09.02.2014 Views

voorpaneel centrale model e - Dalemans Gas Detection

voorpaneel centrale model e - Dalemans Gas Detection

voorpaneel centrale model e - Dalemans Gas Detection

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

MEET-EN<br />

ALARMCENTRALE VOOR<br />

EXPLOSIEVE GASSEN<br />

Model E<br />

INSTRUCTIEHANDLEIDING


VOORPANEEL CENTRALE MODEL E<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

1. % L.E.L. – De waarde die de onderste explosiegrens in % aangeeft van het gas in de<br />

atmosfeer. In waaktoestand geeft de E-<strong>centrale</strong> 00 % aan.<br />

2. RESET – Drukknop om de waaktoestand te activeren:<br />

a) 1 druk : RESET de geluidssignalen.<br />

b) 2 x drukken : RESET de geheugenalarmen en de bijhorende relais, indien de hoeveelheid<br />

gas bij de detector lager is dan de vastgestelde drempelwaarden.<br />

3. Power ON - Groene LED de <strong>centrale</strong> is in werking.<br />

4. Fault - Gele LED geeft aan dat er een storing is in de voedingslijn van de detector of dat er een<br />

elektronische storing is in de <strong>centrale</strong>. Als de storing voorbij is gaat de LED weer uit en<br />

komt de <strong>centrale</strong> weer in normale positie te staan.<br />

5. A1 - Rode LED A1 geeft aan dat het eerste concentratieniveau van het gas bij de detector<br />

overschreden is.<br />

6. A2 - Rode LED A2 geeft aan dat het tweede concentratieniveau van het gas bij de detector<br />

overschreden is.<br />

7. A3 - Rode LED A3 geeft aan dat het derde concentratieniveau van het gas bij de detector<br />

overschreden is.<br />

FABRIEKSINSTELLINGEN<br />

Eerste alarmniveau A1 :<br />

Tweede alarmniveau A2 :<br />

Derde alarmniveau A3 :<br />

Inwendige zoemer :<br />

Externe sirene-uitgang :<br />

in geheugen opgeslagen alarm, 20 % O.E.G.., na 2 sec.<br />

in geheugen opgeslagen alarm, 40 % O.E.G., na 2 sec.<br />

in geheugen opgeslagen alarm, 40 % O.E.G., na 10 sec.<br />

functioneert bij storingen en bij alarmen.<br />

functioneert bij de alarmen.<br />

Raadpleeg voor alle wijzigingen in de instructies uw leverancier of groothandelaar .


INHOUDSTAFEL<br />

Verantwoordelijkheid - Garantie ................................................................................. 1<br />

Milieu .......................................................................................................................... 1<br />

Een beetje fysica ........................................................................................................ 2<br />

Algemeen ................................................................................................................... 2<br />

Plaats van de verschillende onderdelen in een installatie .......................................... 2<br />

Plaats en positie van de detector ................................................................................ 3<br />

Plaatsen en bevestigen van <strong>centrale</strong> en detector ....................................................... 3<br />

Aansluiting van de <strong>centrale</strong> Model E .......................................................................... 4<br />

Aansluiting van de detector ........................................................................................ 4<br />

Aansluitklemmen voor de <strong>centrale</strong> Model E ................................................................ 5<br />

Aansluitschema dat het meest wordt toegepast voor de <strong>centrale</strong> Model E ................ 5<br />

Inschakelen van de <strong>centrale</strong> ....................................................................................... 6<br />

Controle van de alarm- en storingsfuncties van de <strong>centrale</strong> ....................................... 7<br />

Wat doen bij alarm ...................................................................................................... 8<br />

Onderhoud .................................................................................................................. 8<br />

Karakteristieken .......................................................................................................... 9<br />

Model_E_MAN01_NL.docx • V1R0


VERANTWOORDELIJKHEID - GARANTIE<br />

De installateur engageert zich voor het respecteren van de CE-normen en de installatievoorschriften<br />

De installatie dient geplaatst te worden door gekwalificeerd personeel.<br />

Het materiaal is getest en gecontroleerd in onze werkplaats voor zijn verzending.<br />

Deze handleiding dient aandachtig te worden gelezen door iedereen die verantwoordelijk is of zal zijn<br />

voor de installatie, voor het gebruik of het onderhoud van dit materiaal.<br />

Indien deze voorschriften worden gerespecteerd wordt Uw veiligheid en deze van de bewoners van<br />

het gebouw door deze beveiligingsinstallatie verzekerd.<br />

Elk apparaat dient te worden geïnstalleerd, gebruikt en onderhouden volgens de richtlijnen,<br />

waarschuwingen, instructies en gebruiksbeperkingen beschreven in deze handleiding.<br />

De door DALEMANS geboden garanties zijn nihil indien het product niet is geïnstalleerd, gebruikt of<br />

onderhouden volgens de gedetailleerde instructies van deze handleiding en de vigerende normen.<br />

Enkel originele DALEMANS wisselstukken gebruiken voor het onderhoud beschreven in deze<br />

handleiding. Zoniet kan U de performantie van het apparaat aanzienlijk veranderen.<br />

Installeer het materiaal op een droge en propere plaats.<br />

Plaats een scherm (behuizing) ter bescherming tegen eventueel spattend water of andere<br />

verontreinigingen.<br />

Aarzel niet om ons te contacteren voor inlichtingen over installatie of onderhoud van dit product.<br />

<strong>Dalemans</strong> NV is niet verantwoordelijk voor directe of indirecte beschadigingen of een<br />

schadevergoeding direct of indirect voorkomend uit het niet naleven van deze richtlijnen.<br />

De plannen, schema’s en informatie van deze handleiding zijn eigendom van <strong>Dalemans</strong> NV en mogen<br />

niet gekopieerd of gebruikt worden zonder zijn uitdrukkelijke goedkeuring.<br />

Gebruik nooit het gas van een aansteker om de installatie te testen. Dit gas is te rijk en<br />

kan het gevoelige element van de detector beschadigen.<br />

NIET TESTEN MET<br />

EEN AANSTEKER<br />

MILIEU<br />

Het symbool van een doorkruiste verrijdbare afvalbak geeft aan dat U de vigerende<br />

reglementering dient te respecteren aangaande de gescheiden inzameling van<br />

elektrische of elektronische apparatuur.<br />

Deze voorzieningen dienen om de natuurlijke bronnen te beschermen die gediend<br />

hebben bij de productie van dit product en om de verspreiding te voorkomen van<br />

mogelijk schadelijke substanties voor het leefmilieu en de volksgezondheid.<br />

Op het einde van de levensduur van het product moet U het naar een erkend verzamelpunt voor<br />

recyclage van elektrische en elektronische apparatuur brengen. Voor meer informatie over deze<br />

verzamelpunten en recyclage in uw omgeving gelieve contact te nemen met het plaatselijk bestuur.<br />

P 1<br />

Model_E_MAN01_NL.docx • V1R0


EEN BEETJE FYSICA<br />

Het ontploffingsvermogen van een gas luchtmengsel hangt af van de concentratie<br />

van het gas in de lucht. Als deze concentratie te arm is, zegt men dat het mengsel te<br />

arm is om te ontploffen. Als de gasconcentratie stijgt tot dat het mengsel juist rijk<br />

genoeg is om te ontploffen hebben we de Onderste Explosiviteit grens - O.E.G. (in<br />

het Engels: Lower Explosive Level - L.E.L) bereikt.<br />

Bij de Bovenste Explosiviteit grens - B.E.G. (in Engels: Upper Explosive Level -<br />

U.E.L.) is het mengsel te rijk geworden en kan het niet meer ontploffen bij gebrek<br />

aan zuurstof: het verbrandt gewoon.<br />

0% lucht<br />

Ontploffing niet<br />

mogelijk<br />

Ontploffing<br />

mogelijk<br />

Verbranding<br />

ALGEMEEN<br />

100% lucht<br />

0% gas OEG<br />

BEG<br />

100% gas<br />

Met deze installatie kunnen automatisch de beveiligingsmaatregelen tegen<br />

gasexplosies worden ingeschakeld.<br />

De detector brengt permanent de meting van het verklikte gasconcentratie in de lucht<br />

naar de meet<strong>centrale</strong> over. Vooraleer de O.E.G. (onderste explosiegrens) van het<br />

gas in de lucht bereikt wordt, deze elektronische <strong>centrale</strong> heeft invloed op:<br />

- het sluiten van een gasklep,<br />

- het afsluiten van de elektrische stroom,<br />

- het inschakelen van een sirene.<br />

De <strong>centrale</strong> heeft 3 variabele alarmniveaus en een storingsniveau voor de<br />

detectorlus. Deze individuele relais functies verzekeren de op afstand bediende<br />

uitgangen.<br />

De <strong>centrale</strong> bezit tevens voor elke functie een handbediende registratie van de<br />

sirene.<br />

PLAATS VAN DE VERSCHILLENDE ONDERDELEN IN EEN<br />

INSTALLATIE<br />

Gevaarzone<br />

Zone met mogelijke<br />

gevaren<br />

Ongevaarlijke zone<br />

Centrale<br />

Detector<br />

<strong>Gas</strong>afsluiter<br />

Sirene<br />

Zwaailicht<br />

We bevelen ten sterkste aan de <strong>centrale</strong> buiten de gevaren zone te plaatsen!<br />

P 2<br />

Model_E_MAN01_NL.docx • V1R0


PLAATS EN POSITIE VAN DE DETECTOR<br />

De plaats en de positie van de detector is in het algemeen afhankelijk van 3 factoren:<br />

1. De dichtheid van het te detecteren gas (zie tabel met de kenmerken van enkele<br />

gassen, blz. 9)<br />

- <strong>Gas</strong>sen kunnen zwaarder en lichter zijn dan lucht. <strong>Gas</strong>sen die lichter zijn dan<br />

lucht hebben de neiging te stijgen, de anderen zakken.<br />

- Bij lichte gassen worden de detectors tegen het plafond geplaatst, bij gassen<br />

zwaarder dan lucht komen de detectors tegen de vloer.<br />

- Voor de detectie van gassen waar de dichtheid kort bij die van lucht ligt zoals<br />

bv. Acetyleen dienen detectors te worden voorzien voor plaatsing tegen de<br />

vloer EN het plafond.<br />

2. Het gedeelte van de gasinstallatie waar een lek mogelijk is (bv.: koppeling,<br />

dichting, veiligheidsklep).<br />

3. De luchtstroom in lokalen waar een natuurlijke of gedwongen ventilatie is. LET<br />

OP: de detectors mogen niet geplaatst worden in een luchtstroom met een<br />

snelheid van meer dan 0.5 m/sec.<br />

Aanbevelingen: de detector niet plaatsen:<br />

- Juist boven een fornuis,<br />

- Juist boven een gootsteen,<br />

- Naast een luchtextractor,<br />

- Buiten zonder regenbescherming,<br />

- Op een plaats waar de temperaturen buiten de toegelaten temperatuur zijn,<br />

- In een corrosief milieu,<br />

- Rechtstreeks in een luchtkanaal.<br />

- In een omgeving waar siliconen gebruikt worden.<br />

PLAATSEN EN BEVESTIGEN VAN CENTRALE EN DETECTOR<br />

1. Uitsparingen dienen gemaakt te worden bij de <strong>centrale</strong> voor de wartels, bovenaan<br />

of onderaan, afhankelijk van de plaats waar de elektrische kabels lopen. Let<br />

hierbij op de elektronische kaarten.<br />

2. Bevestiging van de elektronische <strong>centrale</strong>:<br />

a) Draai de vier plastieken bevestigingsschroeven aan de voorzijde los<br />

b) til het deksel van de <strong>centrale</strong> op met het voorfront.<br />

c) Bevestig de behuizing in de 4 voorziene gaten in de hoeken.<br />

d) Opgelet – Bij het maken van deze gaten kunt u eventueel het elektronische<br />

gedeelte losschroeven om eventuele beschadigingen te voorkomen.<br />

3. De detector wordt bevestigd met 2 schroeven in de voorgeboorde gaten aan de<br />

binnenzijde van de detector.<br />

P 3<br />

Model_E_MAN01_NL.docx • V1R0


AANSLUITING VAN DE CENTRALE MODEL E<br />

De alarm- en storingscontacten kunnen op verschillende manieren worden gebruikt,<br />

afhankelijk van de wensen van de klant. Deze contacten zijn potentieel vrij . Een<br />

voorbeeld vindt u op pagina 5.<br />

1. Als er kabels langs boven binnenkomen moeten de draden onder de<br />

elektronische kaart voorbijgaan om daarna aan de aansluitklemmen aangesloten<br />

te worden (er voor zorgen dat de draden tegen de bodem worden gedrukt).<br />

2. Sluit 230 V netspanning aan de verbindingsklemmen 20 en 21 van de <strong>centrale</strong> via<br />

een externe zekering. De gasafsluiter moet via dezelfde externe zekering aan de<br />

230 V netspanning aangesloten te worden (Schema 2 - blz. 5).<br />

3. Sluit de aarding aan de daarvoor bestemde bevestigingsschroef (Schema 1 -<br />

blz.5).<br />

Opgelet ! – Kabelsectie volgens de AREI (min. 1,5 mm 2 stijve draad) voor 230 V~.<br />

AANSLUITING VAN DE DETECTOR<br />

1. Bedradingskabel van de detector naar de <strong>centrale</strong>: bij het ontwerp van de<br />

<strong>centrale</strong> is ervan uitgegaan dat een afgeschermde kabel overbodig is. Toch als<br />

de kabel blootgesteld wordt aan de volgende elektromagnetische verliezen:<br />

zender, laspost, schakelen van relais, HF zenders, kabelbaanstoringen, is het<br />

beter een afgeschermde kabel te gebruiken om eventuele problemen achteraf te<br />

voorkomen.<br />

2. Sluit de verbindingsklemmen A, P en C afkomstig van de detector aan in de<br />

<strong>centrale</strong> volgens de aangegeven volgorde.<br />

3. Gebruik een drieaderige kabel (aarding niet inbegrepen).<br />

Opgelet! – Gebruik nooit 2 of meerdere draden om de draadsectie te verhogen. De<br />

kabel moet uit 1 lengte bestaan, geen tussenstukken. Zorg voor een degelijke<br />

bevestiging van de kabels.<br />

4. De maximaal toelaatbare doorsnede per aansluitklem bedraagt 2,5 mm 2 .<br />

5. De aansluitklemmen net genoeg vastdraaien als nodig met een aangepaste<br />

schroevendraaier.<br />

6. Schakel steeds de spanning af wanneer men werkzaamheden of wijzigingen<br />

uitvoert.<br />

Gelieve het volgende te respecteren:<br />

• De voedingsspanning van de detector zoals op het etiket van de detector is<br />

aangegeven.<br />

• De maximale toegelaten afstand in functie van de sectie van de geleiders (zie<br />

tabel).<br />

Kabel Sectie Maximale Lengte<br />

3 geleiders + aarding 1.5 mm 2 50m<br />

3 geleiders + aarding 2.5 mm 2 80m<br />

P 4<br />

Model_E_MAN01_NL.docx • V1R0


AANSLUITKLEMMEN VOOR DE CENTRALE MODEL E<br />

N<br />

L<br />

21<br />

20<br />

Voeding<br />

230V~ / 50Hz - 8W<br />

19<br />

NO<br />

18<br />

NC<br />

Derde alarmniveau Imax: 3A – 230V~<br />

17<br />

C<br />

Binnenzijde van de <strong>centrale</strong> Model E<br />

0V<br />

16<br />

15<br />

14<br />

13<br />

12<br />

11<br />

10<br />

9<br />

8<br />

7<br />

NO<br />

NC<br />

C<br />

NO<br />

NC<br />

C<br />

NO<br />

NC<br />

C<br />

Tweede alarmniveau Imax: 3A – 230V~<br />

Eerste alarmniveau Imax: 3A – 230V~<br />

Storing Imax: 3A – 230V~<br />

Uitgang gelijkstroom 0 Vdc (massa)<br />

+<br />

6<br />

Uitgang gelijkstroom +24 Vdc<br />

-<br />

5<br />

Uitgang voor externe sirene : I max = 100 mA (negatief commando)<br />

4<br />

C<br />

P<br />

A<br />

3<br />

2<br />

1<br />

C<br />

P<br />

A<br />

Detector<br />

Aansluiten van de aarding aan de bevestigingschroef<br />

Schema 1<br />

AANSLUITSCHEMA DAT HET MEEST WORDT TOEGEPAST VOOR<br />

DE CENTRALE MODEL E<br />

Aansluitklem van de alarm<strong>centrale</strong> Model E<br />

Bevestigingschroef<br />

A P C - + 0V<br />

L N<br />

1 2 3 4 5<br />

6 7<br />

8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19<br />

20 21<br />

- +<br />

Sirene ext.<br />

12 tot 24 V<br />

Imax: 100 mA<br />

Detector<br />

A<br />

P<br />

C<br />

Sirene ext.<br />

230 V~<br />

<strong>Gas</strong>afsluiter<br />

Flash<br />

Externe<br />

zekering<br />

In = 6A<br />

L<br />

N<br />

Schema 2<br />

P 5<br />

Model_E_MAN01_NL.docx • V1R0


INSCHAKELEN VAN DE CENTRALE<br />

Digitale uitlezing<br />

ON<br />

Aan/uitschakelaar<br />

Drukknop alarmtest<br />

OFF<br />

Drukknop test<br />

storing<br />

Drukknop Reset<br />

Aansluitklem<br />

Schema 3 : Moederkaart van de <strong>centrale</strong> Model E<br />

1. Schakel de externe zekering voor de <strong>centrale</strong> en gasafsluiter in.<br />

2. Binnenin de <strong>centrale</strong> op de elektronische kaart bovenaan(Schema 3) bevindt zich<br />

een schakelaar om de <strong>centrale</strong> in en uit te schakelen. Zet deze schakelaar op de<br />

ON positie.<br />

3. Als de spanning wordt aangesloten licht de groene LED en de digitale uitlezing op<br />

aan de voorzijde.<br />

4. Vervolgens wordt een geluidsignaal gegeven(pieptoon) ten teken dat de spanning<br />

is aangesloten. Na ongeveer 10 sec. gaat er een dubbel signaal over (twee<br />

pieptonen) ten teken dat de installatie in bedrijf is en naar behoren functioneert.<br />

5. Al het materiaal is gecontroleerd en heeft een 24-urentest ondergaan in de<br />

fabriek en is bovendien geijkt. Dit garandeert niet dat als U de installatie van het<br />

Model E hebt beëindigd de ijking nog juist is. Dit hangt af van de lengte van de<br />

kabel tussen de <strong>centrale</strong> en de detector. Laat daarom het apparaat steeds<br />

herijken en daarna jaarlijks opnieuw.<br />

6. Als er een gele controlelamp gaat branden dient u de kabelaansluiting tussen<br />

de <strong>centrale</strong> en de detector te controleren.<br />

P 6<br />

Model_E_MAN01_NL.docx • V1R0


CONTROLE VAN DE ALARM- EN STORINGSFUNCTIES VAN DE<br />

CENTRALE<br />

Binnen de behuizing bevinden zich 2 kleine drukknoppen (Schema 3 – blz. 6):<br />

1. Drukknop alarmtest : Wanneer men ± 5 sec. erop drukt zullen de alarmen<br />

gesimuleerd worden : de 3 relais schakelen om, de 3 rode LED’s lichten op en de<br />

interne buzzer werkt. De veiligheidsuitgangen worden ook in werking gesteld : bv.<br />

sirene, flash, gasafsluiter, … naar omstandigheden.<br />

2. Drukknop storingstest : Wanneer men ± 5 sec. erop drukt zal een storing van de<br />

detector, de leiding tussen de detector en de <strong>centrale</strong> gesimuleerd worden.<br />

N.B. – De testfuncties geven niet aan dat de <strong>centrale</strong> bij een bepaalde<br />

gasconcentratie wel degelijk gaat werken. Dit is uitsluitend mogelijk door een<br />

ijkgas in de meetkop te injecteren.<br />

PROBLEMEN MOGELIJKE OORZAKEN OPLOSSINGEN<br />

1. De groene LED en de<br />

display lichten niet op.<br />

- Aan/Uit schakelaar staat op OFF - Zet de schakelaar op ON<br />

- Netaansluiting niet in orde - Controleer de spanning op de<br />

verbindingsklemmen 20 en 21<br />

van de <strong>centrale</strong><br />

- Gesmolten smeltveiligheid - Vervang de smeltveiligheid<br />

2. Gele LED licht op. - De aansluitklemmen A, P, C van<br />

de detector zijn verkeerd<br />

aangesloten.<br />

- De detector is stuk (de<br />

impedantie die tussen A-C en P-<br />

C wordt gemeten moet dezelfde<br />

zijn)<br />

- Kabelbreuk tussen de <strong>centrale</strong><br />

en de detector<br />

- Controleer de bekabeling<br />

- Vervang de detector<br />

- Vervang de kabel<br />

3. Rode LED’s A1, A2 of A3<br />

licht(en) op<br />

- LET OP - Er is een gaslek! - Sluit handmatig de<br />

hoofdafsluitkraan van het gas,<br />

spoor de lekkage op, repareer<br />

het lek en druk daarna twee keer<br />

op RESET.<br />

4. Rode LED’s A1, A2 of A3<br />

lichten op en er is geen<br />

gaslek.<br />

- Slecht functionerende detector<br />

- Centrale is niet goed geijkt<br />

- Kabel is niet in orde<br />

- Slechte bekabeling<br />

- Externe storing<br />

- Controleer de detector (punt 2)<br />

- Laat de <strong>centrale</strong> opnieuw ijken<br />

- Vervang de kabel door een kabel<br />

met een grotere diameter<br />

- Controleer de bekabeling<br />

- Zie punt 5<br />

5. De weergave op het display<br />

beweegt voortdurend (min.<br />

2% onderste<br />

Explosiegrens) Eventueel<br />

een alarm.<br />

6. De drukknop testalarm<br />

functioneert niet voor het 2 e<br />

of 3 e niveau.<br />

7. De <strong>centrale</strong> geeft tijdens<br />

een gaslekkage geen alarm<br />

- Sterke storingen in de omgeving:<br />

machines, radiografische<br />

verbindingen, hoogfrequente<br />

communicatie, enz.<br />

- Verplaats zonodig eventueel de<br />

kabels, de antennes, de<br />

machines of de <strong>centrale</strong>.<br />

- De <strong>centrale</strong> is niet goed geijkt - Laat de <strong>centrale</strong> opnieuw ijken<br />

- De gasconcentratie is te zwak. - Klein gaslek<br />

- De detector bevindt zich niet in<br />

de gasuitstroom.<br />

- Het ontsnapte gas verdwijnt in<br />

een ventilatiekanaal<br />

- De detectiecel is niet meer<br />

gevoelig<br />

- Verplaats de detector<br />

- Plaats de detector vlakbij het<br />

ventilatiekanaal.<br />

- Vervang de detector<br />

P 7<br />

Model_E_MAN01_NL.docx • V1R0


8. De gasafsluitkraan is niet<br />

gesloten en er is een alarm<br />

(alarmniveau waarbij de<br />

gasafsluitkraan moet<br />

worden gesloten)<br />

- Slechte bekabeling tussen de<br />

gasafsluitkraan en de <strong>centrale</strong><br />

- De gasafsluitkraan functioneert<br />

niet<br />

- Controleer de bekabeling en het<br />

contact van het alarmrelais.<br />

- Controleer of er 220 V op de<br />

gasafsluitkraan staat. Zo ja<br />

vervang de gasafsluitkraan. Zo<br />

nee, controleer dan de<br />

schakelingen tussen de<br />

gasafsluitkraan en de <strong>centrale</strong>.<br />

Voor alle andere storingen neem contact met uw groothandelaar of <strong>Dalemans</strong>.<br />

WAT DOEN BIJ ALARM<br />

Volg de veiligheidsvoorschriften (gasalarm) die opgelegd zijn door uw<br />

veiligheidsverantwoordelijke.<br />

Eventuele aanbevelingen:<br />

Houdt u kalm en neemt de volgende regels in acht<br />

1. Doof alle brandende vlammen (inbegrepen sigaretten, pijp, enz.)<br />

2. Doof alle apparaten op gas.<br />

3. Sluit de hoofdgaskraan en/of de kraan van de gasfles (in geval van LPG).<br />

4. Geen elektrische apparaten of de gasdetectie <strong>centrale</strong> of lampen in- of<br />

uitschakelen.<br />

5. Open de deuren en vensters voor ventilatie.<br />

6. Reset de <strong>centrale</strong> nooit als deze zich in hetzelfde lokaal bevindt.<br />

Indien de gasconcentratie, afgelezen op de <strong>centrale</strong>, niet onder het alarmniveau<br />

daalt en als de oorzaak van de lek niet zichtbaar en/of herstelbaar is, verlaat het<br />

lokaal en verwittig onmiddellijk de gasleverancier en/of de nooddienst om de<br />

installatie te controleren en in veiligheidstoestand te brengen om eventuele<br />

herstellingen te verrichten.<br />

Wanneer het alarm stopt en zijn oorzaak gekend en gerepareerd is (bv. een open<br />

gedoofd fornuis), mag de gasaanvoer weer geopend worden als u zeker bent dat alle<br />

gastoestellen dichtgedraaid zijn.<br />

ONDERHOUD<br />

Detectietoestellen voor ontplofbare gassen moeten jaarlijks geijkt worden, in<br />

bepaalde gevallen 3 of 4 keer per jaar of zelfs meer. Dit is noodzakelijk om het<br />

gevoeligheidsverlies van de sensoren te compenseren. De ijking wordt door de<br />

fabrikant of door zijn plaatselijke verdeler uitgevoerd. Dit gebeurt door middel van<br />

een aangepast ijkgas, afhankelijk van het te detecteren gas en van zijn onderste<br />

explosie grens.<br />

P 8<br />

Model_E_MAN01_NL.docx • V1R0


KARAKTERISTIEKEN<br />

Tabel 1 - Technische kenmerken van de <strong>centrale</strong> Model E<br />

Model<br />

Merk<br />

Model E<br />

DALEMANS<br />

Keuringen EN 50081-1<br />

EN 50082-1<br />

EN 60065<br />

Type ingang<br />

Aantal ingangen 1<br />

mV - Brug van Wheatstone<br />

Aflezing in O.E.G.<br />

Alarmfuncties<br />

Digitaal - 0 tot 99% O.E.G.<br />

3 alarmniveau’s met regelbare temporisatie<br />

Storingsfunctie<br />

Alarmniveau’s en temporisaties<br />

Zelfcontrole van de detectiekring<br />

Regelbaar door interne toetsen<br />

Algemene uitgangen Alarm 1: 1 wisselcontact 3A, 230 V~<br />

Alarm 2: 1 wisselcontact 3A, 230 V~<br />

Alarm 3: 1 wisselcontact 3A, 230 V~<br />

Storing : 1 wisselcontact 3A, 230 V~<br />

Geluidsignalen<br />

Regelbare waarden<br />

Regelbare functies<br />

Hoofdvoeding<br />

Elektrisch vermogen<br />

Behuizing<br />

- Interne zoemer<br />

- Voor externe sirene:<br />

Transistoruitgang Imax 100mA - 24V<br />

- Waarde van de alarmniveau’s<br />

- Waarde van de vertraagde activering<br />

van elke alarmdrempel : max 99 sec.<br />

- Manuele of automatische RESET voor<br />

elke alarmdrempel<br />

230 V~ ±10%, 50Hz<br />

8W (in 230 V~)<br />

IP55 met venster<br />

Afmetingen (H x B x D) 170 x 135 x 112<br />

Gewicht<br />

1 kg<br />

Toegelaten omgevingstemperatuur - 10°C tot 40°C<br />

Aansluiting<br />

Schroefklemmen<br />

Max 1 x 2.5mm² of 2 x 1.5mm²<br />

Tabel 2 - Kenmerken van enkele gassen (IEC 60079-20-1)<br />

<strong>Gas</strong> Formule Dichtheid<br />

O.E.G.<br />

%<br />

B.E.G.<br />

%<br />

Plaats<br />

Acetyleen (CH) 2 0.90 2.3 100 Plafond + vloer<br />

Butaan C 4 H 10 2.05 1.4 9.3 Vloer<br />

Waterstof H 2 0.07 4.0 77 Plafond<br />

Isobutaan (CH 3 ) 3 CH 2.05 1.3 9.8 Vloer<br />

Metaan CH 4 0.55 4.4 17 Plafond<br />

Propaan C 3 H 8 1.56 1.7 10.9 Vloer<br />

Ethyleen-oxide C 2 H 4 O 1.52 2.6 100 Vloer<br />

P 9<br />

Model_E_MAN01_NL.docx • V1R0


NOTITIES


OFFICIELE DISTRIBUTEUR<br />

DALEMANS n.v.<br />

rue Jules Mélotte 27 • B-4350 Remicourt<br />

Tel. : +32 (0)19 54 52 36 • Fax : +32 (0)19 54 55 34<br />

info@dalemans.com<br />

www.dalemans.com

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!