l9clshg
l9clshg
l9clshg
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
3. Methode<br />
Voor dit onderzoek is gebruikt gemaakt van drie bronnen van gegevens. De eerste en belangrijkste<br />
bestaat uit gekwantificeerde dossierinformatie van een groep jongvolwassen Top 600 cliënten en<br />
van de Boefjes. Het gaat bij deze laatste groep om jongens, leeftijdsgenoten, die in het verleden in<br />
beeld zijn geweest bij Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam (BJAA) in verband met (in ieder<br />
geval) jeugdreclassering, maar die in de periode 2007 – 2013 niet tot nauwelijks (meer) in aanraking<br />
zijn gekomen met de politie in verband met het plegen van delicten.<br />
De tweede bron van gegevens betreft dan ook de recente delictgeschiedenis (periode van januari<br />
2007 tot juli 2012) van alle Top 600 cliënten en van deze groep ‘boefjes’. Deze cijfers worden<br />
gebruikt om inzichtelijk te maken in welke mate, in termen van delictgedrag, de steekproef van<br />
jongvolwassen Top 600 cliënten in het huidige onderzoek representatief is voor de gehele Top 600<br />
en om duidelijk te maken in welke mate de Boefjes, in positieve zin, afwijken van de Top 600. Tevens<br />
bieden deze cijfers zicht op de actuele delictgeschiedenis van de Top 600 cliënten in de<br />
onderzoeksgroep.<br />
De derde bron van gegevens betreft de hulpverleningsgeschiedenis die beide groepen in het<br />
verleden hebben opgebouwd bij de Amsterdamse jeugdzorginstellingen Bureau Jeugdzorg (BJAA)<br />
en de William Schrikker Groep (WSG) 5 .<br />
Allereerst gaan we in op het dossieronderzoek, dat centraal staat in deze studie. De<br />
dataverzameling van de Top 600 onderzoeksgroep vond plaats in de periode november 2011 tot<br />
juni 2012. De dataverzameling van de Boefjes startte een half jaar later, en liep van januari 2013 tot<br />
juli 2013. Van alle onderzoeksresultaten die gebaseerd zijn op de informatie die is onttrokken uit de<br />
jeugdzorgdossiers van personen uit beide groepen, geldt dat het gaat om de situatie van de<br />
jongeren grofweg tot aan hun 18 e levensjaar. Daarna staan we kort stil bij de registratiedata<br />
afkomstig van de Politie Amsterdam-Amstelland en de gegevens over de<br />
hulpverleningsgeschiedenis van beide groepen. Deze laatste twee gegevensbronnen worden<br />
hoofdzakelijk gebruikt om inzicht te geven in de representativiteit van de Top 600-onderzoekgroep<br />
voor de gehele Top 600 en over die van de Boefjes voor de Top 600.<br />
3.1 Dossierstudie<br />
In deze studie zijn de jeugdzorgdossiers bestudeerd van Top 600 cliënten en van de Boefjes met een<br />
verleden bij de Amsterdamse Jeugdzorginstellingen BJAA en/of de WSG. BJAA en de WSG worden<br />
als casemanager bij jongeren betrokken en houden de regie over de aangeboden en opgelegde<br />
trajecten en behandelingen. Over het algemeen worden deze uitgevoerd binnen drie mogelijke<br />
kaders:<br />
Jeugdhulpverlening (JHV): hulpverlening in een vrijwillig kader. Beslaat een breed spectrum<br />
aan hulp die geboden kan worden, uiteenlopend van huiswerkbegeleiding tot<br />
psychologische hulp;<br />
5 De William Schrikker Stichting is een landelijk werkende instelling voor jeugdbescherming, jeugdreclassering en pleegzorg.<br />
De WSG richt zich op kinderen met een beperking of chronische ziekte, maar ook op kinderen van ouders met een beperking.<br />
Wanneer in de thuissituatie ernstige opvoedingsproblemen ontstaan biedt de WSG hulp, advies en ondersteuning. De WSG<br />
handelt onder een mandaat van BJAA.<br />
14