l9clshg
l9clshg
l9clshg
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
aanpak van criminaliteit niet werkt (Brons et al., 2008). De Schilaanpak (Pijler 3) tenslotte,<br />
instroombeperking, houdt in dat van elk individu uit de Top 600 een netwerkonderzoek wordt<br />
gedaan waarbij wordt nagegaan of diens eventuele jongere broertjes, zusjes of kinderen in<br />
aanmerking komen voor preventieve maatregelen.<br />
Deze studie<br />
Voor doelmatige preventie van jeugdcriminaliteit en het terugdringen van recidive onder<br />
jongvolwassen criminele veelplegers is het in de eerste plaats van belang dat de aard en omvang<br />
van de achterliggende problematiek goed in kaart worden gebracht (Brons et al., 2008). Onderzoek<br />
laat zien dat interventies gericht op het terugdringen van delinquent gedrag het meest effectief zijn<br />
wanneer zij specifiek gericht zijn op criminogene behoeften. Een mismatch hiertussen kan er zelfs<br />
voor zorgen dat delinquent gedrag verergert (Andrews, 1995; Lowenkamp & Latessa, 2005). Daarom<br />
is het doel van deze studie in de eerste plaats beschrijvend: welk probleemgedrag en<br />
achterliggende problematiek, reeds zichtbaar voor het 18 e levensjaar, kenmerken de Top 600?<br />
Daarnaast wordt in deze studie de Top 600 vergeleken met een groep leeftijdgenoten die ooit<br />
vergelijkbaar probleemgedrag vertoonde, maar bij wie het criminele gedrag inmiddels is verminderd<br />
en tot een minimum is gedaald 2 . Deze groep noemen we ‘de boefjes’. De vergelijking van<br />
veelplegers uit de Top 600 met ‘de boefjes’ biedt de mogelijkheid om enerzijds risicofactoren aan te<br />
wijzen die samen lijken te hangen met het voortzetten van crimineel gedrag tot in de<br />
(jong)volwassenheid en anderzijds om beschermende factoren te identificeren die hiertegen juist<br />
lijken te bufferen.<br />
Op basis van de resultaten van deze vergelijking zal vervolgens bediscussieerd worden welk type<br />
hulp- en/of behandelaanbod wenselijk lijkt voor jongens die nu of in de toekomst onder<br />
vergelijkbare omstandigheden als de Top 600 in beeld (gaan) komen bij de jeugdzorg. Daarbij zal<br />
gebruik worden gemaakt van cliëntprofielen, bestaande uit specifieke combinaties van kenmerken<br />
die aparte categorieën van cliënten beschrijven (Sijbrandij et al., 2008).<br />
De vragen die we met dit onderzoek willen beantwoorden zijn derhalve:<br />
1. Hoe is het delictgedrag van Top 600 cliënten te typeren?<br />
2. Wat kenmerkte de opvoeding van Top 600 cliënten?<br />
3. Zijn er aanwijzingen voor problematisch middelengebruik tijdens de jeugd?<br />
4. Wat was de psychische gesteldheid van Top 600 cliënten tijdens hun jeugd?<br />
5. Hoe was het sociale netwerk van de Top 600 tijdens hun jeugd te omschrijven?<br />
6. Wat zijn de belangrijkste verschillen tussen de Top 600 en de Boefjes wat betreft het<br />
voorkomen en ernst van criminogene risicofactoren tijdens de jeugd?<br />
7. Welke combinaties van risicofactoren lijken gerelateerd aan een verhoogde kans op het<br />
voortzetten van crimineel en gewelddadig gedrag tot in de (jong)volwassenheid, en welke<br />
combinaties van risicofactoren lijken hiertegen juist te beschermen?<br />
2 De Engelse wetenschappelijke term hiervoor is ‘desistance’, als antoniem voor ‘persistance’.<br />
8