l9clshg
l9clshg
l9clshg
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Verslavingsproblematiek, met uitzondering van cannabisgebruik, speelt een bescheiden rol in de<br />
Top 600 doelgroep. Bij 2% wordt melding gemaakt van (problematisch) gokken, bij 29% van<br />
alcoholgebruik, waarbij dit bij 6% als ernstig werd gekwalificeerd. Opvallend echter is het<br />
cannabisgebruik. In totaal wordt in tweederde van de dossiers gesproken over cannabisgebruik:<br />
cannabisgebruik is hiermee zeer prevalent. Een ernstige risicofactor wordt gescoord bij<br />
harddrugsgebruik (wat sporadisch is aangetroffen in de dossiers) en/of bij problemen die ontstaan<br />
door het veelvuldige blowen. Er werden met name veel ‘netwerkmeldingen’ omtrent problematisch<br />
‘blowgedrag’ in de dossiers aangetroffen. Het ging hierbij bijvoorbeeld om ouders, leerkrachten,<br />
buurtregisseurs en werkgevers die hun zorgen uitten over het blowgedrag van de jongere in<br />
kwestie. Bij 13% van de cliënten is een ernstige risicofactor gescoord, met name gebaseerd op de<br />
aanwezigheid van verontruste netwerkleden.<br />
As-I problematiek (psychiatrie in engere zin en ontwikkelingsstoornissen, bijvoorbeeld depressie<br />
(12%), angststoornissen / PTSS (7%), autisme (2%), psychoses (4%)) worden niet veel aangetroffen.<br />
ADHD vormt daar de belangrijkste uitzondering op. Prevalentiecijfers van ADHD in Nederland zijn<br />
niet eenduidig, maar variëren grofweg tussen de 2% en 5% (Verhulst et al., 1997). Vermoedens van<br />
de aanwezigheid van ADHD werden in 15% van de dossiers aangetroffen. Officiële ADHD<br />
diagnoses, of het gebruik van ADHD medicatie (Ritalin, Concerta (in hoge dosis)) werden in 8% van<br />
de dossiers aangetroffen.<br />
De prevalentie van As-II problematiek (persoonlijkheidsstoornissen en zwakzinnigheid) daarentegen<br />
was hoog. Met name werden gediagnosticeerde antisociale persoonlijkheidsstoornissen (ernstig)<br />
aangetroffen (39%), waarbij deze in een aantal gevallen zo ernstig was dat de toevoeging ‘met<br />
trekken van psychopathie’ werd gedaan. Deze hoge prevalentie is niet erg verwonderlijk, aangezien<br />
antisociaal- en crimineel gedrag symptomen zijn voor de diagnose antisociale persoonlijkheidsstoornis.<br />
Hiernaast werd in 15% van de dossiers gesproken over problemen in de seksuele<br />
ontwikkeling van de jongeren. Bij 10% ging het om seksuele angsten of ontremmingen, bij 5% om<br />
normoverschrijdend seksueel gedrag of het seksualiseren van sociale relaties. In een aantal gevallen<br />
werd hierop gescoord wegens seksuele intimidatie van vrouwelijke agenten en/of (psychiatrisch)<br />
onderzoekers door de jongere (zie tabel 4.11).<br />
4.8 Hoe is het sociale netwerk van de Top 600 te omschrijven?<br />
De mate waarin de Top 600 cliënten (steun) konden putten uit hun sociale netwerk werd inzichtelijk<br />
gemaakt door het toekennen van scores op de risicofactoren ‘emotionele steun’, ‘totaal netwerk’ en<br />
‘secundair netwerk’. Met name het secundaire netwerk (het netwerk zonder familie/gezinsleden,<br />
bijvoorbeeld lid zijn van (sport)vereniging en het hebben van niet-criminele of niet- antisociale<br />
contacten) was vaak erg problematisch. Bij slechts 3% van de Top 600 cliënten werd deze<br />
risicofactor als niet aanwezig gescoord. Daarmee was ook het ‘totale netwerk’ in veel gevallen (84%)<br />
vaak beperkt, waarbij deze in 10% van de gevallen als ernstig beperkt is aangeduid. Deze cliënten<br />
hadden naast directe familie niet of nauwelijks aansluiting met pro-sociale contacten door wie zij<br />
ondersteund werden. Een gebrek aan emotionele steun, of het gebrek aan warm contact en<br />
genegenheid met de meest belangrijke persoon van wie emotionele steun werd ontvangen is bij een<br />
derde (32%) als risicofactor aangeduid. Ongeveer 3% heeft (minimaal een periode van) sociaal-<br />
37