LESTIPS - Jeugdboekenweek
LESTIPS - Jeugdboekenweek
LESTIPS - Jeugdboekenweek
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
<strong>LESTIPS</strong><br />
werken met boeken in de klas<br />
Lestips jeugdboekenweek 2008 – kleuters | 1
Inhoudsopgave<br />
Algemene inleiding 3<br />
<strong>Jeugdboekenweek</strong> in de bibliotheek 11<br />
Kleuters 13<br />
Lestip 1 – Het kleine museum 14<br />
Lestip 2 – Kleinvader 18<br />
Lestip 3 – Kloddertje 22<br />
Lestip 4 – Olifantje in het bos 26<br />
Lestip 5 – Papa past precies! 28<br />
Lestip 6 – Pistache 32<br />
Eerste leerjaar 37<br />
Lestip 1 – De mooiste begrafenis van de wereld 38<br />
Lestip 2 – De Vuurvogel 42<br />
Lestip 3 – Een kusje voor kleine beer 46<br />
Lestip 4 – Lam zoekt Wolf 50<br />
Lestip 5 – Mijn eerste sprookjesgroeiboek 54<br />
Lestip 6 – Wie dit leest wordt een beest 59<br />
Tweede en derde leerjaar 63<br />
Lestip 1 – Bibi’s bijzondere beestenboek 64<br />
Lestip 2 – Een zusje uit een vliegtuig 67<br />
Lestip 3 – Ga je mee naar Toejeweetwel 72<br />
Lestip 4 – Het betoverde paard 76<br />
Lestip 5 – Kunst in de kijker 80<br />
Lestip 6 – Zootje was hier 83<br />
Vierde en vijfde leerjaar 89<br />
Lestip 1 – Alle maskers af 90<br />
Lestip 2 – De aap komt uit de mouw 94<br />
Lestip 3 – De kijkkast van Kobe 97<br />
Lestip 4 – De wonderbaarlijke reis van Edward Tulane 101<br />
Lestip 5 – Een raadsel voor Roosje 105<br />
Lestip 6 – Het grote boek van vergeten Prinsessen 109
Zesde leerjaar 113<br />
Lestip 1 – Ben zo terug 114<br />
Lestip 2 – Dulle Griet 118<br />
Lestip 3 – Geheime Missie Jericho Rood 123<br />
Lestip 4 – Hou van die hond 128<br />
Lestip 5 – Kleur: zwart/wit en alles wat er tussen zit 132<br />
Lestip 6 – Kunst om de wereld te begrijpen 137<br />
Makkelijk lezen 141<br />
Lestip 1 – De Aarde vanuit de hemel aan kinderen verteld 142<br />
Lestip 2 – De club van lelijke kinderen 147<br />
Lestip 3 – Kijken naar muziek 152<br />
Lestip 4 – Meisjes om te zoenen 155<br />
Lestip 5 – Slaaf Kindje Slaaf 159<br />
Lestip 6 – Van Ansjovis tot Zwijntje 165<br />
De Boekenzoeker in de klas 169<br />
Over de samenstellers 175<br />
Colofon 176
Mooi, het lezen is mooi!<br />
Welkom<br />
Wij van Stichting Lezen willen onze passie voor lezen met velen delen.<br />
Tijdens de jaarlijkse <strong>Jeugdboekenweek</strong> richten we onze pijlen op alle leerkrachten<br />
uit de basisschool en hun klas. In de editie van 2008 willen we vooral<br />
raken met boeken die ‘mooi’ zijn.<br />
De selectie van boeken is even gevarieerd als het begrip ‘mooi’ zelf. Boeken<br />
met mooie en mysterieuze covers. Boeken met ontroerend mooie verhalen.<br />
Boeken over de schoonheid van de troost. Boeken over mooie personen, soms<br />
met een lelijk kantje. Kunstboeken en muzikale sprookjes: mooi om te bekijken,<br />
mooi om te beluisteren.<br />
We hopen van harte dat jij als leerkracht al het boekenmoois met de kinderen<br />
uit je klas wil delen. We helpen je graag op weg met deze didactische handleiding<br />
bij de boeken die we kozen voor de <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008. Voor wie snel<br />
aan de slag wil, geven we verder in deze inleiding enkele ideeën die het leesplezier<br />
op een eenvoudige manier kunnen stimuleren. Ze zijn op elk boek van<br />
toepassing. Wie graag met een bepaald boek uit het <strong>Jeugdboekenweek</strong>pakket<br />
aan de slag wil, kan doorbladeren naar de lestips. Die zijn geordend per leeftijd<br />
en behandelen telkens een van de geselecteerde boeken. De suggesties ‘vóór<br />
het lezen’ dienen als voorbereiding op het boek, die ‘tijdens het lezen’ helpen<br />
de kinderen om het verhaal beter te begrijpen. Tips voor de nabespreking of de<br />
creatieve verwerking van het boek vind je bij de suggesties ‘na het lezen’.<br />
Inspiratiebronnen<br />
Twee mooie voornemens liggen aan de basis van deze handleiding.<br />
Enerzijds willen we met de lestips het leesvuur bij je leerlingen ontsteken of<br />
aanwakkeren. Daarvoor laten we ons inspireren door de tijdloze basisbundel<br />
Leesbevordering, hoe doe je dat? Die bundel is opgebouwd rond negen principes<br />
voor het gebruik van boeken in klas en bib. We vatten de principes samen<br />
onder ‘Algemene leesbevorderingsprincipes’. De volledige brochure kun je<br />
nog steeds bij Stichting Lezen bestellen.<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – inleiding | 3
Daarnaast moeten de lestips ook vlot worden ingepast in de dagelijkse klaspraktijk.<br />
Leesbevordering hoeft immers geen ‘tijdverlies’ te betekenen (cf.<br />
principe 8 bij ‘Algemene leesbevorderingsprincipes’). Daarom geven we telkens<br />
aan welke ontwikkelingsdoelen en eindtermen je realiseert met de specifieke<br />
lestips. Enkele van die doelstellingen zijn op elke lestip van toepassing.<br />
Ze worden dan ook niet telkens herhaald. We sommen ze op onder ‘Ontwikkelingsdoelen’<br />
en ‘Eindtermen’.<br />
Algemene leesbevorderingsprincipes<br />
Principe 1 – Wie woorden zaait!<br />
Kinderen kun je al heel vroeg taalgevoelig maken met rijmpjes en klankspelletjes,<br />
voelboekjes en prentenboeken met een verhaal. Ouders en leerkrachten<br />
kunnen niet genoeg overtuigd worden van het belang van voorlezen, vertellen<br />
en samen in boeken kijken. Voorlezen is een soort uitlenen van kennis.<br />
De voorlezer doet wat het kind (nog) niet kan, het kind neemt geleidelijk<br />
over. Dagelijks voorlezen is belangrijk in álle leerjaren. Het maakt kinderen<br />
vertrouwd met boekentaal (ook de taal van schoolboeken). Die is anders dan<br />
spreektaal, meer genuanceerd, met een rijkere woordenschat. Voorlezen laat<br />
kinderen genieten van mooie woorden en muzikale zinnen, van de opbouw<br />
en de stemming van een verhaal.<br />
Principe 2 – Boekrijk<br />
Het leesklimaat waarin kinderen opgroeien is bepalend voor hun houding<br />
tegenover boeken. Kinderen die hun ouders en leerkrachten zien lezen, aan<br />
wie voorgelezen wordt, die leren genieten van verhalen, zullen lezen als een<br />
vanzelfsprekende bezigheid zien. De ideale leesomgeving begint dan ook<br />
thuis. Maar in de praktijk is de school voor heel wat kinderen de enige leesomgeving.<br />
En die moet aantrekkelijk zijn.<br />
De boekencollectie moet uitnodigend en gevarieerd zijn zodat ieder iets kan<br />
vinden naar eigen smaak. De leessfeer op school versterk je door aandacht te<br />
schenken aan literaire evenementen en interessante nieuwtjes. Vergeet vooral<br />
jezelf niet: kinderen zijn het meeste gebaat met een leerkracht die enthou siast<br />
over boeken praat, meeleest tijdens vrije leesmomenten en boeken voort durend<br />
in de kijker plaatst!<br />
Principe 3 – Bib en school gaan boek in hand<br />
Het klinkt vanzelfsprekend: de bibliotheek heeft veel boeken, de school heeft<br />
alle kinderen. Die breng je best samen! Een kind dat thuis niemand ziet lezen,<br />
4 | Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – inleiding
vindt immers niet makkelijk de weg naar de openbare bibliotheek. De school<br />
kan die weg wijzen. Neem als leerkracht het initiatief en maak afspraken voor<br />
een klassikaal bibliotheekbezoek, een rondleiding, een les die je in de bib kunt<br />
geven… Ga na wat de bib je te bieden heeft inzake collectie, informatica, personeel.<br />
Bespreek ook de mogelijkheden om wisselcollecties te lenen. Als de<br />
bib je niet optimaal kan bedienen, ga dan zelf boeken lenen en breng ze ook<br />
zelf terug. Hou je bib goed op de hoogte: van de thema’s waarmee je werkt<br />
tijdens het schooljaar, welke projecten je plant… De bibliothecaris kan zo bij<br />
de collectievorming op de schoolplannen inspelen.<br />
In de tekst van Frederika Van Wing van VCOB, na deze algemene inleiding,<br />
kan je lezen hoe de <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 tot leven komt in de bib.<br />
Principe 4 – Leesland is geen eiland<br />
De volwassene speelt een centrale rol in de leesbevordering en in de manier<br />
waarop boeken geselecteerd worden. Zorg ervoor dat je het aanbod kent<br />
en dat je een gevarieerde lijst boeken aanbiedt: informatieve boeken naast<br />
griezel verhalen, klassiekers, historische romans, fantasy, sprookjes, biografieën,<br />
poëzie… De keuzelijst van de <strong>Jeugdboekenweek</strong> biedt zeker inspiratie, net als<br />
de website van de Boekenzoeker (zie: ‘Snel aan de slag’).<br />
Lees zo veel mogelijk, kinder- en jeugdboeken maar ook volwassenenliteratuur<br />
(surf ook eens naar www.iedereenleest.be). Recensietijdschriften en het internet<br />
zijn een noodzakelijke hulp. Als je wilt kun je je bijscholen in diverse centra.<br />
Principe 5 – Voor elk kind is er wat te lezen<br />
Het gemiddelde kind bestaat niet. Kinderen verschillen zowel in belangstelling<br />
en talenten, niveau en smaak. Stimulerend leesonderwijs beklemtoont nooit<br />
die verschillen maar wel wat er samen te beleven valt.<br />
Bij het leren lezen zijn leestechniek en leesplezier aan elkaar gekoppeld. Vanuit<br />
het standpunt van leesbevordering is het meten en quoteren en daarna het<br />
indelen van kinderen in homogene niveaugroepen niet te verdedigen. Leesbevordering<br />
werkt op motivatie en het is heel moeilijk om voor iets gemotiveerd<br />
te blijven als je ervan overtuigd bent dat je er niet goed in bent. Elke<br />
dag voorlezen blijft stimulerend voor het zelfstandig lezen. Met zwakke lezers<br />
de tekst individueel voorbereiden is zinvol. Hardop lezen gebeurt alleen nadat<br />
de kinderen de tekst voorbereid hebben. Laat de kinderen kennis maken met<br />
zoveel mogelijk verschillende genres. Wellicht vinden ze een boek dat in de<br />
smaak valt. Inspelen op hobby’s en interesses kan hierbij een ingang bieden.<br />
Principe 6 – De taalspeeltuin<br />
Met plezier lezen doe je maar als het niet om presteren gaat, als je ontdekt dat<br />
het boek een wondere wereld voor je opent. Initiatie in leesgenot begint met<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – inleiding | 5
voorlezen. Zorg ervoor dat de kinderen zodanig veel en allerlei boeiends te<br />
lezen krijgen dat ze het graag doen.<br />
Probeer vrij lezen uit als volwaardige activiteit, gepland in het rooster. Vrij<br />
lezen stimuleert zwakke lezers: zij kunnen in eigen tempo lezen en fouten<br />
maken zonder zich te schamen. Over de gelezen boeken praat je in de leeskring<br />
en ieder kind houdt ook een leesdagboek bij.<br />
Principe 7 – De Boekenbabbel<br />
Kinderen vinden vaak geen woorden om hun gevoelens genuanceerd uit te<br />
drukken. Een dialoog met anderen, met ervaren lezers kan hen helpen dingen<br />
fijner te formuleren. Zwakkere lezers trekken zich op aan dergelijke boekenbabbels.<br />
Hier bestaat geen goed of fout. Praten over literatuur is haast een<br />
vorm van filosoferen.<br />
Ook poëzie helpt het taalgevoel te verfijnen. Naast het genieten van het melodieuze,<br />
speelse, originele, ontroerende taalgebruik, nodigt de inhoud van een<br />
gedicht ook uit tot reflectie.<br />
Principe 8 – Leesbevordering, geen tijdverlies<br />
De eindtermen en ontwikkelingsdoelen (www.ond.vlaanderen.be/dvo)<br />
laten gelukkig voldoende ruimte voor elke leerkracht om de activiteiten<br />
onder een van de officiële noemers onder te brengen. Maar of een school<br />
aan leesbevordering doet, hangt af van de interesse en het enthousiasme van<br />
leerkrachten.<br />
Leesbevordering omvat bijna alle deelaspecten van het leesonderwijs en<br />
heel veel andere aspecten van het taalonderwijs: begrijpend lezen, technische<br />
en expressief lezen, spreken, schrijven, luisteren en een stukje taalbeschouwing.<br />
Alle domeinen van muzische vorming – beeld, muziek, drama,<br />
beweging, media – kunnen bij leesbevordering betrokken worden. En<br />
vanzelfsprekend kunnen boeken ook bij wereldoriëntatie een interessante<br />
inbreng hebben.<br />
Principe 9 – Van lezen ga je doen<br />
Kinderen die vaak naar verhalen luisteren, worden onopvallend taalgevoelig.<br />
Spelen met rijmwoorden of alliteraties, taalspelletjes allerhande zijn niet alleen<br />
leuk maar ook taalverrijkend. Leren lezen en schrijven zijn een onderdeel<br />
van de totale taalontwikkeling. Zélf schrijven ondersteunt het lezen en is een<br />
vaardigheid die je leert door het te doen. De schrijfopdracht moet natuurlijk<br />
iets te maken hebben met wat gelezen is. Probeer ook hier poëzie aan bod te<br />
brengen.<br />
6 | Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – inleiding
Ontwikkelingsdoelen<br />
Eindtermen<br />
Bij ‘Principe 8 – Leesbevordering, geen tijdverlies’ wezen we er al op dat de<br />
activiteiten rond leesbevordering prima bij de ontwikkelingsdoelen en eindtermen<br />
kunnen worden ondergebracht. Ontwikkelingsdoelen die bij elk van<br />
de lestips in deze didactische handleiding van toepassing zijn, zijn de volgende:<br />
- De kleuters kunnen genieten van een gevarieerd aanbod van hedendaagse<br />
en klassieke kinderliteratuur, en voor hen bestemde culturele activiteiten<br />
(Muzische vorming, Drama, 3.5).<br />
- De kleuters kunnen openstaan voor nieuwe dingen uit hun omgeving (Muzische<br />
vorming, Attitudes, 6.1)<br />
- De kleuters kunnen ervan genieten bezig te zijn met de dingen die hen<br />
omringen om hun expressiemogelijkheden te ontdekken (Muzische vorming,<br />
Attitudes, 6.2).<br />
- De kleuters kunnen genieten van de fantasie, de creativiteit en de zelfexpressie<br />
in ‘kunstwerken’ (Muzische vorming, Attitudes, 6.5).<br />
- De kleuters kunnen een beluisterd verhaal, bestemd voor hun leeftijdsgroep,<br />
begrijpen (Nederlands, Luisteren, 1.5).<br />
- De kleuters kunnen op materialen, in boeken, op uithangborden lettertekens<br />
onderscheiden van andere tekens (Nederlands, Lezen, 3.3).<br />
- De kleuters zijn bereid spontaan en zelfstandig voor hen bestemde boeken<br />
en andere infobronnen in te kijken (Nederlands, Lezen, 3.4).<br />
- De kleuters beseffen dat mensen door middel van het schrift boodschappen<br />
kunnen vastleggen (Nederlands, Taalbeschouwing, 5.3).<br />
Eindtermen die je met elk van de lestips in deze didactische handleiding realiseert,<br />
zijn de volgende:<br />
- De leerlingen kunnen blijvend nieuwe dingen uit hun omgeving ontdekken<br />
(Muzische vorming, Attitudes, 6.1).<br />
- De leerlingen kunnen de informatie ordenen die voorkomt in voor hen<br />
bestemde verhalen, kinderromans, dialogen, gedichten, kindertijdschriften<br />
en jeugdencyclopedieën (Nederlands, Lezen, 3.5).<br />
- De leerlingen ontwikkelen bij het realiseren van de eindtermen voor spreken,<br />
luisteren, lezen en schrijven de volgende attitudes (Nederlands, Attitudes,<br />
4.8):<br />
- spreek-, luister-, lees- en schrijfbereidheid<br />
- plezier in luisteren, spreken, lezen en schrijven<br />
- bereidheid tot nadenken over het eigen luister-, spreek-, lees- en schrijfconventies<br />
- weerbaarheid<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – inleiding | 7
- De leerlingen kunnen vaardigheden/strategieën in verband met luisteren,<br />
spreken, lezen en schrijven aanwenden die nodig zijn om de respectievelijke<br />
eindtermen te realiseren. Zij houden daarbij onder meer rekening met<br />
(Nederlands, Vaardigheden / Strategieën, 5):<br />
- de totale luister-, spreek-, lees- en schrijfsituatie<br />
- de tekstsoort<br />
- het verwerkingsniveau<br />
- zoals die aangegeven zijn in de desbetreffende eindterm<br />
- De leerlingen kunnen in omgang met anderen respect en waardering<br />
opbrengen (Sociale vaardigheden, relatiewijzen, 1.2).<br />
- De leerlingen kunnen zorg opbrengen voor iets of iemand anders (Sociale<br />
vaardigheden, relatiewijzen, 1.3).<br />
- De leerlingen kunnen kritisch zijn en een eigen mening formuleren (Sociale<br />
vaardigheden, relatiewijzen, 1.6).<br />
Snel aan de slag<br />
Vertellen en voorlezen<br />
Wie woorden zaait, zal lezers oogsten. Geen tijd om de boeken uit het <strong>Jeugdboekenweek</strong>pakket<br />
uitgebreid te verwerken in je lessen? Geen nood, leesbevordering<br />
hoeft zeker niet complex of tijdrovend te zijn. Boeken en de<br />
magische werelden die ze ontsluiten, komen heel eenvoudig tot leven … door<br />
ze te lezen. Laat de kinderen uit je klas minstens een voorleeskwartiertje per<br />
dag wegdromen. Een auteur vertrouwt zijn verhaal graag toe aan een expressieve<br />
juf of meester. Hij schreef mooie woorden neer en jij geeft ze vleugels.<br />
Vergeet vooral niet zelf mee te genieten!<br />
De Boekenzoeker<br />
De Boekenzoeker (www.boekenzoeker.org) is een prettig ogende en handige<br />
boekadviessite voor kinderen en volwassenen. De website helpt een keuze<br />
uit het boekenaanbod te maken en heeft als doel kinderen en volwassenen<br />
te verleiden tot lezen en hen nieuwe boeken te laten ontdekken en minder<br />
voor de hand liggende genres waarmee de lezers minder vertrouwd zijn. De<br />
Boekenzoeker probeert boeken aan te bevelen op basis van de interesses en<br />
eigenschappen van de lezer.<br />
Op de Boekenzoeker 8+, voor kinderen uit het derde, vierde en vijfde leerjaar,<br />
is de Boekenzoekervos het centrale figuurtje. Hij begeleidt de kinderen<br />
op hun zoektocht naar een goed boek. Nieuw dit jaar is de Boekenzoeker<br />
12+, voor kinderen uit het zesde leerjaar en ouder.<br />
De Boekenzoeker is niet ontwikkeld als didactisch instrument, maar je kunt<br />
hem wel makkelijk integreren in je lessen. We selecteerden enkele tips voor<br />
8 | Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – inleiding
het gebruik van de Boekenzoeker in de klas. Die praktische wenken vind je<br />
achteraan in deze handleiding, na de lestips per leeftijd.<br />
Wie graag een uitgebreide handleiding over de Boekenzoeker wil, verwijzen<br />
we door naar www.boekenzoeker.org.<br />
Filosoferen met kinderen<br />
We eindigen met een tip die van toepassing is op alle boeken die we selecteerden<br />
voor deze <strong>Jeugdboekenweek</strong>. Het <strong>Jeugdboekenweek</strong>thema ‘Mooi’<br />
nodigt uit tot filosoferen met kinderen (FMK). Hiermee bedoelen we een<br />
gespreksmethode waarbij je in groep een onderwerp, vraag, kwestie, woord of<br />
begrip onderzoekt. Je behandelt de filosofische vragen vooral op een abstract<br />
niveau. Het concrete en het persoonlijke, laat je zoveel mogelijk los. Bij FMK<br />
doe je vooral een beroep op de natuurlijke nieuwsgierigheid van kinderen,<br />
de kritische zin, het luisteren naar mekaar, het bereid zijn om dingen in vraag<br />
te stellen om daarna als groep tot een besluit, een overeenkomst te komen.<br />
Anders dan in een kringgesprek waarin samen over een zelfde onderwerp<br />
gepraat wordt, is het filosofische gesprek er één van verwondering en onderzoek.<br />
Op een filosofische vraag is er vaak geen eenduidig antwoord te vinden.<br />
Grote kans dat het antwoord in jouw klas anders is dan dat in de klas van je<br />
collega. Als leerkracht ben je vooral een moderator: je brengt je eigen mening<br />
of kennis zo min mogelijk aan in het gesprek.<br />
Hieronder vind je een reeks vragen rond de thema’s ‘Mooi’, ‘Schoonheid’ en<br />
‘Kunst’. In heel wat van de activiteiten voor, tijdens en na het lezen kun je<br />
wel een kort filosofeermoment inlassen. Laat je leiden door wat de kinderen<br />
aangeven en ga er spontaan op in. Stel de kinderen gerust: er zijn geen foute<br />
antwoorden mogelijk. Flink doorvragen is de boodschap.<br />
Over mooi en lelijk<br />
Vraag de kinderen uit je klas iets lelijks te tekenen. Achteraf bekijk, vergelijk<br />
en bespreek je de resultaten van de opdracht. Meteen heb je een aanknopingspunt<br />
voor een FMK-sessie over het thema ‘Mooi’. Vragen die in de sessie aan<br />
bod kunnen komen, zijn de volgende:<br />
- Wat is mooi?<br />
- Wanneer is iets mooi?<br />
- Is wat mensen mooi vinden universeel?<br />
- Kan wat mensen mooi vinden beïnvloed worden door hun leeftijd, hun<br />
cultuur of hun geloof?<br />
- Hoe kun je iets mooier maken?<br />
- Is de wereld mooi?<br />
- Wat maakt een beeld mooi?<br />
- Bestaan er verschillende soorten mooi?<br />
- Kan een gedachte ook mooi zijn?<br />
- Wat is een mooie gedachte? Zou je die kunnen tekenen?<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – inleiding | 9
- Wat is een mooi woord, lichaamsdeel, gebouw, standbeeld, dier of landschap?<br />
- Wat is een mooie stad, mens of plant?<br />
- Zijn er voordelen verbonden aan mooi zijn?<br />
- Zijn er ook nadelen aan mooi zijn?<br />
- Kun je mooi zijn van binnen en lelijk van buiten?<br />
- Ken je iets dat mooi is van binnen, maar lelijk van buiten of net andersom?<br />
- Als iets slecht gemaakt is, betekent dat dan automatisch dat het niet mooi is?<br />
- Kun je schoonheid meten?<br />
- Is er een verschil tussen de begrippen ‘mooi’ en ‘schoonheid’?<br />
- Hoe denk je over een wereld waarin noch lelijke noch mooie zaken of<br />
mensen bestaan?<br />
Over kunst en kitsch<br />
- Hoe zou je een wereld zonder kunst vinden?<br />
- Hoe stel je je een wereld zonder fantasie voor?<br />
- Wat is fantasie?<br />
- Kun je fantasie vastpakken?<br />
- Is fantasie nodig om kunst te maken?<br />
- Zou er kunst bestaan zonder kunstenaars?<br />
- Kun je boos worden op kunst? Waarom (niet)?<br />
- Vind je taal kunst?<br />
- Zou kunst op de maan anders zijn dan die op aarde? Hoe?<br />
Zin gekregen om eraan te beginnen?<br />
Mooi zo!<br />
De hele ploeg van de <strong>Jeugdboekenweek</strong><br />
10 | Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – inleiding
Het wordt een mooie<br />
<strong>Jeugdboekenweek</strong> in de bibliotheek<br />
Of je nu een voetbalfanaat bent of van turnen houdt, later brandweerman<br />
of dierenarts wil worden, of je lievelingsdier een konijn of een paard is, of je<br />
thuis Nederlands, Turks of Pools spreekt: wie je ook bent, welke boeken je<br />
ook mooi vindt, de bib heeft wat voor jou.<br />
En dat willen we aan ieder kind laten weten tijdens de <strong>Jeugdboekenweek</strong>.<br />
In maart bruist het in de bibliotheken: kinderen leren spelenderwijs de bib<br />
van A tot Z kennen, auteurs komen op bezoek, er wordt voorgelezen, gefeest<br />
en de mooiste boeken worden in de kijker gezet. ... Een feest waarop bibliotheken<br />
de scholen hartelijk uitnodigen.<br />
In maart stellen bibliotheken alles in het werk om de leesliefde bij klein en<br />
groot aan te wakkeren. Inspiratie voor activiteiten die dit doel dienen, vinden<br />
bibliotheken in de Inspiratiegids <strong>Jeugdboekenweek</strong>. Deze gidst bibliotheken<br />
bij de samenstelling van een gevarieerd en kwaliteitsvol programma. Een bundel<br />
ideeën die ook leerkrachten kan inspireren.<br />
Omdat spelenderwijs leren zoveel leuker is, gaan we ook deze <strong>Jeugdboekenweek</strong><br />
spelen! We kozen voor een heel eenvoudig en alom gekend spel: Memory.<br />
We verrijkten het met tal van leuke lees-, doe-, en denkopdrachten. Een uitdagend<br />
spel voor kinderen van de lagere school, makkelijk aanpasbaar aan je doelgroep,<br />
je plaatselijke mogelijkheden of je gestelde leerdoelen.<br />
En uiteraard gaan ook de bibliotheken samen met hun lezers op zoek naar het<br />
mooiste kinderboek.<br />
De Bib. Het leven van A tot Z. Ook al is het leven voor vele deelnemers aan<br />
de <strong>Jeugdboekenweek</strong> nog erg jong, de Bib kan hen mee op sleeptouw nemen<br />
in een fantasievolle verhalenwereld vol mooie boeken.<br />
Wil je weten er in jouw bibliotheek te gebeuren valt tijdens de <strong>Jeugdboekenweek</strong>,<br />
heb je zin om samen een activiteit ineen te boksen, of wil je gewoon<br />
eens beter kennismaken met wat de bib te bieden heeft? Neem dan contact<br />
op met de bibliothecaris of de medewerkers van de jeugdafdeling. Je vindt de<br />
adressen en openingsuren van de Vlaamse bibliotheken op www.bibliotheek.be.<br />
Frederika Van Wing<br />
Vlaams Centrum voor Openbare Bibliotheken<br />
frederika.van.wing@vcob.be – www.vcob.be<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – inleiding | 11
Kleuters<br />
Het kleine museum, samengesteld door Alain Le Saux en<br />
Grégoire Solotareff, Querido, 2006.<br />
Kleinvader, Edward van de Vendel en Ingrid Godon (ill.),<br />
Querido, 2007.<br />
Kloddertje, Lionel Le Néouanic, Lemniscaat, 2006.<br />
Olifantje in het bos: mijn allereerste grote voorleesboek, diverse<br />
auteurs en illustrators, Leopold, 2007.<br />
Papa past precies, Davide Cali en Anna Laura Cantone (ill.),<br />
De Eenhoorn, 2006.<br />
Pistache, Pieter Gaudesaboos, Lannoo, 2006.<br />
Lestips jeugdboekenweek 2008 – kleuters | 13
Lestip 1<br />
Het kleine museum<br />
Het kleine museum<br />
samengesteld door Alain Le Saux en Grégoire Solotareff<br />
Querido, 2006.<br />
Ontwikkelingsdoelen<br />
- De kleuters kunnen visuele waarneming en beeldend geheugen versterken<br />
en vergroten door beeldelementen te herkennen (Muzische vorming, Beeld,<br />
1.1).<br />
- De kleuters kunnen kleur, lijn, vlak, ritme, vorm en versiering onderscheiden<br />
en de ontdekking van beeldelementen verwoorden (Muzische vorming,<br />
Beeld, 1.3).<br />
- De kleuters kunnen verschillende beeldende, technische middelen aanwenden<br />
en samen gebruiken om tot beeldend werk te komen (Muzische vorming,<br />
Beeld, 1.4).<br />
- De kleuters kunnen alert omgaan met voor hen bestemde audiovisuele<br />
middelen (Muzische vorming, Media, 5.1).<br />
- De kleuters kunnen genieten van de fantasie, de originaliteit, de creativiteit<br />
en de zelfexpressie in ‘kunstwerken’ (Attitudes, 6.5).<br />
Over de auteurs<br />
De Franse auteur Alain Le Saux (°1936) volgde een kunstopleiding. Hij was<br />
een tijdlang actief in de reclamesector en maakte illustraties voor verschillende<br />
tijdschriften. Kinderboeken maakt hij sinds 1980. Hij houdt van Windsor<br />
McKay, Roland Topor, Robert Crumb, Jean Marc Reiser, Saul Steinberg,<br />
André François en James Ensor.<br />
Grégoire Solotareff (°1953) werd geboren in Egypte. Zijn gezin verhuisde<br />
eerst naar Libië, daarna naar Frankrijk. Grégoire Solotareff besloot, net zoals<br />
zijn vader, dokter te worden. Vijf jaar nadat hij zijn praktijk begon, ging hij<br />
tekenen. In 1985 ontmoette hij Alain Le Saux en samen maakten ze een reeks<br />
boeken. Solotareff is op dit moment een van de populairste auteurs voor kleuters<br />
in Frankrijk.<br />
14 | Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – kleuters
Over het boek<br />
Het kleine museum zoomt in op 150 details uit verschillende schilderijen. Het<br />
gaat om figuren, voorwerpen, dieren en planten uit oude en moderne schilderijen<br />
van de 14 de tot en met de 20 ste eeuw. Bij elke afbeelding staat ook een<br />
woordje. Die staan alfabetisch geordend zodat je de bijbehorende afbeeldingen<br />
snel kunt terug vinden. Met Het kleine museum haal je een grootse schat in je<br />
klas: een onuitputtelijke bron van kijk- en ontdekplezier.<br />
Aan de slag<br />
Voor het lezen<br />
In hun kleutertijd maken kleuters spelenderwijs kennis met de geschreven<br />
taal. Zo leren ze onder meer dat er een verband is tussen gesproken en geschreven<br />
taal, tussen klanken en letters: wat je schrijft kun je zeggen, wat je<br />
zegt kun je schrijven. De beginklanken- en letters van hun eigen naam zijn<br />
een dankbaar middeltje om kleuters vertrouwd te maken met dat verband.<br />
Voor je in dit boek bladert, kun je met de kleuters enkele letterspelletjes doen:<br />
- Je noemt een letter en de kleuters die de beginletter van hun naam herkennen,<br />
gaan rechtstaan of bij elkaar staan.<br />
- Je noemt de naam van een kleuter en vraagt hem of haar een woord te<br />
verzinnen dat met dezelfde letter als zijn of haar naam begint.<br />
- Je noemt een letter en vraagt wie een voorwerp weet dat met die letter begint.<br />
Op die manier maak je kleine verzamelingen van personen en zaken die bij elkaar<br />
horen op basis van hun beginklank. Leg daarna de link met Het kleine museum.<br />
Vertel dat je een boek hebt dat prenten en bijbehorende woorden verzamelt.<br />
Tijdens het lezen<br />
Open het boek op een willekeurige pagina. Toon het schilderij en laat de<br />
oudere kleuters hierover vertellen met volgende vragen als leidraad:<br />
- “Wat zie je ?”<br />
- “Is dit een volledige prent of zie je er maar een stukje uit?”, “Hoe zie je<br />
dat?”<br />
- “Wat staat er op het volledige schilderij?”, “Hoe weet je dat?”<br />
Daarna wijs je hen op het woord naast de prent. Je leest het hardop.<br />
- “Herken je het woord op de prent?”<br />
- “Zou er nog een ander woord passen bij het prent?”<br />
- “Staan er nog woorden in het boek die met dezelfde letter beginnen?”<br />
Als ze een andere prent gevonden hebben als antwoord op die laatste vraag,<br />
bespreek je ook die prent op dezelfde manier als hierboven.<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – kleuters | 15
Bij jonge kleuters beperk je je tot tonen, benoemen en iets vertellen bij de<br />
prent. Het kleine museum is overigens een handig visueel woordenboekhulpje<br />
als je anderstalige kleuters iets duidelijk wil maken.<br />
Na het lezen<br />
zelfstandig ontdekken<br />
Het kleine museum is een boek om met mondjesmaat te ontdekken. Laat de<br />
kleuters er zelfstandig in bladeren in de boekenhoek.<br />
Als de kleuters het boek een paar keer doorbladerd hebben, kun je hen vragen<br />
of er hen niets is opgevallen. Dit boek is namelijk speciaal omdat je het boek<br />
op een willekeurige pagina kunt beginnen. Bij andere boeken, die een echt<br />
verhaal vertellen, moet je steeds vooraan beginnen omdat je anders het begin<br />
van de plot mist.<br />
Je kunt hun aandacht ook richten door volgende opdrachtjes mee te geven:<br />
- Zoek in het boek naar afbeeldingen van dingen die beginnen met dezelfde<br />
letter als die van je naam;<br />
- Zoek in tijdschriften naar nog meer afbeeldingen van dingen die in het<br />
boek staan;<br />
- Maak een persoonlijk letterboekje: haal foto’s uit tijdschriften, maak tekeningen<br />
(eventueel naar het voorbeeld in het boek) en gebruik daarbij zoveel<br />
mogelijk technieken.<br />
‘doe ik het goed juf?’<br />
Sommige oudste kleuters beginnen zich op een bepaald moment de vraag te<br />
stellen of ze wel goed kunnen tekenen. De drang naar realistisch en correct<br />
tekenen (‘mimesis’) begint zich op deze leeftijd te manifesteren, om in het<br />
eerste leerjaar helemaal door te breken. Oudere kleuters vragen dan ook vaak<br />
naar een voorbeeld: “Hoe moet ik een kat tekenen, juf?”, “Ik kan het niet zelf.<br />
Kun jij het voordoen?” Als je ingaat op dat laatste verzoek, geef je echter de<br />
beperking van één voorbeeld, één visie. Het is dan ook beter om een kind<br />
naar waarneming te laten tekenen (van een foto of reëel voorwerp). Zo benadruk<br />
je dat er zoveel manieren zijn om iets uit te beelden als er tekenaars zijn.<br />
De veelzijdigheid van afbeeldingen kun je ook op een andere manier te ontdekken.<br />
Kies een prent uit Het kleine museum en vraag de kinderen om op<br />
zoek te gaan naar andere mogelijke afbeeldingen van het voorwerp op de<br />
prent. Ze mogen daarvoor zoeken in alle boeken die de klas of de school rijk<br />
is. Je kunt de verschillende afbeeldingen van hetzelfde voorwerp bundelen in<br />
een boekje of er een kijkwand mee maken.<br />
16 | Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – kleuters
een eigen klein museum<br />
Als de kleuters nieuwsgierig blijken naar de volledige schilderijen achter de<br />
detailprenten uit Het kleine museum loont het de moeite om in de bib een<br />
voorraad kunstboeken in huis te halen waar de volledige schilderijen in staan<br />
afgebeeld.<br />
Je kunt ook een eigen klein museum aanleggen. Trek er op uit naar een plaatselijk<br />
museum met een digitaal fototoestel. Uiteraard vraag je vooraf na of je<br />
foto’s mag trekken en welke regels je daarbij moet naleven. Laat elke kleuter<br />
telkens één detail uit een schilderij uitkiezen en fotograferen. Laat ze daarna<br />
het volledige schilderij fotograferen.<br />
In de klas worden de foto’s uitgeprint. Schrijf het passende woord bij de<br />
detail foto of laat de kleuter het woord stempelen. Bij het volledige schilderij<br />
schrijf je de naam van het werk en van de kunstenaar. Ook de naam van de<br />
kleuter die het schilderij uitkoos, noteer je, net zoals de reden voor die keuze.<br />
Lamineer de foto’s en orden ze alfabetisch in een map. Een nieuw succesnummer<br />
voor de boekenhoek!<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – kleuters | 17
Lestip 2<br />
Kleinvader<br />
Kleinvader<br />
Edward van de Vendel en Ingrid Godon (ill.)<br />
Querido, 2007<br />
Ontwikkelingsdoelen<br />
- De kleuters kunnen visuele waarneming en beeldend geheugen versterken en<br />
vergroten door beeldelementen te herkennen (Muzische vorming, Beeld, 1.1).<br />
- De kleuters kunnen zich inleven in personages en dingen uit de omgeving en<br />
deze uitbeelden (Muzische vorming, Drama, 3.2).<br />
- De kleuters kunnen meedoen met bewegingen die tijdens het vertellen van<br />
een verhaal aan bod komen en belangstelling tonen om het bewegingsinspirerend<br />
gegeven nauwkeurig te observeren en na te bootsen (Muzische vorming,<br />
Beweging, 4.2).<br />
- De kleuters kunnen respect betonen voor uitingen van leeftijdgenoten, behorend<br />
tot de eigen en de andere culturen (Muzische vorming, Attitudes, 6.4).<br />
Over de auteur<br />
Edward van de Vendel (°1964) groeide op in een onderwijzersfamilie. Zijn<br />
vader was schooldirecteur van een basisschool, zijn moeder kleuterleidster.<br />
Later zou hij zelf les geven en zelfs een tijd schooldirecteur zijn.<br />
Sinds 2001 is hij voltijds schrijver. Zijn oeuvre is heel breed: hij schrijft zowel<br />
prentenboeken als boeken voor eerste lezers (Pup en Kit, De Eenhoorn) en<br />
adolescenten (Ons derde lichaam, Querido), zowel poëziebundels (Superguppie<br />
en Superguppie krijgt kleintjes, Querido) als non-fictie en liedjesteksten.<br />
Edward van de Vendel sleepte al een mooie verzameling prijzen in de wacht: de<br />
Woutertje Pieterse Prijs, Gouden Zoenen, Zilveren Griffels, Vlag en Wimpels,...<br />
Over de illustrator<br />
Ingrid Godon (°1958) is autodidact. Haar tekentalent werd opgemerkt door een<br />
leraar in de kunsthumaniora. Toen Standaard Uitgeverij haar een grote opdracht<br />
gaf om lesmateriaal voor het vak wereldoriëntatie te illustreren, ging de bal aan<br />
het rollen. Ze is nu voltijds illustrator van kinderboeken, educatieve uitgaven en<br />
18 | Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – kleuters
kindertijdschriften. Godon werkt ook rechtstreeks voor Franse uitgeverijen als<br />
Casterman en Bayart Presse en voor het Engelse Macmillan. Voor Wachten op<br />
matroos (Querido) ontving ze samen met André Sollie meerdere prijzen.<br />
Over het boek<br />
Kleinvader is een wondermooi prentenboek, zowel qua taal als qua illustraties.<br />
Een kleine jongen kijkt erg op naar zijn geliefde grootvader, die alles aankan,<br />
en neemt de lezer op sleeptouw in die bewondering. Opa heeft aandacht<br />
voor iedereen en voor zijn kleinzoon in het bijzonder. Alleen als hij Oma<br />
mist, krijgt Opa het lastig. Gelukkig kan hij dan rekenen op het begrip en de<br />
warme knuffels van zijn kleinzoon!<br />
Aan de slag<br />
Voor het lezen<br />
Bekijk zowel de cover als de kleine tekening op de achterflap aandachtig met<br />
groep. Laat de kleuters vertellen wat ze zien. Spreek ook over de sfeer die de<br />
tekeningen uitstralen. Peil naar hun verwachtingen over het verhaal. Daarna<br />
lees je de tekst op de achterflap. Leg de link met hun eigen grootvaders door<br />
volgende vragen: “Waar is jouw grootvader goed in?” en “Wanneer kan jouw<br />
grootvader hulp gebruiken?” Check ook of ze de laatste zin van de achterflaptekst<br />
begrijpen (cf. “Maar soms heeft die grootvader zelf een vader nodig en<br />
dan kom ik”). De nieuwsgierigheid is nu zeker gewekt: tijd om voor te lezen<br />
of te vertellen! De titel verklap je nog niet.<br />
Tijdens het lezen<br />
De illustraties uit Kleinvader spreken duidelijke (beeld)taal. De tekst is mooi,<br />
poëtisch en beeldrijk. Laat de oudere kleuters ervan genieten door hem letterlijk<br />
voor te lezen. Voor jongere kleuters zet je de tekst om in een aangepaste<br />
vertelling.<br />
Na het lezen<br />
nabespreking<br />
Na het voorlezen of vertellen van het boek, onthul je de titel van het boek:<br />
Kleinvader. De titel kan aanleiding geven tot een stukje taalbeschouwing op<br />
kleutermaat:<br />
- “Begrijp je het woord Kleinvader?”<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – kleuters | 19
- “Van wie zou de jongen de naam Kleinvader gekregen hebben? Waarom?”<br />
- “Hoe komt het, denk je, dat je opa en oma ook grootvader en grootmoeder<br />
kunt noemen?”<br />
Ook het verhaal zelf kan in de nabespreking aan bod komen:<br />
- “Vond je het een spannend boek? Of veeleer een droef boek?”<br />
- “Werd je blij van het verhaal?”<br />
Tot slot kun je stilstaan bij de prenten, en dan vooral de gebruikte kleuren, in<br />
het boek.<br />
Bekijk de prenten nog eens opnieuw nu ze het verhaal kennen. Vraag telkens<br />
welke kleuren bij een dergelijk type verhaal of prent passen.<br />
- “Passen de prenten goed bij het verhaal?”<br />
- “Passen de kleuren goed bij de prenten?”<br />
- “Van welke kleur word je blij?”<br />
- “Welke kleur vind je een boze kleur?”<br />
- “Bestaan er ook verdrietige kleuren?”<br />
de tekening op de trap<br />
Een mooi moment in het boek is als de jongen uit Kleinvader voor het slapen<br />
gaan een tekening voor opa op de trap klaarlegt. Met die tekening maakt de<br />
jongen duidelijk dat opa nog een verhaal moet komen vertellen.<br />
Maak met de kleuters ook een tekening, speciaal voor opa. Laat hen iets<br />
tekenen waarover ze eerder al vertelden, namelijk waar hun opa goed in is. Bij<br />
kleuters die geen opa meer hebben, is een mooie tekening voor oma of voor<br />
een andere belangrijke volwassene in hun leven natuurlijk ook goed. Ook<br />
oma’s kunnen wonderen verrichten!<br />
de vele gezichten van opa<br />
De opa uit Kleinvader is een man met vele gezichten: nu eens vitaal (op de<br />
schaatsbaan en langs het voetbalveld), dan weer heel zorgzaam (voor de dieren<br />
en zijn familie), soms ook een beetje oud en verdrietig (om oma). Die<br />
veelzijdigheid van opa vormt een mooi vertrekpunt voor een uitbeeldingactiviteit.<br />
Neem het boek opnieuw door met de kleuters. Leg vooral de nadruk op de<br />
verschillende scènes: opa bij de eekhoorntjes, opa bij de das, opa bij de kippen<br />
en de vos, opa op de schaatsbaan, opa bij het voetbalveld, opa op de trap<br />
naar Kleinvaders’ slaapkamer, opa op het strand, opa in het bos bij de spechten,<br />
opa die verdrietig is,… Bekijk aandachtig de houdingen, de handelingen, de<br />
gelaatsuitdrukkingen.<br />
Daarna trek je naar een ruime zaal of naar buiten. Oefen met de kleuters in<br />
het stappen zoals opa doet, maar telkens in een andere situatie uit het boek. Jij<br />
bent de persoon die de situatieschets omschrijft van aan de zijlijn. De kleuters<br />
wisselen telkens hun houding en hun manier van rondstappen. Als je kleuters<br />
dergelijke oefeningen niet gewoon zijn, is het handig om de klas op te splitsen<br />
in een doe- en een kijkgroep. Laat beide groepen mekaar regelmatig afwis-<br />
20 | Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – kleuters
selen en bouw telkens een klein bespreekmomentje in waarin je vraagt wat de<br />
kijkers is opgevallen. Je kunt de activiteit eventueel uitbreiden door de andere<br />
figuren uit het boek te laten nabootsen.<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – kleuters | 21
Lestip 3<br />
Kloddertje<br />
Kloddertje<br />
Lionel Le Néouanic<br />
Lemniscaat, 2006<br />
Ontwikkelingsdoelen<br />
- De kleuters kunnen materiaalgevoeligheid ontwikkelen door exploreren en<br />
experimenteren (Muzische vorming, Beeld, 1.2).<br />
- De kleuters kunnen impressies uiten in een persoonlijke, authentieke creatie<br />
en plezier scheppen in het zoeken en vinden (Muzische vorming, Beeld,<br />
1.5).<br />
- De kleuters kunnen zich inleven in personages en dingen uit de omgeving<br />
en deze uitbeelden (Muzische vorming, Drama, 3.2).<br />
- De kleuters kunnen met een creatief stem- en taalgebruik expressief reageren<br />
en belevenissen uibeelden (Muzische vorming, Drama, 3.3).<br />
- De kleuters kunnen vertrouwen op hun expressiemogelijkheden en durven<br />
hun eigen expressiestijl tonen (Muzische vorming, Attitudes, 6.3).<br />
Over de auteur<br />
Lionel Le Néouanic (°1964) is een veelzijdig en actief kunstenaar die gekend<br />
is in Frankrijk en ver daarbuiten. Hij studeerde visuele communicatie aan<br />
een van de meest prestigieuze kunstacademies in Parijs. In zijn werk probeert<br />
hij de kijk op de wereld van de lezer op een ironische en innemende manier<br />
in vraag te stellen. Kloddertje is het eerste prentenboek van hem dat in het<br />
Nederlands verschenen is.<br />
Over het boek<br />
Kloddertje is een sober, maar zeer verzorgd uitgegeven prentenboek waarin een<br />
zwarte klodder verf kennis maakt met kleurrijke geometrische figuren. Hun<br />
beginnende vriendschap verloopt echter niet zoals Kloddertje zou willen. De<br />
‘kleurlingen’ vinden hem saai. Tot Kloddertjes ouders hun zoon vertellen over<br />
zijn uitzonderlijke kwaliteit: hij kan van vorm veranderen. Voor de lezer is dat<br />
de start van een bijzonder kleuren- en vormenspel.<br />
22 | Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – kleuters
Dit boek is voor alle kleuters geschikt door de eenvoud van illustraties en<br />
verhaal. Jonge kleuters voelen zich vooral aangesproken door de felle kleuren<br />
die mooi afsteken tegen een crèmekleurige achtergrond. Voor oudere kleuters<br />
biedt het boek een heel toegankelijke overstap naar de magische wereld<br />
van het kleuren mengen. Kloddertje levert ook boeiende gespreksstof op over<br />
vrienden maken, erbij horen en anders zijn.<br />
Aan de slag<br />
Voor het lezen<br />
Laat de kleuters experimenteren met zwarte verf of inkt. Zorg dat ze een<br />
schort aantrekken, want ze gaan heerlijk spatten. Moedig hen aan om met<br />
dikke borstels te werken en zorg ervoor dat de verf voldoende lopend is om<br />
flink te kunnen spatten. De kleuters werken op de achterkant van grote posters,<br />
of op een vel van een grote rol papier.<br />
Jonge kleuters laat je achteraf vertellen over de zwarte klodders en spatten.<br />
Volgende vragen kunnen je inspireren bij dat gesprek:<br />
- “Welke spatten vind je de mooiste?”<br />
- “Welke vind je de grappigste?”<br />
- “Zitten er ook boze spatten bij?”<br />
- “Zijn er spatten die familie van elkaar kunnen zijn? Wie is het kindje en<br />
wie is de mama of papa?”<br />
- “Zijn al deze spatten vriendjes?”<br />
- “Welke spatten spelen samen? Zijn er ook spatten die ruzie maken?”<br />
Oudere kleuters kiezen hun favoriete verfspat, eventueel ook na een gesprek.<br />
Ze knippen hem uit, kleven hem op een stokje, bedenken een bijpassend<br />
stemmetje en laten hun eigen Kloddertje spreken. Als je kleuters dat gewoon<br />
zijn, kun je hen een kleine poppenkast laten opvoeren waarin verschillende<br />
Kloddertjes een dialoogje voeren.<br />
Tijdens het lezen<br />
Door de eenvoudige illustraties en tekst laat dit verhaal zich vlot voorlezen en<br />
vertellen. De pagina’s waarop de verhaalfiguurtjes van vorm veranderen, spreken<br />
zeker tot de verbeelding van de kleuters. Die illustraties mogen extra in<br />
de verf gezet worden tijdens het voorlezen of vertellen.<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – kleuters | 23
Na het lezen<br />
een eigen kleurrijk verhaal<br />
Op de eerste pagina van Kloddertje staat een dankwoord van Lionel Le<br />
Néouanic aan onder anderen Joan Miro, Paul Cox en Henri Matisse, die hem<br />
inspireerden voor de kleurrijke illustraties bij zijn boek. Ook Valério Adami,<br />
Piet Mondriaan en Leo Lionni werken met felgekleurde vlakken. Als afsluiter<br />
bij het vertel- of voorleesmoment, kun je samen met de kleuters in kunstboeken<br />
over deze artiesten kijken. Laat hen vertellen wat ze zien en luister<br />
naar de verhalen die de kleuters zelf bij de schilderijen verzinnen.<br />
een eigen compositie<br />
Verzamel allerlei voorgeknipte, kleurrijke geometrische figuren die de jongere<br />
kleuters naar eigen smaak tot een heuse compositie mogen samenvoegen. Je<br />
kunt hiervoor hun eerder gemaakte blad met zwarte spatten als ondergrond<br />
gebruiken.<br />
Oudere kleuters kunnen zelf de slag met schaar en gekleurd papier. Ze knippen<br />
willekeurige vormen uit het papier en maken daarna ook hun eigen<br />
compositie. Wie wil mag er een verhaal bij verzinnen. Die verhaaltjes noteer<br />
je op een aparte strook papier die aan het tekenblad wordt vastgeniet.<br />
Een kader rond het werk versterkt het schilderijeffect. Vier repen dikker<br />
papier die rondom rond het tekenblad worden gekleefd maken de compositie<br />
helemaal af!<br />
mengen van kleuren<br />
Kloddertje leent zich uitstekend tot het thema ‘Kleuren mengen’. 1 Vraag je<br />
kleuters wat er met alle gekleurde vlekken uit Kloddertje zou gebeuren als ze<br />
door elkaar zouden vloeien. De volgende schilderactiviteit laat je kleuters al<br />
doende een antwoord op die vraag vinden. 2<br />
Geef je kleuters elk aan een grote plastic lat – die wast makkelijk schoon! – of<br />
een lange reep dik karton. Op een groot blad brengen ze verschillende kleuren<br />
verf aan, rechtstreeks uit de tube. Die kleuren smeren ze door elkaar met<br />
de lat of het karton. De kleuters kunnen de lat strak van boven naar beneden<br />
bewegen, maar ze kunnen ook sierlijke golven en kronkels maken.<br />
Als je de kleuters onbeperkt aan het werk laat, zullen ze snel merken dat ze<br />
steevast tot een oninteressant bruin resultaat komt. Weten ze op tijd te stoppen,<br />
dan resulteert de schilderactiviteit in een wondermooi kleurenspel. De resultaten<br />
van het kleurenexperiment kun je eventueel op hun beurt verknippen en weer<br />
samen voegen tot een kleurrijke collage (cf. het werk van illustrator Eric Carle).<br />
1 Er bestaan nog twee andere inspirerende prentenboeken die het wonder van het mengen mooi in beeld brengen: De koningin van<br />
de kleuren en Blauwtje en Geeltje (cf. bibliografie).<br />
2 We lieten ons inspireren door het werk van kunstenaar Gerhard Richter die ook op deze manier werkt in sommige van zijn schilderijen.<br />
24 | Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – kleuters
Bibliografie<br />
Blauwtje en Geeltje, Leo Lionni, Ankh-Hermes, 1992.<br />
De koningin van de kleuren, Jutta Bauer, Querido, 1998.<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – kleuters | 25
Lestip 4<br />
Olifantje in het bos<br />
Olifantje in het bos: mijn allereerste grote voorleesboek<br />
Diverse auteurs en illustrators<br />
Leopold, 2007<br />
Ontwikkelingsdoelen<br />
- De kleuters kunnen verschillende beeldende, technische middelen aanwenden<br />
en samen gebruiken om tot beeldend werk te komen (Muzische vorming,<br />
Beeld, 1.4).<br />
Over het boek<br />
Olifantje in het bos is een prettig ogend voorleesboek dat werk van diverse<br />
auteurs en illustrators verzamelt. Het boek kan een mooie aanleiding zijn om<br />
meer werk op te zoeken van een bepaalde auteur of illustrator die je bijzonder<br />
heeft aangesproken. Aan Olifantje in het bos beleef je het hele jaar door<br />
plezier. De verhalen en gedichten worden er per seizoen geordend. Daarnaast<br />
komen een heleboel niet-seizoensgebonden belangrijke gebeurtenissen aan<br />
bod: je verjaardag vieren, uit logeren gaan, reizen, een poesje krijgen, naar<br />
school gaan,... De meeste verhalen zijn op niveau geschreven voor de oudere<br />
kleuters (vanaf vier jaar), maar je vindt ook enkele gedichten in het boek<br />
terug die jongere kleuters kunnen bekoren.<br />
Aan de slag<br />
Voor het lezen<br />
Olifantje in het bos heeft voor elke dag van de week een verhaaltje of een<br />
gedicht in petto. Een verkenning vooraf van het boek is handig. Zo kun je die<br />
verhalen en gedichtjes uitkiezen die het beste bij jouw groep passen. Van de<br />
bijbehorende illustraties kun je een kleurenkopie maken.<br />
26 | Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – kleuters
Tijdens het lezen<br />
In de algemene inleiding vertelden we al hoe je in de <strong>Jeugdboekenweek</strong> het<br />
startschot kunt geven voor een vast voorleesmoment. De vooraf door jou<br />
gekozen verhalen en gedichten kun je op die momenten brengen. Het voorlezen<br />
of vertellen en de nabespreking kun je op je eigen vertrouwde manier<br />
doen. Je hangt de bijbehorende prent op de dagkalender. Zo staat elke dag van<br />
de (Jeugdboeken)week een nieuwe illustratie centraal.<br />
Na het lezen<br />
boekenschat<br />
Als je merkt dat een bepaalde prent of een bepaald verhaal uit Olifantje in het<br />
bos de bijzondere aandacht trekt van jouw kleuterklas, kun je meer werk van<br />
die auteur of illustrator opzoeken in de bibliotheek. In de algemene inleiding<br />
gaven we aan hoe je met de hele klas een bezoek kunt brengen aan de bib. De<br />
verzamelde boekenschat zet je in de kijker in de boekenhoek. Kies er regelmatig<br />
eentje uit om uit voor te lezen. Door je eigen interesse te tonen, hou je<br />
immers ook die van de kleuters levendig.<br />
een verhaal illustreren<br />
In Olifantje in het bos vind je het verhaal Bil en Wil gaan op reis (pp.50-58)<br />
terug. Als je de illustraties aandachtig bekijkt, zie je dat ze steeds volgens een<br />
bepaald patroon zijn vormgegeven:<br />
- tekeningen in smalle, liggende stroken = vervoermiddelen waarmee Bil en Wil<br />
reizen<br />
- tekeningen in grote rechthoeken met kader = sfeerbeelden van Bil en Wils reis<br />
- losse, tekeningen zonder kader = beelden van Bil en Wils (t)huis<br />
- tekening in wolk = einde van Bil en Wils verhaal<br />
Bespreek de prenten bij dit verhaal grondig zodat voor de kleuters het vaste<br />
stramien in de vormgeving duidelijk wordt. Hetzelfde patroon kun je nu toepassen<br />
op een nieuw verhaal (bv. het verhaal Verhuisdag op pp.101-108).<br />
Lees het gekozen verhaal voor en bespreek met de kleuters welke vervoermiddelen<br />
en welke sfeerbeelden worden gebruikt in het verhaal, welke beelden<br />
zich thuis afspelen en wat een mooi slotbeeld zou zijn.<br />
Stel elk groepje kleuters verantwoordelijk voor één lay-outvorm. Deel de<br />
nodige tekenbladen uit, waarop je de verschillende kaders zelf al hebt voorgetekend.<br />
Je laat de kleuters best met felle kleuren werken (waskrijt of stift).<br />
De tekeningen moeten het hele kader vullen. Zijn er meer kleuters die willen<br />
meewerken dan dat er tekeningen nodig zijn, laat je een tweede groep kleuters<br />
het verhaal nog eens tekenen. Je kunt beide versies onder elkaar ophangen<br />
en de verschillen of gelijkenissen met de klas bespreken. Je kunt de prenten<br />
ook bundelen tot een eigen boekje en het daarna in de boekenhoek leggen.<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – kleuters | 27
Lestip 5<br />
Papa past precies<br />
Papa past precies<br />
Davide Cali en Anna Laure Cantone (ill.)<br />
De Eenhoorn, 2006<br />
Ontwikkelingsdoelen<br />
- De kleuters kunnen verschillende beeldende, technische middelen aanwenden<br />
en samen gebruiken om tot beeldend werk te komen (Muzische vorming,<br />
Beeld, 1.4).<br />
- De kleuters kunnen impressies uiten in een persoonlijke, authentieke creatie<br />
en plezier scheppen in het zoeken en vinden (Muzische vorming, Beeld,<br />
1.5).<br />
- De kleuters kunnen zich inleven in personages en dingen uit de omgeving<br />
en deze uitbeelden (Muzische vorming, Drama, 3.2).<br />
- De kleuters kunnen ervaren dat de juiste verhouding tussen woord en beweging<br />
de expressie kan vergroten (Muzische vorming, Drama, 3.4).<br />
Over de auteur<br />
Davide Cali (°1972) is een creatieve duizendpoot. Hij werd geboren in<br />
Zwitserland en woont nu in Italië. Hij heeft tal van titels op zijn naam staan,<br />
die in verschillende talen zijn uitgegeven. Naast kinderboeken maakt hij ook<br />
strips en theatervoorstellingen, schrijft hij scenario’s, componeert hij liedjes en<br />
organiseert hij tentoonstellingen.<br />
Over de illustrator<br />
De illustrator Anna Laura Cantone (° 1978) woont en werkt in Italië. Ze studeerde<br />
aan het Europees Designinstituut in Milaan. Ze publiceerde bij verschillende<br />
uitgevers in Italië, Zwitserland, Frankrijk en de Verenigde Staten.<br />
Bij ons is ze vooral bekend van haar illustraties voor de Zebraboekjes van<br />
Brigitte Weninger (De Vier Windstreken).<br />
28 | Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – kleuters
Over het boek<br />
Een meisje is dol op haar moeder. Ze vindt haar de beste, mooiste, knapste,<br />
de sterkste en de sportiefste mama van de hele wereld. Zij en haar mama zijn<br />
volmaakt gelukkig met elkaar. Maar een papa zou welkom zijn! Natuurlijk<br />
moet hij net zo super zijn als mama. Ze plaatsen een advertentie en laten een<br />
reeks kandidaten de revue passeren. Al die mannen hebben wel iets te bieden,<br />
maar echt passen doen ze toch niet. Tot er eentje komt die niet aan het profiel<br />
beantwoordt, maar wel veel liefs in petto heeft. Deze papa past precies!<br />
Dit verhaal past even precies bij vier- en vijfjarigen. Kinderen van die leeftijd<br />
leggen dikwijls een grenzeloze bewondering aan de dag voor de belangrijke<br />
volwassenen in hun leven (mama, papa, opa, oma, grote broer of zus, hun juf<br />
of meester). Daarin gaan ze best ver. Net als het meisje uit Papa past precies<br />
gebruiken ze graag superlatieven om die bewondering heerlijk dik in de verf<br />
te zetten. Dat maakt de tekst erg herkenbaar voor de kleuters.<br />
Ook de prenten gaan niet vervelen: de illustrator ging zowel met kleurpotlood,<br />
waterverf en gouache als met (foto)collages aan de slag. Die variatie aan<br />
technieken en de details in de tekeningen blijven boeien. Om optimaal van<br />
de prenten te genieten, moet je het boek regelmatig draaien, zodat je nieuwe<br />
perspectieven ontdekt. Papa past precies kan je daardoor inspireren om zelf<br />
beeldend aan de slag te gaan.<br />
Aan de slag<br />
Voor het lezen<br />
Lees de titel voor en toon de cover van het boek. De covertekening is vaag<br />
genoeg om niet meteen de clou van het verhaal weg te geven. Laat de kleuters<br />
dus gerust even raden en fantaseren. Volgende vragen kunnen hen op weg<br />
helpen: “Waar past papa precies in? In het huis? In zijn pak? In het bed van<br />
mama? In de nieuwe auto?”, “Waarom moet hij trouwens ergens in passen?”<br />
en “Wat gebeurt er als hij niet past?”<br />
Tijdens het lezen<br />
In Papa past precies wisselen kleinere en grotere tekstblokken af. Daarom leent<br />
het boek zich best tot ‘vertellend voorlezen’. Er is zoveel te zien in dit prentenboek<br />
dat ook een tweede lezing leuk blijft en misschien zelfs geen overbodige<br />
luxe is.<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – kleuters | 29
Na het lezen<br />
nabespreking<br />
Laat de kleuters na het verhaal naar hartenlust vertellen over hun eigen mama<br />
en papa. Spoor hen aan om, net zoals het meisje in Papa past precies, flink te<br />
overdrijven. Besteed de nodige aandacht aan al de superlatieven die in het<br />
boek voorkomen. Op die manier werk je ook aan een stukje taalbeschouwing:<br />
de trappen van vergelijking. Uiteraard hoeft het geen lesje te worden: de trappen<br />
van vergelijking zijn stof voor de lagere school. Genieten van hun taalvondsten<br />
staat centraal.<br />
mama en papa verbeeld 3<br />
Verzamel alle eigenschappen van mama en papa op een voor de kleuters haalbare<br />
manier, namelijk beeldend. Je kunt de kleuters een lege mama- of papapop<br />
laten tekenen op A4- of A3-formaat, maar het is leuker om het lichaam<br />
van een echte volwassene als ‘invullijst’ te gebruiken. Het mooiste is natuurlijk<br />
als de eigen papa’s of mama’s hun contouren op een groot vel papier overtekenen.<br />
Geef aan in welke zones je de contouren zou kunnen verdelen en welke elementen<br />
van mama en papa daar in thuis kunnen horen:<br />
- het hoofd: denken, zien, ruiken, horen, eten, praten, kussen…<br />
- het lichaam (de romp): de buik, het hart, de huid, de omvang (dik – dun,<br />
gespierd of net niet), grootte (klein – groot)…<br />
- de armen en de handen: koken, strelen, bloemen plukken, werken, vasthouden,<br />
omhoog tillen…<br />
- de benen en de voeten: sporten, stappen, dansen, klimmen, sluipen, springen…<br />
Bespreek daarna de opdracht met de kleuters. Eerst moeten ze nadenken over<br />
waar hun ouders goed in zijn en bij welke lichaamsdelen die pluspunten thuishoren.<br />
Die denkopdracht wordt wellicht eenvoudiger als je er Papa past precies<br />
nog eens bijhaalt, de eigenschappen van de moeder uit het boek overloopt en<br />
de kleuters die laat onderbrengen bij het hoofd, de romp, de armen, etc.<br />
Daarna mogen ze de eigenschappen van mama en papa op de tekening aanbrengen<br />
met verschillende materialen. Op die manier kunnen ze een collage<br />
maken, net zoals in het boek. Je voorziet tijdschriften, kranten en driedimensionaal<br />
materiaal. Je kunt ook echte voorwerpen van mama of papa laten<br />
meebrengen die in de collage kunnen worden verwerkt.<br />
het papa- en mamamuseum 4<br />
Verzamel de tekeningen uit de vorige opdracht en hang ze bij elkaar in een<br />
grote zaal. Je voorziet een ‘mamakant’ en een ‘papakant’. Daarna nodig je de<br />
echte ouders uit voor een bezoek aan het ‘grote mama- en papamuseum’.<br />
3 Dit idee is gedeeltelijk gebaseerd op een suggestie uit Leesgoed (cf. bibliografie).<br />
4 Dit idee is eveneens gebaseerd op een suggestie uit Leesgoed (cf. bibliografie)<br />
30 | Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – kleuters
Laat de bezoekers eerst vrij rondlopen door de tentoonstelling en vraag hen<br />
na een tijdje om bij hun portret te gaan staan. De vader en moeder die goed<br />
geraden hebben, krijgen hun eigen zoon of dochter ‘cadeau’. Ze vertellen aan<br />
de rest van de groep hoe ze zichzelf hebben herkend. Zoon- of dochterlief<br />
mag aanvullen.<br />
Op een vernissage horen natuurlijk ook een koekje en een sapje. Maak er een<br />
gezellige namiddag van. Je kunt de tekeningen meegeven na de tentoonstelling<br />
of ze sparen als een origineel cadeau voor moeder- en vaderdag.<br />
Bibliografie<br />
Boekidee. Tips en suggesties rond Papa past precies, uit: Leesgoed (3), 2007, 119.<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – kleuters | 31
Lestip 6<br />
Pistache<br />
Pistache<br />
Pieter Gaudesaboos<br />
Lannoo, 2006<br />
Ontwikkelingsdoelen<br />
- De kleuters kunnen kleur, lijn, vlak, ritme, vorm en versiering onderscheiden<br />
en de ontdekking van beeldelementen verwoorden (Muzische vorming,<br />
Beeld, 1.4).<br />
- De kleuters kunnen impressies uiten in een persoonlijke, authentieke creatie<br />
en plezier scheppen in het zoeken en vinden (Muzische vorming, Beeld, 1.5).<br />
- De kleuters kunnen een toenemende stembeheersing ontwikkelen<br />
(Muzische vorming, Muziek, 2.4).<br />
- De kleuters kunnen met plezier een toenemend vermogen tot experimenteren<br />
en improviseren ontwikkelen met klank of stem of instrument<br />
(Muzische vorming, Muziek, 2.5).<br />
- De kleuters durven vertrouwen op hun expressiemogelijkheden en durven<br />
hun eigen expressiestijl tonen (Attitudes, 6.3).<br />
Over de auteur<br />
Pieter Gaudesaboos (°1979) volgde vrije grafiek in avondschool en studeerde<br />
grafische digitale vormgeving en fotografie. Hij werkte een jaar deeltijds als<br />
leraar bij een kinderatelier en is medeoprichter van en audiovisueel kunstenaar<br />
bij Tapis Plein, een productiehuis dat projecten opzet rond actueel en<br />
alledaags erfgoed. Hij werkt onder meer als vormgever voor het Gentse theaterhuis<br />
Kopergietery.<br />
Gaudesaboos valt op door zijn gevarieerde, intrigerende stijl. In prentenboeken<br />
als Roodlapje (Lannoo), Hoe oma plots verdween (Lannoo) en 1 2 3 Piano<br />
(Lannoo) stapt hij af van het klassieke prentenboekenstramien en integreert<br />
hij tekst en beeld tot één geheel.<br />
32 | Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – kleuters
Over het boek<br />
Pistache is een bont kijk-, zoek- en telboek vol originele illustraties. Het<br />
woordloze prentenboek is in principe geschikt voor alle leeftijden, hoewel de<br />
talloze details vooral de oudere kleuters zullen aanspreken. Op de achterflap<br />
kun je lezen hoe het hondje Pistache dat aan een leeslint bij het boek is vastgemaakt,<br />
naar bed wil. De kleuters kunnen Pistache bij het leeslint nemen en<br />
hem langs de groene paden naar zijn huisje wandelen. Aan die groene paden<br />
valt er heel wat te beleven!<br />
Aan de slag<br />
Voor het lezen<br />
Leg het boek in de boekenhoek en geef de kleuters de tijd om het boek<br />
zelfstandig te verkennen. Het is fijn als de boekenhoek wordt aangevuld met<br />
andere wonderlijke zoekboeken. Meer tips vind je in de bibliografie bij deze<br />
lestip.<br />
Tijdens het lezen<br />
Op de achterflap van het boek vind je verschillende suggesties om het boek<br />
nog eens in detail bekijken. Zo kun je de kleuters gerichte zoekopdrachten<br />
meegeven als ze het boek doorbladeren:<br />
- “Heb je de insecten met de vuurpijlen gezien?”<br />
- “Heb je de kabouters met de gieters gezien?”<br />
- “Zag je de slang die over alle pagina’s heen kronkelt?”<br />
- “Heb je de uiltjes, de kuikens en de spinnen gezien?”<br />
- “Hoeveel muizen staan er op elke pagina?”<br />
- “Heb je gezien dat er op elke pagina een muisje achterblijft? Waar heeft het<br />
achtergebleven muisje zich verstopt?”<br />
De laatste twee pagina’s verdienen extra aandacht. Als het hondje Pistache<br />
uiteindelijk zijn bestemming, een warm en knus bed, op de laatste pagina<br />
heeft bereikt, droomt hij heerlijk weg. De negen dromen worden verbeeld op<br />
de voorlaatste pagina’s met negen kleinere illustraties. Vraag de kleuters welke<br />
dromen ze kunnen verzinnen bij de negen prenten.<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – kleuters | 33
Na het lezen<br />
een droomfries<br />
De illustraties doorheen Pistache in het algemeen en het droomscenario op de<br />
voorlaatste pagina in het bijzonder vormen een ideaal vertrekpunt voor het<br />
maken van een prentenfries.<br />
Sommige van de illustraties in Pistache hebben wel iets weg van de patronen<br />
in behangpapier. Haal in de plaatselijke behangwinkel enkele stalenboeken, bij<br />
voorkeur met felgekleurde figuurpatroontjes. Koop ook een rol behangpapier<br />
met een geometrisch patroon dat zich goed als ondergrond van het fries laat<br />
gebruiken. 5 Je hebt nu alle materiaal voor een droomfries in huis.<br />
Bekijk de pagina met de negen droomscènes opnieuw. Herhaal nog eens wat<br />
de kleuters op de prent zagen en welke verhalen de prenten bij hen opriepen.<br />
Verdeel de klas vervolgens in negen groepen of werk met negen kleuters<br />
aan deze opdracht. Elk is verantwoordelijk voor één droom. Rol de rol<br />
behangpapier uit en verdeel het in negen vakken. Als je op het onbedrukte<br />
kranten papier werkt, kies je samen met de kleuters negen vellen papier in de<br />
stalenboeken die je op het krantenpapier kleeft en als ondergrond gebruikt.<br />
De kleuters zoeken daarna in de behangboeken naar figuurtjes of ze knippen<br />
zelf de nodige figuren en vormen uit. Met de uitgeknipte figuren geven ze<br />
hun droombeeld vorm. Extra leuk wordt het als ze de figuurtjes op eenzelfde<br />
onder grond kleven. Zo ontstaat een camouflage-effect. Hang het droomfries<br />
op in de klas, nodig andere kleuters uit om het werk te bekijken en te luisteren<br />
naar het verhaal van de knutselaars.<br />
het droomfries verfilmd<br />
Ben je vertrouwd met de videocamera, of heb je collega’s die ermee vertrouwd<br />
zijn, dan kun je het fries (laten) filmen door het langzaam met de<br />
camera te volgen. Kleef Pistache of één van de andere figuren uit het boek<br />
op een lange stok en laat hem langs het droompad van je kleuters bewegen<br />
terwijl er gefilmd wordt. Zorg er wel voor dat het figuurtje twee kanten heeft,<br />
zodat je het onbeperkt door het beeld kunt laten bewegen. Door de lange<br />
stok blijft de persoon die het figuurtje beweegt bovendien zelf uit beeld.<br />
Muziek bij de filmopname hoeft niet, maar kan wel een versterkend effect<br />
hebben. Bespreek de sfeer die overheerst in de negen droombeelden of vertel<br />
wat er in elke scène gebeurt. Zoek daarna naar passende geluiden. Je kunt<br />
op zoek gaan naar een nieuw geluid voor elke droom of je kunt het geluid<br />
van Pistache telkens anders laten klinken, naargelang van de droom waarin<br />
het hondje zich bevindt. Je hoeft het niet te ver te zoeken. Ook met de eigen<br />
stem of vindmateriaal kunnen de kleuters een passende klankband maken.<br />
5 Als je geen passend patroon vindt, kun je ook een rol onbedrukt krantenpapier kopen. Drukkerijen helpen je daar graag mee verder.<br />
34 | Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – kleuters
nog meer zoekboeken<br />
Als je een verzameling van zoekboeken in de klas haalt (cf. bibliografie), kun<br />
je concrete zoekopdrachtjes verzinnen, waarin je alle boeken betrekt. Geef de<br />
kleuters bijvoorbeeld de opdracht om in elk boek een hondje te zoeken. Laat<br />
hen vervolgens de verschillen en gelijkenissen tussen de afbeeldingen van de<br />
hondjes beschrijven.<br />
Bibliografie<br />
Ik zie, ik zie,...een boek vol schatten, Jan Marzollo en Walter Wick, Ploegsma, 2007.<br />
Waar is de taart?, Thé Tjong-Khing, Lannoo, 2004.<br />
Waar is Wally? Het grote boek der wonderen, Martin Handford, Standaard, 2005.<br />
Wat een winter, Rotraut Susanne Berner, Lannoo, 2004.<br />
Zoekhuis, Dirk Nielandt en Marjolein Pottie, Manteau, 2006.<br />
Van deze auteurs zijn er nog meer zoekboeken verschenen.<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – kleuters | 35
1 e leerjaar<br />
De mooiste begrafenis van de wereld, Ulf Nilsson en Eva<br />
Eriksson (ill.), Lemniscaat, 2007.<br />
De Vuurvogel, Bette Westera en Annemarie van<br />
Haeringen (ill.), Gottmer, 2005.<br />
Een kusje voor kleine beer, Else Holmelund Minarik en<br />
Maurice Sendak (ill.), Ploegsma, 2007.<br />
Lam zoekt Wolf, Ben Kuipers en Ingrid Godon (ill.),<br />
Zwijsen, 2007.<br />
Mijn eerste sprookjesgroeiboek: ik lees het zelf! Hilde<br />
Vandermeeren en Rosemarie de Vos (ill.), Davidsfonds/<br />
Infodok, 2006.<br />
Wie dit leest wordt een beest, Riet Wille en Fleur van der<br />
Weel (ill.), De Eenhoorn, 2006.<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – eerste leerjaar | 37
Lestip 1<br />
De mooiste begrafenis van de wereld<br />
De mooiste begrafenis van de wereld<br />
Ulf Nilsson en Eva Eriksson (ill.)<br />
Lemniscaat, 2007<br />
Eindtermen<br />
- De leerlingen kunnen genieten van een gevarieerd aanbod van voor hen<br />
bestemde culturele activiteiten (Muzische Vorming, Drama, 3.1).<br />
- De leerlingen zijn bereid te reflecteren over gebruikte luister-, spreek-, leesen<br />
schrijfstrategieën (Nederlands, Taalbeschouwing, 6.2).<br />
Over de auteur<br />
De Zweedse auteur Ulf Nilsson (°1948) heeft al meer dan honderd boeken<br />
geschreven, zowel voor kinderen als voor volwassenen. Hij won tal van literaire<br />
prijzen. Veel van zijn boeken en personages zijn andere levens gaan leiden:<br />
ze duiken op in opera’s, films, op radio en televisie... Sommige van zijn personages<br />
staan zelfs op postzegels.<br />
Over de illustrator<br />
De Zweedse Eva Eriksson (°1949) is in binnen- en buitenland een erg populaire<br />
kinderboekillustrator. Ze maakte onder meer illustraties bij de verhalen<br />
van de klassieker Max van Barbro Lindgren (Gottmer). Het werk van<br />
de Zweedse illustratrice is meermaals bekroond. Ze ontving onder meer de<br />
Gouden Plaque op de Biënnale van Illustratoren in Bratislava en de Europese<br />
Jeugdliteratuurprijs van Trento.<br />
Over het boek<br />
De mooiste begrafenis van de wereld is een wondermooi prentenboek dat relativerende<br />
luchtigheid en pakkende ontroering met elkaar combineert. Drie<br />
kinderen vervelen zich. Als ze een dode hommel vinden, komt Ester, de<br />
oudste en de nuchterste van de drie op een idee: ze richten een bedrijfje<br />
38 | Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – eerste leerjaar
‘Begrafenissen BV’ op dat dode beesten een waardig afscheid moet bezorgen<br />
(cf. p. 13, “Ester zou graven. Ik zou gedichten schrijven. En Putte zou huilen.”)<br />
Een mooi boek over drie kinderen die elk op hun eigen manier met dood en<br />
sterven omgaan.<br />
Aan de slag<br />
Voor het lezen<br />
De mooiste begrafenis van de wereld begint met de zin: “We verveelden ons, we<br />
hadden zin om iets leuks te doen.” Maak van deze herkenbare gedachte gebruik<br />
om het verhaal te verbinden met de leefwereld van de kinderen, zonder<br />
dat je het boek toont. Volgende vragen kunnen je op weg helpen:<br />
- “Wat is dat vervelen?”<br />
- “Hoe komt het dat je je verveelt?”<br />
- “Duurt het lang als je je verveelt?”<br />
- “Wanneer gaat het over?”<br />
- “Herinner je je wat je deed toen je je plots niet meer verveelde?”<br />
- “Heeft iemand wel eens iets erg grappigs, raars, nieuws, … gedaan om de<br />
verveling tegen te gaan?”<br />
- “Kan er iemand een grappig, nieuw of raar spelletje bedenken?”<br />
Tijdens het lezen<br />
Verklap de cover en de titel van het boek nog niet. Lees eerst het volledige verhaal<br />
voor. Zorg dat je leerlingen de prenten goed kunnen zien. Ze ondersteunen<br />
de tekst en verklappen iets over de karakterevolutie van de personages. Om<br />
na te gaan of de leerlingen het verhaal goed begrijpen, wissel je het voorlezen<br />
af met praten over wat gelezen werd. In wat volgt, geven we telkens aan welke<br />
prenten een mogelijke rustpauze kunnen vormen bij het voorlezen. We bieden<br />
ook enkele vragen aan die de inleving en het verhaalbegrip kunnen versterken.<br />
prent 1<br />
De tekst op de eerste pagina zet meteen de toon. De kinderen op de prent<br />
vervelen zich, zoveel is duidelijk. Bekijk samen de illustratie, terwijl je volgende<br />
vragen stelt:<br />
- “Wie zien we op de tekening?”<br />
- “Wat weten we over deze personages?”<br />
- “Over wie weten we het meest?”<br />
- “Vond je ook al eens een dood insect?”<br />
- “Wat deed je daar toen mee?”<br />
- “Wat zouden kinderen in dit boek met de hommel doen, denk je?”<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – eerste leerjaar | 39
prent 2<br />
Op prent 2 zie je Ester, de hommel en de jongen die het verhaal vertelt.<br />
- “Weet je nu al iets meer over de personages?”<br />
- “De jongen is bang voor de dood. Waarom zou hij daar bang voor zijn?”<br />
- “Kun je zien aan de tekening dat hij bang is?”<br />
prent 5<br />
Ester en de verteller begraven de hommel.<br />
- “Hoe voelen mensen zich als er iemand dood is en begraven wordt?”<br />
- “Kun je dat op de tekening zien?”<br />
- “Ester en het jongetje stoppen zaadjes van blauwe bloemen in de grond bij<br />
de hommel. Wat zal daarmee gebeuren?” 6<br />
prent 12 en 13<br />
Ester besluit om een bedrijfje op te richten dat ‘Begrafenissen BV’ heet. Ga<br />
na of de kinderen weten wat een bedrijf is. Link eventueel aan bedrijven in<br />
de buurt of de plekken waar hun ouders werken. Ester, Putte en de verteller<br />
nemen het bedrijfje heel serieus. Dat zie je aan de begrafeniskoffer die<br />
ze maken (cf. prent 12), de welomschreven taken die elk van de drie kinderen<br />
krijgt (cf. tekst bij prent 12) en de aangepaste kleding die ze dragen<br />
(cf. prent 13). Vraag de kinderen om de koffer, de taken en de kleding te<br />
omschrijven.<br />
de karakterevolutie van de personages doorheen<br />
het verhaal<br />
De personages maken in de loop van het verhaal een evolutie door. Zo is de<br />
verteller aanvankelijk erg bang van dode dieren, maar durft hij op het einde<br />
de dode merel wel aanraken. Ook zijn gedichten worden steeds mooier en<br />
ontroerender. Ester die alles durft en de baas is in het spel, huilt hartstochtelijk<br />
op de begrafenis van de merel. Putte, de jongste, die er eerst maar wat bij<br />
hangt, krijgt een volwaardige rol in het bedrijfje. Het is mooi om even bij die<br />
evolutie stil te staan.<br />
de uitspraken van Putte doorheen het verhaal<br />
Putte, de jongste vennoot in ‘Begrafenissen BV’ zorgt een kinderlijke blik<br />
op sterven en doodgaan. Zijn uitspraken zorgen enerzijds voor de humoristische<br />
toon die dit verhaal kenmerkt en stemmen anderzijds tot nadenken.<br />
Daar kun je gebruik van maken om met jonge kinderen te praten over de<br />
dood.<br />
6 Een mooi prentenboek dat aansluit bij de cyclus van leven en dood is Dat is heel wat voor een kat (cf. bibliografie). In dit boek is een<br />
meisje erg triest om de dood van Roetje, haar poes. Samen met mama, papa en Merel begraaft ze Roetje, samen met enkele bloemzaadjes.<br />
Het meisje vindt er uiteindelijk troost in dat Roetje zo mee zorgt voor de groei van bloemen, bomen en gras.<br />
40 | Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – eerste leerjaar
Na het lezen<br />
nabespreking<br />
Na het voorleesmoment toon je de cover van het boek en verklap je de titel<br />
De mooiste begrafenis van de wereld. De titel verwijst naar de laatste begrafenis, die<br />
van de merel. Laat de kleuters nog even terugblikken door volgende vragen:<br />
- “Past deze titel bij het verhaal?”<br />
- “In welk seizoen speelt dit verhaal zich af?”<br />
- “Hoe weet je dat?”<br />
- “Waar speelt dit verhaal zich af? Op het platteland of in de stad?”<br />
Aansluitend op die laatste vraag, kun je stilstaan bij de eigen speelomgeving<br />
van de kleuters.<br />
begrafenisrituelen in andere culturen<br />
Het begrafenisritueel in De mooiste begrafenis van de wereld sluit aan bij de<br />
gebruiken in de ons vertrouwde Westerse cultuur. Het boek kan uitnodigen<br />
om iets op te zoeken over begrafenisrituelen in andere landen of tijden. Maak<br />
gebruik van informatie of verhalen die kinderen uit diverse culturen zelf aanbrengen.<br />
het zweedse platteland<br />
De mooiste begrafenis van de wereld speelt zich af in Zweden en straalt de rust en<br />
fantasie van het platteland en vrije tijd uit. Dezelfde sfeer kenmerkt ook een<br />
aantal boeken van Astrid Lindgren. In de bibliografie vind je enkele van haar<br />
boeken terug.<br />
Bibliografie<br />
Ceremonies en Feesten. De Dood, Denise Chaplin en Lynne Broadbent, Koninklijk Instituut voor<br />
de Tropen, 2004.<br />
Dat is heel wat voor een kat, Judith Viorst en Fleur van der Weel (ill.), Gottmer, 2006.<br />
De kinderen van Bolderburen, Astrid Lindgren en Els van Egeraat (ill.), Ploegsma, 2007.<br />
Michiel van de Hazelhoeve, Astrid Lindgren en Philip Hopman (ill.), Ploegsma, 2007.<br />
Samen op het eiland Zeekraai, Astrid Lindgren en Alice Hoogstad (ill.), Ploegsma, 2004.<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – eerste leerjaar | 41
Lestip 2<br />
De Vuurvogel<br />
De Vuurvogel<br />
Bette Westera en Annemarie van Haeringen (ill.) 7<br />
Gottmer, 2005<br />
Eindtermen<br />
- De leerlingen kunnen eenvoudige, audiovisuele informatie uit de eigen<br />
belevingswereld herkennen, onderzoeken en vergelijken (Muzische vorming,<br />
Media, 5.4).<br />
- De leerlingen kunnen een eenvoudig bewegingsverhaal opbouwen met als<br />
vertrekpunt iets wat gehoord, gezien, gelezen, gevoeld of meegemaakt wordt<br />
(Muzische Vorming, Beweging, 4.2).<br />
Over de auteur<br />
Bette Westera (°1958) was lange tijd leerkracht voor ze van schrijven haar<br />
beroep maakte. Ze heeft al vele liedjes, gedichten en verhalen voor kinderen op<br />
haar naam staan, waaronder moderne sprookjes, voorleesverhalen, prentenboeken<br />
op rijm en in proza, en boeken met dierenverhalen. Haar verhalen zijn herkenbaar<br />
voor kinderen en volwassenen, ontroerend en geestig tegelijk.<br />
Voor Alle hens aan dek (Hillen), Een opa om nooit te vergeten (Hillen) en Oma’s rommelkamer<br />
(Hillen) ontving ze een Vlag en Wimpel van de Griffeljury.<br />
Over de illustrator<br />
De Nederlandse illustratrice Annemarie van Haeringen (°1959) illustreerde<br />
opvallend veel kinderboeken. Daarnaast werkt ze ook voor diverse kindertijdschriften.<br />
Meestal werkt van Haeringen met inkt en aquarelverf op aquarelpapier. Op<br />
de vochtige ondergrond laat ze de lijnen uitvloeien waardoor ze vaart en<br />
beweging suggereert. Daarnaast gebruikt ze ook wel ecoline, potlood of stiften.<br />
Kenmerkend is haar gewaagde kleurgebruik.<br />
7 De Vuurvogel wordt verteld door Gijs Scholten van Aschat. De muziek is van Igor Stravinsky (1882-1971) en wordt uitgevoerd door<br />
het London Philharmonic Orchestra onder leiding van Bernard Haitink.<br />
42 | Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – eerste leerjaar
De illustrator sleepte al veel prijzen in de wacht, onder meer voor De prinses<br />
met de lange haren (Leopold), Het begin van de zee (Leopold) en Kleine Ezel en<br />
jarige Jakkie (Leopold) dat ze samen met Rindert Kromhout maakte.<br />
Over het boek<br />
Aan de slag<br />
De vuurvogel is een Russisch sprookje dat als een klein vierkant prentenboekje<br />
met cd werd uitgegeven. Op dit sprookje baseerde Igor Stravinsky<br />
(1882-1971) zijn gelijknamige muziekstuk. De tekst van De vuurvogel is helder<br />
en eenvoudig van stijl en daardoor erg toegankelijk voor zesjarigen. De<br />
tekeningen zijn sfeervol en ingetogen. Tekst en tekening staan tegenover<br />
elkaar. Op de bijgevoegde cd leest de acteur Gijs Scholten van Aschat het verhaal<br />
voor, op de achtergrond ondersteund door thema’s uit het muziekstuk.<br />
Daarna volgt de volledige uitvoering van het muziekstuk door het London<br />
Philharmonic Orchestra onder leiding van Bernard Haitink. Dit boekje hoort<br />
thuis in een reeks muzikale vertellingen. Eerder verschenen Het zwanenmeer,<br />
Peter en de wolf en De notenkraker.<br />
Voor het lezen<br />
voorbereidend gesprek<br />
Beluister De vuurvogel op cd en selecteer enkele instrumentale tracks die de<br />
sfeer van het verhaal weergeven. Kies voor een track zonder tekst (track 14<br />
en verder).<br />
Vraag de kinderen hun ogen te sluiten. Laat hen een deel van het eerste fragment<br />
beluisteren. Daarna peil je naar wat de muziek bij hen oproept:<br />
- “Hoe klinkt deze muziek? Blij, droevig, grappig, bedrukt,… ?”<br />
- “Herken je een van de instrumenten?”<br />
- “Roept dit instrument een bepaalde sfeer bij je op?”<br />
- “Welke kleur zie je als je luistert?”<br />
- “Aan welke smaak moet je denken?”<br />
- “Roept de muziek bepaalde woorden bij je op?”<br />
de vuurvogel danst<br />
Laat de leerlingen luisteren naar het vervolg van het fragment luisteren. Terwijl<br />
ze op hun stoel blijven zitten, mogen ze armen en bovenlichaam bewegen op<br />
de muziek. Doe zelf ook mee. Zo inspireer je kinderen met minder fantasie.<br />
Bespreek daarna de bewegingen die ze maakten zodat ze zich bewust worden<br />
van het verband tussen de muziek en hun dansende bovenlichaam:<br />
- “Wanneer bewoog je traag?”<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – eerste leerjaar | 43
- “Wanneer snel?”<br />
- “Wanneer bewoog je wild?”<br />
- “Wanneer rustig?”<br />
- …<br />
schilderen op muziek<br />
Herneem het fragment uit de twee vorige opdrachten. Laat de leerlingen<br />
de bewegingen die de muziek bij hen opriep, weergeven op een groot blad<br />
papier. De nabespreking uit de bewegingsopdracht zal hen helpen om deze<br />
opdracht vlot uit te voeren.<br />
Op alle schoolbanken zet je verschillende schaaltjes met (vinger)verf. Voorzie<br />
genoeg verschillende kleurtjes. Als de muziek start, laat je de kinderen hun<br />
vinger (of een penseel) in een verfschaaltje naar keuze dopen. Hun vinger of<br />
penseel beweegt daarna mee met de muziek. Afhankelijk van het ritme en de<br />
sfeer die de muziek oproept maken ze vloeiende of hoekige, snelle of trage,<br />
brede of fijne bewegingen op het blad papier. Voorts kunnen ze kiezen wat<br />
naar hun gevoel het beste bij de muziek past: rechte of kronkelende lijnen,<br />
streepjes, stippen, figuurtjes…<br />
Om er een mooi kleurenspel van te laten maken, moeten ze telkens als de verf<br />
op is, kiezen voor een andere kleur en die vermengen met de vorige kleur.<br />
Dat mengen zal natuurlijk makkelijker gaan met een breed penseel dan met<br />
hun vingers.<br />
Bekijk en waardeer samen de resultaten. Herneem de opdracht daarna met<br />
het volgende muziekfragment. Zo kun je de verschillende visuele effecten van<br />
verschillende muziekfragmenten met elkaar vergelijken en bespreken. Alle<br />
werkjes leg je vervolgens bijeen: een groot patchworktapijt van kleuren en<br />
lijnen. Werk van links naar rechts zodat het werk de sfeer van het begin, het<br />
midden en het slot van het muzikale verhaal mooi in beeld brengt.<br />
Tijdens het lezen<br />
Door de voorbereidende opdrachten zijn de leerlingen voldoende vertrouwd<br />
met de muziek bij het verhaal. Beluister nu de tracks waarop Gijs Scholten<br />
van Aschat het verhaal van De vuurvogel vertelt. Onderbreek het verhaal geregeld,<br />
rekening houdend met het concentratievermogen van de kinderen. Ga<br />
na of ze het verhaal begrijpen. Leg eventueel de link tussen de schilderijtjes<br />
die ze maakten en het verhaal.<br />
Na het lezen<br />
nabespreking<br />
Vraag de kinderen of ze van het verhaal hielden en waarom. Geef hen daarna<br />
mee dat het verhaal bijzonder is omdat het op muziek gezet werd door Igor<br />
Stravinsky en stel hen volgende vragen:<br />
44 | Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – eerste leerjaar
- “Ken je namen van andere componisten?”<br />
- “Ken je nog andere verhalen die op muziek werden gezet?”<br />
- “Zou je op de muziek kunnen dansen?”<br />
- “Wat is er zo fijn aan een verhaal met muzikale begeleiding?”<br />
een prinsessenjurk<br />
Laat je leerlingen de vijfde, de elfde, de twaalfde en de dertiende prent uit<br />
De vuurvogel bekijken. De prenten beelden telkens prinsessen af. Vooral de<br />
prinsessenjurken zijn bijzonder. De contouren van de jurken zijn in zwarte<br />
potloodtrekken geschetst; de patronen van de jurk bestaan uit gekleurde<br />
papiersnippers.<br />
De leerlingen gaan nu aan de slag met dezelfde collagetechniek. Hun muzikale<br />
schilderijtje uit de voorbereidende opdracht vormt de ondergrond. Ze<br />
mogen een figuur uitkiezen uit het verhaal die hen het meeste aansprak. Met<br />
een fijn zwart stiftje tekenen ze de contour van de figuur. De kleding van het<br />
figuurtje ontwerpen ze met stukjes stof, gekleurde draadjes, knopen, papiersnippers,…<br />
Om het schilderijtje af te maken vullen ze de titel van het stuk, De vuurvogel,<br />
en van de componist, Stravinsky aan. Om eenzelfde stijl aan te houden, maken<br />
ze ook hier gebruik van de collagetechniek en stellen ze de naam en titel<br />
samen met letters uit tijdschriften of kranten. Zorg wel voor een voorbeeld<br />
zodat ze de naam makkelijk kunnen naspellen.<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – eerste leerjaar | 45
Lestip 3<br />
Een kusje voor kleine beer<br />
Een kusje voor kleine beer<br />
Else Holmelund Minarik en Maurice Sendak (ill.)<br />
Ploegsma, 2007<br />
Eindtermen<br />
- De leerlingen kunnen genieten van een gevarieerd aanbod van voor hen<br />
bestemde culturele activiteiten (Muzische Vorming, Drama, 3.1).<br />
- De leerlingen zijn bereid te reflecteren over gebruikte luister-, spreek-, leesen<br />
schrijfstrategieën ( Nederlands, Taalbeschouwing, 6.2).<br />
Over de auteur<br />
Toen de Deense Else Holemund (°1920) vier jaar oud was, vertrok het gezin<br />
Minarik naar de Verenigde Staten, het land waar ze altijd is blijven wonen. Ze<br />
is journalist geweest en heeft in het onderwijs gestaan. Als onderwijzeres gaf<br />
ze les aan kinderen die nog maar net kunnen lezen.<br />
Samen met Maurice Sendak maakte ze voor deze doelgroep de reeks over<br />
Kleine Beer, een vriendelijk diertje met veel fantasie dat opgroeit in een warm,<br />
liefdevol gezin. Kleine Beer is herkenbaar omdat hij dezelfde dingen meemaakt<br />
als kleine kinderen: vriendjes maken, zelfstandig worden en risico’s durven<br />
nemen.<br />
Over de illustrator<br />
De Amerikaanse Maurice Sendak (°1928) maakte als kind maakte hij al boekjes<br />
samen met zijn broer Jack. Hij was etalagist en heeft bewegend speelgoed<br />
gemaakt, maar al vrij snel koos hij definitief voor het vak van illustrator. Zijn<br />
Where the wild things are werd een keerpunt in zijn carrière. Tot dan hadden<br />
critici zijn werk niet voldoende origineel gevonden. Het verscheen hier als<br />
Max en de Maximonsters (Lemniscaat). Sindsdien is hij is een van de grootste<br />
namen in de kinderboekenwereld.<br />
Zijn werk gaat hoofdzakelijk over hoe kinderen met behulp van fantasie<br />
sterke emoties en angsten verwerken. De manier waarop hij dat in beeld<br />
brengt – open, eerlijk en zonder sentimenteel te worden – zorgde voor heel<br />
46 | Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – eerste leerjaar
wat controverse en was een revolutie voor de kinderboekenwereld: hij verlegde<br />
de grenzen van wat kon en niet kon in kinderliteratuur.<br />
Over het boek<br />
Over Kleine Beer verschenen maar liefst vijf boekjes, Een kusje voor kleine beer<br />
is er een van. Het eerste verhaal over Kleine Beer verscheen al in 1957. Op 24<br />
juni 1967 schreef het NRC over de reeks:<br />
‘Alleen om te zien al is het een verrukkelijk boekje met fijne zachtgetinte<br />
tekeningen en leuke, ouderwetse tierlantijnen op elke bladzij. En dan: wat<br />
wordt dit knusse verhaal goed verteld, helemaal aansluitend op de belevingswereld<br />
van het kleine kind.’<br />
Dat oordeel blijft ook vandaag nog overeind: de dingen die Kleine Beer<br />
meemaakt, zijn zo universeel en zo van alle tijden, dat kinderen ervan blijven<br />
genieten.<br />
Aan de slag<br />
Voor het lezen<br />
van kleine beer en oma en opa<br />
Blader naar p.14 in het boek en bekijk met de kinderen de illustratie waarop<br />
de kip, de uil en de gans bij de kikker staan. Stel hen volgende vragen:<br />
- “Welke dieren zie je?”<br />
- “Wat zouden de dieren doen?”<br />
- “Wat zouden de dieren tegen elkaar zeggen?”<br />
- “Vind je de tekening mooi?”<br />
Bekijk daarna de illustratie waarop de kip de kikker een kusje geeft (p.15).<br />
- “Wat gebeurt er?”<br />
- “Hoe kijken de uil en de gans?”<br />
Nu de leerlingen vertrouwd zijn met de stijl van de prenten, kun je hen vertellen<br />
dat de prenten al een halve eeuw oud zijn. Dat wil zeggen dat dit boek<br />
ook al bestond toen hun grootouders nog kinderen waren en dat het sindsdien<br />
steeds herdrukt is. Dat kan alleen maar als voldoende mensen het boek<br />
mooi genoeg blijven vinden. Tot slot toon je de cover van het boek waarop<br />
Kleine Beer, het hoofdpersonage uit het boek, staat afgebeeld.<br />
- “Wat denk je van de cover? Zie je dat de prenten oud zijn?”<br />
- “Zou je dit boek graag willen lezen? Waarom wel? Waarom niet?”<br />
- “Lijkt het je een mooi boek op het eerste gezicht? Waarom wel? Waarom<br />
niet?”<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – eerste leerjaar | 47
Vraag hen tot slot of ze een boek kennen waarvan ze vermoeden dat het ook<br />
over honderd jaar nog gekocht zou worden. Geef hen de opdracht aan hun<br />
ouders of grootouders te vragen of er boeken zijn die al van generatie op<br />
generatie overgaan. Als ze mogen, kunnen ze die boeken meebrengen naar de<br />
klas.<br />
op weg met kleine beer<br />
Lees en bekijk Een kusje voor kleine beer tot en met pagina 11 klassikaal. Daarna<br />
zet je de klas in verschillende groepjes aan het werk. Elk groepje krijgt<br />
kopieën van de daaropvolgende illustraties, zonder tekst. De leerlingen bekijken<br />
de illustraties en overleggen met elkaar over de volgorde van de prenten<br />
in het verhaal. Het is vooral belangrijk dat ze uitleggen hoe ze tot een bepaalde<br />
volgorde gekomen zijn. Als alle groepjes klaar zijn, laat je de verschillende<br />
groepjes aan het woord over ‘hun’ verhaal. Voor vlottere lezers kun je een<br />
alternatief voorzien. Zij krijgen de tekstfragmenten op afzonderlijke blaadjes<br />
en zoeken de juiste bijpassende illustraties uit. Na afloop van de opdracht<br />
spreek je je waardering uit voor het werk van elk groepje, maar tegelijkertijd<br />
geef je aan welke volgorde de auteur en de illustrator voor ogen hadden voor<br />
het verhaal van Kleine Beer.<br />
Tijdens het lezen<br />
Na de vorige opdracht lees je Een kusje voor kleine beer volledig voor. Elk<br />
groepje kan mee volgen op de prenten die ze voor de vorige opdracht kregen.<br />
De tekst is eenvoudig en vraagt weinig uitleg. Dat biedt ruimte om dieper in<br />
te gaan op de details van de prenten in het boek. De prenten ondersteunen de<br />
tekst op een herkenbare manier, maar voegen vaak ook iets extra’s toe.<br />
Na het lezen<br />
ik heb een kusje voor…<br />
Vraag je leerlingen of ze kunnen raden hoeveel tijd verlopen is tussen het<br />
moment waarop Oma een kusje voor Kleine Beer doorgeeft en het moment<br />
waarop Kleine Beer het kusje van Oma krijgt. Speel daarna een eenvoudig<br />
spelletje, een variant op “Ik ga op reis en ik neem mee…”. De eerste leerling<br />
begint met het zinnetje: “Ik heb een kusje voor Oma en ik geef het<br />
mee met [een naam naar keuze].” De tweede leerling vult aan: “Ik heb een<br />
kusje voor Oma en ik geef het mee met [de naam die de eerste leerling die<br />
aanhaalde] en [een nieuwe naam naar keuze].” Een andere klassieker is het<br />
fluisterend doorgeven van een zinnetje (net als Oma een kusje doorgaf aan<br />
Kleine Beer). De eerste en de laatste leerling gaan na of en hoe het aanvankelijke<br />
zinnetje is veranderd nadat het via alle leerlingen van de klas is doorgefluisterd.<br />
48 | Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – eerste leerjaar
meer klassiekers<br />
In de algemene inleiding wezen we op de meerwaarde van een bibbezoek.<br />
Laat hen op zoek gaan naar de andere vier boekjes in de reeks over Kleine<br />
Beer. Om hen in die zoektocht te begeleiden, geef je hen volgende vraagjes<br />
mee:<br />
- “Ken je de naam van de schrijfster?”<br />
- “In welk deel van de bibliotheek zou je dit boek kunnen vinden?”<br />
- “Bij de boeken voor kinderen of bij de boeken voor volwassenen?”<br />
- “Bij de weetboeken, de strips, de prentenboeken of de verhalen?”<br />
- “Bij de boeken voor eerste lezers, voor jonge lezers of voor oudere lezers?”<br />
Die vraagjes kunnen hen helpen als ze zelf op boekenjacht gaan in de bib.<br />
Je kunt de bibmedewerker ook vragen om andere boeken te presenteren die<br />
de tand des tijds hebben doorstaan omdat mensen ze mooi blijven vinden. Op<br />
www.jeugdboekenweek.be vind je een lijst met 99 boeken die geselecteerd<br />
zijn voor de verkiezing van het Mooiste Kinderboek. Een heleboel van die<br />
boeken gaan al een aantal decennia mee en blijven aantrekkelijk voor kinderen<br />
van nu.<br />
Als de bib een aanbod heeft geselecteerd van het <strong>Jeugdboekenweek</strong>thema<br />
‘Mooi’, laat de medewerker dan toelichten waarom ze die keuze hebben<br />
gemaakt. Op die manier leren je leerlingen kennismaken met de argumenten<br />
die mensen geven om iets ‘mooi’ te vinden.<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – eerste leerjaar | 49
Lestip 4<br />
Lam zoekt Wolf<br />
Lam zoekt Wolf<br />
Ben Kuipers en Ingrid Godon (ill.)<br />
Zwijsen, 2007<br />
Eindtermen<br />
- De leerlingen kunnen spelvormen waarnemen en inzien dat de juiste verhouding<br />
tussen woord en beweging de expressie kan vergroten (Muzische<br />
Vorming, Drama, 3.2).<br />
- De leerlingen kunnen ervaringen, gevoelens, ideeën, fantasieën, … uiten in<br />
spel (Muzische vorming, Drama, 3.5).<br />
Over de auteur<br />
De Nederlandse auteur Ben Kuipers (°1944) is vooral bekend geworden nadat<br />
hij in 2001 een Vlag en Wimpel ontving voor Boos in de doos (Zwijsen).<br />
Verbazing is een goed uitgangspunt om kinderboeken te schrijven, vindt hij<br />
zelf. In al zijn verhalen weet hij zich heel goed in te leven in de wereld van<br />
kinderen en hun gevoelens.<br />
De verhaaltjes die Ben Kuipers schreef over Job en Diede zijn regelmatig<br />
voorgelezen in Sesamstraat. Ze zijn ontstaan uit zijn eigen ervaringen als vader<br />
van twee kinderen. Een ander succesvol duo is Wolf en Lam, waarvoor Ingrid<br />
Godon de illustraties verzorgt. In 2003 kregen ze samen de Oostenrijkse<br />
Kinder- en Jeugdboekenprijs voor De warme dagen van Wolf en Lam.<br />
Over de illustrator<br />
Ingrid Godon (°1958) is autodidact. Haar tekentalent werd opgemerkt door<br />
een leraar in de kunsthumaniora. Toen Standaard Uitgeverij haar een grote<br />
opdracht gaf om lesmateriaal voor het vak wereldoriëntatie te illustreren, ging<br />
de bal aan het rollen. Ze is nu voltijds illustrator van kinderboeken, educatieve<br />
uitgaven en kindertijdschriften. Godon werkt ook rechtstreeks voor Franse<br />
uitgeverijen als Casterman en Bayart Presse en voor het Engelse Macmillan.<br />
Voor Wachten op matroos (Querido) ontving ze samen met André Sollie meerdere<br />
prijzen.<br />
50 | Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – eerste leerjaar
Over het boek<br />
Aan de slag<br />
Lam zoekt Wolf is een pictoboek. Voor de beginnende lezers werden veel<br />
woorden vervangen door tekeningen. De voorlezer leest de gewone tekst, de<br />
kleuter of beginnende lezer vult aan met de woordjes van de illustraties.<br />
De kleine illustraties in de tekst zijn duidelijk en herkenbaar. Dit boek is ook<br />
een aangename kennismaking met de figuren Lam en Wolf, die in meerdere<br />
lees- en voorleesboekjes opduiken.<br />
Voor het lezen<br />
Geef een zogenaamd dictee vol moeilijke woorden. Vertel de leerlingen dat ze<br />
woorden die ze niet kunnen schrijven, mogen schetsen. Dicteer daarna een<br />
aantal eenvoudige zinnen waarin telkens één moeilijk te schrijven, maar snel<br />
te tekenen woord voorkomt (bv: Ik zit in het vliegtuig, Zus eet een banaan…).<br />
Geef de kinderen de tijd om elkaars dictee en dan vooral de tekeningen te<br />
bekijken en te vergelijken. Sta daarna stil bij het gebruik van tekeningen om<br />
te verduidelijken wat je wil zeggen.<br />
Tijdens het lezen<br />
Breng de pagina’s uit Lam en Wolf over op transparant of giet ze in een powerpointpresentatie<br />
zodat de hele groep ze gelijktijdig kan zien. Dat bevordert de<br />
betrokkenheid tijdens het meelezen. De leerlingen proberen zoveel mogelijk<br />
woorden zelf te ontcijferen. Door zacht mee te lezen, bewaak je het leestempo,<br />
de articulatie en intonatie. Zorg ervoor dat minder snelle lezers onopvallend<br />
worden opgenomen in het geheel. Las geregeld een pauze in waarin je<br />
aandacht schenkt aan de inhoud van het verhaal. Volgende vragen kunnen je<br />
daarbij helpen:<br />
- “Hoe ziet Lam eruit?”<br />
- “Hoe voelt Lam zich zonder Wolf? En hoe voelt Lam zich als hij Wolf<br />
terugvindt?”<br />
- “Hoe voelt de Merel zich door zijn jongen?”<br />
- “Vindt Mol het erg dat hij niets ziet? Wat zou je zelf missen als je niets zag?”<br />
- “Wanneer is iets zielig?”<br />
- “Waarom is Wolf dol op Konijn? Waarom is hij dol op Lam? Waar ben je zelf<br />
dol op?”<br />
- “Hoe omschrijft Ooievaar Wolf?”<br />
- “Waarom hoort Wolf bij Lam en Lam bij Wolf? Hoe merk je dat aan de tekening?”<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – eerste leerjaar | 51
Na het lezen<br />
nabespreking<br />
Geef de kinderen de kans om hun eigen mening bij het verhaal te geven.<br />
Volgende vragen kunnen hen daarbij op weg zetten:<br />
- “Kan het verhaal van Wolf en Lam echt gebeurd zijn? Waarom wel? Waarom<br />
niet?”<br />
- “Wat vind je van de vriendschap tussen een wolf en een lam?”<br />
- “Vond je dit een mooi verhaal?”<br />
- “Wat vond je het mooiste fragment?”<br />
de zoektocht van Lam naar Wolf<br />
In Lam zoekt Wolf komt Lam tijdens zijn zoektocht verschillende dieren tegen.<br />
Laat de leerlingen de verschillende personages uit het verhaal opsommen en<br />
noteer de namen op een kaartje. Vraag hen daarna om de kaartjes in de volgorde<br />
van het verhaal te leggen (Merel, Mol, Konijn en Ooievaar). Per personage<br />
sta je even stil bij volgende vragen:<br />
- “Weet je nog hoe dit personage reageerde in het verhaal? Waren ze bang of<br />
vonden ze Wolf net aardig?”<br />
- “Wist dit personage waar Wolf was?”<br />
- “Weet dit personage wat Wolf op dat ogenblik aan het doen is?”<br />
Op die manier herneem je het verhaal.<br />
Daarna laat je hen even fantaseren over een mogelijk verder verloop van het<br />
verhaal:<br />
- “Zou Lam nog andere dieren kunnen ontmoeten?”<br />
- “Hoe zouden deze dieren reageren?”<br />
Geef zelf ook enkele voorbeelden om hen te inspireren.<br />
De leerlingen hebben nu voldoende inspiratie om Lams zoektocht na te spelen.<br />
Bij groepen met weinig spelervaring speel je zelf de rol van Lam, op zoek<br />
naar Wolf. Op die manier kun je eventueel de dialogen sturen of verruimen.<br />
Pratend in jezelf schets je het begin van het verhaal. Zodra Merel in het verhaal<br />
verschijnt, neemt een kind het kaartje van Merel en start een dialoogje<br />
met Lam. Wanneer Merel uit het verhaal verdwijnt, neemt een ander kind de<br />
daarop aansluitende rol op. Na Ooievaar zet Lam zijn tocht verder en ontmoet<br />
het een nieuw dier.<br />
Vanaf dat moment laten de leerlingen hun fantasie de vrije loop. Wie de rol<br />
van het nieuwe dier wil opnemen, stapt in het spel en begint te spreken tegen<br />
Lam. Laat zoveel mogelijk kinderen de rol van een nieuw dier opnemen.<br />
Overloop nadien even welk dier ze hebben gespeeld.<br />
52 | Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – eerste leerjaar
wordt vervolgd<br />
De picto’s in Lam zoekt Wolf nodigen uit om zelf te schrijven en te tekenen.<br />
Laat elk kind een nieuw dier verzinnen en een dialoogje met Lam uitschrijven.<br />
Ze kunnen zich laten inspireren door de voorbeelden uit de vorige<br />
opdracht. Moeilijker woorden tekenen ze of schrijven ze met jouw hulp. Na<br />
afloop bundel je alle dialoogjes tot een nieuw boekje.<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – eerste leerjaar | 53
Lestip 5<br />
Mijn eerste sprookjesgroeiboek<br />
Mijn eerste sprookjesgroeiboek: ik lees het zelf!<br />
Hilde Vandermeeren en Rosemarie de Vos (ill.)<br />
Davidsfonds/Infodok, 2006<br />
Eindtermen<br />
- De leerlingen kunnen spelvormen waarnemen en inzien dat de juiste verhouding<br />
tussen woord en beweging de expressie kan vergroten (Muzische<br />
Vorming, Drama, 3.2).<br />
- De leerlingen kunnen ervaringen, gevoelens, ideeën, fantasieën,… uiten in<br />
spel (Muzische vorming, Drama, 3.5).<br />
- De leerlingen kunnen samenwerken met anderen, zonder onderscheid van<br />
sociale achtergrond, geslacht of etnische origine (Sociale vaardigheden,<br />
Samenwerking, 3).<br />
Over de auteur<br />
Hilde Vandermeeren (° 1970) studeerde pyschologie. Ze werkt een tijdje<br />
als leerkracht en is sinds 2006 voltijds auteur. Een huis om in te verdwalen<br />
(Davidsfonds/Infodok) werd bekroond met de Nederlandse Woord- en<br />
Beeldprijs. In 2005 ontving ze voor De twaalfde man (De Eenhoorn) een<br />
Zilveren Griffel. Woorden en verhalen houden haar van kindsbeen af bezig.<br />
Schrijven vindt ze boeiend omdat ze elke dag in de huid van een ander personage<br />
kan kruipen.<br />
Over de illustrator<br />
Als kind hield Rosemarie de Vos (° 1979) al van tekenen, verftubes uitknijpen,<br />
slijpsel ruiken en toveren met grafiet. In het secundair koos ze dan ook<br />
de richting Beeldende Kunst en later studeerde ze toegepaste grafiek aan de<br />
Provinciale Hogeschool in Hasselt. Haar eerste prentenboek, Lies en Kleine<br />
Kater, verscheen in 2001 bij Clavis.<br />
Haar stijl is herkenbaar. Ze werkt met acrylverf en start meestal met een zwarte<br />
grondlaag. Die wordt bijna helemaal opgevuld met felle kleuren. Alleen<br />
de zwarte randen blijven over en tussen de hevige kleuren schemeren her en<br />
54 | Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – eerste leerjaar
der stukjes van de donkere achtergrond door. De illustraties zijn expressief en<br />
door de structuur van de verf krijgen ze een ruw karakter.<br />
Over het boek<br />
Mijn eerste sprookjesgroeiboek brengt jonge lezers in contact met bekende en onbekende<br />
sprookjes. Zo brengt het boek een stukje erfgoed weer tot leven. De verhalen<br />
variëren qua moeilijkheidsgraad: van eenvoudige stripvorm tot volwaardig<br />
leesverhaal. In een eerste klas waar het leesniveau erg kan verschillen, vindt elk<br />
kind in deze bundel wel een sprookje dat bij zijn mogelijkheden hoort. Dat<br />
betekent dat elke eerste lezer op eigen tempo met het boek kan meegroeien.<br />
Aan de slag<br />
Voor het lezen<br />
Noteer op een flap in sierlijke letters: ‘Er was eens …’ Vraag de kinderen<br />
naar wat deze zin bij hen oproept. Wie dat kan, schrijft zelf; moeilijke zinnen<br />
noteer jij. Je kunt deze flap de hele <strong>Jeugdboekenweek</strong> uithangen. Zo kunnen<br />
de kinderen de flap verder aanvullen met wat ze nog meer rond dit onderwerp<br />
te weten komen.<br />
Toon vervolgens de cover van het boek en stel de leerlingen volgende vragen:<br />
- “Welke figuren herken je?”<br />
- “In welke sprookjes horen deze figuren thuis?”<br />
Noteer de inhoudstafel van het boek op het bord of op een flap en lees de<br />
verschillende sprookjestitels voor. Na elke titel steken de kinderen die het<br />
sprookje kennen hun hand op. Het aantal vingers wordt geteld en na elk<br />
sprookje genoteerd. Benadruk dat het helemaal niet erg is als je een titel niet<br />
kent. Maak gebruik van het overzicht om de meest gekende en de minst gekende<br />
sprookjes terug te vinden. Ga na welke titels iedereen kent en welke<br />
titels niemand kent. Vraag de leerlingen waar ze leerden kennismaken met de<br />
gekende sprookjes. Ga ook na of ze nog sprookjesfiguren kennen die niet in<br />
de inhoudstafel van Mijn eerste sprookjesgroeiboek voorkomen.<br />
Geef elk kind een kopie van dit overzicht en vraag om in hun eigen omgeving<br />
dezelfde zoektocht naar het meest en minst gekende sprookje te maken.<br />
Op die manier worden ook hun ouders, grootouders,… betrokken bij de<br />
<strong>Jeugdboekenweek</strong> op school. Laat hen bij de volwassenen uit hun omgeving<br />
ook vragen naar andere mooie sprookjes die zij zich herinneren. Leerlingen<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – eerste leerjaar | 55
die dat kunnen en wensen, brengen boeken mee die om bij de voorstelling<br />
van de enquêteresultaten te kunnen tonen. Spreek een tijdstip af waarop ze<br />
de resultaten aan elkaar voorstellen. Daarna maak je een overzicht van de meegebrachte<br />
verhalen. Bij de bespreking daarvan, kun je volgende vragen stellen:<br />
- “Zitten er sprookjes bij het overzicht die je nog niet kende?”<br />
- “Zijn er sprookjes uit het overzicht die ook in de inhoudstafel van Mijn<br />
eerste sprookjesgroeiboek stonden?”<br />
- “Komt eenzelfde titel meerder keren voor?”<br />
- “Wat is jouw favoriete sprookje?”<br />
- “Waarom is het jouw favoriete sprookje? Heeft dat met het verhaal te<br />
maken? Met de prenten? Of met iets anders?”<br />
Vergelijk daarna verschillende versies van eenzelfde sprookje, bv. de versie uit<br />
Mijn eerste sprookjesgroeiboek met de versie uit het sprookjesboek dat mama of<br />
papa meegaf. Inhoudelijke vergelijkingen zijn nog moeilijk voor eersteklassers,<br />
maar de illustraties uit de verschillende boeken bieden vast wel vergelijkingspunten.<br />
Je kunt de leerlingen ook laten verwoorden welke illustraties hen het<br />
meest aanspreken en waar ze zich door laten leiden om een sprookje mooi te<br />
vinden.<br />
Maak doorheen de <strong>Jeugdboekenweek</strong> gebruik van het sprookjesaanbod dat<br />
de leerlingen bijeen verzamelden. Lees er geregeld één van de minst gekende<br />
sprookjes uit voor. Maak ook ruimte voor sprookjes uit andere culturen.<br />
Inspiratie daarvoor vind je in de bibliografie bij deze lestip. Een voorleesnamiddag<br />
waarop volwassenen uit diverse culturen, met diverse leeftijden en<br />
diverse smaken, hun mooiste sprookje komen voorlezen, sluit hier mooi bij<br />
aan.<br />
Tijdens het lezen<br />
De eerste vier sprookjes in Mijn eerste sprookjesgroeiboek zijn in stripvorm gegoten.<br />
De prenten ondersteunen de (beperkte) tekst. Dat maakt ze toegankelijk<br />
voor iedere leerling. Ze vormen het ideale uitgangspunt voor een klassikale<br />
vertel- en luisteropdracht.<br />
Maak vier identieke enveloppen, eentje voor elk van de vier groepen waarin<br />
je de klas hebt onderverdeeld. Elke enveloppe bevat:<br />
- een kopie van twee verschillende illustraties uit elk van de vier sprookjes (in<br />
totaal acht verschillende illustraties);<br />
- een strook met daarop de titel van elk van de vier sprookjes; die maak je in<br />
tweevoud zodat je in totaal acht stroken met titels hebt.<br />
In het midden van de tafel liggen de titelstrookjes. Elk kind krijgt twee illustraties<br />
en laat die aan niemand zien. Om de beurt beschrijven ze wat er op<br />
hun illustratie te zien is, zonder iets over het bijbehorende sprookje te ver-<br />
56 | Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – eerste leerjaar
klappen. De andere leden van het groepje luisteren en proberen de beschrijving<br />
aan het juiste sprookje te koppelen. Ze doen dit om de beurt tot alle<br />
illustraties een titel hebben meegekregen. Daarna controleren ze aan de hand<br />
van het boek of ze titels aan de juiste illustraties koppelden.<br />
Na het lezen<br />
de sprookjestentoonstelling<br />
Vraag je leerlingen om zich te verkleden in een figuur uit hun lievelingssprookje.<br />
Ze maken daarbij gebruik van zowel kleding als attributen. Zo heeft<br />
Roodkapje niet enkel een rood kapje om het hoofd geknoopt, maar draagt<br />
ze ook een mand vol lekkers en een ruiker bloemen voor haar grootmoeder.<br />
Klein Duimpje draagt dan weer veel te grote laarzen, maar heeft ook kiezelsteentjes<br />
op zak.<br />
De verklede klas wordt in twee groepen verdeeld. De ene helft stelt zich op in<br />
de ruimte alsof ze wassen beelden zijn. De ander helft wandelt doorheen de<br />
tentoonstelling van sprookjesfiguren en kijkt. Elk kind geeft vooraf een kaartje<br />
aan de juf of meester waarop de naam van zijn sprookjesfiguur te lezen staat.<br />
Die kaartjes koppelen de bezoekers van de tentoonstelling aan het juiste wassen<br />
beeld. Je kunt de wassen beelden ook vragen om bijbehorende bewegingen<br />
te maken of een dialoogje te voeren met de bezoekers.<br />
sprookjesdrama<br />
Neem de eerste vier sprookjes uit Mijn eerste sprookjesgroeiboek opnieuw door:<br />
DeWolf en de Zeven Geitjes, Roodkapje, De Drie Biggen en Sneeuwwitje.<br />
Hier wordt het verhaal vooral verteld aan de hand van tekeningen, aangevuld<br />
met een beperkt aantal woorden. Stel de leerlingen voor om nu zelf een<br />
nieuw sprookje te verzinnen. Nog steeds verkleed als sprookjesfiguur ontmoeten<br />
ze elkaar, bijvoorbeeld Sneeuwwitje en de Wolf van de zeven geitjes. De<br />
kinderen improviseren wat de twee sprookjesfiguren tegen elkaar zouden zeggen<br />
en wat ze samen zouden kunnen gaan doen.<br />
Verdeel de klas weer in twee groepen. De eerste groep neemt plaats in de binnencirkel,<br />
de tweede groep vormt de buitencirkel. De binnencirkel blijft staan,<br />
terwijl de buitencirkel telkens doorschuift. Op die manier maken alle sprookjesfiguren<br />
kennis met elkaar. Op jouw teken vatten ze gelijktijdig het gesprek<br />
aan. Groepen met weinig spelervaring stuur je meer en geef je een aantal<br />
beginzinnen mee. Doordat de kinderen gelijktijdig spelen, zorg je voor een<br />
veilig klimaat. Het geregeld wisselen biedt inspiratie aan wie minder fantasie<br />
heeft. Duo’s die willen, kunnen hun dialoogje voor de klas opvoeren.<br />
een nieuw sprookje<br />
Bouw verder op de vorige opdracht. De duo’s van sprookjesfiguren ontmoeten<br />
elkaar, ze nemen een bepaalde houding aan en bevriezen vervolgens. Ze<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – eerste leerjaar | 57
praten niet en laten de kijkende klasgenootjes verzinnen wat er tussen beide<br />
figuren gebeurt. Met een digitaal fototoestel wordt het tableau vivant vastgelegd.<br />
Op de print van de foto voegen de betrokken kinderen een titel en<br />
eventueel tekstballonnen toe. Deze print vormt de cover voor een nieuw<br />
sprookje. Wie wil, kan het nieuwe sprookje uittekenen en -schrijven.<br />
Bibliografie<br />
Beroemde verhalen over schurken en superhelden, Tony Bradman en Tony Ross, Zirkoon, 2004.<br />
De hele wereld rond: lezen, spelen en knutselen met jonge kinderen, Maria van Donkelaar (samenstelling),<br />
Lemniscaat, 2006.<br />
De sprookjeswereld van John Bauer, John Bauer, Christofoor, 2005.<br />
58 | Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – eerste leerjaar
Lestip 6<br />
Wie dit leest wordt een beest<br />
Wie dit leest wordt een beest<br />
Riet Wille en Fleur van der Weel (ill.)<br />
De Eenhoorn, 2006<br />
Eindtermen<br />
- De leerlingen zijn bereid om vanuit een concrete context te reflecteren over<br />
de volgende aspecten van taal: klankniveau, woordniveau, zinsniveau, tekstniveau<br />
(Nederlands, Taalbeschouwing, 6.3).<br />
- De leerlingen zijn bereid om te reflecteren over taal en over taalgebruik<br />
(Nederlands, Taalbeschouwing, 6.5).<br />
Over de auteur<br />
Riet Wille (°1954) schrijft makkelijk lezende kinderboeken, humoristische<br />
poëzie en toneel.<br />
Regelmatig vind je stukjes van haar terug in Dopido, Doremi en Zonnekind.<br />
Voor haar poëziebundel Als de koeien bloeien (Averbode) ontving ze in 1994 de<br />
Plantin Moretusprijs. Saar en de poes (De Eenhoorn) werd bekroond met een<br />
Vlag en Wimpel. De verhalen van Riet Wille zijn heel plastisch en beeldend.<br />
Haar gedichten zijn humoristisch en lezen vlot.<br />
Over de illustrator<br />
Fleur van der Weel (°1970) studeerde aan de Hogeschool voor de Kunsten in<br />
Utrecht. In 2004 ontving ze samen met Edward van de Vendel de Woutertje<br />
Pieterse Prijs voor hun boek Superguppie (Querido). Dat was het eerste kinderboek<br />
dat van der Weel illustreerde.<br />
Naast illustrator en grafisch vormgever is van der Weel ook vrij schilder (olieverf<br />
op doek) en decorateur van kindermeubels.<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – eerste leerjaar | 59
Over het boek<br />
Wie dit leest wordt een beest combineert eenvoudige woorden met een uitgekiende<br />
vormgeving. De gedichten zijn stuk voor stuk talige en tegelijkertijd<br />
ook beeldende kunstwerkjes. Eerste lezers kunnen de gedichten makkelijk<br />
zelfstandig lezen. Wie dit leest wordt een beest is daarnaast ook een mooie introductie<br />
op het verfijnde taalspel en de speciale vormgeving in poëzie.<br />
Aan de slag<br />
Voor het lezen<br />
Eerste lezers maakten als kleuter uiteraard al kennis met kleuterpoëzie en<br />
speelversjes. Het ging dan veelal om versjes of poëzie waarbij het inhoudelijke<br />
aspect en het luistergenot centraal stond. Nu je leerlingen zelf leren lezen, kun<br />
je met hen ook stilstaan bij het vormelijke aspect van poëzie, bij alles wat een<br />
gedicht tot een gedicht maakt en het onderscheidt van een verhaal.<br />
Als opwarmertje lees je het gedicht Elk om beurt (p.21) zo neutraal mogelijk<br />
voor, alsof het een gewone tekst is. Vraag je leerlingen om wat ze hoorden in<br />
hun eigen woorden te herhalen. Je nodigt hen vervolgens uit om na te denken<br />
over het soort tekst waar ze naar luisterden aan de hand van volgende<br />
vragen:<br />
- “Hoorde je het begin van een verhaal? Waarom niet?”<br />
- “Hoorde je een tekst die je leest om iets te ‘weten’? Waarom niet?”<br />
- “Hoorde je het begin van een sprookje? Waarom niet?”<br />
Toon daarna het gedicht in zijn oorspronkelijke vormgeving. Vestig daarbij de<br />
aandacht op de poëtische kenmerken van Elk om beurt.<br />
De zinnen zijn omgeven door veel witruimte en worden op onverwachte<br />
plaatsen gesplitst. Ze beginnen niet aan dezelfde lijn, maar eindigen wel op<br />
eenzelfde lijn: het gedicht is immers rechts uitgelijnd. Bij poëzie gebeurt dat<br />
wel vaker om een bepaald effect bij de lezer te veroorzaken. Wie vroeg op<br />
dit soort speciale vormkenmerken gewezen wordt, zal de lay-out van poëzie<br />
in de toekomst sneller herkennen en zal zijn lezersdoel er makkelijker op<br />
afstemmen.<br />
De schrijfster besteedt ook veel aandacht aan het schrijven van mooie zinnen<br />
(cf. ‘zijn duim danst’). Ze zijn ook anders verwoord dan in de gewone<br />
spreek- of schrijftaal (cf. ‘tot de slaap haar vindt’). Wanneer je het gedicht een<br />
aantal keer na elkaar leest, merk je de bijzondere melodie en ritme van de<br />
tekst op.<br />
Tot slot wijs je de leerlingen op de laatste twee zinnen die vormelijk met<br />
elkaar verbonden zijn door een eindrijm (cf. ‘treurt’ – ‘beurt’).<br />
60 | Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – eerste leerjaar
Tijdens het lezen<br />
Na de poëtische introductie, kun je samen met de leerlingen de bundel doorbladeren<br />
en er een aantal gedichten uitpikken die hen aanspreken. Van die<br />
gedichten probeer je de kenmerken die je opsomde bij Elk om beurt terug te<br />
vinden.<br />
Na het lezen<br />
ik wou … dat ik een schrijver was<br />
Vertrek van het gedicht Ik wou… (p.14) en nodig de kinderen uit om zelf te<br />
schrijven. In een eerste stap inventariseer je samen zoveel mogelijk naamwoorden<br />
(dingen, personen, dieren). Vervolgens zoek je zoveel mogelijk werkwoorden<br />
(doewoorden). Daarmee maken ze eigen versregels die beginnen<br />
met Ik wou…<br />
Voor eersteklassers is dit niet gemakkelijk. Maak de eerste versregel daarom<br />
klassikaal. Laat de kinderen zoveel mogelijk experimenteren met woorden<br />
en klanken. Rijmen is niet het belangrijkste doel. Het aanwakkeren van taalgevoeligheid<br />
staat centraal. Geef de kinderen de kans om hun vondsten in de<br />
loop van de volgende dagen aan te vullen of te laten groeien. Hang de eerste<br />
probeersels daarom uit in de klas en vraag regelmatig wie nog iets aan zijn<br />
gedicht wil toevoegen of veranderen.<br />
ik wou … dat ik een illustrator was<br />
Overloop met de kinderen de illustraties uit Wie dit leest is een beest. Laat ook<br />
hen gelijkaardige illustraties bij hun gedicht drukken. Snijden in lino is te<br />
moeilijk en gevaarlijk voor eersteklassers. Werken met hoogdruk kunnen ze<br />
zelf. Laat hen een collage maken met papier, karton, draden, stukjes rubber…<br />
Op die collage brengen ze drukinkt op waterbasis aan. Daarna leggen ze een<br />
wit blad op de collage. Als ze daar vervolgens met een rolletje over gaan, ontstaat<br />
een afdruk.<br />
Ook monodruk is een toegankelijke techniek voor eersteklassers. Laat de<br />
kinderen een glad oppervlak (bv. een spiegel of glasplaat) insmeren met een<br />
verf op waterbasis. Met hun vingers of een voorwerp maken ze een tekening<br />
in het verfoppervlak. Daarna leggen ze een wit blad op de glasplaat. Als ze<br />
daar vervolgens met een rolletje over gaan, ontstaat, net als bij hoogdruk, een<br />
afdruk.<br />
Beide technieken zijn eenvoudig en nodigen uit tot experimenteren. Uit de<br />
verschillende resultaten kiezen ze de illustratie die zij de mooiste vinden. Laat<br />
hen hun keuze verantwoorden. Zo stimuleer je hen om na te denken over<br />
hun persoonlijke invulling van het begrip ‘mooi’.<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – eerste leerjaar | 61
2 e en 3 e leerjaar<br />
Bibi’s bijzondere beestenboek, Bibi Dumon Tak en Fleur<br />
van der Weel (ill.), Querido, 2006.<br />
Een zusje uit een vliegtuig, Guido Bottinga en Marije<br />
Tolman (ill.), Lemniscaat, 2006.<br />
Ga je mee naar Toejeweetwel, Joke van Leeuwen, Querido,<br />
2007.<br />
Het betoverde paard, Chen Jianghong, Gottmer, 2006.<br />
Kunst in de kijker, Claire d’Harcourt, Lemniscaat, 2001.<br />
Zootje was hier, Edward van de Vendel en Carll Cneut<br />
(ill.), De Eenhoorn, 2004.<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – tweede en derde leerjaar | 63
Lestip 1<br />
Bibi’s bijzondere beestenboek<br />
Bibi’s bijzondere beestenboek<br />
Bibi Dumon Tak en Fleur van der Weel (ill.)<br />
Querido, 2006<br />
Eindtermen<br />
- De leerlingen kunnen samenwerken met anderen, zonder onderscheid van<br />
sociale achtergrond, geslacht of etnische origine (Sociale vaardigheden,<br />
Samenwerking, 3).<br />
Over de auteur<br />
De Nederlandse Bibi Dumon Tak (°1964) studeerde Nederlandse taal- en letterkunde.<br />
Haar debuut Het koeienboek (Querido) had meteen succes: het werd<br />
met een Zilveren Griffel bekroond als beste informatieve boek van 2002.<br />
Ook voor Camera loopt… actie (Querido) en voor Bibi’s bijzondere beestenboek<br />
(Querido) sleepte de auteur een Zilveren Griffel in de wacht. Ze is een van<br />
de weinige non-fictieschrijvers voor kinderen in Nederland.<br />
Voor haar debuut was ze al als schrijfster actief, onder meer voor de<br />
Boekieboekiekrant.<br />
Over de illustrator<br />
Fleur van der Weel (°1970) studeerde aan de Hogeschool voor de Kunsten in<br />
Utrecht. In 2004 ontving ze samen met Edward van de Vendel de Woutertje<br />
Pieterse Prijs voor hun boek Superguppie (Querido). Dat was het eerste kinderboek<br />
dat ze illustreerde.<br />
Naast illustrator en grafisch vormgever is van der Weel ook aan de slag als vrij<br />
schilder (olieverf op doek) en als decorateur van kindermeubels.<br />
Over het boek<br />
Bibi’s bijzondere beestenboek is ook voor grote mensen de moeite waard. Bibi<br />
Dumon Tak leefde zich uit in korte, treffende en soms poëtische typeringen<br />
64 | Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – tweede en derde leerjaar
van eigenaardige dieren als het vogelbekdier, de coelacant, de sidderaal, de<br />
vampier en het aardvarken.<br />
Over de Jezus Christushagedis schrijft ze bijvoorbeeld: “Als er een vijand<br />
achter hem aan zit, dan laat hij zich uit de boom vallen en vlucht het water<br />
in. Nou ja, hij vlucht dus het water op. Hij rent er zo snel overheen dat Jezus<br />
hem waarschijnlijk nooit had kunnen bijhouden.”<br />
Zowel doorsnee lezers als kinderen die gefascineerd zijn door de natuur zullen<br />
houden van Bibi’s bijzondere beestenboek.<br />
Aan de slag<br />
Voor het lezen<br />
Verdeel de klas in groepen van telkens vier leerlingen. Geef elk kind een taak<br />
waardoor het luisteren en overleggen zo betrokken mogelijk gebeurt. Een<br />
eerste kind kan noteren, een tweede kind brengt verslag uit, een derde kind<br />
houdt de timing in de gaten en een vierde kind zorgt ervoor dat iedereen<br />
deelneemt aan het overleg. 8<br />
Vraag de kinderen goed te luisteren naar de opsomming die je hen voorleest.<br />
Daartussen bevindt zich telkens één woord dat geen dier is. Noteer de woordenrijen<br />
daarna ook op het bord zodat de verschillende groepen hierop kunnen<br />
steunen tijdens het overleg. Enkele voorbeelden van woordenrijen zijn:<br />
• de prieelvogel – de tafelschuimer – de bombardeerkever – de zwarte zwelger<br />
• de gekko – de hengelvis – de beekjuffer – de fantast<br />
Het aantal woordenrijen bepaal je zelf. Selecteer telkens drie namen uit de<br />
inhoudstafel van Bibi’s bijzondere beestenboek en vul die aan met één verzonnen<br />
naam. Nadat alle rijen zijn voorgelezen, geef je de groepen even tijd om te<br />
overleggen welk woord niet in de dierenrij thuis hoort.<br />
Daarna bezorg je elke groep een kopie van de inhoudstafel. Zeg dat die<br />
inhouds tafel de namen van vreemd klinkende, maar wel bestaande dieren<br />
bevat. Daarmee controleren ze of ze uit elke rij het juiste nepdier hebben<br />
gehaald.<br />
Tot slot brengen de verschillende groepen verslag uit. Ze leggen uit hoe ze<br />
hebben overlegd om de nepdieren te selecteren. Geef hen voor het verslag<br />
volgende richtvragen mee:<br />
- “Was het moeilijk om de nepdieren te herkennen? Waarom wel? Waarom<br />
niet?”<br />
8 We baseren ons op de rolverdeling die in CLIM (Coöperatief Leren In Multiculturele groepen) wordt voorgesteld. Dit is een<br />
Amerikaanse methode die kinderen wil leren omgaan met diversiteit. De methode werd ontwikkeld door Elizabeth Cohen. Onder<br />
impuls van het Steunpunt ICO werd een Vlaamse variant uitgewerkt. Meer informatie over deze werkvorm, die in steeds meer<br />
scholen ingang vindt, vind je op www.steunpuntico.be of www.uitgeverijdeboeck.be waar je een uitgebreide informatiebundel<br />
kunt downloaden.<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – tweede en derde leerjaar | 65
- “Van welke dierennamen had je nog nooit eerder gehoord?”<br />
- “Welke vreemd klinkende dieren kende je wel al? Hoe heb je die leren kennen?”<br />
Tijdens het lezen<br />
Ga na welk dier uit Bibi’s bijzondere beestenboek het minst gekend of het meest<br />
nieuwsgierigmakend is. Van dat dier lees je de bijbehorende tekst voor. Hou<br />
het tempo bewust traag waardoor je het verhalende karakter van de informatie<br />
in het boek accentueert. Moeilijke woorden of begrippen verklaar je<br />
tussen door (met een synoniem, een vergelijking, een schets,…).<br />
Na het voorlezen laat je de kinderen verwoorden wat ze nu meer weten over<br />
het dier waar ze meest nieuwsgierig naar waren:<br />
- “Kan wat de auteur vertelt echt gebeuren?”<br />
- “Vind je het prettig om iets meer te weten?”<br />
- “Waarom zou de auteur deze tekst geschreven hebben?”<br />
- “Zou je nog meer verhalen willen horen of lezen?”<br />
- “Wie wil weten hoe het dier eruit ziet?”<br />
De laatste vraag brengt je bij de illustraties. De sobere zwart-wittekeningen<br />
van Fleur van der Weel maken je leerlingen misschien nieuwsgierig naar echte<br />
foto’s van deze buitengewone dieren. Die mogen ze uiteraard opzoeken op<br />
internet.<br />
Na het lezen<br />
Laat de verschillende groepen één van de dieren uit de lijst kiezen. Ze krijgen<br />
een kopie van de tekst en tekening. De tekst moeten ze achteraf brengen voor<br />
de hele klas. Elke groep bereidt zijn voorleesmoment grondig voor. Daarbij<br />
voeren ze de volgende stappen uit, ook wel gekend als de methode van het<br />
‘forumlezen’: 9<br />
- Oefenen in het expressief lezen van de tekst;<br />
- Zoeken van een verklaring voor moeilijke woorden of begrippen;<br />
- Zoeken van een afbeelding en eventueel aanvullende informatie;<br />
- Zoeken van een paar vragen over de tekst waarop de luistergroep moet antwoorden.<br />
Tegen een afgesproken tijdstip stellen de verschillende groepen hun fragment<br />
aan elkaar voor.<br />
9 Forumlezen is een werkvorm die in de meeste scholen vanaf het derde leerjaar voorbereid wordt en in hogere leerjaren geregeld<br />
aan bod komt. Wie meer wil lezen of praktische toepassingen zoekt, vindt die bij de praktijkvoorbeelden op de website<br />
www.schoolenbibliotheek.be<br />
66 | Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – tweede en derde leerjaar
Lestip 2<br />
Een zusje uit een vliegtuig<br />
Een zusje uit een vliegtuig<br />
Guido Bottinga en Marije Tolman (ill.)<br />
Lemniscaat, 2006<br />
Eindtermen<br />
- De leerlingen kunnen een brief schrijven aan een bekende om een persoonlijke<br />
boodschap of belevenis over te brengen (Nederlands, Schrijven,<br />
4.3).<br />
- De leerlingen zijn bereid om te reflecteren over taal en taalgebruik<br />
(Nederlands, Taalbeschouwing, 6.5).<br />
Over de auteur<br />
Guido Bottinga (°1963) wilde al van jongs af aan jeugdauteur worden. Hij<br />
begon met het schrijven korte en lange verhalen en sprookjes. Een zusje uit<br />
een vliegtuig, geschreven vanuit zijn ervaring als adoptieouder, is zijn debuut bij<br />
Lemniscaat.<br />
Over de illustrator<br />
Marije Tolman (°1976) studeerde aan de Koninklijke Academie voor<br />
Beeldende Kunsten in Den Haag en aan het Edinburgh College of Art in<br />
Schotland. Ze werkte in Italië als vormgever. Bij Lemniscaat maakte ze onder<br />
meer de prentenboeken Het krijtje met Iris van der Heide en Schattig met Lida<br />
Dijkstra. Ze werkt met verschillende materialen, zoals pen en inkt, aquarelverf,<br />
(kleur)potloden, gouache en krijt. Met vlekjes en spetters suggereert ze vaart<br />
en beweging in haar werk.<br />
Over het boek<br />
Tjebbe krijgt een zusje. Een zusje uit een vliegtuig. Ze komt uit China en<br />
heet Yu-lin. Ook al kijkt Tjebbe erg uit naar de komst van Yu-lin, het wennen<br />
aan een nieuw zusje in huis blijkt moeilijker dan hij had verwacht en gehoopt.<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – tweede en derde leerjaar | 67
Een zusje uit het vliegtuig is een verhaal over de soms moeilijke zoektocht naar<br />
een nieuw evenwicht in het gezin. De gevoelens van Tjebbe worden geloofwaardig<br />
geschetst. De onderkoelde humor zorgt ervoor dat het boek nooit<br />
sentimenteel wordt.<br />
Aan de slag<br />
Voor het lezen<br />
In Een zusje uit een vliegtuig komt de lezer, net als Tjebbe zelf, pas beetje bij<br />
beetje meer te weten over de speciale verrassing die Tjebbes ouders voor hem<br />
in petto hebben. We kiezen er daarom voor om meteen te starten met voorlezen<br />
en op voorhand nog niks prijs te geven over de inhoud van het boek.<br />
Tijdens het lezen<br />
Een zusje uit een vliegtuig leent zich uitstekend tot voorlezen in de klas. Om<br />
het verhaalbegrip en de inleving beter te stimuleren bij de leerlingen, houd je<br />
geregeld halt in het verhaal. In wat volgt geven we een aantal mogelijke rustpauzes<br />
aan. We geven ook telkens een aantal vragen voor een geleid gesprek<br />
waarin de kinderen hun verwachtingen kunnen uiten over het vervolg van het<br />
verhaal en die aanvullen en eventueel wijzigen naarmate het verhaal vordert.<br />
hoofdstuk 1 – geheimen in de lucht<br />
Hou de cover van Een zusje uit een vliegtuig bedekt, terwijl je het eerste hoofdstuk<br />
voorleest. Op p. 9 zegt Tjebbes moeder dat zijn vader een beetje bang is<br />
voor vliegen. Dat is van belang voor het verdere verloop van het verhaal. Sta<br />
er daarom even bij stil:<br />
- “Heeft iemand van jullie al gevlogen?”<br />
- “Vond je dat een fijne ervaring?”<br />
- “Kun je je voorstellen dat er mensen zijn die vliegen eng vinden?”<br />
Verderop in het eerste hoofdstuk heeft Tjebbes moeder het over een ‘geheimschrift<br />
in de lucht’ dat iets verklapt over een bijzondere verrassing voor<br />
Tjebbe. Sta ook hier even bij stil:<br />
- “Wie kan er een mogelijke verrassing voor Tjebbe verzinnen?”<br />
Daarna verklapt Tjebbes moeder dat de verrassing uit de hemel komt.<br />
- “Wie zou er nu de verrassing voor Tjebbe kunnen aanvullen?”<br />
Als laatste tip geeft Tjebbes moeder mee dat er bij hen thuis iets zal veranderen.<br />
De zin daarop lees je nog niet. Vraag je leerlingen wat er thuis zou kun-<br />
68 | Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – tweede en derde leerjaar
nen veranderen als er een verrassing uit de hemel komt. Nadat ze hun veronderstellingen<br />
hebben geuit, vervolg je het verhaal (p.11): “Dat er misschien<br />
iemand komt.”<br />
Nadat de kinderen alle gegevens met elkaar hebben verbonden en hun laatste<br />
veronderstellingen gaven toon je de cover van het boek. Laat hen verwoorden<br />
wat ze daarop zien. Vraag hen wat zowel de titel als de cover van het boek<br />
verklappen over de inhoud van het verhaal.<br />
Op de achterflap staat de tekening van een pot gevuld met muisjes. In tegenstelling<br />
tot de tekening op de cover geeft deze illustratie niets prijs over het<br />
verhaal. Vraag om goed in het oog te houden waar in het verhaal deze illustratie<br />
wordt verduidelijkt.<br />
In de verdere hoofdstukken krijgt de lezer een beter beeld van Tjebbe en zijn<br />
omgeving. Vooral de onderkoelde humor van de auteur valt op. Voor kinderen<br />
is het evenwel niet altijd evident om die humor te begrijpen. Ga daarom<br />
regelmatig na of de leerlingen de grappige ondertoon van de tekst herkennen<br />
en vatten. Op die manier leren ze overigens stil te staan bij wat ze lezen. Die<br />
reflecterende attitude zal hen later helpen bij het individuele lezen en zal hen<br />
stimuleren bij de waardering en het begrip van verhalen.<br />
hoofdstuk 2 – de schaduw<br />
Op pagina’s 12-15 lees je hoe Froukje, een vriendinnetje van Tjebbe, en<br />
Tjebbe zelf bekvechten over Froukjes schaduw.<br />
- “Is het werkelijk zo dat de schaduw van Froukje altijd doet wat zij zegt?”<br />
- “Waarom zegt Froukje dat Tjebbe haar snoep goed moet bewaren en dicht<br />
bij haar in de buurt moet blijven?”<br />
Als aanvulling op deze vragen kun je met de klas op verschillende plekken en<br />
tijdstippen nagaan wat er met hun schaduwen gebeurt.<br />
hoofdstuk 4 – toveren<br />
In het hoofdstuk Toveren (pp. 22-25) lees je hoe Froukje Tjebbe leert toveren.<br />
Sta even stil bij het verschil tussen ‘toveren’ en ‘wensen’.<br />
- “Overkomt het je ook wel eens dat je iets heel erg wenst en dat het dan<br />
uitkomt? Of gebeurt dat nooit?”<br />
- “Hoe komt het dat een wens soms uitkomt? Omdat je zo hard probeert?”<br />
- “Hoe komt het dat een wens niet uitkomt? Kun je op een verkeerde manier<br />
wensen?”<br />
- “Waarom lijkt het wensen van Tjebbe op toveren?”<br />
hoofdstuk 7 – het kerstspel<br />
In het hoofdstuk Het kerstspel (pp. 32-37) krijgen Jannes en Tjebbe ruzie<br />
achter het decor van het kerstspel, waarin ze engelen spelen. Tjebbe vergeet<br />
aldoor zijn tekst, tot een engel hem plots helpt.<br />
- “Kun je raden wie de engel was?”<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – tweede en derde leerjaar | 69
hoofdstuk 9 – een klein broertje en hoofdstuk 10 – een zusje<br />
uit het vliegtuig<br />
In het hoofdstuk Een klein broertje (pp. 45-49) praat Tjebbe met zijn moeder<br />
over hoe het steeds een verrassing moet blijven wat hij precies voor verjaardagscadeautjes<br />
krijgt (cf. “Vorig jaar had hij een hond of een cavia voor zijn<br />
verjaardag gevraagd. Die had hij niet gekregen. Wel een kasteel met ridders.<br />
Dat was wel een verrassing.”, p. 49).<br />
Sta stil met je leerlingen stil bij de betekenis van ‘verrassing’:<br />
- “Is een verrassing altijd leuk?”<br />
- “Kun je zelf voorbeelden geven van prettige en minder prettige verrassingen?”<br />
In het daarop volgende hoofdstuk Een zusje uit een vliegtuig krijgt Tjebbe te<br />
horen van dat hij er een zusje bij krijgt. Eentje uit China nog wel. Jammer<br />
genoeg hebben ze daar geen broertjes, zoals Tjebbe stiekem had gehoopt:<br />
“Tjebbe knikt. Het is net zo’n verrassing als je soms voor je verjaardag krijgt.”<br />
(p. 54). Verwijs naar het vraaggesprekje over verrassingen en laat de leerlingen<br />
hun interpretatie van Tjebbes uitspraak verwoorden.<br />
hoofdstuk 14 – de telefoon<br />
Op pagina 69 lezen we hoe Opa belt en Tjebbe hem snel afscheept. Als<br />
Tjebbes vader vraagt wie er gebeld heeft, antwoordt Tjebbe: “Niemand.” Vraag<br />
de leerlingen waarom Tjebbe dat zou doen.<br />
hoofdstuk 15 – fossielen<br />
In het hoofdstuk Fossielen gaan Tjebbe en zijn vader naar een dinosaurustentoonstelling.<br />
Vraag of er leerlingen zijn die nog meer weten over dinosaurussen.<br />
hoofdstuk 18 – thuis<br />
Op pagina 67, wanneer Tjebbes moeder naar China vertrekt, geeft ze Tjebbe<br />
een pot met snoepmuizen. Voor elke dag dat ze weg is, mag hij een muis opeten.<br />
Als de pot leeg is, heeft mama nog een verrassing voor hem. In hoofdstuk<br />
18, op pagina 93, komt de pot met snoepmuizen weer ter sprake. De pot<br />
is leeg, maar Tjebbe heeft tot zijn grote teleurstelling nog steeds geen verrassing<br />
gekregen. Vraag de kinderen of ze zich de tekening op de achterflap van<br />
het boek nog herinneren. Laat hen daarna raden naar de nieuwe verrassing<br />
voor Tjebbe.<br />
en verder<br />
Eens Yu-lin deel uitmaakt van het gezin (vanaf hoofdstuk 19, Thuis) en het<br />
voor de lezer duidelijk wordt dat het wennen erg langzaam en moeilijk verloopt,<br />
nodig je de kinderen uit om het boek zelf te gaan lezen. Dat zal vlotter<br />
gaan nadat ze zich klassikaal inleefden in het boek aan de hand van vorige<br />
vraaggesprekjes.<br />
70 | Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – tweede en derde leerjaar
Na het lezen<br />
In de boekenhoek voorzie je een aantal schrijfopdrachten die lezers van Een<br />
zusje uit het vliegtuig kunnen uitvoeren:<br />
- Leef je in in Tjebbe en verzin een brief die Tjebbe naar zijn opa schrijft. In<br />
die brief vertelt hij over Yu-lin en hoe het met haar gaat.<br />
- Schrijf een brief naar Tjebbes moeder en vertel haar wat je zo leuk vindt<br />
aan Yu-lin.<br />
- Schrijf een brief naar de auteur van dit boek waarin je hem vertelt welk<br />
stukje je erg mooi vindt in het boek.<br />
Kinderen die een geadopteerd broertje of zusje hebben of die zelf geadopteerd<br />
zijn, krijgen uiteraard de kans om hun verhaal te vertellen.<br />
Koppel dit boek tot slot aan informatieve boeken waarin kinderen uit de hele<br />
wereld worden gesitueerd en voorgesteld. In de bibliografie bij deze lestip<br />
vind je enkele suggesties.<br />
Bibliografie<br />
Familie in de hele wereld, Sophie Furlaud en Pierre Verbourd, Biblion, 2003.<br />
Kinderen zoals jij en ik. Hoe kinderen in onze wereld leven, Amanda Rayner, Lannoo, 2003.<br />
Mensen zoals jij en ik. Encyclopedie van alle volkeren, Lannoo, 2003.<br />
Right to play. Ieder kind heeft recht om te spelen, Jesse Goossens, Lemniscaat, 2005.<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – tweede en derde leerjaar | 71
Lestip 3<br />
Ga je mee naar Toejeweetwel<br />
Ga je mee naar Toejeweetwel<br />
Joke van Leeuwen<br />
Querido, 2007<br />
Eindtermen<br />
- De leerlingen kunnen het gepaste taalregister hanteren als ze van een<br />
behandeld onderwerp of een beleefd voorval een verbale/non-verbale<br />
inter pretatie brengen, die begrepen wordt door leeftijdsgenoten<br />
(Nederlands, Spreken, 2.6).<br />
- De leerlingen kunnen geconcentreerd luisteren naar een gesproken tekst<br />
(verteld of voorgelezen) en die mondeling, schriftelijk, beeldend of dramatisch<br />
weergeven (Muzische vorming, Drama, 3.3).<br />
Over de auteur<br />
Tijdens haar jeugd verhuisde de Nederlandse Joke van Leeuwen (°1952) verschillende<br />
keren, waaronder een keer naar Brussel, toen ze dertien was. Het<br />
beviel haar in België zo goed dat ze daar ging studeren: eerst in Antwerpen<br />
aan de Kunstacademie, daarna in Brussel aan het Hoger Sint-Lukas Instituut.<br />
Ze wilde blijven tekenen en schrijven, zoals ze altijd al had gedaan. Na een<br />
extra opleiding Geschiedenis in Brussel vond ze uiteindelijk een uitgever voor<br />
haar eerste kinderboek De appelmoesstraat is anders (1978).<br />
Joke van Leeuwen heeft voor haar werk tal van prijzen gekregen, waaronder<br />
tal van Griffels, een Gouden Uil, de Woutertje Pieterse Prijs en de Theo<br />
Thijssenprijs voor haar hele oeuvre.<br />
Over het boek<br />
Ga je mee naar Toejeweetwel is een leuke verzameling eerder uitgegeven werk<br />
van Joke van Leeuwen, waaronder de volledige boeken: De metro van Magnus,<br />
Een huis met zeven kamers en Het weer en de tijd. Daarnaast herbergt het boek<br />
andere parels: een selectie van verhalen en versjes uit andere boeken en theatervoorstellingen.<br />
Als kers op de taart bevat dit boek een cd waarop Joke van<br />
Leeuwen een aantal versjes en verhaaltjes zelf vertelt en zingt, onder piano-<br />
72 | Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – tweede en derde leerjaar
egeleiding van Caroline Deutman, de vrouw die haar ook op het podium<br />
begeleidt.<br />
De metro van Magnus vertelt het verhaal van Magnus die een bijzondere reis<br />
maakt met de metro die hij zelf heeft getekend. Achter elke kamer schuilt een<br />
ander verhaal in Een huis met zeven kamers. In Het weer en de tijd wint Max met<br />
een kleurwedstrijd een weekend in een boerderijtje in Frankrijk. De overige<br />
verhalen gaan over woorden die kwijt waren, een vakantie in de bergen, een<br />
brief aan Sinterklaas, jarig zijn, of over een deur in je hoofd.<br />
Joke van Leeuwen illustreert haar verhalen zelf, waardoor tekst en tekeningen<br />
onopmerkelijk in elkaar overgaan en mekaar naadloos aanvullen.<br />
Aan de slag<br />
Voor het lezen<br />
Geef elk kind een mooi, nieuw, groot, wit blad papier en geef hen de opdracht<br />
er om het even wat mee te doen. Je legt hen geen enkele beperking op.<br />
Na vijf minuten laat je hen de resultaten aan elkaar voorstellen.<br />
Aansluitend op de opdracht breng je het verhaal Papier (p. 369), waarin een<br />
juf net dezelfde opdracht geeft aan de ik-verteller uit het verhaal. Vergelijk de<br />
ideeën van Joke van Leeuwen met de vondsten van de kinderen. Nodig de<br />
leerlingen uit om in de loop van de volgende weken te experimenteren met<br />
een mooi, nieuw, groot, wit blad papier. De resultaten hang je op in de boekenhoek.<br />
Je laat er de leerlingen ook telkens een korte toelichting bij schrijven.<br />
Papier geeft alvast een voorsmaakje van de humor in van Leeuwens werk. Het<br />
verhaal toont ook mooi aan hoe de tekst en de illustraties in haar werk mooi<br />
in elkaar overlopen.<br />
Tijdens het lezen<br />
Ga je mee naar Toejeweetwel is een rijk gevuld boek dat de mogelijkheid biedt<br />
om het werk van Joke van Leeuwen zo breed mogelijk te verkennen. Nodig<br />
de kinderen uit om één van de boeken, of een verhaaltje uit Ga je mee naar<br />
Toejeweetwel voor te stellen. Omdat langer en korter werk elkaar afwisselen<br />
in dit boek kun je ook kinderen die nog moeite hebben met lezen of kinderen<br />
die niet van lezen of lange verhalen houden, betrekken bij de activiteit.<br />
Getrainde lezers kun je dan weer uitdagen met een rijker verhaal.<br />
Een boek of een verhaal bespreken is voor deze leeftijdsgroep nog moeilijk.<br />
Maak de opdracht daarom haalbaar en overzichtelijk. Nadat ze hun teksten lazen,<br />
zoeken de kinderen het personage dat hen het meest aansprak eruit. Wie<br />
in groepjes werkt kan meerdere personages voorstellen. Het moment waarop<br />
ze het boek voorstellen, verkleden ze zich als hun personage, vertellen ze aan<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – tweede en derde leerjaar | 73
de luisteraars wie ze zijn en wat ze hebben meegemaakt. Kinderen die niet<br />
graag op de voorgrond treden, stellen hun personage voor als poppenkastpop,<br />
die ze tekenen en op een stokje kleven. Zo kunnen ze hun verhaal schijnbaar<br />
onzichtbaar vertellen.<br />
Na het lezen<br />
verzamelen geblazen<br />
Enkele figuren in de verhalen van Joke van Leeuwen, zoals Joris Floris uit Het<br />
verhaal van Joris Floris (pp. 198-214), hebben de neiging om verzamelingen aan<br />
te leggen van dingen en ideeën waar ze later misschien wel iets mee kunnen<br />
doen. Geef elk kind een schrift waarin het dingen mag schrijven die het<br />
wil onthouden of waarin het plaatjes plakt die het heel bijzonder vindt. Het<br />
schrift mogen ze versieren met een zelf ontworpen kaft. Binnen in het schrift<br />
bewaren ze wat ze mooi vinden: een zin, een woord, en titel, een uitspraak,<br />
een afbeelding, een knipsel, …<br />
Het schrift is strikt persoonlijk en kan door iedereen anders worden ingevuld.<br />
Wat de ene leerling mooi vindt, kan minder mooi zijn voor een ander kind.<br />
Daarover kun je een gesprek aanknopen met de klas:<br />
- “Vind je wat je vroeger mooi vond, nu nog steeds mooi?”<br />
- “Kun je begrijpen dat niet iedereen hetzelfde mooi vindt?”<br />
- “Hoe zou dat komen?”<br />
- “Kun je je inbeelden wat je zult denken of voelen als je dit schriftje later<br />
opnieuw inkijkt?”<br />
versje dat nooit afgelopen is<br />
Het versje dat nooit afgelopen is (p. 116) is voor tweede- en derdeklassers erg<br />
toegankelijk. Het nodigt bovendien uit om te spelen met rijm. Draag de<br />
eerste strofe zelf voor. De kinderen vullen het gedicht verder aan, als hoek- of<br />
contractwerk. Het resultaat gieten ze eventueel in een ritmische tekst of rap, al<br />
dan niet ondersteund met instrumenten. Dit versje werd niet verwerkt op de<br />
bijgevoegde cd, maar de leerlingen kunnen de overige liedjes wel beluisteren<br />
om inspiratie op te doen.<br />
voorstelling<br />
Wie met de klas Joke van Leeuwen aan een breder publiek wil voorstellen<br />
kan dat doen door een voorstelling te geven, net zoals de auteur vaak zelf<br />
doet. Elk kind kan daar naargelang van zijn mogelijkheden en voorkeuren aan<br />
bijdragen:<br />
- een verhaal voorlezen<br />
- een poppenkastspel spelen<br />
- een verhaal naspelen<br />
- een gedichtje voordragen<br />
74 | Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – tweede en derde leerjaar
- een op muziek gezet versje zingen<br />
- …<br />
Uiteraard zorg je voor uitnodigingen en affiches voor de voorstelling. De<br />
leerlingen kunnen ook een informatiebord over de auteur maken.<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – tweede en derde leerjaar | 75
Lestip 4<br />
Het betoverde paard<br />
Het betoverde paard<br />
Chen Jianghong<br />
Gottmer, 2006<br />
Eindtermen<br />
- De leerlingen kunnen spelvormen waarnemen en inzien dat de juiste verhouding<br />
tussen woord en beweging de expressie kan vergroten (Muzische<br />
vorming, Drama, 3.2).<br />
- De leerlingen kunnen ervaringen, gevoelens, ideeën, fantasieën, … uiten in<br />
spel (Muzische vorming, Drama, 3.5).<br />
Over de auteur<br />
De Chinese Chen Jianghong (°1963) studeerde aan de kunstacademie in<br />
Peking en Parijs. Sinds 1994 illustreert hij kinderboeken. Zijn boeken zijn<br />
vaak gebaseerd op Chinese mythen en legenden. Zijn kleurrijke illustraties<br />
maakt hij op de traditionele manier (net als de schilder uit het verhaal), met<br />
Chinese inkt op rijstpapier.<br />
Zijn werk is internationaal bekend en geliefd: zijn illustraties werden geëxposeerd<br />
in galerieën in Europa, Azië en de Verenigde Staten. Het werd ook<br />
meermaals bekroond. Chen Jianghong woont in Parijs en werkt als schilder,<br />
illustrator en schrijver.<br />
Over het boek<br />
Han Gan houdt erg van schilderen en tekenen, maar is te arm om penselen en<br />
papier te kopen. Als hij de beroemde schilder Wang Wei ontmoet, ontdekt die<br />
het bijzondere tekentalent van Han Gan. Wang Wei schenkt hem het nodige<br />
schildermateriaal. Merkwaardig genoeg schildert Han Gan enkel paarden, die<br />
bovendien steeds vastgebonden zijn. Omdat de paarden zo levensecht getekend<br />
zijn dat ze zich van het papier zouden losrukken en tot leven zouden<br />
komen, beweert Han Gan. Een krijgsheer ontdekt dat Han Gan de waarheid<br />
spreekt en dan gaan de poppen aan het dansen…<br />
76 | Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – tweede en derde leerjaar
Het betoverde paard is een legende, maar Han Gan heeft wel degelijk bestaan.<br />
Deze bijzondere schilder van paarden leefde meer dan tweeduizend jaar geleden<br />
in China. De mensen waren door de eeuwen heen vol bewondering voor<br />
zijn schilderijen. Hiervan zijn er niet meer zoveel bewaard. De illustraties in<br />
dit boek zijn op zijde geschilderd, net zoals Han Gan het deed.<br />
Aan de slag<br />
Voor het lezen<br />
allemaal beestjes<br />
Ga in de bib of op internet op zoek naar zoveel mogelijk verschillende dierenafbeeldingen.<br />
Zorg voor veel variatie in de afbeeldingen en wissel realistische<br />
(figuratieve) en gestileerde (picturale) tekeningen af (cf. bibliografie).<br />
Laat de kinderen er hun favoriete afbeelding uitkiezen. Vraag hen ook wat ze<br />
zo mooi vinden aan die ene afbeelding (bv. het onderwerp van de afbeelding,<br />
de stijl, het kleurgebruik…)<br />
verkenning vooraf<br />
Na de vorige opdracht toon je de cover van Het betoverde paard. Verken die<br />
samen aan de hand van volgende vragen:<br />
- “Wat zie je op de cover?”<br />
- “Wat voor boek kan dit zijn?”<br />
- “Waarover zou het boek kunnen gaan?”<br />
- “Waar en wanneer zou het verhaal zich afspelen?”<br />
- “Heeft iemand dit soort tekeningen al eerder gezien? Waar?”<br />
Daarna lees je de achterflaptekst voor. Ga na of die overeenkomt met de verwachtingen<br />
van de leerlingen op basis van de cover van het boek.<br />
Tijdens het lezen<br />
Han Gan, het hoofdpersonage uit het boek, probeert zijn paarden steeds zo<br />
realistisch mogelijk te schilderen. Bekijk samen de eerste pagina en ga na of<br />
dat werkelijk zo is. Laat zeker de leerlingen aan het woord die in de voorbereidende<br />
opdracht het meest van realistische beelden hielden.<br />
Lees daarna het volledige verhaal voor. De tekst is eenvoudig en dus begrijpelijk<br />
voor tweede- en derdeklassers. Maak van de illustraties en de details in Het<br />
betoverde paard gebruik om de leerlingen te laten kennismaken met de Chinese<br />
cultuur.<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – tweede en derde leerjaar | 77
Na het lezen<br />
nabespreking<br />
Op de laatste pagina in het boek staat uitgelegd dat Het betoverde paard een<br />
legende is. Licht het begrip ‘legende’ toe. In dit geval gaat het om een verhaal<br />
van een beroemde man die meer dan tweeduizend jaar geleden in China<br />
leefde. Het verhaal werd steeds weer opnieuw verteld en doorgegeven. Een<br />
stukje uit het verhaal berust op waarheid, maar uiteraard is niet alles echt<br />
gebeurd.<br />
verschillende vertelstandpunten<br />
Het betoverde paard wordt verteld door een ‘alwetende verteller’. Hij weet van<br />
alle personages wat ze zien, horen, denken en voelen. In het boek Leeskracht!<br />
Gids voor literaire competentie op school lichten de auteurs verschillende vertelinstanties<br />
toe (cf. bibliografie). Voor tweede- en derdeklassers is dit inzicht nog<br />
moeilijk. Toch kun je ze aan de hand van eenvoudige opdrachten vertrouwd<br />
maken met het begrip ‘vertelinstantie’.<br />
Verdeel de klas in drie groepen. De eerste groep vertelt het verhaal vanuit het<br />
standpunt van Han Gan zelf, een tweede groep vanuit het standpunt van de<br />
krijgsheer en een laatste groep vanuit het standpunt van Han Gans familie.<br />
Bij de voorbereiding van hun vertelling baseren ze zich hoofdzakelijk op de<br />
tekst, die ze aanvullen met de (gefantaseerde) gevoelens van de verschillende<br />
personages. Voor de presentatie van het verhaal duiden ze een verteller aan; de<br />
rest van de leerlingen stapt echt in de rol van de personages. Overloop daarom<br />
vooraf best samen de mogelijke lichaamshoudingen en het stemgebruik van<br />
de verschillende personages.<br />
oosterse technieken<br />
Op de laatste pagina vind je een afbeelding van het oorspronkelijke doek van<br />
Han Gan. Ga op zoek op internet naar meer werk van deze kunstenaar. Han<br />
Gan maakte het werk met inkt en verf op zijde. Ook de illustraties in het<br />
boek zijn op zijde geschilderd.<br />
Zelf schilderen op zijde zou mooi zijn. De materialen zijn echter duur, waardoor<br />
experimenteren in de klas erg kostelijk wordt. Wie kinderen wil laten<br />
kennismaken met Oosterse schildertechnieken kan een kijkje nemen op<br />
www.kleurbekennen.be. Dit initiatief (o.m. in samenwerking met de federale<br />
minister van Ontwikkelingssamenwerking) heeft een uitgebreid educatief aanbod<br />
voor alle leerlingen die echte wereldburgers willen worden. Als je ‘Azië’<br />
aanklikt bij het aanbod voor de lagere school, dan vind je o.m. een cursus<br />
Chinees schilderen, knippen en vouwen terug.<br />
78 | Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – tweede en derde leerjaar
Bibliografie<br />
Afbeeldingen van dieren<br />
Dieren uit de kunst, Claire D’ Harcourt, Lemniscaat, 2002.<br />
Wat is een kat?, Middas Dekkers, Waanders, 1998.<br />
Over leesbevordering<br />
Leeskracht! Gids voor literaire competentie op school, Toin Duijx (red.), Biblion, 2004.<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – tweede en derde leerjaar | 79
Lestip 5<br />
Kunst in de kijker<br />
Kunst in de kijker<br />
Claire d’Harcourt<br />
Lemniscaat, 2001<br />
Eindtermen<br />
- De leerlingen kunnen voor een gekend persoon een verslag schrijven van een<br />
verhaal, een gebeurtenis, een informatieve tekst. (Nederlands, Schrijven, 4.4).<br />
Over de auteur<br />
De Française Claire d’Harcourt (°1962) is auteur van jeugd- en volwassenenboeken.<br />
Ze werkte onder meer aan twee boeken over de geschiedenis en de<br />
opvoeding van baby’s in verschillende culturen: L’Epopée des bébés en Les bébés<br />
du monde. In het Nederlands verschenen de boeken Kunst in de kijker en Dieren<br />
uit de kunst (Lemniscaat).<br />
Over het boek<br />
Kunst in de kijker is een kijkboek dat de lezer meeneemt op ontdekkingsreis<br />
door een denkbeeldig museum. Het biedt een reis dwars door de geschiedenis<br />
van de schilderkunst, vanaf de Egyptische dodenboeken tot aan de ‘action<br />
painting’ van Jackson Pollock. Door de speurtocht naar details op ieder schilderij,<br />
nodigt het boek uit om langer bij de prenten stil te staan en er gerichter<br />
naar te kijken. Op die manier maken jonge lezers (kijkers) kennis met een<br />
aantal grote schilders, met diverse schildertechnieken en kunststromingen.<br />
Aan de slag<br />
Voor het lezen<br />
Kunst in de kijker presenteert verschillende afbeeldingen van een schilderij, telkens<br />
gespreid over een dubbele pagina. Rondom rond de afbeelding worden<br />
80 | Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – tweede en derde leerjaar
ook details uit het schilderij weergegeven. Die details kunnen je inspireren<br />
voor volgende opdracht.<br />
Verzamel afbeeldingen van sterk uitvergrote details. Dit soort afbeeldingen vind<br />
je makkelijk terug op internet, maar je kunt net zo goed een detailfoto maken<br />
van een element uit je klas. Verdeel de afbeeldingen over verschillende groepen<br />
in de klas. Leg uit dat de afbeeldingen slechts een onderdeel weergeven van een<br />
groter geheel. Vraag om te raden in welk groter geheel de details thuishoren.<br />
Elke groep stelt daarna zijn bevindingen voor. Nodig de leerlingen uit om<br />
hun antwoorden zo goed mogelijk te stofferen. Daarna haal je er de volledige<br />
afbeeldingen bij. Je vergelijkt die met hun eigen vondsten en fantasietjes. Tot<br />
slot laat je hen de details situeren op de volledige afbeeldingen.<br />
Als de oefening te moeilijk zou zijn voor jouw klas, dan kun je hun naast de<br />
detailfoto’s ook de volledige afbeeldingen op voorhand geven. Je leerlingen<br />
kunnen dan onmiddellijk proberen de details te situeren op de volledige<br />
afbeeldingen.<br />
Je kunt ook variëren met deze oefening en er een tekenopdracht van maken.<br />
Voor je je leerlingen de volledige afbeeldingen bezorgt, kun je hen elk een<br />
detail bezorgen en hen vragen om er zelf, al tekenend, een geheel bij te verzinnen.<br />
Tijdens het lezen<br />
Doorblader het boek vooraf heel goed. Situeer voor jezelf de werken in hun<br />
tijd en lees de toelichtingen bij elk werk op de pagina’s 50-59.<br />
Stel het boek daarna aan de kinderen voor. Zorg dat ze de illustratie zo goed<br />
mogelijk zien. Bij elk werk maak je gebruik van de achtergrondinformatie die<br />
je op het niveau van je leerlingen vertaalt. De details laat je nu nog terzijde.<br />
Omdat de prenten vrij veel concentratie vragen verdeel je de voorstelling van<br />
het boek over verschillende tijdstippen.<br />
Nadat het hele boek is voorgesteld, geef je de kinderen de tijd om het boek<br />
individueel te verkennen. Dat kan tijdens het hoekenwerk of eventueel ook<br />
thuis. Uiteraard stimuleer je hen zoveel mogelijk van de details op de schilderijen<br />
terug te zoeken. De oplossingen vinden ze terug op pagina’s 60-63.<br />
Vraag elk kind daarnaast op een blad de titel te noteren van het werk dat hij<br />
het mooiste vindt. Ze moeten er ook bij schrijven waarom. Ze krijgen daarvoor<br />
volgende richtvragen mee:<br />
- “Hield je van dit schilderij vanwege de techniek?”<br />
- “Hield je van dit schilderij vanwege een detail of net vanwege het geheel?”<br />
- “Hield je van dit schilderij omdat je er een leuk verhaal bij kan verzinnen?”<br />
- “Hield je van dit schilderij vanwege de kleuren?”<br />
- “Hield je van dit schilderij omdat je het kent?”<br />
- …<br />
De bladen van alle leerlingen stop je in een doos. Ze blijven voorlopig<br />
geheim.<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – tweede en derde leerjaar | 81
Na het lezen<br />
en de winnaar is…<br />
Pas als alle leerlingen hun mooiste schilderij aan de geheime doos hebben<br />
toevertrouwd, mag ze geopend worden. Elk kind haalt om beurt een blad<br />
uit de geheime doos en leest de naam van het werk en de toelichting voor.<br />
Samen raad je wie het schilderij had uitgekozen. Ga na welk schilderij het<br />
populairste was. Kijk ook welke eeuw het meest in de smaak viel. Kies tot slot<br />
samen wie de mooiste motivatie neerschreef.<br />
creatief met kunst<br />
In jouw klas is Kunst in de kijker misschien een eerste kennismaking met<br />
kunst. Als dat doet smaken naar meer, dan doe je vast ideeën op in het viermaandelijkse<br />
tijdschrift Dada, een kunsttijdschrift voor kinderen van 6 tot 106.<br />
Op www.plint.nl vind je meer informatie.<br />
In je zoektocht naar creatieve ideeën kun je je laten bijstaan door gespecialiseerde<br />
diensten. Die zijn vaak verbonden aan musea en navormingscentra<br />
die kinderen begeleiden op hun zoektocht doorheen een echt museum. Hou<br />
daarom het aanbod van Krokuskriebels in de gaten, een museumproject dat de<br />
Gezinsbond en de Vlaamse Museumvereniging samen organiseren. Een overzicht<br />
van het educatieve aanbod voor alle Brusselse musea vind je op www.<br />
museavanbrussel.be bij ‘Scholen en groepen’. Op www.tinteltenen.be/home.<br />
php vind je info over alle kunst en cultuur voor kinderen, niet enkel voor<br />
musea. Tinteltenen is een samenwerking van de Gezinsbond, de participerende<br />
cultuur- en gemeenschapscentra, kinderkunstencentra en jeugdtheatergezelschappen<br />
en Cultuur Lokaal.<br />
82 | Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – tweede en derde leerjaar
Lestip 6<br />
Zootje was hier<br />
Zootje was hier<br />
Edward van de Vendel en Carll Cneut (ill.)<br />
De Eenhoorn, 2004<br />
Eindtermen<br />
- De leerlingen kunnen de informatie op een persoonlijke en overzichtelijke<br />
wijze ordenen bij een uiteenzetting of instructie van de leerkracht<br />
(Nederlands, Luisteren, 1.5).<br />
Over de auteur<br />
Edward van de Vendel (°1964) groeide op in een onderwijzersfamilie. Zijn<br />
vader was schooldirecteur van een basisschool, zijn moeder kleuterleidster.<br />
Later zou hij zelf les geven en zelfs een tijd schooldirecteur zijn. Sinds 2001 is<br />
hij voltijds schrijver. Zijn oeuvre is heel breed: hij schrijft zowel prentenboeken<br />
als boeken voor eerste lezers (Pup en Kit, De Eenhoorn) en adolescenten<br />
(Ons derde lichaam, Querido), zowel poëziebundels (Superguppie en Superguppie<br />
krijgt kleintjes, Querido) als non-fictie en liedjesteksten. Edward van de Vendel<br />
sleepte al een mooie verzameling prijzen in de wacht: de Woutertje Pieterse<br />
Prijs, Gouden Zoenen, Zilveren Griffels, Vlag en Wimpels, ...<br />
Over de illustrator<br />
Carll Cneut (°1969) studeerde Grafische Vormgeving aan het Sint-Lucas<br />
Instituut in Gent. Hij werd bijna toevallig illustrator, toen hij iemand verving<br />
en daarna nieuwe opdrachten kreeg. Sinds 1996 illustreerde hij al meer<br />
dan 20 kinderboeken, waarvan al een heel aantal hun weg vonden naar het<br />
buitenland.<br />
Illustraties van Carll Cneut schilderen een wereld waarin surreële en waarheidsgetrouwe<br />
elementen samenkomen. Zijn figuren zijn karikaturaal en worden<br />
vaak buiten proportie voorgesteld met grote lijven en piepkleine oogjes,<br />
maar ze blijven een zekere ernst behouden. Hij gebruikt vaak acrylverf, maar<br />
kan die evengoed combineren met bijvoorbeeld waskrijt, kleurpotloden en<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – tweede en derde leerjaar | 83
pastelkrijt. Soms maakt hij collages of past hij mixed media toe en experimenteert<br />
hij met verschillende ondergronden.<br />
Dat zijn naam ook in het buitenland bekend is, blijkt onder meer uit zijn<br />
samenwerking met de grote Britse uitgever Macmillan en zijn werk voor The<br />
New York Times. Carll Cneut heeft al meerdere prijzen op zijn naam staan en<br />
is ongetwijfeld een van de bekendste en meest gevraagde illustratoren van<br />
ons land.<br />
Over het boek<br />
Tepper is een eenzaam jongetje. Hij heeft zijn naam niet mee, hij is slim, hij<br />
kan niet turnen en hij draagt een ooglapje. Aan Lotus, het nieuwe meisje<br />
in de klas dat zich net zo stil en afzijdig houdt, durft hij zijn verhaal te vertellen.<br />
Over hoe hij afgelopen zomer even van de eenzaamheid gered werd<br />
door Kiko en Flam, twee Afrikaanse broertjes die samen met hun moeder<br />
illegaal in het land waren. Over hoe ze hem zonder meer aanvaardden. En<br />
hoe hij zich nu, na hun plotse verdwijning, nog ellendiger voelt dan daarvoor.<br />
Zelfs zonderlinge Zootje die af en toe kwam meespelen, blijkt plots<br />
verdwenen.<br />
Tepper schetst zijn verhaal in veertig hoofdstukjes met korte, eenvoudige<br />
zinnen. Als lezer moet je evenwel goed tussen de regels door kunnen lezen.<br />
Zootje was hier is mooi en met veel gevoel voor ritme geschreven. Carll Cneut<br />
zorgde voor hartverscheurende illustraties bij het verhaal.<br />
Aan de slag<br />
Voor het lezen<br />
Toon de cover van het boek. Geef je klas de opdracht om in kleine groepjes<br />
drie vragen te bedenken. Die vragen moeten betrekking hebben op wat ze<br />
zien en wat ze zouden willen weten over het boek. Verzamel de vragen op het<br />
bord of een flap. Bezorg elk groepje daarna de achterflaptekst. Ga per groepje<br />
na of er vragen zijn die op basis van die tekst nu al kunnen worden beantwoord.<br />
De overige, onbeantwoorde vragen blijven hangen zolang je met de klas rond<br />
Zootje was hier werkt.<br />
Sommige leerlingen zullen moeten wennen aan de tekenstijl van Carll Cneut.<br />
Niet alle kinderen vinden zijn illustraties vanzelfsprekend mooi. Vraag hen<br />
daarom om het jongetje op de kaft goed te bekijken en het detail te beschrijven<br />
dat hen het meest aanspreekt, dat zij het mooiste vinden.<br />
84 | Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – tweede en derde leerjaar
Tijdens het lezen<br />
Lees alle hoofdstukken uit Zootje was hier na elkaar voor. Het verhaal lijkt vanwege<br />
de lay-out en de korte woorden en zinnen erg eenvoudig. We haalden<br />
echter al aan dat de lezer de gave moet hebben om tussen de regels door te<br />
lezen, wil er niet veel moois uit het boek verloren gaan. Daar kun jij je leerlingen<br />
als leerkracht uitstekend bij helpen.<br />
Doordat Zootje was hier een dun boek is, blijft er veel tijd over om samen te<br />
praten over wat (voor)gelezen werd. Op die manier kunnen tweede en derdeklassers<br />
zich vaardigheden eigen maken die nodig zijn om verhalen, die ze<br />
later zelfstandig zullen lezen, nog beter te begrijpen. Die vaardigheden helpen<br />
hen om nog meer te genieten van boeken.<br />
Maak vooraf een grote flap met vijf kolommen, getiteld met de vijf W-woorden:<br />
“Wie?”, “Wat?”, “Waar?”, “Wanneer?” en “Waarom?” Neem regelmatig<br />
de tijd, tussen de verschillende hoofdstukken door, om de kolommen aan te<br />
vullen. Maak van dit schema eventueel gebruik om samen te vatten wat vooraf<br />
ging bij de start van elk nieuw voorleesmoment. In wat volgt geven we een<br />
aantal vragen en suggesties mee die hierbij kunnen helpen.<br />
Lees het eerste hoofdstuk, Mijn verhaal, voor. Sta stil bij de manier waarop het<br />
is geschreven. De ik-verteller doet zijn verhaal en richt zich daarbij rechtstreeks<br />
tot de lezer, in dit geval het nieuwe meisje in zijn klas dat Lotus heet.<br />
Hij nodigt haar uit om zijn verhaal te lezen.<br />
In de daaropvolgende hoofdstukken breng je de figuur van Tepper al voorlezend<br />
verder tot leven.<br />
- Kun je uit de hoofdstukken afleiden wat Tepper doet en voelt?<br />
- Kun je je voorstellen waar het verhaal zich afspeelt?<br />
Naarmate het verhaal vordert, krijgt de lezer een beter beeld van de jongen.<br />
Ga na in welke mate de kinderen zich kunnen identificeren met deze figuur.<br />
- “Zijn er dingen die Tepper doet of voelt die je ook wel eens voelt of doet?”<br />
- “Als dat niet zo is, kun je Tepper dan toch begrijpen op een of andere<br />
manier?”<br />
- “Merk je dat Tepper is veranderd nadat hij de broertjes Kiko en Flam heeft<br />
ontmoet?”<br />
Tepper heeft een hut waar hij zich veilig voelt en waar hij veel tijd doorbrengt.<br />
Hij verklapt zijn grootmoeder waar die hut ligt, maar hij vraagt haar<br />
om er niet te komen. Zijn grootmoeder houdt zonder meer woord. Dat<br />
illustreert de integere manier waarop oma met haar kleinzoontje en later ook<br />
met het geheim van Kiko en Flam omgaat.<br />
- “Ken je mensen in je omgeving die ook echt luisteren naar wat je vertelt?”<br />
- “Ken je mensen in je omgeving aan wie je een geheim kunt verklappen?”<br />
- “Waarom zou je die mensen ‘mooi’ kunnen noemen?”<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – tweede en derde leerjaar | 85
Terwijl je verder voorleest, komt de vriendschap tussen Tepper, Kiko en Flam<br />
in beeld. Kiko en Flam spreken een andere taal dan Tepper. Daardoor leggen<br />
ze de accenten op woorden heel anders dan Tepper zou doen. Ga na of er<br />
leerlingen uit die verkeerde klemtonen kunnen afleiden om welke taal het<br />
gaat.<br />
Geef geen extra toelichting bij de figuur van Zootje als zij haar intrede doet<br />
in het verhaal. Laat de kinderen de mysterieuze rol van Zootje in het verhaal<br />
beetje bij beetje zelf ontdekken. Vul het schema aan met de informatie die de<br />
kinderen eventueel zelf geven over Zootje.<br />
Op het einde van het verhaal neem je wel de tijd om de figuur van Zootje en<br />
de momenten waarop ze in het spel en de gesprekken opdook, samen te bekijken.<br />
Zo leren je leerlingen dat in een boek niet alle elementen altijd van in<br />
het begin duidelijk moeten zijn. Dat houdt de spanning erin. En het geduld<br />
van de doorzetter wordt zeker beloond.<br />
Na het lezen<br />
Bekijk de informatie die je tijdens het lezen op het schema verzameld hebt.<br />
Neem er ook het lijstje bij met de drie vragen die elk groepje in de klas<br />
moest bedenken op basis van de cover van Zootje was hier.<br />
- “Heb je nu op elke vraag een antwoord gekregen?”<br />
- “Weet je nu precies wat er gebeurd is in het verhaal?”<br />
- “Over welk personage ben je het meeste te weten gekomen?”<br />
- “Stel je voor dat er een film van dit verhaal wordt gemaakt, welke rol zou je<br />
dan willen spelen?”<br />
Net als elk verhaal, kent Zootje was hier een begin een midden en een slot.<br />
Vraag de kinderen om te beschrijven wat er in elk van die delen gebeurt.<br />
- “Hoeveel tijd verstrijkt er in het verhaal?”<br />
- “Hoeveel dagen zijn er verlopen tussen het begin en het midden en tussen<br />
het midden en het slot?”<br />
- “Kom je te weten wat Tepper ondertussen deed?”<br />
- “Kom je te weten wat Kiko en Flam ondertussen deden?”<br />
- “Is het belangrijk in dit verhaal om te weten wat de personages ondertussen<br />
deden?”<br />
Vraag de kinderen te raden of het verhaal goed afloopt. Laat hen daarvoor<br />
ook zeker de illustratie op p. 69 zien, waarop Lotus staat afgebeeld. Lotus blijkt<br />
haar huidskleur te delen met Kiko en Flam.<br />
- “Denk je dat Lotus, aan wie Tepper zijn verhaal vertelt, met Tepper zal willen<br />
spelen?”<br />
- “Wat zou je zelf doen, mocht je Lotus zijn?”<br />
86 | Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – tweede en derde leerjaar
Met Zootje was hier schreef Edward van de Vendel een verzonnen, maar realistisch<br />
verhaal dat dicht bij de alledaagse werkelijkheid blijft. Het verhaal van<br />
Kiko en Flam kan een mooie aanleiding zijn over een klasgesprek rond de<br />
vluchtelingenproblematiek.<br />
- “Kom je te weten of het verhaal voor Kiko en Flam goed afloopt?”<br />
- “Wat zou je zelf willen?”<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – tweede en derde leerjaar | 87
4 e en 5 e leerjaar<br />
Alle maskers af, Rindert Kromhout, Leopold, 2006.<br />
De aap komt uit de mouw, Sabien Clement (ill.), Lannoo,<br />
2005.<br />
De kijkkast van Kobe: een blik op de Eerste Wereldoorlog,<br />
Wim Chielens, Clavis, 2006.<br />
De wonderbaarlijke reis van Edward Tulane, Kate DiCamillo<br />
en Bagram Ibatoulline (ill.), Querido, 2007.<br />
Een raadsel voor Roosje, André Sollie, Querido, 2007.<br />
Het grote boek van vergeten Prinsessen, Philippe<br />
Lechermeier en Rébecca Dautremer (ill.), Davidsfonds/<br />
Infodok, 2007.<br />
Lestips jeugdboekenweek 2008 – kleuters | 89
Lestip 1<br />
Alle maskers af<br />
Alle maskers af<br />
Rindert Kromhout<br />
Leopold, 2006<br />
Eindtermen<br />
- De leerlingen kunnen tactiele, visuele impressies, ervaringen, gevoelens en<br />
fantasieën op een beeldende manier weergeven (Muzische vorming, Beeld,<br />
1.6).<br />
- De leerlingen durven vertrouwen op de eigen expressiemogelijkheden en<br />
durven hun creatieve uitingen tonen (Muzische vorming, Attitudes, 6.4).<br />
- De leerlingen kunnen op systematische wijze verschillende informatiebronnen<br />
op hun niveau zelfstandig gebruiken (Leren leren, 2).<br />
- De leerlingen kunnen op hun niveau verschillende informatiebronnen raadplegen<br />
(Wereldoriëntatie, Brongebruik, 7).<br />
Over de auteur<br />
De Nederlander Rindert Kromhout van der Meer (°1958) begon na zijn<br />
studies voor kleuterleider op te treden met zijn eigen poppentheater Het<br />
Lappentheater. Zijn eerste boek, Een muis bij het fornuis (Zwijsen), verscheen<br />
in 1980. Sinds 1982 is hij schrijver van beroep. Hij schrijft kinderboeken<br />
voor alle leeftijden. De meeste van zijn boeken zijn voor jongere kinderen,<br />
waarvan een aantal voor beginnende of iets gevorderde lezers. Vaak zitten er<br />
in zijn boeken (taal)grapjes, maar hij heeft ook een aantal griezelige boeken<br />
geschreven. Over verschillende personages heeft hij meerdere boeken geschreven:<br />
Merel, Ellie en Nellie, Meester Max, Kleine Ezel, Bil en Wil. In 1987<br />
kreeg Kromhout voor Olaf de rover (Querido) een Vlag en Wimpel van de<br />
Griffeljury, net als voor Rare Vogels (Leopold) in 1996. In 1991 kreeg hij voor<br />
Peppino (Querido) een Zilveren Griffel.<br />
Over het boek<br />
Alle maskers af lijkt in eerste instantie een spannend verhaal over goed en<br />
kwaad, over ontvoeringen en achtervolgingen, over een witte bovenwereld<br />
90 | Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – vierde en vijfde leerjaar
en een zwarte onderwereld. Er zijn schurken aan wie je al meteen een hekel<br />
krijgt, en slachtoffers met wie je meeleeft. Maar… zijn de hoofdrolspelers in<br />
dit verhaal wel wie je denkt dat ze zijn? Of dragen ze maskers om de waarheid<br />
achter te verbergen?<br />
Alle maskers af is een spannend verhaal dat erg in trek zal zijn bij veel kinderen.<br />
Het boek leent zich er toe om gezellig in een hoekje te lezen. Dat kun je zeker<br />
aanmoedigen. Tegelijkertijd staan er ook een paar prachtige fragmenten in<br />
die de moeite waard zijn voor een klassikale bespreking.<br />
Aan de slag<br />
Voor het lezen<br />
Voordat de kinderen met lezen starten, bespreek je samen de cover en de personages<br />
in Alle maskers af. Van de personages vind je een overzicht, getiteld De<br />
spelers van dit verhaal, op pagina 5 in het boek.<br />
- “Wat valt je op als je de cover bekijkt?”<br />
- “Wie zouden die dieren zijn?”<br />
- “Wat wordt er bedoeld met de onderwereld en de bovenwereld?”<br />
- “De namen van de dieren komen uit een bepaalde taal. Welke?”<br />
- “Waarom is er een eerste en tweede rietzanger?”<br />
Vermoedelijk zullen de kinderen concluderen dat het om een toneelstuk gaat.<br />
Als bevestiging hiervan lees je samen de inleidende paragraaf van het eerste<br />
hoofdstuk. De twee rietzangers, die de verschillende hoofdstukken aan elkaar<br />
praten, kondigen in dialoogvorm aan dat het verhaal van start gaat. Je kunt het<br />
dialoogje door twee leerlingen laten voorlezen.<br />
Tijdens het lezen<br />
Alle maskers af kun je de leerlingen prima zelfstandig laten lezen. Een aantal<br />
fragmenten, waarvan enkele mooi aansluiten bij het <strong>Jeugdboekenweek</strong>thema,<br />
lenen zich echter makkelijk voor een klassikale bespreking. Hieronder vind je<br />
een overzicht van mogelijke verwerkingsopdrachten.<br />
hoofdstuk 3<br />
In hoofdstuk 3 lezen we hoe de hagedis Flavio jaloers is op het schrijftalent<br />
van Rigoletto, een wezel die mooie liedjes schrijft. Flavio probeert het net zo<br />
goed te doen en trekt zich daarvoor op zijn eentje terug in de natuur. Als hij<br />
enthousiast het resultaat wil laten horen aan een eenzame voorbijganger wordt<br />
hij tot zijn grote schrik ontvoerd. De boosdoener, Fausto, draagt Flavio op zijn<br />
liedjes voor de dieren uit de onderwereld te brengen. Die vinden er echter<br />
niets aan, hoewel Flavio zijn liedjestekst net wel erg mooi vond.<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – vierde en vijfde leerjaar | 91
Deze passage, verteld op pagina’s 26-31, kan leiden tot een discussie over het<br />
begrip ‘mooi’:<br />
- “Wat vind je zelf mooi?”<br />
- “Wat vind je ervan als iemand iets dat je zelf mooi vindt, net erg lelijk<br />
vindt?”<br />
- “Wat als iets niet mooi is, al deed je er hard je best voor?”<br />
hoofdstuk 4<br />
Op pagina’s 34-36 lees je hoe Marco, een stekelvarken en de baas van een eethuis,<br />
kwaad is dat zijn hulpje Flavio niet komt opdagen. “Mooie boel,” bromt<br />
hij (cf. p. 34). Sta stil bij letterlijk en figuurlijk taalgebruik:<br />
- “Waarom zegt Marco dat iets mooi is, terwijl hij dat eigenlijk niet bedoelt?”<br />
De wezels Fragolina en Rigoletto uit Alle maskers af zijn ontzettend verliefd<br />
op elkaar. Op pagina’s 38-39 rakelen ze mooie herinneringen aan hun eerste<br />
ontmoeting op. Vertel de klas hoe je je partner hebt leren kennen. Vraag hen<br />
ook of ze weten hoe hun ouders elkaar hebben leren kennen.<br />
hoofdstuk 6<br />
Op pagina’s 61-69 wordt het verhaal van Fausto, het wrattenzwijn, verteld.<br />
Een ontroerend fragment waarin Fausto, alias Pirandello, duidelijk maakt hoe<br />
hard de buitenwereld kan zijn als je lelijk bent. Maak een stilleesoefening van<br />
dit fragment. De vragen die bij een stilleesopdracht horen, verzinnen de leerlingen<br />
deze keer zelf. Ieder kind noteert een vraag over de tekst. De vragen<br />
worden daarna klassikaal beantwoord.<br />
hoofdstuk 7<br />
Geef elke leerling de opdracht om een week lang alle mooie woorden die ze<br />
horen op te schrijven. De vijf mooiste woorden brengen ze daarna mee naar<br />
de klas. Lees daarna het fragment op pagina’s 76-88 voor waarin Matera, het<br />
konijn, vertelt over de wedstrijd in mooie woorden die ze in haar dorp organiseerde.<br />
Naar aanleiding van Matera’s verhaal organiseer je net zo’n wedstrijd<br />
met de klas met de woorden die de leerlingen hebben meegebracht. Geef<br />
de woorden uit de top drie een mooi plekje in de klas. De betekenis van de<br />
woorden laat je telkens opzoeken in het woordenboek.<br />
hoofdstuk 10<br />
Op pagina 132 troost de wezel Fragolina het konijn Matera met de woorden:<br />
“Wat doet de buitenkant ertoe? Je binnenkant is mooi, ik heb het zelf gehoord<br />
toen je over je avonturen vertelde.”<br />
- “Wat bedoelt de auteur met ‘een mooie binnenkant’, denk je?”<br />
Laat de kinderen daarna nadenken over zichzelf aan de hand van volgende<br />
vragen:<br />
- “Wat vind je mooi aan jouw buitenkant?”<br />
92 | Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – vierde en vijfde leerjaar
- “Wat vind je mooi aan jouw binnenkant?”<br />
De antwoorden komen op twee kaartjes terecht. Op het ene schrijven ze wat<br />
ze mooi vinden aan hun binnenkant. Op het andere tekenen ze wat ze mooi<br />
vinden aan hun eigen buitenkant. Nadien raden de leerlingen in een groepsgesprek<br />
welke mooie stukjes bij welke klasgenoot horen.<br />
Na het lezen<br />
dierenwereld<br />
In Alle maskers af spelen dieren de hoofdrol: een aap, een wrattenzwijn, een<br />
konijn, een koekoek, een rat, een hond, een mol, een wezel, een kip, een<br />
hagedis, een stekelvarken, een gordeldier, een hamster, een pad, een haas, een<br />
schaap en een vleermuis. In het boek Dieren uit de kunst (cf. bibliografie) worden<br />
dieren op een bijzondere en kunstige manier vormgegeven. Ga na met de<br />
klas welke dieren uit Dieren uit de kunst ook voorkomen als hoofdpersonages<br />
in Alle maskers af. In Dieren uit de kunst krijg je zowel informatie over de dieren<br />
zelf als over de materialen en de techniek die de illustrator gebruikte om<br />
die dieren af te beelden.<br />
het verhaal van tarantino<br />
In Alle maskers af wordt op pagina’s 98 -107 het verhaal van Tarantino verteld.<br />
Tarantino is een koekoek wiens tong nooit doet wat hij wil. Daarmee werkt<br />
hij zichzelf geweldig in de nesten, want telkens als hij iets aardigs wil zeggen,<br />
komen er scheldwoorden voor in de plaats. Lees het verhaal over de koekoek<br />
met een taalprobleem samen door. De scheldwoorden van Tarantino vormen<br />
de aanzet voor volgende opdracht.<br />
Laat de leerlingen in duo’s lieve en originele scheldwoorden bedenken en<br />
noteren. Nadien presenteren de duo’s hun vondsten door elkaar voor de klas<br />
de huid vol schelden. Daarna herhaal je de oefening, maar laat je de kinderen<br />
leuke en originele troetelnaampjes voor elkaar verzinnen. Tot slot maak je een<br />
mix van beide vorige opdrachten: één klasgenoot is de schelder, een ander<br />
klasgenootje beantwoordt het gescheld met liefkozingen.<br />
Bibliografie<br />
Dieren uit de kunst, Claire d’ Harcourt, Lemniscaat, 2007.<br />
Encyclopedie van zoogdieren, Jen Green, Winklerprins, 2006.<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – vierde en vijfde leerjaar | 93
Lestip 2<br />
De aap komt uit de mouw<br />
De aap komt uit de mouw<br />
Sabien Clement (ill.)<br />
Lannoo, 2005<br />
Eindtermen<br />
- De leerlingen kunnen een aan de speelsituatie aangepaste spreektechniek ontwikkelen<br />
(articulatie, adembeheersing, tempo, toonhoogte) en verschillende<br />
verbale en non-verbale spelvormen improviseren (Muzische vorming, Drama,<br />
3.6).<br />
Over de illustrator<br />
Sabien Clement (°1978) trok na de kunsthumaniora naar Antwerpen,<br />
waar ze grafische en illustratieve vormgeving studeerde aan het Sint-Lucas<br />
Instituut. Ze houdt vooral van heldere, vrolijke kleuren. Haar inspiratie<br />
doet ze op door in oude boeken te neuzen, in oude huizen rond te dwalen<br />
en oude glorie te bekijken. Haar illustraties bieden vaak een aanvulling op<br />
het verhaal of gedicht en tonen een uitgesproken eigen verhaal. Ze experimenteert<br />
voortdurend met verschillende stijlen. Ze werkt vaak met balpen,<br />
chinese inkt, acryl, gravures en wrijfletters. Voor haar illustraties in Jij lievert<br />
(tekst van Geert de Kockere, De Eenhoorn) won ze in 2003 haar eerste<br />
Boekenwelp.<br />
Over het boek<br />
In De aap komt uit de mouw zitten, alfabetisch geordend, tal van dierenspreekwoorden<br />
en dierengezegden verborgen in de paginavullende prenten. Om je<br />
een handje op weg te helpen, vind je achteraan in het boek een alfabetische<br />
lijst met de verborgen spreekwoorden en gezegden, allemaal netjes verklaard.<br />
De aantrekkelijke prenten in De aap komt uit de mouw zijn gelaagd en verscheiden<br />
samengesteld met frisse kleuren, nonchalante potloodstreken en<br />
speelse collages. Ze nodigen je uit tot kijken, zoeken en ontdekken. Op dit<br />
boek raak je nooit uitgekeken, er is altijd wel een spreekwoord dat voorheen<br />
aan je aandacht ontsnapt was.<br />
94 | Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – vierde en vijfde leerjaar
Aan de slag<br />
Voor het lezen<br />
spreekwoorden<br />
Ga na welke spreekwoorden de kinderen uit je klas al kennen voor je met De<br />
aap komt uit de mouw aan de slag gat. Elk kind dat een spreekwoord aanbrengt,<br />
noteert het op een van de flappen vooraan in de klas. Ondertussen zoeken de<br />
klasgenoten naar de verklaring van het spreekwoord. Dat doen ze in onderling<br />
overleg. Als ze er niet uitraken, stuur jij ze in de goede richting. De spreekwoorden<br />
verdeel je vervolgens over verschillende categorieën: dieren, mensen,<br />
kleuren,...<br />
dierenspreekwoorden<br />
Na de vorige opdracht, ga je nog een stapje verder. Je deelt kaartjes uit waarop<br />
telkens een andere dierennaam staat: aap, beer, bok, duif, ezel, eend, hond, kat,<br />
kip, koe, leeuw, nachtegaal, olifant, paard, raaf, schaap, uil en wolf. Elke leerling<br />
zoekt naar nieuwe spreekwoorden en uitdrukkingen bij de dierennaam die hij<br />
kreeg. Alles wat gevonden wordt, noteren de kinderen op een kladblad.<br />
spreekwoorden uitbeelden<br />
Elk kind kiest een dierenspreekwoord uit de lijst van de vorige opdracht. Dat<br />
spreekwoord moet het voor de klas uitbeelden. Ze krijgen daarvoor enkele<br />
minuten voorbereidingstijd. Als het spreekwoord geraden is, worden de flappen<br />
vooraan in de klas verder aangevuld.<br />
Tijdens het lezen<br />
het alfabet<br />
Bekijk samen de binnenzijde van het boekomslag. Het alfabet wordt er op<br />
een grappige manier voorgesteld. Aansluitend kun je een alfabetspelletje spelen.<br />
Kijk rond in de klas en zoek een voorwerp dat begint met de letter ‘A’.<br />
Wie het voorwerp goed geraden heeft, gaat op dezelfde manier verder met de<br />
letter ‘B’. Je kunt uiteraard ook dieren centraal stellen in het alfabetspelletje. In<br />
dat geval zoek je voor elke letter van het alfabet een bijpassende dierennaam.<br />
op zoek in het boek<br />
Bekijk samen het prentenboek en ga op zoek naar zoveel mogelijk spreekwoorden.<br />
Op de eerste pagina’s zitten allerlei dierenspreekwoorden met de<br />
letter ‘A’ verscholen: je ziet een aap uit de mouw komen. Maar tegelijkertijd<br />
draagt die aap ook een gouden ring, zie je links onderaan een addertje onder<br />
het gras schuilen en zie je een amfibieachtig wezen zich een aapje schrikken.<br />
Om het niet alleen bij spreekwoorden en gezegden te houden, ontdek je op<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – vierde en vijfde leerjaar | 95
diezelfde pagina ook nog een aardbei, veel asterisken (*) en alle letters van<br />
het alfabet. De mouw waaruit de aap komt op de eerste pagina, is een blauwe<br />
blouse die doorloopt op de volgende pagina, waarop je een beer op sokken<br />
ziet, en een bok ziet die geschoten wordt,…<br />
Na het lezen<br />
De titel van het boek De aap komt uit de mouw kan de aanleiding geven tot het<br />
zoeken van zoveel mogelijk au- en ou-woorden die de leerlingen aaneenrijgen<br />
tot een zin (cf. “Ik hou van jouw blauwe mouw met dat mooie touw.”) Als ze<br />
twijfelen over de schrijfwijze van bepaalde woorden, mogen ze die opzoeken<br />
in het woordenboek. Alle zinnen worden daarna verzameld. Je kunt ze later<br />
gebruiken in een dictee.<br />
Bibliografie<br />
A is een koetje (dat staat op zijn kop). Het verhaal van het schrift en het alfabet, Rob Berkel en<br />
Ferran Bach, Davidsfonds/Infodok, 2003.<br />
96 | Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – vierde en vijfde leerjaar
Lestip 3<br />
De kijkkast van Kobe<br />
De kijkkast van Kobe: een blik op de Eerste Wereldoorlog<br />
Wim Chielens<br />
Clavis, 2006<br />
Eindtermen<br />
- De leerlingen kennen de grote periodes in de geschiedenis en ze kunnen<br />
duidelijke historische elementen in hun omgeving en belangrijke historische<br />
figuren en gebeurtenissen waarmee ze kennis maken, situeren in de<br />
juiste tijdsperiode aan de hand van een tijdsband (Wereldoriëntatie, Tijd,<br />
Historische tijd, 5.7).<br />
- De leerlingen kunnen een atlas raadplegen en kunnen enkele soorten<br />
kaarten hanteren gebruik makend van de legende, windrichting en schaal<br />
(Wereldoriëntatie, Ruimte, Algemene vaardigheden ruimte, 6.11).<br />
Over de auteur<br />
Wim Chielens (°1960) is Radio2-medewerker. Daarnaast is hij auteur en<br />
dichter, al blijft muziek zijn belangrijkste passie. Hij publiceerde artikelen over<br />
zeer uiteenlopende muziekonderwerpen, werkte mee aan een danstheaterproductie<br />
en speelde zelf volksmuziek.<br />
De eerste roman van Wim Chielens, Nooit meer terug naar Tipperary (Globe),<br />
verscheen in 1995. In 2001 publiceerde hij zijn eerste jeugdboek Het meisje<br />
van de Engelsman (Standaard). Hij heeft ook een aantal theaterteksten op zijn<br />
naam staan en stelde een bloemlezing samen van gedichten over de Eerste<br />
Wereldoorlog.<br />
Over het boek<br />
Kobe, een jongetje uit de Westhoek, heeft een oom die in het Flanders<br />
Fields Museum in Ieper werkt. Die oom trakteert Kobe op een rondleiding<br />
en vele verhalen over de Eerste Wereldoorlog. Dat is de aanleiding voor<br />
Kobe om spulletjes te verzamelen die die verhalen en beelden uit de Eerste<br />
Wereldoorlog weer oproepen. In De kijkkast van Kobe maakt de lezer kennis<br />
met Kobes eigen ‘museum’.<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – vierde en vijfde leerjaar | 97
Het boek biedt sprekende getuigenissen en foto’s, die leerlingen op weg helpen<br />
om een beeld over de Eerste Wereldoorlog te vormen. De kijkkast van<br />
Kobe vertelt veel over het verleden, maar probeert telkens de link te leggen<br />
met het heden. Oorlog is nu eenmaal van alle tijden, ook van vandaag.<br />
Aan de slag<br />
Voor het lezen<br />
Voor je De kijkkast van Kobe introduceert, laat je de kinderen vertellen<br />
over wat ze weten over oorlogen in het algemeen en de Eerste en Tweede<br />
Wereldoorlog in het bijzonder:<br />
- “Zijn er mensen in je familie die een oorlog hebben meegemaakt?”<br />
- “Hoe oud zou een jonge soldaat van toen nu zijn geweest?”<br />
- “Zouden er nog soldaten uit de Eerste Wereldoorlog leven?”<br />
- “Hoe kun je nu te weten komen hoe het er in die oorlogen aan toe ging?”<br />
- “Waarom is het belangrijk om dat te blijven onthouden?”<br />
Bij die laatste vragen kun je verwijzen naar het Flanders Fields Museum in<br />
Ieper dat de herinnering aan de Eerste Wereldoorlog levendig wil houden.<br />
Daarna vertel je dat je een boek hebt dat net hetzelfde wil doen: De kijkkast<br />
van Kobe.<br />
Tijdens het lezen<br />
de inleiding<br />
Voor je concreet met het boek aan de slag gaat, is het zinvol om de inleiding<br />
op het boek te bekijken (p. 5). Laat de leerlingen de inleiding zelfstandig<br />
doornemen. Op een kladblaadje noteren ze wat ze niet begrijpen. Nadien lees<br />
je de tekst samen en spit je hem volledig uit. De leerlingen stellen vragen aan<br />
de hand van hun kladblad.<br />
Kobe wordt geïntroduceerd als een jongetje uit de Westhoek. Ga na in hoeverre<br />
de leerlingen bekend zijn met dit geografische begrip:<br />
- “Waar ligt de Westhoek?”<br />
- “Is de Westhoek voor iedereen de westhoek?”<br />
- “Bestaat er ook een Oosthoek?”<br />
Neem er de atlas bij en zoek op welke streken er in België in het noorden,<br />
het oosten en het zuiden liggen.<br />
In de inleiding wordt verder uitgelegd welke landen bij de Eerste<br />
Wereldoorlog betrokken waren. Het ging naast een aantal Europese landen<br />
ook om landen zoals Marokko, Tunesië, Canada,… Meteen wordt duidelijk<br />
waarom deze oorlog een wereldoorlog wordt genoemd. Vraag de leerlingen die<br />
landen te situeren op de wereldkaart of wereldbol.<br />
98 | Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – vierde en vijfde leerjaar
In de opsomming van betrokkenen in de Eerste Wereldoorlog worden ook de<br />
Britten genoemd. Vraag de leerlingen of ze weten van welk land de Britten<br />
de inwoners zijn. Die vraag kan ook de aanleiding zijn voor een klein taalmoment.<br />
Je kunt hen erop wijzen dat niet alleen de namen van landen en hun<br />
inwoners, maar ook de namen van sommige streken, zoals de Westhoek, met<br />
een hoofdletter worden geschreven.<br />
Op die manier kun je aan de hand van één boek zowel geschiedkundige,<br />
aardrijkskundige als taalkundige feiten aanraken in je klas.<br />
De kijkkast van Kobe is opgebouwd uit achttien hoofdstukken, die elk op zichzelf<br />
staan. Afhankelijk van de interesse van je leerlingen, kies je er een uit om<br />
met hen onder handen te nemen. In wat volgt geven we enkele suggesties mee.<br />
hoofdstuk 1 – vluchten<br />
Op pagina 7 uit het eerste hoofdstuk vertelt Kobe dat hij niet weet wat hij<br />
zou meenemen en wat hij zou achterlaten, als hij zou moeten vluchten uit<br />
België. Vraag de leerlingen wat zij het meest zouden missen als ze op de<br />
vlucht waren.<br />
Op dezelfde pagina wordt de link gelegd met hedendaagse vluchtelingen.<br />
Verzamel enkele begrijpelijke krantenartikels over de vluchtelingenproblematiek.<br />
Zowel de Kitskrant (voor 10plussers, www.kits.be) van uitgeverij de Eenhoorn<br />
als de Wablieftkrant (www.wablieft.be) bevatten artikels die complexere thema’s<br />
uit het nieuws op maat van kinderen brengen.<br />
Verdeel de krantenartikels over verschillende groepjes, die de artikels proberen<br />
te begrijpen en samen te vatten. Voor moeilijke woorden krijgen ze hulp van<br />
jou of van het woordenboek. Elk groepje stelt zijn artikel voor aan de rest van<br />
de klas. De andere leerlingen mogen achteraf vragen stellen. Deze oefening kun<br />
je uiteraard ook toepassen bij de andere hoofdstukken uit De kijkkast van Kobe.<br />
hoofdstuk 3 – kinderen<br />
Voor kinderen is het makkelijker om zich de impact van een oorlog voor<br />
te stellen als ze aanknopingspunten hebben met hun eigen leefwereld. Daar<br />
houdt De kijkkast van Kobe rekening mee in het derde hoofdstuk dat de Eerste<br />
Wereldoorlog belicht vanuit kinderperspectief. Dit hoofdstuk leent zich daarom<br />
uitstekend voor een klassikale verwerking. Een aantrekkelijke site, waar je meer<br />
informatie vindt over kinderen in oorlogsgebieden, is www.kidsforwarchild.nl.<br />
Op pagina 17 in De kijkkast van Kobe wordt het thema ‘kindsoldaten’ aangeraakt.<br />
Ook bij dat thema kunnen kinderen uit je klas zich bijzonder aangesproken<br />
voelen omdat het over leeftijdsgenoten gaat. In Zwarte confetti. Foto’s,<br />
verhalen, gedichten en tekeningen over oorlog (cf. bibliografie) vind je het verhaal<br />
over de broertjes Otoa, die in een Oegandees vluchtelingenkamp leven. De<br />
oudste van de twee is William. Op zijn achtste is hij uit het vluchtelingenkamp<br />
ontvoerd door een leger rebellen en werd hij gedwongen om mee te<br />
vechten. Aan de hand van dit verhaal kun je het thema ‘kindsoldaten’ tot leven<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – vierde en vijfde leerjaar | 99
engen in de klas. Ook Hij of ik (cf. bibliografie), over Sam, een kindsoldaat<br />
in het Soedanese leger is daarvoor geschikt. De auteur, Bettie Elias, schetst in<br />
dit boek op een aangrijpende manier de schrijnende en traumatiserende ervaringen<br />
van kindsoldaten, die vaak even oud zijn als de leerlingen uit je klas.<br />
Na het lezen<br />
Je kunt, net als Kobe, samen met je klas een kijkkast maken. Terwijl Kobe<br />
focust op de Eerste Wereldoorlog, kan jouw klas een kijkkast maken over<br />
oorlog in het algemeen. Elk kind krijgt de opdracht een voorwerp, of een<br />
krantenartikel rond dit thema mee te brengen. Ook in de bib en het eerder<br />
vermelde Zwarte Confetti (zie: bibliografie) kun je boeiend materiaal vinden<br />
voor de kijkkast. In de bibliografie bij deze lestip geven we je alvast enkele<br />
suggesties mee.<br />
Zijn er in de schoolbuurt restanten te vinden van de Eerste Wereldoorlog, dan<br />
is dit het uitgelezen moment om er met de klas op uit te trekken. Neem foto’s,<br />
druk ze af en plaats ze, voorzien van extra uitleg, in de kijkkast.<br />
Je kunt de kinderen tot slot hoopvolle teksten, gedichten en wensen laten<br />
schrijven voor een wereld zonder oorlog. Die teksten krijgen een centrale<br />
plaats in de kijkkast.<br />
Bibliografie<br />
1914-1918. De eerste wereldoorlog. Alle grote gebeurtenissen van Sarajevo tot Verdun, Karel Verleyen,<br />
Lannoo, 2002.<br />
De oorlog, Anaïs Vaugelade, Bakermat, 2001.<br />
Erika’s verhaal, Ruth Vander Zee en Roberto Innocenti, Hillen, 2003.<br />
Hij of ik, Bettie Elias, Manteau, 2007.<br />
Kom vanavond met verhalen. Oorlog in verhalen en gedichten, Annemie Leysen, Carol Fox, Irène<br />
Koenders, Bakermat, 1999.<br />
Tijger en Vis, Laura Matthews, Pimento, 2005.<br />
Tinka, Ed Franck, Querido, 2005.<br />
War Game, Michael Foreman, Bakermat, 2000.<br />
Wereldoorlog 1914-1918. Voor kinderen die er alles over willen weten, Emilie Beaumont, Christine<br />
Sagnier en Jean-Noel Rochut (ill.), Fleurus, 2003.<br />
Zwarte confetti. Foto’s, verhalen, gedichten en tekeningen over oorlog. uit: Boekie Boekie (59),<br />
Autoped, 2005.<br />
100 | Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – vierde en vijfde leerjaar
Lestip 4<br />
De wonderbaarlijke reis van Edward Tulane<br />
De wonderbaarlijke reis van Edward Tulane<br />
Kate DiCamillo en Bagram Ibatoulline (ill.)<br />
Querido, 2007<br />
Eindtermen<br />
- De leerlingen kunnen samenwerken met anderen, zonder onderscheid van<br />
sociale achtergrond, geslacht of etnische origine (Sociale vaardigheden,<br />
Samenwerking, 3).<br />
Over de auteur<br />
De Amerikaanse Kate DiCamillo (°1964) bracht haar jeugd door in Florida,<br />
waar ze ook Engels studeerde. Ze werkte een tijdje in een tweedehands<br />
kinder boekwinkel. Haar debuut, De zomer van Winn-Dixie (Querido), betekende<br />
voor haar een internationale doorbraak. In Amerika ontving ze er in de<br />
Newbery Honorprijs voor. De wonderbaarlijke reis van Edward Tulane (Querido)<br />
werd bekroond met een Zilveren Griffel.<br />
Kate Dicamillo schrijft bijzondere, krachtige verhalen voor lezers van tien jaar<br />
en ouder. Ze schrijft ook voor volwassenen.<br />
Over de illustrator<br />
Bagram Ibatoulline is geboren in Rusland en volgde een grafische opleiding aan<br />
de State Academic Institute of Arts in Moskou. Hij was actief in verschillende<br />
kunstdisciplines: de beeldende kunsten, de grafische sector, muurschilderkunst en<br />
textielontwerp. Zijn stijl past hij aan aan het boek dat hij illustreert. Zo bracht<br />
hij in zijn illustratiewerk al hommage aan vele kunstenaars en kunststromingen:<br />
Hollandse meesters, Amerikaanse realisten, primitieve volkskunst en Chinese<br />
kunst.<br />
Over het boek<br />
In De wonderbaarlijke van Edward Tulane speelt een porseleinen konijn de<br />
hoofdrol. De eigenares van Edward is Abilene Tulane, een meisje van tien dat<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – vierde en vijfde leerjaar | 101
dol is op haar unieke konijn. Voor haar zevende verjaardag kreeg ze Edward<br />
cadeau van haar grootmoeder, Pellegrina.<br />
Pellegrina is de enige voor wie Edward iets voelt: zij behandelt hem als een<br />
écht konijn, niet als een speelgoedding. Voor de rest is Edwards hart zo koud<br />
als het porselein waarvan hij gemaakt is. Hij is erg tevreden met zichzelf en<br />
vindt het vanzelfsprekend dat Abilene heel goed voor hem zorgt. En zo begrijpt<br />
hij niet wat Pellegrina hem en Abilene met een verhaaltje voor het slapen<br />
gaan probeert mee te geven: dat het leven kleurloos is zonder de liefde.<br />
Tot Edward Tulane op een dag per ongeluk uit zijn kleine paradijs bij de familie<br />
Tulane valt. Het is het begin van een wonderbaarlijke reis vol gevaren<br />
en ontberingen waarin het konijn leert dat je ook met een hart van porselein<br />
kunt leren wat liefde is.<br />
Aan de slag<br />
Voor het lezen<br />
Toon de cover van De wonderbaarlijke reis van Edward Tulane aan de klas.<br />
Vervolgens noteer je de titel op het bord. Laat hen raden wie Edward Tulane<br />
is. Vraag de klas ook om te fantaseren over de reis die Edward heeft ondernomen<br />
en over zijn belevenissen onderweg. Die verzinsels kun je achteraf<br />
vergelijken met de reis zoals Edward die uiteindelijk maakt in het boek.<br />
Tijdens het lezen<br />
Je kunt ervoor kiezen om dit boek voor te lezen. Je hebt er dan wel even tijd<br />
voor nodig. De verschillende hoofdstukken zijn kort, dus je kunt het boek<br />
wel op elk vrij moment van de dag bovenhalen.<br />
de opdracht<br />
De wonderbaarlijke reis van Edward Tulane wordt opgedragen aan Jane Resh<br />
Thomas, “die me het konijn heeft gegeven, en me gezegd heeft hoe hij heette.”<br />
Onder de opdracht heeft de auteur een prachtig fragment uit The Testing-<br />
Tree van Stanley Kunitz geselecteerd: “Het hart breekt en breekt / en breekt<br />
een leven lang. / Door het diepste donker / moet je gaan, / zonder je om te<br />
draaien.” In De wonderbaarlijke reis van Edward Tulane leert het hoofdpersonage<br />
pas liefhebben nadat zijn porseleinen hart een paar keer wordt gebroken. Hou<br />
ouder hij wordt, hoe vaker het gebroken wordt, maar hoe vaker hij ook kan<br />
terugkijken op hartverwarmende momenten in zijn leven. Het fragment vat<br />
het eigenlijke thema van het boek mooi samen. Het is daarom interessant bij<br />
dit poëtische tekstje stil te staan:<br />
- “Wat probeert dit tekstje duidelijk te maken?”<br />
- “Waarom zou de auteur dit gedicht als inleiding op haar boek gebruiken,<br />
denk je?”<br />
102 | Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – vierde en vijfde leerjaar
- “Wanneer werd jouw hart al eens gebroken?”<br />
- “Welke mooie momenten maakte jij in je leven al mee?”<br />
- “Sommige mensen spreken over krassen op je ziel. Wat wordt daarmee bedoeld?”<br />
Als het boek volledig is (voor)gelezen, kun je nog eens op het tekstje terugkomen.<br />
hoofdstuk 26<br />
In het voorlaatste hoofdstuk is Edward Tulane als een oud, gehavend speelgoedbeest<br />
op een schap van een stoffige poppenwinkel beland. Steeds opnieuw<br />
krijgt hij nieuwe buren, steeds opnieuw worden andere poppen verkocht.<br />
Niemand wil een oud versleten porseleinen konijn met een gebarsten<br />
kop. Edward raakt de hoop op een nieuw leven en het geloof in een nieuwe<br />
liefde kwijt. Tot hij een nieuwe buurvrouw krijgt. In de prachtige dialoog<br />
(pp. 128-130) tussen de twee poppen voel je de hoop bij Edward langzaam<br />
weer opflakkeren.<br />
Zorg voor enkele poppen in de klas. Laat je leerlingen zelf dialogen bedenken<br />
tussen Edward en zijn nieuwe poppenburen. Er kunnen ook mensen in de<br />
winkel komen, die hem dan al dan niet mee naar huis nemen. De kinderen<br />
spelen de dialogen in kleine groepjes.<br />
Na het lezen<br />
de wonderbaarlijke reis van klas 5c<br />
Volgende opdracht is geïnspireerd op Le fabuleux destin d’Amélie Poulain. In die<br />
film wordt de tuinkabouter van Amélies vader gefotografeerd op de mooiste<br />
reisplekken. Vrienden en kennissen sturen de foto’s, samen met een briefje van<br />
de tuinkabouter, vanuit alle uithoeken van de wereld naar hem op.<br />
Vraag de kinderen om hun lievelingsknuffel mee te brengen naar de klas, net<br />
zoals een foto van het mooiste plekje waar ze ooit zijn geweest. Voorzie een<br />
moment waar ze de tijd krijgen om over hun mooiste plekjes en herinneringen<br />
te vertellen. Daarnaast mogen ze in reisfolders en op internet op zoek<br />
gaan naar andere mooie plekken die ze nog nooit hebben bezocht. Zowel hun<br />
eigen foto’s en de foto’s uit de reisbrochures scan je in, zodat je het fotomateriaal<br />
digitaal ter beschikking hebt.<br />
Met een digitaal fototoestel fotografeert elk kind vervolgens zijn eigen knuffel.<br />
Wie geen knuffel heeft, kan een lego- of playmobilmannetje nemen.<br />
Tot slot mogen ze aan de slag op de computer, eventueel onder begeleiding<br />
van de ICT-verantwoordelijke. Het is de bedoeling dat ze een eigen ansichtkaart<br />
ontwerpen met hun knuffel tegen de achtergrond van hun mooiste<br />
plekje. Ze voorzien ook een tekstballon bij de knuffel, bijvoorbeeld met<br />
‘Groeten uit Timboektoe’. Moedig de klas aan om creatieve groeten te bedenken.<br />
Als alles klaar is, kun je de kaartjes afdrukken of er een mooie powerpointpresentatie<br />
mee maken. Bedenk samen met de kinderen mooie teksten,<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – vierde en vijfde leerjaar | 103
gedichten en leuke commentaar. Met de presentatie moet natuurlijk nog iets<br />
gebeuren. Als elk kind een e-mailadres meebrengt van familie of vrienden,<br />
dan kan De wonderbaarlijke reis van klas 5C verspreid worden. De presentatie<br />
kan ook een plaatsje krijgen op de schoolwebsite.<br />
de mooiste plekjes ter wereld<br />
Op de wereldkaart ga je op zoek naar alle mooie plekken die je leerlingen<br />
graag willen bezoeken in de toekomst. Prik een vlaggetje op de verschillende<br />
plekken. Iedere leerling illustreert uiteraard zijn eigen vlaggetje. In het boek<br />
Mensen zoals jij en ik (cf. bibliografie) ga je op zoek naar de volkeren die in<br />
de buurt wonen van zo’n vlaggetje. Elke dag pik je er één wonderbaarlijke<br />
vakantie bestemming uit. Met de klas probeer je meer info over de omgeving<br />
te vinden in Mensen zoals jij en ik.<br />
Bibliografie<br />
Mensen zoals jij en ik. Encyclopedie van alle volkeren, Lannoo, 2003.<br />
104 | Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – vierde en vijfde leerjaar
Lestip 5<br />
Een raadsel voor Roosje<br />
Een raadsel voor Roosje<br />
André Sollie<br />
Querido, 2007<br />
Eindtermen<br />
- De leerlingen kunnen tactiele, visuele impressies, ervaringen, gevoelens en<br />
fantasieën op een beeldende manier weergeven (Muzische vorming, Beeld,<br />
1.6).<br />
- De leerlingen durven vertrouwen op de eigen expressiemogelijkheden en<br />
durven hun creatieve uitingen tonen (Muzische vorming, Attitudes, 6.4).<br />
- De leerlingen kunnen eenvoudige, audiovisuele informatie uit de eigen belevingswereld<br />
herkennen, onderzoeken en vergelijken (Muzische vorming,<br />
Media, 5.5).<br />
- De leerlingen kunnen op systematische wijze verschillende informatiebronnen<br />
op hun niveau zelfstandig gebruiken (Leren leren, 2).<br />
Over de auteur<br />
André Sollie (°1947) volgde een opleiding Grafisch ontwerpen in Brussel.<br />
Voor heel wat verschillende genres maakte hij sindsdien al meer dan 250<br />
coverontwerpen. Zijn stijl evolueerde van levensecht naar een tikje karikaturaal<br />
met almaar minder lijnen. In recenter werk maakt hij collages.<br />
Na een tijdje begon hij ook te ‘schrijven met zijn tekenpotloden’: hij maakte<br />
hoorspelen, liedjesteksten en gedichten. Heel bekend is het prentenboek<br />
Wachten op matroos (Querido) waarvoor hij samen met Ingrid Godon de<br />
Gouden Griffel won in 2001. Zijn eerste adolescentenroman Nooit gaat dit over<br />
verscheen in 2005 bij Querido.<br />
Over het boek<br />
Een raadsel voor Roosje vertelt het verhaal van Roosje die de dood van haar<br />
grote zus, Pia, probeert te verwerken. Roosje probeert het verdriet dat in haar<br />
keel zit te tekenen. Voor haar tiende verjaardag kreeg Roosje tien versjes en<br />
een raadsel van Pia cadeau. Morgen wordt ze elf, en nog steeds heeft ze het<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – vierde en vijfde leerjaar | 105
aadsel van Pia niet ontsluierd. Een raadsel voor Roosje biedt een fijne opstap<br />
wanneer je met de klas wilt werken rond verdriet en verlies.<br />
Doordat de opbouw rond de tien gedichten de structuur van het verhaal<br />
vormt, is het gemakkelijk om dit boek in één ruk voor te lezen. De eenvoudige<br />
zinsstructuur en de prachtige illustraties maken Een raadsel voor Roosje ook<br />
aantrekkelijk om zelf te lezen.<br />
Aan de slag<br />
Voor het lezen<br />
Een raadsel voor Roosje kan zonder inleiding worden voorgelezen. Het einde<br />
is immers zo verrassend dat elk woord vooraf er afbreuk aan zou doen. Het is<br />
wel belangrijk dat de sfeer in de klas gezellig, ontspannen en vertrouwelijk is.<br />
Tijdens het lezen<br />
Dit verhaal komt het best tot zijn recht als het zonder veel onderbreking<br />
wordt voorgelezen. Je kunt het verhaal bij elk nieuw gedicht wel kort onderbreken<br />
en het gedicht zelf aan het bord hangen. De tien gedichten heb je<br />
nodig voor het raadsel dat Pia voor Roosje verzon. Als het boek uit is, is het<br />
immers de bedoeling dat je samen met de klas het raadsel voor Roosje oplost.<br />
We geven ook hier die ontknoping niet prijs: daar is ze te mooi en te onthutsend<br />
voor.<br />
Na het lezen<br />
nabespreking<br />
Kies twee gedichten uit Een raadsel voor Roosje uit om verder te bespreken. Die<br />
kun je samen met de klas analyseren. Volgende vragen zetten de klas op weg:<br />
- “Welk gevoel krijg je bij het beluisteren van dit gedicht?”<br />
- “Welke boodschap zou Pia aan Roosje hebben willen geven?”<br />
- “Pia wist dat ze binnenkort zou doodgaan. Hoe merk je dat?”<br />
portretten<br />
In Een raadsel voor Roosje staan naast de gedichtjes van Pia voor Roosje ook de<br />
portretten van Roosje centraal. Daarin probeert ze haar verdriet te vatten. Het<br />
boek kan je daarom inspireren tot een beeldende activiteit rond portretten.<br />
Zoek tien reproducties van portretten, die voldoende gevarieerd zijn qua stijl,<br />
tijd, materiaal en kunststroming. Op tien afzonderlijke strookjes noteer je de<br />
titels van de werken en de kunstenaars. Daag je klas uit om de titelstrookjes<br />
aan de juiste portretten te koppelen. De leerlingen mogen jou wel zes doordachte<br />
en gerichte vragen stellen. Daarna vraag je hen om de portretten in<br />
106 | Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – vierde en vijfde leerjaar
chronologische volgorde te leggen. Tot slot laat je elk kind afzonderlijk zijn<br />
lievelingsportret kiezen. De kunstenaar van het werk met de meeste voorkeurstemmen<br />
verdient een hommage. Breng de bibliotheek een bezoekje om<br />
meer werk van deze kunstenaar te vinden. Ook op internet is heel wat beeldmateriaal<br />
en nuttige info voor handen. Het kinderkunsttijdschrift Dada heeft<br />
overigens een volledig nummer aan portretten gewijd (cf. bibliografie).<br />
Een volgend onderdeel in de les rond portretten is een gesprek over tekenen,<br />
kunst en je eigen mogelijkheden. In Een raadsel voor Roosje wordt duidelijk dat<br />
Roosje Pia benijdt om haar schrijftalent, terwijl Pia jaloers is op Roosje vanwege<br />
haar tekentalent. In het gesprek komen zowel de talenten als de gebreken<br />
en onzekerheden van de leerlingen aan bod. Ook Roosje is vaak onzeker<br />
over haar tekenkwaliteiten en verfrommelt regelmatig haar blad. Vraag de leerlingen<br />
of ze ooit ook dergelijke ervaringen hadden.<br />
Vervolgens grijp je terug naar de portretten uit Een raadsel voor Roosje.<br />
Bespreek met welke techniek en welke materialen de verschillende portretten<br />
tot stand kwamen. In het verhaal zelf komen de technieken en materialen<br />
meermaals aan bod. Bied zoveel mogelijk van de materialen uit het boek aan<br />
en laat elk kind een eigen techniek kiezen voor zijn portret. Dat mag een<br />
zelfportret zijn, maar ook een portret van een vriend of een familielid. Je kunt<br />
ze hiervoor op voorhand vragen om een foto of een spiegel mee te brengen,<br />
maar ze mogen net zo goed uit het hoofd schilderen.<br />
Kinderen die onzeker zijn over hun schildertalent kun je rechtstreeks laten<br />
schilderen op een grote spiegel. Meng vooraf een scheutje afwasproduct in<br />
de verf. Laat het kind voor de spiegel zitten en laat het de contouren van<br />
zijn eigen hoofd op het spiegelglas schilderen en daarna de details invullen.<br />
Verrassende resultaten gegarandeerd!<br />
Als je bovendien inkt voor monodruk aanbiedt, te verkrijgen in elke hobbywinkel,<br />
kunnen de leerlingen hun spiegelportret overdrukken op een blad<br />
papier. Daarvoor leggen ze eerst het papier op de spiegel om er daarna met<br />
een rolletje over te gaan zodat de inkt wordt overgebracht van de spiegel op<br />
het papier.<br />
Een andere variant die onzekere kinderen vooruit helpt, is blindtekenen. Twee<br />
kinderen zitten tegenover elkaar, elk met een blad en een potlood of stift.<br />
Beide tekenaars kijken elkaar strak aan en beginnen te tekenen en mogen van<br />
dan af aan niet meer naar hun blad kijken. Enkel bij de start zetten ze hun<br />
potloodpunt doelbewust op het blad. Het is eveneens verboden om je potlood<br />
daarna nog op te tillen. Blindtekenen is spannend en het geeft verrassende en<br />
interessante resultaten.<br />
Welke techniek je leerlingen ook kiezen, ze moeten zich allemaal aan een<br />
paar afspraken houden. Ten eerste mogen ze hun gom niet gebruiken, ook al<br />
zijn ze niet tevreden over een aantal pentrekken. Bovendien mogen ze van<br />
hun eigen werk niet hardop zeggen dat ze het niet goed vinden of aan anderen<br />
vragen om hun mening over hun werk te geven. Op die manier laat<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – vierde en vijfde leerjaar | 107
niemand zich beïnvloeden door een andere mening. Tot slot moet elk kind<br />
doordacht gebruik maken voor kleur, net zoals Roosje dat doet in Een raadsel<br />
voor Roosje. Met het kleurgebruik van hun werk proberen de leerlingen hun<br />
gevoelens bij het portret duidelijk te maken.<br />
Als slot van dit atelier zorg je voor een gezellige nabespreking, waarbij de nadruk<br />
op het plezier en het scheppingsproces van de portretten ligt, en niet zo<br />
zeer op het resultaat.<br />
Bibliografie<br />
Boeken over rouw en verdriet<br />
Lieve waterprins, Johanna Kruit, Leopold , 2004.<br />
Honderd procent Lena, Stefan Boonen, Clavis, 2006.<br />
Verdriet, Michael Rosen en Quentin Blake (ill.), Hillen, 2004.<br />
Kunsttijdschrift<br />
Het portret, themanummer uit: Dada. Kunsttijdschrift voor kinderen, Stichting Plint, 2000-2001.<br />
108 | Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – vierde en vijfde leerjaar
Lestip 6<br />
Het grote boek van vergeten Prinsessen<br />
Het grote boek van vergeten Prinsessen<br />
Philippe Lechermeier en Rébecca Dautremer (ill.) 10<br />
Davidsfonds/Infodok, 2007<br />
Eindtermen<br />
- De leerlingen kunnen tactiele, visuele impressies, ervaringen, gevoelens en<br />
fantasieën op een beeldende manier weergeven (Muzische vorming, Beeld,<br />
1.6).<br />
- De leerlingen kunnen een aan de speelsituatie aangepaste en aangename<br />
spreektechniek ontwikkelen (articulatie, adembeheersing, tempo, toonhoogte)<br />
en verschillende verbale en non-verbale spelvormen improviseren<br />
(Muzische vorming, Drama, 3.6).<br />
- De leerlingen durven vertrouwen op de eigen expressiemogelijkheden en<br />
durven hun creatieve uitingen tonen (Muzische vorming, Attitudes, 6.4).<br />
- De leerlingen kunnen op systematische wijze verschillende informatiebronnen<br />
op hun niveau zelfstandig gebruiken (Leren leren, 2).<br />
Over de auteur<br />
Philippe Lechermeier (°1968) is een Franse auteur van kinderboeken. Hij<br />
geeft ook taal en geschiedenis in het beroepsonderwijs. In Frankrijk heeft hij<br />
verschillende kinderboeken op zijn naam staan. In België is enkel Het grote<br />
boek van vergeten prinsessen (Davidsfonds/Infodok) verkrijgbaar.<br />
Over de illustrator<br />
Rébecca Dautremer (°1971) volgde een opleiding aan l’Ecole Nationale<br />
Supérieure des Arts Décoratifs in Parijs. Haar naam verscheen voor het eerst<br />
op een cover in 1995. In het Nederlands verschenen bij Davidsfonds/Infodok<br />
van haar Ik val op jou en Sentimento met tekst van Carl Norac.<br />
Dautremer heeft een erg herkenbare en poëtische stijl, gekenmerkt door eigenzinnige<br />
penseelstreken en een waaier aan kleuren en feeërieke personages.<br />
10 Het boek werd bewerkt door Edward van de Vendel.<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – vierde en vijfde leerjaar | 109
Over het boek<br />
Het grote boek van vergeten Prinsessen is een ode aan alle vergeten prinsessen die<br />
het verdienen om opnieuw te worden ontdekt. Het boek licht een tipje van de<br />
sluier over paleisgeheimen, slaapkamergerommel, betoverde bossen en koninklijke<br />
feesten. Deze prinsessenencyclopedie is een streling voor het oog en het<br />
oor dankzij de prachtige illustraties, grappige en poëtische woorden en originele<br />
ideeën. Het wordt wellicht het pronkstuk in de klassikale boekenkast.<br />
Aan de slag<br />
Voor het lezen<br />
Als opwarmer voor Het grote boek van vergeten Prinsessen kun je de kinderen uit<br />
je klas vragen of ze boeken of verhalen kennen waarin prinsessen een hoofdof<br />
bijrol spelen. Maak er een overzicht van. Haal daarna pas het boek tevoorschijn<br />
en vertel dat dit boek alle prinsessen wil eren die niet in het overzicht<br />
voorkomen.<br />
In dit boek worden de prinsessen in korte tekstjes voorgesteld, die je telkens<br />
klassikaal kunt doornemen. Elk prinsessentekstje kan je inspireren tot enkele<br />
verwerkingsopdrachten die onmiddellijk op de (voor)leesactiviteit volgen.<br />
Daarom worden de rubrieken ‘Tijdens het lezen’ en ‘Na het lezen’ uitzonderlijk<br />
samen genomen bij deze lestip.<br />
Tijdens en na het lezen<br />
wiegje<br />
Pagina 8 vertelt over de gebruiken en gewoontes bij de geboorte van een<br />
nieuw prinsesje. Vrienden van de familie worden uitgenodigd om zich over<br />
het wiegje van de nieuweling te buigen en een grappige of magische gelukswens<br />
uit te spreken.<br />
Neem een pop in een wiegje mee naar de klas. Dat is de pasgeboren prinses.<br />
Als de genodigden op het geboortefeest van deze prinses moeten je leerlingen<br />
een wens uitspreken over de kleine prinses. Geef de kinderen de tijd om iets<br />
moois, origineels of grappigs te bedenken.<br />
prinses fasola en doremi<br />
Op pagina 12 maken we kennis met twee muzikale prinsessen: Fasola en<br />
Doremi. Prinses Doremi houdt vooral van de componisten Wagner en Vivaldi.<br />
Laat de kinderen luisteren naar een stuk van Wagner. Vraag hen of ze de muziek<br />
mooi vinden en waarom (niet)? Wagner helpt Doremi vooral als ze verdrietig<br />
is. Ga na of de kinderen daar kunnen inkomen. Vivaldi helpt Doremi<br />
110 | Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – vierde en vijfde leerjaar
dan weer bij het muizen verjagen. Laat je klas een pittig stukje Vivaldi horen.<br />
Ook hier kun je je klas vragen of zij Vivaldi zouden inschakelen op muizenjacht.<br />
Moeilijke woorden als ‘recital’ en ‘solist’ laat je de kinderen opzoeken in de<br />
woordenboek.<br />
De prinsessen Fasola en Doremi laten je eveneens kennismaken met een heleboel<br />
fascinerende instrumenten, zoals de ‘trompojt’ – een trompet voor valse<br />
noten. Laat je klas, in groepjes van vier, net zulke instrumenten verzinnen: ze<br />
tekenen het zelf uitgevonden instrument, verzinnen er een naam voor, benoemen<br />
de verschillende onderdelen van het instrument en stellen het daarna aan<br />
de klas voor.<br />
prinses jazzy ezzy<br />
Op pagina 15 wordt Jazzy Ezzy voorgesteld: een prinses die van dansen houdt.<br />
Die prinses kan de hoofdrol spelen in een bewegingsles. De leerlingen komen<br />
in hun meest prinselijke kleren naar de turnzaal. Verkleed als Jazzy Ezzy,<br />
leer jij of de turnleerkracht de klas enkele typisch hoffelijke dansen aan, zoals<br />
een wals of een polka. Je brengt een aantal elementaire danspasjes aan en<br />
benadrukt de stijlvolle en hoffelijke bewegingen bij die dansen. Knikjes met<br />
knieën, hoog opgeheven hoofden, rechte ruggen en sierlijke pinkjes vormen<br />
hierbij een absolute voorwaarde.<br />
Op pagina 14 zien we hoe Jazzy Ezzy haar dansen uittekent op papier met<br />
verschillende symbolen. Laat een groepje kinderen een kort dansje bedenken<br />
en tekenen zoals Jazzy Ezzy dat doet in Het grote boek van vergeten Prinsessen.<br />
De andere kinderen proberen het dansje na te dansen aan de hand van die<br />
tekening.<br />
internationaal waaiertaalalfabet<br />
Elke prinses moet het waaiertaalalfabet beheersen om er stiekem geheimen<br />
mee uit te wisselen. Op pagina 21 vind je het internationale waaiertaalalfabet<br />
volledig uitgetekend terug. Kopieer het voor iedereen in de klas en laat elk<br />
kind een geheim bedenken. Om hun zin vertaald te krijgen vinden ze nieuwe<br />
waaiertekens uit. Die tekenen ze. Zo vullen ze het waaieralfabet aan. Daarna<br />
plooit iedereen een waaiertje en probeert zijn geheim aan zijn buurman- of<br />
buurvrouw in de klas door te seinen.<br />
prinses roma manouche<br />
Roma Manouche is anders dan alle andere prinsessen. Haar paleis is een<br />
woonwagen die door een oud paard wordt voortgetrokken, haar koninkrijk<br />
kent geen grenzen en zelf is ze al verschillende keren de aarde rond geweest.<br />
Deze wereldse prinses verdient een aangepaste prinsessenjurk. Neem daarom<br />
een kijkje op www.elisabethlecourt.com en klik ‘Madrid’ aan. Het is de<br />
website van Elisabeth Lecourt, een kunstenares die in 2005 een serie jurken<br />
en blouses van landkaarten ontwierp. Deze topografische kledij is erg mooi<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – vierde en vijfde leerjaar | 111
om naar te kijken. Voor elk ontwerp gebruikte ze een ander soort kaart. Als<br />
je goed kijkt, zie je hoe de Eiffeltoren verwerkt is in een van de jurken en<br />
Schotland in een van de blouses. De ontwerpen van Elisabeth Lecourt kunnen<br />
inspirerend werken voor een knutselactiviteit. Verzamel toeristische brochures,<br />
stadsplannetjes, … Laat de leerlingen er mee experimenteren en er<br />
een eigen jurk voor Roma Manouche mee ontwerpen.<br />
Surf ook eens naar http://corrietteschoenaerts.com/main.php?serie_id=36.<br />
Je vindt er een originele kaart van Europa die enkel met kledingstukken is<br />
samengesteld.<br />
prinses koeskaa<br />
De prinses op de cover van Het grote boek van vergeten Prinsessen is Koeskaa, zo<br />
leer je op pagina 54. Waar zij verschijnt, daar verdwijnt het gras. Laat de klas<br />
de cover aandachtig bekijken:<br />
- “Welke prinses zou dit kunnen zijn?”<br />
- “Wat is er bijzonder aan haar?”<br />
- “Waarom draagt zij een ooglapje, denk je?”<br />
Nadien laat je de klas kennismaken met prinses Koeskaa, de duivelin met het<br />
engelengezichtje, door de tekst op pagina 54 samen te lezen.<br />
en verder<br />
Op pagina’s 84-85 vind je alles opgesomd wat je absoluut<br />
moet weten over prinsessen (van foefjes en<br />
knepen om namaakprinsessen te onderscheiden van<br />
echte over foefjes en kneepjes om slapende prinsessen<br />
wakker te maken tot foefjes en kneepjes om<br />
prinsessen stil te krijgen). Dit stukje is vrij eenvoudig<br />
geschreven en is makkelijk klassikaal te lezen.<br />
Op pagina’s 86-87 vind je een heuse prinsessentest,<br />
waarmee je je klas kunt testen op hun prinsessengehalte. Een<br />
leuke test voor een verloren moment.<br />
Het boek wordt afgesloten met een hele resem prinselijke spreekwoorden en<br />
een verklarende woordenlijst met woorden en uitdrukkingen die prinsessen<br />
vaak gebruiken (cf. pagina’s 88-89). Ook deze pagina’s garanderen veel klassikaal<br />
(voor)leesplezier.<br />
112 | Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – vierde en vijfde leerjaar
6 e leerjaar<br />
Ben zo terug, Sarah Weeks, Lemniscaat, 2006.<br />
Dulle Griet, Geert De Kockere en Carll Cneut (ill.),<br />
De Eenhoorn, 2006.<br />
Geheime Missie Jericho Rood, Joshua Mowll, Manteau,<br />
2006.<br />
Hou van die hond, Sharon Creech en Rotraut Susanne<br />
Berner (ill.), Hoogland en Van Klaveren, 2007.<br />
Kleur: zwart/wit en alles wat er tussen zit, Mariëtte<br />
Hilkemeijer, Annelies van Lonkhuyzen en Marlies Visser<br />
(ill.), The House of Books, 2006.<br />
Kunst om de wereld te begrijpen, Véronique Antoine-<br />
Andersen en Henri Fellner (ill.), Biblion, 2005.<br />
Lestips jeugdboekenweek 2008 – kleuters | 113
Lestip 1<br />
Ben zo terug<br />
Ben zo terug<br />
Sarah Weeks<br />
Lemniscaat, 2006<br />
Eindtermen<br />
- De leerlingen kunnen op basis van, hetzij de eigen mening, hetzij informatie<br />
uit andere bronnen, de informatie beoordelen die voorkomt in een gesprek<br />
met bekende leeftijdsgenoten (Nederlands, Luisteren, 1.9).<br />
- De leerlingen kunnen het gepaste taalregister hanteren als ze aan iemand<br />
om ontbrekende informatie vragen (Nederlands, Spreken, 2.2).<br />
- De leerlingen kunnen het gepaste taalregister hanteren als ze van een behandeld<br />
onderwerp of een beleefd voorval een verbale interpretatie brengen,<br />
die begrepen wordt door leeftijdsgenoten (Nederlands, Spreken, 2.6).<br />
- De leerlingen kunnen het gepaste taalregister hanteren als ze bij een behandeld<br />
onderwerp vragen stellen die begrepen en beantwoord kunnen worden<br />
door leeftijdsgenoten (Nederlands, Spreken, 2.7).<br />
- De leerlingen drukken in een niet-conflictgeladen situatie, eigen indrukken,<br />
gevoelens, verlangens, gedachten en waarderingen spontaan uit<br />
(Wereldoriëntatie, Mens, Ik en mezelf, 3.1).<br />
- De leerlingen kunnen overzichten, aantekeningen, mededelingen op- en<br />
overschrijven (Nederlands, Schrijven, 4.1).<br />
Over de auteur<br />
Sarah Weeks is zangeres, liedjesschrijver en auteur van kinderboeken. Ze<br />
maakte liedjes voor de Amerikaanse versie van Sesamstraat en verzorgt al jaren<br />
met veel succes optredens voor kinderen. De serie die ze schreef over de<br />
jongen Guy wordt binnenkort door Disney verfilmd. Sarah Weeks woont en<br />
werkt in New York. Ben zo terug is haar romandebuut.<br />
Over het boek<br />
In Ben zo terug speelt Heidi de hoofdrol. Ze is twaalf jaar en weet eigenlijk<br />
helemaal niets over haar verleden. Haar verstandelijk gehandicapte moeder<br />
stond op een dag met de één week oude Heidi bij buurvrouw Bernadette<br />
114 | Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – zesde leerjaar
op de stoep, alsof ze uit de lucht waren komen vallen. Vanaf dat moment<br />
heeft Bernadette voor hen gezorgd. Heidi’s moeder kent maar drieëntwintig<br />
woorden en Heidi begrijpt ze allemaal – op één na. Ze weet zeker dat juist<br />
dit woord iets belangrijks betekent voor haar moeder, maar wat? Op een<br />
dag vindt Heidi een fotorolletje. De foto’s die erop staan, geven haar een aanknopingspunt.<br />
Heidi neemt op eigen houtje de bus en trekt drieënhalve dag<br />
door Amerika, op zoek naar het verleden van haar moeder. Heidi’s zoektocht<br />
heeft een grotere impact dan ze ooit had kunnen voorzien en ze leert dat liefhebben<br />
vele talen kent.<br />
Ben zo terug is een mooi en gevoelig verhaal dat van begin tot einde boeit. De<br />
auteur heeft vier jaar aan dit boek gewerkt en dat voel je. Het boek is eenvoudig<br />
en diepgaand tegelijk. Er staat geen woord te veel of te weinig. Weinig<br />
twaalfjarigen zullen de volledige impact begrijpen van het al dan niet kennen<br />
van je hele familiegeschiedenis. Maar ieder kind van deze leeftijd verstaat met<br />
zijn hart de verschillende talen voor liefde en het belang ervan.<br />
Over het boek<br />
Voor het lezen<br />
Laat elk kind twee foto’s meebrengen: een recente foto en een baby- of peuterfoto<br />
van zichzelf. Ze tonen de foto’s niet aan elkaar. Iedereen legt zijn twee<br />
foto’s omgekeerd op een centrale tafel in de klas. Jij husselt de foto’s door elkaar<br />
en draait ze om. Om beurt mogen de leerlingen proberen de juiste foto’s<br />
bij elkaar te passen. De leerling van wie de recente en de babyfoto juist aan<br />
elkaar gekoppeld werden, roept: “Dat ben ik.” Zolang niemand roept, gaat het<br />
proberen door.<br />
Tijdens het lezen<br />
Creëer een rustige en gezellige sfeer waarin het boek volledig tot zijn recht<br />
kan komen.<br />
Lees eerst de achterflaptekst voor, op de laatste zin na. Die verklapt al dat<br />
Heidi een fotorolletje zal vinden en daarmee ook een aanknopingspunt naar<br />
haar verleden. Zonder die voorkennis is het makkelijker voor de leerlingen<br />
mee te leven met Heidi’s onwetendheid en de onzekerheid die dat voor haar<br />
meebrengt.<br />
Bekijk samen de inhoudstafel op pagina 5. Vraag een leerling om de hoofdstuktitels<br />
voor te lezen.<br />
- “Kun je raden waar deze ongewone titels voor staan?”<br />
- “Kun je nog voorbeelden geven van boeken waar de titels meer omvatten<br />
dan een samenvatting van de inhoud alleen?”<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – zesde leerjaar | 115
- “Ken je ook volwassenen die maar heel weinig woorden kennen?”<br />
- “Gaat het dan om vergelijkbare woorden als die van Heidi’s moeder of net<br />
niet?”<br />
Iedereen vult tijdens het lezen twee persoonlijke lijstjes aan. Het ene lijstje<br />
verzamelt mooie woorden of zinnen uit Ben zo terug, het andere lijstje verzamelt<br />
vragen over het boek. Na elk hoofdstuk geef je de kinderen de gelegenheid<br />
om hun vragen te stellen.<br />
Sta even stil bij volgend fragment onderaan pagina 11: “Bernadette kende wel<br />
een miljoen woorden en als ze toch de goede uitdrukking niet kon vinden<br />
verzon ze er een. Als mama uit ergernis over zichzelf haar gezicht vertrok en<br />
haar kaak heen en weer bewoog, zei Bernadette: ‘Je mama bakt een knappe<br />
krakeling, Heidi.’”<br />
- “Kun je voorbeelden geven van grappige, mooie, onbestaande woorden<br />
voor dingen die eigenlijk geen echte naam hebben?”<br />
Maak een lijst van alle nieuwe woorden met de uitleg erbij. Hang de lijst uit<br />
in de klas, zodat hij later kan worden aangevuld.<br />
Na het lezen<br />
titel<br />
Vraag of iemand kan vertellen waarom het boek de titel Ben zo terug meekreeg.<br />
Als ze het antwoord op de vraag moeilijk kunnen verwoorden, wijs je<br />
hen op volgend fragment (pp. 61-62):<br />
“Zo terug, Heidi?” zei mama, terwijl ze naar me opkeek.<br />
“Ja, mama. Zo terug.”<br />
De reis zelf zou twee keer drieënhalve dag kosten, maar dat maakte voor<br />
mama geen verschil. Ze had geen idee van tijd. Ik had net zo goed naar beneden<br />
kunnen gaan om de post te halen.<br />
het is echt echt waar<br />
In het boek bewandelt Heidi de smalle grens tussen echte leugens en leugentjes<br />
om eigen bestwil (cf. pp. 77-78: “Het ergste vond ik dat ik niet wist<br />
waarom ik het had gedaan. Een leugen is het tegengestelde van de waarheid.<br />
De waarheid is goed en leugens zijn slecht. Zwart en wit. Zo eenvoudig is<br />
dat. Maar ik had tegen Alice gelogen zonder dat ik daar een goede reden voor<br />
had, en het had me niet eens een vervelend gevoel gegeven, tot ze me betrapte.<br />
Wat zei dat over mij?”).<br />
Twee boeken die nauw bij dit thema aansluiten zijn Het is echt echt waar en Als<br />
ik niet toevallig de hond van tante Doris verwisseld had. Het eerste boek gaat over<br />
een kind dat de subtiele grens tussen liegen en overdrijven aftast, tussen wat je<br />
ziet en wat je voelt en tussen wat is en wat je zou willen. Het andere boek is<br />
een grappig verhaal over een knotsgek meisje, verliefdheid en leugentjes, die<br />
zich in recordtempo opstapelen en zo een onoverzichtelijk situatie creëren.<br />
116 | Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – zesde leerjaar
ara<br />
Nieuwsgierige kinderen kunnen na afloop van het verhaal een kijkje nemen<br />
op www.sarahweeks.com. Bij de rubriek ‘FAQ’ staat een vraag- en antwoordlijstje<br />
van kinderen aan de auteur, weliswaar in het Engels. Sarah Weeks blijkt<br />
overigens goed bevriend met één van de andere auteurs uit het boekenpakket<br />
voor het zesde leerjaar. Laat de leerlingen uitzoeken om welke auteur het gaat.<br />
Als ze het antwoord niet onmiddellijk vinden, geef je hen de tip om bij ‘Links’<br />
te gaan kijken.<br />
Bibliografie<br />
Als ik niet toevallig de hond van tante Doris verwisseld had, Ingelin Angerborn, Lannoo, 2005.<br />
Het is echt echt waar, Kristel Deweerdt en Veronique Govaert (foto’s), Lannoo, 2007.<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – zesde leerjaar | 117
Lestip 2<br />
Dulle Griet<br />
Dulle Griet<br />
Geert De Kockere en Carll Cneut (ill.)<br />
De Eenhoorn, 2006<br />
Eindtermen<br />
- De leerlingen kunnen door middel van kunst- en beeldbeschouwing een<br />
persoonlijk waardeoordeel ontwikkelen over beelden en beeldende kunst<br />
van vroeger, van nu en van verschillende culturen (Muzische vorming,<br />
Beeld, 1.1).<br />
- De leerlingen kunnen beeldinformatie herkennen, begrijpen, interpreteren<br />
en er kritisch tegenover staan (Muzische vorming, Beeld, 1.3).<br />
- De leerlingen kunnen plezier en voldoening vinden in het beeldend vormgeven<br />
en genieten van wat beeldend is vormgegeven (Muzische vorming,<br />
Beeld, 1.4)<br />
- De leerlingen kunnen spelvormen waarnemen en inzien dat de juiste verhouding<br />
tussen woord en beweging de expressie kan vergroten (Muzische<br />
vorming, Drama, 3.2).<br />
- De leerlingen kunnen een aan de speelsituatie aangepaste en aangename<br />
spreektechniek ontwikkelen (articulatie, adembeheersing, tempo, toonhoogte)<br />
en verschillende verbale en non-verbale spelvormen improviseren<br />
(Muzische vorming, Drama, 3.6).<br />
- De leerlingen kunnen genieten van, praten over en kritisch staan tegenover<br />
het eigen spel en dat van anderen, de keuze van spelvormen, onderwerpen,<br />
de beleving (Muzische vorming, Drama, 3.7).<br />
Over de auteur<br />
Geert de Kockere (°1962) studeerde voor leraar en werd nadien beroepsjournalist.<br />
Naast het schrijven van kinderboeken realiseert De Kockere heel<br />
wat kunstzinnige projecten. Als auteur is hij vooral bekend vanwege zijn<br />
poëziebundels en prentenboeken voor oudere kinderen. Zijn schrijfstijl is<br />
heel herkenbaar: eenvoudig, sober, herhalend en suggestief. Vaak hanteert hij<br />
taal zo speels dat woorden onverwacht nieuwe betekenissen krijgen. Voor<br />
zijn werk sleepte hij al verschillende prijzen in de wacht, waaronder de Prijs<br />
Letterkunde in van de Vlaamse Provincies voor kinderliteratuur en de Plantin<br />
Moretusprijs voor het best vormgegeven kinderboek.<br />
118 | Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – zesde leerjaar
Over de illustrator<br />
Carll Cneut (°1969) studeerde Grafische Vormgeving aan het Sint-Lucas<br />
Instituut in Gent. Bijna toevallig werd hij illustrator, toen hij iemand verving<br />
en daarna nieuwe opdrachten kreeg. Sinds 1996 illustreerde hij al meer dan 20<br />
kinderboeken, waarvan al een heel aantal hun weg vonden naar het buitenland.<br />
Illustraties van Carll Cneut schilderen een wereld waarin surreële en waarheidsgetrouwe<br />
elementen samenkomen. Zijn figuren zijn karikaturaal en worden<br />
vaak buiten proportie voorgesteld met grote lijven en piepkleine oogjes,<br />
maar ze blijven een ernst behouden.<br />
Hij gebruikt vaak acrylverf, maar kan die evengoed combineren met bijvoorbeeld<br />
wasco, kleurpotloden en pastels. Soms maakt hij collages of past hij<br />
mixed media toe en experimenteert hij met verschillende ondergronden.<br />
Dat zijn naam ook in het buitenland bekend is, blijkt onder meer uit zijn s a menwerking<br />
met de grote Britse uitgever Macmillan en zijn werk voor The New<br />
York Times. Carll Cneut heeft al meerdere prijzen op zijn naam staan en is ongetwijfeld<br />
een van de bekendste en meest gevraagde illustratoren van ons land.<br />
Over het boek<br />
Aan de slag<br />
Dulle Griet is een prentenboek dat gebaseerd is op het gelijknamige schilderij<br />
van Pieter Bruegel de Oude. Zowel de auteur als de illustrator geven hun<br />
eigenzinnige versie van het verhaal achter dit beroemde oude meesterwerk.<br />
De cover van het boek, die pikzwart gehouden is, doet vermoeden dat het<br />
boek fout zal aflopen, net als het begin van de tekst: “Ken je Greet, Greet die<br />
Griet heet? Ze is geboren als Greetje. En het was ook een Greetje: een heel<br />
lief kind. Om te knuffelen. Om op te eten. Tot ze oud genoeg was om stout te<br />
worden. Toen werd ze ook stout.”<br />
Van dan af aan vertelt De Kockere in korte, doeltreffende zinnen en in een<br />
helder en speels Nederlands hoe Greetje een Dulle Griet werd en uiteindelijk<br />
in de hel belandt. Carll Cneut begeleidt de tekst met dreigende, maar prachtige<br />
illustraties.<br />
Dulle Griet maakt deel uit van een reeks waarin uitgeverij De Eenhoorn beroemde<br />
schilderijen wil laten vertalen voor kinderen van nu door eigentijdse<br />
auteurs en illustrators.<br />
Voor het lezen<br />
Toon de gitzwarte cover van het boek. Ga na wat die cover aan verwachtingen<br />
over het verhaal creëert bij de klas. Vraag hun ook wat de titel bij hen oproept.<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – zesde leerjaar | 119
Als je zelf meer wil weten over de betekenis van de cover en de prenten in<br />
het boek, kun je er Buiten de lijntjes gekleurd op naslaan (cf. bibliografie). In dat<br />
boek gaat Marita Vermeulen in op de evolutie binnen het werk van (o.m.)<br />
Carll Cneut en probeert ze de prenten uit (o.m.) Dulle Griet te lezen. Elk vlak,<br />
elke kleur en elke lijn heeft een betekenis. Hoe beter je die ontcijfert, hoe rijker<br />
het verhaal en hoe groter het kijkplezier.<br />
Het mooie aan Cneuts illustraties is dat ze ruimte laten voor eigen interpretatie,<br />
hoewel de figuren herkenbaar en figuratief zijn. Cneut creëert een wereld<br />
vol warme, veilige kleuren en bevolkt die met allerlei intrigerende figuren<br />
en wezens. Die figuren zijn minutieus getekend, de omgeving waarin ze zich<br />
bevinden zit vol details waarop je niet uitgekeken raakt. Bekijk de prenten<br />
klassikaal voor je aan het voorlezen gaat:<br />
- “Zal het een spannend verhaal worden, denk je? Zo ja, hoe kun je dat afleiden<br />
uit de prenten?”<br />
- “Zal het een vrolijk verhaal worden, denk je? Zo ja, hoe kun je dat afleiden<br />
uit de prenten?”<br />
- “Zijn er prenten bij die je bevreemdend vindt?”<br />
- “Hoe komt het dat je de prenten vreemd vindt: door de kleuren, de figuren<br />
of het tafereel dat ze afbeelden?”<br />
- “Heb je dergelijke prenten al eens eerder gezien? Waar?”<br />
- “Heb je de vreemde figuren gezien op de prenten? Waaraan doen die figuren<br />
je denken?”<br />
- “Is Dulle Griet op elke prent terug te vinden? Zijn er nog andere figuren<br />
die meermaals voorkomen op de prenten?”<br />
- “Speelt het verhaal zich af in het verleden, het heden of de toekomst?<br />
Waaruit kun je dat afleiden?”<br />
Tijdens het lezen<br />
Nu je de illustratie samen bekeken hebt, kun je ongestoord aan het voorlezen<br />
beginnen. Dulle Griet is een feest voor alle expressieve vertellers. De tekst in<br />
het boek wisselt voortdurend van lettergrootte. Die verschillen in lettergrootte<br />
geven hints voor de verteller. Het verhaal komt daarom het beste uit de verf<br />
als je de tijd neemt het vooraf grondig voor te bereiden.<br />
Na het lezen<br />
tableau vivant<br />
Kies enkele fragmenten met veel actie uit het boek. Verdeel de klas in groepjes<br />
van vier en bezorg elk groepje een kopie van een fragment. Elke groep beeldt<br />
zijn fragment uit in drie logisch op elkaar volgende tableaus vivants. De rest<br />
van de klas kijkt toe en tracht de scène in het verhaal te situeren. Tijdens de<br />
overgangen tussen de verschillende scènes, moeten de kijkers even de ogen<br />
sluiten. Als ze die weer openen, staat er een nieuwe tableau voor hen klaar.<br />
120 | Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – zesde leerjaar
Bespreek klassikaal welke van de drie scènes het tekstfragment het beste typeert<br />
en illustreert.<br />
Als alle groepen aan de beurt geweest zijn, geef je hen voldoende tijd om het<br />
geselecteerde tableau verder te verfijnen. Daarna stel je de groepjes op in de<br />
volgorde waarin hun tekstfragment aan bod komt in het verhaal. Vraag de<br />
ICT-verantwoordelijke, een collega of een ouder om de tableaus te filmen (of<br />
fotograferen) terwijl jij voorleest. De verschillende groepjes vormen pas hun<br />
tableau op het moment dat hun tekstfragment wordt voorgelezen. Het is de<br />
bedoeling dat de tableaus elkaar vlot opvolgen. Zo krijg je als het ware een<br />
film in slow motion.<br />
pieter bruegel de oude<br />
Op de achterflap van het boek staat het originele schilderij van Pieter Bruegel<br />
de Oude waarop dit boek is gebaseerd. Bekijk de achterflap, of een grotere<br />
reproductie van het werk, als je die vindt:<br />
- “Herken je figuren uit het boek op het schilderij?”<br />
- “Welke sfeer spreekt uit het schilderij?”<br />
- “Vind je de tekeningen van Carll Cneut lijken op het schilderij? Wat zijn de<br />
verschillen en de overeenkomsten?”<br />
- “Past het verhaal bij dit schilderij, vind je?”<br />
- “Welk figuur op het schilderij spreekt jou het meeste aan?”<br />
In Dulle Griet van De Kockere en Cneut staat uiteraard Dulle Griet van Pieter<br />
Bruegel de Oude centraal: de vrouw met het harnas die de schilder in het<br />
midden in van zijn schilderij afbeeldde. Benadruk dat de auteur en de illustrator<br />
zich voor hun verhaal en hun prenten baseerden op dit schilderij,<br />
maar er achteraf volkomen hun zin mee deden en er een eigen interpretatie<br />
van maakten. Geef de kinderen de opdracht om net hetzelfde te doen. Laat<br />
de kinderen per twee een andere figuur uitkiezen die op het schilderij staat<br />
afgebeeld. De eerdere bespreking van het oorspronkelijke schilderij zal hierbij<br />
zeker helpen. Die figuur wordt het uitgangspunt van hun eigen geïllustreerde<br />
verhaal (of gedicht).<br />
De schrijver van het duo houdt rekening met de vijf w’s (‘wie’, ‘wat’, ‘waar’,<br />
‘wanneer’ en ‘waarom’). Die elementen vormen immers de basis van een goed<br />
verhaal. Loop regelmatig langs bij de schrijvende kinderen om hen te helpen,<br />
aan te moedigen en hen vragen te stellen.<br />
De tekenaar van het duo maakt een tekening of een schilderij van de uitgekozen<br />
figuur. Hij moet er een eigen interpretatie van maken, net zoals Cneut dat<br />
deed met de Dulle Griet van Bruegel.<br />
Spreek af dat de tekening niet groter dan A4-formaat en niet kleiner dan A5-<br />
formaat mag zijn. De keuze van de gebruikte techniek laat je aan de kinderen<br />
over, maar je moedigt hen aan om te experimenteren door zoveel mogelijk<br />
materiaal aan te bieden.<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – zesde leerjaar | 121
Bekijk achteraf al het gemaakte werk. Laat de kinderen die dat willen er hun<br />
verhaal of gedicht bij voorlezen. Bespreek de resultaten.<br />
- “Herken je welke figuur uit het oorspronkelijke schilderij hier bewerkt is?”<br />
- “Passen het verhaal of het gedicht en de figuur goed bij elkaar? Indien je<br />
vindt van niet, kun je dan enkele tips geven om de illustratie en de tekst<br />
beter op elkaar af te stemmen?”<br />
- “Wat was het moeilijkste aan deze opdracht? Schrijven of tekenen?<br />
Waarom?”<br />
Tot slot kun je ervoor kiezen om alle werken van de leerlingen in het oorspronkelijke<br />
schilderij te integreren. Neem een groot vel papier en kleef het<br />
schilderij van Bruegel in het midden. Laat de tekenaars hun figuren uitknippen<br />
en daarna in de witte rand rond het schilderij kleven. Die figuren verbind<br />
je via een touwtje of pijltje met de oorspronkelijke figuren uit Bruegels schilderij.<br />
De schrijvers printen hun tekst of schrijven hem uit. De teksten worden<br />
op hun beurt verbonden met de figuren van de tekenaars. Op die manier<br />
maakt je klas een eigentijdse interpretatie van een oud meesterwerk.<br />
Bibliografie<br />
Buiten de lijntjes gekleurd, Marita Vermeulen, Lannoo, 2006<br />
122 | Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – zesde leerjaar
Lestip 3<br />
Geheime Missie Jericho Rood<br />
Geheime Missie Jericho Rood<br />
Joshua Mowll<br />
Manteau, 2006<br />
Eindtermen<br />
- De leerlingen kunnen het gepaste taalregister hanteren als ze bij een behandeld<br />
onderwerp vragen stellen die begrepen en beantwoord kunnen worden<br />
door leeftijdsgenoten (Nederlands, Spreken, 2.7).<br />
- De leerlingen kunnen voor een gekend persoon een verslag schrijven van een<br />
verhaal, een gebeurtenis, een informatieve tekst (Nederlands, Schrijven, 4.4).<br />
Over de auteur<br />
Joshua Mowll groeide op in Kent, waar hij tijdens zijn schoolcarrière in een<br />
aantal onsuccesvolle bandjes speelde. Hij volgde een grafische opleiding en na<br />
zijn afstuderen werd hij vormgever bij een krant. Pas toen hij een aantal jaar<br />
voor die krant gewerkt had, begon hij aan schrijven te denken. Geheime Missie<br />
Jericho Rood is zijn debuut. Uit dit boek blijkt Mowlls fascinatie voor de jaren<br />
twintig van de vorige eeuw en in het bijzonder voor de enorme technologische<br />
en wetenschappelijke vooruitgang in die tijd.<br />
Over het boek<br />
In Geheime Missie Jericho Rood spelen twee jonge tieners de hoofdrol: Doug<br />
en Rebecca MacKenzie. Na de verdwijning van hun ouders worden ze door<br />
hun oom aan boord genomen van de Expedient, een groot oorlogsschip vol<br />
technische snufjes. De kinderen verkennen de Expedient op eigen houtje om<br />
erachter te komen waarom hun ouders verdwenen zijn. Ze voelen aan dat het<br />
schip van hun oom een geheime missie heeft. Samen proberen ze die te achterhalen.<br />
Zo belanden ze op een pirateneiland en brengen ze hun leven ernstig in gevaar.<br />
Hun oom maakt immers deel uit van een eeuwenoude geheime Gilde<br />
die een machtig geheim probeert te bewaren. De Chinese piraten, die dat geheim<br />
willen onderscheppen, deinzen voor niets of niemand terug.<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – zesde leerjaar | 123
Wat dit boek zo bijzonder maakt, zijn de talrijke gedetailleerde tekeningen en<br />
schema’s die het verhaal ondersteunen. Uitflapbare pagina’s tonen je elk detail<br />
van de Expedient, van het pirateneiland, en van de vele fascinerende machines<br />
die een rol spelen in het verhaal. Naast het doorlopende verhaal geeft het<br />
boek ook leuke weetjes en achtergrondinformatie mee.<br />
Dit boek het eerste deel uit een reeks rond het Gildegeheim. Het open einde<br />
van Geheime Missie Jericho Rood zal de nieuwsgierigheid van de leerlingen naar<br />
de volgende boeken uit de reeks ongetwijfeld aanwakkeren.<br />
Aan de slag<br />
Voor het lezen<br />
Toon de cover van Geheime Missie Jericho Rood. Die is op zijn minst ongebruikelijk<br />
en origineel te noemen:<br />
- “Vind je dit een mooie cover? Waarom wel? Waarom niet?”<br />
- “Maakt de cover je nieuwsgierig om het boek te lezen?”<br />
Bij die laatste vraag blijf je even langer stilstaan. Er zijn immers heel wat redenen<br />
waarom je een bepaald boek kiest en niet een ander. Maak een lijstje van<br />
alle redenen waarom ze ooit een boek hebben gelezen. De boeken die gekozen<br />
werden op basis van hun mooie cover krijgen extra aandacht. Vraag de kinderen<br />
om die boeken mee te brengen naar de klas. Opnieuw volgt een gesprekje:<br />
- “Heb je het boek uitgelezen?”<br />
- “Was het boek even mooi of interessant als de cover deed vermoeden?”<br />
- “Ken je ook boeken met een lelijke cover die toch de moeite waren om te<br />
lezen?”<br />
Laat de leerlingen die willen hun medeleerlingen overtuigen om het boek te<br />
lezen.<br />
Tijdens het lezen<br />
de expedient<br />
Op pagina 85 vind je een prachtige tekening van de Expedient, het schip<br />
waarop een groot deel van de actie in het boek zich afspeelt. Maak een kleurenkopie<br />
van de tekening en hang die aan het bord zolang je met het boek<br />
werkt.<br />
bericht aan de lezer<br />
Laat het boek rondgaan op de pagina 6 waarop Inleiding staat geschreven. Over<br />
het woord ‘inleiding’ heen staat “Vertrouwelijk. Bewaar achter slot en grendel”<br />
gedrukt. Lees daarna, op pagina 7, Bericht aan de lezer.<br />
- “Wie heeft dit bericht geschreven?”<br />
- “Hoe weet je dat?”<br />
124 | Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – zesde leerjaar
- “Wat doet zo iemand?”<br />
- “Wie is Joshua Mowll?”<br />
logboek<br />
Laat Geheime Missie Jericho Rood even rondgaan in de klas en laat de leerlingen<br />
de pagina’s met ‘Vertrouwelijk Materiaal’ ontdekken. Het gaat telkens om de<br />
uitflapbare pagina’s die verspreid in het boek zitten (bijvoorbeeld op p. 63, p.<br />
85, p. 193, etc.). Vertel hen dat al die pagina’s deel uitmaken van een zogeheten<br />
logboek. Laat de leerlingen dat woord eventueel opzoeken in een woordenboek<br />
of een jeugdencyclopedie.<br />
- “Is er een verschil tussen een logboek en een dagboek? Zo ja, welk(e)?”<br />
- “Houd je zelf een dagboek of een logboek bij? Waarom?”<br />
- “Schrijf je er dagelijks in?”<br />
- “Lees je de geschreven stukken soms opnieuw? Waarom?”<br />
- “Heb je er soms spijt van dat je sommige dingen wel en andere dan weer<br />
niet hebt opgeschreven?”<br />
- “Moet een dagboek of een logboek een mooie kaft hebben, vind je?”<br />
- “Illustreer je je dagboek?”<br />
- “Kleef je ook dingen in je dagboek? Welke?”<br />
Na dit gesprekje lees je een deel van de achterflaptekst voor: “Shanghai 1920:<br />
aan boord van de Expedient wachten Doug en Becca MacKenzie op nieuws<br />
over hun vermiste ouders. Maar dan stuiten ze op een nog veel groter mysterie…”<br />
Aansluitend lees je het dagboekfragment uit Becca’s dagboek voor (pp.<br />
27-31). Daarin beschrijft ze de scheepshutten waarin haar broer Doug en zijzelf<br />
verblijven. Bij de beschrijving hoort ook een tekening, die je nog niet toont aan<br />
de klas. Dat doe je pas nadat de leerlingen het beeld dat ze zich van de scheepshutten<br />
gevormd hebben, beschreven hebben. Als je de tekening getoond hebt,<br />
vraag je hen of hun voorstelling overeenkomt met wat er op de tekening staat.<br />
Tot slot laat je hen de lijst met Beknopte scheepsterminologie op pagina 30 doornemen.<br />
Neem er een woordenboek Engels-Nederlands bij en laat hen opzoeken<br />
welke betekenissen ‘Expedient’ heeft.<br />
- “Welke betekenis van ‘Expedient’ is het beste van toepassing op dit boek?”<br />
- “Waarom vind je dat?”<br />
Om de leerlingen te stimuleren het boek individueel verder te lezen, geven<br />
we onder ‘Na het lezen’ verschillende tips voor hoekenwerk mee. De verwerkingsopdrachten<br />
wakkeren ongetwijfeld het leesplezier aan. Voor het hoekenwerk<br />
voorzie je twee uur tijd, net zoals voor de presentatie achteraf.<br />
Na het lezen<br />
de jaren twintig<br />
De auteur van dit boek is enorm gefascineerd door de jaren twintig van de<br />
vorige eeuw. Geheime Missie Jericho Rood speelt zich dan ook af in 1920. Laat<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – zesde leerjaar | 125
enkele kinderen uitzoeken hoe het er in de jaren twintig aan toe ging en hoe<br />
ze nadien de passie van de auteur kunnen delen met de rest van de klas. Laat<br />
hen zeker kijken in de vele overzichtswerken en fotoboeken over de twintigste<br />
eeuw. Om de opdracht voldoende concreet te maken, krijgen ze enkele<br />
specifieke vragen mee:<br />
- “Wat was er in de mode in de jaren twintig?” (cf. bibliografie).<br />
- “Welke vervoersmiddelen werden gebruikt in de jaren twintig?”<br />
- “Hoe zagen de huizen eruit in de jaren twintig?”<br />
- “Hoe zag het landschap er uit in de jaren twintig?”<br />
- “Bestond deze school al in de jaren twintig?”<br />
- “Hoe zag de stad of het dorp waar je woont eruit in de jaren twintig?”<br />
- …<br />
Doug en Becca MacKenzie, de hoofdpersonages uit Geheime Missie Jericho<br />
Rood waren tieners in de jaren twintig. Laat de leerlingen uitzoeken welke van<br />
hun voorouders tieners waren in de jaren twintig. Over die voorouders moeten<br />
de leerlingen informatie verzamelen. Met die info maken ze een paspoort<br />
en een anekdote over die personen. Die kan waar gebeurd of fictief zijn. Aan<br />
de klas om nadien uit te maken of de anekdote verzonnen is of niet.<br />
binnenhuisarchitectuur<br />
In het eerder voorgelezen dagboekfragment beschrijft Rebecca beschrijft de<br />
scheepskajuiten waarin zij en haar broer verblijven. Die beschrijving wordt<br />
vergezeld van een tekening.<br />
Geef de groep uit deze hoek de opdracht een plek uit te kiezen die ze willen<br />
delen met hun klasgenoten. De schrijvers uit de groep maken een beschrijvende<br />
tekst van de plek. De tekenaars uit de groep maken een bijbehorende<br />
tekening die extra informatie geeft bij de tekening.<br />
de bedenkers<br />
Een andere groep in de klas geef je de opdracht om in alle bijlagen en tekeningen<br />
uit Geheime Missie Jericho Rood aandachtig te bekijken. Zo kunnen<br />
ze de technische snufjes ontdekken waarmee het schip uit het boek, de<br />
Expedient, is uitgerust.<br />
Laat hen extra snufjes uitvinden voor de Expedient. De ontwerpen voor de<br />
uitvinding schetsen ze op ruitjespapier, net zoals de kunstenaar Panamarenko<br />
dat doet. Net zoals in het boek mag de schets voorzien zijn van veel tekst<br />
en extra detailtekeningen. Om hen te inspireren haal je enkele boeken over<br />
Panamarenko en diens schitterende ontwerpen in de klas (cf. bibliografie).<br />
126 | Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – zesde leerjaar
Bibliografie<br />
Over Panamarenko<br />
Panamarenko. De retrospectieve!, Frederik Leen, Ludion, 2005.<br />
Panamarenko. For clever scholars, astronomers and doctors, Jon Thompson, Ludion, 2004.<br />
Over mode<br />
Mode: de 20ste eeuw. Flappers en vamps, Cally Blackman, Corona, 2003.<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – zesde leerjaar | 127
Lestip 4<br />
Hou van die hond<br />
Hou van die hond<br />
Sharon Creech en Rotraut Susanne Berner (ill.)<br />
Hoogland en Van Klaveren, 2007<br />
Eindtermen<br />
- De leerlingen zijn bereid te reflecteren over gebruikte luister-, spreek-, leesen<br />
schrijfstrategieën (Nederlands, Taalbeschouwing, 6.2).<br />
- De leerlingen kunnen voor het realiseren van de eindtermen Nederlands<br />
hun teksten verzorgen en rekening houden met handschrift en lay-out en<br />
spellingsafspraken en spellingsregels toepassen (Nederlands, Schrijven, 4.7).<br />
- De leerlingen kunnen bij groepstaken leiding geven en onder leiding van<br />
een medeleerling meewerken (Sociale vaardigheden, Samenwerking, 1.5).<br />
- De leerlingen kunnen samenwerken met anderen, zonder onderscheid van<br />
sociale achtergrond, geslacht of etnische origine (Sociale vaardigheden,<br />
Samenwerking, 3).<br />
Over de auteur<br />
De Amerikaanse Sharon Creech (°1945) studeerde Engelse literatuur. Na<br />
haar opleiding verhuisde ze naar Europa, eerst naar Zwitserland en later naar<br />
Engeland, waar ze les gaf en boeken schreef. Naast kinderboeken schrijft ze<br />
boeken voor volwassenen, gedichten en toneelteksten. Voor haar boek Achter<br />
de maan (1999) kreeg ze in Amerika onder andere de Newbery Medal en in<br />
Nederland een eervolle vermelding van de Zoenjury. In 2007 was ze de eerste<br />
auteur die een Zilveren Griffel won voor poëzie. Deze prijs ontving ze voor<br />
Hou van die hond.<br />
Over de illustrator<br />
Rotraut Susanne Berner (°1948) begon met illustraties voor covers en verhalen<br />
van andere auteurs. Pas later schreef ze zelf verhalen die ze ook illustreerde.<br />
Haar stijl is herkenbaar: koddige, stripachtige, wat naïeve, levendige tekeningen<br />
in kleurig potlood die weten je te verrassen met grappige details.<br />
Berner viel voor het eerst op in Nederland en België door haar werk in<br />
Toon Tellegens Mijn vader (Querido). Ze is ook bekend door de tekeningen<br />
128 | Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – zesde leerjaar
in De Telduivel (De Bezige Bij) van Hans Magnus Enzensberger. Vandaag<br />
werkt ze vooral aan haar kartonboekjes over het konijn Kareltje. Haar werk<br />
is meermaals bekroond, onder meer met Zilveren Penselen en de Duiste<br />
Jeugdliteratuurprijs.<br />
Over het boek<br />
Jack is een jongen die door zijn juf wordt aangespoord om gedichten te<br />
schrijven. Op een ontroerende wijze zet hij zijn eerste stappen in het knutselen<br />
met woorden. Het liefst schrijft hij over zijn hond Sprint. Al schrijvend<br />
merkt Jack dat hij dat hij ook zijn emoties, zijn vreugde en verdriet in woorden<br />
om kan zetten.<br />
Hou van die hond is het ontroerende, poëtische en inspirerende dagboek van<br />
een jongen die leert dat woorden iets wonderbaarlijks kunnen zijn. Het is<br />
tevens het ideale boek om met kinderen aan de slag te gaan rond het schrijven<br />
van gedichten.<br />
Aan de slag<br />
Voor het lezen<br />
Voor de klas ’s ochtends binnen komt, schrijf je volgende zin op bord: “Er<br />
hangt zoveel af van een rode kruiwagen glanzend van regenwater naast de<br />
witte kippen.” Het is de tekst van een gedicht van William Carlos Williams,<br />
dat in het boek wordt gebruikt op pagina 9. Wellicht zal de zin vragen oproepen<br />
bij de leerlingen, waar je voorlopig nog niet op ingaat.<br />
Tijdens de middagpauze heb je hetzelfde gedicht uitgehangen, maar deze keer<br />
voorzien van titel en auteur. Je geeft het bovendien dezelfde lay-out mee zoals<br />
in Hou van die hond. Je gunt de klas de tijd om het gedicht te lezen, maar opnieuw<br />
ga je nog niet in op de vragen die de leerlingen bij het gedicht hebben.<br />
Op het einde van de dag voorzie je een moment om rond het boek te werken.<br />
Je geeft hen twintig minuten de tijd om zelf een gedicht te proberen<br />
schrijven. Net als Jack in dit boek zullen ze dat misschien geen makkelijke<br />
opgave vinden. Dat maakt natuurlijk wel dat ze het bij de verdere bespreking<br />
van het boek makkelijker zullen hebben om Jacks frustratie te herkennen als<br />
die zijn eerste gedichten probeert neer te pennen.<br />
Daarna hou je een gesprekje rond poëzie. Zowel hun eigen gedichten als het<br />
gedicht van William Carlos Williams komen daarin aan bod.<br />
- “Wanneer noem je een tekst een gedicht?”<br />
- “Moeten de versregels van een gedicht rijmen?”<br />
- “Waarom zou je De rode kruiwagen een gedicht kunnen noemen?”<br />
- “Waarin verschilt de vormgeving van een gedicht van een gewoon verhaal?”<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – zesde leerjaar | 129
Tijdens het lezen<br />
Toon de cover en de titel van Hou van die hond. Schenk aandacht aan het feit<br />
dat het boek uit het Engels is vertaald. Dat merk je aan de namen van de personages<br />
in het boek, bijvoorbeeld aan de naam van het hoofdpersonage: Jack.<br />
Vraag of iemand de Nederlandse titel in het Engels kan omzetten. Op de binnenflap<br />
vind je de oorspronkelijke titel, Love that dog, terug.<br />
Bekijk samen aan wie de auteur het boek opdraagt en wie ze bedankt voor<br />
hun bijdrage aan het boek. Hou van die hond is onder meer opgedragen aan<br />
alle meesters en juffen die hun leerlingen elke dag inspireren. Dat maakt de<br />
opdracht bijzonder grappig, vanuit klasperspectief bekeken. Je kunt kort bespreken<br />
waarom auteurs hun boeken aan anderen opdragen. Vraag de leerlingen<br />
aan wie zij hun boek zouden opdragen. Het gesprek inspireert hen misschien<br />
om de opdracht in een boek aandachtiger onder loep te nemen, voor<br />
ze met lezen van start gaan.<br />
Daarna ga je met het eigenlijke verhaal van start dat je voorleest tot en met<br />
pagina 10. Op pagina 9 staat het gedicht De rode kruiwagen gedrukt, op pagina<br />
10 schrijft Jack hoe weinig hij begrijpt van het gedicht. Voor de kinderen vormen<br />
die pagina’s een herkenningspunt. Ze vormen meteen het ideale aanknopingspunt<br />
om meer uitleg te geven over het boek.<br />
Je vertelt dat je leest uit het dagboek van Jack, die van zijn juf Strechberry<br />
de opdracht kreeg een gedicht te schrijven. Vertel erbij dat Jack die opdracht<br />
maar niets vindt omdat hij gedichten schrijven iets voor meisjes vindt. Peil of<br />
ze Jacks gevoelens herkennen:<br />
- “Vind jij het ook moeilijk om gedichten te schrijven?”<br />
- “Vind jij gedichten schrijven iets typisch voor meisjes? Waarom (niet)?”<br />
Lees daarna pagina’s 11 en 12 voor. Op pagina 11 staat Jacks eerste gedicht<br />
neergeschreven, op pagina 12 lees je hoe verontwaardigd hij is omdat zijn juf<br />
hem vraagt om het gedicht uit te leggen. Daarop kun je een gesprekje aanknopen<br />
over de betekenis van gedichten:<br />
- “Moet je begrijpen wat de auteur bedoelt om een gedicht mooi te vinden?”<br />
- “Moet je hetzelfde voelen bij een gedicht als de dichter die het schreef?”<br />
- “Kan je iets anders denken of voelen bij een gedicht dan de dichter dacht of<br />
voelde toen hij het neerschreef?”<br />
Je kunt opnieuw De rode kruiwagen van William Carlos Williams in het gesprek<br />
betrekken:<br />
- “Wat wilde de auteur zeggen met de dit gedicht?”<br />
Het gedicht van Williams start met de versregel: “Er hangt zoveel af van / een<br />
rode kruiwagen.” Jacks gedicht begint met: “Er hangt zoveel af van / een blauwe<br />
auto.” Vraag de klas wat er volgens hen afhangt van een rode kruiwagen of<br />
een blauwe auto.<br />
130 | Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – zesde leerjaar
Je kunt Hou van die hond verspreid over enkele dagen verder doorlezen. In<br />
het boek komen telkens een aantal gedichten van bestaande auteurs voor, gevolgd<br />
door Jacks commentaar op de gedichten en zijn poging om een variant<br />
op dag gedicht te maken. Je kunt dit stramien ook aanhouden bij de dagen<br />
waarop je voorleest. ’s Ochtends hang je het gedicht op bord dat later in het<br />
voorleesmoment van Hou van die hond aan bod komt.<br />
Na het lezen<br />
Hou van die hond vormt het ideale uitgangspunt om je leerlingen zelf aan het<br />
schrijven te krijgen. Het hoofdpersonage uit dit boek krijgt van zijn juf steeds<br />
gedichten van bestaande auteurs voorgeschoteld. Van die gedichten schrijft<br />
Jack steeds zijn eigen variant, bijvoorbeeld door de eerste versregel te behouden.<br />
Zoek enkele gedichten met een inspirerende beginregel uit (cf. bibliografie).<br />
Daarna maak je klassikaal een nieuwe variant van die gedichten. Je vraagt<br />
een leerling het gedicht mooi uit te tikken. Daarna krijgt het klasgedicht een<br />
plaats aan het prikbord.<br />
Op pagina 43 uit Hou van die hond staat het gedicht De appel van S. C. Rigg.<br />
Het bijzondere aan dit gedicht is dat de woorden zo zijn geschikt dat het gedicht<br />
de vorm van een appel kreeg. Vraag de leerlingen om een gelijkaardig gedicht<br />
te verzinnen. Ter inspiratie laat je hen het gedicht Mijn gele hond zien, een<br />
gedicht in de vorm van een hond dat Jack schreef naar voorbeeld van De appel.<br />
Slaat het verzinnen van gedichten niet aan in je klas, kun je hen ook een favoriet<br />
gedicht laten uitzoeken en hen daar een illustratie bij laten maken.<br />
Als je kinderen in de klas hebt die graag willen deelnemen aan een poëziewedstrijd<br />
kun je een kijkje nemen op de website van Jeugd en Poëzie, die jaarlijks de<br />
Soetendaelle-poëziewedstrijd organiseert: www.jeugdenpoezie.be. Ook Boekie<br />
Boekie reikt jaarlijks een Poem Award uit aan twee kinderen uit verschillende<br />
landen. Meer informatie daarover vind je op www.poem-express.com.<br />
Bibliografie<br />
Je stilte ademt zo zacht, Jeugd en Poëzie, Bakermat, 2003.<br />
Met gekleurde billen zou het gelukkiger leven zijn, Jan Van Coillie, Averbode, 1996.<br />
Stille Plek, Floor Deroo, Bakermat, 2006.<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – zesde leerjaar | 131
Lestip 5<br />
Kleur: zwart/wit en alles wat er tussen zit<br />
Kleur: zwart/wit en alles wat er tussen zit<br />
Mariëtte Hilkemeijer, Annelies van Lonkhuyzen en Marlies Visser (ill.)<br />
The House of Books, 2006<br />
Eindtermen<br />
- De leerlingen kunnen tactiele, visuele impressies, ervaringen, gevoelens en<br />
fantasieën op een beeldende manier weergeven (Muzische vorming, Beeld,<br />
1.6).<br />
- De leerlingen kunnen ervaringen, gevoelens, ideeën, fantasieën… uiten in<br />
spel. (Muzische vorming, Drama, 3.5).<br />
- De leerlingen kunnen blijvend nieuwe dingen uit hun omgeving ontdekken<br />
(Muzische vorming, Attitudes, 6.1).<br />
- De leerlingen durven vertrouwen op hun eigen expressiemogelijkheden en<br />
durven hun creatieve uitingen tonen (Muzische vorming, Attitudes, 6.4).<br />
- De leerlingen kunnen respect betonen voor uitingen van leeftijdsgenoten,<br />
behorend tot eigen en andere culturen (Muzische vorming, Attitudes, 6.5).<br />
Over de auteurs<br />
Over de illustrator<br />
Mariëtte Hilkemeijer (°1960) is tekstschrijver en communicatieadviseur. Ze<br />
schrijft over uiteenlopende onderwerpen: van teksten voor politici tot informatieve<br />
teksten voor maatschappelijke organisaties en verhalen voor kinderen.<br />
Dat ze zich daarbij telkens moet aanpassen aan een nieuwe doelgroep, vindt<br />
ze boeiend. Kleur is haar eerste jeugdboek.<br />
Annelies van Lonkhuyzen (°1958) werkt ruim twintig jaar als freelance tekstschrijver.<br />
Ze schrijft vooral informatieve teksten over gezondheidszorg en<br />
welzijn. Ze schrijft het liefst informatieve teksten waar mensen iets aan hebben,<br />
teksten waardoor mensen sterker in hun schoenen staan en betere keuzes kunnen<br />
maken. Ze houdt ook van het redigeren van teksten die anderen schreven.<br />
Kleur is het eerste boek dat van Lonkhuyzen niet in opdracht schreef.<br />
Marlies Visser is zelfstandig grafisch ontwerper. Ze studeerde aan de kunstacademie<br />
in Utrecht. Sinds haar studies werkt ze als ontwerper van boekom-<br />
132 | Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – zesde leerjaar
slagen en tijdschriften. Bij The House of Books verscheen van haar hand een<br />
reeks over prinsessen. Maanprinses zoekt haar muitljes is het eerste prentenboek<br />
uit deze reeks.<br />
Over het boek<br />
Aan de slag<br />
Kleur, zwart/wit en alles wat er tussen zit verzamelt een boel leuke weetjes over<br />
de verschillende kleuren. De auteurs besteden aandacht aan het ontstaan van<br />
kleuren, aan kleurgebruik, aan de verschillende culturele connotaties die aan<br />
kleuren verbonden zijn, aan de betekenis van kleuren en aan de emoties die<br />
ze oproepen. De kleuruitdrukkingen die we dagelijks gebruiken – een blauwtje<br />
lopen, op een roze wolk zitten, etc. – vormen de rode draad doorheen het<br />
boek. Kleur etc. gidst je leerlingen doorheen de wondere wereld van kleur.<br />
Wie graag nog meer te weten wil komen over kleur, kan surfen naar de website<br />
die aan het boek verbonden is: www.allesoverkleur.com.<br />
Voor het lezen<br />
Spreek met je leerlingen een dag af waarop ze een kledingstuk in hun lievelingskleur<br />
aantrekken. De kledingstukken vormen de aanleiding voor een<br />
kringgesprek over lievelingskleuren. Benadruk dat er objectief gezien geen<br />
mooie of lelijke kleuren bestaan, al vinden mensen sommige kleuren wel<br />
mooier dan andere.<br />
- “Welke kleuren vind je mooi? Waarom?”<br />
- “Welke kleuren vind je afschuwelijk? Waarom?”<br />
- “Roepen kleuren bepaalde gevoelens bij je op?”<br />
- “Mocht je zelf kiezen welke kleur je kamer kreeg? Zo ja, is het dan je lievelingskleur<br />
geworden?”<br />
- “Passen alle kleuren in om het even welke kamer? Zou jij bijvoorbeeld een<br />
wachtkamer bij de dokter in het rood schilderen?”<br />
- “Als je zelf zou mogen beslissen, welke kleuren zou je dan gebruiken voor<br />
het klaslokaal?”<br />
Om dit gesprekje af te ronden, breng je het gesprek terug op hun persoonlijke<br />
lievelingskleuren. Vertel dat sommige mensen beweren dat je voorkeur<br />
voor een bepaalde kleur iets onthult over je karakter. Verspreid in het boek<br />
vind je per kleur een karakterbeschrijving terug: over zwart op pagina 135,<br />
over wit op pagina 77, over rood op pagina 11, over oranje op pagina 36,<br />
over geel op pagina 50, over groen op pagina 57, over grijs op pagina 61, over<br />
blauw op pagina 94, over paars op pagina 105 en tot slot over bruin op pagina<br />
128. Lees de verschillende karakterbeschrijvingen voor. Daarna laat je de<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – zesde leerjaar | 133
klasgroep aan het woord. Vraag hen of de beschrijving volledig, gedeeltelijk<br />
of juist helemaal niet klopt. Om het thema nog meer tot leven te laten komen,<br />
kun je de beschrijvingen afdrukken op gekleurde bladen papier en die<br />
in de klas ophangen.<br />
Tijdens het lezen<br />
Je kunt het boek starten bij de kleur zwart en daarna onmiddellijk overgaan<br />
naar wit. Nadien ga je in op de hoofdstukken over kleur die daartussen zitten.<br />
Op die manier hou je de structuur aan uit de titel: Zwart / wit en alles wat er<br />
tussen zit.<br />
zwart<br />
Op pagina’s 132-133 kun je lezen hoe Chinese en Japanse kunstenaars eeuwenlang<br />
enkel zwarte inkt gebruikten. Wie dat niet deed, was geen echte<br />
kunstenaar. Ga samen met je klas op zoek naar enkele afbeeldingen van<br />
Oosterse kunstwerken. Bij de lestips voor het tweede en derde leerjaar vind je<br />
alvast een boek Het betoverde paard van de Chinese illustrator Chen Jianghong<br />
terug.<br />
gekleurde uitdrukkingen en zegswijzen<br />
In het boek wordt verschillende keren verwezen naar ‘gekleurde’ uitdrukkingen<br />
en zegswijzen: een blauwtje lopen, op een roze wolk zitten, de rode draad<br />
doorheen een verhaal. Laat de leerlingen die uitdrukkingen en de bijbehorende<br />
uitleg noteren telkens als ze ze tegenkomen bij het (voor)lezen.<br />
het ontstaan van kleuren<br />
Daag enkele kinderen uit om de rest van de klas uit te leggen hoe kleur eigenlijk<br />
ontstaat. Het principe van lichtbreking speelt daarbij een belangrijke<br />
rol. Op pagina’s 85 en 92 e.v. in het boek wordt daar al kort even op ingegaan.<br />
Meer informatie zoeken ze op in de bib of op internet.<br />
Na het lezen<br />
Elke leerling werkt een opdracht rond kleur uit. Ze lezen daarvoor ook telkens<br />
een kort fragmentje uit Kleur: zwart/wit en alles wat er tussen zit. Elke<br />
opdracht duurt ongeveer een half uur. We geven hieronder enkele suggesties,<br />
gerangschikt per kleur en waar mogelijk ook met de bijbehorende pagina’s uit<br />
het boek, maar uiteraard kun je de opdrachten naar hartenlust uitbreiden. Elke<br />
opdracht noteer je op een apart strookje. Elke leerling neemt een dichtgevouwen<br />
strookje en leest voor zichzelf de opdracht zonder die aan de rest van de<br />
klas te verklappen. Voor die opdracht krijgen ze een half uur de tijd. Daarna<br />
voorzie je even tijd om de resultaten van een aantal opdrachten klassikaal te<br />
bekijken en te bespreken. Als die bespreking is afgerond, gaat iedereen terug<br />
aan de slag. Wie nog bezig is met een opdracht, mag verder werken. Wie zijn<br />
134 | Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – zesde leerjaar
opdracht al klaar heeft, maakt een tentoonstelling met de werkjes die af zijn.<br />
Ze schrijven toelichtingen bij de werkjes en presenteren ze op een aantrekkelijke<br />
manier. Benadruk dat de tekstjes qua lay-out, spelling en zinsopbouw<br />
goed in elkaar moeten zitten.<br />
Als iedereen klaar is met zijn persoonlijke opdracht, krijgt elke leerling een<br />
nieuwe opdracht. Nadien wordt ook dit materiaal in de klastentoonstelling<br />
verwerkt.<br />
Als slot van deze namiddag kies je een laatste fragment uit het boek. Daarna<br />
wordt Kleur: zwart/wit en alles wat er tussen zit officieel aan de tentoonstelling<br />
toegevoegd.<br />
zwart<br />
- Maak zelf een pentekening met zwarte inkt. Kies zelf wat je tekent (cf. pp.<br />
132-133).<br />
- Maak een tekening met houtskool tekening. Eén detail kleur je in met een<br />
felle kleur, bij voorkeur jouw lievelingskleur (cf. pp. 132-133).<br />
- Vraag de juf om een kohlpotlood en geef alle klasgenoten – zowel jongens<br />
als meisjes – die willen een kohllijntje onder de ogen. Nadien geef je aan de<br />
klas uitleg over de betekenis van kohl (cf. p. 139).<br />
- Zoek in de verkleedkoffer spullen bijeen en verkleed je zoals in de<br />
Middeleeuwen. Oefen je tekst, want die lees je straks hardop voor (cf. pp.<br />
136-138).<br />
wit<br />
- Maak een wit masker op het gezicht van je partner. Je gebruikt hiervoor<br />
nivea, gipswindels en een haardroger. Vraag uitleg en hulp aan je leerkracht.<br />
Oefen je tekst, want die lees je straks hardop voor (cf. p. 81).<br />
rood<br />
- Teken een rode stier op een groot blad papier. Oefen de tekst om straks aan<br />
de groep voor te lezen (cf. p. 13)<br />
- Lees goed de betekenis na van de tika bij hindoevrouwen. Geef elk meisje<br />
in de klas een tika. Leg nadien uit aan de groep wat het betekent (cf. pp. 16-<br />
17).<br />
oranje<br />
- Lees je fragment goed door. Zorg daarna voor hennatekeningen op de<br />
handen van je klasgenootjes. Je neemt hiervoor schmink en een penseel.<br />
Gebruik per hand een verschillende kleur (cf. pp. 35-36).<br />
geel<br />
- Is de zon wel geel ? Schilder 10 zonnen in verschillende kleurschakeringen<br />
van geel en oranje. Oefen het fragment, want dat lees je straks voor aan de<br />
groep (cf. p. 41).<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – zesde leerjaar | 135
groen<br />
- Maak een collage met groene tijdschriftknipsels.<br />
grijs<br />
- Lees de tekst over de man die alles grijs zag en vertel straks aan je klasgenoten<br />
wat kleurenblindheid is. Maak een tekening met grijs potlood, en kleur<br />
die in allerlei tinten grijs in. Hiervoor duw je soms hard, soms zacht op je<br />
potlood (cf. pp. 64-66).<br />
blauw<br />
- Schilder onze grote blauwe planeet (cf. p. 90)<br />
paars<br />
- Lees het fragment over het kostbare slakkenslijm en vertel hier straks over<br />
aan de klas. Neem de verf en probeer zoveel mogelijk tinten paars te maken.<br />
Zet ze op papier (cf. pp. 104-107).<br />
bruin<br />
- Ga in tijdschriften op zoek naar mensen met zoveel mogelijk verschillende<br />
tinten van huidskleur. Knip ze uit en maak er een mooie collage van. Oefen<br />
de tekst, want die lees je straks voor aan je klasgenoten (cf. pp. 126-127).<br />
alle kleuren<br />
- Maak een regenboog, met de kleuren op de juiste volgorde<br />
- Maak een bonte tekening met zoveel mogelijk kleuren. Gebruik hiervoor<br />
waskrijtjes.<br />
- Kleur deze kleurplaat in, maar gebruik alleen maar koude kleuren.<br />
- Kleur deze kleurplaat in, maar gebruik alleen maar warme kleuren.<br />
- Zoek acht vlaggen van landen waarin rood (of groen, geel, blauw, etc.) een<br />
overheersende kleur is. Hiervoor kun je de website http://vlaggen.jdmedia.<br />
nl/ gebruiken waarin je een overzicht vindt van alle vlaggen. Maak die acht<br />
vlaggen na. Noteer bij elke vlag de naam van het land en duid het land aan<br />
op de wereldkaart.<br />
136 | Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – zesde leerjaar
Lestip 6<br />
Kunst om de wereld te begrijpen<br />
Kunst om de wereld te begrijpen<br />
Véronique Antoine-Andersen en Henri Fellner (ill.)<br />
Biblion, 2005<br />
Eindtermen<br />
- De leerlingen kunnen door middel van kunst- en beeldbeschouwing een<br />
persoonlijk waardeoordeel ontwikkelen over beelden en beeldende kunst<br />
van vroeger, van nu en van verschillende culturen (Muzische vorming,<br />
Beeld, 1.1).<br />
- De leerlingen kunnen beeldinformatie herkennen, begrijpen, interpreteren<br />
en er kritisch tegenover staan (Muzische vorming, Beeld, 1.3).<br />
- De leerlingen kunnen met behulp van ICT voor hen bestemde digitale informatie<br />
opzoeken, verwerken en bewaren (ICT, 6).<br />
- De leerlingen kunnen op systematische wijze samenhangende informatie<br />
(ook andere dan teksten) verwerven en gebruiken (Leren leren, 3).<br />
- De leerlingen kunnen eenvoudige problemen op systematische en inzichtelijke<br />
wijze oplossen (Leren leren, 4).<br />
Over de auteur<br />
Véronique Antoine-Andersen ontdekte de kunst op vakantie met haar ouders<br />
in Nederland. Ze bezocht er verschillende tentoonstellingen van grote meesters.<br />
Ze besliste om kunst te gaan studeren. Nu organiseert ze rondleidingen<br />
en workshops voor kinderen bij tijdelijke tentoonstellingen. Op deze manier<br />
kwam haar boek Kunst om de wereld te begrijpen tot stand.<br />
Over het boek<br />
In Kunst om de wereld te begrijpen zoekt de auteur naar antwoorden op de vraag<br />
wat het nut van kunst is. De antwoorden zijn uiteenlopend: kunst kan genezend<br />
werken, kan schoonheid vastleggen, maar kan ook een getuigenis, een<br />
les, een provocatie of een therapie zijn. De auteur illustreert haar antwoorden<br />
rijkelijk met voorbeelden uit oude en moderne kunstwerken van over de hele<br />
wereld. Kritisch, maar steeds met de nodige humor, legt ze uit waarom kunst<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – zesde leerjaar | 137
voor maker en beschouwer een levensnoodzaak is. Met dit boek wil de auteurs<br />
haar lezers laten zien hoeveel plezier je aan kunst kunt beleven.<br />
Aan de slag<br />
Voor het lezen<br />
Geef je leerlingen een week de tijd om afbeeldingen mee te brengen van<br />
kunstwerken die hen aanspreken, hen raken, die ze mooi of juist heel lelijk<br />
vinden. Bekijk dagelijks de oogst en ga na waarom ze juist deze werken meebrachten:<br />
- “Waar heb je dit werk voor het eerst gezien?”<br />
- “Welke gevoelens roept dit werk bij je op?”<br />
- “Wat spreekt je aan in het werk?”<br />
- “Wat stoot je af in het werk?”<br />
- “Weet je iets meer over het werk? Wie heeft het gemaakt? Wanneer is het<br />
gemaakt?”<br />
Sommige afbeeldingen zullen wellicht niet in de categorie ‘kunst’ thuishoren.<br />
Wees niet te kritisch, maar probeer in een klasgesprek er samen achter te komen<br />
wat kunst is en wat niet.<br />
Op het einde van de week maak je samen met de kinderen een tentoonstelling<br />
van al het meegebrachte werk. Bedenk samen hoe je de tentoonstelling<br />
zal indelen. Je kunt de werken per leerling maar ook per kunstenaar bij elkaar<br />
plaatsen, je kunt mooie en lelijke kunstwerken in een aparte categorie plaatsen,<br />
je kunt de realistische afbeeldingen van de abstracte onderscheiden,…<br />
Nodig andere klassen uit om naar jullie tentoonstelling te komen kijken en<br />
laat elk kind zelf de gids zijn bij zijn werk. Geef de opdracht niet alleen over<br />
de feiten bij het kunstwerk te vertellen, maar ook over de persoonlijke anekdotes<br />
die eraan verbonden zijn.<br />
Tijdens het lezen<br />
Kunst om de wereld te begrijpen is een informatief boek. Voorlezen is moeilijker,<br />
maar je kunt er de leerlingen wel alleen of samen in laten bladeren. Zo kunnen<br />
ze het boek op eigen tempo ontdekken en blijven stilstaan bij de schilderijen<br />
of de tekstfragmenten die hen het meest aanspreken.<br />
Wijs in elk geval op de inhoudstafel en op de indeling in de vijf verschillende<br />
hoofdstukken: Kunst om de wereld om ons heen te beïnvloeden, Kunst om de schoonheid<br />
te veroveren, Kunst om de wereld uit te beelden, Kunst om te getuigen, onderwijzen<br />
en provoceren en Kunst om emoties mee uit te drukken.<br />
Lees ter verduidelijking van elk hoofdstuk telkens de inleiding voor. Moedig<br />
hen bovendien aan om opmerkingen te geven en vragen te stellen.<br />
138 | Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – zesde leerjaar
Verdeel de klas in groepen en stel elke groep verantwoordelijk voor een<br />
hoofdstuk. De groepen mogen zelf uitzoeken welk hoofdstuk hen het meeste<br />
aanspreekt. Elk hoofdstuk is op zich verder verdeeld in een aantal onderwerpen.<br />
Per onderwerp kun je een individuele leerling of een duo aanstellen.<br />
Elke groep verkent de hoofdstukken via forumlezen. 11 De vier voornaamste<br />
stappen bij deze werkvorm zijn:<br />
- oefenen in het expressief lezen van de tekst;<br />
- opzoeken van moeilijke woorden of begrippen;<br />
- zoeken van afbeeldingen en extra informatie;<br />
- zoeken van een paar vragen over de tekst waarop de luistergroep later moet<br />
antwoorden.<br />
Bij elk onderwerp geeft de auteur zelf telkens een aantal boeiende vragen op.<br />
De antwoorden vinden de leerlingen achteraan in het boek.<br />
Na het lezen<br />
Keer nog eens terug naar jullie eigen tentoonstelling. Vraag de kinderen hun<br />
eigen afbeeldingen in een van de vijf hoofdstukken uit het boek onder te<br />
brengen. Met andere woorden: vraag hen of hun werk er één is om schoonheid<br />
te veroveren, om de wereld uit te beelden, om te getuigen, onderwijzen<br />
of provoceren, of om er emoties mee uit te drukken?<br />
Misschien hebben de leerlingen al bladerend in het boek of tijdens hun speurwerk<br />
op internet of in andere kunstboeken een nieuw favoriet kunstwerk<br />
ontdekt. Geef de opdracht om de kunstenaar van dat werk een brief te schrijven.<br />
Daarin kunnen de leerlingen de kunstenaar bedanken voor het werk, vragen<br />
stellen over het werk, suggesties geven voor een volgende kunstwerk, hun<br />
mening schrijven over wat ‘mooi’ is, een ode schrijven aan de kunst…<br />
Hedendaagse kunstenaars kun je vaak bereiken via hun galerie. Internet helpt<br />
je daarbij op weg. Stuur de brieven daar naartoe en vraag of zij de post willen<br />
doorsturen. De oude meesters kun je natuurlijk niet meer bereiken, maar je<br />
kunt de brieven wel opsturen naar de musea die het werk in hun bezit hebben.<br />
De brieven bundelen tot een mooi boekje geeft echter evenveel voldoening.<br />
11 Forumlezen is een werkvorm die in de meeste scholen vanaf het derde leerjaar voorbereid wordt en in hogere leerjaren geregeld<br />
aan bod komt. Wie meer wil lezen of praktische toepassingen zoekt, vindt die bij de praktijkvoorbeelden op de website<br />
www.schoolenbibliotheek.be<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – zesde leerjaar | 139
Makkelijk lezen<br />
De Aarde vanuit de hemel aan kinderen verteld, Yann<br />
Arthus-Bertrand, Hubert Comte en David Giraudon<br />
(ill.), Lannoo, 2002.<br />
De club van lelijke kinderen, Koos Meinderts en Annette<br />
Fienieg (ill.), Ploegsma, 2004.<br />
Kijken naar muziek, William Lach, Lemniscaat, 2006.<br />
Meisjes om te zoenen, Maranke Rinck en Martijn van der<br />
Linden (ill.), Lemniscaat, 2007.<br />
Slaaf Kindje Slaaf, Dolf Verroen en Veronica Nahmias<br />
(ill.), Abimo, 2006.<br />
Van Ansjovis tot Zwijntje, Ted van Lieshout en Sieb<br />
Posthuma (ill.), Leopold, 2006.<br />
Lestips jeugdboekenweek 2008 – kleuters | 141
Lestip 1<br />
De Aarde vanuit de hemel aan kinderen verteld<br />
De Aarde vanuit de hemel aan kinderen verteld<br />
Yann Arthus-Bertrand, Hubert Comte en David Giraurdon (ill.)<br />
Lannoo, 2002<br />
Eindtermen<br />
- De leerlingen kunnen het gepaste taalregister hanteren als ze van een behandeld<br />
onderwerp een verbale interpretatie brengen, die begrepen wordt<br />
door leeftijdsgenoten (Nederlands, Spreken, 2.7).<br />
- De leerlingen kunnen de informatie ordenen die voorkomt in voor hen<br />
bestemde school- en studieteksten en instructies bij schoolopdrachten<br />
(Nederlands, Lezen, 3.4).<br />
- De leerlingen kunnen eenvoudige, audiovisuele informatie uit de eigen belevingswereld<br />
herkennen, onderzoeken en vergelijken (Muzische vorming,<br />
Media, 5.5).<br />
- De leerlingen kunnen op systematische wijze verschillende informatiebronnen<br />
op hun niveau zelfstandig gebruiken (Leren leren, 2).<br />
- De leerlingen kunnen illustreren dat de mens de aanwezigheid van planten en<br />
dieren in zijn omgeving beïnvloedt (Wereldoriëntatie, Levende natuur, 1.4).<br />
- De leerlingen drukken in een niet-conflictgeladen situatie, eigen indrukken,<br />
gevoelens, verlangens, gedachten en waarderingen spontaan uit<br />
(Wereldoriëntatie, Mens, 3.1).<br />
Over de auteur<br />
De foto’s van de Fransman Yann Arthus-Betrand (°1946) zijn wereldwijd<br />
bekend. Deze natuurfotograaf heeft prachtige stukjes van de aarde en haar<br />
inwoners op gevoelige wijze vastgelegd. Zijn boeken liggen van Cannes tot<br />
Calcutta op de leestafel. Arthus-Bertrand was ook actief in de filmwereld, oorspronkelijk<br />
als assistent en later als acteur. Hij verliet de filmwereld en startte<br />
een natuurreservaat in het zuiden van Frankrijk op.<br />
Over het boek<br />
De aarde vanuit de hemel aan kinderen verteld is een informatief boek, een ontdekkingsreis<br />
en een fotoalbum van verwondering waarin je kunt blijven<br />
142 | Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – makkelijk lezen
kijken. Het boek neemt je mee op een wereldreis in 34 indrukwekkende<br />
luchtfoto’s. Elke foto neemt een dubbele pagina in beslag. Een wereldkaartje<br />
situeert de plaats waar de foto genomen is. Een tekening van een inwoner in<br />
lokale klederdracht fleurt het geheel verder op. De tekst bij de foto’s bevat een<br />
boel weetjes en richt zich duidelijk tot kinderen, hoewel niet alle moeilijke<br />
woorden worden uitgelegd.<br />
Yann Arthus-Bertrand is een bekend fotograaf die ondertussen bijna honderden<br />
landen bezocht en tienduizenden foto’s nam. Hij wil de link vormen<br />
tussen mensen enerzijds en de adembenemende landschappen op aarde<br />
anderzijds. Zijn foto’s en zijn boeken zijn meer dan een verzameling aan<br />
mooie plaatjes. Elke pagina in dit boek vertelt verhalen over mensen en kinderen<br />
in alle uithoeken van de wereld en over de kwetsbare plekken op onze<br />
planeet.<br />
Aan de slag<br />
Voor het lezen<br />
Vraag je leerlingen een foto mee te brengen die ze mooi vinden. Je kunt ze<br />
ook een foto laten scheuren uit tijdschriften. Een aantal kinderen vertellen<br />
over wat er op hun eigen foto staat en waarom ze het een mooie foto vinden.<br />
Tijdens die presentatie kun je het onderscheid benoemen tussen iets mooi<br />
vinden op zich en iets mooi vinden omdat je je betrokken voelt bij de persoon,<br />
het voorwerp of de plaats op de foto. Misschien heeft oma geen tanden<br />
meer als ze lacht en is ze bijna kaal, maar heeft een leerling net een foto van<br />
oma meegebracht omdat hij of zij oma zo graag ziet.<br />
Breid de verschillende manieren van kijken naar en interpreteren van een foto<br />
uit met de verschillende fotografieperspectieven: kikkerperspectief, ooghoogteperspectief<br />
en vogelperspectief. Vraag elke leerling om zijn foto onder te<br />
brengen bij een van de drie perspectieven.<br />
Tijdens het lezen<br />
Leg het boek open op één van de twee binnenpagina’s waar een groep mensen<br />
naar boven kijkt. Laat de kinderen het gebruikte perspectief benoemen.<br />
Toon pas daarna de cover van het boek en lees de titel, De aarde vanuit de hemel<br />
aan kinderen verteld, voor.<br />
Kies vooraf een aantal prenten uit die je wil tonen bij wijze van illustratie. Je<br />
kunt de leerlingen wijzen op de wereldkaart en op de tekening van een kind<br />
in lokale klederdracht. Toon daarna je eigen favoriete foto. Vaak trekt het enthousiasme<br />
van ouders, leerkrachten of vrienden net iemand over de streep<br />
om een boek te lezen. Leg uit waarom jij dit de mooiste foto vindt en lees de<br />
bijbehorende tekst voor. Verklaar de moeilijke woorden terwijl je leest.<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – makkelijk lezen | 143
Tot slot lees je pagina’s 8 en 9 voor waarin Jim, het petekind van Yann Arthus-<br />
Bertrand, uitlegt hoe zijn oom het fotoboek maakte. Om de tekst te verduidelijken<br />
toon je ondertussen ook de foto’s bij de tekst.<br />
Na het lezen<br />
hoekenwerk – hoek 1<br />
Zorg voor een hoek waar een aantal kinderen in De aarde vanuit de hemel aan<br />
kinderen verteld kunnen bladeren. Haal eventueel nog een tweede exemplaar<br />
in de bibliotheek. Vraag de leerlingen om een foto uit te kiezen die hen raakt,<br />
fascineert… Pas als ze hun eigen foto hebben uitgekozen, vraag je of ze hem<br />
ook mooi vinden. Hiermee wijs je op de meerduidigheid van het woord<br />
‘mooi’. Dat begrip valt immers niet altijd samen met ‘geraakt worden’.<br />
Vraag hen om te zoeken naar iets wat ze fijn vinden om te tonen of vertellen<br />
voor de groep, geïnspireerd door de foto, bijvoorbeeld:<br />
- een extra weetje over het land op de foto;<br />
- een fragment uit de tekst bij de foto;<br />
- een afbeelding van de vlag uit het land waar de foto getrokken is;<br />
- een gedichtje dat bij de foto aansluit;<br />
- een schilderijtje of knutselwerk dat bij de foto past;<br />
- een verhaal, bv. over een (al dan niet) gefantaseerde reis naar dat land;<br />
- een streekrecept van de plaats op de foto;<br />
- …<br />
Het is belangrijk dat de kinderen voldoende tijd krijgen om de foto te bekijken<br />
en er zich door te laten inspireren. Als begeleider van de hoek help je<br />
kinderen die het moeilijker hebben met het lezen van de tekst door moeilijke<br />
woorden ter plekke te verklaren of door stukken tekst samen te lezen.<br />
Als je over internet beschikt in je klas, dan help je hen bij het zoeken, selecteren<br />
en begrijpen van (informatieve) teksten op internet. Kinderen met<br />
leesproblemen haken immers snel af bij grote brokken tekst en dat is wat het<br />
internet vaak biedt.<br />
Spreek af wanneer ze hun favoriete foto en extraatje presenteren voor de klas.<br />
De voorbereiding van de presentatie gebeurt zo veel mogelijk in de klas, tijdens<br />
dit hoekenwerk. De afwerking van de presentatie gebeurt thuis. De leerlingen<br />
krijgen daarvoor het boek om beurten één avond mee naar huis.<br />
hoekenwerk – hoek 2<br />
In een tweede hoek gaan een aantal andere kinderen aan de slag met een digitaal<br />
fototoestel.<br />
Vraag een ouder of de ICT- leerkracht om deze groep te begeleiden. Je laat<br />
de begeleider een aantal basisbegrippen uit de digitale fotografie aan de leerlingen<br />
uitleggen. De leerlingen krijgen een kader waarbinnen ze kunnen<br />
experimenteren (de klas, de gang, de school, de speelplaats…). Ze kiezen een<br />
detail uit dat zij fascinerend vinden om in vogelperspectief of kikkerperspectief<br />
te fotograferen. Daarna knutselen ze kaders in karton om de prints van<br />
144 | Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – makkelijk lezen
de foto’s in te steken. Je kunt de foto’s ook in een boekje verzamelen, De<br />
klas (school,…) vanuit vogelperspectief (kikkerperspectief) verteld of de foto’s op de<br />
schoolwebsite plaatsen.<br />
hoekenwerk – hoek 3<br />
Verzamel in de bibliotheek een ruim aanbod aan boeken over de aarde, het<br />
milieu, de verschillende werelddelen, kinderen, culturen… Enkele suggesties<br />
vind je terug bij de bibliografie van deze lestip. Leg de boeken op een tafel<br />
en laat een derde groep kinderen de boeken verkennen. Leerlingen uit hoek<br />
1 kunnen bij hun klasgenootjes uit hoek 3 terecht als ze op zoek gaan naar<br />
meer informatie bij hun favoriete foto. De kinderen uit hoek 3 vervullen zo<br />
de rol van heuse bibmedewerkers.<br />
filosoferen<br />
Op zijn website (www.yannarthus-bertrand.org) schrijft de auteur dat hij<br />
lange tijd bang geweest is om het woord ‘mooi’ te gebruiken. ‘Mooi’ krijgt<br />
immers voor iedereen een andere invulling. Toch delen alle mooie voorwerpen,<br />
landschappen en personen één ding: ze wekken verwondering en bewondering<br />
op. De natuur heeft daarbij een voetje voor volgens Yann Arthus-<br />
Bertrand: die is zo mooi dat we er allemaal door worden geraakt. Over die<br />
stelling kun je klassikaal discussiëren:<br />
- “Vind je dat de auteur gelijk heeft?”<br />
- “Zouden er mensen zijn die de schoonheid van de natuur niet zien? Hoe<br />
zou dat komen?”<br />
- “Heeft iemand jou geleerd om de natuur mooi te vinden of heb je dat uit<br />
jezelf?”<br />
- “Zijn er nog voorwerpen op aarde die iedereen mooi vindt?”<br />
Op de website van de auteur, waar je enkel uit Engels of Frans kunt kiezen, vind<br />
je honderden landschapsfoto’s die je gratis kunt downloaden. De foto’s kunnen<br />
de stelling van Yann Arthus-Bertrand visueel ondersteunen bij de discussie.<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – makkelijk lezen | 145
Bibliografie<br />
Boeken over fotografie:<br />
Creatieve fotografi e voor kinderen, Russ Malkin, Zuid-Nederlandse Uitgeverij, 1994.<br />
Help, een digitale camera!, Annemarie Bon en Marijn Olislagers, Van Holkema en Warendorf,<br />
2005.<br />
Ooggetuigen. Fotografi e, Alan Buckhingam, Standaard, 2005.<br />
Boeken met mooie foto’s:<br />
Bedreigde dieren. Ontdek de wereld van dieren in het woud, de oceaan en het gebergte, Andrea Mills,<br />
Lannoo, 2005.<br />
De toekomst van onze aarde aan kinderen verteld, Yann Arthus-Bertrand, Lannoo, 2004.<br />
De zee aan kinderen verteld, Philip Plisson, Lannoo, 2003.<br />
Dieren aan kinderen verteld, Steve Bloom, Christian Havard en Emmanuelle Zicot, Lannoo, 2005.<br />
Familie in de hele wereld, Sophie Furlaud en Pierre Verbourd, Biblion, 2003.<br />
Mijn eerste wereldatlas, Benoït Delalandre en Jérémy Clapin, Lannoo, 2006.<br />
Vulkanen aan kinderen verteld, Philippe Bourseiller, Lannoo, 2003.<br />
146 | Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – makkelijk lezen
Lestip 2<br />
De club van lelijke kinderen<br />
De club van lelijke kinderen<br />
Koos Meinderts en Annette Fienieg (ill.)<br />
Ploegsma, 2004<br />
Eindtermen<br />
- De leerlingen kunnen spelvormen waarnemen en inzien dat de juiste verhouding<br />
tussen woord en beweging de expressie kan vergroten (Muzische<br />
Vorming, Drama, 3.2).<br />
- De leerlingen kunnen geconcentreerd luisteren naar een gesproken tekst<br />
(verteld of voorgelezen) en die mondeling, schriftelijk, beeldend of dramatisch<br />
weergeven (Muzische vorming, Drama, 3.3).<br />
- De leerlingen kunnen ervaringen, gevoelens, ideeën, fantasieën… uiten in<br />
spel (Muzische vorming, Drama, 3.5).<br />
- De leerlingen kunnen een aan de speelsituatie aangepaste spreektechniek<br />
ontwikkelen (articulatie, adembeheersing, tempo, toonhoogte) en verschillende<br />
verbale en non-verbale spelvormen improviseren (Muzische vorming,<br />
Drama, 3.6).<br />
- De leerlingen kunnen vertrouwen op hun eigen expressiemogelijkheden en<br />
durven hun creatieve uitingen tonen (Muzische vorming, Attitudes, 6.4).<br />
Over de auteur<br />
Over de illustrator<br />
De Nederlandse Koos Meinderts (°1953) maakte in 1983 zijn debuut als<br />
schrijver met het kinderboek Mooi meegenomen (Ploegsma). Naast prentenboeken<br />
zoals De vuurtoren (Lemniscaat) en boeken voor beginnende lezers schrijft<br />
hij fantasievolle verhalen voor lezers vanaf een jaar of negen. De tekeningen in<br />
zijn boeken zijn bijna altijd van de hand van zijn vrouw Annette Fienieg.<br />
Koos Meinderts schrijft ook veel liedjes, zowel voor kinderen als voor volwassenen.<br />
Hij levert bijvoorbeeld regelmatig bijdragen aan Kinderen voor<br />
Kinderen.<br />
Annette Fienieg (°1959) volgde eerst modeontwerpen aan de Academie voor<br />
Beeldende Kunsten in Utrecht. Toen ze inzag dat dat niet haar ding was,<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – makkelijk lezen | 147
koos ze voor de afdeling grafiek. Om geld bij te verdienen, nam ze illustratieopdrachten<br />
aan voor kleinere tijdschriften. Toen ze Koos Meinderts tegenkwam,<br />
die net als schrijver begon, besloten ze samen een boek te maken.<br />
In 1986 maakte ze voor het eerst illustraties bij Spin in de Morgen van Koos<br />
Meinderts.<br />
De illustraties van Fienieg zijn helder en fijntjes. Haar tekeningen verklappen<br />
nooit de clou van het verhaal, maar laten ruimte voor de verbeelding van de<br />
lezer.<br />
Over het boek<br />
Op zekere dag geeft Generaal Isimo het bevel om alle lelijke kinderen op<br />
te pakken. Vrolijk versierde bussen rijden langs alle scholen om de kinderen<br />
op te halen. In één van de bussen zitten Paul die enorme flaporen heeft en<br />
Ellen die een kaal hoofd heeft. De twee ontsnappen en vinden onderdak in<br />
de boerderij van meneer Van Dijk en mevrouw Van Soest. Een journalist die<br />
zich hardop afvraagt of er geen sprake is van discriminatie verliest prompt<br />
zijn baan. Hij richt een nieuwe krant op. De moeder van Paul gaat dagelijks<br />
betogen voor de regeringsflat van generaal Isimo en elke dag sluiten meer en<br />
meer moeders aan bij haar protest. De opa van Paul zoekt en vindt zijn kleinzoon.<br />
Samen broeden ze een plan uit om alle zogenaamd lelijke kinderen te<br />
bevrijden. Mevrouw Van Soest blijkt een bijzonder verleden te hebben dat ze<br />
gebruikt om hen daarbij te helpen.<br />
Aan de slag<br />
Voor het lezen<br />
Ga zelf voor de klas bij de affiche van de <strong>Jeugdboekenweek</strong> staan, schuif je<br />
bescheidenheid aan de kant en vertel aan je leerlingen wat je mooi vindt aan<br />
jezelf. Vraag vervolgens aan je leerlingen om een lijstje te maken van tien dingen<br />
die ze mooi vinden aan zichzelf. Ze kiezen zelf of daar vooral uiterlijke<br />
of innerlijke dingen moeten opstaan of een mix van beide. Daarna toon je de<br />
cover en de titel van De club van lelijke kinderen.<br />
Tijdens het lezen<br />
In deze paragraaf staan we telkens stil bij enkele passages in het boek. We suggereren<br />
ook telkens een aantal vragen en kleine verwerkingsopdrachten die<br />
het verhaalbegrip bij de leerlingen kunnen bevorderen.<br />
148 | Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – makkelijk lezen
hoofdstuk 1 – een extra journaal<br />
Lees de eerste alinea waarin generaal Isimo in een extra journaal aankondigt<br />
dat alle lelijke kinderen van het land zullen worden opgepakt. Ga na hoe jouw<br />
klas daarop reageert:<br />
- “Hoe bepaalt generaal Isimo wat lelijk is?”<br />
- “Hoe bepaal jij wat mooi en lelijk is?”<br />
- “Van wie leer jij wat mooi en lelijk is?”<br />
Schrijf de antwoorden op de laatste vragen in twee kolommen op het bord.<br />
De ene kolom – de zogenaamde ‘Generaal Isimo’-kolom bevat de antwoorden<br />
van leerlingen die het oordeel over mooi en lelijk buiten zichzelf zoeken<br />
(en die hun antwoord bijvoorbeeld laten afhangen van de media, van vrienden,<br />
van familie,…). De antwoorden van de leerlingen die zelf beslissen over<br />
wat mooi en lelijk is, schrijven we in de andere kolom. Vraag je leerlingen ook<br />
voor deze kolom een naam te bedenken. Komen er weinig of geen antwoorden<br />
die in deze kolom thuishoren, vraag dan of ze kunnen achterhalen waar<br />
jij daarstraks voor je opsomming je inspiratie haalde.<br />
Laat de leerlingen nu plaatsnemen voor de kolom die ze het beste kunnen<br />
‘controleren’. De bijkomende vragen kunnen hen daarbij helpen:<br />
- “Heb je controle over de media?”<br />
- “Kun je zelf veranderen wat ze op televisie, in boekjes, film… zeggen?”<br />
- “Heb je controle over wat broers en zussen zeggen, over wat op de speelplaats<br />
gezegd wordt?”<br />
- “Wat is eigenlijk het enige dat je zelf kunt controleren?”<br />
Wellicht komt je klas tot de slotsom dat je zelf de enige bent over wie je controle<br />
kunt uitoefenen. Als je jezelf echt mooi vindt, dan raakt het je minder<br />
wat anderen over je uiterlijk vinden.<br />
Na deze denkoefening lees je het volledige hoofdstuk. Dit hoofdstuk laat zich<br />
makkelijk opdelen in verschillende scènes met een duidelijk aangegeven tijd<br />
en ruimte. Zoek samen met je klas hoe je de verschillende scènes als één begrijpelijk<br />
toneelfragment kunt neerzetten. Ga telkens na waar de scène zich<br />
afspeelt, wanneer, wie er in de scène meespeelt, wat er zich afspeelt binnen die<br />
scène en wat er gezegd kan worden. Je baseert je uiteraard zo veel mogelijk<br />
op de tekst uit het boek.<br />
- Scène 1: woonkamer met televisietoestel; extra journaal met als afsluiter “Ik<br />
heb gezegd. Punt uit!”<br />
- Scène 2: duizenden woonkamers, oorverdovend lawaai met verschillende<br />
stemmen die door elkaar roepen: “De generaal is gek geworden!”, “Het<br />
werd tijd!”, “Voor mijn part zetten ze in één moeite door álle kinderen<br />
achter slot en grendel!”, “Is het niet wat vroeg in het jaar voor een 1-aprilgrap?”<br />
en “Ze doen maar. Ik heb geen kinderen.”<br />
- Scène 3: het café<br />
- Scène 4: de wachtkamer van de dokter<br />
- Scène 5: de supermarkt<br />
- Scène 6: de kranten, radio en televisie hullen zich in stilzwijgen<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – makkelijk lezen | 149
- Scène 7: één week later gaat alles terug zijn gewone gangetje<br />
- Scène 8: het hele land krijgt een brief in de bus van generaal Isimo.<br />
Je leerlingen zullen af en toe de nodige creativiteit aan de dag moeten leggen.<br />
Confronteer hen met volgende problemen:<br />
- “Hoe geef je zonder woorden aan dat scène 4 zich in een wachtkamer afspeelt?”<br />
- “Hoe maak je op een originele manier duidelijk dat er niets gezegd en geschreven<br />
wordt?”<br />
- “Hoe geef je aan dat er een week verstreken is?”<br />
Als de volledige klasgroep te groot is voor de drama-opdracht, kun je een<br />
ander groepje samen een brief laten verzinnen die Generaal Isimo naar alle<br />
gezinnen stuurt:<br />
- “Welke aanspreking is gepast voor zo’n brief?”<br />
- “Is het een lange of een korte brief?”<br />
- “Wat moet er zeker instaan?”<br />
- “Wat mag er zeker niet instaan?”<br />
Als de klas gebeten is door het boek, kun je ervoor kiezen om het verder voor<br />
te lezen. Je kunt een aantal vrijwilligers ook vragen om thuis een hoofdstuk te<br />
lezen en in de klas hoofdstuk per hoofdstuk te vertellen hoe het verhaal verder<br />
verloopt.<br />
hoofdstuk 16 – naar de hertenkamp<br />
Lees het fragment op pagina 99 voor: “Bedoel je zoiets als: ik ben kaal, nou en?<br />
Moet ik daarom mijn hele leven een pruik dragen? Onder mijn pruik blijf ik<br />
toch kaal. Weg met die pruik! En als iemand jouw kale kop lelijk wil noemen,<br />
dan gaat-ie zijn gang maar. Dan vind jij lelijk een mooi woord, bedoel je dat?”<br />
Vertrek van dat fragment voor alweer een kringgesprek over ‘mooi’ en ‘lelijk’:<br />
- “Kun je met je eigen woorden zeggen wat Van Dijk met dit fragment bedoelt?”<br />
- “Lukt het jou om te blijven geloven in jezelf als iemand anders je lelijk<br />
noemt? Altijd? Nooit?”<br />
- “Als mensen over zichzelf denken dat ze lelijk of dom zijn, merk je dat aan<br />
hun gedrag? Hoe?”<br />
- “Als je over jezelf denkt dat je mooi en slim bent, wat gebeurt er dán met<br />
je? Hoe gedraag je je? Hoe zie je er dan uit? Hoe is je houding?”<br />
Na het lezen<br />
Het gesprek naar aanleiding van Hoofdstuk 16 uit De club van lelijke kinderen<br />
kan leiden tot een aantal tips om positiever over jezelf te denken, om meer<br />
in jezelf te geloven. Die tips gebruik je om de tekst van het lied Ruimtevaarder<br />
van Kommil Foo te herschrijven. Het lied beschrijft op een grappige en ontroerende<br />
manier hoe een jongen wraak neemt op meester Frank die hem<br />
150 | Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – makkelijk lezen
steeds op zijn kop zit. Je kunt de tekst en muziek vinden op de website van<br />
het cabaretgezelschap www.kommilfoo.be; ga naar ‘Geluid en teksten’, klik<br />
vervolgens op ‘Het beste live’ en tot slot op ‘Cd2’. Geef een kopie van de tekst<br />
aan elke leerling en luister samen naar het volledige liedje. Stel daarna enkele<br />
vragen:<br />
- “Welke oplossingen vindt ‘De ruimtevaarder’ om meester Frank te straffen?”<br />
- “Herken je jezelf in het lied?”<br />
- “Kun je de jongen uit het lied tips geven om zichzelf beter in zijn vel te<br />
voelen?”<br />
Die tips vormen het uitgangspunt voor een nieuwe songtekst van de<br />
Ruimtevaarder. De tekst van de eerste strofe pas je zelf al aan: “Meester Frank,<br />
ik kom morgen naar school/ en ook overmorgen/ en ook de week die komt,<br />
ja ook de maand die volgt/ ik zal gewoon blijven komen.” Daarna vullen de<br />
kinderen aan. De aanvullingen noteer je zelf zodat zwakkere lezers en schrijvers<br />
zich niet in hun ideeën geremd hoeven te voelen.<br />
Op de website vind je ook de akkoorden voor Ruimtevaarder. Als jij of een van<br />
je leerlingen gitaar kan spelen ter begeleiding, kun je de nieuwe songtekst ook<br />
zingen.<br />
Bibliografie<br />
Vertel eens: kinderen, lezen en praten, Aidan Chambers, Biblion, 2002.<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – makkelijk lezen | 151
Lestip 3<br />
Kijken naar muziek<br />
Kijken naar muziek<br />
William Lach<br />
Lemniscaat, 2006<br />
Eindtermen<br />
- De leerlingen kunnen tactiele, visuele impressies, ervaringen, gevoelens en<br />
fantasieën op een beeldende manier weergeven (Muzische vorming, Beeld,<br />
1.6).<br />
- De leerlingen zijn bereid te reflecteren over gebruikte luister-, spreek-, leesen<br />
schrijfstrategieën (Nederlands, Taalbeschouwing, 6.2).<br />
Over de auteur<br />
De Amerikaanse William Lach werkt als hoofdredacteur bij het Metropolitan<br />
Museum of Art. Hij heeft verschillende kunstboeken geschreven die zeer goed<br />
zijn ontvangen, onder andere over Vincent van Gogh.<br />
Over het boek<br />
Voor Kijken naar muziek zijn dertien beeldende muziekstukken op cd samen<br />
gebracht. Elk muziekfragment werd gekoppeld aan een kunstwerk uit het<br />
Metropolitan Museum of Art. Zo kun je bijvoorbeeld de schaatsers op het<br />
levendige winterlandschap van Brueghel hun achtjes horen draaien op De<br />
winter van Vivaldi. De muziekfragmenten en reproducties zijn met zoveel<br />
zorg uitgezocht en bij elkaar gebracht dat je het gevoel krijgt dat beeldende<br />
kunst en muziek als vanzelf combineren. Het boek begint met een duidelijk<br />
overzicht van houten, koperen en slaginstrumenten. Het boek wordt afgesloten<br />
met informatie en weetjes over alle kunstenaars, componisten en hun<br />
werk.<br />
Kijken naar muziek is didactisch zo logisch en fijn opgebouwd dat je er meteen<br />
mee aan de slag kunt, ook als je zelf niet muzikaal bent aangelegd. Dit<br />
boek laat je leerlingen eerste stappen zetten in een speelse analyse van muziek<br />
en kleur. Daarnaast opent het de wereld van stemmingen en emoties achter<br />
kleuren en noten.<br />
152 | Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – makkelijk lezen
Aan de slag<br />
Voor het lezen<br />
Beluister de eerste track, The fl ight of the bumble bee, van de cd bij Kijken naar muziek.<br />
Geef je leerlingen vooraf de opdracht om tijdens het stuk in stilte een aantal<br />
kernwoorden op te schrijven die de muziek bij hen oproept. Daarna overloop je<br />
hun lijstjes. Zit er een hommel bij? Die kun je dan meteen in verband brengen<br />
met het fragment dat ze zonet beluisterden. Als een leerling de muziekinstrumenten<br />
heeft benoemd, ben je meteen bij het begin van het boek aanbeland.<br />
Tijdens het lezen<br />
music maestro<br />
Bundel kleurenkopies uit Kijken naar muziek – de infopagina’s over de muziekinstrumenten<br />
en de uitleg over de schilderijen – tot een dun infoboekje<br />
voor iedere leerling. Laat hen erin snuisteren en kijken, terwijl je ondertussen<br />
de cd opzet. Als ze willen, kunnen ze de tekst bij de instrumenten die ze kennen,<br />
voorlezen. De tekst is echter niet makkelijk, dus jouw hulp zal welkom<br />
zijn. Als ze geboeid zijn door de muziek of een instrument in het bijzonder,<br />
kijk dan samen op www.digischool.nl/mu. Als je klikt op ‘leerlingen’ en vervolgens<br />
op ‘instrumenten’ krijg je de beschrijving van 56 instrumenten gaande<br />
van accordeon tot zangstem. Elke leerling die spontaan een instrument wil<br />
meebrengen en bespelen voor de klas, mag uiteraard zijn gang gaan.<br />
emotionele basiswoordenschat<br />
Kijken naar muziek verbindt kunstwerken met muziek. Het vinden van gepaste<br />
woorden voor de beschrijving en beoordeling van zowel kunstwerken als muziekfragmenten<br />
vraagt extra training. Woorden als ‘mooi’, ‘snel’, ‘luid’,… kun je<br />
de leerlingen leren verfijnen. Dat kun je doen door hun emotionele basiswoordenschat<br />
gericht uit te breiden. De grootte van die woordenschat bepaalt immers<br />
in belangrijke mate de rijkdom en de genuanceerdheid van hun beoordeling.<br />
Maak een grote kring. Kies een willekeurig schilderij uit het boek en leg het in<br />
het midden. Zet ook de bijbehorende track van de cd op. Geef hen voldoende<br />
tijd om elk voor zich losse woorden, bij voorkeur bijvoeglijke naamwoorden,<br />
te noteren, die bij de muziek passen. Daarna zetten ze zich per twee en lezen<br />
ze hun woordenlijstje aan elkaar voor. Laat hen tegengestelde woorden voor<br />
elkaars lijstjes zoeken. Op die manier krijg je een overzicht van verschillende<br />
dimensionale bijvoeglijke naamwoorden, bijvoorbeeld:<br />
- stil _____________________ luid<br />
- snel ____________________ traag<br />
- rustig ___________________ opgewonden<br />
- levendig _________________ saai<br />
- …<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – makkelijk lezen | 153
Beluister de track opnieuw en vraag hen op de schaal die ze zelf ontworpen<br />
hebben kruisjes toe te kennen aan het muziekfragment. Op die manier spreken<br />
ze een verfijnder waardeoordeel uit over de muziek. De leerlingen gebruiken<br />
elk een andere kleur zodat ze eventuele subjectieve verschillen duidelijk kunnen<br />
waarnemen. Herhaal de oefening met een aantal nieuwe fragmenten.<br />
Na het lezen<br />
het muziekinstrumentenmuseum<br />
Gaat jullie schoolreis dit jaar richting Brussel, breng dan zeker een bezoek aan<br />
het Muziekinstrumentenmuseum (www.mim.fgov.be). Het museum beheert<br />
een wereldcollectie aan muziekinstrumenten, zowel historische als hedendaagse.<br />
Het MIM biedt ook speciale programma’s voor kinderen aan. Het gebouw<br />
ligt op de Hofberg in één van de mooiste artnouveaupanden van Brussel.<br />
schilderen op muziek<br />
Kies een nieuwe track op de cd uit. Zorg voor acrylverf of waskrijtjes en<br />
grote vellen blanco papier. Zet de muziek een eerste keer op terwijl iedereen<br />
met gesloten ogen luistert. Bij de tweede beluistering van het fragment neemt<br />
iedereen in stilte een penseel of een waskrijtje waarmee hij een schilderij of<br />
tekening maakt. Je kunt de leerlingen vrij laten experimenteren of hen de opdracht<br />
geven één instrument al schilderend of al tekenend te volgen. Ze mogen<br />
zich ook laten inspireren door een bepaalde emotie die de muziek bij hen<br />
oproept. De schilderijen of tekeningen moeten niet figuratief zijn en mogen<br />
bestaan uit louter lijnen en kleuren. Geef de kunstwerkjes achteraf een mooie<br />
plek in de klas of de school.<br />
Bibliografie<br />
Over muziek<br />
Kritisch luisteren naar muziek, Mark Reybrouck, uit: Ouverture (4), 1993.<br />
Inspirerende boeken<br />
De dans van de drummers, Hans Hagen en Philip Hopman (ill.), Van Goor, 2003.<br />
De kleine Mozart op wereldreis, Sanne De Bakke en Mark Janssen (ill.), Van Goor, 2004.<br />
De toverfl uit.W.A. Mozart, Frank Groothof en Karst-Janneke Rogaar (ill.), Nieuw Amsterdam,<br />
2006.<br />
Hector Berlioz, Christian Wasselin en Charlotte Voake (ill.), Lannoo, 2000.<br />
Het carnaval der dieren, Philip de Vos en Piet Grobler (ill.), Lemniscaat, 1999.<br />
Johann Sebastian Bach, Paule du Bouchet en Charlotte Voake (ill.), Lannoo, 2000.<br />
Ludwig van Beethoven,Yann Walcker en Charlotte Voake (ill.), Lannoo, 2000.<br />
Oooooh! Van opera, Koen Crucke en Ingrid Godon (ill.), De Eenhoorn, 2007.<br />
Wolfgang Amadeus Mozart,Yann Walcker en Charlotte Voake (ill.), Lannoo, 2000.<br />
154 | Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – makkelijk lezen
Lestip 4<br />
Meisjes om te zoenen<br />
Meisjes om te zoenen<br />
Maranke Rinck en Martijn van der Linden (ill.)<br />
Lemniscaat, 2007<br />
Eindtermen<br />
- De leerlingen kunnen ervaringen, gevoelens, ideeën, fantasieën… uiten in<br />
spel (Muzische vorming, Drama, 3.5).<br />
- De leerlingen kunnen een aan de speelsituatie aangepaste spreektechniek<br />
ontwikkelen (articulatie, adembeheersing, tempo, toonhoogte) en verschillende<br />
verbale en non-verbale spelvormen improviseren (Muzische vorming,<br />
Drama, 3.6).<br />
- De leerlingen kunnen een eenvoudig bewegingsverhaal opbouwen met als<br />
vertrekpunt iets wat gehoord, gezien, gelezen, gevoeld of meegemaakt wordt<br />
(Muzische Vorming, Beweging, 4.2).<br />
- De leerlingen kunnen vertrouwen op hun eigen expressiemogelijkheden en<br />
durven hun creatieve uitingen tonen (Muzische vorming, Attitudes, 6.4).<br />
- De leerlingen kunnen respect betonen voor uitingen van leeftijdsgenoten,<br />
behorend tot eigen en andere culturen (Muzische vorming, Attitudes, 6.5).<br />
Over de auteur<br />
De Nederlandse Maranke Rinck (°1976) is docent communicatieve en sociale<br />
vaardigheden in de lerarenopleiding. Daarnaast schrijft ze verhalen. Haar<br />
eerste boek Het prinsenkind (Lemniscaat) was een groot succes. Het idee voor<br />
het boek ontstond toen zij bij het vrij werk van haar vriend Martijn van der<br />
Linden verhalen ging schrijven. Meisjes om te zoenen (Lemniscaat) dat ze opnieuw<br />
samen met hem maakte, is het vervolg.<br />
Over de illustrator<br />
De Nederlandse illustrator Martijn van der Linden (°1979) wilde als kind<br />
al tekenaar worden. In 2001 studeerde hij af aan de Willem de Kooning<br />
Academie in Rotterdam, waar hij de richting illustratie volgde. In zijn derde<br />
jaar publiceerde hij samen met Maranke Rinck Het prinsenkind. Tegenwoordig<br />
werkt hij voor veel verschillende uitgeverijen. Hij maakt omslagen, prenten-<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – makkelijk lezen | 155
oeken en binnenwerk (bijvoorbeeld voor Cheffi e bijt door van Kaat Vrancken,<br />
Querido).<br />
Over het boek<br />
Aan de slag<br />
Meisjes om te zoenen is een extra groot prentenboek met illustraties van formaat.<br />
Elke tekening is een pareltje op zich waarin je telkens weer nieuwe details<br />
kunt ontdekken.<br />
De kikker in dit verhaal wil tot prins gekust worden. Alle huwbare meisjes<br />
worden uitgenodigd in het paleis en die kans laten ze niet liggen. Zonder<br />
uitzondering hebben de kolibrie, de egel, het nijlpaard, de zwarte kat en vele<br />
anderen zich opgetut en dingen ze naar de titel de liefste te zijn. Een feest van<br />
visuele details volgt. Ivoren haarpinnen, opzichtige oorringen, glimmend opgepoetste<br />
pootringen van goud, een beschilderde huid, uitbundige kettingen<br />
met schelpen en slagtanden, mutsjes van aan elkaar genaaide edelstenen en<br />
zilveren armbandjes sieren de personages in het boek.<br />
Naast de prenten boeit ook het verhaal: dieren van vlees en bloed tonen binnen<br />
de competitieve context een waaier van mooie en minder mooie eigenschappen.<br />
De kikker die overweldigd is door zoveel moois en liefs, zorgt met<br />
zijn oordeel over de verschillende dieren voor een verrassend einde.<br />
Voor het lezen<br />
grabbeldoos<br />
Maak een grabbeldoos met allerlei voorwerpen, illustraties, briefjes en anekdotes<br />
die verwijzen naar het verhaal van Meisjes om te zoenen. Die kun je gebruiken<br />
om de leerlingen nieuwsgierig te maken naar het verhaal. Het boek<br />
komt zo al fantaserend tot leven nog voor ze het gelezen hebben of het<br />
voorgelezen krijgen. Tijdens het lezen kunnen ze stapsgewijs hun verwachtingen<br />
over het verdere verloop van het verhaal formuleren en eventueel<br />
aanpassen.<br />
Enkele ideeën voor de grabbeldoos zijn de volgende:<br />
- een kikkerknuffel of een afbeelding van een kikker;<br />
- een glazen bol;<br />
- een kroon;<br />
- een kus (een tekening van twee rode lippen);<br />
- juwelen;<br />
- een afbeelding van alle dieren die de revue passeren in het boek (een kolibrie,<br />
een nijlpaard, twee vossen, een griel (lang leve het internet!), een renrat,<br />
een zwarte kat, een jan-van-gent, een ijsbeer, een egel en een konijn);<br />
- …<br />
156 | Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – makkelijk lezen
Laat ieder kind om beurt iets uit de grabbeldoos nemen en hun voorwerp<br />
beschrijven. Je kunt met de beschrijvingen associatief een verhaal maken. Na<br />
de eerste drie beschrijvingen fantaseert een leerling een verhaal waarin de<br />
drie voorwerpen een rol spelen. Na de volgende drie beschrijvingen breit een<br />
andere leerling een vervolg aan het verhaal.<br />
Heb je een erg extraverte klas dan kun je met de elementen uit de grabbeldoos<br />
een levend theater maken. De eerste leerling die wat uit de doos heeft<br />
genomen, gaat op het podium staan en zegt bijvoorbeeld: “Ik ben Rik de<br />
Kolibrie.” De volgende leerling die de kroon heeft gegrabbeld, gaat naast de<br />
kolibrie staan en vult aan: “Jij bent maar een kolibrie in mijn koninkrijk want<br />
ik ben de koning.” Ga zo door tot alle personages ten tonele zijn verschenen.<br />
Beperk de spreektijd van elke speler en vat op geregelde tijdstippen de wendingen<br />
samen met de stem van een toneelverteller, bijvoorbeeld: “Grote hilariteit<br />
onder de dieren want er dient gekust te worden in dit stuk.”<br />
Na deze vertel- of dramaopdracht laat je de cover van Meisjes om te zoenen<br />
zien.<br />
Tijdens het lezen<br />
koorlezen en vertelpantomime<br />
Kopieer de teksten uit Meisjes om te zoenen voor iedere leerling. Dit is immers<br />
een fijn boek om te koorlezen. Koorlezen ondersteunt het lezen van zwakkere<br />
lezers en zorgt ervoor dat ze geen last hebben van schaamte tijdens het<br />
voorlezen. Lees een hoofdstuk samen in koor.<br />
Vraag nadien wie het desbetreffende dier wil uitbeelden zonder woorden (cf.<br />
pantomime), terwijl jij met de rest van de klas de tekst nog een tweede keer<br />
koorleest. Bij vertelpantomime wordt het verhaal verteld door een of meerdere<br />
vertellers en wordt het tegelijkertijd door een of meerdere kinderen uitgebeeld.<br />
Het is een werkvorm die de kinderen veiligheid biedt omdat ze nooit<br />
het gevoel hebben dat het verkeerd is wat ze doen. Hun pantomimespel volgt<br />
immers de aanwijzingen van de verteller(s).<br />
Binnen het kader van de verteller kunnen ze wel hun fantasie de vrije loop<br />
laten. De mimespeler maakt gebruik van het hele lichaam zonder de stem te<br />
gebruiken. De aanwijzingen in de tekst worden nagebootst en uitvergroot.<br />
Het wordt extra leuk als je wat juwelen, sjaals en een kroon voorziet waaruit<br />
ze mogen kiezen voor de pantomime.<br />
Na het lezen<br />
en dans!<br />
De dieren in Meisjes om te zoenen kun je gebruiken in een bewegingsles.<br />
Op die manier kan er ook een turnleerkracht betrokken worden bij de<br />
<strong>Jeugdboekenweek</strong>.<br />
Zorg voor opwarming en wat gewenning door de kinderen eerst vrij te laten<br />
bewegen op bijvoorbeeld Sing it back van Moloko. Als jij in je handen klapt,<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – makkelijk lezen | 157
staan ze stil als een standbeeld. Herhaal die oefening een paar keer. Nadien<br />
kun je de oefening uitbreiden door één lichaamsdeel te noemen dat ze nog<br />
wel mogen bewegen: de rechterarm, het hoofd, de linkerknie…<br />
Na deze opwarming zijn ze klaar om de dieren uit Meisjes om te zoenen al dansend<br />
na te bootsen. Leg eerst muziek op die eerder uitnodigt om op handen<br />
en voeten te bewegen. Inspirerende muziektips vind je in de bibliografie bij<br />
deze lestips. Geef de opdracht hierop te bewegen als een beer of als een nijlpaard.<br />
De bewegingen zijn grof en zwaar. Daarna volgt muziek die past bij de<br />
kat, de renrat, de vossen en de egel. Deze dieren inspireren hen misschien ook<br />
tot bewegingen dichter bij de grond, maar de bewegingen mogen verfijnder.<br />
Daarna ga je over tot zweveriger muziek waarop ze vogels kunnen nabootsen.<br />
Let er op dat ze daarbij ook hun armen voldoende bewegen, zowel in de<br />
breedte als in de hoogte. Op meer opzwepende muziek laat je hen springen<br />
als kikkers.<br />
grabbeldoos bis<br />
Ook na het lezen kan het werken met de grabbeldoos prettig zijn. Je kunt het<br />
verhaal laten navertellen met het materiaal uit de doos. Dit geeft zwakkere<br />
lezers of sprekers een opstapje om gemakkelijker iets over een verhaal of een<br />
personage te vertellen.<br />
Bibliografie<br />
Alegria, uit: Pure Music 3, Cirque du Soleil.<br />
Broad Daylight, uit: Ghostboy, Gabriel Rios.<br />
Can’t get you out of my head, uit: Fever, Kylie Minogue.<br />
Ik hou van u, uit: Manneke Pis, Noordkaap.<br />
La Vita è Bella, uit: Blue touches blue, Noa.<br />
Lazzi, uit: Royal Dance, Guem.<br />
Leesrijk school- en klasklimaat, diverse auteurs, Garant, 2002.<br />
Pata Pata, uit: Pata Pata, Miriam Makeba.<br />
Sing it back, uit: Things to make and do, Moloko.<br />
158 | Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – makkelijk lezen
Lestip 5<br />
Slaaf Kindje Slaaf<br />
Slaaf Kindje Slaaf<br />
Dolf Verroen en Veronica Nahmias (ill.)<br />
Abimo, 2006<br />
Eindtermen<br />
- De leerlingen kunnen de informatie achterhalen in voor hen bestemde instructies<br />
van gevarieerde aard (Nederlands, Lezen, 3.1).<br />
- De leerlingen kunnen de informatie ordenen die voorkomt in voor hen<br />
bestemde school- en studieteksten en instructies bij schoolopdrachten<br />
(Nederlands, Lezen, 3.4).<br />
- De leerlingen kunnen voor een gekend persoon een verslag schrijven van<br />
een verhaal, een gebeurtenis, een informatieve tekst (Nederlands, Schrijven,<br />
4.4).<br />
- De leerlingen kunnen voor het realiseren van de eindtermen Nederlands<br />
bovendien hun teksten verzorgen rekening houden met handschrift en layout<br />
en spellingsafspraken en spellingsregels toepassen (Nederlands, Schrijven,<br />
4.7).<br />
- De leerlingen kunnen samenwerken met anderen, zonder onderscheid van<br />
sociale achtergrond, geslacht of etnische origine (Sociale vaardigheden,<br />
Samenwerking, 3).<br />
Over de auteur<br />
De Nederlander Dolf Verroen (°1928) is auteur van wel bijna honderd kinderen<br />
jeugdboeken. Hij heeft zowel voor (zeer) jonge als voor oudere kinderen<br />
geschreven. Daarnaast heeft hij ook ook veel kinderboeken vertaald.<br />
In zijn eigen werk kiest Verroen altijd partij voor het kind. Zijn onderwerpen<br />
sluiten aan bij wat kinderen bezighoudt. Hij wil hen helpen de wereld te begrijpen<br />
en hun angsten te overwinnen. Hij maakt daarbij ook vaak gebruik<br />
van de fantasie.<br />
Verroen ontving een Zilveren Griffel voor De kat in de gordijnen (Leopold),<br />
voor Hoe weet jij dat nou? (Leopold) en voor Een leeuw met lange tanden<br />
(Leopold). Voor Slaaf Kindje Slaaf (Abimo) ontving hij de Deutsche<br />
Jugendliteraturpreis 2006.<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – makkelijk lezen | 159
Over de illustrator<br />
Veronica Nahmias (°1968) is geboren in Roemenië. Op jonge leeftijd verhuisde<br />
ze met haar ouders naar Engeland, waar ze verschillende jaren in Londen<br />
woonde, voordat ze zich definitief in Nederland vestigde. Ze studeerde kunst<br />
aan de Kunstacademie in Tilburg en later aan de Rijksacademie in Amsterdam.<br />
Nadat ze een aantal jaar kunstleerkracht was, besliste ze om zich te specialiseren<br />
in het illustreren van kinderboeken.<br />
Over het boek<br />
Maria woont in een mooi huis op een plantage waar negerslaven het werk<br />
doen. Ze viert haar twaalfde verjaardag met een groot feest en mooie geschenken.<br />
Haar mooiste cadeau wordt naar binnen gedragen op een zilveren<br />
schaal met een deksel. Als papa het deksel eraf haalt komt een kleine, donkere<br />
jongen tevoorschijn: Koko. Maria’s eerste eigen slaaf! Hij moet alles voor haar<br />
doen. Toch is ze vaak niet tevreden. Ze droomt zelf van haar onbereikbare<br />
neef Lukas en ontdekt dat niet alles is wat het lijkt wanneer ze na een tijdje<br />
een nieuwe slavin krijgt.<br />
Slaaf Kindje Slaaf bestaat uit veertig bevreemdende scènes uit het koloniale<br />
plantageleven. Het is in heel eenvoudige, korte zinnen geschreven. De zinnen<br />
staan heel ruim op het blad en elke zin krijgt een nieuwe regel. De talrijke<br />
illustraties zijn sober, maar vullen de sfeer van het verhaal perfect aan. De<br />
verwaande, misprijzende manier waarop de plantagehouders over hun slaven<br />
spreken is voor een hedendaags lezer ondenkbaar. Nog schokkender dan de<br />
gebeurtenissen zelf is de toon waarop Maria er verslag van doet. In korte, stellige<br />
zinnen vertelt ze haast emotieloos en zonder enige vorm van zelfreflectie<br />
over de manier waarop haar familie de slaven behandelt. Een boek dat beklijft,<br />
al kent het geen happy ending.<br />
Aan de slag<br />
Voor het lezen<br />
waarnemen versus interpreteren<br />
We gaven al aan dat de haast objectieve, weinig reflectieve toon waarin Maria<br />
haar verhaal vertelt, voor een shockeffect zorgt bij de lezer. Maria gaat immers<br />
niet verder dan de objectieve waarneming van de nochtans gruwelijke<br />
gebeurtenissen op de plantage. Het verschil tussen objectieve waarneming en<br />
subjectieve interpretatie kun je verwerken tot een voorbereidende opdracht<br />
voor Slaaf Kindje Slaaf.<br />
160 | Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – makkelijk lezen
Hou de titel van het boek nog even geheim en toon de eerste prent waarop<br />
Maria zit en Koko vanuit haar ooghoeken bekijkt, terwijl hij een dienblad<br />
met twee glazen brengt. Vraag de kinderen wat ze zien op de tekening (cf. een<br />
blank meisje, zitten, een zwart jongetje, een dienblad, twee glazen,…). Zorg<br />
ervoor dat ze enkel objectieve beschrijvingen geven. Een neutrale waarnemer<br />
verwoordt enkel wat hij letterlijk kan zien of horen. Als je leerlingen iets benoemen<br />
wat ze strikt genomen niet uit de tekening kunnen afleiden, wijs je<br />
hen op het verschil tussen waarnemen en interpreteren en vraag je de leerling<br />
wat hij ziet opnieuw te formuleren.<br />
Nadien mogen ze de objectieve waarnemingen interpreteren. Je geeft hen<br />
voldoende tijd om te raden en fantaseren waarover het verhaal kan gaan op<br />
basis van de tekening. Maak een lijstje van mogelijke thema’s en verhaallijnen<br />
die ze aanhalen.<br />
Als het woord ‘slavernij’ aan bod komt, toon je de cover van Slaaf Kindje Slaaf<br />
en lees je de titel voor. Neem een groot blad, hang het op aan het bord en<br />
noteer de vraag: “Wat weten nu over slavernij?” Je noteert de resultaten van de<br />
brainstorm, zonder zelf bij te sturen.<br />
groepswerk rond slavernij<br />
Laat je klas de tijd om in groepjes de ideeën uit de brainstorm van de vorige<br />
opdracht te toetsen aan objectieve informatie over slavernij. Jij zorgt voor informatieve<br />
boeken uit de bib (of enkele betrouwbare websites als je internet<br />
in de klas hebt).<br />
Elk groepje stelt een schrijver aan die in puntjes noteert wat ze aan de weet<br />
komen over slavernij. De schrijver maakt drie lijstjes: ‘Wat we al wisten’,<br />
‘Nieuwe informatie’ en ‘Informatie die we moeten aanpassen’.<br />
Als het opzoekwerk ten einde is, hang je een tweede blad aan het bord waar<br />
je drie kolommen maakt die overeen komen met de titels van hun lijstjes.<br />
Noteer hun bevindingen. Bij de opdracht onder ‘Tijdens het lezen’ lees je hoe<br />
je verder met die bevindingen aan de slag kunt.<br />
Tijdens het lezen<br />
verzonnen en toch echt gebeurd<br />
Het bijzondere aan Slaaf Kindje Slaaf is Dolf Verroens persoonlijke betrokkenheid<br />
bij het thema, zo kun je lezen in het nawoord. Lees daarom het nawoord<br />
voor aan de klas. Verklaar de moeilijke woorden en situeer landen en steden<br />
eventueel op een landkaart of een wereldbol. Sta even stil bij een van de laatste<br />
zinnen in het nawoord: “Alle mensen in dat verhaal zijn verzonnen, ik<br />
weet niet waar het zich afspeelt, toch is alles echt gebeurd.” (p.xcv).<br />
- “Waarom zegt de auteur dat alles verzonnen is en toch echt gebeurd?”<br />
- “Wat bedoelt de auteur daarmee?”<br />
- “Kun je de link leggen met de geschiedenis van de slavernij na je opzoekwerk?”<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – makkelijk lezen | 161
- “Ken je nog andere verhalen waarin de auteur zich voor zijn boek baseert<br />
op een waar gebeurd verhaal?”<br />
brief aan dolf verroen – voorbereiding<br />
Dit boek nodigt iedere lezer uit om zelf diep na te denken, na te voelen en<br />
te oordelen. Als je iedere leerling die gevoelens en bedenkingen laat noteren,<br />
verzamel je een schat aan informatie om later in een brief te delen met Dolf<br />
Verroen.<br />
Maak een schema waarin je de 40 hoofdstukjes kunt voorlezen aan de klas.<br />
Na elke voorleessessie, laat je even stilte. Laat je leerlingen dan vertellen wat<br />
hen opvalt bij het hoofdstukje. Enerzijds besteed je aandacht aan wat ze erbij<br />
denken of de vragen die ze erbij stellen (bv.: “Een kind mag zich toch niet<br />
boven een ander kind zetten?”). Daarnaast vraag je hen ook de gevoelens bij<br />
elk hoofdstuk (bv.: verbijstering, (plaatsvervangende) schaamte, sympathie,<br />
antipathie, een ongemakkelijk gevoel). Je noteert telkens alle bevindingen op<br />
een grote flap.<br />
Na het lezen<br />
nabespreking<br />
Slaaf Kindje Slaaf is een verrassende keuze voor een <strong>Jeugdboekenweek</strong> die het<br />
thema ‘Mooi’ centraal stelt. Dit boek valt immers niet automatisch onder de<br />
noemer ‘mooi’. De spanning tussen de vormelijke schoonheid van het boek<br />
enerzijds en het schrijnende thema van het boek anderzijds kan aanleiding<br />
geven tot een boeiende klasdiscussie.<br />
- “Vonden jullie het een mooi boek? Wat vond je precies mooi aan het<br />
boek?”<br />
- “Wat vond je niet mooi aan het boek?”<br />
- “Zijn er tijdens het lezen woorden of zinnen opgevallen die je mooi vond?”<br />
- “Als de schrijver zou vragen wat er anders of beter zou kunnen aan het<br />
boek, wat zou je dan zeggen?”<br />
- “Welk personage boeide jou het meest?”<br />
- “Mocht dit boek verfilmd worden welke rol zou je dan het liefst spelen?”<br />
Vat de antwoorden klassikaal samen en schrijf ze op. Die kunnen de leerlingen<br />
later gebruiken voor de brief aan Dolf Verroen.<br />
brief aan dolf verroen<br />
Zowel voor, tijdens als na het lezen hebben de leerlingen een boel informatie<br />
verzameld over Slaaf Kindje Slaaf (bv.: Wat het boek hen geleerd heeft, wat hen<br />
is opgevallen en wat ze bij het boek voelden). Laat de leerlingen met die informatie<br />
een mooie brief aan de auteur maken. Eerst sta je klassikaal stil bij de<br />
vormgeving van de brief:<br />
- “Wil je de brief uittypen of schrijven?”<br />
162 | Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – makkelijk lezen
- “Wil je apart werken en de verschillende brieven bundelen tot een boekje,<br />
of wil je samen één brief schrijven?”<br />
- “Welk soort papier wil je gebruiken?”<br />
Verdeel de klas daarna in groepjes. Een eerste groepje beschrijft de fase waarin<br />
ze enkel de eerste tekening uit Slaaf Kindje Slaaf hadden gezien en vertelt<br />
welk verhaal ze bij die tekening fantaseerden. Een tweede groepje beschrijft<br />
wat ze al wisten over slavernij en wat ze weten na het lezen van het boek en<br />
hun opzoekwerk. Een derde groepje noteert alle vragen en bedenkingen die<br />
zijn opgekomen bij het lezen van het boek. Een vierde groepje noteert alle<br />
emoties die het boek teweeg bracht. Een vijfde groepje brengt verslag uit van<br />
het kringgesprek. Wie wil mag een tekening maken bij het boek of een collage<br />
over slavernij om aan de brief toe te voegen.<br />
Stuur de brief op naar de uitgeverij met de vraag om hem door te sturen<br />
naar de auteur. Vertel de leerlingen er zeker bij niet te verwachten dat Dolf<br />
Verroen een brief zal terugschrijven. Als alle klassen van de <strong>Jeugdboekenweek</strong><br />
een brief schrijven, zou hij honderden brieven moeten terugschrijven. Dat is<br />
onmogelijk.<br />
maria wordt twaalf<br />
In Slaaf Kindje Slaaf krijgt Maria een wel erg bijzonder feest voor haar twaalfde<br />
verjaardag. Sta stil bij overgangsriten van kind zijn naar volwassenheid in<br />
verschillende culturen. In sommige culturen gaat het vooral om cadeautjes,<br />
terwijl in andere culturen het rituele aspect meer in de verf wordt gezet.<br />
Benadruk dat je een voorkeur kunt hebben voor een bepaald gebruik, zonder<br />
de andere gebruiken daarom af te keuren. Wijs hen ook op de rode draad bij<br />
die overgangsfeesten: in alle culturen maken de feestvarkens zich mooi voor<br />
hun feest, ook al doen ze dat elk op hun eigen manier.<br />
romeinse cijfers<br />
De auteur gebruikt in dit boek geen Arabische, maar Romeinse cijfers als paginanummers.<br />
Het Romeinse telsysteem zou oorspronkelijk ontworpen zijn<br />
door herders die op een kerfstok bijhielden of ze met al hun schapen terug<br />
thuis waren gekomen. Later evolueerden de kerfstreepjes tot letters die uit het<br />
Romeinse alfabet werden overgenomen. Neem je leerlingen eens mee naar<br />
een bos of park. Ieder kind zoekt een dode tak en een scherp voorwerp. Laat<br />
hen verschillende zinvolle, aan de leerinhouden aangepaste, teloefeningen<br />
doen waarbij ze de resultaten enkel met het scherpe voorwerp in de tak mogen<br />
kerven. Laat hen zelf een systeem verzinnen.<br />
- “Hoeveel eiken staan er in dit park?”<br />
- “Hoeveel soorten loofbomen kunnen jullie tellen?”<br />
- “Hoeveel vierkante meter is het park bij benadering?”<br />
- …<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – makkelijk lezen | 163
Deze oefening buiten kan een opstapje zijn naar het leren van de Romeinse<br />
cijfers. Het boek vormt een mooi voorbeeld van de toepasbaarheid van<br />
Romeinse cijfers.<br />
Bibliografie<br />
Ceremonies en Feesten. Opgroeien, Susan Behar, Koninklijk Instituut voor de Tropen, 2005.<br />
Slavernij: van Afrika naar Amerika, Christine Hatt, Corona, 1998.<br />
Verkocht, Hans Hagen en Philip Hopman (ill), Querido, 2007.<br />
Vrijgevochten, Thea Beckman, Lemniscaat, 2005.<br />
164 | Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – makkelijk lezen
Lestip 6<br />
Van Ansjovis tot Zwijntje<br />
Van Ansjovis tot Zwijntje<br />
Ted van Lieshout en Sieb Posthuma (ill.)<br />
Leopold, 2006<br />
Eindtermen<br />
- De leerlingen kunnen geconcentreerd luisteren naar een gesproken tekst<br />
(verteld of voorgelezen) en die mondeling, schriftelijk, beeldend of dramatisch<br />
weergeven (Muzische vorming, Drama, 3.3).<br />
- De leerlingen zijn bereid te reflecteren over gebruikte luister-, spreek-, leesen<br />
schrijfstrategieën (Nederlands, Taalbeschouwing, 6.2).<br />
Over de auteur<br />
De Nederlandse auteur Ted van Lieshout (°1955) is eigenlijk vormgeverillustrator<br />
van opleiding. Voor zijn eerste jeugdroman Raafs reizend theater<br />
(Van Goor) in 1986 verscheen, ontwierp hij covers van boeken en maakte hij<br />
illustraties voor de jeugdbijlage van Vrij Nederland. Naast gedichten schrijft<br />
hij ook verhalen, prentenboeken, boeken voor beginnende lezers, liederen,<br />
toneelstukken en scenario’s voor Sesamstraat, Het Klokhuis en andere televisieseries.<br />
Hij illustreert nog steeds, ook eigen boeken. Zijn taalgebruik voelt heel<br />
natuurlijk aan. Bijna al zijn verhalen gaan over je plaats zoeken en vinden in<br />
de wereld, zegt hij zelf. Zijn werk is meermaals bekroond.<br />
Over de illustrator<br />
Illustrator Sieb Posthuma (°1960) volgde schilderen en grafische technieken<br />
aan de Rietveld Academie. Na zijn afstuderen werkte hij als schilder, later als<br />
illustrator voor de krant, een weekblad en diverse tijdschriften. Sinds 1993<br />
illus treert hij (kinder)boeken, maar hij maakt ook illustraties voor bijvoorbeeld<br />
Amnesty International, het Aidsfonds en de Dierenbescherming.<br />
In 2002 kreeg de illustrator een Vlag en Wimpel van de penseeljury voor zijn<br />
prentenboek Rintje (Lemniscaat), waarvoor zijn eigen hond model stond.<br />
Sinds 2001 verschijnt er in de Nederlandse krant NRC Handelsblad wekelijks<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – makkelijk lezen | 165
een verhaal over Rintje. In 2007 kreeg Posthuma een Zilveren Penseel voor<br />
Feodoor heeft zeven zussen (Gottmer) van Marjet Huiberts.<br />
Over het boek<br />
Van Ansjovis tot Zwijntje wil kinderen het alfabet leren, maar dan toch nét iets<br />
anders. De A is hier niet van Aap maar van … Ansjovis. Of wat dacht je van de<br />
I van Invalide kip? Bij elke letter hoort een dier en een prachtig gedicht. Ted<br />
van Lieshout speelt met woorden, klanken en vormen. De gedichten zijn nu<br />
eens verdrietig, dan weer juist erg vrolijk van toon. Toegankelijke en minder<br />
toegankelijke, langere en kortere gedichten wisselen elkaar af. Bij iedere letter<br />
heeft Sieb Posthuma een tekening gemaakt. Hij maakt gebruik van verschillende<br />
technieken: knip- en plakwerk, geschilderde vlakken, inktlijnen en nog<br />
veel meer. De letters van het alfabet verwerkt hij op een originele manier in<br />
de illustraties. De kleuren van de illustraties worden aangepast aan de inhoud<br />
van het gedicht: felle kleuren voor een vrolijk gedicht, donkere kleuren bij<br />
een somber gedicht. Op het einde van het boek vertellen de auteur en de<br />
illustrator hoe de gedichtenbundel en de samenwerking tussen hen beide tot<br />
stand gekomen is.<br />
Aan de slag<br />
Voor het lezen<br />
Als je een gedicht optimaal tot zijn recht wil laten komen, moet je het je<br />
vooraf volledig eigen maken. Lees de gedichten daarom eerst bij jezelf.<br />
Probeer de toon, de sfeer of het gevoel van het gedicht te vatten: ernstig,<br />
speels, grappig, droevig, geheimzinnig, spannend, ingetogen, rustig… Nadien<br />
pas je je tempo, intonatie, ritme en volume daaraan aan.<br />
Soms helpt het om de tekst te kopiëren zodat je accenten en pauzes kunt aanbrengen<br />
met potlood. Adempauzes in een gedicht bieden heel wat mogelijkheden<br />
tot variatie: je kunt je adem even inhouden, hoorbaar (van schrik) naar<br />
adem happen, opgelucht ademen; je kunt zuchten van opluchting, blazen van<br />
verveling,…<br />
Tijdens het lezen<br />
Toon de cover van Van Ansjovis tot Zwijntje en lees de titel voor. Vertel de<br />
leerlingen dat het een boek is met gedichten en dat je de volgende 26 schooldagen<br />
een gedicht zal voorlezen. Eentje voor elke letter van het alfabet. Je<br />
hoeft de volgorde van het boek niet te respecteren ook al is het een ABC-<br />
166 | Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – makkelijk lezen
oek. Misschien sluit één van de gedichten mooi aan bij een recent stukje<br />
leerinhoud en kun je het gedicht gebruiken als opener van je les. Je kunt ook<br />
de eerste letter van de naam van een jarig kind uitkiezen.<br />
De bedoeling is zeker niet om met elk gedicht iets te doen. Kinderen moeten<br />
ook de kans krijgen om gedichten te proeven, door ernaar te luisteren of door<br />
ze zelf te lezen, zonder verplichtingen achteraf. Toon wel altijd de tekening bij<br />
het gedicht, want dat maakt dit boek wel erg bijzonder. Dichtbundels worden<br />
immers zelden zo uitgebreid en zo kleurrijk geïllustreerd.<br />
Na het lezen<br />
driesterrengedicht<br />
Heb je een klas die van lijstjes houdt, dan kun je hen de gedichten een,<br />
twee of drie sterren laten toekennen na het (voor)lezen uit Van Ansjovis tot<br />
Zwijntje. Als je de sterren telkens noteert, heb je na 26 dagen een favoriet<br />
‘Ansjovisgedicht’. Lees dat gedicht elke dag van de week daarna nog eens<br />
voor. Kinderen die het iets moeilijker hebben met poëzie krijgen soms zo de<br />
tijd om er alsnog van te genieten.<br />
gedichtenslang<br />
Je kunt er ook voor kiezen om je leerlingen het boek zelfstandig te laten<br />
ontdekken. Voorzie een periode waarin elk kind de tijd krijgt om het boek<br />
te lezen en te bekijken. Elk kind kiest er nadien een gedicht uit dat hij het<br />
mooiste vindt. De titel en de reden van de keuze voor dit gedicht worden op<br />
een briefje geschreven. Het briefje zelf stop in een zelf versierd rolletje waarop<br />
de naam van de leerling geschreven staat. Maak een hoofd en een staart voor<br />
de slang waartussen elk kind telkens een kleurig stukje lijf voegt. Nadien laat<br />
je hen de tijd om te ontdekken waarom de andere klasgenootjes een bepaald<br />
gedicht hebben uitgekozen. Doe je dit met meerdere dichtbundels, dan bekom<br />
je een poëtische slangenfamilie die de honger naar poëzie kan aanwakkeren.<br />
klankdecor<br />
Bij het gedicht over de bloemetjes en de bijtjes (cf. de letter B op p. 2) kun<br />
je een groepje van de klas een klankdecor laten vormen. Een klankdecor<br />
wordt gevormd door een groep kinderen die niet te luid – het moet nog<br />
verstaanbaar blijven – een constant achtergrondgeluid maken, aangepast aan<br />
de inhoud van het gedicht. De kinderen kunnen mee zoemen, brommen of<br />
kloppen. Deze opdracht kun je ook toepassen op Mug van Theo Olthuis. De<br />
volledige referenties van dit gedicht vind je in de bibliografie bij deze lestip.<br />
associaties<br />
Lees het gedicht bij de letter ‘G’ voor. Nadien schrijft iedereen de naam op<br />
van een dier. Om te voorkomen dat iedereen hetzelfde dier uitkiest, laat je<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – makkelijk lezen | 167
een lijst rondgaan waarop ieder om beurt zijn eigen naam en de naam van een<br />
dier noteert. Elk dier mag maar een keer worden opgeschreven.<br />
In groepjes zoeken de leerlingen werkwoorden die er min of meer bij passen,<br />
net zoals in het gedicht. Elk groepje leest zijn versregel hardop voor. Zo<br />
schrijft de klas samen een nieuw gedicht. Hang het uit op een plaats in de klas<br />
waar iedereen de kans heeft het later opnieuw te lezen en te beleven.<br />
poëzietafel<br />
In de bibliografie bij deze lestip vind je verscheidene titels van andere gedichtenbundels<br />
voor kinderen, evenals boeken om te werken met poëzie in de<br />
basisschool. Ook in alle andere <strong>Jeugdboekenweek</strong>pakketten zit dit jaar poëzie,<br />
waar je eveneens uit kunt plukken.<br />
Misschien inspireert het voorlezen van gedichten enkele leerlingen om meer<br />
poëzie te lezen. Slaat de poëzie bij de hele klas aan, dan kun je hen elk een<br />
eigen dichtbundel laten maken. Uit de verzameling aan kinderpoëzie in je<br />
klas mogen ze hun favoriete gedichten kopiëren en in een schrift kleven. De<br />
gedichten kunnen ze vervolgens zelf illustreren.<br />
Je kunt ook een setje ‘koelkastpoëzie’ kopen voor in de klas: woord -en lettermagneetjes<br />
die je kunt vastplakken op een metalen kast waar je leerlingen in<br />
verloren momenten vrolijke, grappige en lieve versjes mee kunnen maken.<br />
Bibliografie<br />
Kinderpoëzie<br />
Ik snap het. Verzamelde liedjes en gedichten voor jonge kinderen, Willem Wilmink, Bert Bakker, 2006.<br />
Ik val omhoog, Shel Silverstein, De Fontein, 1998.<br />
Lampje voor de nacht, Theo Olthuis en Alice Hoogstad (ill.), Holland, 2005.<br />
Paperasje, Ienne Biemans en Jan Jutte (ill.), Nieuw Amsterdam, 2007.<br />
Rijmen en verzen, Roald Dahl, Rubinstein, 2007.<br />
Superguppie, Edward van de Vendel en Fleur van der Weel (ill.), Querido, 2003.<br />
Over werken met poëzie in de klas<br />
Het huis lijkt wel een schip. Handleiding voor het poëzieonderwijs op de basisschool, Jacques Vos, HB<br />
uitgevers, 2002.<br />
168 | Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – makkelijk lezen
De Boekenzoeker in de klas<br />
De Boekenzoeker<br />
De Boekenzoeker (www.boekenzoeker.org) is een prettig ogende en handige<br />
boekadviessite voor kinderen en volwassenen. De ontwikkeling van<br />
deze website is een initiatief van de Nederlandse Taalunie, Stichting Lezen<br />
Nederland en Stichting Lezen Vlaanderen. De Boekenzoeker helpt een<br />
keuze uit het boekenaanbod te maken en heeft als doel kinderen te verleiden<br />
tot lezen en hen nieuwe boeken te laten ontdekken en minder voor de<br />
hand liggende boeken en genres, waarmee ze minder vertrouwd zijn. De<br />
Boekenzoeker probeert boeken aan te bevelen op basis van de interesses en<br />
eigenschappen van de lezer.<br />
Op de Boekenzoeker 8+, voor kinderen uit het derde, vierde en vijfde leerjaar,<br />
is de Boekenzoekervos het centrale figuurtje, ontworpen door illustrator<br />
Sebastiaan van Doninck. Hij begeleidt de kinderen op hun zoektocht naar<br />
een goed boek. De Boekenzoeker is niet ontwikkeld als didactisch instrument,<br />
maar is wel makkelijk inpasbaar in de klascontext. Hieronder vind je achtergrondinformatie<br />
over de Boekenzoeker in het algemeen en over het gebruik<br />
ervan in de klas. Dit document richt zich op de Boekenzoeker 8+. Voor kinderen<br />
uit het zesde leerjaar en ouder is er zeer recent ook een Boekenzoeker<br />
12+ ontwikkeld. Er bestaat ook een Boekenzoeker 15+.<br />
Boekenaanbod<br />
De Boekenzoeker biedt een beperkte selectie van de hele boekenproductie<br />
aan. Bij de samenstelling van het boekenaanbod in de Boekenzoeker is dan<br />
ook rekening gehouden met verschillende selectiecriteria. Essentieel is de<br />
kwaliteit van de titels. Verder spelen factoren als verkrijgbaarheid (in bibliotheek<br />
of boekhandel), het evenwicht tussen verrassend en populair, evenredige<br />
verdeling van moeilijkheidsgraad, spreiding over de verschillende categorieën,<br />
het evenwicht tussen fictie en non-fictie en de diversiteit van stijlen<br />
een rol.<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – boekenzoeker | 169
Startpagina<br />
Op de startpagina van de Boekenzoeker8+ zien we het bureaublad van de<br />
Boekenzoekervos. Achter de verschillende elementen van deze prent zitten de<br />
mogelijkheden van de site verborgen. We sommen ze hieronder op.<br />
Bladeren (op zoek naar een leestip)<br />
Bij deze optie is de algemene interessesfeer van de bezoeker op het moment<br />
van het bezoek bepalend voor de boekentips die de bezoeker krijgt.<br />
Het boekenaanbod op de site is opgesplitst in twee hoofdgebieden: boeken<br />
rond een bepaald gevoel en boeken rond een bepaald thema. Bezoekers worden<br />
uitgenodigd een eenvoudige beslissingsboom te volgen. Na het maken van<br />
de eerste keuze wordt de bezoeker uitgenodigd om te kiezen voor een specifieke<br />
categorie, die eventueel ook in subcategorieën werden onderverdeeld.<br />
Bladeren door de categorieën is de meest laagdrempelige – en meest gebruikte –<br />
strategie om de Boekenzoeker te bezoeken.<br />
Inloggen (op zoek naar een gepersonaliseerde leestip)<br />
Bezoekers van de Boekenzoeker worden uitgenodigd zich te registreren. Bij de<br />
registratie krijgt de bezoeker eenmalig een ‘intake gesprek’. Op deze manier<br />
ontstaan gebruikersprofielen, die het leesadvies van de Boekenzoekersite een<br />
stap verder brengen dan de simpele ‘blader volgens interesse’-methode. Het<br />
systeem is namelijk in staat lezerseigenschappen en boekenvoorkeuren van geregistreerde<br />
gebruikers bij te houden en verbanden te ontdekken tussen deze<br />
twee gegevens. Hierdoor kan het systeem de gebruikers op hun persoonlijke<br />
pagina leestips op maat geven.<br />
Inloggen is echter niet verplicht, om de site zo laagdrempelig mogelijk te<br />
houden.<br />
Extra’s<br />
Verder biedt de site ook een zoekfunctie, een top 10 (op basis van alle uitgebrachte<br />
stemmen) en verschijnt er bij het openen van de site ook een boekentip<br />
van de week.<br />
Daarnaast wordt op de startpagina ook verwezen naar een pagina voor<br />
mediatoren, zoals leerkrachten en ouders, met onder andere een handleiding<br />
over het gebruik van www.boekenzoeker.org in de klas, een volledig overzicht<br />
van boeken die in de Boekenzoeker zijn opgenomen en een colofon.<br />
170 | Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – boekenzoeker
De Boekenzoeker in de klas<br />
Rol van de leerkracht<br />
Uit het pilootproject rond de Boekenzoeker bleek dat de inzet van<br />
de betrokken leerkrachten cruciaal is om de leerlingen een positieve<br />
Boekenzoekerervaring te bezorgen. Het is zeker niet de bedoeling om de<br />
Boekenzoeker te profileren als een louter didactisch, schoolgebonden instrument.<br />
Wél is de Boekenzoeker een bruikbaar instrument om de literaire competentie<br />
van de leerlingen aan te scherpen. En het lijdt geen twijfel dat het<br />
leesbevorderende effect bij niet-lezers of bij kinderen met minder computerervaring<br />
groter is met de stimulerende aanwezigheid van een volwassene.<br />
Op de site vinden geïnteresseerde leerkrachten daarom praktische suggesties<br />
voor het gebruik van Boekenzoeker in de klas, gerelateerd aan leerdoelstellingen<br />
(www.boekenzoeker.org/8+/colofon.asp). De tekst is van Annemie<br />
Leysen. 12 Hieronder selecteerden we zes eenvoudige tips, op de site vind je<br />
nog meer inspiratie.<br />
Bij de pilootscholen bleek dat hoe actiever een klas rond de Boekenzoeker<br />
werkt, hoe meer ook niet-lezers daadwerkelijk gestimuleerd worden in hun<br />
leesgedrag. Voorbeelden van actief gebruik zijn een projectweek rond boekensites,<br />
waarbij de kinderen een vergelijkend onderzoek doen en het aanleggen<br />
van een Boekenzoekerbibliotheek, met daarin alle Boekenzoekerboeken.<br />
Suggesties voor het gebruik in de klas<br />
tip 1 – verkenning van de boekenzoeker<br />
Via gerichte opdrachten exploreren de kinderen de mogelijkheden van de<br />
Boekenzoeker.<br />
Een korte activiteit Begrijpend Lezen kan hierbij aansluiten: de kinderen krijgen<br />
een toegankelijk opgestelde technische gebruiksaanwijzing bij de BZ. Ze volgen<br />
de instructies stap voor stap. Aandachtig lezen is hier aan de orde. Vervolgens<br />
krijgen ze een aantal gerichte opdrachten. Achteraf wordt klassikaal besproken<br />
hoe de kinderen hun opdrachten uitvoerden: wat lukte goed? Wat werkte niet?<br />
Mogelijke opdrachten:<br />
- Zoek drie titels van boeken over ‘verdrietig’ (of/en andere gevoelens)<br />
- Zoek drie titels van boeken over ‘vroeger’ (of/en andere onderwerpen)<br />
- Klik op het vergrootglas bovenaan en zoek een boek waar ‘mooi’ voorkomt<br />
in de bespreking. Welke oplossingen kreeg je? Probeer ook enkele andere<br />
woorden.<br />
12 Annemie Leysen is lector Nederlands aan het Departement Lerarenopleiding van de Katholieke Hogeschool Leuven. Zij is ook<br />
recensente voor De Morgen en Klara, en publiceert regelmatig over jeugdliteratuur. Daarnaast is ze ondervoorzitter van Stichting<br />
Lezen Vlaanderen en was ze enkele jaren geleden juryvoorzitter van de Gouden Uil Jeugdliteratuur.<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – boekenzoeker | 171
- Klik bij de titel van een boek dat je al gelezen hebt het inktpotje aan en<br />
geef kort je eigen mening. Verstuur je bericht.<br />
- Klik bij een titel van een boek dat je leuk lijkt het vogeltje aan. Verstuur je<br />
tip naar iemand van de klas.<br />
- Breng je stem uit op een van de boeken die je al gelezen hebt.<br />
- Klik bij enkele titels het boekje aan. Wat verschijnt er dan?<br />
- Klik bovenaan op de ster en noteer een titel van een boek uit de top 10 dat<br />
je graag zou lezen.<br />
- Meld je aan op de website. Welke gegevens worden er gevraagd?<br />
- Maak een boodschappenlijstje voor de bib met minstens twee boeken die je<br />
graag zou lezen. Print het lijstje af.<br />
tip 2 – stijlen ontdekken<br />
De kinderen klikken bij twee verschillende boeken (van verschillende auteurs<br />
en uitgevers, en uit verschillende categorieën) het boeklogootje aan. Ze lezen<br />
de twee citaten. Per twee praten ze over stijlverschillen (bv: fragment uit<br />
Deesje van Joke van Leeuwen en uit Charlotte’s web van E.B.White). Wat valt er<br />
op bij de twee fragmenten? Leuk is ook om twee citaten van dezelfde auteur,<br />
bijvoorbeeld een auteur die in het boekenpakket uit de <strong>Jeugdboekenweek</strong><br />
voorkomt, met elkaar te vergelijken. Je kunt de leerlingen ook laten zoeken in<br />
boeken van dezelfde auteurs uit de klasbib. Nieuwe citaten uit de boeken van<br />
de website kunnen worden aangevuld.<br />
tip 3 – titels en boekcovers<br />
- De kinderen noteren een aantal titels van boeken die ze op de site vonden.<br />
Ze lezen het citaat en de korte bespreking en verzinnen op basis daarvan<br />
een andere titel voor de betreffende boeken. Ze verantwoorden ook hun<br />
keuze.<br />
- De kinderen noteren een aantal titels. Ze proberen te verwoorden wat die<br />
bij hen oproepen. Waarover denken ze dat het boek zal gaan? Nadien lezen<br />
ze de korte bespreking, of het hele boek. Ze vergelijken hun verwachtingen<br />
met de reële inhoud. (bv: wat stel je je voor bij de titels De zeer volhardende<br />
gappers van Frip, Pudding Tarzan, Drie keer maakt een tijger, Doe eens raar met je<br />
haar ...?<br />
- Wat vertelt de cover van een boek op de site je over de inhoud?<br />
Beantwoordde je veronderstelling aan wat je achteraf in de bespreking las?<br />
tip 4 – een mogelijke afloop verzinnen<br />
Nogal wat besprekingen van de titels op de site eindigen op een vraag of op<br />
een raadselachtige voorspelling. Een paar voorbeelden : Pudding Tarzan: “Het<br />
wordt de vreemdste dag in zijn leven. En de leukste.” ; De kist met het hangslot:<br />
“Wat zou daar toch in zitten?” ; Benno’s Beer: “Zal hij hem ooit terugzien?”.<br />
De kinderen proberen een antwoord te verzinnen of een slot te breien aan<br />
de bespreking. Nog leuker wordt het wanneer ze hun oplossing kunnen<br />
172 | Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – boekenzoeker
vergelijken met de werkelijke inhoud van de boeken wanneer ze die vervolgens<br />
ook lezen.<br />
tip 5 – overtuig een vriend<br />
- De kinderen kiezen een boek op de site dat ze al hebben gelezen of waarvan<br />
de bespreking hen erg aanspreekt. Ze klikken het vogeltje aan en proberen<br />
kernachtig op te schrijven waarom een vriend dat boek moet lezen.<br />
Vooraf wordt met de hele klas besproken hoe je het best ‘wervend’ te werk<br />
kan gaan. Welk soort woordgebruik hanteer je in zo’n geval? Welke zinsconstructies<br />
kunnen het meest overtuigend zijn? (cf. reclametechnieken).<br />
Op die manier wordt er actief taalbeschouwelijk gewerkt. De geadresseerde<br />
vriend beantwoordt het ontvangen bericht en maakt duidelijk of hij/zij<br />
overtuigd werd door de aangehaalde argumenten en wat hem uiteindelijk<br />
over de streep trok om het boek te gaan lezen.<br />
- De leeskring: mondelinge versie van het voorgaande. De kinderen downloaden<br />
een titel met bespreking en citaat van de site. Ze zoeken info over de<br />
betreffende auteur en het boek op www.villakakelbont.be of een gelijkaardige<br />
site en houden een pleidooi voor hun boek. Dit werkt uiteraard beter<br />
wanneer de kinderen het boek lazen.<br />
- In de leeskring kunnen kinderen ook het omgekeerde doen: ze overtuigen<br />
hun vrienden ervan om een bepaald boek zeker niet te lezen. Onderbouwde<br />
argumenten worden ingeschakeld.<br />
tip 6 – betekenisonderhandeling<br />
- In duo’s lezen kinderen hetzelfde boek. Ze overleggen daarna met elkaar<br />
over hoe ze het boek ervaren hebben, over dieperliggende ideeën of gebeurtenissen,<br />
over karakters en personages. Algauw zal blijken dat een en<br />
ander verschillend werd geïnterpreteerd. Ze proberen tot overeenkomst te<br />
komen, met respect voor ieders interpretatie. Tenslotte brengen ze elk hun<br />
eigen stem uit op de site. Die kan uiteraard erg verschillend zijn.<br />
- Deze communicatievorm is ideaal bij het lezen van poëzie. Daar blijft<br />
de individuele interpretatie nog vrijer. Uit de bundels onder de rubriek<br />
‘Onderwerpen; gedichten’ lezen ze per drie of vier hetzelfde gedicht. Weer<br />
wordt aan betekenisonderhandeling gedaan. De inbreng van de groepsleden<br />
kan voor elk kind verhelderend zijn.<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – boekenzoeker | 173
Over de samenstellers<br />
Ingrid Antheunis<br />
Ingrid Antheunis werkt op de Pedagogische Begeleidingsdienst van de stad<br />
Gent voor WOCK, Werken aan Onderwijs, Cultuur en Kunst. Deze cel slaat<br />
een brug tussen onderwijs en de culturele wereld. In die functie is ze vooral<br />
bezig met muzische projecten, kinderliteratuur en filosoferen met kinderen.<br />
Dat gebeurt voornamelijk via nascholingen en begeleiding op klas- of schoolniveau.<br />
Hedwige Buys<br />
Hedwige Buys werkt als zorgcoördinator in een lagere school, waar ze zoveel<br />
mogelijk het lezen wil stimuleren. Voor de Stichting Lodewijk De Raet werkt<br />
ze mee aan cursussen voor ouders en leerkrachten. Op die manier ziet ze wat<br />
er leeft in scholen die buiten haar dagelijkse werkdomein vallen en kan ze de<br />
theorie meteen aan de praktijk koppelen. Verder recenseert ze kinderboeken<br />
in Klapper-Pluizer.<br />
Marijke Derèse<br />
Marijke Derèse is van opleiding psychologe en psychotherapeute. Ze werkt<br />
in haar praktijk met adolescenten en volwassenen en brengt binnen het kader<br />
van therapie geregeld kinderboeken aan. Ze schrijft graag en geeft ook vorming<br />
en training. Speelsheid en een groot hart zijn haar codewoorden.<br />
Ine Vandenabeele<br />
Ine Vandenabeele is boekverslaafd met bijwerkingen. Al van kleins af aan is<br />
ze trouwe bezoeker van de bibliotheek en menig ander boekenfestijn. Dat<br />
enthousiasme voor lezen en boeken probeert ze ook door te geven aan haar<br />
kinderen in de Tuimelaar, een Freinetschooltje in Schoten.<br />
Lestips <strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008 – samenstellers | 175
Colofon<br />
<strong>Jeugdboekenweek</strong> 2008<br />
Mooi<br />
Lestips, werken met boeken in de klas<br />
Coördinatie: Griet Loix<br />
Redactie: Ingrid Antheunis, Hedwige Buys, Marijke Derèse, Ine Vandenabeele<br />
Eindredactie: Fieke Van der Gucht<br />
D/2007/9654/2<br />
ISBN 9789077178461<br />
<strong>Jeugdboekenweek</strong> is een project van Stichting Lezen. Stichting Lezen wordt<br />
gesubsidieerd door de Vlaamse overheid.<br />
Stichting Lezen is het expertisecentrum voor leesbevordering. Het Focuspunt<br />
Jeugdliteratuur staat voor deskundigheidsbevordering inzake jeugdliteratuur.<br />
V.u. Majo de Saedeleer, Frankrijklei 130/4, 2000 Antwerpen.<br />
Illustraties: Erika Cotteleer<br />
Grafisch ontwerp: Compagnie Paul Verrept<br />
www.stichtinglezen.be<br />
www.jeugdboekenweek.be