13.03.2014 Views

Geheim - Jeugdboekenweek

Geheim - Jeugdboekenweek

Geheim - Jeugdboekenweek

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

LESTIPS<br />

kLEUTERS<br />

Stichting Lezen<br />

presenteert<br />

JEUGDBoEkEnWEEk 2011<br />

19 maart-3 april


Inleiding<br />

Psst …<br />

Wie leest, weet : elk boek is een geheim. Elke lezer is een ontdekkingsreiziger. In elk boek zit een verhaal<br />

verstopt dat wacht op iemand die het openslaat. Maar veel kinderboeken gaan nog verder en vertellen<br />

verhalen waarin geheimen een belangrijke rol spelen.<br />

Soms vertellen boeken over kleine, fijne geheimen. Dan zijn ze bijvoorbeeld een geheim dagboek met een slot.<br />

Of ze vertellen over een geheime club in een geheim clubhuis, waar je alleen binnen mag als je het geheime<br />

wachtwoord weet.<br />

In andere boeken zijn geheimen dan weer heel spannend. Zoals wanneer een onverschrokken ontdekkingsreiziger<br />

een lang vergeten schat vindt. Of wanneer Sherlock Holmes een diefstal of een moord of een verdwijning oplost.<br />

Of wanneer Harry Potter ontdekt wie zijn echte ouders zijn.<br />

Sommige verhalen gaan over gevaarlijke geheimen. In De brief voor de koning moet Tiuri zijn opdracht<br />

zo onopvallend mogelijk vervullen. Het geheim van Anne Frank en haar familie kostte hen het leven.<br />

En andere verhalen zijn heel persoonlijk en gaan over geheimen die zich moeilijk van de daken laten schreeuwen.<br />

Niet iedereen moet weten dat je bang bent in het donker. Wie al jaren stiekem maar wanhopig verliefd is op<br />

de buurjongen, lijdt in stilte. Wie niemand durft te vertellen dat zijn moeder te veel drinkt, torst een zware last.<br />

<strong>Geheim</strong>en in de klas<br />

Stichting Lezen stelde samen met een redactie ter gelegenheid van de <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2011 gevarieerde<br />

boekenpakketten samen met de meest bijzondere van die geheimzinnige verhalen. Die pakketten kunnen scholen<br />

aan een sterk gereduceerd tarief bestellen via de site van de <strong>Jeugdboekenweek</strong>. We maken er geen geheim van<br />

dat we boeken in de klas willen krijgen !<br />

Boeken met elkaar delen vinden we één van de leukste dingen die er zijn. Pak ze dus vast, lees ze voor,<br />

geef ze aan je leerlingen, kortom : laat je klas genieten van de verhalen. Al kan er natuurlijk veel meer dan<br />

(voor)lezen alleen. We helpen je hier graag bij. Zo vind je in deze bundel bij elk boek uit de boekenpakketten<br />

een uitgewerkte lessuggestie. De lessuggesties zijn geordend per leeftijd en hebben allemaal hetzelfde stramien :<br />

– Aanzet : manieren om het boek bij je leerlingen te introduceren.<br />

– Verwerkingsactiviteiten : tips voor een creatieve verwerking of nabespreking<br />

– En verder : extra – korte – ideeën om met het boek aan de slag te gaan, in de <strong>Jeugdboekenweek</strong><br />

óf daarna.<br />

Om aan te sluiten bij de realiteit van je klas, vermelden we bij elke tip de bijbehorende eindtermen die je met<br />

de activiteiten realiseert.<br />

Omdat lezen niet stopt na de <strong>Jeugdboekenweek</strong> en omdat er veel meer boeken zijn dan die in de boekenpakketten,<br />

kan je ook een algemene handleiding downloaden op www.jeugdboekenweek.be. De tips in die handleiding<br />

zijn altijd inzetbaar, met om het even welk boek.<br />

2 jeugdboekenweek 2011 2010 – lestips voor kleuters


<strong>Geheim</strong>en in de bib<br />

<strong>Geheim</strong>en vind je ook in de bib. Rekken vol zelfs : diep verborgen tussen de regels van een verhaal,<br />

of overduidelijk in de titel van een boek. Die geheimen laten ontdekken door kinderen, daar willen alle<br />

bibliotheekmedewerkers zich voor inzetten tijdens de <strong>Jeugdboekenweek</strong> ! Alleen staat de bibliotheek natuurlijk<br />

nergens. Scholen zijn per definitie nauw betrokken bij de bibliotheekwerking, in het bijzonder tijdens<br />

de <strong>Jeugdboekenweek</strong>. Trakteer je klas daarom op een bezoek aan de bib tijdens de <strong>Jeugdboekenweek</strong>,<br />

om je leerlingen er de meest mysterieuze verhalen te laten ontdekken. Tijdens dat bezoek (her)ontdekken ze<br />

de bibliotheek spelenderwijs door een uitdagend spel. Eén tegen allen ! Kunnen ze alle opdrachten oplossen<br />

en de geheimen van de bib ontsluieren ?<br />

Bibliotheekmedewerkers vinden op de inspiratiepagina’s alle info over dit spel ‘<strong>Geheim</strong>en gezocht !’. Maar<br />

ook jij kan er een kijkje nemen om te zien wat een klasbezoek aan de bib inhoudt, tijdens de <strong>Jeugdboekenweek</strong><br />

of daarbuiten natuurlijk. Want leesplezier laat zich niet vangen in een veertiendaagse, dat is dagelijkse pret,<br />

het hele jaar door. Veel is mogelijk, je lokale bib kan je ongetwijfeld bijstaan in een leesvriendelijk klasklimaat.<br />

De bib, bij jou in de buurt of op www.bibliotheek.be.<br />

Tot slot<br />

Of je de <strong>Jeugdboekenweek</strong> nu in de klas of in de bib viert, dat maakt niet uit. Zolang de boeken maar centraal<br />

staan ! Met deze lesinspiratie kennen de boeken van de <strong>Jeugdboekenweek</strong>-pakketten alvast geen geheimen meer<br />

voor jou.<br />

Veel leesplezier !<br />

De ploeg van Stichting Lezen<br />

3 jeugdboekenweek 2011 – lestips voor kleuters


LESTIPS BIJ boekenpakketten<br />

VAN JEUGDBOEKENWEEK 2011<br />

KLEUTERS<br />

— Bijna jarig / Imme Dros en Harrie Geelen (ill.). Querido, 2005<br />

— Het circusschip / Chris Van Dusen. Gottmer, 2009<br />

— Mijn oma is een superster / Carl Norac en Ingrid Godon (ill.). Leopold, 2008<br />

— Pas op voor de Gnaskop ! / Shel Silverstein. Mozaïek, 2008<br />

— Wat het lieveheersbeestje hoorde / Julia Donaldson en Lydia Monks (ill.). Gottmer, 2010<br />

— Zeg, wie zit er in de heg ? / Milja Praagman. Lannoo, 2009<br />

4 jeugdboekenweek 2011 – lestips voor kleuters


Lestip<br />

1<br />

Bijna jarig<br />

Imme Dros en Harrie Geelen (ill.)<br />

Querido, 2005<br />

Over het boek<br />

Ella ziet per ongeluk iets wat ze niet had mogen zien en daar voelt ze zich vreselijk schuldig om.<br />

Ze verjaart binnenkort en ziet, terwijl ze samen met haar vriendinnetje stiekem op de ladder van<br />

de timmerman kruipt, haar cadeau op zolder staan. Een dubbel geheim, want ze mocht helemaal<br />

niet op zolder en de ladder van de timmerman opklimmen is iets wat eigenlijk ook niet mag …<br />

Bijna jarig is een echt Dros-Geelenboek : met de ontwapenende tekeningen van Harrie Geelen<br />

telkens in een kadertje en daaronder het behoorlijk lange, maar helder geschreven verhaal<br />

van Imme Dros.<br />

Voor de oudere kleuters.<br />

Aan de slag<br />

Aanzet<br />

Je vertelt dit verhaal het best in een week waarin één of meer kleuters jarig zijn en van wie je<br />

de verjaardag in elk geval ook die week zal vieren. Praat daar eventjes over. Hoe vinden de feestelingen<br />

het om nog ‘zo lang’ te moeten wachten voor ze jarig zijn ? Waar kijken ze precies naar uit ? En denkt<br />

er al iemand aan een mogelijk cadeautje ?<br />

Verwerkingsactiviteiten<br />

— Een poppenhuis van de hele klas<br />

De binnenkant van de cover van Bijna jarig toont het poppenhuis dat Ella voor haar verjaardag<br />

krijgt in detail. We zien een bad-, slaap-, eet- en woonkamer, een toilet en een keuken. De kamers<br />

zijn kleurrijk en levendig weergegeven en daardoor ideaal als inspiratiebron voor eigen ontwerpen<br />

van je kleuters.<br />

Nu mogen zij aan de slag en zal de hele klas samen aan een prachtig poppenhuis werken.<br />

Je voorziet daarvoor een hele lading kosteloos materiaal. Zorg voor materiaal waarmee de kinderen<br />

in detail kunnen werken : behangoverschotjes, stukjes textiel (voor lakens, dekens, kussens, matten,<br />

handdoeken …), houten, kartonnen en metalen dingetjes om meubeltjes van te maken, stukken<br />

mousse … Verzamel ook een heel aantal schoendozen die allemaal ongeveer even breed zijn,<br />

maar wel verschillend qua lengte : op die manier zijn alle kamers even hoog, maar is de keuken<br />

bijvoorbeeld kleiner dan de woonkamer.<br />

Muzische vorming – 1 Beeld – 1.4<br />

Wiskundige initiatie – 2 Meten – 2.4<br />

Wiskundige initiatie – 3 Ruimte – 3.1 – 3.3<br />

Wereldoriëntatie – 4 Maatschappij – 4.1<br />

5 jeugdboekenweek 2011 – lestips voor kleuters


— Een filosofisch gesprek – geheimpjes<br />

Ella weet iets wat ze eigenlijk niet had mogen weten en dat komt dan ook nog eens doordat ze iets<br />

heeft gedaan dat al helemaal niet mocht. Een en ander zorgt voor heel wat gewetensnood bij het<br />

arme meisje. Gelukkig zijn er haar vriendinnetje en een begrijpende mama.<br />

Hou een groepsgesprek over geheimpjes : je wil ze niemand vertellen maar ze liggen je op de maag.<br />

Begin het gesprek met een reconstructie van het verhaal : aan de hand van vragen, vertellen de kleuters<br />

het boek zelf opnieuw. Let erop of de kleuters vatten hoe ellendig Ella zich wel voelt. Vraag hen<br />

of ze dat kunnen beschrijven, wat Ella dan echt zou voelen : buikpijn, keelpijn, hoofdpijn ?<br />

Herkennen ze dat gevoel, alsof er iets knijpt of knaagt in hun buik of alsof er een brok in hun keel zit :<br />

ze hebben iets gedaan, waarvan ze weten dat mama of papa (of …) er niet blij mee zal zijn en willen<br />

het niet zeggen, maar tegelijkertijd ook wel. Kunnen de kleuters daarover iets vertellen ?<br />

Om kleuters op weg te helpen, kan je zelf een aantal voorbeelden voorzien. Je komt net van<br />

een middagje bij oma en opa. Papa vraagt of je daar al snoepjes hebt gekregen. Jij zegt nee, krijgt<br />

er dan van papa, maar ze smaken je eigenlijk toch niet zo best. Of je hebt bij het ballen in de tuin<br />

per ongeluk mama’s nauwgezet aangelegd bloemenperkje omgewoeld, maar je zegt er toch maar<br />

lekker niets van. Als je dan ’s avonds in je bed ligt …<br />

Nederlands – 1 Luisteren – 1.6<br />

Nederlands – 2 Spreken – 2.12<br />

Wereldoriëntatie – 3 Mens – 3.1 – 3.5 – 3.6<br />

— Met de klas het dak op<br />

Tijd voor … een dakuitstap ! Het is enig om iets wat je erg goed kent van op de begane grond eens<br />

van bovenaf te bekijken. Alleen al enkele meters boven de grond en je hebt meteen een andere kijk<br />

op een alledaagse omgeving.<br />

Als er op je school een plat dak begaanbaar is (vanuit een groot raam), dan is dat het fijnst. Anders<br />

zoek je iets in de buurt : een groot terras van een flat, een toren … Het liefst is dat natuurlijk een plek<br />

van waaruit je de school kan zien. Uiteraard is het belangrijk alles op veiligheid te checken en enkele<br />

extra begeleiders op te trommelen.<br />

Zodra de kleuters op het dak staan, is het natuurlijk zaak hen veel tijd te geven om te kijken, te zoeken,<br />

te speuren. Zien ze de ballen op het dak van de school ? En hoe klein lijkt meester X die daar loopt !<br />

En zien ze in de verte ook die speelgoedboompjes, -koeien, -autootjes? Hoe zou het komen dat<br />

alles en iedereen er van hieruit zoveel kleiner uitziet ? Zijn zij dan gegroeid ?<br />

Zeg aan de kinderen dat ze alles heel nauwkeurig moeten bekijken en dat zo goed mogelijk moeten<br />

onthouden, omdat ze straks, terug in de klas, mogen tekenen wat ze zich nog herinneren van dat<br />

uitzicht hoog op het dak.<br />

Als je wil kan je van hun plattegronden zelfs achteraf nog een maquette laten maken, waarbij ze met<br />

karton de ‘speelgoedboompjes’… aanbrengen.<br />

Wiskundige initiatie – 3 Ruimte – 3.1 – 3.2 – 3.3<br />

Wereldoriëntatie – 6 Ruimte – 6.9<br />

— De verjaardagsladder<br />

Zorg voor een lange strook wit, of tenminste onbeschreven papier : een rol behangpapier is prima.<br />

De hele klas werkt aan een verjaardagsladder : wie het eerst jarig is komt op de eerste sport, wie als<br />

tweede jarig is op de tweede …<br />

Teken zelf een ladder af met zoveel sporten als er kleuters in je klas zijn : kleuters tekenen zichzelf<br />

of hun symbooltje en schrijven daar hun naam bij, jij vult aan met verjaardatum (dag en maand)<br />

6 jeugdboekenweek 2011 – lestips voor kleuters


terwijl je duidelijk zegt wat je schrijft. Misschien kan je ook een Ellaatje knippen die<br />

de verjaardagsladder opklimt tot ze aan het zolderraam is …<br />

Wiskundige initiatie – 2 Meten – 2.9<br />

Muzische vorming – 1 Beeld – 1.4<br />

Wereldoriëntatie – 5 Tijd – 5.3<br />

— Cadeautjes raden<br />

Het cadeautje van Ella is te groot voor in de kast, want het staat op zolder. Dat heeft ze maar mooi<br />

zelf afgeleid : een leuke springplank naar allerlei raadseltjes.<br />

Jij hebt een pakje in je hoofd – ‘voor wie het kan raden’ – en je beschrijft het gaandeweg. Maak het<br />

niet te gemakkelijk – bouw op – en speel vooral met de groottes : het past niet in je hand maar wel<br />

in je beide handen, het past niet in je broekzak maar wel in je schooltas, het past niet helemaal in<br />

je mond maar je kan er wel stukjes van bijten …<br />

Na een tijdje zijn de kleuters aan de beurt. Ze houden een pakje in hun hoofd waarna de anderen<br />

vragen mogen stellen. Past het in de puzzelkast, in de vertelkring, in de klas … ?<br />

Nederlands – 1 Luisteren – 1.2 – 1.4<br />

Nederlands – 2 Spreken – 2.8<br />

Wiskundige initiatie – 2 Meten – 2.3<br />

En verder<br />

— Kaarten voor het feest<br />

Als je dit verhaal vertelt als aanloop tot een feestje later op de week, is dat de ideale kans om kleuters<br />

uitnodigingen te laten schrijven. Zorg voor een bureautje met een heleboel voorbeelduitnodigingen,<br />

duidelijke woordkaartjes, een lijst met foto’s of symbooltjes van de kleuters en hun naam erbij, alle<br />

mogelijke schrijf-, teken- en versierspullen, schaar, lijm, enveloppen, postzegels, papier en karton …<br />

Nederlands – 4 Schrijven – 4.2 – 4.3<br />

Muzische vorming – 1 Beeld – 1.4<br />

— Parcours – een pakje voor Ella<br />

De kleuters mogen allemaal naar het verjaardagsfeestje van Ella ! Je hebt een heleboel cadeautjes<br />

in alle mogelijke kleuren inpakpapier. Maar Ella heeft zich ergens in haar huis verstopt en het wordt<br />

een hele zoektocht voor ieder met zijn pakje bij haar terecht kan.<br />

– Het klimrek wordt de ladder van de timmerman. Kunnen de kleuters met maar één<br />

hand vrij een eindje naar omhoog om te kijken of Ella soms op zolder zit ?<br />

– Een rekstok of slingertouw wordt schommel. Om te kijken of Ella misschien niet<br />

bij haar buurmeisje in de tuin zit, schommelen we tot we over de schutting kunnen<br />

kijken.<br />

– Een stel banken wordt het dak van Ella’s huis. Heel voorzichtig en goed in evenwicht<br />

trippelen we op de rand van het dak. Om het evenwicht te bewaren kunnen we<br />

misschien onze beide armen gebruiken en ondertussen het pakje op het hoofd leggen ?<br />

– Een zeil of stoffen kruipbuis wordt Ella’s bed. Misschien verstopt Ella zich wel onder<br />

haar donsdeken ? De kleuters sluipen onder het dekbed en duwen het pakje met hun<br />

kin voor zich uit.<br />

– Een labyrintje van kartonnen dozen wordt de zolder. Misschien moeten de kleuters<br />

zich een weg banen tussen en over de grote kartonnen dozen op zolder en zit Ella<br />

daar ergens verstopt ?<br />

7 jeugdboekenweek 2011 – lestips voor kleuters


De kleuters eindigen in Ella’s tuin, waar ze samen een dansje maken voor de jarige.<br />

Lichamelijke opvoeding – 1 Motorische competenties – 1.1 – 1.3 – 1.7 – 1.16<br />

Meer lezen<br />

Het kleine geheim van Pieter / Bettie Elias, Anne Westerduin (ill.). Clavis, 2000<br />

Jan en het gras / Harrie Geelen. Van Goor, 1995<br />

8 jeugdboekenweek 2011 – lestips voor kleuters


Lestip<br />

2<br />

Het circusschip<br />

Chris Van Dusen<br />

Gottmer, 2009<br />

Over het boek<br />

Het circusschip is een nieuw prentenboek dat eruitziet als een oud : de prenten hebben een<br />

glimmende, gedetailleerde retrolook. Het verhaal is eenvoudig en klassiek, met een twist :<br />

humoristisch berijmd, met grappige, karikaturale personages en een leuke vondst in de climax.<br />

Het circusschip vaart op een klip, strandt en de bemanning – de circusdieren – komt aan in een<br />

vredig dorp, waar aanvankelijk niemand op de drenkelingen zit te wachten. Na verloop van tijd<br />

en een reddingsactie van de tijger raken de dieren echter volop geïntegreerd in het dorp en willen<br />

ze voor geen geld nog terug op het schip. Een ziedende circusdirecteur komt dan ook van een kale<br />

reis terug als de driemaster gerepareerd is en hij zijn beestige personeel opdraagt weer in te schepen.<br />

Een heerlijk boek voor de oudste kleuters.<br />

Aan de slag<br />

Aanzet<br />

Breng een miniatuurschip mee naar de klas, een dat de vergelijking met het schip in het boek<br />

kan doorstaan : een oude stomer, een Titanic-achtige boot, een ‘groot’ zeilschip (in een fles) …<br />

Vraag de kleuters wie of wat er zo allemaal met zo’n boot zou kunnen meevaren. Wat voor<br />

schepen kennen ze zoal ? Hebben ze ooit al van een circusschip gehoord ? Laat de kleuters<br />

vertellen over de vracht- en piratenschepen, over cruises en militaire vaartuigen …<br />

Verwerkingsactiviteiten<br />

— Uit hun vel<br />

Dankzij hun vacht weten de dieren in dit verhaal zich prima te camoufleren en op te gaan in het dorp<br />

waar ze onderdak hebben gevonden. Rond dieren en hun vel zijn allerlei leuke spelletjes uit te<br />

werken … Extra inspiratie vind je in Verborgen dieren, Hoe het varken aan zijn krulstaart kwam<br />

en Hoe de zebra aan haar strepen komt (zie : bibliografie).<br />

– Zorg voor kaartjes met afbeeldingen van dieren, maar kleur hun vacht babyroze,<br />

en maak kaartjes met enkel een kenmerkende pelskleur of -motief. Je hebt met andere<br />

woorden een reeks met ‘blote’ dieren en een reeks met dierenhuiden. Hiermee spelen<br />

de kleuters memory of lotto. Dat kan je natuurlijk graderen zoals je wil : alle ‘motieven’<br />

samen (tijger, luipaard, giraffe, zebra, okapi) is moeilijker dan veel uiteenlopende<br />

dierenhuiden bij elkaar.<br />

– Zoek een aantal gipsen beeldjes van dieren of maak – met een mal – zelf een collectie<br />

koeien, paarden … in het gips (ander materiaal kan ook, als het maar beschilderbaar is).<br />

Zorg ook voor afbeeldingen van dieren met een motievenvacht en liefst ook van hun<br />

vacht in close-up. De kleuters mogen zich daarop baseren om – ofwel zeer natuurgetrouw<br />

ofwel met zin voor afwijking en fantasie – de kleurloze dierenbeeldjes te beschilderen en<br />

een vreemde ‘pelsmantel’ te bezorgen. Hebben ze ook een nieuwe naam voor het beest ?<br />

9 jeugdboekenweek 2011 – lestips voor kleuters


Wereldoriëntatie – 1 Natuur – 1.4<br />

Muzische vorming – 1 Natuur – 1.5<br />

Nederlands – 5 Taalbeschouwing – 5.5<br />

— Een marine schilderen<br />

De eerste dubbelzijdige plaat in het boek is een mooie afbeelding van de zee bij nacht, in allerlei<br />

tinten van blauw, zwart en grijs met in de verre mist het circusschip waarin één lichtje brandt.<br />

Verbind die prent met een aantal reproducties van marines – zeegezichten, meestal met een schip<br />

op de achtergrond – van bijvoorbeeld Turner, Constable of Monet.<br />

Laat de kleuters zelf aan de slag gaan. Ze krijgen enkel blauw, zwart en wit, en geel en rood voor<br />

eventueel licht in een schip. Dit wordt vooral een leuke opdracht als je de kleuters er meteen laat<br />

bij verzinnen wat voor schip daar in de verte drijft. Ook zo’n circusschip ? Of een spookschip,<br />

een kermisschip, een piraten- of vikingschip ?<br />

Muzische vorming – 1 Beeld – 1.1 – 1.3 – 1.4<br />

— Camouflage<br />

De auteur speelt in het boek met de mogelijkheden van de dieren tot camouflage : een tijger verstopt<br />

zich door voor een deken met tijgermotief te gaan staan, een zebra wordt één met een wit hek en het<br />

is handig dat de apen nog zo op hun mensbroertjes en -zusjes lijken. Zouden de kleuters ook zo<br />

kunnen opgaan in de omgeving ? Gebruik de woorden ‘camoufleren’ en ‘camouflage’ herhaaldelijk<br />

bij het aanbieden van het verhaal, het terugblikken, het verwerken.<br />

Neem de kleuters mee naar een bosje of park in de buurt – vraag aan de ouders om hen kleren te<br />

laten aantrekken die vuil mogen worden – en zeg hen dat ze een soort verstoppertje zullen spelen.<br />

Ze stoppen niet zichzelf weg, maar ze zorgen ervoor dat ze sterk lijken op de omgeving rondom hen.<br />

Dat kan met moddervegen op de wangen, losse blaadjes en takken op het hoofd en aan de kleren.<br />

En dan maar geruisloos wachten tot (n)iemand hen vindt …<br />

Nederlands – 1 Luisteren – 1.4<br />

Wereldoriëntatie – 1 Natuur – 1.13<br />

Wereldoriëntatie – 2 Techniek – 2.3<br />

Muzische vorming – 6 Attitudes – 6.2<br />

— Meneer Van Spruit en Meneer Venijn<br />

Het contrastrijke duo meneer Van Spruit, kapitein van het circusschip, en meneer Venijn,<br />

circusdirecteur, komt in het boek mooi uit de verf en biedt ruime kans tot dramatische (stem)<br />

expressie en inleving. Laat de prent zien waarop ze discussiëren over verder varen of ankeren :<br />

Venijn ziet er brallerig, boos en briesend uit, Van Spruit verbouwereerd en bang maar toch beheerst.<br />

Klassikaal of – liever – met een groepje kleuters speel je een rollenspel. Begin met prentlezen.<br />

Laat de kleuters verwoorden wat ze zien, wat de twee zouden zeggen en hoe ze dat zouden doen.<br />

Laat ze vervolgens echt met elkaar in dialoog gaan : iemand is Venijn, en tweede is Van Spruit.<br />

Hoe klinken hun stemmen ? Zet de kinderen aan tot spelen met volume, emotie, gebaren, blikken …<br />

Om de rolneming te vergemakkelijken kan je van de twee figuren een stokpopje maken : je kopieert<br />

de plaat en knipt de twee personages uit. Zo kunnen kleuters echt tegen elkaar en met elkaar spelen.<br />

Als dat goed lukt, zou je ook verder kunnen fantaseren. Wat als de dieren er zich mee gaan bemoeien ?<br />

Wat zeggen zebra en aap (die je op de prent ziet meeluisteren) ? Hebben zij zin om voor anker<br />

te gaan ? Waarschijnlijk wel, want leuk lijkt het ‘Venijnige’ regime op het circusschip niet …<br />

Muzische vorming – 3 Drama – 3.2 – 3.3 – 3.4<br />

Nederlands – 2 Spreken – 2.13<br />

<br />

jeugdboekenweek 2011 – lestips voor kleuters


— Waar wilde dieren wonen<br />

Zorg voor een hoekje waarin allerlei informatieve boeken (zie : bibliografie) en bronnen over de<br />

circusdieren uit het boek uitgestald staan. Het is wellicht niet slecht de kleuters kennis te laten maken<br />

met hun natuurlijke habitat : olifanten en leeuwen horen niet echt in een circus. Een leeuw hoort in<br />

de savanne, een nijlpaard in Afrikaanse meren en moerassen, tijgers en apen in een bos, kamelen<br />

in woestijnen.<br />

Laat de kleuters in de eerste plaats zelf ontdekken en neuzen, maar organiseer ook gesprekjes,<br />

kijk samen met hen in de boeken en platen, ga samen op zoek naar antwoorden op hun vragen.<br />

Wereldoriëntatie – 1 Natuur – 1.3 – 1.4<br />

Nederlands – 3 Lezen – 3.3 – 3.4<br />

— A la Flintstones<br />

Laat de kleuters nog eens goed kijken naar de plaat waarop te zien is hoe de dieren allemaal op hun<br />

manier geïntegreerd zijn en aanvaard worden in het dorp. Zien ze hoe de olifant zich nuttig maakt als<br />

speelfontein met de kleintjes ? Kijk ook samen eens naar de plaat waarop alle dieren zich verstoppen :<br />

de kameel verandert in twee hooibergen, de struisvogel is niet te onderscheiden van een boompje,<br />

de giraffe van de vlaggenstok, de aap van de baby, het nijlpaard van het rotsblok in een vijver …<br />

Stel nu eens dat er in de stad of het dorp van de kleuters zo’n ongeregeld wild dierenzootje zou<br />

opduiken. Hebben de kleuters al een idee wat die onverwachte gasten zouden kunnen gaan doen ?<br />

Iemand zin om kersen te plukken op de kop van een giraffe bijvoorbeeld ? Of wellicht is zo’n<br />

kangoeroe met zijn buidel wel handig om je vergezellen bij het boodschappen doen ? (Denk daarbij<br />

aan de spitsvondig ingezette oerbeesten uit de Flintstones : een mammoetenjong wordt stofzuiger,<br />

de reuzenkrab een grasmaaier, een langnekdino een hijskraan, een draakje toast het brood,<br />

een pelikaan is postbus …). Stimuleer de kleuters om hun fantasie ongebreideld haar gang te laten<br />

gaan en noteer al hun vondsten, zodat ze die achteraf kunnen uittekenen en bundelen.<br />

Muzische vorming – 6 Attitudes – 6.1<br />

Nederlands – 2 Spreken – 2.6<br />

Nederlands – 5 Taalbeschouwing – 5.5<br />

Wereldoriëntatie – 2 Techniek – 2.4<br />

Bibliografie<br />

Boeken<br />

Hoe het varken aan zijn krulstaart kwam / Gerda Dendooven. Querido, 2009<br />

Aap Beer Cheeta / Henriette Boerendans. Nieuw Amsterdam, 2009<br />

Beestenbaby’s / Béatrice Fontanel en Karel Verleyen (vert.). Davidsfonds/Infodok, 2004<br />

Beestenboek / Joëlle Jolivet en Pieter van Oudheusden (vert.). De Harmonie, 2003<br />

De geïllustreerde dierenatlas / Virginie Aladjidi, Emmanuelle Tchoukriel en Tjitske Veldkamp<br />

(vert.). Nieuw Amsterdam, 2010<br />

Dieren aan kinderen verteld / Steve Bloom en Christian Havard en Emmanuelle Zicot (ill.).<br />

Lannoo, 2005<br />

Kijk, wat een dierenrijk / Stéphanie Ledu en Gemma van Leeuwen (vert.). Biblion, 2005<br />

In de dierentuin / R. Priddy. Van Goor, 2010<br />

Van wie zijn die billen ? / Stéphane Frattini en Lidewij van den Berg (vert.). Gottmer, 2010<br />

Verborgen dieren / Pittau en Gervais. Lannoo, 2008<br />

Website<br />

www.beleven.org 0 volksverhalen 0 zoeken op zebra - Hoe de zebra aan haar strepen komt<br />

<br />

jeugdboekenweek 2011 – lestips voor kleuters


Lestip<br />

3<br />

Mijn oma is een superster<br />

Carl Norac en Ingrid Godon (ill.)<br />

Leopold, 2008<br />

Over het boek<br />

Mijn oma is een superster is een prentenboek in een reeks van (voorlopig) vier : samen met<br />

Mijn papa is een reus, Mijn mama kan toveren en Mijn opa is een kampioen. Een jongetje<br />

beschrijft in enkele rake zinnen zijn oma : ze is een ster, een raket die door de supermarkt vliegt,<br />

een clown die kunstjes met kussens kan, een geheim agent en een koningin.<br />

De innemende tekeningen van Ingrid Godon en de sobere tekst van Norac zorgen opnieuw<br />

voor een herkenbaar boek, waaraan elk kind zijn eigen ervaringen en belevingen kan haken om<br />

er verder over te vertellen, samen met mama, opa, juf of klasgenoten.<br />

Voor oudere kleuters.<br />

Aan de slag<br />

Aanzet<br />

Zorg voor twee grote papierflappen of -stroken en schrijf op de ene mama/papa en op de andere<br />

oma/opa. Kunnen de kleuters toevallig lezen wat er staat ? Of enkele letters herkennen ?<br />

Zeg de kleuters wat je schreef en vraag hen wat ze het liefst bij of met mama en papa doen en wat<br />

het liefst bij/met oma en opa. Door wie worden ze het liefst ondergestopt ? Door wie het liefst<br />

naar school gebracht ? Wie kookt er het lekkerst ? Met wie spelen ze het liefst een spelletje ? Bij<br />

wie zouden ze het liefste wonen ?<br />

Verwerkingsactiviteiten<br />

— Mijn oma/opa is …<br />

In dit prentenboek is de oma van het jongetje afwisselend een ster, een zon, een raket, een koningin,<br />

een clown en een geheim agent. Kortom : oma is een superster. Dit spel met metaforen is enerzijds<br />

natuurlijk heel sprekend, maar voor sommige kleuters wellicht ook moeilijk : moeten we al die<br />

beelden letterlijk nemen ? Wat bedoel je precies als je zegt dat je oma een ster is ?<br />

Zoiets vraagt natuurlijk om een gesprek met de kleuters. Omdat een en ander voor sommige kleuters<br />

nogal vaag zou kunnen blijven, help je hen op weg door zelf al een aantal dingen (voorwerpen, foto’s)<br />

mee te brengen, waarmee ze oma zouden kunnen vergelijken : een grote knuffelbeer, een lantaarntje,<br />

een sprookjesboek …<br />

Vraag ook aan de kleuters om een foto van oma/opa mee te brengen en laat ze in de loop van<br />

de week ook uitwerken wat hun oma en opa wordt : een ‘oud’ boek wordt helemaal versierd met<br />

oma op de cover, een kleuter tekent een lieve knuffelbeer met oma-/opahoofd, een andere bouwt<br />

met kosteloos materiaal oma’s auto na en kleeft haar foto op de motorkap …<br />

2<br />

jeugdboekenweek 2011 – lestips voor kleuters


Op die manier wordt beeldspraak erg concreet.<br />

Nederlands – 1 Luisteren – 1.6<br />

Nederlands – 2 Spreken – 2.12<br />

Wereldoriëntatie – 3 Mens – 3.6<br />

Wereldoriëntatie – 4 Maatschappij – 4.3<br />

— Onder oma’s winterjas<br />

Laat je moeder, een vriendin of een collega een verhaal uit een boek van de boekenhoek inlezen<br />

op een geluidsdrager. Zoek de allergrootste, lange winterjas die je kan vinden. Maak er met behulp<br />

van stoelen, stokken of planken een soort tentje van waaronder 1 of 2 kleuters kunnen : als ze de jas<br />

openknopen of -ritsen kunnen ze naar een verhaal luisteren dat de oma uit Mijn oma is een superster<br />

vertelt. Zorg ook voor een brandveilig lampje.<br />

Nederlands – 1 Luisteren – 1.5<br />

Nederlands – 5 Taalbeschouwing – 5.2<br />

— Koning(in) opa/oma komt koken<br />

Nodig een koningin oma of koning opa uit om een prinsheerlijk lievelingsgerecht van een van<br />

de kleuters in de klas te komen maken. Of misschien kunnen alle oma’s en opa’s die willen een hapje<br />

of dessertje komen maken ? Dan wordt het een gezellig drukke hapjesmarkt vol verwengrootjes<br />

en trotse kleinkinderen, multicultureel in alle betekenissen van het woord.<br />

Wereldoriëntatie – 4 Maatschappij – 4.5<br />

Wereldoriëntatie – 1 Natuur – 1.1<br />

— Onder (of in) de vertelboom<br />

Aan je kleuters vertel je een boek zo goed als altijd in de onthaal- of vertelkring, dat is ook logisch<br />

en daar is plaats voor alle kinderen. Maar net daarom is het zo fijn om daar eens van af te wijken …<br />

In het boek zie je oma vertellen aan haar kleinzoon van op een tak in een grote boom. Wellicht is<br />

het geen optie om met de hele klas een boom in te klimmen, maar onder een grote oude eik of<br />

kastanje heeft natuurlijk ook wel iets. Elke vertelplek die anders is en op zijn manier sfeer- en<br />

betekenisvol is, kan een verhaal extra betekenis geven.<br />

Muzische vorming – 3 Drama – 3.5<br />

Muzische vorming – 6 Attitudes – 6.1<br />

— Oma zo zacht als een kussen<br />

Plan een uitvoerige waarneming van kussens. Bespreek formaten, stoffen, slopen, vulsel, zachtheid<br />

en ga zo maar door. Let ook op de moeilijker woordenschat : kussensloop, dons, mousse/schuim,<br />

(kapok), hoofdkussen …<br />

Laat kleuters die daarvoor kiezen daarna zelf een kussen maken. Dat is het leukste als hun creatieve<br />

vrijheid het grootst is, dus laat hen kiezen welke vorm hun kussen zal hebben, hoe ze de sloop<br />

zullen decoreren, welke vulling ze verkiezen. Voorzie lappen witte stof in verschillende formaten,<br />

textielverf en mogelijke vullingen (restjes wol, watten, veertjes, pitjes, kiezeltjes, mousse, stro …).<br />

Je kan ervoor kiezen om te werken met stoffen zakken of lappen stof die je zelf al aan twee zijden<br />

hebt dichtgenaaid. Als je kleuters al enige naai-ervaring hebben, kunnen ze – met stompe naalden<br />

– ook zelf aan de slag.<br />

Muzische vorming – 1 Beeld – 1.4<br />

Wereldoriëntatie – 2 Techniek – 2.5<br />

3<br />

jeugdboekenweek 2011 – lestips voor kleuters


— Versje<br />

Verkeer<br />

Dit is de supermarkt,<br />

dit is verkeer.<br />

Wagens en weggetjes,<br />

doorgaan maar weer !<br />

Rechts is de chips, mama,<br />

links is het brood.<br />

Rechts moet dus voorgaan<br />

en links loopt dus dood.<br />

Ik weet de weg,<br />

want die moet ik wel weten :<br />

ik ben de taxichauffeur van het eten.<br />

Ik ben de motor,<br />

en ik ben de wielen.<br />

Op naar de kassa,<br />

en ja hoor !<br />

Een file.<br />

Uit : Superguppie krijgt kleintjes / Edward van de Vendel en Fleur van der Weel (ill.), Querido, 2005<br />

Kader dit – behoorlijk moeilijke – versje een beetje in.<br />

Begin bijvoorbeeld met de prent waarop we het jongetje en oma in de supermarkt bezig zien :<br />

‘Maar soms is ze een raket. Dan schiet ze met haar winkelwagentje door de supermarkt. Het lijkt<br />

wel of ik vlieg.’ Laat de kleuters beschrijven wat ze zien en daarop verder borduren met eigen<br />

ervaringen of aanvullingen uit hun eigen winkelfantasie.<br />

Daarna lees je dit versje. Misschien moet je er ook afbeeldingen bij zoeken of maken. Aan de hand<br />

van vragen, herhaling en reactie op beelden die de kleuters herkennen, wordt dit stukje poëzie<br />

werkelijkheid.<br />

Dan is het tijd voor een bewegingsmomentje. De kleuters gaan per twee staan en de een houdt de<br />

ander bij de schouders vast, iemand is oma en de ander is ‘taxichauffeur van het eten’. Gebruik in<br />

je opdrachten stukjes uit het versje en vul aan of laat kleuters improviseren …<br />

– Alle karretjes rijden kriskras door elkaar.<br />

– Even stoppen : links is het brood, dat laad je in.<br />

– Ai, file : alle karretjes staan in een rij en gaan maar erg traag vooruit.<br />

– Oma is in een raketbui en sjeest pijlsnel door de rekken heen.<br />

– De taxichauffeurs nemen links en rechts al wat ze grijpen kunnen en laden<br />

hun karretje helemaal vol.<br />

– …<br />

Nederlands – 1 Luisteren – 1.5<br />

Nederlands – 5 Taalbeschouwing – 5.5<br />

Muzische vorming – 3 Drama – 3.4<br />

Muzische vorming – 4 Beweging – 4.2<br />

4<br />

jeugdboekenweek 2011 – lestips voor kleuters


En verder<br />

— Sterrendoosje vouwen<br />

Aan de hand van een stappenplan en stevig papier of karton kan je kleuters hun eigen ‘sterrendoosje’<br />

laten vouwen, zoals oma er op de eerste dubbele plaat eentje bij zich heeft : een klein doosje waaruit<br />

een zwerm gouden sterretjes richting het jongetje zweven. De buitenkant versieren ze naar believen.<br />

Vanbinnen kan je hen bijvoorbeeld een pop-upsterretje laten kleven : een zelf ontworpen ster die<br />

aan een muizentrapje kleeft en opspringt zodra iemand de deksel van het sterrendoosje oplicht.<br />

Of je maakt er een soort sterrenstrooibus van. Zorg voor blinkend materiaal waarvan kleuters zelf<br />

glinstertjes kunnen maken : aluminiumfolie, zilverpapier, plasticfolie … Daarmee maken ze een soort<br />

confetti die klein genoeg is om door hun strooigaatjes heen te kunnen. Ze houden het sterrendoosje<br />

eerst vast met de geperforeerde kant naar boven en draaien het dan om : het regent sterretjes !<br />

Muzische vorming – 1 Beeld – 1.5<br />

Wereldoriëntatie – 2 Techniek – 2.6<br />

5<br />

jeugdboekenweek 2011 – lestips voor kleuters


Lestip<br />

4<br />

Pas op voor de Gnaskop !<br />

Shel Silverstein<br />

Mozaïek, 2008<br />

Over het boek<br />

Pas op voor de Gnaskop ! is een lijvige bundel met hilarische versjes over lekker vergezochte monsters<br />

en griezels met onmogelijke namen : de Grote Blauwe Kneuzegrauw, de Gumpelguts en de Groelt<br />

om er maar drie te noemen. Ze worden stuk voor stuk raak getypeerd, met veel gevoel voor humor<br />

en absurdisme, voor muzikaliteit en klankspel, voor teugelloze fantasie. Virtuoos vertaald door<br />

Rikkert Zuidervelt (die van Elly en Rikkert).<br />

Een boek voor vijf- tot zesjarigen en ouder.<br />

Aan de slag<br />

Aanzet<br />

Je neemt je voor om een hele week rond de griezelige fantasiebeesten en -monsters uit dit boek<br />

te werken. Kies er voor elke dag eentje uit waarin je je met de klas zal verdiepen.<br />

Niet alle gedichten zijn even toegankelijk of begrijpelijk voor kleuters. De volgende twintig zijn<br />

dat – al hangt alles natuurlijk af van je doelgroep – wel :<br />

– vooraf<br />

– per ongeluk<br />

– de croffie<br />

– de slurgende slatvoet<br />

– de zrbangdraldnk<br />

– de bibbelaar<br />

– de baarlijke bolwien<br />

– de glibberdegliet<br />

– de wilde gazaan<br />

– iets<br />

– de chirobapt<br />

– de bloenker<br />

– de schrok<br />

– de grook<br />

– de kale gnijs<br />

– hoe vang je een glurp<br />

– de zumby’s<br />

– de gumpelguts<br />

– de wildebont<br />

– de aardige slaapoog<br />

Je begint misschien het best met het ‘vooraf ’ voor te lezen … Wat voor creaturen stellen de kleuters<br />

zich voor bij namen als de ‘Bochelrug Bij’ of het ‘Ringstaart-Geproetelde Krentzwijn’ ? Hoe zouden<br />

zulke beesten er uitzien ? En zouden ze gevaarlijk zijn ? Vertel de kinderen dat ze in de loop van<br />

de week kennis zullen maken met een heleboel raadselachtige griezels …<br />

6<br />

jeugdboekenweek 2011 – lestips voor kleuters


Verwerkingsactiviteiten<br />

— Vijf monsters in vijf versjes<br />

4 Speelversje<br />

De Slurgende Slatvoet<br />

Ik ben bang voor de wraak<br />

van de Slurgende Slatvoet.<br />

Durf jij hem te zeggen<br />

dat-ie in bad moet ?<br />

Knoop met de kleuters vooraf een gesprekje aan over persoonlijke hygiëne : hoe en wanneer ze zich<br />

wassen. Weten ze ook of dieren zich wassen ? Zijn er kleuters die thuis een poes hebben rondsluipen ?<br />

Wast die zich ook met een washandje of onder de douche ? En met zeep ? En poetst die haar tanden ?<br />

Aan de hand van beeldmateriaal kan je ook het was- of reinigingsritueel van olifanten (die zijn hun<br />

eigen douche), kanaries (gaan in bad), kippen (nemen een zandbad), varkens (tja …), apen (helpen<br />

elkaar een handje) aanhalen.<br />

Maar jij kent een schepsel dat zich nooit of te nimmer wast …<br />

Vertel de kleuters vervolgens over de Slatvoet, maak het hanteerbaar griezelig, en vergeet het niet<br />

uitgebreid te hebben over de fenomenale stank van het beest. Plots klinkt er een rare pruttelende<br />

brom en vanachter een hoekje haal je de Slurgende Slatvoet, een oude grote knuffel die je helemaal<br />

toegetakeld hebt tot het stinkdier in kwestie : één oog of oor eruit, de muil vergroot, vlekken op<br />

de pels, allerlei aanhangsels aangenaaid. Laat het volop ‘slurgen’ : slurpende, reutelende geluiden<br />

maken en zeg het versje een drietal keer. Je mimiek laat duidelijk zien hoe walgelijk het monster<br />

ruikt en dat je er toch wel bang van bent.<br />

Maak er op die manier een speelversje van waarmee de kleuters angst, walging en stank met hun<br />

mimiek, lichaamstaal en stemgebruik moeten uitdrukken. Eerst is de Slatvoetpop het monster van<br />

dienst, daarna word jij Slatvoet die wraak wil nemen als kleuters je erop wijzen dat je in bad moet,<br />

vervolgens mag een kleuter het Slatvoetjasje aan. Als de Slatvoet half ligt te slapen, moeten ze het<br />

versje natuurlijk erg stil zeggen, als hij de kleuters achternazit zeggen ze het heel luid en paniekerig …<br />

Nederlands – 5 Taalbeschouwing – 5.5<br />

Muzische vorming – 3 Drama – 3.3 – 3.4<br />

Muzische vorming – 6 Attitudes – 6.3<br />

4 Een versje om aan te brengen<br />

Hoe vang je een Glurp ?<br />

Als je een Glurp wilt vangen :<br />

neem een papieren zak,<br />

zoek een kartonnen doos,<br />

graaf een gat,<br />

stop de zak in de doos,<br />

stop de doos in het gat,<br />

stop de Glurp in de zak<br />

en … dat was dat.<br />

7<br />

jeugdboekenweek 2011 – lestips voor kleuters


Dit is een versje dat je makkelijk kan aanbrengen : je laat de kleuters de poëzie begrijpen en beleven<br />

op zo’n aanstekelijke wijze dat ze het versje achteraf misschien wel uit het hoofd kennen.<br />

Werk eerst naar het versje toe. Breng de genoemde spullen – papieren zak, kartonnen doos – mee<br />

naar de klas en ook een schop, een vlindernet, een vislijn en een lasso. Leg alles om je heen verspreid<br />

in de onthaalkring. Vertel de kleuters of ze een Glurp kennen ? Die probeer je namelijk al<br />

de hele tijd te vangen, maar het wil maar niet lukken. Een moeilijkheid is namelijk dat het beestje<br />

onzichtbaar is, maar niettemin erg gevaarlijk. Probeer het zelf eerst met een lasso – kennen de<br />

kleuters dit ? Willen ze ook eens proberen ? – en onderneem daarna verdere pogingen samen met<br />

de kleuters, tot je op het laatst het maffe idee krijgt om het eens met die papieren zak te proberen.<br />

Dat lukt je, haastig moffel je de heftig bewegende zak in de kartonnen doos, die je sluit. Na rijp beraad<br />

met de kleuters besluit je de doos straks in een gat in de grond te stoppen.<br />

In een tweede stap zeg je het versje nu een drietal keer, terwijl je met de attributen doet wat je zegt.<br />

Tot slot laat je de kleuters spelen met het versje, zodat ze het echt beleven. Aan de hand van een<br />

aantal werk- en spelvormen, waarbij je telkens het hele versje zegt, beleven de kleuters het versje :<br />

– Geef alle kleuters een papieren zak en laat ze de hele klas doorjagen om die vervelende<br />

Glurp te vangen. Als het versje uit is, lopen ze terug naar de kring en stoppen ze hun<br />

zak-met-Glurp in de grote kartonnen doos.<br />

– De Glurp is dan wel onzichtbaar, maar hij maakt wel geluid. Hebben de kleuters enig<br />

idee ? Laat hen glurpgeluiden bedenken die je dan tussen de versregel door laat klinken :<br />

stil, luid, één Glurpje, een troep Glurpen, een vaderglurp, een babyglurpje …<br />

– Ontwerp samen met de kleuters een handleiding ‘Hoe vang je een Glurp ?’. Gebruik<br />

een grote flap en laat de kleuters de verschillende stappen ‘opschrijven’ (= tekenen),<br />

schrijf er zelf telkens de precieze versregel bij. Aan de hand van die handleiding is<br />

het versje nog tal van keren op te roepen en te herhalen.<br />

Nederlands – 1 Luisteren – 1.3 – 1.5<br />

Nederlands – 2 Spreken – 2.10 – 2.13<br />

Nederlands – 5 Taalbeschouwing – 5.3 – 5.5<br />

Muzische vorming – 6 Attitudes – 6.5<br />

4 Tikspel<br />

of<br />

De Baarlijke Bolwien<br />

Hij is wel zeven meter lang,<br />

de Baarlijke Bolwien.<br />

Ssst, ssst … want volgens mij<br />

heeft hij ons niet gezien.<br />

De Glibberdegliet<br />

De Glibberdegliet, hij kruipt uit het riet.<br />

Hij pakt alle and’ren, maar mij pakt hij niet.<br />

Nee, mij pak je niet, jij Glibberdegliet,<br />

de anderen pak je, maar mij p …<br />

8<br />

jeugdboekenweek 2011 – lestips voor kleuters


Het grote griezelgrijpspel ! Ideaal om tikspelletjes een nieuw leven in te blazen zijn versjes zoals<br />

deze twee. Laat zo’n versje al geregeld vallen in de klas en speel er korte spelletjes mee, zodat de<br />

kleuters het in hun hoofd hebben tegen het gymuurtje. Op die manier maak je een doordeweeks<br />

tikspel ineens veel sensationeler : tikkers heten geen tikkers maar glibberdeglieten en bolwienen<br />

die in hun nest of hol liggen te wachten tot waaghalzerige kleuters hen komen uitdagen.<br />

Muzische vorming – 3 Drama – 3.2<br />

Lichamelijke opvoeding – 1 Motorische competenties – 1.32 – 1.33 – 1.40<br />

4 Geblinddoekt schilderen<br />

De Wilde Gazaan e.a.<br />

Vannacht in het donker<br />

verscheen een Gazaan<br />

met vlammende ogen,<br />

rood als een vulkaan,<br />

en blinkende tanden<br />

met mesjes eraan.<br />

Hij wilde mij bijten,<br />

begon mij te slaan …<br />

Maar ik heb gewonnen :<br />

het licht aangedaan.<br />

De afbeeldingen van de gedrochten in Pas op voor de Gnaskop zijn erg knap : ze zien eruit alsof<br />

ze in één guts op papier zijn gezet, hebben de meest grillige, onwezenlijke vormen en kleuren.<br />

De Slurm is bijvoorbeeld niet meer dan een lichtjes bijgewerkte verfvlek, net als de Gnaskop himself.<br />

Dat kunnen de kleuters natuurlijk ook !<br />

Eender welk vers komt voor deze opdracht in aanmerking, het hangt er maar vanaf hoeveel concrete<br />

info over het uiterlijk van het monster je de kinderen al wil meegeven : van de Wilde Gazaan weten<br />

we bijvoorbeeld al heel wat. Nadat ze het monster goed kennen, mogen de kleuters aan de slag :<br />

er liggen papier en verf klaar, tafel en vloer zijn afgedekt, schorten worden aangetrokken. Nadat<br />

de kleuters de tafel nauwkeurig hebben bekeken, blinddoeken ze elkaar en op de tast mogen ze<br />

kleuren mengen en vervolgens naar hartenlust vlekken maken. Geef ze daarvoor niet té veel tijd,<br />

want daarna kunnen ze – met de blinddoek af – hun vlekken en spatten stileren tot een heuse<br />

Gazaan, Gnaskop of wat dan ook. Ze brengen oogjes, tanden, poten, klauwen, oren … aan.<br />

Muzische vorming – 1 Beeld – 1.5<br />

Muzische vorming – 3 Drama – 3.5<br />

Muzische vorming – 6 Attitudes – 6.3<br />

En verder<br />

— Monsterencyclopedie<br />

Deze verzenbundel is één en al taalcreativiteit en fantasie. Zet de kleuters, geïnspireerd door<br />

Silverstein, zelf op weg om de afzichtelijkste monsters te bedenken, ze een naam te geven en<br />

af te beelden. Bundel hun creaturen, maak er een monsterencyclopedie van, waarbij je<br />

de bijzonderheden noteert die kleuters over hun schepsels weten te vertellen.<br />

9<br />

jeugdboekenweek 2011 – lestips voor kleuters


Lestip<br />

5<br />

Wat het lieveheersbeestje hoorde<br />

Julia Donaldson en Lydia Monks (ill.)<br />

Gottmer, 2010<br />

Over het boek<br />

De boer uit Wat het lieveheersbeestje hoorde heeft een prijskoe waar hij – uiteraard – dol op is.<br />

Voor de rest wonen er op de hoeve een varken, een schaap, een paard, een eend, een gans, twee katten<br />

een hond, een kip en … een lieveheersbeestje. Twee dieven zijn onderweg om Koe te stelen, maar<br />

het anders zo zwijgzame beestje weet de andere dieren te waarschuwen. Samen bedenken ze een<br />

ingenieus plan en zetten ze het geboefte op een dwaalspoor.<br />

Het verhaal is dynamisch geïllustreerd en de tekst is op rijm. Op elke pagina staat het lieveheersbeestje<br />

afgebeeld, wat nog leuk zoeken kan worden in de boekenhoek, of als je het verhaal met een groepje<br />

kleuters herneemt.<br />

Een amusant boek voor vier- en vijfjarige kleuters.<br />

Aan de slag<br />

Aanzet<br />

Vraag de kinderen naar hun dierbaarste bezit. Wat zouden ze absoluut niet kunnen missen ? Hun<br />

knuffelbeer ? Hun tekenspullen ? De foto met oma ? Hun favoriete prentenboek ? Hebben ze dan<br />

een speciaal of zelfs geheim plekje voor dat kleinood, waar zij het altijd en niemand anders het ooit<br />

weet te vinden ? En is het al eens zoek geraakt of weggenomen ? Wat heb je toen gedaan ?<br />

Een verhaal op rijm is dikwijls erg catchy en ritmisch en moet natuurlijk worden voorgelezen,<br />

maar dat doe je beter niet bij de eerste vertelbeurt. Vertel Wat het lieveheersbeestje zag dus eerst<br />

– een tweetal keer – in je eigen woorden en lees het dan pas voor op rijm. Op die manier struikelen<br />

de kleuters niet meer over inhoudelijke dingen of moeilijkere woorden.<br />

Verwerkingsactiviteiten<br />

— Verteltafel<br />

Allicht heb je in je klas of school een speelgoedboerderij staan. Aangevuld met een aantal extra<br />

mannenpopjes is die ideaal om van dit prentenboek een verteltafel te maken. Zet het parcours<br />

zo precies mogelijk uit op een tafel die groot genoeg is. Zorg ervoor dat alle dierenpersonages van<br />

de partij zijn. Je lieveheersbeestje kan je het best aan een ijzerdraadje vastmaken, zodat het echt<br />

van de ene plaats naar de andere kan vliegen, net zoals in het boek.<br />

Nadat je eerst (een aantal keer) zelf met de verteltafel aan de slag gegaan bent, komt die terecht in<br />

de klas – in een speciale hoek of in de boekenhoek – en kunnen de kleuters het verhaal heropbouwen<br />

of er van alles omheen fantaseren.<br />

Nederlands – 1 Luisteren – 1.5<br />

Nederlands – 2 Spreken – 2.10<br />

Nederlands – 5 Taalbeschouwing – 5.5<br />

2 jeugdboekenweek 2011 – lestips voor kleuters


— Schoolplattegrond<br />

Vraag aan de kleuters waarom de dieven dachten dat ze de prijskoe meteen zouden vangen ?<br />

Hoe hadden ze zich op de kidnapping voorbereid ? Bespreek de plattegrond uit het boek<br />

uitvoerig. Als zij nu eens een bende dieven waren, op zoek naar de prijskleuter van klas X …<br />

Maak met de kleuters een fikse wandeling doorheen de hele school en begin daarvoor bij het begin,<br />

aan de ingang. Jullie zijn een bende dieven die van plan zijn om de prijskleuter van klas X te ontvoeren,<br />

daarom gaan jullie op verkenning. Zorg voor smoezelige mutsjes, sjaaltjes, dievenmaskers. Natuurlijk<br />

is het de bedoeling dat deze operatie in het geheim gebeurt. Als er iemand langskomt verstoppen<br />

ze zich zo snel mogelijk tot de kust weer veilig is.<br />

Daarna maken de kleuters samen met jou een grote plattegrond van de school : ze reconstrueren de<br />

verkenning van start- tot eindpunt, tekenen de belangrijkste herkenningspunten uit en maken de<br />

looprichting duidelijk. Jij kan bij de aanknopingspunten ook effectief schrijven wat er getekend staat.<br />

Muzische vorming – 3 Drama – 3.2<br />

Wiskundige initiatie – 3 Ruimte – 3.2<br />

Wereldoriëntatie – 6 Ruimte – 6.9<br />

Nederlands – 4 Schrijven – 4.2<br />

— Emotioneel kringgesprek<br />

Breng iets mee naar de klas wat je erg dierbaar is en wat je niet zou willen missen. Mocht het branden<br />

bij jou thuis dan zou je dat van de vlammen redden. Vraag aan kleuters om hetzelfde te doen.<br />

Zo’n gesprek kan je klassikaal doen, maar is uiteraard het meest effectief in een klein groepje.<br />

Waarom is dat spulletje hen zo dierbaar ? Hebben ze het misschien van iemand bijzonder gekregen ?<br />

Hoe beschermen ze het tegen ‘Lou en Leen’ : wat is hun geheime plekje ? Of mag er best wel eens<br />

iemand aankomen, als die het kleinood maar teruggeeft ?<br />

Nederlands – 2 Spreken – 2.3 – 2.12<br />

Wereldoriëntatie – 3 Mens – 3.6<br />

— Old McDonald of Oom Donald<br />

Breng het liedje ‘Old McDonald’ aan :<br />

Old MacDonald had a farm, EE-I-EE-I-O.<br />

And on that farm he had a cow, EE-I-EE-I-O.<br />

With a moo moo here and a moo moo there<br />

Here a moo, there a moo, everywhere a moo moo<br />

Old MacDonald had a farm, EE-I-EE-I-O.<br />

(traditional)<br />

Of, in Nederlands dat een beetje bekt :<br />

Op oom Donalds boerderij, hie-a hie-a hoo<br />

Hoort een koe er zeker bij, hie-a hie-a hoo<br />

Van je mui mui hier en je mui mui daar<br />

Mui mui hier, mui mui daar, overal klinkt mui mui<br />

Op oom Donalds boerderij, hie-a hie-a hoo<br />

(vertaling : Stijn De Paepe)<br />

2<br />

jeugdboekenweek 2011 – lestips voor kleuters


Dit liedje is een gedroomde oefening in talensensibilisering, waarbij je kleuters in aanraking<br />

brengt met andere talen dan hun moedertaal, zonder dat je er onnodig diep op ingaat en de<br />

vergissing maakt de kleuters een bepaalde taal te willen ‘leren’. Door de dierengeluiden weten<br />

kleuters meteen wat een ‘cow’, ‘horse’, ‘duck’ of ‘pig’ is en de herhaling zorgt ervoor dat het Engelse<br />

liedje blijft hangen.<br />

Nederlands – 5 Taalbeschouwing – 5.5<br />

Nederlands – 2 Spreken – 2.13<br />

Muzische vorming – 2 Muziek – 2.2<br />

Wereldoriëntatie – 4 Maatschappij – 4.5<br />

— Allemaal prijskoeien<br />

Wijs de kleuters op de medaille van de prijskoe. Misschien weet je zelf nog wel ergens zo’n type<br />

te vinden : een stoffen, bloemachtig ereteken met brede linten onderaan.<br />

Laat de kleuters aan de slag gaan met stofoverschotjes, linten, schaar, lijm en karton. Zorg ook dat<br />

ze op de medaille kunnen aanbrengen waarin de medaillewinnaar uitblinkt. De bedoeling is<br />

namelijk dat ze voor iemand uit de klas zo’n erepenning maken en dat ze ook kunnen tonen en<br />

zeggen waarom. Laat de kleuter een medaille maken voor hun buurmeisje of -jongetje in de kring,<br />

zodat iedereen ‘prijskoe’ wordt. Het helpt om kleuters een symbool of foto van een van hun<br />

klasgenootjes te laten trekken. Zo komt zeker iedereen aan bod.<br />

Misschien vertellen de kleuters liever nog niet door voor wie ze zo’n medaille maken en blijft<br />

dat een geheim tot het moment van de ‘plechtige uitreiking’.<br />

Muzische vorming – 1 Beeld – 1.4<br />

Wereldoriëntatie – 3 Mens – 3.7<br />

En verder<br />

— Bewegingsverhaal<br />

Als de kleuters Wat het lieveheerstbeestje zag goed kennen, kan je het samen met hen als<br />

bewegingsverhaal uitwerken. Je reconstrueert het verhaal dan in een aantal stappen, waarbij<br />

de kleuters samen scènes uit het verhaal in beweging en inleving omzetten :<br />

– Alle dieren lopen zorgeloos en vrolijk rond op de boerderij. Kleuters mogen kiezen<br />

wat voor beest ze zijn, draven of scharrelen of zwemmen rond, maken daar ook<br />

het nodige geluid bij. Je geeft één van de kleuters een cape of mutsje met<br />

lieveheersbeestjesprint (‘en het lieveheersbeestje zei geen woord’, maar fladdert<br />

natuurlijk dartel in het rond).<br />

– Lou en Leen komen aangereden met hun snode plan. Alle kleuters samen worden<br />

één grote pruttelende vrachtwagen. Het lieveheersbeestje – een nieuwe kleuter –<br />

fladdert stiekem langs de kant en slaat de boel gade.<br />

– Het lieveheersbeestje brieft de dieren, die ongerust en zenuwachtig rond beginnen<br />

te trippelen tot het kriebeldiertje zijn plan uit de doeken doet. Elke kleuter oefent<br />

zijn nieuwe dierengeluid in.<br />

– De dieren groeperen zich : paardenkleuters, eendenkleuters, poezenkleuters …<br />

Iedereen weet welk vreemd dierengeluid ze zullen maken. Twee kleuterboeven<br />

sluipen langs de dierengroepjes, alsmaar sneller en verbaasder.<br />

– Lou en Leen sukkelen de vijver in. De dieren kunnen hun plezier niet op.<br />

22 jeugdboekenweek 2011 – lestips voor kleuters


– De kleuters zijn nu een lawaaierige politiepatrouille – ze scheuren richting boerderij,<br />

met zwaailicht en sirene – die de boeven komt inrekenen.<br />

– Alles eindigt zoals het begon : de dieren dartelen weer vrolijk rond en klinken<br />

helemaal zichzelf. Het lieveheersbeestje fladdert trots en glimlacht.<br />

Lichamelijke opvoeding – 1 Motorische competenties – 1.40<br />

Muzische vorming – 4 Beweging – 4.2<br />

Muzische vorming – 3 Drama – 3.4<br />

Meer lezen<br />

Feest ! / Brigitte Minne en An Candaele (ill.). De Eenhoorn, 2004<br />

23 jeugdboekenweek 2011 – lestips voor kleuters


Lestip<br />

6<br />

Zeg, wie zit er in de heg ?<br />

Milja Praagman<br />

Lannoo, 2009<br />

Over het boek<br />

Met Zeg, wie zit er in de heg ? heb je een echt peuterboek in handen en voor de allerkleinsten zijn<br />

goede prentenboeken heel zeldzaam. Het ‘verhaal’ is erg eenvoudig : de peuter mag raden van wie<br />

de oogjes zijn die we in de uitsparingen in elke kartonpagina zien. De ‘ik’ van wie de ogen zijn,<br />

geeft telkens een tip : hij weet heel veel, wordt graag vies, is erg lief … Vervolgens kunnen de peuters<br />

raden : een lammetje is heel lief, een biggetje wordt graag vies, een muisje houdt van verstoppertje …<br />

Tot iedereen op het eind kan zien wie die ‘ik’ is : een peuter !<br />

Aan de slag<br />

Aanzet<br />

Dit boek vraagt natuurlijk om een hele reeks kiekeboespelletjes. Je kan er al eentje spelen als je het<br />

voor het eerst vertelt. Maak een (kartonnen) wand met op ooghoogte van je peuters twee gaatjes.<br />

Als je wil, kan je er – met verf of blaadjes – een heuse heg van maken : dan is dat rare woord, het<br />

enige moeilijke in het hele boekje, meteen al geconcretiseerd. Peuters mogen raden wiens oogjes<br />

ze van achter de heg zien piepen.<br />

Het is nog leuker en duidelijker als je dit spelletje achter/in een echte heg zou spelen. Met een beetje<br />

geluk heb je er zo eentje in de buurt van je school.<br />

Verwerkingsactiviteiten<br />

— Verteltafel<br />

Maak van Zeg, wie zit er in de heg ? een verteltafel : zorg voor een uil-, biggetjes-, poezen- en<br />

schaapjespop en een ‘mensje’ en vertel het verhaal eerst een aantal keer met die attributen. Je kan<br />

zelf meespelen, zodat jij het bent die zich afvraagt wie daar in de heg zit. Of je kan voor een extra<br />

pop – vriendje, broertje/zusje vàn – zorgen die de vraagstaart van dienst is.<br />

Nederlands – 1 Luisteren – 1.5<br />

— Piephuisje<br />

Peuters zijn gek op kijkgaatjes (en peutergaatjes). Zorg voor een piephuisje of -hoekje, met gaatjes<br />

op allerlei hoogtes en in allerlei vormen, waardoorheen ze naar elkaar kunnen piepen, waar knuffels<br />

en poppen doorheen kunnen kijken, waar vormpjes en balletjes door kunnen, lichtjes doorheen<br />

kunnen schijnen …<br />

Peuters in het huisje kunnen naar buiten piepen, peuters buiten het huisje kunnen naar binnen<br />

piepen. En dan maar raden wiens oogjes ze zien blinken !<br />

Lichamelijke opvoeding – 1 Motorische competenties – 1.28<br />

Wereldoriëntatie – 2 Techniek – 2.9<br />

24 jeugdboekenweek 2011 – lestips voor kleuters


— Tiktak<br />

Zorg – als tussendoortje doorheen de week, als groeps- of zelfstandig spelletje – voor een aantal<br />

‘tiktakpuzzels’ : een grote, duidelijke prent verstopt onder een plaat van dezelfde grootte met klepjes<br />

of gaatjes, zodat maar deeltjes van wat afgebeeld staat te zien zijn. Je hebt natuurlijk minstens<br />

foto’s van de dieren uit het boekje nodig, maar daarbuiten kan dat met eender welke prent.<br />

Wereldoriëntatie – 1 Natuur – 1.1<br />

Nederlands – 2 Spreken – 2.5<br />

— Kijkgaatjesdoos<br />

Verzamel in een grote box alle spulletjes die je maar kan vinden met kijkgaatjes erin : een<br />

caleidoscoop, een viewmaster, een verrekijker, brillen, kokers, buisjes, een loep, flesjes, rietjes,<br />

botte scharen, een dikke naald, een schuimspaan, gaas, geperforeerd papier, een vergiet, een zeef,<br />

een oud fototoestel … Laat de peuters volop ontdekken.<br />

Wereldoriëntatie – 2 Techniek – 2.9<br />

Lichamelijke opvoeding – 1 Motorische competenties – 1.28<br />

— Klasheg<br />

Verzamel een heleboel bladeren in alle kleuren of schakeringen groen. Zorg voor een stevig paneel<br />

waarop je papier kleeft dat je, vlak voor de activiteit, insmeert met traag drogende lijm. Peuters die<br />

zin hebben bevestigen de blaadjes kriskras door elkaar op het paneel te bevestigen, langs beide<br />

kanten. Maak vooraf ook, op peuterhoogte, verschillende kijkgaatjes in de heg.<br />

Als de heg klaar is kunnen ze het verhaal naspelen met een poezen- of schapenknuffel bij de hand<br />

en eindeloos ‘kiekeboe’ of verstoppertje spelen.<br />

Wereldoriëntatie – 1 Natuur – 1.2<br />

Muzische vorming – 1 Beeld – 1.2<br />

Muzische vorming – 3 Drama – 3.3<br />

— Gaatjespapier<br />

Vind jij het leukste aan eten aan een lange tafel met papieren tafellaken ook dat je er stiekem gaatjes<br />

in kunt maken ? Daarvoor hoef je heus geen peuter te zijn …<br />

Hang in je klas, op peuterooghoogte zo’n strook tafelpapier en laat kleuters er met hun vingers,<br />

maar ook met potloden, penselen, latjes, stokjes … gaatjes, gaten en scheuren in maken.<br />

Wereldoriëntatie – 2 Techniek – 2.9<br />

Lichamelijke opvoeding – 1 Motorische competenties – 1.28<br />

Muzische vorming – 1 Beeld – 1.2<br />

— Versje<br />

zeg zeg zeg<br />

wie zit er in de heg ?<br />

is het Muis of Poes of Beer<br />

wil je ’t weten ? kijk een keer !<br />

zeg zeg zeg<br />

kiekeboe ! en weer weg<br />

(Stijn De Paepe)<br />

25 jeugdboekenweek 2011 – lestips voor kleuters


Dit versje breng je aan door te doen wat je zegt : zorg voor een ‘heg’ (zie : hierboven), een knuffelmuis,<br />

-poes en -beer en een kinderpop. Maak er een kiekeboespelletje van dat je keer na keer speelt, maar<br />

telkens zit er iemand anders in de heg. Nu eens piept – ‘kiekeboe ! en weer weg’ – Muis tevoorschijn,<br />

dan weer Poes, Beer of het kindje.<br />

Daarna gaan de peuters aan de slag : ze kruipen zelf achter de heg en komen piepen nadat je een<br />

tweede keer ‘zeg zeg zeg’ hebt gezegd, of ze spelen poppenkast en laten een knuffel tevoorschijn<br />

komen.<br />

In een verder stadium kan je er ook een vingerversje van maken : een hand is de heg – de peuters<br />

houden de hand vlak, met een spleetje tussen een van de vingers – aan de andere hand is één vinger<br />

Muis/Poes/Beer. Zo herhalen ze het versje zo vaak ze er zin in hebben. Het werkt het makkelijkst<br />

met een echt vingerpopje op die vinger …<br />

Muzische vorming – 3 Drama – 3.2<br />

Nederlands – 1 Luisteren – 1.5<br />

Nederlands – 2 Spreken – 2.13<br />

Meer lezen<br />

Jop en Boeboe / Marijke ten Cate en Elly van der Linden (ill.). Clavis, 2007<br />

26 jeugdboekenweek 2011 – lestips voor kleuters


Colofon<br />

<strong>Jeugdboekenweek</strong> 2011<br />

Thema : <strong>Geheim</strong><br />

Lestips<br />

Redactie : Ingrid Antheunis, Hedwige Buys, Leen Van Hal, Machteld Horemans,<br />

Stijn De Paepe, Liesbeth Peeters, Geert Robberecht, Marit Trioen en Veerle Verbruggen<br />

Coördinatie en eindredactie : Stichting Lezen<br />

Illustraties : Sebastiaan Van Doninck<br />

Grafisch ontwerp : Kris Demey<br />

isbn 9789077178492<br />

De lestips voor kleuters werden geschreven door Stijn De Paepe. Hij is germanist en geeft Nederlands<br />

en taalvaardigheid aan studenten Bachelor Kleuteronderwijs van de Gentse Arteveldehogeschool.<br />

Hij combineert een kritische kijk op kinderliteratuur met een grote liefde voor het genre en schrijft zelf<br />

al eens een verhaal of een gedicht voor kleuters. Verder is hij docent aan het Katholiek Hoger Instituut voor<br />

Opvoedkunde waar hij taaldidactiek in de kleuterschool samen met mensen uit het werkveld behandelt.<br />

De <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2011 vindt plaats van 19 maart tot 3 april 2011. De <strong>Jeugdboekenweek</strong> is een project van<br />

Stichting Lezen. Stichting Lezen wordt gesubsidieerd door de Vlaamse overheid en is het expertisecentrum<br />

voor leesbevordering. Het Focuspunt Jeugdliteratuur vormt een bijzondere opdracht binnen Stichting Lezen<br />

en staat voor de deskundigheidsbevordering inzake jeugdliteratuur.<br />

Quadri<br />

www.stichtinglezen.be<br />

www.jeugdboekenweek.be<br />

v.u.: Majo de Saedeleer, Frankrijklei 130/4, 2000 Antwerpen.<br />

Zwart<br />

27 jeugdboekenweek 2011 – lestips voor kleuters


LESTIPS<br />

EErSTE LEErJaar<br />

Stichting Lezen<br />

presenteert<br />

JEUGDBoEkEnWEEk 2011<br />

19 maart-3 april


Inleiding<br />

Psst …<br />

Wie leest, weet : elk boek is een geheim. Elke lezer is een ontdekkingsreiziger. In elk boek zit een verhaal<br />

verstopt dat wacht op iemand die het openslaat. Maar veel kinderboeken gaan nog verder en vertellen<br />

verhalen waarin geheimen een belangrijke rol spelen.<br />

Soms vertellen boeken over kleine, fijne geheimen. Dan zijn ze bijvoorbeeld een geheim dagboek met een slot.<br />

Of ze vertellen over een geheime club in een geheim clubhuis, waar je alleen binnen mag als je het geheime<br />

wachtwoord weet.<br />

In andere boeken zijn geheimen dan weer heel spannend. Zoals wanneer een onverschrokken ontdekkingsreiziger<br />

een lang vergeten schat vindt. Of wanneer Sherlock Holmes een diefstal of een moord of een verdwijning oplost.<br />

Of wanneer Harry Potter ontdekt wie zijn echte ouders zijn.<br />

Sommige verhalen gaan over gevaarlijke geheimen. In De brief voor de koning moet Tiuri zijn opdracht<br />

zo onopvallend mogelijk vervullen. Het geheim van Anne Frank en haar familie kostte hen het leven.<br />

En andere verhalen zijn heel persoonlijk en gaan over geheimen die zich moeilijk van de daken laten schreeuwen.<br />

Niet iedereen moet weten dat je bang bent in het donker. Wie al jaren stiekem maar wanhopig verliefd is op<br />

de buurjongen, lijdt in stilte. Wie niemand durft te vertellen dat zijn moeder te veel drinkt, torst een zware last.<br />

<strong>Geheim</strong>en in de klas<br />

Stichting Lezen stelde samen met een redactie ter gelegenheid van de <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2011 gevarieerde<br />

boekenpakketten samen met de meest bijzondere van die geheimzinnige verhalen. Die pakketten kunnen scholen<br />

aan een sterk gereduceerd tarief bestellen via de site van de <strong>Jeugdboekenweek</strong>. We maken er geen geheim van<br />

dat we boeken in de klas willen krijgen !<br />

Boeken met elkaar delen vinden we één van de leukste dingen die er zijn. Pak ze dus vast, lees ze voor,<br />

geef ze aan je leerlingen, kortom : laat je klas genieten van de verhalen. Al kan er natuurlijk veel meer dan<br />

(voor)lezen alleen. We helpen je hier graag bij. Zo vind je in deze bundel bij elk boek uit de boekenpakketten<br />

een uitgewerkte lessuggestie. De lessuggesties zijn geordend per leeftijd en hebben allemaal hetzelfde stramien :<br />

– Aanzet : manieren om het boek bij je leerlingen te introduceren.<br />

– Verwerkingsactiviteiten : tips voor een creatieve verwerking of nabespreking<br />

– En verder : extra – korte – ideeën om met het boek aan de slag te gaan, in de <strong>Jeugdboekenweek</strong><br />

óf daarna.<br />

Om aan te sluiten bij de realiteit van je klas, vermelden we bij elke tip de bijbehorende eindtermen die je met<br />

de activiteiten realiseert.<br />

Omdat lezen niet stopt na de <strong>Jeugdboekenweek</strong> en omdat er veel meer boeken zijn dan die in de boekenpakketten,<br />

kan je ook een algemene handleiding downloaden op www.jeugdboekenweek.be. De tips in die handleiding<br />

zijn altijd inzetbaar, met om het even welk boek.<br />

2 jeugdboekenweek 2011


<strong>Geheim</strong>en in de bib<br />

<strong>Geheim</strong>en vind je ook in de bib. Rekken vol zelfs : diep verborgen tussen de regels van een verhaal,<br />

of overduidelijk in de titel van een boek. Die geheimen laten ontdekken door kinderen, daar willen alle<br />

bibliotheekmedewerkers zich voor inzetten tijdens de <strong>Jeugdboekenweek</strong> ! Alleen staat de bibliotheek natuurlijk<br />

nergens. Scholen zijn per definitie nauw betrokken bij de bibliotheekwerking, in het bijzonder tijdens<br />

de <strong>Jeugdboekenweek</strong>. Trakteer je klas daarom op een bezoek aan de bib tijdens de <strong>Jeugdboekenweek</strong>,<br />

om je leerlingen er de meest mysterieuze verhalen te laten ontdekken. Tijdens dat bezoek (her)ontdekken ze<br />

de bibliotheek spelenderwijs door een uitdagend spel. Eén tegen allen ! Kunnen ze alle opdrachten oplossen<br />

en de geheimen van de bib ontsluieren ?<br />

Bibliotheekmedewerkers vinden op de inspiratiepagina’s alle info over dit spel ‘<strong>Geheim</strong>en gezocht !’. Maar<br />

ook jij kan er een kijkje nemen om te zien wat een klasbezoek aan de bib inhoudt, tijdens de <strong>Jeugdboekenweek</strong><br />

of daarbuiten natuurlijk. Want leesplezier laat zich niet vangen in een veertiendaagse, dat is dagelijkse pret,<br />

het hele jaar door. Veel is mogelijk, je lokale bib kan je ongetwijfeld bijstaan in een leesvriendelijk klasklimaat.<br />

De bib, bij jou in de buurt of op www.bibliotheek.be.<br />

Tot slot<br />

Of je de <strong>Jeugdboekenweek</strong> nu in de klas of in de bib viert, dat maakt niet uit. Zolang de boeken maar centraal<br />

staan ! Met deze lesinspiratie kennen de boeken van de <strong>Jeugdboekenweek</strong>-pakketten alvast geen geheimen meer<br />

voor jou.<br />

Veel leesplezier !<br />

De ploeg van Stichting Lezen<br />

3 jeugdboekenweek 2011


LESTIPS BIJ boekenpakketten<br />

VAN JEUGDBOEKENWEEK 2011<br />

Eerste leerjaar<br />

— Een boef op school / Ann Lootens en Tineke Meirink (ill.). Clavis, 2010<br />

— Goudlokje en de drie beren / Lauren Child en Polly Borland (ill.). Gottmer, 2010<br />

— Huisbeestenboel / Loes Riphagen. De Fontein, 2009<br />

— Klop klop klaar … ben je daar ? / Riet Wille en Noëlle Smit (ill.). Lannoo, 2009<br />

— Lekker zelf lezen met Jacques Vriens / Jacques Vriens en div. ill. Van Holkema en Warendorf, 2008<br />

— Meer verhalen van de sprookjesverteller / Thé Tjong-Khing. Gottmer, 2009<br />

4 jeugdboekenweek 2011 – lestips voor het eerste leerjaar


Lestip<br />

1<br />

Een boef op school<br />

Ann Lootens en Tineke Meirink (ill.)<br />

Clavis, 2010<br />

Over het boek<br />

Op een ochtend zien de kinderen uit de klas van juf Sien een boef. Of dat denken ze tenminste :<br />

de man ziet eruit als een boef, en de geluiden die ze horen passen volledig in het plaatje. Samen met<br />

juf Sien gaan ze achter hem aan. Maar heeft de boef niet een beetje weg van het schoolhoofd ?<br />

Dit eenvoudige verhaal werd geschreven op AVI-Start, AVI-M3 : een doorsnee eersteklasser kan<br />

het dus tijdens de <strong>Jeugdboekenweek</strong> al zonder veel moeite zelfstandig lezen. De auteur speelt met<br />

de stereotiepe kijk van kinderen op ‘een boef ’ en dat zorgt voor spanning en een vleugje humor.<br />

Aan de slag<br />

Aanzet<br />

— Boek verkennen<br />

Kaft het boek zodat de omslag onzichtbaar is. Vraag de kinderen wat ze zien. Wellicht volgt ‘een boek’<br />

als antwoord. Vraag welk soort boek het nìet kan zijn en waarom. Terwijl het ene kind aangeeft<br />

dat het geen strip kan zijn omdat het boek een harde cover heeft, kan een ander kind daarop inpikken<br />

met een voorbeeld van een strip die ook geen slappe cover heeft. Zo ontstaat een gesprek waarin<br />

ze zoveel mogelijk soorten boeken benoemen en hun eigen kennis over boeken verwoorden. Geef<br />

een zelfgemaakte microfoon door aan wie het woord vraagt.<br />

Toon de titelpagina van het boek, de cover hou je nog steeds ingepakt. Op die pagina staan de titel,<br />

de namen van auteur, illustrator en uitgeverij. Vraag verder :<br />

– Welk soort boek is het nu, denk je ? Waarom ?<br />

– Waar kan je dit soort boek vinden ?<br />

– Voor wie is dit soort boek geschreven ?<br />

– Wie las al eens zo’n boek ?<br />

– Waar staat de titel op deze pagina ?<br />

– Verklapt de titel iets over de inhoud van het boek ?<br />

– Hoort de titel bij een verhaal dat echt gebeuren kan of bij een fantasieverhaal ?<br />

Sta stil bij het woord ‘boef ’ :<br />

– Ken je een synoniem, een woord dat hetzelfde betekent ?<br />

– Waar denk je aan bij dit woord ?<br />

Die laatste vraag beantwoorden ze niet hardop. Maar ze houden hun antwoorden wel in het<br />

achterhoofd tijdens de volgende aanzetopdracht, waarin ze zich gaan inleven in een boef.<br />

Nederlands – 2 Spreken – 2.5<br />

Nederlands – 5 Strategieën<br />

5 jeugdboekenweek 2011 – lestips voor het eerste leerjaar


— Bewegen als een boef<br />

In een lokaal met voldoende vrije ruimte, laat je de kinderen bewegen als een boef, in slow motion.<br />

Ze spinnen dus elke beweging traag uit, ze moeten zich bewust zijn van hun lichaam : ook een boef<br />

moet voortdurend alert blijven. Waak erover dat ze zich niet laten afleiden door andere kinderen.<br />

– Zet je beide voeten op de grond als een boef.<br />

– Boots ook met je benen, buik, armen een boef na.<br />

– Kijk en wandel in het rond als een boef.<br />

– Je hoort iets onverwachts en stopt.<br />

– Maak jezelf voorzichtig onzichtbaar, sluip een andere richting uit.<br />

– Je staat voor een muur, gluurt erover heen – voorzichtig, want je weet niet wie of wat<br />

daarachter schuilt.<br />

– …<br />

Je kan de opdrachten ook laten uitvoeren achter een doek waarop je een spot richt. De bewegingen<br />

worden dan uitvergroot en krijgen iets geheimzinnigs. De ene klashelft voert uit, de andere kijkt toe.<br />

Nadien wissel je.<br />

Wellicht vervallen de meeste kinderen in stereotiep gedrag en laten ze zich inspireren door boeven<br />

uit films en verhalen. Ook al zijn eersteklassers nog jong om dit te begrijpen, toch kan je hen erop<br />

wijzen hoe ze zich laten beïnvloeden door beelden uit de media.<br />

Muzische vorming – 4 Beweging – 4.1 – 4.2<br />

— Nieuwe cover<br />

Verzamel zoveel mogelijk boekjes voor eerste lezers, bekijk ze samen :<br />

– Wat staat er op de cover ?<br />

– Hoe zijn de illustraties gemaakt (techniek, materialen) ?<br />

Laat hen zelf een cover voor het boek ontwerpen. Materialen en techniek kiezen ze zelf. Naast hun<br />

illustratie schrijven ze ook zelf de naam van de auteur en die van de illustrator – hun eigen naam in<br />

dit geval. Stel de covers tentoon en laat twee kinderen bij elke cover verwoorden wat ze knap,<br />

origineel … aan de prent vinden. Zo nodig je hen uit om elkaars werk positief te beoordelen.<br />

Verwijder nu pas de kaft van het boek zodat ze de originele cover zien :<br />

– Welke tekeningen lijken op de echte cover ?<br />

– Wat vind je mooi of speciaal ?<br />

– Wat zou jij anders doen ?<br />

Sta nog even stil bij de verschillende boeven die ze getekend hebben. Hebben die het stereotiepe<br />

strepenpakje aan ?<br />

Muzische vorming – 1 Beeld – 1.6<br />

Nederlands – 2 Spreken – 2.7<br />

6 jeugdboekenweek 2011 – lestips voor het eerste leerjaar


Verwerkingsactiviteiten<br />

— Voorlezen<br />

Stel, met de illustraties op pagina 5, de klas van juf Sien voor. Meteen hebben ze een overzicht van<br />

wie er meespeelt in het verhaal. Daarna lees je het verhaal voor tot en met pagina 20. Wie over de<br />

mogelijkheid beschikt, projecteert het verhaal zodat de kinderen kunnen meelezen terwijl je zelf<br />

voorleest.<br />

Al is dit geen echt voorleesverhaal, gebruik je intonatie om het inlevingsvermogen van de kinderen<br />

te bevorderen en het tekstbegrip te ondersteunen : sta stil bij verwijswoorden als ‘ze’ in ‘Wie zijn ze’<br />

op pagina 5, ga na of ze woorden als ‘kil’ en uitdrukkingen als ‘ze gaat door haar dak’ begrijpen.<br />

Stel achteraf vragen :<br />

– Elk kind heeft een pak bij zich : wat kan daarin zitten en wordt dat verklapt<br />

in het verhaal ?<br />

Nederlands – 3 Lezen – 3.5<br />

— Zelf lezen<br />

Van pagina 22 tot en met pagina 25 lezen de kinderen zelfstandig, onder de vorm van hoekenwerk,<br />

contractwerk of huiswerk. Spreek vooraf af dat niemand mag verklappen wie de boef is tot iedereen<br />

het vervolg gelezen heeft. Bespreek daarna klassikaal :<br />

– Is iedereen met een strepenpak een boef ?<br />

– Is iedereen met een witte jas een dokter ?<br />

– Kan iedereen die cowboylaarzen draagt een paard temmen ?<br />

Nederlands – 3 Lezen – 3.5<br />

En verder<br />

— Eerste lezers<br />

Ga in de bib op zoek naar het eerstelezersaanbod. Als dat kan, toon je klas dan meteen de weg in<br />

de bib naar ‘hun’ boeken. Laat je niet volledig leiden door de AVI-bepaling. Enerzijds is het handig :<br />

boeken met een laag AVI-niveau zijn leestechnisch eenvoudig, en het motiveert kinderen om alles<br />

te begrijpen wat er zich afspeelt. Anderzijds is een eenvoudig AVI-dieet te eenzijdig. Blijf daarom<br />

niet hangen bij het niveau dat kinderen haalden tijdens de AVI-test en ga breder. Presenteer naast<br />

AVI-boekjes ook prentenboeken, informatieve boeken op maat en voorleesverhalen. Als gouden<br />

regel geef je mee aan wie zelfstandig wil lezen dat een boek nog te moeilijk is als er op de eerste<br />

pagina meer dan vijf woorden staan die moeilijk zijn om te lezen of te begrijpen.<br />

Kinderen bij wie het lezen minder vlot loopt, begeleid je met extra zorg. Om het leesplezier niet<br />

te verliezen, lees je hen regelmatig voor. Speel met intonatie en ritme, toon aan dat verklanken en<br />

betekenis geven vanzelfsprekend bij elkaar aansluiten. Wie nieuwsgierig is naar het vervolg, leest<br />

het boek zelfstandig na je voorleessessie. Het voorlezen helpt hen om zich een beeld te vormen van<br />

wat er zich in het verhaal afspeelt, zodat het zelfstandig lezen en begrijpen nadien makkelijker lukt.<br />

Nederlands – 3 Lezen – 3.1<br />

7 jeugdboekenweek 2011 – lestips voor het eerste leerjaar


Lestip<br />

2<br />

Goudlokje en de drie beren<br />

Lauren Child en Polly Borland (ill.)<br />

Gottmer, 2009<br />

Over het boek<br />

Goudlokje lijkt een perfect meisje, een echt prinsesje. Alleen brengt haar nieuwsgierigheid haar vaak<br />

in de problemen. Bijvoorbeeld wanneer ze het huisje van de drie beren binnengaat en haar sporen<br />

nalaat. Dit grote prentenboek is een bewerking van het bekende Engelse sprookje ‘Het verhaal van<br />

de drie beren’ uit 1837. Hoewel Goudlokje en de drie beren qua opzet dicht bij het originele verhaal<br />

blijft, is het een levendig verhaal dat zich uitstekend laat voorlezen. Dat de auteur hier en daar als<br />

verteller optreedt, verhoogt de betrokkenheid. Origineel zijn de paginavullende kleurenfoto’s van<br />

kunstzinnige decors : met zorgvuldig uitgekozen attributen en poppen die als personages optreden.<br />

Het prentenboek nodigt dan ook uit tot lang kijkplezier.<br />

Aan de slag<br />

Aanzet<br />

— Kijkdoos met geheim<br />

Maak een kijkdoos : een grote kartonnen doos met een kijkopening. Elke ochtend zet je een voorwerp<br />

in de doos. Na een aantal dagen heb je zo een aantal voorwerpen verzameld (bijvoorbeeld:<br />

ontbijtkommetjes in drie verschillende maten, lepels in drie verschillende maten, een knuffelbeertje,<br />

een blonde pruik met krullen, drie poppenbedjes, rode schoentjes …) die allemaal iets met elkaar<br />

te maken hebben, en met een sprookje. De kinderen mogen raden om welk sprookje het gaat,<br />

elke dag opnieuw.<br />

Aan het eind van de dag schrijven ze hun antwoord op een blaadje dat ze in een klein doosje naast<br />

de kijkdoos stoppen. Tegen de volgende ochtend noteer je telkens op het bord hoeveel kinderen<br />

het antwoord goed hadden. De titel zelf hou je geheim. Heeft bijna iedereen het antwoord juist,<br />

breng je klas dan aan het twijfelen met een moeilijker voorwerp. Raadt niemand het antwoord,<br />

dan zorg je voor voorwerpen die meer voor de hand liggen.<br />

De laatste dag stop je het boek in de doos en wordt het geheim onthuld. Probeer de kinderen<br />

waarvan je weet of vermoedt dat ze moeite hebben met de taal en het leggen van verbanden,<br />

bewust te betrekken in het aansluitende gesprek.<br />

– Wie heeft nog nooit van dit sprookje gehoord ? Dat kan best want als je zeven bent,<br />

ken je nog niet alle sprookjes die er bestaan.<br />

– Wat heeft elk voorwerp met het sprookje te maken ?<br />

– Wanneer wist je zeker over welk sprookje het ging ?<br />

– Welk voorwerp bracht je aan het twijfelen ? Waarom ?<br />

Nederlands – 2 Spreken – 2.10<br />

8 jeugdboekenweek 2011 – lestips voor het eerste leerjaar


Verwerkingsactiviteiten<br />

— Lezen, luisteren, kijken<br />

Breng het boek bij de kinderen. De illustraties zijn bij dit boek erg belangrijk : alle kinderen moeten<br />

ze goed kunnen zien. Projecteer bijvoorbeeld scans van de prenten. Verder treedt de auteur doorheen<br />

het verhaal als verteller op, ze spreekt de luisteraars als het ware aan. Doe dat ook bij het voorlezen<br />

om de betrokkenheid bij de klas zo groot mogelijk te houden.<br />

Kijk de kinderen geregeld aan, schenk aandacht aan toon en ritme om de spanning in het verhaal<br />

te brengen en te bewaren. Lees niet te snel. Verduidelijk onbekende woorden onopvallend met<br />

een synoniem, korte verklaring of een gebaar : zo bewaar je de sfeer van het verhaal.<br />

Laat de kinderen daarna vrij reageren op de inhoud :<br />

– Wie kende dit verhaal al ?<br />

– Kan dit echt gebeuren ?<br />

– Vond je het eerlijk wat Goudlokje deed ?<br />

Nederlands – 1 Luisteren – 1.8<br />

Nederlands – 6 Taalbeschouwing – 6.1<br />

— Opnieuw<br />

Laat kinderen het verhaal opnieuw vertellen door de voorwerpen uit de kijkdoos in de goede<br />

volgorde te leggen. Voer je deze opdracht uit in kleine groepjes, werk dan met een aantal tekeningen<br />

van de voorwerpen, of fragmenten waarin de voorwerpen vermeld staan. De kinderen overleggen<br />

met elkaar, bepalen de volgorde. Nadien worden de verschillende resultaten vergeleken.<br />

Nederlands – 6 Strategieën – 6.6<br />

— Wat nu ?<br />

Wanneer de kinderen goed vertrouwd zijn met het verhaal nodig je ze uit om een vervolg te bedenken.<br />

Als voorbereiding stel je volgende vragen :<br />

– Weten de beren wie er in huis is geweest ?<br />

– Zouden de beren daar boos om zijn ?<br />

– Hoe vindt Goudlokje het, denk je, dat ze haar rode schoentjes kwijt is ?<br />

– Hoe reageert Goudlokjes moeder ?<br />

Per twee spelen de kinderen de dialoog tussen moeder en dochter na. Observeer. Duo’s die dat<br />

willen tonen hun dialoog. Is de fantasie van de kinderen te beperkt, kan je meer sturen :<br />

– Wat zou een erg boze moeder zeggen ? Welke gebaren zou ze maken ?<br />

– Wat zou een verdrietige moeder zeggen ? Welke gebaren zou deze maken ?<br />

– Wat zou Goudlokjes moeder kunnen bedenken om Goudlokjes schoenen terug<br />

te vinden ?<br />

Daarna kan je de kinderen de confrontatie tussen de drie beren en Goudlokje laten naspelen.<br />

Muzische vorming – 3 Drama – 3.5<br />

— Berenbrief<br />

Laat Goudlokje een brief schrijven naar de beren waarin ze laat weten dat ze haar schoentjes<br />

graag terug wil. Dit briefje stel je klassikaal op.<br />

9 jeugdboekenweek 2011 – lestips voor het eerste leerjaar


– Hoe spreekt Goudlokje de beren aan ?<br />

– Hoe leidt ze haar briefje in ?<br />

– Hoe stelt ze zichzelf voor ?<br />

– Hoe verwoordt ze het beste wat ze wil ?<br />

– Denkt ze aan een beloning ?<br />

Differentieer bij de verwerking. Begeleid wie moeite heeft met taal. Iets taalsterkere kinderen vullen<br />

standaardzinnetjes aan. Echt taalvaardige kinderen ontwerpen zelf een briefje. Wie wil voorziet<br />

het briefje van tekeningen. Voorzie ook een omslag met een verzonnen adres. Aansluitend op<br />

de opdracht lees je het briefje van het kleinste beertje uit De puike postbode voor.<br />

Nederlands – 4 Schrijven – 4.3<br />

En verder<br />

— Fotosprookje<br />

Bekijk samen de laatste pagina in het boek. Stel de verschillende medewerkers voor :<br />

– Lauren Child schreef de tekst,<br />

– Polly Borland maakte de foto’s,<br />

– Emily Jenkins ontwierp de verschillende decors.<br />

Leg uit hoe de illustraties werden gemaakt. Kennen ze nog boeken die geïllustreerd werden met<br />

foto’s ? Een volledig sprookje in decor omzetten is voor eersteklassers te moeilijk. Ze kunnen wel<br />

een decor voor de voorflap ontwerpen en fotograferen.<br />

Voer je de opdracht klassikaal uit, kies dan een sprookje waarmee alle kinderen vertrouwd zijn,<br />

bijvoorbeeld eentje uit Meer verhalen van de sprookjesverteller. De kinderen krijgen een aantal dagen<br />

de tijd om attributen bij het sprookje te verzamelen. Inventariseer, bespreek, bouw, kijk van op<br />

afstand, herschik en fotografeer met de hele groep zodat de kinderen een aantal richtlijnen meekrijgen<br />

die kunnen ze gebruiken wanneer ze in kleine groepjes de cover van een ander sprookje ontwerpen.<br />

Meer suggesties om met de hele klas te fotograferen vind je in de lessuggesties van <strong>Jeugdboekenweek</strong><br />

2010 bij Het toverstokje van Annie M.G. Schmidt.<br />

Muzische vorming – 5 Media – 5.3<br />

Wereldoriëntatie – 2 Technologie – 2.4<br />

— Luisterhoek<br />

Geef het boek een plaats in de klasbibliotheek en, voor een nog langer leven, in de luisterhoek.<br />

Spreek de tekst in, laat een belletje het einde van elke bladzijde aankondigen. Met een koptelefoon<br />

beluisteren de kinderen jouw ingesproken tekst terwijl ze het boek doorbladeren. In de loop van<br />

het eerste leerjaar lukt het ze wellicht steeds beter om alsmaar meer woorden te herkennen.<br />

Nederlands – 3 Lezen – 3.5<br />

Bibliografie<br />

Boeken<br />

De Sprookjesverteller / Thé Tjong-Khing. Gottmer, 2007<br />

De puike postbode / Janet Ahlberg, Allan Ahlberg en Ernst van Altena (vert.). Gottmer, 2007<br />

Website<br />

www.jeugdboekenweek.be/Archief/suggesties/suggesties2010.pdf (pagina 42 en verder)<br />

<br />

jeugdboekenweek 2011 – lestips voor het eerste leerjaar


Lestip<br />

3<br />

Huisbeestenboel<br />

Loes Riphagen<br />

De Fontein, 2009<br />

Over het boek<br />

Zodra hun baasjes de deur uit zijn, grijpen de dieren in dit woordeloze prentenboek hun kans.<br />

Ze maken er een enorme beestenboel van. Wanneer de baasjes thuiskomen lijkt het alsof de rust<br />

is weergekeerd. Maar kleine details – de ene opvallend, de andere heel subtiel – verklappen dat<br />

er een en ander in de kamer is gebeurd.<br />

Dit boek nodigt uit tot zoeken, kijken en ontdekken. Telkens opnieuw, telkens meer ! Verder kan je<br />

eersteklassers op een aantrekkelijke manier trainen om verbanden te leggen tussen opeenvolgende<br />

gebeurtenissen, een basisvaardigheid die ze nodig hebben voor het begrijpen van verhalen.<br />

Aan de slag<br />

Aanzet<br />

Vraag de kinderen welke dieren er bij hen in en rond het huis leven. Noteer de namen op het bord.<br />

Laat hen breed zoeken : naast poezen, hamsters en kippen, komen ook spinnen en huisstofmijt<br />

aan het bord. Elk dier beschrijven ze zo uitgebreid mogelijk, want nadien tekent elk kind een van<br />

de dieren. De tekeningen moeten niet levensecht zijn – in het boek zijn ze dat ook niet – maar uit<br />

de beschrijvingen moeten de kinderen voldoende info halen om het dier herkenbaar te kunnen<br />

weergeven.<br />

Gebruik tekenbladen van dezelfde grootte. Tekeningen die klaar zijn hang je aan een wand. Maak bij<br />

elk dier een naamkaartje, zodat de wand lijkt op een nieuwewoordenwand uit de leesmethode. Laat<br />

de lijst een tijdje groeien voor je het boek in de klas brengt. Nadien kan je de bladen bundelen tot<br />

een beeldwoordenboek over dieren.<br />

Hou tussendoor een gesprek waarin je voldoende aandacht schenkt aan de minder voor de hand<br />

liggende dieren :<br />

– Welke dieren heb je bewust gekozen of gekregen ?<br />

– Welke dieren leven ongevraagd in en om je huis ?<br />

– Welke dieren zie je dagelijks ?<br />

– Welke dieren zie je nauwelijks ?<br />

– Wanneer noem je een dier een huisdier ?<br />

– Zijn er dieren die een geheim leven leiden ?<br />

Nederlands – 2 Spreken – 2.6<br />

Muzische vorming – 1 Beeld – 1.6<br />

Verwerkingsactiviteiten<br />

Breng het boek bij de kinderen. Scans van de prenten projecteren is ideaal als je het boek klassikaal<br />

bespreekt. Kan dat niet, integreer de verkenning van dit boek dan in je hoekenwerk.<br />

<br />

jeugdboekenweek 2011 – lestips voor het eerste leerjaar


Bekijk de cover van het boek :<br />

– Wat zie je ?<br />

– Welke titel heeft het boek ?<br />

– Wie heeft het geschreven ?<br />

– Wie zorgde voor de illustratie ?<br />

– Welke dieren zie je op de cover ?<br />

– Wat valt je op als je de dieren op de cover met de titel Huisbeestenboel vergelijkt ?<br />

(Een beer, olifant en varken zijn geen huisdieren).<br />

– Welke dieren komen ook op de tekeningen op de klaswand voor ?<br />

– Wat voor soort boek is dit volgens jou ?<br />

– Denk je dat wat er in dit boek staat echt kan gebeuren ?<br />

– Hoe noem je een verhaal dat niet echt kan gebeuren ?<br />

– Zou je dit boek zelf kiezen lenen of kopen ? (Laat de kinderen hun antwoord<br />

motiveren, koppel er geen oordeel aan).<br />

Op de schutbladen vooraan worden de verschillende dieren met een eigennaam voorgesteld – de<br />

diersoort wordt niet vermeld. Weten ze welke dieren het zijn ? Wellicht is dat enkel voor het viertal<br />

Mo, Ot, Mi en Ep en het drietal Pieter Jaap, Boudewijn en Olivier moeilijk. Vertrek bij Pieter Jaap,<br />

Boudewijn en Olivier, stel later soortgelijke vragen over Mo, Ot, Mi en Ep :<br />

– Hoeveel pootjes hebben deze diertjes ?<br />

– Hoe ziet hun onderlijf eruit ?<br />

– Hoe zou hun rug eruit kunnen zien ?<br />

– Zijn ze groot of klein in vergelijking met de andere dieren ?<br />

– Ken je een diertje dat op hen lijkt ?<br />

Verwacht niet dat de kinderen de dieren meteen juist benoemen. Het is belangrijk dat je hen vragen<br />

aanreikt die uitnodigen om bewust na te denken over iets nieuws. Naarmate je het boek samen verder<br />

doorbladert, wordt wellicht duidelijker om welke soort dieren het gaat. Kopieer de tien verschillende<br />

dieren op de schutbladen vooraan. Hang ze goed zichtbaar op, ze vormen een houvast tijdens het<br />

bekijken van de rest van het boek.<br />

Laat hen eerst de inleidende zin in de benedenhoek lezen op het rechterschutblad. Die verklapt<br />

waarover het boek gaat :<br />

– Heb je een idee van wat er in dit boek kan gebeuren ?<br />

– Wie wilde dit boek niet lenen of kopen, maar denkt daar nu anders over ? Waarom ?<br />

Bekijk daarna samen de rest van het boek. Doorblader het boek zelf op voorhand : je neemt vast<br />

ook telkens nieuwe details waar. Vestig de aandacht van de kinderen op de details, nodig hen uit<br />

om verbanden te leggen.<br />

Sla de eerste dubbele pagina open :<br />

– Waar speelt het verhaal zich af ?<br />

– Ziet jouw woonkamer er thuis ook zo uit ?<br />

– Wat vind je vreemd, mooi, grappig, speciaal ?<br />

– Vind je alle tien dieren die ophangen terug ?<br />

– Wat doen ze ?<br />

2<br />

jeugdboekenweek 2011 – lestips voor het eerste leerjaar


– Gebeurt er iets bijzonders ?<br />

– Hoe zou het komen dat er nog niets bijzonders gebeurt ?<br />

Het is belangrijk dat de kinderen begrijpen dat de eerste dubbele pagina een totaalbeeld geeft :<br />

je ziet wie er meespeelt in het verhaal en waar het zich afspeelt. Grijp telkens terug naar de<br />

gekopieerde dieren die je opgehangen hebt en laat hen verwoorden wat die dieren doen op<br />

elke pagina. Zo begrijpen ze stap voor stap en pagina per pagina de handelingen van de dieren<br />

(en de gevolgen daarvan) beter. Stel bijkomende vragen als :<br />

– Zijn de beer, het varken en de olifant nu plots ‘huisdieren’ geworden ?<br />

– Zie je nu beter wat voor diertjes Mo, Ot, Mi, Ep, Pieter Jaap, Boudewijn en Olivier zijn ?<br />

Bij de laatste dubbele pagina vestig je de aandacht op details die nog niet aan bod kwamen,<br />

bijvoorbeeld :<br />

– Waar komen de rode stippen op de trap vandaan ?<br />

– Hoe komt het dat er een hoekje uit de stoel ontbreekt ?<br />

Wellicht moeten de kinderen terugbladeren om de antwoorden te vinden. Ook als volwassen<br />

lezer herlees je vaak passages om een fragment verderop in het verhaal goed te begrijpen. Die<br />

leesstrategie hebben jonge lezers nog niet onder de knie, maar je kan hen die met dit boek perfect<br />

aanleren. Herlees (of beter : herbekijk) de pagina’s daarom een paar keer gericht samen, terwijl<br />

je met de kinderen naar de oplossingen zoekt. Lukt dat goed, stel dan de vragen die je vindt op<br />

de schutbladen achteraan, en laat de kinderen de antwoorden zelfstandig zoeken.<br />

Na het lezen kom je terug op het eerste gesprek.<br />

– Doen jouw huisdieren wel eens iets in het geheim als er niemand thuis is ?<br />

– Doe jij zelf soms iets stiekems als je alleen thuis bent ?<br />

– Welk personage vond je zelf het leukst ? Waarom ?<br />

– Weet je nu of wat in dit boek gebeurde ook in het echt kan gebeuren ?<br />

– Tot welke soort van boeken behoort dit boek ? Waar vind je het terug in de bibliotheek ?<br />

– Heb je dit boek nu ‘gelezen’ ? Waarom (niet) ?<br />

Sommige kinderen vinden dat prenten kijken niet echt lezen is. Wijs hen erop dat er zich toch<br />

een verhaal heeft afgespeeld in het boek. Laat hen het verhaal mondeling navertellen.<br />

Nederlands – 2 Spreken – 2.6<br />

En verder<br />

— Eigen huisbeestenboel<br />

Stel voor om zelf een verhaal als Huisbeestenboel te maken. De kinderen bedenken een plek en één<br />

of meerdere personages. Ze kunnen zich laten inspireren door het gesprek over de dingen die ze<br />

zelf of hun huisdieren stiekem deden als er niemand thuis was. Het decor voor hun verhaal tekenen<br />

ze één keer. Die kopieer je drie keer. De kinderen nummeren het origineel en de drie kopieën van<br />

1 tot 4 en laten hun personages daarin iets beleven. Verwijs nogmaals naar het achtergronddecor<br />

in het boek : dat bleef globaal hetzelfde doorheen het boek, er veranderden alleen kleine details.<br />

Op het origineel stellen ze het tafereel in zijn geheel voor. Twee kopieën geven weer wat er gebeurt :<br />

wie de personages zijn en welke details ze veranderen. Op de derde kopie zie je het resultaat. Wie<br />

woorden of korte zinnen wil gebruiken mag dat, enkel tekenen mag ook.<br />

Muzische vorming – 1 Beeld – 1.6<br />

3<br />

jeugdboekenweek 2011 – lestips voor het eerste leerjaar


— Langer leesleven<br />

Integreer het boek in het dagelijkse leesleven van de klas. Dat kan op verschillende manieren :<br />

– Laat kinderen het boek vrijblijvend inkijken tijdens vrij lezen. Wat nog niet ontdekt<br />

werd, kunnen de kinderen nu ze vertrouwd zijn met het opzet, rustig alleen of per<br />

twee verder verkennen.<br />

– Integreer het boek in hoeken- of contractwerk. De vragen op de laatste pagina bieden<br />

een goed vertrekpunt. Kopieer de vragen en bijbehorende illustratie op kleine kaarten.<br />

De kinderen kiezen een kaart met een vraag en gaan bladerend en kijkend op zoek<br />

naar het antwoord. Afhankelijk van hun mogelijkheden geven ze het antwoord<br />

mondeling of schriftelijk.<br />

– Omdat boeken na schooltijd meestal toch onbruikbaar in de klas staan, kan je ze ook<br />

laten meenemen naar huis. Ontwerp samen een contractje waarin jij je verbindt tot<br />

het uitlenen van een boek en de kinderen zich verbinden tot het zorg dragen voor<br />

dit boek. Wat ‘zorg dragen’ inhoudt, laat je hen zoveel mogelijk zelf bepalen. Zo voelen<br />

ze zich nog meer aangesproken om respectvol met het boek om te springen. Thuis<br />

vragen ze een broer, een zus, een (groot)ouder, een babysit … om samen met hen in<br />

het boek te kijken. Ze kiezen een vraag uit die hun ‘meelezer’ moet beantwoorden.<br />

De kinderen kunnen als ‘expert’ controleren of het antwoord juist is. Zo betrek je<br />

het thuisfront ook bij de <strong>Jeugdboekenweek</strong>.<br />

Nederlands – 3 Lezen – 3.4<br />

Sociale vaardigheden – 1 Relatiewijzen – 1.3<br />

— Slaapbeestenboel<br />

Breng de kinderen ook in contact met het eerder verschenen Slaapkamernachtdieren van dezelfde<br />

auteur. In dit boek geeft Riphagen met een grenzeloze fantasie weer welke nachtdiertjes in de<br />

donkere hoeken van een slaapkamer op de loer liggen.<br />

Bibliografie<br />

Slaapkamernachtdieren / Loes Riphagen. De Fontein, 2008<br />

4<br />

jeugdboekenweek 2011 – lestips voor het eerste leerjaar


Lestip<br />

4<br />

Klop klop klaar … ben je daar ?<br />

Riet Wille en Noëlle Smit (ill.)<br />

Lannoo, 2009<br />

Over het boek<br />

Dries en Lies, broer en zus, spelen verstoppertje. Hun spel vormt de rode draad doorheen dit boek.<br />

Over de pagina’s heen zie je hoe Dries Lies zoekt in de verschillende kamers van het huis. De poes<br />

volgt hem op de voet, al zie je soms maar een stukje van haar staart. De pagina’s zijn kleurrijk,<br />

de kamers worden met veel oog voor detail afgebeeld. Eenvoudig geschreven gedichtjes sluiten<br />

aan bij wat in de kamer te zien is, of ze verwijzen naar bekende spelletje en aftelrijmpjes. Dit boek<br />

brengt jonge lezers in contact met eenvoudige, speelse poëzie.<br />

Aan de slag<br />

Aanzet<br />

Vertrek van de beginzin van één van de gedichten in dit boek : ‘Een geheim is iets weten wat bijna<br />

niemand anders weet’ :<br />

– Is dat zo ?<br />

– Als je een geheim verteld hebt, is het dan geen geheim meer ?<br />

– Is het moeilijk om een geheim te bewaren ?<br />

– Blijft een geheim van iemand anders een geheim als jij het niet verder vertelt ?<br />

– Is het altijd fijn om een geheim te hebben ?<br />

Bewaak dit gesprek goed. Nodig kinderen niet uit om moeilijke geheimen prijs te geven. Laat wel<br />

merken dat je weet dat moeilijke of vervelende geheimen kunnen bestaan. Geef aan wat ze kunnen<br />

doen als ze met een lastig geheim zitten : een volwassen vertrouwenspersoon inschakelen of de<br />

Kindertelefoon bellen (102) of naar hun website surfen (www.kjt.org).<br />

Nederlands – 2 Spreken – 2.6<br />

Verwerkingsactiviteiten<br />

— Poëzie herkennen<br />

Lees het gedicht uit de aanzetopdracht voor (met beginzin : ‘Een geheim is iets weten wat bijna<br />

niemand anders weet’). Vraag welk geheim de jongen uit het gedicht heeft. Laat hen vergelijken<br />

met eigen ervaringen. Toon het gedicht daarna in zijn oorspronkelijke vormgeving en vraag wat<br />

voor soort tekst het is (een verhaal, een weettekstje, een strip … ). Vestig even de aandacht op<br />

de poëtische kenmerken van het gedicht. Eersteklassers moeten die kenmerken nog niet in elk<br />

gedicht kunnen terugvinden of benoemen. Maar wie regelmatig op de kenmerken van gedichten<br />

gewezen wordt, zal poëzie later makkelijker herkennen, en ook leren waarderen.<br />

Nederlands – 6 Taalbeschouwing – 6.2<br />

Laat de kinderen het volledige gedicht nu een aantal keer voor zichzelf hardop lezen. Zo raken ze<br />

vertrouwd met het ritme en de melodie. Is de tekst te moeilijk, oefen je eerst klassikaal. Vraag daarna<br />

om het gedicht zo geheimzinnig mogelijk voor te lezen.<br />

5<br />

jeugdboekenweek 2011 – lestips voor het eerste leerjaar


Lezend zullen ze vaststellen dat het gedicht rijmt. Schrijf het gedicht op bord en laat ze de<br />

rijmwoorden in eenzelfde kleur onderstrepen. Eenzelfde klank wordt niet altijd op eenzelfde<br />

manier gespeld (bijvoorbeeld : ‘spet’ en ‘bed’). Stel vragen :<br />

– Wie kent er nog woorden waarvan de eindletters hetzelfde klinken, terwijl ze anders<br />

worden geschreven ?<br />

– Wie kent er woorden die op het einde én hetzelfde geschreven worden én hetzelfde<br />

klinken ?<br />

De auteur gebruikt niet alleen eindrijm, maar ook klinkerrijm : bijv. ‘donder rolt’, ‘bliksem flitst’.<br />

Maak de kinderen daarop attent door hen die klinkers eenzelfde kleur te laten geven.<br />

– Wie vindt nog meer woorden die dezelfde letter als buik hebben ?<br />

— Rijmspelletjes<br />

Geef zoveel mogelijk rijmvormen aandacht door rijmspelletjes te spelen als tussendoortje :<br />

– Laat veel rijmraadsels en versjes horen. Schrijf ze daarna op en laat de kinderen<br />

de rijmwoorden dezelfde kleur geven.<br />

– Maak woordkettingen van rijmwoorden. In een kring vullen de kinderen elkaar aan<br />

met woorden die eenzelfde beginklank hebben, woorden die eenzelfde buik hebben<br />

of woorden die eenzelfde eindklank hebben. Woordkettingen kunnen ook schriftelijk.<br />

Hang een lijstje op in de klas. Laat het een poosje hangen. Wanneer ze een woord<br />

weten, vullen de kinderen het aan. Ze mogen daarvoor ook het thuisfront inschakelen.<br />

– Noem zelf twee woorden, de kinderen geven aan of de woorden al dan niet rijmen.<br />

Nadien neemt een kind jouw rol over.<br />

– Bij een versje laat je de laatste rijmende woorden weg. De kinderen vullen ze aan.<br />

De woorden moeten niet alleen rijmen, maar ook qua betekenis passen.<br />

– Ontwerp samen een rijmpjeswoordenboek. Op elke dubbele pagina staan twee<br />

rijmwoorden en bijbehorende tekeningen.<br />

– Ontwerp samen een rijmdomino. Op elke dominosteen staan twee woorden of twee<br />

afbeeldingen van woorden die rijmen.<br />

Deze en nog meer rijmspelletjes vind je terug in Het huis lijkt wel een schip (zie: bibliografie).<br />

Nederlands – 6 Taalbeschouwing – 6.5<br />

— Poëzie kijken<br />

In gedichten worden de verzen omgeven door veel witruimte. Ze worden ook op onverwachte<br />

plaatsen gesplitst. Daarmee wil de auteur een bepaald effect bereiken bij de lezer.<br />

Doorblader het boek, vestig de aandacht op de vormgeving, zonder de versjes te lezen. Sta langer<br />

stil bij het volgende versje :<br />

Van<br />

eten<br />

en drinken<br />

word ik groot.<br />

Mijn haar en nagels<br />

worden niet groot, maar lang.<br />

Pas op voor de schaar …<br />

dan zijn we samen bang.<br />

6<br />

jeugdboekenweek 2011 – lestips voor het eerste leerjaar


Situeer het gedicht tot slot in het boek (nl. de badkamerscène). Dat is de aanleiding om<br />

het volledige boek te verkennen.<br />

— Boek verkennen<br />

Laat kinderen de titel van het boek lezen en het rijm in de titel ontdekken. Lees daarna de tekst<br />

op de achterflap voor :<br />

– Wat denk je in dit boek te vinden ?<br />

– Wat wil de auteur van de lezer ?<br />

Wie de zoektocht van Dries klassikaal wil doorlopen, kan de tips bij Huisbeestenboel gebruiken.<br />

In de lessuggesties bij Goudlokje en de drie beren staan alternatieven om een boek in kleine groepjes<br />

te doorlopen. Gebruik die om dit boek te introduceren. Daarna kunnen kinderen het onder de vorm<br />

van vrij lezen verder verkennen.<br />

Nederlands – 6 Taalbeschouwing – 6.5<br />

— Overal poëzie<br />

In de versjes verwijst de auteur vaak naar voorwerpen die lezers op de tekeningen kunnen<br />

terugvinden. Laat de kinderen rijmwoorden zoeken in de tekeningen, een opdracht die je op<br />

de achterflaptekst terugvindt.<br />

Daarna laat je kinderen rondkijken in de klas. Ze noteren de naam van een voorwerp dat ze zien.<br />

Help met de correcte spelling van moeilijkere woorden. Deel de blaadjes met rijmwoorden<br />

willekeurig uit. Elk kind zoekt nu een rijmwoord bij het voorwerp op hun kaartje waarmee ze de<br />

andere kinderen naar hun voorwerp laten zoeken. Om beurten vullen ze hun rijmwoord aan op<br />

de zin ‘Ik zie, ik zie wat jij niet ziet en het rijmt op …’.<br />

De rijmwoorden kunnen ook de aanzet zijn voor een zelfgeschreven versje. De kinderen kiezen<br />

één voorwerp en zoeken zoveel mogelijk woorden die iets zeggen over het voorwerp. In een andere<br />

kleur noteren ze zoveel mogelijk woorden die rijmen op hun voorwerp. Twee van die ‘gewone’<br />

en één rijmwoord verwerken ze in een miniversje, bijvoorbeeld : ‘Een klein wit papiertje / daarop<br />

teken ik een diertje’ of ‘De luide, harde bel / rinkelde ze maar snel’.<br />

Nederlands – 4 Schrijven – 4.8<br />

— Een raam is net een schilderij<br />

In één van de versjes bij de prent van de woonkamer vergelijkt de auteur het raam met een schilderij.<br />

Lees het versje, sta stil bij de poëziekenmerken en nodig de kinderen uit om van op een afstand uit<br />

één van de ramen van de klas te kijken.<br />

– Wat zie je ?<br />

– Wat verandert er ? Wat blijft hetzelfde ?<br />

Verwijs naar het versje : daarin is de grond bruin, de heg groen en de weg grijs en loopt een vriendje<br />

voorbij.<br />

Laat hen ‘hun’ klasraam, en wat er daarachter te zien is, schilderen. Daarna vullen ze hun schilderij<br />

aan met figuren uit tijdschriften. Inspireer met volgende vragen :<br />

– Wie of wat komt wel eens voorbij als jij uit het raam kijkt ?<br />

– Wie of wat zou jij wel eens voorbij jouw raam willen zien komen ?<br />

Verwijs ook naar de cover van het boek : de kleuren van het jurk van het meisje lopen er over in<br />

het behang, alsof het meisje in het behang opgaat. Nodig hen uit om te experimenteren met kleuren<br />

die opgaan in de achtergrond, en met kleuren die contrasteren. Hang de resultaten – anoniem – op :<br />

7<br />

jeugdboekenweek 2011 – lestips voor het eerste leerjaar


de kinderen mogen niet weten wie welke tekening maakte. Bij elke tekening bedenken ze één<br />

vraag voor de ontwerper. Die vragen stellen ze aan elkaar in een aansluitend gesprek.<br />

Als handig hulpmiddeltje kan je voor elk kind een raam in karton maken, bijvoorbeeld een ‘echt’<br />

raam met een kruisvorm in het midden. Met dit ‘kijkraam’ ga je met de klas naar buiten. De kinderen<br />

zoeken, kijkend door het raam, iets dat ze willen tekenen.<br />

Muzische vorming – 1 Beeld – 1.6<br />

Nederlands – 2 Spreken – 2.1<br />

En verder<br />

— Meer Wille<br />

Riet Wille heeft wel meer werk voor eerste lezers op haar naam staan. Een bibliotheek is<br />

de uitgelezen plek om naar haar aanbod op zoek te gaan. Bespreek je initiatief tijdig met de<br />

bibmedewerkers zodat ze ervoor kunnen zorgen dat er zoveel mogelijk boeken van deze auteur<br />

aanwezig zijn. Verken samen de bibliotheek. Maak de kinderen vertrouwd met het boekenaanbod<br />

en laat ze kennismaken met boeken die speciaal voor eerste lezers werden geschreven, waaronder<br />

ook een aantal van Riet Wille.<br />

Wereldoriëntatie – 7 Brongebruik<br />

— Zingen<br />

Dit boek bevat een heel aantal gekende kinderliedjes en spelletjes. Zing en speel ze samen. Stuur<br />

ze met een opdracht naar huis. Voor een familielid zingen ze één van de liedjes of dragen ze één van<br />

de versjes voor. In ruil daarvoor vragen ze de persoon in kwestie een liedje en versje dat hij of zij<br />

als zesjarige leerde, netjes op een A4-vel te noteren. Anderstalige versjes en liedjes uit een andere<br />

cultuur vormen uiteraard een meerwaarde. Elk kind illustreert het nieuwe versje of liedje, brengt<br />

het mee naar de klas en stelt het eventueel aan de rest van de klas voor. De A4-vellen verzamel je in<br />

een mooie map.<br />

Nederlands – 7 (Inter)culturele gerichtheid<br />

Bibliografie<br />

Dit huis lijkt wel een schip, handleiding voor poëzie op de basisschool / Jacques Vos. HB Uitgevers, 2002<br />

Leesbeesten en boekenfeesten : hoe werken met kinder- en jeugdboeken / Jan van Coillie. Davidsfonds/<br />

Infodok, 2007<br />

8<br />

jeugdboekenweek 2011 – lestips voor het eerste leerjaar


Lestip<br />

5<br />

Lekker zelf lezen met Jacques Vriens<br />

Jacques Vriens, Els van Egeraat (ill.), Marja Meijer (ill.), Annet Schaap (ill.),<br />

Juliette de Wit (ill.) en Alex de Wolf (ill.)<br />

Van Holkema & Warendorf, 2008<br />

Over het boek<br />

Zes verhalen, van AVI-M3 tot AVI-E4, werden in deze bundel samengebracht. Over ‘s nachts in<br />

het geniep op zoek gaan naar je verdwenen kat of ‘s morgens stiekem gaan spelen beneden terwijl<br />

je ouders nog slapen. Of over in het geheim een konijn in huis halen.<br />

De verhalen stijgen in moeilijkheidsgraad en richten zich dus tot kinderen die het lezen net onder<br />

de knie hebben en door oefening de leestechniek steeds beter gaan beheersen. De verhalen die zich<br />

afspelen in de leefwereld van het jonge kind zijn bijzonder uitnodigend voor beginnende zelfstandige<br />

lezers. De herkenbare belevenissen stimuleren het inlevingsvermogen en het leesbegrip, en de<br />

kleurrijke illustraties verrijken en verduidelijken de tekst. Jacques Vriens’ vlotte schrijfstijl maakt<br />

van Lekker zelf lezen ook een aantrekkelijk voorleesboek.<br />

Aan de slag<br />

Aanzet<br />

Lees volgend gedicht van Ted van Lieshout voor :<br />

Als ik nou een hondje mag, dan zal ik nooit meer zeuren.<br />

Dan eet ik steeds mijn bordje leeg en ga op tijd naar bed.<br />

Maar als ik nou géén hondje krijg, dan zal d’r wat gebeuren !<br />

Dan gooi ik limonade op het pas geboend parket.<br />

Dan prop ik zeven rollen in het gat van het toilet.<br />

Dan zul je het betreuren,<br />

ga ’k het gordijn afscheuren ;<br />

dan rook ik deze avond nog mijn eerste sigaret !<br />

Een hondje met een lieve snuit ?<br />

Je krijgt geen hond en daarmee uit !<br />

Als ik nou een poesje mag, dan zal ik nooit meer zeuren.<br />

Dan jok ik niet en loop niet weg en blijf uit het café.<br />

Maar als ik nou géén poesje krijg, dan zal d’r wat gebeuren !<br />

Dan spuug ik in de yoghurt en dan hoest ik in de thee.<br />

Dan kom ik alle trappen afgegleden met een slee.<br />

Dan ga ’k de muur besmeuren<br />

en het behang inkleuren ;<br />

dan neem ik snoepjes aan en ga met kinderlokkers mee !<br />

9<br />

jeugdboekenweek 2011 – lestips voor het eerste leerjaar


Een poesje met een lieve snuit ?<br />

Je krijgt geen poes en daarmee uit !<br />

Als ik nou een Nijlpaard mag, dan zal ik nooit meer zeuren.<br />

Dan was ik me haast elke dag en doe mijn wanten aan.<br />

Maar als ik nou géén Nijlpaard krijg, dan zal d’r wat gebeuren !<br />

Dan ga ik ouwe opa’s met een klerenhanger slaan.<br />

Dan laat ik al het warme water lopen uit de kraan.<br />

Dan smijt ik met de deuren<br />

en ga je broek verscheuren.<br />

Dan laat ik jou nooit meer me met een spelletje verslaan !<br />

Een nijlpaard met een lieve snoet ?<br />

Natuurlijk lieverd dat is goed.<br />

Uit : Hou van mij / Ted van Lieshout, Leopold 2009<br />

Sta even stil bij het gedicht :<br />

– Wat dacht je tijdens of na het luisteren ?<br />

– Welke zinnen of gedachten vond je mooi, grappig, … ?<br />

– Kan wat je hoorde echt gebeuren ?<br />

– Wat is je opgevallen aan deze tekst ?<br />

Bespreek aansluitend, op een eenvoudige manier, de kenmerken van poëzie : de tekst rijmt en leest<br />

ritmisch, bijna als een liedje ; er zit herhaling in ; … Ga ook na in welke mate de klas de humor in<br />

het gedicht herkent.<br />

Nodig de kinderen uit om in stilte na te denken over het dier dat zij heel erg graag zouden hebben.<br />

Ze mogen erop los fantaseren, maar niemand verklapt zijn geheime dier. In plaats daarvan tekenen<br />

ze het met wit waskrijt op een wit blad zodat het lijkt alsof wat er op het blad staat geheim is. Wil je<br />

de geheime sfeer nog meer accentueren dan laat je de kinderen werken op een geheime plek waar<br />

niemand ze kan zien. Hang de onherkenbare tekeningen op. Later kom je nog op de getekende<br />

geheime dieren terug.<br />

Nederlands – 6 Taalbeschouwing – 6.3<br />

Muzische vorming – 1 Beeld – 1.6<br />

Verwerkingsactiviteiten<br />

— Een geheim konijn<br />

De tekst van Een geheim konijn (p. 75) lijkt eenvoudig. Toch blijft het aan te raden hem zelf voor<br />

te lezen. In het stadium waarin eerste lezers zich bevinden tijdens de <strong>Jeugdboekenweek</strong>, gaat alle<br />

energie naar het juist verklanken. Daardoor dreigt het zelfstandig stilstaan bij de betekenis van de<br />

tekst naar de achtergrond te verdwijnen.<br />

Klassikaal aandacht schenken aan tekstbegrip hoeft niet saai te zijn. Begrijpen wat er tussen de regels<br />

geschreven staat, is voor vele kinderen een aangename ervaring. Lees daarom niet te snel, met<br />

aandacht voor intonatie. Sta geregeld stil bij fragmenten die meer verdieping vragen, alsof je je bij<br />

die passages afvraagt wat er geschreven staat. Bijvoorbeeld :<br />

2 jeugdboekenweek 2011 – lestips voor het eerste leerjaar


– ‘Het konijn tilt zijn kop op. En kijkt naar Joep. Hij wil naar mij, denkt Joep.’<br />

Is dat werkelijk zo, denk je ?<br />

– ‘Het konijn blijft zitten. ‘Nu weet ik het zeker,’ zegt Joep. ‘Hij wil gezellig bij<br />

mij zijn.’ Denk jij dat ook ?<br />

– Kas zegt dat hij het konijn kent uit een voorleesboek. Is dat zo ?<br />

– ‘Elke dag maken ze het hok schoon. Soms vergeten ze het. Soms een beetje vaak.’<br />

Wat wil dat zeggen : ‘een beetje vaak’ ?<br />

Nadat de kinderen kennismaakten met het verhaal, pols je naar hun reacties :<br />

– Kan dit verhaal echt gebeuren ? Waarom (niet) ?<br />

– Zou je dat zelf ook doen of durven ? Waarom (niet) ?<br />

– Vind je het een goed idee van mama om Kees Konijn op zolder te laten wonen ?<br />

Nederlands – 3 Lezen – 3.5<br />

— <strong>Geheim</strong> onthuld<br />

Elk kind neemt, willekeurig, één van de tekeningen met geheime dieren die ze eerder maakten.<br />

Met ecoline overschilderen ze het met wit waskrijt getekende dier dat op die manier tevoorschijn<br />

komt. Ze bedenken een (eigen)naam voor het dier en schrijven de naam op de tekening. Daarna<br />

hang je de tekeningen weer op. De kinderen bekijken nu hun eigen tekening. Ze vertellen of de naam<br />

die een klasgenootje bij hun dier verzon overeenkomt met hun verwachtingen. Om ervoor te zorgen<br />

dat elk kind zijn tekening makkelijk terugvindt, kan je bij de eerste tekenbeurt vragen dat elk kind<br />

zijn naam klein vermeldt op de ommezijde van de tekening.<br />

Nederlands – 4 Schrijven – 4.8<br />

En verder<br />

— Meer (voor)lezen<br />

Jacques Vriens verstaat de kunst om kinderen serieus te nemen. Wie tussen de regels leest, ziet<br />

dat de verhalen vaak getuigen van een groot respect voor anderen. Dat maakt ze stuk voor stuk<br />

de moeite waard om voor te lezen. Voorlezend breng je de inhoud van het verhaal tot leven.<br />

Kinderen kunnen zich voorstellen wat er gebeurt, en de praktijk toont aan dat wat eens werd<br />

voorgelezen, daarna des te meer gegeerd is om zelf te lezen. De verhalen bieden ook een basis voor<br />

kringgesprekken waarin de kinderen de belevenissen, gevoelens en uitspraken van de personages<br />

leren koppelen aan hun eigen belevingswereld.<br />

Enkele richtvragen en mogelijke aandachtspunten bij de andere verhalen vind je hieronder.<br />

4 Poes is weg (p. 5-26)<br />

– Daan gaat zelf op zoek naar Ties. Zou jij dat durven ?<br />

– De vader in het verhaal zegt : ‘Ik ben dom. Ik denk dat jij klein bent. Maar je bent al<br />

groot. Jij zoekt al zelf ’ (p. 22-23). Vind jij jezelf soms ook groot, al denken volwassenen<br />

dat je nog klein bent ?<br />

– Heeft iemand jou ook al eens gezegd dat je al groot bent ? Wanneer ?<br />

– Kan wat er in het verhaal gebeurt in het echt gebeuren ? Waarom (niet) ?<br />

– Welke delen uit het verhaal zou je zelf graag meemaken ? Welke niet ?<br />

2<br />

jeugdboekenweek 2011 – lestips voor het eerste leerjaar


4 Zondagmorgen (p. 27-46)<br />

– Wie heeft ook een jonger broertje of zusje ?<br />

– Herken je wat Kleine Jan doet ?<br />

– Eerst is papa boos op Katja en Kleine Jan. Vind je dat juist ?<br />

– Daarna zegt papa dat het hem spijt. Wat spijt hem precies ? Vind je het goed dat papa<br />

spijt heeft ?<br />

– Kan wat er in het verhaal gebeurt in het echt gebeuren ? Waarom (niet) ?<br />

– Welke delen uit het verhaal zou je zelf graag meemaken ? Welke niet ?<br />

4 Tinus-in-de-war (p. 47-74)<br />

Voor volwassenen met meer levenservaring is dit een gevoelig verhaal over een licht dementerende<br />

opa. De grootvader in dit verhaal vergeet immers veel, denkt vaak dat hij nog jong is en wordt soms<br />

erg boos. Zijn hoofd lijkt wel in de war. Veel van die wisselende stemmingen én de reacties van<br />

de buitenwereld kunnen eersteklassers herkennen, ook al is de dieperliggende thematiek voor hen<br />

nog moeilijk te vatten.<br />

Benadruk bij het voorlezen vooral de positieve passages waarmee de auteur duidelijk maakt<br />

hoeveel Anke en oma om opa én om poes Tinus (die eveneens een beetje in de war raakt) geven.<br />

Benader vanuit die positieve houding ook de kinderen die over gelijkaardige situaties vertellen.<br />

4 Geen schoenen voor Bram (p. 89-108)<br />

Voor het lezen vraag je :<br />

– Kijk eens naar je eigen schoenen, herinner je je nog wanneer je die kocht ?<br />

– Vond je het fijn om schoenen te kopen ?<br />

– Mocht je ze zelf kiezen ?<br />

Na het lezen vraag je :<br />

– Kan wat er in het verhaal gebeurt in het echt gebeuren ? Waarom (niet) ?<br />

– Welke delen uit het verhaal zou je zelf graag meemaken ? Welke niet ?<br />

4 Zaterdagmorgen (pag. 109 – 142)<br />

Voor het lezen vraag je :<br />

– Wie doet er wel eens samen met papa of mama boodschappen in een warenhuis ?<br />

– Wat is daar (niet) prettig aan ?<br />

Na het lezen vraag je :<br />

– Kan wat er in het verhaal gebeurt in het echt gebeuren ? Waarom (niet) ?<br />

– Welke delen uit het verhaal zou je zelf graag meemaken ? Welke niet ?<br />

Nederlands – 2 Spreken – 2.6<br />

Bibliografie<br />

Hou van mij / Ted van Lieshout. Leopold, 2009<br />

22 jeugdboekenweek 2011 – lestips voor het eerste leerjaar


Lestip<br />

6<br />

Meer verhalen van de sprookjesverteller<br />

Thé Tjong-Khing<br />

Gottmer, 2009<br />

Over het boek<br />

Het taalgebruik van oude sprookjes is vaak te moeilijk voor jonge kinderen, zo stelde Thé Tjong-<br />

Khing vast. Om die prachtige verhalen voor zijn kleinkinderen toegankelijk te maken, herschreef hij<br />

in De sprookjesverteller elf van de bekendste sprookjes. Meer verhalen van de sprookjesverteller is<br />

daar het vervolg op.<br />

Auteur en illustrator Thé Tjong-Khing maakte van deze voorleesbundel een aantrekkelijk geheel van<br />

woord en beeld. In eenvoudige taal spreekt hij de jonge luisteraar als het ware toe, de humoristische<br />

en toegankelijke aquareltekeningen versterken de tekst. Dit boek blaast al dan niet gekende sprookjes<br />

zoals Repelsteeltje, De gelaarsde kat, Blauwbaard, De rattenvanger van Hamelen … nieuw leven in.<br />

Aan de slag<br />

Aanzet<br />

— Wat zie ik, wat denk ik ?<br />

Toon de kinderen de cover van het boek, de titel dek je af. In kleine groepjes verwoorden ze wat<br />

ze zien en waaraan ze denken. In de grote groep worden de verschillende antwoorden vergeleken.<br />

Benadruk in dit gesprek de wijze waarop ze ‘aan het denken gaan’ : hoe ze beelden koppelen aan<br />

wat ze al weten over een onderwerp, en hoe ze hun gedachten vergelijken met wat er nog meer op<br />

het beeld te zien is.<br />

– Wie of wat staat er in het midden ?<br />

– Is het een mens of een dier, een hij of een zij ?<br />

– Wat doet ze ?<br />

– Ken je dit personage ergens van ?<br />

– Wat zie je nog meer op de tekening ?<br />

– Wat hebben de personages met elkaar te maken ?<br />

– Waar doet dat beeld je aan denken ?<br />

Kinderen die vertrouwd zijn met sprookjes, verwijzen wellicht snel naar De wolf en de zeven geitjes.<br />

Laat ze uitgebreid verwoorden waarom ze dat verband leggen. Toon aansluitend de illustratie op<br />

de achterflap : de staande klok bevestigt de link met het sprookje van De wolf en de zeven geitjes.<br />

Muzische vorming – 1 Beeld – 1.2<br />

— Boek verkennen<br />

Laat de kinderen na het bekijken van de volledige omslag van het boek verwoorden wat ze nu meer<br />

zien en weten. Wijs hen op het verband tussen de illustraties, hun veronderstellingen en de titel<br />

Meer verhalen van de sprookjesverteller. Lees de achterflaptekst voor, vraag wie al van Thé Tjong-<br />

Khing heeft gehoord. In de klas voorzie je een plek waar je meer boeken van deze auteur en<br />

illustrator uitstalt.<br />

23 jeugdboekenweek 2011 – lestips voor het eerste leerjaar


Bekijk samen de inhoudstafel van het boek. Je gaat nog niet dieper in op de titels. Laat de kinderen<br />

verwoorden wat de bedoeling van een inhoudstafel is. Verdeel de klas daarna in elf groepjes. Je geeft<br />

elk groepje een kopie met daarop een of meerdere illustraties van een sprookje uit het boek.<br />

Hang ook een kopie van de inhoudstafel aan bord. In hun groepje praten de kinderen over wat<br />

ze zien op de illustratie en welk sprookje bij hun prent past. Als ze samen een besluit hebben<br />

genomen, hangen ze hun prent naast de bijbehorende titel uit de inhoudstafel. Met de klassieke<br />

sprookjes lukt dat wellicht sneller dan met de onbekendere. Richtvragen voor een nabespreking<br />

achteraf zijn bijvoorbeeld :<br />

– Wist je bij welk sprookje je tekening hoorde, nog voor je de titels uit de inhoudstafel<br />

zag ?<br />

– Welke details op de tekeningen zorgden ervoor dat je wist over welk sprookje het ging ?<br />

– Welke sprookjes herkende je ? Van welke sprookjes had je nog nooit gehoord ?<br />

– Herinner je je nog waar je sommige van deze sprookjes hebt gehoord ? Wie las ze voor ?<br />

Nederlands – 5 Strategieën<br />

Leren leren – 3<br />

Verwerkingsactiviteiten<br />

– Voorlezen<br />

Spreek af dat je alle sprookjes uit het boek zal voorlezen tijdens de <strong>Jeugdboekenweek</strong>. De volgorde<br />

waarin de sprookjes worden voorgelezen, het voorleestijdstip en – omslachtiger, maar ook<br />

spannender voor zes- en zevenjarigen – de voorleeslocatie, laat je aan het toeval over.<br />

Voorzie drie doosjes. In het eerste doosje komen alle mogelijke tijdstippen waarop de kinderen<br />

willen voorgelezen worden (bijvoorbeeld : ’s ochtends bij het begin van de dag, voor of na de<br />

speeltijd, op het eind van de dag, …) ; in het tweede doosje komen alle titels uit Meer verhalen<br />

van de sprookjesverteller ; in het derde doosje komen de voorstellen met mogelijke voorleeslocaties.<br />

Elke dag van de <strong>Jeugdboekenweek</strong> trekt een kind ‘s ochtends een blaadje uit elk van de doosjes<br />

om zo de ‘randvoorwaarden’ van het voorleesmoment van die dag te bepalen.<br />

Muzische vorming – 3 Drama – 3.1<br />

– <strong>Geheim</strong><br />

Is een sprookje minder bekend, stop dan met voorlezen op cruciale momenten en vraag de kinderen<br />

een mogelijk vervolg te bedenken.<br />

Omdat het <strong>Jeugdboekenweek</strong>-thema ‘<strong>Geheim</strong>’ is, kan je vooral stilstaan bij de momenten waarop<br />

in de sprookjes een geheim onthuld of misbruikt wordt. Die momenten betekenen meestal dat het<br />

leven van de personages een andere wending krijgt. Laat de kinderen de verschillende geheimen<br />

verwoorden :<br />

– Repelsteeltje wil zijn naam geheim houden.<br />

– De molenaar uit Repelsteeltje heeft erg opgeschept tegen de hebberige koning,<br />

waardoor zijn dochtertje als straf gevangen genomen wordt.<br />

– De molenaarsdochter uit hetzelfde Repelsteeltje wil zich laten helpen door<br />

Repelsteeltje, maar durft niemand verklappen welke zware belofte ze hem maakte.<br />

– In Blauwbaard verbergt een kamer een groot geheim, maar ook het meisje dat<br />

het verbod heeft gekregen het kamertje binnen te gaan, heeft een geheim. Alleen zij<br />

weet van de afspraak die ze met haar broers maakte.<br />

24 jeugdboekenweek 2011 – lestips voor het eerste leerjaar


– De prinses uit De gelaarsde kat heeft nooit kunnen begrijpen waarom haar man<br />

die kat zo verwende. Dat weten alleen hij en de kat.<br />

Geef de kinderen meteen ook mee dat zij als lezer of luisteraar natuurlijk ook op de hoogte zijn<br />

van de geheimen die de verschillende personages met zich meedragen.<br />

Nederlands – 2 Spreken – 2.6<br />

— Moraal van het verhaal<br />

Thé Tjong-Khing besluit een aantal van zijn sprookjes met een wijze les. Zo rekent hij op<br />

het einde van Tafeltje dek je, ezeltje strek je af met de valse geit uit het verhaal. In De visser<br />

en zijn vrouw laat hij met één ‘tja’ merken wat hij van de vissersvrouw denkt. Het sprookje van<br />

Blauwbaard eindigt hij met de bedenking dat vooral de vader een flink pak slaag verdiende …<br />

Laat ook de kinderen na het beluisteren van elk sprookje hun mening over één of meer<br />

personages neerschrijven, help waar nodig. Hun briefjes prikken ze naast de titel van het<br />

betreffende sprookje op de inhoudstafel.<br />

Nederlands – 4 Schrijven – 4.8<br />

— Kwartetspel<br />

Laat de kinderen na elke voorleessessie de inhoud van het sprookje navertellen. Dat doen ze aan<br />

de hand van de prenten. Zoek daarna samen de belangrijkste woorden uit het verhaal. Varieer !<br />

De eerste keer noteer jij bijvoorbeeld op het bord de woorden die de kinderen aangeven, bij<br />

een volgend verhaal laat je ze per twee zoeken voor je samen inventariseert, een andere keer laat<br />

je iedereen gelijktijdig een kernwoord op het bord schrijven.<br />

Het is de bedoeling dat elk kind per verhaal vier woorden overhoudt, die ze gebruiken voor<br />

het samenstellen van een eigen kwartetspel. Instructies geef je zo :<br />

– Verdeel een A4-vel in vier gelijke rechthoeken.<br />

– Schrijf in elke rechthoek de titel van het sprookje.<br />

– Schrijf in elke rechthoek, onder de titel, vier woorden.<br />

– Geef telkens één van de vier woorden een kleur, dat is het kernwoord.<br />

– Maak een herkenbare, passende illustratie bij het kernwoord (zoals de illustraties<br />

bij de eerste letter van de beginzin van elk sprookje uit het boek). Gebruik materiaal<br />

waarmee je gedetailleerd en kleurrijk kan werken.<br />

– Geef de achterkant van je kaarten allemaal eenzelfde kleur. Verklap niets over<br />

het ‘geheime kernwoord’ op de voorkant van je kaart.<br />

Plastificeer of lamineer de vier kaarten. Laat de kinderen minstens vier sprookjes tot kaarten<br />

verwerken. Zo bekomen ze zestien speelkaarten, voldoende om een kwartetspel te spelen.<br />

Het spel mag meer naar huis zodat het thuisfront betrokken wordt bij de <strong>Jeugdboekenweek</strong>.<br />

Nederlands – 5 Strategieën<br />

Muzische vorming – 1 Beeld – 1.6<br />

25 jeugdboekenweek 2011 – lestips voor het eerste leerjaar


En verder<br />

— Sprookjes doorgeven<br />

Thé Tjong-Khing herwerkte klassieke en onbekendere sprookjes om ze zo aantrekkelijk mogelijk<br />

aan zijn kleinkinderen te kunnen voorlezen. Vraag de kinderen of hun grootouders ook sprookjes<br />

voorlezen :<br />

– Lezen opa of oma dezelfde sprookjes voor als uit dit boek ?<br />

– Durven opa of oma iets aan die sprookjes te veranderen, of leken hun sprookjes<br />

op die uit het boek ?<br />

– Welk sprookje zou jij willen bewaren om het later verder te kunnen vertellen ?<br />

Laat kinderen ervaren dat je verhalen die al eeuwenoud zijn, steeds opnieuw kan doorgeven.<br />

Dat kan je doen door verschillende uitgaven te tonen van de sprookjes die in Meer verhalen<br />

van de sprookjesverteller staan (zie bibliografie).<br />

Laat afsluitend grootouders van de kinderen aan het woord. Nodig hen uit om hun lievelingssprookje<br />

voor te lezen of te vertellen. Heb je het geluk over grootouders te beschikken uit een andere etnische<br />

cultuur, die niet-westerse sprookjes kennen, maak daar dan dankbaar gebruik van.<br />

Nederlands – 7 (Inter)culturele gerichtheid<br />

— Meer Thé<br />

Geef de kinderen de kans om een aantal van de boeken die door Thé Tjong-Khing werden<br />

geïllustreerd in te kijken en te lezen. Op de website www.thetjongkhing.nl staat een overzicht van<br />

zijn werk. Vooral de kijk- en zoekboeken, en alle delen uit de Vos en Haas-reeks zijn zeer geschikt<br />

voor deze leeftijdsgroep. Laat de kinderen naar de website surfen en titels noteren. Daarna laat<br />

je hen zelf op zoek gaan naar de boeken die hen het meest aantrekkelijk lijken.<br />

ICT – 6<br />

Bibliografie<br />

Boeken<br />

De bekendste sprookjes voor kleuters / Vivian den Hollander, Alex de Wolf (ill.). Van Holkema<br />

& Warendorf, 2010<br />

De sprookjesverteller / Thé Tjong-Khing. Gottmer, 2007<br />

Eerste gekke sprookjesboek / Tony Ross, Tim Gladdines (vert.). Zirkoon, 2010<br />

En ze leefden nog lang en gelukkig : de mooiste sprookjes opnieuw verteld / Henri van Daele,<br />

Thé Tjong-King (ill.). Davidsfonds/Infodok, 2003<br />

Mijn dierensprookjeskijkboek / Hilde Vandermeeren, Kristien Aertssen (ill.). Davidsfonds/Infodok, 2009<br />

Roodkapje was een toffe meid : stoere sprookjes om te rappen / Marjet Huiberts, Wendy Panders<br />

(ill.). Gottmer, 2010 (+cd)<br />

Sprookjesboek / Rotraut Susanne Berner, Sylvia Vanden Heede (vert.). Lannoo, 2008<br />

Sprookjesboek van de Efteling / Anton Pieck (ill.). Ploegsma, 2009<br />

Website<br />

www.thetjongkhing.nl<br />

26 jeugdboekenweek 2011 – lestips voor het eerste leerjaar


Colofon<br />

<strong>Jeugdboekenweek</strong> 2011<br />

Thema : <strong>Geheim</strong><br />

Lestips<br />

Redactie : Ingrid Antheunis, Hedwige Buys, Leen Van Hal, Machteld Horemans,<br />

Stijn De Paepe, Liesbeth Peeters, Geert Robberecht, Marit Trioen en Veerle Verbruggen<br />

Coördinatie en eindredactie : Stichting Lezen<br />

Illustraties : Sebastiaan Van Doninck<br />

Grafisch ontwerp : Kris Demey<br />

ISBN 9789077178492<br />

De lestips voor het eerste leerjaar werden geschreven door Hedwige Buys. Zij werkt als zorgcoördinator<br />

en boekenjuf in een lagere school, waar ze zoveel mogelijk het lezen wil stimuleren. Daarnaast werkt ze mee<br />

aan cursussen voor ouders en leerkrachten. Op die manier ziet ze wat er leeft in scholen die buiten haar<br />

dagelijkse werkdomein vallen en kan ze de theorie meteen aan de praktijk koppelen. Verder bespreekt<br />

ze kinderboeken in Klapper-Pluizer.<br />

De <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2011 vindt plaats van 19 maart tot 3 april 2011. De <strong>Jeugdboekenweek</strong> is een project van<br />

Stichting Lezen. Stichting Lezen wordt gesubsidieerd door de Vlaamse overheid en is het expertisecentrum<br />

voor leesbevordering. Het Focuspunt Jeugdliteratuur vormt een bijzondere opdracht binnen Stichting Lezen<br />

en staat voor de deskundigheidsbevordering inzake jeugdliteratuur.<br />

Quadri<br />

www.stichtinglezen.be<br />

www.jeugdboekenweek.be<br />

v.u.: Majo de Saedeleer, Frankrijklei 130/4, 2000 Antwerpen.<br />

Zwart<br />

27 jeugdboekenweek 2011 – lestips voor het eerste leerjaar


LESTIPS<br />

TWEEDE & DErDE LEErJaar<br />

Stichting Lezen<br />

presenteert<br />

JEUGDBoEkEnWEEk 2011<br />

19 maart-3 april


Inleiding<br />

Psst …<br />

Wie leest, weet : elk boek is een geheim. Elke lezer is een ontdekkingsreiziger. In elk boek zit een verhaal<br />

verstopt dat wacht op iemand die het openslaat. Maar veel kinderboeken gaan nog verder en vertellen<br />

verhalen waarin geheimen een belangrijke rol spelen.<br />

Soms vertellen boeken over kleine, fijne geheimen. Dan zijn ze bijvoorbeeld een geheim dagboek met een slot.<br />

Of ze vertellen over een geheime club in een geheim clubhuis, waar je alleen binnen mag als je het geheime<br />

wachtwoord weet.<br />

In andere boeken zijn geheimen dan weer heel spannend. Zoals wanneer een onverschrokken ontdekkingsreiziger<br />

een lang vergeten schat vindt. Of wanneer Sherlock Holmes een diefstal of een moord of een verdwijning oplost.<br />

Of wanneer Harry Potter ontdekt wie zijn echte ouders zijn.<br />

Sommige verhalen gaan over gevaarlijke geheimen. In De brief voor de koning moet Tiuri zijn opdracht zo<br />

onopvallend mogelijk vervullen. Het geheim van Anne Frank en haar familie kostte hen het leven.<br />

En andere verhalen zijn heel persoonlijk en gaan over geheimen die zich moeilijk van de daken laten schreeuwen.<br />

Niet iedereen moet weten dat je bang bent in het donker. Wie al jaren stiekem maar wanhopig verliefd is op<br />

de buurjongen, lijdt in stilte. Wie niemand durft te vertellen dat zijn moeder te veel drinkt, torst een zware last.<br />

<strong>Geheim</strong>en in de klas<br />

Stichting Lezen stelde samen met een redactie ter gelegenheid van de <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2011 gevarieerde<br />

boekenpakketten samen met de meest bijzondere van die geheimzinnige verhalen. Die pakketten kunnen scholen<br />

aan een sterk gereduceerd tarief bestellen via de site van de <strong>Jeugdboekenweek</strong>. We maken er geen geheim van<br />

dat we boeken in de klas willen krijgen !<br />

Boeken met elkaar delen vinden we één van de leukste dingen die er zijn. Pak ze dus vast, lees ze voor,<br />

geef ze aan je leerlingen, kortom : laat je klas genieten van de verhalen. Al kan er natuurlijk veel meer dan<br />

(voor)lezen alleen. We helpen je hier graag bij. Zo vind je in deze bundel bij elk boek uit de boekenpakketten<br />

een uitgewerkte lessuggestie. De lessuggesties zijn geordend per leeftijd en hebben allemaal hetzelfde stramien :<br />

– Aanzet : manieren om het boek bij je leerlingen te introduceren.<br />

– Verwerkingsactiviteiten : tips voor een creatieve verwerking of nabespreking<br />

– En verder : extra – korte – ideeën om met het boek aan de slag te gaan, in de <strong>Jeugdboekenweek</strong><br />

óf daarna.<br />

Om aan te sluiten bij de realiteit van je klas, vermelden we bij elke tip de bijbehorende eindtermen die je met<br />

de activiteiten realiseert.<br />

Omdat lezen niet stopt na de <strong>Jeugdboekenweek</strong> en omdat er veel meer boeken zijn dan die in de boekenpakketten,<br />

kan je ook een algemene handleiding downloaden op www.jeugdboekenweek.be. De tips in die handleiding<br />

zijn altijd inzetbaar, met om het even welk boek.<br />

2 jeugdboekenweek 2011


<strong>Geheim</strong>en in de bib<br />

<strong>Geheim</strong>en vind je ook in de bib. Rekken vol zelfs : diep verborgen tussen de regels van een verhaal,<br />

of overduidelijk in de titel van een boek. Die geheimen laten ontdekken door kinderen, daar willen alle<br />

bibliotheekmedewerkers zich voor inzetten tijdens de <strong>Jeugdboekenweek</strong> ! Alleen staat de bibliotheek natuurlijk<br />

nergens. Scholen zijn per definitie nauw betrokken bij de bibliotheekwerking, in het bijzonder tijdens<br />

de <strong>Jeugdboekenweek</strong>. Trakteer je klas daarom op een bezoek aan de bib tijdens de <strong>Jeugdboekenweek</strong>,<br />

om je leerlingen er de meest mysterieuze verhalen te laten ontdekken. Tijdens dat bezoek (her)ontdekken ze<br />

de bibliotheek spelenderwijs door een uitdagend spel. Eén tegen allen ! Kunnen ze alle opdrachten oplossen<br />

en de geheimen van de bib ontsluieren ?<br />

Bibliotheekmedewerkers vinden op de inspiratiepagina’s alle info over dit spel ‘<strong>Geheim</strong>en gezocht !’. Maar<br />

ook jij kan er een kijkje nemen om te zien wat een klasbezoek aan de bib inhoudt, tijdens de <strong>Jeugdboekenweek</strong><br />

of daarbuiten natuurlijk. Want leesplezier laat zich niet vangen in een veertiendaagse, dat is dagelijkse pret,<br />

het hele jaar door. Veel is mogelijk, je lokale bib kan je ongetwijfeld bijstaan in een leesvriendelijk klasklimaat.<br />

De bib, bij jou in de buurt of op www.bibliotheek.be.<br />

Tot slot<br />

Of je de <strong>Jeugdboekenweek</strong> nu in de klas of in de bib viert, dat maakt niet uit. Zolang de boeken maar centraal<br />

staan ! Met deze lesinspiratie kennen de boeken van de <strong>Jeugdboekenweek</strong>-pakketten alvast geen geheimen meer<br />

voor jou.<br />

Veel leesplezier !<br />

De ploeg van Stichting Lezen<br />

3 jeugdboekenweek 2011


LESTIPS BIJ boekenpakketten<br />

VAN JEUGDBOEKENWEEK 2011<br />

Tweede en derde leerjaar<br />

— De geestige spookschool / Margaret Mahy. Clavis, 2007<br />

— Dummie de mummie en de gouden scarabee / Tosca Menten en Elly Hees (ill.). Van Goor, 2009<br />

— Durf voor drie / Bart Moeyaert en Rotraut Susanne Berner (ill.). Querido, 2007<br />

— Het zakmes / Sjoerd Kuyper. Leopold, 2009<br />

— Meneer Kandinsky was een schilder / Daan Remmerts de Vries. Leopold, 2010<br />

— Super Jan en het griezelkasteel / Harmen van Straaten. Pimento, 2010<br />

4 jeugdboekenweek 2011 – lestips voor tweede en derde leerjaar


Lestip<br />

1<br />

De geestige spookschool<br />

Margaret Mahy<br />

Facet, 2007<br />

Over het boek<br />

Meneer en mevrouw Sprinkelman hebben zorgen : hij kocht een auto die niet deugt, zij doet mee<br />

met het Nationale Legpuzzelkampioenschap en heeft nog geen idee voor het vrijevormonderdeel.<br />

Hun zoon Monty draagt een groot geheim met zich mee : als er een onzichtbare geest in de buurt<br />

is, begint hij te niezen tot die geest ervandoor gaat of zichtbaar wordt. Zijn vriendschap met Lulu,<br />

een geest die in een roestige auto achter in de tuin woont, doet zijn ouders besluiten hem naar de<br />

Bernhard Codd School voor Verstandige Gedachten te sturen. Wanneer de geest van Bernhard<br />

Codd zich aan Monty laat zien, ontvouwt zich een avontuur waarbij verschillende geheimen, en niet<br />

alleen die van geesten, onthuld worden.<br />

Snelle actie, fijne humor en een uitgesponnen happy ending maken van De geestige spookschool<br />

het ideale voorleesboek.<br />

Aan de slag<br />

Aanzet<br />

Monty Sprinkelman uit De geestige spookschool heeft een zeldzame allergie. Leid het boek in met<br />

een gesprekje over allergieën :<br />

– Wie is er ook allergisch ? Waarvoor ben je allergisch ?<br />

– Wat gebeurt er als je in contact komt met de oorzaak van je allergie ?<br />

– Wat doe je om allergische reacties te voorkomen ?<br />

– Geregeld duiken er nieuwe allergieën op. Stel je voor dat je allergisch zou worden<br />

voor trappenlopen, woorden met de letter ‘o’ of blauwe balpen. Wat zou er dan kunnen<br />

gebeuren ? En hoe vermijd je dan allergische reacties ?<br />

Nederlands – 1 Luisteren – 1.9<br />

Nederlands – 2 Spreken – 2.1<br />

Verwerkingsactiviteiten<br />

— Hoofstukken één tot en met vier<br />

De eerste vier hoofdstukken lees je na elkaar voor. Een aantal belangrijke personages en hun<br />

bekommernissen worden erin voorgesteld. Aan elk personage en hun eigenaardigheid koppel<br />

je een opdracht die je aanbiedt als hoekenwerk. Leerlingen kiezen voor één van de opdrachten.<br />

Als er meer hoofdstukken zijn voorgelezen, bied je de opdrachten (of een variant erop) opnieuw aan.<br />

4 Puzzelen<br />

De moeder van Monty, mevrouw Sprinkelman, maakt zich klaar om deel te nemen aan het Nationaal<br />

Legpuzzel Kampioenschap. Eén van de tests is een groot stuk blauwe lucht puzzelen. Daar is<br />

ze sterk in. In tijdschriften en oude kalenders gaan de leerlingen op zoek naar blauwe luchten die<br />

ze uitknippen en stevig vastkleven op gekleurd papier. Daarna verknippen ze de lucht tot een legpuzzel.<br />

5 jeugdboekenweek 2011 – lestips voor tweede en derde leerjaar


De vorm van de puzzelstukken (stroken, vierkanten, grillige vormen …) en het aantal puzzelstukken<br />

(9, 12, 16, 24) kiezen ze zelf. De stukken steken ze in een stevige envelop of in een doosje. Daarop<br />

schrijven hun naam en alle gegevens over de moeilijkheidsgraad van hun puzzel (de vorm, het aantal<br />

en de grootte van de stukjes). Ten slotte verzinnen ze een nieuwsgierig makende titel voor hun<br />

blauwe lucht (bijvoorbeeld : De blauwste lucht ooit, Tien kleuren blauw …). Die schrijven ze op<br />

de envelop of het doosje.<br />

Als het hoekenwerk opnieuw wordt aangeboden leggen de kinderen eerst de puzzel van een<br />

klasgenootje voor ze zelf een puzzel maken.<br />

Muzische vorming – 1 Beeld – 1.5<br />

Nederlands – 4 Schrijven – 4.2<br />

4 Autoquiz<br />

De vader van Monty, meneer Sprinkelman, kocht een tweedehands auto. Helaas : de motor heeft<br />

het laten afweten. Meneer Sprinkelman, filosoof van beroep, is daarom zijn vertrouwen in<br />

autoverkopers kwijt. Hij betreurt dat hij zelf zo weinig afweet van auto’s en pleit voor een<br />

spoedcursus autokennis voor zijn zoon Monty.<br />

Laat je leerlingen interessante info over auto’s opzoeken. Ze mogen daarvoor kwartetspelen,<br />

vertelplaten, boeken en websites gebruiken (zie bibliografie). De weetjes verwerken ze tot quizvragen.<br />

De vraag en drie antwoordmogelijkheden (A, B en C) komen op de voorkant van een kaartje,<br />

op de achterkant komt het juiste antwoord (A, B of C).<br />

Als nieuwe leerlingen vragen over auto’s gaan zoeken, proberen ze eerst de gemaakte quizvragen<br />

te beantwoorden.<br />

Nederlands – 4 Schrijven – 4.6<br />

4 Lulu’s ruimteschip<br />

Monty Sprinkelman speelt ruimtescheepje met zijn vriendin Lulu, het geestmeisje dat in de oude<br />

auto achter in de verwilderde tuin woont. Met stoelen, kussens, grote kartonnen dozen, kistjes,<br />

een stuur … fantaseert een groepje kinderen hoe Lulu’s auto (of ruimteschip) er uitziet. Tijdens<br />

en na het bouwen mogen ze het spel van Lulu en Monty naspelen. Als een groepje een auto heeft<br />

gebouwd, is het fijn om enkele digitale foto’s te laten maken of een stukje te filmen.<br />

Een volgende groep mag voortbouwen aan de auto of opnieuw beginnen.<br />

Muzische vorming – 3 Drama – 3.5<br />

4 Verstandig Gedachten-spel<br />

Mevrouw Sprinkelman denkt dat haar zoon-die-geesten-ziet beter af is in een school waar Verstandige<br />

Gedachten vooraan op het leerprogramma staan. Onder het motto ‘Nooit Verstandig Genoeg’ speelt<br />

een groepje leerlingen het Verstandige Gedachten-spel.<br />

O Spelmateriaal<br />

– lintmeter<br />

– één wasknijper per deelnemer<br />

– vijf dozen met Verstandige Gedachten-kaarten(*) in een bepaalde kleur ((*) :<br />

voor meer uitleg, zie ‘Verstandige Gedachten-kaarten’ verderop)<br />

– een (zelf te maken) dobbelsteen met vijf kleurvlakken (in dezelfde kleuren als<br />

de Verstandige Gedachten-kaarten) en één vlak met een sterretje<br />

6 jeugdboekenweek 2011 – lestips voor tweede en derde leerjaar


O Doel<br />

Verzamel zoveel mogelijk Verstandige Gedachten-kaarten in twintig minuten. Wie op het einde<br />

van het spel de meeste kaarten heeft, is de winnaar. Al wie iets bijgeleerd heeft ook.<br />

O Speelwijze<br />

– Wie de grootste hoofdomtrek heeft – gebruik de lintmeter – mag spelleider zijn.<br />

Hij krijgt een fiche met de antwoorden op de vragen. De speler met de kleinste<br />

hoofdomtrek mag beginnen. Daarna gaat het spel in wijzerzin verder.<br />

– Neem een wasknijper, gooi met de kleurendobbelsteen en kijk welke kleur boven<br />

ligt. Neem een Verstandige Gedachten-kaart in dezelfde kleur. Lees de vraag hardop<br />

en beantwoord ze zonder hulp van de andere spelers. De spelleider zegt of<br />

je antwoord goed of fout is, hij verklapt het juiste antwoord niet. Bij twijfel vraagt<br />

hij raad aan de juf of meester.<br />

– Is je antwoord goed, steek de kaart dan tussen je wasknijper. Je eerste Verstandige<br />

Gedachte is binnen ! Is je antwoord fout, dan leg je de kaart in het midden van de tafel.<br />

Daar bovenop komen ook de kaarten die andere spelers fout beantwoord hebben.<br />

– Als je het sterretje gooit, probeer je de vragen op de kaarten in het midden van de tafel<br />

te beantwoorden. De kaarten die je goed hebt, steek je tussen je wasknijper. De andere<br />

kaartjes blijven op tafel liggen. Liggen er geen kaarten op tafel, dan gaat je beurt verloren.<br />

– Is de afgesproken speeltijd om, tel dan wie de meeste kaarten verzameld heeft.<br />

O (*) Verstandige Gedachten-kaarten<br />

Hier volgt een lijst met mogelijke vragen voor de Verstandige Gedachten-kaarten. Je kan<br />

ze aanvullen met thema’s die in jouw klas aan bod kwamen. Hou in de vraagstelling rekening<br />

met het leesniveau van je klas.<br />

De gele vragen (aarde, natuurkunde)<br />

– Welke kleur komt níet voor in de regenboog : oranje, groen, blauw, bruin ? (bruin)<br />

– Waar kan je géén papier van maken : hout, vodden, mos, stro ? (mos)<br />

– Wat gebeurt er als je een ijzeren voorwerp lang op een vochtige plaats laat liggen ?<br />

(Het roest.)<br />

– Edelmetalen behouden hun glans, ook als ze lang op een vochtige plaats liggen.<br />

Noem één edelmetaal. (goud, zilver, platina)<br />

De oranje vragen (natuur)<br />

– Waarvoor dienen de stekels bij cactussen ? (Ze beschermen tegen dieren.)<br />

– Wat bestaat níet : zoethout, zoetgras, zoutgras, zeegras ? (zoetgras)<br />

– Wat is géén boom : spar, lavendel, eik, els ? (lavendel)<br />

– Wat is géén bloem : linde, roos, madelief, aster ? (linde)<br />

De rode vragen (dieren) :<br />

– Hoeveel poten heeft een mug ? (zes)<br />

– Hoeveel poten heeft een gier ? (twee)<br />

– Welk dier heeft de langste tong ? (de kameleon)<br />

– Wat is het snelste landdier ? (de jachtluipaard)<br />

7 jeugdboekenweek 2011 – lestips voor tweede en derde leerjaar


De blauwe vragen (in de keuken)<br />

– Noem drie ingrediënten die je nodig hebt om pannenkoeken te maken. (bloem of<br />

meel, melk, eieren, boter of olie, suiker)<br />

– Waarvan wordt chips gemaakt ? (aardappelen)<br />

– Waarvan worden rozijnen gemaakt ? (druiven)<br />

– Waarvan wordt wijn gemaakt ? (druiven)<br />

De groene vragen (gezondheid)<br />

– Wat doe je eerst als je je verbrand hebt ? (Je koelt de brandwonde af met water.)<br />

– Welk nummer bel je als iemand in nood is ? (112)<br />

– Hoeveel grote glazen water moet je ongeveer per dag drinken : twee, vier, zes, acht ?<br />

(vier)<br />

– Hoe lang moet je per dag minstens bewegen om gezond te blijven : een kwartier,<br />

een halfuur, een uur, twee uur ? (een uur)<br />

Wereldoriëntatie – 1 Natuur – 1.3 – 1.5 – 1.9 – 1.17 – 1.20 – 1.21<br />

Wereldoriëntatie – 2 Techniek – 2.1 – 2.4<br />

Sociale vaardigheden – 1 Relatiewijzen – 1.5<br />

— Hoofdstuk zes<br />

Na hoofdstuk zes bespreek je de nieuwe personages.<br />

4 Marianne Hoofd<br />

Mevrouw Marianne Hoofd is het hoofd van de school. Ze lijkt gek op het verbeteren van huistaken.<br />

Of houdt ze zich met iets anders bezig ? De leerlingen geven suggesties.<br />

4 Bernhard Codd<br />

In het bureau van mevrouw Hoofd hangt het portret van de stichter van de school, Bernhard Codd.<br />

Weten de leerlingen wie de stichter is van hun school ? Wat vond die stichter belangrijk ? Hangt er<br />

ergens een portret van de stichter ? Kijkt hij of zij ernstig, schuldig of verdrietig ? Zou hij of zij<br />

tevreden zijn met hoe de school nu draait ? Zou de stichter graag iets veranderd zien ?<br />

Wat ze niet weten, mogen ze verzinnen.<br />

4 Meester Emmerputz<br />

Meester Emmerputz van klaslokaal dertien wilde graag schoolhoofd worden, maar werd nooit<br />

verkozen. Hij draagt een oud koffertje met zich mee en doet daar heel geheimzinnig over. Welk<br />

geheim verbergt het koffertje ? Laat je leerlingen hun idee op een kaartje schrijven. Zonder iets<br />

te verklappen, ruilen ze hun kaartje met dat van een klasgenootje. Ze werken zijn of haar idee<br />

verder uit. Bijvoorbeeld :<br />

– Leerling één schrijft : ‘Er zit een machine in om Verstandige Gedachten te maken.’<br />

– Leerling twee leest vult aan : ‘Hij wil zo de slimste meester worden en daarna<br />

schoolhoofd worden.’ Zijn alle kaartjes aangevuld, verzamel ze dan (bijvoorbeeld<br />

in een oud koffertje), en lees ze voor.<br />

Nederlands – 2 Spreken – 2.6<br />

8 jeugdboekenweek 2011 – lestips voor tweede en derde leerjaar


— Hoofdstuk zeven<br />

Na het zevende hoofdstuk, schets je volgens aanwijzingen van de kinderen, het portret van<br />

Bernhard Codd in een voorgetekende lijst op het bord (lang, smal gezicht, verwilderd haar en<br />

een pukkel op het puntje van zijn neus, schuldgevoel en verborgen verdriet). De kinderen kunnen<br />

dit ook ieder voor zich doen. Hang hun tekeningen op en laat hen elkaars werkjes bekijken.<br />

Ga verder met een kringgesprek :<br />

– Als je tegenover iemand anders iets verkeerds gedaan heb, dan kan je je daar schuldig<br />

over voelen. Voelde jij je al eens schuldig ? Tegenover wie ? Wat was de reden ?<br />

– Verdriet ken je, maar wat is ‘verborgen verdriet’ ? Heb je ooit ergens verborgen verdriet<br />

over gehad ? Wil je daar nu iets over vertellen ?<br />

– Als je met een schuldgevoel zit of met een groot, verborgen verdriet, wie of wat helpt<br />

jou dan ?<br />

Eindig dit kringgesprek met de opmerking dat Meneer Codd, de stichter van de B. Codd School<br />

voor Verstandige Gedachten, zich schuldig voelt, verborgen verdriet heeft en dat niet langer voor<br />

zichzelf wil houden.<br />

Nederlands – 1 Luisteren – 1.9<br />

Nederlands – 2 Spreken – 2.1 – 2.6<br />

Nederlands – 3 Lezen – 3.3<br />

— Hoofdstuk acht<br />

Na het achtste hoofdstuk hang je drie vragen op :<br />

– Wat is er gebeurd met Ollie Kirkengaard, de leugenaar ?<br />

– Waar is André Puikstee die niet van tekenen en gedichten hield, maar valsspeelde<br />

om geld te verdienen ?<br />

– Hoe gaat het met Jessica van Botervlok die geen meisjesdingen wou doen ?<br />

— Hoofstuk negen tot elf<br />

Je leest hoofdstuk negen tot elf voor.<br />

4 Meer Lulu<br />

Monty probeert meer te weten te komen over de kinderen die jaren geleden niet hardhandig werden<br />

aangepakt door meneer Codd, hoewel de geruchten gingen dat hij strenge straffen zou uitdelen.<br />

Met de extra informatie over Lulu kan je het dramatische spel met de oude auto in de klas verrijken :<br />

kranten op de achterbank, rozen in kristallen vaasjes, (plastieken) champagneglazen met appelsap,<br />

een doek waaronder Lulu oplost en in een vaasje verdwijnt …<br />

4 Dubbelzijdig puzzelen<br />

De leerlingen horen in deze hoofdstukken hoe Bella Sprinkelman aan een dubbelzijdige puzzel<br />

bezig is. Pas de opdracht in de puzzelhoek daaraan aan. De leerlingen zoeken twee leuke prenten<br />

die ongeveer even groot zijn. Ze kleven die stevig tegen elkaar en maken daar een dubbelzijdige<br />

puzzel van.<br />

9 jeugdboekenweek 2011 – lestips voor tweede en derde leerjaar


4 Stiftgedicht<br />

Ollie Kirkengaard adverteert met een poëtische tekst : Monty en Lulu vinden zijn gedicht als ze oude<br />

kranten doorbladeren. Laat je leerlingen zelf een stiftgedicht te voorschijn toveren uit oude kranten.<br />

In Vlaanderen was Dimitri Antonissen de eerste om stiftgedichten te maken en te publiceren<br />

(zie : bibliografie). Door met een dikke zwarte viltstift woorden te schrappen in krantenartikels<br />

houdt hij gedichten over.<br />

Laat de leerlingen in oude kranten leuke (tussen)titels en korte artikels zoeken. Door hier en daar<br />

woorden of letters te schrappen met een donkere stift, verschijnen er nieuwe, verrassende zinnen.<br />

Zijn ze tevreden, dan knippen ze hun stiftgedicht uit en kleven het op een gekleurd blad. Alle<br />

gedichten komen in een map.<br />

Je kan deze activiteit voor de hele klas tegelijk organiseren. Bied je de opdracht meermaals aan<br />

in het hoekenwerk, dan kan je variëren door elke keer een ander thema op te geven. Vind je zelf<br />

een tekst met mogelijkheden, dan kan je die vergroten en enkele keren kopiëren. In dat geval is<br />

het interessant om te bekijken hoeveel de stiftgedichten op basis van dezelfde tekst kunnen<br />

verschillen.<br />

Nederlands – 4 Schrijven – 4.8<br />

Nederlands – 6 Taalbeschouwing – 6.1<br />

— Hoofdstuk twaalf en dertien<br />

Je leest hoofdstuk twaalf en dertien voor.<br />

Van de handgeschreven sprookjes van mevrouw Hoofd blijven enkel papiersnippers over waarop<br />

soms opmerkelijke woorden staan zoals ‘gilliegaloe’, een vogel die eieren legt in de vorm van een<br />

kubus.<br />

Toon de klas de Dikke Van Dale en vertel dat er in het Nederlands alleen al erg veel woorden<br />

bestaan. En dat er nog steeds woorden bij komen. Aansluitend geef je de opdracht – klassikaal<br />

of via hoekenwerk – om nieuwe woorden voor een klaswoordenboek te maken.<br />

De kinderen nemen een oude krant. Ze knippen eerst een grote titel uit, vervolgens verknippen<br />

ze de woorden tot lettergrepen, niet tot afzonderlijke letters. Met de lettergrepen puzzelen ze<br />

nieuwe woorden in elkaar. Die nieuwe woorden en hun – zelfverzonnen – betekenis komen in<br />

het klaswoordenboek. Organiseer daarna de verkiezing van het leukste woord. Spreek ook af dat<br />

de klas dit woord elke dag minstens één keer gebruikt, tot het einde van het schooljaar.<br />

Nederlands – 4 Schrijven – 4.8<br />

Nederlands – 6 Taalbeschouwing – 6.4<br />

— Hoofdstuk veertien tot zeventien<br />

Je leest hoofdstuk veertien tot zeventien voor.<br />

In deze hoofdstukken komen allerlei geheimen aan het licht. Zet ze samen met de leerlingen op<br />

een rijtje, en vraag hen aansluitend wat ‘de geheimen van het leven zijn’. Op die filosofische vraag<br />

bestaat natuurlijk geen pasklaar antwoord. Voor meester Emmerputz krijgen de Verstandige<br />

Gedachten altijd voorrang op wat hij voelt en droomt. Dat wat hij niet zelf in handen heeft, maakt<br />

hem bang.<br />

Nederlands – 1 Luisteren – 1.9<br />

Nederlands – 2 Spreken – 2.6<br />

<br />

jeugdboekenweek 2011 – lestips voor tweede en derde leerjaar


— Hoofdstuk achttien tot twintig<br />

De kinderen proberen te raden welk geweldig idee Monty bedacht heeft. Daarna lees je hoofdstuk<br />

achttien tot twintig voor. Monty vreesde voor een saaie dag, maar hij beleefde een dag vol<br />

verrassingen.<br />

Samen met de leerlingen zet je alle andere personages op een rijtje. Je laat hen vertellen welke<br />

problemen of zorgen ze hadden en hoe het avontuur voor hen eindigt. Het begrip happy ending<br />

kan je meermaals gebruiken.<br />

Nederlands – 1 Luisteren – 1.9<br />

Nederlands – 2 Spreken – 2.6<br />

— Afsluitend hoekenwerk<br />

Voor het afsluitende hoekenwerk selecteer je opdrachten die mooi aansluiten bij het einde van<br />

het verhaal.<br />

– Laat de leerlingen puzzelen, de autoquiz of het Verstandige Gedachten-spel spelen<br />

of nieuwe avonturen verzinnen die Lulu in haar auto beleeft.<br />

– Experimenteren met het Foetsieroest-middel van Ollie is een extra mogelijkheid.<br />

Hiervoor verdeel je een fles cola over miniflesjes. Daarop kleef je een etiket<br />

‘Foetsieroest van Ollie Kirkengaard’. De leerlingen leggen roestige spijkers,<br />

oude miniatuurautootjes … in een badje Foetsieroest en onderzoeken wat er gebeurt.<br />

– Een groepje leerlingen maakt voor de hele klas Jus de Puzzèl naar een eigen, geheim<br />

recept. Voor ze het sapje opdrinken, brengt elke leerling een toost uit op een personage,<br />

bijvoorbeeld : ‘Ik toost op Lulu omdat zij weer zal kunnen rondrijden in haar auto.’<br />

Gebruik de toost eventueel om de verwerkingsactiviteiten te evalueren : wat was leuk,<br />

minder leuk, verrassend ?<br />

Nederlands – 2 Spreken – 2.1 – 2.6<br />

En verder<br />

— Portretten<br />

Laat (ingelijste) oude portretten meebrengen of haal ze in een kringloopwinkel. Net als Monty zijn<br />

de leerlingen licht allergisch geworden voor geesten : Van welk portret krijgen ze een niesbui ?<br />

Achter welk schilderij schuilt een geest ? Wat heeft die te vertellen ?<br />

Zoals in een museum maken ze een bordje bij hun schilderij. Op het bordje stellen ze hun personage<br />

voor en schrijven er iets bijzonders bij dat toeschouwers uitnodigt om aandachtiger naar het portret<br />

te kijken. Bijvoorbeeld : ‘Mevrouw Y. Zuurkool. Haar naam is geen toeval.’<br />

Elk portret werken ze bij tot de geportretteerde geest helemaal beantwoordt aan de bijzondere<br />

eigenschap die ze ervoor verzonnen. Dat kan met diverse soorten verf maar ook met papier en lijm,<br />

stof, wol … De nieuwe portretten samen met het bordje tentoonstellen, is een fijne afsluiter.<br />

Nederlands – 4 Schrijven – 4.4 – 4.8<br />

Muzische vorming – 1 Beeld – 1.4 – 1.5<br />

<br />

jeugdboekenweek 2011 – lestips voor tweede en derde leerjaar


Bibliografie<br />

Boeken en tijdschriften<br />

Alles over auto’s / Richard Hammond, Lidy Bouwhuis (vert.). Lannoo, 2009<br />

Auto / Nicholas Harris, Tim Hutchinson (ill.), Dennis Friedhoff (vert.). Atrium, 2010<br />

De auto en wij zijn mooi : hét autoboek voor kinderen / Jet Manrho e.a. Autoped, 2008<br />

(Boekie Boekie 71)<br />

De geschiedenis van de auto / Zeger van Mersbergen, Anke Nobel (ill.). Wolters-Noordhoff, 2008<br />

Op weg (Kididoc) / Michele Longour. Biblion, 2003<br />

Schrap me : stiftgedichten / Dimitri Antonissen. Wintertuin, 2010<br />

Wat een auto’s ! Van Audi tot Volvo / Björn Bergenholtz, Bette Westera (vert.). Gottmer, 2010<br />

Websites<br />

www.datbedoelik.nl/indexl.php 0 kies : groep 4 of 5 0 typ : auto<br />

www.schooltv.nl/beeldbank/clippopup/20081231_oldtimers01<br />

www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20071113_brandweer01<br />

www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20081124_karten01<br />

www.stiftgedichten.com<br />

2<br />

jeugdboekenweek 2011 – lestips voor tweede en derde leerjaar


Lestip<br />

2<br />

Dummie de Mummie en de gouden scarabee<br />

Tosca Menten en Elly Hees (ill.)<br />

Van Goor, 2009<br />

Over het boek<br />

Goos Guts is een onopvallende jongen die een weinig bijzonder leven leidt in een dorp waar<br />

normaal gezien niets gebeurt. Tot hij Dummie, een vierduizend jaar oude mummie, ontmoet.<br />

Uit schrik dat voor wat wetenschappers met een levende mummie zouden aanvangen, verzinnen<br />

Goos en zijn vader Klaas dat Dummie een neefje uit Egypte is dat een zware brand overleefde<br />

en bij hen komt herstellen. Maar alle leven lijkt uit zijn lijfje van botten en doeken te verdwijnen,<br />

wanneer Dummie zijn kostbaarste bezit verliest : de gouden scarabee van Mukatagara.<br />

Dummie de Mummie biedt een mix van buitengewoon vreemde, griezelige, spannende en gekke<br />

gebeurtenissen enerzijds en weetjes uit het Oude Egypte anderzijds. En er is meer. De auteur stelt<br />

– heel subtiel – een aantal wezenlijke vragen : Wat gebeurt er als je geconfronteerd wordt met iemand<br />

die heel anders is ? Hoe ga je daar mee om ? En hoeveel wil je opofferen voor iemand anders ?<br />

Aan de slag<br />

Aanzet<br />

— Oude Egypte<br />

Je legt foto’s, tekeningen, kaarten, boeken en voorwerpen uit het Oude Egypte in het midden van<br />

de kring. Belangrijke begrippen die in het verhaal voorkomen, laat je aan bod komen zodat kinderen<br />

er tijdens het voorlezen niet over struikelen : woestijn, piramide, grafkamer, sarcofaag, mummie,<br />

farao, hogepriester, hiernamaals, scarabee, museum … Je nodigt de kinderen uit te vertellen wat<br />

ze over het Oude Egypte weten.<br />

Wereldoriëntatie – 5 Tijd – 5.7 – 5.9<br />

— Darwishi Ur-Atum Msamaki Minkabh Ishaq Eboni<br />

Op een wereldkaart duid je Egypte, Nederland en België aan. Je toont het boek Dummie de Mummie<br />

en leidt het in. Dit verhaal begint in het Oude Egypte, zo’n 4000 jaar geleden. Je maakt kennis met<br />

Darwishi Ur-Atum Msamaki Minkabh Ishaq Eboni, kortweg Dummie. Dan maak je een sprong in<br />

de tijd en leer je Goos Guts kennen. Die woont in een dorp in Nederland en bereidt zich met zijn<br />

klas voor op een scholenwedstrijd over Egypte. Goos zal iets vreemds meemaken …<br />

De echte naam van Dummie is eigenlijk te lang en te moeilijk om te onthouden. Sommige kinderen<br />

zullen zich uitgedaagd voelen om het toch te proberen. Je hangt de lange naam van Dummie<br />

bij een poster van een mummie of bij een tekening van Dummie, de beginletters geef je een<br />

opvallende kleur.<br />

Leer ze voor de aardigheid ook een woordje Egyptisch aan : ‘maashi’ betekent ‘oké’, ‘sirsar’ geeft<br />

aan dat iets niet goed is. Zo kan je feedback geven als iemand Dummies echte naam probeert uit<br />

te spreken.<br />

Nederlands – 7 (Inter)culturele gerichtheid<br />

3<br />

jeugdboekenweek 2011 – lestips voor tweede en derde leerjaar


Verwerkingsactiviteiten<br />

— Schelden<br />

Lees de inleidende hoofdstukken en hoofdstuk één voor. Goos en zijn vader mogen niet écht<br />

schelden van elkaar. Als iets misloopt of als ze boos zijn, gebruiken ze krachttermen die ze zelf<br />

bedacht hebben als ‘Lelijke Pimpoffel !’, ‘Plofzak Drollemans’ en ‘Bomkak Dinges’.<br />

Waarschijnlijk mogen de leerlingen thuis en op school ook niet schelden. Toch kan het deugd<br />

doen om het bij pijn, frustratie of kwaadheid uit te schreeuwen. Gebruiken zij bepaalde<br />

uitdrukkingen in de plaats van scheldwoorden ? Kunnen ze een aanvaardbaar scheldwoord<br />

verzinnen ? Alleen of per twee demonstreren ze wanneer het scheldwoord te pas komt en hoe<br />

ze het willen gebruiken.<br />

Nederlands – 6 Taalbeschouwing – 6.1<br />

Muzische vorming – 3 Drama – 3.5<br />

— Pictionary<br />

Het verhaal van Dummies ongeval en vlucht wordt met tekeningetjes weergegeven. Dummie en<br />

Goos spreken niet dezelfde taal : ze behelpen zich met een beeldtaal die ze min of meer delen.<br />

Speel een variante van pictionary. Je verdeelt de klas in twee groepen : één groep links en één rechts.<br />

Van elke groep komt er een afgevaardigde aan het bord. Zij krijgen een kaartje met een begrip op<br />

rond Egypte, geheimen of boeken … Op jouw signaal tekenen ze wat op het kaartje staat. Met enkele<br />

krijtlijnen moeten ze de essentie proberen weer te geven. De leerling die als eerste het juiste antwoord<br />

zegt, scoort voor zijn groep. Daarna zijn twee nieuwe tekenaars aan de beurt.<br />

Nederlands – 7 (Inter)culturele gerichtheid<br />

— Tussendoor<br />

Gebruik uitspraken of situaties uit het boek als aanleiding voor een gesprek tussendoor :<br />

– Op pagina 45 zegt Klaas : ‘Je kunt wennen aan hoe iemand eruit ziet. Het is veel<br />

erger als je rot bent vanbinnen.’ Wat bedoelt hij daarmee ?<br />

– Op pagina 49 raakt Goos niet in slaap. Hij heeft nu immers een erg groot geheim.<br />

Kan een geheim je uit je slaap houden ?<br />

Nederlands – 2 Spreken – 2.6<br />

— Hiëroglyfen<br />

Lees hoofdstuk twee voor. Op de plaats van het ongeval ontdekken Klaas, Goos en Dummie<br />

een boekje met hiëroglyfen. Zet een aantal woorden in hiëroglyfenschrift op het bord. Leerlingen<br />

ontcijferen ze met het hiëroglyfenalfabet dat je downloadt van internet of opzoekt in een boek<br />

over Egypte.<br />

Daarna tekenen de leerlingen hun eigen naam in een cartouche – een ovalen vorm waarin<br />

het hiëroglyfenschrift past. Krassen in een plak klei is ook mogelijk.<br />

Dummie leert Nederlands. Van een ‘s’ en een ‘z’ maakt hij een ‘sh’ (spreek uit : ‘sj’): shtaan, shitten.<br />

Van ‘h’ en ‘g’ maakt hij een ‘gh’ (spreek uit : ‘ch’): ghras, ghuis, gheel ghoed. Dat precies die<br />

lettertekens in het Oude Egypte anders werden uitgesproken dan wij gewoon zijn, wordt duidelijk<br />

als je er een meer gedetailleerde hiëroglyfenkaart bijneemt : sommige letters of tweeklanken ontbreken.<br />

Dat verklaart waarom Dummie een andere uitspraak van het Nederlands heeft. Misschien hoor<br />

je het ook als een vriendje in de klas Nederlands spreekt, maar thuis een andere taal gewoon is.<br />

Nederlands – 7 (Inter)culturele gerichtheid – 7.1<br />

Wereldoriëntatie – 5 Tijd – 5.7<br />

4<br />

jeugdboekenweek 2011 – lestips voor tweede en derde leerjaar


— Lied<br />

Je leest hoofdstuk drie voor. Over Dummie vind je een lied op het internet. Je kan dit lied<br />

introduceren en het voor of na een voorleessessie samen zingen. Als leerlingen het lied kennen,<br />

verzinnen ze er bewegingen bij.<br />

Muzische vorming – 2 Muziek – 2.4<br />

Muzische vorming – 4 Beweging – 4.5<br />

— Liegen<br />

Je leest hoofdstuk vier voor. Om hun grote geheim te bewaren, moeten Klaas en Goos niet alleen<br />

de waarheid verzwijgen, ze moeten zelfs liegen, bijvoorbeeld tegen die goede meester Krabbel :<br />

– Heb jij al eens een leugen verteld ?<br />

– Mag je liegen om iets goeds geregeld te krijgen ? Ken je de uitdrukking<br />

‘een leugentje om bestwil’ ?<br />

– Waaraan merk je dat iemand liegt ? (Een leugenaar praat wel eens met een andere stem<br />

dan je gewend bent : luider, sneller of net trager ; Een leugenaar kan met zijn handen<br />

aan zijn gezicht wriemelen, beginnen zweten, wegkijken of rood worden).<br />

Enkele leerlingen vertellen zo overtuigend mogelijk een gebeurtenis die waar of niet waar is.<br />

De andere leerlingen raden.<br />

Muzische vorming – 3 Drama – 3.5<br />

— Anders<br />

Je leest hoofdstuk vijf voor. Anna-Lies en Lissy pesten Dummie. Ze houden niet van iemand die<br />

anders is. Doordat Dummie uit een ander land komt, vinden ze dat hij hier niet thuishoort :<br />

– Wanneer is het fijn als iemand anders is ?<br />

– Wanneer vind je het moeilijk ?<br />

Nederlands – 2 Spreken – 2.1 – 2.6<br />

— Scarabee<br />

Je leest hoofdstuk zes voor. Dat is gewijd aan de scarabee van Mukatagara.<br />

In het Oude Egypte dachten ze dat de scarabee of mestkever zomaar tot leven kwam uit bolletjes<br />

mest. Ze wisten niet dat de oude kevers daar eerst hun eitjes hadden gelegd. Zo werd de scarabee<br />

symbool voor nieuw leven.<br />

De Oude Egyptenaren zagen de scarabee zijn mestballetjes voortrollen. Dat deed hen denken aan<br />

de zonnegod die de zonneschijf de hemel induwt. Zo werd de scarabee ook symbool voor de zon.<br />

De scarabee werd – soms met magische formules - als amulet gebruikt om de drager te beschermen<br />

tegen onheil. Aan een dode werd een scarabee meegegeven om hem bescherming te bieden tegen<br />

ongeluk en boze machten op zijn tocht door het hiernamaals.<br />

In opdracht van de farao gaf hogepriester Hepsetsoet Dummie de machtige, gouden scarabee van<br />

Mukatagara mee op zijn reis door het hiernamaals. Wie de amulet steelt, haalt een vloek over zich.<br />

Je leest er meer over in hoofdstuk zeven.<br />

— Amulet<br />

Vertel je leerlingen aansluitend op hoofdstuk zeven over amuletten (ter bescherming) en bij<br />

uitbreiding over talismannen (geluksbrengers). Je kan voorwerpen of afbeeldingen meebrengen<br />

die de begrippen concreter maken : een kruisje (een christelijke amulet), het boze oog (een blauwe<br />

amulet met zuiverende kleur die boze oog wegkijkt, bekend in de Islamwereld), een konijnenpoot …<br />

5<br />

jeugdboekenweek 2011 – lestips voor tweede en derde leerjaar


Amuletten werden vaak gemaakt van natuurlijke producten zoals hout, steen, klei, bot, veertjes,<br />

kruiden en schelpen. Ze werden meestal aan een kettinkje gedragen of bevestigd aan kledij.<br />

Leerlingen mogen zelf een amulet of talisman maken. Waartegen moet deze amulet hen beschermen ?<br />

Hebben ze liever een talisman ? Voor welk geluk moet die dan zorgen ?<br />

Je kan vooraf kiezen voor één bepaald materiaal, bijvoorbeeld klei, maar je kan ook verschillende<br />

materialen aanbieden en de kinderen vanuit het materiaal tot een idee laten komen. Ze maken in<br />

elk geval een soort sierraad aan een ketting of speld. Wie dat wil kan tekens aanbrengen die iets<br />

meer zeggen over de bedoeling van de amulet of talisman.<br />

Wereldoriëntatie – 5 Tijd – 5.8<br />

Muzische vorming – 1 Beeld – 1.5<br />

— Tot slot<br />

Je leest de laatste hoofdstukken na elkaar voor. Je laat de leerlingen reageren op de problemen<br />

die zich stellen en de oplossingen die zich aandienen.<br />

En verder<br />

— Dummie schuift door<br />

Buiten of in de turnzaal organiseer je speelse activiteiten die met Dummie te maken hebben.<br />

De leerlingen vormen groepjes van vier. Er zijn minstens zoveel doorschuifactiviteiten als groepen.<br />

Opruimen en doorschuiven gebeurt op het lied ‘Dummie de Mummie’.<br />

Suggesties voor activiteiten :<br />

– Is er een grote zandbak of kan je een zandtafel gebruiken, dan maken de leerlingen<br />

daar een voorstelling van het Oude Egypte met de Nijl, piramiden, palmbomen …<br />

Dat kan ook met blokken, karton en papier.<br />

Lichamelijke opvoeding – 1 Motorische competenties – 1.26<br />

Wereldoriëntatie – 5 Tijd – 5.7<br />

– Dummie kan zijn evenwicht meestal goed bewaren. Hij houdt erg van klimmen en<br />

klauteren. Je voorziet een opdracht met toestellen (evenwichtsbalk, klimrek …).<br />

Lichamelijke opvoeding – 1 Motorische competenties – 1.9 – 1.14<br />

– Toen Dummie nog in Egypte was, voetbalde hij wel eens met het hoofd van een vijand.<br />

Je laat de leerlingen voetballen met een ongewone bal. Van krantenpapier maak je<br />

een flinke prop. Je windt er lappen stof omheen. Je maakt alles vast met stukken touw.<br />

Lichamelijke opvoeding – 1 Motorische competenties – 1.17<br />

– De leerlingen mogen elkaar inpakken als een mummie. Ze maken gebruik van witte<br />

t-shirts, toiletpapier, oude lakens, touw … Je zorgt voor minstens twee kopieën van<br />

het binnenkaft van het boek. Eén mummie neemt een houding aan van het kaft.<br />

De andere mummies raden welke. Wie het goed geraden heeft, is daarna aan de beurt.<br />

Muzische vorming – 3 Drama – 3.5<br />

– Fietsen is voor Dummie een hele ervaring. In het begin komt hij heel wat hindernissen<br />

tegen. De leerlingen mogen een hindernissenparcours afleggen. Met krijt teken je<br />

een weg. Je plaatst er hindernissen op, bijvoorbeeld :<br />

6<br />

jeugdboekenweek 2011 – lestips voor tweede en derde leerjaar


— Quiz<br />

• Een grote doos vouw en snijd je helemaal open. Je zet die als een tunnel neer.<br />

• Op een balkje leg je een lange, brede houten plank : een fietswip.<br />

• Met kegels maak je een smalle doorgang. Met blauw krijt teken je er een beek naast.<br />

Dummie moet oppassen voor water !<br />

• Kleine blokjes zijn scherpe steentjes of spijkers en moeten vermeden worden. Iedere<br />

fietser telt zijn fouten en probeert er bij een tweede beurt minder te maken.<br />

Lichamelijke opvoeding – 2 Gezonde en veilige levensstijl – 2.5<br />

– De leerlingen maken een reportage voor de plaatselijke krant. Ze schrijven eerst<br />

een kort artikel. Zijn ze klaar, dan nemen ze een kijkje bij de andere groepjes en<br />

nemen om een foto. Leerlingen uit het derde leerjaar kunnen de artikels uittikken.<br />

Bij de foto’s bedenken de leerlingen titels.<br />

Er zijn zoveel artikels als groepjes :<br />

• Wie is Dummie ? (groep één)<br />

• Hoe is Dummie bij Goos en Klaas terechtgekomen ? (groep twee)<br />

• Dummie is een vrolijke mummie. Hij gaat graag naar school. Waar houdt hij van ?<br />

(groep drie)<br />

• Dummie wordt gepest op school. Door wie ? Hoe gebeurt dat ? (groep vier)<br />

• Dummie verliest zijn gouden scarabee. Hoe komt dat ? Waarom is het zo erg ?<br />

(groep vijf)<br />

• Hoe geraakt de gouden scarabee terug in het bezit van Dummie ? (groep zes).<br />

Nederlands – 4 Schrijven – 4.4<br />

Muzische vorming – 5 Media – 5.3<br />

De klas van Goos en Dummie neemt deel aan een scholenwedstrijd over Egypte. Parallel met<br />

het verhaal, kan je veel informatie meegeven over het Oude Egypte. Een quiz waarin je op een<br />

leuke manier peilt naar wat de leerlingen onthouden hebben, sluit zeker aan bij het boek. Een<br />

vragenreeks uit het Verstandige Gedachten-spel (zie : De geestige spookschool) kan je vervangen<br />

door een aantal vragen over Egypte.<br />

Wereldoriëntatie – 5 Tijd – 5.7 – 5.9<br />

Bibliografie<br />

Boeken<br />

De mestkever / naar het verhaal van HC Andersen, bewerkt door Stuffmakers. Het geluidshuis,<br />

2008 [audioboek]<br />

Dummie de Mummie en de tombe van Achnetoet / Tosca Menten en Elly Hees (ill.). Van Goor, 2010<br />

Het oude Egypte (Kididoc) / Sylvie Baussier. Biblion, 2007<br />

Websites<br />

www.dummiedemummie.nl<br />

0 met informatie, spelletjes, het lied en filmpjes van Dummie<br />

www.patricklagrou.be/hierogliefen.htm<br />

0 hiërogliefenalfabet<br />

7<br />

jeugdboekenweek 2011 – lestips voor tweede en derde leerjaar


Lestip<br />

3<br />

Durf voor drie<br />

Bart Moeyaert en Rotraut Susanne Berner (ill.)<br />

Querido, 2007<br />

Over het boek<br />

Drie bekroonde verhalen zijn in Durf voor drie verzameld.<br />

In De brief die Rosie vond vindt Rosie een brief op de stoep. ‘Aan mijn hart’ staat er op de voorkant<br />

van de envelop, ‘Van de man van je leven’ op de achterkant. Wat er ín de brief zou kunnen staan,<br />

laat Rosie niet los.<br />

Het tweede verhaal, Een kuil om in te wonen, gaat over Tom. Hij graaft een kuil tussen de sla<br />

en daar is zijn mama niet blij mee. Tom besluit in het Bosje van Vier een nieuwe kuil te maken,<br />

een kuil om in te wonen. Boven hem, tussen de bladeren, heeft Bas zijn eigen hut : topgeheim<br />

én verboden voor Tom.<br />

Het boek eindigt met Het beest heet Mona. Mona is een geheime pestkop. Op school heeft niemand<br />

door dat ze Sam, Do en Marta elke dag van de week krabt, schopt, bijt, stompt of knijpt.<br />

Marta gaat Mona te lijf met een slim en mooi plan.<br />

De verhalen op niveau AVI-3 zijn kort en inhoudelijk sterk. Je kan ze voorlezen, maar door<br />

het eenvoudige technische leesniveau kunnen kinderen ze net zo goed zelf lezen.<br />

Aan de slag<br />

De brief die Rosie vond<br />

Aanzet<br />

Je toont de eerste illustratie – liefst vergroot – en laat de leerlingen vertellen :<br />

– Wat zie je ?<br />

– Wat betekent het ?<br />

– Heb je ook gezien dat er enkel rood- en zwarttinten worden gebruikt ?<br />

– Wie staat er om de hoek van het huis ? Wat doet ze ?<br />

– Zou de poes bang zijn om buiten te komen ?<br />

– Hoe kijkt het masker op de deur ? Boos ? Vrolijk ?<br />

– Zie je het plantje ? Door de hartvormige bloempjes wordt het plantje ‘gebroken’<br />

hartje genoemd.<br />

Je leest De brief die Rosie vond voor. Vanuit de illustraties laat je de leerlingen het verhaal aanvullen.<br />

Muzische vorming – 1 Beeld – 1.3<br />

Nederlands – 2 Spreken – 2.6<br />

Verwerkingsactiviteiten<br />

— Post …<br />

Op de banken of op vrije plaatsen in de klas leg je brieven. Op de voorkant staat : ‘Aan (omschrijving<br />

die naar een bepaalde leerling verwijst)’. De leerlingen gaan bij een willekeurige brief staan die niet<br />

voor hen bestemd is. Ze mogen de brief niet aan anderen tonen, en ze mogen niet verklappen wat<br />

op hun brief staat.<br />

8<br />

jeugdboekenweek 2011 – lestips voor tweede en derde leerjaar


Je leest het eerste hoofdstuk opnieuw voor. De leerlingen leven zich in in de figuur van Rosie en<br />

beelden uit wat je leest. In hoofdstuk twee verbergt Rosie de brief onder haar trui. De leerlingen<br />

mogen de brief ook onder hun trui of t-shirt stoppen en in de kring gaan zitten.<br />

Muzische vorming – 3 Drama – 3.3<br />

— …voor jou<br />

Verdiep het verhaal met een aantal vragen en opdrachtjes :<br />

– Rosie vond het moeilijk om de brief te laten liggen. Ze wilde de brief op de bus doen,<br />

maar ze deed het niet. Waarom niet ?<br />

– Op de brief van Rosie stond : ‘Aan Mijn Hart !’ Wist Rosie dan voor wie de brief<br />

bedoeld was ?<br />

– Rosies hart bonkte hevig. Hoe kwam dat ?<br />

– Op jullie brief staat ook iets geschreven. Je mag nog eens kijken, maar zorg ervoor<br />

dat niemand anders het ziet. We houden geheim voor wie de brief is ! (Op de brieven<br />

heb je bijvoorbeeld geschreven : ‘Aan de grootste fan van Anderlecht’, ‘Aan de<br />

liefhebber van balletjes in tomatensaus’ …)<br />

– Rosie las de achterkant van de brief waarop stond ‘Van De Man Van je Leven’.<br />

Begreep Rosie wie daarmee bedoeld werd ?<br />

– Mama dacht dat Rosie een liefdesbrief gevonden had, maar Bertie dacht juist dat<br />

het een heel enge brief was. Waarom dachten ze dat ?<br />

– Van wie komt de brief die jullie gevonden hebben ? Kijk eens op de achterkant.<br />

(Op de achterkant heb je bijvoorbeeld een vraagteken of een uitroepteken geschreven<br />

of ‘Rara’, ‘Van Je Weet Wel’ of ‘Onverwacht !’ …)<br />

– Toen mama zag dat Rosie de brief probeerde te openen, werd ze boos, zowel op Rosie<br />

als op haar broer Tommie. Waarom ?<br />

– Met de straf die Rosie kreeg, raakte het mysterie van de brief ook opgelost. Wat moest<br />

Rosie doen ?<br />

– Hoe reageerde die ‘Man Van je Leven’ ?<br />

– Was Rosie verrast ? Ben jij verrast ? Waarom ?<br />

Aansluitend geef je de leerlingen de opdracht om hun geheime brief aan de juiste bestemmeling<br />

te bezorgen. Ze stappen op een klasgenootje af en vragen of hij of zij supporter is van Anderlecht,<br />

graag balletjes in tomatensaus eet … Als ze denken dat ze de juiste bestemmeling hebben gevonden,<br />

geven ze de brief af. Hebben ze ook hun eigen brief gekregen, dan gaan ze op hun plaats zitten.<br />

Heeft iedereen zijn brief, dan maken ze die open en lezen. In de brief staat een opdracht die ze<br />

onmiddellijk uitvoeren :<br />

Hallo,<br />

Een brief krijgen is spannend en leuk.<br />

Een brief schrijven is dat ook.<br />

Een brief kan over leuke dingen gaan,<br />

ook over verdriet<br />

of over iets dat je niet durft zeggen.<br />

In een brief kan alles.<br />

Een brief is geheim.<br />

Alleen wie de brief krijgt, mag hem lezen.<br />

9<br />

jeugdboekenweek 2011 – lestips voor tweede en derde leerjaar


Jij mag een brief schrijven naar …(leerling van de klas)<br />

Is jouw brief klaar, steek hem in een envelop.<br />

Zoek een bijzondere manier om jouw brief te bezorgen.<br />

Van juf … of : Van meester …<br />

Nederlands – 2 Spreken – 2.6<br />

Nederlands – 3 Lezen – 3.5<br />

Nederlands – 4 Schrijven – 4.3<br />

En verder<br />

De brief bezorgen kan een activiteit op zich zijn. Zit de brief in een pakket ? Wordt de brief gebracht<br />

door een beroemde voetballer, een postduif, het hondje van de buren, De Zus Van je Leven … ?<br />

Iedere leerling kan een idee uitwerken en zijn of haar plan één van de volgende dagen uitvoeren.<br />

Een kuil om in te wonen<br />

Aanzet<br />

Stel een paar vragen :<br />

– Naar welke plek in (de buurt van je) huis ga je als je alleen wil zijn ?<br />

– Mag er ook bezoek komen of is het een geheime plek ?<br />

In Een kuil om in te wonen wil Tom ook een plek voor zichzelf. Lees het verhaal voor met<br />

aandacht voor de illustraties.<br />

Nederlands – 2 Spreken – 2.6<br />

Verwerkingsactiviteiten<br />

— Verhaal verdiepen<br />

– Mama is boos omdat Tom een kuil maakt in het slabed. Hoe voelt Tom zich als mama<br />

hem wegstuurt ?<br />

– Tom denkt dat hij rustig en alleen in het Bosje van Vier een kuil kan graven om in<br />

te wonen. Is dat zo ?<br />

– Waarom is de jongen in de boom niet blij met het onverwachte bezoek ?<br />

– Mama is op zoek naar Tom. Waarom gaat Tom niet met mama mee terug naar huis ?<br />

– Tom en Bas sluiten vriendschap. Hoe gebeurt dat ?<br />

Nederlands – 2 Spreken – 2.6<br />

— Time-outplek verzinnen<br />

Bespreek samen met de leerlingen een mogelijke plek in de klas waar ze terechtkunnen als ze<br />

verdrietig, humeurig of boos zijn, geen zin hebben om te praten, als ze rustig willen lezen, of<br />

te veel energie hebben om op hun stoel te blijven zitten :<br />

– Waar maak je ‘een kuil’ of ‘een hut’ om even in te verdwijnen ? (Bijvoorbeeld:<br />

uit het zicht van de anderen en toch niet helemaal weg).<br />

– Welke sfeer moet die plek uitstralen ? (Bijvoorbeeld: ze moet klein en knus zijn,<br />

geborgenheid geven).<br />

2 jeugdboekenweek 2011 – lestips voor tweede en derde leerjaar


– In het boek vindt Tom het fijn om achter Bas’ boek weg te kruipen. Welke spullen<br />

wil jij graag op de geheime plek hebben ? (Bijvoorbeeld : kussens, knuffel, beker water,<br />

mp3-speler met eigen muziek, foto’s, stickers, een boek, pen en papier, een speelgoedje,<br />

plaats voor nog één vriendje …).<br />

Nederlands – 2 Spreken – 2.6<br />

Wereldoriëntatie – 3 Mens – 3.2<br />

En verder<br />

— Time-outplek inrichten<br />

Is de klas het eens over een goeie time-outplek ? Laat de leerlingen dan materialen verzamelen en<br />

maken om de time-outplek in te richten. Zo kunnen ze boekjes maken als remedie tegen verdriet,<br />

een slecht humeur, kwaadheid of angst. In zo’n boekje kleven ze foto’s, tekeningen, tekstjes die<br />

troosten, blij of moedig maken … Ze kunnen ook dozen versieren en vullen met voorwerpen<br />

die ‘helende’ gaven hebben. Tot slot bedenken ze een bijzondere naam voor deze bijzondere plek.<br />

Wereldoriëntatie – 3 Mens – 3.2<br />

Het beest heet Mona<br />

Aanzet<br />

Sta even stil bij de betekenis van ‘een beest’ (een woest en wild dier). Daarna toon je de tekening<br />

van Mona (p. 51). Daarop zien ze dat Mona geen dier is, maar een meisje. Vraag daarna wat de auteur<br />

met de titel zou bedoelen (Net als sommige dieren, is Mona woest en wild. Door Mona met een beest<br />

te vergelijken, kan de schrijver met weinig woorden uitleggen dat Mona ongewoon woest en wild<br />

tekeer gaat.)<br />

Tijdens het voorlezen besteed je aandacht aan uitdrukkingen, zegswijzen en vergelijkingen (‘Ik lust<br />

haar rauw’, ‘Ze veegde het plein aan met Sam’, ‘Ze liet Sam alle hoeken zien’, ‘Jij bent (als) een varken’,<br />

‘Kijk uit je doppen’, ‘Mona is de school. De school is Mona’, ‘Do en Sam houden zich sterk’, ‘Ze zijn<br />

als de dood voor Mona’ …).<br />

Lees het verhaal voor tot en met pagina 65 : ‘Ineens heb ik een slim idee’.<br />

Nederlands – 6 Taalbeschouwing – 6.1<br />

Verwerkingsactiviteiten<br />

Mona pest in het geheim. Niemand ziet het. Klikken bij de meester of de juf doet Marta niet. Marta<br />

wil samen met Do en Sam terugvechten, maar dat mag ze niet van haar moeder. Die zegt dat een mens<br />

geen beest is, of dat Marta slimmer moet wezen dan haar vuist. Op pagina 65 kondigt een keerpunt<br />

zich aan. De leerlingen bedenken hoe het verhaal verder kan lopen en werken dit naar keuze uit :<br />

– Met rode en zwarte stiften, kleurpotloden, waskrijtjes of verf maken ze een prentenband.<br />

Ze rollen de tekeningen of schilderijtjes uit en weer op terwijl ze het einde van het<br />

verhaal vertellen.<br />

– Met rode en zwarte stiften of kleurpotloden tekenen ze de personages die ze nadien<br />

uitknippen en op rietjes kleven. Hiermee spelen ze het einde van het verhaal.<br />

– Met popjes (bijvoorbeeld Playmobil-ventjes) spelen ze het vervolg van het verhaal<br />

op een verteltafel.<br />

2<br />

jeugdboekenweek 2011 – lestips voor tweede en derde leerjaar


– In een aantal korte zinnen schrijven ze neer wat er na maandag, de dag waarop<br />

het keerpunt valt, gebeurt.<br />

Alle groepjes stellen hun einde aan elkaar voor. Je gaat met de leerlingen telkens na of Marta in<br />

al die gevallen slimmer was dan haar vuist. Pas daarna lees je het originele einde van het verhaal<br />

voor. Laat de leerlingen reageren :<br />

– Wat Marta en haar vrienden meegemaakt hebben, voelde aan als een strijd op leven<br />

en dood, net als in de dierenwereld. Iedereen is levend uit de strijd gekomen, Mona<br />

ook. Waarom is Mona zo stil geworden ? Waarom bloost ze de hele tijd ?<br />

Muzische vorming – 1 Beeld – 1.6<br />

Muzische vorming – 3 Drama – 3.4 – 3.7<br />

Nederlands – 4 Schrijven – 4.4<br />

En verder<br />

— Beest en diertje<br />

Tegenover het beest Mona lijken Marta, Do en Sam tamme, weerloze diertjes. Je laat de leerlingen<br />

in boeken en tijdschriften op zoek gaan naar een beest dat er zo wild en woest uitziet als Mona in de<br />

gedachten van Marta.<br />

Ze schilderen Mona als beest : groot, wild en woest, bladvullend. Waar nog een plaatsje wit overblijft,<br />

schilderen of tekenen ze Marta, Do en Sam : klein, lief en slim.<br />

Of : ze tekenen Marta, Do en Sam op kleine blaadjes en hangen die met lintjes aan het beest. Als het<br />

beest wild tekeer gaat, vliegen Marta, Do en Sam naar alle kanten.<br />

Muzische vorming – 1 Beeld – 1.6<br />

— Pesten<br />

In de kring vertellen de leerlingen wanneer ze gepest werden, op welke manier, wat het met hen<br />

deed … Het is niet de bedoeling om pesters bij naam te noemen. Andere leerlingen spelen de<br />

vertelde situatie na. Ze leven zich zo goed mogelijk in in hun rol. Als de verteller geen einde heeft<br />

aangegeven, mogen ze zelf een einde improviseren. Ze kunnen scènes volgens aanwijzingen van<br />

de verteller herspelen.<br />

Muzische vorming – 3 Drama – 3.4<br />

Wereldoriëntatie – 3 Mens – 3.4 – 3.6<br />

Sociale vaardigheden – 1 Relatiewijzen – 1.7<br />

Bibliografie<br />

Timmie en zijn plekje / Ed Franck en Kris Nauwelaerts (ill.). Davidsfonds-Infodok, 1993<br />

22 jeugdboekenweek 2011 – lestips voor tweede en derde leerjaar


Lestip<br />

4<br />

Het zakmes<br />

Sjoerd Kuyper<br />

Leopold, 2009<br />

Over het boek<br />

Het zit Mees niet mee : zijn beste vriend Tim verhuist naar een andere stad. Een dag voor Tim<br />

vertrekt, laat hij Mees zijn nieuwe zakmes zien. Mees wil zelf al zo lang een zakmes, maar daar vindt<br />

zijn vader hem te jong voor. Wanneer de juf plots opduikt, stopt Mees het mes in zijn zak. Hij vergeet<br />

het mes terug te geven en de volgende dag komt Tim niet meer naar school. Mees is bang dat Tim<br />

hem ervan zal verdenken dat hij het mes voor zich wil houden. Zonder zijn vader in te lichten – die<br />

mag niet weten dat hij met een mes rondloopt – gaat Mees op zoek naar zijn vriend.<br />

Het zakmes is een spannend en ontroerend relaas van een zoektocht. Het boek vertelt een tijdloos<br />

verhaal en werd daarom in 2009 heruitgegeven. Ook de verfilming van het boek (die als dvd bij<br />

het boek zit) blijft een groot succes.<br />

Aan de slag<br />

Aanzet<br />

Haal een zakmes uit je zak, vouw het open en vraag :<br />

– Wie heeft thuis ook een zakmes ?<br />

– Waarvoor gebruik je het ?<br />

– Mag je je zakmes gebruiken als je alleen bent ?<br />

– Wie zou er een zakmes willen ?<br />

Nederlands – 2 Spreken – 2.1<br />

Verwerkingsactiviteiten<br />

Je leest het verhaal hoofdstuk per hoofdstuk voor.<br />

— De verhuizing<br />

In het hoofdstuk De verhuizing verzinnen Mees en Tim vreemde talen, bijvoorbeeld de kippentaal.<br />

Omdat kippen ‘tók-tók-tók…’ zeggen, komen Mees en Tim op het idee om klinkers en tweeklanken<br />

te vervangen door een ‘ó’. Alle leerlingen zeggen nu hun naam in de kippentaal. Nadien voeren ze<br />

in duo een gesprekje in de kippentaal. Laat hen bijkomend andere talen bedenken :<br />

– Waarvoor kan je een vreemde taal gebruiken ? (geheime boodschappen vertellen<br />

of schrijven)<br />

Nederlands – 7 (Inter)culturele gerichtheid<br />

— Het lege huis<br />

Na Het lege huis vertellen de leerlingen met eigen woorden hoe Mees probeert om het zakmes<br />

terug te geven aan Tim, en hoe dat mislukt. Zowel de vader als de juf van Mees luisteren niet<br />

wanneer Mees hen zijn geheim wil toevertrouwen. Dat spelen de leerlingen na in duo’s : de ene<br />

speelt Mees, de andere zijn vader of juf. Terwijl Mees zijn verhaal probeert te vertellen, geven zij<br />

23 jeugdboekenweek 2011 – lestips voor tweede en derde leerjaar


hem daar de kans niet toe. Ze wisselen van rol. Nadien vertellen ze hoe het voelt om niet gehoord<br />

te worden.<br />

Muzische vorming – 3 Drama – 3.5<br />

— De brief<br />

Lees van hoofdstuk De brief pagina 32 tot de helft van pagina 34 voor. Mees wil het verhaal aan<br />

zijn moeder vertellen, maar dat kan niet : ze slaapt en dan mag Mees haar niet storen. Dus vertelt<br />

Mees zijn verhaal tegen de televisie waarop hij een opname van zijn zingende moeder afspeelt.<br />

De leerlingen bedenken een plan voor Mees – wat kan hij nog doen om Tim zijn mes te<br />

bezorgen ? – dat ze mogen uitschrijven of uittekenen. Wie wil mag over zijn plan vertellen in<br />

een opnamestudiootje dat je opstelt in een hoekje van de klas. Film de leerlingen één voor één.<br />

Ze houden hun plan voor Mees nog strikt geheim.<br />

Lees daarna het hoofdstuk door tot pagina 40 en vat samen. Mees schrijft een brief voor Tim.<br />

Hij steekt het zakmes samen met de brief in een envelop. Op de voorkant schrijft hij : aan tim,<br />

flevoland, op de achterkant : van mees, paradijslaan 17, amsterdam. Dan post hij de brief. Vraag<br />

de leerlingen wat ze van Mees’ plan vinden. Zou hij in zijn opzet slagen ? Daarna lees je verder.<br />

Muzische vorming – 1 Beeld – 1.6<br />

Muzische vorming – 5 Media – 5.3<br />

Nederlands – 2 Spreken – 2.6<br />

— De trein<br />

Na De trein vertellen de leerlingen wat ze zelf ooit kwijt geraakt zijn :<br />

– Hoe voelde dat ?<br />

– Heb je het verloren voorwerp of huisdier teruggevonden : via een affiche,<br />

een advertentie …?<br />

Nederlands – 2 Spreken – 2.6<br />

— De advertentie<br />

Je leest De advertentie voor. Ook de vierde poging van Mees mislukt en hij verliest de moed :<br />

– Schiet er echt geen enkel goed plan meer over ?<br />

– Welk plan heb jij zelf bedacht ?<br />

Naar aanleiding van de laatste vraag verklappen de leerlingen hun eigen getekende, uitgeschreven<br />

of vertelde plannetje.<br />

— Het liedje<br />

Met Het liedje introduceer je de vijfde poging van Mees. Je leest ook De televisie voor. Daar zingt<br />

Mees een lied dat voor Tim bestemd is. Tim ziet Mees, hoort het lied en komt naar de studio.<br />

Je laat de leerlingen vertellen wat ze van het door de schrijver bedachte einde van het verhaal vinden.<br />

Nederlands – 2 Spreken – 2.6<br />

— Zelf liedjes maken<br />

Samen met de leerlingen maak je een nieuwe aflevering voor het muziekprogramma Drie maal<br />

drie is negen. In groepjes of als duo maken de leerlingen een lied over een echt of fictief geheim.<br />

Ze doen dit, net als Mees, in stapjes. Ze schrijven eerst een korte tekst die ze daarna op muziek<br />

zetten :<br />

24 jeugdboekenweek 2011 – lestips voor tweede en derde leerjaar


– Welke instrumenten passen bij je lied ?<br />

– Wanneer en hoe zal je de instrumenten gebruiken ?<br />

– Hoe duid je dit aan op hun liedjestekst ?<br />

Elk groepje oefent zijn nummer eerst een paar keer in en neemt daarna deel aan de ‘auditie’ : de juf<br />

of meester en een aantal (wisselende) leerlingen vormen de jury. Die vertelt wat goed is aan<br />

elk nummer en wat nog beter kan. Alle groepjes werken verder tot hun nummer klaar is voor<br />

de televisieshow.<br />

Elk groepje mag zijn lied brengen en laten filmen. Twee leerlingen kondigen de groepjes aan en<br />

wuiven hen uit. De film wordt gemonteerd en getoond aan een nieuw publiek (grootouders, een<br />

andere klas, website van de school …).<br />

Nederlands – 4 Schrijven – 4.4<br />

Muzische vorming – 2 Muziek – 2.2 – 2.4 – 2.5<br />

Muzische vorming – 5 Media – 5.3<br />

En verder<br />

— Film<br />

De verfilming van Het zakmes heeft drie prijzen gewonnen : de Cinekid Film Award in 1992, een<br />

Gouden Kalf in 1993 voor Beste regie – regisseur is Ben Sombogaart – en een Emmy in 1993 voor<br />

Beste jeugdprogramma. De dvd van de film zit bij het boek (achteraan). Mees die zijn lied zingt,<br />

is te zien vanaf 1 uur 18 minuten. Dit fragment kan je laten zien voor je de leerlingen hun eigen lied<br />

laat maken.<br />

25 jeugdboekenweek 2011 – lestips voor tweede en derde leerjaar


Lestip<br />

5<br />

Meneer Kandinsky was een schilder<br />

Daan Remmerts de Vries<br />

Leopold, 2010<br />

Over het boek<br />

Meneer Kandinsky is een schilder die keurig schildert zoals het hoort. Tot uit één van zijn schilderijen<br />

een blauw paardje ontsnapt. Het huppelt overal met hem mee en fluistert meneer Kandinsky<br />

dingen in het oor. Kleuriger en vreemder worden zijn schilderijen daardoor. Wanneer het paardje<br />

verdwijnt, laat meneer Kandinsky zich overrompelen door geluiden van buitenaf en ontdekt hij dat<br />

hij ook op zijn eigen manier kan schilderen.<br />

De prenten in Meneer Kandinsky was een schilder zijn collages van bekende schilderijen van<br />

Kandinsky waaraan Daan Remmerts de Vries eigen vormen en illustraties toegevoegd heeft.<br />

Enkele zinnen per pagina waarvan een enorme poëtische kracht van uitgaat, meer is er niet nodig<br />

om het verhaal van deze bijzondere schilder tot leven te brengen. Dit is een schitterend boekje<br />

waar kinderen samen of alleen in kunnen duiken, op elk moment van de dag.<br />

Aan de slag<br />

Opmerking vooraf<br />

Als uitgangspunt voor Meneer Kandinsky was een schilder baseerde auteur en illustrator Daan<br />

Remmerts de Vries zich op het leven van Wassily Kandinsky en op de veeleer abstracte schilderijen<br />

die Kandinsky maakte. Met het blauwe paardje verwijst hij naar de groep ‘De Blauwe Ruiter’ die<br />

Kandinsky mee oprichtte. Als een geheime vriend vergezelt dit blauwe paardje meneer Kandinsky<br />

in een wereld die hij geleidelijk aan anders gaat bekijken én schilderen.<br />

Aanzet<br />

Je tekent het huppelend blauw paardje – zo’n twintig centimeter groot – vooraf na en knipt het uit.<br />

Een dag voor je het boek introduceert, hang je het ’s morgens op een opvallende plek in de klas,<br />

bijvoorbeeld net boven of naast het raam dat op een kier staat. Als een kind het diertje opmerkt,<br />

speel je mee dat je verbaasd bent. Mogelijke verklaringen van de leerlingen, corrigeer je niet. Je kan<br />

zelf enkele aanvullingen geven : Wat een gek beestje huppelt daar. Het lijkt wel een blauw paardje.<br />

Misschien is het ontsnapt ? Zouden ze het niet best met rust laten ?<br />

Tijdens de speeltijd of lunchpauze geef je het paardje een andere, liefst verrassende plek. Dat herhaal<br />

je tot je het boek voorstelt : dan hang je het paardje vlakbij Meneer Kandinsky was een schilder.<br />

Je laat de leerlingen hun verwachtingen over het boekje uitspreken voor je het verhaal voorleest<br />

en de illustraties toont.<br />

Nederlands – 2 Spreken – 2.6<br />

Verwerkingsactiviteiten<br />

— Vraaggesprek<br />

Nadat je het verhaal een eerste keer hebt voorgelezen en de illustraties getoond hebt, bied je het<br />

prentenboek opnieuw aan en stimuleer je de leerlingen om samen verder (of anders) te kijken.<br />

26 jeugdboekenweek 2011 – lestips voor tweede en derde leerjaar


Geef veel aandacht aan het blauwe paardje : de muze en de geheime vriend van Kandinsky.<br />

Heb je een digitaal schoolbord in de klas of kan je gebruik maken van een pc met beamer, scan<br />

dan de illustraties in. Je kan ook foto’s van de illustraties maken en die in een PowerPoint zetten.<br />

De projectie geeft leerlingen de mogelijkheid om klassikaal te speuren naar details, maar ze kunnen<br />

het net zo goed in kleine groepjes doen.<br />

Muzische vorming – 1 Beeld – 1.3 – 1.4<br />

Als de leerlingen spontaan veel ontdekken, zullen verschillende vragen overbodig zijn. Vooral in<br />

het begin kunnen ze richting geven aan het gesprek.<br />

4 Prent 1<br />

– Is een huppelend paardje vrolijk of bedroefd ?<br />

– Wat zou meneer Kandinsky denken op het moment dat het paardje ontsnapt ?<br />

– Welke kleuren zie je op zijn schilderij ? Vind je dat blije of sombere kleuren ?<br />

– Wie herken je op de foto links boven ?<br />

4 Prent 2<br />

– Waarom kan alleen meneer Kandinsky het paardje zien ? (Het is zijn geheime vriendje.<br />

Het paardje zit in zijn hoofd, hij ziet het niet echt. Het is misschien een fantasiepaardje.)<br />

– Vindt hij het gezelschap van het blauwe paardje fijn ?<br />

4 Prent 3<br />

– Meneer Kandinsky vindt het paardje soms zelfs een beetje lastig. Waarom ?<br />

– Hoe reageren de bakker en de wachtende vrouw ?<br />

4 Prent 4<br />

– Meneer Kandinsky’s hoofd zit vol met kleuren. Wat vraagt hij in de schoenenwinkel ?<br />

– Hoe reageert zijn geheime vriendje ?<br />

– Wat vindt de winkeljuffrouw ?<br />

– Hoe gaat de winkeljuffrouw gekleed ?<br />

4 Prent 5<br />

– Meneer Kandinsky houdt erg veel van muziek. Tegen een pianospelende barones<br />

zegt hij iets vreemds. Wat zegt hij ?<br />

– Hoe reageert het paardje ?<br />

– Hoe kijkt meneer Kandinsky ?<br />

– Wat vindt de barones van zijn opmerking ?<br />

– Als je naar de kleuren op deze prent kijkt, wat valt je dan op ?<br />

4 Prent 6<br />

– Wat fluistert het paardje in het oor van meneer Kandinsky ?<br />

– Wat bedoelt het paardje daarmee ?<br />

– Wat heeft meneer Kandinsky bij zich ?<br />

– Wat herken je in de zwarte vormen ?<br />

27 jeugdboekenweek 2011 – lestips voor tweede en derde leerjaar


4 Prent 7<br />

– Het paardje blijft in het oor van meneer Kandinsky fluisteren. Wat zegt het nog meer ?<br />

(Dat je eigen gevoel bij wat je ziet mag meespelen. Dat was heel nieuw voor die tijd,<br />

meer dan 100 jaar geleden.)<br />

4 Prent 8<br />

– Meneer Kandinsky kijkt samen met zijn geheime vriendje naar de nieuwe<br />

landschappen die hij nu schildert. Wat maakt deze landschappen zo anders ?<br />

4 Prent 9<br />

– Heeft meneer Kandinsky veel vrienden ?<br />

– Hoe denk je dat meneer Kandinsky zich hierbij voelt ?<br />

4 Prent 10<br />

– Wat kan je uit dit schilderij afleiden ?<br />

4 Prent 11<br />

– Meneer Kandinsky stoort zich niet aan de mensen. Maar is dat omgekeerd ook zo ?<br />

– Waar op het schilderij herken je deze mensen ? Hoe zie je dat ze kwaad zijn ?<br />

4 Prent 12<br />

– Die griezelige, strenge figuren die zijn schilderijen lelijk vinden, maken meneer<br />

Kandinsky echt bang. Ze inspireren hem om dit schilderij te maken. Wat stelt het voor ?<br />

4 Prent 13<br />

– De blauwe vriend van meneer Kandinsky is verdwenen. Wat lijkt er nog meer<br />

verdwenen ?<br />

– Is meneer Kandinsky helemaal alleen ?<br />

4 Prent 14<br />

– Zonder zijn blauwe vriendje zou meneer Kandinsky weer kunnen schilderen zoals<br />

vroeger. Doet hij dat ook ?<br />

4 Prent 15<br />

– Lukt het Meneer Kandinsky om te schilderen ?<br />

– Hoe voelt hij zich daarbij ?<br />

4 Prent 16<br />

– Meneer Kandinsky wordt opgeschrikt door iets dat van buiten komt. Wat ?<br />

– Hoe inspireert het geluid hem ?<br />

4 Prent 17<br />

– Er beginnen meneer Kandinsky meer geluiden op te vallen. Hoe maakt hij daar<br />

schilderijen mee ?<br />

28 jeugdboekenweek 2011 – lestips voor tweede en derde leerjaar


4 Prent 18 en 19<br />

– Wat zou meneer Kandinsky hier gehoord hebben ?<br />

4 Prent 20<br />

– Meneer Kandinsky schildert wat hij hoort, buiten zichzelf én binnen in zichzelf.<br />

Herken je iets daarvan op zijn schilderij ?<br />

– Hoe voelt meneer Kandinsky zich daarbij ?<br />

4 Prent 21 en 22<br />

– Meneer Kandinsky werkt aan een reusachtig groot doek. In de verte lijkt er iets<br />

te galopperen. Wat hoort meneer Kandinsky ?<br />

4 Prent 23<br />

– Meneer Kandinsky heeft zijn geheime vriendje teruggevonden en is nu heel gelukkig.<br />

Waar denk je dat ze zijn ? (Ze zijn in de lucht. Ze zijn dood en in de hemel.<br />

Het oorspronkelijke schilderij heet Hemelblauw.)<br />

– Het lijkt of meneer Kandinsky nog meer vriendjes heeft in die mooie hemel van hem.<br />

Wie zou daar nog meer zijn ?<br />

En verder<br />

— Met het blauwe paardje op stap<br />

Je neemt de leerlingen mee op wandel rond de school. Samen met het blauwe paardje proberen<br />

ze om anders te kijken en te luisteren naar een voor hen bekende omgeving. Met twee halve<br />

kokosnoten boots je een galopperend paard na. Als de leerlingen het paard horen, houden ze halt.<br />

Uit de zwarte hoed van meneer Kandinsky mag één leerling een blauw paardje vissen. Daar hangt<br />

een brief met een opdracht aan. Die voeren ze onder jouw leiding uit. Daarna stappen ze verder<br />

tot ze opnieuw het paardje horen. Een andere leerling neemt nu een opdracht uit de hoed.<br />

Deze opdrachten niet je aan de paardjes :<br />

1.<br />

Het paardje fluistert Meneer Kandinsky allerlei kleuren in zijn oor. Hij geraakt ervan in de war.<br />

Kan je hem verbeteren ?<br />

– Met mijn laatste schilderij heb ik een mooie grijs gewonnen. (prijs)<br />

– Ik wit zo goed, hier in het park. (zit)<br />

– Kijk, die blauwen hebben hun veren opengezet. Wat een mooie vogels ! (pauwen)<br />

– Om pannenkoeken te bakken, heb je geel nodig ! (meel)<br />

– Ik wil een rood pak frieten. (groot)<br />

– Als je nog één keer op mijn tenen trapt, word ik roos ! (boos)<br />

2.<br />

Het paardje fluistert : ‘Kijk om je heen. Alles heeft zijn eigen, heel speciale kleur.’<br />

Kijk goed rond. Kies iets uit de omgeving. Bekijk de kleur. Maak die lichter, feller of warmer van<br />

kleur als je er een goed gevoel bij hebt. Geef het een donkere, sombere of koude kleur als je er geen<br />

goed gevoel bij hebt of als het je niet veel doet. Wijs waarnaar je gekeken hebt en vertel wat jij in<br />

je hoofd hebt waargenomen.<br />

29 jeugdboekenweek 2011 – lestips voor tweede en derde leerjaar


3.<br />

Het paardje fluistert : ‘Kijk om je heen. Alles heeft zijn eigen vorm en grootte.’<br />

Kijk goed rond. Kies iets uit de omgeving. Bekijk de vorm en de grootte. Hoe voel je je bij wat<br />

je gekozen hebt ? Welke vormen passen bij een goed gevoel ? Zou je het groter of kleiner maken ?<br />

Welke vormen passen eerder bij een slecht gevoel ? Maak je het nu groter of kleiner ? Wijs waarnaar<br />

je gekeken hebt en vertel wat jij alleen nu, in je hoofd, ziet.<br />

4.<br />

Het paardje fluistert : ‘Kijk om je heen. Alles heeft zijn eigen grootte.’<br />

Ga per twee staan. Zoek iets in de omgeving dat jullie graag kleiner of groter willen zien. Maak<br />

kleiner waar jullie niet van houden. Maak groter waar jullie wel van houden. Laat de leerlingen<br />

hun keuze fotograferen. Met de lens brengen ze het onderwerp dichterbij of verder weg.<br />

5.<br />

Sluit je ogen. Vertel welke geluiden je opvallen. Kan je daar een vorm bij bedenken of een kleur ?<br />

6.<br />

Welke geluiden vallen je op ? Zoek een plaats waar verschillende geluiden samenkomen. Neem ze op.<br />

Je kan hiervoor een flashrecorder gebruiken, een opnameapparaat dat geluid opneemt op SD-kaartjes,<br />

vergelijkbaar met de kaartjes waar de meeste digitale fototoestellen mee werken.<br />

Nederlands – 6 Taalbeschouwing – 6.1<br />

Muzische vorming – 1 Beeld – 1.2<br />

Muzische vorming – 2 Muziek – 2.1<br />

Muzische vorming – 5 Media – 5.3<br />

— Schilderij<br />

In de klas laat je de leerlingen de geluidsopname uit de zesde opdracht (zie: hiervoor) opnieuw<br />

beluisteren. De leerlingen vertellen wat de geluiden bij hen oproepen en welke vormen en kleuren<br />

ze er zich bij kunnen voorstellen. Je toont daarna de foto’s uit de vierde opdracht (zie: hiervoor)<br />

op pc, liefst met beamer. De leerlingen vertellen waarom ze wat ze gefotografeerd hebben graag<br />

klein of groot zien.<br />

Geïnspireerd op die en alle andere voorgaande opdrachten maken de leerlingen vervolgens een groot<br />

schilderij in de stijl van Kandinsky. Na twintig minuten leg je de activiteit even stil. Deel de klas in<br />

twee groepen in. Een leerling van groep één gaat naar een leerling van groep twee. Hij bekijkt in<br />

stilte het schilderij. Daarna fluistert hij een tip in het oor van de klasgenoot, bijvoorbeeld : ‘Je mag<br />

nog meer laten zien wat je bij die boom voelt.’ Een leerling van groep twee fluistert daarna een tip<br />

in het oor van een leerling uit groep één.<br />

Wie wil, kan een geheim vriendje verzinnen dat zich mag voortbewegen op het schilderij.<br />

Leerlingen werken dit vriendje naar keuze uit : schilderen, tekenen, uit gekleurd papier knippen …<br />

Als ze het geheime vriendje uitknippen en hier en daar enkele gaatjes prikken in hun schilderij,<br />

kunnen ze het vriendje met een splitpen op een plek naar keuze bevestigen en kan het van plaats<br />

veranderen. Als de leerlingen op stijf papier of op karton werken, kan je bovenaan een smal strookje<br />

wegsnijden. Ze kleven hun geheime vriendje aan een touwtje. Dat steken ze door de sleuf waarna<br />

ze er een parel aan vastknopen. Door – gebukt achter het schilderij – de parel te verschuiven, beweegt<br />

het geheime vriendje helemaal alleen.<br />

Muzische vorming – 1 Beeld – 1.6<br />

3 jeugdboekenweek 2011 – lestips voor tweede en derde leerjaar


— Sprekende titel<br />

De blauwe ruiter, Hemelblauw … : het zijn sprekende titels voor een schilderij. Laat de leerlingen<br />

zo’n titel verzinnen voor hun schilderij. Die schrijven ze met grote letters op een mooi bordje.<br />

De bordjes verzamel je in de hoed van meneer Kandinsky.<br />

Je hangt alle schilderijen aan de muur. Een leerling neemt een bordje met een titel uit de hoed.<br />

De leerlingen zoeken uit bij welk schilderij de titel hoort. De maker mag nadien iets meer<br />

vertellen over zijn schilderij :<br />

– Waardoor kreeg je ideeën ?<br />

– Waar is het schilderij anders dan wat je gezien hebt ?<br />

Nederlands – 4 Schrijven – 4.2<br />

Muzische vorming – 1 Beeld – 1.4<br />

3<br />

jeugdboekenweek 2011 – lestips voor tweede en derde leerjaar


Lestip<br />

6<br />

Super Jan en het griezelkasteel<br />

Harmen van Straaten<br />

Pimento, 2010<br />

Over het boek<br />

Wanneer Jan acht jaar wordt, ziet hij een vallende ster. Hij wenst dat hij zo sterk als Superman<br />

wordt. De wens komt uit, maar Jans superkracht werkt alleen maar als er mensen in gevaar zijn.<br />

Hij moet het geheim goed bewaren, anders wordt hij opgesloten of verkocht aan een circus.<br />

Tijdens een reis naar een groot en oud kasteel met zijn wat vreemde buren, meneer en mevrouw<br />

Stromboli, ontdekt hij dat hij niet de enige is met een geheim. De butler en huishoudster hebben<br />

duidelijk iets te verbergen en het kasteel gaat elke dag meer op een griezelkasteel lijken. Super Jan<br />

moet zijn geheime kracht aanspreken …<br />

Super Jan en het griezelkasteel is een spannend verhaal op niveau AVI-5 waar veel vaart in zit.<br />

Voor heel wat kinderen uit het tweede en derde leerjaar een vlot leesbaar verhaal, al kan je er net<br />

zo goed samen van genieten tijdens het voorlezen.<br />

Aan de slag<br />

Aanzet<br />

Voor Harmen van Straaten met zijn verhaal Super Jan en het griezelkasteel begint, verwijst hij naar<br />

het voorgaande boek in dezelfde reeks, Super Jan, waarin het hoofdpersonage uitgebreid voorgesteld<br />

wordt. Je leest dit hoofdstuk voor en gaat dieper in op de wens van Jan.<br />

– In sommige situaties mag je een wens doen, vertelden de ouders van oma en opa al.<br />

In welke situaties ? (Als je een vallende ster ziet, Als je de maan buiten ziet terwijl je over<br />

je rechterschouder kijkt, Als je een muntje in een wensput gooit, liefst nadat je het over<br />

je schouder gegooid hebt, Als je als jongen tussen twee meisjes zit, of als meisje tussen<br />

twee jongens).<br />

– Wat zou je wensen ?<br />

– Is er al eens zo’n wens uitgekomen ?<br />

Nederlands – 1 Luisteren – 1.9<br />

Nederlands – 2 Spreken – 2.6<br />

Nederlands – 7 (Inter)culturele gerichtheid<br />

Verwerkingsactiviteiten<br />

— Hoofdstuk één tot drie<br />

Lees voor. Jan gebruikt zijn superkracht om de banden te repareren. Telkens als Super Jan in actie<br />

komt, bespreek je dat met de leerlingen.<br />

32 jeugdboekenweek 2011 – lestips voor tweede en derde leerjaar


— Hoofdstuk vier tot zes<br />

4 Kasteel Groenesteijn<br />

Lees voor. In deze hoofdstukken krijg je een uitvoerige beschrijving van kasteel Groenesteijn.<br />

Laat de kinderen na elk hoofdstuk vertellen wat ze te weten gekomen zijn over het kasteel.<br />

Moeilijke begrippen illustreer je met beeldmateriaal.<br />

Nederlands – 2 Spreken – 2.6<br />

4 Enge geluiden<br />

Laat de kinderen de nachtelijke geluiden in kasteel Groenesteijn nabootsen. Ze moeten zich<br />

inbeelden dat het nacht is. Hoe minder je kan zien, hoe meer je kan horen, zeker in een oud kasteel.<br />

Leg uit dat de auteur niet alle geluiden heeft beschreven om het verhaal niet te griezelig te maken,<br />

maar dat zij precies die geluiden gaan nabootsen.<br />

De leerlingen brengen een voorwerp mee waarmee ze een vreemd of griezelig geluid kunnen<br />

maken. Ze zitten in een kring, eventueel op de grond. Verduister het lokaal. Laat hen om de beurt<br />

experimenteren met hun geluid, tot ze vinden dat het goed klinkt (bijvoorbeeld : ze laten het één<br />

keer kort en dan weer keer drie keer traag na elkaar horen).<br />

Deel tekenpapier en potloden of waskrijtjes uit. Daarmee maken ze hun persoonlijke partituur :<br />

met symbolen en kleuren geven ze hun geluid zelf weer, of het luid of zacht klinkt, lang of kort,<br />

één of tien keer …<br />

Maak groepjes van vier kinderen met een heel ander geluid. Ze laten het nog eens aan elkaar horen,<br />

ze laten ook hun partituur zien. Daarna stellen ze samen een geluidenreeks samen : ze ordenen<br />

de partituren, maken er bij als er een geluid moet worden herhaald.<br />

Maak het opnieuw stil in de klas, vertel dat ze op bezoek zijn in kasteel Groenesteijn, dat het nacht is,<br />

dat ze elk in een hemelbed liggen, dat de kaarsen zijn uitgeblazen. Eén voor één laten de groepjes<br />

horen wat ze hebben voorbereid. Nadien mogen ze reageren. Wat klonk mooi, vreemd of verrassend ?<br />

Herkennen ze de geluiden in de tekeningen ? Kunnen ze hun partituur ook gewoon met hun stem<br />

en lichaam vertolken ?<br />

Neem de geluiden eventueel op, bijvoorbeeld met een flashrecorder. Dat vergroot het griezelige<br />

effect. Na het beluisteren van een eerste opname, bespreken ze of ze eventueel nog willen bijsturen.<br />

Muzische vorming – 2 Muziek – 2.1 – 2.2 – 2.4<br />

Muzische vorming – 5 Media – 5.3<br />

— Hoofdstuk zeven en acht<br />

4 Trucs à la Stromboli<br />

Lees voor. Je verdeelt de leerlingen in duo’s : meneer en mevrouw Stromboli ! Ze mogen een truc<br />

voorbereiden en die daarna met de nodige uitleg demonstreren aan het publiek. De truc moet<br />

prettig zijn om naar te kijken en te luisteren, én bij voorkeur mislukt de truc. Goochelinspiratie<br />

mogen ze van thuis meebrengen.<br />

Muzische vorming – 3 Drama – 3.2 – 3.5<br />

— Hoofdstuk negen tot dertien<br />

4 Spokenverjager<br />

Lees voor en vraag :<br />

– De superkracht van Jan bracht de Determinator van professor Duisterberg in de war.<br />

Is Jan veilig voor deze machine ?<br />

33 jeugdboekenweek 2011 – lestips voor tweede en derde leerjaar


Daarna geef je de opdracht om zelf een spokenverjager te ontwerpen. Die van professor Duisterberg,<br />

de Determinator, is gebouwd volgens de principes van een stofzuiger. Ook de leerlingen kunnen<br />

zich laten inspireren door een oud (huishoud)toestel. Verzamel afgedankte, niet meer werkende<br />

(maar veilige) toestellen, bijvoorbeeld één per twee leerlingen. Laat de leerlingen het toestel<br />

ombouwen tot een spokenverjager met dopjes, draadjes, stokjes, stukjes karton …<br />

Ze verzinnen een naam voor hun machine. Ze tekenen of schrijven een bijsluiter. Hoe werkt<br />

de machine ? Waar moet de gebruiker op letten ? Wat zijn de gevaren bij verkeerd gebruik ?<br />

Tot slot mogen de leerlingen hun toestel demonstreren. Speelgoedfiguurtjes kunnen met doekjes<br />

en touw omgebouwd worden tot gewillige spookjes.<br />

Muzische vorming – 1 Beeld – 1.5<br />

Muzische vorming – 3 Drama – 3.6<br />

Nederlands – 4 Schrijven – 4.2<br />

— Hoofdstuk veertien tot zeventien<br />

Je leest hoofdstuk veertien tot zeventien voor. Hoofdstuk zeventien kan je verrijken met echt<br />

materiaal : een oude wereldkaart of wereldbol, verschillende weergaven van de tekens van de<br />

dierenriem, een boodschap of de namen van de leerlingen in Old English Text MT.<br />

— Moraal<br />

Je leest verder tot hoofdstuk 21. Je laat de leerlingen navertellen hoe Jan zijn superkracht gebruikt<br />

heeft en hoe zijn geheim net niet ontdekt werd. Ook zonder die superkracht vinden de Stromboli’s<br />

Jan super.<br />

Tot slot lees je hoofdstuk 22 en 23 voor. Omdat Jan zo’n goed idee heeft, vindt zelfs Meike hem<br />

een Super Jan ! Dat Jan ook bijzonder is zonder zijn geheime kracht, is de onderliggende boodschap.<br />

— Slotinterview<br />

Het avontuur op het kasteel laat je navertellen door alle betrokkenen : Super Jan, Meike, meneer<br />

Stromboli, mevrouw Stromboli, professor Duisterberg, de butler, mevrouw Swart en de notaris.<br />

Vooraan plaats je acht stoelen naast elkaar. Op elke stoel neemt een leerling plaats. Hij krijgt<br />

een kaartje waarop staat in welk rol hij moet kruipen. Om te zien wie wie is, kan je de afbeeldingen<br />

op pagina 6 kopiëren, uitknippen en met een koordje om de nek laten hangen.<br />

Naar aanleiding van het artikel in De Morgenstond, heeft de plaatselijke televisie besloten om een<br />

interview af te nemen van al wie meer zou kunnen weten over het vreemde avontuur op kasteel<br />

Groenesteijn. Jij neemt het interview af :<br />

– Meneer en mevrouw Stromboli, jullie zijn op een avond aangekomen aan het kasteel<br />

Groenesteijn. Vertel eens waarom jullie daar naartoe gereden zijn ?<br />

– Jan, ik heb begrepen dat jij mee op vakantie mocht met je buren. Werden jullie<br />

vriendelijk ontvangen op het kasteel ?<br />

– Butler, deze mensen kwamen voor meneer Massimo. Wat is er met hem gebeurd ?<br />

– Mevrouw Swart, hebt u goed voor de gasten gezorgd ? Mevrouw Stromboli was toch<br />

het enige familielid van de overleden meneer Massimo ?<br />

– Notaris, volgens mijn bronnen zou mevrouw Stromboli het kasteel erven. Kunt u<br />

dit bevestigen ? Waren daar voorwaarden aan verbonden ?<br />

– Meike, jij bent de dochter van de tuinman die na de dood van meneer Massimo<br />

ontslagen werd. Vertel eens iets over het leven in het kasteel. Er wordt gefluisterd<br />

dat het daar spookt.<br />

34 jeugdboekenweek 2011 – lestips voor tweede en derde leerjaar


– Professor Duisterberg, wij hebben elkaar eerder ontmoet naar aanleiding van een<br />

interview over de toename van het aantal spoken in het zuiden van Duitsland. Klopt<br />

het dat er spoken of onverklaarbare verschijningen opduiken in kasteel Groenesteijn ?<br />

Niet alle facetten van het verhaal moeten aan bod komen. Als acht nieuwe leerlingen plaatsnemen<br />

op de stoelen, gaat het interview gewoon verder.<br />

Muzische vorming – 3 Drama – 3.6<br />

En verder<br />

— Super Movie<br />

Je vertelt dat het wel vaker schijnt te spoken in kasteel Groenesteijn. Je maakt groepjes van vier<br />

of vijf leerlingen. De groepjes krijgen de opdracht een spookverhaal uit te werken. Dat kan op<br />

verschillende manieren, bijvoorbeeld met een filmpje.<br />

Elk groepje bedenkt een (nieuw) spookverhaal. De leerlingen tekenen of schilderen de personages<br />

en knippen ze uit. Ze tekenen ook de decors, op A3-formaat of groter : de gang van het kasteel,<br />

de eetzaal, de slaapkamer …<br />

Je plaatst een digitaal fototoestel met een statief op een vaste plaats. Je duidt vooraf met tape<br />

de plaats van het decor en het statief aan. De leerlingen spelen het verhaal na met hun papieren<br />

personages : ze leggen de figuurtjes op het decor en verplaatsen ze volgens het verhaalverloop.<br />

Van elke scène nemen ze een foto, minstens zes foto’s per verhaal.<br />

Als alternatief kan je het spookverhaal ook laten dramatiseren met speelgoedfiguurtjes (bijvoorbeeld<br />

van Playmobil) in een speelgoedkasteel of een geknutseld kasteel van houten blokjes en plankjes.<br />

Ook hier maken ze foto’s van.<br />

Zijn de foto’s genomen, dan laad je ze in op computer. Ze kiezen voor het meest dramatische effect :<br />

zwart-wit, sepia … Daarna voeren leerlingen – met jouw hulp of die van een ICT-medewerker –<br />

de foto’s in in MovieMaker of Powerpoint. Wie wil, voegt geluiden toe.<br />

Muzische vorming – 1 Beeld – 1.6<br />

Muzische vorming – 3 Drama – 3.5<br />

Muzische vorming – 5 Media – 5.3<br />

Bibliografie<br />

Boeken<br />

Ridders en kastelen (Kididoc) / Michèle Longour. Biblion, 2001<br />

Super Jan / Harmen van Straaten. Pimento, 2009<br />

Websites<br />

www.datbedoelik.nl/indexl.php 0 groep 4 of 5 0 typ : kasteel<br />

http ://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20050117_concert08<br />

http ://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20031127_riddersenkastelen01 (/02/03)<br />

35 jeugdboekenweek 2011 – lestips voor tweede en derde leerjaar


Colofon<br />

<strong>Jeugdboekenweek</strong> 2011<br />

Thema : <strong>Geheim</strong><br />

Lestips<br />

Redactie : Ingrid Antheunis, Hedwige Buys, Leen Van Hal, Machteld Horemans,<br />

Stijn De Paepe, Liesbeth Peeters, Geert Robberecht, Marit Trioen en Veerle Verbruggen<br />

Coördinatie en eindredactie : Stichting Lezen<br />

Illustraties : Sebastiaan Van Doninck<br />

Grafisch ontwerp : Kris Demey<br />

ISBN 9789077178492<br />

De lestips voor het tweede en derde leerjaar werden geschreven door Veerle Verbruggen. Zij was achttien<br />

jaar leerkracht in het basisonderwijs. Sinds 2007 werkt ze aan de lerarenopleiding van Hogeschool Lessius-<br />

Mechelen. Ervaringen opdoen en doorgeven vanuit boeken, is iets dat ze graag meegeeft aan de studenten.<br />

De <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2011 vindt plaats van 19 maart tot 3 april 2011. De <strong>Jeugdboekenweek</strong> is een project van<br />

Stichting Lezen. Stichting Lezen wordt gesubsidieerd door de Vlaamse overheid en is het expertisecentrum<br />

voor leesbevordering. Het Focuspunt Jeugdliteratuur vormt een bijzondere opdracht binnen Stichting Lezen<br />

en staat voor de deskundigheidsbevordering inzake jeugdliteratuur.<br />

Quadri<br />

www.stichtinglezen.be<br />

www.jeugdboekenweek.be<br />

v.u.: Majo de Saedeleer, Frankrijklei 130/4, 2000 Antwerpen.<br />

Zwart<br />

36 jeugdboekenweek 2011 – lestips voor tweede en derde leerjaar


LESTIPS<br />

VIErDE & VIJfDE LEErJaar<br />

Stichting Lezen<br />

presenteert<br />

JEUGDBoEkEnWEEk 2011<br />

19 maart-3 april


Inleiding<br />

Psst …<br />

Wie leest, weet : elk boek is een geheim. Elke lezer is een ontdekkingsreiziger. In elk boek zit een verhaal<br />

verstopt dat wacht op iemand die het openslaat. Maar veel kinderboeken gaan nog verder en vertellen<br />

verhalen waarin geheimen een belangrijke rol spelen.<br />

Soms vertellen boeken over kleine, fijne geheimen. Dan zijn ze bijvoorbeeld een geheim dagboek met een slot.<br />

Of ze vertellen over een geheime club in een geheim clubhuis, waar je alleen binnen mag als je het geheime<br />

wachtwoord weet.<br />

In andere boeken zijn geheimen dan weer heel spannend. Zoals wanneer een onverschrokken ontdekkingsreiziger<br />

een lang vergeten schat vindt. Of wanneer Sherlock Holmes een diefstal of een moord of een verdwijning oplost.<br />

Of wanneer Harry Potter ontdekt wie zijn echte ouders zijn.<br />

Sommige verhalen gaan over gevaarlijke geheimen. In De brief voor de koning moet Tiuri zijn opdracht<br />

zo onopvallend mogelijk vervullen. Het geheim van Anne Frank en haar familie kostte hen het leven.<br />

En andere verhalen zijn heel persoonlijk en gaan over geheimen die zich moeilijk van de daken laten schreeuwen.<br />

Niet iedereen moet weten dat je bang bent in het donker. Wie al jaren stiekem maar wanhopig verliefd is op<br />

de buurjongen, lijdt in stilte. Wie niemand durft te vertellen dat zijn moeder te veel drinkt, torst een zware last.<br />

<strong>Geheim</strong>en in de klas<br />

Stichting Lezen stelde samen met een redactie ter gelegenheid van de <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2011 gevarieerde<br />

boekenpakketten samen met de meest bijzondere van die geheimzinnige verhalen. Die pakketten kunnen scholen<br />

aan een sterk gereduceerd tarief bestellen via de site van de <strong>Jeugdboekenweek</strong>. We maken er geen geheim van<br />

dat we boeken in de klas willen krijgen !<br />

Boeken met elkaar delen vinden we één van de leukste dingen die er zijn. Pak ze dus vast, lees ze voor,<br />

geef ze aan je leerlingen, kortom : laat je klas genieten van de verhalen. Al kan er natuurlijk veel meer dan<br />

(voor)lezen alleen. We helpen je hier graag bij. Zo vind je in deze bundel bij elk boek uit de boekenpakketten<br />

een uitgewerkte lessuggestie. De lessuggesties zijn geordend per leeftijd en hebben allemaal hetzelfde stramien :<br />

– Aanzet : manieren om het boek bij je leerlingen te introduceren.<br />

– Verwerkingsactiviteiten : tips voor een creatieve verwerking of nabespreking<br />

– En verder : extra – korte – ideeën om met het boek aan de slag te gaan, in de <strong>Jeugdboekenweek</strong><br />

óf daarna.<br />

Om aan te sluiten bij de realiteit van je klas, vermelden we bij elke tip de bijbehorende eindtermen die je met<br />

de activiteiten realiseert.<br />

Omdat lezen niet stopt na de <strong>Jeugdboekenweek</strong> en omdat er veel meer boeken zijn dan die in de boekenpakketten,<br />

kan je ook een algemene handleiding downloaden op www.jeugdboekenweek.be. De tips in die handleiding<br />

zijn altijd inzetbaar, met om het even welk boek.<br />

2 jeugdboekenweek 2011


<strong>Geheim</strong>en in de bib<br />

<strong>Geheim</strong>en vind je ook in de bib. Rekken vol zelfs : diep verborgen tussen de regels van een verhaal,<br />

of overduidelijk in de titel van een boek. Die geheimen laten ontdekken door kinderen, daar willen alle<br />

bibliotheekmedewerkers zich voor inzetten tijdens de <strong>Jeugdboekenweek</strong> ! Alleen staat de bibliotheek natuurlijk<br />

nergens. Scholen zijn per definitie nauw betrokken bij de bibliotheekwerking, in het bijzonder tijdens<br />

de <strong>Jeugdboekenweek</strong>. Trakteer je klas daarom op een bezoek aan de bib tijdens de <strong>Jeugdboekenweek</strong>,<br />

om je leerlingen er de meest mysterieuze verhalen te laten ontdekken. Tijdens dat bezoek (her)ontdekken ze<br />

de bibliotheek spelenderwijs door een uitdagend spel. Eén tegen allen ! Kunnen ze alle opdrachten oplossen<br />

en de geheimen van de bib ontsluieren ?<br />

Bibliotheekmedewerkers vinden op de inspiratiepagina’s alle info over dit spel ‘<strong>Geheim</strong>en gezocht !’. Maar<br />

ook jij kan er een kijkje nemen om te zien wat een klasbezoek aan de bib inhoudt, tijdens de <strong>Jeugdboekenweek</strong><br />

of daarbuiten natuurlijk. Want leesplezier laat zich niet vangen in een veertiendaagse, dat is dagelijkse pret,<br />

het hele jaar door. Veel is mogelijk, je lokale bib kan je ongetwijfeld bijstaan in een leesvriendelijk klasklimaat.<br />

De bib, bij jou in de buurt of op www.bibliotheek.be.<br />

Tot slot<br />

Of je de <strong>Jeugdboekenweek</strong> nu in de klas of in de bib viert, dat maakt niet uit. Zolang de boeken maar centraal<br />

staan ! Met deze lesinspiratie kennen de boeken van de <strong>Jeugdboekenweek</strong>-pakketten alvast geen geheimen meer<br />

voor jou.<br />

Veel leesplezier !<br />

De ploeg van Stichting Lezen<br />

3 jeugdboekenweek 2011


LESTIPS BIJ boekenpakketten<br />

VAN JEUGDBOEKENWEEK 2011<br />

Vierde en vijfde leerjaar<br />

— De geheime tuin / Frances H. Burnett. Christofoor, 2010<br />

— Het duistere geheim van Frederick K. Bower / Anthony Horowitz. Clavis, 2008<br />

— Het geheim van de keel van de nachtegaal / Peter Verhelst en Carll Cneut (ill.). De Eenhoorn, 2008<br />

— Het verhaal van de olifant en de goochelaar, of Hoe Peter zijn zusje terugvond / Kate DiCamillo en<br />

Tanaka Yoko (ill.). Querido, 2009<br />

— Operatie Bernie Buiten / Hilde Vandermeeren en Lotte Leyssens (ill.). Davidsfonds/Infodok, 2009<br />

— Rico, Oscar en de spookschaduwen / Andreas Steinhöfel en Peter Schössow (ill.). Davidsfonds/<br />

Infodok, 2010<br />

4 jeugdboekenweek 2011 – lestips voor vierde en vijfde leerjaar


Lestip<br />

1<br />

De geheime tuin<br />

Frances Hodgson Burnett<br />

Christofoor, 2010<br />

Over het boek<br />

Mary, een weeskind in het Victoriaanse Engeland, komt op het immense landgoed van haar sombere<br />

oom terecht. Om haar eenzame dagen in te vullen, gaat ze op onderzoek in de tuin. Bij toeval<br />

ontdekt ze een ‘geheime tuin’ die afgesloten is. Met de buurjongen knapt ze de tuin op. Van een<br />

bleek, verwend stadsmeisje verandert ze in een blozend, vrolijk kind. Ook het enorme huis verbergt<br />

een geheim : Colin, de ziekelijke zoon van haar oom. Wanneer ze hem haar geheim toevertrouwt,<br />

is dat het begin van een mooie vriendschap.<br />

Na bijna een eeuw is deze klassieker uit de kinderliteratuur opnieuw uitgegeven. Het boek vertelt<br />

een tijdloos en warm verhaal over vriendschap en opgroeien.<br />

Aan de slag<br />

Aanzet<br />

Toon de cover en laat je kinderen fantaseren : Waarover zou het boek kunnen gaan ? Waarop baseren<br />

ze zich ? Bespreek samen met je kinderen de stijl van het lettertype, de lay-out en de tekenstijl.<br />

Zou het om een oud verhaal gaan of zou het nog maar net geschreven zijn ? Stel het boek kort voor<br />

en vertel hen dat het om een echte klassieker gaat van wel honderd jaar oud. Er bestaat een film<br />

van het boek en verschillende musicalbewerkingen.<br />

Nederlands – 1 Luisteren – 1.8<br />

Nederlands – 2 Spreken – 2.5<br />

Verwerkingsactiviteiten<br />

— Voorlezen<br />

Lees het vijfde hoofdstuk voor, Het geluid in de gang (p. 36-42), nadat je het kort in het geheel hebt<br />

gesitueerd. Mary is een Engels meisje dat met haar ouders in India woont. Wanneer haar ouders<br />

op een dag sterven, wordt het verwende meisje naar het reusachtig grote landhuis van haar oom<br />

in Engeland gebracht. Daar wordt ze opgevoed door de huishoudster, Martha.<br />

Vraag :<br />

– Hoe komt het dat Mary plots honger heeft ?<br />

– Wat is het beroep van Ben Weatherstaff ?<br />

– Kan Mary echt met het roodborstje praten ?<br />

– Waarom is de geheime tuin afgesloten ?<br />

– Hoe zou jij in de tuin proberen te komen ?<br />

– Denk je dat Mary nog zal ontdekken wie er huilde ?<br />

Mary zal inderdaad ontdekken wie er huilt : Colin, de zoon haar oom. Hij ligt elke dag en nacht in<br />

zijn bed, omdat iedereen denkt dat hij erg ziek is.<br />

5 jeugdboekenweek 2011 – lestips voor vierde en vijfde leerjaar


Nederlands – 1 Luisteren – 1.9<br />

Nederlands –2 Spreken – 2.5<br />

— <strong>Geheim</strong>e tuin<br />

In het boek helpt een roodborstje Mary met het betreden van de geheime tuin. Met een<br />

inleefopdracht laat je je leerlingen ervaren wat Mary daar ziet, hoort, ruikt en voelt. Ze stellen zich<br />

verspreid op in een zaal met voldoende bewegingsruimte. Dat geeft kinderen die zich onwennig<br />

voelen meer privacy.<br />

Geef instructies :<br />

– Je bent helemaal alleen in de tuin, je kan met niemand praten.<br />

– Je loopt heel voorzichtig op de kronkelpaadjes tussen de struiken en je bekijkt<br />

de bloemperken. Je ruikt even aan de rozen.<br />

– De zon schijnt heerlijk op je gezicht. Daar geniet je van.<br />

– Je volgt een pad tot je aan een grote fontein komt. Je spettert wat van het lekker frisse<br />

water in je gezicht.<br />

– Plots hoor je prachtig gezang. Je kijkt rondom je en je gaat voorzichtig op het geluid af.<br />

Je ontdekt een prachtig gekleurd vogeltje dat op een boomtak zijn mooiste lied fluit.<br />

– Je voelt de zachte wind door je haren en je slaakt een zucht van blijdschap.<br />

De tekst kan je langzaam rijker maken door er steeds meer gevoelens, kleuren, geuren en geluiden<br />

aan toe te voegen. Je bouwt de opdracht geleidelijk op. Je kan de groep verdelen over een kijk- en<br />

doegroep. De leerlingen wisselen van groep. Daarna bespreek je – constructief – de verschillen.<br />

Leerlingen zien zo dat er vele interpretaties mogelijk zijn en voelen zich bijgevolg zekerder bij een<br />

volgende inleefopdracht.<br />

Hou een korte nabespreking :<br />

– Kon je je goed inleven ? Waarom (niet) ?<br />

– Hoe voelde het om rond te lopen in de natuur ? Heb je zoiets al eerder beleefd ?<br />

Muzische vorming – 4 Beweging – 4.2<br />

Muzische vorming – 3 Drama – 3.3<br />

— Film<br />

In 1993 werd het boek verfilmd als The Secret Garden. Op YouTube vind je een filmfragment<br />

(zie: bibliografie) waarin Colin, met Mary en Dicken, voor het eerst naar de geheime tuin gaat.<br />

Vestig de aandacht op de achtergrondmuziek.<br />

De gesproken taal is in dit fragment ondergeschikt, het Engels vormt dus geen struikelblok.<br />

Geef eventueel bijkomende uitleg : Colin en Mary raken bevriend. Met hulp van Dicken laat ze<br />

Colin de geheime tuin zien. Ze worden ontdekt door de oude tuinman, maar die belooft te zwijgen.<br />

Colin wil de tuinman laten zien dat hij niet ziek is en kan lopen.<br />

Sta even stil bij het filmfragment :<br />

– Hoe komt het dat Colin ineens kan lopen ?<br />

– Als jij Colin was, en je kon weer lopen, wie zou je dan het eerst in je vreugde willen<br />

laten delen ?<br />

6 jeugdboekenweek 2011 – lestips voor vierde en vijfde leerjaar


– Wat vond je van de muziek ? Heb je gemerkt dat die er was of net niet ? Lag dat aan<br />

het soort muziek ? Zou jij die muziek ook hebben uitgekozen ? Versterkt de muziek<br />

het gevoel uit het fragment of net niet ?<br />

Na het fragment verzinnen de kinderen een verdere afloop voor het verhaal. Je noteert hun<br />

suggesties op bord. Daarna lees je het einde voor, of je vat het samen : Mary’s oom is al een hele<br />

tijd op reis door Europa. Op zekere dag roept zijn overleden vrouw hem in een droom terug naar<br />

de geheime tuin. Wanneer hij huiswaarts keert, is hij getuige van een ontroerend mooi moment :<br />

zijn zoon Colin loopt hem recht in de armen.<br />

Vergelijk het einde met wat de klas bedacht.<br />

Muzische vorming – 2 Muziek – 2.1<br />

Nederlands – 2 Spreken – 2.5<br />

Nederlands – 5 Strategieën – 5.2<br />

En verder<br />

— Hoekenwerk<br />

4 Ode aan de lente<br />

De kinderen leggen een groot A3-vel op tafel, schrijven ‘lente’ in het midden. Met hun teamgenoten<br />

bouwen ze een woordveld met de antwoorden op volgende vragen :<br />

– Wat ruik je in de lente ?<br />

– Wat voel je in de lente ?<br />

– Wat zie je in de lente ?<br />

– Wat proef je in de lente ?<br />

– Wat hoor je in de lente ?<br />

Elk groepslid vervolledigt onderstaande ode aan de lente met hulp van het woordveld :<br />

Als ik … ruik, dan is het lente.<br />

Als ik … voel, dan is het lente.<br />

Als ik … zie, dan is het lente.<br />

Als ik … proef, dan is het lente.<br />

Als ik … hoor, dan is het lente.<br />

Leve de lente !<br />

Laat alle leerlingen hun ode illustreren en bundel ze tot een boekje !<br />

Nederlands – 3 Lezen – 3.5<br />

Nederlands – 4 Schrijven – 4.4 – 4.7<br />

4 Schooltuinontwerp<br />

Verzamel tuintijdschriften, -catalogi en -boeken die kinderen kunnen inkijken ter inspiratie. Geef<br />

instructies :<br />

– Net als Mary krijgen jullie een lapje grond om er een mooie tuin van te maken.<br />

Per twee maak je nu een tuinontwerp voor een schooltuin.<br />

– Maak een lijstje van zaken die je op het tuinplan moet intekenen. Hou rekening met<br />

de functie van de tuin, het gaat om een schooltuin.<br />

– Maak een tweede lijstje : een verlanglijstje met alle dingen die je in de tuin hebben wil.<br />

Dat kunnen planten zijn, maar ook voorwerpen of gebouwen. Denk eerst na wat<br />

7 jeugdboekenweek 2011 – lestips voor vierde en vijfde leerjaar


voor sfeer je tuin moet uitstralen en kies dan pas de plantensoorten. Kijk in de catalogi<br />

en hou ook rekening met de bloeitijd en de kleuren.<br />

– Bekijk in de tijdschriften een aantal tuinplannen : hoe worden de verschillende zaken<br />

er voorgesteld ?<br />

– Schets tot slot je eigen tuinontwerp (bovenaanzicht).<br />

– Heb je tijd over, teken de tuin dan uit op schaal.<br />

Muzische vorming – 1 Beeld – 1.3 – 1.4<br />

Wereldoriëntatie – 6 Ruimte – 6.6 – 6.11<br />

4 Kijkdoos<br />

Bij meer tijd kunnen kinderen een kijkdoos maken met een bananendoos, kosteloos materiaal,<br />

gekleurd papier en verf. Per twee maken ze hun droomtuin in de doos. Ze gebruiken de schets<br />

uit de voorgaande opdracht, of maken snel een extra schetsje. Als afsluiter organiseer je een<br />

kijkdozententoonstelling. Andere klassen komen in de bananendozen gluren naar de geheime<br />

tuinen.<br />

Muzische vorming – 1 Beeld – 1.4<br />

Sociale vaardigheden – 3 Samenwerking<br />

— Filosoferen<br />

De geheime tuin gaat over jezelf overwinnen, over geloven in jezelf en je medemens, over vertrouwen<br />

geven en krijgen, over vriendschap en de dood …<br />

– Wat is vertrouwen ?<br />

– Wanneer kan je iemand vertrouwen ?<br />

– Kan je iedereen een geheim toevertrouwen ?<br />

– Kan je jezelf overwinnen door je geloof ?<br />

– Is er sprake van een toverkracht in ons leven ?<br />

– Wat vind je van de uitspraak ‘Dood ben ik pas als jij me bent vergeten’ ?<br />

Nederlands – 1 Luisteren – 1.8<br />

Nederlands – 2 Spreken – 2.9<br />

Bibliografie<br />

DVD<br />

The Secret Garden / Agnieszka Holland (reg.). Warner Bros, 1993<br />

Websites<br />

www.youtube.com/watch ?v=CZR6BmeqUWo<br />

0 fragment uit de film The Secret Garden<br />

8 jeugdboekenweek 2011 – lestips voor vierde en vijfde leerjaar


Lestip<br />

2<br />

Het duistere geheim van Frederick K. Bower<br />

Anthony Horowitz<br />

Clavis, 2008<br />

Over het boek<br />

Frederick K. Bower is een onuitstaanbare jongen met een veel te grote erfenis. Met allerlei pesterijen<br />

doodt hij de tijd. Op zekere dag ontdekt hij dat zijn vader een groot geheim voor hem had. Lekt<br />

het uit, dan heeft dat een boel vervelende gevolgen voor hem. Frederick beraamt daarom een plan<br />

om het geheim geheim te houden. Maar dat houdt in dat hij een totaal onschuldige jongen uit de<br />

weg moet ruimen. Wat volgt is een spannend, fantasierijk, grappig en levensgevaarlijk avontuur,<br />

vol razendsnelle acties. Een aanrader voor elke lezer die van spanning, humor en een verrassende<br />

ontknoping houdt.<br />

Aan de slag<br />

Aanzet<br />

Auteur Anthony Horowitz is bekend in binnen- en buitenland :<br />

– Heb je al een boek van hem gelezen ?<br />

– Wat voor soort boeken schrijft hij ? (Spannende, griezelige boeken vol actie).<br />

Haal zijn boeken uit de bibliotheek naar je boekenhoek. Het duistere geheim van Frederick K. Bower<br />

zet je in de kijker. Toon de cover. In groepjes fantaseren ze waarover het boek zou kunnen gaan.<br />

Eén verslaggever per groep brengt een samenvatting voor de groep.<br />

Nederlands – 2 Spreken – 2.3<br />

Verwerkingsactiviteiten<br />

— Spel<br />

4 Inleiding<br />

In vijf groepjes spelen de kinderen een spel waarmee ze te weten komen waarover het boek gaat.<br />

Het spel gaat als volgt :<br />

– Met de spelopdrachten beantwoorden de kinderen één van de vijf hoofdvragen over<br />

het verhaal (wie, wanneer, waarom …).<br />

– Hebben ze een opdracht klaar, dan krijgen ze een stuk korte inhoud, in willekeurige<br />

volgorde.<br />

– Zijn ze klaar met de vijf opdrachten, dan proberen ze de vijf stukken korte inhoud<br />

in de juiste volgorde te plaatsen.<br />

– Bij elk stuk korte inhoud voorzie je een bijpassend fragment uit het boek. Je geeft<br />

een fragment per groepje. De groep leest het in stilte en bedenkt bij welk stuk korte<br />

inhoud hun fragment thuishoort.<br />

– Als elk groepje zijn verhaalfragment aan het juiste stuk korte inhoud gelinkt heeft,<br />

lees je als beloning alle fragmenten expressief voor.<br />

9 jeugdboekenweek 2011 – lestips voor vierde en vijfde leerjaar


4 Opdrachten<br />

O Opdracht 1 – Wie is het doelwit ?<br />

Lees de uitspraken in de laatste kolom. Zijn ze juist, dan omcirkel je de letter in de eerste kolom.<br />

Zijn ze fout, dan omcirkel je de letter in de middelste kolom. Zet alle omcirkelde letters na elkaar.<br />

Zo vind je de naam van het slachtoffer in het verhaal.<br />

JUIST<br />

FOUT<br />

R C Anthony Horowitz zat als kind op een verschrikkelijk strenge kostschool.<br />

Schrijven was de enige manier om aan het kostschoolleven te ontsnappen.<br />

U O Anthony Horowitz is een Zweedse kinderboekenschrijver.<br />

B T De boeken van Anthony Horowitz zijn spannend en griezelig, en zitten vol actie.<br />

E I Anthony Horowitz droomde er als kind al van om schrijver te worden.<br />

Toen hij vijf was, vroeg hij een computer en een printer als verjaardagscadeau.<br />

N P Het boek Frederick K. Bower was zijn eerste boek. Hij schreef het toen hij 23 was.<br />

Oplossing : Het slachtoffer heet Robin.<br />

O Opdracht 2 – Wie is de dader ?<br />

Wie zit er achter de aanslagen ? Dat kom je te weten door volgend geheimschrift te ontcijferen.<br />

Elk cijfer staat voor een letter in het alfabet : 1=A, 2=B …26=Z<br />

6 18 5 4 5 18 9 3 11 11 2 15 23 5 18<br />

Oplossing : Frederick K. Bower is de dader.<br />

O Opdracht 3 – Wat is het motief ?<br />

Waarom valt de dader het slachtoffer lastig ? Vul dit raadseltje – een cryptogram – aan met een<br />

vierletterwoord. Dat is meteen het motief van de dader :<br />

Een hebberig dier is een …. wolf.<br />

Oplossing : Geld is het motief van de dader.<br />

O Opdracht 4 – Wat is het wapen ?<br />

Waarmee pleegt de dader de verschillende aanslagen ?<br />

Hieronder vind je vier combinaties (A, B, C en D) van telkens twee wapens :<br />

A. bom + vergif<br />

B. vergif + revolver<br />

C. geweer + mes<br />

D. mes + dolk<br />

Zoek uit welke twee woorden (combinatie A, B, C of D) je terugvindt in onderstaand rooster. Je weet<br />

dan meteen welke wapens de dader gebruikte.<br />

<br />

jeugdboekenweek 2011 – lestips voor vierde en vijfde leerjaar


H F T A H I D W N O<br />

A S B A D W O U E R<br />

S J I O V G D E P O<br />

U R Z E L E D B W L<br />

Z R E E W E R R A V<br />

S B O U W R A G T E<br />

O F K D U A K B I R<br />

K B O B E L L U D F<br />

M S O C O E O I H V<br />

I F A M M L D E E R<br />

Oplossing : De dader gebruikte een bom en vergif, antwoord A dus.<br />

O Opdracht 5 – Wie is beschermt het slachtoffer ?<br />

Wie van de vier volgende personen beschermt het slachtoffer ?<br />

A. Meg<br />

B. Mary<br />

C. Robin<br />

D. Muss<br />

Dat kom je te weten als je volgende opdrachtjes oplost :<br />

– Welk getal brengt ongeluk ? De letter die op die plaats in het alfabet staat is de eerste<br />

letter van de naam van wie we zoeken. (Oplossing : 13 is een ongeluksgetal. De dertiende<br />

letter in het alfabet is de letter ‘M’).<br />

– De tweede letter van de naam die we zoeken komt voor in het woord ‘neus’.<br />

(Oplossing : De oplossing is uiteindelijk ‘E’, dat weten ze pas als ze de laatste vraag<br />

hebben opgelost).<br />

– Als je de volgende rekensom oplost, dan weet je hoeveel letters de naam telt :<br />

54 : 9 x 3 (Oplossing : 3)<br />

Oplossing : De beschermengel heet Meg.<br />

4 Korte inhoud in vijf stukken<br />

1.<br />

Frederick Kenneth Bower is een vreselijk rijke, maar ook hoogst onsympathieke jongen van twaalf.<br />

Nadat zijn ouders omkwamen, erfde hij hun hele fortuin : bergen geld en een kast van een villa.<br />

Als Frederick zich op een dag alweer verveelt, ontdekt hij bij toeval een geheime kamer. Daar vindt<br />

hij een houten kistje dat een aantal brieven en krantenartikels bevat. Die vondst is het begin van<br />

een nachtmerrie voor de verwende knaap. Samen met zijn persoonlijke chauffeur Gervaise smeedt<br />

hij een smerig plan.<br />

2.<br />

Robin West is een pientere krantenjongen. Hij werd als baby achtergelaten in het moederhuis,<br />

en door de verstrooide mevrouw West geadopteerd. Met zijn zus Mary is hij beste maatjes.<br />

Op een dag ontvangt Robin een doos dure bonbons per post. Op een briefje staat dat hij die<br />

gewonnen heeft met een prijsvraag. Hoewel hij zin heeft om minstens drie bonbons tegelijk in<br />

zijn mond te stoppen, twijfelt Robin. Hij heeft immers nooit deelgenomen aan een prijsvraag.<br />

De volgende nacht worden de bonbons door de inbrekers gestolen.<br />

<br />

jeugdboekenweek 2011 – lestips voor vierde en vijfde leerjaar


3.<br />

Spinn en Muss zijn twee goed betaalde huurmoordenaars, die van Frederick de opdracht hebben<br />

gekregen om Robin West een kopje kleiner te maken. Hun eerste poging is mislukt. Ze beramen<br />

al snel een tweede plan dat ook mislukt. Robin beseft nu wel dat iemand het op hem gemunt heeft<br />

en slaat samen met Mary op de vlucht. Frederick laat Robin seinen als ‘een gevaarlijk misdadiger’,<br />

en het hele land staat in rep en roer om de jongen op te sporen. Op het ogenblik dat Robin en Mary<br />

geen kant meer opkunnen, worden ze opgepikt door een vrouw op een motor. Zij verklapt Robin<br />

een geheim waardoor duidelijk wordt waarom Frederick Robin dood wil.<br />

4.<br />

Nu Robin het geheim weet, moet hij bewijsmateriaal zien te verzamelen. Daarmee kan hij de<br />

waarheid aantonen. De speurtocht van Robin en Mary wordt echter nog bemoeilijkt, want de twee<br />

huurmoordenaars ontvoeren Mary. Gelukkig kan Robin Mary bevrijden met een list. Om de villa<br />

van Frederick binnen te dringen, gaat Robin er aan het werk als liftjongen. Zo gaat hij op ontdekking<br />

en komt hij te weten in welke kamer de belangrijke documenten liggen.<br />

5.<br />

Wanneer Robin denkt dat de documenten in handbereik zijn, stuit hij op een probleem : hij heeft<br />

een wachtwoord nodig om de brandkast te openen. Als hij het wachtwoord van negen letters niet<br />

binnen de vijf minuten ingeeft, ontploft het hele gebouw. Gelukkig weet Mary raad : Frederick koos<br />

waarschijnlijk het woord waar hij het meest van hield. Zo onthoud je je wachtwoord zeker. Als je<br />

de letters van zijn eigen voornaam telt, weet je al snel wat de code is om de brandkast te kraken.<br />

Robin vindt de waardevolle papieren, en keert samen met zijn zus naar huis.<br />

4 Vijf fragmenten<br />

1. De geheime kamer<br />

Het eerste fragment begint met ‘Nu zat hij in de werkkamer van zijn vader’ (p.15) en eindigt met<br />

‘De twee andere papieren waren een certificaat …’ (p.18).<br />

2. Robin West<br />

Het tweede fragment begint met ‘Robin deed wat zijn moeder hem vroeg’ (p. 33) en eindigt met<br />

‘Terwijl mevrouw West boven rustig lag te slapen, deed hij beneden zijn werk en hij sloeg daarbij<br />

geen kast en geen lade over’ (p. 35).<br />

3. Een tweede aanslag<br />

Het derde fragment begint met ‘Op de kruising van de hoofdweg met de straat’ (p. 44) en eindigt<br />

met ‘Precies op dat moment spatte de auto in rook en vlammen uit elkaar’ (p. 47).<br />

4. Geen goede ruil<br />

Het vierde fragment begint met ‘Robin en Mary moesten Meg precies vertellen wat er de laatste<br />

week gebeurd was’ (p. 77) en eindigt met ‘Op de een of andere manier is die zogenaamde Frederick<br />

het verhaal over de verwisselde baby’s te weten gekomen’ (p. 80).<br />

5. Daar ga je, Frederick K. Bower<br />

Het vijfde fragment begint met ‘Op het beeldscherm stond 2 :13’ (p. 145) en eindigt met<br />

‘Het belangrijkste document hadden ze tot het laatst bewaard’(p.149).<br />

2<br />

jeugdboekenweek 2011 – lestips voor vierde en vijfde leerjaar


Na elk voorgelezen fragment hou je een praatronde :<br />

– Wat vond je mooi en waarom ?<br />

– Wat vond je niet mooi en waarom ?<br />

– Wat zou je anders hebben gedaan mocht je schrijver zijn geweest ?<br />

Nederlands – 3 Lezen – 3.1 – 3.6<br />

En verder<br />

— Gezocht !<br />

In het politiekantoor van Commissaris Cramp zijn de muren bedekt met foto’s van de meest<br />

gezochte misdadigers. Maak ook zo’n wand in de klas. Maak van iedereen een portret in profiel.<br />

Geef instructies :<br />

– Werk per twee.<br />

– Hang een groot blad zwart papier aan de muur ter hoogte van je hoofd.<br />

– Ga op er op een kleine afstand van staan, je staat met de zijkant van je gezicht naar<br />

het blad gekeerd. Hoe dichter je staat, hoe scherper je profiel zal zijn.<br />

– Schijn met een fel licht op je gezicht.<br />

– Laat je gezichtsomtrek overtrekken.<br />

– Knip je silhouet uit en kleef het op een groot wit blad.<br />

Hang alle portretten uit : ‘Gezocht !’. En nu maar raden wie wie is !<br />

Muzische vorming – 1 Beeld – 1.4 – 1.5 – 1.6<br />

3<br />

jeugdboekenweek 2011 – lestips voor vierde en vijfde leerjaar


Lestip<br />

3<br />

Het geheim van de keel van de nachtegaal<br />

Peter Verhelst en Carll Cneut (ill.)<br />

De Eenhoorn, 2008<br />

Over het boek<br />

Lang geleden droomde de Chinese keizer van een tuin : een tuin vol avontuur en mysterie, de mooiste<br />

tuin ooit, de Tuin der Tuinen. Enkel de meest oogverblindende bloemen en bomen mogen er<br />

groeien. Wanneer de Keizer een nachtegaal en zijn wonderschone gezang ontdekt, is het voor hem<br />

duidelijk : deze vogel hoort thuis in de Tuin der Tuinen. Heel China is ontroerd door het lied van<br />

de nachtegaal. De Keizer wil kost wat kost ontdekken hoe de vogel zulke prachtige klanken kan<br />

voortbrengen. Maar kan hij zijn wil zomaar aan alles en iedereen opleggen ?<br />

Peter Verhelst vertelt in dit boek een sprookje van Hans Christian Andersen dat al bijna<br />

tweehonderd jaar oud is, maar nog niets van zijn pracht en kracht heeft verloren. Carll Cneut<br />

maakte er wonderlijke beelden bij, van kleurrijke bloemencomposities en geraffineerde gewaden<br />

van de keizerlijke hofhouding tot mysterieuze schaduwtaferelen. Luxueus uitgegeven met goud<br />

op snee !<br />

Aan de slag<br />

Aanzet<br />

— Taal<br />

Dit boek is als een geschenk dat je uit een gouden koffertje haalt. Een belangrijk persoon –<br />

bijvoorbeeld het schoolhoofd – brengt het mee in een mooi kistje waarin je ook een Chinees<br />

voorwerp of kledingstuk legt. Dat prikkelt de nieuwsgierigheid vast. Iemand haalt het boek uit,<br />

de hele klas kan nu het boek – met goud op snee ! – bewonderen.<br />

Dit prachtboek leent zich goed tot voorlezen. De kinderen zetten zich in een cirkel rond jou,<br />

iedereen moet de prenten goed kunnen zien. Zorg voor een rustige vertelsfeer zodat er niets van<br />

de schrijfstijl verloren gaat.<br />

Hou een korte nabespreking :<br />

– Wat vond je mooi ? Waarom ?<br />

– Wat vond je niet mooi ? Waarom ?<br />

– Wat vond je moeilijk ? Waarom ?<br />

Laat hen hun antwoord goed beargumenteren.<br />

Als de prachtige schrijfstijl van Peter Verhelst niet spontaan ter sprake komt, vestig je de aandacht<br />

er zelf op. Herneem het fragment op pagina 17 dat getuigt van een poëtische en prachtige woordkeuze<br />

(‘Hij lachte en zijn lach rinkelde tot aan de grenzen van het land’) :<br />

– Valt er je iets op in deze zinnen ?<br />

– Praat jij ook zo tegen je vrienden ?<br />

– Helpen de zinnen je om het verhaal voor je ogen te zien ?<br />

– Wat maakt deze zinnen speciaal ?<br />

4<br />

jeugdboekenweek 2011 – lestips voor vierde en vijfde leerjaar


Voor dit boek kreeg Peter Verhelst de Gouden Griffel. Kijk naar het filmpje van de prijsuitreiking<br />

op YouTube (zie : bibliografie, ‘Peter Verhelst win Gouden Griffel’).<br />

Nederlands – 2 Spreken – 2.5<br />

Nederlands – 5 Strategieën – 5.2 – 5.3<br />

Nederlands – 6 Taalbeschouwing – 6.1<br />

— Illustraties<br />

Laat je leerlingen een waardeoordeel uitspreken over de illustraties. Wees niet tevreden met ‘mooi’<br />

of ‘niet mooi’, vraag naar gevoelens die de illustraties opwekken.<br />

– Hebben je al gelijkaardige prentenboeken gelezen ?<br />

– Doen de illustraties je aan bepaalde kunstenaars denken ?<br />

– Heb je de bijna onzichtbare nachtegaal ontdekt ? (De nachtegaal verstopt zich<br />

op pagina 36)<br />

Wijs hen op de vele details in de illustraties (bijvoorbeeld de kleurrijke kostuums), mochten ze<br />

die zelf niet opmerken.<br />

Hang ‘De goochelaar’ van schilder Hiëronymus Bosch (Jeroen Bosch) aan bord. De leerlingen<br />

vergelijken de figuren op het schilderij met de figuren in Het geheim van de keel van de nachtegaal.<br />

Wellicht valt het hen op dat Carll Cneut zijn figuurtjes ‘Bosch-achtige’ koppen gaf. Breng naast<br />

meer werk van Bosch, ook Japanse en Chinese prenten naar de klas. Kijk en vergelijk, bespreek<br />

details, kleurgebruik en compositie.<br />

Muzische vorming – 1 Beeld – 1.1 – 1.3<br />

Muzische vorming – 6 Attitudes – 6.2<br />

Nederlands – 5 Strategieën – 5.3<br />

Verwerkingsactiviteiten<br />

— Verdriet en troost<br />

Lees het fragment op pagina 39 opnieuw voor. In dat fragment staat ‘verdriet’ centraal. Plaats nu<br />

vooraan in de klas twee dozen : een ‘verdrietdoos’ en een ‘remediedoos’. In de verdrietdoos steken<br />

ze hun antwoorden op volgende vragen – ze schrijven ze kort neer op strookjes papier :<br />

– Wat is verdriet ?<br />

– Hoe ga je ermee om ?<br />

– Heb je al eens iets meegemaakt wat je verdrietig maakt ?<br />

– Aan welke kleur denk je als je verdrietig bent ? Kleur je papierstrookje in die kleur<br />

voor je het in de ‘verdrietdoos’ steekt.<br />

In de ‘remediedoos’ komen de antwoorden op deze vragen :<br />

– Wat troost je als je verdrietig bent ?<br />

– Hoe troost je iemand die verdriet heeft ?<br />

– Aan welke kleur denk je bij het woord ‘troost’? Kleur je papierstrookje in die kleur<br />

voor je het in de ‘remediedoos’ steekt.<br />

Interessant wordt het als je enkele briefjes uit de dozen haalt en voorleest. Stemmen ze in met het<br />

antwoord ?<br />

Sociale vaardigheden – 1 Relatiewijzen – 1.3<br />

Nederlands – 4 Schrijven – 4.5<br />

Nederlands – 2 Spreken – 2.1<br />

5<br />

jeugdboekenweek 2011 – lestips voor vierde en vijfde leerjaar


— Meer emoties<br />

Bouw verder op het voorgaande gesprek over ‘verdriet’ :<br />

– Wat gebeurt er met de inwoners van China als de keizer verdrietig is ? (Ze worden<br />

ook verdrietig.)<br />

– Wat gebeurt er met de inwoners van China als de keizer blij is ? (Ze worden ook blij.)<br />

– Hoe komt dat ? (Ze nemen de gevoelens van de keizer over.)<br />

– Kan je nog andere emoties opsommen ?<br />

Hang afbeeldingen (emoticons of woordkaarten kunnen ook) van verschillende gevoelens (minstens<br />

zes : blij, verdrietig, boos, bang, verlegen, verbaasd, eventueel ook : verliefd, woedend) aan het bord.<br />

Duid jij een afbeelding aan, moeten de leerlingen de emotie met hun mimiek uitbeelden. In het<br />

begin geef je hen veel tijd, later kan je sneller van de ene emotie naar de andere gaan.<br />

Daarna werken ze in duo’s. De ene leerling speelt een emotie, de andere raadt welke. Tot slot roep<br />

je een leerling vooraan : hij of zij is de keizer van China en beeldt een emotie uit. De rest van de klas<br />

neemt het gevoel zo snel mogelijk over.<br />

Muzische vorming – 3 Drama – 3.5<br />

En verder<br />

— Pak voor de keizer<br />

Bestudeer samen de prenten pagina 16, 18 en 33, en bespreek de klederdracht van de keizer en<br />

zijn bedienden :<br />

– Hebben ze allemaal hetzelfde aan ?<br />

– Bestaat hun pak uit één geheel ?<br />

– Heeft hun pak slechts één kleur ?<br />

– Wat kan je zeggen van de stoffen waarvan de kledij gemaakt is ?<br />

Laat de leerlingen restjes cadeaupapier of behangpapier met een motiefje meebrengen. Ze ontwerpen<br />

nu zelf een pak voor de keizer, alleen of per twee. Werken ze per twee, dan wordt het een pak op<br />

groot formaat.<br />

Richtlijnen bij het ontwerpen zijn :<br />

– Je pak moet uit meerdere stukken bestaan.<br />

– Je pak moet verschillende motieven met elkaar combineren.<br />

– Zorg voor een mooi kleurenspel.<br />

– Let op de schoenen.<br />

– Denk aan details !<br />

Het pak kleven ze op een gekleurde achtergrond, die de kinderen zelf creëren. Met een zelf gekozen<br />

kleur waskrijt kleuren ze een blad papier grof in. Met een andere tint ecoline of waterverf<br />

overschilderen ze het hele blad. Geef de werkjes een mooie plaats in je klas.<br />

Muzische vorming – 1 Beeld – 1.4 – 1.5 – 1.6<br />

— Nachtegaal in het bos<br />

Bestudeer samen de prent op pagina’s 36 en 37 en bespreek de opbouw van het bos :<br />

– Zien alle bomen er hetzelfde uit ?<br />

– Zijn alle takken even dik ?<br />

– Waar groeien de dikste takken ?<br />

– Waar groeien de dunste takken ?<br />

– Hebben de bomen bladeren ?<br />

6<br />

jeugdboekenweek 2011 – lestips voor vierde en vijfde leerjaar


De kinderen zoeken zelf een bos. Werk op groot formaat. Je kan de klas opdelen in kleine groepen.<br />

Eerst schilderen ze een achtergrond met waterverf of ecoline. Gebruiken ze waterverf, dan mogen<br />

ze niet te veel water gebruiken, zodat de kleuren niet te flets worden. Ze experimenteren met<br />

de kleuren en de overgang van de verschillende kleuren.<br />

Als de achtergrond droog is, brengen de kinderen de bomen met Oost-Indische inkt aan. De dikke<br />

takken schilderen ze met een penseel, de fijne takjes met een pen of een satéstokje. Het bos moet er<br />

dichtbegroeid uitzien. Tot slot verstoppen ze een kleine, onopvallende nachtegaal tussen de takken.<br />

Muzische vorming – 1 Beeld – 1.4 – 1.5 – 1.6<br />

— Schimmenspel<br />

Bekijk de illustraties op pagina’s 30-31, 43 en 49 nog eens opnieuw, en bespreek ze :<br />

– Wat hebben de prenten allemaal gemeen ?<br />

– Waaraan doen ze je denken ?<br />

De prenten zijn een uitstekend opstapje naar een schimmenspel.<br />

Overloop samen met je leerlingen de inhoud van het gelezen verhaal nog eens in grote lijnen en<br />

verdeel het in verschillende scènes. Per twee kiezen ze een scène uit die ze met een schimmenspel<br />

zullen uitbeelden. Als intro laat je het YouTube-filmpje over schimmenspel zien dat Ben Vanmeenen<br />

postte (zie : bibliografie).<br />

Span vooraan in de klas een wit laken, waarachter je een felle lamp plaatst. Vervolgens draai je<br />

een tafel met het tafelblad naar het laken toegekeerd. Hierachter nemen de artiesten tijdens het<br />

schimmenspel plaats.<br />

De groepjes bepalen welke personages aan bod komen in de scène en hoe het decor er uitziet.<br />

Zijn ze inventief, kunnen ze bewegende decorelementen maken : een huisje waarvan de deuren<br />

en ramen open en dicht gaan (door middel van een stokje of een reepje karton) bijvoorbeeld.<br />

Buiten het decor moet wel nog genoeg ruimte zijn om de gekozen scène te spelen met de personages.<br />

Ook die maken ze van karton. Ze kleven ze op een lange stok, zodat ze tijdens het spelen geen last<br />

hebben van de schaduw van hun hand.<br />

Om de beurt krijgen de kinderen tijd om de gekozen scène te repeteren. Je laat hen verschillende<br />

muziekstukjes horen die ze als achtergrondmuziek kunnen gebruiken. Maak samen met je klas<br />

een keuze. Voorzie een toonmoment waarbij de verschillende groepjes, rekening houdend met<br />

de chronologie van het verhaal, hun schimmenspel spelen. Succes verzekerd !<br />

Muzische vorming – 1 Beeld – 1.4<br />

Muzische vorming – 2 Muziek – 2.2<br />

Muzische vorming – 3 Drama – 3.3<br />

Bibliografie<br />

Websites<br />

www.peterselie.nl/files/Schimmenspel%20spelen%20met%20peuters%20en%20kleuters.pdf<br />

www.schimmenspel.nl/lessen_onderbouw.htm<br />

www.youtube.com/watch ?v=d0HA6ngwzk0<br />

0 filmpje ‘Peter Verhelst wint Gouden Griffel’<br />

www.youtube.com/watch ?v=E8YgXUKhg4A<br />

0 filmpje ‘Schimmenspel Ben Vanmeenen’<br />

7<br />

jeugdboekenweek 2011 – lestips voor vierde en vijfde leerjaar


Lestip<br />

4<br />

Het verhaal van de olifant en de goochelaar, of Hoe Peter<br />

zijn zusje terugvond<br />

Kate DiCamillo en Tanaka Yoko (ill.)<br />

Querido, 2009<br />

Over het boek<br />

Peter is een kleine jongen wiens ouders gestorven zijn. Ook zijn zusje Adèle is dood. Althans,<br />

dat is wat Vilna Lutz, zijn voogd en een krankzinnige oorlogsveteraan, hem wijsmaakt. Op een dag<br />

ontmoet hij een waarzegster die hem vertelt dat zijn zusje nog leeft. Hij kan haar vinden door<br />

de olifant te volgen. Peter weet niet wie hij geloven moet, maar diezelfde avond nog laat een<br />

goochelaar een olifant door het dak van het theater vallen. Het is het begin van de moeilijke<br />

zoektocht naar zijn zus.<br />

Dit is een sfeervol, magisch boek vol wonderbaarlijke gebeurtenissen, dat leest als één grote droom.<br />

Aan de slag<br />

Aanzet<br />

Zet dit boek en De wonderbaarlijke reis van Edward Tulane vooraan : ze zijn allebei van dezelfde<br />

auteur. Bespreek de desolate, surrealistische sfeer van de covers :<br />

– Wat valt je op ?<br />

– Zijn er gelijkenissen tussen de covers ?<br />

– Welk gevoel krijg je bij de covers ?<br />

– Welke cover spreekt je het meeste aan en waarom ?<br />

– Welk verhaal schuilt er volgens jou achter de covers ?<br />

Over Het verhaal van de olifant en de goochelaar stel je volgende vragen :<br />

– Wat zie je ? (een olifant, een goochelaar, publiek en een circusgordijn)<br />

– Welke kleuren zie je in de prent ? (verschillende tinten blauw en een beetje rood)<br />

– Welke sfeer roept dit bij je op ?<br />

– Waarom zou de tekenaar slechts één dame in het rood gekleurd hebben ?<br />

Schets het begin van het verhaal en lees dan pagina 10 voor. In dit fragment krijgt Peter de kans<br />

om één enkele vraag te stellen aan de waarzegster. Hij vraagt haar hoe hij zijn zusje kan terugvinden :<br />

– Stel dat jij naar een waarzegster mag gaan en slechts één vraag mag stellen,<br />

welke zou dat zijn ?<br />

Geef hen de kans om hier even over na te denken en om de vraag op te schrijven. Kinderen die<br />

willen, verwoorden hun vraag hardop en zeggen waarom ze precies die vraag zouden stellen.<br />

Nederlands – 2 Spreken – 2.7<br />

8<br />

jeugdboekenweek 2011 – lestips voor vierde en vijfde leerjaar


Verwerkingsactiviteiten<br />

De kinderen krijgen de gelegenheid om het boek volledig en zelfstandig te lezen. Door regelmatig<br />

zelf fragmenten voor te lezen en er rond te werken, hou je de motivatie levendig.<br />

— Schrijfopdracht<br />

Lees volgende fragmenten voor :<br />

– ‘Hij ging liggen en voelde weer hoe zijn zusje in zijn armen lag. Ja, dacht hij.<br />

Ze huilde. Ik hield haar vast. Ik zei tegen mijn moeder dat ik altijd goed op haar<br />

zou passen. Zo ging het. Ik weet het zeker.’ (p. 48).<br />

– ‘Al dat licht ; en hier stond Adèle voor hem, warm en veilig en geliefd. Het was<br />

uiteindelijk toch zo geworden zoals hij zijn moeder ooit beloofd had.’ (p. 129).<br />

Peter heeft zijn moeder beloofd dat hij altijd voor zijn zusje zou zorgen : benadruk dat in de<br />

bespreking van de fragmenten. Daarna hang je de prent van pagina 128 vergroot op bord. Die prent<br />

geeft een mooi beeld van de goede afloop. Elk kind krijgt een kopie van de prent met lijntjes<br />

op de achterkant. Je laat de kinderen een brief schrijven vanuit Peters standpunt naar zijn mama<br />

waarin hij de goede afloop beschrijft. Ze kunnen de prent als hulpmiddel gebruiken.<br />

Nederlands – 4 Schrijven – 4.3<br />

— Stellingenspel<br />

Maak in je klas drie velden : akkoord – geen mening – niet akkoord<br />

Lees de onderstaande stellingen voor. De kinderen gaan per stelling in het vak van hun keuze<br />

staan. Je overloopt bij elke stelling de mening van enkele kinderen. De andere kinderen mogen<br />

reageren zodat eventueel een discussie kan ontstaan.<br />

Als de leerlingen allemaal dezelfde mening hebben bij een bepaalde stelling kan je hen zelf wijzen<br />

op de andere kant van de zaak om een meer diepgaande discussie op gang te brengen.<br />

Stellingen :<br />

– Vilna Lutz is een goede pleegvader voor Peter.<br />

– De goochelaar verdient het om in de gevangenis te zitten.<br />

– Peter kan een trouwe en onverschrokken soldaat worden.<br />

– Gravin Quintet heeft de olifant uit gevangenschap bevrijd door hem in huis te nemen.<br />

Nederlands – 2 Spreken – 2.9 – 2.10<br />

— Schilderij<br />

Je laat het vijfde hoofdstuk (p. 40 tot en met 44) door enkele kinderen voorlezen. Daaruit blijkt dat<br />

ook de olifant gevoelens heeft en zich eenzaam en verlaten voelt. Toon ook de prent op pagina 45.<br />

De kinderen maken een schilderij dat bij het fragment past :<br />

– Welke kleuren zou je kunnen gebruiken om het gevoel van de olifant weer te geven ?<br />

(kille, koude of donkere kleuren zoals blauw, grijs …)<br />

– Welke elementen zou je in de achtergrond kunnen verwerken ? (de balzaal,<br />

de olifantenpoort …)<br />

Werk op een groot formaat, liefst A3, en gebruik waterverf of aquarelverf.<br />

Muzische vorming – 1 Beeld – 1.6<br />

9<br />

jeugdboekenweek 2011 – lestips voor vierde en vijfde leerjaar


— Spreuken<br />

Deel kopieën van het achttiende hoofdstuk (p. 119 tot en met 126) uit en laat hen in stilte lezen :<br />

– Wist de goochelaar met zekerheid dat de spreuk zou werken ?<br />

– Wie is de enige die de olifant ziet verdwijnen en hoe komt dit ? (Peter, al de rest is<br />

afgeleid door Venus met haar indrukwekkende gloed).<br />

– Waar zou de olifant naartoe zijn ?<br />

– Wat bedoelt de schrijfster met deze zin : ‘Toen hij verdwenen was, voelde madame<br />

LaVaughn hoe een groot gewicht plotseling zijn vleugels uitsloeg en van haar wegvloog.’<br />

Je laat de kinderen de spreuk verzinnen die de goochelaar gebruikt om de olifant tevoorschijn<br />

te toveren. Daarna schrijven ze van hun verzonnen spreuk elk woord achterstevoren en helemaal<br />

van achteren naar voren om de olifant terug weg te toveren. Je kan hen die spreuken vooraan laten<br />

brengen, eventueel in verkleedkleren.<br />

Muzische vorming – 3 Drama – 3.7<br />

Nederlands – 4 Schrijven – 4.8<br />

En verder<br />

— Dromenvanger<br />

De kinderen lezen om de beurt een alinea uit het zesde hoofdstuk (p. 46-51) hardop voor.<br />

Dat hoofdstuk gaat over de dromen van Peter en Adèle.<br />

Je laat de kinderen een dromenvanger maken waarin verschillende aspecten uit de dromen van<br />

Peter en Adèle verwerkt moeten worden, bijvoorbeeld : de olifant, de muis, de baby, de tarwehalm …<br />

Laat de voorwerpen uit het boek als miniatuurtjes op karton tekenen en uitknippen. Hang de<br />

voorwerpen aan touwtjes onderaan de dromenvanger. De dromenvanger maak je met :<br />

– een ronde ring ter grootte van een cd<br />

– wol- of katoendraad<br />

– lijm en een schaar<br />

– pluimpjes<br />

– kralen<br />

Muzische vorming – 1 Beeld – 1.5<br />

Muzische vorming – 6 Attitudes – 6.4<br />

2 jeugdboekenweek 2011 – lestips voor vierde en vijfde leerjaar


Lestip<br />

5<br />

Operatie Bernie Buiten<br />

Hilde Vandermeeren en Lotte Leyssens (ill.)<br />

Davidsfonds/Infodok, 2009<br />

Over het boek<br />

Cath is een meisje van acht jaar. Haar vader heeft ze nooit gekend. Haar moeder heeft af en toe<br />

een nieuwe vriend, maar dat loopt telkens fout af. Haar nieuwe aanwinst heet Bernie. Hij werkt in<br />

een carnavalswinkel en probeert er het beste van te maken. Maar Cath heeft geen nood aan alweer<br />

een nieuwe papa. Ze bedenkt een meesterlijk plan : Operatie Bernie Buiten.<br />

Hilde Vandermeeren schrijft op grappige en ontroerende wijze over afscheid en liefde. Ook actuele<br />

thema’s zoals nieuwe samengestelde gezinnen en de bijbehorende strubbelingen komen aan bod.<br />

Aan de slag<br />

Aanzet<br />

Toon de cover van het boek :<br />

– Wat merk je als je naar de gelaatsuitdrukkingen van mama, Bernie en Cath kijkt ?<br />

(Cath kijkt boos, mama en Bernie kijken blij en verliefd.)<br />

– Waarom kijkt Cath boos, denk je ?<br />

– Als je de titel bekijkt, hoe denk je dan dat het verhaal zal verlopen ?<br />

Toon de prent op pagina 13 :<br />

– Wat gebeurt er ? (Bernie zakt door de stoel.)<br />

– Hoe reageren de verschillende personages op deze situatie ? (Mama kijkt verbaasd,<br />

Bernie kijkt verschrikt en Cath giert van het lachen.)<br />

– Wat heeft de prent volgens jou met de titel van het boek te maken ?<br />

Ga naar de website van de auteur : www.hildevandermeeren.be. Klik door naar ‘Boeken en<br />

recensies’. Herkennen ze een ander boek van haar ? Hebben ze al een boek van haar gelezen ?<br />

Na deze inleiding laat je hen het boek lezen.<br />

Verwerkingsactiviteiten<br />

— Uitspraken<br />

Je hangt van elk personage een prent of de naam op bord. Onderstaande uitspraken schrijf je op<br />

strookjes die je door elkaar op het bord hangt. De kinderen plaatsen de uitspraken bij het juiste<br />

personage, verklaren hun oplossing en situeren de uitspraak in het verhaal :<br />

– ‘Volgens de dierenarts valt er niet veel aan te doen, het hoort allemaal bij het ouder<br />

worden’ (p. 28).(Bernie)<br />

– ‘Jihah! Daar komt de Schrik van de Prairie !’ (p. 17) (Cath)<br />

– ‘Ze blijft beter thuis. Er zijn goede opvangmogelijkheden.’ (p. 34) (Bernie)<br />

2<br />

jeugdboekenweek 2011 – lestips voor vierde en vijfde leerjaar


– ‘Ze heeft al een tijdje geen zin meer, alsof ze weet dat de zee nu sterker is dan zij.’ (p. 30)<br />

(Bernie)<br />

– ‘Waarom gooi je dat mooie schrift zomaar weg ?’ (p. 62) (mama)<br />

– ‘Wat een leuke kerel, die man van de carnavalswinkel.’ (p. 6) (mama)<br />

– ‘Ik heb het echt niet z-zo bedoeld …’ (p. 49) (Cath)<br />

– ‘Die stoel is ingenomen, de buurvrouw komt straks.’ (p. 12) (Cath)<br />

– ‘We willen helemaal niet uit elkaar gaan.’ (p.48) (mama)<br />

Nederlands – 3 Lezen – 3.5<br />

— Kast vol verdriet (p. 36-38)<br />

Lees het fragment met de kinderen. De vragen over het fragment koppel je aan de leefwereld van<br />

de kinderen :<br />

– Waarom begint Cath te huilen als de juf zegt dat ze haar vader ook mag tekenen ?<br />

(Cath weet niet hoe ze hem moet tekenen omdat ze niet weet hoe hij eruit ziet.)<br />

– Hoe komt het dat er geen enkele foto van papa is ? (Papa liet mama in de steek voor<br />

Cath geboren werd. Mama heeft toen al zijn foto’s verscheurd.)<br />

– Waarom vindt Cath het erg dat Bernie en mama samen op de knuffelbank zitten ?<br />

(Voor Bernie er was, zaten mama en Cath daar altijd en nu moet Cath in de driezit<br />

gaan zitten.)<br />

– Wat is de verdrietkast ? (In deze kast kruipt Cath wanneer ze verdrietig is : met Vaderdag,<br />

toen de Wrat weer akelig deed en nu omdat ze zich het vijfde wiel aan de wagen voelt.)<br />

– Hebben jullie ook een plek waar je naartoe gaat als je verdriet hebt en niemand<br />

je mag zien ?<br />

– Wanneer was je laatst nog eens heel verdrietig ?<br />

– Waarom was je onlangs heel kwaad op je mama of papa ? Was dat terecht ?<br />

Nederlands – 3 Lezen – 3.3<br />

Nederlands – 1 Luisteren – 1.9<br />

— Hondentaal<br />

Je leest dit fragment voor (p.57-58) :<br />

Bernie zegt dat Isabelle weet dat wij er zijn. En dat ze naar onze stemmen luistert. ‘Begrijpt ze ook wat<br />

we zeggen ?’ vraag ik. ‘Sommige mensen beweren van niet, maar ik heb altijd geloofd van wel’, zegt<br />

Bernie. De lasagne staat in de oven. Hij ruikt lekker. ‘Het is zo klaar’, zeg ik tegen Isabelle. Ze slaapt<br />

en ze komt haar mand niet meer uit. Ook niet om te eten of om te drinken. Bernie doet de vaat. ‘Ik vind<br />

Bernie leuk, Isabelle. En ik zal mijn best doen. Voor mama, voor Bernie en voor jou.’ Isabelle opent<br />

even haar ogen. En ik weet zeker dat ze het begrepen heeft.<br />

Je situeert dit fragment samen met de kinderen in het verhaal.<br />

Stel dat hond Isabelle zou kunnen spreken : wat zou ze antwoorden om te laten merken dat ze het<br />

inderdaad begrepen heeft ? De kinderen schrijven het antwoord in ‘mensentaal’ op. Daarna vraag<br />

je welke geluiden een hond maakt, je schrijft ze op het bord, bijvoorbeeld : ‘woef ’, ‘waf ’, ‘blaf ’,<br />

‘bwarf ’, ‘grrrr’… Ze geven hun tekst nu aan hun buur. Die zet hem om in hondentaal, met<br />

hoofdletters en leestekens.<br />

Vraag hen op voorhand om een knuffeldier, liefst een hondje, mee te brengen. Welke stem zou<br />

hun knuffelhond hebben (een lage, luide, trage stem voor een grote hond ; kleine hondjes piepen,<br />

22 jeugdboekenweek 2011 – lestips voor vierde en vijfde leerjaar


keffen en hebben een hoger stemmetje) ? Bespreek de knuffeldieren en bijpassende stemmen.<br />

Daarna brengen ze per twee de hondentekst en bijpassende vertaling, met de gepaste stem !<br />

Nederlands – 4 Schrijven – 4.7 – 4.8<br />

Muzische vorming – 3 Drama – 3.6<br />

— Dit is Isabelle (p. 24)<br />

De tekening die je op deze pagina vindt, is een tekening die Cath maakt van Isabelle. Ze weet dan<br />

nog niet dat Isabelle eigenlijk een hond is en geen meisje. Je hangt deze prent vergroot aan bord.<br />

Je laat de kinderen nu twee tekeningen van Bernie maken. Benadruk hierbij dat ze deze tekeningen<br />

maken vanuit het standpunt van Cath. De eerste tekening hoort bij het fragment waar Cath denkt<br />

dat ze niet mee mag naar Italië (p. 34-35). De tweede tekening hoort bij het fragment waar ze het<br />

‘Bernie Buiten Schrift’ in het vuur gegooid heeft en Cath terug vertrouwen heeft in Bernie (p. 60-62).<br />

Muzische vorming – 1 Beeld – 1.6<br />

En verder<br />

— Stamboom<br />

Cath krijgt op school les over de stamboom : ‘Een stamboom laat zien waar je vandaan komt’, zei<br />

juf. ‘Je zet de namen van je overgrootouders en je grootouders als takjes naast en onder elkaar.<br />

Zowel van moederskant als van vaderskant.’ (p. 36)<br />

Haar stamboom invullen, is voor Cath een emotionele opdracht omdat ze haar echte papa niet kent.<br />

Je geeft de kinderen een lege stamboom om in te vullen. Je kan ze ook op voorhand foto’s van hun<br />

familieleden laten meebrengen.<br />

Let op, ook in de realiteit kan dit een emotionele opdracht zijn.<br />

Wereldoriëntatie – 5 Tijd – 5.6<br />

— Troost<br />

Herlees met de kinderen het fragment De laatste lasagne (p. 57-59), of vat het in je eigen woorden<br />

samen. Laat de kinderen een tekst, gedicht of gebedje schrijven over een overleden huisdier of<br />

familielid. Als ze niemand weten, schrijven ze een troostende tekst. Je kan deze activiteit doen<br />

als er een kind recent in aanraking is gekomen met een sterfgeval.<br />

23 jeugdboekenweek 2011 – lestips voor vierde en vijfde leerjaar


Lestip<br />

6<br />

Rico, Oscar en de spookschaduwen<br />

Andreas Steinhöfel en Peter Schössow (ill.)<br />

Davidsfonds/Infodok, 2010<br />

Over het boek<br />

‘Diepbegaafd’ is Rico Doretti. Alles duurt altijd iets langer bij hem, hij raakt snel de draad kwijt en<br />

verdwaalt overal. Op een dag ontmoet hij Oscar. Die is wel heel erg slim, maar ook vreselijk bang.<br />

Wanneer Oscar wordt ontvoerd, gaat Rico dapper en nieuwsgierig in zijn eentje op onderzoek uit.<br />

Maar om Oscar te redden, moet hij de spookschaduwen trotseren. Een verhaal over vriendschap,<br />

vooroordelen en grenzen verleggen.<br />

Aan de slag<br />

Aanzet<br />

— Cover<br />

Bekijk samen de cover :<br />

– Wie is volgens jou Rico en wie is Oscar ?<br />

– Zouden deze twee vrienden zijn ?<br />

– Waarom denk je dat ?<br />

– Welke voorwerpen merk je op ? (de jojo, de helm, het vliegtuigje op Oscars hemd)<br />

– Wat zijn volgens jou spookschaduwen ?<br />

– Ben jij vaak bang in het donker ?<br />

– Zag jij in de schemering ook al eens schaduwen waarvan je niet wist waar<br />

ze vandaan kwamen ?<br />

— Inktspookschaduwen<br />

Dek de banken af met krantenpapier. Geef de kinderen een A4-tekenblad en per twee één open<br />

inktpatroon. Je laat de kinderen een vlek maken door de vulling op het blad leeg te duwen.<br />

Tijdens het duwen, tekenen ze al de vorm van hun monstertje. Als de inkt droog is, laat je de<br />

kinderen met een rode stift details bijtekenen als klauwen, ogen en tanden.<br />

Muzische vorming – 1 Beeld – 1.6<br />

De kinderen lezen het boek nu zelfstandig.<br />

Verwerkingactiviteiten<br />

— Rollenspel<br />

Je laat de kinderen de namen van de personages opsommen. Zet de namen op het bord. Laat de<br />

kinderen kenmerken en eigenschappen geven die bij de personages horen :<br />

– Rico is een diepbegaafde, nieuwsgierige jongen die graag bij zijn buren binnenkijkt.<br />

Hij houdt van detectivefilms.<br />

– Bert is een vlotte, jonge student die samenwoont met Jule en Massoud.<br />

24 jeugdboekenweek 2011 – lestips voor vierde en vijfde leerjaar


– Mevrouw Darling is een aangename, oudere vrouw waar Rico elke zaterdagavond<br />

een film gaat kijken en smullertjes eet. Ze is als een tweede moeder voor Rico.<br />

– Kiesling is een smaakvolle maar norse man die niet van vrouwen houdt.<br />

– Westbühl is een knappe, vriendelijke politieagent die een oogje heeft op Rico’s<br />

moeder. Hij woont nog maar net in het flatgebouw. Rico wil graag dat zijn mama<br />

trouwt met Westbühl.<br />

– Fitzke is een onbeschofte, oude, eenzame man. Hij is altijd kortaf en slechtgeluimd.<br />

– Marrak lijkt een aardige jongeman, zegt vriendelijke ‘goeiedag’, maar af en toe kan hij<br />

het niet laten om Rico een beetje te pesten. Hij gaat vaak met zijn zak vol vuile was<br />

naar zijn vriendin. Hij heeft zijn eigen beveiligingsbedrijfje en beent steeds het gebouw<br />

in en uit met een enorme sleutelbos.<br />

Je verdeelt de klas in twee of drie groepen. In elke groep geef je ieder kind een personage uit het<br />

flatgebouw – ze houden geheim welk personage dat is. Heb je veel kinderen in de klas, dan kan je<br />

de dronken conciërge Mommsen en Rico’s moeder ook bij het rollenspel betrekken.<br />

Je geeft ‘Rico’ de opdracht om met een voorwerp naar keuze één voor één bij de buren langs te gaan.<br />

De voorwerpen mogen los staan van het verhaal. De nieuwsgierige Rico wil te weten komen van<br />

wie dit voorwerp is. Je benadrukt dat de kinderen zich moeten inleven in hun rol en dat ze moeten<br />

reageren zoals het personage dat zou doen. De kinderen mogen niet zeggen welke rol ze gekregen<br />

hebben.<br />

Zorg dat elk groepje een plaats heeft om enkele improvisaties uit te proberen in ongeveer een kwartier<br />

oefentijd. Daarna brengt elk groepje hun toneeltje voor de volledige klasgroep. De kinderen van<br />

de andere groepjes moeten na elk toneel raden wie welk personage was :<br />

– Waarom denk je dat ?<br />

– Werden de kenmerken van het personage duidelijk uitgespeeld in het rollenspel ?<br />

Muzische vorming – 3 Drama – 3.6<br />

Muzische vorming – 6 Attitudes – 6.4<br />

— Maquette<br />

De kinderen brengen een schoendoos mee naar school. In groepjes zullen ze nu samen Rico’s<br />

flatgebouw nabouwen : voor elke flat van een personage gebruiken ze één schoendoos. Toon de<br />

prent op pagina 3 en bespreek hoe de flats van de personages eruit zien. In die van Fitzke kan<br />

een grote stenenverzameling liggen, die van Westbühl is volledig wit geschilderd op het kleurrijke<br />

plafond na, Marraks flat is een rommeltje …<br />

Daarna gaan ze aan de slag : ze richten de schoendozen in en versieren ze met voorwerpen of<br />

meubels die bij de personages van het boek passen.<br />

Laat de kinderen de flats inrichten en versieren met voorwerpen of meubels die bij de personages<br />

van het boek passen. Als ze alle schoendozen nadien op elkaar stapelen krijgen ze een maquette<br />

van Rico’s flatgebouw als resultaat.<br />

Muzische vorming – 1 Beeld – 1.4 – 1.6<br />

— Kringgesprek<br />

Ga dieper in op het personage van Rico :<br />

– Hoe komt het dat Rico zo geïnteresseerd is in de flats van zijn medebewoners ?<br />

Is hij gewoon nieuwsgierig of zit er meer achter ?<br />

25 jeugdboekenweek 2011 – lestips voor vierde en vijfde leerjaar


– Waarin verschilt hij van Oscar ?<br />

– Welke specifieke eigenschappen heeft Rico nog ?<br />

– Rico zegt dat hij diepbegaafd is. Wat bedoelt hij daar eigenlijk mee ?<br />

– Rico gebruikt soms zelfverzonnen woorden en verklaringen. Kan je hier enkele<br />

voorbeelden van geven ? (vindnoedel, diepbegaafd …)<br />

— Moeilijke woorden<br />

Je hangt of schrijft volgende fragmenten uit het boek op bord :<br />

– Fragment 1 (p. 83) :<br />

EGOÏSME : als je alleen maar aan jezelf denkt. Het tegendeel bestaat ook. Dan denk<br />

je alleen maar aan anderen. Wie dat doet, is een heilige.<br />

– Fragment 2 (p.147) :<br />

DISPLAY : een lichtding dat alle mogelijke dingen toont, bijvoorbeeld<br />

telefoonnummers of de prijs aan de kassa in de supermarkt of een filmtitel op<br />

de dvd-speler. Het is een grappig Engels woord en ik weet niet waarom iedereen<br />

het gebruikt. Je kan tenslotte evenzogoed lichtding zeggen.<br />

Je bespreekt bovenstaande fragmenten met de kinderen : Rico legt moeilijke woorden op een<br />

eigen manier uit en vult aan het originele, eigen bedenkingen. Uit vier woorden (‘achterhuis’,<br />

‘noodnummer’, ‘kidnapper’ en ‘hoogbegaafd’) kiezen ze één woord uit waar ze een soortgelijke<br />

verklaring voor schrijven. Alle verklaringen samen vormen een eigen zinnige versie van ‘Rico’s<br />

moeilijke woordenboek’. Ontwerp een passende cover.<br />

Nederlands – 4 Schrijven – 4.2<br />

En verder<br />

— In de krant<br />

Hang voorbeelden van goede, duidelijk gestructureerde krantenartikels aan bord. Je bespreekt<br />

met de kinderen de opbouw van zo’n krantenartikel (titel, inleiding, ondertitels, alinea’s). Je laat<br />

de kinderen zelf een krantenartikel schrijven over de goede afloop Oscars kidnapping. Wanneer<br />

de kinderen klaar zijn, laat je ze een tekening maken die als foto dient bij het artikel.<br />

Nederlands – 4 Schrijven – 4.4<br />

26 jeugdboekenweek 2011 – lestips voor vierde en vijfde leerjaar


Colofon<br />

<strong>Jeugdboekenweek</strong> 2011<br />

Thema : <strong>Geheim</strong><br />

Lestips<br />

Redactie : Ingrid Antheunis, Hedwige Buys, Leen Van Hal, Machteld Horemans,<br />

Stijn De Paepe, Liesbeth Peeters, Geert Robberecht, Marit Trioen en Veerle Verbruggen<br />

Coördinatie en eindredactie : Stichting Lezen<br />

Illustraties : Sebastiaan Van Doninck<br />

Grafisch ontwerp : Kris Demey<br />

ISBN 9789077178492<br />

De lestips voor het vierde en vijfde leerjaar werden geschreven door Leen van Hal, Macheld Horemans,<br />

Liesbeth Peeters en Geert Robberecht.<br />

Leen Van Hal studeerde in 2005 af als leerkracht lager onderwijs. Geïnspireerd door een buitenlandse stage<br />

in Zuid-Afrika besloot ze om als vrijwilliger les te geven op een Engelse privéschool in het zuiden van India.<br />

Intussen werkt Leen al vijf jaar voor het Antwerpse Onze-Lieve-Vrouwecollege als leerkracht van het vierde<br />

leerjaar. Ze volgde heel wat muzische bijscholingen en heeft een voorliefde voor de jeugdliteratuur van Toon<br />

Tellegen, Joke Van Leeuwen en Gerda Dendooven.<br />

Machteld Horemans werkt als GOK-leerkracht in het Antwerpse Onze-Lieve-Vrouwecollege. Ze coördineert<br />

daar een leesbevorderingsproject dat leerlingen liever leert lezen door een klasdoorbrekende en gedifferentieerde<br />

aanpak. Verder begeleidt ze de leesrondes van de Kinder-en Jeugdjury, promoot ze het voorlezen en bouwt<br />

ze de schoolbibliotheek verder uit. Afgelopen jaren organiseerde ze verschillende projecten rond Gedichtendag<br />

en de <strong>Jeugdboekenweek</strong>.<br />

Liesbeth Peeters geeft al vier jaar les in het vierde leerjaar van het Antwerpse Onze-Lieve-Vrouwecollege.<br />

In haar vrije tijd gaf ze enkele jaren leiding in de scouts aan de zes- tot negenjarigen. Voor haar eindwerk werkte<br />

ze een aantal dramalessen uit die als doel hadden om kinderen meer zelfvertrouwen te geven.<br />

Geert Robberecht geeft al vijf jaar les in het vijfde leerjaar van het Antwerpse Onze-Lieve-Vrouwecollege.<br />

In zijn vrije tijd is hij voornamelijk bezig met muziek. Voor zijn eindwerk schreef hij samen met een medestudent<br />

een handleiding gitaar en piano voor leerkrachten, en enkele kinderliedjes.<br />

27 jeugdboekenweek 2011 – lestips voor vierde en vijfde leerjaar


De <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2011 vindt plaats van 19 maart tot 3 april 2011. De <strong>Jeugdboekenweek</strong> is een project van<br />

Stichting Lezen. Stichting Lezen wordt gesubsidieerd door de Vlaamse overheid en is het expertisecentrum<br />

voor leesbevordering. Het Focuspunt Jeugdliteratuur vormt een bijzondere opdracht binnen Stichting<br />

Lezen en staat voor de deskundigheidsbevordering inzake jeugdliteratuur.<br />

Quadri<br />

www.stichtinglezen.be<br />

www.jeugdboekenweek.be<br />

v.u.: Majo de Saedeleer, Frankrijklei 130/4, 2000 Antwerpen.<br />

Zwart<br />

28 jeugdboekenweek 2011 – lestips voor vierde en vijfde leerjaar


LESTIPS<br />

ZESDE LEErJaar<br />

Stichting Lezen<br />

presenteert<br />

JEUGDBoEkEnWEEk 2011<br />

19 maart-3 april


Inleiding<br />

Psst …<br />

Wie leest, weet : elk boek is een geheim. Elke lezer is een ontdekkingsreiziger. In elk boek zit een verhaal<br />

verstopt dat wacht op iemand die het openslaat. Maar veel kinderboeken gaan nog verder en vertellen<br />

verhalen waarin geheimen een belangrijke rol spelen.<br />

Soms vertellen boeken over kleine, fijne geheimen. Dan zijn ze bijvoorbeeld een geheim dagboek met een slot.<br />

Of ze vertellen over een geheime club in een geheim clubhuis, waar je alleen binnen mag als je het geheime<br />

wachtwoord weet.<br />

In andere boeken zijn geheimen dan weer heel spannend. Zoals wanneer een onverschrokken ontdekkingsreiziger<br />

een lang vergeten schat vindt. Of wanneer Sherlock Holmes een diefstal of een moord of een verdwijning oplost.<br />

Of wanneer Harry Potter ontdekt wie zijn echte ouders zijn.<br />

Sommige verhalen gaan over gevaarlijke geheimen. In De brief voor de koning moet Tiuri zijn opdracht<br />

zo onopvallend mogelijk vervullen. Het geheim van Anne Frank en haar familie kostte hen het leven.<br />

En andere verhalen zijn heel persoonlijk en gaan over geheimen die zich moeilijk van de daken laten schreeuwen.<br />

Niet iedereen moet weten dat je bang bent in het donker. Wie al jaren stiekem maar wanhopig verliefd is op<br />

de buurjongen, lijdt in stilte. Wie niemand durft te vertellen dat zijn moeder te veel drinkt, torst een zware last.<br />

<strong>Geheim</strong>en in de klas<br />

Stichting Lezen stelde samen met een redactie ter gelegenheid van de <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2011 gevarieerde<br />

boekenpakketten samen met de meest bijzondere van die geheimzinnige verhalen. Die pakketten kunnen scholen<br />

aan een sterk gereduceerd tarief bestellen via de site van de <strong>Jeugdboekenweek</strong>. We maken er geen geheim van<br />

dat we boeken in de klas willen krijgen !<br />

Boeken met elkaar delen vinden we één van de leukste dingen die er zijn. Pak ze dus vast, lees ze voor,<br />

geef ze aan je leerlingen, kortom : laat je klas genieten van de verhalen. Al kan er natuurlijk veel meer dan<br />

(voor)lezen alleen. We helpen je hier graag bij. Zo vind je in deze bundel bij elk boek uit de boekenpakketten<br />

een uitgewerkte lessuggestie. De lessuggesties zijn geordend per leeftijd en hebben allemaal hetzelfde stramien :<br />

– Aanzet : manieren om het boek bij je leerlingen te introduceren.<br />

– Verwerkingsactiviteiten : tips voor een creatieve verwerking of nabespreking<br />

– En verder : extra – korte – ideeën om met het boek aan de slag te gaan, in de <strong>Jeugdboekenweek</strong><br />

óf daarna.<br />

Om aan te sluiten bij de realiteit van je klas, vermelden we bij elke tip de bijbehorende eindtermen die je met<br />

de activiteiten realiseert.<br />

Omdat lezen niet stopt na de <strong>Jeugdboekenweek</strong> en omdat er veel meer boeken zijn dan die in de boekenpakketten,<br />

kan je ook een algemene handleiding downloaden op www.jeugdboekenweek.be. De tips in die handleiding<br />

zijn altijd inzetbaar, met om het even welk boek.<br />

2 jeugdboekenweek 2011


<strong>Geheim</strong>en in de bib<br />

<strong>Geheim</strong>en vind je ook in de bib. Rekken vol zelfs : diep verborgen tussen de regels van een verhaal,<br />

of overduidelijk in de titel van een boek. Die geheimen laten ontdekken door kinderen, daar willen alle<br />

bibliotheekmedewerkers zich voor inzetten tijdens de <strong>Jeugdboekenweek</strong> ! Alleen staat de bibliotheek natuurlijk<br />

nergens. Scholen zijn per definitie nauw betrokken bij de bibliotheekwerking, in het bijzonder tijdens<br />

de <strong>Jeugdboekenweek</strong>. Trakteer je klas daarom op een bezoek aan de bib tijdens de <strong>Jeugdboekenweek</strong>,<br />

om je leerlingen er de meest mysterieuze verhalen te laten ontdekken. Tijdens dat bezoek (her)ontdekken ze<br />

de bibliotheek spelenderwijs door een uitdagend spel. Eén tegen allen ! Kunnen ze alle opdrachten oplossen<br />

en de geheimen van de bib ontsluieren ?<br />

Bibliotheekmedewerkers vinden op de inspiratiepagina’s alle info over dit spel ‘<strong>Geheim</strong>en gezocht !’. Maar<br />

ook jij kan er een kijkje nemen om te zien wat een klasbezoek aan de bib inhoudt, tijdens de <strong>Jeugdboekenweek</strong><br />

of daarbuiten natuurlijk. Want leesplezier laat zich niet vangen in een veertiendaagse, dat is dagelijkse pret,<br />

het hele jaar door. Veel is mogelijk, je lokale bib kan je ongetwijfeld bijstaan in een leesvriendelijk klasklimaat.<br />

De bib, bij jou in de buurt of op www.bibliotheek.be.<br />

Tot slot<br />

Of je de <strong>Jeugdboekenweek</strong> nu in de klas of in de bib viert, dat maakt niet uit. Zolang de boeken maar centraal<br />

staan ! Met deze lesinspiratie kennen de boeken van de <strong>Jeugdboekenweek</strong>-pakketten alvast geen geheimen meer<br />

voor jou.<br />

Veel leesplezier !<br />

De ploeg van Stichting Lezen<br />

3 jeugdboekenweek 2011


LESTIPS BIJ boekenpakketten<br />

VAN JEUGDBOEKENWEEK 2011<br />

Zesde leerjaar<br />

— Cryptodinges / Siska Goeminne, Ingrid Verbauwhede en Nanne Meulendijks (ill.). Lannoo, 2008<br />

— Dat spel van jou en mij / Selma Noort. Leopold, 2009<br />

— De verboden vraag / Michael Morpurgo en Michael Foreman (ill.). Arena, 2008<br />

— Hannu, Hannu / Geir Gulliksen. Lannoo, 2007<br />

— Het reuzenradmysterie / Siobhan Dowd. Van Goor, 2010<br />

— Project M. / Milan Hofmans. Clavis, 2008<br />

4 jeugdboekenweek 2011 – lestips voor zesde leerjaar


Lestip<br />

1<br />

Cryptodinges<br />

Siska Goeminne, Ingrid Verbauwhede en Nanne Meulendijks (ill.)<br />

Lannoo, 2008<br />

Over het boek<br />

Hoe werkte de eerste geheimtaal ? Zijn er codes die niemand kan ontcijferen ? Welke rol speelde<br />

geheimschrift tijdens de Eerste en Tweede Wereldoorlog ? Hoe beïnvloedt geheimschrift je eigen<br />

leven ? En vooral … hoe maak je je eigen geheimschrift ? Dit is een heerlijk boek met interessante<br />

weetjes, grappige anekdotes en pittige breinbrekers. Geen enkel geheim uit de wereld van het<br />

geheimschrift blijft verborgen voor wie dit boek leest. Zelfs de moeilijkste hoofdstukken zijn prettig<br />

verteerbaar door de vlotte tekst van Siska Goeminne. De mysterieuze en grappige illustraties van<br />

Nanne Meulendijks maken alleen al van het doorbladeren van dit boek een boeiend avontuur.<br />

Aan de slag<br />

Aanzet<br />

— Een staaltje filosofie<br />

Enkele dagen voor de <strong>Jeugdboekenweek</strong> zet je een grote kist met een slot in de klas. Op de kist staat<br />

in grote letters ‘TOP SECRET’ geschreven. De dag dat je met het boek werkt, vertel je je klas<br />

dat je een vreselijk geheim hebt. Het geheim is zo straf, dat je het met iemand moet delen. Misschien<br />

met je klas, maar dan wil je wel eerst weten hoe zij over geheimen denken. Filosofeer met de kinderen<br />

over geheimen. De volgende vragen kunnen je op weg helpen. Meer leuke ideeën vind je op de<br />

website van het Centrum Kinderfilosofie Nederland (zie : bibliografie).<br />

– Wie heeft een geheim ? Deel je dat geheim met iemand ? Met wie ?<br />

– Als je jouw geheim aan iemand vertelt, is het dan nog geheim ?<br />

– Schrijf jij soms geheimen op ? Waar ?<br />

– Kan iemand het aan jou zien, als jij een geheim hebt ?<br />

– Kan jij goed geheimen bewaren ? Heb je al eens een geheim van iemand verklapt ?<br />

Waarom ?<br />

– Zijn er ook geheimen die je niet voor jezelf mag houden ? Moet je sommige geheimen<br />

verklappen ?<br />

– Zijn geheimen altijd leuk en spannend ? Of bestaan er ook moeilijke geheimen ?<br />

– Hebben volwassenen ook geheimen ? Hoe weet jij dat ? Wat doen volwassenen dan ?<br />

Wereldoriëntatie – 3 Mens – 3.1 – 3.4<br />

Nederlands – 2 Spreken – 2.5 – 2.6<br />

— Op zoek in het woordenboek<br />

Na dit gesprek heb je er wel vertrouwen in : je kan met je klas een topgeheim delen. Geef een<br />

leerling het sleuteltje van het slot. Misschien een ideaal moment om een wat stillere leerling<br />

centraal te zetten ? In de kist zit een grote omslag. Op de omslag staat een boodschap met een<br />

opdracht, bijv. :<br />

5 jeugdboekenweek 2011 – lestips voor zesde leerjaar


Beste zesdeklassers. Jullie dachten toch niet dat ik mijn geheim zomaar zou verklappen ? ! Ik weet nu<br />

wel dat ik jullie kan vertrouwen. Maarrr … zijn jullie ook slim genoeg om mijn geheim te begrijpen ?<br />

Even testen. Wat is cryptografie ? Wat doet een cryptograaf ? Of een cryptoanalist ? En wie o wie is de<br />

codekraker ? Pas als jullie allemaal samen het goede antwoord vinden, kan de omslag open en mijn<br />

geheim naar buiten.<br />

Laat de leerlingen de woorden in kleine groepjes opzoeken in een woordenboek. Hebben ze<br />

de betekenis van de vier woorden gevonden, dan mag de omslag open. Daarin zit je geheim …<br />

in geheimschrift. De leerlingen proberen een poosje het geheimschrift te ontcijferen. Omdat ze<br />

het codewoord niet kennen, lukt dat echter niet (zie : verder). Gelukkig weet jij een oplossing :<br />

je hebt een boek waarin alles staat over geheimschrift. Wie dit boek gelezen heeft, kan zelfs<br />

de moeilijkste codes kraken. Aan de slag dus !<br />

Nederlands – 3 Lezen – 3.4<br />

Verwerkingsactiviteiten<br />

— Groepswerk – de grote speurtocht<br />

Cryptodinges is geen voorleesboek. Het is zinvoller de leerlingen het boek zelfstandig via groepswerk<br />

te laten ontdekken. Probeer een aantal exemplaren van het boek te bemachtigen in de bibliotheek<br />

of kopieer de fragmenten die nodig zijn voor de opdrachten.<br />

Verdeel de klas in vijf hoeken. In elke hoek krijgen de leerlingen een ander soort opdracht. Op die<br />

manier verwerken ze het boek zo veelzijdig mogelijk. Elke groep krijgt tien minuten om de opdracht<br />

op te lossen. Organiseer het groepswerk via de CLIM-principes (zie : bibliografie). Na tien minuten<br />

brengt de verantwoordelijke de fiche met de oplossing naar de leerkracht. Is een groep eerder klaar,<br />

dan kan je daar natuurlijk al vroeger verbeteren. Als het antwoord goed is, dan teken je een loep op<br />

de fiche. Als het antwoord fout is, dan teken je een vraagteken. Na tien minuten schuift elke groep<br />

één hoek door. Waarschijnlijk zal je telkens groepjes hebben die sneller klaar zijn. Voor deze<br />

leerlingen voorzie je een extra opdracht, zoals het ontwerpen van een eigen geheimschrift, een<br />

woordzoeker met moeilijke woorden uit het boek, een rebus tekenen … De leerlingen werken telkens<br />

verder aan deze extra opdracht wanneer ze klaar zijn met de opdracht aan hun tafel.<br />

Wereldoriëntatie – 3 Mens – 3.7<br />

Leren leren – 2<br />

4 Hoek 1 – Werken met de inhoudstafel<br />

– Nodig : een kopie van de inhoudstafel op pagina vijf en een opdrachtenblad met<br />

zeven citaten uit het boek (zie hieronder, vergeet de antwoorden niet te wissen !)<br />

– Opdracht : Uit welk hoofdstuk komen de verschillende fragmenten ? Schrijf het<br />

nummer van het hoofdstuk naast het fragment.<br />

• In de Tweede Wereldoorlog gebruikte Amerika in de strijd tegen Japan een heel speciale<br />

code die nooit gebroken werd : het Navajo, een indianentaal. Die indianen gaven in hun<br />

eigen taal via de radio geheime berichten aan elkaar door. Nogal wiedes dat de Japanners<br />

daar geen touw aan konden vastknopen. (p. 49 – hoofdstuk zes)<br />

• Het Voynichmanuscript is een mysterieus handschrift in krullerige lettertjes en met<br />

schitterende tekeningen. Het werd in de vijftiende eeuw geschreven door een onbekende<br />

schrijver in een totaal onbekende taal. Niemand weet wat er precies in het schrift staat,<br />

want het is nog altijd niet ontcijferd. (p. 29 – hoofdstuk vier)<br />

6 jeugdboekenweek 2011 – lestips voor zesde leerjaar


• Eigenlijk is cryptografie gewoon een plechtig woord. Het komt uit het Grieks en je kunt<br />

het in twee stukken delen : crypto + grafie. ‘Crypto’ of ‘kryptós’ betekent ‘verborgen’.<br />

‘Grafie’ of ‘grafó’ betekent ‘schrijven’. (p. 8 – hoofdstuk één)<br />

• Ook nu, in ons eigen dagelijkse leventje, worden we – zonder het goed te beseffen –<br />

omringd door cryptografie. Nee, we hebben niet langer te maken met trucs met<br />

onzichtbare inkt en teksten die met een of ander cijfer versleuteld zijn, maar wel met<br />

computercryptografie … (p. 52 – hoofdstuk zeven)<br />

• Zijn geheimschrift stelde Julius Caesar op met een speciaal handcijfer – militairen<br />

noemen het een veldcijfer, en het wordt ook wel eens een ‘pen- en papiercode’ genoemd,<br />

omdat je het geheimschrift maakt met – wat dacht je – pen en papier. (p. 20-21 –<br />

hoofdstuk drie)<br />

• Cryptografie gebruik je óók om iets geheim te houden, maar het gaat dan niet om een<br />

geheim dat helemaal niemand mag weten. Vaak is het de bedoeling dat maar één ander<br />

jouw geheim kan ontraadselen. Je deelt het geheim dus met elkaar. En dat doe je door<br />

een geheime taal uit te vinden. (p. 14 – hoofdstuk twee)<br />

• Deze code is heel moeilijk te breken en dus ideaal om geheime boodschappen uit te wisselen<br />

met je beste vriend of vriendin. Jullie moeten gewoon samen een codewoord kiezen<br />

en ervoor zorgen dat alleen jullie – en niemand anders ! – de code kennen. (p. 38 –<br />

hoofdstuk vijf)<br />

Nederlands – 3 Lezen – 3.5<br />

Nederlands – 5 Strategieën – 5.2<br />

4 Hoek 2 – Zoek de grap<br />

– Nodig : een kopie van pagina 9<br />

– Opdracht : Lees het fragment ‘Veel meer dan geheimschrift’. Leg daarna uit wat<br />

de tekening op deze pagina vertelt.<br />

Nederlands – 3 Lezen – 3.5<br />

Muzische vorming – 1 Beeld – 1.3<br />

4 Hoek 3 – Ontcijfer de zin in geheimschrift<br />

– Nodig : een kopie van pagina 46-47<br />

– Opdracht : Ontcijfer de geheime boodschap ‘IAR ZPE UNP JJSS LNU LKE IER EPD’<br />

met het ADFGX-cijfer. Het codewoord is Leonardo. Op pagina 46-47 lees je hoe dit<br />

geheimschrift werkt. (Oplossing : ‘Jullie zijn knappe speurders’.)<br />

Nederlands – 3 Lezen – 3.1 – 3.5<br />

4 Hoek 4 – Zoek het antwoord in de tekst<br />

– Nodig : het boek of een kopie van pagina 44<br />

– Opdracht : Lees de tekst op pagina 44. Hoe kregen de Fransen in de Eerste Wereldoorlog<br />

een voorsprong op hun vijand ?<br />

Nederlands – 3 Lezen – 3.5<br />

4 Hoek 5 – Een woord vertalen naar geheimschrift<br />

– Nodig : een kopie van pagina 22 zonder het alfabet in geheimschrift (anders is<br />

de oefening te gemakkelijk)<br />

7 jeugdboekenweek 2011 – lestips voor zesde leerjaar


– Opdracht : Schrijf het woord ‘geheimschrift’ in het geheimschrift van Caesar.<br />

Op pagina 22 lees je hoe je dat doet.<br />

Nederlands – 3 Lezen – 3.1 – 3.5<br />

Als alle groepen de vijf hoeken afgewerkt hebben, is er een herkansingsogenblik. De klas krijgt het<br />

codewoord immers pas als elke groep vijf loepen heeft. Zo voorkom je dat de leerlingen tegen elkaar<br />

gaan strijden. Groepjes die alles goed hadden, gaan helpen bij groepjes die nog een vraagteken<br />

hebben. Als alle groepjes hun fouten gecorrigeerd hebben, geef je elke groep twee letters. De vijf<br />

groepen proberen samen met de tien letters een woord te vormen (bijvoorbeeld : ‘geheimtaal’).<br />

Met dit codewoord kunnen ze de zin op de envelop ontcijferen.<br />

Sociale vaardigheden – 3 Samenwerking<br />

Bedenk een niet-materiële beloning. Bijvoorbeeld een leuke uitstap, een extra uurtje sport, geen<br />

huiswerk, of voorlezen natuurlijk ! Vertaal deze beloning in geheimschrift volgens het ADFGX-cijfer<br />

(zie : p. 45-46). De leerlingen kennen deze code al uit het hoekenwerk. Kies een codewoord uit vijf<br />

letters. Dit zijn de letters die je aan de leerlingen geeft. De zin ‘vandaag hebben jullie geen huiswerk’<br />

wordt met het codewoord ‘geheimtaal’ : HIW EEE AEE DJH VBEK NNN AUU BGR ALI GLS.<br />

En verder<br />

— Zeg het met een grap<br />

De illustrator verwerkt vaak een grappige opmerking in haar illustraties. Bespreek deze illustraties<br />

met de leerlingen. Geef elke leerling een kopie met een aantal illustraties die ze reeds uit het<br />

hoekenwerk kennen, of projecteer ze als dat kan. Welke illustratie vinden ze het grappigste ?<br />

Waarom ? Maak een top drie van de klas. Daarna bedenken de leerlingen zelf een grappige pointe<br />

bij een illustratie die niet van commentaar voorzien is. Daarvoor lezen ze eerst het fragment naast<br />

de illustratie.<br />

Muzische vorming – 1 Beeld – 1.3<br />

— Het klokhuis<br />

In het archief van het Nederlandse programma Het klokhuis (zie : bibliografie) vind je een aflevering<br />

over geheimschrift. Een leuke aanvulling op het boek !<br />

Nederlands – 1 Luisteren – 1.7<br />

Muzische vorming – 5 Media – 5.5<br />

Bibliografie<br />

Boeken<br />

CLIM-Wijzer/ Filip Paelman. De Boeck, 2001<br />

Websites<br />

www.kinderfilosofie.nl 0 lessen 0 HET GEHEIM<br />

8 jeugdboekenweek 2011 – lestips voor zesde leerjaar


Lestip<br />

2<br />

Dat spel van jou en mij<br />

Selma Noort<br />

Leopold, 2009<br />

Over het boek<br />

‘Iedereen in de kerk zegt dat U altijd gehoorzaamd wil worden, Heer, maar ik denk dat U ook wil<br />

dat ik eerlijk ben dus daarom zeg ik dat tegen U van dat ongelijk hebben. Amen !’ De twaalfjarige<br />

Marta is een pienter meisje met het hart op de tong – zelfs tegen God. Het botst dan ook regelmatig<br />

met haar strenge, dogmatische vader. Die wil zijn kinderen opvoeden tot ‘godvrezende’ mensen.<br />

Ze moeten veel en mogen weinig. Met kinderen van een ander geloof spelen is absoluut verboden.<br />

En dan wordt Marta verliefd op Sjonnie, een ongelovige jongen uit de buurt.<br />

Dat spel van jou en mij is een mooi, ernstig boek met een vleugje pittige humor waarin juf Marta<br />

het verhaal van haar jeugd aan ex-leerlinge Ehliman vertelt. Haar verhaal daagt kinderen uit om<br />

kritisch over geloven na te denken. Lezers die minder voeling hebben met dat thema, kunnen zich<br />

dan weer herkennen in het puberende hoofdpersonage dat naar een evenwicht tussen vrijheid en<br />

gehoorzaamheid zoekt.<br />

Aan de slag<br />

Aanzet<br />

Vraag de leerlingen welke godsdiensten ze kennen. Schrijf de namen van deze godsdiensten op<br />

het bord. Vul de lijst zelf verder aan, zodat de vijf wereldgodsdiensten (boeddhisme, christendom,<br />

hindoeïsme, islam en jodendom) er zeker op staan. Zorg telkens ook voor een prikkelende prent<br />

bij elke godsdienst. Sta niet te lang stil bij de verschillende godsdiensten, dat komt later in het<br />

hoekenwerk uitgebreid aan bod. Filosofeer daarna met de leerlingen verder over God. Meer ideeën<br />

vind je in Van boeken ga je denken (zie : bibliografie) :<br />

– Denk jij dat God bestaat ? Is het een persoon of iets anders ? Een man of een vrouw ?<br />

– Bestaat er één God of zijn er meerdere ?<br />

– Geloof jij dat God bestaat of weet jij dat God bestaat ?<br />

– Kun je God zien ? Horen ? Voelen ? Ruiken ?<br />

– Bestaat er een God die alles kan ?<br />

Wereldoriëntatie – 3 Mens – 3.1 – 3.4<br />

Verwerkingsactiviteiten<br />

— Werken met een fragment<br />

Lees de korte inhoud op de achterflap. Daarna lezen de leerlingen het fragment van pagina 13 tot<br />

pagina 22 in stilte. Dit fragment snijdt meteen de belangrijkste thema’s van het boek aan. Na het<br />

lezen verdeel je de klas in kleine groepjes. Elke groep krijgt een strookje met een stelling die in<br />

het fragment duidelijk naar voren komt. In groepjes discussiëren de leerlingen : gaan ze akkoord<br />

of niet ? Zeg op voorhand dat er geen goed of slecht antwoord is : enkel hun mening telt. Wel moeten<br />

ze die goed kunnen onderbouwen. Na vijf minuutjes brengt elke groep verslag uit van de discussie.<br />

9 jeugdboekenweek 2011 – lestips voor zesde leerjaar


Was er een consensus ? Welke argumenten voor ? Welke tegen ? Willen leerlingen uit andere groepjes<br />

hun mening geven, dan moedig je dat aan. Mogelijke stellingen zijn :<br />

– Ouders mogen hun kinderen straffen met een ‘plets’ als ze niet luisteren.<br />

– Iets verzwijgen is niet hetzelfde als liegen.<br />

– Mensen van een andere godsdienst geloven minder goed.<br />

– Kinderen moeten geen vragen stellen over het geloof, dat is iets voor volwassenen.<br />

– Gelovige kinderen moeten niet met ongelovige kinderen spelen.<br />

Hou je het discussiemoment liever klassikaal, dan kan je bijvoorbeeld met een binnen- en<br />

buitencirkel werken (zie : ‘En verder’ bij de lessuggesties rond De verboden vraag).<br />

Nederlands – 3 Lezen – 3.5<br />

Sociale vaardigheden – 1 Relatiewijzen – 1.6<br />

— Ik moet, ik mag, ik wil<br />

Marta’s vader is erg streng. Ze moet een hoedje dragen, ze moet naar de kerk, ze mag niet met<br />

Sjonnie spelen … Vindt iedereen in de klas Marta’s vader streng ? Waarom (niet) ? Laat de kinderen<br />

de vergelijking maken met hun eigen situatie. Zijn hun ouders streng ? Moeten ze veel thuis ?<br />

Mogen ze ook veel ? Zijn mama en papa even streng ? Waarom zijn ouders soms streng ?<br />

Na dit klasgesprek nemen de leerlingen een blad. Ze verdelen het in drie kolommen. In de eerste<br />

kolom komt bovenaan ‘ik moet’, in de tweede ‘ik mag’ en in de derde ‘ik wil’. De leerlingen maken<br />

lijstjes van vijf dingen die ze thuis moeten, mogen en willen. Als iedereen klaar is, bespreek je<br />

de lijstjes. Je kan de leerlingen ook drie plaatsen laten doorschuiven, zodat ze het lijstje van een<br />

klasgenoot zien. Zo zien ze dat in elk gezin andere regels gelden. Ter afronding maken de leerlingen<br />

een sprong in de toekomst. Ze hebben nu zelf kinderen. Maken zij dan dezelfde afspraken met<br />

hun kinderen ? En wat op de ‘ik wil’-lijst ingevuld staat, zouden hun kinderen dat dan mogen ?<br />

Nederlands – 7 (Inter)culturele gerichtheid<br />

Wereldoriëntatie – 4 Maatschappij – 4.8<br />

En verder<br />

— Hoekenwerk – project wereldgodsdiensten<br />

Dat spel van jou en mij vormt een prima aanzet om met de klas een project rond de vijf<br />

wereldgodsdiensten te organiseren. Dat kan via hoekenwerk : de leerlingen kiezen zelf een<br />

werkvorm (tentoonstelling, PowerPoint, toneel) en gaan dan in groepjes aan de slag. Het voordeel<br />

van deze aanpak is dat leerlingen in groep zelfstandig informatie verwerken op een manier waar zij<br />

zich het best bij voelen. Voor dit hoekenwerk moet je op ongeveer zes lessen van twee uur rekenen.<br />

Heb je weinig tijd, dan kan je altijd voor één godsdienst en/of één werkvorm kiezen.<br />

In de week voor het hoekenwerk van start gaat, vraag je de leerlingen materiaal te verzamelen over<br />

de verschillende godsdiensten. Dat kunnen boeken (zie bibliografie), cd’s, voorwerpen, foto’s …<br />

zijn. Haal zelf ook een uitgebreid aantal boeken uit de bibliotheek. Je verzamelt het materiaal op<br />

een tafel in de hoek, zodat de nieuwsgierigheid van de kinderen in de aanloop naar het project<br />

geprikkeld wordt. Voor de eerste twee lessen reserveer je het computerlokaal en probeer je een<br />

aantal ouders of vrijwilligers warm te maken om een handje toe te steken. Hoe beter de kinderen<br />

in het begin gestuurd worden, hoe zelfstandiger ze de rest van de lessen kunnen werken.<br />

De eerste les van het hoekenwerk deel je de groepjes in. In drie hoeken van de klas hang je een<br />

papier met ‘tentoonstelling’, één met ‘PowerPoint’ en één met ‘toneel’. Overloop per hoek duidelijk<br />

wat je van de leerlingen verwacht. Na de uitleg kiezen de leerlingen een hoek. Indien nodig deel je<br />

de groepen per hoek verder in. De grootte hangt af van de werkvorm : een Powerpoint kan je met<br />

<br />

jeugdboekenweek 2011 – lestips voor zesde leerjaar


twee leerlingen maken, een toneelstuk niet. Tot slot verdeel je de godsdiensten onder de groepjes.<br />

Bepaal of je de leerlingen laat kiezen of niet.<br />

Overkoepelende eindtermen in de drie hoeken zijn :<br />

ICT – 1<br />

ICT – 6<br />

Nederlands – 6 Taalbeschouwing – 6.2<br />

Nederlands – 7 (Inter)culturele gerichtheid<br />

Sociale vaardigheden – 1 Relatiewijzen – 1.5<br />

4 Voorbereidende les – speuren op het net (één uur)<br />

Leerlingen uit één groepje gaan in duo’s aan een computer zitten. Op de mooie website van het<br />

Nederlandse tijdschrift samsam (zie : bibliografie) krijgen ze een eerste informatiebad over ‘hun’<br />

godsdienst. Laat de leerlingen de website verkennen aan de hand van de vijf speurvragen. Zijn ze<br />

hiermee klaar, dan grasduinen ze verder en noteren eventueel al nuttige informatie.<br />

4 Hoek 1 – De tentoonstelling<br />

O Stap 1 : brainstorm<br />

De leerlingen denken eerst na uit welke delen hun tentoonstelling zal bestaan. Je kan hen hierbij<br />

sturen door zelf de thema’s vast te leggen bijv. leer, ontstaan, belangrijke personen, belangrijke<br />

feestdagen, bidhuis. Voorzie vijf A4-papieren, met bovenaan telkens een thema. Als de thema’s<br />

verdeeld zijn, kunnen de leerlingen aan de slag.<br />

O Stap 2 : informatie verzamelen<br />

De leerlingen zoeken informatie over hun thema op het internet en in boeken. Laat hen op hun<br />

kladblad enkel korte zinnen noteren. Zo vermijd je kopieer- en plakwerk.<br />

O Stap 3 : aan de slag<br />

Als ze genoeg informatie hebben, maken de leerlingen het materiaal voor de tentoonstelling.<br />

Ze schrijven teksten, maken tekeningen of collages, kleien een bouwwerkje … Moedig hen ook<br />

aan om na de schooluren op zoek te gaan naar extra materiaal voor hun tentoonstelling, zoals<br />

boeken, muziek, kledij, voorwerpen. Hoe meer verschillende materialen, hoe interessanter hun<br />

tentoonstelling wordt.<br />

O Stap 4 : opstellen van de tentoonstelling<br />

De leerlingen maken hun materiaal ‘presentatieklaar’. Ze maken informatiebordjes bij het<br />

beeldmateriaal en de objecten. Daarna plakken ze de teksten, tekeningen en foto’s op de flappen.<br />

Je kan vijf flappen voorzien, zo is er per thema een flap. In een hoek van de klas maken de leerlingen<br />

hun werk klaar voor bezoekers. De flappen worden opgehangen, de voorwerpen op een tafel geschikt.<br />

Leren leren – 2 – 3<br />

Wereldoriëntatie – 7 Brongebruik<br />

Muzische vorming – 1 Beeld – 1.3 – 1.6<br />

<br />

jeugdboekenweek 2011 – lestips voor zesde leerjaar


4 Hoek 2 – De powerpointpresentatie<br />

O Stap 1 en stap 2 : zie tentoonstelling<br />

De brainstormsessie en het verzamelen van het materiaal verloopt ongeveer gelijkaardig. Ook<br />

deze groep gaat dus in boeken op zoek ! Laat de leerlingen eerst op een kladblad schema’s van<br />

hun dia’s maken. Zo sla je twee vliegen in één klap : je voorkomt dat leerlingen klakkeloos<br />

informatie van internet kopiëren en je zorgt ervoor dat ze hun informatie op voorhand<br />

structureren.<br />

O Stap 3 : een PowerPoint maken<br />

Zijn de schema’s klaar, dan verwerken de leerlingen hun informatie in een PowerPoint.<br />

Begeleidend beeldmateriaal kunnen ze zoeken op internet, scannen uit boeken (indien mogelijk)<br />

of meebrengen van thuis. Het is ook leuk om muziek en filmpjes in een PowerPoint te stoppen.<br />

Op de website van SchoolTV (zie : bibliografie) is er heel wat bruikbaar materiaal. Selecteer onder<br />

‘primair onderwijs’ groep acht en klik door naar ‘levensbeschouwing’.<br />

O Stap 4 : oefenen<br />

De leerlingen bereiden hun presentatie voor. Aan de hand van de dia’s moeten ze hun verhaal vlot<br />

kunnen vertellen.<br />

ICT – 5<br />

Leren leren – 2<br />

Leren leren – 3<br />

Wereldoriëntatie – 7 Brongebruik<br />

4 Hoek 3 – Het toneelstuk<br />

O Stap 1 : het verhaal<br />

De belangrijkste stap is de keuze van het verhaal. Hierin zal je de groep goed moeten begeleiden.<br />

De leerlingen kunnen een toneelstuk maken van een bestaand verhaal, bijv. het verhaal op de website<br />

van samsam. Of ze werken zelf een verhaal uit : rond het ontstaan van de godsdienst, rond een<br />

belangrijke feestdag … Met een draaiboek geef je de leerlingen een houvast tijdens het schrijfproces.<br />

Dit draaiboek bestaat uit verschillende stappen. De leerlingen vullen per stap het schema telkens in.<br />

O Stap 1 : algemeen schema<br />

– Welke personages spelen mee ?<br />

– Waar speelt het verhaal zich af ?<br />

– Wat gebeurt er ?<br />

O Stap 2 : uitwerken van de verhaallijn<br />

– Begin : Wie is er ? Waar ?<br />

– Ontwikkeling : Wat gebeurt er ? Waarom ?<br />

– Climax : Welk probleem is er ?<br />

– Einde : Hoe wordt dit opgelost ?<br />

2<br />

jeugdboekenweek 2011 – lestips voor zesde leerjaar


O Stap 3 : het verhaal onderverdelen in scènes<br />

Ook hier kunnen de leerlingen een schets maken.<br />

– Scène 1 : Wie ? Wat ? Waar ?<br />

– Scène 2 : Wie ? Wat ? Waar ?<br />

– …<br />

O Stap 4 : uitwerken en verdelen personages<br />

– Personage 1 : Karakter ? Kostuum ? Gespeeld door ?<br />

– …<br />

Als het draaiboek ingevuld is, kunnen de repetities beginnen. De leerlingen oefenen het toneelstuk<br />

scène per scène. Moedig hen aan om na de schooluren op zoek te gaan naar kostuums, rekwisieten<br />

en zelfs muziek. Zijn ze snel klaar, dan kunnen de leerlingen in de klas aan een decor werken.<br />

Wereldoriëntatie – 5 Tijd – 5.3<br />

Muzische vorming – 3 Drama – 3.4 – 3.5 – 3.6<br />

— Tijd over ?<br />

Groepjes die vroeger klaar zijn, werken aan affiches en uitnodigingen voor het grote toonmoment.<br />

Toegangskaartjes zijn ook leuk en geven het slotmoment een officieel tintje : enkel wie een kaartje<br />

heeft, komt erin !<br />

Bibliografie<br />

Boeken<br />

Binnenste buiten / Peter Dellenbag, Anton Feddema, Klaas de Jong. Gottmer, 2008<br />

Doen alsof … ? Dramatisch spel in het basisonderwijs / Peter van Hasselt. Bekadidact, 1999<br />

Geloof het of niet ! Alles over religies, bijgeloof, volksgeloof en nog véél meer … / Dieke van Ewijk.<br />

Pimento, 2009<br />

God & Co : over geloven altijd en overal / Kolet Janssen, An Candaele (ill.). Davidsfonds/Infodok, 2006<br />

Ik maak theater / Sander Vos en Marieke Nijmanting. Nino, 2009<br />

Junior encyclopedie over de wereldgodsdiensten / David Self, Lenie Hof (vert.). Callenbach, 2009<br />

Van boeken ga je denken / Richard Anthone en Silvie Moors. Acco, 2002<br />

Over engelen, goden en helden : verhalen uit de grote wereldreligies / Janny van der Molen,<br />

Els van Egeraat (ill.). Ploegsma, 2007<br />

Wat geloof jij ? Een overzicht van de wereldreligies door de ogen van kinderen / Laura Buller,<br />

Ellis Post Uiterweer (vert.). Lannoo, 2005<br />

Websites<br />

www.jeugdbieb.nl/rubriek.php ?rID=17<br />

www.samsam.net/wereldgodsdiensten<br />

www.schooltv.nl<br />

3<br />

jeugdboekenweek 2011 – lestips voor zesde leerjaar


Lestip<br />

3<br />

De verboden vraag<br />

Michael Morpurgo en Michael Foreman (ill.)<br />

Arena, 2008<br />

Over het boek<br />

Lesley, een jonge journaliste, staat voor een spannende opdracht. Ze mag naar Venetië om er<br />

de wereldberoemde violist Paolo Levi te interviewen. Eén duidelijke waarschuwing krijgt ze mee :<br />

ze mag de verboden vraag niet stellen. Welke vraag dat is, weet Lesley niet. Wanneer ze eindelijk<br />

tegenover de maestro zit, is ze zo zenuwachtig dat ze er zomaar wat uitfloept. Of hij wil vertellen<br />

hoe het allemaal begonnen is ? Even blijft het muisstil. Maar dan begint Paolo Levi te vertellen.<br />

Over zijn vader die kapper was. Over de viool die hij bovenop de kast vond en zijn moeder die hem<br />

verbood er ook maar één woord over te reppen. Over de lessen die hij stiekem nam en hoe hij door<br />

zijn leraar haast toevallig het geheim van de viool ontdekte. En dat geheim blijkt even gruwelijk<br />

als mooi te zijn.<br />

De verboden vraag is een sober, eerlijk, ontroerend verhaal over de kracht van de mens en van muziek<br />

tegen de achtergrond van de Tweede Wereldoorlog. Al is de wereld die Morpurgo onomwonden<br />

beschrijft te afschuwelijk voor woorden, het radicale optimisme overheerst en troost.<br />

Aan de slag<br />

Opmerking vooraf<br />

Dit boek snijdt verschillende grote thema’s aan : geheimen, klassieke muziek, de concentratiekampen.<br />

Elk thema is op zich zo waardevol, dat je verschillende lessen nodig hebt om er grondig rond<br />

te werken. Deze les voor de <strong>Jeugdboekenweek</strong> biedt een eerste algemene kennismaking met de<br />

verwevenheid van thematiek, sfeerschepping, muziek en illustraties als rode draad. Wie meer tijd<br />

heeft, vindt onder de rubriek ‘En verder’ talrijke andere invalshoeken om met de drie thema’s aan<br />

de slag te gaan.<br />

Aanzet<br />

Scan de illustraties op pagina 10-11, 13, 21, 28, 33, 38-39, 41, 46-47, 54-55, 60 en 66 in of kopieer ze<br />

in kleur. Enkele dagen voor je het verhaal voorleest, verspreid je ze over de verschillende wanden<br />

in je klas. De prenten moeten duidelijk zichtbaar zijn, maar je besteedt er verder geen aandacht<br />

aan. Als de leerlingen vragen stellen, verklap je alleen dat alles binnenkort duidelijk wordt.<br />

— Een streepje Mozart<br />

De dag zelf begin je de les met een stukje Mozart. Deze componist speelt een belangrijke rol in<br />

het verhaal. Omdat Levi’s vader in de kampen vaak Mozart moest spelen voor de nazi’s, verbood<br />

hij zijn zoon deze muziek ooit in zijn aanwezigheid te spelen. Laat bij voorkeur een fragment uit<br />

Eine kleine Nachtmusik horen. Morpurgo verwijst naar dit stuk in het verhaal. Mozart schreef het<br />

voor een kamermuziekensemble : twee violen, een altviool, een cello en eventueel een contrabas.<br />

Vertel de leerlingen dat je straks een boek zal voorlezen, maar dat ze eerst een stukje muziek moeten<br />

beluisteren. Elke leerling krijgt een groot vel blanco papier en verf. Tijdens het luisteren schilderen<br />

4<br />

jeugdboekenweek 2011 – lestips voor zesde leerjaar


de leerlingen wat ze horen. Ze laten zich leiden door de kleuren en de emoties die de muziek bij<br />

hen oproept. Benadruk op voorhand dat het niet de bedoeling is om figuratief te schilderen. Het<br />

gaat om de vormen en het kleurgebruik. Na het fragment vergelijk en bespreek je de schilderijen<br />

rond een grote tafel. Pols ondertussen ook eens naar de luisterervaring van de leerlingen :<br />

– Welk soort muziek hoorde je ? Welk instrument ? Wie heeft het stuk geschreven ?<br />

– Vond je het mooi, afschuwelijk, saai … ? Werd je er rustig van of net zenuwachtig ?<br />

Vrolijk of droevig ?<br />

– Welke kleuren heb je gebruikt ? Donkere of lichte ? Waarom ?<br />

– Welke vormen heb je geschilderd ? Krullen, bogen, hoeken ? Waarom ?<br />

Wereldoriëntatie – 1 Natuur – 1.1<br />

Muzische vorming – 2 Muziek – 2.1 – 2.4<br />

— Op een rijtje<br />

Hang de illustraties naast elkaar aan het bord, in een willekeurige volgorde. Onder elke prent<br />

schrijf je een cijfer. Toon de prent van pagina 10-11 aan de leerlingen. Wie herkent deze stad ?<br />

Vertel kort wat over Venetië en situeer het op de kaart. Daarna hang je de prent helemaal links<br />

aan het bord, als eerste in de rij. Vertel dat dit de eerste prent is uit het boek. Tijdens het voorlezen<br />

zoeken de leerlingen de juiste volgorde van de overige illustraties. Zien ze een illustratie die bij<br />

een fragment past, dan schrijven ze het nummer op.<br />

Muzische vorming – 1 Beeld – 1.3<br />

Verwerkingsactiviteiten<br />

— In één adem<br />

Lees het boek in één ruk voor. Dat vraagt wat tijd en inspanning, maar op die manier komt het<br />

verhaal het meest tot zijn recht. Paolo Levi vertelt zijn verhaal immers ook in één adem aan de<br />

jonge journaliste. Is dit voor jouw klas niet haalbaar, dan kan je op pagina 45 een pauze inlassen.<br />

Tijdens het voorlezen bedek je de cover. Ook de titel blijft voorlopig geheim.<br />

Na het lezen controleren de leerlingen in kleine groepjes de rangschikoefening. Zorg ervoor<br />

dat een zwakkere leerling steeds bij een sterkere leerling zit. Zijn er meningsverschillen binnen<br />

de groepjes, dan bekijken ze de prenten nog eens en overleggen ze over het goede antwoord.<br />

Heeft elk groepje een consensus bereikt, dan verbeter je klassikaal. Om de beurt mag een groepje<br />

de volgende prent aanwijzen. Eventuele foute antwoorden worden door de andere groepjes<br />

gecorrigeerd.<br />

Muzische vorming – 3 Drama – 3.1 – 3.3<br />

— Titel gezocht<br />

Laat de leerlingen een passende titel voor het verhaal bedenken. Niet alleen leren ze zo nadenken<br />

over de essentie van een boek ; als leerkracht krijg jij tegelijk zicht op wat hen het meest bijgebleven<br />

is of aangegrepen heeft. Op die manier kan je de verdere verwerking van het boek afstemmen op<br />

de noden van je klas. Iedereen krijgt even de tijd om een titel op te schrijven. Bespreek de<br />

antwoorden klassikaal en laat de leerlingen hun keuze goed verantwoorden. Schrijf daarna de<br />

echte titel op het bord, terwijl je de cover nog steeds bedekt. Ga dieper in op de betekenis van<br />

deze titel :<br />

5<br />

jeugdboekenweek 2011 – lestips voor zesde leerjaar


– Past deze titel goed bij het boek ? Waarom ?<br />

– Wie mag deze vraag niet stellen ? Van wie ?<br />

– Wat zou die verboden vraag nu eigenlijk geweest zijn ?<br />

– Waarom was die vraag verboden, denk je ?<br />

Tenslotte schrijf je de oorspronkelijke, Engelse titel naast de Nederlandse titel op het bord : The<br />

Mozart Question. Wie kan dit vertalen ? Welke titel vind je best gekozen ? Waarom ? Jet Marchau<br />

schrijft hierover in De Leeswelp (zie : bibliografie) : ‘Ik voel meer voor de Nederlandse titel dan voor<br />

de Engelse, The Mozart Question. Het mysterie dat erachter schuilgaat, is uitdagend en zet de lezer<br />

op dezelfde hoogte als journaliste Lesley. Zij weet immers ook niet welke vraag ‘verboden’ is. Wie<br />

aandachtig leest en zich door Morpurgo’s natuurlijke vertelstijl laat inkapselen, heeft de Engelse<br />

titelhint niet nodig om het antwoord te vinden.’<br />

Nederlands – 2 Spreken – 2.6<br />

Nederlands – 7 (Inter)culturele gerichtheid<br />

— Omslagillustratie gezocht<br />

Even bijzonder als het verhaal zijn de prachtige illustraties van Michael Foreman. Deze zachte<br />

aquarellen versterken overal de sfeer van het verhaal. Tijdens de schilderopdracht vooraf<br />

ontdekten de leerlingen het verband tussen sfeer, kleur en vorm proefondervindelijk. Nu ze<br />

het verhaal goed kennen, gaan ze vanuit deze ervaring de illustraties bestuderen.<br />

Uit de reeks aan het bord kiezen de leerlingen de illustratie die zij als uitgever op de cover zouden<br />

plaatsen. Sta eerst nog even stil bij de drievoudige functie van een cover : lezers lokken, opvallen<br />

en de sfeer van het verhaal oproepen. Elke leerling schrijft in een paar regels op welke illustratie<br />

hij kiest en waarom. Na een aantal minuten overloop je de antwoorden illustratie per illustratie :<br />

Wie koos de eerste illustratie ? Waarom ? Wie de tweede ? De derde ? enz. Benadruk dat elk<br />

antwoord goed is, zolang het maar voldoende onderbouwd is. Ten slotte toon je de cover.<br />

Een opmerkelijk detail : naast een andere titel heeft de oorspronkelijke versie ook een andere cover.<br />

De Engelse uitgever koos als omslagillustratie immers voor een fragment uit het oorlogstafereel<br />

op pagina 55. Deze cover vind je op de website van de auteur (zie : bibliografie). Print hem en<br />

bespreek de belangrijkste verschillen met de klas :<br />

– Welk gevoel krijg je bij eerste cover ? Waarom ? En bij de tweede ? Waarom ?<br />

– Hoe zijn de kleuren ? Anders of hetzelfde ?<br />

– Welk soort boek verwacht je bij de eerste cover ? En bij de tweede ?<br />

– Naar welk boek zou jij eerst grijpen, als deze twee naast elkaar stonden in de bib ?<br />

Waarom ?<br />

Wereldoriëntatie – 1 Natuur – 1.1<br />

Muzische vorming – 1 Beeld – 1.2 – 1.3<br />

— Zelf een cover ontwerpen<br />

De leerlingen ontwerpen een nieuwe cover voor het boek. Ze tekenen datgene dat volgens hen<br />

de sfeer van het boek best weergeeft. Techniek, materiaal en compositie mogen ze zelf kiezen.<br />

Eén enkele afspraak wordt op voorhand duidelijk gemaakt : hun illustratie moet helemaal anders<br />

zijn dan de illustraties in het boek. Besteed extra aandacht aan het kleurgebruik : kiezen ze donkere<br />

tinten of net lichte ? Na afloop tonen de leerlingen hun covers aan elkaar. Wie wil, mag daarbij wat<br />

vertellen.<br />

Muzische vorming – 1 Beeld – 1.6<br />

6<br />

jeugdboekenweek 2011 – lestips voor zesde leerjaar


En verder<br />

— Meer geheimen<br />

In het boek zijn drie interessante stellingen rond geheimen verwerkt : ‘geheimen zijn leugens’ (p. 17),<br />

‘geheimen komen altijd uit’ (p. 35) en ‘je mag geen geheimen hebben voor mensen van wie je houdt’<br />

(p. 37). Laat je leerlingen over deze stellingen discussiëren. Werk telkens met twee cirkels :<br />

een binnen- en een buitencirkel. Formuleer een stelling. Wie akkoord gaat, gaat in de binnencirkel<br />

zitten. Wie niet akkoord gaat, gaat naar de buitencirkel. Eerst mag de binnencirkel argumenteren.<br />

Daarna geeft de buitencirkel tegenargumenten. Ten slotte krijgt iedereen de kans op basis van<br />

de gehoorde argumenten nog van cirkel te veranderen. Wie verandert, moet wel kunnen motiveren<br />

welk argument hem over de streep trok.<br />

Nederlands – 1 Luisteren – 1.8<br />

Sociale vaardigheden – 1 Relatiewijzen – 1.2 – 1.6<br />

— Meer (klassieke) muziek<br />

Papa was heel bedreven met zijn handen, zijn scharen lieten steeds een ander wijsje horen. Voor mij<br />

klonk het alsof hij voor iedere klant een nieuw wijsje bedacht en ze vakkundig, zonder aarzelen knipte,<br />

en zo vlug dat het hypnotiserend werkte. Hij werkte altijd in volstrekte stilte en gaf met zijn kam de<br />

maat aan voor zijn scharen. (p. 20)<br />

Speel met je klas een concert met gebruiksvoorwerpen. Breng scharen, sleutelbossen, flessen,<br />

kopjes, glazen, bestek, peterseliemolens en ander keukengerei mee en musiceer er op los.<br />

De dirigent geeft het ritme en de geluidssterkte aan en beslist wie wanneer speelt. In een eerste<br />

fase ben jij zelf dirigent. Spreek met de kinderen enkele codes af voor snel, traag, hard, zacht, start,<br />

stop … Gaat dit vlot, dan laat je enkele kinderen dirigent spelen. Je kan ook met opdrachten werken :<br />

laat het orkest vrolijk, gehaast, moe … klinken.<br />

Wil je meer Mozart in de klas, haal dan zeker Honderd kussen van een wonderjongen uit<br />

de bibliotheek. In dit vierkante luisterboekje vertelt het muzikale genie zijn levensverhaal. Siska<br />

Goeminne schreef de tekst, Tom Hautekiet illustreerde. Op de bijhorende cd kruipt Adriaan<br />

Van den Hoof in de huid van de euforische Mozart, terwijl deFilharmonie stukjes Mozart speelt.<br />

Muzische vorming – 2 Muziek – 2.1 – 2.2 – 2.3 – 2.4<br />

— Meer oorlog<br />

Vertrek vanuit een ABC van de oorlog. Voor elke letter van het alfabet bedenken de leerlingen<br />

alleen of in groep een woord dat dit thema bij hen oproept, zoals Angst, Bloed, Concentratiekamp …<br />

Op die manier krijg je meteen ook zicht op de voorkennis van je klas. Daarna kan je meer in<br />

detail treden. Bruikbaar lesmateriaal vind je op de website van het Nederlandse project<br />

Waarden en Normen, op de officiële website van de Anne Frank Stichting en in de lessenreeks<br />

bij de <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2002 en 2003 (zie : bibliografie).<br />

Wereldoriëntatie – 5 Tijd – 5.7<br />

7<br />

jeugdboekenweek 2011 – lestips voor zesde leerjaar


Bibliografie<br />

Boeken en tijdschriften<br />

Honderd kussen van een wonderjongen/ Siska Goeminne en Tom Hautekiet (ill.), verteld door<br />

Adriaan Van den Hoof, met muziek van Mozart door deFilharmonie. Lannoo, 2009<br />

“Michael Morpurgo, Michael Foreman : De verboden vraag”/ Jet Marchau. In : De Leeswelp, 2008,<br />

nr. 6, p. 220-221.<br />

Websites<br />

www.annefrank.org<br />

www.jeugdboekenweek.be/Archief/suggesties/suggesties2002.pdf (pagina 121 en verder)<br />

www.jeugdboekenweek.be/Archief/suggesties/suggesties2003.pdf (pagina 94 en verder)<br />

www.michaelmorpurgo.com/books 0 klik op de cover van The Mozart Question<br />

www.waarden.org/werkpl/lessug/2warschau/<br />

8<br />

jeugdboekenweek 2011 – lestips voor zesde leerjaar


Lestip<br />

4<br />

Hannu, Hannu<br />

Geir Gulliksen<br />

Lannoo, 2007<br />

Over het boek<br />

Dit boek vertelt het aangrijpende verhaal over de zomervakantie waarin alles verandert voor Hannu<br />

en zijn kleine broer. Gezellig wordt die vakantie niet. Hun moeder is verliefd op een andere man,<br />

hun ouders praten niet meer met elkaar, de jaarlijkse reis gaat niet door en Hannu moet het<br />

huishouden runnen. Hij wekt, kleedt, troost zijn kleinere broer en kookt voor hem. De twee hebben<br />

een sterke band, maar Hannu blijft steeds vaker weg van huis. Hij gaat naar het bos en blijft er soms<br />

zelfs slapen. Niemand weet wat hij er doet. Op een nacht wil Hannu zijn geheim tonen en moet<br />

de kleine broer mee naar het bos.<br />

Dit verhaal, verteld door de ogen van het kleinere broertje is een beklijvend meesterwerkje. De haast<br />

poëtische tekst leest erg eenvoudig, de emotionele spanning is vanaf de eerste pagina voelbaar.<br />

Dankzij de naïeve, jonge blik van het hoofdpersonage wordt het verhaal nooit zwaarmoedig of<br />

troosteloos.<br />

Aan de slag<br />

Aanzet<br />

— Gevoelsbarometer<br />

Maak met de leerlingen een gevoelsbarometer. Laat hen eerst zoveel mogelijk gevoelens benoemen<br />

en schrijf deze op het bord. Stop wanneer je er ongeveer tien hebt (blij, bang, boos, verdrietig,<br />

verlegen, ongerust, verliefd, verbaasd, verward). Vinden de leerlingen er zelf geen tien, dan help je<br />

hen door een aantal gevoelens uit te beelden. Als er tien gevoelens op bord staan, krijgt elke leerling<br />

tien kaartjes. Op elk kaartje schrijven ze één gevoel. De kinderen plakken de kaartjes onder elkaar<br />

op een dikke strook karton. Met een wasknijper kunnen de leerlingen nu het gepaste gevoel aangeven.<br />

Ten slotte laat je de kinderen hun barometer versieren. Bied hen een waaier van mogelijkheden aan :<br />

kleur, prenten, tekeningen, gedichten … Je kan de kinderen ook zelf foto’s laten maken van elkaar.<br />

Muzische vorming – 1 Beeld – 1.6<br />

Muzische vorming – 5 Media – 5.5<br />

— Zo voel ik me als …<br />

Stel een aantal situaties voor. Begin altijd met ‘Hoe voel jij je als …’, bijvoorbeeld :<br />

– Hoe voel jij je als je alleen thuis bent ?<br />

– Als je ruzie hebt met je broer of zus ?<br />

– Als je een slechte toets hebt ?<br />

– Als je jarig bent ?<br />

– Als je iets moet vragen aan iemand die je niet goed kent ?<br />

9<br />

jeugdboekenweek 2011 – lestips voor zesde leerjaar


Op hun barometer geven de leerlingen aan hoe zij zich telkens (zouden) voelen. Loop rond in de<br />

klas zodat je zeker bent dat iedereen de oefening begrijpt. Je kan de leerlingen ook zelf een aantal<br />

situaties laten voorleggen aan hun klasgenoten.<br />

Wereldoriëntatie – 3 Mens – 3.2<br />

— Groetspel<br />

Voor deze oefening heb je voldoende ruimte nodig. Als opwarming ga je in een cirkel zitten en wijs<br />

je een emotie aan op de grote barometer. De leerlingen beelden deze emotie met overtuiging uit.<br />

Zijn de verschillende emoties geoefend, dan speel je het groetspel. Maak een halve cirkel en roep<br />

twee leerlingen bij jou. Zij krijgen een kaartje met een bepaalde emotie op. In deze emotie moeten<br />

de twee naar elkaar toelopen en elkaar groeten. Ze vertrekken elk aan het uiteinde van de middellijn,<br />

groeten in het midden en lopen dan verder (nog steeds in dezelfde emotie). De klasgroep moet<br />

kunnen raden welke emoties op het kaartje stonden. Daarna wissel je van leerlingen.<br />

Werkt dit spel erg goed, dan kun je het moeilijker maken door de leerlingen telkens twee kaartjes<br />

te geven. Ze vertrekken en groeten vanuit één emotie en lopen daarna verder in de andere emotie.<br />

Zorg er voor dat de diameter lang genoeg is. Zo krijgen de leerlingen voldoende tijd om zich in te leven.<br />

Muzische vorming – 3 Drama – 3.5<br />

Muzische vorming – 6 Attitudes – 6.3 – 6.4<br />

Verwerkingsactiviteiten<br />

— Verdriet in een notendop<br />

Lees het fragment van pagina 5 tot pagina 22. De sfeer zet meteen de toon voor het hele boek.<br />

Let er op dat je het verdriet niet extra benadrukt, maar stel het, zoals het hoofdpersonage, eerder<br />

voor als iets doodgewoons. Na het lezen laat je de leerlingen met hun gevoelsbarometer aangeven<br />

hoe zij zich voelen bij het boek. Bespreek dan de gevoelens van de verschillende personages.<br />

Hoe voelt het hoofdpersonage zich ? En Hannu ? Hoe loopt mama door het huis ? En papa,<br />

hoe zou die zich voelen ? Per personage zijn verschillende antwoorden mogelijk. De leerlingen<br />

gebruiken hun barometer om te antwoorden.<br />

Het kleine broertje huilt erg veel. Hij huilt zelfs graag. Hou met de klas een kringgesprek over<br />

verdrietig zijn. Je kan vanuit het fragment vertrekken en dan uitbreiden naar de leefwereld van<br />

de leerlingen. Mogelijke vragen zijn :<br />

– Waarom huilt de kleine broer ? Waar en wanneer huilt hij het liefst ? Wie troost hem ?<br />

– Wanneer was jij laatst erg verdrietig ? Moest je dan ook huilen ? Waar huil je het liefst ?<br />

Wie komt jou dan troosten ? Blijf jij lang verdrietig, of is het snel over ?<br />

– Soms huilt het jongetje met opzet luid, zodat iemand hem kan horen. Doe jij dat<br />

ook soms ? Wanneer wel, wanneer niet ? Waarom doe je dat ?<br />

– ‘Ik hield van huilen’, zegt het jongetje. Huil jij graag ? Kan huilen ook wel eens leuk<br />

zijn ? Is verdrietig zijn altijd erg, of vind jij het soms oké ?<br />

Nederlands – 2 Spreken – 2.6 – 2.9<br />

Muzische vorming – 3 Drama – 3.1 – 3.3<br />

2 jeugdboekenweek 2011 – lestips voor zesde leerjaar


— Geluk in een koffer<br />

Na dit gesprek is het tijd voor wat vrolijkers. Een dag op voorhand geef je de kinderen de opdracht<br />

een voorwerp mee te brengen waar ze onmiddellijk blij van worden. Dat kan een voetbal zijn,<br />

een speldje, een foto, een kledingsstuk, een spel … De leerlingen mogen hun voorwerpen niet aan<br />

elkaar tonen. Verzamel ze in een grote zak of kist.<br />

Haal de kist met de geluksvoorwerpen boven. Om de beurt halen de leerlingen er geblinddoekt<br />

een voorwerp uit. De leerling raadt welk voorwerp hij vastheeft en van wie het is. Als de juiste<br />

eigenaar gevonden is, vertelt die nog eens kort waarom hij of zij vrolijk wordt van dit voorwerp.<br />

Zijn alle geluksvoorwerpen terecht, dan is het tijd voor een wedstrijdje improvisatie. Stop de<br />

geluksvoorwerpen opnieuw in de kist. Vooraan in de klas zet je vier stoelen zo, dat één stoel<br />

tegenover de drie andere stoelen komt te staan. De stoelen ‘kijken’ naar elkaar en staan in zijaanzicht<br />

ten opzichte van de klasgroep. Eén leerling gaat op de ene stoel zitten en bedenkt een situatie<br />

waarin hij erg verdrietig is. Drie andere leerlingen nemen plaats op de stoelen tegenover de ‘triestige’<br />

leerling. Zij moeten deze leerling troosten. Dat mag echter niet zomaar : ze krijgen (of trekken) een<br />

geluksvoorwerp waarmee ze de triestige leerling moeten opbeuren. Let er goed op dat de leerlingen<br />

nooit hun eigen voorwerp krijgen. Het improviseren kan beginnen. De ‘trooster’ krijgt één minuut<br />

de tijd om in geuren en kleuren te vertellen hoe hij de ‘triestige’ leerling weer blij kan maken met<br />

het voorwerp. Zijn de drie leerlingen aan de beurt geweest, dan beslist de ‘triestige’ leerling wie<br />

hem best kon troosten. Na afloop komen vier nieuwe leerlingen aan de beurt. Heb je een weinig<br />

expressieve klas, dan kan je de leerlingen warm maken door eerst zelf een geluksvoorwerp te trekken<br />

en de rol van trooster op te nemen. Fantaseren en overdrijven zijn uiteraard niet verboden.<br />

Nederlands – 2 Spreken – 2.6<br />

— Mijn geheime plek<br />

Lees het fragment op pagina 63 en 64 (van ‘Hij stond voor de opening van de rots’ tot aan het einde).<br />

Situeer het fragment eerst : Hannu heeft een geheime plek in het bos en neemt zijn broertje er in<br />

het holst van de nacht mee naartoe. Voer met de kinderen eerst een gesprekje over geheime plekken :<br />

– Wie heeft een geheime plek ?<br />

– Wanneer ga je ernaartoe ?<br />

– Wat doe je er ?<br />

– Wie mag mee naar jouw geheime plek ?<br />

– Wat ligt er allemaal ?<br />

Ga daarna verder in op de inrichting van zo’n geheime plek. Laat de kinderen uitgebreid fantaseren<br />

over hun ideale schuilplaats. Wat hangt er aan de muren ? Wat ligt er op de grond ? Welke meubels<br />

en/of toestellen staan er ? Zijn er ramen of is het een donker hol ? Wat kunnen ze er doen ? Liggen<br />

er spelletjes, boeken, kleurpotloden …?<br />

Wanneer de leerlingen heerlijk dagdromen over hun favoriete plekje, is het tijd om aan de slag<br />

te gaan. De leerlingen krijgen een schoendoos, die ze tot hun ideale geheime plek omtoveren.<br />

Zorg voor zoveel mogelijk kosteloos materiaal : luciferdoosjes (om bijvoorbeeld meubels, een<br />

televisie … op te tekenen of op te plakken), restjes stof (voor gordijnen of tafelkleedjes), knopen,<br />

klei, tijdschriften om meubels, toestellen … uit te knippen, enz. Als de geheime plek klaar is, maak<br />

je een kijkgat in de wand. Zet het deksel op de doos. Is de doos te donker, dan kan je in het deksel<br />

ook nog vensters maken. Een extra mysterieuze sfeer creëer je door doorzichtig gekleurd papier<br />

op de vensters in het deksel te plakken. Leerlingen die snel klaar zijn, kunnen op het deksel van<br />

de doos een passend gedicht plakken of ze schrijven er zelf eentje.<br />

Muzische vorming – 1 Beeld – 1.4 – 1.6<br />

2<br />

jeugdboekenweek 2011 – lestips voor zesde leerjaar


En verder<br />

— Brief aan de auteur<br />

Het verhaal heeft twee eindes. De auteur laat de lezer zelf beslissen welk einde hij kiest. Lees<br />

het laatste hoofdstuk vanaf pagina 85 nog eens voor. Welk einde past het best volgens je klas ?<br />

De kinderen schrijven een brief naar de auteur. Ze vertellen wat ze van het boek vonden, welk einde<br />

ze kiezen en waarom. Bespreek vooraf het belang van een correcte stijl en een duidelijke opbouw.<br />

Nederlands – 4 Schrijven – 4.4 – 4.8<br />

Nederlands – 6 Taalbeschouwing – 6.1<br />

— Kinder- en jongerentelefoon<br />

Op een zeer suggestieve wijze worden in dit verhaal verschillende ernstige thema’s verwerkt :<br />

eenzaamheid, depressie, weglopen, scheiding, zelfmoord. Het boek vormt een mooi vertrekpunt<br />

om één van deze thema’s verder uitdiepen. Als je dit doet, kan je ook de Kinder- en Jongerentelefoon<br />

introduceren bij de leerlingen. Na een korte uitleg verkennen ze in duo’s de website van deze<br />

organisatie (zie: bibliografie). Dit webbezoek kan je sturen door hen in duo’s een folder met<br />

de belangrijkste informatie te laten ontwerpen.<br />

ICT – 1<br />

ICT – 6<br />

Bibliografie<br />

www.kjt.org<br />

0 website Kinder- en Jongerentelefoon<br />

22 jeugdboekenweek 2011 – lestips voor zesde leerjaar


Lestip<br />

5<br />

Het reuzenradmysterie<br />

Siobhan Dowd<br />

Van Goor, 2010<br />

Over het boek<br />

Ted is twaalf. Hij telt zijn cornflakes, houdt van systemen en luistert voor het slapengaan naar<br />

weerbericht voor de scheepvaart. Behalve zijn ouders, zijn zus en een leraar op school heeft hij<br />

geen vrienden. Groot is Teds verbazing wanneer zijn neef Salim hem eigenlijk best normaal vindt.<br />

Maar dan verdwijnt Salim tijdens een rondrit in het London Eye, het grootste reuzenrad ter wereld.<br />

De politie tast in het duister. Samen met zijn zus Kat is Ted vastberaden de mysterieuze verdwijning<br />

op te lossen. Ze starten hun onderzoek bij hun ingenieuze lijst met acht verdwijntheorieën.<br />

Het reuzenradmysterie is een origineel en humoristisch detectiveverhaal. De autistische Ted vertelt<br />

het verhaal. Zijn bijzondere blik op de wereld levert vaak hilarische, maar ook confronterende<br />

momenten op. Door de spannende plot en de frisse humor laat dit boek maar weinig jonge lezers<br />

onbewogen.<br />

Aan de slag<br />

Aanzet<br />

Vertel de kinderen dat je straks uit een spannend boek zal voorlezen. Het hoofdpersonage is even<br />

oud als hen, maar is wel bijzonder : hij heeft autisme. Weet iemand wat autisme is ? Misschien is er<br />

wel een kind met autisme of met een autistisch broertje of zusje in de klas ? Leg uit dat de hersenen<br />

van kinderen met autisme anders werken en dat dit best lastig kan zijn. Om te weten hoe kinderen<br />

met autisme de wereld soms ervaren, doe je met de klas een aantal inleefoefeningen. Elke oefening<br />

focust op één kenmerk dat kinderen met autisme kunnen vertonen. Benadruk dat autisme in<br />

verschillende vormen bestaat : niet elk kind vertoont alle kenmerken. De acht kenmerken zijn<br />

overgenomen uit het boekje Weet jij wat autisme is ? (zie : bibliografie). Als je weinig tijd hebt,<br />

kies je de oefeningen die jij het meest relevant vindt voor je klas.<br />

– Oefening één : Laat een hard, onaangenaam geluid horen, zoals het krassen van een<br />

krijtje op het bord of van een stoel op de grond. Herhaal dit een aantal keer kort na<br />

elkaar. Vraag de kinderen hoe ze zich voelen bij zo’n geluid. Vertel dan dat sommige<br />

kinderen met autisme heel erg goed kunnen horen en zich dus vaak zo voelen, ook bij<br />

‘gewone’ geluiden.<br />

– Oefening twee : Laat de kinderen door een smalle koker (bijvoorbeeld van een rol<br />

huishoudpapier) rondom zich kijken. Zien ze alles in de klas tegelijk ? Of kunnen ze<br />

enkel kleine stukjes zien ? Is dat leuk of moeilijk ? Vertel dan dat sommige kinderen<br />

met autisme eerst erg veel kleine stukjes zien en pas daarna het geheel. Dat is best<br />

verwarrend !<br />

– Oefening drie : Geef de kinderen een aantal kort opeenvolgende verwarrende<br />

instructies. Laat ze hun jas aandoen om naar buiten te gaan, dan weer uitdoen om<br />

toch eerst de agenda in te schrijven, dan de agenda na één regel van het bord vegen<br />

23 jeugdboekenweek 2011 – lestips voor zesde leerjaar


om eerst papieren uit te delen, dan de papieren meteen weer op te halen enz.<br />

Hoe voelen de kinderen zich als je zo van de hak op de tak springt ? Vertel dan dat<br />

sommige kinderen met autisme overstuur raken van verrassingen en van teveel<br />

onverwachte dingen.<br />

– Oefening vier : Stuur één kind uit de klas. Bedenk met de rest van de klas een spelletje,<br />

waarvan zij alleen de spelregels kennen. Speel het spel en laat het kind op de gang<br />

binnen. Het moet meespelen, maar kent de regels niet en doet dus alles fout.<br />

Herhaal dit een aantal keer met een andere leerling en een ander spel. Vraag op het<br />

einde aan de kinderen die op de gang stonden hoe het voelde om een spel te spelen<br />

waarvan je de regels niet kent. Vertel dan dat sommige kinderen met autisme een<br />

andere fantasie hebben en daardoor spelletjes niet meteen begrijpen.<br />

– Oefening vijf : Laat drie kinderen naar voor komen. Twee kinderen krijgen de opdracht<br />

druk met elkaar te praten. Ze laten zich om geen enkele reden onderbreken. Het derde<br />

kind moet de twee pratende kinderen op een fictief iets proberen attent maken, zoals<br />

een brand in de klas, of een ongeval. Hoe probeert het derde kind dit aan te pakken ?<br />

Door rustig te praten, of door de twee anderen mee te trekken ? Vertel dan dat<br />

sommige kinderen met autisme praten erg moeilijk vinden.<br />

– Oefening zes : Teken een aantal woorden met een figuurlijke betekenis in hun<br />

letterlijke betekenis op het bord. Bijvoorbeeld een hoofd in de vorm van een punt<br />

(punthoofd), twee voetballers op tafel (tafelvoetbal), een neus met vleugels<br />

(neusvleugels) … (Meer inspiratie vind je bij de ‘bloknootjes’ op de website van<br />

Autisme Centraal, zie : bibliografie). Vraag de kinderen wat ze op het bord zien.<br />

Vertel dat sommige kinderen met autisme elk woord letterlijk nemen.<br />

– Oefening zeven : Trek verschillende gezichten (boos, blij, bang, verlegen …) en laat<br />

de kinderen raden hoe jij je voelt. Na een aantal goede antwoorden trek je een<br />

neutraal gezicht, waaruit de kinderen niet kunnen afleiden hoe je je voelt. Blijf echter<br />

aandringen en hou vol dat je mimiek overduidelijk is. Vertel dan dat sommige<br />

kinderen met autisme geen lichaamstaal kunnen lezen en dus altijd zo’n neutraal<br />

gezicht zien.<br />

– Oefening acht : De kinderen sluiten hun ogen. Ga de klas rond en wrijf voorzichtig<br />

over hun hand met iets dat vervelend voelt, zoals een stukje klittenband. Vraag hen<br />

of ze nog dingen kennen waaraan ze niet graag voelen, zoals een prikkende trui of<br />

een slijmerig iets. Vertel dan dat sommige kinderen met autisme heel erg gevoelig zijn.<br />

Anderen voelen dan weer niets, zoals wanneer je voet slaapt of je vinger bevroren is.<br />

Verwerkingsactiviteiten<br />

— Voorlezen<br />

Het reuzenradmysterie bestaat uit 41 korte hoofdstukken en is een echte pageturner. Daardoor is<br />

het een ideaal voorleesboek. Als je voldoende tijd hebt, kan je bijvoorbeeld elke dag beginnen en<br />

eindigen met een drietal hoofdstukken. Zo heb je het in een week uit. Heb je minder tijd, dan kan<br />

je het eerste en vijfde hoofdstuk als smaakmakers voorlezen. Na deze hoofdstukken zijn je leerlingen<br />

waarschijnlijk voldoende geprikkeld om zelf het vervolg te lezen.<br />

Muzische vorming – 3 Drama – 3.1 – 3.3<br />

24 jeugdboekenweek 2011 – lestips voor zesde leerjaar


— Anders ? Anders !<br />

Dit kringgesprek hou je na het vijfde hoofdstuk.<br />

In het boek gaat het veel om ‘anders’ en ‘gewoon’ zijn. Ted krijgt vaak te horen dat hij anders is,<br />

zijn meester wil hem leren gewoon te zijn … Hou met de klas een kringgesprek over ‘anders zijn’ :<br />

– Is Ted ‘anders’ ? Waarom (niet) ?<br />

– Salim vindt Ted eigenlijk best normaal. Vind jij dat ook ? Of is Ted toch anders ?<br />

– De meester vindt dat Ted zich moet leren gedragen zoals de andere mensen.<br />

Pas dan zal hij meer vrienden krijgen. Ga jij akkoord met de meester ? Waarom (niet) ?<br />

Natuurlijk is iedereen anders. Niet alleen qua uiterlijk maar ook vanbinnen. Laat de leerlingen even<br />

nadenken over wat hen vanbinnen anders maakt dan anderen. Geef eventueel eerst een aantal<br />

voorbeelden over jezelf. Vervolgens ga je de kring af. Elk kind noemt iets waarin hij of zij zelf<br />

anders is dan anderen. Sluit af met een complimentenronde : de leerlingen bedenken iets waarin<br />

hun linkerbuur anders is en formuleren dit in complimentvorm.<br />

Sociale vaardigheden – 1 Relatiewijzen – 1.2<br />

— Ritueel voor een dag<br />

Ted heeft een aantal rituelen : handelingen die hij elke dag opnieuw op een vaste manier moet<br />

uitvoeren. Hij telt zijn ontbijtgranen, noteert bij elke belangrijke gebeurtenis het exacte uur, dreunt<br />

weerberichten op en luistert voor het slapengaan naar het weerbericht voor de scheepvaart.<br />

Pols kort even naar de rituelen van je leerlingen. Als er geen reactie komt, geef je eerst nog een<br />

aantal voorbeelden : met één been op de stoep stappen, alleen maar een even aantal snoepjes eten,<br />

bij elke sportwedstrijd dezelfde kousen dragen … Hebben de leerlingen zo’n ritueel ? Wanneer voeren<br />

ze het uit ? Waarom doen ze het ? En wat gebeurt er als ze het een keertje niet (kunnen) doen ?<br />

Daarna vertel je dat jij zelfs een ritueel hebt voor het binnenkomen en het verlaten van de klas.<br />

Ga de klas buiten en kom dan weer binnen. Telkens voer je het ritueel duidelijk uit. Je kan<br />

bijvoorbeeld aan je neus krabben, overdreven door je haren strijken, een rondje draaien …<br />

De leerlingen kijken en benoemen het ritueel.<br />

Vertel hen dan dat ze die dag allemaal een bepaald ritueel moeten uitvoeren wanneer ze de klas<br />

binnenkomen of verlaten. Eerst bedenken de leerlingen leuke rituelen. Iedereen krijgt een strookje<br />

en schrijft er één op. Overloop de resultaten mondeling, zodat je zeker weet dat elk ritueel haalbaar is.<br />

Stop de briefjes in een pot. Elke leerling trekt een strookje en voert het ritueel dat op het strookje<br />

staat een hele dag uit. Bedenk een leuke straf voor leerlingen die hun ritueel vergeten.<br />

Ook leuk : voer het ritueel vijf dagen lang met de hele klas uit, bijvoorbeeld bij het belsignaal op<br />

de speelplaats. Zo prikkel je de nieuwsgierigheid van andere klassen. Misschien stappen ze zelfs<br />

mee in het ritueelonderzoek ?<br />

Nederlands – 2 Spreken – 2.5<br />

Nederlands – 4 Schrijven – 4.2<br />

— Weer of geen weer<br />

Ted neemt alles letterlijk. Spreekwoorden, uitdrukkingen en metaforen zijn dan ook een hele klus<br />

voor hem. Behalve die met het weer, want die fascineren hem natuurlijk mateloos. Een mooie<br />

aanzet om met je klas rond zulke spreekwoorden en uitdrukkingen te werken.<br />

Als opwarmertje maak je een woordspin rond het weer. De leerlingen sommen de belangrijkste<br />

weersverschijnselen op : zon, regen, sneeuw, wind, hagel, onweer, donder, bliksem. Beperk je<br />

tot zelfstandige naamwoorden. Daarna krijgen ze per twee een paar minuten om zoveel mogelijk<br />

spreekwoorden en uitdrukkingen op te schrijven waarin één van deze woorden voorkomt.<br />

25 jeugdboekenweek 2011 – lestips voor zesde leerjaar


Als de tijd om is, mag elk koppel één spreekwoord uitbeelden of tekenen. De rest van de klas<br />

raadt over welk spreekwoord het gaat.<br />

In een volgende fase maak je groepjes van vier. Zorg voor gekleurd papier : elke groep krijgt een<br />

andere kleur. Verdeel de woorden uit de woordspin onder de groepjes. De leerlingen gaan nu<br />

in het woordenboek op zoek naar spreekwoorden met de opgegeven woorden. Op het gekleurd<br />

papier maken ze twee kolommen. Links komt het spreekwoord of de uitdrukking, rechts de<br />

betekenis. Na tien minuten tijd herverdeel je de groepjes. In één groepje moeten zoveel mogelijk<br />

verschillende kleuren zitten. Elk groepje maakt een soort van memory. Voorzie daarvoor twintig<br />

blanco kaartjes per groepje. Eerst leest elke leerling de gevonden spreekwoorden voor. Daarna kiest<br />

het groepje samen de tien leukste spreekwoorden. Ze schrijven het spreekwoord op één kaartje<br />

en de betekenis op een ander kaartje. De kaartjes worden omgedraaid en het spel kan beginnen :<br />

wie vindt het spreekwoord en de bijhorende betekenis ?<br />

Nederlands – 6 Taalgebruik – 6.4<br />

— Zonder woorden<br />

Weg was mijn fijne gevoel. Lichaamstaal is een manier van communiceren, net als Engels of<br />

Frans of Chinees spreken, maar dan zonder woorden, alleen met gebaren. Mensen en chimpansees<br />

en stokstaartjes en pijlstaartroggen kunnen instinctief lichaamstaal begrijpen, zonder het te hoeven<br />

leren. Maar volgens de dokters die mij hebben onderzocht, kunnen mensen met mijn syndroom<br />

het niet. We moeten het leren als een vreemde taal en dat kost tijd. (p. 102)<br />

Mensen spreken vaak zonder ook maar één woord te gebruiken. Wie kan een voorbeeld geven ?<br />

Zet je klas eventueel op weg met een aantal duidelijke voorbeelden : steek je duim in de lucht, haal<br />

je schouders op of rol demonstratief met je ogen. Wat wil je zeggen ? Daarna laat je de leerlingen zelf<br />

zoveel mogelijk voorbeelden van lichaamstaal uitbeelden. Heb je kinderen uit andere culturen in de<br />

klas, onderzoek dan is het interessant om in te gaan op de verschillen en gelijkenissen in lichaamstaal.<br />

Maak ten slotte foto’s of laat de leerlingen enkele foto’s maken.<br />

Nederlands – 6 Taalgebruik – 6.2 – 6.3 – 6.4<br />

Nederlands – 7 (Inter)culturele gerichtheid – 7.1<br />

Muzische vorming – 5 Media – 5.3<br />

— Pantomime<br />

Hoe zou een wereld zonder woorden er uitzien ? Met een stukje pantomime neemt je klas de proef<br />

op de som. Pantomime is een vorm van theater waarbij je geen woorden mag gebruiken. Enkel<br />

lichaamstaal en mimiek zijn toegestaan. Verdeel de klas in groepjes van vijf. Deel hoofdstuk 23<br />

uit aan elke groep. Dit fragment is ideaal voor pantomime : het is erg beeldend geschreven en bevat<br />

verschillende theatrale hoogtepunten. De dialogen naar pantomime ‘vertalen’ zal de grootste<br />

uitdaging vormen voor de leerlingen. Vestig daar op voorhand hun aandacht op. Na een kwartier<br />

voorbereidingstijd tonen de groepjes hun versie van het fragment. Rond af met een korte<br />

nabespreking :<br />

– Wat vond je van deze opdracht ?<br />

– Is spreken zonder woorden moeilijk ?<br />

– Kan je zonder woorden alles zeggen ?<br />

– Kan iedereen elkaar begrijpen in een wereld zonder woorden ?<br />

Muzische vorming – 3 Drama – 3.4 – 3.6<br />

Nederlands – 6 Taalbeschouwing – 6.1<br />

26 jeugdboekenweek 2011 – lestips voor zesde leerjaar


En verder<br />

— Pokerface<br />

Tot grote ergernis van zijn zus kan Ted niet liegen. Of je leerlingen goed kunnen liegen, ga je<br />

na met een spelletje uit een bekend televisieprogramma uit de jaren ’90. Elke leerling krijgt tien<br />

minuten om een verhaal te schrijven over iets spannends dat hij of zij meegemaakt heeft. Of het<br />

verhaal echt gebeurd of verzonnen is, mag de leerling zelf kiezen. Benadruk dat de klas achteraf<br />

zal moeten raden of het verhaal waar is of niet. Overdreven ongeloofwaardige leugens vallen<br />

dus zo door de mand. Als iedereen iets opgeschreven heeft, is het tijd om de verhalen aan elkaar<br />

te vertellen. Zet telkens drie leerlingen vooraan met hun gezicht naar de klas. Zij vertellen vol<br />

overtuiging hun verhaal. De rest van de klas moet raden wie de waarheid spreekt en wie liegt.<br />

Laat de kinderen ook verwoorden waaruit ze afleiden dat iemand liegt. Daarna vertellen drie<br />

andere leerlingen hun verhaal.<br />

Nederlands – 1 Luisteren – 1.9<br />

Nederlands – 2 Spreken – 2.6<br />

Nederlands – 6 Taalbeschouwing – 6.3 – 6.4<br />

— Doorgeefverhaal<br />

Lees het zevende hoofdstuk voor tot pagina 43 bovenaan.<br />

Salim is verdwenen. Wat is er gebeurd ? De leerlingen schrijven in groepjes van vier of vijf het<br />

vervolg. Schrijf de volgende zinnen op bord : ‘Salim was nergens te zien. Ik wist meteen dat er iets<br />

mis was.’ (p. 43).<br />

Elke leerling neemt een blad papier en schrijft de zinnen over. Daarna krijgt iedereen vijf minuten<br />

de tijd om een vervolg te schrijven. Na vijf minuten schuiven de papieren één plaats door. De<br />

leerlingen lezen wat hun voorganger geschreven heeft en schrijven hierop verder. Na zeven minuten<br />

schuiven de papieren weer één plaats door … Als de leerling zijn oorspronkelijke verhaal terug<br />

heeft, mag hij de slotzin schrijven. Tot slot lezen de leerlingen de doorgeefverhalen aan elkaar<br />

door – in hun groepjes of klassikaal. Let er op dat je de leerlingen elke ronde wat meer tijd geeft.<br />

Ze moeten immers ook eerst kunnen lezen wat hun voorgangers schreven. Nadat de leerlingen<br />

hun verhalen voorgelezen hebben, lees jij op pagina 73 en 74 Teds acht theorieën voor. Een ideale<br />

afsluiter om de nieuwsgierigheid van je leerlingen op de proef te stellen.<br />

Nederlands – 4 Schrijven – 4.8<br />

Bibliografie<br />

Boeken<br />

Weet jij wat autisme is ?/ Ellen Sabin. Pica, 2006<br />

Het wonderbaarlijke voorval met de hond in de nacht / Mark Haddon. Contact, 2003<br />

Websites<br />

www.ambrosiastafel.be 0 ‘wie zijn we’ 0 ‘wat doen we’ 0 ‘Cinema Reno’ een filmpje over een<br />

jongen met autisme. Ook op YouTube kan je bij ‘De ware gedachtevertellers’ dit filmpje en nog<br />

andere vinden.<br />

www.autismecentraal.be<br />

27 jeugdboekenweek 2011 – lestips voor zesde leerjaar


Lestip<br />

6<br />

Project M. : een avontuur van Madhu Mahavir<br />

Milan Hofmans<br />

Clavis, 2008<br />

Over het boek<br />

Madhu Mahavir heeft een speciale gave. Met zijn zesde zintuig lost hij zelfs de moeilijkste<br />

problemen op. Met zijn oom Ranga, een dokter, wordt hij naar Fontelmiro ontboden. Daar lijdt<br />

de oude professor Shiverling aan een mysterieuze, tot dan toe ongeneeslijke, ziekte. Madhu voelt<br />

meteen dat de professor niet zomaar ziek geworden is. Terwijl oom Ranga professor Shiverling<br />

onderzoekt, gaat Madhu op verkenning. Hij ontdekt dat de professor een geheim laboratorium<br />

heeft, waar hij met zijn assistent Talodon aan een geheim project werkt. Met ‘Project M.’ willen<br />

ze de wereld opnieuw bevolken met reuzen, elfen en dwergen. Ondertussen wordt professor<br />

Shiverling steeds zieker. Kunnen Madhu en oom Ranga het mysterie tijdig oplossen ?<br />

Project M is soms griezelig, soms grappig, maar altijd razend spannend. Dit fantasieverhaal<br />

prikkelt de verbeelding en laat je al na één hoofdstuk niet meer los.<br />

Aan de slag<br />

Aanzet<br />

— Soort zoekt soort (1)<br />

Toon de cover terwijl je de titel bedekt. Gedurende één minuut schrijven de kinderen woorden<br />

op die de cover bij hen oproept. Daarna noteren ze ook welk soort boek dit volgens hen is : een<br />

fantasieverhaal, een historisch verhaal, een roman, een sprookje, een detective, een humoristisch<br />

boek ? Bespreek de antwoorden klassikaal. Laat de leerlingen telkens goed verwoorden waarom<br />

ze voor een bepaald genre kozen.<br />

Lees dan de korte inhoud op de achterflap. Opnieuw geef je de opdracht op de verhaalsoort te<br />

letten. Evalueer de antwoorden. Wie veranderde van mening ? Zijn er verhaalsoorten weggevallen ?<br />

Of bijgekomen ? En wat is nu hét genre van dit boek ? Laat de leerlingen even discussiëren. Na<br />

een poosje opper je dat meerdere antwoorden evengoed mogelijk zijn. Denk hier samen met de<br />

klas over na. Stel dat je voor elk genre een stempel hebt. Krijgt elk boek telkens precies één stempel ?<br />

Of zijn er ook boeken die meerdere stempels zouden krijgen ? Teken twee kolommen op het bord.<br />

Links schrijf je ‘één verhaalsoort’, rechts komt ‘meerdere verhaalsoorten’. Zoek samen met<br />

de kinderen voor elke groep een voorbeeld. In kleine groepjes laat je de leerlingen beide<br />

kolommen aanvullen. Naast de titels proberen ze telkens ook de verhaalsoort(en) te noteren.<br />

Na een afgesproken tijd geven de groepjes voor elke kolom een voorbeeld. Bij elke titel proberen<br />

ze steeds de keuze van de verhaalsoort(en) duidelijk te onderbouwen.<br />

Nu de leerlingen weten dat een boek ook uit verschillende verhaalsoorten kan bestaan, keer je terug<br />

naar Project M. Lees de korte inhoud – zonder het citaat bovenaan – nog eens voor. Teken een cirkel<br />

op bord. Rond de cirkel schrijf je de verhaalsoorten : fantasieverhaal, detective en sprookje. Vraag<br />

de kinderen op basis van de korte inhoud een gepaste titel te verzinnen. Tot slot verklap je de titel.<br />

28 jeugdboekenweek 2011 – lestips voor zesde leerjaar


Je schrijft hem in de cirkel. Laat dit schema op het bord staan. Je hebt het voor de eerste<br />

verwerkingsactiviteit nodig.<br />

Nederlands – 3 Lezen – 3.5<br />

Nederlands – 5 Strategieën – 5.1<br />

Verwerkingsactiviteiten<br />

— Soort zoekt soort (2)<br />

Lees het vierde hoofdstuk klassikaal voor. Het vormt een prima kennismaking met de belangrijkste<br />

personages, de plot en de typische sfeer in het boek. Leid het fragment kort in : de elfjarige Madhu<br />

en zijn oom Ranga zijn in Fontelmiro aangekomen. In het reusachtige landhuis van professor<br />

Shiverling doet dokter Ranga de eerste experimenten. Alvicenna Shiverling, de dochter van de<br />

professor, volgt hen op de voet. Voor je begint voor te lezen, vraag je je klas extra goed te letten<br />

op fantasie-, detective- en sprookjeselementen.<br />

Na het voorlezen peil je kort even naar de tekstervaring van de kinderen :<br />

– Wat vond je van het fragment ? Was het spannend, saai, grappig, mooi, ontroerend,<br />

mysterieus …?<br />

– Welk beeld is je het meeste bijgebleven ?<br />

– Welke personages kwamen er voor ? Hoe zou je ze kort beschrijven ?<br />

Daarna vul je met de klas het schema van de verhaalsoorten verder aan. Onder elke soort brengen<br />

de leerlingen voorbeelden uit de tekst aan. Als de leerlingen zich niet veel herinneren, zet je hen met<br />

gerichte vragen op weg : in welke kolom moet Helix, een hond met een mensenhand ? En Perskin<br />

Talodon, de assistent met het glazen oog ? De experimenten van de professor, waar schrijf je die ?<br />

Het grote landhuis met de duizenden geheime gangen ? Stop wanneer er in totaal ongeveer tien<br />

kenmerken op het bord staan. Leesplezier blijft primeren, dus moet je de tekst zeker niet tot op<br />

het bot ontleden. Om hun nieuwsgierigheid (opnieuw) aan te wakkeren, laat je de leerlingen kort<br />

voorspellen wat Madhu nu zal doen.<br />

Nederlands – 2 Spreken – 2.5 – 2.9<br />

Nederlands – 5 Strategieën – 5.2 – 5.3 – 5.4<br />

— Groepswerk – reconstructie van het verhaal via carrousel<br />

Het vervolg van het verhaal ontdekken de leerlingen via een carrouselvorm. Deze oefening bestaat<br />

uit twee fasen. Eerst verdeel je de klas in vijf gelijke groepen. Elke groep leest een ander hoofdstuk.<br />

Het verdelen van de groepjes gaat vlot wanneer je bijvoorbeeld kaartjes maakt van de tekeningen<br />

die boven elk hoofdstuk staan. Leerlingen met hetzelfde kaartje lezen hetzelfde hoofdstuk. Kopieer<br />

de fragmenten zonder titel, ondertitel (de tijdsaanduiding) en paginanummer. In het tweede luik<br />

van de oefening moeten de leerlingen immers de juiste volgorde van de hoofdstukken achterhalen.<br />

De hoofdstukken zeven, acht, tien, elf en twaalf zijn het meest geschikt voor deze oefening. De<br />

langere hoofdstukken geef je best aan de sterkere groepen. Met kleinere klassen (minder dan zestien<br />

leerlingen) maak je maar vier groepen. Hoofdstuk twaalf valt dan weg. Hieronder lees je een korte<br />

samenvatting van de hoofdstukken :<br />

– Hoofdstuk zeven (p.76 t.e.m. p. 86) :<br />

Samen met de hond Helix gaat Madhu ’s nachts op verkenning in het bos. In een rots<br />

ontdekt hij de tunnel die naar het geheime laboratorium van professor Shiverling leidt.<br />

29 jeugdboekenweek 2011 – lestips voor zesde leerjaar


– Hoofdstuk acht (p. 87 t.e.m. p. 95) :<br />

Madhu gaat op onderzoek in het geheime laboratorium. Hij vindt er de brief van<br />

de grootvader van de professor. Daarin leest hij dat deze man de wereld opnieuw wilde<br />

bevolken met sprookjesfiguren. In het laboratorium kweken professor Shiverling en zijn<br />

assistent Talodon elfen, dwergen en reuzen.<br />

– Hoofdstuk tien (p. 107 t.e.m. p. 120) :<br />

Het gaat steeds slechter met de professor. Madhu gaat voor een tweede keer op onderzoek<br />

in het geheime laboratorium. Een dwerg betrapt hem en Talodon neemt hem gevangen.<br />

– Hoofdstuk elf (p. 121 t.e.m. p. 132) :<br />

Talodon vertelt Madhu wat hij van plan is. Acht jaar geleden stierf zijn vrouw door een<br />

ongeluk met een reus. Talodon is vastberaden haar weer tot leven te roepen. Daarvoor heeft<br />

hij het Paganaficum nodig. Deze kist met toverkracht staat in het museum van Amacobe.<br />

Talodon heeft de professor met een buitenaards virus besmet, opdat deze zijn plannen<br />

niet kan dwarsbomen.<br />

– Hoofdstuk twaalf (p. 133 t.e.m. p. 140) :<br />

Talodon en Madhu gaan met een legertje reuzen, dwergen en elfen naar Amacobe. Talodon<br />

steelt er het Paganaficum. Hij vertelt ook dat hij van plan is het laboratorium met Madhu<br />

en de sprookjeswezens erin op te blazen. Madhu verzint een plan om te ontsnappen.<br />

In hun groepjes lezen de leerlingen hardop. Na elke alinea wisselen ze van lezer. Is een groepje<br />

klaar, dan vertel je de opdracht : elke leerling moet het fragment straks in grote lijnen kunnen<br />

navertellen in een andere groep, zonder de tekst bij te hebben. Ze mogen wel steekwoorden noteren :<br />

personages, plaatsen, belangrijke gebeurtenissen … De leerlingen beginnen in hun groepje te<br />

overleggen. Ze vatten het hoofdstuk mondeling samen, gaan op zoek naar de kernwoorden en<br />

-gebeurtenissen en schrijven die op. Leerlingen die dat willen, mogen ook schetsen maken. Is het<br />

schema klaar, dan oefenen de leerlingen nog eens binnen hun groepje. De fragmenten haal je op.<br />

Als alle groepen klaar zijn, maak je vijf nieuwe groepen. De leerlingen schuiven zo door, dat de vijf<br />

hoofdstukken in elke groep aanwezig zijn. Is het aantal leerlingen in je klas geen veelvoud van vijf,<br />

dan moet je hier wat puzzelen. Een sterkere leerling kan zijn hoofdstuk navertellen in twee groepjes,<br />

of één hoofdstuk kan twee keer aanwezig zijn in een groepje. Nu probeert elke groep de juiste<br />

volgorde van de hoofdstukken te achterhalen. Hoe beter elke leerling zijn hoofdstuk navertelt,<br />

hoe eenvoudiger de oefening wordt. De leerlingen leggen de kaartjes met tekeningen in de goede<br />

volgorde. Zo kan jij makkelijker controleren. Is het antwoord goed, dan zijn ze klaar. Is het antwoord<br />

fout, dan overleggen ze opnieuw. Groepjes die sneller klaar zijn, kan je bij elk hoofdstuk een tableau<br />

vivant laten maken. Bij deze dramavorm beelden de leerlingen een opvallende scène uit in een<br />

onbeweeglijk tafereel. Net alsof ze bevroren zijn, zeg maar. Als de andere groepjes ook klaar zijn,<br />

brengen ze hun tableaus voor de klas. Kan iedereen raden uit welk hoofdstuk het tableau telkens<br />

komt ?<br />

3 jeugdboekenweek 2011 – lestips voor zesde leerjaar


Je hebt nu nog twee korte hoofdstukken over. Aan jou om te beslissen wanneer je de leerlingen<br />

op de ontknoping trakteert. Op het einde van de dag ? Na een toets ? Of … toch maar meteen ?<br />

Nederlands – 1 Luisteren – 1.8<br />

Nederlands – 2 Spreken – 2.6<br />

Nederlands – 5 Strategieën – 5.2<br />

En verder<br />

— Hoekenwerk<br />

4 Nog meer Madhu Mahavir<br />

Madhu Mahavir is meer dan zomaar een personage. Milan Hofmans heeft zelfs een hele website<br />

aan dit karakter gewijd. In het hoekenwerk kunnen de leerlingen de website naar hartenlust<br />

verkennen. Ze vinden er o.a. een uitgebreide biografie van Madhu, een overzicht van de personages,<br />

de illustraties uit het boek, informatie over de auteur en een fragment uit Droziers erfenis, het<br />

volgende avontuur van Madhu. Ook het animatiefilmpje van Project M. is erg knap.<br />

ICT – 2<br />

ICT – 6<br />

4 Personages in beeld<br />

Het boek zit boordevol fascinerende personages die erom smeken getekend te worden : Madhu<br />

met zijn tulband, de wijze oom Ranga, de huiveringwekkende Talodon, de bizarre hond met het<br />

mensenhand. De leerling gaat met één of meerdere personages aan de slag. Kies bij voorkeur<br />

voor zwart-wittechnieken als inkt, houtskool of potlood. Deze versterken de mysterieuze sfeer<br />

van het verhaal.<br />

Muzische vorming – 1 Beeld – 1.6<br />

4 Zesde zintuig<br />

Met zijn speciale zintuig kan Madhu zelfs de moeilijkste problemen oplossen. Wat zou jij echt<br />

graag kunnen, mocht jij een zesde zintuig hebben ? De leerlingen schrijven een vlotte tekst.<br />

Ze besteden aandacht aan de logische opbouw van hun verhaal en aan een goede zinsbouw.<br />

Nederlands – 4 Schrijven – 4.7<br />

4 Omslag ontwerpen<br />

Project M. is het eerste verhaal over Madhu Mahavir. Het tweede heet Droziers erfenis. De leerlingen<br />

ontwerpen een omslag voor dit tweede boek. Ze maken een coverillustratie, bedenken een korte<br />

inhoud voor de achterflap en zorgen voor een aantrekkelijke lay-out. Achteraf kunnen ze hun<br />

ontwerp met het origineel vergelijken op Madhu’s website.<br />

Muzische vorming – 1 Beeld – 1.6<br />

Bibliografie<br />

Boeken<br />

Leesbeesten en boekenfeesten / Jan van Coillie. Davidsfonds/Infodok, 2007<br />

Websites<br />

www.madhumahavir.com<br />

3<br />

jeugdboekenweek 2011 – lestips voor zesde leerjaar


Colofon<br />

<strong>Jeugdboekenweek</strong> 2011<br />

Thema : <strong>Geheim</strong><br />

Lestips, werken met boeken in de klas<br />

Redactie : Ingrid Antheunis, Hedwige Buys, Leen Van Hal, Machteld Horemans,<br />

Stijn De Paepe, Liesbeth Peeters, Geert Robberecht, Marit Trioen en Veerle Verbruggen<br />

Coördinatie en eindredactie : Stichting Lezen<br />

Illustraties : Sebastiaan Van Doninck<br />

Grafisch ontwerp : Kris Demey<br />

ISBN 9789077178492<br />

De lestips voor het zesde leerjaar zijn geschreven door Marit Trioen. Ze geeft les in een Onthaalklas voor<br />

Anderstalige Nieuwkomers (OKAN) in Sint-Niklaas. Als kind al deed ze tot grote ergernis van haar broer<br />

niets liever dan bibliotheekje spelen. Haar honger naar kinder- en jeugdboeken is met de jaren alleen maar<br />

toegenomen. Dus schrijft ze nu artikels en recensies over kinder- en jeugdliteratuur en ontwikkelt ze<br />

lessuggesties bij boeken, liedjes en gedichten. Daarnaast geeft ze regelmatig workshops rond werken<br />

met poëzie in de klas.<br />

De <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2011 vindt plaats van 19 maart tot 3 april 2011. De <strong>Jeugdboekenweek</strong> is een project van<br />

Stichting Lezen. Stichting Lezen wordt gesubsidieerd door de Vlaamse overheid en is het expertisecentrum<br />

voor leesbevordering. Het Focuspunt Jeugdliteratuur vormt een bijzondere opdracht binnen Stichting Lezen<br />

en staat voor de deskundigheidsbevordering inzake jeugdliteratuur.<br />

Quadri<br />

www.stichtinglezen.be<br />

www.jeugdboekenweek.be<br />

v.u.: Majo de Saedeleer, Frankrijklei 130/4, 2000 Antwerpen.<br />

Zwart<br />

32 jeugdboekenweek 2011 – lestips voor zesde leerjaar


LESTIPS<br />

MakkELIJk LEzEn<br />

Stichting Lezen<br />

presenteert<br />

JEUGDBoEkEnWEEk 2011<br />

19 maart-3 april


Inleiding<br />

Psst …<br />

Wie leest, weet : elk boek is een geheim. Elke lezer is een ontdekkingsreiziger. In elk boek zit een verhaal<br />

verstopt dat wacht op iemand die het openslaat. Maar veel kinderboeken gaan nog verder en vertellen<br />

verhalen waarin geheimen een belangrijke rol spelen.<br />

Soms vertellen boeken over kleine, fijne geheimen. Dan zijn ze bijvoorbeeld een geheim dagboek met een slot.<br />

Of ze vertellen over een geheime club in een geheim clubhuis, waar je alleen binnen mag als je het geheime<br />

wachtwoord weet.<br />

In andere boeken zijn geheimen dan weer heel spannend. Zoals wanneer een onverschrokken ontdekkingsreiziger<br />

een lang vergeten schat vindt. Of wanneer Sherlock Holmes een diefstal of een moord of een verdwijning oplost.<br />

Of wanneer Harry Potter ontdekt wie zijn echte ouders zijn.<br />

Sommige verhalen gaan over gevaarlijke geheimen. In De brief voor de koning moet Tiuri zijn opdracht<br />

zo onopvallend mogelijk vervullen. Het geheim van Anne Frank en haar familie kostte hen het leven.<br />

En andere verhalen zijn heel persoonlijk en gaan over geheimen die zich moeilijk van de daken laten schreeuwen.<br />

Niet iedereen moet weten dat je bang bent in het donker. Wie al jaren stiekem maar wanhopig verliefd is op<br />

de buurjongen, lijdt in stilte. Wie niemand durft te vertellen dat zijn moeder te veel drinkt, torst een zware last.<br />

<strong>Geheim</strong>en in de klas<br />

Stichting Lezen stelde samen met een redactie ter gelegenheid van de <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2011 gevarieerde<br />

boekenpakketten samen met de meest bijzondere van die geheimzinnige verhalen. Die pakketten kunnen scholen<br />

aan een sterk gereduceerd tarief bestellen via de site van de <strong>Jeugdboekenweek</strong>. We maken er geen geheim van<br />

dat we boeken in de klas willen krijgen !<br />

Boeken met elkaar delen vinden we één van de leukste dingen die er zijn. Pak ze dus vast, lees ze voor,<br />

geef ze aan je leerlingen, kortom : laat je klas genieten van de verhalen. Al kan er natuurlijk veel meer dan<br />

(voor)lezen alleen. We helpen je hier graag bij. Zo vind je in deze bundel bij elk boek uit de boekenpakketten<br />

een uitgewerkte lessuggestie. De lessuggesties zijn geordend per leeftijd en hebben allemaal hetzelfde stramien :<br />

– Aanzet : manieren om het boek bij je leerlingen te introduceren.<br />

– Verwerkingsactiviteiten : tips voor een creatieve verwerking of nabespreking<br />

– En verder : extra – korte – ideeën om met het boek aan de slag te gaan, in de <strong>Jeugdboekenweek</strong><br />

óf daarna.<br />

Om aan te sluiten bij de realiteit van je klas, vermelden we bij elke tip de bijbehorende eindtermen die je met<br />

de activiteiten realiseert.<br />

Omdat lezen niet stopt na de <strong>Jeugdboekenweek</strong> en omdat er veel meer boeken zijn dan die in de boekenpakketten,<br />

kan je ook een algemene handleiding downloaden op www.jeugdboekenweek.be. De tips in die handleiding<br />

zijn altijd inzetbaar, met om het even welk boek.<br />

2 jeugdboekenweek 2011 – lestips makkelijk lezen


<strong>Geheim</strong>en in de bib<br />

<strong>Geheim</strong>en vind je ook in de bib. Rekken vol zelfs : diep verborgen tussen de regels van een verhaal,<br />

of overduidelijk in de titel van een boek. Die geheimen laten ontdekken door kinderen, daar willen alle<br />

bibliotheekmedewerkers zich voor inzetten tijdens de <strong>Jeugdboekenweek</strong> ! Alleen staat de bibliotheek natuurlijk<br />

nergens. Scholen zijn per definitie nauw betrokken bij de bibliotheekwerking, in het bijzonder tijdens<br />

de <strong>Jeugdboekenweek</strong>. Trakteer je klas daarom op een bezoek aan de bib tijdens de <strong>Jeugdboekenweek</strong>,<br />

om je leerlingen er de meest mysterieuze verhalen te laten ontdekken. Tijdens dat bezoek (her)ontdekken ze<br />

de bibliotheek spelenderwijs door een uitdagend spel. Eén tegen allen ! Kunnen ze alle opdrachten oplossen<br />

en de geheimen van de bib ontsluieren ?<br />

Bibliotheekmedewerkers vinden op de inspiratiepagina’s alle info over dit spel ‘<strong>Geheim</strong>en gezocht !’. Maar<br />

ook jij kan er een kijkje nemen om te zien wat een klasbezoek aan de bib inhoudt, tijdens de <strong>Jeugdboekenweek</strong><br />

of daarbuiten natuurlijk. Want leesplezier laat zich niet vangen in een veertiendaagse, dat is dagelijkse pret,<br />

het hele jaar door. Veel is mogelijk, je lokale bib kan je ongetwijfeld bijstaan in een leesvriendelijk klasklimaat.<br />

De bib, bij jou in de buurt of op www.bibliotheek.be.<br />

Tot slot<br />

Of je de <strong>Jeugdboekenweek</strong> nu in de klas of in de bib viert, dat maakt niet uit. Zolang de boeken maar centraal<br />

staan ! Met deze lesinspiratie kennen de boeken van de <strong>Jeugdboekenweek</strong>-pakketten alvast geen geheimen meer<br />

voor jou.<br />

Veel leesplezier !<br />

De ploeg van Stichting Lezen<br />

3 jeugdboekenweek 2011


LESTIPS BIJ boekenpakketten<br />

VAN JEUGDBOEKENWEEK 2011<br />

Makkelijk lezen<br />

— De schepping van de vlinders / Gioconda Belli en Wolf Erlbruch (ill.). De Geus, 2009<br />

— De verborgen kamer / Bies van Ede en Camila Fialkowski (ill.). Zwijsen, 2009<br />

— Herr Luna / Annick Lesage en Pieter Gaudesaboos (ill.). Lannoo, 2010<br />

— Juwelen van stras / Carli Biessels en Martijn van der Linden (ill.). Lannoo, 2009<br />

— Louize en de listige kat / Chris Riddell. Manteau, 2009<br />

— Schilders en spionnen : het verhaal van de Vlaamse Primitieven / Katharina Smeyers en<br />

Benjamin Leroy (ill.). Davidsfonds/Infodok, 2008<br />

4 jeugdboekenweek 2011


Lestip<br />

1<br />

De schepping van de vlinders<br />

Gioconda Belli en Wolf Erlbruch (ill.)<br />

De Geus, 2009<br />

Over het boek<br />

Lang geleden, zo ongeveer bij het begin van onze planeet, leefden de Ontwerpers van Alle Dingen.<br />

Sommigen waren verantwoordelijk voor het Plantenrijk, anderen waren de bedenkers van het<br />

Dierenrijk. Arno en zijn vrienden behoren tot de laatste groep. Hij doet niks liever dan verzinnen<br />

hoe je verschillende diersoorten mengen kan, samen met een kleine groep Ontwerpers, in een<br />

geheime grot. Maar de Oude Meesteres komt hun wilde fantasieën te weten …<br />

De zorgvuldige taal en de prachtige illustraties in waterverf en gouache doen lezers meedromen<br />

met Arno. Ze maken het ontstaan van de fragiele vlinders haast tastbaar mee en wanen zich vast<br />

Medeontwerpers.<br />

Aan de slag<br />

Aanzet<br />

— Vlinderatelier<br />

Bekijk en bespreek met de kinderen de cover en de titel van het boek :<br />

– Welk soort verhaal verwacht je ?<br />

– Zijn het de tekeningen of de titel die je op weg helpen ?<br />

– Wat betekent ‘scheppen’ ?<br />

– Wie is het figuurtje op de cover ? Wat zou zijn rol zijn in het verhaal ?<br />

Maak hen warm voor het onderwerp : ze worden ontwerpers van vlinders ! Ga samen met hen<br />

op zoek – in de klas, de school, op straat, in de natuur, in boeken, op internet – naar vormen,<br />

motieven en voorwerpen die hen kunnen inspireren bij het ontwerpen van vlinders. Ze nemen<br />

foto’s of maken een schetsen, ze noteren beschrijvingen.<br />

Daarna bedenken, ontwerpen en knutselen ze vlinders. Blijf niet bij de gekende ‘vlekken-vouwtechniek’,<br />

maar gebruik het verzamelde materiaal ook in collages en mobielen. Berg de vlinders op<br />

in plexiglazen kubussen of transparante dozen om ze tentoon te stellen als in een echt museum.<br />

Wanneer de klas op een heus vlinderatelier lijkt, lees je de avonturen van Arno en zijn vrienden voor.<br />

Nederlands – 2 Spreken – 2.5<br />

Muzische vorming – 1 Beeld – 1.2 – 1.4 – 1.5<br />

— Voorlezen<br />

Geniet samen met de kinderen van de fijne taal die de auteur gebruikt. Probeer het verhaal daarom<br />

in één of twee keer voor te lezen. Spreek met de kinderen af dat je geen pauzes inlast en dat je het<br />

verhaal niet onderbreekt voor meer uitleg. Pas wanneer het verhaal uit is, ga je terug naar bepaalde<br />

fragmenten die aanspreken. Je kan ze aan de hand van de prenten opnieuw vertellen en er dan<br />

vragen bij stellen en uitleg over geven, als dat nodig is.<br />

Hieronder vind je enkele verwerkingsideeën bij enkele fragmenten uit het boek.<br />

Nederlands – 1 Luisteren – 1.5<br />

5 jeugdboekenweek 2011 – lestips makkelijk lezen


Verwerkingsactiviteiten<br />

— Fragment 1 (p. 3)<br />

In de eerste twee alinea’s op pagina 3 worden de eigenschappen van vlinders mooi beschreven.<br />

Schrijf ze als houvast op bord. Hebben ze ooit zo over vlinders nagedacht ? Welke zin of woord<br />

spreekt hen het meeste aan ? Waarom ? Kunnen ze er nog zelf eigenschappen aan toevoegen ?<br />

Noteer de losse ideeën van de klas op het bord of een flap. Geef de kinderen de tijd om in deze<br />

denkoefening te komen en vraag hen telkens naar hun motivatie. Ga hier gerust een tijdje mee door.<br />

Verdeel hierna de klas in groepen. Elke groep is verantwoordelijk voor een ‘vertaling’ van de<br />

woorden op het bord, ze ‘vertalen’ de woorden van de auteur door de betekenis van de metafoor<br />

of vergelijking uit te beelden, te tekenen … Dat doen ze ook met de eigenschappen die ze zelf<br />

toevoegden.<br />

Laat de kinderen kiezen tot welke groep ze willen behoren :<br />

– de groep ‘vorm en beeld’,<br />

– de groep ‘geluid’,<br />

– de groep ‘beweging’.<br />

Ze verwerken de woorden nu elk op hun eigen manier :<br />

– Hoe teken je ‘fonkelen’ enkel met grijze tekenpotloden ?<br />

– Hoe beweeg je ‘licht, alsof je bijna niets weegt’ ? En hoe klinkt dat ‘bijna niets wegen’,<br />

als je dat wil uitdrukken met instrumenten of geluiden die je zelf maakt ?<br />

– Hoe laat je een niesbui van een regenboog horen ? En hoe beeld je zo’n niesbui uit ?<br />

Zijn de kinderen niet gewend aan zelfstandig werken, dan pak je eerst een ‘vertaling’ in groep aan.<br />

Sowieso bevorderen regelmatig stoppen, toonmomenten inlassen en resultaten bespreken de<br />

inspiratie en motivatie. Werken in een grote ruimte, verhoogt ook de creativiteit en de vrijheid<br />

in beweging.<br />

Nederlands – 2 Spreken – 2.3 – 2.5 – 2.6<br />

Muzische vorming – 1 Beeld – 1.6<br />

Muzische vorming – 2 Muziek – 2.2<br />

Muzische vorming – 4 Beweging – 4.2<br />

— Fragment 2 (p. 31-35)<br />

Op pagina’s 31-35 krijg je een voorstelling van alle Ontwerpers en van de planten- en diersoorten<br />

waarvoor elk van hen verantwoordelijk is. Maak een fries waarop alle planten- en diersoorten uit<br />

het boek een plaats krijgen. Elke soort wordt afgebeeld door een groepje in de klas. (Je kan ze ook<br />

een voorstelling van de opgenoemde planten en dieren laten maken naar voorbeeld van een échte<br />

indeling van het dieren- en plantenrijk, zie verder). De kinderen laten zich bij het tekenen of<br />

schilderen inspireren door de beschrijvingen die de auteur van de planten en dieren geeft.<br />

Ze gebruiken materialen die meteen resultaat geven : vetkrijt, houtskool, dikke borstels, rollen.<br />

Het fries krijgt een plaats in het vlinderatelier.<br />

Wereldoriëntatie – 1 Natuur – 1.3<br />

Muzische vorming – 1 Beeld – 1.5 – 1.6<br />

— Fragment 3 (p. 40)<br />

Op pagina 40 gaat de auteur dieper op Arno’s gevoelens in. Welk dier zouden zij willen bedenken ?<br />

Een bestaand dier ? Of een fantasiedier ?<br />

Ter inspiratie voorzie je fotoboeken over dieren (zie: bibliografie), eventueel opgezette vogels<br />

en insecten. Je bekijkt met hen ook het werk van de illustrator : Wolf Erlbruch. Kopieer de prenten<br />

6 jeugdboekenweek 2011 – lestips makkelijk lezen


op pagina’s 6, 12-13, 16-17, 22-23, 32-33 en 40 en vergroot ze, of scan ze in en projecteer ze.<br />

De prenten sluiten aan bij de klassieke Japanse prentkunst, ook Vincent Van Gogh is nooit<br />

ver weg. Ook over Van Gogh en de Japanse prentkunst breng je boeken mee. Kijk en vergelijk,<br />

bespreek kleuren en vormen, het gebruik van de rode naamstempels in Japanse prenten,<br />

gebruik van verf of pen en inkt …<br />

Hebben ze een stijl gevonden die hen past ? Dan houden ze die in het achterhoofd als ze ‘hun’ dier<br />

gaan schilderen of tekenen. De dieren plaatsen ze tegen een achtergrond waaruit duidelijk wordt<br />

of het binnen of buiten zit, of het dag, avond of nacht is. Werken op grote vellen patroonpapier<br />

geeft het mooiste effect.<br />

Samen met de vlinders en het dierenfries krijgen deze werkjes een plaats in het vlinderatelier. Nodig<br />

de rest van de school uit voor de tentoonstelling. De uitnodigingen schrijf je op ‘vlinders’, uitgeknipt<br />

uit heel dun papier. Tijdens de speeltijd gooi je de vlinders uit een raam op de bovenste verdieping<br />

van de school : het vlinderatelier is open voor bezoek !<br />

Muzische vorming – 1 Beeld – 1.1 – 1.3 – 1.5 – 1.6<br />

En verder<br />

— Gedichten<br />

Bied de kinderen poëziebundels aan en laat hen op zoek gaan naar gedichten over vlinders of over<br />

gefladder, kleuren … Verzamel ze in een mooi versierde map of boek en leg het in het vlinderatelier.<br />

Nederlands – 3 Lezen – 3.5<br />

— Planten- en dierenrijk<br />

Dit boek is het ideale opstapje om kinderen te laten kennismaken met een wetenschappelijke<br />

indeling van het planten- en dierenrijk. Natuurkundige musea (zoals De Wereld van Kina op het<br />

Sint-Pietersplein in Gent) presenteren die indelingen vaak heel aanschouwelijk en aantrekkelijk,<br />

ook voor kinderen.<br />

Wereldoriëntatie – 1 Natuur – 1.3<br />

— Stoet<br />

Maak een stoet van ‘Ontwerpers van Alle Dingen’. Verzin geheimzinnige kostuums, met geheime<br />

tekens en symbolen : de illustraties uit het boek bieden massa’s prachtige voorbeelden. Trek in stoet<br />

de school rond en deel extra vlinderuitnodigingen uit voor het vlinderatelier. Wie het allemaal nog<br />

raadselachtiger wil maken, schrijft de uitnodiging in rebusvorm.<br />

Muzische vorming – 1 Beeld – 1.5 – 1.6<br />

Muzische vorming – 3 Drama – 3.5<br />

Bibliografie<br />

Boeken<br />

Dieren aan kinderen verteld / Steve Bloom en Christian Havard, Emmanuelle Zicot (ill.).<br />

Lannoo, 2005<br />

Dolfijnen en bruinvissen / Sally Morgan, Karin Beneken Kolmer (vert.). Ars Scribendi, 2008<br />

(in de reeks : Dieren leven)<br />

Ezels : vriendelijk en moedig / Valérie Tracqui, Wim Sanders (vert.). Biblion, 2009<br />

(in de reeks : Pootje voor pootje)<br />

Feest ! / Brigitte Minne en An Candaele. De Eenhoorn, 2004<br />

7 jeugdboekenweek 2011 – lestips makkelijk lezen


Panters / Christine en Michel Denis-Huot, Wim Sanders (vert.). Biblion, 2009<br />

(in de reeks : Poot voor poot)<br />

ZOO groot ! Een dierenencyclopedie op ware grootte : van kleine knaagdieren tot gigantische<br />

olifanten / Teruyuki Komiya, Akio Kashiwara (ill.), Maartje Beukers (vert.). De Fontein, 2010<br />

Zoogdieren / Rod Theodorou, Karin Beneker Kolmer (vert.). Ars Scribendi, 2010 (in de reeks :<br />

Mijn eerste docu-boek : jonge dieren)<br />

Website<br />

www.youtube.com 0 tik ‘Minuscule’ in<br />

0 Geraffineerde, maar vooral heerlijk grappige Franse 3D-animatiefilmpjes die zich steeds in<br />

de natuur afspelen en waarin vooral insecten de glansrol vertolken. De filmpjes duren ongeveer<br />

5 minuten en er wordt niet in gesproken. De geluidenband maakt het des te suggestiever.<br />

8 jeugdboekenweek 2011 – lestips makkelijk lezen


Lestip<br />

2<br />

De verborgen kamer<br />

Bies van Ede en Camila Fialkowski (ill.)<br />

Zwijsen, 2009<br />

Over het boek<br />

Luca woont met haar mama in een flat. Op een morgen vindt ze een knikker die niet van haar is.<br />

De knikker rolt steeds naar dezelfde kant van de kamer. Wanneer Luca op de muur klopt, merkt<br />

ze dat er een ruimte achter het behang zit. Klusjesman Kees komt de muur openbreken. Maar dan<br />

begint het helemaal vreemd te worden. Luca en Kees hebben het gevoel dat ze bekeken worden.<br />

Welk verschrikkelijk geheim verbergt deze kamer ?<br />

Dit boek maakt deel uit van de reeks Zoeklicht Dyslexie. Door het speciale lettertype, het<br />

eenvoudige taalgebruik, de kijkplaten, verklarende woordenlijsten en luister-cd is deze reeks<br />

bijzonder geschikt voor dyslectische kinderen. Ondanks de ‘beperking’ in taal is De verborgen<br />

kamer een geloofwaardig, evenwichtig en ook wel lekker geheimzinnig verhaal.<br />

Aan de slag<br />

Aanzet<br />

— <strong>Geheim</strong> pak<br />

Ontleen in de bib zoveel mogelijk boeken van de reeks Zoeklicht Dyslexie en enkele boeken uit de<br />

reeks <strong>Geheim</strong> van Zwijsen. Voor elk kind moet er minstens één boek zijn. De cd’s in de boeken<br />

verwijder je uit hun hoesje en hou je apart.<br />

Alle boeken gaan in een ‘geheimzinnige’ doos, met stempels erop (‘fragiel’, ‘voorzichtig’,<br />

‘breekbaar’), veel postzegels en flink wat touw er omheen. De doos, zo vertel je, is een pakje dat ze<br />

krijgen omdat het <strong>Jeugdboekenweek</strong> is. Bij het pak zit een brief waarin de kinderen om hulp<br />

gevraagd wordt : de cd’s bij de boeken zijn door elkaar geraakt. Kunnen zij helpen om een<br />

bepaalde cd bij het juiste boek te steken ? Ze mogen het pak openscheuren.<br />

— <strong>Geheim</strong>e cd<br />

Beluister de cd bij De verborgen kamer, maar verklap de titel van het boek niet. Enkel track 8 gaat<br />

over dit boek. Eerst worden de titelpagina, hoofdpersonages en moeilijke woorden voorgesteld,<br />

vanaf minuut 3 leest de auteur het eerste hoofdstuk voor (p. 5-9). Noteer wat de kinderen<br />

onthouden hebben na een eerste keer luisteren.<br />

Verdeel de klas daarna in groepjes. Elk van hen krijgt een grote stapel boeken die ze voor elkaar<br />

verborgen moeten houden. Elk groepje krijgt wel een exemplaar van De verborgen kamer.<br />

Op basis van een tweede luistersessie gaan ze nu raden bij welk boek de cd hoort. Je werkt met<br />

strategievragen :<br />

– Wat weet je zeker ? Welke woorden zijn belangrijk ?<br />

– Waar vind je informatie over de inhoud van een boek ? (achterflap)<br />

– Wat kan je verder op weg helpen ? (titel, illustraties)<br />

9 jeugdboekenweek 2011 – lestips makkelijk lezen


Heeft iedereen de juiste oplossing gevonden ? Dan vertellen ze elkaar wat hun zoekstrategie was.<br />

Nederlands – 1 Luisteren – 1.5<br />

Nederlands – 2 Spreken – 2.1 – 2.2<br />

Verwerkingsactiviteiten<br />

— Verkenning van het boek<br />

Nu ze weten welk boek precies centraal staat in de <strong>Jeugdboekenweek</strong>, bekijk je het samen :<br />

– Wat valt je op ? Wat is er anders dan bij andere boeken ? (de flappen met de moeilijk<br />

leesbare woorden en een voorstelling van de personages)<br />

Elk groepje krijgt nu een kopie van een hoofdstuk uit het boek. Je bekijkt samen de tekst :<br />

– Wat valt hier op ? (de vetgedrukte woorden)<br />

– Waarom staan sommige woorden in vet ? (het zijn de moeilijk leesbare woorden die<br />

op de flappen staan)<br />

Leg uit hoe het boek werkt en luister naar de introductie op de cd. Daarop horen ze een voorstelling<br />

van de personages en worden de moeilijk leesbare woorden (vetgedrukt in het boek) voorgelezen<br />

en de meeste ook uitgelegd.<br />

Er zijn tien hoofdstukken. Zijn er minder hoofdstukken, dan lees je de resterende hoofdstukken<br />

gewoon zelf voor. Reserveer in elk geval het negende en tiende hoofdstuk voor jezelf : daar neemt<br />

het verhaal immers nog een verrassende wending !<br />

Geef de kinderen de kans om de tekst thuis of in de klas voor te bereiden om hardop voor te lezen.<br />

De hoofdstukken zijn opgedeeld in kleine tekstblokjes. Als elk groepslid één of twee stukjes<br />

voor zijn of haar rekening neemt, is de klus lekker haalbaar. Zorg ervoor dat ze het boek zelf<br />

ook kunnen inkijken : daar vinden ze immers de verklaring van de moeilijke woorden.<br />

De hoofdstukken zijn genummerd. Zet de inhoudstafel aan bord en laat elke dag één groep<br />

(of meerdere) hun hoofdstuk voorlezen. Ga ook in op de functie van een inhoudstafel.<br />

Nederlands – 3 Lezen – 3.5<br />

— Spooktekenen<br />

Maak het lokaal donker. Kies een interessante plek uit in de klas. Daarop schijn je met de<br />

lichtbundel van een diaprojector of beamer. De lichtbundel moet goed scherp zijn, zodat er weinig<br />

in de lichtstraal gevangen zit. Elk kind heeft een blad en een zaklamp. Bij het schijnsel van hun<br />

lamp mogen ze – met grijs tekenpotlood – tekenen wat ze in de lichtbundel zien. Geef eventueel<br />

rond papier, ter grootte van een bierviltje. Verplaats de lichtbundel een aantal keer en geef telkens<br />

een nieuw rond blad aan de kinderen.<br />

Wanneer het licht weer aan gaat, mogen ze met kleur één voorwerp of detail inkleuren, net als de<br />

rode knikker uit het boek. De grijze potloodlijnen mogen ze nu overtrekken met een donkere stift.<br />

Inkleuren gebeurt met kleurpotlood.<br />

Muzische vorming – 1 Beeld – 1.6<br />

<br />

jeugdboekenweek 2011 – lestips makkelijk lezen


Lestip<br />

3<br />

Herr Luna<br />

Annick Lesage en Pieter Gaudesaboos (ill.)<br />

Lannoo, 2010<br />

Over het boek<br />

In 1963 verdween kindsterretje Briek. Niemand weet meer iets over die mysterieuze verdwijning.<br />

Tot er per toeval een foto uit Berlijn opduikt waarop Briek staat. Pieter en Annick (de makers van<br />

het verhaal) en Duif (de kleine detective) volgen verschillende sporen. Hun onderzoek brengt hen<br />

tot in de DDR en het circus …<br />

Dit geheimzinnige speurdersverhaal start met een ingesproken boodschap op een hoofdtelefoon<br />

in het vliegtuig naar Berlijn. In combinatie met het geniale fotoboek is het een moderne versie van<br />

een ouderwets concept : het luisterspel. Het brengt de lezer-luisteraar meteen in de juiste sfeer,<br />

prikkelt de nieuwsgierigheid, creëert verbondenheid tussen de luisteraars en maakt van het ‘lezen’<br />

een totaalgebeuren.<br />

Aan de slag<br />

Aanzet<br />

Bouw een aantal dagen de geheimzinnige sfeer op.<br />

Op de eerste dag zet je een ouderwets koffertje in de klas met daarin : een beeldje van een duif,<br />

een bandopnemertje, een kredietkaart, verfspuitbussen, een laptop, een woordenboek Duits-<br />

Nederlands, verrekijker, een vergrootglas, papieren zak met vijf mutsen in vijf verschillende kleuren,<br />

één oranje en twee groene enveloppen en een dvd. Op de tweede dag hang je een foto op uit<br />

het boek, van de hotelkamer en het vliegtuig. Op de derde dag tot slot stop je ook het boek Briek<br />

van Lesage en Gaudesaboos in de koffer, het eerste boek over het verdwenen kindsterretje Briek.<br />

Elke dag hou je een korte, informele babbel over de nieuwe elementen in de klas :<br />

– Waaraan doen de voorwerpen je denken ?<br />

– Wat hebben de voorwerpen met elkaar te maken ?<br />

– Waarom liggen de voorwerpen in de klas ?<br />

– Wat zal er gebeuren, denk je ?<br />

Tegen de vierde dag installeer je een knusse luisterstudio in de klas. Het boek – een luisterspel –<br />

is opgedeeld over vijf dagen. Je zal er dus flink wat tijd doorbrengen in de luisterhoek. Maak er<br />

daarom een gezellige plek van : met een cd-speler die centraal staat, sfeerlampen, kussens, zetels<br />

en een tapijt. Probeer extra exemplaren van Herr Luna te pakken te krijgen, zodat de kinderen<br />

in kleine groepjes kunnen meevolgen in het boek.<br />

Nederlands – 2 Spreken – 2.5<br />

<br />

jeugdboekenweek 2011 – lestips makkelijk lezen


Verwerkingsactiviteiten<br />

Herr Luna is een bijzondere kijk- en luisterervaring, een intens gebeuren. Het verhaal is af en toe<br />

gecompliceerd. Voor kinderen die moeite hebben met de Nederlandse taal is het daarom vooral<br />

belangrijk om vooraf kaders te scheppen. Dat loont voor het kijk- en luisterplezier onderweg en<br />

achteraf. In wat volgt krijg je een aantal ‘startactiviteiten’ aangereikt in plaats van ‘verwerkingstips’.<br />

Daarin worden een aantal belangrijke elementen uit het verhaal in de kijker gezet.<br />

Beluister de cd zelf op voorhand : kan je groep de opdeling zoals het verhaal zich aandient aan, of<br />

deel je de hoofdstukken die veel informatie bevatten nog eens in in kleinere fragmenten ? Maak<br />

afspraken met de kinderen over de verwerking van het boek : als heuse, kleine detectives zullen<br />

ze elke dag naar een deel van het verhaal luisteren. Het wordt een spannende speurtocht zonder<br />

onderbrekingen tijdens de luisterbeurten omdat iedereen zich enkel dan het beste kan concentreren<br />

en de speurtocht tot een goed einde kan brengen. Nà elke luisterbeurt mogen ze wel hun indrukken<br />

ventileren.<br />

— Dag 1<br />

— Dag 2<br />

– Belangrijkste elementen : Op het vliegtuig/ in het wc op de luchthaven/ Oost en<br />

West-Berlijn/ in het hotel / de koffer/ nieuwsuitzending/ Brieks verdwijning<br />

– Vooraf : Berlijn speelt een belangrijke rol in het verhaal. Haal een kaart in de klas<br />

om deze stad te situeren. Verder zorg je voor interessante websites over Berlijn, maar<br />

ook voor informatieve boeken uit de bib. Ook toeristische folders krijgen een plaats<br />

in de klas.<br />

– Achteraf : Leggen de kinderen een verband tussen de eerste luisterbeurt en de koffer<br />

die bij hen in de klas staat ? Is de naam ‘Briek’ hen opgevallen ? Kwamen ze die al<br />

eerder tegen ? Leggen ze de link met het boek Briek (het eerste boek dat over het<br />

kindsterretje verscheen) dat in de geheime koffer zat ? Bekijk alle spullen in de koffer<br />

opnieuw en fantaseer waarvoor de voorwerpen kunnen dienen. Laat Briek nog eens<br />

rondgaan, laat hen er nog eens in snuffelen.<br />

– Belangrijkste elementen : Taxi/ gebouw met tekening/ DDR-museum/ Herr Lunaboekjes/<br />

afbeelding uit eerste Briek-boek/ der Floh/ circus in Berlijn/ staats -<br />

bibliotheek/ automaat op Karl Marx-Allee/ stickers kleven/ sjablonen knippen<br />

– Vooraf : Laat de kinderen meer info over het DDR-museum en de staatsbibliotheek<br />

in Berlijn opzoeken. Dat zijn voor deze aflevering van het luisterspel belangrijke<br />

plekken. Verder leg je een kaartje met het woord ‘der Floh’ in de luisterhoek.<br />

Kent iemand het woord ? Weet iemand in welke taal het gebruikt wordt ? Kan iemand<br />

het verband met het woordenboek Duits-Nederlands in de koffer leggen ? Zoek er<br />

samen de Nederlandse vertaling van ‘Floh’ en bedenk wat het woord met het verhaal<br />

te maken kan hebben.<br />

– Achteraf : Laat de kinderen meer info zoeken over het circus in Berlijn op internet.<br />

— Dag 3<br />

– Belangrijkste elementen : Foto-archief Berlijn/ metro/ circusfoto’s/ artiestenlijst<br />

DDR-circus uit 1966 / archief Admiral Palast/ op zolder/ foto’s en houten maan/<br />

opzoeken in de bibliotheek/ Ursula de berentemster/ alles op een rij/ schim<br />

onder lantaarn/ graffiti spuiten<br />

2<br />

jeugdboekenweek 2011 – lestips makkelijk lezen


— Dag 4<br />

— Dag 5<br />

– Vooraf : Maak een kopie van de artiestenlijst uit het DDR-Circus en leg het in<br />

de luisterhoek, of scan het in en projecteer het in de klas. Bekijk de lijst en zoek naar<br />

bekende elementen of woorden. Het woordenboek Duits-Nederlands komt bij deze<br />

opdracht vast weer van pas. De kinderen zoeken naar verbanden tussen de lijst<br />

en het vervolg van het verhaal.<br />

– Achteraf : Laat de kinderen meer info zoeken over het DDR-staatscircus en<br />

bureau Lesage.<br />

– Belangrijkste elementen : Overplakte stickers/ nieuw hotel/ Duits bericht/ Ursula<br />

Böttcher/ beer Mirko/ bij Ursula/ Herr Luna en Mirko/ overstroming/ smokkelen/<br />

maanfoto’s in circus/ nepdierenpak / foto’s van overstroming/ dode duif/ achtervolger/<br />

bericht op Potzdammerplatz/ man met baard/ cassette/ beelden metro/ schimmen<br />

op het plein<br />

– Vooraf : Laat de kinderen info opzoeken over Ursula Böttcher, een bekende<br />

dierentemster. Er staan verbluffende foto’s en filmpjes op internet ! In deze<br />

aflevering van het luisterspel wordt er veel over deze dame verteld. Geboeid blijven<br />

luisteren lukt hen vast beter als ze de dierentemster ‘in het echt’ hebben gezien.<br />

– Belangrijkste elementen : Televisietoren Alexanderplatz/ tekening Herr Luna<br />

in sneeuw/ volgauto/ Annicks geheim/ kringloopwinkel/ parkeergarage/ cassettebandje/<br />

mensenpak/ Herr Luna verdwijnt/ samenvatting/ Brieks graf in Frankrijk/<br />

Herr Luna = Briek/ Brieks zus Denise/ familiegeschiedenis/ schim achter gordijn<br />

– Vooraf : zoek via Google Maps naar de televisietoren op de Alexanderplatz zodat<br />

de kinderen zich die plek goed kunnen voorstellen.<br />

– Achteraf : Rond het luisterspel af met een terugblikgesprek. Hebben ze alles goed<br />

begrepen ?<br />

Nederlands – 1 Luisteren – 1. 2<br />

ICT – 6<br />

En verder<br />

— Tijdslijn<br />

In het boek staan afbeeldingen van een tijdslijn. Om greep te houden op het verhaal, is het<br />

misschien goed om zelf een grote tijdslijn samen te stellen. Je begint bij de verdwijning van Briek<br />

in 1963. Zet alle data die in het verhaal voorkomen meteen op de lijn uit. Na elke luisterbeurt,<br />

vul je samen met de kinderen jullie tijdslijn aan. Welke feiten hebben ze onthouden en welke<br />

willen ze noteren ? Ook informatie uit boeken of van internet maken de tijdslijn rijker, net als<br />

foto’s en afbeeldingen.<br />

Wereldoriëntatie – 5 Historische tijd – 5.5<br />

— Opdrachten voor Duif<br />

Bij sommige hoofdstukken uit Herr Luna zitten opdrachten voor Duif, de detective uit het verhaal.<br />

Meestal gaat het om zoekopdrachten die de kinderen op internet zelf kunnen uitvoeren. Wie wil,<br />

lost een aantal zoekopdrachten op. Merken ze iets bijzonders op ? Kunnen ze alle opdrachten<br />

uitvoeren ? Vinden ze echt informatie ? Bij welke opdrachten wel, bij welke niet ? Wat zou dat<br />

3<br />

jeugdboekenweek 2011 – lestips makkelijk lezen


kunnen betekenen ? Is dit een echt verhaal of een fantasieverhaal ? Valt het onder één categorie<br />

te klasseren ?<br />

De feiten uit Herr Luna die ze zich herinneren delen ze nu op in ‘echt’ en ‘niet echt’. Misschien<br />

kan de klas contact opnemen met de makers van het boek om de lijstjes met echte feiten en de<br />

fantasie-elementen in Herr Luna te laten checken. Pieter Gaudesaboos heeft een eigen website :<br />

www.gaudesaboos.be.<br />

ICT – 6<br />

Nederlands – 2 Spreken – 2.2 – 2.5<br />

— Filosoferen<br />

Denk samen na over begrippen als ‘echt’ en ‘niet echt’, over ‘fantasie’ en ‘realiteit’ :<br />

– Hoe weet je of iets echt is ?<br />

– Hoe zit het met beelden op tv ? Of in een boek ? Hoe kan je in die gevallen weten<br />

wat echt is en wat niet ?<br />

– Waarom leef je mee met personages uit een film of boek ook als je weet dat<br />

de personages en wat ze meemaken verzonnen is ?<br />

– Steek je hand op wanneer je iets hoort dat echt is :<br />

• de blauwe lucht,<br />

• de wolf uit Roodkapje,<br />

• wat je denkt,<br />

• wat je ziet door een glas,<br />

• je jas,<br />

• een zeemeermin,<br />

• een meisje met drie moeders,<br />

• een scheepje in een fles,<br />

• een zon midden in de nacht,<br />

• een pop die kan huilen.<br />

– Is alles wat niet echt is dan nep ?<br />

– Moet je iets kunnen aanraken, zien of horen voor het echt is ?<br />

– Iets wat er soms is en soms niet, is dat echt ?<br />

– Zijn dromen echt ?<br />

Sociale vaardigheden – 1 Relatiewijzen – 1.2 – 1.6<br />

Sociale vaardigheden – 2 Gespreksconventies<br />

Bibliografie<br />

Boek<br />

Briek / Pieter Gaudesaboos en Annick Lesage. Lannoo, 2009<br />

Website<br />

www.gaudesaboos.be<br />

4<br />

jeugdboekenweek 2011 – lestips makkelijk lezen


Lestip<br />

4<br />

Juwelen van stras<br />

Carli Biessels en Martijn van der Linden (ill.)<br />

Lannoo, 2009<br />

Over het boek<br />

Elske, een Joods meisje, moet tijdens de Tweede Wereldoorlog onderduiken in een grote villa<br />

ergens in Nederland. Ze is er samen met andere onderduikers, maar haar ouders en broer zijn<br />

er vreemd genoeg niet bij. Elske krijgt een andere naam, gaat naar een vreemde school en ontmoet<br />

mensen die diepe indruk op haar maken. Met oom Jo’tje heeft ze de liefde voor woorden en beelden<br />

gemeen. Troost put de gevoelige Elske uit kleine, dagelijkse dingen als vogels, geluiden, verhalen,<br />

schilderijen …<br />

Ook in tijden van oorlog zijn er juweeltjes te rapen : dat bewijst dit verstilde oorlogssfeerbeeld.<br />

De zorgvuldige aandacht voor de gevoelens van Elske, de fijne potloodtekeningen en de rustige<br />

bladspiegel zorgden voor een verhaal dat de lezer in een serene, bijna ‘tevreden’ gemoedstoestand<br />

brengt.<br />

Aan de slag<br />

Opmerking vooraf<br />

Je kan dit boek vlot in drie à vier sessies voorlezen. Maar je kan er ook voor opteren door voorlezen<br />

met zelfstandig lezen af te wisselen. De rustige, compacte bladspiegel zorgt er immers voor dat<br />

de tekst niet ‘bedreigend’ overkomt voor kinderen die moeite hebben met lezen. Er ontbreken wel<br />

hoofdstukken in het boek, dat maakt het opdelen minder evident.<br />

Het boek straalt een serene sfeer uit. De sterkte van het boek is het fijne taalgebruik met nadruk<br />

op gevoelens, zintuiglijke waarnemingen en stille overpeinzingen. Daarom zullen de verwerkingen<br />

vooral gericht zijn op samen praten en reflecteren, op samen genieten en op luisteren naar elkaars<br />

gevoelens.<br />

Het tijdschrift Leesgoed (nummer 3, jaargang 2010) heeft een speciale katern aan Juwelen van stras<br />

gewijd. Op pagina’s 101-105 van dat nummer vind je heel wat inspirerende ideeën. Onderstaande<br />

verwerkingsactiviteiten zijn daarop een aanvulling.<br />

Aanzet<br />

— <strong>Geheim</strong> kaartspel<br />

Deel kaartjes uit en schrijf het woord ‘onderduiken’ op het bord. Op hun kaartje – dat ze aan niemand<br />

tonen – schrijven ze alle woorden die ze met onderduiken associëren. Vertel hen dat ‘onderduiken’<br />

in dit boek een zeer belangrijk begrip is. Lees de titel van het boek voor, toon de cover. De kinderen<br />

omcirkelen nu op hun kaartje die woorden waarvan ze denken dat die bij het verhaal zullen passen.<br />

Je haalt de kaartjes op en bewaart ze in een mooi doosje in de klas.<br />

In het doosje zitten ook al enkele juwelen van stras (geslepen glasjuweeltjes die er uitzien als<br />

nepdiamantjes). In kringloopwinkels of op rommelmarkten vind je ze volop tegen een schappelijke<br />

5<br />

jeugdboekenweek 2011 – lestips makkelijk lezen


prijs. Gebruik de nepjuwelen om de titel uit te leggen, maar stop ze daarna weer in het schatkistje.<br />

Pas als het boek uit is, gaat het kistje weer open. Bekijk de kaartjes van de kinderen opnieuw.<br />

Wie heeft woorden aangeduid die passen bij het verhaal ? Waarom hebben ze ervoor gekozen om<br />

sommige woorden te omcirkelen, andere niet ? Baseerden ze zich op de cover ? Of op iets anders ?<br />

Nederlands – 4 Schrijven – 4.4<br />

Nederlands – 2 Spreken – 2.9<br />

Verwerkingsactiviteiten<br />

— Fragment 1 (p. 13-14, Elskes nieuwe naam)<br />

4 Kringgesprek<br />

– Waarom hebben we een naam ?<br />

– Hebben alle namen betekenis ?<br />

– Heeft alles een naam ?<br />

– Waarom geven we alles een naam ?<br />

– Blijf je dezelfde als je een andere naam krijgt ?<br />

– Wat maakt je tot wie je bent ?<br />

– Zijn er mensen zonder naam, bijvoorbeeld een ongeboren baby ?<br />

– Is een naam hebben belangrijk ?<br />

– Waarom geven we huisdieren ook een naam ?<br />

– Verandert een naam iets aan je gevoel voor dat dier ? Zou je bijvoorbeeld het vlees<br />

eten van een koe met een naam ?<br />

Sociale vaardigheden – 1 Relatiewijzen – 1.2 – 1.6<br />

Sociale vaardigheden – 2 Gespreksconventies<br />

4 Identiteitskaarten maken<br />

Tijdens de oorlog waren identiteitspapieren heel belangrijk. Google voorbeelden van oude<br />

identiteitskaarten en print ze. Bespreek de voorbeelden met de kinderen. Daarna mogen ze zelf<br />

aan de slag. Ze beslissen samen welke gegevens erop moeten komen en hoe de identiteitskaarten<br />

er zullen uitzien. Ze maken een nieuwe identiteitskaart mét foto of tekening voor zichzelf (met een<br />

nieuwe, zelf verzonnen identiteit) of voor een van de personages uit het boek. In dat laatste geval<br />

ga je samen met hen in het boek op zoek naar informatie over de personages.<br />

Wereldoriëntatie – 5 Tijd – 5.7<br />

Muzische vorming – 1 Beeld – 1.5 – 1.6<br />

— Fragment 2 (p. 16-17, Elskes hoofd is vol)<br />

Elske vertelt dat haar hoofd vol lijkt, als een kamer met veel te grote meubelen. Begrijpen ze de<br />

metafoor ? Laat hen Elskes hoofd (of hun eigen hoofd vol gedachten) tekenen of schilderen om<br />

de metafoor bevattelijk te maken.<br />

Laat hen werken op bruin pakpapier, A3-formaat, dat zorgt meteen voor een mooie achtergrondkleur.<br />

Ze gebruiken vetkrijt en eventueel waterverf. Om bepaalde delen van de tekening te accentueren<br />

gebruiken ze witte plakkaatverf.<br />

Het hoofd tekenen ze zo groot als het vel papier, zodat er ruimte is om binnen de contouren van<br />

het hoofd te tekenen (of te schrijven) waaraan Elske denkt (of waaraan ze zelf denken). Voor ze aan<br />

het tekenen gaan, schrijven ze op wie of wat er allemaal in een vol hoofd zitten kan. Laat hen vrij :<br />

6<br />

jeugdboekenweek 2011 – lestips makkelijk lezen


sommige kinderen zullen het heel letterlijk nemen en er voorwerpen en personen in tekenen,<br />

anderen zullen misschien meer gevoelens of situaties proberen weer te geven. Sta toe dat ze<br />

tekenen en schrijven op het vel papier.<br />

Extra inspiratie vind je in de prentenboeken De kaart van alles en Het hoofd van Marieke.<br />

Nederlands – 6 Taalbeschouwing – 6.5<br />

Muzische vorming – 1 Beeld – 1.5 – 1.6<br />

— Fragment 3 (p. 20-21, 64-65 en 70-71, Het rietstengelverhaal)<br />

Bekijk met de kinderen eerst de illustraties in het boek. Wat valt hen op ? Waarmee zijn de<br />

illustraties gemaakt ? Wijs hen op de scherpe lijnen, maar ook op de zachte schaduwen. Lees<br />

daarna het verhaal van oom Leendert nog eens voor (p. 20-21 en p. 64-65), en het stuk dat Elske<br />

bedenkt (p. 70-17).<br />

Voor het voorlezen geef je iedereen een klein blad papier, een vierkant van ongeveer tien bij tien<br />

centimeter. Een vierkant is geen eenvoudig formaat, het dwingt hen meteen tot andere<br />

composities. Verder geef je hen ook een rietpen en Oost-Indische inkt. Terwijl je voorleest (of<br />

daarna, voor wie meer tijd wil om na te denken) maken ze een illustratie in de stijl van het boek.<br />

Vraag hen om enkel met lijnen (pen en inkt) te werken, en af en toe een schaduw (zwarte<br />

waterverf).<br />

Wie wil haalt er achteraf kunstboeken met Japanse prenten bij. De Japanse pentekeningen van<br />

rietstengels en andere natuurbeelden kunnen een mooie confrontatie vormen met hun eigen<br />

werk !<br />

Muzische vorming – 1 Beeld – 1.2 – 1.5 – 1.6<br />

Nederlands – 1 Luisteren – 1.5<br />

— Fragment 4 (p. 28)<br />

Elske staat vol deuken aan de binnenkant, zegt ze :<br />

– Wat bedoelt Elske met die woorden ?<br />

– Wie herkent dat gevoel ?<br />

– Waarom zegt Elske dat ze dat wist van vorige keer ? Is er in het verhaal al iets<br />

gebeurd dat ook deuken kon geven ?<br />

– Hoe zorgt Elske ervoor dat het gevoel verdwijnt ?<br />

– Hoe zorg jij er zelf voor dat zo’n gevoel verdwijnt ?<br />

Nederlands – 2 Spreken – 2.9<br />

Wereldoriëntatie – 3 Mens – 3.2<br />

— Fragment 5 (p. 50-51 en 57-58, Gedichten maken met letters)<br />

In oorlogstijden waren geheime berichten soms een zaak van leven of dood. Daarom was men<br />

uitermate inventief om al dan niet gecodeerde berichten over te brengen. Fantaseer hierover<br />

verder met de klas, of confronteer hen met echte voorbeelden uit de oorlogsgeschiedenis :<br />

– Hoe zou jij geheime boodschappen over brengen ?<br />

– Waar zou jij de berichten verstoppen ?<br />

– Zou je de geheime boodschap schrijven, zingen, dichten, met licht- of trilsignalen<br />

doorgeven …?<br />

– Hou zou jij je voelen als je een geheime koerier was ?<br />

Schrijf de antwoorden op die laatste vraag aan bord.<br />

7<br />

jeugdboekenweek 2011 – lestips makkelijk lezen


Kranten waren favoriete dragers van geheime boodschappen. De kinderen maken een geheime<br />

tekst of een geheim gedicht. Ze kunnen vertrekken van de beginregels die oom Jo-tje tijdens het<br />

uitje in het Silveren Seepaard (p. 50-51) aan de onderduikkinderen voorlegde, of van de eerste zin<br />

van het vierregelige tekstje dat Elske met de letters op school legde (p. 57-58). Ze mogen ook een<br />

eigen aanzet verzinnen. Inspiratiebron voor het geheime gedicht zijn de gevoelens aan het bord<br />

naar aanleiding van het gedachte-experiment rond geheime koeriers.<br />

Geef elk kind een pagina uit een krant. Kies een pagina met veel tekst. Bekijk samen het YouTubefilmpje<br />

waarin Dimitri Antonissen (Vlaanderens eerste stiftgedicht-dichter) een stiftgedicht maakt<br />

door met een dikke zwarte stift alle overbodige woorden in krantenartikels te schrappen en zo<br />

een gedicht over te houden. De poëzie in een artikel zien is wellicht te moeilijk voor kinderen.<br />

Speel daarom een beetje vals. Ze schrijven eerst het gedicht op. Daarna gaan ze op zoek naar de<br />

krantenpagina naar de woorden die ze nodig hebben. Al de rest overkleuren ze met zwarte viltstift.<br />

Het voordeel van deze techniek is dat de gedichten een mooie vormgeving hebben. Bundel<br />

de krantenpagina’s tot een nieuwe krant, of hang ze dicht naast elkaar op, als een muurkrant.<br />

Wereldoriëntatie – 3 Mens – 3.2<br />

Wereldoriëntatie – 5 Tijd – 5.7<br />

Nederlands – 4 Schrijven – 4.4<br />

En verder<br />

— Oorlog<br />

In groepjes denken de kinderen na over oorlog. Is oorlog altijd negatief of zijn er ook positieve<br />

gevolgen ? Op een groot vel papier maken ze twee kolommen : een ‘positieve’ en een ‘negatieve’.<br />

Elk groepje krijgt een fragment van het verhaal en haalt daar positieve en negatieve oorlogsfeiten<br />

uit. Daarna vergelijk je klassikaal alle bevindingen. Het kan best zijn dat dezelfde zaken in andere<br />

kolommen staan : een mooie aanzet tot een gesprek.<br />

Nederlands – 4 Schrijven – 4.6<br />

Bibliografie<br />

Boeken en tijdschriften<br />

De kaart van alles / Sara Fanelli. Querido, 1995<br />

Het hoofd van Marieke / Siska Goeminne en Yvonne Jagtenberg (ill.). Davidsfonds/Infodok, 2001<br />

“Juwelen van stras” / Lieke van Duin en Jos van Hest. In : Leesgoed, 2010 (3), p. 101-105<br />

Schrap me : stiftgedichten / Dimitri Antonissen. Wintertuin, 2010<br />

Websites<br />

www.wintertuin.nl<br />

8<br />

jeugdboekenweek 2011 – lestips makkelijk lezen


Lestip<br />

5<br />

Louize en de listige Kat<br />

Chris Riddell<br />

Manteau, 2009<br />

Over het boek<br />

Louize is een zeer zelfstandige, elegante jongedame. Haar ouders zijn vaak op verzamelreis.<br />

Hun dochter laten ze achter bij Meneer Norbert, een harig, maar betrouwbaar Noors moerasbeest.<br />

Verder staat een team huishoudhulpjes in voor Louizes welzijn. Via aanplakbrieven in de stad komen<br />

Louize en Meneer Norbert de mysterieuze verdwijning van schoothondjes én een aantal<br />

juwelenroven op het spoor. Bestaat er een verband ?<br />

Dit boek houdt het midden tussen een leesboek en een strip. Met fijne, virtuoze zwart-wittekeningen<br />

in pen is dit toegankelijke boek een prettige kennismaking met fantasy en volwassen beeldverhalen.<br />

Aan de slag<br />

Aanzet<br />

— Verzamelkoorts<br />

Toon het boek nog niet.<br />

Zijn er kinderen in de klas die iets verzamelen ? Willen ze er iets over vertellen en enkele<br />

‘collectiestukken’ meebrengen ? Voorzie een plek in de klas waar ze hun spulletjes kwijt kunnen.<br />

Mooie houten kistjes (wijnkratjes) zorgen er meteen voor dat alles ordelijk tentoongesteld wordt.<br />

Ze kunnen naambordjes en infoborden maken bij de voorwerpen. Of elk kind wordt om beurt<br />

museumgids en vertelt over zijn of haar aandeel in de tentoonstelling.<br />

Verzamelwoede is een essentieel gegeven in dit boek, dus met deze activiteit zit je meteen midden<br />

in het boek. Kondig het boek ook zo aan, als een boek over verzamelaars.<br />

— Voorlezen en zelf lezen<br />

Hou het boek bij de voorleesbeurt helemaal verborgen. Zo maakt de klas kennis met het volledige<br />

boek enkel via de taal (zie : verwerkingsactiviteiten, ‘zonder beeld’). In een lesuur lees je het<br />

makkelijk voor.<br />

Pas in een later stadium ontdekken de kinderen het boek ook via de beelden (zie :<br />

verwerkingsactiviteiten, ‘met beeld’). Verzamel een aantal extra exemplaren van het boek.<br />

Doordat de kinderen het verhaal al eens gehoord hebben én nu extra visueel ondersteund worden,<br />

voelt het zelfstandig lezen een stuk veiliger aan en zal het vlotter gaan. De auteur (en illustrator)<br />

van het boek stimuleert de lezer bovendien met een heleboel visuele extraatjes en grappen.<br />

Spreek een periode af wanneer ze het boek vrij mogen ontdekken.<br />

Nederlands – 1 Luisteren – 1.5<br />

Nederlands – 3 Lezen – 3.5<br />

9<br />

jeugdboekenweek 2011 – lestips makkelijk lezen


Verwerkingsactiviteiten<br />

— Zonder beeld<br />

4 Titel<br />

Lees na het voorlezen ook de titel voor. Vinden ze hem passend of kunnen ze een betere titel<br />

bedenken ? Vinden ze dat het boek over verzamelen gaat of ligt de klemtoon voor hen ergens<br />

anders ? Kunnen ze een titel verzinnen die daarbij past ?<br />

Nederlands – 2 Spreken – 2.5<br />

4 Chris Riddell<br />

Vertel dat Chris Riddell het boek geschreven én getekend heeft. Zijn de kinderen nieuwsgierig<br />

naar de maker van dit boek ? Kopieer het paspoort op de eerste pagina van het boek en hang de<br />

uitvergrote versie uit in de klas. Laat hen, in groepjes of individueel, op internet naar nog meer<br />

informatie over de auteur zoeken. Wie iets vindt, mag het aanvullen op het grote paspoort.<br />

Opzoekwerk brengt uiteraard nieuwe interessante linken aan het licht : prijzen die Chris Riddell<br />

gewonnen heeft, video-opnames van Riddell aan het werk, andere boeken van dezelfde auteur …<br />

Vooral de beeldresultaten zullen prikkelen om het boek ook te mogen zien.<br />

Nederlands – 3 Lezen – 3.6 – 3.7<br />

ICT – 4<br />

4 Louize en Meneer Norbert geportretteerd<br />

Na het voorlezen vraag je de kinderen om Louize en Meneer Norbert te tekenen, nog voor ze<br />

de prenten zien. Vraag hen waarop ze zich gebaseerd hebben voor de portretten. Vergelijk later<br />

met de echte tekeningen.<br />

Muzische vorming – 1 Beeld – 1.6<br />

4 Moeilijke woorden<br />

Stel enkele ‘secretarissen’ aan die tijdens het voorlezen moeilijke termen noteren. Zeg dat er in<br />

het boek vaak exotische namen zullen te horen zijn : Koreaans theater, Biedermeierzetel, Balinese<br />

kartelschaar, Gobiwoestijn, Mongolië …<br />

Zoekacties op internet bieden verheldering.<br />

Kinderen die landen opzoeken, duiden die aan op de wereldlandkaart en vertellen wat ze over dat<br />

land of die streek te weten zijn gekomen een de hand van een afgebakende vraag. Vraag bijvoorbeeld<br />

naar een typisch gerecht, of er één of meerdere talen gesproken worden (en welke), wat de hoofdstad<br />

is en of ze er heen zouden reizen of net niet.<br />

Wie een voorwerp opzoekt, vertelt waarvoor men het gebruikt, print een afbeelding of tekent ze na,<br />

vertelt of het nu nog bestaat en of hij of zij het graag in huis zou willen hebben of net niet.<br />

Nederlands – 1 Luisteren – 1.5<br />

ICT – 4<br />

— Met beeld<br />

4 Beeldencatalogus<br />

Laat de kinderen in vier groepen werken. Elke groep is verantwoordelijk voor één onderdeel van<br />

‘Louizes Beelden Catalogus’. Naar analogie met de prentkaarten die achteraan in het boek gekleefd<br />

(met name ‘De Koninklijke Ansichtkaartencollectie’) zitten, maakt elke groep een aantal<br />

afbeeldingen op tekenpapier in briefkaartformaat. De eerste groep maakt kaartjes van de meubels<br />

in Louizes flat, de tweede groep van haar schoenen, de derde groep tekent de kapsels van Louize<br />

2 jeugdboekenweek 2011 – lestips makkelijk lezen


en de vierde groep de vermommingen. Ze werken in potlood, daarna overtrekken ze de lijnen<br />

met een zwart stiftje. Voor een nostalgisch effect voegen ze een kleuraccent in bruin, sepia of oker<br />

toe, bijvoorbeeld met ecoline of notenbister. Verzamel de prenten in kleine fotoalbums waarvoor<br />

ze een passende kaft ontwerpen.<br />

Wie de verzamelingen inspirerender vindt, kan op dezelfde manier te werk gaan. Sommige<br />

verzamelingen komen iets uitgebreider in beeld dan andere, maar laat de groepjes ze zo divers<br />

mogelijk uittekenen. Per verzameling maken ze weer een mooi album.<br />

Muzische vorming – 1 Beeld – 1.6<br />

4 Groeten uit<br />

Op pagina 45 en 50 staan de prentkaarten die de ouders van Louize naar hun dochter sturen.<br />

Bied de kinderen een assortiment oude prentkaarten aan. Ze mogen best al gebruikt zijn. Op<br />

rommelmarkten en in kringwinkels zijn vaak nostalgische kaarten te vinden voor weinig geld.<br />

Voorzie transparante papiersoorten, Oost-Indische inkt en witte plakkaatverf of andere goed<br />

dekkende inkt of verf, maar hou het kleurengamma beperkt. De prentkaarten zijn op zich al<br />

voldoende kleurrijk. Vraag de kinderen om een land te verzinnen van waaruit ze een kaartje naar<br />

Louize sturen. Ze bewerken de prentkaarten met het papier, de verf en inkt tot ze passen bij het<br />

fictieve land. Op de achterzijde schrijven ze Louize een bericht. Vergeet het adres niet ! Is de<br />

achterzijde beschreven, dan kleven ze een kopie van een blanco prentkaart op de achterkant.<br />

Muzische vorming – 1 Beeld – 1.6<br />

4 Kijken<br />

– Hoeveel verschillende lampen hangen er boven de eettafel bij Louize doorheen<br />

alle eetkamertaferelen ?<br />

– Op pagina’s 106-107 staan de vermiste honden op een rij met een naambordje erbij.<br />

Op pagina 150 ontmoet je hun ‘vrouwtjes’. Wie op die pagina komt, stopt met lezen<br />

en maakt eerst de koppeling tussen baasje en hond. Wie hoort bij wie op basis van<br />

de beschrijvingen of de tekeningen ?<br />

– Op pagina 119 staat de verzameling minischilderijtjes. Kies er één uit en maak het<br />

‘zichtbaar’ door het uitvergroot te schilderen.<br />

Muzische vorming – 1 Beeld – 1.5 – 1.6<br />

— Afsluitend kringgesprek<br />

– Wat heeft je het meeste verteld ? De prenten of de tekst ? Of vond je ze allebei even<br />

noodzakelijk ?<br />

– Ken je nog boeken die op die manier werken ?<br />

– Vind je de illustraties passen bij het verhaal ? En past het verhaal bij de illustraties ?<br />

– Zou er iets veranderen aan het boek als de illustraties in kleur waren ? Wat ?<br />

– Wat voor soort boek is dit ? Een prentenboek ? Een strip ? Een leesboek ?<br />

– Vind je het een spannend of een grappig verhaal ? Roept het nog andere emoties<br />

bij je op ?<br />

Nederlands – 2 Spreken – 2.5 – 2.10<br />

2<br />

jeugdboekenweek 2011 – lestips makkelijk lezen


En verder<br />

— Plattegronden<br />

Plattegronden spelen een belangrijke rol in het boek. Kopieer de verschillende plattegronden<br />

die in het boek voorkomen. Bekijk en bespreek ze met de kinderen. Wat zijn de eigenschappen<br />

van een plattegrond ? Waarvoor dient zo’n kaart ? Is een kamer in het echt maar zo groot als op<br />

een plattegrond ? Hoe kunnen ze te weten komen hoe groot de kamer in het echt is ?<br />

Als de begrippen ‘schaal’ of ‘legende’ nog niet aan bod gekomen zijn, dan is dit het uitgelezen<br />

moment. Ze kiezen een ruimte die ze goed kennen (de klas of hun slaapkamer) en maken daar<br />

een plattegrond van.<br />

Wereldoriëntatie – 6 Ruimte – 6.10 – 6.11<br />

— Verdriet<br />

Louize is vaak alleen thuis. Dan overvalt haar wel eens een gevoel van gemis. Daarom heeft ze aantal<br />

‘rituelen’ om zich weer beter te voelen : ze leest de kaartjes van haar ouders, of gaat Meneer Norberts’<br />

haren borstelen. Omgekeerd wordt Meneer Norbert ook vaak door een melancholische bui<br />

overvallen. De pagina’s 76 tot 91 vertellen je daar meer over. De herinneringen aan de zorg voor<br />

de opgroeiende Louize helpen hem er vaak weer boven op.<br />

Knoop een gesprek aan over verdriet :<br />

– Wat is verdriet ?<br />

– Voelt iedereen verdriet ? Dieren ook ?<br />

– Waar voel je verdriet in je lichaam ?<br />

– Bestaan er verschillende soorten verdriet ?<br />

– Zijn heimwee of gemis ook een soort van verdriet ?<br />

– Heeft elke soort verdriet een eigen plek en een eigen gevoel ?<br />

– Kan je een kleur op verdriet plakken ?<br />

– Wat doe je als je verdrietig bent ?<br />

– Hoe kan je je verdriet verzachten of laten weggaan ?<br />

– Is verdriet altijd zichtbaar ?<br />

– Is het goed dat je verdriet kan hebben ?<br />

Nederlands – 2 Spreken – 2.9 – 2.10<br />

Sociale vaardigheden – 1 Relatiewijzen – 1.2 – 1.6<br />

Sociale vaardigheden – 2 Gespreksconventies<br />

— Koninklijk verhaal<br />

‘De Koninklijke Ansichtkaartencollectie’ die zich achteraan in het boek bevindt, vormt een mooie<br />

aanzet om zelf een verhaal te verzinnen. De illustraties spreken onmiddellijk de fantasie aan. Je kan<br />

eerst in de volledige groep brainstormen over elk personage apart en de onderlinge relaties tussen<br />

de verschillende personages. Schrijf de ideeën aan bord of op een flap. Laat alles goed zichtbaar<br />

hangen.<br />

De kinderen gaan daarna individueel, per duo of in kleine groepjes aan het schrijven rond de vijf<br />

personages. Bewaak zelf of het verband tussen de personages logisch blijft. Volg de ideeën van de<br />

individuele leerlingen of de groepjes op, en doe bijkomende suggesties. Verwijs naar de ideeën aan<br />

het bord.<br />

Nederlands – 4 Schrijven – 4.4<br />

22 jeugdboekenweek 2011 – lestips makkelijk lezen


Bibliografie<br />

Tijdschrift<br />

Verzamelen (themanummer). Plint, 2004 (Dada Kunsttijdsschrift voor kinderen 46)<br />

Nooit genoeg : over verzamelen en verzamelaars / Tapis plein vzw. Lannoo, 2008<br />

23 jeugdboekenweek 2011 – lestips makkelijk lezen


Lestip<br />

6<br />

Schilders en spionnen : het verhaal van de Vlaamse Primitieven<br />

Katharina Smeyers en Benjamin Leroy (ill.)<br />

Davidsfonds/Infodok, 2008<br />

Over het boek<br />

In de vijftiende eeuw waren de Vlaamse Primitieven een fenomeen. Wat was hun geheim ?<br />

Waarom waren hun kleuren zo intens en welke ingrediënten gebruikten ze voor hun verf ?<br />

Hoe slaagden ze erin zo gedetailleerd te schilderen ? Vooral de Italianen wilden die mysteries<br />

ontrafelen en schrokken er niet voor terug om spionnen te laten infiltreren in de ateliers van de<br />

Vlaamse Meesters.<br />

Dit informatieve boek gunt je een inkijk in de ateliers van beroemde schilders als Jan Van Eyck,<br />

Hugo Van der Goes, Hans Memling, Jeroen Bosch e.a. Kinderen kruipen in de huid van een<br />

Italiaanse spion en kunnen zo de geheimen één voor één ontsluiten. Het boek bevat vijf bevattelijk<br />

geschreven hoofdstukken en de illustraties zijn grappig geïntegreerd, maar komt het best tot zijn<br />

recht met begeleiding van een volwassen meelezer.<br />

Aan de slag<br />

Aanzet<br />

Verdeel de klas in twee (of meerdere) groepjes. De ene groep geef je de titel Schilders en spionnen :<br />

het verhaal van de Vlaamse Primitieven ; de andere groep geef je een kopie van de cover waarvan<br />

je de titel hebt bedekt. De kinderen uit beide groepen voorspellen waarover het boek zal gaan.<br />

Ze brengen hun argumentatie naar voren. Je schrijft hun ‘bewijsvoering’ op in twee kolommen<br />

aan bord (een kolom ‘titel’ en een kolom ‘cover’).<br />

Neem het boek erbij, lees de korte inhoud op de achterflaptekst. Welk groepje maakte de meest<br />

juiste voorspelling ? Waarop baseerden ze zich voor hun voorspelling ? Hebben ze namen van<br />

de schilders in de achterflaptekst onthouden ? Kennen ze sommige schilders ? Hebben ze al werk<br />

van de schilders gezien<br />

Voor de term ‘Primitieven’ blader je door naar pagina 61 in het boek. Je vindt er een klein verklarend<br />

stukje over de term. Kopieer het en laat de kinderen de zinnen onderlijnen waarin ze de verklaring<br />

vinden. Ze zoeken de term ook op in het woordenboek. Vergelijk de vondsten en komt tot een<br />

gezamenlijke verklaring.<br />

Nederlands – 1 Luisteren – 1.3 – 1.5 – 1.8<br />

Nederlands – 2 Spreken – 2.3 – 2.10<br />

Nederlands – 3 Lezen – 3.4 – 3.6<br />

Verwerkingsactiviteiten<br />

Geef kinderen de kans om het boek in te kijken. Voorzie meerdere exemplaren. Ga na wat hen<br />

het meeste boeit en kies dan welke verwerkingsactiviteiten het beste bij hun interesses aansluiten.<br />

24 jeugdboekenweek 2011 – lestips makkelijk lezen


— Inleiding (p. 7)<br />

In de inleiding worden de grote namen van de Vlaamse Primitieven opgesomd. Ze gaan naar info<br />

over de schilders op zoek. Bouw de opdracht geleidelijk aan op :<br />

– Lees eerst de bio van de auteur voor die je op de achterflaptekst vindt. Vraag daarna<br />

wat ze nu meer weten over de auteur ? Waar zouden ze gaan zoeken als ze nog meer<br />

wilden weten over haar ?<br />

– Daarna mogen ze per twee een bekende persoon in gedachten nemen waarover ze meer<br />

willen weten. Vijf weetjes moeten ze te weten komen. Sta toe dat ze naar sites surfen<br />

die ze al kennen en waarop ze hun weg weten. Die zoekopdracht verloopt<br />

vermoedelijk vlot.<br />

– Nu verdeel je de namen van de schilders over de duo’s. Raken ze even snel aan info ?<br />

Hebben ze dezelfde websites gebruikt ? Leg de info daarna samen.<br />

Maak negen grote identiteitsfiches, één per schilder, en hang die uit in de klas. Telkens als een<br />

duo meer info heeft over een van de schilders, vul je de schildersfiche aan. Zo maakt je klas een<br />

‘wall of fame’. Ze vullen niet enkel tekstinfo aan, maar verzamelen ook beeldmateriaal.<br />

ICT – 1<br />

ICT – 4<br />

— Hoofdstuk een (p. 10)<br />

In dit hoofdstuk vind je een inzetkadertje over de hulpmiddelen die de Vlaamse Primitieven<br />

gebruikten bij het maken van schilderijen, zoals sjablonen, modelvormen of de ‘priktechniek’.<br />

Zoek op internet enkele portretten van de schilders, print ze voldoende vergroot uit. Op die<br />

portretten passen de kinderen een sjabloontechniek naar keuze uit. Ze kiezen zelf hoe rijk ze<br />

het portret maken. Voor de versiering (planten, huizen, dieren, bloemen …) laten ze zich inspireren<br />

door de afbeeldingen in het boek.<br />

Muzische vorming – 1 Beeld – 1.5<br />

— Hoofdstuk een (p. 12 -13)<br />

In het eerste hoofdstuk staat een stuk over natuurlijke kleurstoffen. Lees de pagina’s in kwestie voor.<br />

Op de website van Wapiti (zie bibliografie) is hierover ook informatie te vinden. De stoffen die<br />

toen gebruikt werden, zijn nu niet makkelijk meer te krijgen. Weten de kinderen welke natuurlijke<br />

kleurstoffen er vandaag nog bestaan ? Ga aan het experimenteren met :<br />

– rode bieten(sap) voor alle tinten van dieprood over roze naar magenta,<br />

– rode kool voor paarsig mauve,<br />

– thee voor lichtbruine tinten, sterke koffie(drab) en uienschillen voor diepbruine tinten,<br />

– kaasjeskruis en bosbessen voor blauw,<br />

– kurkuma en saffraan voor geel,<br />

– rode en bruine bister,<br />

– spinaziewater voor groen,<br />

– wortelsap voor gelige en oranje tinten.<br />

Bij het stomen van groenten kleurt het water ook, zelfs al raakt de groente het water niet. Leuk om<br />

uit te proberen !<br />

25 jeugdboekenweek 2011 – lestips makkelijk lezen


Gebruik de kleurstoffen bijvoorbeeld om witte katoenen lapjes (zakdoeken of stukken oud laken)<br />

te kleuren. Nadien naai je ze aan elkaar tot een kleurig lappendeken.<br />

Je kan ook een paastraktatie maken. Je kookt eieren hard en rolt ze over tafel terwijl je ze licht<br />

aandrukt. De schaal moet kraken. De gekraakte eieren leg je tien minuten in een kleurstof naar<br />

keuze. Pas daarna pel je het ei. Er ontstaat een mooi marmereffect !<br />

Tot slot kan je ook wit, makkelijk absorberend papier kleuren en het gebruiken als kaft- of<br />

inpakpapier. Je verfrommelt het blad papier eerst zodat de kreuken de kleurstof extra opnemen.<br />

Muzische vorming – 1 Beeld – 1.5<br />

Wereldoriëntatie – 1 Natuur – 1.14<br />

— Hoofdstuk een (p. 27)<br />

Op pagina 27 vind je een stukje over de taken van een schilder. Je leest het stuk voor en fantaseert<br />

er zelf een paar – onbestaande – taken bij. Terwijl de kinderen luisteren vullen ze de taken in op<br />

een blad met twee kolommen : één kolom met titel ‘waar’ en de andere kolom met titel ‘niet waar’.<br />

Eén kind leest zijn ‘ware’ takenlijstje van een schilder voor. Kan dat allemaal door één meesterschilder<br />

gedaan worden ? Discussieer erover. Achteraf lees je het fragment nog eens voor, zoals<br />

het in het boek staat, dus zonder jouw ‘fantastische’ aanvullingen.<br />

Nederlands – 1 Luisteren – 1.5 – 1.8<br />

Nederlands – 2 Spreken – 2.5 – 2.10<br />

— Hoofdstuk twee (p. 35 en 37)<br />

4 Portretten tekenen<br />

Lees het stukje over portretten op pagina 35 voor én het stukje in het bruine inzetkadertje op<br />

pagina 37. Breng kunstboeken mee over de Vlaamse Primitieven, vraag kinderen per twee om<br />

in die boeken hun favoriete portret te zoeken. Ze beargumenteren hun keuze en fantaseren samen<br />

over de geportretteerde figuur : Wie was het ? Wat was zijn of haar beroep ? Waar woonde hij<br />

of zij ? Wat voor iemand was het ?<br />

Vraag enkele kinderen hun keuze klassikaal toe te lichten. Dat is geen verplichting, de spreekoefening<br />

hebben ze al in duo uitgevoerd. Loop tijdens de gesprekjes dan ook tussen de kinderen en sluit je<br />

spontaan hier en daar bij een duo aan om mee te praten of te fantaseren.<br />

Daarna gaan de duo’s aan het tekenen. Aan het blindtekenen : ze zitten tegenover elkaar aan een<br />

bank en tekenen elkaars portret zonder naar hun blad te kijken. Eén kind speelt model en zet zich<br />

in profiel, de andere tekent. Daarna wisselen de rollen, maar de geportretteerde zit nu in vooraanzicht.<br />

Bij blindtekenen komt het erop aan om goed te starten. Je kijkt naar je partner, kiest een startplek<br />

op het gezicht, kijkt naar je blad en zet dan je potlood op het blad. Daarna kijk je nog enkel naar<br />

het hoofd voor je. Je ogen en hand zijn als het ware met een draad verbonden. Wie zijn hand opheft,<br />

is onherroepelijk de draad kwijt. Spieken mag niet ! Laat je leiden door je ogen en laat de lijn over<br />

het blad vloeien.<br />

Deze techniek geeft een zeer onveilig gevoel. Kinderen voelen zich zeer onwennig omdat ze geen<br />

controle hebben. Sta daarom toe dat ze enkele keren herbeginnen. De resultaten zijn steeds<br />

verbluffend ‘artistiek’: er zijn immers geen remmingen en het verstand heeft de hand niet kunnen<br />

domineren !<br />

Muzische vorming – 1 Beeld – 1.1 – 1.3 – 1.6<br />

26 jeugdboekenweek 2011 – lestips makkelijk lezen


— Hoofdstuk drie (p. 44)<br />

Maak een lijst met de meest voorkomende attributen en symbolen. Doe dat met een legende<br />

zoals je die soms vindt in wegenatlassen of in plantenboeken : een smalle kaart met naast elk<br />

woord of elke zin een getekend symbool. Neem de kijkwijzer mee op museumbezoek. Ook handig<br />

als kijkinstrument wanneer de kinderen door kunstboeken bladeren.<br />

Muzische vorming – 1 Beeld – 1.1 – 1.3<br />

En verder<br />

De wall of fame die je met de klas gemaakt hebt na het inleidende hoofdstuk kan je zo uitgebreid<br />

maken als je wil. Breng er vaste rubrieken op aan :<br />

– privé : geboorte- en sterfdatum, huwelijk, kinderen, woonplaats, studies …<br />

– belangrijkste werken : kopieën van reproducties, musea waar het werk uithangt …<br />

Je kan de ‘fiches’ chronologisch hangen zodat er spontaan een gedeeltelijke tijdsband ontstaat.<br />

Een bezoek aan één van de musea op jullie lijst of uit het boek, mag uiteraard niet ontbreken !<br />

Wereldoriëntatie – 5 Historische tijd – 5.5<br />

Muzische vorming – 6 Attitudes – 6.2<br />

Bibliografie<br />

Boeken en tijdschriften<br />

Gezichten (in de reeks Kijk op kunst) / Christopher McHugh. De Lantaarn, 1994<br />

Het portret. Plint, 2000-2001 (Dada Kunsttijdsschrift voor kinderen 27)<br />

Kijken en zien : een boek over schilderijen / Robert Cummings. Meulenhof, 1981<br />

Kijken naar schilderijen / Terry Measham en Franses Kennett. Cantecleer, 1978<br />

Zelfportret. Plint, 2004 (Dada Kunsttijdsschrift voor kinderen)<br />

Websites<br />

www.wapiti.be/artikel.php ?id=9<br />

27 jeugdboekenweek 2011 – lestips makkelijk lezen


Colofon<br />

<strong>Jeugdboekenweek</strong> 2011<br />

Thema : <strong>Geheim</strong><br />

Lestips, werken met boeken in de klas<br />

Redactie : Ingrid Antheunis, Hedwige Buys, Leen Van Hal, Machteld Horemans,<br />

Stijn De Paepe, Liesbeth Peeters, Geert Robberecht, Marit Trioen en Veerle Verbruggen<br />

Coördinatie en eindredactie : Stichting Lezen<br />

Illustraties : Sebastiaan Van Doninck<br />

Grafisch ontwerp : Kris Demey<br />

ISBN 9789077178492<br />

De lestips ‘Makkelijk lezen’ werden geschreven door Ingrid Antheunis. Ze werkt op de Pedagogische<br />

Begeleidingsdienst van de stad Gent voor WOCK, Werken aan Onderwijs, Cultuur en Kunst. Die cel<br />

slaat een brug tussen het onderwijs en de culturele wereld. In die functie is ze vooral bezig met muzische<br />

en buurtgerichte projecten, kinderliteratuur en filosoferen met kinderen. Dat gebeurt voornamelijk via<br />

nascholingen en via begeleiding op klas- of schoolniveau.<br />

De <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2011 vindt plaats van 19 maart tot 3 april 2011. De <strong>Jeugdboekenweek</strong> is een project van<br />

Stichting Lezen. Stichting Lezen wordt gesubsidieerd door de Vlaamse overheid en is het expertisecentrum<br />

voor leesbevordering. Het Focuspunt Jeugdliteratuur vormt een bijzondere opdracht binnen Stichting Lezen<br />

en staat voor de deskundigheidsbevordering inzake jeugdliteratuur.<br />

Quadri<br />

www.stichtinglezen.be<br />

www.jeugdboekenweek.be<br />

v.u.: Majo de Saedeleer, Frankrijklei 130/4, 2000 Antwerpen.<br />

Zwart<br />

28 jeugdboekenweek 2011 – lestips makkelijk lezen

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!