KERKELIJKE BETROKKENHEID BIJ OUDEREN - Kerk in Actie

KERKELIJKE BETROKKENHEID BIJ OUDEREN - Kerk in Actie KERKELIJKE BETROKKENHEID BIJ OUDEREN - Kerk in Actie

kerkinactie.nl
from kerkinactie.nl More from this publisher
20.03.2014 Views

42 principe een normale zaak. Het hoort erbij, want mensen horen voor elkaar te zorgen. Soms vergt het te veel van mensen en is er kans op een burn out. Deze mensen moeten daarom ondersteund worden. Vroege ondersteuning kan door de overheid geboden worden. De ondersteuning van mantelzorgers is nu nog beperkt. Met de invoering van de WMO zal deze verbeterd worden en er een betere afstemming op het ouderenwerk plaatsvinden. De gemeente zal in de WMO een coördinerende rol vervullen. Er zal samenwerking gezocht worden met instanties en tehuizen en men zal met elkaar gaan overleggen. Wat kan iedereen? Hoe kunnen we tot een goede taakverdeling komen? Is er in hoofdlijnen overeenstemming in de visie op de toekomst? Hebben we een visie op wat goede zorg is? Een voorbeeld van een goede aanpak is de sluiting van een tehuis waarna dit tot studentenwoningen is omgebouwd. Deze flat beschikt over een grote ruimte waarin voor jong en oud activiteiten plaatsvinden. Bij dat alles moet men wel bedenken dat de zorginstellingen investeringen gedaan hebben die men niet ineens kan veranderen. Er is nog te weinig beleid voor vrijwilligers. Wel is men in de gemeenteraad bezig om zo’n beleid te ontwikkelen. Het beleid moet erop gericht zijn om mensen te ‘verleiden’ om vrijwilligerswerk te doen. Hiervoor moeten er steunpunten zijn en wervingsactiviteiten plaatsvinden. Zo kun je jongeren laten kennismaken met vrijwilligerswerk, zodat ze ontdekken dat dit werk voldoening kan geven. Om het vrijwilligerswerk leuk te maken, kan men vrijwilligers zelf activiteiten laten organiseren. Een groep om aandacht aan te besteden zijn de ouderen vanaf 55 jaar. Men kan vanaf die leeftijd nadenken over de toekomst van het ouder zijn en zelf eventueel voorbereidingen treffen. Behoort men tot die leeftijdsgroep en men is niet meer in het arbeidsproces actief dan beschikt men vaak over veel vrije tijd. Men kan zich dan onder meer inzetten voor het vrijwilligerswerk. Een andere ontwikkeling is te zien in het bedrijfsleven. Nogal wat werkgevers vinden het prettig als hun werknemers vrijwilligerswerk doen. Het vrijwilligerswerk vanuit het bedrijfsleven neemt toe. Hoe ligt de relatie tussen de kerken en de gemeente? Deze is er maar zeer beperkt. De kerkgemeenschap is klein en onzichtbaar. De gemeente op haar beurt is een ‘rooie’ gemeente met weinig affiniteit met de kerk. In de gemeentelijke organisaties worden de kerken over het hoofd gezien. Ieder gaat zo zijn eigen weg. Dat is jammer. De kerk bevindt zich in de marge. Men heeft er geen behoefte meer aan en zij speelt geen rol meer in de samenleving. De kerk heeft moeite om te blijven bestaan en worstelt met de vraag hoe zij vrijwilligers kan krijgen. De kerk zou een visie moeten ontwikkelen op wat voor kerk zij zou willen zijn en op wat de taak van de kerk in de samenleving is. Gescheiden functioneren is niet erg. Het is belangrijk dat men elkaar kent en interesse heeft voor elkaar. De taak van de kerk is van oudsher het pastoraat, zoals het bezoekwerk aan ouderen. De thuiszorg heeft daar nu geen tijd meer voor. De kerken kunnen iets bieden waar beroepsmensen geen tijd voor hebben: een praatje, een luisterend oor. Dat is kostbaar. Hoewel het belangrijk is, wordt het helaas steeds zeldzamer. Mensen bezoeken scoort laag in de maatschappij. Een goed voorbeeld van wat kerken kunnen, is het open huis voor daklozen en verslaafden. Hierin zijn veel kerkelijke vrijwilligers actief. Een ander voorbeeld is het spreekuur van de kerken: ‘Luisterend oor’. Dit vindt plaats in een buurtpand dat de gemeente beschikbaar heeft gesteld. Veel van het werk van de kerk gebeurt onzichtbaar. Onder ambtenaren bestaat nogal eens het beeld dat de kerken bezig zijn om zieltjes te winnen. Bij sommigen in de kerk leeft dit beeld trouwens ook wel. De kerken moeten daarom laten zien wat zij willen betekenen voor de samenleving. Misschien kan de Raad van Kerken een gesprekspartner zijn voor de overheid. Het moet toch mogelijk zijn om ingangen te vinden? De vaardigheid om het gesprek met de gemeente te voeren en de openheid van een ambtenaar zijn daarbij belangrijk. Als kerken de gemeente benaderen, moeten zij wel weten waarover zij het willen hebben, wat ze willen bereiken en wat ze te bieden hebben. Kerken moeten zich daarbij overigens niet laten inpakken. Het eigen contact met de kerken: vanuit het CDA is er een maal per jaar overleg met pastores. Ieder brengt dan de eigen punten in ter bespreking. Meer contact is er niet. Het CDA zou graag een duidelijkere rol van de kerken zien en wil de kerken daartoe prikkelen, bijvoorbeeld in het debat over moraal en opvoeding. Ook zijn er gesprekken met moskeebesturen. Zij zoeken nog naar een gezicht in de samenleving en hebben een kwetsbare doelgroep. ENIGE WAARNEMINGEN Zonder het bovenstaande samen te vatten, willen we toch enige rode draden die door de gesprekken heen lopen, benoemen. DE KERKEN In de gesprekken met de mensen uit de kerken (inclusief de vrouwenorganisaties) vinden we het beeld dat we ook in de resultaten van de enquête tegenkomen. Zij vormen een hecht netwerk dat ‘onderhouden’ wordt door een intensief bezoekwerk en een breed scala van kleinschalige activiteiten, vooral in de vorm van ontmoetingen die gericht zijn op bezinning, ontspanning en vieren. Kerken zetten zich in om mensen daaraan deel te laten nemen door bij voorbeeld te zorgen voor vervoer en voor kerktelefoon. Daarnaast zijn er afspraken met verzorgingshuizen en woonzorgcentra om mensen ook daar met de kerk verbonden te doen zijn. De individuele en collectieve contacten worden benut om vragen te signaleren over praktische hulp zoals vervoer, boodschappen doen, kleine klusjes en dergelijke.

43 Met dit netwerk leveren de kerken een bijdrage aan het present zijn in de samenleving met en voor ouderen en daarmee aan hun welbevinden, bestrijding van eenzaamheid, en geven zij ondersteuning bij het omgaan met levensvragen. Daarmee dragen zij ook bij aan de naoberhulp en, om een hedendaags veel gebruikt beleidsuitdrukking te gebruiken, aan de sociale samenhang. Als bedreiging worden twee factoren genoemd, te weten: − De bezuinigingen waardoor het aantal predikantsplaatsen afneemt en daarmee de tijd die overblijvende predikanten aan bezoekwerk kunnen besteden. − De afname van mensen die als vrijwilliger werken. Systematische aandacht voor zorgverleners zoals mantelzorgers is nog weinig expliciet in beeld. Misschien dat men het wel in het werk tegenkomt en in voorkomende gevallen praktische hulp biedt of aandacht heeft voor de mantelzorger, maar het is niet echt een aandachtspunt. Dat zelfde geldt voor de financiële positie van ouderen. Dat kan ermee te maken hebben, dat men dit vooral ziet als iets voor de diaconie, maar het is wel van belang dat men financiële problemen signaleert. Dit netwerk is vooral een intern netwerk, gericht op bij de kerk betrokken mensen. Er zijn weinig contacten als kerk met andere organisaties in het veld, ook niet met geestverwante organisaties als de PCOB en met de burgerlijke gemeente. Nu lopen deze contacten, zeker in kleinschalige situaties, informeel via personen. Kerken doen ook dingen niet, omdat zij weten dat anderen erin voorzien. Wel kan uiteraard de vraag gesteld worden of zij hun netwerk niet mede ten goede kunnen laten komen aan het bredere geheel van de samenleving en of zij op hun beurt niet hun voordeel kunnen doen met de kennis, inzichten en deskundigheid van andere organisaties. HET OUDERENWERK EN DE BELEIDSMAKERS Wat betreft de personen die werken in het ouderenwerk of die beleidsmatig daarmee bezig zijn, is er grote eensgezindheid in visie op het ouderenbeleid: ouderen moeten zo lang mogelijk zelfstandig wonen, de activiteiten moeten erop gericht zijn dit te ondersteunen en ouderen moeten gestimuleerd worden om zelf te doen wat zij (nog) kunnen. Ook moeten voorzieningen en activiteiten aansluiten bij de vragen en behoeften van ouderen (vraaggericht in plaats van aanbodgericht). Vanuit dit beleidskader wordt een beleid voorgestaan en uitgevoerd waarin wonen, zorg en welzijn geïntegreerd worden. Bovendien vormt de sociaaleconomische positie van ouderen, zoals in het minimabeleid en de mobiliteitsmogelijkheden (bereikbaarheid per openbaar vervoer, taxidiensten), een punt van aandacht. Daarbij wil men samenwerkingsverbanden opbouwen en schotten doorbreken. De WMO legt hiervoor de verantwoordelijkheid bij de burgerlijke gemeente. Mantelzorgers zijn nadrukkelijk in beeld. De verwachting is dat het beroep op hen zal toenemen en dat hun taak zwaarder word. Het streven is daarom ondersteuning zoals in de vorm van steunpunten uit te bouwen. Bij het vrijwilligerswerk wijst men op de noodzaak om mensen voor concrete taken te vragen en aan te sluiten bij hun motivatie. Wordt enerzijds in de dorpssituatie geen specifiek vrijwilligersbeleid nodig geacht vanwege de vele vrijwilligers die actief zijn, anderzijds wordt in de andere gemeenten juist op de wenselijkheid gewezen om beleid in deze te ontwikkelen, om mensen te stimuleren vrijwilligerswerk te doen. Specifiek voor wat betreft de ouderen wordt de groep ‘jonge ouderen’ genoemd, die als zij niet meer in het arbeidsproces zitten, over relatief veel vrije tijd beschikken en daarom de mogelijkheden hebben om actief te worden in het vrijwilligerswerk. Als knelpunten voor ouderen nu en in de nabije toekomst, worden onder meer genoemd: − Het risico van verschraling van de zorg door de toenemende marktwerking en bezuinigingen. Deze treft vooral de lage inkomensgroepen en degenen in tehuizen. De bewoners zullen immers steeds meer uit zorgbehoevenden bestaan waardoor meer en intensievere zorg nodig is. − Armoede onder ouderen: naast de vele ouderen die over een goede financiële positie beschikken, zijn er ook die alleen over AOW beschikken, hoogstens aangevuld met een klein pensioen. Expliciet wordt er één keer op gewezen dat boeren geen pensioen hebben. Opvallend is dat in de gesprekken de schroom vermeld wordt van ouderen om gebruik te maken van de bijzondere bijstand. − In het algemeen geldt dat niet iedereen zal (kunnen) voldoen aan de norm van zelfredzaamheid. Dat geldt in financiële zin en in het hebben en ontwikkelen van netwerken waar men een beroep op kan doen. − De positie van ‘allochtonen’, die minder in het dorpsleven geïntegreerd zijn en het naoberschap niet kennen. − Eenzaamheid wordt nadrukkelijk als een probleem genoemd, ook in de dorpssituatie. Er zijn weinig contacten met kerken in het circuit van het ouderenwerk, zowel vanuit de ouderenbonden, de gemeentelijke overheid als het welzijnsbeleid. Dit ligt anders als het gaat om tehuizen en woonzorgcentra wat betreft praktische zaken als afspraken over bezoekwerk, vieringen en dergelijke. Soms nemen kerken deel aan het bestuur van zorgcentra, maar dit is gezien de steeds grotere wordende financiële verantwoordelijkheden en de complexer wordende organisatie een niet vol te houden constructie. Waar kerken nog wel in het bestuur zitten, wordt gewerkt aan de instelling van een Raad van Toezicht waarin mensen uit kerken zitting nemen. Daarnaast is er het voornemen om geregeld de diaconieën te informeren. Als een praktisch punt wordt genoemd de grote hoeveelheid kerken en het ontbreken van een gemeenschappelijk aanspreekpunt. Opvallend is dat alle gesprekspartners meer samenwerking met en inbreng van de kerken toejuichen. Er is een zekere teleurstelling dat kerken niet reageren op verzoeken tot meedoen. Dat is nu vooral actueel gezien de invoering van de WMO.

43<br />

Met dit netwerk leveren de kerken een bijdrage aan het<br />

present zijn <strong>in</strong> de samenlev<strong>in</strong>g met en voor ouderen en<br />

daarmee aan hun welbev<strong>in</strong>den, bestrijd<strong>in</strong>g van eenzaamheid,<br />

en geven zij ondersteun<strong>in</strong>g bij het omgaan met<br />

levensvragen. Daarmee dragen zij ook bij aan de naoberhulp<br />

en, om een hedendaags veel gebruikt beleidsuitdrukk<strong>in</strong>g<br />

te gebruiken, aan de sociale samenhang.<br />

Als bedreig<strong>in</strong>g worden twee factoren genoemd, te weten:<br />

− De bezu<strong>in</strong>ig<strong>in</strong>gen waardoor het aantal predikantsplaatsen<br />

afneemt en daarmee de tijd die overblijvende predikanten<br />

aan bezoekwerk kunnen besteden.<br />

− De afname van mensen die als vrijwilliger werken.<br />

Systematische aandacht voor zorgverleners zoals mantelzorgers<br />

is nog we<strong>in</strong>ig expliciet <strong>in</strong> beeld. Misschien dat<br />

men het wel <strong>in</strong> het werk tegenkomt en <strong>in</strong> voorkomende<br />

gevallen praktische hulp biedt of aandacht heeft voor de<br />

mantelzorger, maar het is niet echt een aandachtspunt.<br />

Dat zelfde geldt voor de f<strong>in</strong>anciële positie van ouderen.<br />

Dat kan ermee te maken hebben, dat men dit vooral ziet<br />

als iets voor de diaconie, maar het is wel van belang dat<br />

men f<strong>in</strong>anciële problemen signaleert.<br />

Dit netwerk is vooral een <strong>in</strong>tern netwerk, gericht op bij de<br />

kerk betrokken mensen. Er zijn we<strong>in</strong>ig contacten als kerk<br />

met andere organisaties <strong>in</strong> het veld, ook niet met geestverwante<br />

organisaties als de PCOB en met de burgerlijke<br />

gemeente. Nu lopen deze contacten, zeker <strong>in</strong> kle<strong>in</strong>schalige<br />

situaties, <strong>in</strong>formeel via personen. <strong>Kerk</strong>en doen ook d<strong>in</strong>gen<br />

niet, omdat zij weten dat anderen er<strong>in</strong> voorzien. Wel kan<br />

uiteraard de vraag gesteld worden of zij hun netwerk niet<br />

mede ten goede kunnen laten komen aan het bredere<br />

geheel van de samenlev<strong>in</strong>g en of zij op hun beurt niet hun<br />

voordeel kunnen doen met de kennis, <strong>in</strong>zichten en deskundigheid<br />

van andere organisaties.<br />

HET <strong>OUDEREN</strong>WERK EN DE BELEIDSMAKERS<br />

Wat betreft de personen die werken <strong>in</strong> het ouderenwerk of<br />

die beleidsmatig daarmee bezig zijn, is er grote eensgez<strong>in</strong>dheid<br />

<strong>in</strong> visie op het ouderenbeleid: ouderen moeten zo<br />

lang mogelijk zelfstandig wonen, de activiteiten moeten<br />

erop gericht zijn dit te ondersteunen en ouderen moeten<br />

gestimuleerd worden om zelf te doen wat zij (nog) kunnen.<br />

Ook moeten voorzien<strong>in</strong>gen en activiteiten aansluiten bij de<br />

vragen en behoeften van ouderen (vraaggericht <strong>in</strong> plaats<br />

van aanbodgericht). Vanuit dit beleidskader wordt een<br />

beleid voorgestaan en uitgevoerd waar<strong>in</strong> wonen, zorg en<br />

welzijn geïntegreerd worden. Bovendien vormt de sociaaleconomische<br />

positie van ouderen, zoals <strong>in</strong> het m<strong>in</strong>imabeleid<br />

en de mobiliteitsmogelijkheden (bereikbaarheid per<br />

openbaar vervoer, taxidiensten), een punt van aandacht.<br />

Daarbij wil men samenwerk<strong>in</strong>gsverbanden opbouwen en<br />

schotten doorbreken. De WMO legt hiervoor de verantwoordelijkheid<br />

bij de burgerlijke gemeente.<br />

Mantelzorgers zijn nadrukkelijk <strong>in</strong> beeld. De verwacht<strong>in</strong>g is<br />

dat het beroep op hen zal toenemen en dat hun taak<br />

zwaarder word. Het streven is daarom ondersteun<strong>in</strong>g zoals<br />

<strong>in</strong> de vorm van steunpunten uit te bouwen.<br />

Bij het vrijwilligerswerk wijst men op de noodzaak om mensen<br />

voor concrete taken te vragen en aan te sluiten bij hun<br />

motivatie. Wordt enerzijds <strong>in</strong> de dorpssituatie geen specifiek<br />

vrijwilligersbeleid nodig geacht vanwege de vele vrijwilligers<br />

die actief zijn, anderzijds wordt <strong>in</strong> de andere<br />

gemeenten juist op de wenselijkheid gewezen om beleid <strong>in</strong><br />

deze te ontwikkelen, om mensen te stimuleren vrijwilligerswerk<br />

te doen. Specifiek voor wat betreft de ouderen wordt<br />

de groep ‘jonge ouderen’ genoemd, die als zij niet meer <strong>in</strong><br />

het arbeidsproces zitten, over relatief veel vrije tijd<br />

beschikken en daarom de mogelijkheden hebben om actief<br />

te worden <strong>in</strong> het vrijwilligerswerk.<br />

Als knelpunten voor ouderen nu en <strong>in</strong> de nabije toekomst,<br />

worden onder meer genoemd:<br />

− Het risico van verschral<strong>in</strong>g van de zorg door de toenemende<br />

marktwerk<strong>in</strong>g en bezu<strong>in</strong>ig<strong>in</strong>gen. Deze treft vooral<br />

de lage <strong>in</strong>komensgroepen en degenen <strong>in</strong> tehuizen. De<br />

bewoners zullen immers steeds meer uit zorgbehoevenden<br />

bestaan waardoor meer en <strong>in</strong>tensievere zorg nodig<br />

is.<br />

− Armoede onder ouderen: naast de vele ouderen die over<br />

een goede f<strong>in</strong>anciële positie beschikken, zijn er ook die<br />

alleen over AOW beschikken, hoogstens aangevuld met<br />

een kle<strong>in</strong> pensioen. Expliciet wordt er één keer op<br />

gewezen dat boeren geen pensioen hebben. Opvallend<br />

is dat <strong>in</strong> de gesprekken de schroom vermeld wordt van<br />

ouderen om gebruik te maken van de bijzondere bijstand.<br />

− In het algemeen geldt dat niet iedereen zal (kunnen)<br />

voldoen aan de norm van zelfredzaamheid. Dat geldt <strong>in</strong><br />

f<strong>in</strong>anciële z<strong>in</strong> en <strong>in</strong> het hebben en ontwikkelen van<br />

netwerken waar men een beroep op kan doen.<br />

− De positie van ‘allochtonen’, die m<strong>in</strong>der <strong>in</strong> het dorpsleven<br />

geïntegreerd zijn en het naoberschap niet kennen.<br />

− Eenzaamheid wordt nadrukkelijk als een probleem<br />

genoemd, ook <strong>in</strong> de dorpssituatie.<br />

Er zijn we<strong>in</strong>ig contacten met kerken <strong>in</strong> het circuit van het<br />

ouderenwerk, zowel vanuit de ouderenbonden, de<br />

gemeentelijke overheid als het welzijnsbeleid. Dit ligt<br />

anders als het gaat om tehuizen en woonzorgcentra wat<br />

betreft praktische zaken als afspraken over bezoekwerk,<br />

vier<strong>in</strong>gen en dergelijke. Soms nemen kerken deel aan het<br />

bestuur van zorgcentra, maar dit is gezien de steeds<br />

grotere wordende f<strong>in</strong>anciële verantwoordelijkheden en de<br />

complexer wordende organisatie een niet vol te houden<br />

constructie. Waar kerken nog wel <strong>in</strong> het bestuur zitten,<br />

wordt gewerkt aan de <strong>in</strong>stell<strong>in</strong>g van een Raad van Toezicht<br />

waar<strong>in</strong> mensen uit kerken zitt<strong>in</strong>g nemen. Daarnaast is er<br />

het voornemen om geregeld de diaconieën te <strong>in</strong>formeren.<br />

Als een praktisch punt wordt genoemd de grote hoeveelheid<br />

kerken en het ontbreken van een gemeenschappelijk<br />

aanspreekpunt. Opvallend is dat alle gesprekspartners<br />

meer samenwerk<strong>in</strong>g met en <strong>in</strong>breng van de kerken<br />

toejuichen. Er is een zekere teleurstell<strong>in</strong>g dat kerken niet<br />

reageren op verzoeken tot meedoen. Dat is nu vooral<br />

actueel gezien de <strong>in</strong>voer<strong>in</strong>g van de WMO.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!