

zij het dichtste bij God. In de ogen van de middeleeuwse christenen was<br />

Maria de ultieme bron van Christus’ getormenteerde lichaam aan het<br />

kruis en van zijn verheerlijkte lichaam dat vereerd en ontvangen wordt<br />

in de geconsacreerde hostie. Haar onlosmakelijke fysieke verbintenis met<br />

Christus impliceerde dat ze letterlijk samen met haar zoon kon lijden op<br />

Golgotha, waardoor ze daadwerkelijk deelachtig werd aan zijn offer ter<br />

verlossing van de mensheid. Hierin werd ook haar priesterschap gezien;<br />

eerst offerde ze haar pasgeboren zoon in de tempel (Maria Lichtmis) en 33<br />

jaar later aan het kruis. Haar moederrol en haar lijfelijke aanwezigheid in<br />

de hemel, waar ze tot koningin gekroond was, verleenden haar bovendien<br />

een speciaal recht om te bemiddelen <strong>voor</strong> zondaars op de Dag des Oordeels.<br />

Ze was niet alleen Moeder van God, maar Moeder van alle christenen, een<br />

van de belangrijkste redenen dat zij ook wel met de kerk vereenzelvigd<br />

werd.<br />

In de middeleeuwen lag de nadruk van de Mariadevotie op<br />

de lichamelijke verbondenheid van Maria met Christus. Toen vanaf<br />

het einde van de vijftiende eeuw een aantal geleerden en geestelijken<br />

zich begon te keren tegen juist de materiële aspecten van het geloof en<br />

de religieuze beleving langzaam verinnerlijkte, verschoof het accent<br />

geleidelijk naar Maria’s spirituele band met Christus, haar smetteloze<br />

ziel en haar <strong>voor</strong>beeldige morele deugdzaamheid. Voor het overige leek<br />

12) De literatuur over Mariadevotie is omvangrijk. Ik heb met name gebruikgemaakt van Ellington<br />

(2001), Graef (1985).<br />

kritiek op Mariaverering uit protestantse en ook humanistische hoek haar<br />

populariteit niet of nauwelijks aan te tasten. Maria had een plek veroverd<br />

in de harten van ontelbare gelovigen uit alle lagen van de bevolking, en<br />

de katholieke kerk was er dan ook niet bij gebaat op dit punt water bij de<br />

wijn te doen. Sommige omstreden aspecten uit Maria’s leven, zoals haar<br />

tenhemelopneming die op apocriefe bronnen berust, werden zelfs als<br />

belangrijk wapen ingezet in de katholieke zelfverdediging. Maria werd de<br />

beschermster van de katholieke kerk bij uitstek. Haar standvastige geloof,<br />

ook in de bange dagen direct na de kruisiging van Christus, staan model<br />

<strong>voor</strong> de uiteindelijke overwinning van de kerk.<br />

Toch verraadt de Maria die opdoemt in de beeldende kunst na het<br />

Concilie van Trente dat de visie op haar onder sociale en religieuze druk is<br />

gemodificeerd. Anders dan in de middeleeuwen straalt ze veelal verstilling,<br />

zelfbeheersing, waardige onderwerping en daardoor ook meer afstand uit,<br />

kwalificaties die ook van toepassing zijn op de Maria die Rubens schilderde<br />

<strong>voor</strong> de Sint-Michielsabdij. Ook de sculptuur van Maria is overigens<br />

karakteristiek <strong>voor</strong> de barokke periode, waarin Onze-Lieve-Vrouw talloze<br />

malen werd verbeeld als de vrouw op de maansikkel uit de Openbaringen<br />

van Johannes, met onder haar voeten de zevenkoppige draak die in de<br />

beeldende kunst vaak wordt vormgegeven als een slang. Deze slang werd<br />

opgevat als de slang uit het paradijs en de katholieke kerk beschouwde dit<br />

listige dier onder meer als het symbool van alles wat ketters of heidens was<br />

en Maria als machtige bestrijdster van dit kwaad. 13 Bovendien werd deze<br />

weergave van Maria geassocieerd met haar Onbevlekte Ontvangenis. In de<br />

middeleeuwen werd dit wonder nog vaak uitgebeeld door Maria’s relatie<br />

met haar ouders te benadrukken (Maria in de baarmoeder van Anna, als<br />

baby in haar armen of aan de borst), maar deze typen werden tijdens de<br />

katholieke reformatie definitief verdrongen door de hemelse, of althans<br />

onaardse variant van de Apocalyptische vrouw. Weliswaar ontbreekt in<br />

het Mariabeeld bovenop het altaarstuk de maansikkel, toch kan worden<br />

aangenomen dat het beeldhouwwerk teruggaat op dit type. Ook hier<br />

zien we dus een verschuiving van een overwegend fysieke naar een meer<br />

spirituele opvatting.<br />

13) Van Laarhoven (1992), p. 256.<br />

107


BULLETIN<br />

BULLETIN<br />

<strong>Antwerpen</strong>, de Mariacultus en de norbertijnen vóór de Reformatie<br />

De middeleeuwse en vroegmoderne Mariaverering ging gepaard met<br />

talloze wonderen. In honderden plaatsen in Europa werden Mariabeelden<br />

verantwoordelijk gehouden <strong>voor</strong> onmogelijk geachte genezingen, vurig<br />

gewenste zwangerschappen en afgewende rampspoed. 14 Niet zelden<br />

oefenden deze wonderbaarlijke houtsnijwerken, sculpturen en iconen,<br />

net als bepaalde relieken, een grote aantrekkingskracht uit op gelovigen<br />

in de wijde omgeving. Befaamde beelden konden zelfs aanzienlijk<br />

bijdragen aan de bloei van plaatselijke economieën. Er bestond dan ook<br />

hevige concurrentie op dit vlak. <strong>Antwerpen</strong> had zelfs een legende over<br />

een Mariabeeldje gekoppeld aan de ontstaansgeschiedenis van de stad.<br />

Het ging om Onze-Lieve-Vrouw op het Staeksken (of Stocksken), het<br />

enige Mariabeeld dat zou zijn ontsnapt aan de verwoestingen die de<br />

Noormannen in de negende eeuw aanrichtten in de burcht van <strong>Antwerpen</strong><br />

en de daarbij gelegen nederzetting. Bewoners vonden het terug in een<br />

boom in een moestuin. 15 Rondom de kapel die ze <strong>voor</strong> het beeld oprichtten,<br />

zou later de stad <strong>Antwerpen</strong> worden opgetrokken. Hoewel deze legende<br />

nog altijd rondwaart, heeft Philippen al in 1925 “met doorslaande bewijzen<br />

uitgemaakt dat er geen bijzondere devotie tot O.L.Vr. op het Staaksken is<br />

geweest vóór het jaar 1473. (…) We vernemen uit de kronijken dat toen<br />

O.L.Vr. mirakelen begon te doen.” 16 In 1474 werd het daarom opgesteld in<br />

de middenbeuk van de Onze-Lieve-Vrouwekerk. 17<br />

Wel was er al vroeg een Onze-Lieve-Vrouwekapel, die viel onder<br />

de Sint-Michielskerk, tot 1124 de enige parochiekerk in de stad. De<br />

katholieke aanhankelijkheid van de <strong>Antwerpen</strong>aren kreeg in die tijd sterk<br />

te lijden onder de invloed van de tot ketter verklaarde Tanchelm. Deze van<br />

oorsprong Zeeuwse prediker had zich rond 1100 in <strong>Antwerpen</strong> gevestigd<br />

14) Zie <strong>voor</strong> een keur aan <strong>voor</strong>beelden uit heel Europa Freedberg (1990), hst. 4.<br />

15) De verhalen rondom dit soort beeldjes lijken sterk op elkaar. Vaak zijn ze gevonden bij een beek of<br />

in een boom. Van Laarhoven (1992), p. 254.<br />

16) Prims (1948a), p. 265. De kroniek die hij aanhaalt is de ‘kroniek Snijders, opgehaald door Papebrochius’,<br />

idem, p. 268. Prims voegt hier droog aan toe dat over de mirakelen zelf niet de minste echo<br />

bewaard is, anders dan de wonderbare opbrengst van de offerblok.<br />

17) Van den Nieuwenhuizen (2002), p. 73.<br />

en verkondigde daar met veel succes zijn tegendraadse opvattingen.<br />

Hij beweerde onder meer dat de sacramenten ongeldig zijn wanneer ze<br />

worden uitgevoerd door een onwaardige priester, een standpunt dat later<br />

is uitgelegd als kritiek op de eucharistie als zodanig. 18 Hoewel hij in 1115<br />

door een geestelijke werd vermoord 19 , bleef de beweging die hij op gang<br />

gebracht had, krachtig <strong>voor</strong>tbestaan en de gemoederen in de Scheldestad<br />

beroeren. Tot de geestelijkheid van <strong>Antwerpen</strong>, met de bemiddeling van<br />

de bisschop van Kamerijk, begin jaren twintig de rondtrekkende prediker<br />

Norbertus – “oprecht van geloof en recht in de leer” 20 - in de stad onthaalde<br />

om de strijd aan te binden tegen de ketterij. 21 De charismatische clericus en<br />

zijn gevolg slaagden er binnen enkele maanden wonderwel in de aanhang<br />

van Tanchelm te minimaliseren en de rust in de stad te herstellen. Als dank<br />

hier<strong>voor</strong> werd de Sint-Michielskerk aan de norbertijnen geschonken en<br />

opgewaardeerd tot abdijkerk. In ruil daar<strong>voor</strong> kregen de kanunniken uit<br />

de Sint-Michielskerk de Onze-Lieve-Vrouwekapel toegewezen die werd<br />

omgedoopt tot parochiekerk. 22 Bij deze gelegenheid zou de bisschop<br />

van Kamerijk Maria officieel hebben uitgeroepen tot stadspatrones van<br />

<strong>Antwerpen</strong>. 23 Het lijkt aannemelijk dat, mocht er al een beeldje van Onze-<br />

Lieve-Vrouw op het Staeksken zijn geweest, het bij deze transactie op zijn<br />

plek bleef en daarmee in bezit van de Onze-Lieve-Vrouweparochie kwam.<br />

Volgens de overlevering kwam de volksdevotie <strong>voor</strong> Maria in<br />

<strong>Antwerpen</strong> al vroeg op gang, maar pas aan het begin van de dertiende eeuw<br />

werden <strong>voor</strong> het eerst devotiepraktijken ter ere van haar opgetekend 24 :<br />

in 1219 laat ene Lutgardis van Schooten in een oorkonde vastleggen dat<br />

18) Caspers (1998), p. 12.<br />

19) Prims (1943b) geeft als bron de keizersgezinde ‘kronijk van Gembloers’, waarin verhaald wordt<br />

dat Tanchelm vermoord werd op een schip, door een (keizerlijk) priester, p. 49.<br />

20) idem.<br />

21) Het is strikt genomen niet geheel duidelijk op wiens uitnodiging Norbertus naar de stad kwam,<br />

Prims (1943), p. 50.<br />

22) Voor de stichtingsoorkonden van beide instellingen, zie Van Mingroot (1972).<br />

23) Contemporaine bronnen die dit bevestigen, heb ik niet kunnen vinden. Dit jaartal duikt onder<br />

meer op bij Van der Sterre (1623); Op de Beeck (1978), p. 17. Beuken (1978) noemt het jaartal 1399,<br />

p. 12. Hij baseert zich daarbij op Duverger, Brussel als kunstcentrum in de XIVe en de XVe eeuw.<br />

<strong>Antwerpen</strong>-Gent, 1935.<br />

24) Op de Beeck (1978), p. 17.<br />

108<br />

109


BULLETIN<br />

BULLETIN<br />

zij een eeuwigdurende dagelijkse mis schenkt aan het altaar van Onze-<br />

Lieve-Vrouw “in de krocht der kerk van S.-Michiels”. 25 Of dit altaar nog<br />

stamde uit de tijd van de kanunniken of door de norbertijnen is gewijd,<br />

geven de bronnen niet prijs. Zeker is dat met de groei van de stad en het<br />

aantal godshuizen ook de Mariadevotie hand over hand toenam. In 1236<br />

wordt, eveneens door burgers, in de Sint-Walburgiskerk de zaterdagse<br />

Mariamis ingesteld, de De Beata. Acht jaar later vestigen de Dominicanen<br />

zich op verzoek van de magistraat in de stad; die zorgden <strong>voor</strong> een verdere<br />

verspreiding van de Mariadevotie. 26 Vanaf 1348 schoten de Onze-Lieve-<br />

Vrouwebroederschappen bij<strong>voor</strong>beeld als paddenstoelen uit de grond.<br />

Vanaf 1399 vond jaarlijks, op de zondag na Maria Tenhemelopneming, de<br />

Lieve-Vrouwe-Ommegang door de stad plaats. Pas toen vanaf het midden<br />

van de zestiende eeuw de reformatie <strong>Antwerpen</strong> langzaam maar zeker<br />

in haar greep kreeg en de protestanten het roer overnamen, raakte de<br />

openbare Mariaverering op de achtergrond.<br />

Na de Beeldenstorm<br />

In de eeuwen na zijn oprichting groeide de Sint-Michielsabdij uit tot een<br />

machtig bolwerk met vele privileges. Maar de zestiende eeuw was er één<br />

van zware beproevingen. Net als de andere kerken viel de instelling in 1566<br />

ten prooi aan de Beeldenstormers: “al de altaren werden verwoest, evenals<br />

het sacramentshuis, het doxaal, het orgel, het koorgestoelte, het kruis boven<br />

het doxaal, het praalgraf van Isabella van Bourbon en andere graftomben.” 27<br />

Ook de Spaanse Furie van 4 november 1576 ging niet ongemerkt aan het<br />

complex <strong>voor</strong>bij: het klooster werd geplunderd, de kostbare bibliotheek<br />

25) Zie Goetschalckx (1909), pp. 79-81, <strong>voor</strong> een transscriptie van de acte. In 1843 worden bij archeologische<br />

opgravingen die tot doel hebben de graven van de abten van de Sint-Michielsabdij te<br />

ontsluiten en hun gebeente een waardig onderkomen te bieden, de resten gevonden van deze crypte<br />

en het altaar, zie Mertens (1847). Het verband met het Maria-altaar wordt echter pas later gelegd,<br />

Génard (1859), pp. 33-34.<br />

26) Prims (1947), p. 265.<br />

27) Prims (1951), p. 209. Zie ook Génard (1859), p. 49. Voor deze alinea heb ik bovendien geput uit<br />

Valvekens (1927), p. 141 e.v.<br />

vernield en de geestelijken gevangengenomen. In 1580 viel de Sint-<br />

Michielsabdij met <strong>Antwerpen</strong> in handen van de calvinisten, die niet alleen<br />

de norbertijnen maar ook andere ordes verdreven, de katholieke eredienst<br />

verboden, kerkelijke bezittingen verkochten en de ramen en deuren van de<br />

abdijkerk dichtmetselden. Later mochten de norbertijnen mondjesmaat<br />

terugkeren, onder <strong>voor</strong>waarde dat iedereen die de kerk betrad, een eed<br />

tegen de koning van Spanje zou afleggen. De meeste norbertijnen bleven<br />

weg en de toenmalige abt, Willem de Greve, die fel anti-geus was maar ook<br />

onwillig zich te verzoenen met de Spaanse koning in ruil <strong>voor</strong> katholieke<br />

godsdienstvrijheid, gaf veel terrein prijs aan de protestanten. Zo moest hij<br />

toezien hoe onder zijn ogen de abdijgebouwen een nieuwe bestemming<br />

kregen, als schoollokaal, of tot overmaat van ramp, als gebedsruimte<br />

<strong>voor</strong> de lutheranen. 28 Hij stierf op 16 september 1581, waarschijnlijk in<br />

ballingschap. 29 Zijn stoel bleef jarenlang leeg.<br />

Op 27 augustus 1585 gaf de Antwerpse Republiek zich na een beleg<br />

van vijftien maanden over aan de Spanjaarden, waarna het katholicisme<br />

in ere werd hersteld. Na vijf jaar ballingschap konden de norbertijnen<br />

eindelijk hun herintrede in het klooster doen. Ze troffen hun thuishaven<br />

vernield en onteerd aan, hun schatten waren verdwenen en hun goederen<br />

ontvreemd. Vanuit deze erbarmelijke financiële en materiële situatie<br />

moesten ze gaan werken aan de wederopbouw van hun kerk. En hoewel<br />

ook geestelijken van andere godshuizen bij hun terugkeer chaos en ellende<br />

aantroffen, leken de norbertijnen in het bijzonder moeite te hebben om dit<br />

proces op gang te krijgen. Anders dan veel andere ordes kregen ze daar<strong>voor</strong><br />

bovendien geen subsidie. 30 Het moreel zakte tot zo’n laag peil dat de bisschop<br />

(Torrentius) moest optreden tegen onderlinge ruzies, dronkenschap en<br />

seksuele uitspattingen. 31 Hij stelde zelfs <strong>voor</strong> de instelling op te heffen.<br />

Dit gebeurde uiteindelijk niet, maar de macht van de Sint-Michielsabdij<br />

was gebroken en het zou nog decennia duren <strong>voor</strong>dat het herstel van de<br />

grond kwam. Pas onder het abbatiaat van Irsselius begon men werk te<br />

28) Valvekens (1925), pp. 141-151.<br />

29) Zie ook Prims (1948a), p. 216.<br />

30) Marinus (1995), p. 82. Een reden hier<strong>voor</strong> wordt niet gegeven.<br />

31) idem, p. 181.<br />

110<br />

111


BULLETIN<br />

BULLETIN<br />

maken van de geestelijke heropbouw, maar in de Antwerpse katholieke<br />

vernieuwingsbeweging liepen de norbertijnen nog lange tijd achter de<br />

troepen aan. Zelfs in 1625 merkte een inspectiecommissie na een visitatie<br />

nog op dat het met de discipline onder de kloosterlingen matig gesteld<br />

was. 32 Op dat moment was Johannes van der Sterre al prior. Kennelijk had<br />

hij de discipelen aan wie hij leiding gaf, nog niet geheel onder controle.<br />

Desondanks ging het de goede kant op; vanaf de eerstvolgende inspectie<br />

in 1629, het jaar dat Van der Sterre tot abt bevorderd werd, oogstten de<br />

norbertijnen niets dan lof.<br />

Ondertussen maakte de Mariadevotie in <strong>Antwerpen</strong> een rentree<br />

die haar weerga niet kent, bijna als reactie op het protestantse trauma.<br />

Veelzeggend was al de vervanging van het beeld van Silvius Brabo in het<br />

gevelveld van het stadhuis door een Mariabeeld vlak na de overgave van de<br />

calvinisten. 33 Maar vanaf het begin van de zeventiende eeuw begon de populariteit<br />

van Maria ongekende vormen aan te nemen. De affectie uitte zich<br />

nu in praal en grootheid. In de Onze-Lieve-Vrouwekerk trok het plechtige<br />

beeld dat Onze-Lieve-Vrouw op het Staeksken inmiddels had verdrongen,<br />

de aandacht. Eveneens vermaard was de devotie van Onze-Lieve-Vrouw<br />

van de Rozenkrans (ook wel Onze-Lieve-Vrouw van het kasteel) bij de<br />

dominicanen en Onze-Lieve-Vrouw ter Engelen van de franciscanen.<br />

Bijzondere vermelding verdient ook het beeldje van Onze-Lieve-Vrouw in<br />

de Sint-Willibrorduskerk, dat na de Beeldenstorm ongedeerd uit de as was<br />

gehaald en bij de wederoprichting van de kerk tijdens het Bestand werd<br />

teruggeplaatst, waarna er onmiddellijk wonderen plaatsvonden. Ook in de<br />

Droogscheerderskapel gebeurden wonderen rondom een Mariabeeld dat<br />

druk vereerd werd. De jezuïeten maakten ondertussen goede sier met een<br />

Madonna gesneden uit de eik van Scherpenheuvel. 34<br />

Bovendien bliezen de jezuïeten nieuw leven in de Mariabroederschappen.<br />

Onder hun aanvoering ontstonden er vele, elk met een<br />

32) Weyns (1972), p. 98.<br />

33) Het verzoek hiertoe werd op 8 juli 1586 ingediend door de jezuïet Costerus. De beeldhouwer De<br />

Vos kreeg de opdracht het beeld te vervaardigen. Al op 12 februari 1587 werd het feestelijk onthuld.<br />

Voor Kruis en Beeld (2002), pp. 93-94.<br />

34) Zie <strong>voor</strong> deze <strong>voor</strong>beelden Marinus (1995), pp. 250-251.<br />

eigen, welomschreven doelgroep, zoals ‘de Bejaerde Jongmans’, ‘de gehoude<br />

Duytsche’, latinisten en Walen. Deze legden zich toe op de geestelijke en<br />

morele vervolmaking van hun leden, maar ook van het volk, waarbij het<br />

vertrouwen in Maria en andere ‘noodhelpers’ sterk werd gestimuleerd.<br />

Op de belangrijkste feestdagen van Maria organiseerden de sodaliteiten<br />

druk bezochte plechtigheden, <strong>voor</strong> iedereen vrij toegankelijk. Ze stonden<br />

in hoog aanzien, en de inrichting in 1623 van een eigen, met kunstwerken<br />

versierd vergaderlokaal tegenover de jezuïetenkerk, zette deze reputatie<br />

kracht bij. 35 Ook andere ordes stichtten Mariabroederschappen. Zo was er<br />

de broederschap van Onze-Lieve-Vrouw van Victorie bij de Dominicanen<br />

en de Madrileense koninklijke broederschap van Nostra Señora de la<br />

Solidad bij de Miniemen. 36<br />

In dit krachtenveld van Mariaverering dat zijn weerslag had op<br />

de waardering van individuele kerken, lijken de norbertijnen met hun<br />

Sint-Michielsabdij vrij onzichtbaar. Het is dan ook vanuit dit perspectief<br />

dat Rubens’ Aanbidding door de koningen en de geschriften van Johannes<br />

van der Sterre, die op verschillende punten als programmatisch gelezen<br />

kunnen worden <strong>voor</strong> dit altaarstuk, nadere beschouwing verdienen.<br />

Terug naar het altaarstuk<br />

Zoals gezegd is de prominente rol van Maria in Rubens’ altaarstuk <strong>voor</strong> de<br />

Sint-Michielsabdij kunsthistorici niet ontgaan. Zij zien haar in dezen als<br />

medeverlosser, priesteres en vlaggenschip van de triomferende katholieke<br />

kerk. De eucharistische connotaties die zij oproept vinden bovendien een<br />

parallel in Norbertus, die vanwege zijn overwinning op Tanchelm en enkele<br />

eucharistische wonderen als eucharistische heilige te boek staat. De triomf<br />

over Tanchelm wordt gepresenteerd als <strong>voor</strong>afspiegeling van de zege van<br />

het katholicisme over het protestantisme; Maria en Norbertus strijden zij<br />

aan zij ter bescherming van de stad tegen de ketterij. Herremans wijst erop<br />

35) Thijs (1990), pp. 82-85.<br />

36) Prims (1947), p. 276.<br />

112<br />

113


BULLETIN<br />

BULLETIN<br />

114<br />

dat de eucharistische uitleg ook letterlijk genomen kan worden: aan de<br />

achterkant in het altaarstuk bewaarde de abdij immers zijn eucharistische<br />

reserve. 37 Zij legt daarnaast een verband met het hierboven reeds ter<br />

sprake gekomen Maria-altaar dat zich in een crypte recht onder het<br />

hoogkoor zou bevinden. 38 Net als Herremans benadrukt Haeger de lokale<br />

en historische betekenis van het altaarstuk en in het verlengde daarvan<br />

de lokale en historische betekenis van Maria <strong>voor</strong> de stad <strong>Antwerpen</strong> en<br />

de norbertijnen. Als het altaarstuk inderdaad gedateerd kan worden in<br />

1624, dan is het niet alleen precies vijfhonderd jaar geleden dat Norbertus<br />

<strong>Antwerpen</strong> bevrijdde van de ketterij van Tanchelm, maar ook dat Maria<br />

werd uitgeroepen tot stadspatrones. In dat geval is de Aanbidding door de<br />

koningen dus in dubbel opzicht een jubileumstuk. Maria is behalve patrones<br />

van de stad (zie boven) ook de ordepatrones van de premonstratenzers. Dit<br />

laatste gegeven is onder meer te vinden bij Van der Sterre. 39 Deze beweert<br />

dat Norbertus en de “treffelijckste Heylighen deser Ordre ene sonderlinge<br />

devotie gehadt hebben tot de H. Moeder Godts.” 40 De norbertijnen vieren<br />

haar feestdagen met bijzondere blijdschap, en bovendien zijn veel van hun<br />

kerken gewijd aan Maria, “jae al is’t dat sommighe noch andere Heylighen<br />

toegeeyghent zijn, soo voerense nochtans oock den naem van de heylighe<br />

Moeder Godts als van de principaelste Patronersse.” 41 Van der Sterre<br />

suggereert hier dat niet Michael, maar Maria de belangrijkste patrones van<br />

de Sint-Michielsabdij is. Haar hoogste positie op het altaarstuk zou dan<br />

37) Zie noot 9.<br />

38) Een (hypothetische) plattegrond gepubliceerd in Vander Laenen en Van der Perre (1999), p. 34,<br />

suggereert dat de crypte zich niet onder het hoogkoor van de gotische kerk bevond. Nieuw onderzoek<br />

van Herremans (zie haar bijdrage in deze uitgave) maakt aannemelijk dat de ‘crypta’ die Van der<br />

Sterre beschrijft in het verlengde van zijn beschrijving van Rubens’ altaarstuk (1629), pp. 62, zich wél<br />

onder het altaar bevond, maar het gaat hier waarschijnlijk om een andere krocht dan de dertiendeeeuwse.<br />

39) Haeger (2001), p. 177. Behalve naar Van der Sterre verwijst ze naar The Catholic Encyclopedia en<br />

naar niet nader gespecificeerde Statua van de orde. Het is alleen niet duidelijk op welke bronnen The<br />

Catholic Encyclopedia teruggaat en welke Statua ze heeft ingezien. In ieder geval ontberen de oudste<br />

statuten, die dateren uit de twaalfde eeuw, elke verwijzing naar een bijzondere devotie <strong>voor</strong> Maria,<br />

zie Lefévre (1978). Uit S. Axters (1960) valt op te maken dat dit zo blijft tot de zeventiende eeuw, p.<br />

292.<br />

40) Van der Sterre (1623), p. 136.<br />

41) idem, p. 131.<br />

wellicht tóch in lijn zijn met het gangbare stramien. Het is alleen de vraag<br />

of Van der Sterre hier het belang van Maria <strong>voor</strong> de norbertijnerorde niet<br />

groter maakt dan de werkelijkheid rechtvaardigde. 42<br />

Bevreemdend is bij<strong>voor</strong>beeld dat de vroegste Vitae Norberti 43<br />

de ordestichter niet neerzetten als iemand met een bijzondere verering<br />

<strong>voor</strong> Maria, terwijl Van der Sterre dit punt in zijn Vita over Norbertus 44<br />

juist dik in de verf zet. In Vita A komt Maria slechts één keer aan de orde,<br />

wanneer Norbertus in het plaatsje Moustier een vete bezweert door “zeer<br />

godvruchtig eerst de H. Mis van Onze Lieve Vrouw [te celebreren] en<br />

daarna de H. Mis <strong>voor</strong> de overledenen die bij deze vete waren gedood.” 45<br />

Dit baart echter als bijzondere Mariaverering weinig opzien; in dezelfde<br />

passage in Vita B is zelfs het bijzinnetje “zoals de gewoonte is op zaterdag”<br />

toegevoegd. 46 In Vita B komt Maria nog een tweede keer <strong>voor</strong>: in Vivières<br />

drijft Norbertus een duivel uit een man door te vragen “in zijn gebed aan<br />

de heilige Moeder Gods, aan wie het klooster was toegewijd, dat ze hem<br />

barmhartig zou zijn.” 47 Ook dit is onvoldoende bewijs <strong>voor</strong> een in het<br />

oog springende devotie <strong>voor</strong> Maria. Latere onderzoeken naar de vroege<br />

Mariadevotie binnen de norbertijnerorde leveren al niet veel meer op.<br />

Weliswaar wijst Reuviaux op een aantal mariale aspecten die al vanaf de<br />

dertiende eeuw in de norbertijnse liturgie zijn terug te vinden en op enkele<br />

dertiende-eeuwse norbertijnen die Maria hoog aansloegen 48 , maar in die<br />

tijd was daar weinig buitengewoons aan. Lefèvre concludeert dan ook dat<br />

de Mariacultus bij de norbertijnen niet meer dan marginaal genoemd mag<br />

worden. 49 Alleen al het feit dat er in de twintigste-eeuwse vakliteratuur<br />

discussie over is of er bij de norbertijnen al dan niet sprake is van vroege<br />

Mariaverering, geeft aan dat deze in ieder geval niet allesoverheersend is<br />

geweest.<br />

42) Voor zover ik heb kunnen nagaan, is Van der Sterre de eerste die deze bewering over het hoofdpatronaat<br />

van Maria van alle norbertijnerkerken doet.<br />

43) Grauwen (1984, 1990).<br />

44) Van der Sterre (1623). Dit is een vertaling van een Latijnse versie die een jaar eerder verscheen.<br />

45) Grauwen (1984), p. 14.<br />

46) Grauwen (1990), p. 62.<br />

47) idem, p. 127. Grauwen voegt hier in een voetnoot aan toe, dat uit deze woorden niet noodzakelijk<br />

blijkt dat Norbertus Maria als de patroonheilige van Vivières zou hebben gekozen.<br />

48) Reuviaux (1958).<br />

49) Lefèvre (1951), pp. 55-56.<br />

115


BULLETIN<br />

BULLETIN<br />

Desondanks wil Van der Sterre de lezer in zijn Het Leven<br />

van den H. Norbertus, Ordestichter enz. anders doen geloven. In deze<br />

levensbeschrijving van de ordeheilige blijkt Maria plotseling van majeure<br />

betekenis. Wanneer Norbertus, op zoek naar een geschikte plaats om zijn<br />

orde te stichten, neerstrijkt bij een “Johanneskapel in de negorij” 50 die<br />

hem zeer bevalt, verschijnt in het holst van de nacht de “Alderheylighste<br />

Moeder Godts Maria” aan hem in het gezelschap van een grote schare<br />

engelen. Zij spreekt hem zeer vriendelijk toe en toont hem haar moederlijke<br />

affectie die zij hem en zijn ‘kinderen’ zou toedragen. Ze vertelt hem<br />

dat zijn gebeden verhoord zijn: hij mag op deze plek zijn orde stichten.<br />

Dan overhandigt ze hem het witte habijt – het karakteristieke ordekleed<br />

waaraan de norbertijnen de naam Witheren ontlenen - met de woorden<br />

“Norberte mijnen soone nemt het wit habijt.” Vervolgens verdwijnt ze<br />

weer “laetende de siele Norberti overgoten met eene onspreckelijcke<br />

blijschap, het herte hem by-naest van vreughde overloopende, om dat hy<br />

bemerckte hoe dat oock de Hemelen <strong>voor</strong> hem besorght waren, ende dat<br />

Godt om sijn wel behaeghen te verstaen, hem hadde toegheschickt dese<br />

soo grootse persoonagie de Coninginne der Hemelen, die Norbertum oock<br />

grootelijck vereerde, soo met dese vriendelijcke aenspraecke, als met het<br />

wit habijt dat-se hem jonde om daeghelijcks sijne draght te zijn.” 51 Let wel:<br />

het is in dit citaat niet alleen Norbertus die Maria vereert, maar andersom<br />

eert ze hem met haar verschijning, een vriendelijk woord en een souvenir.<br />

En dat terwijl Norbertus ook al diep gevlijd zou zijn geweest als God alleen<br />

engelen naar hem gezonden had! 52 “Wie en soude niet lichtelijck connen<br />

verstaen uyt het ghene my nu verhaelt hebben, hoe dat niet sonder reden,<br />

die witte Ordre met eene sonderlinghe devotie vereert de Heylighe Moeder<br />

Godts, <strong>voor</strong> haere besonder Patronersse.” 53<br />

Hoewel deze legende nieuw is ten opzichte van de twaalfdeeeuwse<br />

Vitae, wil ik niet insinueren dat Van der Sterre Maria’s bijzondere<br />

verhouding tot Norbertus en zijn orde eigenhandig heeft geïntroduceerd.<br />

50) Van der Sterre (1623), p. 126.<br />

51) idem, p. 127.<br />

52) idem, p. 128.<br />

53) idem.<br />

ill. 1 Christus’ geboorte en Norbertus. Houtsnede, anoniem.<br />

Breviarium Candidi Ordinis Praemonstratensis. Pars Hiemalis. s.l., Basel:<br />

Johann Wenssler, 1490. München, Bayerische Staatsbibliothek, 2˚ Inc. c.a. 348, fol. 1v.<br />

Dat Maria al eerder gezien werd als patrones van de orde, blijkt<br />

bij<strong>voor</strong>beeld uit een premonstratenzer missaal uit 1482 uit Strasburg en<br />

een eveneens premonstratenzer breviarium uit 1490 dat gedrukt is in<br />

Basel (ill. 1). Op de titelpagina van beide uitgaven is een houtsnede van<br />

Maria afgedrukt, <strong>voor</strong>zien van het bijschrift “Maria Virgo Conservatrix<br />

ordinis Premonstratensi”. In het breviarium knielt Maria in de stal neer<br />

<strong>voor</strong> haar goddelijke zoon, een scène die volgens Stahlheber in verband<br />

gebracht zou kunnen worden met het mystieke denken van Adam Scotus<br />

116<br />

117


BULLETIN<br />

BULLETIN<br />

ill. 2. Scènes uit het leven van Norbertus: bekering;<br />

overhandiging van het ordekleed; verschijning van het Christuskind. Houtsnede,<br />

anoniem. Breviarium Ordinis Praemonstratensis. Parijs: Thielman Kerver, 1498.<br />

Wilten/Innsbruck, Bibliothek des Prämonstratenserstiftes.<br />

die zich aan het einde van de twaalfde eeuw aansloot bij de norbertijnen.<br />

Deze veelgelezen mysticus schreef onder meer dat de kribbe elke gelovige<br />

representeerde die zich helemaal aan de maagd Maria overgaf. 54 Voor de<br />

overhandiging van het ordekleed aan Norbertus heeft Stahlheber echter<br />

geen middeleeuwse bronnen kunnen vinden. Deze legende duikt pas op<br />

in de vijftiende en zestiende eeuw, schrijft ze, maar de tekst waarnaar ze<br />

vervolgens verwijst is opmerkelijk genoeg die van Van der Sterre. 55 Wel<br />

drukt ze een houtsnede af met scènes uit het leven van Norbertus uit<br />

een norbertijns breviarium van 1498 (ill. 2), die sterk doet denken aan de<br />

legende die Van der Sterre beschrijft. Strikt genomen krijgt Norbertus het<br />

kleed hier overhandigd van twee engelen en niet van Maria. Bovendien is<br />

het volgens het bijschrift niet Maria die hem toespreekt, maar ‘een stem’<br />

die volstaat met “Accipe candidem vestem” en dus het bij Van der Sterre<br />

zo belangrijke “mijn soone” weglaat. Maar de stralende aanwezigheid van<br />

Maria vlak boven de overhandiging rechtvaardigt de associatie met de<br />

legende. Wel lijkt het erop dat Maria hierin rond 1500 nog geen essentieel<br />

bestanddeel was, getuige weer een ander breviarium uit 1507 (ill. 3) waarin<br />

Norbertus het ordekleed door een engel krijgt aangereikt.<br />

Hoe dit ook zij, Van der Sterre zet het mariologische aspect<br />

van deze legende zeer zwaar aan. Niet het witte habijt staat centraal,<br />

maar de bijzondere gunst die Maria Norbertus met haar verschijning<br />

verleent. Deze dient als bewijs <strong>voor</strong> de hechte band tussen Maria en de<br />

norbertijnen, die zijn oorsprong vindt in het leven van Norbertus zelf en<br />

daarna verder is uitgebouwd. Om dat te staven, voert Van der Sterre een<br />

bonte stoet godvruchtige norbertijnen op die niet alleen uitblonken in hun<br />

<strong>voor</strong>liefde <strong>voor</strong> Maria, maar die andersom ook een streepje <strong>voor</strong> hebben<br />

bij haar. Van der Sterre lijkt te willen zeggen dat de norbertijnerorde<br />

minstens zo belangrijk is <strong>voor</strong> Maria als zij <strong>voor</strong> de orde; de liefde komt<br />

van twee kanten. En dát onderscheidt de norbertijnen van andere ordes.<br />

Van der Sterre gaat zelfs expliciet de concurrentie aan: “Het is wel waer<br />

dat sy aen verscheyden Religieuse familien veel deughden ende gratien<br />

54) Stahlheber (1984), p. 220. Scotus wordt ook genoemd bij Reuviaux (1958), p. 718.<br />

55) Stahlheber (1984), p. 222.<br />

118<br />

119


BULLETIN<br />

BULLETIN<br />

ill. 3. Norbertus in Prémontré: overhandiging van het ordekleed;<br />

Norbertus stelt het klooster onder het patronaat van de heilige Johannes de Doper.<br />

Houtsnede, anoniem. Breviarium Ordinis Praemonstratensis. Parijs: Thielman Kerver, 1507.<br />

Parijs, Bibliothèque Nationale, Réserve B 27 699.<br />

ghedaen heeft: wederom aen Ermgardis de moeder vanden H. Robertus<br />

die naeder handt de Orden van Cisteaux begonst heeft, soo heeft sy haer<br />

met eenen rinck vertoont daer sy Robertum mede ondertrouwt heeft daer<br />

de Moeder mede bevrucht was. Sy heeft oock aen Christo ghepresenteert<br />

den dienst vande HH. Dominicus ende Franciscus om door hen de wereldt<br />

te bekeeren: sy heeft wel haer vertoont aanden H. Ignatius de Loyola ende<br />

ham alsoo verlost van alle wedersporigheydt des vleeschs; maer het ghene<br />

dat sy aen de witte Ordre ghedaen heeft, die soo merckelijck door haer<br />

beghonst is, en hebbe tot noch toe van gheen ander Ordre ghelesen.” 56<br />

Dit lijkt mij een sleutelpassage om beter te begrijpen waarom<br />

Maria zo sterk naar voren geschoven wordt in het altaarstuk van Rubens.<br />

De eerdere interpretaties van onder andere Haeger en Herremans, waarin<br />

de contrareformatie als tegenbeweging tegen de protestanten prevaleert,<br />

zijn zeker geldig, maar los daarvan denk ik dat de wedijver met andere<br />

kerken in de stad die de immens populaire Maria met meer succes naar zich<br />

toe wisten te trekken dan de Sint-Michielsabdij, een doorslaggevende rol<br />

heeft gespeeld. Dat had ook economische consequenties: als de gelovigen<br />

hun zielenheil gingen zoeken in andere kerken, betekende dat minder<br />

inkomsten. De norbertijnen hadden in <strong>Antwerpen</strong> veel terrein verloren,<br />

onder andere aan de jezuïetenorde die juist in de twintiger jaren van de<br />

zeventiende eeuw een exponentiële groei doormaakte. 57 Deze nieuwe orde<br />

verwierf in korte tijd een verpletterend overwicht en beschikte daarbij<br />

over de meeste manschappen, die zich ten volle konden inzetten om de<br />

hervormingen die waren ingezet door het Concilie van Trente in woord en<br />

beeld uit te dragen. De norbertijnen moeten deze ontwikkeling met lede<br />

ogen hebben gadegeslagen, <strong>voor</strong>al omdat ze daarbij als gevestigde orde die<br />

gewend was zelf de lakens uit te delen, het onderspit dreigden te delven. 58<br />

56) Van der Sterre (1623), p. 136. Overigens is het wat ironisch dat de bijzondere <strong>voor</strong>keur van Maria<br />

<strong>voor</strong> Norbertus bewezen wordt aan de hand van een tamelijk gangbare topos. Zo kreeg ook Franciscus<br />

zijn ordekleed persoonlijk van Maria (Stahlheber (1984), p. 226) en ontving Johannes van Verden<br />

zelfs een ordekleed uit haar handen dat ze van haar eigen vlees geweven had (Ellington (1995), p. 50).<br />

57) Marinus (1996), p. 156, tabel.<br />

58) Hoewel de kerkelijke competitie in wezen tussen alle kerken ging, is bekend dat <strong>voor</strong>al de animositeit<br />

tussen de norbertijnen en de jezuïeten aanzienlijk was. Marinus (1996), p. 181. Overigens bleef<br />

de concurrentie vaak onderhuids omdat men besefte dat openlijke twisten niet bijdroegen aan de<br />

120<br />

121


BULLETIN<br />

BULLETIN<br />

Om niet volledig onder te sneeuwen, moesten ze dus aan de weg timmeren.<br />

Hun prestige stond op het spel.<br />

Van der Sterre nam deze taak serieus en produceerde behalve Het<br />

leven van den H. Norbertus (1621 in het Latijn, 1623 in het Nederlands)<br />

in korte tijd verschillende werken over de norbertijnse geschiedenis. 59<br />

Met deze reeks wilde hij niet alleen de gemeenschapsgeest in de Sint-<br />

Michielsabdij nieuw leven inblazen en de kloosterlingen oproepen<br />

tot ontzag <strong>voor</strong> de ordestichter en zijn illustere navolgers, maar ook de<br />

Antwerpse bevolking wijzen op het belang van de norbertijnerorde.<br />

Hij moet de potentie van Maria als effectief instrument in de strijd om<br />

erkenning ten volle hebben beseft. De <strong>Antwerpen</strong>aren waren meer dan<br />

gevoelig <strong>voor</strong> haar aantrekkingskracht. Zeker tegen de achtergrond van de<br />

concurrerende Mariacultussen die overal in <strong>Antwerpen</strong> de kop op staken,<br />

is het dan ook niet verwonderlijk dat Van der Sterre Maria probeerde toe<br />

te eigenen aan de norbertijnen. 60 De boodschap luidde: de aanspraken<br />

die andere ordes op Maria maken, hebben misschien wel enige grond –<br />

ze heeft immers een groot hart – maar de norbertijnen hebben toch het<br />

meeste recht op haar. Deze boodschap spreekt ook uit het altaarstuk van<br />

Rubens: Maria is ónze heilige. Van der Sterre ging zelfs zo ver dat hij in<br />

zijn beeldspraak de norbertijnerorde volledig met Maria identificeerde: zij<br />

boodschap van religieuze eenheid in <strong>Antwerpen</strong> die ze tegelijkertijd óók wilden uitdragen. Marinus<br />

(1996), p. 194.<br />

59) Zo schreef hij de Natales Sanctorum (1625) over het leven van diverse eerbiedwaardige norbertijnen,<br />

Lilium inter spinas (1627) over het leven van de vrome norbertijnse Mariavereerder Herman-<br />

Jozef en de Echo S. Norberti Triumphantis (1629) over de moeite die de norbertijnen zich getroostten<br />

om de relieken van Norbertus te ‘bevrijden’ uit het inmiddels protestantse Maagdenburg. In dezelfde<br />

periode werken ook andere norbertijnen, zoals Augustinus Wichmans en Dionysius Mudzaerts in<br />

Tongerlo en Peter de Waghenare in Veurne aan geschiedenissen over eerbiedwaardige norbertijnen.<br />

Deze plotselinge piek in de norbertijnerproductie wordt ook wel uitgelegd als een schuldbewuste<br />

inhaalslag. Dat Norbertus pas in 1582 heilig verklaard is (door Gregorius XIII) werd in deze tijd<br />

geweten aan de nalatigheid van zijn volgelingen, die zich nauwelijks om de heiligverklaring van hun<br />

ordestichter hadden bekommerd. Van Dyck (1998), p. 40.<br />

60) Het gebeurde wel vaker dat ordes zich heiligen toeëigenden die hun eigenlijk niet toebehoorden.<br />

Ook norbertijnen maakten zich hier schuldig aan. Zo lezen we bij Caspers (1998), p. 14: “Norbertijner<br />

auteurs gingen zelfs zo ver dat zij zich in de zeventiende eeuw de geestelijke moeder van de Sacramentsdag,<br />

de augustines Juliana van Cornillon, als norbertines toeëigenden.” Ook hier lijken propagandistische<br />

motieven in het geding. Het annexeren van Maria gaat uiteraard nog een stap verder.<br />

(de orde) is “eene vrucht-baerige Moeder van alle soorten van Heylighen,<br />

diese met het soet-melck van haere heylighe onderwijsingen geluckighlijck<br />

opgequickt heeft tot het sop van de Christelijcke volmaecktheydt.” Even<br />

verderop heet het dat “mijne witte Religie, die my door het gheestelijck<br />

saedt des H. Norberti ontfanghen hebbende, tot noch toe als eene goede<br />

Moeder, is in haeren schoot beneffens sommige andere duysent kinderen<br />

opcoesterende tot het volcomen naer-volgen Christi.” 61<br />

Besluit<br />

Volgens Haeger heeft Rubens’ altaarstuk een orthodox, universeel,<br />

contrareformatorisch programma dat in zijn tijd begrepen zou zijn als<br />

“having a Premonstratensian inflection as well as a local and historical<br />

significance”. 62 Ik heb in het <strong>voor</strong>afgaande willen aantonen dat deze<br />

accurate omschrijving extra lading krijgt in het licht van de aard en<br />

omvang van de Antwerpse Mariadevotie. De Aanbidding door de koningen<br />

met zijn hoofdrol <strong>voor</strong> Maria is inderdaad een krachtig statement ter<br />

verheerlijking van de norbertijnen in <strong>Antwerpen</strong>, maar staat in mijn ogen<br />

niet los van de wedijver met andere ordes die actief waren in de stad. Want<br />

ook al wilde <strong>Antwerpen</strong> graag religieuze eendracht uitstralen in de strijd<br />

tegen het protestantisme, onderhuids broeide en smeulde de onderlinge<br />

concurrentie tussen de diverse katholieke ordes. Maria werd in deze<br />

machtsstrijd frequent met succes als pion ingezet. Met de geschriften van<br />

Van der Sterre en het altaarstuk van Rubens slaan de norbertijnen in de<br />

twintiger jaren van de zeventiende eeuw eindelijk terug. De norbertijnen<br />

eisen Maria nu <strong>voor</strong> zichzelf op en onderstrepen deze claim door haar de<br />

toppositie op de marmeren omlijsting te geven. Of deze mariale propaganda<br />

effect gesorteerd heeft, is moeilijk vast te stellen. Zeker is wel dat onder het<br />

abbatiaat van Van der Sterre de Sint-Michielsabdij weer tot bloei kwam. 63<br />

61) Van der Sterre (1623), proloog (ongepagineerd).<br />

62) Haeger (2001), p. 157.<br />

63) Marinus (1996); Génard (1859). Prims (1948) benadrukt bovendien hoe uitzonderlijk het is, “dat<br />

een prelaat de echte bezieler is van het leven zijner abdij in de veelvuldige geledingen”, p. 220.<br />

122<br />

123


BULLETIN<br />

BULLETIN<br />

Vanaf 1643 beschikte de kerk ook over een eigen miraculeus Mariabeeldje:<br />

in dat jaar laat Van der Sterre in de kerk een kapel oprichten <strong>voor</strong> de<br />

verering van Onze-Lieve-Vrouw van Peys en Vrede. 64 Hiermee wordt de<br />

binding tussen Maria en de norbertijnen opnieuw kracht bij gezet.<br />

Ondertussen nam Rubens in de concurrentiestrijd tussen de<br />

verschillende Antwerpse kerken en ordes een opmerkelijk neutrale positie<br />

in. Hij werkte in dezelfde periode dat hij de Aanbidding door de koningen<br />

<strong>voor</strong> de Sint-Michielsabdij schiep, bij<strong>voor</strong>beeld met even veel zorg aan de<br />

decoratie van de jezuïetenkerk, het altaarstuk <strong>voor</strong> de Sint-Augustinuskerk<br />

en <strong>voor</strong> de Onze-Lieve-Vrouwekerk. In al die gevallen vermengde hij zijn<br />

eigen virtuositeit met de specifieke wensen van zijn opdrachtgevers. Wat<br />

de grote lijnen betreft, beantwoordde het uiteindelijke product altijd<br />

aan de <strong>voor</strong>schriften van het Concilie van Trente. Het waren, net als de<br />

Aanbidding door de koningen, dynamische schilderijen die de toeschouwer<br />

onmiddellijk aanspraken en aanzetten tot vrome beschouwingen. Doordat<br />

hij van nagenoeg alle belangrijke katholieke instellingen in <strong>Antwerpen</strong><br />

grote opdrachten kreeg, droeg Rubens daarmee bij aan de uitstraling van<br />

religieuze eenheid die de Kerk zo goed kon gebruiken in een tijd dat het<br />

protestantisme nog altijd op de loer lag. Hoe toepasselijk zijn dan ook<br />

Burckhardts woorden: “Zunächst war es ein außerordentliches Glück für<br />

den Catholicismus des ganzen Nordens, einen so großen, glücklichen,<br />

freiwilligen Dolmetscher zu finden, der sich für alles Dasein der religösen<br />

Gestaltenwelt so von selber begeistern konnte.” 65<br />

64) Vander Eyken (1988), p. 37.<br />

65) Burckhardt (2006), p. 29.<br />

Bibliografie<br />

- Axters, S. (1960), Geschiedenis van de vroomheid in de Nederlanden, Na<br />

Trente dl. 4. <strong>Antwerpen</strong>.<br />

- Beuken, W. H. e.a. (1978), De eerste Bliscap van Maria en Die sevenste<br />

Bliscap van Onser Vrouwen. Red. W. H. Beuken, Culemborg.<br />

- Burckhardt, J. (2007), Erinnerungen aus Rubens. Werke. Kritische<br />

Gesamtausgabe dl. 11. Red. Edith Struchholz, Martin Warnke. München,<br />

Basel.<br />

- Caspers, C. M. A. (1998), “Norbertus (non?) eucharisticus.<br />

Beschouwingen over Norbertus van Gennep als eucharistische heilige.”<br />

In Omgang met norbertijner heiligen. Achtergronden en vormgeving van<br />

de heiligenverering in de orde van Prémontré. Werkgroep Norbertijner<br />

Geschiedenis in de Nederlanden. Bijdragen van de contactdag 1998. Brussel,<br />

pp. 11-20.<br />

- Devisscher, H. (1992), Peter Paul Rubens. Aanbidding der koningen. (Palet<br />

Serie), Bloemendaal.<br />

- Ellington, D. (2001), From Sacred Body to Angelic Soul. Understanding<br />

Mary in Late Medieval and Early Modern Europe. Washington.<br />

- Freedberg, D. (1989), The Power of Images. Studies in the History and<br />

Theory of Response. Chicago, Londen.<br />

- Génard, P. (1859), Inscriptions funéraires et monumentales de la<br />

province d”Anvers: arrondissement d”Anvers. Verzameling der graf- en<br />

gedenkschriften van de provincie <strong>Antwerpen</strong> dl.4, Anvers, Abbayes et<br />

Couvents. <strong>Antwerpen</strong>, abdijen en kloosters. Red. P. Génard e.a., <strong>Antwerpen</strong>,<br />

pp. XXIII-LXXXV.<br />

- Goetschalckx, P. J. (1909), Oorkondenboek der Witheerenabdij van S.-<br />

Michiels te <strong>Antwerpen</strong>. Red. P. J. Goetschalckx, Eekeren-Donk.<br />

- Graef, H. (1963-1965), Mary: A History of Doctrine and Devotion.<br />

Londen.<br />

- Grauwen, W. M. (1984), Het leven van Heer Norbert, aartsbisschop van<br />

Maagdenburg: Vita Norberti A. Vert. [uit het Latijn] en van aant. <strong>voor</strong>zien<br />

door W.M. Grauwen. Reeks Bibliotheca analectorum praemonstratensium.<br />

Averbode 1984.<br />

- Grauwen, W. M. (1990), Over het ontstaan en de groei van de<br />

124<br />

125


BULLETIN<br />

BULLETIN<br />

Premonstratenzers. Vita Norberti B. Vert. [uit het Latijn] en van<br />

aant. <strong>voor</strong>zien door W.M. Grauwen. Reeks Bibliotheca analectorum<br />

praemonstratensium. Averbode.<br />

- Haeger, B. (1997), “Rubens”s Adoration of the Magi and the program<br />

for the high altar of St Michael’s Abbey in Antwerp.” In Simiolus.<br />

Kunsthistorisch tijdschrift 25, pp. 45-71.<br />

- Haeger, B. (2001), “Abbot Van der Sterre and St. Michael’s Abbey: the<br />

Restoration of its Church, its Image, and its Place in Antwerp.” In H.<br />

Vlieghe en K. Van der Stighelen (red.), Sponsors of the Past. Flemish Art<br />

and Patronage, 1550-1700. Proceedings of the Symposium Organized at the<br />

Katholieke Universiteit Leuven, December 14-15, 2001. Turnhout, pp. 157-<br />

179.<br />

- Held, J. S. (1980), The Oil Sketches of Peter Paul Rubens: a Critical<br />

Catalogue. 2 dln. Princeton.<br />

- Herremans, V. (2005), “Vroomheid verbeeld. Iconografie van de<br />

zeventiende-eeuwse Zuid-Nederlandse retabelsculptuur: de rol van<br />

opdrachtgevers.” In H. Vlieghe en K. Van der Stighelen (red.), Sponsors<br />

of the Past. Flemish Art and Patronage, 1550-1700. Proceedings of the<br />

Symposium Organized at the Katholieke Universiteit Leuven, December 14-<br />

15, 2001. Turnhout, pp. 181-202.<br />

- Herremans, V. (2003), “Het barokaltaar in de premonstratenzer<br />

abdijkerk: situering in de Zuid-Nederlandse context.” In De Norbertijnen<br />

en de Barok in de Nederlanden. Werkgroep Norbertijner Geschiedenis in de<br />

Nederlanden. Bijdragen van de contactdag 2003. Brussel, pp. 57-67.<br />

- Knipping, J. B. (1974), Iconography of the Counter Reformation in the<br />

Netherlands. Heaven on Earth. 2 dln. Nieuwkoop.<br />

- Laarhoven, J. C. T. M. (1992), De beeldtaal van de christelijke kunst.<br />

Geschiedenis van de iconografie. Nijmegen.<br />

- Lane, B. G. (1984), The Altar and the Altarpiece. Sacramental Themes in<br />

Early Netherlandish Painting. New York [etc.].<br />

- Lefèvre, Pl. F. (1951), “La messe quotidienne ‘De Beata’ dans la liturgie<br />

de Prémontré.” In Analecta Praemonstratensia 27, pp. 51-56.<br />

- Lefèvre, Pl. F. (1978), Les statuts de Prémontré au milieu du XII siècle.<br />

Intr. Pl. F. Lefèvre en W.M. Grauwen. Reeks Bibliotheca analectorum<br />

praemonstratensium. Averbode.<br />

- Marinus, M. J. (1995), De contrareformatie te <strong>Antwerpen</strong> (1585-1676).<br />

Kerkelijk leven in een grootstad. [Diss.] Reeks Verhandelingen van de<br />

<strong>Koninklijk</strong>e Academie <strong>voor</strong> Wetenschappen, Letteren en <strong>Schone</strong> <strong>Kunsten</strong><br />

van België 57/155. Brussel.<br />

- Mertens, M. F. H. (1847), “Notice sur un ancien temple ou crypte dont<br />

la découverte a été faite sous le pavement de l’ancienne église de l’abbaye<br />

de St-Michel à Anvers aus mois de mai 1843.” In Bulletin et annales de<br />

l”académie d”Archéologie de Belgique, pp. 121-124.<br />

- Op de Beeck, R. A. E. [1978], De gilde van Onze-Lieve-Vrouwe-Lof in de<br />

kathedraal van <strong>Antwerpen</strong>. Vijfhonderd jaar Mariaverering te <strong>Antwerpen</strong>.<br />

<strong>Antwerpen</strong>.<br />

- Peeters, N. (2007), “Rubens’ altaarstukken in de <strong>Koninklijk</strong>e Musea <strong>voor</strong><br />

<strong>Schone</strong> <strong>Kunsten</strong> in België.” In Joost Vander Auwera [etc.], Rubens. Een<br />

genie aan het werk. Rondom de Rubenswerken in de <strong>Koninklijk</strong>e Musea <strong>voor</strong><br />

<strong>Schone</strong> <strong>Kunsten</strong> van België. Tent. cat., Tielt.<br />

- Prims, F. (1943a), Geschiedenis van <strong>Antwerpen</strong> VIII. – Met Spanje (1555-<br />

1715). Derde boek, de geestelijke orde. <strong>Antwerpen</strong>.<br />

- Prims, F. (1943b), De Antwerpsche Heiligen. <strong>Antwerpen</strong>.<br />

- Prims, F. (1948a), “Hoe O.L. Vrouw Patrones van <strong>Antwerpen</strong> werd.” In<br />

<strong>Antwerpen</strong>sia 18, pp. 260-263.<br />

- Prims, F. (1948b), “Mariale devotiën te <strong>Antwerpen</strong>.” In <strong>Antwerpen</strong>sia 18,<br />

pp. 264-278.<br />

- Prims, F. (1951), <strong>Antwerpen</strong> door de eeuwen heen. <strong>Antwerpen</strong>.<br />

- Reuviaux, N. L. (1958), “La dévotion de Notre Dame dans l’ordre de<br />

Prémontré.” In d’Hubert du Manoir (red.), Maria. Etudes sur la Sainte<br />

Vierge dl. 2. Parijs, pp. 713/720.<br />

- Rooses, M. (1886-1892), L’oeuvre de P.P. Rubens, 5 dln. <strong>Antwerpen</strong>, I.<br />

- Sanderus, A. (1659), Chorographia sacra Brabantiae sive celebrium<br />

aliquod in ea provincia ecclesiarum et coenobiorum descriptio, imaginibus<br />

aeneis illustrate ad Philippum IV. Brussel.<br />

- Stahlheber, R. (1984), “Die Ikonographie Norberts von Xanten. Themen<br />

und Bildwerke.” In Kaspar Elm (uitg.), Norbert von Xanten. Adliger,<br />

Ordensstifter, Kirchenfürst. Keulen, pp. 217-246.<br />

- Strecker, W. (2002), “<strong>Antwerpen</strong>, een Mariaburg? Versteende mariale<br />

geschiedenis tot leven gewekt.” In Madonna. Beelden van Maria in de<br />

126<br />

127


BULLETIN<br />

BULLETIN<br />

Antwerpse binnenstad, <strong>Antwerpen</strong>.<br />

- Thijs, A. K. L. (1990), Van Geuzenstad tot katholiek bolwerk.<br />

Maatschappelijke betekenis van de kerk in contrareformatorisch<br />

<strong>Antwerpen</strong>. Turnhout.<br />

- Thyssen, A. L. W. J. E. (1902), <strong>Antwerpen</strong>, vermaard door den eeredienst<br />

van Maria. Geschiedkundige aanmerkingen over de 500 heiligen beelden in<br />

de straten van <strong>Antwerpen</strong>. <strong>Antwerpen</strong>.<br />

- Valvekens, E. (1925-1927), “De Sint-Michielsabdij te <strong>Antwerpen</strong> vanaf<br />

1564 tot 1596.” In Analecta Praemonstratensia 1, pp. 145-173, pp. 242-260;<br />

2, pp. 273-293 en pp. 337-365 en 3, pp. 141-155.<br />

- Vander Eyken, K. J. [1988], De St.-Michielsabdij <strong>Antwerpen</strong>.<br />

Iconografische tentoonstelling 1124-1830. <strong>Antwerpen</strong>.<br />

- Vander Laenen, F. en Van de Perre, D. (1999), “Middeleeuwse<br />

premonstratenzer sites en kerken in België.” In D. Van der Perre<br />

(red.), Middeleeuwse premonstratenzer kerken. Werkgroep Norbertijner<br />

Geschiedenis in de Nederlanden. Bijdragen van de contactdag 1999. Brussel,<br />

pp. 9-56.<br />

- Van der Sterre, J. C. (1623), Het leven van den H. Norbertus, sticht-vader<br />

der ordre van Praemonstreyt ende apostel van <strong>Antwerpen</strong>. In dry boecken<br />

beschreven. <strong>Antwerpen</strong>.<br />

- Van der Sterre, J. C. (1629), Echo S. Norberti triumphantis,<br />

sive commentarius eorum, quae ab Antvertiana S. Michaelis<br />

Praemonstratensium Canonicorum Ecclesia, tam pro impetrandis SS.<br />

Norberti…. Reliquiis; quam pro iisdem… excipiendis, peracta sunt…<br />

<strong>Antwerpen</strong>.<br />

- Van Dyck, L. C. (1998), “De vernieuwde aandacht <strong>voor</strong> de norbertijner<br />

heiligen.” In Omgang met norbertijner heiligen. Achtergronden en<br />

vormgeving van de heiligenverering in de orde van Prémontré. Werkgroep<br />

Norbertijner Geschiedenis in de Nederlanden. Bijdragen van de contactdag<br />

1998. Brussel, pp. 53-74.<br />

- Van Mingroot, E. (1972), “De bisschoppelijke stichtingsoorkonde <strong>voor</strong><br />

O.L.Vrouwkapittel en Sint-Michielsabdij te <strong>Antwerpen</strong>.” In Analecta<br />

Praemonstratensia 47, pp. 43-64.<br />

- Voor Kruis en Beeld (2002), “Madonna’s met een verhaal. Legendes<br />

en volksvertellingen.” In Madonna. Beelden van Maria in de Antwerpse<br />

binnenstad, <strong>Antwerpen</strong>.<br />

- Welzel, B. (2001), “Rubens’ Anbetung der Könige 1608 und 1628/1629:<br />

die Gestaltung für verschiedene Patrone.” In H. Vlieghe en K. Van<br />

der Stighelen (red.), Sponsors of the Past. Flemish Art and Patronage,<br />

1550-1700. Proceedings of the Symposium Organized at the Katholieke<br />

Universiteit Leuven, December 14-15, 2001. Turnhout, pp. 229-236.<br />

- Weyns, N. J. (1972), “Jean-Chrysostôme vander Sterre, abbé de Saint-<br />

Michel d’Anvers.” In Analecta praemonstratensia 48, pp. 94-123.<br />

128<br />

129

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!