l9clshg
l9clshg
l9clshg
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
dat meer boefjes mishandeld zijn door anderen was dit de enige risicofactor die vaker werd<br />
aangetroffen in de dossiers van de Boefjes.<br />
Ook op het domein ‘sociaal / relationeel’ waren de verschillen groot, waarbij de Top 600, behalve bij<br />
het ontvangen van emotionele steun over het algemeen een veel problematisch beeld liet zien. Zo<br />
konden zij veel minder terugvallen en steun putten uit een positief, pro-sociaal, netwerk. Zowel het<br />
primaire netwerk (gezin, familie) als het secundaire netwerk, dat vaak al was uitgedund tot alleen de<br />
vrienden met een slechte invloed over bleven was bij de Top 600 vaker problematisch. Ten slotte<br />
valt ook op dat de Top 600 veel vaker een ‘negatieve houding’ liet zien. Een algeheel gevoel van<br />
wantrouwen richting volwassen en autoriteitsproblematiek lijken, net als het gebrekkige<br />
probleembesef- en inzicht, bij te dragen aan de verklaring waarom de Top 600 zich zo moeilijk liet<br />
begeleiden en zich hoofdzakelijk afkeerden van zorg en hulp.<br />
Welke combinaties van risicofactoren lijken samen te hangen met een verhoogde kans op het<br />
voortzetten van crimineel gedrag tot in de (jong)volwassenheid. En welke combinaties van<br />
risicofactoren lijken hiertegen juist te beschermen?<br />
Het was om methodologische redenen niet mogelijk de samenhang van alle risicofactoren, uit alle<br />
FPJ-domeinen tegelijkertijd, inzichtelijk te maken. Wel is door Latente Klasse Analyses uit te voeren<br />
op de afzonderlijke domeinen een beeld ontstaan welke combinaties van risicofactoren per<br />
probleemdomein samen lijken te gaan met een verhoogd risico op het voortzetten van crimineel<br />
(gewelddadig) gedrag tot in ieder geval in de (jong)volwassenheid.<br />
Zo blijkt uit de analyse op het domein ‘historie crimineel en gewelddadig gedrag’ dat de Top 600<br />
tijdens hun jeugd een homogene dadergroep was. Ruim 90% van de Top 600 vertoonde<br />
vergelijkbaar delictgedrag en week daarin als groep af van een grote groep ‘boefjes’. Geweld had al<br />
een prominente rol in de door hen, tijdens de jeugd, gepleegde vermogensdelicten. En andersom<br />
gesteld, hoewel minder duidelijk zichtbaar, lijken jongeren die tijdens hun jeugd wel<br />
vermogensdelicten pleegden, maar hierbij het gebruik van geweld schuwden, een lager risico te<br />
lopen om dit op latere leeftijd wel te gaan doen. Op dit domein lijkt te gelden dat de belangrijkste<br />
voorspeller van gedrag in de (jong)volwassenheid het type delictgedrag is dat werd vertoond tijdens<br />
de jeugd.<br />
Binnen het domein ‘Opvoeding & milieu’ geldt weliswaar dat met name risicofactoren gerelateerd<br />
aan het gezin en het opvoedingsklimaat (oa. inconsistente opvoeding, verwaarlozing, problematiek<br />
van de ouders) relatief sterk met elkaar samenhangen, de relatie met het voortzetten of juist<br />
stoppen met delinquent gedrag blijft op dit domein onduidelijk. Grofweg evenveel Top 600 cliënten<br />
als boefjes (circa tweederde) worden toegekend aan het profiel dat over de gehele linie de meeste<br />
problematiek laat zien. Daarbij is de problematiek zowel meer divers als meer ernstig aanwezig<br />
geweest dan bij ongeveer eenderde van de Top 600 en de Boefjes uit het profiel met weinig<br />
problematiek.<br />
Wel is er samenhang geconstateerd tussen een aantal ‘kindfactoren’ uit het domein ‘Opvoeding &<br />
milieu’ en het voortzetten van delinquent gedrag. In lijn met eerdere bevindingen bevestigt de<br />
latente klasse analyse dat vroege aanvang van probleemgedrag, in combinatie met ernstige vormen<br />
van autoriteitsproblematiek, een sterke oriëntatie op het criminele milieu en een slechte<br />
schoolbinding typerend is voor de jeugd van ruim tweederde van de Top 600. Ongeveer de helft<br />
65