07.02.2014 Views

Lestips 2006 - Thema: Mijn Familie - Jeugdboekenweek

Lestips 2006 - Thema: Mijn Familie - Jeugdboekenweek

Lestips 2006 - Thema: Mijn Familie - Jeugdboekenweek

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>Jeugdboekenweek</strong> <strong>2006</strong> <strong>Mijn</strong> familie · Jill Schoonvliet en Inge Verbeeck<br />

<strong>Lestips</strong> voor kleuters


woord vooraf<br />

<strong>Mijn</strong> boekenkast is mijn familie. Ze was er al voor ik er was, hopelijk bestaat ze<br />

nog lang nadat ik er niet meer ben. Maar niet zonder dat ik hen heb leren kennen,<br />

een deel van hen ben geworden. En mijn stempel heb kunnen achterlaten.<br />

Ik heb familieleden die me troosten, ontroeren, die me kwaad maken, me<br />

verwarren, me de weg wijzen. Er zijn er die me aan het lachen maken, met wie ik<br />

gewoon een goed gesprek kan voeren. Er zijn er stokoude bij, die wijs en geduldig<br />

wachten tot ik klaar voor hen ben. Natuurlijk heb ik ook verre neven en nichten,<br />

die ik alleen op vaste momenten in het jaar zie. En er zijn er de heel bijzondere,<br />

die ik in mijn hart heb gesloten, omdat ik zonder hen niet was wie ik nu ben. Ik<br />

kan me mijn leven niet voorstellen zonder hen.<br />

1<br />

Echte boeken in de klas, daar staat <strong>Jeugdboekenweek</strong> <strong>2006</strong> voor. Omdat boeken<br />

onmisbaar zijn in uw school. Boeken als familie, boeken die over familie gaan, het<br />

thema van dit jaar.<br />

We inspireren u graag met deze lestips, ze helpen u met de boeken aan de slag te<br />

gaan. De principes bij elke lestips verwijzen naar de basisbrochure Leesbevordering,<br />

hoe doe je dat? die u bij Stichting Lezen kunt bestellen. In negen stellingen doet<br />

het uit de doeken hoe u leesplezier in de klas en de bibliotheek kunt doorgeven.<br />

Voor meer info over <strong>Jeugdboekenweek</strong> kunt u terecht op<br />

www.jeugdboekenweek.be.<br />

Ik hoop dat u hen een warm welkom geeft, deze nieuwe familieleden. En dat ze<br />

snel een bijzonder plekje krijgen in de thuis van uw leerlingen.<br />

Namens Stichting Lezen,<br />

Gerrit Janssens


Mama, papa en ik<br />

Lees- en lestips voor kleuters<br />

Jill Schoonvliet en Inge Verbeeck<br />

Om genoeg ruimte te laten voor persoonlijke invulling<br />

en de eigenheid van elke klasgroep kozen we ervoor een<br />

aantal lessuggesties per boek te maken die je niet in chronologische<br />

volgorde af kunt werken. Je vindt dus geen<br />

lesjes van A tot Z, wel een aantal ideeën die je op je eigen<br />

manier kunt invullen. Op die manier kun je ook kiezen of<br />

je slechts even met het boek wil werken of er een langere<br />

periode mee aan de slag wilt.<br />

Een boek is moeilijk vast te pinnen op één leeftijdsgroep<br />

en niet elk kind in een leeftijdsgroep is op hetzelfde<br />

moment ontvankelijk voor hetzelfde boek. Daarom hebben<br />

we geen leeftijden vermeld. De suggesties voor Max en<br />

de maximonsters en Jubelientje zijn, net als de boeken, het<br />

meest geschikt voor de oudste kleuters.<br />

Veel boekenplezier!<br />

Za-za’s baby broertje<br />

Lucy Cousins<br />

Leopold, 2000. (4 de druk)<br />

Principe 9: Van lezen ga je doen<br />

Over de auteur/illustrator<br />

Lucy Cousins (1964) werd in Engeland geboren. Ze volgde<br />

de kunstacademies van Canterbury en Brighton en studeerde<br />

nadien aan het Royal College of Art in Londen. Nog<br />

tijdens haar opleiding maakte ze haar eerste prentenboek,<br />

Portly’s Hat, een zwartwitprentenboek over een pinguïn.<br />

Ze werkt het liefst voor jonge kinderen.Ze is bekend door<br />

haar stoffen babyboekjes en door de serie boeken over<br />

Muis. Daarmee won ze onder meer al een Vlag en Wimpel<br />

van de penseeljury en een Zilveren Penseel.<br />

Lucy’s prentenboeken vallen op door het gebruik van felle<br />

primaire kleuren. De illustraties zijn eenvoudig maar<br />

geven de essentie weer. Opvallend is de aandacht voor<br />

detail en humor. De figuren worden van de achtergrond<br />

gescheiden door een dikke zwarte omkadering wat de<br />

prenten voor jonge kleuters toegankelijk maakt.<br />

3<br />

Over het boek<br />

Zaza’s mama krijgt een baby en plots is alles anders.<br />

Mama en papa zijn de hele dag druk bezig en hebben geen<br />

tijd voor Zaza. De hele wereld lijkt wel om de kleine baby<br />

te draaien. Er is zelfs geen tijd voor een knuffel of voor<br />

voorlezen. Als Zaza’s mama Zaza aanmoedigt om de fijne<br />

kanten van de baby te ontdekken, komt alles weer goed.<br />

Aan de slag<br />

Bied dit boek aan in de klas als een kleuter een broertje of<br />

zusje verwacht. Je start het vertelmoment met het voorstellen<br />

van het geboortekaartje van Zaza’s babybroertje. Door<br />

middel van de prenten uit het boek breng je het verhaal.<br />

Het is voor kinderen leuk om betrokken te worden bij het<br />

voorbereiden van de komst van de baby. Enkele ideeën om<br />

met kleuters in de klas te doen:<br />

- lijstjes maken met mooie namen: een gesprek over het<br />

belang van namen, het kiezen van namen voor huisdieren<br />

en knuffeldieren… Vind je je eigen naam mooi, hoe zou jij<br />

je kindje noemen?


4<br />

- richt de poppenhoek opnieuw in, net zoals de veranderingen<br />

thuis: een babybedje, kleine lakentjes, kleine speelgoedjes<br />

worden opgeborgen…<br />

- geboortekaartje ontwerpen: een tekening van broer of zus<br />

in de buik verstopt achter een luikje, samen een kort versje<br />

maken.<br />

- de winkel van de klas wordt een suikerbonenwinkel met<br />

doosjes, lintjes, stempels…<br />

- geheimhouding: zal het een jongen of een meisje zijn?<br />

Wanneer mag ik het aan mijn vriendjes vertellen? Wat is<br />

een geheim? Mag je dat aan iedereen vertellen?<br />

Verzamel allerlei dozen, hoepels, lakens… om samen met<br />

de kleuters kleine donkere ruimtes te creëren. Laat de kleuters<br />

hiermee experimenteren. Je kunt volgende impulsen<br />

geven: met z’n hoevelen kun je in een doos, hoe klein kun<br />

je je oprollen, kun je je omdraaien, wat gebeurt er als je<br />

niest, kun je schoppen tegen de wand, kun je elkaar horen<br />

als je door de wand spreekt? Met de lakens kunnen de kinderen<br />

zelf dikke buiken maken. Kunnen ze tonen dat hun<br />

buik zwaar is en moeilijk om mee te stappen?<br />

Mogen we zelf even opnieuw baby zijn? Plots zijn kleuters<br />

grote broer of grote zus. Vaak hebben ze het moeilijk<br />

met die nieuwe rol. Kleuters willen opnieuw in de wieg,<br />

babyvoeding eten, gedragen worden enzovoort. Geef hen<br />

de kans om binnen al dan niet geleide rollenspelletjes de<br />

babyrol te verkennen.<br />

De verzorghoek<br />

In deze hoek bied je allerlei materialen aan om rollenspel<br />

te ondersteunen: babypoppen, kinder kleertjes, een<br />

babyweegschaal, luiers, papflessen, slabben, een wieg of<br />

babybedje, een draagdoek, een badje, boekjes om voor<br />

te lezen, knuffeldieren, een schommelstoel, cd met<br />

meditatieve muziek… Je kunt tijdens het spel impulsen<br />

geven om ook volgende aspecten aan bod te laten komen:<br />

knuffelen, troosten, aan het lachen maken…<br />

Hoe bewegen volgende babydieren zich voort? Welk<br />

geluid maken ze? Zebra’s, olifanten, vissen, vleermuizen,<br />

kikkers… Kleuters beelden uit en bootsen de geluiden na.<br />

Ondersteun met beeldend materiaal.<br />

Vragen die je met kinderen kunt behandelen:<br />

Het mysterie in de buik: hoe is het daar geraakt? Kan<br />

het daar zwemmen? Wie heeft mama’s buik, die net een<br />

ballon is, vol lucht geblazen? Is er een nachtlampje in<br />

mama’s buik? Hoe is het om zo weinig bewegingsruimte<br />

te hebben? Waarom moet er nog een baby bij? Het is toch<br />

best leuk zo? Kan de baby ook niet even in papa’s buik?<br />

Vinden mama en papa mij nog even leuk? Waarom maken<br />

baby’s zoveel lawaai en moeten wij altijd stil zijn? Valt de<br />

spaghetti die mama eet op baby’s hoofdje?<br />

Voor diegenen die vertrouwd zijn met de Sherbornetechniek:<br />

je kunt de kleuters ook enkele oefeningen met<br />

hun pop laten uitvoeren.<br />

De bibliotheek<br />

Laat kleuters in de bib op zoek gaan naar boekjes voor<br />

baby’s. Zijn ze geschikt of niet? Bespreek met hen<br />

waarom wel, waarom niet.<br />

Als de baby er is…<br />

Je kunt samen met de kleuter(s) een eerste stap zetten<br />

naar een positief contact met de nieuwe baby. Wat zou de<br />

kleuter zelf willen geven? De kleuters brengen een stukje<br />

speelgoed mee dat ze willen afstaan aan de nieuwe baby:<br />

waarom geven ze net dat stukje speelgoed? De kleuters<br />

pakken hun cadeau in.<br />

Welk slaapliedje gaan we straks voor de baby zingen?<br />

Vorm een orkest met zachte instrumenten: belletjes,<br />

triangel, regenbuis, flessen gevuld met water, schuddoosjes…<br />

Je kunt werken met contrasten tussen luid en<br />

stil. Kleuters kunnen ook zachtjes zingen.


<strong>Mijn</strong> papa is een reus<br />

Carl Norac, Ingrid Godon (ill.)<br />

Leopold, 2004.<br />

Principe 9: Van lezen ga je doen<br />

Over de auteur<br />

Carl Norac (1960) is een Franstalige Belg met een diploma<br />

leerkracht Frans. Hij schrijft jeugdboeken, poëzie en<br />

theater voor jongeren en volwassenen. Hij maakte ook<br />

reisboeken over zijn reizen in Noorwegen, Indonesië,<br />

Senegal en Quebec. Samen met Carll Cneut maakte hij het<br />

prentenboek Het hart van Tom<br />

dat uitgegeven werd bij De<br />

Eenhoorn. Carl houdt ervan in Frankrijk en België rond<br />

te trekken om met kinderen uit het kleuteronderwijs te<br />

praten over zijn boeken en zijn reizen.<br />

Over de illustrator<br />

Ingrid Godon (1958) is geboren in Antwerpen. Haar<br />

tekentalent werd opgemerkt door een leraar in de kunsthumaniora.<br />

Toen Standaard Uitgeverij Antwerpen haar<br />

een grote opdracht gaf om lesmateriaal voor het vak<br />

wereldoriëntatie te illustreren, ging de bal aan het rollen.<br />

Ze is nu voltijds illustrator, ook van educatieve uitgaven,<br />

kinderboeken en -tijdschriften als Zonnekind, Doremi en<br />

Dopido. Ze werkt rechtstreeks voor Franse uitgeverijen als<br />

Casterman, Bayart Presse, Hachette en voor het Engelse<br />

Macmillan. Voor Wachten op matroos (2000) ontving ze<br />

samen met André Sollie de Gouden Griffel en een Vlag<br />

en Wimpel van de Penseeljury. In Vlaanderen werd dit<br />

boek dubbel bekroond met een Boekenpauw en een<br />

Boekenwelp. In twintig jaar illustreerde ze meer dan<br />

honderd kinderboeken en maakte een grote hoeveelheid<br />

tekeningen voor kindertijdschriften.<br />

Over het boek<br />

“Als ik hem wil knuffelen, moet ik op een trap klimmen.<br />

Als hij niest, lijkt het of er een storm opsteekt. Hij blaast<br />

de hele zee weg. En als we voetballen, schopt hij de bal<br />

zo hoog als de maan...” <strong>Mijn</strong> papa is een reus is een vertederend<br />

boek over een klein jongetje dat opkijkt naar zijn<br />

vader en zeker weet dat die met heel zijn reuzenhart van<br />

hem houdt.<br />

Aan de slag<br />

Stel een fotoboekje samen van de belangrijkste momenten<br />

uit het boek. Vanuit de foto’s vertel je het verhaal. Bij<br />

de tweede keer is het leuk een vertelpantomime te<br />

organiseren. Jij vertelt het verhaal en benadrukt concrete<br />

werkwoorden terwijl je de kinderen de handelingen<br />

laat uitbeelden. Je kunt de kleuters hier per twee laten<br />

uitbeelden. De papa staat op een stoel.<br />

Naast de uitgewerkte relatie tussen vader en zoon spelen<br />

ook deze elementen een belangrijke rol in dit boek:<br />

beweging en spelen met perspectief.<br />

De volgende bewegingen komen aan bod: klimmen,<br />

verstoppen, uitrusten, niezen en blazen, vallen, vliegen,<br />

voetballen, schoppen, stuiteren, hollen, trillen, stevig<br />

vasthouden. Deze bewegingsvariaties kun je integreren<br />

in een parcours of vertelpantomime. Laat de kleuters<br />

expressief bewegen. Benoem de handelingen met het<br />

meest concrete werkwoord: beven is anders dan daveren.<br />

Zorg voor een bijkomend onderscheid: deze bewegingen<br />

kunnen worden uitgevoerd door een kind, maar ook door<br />

een reus of een muis of een bijtje of een giraf. Hier wordt<br />

een aanzet tot dramatische expressie mogelijk. Doe actief<br />

mee om de kleuters te stimuleren.<br />

In het boek wordt het perspectief van waaruit het kind<br />

de wereld, en dan vooral zijn vader, bekijkt, enorm<br />

uitvergroot. Dat levert een verrassend effect op. Als<br />

juf of meester geef je aanzetten om over perspectief te<br />

fantaseren: een traan van deze papa vult een hele emmer,<br />

een zakdoek is zo groot als een slaapzak, het snurken lijkt<br />

wel een aardbeving. Het is leuk om je te verstoppen in zijn<br />

broekzak. Kruip zelf als juf in de rol van dit kind of breng<br />

de voorwerpen mee zodat de kinderen zich de absurde<br />

situaties kunnen voorstellen. Begin je tanden te poetsen<br />

met de veger van de klas. Hilariteit verzekerd!<br />

Een aantal ideeën om het contrast tussen klein en groot te<br />

exploreren: de groeimeter. Alle kleuters worden gemeten.<br />

Na een half jaar herhaal je dit. Leuk is als ook de directeur<br />

of de kinderverzorgster en de klaspop hun lengte op de<br />

groeimeter aanduiden.<br />

5


6<br />

Verzamel allerlei ballen van verschillende grootte: naast<br />

de knikkers en de voetbal die in het boek aan bod komen,<br />

voorzie je ook strandballen, tennisballen, pingpongballen,<br />

ballonnen, een of andere heel erg zware bal en een zitbal.<br />

De kleuters staan in een kring en geven op jouw teken<br />

of op muziek een van de ballen aan elkaar door. Als de<br />

muziek stopt gaat de bal uit de kring en doen de kleuters<br />

alsof ze die bal aan elkaar doorgeven. Ze moeten goed<br />

laten zien welke bal ze aan het doorgeven zijn: is hij groot<br />

of klein? Zwaar of licht? Let op: als de imaginaire bal valt,<br />

moeten ze hem weer oprapen. Je kunt de manier van doorgeven<br />

variëren: rollen, gooien, stuiteren. Je kunt het tempo<br />

opdrijven of vertragen. Je kunt de ballen gebruiken om ze<br />

tijdens zelfstandig spelen te laten rangschikken van klein<br />

naar groot, per kleur…<br />

Aan iemands stem kun je vaak horen of die groot of klein<br />

is: je kunt vertrekken van geluidsopnames of van beelden.<br />

In het eerste geval maken kleuters zich groot of klein bij<br />

het horen van de opgenomen stem, in het tweede geval<br />

laten ze horen hoe de mensen op de foto’s zouden kunnen<br />

klinken.<br />

Klein of groot zijn heeft voor- en nadelen. Dat probeer je<br />

de kleuters te laten ondervinden. Met grote, opgevulde<br />

werkhandschoenen proberen ze kleine nageltjes op te<br />

rapen. Met veel te grote schoenen proberen ze over een<br />

rechte lijn te lopen. In een reuzenbed gemaakt van grote<br />

lakens en veel kussens gaan ze op zoek naar een kleine<br />

knuffel.<br />

Dit boek is bruikbaar in de periode rond vaderdag. Het<br />

spreekt voor zich dat je de link naar de eigen papa’s kunt<br />

leggen. Elk kind vindt zijn papa de baas van de wereld.<br />

Ga op zoek naar papa’s speciale talenten die je samen<br />

met de kinderen kunt verkennen en uitvergroten. Een<br />

brandweerpapa kan heel goed de plantjes water geven, een<br />

pc-papa komt een nieuw spelletje op de computer zetten,<br />

een timmerpapa komt de winkel renoveren. Laat je leiden<br />

door wat de kinderen zelf aanbrengen.<br />

De bibliotheek<br />

Elke kleuter zoekt voor zijn vader een mooi informatief<br />

boek als geschenk voor vaderdag. Zo leren de kinderen ook<br />

eens andere boeken op een andere afdeling kennen.


Max en de maximonsters<br />

Maurice Sendak<br />

Lemniscaat, 2001. (11de druk)<br />

Voor de oudste kleuters<br />

Principe 7: De boekenbabbel<br />

Over de auteur/Over de illustrator<br />

Maurice Bernard Sendak werd in 1928 geboren in<br />

New York. Zijn ouders waren Poolse immigranten uit<br />

Warschau die al vóór de Eerste Wereldoorlog naar de<br />

Verenigde Staten gingen. In zijn werk verenigt Sendak<br />

de oude wereld van de Pools-Joodse dorpssfeer en de<br />

indrukken uit de wereldstad. Al op zijn negentiende<br />

verschenen zijn tekeningen. Na zijn schooluren maakte<br />

hij achtergronden voor de strips van All American Comics.<br />

Hij hield nooit op met illustreren. Zijn Where the wild<br />

things are (vertaald als Max en de Maximonsters) werd een<br />

keerpunt in zijn carrière.<br />

Hoofdzakelijk gaat zijn werk over hoe kinderen met behulp<br />

van fantasie omgaan met sterke emoties en angsten.<br />

De manier waarop hij dat in beeld brengt - open, eerlijk<br />

en zonder sentimenteel te worden - zorgde voor heel wat<br />

controverse. Sendak ontketende een revolutie in de kinderboekenwereld:<br />

hij verlegde de grenzen van wat kon en niet<br />

kon.<br />

Als eerste Amerikaanse illustrator won hij de Hans Christian<br />

Andersen Award voor zijn oeuvre. In 2003 ontving hij<br />

de eerste Astrid Lindgren Award voor zijn illustratiewerk.<br />

De jury noemde hem “dé man van het moderne prentenboek”.<br />

Ondertussen heeft hij negentien boeken zelf geschreven<br />

en geïllustreerd. Daarnaast illustreerde hij meer<br />

dan zestig boeken van andere auteurs.<br />

Over het boek<br />

Max en de maximonsters vertelt het verhaal van Max die<br />

naar zijn kamer wordt gestuurd omdat hij te wild is<br />

geweest. Omdat hij kwaad is, verzint hij een hele, nieuwe<br />

wereld met monsters waarvan hij uiteindelijk koning<br />

wordt. Het leverde Sendak in 1964 de Caldecott Medal<br />

op. Sindsdien is hij is een van de grootste namen in de<br />

kinderboekenwereld.<br />

Het is een belangrijk boek omdat het een van de eerste<br />

kinderboeken is waarin een auteur het verhaal vertelt<br />

door de ogen van een kind. De auteur neemt ons mee in<br />

de fantasie van de kleine jongen zonder een pedagogisch<br />

standpunt in te nemen.<br />

Aan de slag<br />

Maak van de prenten grote slides die je tijdens het vertellen<br />

projecteert met een overheadprojector. Op die manier<br />

ontstaan grote monsters op de klasmuren. Zorg voor passende<br />

achtergrondmuziek en gebruik de juiste verteltoon<br />

om verschillende sferen bij de kinderen te doen leven:<br />

stout zijn, vluchten in je fantasie, de baas zijn…<br />

Het verhaal zal in elk geval reacties uitlokken. In een<br />

filosofisch gesprek kun je vertellen dat boos zijn verschillende<br />

vormen kan aannemen. Als je boos bent, wil je op<br />

één of andere manier stoom aflaten. Hoe kan dat zonder<br />

andere mensen te kwetsen, te hinderen? Bespreek met de<br />

kinderen een aantal mogelijkheden. Wat zijn de gevolgen?<br />

Wat doen zij als ze kwaad zijn? Luide muziek opzetten,<br />

met kussens gooien, tegen een boksbal slaan, springen,<br />

heel hard gaan lopen of schreeuwen, huilen, oud papier<br />

tot proppen maken en ermee gooien, een koude douche<br />

nemen, al het haar van je pop knippen, iemand pijn doen,<br />

heel de snoepjespot leeg eten, de hond opjagen… Laat de<br />

kleuters enkele zaken ondervinden en bespreek het effect<br />

op zichzelf en anderen.<br />

Emoties zijn voor kinderen moeilijk om te verwoorden.<br />

Ga daarom op zoek naar alternatieve manieren waarop zij<br />

kunnen tonen wat ze voelen. Zo kun je een speciale stoel<br />

reserveren: als je daarop zit, wil je even met rust gelaten<br />

worden. Individuele gevoelsmeters (een graadmeter met<br />

een wasknijper) kunnen dienen om de basisgevoelens<br />

(blij, boos, bang, verdrietig) te visualiseren. Introduceer het<br />

gebruik van deze meters klassikaal en voorzie momenten<br />

waarop je dit kunt bespreken. Het maakt in principe<br />

niet uit welk middel je gebruikt. Ze werken allemaal als<br />

kinderen er een uitlaatklep in vinden en als ze weten dat er<br />

aan hun signaal gehoor wordt gegeven.<br />

In het boek is Max kwaad op mama. Waarom ben jij soms<br />

boos op je ouders? Wat doe je dan? Zijn je ouders soms<br />

boos op jou? Hoe voel je je dan? Hoe maak je het weer<br />

7


goed? Sta met de kinderen even stil bij het einde van het<br />

verhaal. Vraag hen of ze denken dat mama nog steeds<br />

kwaad is op Max. Waaraan kun je dat zien?<br />

De bibliotheek<br />

Ga samen met de kleuters op zoek naar boeken over<br />

monsters. Ze kunnen hier inspiratie opdoen om later zelf<br />

monsters te maken, te spelen… Boeken over draken en<br />

dinosaurussen zijn ook bijzonder bruikbaar.<br />

8


De knuffelkoningin<br />

Kristien Aertssen<br />

De Eenhoorn, 2004. (2de druk)<br />

Principe 1: Wie woorden zaait<br />

snoepen en gezond eten, zandtaartjes, heerlijke geuren,<br />

de bakker bezoeken… De bloemenkoningin biedt allerlei<br />

mogelijkheden in verband met planten, buiten bewegen,<br />

zaaien, ruiken, snoeien, gieten… Verken samen met de<br />

kleuters de mogelijkheden.<br />

Over de auteur/illustrator<br />

Kristien Aertssen werd geboren in Antwerpen in 1953.<br />

Ze studeerde na haar universitaire opleiding grafische<br />

vormgeving in Antwerpen en illustratie in Amerika. Ze<br />

leidt nu zelf toekomstige illustratoren op aan de Antwerpse<br />

Academie. Ze werkte ook een tijdje in een jeugdatelier,<br />

waarna ze kinderboeken begon te illustreren.<br />

Je kunt haar werk herkennen aan het uitbundige<br />

kleurgebruik. Ze houdt ervan gekke situaties te tekenen in<br />

zwierige composities. Ook gebruikt ze vaak verschillende<br />

technieken op één prent. Ze laat zich graag inspireren door<br />

kindertekeningen, primitieve kunst, wereldmuziek... Sinds<br />

1999 schrijft Kristien Aertssen ook zelf kinderboeken.<br />

Haar boeken vertellen op een speelse manier over situaties<br />

vol geestige warmte.<br />

De attributen die je gebruikt hebt tijdens het vertellen kun<br />

je ook aanbieden tijdens zelfstandig spel. Zo kunnen de<br />

kleuters op hun eigen manier het verhaal herbeleven.<br />

Knuffelen staat centraal in het verhaal.<br />

- Knuffel je graag? Wie wel, wie niet?<br />

- Waarom knuffel je?<br />

- Knuffelen jullie elkaar?<br />

Knuffelen doe je ook met je lievelingsbeer. Je kunt samen<br />

een knuffelhoek inrichten. Laat de kleuters zachte materialen<br />

meebrengen van thuis en geef ze een plaats in de hoek.<br />

Bespreek met de kinderen wat je ermee kunt doen: een<br />

zachte berg maken en je erin laten vallen, terwijl je zelf ligt<br />

een andere kleuter met een laken over jou laten wapperen,<br />

elkaar zachtjes kriebelen, je verstoppen in de zachte berg…<br />

9<br />

Over het boek<br />

De prinses wil graag een knuffel, maar Koningin Mama<br />

heeft het veel te druk. Daarom gaat de prinses met een<br />

vliegtuigje van Koningin Mama op zoek naar de Knuffelkoningin.<br />

Maar waar ze ook zoekt, ze kan haar niet vinden.<br />

De prenten voegen door hun diepgang en rijkdom een<br />

extra dimensie toe aan het verhaal.<br />

Het boek zet mensen aan om tijd te maken voor elkaar<br />

en samen leuke dingen doen. Bespreek met je klas wat je<br />

kleuters graag doen. Schrijf elke suggestie op een blaadje<br />

papier en stop alle suggesties in de knuffelkoffer. Op geregelde<br />

tijdstippen kan er uit de knuffelkoffer gevist worden.<br />

De nadruk ligt op het genieten van samen spelen, naar<br />

verhalen luisteren, werken, helpen, zijn...<br />

Aan de slag<br />

Breng het verhaal van de knuffelkoningin dramatiserend,<br />

speel als juf de verschillende koninginnen met verschillende<br />

accessoires. Laat het einde nog even open. Je stopt<br />

vlak voor de prinses naar mama teruggaat. Het verhaal is<br />

een repeteerverhaal, je kunt er koninginnen bij verzinnen<br />

of weglaten. Laat de kinderen zelf een einde bedenken.<br />

De illustraties vertellen meer dan de tekst. Door ze bij<br />

een tweede vertelbeurt als praatplaat te gebruiken kom<br />

je op het spoor van de interesses van de kinderen. Elke<br />

koningin kan op die manier aanleiding geven tot een<br />

activiteit of zelfs tot een project. De koekjeskoningin doet<br />

ons denken aan zelf koekjes bakken, spelen met zoutdeeg,<br />

Om bij de eigen mama’s te komen, kun je de kleuters<br />

vragen wat voor koningin hun mama zou kunnen zijn.<br />

Wat zouden ze eens heel graag samen met mama doen?<br />

Wat doen ze als mama even geen tijd heeft?<br />

De bibliotheek<br />

Verstop een aantal kleine en grotere knuffels in de<br />

verschillende afdelingen in de bibliotheek. De kleuters<br />

gaan op zoek en verzamelen alles op een grote berg.


10<br />

Het grote boek van Jubelientje<br />

Hans Hagen, Philip Hopman (ill.)<br />

Van Goor, 2003.<br />

Voor de oudste kleuters<br />

Principe 8: Leesbevordering, geen tijdverlies<br />

Over de auteur<br />

Hans Hagen (1955) begon als leerkracht en maakte met<br />

de theatergroep Sternis heel wat schoolvoorstellingen. In<br />

1985 werd hij redacteur voor jeugdmagazines, in 1987<br />

werd hij voltijds schrijver. Hoewel hij in ons land de laatste<br />

jaren vooral bekend is om dichtbundels voor kinderen als<br />

Jij bent de liefste (Querido, 2000), heeft hij ook heel ander<br />

werk op zijn naam staan. Zijn poëzie voor kinderen is<br />

helder, ritmisch, eenvoudig, humoristisch en af en toe<br />

ook heel ernstig. Hans Hagen kreeg een Gouden Griffel<br />

voor De dans van de drummers (Prometheus, 2003) en won<br />

ook al vier Zilveren Griffels. Zijn werk is in elf landen<br />

vertaald. Hij hoort bij de beste hedendaagse Nederlandse<br />

jeugdauteurs.<br />

Over de illustrator<br />

Philip Hopman (1961) komt uit een familie van tulpenkwekers.<br />

Na de middelbare school ging hij naar de Rietveld<br />

Academie in Amsterdam waar hij illustratie studeerde<br />

en les kreeg van onder andere Thé Tjong-Khing. In 1988<br />

illustreerde hij zijn eerste boek: Een reuze heksentoer<br />

(Leopold, 1988). Inmiddels illustreerde hij al meer dan<br />

honderd boeken, waaronder de Jubelientje-boeken van<br />

Hans Hagen. Hij won ook al een Vlag en Wimpel en een<br />

Zilveren Penseel.<br />

Over het boek<br />

In Het grote boek van Jubelientje werden drie delen<br />

verzameld: Jubelientje en haar liefste oma (1991), Jubelientje<br />

leert lezen (1993) en Jubelientje legt een ei (1995). Elk boek<br />

bevat korte hoofdstukken die telkens een afgerond verhaal<br />

vertellen. Toch loopt er nog een grotere verhaallijn door<br />

alle hoofdstukken heen. Door de korte hoofdstukken is<br />

dit boek ideaal om voor te lezen maar ook zelf lezen blijft<br />

een belevenis. De frisse, originele personages blijven je<br />

verbazen en zorgen voor veel leesplezier. (Pluizuit.be)<br />

Aan de slag<br />

Dit is een prima boek om met de oudste kleuters de dag af<br />

te sluiten. Je kunt bij wijze van ritueel elke dag eindigen<br />

met een verhaal over Jubelientje. Vijf- en zesjarige kleuters<br />

kunnen zich met het hoofdpersonage identificeren. Het is<br />

leuk om het voorleesritueel op dezelfde manier te starten<br />

en ook te eindigen. Je hoeft de verhaaltjes niet achter<br />

elkaar af te werken. Je selectie wordt bepaald door wat op<br />

dat moment leeft bij de kinderen. Stapelbed<br />

bijvoorbeeld<br />

is een verhaal dat aansluit bij een vakantie in een gehuurd<br />

huisje, Kip sluit aan bij het proces van voorbereidend lezen<br />

en schrijven en De Stop-licht-zon bij verkeerseducatie.<br />

Maak er een interactief voorleesmoment van.<br />

Voor je het Jubelientje-voorleesritueel opstart, is het een<br />

goed idee om de kleuters vertrouwd te maken met de<br />

personages uit het boek. De hoofdpersonages zijn Jubelientje,<br />

een meisje van zes, haar oma en haar vriendje<br />

Dirk-Jan.<br />

Maak een aantrekkelijk fotoalbum met onder andere<br />

illustraties uit het boek. Ook foto’s uit je eigen familiearchief<br />

zijn leuk. Je voorziet de foto’s van korte geschreven<br />

commentaar. Zorg ervoor dat het eruit ziet als een<br />

echt fotoboek zodat de kleuters kunnen geloven in de<br />

personages. Vertel zelf de anekdotes die bij de foto’s<br />

horen. Elke foto uit het boek kan een start vormen van<br />

het voorleesritueel. Je kunt de personages ook tot leven<br />

brengen in een poppenspel. Een grote koffer met spullen<br />

en kledij van de personages kan tot de verbeelding spreken.<br />

Jubelientje zegt oma tegen haar grootmoeder. Hoe noemen<br />

de kleuters haar? Moemoe, mams, bonnie, bomma, moeke,<br />

meme? Je kunt stilstaan bij het feit dat één persoon (oma,<br />

mama…) verschillende namen kan hebben als onderdeel<br />

van taalbeschouwing.<br />

De oma is de mama van mama. Opa is niet de papa van<br />

papa. Pepe is de papa van papa. Hoe zitten stambomen en<br />

familierelaties in elkaar? Visualiseer het met de kleuters<br />

zodat ze zichzelf kunnen plaatsen in hun familielijn.<br />

Om het verband te leggen met de eigen oma’s, is het<br />

natuurlijk vooral zaak om te luisteren naar de verhalen<br />

van de kleuters over hun oma. Je stimuleert de kinderen


om over hun grootouders te vertellen en probeert in te<br />

pikken op bijzonderheden die zij vertellen. Zo kan een<br />

kleuter die vertelt over de stenenverzameling van zijn<br />

opa aanleiding geven tot een project over stenen. Oma’s<br />

die tandarts zijn of verkoopster in een schoenenwinkel,<br />

kunnen uitgenodigd worden in de klas om te praten over<br />

hun beroep. Dit soort van gesprekken kan kinderen doen<br />

nadenken over wat ze later willen worden.<br />

Wat mag je bij oma wat je thuis niet mag? Wat is het<br />

verschil tussen thuis en bij oma zijn? Is het leuk om naar<br />

oma te gaan? Waarom wel, waarom niet? Vertel als juf of<br />

meester over je eigen herinneringen aan je oma, bijvoorbeeld<br />

met z’n tweeën in de zetel van oma zitten en doen<br />

alsof je auto rijdt.<br />

Deze bundel kan een speciale rol krijgen tijdens de grootouderfestiviteiten:<br />

misschien kunnen de oma’s eruit<br />

voor lezen, misschien kan de oma van Jubelientje echt<br />

langskomen en vertellen over de avonturen met haar<br />

kleindochter…<br />

11<br />

De bibliotheek<br />

De bibliothecaris leest een verhaaltje voor uit Jubelientje.<br />

Misschien kun je bij deze activiteit ook oma’s uitnodigen.<br />

De anekdotes en verhalen volgen vanzelf.


12<br />

In het pikkedonker<br />

Kitty Crowther<br />

Querido, 2002.<br />

Principe 1: Wie woorden zaait<br />

Principe 9: Van lezen ga je doen<br />

Over de auteur<br />

Kitty Crowther (1970) groeide op in Brussel. Boeken en<br />

beelden speelden van jongs af aan een belangrijke rol in<br />

haar leven. Ze vormden in haar eerste levensjaren een<br />

uit gelezen communicatiemiddel. Door een gehoorstoornis<br />

begon ze pas op haar zesde echt te praten.<br />

Ze studeerde beeldende kunst en illustratie aan Sint-Lukas<br />

in Brussel. In 1992 ontving de jonge illustratrice de Prix<br />

du Jury van het Salon du Livre de Jeunesse in Montreuil,<br />

een Franse illustratorenprijs voor aankomend talent, en<br />

in 1994 verscheen haar eerste eigen boek Mon Royaume.<br />

Waardering krijgt ze voor de eenvoud en de expressie van<br />

haar tekeningen, en voor de ruimte die ze openlaat voor<br />

de lezer om zelf na te denken. Ze heeft ondertussen een<br />

twintigtal boeken geïllustreerd: eigen werk én andermans<br />

werk; voor kinderen én voor volwassenen. En ze sleepte al<br />

enkele prijzen in de wacht zoals een Zilveren Griffel van<br />

de penseeljury voor In het pikkedonker.<br />

Over het boek<br />

Jeroen is een vrolijk kikkertje. Maar ’s avonds wanneer<br />

bedtijd nadert, wordt hij stil. Als hij eenmaal in bed ligt,<br />

klampt hij zich vast aan zijn verhaaltjesvoorlezende vader,<br />

aan zijn knuffelende moeder. Vanavond hoort Jeroen rare<br />

geluiden en hij denkt dat in het donker angstaanjagende<br />

monsters op hem loeren. Hij trommelt zijn vader uit bed<br />

en samen gaan ze op onderzoek uit… (Flaptekst)<br />

Aan de slag<br />

- Je laat enkele geluiden horen en de kinderen raden<br />

zonder te kijken welk voorwerp het geluid voortbrengt.<br />

Je vertelt het verhaal met hulpmiddelen die geluiden<br />

maken:<br />

een plonzende kikker met een lepel in een bakje water<br />

plenzen<br />

tanden poetsen met een tandenborstel over iets<br />

wrijven<br />

plassen<br />

water gieten in het bakje water<br />

een nachtzoen geven smakken met je lippen<br />

het even muisstil maken niet bewegen<br />

kritskrats<br />

de tanden van een kam, een<br />

geluid met je mond<br />

piep<br />

fluiten<br />

plats<br />

balletje in het bakje laten vallen<br />

De kleuters raden wie of wat deze geluiden zou kunnen<br />

maken.<br />

Je laat de kinderen hun eigen bedritueel vertellen. Wie is er<br />

bang om te gaan slapen? Waar zijn ze bang voor? Je vertelt<br />

als juf je eigen ervaring over bang zijn en hoe je werd<br />

gerust gesteld: je had een lampje of een knuffel, je mama<br />

toverde alle monsters met een spreuk weg, je deur bleef op<br />

een kier, je zong een liedje… Zijn mama’s en papa’s ook<br />

weleens bang? Waarvan? Wat zou je zelf kunnen doen om<br />

je ouders gerust te stellen?<br />

Beeld de verschillende handelingen van het avondritueel<br />

uit. Laat de kinderen je nabootsen. Beeld nadien de reeks<br />

opnieuw uit, maar laat één stap weg, de kleuters raden<br />

welke.<br />

Laat de kinderen met krastechniek – wasco en zwarte verf –<br />

hun eigen kamers of gefantaseerde monsters voorstellen.<br />

Zorg voor een ruimte die je redelijk kunt verduisteren.<br />

Speel met de kleuters een geluidenspelletje. Enkele<br />

mogelijkheden:<br />

- Terwijl ze niet piepen, sluip je door de ruimte en maak je<br />

achtereenvolgens een aantal geluiden.<br />

De kinderen moeten proberen je tocht te reconstrueren.<br />

- Verstop een tikkende wekker. De kinderen moeten heel<br />

stil zijn en proberen te horen waar de wekker verstopt is.<br />

Enkele ideeën voor de zaal<br />

Je voorziet enkele afbeeldingen van dieren uit het boek: de<br />

zilveren vis, de mol, het nachtvogeltje. Hang de afbeeldingen<br />

op verschillende plaatsen in de zaal. De kinderen staan<br />

in de kring. Je laat een geluid horen dat bij één van de<br />

dieren past: kritskrats, piep, plats… De kinderen lopen naar<br />

de juiste afbeelding.


Een tikspel bij dit boek. Leg aan de ene kant van de zaal<br />

dekentjes en kussens naast elkaar. Dit is het bed van de<br />

kinderen. Aan de overkant maak je een bed voor papa.<br />

Eén kleuter sluipt naar papa’s bed en zegt: “Papa, ik ben<br />

bang”. Samen lopen ze snel naar de overkant en duiken<br />

in het bedje. Bij de jongste kleuters is de juf of meester<br />

de papa, bij de ouderen kunnen kinderen zelf papa zijn.<br />

Bij vijfjarigen kunnen er twee papa’s of een mama en een<br />

papa zijn.<br />

Overal in de zaal verspreid je kleine doekjes en dekentjes.<br />

De kinderen huppelen individueel rond in de zaal terwijl<br />

de muziek aanstaat. Als de muziek stopt, verstoppen ze<br />

zich snel onder een dekentje.<br />

Je verdeelt de klas in twee gelijke groepen. Een groep ligt<br />

op de grond, de andere groep wiegt zachtjes met een parachute<br />

over hen heen. De kinderen ervaren geborgenheid<br />

en intimiteit, samen onder een groot zeil.<br />

13<br />

De bibliotheek<br />

Afhankelijk van de respons van de kleuters op het boek kun<br />

je ook hier weer materiaal verzamelen in de bibliotheek:<br />

afbeeldingen van kikkers, vijvers, donkere hoekjes,<br />

fobieën...


O V E R DE SAMENSTELLERS<br />

C O L O F O N<br />

I N G E VERBEECK en J I L L SCHOONVLIET zijn allebei lector<br />

Nederlands in de Initiële Lerarenopleiding Kleuter onderwijs<br />

aan de Karel de Grote Hogeschool in Antwerpen. Prentenboeken<br />

zijn hun passie. Ze verkennen samen met hun<br />

studenten de brede waaier van mogelijkheden die prentenboeken<br />

bieden. Een boeiende ontdekkingstocht.<br />

Redactie en coördinatie<br />

Gerrit Janssens en Sarah van Tilburg<br />

Vormgeving<br />

Compagnie Paul Verrept<br />

Illustraties<br />

Joke van Leeuwen<br />

ISBN 9077178368<br />

WD D/2005/9654/5<br />

www.jeugdboekenweek.be<br />

14<br />

<strong>Jeugdboekenweek</strong> is een project van Stichting Lezen.<br />

Stichting Lezen komt tot stand met de steun van het<br />

ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.<br />

Stichting Lezen staat voor het intense plezier van lezen<br />

en wil haar passie met velen delen. Daarom organiseert<br />

Stichting Lezen in samenwerking met belangrijke professionele<br />

partners zoals het boekenvak, bibliotheken, media<br />

en onderwijs de <strong>Jeugdboekenweek</strong>, de Kinder- en Jeugdjury<br />

Vlaanderen, Fahrenheit451, de Voorleesweek en andere grote<br />

en kleine acties voor kinderen, jongeren en volwassenen.<br />

Stichting Lezen lanceert nieuwe campagnes als Boekbaby’s<br />

en Iedereen Leest, coördineert de auteurslezingen, stimuleert<br />

wetenschappelijk onderzoek naar lezen en leesbevordering<br />

en onderhoudt internationale contacten. Als kennis-<br />

en expertisecentrum voor leesbevordering is Stichting<br />

Lezen het eerste aanspreekpunt van de Vlaamse overheid.<br />

www.stichtinglezen.be


<strong>Jeugdboekenweek</strong> <strong>2006</strong> <strong>Mijn</strong> familie · Ingrid Antheunis en Hedwige Buys<br />

<strong>Lestips</strong> voor het eerste leerjaar


woord vooraf<br />

<strong>Mijn</strong> boeken zijn mijn tweede familie. Ze waren er al voor ik er was, hopelijk<br />

bestaan ze nog lang nadat ik er niet meer ben. Maar niet zonder dat ik hen heb<br />

leren kennen, een deel van hen ben geworden. En mijn stempel heb kunnen<br />

achterlaten.<br />

Ik heb familieleden die me troosten, ontroeren, die me kwaad maken, me<br />

verwarren, me de weg wijzen. Er zijn er die me aan het lachen maken, met wie ik<br />

gewoon een goed gesprek kan voeren. Er zijn er stokoude bij, die wijs en geduldig<br />

wachten tot ik klaar voor hen ben. Natuurlijk heb ik ook verre neven en nichten,<br />

die ik alleen op vaste momenten in het jaar zie. En er zijn de heel bijzondere, die<br />

ik in mijn hart heb gesloten, omdat ik zonder hen niet was wie ik nu ben. Ik kan<br />

me mijn leven niet voorstellen zonder hen.<br />

1<br />

Echte boeken in de klas, daar staat <strong>Jeugdboekenweek</strong> <strong>2006</strong> voor. Omdat boeken<br />

onmisbaar zijn in uw school. Boeken als familie, boeken die over familie gaan, het<br />

thema van dit jaar.<br />

We inspireren u graag met deze lestips, ze helpen u met de boeken aan de slag te<br />

gaan. De principes bij elke lestip verwijzen naar de basisbrochure Leesbevordering,<br />

hoe doe je dat? die u bij Stichting Lezen kunt bestellen. In negen stellingen doen<br />

we uit de doeken hoe u leesplezier in de klas en de bibliotheek kunt doorgeven.<br />

Om het verband met uw werk in de klas te versterken, hebben we voor het basisonderwijs,<br />

en dat is ook nieuw, de eindtermen toegevoegd die u met elke lestip<br />

realiseert. Leesbevordering is geen luxe, je doet het niet alleen als je wat tijd over<br />

hebt. Handig, toch? Dat maakt het makkelijker om boeken en leesplezier een<br />

vaste plaats in uw lessenpakket te geven. De eindtermen zijn specifiek voor elke<br />

tip beschreven, maar voor werken met de boeken in de klas gelden hoe dan ook<br />

deze doelstellingen:<br />

- De leerlingen kunnen de informatie ordenen die voorkomt in: voor hen<br />

bestemde verhalen, kinderromans, dialogen, gedichten, kindertijdschriften en<br />

jeugdencyclopedie. (Nederlands - Lezen 3.5)<br />

- De leerlingen ontwikkelen bij het realiseren van de eindtermen voor spreken,<br />

luisteren, lezen en schrijven de volgende attitudes: plezier in luisteren, spreken,<br />

lezen en schrijven. (Nederlands - Schrijven 4.8)


- De leerlingen ontwikkelen bij het realiseren van de eindtermen voor spreken,<br />

luisteren, lezen en schrijven de volgende attitudes: plezier in luisteren, spreken,<br />

lezen en schrijven; bereidheid tot nadenken over het eigen luistergedrag, spreekgedrag,<br />

leesgedrag en schrijfgedrag. (Nederlands - Vaardigheden)<br />

- De leerlingen kunnen genieten van een gevarieerd aanbod van voor hen<br />

bestemde culturele activiteiten. (Muzische vorming - Drama 3.1)<br />

De website waarop u de eindtermen vindt is www.ond.vlaanderen.be/dvo/. Voor<br />

meer info over <strong>Jeugdboekenweek</strong> kunt u terecht op www.jeugdboekenweek.be.<br />

We hopen dat u deze nieuwe familie van boeken een warm welkom geeft. En dat<br />

ze snel een bijzonder plekje krijgen in de tweede thuis van uw leerlingen, de klas.<br />

Namens Stichting Lezen,<br />

Gerrit Janssens<br />

2


Onze familie<br />

Lees- en lestips voor het eerste leerjaar<br />

Ingrid Antheunis en Hedwige Buys<br />

Voor eersteklassers is familie vaak nog de basis van<br />

waaruit zij de wereld verkennen, ontdekken en ervaren.<br />

In het boekenaanbod dat voor deze leeftijdsgroep werd<br />

samengesteld probeerden we het thema zo veelzijdig<br />

mogelijk te belichten: realistische verhalen waarin de<br />

familiale warmte herkenbaar in beeld wordt gebracht,<br />

verhalen die een minder alledaagse familie belichten en<br />

verhalen vol fantasie die een andere realiteit tot leven<br />

brengen.<br />

Superguppie krijgt kleintjes<br />

Edward van de Vendel, Fleur van der Weel (ill.)<br />

Querido, 2005.<br />

Principe 9: Van lezen ga je doen<br />

Eindtermen<br />

De leerlingen zijn bereid te reflecteren over gebruikte<br />

luister-, spreek-, lees- en schrijfstrategieën. (Nederlands -<br />

Taalbeschouwing 6.2)<br />

De leerlingen kunnen genieten van een gevarieerd aanbod<br />

van voor hen bestemde culturele activiteiten. (Muzische<br />

vorming - Drama 3.1)<br />

Op dit ogenblik bevinden de meeste eersteklassers zich<br />

in de eerste leesfase en verdiepen ze zich voor het eerst<br />

zelfstandig in geschreven verhalen. Toch hebben we in dit<br />

pakket vooral gekozen voor omvangrijkere boeken. Want<br />

ook al kunnen ze de code nu zelf ontcijferen, voorlezen<br />

blijft voor deze kinderen de ideale manier om samen<br />

kijkend, luisterend en pratend te genieten van de taal en de<br />

beelden die anderen voor hen hebben opgeschreven.<br />

Over de auteur<br />

Edward van de Vendel (1964) groeide op in de Betuwe.<br />

Zijn vader was ‘hoofd van de school’ en zijn moeder was<br />

kleuterleidster en ‘remedial teacher’. Hij is de oudste van<br />

drie kinderen. Na zijn eindexamen VWO in 1983 bezocht<br />

hij de pedagogische academie. In 1986 werd hij ‘meester’,<br />

eerst in Wijchen, later in Heemstede, Bloemendaal en<br />

Zuidlaren. In 1992 richtte hij samen met anderen een<br />

eigen basisschool op. Hij werd directeur en later adjunctdirecteur.<br />

Sinds 2001 is hij voltijds schrijver en woont hij in Rotterdam.<br />

Hij geeft gastlessen poezie aan de Hogeschool<br />

voor de Kunsten in Utrecht en aan de Schrijversschool<br />

in Rotterdam en werkt als freelance tekstschrijver voor<br />

diverse opdrachtgevers.<br />

3<br />

Over de illustrator<br />

Fleur van der Weel (1970) studeerde aan de Hogeschool<br />

voor de Kunsten in Utrecht. Behalve illustrator is ze ook<br />

grafisch vormgever en vrij schilder.<br />

Over het boek<br />

Na Superguppie (Querido, 2003) is dit een tweede deel<br />

met nieuwe versjes over het dagelijkse leven die vrolijk<br />

afbuigen met absurde gedachtesprongen.<br />

Aan de slag<br />

Poëzie in de eerste klas is voornamelijk een taalspel,<br />

proeven van woorden en klanken, het over je tong laten<br />

rollen van prachtige zinnen. Het is niet nodig om met


4<br />

kinderen van deze leeftijd de gedichten te analyseren. Ze<br />

gebruiken als sfeerschepper doet ze alle eer aan.<br />

Waar je eersteklassers wel attent op kunt maken is de manier<br />

waarop de schrijver van een gedicht de dingen zegt.<br />

Wanneer je een gedicht een aantal keer leest of beluistert,<br />

ontspint er zich een verhaal voor je ogen. Wat de schrijver<br />

noteerde, sluit vaak aan bij wat je zelf ooit zag, hoorde,<br />

beleefde... Je herkent iets. Maar in dit soort tekst gebruikt<br />

de schrijver geen lange zinnen om die herkenning op te<br />

roepen. In een gedicht is elk woord belangrijk, de dichter<br />

is zuinig met zijn woorden en laat alle ballast weg. Dit is<br />

‘verdichting’. Daarin hoor je het woord ‘dichten’, maar<br />

zoek samen met de kinderen naar de twee betekenissen.<br />

Een schrijver van poëzie gebruikt ook vaak vergelijkingen<br />

om wat hij zegt aanschouwelijk te maken. Hij geeft dingen<br />

en dieren menselijke herkenningspunten en omgekeerd.<br />

Verwijs terloops naar de wijze waarop de schrijver wat hij<br />

zeggen wilt mooi weet in te kleden.<br />

Bekijk ook samen de bundel. Vestig aan de hand van vragen<br />

de aandacht van de kinderen op de wijze waarop de<br />

auteur zijn zinnen schikte. De tekst is omgeven door veel<br />

wit. Daardoor ontstaat een bepaald effect bij de lezer.<br />

Yes<br />

Ik geef mijn zusje les<br />

in yes.<br />

Ik zeg: ‘Dat zeg je<br />

als je blij bent dat je bij mij bent,<br />

dat ik je grote broer ben,<br />

dat ik sterk ben,<br />

en stoer,<br />

en dat ik je heel even maar<br />

geknepen heb vandaag.<br />

Dat zeg je als ze vragen:<br />

Is je broer de allerbeste?<br />

Yes! Zeg jij dan,<br />

en dan doe je met je vuisten,<br />

zo dus, zusje,<br />

zo.’<br />

Heeft ze het begrepen?<br />

Zusje fluistert:<br />

No.<br />

(p. 21)<br />

Gedichten hoeven niet altijd te rijmen. Vaak zijn er herhalingen<br />

in de klanken, woorden, zelfs zinnen terug te<br />

vinden. Ze zorgen voor de melodie die door het geheel<br />

verweven zit. Ze geven dit soort teksten datgene wat een<br />

poëtische tekst van een andere onderscheidt.<br />

We kozen bij elk boek een gedicht uit deze bundel. Het<br />

toont alleen maar aan dat de gedichten van Van de Vendel<br />

heel divers zijn van sfeer en onderwerp. Doorblader zelf<br />

ook het hele boek, geef de inhoud ergens een plaats in één<br />

van je al dan niet mentale archieven. Deze voorraad biedt<br />

je de kans om tal van momenten in je onderwijs te stofferen<br />

met poëzie. Zo raken kinderen terloops vertrouwd<br />

met diverse vormen; de herhaling zorgt voor herkenning<br />

en vanuit die herkenning ontstaat vertrouwen. Een vertrouwen<br />

waaruit een brede appreciatie kan groeien.


Lotta uit de Kabaalstraat<br />

Astrid Lindgren, Alex de Wolf (ill.)<br />

Ploegsma, 1991.<br />

Principe 1: Wie woorden zaait<br />

Principe 2: Boekrijk<br />

Principe 3: De boekenbabbel<br />

Principe 4: Leesland is geen eiland<br />

Eindtermen<br />

De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = structureren)<br />

de informatie ordenen die voorkomt in voor hen bestemde<br />

verhalen. (Nederlands - Lezen 3.5)<br />

De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = beoordelen)<br />

het gepaste taalregister hanteren als ze op basis van<br />

vergelijking, hetzij met de eigen mening, hetzij met andere<br />

bronnen, in een gesprek kritisch reageren op de vragen en<br />

opmerkingen van bekende volwassenen. (Nederlands -<br />

Spreken 2.9)<br />

De leerlingen kunnen in concrete situaties verschillende<br />

manieren van omgaan met elkaar herkennen, erover<br />

praten en aangeven dat deze op elkaar inspelen. (Wereldoriëntatie<br />

- Attitudes ik en de ander 3.4)<br />

De leerlingen kunnen genieten van een gevarieerd aanbod<br />

van voor hen bestemde culturele activiteiten. (Muzische<br />

vorming - Drama 3.1)<br />

Over de auteur<br />

Astrid Lindgren (1907-2002) groeide op in een boerengezin.<br />

Na de middelbare school had ze verschillende<br />

baantjes als secretaresse. Onder andere bij een uitgever van<br />

kaarten en boeken, waar ze werkte voor Sture Lindgren.<br />

Ze trouwde met hem in 1931 en kreeg twee kinderen. In<br />

1944 schreef ze haar eerste boek en een jaar later brak ze<br />

door toen het eerste Pippi Langkous-boek verscheen. Ze<br />

schreef ongeveer tachtig boeken, die in zesenzeventig talen<br />

vertaald zijn, vele malen bekroond werden en waarvan<br />

ongeveer tachtig miljoen exemplaren verkocht zijn. Ook<br />

zette ze zich in voor de bescherming van kinderen en<br />

dieren. In 1992 besloot ze te stoppen met schrijven omdat<br />

ze niet goed meer zag. Ze overleed op vierennegentigjarige<br />

leeftijd in een verpleeghuis in Stockholm.<br />

Veel van de boeken van Astrid Lindgren spelen zich af op<br />

het platteland; dat lijkt op de plaats waar zijzelf opgroeide.<br />

Het zijn verhalen die in een niet zo ver verleden spelen,<br />

over gelukkige kinderen die spelen, naar school gaan,<br />

feest vieren en kattenkwaad uithalen. Soms zijn haar hoofdpersonen<br />

excentrieke, onaangepaste kinderen, zoals Pippi<br />

Langkous en Karlsson van het dak, die ongestraft alles<br />

doen wat ouders verbieden. In een paar boeken baseert ze<br />

zich op oude verhalen en schrijft ze over de strijd tussen<br />

goed en kwaad.<br />

Over de illustrator<br />

Alex de Wolf (1958) werd geboren in Amstelveen. Hij<br />

studeerde aan de Vrije Academie in Den Haag en bij<br />

de afdeling Illustratie van de Rietveld Academie in<br />

Amsterdam, waar hij les had van Carl Hollander. Alex<br />

wilde eerst striptekenaar worden, maar Carl Hollander<br />

spoorde hem aan om illustratie te gaan doen. Alex’ eerste<br />

opdrachten waren vooral omslagen voor historische<br />

verhalen en boeken voor tieners. Maar zijn belangstelling<br />

verschoof naar het werken voor jonge kinderen, nadat hij<br />

wat boeken voor jongere kinderen had geïllustreerd. Hij<br />

vindt dat een tekenaar zelf meer kan invullen voor jongere<br />

kinderen.<br />

Alex houdt van verhalen waarin niet alles precies beschreven<br />

is. Hij maakt ook ‘vrij werk’, schilderijen van bijvoorbeeld<br />

de haven van Amsterdam of het landschap van Terschelling,<br />

waar hij een huisje heeft.<br />

Over het boek<br />

De Kanaalstraat is een gemoedelijk straatje ergens in<br />

de wereld. Lotta, Mia Maria en Jonas wonen er met hun<br />

ouders. Maar soms is het er zo’n lawaai dat hun vader het<br />

de “Kabaalstraat” noemt.<br />

Lotta, vier jaar, is de jongste van de hele straat. Iedereen<br />

vindt haar te klein om van alle leuke dingen te genieten: te<br />

klein om te fietsen, te klein om te winkelen... Samen met<br />

haar knuffelvarken Bamsie wil Lotta bewijzen dat ze heus<br />

groot en flink genoeg is. Dat toont ze ook in dit verhaal.<br />

Ze heeft gedroomd dat haar Bamsie door Jonas en Mia<br />

Maria is geslagen. Daar is ze nog boos over als ze wakker<br />

wordt. En juist op deze morgen moet ze van haar moeder<br />

een kriebeltrui aan. Lotta is zo kwaad dat ze niet meer<br />

thuis wil wonen. Gelukkig kan ze op het rommelzoldertje<br />

van buurvrouw Berg terecht. Heerlijk vindt ze het om<br />

5


daar haar eigen huisje in te richten. Hier wil ze best met<br />

Bamsie voor altijd blijven wonen. Voor altijd?<br />

Lotta uit de Kabaalstraat<br />

werd in 1973 bekroond met een<br />

Zilveren Griffel, het is inmiddels verfilmd en heeft terecht<br />

een plaats veroverd tussen de klassiekers. Dit boek straalt<br />

naast familiale gemoedelijkheid vooral ook een inspirerend<br />

respect van volwassenen voor kinderen uit.<br />

Tijdens het lezen<br />

Dit is een boek dat zich uitstekend leent tot voorlezen en<br />

op die manier de weg opent naar ander werk van Astrid<br />

Lindgren. Het boek is opgebouwd uit vijf hoofdstukken.<br />

De belevenissen in elk hoofdstuk stemmen tot na denken.<br />

Sluit een voorleesronde dus steeds af met een klein, beschouwend<br />

gesprek waarin de kinderen hun eigen mening<br />

en gevoelens kunnen verdedigen en ver duidelijken.<br />

6<br />

Aan de slag<br />

Voor het lezen<br />

a. Vroeger en nu<br />

Dit boek is ruim dertig jaar oud. Dat maakt het erg boeiend<br />

om op zoek te gaan naar eerdere, oudere uitgaven. De<br />

bibliotheek is de ideale plek. Of misschien hebben de<br />

ouders van de kinderen nog wel een eigen stukgelezen<br />

exemplaar liggen. Door de herinneringen die de prenten<br />

oproepen, kom je onmiddellijk in de nostalgische,<br />

familiale sfeer van weleer.<br />

Geef de kinderen de opdracht ouders, ooms en tantes<br />

te vragen of ze Lotta uit de Kabaalstraat<br />

en haar fictieve<br />

moeder Astrid Lindgren nog kennen en wat ze zich van<br />

hen herinneren. In een kringgesprek brengen ze hierover<br />

verslag uit. Nodig eventueel volwassenen uit bij dit gesprek<br />

zodat ze zelf kunnen komen getuigen over hun leeservaring<br />

met Lotta en Astrid Lindgren.<br />

Op het prikbord, waarop werkstukken en achtergrondinformatie<br />

rond deze <strong>Jeugdboekenweek</strong> hangen, krijgt dan<br />

ook Astrid Lindgren en haar werk een eigen plek.<br />

Iedereen is zo gemeen tegen Lotta<br />

Lotta wordt slechtgehumeurd wakker door een nare<br />

droom. Ze kan het slechte gevoel niet van zich afzetten.<br />

- Overkomt het je ook wel eens dat je lang met een slecht<br />

gevoel blijft rondlopen na een nare droom?<br />

- Heb je een middeltje om dat nare gevoel kwijt te raken?<br />

Tot overmaat van ramp moet ze een kriebeltrui aantrekken.<br />

Ze heeft het gevoel dat niemand haar begrijpt.<br />

- Heb je zelf dat gevoel ook al gehad dat niemand wil<br />

begrijpen waarom je iets niet wil aantrekken?<br />

- Heb je daarvoor een oplossing?<br />

Lotta knipt een gat in de trui.<br />

- Hoe vind je dat?<br />

- Heb je zelf ook wel eens zoiets gedaan? Of heb je daar<br />

wel eens zin in gehad?<br />

- Kan ze dat weer goedmaken? Hoe?<br />

Lotta gaat verhuizen<br />

Lotta besluit te verhuizen en ze schrijft een briefje.<br />

- Zat Lotta’s oplossing ook bij de eerder vernoemde<br />

oplossingen?<br />

- Wat denk je zelf van wat ze gaat doen?<br />

- Wat zou jij in je afscheidsbriefje schrijven of tekenen?<br />

b. Broers, zussen en andere lastposten<br />

Lotta heeft het als jongste niet altijd even gemakkelijk<br />

met haar broer en zus. Verwijs naar het gedicht van<br />

Edward van de Vendel. Laat de kinderen in groepjes zelf<br />

een onderzoek instellen naar de voor- en nadelen van<br />

broers en zussen in huis. Breng de resultaten samen in<br />

de hele groep. Zoek naar een manier om de uitspraken te<br />

inventariseren. Bijvoorbeeld met kleine schetsjes om het<br />

schrijven te beperken, al dan niet voorzien van woorden,<br />

symbolen en pictogrammen…<br />

Waar moet Lotta nu naar toe?<br />

Gelukkig kan Lotta bij buurvrouw Berg terecht. Daar mag<br />

ze op het rommelzoldertje wonen.<br />

- Vind je dat de buurvrouw er goed aan deed door Lotta<br />

daar te laten wonen? Of had ze haar naar huis moeten<br />

sturen?<br />

- Ken jij een plek waar of iemand bij wie je ook terecht zou<br />

kunnen?<br />

Lotta krijgt bezoek<br />

Mia Maria, Jonas, moeder en vader komen bij Lotta op<br />

bezoek. Ze vinden het een leuk speelhuisje, maar voor<br />

Lotta is het ernst! Ze wil er blijven wonen tot Kerstmis.


- Hadden ze Lotta moeten meenemen naar huis?<br />

- Denk je dat Lotta daar echt tot Kerstmis zal willen blijven?<br />

En blijft daar dag en nacht...<br />

Naarmate de avond valt wordt Lotta toch wel eenzaam en<br />

bang. Vader staat onderaan de trap en Lotta kan weer mee<br />

naar huis.<br />

- Begrijp je waarom Lotta bang wordt?<br />

- Zou je ook meegaan naar huis?<br />

Lotta en mama hebben spijt, maar het is wat moeilijk om<br />

dat zomaar te zeggen... Mama helpt Lotta.<br />

- Waarom is ‘het spijt me’ zeggen zo moeilijk voor Lotta?<br />

- Heb je dat ook wel eens gehad?<br />

Na het lezen<br />

a. <strong>Mijn</strong> eigen plek<br />

Laat de kinderen fantaseren over hun eigen plek.<br />

- Hoe ziet die er uit?<br />

- Wat willen ze zeker meenemen?<br />

- Wie mag er komen?<br />

- Zijn er regels?<br />

- Wat willen ze eten op die speciale plek? Stel een weekmenu<br />

samen.<br />

Kind<br />

Iedereen is een kind.<br />

Dat vind ik raar, maar<br />

als ik er over nadenk<br />

is het waar:<br />

elke vader en moeder<br />

heeft een vader en moeder,<br />

ook al zijn die dood.<br />

(Dus wanneer je groot bent<br />

ben je tegelijk nog klein.)<br />

zou dat andersom hetzelfde zijn?<br />

Ben ik alvast een vader,<br />

maar totdat ik een moeder vind,<br />

is mijn kind nog dood?<br />

Natuurlijk.<br />

Ja.<br />

Zo is het.<br />

(Ik ben nog klein dus,<br />

maar tegelijk al groot.)<br />

(p.57)<br />

7<br />

b. Bewegende beelden<br />

In de reeks Jekino-uitgaven bestaat er een Astrid Lindgrencollectie.<br />

Daar zitten ook twee Lotta-verhalen bij: Lotta loopt<br />

weg<br />

en Lotta uit de Kabaalstraat. De eerste film verwijst<br />

naar dit boek. Kinderen die moeite hebben met lezen of<br />

daar gewoon geen zin in hebben, zijn soms wel geboeid<br />

door het verhaal dat ze op het scherm kunnen beleven.<br />

Film biedt dan een oplossing om hen toch mee te nemen.<br />

Bij Jekino vind je ook achtergrondinformatie over de film<br />

en eventueel te gebruiken verwerkingstips. Meer op<br />

www.jekino.be.


Engeltjes op zondag, boefjes in<br />

de week<br />

Gerda Dendooven<br />

Lannoo, 2002.<br />

Principe 1: Wie woorden zaait<br />

Principe 2: Leesland is geen eiland<br />

Principe 8: Leesbevordering, geen tijdverlies<br />

geheel onverwacht eenentwintig kinderen: tien jongens<br />

en tien meisjes en eentje waarvan ze het niet goed weten:<br />

Sorry. De man gaat onmiddellijk aan het verbouwen,<br />

want al die kinderen moeten toch ergens kunnen slapen.<br />

Overdag spelen de kinderen gelukkig buiten op het<br />

pleintje. Ze willen er graag nog een broertje of zusje bij,<br />

want dan zijn ze met twee voetbalteams! Rosa Soepkar<br />

brengt de oplossing...<br />

8<br />

Eindtermen<br />

De leerlingen kunnen genieten van een gevarieerd aanbod<br />

van voor hen bestemde culturele activiteiten. (Eindtermen<br />

Muzische vorming - Drama 3.1)<br />

De leerlingen ontwikkelen bij het realiseren van de eindtermen<br />

voor spreken, luisteren, lezen en schrijven de<br />

volgende attitudes: plezier in luisteren, spreken, lezen en<br />

schrijven; bereidheid tot nadenken over het eigen luistergedrag,<br />

spreekgedrag, leesgedrag en schrijfgedrag. (Nederlands<br />

- vaardigheden)<br />

De leerlingen kunnen tactiele, visuele impressies, ervaringen,<br />

gevoelens en fantasieën op een beeldende manier<br />

weergeven (Muzische vorming - Beeld 1.6)<br />

De leerlingen kunnen vertrouwen op hun eigen expressiemogelijkheden<br />

en durven hun creatieve uitingen tonen.<br />

(Muzische vorming - Attitudes 6.4)<br />

Over de auteur/illustrator<br />

Na haar studies grafische kunsten in Gent was Gerda<br />

Dendooven (1962) enkele jaren begeleidster van artistieke<br />

kinderateliers in verschillende musea. Sinds 1992 doceert<br />

ze grafische vormgeving aan Sint-Lucas in Gent. Tegelijkertijd<br />

heeft ze haar handen vol aan het illustreren van kinder-<br />

en jeugdboeken. Haar werk kent veel succes, ook in<br />

het buitenland. Bij elke opdracht zoekt ze naar de meest<br />

geschikte techniek en lijnvoering. Dat is telkens weer een<br />

uitdaging en tegelijk een lijdensweg(je). Maar kinderen<br />

zijn gek op haar felgekleurde, grappige figuurtjes. Ze won<br />

al drie keer de Boekenpauw.<br />

Over het boek<br />

Een man en een vrouw wonen in een heel gewone buurt.<br />

‘s Morgens rijdt Rosa Soepkar langs en ‘s avonds Rosa<br />

IJskar. Het is er goed wonen. Op een dag krijgt de vrouw<br />

Aan de slag<br />

Voor het lezen<br />

a. Wat zie ik?<br />

Neem de laatste prent uit het boek en zorg dat iedereen die<br />

goed kan zien. Werk met transparanten, een grote kopie of<br />

een ingescand beeld dat je op de computer, al dan niet met<br />

projector, toont. Let op: de kinderen hebben het verhaal<br />

nog niet gehoord of gelezen! Eerst een rondje goed kijken:<br />

- Zag je al eens eerder dit soort tekeningen? Waar? Bij wat<br />

voor een verhaal?<br />

- Hoe is de tekening gemaakt: zijn er dikke of dunne<br />

lijnen, zijn er vooral veel vlakken te zien?<br />

- Zijn er veel details? Welke kleuren gebruikt de illustrator,<br />

is alles mooi ingekleurd of wordt er ook veel ruimte gelaten?<br />

- Herken je figuren?<br />

- Wie zouden het kunnen zijn?<br />

- Wat doen ze?<br />

- Waarom zitten ze samen in het huis?<br />

- Welk gevoel geeft deze prent je?<br />

- Welk soort verhaal past volgens jou bij deze prent?<br />

b. Geef de schimmen een gezicht<br />

Lees de tekst op de achterflap voor: “Er waren eens een<br />

man en een vrouw. Op een dag kregen ze wel éénentwintig<br />

kinderen. Zondag waren het engeltjes en in de week waren<br />

het boefjes.” Vergelijk deze tekst met de eerder gemaakte<br />

veronderstellingen.<br />

Maak van de illustratie een zo groot mogelijke kopie en<br />

laat elk kind één van de silhouetten kiezen. Dit silhouet<br />

tekenen ze over op een ander blad en vullen ze aan met<br />

details zodat er een echte figuur ontstaat. Elke schim krijgt<br />

op die manier een gezicht. Ze kunnen hierbij gebruik maken<br />

van alle mogelijke technieken zodat de oorspronkelijke<br />

soberheid van de prent doorbroken wordt. Spreek een tijdstip<br />

af waarop iedereen zijn figuur heeft afgewerkt en vul<br />

het huis daarmee op.


Tijdens het lezen<br />

a. Luisteren<br />

Lees het verhaal een eerste keer voor zonder de prenten<br />

te tonen, behalve de eindprent waarrond de kinderen al<br />

werkten. Het verhaal biedt genoeg verrassende wendingen<br />

om hun aandacht gevangen te houden. Zorg er toch voor<br />

dat de betrokkenheid van iedereen bewaard blijft. Meer<br />

suggesties over voorlezen vind je in het boek Voorlezen kan<br />

iedereen (Davidsfonds, Biblion, Stichting Lezen, 2005), een<br />

uitgave in het kader van de Voorleesweek.<br />

b. Kijken<br />

Maak van elke prent een kopie. Verdeel de klas in groepjes<br />

en geef elke groep één prent. Laat de kinderen in hun<br />

groepje overleggen wat ze op de prent zien.<br />

Lees het verhaal voor de tweede keer. Telkens als een groep<br />

meent de passende tekening te herkennen, hangen ze die<br />

vooraan op. Op deze manier stel je het verhaal klassikaal<br />

weer samen. Achteraf kun je met behulp van het echte<br />

boek nog eens nakijken of alles wel klopt.<br />

Na het lezen<br />

a. Kamishibai<br />

Kamishibai is een traditionele Japanse vertelvorm. Een<br />

verteller maakt gebruik van een minuscuul theatertje<br />

waarin hij prenten te voorschijn schuift om het verhaal te<br />

illustreren. Meer info bij Art Basics For Children (ABC).<br />

Zie www.abc-web.be, en volg de link Kamishibai.<br />

b. Helden op sokken<br />

Leg een link met Helden op sokken (Querido, 1998) van<br />

Annie Makkink en Marit Törnqvist (ill.). Het meisje uit dit<br />

boek heeft tien broers.<br />

Een naam die hadden ze niet.<br />

Alleen een nummer.<br />

De oudste was Tien.<br />

De jongste was Eén.<br />

En de rest ging gewoon op het rijtje af.<br />

(p. 4)<br />

Als de broers in het bos zijn,<br />

op de hei of in het veld,<br />

dan begint het avontuur.<br />

Dan houden ze wedstrijden.<br />

Wie het hardste kan lopen.<br />

Wie het verste kan springen.<br />

Wie het sterkste is.<br />

Meestal wint Tien, want hij is de oudste.<br />

Maar niet altijd, want:<br />

Negen kan het hoogste springen.<br />

Acht kan het hardste lopen.<br />

Zeven springt over de breedste sloot.<br />

Zes klimt in de hoogste boom.<br />

Vijf kan het verste spugen.<br />

Vier heeft het meeste praatjes.<br />

Drie kan op zijn handen staan.<br />

Twee kan op zijn vingers fluiten.<br />

Eén kan kopjeduikelen. Achterover.<br />

(p. 10-11)<br />

De broers hebben geen naam, wel een nummer, net als de<br />

kinderen uit Engeltjes op zondag...<br />

De kinderen nemen hun silhouet van de eerste opdracht<br />

weer terug en zoeken een passende eigenschap.<br />

Gezien alle broers en zussen deel uitmaken van twee<br />

voetbalteams, mogen de kinderen alle figuren nu over<br />

twee teams verdelen, waarbij ze zich baseren op de toegekende<br />

eigenschappen. De zandtafel kan dienst doen<br />

als voetbalveld. Daarin worden de beide voetbalploegen<br />

opgesteld. Voetballiefhebbers zorgen ervoor dat er bij de<br />

opstelling rekening gehouden wordt met de regels van<br />

het spel en met de nodige eigenschappen en talenten van<br />

de spelers zodat er twee evenwichtige en evenwaardige<br />

teams ontstaan. Dit zal veel onderhandelen en diplomatie<br />

vereisen, dus hou een oogje in het zeil!<br />

Tijd<br />

Ik hoor<br />

een opaatje lopen op straat<br />

met een stok -<br />

tok tok tok tok.<br />

Hij tikt als een klok.<br />

Ik hoor het al dagen,<br />

dus hier zijn mijn vragen:<br />

Telt hij de tijd<br />

die iemand hem gaf?<br />

Of tikt hij als een wekker<br />

en loopt hij nu<br />

af?<br />

(p. 32)<br />

9


10<br />

Met opa op de fiets<br />

Stefan Boonen, Marja Meijer (ill.)<br />

Clavis, 2004.<br />

Principe 1: Wie woorden zaait<br />

Principe 3: Bib en school gaan boek in hand<br />

Principe 6: De taalspeeltuin<br />

Eindtermen<br />

De leerlingen ontwikkelen bij het realiseren van de eindtermen<br />

voor spreken, luisteren, lezen en schrijven de<br />

volgende attitudes: plezier in luisteren, spreken, lezen en<br />

schrijven (Nederlands - Schrijven 4.8)<br />

De leerlingen kunnen de informatie op een persoonlijke en<br />

overzichtelijke wijze ordenen bij een voor hen bestemde<br />

instructie voor een buitenschoolse situatie. (Nederlands -<br />

Luisteren 1.6)<br />

De leerlingen ontwikkelen bij het realiseren van de eindtermen<br />

voor spreken, luisteren, lezen en schrijven de<br />

volgende attitudes: plezier in luisteren, spreken, lezen<br />

en schrijven; bereidheid tot nadenken over het eigen<br />

luistergedrag, spreekgedrag, leesgedrag en schrijfgedrag.<br />

(Nederlands - Vaardigheden)<br />

De leerlingen kunnen tactiele, visuele impressies,<br />

ervaringen, gevoelens en fantasieën op een beeldende<br />

manier weergeven (Muzische vorming - Beeld 1.6)<br />

De leerlingen kunnen met een zelf gekozen voorbeeld<br />

het nut en het belang aangeven van een collectieve<br />

voor ziening, waarvoor de overheid zorg draagt. (Wereldoriëntatie<br />

- Maatschappij 4.3)<br />

Over de auteur<br />

Stefan Boonen (1966) studeerde in de middelbare school<br />

eerst schrijnwerkerij en daarna Bijzondere Jeugdzorg.<br />

Na zijn burgerdienst trok hij naar Leuven, waar hij zijn<br />

opleiding in de praktijk omzette. Hij engageerde zich ook<br />

in de culturele sector: hij werd voorzitter van Artforum,<br />

een vereniging die kunsteducatie en artistieke projecten<br />

organiseert, en één van de bezielers van het literaire tijdschrift<br />

Zulma.<br />

Sinds 1999 is Stefan Boonen voltijds schrijver. Zijn eerste<br />

boek verscheen in 2000. Hoor je me!<br />

luidt de titel van dit<br />

voorleesboek over geluid en stilte. Zijn werk is moeilijk<br />

onder één noemer te vatten: soms is het spannend en grappig,<br />

soms bruist het van woorden en soms probeert het<br />

met zo weinig mogelijk woorden zo veel mogelijk dingen<br />

te vertellen. Inspiratie put de schrijver uit zijn dagelijkse<br />

omgang met kinderen en uit zijn voorbije werkervaring.<br />

In zijn schaarse vrije momenten waagt Stefan Boonen zich<br />

ook aan scenarioschrijven en work shops. (Villakakelbont.be)<br />

Over de illustrator<br />

Marja Meijer werd in 1966 geboren in Musselkanaal,<br />

Groningen. Nu woont ze in Velp. Ze studeerde illustratieve<br />

vormgeving aan de kunstacademie in Kampen. Sinds 1989<br />

werkt Marja als freelance illustrator voor verschillende<br />

uitgeverijen. Ze illustreert schoolboeken, jeugdboeken en<br />

prentenboeken. (Clavis.be)<br />

Over het boek<br />

Opa vertrekt voor een fietstochtje en neemt de kleine Isa<br />

mee. Maar Gitte wil ook mee, die mag achterop. Onderweg<br />

kijken ze naar de verrassende wolkenbeelden. Wat verder<br />

klauteren Pelle en Bram uit de beek, zij willen ook mee.<br />

Pelle mag op het stuur en Bram op het puntje van opa’s<br />

zadel, want opa kan geen nee zeggen. Emma verveelt zich<br />

en wil ook mee, zij mag vlak achter opa’s zadel zitten. Opa<br />

krijgt het steeds moeilijker om te fietsen met zoveel kinderen<br />

op zijn fiets, maar vol goede moed roept hij vrolijk<br />

“Hupsalakee!” en zo rijden ze verder tot zijn achterband<br />

het begeeft. Terugwandelen kan opa niet meer, hij is zo<br />

moe. De kinderen zorgen voor de oplossing: ze halen een<br />

kar en leggen daar de fiets en opa in. Samen trekken ze de<br />

kar naar huis, waar ze van oma een ijsje krijgen. En opa?<br />

Die doet een dutje, want hij is een beetje moe!<br />

Aan de slag<br />

Voor het lezen<br />

Een opa mental map.<br />

Mental mapping<br />

verwijst naar het in kaart brengen van<br />

ieders omgevingsperceptie, het beeld dat iemand heeft van<br />

plaatsen en gebeurtenissen. Door onze eigen denkkaders<br />

te visualiseren krijgen we een beter inzicht in onze eigen<br />

ideeën en visies; het helpt ons om keuzes te maken en beslissingen<br />

te nemen. Op het net zijn interessante websites<br />

te vinden over deze visie en mogelijke toepassingen.


Hoe maak je een mental map?<br />

Laat de kinderen een lijn tekenen. Op de lijn zetten ze<br />

drie - meer of minder kan ook - verticale streepjes. Bij elk<br />

streepje komt een activiteit die ze met opa gedaan hebben.<br />

Wil je de lijn nog uitdiepen, dan kun je de verticale<br />

strepen langer maken. Op de lijnen die zich boven de<br />

horizontale lijn bevinden, vermelden ze alle positieve<br />

herinneringen die ze bij die activiteit hebben, op het deel<br />

onder de lijn komen de minder prettige herinneringen.<br />

Plan deze activiteit stapsgewijs en klassikaal.<br />

— trakeren — lang opblijven — zelf zaaien<br />

— fietsen — voorlezen — tuinieren<br />

— traag — altijd hetzelfde — onkruid wieden<br />

Tijdens het lezen<br />

Zoek een gezellige plek en verzamel alle kinderen om je<br />

heen. Dit boek is zo toegankelijk dat het vlot en zonder<br />

voorbereiding voor de hele groep voorgelezen kan worden.<br />

Ook de prenten zijn eenvoudig en vragen om weinig<br />

uitleg. Dit is een verhaal waarin alle kinderen zich thuis<br />

zullen voelen.<br />

Na het lezen<br />

a. Gesprek over opa’s<br />

- Lijkt de opa uit het verhaal op jouw opa?<br />

- Gaat hij ook met jou fietsen?<br />

- Doet hij ook zulke gekke dingen?<br />

- Ziet hij er uit als jouw opa?<br />

- Is een opa oud of kan hij ook jong zijn?<br />

b.Wolkenwerelden<br />

Link met<br />

Wolkenland. John Burningham. Van Holkema &<br />

Warendorf, 1996.<br />

Anna in de wolken. Kitty Crowther. Querido, 1997.<br />

Wolkenformaties bekijken is een fascinerende bezigheid,<br />

het laat kinderen én volwassenen toe ongebreideld te<br />

fantaseren. Kies een mooie, bewolkte dag en trek met<br />

de kinderen naar buiten. Zoek een comfortabele plek en<br />

ga met z’n allen liggen: het spel kan nu beginnen. Wie<br />

iets ziet, laat het de anderen gewoon weten. De kinderen<br />

zullen elkaar moeiteloos aanvullen en de formaties<br />

veranderen snel genoeg om iedereen de kans te geven<br />

iets te zien of te herkennen. Het spel hoeft niet te lang te<br />

duren, maar laat de intensiteit goed opbouwen en hou je<br />

vooral ook zelf niet in!<br />

Deze fantasiestimulerende oefening helpt waarschijnlijk<br />

om in de sfeer van één van bovenstaande prentenboeken te<br />

komen. In beide verhalen komen kinderen in een wolkenwereld<br />

terecht. Blijkbaar wonen daar wezens en heersen er<br />

regels zoals in alle werelden. Laat de kinderen nu over een<br />

eigen wolkenwereld fantaseren.<br />

- Welke wezens wonen er?<br />

- Hoe zien ze er uit?<br />

- Wat doen ze zoal?<br />

- Hebben ze speciale eigenschappen?<br />

- Zijn er gebouwen in de wolkenwereld, vormen ze steden?<br />

- Hoe ziet het er daar uit?<br />

- Heeft de wolkenwereld een naam? En de bewoners?<br />

Geef de kinderen allemaal een blad papier van hetzelfde<br />

formaat. Laat hen met wasco of een ander medium dat<br />

snel en fel werkt, een platte, fictieve wolkenwereld creëren.<br />

Met wattenpropjes maak je wolkenformaties. Plak die op<br />

een ijzerdraad die zo gebogen is dat er boven- en onderaan<br />

een voetje ontstaat. De onderste voetjes plak je her en der<br />

op het blad. Je kunt op de wolken nog de bewoners laten<br />

zitten, al dan niet getekend of driedimensionaal. Vorm nu<br />

één groot wolkentapijt door alle bladen bijeen te schikken.<br />

Laat de kinderen hierover meebeslissen en houd vooral<br />

rekening met de argumentatie waarom bepaalde werelden<br />

naast elkaar horen, of juist niet!<br />

c. Fietstocht organiseren met opa’s<br />

Laat de opa’s eerder in de week al eens met hun fietsen<br />

naar school komen. Ook de kinderen brengen hun fietsen<br />

mee. Bespreek vooraf hoe ze de fietsen kunnen versieren<br />

zodat het tochtje een kleurrijke, opvallende en veilige stoet<br />

wordt. Verzamel het nodige materiaal en organiseer eerst<br />

een namiddag waarop er aan de fietsen geknutseld wordt.<br />

Wanneer alles naar wens versierd is, kan de tocht beginnen.<br />

Hulp van de plaatselijke politie is altijd aangewezen<br />

bij zulke initiatieven.<br />

d. Opa is een held<br />

Link met<br />

Met opa op expeditie. Per Olov Enquist. De Fontein, 2004.<br />

11


12<br />

De opa in dit verhaal is duidelijk uit ander hout gesneden<br />

dan de fietsende opa uit het prentenboek. Hij neemt zijn<br />

kleinkinderen mee op expeditie in het Hoge Noorden,<br />

naar de top van een gevaarlijke berg. Zijn er in de klas<br />

grootvaders die ook heldenbloed hebben? Willen ze daarover<br />

in de klas komen vertellen? Misschien willen ze wel<br />

uit dit boek komen voorlezen en er dan hun eigen sterke<br />

verhaal aan vastkoppelen…<br />

e. Opa’s in boeken<br />

Opa’s en oma’s nemen in het leven van eersteklassers<br />

vaak nog een belangrijke plaats in. Ook in tal van verhalen<br />

vormen zij het personage waarrond de belevenissen zich<br />

afspelen. Vraag de kinderen om tegen een bepaald tijdstip<br />

een boek mee te brengen waarin een opa de hoofdrol<br />

speelt. Dit boek stellen ze voor in de leeskring. Een mogelijk<br />

alternatief is een boek dat ze van opa kregen of dat door<br />

opa werd/wordt voorgelezen. Deze opa-binding is ook toegestaan<br />

en kun je ook voorstellen in de leeskring.<br />

Herfst<br />

O, wat ruikt de herfst fijn,<br />

naar appelhaar<br />

en rimpeltjes,<br />

naar oude zonneschijn.<br />

Naar oma ruikt de herfst<br />

en een beetje ook naar mij.<br />

Want ik zit op haar schoot<br />

en de zomer is voorbij.<br />

De zomer,<br />

dat was buiten,<br />

maar dat is niet meer wat ik wil.<br />

De herfst ruikt naar binnen,<br />

naar ons,<br />

naar nu,<br />

naar stil.<br />

(p. 22)<br />

Een bezoek aan de bibliotheek biedt inspiratie voor wie<br />

thuis niet meteen een leescultuur heeft. Bereid je bezoek<br />

in de klas voor. Maak kinderen attent op het verschil tussen<br />

prentenboeken, boeken voor eerste lezers, dikkere verhalen,<br />

verhalenbundels en ook poëzie. In de bibliotheek laat je je<br />

helpen door bibliothecarissen die je wegwijs maken in al<br />

die verschillende boeken. Eerste klassers kunnen nog niet<br />

alle titels lezen en zullen zich laten leiden door de illustraties<br />

of zich laten helpen door deskundigen uit het huis.<br />

Het is daarom wellicht handig als je vooraf in de bibliotheek<br />

samen afspraken maakt, zodat de bezoekers wegwijs<br />

raken. Stel met de betrokken bibliotheekmede werkers een<br />

collectie samen die de klas op het einde van het bezoek kan<br />

lenen. De keuzelijsten bieden alvast heel wat informatie.<br />

Zo kun je nadien in de klas gewoon verderkijken en -lezen<br />

in de geleende boeken.


Lien mag naar oma<br />

Karel Verleyen, Erika Cotteleer (ill.)<br />

Davidsfonds/Infodok, 2001.<br />

Principe 5: Voor elk kind is er wat te lezen<br />

Principe 3: Bib en school gaan boek in hand<br />

Principe 6: De taalspeeltuin<br />

Eindtermen<br />

De leerlingen kunnen de informatie ordenen die voorkomt<br />

in: voor hen bestemde verhalen, kinderromans, dialogen,<br />

gedichten, kindertijdschriften en jeugdencyclopedie.<br />

(Nederlands - Lezen 3.5)<br />

De leerlingen kunnen de informatie op een persoonlijke<br />

en overzichtelijke wijze ordenen bij een voor hen bestemde<br />

instructie voor een buitenschoolse situatie. (Nederlands -<br />

Luisteren 1.6)<br />

De leerlingen kunnen geconcentreerd luisteren naar een<br />

gesproken tekst (verteld of voorgelezen) en die mondeling,<br />

schriftelijk, beeldend of dramatisch weergeven.<br />

(Muzische vorming - Drama 3.3)<br />

De leerlingen kunnen ervaringen, gevoelens, ideeën,<br />

fantasieën… uiten in spel. (Muzische vorming - Drama 3.5)<br />

De leerlingen kunnen tactiele, visuele impressies,<br />

ervaringen, gevoelens en fantasieën op een beeldende<br />

manier weergeven. (Muzische vorming - Beeld 1.6)<br />

De leerlingen ontwikkelen bij het realiseren van de<br />

eindtermen voor spreken, luisteren, lezen en schrijven<br />

de volgende attitudes; plezier in luisteren, spreken, lezen<br />

en schrijven; bereidheid tot nadenken over het eigen<br />

luistergedrag, spreekgedrag, leesgedrag en schrijfgedrag.<br />

(Nederlands - Vaardigheden)<br />

De leerlingen kunnen een te volgen weg tussen twee<br />

plaatsen in de eigen gemeente of stad beschrijven.<br />

(Wereldoriëntatie - Ruimte 6.1)<br />

Over de auteur<br />

Karel Verleyen (1938, Mechelen) is de oudste zoon van<br />

de Vlaamse kinderboekenschrijver Cyriel Verleyen.<br />

Hij zag zijn vader aan het werk en wilde absoluut geen<br />

schrijver worden. Hij studeerde rechten en haalde het<br />

leraarsdiploma. Vervolgens kwam hij voor de klas te staan.<br />

Een verhaal dat hij in de klas vertelde werd uitgegeven<br />

en zo werd hij dan toch schrijver. Toch was hij eerst<br />

nog verkoopmanager, maar na een poosje keerde hij<br />

terug voor de klas. Daarnaast was hij van 1973 tot 1985<br />

hoofdredacteur van het tienerblad Top. Hij was ook<br />

adjunct-redacteur van een aantal andere tijdschriften en<br />

hij vertaalde boeken. Sinds 1997 is hij voltijds schrijver.<br />

Nog steeds vindt hij schrijven bijzonder inspannend. Karel<br />

Verleyen is vader en grootvader en woont met zijn vrouw<br />

in Kruishoutem. (Karelverleyen.com)<br />

Over de illustrator<br />

Als kleuter was Erika Cotteleer (Kapellen, 1972) al gek<br />

op schilderen. Veel later bleek grafische vormgeving en<br />

reclame de juiste studiekeuze. In 1995 behaalde ze de<br />

Meestergraad aan de Koninklijke Academie voor Schone<br />

Kunsten in Antwerpen. Ondertussen wist ze het heel<br />

zeker: ze wou boeken illustreren. Nog datzelfde jaar begon<br />

ze eraan. Ze studeerde verder aan het Hoger Instituut<br />

voor Schone Kunsten Vlaanderen. Nu verdeelt ze haar tijd<br />

tussen het illustratiewerk en een baan als monitrice in het<br />

jeugdatelier van Kapellen. De vrije uurtjes reserveert ze<br />

voor haar lievelingsmensen en -dieren. (Davidsfonds.be)<br />

Over het boek<br />

Lien is dolblij. Ze mag naar oma. Bij oma eet ze altijd<br />

heerlijke ‘taratata’. Tante Jo zal haar brengen met de bus<br />

want mama en papa moeten werken. Lien zit al. De deur<br />

klapt dicht. De bus rijdt weg en tante Jo staat nog buiten te<br />

zoenen met haar vriend! Lien wil haar roepen, maar het is<br />

te laat... Bij de witte toren stapt Lien uit, ze weet dat daar<br />

oma’s straat is. Ze loopt een straat in, en nog één. Lien<br />

wordt bang: waar is het huis van oma? Lien keek zo uit<br />

naar dit namiddagje. Hoe loopt het af?<br />

Aan de slag<br />

Voor het lezen<br />

a. De weg naar oma<br />

Vraag de kinderen om aan één van hun oma’s te denken.<br />

- Kunnen ze zich inbeelden waar oma woont?<br />

- Hoe zouden ze vanuit school daar geraken?<br />

- Weten ze het adres?<br />

- Kennen ze de weg?<br />

13


14<br />

- Kunnen ze er zelfstandig geraken?<br />

Deze vragen zetten het denkproces op gang dat nodig is<br />

voor de volgende activiteit.<br />

Geef de kinderen een groot tekenblad, dikke stiften of<br />

wasco’s. Laat ze zelf de richting bepalen waarin ze hun<br />

blad leggen. Als ze eenmaal gekozen hebben, houden ze<br />

zich hier wel aan. Aan het ene uiteinde tekenen ze hun<br />

eigen huis, aan het andere uiteinde komt het huis van<br />

oma. Tussen de twee huizen in wordt de reisweg getekend.<br />

Het speelt geen rol of dit de echte weg is, als het maar voor<br />

het kind duidelijk en aanvaardbaar is.<br />

Volgende elementen kunnen helpen om hun reisweg<br />

visueel voor te stellen:<br />

- Gaan ze met het openbaar vervoer, met de wagen, per<br />

fiets, te voet?<br />

- Duurt het lang, is het dus ver?<br />

- Wat zien ze onderweg? Welke gebouwen komen ze tegen?<br />

- Zijn er grote pleinen, parken, velden, bossen, weiden,<br />

water... te zien?<br />

- Is het druk onderweg? Is het overal even druk of zijn er<br />

ook rustige stukken?<br />

- Zijn er erg mooie plekken?<br />

- Zijn er plekken die gevaarlijk zijn?<br />

In kleine groepjes vertellen ze de getekende reisweg aan<br />

elkaar.<br />

Tijdens het lezen<br />

Koppel de tekeningen van de kinderen aan het verhaal.<br />

Lien reist naar oma, maar omdat tante Jo niet op haar let<br />

moet ze de reis helemaal alleen maken. Lees het eerste<br />

deel zelf voor en controleer in welke mate de kinderen<br />

vertrouwd zijn met de personages en de situatie.<br />

a. Improviseren<br />

Lien stapt uit de bus. Wat nu? Wat moet ze doen om<br />

de weg naar oma zo snel mogelijk te vinden? Verdeel<br />

de klas in twee groepen. De ene groep speelt Lien, de<br />

andere groep bestaat uit personages die door Lien worden<br />

aangeklampt. De kinderen vormen duo’s en spelen<br />

gelijktijdig.<br />

- Wat zegt, vraagt Lien?<br />

- Wat antwoordt, doet het andere personage?<br />

Je kunt de rollen tussendoor omkeren, je kunt ook van<br />

partner wisselen.<br />

Laat de duo’s die dat willen hun oplossing aan de anderen<br />

voorstellen.<br />

Maak ook gebruik van de illustraties zonder tekst om een<br />

vervolg of een confrontatie te spelen.<br />

- De man die Lien ontmoet<br />

- De hond die haar tegen de grond drukt<br />

- De dame die te hulp schiet<br />

- …<br />

b. Zelf lezen<br />

Het verhaal werd geschreven in AVI 3. Dat betekent dat<br />

het zuiver technisch voor sommige kinderen nog moeilijk<br />

zelfstandig te lezen zal zijn. Differentieer in dit geval.<br />

Verdeel de tekst in fragmenten. Sterke lezers lezen hun<br />

deel zelfstandig. Zwakkere lezers lezen onder begeleiding.<br />

Help met moeilijkere woorden en besteed aandacht aan het<br />

begrijpen van de inhoud van wat gelezen werd. Vergelijk,<br />

nadat iedereen de inhoud van het verhaal kent, de afloop<br />

van het verhaal met de suggesties die spelend werden<br />

bedacht.<br />

Ook nu kun je weer met de kinderen naar de bibliotheek<br />

trekken, eventueel in combinatie met het boek Met opa op<br />

de fiets. Geef de kinderen de kans om in de bibliotheek een<br />

keuze te maken uit boeken met teksten die ze zelfstandig<br />

kunnen lezen. Toon hen het aanbod voor eerste lezers.<br />

Houd er rekening mee dat AVI-aanduidingen slechts een<br />

beeld geven van de technische moeilijkheidsgraad van een<br />

boek. De aanduiding biedt hulp aan wie omwille van de<br />

leestechniek niet om het even welk boek zelfstandig kan<br />

lezen. Laat deze aanduiding echter geen beperking vormen<br />

in de begeleiding van kinderen op zoek naar aantrekkelijk<br />

leesmateriaal.<br />

Vraag de kinderen een boek te kiezen dat boeit. Volgende<br />

aandachtspunten kunnen helpen:<br />

- Wat is er te zien op de kaft?<br />

- Herken je namen?<br />

- Spreekt de illustratie aan?<br />

- Waarover zou dit boek kunnen gaan?<br />

- Lijkt je dat boeiend?<br />

- Wat lees je op de achterflap<br />

- Komt dat overeen met wat je dacht?<br />

- Hoe ziet het boek er vanbinnen uit?<br />

- Is het een dik of een dun boek?<br />

- Zijn het grote of kleine letters?


- Staat er veel tekst op een blad?<br />

- Hoe zien de tekeningen er uit? Druk? Gekleurd? Mooi?<br />

- Staan er op één blad al heel veel woorden die je niet<br />

begrijpt of kunt lezen?<br />

Geef de kinderen de kans om een tijdje in hun boek te<br />

lezen en zo de aanzet van het verhaal te proeven. Spreek<br />

vooraf af met de bibliothecaris dat de kinderen het gekozen<br />

boek kunnen ontlenen. Ze nemen het mee naar school.<br />

Daar wordt het voorgesteld in de leeskring en kan het<br />

nadien door klasgenoten geleend worden. Zoals bij het<br />

boek Met opa op de fiets kan ook hier gebruik gemaakt<br />

worden van een oma-collectie.<br />

Na het lezen<br />

a. Het huis van oma<br />

Laat de kinderen op een groot tekenblad werken. Geef hen<br />

deze keer alleen zwarte stiften. Ze tekenen het huis, de<br />

boerderij, de flat, de caravan... waar oma woont. De kinderen<br />

gaan zelf bepalen welke plekken in oma’s huis belangrijk<br />

voor hen zijn. Die werken ze in detail uit. Nu pas komen<br />

er kleuren, details en woorden bij. De kleuren kunnen een<br />

gevoel suggereren, de woorden hebben te maken met waarneembare<br />

dingen en activiteiten, de details leggen accenten.<br />

Houd er rekening mee dat er in bepaalde kamers nog veel<br />

bijkomt, dus maak de kinderen erop attent om niet te klein<br />

te werken. Volgende vragen kunnen op weg helpen:<br />

- Woont oma alleen?<br />

- Heeft oma een huisdier?<br />

- Hoeveel kamers zijn er?<br />

- Wat is de leukste kamer en waarom?<br />

- Is er speelgoed bij oma?<br />

- Mag je overal komen en aankomen?<br />

- Wat doen ze bij oma?<br />

- Zijn er speciale dingen bij oma die er thuis niet zijn? Een<br />

zwembad, een zolder, een tuin, een werkkamer?<br />

Weg<br />

Is het naar mij<br />

net zo ver als naar jou?<br />

Voel jij als het koud is<br />

dezelfde kou?<br />

Voel jij als het warm is<br />

dezelfde hitte?<br />

Zie je dezelfde<br />

opaatjes zitten?<br />

Staat de zon<br />

aan dezelfde hemel<br />

te schijnen?<br />

Is mijn straat de jouwe<br />

en jouw straat de mijne?<br />

Is de weg<br />

net zo recht dus<br />

en echt dus en vrij?<br />

Waarom kom ik dan hier?<br />

En jij nooit eens<br />

bij mij?<br />

(p. 60)<br />

15<br />

b. Koken met oma<br />

Lien eet bij oma altijd ‘taratata’. Hebben de kinderen ook<br />

zo’n lievelingskostje dat alleen hun oma kan klaarmaken?<br />

Vraag hen om oma het recept van dat gerecht te laten<br />

opschrijven en breng het mee naar school. De kinderen<br />

maken zelf een passende illustratie bij het recept. Al deze<br />

blaadjes worden gebundeld tot een Oma-kookboek. Nodig<br />

de oma’s uit op een kookactiviteit en laat hen met kleine<br />

groepjes één van de beschreven recepten uitwerken.


<strong>Mijn</strong> papa is voor niemand bang,<br />

of toch?<br />

Rafik Schami, Ole Könnecke (ill.), Litera bvba (vert.)<br />

Lannoo, 2003.<br />

Principe 1: Wie woorden zaait<br />

verhaal vertelt Schami over een veertienjarige bakkerszoon<br />

die journalist wil worden, maar de bakkerij van zijn vader<br />

moet overnemen. In Amerika werd het boek onderscheiden<br />

met de Mildred L. Batchelder Award. Voor Fatima en<br />

de dromendief<br />

ontving hij in 1997 een Vlag en Wimpel van<br />

de Griffeljury. (Leesplein.nl)<br />

16<br />

Eindtermen<br />

De leerlingen kunnen de informatie ordenen die voorkomt<br />

in: voor hen bestemde verhalen, kinderromans, dialogen,<br />

gedichten, kindertijdschriften en jeugdencyclopedie.<br />

(Nederlands - Lezen 3.5)<br />

De leerlingen kunnen geconcentreerd luisteren naar een<br />

gesproken tekst (verteld of voorgelezen) en die mondeling,<br />

schriftelijk, beeldend of dramatisch weergeven. (Muzische<br />

vorming - Drama 3.3)<br />

De leerlingen kunnen genieten van een gevarieerd aanbod<br />

van voor hen bestemde culturele activiteiten. (Muzische<br />

vorming - Drama 3.1)<br />

De leerlingen kunnen in concrete situaties verschillende<br />

manieren van omgaan met elkaar herkennen, erover<br />

praten en aangeven dat deze op elkaar inspelen. (Wereldoriëntatie<br />

- Attitudes ik en de ander 3.4)<br />

De leerlingen kunnen aspecten van het dagelijks leven in<br />

een land van een ander cultuurgebied vergelijken met het<br />

eigen leven. (Wereldoriëntatie - Ruimtelijke ordening/<br />

bepaaldheid 6.9)<br />

Over de auteur<br />

Rafik Schami (1946) is geboren in Damascus, Syrië.<br />

Hij was onder meer uitgever en medewerker van een<br />

muurkrant. In 1971 vestigde hij zich in Duitsland. Hij<br />

studeerde scheikunde en werkte een aantal jaren als<br />

chemicus in de industrie. Vanaf 1965 schrijft hij sprookjes,<br />

gebaseerd op traditionele Oosterse vertellingen. Hij is een<br />

echte verteller die het liefst in direct contact staat met zijn<br />

publiek. Sinds 1982 is hij voltijds schrijver.<br />

Zijn werk werd in Duitsland en in andere landen verschillende<br />

keren bekroond. In 1989 kreeg hij in Nederland<br />

voor Een handvol sterren de Jenny-Smelik/Ibby-prijs, de<br />

prijs voor auteurs die zich speciaal richten op kinderen<br />

uit minderheidsgroepen. In dit autobiografisch getinte<br />

Over de illustrator<br />

Geen informatie beschikbaar.<br />

Over het boek<br />

Papa is groot, sterk, slim, geduldig, grappig en dapper.<br />

Sinds mama er niet meer is, doet hij alles voor zijn<br />

dochter. Bovendien kan hij toveren! Maar papa is bang<br />

voor vreemdelingen. Vooral voor zwarten. Hij vindt ze<br />

akelig, vies, luidruchtig, ze zijn met te veel en spreken<br />

talen die je niet begrijpt. De beste vriendin van zijn dochter<br />

heet Banja en komt uit Tanzania. Op een dag wordt<br />

het meisje als enige van de klas uitgenodigd op Banja’s<br />

verjaardagsfeestje. Ze belooft als verrassing haar vader mee<br />

te brengen die zal toveren. Thuis vertelt Banja haar moeder<br />

dat de vader van haar vriendinnetje een ongelooflijk grote<br />

en sterke man is die bovendien de beste tovenaar van het<br />

land is. Wanneer de moeder van Banja dit aan de vader<br />

van Banja vertelt, dikt ze de krachten van die ongelofelijke<br />

vader nog meer aan. Ondertussen slooft het meisje zich<br />

thuis uit om haar vader mee te krijgen naar het feestje. Ze<br />

vertelt er niet bij dat Banja zwart is. De familie van Banja<br />

heeft zich voorbereid om een zeer belangrijk en groot man<br />

op gepaste wijze te onthalen in hun kleine appartementje.<br />

Wanneer het meisje en haar vader binnenkomen staat een<br />

feestelijke stoet hen op te wachten!<br />

Aan de slag<br />

Voor het lezen<br />

a. Zoek het verschil<br />

Verdeel de klas in groepjes en zorg ervoor dat elk groepje<br />

de kaft van het boek kan bekijken. Vraag de kinderen<br />

om de figuren te observeren. Wie zien ze? Wat zien ze?<br />

Elke groep krijgt de opdracht de mannen en kinderen<br />

te vergelijken. Ze zoek minstens drie verschillende en<br />

drie gelijke punten. Die noteren ze onder vorm van korte<br />

staakwoorden. Bijvoorbeeld:


Gelijk<br />

Niet gelijk<br />

Groene trui<br />

Huidskleur<br />

Mand<br />

Uiterlijk meisjes<br />

Zwarte broek<br />

Kleur haar<br />

Wit hemd<br />

Bruine schoenen<br />

Groenten<br />

Krant<br />

Klein meisje<br />

Brood<br />

Dit wordt aan de hele groep voorgelegd en besproken.<br />

Wie zijn volgens de kinderen de hoofdpersonages in dit<br />

verhaal? Wat zal er in het verhaal gebeuren? Waaruit<br />

kunnen ze dat afleiden?<br />

b. Wie is mijn papa?<br />

De introductie op dit verhaal is belangrijk omdat het een<br />

verhaal is dat vanuit een ik-perspectief verteld wordt. Toon<br />

de kinderen het meisje op de eerste pagina en vraag hen of<br />

ze nog weten bij welke papa ze hoort. Zeg hen dat zij het is<br />

die het verhaal vertelt.<br />

Op de drie volgende bladzijden worden de eigenschappen<br />

van papa toegelicht. De illustraties hiervan zijn zeer<br />

duidelijk. Een kopie, transparanten of gescande beelden<br />

maken het mogelijk dat iedereen goed betrokken kan meewerken.<br />

Vraag de kinderen om de eigenschappen van papa<br />

op te sommen aan de hand van wat ze zien. De tekst is<br />

hier ondergeschikt aan de illustraties. Ze moeten dus hun<br />

informatie echt wel uit de beelden halen! Nu pas komt de<br />

titel van het boek aan bod. Naast al papa’s kwaliteiten is hij<br />

ook nog bang! Voor wie of waarvoor wordt in het verhaal<br />

zelf onthuld.<br />

Tijdens het lezen<br />

Lees het boek voor zodat de kinderen de illustraties goed<br />

kunnen volgen, ze zijn in dit verhaal niet los te koppelen<br />

van de tekst. Tevens vraagt het thema van het boek om op<br />

een erg interactieve manier in de klas te worden gebracht.<br />

- Wijs hen bijvoorbeeld op de subtiele humor van de<br />

prenten: “Ze zijn zo vuil”, maar de man is aan het vegen,<br />

“ze zijn zo ruw”, maar je ziet een balletaffiche...<br />

- “Natuurlijk heb ik Banja niet gezegd dat mijn papa bang<br />

is voor zwarten.” Wat zou er kunnen gebeuren indien het<br />

meisje dat wel vertelt?<br />

- Het meisje doet allemaal lieve dingen voor haar papa.<br />

Welke trucjes hebben de kinderen om hun papa van iets te<br />

overtuigen of voor zich te winnen?<br />

- Banja’s moeder overdreef een beetje toen ze over papa<br />

vertelde. Bespreek de bijbehorende illustraties.<br />

- De ontvangst bij Banja is heel bijzonder. Hoe zou jij je<br />

voelen indien je zo onthaald zou worden?<br />

- Het komt uiteindelijk allemaal goed. Waardoor komt die<br />

ommekeer?<br />

- Verwijs op het einde opnieuw naar de prent op de kaft en<br />

naar hun vergelijkend lijstje.<br />

Na het lezen<br />

a. Zelf lezen<br />

Geef de kinderen de kans om geregeld op eigen tempo in<br />

het boek te kijken. Als zelfstandig lezen nog te moeilijk<br />

is, bieden de illustraties voldoende ondersteuning om het<br />

verhaal opnieuw te beleven.<br />

b. Ben jij weleens bang?<br />

Onderzoek eerst met de kinderen het fenomeen ‘bang<br />

zijn’:<br />

- Waar zijn ze allemaal bang voor?<br />

- Wat is angst?<br />

- Waar zit angst in je lichaam? Kun je het een plaats<br />

geven?<br />

- Kun je angst verstoppen, niet tonen?<br />

- Is iedereen bang?<br />

- Wat kun je er aan doen?<br />

Zoek met de kinderen naar manieren om hun angsten<br />

concreet weer te geven - tekening, tekst, boetseren... - en<br />

vernietig dan het resultaat: laat met ballonnen wegvliegen,<br />

in de papierversnipperaar laten verdwijnen, verbranden,<br />

verbrijzelen...<br />

Voor kinderen van deze leeftijd zijn angsten nog sterk<br />

gerelateerd aan hun eigen leefwereld en ervaringen. Het<br />

is dus best mogelijk dat het onderzoek alleen de kleine<br />

huis-, tuin- en keukenangsten bovenhaalt. Indien anders,<br />

graaf dan niet te diep en probeer uit de persoonlijke,<br />

anekdotische sfeer te blijven. Houd het gesprek eerder<br />

op een universeel niveau door aan te tonen dat angst iets<br />

is wat bij iedereen leeft, ook bij papa’s. Zie bovenstaand<br />

onderzoek van het ‘fenomeen’.<br />

17


c. <strong>Familie</strong>feesten<br />

Feesten is een leuk thema om in een eerste leerjaar uit te<br />

werken. Het is een thema dat zesjarigen erg aanspreekt.<br />

Kerstmis, sinterklaas, verjaardagen... beleven zij meestal in<br />

familiale kring. Het boek <strong>Mijn</strong> papa is voor niemand bang<br />

illustreert twee verschillende leefwerelden waarin kinderen<br />

opgroeien. Het boek legt vooral het accent op kennismaken<br />

met de cultuur van klasgenoten met een etnische achtergrond,<br />

maar je kunt in een eerste klas ook aandacht<br />

schenken aan de sociale, culturele en levensbeschouwelijke<br />

verschillen van kinderen. Geef kinderen die dat willen<br />

de kans om te vertellen over familiefeesten die ze meemaakten.<br />

Laat hen tekenen, schrijven en vertellen over hun<br />

leefwereld zodat ze niet alleen de verschillen maar vooral<br />

ook de overeenkomsten ontdekken.<br />

18


O V E R DE SAMENSTELLERS<br />

H E D W I G E BUYS combineert haar taak als zorgcoördinator<br />

met “leesbevordering geven” in een lagere school. Voor de<br />

Stichting Lodewijk De Raet werkt ze mee aan cursussen<br />

voor ouders en leerkrachten. Op die manier ziet ze wat er<br />

leeft in scholen die buiten haar dagelijks werkdomein vallen<br />

en kan ze theorie met praktijk combineren. Ze recenseert<br />

kinderboeken in Klapper-Pluizer.<br />

I N G R I D ANTHEUNIS werkt al jaren op de Pedagogische<br />

Begeleidingsdienst (PBD) van Onderwijs Stad Gent. Zij is<br />

de boekenjuf voor alle stedelijke scholen van de stad. Daarnaast<br />

geeft ze ook nascholingen en workshops aan kleuterjuffen<br />

en leerkrachten over werken met kinderboeken en<br />

muzische vorming. Creatief omgaan met taal en beeldend<br />

werken zijn daarbij haar favoriete domeinen. Ze schrijft<br />

ook boekbesprekeingen voor de website van de PBD.<br />

19


COLOFON<br />

Redactie en coördinatie<br />

Gerrit Janssens en Sarah van Tilburg<br />

Vormgeving<br />

Compagnie Paul Verrept<br />

Illustraties<br />

Joke van Leeuwen<br />

ISBN 9077178376<br />

WD D/2005/9654/6<br />

www.jeugdboekenweek.be<br />

20<br />

De <strong>Jeugdboekenweek</strong> is een project van Stichting Lezen.<br />

Stichting Lezen komt tot stand met de steun van het<br />

ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.<br />

Stichting Lezen staat voor het intense plezier van lezen<br />

en wil haar passie met velen delen. Daarom organiseert<br />

Stichting Lezen in samenwerking met belangrijke professionele<br />

partners zoals het boekenvak, bibliotheken, media<br />

en onderwijs de <strong>Jeugdboekenweek</strong>, de Kinder- en Jeugdjury<br />

Vlaanderen, Fahrenheit451, de Voorleesweek en andere grote<br />

en kleine acties voor kinderen, jongeren en volwassenen.<br />

Stichting Lezen lanceert nieuwe campagnes als Boekbaby’s<br />

en Iedereen Leest, coördineert de auteurslezingen, stimuleert<br />

wetenschappelijk onderzoek naar lezen en leesbevordering<br />

en onderhoudt internationale contacten. Als kennis-<br />

en expertisecentrum voor leesbevordering is Stichting<br />

Lezen het eerste aanspreekpunt van de Vlaamse overheid.<br />

www.stichtinglezen.be


<strong>Jeugdboekenweek</strong> <strong>2006</strong> <strong>Mijn</strong> familie · Yo Van Kerckhove en Ine Vandenabeele<br />

<strong>Lestips</strong> voor het tweede en derde leerjaar


woord vooraf<br />

<strong>Mijn</strong> boeken zijn mijn tweede familie. Ze waren er al voor ik er was, hopelijk<br />

bestaan ze nog lang nadat ik er niet meer ben. Maar niet zonder dat ik hen heb<br />

leren kennen, een deel van hen ben geworden. En mijn stempel heb kunnen<br />

achterlaten.<br />

Ik heb familieleden die me troosten, ontroeren, die me kwaad maken, me<br />

verwarren, me de weg wijzen. Er zijn er die me aan het lachen maken, met wie ik<br />

gewoon een goed gesprek kan voeren. Er zijn er stokoude bij, die wijs en geduldig<br />

wachten tot ik klaar voor hen ben. Natuurlijk heb ik ook verre neven en nichten,<br />

die ik alleen op vaste momenten in het jaar zie. En er zijn de heel bijzondere, die<br />

ik in mijn hart heb gesloten, omdat ik zonder hen niet was wie ik nu ben. Ik kan<br />

me mijn leven niet voorstellen zonder hen.<br />

1<br />

Echte boeken in de klas, daar staat <strong>Jeugdboekenweek</strong> <strong>2006</strong> voor. Omdat boeken<br />

onmisbaar zijn in uw school. Boeken als familie, boeken die over familie gaan, het<br />

thema van dit jaar.<br />

We inspireren u graag met deze lestips, ze helpen u met de boeken aan de slag te<br />

gaan. De principes bij elke lestip verwijzen naar de basisbrochure Leesbevordering,<br />

hoe doe je dat? die u bij Stichting Lezen kunt bestellen. In negen stellingen doen<br />

we uit de doeken hoe u leesplezier in de klas en de bibliotheek kunt doorgeven.<br />

Om het verband met uw werk in de klas te versterken, hebben we voor het basisonderwijs,<br />

en dat is ook nieuw, de eindtermen toegevoegd die u met elke lestip<br />

realiseert. Leesbevordering is geen luxe, je doet het niet alleen als je wat tijd over<br />

hebt. Handig, toch? Dat maakt het makkelijker om boeken en leesplezier een<br />

vaste plaats in uw lessenpakket te geven. De eindtermen zijn specifiek voor elke<br />

tip beschreven, maar voor werken met de boeken in de klas gelden hoe dan ook<br />

deze doelstellingen:<br />

- De leerlingen kunnen de informatie ordenen die voorkomt in: voor hen<br />

bestemde verhalen, kinderromans, dialogen, gedichten, kindertijdschriften en<br />

jeugdencyclopedie. (Nederlands - Lezen 3.5)<br />

- De leerlingen ontwikkelen bij het realiseren van de eindtermen voor spreken,<br />

luisteren, lezen en schrijven de volgende attitudes: plezier in luisteren, spreken,<br />

lezen en schrijven. (Nederlands - Schrijven 4.8)


- De leerlingen ontwikkelen bij het realiseren van de eindtermen voor spreken,<br />

luisteren, lezen en schrijven de volgende attitudes: plezier in luisteren, spreken,<br />

lezen en schrijven; bereidheid tot nadenken over het eigen luistergedrag, spreekgedrag,<br />

leesgedrag en schrijfgedrag. (Nederlands - Vaardigheden)<br />

- De leerlingen kunnen genieten van een gevarieerd aanbod van voor hen<br />

bestemde culturele activiteiten. (Muzische vorming - Drama 3.1)<br />

De website waarop u de eindtermen vindt is www.ond.vlaanderen.be/dvo/. Voor<br />

meer info over <strong>Jeugdboekenweek</strong> kunt u terecht op www.jeugdboekenweek.be.<br />

We hopen dat u deze nieuwe familie van boeken een warm welkom geeft. En dat<br />

ze snel een bijzonder plekje krijgen in de tweede thuis van uw leerlingen, de klas.<br />

Namens Stichting Lezen,<br />

Gerrit Janssens<br />

2


Samen met mijn familie<br />

Lees- en lestips voor het tweede en derde leerjaar<br />

Yo Van Kerckhove en Ine Vandenabeele<br />

Lezen is meer dan lezen alleen. Het is je overgeven aan<br />

een boek. Je laten onderdompelen in een verhaal en pas<br />

weer boven water komen wanneer de laatste bladzijde, het<br />

laatste woord gelezen is en het doek valt.<br />

We willen je geen rad voor ogen draaien. Dit is wat lezen<br />

zou kunnen zijn. Niet iedereen ervaart de passie van het<br />

lezen, niet iedereen geeft zich over aan een boek, verslindt<br />

hoofdstukken alsof het pannenkoeken met aardbeien<br />

en slagroom zijn. Niet iedereen krijgt de kans om van<br />

heerlijke verhalen te proeven. Daarom is er <strong>Jeugdboekenweek</strong>.<br />

Het is een onderdompeling, zelfs voor halsstarrige<br />

lees weigeraars en lectuuranalfabeten. Dit is onze oproep<br />

aan alle juffen en meesters die bereid zijn met deze lessuggesties<br />

te werken. Gebruik jullie enthousiasme en laat<br />

anderen ervan genieten.<br />

‘<strong>Familie</strong>’ is een breed thema voor de <strong>Jeugdboekenweek</strong><br />

<strong>2006</strong>. We dachten aan nieuw samengestelde gezinnen,<br />

knotsgekke opa’s en oma’s, adoptie, verlies... Vreugdevolle<br />

en gezellige familieromannetjes, maar ook familie met<br />

hardere kantjes.<br />

Bij het uitkiezen van de boeken, viel het ons op dat de<br />

verhalen over families over het algemeen zwaar zijn. Dit<br />

hield ons niet tegen toch een aantal van die ‘zwaardere’<br />

boeken in onze lijst op te nemen. We kozen bewust voor<br />

een luchtige benadering in onze suggesties. Er is voor<br />

ieder wat wils, ideeën om uit te proberen of bij te schaven,<br />

verder uit te werken of te bewaren voor later… Leesvoer<br />

voor méér dan twee weken <strong>Jeugdboekenweek</strong>. Niets houdt<br />

jullie tegen, de bal ligt nu in jullie kamp, veel plezier!<br />

Verdriet<br />

Michael Rosen, Quentin Blake (ill.)<br />

Hillen, 2005.<br />

Principe 1: Wie woorden zaait<br />

Principe 2: Boekrijk<br />

Principe 4: Leesland is geen eiland<br />

Principe 6: De taalspeeltuin<br />

Principe 7: De boekenbabbel<br />

Principe 8: Leesbevordering, geen tijdverlies<br />

Principe 9: Van lezen ga je doen<br />

Eindtermen<br />

De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = beoordelen)<br />

het gepaste taalregister hanteren als ze op basis van vergelijking,<br />

hetzij met de eigen mening, hetzij met andere<br />

bronnen, in een gesprek kritisch reageren op de vragen en<br />

opmerkingen van bekende volwassenen. (Nederlands -<br />

Spreken 2.9)<br />

De leerlingen kunnen het gepaste taalregister hanteren als<br />

ze van een behandeld onderwerp of een beleefd voorval<br />

een verbale interpretatie brengen, die begrepen wordt door<br />

leeftijdsgenoten. (Nederlands - Spreken 2.6)<br />

De leerlingen kunnen op basis van, hetzij de eigen mening,<br />

hetzij informatie uit andere bronnen, de informatie beoordelen<br />

die voorkomt in een gesprek met bekende leeftijdsgenoten.<br />

(Nederlands - Luisteren 1.9)<br />

De leerlingen ontwikkelen bij het realiseren van de<br />

eindtermen voor spreken, luisteren, lezen en schrijven<br />

de volgende attitudes: plezier in luisteren, spreken, lezen<br />

en schrijven; bereidheid tot nadenken over het eigen<br />

luistergedrag, spreekgedrag, leesgedrag en schrijfgedrag.<br />

(Nederlands - Vaardigheden)<br />

3<br />

De leerlingen zijn bereid te reflecteren over gebruikte<br />

luister-, spreek-, lees- en schrijfstrategieën. (Nederlands -<br />

Taalbeschouwing 6.2)<br />

De leerlingen kunnen genieten van een gevarieerd aanbod<br />

van voor hen bestemde culturele activiteiten. (Muzische<br />

vorming - Drama 3.1)


4<br />

De leerlingen kunnen vertrouwen op hun eigen<br />

expressiemogelijkheden en durven hun creatieve uitingen<br />

tonen. (Muzische vorming - Attitudes 6.4)<br />

Over de auteur<br />

Michael Rosen (Londen, 1946) studeerde Letteren en<br />

schreef verschillende poëziebundels voor kinderen. Daarnaast<br />

werkt hij als radiopresentator voor verschillende<br />

poëzieprogramma’s van de BBC. Voor zijn bijdrage aan<br />

de kinderliteratuur ontving hij in 1997 de Eleanor Farjeon<br />

Award.<br />

Over de illustrator<br />

Quentin Blake (Sidcup, 1932) is de alombekende<br />

illustrator van de boeken van Roald Dahl.<br />

Quentin Blake had zelf al een reeks succesvolle boeken<br />

geschreven en geïllustreerd voor hij ging samenwerken<br />

met Dahl. En hoewel hij zich in de eerste plaats illustrator<br />

voelt, heeft hij toch al heel wat kinderboeken op zijn<br />

naam staan. Zoals hij zelf zegt: hij tekent zoals hij schrijft.<br />

Schijnbaar nonchalant, los, snel en met dwalende lijnen.<br />

Meestal met de pen getrokken, zonder veel details. Die<br />

laat hij liever aan de verbeelding van de lezer over. Vaak<br />

beeldt hij met zachte humor en heel spontaan gewone<br />

situaties uit zodat je meteen het grappige ervan inziet.<br />

(Villakakelbont.be)<br />

Over het boek<br />

Verdriet<br />

is een mooi prentenboek over een vader die vertelt<br />

hoe hij omgaat met het verdriet om zijn overleden zoon.<br />

Taal en kleur zijn enorm belangrijk in dit boek. Korte<br />

zinnen en duidelijke taal schetsen een realistisch beeld.<br />

Quentin Blake slaagt erin om de gevoelens met kleur te<br />

beschrijven. Grijs als hoofdkleur voor verdriet. Michael<br />

Rosen, de auteur, is ook de vader in het boek. Door de<br />

duidelijke taal kunnen de kinderen dit verhaal zelf lezen.<br />

Het moeilijke thema daarentegen laat zich het beste eerst<br />

klassikaal behandelen. Nadien kan het gewoon in de klasbibliotheek<br />

zodat de kinderen de kans krijgen om dit boek<br />

later te verwerken.<br />

Dit is een boek om los van <strong>Jeugdboekenweek</strong> in je achterhoofd<br />

te houden als je met je klas geconfronteerd wordt<br />

met rouwverwerking. Verdriet<br />

leent zich er ideaal toe om<br />

rond verlies te werken, net zoals het boek Lieve Waterprins,<br />

dat ook in deze suggesties wordt besproken.<br />

Aan de slag<br />

Voor het lezen<br />

a. Werken met twee prenten<br />

Voor we het boek aan de kinderen laten zien, benaderen<br />

we eerst twee prenten uit het boek: de eerste twee. Maak<br />

van deze illustraties een kleurenkopie. Zo kun je nog even<br />

uitstellen het boek aan de kinderen te laten zien. Een<br />

andere oplossing is een gewone kopie te nemen die je met<br />

waterverf of ecoline van de juiste kleurentinten voorziet.<br />

De eerste prent die we tonen is de tweede prent uit het<br />

boek. Vader op stap met de handen in zijn zakken. Alles<br />

tegen een grijze achtergrond. Laat de kinderen beschrijven<br />

wat ze zien.<br />

De tweede prent die je toont is de eerste prent uit het boek.<br />

Grijnzende vader in vrolijke kleuren.<br />

Wat roept deze prent bij je kinderen op? Zou dit dezelfde<br />

man zijn? Waarom denk je dat?<br />

Nu kun je de tekst bij de prenten aanhalen. Deze keer kun<br />

je wel de volgorde van het boek respecteren: toon eerst de<br />

eerste en daarna de tweede prent.<br />

Dit ben ik. Ik heb verdriet. Als je deze tekening ziet, denk je<br />

misschien dat ik vrolijk ben. Maar dat is niet zo. Ik heb verdriet<br />

en ik doe alsof ik vrolijk ben. Omdat ik denk dat mensen mij<br />

niet aardig vinden als ik laat zien dat ik verdriet heb.<br />

Soms is verdriet heel groot. Het is overal in me en om me heen.<br />

Laat de kinderen spontaan reageren op deze tekst. Indien<br />

ze niet zelf op zoek gaan naar de mogelijke oorzaken van<br />

het verdriet, kun je hen vragen waarom deze man zich<br />

zo zou voelen. Zelf zullen ze ook de kleurbetekenissen<br />

benoemen. Vrolijke kleuren - vrolijk gezicht en grijze,<br />

sombere kleuren - verdriet.<br />

b. Filosoferen over verdriet<br />

Na eerst de twee losse tekeningen te hebben getoond en<br />

besproken, ga je met het boek aan de slag. Nu maken de<br />

kinderen kennis met de titel: Verdriet. We weten nog steeds<br />

niet waarom deze man verdrietig is. Dat is voorlopig ook<br />

niet nodig. Op de achterzijde staat de tekst:


Wie is verdriet? Verdriet is iedereen. Het komt je vanzelf tegen.<br />

Het is nog niet nodig om de korte inhoud op de achterflap<br />

van dit boek aan je kinderen te brengen. Start een gesprek<br />

over deze uitspraak van de auteur Michael Rosen.<br />

- Wie is verdriet?<br />

- Verdriet is iedereen? Wat zou Michael Rosen bedoelen?<br />

- Verdriet, is dat een mens? De auteur schrijft: “Wie is<br />

verdriet?” Niet: Wat<br />

is verdriet.<br />

- Hebben alleen mensen verdriet? Of kunnen dieren ook<br />

verdrietig zijn?<br />

- Het komt je vanzelf tegen. Is dat zo? Komt verdriet je<br />

vanzelf tegen?<br />

Geef hen de tijd om over dit alles na te denken en dit in<br />

een intieme en rustige sfeer aan elkaar te verwoorden. Als<br />

afronding van dit filosoferende moment kun je een teken-<br />

of schrijfsessie houden.<br />

Kopieer hiervoor het kader op de achterzijde van het boek,<br />

dus de tekening van Quentin Blake en de drie zinnen<br />

waarover je gefilosofeerd hebt.<br />

Elk kind krijgt zo’n blad. Laat hen op de achterzijde schrijven<br />

of tekenen wat hen verdrietig maakt. Of verdrietig gemaakt<br />

heeft. Voorlopig doen we hier verder niets mee. Op<br />

het einde, na het bespreken van het volledige boek, komen<br />

we hierop terug.<br />

c. Over de auteur en de illustrator<br />

Sommige van je kinderen zullen vast en zeker de link<br />

leggen tussen Quentin Blake en Roald Dahl.<br />

Je kunt de kinderen meer vertellen over Michael Rosen en<br />

Quentin Blake.<br />

Ook vertel je erbij dat Michael Rosen over zichzelf schrijft.<br />

Hij is de man in het boek die verdriet heeft. (De kinderen<br />

weten nog steeds niet waarom.)<br />

Tijdens het lezen<br />

Tijd nu voor het boek. Er kan bij elke prent en tekst veel<br />

verteld worden, maar het is beter om dit even te laten<br />

en het verhaal in zijn geheel aan te bieden. Geef nadien<br />

de kinderen tijd om over het verhaal te vertellen, na te<br />

denken. Daarna lees je het verhaal nog een tweede keer en<br />

kun je in verschillende fasen werken.<br />

Je stopt geregeld om de kinderen en jezelf de kans te geven<br />

om iets over de tekst of de tekeningen te zeggen. Kleur en<br />

taalgebruik zijn heel sprekend.<br />

Na het lezen<br />

a. Geluk als tegenpool van verdriet<br />

Bij zo’n zwaarbeladen thema is het goed erop te letten dat<br />

je de kinderen niet overlaadt. Een waardig alternatief is om<br />

het boek verdriet volledig om te zetten in een boek over<br />

geluk. Hoe pak je dit aan?<br />

Sta vooraf stil bij de tegenpool van verdriet. Laat de kinderen<br />

woorden voor het tegengestelde van verdriet zoeken.<br />

Vinden ze alleen geluk als tegenpool? Haal er het woordenboek<br />

bij.<br />

Het boek Verdriet<br />

is een vertaling uit het Engels. Laat<br />

de kinderen de Engelse titel Michael Rosen’s sad book opzoeken.<br />

Wat zou de letterlijke vertaling zijn van deze titel?<br />

Associeer met je kinderen rond geluk en verdriet. Schrijf<br />

twee woordvelden op het bord: Geluk doet me denken<br />

aan… Verdriet doet me denken aan…<br />

Dit wordt een klasopdracht. Samen een nieuw boek maken<br />

voor de klasbibliotheek. Probeer de illustratiestijl van<br />

Quentin Blake aan te houden. Gebruik je ook zijn kleurbetekenissen?<br />

(Meer vind je verder bij illustratietechnieken<br />

van Quentin Blake.) Hou vast aan de structuur van de<br />

tekst van Michael Rosen. Maar bedenk samen waar het<br />

hoofdpersonage het meest gelukkig om zou kunnen zijn.<br />

Wat doet hij allemaal om te laten zien dat hij gelukkig is?<br />

Probeer bij de tiende bladzijde de vier kadertjes, over een<br />

zonnige dag die steeds grijzer wordt, aan te houden. Ga<br />

ook op deze manier met kleur en beeld werken – maar dan<br />

net omgekeerd. Bijvoorbeeld: de zon gaat telkens meer<br />

schijnen. Bloempjes, vogeltjes en vlindertjes komen te<br />

voorschijn…<br />

Vergeet niet de namen van de auteurs en illustratoren<br />

te vermelden. Wat wordt de naam van jullie uitgeverij?<br />

Wanneer verschijnt de eerste editie?<br />

b. Spelen met taal<br />

In het midden van het boek vind je schrijfsels van Michael<br />

Rosen. Dit is één van zijn manieren om om te gaan met<br />

zijn gevoelens.<br />

Waar is verdriet?<br />

Verdriet is overal.<br />

Het komt je vanzelf tegen.<br />

Wanneer is verdriet?<br />

5


6<br />

Verdriet is altijd.<br />

Het komt je vanzelf tegen.<br />

Wie is verdriet?<br />

Verdriet is iedereen.<br />

Het komt je vanzelf tegen.<br />

Laat de kinderen uitzoeken welk soort tekst dit is.<br />

Moeten gedichten rijmen? Begrijp je altijd precies wat er<br />

bedoeld wordt?<br />

Naar aanleiding van de vorige suggestie - geluk als<br />

tegenpool van verdriet - kunnen we dit gedicht opnieuw<br />

schrijven maar dan gelukkig in plaats van verdrietig. Het<br />

gedicht wordt daarna op een mooie poster geschreven<br />

en geïllustreerd. Zo heb je meteen een eigengemaakte<br />

poëzieposter in je klas. (Surf ook eens naar de website van<br />

Plint op www.plinternet.nl of www.poem-express.com.)<br />

Hetzelfde kun je doen met het gedicht op de volgende<br />

bladzijde in het boek.<br />

Verdriet is donker<br />

diep en donker<br />

zoals de onzichtbare ruimte<br />

onder mijn bed<br />

verdriet is licht<br />

hoog en licht<br />

zoals de lucht<br />

waar geen einde aan komt<br />

als verdriet diep en donker is<br />

durf ik niet naar binnen<br />

als verdriet hoog en licht is<br />

wil ik lucht zijn<br />

met dat laatste bedoel ik dat ik er het liefst niet zou zijn.<br />

Dat ik het liefst zou verdwijnen.<br />

c. Filosoferen: omgaan met verdriet<br />

Voer een gesprek over hoe wij omgaan met verdriet. Je<br />

grijpt terug naar een onderdeel van het boek dat je nog<br />

eens voorleest. Het begint bij bladzijde zes:<br />

Soms wil ik er met iemand over praten. Met mijn moeder<br />

bijvoorbeeld. Maar die is er ook niet meer, dus dat kan niet.<br />

Dan praat ik met iemand anders. En dan vertel ik alles.<br />

Soms wil ik niet praten. Met niemand. Echt helemaal<br />

niemand. Ik wil alleen zijn met mijn verdriet. Want het is van<br />

mij. En van niemand anders.<br />

Soms doe ik van verdriet vreemde dingen - schreeuwen onder de<br />

douche…<br />

Met een lepel op tafel slaan…<br />

Of mijn kaken laten knakken, knak, knak, knak.<br />

Soms doe ik van verdriet slechte dingen. Wat voor dingen zeg ik<br />

niet. Daar zijn ze te slecht voor. En de poes kon er tenslotte ook<br />

niets aan doen.<br />

Je eindigt hier dit fragment. Een aantal richtvragen voor dit<br />

gesprek kunnen de volgende zijn:<br />

- Hoe zie je dat iemand verdrietig is?<br />

- Toont iedereen zijn verdriet?<br />

- Op welke manieren kun je verdrietig zijn? Is iedereen op<br />

dezelfde manier verdrietig?<br />

- Hebben grote mensen anders verdriet dan kinderen?<br />

- Hebben grote mensen meer verdriet dan kinderen? Komt<br />

er altijd meer verdriet bij? Gaat verdriet ook weer over of<br />

blijft het altijd een beetje bij je?<br />

d. Beelden die herinneringen oproepen<br />

De laatste bladzijden in het boek gaan over beelden die<br />

herinneringen aan Eddy oproepen. Herinneringen kunnen<br />

vanalles zijn: foto’s, kleren, muziek…zelfs geuren.<br />

Misschien zijn er in jouw klas wel kinderen die zulke<br />

herinneringsvoorwerpen hebben. Laat hen het meebrengen<br />

en erover vertellen. Je kunt voorstellen om dat<br />

voorwerp eventjes een mooi plekje te geven in de klas,<br />

gedurende het project. Natuurlijk alleen als de leerling dat<br />

ook wil.<br />

Misschien heb je zelf wel zo’n herinnering aan iets of<br />

iemand? Breng het mee, vertel erover. Let ook hier op het<br />

mogelijke effect op de kinderen. Dit kan zwaar, maar ook<br />

mooi zijn. Probeer toch steeds de luchtige benadering. Als<br />

het gaat over iemand missen die er niet meer is, probeer<br />

dan de kracht eruit te halen. Wat vond ik leuk aan die<br />

persoon? Wat zijn mijn mooiste herinneringen? Wat is het<br />

fijnste dat ik met hem of haar gedaan heb? Deze beelden<br />

die herinneringen oproepen, komen ook nog terug in de<br />

lessuggestie bij het boek De lieve waterprins.


e. Illustratietechnieken van Quentin Blake<br />

De pentekeningen in dit boek zijn typische illustraties van<br />

Quentin Blake. De kinderen zullen er zeker de illustraties<br />

van de boeken van Roald Dahl in herkennen. Neem er<br />

een paar van zijn boeken bij om te tonen. Belangrijk voor<br />

we zelf aan de slag gaan met pen en papier is dat we eerst<br />

eens goed het werk van Blake onder de loep nemen. Hoe<br />

tekent hij? Welk soort lijnen zet hij? Laat de kinderen zelf<br />

proberen.<br />

Handig is om eerst zachtjes in potlood een schets te<br />

maken van wat je gaat tekenen. Daarna ga je er met zwarte<br />

pen of een fijn zwart stiftje over. Laat hen dit verschillende<br />

keren proberen tot ze het lijnwerk min of meer onder de<br />

knie hebben.<br />

Nu komt het erop aan om zelf een illustratie te maken in<br />

de stijl van Quentin Blake. Het maakt niet uit of je een<br />

eigen ontwerp creëert bij een zelfgeschreven tekst of dat<br />

je een prent uit het boek kiest om over te tekenen. Wat<br />

steeds terugkomt in het boek zijn de kadertjes rond de<br />

tekeningen. Laat hen dit ook oefenen en daarna toepassen<br />

bij hun tekening.<br />

7<br />

De volgende stap zijn de kleuren. We werken met<br />

waterverf of ecoline. Uitproberen op de kladversie is<br />

eveneens aan te raden. Een handige tip: kopieer eerst<br />

de tekeningen op hard papier vóór de kinderen met de<br />

waterverf aan de slag gaan. Dit om te voorkomen dat de<br />

inkt van de zwarte lijnen gaat uitlopen.<br />

Quentin Blake heeft zelf ook een fantastisch boek<br />

gemaakt om te leren tekenen: Drawing for the artistically<br />

undiscovered. Quentin Blake, John Cassidy. Klutz, 1999<br />

(ISBN 1570543208). Hoewel het alleen in het Engels bestaat,<br />

zijn de oefeningen en tips heel toegankelijk voor alle<br />

leeftijden.


8<br />

Lieve Waterprins<br />

Johanna Kruit, Kris Nauwelaerts (ill.)<br />

Leopold, 2004.<br />

Principe 1: Wie woorden zaait<br />

Principe 2: Boekrijk<br />

Principe 4: Leesland is geen eiland<br />

Principe 5: Voor elk kind is er wat te lezen<br />

Principe 7: De boekenbabbel<br />

Principe 8: Leesbevordering, geen tijdverlies<br />

Principe 9: Van lezen ga je doen<br />

Eindtermen<br />

De leerlingen kunnen voor een bekend persoon een<br />

verslag schrijven van een verhaal, een gebeurtenis, een<br />

informatieve tekst. (Nederlands - Schrijven 4.4)<br />

De leerlingen ontwikkelen bij het realiseren van de eindtermen<br />

voor spreken, luisteren, lezen en schrijven de<br />

volgende attitudes: plezier in luisteren, spreken, lezen en<br />

schrijven ( Nederlands - Schrijven 4.8)<br />

De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = beoordelen)<br />

het gepaste taalregister hanteren als ze op basis van<br />

vergelijking, hetzij met de eigen mening, hetzij met andere<br />

bronnen, in een gesprek kritisch reageren op de vragen en<br />

opmerkingen van bekende volwassenen. (Nederlands -<br />

Spreken 2.9)<br />

De leerlingen kunnen het gepaste taalregister hanteren als<br />

ze van een behandeld onderwerp of een beleefd voorval<br />

een verbale interpretatie brengen, die begrepen wordt door<br />

leeftijdsgenoten. (Nederlands - Spreken 2.6)<br />

De leerlingen kunnen op basis van, hetzij de eigen<br />

mening, hetzij informatie uit andere bronnen, de<br />

informatie beoordelen die voorkomt in een gesprek met<br />

bekende leeftijdsgenoten. (Nederlands - Luisteren 1.9)<br />

Over de auteur<br />

Johanna Kruit werd op 14 december 1940 geboren in<br />

Zouteland op het eiland Walcheren en woont daar nog<br />

steeds. Ze komt uit een gezin van elf kinderen. Zelf<br />

kreeg ze twee kinderen voor wie ze verhalen schreef en<br />

liedjes verzon. Ze houdt van contacten met kinderen. Ze<br />

bezoekt vaak scholen en bibliotheken waar ze voorleest uit<br />

eigen werk en met de kinderen praat. In 1976 verscheen<br />

haar eerste dichtbundel voor volwassenen. Haar eerste<br />

dichtbundel met gedichten voor jonge mensen publiceerde<br />

ze in 1989 in de Zonnewijzer-reeks. Naast poëzie schrijft<br />

ze ook verhalen. De zee is vaak terug te vinden in haar<br />

werk. In de loop der jaren zien we een verschuiving van<br />

gedichten die tamelijk los van vorm zijn naar poëzie met<br />

meer aandacht voor het rijm. Ze vindt het belangrijk<br />

dat kinderen bij het lezen van haar gedichten het gevoel<br />

hebben dat iemand hen begrijpt.<br />

Over de illustrator<br />

Kris Nauwelaerts is geboren in Kolwezi, Kongo op 23<br />

november 1958. Hij studeerde grafiek aan Sint-Lucas in<br />

Hasselt. Daarna volgde hij nog cursussen schilderen en<br />

aquarel. Toen hij een aanbod kreeg om te tekenen voor<br />

Zonnekind ging hij zich meer en meer bezighouden<br />

met het illustreren van kinderboeken. Zijn illustraties<br />

worden gekenmerkt door een poëtische sfeer en een weloverwogen<br />

compositie. Het liefst gebruikt hij figuren en<br />

hun houdingen en uitdrukkingen om een emotionele<br />

meerwaarde te creëren.<br />

Over het boek<br />

De vader van Lin is al heel lang weg. Ze weet nu dat hij<br />

dood is en nooit meer terugkomt. Ze schrijft hem elke dag<br />

een brief. Die brieven verdeelt ze over zes flessen die ze<br />

laat wegzeilen. Ze vindt het leuk om al haar geheimen en<br />

belevenissen op te schrijven, ook aan iemand die dood is.<br />

Aan de slag<br />

De leerlingen ontwikkelen bij het realiseren van de<br />

eindtermen voor spreken, luisteren, lezen en schrijven<br />

de volgende attitudes: plezier in luisteren, spreken, lezen<br />

en schrijven; bereidheid tot nadenken over het eigen<br />

luistergedrag, spreekgedrag, leesgedrag en schrijfgedrag.<br />

(Nederlands - Vaardigheden)<br />

Voor het lezen<br />

Naar aanleiding van het boek kun je een schrijfopdracht<br />

geven. Brieven schrijven is praten op papier en is een<br />

ideale taaloefening. Met al onze moderne en vernieuwde<br />

communicatie raakt het echte schrijven een beetje op de<br />

achtergrond. Deze keer zou je beter niet te veel nadruk<br />

leggen op vorm en inhoud van de brief. Het is vooral


elangrijk dat kinderen een fijne brief schrijven naar een<br />

vriend of vriendin.<br />

Een leuke tekening, eventueel een detail uit de brief zoals<br />

in het boek, kan er ook bij.<br />

In de klas kun je een brievenbus zetten – vlug gemaakt van<br />

een kartonnen doos met gleuf erin. Op het einde van de<br />

week kun je de brievenbus laten openen door een verantwoordelijke<br />

van de klas. Ook ouders en leerkrachten kunnen<br />

brieven schrijven. Maak de kinderen er wel op attent<br />

de enveloppen de naam van de geadresseerde te schrijven<br />

en op de achterkant de naam van de briefschrijver. Zelf<br />

prentbriefkaarten maken is ook prachtig. Niet alleen om de<br />

creativiteit van de kinderen te stimuleren, maar ook om de<br />

kinderen die het moeilijk hebben met schrijven een kans<br />

te geven.<br />

Na het lezen<br />

a. Filosoferen over geheimen<br />

Het is leuk om je te schrijven, ook als je dood bent. Ik kan je<br />

dan geheimen vertellen die niemand anders weten mag. Net als<br />

in een dagboek. (p. 9 en 10)<br />

Je zou ervan uit kunnen gaan dat iedereen geheimen<br />

heeft: jijzelf, ouders, vriendjes, familie, de klas… Mogelijke<br />

vragen kunnen zijn:<br />

- Wat is een geheim?<br />

- Is het goed alle geheimen voor jezelf te houden?<br />

- Moet je een geheim altijd voor jezelf houden?<br />

- Zijn er geheimen die je echt moet vertellen?<br />

- Moet iemand aan wie je een geheim vertelt altijd echt<br />

bestaan?<br />

- Kun je een geheim ook aan een dier vertellen?<br />

Tijdens het lezen<br />

Nadat het brieven schrijven op gang is gekomen, kun je<br />

het boek aanbieden. Leid het wel in. De vader van Lin is<br />

dood, maar ze schrijft hem elke dag brieven om hem over<br />

haar belevenissen te vertellen. Misschien zou het niet<br />

slecht zijn om eventjes de personages te situeren:<br />

- mama en Marius, die werken in de bibliotheek en zijn<br />

verliefd<br />

- oma woonde een tijdje bij Lin, maar is verhuisd naar de<br />

stad<br />

- Daniël, de buurjongen<br />

- Mamalien, de moeder van de buurjongen<br />

- Buuf, buurvrouw Marit<br />

- Henk, Lins leraar.<br />

Omdat het steeds korte briefjes zijn, kan het boek afwisselend<br />

door jezelf en de kinderen worden voorgelezen.<br />

Je kunt elke brief afzonderlijk kopiëren. Kinderen kunnen<br />

zo hun leesbeurt voorbereiden.<br />

Je kunt steeds een vast moment kiezen om voor te lezen.<br />

Kinderen kijken er dan echt naar uit.<br />

Om het nog gezelliger te maken, kun je in de klas samen<br />

met de kinderen een knus voorleesplekje maken. Je kunt<br />

ook regelmatig de kleine, fijne detailtekeningen tonen die<br />

elke brief illustreren.<br />

Je kunt aan de kinderen vragen om een geheim dat ze<br />

kwijt willen op te schrijven of te tekenen. Als je ze in een<br />

doos stopt of verzamelt kunnen ze misschien met de toestemming<br />

van de schrijver voorgelezen of getoond worden.<br />

b. Filosoferen over de dood<br />

Wellicht kun je toch niet om de dood van Lins vader heen.<br />

Een gesprek daarover kan een aanleiding zijn om bepaalde<br />

emoties waar kinderen mee worstelen toch te uiten.<br />

Mogelijke vragen:<br />

- Hoe weet je dat Lins vader dood is?<br />

- Wat doen we wanneer iemand dood is?<br />

- Als we aan iemand denken die dood is of tegen hem of<br />

haar praten, is die persoon dan nog dood?<br />

- Denk je dat wanneer je dood bent alles afgelopen is?<br />

- Waarom zijn mensen verdrietig als iemand dood is?<br />

- Denk je dat dieren ook treuren?<br />

- Denk je dat planten treuren?<br />

Kinderen die het moeilijk hebben om erover te praten,<br />

kun je ook vragen om een tekening te maken over hoe het<br />

is om dood te zijn. Misschien kun je de kinderen laten<br />

vertellen wat ze zien.<br />

c. Spelen met taal - rijmwoorden zoeken<br />

Omdat Johanna Kruit ook nog heel wat gedichten schreef<br />

voor kinderen en er in het boek ook gedichten voorkomen<br />

kun je dit aangrijpen om rond rijm te werken.<br />

9


10<br />

- Je kunt een klein gedichtje voorlezen met eindrijm,<br />

bijvoorbeeld<br />

Ben je boos?<br />

Pluk een roos<br />

Zet hem op je hoed,<br />

Dan ben je morgen weer goed.<br />

- Je kunt enkele voorwerpen verzamelen in de zithoek.<br />

Iemand toont een voorwerp en kinderen zoeken rijmwoorden.<br />

- Je kunt als leerkracht twee woorden zeggen. De opdracht<br />

voor de kinderen is hun hand op te steken als de woorden<br />

niet rijmen.<br />

- Je kunt een woordenlijst maken met zeven woorden<br />

waarvan één woord niet rijmt. Kinderen zoeken het woord.<br />

- Partnerwerk: met twee een lijstje maken waarvan er één<br />

woord niet rijmt. Klasgenootjes laten zoeken.<br />

- Rijmdomino maken: per twee een dominospel maken.<br />

Op elke dominokaart staan twee afbeeldingen of twee<br />

woorden (bijvoorbeeld kussen - hond ). Op een ander<br />

kaartje staat er ‘tussen’. Op nog een ander kaartje staat<br />

er ‘rond’. Kinderen kunnen op zoek gaan naar dominokaartjes<br />

bij hun klasgenootjes om het spel zo lang mogelijk<br />

te maken.<br />

d. Muzische verwerking: knutseltip - cadeautjestip<br />

Het zou leuk zijn indien door het werken met dit<br />

boek er een schoolcorrespondentie op gang kwam.<br />

Misschien willen de kinderen wel op zoek gaan naar een<br />

correspondentie klas buiten de school. Om dit leuker te<br />

maken kun je de kinderen zelf postzegels laten ontwerpen<br />

(miniatuurtekenen). De randjes kunnen geknipt worden<br />

met een kartelschaar. Om het nog gekker te maken<br />

kunnen de kinderen hun eigen briefpapier maken,<br />

bijvoorbeeld met marmertechniek. Om het nog echter<br />

te maken kun je briefpapier maken met een watermerk.<br />

Je kunt de kinderen tekeningen laten maken met grijs<br />

potlood of houtskool. Die kun je licht kopiëren of scannen.


Als ik niet toevallig de hond van<br />

tante Doris verwisseld had<br />

Ingelin Angerborn<br />

Lannoo, 2004.<br />

De leerlingen kunnen het gepaste taalregister hanteren als<br />

ze van een behandeld onderwerp een verbale interpretatie<br />

brengen, die begrepen wordt door leeftijdsgenoten.<br />

(Nederlands - Spreken 2.7)<br />

Principe 1: Wie woorden zaait<br />

Principe 2: Boekrijk<br />

Principe 3: Bib en school gaan boek in hand<br />

Principe 4: Leesland is geen eiland<br />

Principe 5: Voor elk kind is er wat te lezen<br />

Principe 6: De taalspeeltuin<br />

Principe 7: De boekenbabbel<br />

Principe 8: Leesbevordering, geen tijdverlies<br />

Principe 9: Van lezen ga je doen<br />

De leerlingen drukken in een niet-conflictgebonden<br />

situatie, eigen indrukken, gevoelens, verlangens,<br />

gedachten en waarderingen spontaan uit. (Wereldoriëntatie<br />

- Mens 3.1)<br />

Over de auteur<br />

Over Ingelin Angerborn is niet veel informatie beschikbaar.<br />

Wel dat ze Zweedse is en dat Als ik niet toevallig de<br />

hond van tante Doris verwisseld had<br />

haar tweede boek is.<br />

Eindtermen<br />

De leerlingen kunnen de informatie ordenen die voorkomt<br />

in: voor hen bestemde verhalen, kinderromans, dialogen,<br />

gedichten, kindertijdschriften en jeugdencyclopedie.<br />

(Nederlands - Lezen 3.5)<br />

De leerlingen ontwikkelen bij het realiseren van de eindtermen<br />

voor spreken, luisteren, lezen en schrijven de<br />

volgende attitudes: plezier in luisteren, spreken, lezen en<br />

schrijven (Nederlands - Schrijven 4.8)<br />

Over het boek<br />

Tilda is een meid uit de derde klas. Ze is pas met haar<br />

mam voor de zoveelste keer verhuisd. Nu wonen ze in<br />

een appartement net onder tante Doris, de tante van<br />

Tilda’s mama. Haar vader is circusartiest, beweert ze, en<br />

daarom ziet ze hem nooit. Dit leuke boek vertelt een reeks<br />

grappige toevalligheden die ervoor zorgen dat dit gekke<br />

meisje vrienden maakt in een nieuwe buurt. Het begint<br />

allemaal met het toevallig verwisselen van de hond van<br />

tante Doris.<br />

11<br />

De leerlingen kunnen vertrouwen op hun eigen expressiemogelijkheden<br />

en durven hun creatieve uitingen tonen.<br />

(Muzische vorming - Attitudes 6.4)<br />

De leerlingen kunnen ervaringen, gevoelens, ideeën,<br />

fantasieën… uiten in spel. (Muzische vorming - Drama 3.5)<br />

De leerlingen kunnen een aan de speelsituatie aangepaste<br />

spreektechniek ontwikkelen (articulatie, adembeheersing,<br />

tempo, toonhoogte) en verschillende verbale en non-verbale<br />

spelvormen improviseren. (Muzische vorming - Drama 3.6)<br />

Aan de slag<br />

Door het snelle tempo wordt het verhaal over Tilda een vlot<br />

boek. Daarom is het misschien wel leuk om het verhaal<br />

in afzonderlijke stukken voor te lezen, of de kinderen<br />

bepaalde hoofdstukken zelf te laten lezen. Het is wel<br />

belangrijk dat dit in een korte tijdspanne gebeurt. Er zijn<br />

elf hoofdstukken; het is haalbaar om het boek in drie<br />

dagen uit te lezen. Lees bijvoorbeeld elke keer als je de<br />

klas binnenkomt een hoofdstuk voor. De kinderen zullen<br />

gegarandeerd aan je lippen hangen.<br />

De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = beoordelen)<br />

het gepaste taalregister hanteren als ze op basis van<br />

vergelijking, hetzij met de eigen mening, hetzij met<br />

andere bronnen, in een gesprek kritisch reageren op<br />

de vragen en opmerkingen van bekende volwassenen.<br />

(Nederlands - Spreken 2.9)<br />

Tijdens het lezen<br />

a. Als… dan<br />

Bijna elk hoofdstuk begint met een toevalligheid.<br />

- Als ik niet toevallig de hond van tante Doris verwisseld had…<br />

(p. 17)<br />

- Als mama geen aanval van allergie had gekregen… (p. 22)<br />

- Als mijn fiets niet gestolen was… (p. 31)<br />

- Als ik niet verdwaald was… (p. 36)


12<br />

- Als ik Sara en haar oma niet had ontmoet… (p. 43)<br />

- Als ik niet door de politie was opgepakt… (p. 48)<br />

- Als we niet naar McDonald’s waren geweest… (p.51)<br />

- Als we mijn fiets niet gevonden hadden… (p. 58)<br />

- Als ik mijn voet niet had verzwikt en er geen gaten in mijn<br />

nieuwe spijkerbroek hadden gezeten… (p. 64)<br />

Maak negen stroken met bovenstaande zinnen erop.<br />

Vanaf hoofdstuk drie begint elk hoofdstuk met één van<br />

deze zinnen. Hang de eerste strook op. Laat de kinderen<br />

fantaseren… Wat zou er gebeuren moest ik de hond van<br />

tante Doris verwisseld hebben? Nu kun je de eerste drie<br />

hoofdstukken voorlezen. Je klas maakt kennis met Tilda,<br />

het hoofdpersonage. Laat hen als slot na hoofdstuk drie de<br />

acht overige stroken zien. Bied ze door elkaar aan. Nodig<br />

je kinderen uit om verder te fantaseren. Laat hen een<br />

volgorde kiezen voor de stroken en hang die zo op. Telkens<br />

als je een nieuw hoofdstuk start, worden de stroken<br />

opnieuw aangepast.<br />

b. Hoe gaat het verder?<br />

Na om het even welk hoofdstuk kun je een schrijfopdracht<br />

geven. Laat de kinderen zelf verzinnen hoe het verder<br />

loopt. De enige voorwaarde is dat de teksten beginnen met<br />

“Als ik niet toevallig…” Voor ze aan het schrijven gaan is<br />

het handig om nog eens de personages te overlopen. Wie<br />

was wie ook al weer?<br />

Benadruk ook dat de tekst geschreven wordt in de ik-vorm.<br />

Tilda vertelt over zichzelf.<br />

Je kunt ook de eerste zin van het volgende hoofdstuk<br />

aanbieden als start. Zo begint iedereen op dezelfde manier.<br />

Laat je de teksten door alle kinderen voorlezen in de<br />

klas, of alleen wie wil? Je kunt hen ook in kleine groepjes<br />

laten samenzitten, zo kunnen ze hun teksten aan elkaar<br />

voorlezen.<br />

c. De echo van mijn hartslag<br />

Na het lezen van hoofdstuk vijf, lees je nog eens het volgende<br />

fragment voor:<br />

Ik rende verder tot ik niet meer kon en toen liet ik me met<br />

mijn rug tegen een boom zakken. Ik hoorde de echo van mijn<br />

hartslag in mijn hoofd en ik hijgde als een sint-bernardshond<br />

op een warme zomerdag. (p. 33)<br />

Dit is een mooi fragment, ideaal voor een taalonderzoekje<br />

en een bespreking. Wie hoorde al eens de echo van zijn<br />

hartslag in zijn hoofd? Wanneer was dat? Wat had je toen<br />

gedaan? Hoe kun je het nog anders zeggen, dat je hart zo<br />

te keer gaat?<br />

Je hart bonst. Je kunt je hier met je kinderen afvragen of<br />

bonst nu met een s of een z wordt geschreven. Hoe wordt<br />

het dan in het meervoud? Een uitgelezen moment om<br />

via boeken en verhalen het woordenboek te gebruiken…<br />

Zo zijn er tal van situaties die je op deze manier los van<br />

handleidingen en werkbundels kunt aanwenden.<br />

Ik hijgde als een sint-bernardshond op een warme zomerdag.<br />

(p.33)<br />

Dit is een leuke vergelijking. Waarom vergelijkt de auteur<br />

Tilda met een sint-bernardshond op een warme zomerdag?<br />

Ga samen op zoek naar andere leuke en passende dierenvergelijkingen.<br />

d. Liegen: een klasgesprek en een drama-moment<br />

Tilda maakt regelmatig gebruik van een leugentje. Zo heeft<br />

ze een verhaal over ‘haar’ hond opgehangen voor Axel. (p. 13)<br />

Sara vraagt of ze nog eventjes kan blijven, nadat ze Lina<br />

heeft teruggebracht:<br />

‘Nee, ik moet weg. Ik moet nog naar de apotheek en die gaat<br />

bijna dicht. <strong>Mijn</strong> moeder is aller- …al een tijdje erg ziek.’<br />

(p. 23)<br />

Ze belooft niet meer te liegen:<br />

Tilda had zichzelf beloofd dat ze nooit meer zou liegen.<br />

Ik rende het hele eind naar de winkel. Stel dat Loppan er niet<br />

meer zat? Stel dat iemand haar had meegenomen, of dat ze<br />

zich losgerukt had omdat ze zich eenzaam en verlaten voelde?<br />

Ik zou het mezelf nooit vergeven. En tante Doris vast ook niet.<br />

Wat zou Tante Doris eenzaam zijn. Misschien ging ze wel<br />

dood van verdriet. Dan zou dat mijn schuld zijn! Shit, wat heb<br />

ik spijt dat ik Loppan daar zo lang alleen heb gelaten. Als ze er<br />

nog stond, zou ik nooit meer liegen. Promise! (p. 19)<br />

Langzaam liep ik de trappen op. Het voelde net alsof ik mijn<br />

verdwenen fiets op mijn rug droeg. Wat zou ik tegen mama<br />

zeggen? Wat er echt gebeurd was of dat ik mijn fiets had<br />

uitgeleend (en hopen dat ik hem snel terug zou vinden)?<br />

Maar toen herinnerde ik me mijn belofte om niet meer te


liegen. Daarstraks, toen ik bang was dat Loppan niet meer bij<br />

de lantaarnpaal zou staan. Maar ze stond er. En beloofd is<br />

beloofd, vooral als het op dezelfde dag gebeurt!<br />

( p. 28)<br />

Laat ook een kind de oorspronkelijke titel zoeken. Leuk is<br />

om deze grappig klinkende Zweedse woorden op het bord<br />

te laten zetten. Welke woorden herken je?<br />

Gesprek met de nieuwsgierige buurman:<br />

Zijn ogen glinsterden van nieuwsgierigheid. Ik voelde de<br />

spanning stijgen. Beloofd is natuurlijk beloofd, maar… een<br />

leugentje om bestwil tegen een spionerende buurman telde vast<br />

niet mee.<br />

‘Ik heb hem uitgeleend,’ zei ik. (p. 29)<br />

Huilend vertelde ik haar alles precies zoals het gegaan was. Het<br />

deel over Buster-Lina liet ik weg en ik zei dat ik een vriendin<br />

was tegengekomen en dat ik daardoor bijna te laat bij de<br />

apotheek kwam. En dat was niet echt een leugen. Sara was nu<br />

eigenlijk bijna mijn vriendin. (p. 30)<br />

P.S. Trouwens, wat ik over papa zei, is niet helemaal waar.<br />

Ik heb wel mijn trapeze van hem gekregen, maar hij is geen<br />

circusartiest. Hij is astronaut en op dit ogenblik zit hij op de<br />

maan. Daarom kunnen we elkaar niet zo vaak zien. Maar hij<br />

heeft beloofd dat ik hem volgende zomer mag komen bezoeken.<br />

(p. 76)<br />

Enkele mogelijke vragen om een gesprek rond liegen<br />

richting te geven:<br />

- Was het haar bedoeling om te liegen tegen Axel? Waarom<br />

deed ze dat dan wel?<br />

- Wat is een leugentje om bestwil?<br />

- Is liegen altijd even erg?<br />

- Als je dingen verzwijgt, lieg je dan ook?<br />

- Waarom verzint Tilda spannende verhalen over haar papa?<br />

Als drama-moment laat je de kinderen zelf originele<br />

leugens verzinnen en ze al dan niet geloofwaardig aan de<br />

man brengen.<br />

Na het lezen<br />

a. Zweedse titel<br />

Wie heeft het boek geschreven? Ingelin Angerborn, zou<br />

dat een Nederlandstalige auteur zijn? Waarom denk je dat?<br />

Je kunt een gesprekje houden over naamgeving. Sommige<br />

namen komen in bepaalde landen of talen vaker voor.<br />

Bestudeer eens de namen van de kinderen van je klas.<br />

Je kunt ook een namengids lenen bij de bibliotheek.<br />

Hetzelfde kun je doen met de namen van de personages.<br />

Waar ligt Zweden? Zoek eens op in de atlas. Hoe ziet<br />

het er in Zweden uit? Ga eens met je kinderen op onderzoek<br />

op internet. Misschien kun je bij jullie volgende<br />

bibliotheek bezoek op zoek gaan naar boeken over Zweden,<br />

of geschreven door Zweedse schrijvers?<br />

b. <strong>Familie</strong><br />

Tilda heeft een sterke band met haar moeder. Ze kan bij<br />

haar mama terecht. Haar papa is er niet.<br />

Dit kan een inleiding zijn voor een gesprekje over ouders.<br />

- Vind je dat Tilda een leuke moeder heeft?<br />

- Zou je ook graag zo’n moeder willen hebben?<br />

- Hoe is de band met jouw moeder?<br />

- Zou Tilda haar papa erg missen?<br />

- Is er iemand die iets wil vertellen over zijn of haar mama<br />

of papa missen?<br />

Verhuizen. Tilda vindt het maar stom dat ze opnieuw<br />

moeten verhuizen. Dat heeft ze wel al vaker in haar<br />

leven gedaan. Waarom heeft ze daar zo’n hekel aan? Hoe<br />

zouden jullie het vinden om te verhuizen? Wat zouden de<br />

voordelen kunnen zijn? En de nadelen?<br />

c. Museumwandeling<br />

Iedereen krijgt een groot blad en tekent een stuk van het<br />

boek. Vooraf moet je wel afspreken hoe de personages<br />

eruit zullen zien (haarkleur, kledij…). Welke schilders- of<br />

illustratietechnieken bied je aan? Nadien moet het stukje<br />

verhaal in eigen woorden bij de tekeningen komen te<br />

staan. Dit doen we niet gewoon. We gebruiken letterkunst<br />

om onze zinnen beeld te geven. Versierde en gestempelde<br />

letters geven de vrolijke toon van het boek weer. Alles<br />

klaar? Tijd om het museum in te richten.<br />

Wie nodig je uit in het museum? Wie leidt de bezoekers<br />

rond? Worden er toegangskaartjes gegeven? Het museumbezoek<br />

kun je ook groter zien. Jullie turnzaal wordt het<br />

museum, elke klas werkt iets van <strong>Jeugdboekenweek</strong> uit voor<br />

het museum. Het kan ook een interactief museum worden,<br />

met een goede mix van luisteren, zien en doen… Aan de<br />

slag dus! En natuurlijk nodigen we uit over wie het al de<br />

hele boekenweek gaat: familie!<br />

13


14<br />

Cheffie is de baas<br />

Kaat Vrancken, Martijn van der Linden (ill.)<br />

Querido, 2004.<br />

Principe 1: Wie woorden zaait<br />

Principe 2: Boekrijk<br />

Principe 4: Leesland is geen eiland<br />

Principe 5: Voor elk kind is er wat te lezen<br />

Principe 6: De taalspeeltuin<br />

Principe 7: De boekenbabbel<br />

Principe 8: Leesbevordering, geen tijdverlies<br />

Principe 9: Van lezen ga je doen<br />

Eindtermen<br />

De leerlingen kunnen de informatie ordenen die voorkomt<br />

in: voor hen bestemde verhalen, kinderromans, dialogen,<br />

gedichten, kindertijdschriften en jeugdencyclopedie.<br />

(Nederlands - Lezen 3.5)<br />

De leerlingen ontwikkelen bij het realiseren van de eindtermen<br />

voor spreken, luisteren, lezen en schrijven de<br />

volgende attitudes: plezier in luisteren, spreken, lezen en<br />

schrijven (Nederlands - Schrijven 4.8)<br />

De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = beoordelen)<br />

het gepaste taalregister hanteren als ze op basis van<br />

vergelijking, hetzij met de eigen mening, hetzij met andere<br />

bronnen, in een gesprek kritisch reageren op de vragen en<br />

opmerkingen van bekende volwassenen. (Nederlands -<br />

Spreken 2.9)<br />

De leerlingen kunnen het gepaste taalregister hanteren als<br />

ze van een behandeld onderwerp een verbale interpretatie<br />

brengen, die begrepen wordt door leeftijdsgenoten.<br />

(Nederlands - Spreken 2.7)<br />

vergeten. Na haar studies communicatiewetenschappen en<br />

werk bij een uitgeverij werd ze freelance copywriter. Overdag<br />

schrijft ze reclameteksten, ’s avonds en ’s nachts werkt<br />

ze aan haar boeken. In de Hannah-boeken schrijft ze over<br />

thema’s zoals dood en seksualiteit op een humoristische,<br />

vanzelfsprekende manier.<br />

Over de illustrator<br />

Martijn van der Linden werd in 1979 in Oostburg geboren.<br />

Als kind wilde hij tekenaar worden. In 2001 studeerde hij<br />

af aan de Willem de Kooning academie in Rotterdam, waar<br />

hij de richting illustratie volgde. Het prinsenkind<br />

is zijn<br />

eerste prentenboek.<br />

Over het boek<br />

Kaat Vrancken gaf haar boek niet alleen de titel Cheffie<br />

maar maakt Cheffie de teckel ook de baas van de ver telling.<br />

Je kruipt als lezer in de huid van de hond en we zien<br />

alles door zijn ogen. Dit levert onverwachte en originele<br />

scènes op. Emma en haar moeder zijn heel belangrijk voor<br />

Cheffie. Vooral omdat ze eten geven, maar ook aandacht<br />

en liefde. Emma weet als enige de gevoelige plekjes van<br />

Cheffie te vinden. Ze heeft hem als magere, zielige pup<br />

gevonden. Na een tijdje komen er nog twee teckels bij,<br />

maar dat vindt Cheffie niet erg want hij blijft toch de baas<br />

en maakt dat ook duidelijk.<br />

Op een dag komt er een knappe, grote herdershond bij.<br />

Puf en Bogie zijn onder de indruk. Cheffie is jaloers en<br />

besteedt veel meer aandacht en tijd aan de herdershond.<br />

Cheffie doet alles om zijn geur uit het huis en de tuin te<br />

houden. Hij werpt zich ook letterlijk voor Emma’s voeten.<br />

Dit heeft verrassende gevolgen. De kleine zwartwitillustraties,<br />

die lijken op linosneden, geven een belangrijke<br />

meerwaarde aan het verhaal en brengen goed in beeld hoe<br />

Cheffie zich voelt.<br />

De leerlingen drukken in een niet-conflictgebonden<br />

situatie, eigen indrukken, gevoelens, verlangens,<br />

gedachten en waarderingen spontaan uit. (Wereldoriëntatie<br />

- Mens 3.1)<br />

Over de auteur<br />

Kaat Vrancken werd geboren in Bree op 27 december 1957.<br />

Toen ze twaalf werd, was ze vast besloten schrijfster te<br />

worden. Na één zin liet de inspiratie haar in de steek, maar<br />

de magie van het schrijven is ze sindsdien nooit meer<br />

Aan de slag<br />

Voor het lezen<br />

Kringgesprek. Mogelijke aanpak kan zijn:<br />

- Wie heeft er thuis een hond?<br />

- Welk ras?<br />

- Waar komt hij vandaan?<br />

- Hoe heet je hond?<br />

- Waarom heb je deze naam gekozen?<br />

- Is het een zwerfhond?


- Hoe wordt een hond een zwerfhond?<br />

- Wat zou je doen wanneer je een zwerfhond vond?<br />

- Behoort je hond tot je familie?<br />

- Hoe zou je deze familieband omschrijven?<br />

- Hebben honden familie?<br />

- Leven honden in het wild in een familie?<br />

- Zijn er verschillende soorten hondenfamilies?<br />

- Hebben honden dezelfde familiebanden als wij (vader,<br />

moeder, broer, zus…)?<br />

- Zijn volwassenen soms ook jaloers?<br />

- Je kunt een of meerdere prenten tonen waarop duidelijk<br />

te zien is hoe iemand zich voelt als hij jaloers is.<br />

Bijvoorbeeld Je gevoelens als je jaloers bent<br />

van Brian Moses,<br />

Dijkstra 1992, p. 4, 5, 6, 7.<br />

- Welk voorbeeld lijkt het best op jouw gevoelens?<br />

- Hoe gedragen kinderen zich als ze jaloers zijn?<br />

- Je kunt de kinderen zinnen laten maken die beginnen<br />

met: “Als ik jaloers ben…”<br />

Tijdens het lezen<br />

Je kunt een paar keer voor je aan een nieuw hoofdstuk<br />

begint de kinderen vragen proberen te voorspellen hoe het<br />

boek verder zou kunnen verlopen.<br />

Na het lezen<br />

a. Kringgesprek. De betekenis van namen<br />

- Vind je de naam Cheffie goed gekozen?<br />

- Waarom wel, waarom niet?<br />

- Elke naam heeft een betekenis; misschien kun je de<br />

betekenis van de namen van de kinderen opzoeken.<br />

e. Verhalen schrijven<br />

- Je kunt de kinderen vragen of ze graag een kort verhaaltje<br />

willen schrijven over iets wat met jaloezie te maken heeft.<br />

- Misschien kunnen ze verhaaltjes schrijven over dingen<br />

die ze zouden kunnen doen om anderen jaloers te maken.<br />

f. Muzische verwerking<br />

- Je kunt de kinderen maskers laten maken die jaloezie<br />

uitbeelden in papier-maché, klei…<br />

- Je kunt de kinderen laten vertellen waarom ze een<br />

bepaalde kleur of vorm gebruikten.<br />

15<br />

b. Hondennamen bekijken<br />

- Je kunt foto’s van verschillende hondenrassen<br />

verzamelen en er een collage mee maken.<br />

- Je kunt een lijst maken van de verschillende<br />

hondenrassen.<br />

- Je kunt een dierenarts uitnodigen die komt vertellen wat<br />

er allemaal komt kijken bij het houden van een hond als<br />

huisdier.<br />

c. Filosoferen<br />

Het is duidelijk dat Cheffie niet zo gelukkig is met de<br />

komst van de herdershond. Hij is eigenlijk jaloers. Naar<br />

aanleiding daarvan kun je een eenvoudig filosofisch<br />

gesprek opbouwen. Mogelijke vragen kunnen zijn:<br />

- Worden honden of dieren alleen maar voor de<br />

gezelligheid gehouden?<br />

- Kunnen honden of dieren ongelukkig zijn?<br />

- Kunnen dieren met elkaar praten?<br />

- Kunnen dieren het onder elkaar over mensen hebben?<br />

- Kunnen dieren denken?<br />

d. Zinnen maken<br />

- Je kunt de kinderen vragen hoe ze zich voelen wanneer<br />

ze jaloers zijn.


16<br />

Opa zwijgt<br />

Katrien Vandewoude, Jan de Kinder (ill.)<br />

Clavis, 2003.<br />

Principe 2: Boekrijk<br />

Principe 3: Bib en school gaan boek in hand<br />

Principe 4: Leesland is geen eiland<br />

Principe 6: De taalspeeltuin<br />

Principe 7: De boekenbabbel<br />

Principe 8: Leesbevordering, geen tijdverlies<br />

Principe 9: Van lezen ga je doen<br />

Eindtermen<br />

De leerlingen zijn bereid om vanuit een concrete context te<br />

reflecteren over de volgende aspecten van taal:<br />

- klankniveau<br />

- woordniveau<br />

- zinsniveau<br />

- tekstniveau<br />

(Nederlands - Taalbeschouwing 6.3)<br />

De leerlingen kunnen de informatie op een persoonlijke en<br />

overzichtelijke wijze ordenen bij een voor hen bestemde<br />

instructie voor een buitenschoolse situatie. (Nederlands -<br />

Luisteren 1.6)<br />

De leerlingen kunnen het gepaste taalregister hanteren<br />

als ze aan iemand om ontbrekende informatie vragen.<br />

(Nederlands - Spreken 2.2)<br />

De leerlingen kunnen de informatie ordenen die voorkomt<br />

in: voor hen bestemde verhalen, kinderromans, dialogen,<br />

gedichten, kindertijdschriften en jeugdencyclopedie.<br />

(Nederlands - Lezen 3.5)<br />

De leerlingen kunnen hun afstamming aangeven tot twee<br />

generaties terug. (Wereld-oriëntatie - Tijd 5.6)<br />

Over de auteur<br />

Katrien Vandewoude werd geboren in Asse op 20 juni<br />

1955. In haar jeugd was ze vaak ziek. Om haar een beetje te<br />

troosten, kreeg ze stapels boeken. Op twaalfjarige leeftijd<br />

leest ze Blijf lachen van Irmgard Smits over een meisje van<br />

twaalf dat tuberculose heeft en in het boek haar levensverhaal<br />

vertelt. Katrien was razend jaloers dat iemand op<br />

zo’n jonge leeftijd kon schrijven en zij niet. Uiteindelijk<br />

studeerde ze Letteren en Wijsbegeerte, maar ze was vooral<br />

geboeid door geschiedenis omdat ze wilde weten hoe<br />

mensen vroeger leefden en werkten, wat ze dachten en<br />

voelden. Ze werkte nadien twee jaar in de universiteitsbibliotheek.<br />

Ze las zeer graag voor en begeleidde kinderen<br />

die lid waren van de Kinder- en Jeugdjury Vlaanderen.<br />

Stilletjes aan begon ze te overwegen om zelf een boek te<br />

schrijven. Haar verhalen zijn spannend, ernstig en avontuurlijk.<br />

Over de illustrator<br />

Jan de Kinder werd geboren op 5 november 1964 in Dendermonde.<br />

Hij studeerde toegepaste grafiek en illustratie<br />

aan Sint-Lukas in Brussel en volgde een opleiding tekenkunst<br />

aan de Stedelijke Academie van Leuven. Hij begon<br />

met het illustreren van kinderboeken toen zijn oudste<br />

dochter Anne haar eerste prentenboekje ontdekte. Nu is hij<br />

beeldend kunstenaar en voltijds zelfstandig illustrator van<br />

kinderboeken en kindertijdschriften. Hij illustreert vooral<br />

boeken van andere auteurs. In 2002 schreef hij een eigen<br />

prentenboek: Mathilde. Hij geniet van verhalen vertellen<br />

aan kinderen, en met hen fantaseren.<br />

Over het boek<br />

Opa zwijgt<br />

beschrijft hoe een kind omgaat met de aftake-<br />

ling van een grootouder. De opa van Emma heeft een<br />

beroerte gehad en kan niet meer lopen en spreken. Emma<br />

logeert tijdens de vakantie bij opa en oma, maar ditmaal<br />

is de vakantie anders. Tegen Wido, de buurjongen, schept<br />

ze op over wat opa vroeger allemaal kon. Wido, die niet wil<br />

vertellen dat zijn ouders onlangs zijn gescheiden, schept<br />

ook op over zijn grootvader. De twee kinderen hebben het<br />

moeilijk om de veranderingen te accepteren maar vertellen<br />

dit niet aan elkaar. Het is een ik-verhaal met veel dialogen<br />

dat mooi wordt verteld, nergens is er sprake van medelijden<br />

of geklaag.<br />

Aan de slag<br />

Voor het lezen<br />

a. Gedicht over opa<br />

Voor je begint met voorlezen kun je met een gedicht<br />

de juiste sfeer scheppen. Probeer het gedicht Opa van<br />

Johanna Kruit:


Opa is ziek.<br />

Het vel van zijn gezicht<br />

is veel te wijd.<br />

De kamer is stil.<br />

Een streepje zonlicht<br />

valt langs het gordijn.<br />

Het is al bijna lente.<br />

Misschien gaat opa dood.<br />

De dag zit vol geheimen.<br />

Ik word al groot.<br />

In een kringgesprek over grootouders kun je de volgende<br />

vragen stellen:<br />

- Wie heeft er een opa?<br />

- Wat vind je van hem?<br />

- Hoe zie jij je opa?<br />

- Wat denk je over hem?<br />

- Zie je je opa veel?<br />

- Wat heb je geleerd van je opa? Kinderen kunnen hier<br />

eventueel een lijstje maken.<br />

b. Interview met opa<br />

Je kunt één of meerdere opa’s uitnodigen in de klas,<br />

eventueel de opa van de leerkracht, of je laat de kinderen<br />

een interview afnemen van hun opa thuis. Mogelijke<br />

vragen:<br />

- Welke spelletjes speelde je?<br />

- Hoe ging je naar school?<br />

- Speelde je op straat?<br />

- Had je een speciale knuffel?<br />

- Speelden je ouders met jou?<br />

- Heb je kwajongensstreken uitgehaald?<br />

- Had je veel huiswerk?<br />

- Wat deed je het liefst?<br />

- Moest je meehelpen met je ouders?<br />

- Hoe was het op school?<br />

- Heb je de oorlog meegemaakt?<br />

- Waarom lopen sommige opa’s met een stok?<br />

- Waarom krijgen sommige opa’s grijs haar of worden ze<br />

kaal?<br />

Je kunt ook vragen aan de opa’s om foto’s mee te brengen<br />

of een voorwerp waar ze speciaal aan gehecht zijn. Dit kan<br />

aanleiding geven tot het maken van een kleine tentoonstelling.<br />

Op een bepaald moment lees je dan het boek voor. Je kunt<br />

vertellen dat dit boek vooral gaat over de opa van Emma.<br />

Het is vakantie en ze gaat bij opa en oma logeren. Ditmaal<br />

is het geen vakantie zoals vorig jaar. Je kunt eventueel de<br />

kinderen laten vertellen waarover het boek zou kunnen<br />

gaan bij het tonen van de kaft.<br />

Tijdens het lezen<br />

Je kunt vooraf met de kinderen een vast voorleesmoment<br />

afspreken en dit ook duidelijk meedelen in de school zodat<br />

jullie niet gestoord worden tijdens het voorlezen. Hang<br />

eventueel een bordje “Niet storen, wij lezen!” aan de deur.<br />

a. Helden<br />

Ongeveer in het midden van het boek vertellen Emma en<br />

Wido, de buurjongen, over hun opa’s alsof ze helden zijn.<br />

Dit moment kun je misschien aangrijpen om een klein<br />

filosofisch gesprekje te houden over helden. Mogelijke<br />

vragen:<br />

- Wanneer ben je een held? Wat moet een held allemaal<br />

kunnen?<br />

- Zijn helden anders dan jij of ik?<br />

- Kun je bevriend zijn met een held?<br />

- Kun je leren om held te worden?<br />

- Zou je zelf een held willen zijn en waarom?<br />

Na het lezen<br />

a. Kringgesprek over het boek<br />

Mogelijke vragen:<br />

- Wie wil iets zeggen over het verhaal?<br />

- Welk gevoel heb je nadat je het hele verhaal hebt gehoord?<br />

- Is er iets dat je niet goed begrijpt?<br />

- Wat vond je het mooist?<br />

- Denk je dat opa en oma verdrietig zijn?<br />

- Toont opa zijn verdriet en zo ja, hoe?<br />

- Waarom zijn we soms verdrietig?<br />

- Wie wil er een verdrietig moment uit zijn leven vertellen?<br />

b. <strong>Familie</strong>album maken<br />

Per familielid kun je een A4-blad nemen, op elk blad komt<br />

telkens ongeveer hetzelfde te staan. Je kunt de kinderen<br />

vragen om hun geboortekaartje mee te brengen. Dit plak je<br />

bovenaan het blad voor jezelf.<br />

17


Daaronder kun je een pasfoto plakken met daarnaast:<br />

- voornaam<br />

- roepnaam, hoe je thuis wordt genoemd<br />

- geboortedatum<br />

- kleur van de ogen<br />

- hobby’s<br />

- beste eigenschap<br />

- slechtste eigenschap<br />

- lievelingsgerecht<br />

Vertel in enkele regels over je oudste herinnering.<br />

Blad 2: foto van mama als kind.<br />

Blad 3: foto van papa als kind.<br />

Blad 4 en volgende: foto’s van broers en zussen.<br />

18<br />

Op al deze bladen komt dezelfde tekst, die kun je als<br />

leerkracht vooraf uitschrijven, kopiëren en op elk blad<br />

plakken:<br />

- voornaam<br />

- hoe spreek jij je mama aan<br />

- geboortedatum<br />

- haarkleur, kleur ogen<br />

- hobby’s<br />

- werk<br />

- beste eigenschap<br />

- slechtste eigenschap<br />

- lievelingsgerecht<br />

Je kunt dan nog twee bladen maken voor de oma’s en de<br />

opa’s, zowel aan moeders als aan vaders kant. Je kunt de<br />

kinderen vragen om bovenaan het blad eventueel een trouwfoto<br />

van oma en opa te plakken. Op beide bladen komt<br />

dezelfde tekst als bij ma, pa, broers, zussen (zie hier boven).<br />

c. Stamboom maken<br />

Je kunt met de kinderen een stamboom maken. Op<br />

grote vellen A3 maak je de stambomen vanaf opa en<br />

oma. Kinderen kunnen van hun familie kleine portretjes<br />

tekenen en de namen invullen. Leer de kinderen eerst<br />

hoe je een stamboom maakt, hoe de lijntjes lopen. Als de<br />

stambomen klaar zijn, kun je die zo ophangen aan het<br />

plafond in de klas. Zo heb je een soort tentoonstelling.<br />

Je kunt de ouders en grootouders uitnodigen om een<br />

wandeling te maken door het bos van de stambomen in je<br />

eigen klas.


Teunis<br />

Toon Tellegen, Jan Jutte (ill.)<br />

Querido, 1996. (3 de druk 2005)<br />

Principe 2: Boekrijk<br />

Principe 3: Bib en school gaan boek in hand<br />

Principe 4: Leesland is geen eiland<br />

Principe 7: De boekenbabbel<br />

Principe 8: Leesbevordering, geen tijdverlies<br />

Principe 9: Van lezen ga je doen<br />

Eindtermen<br />

De leerlingen kunnen de informatie ordenen die voorkomt<br />

in: voor hen bestemde verhalen, kinderromans, dialogen,<br />

gedichten, kindertijdschriften en jeugdencyclopedie.<br />

(Nederlands - Lezen 3.5)<br />

De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = beoordelen)<br />

het gepaste taalregister hanteren als ze op basis van<br />

vergelijking, hetzij met de eigen mening, hetzij met andere<br />

bronnen, in een gesprek kritisch reageren op de vragen en<br />

opmerkingen van bekende volwassenen. (Nederlands -<br />

Spreken 2.9)<br />

De leerlingen kunnen het gepaste taalregister hanteren als<br />

ze van een behandeld onderwerp een verbale interpretatie<br />

brengen, die begrepen wordt door leeftijdsgenoten.<br />

(Nederlands - Spreken 2.7)<br />

De leerlingen zijn bereid om vanuit een concrete context te<br />

reflecteren over de volgende aspecten van taal:<br />

- klankniveau<br />

- woordniveau<br />

- zinsniveau<br />

- tekstniveau<br />

(Nederlands - Taalbeschouwing 6.3)<br />

Over de auteur<br />

Toon Tellegen (Nederland, 1941) is geen schrijver van<br />

opleiding, maar chirurg. Hij werkt als huisarts in Amsterdam,<br />

waar hij woont. Hij is getrouwd en heeft twee<br />

kinderen. Aan zijn dochter vertelde hij elke avond voor het<br />

slapengaan verhaaltjes. Die publiceerde hij later. Toon Tellegen<br />

is vooral bekend om zijn dichtbundels voor volwassenen<br />

en om zijn dierenverhalen. Deze spelen zich af in een<br />

wat vreemde wereld. Alle dieren zijn even groot. Ze brengen<br />

hun tijd door met feesten, praten, brieven schrijven<br />

en mijmeren. Deze verhalen zijn ietwat absurd, verwarrend<br />

en meestal filosofisch. Hij heeft ondertussen heel wat<br />

grote prijzen met zijn werk in de wacht gesleept.<br />

Over de illustrator<br />

Jan Jutte (Nederland, 1954) is sinds 1983 werkzaam als<br />

freelance illustrator. Hij heeft ondertussen al meer dan<br />

honderd kinderboeken geïllustreerd. Bezoek zeker eens<br />

zijn website (www.janjutte.nl).<br />

Over het boek<br />

Teunis is een olifant. Zijn moeder is een olifant, zijn vader<br />

ook. Maar die is ook ontdekkingsreiziger. Teunis en zijn<br />

moeder zien hem nooit. Ze zijn olifanten in een mensenwereld.<br />

Hij gaat gewoon naar school. Natuurlijk is het niet<br />

gemakkelijk om zo anders te zijn dan de andere kinderen<br />

in de klas. Maar soms is het juist heel handig een olifant<br />

te zijn.<br />

Aan de slag<br />

Voor het lezen<br />

Kennismaken met de auteur. Toon Tellegen is een<br />

bekende auteur, zowel bij kinderen als bij volwassenen.<br />

Wie kent hem? Hebben we één van zijn boeken in onze<br />

klasbibliotheek of thuis in onze boekenkast?<br />

Misschien opteer je er wel voor om één van zijn korte<br />

dierenverhalen voor te lezen als aanknopingspunt met het<br />

boek. Je vindt in de bibliotheek of bij de boekhandel vast<br />

wel één van volgende mooie titels:<br />

Misschien wisten zij alles: alle verhalen over de eekhoorn en de<br />

andere dieren (Querido, 2001.)<br />

De verjaardag van de eekhoorn (Querido, 1995.)<br />

De verjaardag van alle anderen (Querido, 1998.)<br />

De genezing van de krekel<br />

(Querido, 1999.)<br />

Bij het lezen<br />

a. Boos zijn (p.8)<br />

Zou ze boos kunnen zijn? dacht Teunis. Hoe zou ze er dan<br />

uitzien? Hij kon wel boos worden. Heel boos. Maar hij wist<br />

niet hoe hij er dan uitzag. Als hij boos was wilde hij altijd iets<br />

omver gooien of in volle vaart ergens tegenaan lopen, zodat<br />

het omviel of in stukken brak. Daarna was zijn boosheid altijd<br />

over.<br />

19


20<br />

Hoe boos kun jij zijn? Dit fragmentje uit het boek kan aanleiding<br />

zijn om een kringgesprek te houden over boos zijn.<br />

- Op welke manieren zijn wij boos?<br />

- Op welke manieren zijn onze familieleden boos?<br />

- Waarom is bij iedereen verschillend op welke manier hij<br />

het liefst boos is?<br />

- Is er een verschil tussen hoe je werkelijk boos bent, of<br />

hoe je het zou willen zijn?<br />

- Lucht het op om boos te zijn?<br />

- Hoe voel je je als iemand anders boos is? Wat doe je dan?<br />

b. Teken- en schrijfopdracht<br />

Laat de kinderen nadenken over wat hen boos maakt.<br />

Dit kan een concrete situatie zijn, of iets algemeens… De<br />

bedoeling is dat ze hun boze gevoelens uiten op papier.<br />

Met woorden, verf…<br />

gaan ze aan de slag. Nadien voorzie je<br />

de tijd zodat ieder die wil wat tekst en uitleg bij zijn werk<br />

kan geven.<br />

c. Het verleden<br />

Misschien is het je al opgevallen dat het hele verhaal<br />

geschreven is in de verleden tijd. Waarom zou de auteur<br />

hiervoor gekozen hebben? Je kunt dit boek gemakkelijk<br />

koppelen aan een taalles over de verleden tijd. Neem een<br />

stukje tekst over en laat de kinderen het omzetten in de<br />

tegengestelde tijd. Om het andersom te doen, neem je een<br />

ander boek uit de Leestips en laat je een stukje tekst van<br />

de tegenwoordige tijd in de verleden tijd zetten. Niet zo<br />

eenvoudig als het lijkt! Maar wel leerrijk en het is leerstof<br />

die rechtstreeks uit een boek komt waarmee ze bezig zijn.<br />

Dat is eens wat anders dan de onbetekenende zinnen uit<br />

een handboek met afstandelijke voorbeeldzinnen.<br />

d. Toneel (p.40, 42)<br />

In het boek spelen de kinderen op vrijdagnamiddag toneel<br />

of poppenkast.<br />

Op een keer verkleedde Teunis zich als jongen. Een jongen uit<br />

zijn klas - Willem - verkleedde zich als olifant.<br />

e. Een gewone jongen<br />

Teunis is een olifant in een gewone mensenwereld. Hij is<br />

een buitenbeentje. Anders dan de anderen.<br />

Ken jij bij jou in de familie ook buitenbeentjes? Dit kan de<br />

start zijn voor een gesprekje over verschillen: gehandicapt<br />

zijn, een andere huidskleur hebben, geadopteerd zijn,<br />

uiteenlopende karakters hebben... Hou een gesprek over<br />

willen zijn zoals de rest.<br />

- Waarom wil Teunis een gewone jongen zijn?<br />

- Heeft het voordelen om een olifant te zijn?<br />

- Wat zijn de nadelen om als olifant tussen gewone<br />

kinderen te leven?<br />

- Gebeurt het jou soms ook dat je wilt zijn zoals iedereen?<br />

- Sommigen willen juist opvallen. Ze doen nét anders dan<br />

de anderen. Waarom?<br />

Naar aanleiding hiervan laat je de kinderen fantaseren.<br />

Stel je voor, je hebt héél veel moed en je trekt je niets van<br />

de anderen aan. Wat zou je dan precies doen om anders te<br />

zijn dan de anderen? Hoe zou jij willen opvallen tussen je<br />

klasgenoten? Dit kan de start zijn van een schrijfopdracht.<br />

Of de inleiding van een beeldende verwerking.<br />

Na het lezen<br />

a. Ontdekkingsreiziger<br />

De papa van Teunis is ontdekkingsreiziger. Teunis vraagt<br />

zich af wat er nog te ontdekken valt. Filosofeer samen met<br />

je klas over wat er nog te ontdekken valt. Hoe kun je nu<br />

weten wat er nog te ontdekken valt als het nog niet ontdekt<br />

is? Zou alles niet al ontdekt zijn?<br />

b. Wat zijn de beroepen bij jou in de familie?<br />

De papa van Teunis is ontdekkingsreiziger. Wat doen jouw<br />

ouders als beroep? De kinderen vertellen over de beroepen<br />

in hun familie. De beroepen worden opgeschreven. Bij<br />

elk beroep wordt door de kinderen zelf een woordje uitleg<br />

gegeven. Wat willen jullie zelf later gaan doen, als beroep?<br />

De dialoog van hun toneelstuk wordt in het boek gegeven.<br />

Laat de kinderen ook op deze manier een toneelstukje<br />

schrijven. Ze kunnen attributen zoeken, het voorbereiden<br />

en het nadien opvoeren op vrijdagnamiddag, zoals in het<br />

boek.


O V E R DE SAMENSTELLERS<br />

Y O VAN KERCKHOVE heeft als leerkracht derde graad in het<br />

Freinet-onderwijs gewerkt. Vandaag werkt ze als Freinetspecialiste<br />

bij de Pedagogische Begeleidingsdienst van de<br />

stad Gent, maar ze is er ook werkzaam als begeleidster van<br />

scholen die met kinder- en jeugdliteratuur werken.<br />

I N E VANDENABEELE is juf in de Tuimelaar, een klein<br />

freinetschooltje in Schoten. Ze geeft les aan de kinderen<br />

van de tweede graad, waar ze samen met haar leerlingen<br />

veel tijd tussen boeken doorbrengt. Toen ze zelf nog<br />

op de schoolbanken zat, was ze een boekenwurm in het<br />

kwadraat. Die microbe probeert ze op veel manieren aan<br />

haar kinderen door te geven.<br />

21


C O L O F O N<br />

Redactie en coördinatie<br />

Gerrit Janssens en Sarah van Tilburg<br />

Vormgeving<br />

Compagnie Paul Verrept<br />

Illustraties<br />

Joke van Leeuwen<br />

ISBN 9077178414<br />

WD D/2005/9654/7<br />

www.jeugdboekenweek.be<br />

22<br />

De <strong>Jeugdboekenweek</strong> is een project van Stichting Lezen.<br />

Stichting Lezen komt tot stand met de steun van het<br />

ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.<br />

Stichting Lezen staat voor het intense plezier van lezen<br />

en wil haar passie met velen delen. Daarom organiseert<br />

Stichting Lezen in samenwerking met belangrijke professionele<br />

partners zoals het boekenvak, bibliotheken, media<br />

en onderwijs de <strong>Jeugdboekenweek</strong>, de Kinder- en Jeugdjury<br />

Vlaanderen, Fahrenheit451, de Voorleesweek en andere grote<br />

en kleine acties voor kinderen, jongeren en volwassenen.<br />

Stichting Lezen lanceert nieuwe campagnes als Boekbaby’s<br />

en Iedereen Leest, coördineert de auteurslezingen, stimuleert<br />

wetenschappelijk onderzoek naar lezen en leesbevordering<br />

en onderhoudt internationale contacten. Als kennis-<br />

en expertisecentrum voor leesbevordering is Stichting<br />

Lezen het eerste aanspreekpunt van de Vlaamse overheid.<br />

www.stichtinglezen.be


<strong>Jeugdboekenweek</strong> <strong>2006</strong> <strong>Mijn</strong> familie · Joeri Brands en Marlies De Smedt<br />

<strong>Lestips</strong> voor het vierde en vijfde leerjaar


woord vooraf<br />

<strong>Mijn</strong> boeken zijn mijn tweede familie. Ze waren er al voor ik er was, hopelijk<br />

bestaan ze nog lang nadat ik er niet meer ben. Maar niet zonder dat ik hen heb<br />

leren kennen, een deel van hen ben geworden. En mijn stempel heb kunnen<br />

achterlaten.<br />

Ik heb familieleden die me troosten, ontroeren, die me kwaad maken, me<br />

verwarren, me de weg wijzen. Er zijn er die me aan het lachen maken, met wie ik<br />

gewoon een goed gesprek kan voeren. Er zijn er stokoude bij, die wijs en geduldig<br />

wachten tot ik klaar voor hen ben. Natuurlijk heb ik ook verre neven en nichten,<br />

die ik alleen op vaste momenten in het jaar zie. En er zijn de heel bijzondere, die<br />

ik in mijn hart heb gesloten, omdat ik zonder hen niet was wie ik nu ben. Ik kan<br />

me mijn leven niet voorstellen zonder hen.<br />

1<br />

Echte boeken in de klas, daar staat <strong>Jeugdboekenweek</strong> <strong>2006</strong> voor. Omdat boeken<br />

onmisbaar zijn in uw school. Boeken als familie, boeken die over familie gaan, het<br />

thema van dit jaar.<br />

We inspireren u graag met deze lestips, ze helpen u met de boeken aan de slag te<br />

gaan. De principes bij elke lestip verwijzen naar de basisbrochure Leesbevordering,<br />

hoe doe je dat? die u bij Stichting Lezen kunt bestellen. In negen stellingen doen<br />

we uit de doeken hoe u leesplezier in de klas en de bibliotheek kunt doorgeven.<br />

Om het verband met uw werk in de klas te versterken, hebben we voor het basisonderwijs,<br />

en dat is ook nieuw, de eindtermen toegevoegd die u met elke lestip<br />

realiseert. Leesbevordering is geen luxe, je doet het niet alleen als je wat tijd over<br />

hebt. Handig, toch? Dat maakt het makkelijker om boeken en leesplezier een<br />

vaste plaats in uw lessenpakket te geven. De eindtermen zijn specifiek voor elke<br />

tip beschreven, maar voor werken met de boeken in de klas gelden hoe dan ook<br />

deze doelstellingen:<br />

-De leerlingen kunnen de informatie ordenen die voorkomt in: voor hen<br />

bestemde verhalen, kinderromans, dialogen, gedichten, kindertijdschriften en<br />

jeugdencyclopedie. (Nederlands - Lezen 3.5)<br />

-De leerlingen ontwikkelen bij het realiseren van de eindtermen voor spreken,<br />

luisteren, lezen en schrijven de volgende attitudes: plezier in luisteren, spreken,<br />

lezen en schrijven. (Nederlands - Schrijven 4.8)


-De leerlingen ontwikkelen bij het realiseren van de eindtermen voor spreken,<br />

luisteren, lezen en schrijven de volgende attitudes: plezier in luisteren, spreken,<br />

lezen en schrijven; bereidheid tot nadenken over het eigen luistergedrag, spreekgedrag,<br />

leesgedrag en schrijfgedrag. (Nederlands - Vaardigheden)<br />

-De leerlingen kunnen genieten van een gevarieerd aanbod van voor hen<br />

bestemde culturele activiteiten. (Muzische vorming - Drama 3.1)<br />

De website waarop u de eindtermen vindt is www.ond.vlaanderen.be/dvo/. Voor<br />

meer info over <strong>Jeugdboekenweek</strong> kunt u terecht op www.jeugdboekenweek.be.<br />

We hopen dat u deze nieuwe familie van boeken een warm welkom geeft. En dat<br />

ze snel een bijzonder plekje krijgen in de tweede thuis van uw leerlingen, de klas.<br />

Namens Stichting Lezen,<br />

Gerrit Janssens<br />

2


Uit een heel gamma kies<br />

ik toch mijn eigen mama<br />

Soepkinders<br />

Gerda Dendooven<br />

Querido, 2005.<br />

Lees- en lestips voor het vierde en vijfde leerjaar<br />

Joeri Brands en Marlies De Smedt<br />

Principe 7: De boekenbabbel<br />

Principe 9: Van lezen ga je doen<br />

Beste, lieve, aangename boekpromotor! (Een complimentje<br />

kan nooit kwaad.)<br />

Wij hebben deze lessuggesties gemaakt om jullie samen<br />

met de kinderen een zo aangenaam mogelijk verblijf aan te<br />

bieden in de boekenwereld - hopelijk wordt er nadien geen<br />

afscheid genomen. Het zou leuk zijn als jij de ‘goesting’<br />

wil overbrengen waarmee wij deze ideetjes hebben samengesprokkeld.<br />

Wij gaan ervan uit dat lezen iets waardevols<br />

is in deze tijd en veel plezier en voldoening kan brengen.<br />

Probeer als boekpromotor minstens evenveel genot uit<br />

deze ideeën en boeken te halen. Aarzel nooit om verder te<br />

gaan dan wat wij jou aanreiken.<br />

Eindtermen<br />

De leerlingen drukken in een niet-conflictgebonden<br />

situatie, eigen indrukken, gevoelens, verlangens,<br />

gedachten en waarderingen spontaan uit. (Wereldoriëntatie<br />

- Mens 3.1)<br />

De leerlingen kunnen vertrouwen op hun eigen expressiemogelijkheden<br />

en durven hun creatieve uitingen tonen.<br />

(Muzische vorming - Attitudes 6.4)<br />

De leerlingen kunnen geconcentreerd luisteren naar een<br />

gesproken tekst (verteld of voorgelezen) en die mondeling,<br />

schriftelijk, beeldend of dramatisch weergeven. (Muzische<br />

vorming - Drama 3.3)<br />

3<br />

Over de auteur/illustrator<br />

Na haar studies grafische kunsten in Gent was Gerda<br />

Dendooven (1962) enkele jaren begeleidster van<br />

artistieke kinderateliers in verschillende musea. Sinds<br />

1992 doceert ze grafische vormgeving aan Sint-Lucas<br />

in Gent. Tegelijkertijd heeft ze haar handen vol aan het<br />

illustreren van kinder- en jeugdboeken. Haar werk kent<br />

veel succes, ook in het buitenland. Bij elke opdracht zoekt<br />

ze naar de meest geschikte techniek en lijnvoering. Dat is<br />

telkens weer een uitdaging en tegelijk een lijdensweg(je).<br />

Maar kinderen zijn gek op haar felgekleurde, grappige<br />

figuurtjes. Ze won al drie keer de Boekenpauw.<br />

Over het boek<br />

Soepkinders vertelt het verhaal van twee mooie meisjes<br />

op zoek naar een nieuwe moeder en een nieuw huis.<br />

Het begint allemaal in een gevaarlijk bos op een warme<br />

zondag. De zusjes botsen er op rare mensen met rare<br />

streken zoals de Reus van ver, de gemene mannetjes en<br />

het Botermelkvrouwtje.<br />

Wordt één van hen misschien hun nieuwe mama of brengt<br />

hun tocht hen nog andere figuren en een mama die echt<br />

bij hen past?


4<br />

Werken met het boek<br />

a. Moedermuur<br />

Wij stonden ergens tussen akkers en weilanden, op de kruising<br />

van een zandweg en een kiezelpad, en we hadden veel verdriet.<br />

Onze mama was een tijdje geleden verdwenen en ze zou nooit<br />

meer terugkomen. Dat wisten we wel zeker. Ze was verdwenen<br />

samen met ons huis. Dus waren we nu op zoek naar een<br />

andere mama en een ander huis, maar we hadden nog steeds<br />

niets gevonden. En we waren al dagen onderweg. (p. 6)<br />

Twee meisje gaan op zoek naar een nieuwe mama. Dat<br />

blijkt niet zo’n gemakkelijke opdracht, want een goede<br />

mama is niet zomaar een mama. Ze moet lief zijn en goed<br />

kunnen ‘zorgen’, lekker koken en ook een beetje mooi<br />

zijn. Laat de kinderen eerst vertellen wat ze leuk vinden<br />

aan hun mama.<br />

- Wat voor iemand is ze?<br />

- Hoe ziet ze eruit?<br />

- Zegt ze speciale dingetjes als je gaat slapen?<br />

- Heeft ze iets heel unieks dat alleen jouw mama heeft?<br />

De meeste kinderen vertellen graag over hun moeder dus<br />

je kunt hier gerust even bij stilstaan. De kinderen brengen<br />

een foto van hun mama mee naar de klas. Op een plaats in<br />

de klas maak je samen met de kinderen een moedermuur:<br />

een soort ode aan de mama’s. Naast de foto’s die je hierop<br />

kleeft, kun je karaktertrekken laten opschrijven, gedichtjes,<br />

tekeningen, typische dingen die ze vertellen, anekdotes.<br />

Voor de kinderen zelf zal dit moeilijker zijn, omdat het<br />

nogal vanzelfsprekend is, maar voor de andere is het wel<br />

een leuke manier om de andere mama’s te leren kennen.<br />

Wanneer de muur een beetje vorm heeft gekregen,<br />

nodig je alle mama’s uit op de plechtige opening van de<br />

moedermuur.<br />

Met holle buik en lange benen<br />

komt de reus van ver hierhene.<br />

Hij heeft verschrikkelijk haast,<br />

Hij puft en hijgt en blaast.<br />

Een kinderbil, een kinderbil<br />

Is alles wat hij wil.<br />

HAHAHA!<br />

(…)<br />

(p. 6-7)<br />

Naar aanleiding van de rijmpjes in het boek kun je de<br />

kinderen eens zelf aan het rijmen zetten. Ze kunnen een<br />

gedicht schrijven speciaal voor hun eigen mama, gebruik<br />

makend van de rijmschema’s die ze leren kennen in het<br />

boek. Uit de voorbeelden in het boek - kijk ook eens op<br />

p. 23 - leren de kinderen dat je in poëzie heel vrij je gang<br />

kunt gaan en zelf woorden kunnen uitvinden of grappige<br />

woorden en zinnen kunnen gebruiken om iets te zeggen.<br />

De werkjes van de kinderen geef je een plaats aan de<br />

‘moedermuur’.<br />

c. Toneel<br />

Speel je mee over lieve moeders en nare bedriegers<br />

Soepkinders is een heel erg leuk en origineel boek dat de<br />

moeite waard is om gewoon al eens te doorbladeren. De<br />

tekeningen van Gerda Dendooven zijn uniek en verraden<br />

net als het verhaal haar enorme gevoel voor humor. Het<br />

boek nodigt uit tot creativiteit. Laat de kinderen daarom<br />

zelf aan de slag gaan en de verschillende ontmoetingen<br />

van de meisjes eens naspelen. Door het boek heen krijg<br />

je zo zeven tafereeltjes: de reus, de gemene ventjes, het<br />

botermelkvrouwtje, de Kareltjes en hun mama, de kat die<br />

helpt, Maria Klimop en de broek en moeke.<br />

b. Gedichten<br />

Uit een heel gamma kies ik toch mijn eigen mama<br />

Ik kom uit Barcelona,<br />

Over bergen en door dalen.<br />

Ik kom van heel ver<br />

Om billetjes te halen!<br />

HAHAHAHAHA!<br />

(…)<br />

Je hebt verschillende mogelijkheden om hen met dit<br />

verhaal of de onderdelen te laten kennismaken. Je kunt<br />

het hele boek voorlezen; elke morgen en avond een half<br />

uurtje. Op die manier kun je in week twee de verhalen<br />

laten spelen. Ofwel verdeel je de klas in groepjes en laat je<br />

hen de afzonderlijke delen lezen en naspelen. Als je dan<br />

uiteindelijk de verschillende toneeltjes in de juiste volgorde<br />

plaatst, krijg je toch een globaal beeld van het boek.


De tekeningen spelen een grote rol in het boek en<br />

de kinderen kunnen ze als achtergrond naschilderen<br />

voor hun theaterstukjes. Dit kan op een groot blad dat<br />

dan uiteindelijk wordt opgehangen als achtergrond,<br />

maar je kunt hen ook kleine diaatjes laten tekenen op<br />

transparanten die dan geprojecteerd kunnen worden<br />

tijdens het spel. Het dialicht brengt ook nog eens meer<br />

sfeer dan de neonlichten die er meestal in een klas te<br />

vinden zijn. Wanneer dit een behoorlijk resultaat heeft,<br />

kun je de voorstelling misschien voor andere klassen of<br />

voor de oudergroep laten spelen.<br />

d. Moederloos alleen<br />

Kinderen zonder ouders noemen we weeskinderen of<br />

wezen. Meestal wonen ze in speciale huizen die we<br />

weeshuizen noemen. Zo hebben ze toch nog een thuis<br />

en een soort familie. Sommige van die kinderen worden<br />

geadopteerd. Dat wil zeggen dat mensen ervoor kiezen<br />

een kind op te nemen in hun gezin en het als hun eigen<br />

kind te beschouwen. Hoe zouden de leerlingen zich voelen<br />

zonder ouders? Zou het gemakkelijk zijn om in een nieuw<br />

gezin te komen met een nieuwe mama en papa, broers<br />

en zusjes? Als je voelt dat er veel interesse is voor deze<br />

thema’s, ga er dan gerust wat dieper op in. De film Oliver<br />

Twist<br />

kan een bruikbare instap zijn voor dit thema.<br />

5<br />

e. Het moederspel<br />

Dit spel is gebaseerd op het ganzenspel, met als leidraad<br />

het boekje. Al je kinderen moeten wel eerst het verhaal<br />

hebben gehoord. In de vorige suggestie staan er een aantal<br />

mogelijkheden. Doel van het spel is om als eerste de liefste<br />

moeder van al te bereiken. De typische hindernissen<br />

van het ganzenspel vervang je door de personages van<br />

het boek. Die personages - zie vorige suggestie - geven<br />

opdrachten, laten de spelers naar voren of achteren<br />

springen of een beurt overslaan.<br />

Verdeel je klas in groepen van vier of vijf kinderen en<br />

laat hen samen een spelbord met ongeveer zestig vakjes,<br />

spelregels en pionnen ontwerpen. De vormgeving moet<br />

geïnspireerd zijn op de illustraties van het boekje. Na een<br />

vijftal werksessies van een uur kun je een toonmoment<br />

houden en een speeluurtje.


6<br />

Het schorpioenkind<br />

Riana Scheepers, Jooris Van Hulle (vert.)<br />

Lannoo, 2003.<br />

Principe 6: De taalspeeltuin<br />

Principe 9: Van lezen ga je doen<br />

Eindtermen<br />

De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = beoordelen)<br />

het gepaste taalregister hanteren als ze op basis van<br />

vergelijking, hetzij met de eigen mening, hetzij met andere<br />

bronnen, in een gesprek kritisch reageren op de vragen en<br />

opmerkingen van bekende volwassenen. (Nederlands -<br />

Spreken 2.9)<br />

De leerlingen kunnen het gepaste taalregister hanteren<br />

als ze aan iemand om ontbrekende informatie vragen.<br />

(Nederlands - Spreken 2.2)<br />

De leerlingen kunnen op basis van, hetzij de eigen<br />

mening, hetzij informatie uit andere bronnen, de<br />

informatie beoordelen die voorkomt in een gesprek met<br />

bekende leeftijdsgenoten. (Nederlands - Luisteren 1.9)<br />

De leerlingen kunnen geconcentreerd luisteren naar een<br />

gesproken tekst (verteld of voorgelezen) en die mondeling,<br />

schriftelijk, beeldend of dramatisch weergeven. (Muzische<br />

vorming - Drama 3.3)<br />

De leerlingen kunnen blijvend nieuwe dingen uit hun<br />

omgeving ontdekken en respect betonen voor uitingen van<br />

leeftijdsgenoten, behorend tot eigen en andere culturen<br />

(Muzische vorming - Attitudes 6.1 en 6.5)<br />

De leerlingen kunnen op systematische wijze verschillende<br />

informatiebronnen op hun niveau zelfstandig gebruiken.<br />

(Leren leren 2)<br />

De leerlingen drukken in een niet-conflictgebonden<br />

situatie, eigen indrukken, gevoelens, verlangens, gedachten<br />

en waarderingen spontaan uit. (Wereldoriëntatie - Mens 3.1)<br />

De leerlingen kunnen bij groepstaken leiding geven en<br />

onder leiding van een medeleerling meewerken.<br />

(Leer gebied overschrijdende eindtermen - Sociale<br />

vaardigheden 1.5)<br />

Over de auteur<br />

Riana Scheepers (1957) groeide op tussen de Zoeloes<br />

in Zuid-Afrika, leerde er “woorden eten”, en werd later<br />

schrijfster. Als kind woonde ze in een gehucht in Pongola,<br />

een godvergeten oord waar haar grootvader als missionaris<br />

werkte. De lagere school doorliep ze in het klaslokaal op de<br />

missiepost, tussen de Zoeloekinderen. De ogen van Riana<br />

Scheepers beginnen nog altijd vervaarlijk te fonkelen als<br />

ze herinneringen oproept aan de wrede en bloeddorstige<br />

Zoeloesprookjes die ze als klein kind te horen kreeg van<br />

Djuba, een oudere vrouw op de missiepost. Wanneer de<br />

duisternis intrad, vertelde ze verhalen van boosaardige<br />

geesten, kannibalen en slangen, verhalen die zo’n schrik<br />

aanjoegen dat de vertelster bij het einde ritueel in het vuur<br />

moest spugen om de kleine kinderziel te beschermen. In<br />

1995 verscheen haar Nederlandse debuut, een vertaling<br />

van Dulle griet. De schrijfster betreurt het oprecht dat<br />

Nederlanders geen Zuid-Afrikaans lezen. “Een bestseller<br />

heet bij ons wegholtrekker,” zegt ze. “Veel mooier toch?”<br />

Over het boek<br />

Als Gideonette geboren wordt, lijkt ze net een hoopje<br />

sprinkhanenbotjes… Ze komt veel te vroeg en bovendien<br />

had ze eigenlijk een jongen moeten zijn. Niet Gideonette<br />

maar Gideon, Gideon de la Rey. Die naam draagt ook haar<br />

vader en zijn vader voor hem. Samen met Bhubesi, haar<br />

bloedbroeder, groeit Gideonette op als een echte jongen.<br />

Ze halen de meest linke streken uit tot Gideonette op een<br />

dag beseft hoe gevaarlijk al die stunten wel niet zijn, want<br />

op haar naam rust een eeuwenoude, vreselijke vloek…<br />

Aan de slag<br />

a. Namen geven<br />

Gideonette wordt geboren in een grote familie, de familie<br />

Groot Gideon de la Rey. Sta met de kinderen even stil bij<br />

deze naam. De la Rey is een bijzondere naam die je bij ons<br />

niet hoort. Hoe komt het dat de naam anders klinkt dan<br />

de onze? Je komt samen met de kinderen tot de conclusie<br />

dat het een uitheemse naam is. De slimmeriken van je klas<br />

hebben misschien al ontdekt op de achterflap van het boek<br />

dat de schrijfster afkomstig is uit Zuid-Afrika; de naam ‘de<br />

la Rey’ dus waarschijnlijk ook.<br />

Je kunt een les of lessenreeks opbouwen rond namen.<br />

Iedereen in de groep heeft er een, maar weten ze ook


welke namen ze net gemist hebben? Welke mogelijke<br />

namen hadden ze kunnen krijgen? Als ze een jongen/<br />

meisje waren geweest, met welke naam zouden ze dan<br />

rondlopen? De namen die een halve eeuw geleden aan<br />

kinderen werden gegeven, waren op één of andere manier<br />

gelinkt aan een heilige. Mia was een afleiding van de<br />

heilige Maria, Jos kwam van de heilige Jozef. Zijn er<br />

namen van kinderen die nog aan een heilige gelinkt zijn?<br />

Waar staat die heilige dan voor? Zie je dat ook aan de<br />

kinderen?<br />

Zijn er kinderen met een uitheemse naam waar één of<br />

andere mooie betekenis achterzit. In onze cultuur hechten<br />

we daar niet veel belang meer aan, maar in de Turkse of<br />

Marokkaanse cultuur is dat anders. Ouders denken door<br />

hun kind die naam te geven hen een duwtje te geven<br />

in een bepaalde richting. Probeer ook aan die namen<br />

aandacht te schenken, ook al zitten er in jouw groep enkel<br />

kinderen met zeer Belgische of Nederlandse namen.<br />

In jouw groep zitten er misschien ook wel kinderen met<br />

namen van bekende mensen. Vraag aan de kinderen<br />

om eens thuis te achterhalen waarom ze met die naam<br />

rondlopen, welke mogelijkheden er waren geweest en<br />

wat de betekenis van die naam is. In tegenstelling tot<br />

voornamen worden achternamen niet zomaar gekozen. Ze<br />

verraden ook al een stukje familiegeschiedenis. Probeer<br />

eens in je klas na te gaan waar de kinderen denken dat<br />

hun achternamen vandaan komen. Janssen (zoon van Jan),<br />

Kuypers (naar het beroep van kuipenmaker…). Geef hen<br />

die opdracht ook eens mee naar huis, er komen beslist<br />

leuke dingen naar boven die de kinderen een tijdje zullen<br />

bezighouden.<br />

Nadat ze thuis vooronderzoek verricht hebben, kunnen ze<br />

aan het werk in de klas. Je verdeelt je klas voor de gelegenheid<br />

in een aantal groepjes kinderen en klashoeken. We<br />

stellen een aantal hoeken voor, maar laat dit je creatieve<br />

geest zeker niet beletten er meer bij te verzinnen.<br />

In de babbelbox zitten je leerlingen samen in een gezellig<br />

en knus hoekje dat al dan niet al in je klaslokaal aanwezig<br />

was. Heeft jouw klas nog niet zo’n hoekje, denk dan eens<br />

aan een iglo-tentje of muskietennet die kunnen dienst<br />

doen als rustplek. Je legt in dit hoekje verschillende<br />

kaartjes met daarop de voornamen van al je leerlingen.<br />

Het groepje dat in de babbelbox vertoeft, zoekt zijn voornaam<br />

uit en bespreekt met de anderen wat hij uit zijn<br />

vooronderzoek thuis al te weten gekomen is over die naam.<br />

Waarom heb ik deze naam? Wat betekent hij? De kinderen<br />

drukken ook hun gevoel uit bij hun eigen naam. Zijn ze<br />

blij met hun naam of juist niet? Hadden ze zelf een andere<br />

naam gekozen als ze mochten kiezen? Als de kinderen de<br />

babbelbox verlaten pinnen ze hun naam aan de tent, het<br />

zeil of het doek dat dienst doet als praatplekje. Leg in deze<br />

hoek eventueel een paar kleurpotloden om de kaartjes te<br />

versieren.<br />

In een tweede hoek zitten de net-namen-zoekers. Hier gaan<br />

je leerlingen aan het werk met hun eigen en eventueel<br />

andere achternamen. Op www.meertens.knaw.nl vind je<br />

de betekenis en oorsprong van vele achternamen. Om op<br />

zoek te gaan naar naamgenoten, waar ze wonen en met<br />

hoeveel ze zijn ga je best eens kijken op www.familienaam.<br />

be. Verder vind je op www.stamboomsurfpagina.nl/<br />

familienaam.html nog veel meer links naar bruikbare en<br />

interessante sites voor namenzoekers. Voorzie ook in deze<br />

hoek kaartjes met de namen van de jonge onderzoekers.<br />

Deze keer schrijven de kinderen bij hun achternaam alles<br />

wat ze erover te weten kwamen.<br />

Zorg ervoor dat je een aantal naamwoordenboeken te<br />

pakken krijgt voor in je klas. Hiermee gaan de kinderen<br />

in de mijn voornaam is heel voornaam-hoek aan de slag. Ze<br />

speuren hier naar de exacte betekenis van hun voornaam.<br />

Is de naam een samenstelling van twee andere namen<br />

zoals Marlies (komt van Maria en Elisabeth) of heeft<br />

hij een heilig tintje zoals Jozef? Of is er misschien ooit<br />

een belangrijk historische persoon met dezelfde naam<br />

geweest?<br />

Wat wil de naam van mama en papa zeggen? Misschien<br />

doen de kinderen wel leuke ontdekkingen over de naam<br />

van een familielid of één van hun vrienden.<br />

In een vierde hoek zijn de kinderen creatief met namen.<br />

Je kunt hen een aantal ideeën aanreiken om hun naam<br />

visueel eens op een leuke manier voor te stellen. Heel leuk<br />

is werken met een plankje, spijkertjes en felgekleurde wol.<br />

Je geeft aan elk kind een houten plankje van A5-formaat.<br />

Ieder schrijft met een potlood zijn naam in drukletters<br />

zonder rondingen op het plankje. Vervolgens hameren<br />

de kinderen op elke uithoek van een lijn een spijkertje.<br />

7


8<br />

Daarna worden de spijkertjes verbonden door er wollen<br />

draad door te weven. Indien je materialenkast niet erg<br />

uitgebreid is of je werktijd beperkt, kun je beter kiezen<br />

voor meer eenvoudige opdrachten waarvoor je enkel papier<br />

en kleurgerei nodig hebt. Voor deze les ga je beter te werk<br />

met een doorschuifsysteem dat de kinderen al kennen uit<br />

vorige hoekenwerken. Ze blijven ongeveer een kwartiertje<br />

in elke hoek. Misschien moet je later nog een halfuurtje<br />

vrijhouden om de knutselnamen af te werken. Bij wijze<br />

van slotmoment kun je voor je leerlingen een muurbord<br />

vrijmaken dat ze zelf kunnen aankleden met de kaartjes en<br />

de knutselwerkjes.<br />

b. Jongens en meisjes<br />

Ik wist toen al dat het in het vervolg tussen mijn vader en<br />

mij zou gaan. Ik was tweede keus voor hem. Daar en op dat<br />

moment besloot ik dat ik in alles een jongen zou zijn. In alles,<br />

en in nog veel meer. Ik kan het. ( p. 10)<br />

Gideonette wordt als meisje geboren maar heeft wel andere<br />

plannen dan haar leven als een dame door te brengen.<br />

Ze wil helemaal geen rokken aan en spelen met poppen<br />

zoals de andere meisjes doen. Ze wil spelen in de bossen<br />

en streken uithalen met haar vriend Bhubesi. Hij is wel<br />

veel slomer en dikker dan zij, maar toch is hij haar beste<br />

vriend. Samen vinden ze altijd wel iets leuks om te doen<br />

ergens in de buurt van de boerderij. Een meisje wil een<br />

jongen zijn…Wat vinden de kinderen hiervan? Zijn er ook<br />

jongens die meisjes willen zijn?<br />

Als je de indruk krijgt dat de kinderen genoeg over het<br />

andere geslacht te weten gekomen zijn, kan jullie experimentje<br />

van start gaan. Je hoeft hiervoor je dag niet anders<br />

in te delen dan normaal; de lessen gaan gewoon door.<br />

Concentreer je wel op de nieuwe namen van je leerlingen.<br />

Als aanstichter van het experiment mag je niet uit je rol<br />

vallen… Of je zelf deelneemt aan de geslachtsverandering<br />

hangt af van je eigen acteermogelijkheden.<br />

Misschien zijn er kinderen die niet graag deelnemen<br />

aan dergelijk experiment. Hen moet je dan ook niet<br />

verplichten. Geef hen de taak van observator. Ze maken<br />

gedurende de dag kleine aantekeningen over de prestaties<br />

van hun klasgenoten. Maak op het einde van de schooldag<br />

tijd voor een eindgesprek.<br />

- Hoe hebben de kinderen deze dag ervaren?<br />

- Was het moeilijk, gemakkelijk?<br />

- Wat vonden ze leuk en wat helemaal niet?<br />

- Willen ze graag voor altijd van het andere geslacht zijn of<br />

is één dagje meer dan genoeg?<br />

Laat de kinderen voor één dag ondervinden hoe het voelt<br />

om van het andere geslacht te zijn. Laat iedereen zijn<br />

of haar naam omvormen (Jan wordt Jana, Gert wordt<br />

Gerta, Roos wordt Joost…). Eventueel kan ook van kledij<br />

gewisseld worden. Je draagt de meisjes op om zich heel<br />

de dag zoals een jongen te gedragen. Laat hen eerst even<br />

nadenken over het gedrag van jongens.<br />

- Hoe gedragen ze zich? Zijn ze stoerder en sterker dan<br />

meisjes?<br />

- Praten ze vaak tijdens de les?<br />

- Wat doen ze graag op de speelplaats?<br />

De jongens doen precies hetzelfde. Zij nemen eerst even<br />

het meisjesgedrag onder de loep.<br />

- Wat is er zo anders aan meisjes?<br />

- Wat doen ze soms stiekem in de klas?<br />

- Wat spelen ze tijdens de pauze?


Iep<br />

Joke van Leeuwen<br />

Querido, 1997.<br />

Principe 6: De taalspeeltuin<br />

Principe 9: Van lezen ga je doen<br />

neemt het wezentje mee naar huis. Zijn vrouw Tine wil<br />

het houden, alsof het haar eigen kind is. Maar het heeft<br />

vleugels en dat brengt toch wat probleempjes met zich<br />

mee. Uiteindelijk leert het wezentje, dat enkel ‘ie’ kan<br />

zeggen, haar vleugels gebruiken en verkent het de wondere<br />

wereld.<br />

Eindtermen<br />

De leerlingen kunnen er in hun omgang met leeftijdsgenoten<br />

op discrete wijze rekening mee houden dat niet<br />

alle kinderen in hetzelfde type gezin wonen als zijzelf.<br />

(Wereldoriëntatie - Sociaal-culturele verschijnselen)<br />

De leerlingen drukken in een niet-conflictgebonden situatie,<br />

eigen indrukken, gevoelens, verlangens, gedachten en<br />

waarderingen spontaan uit. (Wereldoriëntatie - Mens 3.1)<br />

De leerlingen kunnen samenwerken met anderen, zonder<br />

onderscheid van sociale achtergrond, geslacht of etnische<br />

origine. (Sociale vaardigheden - Domein samenwerking 3)<br />

De leerlingen kunnen blijvend nieuwe dingen uit hun<br />

omgeving ontdekken en respect betonen voor uitingen van<br />

leeftijdsgenoten, behorend tot eigen en andere culturen.<br />

(Muzische vorming - Attitudes 6.1 en 6.5)<br />

Over de auteur/illustrator<br />

Tijdens haar jeugd verhuisde Joke van Leeuwen (1952)<br />

verschillende keren, waaronder een keer naar Brussel, toen<br />

ze dertien was. Het beviel haar in België zo goed dat ze daar<br />

ging studeren: eerst in Antwerpen aan de Kunstacademie,<br />

daarna in Brussel aan het Hoger Sint-Lukas Instituut, een<br />

grafische opleiding. Ze wilde blijven tekenen en schrijven,<br />

zoals ze altijd al had gedaan. Ze kwam op het idee om een<br />

kinderboek te gaan maken, maar had moeite een uitgever<br />

te vinden. Ze ging weer studeren, geschiedenis in Brussel.<br />

Uiteindelijk vond ze toch een uitgever. Tegenwoordig<br />

woont ze in Antwerpen. Joke van Leeuwen heeft voor haar<br />

werk tal van prijzen gekregen, waaronder tal van griffels,<br />

een Gouden Uil, de Woutertje Pieterse Prijs en de Theo<br />

Thijssenprijs voor haar hele oeuvre.<br />

Over het boek<br />

Op een dag ziet Warre onder een struik iets vreemds<br />

liggen. Hij weet niet of het een vogel is in de vorm van<br />

een meisje, of een meisje in de vorm van een vogel. Hij<br />

Aan de slag<br />

Zo hard hij kon riep hij alle kanten op: “Ik neem dit mee, hoor!<br />

Ik neem dit mee!”<br />

En hij nam het vogelmeisje mee naar huis. Hij boog zijn armen<br />

zo dat ze een beetje op een nest leken. Op zijn rug bungelde de<br />

verrekijker.<br />

Opeens krijgen Warre en Tine er een wezentje bij in<br />

huis. Dit is niet altijd even gemakkelijk, noch voor Warre<br />

en Tine, noch voor Viegeltje. Ze begrijpen elkaar niet<br />

echt goed omdat ze niet dezelfde taal spreken en andere<br />

gewoontes hebben. In een familie wordt doorgaans<br />

dezelfde taal gesproken en verstaan de familieleden<br />

de gebaren en gebruiken. Houd met de kinderen een<br />

onderzoek naar de typische familietaal en -gebruiken.<br />

Probeer een systeem op te zetten zodat de kinderen van<br />

jouw klas telkens een andere familie gaan onderzoeken<br />

door ze na school met andere ouders mee te sturen. Ze<br />

maken een avond, een nacht en een morgen mee en<br />

functioneren mee in het gezin, alsof ze een weeskind zijn.<br />

Dit vergt wel een beetje voorbereiding en organisatietalent<br />

om alle ouders op de hoogte te krijgen van het plan. Een<br />

briefje is hier op zijn plaats.<br />

De kinderen moeten goed weten dat ze niet op bezoek<br />

zijn, maar een missie te vervullen hebben. Ze moeten<br />

openstaan voor alles wat er anders is dan hun vertrouwde<br />

situatie. Hoe laat wordt er gegeten, zijn er speciale<br />

gebruiken voor of na het eten? Hoe laat moeten ze gaan<br />

slapen? Welke taakjes moeten ze opknappen? Welke<br />

tv-programma’s worden er bekeken? Hoe worden ze<br />

gewekt? Welk ontbijt krijgen ze voorgeschoteld? Is het<br />

ochtendgebeuren rustig of hectisch? Maken de andere<br />

leden van het gezin zich ook klaar voor de dag of is dit al<br />

gebeurd?<br />

Om het voor de kinderen een beetje overzichtelijk<br />

te laten verlopen, kun je hen de namiddag voor het<br />

9


10<br />

onderzoek grondig briefen, de opdracht nog eens haarfijn<br />

uitleggen en hen een onderzoeksblad meegeven met<br />

de bovenstaande (en andere) vragen. De ochtend erna<br />

overloop je systematisch de vragen en luister je naar<br />

de bevindingen van de kinderen. Vergeet nadien geen<br />

samenvatting te maken en die ter inzage aan de ouders te<br />

geven. Dit zal vast leiden tot grappige inzichten in eigen<br />

doen en laten.<br />

“Maar weet je, Warre,” zei Tine opeens,<br />

“weet je wat ik zit te<br />

denken? Ze heeft geen armen. En ze heeft geen handen. Ze zal<br />

bijvoorbeeld nooit piano kunnen spelen, en dat zouden wij wel<br />

kunnen als we het konden.” (p. 23)<br />

Warre en Tine hebben het niet zo gemakkelijk met hun<br />

wezentje. Het heeft immers vleugeltjes in plaats van<br />

armpjes en het heeft daarenboven nog een spraakgebrek<br />

zodat het haar eigen naam niet eens kan uitspreken. De<br />

wetenschap heeft nooit stilgestaan, vandaag zijn gekloonde<br />

schapen, genetisch gemanipuleerde muizen en plastische<br />

chirurgie aan de orde. Stel dat je zelf kon kiezen wat voor<br />

kinderen je kon krijgen. Welke vorm de neus zou hebben,<br />

wat de kleur van de haren of ogen zou zijn, hoe groot je<br />

kind wordt? Zouden jouw kinderen dat een goed idee<br />

vinden? Waarschijnlijk zal dat erg veel geld kosten. Zal dan<br />

iedereen van deze mogelijkheid kunnen genieten?<br />

De meeste mensen vinden plastische chirurgie niet zo’n<br />

probleem als het echt nodig is. Het probleem schuilt natuurlijk<br />

in het laatste stukje van de zin. Sommigen vinden<br />

al iets meer nodig dan anderen. Wat vinden de kinderen<br />

hiervan? Tot hoe ver mag je gaan met een mens te verbouwen?<br />

Wat zijn de voor- en nadelen van deze evolutie? Gaan<br />

we binnen een tiental jaren allemaal perfecte mensen zien<br />

lopen? Zou er nu ook een wetenschapper zich bezighouden<br />

met het veranderen van iemands karakter? Denken de<br />

kinderen dat dit ooit mogelijk zal zijn? Hoe zal zo een behandeling<br />

gebeuren?<br />

Sommige mensen zijn zelfs nog amper te herkennen omdat<br />

er al heel wat renovatiewerken aan te pas zijn ge komen.<br />

Het is nu niet onmiddellijk de bedoeling je kinderen daartoe<br />

aan te sporen. Je kunt ze laten vertellen wat er aan hun<br />

lichaam of karakter mocht bijgewerkt worden. Probeer<br />

grote vellen papier te vinden die zo groot zijn als de leerlingen.<br />

Behangpapier of inpakpapier is goed, maar misschien<br />

een beetje te smal. Je vindt wel een oplossing.<br />

Maak kleine groepjes van ongeveer drie kinderen en<br />

vraag één kind per groepje op de grond te gaan liggen. De<br />

anderen gaan er met een stift omheen en zo heeft ieder<br />

groepje een vierde persoon erbij die in een volgende fase<br />

naar hartelust omgebouwd en bijgewerkt kan worden. Als<br />

alle groepjes klaar zijn, hou je een toonmoment waarop<br />

alle bijgewerkte figuren worden voorgesteld door hun<br />

chirurgen. Aan alle correcties wordt een academische<br />

uitleg gegeven.<br />

“Warre”, zei Tine.<br />

“Ja?<br />

”<br />

zei Warre.<br />

“Ik snap wel dat ze wegvliegt, als ze zo’n drang heeft die<br />

vanzelf komt, maar dan kan ze toch wel dag en tot ziens<br />

zeggen of zo? Dieg en tiet ziens? Nu is ze weggegaan zonder<br />

dag te zeggen.”<br />

Het hele boek draait een beetje rond afscheid nemen, of<br />

net niet. Viegeltje volgt constant haar eigen weg en de<br />

mensen blijven een beetje triestig achter. Warre en Tine<br />

laten het daar niet bij en gaan op zoek naar Viegeltje.<br />

Je kunt met je kinderen een improvisatie-rollenspel doen<br />

met afscheid nemen als centrale thema. Eventueel geef je<br />

de opdrachtjes en mogen de kinderen een paar minuten<br />

voorbereiden. Je vindt zelf wel een heleboel aanknopingspunten<br />

voor deze toneeltjes, maar dit zijn een paar mogelijke<br />

opdrachten:<br />

- Mama Katleen brengt haar zoontje Frederik voor het eerst<br />

naar school en deze laatste vindt dat helemaal geen goed<br />

idee. Speel moeder en zoon die toch afscheid nemen.<br />

- Twee oude zussen komen elkaar tegen op straat, voor een<br />

kledingwinkel. Dit gebeurt dagelijks want ze gaan elke dag,<br />

op hetzelfde moment, in het dorp, boodschappen doen.<br />

Speel een kort gesprek en laat hen daarna afscheid nemen.<br />

- Mauritz en Ella, neef en nicht, komen elkaar tegen op een<br />

plechtige receptie in het stadhuis. Ze hebben elkaar jaren<br />

niet gezien, maar hebben in hun kindertijd veel met elkaar<br />

opgetrokken. Spijtig genoeg zijn ze allebei gehaast en<br />

moeten ze snel afscheid nemen.<br />

Bespreek telkens kort de improvisatiesessie. Wat vonden<br />

ze leuk of grappig? Welke tips hebben ze voor de volgende<br />

keer? Hoe werd er afscheid genomen? Wat deden de<br />

spelers met hun lichaam bij het afscheid nemen? Wat<br />

waren de typische dingen die er werden gezegd?


Hoe gebeurt ‘dag zeggen’ en ‘afscheidnemen’ in andere<br />

culturen? Bij de eskimo’s doen ze iets met neuzen,<br />

Japanners maken een diepe buiging… iedere cultuur heeft<br />

zo zijn eigen manier. Laat jouw kinderen eens op zoek<br />

gaan naar andere manieren van afscheid nemen. Hoe<br />

doen ze dit? Wat zeggen Russen, Italianen of Afrikanen?<br />

Probeer hen zover te krijgen dat ze die andere manieren<br />

gebruiken. Dit zorgt voor een samenhorigheidssfeertje in<br />

jouw klas. Ciao!<br />

11


Toen Peter Pan nog bij de elfjes<br />

woonde<br />

James Matthew Barrie, Philip Hopman (ill.), Hans Kuyper<br />

(bew.)<br />

Van Goor, 2004.<br />

Principe 7: De boekenbabbel<br />

Principe 9: Van lezen ga je doen<br />

Over het boek<br />

Toen Peter Pan nog bij de elfjes woonde is een wonderbaarlijk<br />

boek over een jongetje dat ‘s nachts vertrekt naar het<br />

Vogeleiland dat midden in de Tuinen van Kensington<br />

ligt. Daar ontmoet hij de oude, wijze Salomon Kra en de<br />

ander vogels. Hij leert er ook de elfen kennen. En met<br />

hen beleeft hij prachtige avonturen na sluitingsuur, als de<br />

poorten van het park dicht gaan.<br />

12<br />

Eindtermen<br />

De leerlingen ontwikkelen bij het realiseren van de eindtermen<br />

voor spreken, luisteren, lezen en schrijven de<br />

volgende attitudes: plezier in luisteren, spreken, lezen en<br />

schrijven (Nederlands - Schrijven 4.8)<br />

De leerlingen kunnen op systematische wijze verschillende<br />

informatiebronnen op hun niveau zelfstandig gebruiken.<br />

(Leren leren 2)<br />

De leerlingen kunnen illustreren dat de mens de aanwezigheid<br />

van planten en dieren in zijn omgeving<br />

beïnvloedt. (Wereldoriëntatie - Levende natuur 1.4)<br />

Aan de slag<br />

a. Sprookjes schrijven<br />

De elfjes zijn sprookjesfiguurtjes die in Peters leven opduiken.<br />

Ze zijn een vrolijk volkje met andere gewoontes<br />

dan de onze, maar hoe zit dat eigenlijk in andere<br />

sprookjes? Welke sprookjesfiguren hebben een mama,<br />

papa, opa, oma, zus of broer? Welke misschien niet? Hoe<br />

zit het met Roodkapje en Doornroosje? Waarom dwalen<br />

Hans en Grietje alleen in het bos rond? In enorm veel<br />

sprookjes zit het thema familie verweven. Bestudeer<br />

samen met de kinderen een aantal sprookjes en laat hen<br />

verwoorden hoe de familierelaties zijn in elk verhaal.<br />

Over de auteur<br />

James Matthew Barrie (1860-1937) wordt geboren<br />

in Kirriemuir, Schotland. Van kinds af is Jamey het<br />

buitenbeentje van de familie. Hij is gek op de verhalen<br />

die zijn moeder voorleest. Als Jamey zeven is, sterft zijn<br />

broertje. Hij doet er alles aan om zijn moeder weer vrolijk<br />

te maken. Zo ontstaat er een speciale band tussen hen: zij<br />

vertelt hem verhalen, hij probeert haar aan het lachen te<br />

maken. Ook op school blijkt hij een buitenbeentje. Al zijn<br />

klasgenootjes lopen achter meisjes aan, Jamey blijft klein<br />

en heeft nooit een vriendinnetje. Regelmatig schrijft hij<br />

grappige stukjes voor het schoolkrantje. Daar begint zijn<br />

schrijversleven.<br />

Over de illustrator<br />

Philip Hopman (1961) deed in 1985 eindexamen aan de<br />

Rietveld Academie in Amsterdam. Inmiddels heeft hij<br />

ruim honderdtwintig kinderboeken van Nederlandse en<br />

buitenlandse auteurs geïllustreerd. Philip Hopman werkt<br />

meestal met pen en inkt, in aquarel. Hij tekent liefst<br />

rommelige, volle situaties, zoals keukens, werkplaatsen,<br />

dierenwinkels en erven.<br />

De opdracht daarna is een sprookje schrijven met bekende<br />

sprookjespersonages die familie zijn van andere B.S.L.B.’s<br />

’<br />

(Bekende Sprookjeslandbewoners). Hans en Grietje<br />

hebben bijvoorbeeld Doornroosje als jongere vervelende<br />

zus. De verhalen kun je bundelen en zeer lokaal uitgeven<br />

zodat andere kinderen of ouders er ook plezier aan<br />

beleven.<br />

“Ik denk dat ik maar terugga naar mijn moeder,” zei hij<br />

bedeesd. “Vaarwel dan,” zei Salomo met een verontrustende<br />

blik. Maar Peter aarzelde. “Waarom ga je niet?” vroeg de<br />

oude beleefd. “Ik neem aan,” zei Peter op fluistertoon, “ik<br />

neem aan dat ik nog kan vliegen?” Hij had het vertrouwen<br />

verloren, begrijp je. “Arme kleine half-en-half!<br />

”<br />

zei Salomo, die<br />

natuurlijk ook niet van steen was. “Je zult nooit meer kunnen<br />

vliegen, zelfs niet op winderige dagen. Je moet voor altijd op het<br />

eiland blijven wonen.” (p.31-32)<br />

Na zijn vlucht uit het slaapkamerraam naar de Tuinen<br />

komt Peter terecht op het Vogeleiland. Je kunt er alleen<br />

al vliegend komen en al vliegend gaan. Peter ontmoet er<br />

de grote, wijze Salomo Kra. Die doet hem inzien dat hij<br />

eigenlijk geen vogel is en ook geen mens meer.


“Dus een mens ben ik niet meer?” vroeg Peter.<br />

“Nee.”<br />

“Maar een vogel ben ik dan ook weer niet?”<br />

“Nee.”<br />

“Maar wat zal ik dan wél zijn? ”<br />

“Jij wordt een soort van middentusseling,<br />

” zei Salomo. (p. 32)<br />

b. Dierenfamilies en de evolutietheorie<br />

Op het eerste gezicht lijken een mens en een vogel<br />

helemaal niet op elkaar, maar als je iets nauwkeuriger<br />

kijkt wordt de link snel duidelijk. De skeletten van mens<br />

en vogel vertonen best veel vergelijkingspunten. Armen -<br />

vleugels, ruggengraat, ribben, onderdelen van het been…<br />

Een mooie opening om naar de evolutietheorie over te<br />

stappen. Je moet dit niet heel uitgebreid doen, maar<br />

kinderen vinden het best leuk om hier mee te werken. In<br />

de latere biologielessen worden ze hier nog verder mee<br />

lastiggevallen, maar op een leuke manier is de interesse<br />

van de kinderen snel gewekt. Het aanknopingspunt is<br />

reeds geleverd. Nu kun je systematisch dieren met mensen<br />

of dieren onderling gaan vergelijken en ze op het bord in<br />

een volgorde of naast elkaar gaan hangen: vis, paard, aap,<br />

mens, vogel, kat, tijger…<br />

vogel tot ei bespreken. Als de kinderen geïnteresseerd zijn<br />

in dierenfamilies kun je ook andere dieren aan bod laten<br />

komen. Er zijn hier heel wat leuke films ter illustratie: The<br />

Lion king,<br />

Antz…<br />

c. Een familie met zijden vleugeltjes<br />

Peters wens om het eiland te verlaten en naar de Tuinen<br />

te gaan is zo groot dat hij op een nacht stiekem en zonder<br />

afscheid te nemen van de vogels vertrekt met zijn bootje<br />

dat eigenlijk een vogelnest is, over de Serpentijn richting<br />

de Tuinen. Daar stuit hij meteen op weer een nieuwe<br />

familie, de elfjes. Elfen zijn heel speciale schepseltjes.<br />

Ze kleden zich als bloemen om niet op te vallen, je kunt<br />

hun huizen alleen ’s nachts zien, maar niet overdag en in<br />

een elfengezin is de jongste altijd de belangrijkste. Maar<br />

bovenal zijn elfen ongelofelijke dansers en vieren ze heel<br />

graag feest.<br />

Dan geeft iedereen zich over aan de dans, waarbij de koningin<br />

vooropgaat met achter zich de opperkamerheer die twee potjes<br />

draagt, eentje met muurbloempjessap en het andere met het<br />

sap van de salomonszegel. Muurbloempjessap helpt dansers<br />

die in een stuip raken weer op de been, en het sap van de<br />

salomonszegel is goed tegen blauwe plekken. (p. 63)<br />

13<br />

Laat de kinderen zelf dieren noemen en ze daarna via een<br />

logische redenering op een plaats hangen. Als je werkt<br />

met kaartjes en magneten kunnen foutjes nadien nog<br />

gecorrigeerd worden. Waarschijnlijk ga je al snel met een<br />

twijfelgeval zitten en zullen de kinderen beroep moeten<br />

gaan doen op ouders, internet of boeken uit de bibliotheek.<br />

Ga er ook niet van uit dat je deze les op één dag afgerond<br />

krijgt, beschouw het als een project waar je een paar keren<br />

een halfuur aan besteedt. Uiteindelijk zal de conclusie zijn<br />

dat alle levende dieren een beetje familie van elkaar zijn.<br />

Een vervolgje hierop. Naar aanleiding van Peters verblijf<br />

bij de vogels kun je met de klas de dierenfamilies eens<br />

van dichterbij bekijken. Wij mensen worden als baby door<br />

onze mama en papa verzorgd en dat blijft eigenlijk zo<br />

tot we oud en groot genoeg zijn om op onze eigen benen<br />

te staan en ons eigen nest op te zoeken. Hoe zit dat nu<br />

bij vogels? Blijven zij ook zo lang in het ouderlijke nest?<br />

Of slaan ze al vroeger de vleugels uit? De stap naar vakoverschrijdend<br />

werken is hier snel gemaakt en tijdens je<br />

volgende W.O.-lessen kun je de weg van ei tot vogel of van<br />

Organiseer een gekleurd familiefeest. Wanneer vieren wij<br />

feest in onze familie? Denk met de kinderen aan gebeurtenissen<br />

waarvoor wij met de familie samenkomen om<br />

te feesten. Leuke feesten als verjaardagen, trouw feesten,<br />

feestdagen als Kerstmis of een Lentefeest, maar ook<br />

minder leuke samenkomsten als er iemand sterft.<br />

Organiseer nu samen met je kinderen een familiefeest<br />

waarbij duidelijk de stand in de familie zichtbaar wordt.<br />

Ouders krijgen een groene armband met de naam van hun<br />

kind erop. Zussen en broers een gele met ook weer die<br />

naam, grootouders rood met alweer die naam… Geef een<br />

briefje aan alle betrokken partijen waarop je hen vraagt<br />

iets eetbaars en iets drinkbaars mee te brengen zodat je<br />

enkel nog met je kinderen je klas moet omtoveren tot<br />

een feestzaal. Denk ook aan een speech en misschien<br />

een cadeautje voor de aanwezigen. Als je dit idee<br />

gebruikt in <strong>Jeugdboekenweek</strong> mag er natuurlijk ook geen<br />

toonmoment van een andere suggestie ontbreken of zorg<br />

je tenminste voor een voorleesmoment.


De jongen die Hitler had<br />

ontmoet<br />

Bill Wall, Tom Hautekiet (ill.)<br />

Houtekiet, 2004.<br />

Principe 7: De boekenbabbel<br />

Principe 8: Lezen is geen tijdverlies<br />

er een nieuwe jongen in hun klas. Sammie beweert dat hij<br />

Hitler heeft ontmoet. Aanvankelijk kijken Jessie en Mike<br />

neer op de nieuwe jongen die vol fantastische verhalen<br />

blijkt te zitten. Maar dan keert het tij. Jessie heeft twee<br />

oudere broers die allebei bij de Engelse marine dienen en<br />

wanneer de boot van één van hen door de Duitsers tot zinken<br />

wordt gebracht, komt de oorlog heel dichtbij.<br />

14<br />

Eindtermen<br />

De leerlingen zijn bereid om vanuit een concrete context te<br />

reflecteren over de volgende aspecten van taal:<br />

- klankniveau<br />

- woordniveau<br />

- zinsniveau<br />

- tekstniveau<br />

(Nederlands - Taalbeschouwing 6.3)<br />

De leerlingen zijn bereid binnen een concrete taalcontext te<br />

reflecteren over: het gebruik van standaardtaal, regionale en<br />

sociale taalvariëteiten. (Nederlands - Taalbeschouwing 6.1)<br />

De leerlingen tonen belangstelling voor het verleden, heden<br />

en de toekomst, hier en elders. (Wereldoriëntatie - Tijd 5.9)<br />

Over de auteur<br />

Bill Wall (1955) woont in Cork, Ierland. Hij is leraar en<br />

publiceerde gedichten, verhalen, romans en kinderboeken.<br />

Het verhaal wordt verteld door Mike en dat zorgt soms<br />

voor hilarische momenten. Zijn vriendschap met Jessie<br />

is heel teder uitgewerkt. Jessie is mentaal veel rijper dan<br />

Mike. Sammie blijkt een pathetische leugenaar te zijn, vol<br />

fantastische verhalen. Hij wordt aanvankelijk genegeerd<br />

door Jessie en Mike maar dan blijkt zijn situatie toch<br />

wel erg zielig en sluiten ze hem in hun hart. In het boek<br />

zijn diverse oude foto’s opgenomen die het verhaal een<br />

authentiek karakter geven, ook al zegt de auteur in een<br />

voorwoord dat het verhaal niet echt gebeurd is. Het is<br />

ontstaan uit de verhalen die in zijn familie werden verteld.<br />

Aan de slag<br />

Hij liet ons de kaart van Europa natekenen met alle<br />

afzonderlijke landen. En daarna liet hij ons kleine geniepige<br />

kruisjes trekken over Frankrijk en Nederland en Denemarken<br />

en dan zei hij dat al die landen in handen van de Duitsers<br />

waren.<br />

Over de illustrator<br />

Tom Hautekiet behoort tot het maffe acteurscollectief De<br />

Kakkewieten en hij is één van de percussieve krachten achter<br />

het Neder-Cubaanse mambo-orkest El Tattoo del Tigre.<br />

Maar hij is vooral ook grafisch ontwerper. Affiches voor<br />

theatergezelschappen als De Roovers en De Onderneming,<br />

de cd-hoezen van Zita Swoon, artwork voor Rock Werchter,<br />

grafisch werk voor juwelenontwerpsters Wouters & Hendrix,<br />

voor kunsthuis Villanella... Kortom, in menig stadsbeeld<br />

zie je tegenwoordig zijn werk hangen.<br />

Over het boek<br />

Mike en Jessie zijn boezemvrienden. Ze wonen in Ierland.<br />

Het is 1940 en in Europa woedt de Tweede Wereldoorlog.<br />

De kinderen groeien ver weg van deze oorlog op in een<br />

dorp aan de Ierse kust. Hun hardhandige onderwijzer<br />

vertelt elke dag aan de hand van een grote wereldkaart wat<br />

de vorderingen van meneer Hitler zijn. Op een dag komt<br />

Het verhaal speelt zich af in Ierland tijdens de Tweede<br />

Wereldoorlog. De onderwijzer van Jessie en Mike, meester<br />

Hanley, staat aan de kant van de Duitsers. Te pas en vooral<br />

te onpas ventileert hij zijn mening over de oorlog, terwijl<br />

de broers van Jessie bij de marine zitten van de Engelsen.<br />

Vanaf de eerste bladzijden van het boek voel je een strijd<br />

tussen Jessie en meester Hanley. Die laatste krijgt een<br />

beetje steun van de jongen die Hitler had ontmoet, Sammy.<br />

Je kunt de strijd tussen deze twee of de twee kampen in<br />

deze oorlog ook door de kinderen laten uitvechten. Maak<br />

met je kinderen een Europese versie van het Risk-spel. Laat<br />

het kamp van meester Hanley en Sammy het opnemen<br />

tegen het kamp van Jessie en haar broers. Probeer met je<br />

kinderen een manier te vinden om de kaart van Europa<br />

met zijn verschillende landen te tekenen, eventueel met<br />

de belangrijkste steden. Net zo groot als vier tegen elkaar<br />

geschoven banken (2m bij 2m). Verzamel daarna voor


elk kamp vijfentwintig Lego-mannetjes en vijf Playmobilmannetjes<br />

- eentje telt voor drie Lego-mannetjes - die je<br />

een stickertje of een kleurtje geeft zodat de twee kampen<br />

duidelijk te herkennen zijn.<br />

Van elk land moet er ook een kaartje zijn, die allemaal op<br />

één door elkaar geschud hoopje liggen.<br />

Om beurt trekt elk kamp een kaartje. Het land dat daarop<br />

staat, behoort bij het begin van het spel bij het kamp. Op<br />

elk land komt er minstens één Lego-mannetje te staan.<br />

De bedoeling van het spel is Europa te veroveren door<br />

buurlanden aan te vallen en het leger in dat land te overwinnen.<br />

Voor elk duel tussen Lego-mannetjes moet er<br />

gedobbeld worden, de verliezer verdwijnt van het veld. Als<br />

alle mannetjes van de tegenstander overwonnen zijn, mag<br />

het land door minstens één mannetje bezet worden.<br />

woorden in hun zinnen bijna niet veranderd zijn en welke<br />

totaal onherkenbaar zijn geworden.<br />

Hiermee kun je dan weer een Duitse verhalenles maken.<br />

De woorden waarvan ze de vertaling niet hebben gehoord<br />

of waarvan jij de vertaling niet weet, mogen ze op de manier<br />

waarop Jessie sprak veranderen. Zodat het tenminste<br />

Duits klinkt.<br />

Het zou ook interessant zijn als je een Limburgs sprekende<br />

man of vrouw in je klas zou kunnen halen. Wanneer je<br />

dan de kaart van België neemt, zie je dat Belgisch Limburg<br />

heel erg dicht bij Duitsland ligt. Dat kun je ook merken<br />

als je de zinnetjes die de kinderen hebben voorbereid om<br />

in het Duits te laten vertalen, in het Limburgs dialect laat<br />

zeggen.<br />

Als je een land harder wil verdedigen of als je de buurlanden<br />

van dat land wil aanvallen, mag je het leger uitbreiden<br />

en er meerdere mannetjes opzetten. Bij het begin<br />

van elke beurt ontvang je twee Lego-mannetjes die je<br />

on middellijk in een land naar keuze mag zetten. De beurt<br />

stopt pas als het kamp alles heeft gedaan wat het wilde<br />

doen. De oorlog stopt als één van de kampen alle landen<br />

kwijt is of als iemand zich overgeeft.<br />

Ze had een klein lapje zwarte stof in de vorm van een snor<br />

geknipt en dat hield ze onder haar neus, en ze liet haar haren<br />

over één oog vallen en dan tilde ze haar voeten erg hoog op<br />

bij het rondmarcheren en ze stak haar arm stijf in lucht. Ze<br />

zei dat Hitler op die manier rondliep. Ze verzon woorden die<br />

klonken of het echt Duits was en intussen maaide ze woest met<br />

haar armen en sprong ze op en neer.<br />

“Gesessen der schmaschen unter der schmoel von worsten<br />

fumpenworstenkorsten!” schreeuwde ze dan. Haar broers<br />

hadden haar verteld dat dat de manier was waarop Hitler<br />

praatte. (p. 16)<br />

Duits is familie van Nederlands. Heel veel woorden zijn<br />

slechts een beetje van klank veranderd. (van - von, ich - ik,<br />

zon - Sonne…) Denk eens samen met de kinderen na of er<br />

iemand is die deze taal erg goed onder de knie heeft. Het<br />

zou leuk zijn om die man of vrouw eens uit te nodigen in<br />

de klas. De kinderen kunnen dan zinnetjes voorbereiden<br />

die ze graag in het Duits vertaald hebben. Nadien, in<br />

een volgend lesmoment, ga je met de kinderen na welke<br />

Ten slotte onderzoek je hoe het komt dat deze talen zo fel<br />

op elkaar lijken. De meeste kinderen zullen nadat ze die<br />

vraag thuis hebben gesteld wel te weten komen waarom. In<br />

de klas kan er dan weer op ingepikt worden.<br />

Toen ik die ochtend in het donker naar beneden was geslopen,<br />

had ik de schrik van mijn leven gekregen, want toen ik in de<br />

keuken begon rond te kijken, trapte ik op iets dat wriemelde en<br />

werd meteen gebeten. Ik gilde zo hard dat mam en pap met de<br />

lamp naar beneden kwamen. Toen zag ik dat de kerstman mij<br />

een straathondje had gebracht met een zwart en een wit oor en<br />

korte, kromme pootjes en mijn hart begaf het bijna van pure<br />

blijdschap. Ik nam hem mee naar bed en wikkelde hem in een<br />

oude sjaal. ( p. 72)<br />

Snap, dat is de naam die het hondje krijgt, wordt een deel<br />

van de familie. Een gek idee eigenlijk dat de mens dieren<br />

in zijn huis haalt en er zich zodanig aan hecht dat ze een<br />

deel van de familie worden.<br />

Je kunt met de kinderen hier een gesprek over houden.<br />

- Wie heeft een huisdier?<br />

- Welke dieren kun je houden als huisdier?<br />

- Welke dieren vind je de liefste?<br />

- Denken de kinderen dat de huisdieren ons begrijpen?<br />

Hebben ze daar een verklaring voor?<br />

- Wat denken de kinderen dat er in het hoofd van de dieren<br />

omgaat?<br />

- Wat is het verschil tussen een familielid en een huisdier<br />

waar je ontzettend veel om geeft?<br />

15


Laat de kinderen als slot een ode brengen aan hun geliefd<br />

viervoetig familielid. (Kan natuurlijk ook meer- of mindervoetig<br />

zijn.) Tenminste, diegenen die er eentje hebben. De<br />

anderen verzinnen een verhaal, gedicht of tekening met<br />

een verhaal over een zeer ongebruikelijk huisdier, dieren<br />

die bijna nooit als huisdier worden gehouden.<br />

16


De Boskampi’s<br />

Marjon Hoffman<br />

Ploegsma, 2005.<br />

Principe 6: De taalspeeltuin<br />

Principe 9: Van lezen ga je doen<br />

Eindtermen<br />

De leerlingen kunnen het gepaste taalregister hanteren<br />

als ze aan iemand om ontbrekende informatie vragen.<br />

(Nederlands - Spreken 2.2)<br />

De leerlingen kunnen hun afstamming aangeven tot twee<br />

generaties terug. (Wereldoriëntatie - Tijd 5.6)<br />

De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = beoordelen)<br />

het gepaste taalregister hanteren als ze op basis van vergelijking,<br />

hetzij met de eigen mening, hetzij met andere<br />

bronnen, in een gesprek kritisch reageren op de vragen en<br />

opmerkingen van bekende volwassenen. (Nederlands -<br />

Spreken 2.9)<br />

De leerlingen drukken in een niet-conflictgebonden<br />

situatie, eigen indrukken, gevoelens, verlangens,<br />

gedachten en waarderingen spontaan uit. (Wereldoriëntatie<br />

- Mens 3.1)<br />

Inmiddels heeft ze ruim honderd boeken geïllustreerd, van<br />

Jacques Vriens, Vivian den Hollander, Mieke van Hooft en<br />

Liesbeth van der Jagt. Ook maakte ze veel boekomslagen,<br />

onder andere van de Hoe overleef ik-serie van Francine<br />

Oomen.<br />

Ze tekent het liefst met pen en kleurt haar tekeningen in<br />

met inkt of aquarelverf. Haar illustraties zijn speels en<br />

vrolijk. Annet Schaap houdt zich naast tekenen ook bezig<br />

met schrijven, vooral toneelstukken voor kinderen. Zo<br />

schreef zij het libretto van de kinderopera De Tweeling,<br />

gespeeld door theatergroep Xynix, en maakte ze stukken<br />

voor kindertheatergroep Saga.<br />

Over het boek<br />

Eigenlijk had Rik Boskamp liever een andere vader<br />

gehad. Eentje die niet zo’n verstrooide sukkel was. In de<br />

maffiafilms gaat het er heel anders aan toe! Rik wil ook<br />

wel bij de maffia horen: je kunt alles doen zonder er straf<br />

voor te krijgen en iedereen vindt je cool. Als hij en zijn<br />

vader gaan verhuizen, besluit Rik dat hij voortaan Rikki<br />

Boskampi heet. De hele buurt gelooft Riks verhalen over<br />

zijn maffiavader, en iedereen wordt er doodsbang van<br />

tot dat hij een buurtfeest organiseert om een Italiaans<br />

winkeltje te redden. Toevallig is Paul - Paulo - verliefd<br />

geworden op de winkeljuffrouw.<br />

17<br />

Over de auteur<br />

Marjon Hoffman (1971) was als kind een echte tekenaar.<br />

Ze tekende tot haar ouders er gek van werden. Ook schreef<br />

ze teksten op muziek van haar vaders oude jazzplaten,<br />

en die zong ze dan, liefst wanneer haar ouders bezoek<br />

hadden! Ze wist zeker dat ze in een creatief beroep terecht<br />

zou komen. Doelgericht werkte Marjon toe naar een baan<br />

in de reclame. Tijdens haar opleiding aan het Grafisch<br />

Lyceum liep ze stage bij een reclamebureau en is daar<br />

lekker blijven werken. Inmiddels werkt ze al jaren in de<br />

reclame en heeft ze daar veel leuk werk gemaakt. Intussen<br />

bleef ze schrijven: verhalen voor kleuters, maar ook voor<br />

oudere kinderen.<br />

Over de illustrator<br />

De illustratrice Annet Schaap (Echtelt, 1965) ging naar de<br />

kunstacademie en specialiseerde zich in illustreren. In<br />

1988 verscheen het eerste boek waarvoor zij de tekeningen<br />

maakte, Joppe, Julia en Jericho van Christine Nöstlinger.<br />

Aan de slag<br />

Rik rent. Hij rent zo hard hij kan en voelt honderden steentjes<br />

in zijn rug. Die rotkinderen! Het is ook elke dag hetzelfde:<br />

steentjes gooien, pesten. Gelukkig is het vanaf vandaag<br />

vakantie, dan is Rik er eindelijk een poosje vanaf. (p. 5)<br />

Riks vader is niet helemaal mee met de tijd. En vooral<br />

Rik heeft hier veel last van. De pesterijen houden maar<br />

niet op en zijn papa lijkt geen energie te hebben om er<br />

iets aan te doen. Dit boekt leent zich perfect tot voorlezen.<br />

Elk hoofdstuk eindigt met een nieuw vraagteken en het<br />

boek valt op geen enkel moment stil. Elke morgen een<br />

hoofdstukje uit dit boek gaat de ochtenden een stuk leuker<br />

maken.<br />

Wanneer jouw klas geplaagd wordt door pestkopjes is dit<br />

het uitgelezen boekje om eens stil te staan bij de effecten<br />

die gepest worden teweeg kan brengen. Na het voorlezen


18<br />

van de eerste pagina waarop duidelijk wordt dat Rikki erg<br />

onder de pesterijen lijdt, kun je een gesprekje opstarten.<br />

- Wat gebeurt er in dit fragmentje?<br />

- Hoe voelt Rik zich?<br />

- Hoe voelen Samuel en zijn bende zich?<br />

- Wat zou jij doen als je je in de situatie van Rik bevond?<br />

- Herken je de situatie van Samuel?<br />

- Als je in een pestgroepje zit, ben je dan bang om zelf<br />

gepest te worden als je niet meedoet? Wat kun je doen als<br />

je in het groepje zit en eigenlijk niet helemaal akkoord gaat<br />

met de pester?<br />

- Wat doe je als je voelt dat er gepest gaat worden?<br />

De volgende dag loopt Rik op straat met de video onder zijn<br />

arm geklemd. Nu zijn vader met inpakken is begonnen, neemt<br />

hij geen enkel risico dat zijn maffiafilm per ongeluk wordt<br />

weggegooid! (p. 17)<br />

Het is de film die het leven van Rik verandert. Hij raakt<br />

geobsedeerd door de gewoontes en manieren van de maffia -<br />

familie en beraamt een plan. Vanaf nu zal hij de zoon zijn<br />

van een maffiabaas. Boskamp wordt Boskampi, Rik Rikki<br />

en Paul heet voortaan Paulo. Rik observeert de acteurs in<br />

de film tot in de puntjes. Hij past zijn taal aan, de kleren<br />

van zijn vader die niet in het plaatje passen, stopt hij in<br />

de verkeerde zak en het naambordje aan hun nieuwe huis<br />

wordt een tikkeltje aangepast.<br />

Je kunt met je kinderen proberen om gedurende enkele<br />

dagen je klas om te bouwen tot een maffiavergaderzaal,<br />

waar de maffiosi elkaar treffen als ze niet op pad zijn om<br />

een of andere afrekening te voltrekken. Iedereen zoekt<br />

een naam die in dit wereldje past, zodat ze niet bij hun<br />

eerste afspraak al voor paal staan. Probeer opdrachten te<br />

bedenken die de gangsters moeten voltrekken, zoals het<br />

schaduwen van een leerkracht zonder dat hij iets in de<br />

gaten krijgt. Je kunt ook een buit in de school verstoppen<br />

die ze moeten zien te vinden. Telkens als ze een kleinere<br />

opdracht oplossen krijgen ze een stukje van de puzzel<br />

om de buit te vinden: fysieke proeven tijdens de turnles,<br />

zoekwerk over Italië, een pizza of tiramisu kunnen maken…<br />

hierin trappen. Aan het einde van de maffiatijd worden die<br />

verhalen ontmanteld. Ga ervoor!<br />

“Ik ben Rikki Boskampi,” zegt Rik en hij kijkt strak naar de<br />

andere kinderen. Hij zal wel eens laten zien wie hier de nieuwe<br />

baas is. De meester kijkt verbaasd op zijn velletje en leest het<br />

nog een keer aandachtig.<br />

Rik steekt hier van wal met een superleugen en de meester<br />

lijkt nog even roet in het eten te gooien. Als de meester een<br />

heel klein beetje graaft in het verleden van Rik, dan zou hij<br />

de leugen kunnen doorprikken, maar gelukkig voor Rik<br />

doet hij dat niet.<br />

Het is te hopen dat er niemand uit jouw groep je iets op<br />

de mouw heeft gespeld, maar je kunt een gezamenlijk<br />

onderzoek opstarten in de klas om te gaan graven in het<br />

verleden. Leg de kinderen uit wat een stamboom is. Je<br />

kunt die grondig uitspitten als je naar geboorteregisters<br />

gaat kijken, maar je raakt ook al een eind op weg als je via<br />

je ouders naar je grootouders, naar je overgrootouders,<br />

betovergrootouders… gaat vragen. Probeer over elk van<br />

die mensen – dit zijn er al snel heel wat – een beetje tekst<br />

en uitleg te krijgen. Want de kinderen hebben immers<br />

karakterkenmerken of uiterlijke kenmerken van al deze<br />

mensen. Het zou leuk zijn als ze zich in één van de betovergrootouders<br />

zouden herkennen. Het zou pas helemaal<br />

leuk worden als er ergens een geurtje aanhangt. Misschien<br />

komt een bepaalde overgrootvader wel uit een louche<br />

Italiaanse familie...<br />

Maak samen met de kinderen een stamboom,<br />

vertrekkend beneden, met zichzelf. Laat hen ook een<br />

korte karakterschets maken: zachtaardig, humoristisch,<br />

vlug geïrriteerd… en uiterlijke kenmerken opsommen:<br />

groot, blauwe ogen, krullen… Thuis moeten ze dan via<br />

ouders, tantes en ooms, grootouders te weten komen wie<br />

er allemaal in hun familie zat en waar gelijkenissen met<br />

zichzelf de kop opsteken.<br />

Rikki verzint doorlopend verhalen over de heldendaden<br />

van zijn vader. Vraag aan je kinderen om gedurende<br />

die dagen de anderen verhalen op de mouw te spelden<br />

die nog net geloofwaardig genoeg zijn zodat de anderen


O V E R DE SAMENSTELLERS<br />

J O E R I BRANDS woont en werkt in Schoten. Hij geeft les in<br />

de Tuimelaar, een klein freinetschooltje tussen de bomen.<br />

Buiten de schooluren maakt en speelt hij vooral muziek,<br />

als hij tenminste niet in een boek zit.<br />

M A R L I E S DE SMEDT woont in Antwerpen. Naast lesgeven<br />

en gek doen met kinderen danst ze heel graag, vooral<br />

Afrikaans. Kleine en grote reisjes maken staan ook op<br />

haar lievelingsdingen-lijstje. Ze is altijd verzot geweest<br />

op boeken. Voor haar eindwerk dook ze dus graag in de<br />

wereld van de kinderliteratuur. Het eindresultaat was een<br />

eigen boekje ‘Josse en Josie’ en een kist vol weetjes over<br />

kinderwensen en schrijverswijsheid.<br />

19


C O L O F O N<br />

Redactie en coördinatie<br />

Gerrit Janssens en Sarah van Tilburg<br />

Vormgeving<br />

Compagnie Paul Verrept<br />

Illustraties<br />

Joke van Leeuwen<br />

ISBN 9077178384<br />

WD 2005/9654/8<br />

www.jeugdboekenweek.be<br />

20<br />

De <strong>Jeugdboekenweek</strong> is een project van Stichting Lezen.<br />

Stichting Lezen komt tot stand met de steun van het<br />

ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.<br />

Stichting Lezen staat voor het intense plezier van lezen<br />

en wil haar passie met velen delen. Daarom organiseert<br />

Stichting Lezen in samenwerking met belangrijke professionele<br />

partners zoals het boekenvak, bibliotheken, media<br />

en onderwijs de <strong>Jeugdboekenweek</strong>, de Kinder- en Jeugdjury<br />

Vlaanderen, Fahrenheit451, de Voorleesweek en andere grote<br />

en kleine acties voor kinderen, jongeren en volwassenen.<br />

Stichting Lezen lanceert nieuwe campagnes als Boekbaby’s<br />

en Iedereen Leest, coördineert de auteurslezingen, stimuleert<br />

wetenschappelijk onderzoek naar lezen en leesbevordering<br />

en onderhoudt internationale contacten. Als kennis-<br />

en expertisecentrum voor leesbevordering is Stichting<br />

Lezen het eerste aanspreekpunt van de Vlaamse overheid.<br />

www.stichtinglezen.be


<strong>Jeugdboekenweek</strong> <strong>2006</strong> <strong>Mijn</strong> familie · An Bertels en Joke Guns<br />

<strong>Lestips</strong> voor het zesde leerjaar


woord vooraf<br />

<strong>Mijn</strong> boeken zijn mijn tweede familie. Ze waren er al voor ik er was, hopelijk<br />

bestaan ze nog lang nadat ik er niet meer ben. Maar niet zonder dat ik hen heb<br />

leren kennen, een deel van hen ben geworden. En mijn stempel heb kunnen<br />

achterlaten.<br />

Ik heb familieleden die me troosten, ontroeren, die me kwaad maken, me<br />

verwarren, me de weg wijzen. Er zijn er die me aan het lachen maken, met wie ik<br />

gewoon een goed gesprek kan voeren. Er zijn er stokoude bij, die wijs en geduldig<br />

wachten tot ik klaar voor hen ben. Natuurlijk heb ik ook verre neven en nichten,<br />

die ik alleen op vaste momenten in het jaar zie. En er zijn de heel bijzondere, die<br />

ik in mijn hart heb gesloten, omdat ik zonder hen niet was wie ik nu ben. Ik kan<br />

me mijn leven niet voorstellen zonder hen.<br />

1<br />

Echte boeken in de klas, daar staat <strong>Jeugdboekenweek</strong> <strong>2006</strong> voor. Omdat boeken<br />

onmisbaar zijn in uw school. Boeken als familie, boeken die over familie gaan, het<br />

thema van dit jaar.<br />

We inspireren u graag met deze lestips, ze helpen u met de boeken aan de slag te<br />

gaan. De principes bij elke lestip verwijzen naar de basisbrochure Leesbevordering,<br />

hoe doe je dat? die u bij Stichting Lezen kunt bestellen. In negen stellingen doen<br />

we uit de doeken hoe u leesplezier in de klas en de bibliotheek kunt doorgeven.<br />

Om het verband met uw werk in de klas te versterken, hebben we voor het basisonderwijs,<br />

en dat is ook nieuw, de eindtermen toegevoegd die u met elke lestip<br />

realiseert. Leesbevordering is geen luxe, je doet het niet alleen als je wat tijd over<br />

hebt. Handig, toch? Dat maakt het makkelijker om boeken en leesplezier een<br />

vaste plaats in uw lessenpakket te geven. De eindtermen zijn specifiek voor elke<br />

tip beschreven, maar voor werken met de boeken in de klas gelden hoe dan ook<br />

deze doelstellingen:<br />

- De leerlingen kunnen de informatie ordenen die voorkomt in: voor hen<br />

bestemde verhalen, kinderromans, dialogen, gedichten, kindertijdschriften en<br />

jeugdencyclopedie. (Nederlands - Lezen 3.5)<br />

- De leerlingen ontwikkelen bij het realiseren van de eindtermen voor spreken,<br />

luisteren, lezen en schrijven de volgende attitudes: plezier in luisteren, spreken,<br />

lezen en schrijven. (Nederlands - Schrijven 4.8)


- De leerlingen ontwikkelen bij het realiseren van de eindtermen voor spreken,<br />

luisteren, lezen en schrijven de volgende attitudes: plezier in luisteren, spreken,<br />

lezen en schrijven; bereidheid tot nadenken over het eigen luistergedrag, spreekgedrag,<br />

leesgedrag en schrijfgedrag. (Nederlands - Vaardigheden)<br />

- De leerlingen kunnen genieten van een gevarieerd aanbod van voor hen<br />

bestemde culturele activiteiten. (Muzische vorming - Drama 3.1)<br />

De website waarop u de eindtermen vindt is www.ond.vlaanderen.be/dvo/. Voor<br />

meer info over <strong>Jeugdboekenweek</strong> kunt u terecht op www.jeugdboekenweek.be.<br />

We hopen dat u deze nieuwe familie van boeken een warm welkom geeft. En dat<br />

ze snel een bijzonder plekje krijgen in de tweede thuis van uw leerlingen, de klas.<br />

Namens Stichting Lezen,<br />

Gerrit Janssens<br />

2


Wat is familie?<br />

voorbereidende taak<br />

Lees- en lestips voor het zesde leerjaar<br />

An Bertels en Joke Guns<br />

De lessuggesties bij ons boekenpakket zijn uitgewerkt<br />

tot een hoekenwerk. Enkele weken voor de start van<br />

het project krijgen de kinderen een voorbereidende taak.<br />

Het project wordt vervolgens gestart met een uitgebreid<br />

voorleesmoment<br />

waarbij alle boeken aan bod komen.<br />

Dit voorleesmoment wordt gevolgd door een klassikale<br />

bespreking<br />

van de voorgelezen fragmenten. Daarop volgt<br />

het hoekenwerk: de verwerking van elk boek is opgenomen<br />

in een hoek waar de kinderen na een korte instructie<br />

zelfstandig aan de slag kunnen.<br />

Elke hoek, die telkens een opdracht heeft, neemt twee lestijden<br />

in beslag. Concreet moet je dus zes maal twee lestijden<br />

voorzien om het hoekenwerk optimaal te organiseren.<br />

Uiteraard is het mogelijk om een selectie te maken uit de<br />

opdrachten en deze als klassikale verwerking van het boek<br />

aan de kinderen aan te bieden.<br />

Maar er zijn ook de beknopte lestips. Naast elke uitgebreide<br />

verwerkingsopdracht voor het hoekenwerk vind je<br />

bij elk boek namelijk een korte lessuggestie, telkens onder<br />

de titel ‘Te weinig tijd?’, om gedurende één lestijd met je<br />

klas rond het boek te werken. Tot slot vind je nog enkele<br />

tips voor het organiseren van een afsluitmoment voor het<br />

hoekenwerk. Veel succes!<br />

Principe 5: Voor elk kind is er wat te lezen<br />

Eindtermen<br />

De leerlingen kunnen de informatie op een persoonlijke<br />

en overzichtelijke wijze ordenen bij een voor hen<br />

bestemde instructie voor een buitenschoolse situatie.<br />

(Nederlands - Luisteren 1.6)<br />

De leerlingen kunnen genieten van een gevarieerd aanbod<br />

van voor hen bestemde culturele activiteiten. (Muzische<br />

vorming - Drama 3.1)<br />

Bied het boekenpakket aan de klas aan. Je kunt dit op<br />

een eenvoudige manier doen door het boek aan de klas<br />

te tonen en de tekst op de achterflap voor te lezen. Zorg<br />

er wel voor dat je het boek zelf hebt gelezen zodat je de<br />

vragen van de kinderen kunt beantwoorden.<br />

Als je de nieuwsgierigheid van de kinderen optimaal wil<br />

prikkelen, is dit een leuke werkvorm: je stopt elk boek in<br />

een doos. Bij elk boek verzamel je vijf kleine voorwerpen<br />

of foto’s die iets over de inhoud van het boek vertellen.<br />

Haal de voorwerpen één voor één uit de doos en laat de<br />

kinderen vertellen waar het hen aan doet denken. Probeer<br />

met hen een verhaallijn te vormen naargelang er meer<br />

voorwerpen te voorschijn komen. Tot slot toon je het boek<br />

en vertel je op welke manier de voorwerpen met het boek<br />

te maken hebben. Zorg er uiteraard voor dat je nog niet te<br />

veel van het verhaal verklapt.<br />

3<br />

Nu moet elk kind een keuze maken uit deze zes boeken.<br />

Laat hen de boeken bekijken, doorbladeren, vluchtig een<br />

stukje lezen. Tot slot moet elk kind één boek kiezen.<br />

Om ervoor te zorgen dat de boeken evenredig over de<br />

klas verdeeld worden, noteer je het beste de zes titels op<br />

het bord. Als een kind gekozen heeft, noteert het zijn of<br />

haar naam achter de titel. Spreek van tevoren af hoeveel<br />

kinderen er per boek mogen zijn.<br />

In elk boek zit een briefje met de aanduiding van de<br />

fragmenten die het kind moet<br />

lezen. De fragmenten vind<br />

je bij de uitleg over het hoekenwerk. De bedoeling is dat<br />

elk kind zijn gekozen boek gedurende een afgesproken<br />

periode mee naar huis neemt om het fragment voor te


4<br />

bereiden. Dit fragment moeten ze bij een volgende stap in<br />

het leesproject aan een beperkte groep voorlezen. Elk boek<br />

is door meerdere kinderen gekozen. Geef hen de tijd om<br />

af te spreken wie het boek het eerste meekrijgt, wie dan,<br />

enzovoort.<br />

Zorg dat je deze opdracht ruimschoots vóór de echte start<br />

van het leesproject opgeeft, zodat elk kind voldoende<br />

tijd krijgt om zijn voorleesbeurt voor te bereiden. Ook<br />

al moeten zij slechts een kort fragment voorbereiden en<br />

voorlezen, hopelijk willen zij het volledige boek thuis<br />

lezen. Verdeel samen met de klas de voorbereidingstijd in<br />

gelijke stukken en noteer eventueel in de agenda wanneer<br />

het boek moet doorgegeven worden aan de volgende van<br />

de groep.<br />

voorleesmoment<br />

Principe 5: Voor elk kind is er wat te lezen<br />

Eindtermen<br />

De leerlingen kunnen geconcentreerd luisteren naar een<br />

gesproken tekst (verteld of voorgelezen) en die mondeling,<br />

schriftelijk, beeldend of dramatisch weergeven. (Muzische<br />

vorming - Drama 3.3)<br />

Dit is het echte startschot voor het leesproject. Verdeel de<br />

klas in groepen. In elke groep moeten zes kinderen zitten:<br />

één kind per boek. Om de beurt leest nu ieder kind het<br />

aangeduide fragment voor aan de leden van zijn groep. Op<br />

het einde moet iedereen uit elk van de zes boeken een fragment<br />

hebben beluisterd. Als er onvolledige groepen zijn,<br />

dus groepen waarbij niet alle boeken vertegenwoordigd<br />

zijn, lees je zelf de ontbrekende fragmenten voor in die<br />

groepen of zet je groepen samen.


klassikale bespreking<br />

Principe 2: Boekrijk<br />

Principe 7: De boekenbabbel<br />

Eindtermen<br />

De leerlingen kunnen de informatie ordenen die voorkomt<br />

in: voor hen bestemde verhalen, kinderromans, dialogen,<br />

gedichten, kindertijdschriften en jeugdencyclopedie.<br />

(Nederlands - Lezen 3.5)<br />

De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = beoordelen)<br />

het gepaste taalregister hanteren als ze op basis van<br />

vergelijking, hetzij met de eigen mening, hetzij met<br />

andere bronnen, in een gesprek kritisch reageren op<br />

de vragen en opmerkingen van bekende volwassenen.<br />

(Nederlands - Spreken 2.9)<br />

Na de leeskring volgt een klasgesprek over de voorgelezen<br />

fragmenten. Volgende richtvragen kunnen je hierbij helpen.<br />

5<br />

- Waarom heb je dit boek gekozen?<br />

- Beantwoordde het boek aan je verwachtingen? Waarom<br />

wel, waarom niet?<br />

- Heb je thuis de rest van het boek ook gelezen?<br />

- Zou je nu, na de andere boeken gehoord te hebben, een<br />

andere keuze maken? Leg uit.<br />

- Bespreek ook zeker de kaften van de boeken:<br />

- Welke kaft vind je mooi/lelijk? Waarom?<br />

- Welke kaft geeft de meeste/minste informatie over het<br />

boek?<br />

- Welke kaft trekt je het meest aan? Waarom?<br />

Tot slot laat je de kinderen de boeken rangschikken tot een<br />

top-6. Laat door eenvoudig handopsteken bepalen welk<br />

boek de meeste stemmen krijgt, welk boek nummer twee<br />

wordt enzovoort. Deze top-6 schrijf je op een muurkrant.<br />

Spoor de kinderen aan om gedurende het leesproject deze<br />

muurkrant mee op te bouwen. Ze kunnen informatie opzoeken<br />

over de auteurs van de besproken boeken. Voorzie<br />

zeker voldoende plaats voor de eigen indrukken van de<br />

kinderen tijdens het leesproject. Krantenknipsels over<br />

<strong>Jeugdboekenweek</strong> verdienen uiteraard ook een plaatsje op<br />

deze muurkrant.


6<br />

hoek 1<br />

Kies mij<br />

Dirk Weber<br />

Querido, 2005.<br />

…maar om het één keer te voelen, dat ze jou willen. (p. 39)<br />

Principe 8: Leesbevordering, geen tijdverlies<br />

Eindtermen<br />

De leerlingen kunnen geconcentreerd luisteren naar een<br />

gesproken tekst (verteld of voorgelezen) en die mondeling,<br />

schriftelijk, beeldend of dramatisch weergeven. (Muzische<br />

vorming - Drama 3.3)<br />

Over de auteur<br />

Dirk Weber werd geboren in Zwijndrecht (Nederland) en<br />

woont nu, met zijn partner en twee zonen, in Westbroek,<br />

vlakbij Utrecht. Kies mij<br />

is zijn eerste boek. Wel schreef hij<br />

eerder al een aantal korte verhalen.<br />

Over de illustrator<br />

Jan Jutte, die in dit boek voor de tekeningen instaat, werd<br />

in 1954 in Arnhem (Nederland) geboren. Sinds 1983 is<br />

hij illustrator. Hij kreeg al heel wat belangrijke prijzen en<br />

bekroningen, waaronder drie Gouden Penselen!<br />

Over het boek<br />

Fien woont al 3 jaar in JIN. JIN is een kindertehuis. Soms<br />

komen er mensen die een meisje kiezen dat voor hen hét<br />

belangrijkste is. En dus wacht Fien, al 3 jaar lang. Fien<br />

wacht en tekent. Ze tekent haar leven, ze tekent de mensen<br />

die ze ontmoet… Ze tekent ook Wuf. Zou Wuf haar hét<br />

belangrijkste vinden?<br />

Aan de slag<br />

Fragmenten<br />

- p. 39 - 40<br />

- p. 51 - 52<br />

- p. 149 - 150<br />

Materiaallijst<br />

- boek met aanduiding van fragmenten<br />

- opdrachtkaart (zie vervolg)<br />

- blanco bladen en schrijfgerief<br />

- tekenpapier<br />

- tekenpotloden en stiften<br />

- schildergerief<br />

- klei<br />

- schaar en lijm<br />

Zet een mini-tentoonstelling op over je leven. Kies vijf<br />

belangrijke momenten uit je leven. Kies één creatieve<br />

werk vorm die je ligt: gedichten schrijven, kleien, tekenen,<br />

schilderen… Zet elk gekozen moment nu om in een<br />

gedicht, tekening, schilderij, beeldje… Maak tot slot een<br />

mooie presentatie van je werkjes.<br />

Maak eerst in de klas een hoek vrij waar de kinderen hun<br />

mini-tentoonstellingen kunnen opbouwen. Zorg ervoor<br />

dat in deze hoek een prikbord hangt. De leerkracht geeft<br />

vooraf enkele korte richtlijnen over het presenteren van<br />

de werkjes. Mogen de kinderen iets ophangen aan het plafond?<br />

Hoeveel plaats heeft elk kind tot zijn beschikking?<br />

Worden gedichten gebundeld tot een boekje of worden<br />

ze opgehangen? Is er een afgesproken formaat voor de<br />

tekeningen en schilderijen of mogen de kinderen dit zelf<br />

bepalen?<br />

Denk nu ook al even na over het afsluitmoment. Als het<br />

de bedoeling is dat de kinderen de tentoonstelling gewoon<br />

bezichtigen, vraag hen dan dat ze hun naam bij de<br />

werkjes zetten. Je kunt er bij de afsluiting ook een raadspelletje<br />

van maken. De kinderen moeten dan proberen<br />

te achter halen welke klasgenoot bij welke tentoonstelling<br />

hoort.<br />

Geef elke mini-tentoonstelling een nummer. Elke bezoeker<br />

ontvangt een lijst met de namen van de deelnemende kunstenaars.<br />

De bezoekers noteren dan het nummer van de<br />

tentoonstelling achter de juiste naam. Uiteraard is de stap<br />

naar een wedstrijd nu heel klein. Als je het afsluitmoment<br />

openstelt voor andere klassen, schakel dan je eigen klas in<br />

bij het nakijken van de wedstrijdformulieren. Bedenk een<br />

leuke en passende prijs. Dat kan gaan van een boekenbon<br />

tot het uitkiezen van één van de tentoongestelde werkjes.<br />

Wedden dat je heel wat enthousiaste bezoekers over de<br />

vloer zal krijgen?


Te weinig tijd?<br />

Lees het fragment ‘King Kazoo’ (p. 125 - 128) voor aan de<br />

klas.<br />

Vervolgens zet je een stukje muziek op, bij voorkeur jazz<br />

omdat dit het beste aansluit bij het voorgelezen fragment.<br />

Als je een muziekstuk kunt vinden waarin men op een<br />

kazoo speelt, is dat perfect. De kinderen krijgen de opdracht<br />

om tijdens de duur van het fragment vrij te tekenen.<br />

De bedoeling is dat ze hun potlood laten bewegen op het<br />

ritme en de melodie van de muziek. Eventueel kun je hen<br />

vragen om hun ogen te sluiten voor deze opdracht. Leg<br />

vooraf duidelijk uit dat het niet de bedoeling is dat ze een<br />

tekening over iets maken. Tot slot kun je de resultaten met<br />

je kinderen bespreken.<br />

- Welk soort lijnen komen het meest voor?<br />

- Tekenden de kinderen met veel onderbrekingen of zijn<br />

het vooral vloeiende bewegingen? Laat hen zelf verklaren.<br />

- Herken je er iets in?<br />

- Wat vond je van de opdracht?<br />

7<br />

Uiteraard is het een leuk idee om ervoor te zorgen dat je<br />

één of meerdere kazoos in de klas hebt. Heel wat kinderen<br />

kennen dit instrument niet. Laat de kinderen zelf uitzoeken<br />

wat ze allemaal met dit instrument kunnen doen. Als<br />

je over meerdere exemplaren beschikt, kun je zelfs een<br />

kazoo-orkestje oprichten. Een tip voor een muziekles misschien?


8<br />

hoek 2<br />

Stilstaan<br />

Willy Schuyesmans<br />

Davidsfonds/Infodok, 2004.<br />

Benjamin wou altijd zo graag vliegeren. (p. 89)<br />

Principe 7: De boekenbabbel<br />

Eindtermen<br />

De leerlingen kunnen respect betonen voor uitingen van<br />

leeftijdsgenoten, behorend tot eigen en andere culturen.<br />

(Muzische vorming - Attitudes 6.5)<br />

De leerlingen tonen de bereidheid zich te oefenen in<br />

omgangswijzen met anderen waarin ze minder sterk zijn.<br />

(Wereldoriëntatie - Ik en de ander 3.5)<br />

De leerlingen drukken in een niet-conflictgebonden<br />

situatie, eigen indrukken, gevoelens, verlangens,<br />

gedachten en waarderingen spontaan uit. (Wereldoriëntatie<br />

- Mens 3.1)<br />

Over de auteur<br />

Willy Schuyesmans, geboren in 1945 in Oostende, is<br />

schrijver en journalist. Al in zijn kinderjaren verhuisde hij<br />

naar Antwerpen. Hij is getrouwd en heeft twee kinderen<br />

en een pleegdochter. De natuur en de zee spelen een<br />

grote rol in zijn werk, evenals thema’s als vriendschap en<br />

afscheid.<br />

Materiaallijst<br />

- boek met aanduiding van fragmenten<br />

- opdrachtkaart (zie vervolg)<br />

- VOORTAAK: 1 lege doos per kind<br />

- zak/doos met briefjes met de namen van alle kinderen<br />

- van de klas<br />

- blanco bladen en schrijfgerief<br />

- tijdschriften<br />

- schaar en lijm<br />

- allerlei kosteloos knutselmateriaal<br />

- kleurpotloden en stiften<br />

- selectie dichtbundels (zie: boekentips)<br />

Trek de naam van een klasgenoot uit een zak of doos. Je<br />

gaat nu een herinneringsdoos voor deze persoon maken.<br />

De bedoeling is dat je in de doos vijf dingen verzamelt die<br />

iets belangrijks over deze persoon vertellen. Dat kan een<br />

foto uit een tijdschrift zijn, een klein voorwerp dat je zoekt<br />

of zelf knutselt, een kort verhaal over iets dat jullie samen<br />

hebben meegemaakt…<br />

Eén van de voorwerpen moet een gedicht zijn waarvan jij<br />

vindt dat het bij je klasgenoot past. Je kunt op zoek gaan<br />

naar een passend gedicht in de stapel dichtbundels of je<br />

schrijft zelf iets korts. Probeer ook de buitenkant van de<br />

herinneringsdoos een passend jasje te geven.<br />

Laat de klas op tijd beginnen met het verzamelen van het<br />

materiaal voor deze hoek. Elk kind zorgt voor een lege<br />

(schoenen)doos, kosteloos knutselmateriaal en allerlei<br />

tijdschriften.<br />

Over het boek<br />

Benjamin is pas tien wanneer hij sterft. Zijn familie is<br />

ontroostbaar en kan Benjamin niet loslaten. Ook Benjamin<br />

kan zijn familie nog niet in de steek laten. Maar alles gaat<br />

verder en iedereen ontmoet nieuwe vrienden. En langzaam<br />

vervaagt Benjamin tot een levendige herinnering. En hoe<br />

herinner jij je jouw vrienden?<br />

Aan de slag<br />

Fragmenten<br />

p. 12 - 14<br />

p. 88 - 89<br />

Deze hoek vraagt weinig begeleiding tijdens het hoekenwerk<br />

zelf. Kijk er wel op toe dat de kinderen zich houden<br />

aan de afspraak om een klasgenoot te kiezen ‘op goed<br />

geluk’. Door namen te laten trekken kun je er zeker van<br />

zijn dat er voor ieder kind een doos is en stimuleer je<br />

kinderen om oog te hebben voor iemand waar ze anders<br />

misschien niet zo vaak mee omgaan. Het kan natuurlijk<br />

gebeuren dat iemand een naam trekt van een nieuwe<br />

klasgenoot of een kind dat niet tot de vriendenkring<br />

behoort. Probeer deze kinderen toch op weg te zetten<br />

met enkele vraagjes. (Wat heb je zelf al beleefd met deze<br />

persoon? Heb je al gemerkt dat dit kind in iets uitblinkt?<br />

Wat doet het kind op de speelplaats? Met wie is je klasgenoot<br />

sterker bevriend?) Geef de kinderen zeker de


oodschap mee dat in de doos positieve aspecten van hun<br />

klasgenoot aan bod moeten komen!<br />

Ook nu weer kun je het beste het afsluitmoment al in je<br />

achterhoofd houden bij het instrueren van de kinderen. Je<br />

kunt de doos bijvoorbeeld laten afwerken als een cadeau<br />

voor het kind waar ze bij hoort. Bij de afsluiting van het<br />

project worden de dozen dan gewoon uitgewisseld en<br />

kunnen de kinderen eens van gedachten wisselen met de<br />

maker van de doos. (Klopt het beeld wel?) Als je kiest voor<br />

een afsluitmoment waarbij enkel de klas betrokken is, kun<br />

je er een kringspel van maken. De dozen worden dan één<br />

voor één geopend. Laat de voorwerpen stuk voor stuk te<br />

voorschijn halen. Wie herkent het snelst zijn eigen doos?<br />

In dit geval kun je ervoor kiezen om geen aandacht te<br />

besteden aan de afwerking van de buitenkant van de doos.<br />

Als je andere klassen over de vloer laat komen, kun je de<br />

wedstrijd bij de mini-tentoonstelling uitbreiden. Geef de<br />

herinneringsdozen een letter. Op het ‘wedstrijdformulier’<br />

moeten de bezoekers nu naast elke naam het nummer van<br />

de tentoonstelling én de letter van de doos noteren. Geen<br />

eenvoudige opdracht!<br />

- Superguppie krijgt kleintjes. Edward van de Vendel, Fleur<br />

van der Weel (ill.), Querido, 2005.<br />

- Ik vind je hiëroglief.<br />

Frank Pollet, Abimo, 2003.<br />

- Vind me maar. Ed Franck, Marcel Verbrugge (ill.),<br />

Querido, 2004.<br />

- Ik doe lekker wat ik wil. Leendert Jan Vis (samenst.),<br />

Lemniscaat, 2001.<br />

- Een ei gelegd aan zee. Geert De Kockere, Annelies Vaes<br />

(ill.), De Eenhoorn, 2005.<br />

9<br />

Te weinig tijd?<br />

Deze korte lestip vertrekt vanuit dezelfde fragmenten die<br />

ook voor het hoekenwerk gebruikt worden.<br />

Houd met je klas een gesprek over de hoofdvraag ‘Wat wil<br />

je dat anderen zich van jou herinneren?’<br />

De volgende korte opdrachtjes kunnen je helpen om het<br />

klasgesprek op gang te brengen en/of bij te sturen:<br />

- Typeer jezelf / een klasgenoot met één opvallende eigenschap.<br />

- Vind je dat een leuke / vervelende eigenschap? Waarom?<br />

- Wat bewonder je bij iemand anders?<br />

- Wat denk jij dat je kunt doen om ook zo te worden?<br />

- Noem één ding dat je binnen tien jaar zeker bereikt wil<br />

hebben.<br />

Boekentips<br />

- Met gekleurde billen zou het gelukkiger leven zijn. Jan van<br />

Coillie (samenst.), Averbode 1996.<br />

- Oog in oog in oog in oog. Eva Gerlach. Querido, 2001.<br />

- Maar jij. Hans Hagen, Willemien Min (ill.), Querido, 2004.<br />

- Het ijzelt in juni. André Sollie, Querido,1998.<br />

- Al mijn later is met jou. Edward van de Vendel (samenst.),<br />

Rotraut Susanne Berner (ill.), Querido, 2004.


10<br />

hoek 3<br />

Hart van inkt<br />

Cornelia Funke<br />

Querido, 2005.<br />

Ik, Fenoglio, de meester van de woorden, de inkttovenaar, de<br />

papiermagiër. (p. 390)<br />

Principe 8: Leesbevordering, geen tijdverlies<br />

Eindtermen<br />

De leerlingen kunnen de informatie ordenen die voorkomt<br />

in voor hen bestemde school- en studieteksten en instructies<br />

bij schoolopdrachten. (Nederlands - Lezen 3.4)<br />

De leerlingen kunnen op systematische wijze verschillende<br />

informatiebronnen op hun niveau zelfstandig gebruiken.<br />

(Leren leren 2)<br />

De leerlingen kunnen samenwerken met anderen, zonder<br />

onderscheid van sociale achtergrond, geslacht of etnische<br />

origine. (Sociale vaardigheden - Domein samenwerking 3)<br />

De leerlingen kunnen bij groepstaken leiding geven<br />

en onder leiding van een medeleerling meewerken.<br />

(Leergebied overschrijdende eindtermen - Sociale<br />

vaardigheden 1.5)<br />

Over de auteur<br />

Cornelia Funke, geboren in 1958, woont in Hamburg met<br />

haar man en twee kinderen.<br />

Ze was eerst onderwijzeres en illustratrice, maar vond de<br />

boeken die ze in handen kreeg vaak oninteressant. Daarom<br />

begon ze zelf te schrijven. Ondertussen heeft ze al dertig<br />

boeken geschreven, waarvan er drie in het Nederlands zijn<br />

vertaald. De dievenbende van Scipio wordt verfilmd.<br />

Over het boek<br />

Voor Meggie zijn de boeken om haar heen als vertrouwde<br />

vrienden en familie, de familie die ze zo mist nadat haar<br />

moeder op raadselachtige wijze is verdwenen. Op een<br />

nacht keren de verhalen zich echter tegen haar. Capricorno,<br />

de nietsontziende schurk uit Hart van inkt, heeft het<br />

ge munt op Meggie en Mo, haar vader. Zal Mo haar nu<br />

eindelijk onthullen waarom hij nooit meer wil voorlezen?<br />

Zal Meggie haar moeder terugzien? Samen met Fenoglio,<br />

de schrijver van Hart van inkt, storten Meggie en haar vader<br />

zich in de zoektocht tussen de woorden van het boek.<br />

Vrienden worden gevonden en vijanden bevochten als de<br />

woorden van Fenoglio tot leven komen. En welke ontdekkingen<br />

staan er jou te wachten in de wereld van uitvindingen<br />

en wetenschap?<br />

Aan de slag<br />

Fragmenten<br />

p. 134 - p. 136 (Hoe moesten ze dat begrijpen?)<br />

p. 390 (Fenoglio kneep zo hard in haar arm …) - p. 393<br />

Materiaallijst<br />

- boek met aanduiding van fragmenten<br />

- opdrachtkaart (zie vervolg)<br />

- checklijst met uitvindingen<br />

- grote blanco bordflappen<br />

- alcoholstiften (liefst verschillende kleuren)<br />

- lijm<br />

- computer(s) met toegang tot internet<br />

Fenoglio, de schrijver van Hart van inkt, wordt in het boek<br />

geconfronteerd met zijn eigen scheppingen en hij is niet<br />

altijd opgetogen over het resultaat! Ook in de echte wereld<br />

komen sommige uitvindingen ‘tot leven’ op een manier<br />

die de bedenkers niet voor ogen hadden bij de creatie<br />

er van. Kies een uitvinding uit de lijst en ga op zoek naar<br />

informatie op het internet. Maak een opsomming van de<br />

positieve en negatieve toepassingen van deze uitvinding.<br />

Stoffeer je informatie indien mogelijk met foto’s. Breng<br />

al je gegevens samen op een bordflap en zorg voor een<br />

overzichtelijke schikking.<br />

De kinderen die in deze groep aan het werk zijn, kunnen<br />

waarschijnlijk af en toe wat hulp gebruiken.<br />

De eerste stap is dat de groep komt tot het kiezen van een<br />

uitvinding. Daartoe hang je in de hoek een lijst waarop je<br />

een aantal uitvindingen opsomt.<br />

Mogelijkheden zijn:<br />

- dynamiet<br />

- genetische manipulatie van planten<br />

- genetische manipulatie van dieren<br />

- genetische manipulatie van mensen


- mosterdgas<br />

- robots / automatisering<br />

- computer<br />

- gsm<br />

- …<br />

Zorg dat je er bij bent als de groep een keuze maakt zodat<br />

je kort wat uitleg kunt geven over een minder bekende<br />

uitvinding. De uitvinding die gekozen wordt, vink je aan<br />

op de lijst zodat een volgende groep die niet meer kan<br />

nemen.<br />

Als je in de klas geen beschikking hebt over internet,<br />

kun je deze opdracht laten uitvoeren aan de hand van<br />

informatieve boeken. Enkele titels die je voor deze hoek<br />

kuntvoorzien zijn:<br />

- Van rooksignaal tot GSM. Karel Verleyen, Davidsfonds-<br />

Infodok/Biblion, 2004.<br />

- Hoe weet de toast dat hij klaar is? Uit de serie: Wat kinderen<br />

willen weten. Zwijsen, 2004.<br />

- Lannoo’s grote geïllustreerde encyclopedie voor de jeugd.<br />

Lannoo, 2004.<br />

- Waar komt vandaag vandaan?<br />

Ferry Piekart,<br />

Gottmer, 2004.<br />

- Winkler Prins Kinderencyclopedie. Het Spectrum, 2004.<br />

- Het grote boek van uitvindingen en ontdekkingen. Zuid<br />

Boekprodukties, 2004.<br />

Vervolgens zet je de kinderen op weg bij het verzamelen<br />

van de informatie. De begeleiding die het groepje hier bij<br />

nodig heeft, hangt natuurlijk af van ervaring die ze al<br />

hebben opgedaan met het werken met internet en/of informatieve<br />

boeken. Stuur de kinderen wel, zodat ze gericht<br />

op zoek gaan naar positieve en negatieve toepassingen van<br />

de uitvinding. Een historisch overzicht of het leven van<br />

de uitvinder doen niet terzake bij deze opdracht. Een kort<br />

woordje uitleg over wat deze uitvinding precies inhoudt,<br />

kan wel nuttig zijn.<br />

Wat de presentatie op het afsluitmoment betreft, is het dit<br />

keer heel eenvoudig. Je hangt de flappen op en de rest van<br />

de klas kan deze infopanelen bekijken en lezen. Uiteraard<br />

houdt niets je tegen om samen met de klas één uitvinding<br />

eruit te lichten en hier een discussiepanel over te organiseren<br />

in een volgende spreekles!<br />

Te weinig tijd?<br />

Bied het volgende fragment aan de klas aan om in stilte te<br />

lezen: p. 168 - p. 169 (…alleen maar omdat ze bang was…)<br />

Hieraan koppel je een dubbele schrijfopdracht. Eerst laat<br />

je hen een vervolg van ongeveer één bladzijde bedenken.<br />

Zorg dat je klas weet wat er voor dit fragment gebeurd is.<br />

(Concreet betekent dit je beste vertelbeentje voorzetten!)<br />

Ze moeten het verhaal kunnen verdervertellen naar analogie<br />

met het boek.<br />

Een tweede opdracht is dat zij een vervolg schrijven dat ze<br />

zelf leuk of spannend vinden.<br />

Het zou zonde zijn dat al dat schrijverstalent zomaar in<br />

een la terechtkomt. Geef de kinderen dus ook de kans om<br />

hun schrijfproducten aan de klas voor te stellen. Organiseer<br />

een voorleeskampioenschap. Laat ieder kind zijn twee<br />

vervolgen voorlezen. Betrek de klas hierbij door hen te laten<br />

bepalen welk van de twee eindes de voorkeur krijgt. Tot<br />

slot kun je een diploma uitreiken voor de Voorlees graad<br />

van Tovertong. Welke voorlezer kon het best zijn woorden<br />

tot leven wekken voor de anderen?<br />

11<br />

Spreek af dat het groepje je een teken geeft als ze de<br />

nodige informatie verzameld hebben. Zet hen nu op weg<br />

naar het structureren van deze informatie. De bedoeling<br />

is dat ze een overzichtelijke bordflap samenstellen waarop<br />

de rest van de klas informatie krijgt over de uitvinding met<br />

zijn pro’s en contra’s.


hoek 4<br />

Aan de bal<br />

Lieneke Dijkzeul<br />

Lemniscaat, 2004.<br />

Rahmane keek om zich heen (p. 182)<br />

Principe 3: Bib en school gaan boek in hand<br />

Eindtermen<br />

De leerlingen kunnen op systematische wijze verschillende<br />

informatiebronnen op hun niveau zelfstandig gebruiken.<br />

(Leren leren 2)<br />

Over het boek<br />

Rahmane heeft een groot talent: voetballen! Samen met<br />

zijn vrienden droomt hij er dan ook van om profvoetballer<br />

te worden. Op een dag krijgt hij de kans om zijn droom<br />

waar te maken. Maar om zijn doel te bereiken, moet hij<br />

vertrekken uit zijn vertrouwde Afrikaanse dorp en vrienden<br />

en familie achterlaten. Kan Rahmane zijn droom<br />

waarmaken? Lukt het hem om de verwachtingen van zijn<br />

familie in te lossen? Kan hij zich aanpassen aan het vreemde,<br />

koude Nederland? En ben jij een wereldburger die zich<br />

overal aanpast en een nieuwe wereld tot de zijne maakt?<br />

Doe de test!<br />

Aan de slag<br />

12<br />

De leerlingen kunnen blijvend nieuwe dingen uit hun<br />

omgeving ontdekken en respect betonen voor uitingen van<br />

leeftijdsgenoten, behorend tot eigen en andere culturen.<br />

(Muzische vorming - Attitudes 6.1 en 6.5)<br />

Fragmenten<br />

p. 181 (Het busje verliet de snelweg…) - p. 183 (Welterusten…)<br />

p. 264 (Zijn moeder liep op de weg heen en weer…) - p. 266<br />

(Ik hoor papa…)<br />

De leerlingen kunnen het gepaste taalregister hanteren<br />

als ze aan iemand om ontbrekende informatie vragen.<br />

(Nederlands - Spreken 2.2)<br />

De leerlingen kunnen op basis van, hetzij de eigen mening,<br />

hetzij informatie uit andere bronnen, de informatie<br />

beoordelen die voorkomt in een gesprek met bekende leeftijdsgenoten.<br />

(Nederlands - Luisteren 1.9)<br />

De leerlingen kunnen het gepaste taalregister hanteren<br />

als ze iemand om ontbrekende informatie vragen.<br />

(Nederlands - Spreken 2.2)<br />

De leerlingen kunnen aspecten van het dagelijks leven<br />

in een land van een ander cultuurgebied vergelijken met<br />

het eigen leven. (Wereldoriëntatie - ruimtelijke ordening/<br />

bepaaldheid 6.9)<br />

Over de auteur<br />

Lieneke Dijkzeul werd geboren in 1950 in Friesland.<br />

Haar eerste echte boek verscheen in 1990: Hou je taai!<br />

Ze schrijft graag spannende verhalen. Vriendschap en<br />

eenzaamheid zijn thema’s die in bijna al haar boeken<br />

terugkomen. Met Aan de bal<br />

heeft ze een schitterend<br />

voetbalboek geschreven waarvan ook de niet-sportieve<br />

lezers zullen smullen.<br />

Materiaallijst<br />

- boek met aanduiding van fragmenten<br />

- opdrachtkaart (zie vervolg)<br />

- lijst met landen<br />

- blanco bladen en schrijfgerief<br />

- kookwekker<br />

- selectie infoboeken over landen (zie: boekentips)<br />

Kies uit de lijst een land. Zoek nu het infoboek dat bij jouw<br />

land hoort. Lees zoveel mogelijk informatie over dat land,<br />

eventueel maak je notities over de belangrijkste dingen<br />

die je wilt onthouden. Na een teken van de leerkracht,<br />

bereid je tien vragen voor die je aan een ander kind wilt<br />

stellen over zijn of haar land. In het laatste stuk van de<br />

op dracht ondervraag je elkaar per twee over elkaars land.<br />

Probeer zo snel mogelijk te weten te komen in welk land<br />

de ander ‘woont’. Je krijgt van de leerkracht uitleg over het<br />

te hanteren puntensysteem.<br />

Zoals het principe bij de opdracht al zegt, dit keer kun<br />

je best eens even vooraf langsgaan in de plaatselijke<br />

bibliotheek. Tenzij de school zelf over een uitgebreid<br />

informatiecentrum beschikt natuurlijk. Stel een pakket<br />

samen met informatieve boeken over landen. Atlassen<br />

horen hier zeker bij, beter in enkele exemplaren, en verder<br />

boeken die ruimschoots informatie over één of meerdere


landen geven. Let er op dat de boeken voldoende foto’s<br />

bevatten. Bovenstaande boekentips kunnen je helpen bij<br />

het maken van je keuze.<br />

Bij de start van het hoekenwerk verdeel je de kinderen in<br />

groepjes van twee. Laat de kinderen elk een land kiezen uit<br />

de lijst - afhankelijk van het boekenaanbod - en controleer<br />

dat er geen landen dubbel worden gekozen, met het oog<br />

op het gebruik van de boeken. De kinderen kiezen één<br />

voor één hun infoboek en gaan zitten op een afgezonderd<br />

plaatsje, ze mogen van elkaar niet weten met welk land ze<br />

bezig zijn. Houd hier dus uiteraard rekening mee bij het<br />

inrichten van deze hoek!<br />

Je kunt hen moeilijk gericht laten opzoeken in de boeken,<br />

aangezien jij ook niet weet welke vragen de ander straks<br />

gaat stellen. Wijs hen op het gebruik van de atlas voor de<br />

correcte situering van het land. Je kunt eventueel enkele<br />

rubrieken met de kinderen afspreken waarover er vragen<br />

moeten of mogen gesteld worden (voeding, klimaat,<br />

planten groei, economische situatie, landbouwproducten…).<br />

Als je van tevoren deze rubrieken bepaalt, vergemakkelijkt<br />

dat het opzoekwerk. Voor het wedstrijdelement is het spannender<br />

als je niet weet welke vragen je kunt verwachten.<br />

Zet het kookwekkertje op een afgesproken tijd. Als het<br />

belletje gaat, wordt het opzoekwerk stopgezet. Nu bereidt<br />

elk kind tien vragen voor voor zijn partner. De bedoeling<br />

is dat je zo snel mogelijk aan de weet komt welk land de<br />

ander gekozen heeft, zonder natuurlijk de naam van het<br />

land te vragen. Opnieuw geeft een belletje aan wanneer<br />

deze voorbereidingstijd afgelopen is.<br />

De kinderen gaan nu per twee bij elkaar zitten en stellen<br />

elkaar de voorbereide vragen. Voor ze hieraan beginnen,<br />

moet je nog wel even wat uitleg geven over het puntensysteem.<br />

De bedoeling is, dat je met zo weinig mogelijk<br />

vragen het land van de ander probeert te achterhalen. Bij<br />

elke gestelde vraag zet je dus een streepje. Wanneer je<br />

het land weet, tel je de streepjes. Degene met het minste<br />

streepjes wint. Let wel op: als je een vraag stelt die de ander<br />

niet kan beantwoorden, mag je van je score één streepje<br />

aftrekken.<br />

Als de kinderen nog wat tijd over hebben in deze hoek - niet<br />

iedereen heeft evenveel vragen nodig om de ander uit te<br />

horen! - kunnen ze nog wat grasduinen in de infoboeken.<br />

Nog even dit: bij het afsluitmoment van het volledige leesproject<br />

heeft deze hoek geen naverwerking nodig. Indien<br />

je toch wilt dat er van deze hoek ‘iets’ te zien valt, kun<br />

je een scorebord laten invullen waarop iedereen noteert<br />

hoeveel vragen hij of zij nodig had om het land van de<br />

ander te raden.<br />

Te weinig tijd?<br />

Voor deze opdracht werk je met dezelfde fragmenten als<br />

bij het hoekenwerk, maar ze komen pas later in de les aan<br />

bod. Eerst laat je de kinderen allerlei hoofdjes uit tijdschriften<br />

knippen. Plak deze hoofdjes op magneten. Dit kun je<br />

uiteraard ook van tevoren doen. Het bespaart je tijd tijdens<br />

de les zelf en je kunt zelf de hoofdjes selecteren met het<br />

oog op de opdracht.<br />

Laat de kinderen aan het bord komen en met de hoofden<br />

gezinnen en/of vriendengroepen vormen. Houd de opdracht<br />

heel algemeen. Bespreek met de klas de gevormde<br />

groepen:<br />

- Hebben de gezinnen een klassieke samenstelling of zijn<br />

er afwijkingen?<br />

- Kozen de kinderen voor vriendengroepen met dezelfde<br />

huidskleur of niet? Waarom?<br />

- Bekijk de samenstelling van de vriendengroepen ook eens<br />

naar leeftijd.<br />

- …<br />

Nu lees je de fragmenten voor aan de klas. Vervolgens<br />

herhaal je de opdracht. Schuif alle gevormde groepen uit<br />

elkaar en laat de klas opnieuw groepen vormen. Dit keer<br />

bespreek je gelijkenissen en verschillen van de gevormde<br />

groepjes ten opzichte van de eerste keer.<br />

Boekentips<br />

- Geïllustreerde wereldatlas voor de jeugd. Lannoo, 2001.<br />

- Geïllustreerde jeugdatlas van de wereld. Alexander Gordon<br />

Smith, Veltman, 2005.<br />

De uitgeverijen Ars Scribendi, Biblion en KIT hebben meerdere<br />

landenreeksen (bijvoorbeeld Landen van de wereld, Met<br />

het oog op…, In het nieuws, enzovoort). Misschien heeft de<br />

schoolbibliotheek deze boeken op de plank? De plaatselijke<br />

bibliotheken zullen zeker een en ander in voorraad hebben.<br />

13


14<br />

hoek 5<br />

De aanval<br />

Clem Martini<br />

Gottmer, 2005.<br />

… en die was helaas wat minder tolerant tegenover die onbezonnen<br />

jeugd. (p. 13)<br />

Principe 3: Bib en school gaan boek in hand<br />

Principe 5: Voor elk kind is er wat te lezen<br />

Principe 6: De taalspeeltuin<br />

Principe 9: Van lezen ga je doen<br />

Eindtermen<br />

De leerlingen kunnen een formulier invullen met<br />

informatie over henzelf. (Nederlands - schrijven 4.5)<br />

De leerlingen drukken in een niet-conflictgebonden<br />

situatie, eigen indrukken, gevoelens, verlangens,<br />

gedachten en waarderingen spontaan uit.<br />

(Wereldoriëntatie - Mens 3.1)<br />

Over de auteur<br />

Clem Martini is geboren in het Canadese Calgary, Alberta.<br />

Hij schrijft voor theater en televisie, zowel voor volwassenen<br />

als voor jongeren. Hij is professor Theaterwetenschappen<br />

aan de universiteit van Calgary en won voor zijn werk al<br />

drie keer de Alberta Writer’s Guild Drama Prize.<br />

Over het boek<br />

Kyp is een jonge, overmoedige kraai, die zich bij een<br />

familiehereniging de woede van een kat op de hals haalt.<br />

Deze ondoordachte daad leidt tot een drama dat de hele<br />

kraaienfamilie op zijn grondvesten doet daveren. Kyp<br />

wordt zwaar gestraft, maar niet iedereen is het daarmee<br />

eens. Ruzies breken uit en ieder wordt gedwongen om<br />

partij te kiezen en zijn eigen plaats in de groep te bepalen.<br />

Weet jij wie je bent en waar je staat in de groep?<br />

Aan de slag<br />

Materiaallijst<br />

- boek met aanduiding van fragmenten<br />

- opdrachtkaart (zie vervolg)<br />

- invulblad ‘paspoort’<br />

- schrijfgerief<br />

- selectie boeken ‘verhalencultuur’ (zie boekentips)<br />

Voor deze hoek bereid je zelf het invulblad ‘<strong>Mijn</strong> paspoort’<br />

voor. De bedoeling is dat de kinderen gaan nadenken over<br />

zichzelf, en hun eigen karakter kunnen typeren. Verder<br />

moeten ze proberen om hun karakter te identificeren met<br />

familieleden en vrienden. Het blad ook aan anderen doorgeven,<br />

geeft hen de kans om hun eigenbeeld te toetsen aan<br />

wat anderen van hen denken. Tenslotte is er nog de terugkoppeling<br />

naar het boek.<br />

Neem een invulblad ‘<strong>Mijn</strong> paspoort’. Lees de vragen aandachtig<br />

en vul ze in. Dan geef je het blad door en laat de<br />

anderen van je groep het blad verder aanvullen. Neem<br />

de tijd om te lezen wat de anderen over jou schrijven.<br />

Vervolgens lees je in groep een fragment uit het boek aan<br />

elkaar voor: p. 47 - p. 50 (“Laat hem uitspreken!” herhaalde<br />

ik.) Zet nu samen met je groep alle vogelpersonages uit<br />

dit fragment op een rijtje. Typeer elk personage met één<br />

karaktertrek. Tenslotte onderteken je je eigen paspoort<br />

met de naam van het personage waar je, volgens jezelf, het<br />

beste bij past.<br />

Een voorbeeld van het invulblad ‘<strong>Mijn</strong> paspoort’ geven,<br />

kan niet. Hier volgen enkele tips voor inhoud en lay-out,<br />

waarmee je zelf aan de slag kunt. Inhoudelijk kunnen de<br />

volgende vragen aan bod komen:<br />

- Geef drie positieve karaktereigenschappen van jezelf.<br />

- Som twee negatieve kanten van jezelf op.<br />

- Noem twee dingen waar je heel goed in bent.<br />

- Som twee dingen op die je niet goed kunt, maar die je wel<br />

onder de knie zou willen krijgen.<br />

- Beeld je in dat je 30 jaar bent. Omschrijf in 3 zinnen hoe<br />

je dan zou willen dat je leven er uit ziet.<br />

- Is er iets dat je zeker nooit zou willen meemaken?<br />

- …<br />

Fragmenten<br />

p. 12 - p. 15 (… is namelijk een mensen nest, op het strand…)<br />

p. 69 (Als het leek alsof Kyp niet…) - p. 70 (En toen verbreedde<br />

de vallei zich plotseling…)<br />

Bij enkele van deze vragen, vooral de opsomming van<br />

positieve en negatieve karaktertrekken en dingen die je<br />

goed of juist niet goed kunt, moeten de kinderen hun<br />

antwoorden koppelen aan mensen die ze kennen: familie,


vrienden... De bedoeling is dat de kinderen proberen om<br />

hun eigen eigenschappen in anderen te herkennnen.<br />

Ofwel maak je hiervan een nieuwe rubriek, ofwel voorzie<br />

je bij die vragen plaats om dit te noteren.<br />

In een laatste rubriek kunnen de andere groepsleden het<br />

paspoort verder aanvullen. Beperk je hier vooral tot positieve<br />

en negatieve eigenschappen en een opsomming van<br />

wat het kind volgens de anderen goed kan.<br />

Zorg voor een aantrekkelijke en overzichtelijke lay-out van<br />

alle vragen. Het blad mag er een beetje officieel uitzien.<br />

Plaats voor handtekeningen is dus zeker belangrijk.<br />

Besteed zorg aan een duidelijke vraagstelling en een overzichtelijke<br />

schikking zodat de kinderen zelfstandig aan het<br />

werk kunnen. Een gepast tekeningetje of icoontje hier en<br />

daar zorgt voor een wat luchtigere bladspiegel.<br />

Als je zorgt voor een goed invulblad, moet je deze hoek<br />

niet zo veel meer begeleiden. Bespreek met de groep wel<br />

even hoe ze het voorlezen van het fragment aanpakken:<br />

één voorlezer, voorlezen met beurtrol…<br />

Als de groep bezig is met het opsommen van de vogelpersonages,<br />

kun je ook eens gaan kijken of het lijstje<br />

volledig is. Hier volgt een overzichtje met de personages<br />

uit het fragment:<br />

- Kalum, het ik-personage: oud, wijs, bemiddelaar, staat<br />

open voor vernieuwing…<br />

- Kyrk: oud, heeft steeds kritiek, pessimist, houdt vast aan<br />

traditie…<br />

- Kyp: jong, durver, verlegt grenzen van zichzelf en van de<br />

groep, vernieuwer…<br />

- Koren: jong, heult mee met de groep, sensatiezoeker…<br />

Op het einde van het volledige leesproject verzamel je<br />

alle paspoorten en bundelt deze tot een klasboek. Bij het<br />

afsluitmoment kunnen de kinderen van de klas (of de<br />

bezoekers) in dit klasboek bladeren.<br />

Te weinig tijd?<br />

Oude verhalen en tradities bepalen voor een stuk wie we<br />

zijn. Denk maar aan de invloeden van de oude Griekse<br />

en Romeinse beschaving op onze huidige westerse maatschappij.<br />

In een deel van ons denken vinden we nu nog<br />

ideeën terug die hun oorsprong vinden in de oude verhalen<br />

van deze culturen.<br />

Start de les met een klasgesprek over de invloed van<br />

verhalen, in ons eigen leven en bij anderen.<br />

Enkele tips om het gesprek op gang te helpen en te sturen:<br />

- Laat de kinderen vertellen over (groot)ouders die aan hen<br />

verhalen vertellen: Zijn het verzonnen verhalen? Gaan ze<br />

over waar gebeurde dingen? Is er een favoriet verhaal dat<br />

dikwijls terugkomt?<br />

- Heb je al eens een verhaal gehoord of gelezen waaruit je<br />

iets belangrijks hebt onthouden? Wat en waarom?<br />

- Vertel aan de klas zeker over andere culturen waar het<br />

vertellen van verhalen nu nog een belangrijk onderdeel van<br />

de samenleving is.<br />

Tip. Gebruik het boek Aan de bal<br />

hiervoor. Lees één of<br />

meerdere passages voor, bijvoorbeeld p. 232 - 233, waaruit<br />

blijkt hoe belangrijk het doorvertellen van verhalen is in<br />

het Afrikaanse dorp. Vervolgens laat je de kinderen vrij lezen<br />

in een selectie boeken met betrekking tot verhalencultuur.<br />

Zie daarvoor de boekentips.<br />

Boekentips<br />

- De dans van de drummers. Hans Hagen, Philip Hopman<br />

(ill.), Van Goor, 2003.<br />

- De leeuwendochter. Roger H. Schoemans, Davidsfonds/<br />

Infodok, 2005.<br />

- De geest van oom Kwesi. Janne Lundström, Lannoo, 2002.<br />

- Sprookjes van de lage landen. Eelke de Jong, Hans<br />

Sleutelaar, De Bezige Bij, 2004.<br />

15<br />

Nog even dit. Het is moeilijk in te schatten hoeveel tijd de<br />

kinderen in deze hoek nodig hebben. Veel hangt af van<br />

de ernst waarmee ze deze opdracht zullen aanpakken.<br />

Voorzie in deze hoek daarom een pakket met boeken i.v.m.<br />

verhalencultuur. Kinderen die dan klaar zijn kunnen in<br />

deze boeken vrij lezen. Zie ook ‘Te weinig tijd?’.


16<br />

hoek 6<br />

Wat is familie?<br />

Kolet Janssen<br />

Davidsfonds, 2005.<br />

De dag zit vol geheimen. Ik word al groot. (p. 156)<br />

Principe 9: Van lezen ga je doen<br />

Eindtermen<br />

De leerlingen kunnen de informatie ordenen die voorkomt<br />

in voor hen bestemde school- en studieteksten en instructies<br />

bij schoolopdrachten. (Nederlands - Lezen 3.4)<br />

De leerlingen kunnen overzichten, aantekeningen,<br />

mededelingen op- en overschrijven. (Nederlands -<br />

Schrijven 4.1)<br />

De leerlingen kunnen voor het realiseren van bovenstaande<br />

eindterm bovendien<br />

- hun teksten verzorgen en rekening houden met handschrift<br />

en lay-out.<br />

- spellingsafspraken en spellingsregels toepassen.<br />

(Neder lands - Schrijven 4.7)<br />

voor een grappige of juist ernstige noot. En hoe ziet jouw<br />

ideale familie er uit?<br />

Aan de slag<br />

Fragmenten<br />

De voorlezers kiezen elk één getuigenis om voor te lezen<br />

uit deze lijst:<br />

- interviews over moeders: p. 30-40<br />

- interviews over vaders: p. 67-79<br />

- interviews over broers/zussen: p. 111-115<br />

- interviews over opa’s/oma’s: p. 160-165<br />

Materiaallijst<br />

- boek met aanduiding van fragmenten<br />

- opdrachtkaart (zie vervolg)<br />

- blanco bladen en schrijfgerief<br />

- 1 grote blanco bordflap<br />

- wascokrijtjes<br />

- alcoholstiften<br />

Alle groepjes gaan om de beurt meewerken aan één groot<br />

familieportret. Onze familie bestaat uit de volgende leden:<br />

een vader, een moeder, een broer, een zus, een oma en een<br />

opa. Je kiest met je groepje één familielid uit.<br />

De leerlingen kunnen bij groepstaken leiding geven<br />

en onder leiding van een medeleerling meewerken.<br />

(Leergebied overschrijdende eindtermen - Sociale<br />

vaardigheden 1.5)<br />

Over de auteur<br />

Kolet Janssen werd geboren in 1955 in Hasselt. Ze studeerde<br />

Godsdienstwetenschappen en geeft al jaren les op een<br />

middelbare school in Tienen. Ze is getrouwd en heeft drie<br />

kinderen. In 1988 verscheen haar eerste boek. Meer dan<br />

dertig boeken later probeert ze nog steeds afwisseling te<br />

brengen in de gekozen thema’s, met een goede mengeling<br />

van spanning, humor en gevoel.<br />

Over het boek<br />

Wat is familie?<br />

is een boek vol vragen en antwoorden over<br />

je familie. Kinderen vertellen over hun (groot)ouders, soms<br />

stout, soms ontroerend, maar altijd herkenbaar. Broers en<br />

zussen doen hun boekje over elkaar open. Ook de ouders<br />

komen op hun beurt aan het woord. Gedichten zorgen<br />

Eerst lees je met je groep de interviews die bij jouw familielid<br />

horen. Nu bedenk je een profiel dat bij die persoon<br />

hoort. Maak gebruik van de dingen die je net gelezen hebt<br />

en vul dat aan met informatie die je zelf bedenkt. Zet alles<br />

om in een tekst van een tiental zinnen. Over de volgende<br />

zaken moet ik zeker iets kunnen lezen: naam, leeftijd,<br />

beroep, taak binnen het gezin en hobby’s. Let op: zorg dat<br />

je familieleden bij elkaar kunnen passen. Als zowel mama<br />

als papa twee keer per week willen gaan tennissen zou dat<br />

wel eens problemen kunnen opleveren! Teken je familielid<br />

met wasco’s bij op het grote familieportret.<br />

Deze groep vraagt wellicht een klein beetje begeleiding<br />

bij de start, maar kan dan volledig zelfstandig aan de slag.<br />

Belangrijk is, dat de kinderen heel goed doorhebben dat<br />

het hier om een aanvullend groepswerk gaat. Elke groep<br />

kiest een familielid uit en werkt het profiel en de tekening<br />

hiervoor uit. De familieleden moeten, zoals al eerder opgemerkt,<br />

bij elkaar kunnen passen. Bespreek dus even met<br />

elk groepje waarop ze moeten letten. De eerste groep zet


wellicht de toon voor de rest van de gezinsformatie. Als<br />

papa een drukke baan heeft, op welke manier ga je dan<br />

mama’s baan invullen? Worden oma en opa ingeschakeld<br />

in de oppas van de kinderen? Welke leeftijd hebben de<br />

kinderen? Heel jonge kinderen vragen waarschijnlijk een<br />

grote tijdsinvestering van de ouders. Welke gevolgen heeft<br />

dit op de tijd die ze voor hobby’s overhouden? Zijn oma<br />

en/of opa inwonend of niet? Haal enkele van deze vragen<br />

aan zoals ze zich aandienen vanuit de reeds ingevulde<br />

familieleden. Zorg dat je de vragen op een vrijblijvende<br />

manier stelt, zonder eigen inkleuring!<br />

Het enige wat je nog moet doen als deze groep bezig is, is<br />

de taakverdeling in het oog houden. De groep kan zelf beslissen<br />

op welke manier de interviews worden voorgelezen<br />

(boek in het midden en in stilte lezen, een vaste voorlezer<br />

of voorlezen volgens een beurtrol). Zie er wel op toe dat<br />

bij het uitwerken van de opdracht elk groepslid betrokken<br />

wordt: samen overleggen voor het opstellen van het profiel;<br />

wie tekent? Wie schrijft in het net?<br />

Te weinig tijd?<br />

Werk met de fragmenten die ook worden voorgesteld voor<br />

het hoekenwerk. Zorg voor kopieën van de fragmenten.<br />

Kopieer elk interview op een apart blad en gebruik de<br />

kleuren code uit het boek: geel voor mama, blauw voor<br />

papa, groen voor broers en zussen en roze voor opa en<br />

oma. Laat de fragmenten in de klas circuleren, de kinderen<br />

lezen ze in stilte. Je kunt na deze leesronde even wat tijd<br />

uittrekken om de kinderen te laten reageren. Herkenden<br />

ze bepaalde gezinssituaties? Waren er gezinnen waar ze<br />

heel graag of juist helemaal niet, deel van willen uitmaken?<br />

Waarom? Dan ga je aan de slag met de volgende selectie<br />

gedichten:<br />

- Uit Het ijzelt in juni van André Sollie: Thuis (p. 7), Warm<br />

(p. 9), Kijkdoos (p. 27), Aan zee (p. 32)<br />

- Uit Superguppie krijgt kleintjes van Edward van de Vendel:<br />

Yes (p. 21), Soldaat (p. 40),<br />

Mand<br />

(p. 45),<br />

Kind<br />

(p.57);<br />

- Uit Al mijn later is met jou van Edward van de Vendel: Drie<br />

zusjes (p. 46), <strong>Mijn</strong> vader in bad (p. 56),<br />

Dapper<br />

(p. 93).<br />

17<br />

Tip. Schoonschrift komt in het zesde leerjaar niet zo vaak<br />

meer aan bod. Gebruik deze gelegenheid om de kinderen<br />

nog eens te wijzen op het net overschrijven van een tekst.<br />

Laat hen extra aandacht besteden aan het netjes schrijven<br />

van het profiel van elk gezinslid. En de titel, de naam van<br />

elk profiel verdient hierbij zeker dat ietsje meer zoals een<br />

kleurtje, een speciaal lettertype…<br />

Als het volledige leesproject is afgesloten, bespreek je met<br />

je klas even, los van het grote afsluitmoment, de familie<br />

die je klas heeft samengesteld. Besteed hierbij vooral aandacht<br />

aan het verdelen en invullen van de verschillende<br />

taken in het gezin.<br />

- Volgden de kinderen een vrij klassiek rollenpatroon of<br />

gaat hun gezin hiertegen in? Verklaring.<br />

- Kan alles verlopen zoals zij het gezin in elkaar hebben<br />

gepuzzeld of zitten er dingen in die niet<br />

verenigbaar zijn?<br />

- Zouden zij zichzelf thuis voelen in dit gezin? Waarom<br />

wel of niet?<br />

- …<br />

Maak vooraf van elk gedicht een kopie en stop deze in een<br />

grote envelop, zak, doos… Verdeel je klas in groepjes van<br />

twee, drie of vier kinderen. Elk groepje trekt drie gedichten.<br />

Ze lezen deze gedichten en beslissen met de groep met<br />

welk gedicht ze gaan werken. Ze zetten de inhoud van het<br />

gedicht om in een kort rollenspel dat elk groepje tot slot<br />

aan de rest van de klas voorstelt. De bedoeling is dus dat ze<br />

gaan nadenken over de boodschap van elk gedicht. De letterlijke<br />

tekst van elk gedicht kan als introductie of tot slot<br />

van elk rollenspel worden voorgelezen.<br />

Tenslotte hang je het familieportret met de profielen op.


O V E R DE SAMENSTELLERS<br />

C O L O F O N<br />

18<br />

A N BERTELS is boekenjuf op de vrije basisschool<br />

Sint-Dimphna in Geel. Ze wil haar leerlingen zoveel<br />

mogelijk leeskriebels geven. In haar vrije tijd doet ze<br />

graag gekke dingen met haar zoontje en dochtertje. Ze<br />

houdt van experimenteren in de keuken, speelt af en toe<br />

amateurtoneel en leest natuurlijk zo veel ze kan, liefst<br />

lekker dikke, supergriezelige boeken.<br />

J O K E GUNS behaalde haar diploma rechten in Leuven maar<br />

besloot al snel haar wetboeken in te ruilen voor kinder- en<br />

jeugdboeken. Ze heeft haar eigen boekhandel Woeste Willem<br />

in Aalst, is lector voor verschillende uitgeverijen, heeft<br />

een boekenrubriek voor een schooltijdschrift, recenseert,<br />

geeft lezingen en organiseert leesbevorderende activiteiten.<br />

Verder is ze gelukkig getrouwd en mama van twee lieve<br />

deugnieten.<br />

Redactie en coördinatie<br />

Gerrit Janssens en Sarah van Tilburg<br />

Vormgeving<br />

Compagnie Paul Verrept<br />

Illustraties<br />

Joke van Leeuwen<br />

ISBN 9077178392<br />

WD D/2005/9654/9<br />

www.jeugdboekenweek.be<br />

De <strong>Jeugdboekenweek</strong> is een project van Stichting Lezen.<br />

Stichting Lezen komt tot stand met de steun van het<br />

ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.<br />

Stichting Lezen staat voor het intense plezier van lezen<br />

en wil haar passie met velen delen. Daarom organiseert<br />

Stichting Lezen in samenwerking met belangrijke professionele<br />

partners zoals het boekenvak, bibliotheken, media<br />

en onderwijs de <strong>Jeugdboekenweek</strong>, de Kinder- en Jeugdjury<br />

Vlaanderen, Fahrenheit451, de Voorleesweek en andere grote<br />

en kleine acties voor kinderen, jongeren en volwassenen.<br />

Stichting Lezen lanceert nieuwe campagnes als Boekbaby’s<br />

en Iedereen Leest, coördineert de auteurslezingen, stimuleert<br />

wetenschappelijk onderzoek naar lezen en leesbevordering<br />

en onderhoudt internationale contacten. Als kennis-<br />

en expertisecentrum voor leesbevordering is Stichting<br />

Lezen het eerste aanspreekpunt van de Vlaamse overheid.<br />

www.stichtinglezen.be


<strong>Jeugdboekenweek</strong> <strong>2006</strong> <strong>Mijn</strong> familie · Johan de Paepe en Rina Penasse<br />

<strong>Lestips</strong> voor het eerste en tweede middelbaar


woord vooraf<br />

<strong>Mijn</strong> boeken zijn mijn tweede familie. Ze waren er al voor ik er was, hopelijk<br />

bestaan ze nog lang nadat ik er niet meer ben. Maar niet zonder dat ik hen heb<br />

leren kennen, een deel van hen ben geworden. En mijn stempel heb kunnen<br />

achterlaten.<br />

Ik heb familieleden die me troosten, ontroeren, die me kwaad maken, me<br />

verwarren, me de weg wijzen. Er zijn er die me aan het lachen maken, met wie ik<br />

gewoon een goed gesprek kan voeren. Er zijn er stokoude bij, die wijs en geduldig<br />

wachten tot ik klaar voor hen ben. Natuurlijk heb ik ook verre neven en nichten,<br />

die ik alleen op vaste momenten in het jaar zie. En er zijn de heel bijzondere, die<br />

ik in mijn hart heb gesloten, omdat ik zonder hen niet was wie ik nu ben. Ik kan<br />

me mijn leven niet voorstellen zonder hen.<br />

1<br />

Echte boeken in de klas, daar staat <strong>Jeugdboekenweek</strong> <strong>2006</strong> voor. Omdat boeken<br />

onmisbaar zijn in uw school. Boeken als familie, boeken die over familie gaan, het<br />

thema van dit jaar.<br />

We inspireren u graag met deze lestips, ze helpen u met de boeken aan de slag te<br />

gaan. De principes bij elke lestip verwijzen naar de basisbrochure Leesbevordering,<br />

hoe doe je dat? die u bij Stichting Lezen kunt bestellen. In negen stellingen doen<br />

we uit de doeken hoe u leesplezier in de klas en de bibliotheek kunt doorgeven.<br />

Voor meer info over <strong>Jeugdboekenweek</strong> kunt u terecht op www.jeugdboekenweek.be.<br />

We hopen dat u deze nieuwe familie van boeken een warm welkom geeft. En dat<br />

ze snel een bijzonder plekje krijgen in de tweede thuis van uw leerlingen, de klas.<br />

Namens Stichting Lezen,<br />

Gerrit Janssens


<strong>Mijn</strong> boek, mijn broer<br />

<strong>Lestips</strong> voor het eerste en tweede middelbaar<br />

Johan de Paepe en Rina Penasse<br />

Wat je niet kwijt kunt tegen je ouders, vertel je vaak aan je<br />

hond of kat. Maar ook je boekenkast is een echte vriend,<br />

een helpbroer, een troostzus. Je boek is, als je wil, iemand<br />

bij wie je kunt uithuilen, die je doet lachen, die je tranen<br />

stopt en je warm maakt, die je laat griezelen gewoon voor<br />

de lol. Laat hem niet dicht en hij tovert je werelden waarvan<br />

je niet wist dat ze bestonden. Een boek vertelt je ook<br />

over mama’s en papa’s, broers en zussen, oma’s en opa’s.<br />

Je boek, een gezelschapsspel bij uitstek.<br />

<strong>Mijn</strong> held<br />

Catherine Bateson, Bea De Koster (vert.)<br />

Houtekiet, 2004. p. 69-71.<br />

Principe 7: De boekenbabbel<br />

Over de auteur<br />

Catherine Bateson groeide op in een tweedehands boekenwinkel<br />

in Brisbane, Australië. Ze publiceerde twee gedichtenbundels<br />

en twee romans in dichtvorm voor adolescenten.<br />

Ze geeft al meer dan tien jaar les in creatief schrijven<br />

en ze vindt het heerlijk om schrijfsessies te begeleiden op<br />

scholen. <strong>Mijn</strong> held<br />

is haar eerste roman.<br />

Over het boek<br />

Dave Grainger, vader van Chrissie, heeft longkanker.<br />

Chrissie, mam, oma en Das zullen achterblijven. Het is<br />

hard en confronterend voor de familie die probeert om te<br />

gaan met verlies.<br />

3<br />

Aan de slag<br />

Voor het lezen<br />

Vertel kort waarover het boek gaat. Je kunt de leerlingen<br />

individueel laten nadenken over wie zij binnen hun<br />

gezin of familie als ‘<strong>Mijn</strong> held’ zien, bijvoorbeeld mama,<br />

zus, neef, oma... Ze schrijven over het waarom van dat<br />

heldendom. Degenen die willen, mogen er ook over<br />

vertellen in de klas.<br />

Je kunt de leerlingen ook een brief aan hun held laten<br />

schrijven. Als het een nog levende persoon is, kun je de<br />

brief eventueel opsturen. Als hun held overleden is, kun<br />

je samen met de leerling afspreken om de brief bijvoorbeeld<br />

op het graf te leggen of zelf op een ‘veilige’ plaats<br />

te bewaren. Je kunt ook een soort ‘ritueel’ afspreken en<br />

samen met de leerlingen uitwerken om de brieven die niet<br />

‘bezorgd’ kunnen worden aan de natuur toe te vertrouwen,<br />

door ze te verbranden of onder een boom in de grond<br />

te stoppen. Uiteraard moet dit met de nodige aandacht<br />

gebeuren. Maak bijvoorbeeld een wandeling naar de plek<br />

waar de brieven terecht zullen komen, voer daar samen het<br />

ritueel uit en praat bij een picknick over de helden.<br />

Dit boek zal heel wat emoties losmaken. Hoe ga je als<br />

familieleden met elkaar om in moeilijke momenten? Niet<br />

altijd gemakkelijk!


Je kunt het fragment p. 69 “Op een avond...” tot p. 71 “... zo<br />

te zien liggen” voorlezen of door een vrijwilliger laten lezen.<br />

Oma gaat weg bij het gezin van Chrissie, terwijl haar vader<br />

stervende is. Oma gaat samenwonen met Das, haar vriend.<br />

Maak het fragment bespreekbaar in de klas aan de hand<br />

van vragen als:<br />

- Hoe reageert de moeder van Chrissie op het weggaan<br />

van oma?<br />

- Wat vind je van deze reactie?<br />

- Gaat oma echt ‘weg’?<br />

4<br />

Mama krijgt een ‘kostbaar’ geschenk van oma. Wat? Is dat<br />

geschenk belangrijk voor haar? Je kunt met de leerlingen<br />

bespreken hoe dit in het fragment verwoord staat. Heb jij<br />

misschien ook een ‘kostbaar’ geschenk van iemand gekregen?<br />

Laat de leerlingen die dat willen hun ‘kostbaar’ bezit<br />

meebrengen en daarover vertellen.<br />

Mama is ‘zachter’ geworden. Wat betekent het woord<br />

‘zachter’ in deze context? Daarover kan een diepgaand<br />

gesprek ontstaan.<br />

... alsof die haarborstel niet het enige was dat ze die middag<br />

stuk had gegooid, maar ook het pantser dat ze om zichzelf<br />

opgetrokken had.”<br />

- Wat betekent: “een pantser om jezelf optrekken”?<br />

- Doe jij dat soms ook? Of altijd? Door wie of waardoor kan<br />

dat pantser verdwijnen?<br />

- Denk je dat dat makkelijk is?<br />

- Ken jij mensen die altijd een pantser om zich heen<br />

hebben? Hoe zou dat komen?<br />

Oma gaat niet bij de pakken neerzitten, hoe moeilijk de<br />

situatie ook is. Bespreek met de leerlingen hoe zij het<br />

hoofd boven water houden of gehouden hebben tijdens<br />

een moeilijke periode in hun leven.


Broere<br />

Bart Moeyaert<br />

Querido, 2002.<br />

Met cd van de gelijknamige theatervoorstelling, met de<br />

stem van Bart Moeyaert en Caroline Deutman aan de<br />

piano.<br />

Principe 2: Boekrijk<br />

Principe 3: Bibliotheek en school gaan hand in hand<br />

Principe 7: De boekenbabbel<br />

Over de auteur<br />

Bart Moeyaert, de zevende van zeven jongens, is geboren<br />

op 9 juni 1964 in Brugge. Hij was een kind dat veel<br />

tekeningen maakte, graag knutselde, boom- en andere<br />

hutten bouwde. Moeyaert debuteerde in 1983 met het boek<br />

Duet met valse noten.<br />

Over het boek<br />

In Broere zullen jongeren zich herkennen in het gewone<br />

gezinsleven. Vader en moeder trachten het gezin in goede<br />

banen te leiden; moeder vanuit haar gevoel, vader soms<br />

met strenge hand. Tweeënveertig verhalen lang kruipt Bart<br />

Moeyaert in de huid van zijn zesjarige zelf. Dit is een boek<br />

om met mondjesmaat te lezen en na elk verhaal even na te<br />

denken over je eigen belevenissen als kind.<br />

Aan de slag<br />

Leerlingen vinden het meestal tof om iets over hun leerkracht<br />

te weten.<br />

Als je goede afspraken maakt met de leerkracht PO, kan<br />

in de loop van de maand mei een leuk boekje gemaakt<br />

worden met foto’s, tekeningen en de verhaaltjes. Zo heeft<br />

elke leerling een eigen ‘boek’ geschreven dat bijvoorbeeld<br />

bij het laatste oudercontact kan meegegeven worden met<br />

een complimentje over het schrijftalent van hun zoon of<br />

dochter. Je kunt ook van de gelegenheid gebruik maken<br />

om het belang van het lezen nog eens in de verf te zetten.<br />

Als je maar één lesuur wil of kunt besteden, kies je gewoon<br />

één verhaal uit dit boek en ga je daarmee aan de slag. De<br />

leerlingen kunnen dan ook iets schrijven over hun kinderjaren<br />

en het blad met het verhaaltje thuis mooi uitwerken.<br />

Na het voorlezen van een verhaal is het ook boeiend om<br />

een gesprek op gang te brengen over bijvoorbeeld:<br />

- het belang van een fijn gezin<br />

- verdriet en ontreddering bij echtscheiding<br />

- wel of niet samen aan tafel zitten? Vinden leerlingen dat<br />

belangrijk of niet?<br />

- familie die in het buitenland woont en die je niet zo vaak<br />

ziet<br />

- de voor- en nadelen van een groot gezin of van een klein<br />

gezin<br />

- relatie met broers en zussen<br />

5<br />

Dit is een uitstekend boek om een langere periode mee te<br />

werken. Tijdens <strong>Jeugdboekenweek</strong> kun je het boek voorstellen,<br />

over Bart Moeyaert vertellen en voor een heleboel<br />

werken van deze schrijver zorgen. Denk eraan om eens<br />

in de plaatselijke bibliotheek te gaan snuffelen. Laat de<br />

boeken in de klas zodat de leerlingen een boek mee naar<br />

huis kunnen nemen.<br />

Lees een verhaal voor. Keuze genoeg en er is zeker voor elk<br />

wat wils. Je kunt natuurlijk ook de cd gebruiken en een<br />

verhaal nemen dat door Bart Moeyaert zelf voor gelezen<br />

wordt. Je leest bijvoorbeeld om de twee weken een verhaal<br />

voor en je vraagt de leerlingen om ook om de twee weken<br />

een verhaaltje te schrijven over een plezierige herinnering<br />

uit hun kinderjaren. Dit kan iets zijn dat ze in hun gezin<br />

of bij familie beleefd hebben. Vertel eerst iets over je eigen<br />

kinderjaren en laat eventueel een foto uit je kindertijd zien.<br />

Zorg voor elke leerling voor een kopie van het hoofdstuk<br />

Uitvindingen (p. 58-61). Geef hen een enquêteformulier met<br />

vragen (zie onder) over dit gelezen hoofdstuk en over de<br />

animo om dit bekroonde jeugdboek in zijn geheel te lezen.<br />

Er zijn een paar mogelijkheden om de les mee te beginnen:<br />

- je kunt het hoofdstuk zelf voorlezen of door een leerling<br />

laten voorlezen.<br />

- je kunt beginnen met een gesprek over de titel, met<br />

reacties van leerlingen bij het woord ‘uitvindingen’.<br />

- je kunt vragen naar de algemene kennis over uitvinders<br />

en uitvindingen. Zorg dat je zelf wat informatie in je hoofd<br />

hebt.<br />

Daarna kun je de tekst uitdelen en kan elke leerling de<br />

tekst nog eens in stilte lezen. Vang het tempoverschil op<br />

door het laatste deel hardop te (laten) lezen.


Hou eerst een gesprek over de leesbeleving. De volgende<br />

vragen kunnen hierbij aan bod komen:<br />

- Hoe kijk je tegen de zeven broers aan na het lezen van<br />

deze tekst?<br />

- Wat vind je van de humoristische passages in de tekst?<br />

- Verleid dit hoofdstuk je tot het lezen van het hele boek?<br />

Vertel!<br />

Vervolgens bespreek je de macrostructuur van de tekst:<br />

- Hoeveel delen kun je in deze tekst onderscheiden?<br />

- Welke ‘kopjes’ zou je boven die delen kunnen zetten?<br />

- Welke ‘rol’ speelt de ik-figuur in die tekstonderdelen?<br />

6<br />

Ten slotte kun je de humor in de tekst belichten:<br />

- Bij welke tekstonderdelen heb je moeten (glim)lachen en<br />

waarom?<br />

- Zit die humor ook wel eens in het woordgebruik van de<br />

schrijver? Leg uit!<br />

Als afronding vullen de leerlingen het enquêteformulier<br />

in. Je kunt de volgende vragen stellen:<br />

1. Van de schrijver Bart Moeyaert heb ik nooit eerder /<br />

wel eens / heel vaak gehoord. (Doorstrepen wat niet van<br />

toepassing is.)<br />

2. Het gelezen hoofdstuk vind ik heel mooi / niet<br />

bijzonder / oninteressant.<br />

3. Ik ga het boek zeker wel / zeer waarschijnlijk niet lezen,<br />

want…<br />

4. Waarom lees je graag / niet graag boeken met zo’n<br />

inhoud als dit hoofdstuk?<br />

5. Als ik het boek zou lezen dan.<br />

- haal ik het uit de bibliotheek.<br />

- koop ik het van mijn zakgeld.<br />

- vraag ik het cadeau.<br />

- leen ik het van iemand die het heeft.<br />

Opmerking bij het enquêteformulier: bij vraag 3 en 4 moet<br />

voldoende schrijfruimte voorzien worden.


Coraline<br />

Neil Gaiman<br />

Luitingh-Sijthoff, 2003. p. 32 - 35<br />

Principe 5: Voor elk kind is er wat te lezen<br />

Principe 9: Van lezen ga je doen<br />

Principe 7: De boekenbabbel<br />

Over de auteur<br />

Neil Richard Gaiman (1960, Portchester, Engeland)<br />

schrijft onder andere sciencefiction, fantasy en stripverhalen.<br />

Hij woont in Minnesota in de Verenigde<br />

Staten. Hij brak door met de Sandman-reeks, een serie<br />

van vijfenzeventig stripverhalen waarvoor hij de verhalen<br />

schreef. De serie liep van 1988 tot 1996, tot het verhaal<br />

volgens Gaiman zijn natuurlijk einde had bereikt. Gaiman<br />

is sindsdien wereldberoemd, en schrijft ook songteksten,<br />

poëzie, romans, scenario’s voor televisie.<br />

Over het boek<br />

Coraline verhuist met haar ouders. Ze gaat op verkenning<br />

in het nieuwe huis. Het heeft veertien deuren waarvan er<br />

een op slot zit. Volgens Coralines moeder zit er een blinde<br />

muur achter, maar Coraline ontdekt een donkere gang<br />

naar een ander huis dat ontzettend op het hare lijkt. Alles<br />

lijkt er geweldig. Het eten is beter. In de speelgoedkist<br />

zitten opwind-engelen die door de kamer fladderen en<br />

boeken met plaatjes die kronkelen en sidderen en flikkeren.<br />

Maar er is ook iemand die zich haar andere moeder<br />

noemt. Iemand met zwarte knopenogen en lange witte<br />

vingers. De andere moeder wil Coraline veranderen en<br />

haar nooit meer laten gaan. Coraline kan ontsnappen maar<br />

ontdekt dat haar ouders gestolen zijn. Ze moet terugkeren<br />

naar de andere kant van de deur om hen te redden. Na veel<br />

heldenmoed redt ze zichzelf, haar ouders en drie andere<br />

kinderen.<br />

Aan de slag<br />

Breng de leerlingen in een griezelstemming. Stel vragen als<br />

- Hou je van griezelverhalen? Waarom (niet)?<br />

- Wat is voor jou griezelig? Heb je al griezelige dingen<br />

meegemaakt?<br />

- Heb jij geheime plaatsen of schuilplekjes bij jou thuis?<br />

- Waarom? Wat doe je daar?<br />

Voer een gesprek over het dagelijks leven thuis. Je kunt<br />

gerichte vragen stellen zoals:<br />

Ben jij vaak alleen thuis zonder ouders? Vind je dat leuk of<br />

niet? Wat doe je dan zoal? Verveel je je? Ben je stout?<br />

Je zult merken dat het hoofdpersonage in het boek,<br />

Coraline, meer kan en durft dan haar ouders denken.<br />

Herken je dat? Vind jij dat je veel kunt, wat zoal? Wat kun<br />

je niet, denk je? Geef de leerlingen tijdens dit gesprek het<br />

nodige vertrouwen als ze daar nood aan hebben.<br />

Bekijk het fragment op p.32 - 35. Gaiman bouwt hier<br />

spanning op, zoals in het hele boek trouwens. Als het<br />

een film of tv-reeks was, zou men zeggen: “Het fragment<br />

eindigt met een cliffhanger.” Vraag de leerlingen om – op<br />

basis van de kennis die ze via het fragment hebben en de<br />

sfeer die ze hebben kunnen proeven – het verhaal naar<br />

eigen goeddunken af te maken.<br />

Je kunt de leerlingen ook naar hun smaak vragen. Lezen ze<br />

het liefst een griezelverhaal als dit, een eerder romantisch<br />

verhaal, een krantenartikel, een gedicht, een toneelstuk,<br />

een dagboek, een stripverhaal? Maak samen met hen<br />

lijstjes met typische eigenschappen en kenmerken van<br />

elk genre. Vraag nadien om het gelezen fragment te herschrijven<br />

volgens de kenmerken van hun favoriete genre.<br />

Een andere mogelijkheid is dat je de keuze beperkt en hen<br />

oplegt om het fragment eerst als krantenartikel, later als<br />

stripverhaal te herschrijven.<br />

Dit is een uitgelezen moment om naar de bibliotheek te<br />

trekken. Maak er geen les van in de strikte zin van het<br />

woord maar laat hen de verschillende genres die tijdens<br />

de les aan bod gekomen zijn in de bibliotheek ontdekken.<br />

Laat hen de lijstjes over de genres controleren op hun<br />

correctheid.<br />

Portret<br />

Als je graag vakoverschrijdend werkt, kun je de leerlingen<br />

vragen om de ‘andere moeder’ te tekenen of schilderen<br />

zoals zij ze zich voorstellen. Belangrijk is elke leerling<br />

mee te geven dat elke tekening of schets evenwaardig is.<br />

Vergelijk nadien de tekeningen van de leerlingen met de<br />

illustraties in het boek;<br />

tekeningen van het gezicht van de ‘andere moeder’ (p.28)<br />

en van haar hand (p.159).<br />

7


Doolhof<br />

Een andere plastische opdracht is dat je de leerlingen vóór<br />

het lezen vraagt om nauwkeurig alle ruimtes te noteren<br />

waarin Coraline vertoeft om zo het ‘echte’ en ‘andere’ huis<br />

in elkaar te kunnen knutselen.<br />

zo evident. Maak voor jezelf een relevante korte inhoud en<br />

begeleid de leerlingen in het reconstrueren van het verhaal.<br />

Wil je graag nog meer tijd besteden aan dit boek, kun je de<br />

volgende opdrachten nog laten uitvoeren:<br />

Toen droomde Coraline een paar reclamespotjes en daarna<br />

droomde ze helemaal niets meer.<br />

8<br />

Deze prachtige zin staat in het boek op p.18. Vraag de<br />

leerlingen welke reclamespotjes zij graag zouden dromen.<br />

Maak een inventaris van alle spotjes/dromen. Vraag de<br />

leerlingen in groepjes van drie (of vier) om een van de<br />

spotjes te spelen. De andere ‘kijkers’ zijn tevens jurylid.<br />

Het reclamespotje dat de meeste zin doet ontstaan om dat<br />

product aan te schaffen, wint.<br />

Babbels<br />

Caroline<br />

Vraag de leerlingen of ze de naam ‘Coraline’ niet vreemd<br />

vinden? Geef hints zoals het verhaspelen van de naam<br />

tot ‘Caroline’ door juffrouw Spink. Vraag de leerlingen of<br />

ze een verklaring kunnen geven aan de omkering van de<br />

letters in de naam. (spiegelbeeld, dubbelganger…)<br />

Niet van de poes<br />

Een belangrijk personage in het boek is de kat. Vraag de<br />

leerlingen wat ze weten over de kat. Help hen zo nodig<br />

met gerichte vragen: kan de kat praten? Is de kat Coralines<br />

vriend? Waarom (niet)? Zorgt de kat voor oplossingen of<br />

voor verwarring?<br />

Stief<br />

Zouden de leerlingen het leuk vinden om dubbelgangers<br />

voor hun ouders te hebben? Waarom (niet)? Sommigen<br />

hebben misschien een stiefmoeder of -vader. Vraag ernaar;<br />

wat is de ervaring van deze kinderen? Dit is misschien<br />

het moment om een gesprek te openen over nieuw<br />

samengestelde gezinnen.<br />

Vertel<br />

Een voor de hand liggende vraag is het boek samen te<br />

vatten en te vertellen. Nochtans is dit met dit verhaal niet


Zolderling<br />

Joris Van den Brande, Jan Sobrie<br />

Klein Magazijn. Teksten voor jeugdtheater 4.<br />

Afijn, 2003. p. 43-47.<br />

Principe 9: Van lezen ga je doen<br />

Over de auteurs<br />

Joris Van den Brande en Jan Sobrie zijn twee jonge,<br />

gedreven en vooral knotsgekke theatermakers en -schrijvers<br />

die zelf hun eigen universum scheppen: de kleine, jonge<br />

mens in de grote, moeilijke wereld.<br />

Zoals gezegd is een toneelstuk niet gemakkelijk om te<br />

lezen, ook niet om te schrijven. Vraag de leerlingen het<br />

stuk om te buigen tot een kort verhaal, met de volgende<br />

kernwoorden: scheiding - zolder - bindingsangst -<br />

eenzaamheid - meisjes - vriendschap.<br />

De zolder is een geschikte plek om je fantasie te gebruiken.<br />

Geef de leerlingen de opdracht per twee een verhaal te verzinnen.<br />

Dit kan op drie manieren: ofwel wissel je van speler<br />

na elk woord ofwel na elke zin; de derde mogelijkheid bestaat<br />

erin dat de ene speler in het midden van een zin stopt<br />

en dat de andere daar verdergaat.<br />

Over het stuk<br />

Joris woont op zolder. Hij is eenzaam. Zijn ouders zijn<br />

gescheiden maar leven nog in hetzelfde huis, zij het dat<br />

de woning netjes door muren in twee gesplitst is. Zo heeft<br />

Joris nog contact met beiden. De zolder is van hem. Sinds<br />

drie jaar woont ook Jan daar.<br />

Aan de slag<br />

Het is nuttig de leerlingen, die hier meestal niet zoveel<br />

ervaring mee hebben, mee te geven dat ze niet mogen<br />

anticiperen; dat ze dus niet zelf hun eigen verhaal<br />

opdringen waar ze koppig aan vasthouden.<br />

Dit is een oefening in samenspel en dus in accepteren en<br />

teruggeven: wacht op wat je van je medespeler krijgt en<br />

reageer dan pas. Als het vlot loopt, is het mogelijk de drie<br />

manieren uit te proberen, telkens met wisselende partner.<br />

9<br />

Vertel de leerlingen vooraf dat het niet zo eenvoudig is om<br />

toneelteksten te lezen. In tegenstelling tot een ‘gewoon’<br />

boek lees je in een toneelstuk enkel dialogen, gesproken<br />

teksten. Al het overige (plaatsbepalingen, karaktertrekken,<br />

gelaatsuitdrukkingen, uiterlijkheden, sfeerbepalingen…)<br />

moet je er bij denken. Het kan geen kwaad de leerlingen<br />

een beetje bang te maken: deze toneeltekst lezen valt<br />

immers reuze mee.<br />

Dit fragment is uitermate geschikt om na te spelen. Wie<br />

gebruikt er niet graag scheldwoorden zonder iemand te<br />

kwetsen? De leerlingen worden per twee ingedeeld. In<br />

eerste instantie worden ze gevraagd de tekst uit het hoofd<br />

te leren. De opdracht bestaat erin de ander echt te haten<br />

of er tenminste razend kwaad op te zijn. Als de leerlingen<br />

genoeg gerepeteerd hebben, presenteren ze voor de rest<br />

van de klas. Nadien is het mogelijk om te variëren.<br />

Vraag om de titel te verklaren. Als creatieve oefening kan<br />

het leuk zijn om de leerlingen te vragen een woord zoals<br />

‘zolderling’ te bedenken. Ga dieper in op de woorden<br />

‘zolder’ en ‘zonderling’. Vraag hen wat zij zoal doen op<br />

zolder. Vaak wordt de zolder geassocieerd met dromen,<br />

staren, turen.<br />

- Klopt dat voor hen? Voelen zij zich soms ook een<br />

zonderling?<br />

- Voelen ze zich soms eenzaam? Hoe komt dat volgens<br />

hen?<br />

- Heeft dat met de ruimte van de zolder te maken of<br />

kruipen ze net op zolder wanneer ze eenzaam zijn?<br />

- Wat is de oorzaak? Komt het vaak voor? Duurt het<br />

meestal lang?<br />

Vraag de spelers dezelfde scène lachend en grappend te<br />

brengen, nadien verdrietig - de ene omdat hij gekwetst<br />

is, de ander omdat hij gekwetst heeft. Zo zijn er nog<br />

mogelijkheden te over. Elk gevoel kan dienen.<br />

Je kunt er ook voor kiezen om de groepjes pas te laten<br />

presenteren in deze fase. Er zullen verschillende gevoelens<br />

en dus interpretaties en dus scènes aan bod komen.<br />

Variatie brengt kleur in de klas. Tot slot is het best<br />

mogelijk dat de leerlingen in staat zijn om zelf scheldwoorden<br />

te verzinnen en zo de scène opnieuw te spelen.<br />

Lees de eerste regels van het stuk voor:<br />

Ik heb mijn vader op zijn gezicht geslagen. Hij wil scheiden<br />

van ons ma en ik wil dat niet. Kwas te laat. Ze wonen nog


in hetzelfde huis, maar er lopen muren door hun kamers.<br />

Onderaan in de muur zitten flapdeuren, vroeger voor de kat,<br />

nu voor mij. Daardoor moet ik wisselen, van pa naar ma, van<br />

ma naar pa, pa en ma, panama. Er loopt een muur door hun<br />

bed in de slaapkamer, tussen de twee gasvuren, dwars door<br />

de living en de tv. Ons ma kan de linkerkant zien, ons pa de<br />

rechter. De enige ruimte die niet verdeeld is, is de zolder. Want<br />

daar komen ze nooit. Die is van mij. (p.9)<br />

10<br />

Vraag in de klas of er kinderen van gescheiden ouders bij<br />

zijn. Laat hen hun ervaringen vertellen. Zoniet, vertel dan<br />

zelf anekdotes, grappige en ernstige, uit je eigen kennissenkring.<br />

Als het je niet aangewezen lijkt op de emotionele<br />

problematiek in te gaan, behandel dan vooral de praktische<br />

consequenties van de situatie: tweemaal op reis, tweemaal<br />

verjaardagscadeau, kleren vergeten, afspraken gemist door<br />

gebrek aan communicatie, twee woningen en kamers…<br />

Vraag de leerlingen om het huis waarin hun ouders zouden<br />

wonen als ze gescheiden waren te beschrijven; m.a.w.<br />

ze richten de rechterkant in zoals hun vader dat zou doen<br />

en de linker naar hun moeders smaak. De zolder is helemaal<br />

van hen. Daar zijn ze volkomen vrij als binnenhuisarchitect.<br />

Een logische volgende stap is dit wel erg speciale huis te<br />

tekenen en/of te knutselen. Tot slot houd je een tentoonstelling<br />

en wordt het meest geliefde huis uitgekozen.


Het Achterhuis<br />

Anne Frank<br />

Bert Bakker, 2005.<br />

Principe 8: Leesbevordering, geen tijdverlies<br />

Principe 7: De boekenbabbel<br />

Over de auteur en het boek<br />

Anne Frank hield van 12 juni 1942 tot 1 augustus 1944 een<br />

dagboek bij. Ze woonde ondergedoken in een huis in Amsterdam.<br />

In maart 1945 sterft ze in het concentratiekamp<br />

Bergen-Belsen. Ruim twee jaar later verschijnt haar dagboek:<br />

Het Achterhuis, dat een echte klassieker is geworden.<br />

Inmiddels is het in meer dan 30 landen verschenen en zijn<br />

er meer dan 16 miljoen exemplaren verkocht.<br />

Hiervoor kun je afspraken maken met de leerkrachten<br />

aardrijkskunde en geschiedenis.<br />

Stel je voor dat je poetsman of klusjesman bent in het<br />

bedrijf van de familie Frank en je hoort vreemde geluiden<br />

op de verdieping boven je. Wat zou je doen? Indien je<br />

niet naar de politie gaat, kun je gestraft worden, maar<br />

anders gaan door jouw schuld misschien mensen naar<br />

een kamp. Hierbij zijn verschillende werkvormen mogelijk:<br />

de leerlingen schrijven het op, vertellen erover of maken<br />

er per twee een dialoog over (poetsman/vrouw en klusjesman/vrouw<br />

en presenteren het voor de klas). Je kunt<br />

leerlingen naar hun eigen mening vragen omtrent het<br />

vervolgen van mensen omwille van hun ideeën, her komst,<br />

ras, huidskleur...<br />

Aan de slag<br />

De volgende lestips kun je zowel klassikaal als individueel<br />

toepassen.<br />

De leerlingen stellen zich in de plaats van de onderduiker.<br />

Je kunt ze een antwoord laten zoeken op de volgende<br />

vragen:<br />

- Waar zou je onderduiken? Bij wie? Met wie? Wie zou je<br />

hierbij kunnen helpen? Vertel je het aan iemand? Zo ja,<br />

aan wie?<br />

- Wat heb je nodig op je onderduikplaats? Wat kun je<br />

achterlaten? Wat neem je mee (in één koffer)? Wat zou je<br />

het meest missen?<br />

- Welke gevaren bedreigen de onderduikers? Verzin ontspannende<br />

activiteiten in de schuilplaats, zonder gevaar<br />

om ontdekt te worden.<br />

- Hoe kom je onderling overeen op de onderduikplaats?<br />

Hoe zat het in het Achterhuis? Welke verwikkelingen zouden<br />

in de groep, het gezin, de familie kunnen voorkomen,<br />

indien je gedurende lange tijd moet onderduiken?<br />

- Verzin als onderduiker wat je het eerst zou willen doen<br />

wanneer je weer buiten zou kunnen komen.<br />

- Wat zijn de gevaren voor de helpers? Waarom doen ze<br />

het? Geef voorbeelden van helpers van vandaag.<br />

Toen Anne Frank opgepakt werd, waren de bevrijders erg<br />

dichtbij. Vraag de leerlingen dit na te gaan op een kaart<br />

(plaats van landing, vorderingen van de geallieerden).<br />

Laat de leerlingen een fragment uit het dagboek als<br />

toneel stukje instuderen. Belangrijk is niet zozeer hoe ze<br />

het verhaal ten tonele voeren, wel hoe ze met de (grote)<br />

gevoelens omgaan. Probeer te hameren op oprechtheid.<br />

Leg nadien aan de toeschouwers voor of de acteurs geloofd<br />

werden. Zoniet krijgen ze een tweede kans. De boodschap<br />

is dus: niet faken maar voelen!<br />

M’n vader, de liefste schat van een vader die ik ooit ontmoet<br />

heb, trouwde pas op z’n zesendertigste jaar met m’n moeder<br />

die toen vijfentwintig was. M’n zuster Margot werd in 1926<br />

geboren, in Frankfurt a/M in Duitsland. Op 12 juni 1929<br />

volgde ik. (20 juni 1942)<br />

Tot mijn vierde jaar woonde ik in Frankfurt. Daar wij volbloedjoden<br />

zijn, ging m’n vader in 1933 naar Holland. Hij werd<br />

directeur van de Nederlandse Opekta Mij voor jambereiding.<br />

<strong>Mijn</strong> moeder, Edith Frank-Holländer, ging in september ook<br />

naar Holland en Margot en ik gingen naar Aken, waar onze<br />

grootmoeder woonde. Margot ging in december naar Holland<br />

en ik in februari, waar ik als verjaardagscadeau voor Margot<br />

op tafel werd gezet. (20 juni 1942)<br />

De zomervakantie van 1942 is begonnen. Op zondagochtend<br />

5 juli komt Annes vriendje Hello Silberberg langs.<br />

Ze gaan op het balkon zitten kletsen. Als hij na een tijdje<br />

weg moet, spreken ze af dat hij ‘s middags terugkomt.<br />

Om drie uur wordt er gebeld. Anne denkt dat het Hello is,<br />

maar het is de postbode.Vanaf dat moment zal alles anders<br />

worden voor Anne en haar familie.<br />

11


Tijd om over de grote verandering die in mijn leven gekomen<br />

was, na te denken, had ik haast niet tot woensdag. Toen<br />

vond ik voor het eerst sinds onze aankomst in het achterhuis<br />

gelegenheid om je de gebeurtenissen mede te delen en<br />

tegelijkertijd om me eens goed te realiseren wat er nu eigenlijk<br />

met me gebeurd was en wat er nog gebeuren zou. (10 juli 1942)<br />

Op de website van het Anne Frank Huis staat een massa<br />

informatie, ook voor je leerlingen. Uiteraard heb je een<br />

lokaal nodig met internetaansluiting. (www.annefrank.nl)<br />

12<br />

Ik zou moeder, Margot, Van Pels, Pfeffer en ook vader toe<br />

willen schreeuwen: “Laat me met rust, laat me eindelijk een<br />

nacht slapen zonder dat m’n kussen nat van de tranen is, m’n<br />

ogen branden en m’n hoofd bonst. Laat me weg, weg van alles,<br />

liefst weg van de wereld!” Iedereen vindt me aanstellerig als<br />

ik praat, belachelijk als ik zwijg, brutaal als ik antwoord geef,<br />

geslepen als ik een goed idee heb, lui als ik moe ben, egoïstisch<br />

als ik een hap te veel eet, dom, laf, berekenend, enz. enz... De<br />

hele dag hoor ik niets anders dan dat ik een onuitstaanbaar<br />

wicht ben, en hoewel ik erom lach en doe of ik er me niets van<br />

aantrek, kan het me wel wat schelen, zou ik God wel willen<br />

vragen me een andere natuur te geven, die alle mensen niet<br />

tegen me in het harnas jaagt. Het kan niet, m’n natuur is me<br />

gegeven en ik kan niet slecht zijn, ik voel het. (30 januari 1943)<br />

Kun jij me misschien vertellen hoe het komt dat alle mensen<br />

hun innerlijk zo angstvallig verbergen? Hoe komt het dat ik in<br />

gezelschap altijd heel anders doe dan ik moest doen?Waarom<br />

vertrouwt de een de ander zo weinig? Ik weet het, er zal zeker<br />

een reden toe zijn, maar soms vind ik het erg naar dat je<br />

nergens, zelfs bij de mensen die je het naast staan, zo weinig<br />

vertrouwelijkheid vindt. (22 januari 1944)<br />

Je kunt ook andere citaten gebruiken.<br />

Je kunt de les beginnen met een woordspin. De leerlingen<br />

geven aan wat ze al over Anne Frank weten. Voer hier een<br />

gesprek over. Daarna kun je elke leerling een citaat laten<br />

kiezen. Je kunt de citaten bv. aanbieden op steekkaarten.<br />

Aan de hand van het gekozen citaat en van wat er verteld<br />

werd over Anne Frank, laat je de leerlingen een brief<br />

schrijven naar Anne. Aan de hand van het gekozen citaat<br />

(dat in de brief vermeld wordt) schrijven de leerlingen hun<br />

gevoelens, ideeën, mening... over de oorlog, over de Joodse<br />

situatie, over onderduiken, over de houding van Anne<br />

tegenover haar vader, moeder, zus...<br />

Deze brief kun je opsturen naar de Anne Frank Stichting,<br />

Postbus 730, 1000 AS Amsterdam.


Vederland<br />

Jan De Leeuw<br />

Davidsfonds/Infodok, 2004. p. 82-86.<br />

Geef hen de opdracht die mensen te interviewen en<br />

hun verhaal in de klas te komen doen als objectieve<br />

journalisten.<br />

Principe 3: Bibliotheek en school gaan hand in hand<br />

Principe 7: De boekenbabbel<br />

Over de auteur<br />

Dit is het debuut van Jan De Leeuw. Het is gevat,<br />

spannend en humoristisch.<br />

Over het boek<br />

Arnaud gaat vanuit de stad naar het dorp Deemstervelde<br />

voor de begrafenis van zijn grootmoeder. Zijn vader besluit<br />

om er tot overmaat van ramp de zomer door te brengen.<br />

Moet Arnaud in dat saaie dorp vol oudjes op vakantie!<br />

Maar al gauw komt er zon in het dorre zomerleven.<br />

Rebecca is een meisje dat Arnaud intrigeert. Hij mag<br />

mee op pad met de uilenspecialist Titus. Steeds meer<br />

vragen duiken op: Wat is de mysterieuze erfenis die zijn<br />

grootmoeder hem nalaat? Waarom zwijgt het hele dorp<br />

als vermoord over de oorlog? Wat voor iemand is de<br />

barones op het kasteel eigenlijk? Vragen waarop Arnaud<br />

uiteindelijk allemaal een antwoord vindt en wat hij vooral<br />

vindt is… Zichzelf.<br />

In deze indringende roman duik je als lezer mee in het<br />

verleden. Samen met Arnoud ontdek je de belevenissen<br />

van zijn opa, ontdek je wat voor iemand hij was. Door<br />

die geschiedenis uit te pluizen krijgen de personages<br />

uit het heden ook meer diepgang. Arnoud heeft zijn<br />

zomervakantie nodig om zijn draai te vinden in het heden.<br />

Verrassend is dan wel dat zijn vader het huis verkocht<br />

heeft en ze terugkeren naar de stad. Zal hij daar zichzelf<br />

kunnen blijven? De ontmoetingen met Rebecca zorgen<br />

voor verliefdheid, ergernis en humor, ze raken hem. En<br />

ook Titus, die hem aanvankelijk niet interesseert, blijkt<br />

boeiender te zijn dan hij had verwacht. Zo speelt elk<br />

personage een belangrijke rol.<br />

Dit boek leg je niet zomaar opzij, je raakt gefascineerd<br />

door het heden en verleden van Arnoud.<br />

Aan de slag<br />

Vraag de leerlingen of iemand van hen nog familieleden<br />

heeft die de Tweede Wereldoorlog hebben meegemaakt?<br />

Lees het fragment. Begeleid de leerlingen naar de<br />

bibliotheek, deel hen in vier groepjes in. Eerst maakt de<br />

bibliotheekmedewerker hen wegwijs in de bibliotheek.<br />

Dan krijgt elk groepje de opdracht een onderwerp uit<br />

te spitten en nadien hierover een ‘wetenschappelijke’<br />

spreekbeurt te houden in de klas. Afhankelijk van het<br />

onderwerp verschilt dit wel:<br />

- Oorlog. De bedoeling is dat de leerlingen met de<br />

naslagwerken die ze vinden, een helder en beknopt verslag<br />

kunnen doen van WO II.<br />

- Oorlog. De leerlingen worden ook aangespoord om bij de<br />

afdeling fictie van de kinder- en jongerenafdeling romans<br />

over de WO II te vinden, (Jan Terlouw…). Ze vergelijken de<br />

aanwezigheid van de oorlog met Vederland.<br />

- Het dorp. De leerlingen geven een verslag over wat ze<br />

geleerd hebben over het dorp en het dorpsleven. Daarna<br />

moeten ze hun dorpsspreekbeurt vergelijken met het boek:<br />

welk van de eigenschappen komen in het boek voor en<br />

welke niet.<br />

Trek een verticale streep op bord. Aan de ene kant schrijf<br />

je ‘stad’, aan de andere ‘dorp’. Laat de hele klas de typische<br />

kenmerken van een stad en een dorp opsommen.<br />

Laat de andere groepen het fragment uit het boek lezen dat<br />

over uilen gaat (p.82-86).<br />

De bibliotheek- en spreekbeurtopdracht bestaat er voor<br />

deze groepen in een aspect van de uil te belichten:<br />

A: soorten uilen<br />

B: uilen en hun nederzettingen<br />

C: kenmerken van de uil in vergelijking andere vogels<br />

Dit boek is zo rijk aan inhoud dat het de moeite waard<br />

loont en het boek alle eer aandoet om grondig op de<br />

inhoud in te gaan aan de hand van volgende vragen:<br />

- Wat voor iemand is Arnaud?<br />

- Arnaud heeft dezelfde voornaam als zijn grootvader. Lijkt<br />

hij op hem innerlijk/uiterlijk?<br />

- Wat is er volgens jou echt gebeurd in Deemstervelde op<br />

die bewuste nacht in de oorlog en de dag nadien?<br />

13


14<br />

- Vind je Rebecca lief?<br />

- Zou je iemand als Titus willen ontmoeten?<br />

- Zou je iemand als de barones willen ontmoeten?<br />

- Wie van de twee broers Arnaud en Robert vind je de<br />

tofste? Waarom?<br />

- Is de grootmoeder van Arnaud een kreng? Leg uit.<br />

- Vind je het verbranden van de schilderijen een dwaze<br />

daad van Arnaud?<br />

- Vind je het boek eerder spannend of grappig?<br />

- p. 213: Rebecca was al besmet door geld, net als haar<br />

grootmoeder. Net zoals mijn grootvader, die er mensen voor<br />

had neergeschoten. Zoals de barones, die haar leven nooit had<br />

durven te leven, bang om van haar ouders en dus van hun geld<br />

gescheiden te zijn. Zoals mijn grootmoeder, die als een kloek,<br />

als een draak uit een sprookje op haar schilderijen had gezeten.<br />

Zoals Robert, die op zoek naar de schilderijen, teruggekomen<br />

en in zijn oude leven gesukkeld was. Denk jij dat geld een<br />

besmetting is?<br />

- Arnaud vraagt zich af of zijn grootvader een held was, of<br />

Titus een held is (p.201). Wat is voor jou een held?<br />

- Daar had ik gisteren aan zitten denken. Dat je mensen graag<br />

kon blijven zien, zelfs al zien zij jou niet graag meer. (p.177).<br />

Wat vind je hiervan?<br />

- Lees p. 172-173. Het gaat duidelijk over een koppel dat erg<br />

ongelukkig is met elkaar. De relatie botert niet. Vergelijk<br />

met de reclame: lachen die mensen? Waarom? Zijn ze<br />

gelukkig? Wat is het verschil met het ware leven?<br />

- Ik rukte een bonenstaak uit de grond en sloeg die op haar<br />

hoofd stuk. Vervolgens bond ik de spartelende grootmoeder aan<br />

mijn fiets en reed naar de toren die ik met uil en al in brand<br />

stak. Dat had ik kunnen doen. (p.108) Heb jij zo van die<br />

wensdromen? Vertel. Hoe ontstaan zulke wensdromen?


O V E R DE SAMENSTELLERS<br />

J O H A N DE PAEPE genoot een opleiding Germaanse<br />

Taal- en Letterkunde en Theaterwetenschappen. Hij<br />

is kandidaat in de Rechten, maar vooral schrijver,<br />

dramaturg, regisseur, acteur, theaterdocent en leraar<br />

Nederlands en Engels. Hij is artistiek leider van het<br />

kindertheatergezelschap Tweelicht & Zoon. Met zijn<br />

toneelstuk Koekeneiennegenmaanden won hij de Nestor de<br />

Tièreprijs. Hij is hoofdredacteur van DzJeM!, tijdschrift<br />

van Jeugd en Muziek en losse medewerker van Stichting<br />

Lezen.<br />

R I N A PENASSE is lerares Nederlands eerste graad<br />

TSO en BSO in Regina Mundi in Genk. Ze is er ook<br />

verantwoordelijk voor de schoolbibliotheek. Ze is altijd al<br />

gek geweest op prentenboeken.<br />

15


C O L O F O N<br />

Redactie en coördinatie<br />

Gerrit Janssens en Sarah van Tilburg<br />

Vormgeving<br />

Compagnie Paul Verrept<br />

Illustraties<br />

Joke van Leeuwen<br />

ISBN 9077178406<br />

WD D/2005/9654/10<br />

www.jeugdboekenweek.be<br />

16<br />

<strong>Jeugdboekenweek</strong> is een project van Stichting Lezen.<br />

Stichting Lezen komt tot stand met de steun van het<br />

ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.<br />

Stichting Lezen staat voor het intense plezier van lezen<br />

en wil haar passie met velen delen. Daarom organiseert<br />

Stichting Lezen in samenwerking met belangrijke professionele<br />

partners zoals het boekenvak, bibliotheken, media<br />

en onderwijs de <strong>Jeugdboekenweek</strong>, de Kinder- en Jeugdjury<br />

Vlaanderen, Fahrenheit451, de Voorleesweek en andere grote<br />

en kleine acties voor kinderen, jongeren en volwassenen.<br />

Stichting Lezen lanceert nieuwe campagnes als Boekbaby’s<br />

en Iedereen Leest, coördineert de auteurslezingen, stimuleert<br />

wetenschappelijk onderzoek naar lezen en leesbevordering<br />

en onderhoudt internationale contacten. Als kennis-<br />

en expertisecentrum voor leesbevordering is Stichting<br />

Lezen het eerste aanspreekpunt van de Vlaamse overheid.<br />

www.stichtinglezen.be


<strong>Jeugdboekenweek</strong> <strong>2006</strong> <strong>Mijn</strong> familie · Lieve Van Buyten en Rit van den Breekel<br />

<strong>Lestips</strong> Makkelijk Lezen


woord vooraf<br />

<strong>Mijn</strong> boeken zijn mijn tweede familie. Ze waren er al voor ik er was, hopelijk<br />

bestaan ze nog lang nadat ik er niet meer ben. Maar niet zonder dat ik hen heb leren<br />

kennen, een deel van hen ben geworden. En mijn stempel heb kunnen achterlaten.<br />

Ik heb familieleden die me troosten, ontroeren, die me kwaad maken, me verwarren,<br />

me de weg wijzen. Er zijn er die me aan het lachen maken, met wie ik gewoon<br />

een goed gesprek kan voeren. Er zijn er stokoude bij, die wijs en geduldig wachten<br />

tot ik klaar voor hen ben. Natuurlijk heb ik ook verre neven en nichten, die ik<br />

alleen op vaste momenten in het jaar zie. En er zijn de heel bijzondere, die ik in<br />

mijn hart heb gesloten, omdat ik zonder hen niet was wie ik nu ben. Ik kan me<br />

mijn leven niet voorstellen zonder hen.<br />

1<br />

Echte boeken in de klas, daar staat <strong>Jeugdboekenweek</strong> <strong>2006</strong> voor. Omdat boeken<br />

onmisbaar zijn in uw school. Boeken als familie, boeken die over familie gaan, het<br />

thema van dit jaar.<br />

We inspireren u graag met deze lestips, ze helpen u met de boeken aan de slag te<br />

gaan. De principes bij elke lestip verwijzen naar de basisbrochure Leesbevordering,<br />

hoe doe je dat? die u bij Stichting Lezen kunt bestellen. In negen stellingen doen<br />

we uit de doeken hoe u leesplezier in de klas en de bibliotheek kunt doorgeven.<br />

Om het verband met uw werk in de klas te versterken, hebben we voor het basisonderwijs,<br />

en dat is ook nieuw, de eindtermen toegevoegd die u met elke lestip<br />

realiseert. Leesbevordering is geen luxe, je doet het niet alleen als je wat tijd over<br />

hebt. Handig, toch? Dat maakt het makkelijker om boeken en leesplezier een<br />

vaste plaats in uw lessenpakket te geven. De eindtermen zijn specifiek voor elke<br />

tip beschreven, maar voor werken met de boeken in de klas gelden hoe dan ook<br />

deze doelstellingen:<br />

- De leerlingen kunnen de informatie ordenen die voorkomt in: voor hen<br />

bestemde verhalen, kinderromans, dialogen, gedichten, kindertijdschriften en<br />

jeugdencyclopedie. (Nederlands - Lezen 3.5)<br />

- De leerlingen ontwikkelen bij het realiseren van de eindtermen voor spreken,<br />

luisteren, lezen en schrijven de volgende attitudes: plezier in luisteren, spreken,<br />

lezen en schrijven. (Nederlands - Schrijven 4.8)


- De leerlingen ontwikkelen bij het realiseren van de eindtermen voor spreken,<br />

luisteren, lezen en schrijven de volgende attitudes: plezier in luisteren, spreken,<br />

lezen en schrijven; bereidheid tot nadenken over het eigen luistergedrag, spreekgedrag,<br />

leesgedrag en schrijfgedrag. (Nederlands - Vaardigheden)<br />

- De leerlingen kunnen genieten van een gevarieerd aanbod van voor hen bestemde<br />

culturele activiteiten. (Muzische vorming - Drama 3.1)<br />

De website waarop u de eindtermen vindt is www.ond.vlaanderen.be/dvo/. Voor<br />

meer info over <strong>Jeugdboekenweek</strong> kunt u terecht op www.jeugdboekenweek.be.<br />

We hopen dat u deze nieuwe familie van boeken een warm welkom geeft. En dat<br />

ze snel een bijzonder plekje krijgen in de tweede thuis van uw leerlingen, de klas.<br />

Namens Stichting Lezen,<br />

Gerrit Janssens<br />

2


Een verhaal: een familie<br />

zoals die van jou en mij<br />

De twaalfde man<br />

Hilde Vandermeeren, Marjolein Pottie (ill.)<br />

De Eenhoorn, 2004.<br />

Lees- en lestips Makkelijk Lezen<br />

Lieve Van Buyten en Rit van den Breekel<br />

Voor leerlingen die leesproblemen hebben, betekent lezen<br />

niet altijd met plezier lezen. De moeite die zij onder vinden<br />

om al die letters en leestekens te ontcijferen, bederft voor<br />

het grootste deel hun vreugde aan een mooi verhaal. Dikwijls<br />

moeten ze zich tevreden stellen met teksten die emotioneel<br />

veel te jong voor hen zijn omdat ze leestechnisch<br />

nog niet zo ver staan.<br />

De boeken die we hier voorstellen, passen bij de leeftijd<br />

van deze leerlingen. Maar soms zijn ze toch nog te moeilijk.<br />

Lees daarom deze teksten altijd eerst aan hen voor. Zo<br />

leren ze ook naar de rijkdom van mooie boeken en verhalen<br />

luisteren en blijven ze gemotiveerd om lees plezier te<br />

ontdekken. Als het om lezen gaat, is plezier en genieten<br />

van een boek toch het allerbelangrijkste? Veel inspiratie!<br />

Principe 5: Voor elk kind is er wat te lezen<br />

Principe 7: De boekenbabbel<br />

Principe 9: Van lezen ga je doen<br />

Eindtermen<br />

De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = structureren)<br />

de informatie ordenen die voorkomt in voor hen bestemde<br />

verhalen. (Nederlands - lezen 3.5)<br />

De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = beoordelen)<br />

het gepaste taalregister hanteren als ze op basis van<br />

vergelijking, hetzij met de eigen mening, hetzij met andere<br />

bronnen, in een gesprek kritisch reageren op de vragen en<br />

opmerkingen van bekende volwassenen. (Nederlands -<br />

spreken 2.9)<br />

De leerlingen kunnen in concrete situaties verschillende<br />

manieren van omgaan met elkaar herkennen, erover<br />

praten en aangeven dat deze op elkaar inspelen. (Wereldoriëntatie<br />

- attitudes - ik en de ander 3.4)<br />

3<br />

Over de auteur<br />

Hilde Vandemeeren (1970) houdt ervan de mensen om zich<br />

heen in de gaten te houden. Ze bewaart die indrukken,<br />

de beelden houdt ze vast in haar hoofd. Op die manier<br />

tracht ze zich in te leven in de wereld van de kinderen.<br />

Ander werk: Krullen (Davidsfonds, 2003), Een huis om in te<br />

verdwalen (Davidsfonds, 2002).<br />

Over de illustrator<br />

Marjolein Pottie (1970) volgde de kunstacademies in<br />

Roeselare en Brugge. Later in Sint-Lucas in Gent studeerde<br />

ze functionele grafiek. Ze is enorm creatief en bewondert<br />

haar klasgenoot Carll Cneut, maar ook Thé Tjong-Khing<br />

en Klaas Verplancke ziet ze als haar voorbeelden.<br />

Ander werk: Een roos voor Toos (2004, Zwijsen),<br />

Bollebuikbaby<br />

(2003, De Eenhoorn).<br />

Over het boek<br />

Marco gaat voetballen. Zijn vader, die hem steeds<br />

vergezelt, schreeuwt hem de hele tijd toe aan de zijlijn.<br />

Dit brengt Marco heel erg in de war. Zo erg dat hij


4<br />

zijn zelfvertrouwen verliest en slechter gaat spelen.<br />

Uiteindelijk wil hij helemaal niet meer gaan voetballen en<br />

krijgt hij buikpijn als hij moet vertrekken. Hij wordt toch<br />

gedwongen te spelen. Zijn moeder ontdekt de oorzaak van<br />

Marco’s buikpijn en slaagt erin haar man dat duidelijk te<br />

maken.<br />

De druk die ouders op hun kinderen leggen, kan hen ziek<br />

maken. In dit boek is het de moeder die het probleem<br />

oplost.<br />

Aan de slag<br />

Dit boek kunnen kinderen makkelijk zelf lezen, ook<br />

wanneer ze leestechnisch wat zwakker staan. De tekst is<br />

gedrukt in een groot lettertype, de lay-out is toegankelijk en<br />

het woordgebruik blijft eenvoudig.<br />

Je toont het boek aan de leerlingen. Een klassengesprek<br />

kan tot stand komen naar aanleiding van de titel.<br />

- Wie is “de twaalfde man” in voetbaltermen?<br />

- Wat kun je roepen naar de spelers als je een wedstrijd<br />

bijwoont?<br />

- Wat doet jouw papa als hij komt kijken naar je training of<br />

wedstrijd?<br />

- Vind je dat prettig?<br />

- Hoe reageer je daarop?<br />

- Kun je tegen je papa zeggen dat je dat niet altijd zo prettig<br />

vindt?<br />

Hang dit papier op in de klas. Je kunt ernaar verwijzen<br />

telkens als je iemand iets goed ziet doen of wanneer je<br />

iemand iets negatiefs hoort zeggen.<br />

Om niet alleen voetbal aan de beurt te laten komen kun<br />

je ook een lijst laten opstellen van andere sporten. Die<br />

lijst kun je dan opsplitsen in twee kolommen: één met<br />

ploegsporten en één met individuele sporten. Wijs de<br />

leerlingen erop dat niet alle spelers dezelfde kwaliteiten<br />

hoeven te hebben. Iemand die niet kan dribbelen of lopen,<br />

kan misschien wel heel goed keepen.<br />

Elke kwaliteit van elke leerling verdient waardering. In een<br />

bokaal stop je papiertjes waarop de namen van de kinderen<br />

staan. Elke leerling mag een papiertje uit de bokaal nemen.<br />

Je laat elk kind op zoek gaan naar die eigenschap die ze<br />

het meest bewonderen in die leerling. Je let er natuurlijk<br />

op dat uiterlijke kenmerken niet meespelen, laat vooral<br />

eigenschappen die de leerlingen zelf verworven hebben<br />

naar boven komen, zoals goed voor kleinere kinderen<br />

kunnen zorgen of aandacht schenken aan kinderen die<br />

zich wat op de achtergrond houden.<br />

Ga even terug in het boek naar de bladzijde waar Marco’s<br />

vriend hem helpt de pleister op de duim te plakken. Soms<br />

steken we ook wel eens de duim op om duidelijk te maken<br />

dat we iets heel goed vinden. We gebruiken nu die duim,<br />

sterk vergroot, om al deze goede eigenschappen op te<br />

plakken.<br />

Na dit klassengesprek laat je het boek lezen als je verschillende<br />

exemplaren hebt of je leest het voor. Daarna houd je<br />

nog een kort klassengesprek over de houding en de manier<br />

van doen van Marco’s papa.<br />

- Wat vind je van de papa en zijn houding?<br />

- Wat zou jij doen als jouw papa zo zou reageren?<br />

- Wat is het uiteindelijke doel van voetbal en van andere<br />

ploegsporten? Is dat winnen?<br />

- Kun je iemand zomaar dwingen om een bepaalde sport te<br />

beoefenen, waarom niet?<br />

Na dit klassengesprek laat je leerlingen naar positieve<br />

aanmoedigingen zoeken. Je kunt de leerlingen die door<br />

elkaar laten roepen. Jij als leerkracht kunt die dan ook<br />

kriskras op een groot vel papier schrijven.<br />

Als je dan toch aan dit hoofdstuk bent, kun je met de<br />

leerlingen op zoek gaan naar manieren waarop ze elkaar<br />

kunnen helpen met dingen waar ze niet zo sterk in zijn.<br />

Bijvoorbeeld: iemand die vergeetachtig is zou je kunnen<br />

helpen door hem te leren met kleefbriefjes te werken.<br />

Soms is het wel nodig om een ploeg te vormen omdat je je<br />

doel alleen niet kunt bereiken. Je kunt de leerlingen laten<br />

zoeken wanneer ze het beste een ploeg vormen om iets te<br />

bereiken, en wanneer niet. Om een toneelstuk te spelen<br />

moeten ze bijvoorbeeld op elkaar kunnen rekenen.<br />

Je kunt in de klas een voetbalveld aanbrengen. Elke<br />

leerling kan een voetballertje verdienen als hij iemand<br />

anders positief aanmoedigt, helpt of wanneer hij iemand<br />

toont hoe hij iets gemakkelijker kan doen.


Samen op het eiland Zeekraai<br />

Astrid Lindgren, Alice Hoogstad (ill.)<br />

Ploegsma, 2004.<br />

Principe 4: Leesland is geen eiland<br />

Principe 8: Leesbevordering, geen tijdverlies<br />

Principe 9: Van lezen ga je doen<br />

Eindtermen<br />

De leerlingen kunnen genieten van een gevarieerd aanbod<br />

van voor hen bestemde culturele activiteiten. (Muzische<br />

Vorming - drama 3.1)<br />

De leerlingen kunnen geconcentreerd luisteren naar een<br />

gesproken tekst (verteld of voorgelezen) en die mondeling,<br />

schriftelijk, beeldend of dramatisch weergeven. (Muzische<br />

vorming - drama 3.3)<br />

De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = structureren)<br />

de informatie ordenen die voorkomt in voor hen bestemde<br />

verhalen. (Nederlands - lezen 3.5)<br />

De leerlingen zijn bereid om vanuit een concrete context te<br />

reflecteren over de volgende aspecten van taal:<br />

- klankniveau<br />

- woordniveau<br />

- zinsniveau<br />

- tekstniveau<br />

(Nederlands - taalbeschouwing 6.3)<br />

De leerlingen kunnen aspecten van het dagelijks leven<br />

in een land van een ander cultuurgebied vergelijken met<br />

het eigen leven. (Wereldoriëntatie - ruimtelijke ordening/<br />

bepaaldheid 6.9)<br />

Over de auteur<br />

“Kinderen hebben meer gezond verstand dan volwassenen<br />

wel denken,” vertelde Astrid Lindgren (1907-2002) ooit<br />

in een interview. Met Pippi Langkous creëerde ze een<br />

figuurtje dat pedagogisch niet verantwoord was, maar ze<br />

trok er zich niets van aan. Iedereen wil weleens een Pippi<br />

Langkous zijn en gewoon zijn zin doen. In al haar andere<br />

verhalen krijgen vooral de kinderen héél veel vrijheid, een<br />

ruime plek om te spelen, maar ook troost wanneer ze in<br />

haar boeken de dood ter sprake brengt.<br />

In Samen op het eiland Zeekraai krijgen de kinderen een<br />

fantastisch vakantieverhaal met veel water, dieren, leuke<br />

mensen en vooral veel verrassingen.Wie plannen maakt<br />

voor de zomervakantie moet dit verhaal beslist lezen en<br />

genieten van de vrijheid, de ruimte en de blije kinderen.<br />

Ander werk: Pippi Langkous (Ploegsma, 1952), Karlsson<br />

van het dak (Ploegsma, 1959), Lotta uit de Kabaalstraat<br />

(Ploegsma, 1972), Mio, mijn Mio (Ploegsma, 1956), De<br />

gebroeders Leeuwenhart<br />

(Ploegsma, 1957). Al haar werk<br />

wordt heruitgegeven bij Ploegsma, deze data zijn de data<br />

van de eerste Zweedse editie.<br />

Over de illustrator<br />

Omdat Alice Hoogstad als kind voortdurend in haar<br />

reken schriftjes tekende, ging ze naar de Kunstacademie<br />

in Rotterdam. Ze vindt dat ze het leukste beroep van de<br />

wereld heeft, tekeningen en illustraties maken bij teksten<br />

van andere auteurs gaat nooit vervelen. Toch droomt ze<br />

ervan om nog eens een eigen prentenboek te maken.<br />

Ander werk: Polleke van Guus Kuijer (Querido, 2001), De<br />

wereld in het donker van Bas van Lier (Ploegsma, 2000)<br />

Over het boek<br />

De schrijver Melkerson heeft voor een jaar een bouwvallig<br />

huis gehuurd op een van de duizenden eilandjes voor de<br />

Zweedse kust. Zijn vier kinderen sluiten er snel vriendschap<br />

met de mensen en dieren op het eiland en beleven<br />

er heerlijke avonturen. Maar als het huis verkocht dreigt te<br />

worden lijkt er aan die mooie tijd een eind te komen. Een<br />

geweldig leuk verhaal over een droomvakantie. Dit boek is<br />

dik, maar kan heel leuk voorgelezen worden en kinderen<br />

zullen zeker doorfantaseren.<br />

Aan de slag<br />

Je kunt het boek het beste hoofdstuk per hoofdstuk voor -<br />

lezen. Na de voorleessessies plaatsen de leerlingen de<br />

namen van de personages op een tekening van een eiland.<br />

Je kunt dit koppelen aan een les aardrijkskunde waarin de<br />

windstreken aangeleerd worden. Mr. Zuiderman woont<br />

natuurlijk in het zuiden van het eiland.<br />

In het boek wordt ook verteld dat Malin een dagboek<br />

schrijft. Zo kun je leerlingen vragen een dagboek bij te<br />

houden tijdens <strong>Jeugdboekenweek</strong> en alle dingen die er<br />

gebeuren.<br />

5


Na het voorlezen kun je de leerlingen vragen om alleen<br />

geheimen op te schrijven zoals ze dat in een dagboek<br />

zouden doen. Deze korte tekstjes kunnen in de klas op<br />

getekende en uitgeknipte wolkjes gehangen worden.<br />

Na het 10 e hoofdstuk “Wil Malin echt geen bruidegom<br />

hebben?” kun je de leerlingen een tekening laten maken<br />

over de kleine dingen waar zij het meeste van genieten. Je<br />

kunt natuurlijk beginnen met een klassengesprek hierover.<br />

Als het hele boek uitgelezen is, kun je een klassengesprek<br />

houden over de eigen huisdieren van de kinderen. Of over<br />

verschillende soorten honden. Je kunt de leerlingen een<br />

collage laten maken over verschillende honden of over hun<br />

huisdier. Ze kunnen ook een identiteitskaart maken voor<br />

hun huisdier.<br />

6<br />

Tijdens een gesprek kun je aan de leerlingen vragen wat<br />

ze vinden over de manier waarop Mr. Melkerson op<br />

reis vertrokken is met zijn vier kinderen. Heeft hij zich<br />

degelijk voorbereid op deze vakantie, heeft hij voldoende<br />

inlichtingen ingewonnen? Gaan de leerlingen ook zo<br />

onvoorbereid op vakantie met hun ouders en wie gaat er<br />

nog allemaal mee op reis? Gaan zij ook naar zo’n eiland<br />

waar bijna geen mensen wonen?<br />

- Wat zouden zij gedaan hebben als ze in de plaats waren<br />

van Mr. Melkerson?<br />

- Wat doen zij om hun vakantie voor te bereiden?<br />

- Laat de leerlingen thuis vragen wat ze zouden moeten<br />

doen om goed voorbereid op reis te gaan?<br />

Breng de suggesties met enkele woorden op het bord aan.<br />

De leerlingen kunnen met deze woorden aan de slag gaan<br />

om een elfje te maken. Een elf is een kort gedicht dat<br />

bestaat uit vijf regels met in de eerste regel één woord,<br />

in de tweede regel twee woorden, in de derde regel drie<br />

woorden, in de vierde regel vier en in de vijfde regel weer<br />

slechts één woord.


Rood hart, blauwe vlinder<br />

Annika Thor<br />

Lemniscaat, 2005.<br />

aangemoedigd. Een fijn boek om kinderverliefdheid<br />

bespreekbaar te maken en de rol van ouders daarin te<br />

duiden.<br />

Principe 2: Boekrijk<br />

Principe 9: Van lezen ga je doen<br />

Eindtermen<br />

De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = structureren)<br />

de informatie ordenen die voorkomt in voor hen bestemde<br />

verhalen. (Nederlands - lezen 3.5)<br />

De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = beoordelen)<br />

het gepaste taalregister hanteren als ze op basis van<br />

vergelijking, hetzij met de eigen mening, hetzij met<br />

andere bronnen, in een gesprek kritisch reageren op<br />

de vragen en opmerkingen van bekende volwassenen.<br />

(Nederlands - spreken 2.9)<br />

Aan de slag<br />

Je laat eerst en vooral de kaft bekijken. De leerlingen raden<br />

waarover dit boek zou kunnen gaan.Wanneer geraden<br />

wordt dat het wel eens over verliefd zijn zou kunnen gaan,<br />

lees je het boek voor.<br />

Na het voorlezen volgt dan een klassengesprek:<br />

- Kunnen kinderen verliefd zijn?<br />

- Wordt dit door volwassenen ernstig genomen?<br />

- Zijn er in de klas al koppeltjes?<br />

- Voelen ze zich aanvaard door de klassengroep of worden<br />

ze uitgelachen?<br />

- Hoe reageren ouders en leerkrachten?<br />

7<br />

De leerlingen kunnen in concrete situaties verschillende<br />

manieren van omgaan met elkaar herkennen, erover<br />

praten en aangeven dat deze op elkaar inspelen.<br />

(Wereldoriëntatie - attitudes ik en de ander 3.4)<br />

De leerlingen kunnen ervaringen, gevoelens, ideeën,<br />

fantasieën, uiten in spel. (Muzische Vorming - drama 3.5)<br />

Over de auteur<br />

Annika Thor (1950) is van Joodse afkomst en groeide op<br />

in Gothenburg. Behalve boeken schrijft ze ook filmscripts<br />

en toneelstukken.Van haar eerste boek Waarheid, durven of<br />

doen, een indringend verhaal over vriendschap en jaloezie<br />

tussen tienermeisjes, kwam tegelijk de speelfilm uit. Ze<br />

won er belangrijke Zweedse prijzen mee en de film werd<br />

bekroond in Berlijn. De Tweede Wereldoorlog heeft een<br />

enorme indruk op haar nagelaten en daarom schreef ze<br />

een prachtig en ontroerend verhaal in vier delen over<br />

de zusjes Steffi en Nelli. Het zijn twee Joodse zusjes die<br />

in Zweden worden opgevangen wanneer hun ouders<br />

bedreigd worden in Duitsland.<br />

Ander werk: Waarheid, durven of doen (Lemniscaat, 1998),<br />

Een eiland in zee (Lemniscaat, 2000).<br />

Over het boek<br />

Twee kinderen worden verliefd op elkaar. Ze hebben het<br />

daar moeilijk mee, eigenlijk worden ze door hun ouders<br />

Je brengt op het bord een cluster aan rond het woord<br />

‘verliefdheid’ en je noteert alle reacties, telkens in één<br />

woord, rond dit woord. De reacties kunnen betrekking<br />

hebben op verschillende aspecten van de samenleving.<br />

De mensen reageren op verschil in huidskleur, verschil in<br />

sociale stand, verschil in godsdienst…<br />

Je schrijft de positieve reacties en de negatieve reacties op<br />

in verschillende kleuren. Dan verdeel je de klassengroep in<br />

kleine groepjes en je laat ze een toneelstukje maken.<br />

- een stukje waarin de ouders positief reageren op die<br />

verliefdheid van kinderen van hun leeftijd<br />

- een stukje waarin de ouders negatief reageren op die<br />

verliefdheid van kinderen van hun leeftijd maar de<br />

ouders reageren zonder dat het vriendje of vriendinnetje<br />

aanwezig is<br />

- een stukje waarin de ouders negatief reageren op die<br />

verliefdheid van kinderen van hun leeftijd maar waarin het<br />

vriendje of vriendinnetje ook aanwezig is bij de reactie van<br />

de ouders.<br />

Nadat de leerlingen dit met elkaar besproken hebben kun<br />

je de verschillende toneelstukjes, die echt niet lang hoeven<br />

te zijn, laten spelen in de klas. De leerlingen kunnen dan<br />

weer reageren op de argumenten die de verschillende<br />

personen in hun toneelstukje naar voren brachten.


Je kunt besluiten met een schrijfopdracht. Op vlinders<br />

van blauw tekenpapier schrijven ze goede eigenschappen<br />

of eigenschappen die ze uitzonderlijk vinden voor die ene<br />

persoon. Daarna komen alle vlinders op een groot rood<br />

hart terecht.<br />

8


Krullen en blubbershampoo<br />

Bette Westera, Barbara De Wolf (ill.)<br />

Hillen, 2005.<br />

Principe 1: Wie woorden zaait<br />

Principe 8: Leesbevordering, geen tijdverlies<br />

Principe 9: Van lezen ga je doen<br />

Eindtermen<br />

De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = structureren)<br />

de informatie ordenen die voorkomt in voor hen bestemde<br />

verhalen. (Nederlands - lezen 3.5)<br />

De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = beoordelen)<br />

het gepaste taalregister hanteren als ze op basis van<br />

vergelijking, hetzij met de eigen mening, hetzij met<br />

andere bronnen, in een gesprek kritisch reageren op<br />

de vragen en opmerkingen van bekende volwassenen.<br />

(Nederlands - spreken 2.9)<br />

De leerlingen kunnen in concrete situaties verschillende<br />

manieren van omgaan met elkaar herkennen, erover<br />

praten en aangeven dat deze op elkaar inspelen.<br />

(Wereldoriëntatie - attitudes - ik en de ander 3.4)<br />

De leerlingen kunnen aspecten van het dagelijks leven<br />

in een land van een ander cultuurgebied vergelijken met<br />

het eigen leven. (Wereldoriëntatie - ruimtelijke ordening/<br />

bepaaldheid 6.9)<br />

Over de auteur<br />

Bette Westera (1958) woont in Amersfoort met haar<br />

drie kinderen. Ze is een schrijftalent: ze maakt liedjes,<br />

gedichten, verhalen voor kinderen, moderne sprookjes,<br />

prentenboeken… Nadat ze enkele jaren les gaf, heeft ze<br />

samen met haar moeder de tiendelige kinderbijbelserie<br />

Heb je wel gehoord<br />

geschreven. Zelf vindt ze schrijven een<br />

ambacht, ze vindt het leuk om te doen, maar ze doet het<br />

niet zomaar voor haar plezier. Ze heeft altijd een hele hoop<br />

opdrachten die snel klaar moeten zijn.<br />

Ander werk: Een opa om nooit te vergeten (Hillen, 2000),<br />

Alle hens aan dek (Hillen, 2002).<br />

Over de illustrator<br />

Barbara De Wolf (1970) vindt zichzelf een geluksvogel<br />

dat ze van illustreren haar werk kan maken. Illustreren<br />

en bedenken van verhalen ziet ze als een vorm van haar<br />

ideeën uiten. Ze knutselt ook graag met haar twee kindjes<br />

en leert hen zo omgaan met verf, papier en lijm. Ze ontdekt<br />

zo vaak nieuwe technieken en grappige ideeën die ze<br />

later gebruikt bij het illustreren.<br />

Ander werk: Annabella gaat verhuizen van Mieke van<br />

Hooft (Hillen, 2004), Alle hens aan dek van Bette Westera<br />

(Hillen, 2002).<br />

Over het boek<br />

Kalle heeft geen vader. Dit kan natuurlijk niet. Daarom<br />

vraagt hij geregeld aan zijn moeder wie zijn vader eigenlijk<br />

is. Zij antwoordt steeds ontwijkend omdat zij haar geheim<br />

wil bewaren. Kalle begint daarom te fantaseren want hij<br />

wil niet dat andere kinderen weten dat hij zijn vader niet<br />

kent. Dit leidt tot onverwachte situaties die Kalles moeder<br />

uiteindelijk dwingen een tipje van de sluier op te lichten.<br />

Een vlot boek dat de problematiek van eenoudergezinnen<br />

duidelijk uitwerkt en ook oog heeft voor de gevoelens die<br />

een kind in zo’n situatie heeft.<br />

Aan de slag<br />

Dit boekje wordt hoofdstuk per hoofdstuk voorgelezen.<br />

Na elk hoofdstuk volgt de verwerking. Hang de hele klas<br />

rond een brede strook stevig papier op. Daaraan hang je de<br />

werkjes van de kinderen op zodat een collage groeit met<br />

elk hoofdstuk dat je hebt voorgelezen.<br />

Hoofdstuk 1: Kalle wil een vader<br />

De leerlingen beschrijven hun vader en klasseren hem in<br />

‘nette vader’ of ‘slordige vader’, of ‘nette, slordige vader’ of<br />

‘slordige, nette vader’ (p. 5 en 6). De leerlingen maken een<br />

trekpop van karton die hun vader voorstelt.<br />

Deze ‘vaders’ worden aan de muur gehangen. Let er wel op<br />

dat er nog verschillende elementen bij deze vaders moeten<br />

komen dus hang ze niet te dicht bij elkaar.<br />

Hoofdstuk 2: Vaderdag<br />

Omdat vaderdag (19 maart) tijdens <strong>Jeugdboekenweek</strong><br />

valt, maken de leerlingen ook een vaderdaggeschenk. De<br />

leerlingen zoeken naar woorden die betrekking hebben op<br />

hun vader. Deze woorden worden op bord aangebracht.<br />

Met deze woorden gaan ze aan de slag om een gedicht<br />

te maken zoals in het boek. Daarna maken ze ook een<br />

9


kader of versieren een gekocht kadertje. Het gedicht in de<br />

kader is het geschenk voor Vaderdag, pak het in met mooi<br />

papier.<br />

Hoofdstuk 4: Vakantie<br />

Hoe gaan de leerlingen op reis? Per trein, met de auto, met<br />

de boot of nemen ze het vliegtuig? Zijn er misschien ook<br />

leerlingen die zoals Kalle met de fiets op reis gaan? Deze<br />

transportmiddelen worden uit een tijdschrift geknipt en op<br />

het fresco aangebracht.<br />

Hier kun je ook een les aardrijkskunde aan vastknopen. Je<br />

brengt een kaart van Europa mee en laat de kinderen met<br />

gekleurde draadjes een verbinding maken van België naar<br />

hun vakantiebestemming.<br />

Hoofdstuk 5: Kimberley<br />

In dit hoofdstuk wordt er gesproken over verschillende<br />

rassen. Grijp dit aan om te spreken over de verschillende<br />

rassen in de wereld en hun specifieke eigenschappen. De<br />

leerlingen kunnen uit tijdschriften figuurtjes knippen van<br />

de verschillende rassen. Deze figuurtjes worden weer op<br />

de muurcollage aangebracht.<br />

Hoofdstuk 6: Zwemmen<br />

Kalle houdt vol dat zijn vader een zwarte is én een bekende<br />

speler van een Nederlandse ploeg. De leerlingen kunnen<br />

een voetbalveld maken en zelf een ploeg samenstellen met<br />

zelf-ontworpen shirts.<br />

Hoofdstuk 7: Bloot<br />

Je laat de leerlingen zelf een zwembroek of badpak ontwerpen.<br />

Ze leggen ook uit waarom ze die bepaalde kleur<br />

en tekening gekozen hebben. Ze vertellen wanneer ze<br />

een bepaalde zwembroek of badpak dragen in over een -<br />

stemming met hun humeur of bij een bepaalde gelegenheid.<br />

De ontworpen badpakken worden uit ge voerd in<br />

papier of stof. Kartonnen meisjes- en jongensfiguurtjes<br />

gaan dan een modeshow houden op een tafel. De leerlingen<br />

becommentariëren deze show. Ze gaan later de<br />

badpakken combineren met de verschillende shampoos<br />

die ze in hoofdstuk 9 maken.<br />

Hoofdstuk 3: Dag meester<br />

Omdat het schooljaar nog niet afgelopen is, worden hier de<br />

dromen van de kinderen genoteerd. Wat voor een vakantie<br />

zouden zij tof vinden als zij mochten kiezen? Deze droomvakanties<br />

worden genoteerd in lichtblauwe wolkjes. Deze<br />

wolkjes kunnen dan bij de vaders gehangen worden als<br />

lucht van het fresco.<br />

Hoofdstuk 8: Wentelteefjes<br />

Na het voorlezen van dit hoofdstuk kun je met de kinderen<br />

zelf wentelteefjes maken in de klas. Je mengt melk, eieren<br />

en een zakje vanillesuiker en klopt het beslag los. Week<br />

daar een snee brood in en bak het in een pan met een<br />

klontje boter. Bestrooi het met een beetje suiker en smul<br />

er dan lekker van.<br />

10<br />

Hoofdstuk 9: Blubbershampoo<br />

In dit hoofdstuk spreekt Kimberley over de blubbershampoo.<br />

Ze geeft ook de samenstelling van deze<br />

shampoo. “Het zijn verrotte planten en verrotte, dode<br />

vissen en snoekenpoep en kikkerkots.” De leerlingen<br />

kunnen zelf een shampoo samenstellen en er een naam<br />

en een uitwerking voor zoeken. Van deze shampoo ga je<br />

groeien of krimpen, word je dikker of magerder…<br />

Je kunt de leerlingen ook etiketten laten ontwerpen. Zelfs<br />

de vorm van de flesjes kan verschillen. Je kunt ze flesjes<br />

laten meebrengen of zelf de vorm van de flesjes laten<br />

ontwerpen. Je kunt hen ook zelf shampoo laten maken,<br />

maar pas een beetje op. Soms is het gevaarlijk twee<br />

schijnbaar onschuldige ingrediënten te mengen. Doe dit<br />

dus samen met hen en laat hen de shampoo zeker niet<br />

gebruiken.<br />

Hoofdstuk 10: Voetballen<br />

Na dit hoofdstuk trek je met je leerlingen naar de<br />

speelplaats of naar het sportveld. Je maakt groepjes<br />

van twee leerlingen. Deze twee leerlingen binden met<br />

een sjaaltje of een reep stof telkens een linker- aan<br />

een rechterbeen. Dan gaan ze doeltrappen. Dit kan<br />

op verschillende manieren. Ofwel trappen ze met<br />

de samengebonden benen, ofwel ieder met een niet<br />

gebonden been. Je kunt een onderscheid maken in de<br />

puntenverdeling. De doelschoppen die met de beide benen<br />

gemaakt zijn kunnen twee punten opbrengen terwijl die<br />

met een enkel been maar één punt krijgen. Je kunt voor<br />

een trofee zorgen!<br />

Hoofdstuk 11: Per ongeluk<br />

In dit hoofdstuk krijgt Kalle antwoord op zijn vragen<br />

over zijn vader. Hij gaat op zoek naar de uiterlijke


kenmerken van zichzelf die hij niet van zijn moeder heeft<br />

en waarvan hij dus veronderstelt dat ze van zijn vader<br />

komen. De leerlingen kunnen dat ook uitzoeken en deze<br />

eigenschappen uitvergroten in een zelfportret dat ze dan<br />

later bij de tekening van hun vader plakken.<br />

Hoofdstuk 12: Nachtzwemmen<br />

Kalle doet hier met zijn moeder iets dat hij nooit gedacht<br />

had te zullen doen. De leerlingen kunnen op zoek gaan<br />

naar wat ze met hun ouders zouden willen doen maar wat<br />

ze denken nooit met hen te zullen doen. Ze kunnen dat<br />

opschrijven op kleine visjes die ze daarna in een rivier op<br />

hun collage plakken.<br />

11


12<br />

Wij zijn niet gek!<br />

Kees Opmeer, Els van Egeraat (ill.)<br />

Van Holkema & Warendorf, 2004.<br />

Principe 7: De boekenbabbel<br />

Principe 9: Van lezen ga je doen<br />

Eindtermen<br />

De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = structureren)<br />

de informatie ordenen die voorkomt in voor hen bestemde<br />

verhalen. (Nederlands - lezen 3.5)<br />

De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = beoordelen)<br />

het gepaste taalregister hanteren als ze op basis van<br />

vergelijking, hetzij met de eigen mening, hetzij met andere<br />

bronnen, in een gesprek kritisch reageren op de vragen<br />

en opmerkingen van bekende volwassenen. (Nederlandsspreken<br />

2.9)<br />

Over het boek<br />

André en Twan wonen samen met moeder op een flat.<br />

Moeder doet rare dingen de laatste tijd. Ze schrijft ’s nachts<br />

brieven, stofzuigt midden in de nacht, slikt pillen en slaapt<br />

veel overdag. De jongens doen het huishouden. Maar<br />

André komt in de problemen, komt te laat op school met<br />

allerlei uitvluchten, zijn vriend haakt af. Twan spijbelt, ze<br />

maken dikwijls ruzie. Alleen de brieven van Oma fleuren<br />

moeder op. Tot André naar Oma’s home gaat en merkt dat<br />

ze niet kan schrijven en dement is. Dan komt ook uit dat<br />

Twan de brieven schrijft. André moet in de muziekschool<br />

optreden en verwacht dat zijn vader komt luisteren, maar<br />

die daagt niet op. Gelukkig is er de meester die de jongens<br />

helpt. Oma kan niet helpen, de vader is er niet. De relatie<br />

tussen de broers, de kinderen die moeder boven alles<br />

beschermen, geven dit boek een positieve waarde. Het<br />

heeft een open einde, maar de lezer weet dat de kinderen<br />

niet aan hun lot worden overgelaten.<br />

De leerlingen kunnen in concrete situaties verschillende<br />

manieren van omgaan met elkaar herkennen, erover<br />

praten en aangeven dat deze op elkaar inspelen. (Wereldoriëntatie<br />

- attitudes: ik en de ander 3.4)<br />

Over de auteur<br />

Kees Opmeer (1952) is beleidsmedewerker jeugdzorg<br />

in de provincie Drente. Omdat hij vaak voorlas aan zijn<br />

kinderen, en een hoop verhalen verzon, is hij beginnen<br />

schrijven. Nu haalt hij zijn ideeën uit gebeurtenissen die<br />

hij zelf heeft meegemaakt, of die in zijn onmiddellijke<br />

omgeving voorkwamen. Kinderen doen hem die ook aan<br />

de hand wanneer hij scholen bezoekt en contact heeft met<br />

zijn lezers.<br />

Ander werk: Als twee druppels water<br />

(De Fontein, 2000),<br />

Een hoofd vol vuur (De Fontein, 1998).<br />

Over de illustrator<br />

Els van Egeraat (1960) was als kind altijd aan het tekenen<br />

en daarom is ze, nadat ze eerst voor lerares gestudeerd<br />

heeft, toch naar de Kunstacademie gegaan om van<br />

illustreren haar beroep te maken. Ze heeft onder meer<br />

voor Sesamstraat gewerkt. Ze houdt van lachen, zingen,<br />

mooie wolkenluchten waar je leuke dingen in kunt zien.<br />

Liefst zwemt ze in zee bij windkracht zeven.<br />

Ander werk: De tocht van de Argonauten (Ploegsma, 2005)<br />

van Simone Kramer, De hele Klavertjes-reeks bij Kluitman.<br />

Aan de slag<br />

Je toont de kinderen de kaft van het boek, zonder te<br />

vertellen waarover dit boek gaat. Je laat de leerlingen<br />

raden waarover dit boek zou kunnen gaan. Dan lees je het<br />

boek voor.<br />

Als je aan het hoofdstuk komt waar de jongens ruzie<br />

maken komt, ga je daar verder op in. Tijdens dit klassengesprek<br />

wijd je uit over ruzies tussen broers of zussen.<br />

- Wat zeg je zoal tijdens een ruzie?<br />

- Wat verwijt je elkaar?<br />

- Meen je dat ook altijd echt?<br />

- Wat kun je doen om ruzie weer bij te leggen?<br />

- Maak je op dezelfde manier ruzie met je vrienden?<br />

- Van wie verdraag je meer? Of juist minder?<br />

- Kan een ruzie een vriendschap echt doen eindigen?<br />

- Vind je het prettig om ruzie te hebben?<br />

Na dit gesprek laat je hen zoeken naar middeltjes om<br />

vriendschap te tonen. Dat kan een clubje stichten zijn,<br />

of zoals bij indianen elkaars bloed vermengen zodat je<br />

bloedbroeders bent.<br />

Je kunt de leerlingen in groepjes verdelen en ze een teken<br />

laten zoeken om een vriendschap duidelijk te maken.<br />

Enkele voorbeelden: ze maken een tekening. Die verdelen


ze onder elkaar zodat ieder lid van het clubje een deel<br />

bijhoudt. Ze spreken een speciale handdruk af zodat ze<br />

elkaar steeds op een bijzondere manier herkennen. Ze<br />

maken een foto waar ze met hun hele groepje opstaan. Ze<br />

spreken een wachtwoord af. Ze zoeken een geschikte naam<br />

voor hun groepje...<br />

André gaat naar oma (hoofdstuk 17, p.99) en komt tot de<br />

ontdekking dat zij dement is en dat ze helemaal geen brieven<br />

kan schrijven. Hiermee kun je aan de slag gaan om<br />

de relatie tussen kinderen en grootouders te bespreken. Je<br />

kunt de leerlingen laten vertellen waarom ze graag of juist<br />

niet graag naar hun grootouders gaan. Hoe belangrijk zijn<br />

grootouders in hun leven?<br />

Laat hen daarop een klein knutselwerkje maken voor de<br />

grootouders om hun vriendschap te tonen. André ontdekt<br />

de foto waarvan de vader afgescheurd is. Je kunt daarmee<br />

aan de slag door uit tijdschriften figuren te laten uitknippen<br />

en daarmee een gezinsfoto te maken.<br />

13<br />

Als mama André eindelijk nog eens knuffelt voelt hij zich<br />

enorm gelukkig.<br />

- Wat vind je ervan als jouw mama of papa je knuffelt?<br />

- Hoe voel je je als iemand je knuffelt?<br />

- Wat betekent een knuffel voor jou?<br />

- Laat je die liefde of vriendschap bij iedereen op dezelfde<br />

manier zien?<br />

- Vind je het belangrijk om af en toe eens geknuffeld te<br />

worden? Kan dat altijd en overal? Of heb je het liefst dat<br />

dat niet in het openbaar gebeurt?<br />

- Wat kan een knuffel vervangen? Brengt dat even<br />

gelukkige gevoelens met zich mee?<br />

Een aanmoediging in de klas kan evenveel betekenen als<br />

een stevige knuffel.<br />

- Moet deze aanmoediging altijd iets tastbaars zijn?<br />

- Wat kun je doen om iemand aan te moedigen?<br />

- Moedig je een vriend op dezelfde manier aan als<br />

bijvoorbeeld een sportman?<br />

Tot slot kun je de leerlingen een lijst laten maken van<br />

de manieren waarop ze kunnen of willen aangemoedigd<br />

worden en waarop ze zelf iemand kunnen aanmoedigen.


14<br />

<strong>Familie</strong> in de hele wereld<br />

Uwe Ommer, Sophie Furlaud, Pierre Verboud (foto’s)<br />

Biblion-Mozaïek, 2002.<br />

Principe 4: Leesland is geen eiland<br />

Principe 6: De taalspeeltuin<br />

Principe 8: Leesbevordering, geen tijdverlies<br />

Principe 9: Van lezen ga je doen<br />

Eindtermen<br />

De leerlingen kunnen op systematische wijze verschillende<br />

informatiebronnen op hun niveau zelfstandig gebruiken.<br />

(Leren leren 2)<br />

De leerlingen kunnen aspecten van het dagelijks leven<br />

in een land van een ander cultuurgebied vergelijken met<br />

het eigen leven. (Wereldoriëntatie- ruimtelijke ordening/<br />

bepaaldheid 6.9)<br />

De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = structureren)<br />

de informatie ordenen die voorkomt in voor hen bestemde<br />

verhalen, kinderromans, gedichten, kindertijdschriften en<br />

jeugdencyclopedieën. (Nederlands - lezen 3.5)<br />

Over de auteur<br />

In december 1995 houdt Uwe Ommer, fotograaf, het voor<br />

bekeken in Parijs en beslist hij de wijde wereld in te trekken.<br />

Hij doorkruist vijf continenten, legt duizenden kilometers<br />

af. Onderweg ontmoet hij zeer veel mensen, ontdekt<br />

hij schitterende plekjes en vraagt hij aan de bevolking<br />

om samen met hun familie op de foto te staan. De foto’s<br />

worden uitgegeven in een mooi fotoboek. Tot hij Sophie<br />

Furlaud en Pierre Berboud ontmoet, samen maken ze er<br />

een schitterend familiealbum van. Zo maak je kennis met<br />

eenenvijftig verschillende families. Uit alle continenten,<br />

uit Azië, Afrika, Australië…<br />

Aan de slag<br />

Je stelt het boek uitgebreid aan de leerlingen voor. Laat<br />

duidelijk zien dat het om een informatief boek gaat. Je<br />

zegt ook dat het steeds over één gezin gaat maar dat er op<br />

de ene foto slechts drie personen staan en op de andere<br />

wel tien. Ook het verschil in kleding laat je duidelijk zien.<br />

Toon duidelijk dat er op de linker bladzijde veel info staat<br />

over het land en dat de kinderen zelf in het boek ook veel<br />

gegeven. Let in het boek daarvoor op het sterretje bovenaan<br />

de bladzijde.<br />

Voor de leerlingen van de tweede graad<br />

Neem een kaart van Europa. Vergelijk het klimaat van<br />

Finland, Duitsland of Nederland en Spanje aan de hand<br />

van de gegevens op de linker bladzijde van het boek en<br />

van de foto’s. De leerlingen merken een duidelijk verschil.<br />

Ze zien dat deze landen niet op dezelfde hoogte liggen<br />

ten opzichte van de evenaar. Zo ontdekken ze dat landen<br />

die noordelijker liggen een kouder klimaat hebben dan de<br />

landen die meer in het zuiden liggen.<br />

Voor leerlingen van de derde graad<br />

Het doel van deze les is de klimaatgordels opbouwen. De<br />

leerlingen vinden die door zoekwerk in dit informatieve<br />

boek. Neem een wereldbol en enkele vlaggetjes: rode,<br />

groene en blauwe. Je gaat de temperaturen van drie groepen<br />

landen vergelijken. Dit doe je aan de hand van de notities<br />

over het klimaat in het boek maar ook met behulp van de<br />

foto’s.<br />

- Rusland, Canada en Finland: deze kennen een koud of<br />

streng klimaat. Je plaatst een blauw vlaggetje bij die landen.<br />

- China, Verenigde Staten, Australië en Iran: hier overheerst<br />

een wisselend klimaat. Hier plaats je een groen vlaggetje.<br />

- Panama, Nigeria, Maleisië: hier heerst een zeer warm<br />

klimaat. Hier plaats je dus een rood vlaggetje.<br />

Over het boek<br />

Dit informatieve kijk- en leesboek toont met foto’s de<br />

verschillen tussen families over de hele wereld. Zo zie je<br />

rijke families, arme families, grote gezinnen, gezinnen<br />

met één kind, gezinnen die alleen leven, gezinnen die met<br />

ouders, grootouders samenleven... Aan de hand van dit<br />

boek kun je praten over de verschillen tussen gezinnen en,<br />

algemener, mensen in verschillende culturen.<br />

Nu bespreek je met de leerlingen het resultaat. Ze merken<br />

dat de rode vlaggetjes rond de evenaar te vinden zijn, de<br />

groene vlaggetjes in een strook meer naar het noorden<br />

op de bovenste helft van de wereldbol en meer naar het<br />

zuiden op de onderste helft van de wereldbol en de blauwe<br />

vlaggetjes bovenop de wereldbol. Je kunt dan ook tonen dat<br />

er geen vlaggetjes staan op de onderkant van de wereldbol.<br />

Je kunt hen meegeven dat dit komt omdat er op de zuidpool<br />

geen mensen leven maar dat de temperatuur daar


te vergelijken is met die van de noordpool. De zuidpool<br />

bestaat echter niet uit land maar uit een bevroren zee.<br />

Elke dag mag een leerling een keuze maken uit de gezinnen<br />

die ze graag beter zouden leren kennen. Deze leerling mag<br />

dan de tekst op de linkerzijde voorbereiden, eventueel met<br />

de hulp van de leerkracht. De volgende dag mag hij dan<br />

het verhaal van deze familie aan de klas vertellen in zijn<br />

eigen woorden.<br />

Daarna kun je op de wereldkaart met behulp van een<br />

vlaggetje de plaats aanduiden waar het betreffende gezin<br />

woont. Je kunt vergelijkingen maken met eigen gezinnen<br />

of de andere gezinnen die al aan bod kwamen. Let ook op<br />

de manier van wonen en kleden, die kun je duidelijk maken<br />

door tekeningen met elkaar te vergelijken. Het verschil<br />

in wonen kun je ook creatief aanpakken door bijvoorbeeld<br />

de woningen van deze gezinnen na te knutselen en er<br />

een omgeving bij te maken. Zo komen drijvende eilanden<br />

naast de woonwagens van de Roma-zigeuners te staan in<br />

de klas.<br />

15<br />

Je kunt de vergelijking tussen al deze gezinnen ook linken<br />

aan seksuele voorlichting. Ook het feit dat er in sommige<br />

gezinnen verschillende vrouwen aanwezig zijn kun je<br />

toelichten. Maar ook de verschillende godsdiensten zijn<br />

aan de orde. Heel veel gewoonten zijn religieus geïnspireerd.<br />

Vaak weet men niet meer wat de oorsprong van die<br />

gewoonten is.<br />

Je kunt ook, in verband met deze seksuele voorlichting,<br />

een stamboom van de leerlingen opbouwen. Bijvoorbeeld<br />

met foto’s. Het fotoalbum van de leerlingen komt dan goed<br />

van pas.


O V E R DE SAMENSTELLERS<br />

C O L O F O N<br />

L I E V E VAN BUYTEN is nominatieleesster van de KJV en<br />

schoolbibliothecaris in de openluchtschool Sint-Lutgardis,<br />

Brasschaat. Daarnaast vindt ze nog de tijd om bijzonder<br />

actief te zijn als losse medewerkster van Stichting Lezen en<br />

NCJ/Villa Kakelbont en gewoon uit puur plezier te lezen.<br />

Redactie en coördinatie<br />

Gerrit Janssens en Sarah van Tilburg<br />

Vormgeving<br />

Compagnie Paul Verrept<br />

R I T VAN DEN BREEKEL heeft les gegeven aan leerlingen<br />

met leerproblemen aan school De Merode. Als echte<br />

boekenwurm wil ze ook aan deze kinderen plezier<br />

aan boeken en lezen doorgeven. Ze heeft enthousiast<br />

meegewerkt aan de cursus leesbevordering voor VOBO-<br />

VOZO-leerkrachten.<br />

Illustraties<br />

Joke van Leeuwen<br />

ISBN 907717835X<br />

WD D/2005/9654/4<br />

www.jeugdboekenweek.be<br />

16<br />

De <strong>Jeugdboekenweek</strong> is een project van Stichting Lezen.<br />

Stichting Lezen komt tot stand met de steun van het<br />

ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.<br />

Stichting Lezen staat voor het intense plezier van lezen<br />

en wil haar passie met velen delen. Daarom organiseert<br />

Stichting Lezen in samenwerking met belangrijke professionele<br />

partners zoals het boekenvak, bibliotheken, media<br />

en onderwijs de <strong>Jeugdboekenweek</strong>, de Kinder- en Jeugdjury<br />

Vlaanderen, Fahrenheit451, de Voorleesweek en andere grote<br />

en kleine acties voor kinderen, jongeren en volwassenen.<br />

Stichting Lezen lanceert nieuwe campagnes als Boekbaby’s<br />

en Iedereen Leest, coördineert de auteurslezingen, stimuleert<br />

wetenschappelijk onderzoek naar lezen en leesbevordering<br />

en onderhoudt internationale contacten. Als kennis-<br />

en expertisecentrum voor leesbevordering is Stichting<br />

Lezen het eerste aanspreekpunt van de Vlaamse overheid.<br />

www.stichtinglezen.be

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!