Lestips 2006 - Thema: Mijn Familie - Jeugdboekenweek
Lestips 2006 - Thema: Mijn Familie - Jeugdboekenweek
Lestips 2006 - Thema: Mijn Familie - Jeugdboekenweek
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>Jeugdboekenweek</strong> <strong>2006</strong> <strong>Mijn</strong> familie · Jill Schoonvliet en Inge Verbeeck<br />
<strong>Lestips</strong> voor kleuters
woord vooraf<br />
<strong>Mijn</strong> boekenkast is mijn familie. Ze was er al voor ik er was, hopelijk bestaat ze<br />
nog lang nadat ik er niet meer ben. Maar niet zonder dat ik hen heb leren kennen,<br />
een deel van hen ben geworden. En mijn stempel heb kunnen achterlaten.<br />
Ik heb familieleden die me troosten, ontroeren, die me kwaad maken, me<br />
verwarren, me de weg wijzen. Er zijn er die me aan het lachen maken, met wie ik<br />
gewoon een goed gesprek kan voeren. Er zijn er stokoude bij, die wijs en geduldig<br />
wachten tot ik klaar voor hen ben. Natuurlijk heb ik ook verre neven en nichten,<br />
die ik alleen op vaste momenten in het jaar zie. En er zijn er de heel bijzondere,<br />
die ik in mijn hart heb gesloten, omdat ik zonder hen niet was wie ik nu ben. Ik<br />
kan me mijn leven niet voorstellen zonder hen.<br />
1<br />
Echte boeken in de klas, daar staat <strong>Jeugdboekenweek</strong> <strong>2006</strong> voor. Omdat boeken<br />
onmisbaar zijn in uw school. Boeken als familie, boeken die over familie gaan, het<br />
thema van dit jaar.<br />
We inspireren u graag met deze lestips, ze helpen u met de boeken aan de slag te<br />
gaan. De principes bij elke lestips verwijzen naar de basisbrochure Leesbevordering,<br />
hoe doe je dat? die u bij Stichting Lezen kunt bestellen. In negen stellingen doet<br />
het uit de doeken hoe u leesplezier in de klas en de bibliotheek kunt doorgeven.<br />
Voor meer info over <strong>Jeugdboekenweek</strong> kunt u terecht op<br />
www.jeugdboekenweek.be.<br />
Ik hoop dat u hen een warm welkom geeft, deze nieuwe familieleden. En dat ze<br />
snel een bijzonder plekje krijgen in de thuis van uw leerlingen.<br />
Namens Stichting Lezen,<br />
Gerrit Janssens
Mama, papa en ik<br />
Lees- en lestips voor kleuters<br />
Jill Schoonvliet en Inge Verbeeck<br />
Om genoeg ruimte te laten voor persoonlijke invulling<br />
en de eigenheid van elke klasgroep kozen we ervoor een<br />
aantal lessuggesties per boek te maken die je niet in chronologische<br />
volgorde af kunt werken. Je vindt dus geen<br />
lesjes van A tot Z, wel een aantal ideeën die je op je eigen<br />
manier kunt invullen. Op die manier kun je ook kiezen of<br />
je slechts even met het boek wil werken of er een langere<br />
periode mee aan de slag wilt.<br />
Een boek is moeilijk vast te pinnen op één leeftijdsgroep<br />
en niet elk kind in een leeftijdsgroep is op hetzelfde<br />
moment ontvankelijk voor hetzelfde boek. Daarom hebben<br />
we geen leeftijden vermeld. De suggesties voor Max en<br />
de maximonsters en Jubelientje zijn, net als de boeken, het<br />
meest geschikt voor de oudste kleuters.<br />
Veel boekenplezier!<br />
Za-za’s baby broertje<br />
Lucy Cousins<br />
Leopold, 2000. (4 de druk)<br />
Principe 9: Van lezen ga je doen<br />
Over de auteur/illustrator<br />
Lucy Cousins (1964) werd in Engeland geboren. Ze volgde<br />
de kunstacademies van Canterbury en Brighton en studeerde<br />
nadien aan het Royal College of Art in Londen. Nog<br />
tijdens haar opleiding maakte ze haar eerste prentenboek,<br />
Portly’s Hat, een zwartwitprentenboek over een pinguïn.<br />
Ze werkt het liefst voor jonge kinderen.Ze is bekend door<br />
haar stoffen babyboekjes en door de serie boeken over<br />
Muis. Daarmee won ze onder meer al een Vlag en Wimpel<br />
van de penseeljury en een Zilveren Penseel.<br />
Lucy’s prentenboeken vallen op door het gebruik van felle<br />
primaire kleuren. De illustraties zijn eenvoudig maar<br />
geven de essentie weer. Opvallend is de aandacht voor<br />
detail en humor. De figuren worden van de achtergrond<br />
gescheiden door een dikke zwarte omkadering wat de<br />
prenten voor jonge kleuters toegankelijk maakt.<br />
3<br />
Over het boek<br />
Zaza’s mama krijgt een baby en plots is alles anders.<br />
Mama en papa zijn de hele dag druk bezig en hebben geen<br />
tijd voor Zaza. De hele wereld lijkt wel om de kleine baby<br />
te draaien. Er is zelfs geen tijd voor een knuffel of voor<br />
voorlezen. Als Zaza’s mama Zaza aanmoedigt om de fijne<br />
kanten van de baby te ontdekken, komt alles weer goed.<br />
Aan de slag<br />
Bied dit boek aan in de klas als een kleuter een broertje of<br />
zusje verwacht. Je start het vertelmoment met het voorstellen<br />
van het geboortekaartje van Zaza’s babybroertje. Door<br />
middel van de prenten uit het boek breng je het verhaal.<br />
Het is voor kinderen leuk om betrokken te worden bij het<br />
voorbereiden van de komst van de baby. Enkele ideeën om<br />
met kleuters in de klas te doen:<br />
- lijstjes maken met mooie namen: een gesprek over het<br />
belang van namen, het kiezen van namen voor huisdieren<br />
en knuffeldieren… Vind je je eigen naam mooi, hoe zou jij<br />
je kindje noemen?
4<br />
- richt de poppenhoek opnieuw in, net zoals de veranderingen<br />
thuis: een babybedje, kleine lakentjes, kleine speelgoedjes<br />
worden opgeborgen…<br />
- geboortekaartje ontwerpen: een tekening van broer of zus<br />
in de buik verstopt achter een luikje, samen een kort versje<br />
maken.<br />
- de winkel van de klas wordt een suikerbonenwinkel met<br />
doosjes, lintjes, stempels…<br />
- geheimhouding: zal het een jongen of een meisje zijn?<br />
Wanneer mag ik het aan mijn vriendjes vertellen? Wat is<br />
een geheim? Mag je dat aan iedereen vertellen?<br />
Verzamel allerlei dozen, hoepels, lakens… om samen met<br />
de kleuters kleine donkere ruimtes te creëren. Laat de kleuters<br />
hiermee experimenteren. Je kunt volgende impulsen<br />
geven: met z’n hoevelen kun je in een doos, hoe klein kun<br />
je je oprollen, kun je je omdraaien, wat gebeurt er als je<br />
niest, kun je schoppen tegen de wand, kun je elkaar horen<br />
als je door de wand spreekt? Met de lakens kunnen de kinderen<br />
zelf dikke buiken maken. Kunnen ze tonen dat hun<br />
buik zwaar is en moeilijk om mee te stappen?<br />
Mogen we zelf even opnieuw baby zijn? Plots zijn kleuters<br />
grote broer of grote zus. Vaak hebben ze het moeilijk<br />
met die nieuwe rol. Kleuters willen opnieuw in de wieg,<br />
babyvoeding eten, gedragen worden enzovoort. Geef hen<br />
de kans om binnen al dan niet geleide rollenspelletjes de<br />
babyrol te verkennen.<br />
De verzorghoek<br />
In deze hoek bied je allerlei materialen aan om rollenspel<br />
te ondersteunen: babypoppen, kinder kleertjes, een<br />
babyweegschaal, luiers, papflessen, slabben, een wieg of<br />
babybedje, een draagdoek, een badje, boekjes om voor<br />
te lezen, knuffeldieren, een schommelstoel, cd met<br />
meditatieve muziek… Je kunt tijdens het spel impulsen<br />
geven om ook volgende aspecten aan bod te laten komen:<br />
knuffelen, troosten, aan het lachen maken…<br />
Hoe bewegen volgende babydieren zich voort? Welk<br />
geluid maken ze? Zebra’s, olifanten, vissen, vleermuizen,<br />
kikkers… Kleuters beelden uit en bootsen de geluiden na.<br />
Ondersteun met beeldend materiaal.<br />
Vragen die je met kinderen kunt behandelen:<br />
Het mysterie in de buik: hoe is het daar geraakt? Kan<br />
het daar zwemmen? Wie heeft mama’s buik, die net een<br />
ballon is, vol lucht geblazen? Is er een nachtlampje in<br />
mama’s buik? Hoe is het om zo weinig bewegingsruimte<br />
te hebben? Waarom moet er nog een baby bij? Het is toch<br />
best leuk zo? Kan de baby ook niet even in papa’s buik?<br />
Vinden mama en papa mij nog even leuk? Waarom maken<br />
baby’s zoveel lawaai en moeten wij altijd stil zijn? Valt de<br />
spaghetti die mama eet op baby’s hoofdje?<br />
Voor diegenen die vertrouwd zijn met de Sherbornetechniek:<br />
je kunt de kleuters ook enkele oefeningen met<br />
hun pop laten uitvoeren.<br />
De bibliotheek<br />
Laat kleuters in de bib op zoek gaan naar boekjes voor<br />
baby’s. Zijn ze geschikt of niet? Bespreek met hen<br />
waarom wel, waarom niet.<br />
Als de baby er is…<br />
Je kunt samen met de kleuter(s) een eerste stap zetten<br />
naar een positief contact met de nieuwe baby. Wat zou de<br />
kleuter zelf willen geven? De kleuters brengen een stukje<br />
speelgoed mee dat ze willen afstaan aan de nieuwe baby:<br />
waarom geven ze net dat stukje speelgoed? De kleuters<br />
pakken hun cadeau in.<br />
Welk slaapliedje gaan we straks voor de baby zingen?<br />
Vorm een orkest met zachte instrumenten: belletjes,<br />
triangel, regenbuis, flessen gevuld met water, schuddoosjes…<br />
Je kunt werken met contrasten tussen luid en<br />
stil. Kleuters kunnen ook zachtjes zingen.
<strong>Mijn</strong> papa is een reus<br />
Carl Norac, Ingrid Godon (ill.)<br />
Leopold, 2004.<br />
Principe 9: Van lezen ga je doen<br />
Over de auteur<br />
Carl Norac (1960) is een Franstalige Belg met een diploma<br />
leerkracht Frans. Hij schrijft jeugdboeken, poëzie en<br />
theater voor jongeren en volwassenen. Hij maakte ook<br />
reisboeken over zijn reizen in Noorwegen, Indonesië,<br />
Senegal en Quebec. Samen met Carll Cneut maakte hij het<br />
prentenboek Het hart van Tom<br />
dat uitgegeven werd bij De<br />
Eenhoorn. Carl houdt ervan in Frankrijk en België rond<br />
te trekken om met kinderen uit het kleuteronderwijs te<br />
praten over zijn boeken en zijn reizen.<br />
Over de illustrator<br />
Ingrid Godon (1958) is geboren in Antwerpen. Haar<br />
tekentalent werd opgemerkt door een leraar in de kunsthumaniora.<br />
Toen Standaard Uitgeverij Antwerpen haar<br />
een grote opdracht gaf om lesmateriaal voor het vak<br />
wereldoriëntatie te illustreren, ging de bal aan het rollen.<br />
Ze is nu voltijds illustrator, ook van educatieve uitgaven,<br />
kinderboeken en -tijdschriften als Zonnekind, Doremi en<br />
Dopido. Ze werkt rechtstreeks voor Franse uitgeverijen als<br />
Casterman, Bayart Presse, Hachette en voor het Engelse<br />
Macmillan. Voor Wachten op matroos (2000) ontving ze<br />
samen met André Sollie de Gouden Griffel en een Vlag<br />
en Wimpel van de Penseeljury. In Vlaanderen werd dit<br />
boek dubbel bekroond met een Boekenpauw en een<br />
Boekenwelp. In twintig jaar illustreerde ze meer dan<br />
honderd kinderboeken en maakte een grote hoeveelheid<br />
tekeningen voor kindertijdschriften.<br />
Over het boek<br />
“Als ik hem wil knuffelen, moet ik op een trap klimmen.<br />
Als hij niest, lijkt het of er een storm opsteekt. Hij blaast<br />
de hele zee weg. En als we voetballen, schopt hij de bal<br />
zo hoog als de maan...” <strong>Mijn</strong> papa is een reus is een vertederend<br />
boek over een klein jongetje dat opkijkt naar zijn<br />
vader en zeker weet dat die met heel zijn reuzenhart van<br />
hem houdt.<br />
Aan de slag<br />
Stel een fotoboekje samen van de belangrijkste momenten<br />
uit het boek. Vanuit de foto’s vertel je het verhaal. Bij<br />
de tweede keer is het leuk een vertelpantomime te<br />
organiseren. Jij vertelt het verhaal en benadrukt concrete<br />
werkwoorden terwijl je de kinderen de handelingen<br />
laat uitbeelden. Je kunt de kleuters hier per twee laten<br />
uitbeelden. De papa staat op een stoel.<br />
Naast de uitgewerkte relatie tussen vader en zoon spelen<br />
ook deze elementen een belangrijke rol in dit boek:<br />
beweging en spelen met perspectief.<br />
De volgende bewegingen komen aan bod: klimmen,<br />
verstoppen, uitrusten, niezen en blazen, vallen, vliegen,<br />
voetballen, schoppen, stuiteren, hollen, trillen, stevig<br />
vasthouden. Deze bewegingsvariaties kun je integreren<br />
in een parcours of vertelpantomime. Laat de kleuters<br />
expressief bewegen. Benoem de handelingen met het<br />
meest concrete werkwoord: beven is anders dan daveren.<br />
Zorg voor een bijkomend onderscheid: deze bewegingen<br />
kunnen worden uitgevoerd door een kind, maar ook door<br />
een reus of een muis of een bijtje of een giraf. Hier wordt<br />
een aanzet tot dramatische expressie mogelijk. Doe actief<br />
mee om de kleuters te stimuleren.<br />
In het boek wordt het perspectief van waaruit het kind<br />
de wereld, en dan vooral zijn vader, bekijkt, enorm<br />
uitvergroot. Dat levert een verrassend effect op. Als<br />
juf of meester geef je aanzetten om over perspectief te<br />
fantaseren: een traan van deze papa vult een hele emmer,<br />
een zakdoek is zo groot als een slaapzak, het snurken lijkt<br />
wel een aardbeving. Het is leuk om je te verstoppen in zijn<br />
broekzak. Kruip zelf als juf in de rol van dit kind of breng<br />
de voorwerpen mee zodat de kinderen zich de absurde<br />
situaties kunnen voorstellen. Begin je tanden te poetsen<br />
met de veger van de klas. Hilariteit verzekerd!<br />
Een aantal ideeën om het contrast tussen klein en groot te<br />
exploreren: de groeimeter. Alle kleuters worden gemeten.<br />
Na een half jaar herhaal je dit. Leuk is als ook de directeur<br />
of de kinderverzorgster en de klaspop hun lengte op de<br />
groeimeter aanduiden.<br />
5
6<br />
Verzamel allerlei ballen van verschillende grootte: naast<br />
de knikkers en de voetbal die in het boek aan bod komen,<br />
voorzie je ook strandballen, tennisballen, pingpongballen,<br />
ballonnen, een of andere heel erg zware bal en een zitbal.<br />
De kleuters staan in een kring en geven op jouw teken<br />
of op muziek een van de ballen aan elkaar door. Als de<br />
muziek stopt gaat de bal uit de kring en doen de kleuters<br />
alsof ze die bal aan elkaar doorgeven. Ze moeten goed<br />
laten zien welke bal ze aan het doorgeven zijn: is hij groot<br />
of klein? Zwaar of licht? Let op: als de imaginaire bal valt,<br />
moeten ze hem weer oprapen. Je kunt de manier van doorgeven<br />
variëren: rollen, gooien, stuiteren. Je kunt het tempo<br />
opdrijven of vertragen. Je kunt de ballen gebruiken om ze<br />
tijdens zelfstandig spelen te laten rangschikken van klein<br />
naar groot, per kleur…<br />
Aan iemands stem kun je vaak horen of die groot of klein<br />
is: je kunt vertrekken van geluidsopnames of van beelden.<br />
In het eerste geval maken kleuters zich groot of klein bij<br />
het horen van de opgenomen stem, in het tweede geval<br />
laten ze horen hoe de mensen op de foto’s zouden kunnen<br />
klinken.<br />
Klein of groot zijn heeft voor- en nadelen. Dat probeer je<br />
de kleuters te laten ondervinden. Met grote, opgevulde<br />
werkhandschoenen proberen ze kleine nageltjes op te<br />
rapen. Met veel te grote schoenen proberen ze over een<br />
rechte lijn te lopen. In een reuzenbed gemaakt van grote<br />
lakens en veel kussens gaan ze op zoek naar een kleine<br />
knuffel.<br />
Dit boek is bruikbaar in de periode rond vaderdag. Het<br />
spreekt voor zich dat je de link naar de eigen papa’s kunt<br />
leggen. Elk kind vindt zijn papa de baas van de wereld.<br />
Ga op zoek naar papa’s speciale talenten die je samen<br />
met de kinderen kunt verkennen en uitvergroten. Een<br />
brandweerpapa kan heel goed de plantjes water geven, een<br />
pc-papa komt een nieuw spelletje op de computer zetten,<br />
een timmerpapa komt de winkel renoveren. Laat je leiden<br />
door wat de kinderen zelf aanbrengen.<br />
De bibliotheek<br />
Elke kleuter zoekt voor zijn vader een mooi informatief<br />
boek als geschenk voor vaderdag. Zo leren de kinderen ook<br />
eens andere boeken op een andere afdeling kennen.
Max en de maximonsters<br />
Maurice Sendak<br />
Lemniscaat, 2001. (11de druk)<br />
Voor de oudste kleuters<br />
Principe 7: De boekenbabbel<br />
Over de auteur/Over de illustrator<br />
Maurice Bernard Sendak werd in 1928 geboren in<br />
New York. Zijn ouders waren Poolse immigranten uit<br />
Warschau die al vóór de Eerste Wereldoorlog naar de<br />
Verenigde Staten gingen. In zijn werk verenigt Sendak<br />
de oude wereld van de Pools-Joodse dorpssfeer en de<br />
indrukken uit de wereldstad. Al op zijn negentiende<br />
verschenen zijn tekeningen. Na zijn schooluren maakte<br />
hij achtergronden voor de strips van All American Comics.<br />
Hij hield nooit op met illustreren. Zijn Where the wild<br />
things are (vertaald als Max en de Maximonsters) werd een<br />
keerpunt in zijn carrière.<br />
Hoofdzakelijk gaat zijn werk over hoe kinderen met behulp<br />
van fantasie omgaan met sterke emoties en angsten.<br />
De manier waarop hij dat in beeld brengt - open, eerlijk<br />
en zonder sentimenteel te worden - zorgde voor heel wat<br />
controverse. Sendak ontketende een revolutie in de kinderboekenwereld:<br />
hij verlegde de grenzen van wat kon en niet<br />
kon.<br />
Als eerste Amerikaanse illustrator won hij de Hans Christian<br />
Andersen Award voor zijn oeuvre. In 2003 ontving hij<br />
de eerste Astrid Lindgren Award voor zijn illustratiewerk.<br />
De jury noemde hem “dé man van het moderne prentenboek”.<br />
Ondertussen heeft hij negentien boeken zelf geschreven<br />
en geïllustreerd. Daarnaast illustreerde hij meer<br />
dan zestig boeken van andere auteurs.<br />
Over het boek<br />
Max en de maximonsters vertelt het verhaal van Max die<br />
naar zijn kamer wordt gestuurd omdat hij te wild is<br />
geweest. Omdat hij kwaad is, verzint hij een hele, nieuwe<br />
wereld met monsters waarvan hij uiteindelijk koning<br />
wordt. Het leverde Sendak in 1964 de Caldecott Medal<br />
op. Sindsdien is hij is een van de grootste namen in de<br />
kinderboekenwereld.<br />
Het is een belangrijk boek omdat het een van de eerste<br />
kinderboeken is waarin een auteur het verhaal vertelt<br />
door de ogen van een kind. De auteur neemt ons mee in<br />
de fantasie van de kleine jongen zonder een pedagogisch<br />
standpunt in te nemen.<br />
Aan de slag<br />
Maak van de prenten grote slides die je tijdens het vertellen<br />
projecteert met een overheadprojector. Op die manier<br />
ontstaan grote monsters op de klasmuren. Zorg voor passende<br />
achtergrondmuziek en gebruik de juiste verteltoon<br />
om verschillende sferen bij de kinderen te doen leven:<br />
stout zijn, vluchten in je fantasie, de baas zijn…<br />
Het verhaal zal in elk geval reacties uitlokken. In een<br />
filosofisch gesprek kun je vertellen dat boos zijn verschillende<br />
vormen kan aannemen. Als je boos bent, wil je op<br />
één of andere manier stoom aflaten. Hoe kan dat zonder<br />
andere mensen te kwetsen, te hinderen? Bespreek met de<br />
kinderen een aantal mogelijkheden. Wat zijn de gevolgen?<br />
Wat doen zij als ze kwaad zijn? Luide muziek opzetten,<br />
met kussens gooien, tegen een boksbal slaan, springen,<br />
heel hard gaan lopen of schreeuwen, huilen, oud papier<br />
tot proppen maken en ermee gooien, een koude douche<br />
nemen, al het haar van je pop knippen, iemand pijn doen,<br />
heel de snoepjespot leeg eten, de hond opjagen… Laat de<br />
kleuters enkele zaken ondervinden en bespreek het effect<br />
op zichzelf en anderen.<br />
Emoties zijn voor kinderen moeilijk om te verwoorden.<br />
Ga daarom op zoek naar alternatieve manieren waarop zij<br />
kunnen tonen wat ze voelen. Zo kun je een speciale stoel<br />
reserveren: als je daarop zit, wil je even met rust gelaten<br />
worden. Individuele gevoelsmeters (een graadmeter met<br />
een wasknijper) kunnen dienen om de basisgevoelens<br />
(blij, boos, bang, verdrietig) te visualiseren. Introduceer het<br />
gebruik van deze meters klassikaal en voorzie momenten<br />
waarop je dit kunt bespreken. Het maakt in principe<br />
niet uit welk middel je gebruikt. Ze werken allemaal als<br />
kinderen er een uitlaatklep in vinden en als ze weten dat er<br />
aan hun signaal gehoor wordt gegeven.<br />
In het boek is Max kwaad op mama. Waarom ben jij soms<br />
boos op je ouders? Wat doe je dan? Zijn je ouders soms<br />
boos op jou? Hoe voel je je dan? Hoe maak je het weer<br />
7
goed? Sta met de kinderen even stil bij het einde van het<br />
verhaal. Vraag hen of ze denken dat mama nog steeds<br />
kwaad is op Max. Waaraan kun je dat zien?<br />
De bibliotheek<br />
Ga samen met de kleuters op zoek naar boeken over<br />
monsters. Ze kunnen hier inspiratie opdoen om later zelf<br />
monsters te maken, te spelen… Boeken over draken en<br />
dinosaurussen zijn ook bijzonder bruikbaar.<br />
8
De knuffelkoningin<br />
Kristien Aertssen<br />
De Eenhoorn, 2004. (2de druk)<br />
Principe 1: Wie woorden zaait<br />
snoepen en gezond eten, zandtaartjes, heerlijke geuren,<br />
de bakker bezoeken… De bloemenkoningin biedt allerlei<br />
mogelijkheden in verband met planten, buiten bewegen,<br />
zaaien, ruiken, snoeien, gieten… Verken samen met de<br />
kleuters de mogelijkheden.<br />
Over de auteur/illustrator<br />
Kristien Aertssen werd geboren in Antwerpen in 1953.<br />
Ze studeerde na haar universitaire opleiding grafische<br />
vormgeving in Antwerpen en illustratie in Amerika. Ze<br />
leidt nu zelf toekomstige illustratoren op aan de Antwerpse<br />
Academie. Ze werkte ook een tijdje in een jeugdatelier,<br />
waarna ze kinderboeken begon te illustreren.<br />
Je kunt haar werk herkennen aan het uitbundige<br />
kleurgebruik. Ze houdt ervan gekke situaties te tekenen in<br />
zwierige composities. Ook gebruikt ze vaak verschillende<br />
technieken op één prent. Ze laat zich graag inspireren door<br />
kindertekeningen, primitieve kunst, wereldmuziek... Sinds<br />
1999 schrijft Kristien Aertssen ook zelf kinderboeken.<br />
Haar boeken vertellen op een speelse manier over situaties<br />
vol geestige warmte.<br />
De attributen die je gebruikt hebt tijdens het vertellen kun<br />
je ook aanbieden tijdens zelfstandig spel. Zo kunnen de<br />
kleuters op hun eigen manier het verhaal herbeleven.<br />
Knuffelen staat centraal in het verhaal.<br />
- Knuffel je graag? Wie wel, wie niet?<br />
- Waarom knuffel je?<br />
- Knuffelen jullie elkaar?<br />
Knuffelen doe je ook met je lievelingsbeer. Je kunt samen<br />
een knuffelhoek inrichten. Laat de kleuters zachte materialen<br />
meebrengen van thuis en geef ze een plaats in de hoek.<br />
Bespreek met de kinderen wat je ermee kunt doen: een<br />
zachte berg maken en je erin laten vallen, terwijl je zelf ligt<br />
een andere kleuter met een laken over jou laten wapperen,<br />
elkaar zachtjes kriebelen, je verstoppen in de zachte berg…<br />
9<br />
Over het boek<br />
De prinses wil graag een knuffel, maar Koningin Mama<br />
heeft het veel te druk. Daarom gaat de prinses met een<br />
vliegtuigje van Koningin Mama op zoek naar de Knuffelkoningin.<br />
Maar waar ze ook zoekt, ze kan haar niet vinden.<br />
De prenten voegen door hun diepgang en rijkdom een<br />
extra dimensie toe aan het verhaal.<br />
Het boek zet mensen aan om tijd te maken voor elkaar<br />
en samen leuke dingen doen. Bespreek met je klas wat je<br />
kleuters graag doen. Schrijf elke suggestie op een blaadje<br />
papier en stop alle suggesties in de knuffelkoffer. Op geregelde<br />
tijdstippen kan er uit de knuffelkoffer gevist worden.<br />
De nadruk ligt op het genieten van samen spelen, naar<br />
verhalen luisteren, werken, helpen, zijn...<br />
Aan de slag<br />
Breng het verhaal van de knuffelkoningin dramatiserend,<br />
speel als juf de verschillende koninginnen met verschillende<br />
accessoires. Laat het einde nog even open. Je stopt<br />
vlak voor de prinses naar mama teruggaat. Het verhaal is<br />
een repeteerverhaal, je kunt er koninginnen bij verzinnen<br />
of weglaten. Laat de kinderen zelf een einde bedenken.<br />
De illustraties vertellen meer dan de tekst. Door ze bij<br />
een tweede vertelbeurt als praatplaat te gebruiken kom<br />
je op het spoor van de interesses van de kinderen. Elke<br />
koningin kan op die manier aanleiding geven tot een<br />
activiteit of zelfs tot een project. De koekjeskoningin doet<br />
ons denken aan zelf koekjes bakken, spelen met zoutdeeg,<br />
Om bij de eigen mama’s te komen, kun je de kleuters<br />
vragen wat voor koningin hun mama zou kunnen zijn.<br />
Wat zouden ze eens heel graag samen met mama doen?<br />
Wat doen ze als mama even geen tijd heeft?<br />
De bibliotheek<br />
Verstop een aantal kleine en grotere knuffels in de<br />
verschillende afdelingen in de bibliotheek. De kleuters<br />
gaan op zoek en verzamelen alles op een grote berg.
10<br />
Het grote boek van Jubelientje<br />
Hans Hagen, Philip Hopman (ill.)<br />
Van Goor, 2003.<br />
Voor de oudste kleuters<br />
Principe 8: Leesbevordering, geen tijdverlies<br />
Over de auteur<br />
Hans Hagen (1955) begon als leerkracht en maakte met<br />
de theatergroep Sternis heel wat schoolvoorstellingen. In<br />
1985 werd hij redacteur voor jeugdmagazines, in 1987<br />
werd hij voltijds schrijver. Hoewel hij in ons land de laatste<br />
jaren vooral bekend is om dichtbundels voor kinderen als<br />
Jij bent de liefste (Querido, 2000), heeft hij ook heel ander<br />
werk op zijn naam staan. Zijn poëzie voor kinderen is<br />
helder, ritmisch, eenvoudig, humoristisch en af en toe<br />
ook heel ernstig. Hans Hagen kreeg een Gouden Griffel<br />
voor De dans van de drummers (Prometheus, 2003) en won<br />
ook al vier Zilveren Griffels. Zijn werk is in elf landen<br />
vertaald. Hij hoort bij de beste hedendaagse Nederlandse<br />
jeugdauteurs.<br />
Over de illustrator<br />
Philip Hopman (1961) komt uit een familie van tulpenkwekers.<br />
Na de middelbare school ging hij naar de Rietveld<br />
Academie in Amsterdam waar hij illustratie studeerde<br />
en les kreeg van onder andere Thé Tjong-Khing. In 1988<br />
illustreerde hij zijn eerste boek: Een reuze heksentoer<br />
(Leopold, 1988). Inmiddels illustreerde hij al meer dan<br />
honderd boeken, waaronder de Jubelientje-boeken van<br />
Hans Hagen. Hij won ook al een Vlag en Wimpel en een<br />
Zilveren Penseel.<br />
Over het boek<br />
In Het grote boek van Jubelientje werden drie delen<br />
verzameld: Jubelientje en haar liefste oma (1991), Jubelientje<br />
leert lezen (1993) en Jubelientje legt een ei (1995). Elk boek<br />
bevat korte hoofdstukken die telkens een afgerond verhaal<br />
vertellen. Toch loopt er nog een grotere verhaallijn door<br />
alle hoofdstukken heen. Door de korte hoofdstukken is<br />
dit boek ideaal om voor te lezen maar ook zelf lezen blijft<br />
een belevenis. De frisse, originele personages blijven je<br />
verbazen en zorgen voor veel leesplezier. (Pluizuit.be)<br />
Aan de slag<br />
Dit is een prima boek om met de oudste kleuters de dag af<br />
te sluiten. Je kunt bij wijze van ritueel elke dag eindigen<br />
met een verhaal over Jubelientje. Vijf- en zesjarige kleuters<br />
kunnen zich met het hoofdpersonage identificeren. Het is<br />
leuk om het voorleesritueel op dezelfde manier te starten<br />
en ook te eindigen. Je hoeft de verhaaltjes niet achter<br />
elkaar af te werken. Je selectie wordt bepaald door wat op<br />
dat moment leeft bij de kinderen. Stapelbed<br />
bijvoorbeeld<br />
is een verhaal dat aansluit bij een vakantie in een gehuurd<br />
huisje, Kip sluit aan bij het proces van voorbereidend lezen<br />
en schrijven en De Stop-licht-zon bij verkeerseducatie.<br />
Maak er een interactief voorleesmoment van.<br />
Voor je het Jubelientje-voorleesritueel opstart, is het een<br />
goed idee om de kleuters vertrouwd te maken met de<br />
personages uit het boek. De hoofdpersonages zijn Jubelientje,<br />
een meisje van zes, haar oma en haar vriendje<br />
Dirk-Jan.<br />
Maak een aantrekkelijk fotoalbum met onder andere<br />
illustraties uit het boek. Ook foto’s uit je eigen familiearchief<br />
zijn leuk. Je voorziet de foto’s van korte geschreven<br />
commentaar. Zorg ervoor dat het eruit ziet als een<br />
echt fotoboek zodat de kleuters kunnen geloven in de<br />
personages. Vertel zelf de anekdotes die bij de foto’s<br />
horen. Elke foto uit het boek kan een start vormen van<br />
het voorleesritueel. Je kunt de personages ook tot leven<br />
brengen in een poppenspel. Een grote koffer met spullen<br />
en kledij van de personages kan tot de verbeelding spreken.<br />
Jubelientje zegt oma tegen haar grootmoeder. Hoe noemen<br />
de kleuters haar? Moemoe, mams, bonnie, bomma, moeke,<br />
meme? Je kunt stilstaan bij het feit dat één persoon (oma,<br />
mama…) verschillende namen kan hebben als onderdeel<br />
van taalbeschouwing.<br />
De oma is de mama van mama. Opa is niet de papa van<br />
papa. Pepe is de papa van papa. Hoe zitten stambomen en<br />
familierelaties in elkaar? Visualiseer het met de kleuters<br />
zodat ze zichzelf kunnen plaatsen in hun familielijn.<br />
Om het verband te leggen met de eigen oma’s, is het<br />
natuurlijk vooral zaak om te luisteren naar de verhalen<br />
van de kleuters over hun oma. Je stimuleert de kinderen
om over hun grootouders te vertellen en probeert in te<br />
pikken op bijzonderheden die zij vertellen. Zo kan een<br />
kleuter die vertelt over de stenenverzameling van zijn<br />
opa aanleiding geven tot een project over stenen. Oma’s<br />
die tandarts zijn of verkoopster in een schoenenwinkel,<br />
kunnen uitgenodigd worden in de klas om te praten over<br />
hun beroep. Dit soort van gesprekken kan kinderen doen<br />
nadenken over wat ze later willen worden.<br />
Wat mag je bij oma wat je thuis niet mag? Wat is het<br />
verschil tussen thuis en bij oma zijn? Is het leuk om naar<br />
oma te gaan? Waarom wel, waarom niet? Vertel als juf of<br />
meester over je eigen herinneringen aan je oma, bijvoorbeeld<br />
met z’n tweeën in de zetel van oma zitten en doen<br />
alsof je auto rijdt.<br />
Deze bundel kan een speciale rol krijgen tijdens de grootouderfestiviteiten:<br />
misschien kunnen de oma’s eruit<br />
voor lezen, misschien kan de oma van Jubelientje echt<br />
langskomen en vertellen over de avonturen met haar<br />
kleindochter…<br />
11<br />
De bibliotheek<br />
De bibliothecaris leest een verhaaltje voor uit Jubelientje.<br />
Misschien kun je bij deze activiteit ook oma’s uitnodigen.<br />
De anekdotes en verhalen volgen vanzelf.
12<br />
In het pikkedonker<br />
Kitty Crowther<br />
Querido, 2002.<br />
Principe 1: Wie woorden zaait<br />
Principe 9: Van lezen ga je doen<br />
Over de auteur<br />
Kitty Crowther (1970) groeide op in Brussel. Boeken en<br />
beelden speelden van jongs af aan een belangrijke rol in<br />
haar leven. Ze vormden in haar eerste levensjaren een<br />
uit gelezen communicatiemiddel. Door een gehoorstoornis<br />
begon ze pas op haar zesde echt te praten.<br />
Ze studeerde beeldende kunst en illustratie aan Sint-Lukas<br />
in Brussel. In 1992 ontving de jonge illustratrice de Prix<br />
du Jury van het Salon du Livre de Jeunesse in Montreuil,<br />
een Franse illustratorenprijs voor aankomend talent, en<br />
in 1994 verscheen haar eerste eigen boek Mon Royaume.<br />
Waardering krijgt ze voor de eenvoud en de expressie van<br />
haar tekeningen, en voor de ruimte die ze openlaat voor<br />
de lezer om zelf na te denken. Ze heeft ondertussen een<br />
twintigtal boeken geïllustreerd: eigen werk én andermans<br />
werk; voor kinderen én voor volwassenen. En ze sleepte al<br />
enkele prijzen in de wacht zoals een Zilveren Griffel van<br />
de penseeljury voor In het pikkedonker.<br />
Over het boek<br />
Jeroen is een vrolijk kikkertje. Maar ’s avonds wanneer<br />
bedtijd nadert, wordt hij stil. Als hij eenmaal in bed ligt,<br />
klampt hij zich vast aan zijn verhaaltjesvoorlezende vader,<br />
aan zijn knuffelende moeder. Vanavond hoort Jeroen rare<br />
geluiden en hij denkt dat in het donker angstaanjagende<br />
monsters op hem loeren. Hij trommelt zijn vader uit bed<br />
en samen gaan ze op onderzoek uit… (Flaptekst)<br />
Aan de slag<br />
- Je laat enkele geluiden horen en de kinderen raden<br />
zonder te kijken welk voorwerp het geluid voortbrengt.<br />
Je vertelt het verhaal met hulpmiddelen die geluiden<br />
maken:<br />
een plonzende kikker met een lepel in een bakje water<br />
plenzen<br />
tanden poetsen met een tandenborstel over iets<br />
wrijven<br />
plassen<br />
water gieten in het bakje water<br />
een nachtzoen geven smakken met je lippen<br />
het even muisstil maken niet bewegen<br />
kritskrats<br />
de tanden van een kam, een<br />
geluid met je mond<br />
piep<br />
fluiten<br />
plats<br />
balletje in het bakje laten vallen<br />
De kleuters raden wie of wat deze geluiden zou kunnen<br />
maken.<br />
Je laat de kinderen hun eigen bedritueel vertellen. Wie is er<br />
bang om te gaan slapen? Waar zijn ze bang voor? Je vertelt<br />
als juf je eigen ervaring over bang zijn en hoe je werd<br />
gerust gesteld: je had een lampje of een knuffel, je mama<br />
toverde alle monsters met een spreuk weg, je deur bleef op<br />
een kier, je zong een liedje… Zijn mama’s en papa’s ook<br />
weleens bang? Waarvan? Wat zou je zelf kunnen doen om<br />
je ouders gerust te stellen?<br />
Beeld de verschillende handelingen van het avondritueel<br />
uit. Laat de kinderen je nabootsen. Beeld nadien de reeks<br />
opnieuw uit, maar laat één stap weg, de kleuters raden<br />
welke.<br />
Laat de kinderen met krastechniek – wasco en zwarte verf –<br />
hun eigen kamers of gefantaseerde monsters voorstellen.<br />
Zorg voor een ruimte die je redelijk kunt verduisteren.<br />
Speel met de kleuters een geluidenspelletje. Enkele<br />
mogelijkheden:<br />
- Terwijl ze niet piepen, sluip je door de ruimte en maak je<br />
achtereenvolgens een aantal geluiden.<br />
De kinderen moeten proberen je tocht te reconstrueren.<br />
- Verstop een tikkende wekker. De kinderen moeten heel<br />
stil zijn en proberen te horen waar de wekker verstopt is.<br />
Enkele ideeën voor de zaal<br />
Je voorziet enkele afbeeldingen van dieren uit het boek: de<br />
zilveren vis, de mol, het nachtvogeltje. Hang de afbeeldingen<br />
op verschillende plaatsen in de zaal. De kinderen staan<br />
in de kring. Je laat een geluid horen dat bij één van de<br />
dieren past: kritskrats, piep, plats… De kinderen lopen naar<br />
de juiste afbeelding.
Een tikspel bij dit boek. Leg aan de ene kant van de zaal<br />
dekentjes en kussens naast elkaar. Dit is het bed van de<br />
kinderen. Aan de overkant maak je een bed voor papa.<br />
Eén kleuter sluipt naar papa’s bed en zegt: “Papa, ik ben<br />
bang”. Samen lopen ze snel naar de overkant en duiken<br />
in het bedje. Bij de jongste kleuters is de juf of meester<br />
de papa, bij de ouderen kunnen kinderen zelf papa zijn.<br />
Bij vijfjarigen kunnen er twee papa’s of een mama en een<br />
papa zijn.<br />
Overal in de zaal verspreid je kleine doekjes en dekentjes.<br />
De kinderen huppelen individueel rond in de zaal terwijl<br />
de muziek aanstaat. Als de muziek stopt, verstoppen ze<br />
zich snel onder een dekentje.<br />
Je verdeelt de klas in twee gelijke groepen. Een groep ligt<br />
op de grond, de andere groep wiegt zachtjes met een parachute<br />
over hen heen. De kinderen ervaren geborgenheid<br />
en intimiteit, samen onder een groot zeil.<br />
13<br />
De bibliotheek<br />
Afhankelijk van de respons van de kleuters op het boek kun<br />
je ook hier weer materiaal verzamelen in de bibliotheek:<br />
afbeeldingen van kikkers, vijvers, donkere hoekjes,<br />
fobieën...
O V E R DE SAMENSTELLERS<br />
C O L O F O N<br />
I N G E VERBEECK en J I L L SCHOONVLIET zijn allebei lector<br />
Nederlands in de Initiële Lerarenopleiding Kleuter onderwijs<br />
aan de Karel de Grote Hogeschool in Antwerpen. Prentenboeken<br />
zijn hun passie. Ze verkennen samen met hun<br />
studenten de brede waaier van mogelijkheden die prentenboeken<br />
bieden. Een boeiende ontdekkingstocht.<br />
Redactie en coördinatie<br />
Gerrit Janssens en Sarah van Tilburg<br />
Vormgeving<br />
Compagnie Paul Verrept<br />
Illustraties<br />
Joke van Leeuwen<br />
ISBN 9077178368<br />
WD D/2005/9654/5<br />
www.jeugdboekenweek.be<br />
14<br />
<strong>Jeugdboekenweek</strong> is een project van Stichting Lezen.<br />
Stichting Lezen komt tot stand met de steun van het<br />
ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.<br />
Stichting Lezen staat voor het intense plezier van lezen<br />
en wil haar passie met velen delen. Daarom organiseert<br />
Stichting Lezen in samenwerking met belangrijke professionele<br />
partners zoals het boekenvak, bibliotheken, media<br />
en onderwijs de <strong>Jeugdboekenweek</strong>, de Kinder- en Jeugdjury<br />
Vlaanderen, Fahrenheit451, de Voorleesweek en andere grote<br />
en kleine acties voor kinderen, jongeren en volwassenen.<br />
Stichting Lezen lanceert nieuwe campagnes als Boekbaby’s<br />
en Iedereen Leest, coördineert de auteurslezingen, stimuleert<br />
wetenschappelijk onderzoek naar lezen en leesbevordering<br />
en onderhoudt internationale contacten. Als kennis-<br />
en expertisecentrum voor leesbevordering is Stichting<br />
Lezen het eerste aanspreekpunt van de Vlaamse overheid.<br />
www.stichtinglezen.be
<strong>Jeugdboekenweek</strong> <strong>2006</strong> <strong>Mijn</strong> familie · Ingrid Antheunis en Hedwige Buys<br />
<strong>Lestips</strong> voor het eerste leerjaar
woord vooraf<br />
<strong>Mijn</strong> boeken zijn mijn tweede familie. Ze waren er al voor ik er was, hopelijk<br />
bestaan ze nog lang nadat ik er niet meer ben. Maar niet zonder dat ik hen heb<br />
leren kennen, een deel van hen ben geworden. En mijn stempel heb kunnen<br />
achterlaten.<br />
Ik heb familieleden die me troosten, ontroeren, die me kwaad maken, me<br />
verwarren, me de weg wijzen. Er zijn er die me aan het lachen maken, met wie ik<br />
gewoon een goed gesprek kan voeren. Er zijn er stokoude bij, die wijs en geduldig<br />
wachten tot ik klaar voor hen ben. Natuurlijk heb ik ook verre neven en nichten,<br />
die ik alleen op vaste momenten in het jaar zie. En er zijn de heel bijzondere, die<br />
ik in mijn hart heb gesloten, omdat ik zonder hen niet was wie ik nu ben. Ik kan<br />
me mijn leven niet voorstellen zonder hen.<br />
1<br />
Echte boeken in de klas, daar staat <strong>Jeugdboekenweek</strong> <strong>2006</strong> voor. Omdat boeken<br />
onmisbaar zijn in uw school. Boeken als familie, boeken die over familie gaan, het<br />
thema van dit jaar.<br />
We inspireren u graag met deze lestips, ze helpen u met de boeken aan de slag te<br />
gaan. De principes bij elke lestip verwijzen naar de basisbrochure Leesbevordering,<br />
hoe doe je dat? die u bij Stichting Lezen kunt bestellen. In negen stellingen doen<br />
we uit de doeken hoe u leesplezier in de klas en de bibliotheek kunt doorgeven.<br />
Om het verband met uw werk in de klas te versterken, hebben we voor het basisonderwijs,<br />
en dat is ook nieuw, de eindtermen toegevoegd die u met elke lestip<br />
realiseert. Leesbevordering is geen luxe, je doet het niet alleen als je wat tijd over<br />
hebt. Handig, toch? Dat maakt het makkelijker om boeken en leesplezier een<br />
vaste plaats in uw lessenpakket te geven. De eindtermen zijn specifiek voor elke<br />
tip beschreven, maar voor werken met de boeken in de klas gelden hoe dan ook<br />
deze doelstellingen:<br />
- De leerlingen kunnen de informatie ordenen die voorkomt in: voor hen<br />
bestemde verhalen, kinderromans, dialogen, gedichten, kindertijdschriften en<br />
jeugdencyclopedie. (Nederlands - Lezen 3.5)<br />
- De leerlingen ontwikkelen bij het realiseren van de eindtermen voor spreken,<br />
luisteren, lezen en schrijven de volgende attitudes: plezier in luisteren, spreken,<br />
lezen en schrijven. (Nederlands - Schrijven 4.8)
- De leerlingen ontwikkelen bij het realiseren van de eindtermen voor spreken,<br />
luisteren, lezen en schrijven de volgende attitudes: plezier in luisteren, spreken,<br />
lezen en schrijven; bereidheid tot nadenken over het eigen luistergedrag, spreekgedrag,<br />
leesgedrag en schrijfgedrag. (Nederlands - Vaardigheden)<br />
- De leerlingen kunnen genieten van een gevarieerd aanbod van voor hen<br />
bestemde culturele activiteiten. (Muzische vorming - Drama 3.1)<br />
De website waarop u de eindtermen vindt is www.ond.vlaanderen.be/dvo/. Voor<br />
meer info over <strong>Jeugdboekenweek</strong> kunt u terecht op www.jeugdboekenweek.be.<br />
We hopen dat u deze nieuwe familie van boeken een warm welkom geeft. En dat<br />
ze snel een bijzonder plekje krijgen in de tweede thuis van uw leerlingen, de klas.<br />
Namens Stichting Lezen,<br />
Gerrit Janssens<br />
2
Onze familie<br />
Lees- en lestips voor het eerste leerjaar<br />
Ingrid Antheunis en Hedwige Buys<br />
Voor eersteklassers is familie vaak nog de basis van<br />
waaruit zij de wereld verkennen, ontdekken en ervaren.<br />
In het boekenaanbod dat voor deze leeftijdsgroep werd<br />
samengesteld probeerden we het thema zo veelzijdig<br />
mogelijk te belichten: realistische verhalen waarin de<br />
familiale warmte herkenbaar in beeld wordt gebracht,<br />
verhalen die een minder alledaagse familie belichten en<br />
verhalen vol fantasie die een andere realiteit tot leven<br />
brengen.<br />
Superguppie krijgt kleintjes<br />
Edward van de Vendel, Fleur van der Weel (ill.)<br />
Querido, 2005.<br />
Principe 9: Van lezen ga je doen<br />
Eindtermen<br />
De leerlingen zijn bereid te reflecteren over gebruikte<br />
luister-, spreek-, lees- en schrijfstrategieën. (Nederlands -<br />
Taalbeschouwing 6.2)<br />
De leerlingen kunnen genieten van een gevarieerd aanbod<br />
van voor hen bestemde culturele activiteiten. (Muzische<br />
vorming - Drama 3.1)<br />
Op dit ogenblik bevinden de meeste eersteklassers zich<br />
in de eerste leesfase en verdiepen ze zich voor het eerst<br />
zelfstandig in geschreven verhalen. Toch hebben we in dit<br />
pakket vooral gekozen voor omvangrijkere boeken. Want<br />
ook al kunnen ze de code nu zelf ontcijferen, voorlezen<br />
blijft voor deze kinderen de ideale manier om samen<br />
kijkend, luisterend en pratend te genieten van de taal en de<br />
beelden die anderen voor hen hebben opgeschreven.<br />
Over de auteur<br />
Edward van de Vendel (1964) groeide op in de Betuwe.<br />
Zijn vader was ‘hoofd van de school’ en zijn moeder was<br />
kleuterleidster en ‘remedial teacher’. Hij is de oudste van<br />
drie kinderen. Na zijn eindexamen VWO in 1983 bezocht<br />
hij de pedagogische academie. In 1986 werd hij ‘meester’,<br />
eerst in Wijchen, later in Heemstede, Bloemendaal en<br />
Zuidlaren. In 1992 richtte hij samen met anderen een<br />
eigen basisschool op. Hij werd directeur en later adjunctdirecteur.<br />
Sinds 2001 is hij voltijds schrijver en woont hij in Rotterdam.<br />
Hij geeft gastlessen poezie aan de Hogeschool<br />
voor de Kunsten in Utrecht en aan de Schrijversschool<br />
in Rotterdam en werkt als freelance tekstschrijver voor<br />
diverse opdrachtgevers.<br />
3<br />
Over de illustrator<br />
Fleur van der Weel (1970) studeerde aan de Hogeschool<br />
voor de Kunsten in Utrecht. Behalve illustrator is ze ook<br />
grafisch vormgever en vrij schilder.<br />
Over het boek<br />
Na Superguppie (Querido, 2003) is dit een tweede deel<br />
met nieuwe versjes over het dagelijkse leven die vrolijk<br />
afbuigen met absurde gedachtesprongen.<br />
Aan de slag<br />
Poëzie in de eerste klas is voornamelijk een taalspel,<br />
proeven van woorden en klanken, het over je tong laten<br />
rollen van prachtige zinnen. Het is niet nodig om met
4<br />
kinderen van deze leeftijd de gedichten te analyseren. Ze<br />
gebruiken als sfeerschepper doet ze alle eer aan.<br />
Waar je eersteklassers wel attent op kunt maken is de manier<br />
waarop de schrijver van een gedicht de dingen zegt.<br />
Wanneer je een gedicht een aantal keer leest of beluistert,<br />
ontspint er zich een verhaal voor je ogen. Wat de schrijver<br />
noteerde, sluit vaak aan bij wat je zelf ooit zag, hoorde,<br />
beleefde... Je herkent iets. Maar in dit soort tekst gebruikt<br />
de schrijver geen lange zinnen om die herkenning op te<br />
roepen. In een gedicht is elk woord belangrijk, de dichter<br />
is zuinig met zijn woorden en laat alle ballast weg. Dit is<br />
‘verdichting’. Daarin hoor je het woord ‘dichten’, maar<br />
zoek samen met de kinderen naar de twee betekenissen.<br />
Een schrijver van poëzie gebruikt ook vaak vergelijkingen<br />
om wat hij zegt aanschouwelijk te maken. Hij geeft dingen<br />
en dieren menselijke herkenningspunten en omgekeerd.<br />
Verwijs terloops naar de wijze waarop de schrijver wat hij<br />
zeggen wilt mooi weet in te kleden.<br />
Bekijk ook samen de bundel. Vestig aan de hand van vragen<br />
de aandacht van de kinderen op de wijze waarop de<br />
auteur zijn zinnen schikte. De tekst is omgeven door veel<br />
wit. Daardoor ontstaat een bepaald effect bij de lezer.<br />
Yes<br />
Ik geef mijn zusje les<br />
in yes.<br />
Ik zeg: ‘Dat zeg je<br />
als je blij bent dat je bij mij bent,<br />
dat ik je grote broer ben,<br />
dat ik sterk ben,<br />
en stoer,<br />
en dat ik je heel even maar<br />
geknepen heb vandaag.<br />
Dat zeg je als ze vragen:<br />
Is je broer de allerbeste?<br />
Yes! Zeg jij dan,<br />
en dan doe je met je vuisten,<br />
zo dus, zusje,<br />
zo.’<br />
Heeft ze het begrepen?<br />
Zusje fluistert:<br />
No.<br />
(p. 21)<br />
Gedichten hoeven niet altijd te rijmen. Vaak zijn er herhalingen<br />
in de klanken, woorden, zelfs zinnen terug te<br />
vinden. Ze zorgen voor de melodie die door het geheel<br />
verweven zit. Ze geven dit soort teksten datgene wat een<br />
poëtische tekst van een andere onderscheidt.<br />
We kozen bij elk boek een gedicht uit deze bundel. Het<br />
toont alleen maar aan dat de gedichten van Van de Vendel<br />
heel divers zijn van sfeer en onderwerp. Doorblader zelf<br />
ook het hele boek, geef de inhoud ergens een plaats in één<br />
van je al dan niet mentale archieven. Deze voorraad biedt<br />
je de kans om tal van momenten in je onderwijs te stofferen<br />
met poëzie. Zo raken kinderen terloops vertrouwd<br />
met diverse vormen; de herhaling zorgt voor herkenning<br />
en vanuit die herkenning ontstaat vertrouwen. Een vertrouwen<br />
waaruit een brede appreciatie kan groeien.
Lotta uit de Kabaalstraat<br />
Astrid Lindgren, Alex de Wolf (ill.)<br />
Ploegsma, 1991.<br />
Principe 1: Wie woorden zaait<br />
Principe 2: Boekrijk<br />
Principe 3: De boekenbabbel<br />
Principe 4: Leesland is geen eiland<br />
Eindtermen<br />
De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = structureren)<br />
de informatie ordenen die voorkomt in voor hen bestemde<br />
verhalen. (Nederlands - Lezen 3.5)<br />
De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = beoordelen)<br />
het gepaste taalregister hanteren als ze op basis van<br />
vergelijking, hetzij met de eigen mening, hetzij met andere<br />
bronnen, in een gesprek kritisch reageren op de vragen en<br />
opmerkingen van bekende volwassenen. (Nederlands -<br />
Spreken 2.9)<br />
De leerlingen kunnen in concrete situaties verschillende<br />
manieren van omgaan met elkaar herkennen, erover<br />
praten en aangeven dat deze op elkaar inspelen. (Wereldoriëntatie<br />
- Attitudes ik en de ander 3.4)<br />
De leerlingen kunnen genieten van een gevarieerd aanbod<br />
van voor hen bestemde culturele activiteiten. (Muzische<br />
vorming - Drama 3.1)<br />
Over de auteur<br />
Astrid Lindgren (1907-2002) groeide op in een boerengezin.<br />
Na de middelbare school had ze verschillende<br />
baantjes als secretaresse. Onder andere bij een uitgever van<br />
kaarten en boeken, waar ze werkte voor Sture Lindgren.<br />
Ze trouwde met hem in 1931 en kreeg twee kinderen. In<br />
1944 schreef ze haar eerste boek en een jaar later brak ze<br />
door toen het eerste Pippi Langkous-boek verscheen. Ze<br />
schreef ongeveer tachtig boeken, die in zesenzeventig talen<br />
vertaald zijn, vele malen bekroond werden en waarvan<br />
ongeveer tachtig miljoen exemplaren verkocht zijn. Ook<br />
zette ze zich in voor de bescherming van kinderen en<br />
dieren. In 1992 besloot ze te stoppen met schrijven omdat<br />
ze niet goed meer zag. Ze overleed op vierennegentigjarige<br />
leeftijd in een verpleeghuis in Stockholm.<br />
Veel van de boeken van Astrid Lindgren spelen zich af op<br />
het platteland; dat lijkt op de plaats waar zijzelf opgroeide.<br />
Het zijn verhalen die in een niet zo ver verleden spelen,<br />
over gelukkige kinderen die spelen, naar school gaan,<br />
feest vieren en kattenkwaad uithalen. Soms zijn haar hoofdpersonen<br />
excentrieke, onaangepaste kinderen, zoals Pippi<br />
Langkous en Karlsson van het dak, die ongestraft alles<br />
doen wat ouders verbieden. In een paar boeken baseert ze<br />
zich op oude verhalen en schrijft ze over de strijd tussen<br />
goed en kwaad.<br />
Over de illustrator<br />
Alex de Wolf (1958) werd geboren in Amstelveen. Hij<br />
studeerde aan de Vrije Academie in Den Haag en bij<br />
de afdeling Illustratie van de Rietveld Academie in<br />
Amsterdam, waar hij les had van Carl Hollander. Alex<br />
wilde eerst striptekenaar worden, maar Carl Hollander<br />
spoorde hem aan om illustratie te gaan doen. Alex’ eerste<br />
opdrachten waren vooral omslagen voor historische<br />
verhalen en boeken voor tieners. Maar zijn belangstelling<br />
verschoof naar het werken voor jonge kinderen, nadat hij<br />
wat boeken voor jongere kinderen had geïllustreerd. Hij<br />
vindt dat een tekenaar zelf meer kan invullen voor jongere<br />
kinderen.<br />
Alex houdt van verhalen waarin niet alles precies beschreven<br />
is. Hij maakt ook ‘vrij werk’, schilderijen van bijvoorbeeld<br />
de haven van Amsterdam of het landschap van Terschelling,<br />
waar hij een huisje heeft.<br />
Over het boek<br />
De Kanaalstraat is een gemoedelijk straatje ergens in<br />
de wereld. Lotta, Mia Maria en Jonas wonen er met hun<br />
ouders. Maar soms is het er zo’n lawaai dat hun vader het<br />
de “Kabaalstraat” noemt.<br />
Lotta, vier jaar, is de jongste van de hele straat. Iedereen<br />
vindt haar te klein om van alle leuke dingen te genieten: te<br />
klein om te fietsen, te klein om te winkelen... Samen met<br />
haar knuffelvarken Bamsie wil Lotta bewijzen dat ze heus<br />
groot en flink genoeg is. Dat toont ze ook in dit verhaal.<br />
Ze heeft gedroomd dat haar Bamsie door Jonas en Mia<br />
Maria is geslagen. Daar is ze nog boos over als ze wakker<br />
wordt. En juist op deze morgen moet ze van haar moeder<br />
een kriebeltrui aan. Lotta is zo kwaad dat ze niet meer<br />
thuis wil wonen. Gelukkig kan ze op het rommelzoldertje<br />
van buurvrouw Berg terecht. Heerlijk vindt ze het om<br />
5
daar haar eigen huisje in te richten. Hier wil ze best met<br />
Bamsie voor altijd blijven wonen. Voor altijd?<br />
Lotta uit de Kabaalstraat<br />
werd in 1973 bekroond met een<br />
Zilveren Griffel, het is inmiddels verfilmd en heeft terecht<br />
een plaats veroverd tussen de klassiekers. Dit boek straalt<br />
naast familiale gemoedelijkheid vooral ook een inspirerend<br />
respect van volwassenen voor kinderen uit.<br />
Tijdens het lezen<br />
Dit is een boek dat zich uitstekend leent tot voorlezen en<br />
op die manier de weg opent naar ander werk van Astrid<br />
Lindgren. Het boek is opgebouwd uit vijf hoofdstukken.<br />
De belevenissen in elk hoofdstuk stemmen tot na denken.<br />
Sluit een voorleesronde dus steeds af met een klein, beschouwend<br />
gesprek waarin de kinderen hun eigen mening<br />
en gevoelens kunnen verdedigen en ver duidelijken.<br />
6<br />
Aan de slag<br />
Voor het lezen<br />
a. Vroeger en nu<br />
Dit boek is ruim dertig jaar oud. Dat maakt het erg boeiend<br />
om op zoek te gaan naar eerdere, oudere uitgaven. De<br />
bibliotheek is de ideale plek. Of misschien hebben de<br />
ouders van de kinderen nog wel een eigen stukgelezen<br />
exemplaar liggen. Door de herinneringen die de prenten<br />
oproepen, kom je onmiddellijk in de nostalgische,<br />
familiale sfeer van weleer.<br />
Geef de kinderen de opdracht ouders, ooms en tantes<br />
te vragen of ze Lotta uit de Kabaalstraat<br />
en haar fictieve<br />
moeder Astrid Lindgren nog kennen en wat ze zich van<br />
hen herinneren. In een kringgesprek brengen ze hierover<br />
verslag uit. Nodig eventueel volwassenen uit bij dit gesprek<br />
zodat ze zelf kunnen komen getuigen over hun leeservaring<br />
met Lotta en Astrid Lindgren.<br />
Op het prikbord, waarop werkstukken en achtergrondinformatie<br />
rond deze <strong>Jeugdboekenweek</strong> hangen, krijgt dan<br />
ook Astrid Lindgren en haar werk een eigen plek.<br />
Iedereen is zo gemeen tegen Lotta<br />
Lotta wordt slechtgehumeurd wakker door een nare<br />
droom. Ze kan het slechte gevoel niet van zich afzetten.<br />
- Overkomt het je ook wel eens dat je lang met een slecht<br />
gevoel blijft rondlopen na een nare droom?<br />
- Heb je een middeltje om dat nare gevoel kwijt te raken?<br />
Tot overmaat van ramp moet ze een kriebeltrui aantrekken.<br />
Ze heeft het gevoel dat niemand haar begrijpt.<br />
- Heb je zelf dat gevoel ook al gehad dat niemand wil<br />
begrijpen waarom je iets niet wil aantrekken?<br />
- Heb je daarvoor een oplossing?<br />
Lotta knipt een gat in de trui.<br />
- Hoe vind je dat?<br />
- Heb je zelf ook wel eens zoiets gedaan? Of heb je daar<br />
wel eens zin in gehad?<br />
- Kan ze dat weer goedmaken? Hoe?<br />
Lotta gaat verhuizen<br />
Lotta besluit te verhuizen en ze schrijft een briefje.<br />
- Zat Lotta’s oplossing ook bij de eerder vernoemde<br />
oplossingen?<br />
- Wat denk je zelf van wat ze gaat doen?<br />
- Wat zou jij in je afscheidsbriefje schrijven of tekenen?<br />
b. Broers, zussen en andere lastposten<br />
Lotta heeft het als jongste niet altijd even gemakkelijk<br />
met haar broer en zus. Verwijs naar het gedicht van<br />
Edward van de Vendel. Laat de kinderen in groepjes zelf<br />
een onderzoek instellen naar de voor- en nadelen van<br />
broers en zussen in huis. Breng de resultaten samen in<br />
de hele groep. Zoek naar een manier om de uitspraken te<br />
inventariseren. Bijvoorbeeld met kleine schetsjes om het<br />
schrijven te beperken, al dan niet voorzien van woorden,<br />
symbolen en pictogrammen…<br />
Waar moet Lotta nu naar toe?<br />
Gelukkig kan Lotta bij buurvrouw Berg terecht. Daar mag<br />
ze op het rommelzoldertje wonen.<br />
- Vind je dat de buurvrouw er goed aan deed door Lotta<br />
daar te laten wonen? Of had ze haar naar huis moeten<br />
sturen?<br />
- Ken jij een plek waar of iemand bij wie je ook terecht zou<br />
kunnen?<br />
Lotta krijgt bezoek<br />
Mia Maria, Jonas, moeder en vader komen bij Lotta op<br />
bezoek. Ze vinden het een leuk speelhuisje, maar voor<br />
Lotta is het ernst! Ze wil er blijven wonen tot Kerstmis.
- Hadden ze Lotta moeten meenemen naar huis?<br />
- Denk je dat Lotta daar echt tot Kerstmis zal willen blijven?<br />
En blijft daar dag en nacht...<br />
Naarmate de avond valt wordt Lotta toch wel eenzaam en<br />
bang. Vader staat onderaan de trap en Lotta kan weer mee<br />
naar huis.<br />
- Begrijp je waarom Lotta bang wordt?<br />
- Zou je ook meegaan naar huis?<br />
Lotta en mama hebben spijt, maar het is wat moeilijk om<br />
dat zomaar te zeggen... Mama helpt Lotta.<br />
- Waarom is ‘het spijt me’ zeggen zo moeilijk voor Lotta?<br />
- Heb je dat ook wel eens gehad?<br />
Na het lezen<br />
a. <strong>Mijn</strong> eigen plek<br />
Laat de kinderen fantaseren over hun eigen plek.<br />
- Hoe ziet die er uit?<br />
- Wat willen ze zeker meenemen?<br />
- Wie mag er komen?<br />
- Zijn er regels?<br />
- Wat willen ze eten op die speciale plek? Stel een weekmenu<br />
samen.<br />
Kind<br />
Iedereen is een kind.<br />
Dat vind ik raar, maar<br />
als ik er over nadenk<br />
is het waar:<br />
elke vader en moeder<br />
heeft een vader en moeder,<br />
ook al zijn die dood.<br />
(Dus wanneer je groot bent<br />
ben je tegelijk nog klein.)<br />
zou dat andersom hetzelfde zijn?<br />
Ben ik alvast een vader,<br />
maar totdat ik een moeder vind,<br />
is mijn kind nog dood?<br />
Natuurlijk.<br />
Ja.<br />
Zo is het.<br />
(Ik ben nog klein dus,<br />
maar tegelijk al groot.)<br />
(p.57)<br />
7<br />
b. Bewegende beelden<br />
In de reeks Jekino-uitgaven bestaat er een Astrid Lindgrencollectie.<br />
Daar zitten ook twee Lotta-verhalen bij: Lotta loopt<br />
weg<br />
en Lotta uit de Kabaalstraat. De eerste film verwijst<br />
naar dit boek. Kinderen die moeite hebben met lezen of<br />
daar gewoon geen zin in hebben, zijn soms wel geboeid<br />
door het verhaal dat ze op het scherm kunnen beleven.<br />
Film biedt dan een oplossing om hen toch mee te nemen.<br />
Bij Jekino vind je ook achtergrondinformatie over de film<br />
en eventueel te gebruiken verwerkingstips. Meer op<br />
www.jekino.be.
Engeltjes op zondag, boefjes in<br />
de week<br />
Gerda Dendooven<br />
Lannoo, 2002.<br />
Principe 1: Wie woorden zaait<br />
Principe 2: Leesland is geen eiland<br />
Principe 8: Leesbevordering, geen tijdverlies<br />
geheel onverwacht eenentwintig kinderen: tien jongens<br />
en tien meisjes en eentje waarvan ze het niet goed weten:<br />
Sorry. De man gaat onmiddellijk aan het verbouwen,<br />
want al die kinderen moeten toch ergens kunnen slapen.<br />
Overdag spelen de kinderen gelukkig buiten op het<br />
pleintje. Ze willen er graag nog een broertje of zusje bij,<br />
want dan zijn ze met twee voetbalteams! Rosa Soepkar<br />
brengt de oplossing...<br />
8<br />
Eindtermen<br />
De leerlingen kunnen genieten van een gevarieerd aanbod<br />
van voor hen bestemde culturele activiteiten. (Eindtermen<br />
Muzische vorming - Drama 3.1)<br />
De leerlingen ontwikkelen bij het realiseren van de eindtermen<br />
voor spreken, luisteren, lezen en schrijven de<br />
volgende attitudes: plezier in luisteren, spreken, lezen en<br />
schrijven; bereidheid tot nadenken over het eigen luistergedrag,<br />
spreekgedrag, leesgedrag en schrijfgedrag. (Nederlands<br />
- vaardigheden)<br />
De leerlingen kunnen tactiele, visuele impressies, ervaringen,<br />
gevoelens en fantasieën op een beeldende manier<br />
weergeven (Muzische vorming - Beeld 1.6)<br />
De leerlingen kunnen vertrouwen op hun eigen expressiemogelijkheden<br />
en durven hun creatieve uitingen tonen.<br />
(Muzische vorming - Attitudes 6.4)<br />
Over de auteur/illustrator<br />
Na haar studies grafische kunsten in Gent was Gerda<br />
Dendooven (1962) enkele jaren begeleidster van artistieke<br />
kinderateliers in verschillende musea. Sinds 1992 doceert<br />
ze grafische vormgeving aan Sint-Lucas in Gent. Tegelijkertijd<br />
heeft ze haar handen vol aan het illustreren van kinder-<br />
en jeugdboeken. Haar werk kent veel succes, ook in<br />
het buitenland. Bij elke opdracht zoekt ze naar de meest<br />
geschikte techniek en lijnvoering. Dat is telkens weer een<br />
uitdaging en tegelijk een lijdensweg(je). Maar kinderen<br />
zijn gek op haar felgekleurde, grappige figuurtjes. Ze won<br />
al drie keer de Boekenpauw.<br />
Over het boek<br />
Een man en een vrouw wonen in een heel gewone buurt.<br />
‘s Morgens rijdt Rosa Soepkar langs en ‘s avonds Rosa<br />
IJskar. Het is er goed wonen. Op een dag krijgt de vrouw<br />
Aan de slag<br />
Voor het lezen<br />
a. Wat zie ik?<br />
Neem de laatste prent uit het boek en zorg dat iedereen die<br />
goed kan zien. Werk met transparanten, een grote kopie of<br />
een ingescand beeld dat je op de computer, al dan niet met<br />
projector, toont. Let op: de kinderen hebben het verhaal<br />
nog niet gehoord of gelezen! Eerst een rondje goed kijken:<br />
- Zag je al eens eerder dit soort tekeningen? Waar? Bij wat<br />
voor een verhaal?<br />
- Hoe is de tekening gemaakt: zijn er dikke of dunne<br />
lijnen, zijn er vooral veel vlakken te zien?<br />
- Zijn er veel details? Welke kleuren gebruikt de illustrator,<br />
is alles mooi ingekleurd of wordt er ook veel ruimte gelaten?<br />
- Herken je figuren?<br />
- Wie zouden het kunnen zijn?<br />
- Wat doen ze?<br />
- Waarom zitten ze samen in het huis?<br />
- Welk gevoel geeft deze prent je?<br />
- Welk soort verhaal past volgens jou bij deze prent?<br />
b. Geef de schimmen een gezicht<br />
Lees de tekst op de achterflap voor: “Er waren eens een<br />
man en een vrouw. Op een dag kregen ze wel éénentwintig<br />
kinderen. Zondag waren het engeltjes en in de week waren<br />
het boefjes.” Vergelijk deze tekst met de eerder gemaakte<br />
veronderstellingen.<br />
Maak van de illustratie een zo groot mogelijke kopie en<br />
laat elk kind één van de silhouetten kiezen. Dit silhouet<br />
tekenen ze over op een ander blad en vullen ze aan met<br />
details zodat er een echte figuur ontstaat. Elke schim krijgt<br />
op die manier een gezicht. Ze kunnen hierbij gebruik maken<br />
van alle mogelijke technieken zodat de oorspronkelijke<br />
soberheid van de prent doorbroken wordt. Spreek een tijdstip<br />
af waarop iedereen zijn figuur heeft afgewerkt en vul<br />
het huis daarmee op.
Tijdens het lezen<br />
a. Luisteren<br />
Lees het verhaal een eerste keer voor zonder de prenten<br />
te tonen, behalve de eindprent waarrond de kinderen al<br />
werkten. Het verhaal biedt genoeg verrassende wendingen<br />
om hun aandacht gevangen te houden. Zorg er toch voor<br />
dat de betrokkenheid van iedereen bewaard blijft. Meer<br />
suggesties over voorlezen vind je in het boek Voorlezen kan<br />
iedereen (Davidsfonds, Biblion, Stichting Lezen, 2005), een<br />
uitgave in het kader van de Voorleesweek.<br />
b. Kijken<br />
Maak van elke prent een kopie. Verdeel de klas in groepjes<br />
en geef elke groep één prent. Laat de kinderen in hun<br />
groepje overleggen wat ze op de prent zien.<br />
Lees het verhaal voor de tweede keer. Telkens als een groep<br />
meent de passende tekening te herkennen, hangen ze die<br />
vooraan op. Op deze manier stel je het verhaal klassikaal<br />
weer samen. Achteraf kun je met behulp van het echte<br />
boek nog eens nakijken of alles wel klopt.<br />
Na het lezen<br />
a. Kamishibai<br />
Kamishibai is een traditionele Japanse vertelvorm. Een<br />
verteller maakt gebruik van een minuscuul theatertje<br />
waarin hij prenten te voorschijn schuift om het verhaal te<br />
illustreren. Meer info bij Art Basics For Children (ABC).<br />
Zie www.abc-web.be, en volg de link Kamishibai.<br />
b. Helden op sokken<br />
Leg een link met Helden op sokken (Querido, 1998) van<br />
Annie Makkink en Marit Törnqvist (ill.). Het meisje uit dit<br />
boek heeft tien broers.<br />
Een naam die hadden ze niet.<br />
Alleen een nummer.<br />
De oudste was Tien.<br />
De jongste was Eén.<br />
En de rest ging gewoon op het rijtje af.<br />
(p. 4)<br />
Als de broers in het bos zijn,<br />
op de hei of in het veld,<br />
dan begint het avontuur.<br />
Dan houden ze wedstrijden.<br />
Wie het hardste kan lopen.<br />
Wie het verste kan springen.<br />
Wie het sterkste is.<br />
Meestal wint Tien, want hij is de oudste.<br />
Maar niet altijd, want:<br />
Negen kan het hoogste springen.<br />
Acht kan het hardste lopen.<br />
Zeven springt over de breedste sloot.<br />
Zes klimt in de hoogste boom.<br />
Vijf kan het verste spugen.<br />
Vier heeft het meeste praatjes.<br />
Drie kan op zijn handen staan.<br />
Twee kan op zijn vingers fluiten.<br />
Eén kan kopjeduikelen. Achterover.<br />
(p. 10-11)<br />
De broers hebben geen naam, wel een nummer, net als de<br />
kinderen uit Engeltjes op zondag...<br />
De kinderen nemen hun silhouet van de eerste opdracht<br />
weer terug en zoeken een passende eigenschap.<br />
Gezien alle broers en zussen deel uitmaken van twee<br />
voetbalteams, mogen de kinderen alle figuren nu over<br />
twee teams verdelen, waarbij ze zich baseren op de toegekende<br />
eigenschappen. De zandtafel kan dienst doen<br />
als voetbalveld. Daarin worden de beide voetbalploegen<br />
opgesteld. Voetballiefhebbers zorgen ervoor dat er bij de<br />
opstelling rekening gehouden wordt met de regels van<br />
het spel en met de nodige eigenschappen en talenten van<br />
de spelers zodat er twee evenwichtige en evenwaardige<br />
teams ontstaan. Dit zal veel onderhandelen en diplomatie<br />
vereisen, dus hou een oogje in het zeil!<br />
Tijd<br />
Ik hoor<br />
een opaatje lopen op straat<br />
met een stok -<br />
tok tok tok tok.<br />
Hij tikt als een klok.<br />
Ik hoor het al dagen,<br />
dus hier zijn mijn vragen:<br />
Telt hij de tijd<br />
die iemand hem gaf?<br />
Of tikt hij als een wekker<br />
en loopt hij nu<br />
af?<br />
(p. 32)<br />
9
10<br />
Met opa op de fiets<br />
Stefan Boonen, Marja Meijer (ill.)<br />
Clavis, 2004.<br />
Principe 1: Wie woorden zaait<br />
Principe 3: Bib en school gaan boek in hand<br />
Principe 6: De taalspeeltuin<br />
Eindtermen<br />
De leerlingen ontwikkelen bij het realiseren van de eindtermen<br />
voor spreken, luisteren, lezen en schrijven de<br />
volgende attitudes: plezier in luisteren, spreken, lezen en<br />
schrijven (Nederlands - Schrijven 4.8)<br />
De leerlingen kunnen de informatie op een persoonlijke en<br />
overzichtelijke wijze ordenen bij een voor hen bestemde<br />
instructie voor een buitenschoolse situatie. (Nederlands -<br />
Luisteren 1.6)<br />
De leerlingen ontwikkelen bij het realiseren van de eindtermen<br />
voor spreken, luisteren, lezen en schrijven de<br />
volgende attitudes: plezier in luisteren, spreken, lezen<br />
en schrijven; bereidheid tot nadenken over het eigen<br />
luistergedrag, spreekgedrag, leesgedrag en schrijfgedrag.<br />
(Nederlands - Vaardigheden)<br />
De leerlingen kunnen tactiele, visuele impressies,<br />
ervaringen, gevoelens en fantasieën op een beeldende<br />
manier weergeven (Muzische vorming - Beeld 1.6)<br />
De leerlingen kunnen met een zelf gekozen voorbeeld<br />
het nut en het belang aangeven van een collectieve<br />
voor ziening, waarvoor de overheid zorg draagt. (Wereldoriëntatie<br />
- Maatschappij 4.3)<br />
Over de auteur<br />
Stefan Boonen (1966) studeerde in de middelbare school<br />
eerst schrijnwerkerij en daarna Bijzondere Jeugdzorg.<br />
Na zijn burgerdienst trok hij naar Leuven, waar hij zijn<br />
opleiding in de praktijk omzette. Hij engageerde zich ook<br />
in de culturele sector: hij werd voorzitter van Artforum,<br />
een vereniging die kunsteducatie en artistieke projecten<br />
organiseert, en één van de bezielers van het literaire tijdschrift<br />
Zulma.<br />
Sinds 1999 is Stefan Boonen voltijds schrijver. Zijn eerste<br />
boek verscheen in 2000. Hoor je me!<br />
luidt de titel van dit<br />
voorleesboek over geluid en stilte. Zijn werk is moeilijk<br />
onder één noemer te vatten: soms is het spannend en grappig,<br />
soms bruist het van woorden en soms probeert het<br />
met zo weinig mogelijk woorden zo veel mogelijk dingen<br />
te vertellen. Inspiratie put de schrijver uit zijn dagelijkse<br />
omgang met kinderen en uit zijn voorbije werkervaring.<br />
In zijn schaarse vrije momenten waagt Stefan Boonen zich<br />
ook aan scenarioschrijven en work shops. (Villakakelbont.be)<br />
Over de illustrator<br />
Marja Meijer werd in 1966 geboren in Musselkanaal,<br />
Groningen. Nu woont ze in Velp. Ze studeerde illustratieve<br />
vormgeving aan de kunstacademie in Kampen. Sinds 1989<br />
werkt Marja als freelance illustrator voor verschillende<br />
uitgeverijen. Ze illustreert schoolboeken, jeugdboeken en<br />
prentenboeken. (Clavis.be)<br />
Over het boek<br />
Opa vertrekt voor een fietstochtje en neemt de kleine Isa<br />
mee. Maar Gitte wil ook mee, die mag achterop. Onderweg<br />
kijken ze naar de verrassende wolkenbeelden. Wat verder<br />
klauteren Pelle en Bram uit de beek, zij willen ook mee.<br />
Pelle mag op het stuur en Bram op het puntje van opa’s<br />
zadel, want opa kan geen nee zeggen. Emma verveelt zich<br />
en wil ook mee, zij mag vlak achter opa’s zadel zitten. Opa<br />
krijgt het steeds moeilijker om te fietsen met zoveel kinderen<br />
op zijn fiets, maar vol goede moed roept hij vrolijk<br />
“Hupsalakee!” en zo rijden ze verder tot zijn achterband<br />
het begeeft. Terugwandelen kan opa niet meer, hij is zo<br />
moe. De kinderen zorgen voor de oplossing: ze halen een<br />
kar en leggen daar de fiets en opa in. Samen trekken ze de<br />
kar naar huis, waar ze van oma een ijsje krijgen. En opa?<br />
Die doet een dutje, want hij is een beetje moe!<br />
Aan de slag<br />
Voor het lezen<br />
Een opa mental map.<br />
Mental mapping<br />
verwijst naar het in kaart brengen van<br />
ieders omgevingsperceptie, het beeld dat iemand heeft van<br />
plaatsen en gebeurtenissen. Door onze eigen denkkaders<br />
te visualiseren krijgen we een beter inzicht in onze eigen<br />
ideeën en visies; het helpt ons om keuzes te maken en beslissingen<br />
te nemen. Op het net zijn interessante websites<br />
te vinden over deze visie en mogelijke toepassingen.
Hoe maak je een mental map?<br />
Laat de kinderen een lijn tekenen. Op de lijn zetten ze<br />
drie - meer of minder kan ook - verticale streepjes. Bij elk<br />
streepje komt een activiteit die ze met opa gedaan hebben.<br />
Wil je de lijn nog uitdiepen, dan kun je de verticale<br />
strepen langer maken. Op de lijnen die zich boven de<br />
horizontale lijn bevinden, vermelden ze alle positieve<br />
herinneringen die ze bij die activiteit hebben, op het deel<br />
onder de lijn komen de minder prettige herinneringen.<br />
Plan deze activiteit stapsgewijs en klassikaal.<br />
— trakeren — lang opblijven — zelf zaaien<br />
— fietsen — voorlezen — tuinieren<br />
— traag — altijd hetzelfde — onkruid wieden<br />
Tijdens het lezen<br />
Zoek een gezellige plek en verzamel alle kinderen om je<br />
heen. Dit boek is zo toegankelijk dat het vlot en zonder<br />
voorbereiding voor de hele groep voorgelezen kan worden.<br />
Ook de prenten zijn eenvoudig en vragen om weinig<br />
uitleg. Dit is een verhaal waarin alle kinderen zich thuis<br />
zullen voelen.<br />
Na het lezen<br />
a. Gesprek over opa’s<br />
- Lijkt de opa uit het verhaal op jouw opa?<br />
- Gaat hij ook met jou fietsen?<br />
- Doet hij ook zulke gekke dingen?<br />
- Ziet hij er uit als jouw opa?<br />
- Is een opa oud of kan hij ook jong zijn?<br />
b.Wolkenwerelden<br />
Link met<br />
Wolkenland. John Burningham. Van Holkema &<br />
Warendorf, 1996.<br />
Anna in de wolken. Kitty Crowther. Querido, 1997.<br />
Wolkenformaties bekijken is een fascinerende bezigheid,<br />
het laat kinderen én volwassenen toe ongebreideld te<br />
fantaseren. Kies een mooie, bewolkte dag en trek met<br />
de kinderen naar buiten. Zoek een comfortabele plek en<br />
ga met z’n allen liggen: het spel kan nu beginnen. Wie<br />
iets ziet, laat het de anderen gewoon weten. De kinderen<br />
zullen elkaar moeiteloos aanvullen en de formaties<br />
veranderen snel genoeg om iedereen de kans te geven<br />
iets te zien of te herkennen. Het spel hoeft niet te lang te<br />
duren, maar laat de intensiteit goed opbouwen en hou je<br />
vooral ook zelf niet in!<br />
Deze fantasiestimulerende oefening helpt waarschijnlijk<br />
om in de sfeer van één van bovenstaande prentenboeken te<br />
komen. In beide verhalen komen kinderen in een wolkenwereld<br />
terecht. Blijkbaar wonen daar wezens en heersen er<br />
regels zoals in alle werelden. Laat de kinderen nu over een<br />
eigen wolkenwereld fantaseren.<br />
- Welke wezens wonen er?<br />
- Hoe zien ze er uit?<br />
- Wat doen ze zoal?<br />
- Hebben ze speciale eigenschappen?<br />
- Zijn er gebouwen in de wolkenwereld, vormen ze steden?<br />
- Hoe ziet het er daar uit?<br />
- Heeft de wolkenwereld een naam? En de bewoners?<br />
Geef de kinderen allemaal een blad papier van hetzelfde<br />
formaat. Laat hen met wasco of een ander medium dat<br />
snel en fel werkt, een platte, fictieve wolkenwereld creëren.<br />
Met wattenpropjes maak je wolkenformaties. Plak die op<br />
een ijzerdraad die zo gebogen is dat er boven- en onderaan<br />
een voetje ontstaat. De onderste voetjes plak je her en der<br />
op het blad. Je kunt op de wolken nog de bewoners laten<br />
zitten, al dan niet getekend of driedimensionaal. Vorm nu<br />
één groot wolkentapijt door alle bladen bijeen te schikken.<br />
Laat de kinderen hierover meebeslissen en houd vooral<br />
rekening met de argumentatie waarom bepaalde werelden<br />
naast elkaar horen, of juist niet!<br />
c. Fietstocht organiseren met opa’s<br />
Laat de opa’s eerder in de week al eens met hun fietsen<br />
naar school komen. Ook de kinderen brengen hun fietsen<br />
mee. Bespreek vooraf hoe ze de fietsen kunnen versieren<br />
zodat het tochtje een kleurrijke, opvallende en veilige stoet<br />
wordt. Verzamel het nodige materiaal en organiseer eerst<br />
een namiddag waarop er aan de fietsen geknutseld wordt.<br />
Wanneer alles naar wens versierd is, kan de tocht beginnen.<br />
Hulp van de plaatselijke politie is altijd aangewezen<br />
bij zulke initiatieven.<br />
d. Opa is een held<br />
Link met<br />
Met opa op expeditie. Per Olov Enquist. De Fontein, 2004.<br />
11
12<br />
De opa in dit verhaal is duidelijk uit ander hout gesneden<br />
dan de fietsende opa uit het prentenboek. Hij neemt zijn<br />
kleinkinderen mee op expeditie in het Hoge Noorden,<br />
naar de top van een gevaarlijke berg. Zijn er in de klas<br />
grootvaders die ook heldenbloed hebben? Willen ze daarover<br />
in de klas komen vertellen? Misschien willen ze wel<br />
uit dit boek komen voorlezen en er dan hun eigen sterke<br />
verhaal aan vastkoppelen…<br />
e. Opa’s in boeken<br />
Opa’s en oma’s nemen in het leven van eersteklassers<br />
vaak nog een belangrijke plaats in. Ook in tal van verhalen<br />
vormen zij het personage waarrond de belevenissen zich<br />
afspelen. Vraag de kinderen om tegen een bepaald tijdstip<br />
een boek mee te brengen waarin een opa de hoofdrol<br />
speelt. Dit boek stellen ze voor in de leeskring. Een mogelijk<br />
alternatief is een boek dat ze van opa kregen of dat door<br />
opa werd/wordt voorgelezen. Deze opa-binding is ook toegestaan<br />
en kun je ook voorstellen in de leeskring.<br />
Herfst<br />
O, wat ruikt de herfst fijn,<br />
naar appelhaar<br />
en rimpeltjes,<br />
naar oude zonneschijn.<br />
Naar oma ruikt de herfst<br />
en een beetje ook naar mij.<br />
Want ik zit op haar schoot<br />
en de zomer is voorbij.<br />
De zomer,<br />
dat was buiten,<br />
maar dat is niet meer wat ik wil.<br />
De herfst ruikt naar binnen,<br />
naar ons,<br />
naar nu,<br />
naar stil.<br />
(p. 22)<br />
Een bezoek aan de bibliotheek biedt inspiratie voor wie<br />
thuis niet meteen een leescultuur heeft. Bereid je bezoek<br />
in de klas voor. Maak kinderen attent op het verschil tussen<br />
prentenboeken, boeken voor eerste lezers, dikkere verhalen,<br />
verhalenbundels en ook poëzie. In de bibliotheek laat je je<br />
helpen door bibliothecarissen die je wegwijs maken in al<br />
die verschillende boeken. Eerste klassers kunnen nog niet<br />
alle titels lezen en zullen zich laten leiden door de illustraties<br />
of zich laten helpen door deskundigen uit het huis.<br />
Het is daarom wellicht handig als je vooraf in de bibliotheek<br />
samen afspraken maakt, zodat de bezoekers wegwijs<br />
raken. Stel met de betrokken bibliotheekmede werkers een<br />
collectie samen die de klas op het einde van het bezoek kan<br />
lenen. De keuzelijsten bieden alvast heel wat informatie.<br />
Zo kun je nadien in de klas gewoon verderkijken en -lezen<br />
in de geleende boeken.
Lien mag naar oma<br />
Karel Verleyen, Erika Cotteleer (ill.)<br />
Davidsfonds/Infodok, 2001.<br />
Principe 5: Voor elk kind is er wat te lezen<br />
Principe 3: Bib en school gaan boek in hand<br />
Principe 6: De taalspeeltuin<br />
Eindtermen<br />
De leerlingen kunnen de informatie ordenen die voorkomt<br />
in: voor hen bestemde verhalen, kinderromans, dialogen,<br />
gedichten, kindertijdschriften en jeugdencyclopedie.<br />
(Nederlands - Lezen 3.5)<br />
De leerlingen kunnen de informatie op een persoonlijke<br />
en overzichtelijke wijze ordenen bij een voor hen bestemde<br />
instructie voor een buitenschoolse situatie. (Nederlands -<br />
Luisteren 1.6)<br />
De leerlingen kunnen geconcentreerd luisteren naar een<br />
gesproken tekst (verteld of voorgelezen) en die mondeling,<br />
schriftelijk, beeldend of dramatisch weergeven.<br />
(Muzische vorming - Drama 3.3)<br />
De leerlingen kunnen ervaringen, gevoelens, ideeën,<br />
fantasieën… uiten in spel. (Muzische vorming - Drama 3.5)<br />
De leerlingen kunnen tactiele, visuele impressies,<br />
ervaringen, gevoelens en fantasieën op een beeldende<br />
manier weergeven. (Muzische vorming - Beeld 1.6)<br />
De leerlingen ontwikkelen bij het realiseren van de<br />
eindtermen voor spreken, luisteren, lezen en schrijven<br />
de volgende attitudes; plezier in luisteren, spreken, lezen<br />
en schrijven; bereidheid tot nadenken over het eigen<br />
luistergedrag, spreekgedrag, leesgedrag en schrijfgedrag.<br />
(Nederlands - Vaardigheden)<br />
De leerlingen kunnen een te volgen weg tussen twee<br />
plaatsen in de eigen gemeente of stad beschrijven.<br />
(Wereldoriëntatie - Ruimte 6.1)<br />
Over de auteur<br />
Karel Verleyen (1938, Mechelen) is de oudste zoon van<br />
de Vlaamse kinderboekenschrijver Cyriel Verleyen.<br />
Hij zag zijn vader aan het werk en wilde absoluut geen<br />
schrijver worden. Hij studeerde rechten en haalde het<br />
leraarsdiploma. Vervolgens kwam hij voor de klas te staan.<br />
Een verhaal dat hij in de klas vertelde werd uitgegeven<br />
en zo werd hij dan toch schrijver. Toch was hij eerst<br />
nog verkoopmanager, maar na een poosje keerde hij<br />
terug voor de klas. Daarnaast was hij van 1973 tot 1985<br />
hoofdredacteur van het tienerblad Top. Hij was ook<br />
adjunct-redacteur van een aantal andere tijdschriften en<br />
hij vertaalde boeken. Sinds 1997 is hij voltijds schrijver.<br />
Nog steeds vindt hij schrijven bijzonder inspannend. Karel<br />
Verleyen is vader en grootvader en woont met zijn vrouw<br />
in Kruishoutem. (Karelverleyen.com)<br />
Over de illustrator<br />
Als kleuter was Erika Cotteleer (Kapellen, 1972) al gek<br />
op schilderen. Veel later bleek grafische vormgeving en<br />
reclame de juiste studiekeuze. In 1995 behaalde ze de<br />
Meestergraad aan de Koninklijke Academie voor Schone<br />
Kunsten in Antwerpen. Ondertussen wist ze het heel<br />
zeker: ze wou boeken illustreren. Nog datzelfde jaar begon<br />
ze eraan. Ze studeerde verder aan het Hoger Instituut<br />
voor Schone Kunsten Vlaanderen. Nu verdeelt ze haar tijd<br />
tussen het illustratiewerk en een baan als monitrice in het<br />
jeugdatelier van Kapellen. De vrije uurtjes reserveert ze<br />
voor haar lievelingsmensen en -dieren. (Davidsfonds.be)<br />
Over het boek<br />
Lien is dolblij. Ze mag naar oma. Bij oma eet ze altijd<br />
heerlijke ‘taratata’. Tante Jo zal haar brengen met de bus<br />
want mama en papa moeten werken. Lien zit al. De deur<br />
klapt dicht. De bus rijdt weg en tante Jo staat nog buiten te<br />
zoenen met haar vriend! Lien wil haar roepen, maar het is<br />
te laat... Bij de witte toren stapt Lien uit, ze weet dat daar<br />
oma’s straat is. Ze loopt een straat in, en nog één. Lien<br />
wordt bang: waar is het huis van oma? Lien keek zo uit<br />
naar dit namiddagje. Hoe loopt het af?<br />
Aan de slag<br />
Voor het lezen<br />
a. De weg naar oma<br />
Vraag de kinderen om aan één van hun oma’s te denken.<br />
- Kunnen ze zich inbeelden waar oma woont?<br />
- Hoe zouden ze vanuit school daar geraken?<br />
- Weten ze het adres?<br />
- Kennen ze de weg?<br />
13
14<br />
- Kunnen ze er zelfstandig geraken?<br />
Deze vragen zetten het denkproces op gang dat nodig is<br />
voor de volgende activiteit.<br />
Geef de kinderen een groot tekenblad, dikke stiften of<br />
wasco’s. Laat ze zelf de richting bepalen waarin ze hun<br />
blad leggen. Als ze eenmaal gekozen hebben, houden ze<br />
zich hier wel aan. Aan het ene uiteinde tekenen ze hun<br />
eigen huis, aan het andere uiteinde komt het huis van<br />
oma. Tussen de twee huizen in wordt de reisweg getekend.<br />
Het speelt geen rol of dit de echte weg is, als het maar voor<br />
het kind duidelijk en aanvaardbaar is.<br />
Volgende elementen kunnen helpen om hun reisweg<br />
visueel voor te stellen:<br />
- Gaan ze met het openbaar vervoer, met de wagen, per<br />
fiets, te voet?<br />
- Duurt het lang, is het dus ver?<br />
- Wat zien ze onderweg? Welke gebouwen komen ze tegen?<br />
- Zijn er grote pleinen, parken, velden, bossen, weiden,<br />
water... te zien?<br />
- Is het druk onderweg? Is het overal even druk of zijn er<br />
ook rustige stukken?<br />
- Zijn er erg mooie plekken?<br />
- Zijn er plekken die gevaarlijk zijn?<br />
In kleine groepjes vertellen ze de getekende reisweg aan<br />
elkaar.<br />
Tijdens het lezen<br />
Koppel de tekeningen van de kinderen aan het verhaal.<br />
Lien reist naar oma, maar omdat tante Jo niet op haar let<br />
moet ze de reis helemaal alleen maken. Lees het eerste<br />
deel zelf voor en controleer in welke mate de kinderen<br />
vertrouwd zijn met de personages en de situatie.<br />
a. Improviseren<br />
Lien stapt uit de bus. Wat nu? Wat moet ze doen om<br />
de weg naar oma zo snel mogelijk te vinden? Verdeel<br />
de klas in twee groepen. De ene groep speelt Lien, de<br />
andere groep bestaat uit personages die door Lien worden<br />
aangeklampt. De kinderen vormen duo’s en spelen<br />
gelijktijdig.<br />
- Wat zegt, vraagt Lien?<br />
- Wat antwoordt, doet het andere personage?<br />
Je kunt de rollen tussendoor omkeren, je kunt ook van<br />
partner wisselen.<br />
Laat de duo’s die dat willen hun oplossing aan de anderen<br />
voorstellen.<br />
Maak ook gebruik van de illustraties zonder tekst om een<br />
vervolg of een confrontatie te spelen.<br />
- De man die Lien ontmoet<br />
- De hond die haar tegen de grond drukt<br />
- De dame die te hulp schiet<br />
- …<br />
b. Zelf lezen<br />
Het verhaal werd geschreven in AVI 3. Dat betekent dat<br />
het zuiver technisch voor sommige kinderen nog moeilijk<br />
zelfstandig te lezen zal zijn. Differentieer in dit geval.<br />
Verdeel de tekst in fragmenten. Sterke lezers lezen hun<br />
deel zelfstandig. Zwakkere lezers lezen onder begeleiding.<br />
Help met moeilijkere woorden en besteed aandacht aan het<br />
begrijpen van de inhoud van wat gelezen werd. Vergelijk,<br />
nadat iedereen de inhoud van het verhaal kent, de afloop<br />
van het verhaal met de suggesties die spelend werden<br />
bedacht.<br />
Ook nu kun je weer met de kinderen naar de bibliotheek<br />
trekken, eventueel in combinatie met het boek Met opa op<br />
de fiets. Geef de kinderen de kans om in de bibliotheek een<br />
keuze te maken uit boeken met teksten die ze zelfstandig<br />
kunnen lezen. Toon hen het aanbod voor eerste lezers.<br />
Houd er rekening mee dat AVI-aanduidingen slechts een<br />
beeld geven van de technische moeilijkheidsgraad van een<br />
boek. De aanduiding biedt hulp aan wie omwille van de<br />
leestechniek niet om het even welk boek zelfstandig kan<br />
lezen. Laat deze aanduiding echter geen beperking vormen<br />
in de begeleiding van kinderen op zoek naar aantrekkelijk<br />
leesmateriaal.<br />
Vraag de kinderen een boek te kiezen dat boeit. Volgende<br />
aandachtspunten kunnen helpen:<br />
- Wat is er te zien op de kaft?<br />
- Herken je namen?<br />
- Spreekt de illustratie aan?<br />
- Waarover zou dit boek kunnen gaan?<br />
- Lijkt je dat boeiend?<br />
- Wat lees je op de achterflap<br />
- Komt dat overeen met wat je dacht?<br />
- Hoe ziet het boek er vanbinnen uit?<br />
- Is het een dik of een dun boek?<br />
- Zijn het grote of kleine letters?
- Staat er veel tekst op een blad?<br />
- Hoe zien de tekeningen er uit? Druk? Gekleurd? Mooi?<br />
- Staan er op één blad al heel veel woorden die je niet<br />
begrijpt of kunt lezen?<br />
Geef de kinderen de kans om een tijdje in hun boek te<br />
lezen en zo de aanzet van het verhaal te proeven. Spreek<br />
vooraf af met de bibliothecaris dat de kinderen het gekozen<br />
boek kunnen ontlenen. Ze nemen het mee naar school.<br />
Daar wordt het voorgesteld in de leeskring en kan het<br />
nadien door klasgenoten geleend worden. Zoals bij het<br />
boek Met opa op de fiets kan ook hier gebruik gemaakt<br />
worden van een oma-collectie.<br />
Na het lezen<br />
a. Het huis van oma<br />
Laat de kinderen op een groot tekenblad werken. Geef hen<br />
deze keer alleen zwarte stiften. Ze tekenen het huis, de<br />
boerderij, de flat, de caravan... waar oma woont. De kinderen<br />
gaan zelf bepalen welke plekken in oma’s huis belangrijk<br />
voor hen zijn. Die werken ze in detail uit. Nu pas komen<br />
er kleuren, details en woorden bij. De kleuren kunnen een<br />
gevoel suggereren, de woorden hebben te maken met waarneembare<br />
dingen en activiteiten, de details leggen accenten.<br />
Houd er rekening mee dat er in bepaalde kamers nog veel<br />
bijkomt, dus maak de kinderen erop attent om niet te klein<br />
te werken. Volgende vragen kunnen op weg helpen:<br />
- Woont oma alleen?<br />
- Heeft oma een huisdier?<br />
- Hoeveel kamers zijn er?<br />
- Wat is de leukste kamer en waarom?<br />
- Is er speelgoed bij oma?<br />
- Mag je overal komen en aankomen?<br />
- Wat doen ze bij oma?<br />
- Zijn er speciale dingen bij oma die er thuis niet zijn? Een<br />
zwembad, een zolder, een tuin, een werkkamer?<br />
Weg<br />
Is het naar mij<br />
net zo ver als naar jou?<br />
Voel jij als het koud is<br />
dezelfde kou?<br />
Voel jij als het warm is<br />
dezelfde hitte?<br />
Zie je dezelfde<br />
opaatjes zitten?<br />
Staat de zon<br />
aan dezelfde hemel<br />
te schijnen?<br />
Is mijn straat de jouwe<br />
en jouw straat de mijne?<br />
Is de weg<br />
net zo recht dus<br />
en echt dus en vrij?<br />
Waarom kom ik dan hier?<br />
En jij nooit eens<br />
bij mij?<br />
(p. 60)<br />
15<br />
b. Koken met oma<br />
Lien eet bij oma altijd ‘taratata’. Hebben de kinderen ook<br />
zo’n lievelingskostje dat alleen hun oma kan klaarmaken?<br />
Vraag hen om oma het recept van dat gerecht te laten<br />
opschrijven en breng het mee naar school. De kinderen<br />
maken zelf een passende illustratie bij het recept. Al deze<br />
blaadjes worden gebundeld tot een Oma-kookboek. Nodig<br />
de oma’s uit op een kookactiviteit en laat hen met kleine<br />
groepjes één van de beschreven recepten uitwerken.
<strong>Mijn</strong> papa is voor niemand bang,<br />
of toch?<br />
Rafik Schami, Ole Könnecke (ill.), Litera bvba (vert.)<br />
Lannoo, 2003.<br />
Principe 1: Wie woorden zaait<br />
verhaal vertelt Schami over een veertienjarige bakkerszoon<br />
die journalist wil worden, maar de bakkerij van zijn vader<br />
moet overnemen. In Amerika werd het boek onderscheiden<br />
met de Mildred L. Batchelder Award. Voor Fatima en<br />
de dromendief<br />
ontving hij in 1997 een Vlag en Wimpel van<br />
de Griffeljury. (Leesplein.nl)<br />
16<br />
Eindtermen<br />
De leerlingen kunnen de informatie ordenen die voorkomt<br />
in: voor hen bestemde verhalen, kinderromans, dialogen,<br />
gedichten, kindertijdschriften en jeugdencyclopedie.<br />
(Nederlands - Lezen 3.5)<br />
De leerlingen kunnen geconcentreerd luisteren naar een<br />
gesproken tekst (verteld of voorgelezen) en die mondeling,<br />
schriftelijk, beeldend of dramatisch weergeven. (Muzische<br />
vorming - Drama 3.3)<br />
De leerlingen kunnen genieten van een gevarieerd aanbod<br />
van voor hen bestemde culturele activiteiten. (Muzische<br />
vorming - Drama 3.1)<br />
De leerlingen kunnen in concrete situaties verschillende<br />
manieren van omgaan met elkaar herkennen, erover<br />
praten en aangeven dat deze op elkaar inspelen. (Wereldoriëntatie<br />
- Attitudes ik en de ander 3.4)<br />
De leerlingen kunnen aspecten van het dagelijks leven in<br />
een land van een ander cultuurgebied vergelijken met het<br />
eigen leven. (Wereldoriëntatie - Ruimtelijke ordening/<br />
bepaaldheid 6.9)<br />
Over de auteur<br />
Rafik Schami (1946) is geboren in Damascus, Syrië.<br />
Hij was onder meer uitgever en medewerker van een<br />
muurkrant. In 1971 vestigde hij zich in Duitsland. Hij<br />
studeerde scheikunde en werkte een aantal jaren als<br />
chemicus in de industrie. Vanaf 1965 schrijft hij sprookjes,<br />
gebaseerd op traditionele Oosterse vertellingen. Hij is een<br />
echte verteller die het liefst in direct contact staat met zijn<br />
publiek. Sinds 1982 is hij voltijds schrijver.<br />
Zijn werk werd in Duitsland en in andere landen verschillende<br />
keren bekroond. In 1989 kreeg hij in Nederland<br />
voor Een handvol sterren de Jenny-Smelik/Ibby-prijs, de<br />
prijs voor auteurs die zich speciaal richten op kinderen<br />
uit minderheidsgroepen. In dit autobiografisch getinte<br />
Over de illustrator<br />
Geen informatie beschikbaar.<br />
Over het boek<br />
Papa is groot, sterk, slim, geduldig, grappig en dapper.<br />
Sinds mama er niet meer is, doet hij alles voor zijn<br />
dochter. Bovendien kan hij toveren! Maar papa is bang<br />
voor vreemdelingen. Vooral voor zwarten. Hij vindt ze<br />
akelig, vies, luidruchtig, ze zijn met te veel en spreken<br />
talen die je niet begrijpt. De beste vriendin van zijn dochter<br />
heet Banja en komt uit Tanzania. Op een dag wordt<br />
het meisje als enige van de klas uitgenodigd op Banja’s<br />
verjaardagsfeestje. Ze belooft als verrassing haar vader mee<br />
te brengen die zal toveren. Thuis vertelt Banja haar moeder<br />
dat de vader van haar vriendinnetje een ongelooflijk grote<br />
en sterke man is die bovendien de beste tovenaar van het<br />
land is. Wanneer de moeder van Banja dit aan de vader<br />
van Banja vertelt, dikt ze de krachten van die ongelofelijke<br />
vader nog meer aan. Ondertussen slooft het meisje zich<br />
thuis uit om haar vader mee te krijgen naar het feestje. Ze<br />
vertelt er niet bij dat Banja zwart is. De familie van Banja<br />
heeft zich voorbereid om een zeer belangrijk en groot man<br />
op gepaste wijze te onthalen in hun kleine appartementje.<br />
Wanneer het meisje en haar vader binnenkomen staat een<br />
feestelijke stoet hen op te wachten!<br />
Aan de slag<br />
Voor het lezen<br />
a. Zoek het verschil<br />
Verdeel de klas in groepjes en zorg ervoor dat elk groepje<br />
de kaft van het boek kan bekijken. Vraag de kinderen<br />
om de figuren te observeren. Wie zien ze? Wat zien ze?<br />
Elke groep krijgt de opdracht de mannen en kinderen<br />
te vergelijken. Ze zoek minstens drie verschillende en<br />
drie gelijke punten. Die noteren ze onder vorm van korte<br />
staakwoorden. Bijvoorbeeld:
Gelijk<br />
Niet gelijk<br />
Groene trui<br />
Huidskleur<br />
Mand<br />
Uiterlijk meisjes<br />
Zwarte broek<br />
Kleur haar<br />
Wit hemd<br />
Bruine schoenen<br />
Groenten<br />
Krant<br />
Klein meisje<br />
Brood<br />
Dit wordt aan de hele groep voorgelegd en besproken.<br />
Wie zijn volgens de kinderen de hoofdpersonages in dit<br />
verhaal? Wat zal er in het verhaal gebeuren? Waaruit<br />
kunnen ze dat afleiden?<br />
b. Wie is mijn papa?<br />
De introductie op dit verhaal is belangrijk omdat het een<br />
verhaal is dat vanuit een ik-perspectief verteld wordt. Toon<br />
de kinderen het meisje op de eerste pagina en vraag hen of<br />
ze nog weten bij welke papa ze hoort. Zeg hen dat zij het is<br />
die het verhaal vertelt.<br />
Op de drie volgende bladzijden worden de eigenschappen<br />
van papa toegelicht. De illustraties hiervan zijn zeer<br />
duidelijk. Een kopie, transparanten of gescande beelden<br />
maken het mogelijk dat iedereen goed betrokken kan meewerken.<br />
Vraag de kinderen om de eigenschappen van papa<br />
op te sommen aan de hand van wat ze zien. De tekst is<br />
hier ondergeschikt aan de illustraties. Ze moeten dus hun<br />
informatie echt wel uit de beelden halen! Nu pas komt de<br />
titel van het boek aan bod. Naast al papa’s kwaliteiten is hij<br />
ook nog bang! Voor wie of waarvoor wordt in het verhaal<br />
zelf onthuld.<br />
Tijdens het lezen<br />
Lees het boek voor zodat de kinderen de illustraties goed<br />
kunnen volgen, ze zijn in dit verhaal niet los te koppelen<br />
van de tekst. Tevens vraagt het thema van het boek om op<br />
een erg interactieve manier in de klas te worden gebracht.<br />
- Wijs hen bijvoorbeeld op de subtiele humor van de<br />
prenten: “Ze zijn zo vuil”, maar de man is aan het vegen,<br />
“ze zijn zo ruw”, maar je ziet een balletaffiche...<br />
- “Natuurlijk heb ik Banja niet gezegd dat mijn papa bang<br />
is voor zwarten.” Wat zou er kunnen gebeuren indien het<br />
meisje dat wel vertelt?<br />
- Het meisje doet allemaal lieve dingen voor haar papa.<br />
Welke trucjes hebben de kinderen om hun papa van iets te<br />
overtuigen of voor zich te winnen?<br />
- Banja’s moeder overdreef een beetje toen ze over papa<br />
vertelde. Bespreek de bijbehorende illustraties.<br />
- De ontvangst bij Banja is heel bijzonder. Hoe zou jij je<br />
voelen indien je zo onthaald zou worden?<br />
- Het komt uiteindelijk allemaal goed. Waardoor komt die<br />
ommekeer?<br />
- Verwijs op het einde opnieuw naar de prent op de kaft en<br />
naar hun vergelijkend lijstje.<br />
Na het lezen<br />
a. Zelf lezen<br />
Geef de kinderen de kans om geregeld op eigen tempo in<br />
het boek te kijken. Als zelfstandig lezen nog te moeilijk<br />
is, bieden de illustraties voldoende ondersteuning om het<br />
verhaal opnieuw te beleven.<br />
b. Ben jij weleens bang?<br />
Onderzoek eerst met de kinderen het fenomeen ‘bang<br />
zijn’:<br />
- Waar zijn ze allemaal bang voor?<br />
- Wat is angst?<br />
- Waar zit angst in je lichaam? Kun je het een plaats<br />
geven?<br />
- Kun je angst verstoppen, niet tonen?<br />
- Is iedereen bang?<br />
- Wat kun je er aan doen?<br />
Zoek met de kinderen naar manieren om hun angsten<br />
concreet weer te geven - tekening, tekst, boetseren... - en<br />
vernietig dan het resultaat: laat met ballonnen wegvliegen,<br />
in de papierversnipperaar laten verdwijnen, verbranden,<br />
verbrijzelen...<br />
Voor kinderen van deze leeftijd zijn angsten nog sterk<br />
gerelateerd aan hun eigen leefwereld en ervaringen. Het<br />
is dus best mogelijk dat het onderzoek alleen de kleine<br />
huis-, tuin- en keukenangsten bovenhaalt. Indien anders,<br />
graaf dan niet te diep en probeer uit de persoonlijke,<br />
anekdotische sfeer te blijven. Houd het gesprek eerder<br />
op een universeel niveau door aan te tonen dat angst iets<br />
is wat bij iedereen leeft, ook bij papa’s. Zie bovenstaand<br />
onderzoek van het ‘fenomeen’.<br />
17
c. <strong>Familie</strong>feesten<br />
Feesten is een leuk thema om in een eerste leerjaar uit te<br />
werken. Het is een thema dat zesjarigen erg aanspreekt.<br />
Kerstmis, sinterklaas, verjaardagen... beleven zij meestal in<br />
familiale kring. Het boek <strong>Mijn</strong> papa is voor niemand bang<br />
illustreert twee verschillende leefwerelden waarin kinderen<br />
opgroeien. Het boek legt vooral het accent op kennismaken<br />
met de cultuur van klasgenoten met een etnische achtergrond,<br />
maar je kunt in een eerste klas ook aandacht<br />
schenken aan de sociale, culturele en levensbeschouwelijke<br />
verschillen van kinderen. Geef kinderen die dat willen<br />
de kans om te vertellen over familiefeesten die ze meemaakten.<br />
Laat hen tekenen, schrijven en vertellen over hun<br />
leefwereld zodat ze niet alleen de verschillen maar vooral<br />
ook de overeenkomsten ontdekken.<br />
18
O V E R DE SAMENSTELLERS<br />
H E D W I G E BUYS combineert haar taak als zorgcoördinator<br />
met “leesbevordering geven” in een lagere school. Voor de<br />
Stichting Lodewijk De Raet werkt ze mee aan cursussen<br />
voor ouders en leerkrachten. Op die manier ziet ze wat er<br />
leeft in scholen die buiten haar dagelijks werkdomein vallen<br />
en kan ze theorie met praktijk combineren. Ze recenseert<br />
kinderboeken in Klapper-Pluizer.<br />
I N G R I D ANTHEUNIS werkt al jaren op de Pedagogische<br />
Begeleidingsdienst (PBD) van Onderwijs Stad Gent. Zij is<br />
de boekenjuf voor alle stedelijke scholen van de stad. Daarnaast<br />
geeft ze ook nascholingen en workshops aan kleuterjuffen<br />
en leerkrachten over werken met kinderboeken en<br />
muzische vorming. Creatief omgaan met taal en beeldend<br />
werken zijn daarbij haar favoriete domeinen. Ze schrijft<br />
ook boekbesprekeingen voor de website van de PBD.<br />
19
COLOFON<br />
Redactie en coördinatie<br />
Gerrit Janssens en Sarah van Tilburg<br />
Vormgeving<br />
Compagnie Paul Verrept<br />
Illustraties<br />
Joke van Leeuwen<br />
ISBN 9077178376<br />
WD D/2005/9654/6<br />
www.jeugdboekenweek.be<br />
20<br />
De <strong>Jeugdboekenweek</strong> is een project van Stichting Lezen.<br />
Stichting Lezen komt tot stand met de steun van het<br />
ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.<br />
Stichting Lezen staat voor het intense plezier van lezen<br />
en wil haar passie met velen delen. Daarom organiseert<br />
Stichting Lezen in samenwerking met belangrijke professionele<br />
partners zoals het boekenvak, bibliotheken, media<br />
en onderwijs de <strong>Jeugdboekenweek</strong>, de Kinder- en Jeugdjury<br />
Vlaanderen, Fahrenheit451, de Voorleesweek en andere grote<br />
en kleine acties voor kinderen, jongeren en volwassenen.<br />
Stichting Lezen lanceert nieuwe campagnes als Boekbaby’s<br />
en Iedereen Leest, coördineert de auteurslezingen, stimuleert<br />
wetenschappelijk onderzoek naar lezen en leesbevordering<br />
en onderhoudt internationale contacten. Als kennis-<br />
en expertisecentrum voor leesbevordering is Stichting<br />
Lezen het eerste aanspreekpunt van de Vlaamse overheid.<br />
www.stichtinglezen.be
<strong>Jeugdboekenweek</strong> <strong>2006</strong> <strong>Mijn</strong> familie · Yo Van Kerckhove en Ine Vandenabeele<br />
<strong>Lestips</strong> voor het tweede en derde leerjaar
woord vooraf<br />
<strong>Mijn</strong> boeken zijn mijn tweede familie. Ze waren er al voor ik er was, hopelijk<br />
bestaan ze nog lang nadat ik er niet meer ben. Maar niet zonder dat ik hen heb<br />
leren kennen, een deel van hen ben geworden. En mijn stempel heb kunnen<br />
achterlaten.<br />
Ik heb familieleden die me troosten, ontroeren, die me kwaad maken, me<br />
verwarren, me de weg wijzen. Er zijn er die me aan het lachen maken, met wie ik<br />
gewoon een goed gesprek kan voeren. Er zijn er stokoude bij, die wijs en geduldig<br />
wachten tot ik klaar voor hen ben. Natuurlijk heb ik ook verre neven en nichten,<br />
die ik alleen op vaste momenten in het jaar zie. En er zijn de heel bijzondere, die<br />
ik in mijn hart heb gesloten, omdat ik zonder hen niet was wie ik nu ben. Ik kan<br />
me mijn leven niet voorstellen zonder hen.<br />
1<br />
Echte boeken in de klas, daar staat <strong>Jeugdboekenweek</strong> <strong>2006</strong> voor. Omdat boeken<br />
onmisbaar zijn in uw school. Boeken als familie, boeken die over familie gaan, het<br />
thema van dit jaar.<br />
We inspireren u graag met deze lestips, ze helpen u met de boeken aan de slag te<br />
gaan. De principes bij elke lestip verwijzen naar de basisbrochure Leesbevordering,<br />
hoe doe je dat? die u bij Stichting Lezen kunt bestellen. In negen stellingen doen<br />
we uit de doeken hoe u leesplezier in de klas en de bibliotheek kunt doorgeven.<br />
Om het verband met uw werk in de klas te versterken, hebben we voor het basisonderwijs,<br />
en dat is ook nieuw, de eindtermen toegevoegd die u met elke lestip<br />
realiseert. Leesbevordering is geen luxe, je doet het niet alleen als je wat tijd over<br />
hebt. Handig, toch? Dat maakt het makkelijker om boeken en leesplezier een<br />
vaste plaats in uw lessenpakket te geven. De eindtermen zijn specifiek voor elke<br />
tip beschreven, maar voor werken met de boeken in de klas gelden hoe dan ook<br />
deze doelstellingen:<br />
- De leerlingen kunnen de informatie ordenen die voorkomt in: voor hen<br />
bestemde verhalen, kinderromans, dialogen, gedichten, kindertijdschriften en<br />
jeugdencyclopedie. (Nederlands - Lezen 3.5)<br />
- De leerlingen ontwikkelen bij het realiseren van de eindtermen voor spreken,<br />
luisteren, lezen en schrijven de volgende attitudes: plezier in luisteren, spreken,<br />
lezen en schrijven. (Nederlands - Schrijven 4.8)
- De leerlingen ontwikkelen bij het realiseren van de eindtermen voor spreken,<br />
luisteren, lezen en schrijven de volgende attitudes: plezier in luisteren, spreken,<br />
lezen en schrijven; bereidheid tot nadenken over het eigen luistergedrag, spreekgedrag,<br />
leesgedrag en schrijfgedrag. (Nederlands - Vaardigheden)<br />
- De leerlingen kunnen genieten van een gevarieerd aanbod van voor hen<br />
bestemde culturele activiteiten. (Muzische vorming - Drama 3.1)<br />
De website waarop u de eindtermen vindt is www.ond.vlaanderen.be/dvo/. Voor<br />
meer info over <strong>Jeugdboekenweek</strong> kunt u terecht op www.jeugdboekenweek.be.<br />
We hopen dat u deze nieuwe familie van boeken een warm welkom geeft. En dat<br />
ze snel een bijzonder plekje krijgen in de tweede thuis van uw leerlingen, de klas.<br />
Namens Stichting Lezen,<br />
Gerrit Janssens<br />
2
Samen met mijn familie<br />
Lees- en lestips voor het tweede en derde leerjaar<br />
Yo Van Kerckhove en Ine Vandenabeele<br />
Lezen is meer dan lezen alleen. Het is je overgeven aan<br />
een boek. Je laten onderdompelen in een verhaal en pas<br />
weer boven water komen wanneer de laatste bladzijde, het<br />
laatste woord gelezen is en het doek valt.<br />
We willen je geen rad voor ogen draaien. Dit is wat lezen<br />
zou kunnen zijn. Niet iedereen ervaart de passie van het<br />
lezen, niet iedereen geeft zich over aan een boek, verslindt<br />
hoofdstukken alsof het pannenkoeken met aardbeien<br />
en slagroom zijn. Niet iedereen krijgt de kans om van<br />
heerlijke verhalen te proeven. Daarom is er <strong>Jeugdboekenweek</strong>.<br />
Het is een onderdompeling, zelfs voor halsstarrige<br />
lees weigeraars en lectuuranalfabeten. Dit is onze oproep<br />
aan alle juffen en meesters die bereid zijn met deze lessuggesties<br />
te werken. Gebruik jullie enthousiasme en laat<br />
anderen ervan genieten.<br />
‘<strong>Familie</strong>’ is een breed thema voor de <strong>Jeugdboekenweek</strong><br />
<strong>2006</strong>. We dachten aan nieuw samengestelde gezinnen,<br />
knotsgekke opa’s en oma’s, adoptie, verlies... Vreugdevolle<br />
en gezellige familieromannetjes, maar ook familie met<br />
hardere kantjes.<br />
Bij het uitkiezen van de boeken, viel het ons op dat de<br />
verhalen over families over het algemeen zwaar zijn. Dit<br />
hield ons niet tegen toch een aantal van die ‘zwaardere’<br />
boeken in onze lijst op te nemen. We kozen bewust voor<br />
een luchtige benadering in onze suggesties. Er is voor<br />
ieder wat wils, ideeën om uit te proberen of bij te schaven,<br />
verder uit te werken of te bewaren voor later… Leesvoer<br />
voor méér dan twee weken <strong>Jeugdboekenweek</strong>. Niets houdt<br />
jullie tegen, de bal ligt nu in jullie kamp, veel plezier!<br />
Verdriet<br />
Michael Rosen, Quentin Blake (ill.)<br />
Hillen, 2005.<br />
Principe 1: Wie woorden zaait<br />
Principe 2: Boekrijk<br />
Principe 4: Leesland is geen eiland<br />
Principe 6: De taalspeeltuin<br />
Principe 7: De boekenbabbel<br />
Principe 8: Leesbevordering, geen tijdverlies<br />
Principe 9: Van lezen ga je doen<br />
Eindtermen<br />
De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = beoordelen)<br />
het gepaste taalregister hanteren als ze op basis van vergelijking,<br />
hetzij met de eigen mening, hetzij met andere<br />
bronnen, in een gesprek kritisch reageren op de vragen en<br />
opmerkingen van bekende volwassenen. (Nederlands -<br />
Spreken 2.9)<br />
De leerlingen kunnen het gepaste taalregister hanteren als<br />
ze van een behandeld onderwerp of een beleefd voorval<br />
een verbale interpretatie brengen, die begrepen wordt door<br />
leeftijdsgenoten. (Nederlands - Spreken 2.6)<br />
De leerlingen kunnen op basis van, hetzij de eigen mening,<br />
hetzij informatie uit andere bronnen, de informatie beoordelen<br />
die voorkomt in een gesprek met bekende leeftijdsgenoten.<br />
(Nederlands - Luisteren 1.9)<br />
De leerlingen ontwikkelen bij het realiseren van de<br />
eindtermen voor spreken, luisteren, lezen en schrijven<br />
de volgende attitudes: plezier in luisteren, spreken, lezen<br />
en schrijven; bereidheid tot nadenken over het eigen<br />
luistergedrag, spreekgedrag, leesgedrag en schrijfgedrag.<br />
(Nederlands - Vaardigheden)<br />
3<br />
De leerlingen zijn bereid te reflecteren over gebruikte<br />
luister-, spreek-, lees- en schrijfstrategieën. (Nederlands -<br />
Taalbeschouwing 6.2)<br />
De leerlingen kunnen genieten van een gevarieerd aanbod<br />
van voor hen bestemde culturele activiteiten. (Muzische<br />
vorming - Drama 3.1)
4<br />
De leerlingen kunnen vertrouwen op hun eigen<br />
expressiemogelijkheden en durven hun creatieve uitingen<br />
tonen. (Muzische vorming - Attitudes 6.4)<br />
Over de auteur<br />
Michael Rosen (Londen, 1946) studeerde Letteren en<br />
schreef verschillende poëziebundels voor kinderen. Daarnaast<br />
werkt hij als radiopresentator voor verschillende<br />
poëzieprogramma’s van de BBC. Voor zijn bijdrage aan<br />
de kinderliteratuur ontving hij in 1997 de Eleanor Farjeon<br />
Award.<br />
Over de illustrator<br />
Quentin Blake (Sidcup, 1932) is de alombekende<br />
illustrator van de boeken van Roald Dahl.<br />
Quentin Blake had zelf al een reeks succesvolle boeken<br />
geschreven en geïllustreerd voor hij ging samenwerken<br />
met Dahl. En hoewel hij zich in de eerste plaats illustrator<br />
voelt, heeft hij toch al heel wat kinderboeken op zijn<br />
naam staan. Zoals hij zelf zegt: hij tekent zoals hij schrijft.<br />
Schijnbaar nonchalant, los, snel en met dwalende lijnen.<br />
Meestal met de pen getrokken, zonder veel details. Die<br />
laat hij liever aan de verbeelding van de lezer over. Vaak<br />
beeldt hij met zachte humor en heel spontaan gewone<br />
situaties uit zodat je meteen het grappige ervan inziet.<br />
(Villakakelbont.be)<br />
Over het boek<br />
Verdriet<br />
is een mooi prentenboek over een vader die vertelt<br />
hoe hij omgaat met het verdriet om zijn overleden zoon.<br />
Taal en kleur zijn enorm belangrijk in dit boek. Korte<br />
zinnen en duidelijke taal schetsen een realistisch beeld.<br />
Quentin Blake slaagt erin om de gevoelens met kleur te<br />
beschrijven. Grijs als hoofdkleur voor verdriet. Michael<br />
Rosen, de auteur, is ook de vader in het boek. Door de<br />
duidelijke taal kunnen de kinderen dit verhaal zelf lezen.<br />
Het moeilijke thema daarentegen laat zich het beste eerst<br />
klassikaal behandelen. Nadien kan het gewoon in de klasbibliotheek<br />
zodat de kinderen de kans krijgen om dit boek<br />
later te verwerken.<br />
Dit is een boek om los van <strong>Jeugdboekenweek</strong> in je achterhoofd<br />
te houden als je met je klas geconfronteerd wordt<br />
met rouwverwerking. Verdriet<br />
leent zich er ideaal toe om<br />
rond verlies te werken, net zoals het boek Lieve Waterprins,<br />
dat ook in deze suggesties wordt besproken.<br />
Aan de slag<br />
Voor het lezen<br />
a. Werken met twee prenten<br />
Voor we het boek aan de kinderen laten zien, benaderen<br />
we eerst twee prenten uit het boek: de eerste twee. Maak<br />
van deze illustraties een kleurenkopie. Zo kun je nog even<br />
uitstellen het boek aan de kinderen te laten zien. Een<br />
andere oplossing is een gewone kopie te nemen die je met<br />
waterverf of ecoline van de juiste kleurentinten voorziet.<br />
De eerste prent die we tonen is de tweede prent uit het<br />
boek. Vader op stap met de handen in zijn zakken. Alles<br />
tegen een grijze achtergrond. Laat de kinderen beschrijven<br />
wat ze zien.<br />
De tweede prent die je toont is de eerste prent uit het boek.<br />
Grijnzende vader in vrolijke kleuren.<br />
Wat roept deze prent bij je kinderen op? Zou dit dezelfde<br />
man zijn? Waarom denk je dat?<br />
Nu kun je de tekst bij de prenten aanhalen. Deze keer kun<br />
je wel de volgorde van het boek respecteren: toon eerst de<br />
eerste en daarna de tweede prent.<br />
Dit ben ik. Ik heb verdriet. Als je deze tekening ziet, denk je<br />
misschien dat ik vrolijk ben. Maar dat is niet zo. Ik heb verdriet<br />
en ik doe alsof ik vrolijk ben. Omdat ik denk dat mensen mij<br />
niet aardig vinden als ik laat zien dat ik verdriet heb.<br />
Soms is verdriet heel groot. Het is overal in me en om me heen.<br />
Laat de kinderen spontaan reageren op deze tekst. Indien<br />
ze niet zelf op zoek gaan naar de mogelijke oorzaken van<br />
het verdriet, kun je hen vragen waarom deze man zich<br />
zo zou voelen. Zelf zullen ze ook de kleurbetekenissen<br />
benoemen. Vrolijke kleuren - vrolijk gezicht en grijze,<br />
sombere kleuren - verdriet.<br />
b. Filosoferen over verdriet<br />
Na eerst de twee losse tekeningen te hebben getoond en<br />
besproken, ga je met het boek aan de slag. Nu maken de<br />
kinderen kennis met de titel: Verdriet. We weten nog steeds<br />
niet waarom deze man verdrietig is. Dat is voorlopig ook<br />
niet nodig. Op de achterzijde staat de tekst:
Wie is verdriet? Verdriet is iedereen. Het komt je vanzelf tegen.<br />
Het is nog niet nodig om de korte inhoud op de achterflap<br />
van dit boek aan je kinderen te brengen. Start een gesprek<br />
over deze uitspraak van de auteur Michael Rosen.<br />
- Wie is verdriet?<br />
- Verdriet is iedereen? Wat zou Michael Rosen bedoelen?<br />
- Verdriet, is dat een mens? De auteur schrijft: “Wie is<br />
verdriet?” Niet: Wat<br />
is verdriet.<br />
- Hebben alleen mensen verdriet? Of kunnen dieren ook<br />
verdrietig zijn?<br />
- Het komt je vanzelf tegen. Is dat zo? Komt verdriet je<br />
vanzelf tegen?<br />
Geef hen de tijd om over dit alles na te denken en dit in<br />
een intieme en rustige sfeer aan elkaar te verwoorden. Als<br />
afronding van dit filosoferende moment kun je een teken-<br />
of schrijfsessie houden.<br />
Kopieer hiervoor het kader op de achterzijde van het boek,<br />
dus de tekening van Quentin Blake en de drie zinnen<br />
waarover je gefilosofeerd hebt.<br />
Elk kind krijgt zo’n blad. Laat hen op de achterzijde schrijven<br />
of tekenen wat hen verdrietig maakt. Of verdrietig gemaakt<br />
heeft. Voorlopig doen we hier verder niets mee. Op<br />
het einde, na het bespreken van het volledige boek, komen<br />
we hierop terug.<br />
c. Over de auteur en de illustrator<br />
Sommige van je kinderen zullen vast en zeker de link<br />
leggen tussen Quentin Blake en Roald Dahl.<br />
Je kunt de kinderen meer vertellen over Michael Rosen en<br />
Quentin Blake.<br />
Ook vertel je erbij dat Michael Rosen over zichzelf schrijft.<br />
Hij is de man in het boek die verdriet heeft. (De kinderen<br />
weten nog steeds niet waarom.)<br />
Tijdens het lezen<br />
Tijd nu voor het boek. Er kan bij elke prent en tekst veel<br />
verteld worden, maar het is beter om dit even te laten<br />
en het verhaal in zijn geheel aan te bieden. Geef nadien<br />
de kinderen tijd om over het verhaal te vertellen, na te<br />
denken. Daarna lees je het verhaal nog een tweede keer en<br />
kun je in verschillende fasen werken.<br />
Je stopt geregeld om de kinderen en jezelf de kans te geven<br />
om iets over de tekst of de tekeningen te zeggen. Kleur en<br />
taalgebruik zijn heel sprekend.<br />
Na het lezen<br />
a. Geluk als tegenpool van verdriet<br />
Bij zo’n zwaarbeladen thema is het goed erop te letten dat<br />
je de kinderen niet overlaadt. Een waardig alternatief is om<br />
het boek verdriet volledig om te zetten in een boek over<br />
geluk. Hoe pak je dit aan?<br />
Sta vooraf stil bij de tegenpool van verdriet. Laat de kinderen<br />
woorden voor het tegengestelde van verdriet zoeken.<br />
Vinden ze alleen geluk als tegenpool? Haal er het woordenboek<br />
bij.<br />
Het boek Verdriet<br />
is een vertaling uit het Engels. Laat<br />
de kinderen de Engelse titel Michael Rosen’s sad book opzoeken.<br />
Wat zou de letterlijke vertaling zijn van deze titel?<br />
Associeer met je kinderen rond geluk en verdriet. Schrijf<br />
twee woordvelden op het bord: Geluk doet me denken<br />
aan… Verdriet doet me denken aan…<br />
Dit wordt een klasopdracht. Samen een nieuw boek maken<br />
voor de klasbibliotheek. Probeer de illustratiestijl van<br />
Quentin Blake aan te houden. Gebruik je ook zijn kleurbetekenissen?<br />
(Meer vind je verder bij illustratietechnieken<br />
van Quentin Blake.) Hou vast aan de structuur van de<br />
tekst van Michael Rosen. Maar bedenk samen waar het<br />
hoofdpersonage het meest gelukkig om zou kunnen zijn.<br />
Wat doet hij allemaal om te laten zien dat hij gelukkig is?<br />
Probeer bij de tiende bladzijde de vier kadertjes, over een<br />
zonnige dag die steeds grijzer wordt, aan te houden. Ga<br />
ook op deze manier met kleur en beeld werken – maar dan<br />
net omgekeerd. Bijvoorbeeld: de zon gaat telkens meer<br />
schijnen. Bloempjes, vogeltjes en vlindertjes komen te<br />
voorschijn…<br />
Vergeet niet de namen van de auteurs en illustratoren<br />
te vermelden. Wat wordt de naam van jullie uitgeverij?<br />
Wanneer verschijnt de eerste editie?<br />
b. Spelen met taal<br />
In het midden van het boek vind je schrijfsels van Michael<br />
Rosen. Dit is één van zijn manieren om om te gaan met<br />
zijn gevoelens.<br />
Waar is verdriet?<br />
Verdriet is overal.<br />
Het komt je vanzelf tegen.<br />
Wanneer is verdriet?<br />
5
6<br />
Verdriet is altijd.<br />
Het komt je vanzelf tegen.<br />
Wie is verdriet?<br />
Verdriet is iedereen.<br />
Het komt je vanzelf tegen.<br />
Laat de kinderen uitzoeken welk soort tekst dit is.<br />
Moeten gedichten rijmen? Begrijp je altijd precies wat er<br />
bedoeld wordt?<br />
Naar aanleiding van de vorige suggestie - geluk als<br />
tegenpool van verdriet - kunnen we dit gedicht opnieuw<br />
schrijven maar dan gelukkig in plaats van verdrietig. Het<br />
gedicht wordt daarna op een mooie poster geschreven<br />
en geïllustreerd. Zo heb je meteen een eigengemaakte<br />
poëzieposter in je klas. (Surf ook eens naar de website van<br />
Plint op www.plinternet.nl of www.poem-express.com.)<br />
Hetzelfde kun je doen met het gedicht op de volgende<br />
bladzijde in het boek.<br />
Verdriet is donker<br />
diep en donker<br />
zoals de onzichtbare ruimte<br />
onder mijn bed<br />
verdriet is licht<br />
hoog en licht<br />
zoals de lucht<br />
waar geen einde aan komt<br />
als verdriet diep en donker is<br />
durf ik niet naar binnen<br />
als verdriet hoog en licht is<br />
wil ik lucht zijn<br />
met dat laatste bedoel ik dat ik er het liefst niet zou zijn.<br />
Dat ik het liefst zou verdwijnen.<br />
c. Filosoferen: omgaan met verdriet<br />
Voer een gesprek over hoe wij omgaan met verdriet. Je<br />
grijpt terug naar een onderdeel van het boek dat je nog<br />
eens voorleest. Het begint bij bladzijde zes:<br />
Soms wil ik er met iemand over praten. Met mijn moeder<br />
bijvoorbeeld. Maar die is er ook niet meer, dus dat kan niet.<br />
Dan praat ik met iemand anders. En dan vertel ik alles.<br />
Soms wil ik niet praten. Met niemand. Echt helemaal<br />
niemand. Ik wil alleen zijn met mijn verdriet. Want het is van<br />
mij. En van niemand anders.<br />
Soms doe ik van verdriet vreemde dingen - schreeuwen onder de<br />
douche…<br />
Met een lepel op tafel slaan…<br />
Of mijn kaken laten knakken, knak, knak, knak.<br />
Soms doe ik van verdriet slechte dingen. Wat voor dingen zeg ik<br />
niet. Daar zijn ze te slecht voor. En de poes kon er tenslotte ook<br />
niets aan doen.<br />
Je eindigt hier dit fragment. Een aantal richtvragen voor dit<br />
gesprek kunnen de volgende zijn:<br />
- Hoe zie je dat iemand verdrietig is?<br />
- Toont iedereen zijn verdriet?<br />
- Op welke manieren kun je verdrietig zijn? Is iedereen op<br />
dezelfde manier verdrietig?<br />
- Hebben grote mensen anders verdriet dan kinderen?<br />
- Hebben grote mensen meer verdriet dan kinderen? Komt<br />
er altijd meer verdriet bij? Gaat verdriet ook weer over of<br />
blijft het altijd een beetje bij je?<br />
d. Beelden die herinneringen oproepen<br />
De laatste bladzijden in het boek gaan over beelden die<br />
herinneringen aan Eddy oproepen. Herinneringen kunnen<br />
vanalles zijn: foto’s, kleren, muziek…zelfs geuren.<br />
Misschien zijn er in jouw klas wel kinderen die zulke<br />
herinneringsvoorwerpen hebben. Laat hen het meebrengen<br />
en erover vertellen. Je kunt voorstellen om dat<br />
voorwerp eventjes een mooi plekje te geven in de klas,<br />
gedurende het project. Natuurlijk alleen als de leerling dat<br />
ook wil.<br />
Misschien heb je zelf wel zo’n herinnering aan iets of<br />
iemand? Breng het mee, vertel erover. Let ook hier op het<br />
mogelijke effect op de kinderen. Dit kan zwaar, maar ook<br />
mooi zijn. Probeer toch steeds de luchtige benadering. Als<br />
het gaat over iemand missen die er niet meer is, probeer<br />
dan de kracht eruit te halen. Wat vond ik leuk aan die<br />
persoon? Wat zijn mijn mooiste herinneringen? Wat is het<br />
fijnste dat ik met hem of haar gedaan heb? Deze beelden<br />
die herinneringen oproepen, komen ook nog terug in de<br />
lessuggestie bij het boek De lieve waterprins.
e. Illustratietechnieken van Quentin Blake<br />
De pentekeningen in dit boek zijn typische illustraties van<br />
Quentin Blake. De kinderen zullen er zeker de illustraties<br />
van de boeken van Roald Dahl in herkennen. Neem er<br />
een paar van zijn boeken bij om te tonen. Belangrijk voor<br />
we zelf aan de slag gaan met pen en papier is dat we eerst<br />
eens goed het werk van Blake onder de loep nemen. Hoe<br />
tekent hij? Welk soort lijnen zet hij? Laat de kinderen zelf<br />
proberen.<br />
Handig is om eerst zachtjes in potlood een schets te<br />
maken van wat je gaat tekenen. Daarna ga je er met zwarte<br />
pen of een fijn zwart stiftje over. Laat hen dit verschillende<br />
keren proberen tot ze het lijnwerk min of meer onder de<br />
knie hebben.<br />
Nu komt het erop aan om zelf een illustratie te maken in<br />
de stijl van Quentin Blake. Het maakt niet uit of je een<br />
eigen ontwerp creëert bij een zelfgeschreven tekst of dat<br />
je een prent uit het boek kiest om over te tekenen. Wat<br />
steeds terugkomt in het boek zijn de kadertjes rond de<br />
tekeningen. Laat hen dit ook oefenen en daarna toepassen<br />
bij hun tekening.<br />
7<br />
De volgende stap zijn de kleuren. We werken met<br />
waterverf of ecoline. Uitproberen op de kladversie is<br />
eveneens aan te raden. Een handige tip: kopieer eerst<br />
de tekeningen op hard papier vóór de kinderen met de<br />
waterverf aan de slag gaan. Dit om te voorkomen dat de<br />
inkt van de zwarte lijnen gaat uitlopen.<br />
Quentin Blake heeft zelf ook een fantastisch boek<br />
gemaakt om te leren tekenen: Drawing for the artistically<br />
undiscovered. Quentin Blake, John Cassidy. Klutz, 1999<br />
(ISBN 1570543208). Hoewel het alleen in het Engels bestaat,<br />
zijn de oefeningen en tips heel toegankelijk voor alle<br />
leeftijden.
8<br />
Lieve Waterprins<br />
Johanna Kruit, Kris Nauwelaerts (ill.)<br />
Leopold, 2004.<br />
Principe 1: Wie woorden zaait<br />
Principe 2: Boekrijk<br />
Principe 4: Leesland is geen eiland<br />
Principe 5: Voor elk kind is er wat te lezen<br />
Principe 7: De boekenbabbel<br />
Principe 8: Leesbevordering, geen tijdverlies<br />
Principe 9: Van lezen ga je doen<br />
Eindtermen<br />
De leerlingen kunnen voor een bekend persoon een<br />
verslag schrijven van een verhaal, een gebeurtenis, een<br />
informatieve tekst. (Nederlands - Schrijven 4.4)<br />
De leerlingen ontwikkelen bij het realiseren van de eindtermen<br />
voor spreken, luisteren, lezen en schrijven de<br />
volgende attitudes: plezier in luisteren, spreken, lezen en<br />
schrijven ( Nederlands - Schrijven 4.8)<br />
De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = beoordelen)<br />
het gepaste taalregister hanteren als ze op basis van<br />
vergelijking, hetzij met de eigen mening, hetzij met andere<br />
bronnen, in een gesprek kritisch reageren op de vragen en<br />
opmerkingen van bekende volwassenen. (Nederlands -<br />
Spreken 2.9)<br />
De leerlingen kunnen het gepaste taalregister hanteren als<br />
ze van een behandeld onderwerp of een beleefd voorval<br />
een verbale interpretatie brengen, die begrepen wordt door<br />
leeftijdsgenoten. (Nederlands - Spreken 2.6)<br />
De leerlingen kunnen op basis van, hetzij de eigen<br />
mening, hetzij informatie uit andere bronnen, de<br />
informatie beoordelen die voorkomt in een gesprek met<br />
bekende leeftijdsgenoten. (Nederlands - Luisteren 1.9)<br />
Over de auteur<br />
Johanna Kruit werd op 14 december 1940 geboren in<br />
Zouteland op het eiland Walcheren en woont daar nog<br />
steeds. Ze komt uit een gezin van elf kinderen. Zelf<br />
kreeg ze twee kinderen voor wie ze verhalen schreef en<br />
liedjes verzon. Ze houdt van contacten met kinderen. Ze<br />
bezoekt vaak scholen en bibliotheken waar ze voorleest uit<br />
eigen werk en met de kinderen praat. In 1976 verscheen<br />
haar eerste dichtbundel voor volwassenen. Haar eerste<br />
dichtbundel met gedichten voor jonge mensen publiceerde<br />
ze in 1989 in de Zonnewijzer-reeks. Naast poëzie schrijft<br />
ze ook verhalen. De zee is vaak terug te vinden in haar<br />
werk. In de loop der jaren zien we een verschuiving van<br />
gedichten die tamelijk los van vorm zijn naar poëzie met<br />
meer aandacht voor het rijm. Ze vindt het belangrijk<br />
dat kinderen bij het lezen van haar gedichten het gevoel<br />
hebben dat iemand hen begrijpt.<br />
Over de illustrator<br />
Kris Nauwelaerts is geboren in Kolwezi, Kongo op 23<br />
november 1958. Hij studeerde grafiek aan Sint-Lucas in<br />
Hasselt. Daarna volgde hij nog cursussen schilderen en<br />
aquarel. Toen hij een aanbod kreeg om te tekenen voor<br />
Zonnekind ging hij zich meer en meer bezighouden<br />
met het illustreren van kinderboeken. Zijn illustraties<br />
worden gekenmerkt door een poëtische sfeer en een weloverwogen<br />
compositie. Het liefst gebruikt hij figuren en<br />
hun houdingen en uitdrukkingen om een emotionele<br />
meerwaarde te creëren.<br />
Over het boek<br />
De vader van Lin is al heel lang weg. Ze weet nu dat hij<br />
dood is en nooit meer terugkomt. Ze schrijft hem elke dag<br />
een brief. Die brieven verdeelt ze over zes flessen die ze<br />
laat wegzeilen. Ze vindt het leuk om al haar geheimen en<br />
belevenissen op te schrijven, ook aan iemand die dood is.<br />
Aan de slag<br />
De leerlingen ontwikkelen bij het realiseren van de<br />
eindtermen voor spreken, luisteren, lezen en schrijven<br />
de volgende attitudes: plezier in luisteren, spreken, lezen<br />
en schrijven; bereidheid tot nadenken over het eigen<br />
luistergedrag, spreekgedrag, leesgedrag en schrijfgedrag.<br />
(Nederlands - Vaardigheden)<br />
Voor het lezen<br />
Naar aanleiding van het boek kun je een schrijfopdracht<br />
geven. Brieven schrijven is praten op papier en is een<br />
ideale taaloefening. Met al onze moderne en vernieuwde<br />
communicatie raakt het echte schrijven een beetje op de<br />
achtergrond. Deze keer zou je beter niet te veel nadruk<br />
leggen op vorm en inhoud van de brief. Het is vooral
elangrijk dat kinderen een fijne brief schrijven naar een<br />
vriend of vriendin.<br />
Een leuke tekening, eventueel een detail uit de brief zoals<br />
in het boek, kan er ook bij.<br />
In de klas kun je een brievenbus zetten – vlug gemaakt van<br />
een kartonnen doos met gleuf erin. Op het einde van de<br />
week kun je de brievenbus laten openen door een verantwoordelijke<br />
van de klas. Ook ouders en leerkrachten kunnen<br />
brieven schrijven. Maak de kinderen er wel op attent<br />
de enveloppen de naam van de geadresseerde te schrijven<br />
en op de achterkant de naam van de briefschrijver. Zelf<br />
prentbriefkaarten maken is ook prachtig. Niet alleen om de<br />
creativiteit van de kinderen te stimuleren, maar ook om de<br />
kinderen die het moeilijk hebben met schrijven een kans<br />
te geven.<br />
Na het lezen<br />
a. Filosoferen over geheimen<br />
Het is leuk om je te schrijven, ook als je dood bent. Ik kan je<br />
dan geheimen vertellen die niemand anders weten mag. Net als<br />
in een dagboek. (p. 9 en 10)<br />
Je zou ervan uit kunnen gaan dat iedereen geheimen<br />
heeft: jijzelf, ouders, vriendjes, familie, de klas… Mogelijke<br />
vragen kunnen zijn:<br />
- Wat is een geheim?<br />
- Is het goed alle geheimen voor jezelf te houden?<br />
- Moet je een geheim altijd voor jezelf houden?<br />
- Zijn er geheimen die je echt moet vertellen?<br />
- Moet iemand aan wie je een geheim vertelt altijd echt<br />
bestaan?<br />
- Kun je een geheim ook aan een dier vertellen?<br />
Tijdens het lezen<br />
Nadat het brieven schrijven op gang is gekomen, kun je<br />
het boek aanbieden. Leid het wel in. De vader van Lin is<br />
dood, maar ze schrijft hem elke dag brieven om hem over<br />
haar belevenissen te vertellen. Misschien zou het niet<br />
slecht zijn om eventjes de personages te situeren:<br />
- mama en Marius, die werken in de bibliotheek en zijn<br />
verliefd<br />
- oma woonde een tijdje bij Lin, maar is verhuisd naar de<br />
stad<br />
- Daniël, de buurjongen<br />
- Mamalien, de moeder van de buurjongen<br />
- Buuf, buurvrouw Marit<br />
- Henk, Lins leraar.<br />
Omdat het steeds korte briefjes zijn, kan het boek afwisselend<br />
door jezelf en de kinderen worden voorgelezen.<br />
Je kunt elke brief afzonderlijk kopiëren. Kinderen kunnen<br />
zo hun leesbeurt voorbereiden.<br />
Je kunt steeds een vast moment kiezen om voor te lezen.<br />
Kinderen kijken er dan echt naar uit.<br />
Om het nog gezelliger te maken, kun je in de klas samen<br />
met de kinderen een knus voorleesplekje maken. Je kunt<br />
ook regelmatig de kleine, fijne detailtekeningen tonen die<br />
elke brief illustreren.<br />
Je kunt aan de kinderen vragen om een geheim dat ze<br />
kwijt willen op te schrijven of te tekenen. Als je ze in een<br />
doos stopt of verzamelt kunnen ze misschien met de toestemming<br />
van de schrijver voorgelezen of getoond worden.<br />
b. Filosoferen over de dood<br />
Wellicht kun je toch niet om de dood van Lins vader heen.<br />
Een gesprek daarover kan een aanleiding zijn om bepaalde<br />
emoties waar kinderen mee worstelen toch te uiten.<br />
Mogelijke vragen:<br />
- Hoe weet je dat Lins vader dood is?<br />
- Wat doen we wanneer iemand dood is?<br />
- Als we aan iemand denken die dood is of tegen hem of<br />
haar praten, is die persoon dan nog dood?<br />
- Denk je dat wanneer je dood bent alles afgelopen is?<br />
- Waarom zijn mensen verdrietig als iemand dood is?<br />
- Denk je dat dieren ook treuren?<br />
- Denk je dat planten treuren?<br />
Kinderen die het moeilijk hebben om erover te praten,<br />
kun je ook vragen om een tekening te maken over hoe het<br />
is om dood te zijn. Misschien kun je de kinderen laten<br />
vertellen wat ze zien.<br />
c. Spelen met taal - rijmwoorden zoeken<br />
Omdat Johanna Kruit ook nog heel wat gedichten schreef<br />
voor kinderen en er in het boek ook gedichten voorkomen<br />
kun je dit aangrijpen om rond rijm te werken.<br />
9
10<br />
- Je kunt een klein gedichtje voorlezen met eindrijm,<br />
bijvoorbeeld<br />
Ben je boos?<br />
Pluk een roos<br />
Zet hem op je hoed,<br />
Dan ben je morgen weer goed.<br />
- Je kunt enkele voorwerpen verzamelen in de zithoek.<br />
Iemand toont een voorwerp en kinderen zoeken rijmwoorden.<br />
- Je kunt als leerkracht twee woorden zeggen. De opdracht<br />
voor de kinderen is hun hand op te steken als de woorden<br />
niet rijmen.<br />
- Je kunt een woordenlijst maken met zeven woorden<br />
waarvan één woord niet rijmt. Kinderen zoeken het woord.<br />
- Partnerwerk: met twee een lijstje maken waarvan er één<br />
woord niet rijmt. Klasgenootjes laten zoeken.<br />
- Rijmdomino maken: per twee een dominospel maken.<br />
Op elke dominokaart staan twee afbeeldingen of twee<br />
woorden (bijvoorbeeld kussen - hond ). Op een ander<br />
kaartje staat er ‘tussen’. Op nog een ander kaartje staat<br />
er ‘rond’. Kinderen kunnen op zoek gaan naar dominokaartjes<br />
bij hun klasgenootjes om het spel zo lang mogelijk<br />
te maken.<br />
d. Muzische verwerking: knutseltip - cadeautjestip<br />
Het zou leuk zijn indien door het werken met dit<br />
boek er een schoolcorrespondentie op gang kwam.<br />
Misschien willen de kinderen wel op zoek gaan naar een<br />
correspondentie klas buiten de school. Om dit leuker te<br />
maken kun je de kinderen zelf postzegels laten ontwerpen<br />
(miniatuurtekenen). De randjes kunnen geknipt worden<br />
met een kartelschaar. Om het nog gekker te maken<br />
kunnen de kinderen hun eigen briefpapier maken,<br />
bijvoorbeeld met marmertechniek. Om het nog echter<br />
te maken kun je briefpapier maken met een watermerk.<br />
Je kunt de kinderen tekeningen laten maken met grijs<br />
potlood of houtskool. Die kun je licht kopiëren of scannen.
Als ik niet toevallig de hond van<br />
tante Doris verwisseld had<br />
Ingelin Angerborn<br />
Lannoo, 2004.<br />
De leerlingen kunnen het gepaste taalregister hanteren als<br />
ze van een behandeld onderwerp een verbale interpretatie<br />
brengen, die begrepen wordt door leeftijdsgenoten.<br />
(Nederlands - Spreken 2.7)<br />
Principe 1: Wie woorden zaait<br />
Principe 2: Boekrijk<br />
Principe 3: Bib en school gaan boek in hand<br />
Principe 4: Leesland is geen eiland<br />
Principe 5: Voor elk kind is er wat te lezen<br />
Principe 6: De taalspeeltuin<br />
Principe 7: De boekenbabbel<br />
Principe 8: Leesbevordering, geen tijdverlies<br />
Principe 9: Van lezen ga je doen<br />
De leerlingen drukken in een niet-conflictgebonden<br />
situatie, eigen indrukken, gevoelens, verlangens,<br />
gedachten en waarderingen spontaan uit. (Wereldoriëntatie<br />
- Mens 3.1)<br />
Over de auteur<br />
Over Ingelin Angerborn is niet veel informatie beschikbaar.<br />
Wel dat ze Zweedse is en dat Als ik niet toevallig de<br />
hond van tante Doris verwisseld had<br />
haar tweede boek is.<br />
Eindtermen<br />
De leerlingen kunnen de informatie ordenen die voorkomt<br />
in: voor hen bestemde verhalen, kinderromans, dialogen,<br />
gedichten, kindertijdschriften en jeugdencyclopedie.<br />
(Nederlands - Lezen 3.5)<br />
De leerlingen ontwikkelen bij het realiseren van de eindtermen<br />
voor spreken, luisteren, lezen en schrijven de<br />
volgende attitudes: plezier in luisteren, spreken, lezen en<br />
schrijven (Nederlands - Schrijven 4.8)<br />
Over het boek<br />
Tilda is een meid uit de derde klas. Ze is pas met haar<br />
mam voor de zoveelste keer verhuisd. Nu wonen ze in<br />
een appartement net onder tante Doris, de tante van<br />
Tilda’s mama. Haar vader is circusartiest, beweert ze, en<br />
daarom ziet ze hem nooit. Dit leuke boek vertelt een reeks<br />
grappige toevalligheden die ervoor zorgen dat dit gekke<br />
meisje vrienden maakt in een nieuwe buurt. Het begint<br />
allemaal met het toevallig verwisselen van de hond van<br />
tante Doris.<br />
11<br />
De leerlingen kunnen vertrouwen op hun eigen expressiemogelijkheden<br />
en durven hun creatieve uitingen tonen.<br />
(Muzische vorming - Attitudes 6.4)<br />
De leerlingen kunnen ervaringen, gevoelens, ideeën,<br />
fantasieën… uiten in spel. (Muzische vorming - Drama 3.5)<br />
De leerlingen kunnen een aan de speelsituatie aangepaste<br />
spreektechniek ontwikkelen (articulatie, adembeheersing,<br />
tempo, toonhoogte) en verschillende verbale en non-verbale<br />
spelvormen improviseren. (Muzische vorming - Drama 3.6)<br />
Aan de slag<br />
Door het snelle tempo wordt het verhaal over Tilda een vlot<br />
boek. Daarom is het misschien wel leuk om het verhaal<br />
in afzonderlijke stukken voor te lezen, of de kinderen<br />
bepaalde hoofdstukken zelf te laten lezen. Het is wel<br />
belangrijk dat dit in een korte tijdspanne gebeurt. Er zijn<br />
elf hoofdstukken; het is haalbaar om het boek in drie<br />
dagen uit te lezen. Lees bijvoorbeeld elke keer als je de<br />
klas binnenkomt een hoofdstuk voor. De kinderen zullen<br />
gegarandeerd aan je lippen hangen.<br />
De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = beoordelen)<br />
het gepaste taalregister hanteren als ze op basis van<br />
vergelijking, hetzij met de eigen mening, hetzij met<br />
andere bronnen, in een gesprek kritisch reageren op<br />
de vragen en opmerkingen van bekende volwassenen.<br />
(Nederlands - Spreken 2.9)<br />
Tijdens het lezen<br />
a. Als… dan<br />
Bijna elk hoofdstuk begint met een toevalligheid.<br />
- Als ik niet toevallig de hond van tante Doris verwisseld had…<br />
(p. 17)<br />
- Als mama geen aanval van allergie had gekregen… (p. 22)<br />
- Als mijn fiets niet gestolen was… (p. 31)<br />
- Als ik niet verdwaald was… (p. 36)
12<br />
- Als ik Sara en haar oma niet had ontmoet… (p. 43)<br />
- Als ik niet door de politie was opgepakt… (p. 48)<br />
- Als we niet naar McDonald’s waren geweest… (p.51)<br />
- Als we mijn fiets niet gevonden hadden… (p. 58)<br />
- Als ik mijn voet niet had verzwikt en er geen gaten in mijn<br />
nieuwe spijkerbroek hadden gezeten… (p. 64)<br />
Maak negen stroken met bovenstaande zinnen erop.<br />
Vanaf hoofdstuk drie begint elk hoofdstuk met één van<br />
deze zinnen. Hang de eerste strook op. Laat de kinderen<br />
fantaseren… Wat zou er gebeuren moest ik de hond van<br />
tante Doris verwisseld hebben? Nu kun je de eerste drie<br />
hoofdstukken voorlezen. Je klas maakt kennis met Tilda,<br />
het hoofdpersonage. Laat hen als slot na hoofdstuk drie de<br />
acht overige stroken zien. Bied ze door elkaar aan. Nodig<br />
je kinderen uit om verder te fantaseren. Laat hen een<br />
volgorde kiezen voor de stroken en hang die zo op. Telkens<br />
als je een nieuw hoofdstuk start, worden de stroken<br />
opnieuw aangepast.<br />
b. Hoe gaat het verder?<br />
Na om het even welk hoofdstuk kun je een schrijfopdracht<br />
geven. Laat de kinderen zelf verzinnen hoe het verder<br />
loopt. De enige voorwaarde is dat de teksten beginnen met<br />
“Als ik niet toevallig…” Voor ze aan het schrijven gaan is<br />
het handig om nog eens de personages te overlopen. Wie<br />
was wie ook al weer?<br />
Benadruk ook dat de tekst geschreven wordt in de ik-vorm.<br />
Tilda vertelt over zichzelf.<br />
Je kunt ook de eerste zin van het volgende hoofdstuk<br />
aanbieden als start. Zo begint iedereen op dezelfde manier.<br />
Laat je de teksten door alle kinderen voorlezen in de<br />
klas, of alleen wie wil? Je kunt hen ook in kleine groepjes<br />
laten samenzitten, zo kunnen ze hun teksten aan elkaar<br />
voorlezen.<br />
c. De echo van mijn hartslag<br />
Na het lezen van hoofdstuk vijf, lees je nog eens het volgende<br />
fragment voor:<br />
Ik rende verder tot ik niet meer kon en toen liet ik me met<br />
mijn rug tegen een boom zakken. Ik hoorde de echo van mijn<br />
hartslag in mijn hoofd en ik hijgde als een sint-bernardshond<br />
op een warme zomerdag. (p. 33)<br />
Dit is een mooi fragment, ideaal voor een taalonderzoekje<br />
en een bespreking. Wie hoorde al eens de echo van zijn<br />
hartslag in zijn hoofd? Wanneer was dat? Wat had je toen<br />
gedaan? Hoe kun je het nog anders zeggen, dat je hart zo<br />
te keer gaat?<br />
Je hart bonst. Je kunt je hier met je kinderen afvragen of<br />
bonst nu met een s of een z wordt geschreven. Hoe wordt<br />
het dan in het meervoud? Een uitgelezen moment om<br />
via boeken en verhalen het woordenboek te gebruiken…<br />
Zo zijn er tal van situaties die je op deze manier los van<br />
handleidingen en werkbundels kunt aanwenden.<br />
Ik hijgde als een sint-bernardshond op een warme zomerdag.<br />
(p.33)<br />
Dit is een leuke vergelijking. Waarom vergelijkt de auteur<br />
Tilda met een sint-bernardshond op een warme zomerdag?<br />
Ga samen op zoek naar andere leuke en passende dierenvergelijkingen.<br />
d. Liegen: een klasgesprek en een drama-moment<br />
Tilda maakt regelmatig gebruik van een leugentje. Zo heeft<br />
ze een verhaal over ‘haar’ hond opgehangen voor Axel. (p. 13)<br />
Sara vraagt of ze nog eventjes kan blijven, nadat ze Lina<br />
heeft teruggebracht:<br />
‘Nee, ik moet weg. Ik moet nog naar de apotheek en die gaat<br />
bijna dicht. <strong>Mijn</strong> moeder is aller- …al een tijdje erg ziek.’<br />
(p. 23)<br />
Ze belooft niet meer te liegen:<br />
Tilda had zichzelf beloofd dat ze nooit meer zou liegen.<br />
Ik rende het hele eind naar de winkel. Stel dat Loppan er niet<br />
meer zat? Stel dat iemand haar had meegenomen, of dat ze<br />
zich losgerukt had omdat ze zich eenzaam en verlaten voelde?<br />
Ik zou het mezelf nooit vergeven. En tante Doris vast ook niet.<br />
Wat zou Tante Doris eenzaam zijn. Misschien ging ze wel<br />
dood van verdriet. Dan zou dat mijn schuld zijn! Shit, wat heb<br />
ik spijt dat ik Loppan daar zo lang alleen heb gelaten. Als ze er<br />
nog stond, zou ik nooit meer liegen. Promise! (p. 19)<br />
Langzaam liep ik de trappen op. Het voelde net alsof ik mijn<br />
verdwenen fiets op mijn rug droeg. Wat zou ik tegen mama<br />
zeggen? Wat er echt gebeurd was of dat ik mijn fiets had<br />
uitgeleend (en hopen dat ik hem snel terug zou vinden)?<br />
Maar toen herinnerde ik me mijn belofte om niet meer te
liegen. Daarstraks, toen ik bang was dat Loppan niet meer bij<br />
de lantaarnpaal zou staan. Maar ze stond er. En beloofd is<br />
beloofd, vooral als het op dezelfde dag gebeurt!<br />
( p. 28)<br />
Laat ook een kind de oorspronkelijke titel zoeken. Leuk is<br />
om deze grappig klinkende Zweedse woorden op het bord<br />
te laten zetten. Welke woorden herken je?<br />
Gesprek met de nieuwsgierige buurman:<br />
Zijn ogen glinsterden van nieuwsgierigheid. Ik voelde de<br />
spanning stijgen. Beloofd is natuurlijk beloofd, maar… een<br />
leugentje om bestwil tegen een spionerende buurman telde vast<br />
niet mee.<br />
‘Ik heb hem uitgeleend,’ zei ik. (p. 29)<br />
Huilend vertelde ik haar alles precies zoals het gegaan was. Het<br />
deel over Buster-Lina liet ik weg en ik zei dat ik een vriendin<br />
was tegengekomen en dat ik daardoor bijna te laat bij de<br />
apotheek kwam. En dat was niet echt een leugen. Sara was nu<br />
eigenlijk bijna mijn vriendin. (p. 30)<br />
P.S. Trouwens, wat ik over papa zei, is niet helemaal waar.<br />
Ik heb wel mijn trapeze van hem gekregen, maar hij is geen<br />
circusartiest. Hij is astronaut en op dit ogenblik zit hij op de<br />
maan. Daarom kunnen we elkaar niet zo vaak zien. Maar hij<br />
heeft beloofd dat ik hem volgende zomer mag komen bezoeken.<br />
(p. 76)<br />
Enkele mogelijke vragen om een gesprek rond liegen<br />
richting te geven:<br />
- Was het haar bedoeling om te liegen tegen Axel? Waarom<br />
deed ze dat dan wel?<br />
- Wat is een leugentje om bestwil?<br />
- Is liegen altijd even erg?<br />
- Als je dingen verzwijgt, lieg je dan ook?<br />
- Waarom verzint Tilda spannende verhalen over haar papa?<br />
Als drama-moment laat je de kinderen zelf originele<br />
leugens verzinnen en ze al dan niet geloofwaardig aan de<br />
man brengen.<br />
Na het lezen<br />
a. Zweedse titel<br />
Wie heeft het boek geschreven? Ingelin Angerborn, zou<br />
dat een Nederlandstalige auteur zijn? Waarom denk je dat?<br />
Je kunt een gesprekje houden over naamgeving. Sommige<br />
namen komen in bepaalde landen of talen vaker voor.<br />
Bestudeer eens de namen van de kinderen van je klas.<br />
Je kunt ook een namengids lenen bij de bibliotheek.<br />
Hetzelfde kun je doen met de namen van de personages.<br />
Waar ligt Zweden? Zoek eens op in de atlas. Hoe ziet<br />
het er in Zweden uit? Ga eens met je kinderen op onderzoek<br />
op internet. Misschien kun je bij jullie volgende<br />
bibliotheek bezoek op zoek gaan naar boeken over Zweden,<br />
of geschreven door Zweedse schrijvers?<br />
b. <strong>Familie</strong><br />
Tilda heeft een sterke band met haar moeder. Ze kan bij<br />
haar mama terecht. Haar papa is er niet.<br />
Dit kan een inleiding zijn voor een gesprekje over ouders.<br />
- Vind je dat Tilda een leuke moeder heeft?<br />
- Zou je ook graag zo’n moeder willen hebben?<br />
- Hoe is de band met jouw moeder?<br />
- Zou Tilda haar papa erg missen?<br />
- Is er iemand die iets wil vertellen over zijn of haar mama<br />
of papa missen?<br />
Verhuizen. Tilda vindt het maar stom dat ze opnieuw<br />
moeten verhuizen. Dat heeft ze wel al vaker in haar<br />
leven gedaan. Waarom heeft ze daar zo’n hekel aan? Hoe<br />
zouden jullie het vinden om te verhuizen? Wat zouden de<br />
voordelen kunnen zijn? En de nadelen?<br />
c. Museumwandeling<br />
Iedereen krijgt een groot blad en tekent een stuk van het<br />
boek. Vooraf moet je wel afspreken hoe de personages<br />
eruit zullen zien (haarkleur, kledij…). Welke schilders- of<br />
illustratietechnieken bied je aan? Nadien moet het stukje<br />
verhaal in eigen woorden bij de tekeningen komen te<br />
staan. Dit doen we niet gewoon. We gebruiken letterkunst<br />
om onze zinnen beeld te geven. Versierde en gestempelde<br />
letters geven de vrolijke toon van het boek weer. Alles<br />
klaar? Tijd om het museum in te richten.<br />
Wie nodig je uit in het museum? Wie leidt de bezoekers<br />
rond? Worden er toegangskaartjes gegeven? Het museumbezoek<br />
kun je ook groter zien. Jullie turnzaal wordt het<br />
museum, elke klas werkt iets van <strong>Jeugdboekenweek</strong> uit voor<br />
het museum. Het kan ook een interactief museum worden,<br />
met een goede mix van luisteren, zien en doen… Aan de<br />
slag dus! En natuurlijk nodigen we uit over wie het al de<br />
hele boekenweek gaat: familie!<br />
13
14<br />
Cheffie is de baas<br />
Kaat Vrancken, Martijn van der Linden (ill.)<br />
Querido, 2004.<br />
Principe 1: Wie woorden zaait<br />
Principe 2: Boekrijk<br />
Principe 4: Leesland is geen eiland<br />
Principe 5: Voor elk kind is er wat te lezen<br />
Principe 6: De taalspeeltuin<br />
Principe 7: De boekenbabbel<br />
Principe 8: Leesbevordering, geen tijdverlies<br />
Principe 9: Van lezen ga je doen<br />
Eindtermen<br />
De leerlingen kunnen de informatie ordenen die voorkomt<br />
in: voor hen bestemde verhalen, kinderromans, dialogen,<br />
gedichten, kindertijdschriften en jeugdencyclopedie.<br />
(Nederlands - Lezen 3.5)<br />
De leerlingen ontwikkelen bij het realiseren van de eindtermen<br />
voor spreken, luisteren, lezen en schrijven de<br />
volgende attitudes: plezier in luisteren, spreken, lezen en<br />
schrijven (Nederlands - Schrijven 4.8)<br />
De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = beoordelen)<br />
het gepaste taalregister hanteren als ze op basis van<br />
vergelijking, hetzij met de eigen mening, hetzij met andere<br />
bronnen, in een gesprek kritisch reageren op de vragen en<br />
opmerkingen van bekende volwassenen. (Nederlands -<br />
Spreken 2.9)<br />
De leerlingen kunnen het gepaste taalregister hanteren als<br />
ze van een behandeld onderwerp een verbale interpretatie<br />
brengen, die begrepen wordt door leeftijdsgenoten.<br />
(Nederlands - Spreken 2.7)<br />
vergeten. Na haar studies communicatiewetenschappen en<br />
werk bij een uitgeverij werd ze freelance copywriter. Overdag<br />
schrijft ze reclameteksten, ’s avonds en ’s nachts werkt<br />
ze aan haar boeken. In de Hannah-boeken schrijft ze over<br />
thema’s zoals dood en seksualiteit op een humoristische,<br />
vanzelfsprekende manier.<br />
Over de illustrator<br />
Martijn van der Linden werd in 1979 in Oostburg geboren.<br />
Als kind wilde hij tekenaar worden. In 2001 studeerde hij<br />
af aan de Willem de Kooning academie in Rotterdam, waar<br />
hij de richting illustratie volgde. Het prinsenkind<br />
is zijn<br />
eerste prentenboek.<br />
Over het boek<br />
Kaat Vrancken gaf haar boek niet alleen de titel Cheffie<br />
maar maakt Cheffie de teckel ook de baas van de ver telling.<br />
Je kruipt als lezer in de huid van de hond en we zien<br />
alles door zijn ogen. Dit levert onverwachte en originele<br />
scènes op. Emma en haar moeder zijn heel belangrijk voor<br />
Cheffie. Vooral omdat ze eten geven, maar ook aandacht<br />
en liefde. Emma weet als enige de gevoelige plekjes van<br />
Cheffie te vinden. Ze heeft hem als magere, zielige pup<br />
gevonden. Na een tijdje komen er nog twee teckels bij,<br />
maar dat vindt Cheffie niet erg want hij blijft toch de baas<br />
en maakt dat ook duidelijk.<br />
Op een dag komt er een knappe, grote herdershond bij.<br />
Puf en Bogie zijn onder de indruk. Cheffie is jaloers en<br />
besteedt veel meer aandacht en tijd aan de herdershond.<br />
Cheffie doet alles om zijn geur uit het huis en de tuin te<br />
houden. Hij werpt zich ook letterlijk voor Emma’s voeten.<br />
Dit heeft verrassende gevolgen. De kleine zwartwitillustraties,<br />
die lijken op linosneden, geven een belangrijke<br />
meerwaarde aan het verhaal en brengen goed in beeld hoe<br />
Cheffie zich voelt.<br />
De leerlingen drukken in een niet-conflictgebonden<br />
situatie, eigen indrukken, gevoelens, verlangens,<br />
gedachten en waarderingen spontaan uit. (Wereldoriëntatie<br />
- Mens 3.1)<br />
Over de auteur<br />
Kaat Vrancken werd geboren in Bree op 27 december 1957.<br />
Toen ze twaalf werd, was ze vast besloten schrijfster te<br />
worden. Na één zin liet de inspiratie haar in de steek, maar<br />
de magie van het schrijven is ze sindsdien nooit meer<br />
Aan de slag<br />
Voor het lezen<br />
Kringgesprek. Mogelijke aanpak kan zijn:<br />
- Wie heeft er thuis een hond?<br />
- Welk ras?<br />
- Waar komt hij vandaan?<br />
- Hoe heet je hond?<br />
- Waarom heb je deze naam gekozen?<br />
- Is het een zwerfhond?
- Hoe wordt een hond een zwerfhond?<br />
- Wat zou je doen wanneer je een zwerfhond vond?<br />
- Behoort je hond tot je familie?<br />
- Hoe zou je deze familieband omschrijven?<br />
- Hebben honden familie?<br />
- Leven honden in het wild in een familie?<br />
- Zijn er verschillende soorten hondenfamilies?<br />
- Hebben honden dezelfde familiebanden als wij (vader,<br />
moeder, broer, zus…)?<br />
- Zijn volwassenen soms ook jaloers?<br />
- Je kunt een of meerdere prenten tonen waarop duidelijk<br />
te zien is hoe iemand zich voelt als hij jaloers is.<br />
Bijvoorbeeld Je gevoelens als je jaloers bent<br />
van Brian Moses,<br />
Dijkstra 1992, p. 4, 5, 6, 7.<br />
- Welk voorbeeld lijkt het best op jouw gevoelens?<br />
- Hoe gedragen kinderen zich als ze jaloers zijn?<br />
- Je kunt de kinderen zinnen laten maken die beginnen<br />
met: “Als ik jaloers ben…”<br />
Tijdens het lezen<br />
Je kunt een paar keer voor je aan een nieuw hoofdstuk<br />
begint de kinderen vragen proberen te voorspellen hoe het<br />
boek verder zou kunnen verlopen.<br />
Na het lezen<br />
a. Kringgesprek. De betekenis van namen<br />
- Vind je de naam Cheffie goed gekozen?<br />
- Waarom wel, waarom niet?<br />
- Elke naam heeft een betekenis; misschien kun je de<br />
betekenis van de namen van de kinderen opzoeken.<br />
e. Verhalen schrijven<br />
- Je kunt de kinderen vragen of ze graag een kort verhaaltje<br />
willen schrijven over iets wat met jaloezie te maken heeft.<br />
- Misschien kunnen ze verhaaltjes schrijven over dingen<br />
die ze zouden kunnen doen om anderen jaloers te maken.<br />
f. Muzische verwerking<br />
- Je kunt de kinderen maskers laten maken die jaloezie<br />
uitbeelden in papier-maché, klei…<br />
- Je kunt de kinderen laten vertellen waarom ze een<br />
bepaalde kleur of vorm gebruikten.<br />
15<br />
b. Hondennamen bekijken<br />
- Je kunt foto’s van verschillende hondenrassen<br />
verzamelen en er een collage mee maken.<br />
- Je kunt een lijst maken van de verschillende<br />
hondenrassen.<br />
- Je kunt een dierenarts uitnodigen die komt vertellen wat<br />
er allemaal komt kijken bij het houden van een hond als<br />
huisdier.<br />
c. Filosoferen<br />
Het is duidelijk dat Cheffie niet zo gelukkig is met de<br />
komst van de herdershond. Hij is eigenlijk jaloers. Naar<br />
aanleiding daarvan kun je een eenvoudig filosofisch<br />
gesprek opbouwen. Mogelijke vragen kunnen zijn:<br />
- Worden honden of dieren alleen maar voor de<br />
gezelligheid gehouden?<br />
- Kunnen honden of dieren ongelukkig zijn?<br />
- Kunnen dieren met elkaar praten?<br />
- Kunnen dieren het onder elkaar over mensen hebben?<br />
- Kunnen dieren denken?<br />
d. Zinnen maken<br />
- Je kunt de kinderen vragen hoe ze zich voelen wanneer<br />
ze jaloers zijn.
16<br />
Opa zwijgt<br />
Katrien Vandewoude, Jan de Kinder (ill.)<br />
Clavis, 2003.<br />
Principe 2: Boekrijk<br />
Principe 3: Bib en school gaan boek in hand<br />
Principe 4: Leesland is geen eiland<br />
Principe 6: De taalspeeltuin<br />
Principe 7: De boekenbabbel<br />
Principe 8: Leesbevordering, geen tijdverlies<br />
Principe 9: Van lezen ga je doen<br />
Eindtermen<br />
De leerlingen zijn bereid om vanuit een concrete context te<br />
reflecteren over de volgende aspecten van taal:<br />
- klankniveau<br />
- woordniveau<br />
- zinsniveau<br />
- tekstniveau<br />
(Nederlands - Taalbeschouwing 6.3)<br />
De leerlingen kunnen de informatie op een persoonlijke en<br />
overzichtelijke wijze ordenen bij een voor hen bestemde<br />
instructie voor een buitenschoolse situatie. (Nederlands -<br />
Luisteren 1.6)<br />
De leerlingen kunnen het gepaste taalregister hanteren<br />
als ze aan iemand om ontbrekende informatie vragen.<br />
(Nederlands - Spreken 2.2)<br />
De leerlingen kunnen de informatie ordenen die voorkomt<br />
in: voor hen bestemde verhalen, kinderromans, dialogen,<br />
gedichten, kindertijdschriften en jeugdencyclopedie.<br />
(Nederlands - Lezen 3.5)<br />
De leerlingen kunnen hun afstamming aangeven tot twee<br />
generaties terug. (Wereld-oriëntatie - Tijd 5.6)<br />
Over de auteur<br />
Katrien Vandewoude werd geboren in Asse op 20 juni<br />
1955. In haar jeugd was ze vaak ziek. Om haar een beetje te<br />
troosten, kreeg ze stapels boeken. Op twaalfjarige leeftijd<br />
leest ze Blijf lachen van Irmgard Smits over een meisje van<br />
twaalf dat tuberculose heeft en in het boek haar levensverhaal<br />
vertelt. Katrien was razend jaloers dat iemand op<br />
zo’n jonge leeftijd kon schrijven en zij niet. Uiteindelijk<br />
studeerde ze Letteren en Wijsbegeerte, maar ze was vooral<br />
geboeid door geschiedenis omdat ze wilde weten hoe<br />
mensen vroeger leefden en werkten, wat ze dachten en<br />
voelden. Ze werkte nadien twee jaar in de universiteitsbibliotheek.<br />
Ze las zeer graag voor en begeleidde kinderen<br />
die lid waren van de Kinder- en Jeugdjury Vlaanderen.<br />
Stilletjes aan begon ze te overwegen om zelf een boek te<br />
schrijven. Haar verhalen zijn spannend, ernstig en avontuurlijk.<br />
Over de illustrator<br />
Jan de Kinder werd geboren op 5 november 1964 in Dendermonde.<br />
Hij studeerde toegepaste grafiek en illustratie<br />
aan Sint-Lukas in Brussel en volgde een opleiding tekenkunst<br />
aan de Stedelijke Academie van Leuven. Hij begon<br />
met het illustreren van kinderboeken toen zijn oudste<br />
dochter Anne haar eerste prentenboekje ontdekte. Nu is hij<br />
beeldend kunstenaar en voltijds zelfstandig illustrator van<br />
kinderboeken en kindertijdschriften. Hij illustreert vooral<br />
boeken van andere auteurs. In 2002 schreef hij een eigen<br />
prentenboek: Mathilde. Hij geniet van verhalen vertellen<br />
aan kinderen, en met hen fantaseren.<br />
Over het boek<br />
Opa zwijgt<br />
beschrijft hoe een kind omgaat met de aftake-<br />
ling van een grootouder. De opa van Emma heeft een<br />
beroerte gehad en kan niet meer lopen en spreken. Emma<br />
logeert tijdens de vakantie bij opa en oma, maar ditmaal<br />
is de vakantie anders. Tegen Wido, de buurjongen, schept<br />
ze op over wat opa vroeger allemaal kon. Wido, die niet wil<br />
vertellen dat zijn ouders onlangs zijn gescheiden, schept<br />
ook op over zijn grootvader. De twee kinderen hebben het<br />
moeilijk om de veranderingen te accepteren maar vertellen<br />
dit niet aan elkaar. Het is een ik-verhaal met veel dialogen<br />
dat mooi wordt verteld, nergens is er sprake van medelijden<br />
of geklaag.<br />
Aan de slag<br />
Voor het lezen<br />
a. Gedicht over opa<br />
Voor je begint met voorlezen kun je met een gedicht<br />
de juiste sfeer scheppen. Probeer het gedicht Opa van<br />
Johanna Kruit:
Opa is ziek.<br />
Het vel van zijn gezicht<br />
is veel te wijd.<br />
De kamer is stil.<br />
Een streepje zonlicht<br />
valt langs het gordijn.<br />
Het is al bijna lente.<br />
Misschien gaat opa dood.<br />
De dag zit vol geheimen.<br />
Ik word al groot.<br />
In een kringgesprek over grootouders kun je de volgende<br />
vragen stellen:<br />
- Wie heeft er een opa?<br />
- Wat vind je van hem?<br />
- Hoe zie jij je opa?<br />
- Wat denk je over hem?<br />
- Zie je je opa veel?<br />
- Wat heb je geleerd van je opa? Kinderen kunnen hier<br />
eventueel een lijstje maken.<br />
b. Interview met opa<br />
Je kunt één of meerdere opa’s uitnodigen in de klas,<br />
eventueel de opa van de leerkracht, of je laat de kinderen<br />
een interview afnemen van hun opa thuis. Mogelijke<br />
vragen:<br />
- Welke spelletjes speelde je?<br />
- Hoe ging je naar school?<br />
- Speelde je op straat?<br />
- Had je een speciale knuffel?<br />
- Speelden je ouders met jou?<br />
- Heb je kwajongensstreken uitgehaald?<br />
- Had je veel huiswerk?<br />
- Wat deed je het liefst?<br />
- Moest je meehelpen met je ouders?<br />
- Hoe was het op school?<br />
- Heb je de oorlog meegemaakt?<br />
- Waarom lopen sommige opa’s met een stok?<br />
- Waarom krijgen sommige opa’s grijs haar of worden ze<br />
kaal?<br />
Je kunt ook vragen aan de opa’s om foto’s mee te brengen<br />
of een voorwerp waar ze speciaal aan gehecht zijn. Dit kan<br />
aanleiding geven tot het maken van een kleine tentoonstelling.<br />
Op een bepaald moment lees je dan het boek voor. Je kunt<br />
vertellen dat dit boek vooral gaat over de opa van Emma.<br />
Het is vakantie en ze gaat bij opa en oma logeren. Ditmaal<br />
is het geen vakantie zoals vorig jaar. Je kunt eventueel de<br />
kinderen laten vertellen waarover het boek zou kunnen<br />
gaan bij het tonen van de kaft.<br />
Tijdens het lezen<br />
Je kunt vooraf met de kinderen een vast voorleesmoment<br />
afspreken en dit ook duidelijk meedelen in de school zodat<br />
jullie niet gestoord worden tijdens het voorlezen. Hang<br />
eventueel een bordje “Niet storen, wij lezen!” aan de deur.<br />
a. Helden<br />
Ongeveer in het midden van het boek vertellen Emma en<br />
Wido, de buurjongen, over hun opa’s alsof ze helden zijn.<br />
Dit moment kun je misschien aangrijpen om een klein<br />
filosofisch gesprekje te houden over helden. Mogelijke<br />
vragen:<br />
- Wanneer ben je een held? Wat moet een held allemaal<br />
kunnen?<br />
- Zijn helden anders dan jij of ik?<br />
- Kun je bevriend zijn met een held?<br />
- Kun je leren om held te worden?<br />
- Zou je zelf een held willen zijn en waarom?<br />
Na het lezen<br />
a. Kringgesprek over het boek<br />
Mogelijke vragen:<br />
- Wie wil iets zeggen over het verhaal?<br />
- Welk gevoel heb je nadat je het hele verhaal hebt gehoord?<br />
- Is er iets dat je niet goed begrijpt?<br />
- Wat vond je het mooist?<br />
- Denk je dat opa en oma verdrietig zijn?<br />
- Toont opa zijn verdriet en zo ja, hoe?<br />
- Waarom zijn we soms verdrietig?<br />
- Wie wil er een verdrietig moment uit zijn leven vertellen?<br />
b. <strong>Familie</strong>album maken<br />
Per familielid kun je een A4-blad nemen, op elk blad komt<br />
telkens ongeveer hetzelfde te staan. Je kunt de kinderen<br />
vragen om hun geboortekaartje mee te brengen. Dit plak je<br />
bovenaan het blad voor jezelf.<br />
17
Daaronder kun je een pasfoto plakken met daarnaast:<br />
- voornaam<br />
- roepnaam, hoe je thuis wordt genoemd<br />
- geboortedatum<br />
- kleur van de ogen<br />
- hobby’s<br />
- beste eigenschap<br />
- slechtste eigenschap<br />
- lievelingsgerecht<br />
Vertel in enkele regels over je oudste herinnering.<br />
Blad 2: foto van mama als kind.<br />
Blad 3: foto van papa als kind.<br />
Blad 4 en volgende: foto’s van broers en zussen.<br />
18<br />
Op al deze bladen komt dezelfde tekst, die kun je als<br />
leerkracht vooraf uitschrijven, kopiëren en op elk blad<br />
plakken:<br />
- voornaam<br />
- hoe spreek jij je mama aan<br />
- geboortedatum<br />
- haarkleur, kleur ogen<br />
- hobby’s<br />
- werk<br />
- beste eigenschap<br />
- slechtste eigenschap<br />
- lievelingsgerecht<br />
Je kunt dan nog twee bladen maken voor de oma’s en de<br />
opa’s, zowel aan moeders als aan vaders kant. Je kunt de<br />
kinderen vragen om bovenaan het blad eventueel een trouwfoto<br />
van oma en opa te plakken. Op beide bladen komt<br />
dezelfde tekst als bij ma, pa, broers, zussen (zie hier boven).<br />
c. Stamboom maken<br />
Je kunt met de kinderen een stamboom maken. Op<br />
grote vellen A3 maak je de stambomen vanaf opa en<br />
oma. Kinderen kunnen van hun familie kleine portretjes<br />
tekenen en de namen invullen. Leer de kinderen eerst<br />
hoe je een stamboom maakt, hoe de lijntjes lopen. Als de<br />
stambomen klaar zijn, kun je die zo ophangen aan het<br />
plafond in de klas. Zo heb je een soort tentoonstelling.<br />
Je kunt de ouders en grootouders uitnodigen om een<br />
wandeling te maken door het bos van de stambomen in je<br />
eigen klas.
Teunis<br />
Toon Tellegen, Jan Jutte (ill.)<br />
Querido, 1996. (3 de druk 2005)<br />
Principe 2: Boekrijk<br />
Principe 3: Bib en school gaan boek in hand<br />
Principe 4: Leesland is geen eiland<br />
Principe 7: De boekenbabbel<br />
Principe 8: Leesbevordering, geen tijdverlies<br />
Principe 9: Van lezen ga je doen<br />
Eindtermen<br />
De leerlingen kunnen de informatie ordenen die voorkomt<br />
in: voor hen bestemde verhalen, kinderromans, dialogen,<br />
gedichten, kindertijdschriften en jeugdencyclopedie.<br />
(Nederlands - Lezen 3.5)<br />
De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = beoordelen)<br />
het gepaste taalregister hanteren als ze op basis van<br />
vergelijking, hetzij met de eigen mening, hetzij met andere<br />
bronnen, in een gesprek kritisch reageren op de vragen en<br />
opmerkingen van bekende volwassenen. (Nederlands -<br />
Spreken 2.9)<br />
De leerlingen kunnen het gepaste taalregister hanteren als<br />
ze van een behandeld onderwerp een verbale interpretatie<br />
brengen, die begrepen wordt door leeftijdsgenoten.<br />
(Nederlands - Spreken 2.7)<br />
De leerlingen zijn bereid om vanuit een concrete context te<br />
reflecteren over de volgende aspecten van taal:<br />
- klankniveau<br />
- woordniveau<br />
- zinsniveau<br />
- tekstniveau<br />
(Nederlands - Taalbeschouwing 6.3)<br />
Over de auteur<br />
Toon Tellegen (Nederland, 1941) is geen schrijver van<br />
opleiding, maar chirurg. Hij werkt als huisarts in Amsterdam,<br />
waar hij woont. Hij is getrouwd en heeft twee<br />
kinderen. Aan zijn dochter vertelde hij elke avond voor het<br />
slapengaan verhaaltjes. Die publiceerde hij later. Toon Tellegen<br />
is vooral bekend om zijn dichtbundels voor volwassenen<br />
en om zijn dierenverhalen. Deze spelen zich af in een<br />
wat vreemde wereld. Alle dieren zijn even groot. Ze brengen<br />
hun tijd door met feesten, praten, brieven schrijven<br />
en mijmeren. Deze verhalen zijn ietwat absurd, verwarrend<br />
en meestal filosofisch. Hij heeft ondertussen heel wat<br />
grote prijzen met zijn werk in de wacht gesleept.<br />
Over de illustrator<br />
Jan Jutte (Nederland, 1954) is sinds 1983 werkzaam als<br />
freelance illustrator. Hij heeft ondertussen al meer dan<br />
honderd kinderboeken geïllustreerd. Bezoek zeker eens<br />
zijn website (www.janjutte.nl).<br />
Over het boek<br />
Teunis is een olifant. Zijn moeder is een olifant, zijn vader<br />
ook. Maar die is ook ontdekkingsreiziger. Teunis en zijn<br />
moeder zien hem nooit. Ze zijn olifanten in een mensenwereld.<br />
Hij gaat gewoon naar school. Natuurlijk is het niet<br />
gemakkelijk om zo anders te zijn dan de andere kinderen<br />
in de klas. Maar soms is het juist heel handig een olifant<br />
te zijn.<br />
Aan de slag<br />
Voor het lezen<br />
Kennismaken met de auteur. Toon Tellegen is een<br />
bekende auteur, zowel bij kinderen als bij volwassenen.<br />
Wie kent hem? Hebben we één van zijn boeken in onze<br />
klasbibliotheek of thuis in onze boekenkast?<br />
Misschien opteer je er wel voor om één van zijn korte<br />
dierenverhalen voor te lezen als aanknopingspunt met het<br />
boek. Je vindt in de bibliotheek of bij de boekhandel vast<br />
wel één van volgende mooie titels:<br />
Misschien wisten zij alles: alle verhalen over de eekhoorn en de<br />
andere dieren (Querido, 2001.)<br />
De verjaardag van de eekhoorn (Querido, 1995.)<br />
De verjaardag van alle anderen (Querido, 1998.)<br />
De genezing van de krekel<br />
(Querido, 1999.)<br />
Bij het lezen<br />
a. Boos zijn (p.8)<br />
Zou ze boos kunnen zijn? dacht Teunis. Hoe zou ze er dan<br />
uitzien? Hij kon wel boos worden. Heel boos. Maar hij wist<br />
niet hoe hij er dan uitzag. Als hij boos was wilde hij altijd iets<br />
omver gooien of in volle vaart ergens tegenaan lopen, zodat<br />
het omviel of in stukken brak. Daarna was zijn boosheid altijd<br />
over.<br />
19
20<br />
Hoe boos kun jij zijn? Dit fragmentje uit het boek kan aanleiding<br />
zijn om een kringgesprek te houden over boos zijn.<br />
- Op welke manieren zijn wij boos?<br />
- Op welke manieren zijn onze familieleden boos?<br />
- Waarom is bij iedereen verschillend op welke manier hij<br />
het liefst boos is?<br />
- Is er een verschil tussen hoe je werkelijk boos bent, of<br />
hoe je het zou willen zijn?<br />
- Lucht het op om boos te zijn?<br />
- Hoe voel je je als iemand anders boos is? Wat doe je dan?<br />
b. Teken- en schrijfopdracht<br />
Laat de kinderen nadenken over wat hen boos maakt.<br />
Dit kan een concrete situatie zijn, of iets algemeens… De<br />
bedoeling is dat ze hun boze gevoelens uiten op papier.<br />
Met woorden, verf…<br />
gaan ze aan de slag. Nadien voorzie je<br />
de tijd zodat ieder die wil wat tekst en uitleg bij zijn werk<br />
kan geven.<br />
c. Het verleden<br />
Misschien is het je al opgevallen dat het hele verhaal<br />
geschreven is in de verleden tijd. Waarom zou de auteur<br />
hiervoor gekozen hebben? Je kunt dit boek gemakkelijk<br />
koppelen aan een taalles over de verleden tijd. Neem een<br />
stukje tekst over en laat de kinderen het omzetten in de<br />
tegengestelde tijd. Om het andersom te doen, neem je een<br />
ander boek uit de Leestips en laat je een stukje tekst van<br />
de tegenwoordige tijd in de verleden tijd zetten. Niet zo<br />
eenvoudig als het lijkt! Maar wel leerrijk en het is leerstof<br />
die rechtstreeks uit een boek komt waarmee ze bezig zijn.<br />
Dat is eens wat anders dan de onbetekenende zinnen uit<br />
een handboek met afstandelijke voorbeeldzinnen.<br />
d. Toneel (p.40, 42)<br />
In het boek spelen de kinderen op vrijdagnamiddag toneel<br />
of poppenkast.<br />
Op een keer verkleedde Teunis zich als jongen. Een jongen uit<br />
zijn klas - Willem - verkleedde zich als olifant.<br />
e. Een gewone jongen<br />
Teunis is een olifant in een gewone mensenwereld. Hij is<br />
een buitenbeentje. Anders dan de anderen.<br />
Ken jij bij jou in de familie ook buitenbeentjes? Dit kan de<br />
start zijn voor een gesprekje over verschillen: gehandicapt<br />
zijn, een andere huidskleur hebben, geadopteerd zijn,<br />
uiteenlopende karakters hebben... Hou een gesprek over<br />
willen zijn zoals de rest.<br />
- Waarom wil Teunis een gewone jongen zijn?<br />
- Heeft het voordelen om een olifant te zijn?<br />
- Wat zijn de nadelen om als olifant tussen gewone<br />
kinderen te leven?<br />
- Gebeurt het jou soms ook dat je wilt zijn zoals iedereen?<br />
- Sommigen willen juist opvallen. Ze doen nét anders dan<br />
de anderen. Waarom?<br />
Naar aanleiding hiervan laat je de kinderen fantaseren.<br />
Stel je voor, je hebt héél veel moed en je trekt je niets van<br />
de anderen aan. Wat zou je dan precies doen om anders te<br />
zijn dan de anderen? Hoe zou jij willen opvallen tussen je<br />
klasgenoten? Dit kan de start zijn van een schrijfopdracht.<br />
Of de inleiding van een beeldende verwerking.<br />
Na het lezen<br />
a. Ontdekkingsreiziger<br />
De papa van Teunis is ontdekkingsreiziger. Teunis vraagt<br />
zich af wat er nog te ontdekken valt. Filosofeer samen met<br />
je klas over wat er nog te ontdekken valt. Hoe kun je nu<br />
weten wat er nog te ontdekken valt als het nog niet ontdekt<br />
is? Zou alles niet al ontdekt zijn?<br />
b. Wat zijn de beroepen bij jou in de familie?<br />
De papa van Teunis is ontdekkingsreiziger. Wat doen jouw<br />
ouders als beroep? De kinderen vertellen over de beroepen<br />
in hun familie. De beroepen worden opgeschreven. Bij<br />
elk beroep wordt door de kinderen zelf een woordje uitleg<br />
gegeven. Wat willen jullie zelf later gaan doen, als beroep?<br />
De dialoog van hun toneelstuk wordt in het boek gegeven.<br />
Laat de kinderen ook op deze manier een toneelstukje<br />
schrijven. Ze kunnen attributen zoeken, het voorbereiden<br />
en het nadien opvoeren op vrijdagnamiddag, zoals in het<br />
boek.
O V E R DE SAMENSTELLERS<br />
Y O VAN KERCKHOVE heeft als leerkracht derde graad in het<br />
Freinet-onderwijs gewerkt. Vandaag werkt ze als Freinetspecialiste<br />
bij de Pedagogische Begeleidingsdienst van de<br />
stad Gent, maar ze is er ook werkzaam als begeleidster van<br />
scholen die met kinder- en jeugdliteratuur werken.<br />
I N E VANDENABEELE is juf in de Tuimelaar, een klein<br />
freinetschooltje in Schoten. Ze geeft les aan de kinderen<br />
van de tweede graad, waar ze samen met haar leerlingen<br />
veel tijd tussen boeken doorbrengt. Toen ze zelf nog<br />
op de schoolbanken zat, was ze een boekenwurm in het<br />
kwadraat. Die microbe probeert ze op veel manieren aan<br />
haar kinderen door te geven.<br />
21
C O L O F O N<br />
Redactie en coördinatie<br />
Gerrit Janssens en Sarah van Tilburg<br />
Vormgeving<br />
Compagnie Paul Verrept<br />
Illustraties<br />
Joke van Leeuwen<br />
ISBN 9077178414<br />
WD D/2005/9654/7<br />
www.jeugdboekenweek.be<br />
22<br />
De <strong>Jeugdboekenweek</strong> is een project van Stichting Lezen.<br />
Stichting Lezen komt tot stand met de steun van het<br />
ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.<br />
Stichting Lezen staat voor het intense plezier van lezen<br />
en wil haar passie met velen delen. Daarom organiseert<br />
Stichting Lezen in samenwerking met belangrijke professionele<br />
partners zoals het boekenvak, bibliotheken, media<br />
en onderwijs de <strong>Jeugdboekenweek</strong>, de Kinder- en Jeugdjury<br />
Vlaanderen, Fahrenheit451, de Voorleesweek en andere grote<br />
en kleine acties voor kinderen, jongeren en volwassenen.<br />
Stichting Lezen lanceert nieuwe campagnes als Boekbaby’s<br />
en Iedereen Leest, coördineert de auteurslezingen, stimuleert<br />
wetenschappelijk onderzoek naar lezen en leesbevordering<br />
en onderhoudt internationale contacten. Als kennis-<br />
en expertisecentrum voor leesbevordering is Stichting<br />
Lezen het eerste aanspreekpunt van de Vlaamse overheid.<br />
www.stichtinglezen.be
<strong>Jeugdboekenweek</strong> <strong>2006</strong> <strong>Mijn</strong> familie · Joeri Brands en Marlies De Smedt<br />
<strong>Lestips</strong> voor het vierde en vijfde leerjaar
woord vooraf<br />
<strong>Mijn</strong> boeken zijn mijn tweede familie. Ze waren er al voor ik er was, hopelijk<br />
bestaan ze nog lang nadat ik er niet meer ben. Maar niet zonder dat ik hen heb<br />
leren kennen, een deel van hen ben geworden. En mijn stempel heb kunnen<br />
achterlaten.<br />
Ik heb familieleden die me troosten, ontroeren, die me kwaad maken, me<br />
verwarren, me de weg wijzen. Er zijn er die me aan het lachen maken, met wie ik<br />
gewoon een goed gesprek kan voeren. Er zijn er stokoude bij, die wijs en geduldig<br />
wachten tot ik klaar voor hen ben. Natuurlijk heb ik ook verre neven en nichten,<br />
die ik alleen op vaste momenten in het jaar zie. En er zijn de heel bijzondere, die<br />
ik in mijn hart heb gesloten, omdat ik zonder hen niet was wie ik nu ben. Ik kan<br />
me mijn leven niet voorstellen zonder hen.<br />
1<br />
Echte boeken in de klas, daar staat <strong>Jeugdboekenweek</strong> <strong>2006</strong> voor. Omdat boeken<br />
onmisbaar zijn in uw school. Boeken als familie, boeken die over familie gaan, het<br />
thema van dit jaar.<br />
We inspireren u graag met deze lestips, ze helpen u met de boeken aan de slag te<br />
gaan. De principes bij elke lestip verwijzen naar de basisbrochure Leesbevordering,<br />
hoe doe je dat? die u bij Stichting Lezen kunt bestellen. In negen stellingen doen<br />
we uit de doeken hoe u leesplezier in de klas en de bibliotheek kunt doorgeven.<br />
Om het verband met uw werk in de klas te versterken, hebben we voor het basisonderwijs,<br />
en dat is ook nieuw, de eindtermen toegevoegd die u met elke lestip<br />
realiseert. Leesbevordering is geen luxe, je doet het niet alleen als je wat tijd over<br />
hebt. Handig, toch? Dat maakt het makkelijker om boeken en leesplezier een<br />
vaste plaats in uw lessenpakket te geven. De eindtermen zijn specifiek voor elke<br />
tip beschreven, maar voor werken met de boeken in de klas gelden hoe dan ook<br />
deze doelstellingen:<br />
-De leerlingen kunnen de informatie ordenen die voorkomt in: voor hen<br />
bestemde verhalen, kinderromans, dialogen, gedichten, kindertijdschriften en<br />
jeugdencyclopedie. (Nederlands - Lezen 3.5)<br />
-De leerlingen ontwikkelen bij het realiseren van de eindtermen voor spreken,<br />
luisteren, lezen en schrijven de volgende attitudes: plezier in luisteren, spreken,<br />
lezen en schrijven. (Nederlands - Schrijven 4.8)
-De leerlingen ontwikkelen bij het realiseren van de eindtermen voor spreken,<br />
luisteren, lezen en schrijven de volgende attitudes: plezier in luisteren, spreken,<br />
lezen en schrijven; bereidheid tot nadenken over het eigen luistergedrag, spreekgedrag,<br />
leesgedrag en schrijfgedrag. (Nederlands - Vaardigheden)<br />
-De leerlingen kunnen genieten van een gevarieerd aanbod van voor hen<br />
bestemde culturele activiteiten. (Muzische vorming - Drama 3.1)<br />
De website waarop u de eindtermen vindt is www.ond.vlaanderen.be/dvo/. Voor<br />
meer info over <strong>Jeugdboekenweek</strong> kunt u terecht op www.jeugdboekenweek.be.<br />
We hopen dat u deze nieuwe familie van boeken een warm welkom geeft. En dat<br />
ze snel een bijzonder plekje krijgen in de tweede thuis van uw leerlingen, de klas.<br />
Namens Stichting Lezen,<br />
Gerrit Janssens<br />
2
Uit een heel gamma kies<br />
ik toch mijn eigen mama<br />
Soepkinders<br />
Gerda Dendooven<br />
Querido, 2005.<br />
Lees- en lestips voor het vierde en vijfde leerjaar<br />
Joeri Brands en Marlies De Smedt<br />
Principe 7: De boekenbabbel<br />
Principe 9: Van lezen ga je doen<br />
Beste, lieve, aangename boekpromotor! (Een complimentje<br />
kan nooit kwaad.)<br />
Wij hebben deze lessuggesties gemaakt om jullie samen<br />
met de kinderen een zo aangenaam mogelijk verblijf aan te<br />
bieden in de boekenwereld - hopelijk wordt er nadien geen<br />
afscheid genomen. Het zou leuk zijn als jij de ‘goesting’<br />
wil overbrengen waarmee wij deze ideetjes hebben samengesprokkeld.<br />
Wij gaan ervan uit dat lezen iets waardevols<br />
is in deze tijd en veel plezier en voldoening kan brengen.<br />
Probeer als boekpromotor minstens evenveel genot uit<br />
deze ideeën en boeken te halen. Aarzel nooit om verder te<br />
gaan dan wat wij jou aanreiken.<br />
Eindtermen<br />
De leerlingen drukken in een niet-conflictgebonden<br />
situatie, eigen indrukken, gevoelens, verlangens,<br />
gedachten en waarderingen spontaan uit. (Wereldoriëntatie<br />
- Mens 3.1)<br />
De leerlingen kunnen vertrouwen op hun eigen expressiemogelijkheden<br />
en durven hun creatieve uitingen tonen.<br />
(Muzische vorming - Attitudes 6.4)<br />
De leerlingen kunnen geconcentreerd luisteren naar een<br />
gesproken tekst (verteld of voorgelezen) en die mondeling,<br />
schriftelijk, beeldend of dramatisch weergeven. (Muzische<br />
vorming - Drama 3.3)<br />
3<br />
Over de auteur/illustrator<br />
Na haar studies grafische kunsten in Gent was Gerda<br />
Dendooven (1962) enkele jaren begeleidster van<br />
artistieke kinderateliers in verschillende musea. Sinds<br />
1992 doceert ze grafische vormgeving aan Sint-Lucas<br />
in Gent. Tegelijkertijd heeft ze haar handen vol aan het<br />
illustreren van kinder- en jeugdboeken. Haar werk kent<br />
veel succes, ook in het buitenland. Bij elke opdracht zoekt<br />
ze naar de meest geschikte techniek en lijnvoering. Dat is<br />
telkens weer een uitdaging en tegelijk een lijdensweg(je).<br />
Maar kinderen zijn gek op haar felgekleurde, grappige<br />
figuurtjes. Ze won al drie keer de Boekenpauw.<br />
Over het boek<br />
Soepkinders vertelt het verhaal van twee mooie meisjes<br />
op zoek naar een nieuwe moeder en een nieuw huis.<br />
Het begint allemaal in een gevaarlijk bos op een warme<br />
zondag. De zusjes botsen er op rare mensen met rare<br />
streken zoals de Reus van ver, de gemene mannetjes en<br />
het Botermelkvrouwtje.<br />
Wordt één van hen misschien hun nieuwe mama of brengt<br />
hun tocht hen nog andere figuren en een mama die echt<br />
bij hen past?
4<br />
Werken met het boek<br />
a. Moedermuur<br />
Wij stonden ergens tussen akkers en weilanden, op de kruising<br />
van een zandweg en een kiezelpad, en we hadden veel verdriet.<br />
Onze mama was een tijdje geleden verdwenen en ze zou nooit<br />
meer terugkomen. Dat wisten we wel zeker. Ze was verdwenen<br />
samen met ons huis. Dus waren we nu op zoek naar een<br />
andere mama en een ander huis, maar we hadden nog steeds<br />
niets gevonden. En we waren al dagen onderweg. (p. 6)<br />
Twee meisje gaan op zoek naar een nieuwe mama. Dat<br />
blijkt niet zo’n gemakkelijke opdracht, want een goede<br />
mama is niet zomaar een mama. Ze moet lief zijn en goed<br />
kunnen ‘zorgen’, lekker koken en ook een beetje mooi<br />
zijn. Laat de kinderen eerst vertellen wat ze leuk vinden<br />
aan hun mama.<br />
- Wat voor iemand is ze?<br />
- Hoe ziet ze eruit?<br />
- Zegt ze speciale dingetjes als je gaat slapen?<br />
- Heeft ze iets heel unieks dat alleen jouw mama heeft?<br />
De meeste kinderen vertellen graag over hun moeder dus<br />
je kunt hier gerust even bij stilstaan. De kinderen brengen<br />
een foto van hun mama mee naar de klas. Op een plaats in<br />
de klas maak je samen met de kinderen een moedermuur:<br />
een soort ode aan de mama’s. Naast de foto’s die je hierop<br />
kleeft, kun je karaktertrekken laten opschrijven, gedichtjes,<br />
tekeningen, typische dingen die ze vertellen, anekdotes.<br />
Voor de kinderen zelf zal dit moeilijker zijn, omdat het<br />
nogal vanzelfsprekend is, maar voor de andere is het wel<br />
een leuke manier om de andere mama’s te leren kennen.<br />
Wanneer de muur een beetje vorm heeft gekregen,<br />
nodig je alle mama’s uit op de plechtige opening van de<br />
moedermuur.<br />
Met holle buik en lange benen<br />
komt de reus van ver hierhene.<br />
Hij heeft verschrikkelijk haast,<br />
Hij puft en hijgt en blaast.<br />
Een kinderbil, een kinderbil<br />
Is alles wat hij wil.<br />
HAHAHA!<br />
(…)<br />
(p. 6-7)<br />
Naar aanleiding van de rijmpjes in het boek kun je de<br />
kinderen eens zelf aan het rijmen zetten. Ze kunnen een<br />
gedicht schrijven speciaal voor hun eigen mama, gebruik<br />
makend van de rijmschema’s die ze leren kennen in het<br />
boek. Uit de voorbeelden in het boek - kijk ook eens op<br />
p. 23 - leren de kinderen dat je in poëzie heel vrij je gang<br />
kunt gaan en zelf woorden kunnen uitvinden of grappige<br />
woorden en zinnen kunnen gebruiken om iets te zeggen.<br />
De werkjes van de kinderen geef je een plaats aan de<br />
‘moedermuur’.<br />
c. Toneel<br />
Speel je mee over lieve moeders en nare bedriegers<br />
Soepkinders is een heel erg leuk en origineel boek dat de<br />
moeite waard is om gewoon al eens te doorbladeren. De<br />
tekeningen van Gerda Dendooven zijn uniek en verraden<br />
net als het verhaal haar enorme gevoel voor humor. Het<br />
boek nodigt uit tot creativiteit. Laat de kinderen daarom<br />
zelf aan de slag gaan en de verschillende ontmoetingen<br />
van de meisjes eens naspelen. Door het boek heen krijg<br />
je zo zeven tafereeltjes: de reus, de gemene ventjes, het<br />
botermelkvrouwtje, de Kareltjes en hun mama, de kat die<br />
helpt, Maria Klimop en de broek en moeke.<br />
b. Gedichten<br />
Uit een heel gamma kies ik toch mijn eigen mama<br />
Ik kom uit Barcelona,<br />
Over bergen en door dalen.<br />
Ik kom van heel ver<br />
Om billetjes te halen!<br />
HAHAHAHAHA!<br />
(…)<br />
Je hebt verschillende mogelijkheden om hen met dit<br />
verhaal of de onderdelen te laten kennismaken. Je kunt<br />
het hele boek voorlezen; elke morgen en avond een half<br />
uurtje. Op die manier kun je in week twee de verhalen<br />
laten spelen. Ofwel verdeel je de klas in groepjes en laat je<br />
hen de afzonderlijke delen lezen en naspelen. Als je dan<br />
uiteindelijk de verschillende toneeltjes in de juiste volgorde<br />
plaatst, krijg je toch een globaal beeld van het boek.
De tekeningen spelen een grote rol in het boek en<br />
de kinderen kunnen ze als achtergrond naschilderen<br />
voor hun theaterstukjes. Dit kan op een groot blad dat<br />
dan uiteindelijk wordt opgehangen als achtergrond,<br />
maar je kunt hen ook kleine diaatjes laten tekenen op<br />
transparanten die dan geprojecteerd kunnen worden<br />
tijdens het spel. Het dialicht brengt ook nog eens meer<br />
sfeer dan de neonlichten die er meestal in een klas te<br />
vinden zijn. Wanneer dit een behoorlijk resultaat heeft,<br />
kun je de voorstelling misschien voor andere klassen of<br />
voor de oudergroep laten spelen.<br />
d. Moederloos alleen<br />
Kinderen zonder ouders noemen we weeskinderen of<br />
wezen. Meestal wonen ze in speciale huizen die we<br />
weeshuizen noemen. Zo hebben ze toch nog een thuis<br />
en een soort familie. Sommige van die kinderen worden<br />
geadopteerd. Dat wil zeggen dat mensen ervoor kiezen<br />
een kind op te nemen in hun gezin en het als hun eigen<br />
kind te beschouwen. Hoe zouden de leerlingen zich voelen<br />
zonder ouders? Zou het gemakkelijk zijn om in een nieuw<br />
gezin te komen met een nieuwe mama en papa, broers<br />
en zusjes? Als je voelt dat er veel interesse is voor deze<br />
thema’s, ga er dan gerust wat dieper op in. De film Oliver<br />
Twist<br />
kan een bruikbare instap zijn voor dit thema.<br />
5<br />
e. Het moederspel<br />
Dit spel is gebaseerd op het ganzenspel, met als leidraad<br />
het boekje. Al je kinderen moeten wel eerst het verhaal<br />
hebben gehoord. In de vorige suggestie staan er een aantal<br />
mogelijkheden. Doel van het spel is om als eerste de liefste<br />
moeder van al te bereiken. De typische hindernissen<br />
van het ganzenspel vervang je door de personages van<br />
het boek. Die personages - zie vorige suggestie - geven<br />
opdrachten, laten de spelers naar voren of achteren<br />
springen of een beurt overslaan.<br />
Verdeel je klas in groepen van vier of vijf kinderen en<br />
laat hen samen een spelbord met ongeveer zestig vakjes,<br />
spelregels en pionnen ontwerpen. De vormgeving moet<br />
geïnspireerd zijn op de illustraties van het boekje. Na een<br />
vijftal werksessies van een uur kun je een toonmoment<br />
houden en een speeluurtje.
6<br />
Het schorpioenkind<br />
Riana Scheepers, Jooris Van Hulle (vert.)<br />
Lannoo, 2003.<br />
Principe 6: De taalspeeltuin<br />
Principe 9: Van lezen ga je doen<br />
Eindtermen<br />
De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = beoordelen)<br />
het gepaste taalregister hanteren als ze op basis van<br />
vergelijking, hetzij met de eigen mening, hetzij met andere<br />
bronnen, in een gesprek kritisch reageren op de vragen en<br />
opmerkingen van bekende volwassenen. (Nederlands -<br />
Spreken 2.9)<br />
De leerlingen kunnen het gepaste taalregister hanteren<br />
als ze aan iemand om ontbrekende informatie vragen.<br />
(Nederlands - Spreken 2.2)<br />
De leerlingen kunnen op basis van, hetzij de eigen<br />
mening, hetzij informatie uit andere bronnen, de<br />
informatie beoordelen die voorkomt in een gesprek met<br />
bekende leeftijdsgenoten. (Nederlands - Luisteren 1.9)<br />
De leerlingen kunnen geconcentreerd luisteren naar een<br />
gesproken tekst (verteld of voorgelezen) en die mondeling,<br />
schriftelijk, beeldend of dramatisch weergeven. (Muzische<br />
vorming - Drama 3.3)<br />
De leerlingen kunnen blijvend nieuwe dingen uit hun<br />
omgeving ontdekken en respect betonen voor uitingen van<br />
leeftijdsgenoten, behorend tot eigen en andere culturen<br />
(Muzische vorming - Attitudes 6.1 en 6.5)<br />
De leerlingen kunnen op systematische wijze verschillende<br />
informatiebronnen op hun niveau zelfstandig gebruiken.<br />
(Leren leren 2)<br />
De leerlingen drukken in een niet-conflictgebonden<br />
situatie, eigen indrukken, gevoelens, verlangens, gedachten<br />
en waarderingen spontaan uit. (Wereldoriëntatie - Mens 3.1)<br />
De leerlingen kunnen bij groepstaken leiding geven en<br />
onder leiding van een medeleerling meewerken.<br />
(Leer gebied overschrijdende eindtermen - Sociale<br />
vaardigheden 1.5)<br />
Over de auteur<br />
Riana Scheepers (1957) groeide op tussen de Zoeloes<br />
in Zuid-Afrika, leerde er “woorden eten”, en werd later<br />
schrijfster. Als kind woonde ze in een gehucht in Pongola,<br />
een godvergeten oord waar haar grootvader als missionaris<br />
werkte. De lagere school doorliep ze in het klaslokaal op de<br />
missiepost, tussen de Zoeloekinderen. De ogen van Riana<br />
Scheepers beginnen nog altijd vervaarlijk te fonkelen als<br />
ze herinneringen oproept aan de wrede en bloeddorstige<br />
Zoeloesprookjes die ze als klein kind te horen kreeg van<br />
Djuba, een oudere vrouw op de missiepost. Wanneer de<br />
duisternis intrad, vertelde ze verhalen van boosaardige<br />
geesten, kannibalen en slangen, verhalen die zo’n schrik<br />
aanjoegen dat de vertelster bij het einde ritueel in het vuur<br />
moest spugen om de kleine kinderziel te beschermen. In<br />
1995 verscheen haar Nederlandse debuut, een vertaling<br />
van Dulle griet. De schrijfster betreurt het oprecht dat<br />
Nederlanders geen Zuid-Afrikaans lezen. “Een bestseller<br />
heet bij ons wegholtrekker,” zegt ze. “Veel mooier toch?”<br />
Over het boek<br />
Als Gideonette geboren wordt, lijkt ze net een hoopje<br />
sprinkhanenbotjes… Ze komt veel te vroeg en bovendien<br />
had ze eigenlijk een jongen moeten zijn. Niet Gideonette<br />
maar Gideon, Gideon de la Rey. Die naam draagt ook haar<br />
vader en zijn vader voor hem. Samen met Bhubesi, haar<br />
bloedbroeder, groeit Gideonette op als een echte jongen.<br />
Ze halen de meest linke streken uit tot Gideonette op een<br />
dag beseft hoe gevaarlijk al die stunten wel niet zijn, want<br />
op haar naam rust een eeuwenoude, vreselijke vloek…<br />
Aan de slag<br />
a. Namen geven<br />
Gideonette wordt geboren in een grote familie, de familie<br />
Groot Gideon de la Rey. Sta met de kinderen even stil bij<br />
deze naam. De la Rey is een bijzondere naam die je bij ons<br />
niet hoort. Hoe komt het dat de naam anders klinkt dan<br />
de onze? Je komt samen met de kinderen tot de conclusie<br />
dat het een uitheemse naam is. De slimmeriken van je klas<br />
hebben misschien al ontdekt op de achterflap van het boek<br />
dat de schrijfster afkomstig is uit Zuid-Afrika; de naam ‘de<br />
la Rey’ dus waarschijnlijk ook.<br />
Je kunt een les of lessenreeks opbouwen rond namen.<br />
Iedereen in de groep heeft er een, maar weten ze ook
welke namen ze net gemist hebben? Welke mogelijke<br />
namen hadden ze kunnen krijgen? Als ze een jongen/<br />
meisje waren geweest, met welke naam zouden ze dan<br />
rondlopen? De namen die een halve eeuw geleden aan<br />
kinderen werden gegeven, waren op één of andere manier<br />
gelinkt aan een heilige. Mia was een afleiding van de<br />
heilige Maria, Jos kwam van de heilige Jozef. Zijn er<br />
namen van kinderen die nog aan een heilige gelinkt zijn?<br />
Waar staat die heilige dan voor? Zie je dat ook aan de<br />
kinderen?<br />
Zijn er kinderen met een uitheemse naam waar één of<br />
andere mooie betekenis achterzit. In onze cultuur hechten<br />
we daar niet veel belang meer aan, maar in de Turkse of<br />
Marokkaanse cultuur is dat anders. Ouders denken door<br />
hun kind die naam te geven hen een duwtje te geven<br />
in een bepaalde richting. Probeer ook aan die namen<br />
aandacht te schenken, ook al zitten er in jouw groep enkel<br />
kinderen met zeer Belgische of Nederlandse namen.<br />
In jouw groep zitten er misschien ook wel kinderen met<br />
namen van bekende mensen. Vraag aan de kinderen<br />
om eens thuis te achterhalen waarom ze met die naam<br />
rondlopen, welke mogelijkheden er waren geweest en<br />
wat de betekenis van die naam is. In tegenstelling tot<br />
voornamen worden achternamen niet zomaar gekozen. Ze<br />
verraden ook al een stukje familiegeschiedenis. Probeer<br />
eens in je klas na te gaan waar de kinderen denken dat<br />
hun achternamen vandaan komen. Janssen (zoon van Jan),<br />
Kuypers (naar het beroep van kuipenmaker…). Geef hen<br />
die opdracht ook eens mee naar huis, er komen beslist<br />
leuke dingen naar boven die de kinderen een tijdje zullen<br />
bezighouden.<br />
Nadat ze thuis vooronderzoek verricht hebben, kunnen ze<br />
aan het werk in de klas. Je verdeelt je klas voor de gelegenheid<br />
in een aantal groepjes kinderen en klashoeken. We<br />
stellen een aantal hoeken voor, maar laat dit je creatieve<br />
geest zeker niet beletten er meer bij te verzinnen.<br />
In de babbelbox zitten je leerlingen samen in een gezellig<br />
en knus hoekje dat al dan niet al in je klaslokaal aanwezig<br />
was. Heeft jouw klas nog niet zo’n hoekje, denk dan eens<br />
aan een iglo-tentje of muskietennet die kunnen dienst<br />
doen als rustplek. Je legt in dit hoekje verschillende<br />
kaartjes met daarop de voornamen van al je leerlingen.<br />
Het groepje dat in de babbelbox vertoeft, zoekt zijn voornaam<br />
uit en bespreekt met de anderen wat hij uit zijn<br />
vooronderzoek thuis al te weten gekomen is over die naam.<br />
Waarom heb ik deze naam? Wat betekent hij? De kinderen<br />
drukken ook hun gevoel uit bij hun eigen naam. Zijn ze<br />
blij met hun naam of juist niet? Hadden ze zelf een andere<br />
naam gekozen als ze mochten kiezen? Als de kinderen de<br />
babbelbox verlaten pinnen ze hun naam aan de tent, het<br />
zeil of het doek dat dienst doet als praatplekje. Leg in deze<br />
hoek eventueel een paar kleurpotloden om de kaartjes te<br />
versieren.<br />
In een tweede hoek zitten de net-namen-zoekers. Hier gaan<br />
je leerlingen aan het werk met hun eigen en eventueel<br />
andere achternamen. Op www.meertens.knaw.nl vind je<br />
de betekenis en oorsprong van vele achternamen. Om op<br />
zoek te gaan naar naamgenoten, waar ze wonen en met<br />
hoeveel ze zijn ga je best eens kijken op www.familienaam.<br />
be. Verder vind je op www.stamboomsurfpagina.nl/<br />
familienaam.html nog veel meer links naar bruikbare en<br />
interessante sites voor namenzoekers. Voorzie ook in deze<br />
hoek kaartjes met de namen van de jonge onderzoekers.<br />
Deze keer schrijven de kinderen bij hun achternaam alles<br />
wat ze erover te weten kwamen.<br />
Zorg ervoor dat je een aantal naamwoordenboeken te<br />
pakken krijgt voor in je klas. Hiermee gaan de kinderen<br />
in de mijn voornaam is heel voornaam-hoek aan de slag. Ze<br />
speuren hier naar de exacte betekenis van hun voornaam.<br />
Is de naam een samenstelling van twee andere namen<br />
zoals Marlies (komt van Maria en Elisabeth) of heeft<br />
hij een heilig tintje zoals Jozef? Of is er misschien ooit<br />
een belangrijk historische persoon met dezelfde naam<br />
geweest?<br />
Wat wil de naam van mama en papa zeggen? Misschien<br />
doen de kinderen wel leuke ontdekkingen over de naam<br />
van een familielid of één van hun vrienden.<br />
In een vierde hoek zijn de kinderen creatief met namen.<br />
Je kunt hen een aantal ideeën aanreiken om hun naam<br />
visueel eens op een leuke manier voor te stellen. Heel leuk<br />
is werken met een plankje, spijkertjes en felgekleurde wol.<br />
Je geeft aan elk kind een houten plankje van A5-formaat.<br />
Ieder schrijft met een potlood zijn naam in drukletters<br />
zonder rondingen op het plankje. Vervolgens hameren<br />
de kinderen op elke uithoek van een lijn een spijkertje.<br />
7
8<br />
Daarna worden de spijkertjes verbonden door er wollen<br />
draad door te weven. Indien je materialenkast niet erg<br />
uitgebreid is of je werktijd beperkt, kun je beter kiezen<br />
voor meer eenvoudige opdrachten waarvoor je enkel papier<br />
en kleurgerei nodig hebt. Voor deze les ga je beter te werk<br />
met een doorschuifsysteem dat de kinderen al kennen uit<br />
vorige hoekenwerken. Ze blijven ongeveer een kwartiertje<br />
in elke hoek. Misschien moet je later nog een halfuurtje<br />
vrijhouden om de knutselnamen af te werken. Bij wijze<br />
van slotmoment kun je voor je leerlingen een muurbord<br />
vrijmaken dat ze zelf kunnen aankleden met de kaartjes en<br />
de knutselwerkjes.<br />
b. Jongens en meisjes<br />
Ik wist toen al dat het in het vervolg tussen mijn vader en<br />
mij zou gaan. Ik was tweede keus voor hem. Daar en op dat<br />
moment besloot ik dat ik in alles een jongen zou zijn. In alles,<br />
en in nog veel meer. Ik kan het. ( p. 10)<br />
Gideonette wordt als meisje geboren maar heeft wel andere<br />
plannen dan haar leven als een dame door te brengen.<br />
Ze wil helemaal geen rokken aan en spelen met poppen<br />
zoals de andere meisjes doen. Ze wil spelen in de bossen<br />
en streken uithalen met haar vriend Bhubesi. Hij is wel<br />
veel slomer en dikker dan zij, maar toch is hij haar beste<br />
vriend. Samen vinden ze altijd wel iets leuks om te doen<br />
ergens in de buurt van de boerderij. Een meisje wil een<br />
jongen zijn…Wat vinden de kinderen hiervan? Zijn er ook<br />
jongens die meisjes willen zijn?<br />
Als je de indruk krijgt dat de kinderen genoeg over het<br />
andere geslacht te weten gekomen zijn, kan jullie experimentje<br />
van start gaan. Je hoeft hiervoor je dag niet anders<br />
in te delen dan normaal; de lessen gaan gewoon door.<br />
Concentreer je wel op de nieuwe namen van je leerlingen.<br />
Als aanstichter van het experiment mag je niet uit je rol<br />
vallen… Of je zelf deelneemt aan de geslachtsverandering<br />
hangt af van je eigen acteermogelijkheden.<br />
Misschien zijn er kinderen die niet graag deelnemen<br />
aan dergelijk experiment. Hen moet je dan ook niet<br />
verplichten. Geef hen de taak van observator. Ze maken<br />
gedurende de dag kleine aantekeningen over de prestaties<br />
van hun klasgenoten. Maak op het einde van de schooldag<br />
tijd voor een eindgesprek.<br />
- Hoe hebben de kinderen deze dag ervaren?<br />
- Was het moeilijk, gemakkelijk?<br />
- Wat vonden ze leuk en wat helemaal niet?<br />
- Willen ze graag voor altijd van het andere geslacht zijn of<br />
is één dagje meer dan genoeg?<br />
Laat de kinderen voor één dag ondervinden hoe het voelt<br />
om van het andere geslacht te zijn. Laat iedereen zijn<br />
of haar naam omvormen (Jan wordt Jana, Gert wordt<br />
Gerta, Roos wordt Joost…). Eventueel kan ook van kledij<br />
gewisseld worden. Je draagt de meisjes op om zich heel<br />
de dag zoals een jongen te gedragen. Laat hen eerst even<br />
nadenken over het gedrag van jongens.<br />
- Hoe gedragen ze zich? Zijn ze stoerder en sterker dan<br />
meisjes?<br />
- Praten ze vaak tijdens de les?<br />
- Wat doen ze graag op de speelplaats?<br />
De jongens doen precies hetzelfde. Zij nemen eerst even<br />
het meisjesgedrag onder de loep.<br />
- Wat is er zo anders aan meisjes?<br />
- Wat doen ze soms stiekem in de klas?<br />
- Wat spelen ze tijdens de pauze?
Iep<br />
Joke van Leeuwen<br />
Querido, 1997.<br />
Principe 6: De taalspeeltuin<br />
Principe 9: Van lezen ga je doen<br />
neemt het wezentje mee naar huis. Zijn vrouw Tine wil<br />
het houden, alsof het haar eigen kind is. Maar het heeft<br />
vleugels en dat brengt toch wat probleempjes met zich<br />
mee. Uiteindelijk leert het wezentje, dat enkel ‘ie’ kan<br />
zeggen, haar vleugels gebruiken en verkent het de wondere<br />
wereld.<br />
Eindtermen<br />
De leerlingen kunnen er in hun omgang met leeftijdsgenoten<br />
op discrete wijze rekening mee houden dat niet<br />
alle kinderen in hetzelfde type gezin wonen als zijzelf.<br />
(Wereldoriëntatie - Sociaal-culturele verschijnselen)<br />
De leerlingen drukken in een niet-conflictgebonden situatie,<br />
eigen indrukken, gevoelens, verlangens, gedachten en<br />
waarderingen spontaan uit. (Wereldoriëntatie - Mens 3.1)<br />
De leerlingen kunnen samenwerken met anderen, zonder<br />
onderscheid van sociale achtergrond, geslacht of etnische<br />
origine. (Sociale vaardigheden - Domein samenwerking 3)<br />
De leerlingen kunnen blijvend nieuwe dingen uit hun<br />
omgeving ontdekken en respect betonen voor uitingen van<br />
leeftijdsgenoten, behorend tot eigen en andere culturen.<br />
(Muzische vorming - Attitudes 6.1 en 6.5)<br />
Over de auteur/illustrator<br />
Tijdens haar jeugd verhuisde Joke van Leeuwen (1952)<br />
verschillende keren, waaronder een keer naar Brussel, toen<br />
ze dertien was. Het beviel haar in België zo goed dat ze daar<br />
ging studeren: eerst in Antwerpen aan de Kunstacademie,<br />
daarna in Brussel aan het Hoger Sint-Lukas Instituut, een<br />
grafische opleiding. Ze wilde blijven tekenen en schrijven,<br />
zoals ze altijd al had gedaan. Ze kwam op het idee om een<br />
kinderboek te gaan maken, maar had moeite een uitgever<br />
te vinden. Ze ging weer studeren, geschiedenis in Brussel.<br />
Uiteindelijk vond ze toch een uitgever. Tegenwoordig<br />
woont ze in Antwerpen. Joke van Leeuwen heeft voor haar<br />
werk tal van prijzen gekregen, waaronder tal van griffels,<br />
een Gouden Uil, de Woutertje Pieterse Prijs en de Theo<br />
Thijssenprijs voor haar hele oeuvre.<br />
Over het boek<br />
Op een dag ziet Warre onder een struik iets vreemds<br />
liggen. Hij weet niet of het een vogel is in de vorm van<br />
een meisje, of een meisje in de vorm van een vogel. Hij<br />
Aan de slag<br />
Zo hard hij kon riep hij alle kanten op: “Ik neem dit mee, hoor!<br />
Ik neem dit mee!”<br />
En hij nam het vogelmeisje mee naar huis. Hij boog zijn armen<br />
zo dat ze een beetje op een nest leken. Op zijn rug bungelde de<br />
verrekijker.<br />
Opeens krijgen Warre en Tine er een wezentje bij in<br />
huis. Dit is niet altijd even gemakkelijk, noch voor Warre<br />
en Tine, noch voor Viegeltje. Ze begrijpen elkaar niet<br />
echt goed omdat ze niet dezelfde taal spreken en andere<br />
gewoontes hebben. In een familie wordt doorgaans<br />
dezelfde taal gesproken en verstaan de familieleden<br />
de gebaren en gebruiken. Houd met de kinderen een<br />
onderzoek naar de typische familietaal en -gebruiken.<br />
Probeer een systeem op te zetten zodat de kinderen van<br />
jouw klas telkens een andere familie gaan onderzoeken<br />
door ze na school met andere ouders mee te sturen. Ze<br />
maken een avond, een nacht en een morgen mee en<br />
functioneren mee in het gezin, alsof ze een weeskind zijn.<br />
Dit vergt wel een beetje voorbereiding en organisatietalent<br />
om alle ouders op de hoogte te krijgen van het plan. Een<br />
briefje is hier op zijn plaats.<br />
De kinderen moeten goed weten dat ze niet op bezoek<br />
zijn, maar een missie te vervullen hebben. Ze moeten<br />
openstaan voor alles wat er anders is dan hun vertrouwde<br />
situatie. Hoe laat wordt er gegeten, zijn er speciale<br />
gebruiken voor of na het eten? Hoe laat moeten ze gaan<br />
slapen? Welke taakjes moeten ze opknappen? Welke<br />
tv-programma’s worden er bekeken? Hoe worden ze<br />
gewekt? Welk ontbijt krijgen ze voorgeschoteld? Is het<br />
ochtendgebeuren rustig of hectisch? Maken de andere<br />
leden van het gezin zich ook klaar voor de dag of is dit al<br />
gebeurd?<br />
Om het voor de kinderen een beetje overzichtelijk<br />
te laten verlopen, kun je hen de namiddag voor het<br />
9
10<br />
onderzoek grondig briefen, de opdracht nog eens haarfijn<br />
uitleggen en hen een onderzoeksblad meegeven met<br />
de bovenstaande (en andere) vragen. De ochtend erna<br />
overloop je systematisch de vragen en luister je naar<br />
de bevindingen van de kinderen. Vergeet nadien geen<br />
samenvatting te maken en die ter inzage aan de ouders te<br />
geven. Dit zal vast leiden tot grappige inzichten in eigen<br />
doen en laten.<br />
“Maar weet je, Warre,” zei Tine opeens,<br />
“weet je wat ik zit te<br />
denken? Ze heeft geen armen. En ze heeft geen handen. Ze zal<br />
bijvoorbeeld nooit piano kunnen spelen, en dat zouden wij wel<br />
kunnen als we het konden.” (p. 23)<br />
Warre en Tine hebben het niet zo gemakkelijk met hun<br />
wezentje. Het heeft immers vleugeltjes in plaats van<br />
armpjes en het heeft daarenboven nog een spraakgebrek<br />
zodat het haar eigen naam niet eens kan uitspreken. De<br />
wetenschap heeft nooit stilgestaan, vandaag zijn gekloonde<br />
schapen, genetisch gemanipuleerde muizen en plastische<br />
chirurgie aan de orde. Stel dat je zelf kon kiezen wat voor<br />
kinderen je kon krijgen. Welke vorm de neus zou hebben,<br />
wat de kleur van de haren of ogen zou zijn, hoe groot je<br />
kind wordt? Zouden jouw kinderen dat een goed idee<br />
vinden? Waarschijnlijk zal dat erg veel geld kosten. Zal dan<br />
iedereen van deze mogelijkheid kunnen genieten?<br />
De meeste mensen vinden plastische chirurgie niet zo’n<br />
probleem als het echt nodig is. Het probleem schuilt natuurlijk<br />
in het laatste stukje van de zin. Sommigen vinden<br />
al iets meer nodig dan anderen. Wat vinden de kinderen<br />
hiervan? Tot hoe ver mag je gaan met een mens te verbouwen?<br />
Wat zijn de voor- en nadelen van deze evolutie? Gaan<br />
we binnen een tiental jaren allemaal perfecte mensen zien<br />
lopen? Zou er nu ook een wetenschapper zich bezighouden<br />
met het veranderen van iemands karakter? Denken de<br />
kinderen dat dit ooit mogelijk zal zijn? Hoe zal zo een behandeling<br />
gebeuren?<br />
Sommige mensen zijn zelfs nog amper te herkennen omdat<br />
er al heel wat renovatiewerken aan te pas zijn ge komen.<br />
Het is nu niet onmiddellijk de bedoeling je kinderen daartoe<br />
aan te sporen. Je kunt ze laten vertellen wat er aan hun<br />
lichaam of karakter mocht bijgewerkt worden. Probeer<br />
grote vellen papier te vinden die zo groot zijn als de leerlingen.<br />
Behangpapier of inpakpapier is goed, maar misschien<br />
een beetje te smal. Je vindt wel een oplossing.<br />
Maak kleine groepjes van ongeveer drie kinderen en<br />
vraag één kind per groepje op de grond te gaan liggen. De<br />
anderen gaan er met een stift omheen en zo heeft ieder<br />
groepje een vierde persoon erbij die in een volgende fase<br />
naar hartelust omgebouwd en bijgewerkt kan worden. Als<br />
alle groepjes klaar zijn, hou je een toonmoment waarop<br />
alle bijgewerkte figuren worden voorgesteld door hun<br />
chirurgen. Aan alle correcties wordt een academische<br />
uitleg gegeven.<br />
“Warre”, zei Tine.<br />
“Ja?<br />
”<br />
zei Warre.<br />
“Ik snap wel dat ze wegvliegt, als ze zo’n drang heeft die<br />
vanzelf komt, maar dan kan ze toch wel dag en tot ziens<br />
zeggen of zo? Dieg en tiet ziens? Nu is ze weggegaan zonder<br />
dag te zeggen.”<br />
Het hele boek draait een beetje rond afscheid nemen, of<br />
net niet. Viegeltje volgt constant haar eigen weg en de<br />
mensen blijven een beetje triestig achter. Warre en Tine<br />
laten het daar niet bij en gaan op zoek naar Viegeltje.<br />
Je kunt met je kinderen een improvisatie-rollenspel doen<br />
met afscheid nemen als centrale thema. Eventueel geef je<br />
de opdrachtjes en mogen de kinderen een paar minuten<br />
voorbereiden. Je vindt zelf wel een heleboel aanknopingspunten<br />
voor deze toneeltjes, maar dit zijn een paar mogelijke<br />
opdrachten:<br />
- Mama Katleen brengt haar zoontje Frederik voor het eerst<br />
naar school en deze laatste vindt dat helemaal geen goed<br />
idee. Speel moeder en zoon die toch afscheid nemen.<br />
- Twee oude zussen komen elkaar tegen op straat, voor een<br />
kledingwinkel. Dit gebeurt dagelijks want ze gaan elke dag,<br />
op hetzelfde moment, in het dorp, boodschappen doen.<br />
Speel een kort gesprek en laat hen daarna afscheid nemen.<br />
- Mauritz en Ella, neef en nicht, komen elkaar tegen op een<br />
plechtige receptie in het stadhuis. Ze hebben elkaar jaren<br />
niet gezien, maar hebben in hun kindertijd veel met elkaar<br />
opgetrokken. Spijtig genoeg zijn ze allebei gehaast en<br />
moeten ze snel afscheid nemen.<br />
Bespreek telkens kort de improvisatiesessie. Wat vonden<br />
ze leuk of grappig? Welke tips hebben ze voor de volgende<br />
keer? Hoe werd er afscheid genomen? Wat deden de<br />
spelers met hun lichaam bij het afscheid nemen? Wat<br />
waren de typische dingen die er werden gezegd?
Hoe gebeurt ‘dag zeggen’ en ‘afscheidnemen’ in andere<br />
culturen? Bij de eskimo’s doen ze iets met neuzen,<br />
Japanners maken een diepe buiging… iedere cultuur heeft<br />
zo zijn eigen manier. Laat jouw kinderen eens op zoek<br />
gaan naar andere manieren van afscheid nemen. Hoe<br />
doen ze dit? Wat zeggen Russen, Italianen of Afrikanen?<br />
Probeer hen zover te krijgen dat ze die andere manieren<br />
gebruiken. Dit zorgt voor een samenhorigheidssfeertje in<br />
jouw klas. Ciao!<br />
11
Toen Peter Pan nog bij de elfjes<br />
woonde<br />
James Matthew Barrie, Philip Hopman (ill.), Hans Kuyper<br />
(bew.)<br />
Van Goor, 2004.<br />
Principe 7: De boekenbabbel<br />
Principe 9: Van lezen ga je doen<br />
Over het boek<br />
Toen Peter Pan nog bij de elfjes woonde is een wonderbaarlijk<br />
boek over een jongetje dat ‘s nachts vertrekt naar het<br />
Vogeleiland dat midden in de Tuinen van Kensington<br />
ligt. Daar ontmoet hij de oude, wijze Salomon Kra en de<br />
ander vogels. Hij leert er ook de elfen kennen. En met<br />
hen beleeft hij prachtige avonturen na sluitingsuur, als de<br />
poorten van het park dicht gaan.<br />
12<br />
Eindtermen<br />
De leerlingen ontwikkelen bij het realiseren van de eindtermen<br />
voor spreken, luisteren, lezen en schrijven de<br />
volgende attitudes: plezier in luisteren, spreken, lezen en<br />
schrijven (Nederlands - Schrijven 4.8)<br />
De leerlingen kunnen op systematische wijze verschillende<br />
informatiebronnen op hun niveau zelfstandig gebruiken.<br />
(Leren leren 2)<br />
De leerlingen kunnen illustreren dat de mens de aanwezigheid<br />
van planten en dieren in zijn omgeving<br />
beïnvloedt. (Wereldoriëntatie - Levende natuur 1.4)<br />
Aan de slag<br />
a. Sprookjes schrijven<br />
De elfjes zijn sprookjesfiguurtjes die in Peters leven opduiken.<br />
Ze zijn een vrolijk volkje met andere gewoontes<br />
dan de onze, maar hoe zit dat eigenlijk in andere<br />
sprookjes? Welke sprookjesfiguren hebben een mama,<br />
papa, opa, oma, zus of broer? Welke misschien niet? Hoe<br />
zit het met Roodkapje en Doornroosje? Waarom dwalen<br />
Hans en Grietje alleen in het bos rond? In enorm veel<br />
sprookjes zit het thema familie verweven. Bestudeer<br />
samen met de kinderen een aantal sprookjes en laat hen<br />
verwoorden hoe de familierelaties zijn in elk verhaal.<br />
Over de auteur<br />
James Matthew Barrie (1860-1937) wordt geboren<br />
in Kirriemuir, Schotland. Van kinds af is Jamey het<br />
buitenbeentje van de familie. Hij is gek op de verhalen<br />
die zijn moeder voorleest. Als Jamey zeven is, sterft zijn<br />
broertje. Hij doet er alles aan om zijn moeder weer vrolijk<br />
te maken. Zo ontstaat er een speciale band tussen hen: zij<br />
vertelt hem verhalen, hij probeert haar aan het lachen te<br />
maken. Ook op school blijkt hij een buitenbeentje. Al zijn<br />
klasgenootjes lopen achter meisjes aan, Jamey blijft klein<br />
en heeft nooit een vriendinnetje. Regelmatig schrijft hij<br />
grappige stukjes voor het schoolkrantje. Daar begint zijn<br />
schrijversleven.<br />
Over de illustrator<br />
Philip Hopman (1961) deed in 1985 eindexamen aan de<br />
Rietveld Academie in Amsterdam. Inmiddels heeft hij<br />
ruim honderdtwintig kinderboeken van Nederlandse en<br />
buitenlandse auteurs geïllustreerd. Philip Hopman werkt<br />
meestal met pen en inkt, in aquarel. Hij tekent liefst<br />
rommelige, volle situaties, zoals keukens, werkplaatsen,<br />
dierenwinkels en erven.<br />
De opdracht daarna is een sprookje schrijven met bekende<br />
sprookjespersonages die familie zijn van andere B.S.L.B.’s<br />
’<br />
(Bekende Sprookjeslandbewoners). Hans en Grietje<br />
hebben bijvoorbeeld Doornroosje als jongere vervelende<br />
zus. De verhalen kun je bundelen en zeer lokaal uitgeven<br />
zodat andere kinderen of ouders er ook plezier aan<br />
beleven.<br />
“Ik denk dat ik maar terugga naar mijn moeder,” zei hij<br />
bedeesd. “Vaarwel dan,” zei Salomo met een verontrustende<br />
blik. Maar Peter aarzelde. “Waarom ga je niet?” vroeg de<br />
oude beleefd. “Ik neem aan,” zei Peter op fluistertoon, “ik<br />
neem aan dat ik nog kan vliegen?” Hij had het vertrouwen<br />
verloren, begrijp je. “Arme kleine half-en-half!<br />
”<br />
zei Salomo, die<br />
natuurlijk ook niet van steen was. “Je zult nooit meer kunnen<br />
vliegen, zelfs niet op winderige dagen. Je moet voor altijd op het<br />
eiland blijven wonen.” (p.31-32)<br />
Na zijn vlucht uit het slaapkamerraam naar de Tuinen<br />
komt Peter terecht op het Vogeleiland. Je kunt er alleen<br />
al vliegend komen en al vliegend gaan. Peter ontmoet er<br />
de grote, wijze Salomo Kra. Die doet hem inzien dat hij<br />
eigenlijk geen vogel is en ook geen mens meer.
“Dus een mens ben ik niet meer?” vroeg Peter.<br />
“Nee.”<br />
“Maar een vogel ben ik dan ook weer niet?”<br />
“Nee.”<br />
“Maar wat zal ik dan wél zijn? ”<br />
“Jij wordt een soort van middentusseling,<br />
” zei Salomo. (p. 32)<br />
b. Dierenfamilies en de evolutietheorie<br />
Op het eerste gezicht lijken een mens en een vogel<br />
helemaal niet op elkaar, maar als je iets nauwkeuriger<br />
kijkt wordt de link snel duidelijk. De skeletten van mens<br />
en vogel vertonen best veel vergelijkingspunten. Armen -<br />
vleugels, ruggengraat, ribben, onderdelen van het been…<br />
Een mooie opening om naar de evolutietheorie over te<br />
stappen. Je moet dit niet heel uitgebreid doen, maar<br />
kinderen vinden het best leuk om hier mee te werken. In<br />
de latere biologielessen worden ze hier nog verder mee<br />
lastiggevallen, maar op een leuke manier is de interesse<br />
van de kinderen snel gewekt. Het aanknopingspunt is<br />
reeds geleverd. Nu kun je systematisch dieren met mensen<br />
of dieren onderling gaan vergelijken en ze op het bord in<br />
een volgorde of naast elkaar gaan hangen: vis, paard, aap,<br />
mens, vogel, kat, tijger…<br />
vogel tot ei bespreken. Als de kinderen geïnteresseerd zijn<br />
in dierenfamilies kun je ook andere dieren aan bod laten<br />
komen. Er zijn hier heel wat leuke films ter illustratie: The<br />
Lion king,<br />
Antz…<br />
c. Een familie met zijden vleugeltjes<br />
Peters wens om het eiland te verlaten en naar de Tuinen<br />
te gaan is zo groot dat hij op een nacht stiekem en zonder<br />
afscheid te nemen van de vogels vertrekt met zijn bootje<br />
dat eigenlijk een vogelnest is, over de Serpentijn richting<br />
de Tuinen. Daar stuit hij meteen op weer een nieuwe<br />
familie, de elfjes. Elfen zijn heel speciale schepseltjes.<br />
Ze kleden zich als bloemen om niet op te vallen, je kunt<br />
hun huizen alleen ’s nachts zien, maar niet overdag en in<br />
een elfengezin is de jongste altijd de belangrijkste. Maar<br />
bovenal zijn elfen ongelofelijke dansers en vieren ze heel<br />
graag feest.<br />
Dan geeft iedereen zich over aan de dans, waarbij de koningin<br />
vooropgaat met achter zich de opperkamerheer die twee potjes<br />
draagt, eentje met muurbloempjessap en het andere met het<br />
sap van de salomonszegel. Muurbloempjessap helpt dansers<br />
die in een stuip raken weer op de been, en het sap van de<br />
salomonszegel is goed tegen blauwe plekken. (p. 63)<br />
13<br />
Laat de kinderen zelf dieren noemen en ze daarna via een<br />
logische redenering op een plaats hangen. Als je werkt<br />
met kaartjes en magneten kunnen foutjes nadien nog<br />
gecorrigeerd worden. Waarschijnlijk ga je al snel met een<br />
twijfelgeval zitten en zullen de kinderen beroep moeten<br />
gaan doen op ouders, internet of boeken uit de bibliotheek.<br />
Ga er ook niet van uit dat je deze les op één dag afgerond<br />
krijgt, beschouw het als een project waar je een paar keren<br />
een halfuur aan besteedt. Uiteindelijk zal de conclusie zijn<br />
dat alle levende dieren een beetje familie van elkaar zijn.<br />
Een vervolgje hierop. Naar aanleiding van Peters verblijf<br />
bij de vogels kun je met de klas de dierenfamilies eens<br />
van dichterbij bekijken. Wij mensen worden als baby door<br />
onze mama en papa verzorgd en dat blijft eigenlijk zo<br />
tot we oud en groot genoeg zijn om op onze eigen benen<br />
te staan en ons eigen nest op te zoeken. Hoe zit dat nu<br />
bij vogels? Blijven zij ook zo lang in het ouderlijke nest?<br />
Of slaan ze al vroeger de vleugels uit? De stap naar vakoverschrijdend<br />
werken is hier snel gemaakt en tijdens je<br />
volgende W.O.-lessen kun je de weg van ei tot vogel of van<br />
Organiseer een gekleurd familiefeest. Wanneer vieren wij<br />
feest in onze familie? Denk met de kinderen aan gebeurtenissen<br />
waarvoor wij met de familie samenkomen om<br />
te feesten. Leuke feesten als verjaardagen, trouw feesten,<br />
feestdagen als Kerstmis of een Lentefeest, maar ook<br />
minder leuke samenkomsten als er iemand sterft.<br />
Organiseer nu samen met je kinderen een familiefeest<br />
waarbij duidelijk de stand in de familie zichtbaar wordt.<br />
Ouders krijgen een groene armband met de naam van hun<br />
kind erop. Zussen en broers een gele met ook weer die<br />
naam, grootouders rood met alweer die naam… Geef een<br />
briefje aan alle betrokken partijen waarop je hen vraagt<br />
iets eetbaars en iets drinkbaars mee te brengen zodat je<br />
enkel nog met je kinderen je klas moet omtoveren tot<br />
een feestzaal. Denk ook aan een speech en misschien<br />
een cadeautje voor de aanwezigen. Als je dit idee<br />
gebruikt in <strong>Jeugdboekenweek</strong> mag er natuurlijk ook geen<br />
toonmoment van een andere suggestie ontbreken of zorg<br />
je tenminste voor een voorleesmoment.
De jongen die Hitler had<br />
ontmoet<br />
Bill Wall, Tom Hautekiet (ill.)<br />
Houtekiet, 2004.<br />
Principe 7: De boekenbabbel<br />
Principe 8: Lezen is geen tijdverlies<br />
er een nieuwe jongen in hun klas. Sammie beweert dat hij<br />
Hitler heeft ontmoet. Aanvankelijk kijken Jessie en Mike<br />
neer op de nieuwe jongen die vol fantastische verhalen<br />
blijkt te zitten. Maar dan keert het tij. Jessie heeft twee<br />
oudere broers die allebei bij de Engelse marine dienen en<br />
wanneer de boot van één van hen door de Duitsers tot zinken<br />
wordt gebracht, komt de oorlog heel dichtbij.<br />
14<br />
Eindtermen<br />
De leerlingen zijn bereid om vanuit een concrete context te<br />
reflecteren over de volgende aspecten van taal:<br />
- klankniveau<br />
- woordniveau<br />
- zinsniveau<br />
- tekstniveau<br />
(Nederlands - Taalbeschouwing 6.3)<br />
De leerlingen zijn bereid binnen een concrete taalcontext te<br />
reflecteren over: het gebruik van standaardtaal, regionale en<br />
sociale taalvariëteiten. (Nederlands - Taalbeschouwing 6.1)<br />
De leerlingen tonen belangstelling voor het verleden, heden<br />
en de toekomst, hier en elders. (Wereldoriëntatie - Tijd 5.9)<br />
Over de auteur<br />
Bill Wall (1955) woont in Cork, Ierland. Hij is leraar en<br />
publiceerde gedichten, verhalen, romans en kinderboeken.<br />
Het verhaal wordt verteld door Mike en dat zorgt soms<br />
voor hilarische momenten. Zijn vriendschap met Jessie<br />
is heel teder uitgewerkt. Jessie is mentaal veel rijper dan<br />
Mike. Sammie blijkt een pathetische leugenaar te zijn, vol<br />
fantastische verhalen. Hij wordt aanvankelijk genegeerd<br />
door Jessie en Mike maar dan blijkt zijn situatie toch<br />
wel erg zielig en sluiten ze hem in hun hart. In het boek<br />
zijn diverse oude foto’s opgenomen die het verhaal een<br />
authentiek karakter geven, ook al zegt de auteur in een<br />
voorwoord dat het verhaal niet echt gebeurd is. Het is<br />
ontstaan uit de verhalen die in zijn familie werden verteld.<br />
Aan de slag<br />
Hij liet ons de kaart van Europa natekenen met alle<br />
afzonderlijke landen. En daarna liet hij ons kleine geniepige<br />
kruisjes trekken over Frankrijk en Nederland en Denemarken<br />
en dan zei hij dat al die landen in handen van de Duitsers<br />
waren.<br />
Over de illustrator<br />
Tom Hautekiet behoort tot het maffe acteurscollectief De<br />
Kakkewieten en hij is één van de percussieve krachten achter<br />
het Neder-Cubaanse mambo-orkest El Tattoo del Tigre.<br />
Maar hij is vooral ook grafisch ontwerper. Affiches voor<br />
theatergezelschappen als De Roovers en De Onderneming,<br />
de cd-hoezen van Zita Swoon, artwork voor Rock Werchter,<br />
grafisch werk voor juwelenontwerpsters Wouters & Hendrix,<br />
voor kunsthuis Villanella... Kortom, in menig stadsbeeld<br />
zie je tegenwoordig zijn werk hangen.<br />
Over het boek<br />
Mike en Jessie zijn boezemvrienden. Ze wonen in Ierland.<br />
Het is 1940 en in Europa woedt de Tweede Wereldoorlog.<br />
De kinderen groeien ver weg van deze oorlog op in een<br />
dorp aan de Ierse kust. Hun hardhandige onderwijzer<br />
vertelt elke dag aan de hand van een grote wereldkaart wat<br />
de vorderingen van meneer Hitler zijn. Op een dag komt<br />
Het verhaal speelt zich af in Ierland tijdens de Tweede<br />
Wereldoorlog. De onderwijzer van Jessie en Mike, meester<br />
Hanley, staat aan de kant van de Duitsers. Te pas en vooral<br />
te onpas ventileert hij zijn mening over de oorlog, terwijl<br />
de broers van Jessie bij de marine zitten van de Engelsen.<br />
Vanaf de eerste bladzijden van het boek voel je een strijd<br />
tussen Jessie en meester Hanley. Die laatste krijgt een<br />
beetje steun van de jongen die Hitler had ontmoet, Sammy.<br />
Je kunt de strijd tussen deze twee of de twee kampen in<br />
deze oorlog ook door de kinderen laten uitvechten. Maak<br />
met je kinderen een Europese versie van het Risk-spel. Laat<br />
het kamp van meester Hanley en Sammy het opnemen<br />
tegen het kamp van Jessie en haar broers. Probeer met je<br />
kinderen een manier te vinden om de kaart van Europa<br />
met zijn verschillende landen te tekenen, eventueel met<br />
de belangrijkste steden. Net zo groot als vier tegen elkaar<br />
geschoven banken (2m bij 2m). Verzamel daarna voor
elk kamp vijfentwintig Lego-mannetjes en vijf Playmobilmannetjes<br />
- eentje telt voor drie Lego-mannetjes - die je<br />
een stickertje of een kleurtje geeft zodat de twee kampen<br />
duidelijk te herkennen zijn.<br />
Van elk land moet er ook een kaartje zijn, die allemaal op<br />
één door elkaar geschud hoopje liggen.<br />
Om beurt trekt elk kamp een kaartje. Het land dat daarop<br />
staat, behoort bij het begin van het spel bij het kamp. Op<br />
elk land komt er minstens één Lego-mannetje te staan.<br />
De bedoeling van het spel is Europa te veroveren door<br />
buurlanden aan te vallen en het leger in dat land te overwinnen.<br />
Voor elk duel tussen Lego-mannetjes moet er<br />
gedobbeld worden, de verliezer verdwijnt van het veld. Als<br />
alle mannetjes van de tegenstander overwonnen zijn, mag<br />
het land door minstens één mannetje bezet worden.<br />
woorden in hun zinnen bijna niet veranderd zijn en welke<br />
totaal onherkenbaar zijn geworden.<br />
Hiermee kun je dan weer een Duitse verhalenles maken.<br />
De woorden waarvan ze de vertaling niet hebben gehoord<br />
of waarvan jij de vertaling niet weet, mogen ze op de manier<br />
waarop Jessie sprak veranderen. Zodat het tenminste<br />
Duits klinkt.<br />
Het zou ook interessant zijn als je een Limburgs sprekende<br />
man of vrouw in je klas zou kunnen halen. Wanneer je<br />
dan de kaart van België neemt, zie je dat Belgisch Limburg<br />
heel erg dicht bij Duitsland ligt. Dat kun je ook merken<br />
als je de zinnetjes die de kinderen hebben voorbereid om<br />
in het Duits te laten vertalen, in het Limburgs dialect laat<br />
zeggen.<br />
Als je een land harder wil verdedigen of als je de buurlanden<br />
van dat land wil aanvallen, mag je het leger uitbreiden<br />
en er meerdere mannetjes opzetten. Bij het begin<br />
van elke beurt ontvang je twee Lego-mannetjes die je<br />
on middellijk in een land naar keuze mag zetten. De beurt<br />
stopt pas als het kamp alles heeft gedaan wat het wilde<br />
doen. De oorlog stopt als één van de kampen alle landen<br />
kwijt is of als iemand zich overgeeft.<br />
Ze had een klein lapje zwarte stof in de vorm van een snor<br />
geknipt en dat hield ze onder haar neus, en ze liet haar haren<br />
over één oog vallen en dan tilde ze haar voeten erg hoog op<br />
bij het rondmarcheren en ze stak haar arm stijf in lucht. Ze<br />
zei dat Hitler op die manier rondliep. Ze verzon woorden die<br />
klonken of het echt Duits was en intussen maaide ze woest met<br />
haar armen en sprong ze op en neer.<br />
“Gesessen der schmaschen unter der schmoel von worsten<br />
fumpenworstenkorsten!” schreeuwde ze dan. Haar broers<br />
hadden haar verteld dat dat de manier was waarop Hitler<br />
praatte. (p. 16)<br />
Duits is familie van Nederlands. Heel veel woorden zijn<br />
slechts een beetje van klank veranderd. (van - von, ich - ik,<br />
zon - Sonne…) Denk eens samen met de kinderen na of er<br />
iemand is die deze taal erg goed onder de knie heeft. Het<br />
zou leuk zijn om die man of vrouw eens uit te nodigen in<br />
de klas. De kinderen kunnen dan zinnetjes voorbereiden<br />
die ze graag in het Duits vertaald hebben. Nadien, in<br />
een volgend lesmoment, ga je met de kinderen na welke<br />
Ten slotte onderzoek je hoe het komt dat deze talen zo fel<br />
op elkaar lijken. De meeste kinderen zullen nadat ze die<br />
vraag thuis hebben gesteld wel te weten komen waarom. In<br />
de klas kan er dan weer op ingepikt worden.<br />
Toen ik die ochtend in het donker naar beneden was geslopen,<br />
had ik de schrik van mijn leven gekregen, want toen ik in de<br />
keuken begon rond te kijken, trapte ik op iets dat wriemelde en<br />
werd meteen gebeten. Ik gilde zo hard dat mam en pap met de<br />
lamp naar beneden kwamen. Toen zag ik dat de kerstman mij<br />
een straathondje had gebracht met een zwart en een wit oor en<br />
korte, kromme pootjes en mijn hart begaf het bijna van pure<br />
blijdschap. Ik nam hem mee naar bed en wikkelde hem in een<br />
oude sjaal. ( p. 72)<br />
Snap, dat is de naam die het hondje krijgt, wordt een deel<br />
van de familie. Een gek idee eigenlijk dat de mens dieren<br />
in zijn huis haalt en er zich zodanig aan hecht dat ze een<br />
deel van de familie worden.<br />
Je kunt met de kinderen hier een gesprek over houden.<br />
- Wie heeft een huisdier?<br />
- Welke dieren kun je houden als huisdier?<br />
- Welke dieren vind je de liefste?<br />
- Denken de kinderen dat de huisdieren ons begrijpen?<br />
Hebben ze daar een verklaring voor?<br />
- Wat denken de kinderen dat er in het hoofd van de dieren<br />
omgaat?<br />
- Wat is het verschil tussen een familielid en een huisdier<br />
waar je ontzettend veel om geeft?<br />
15
Laat de kinderen als slot een ode brengen aan hun geliefd<br />
viervoetig familielid. (Kan natuurlijk ook meer- of mindervoetig<br />
zijn.) Tenminste, diegenen die er eentje hebben. De<br />
anderen verzinnen een verhaal, gedicht of tekening met<br />
een verhaal over een zeer ongebruikelijk huisdier, dieren<br />
die bijna nooit als huisdier worden gehouden.<br />
16
De Boskampi’s<br />
Marjon Hoffman<br />
Ploegsma, 2005.<br />
Principe 6: De taalspeeltuin<br />
Principe 9: Van lezen ga je doen<br />
Eindtermen<br />
De leerlingen kunnen het gepaste taalregister hanteren<br />
als ze aan iemand om ontbrekende informatie vragen.<br />
(Nederlands - Spreken 2.2)<br />
De leerlingen kunnen hun afstamming aangeven tot twee<br />
generaties terug. (Wereldoriëntatie - Tijd 5.6)<br />
De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = beoordelen)<br />
het gepaste taalregister hanteren als ze op basis van vergelijking,<br />
hetzij met de eigen mening, hetzij met andere<br />
bronnen, in een gesprek kritisch reageren op de vragen en<br />
opmerkingen van bekende volwassenen. (Nederlands -<br />
Spreken 2.9)<br />
De leerlingen drukken in een niet-conflictgebonden<br />
situatie, eigen indrukken, gevoelens, verlangens,<br />
gedachten en waarderingen spontaan uit. (Wereldoriëntatie<br />
- Mens 3.1)<br />
Inmiddels heeft ze ruim honderd boeken geïllustreerd, van<br />
Jacques Vriens, Vivian den Hollander, Mieke van Hooft en<br />
Liesbeth van der Jagt. Ook maakte ze veel boekomslagen,<br />
onder andere van de Hoe overleef ik-serie van Francine<br />
Oomen.<br />
Ze tekent het liefst met pen en kleurt haar tekeningen in<br />
met inkt of aquarelverf. Haar illustraties zijn speels en<br />
vrolijk. Annet Schaap houdt zich naast tekenen ook bezig<br />
met schrijven, vooral toneelstukken voor kinderen. Zo<br />
schreef zij het libretto van de kinderopera De Tweeling,<br />
gespeeld door theatergroep Xynix, en maakte ze stukken<br />
voor kindertheatergroep Saga.<br />
Over het boek<br />
Eigenlijk had Rik Boskamp liever een andere vader<br />
gehad. Eentje die niet zo’n verstrooide sukkel was. In de<br />
maffiafilms gaat het er heel anders aan toe! Rik wil ook<br />
wel bij de maffia horen: je kunt alles doen zonder er straf<br />
voor te krijgen en iedereen vindt je cool. Als hij en zijn<br />
vader gaan verhuizen, besluit Rik dat hij voortaan Rikki<br />
Boskampi heet. De hele buurt gelooft Riks verhalen over<br />
zijn maffiavader, en iedereen wordt er doodsbang van<br />
tot dat hij een buurtfeest organiseert om een Italiaans<br />
winkeltje te redden. Toevallig is Paul - Paulo - verliefd<br />
geworden op de winkeljuffrouw.<br />
17<br />
Over de auteur<br />
Marjon Hoffman (1971) was als kind een echte tekenaar.<br />
Ze tekende tot haar ouders er gek van werden. Ook schreef<br />
ze teksten op muziek van haar vaders oude jazzplaten,<br />
en die zong ze dan, liefst wanneer haar ouders bezoek<br />
hadden! Ze wist zeker dat ze in een creatief beroep terecht<br />
zou komen. Doelgericht werkte Marjon toe naar een baan<br />
in de reclame. Tijdens haar opleiding aan het Grafisch<br />
Lyceum liep ze stage bij een reclamebureau en is daar<br />
lekker blijven werken. Inmiddels werkt ze al jaren in de<br />
reclame en heeft ze daar veel leuk werk gemaakt. Intussen<br />
bleef ze schrijven: verhalen voor kleuters, maar ook voor<br />
oudere kinderen.<br />
Over de illustrator<br />
De illustratrice Annet Schaap (Echtelt, 1965) ging naar de<br />
kunstacademie en specialiseerde zich in illustreren. In<br />
1988 verscheen het eerste boek waarvoor zij de tekeningen<br />
maakte, Joppe, Julia en Jericho van Christine Nöstlinger.<br />
Aan de slag<br />
Rik rent. Hij rent zo hard hij kan en voelt honderden steentjes<br />
in zijn rug. Die rotkinderen! Het is ook elke dag hetzelfde:<br />
steentjes gooien, pesten. Gelukkig is het vanaf vandaag<br />
vakantie, dan is Rik er eindelijk een poosje vanaf. (p. 5)<br />
Riks vader is niet helemaal mee met de tijd. En vooral<br />
Rik heeft hier veel last van. De pesterijen houden maar<br />
niet op en zijn papa lijkt geen energie te hebben om er<br />
iets aan te doen. Dit boekt leent zich perfect tot voorlezen.<br />
Elk hoofdstuk eindigt met een nieuw vraagteken en het<br />
boek valt op geen enkel moment stil. Elke morgen een<br />
hoofdstukje uit dit boek gaat de ochtenden een stuk leuker<br />
maken.<br />
Wanneer jouw klas geplaagd wordt door pestkopjes is dit<br />
het uitgelezen boekje om eens stil te staan bij de effecten<br />
die gepest worden teweeg kan brengen. Na het voorlezen
18<br />
van de eerste pagina waarop duidelijk wordt dat Rikki erg<br />
onder de pesterijen lijdt, kun je een gesprekje opstarten.<br />
- Wat gebeurt er in dit fragmentje?<br />
- Hoe voelt Rik zich?<br />
- Hoe voelen Samuel en zijn bende zich?<br />
- Wat zou jij doen als je je in de situatie van Rik bevond?<br />
- Herken je de situatie van Samuel?<br />
- Als je in een pestgroepje zit, ben je dan bang om zelf<br />
gepest te worden als je niet meedoet? Wat kun je doen als<br />
je in het groepje zit en eigenlijk niet helemaal akkoord gaat<br />
met de pester?<br />
- Wat doe je als je voelt dat er gepest gaat worden?<br />
De volgende dag loopt Rik op straat met de video onder zijn<br />
arm geklemd. Nu zijn vader met inpakken is begonnen, neemt<br />
hij geen enkel risico dat zijn maffiafilm per ongeluk wordt<br />
weggegooid! (p. 17)<br />
Het is de film die het leven van Rik verandert. Hij raakt<br />
geobsedeerd door de gewoontes en manieren van de maffia -<br />
familie en beraamt een plan. Vanaf nu zal hij de zoon zijn<br />
van een maffiabaas. Boskamp wordt Boskampi, Rik Rikki<br />
en Paul heet voortaan Paulo. Rik observeert de acteurs in<br />
de film tot in de puntjes. Hij past zijn taal aan, de kleren<br />
van zijn vader die niet in het plaatje passen, stopt hij in<br />
de verkeerde zak en het naambordje aan hun nieuwe huis<br />
wordt een tikkeltje aangepast.<br />
Je kunt met je kinderen proberen om gedurende enkele<br />
dagen je klas om te bouwen tot een maffiavergaderzaal,<br />
waar de maffiosi elkaar treffen als ze niet op pad zijn om<br />
een of andere afrekening te voltrekken. Iedereen zoekt<br />
een naam die in dit wereldje past, zodat ze niet bij hun<br />
eerste afspraak al voor paal staan. Probeer opdrachten te<br />
bedenken die de gangsters moeten voltrekken, zoals het<br />
schaduwen van een leerkracht zonder dat hij iets in de<br />
gaten krijgt. Je kunt ook een buit in de school verstoppen<br />
die ze moeten zien te vinden. Telkens als ze een kleinere<br />
opdracht oplossen krijgen ze een stukje van de puzzel<br />
om de buit te vinden: fysieke proeven tijdens de turnles,<br />
zoekwerk over Italië, een pizza of tiramisu kunnen maken…<br />
hierin trappen. Aan het einde van de maffiatijd worden die<br />
verhalen ontmanteld. Ga ervoor!<br />
“Ik ben Rikki Boskampi,” zegt Rik en hij kijkt strak naar de<br />
andere kinderen. Hij zal wel eens laten zien wie hier de nieuwe<br />
baas is. De meester kijkt verbaasd op zijn velletje en leest het<br />
nog een keer aandachtig.<br />
Rik steekt hier van wal met een superleugen en de meester<br />
lijkt nog even roet in het eten te gooien. Als de meester een<br />
heel klein beetje graaft in het verleden van Rik, dan zou hij<br />
de leugen kunnen doorprikken, maar gelukkig voor Rik<br />
doet hij dat niet.<br />
Het is te hopen dat er niemand uit jouw groep je iets op<br />
de mouw heeft gespeld, maar je kunt een gezamenlijk<br />
onderzoek opstarten in de klas om te gaan graven in het<br />
verleden. Leg de kinderen uit wat een stamboom is. Je<br />
kunt die grondig uitspitten als je naar geboorteregisters<br />
gaat kijken, maar je raakt ook al een eind op weg als je via<br />
je ouders naar je grootouders, naar je overgrootouders,<br />
betovergrootouders… gaat vragen. Probeer over elk van<br />
die mensen – dit zijn er al snel heel wat – een beetje tekst<br />
en uitleg te krijgen. Want de kinderen hebben immers<br />
karakterkenmerken of uiterlijke kenmerken van al deze<br />
mensen. Het zou leuk zijn als ze zich in één van de betovergrootouders<br />
zouden herkennen. Het zou pas helemaal<br />
leuk worden als er ergens een geurtje aanhangt. Misschien<br />
komt een bepaalde overgrootvader wel uit een louche<br />
Italiaanse familie...<br />
Maak samen met de kinderen een stamboom,<br />
vertrekkend beneden, met zichzelf. Laat hen ook een<br />
korte karakterschets maken: zachtaardig, humoristisch,<br />
vlug geïrriteerd… en uiterlijke kenmerken opsommen:<br />
groot, blauwe ogen, krullen… Thuis moeten ze dan via<br />
ouders, tantes en ooms, grootouders te weten komen wie<br />
er allemaal in hun familie zat en waar gelijkenissen met<br />
zichzelf de kop opsteken.<br />
Rikki verzint doorlopend verhalen over de heldendaden<br />
van zijn vader. Vraag aan je kinderen om gedurende<br />
die dagen de anderen verhalen op de mouw te spelden<br />
die nog net geloofwaardig genoeg zijn zodat de anderen
O V E R DE SAMENSTELLERS<br />
J O E R I BRANDS woont en werkt in Schoten. Hij geeft les in<br />
de Tuimelaar, een klein freinetschooltje tussen de bomen.<br />
Buiten de schooluren maakt en speelt hij vooral muziek,<br />
als hij tenminste niet in een boek zit.<br />
M A R L I E S DE SMEDT woont in Antwerpen. Naast lesgeven<br />
en gek doen met kinderen danst ze heel graag, vooral<br />
Afrikaans. Kleine en grote reisjes maken staan ook op<br />
haar lievelingsdingen-lijstje. Ze is altijd verzot geweest<br />
op boeken. Voor haar eindwerk dook ze dus graag in de<br />
wereld van de kinderliteratuur. Het eindresultaat was een<br />
eigen boekje ‘Josse en Josie’ en een kist vol weetjes over<br />
kinderwensen en schrijverswijsheid.<br />
19
C O L O F O N<br />
Redactie en coördinatie<br />
Gerrit Janssens en Sarah van Tilburg<br />
Vormgeving<br />
Compagnie Paul Verrept<br />
Illustraties<br />
Joke van Leeuwen<br />
ISBN 9077178384<br />
WD 2005/9654/8<br />
www.jeugdboekenweek.be<br />
20<br />
De <strong>Jeugdboekenweek</strong> is een project van Stichting Lezen.<br />
Stichting Lezen komt tot stand met de steun van het<br />
ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.<br />
Stichting Lezen staat voor het intense plezier van lezen<br />
en wil haar passie met velen delen. Daarom organiseert<br />
Stichting Lezen in samenwerking met belangrijke professionele<br />
partners zoals het boekenvak, bibliotheken, media<br />
en onderwijs de <strong>Jeugdboekenweek</strong>, de Kinder- en Jeugdjury<br />
Vlaanderen, Fahrenheit451, de Voorleesweek en andere grote<br />
en kleine acties voor kinderen, jongeren en volwassenen.<br />
Stichting Lezen lanceert nieuwe campagnes als Boekbaby’s<br />
en Iedereen Leest, coördineert de auteurslezingen, stimuleert<br />
wetenschappelijk onderzoek naar lezen en leesbevordering<br />
en onderhoudt internationale contacten. Als kennis-<br />
en expertisecentrum voor leesbevordering is Stichting<br />
Lezen het eerste aanspreekpunt van de Vlaamse overheid.<br />
www.stichtinglezen.be
<strong>Jeugdboekenweek</strong> <strong>2006</strong> <strong>Mijn</strong> familie · An Bertels en Joke Guns<br />
<strong>Lestips</strong> voor het zesde leerjaar
woord vooraf<br />
<strong>Mijn</strong> boeken zijn mijn tweede familie. Ze waren er al voor ik er was, hopelijk<br />
bestaan ze nog lang nadat ik er niet meer ben. Maar niet zonder dat ik hen heb<br />
leren kennen, een deel van hen ben geworden. En mijn stempel heb kunnen<br />
achterlaten.<br />
Ik heb familieleden die me troosten, ontroeren, die me kwaad maken, me<br />
verwarren, me de weg wijzen. Er zijn er die me aan het lachen maken, met wie ik<br />
gewoon een goed gesprek kan voeren. Er zijn er stokoude bij, die wijs en geduldig<br />
wachten tot ik klaar voor hen ben. Natuurlijk heb ik ook verre neven en nichten,<br />
die ik alleen op vaste momenten in het jaar zie. En er zijn de heel bijzondere, die<br />
ik in mijn hart heb gesloten, omdat ik zonder hen niet was wie ik nu ben. Ik kan<br />
me mijn leven niet voorstellen zonder hen.<br />
1<br />
Echte boeken in de klas, daar staat <strong>Jeugdboekenweek</strong> <strong>2006</strong> voor. Omdat boeken<br />
onmisbaar zijn in uw school. Boeken als familie, boeken die over familie gaan, het<br />
thema van dit jaar.<br />
We inspireren u graag met deze lestips, ze helpen u met de boeken aan de slag te<br />
gaan. De principes bij elke lestip verwijzen naar de basisbrochure Leesbevordering,<br />
hoe doe je dat? die u bij Stichting Lezen kunt bestellen. In negen stellingen doen<br />
we uit de doeken hoe u leesplezier in de klas en de bibliotheek kunt doorgeven.<br />
Om het verband met uw werk in de klas te versterken, hebben we voor het basisonderwijs,<br />
en dat is ook nieuw, de eindtermen toegevoegd die u met elke lestip<br />
realiseert. Leesbevordering is geen luxe, je doet het niet alleen als je wat tijd over<br />
hebt. Handig, toch? Dat maakt het makkelijker om boeken en leesplezier een<br />
vaste plaats in uw lessenpakket te geven. De eindtermen zijn specifiek voor elke<br />
tip beschreven, maar voor werken met de boeken in de klas gelden hoe dan ook<br />
deze doelstellingen:<br />
- De leerlingen kunnen de informatie ordenen die voorkomt in: voor hen<br />
bestemde verhalen, kinderromans, dialogen, gedichten, kindertijdschriften en<br />
jeugdencyclopedie. (Nederlands - Lezen 3.5)<br />
- De leerlingen ontwikkelen bij het realiseren van de eindtermen voor spreken,<br />
luisteren, lezen en schrijven de volgende attitudes: plezier in luisteren, spreken,<br />
lezen en schrijven. (Nederlands - Schrijven 4.8)
- De leerlingen ontwikkelen bij het realiseren van de eindtermen voor spreken,<br />
luisteren, lezen en schrijven de volgende attitudes: plezier in luisteren, spreken,<br />
lezen en schrijven; bereidheid tot nadenken over het eigen luistergedrag, spreekgedrag,<br />
leesgedrag en schrijfgedrag. (Nederlands - Vaardigheden)<br />
- De leerlingen kunnen genieten van een gevarieerd aanbod van voor hen<br />
bestemde culturele activiteiten. (Muzische vorming - Drama 3.1)<br />
De website waarop u de eindtermen vindt is www.ond.vlaanderen.be/dvo/. Voor<br />
meer info over <strong>Jeugdboekenweek</strong> kunt u terecht op www.jeugdboekenweek.be.<br />
We hopen dat u deze nieuwe familie van boeken een warm welkom geeft. En dat<br />
ze snel een bijzonder plekje krijgen in de tweede thuis van uw leerlingen, de klas.<br />
Namens Stichting Lezen,<br />
Gerrit Janssens<br />
2
Wat is familie?<br />
voorbereidende taak<br />
Lees- en lestips voor het zesde leerjaar<br />
An Bertels en Joke Guns<br />
De lessuggesties bij ons boekenpakket zijn uitgewerkt<br />
tot een hoekenwerk. Enkele weken voor de start van<br />
het project krijgen de kinderen een voorbereidende taak.<br />
Het project wordt vervolgens gestart met een uitgebreid<br />
voorleesmoment<br />
waarbij alle boeken aan bod komen.<br />
Dit voorleesmoment wordt gevolgd door een klassikale<br />
bespreking<br />
van de voorgelezen fragmenten. Daarop volgt<br />
het hoekenwerk: de verwerking van elk boek is opgenomen<br />
in een hoek waar de kinderen na een korte instructie<br />
zelfstandig aan de slag kunnen.<br />
Elke hoek, die telkens een opdracht heeft, neemt twee lestijden<br />
in beslag. Concreet moet je dus zes maal twee lestijden<br />
voorzien om het hoekenwerk optimaal te organiseren.<br />
Uiteraard is het mogelijk om een selectie te maken uit de<br />
opdrachten en deze als klassikale verwerking van het boek<br />
aan de kinderen aan te bieden.<br />
Maar er zijn ook de beknopte lestips. Naast elke uitgebreide<br />
verwerkingsopdracht voor het hoekenwerk vind je<br />
bij elk boek namelijk een korte lessuggestie, telkens onder<br />
de titel ‘Te weinig tijd?’, om gedurende één lestijd met je<br />
klas rond het boek te werken. Tot slot vind je nog enkele<br />
tips voor het organiseren van een afsluitmoment voor het<br />
hoekenwerk. Veel succes!<br />
Principe 5: Voor elk kind is er wat te lezen<br />
Eindtermen<br />
De leerlingen kunnen de informatie op een persoonlijke<br />
en overzichtelijke wijze ordenen bij een voor hen<br />
bestemde instructie voor een buitenschoolse situatie.<br />
(Nederlands - Luisteren 1.6)<br />
De leerlingen kunnen genieten van een gevarieerd aanbod<br />
van voor hen bestemde culturele activiteiten. (Muzische<br />
vorming - Drama 3.1)<br />
Bied het boekenpakket aan de klas aan. Je kunt dit op<br />
een eenvoudige manier doen door het boek aan de klas<br />
te tonen en de tekst op de achterflap voor te lezen. Zorg<br />
er wel voor dat je het boek zelf hebt gelezen zodat je de<br />
vragen van de kinderen kunt beantwoorden.<br />
Als je de nieuwsgierigheid van de kinderen optimaal wil<br />
prikkelen, is dit een leuke werkvorm: je stopt elk boek in<br />
een doos. Bij elk boek verzamel je vijf kleine voorwerpen<br />
of foto’s die iets over de inhoud van het boek vertellen.<br />
Haal de voorwerpen één voor één uit de doos en laat de<br />
kinderen vertellen waar het hen aan doet denken. Probeer<br />
met hen een verhaallijn te vormen naargelang er meer<br />
voorwerpen te voorschijn komen. Tot slot toon je het boek<br />
en vertel je op welke manier de voorwerpen met het boek<br />
te maken hebben. Zorg er uiteraard voor dat je nog niet te<br />
veel van het verhaal verklapt.<br />
3<br />
Nu moet elk kind een keuze maken uit deze zes boeken.<br />
Laat hen de boeken bekijken, doorbladeren, vluchtig een<br />
stukje lezen. Tot slot moet elk kind één boek kiezen.<br />
Om ervoor te zorgen dat de boeken evenredig over de<br />
klas verdeeld worden, noteer je het beste de zes titels op<br />
het bord. Als een kind gekozen heeft, noteert het zijn of<br />
haar naam achter de titel. Spreek van tevoren af hoeveel<br />
kinderen er per boek mogen zijn.<br />
In elk boek zit een briefje met de aanduiding van de<br />
fragmenten die het kind moet<br />
lezen. De fragmenten vind<br />
je bij de uitleg over het hoekenwerk. De bedoeling is dat<br />
elk kind zijn gekozen boek gedurende een afgesproken<br />
periode mee naar huis neemt om het fragment voor te
4<br />
bereiden. Dit fragment moeten ze bij een volgende stap in<br />
het leesproject aan een beperkte groep voorlezen. Elk boek<br />
is door meerdere kinderen gekozen. Geef hen de tijd om<br />
af te spreken wie het boek het eerste meekrijgt, wie dan,<br />
enzovoort.<br />
Zorg dat je deze opdracht ruimschoots vóór de echte start<br />
van het leesproject opgeeft, zodat elk kind voldoende<br />
tijd krijgt om zijn voorleesbeurt voor te bereiden. Ook<br />
al moeten zij slechts een kort fragment voorbereiden en<br />
voorlezen, hopelijk willen zij het volledige boek thuis<br />
lezen. Verdeel samen met de klas de voorbereidingstijd in<br />
gelijke stukken en noteer eventueel in de agenda wanneer<br />
het boek moet doorgegeven worden aan de volgende van<br />
de groep.<br />
voorleesmoment<br />
Principe 5: Voor elk kind is er wat te lezen<br />
Eindtermen<br />
De leerlingen kunnen geconcentreerd luisteren naar een<br />
gesproken tekst (verteld of voorgelezen) en die mondeling,<br />
schriftelijk, beeldend of dramatisch weergeven. (Muzische<br />
vorming - Drama 3.3)<br />
Dit is het echte startschot voor het leesproject. Verdeel de<br />
klas in groepen. In elke groep moeten zes kinderen zitten:<br />
één kind per boek. Om de beurt leest nu ieder kind het<br />
aangeduide fragment voor aan de leden van zijn groep. Op<br />
het einde moet iedereen uit elk van de zes boeken een fragment<br />
hebben beluisterd. Als er onvolledige groepen zijn,<br />
dus groepen waarbij niet alle boeken vertegenwoordigd<br />
zijn, lees je zelf de ontbrekende fragmenten voor in die<br />
groepen of zet je groepen samen.
klassikale bespreking<br />
Principe 2: Boekrijk<br />
Principe 7: De boekenbabbel<br />
Eindtermen<br />
De leerlingen kunnen de informatie ordenen die voorkomt<br />
in: voor hen bestemde verhalen, kinderromans, dialogen,<br />
gedichten, kindertijdschriften en jeugdencyclopedie.<br />
(Nederlands - Lezen 3.5)<br />
De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = beoordelen)<br />
het gepaste taalregister hanteren als ze op basis van<br />
vergelijking, hetzij met de eigen mening, hetzij met<br />
andere bronnen, in een gesprek kritisch reageren op<br />
de vragen en opmerkingen van bekende volwassenen.<br />
(Nederlands - Spreken 2.9)<br />
Na de leeskring volgt een klasgesprek over de voorgelezen<br />
fragmenten. Volgende richtvragen kunnen je hierbij helpen.<br />
5<br />
- Waarom heb je dit boek gekozen?<br />
- Beantwoordde het boek aan je verwachtingen? Waarom<br />
wel, waarom niet?<br />
- Heb je thuis de rest van het boek ook gelezen?<br />
- Zou je nu, na de andere boeken gehoord te hebben, een<br />
andere keuze maken? Leg uit.<br />
- Bespreek ook zeker de kaften van de boeken:<br />
- Welke kaft vind je mooi/lelijk? Waarom?<br />
- Welke kaft geeft de meeste/minste informatie over het<br />
boek?<br />
- Welke kaft trekt je het meest aan? Waarom?<br />
Tot slot laat je de kinderen de boeken rangschikken tot een<br />
top-6. Laat door eenvoudig handopsteken bepalen welk<br />
boek de meeste stemmen krijgt, welk boek nummer twee<br />
wordt enzovoort. Deze top-6 schrijf je op een muurkrant.<br />
Spoor de kinderen aan om gedurende het leesproject deze<br />
muurkrant mee op te bouwen. Ze kunnen informatie opzoeken<br />
over de auteurs van de besproken boeken. Voorzie<br />
zeker voldoende plaats voor de eigen indrukken van de<br />
kinderen tijdens het leesproject. Krantenknipsels over<br />
<strong>Jeugdboekenweek</strong> verdienen uiteraard ook een plaatsje op<br />
deze muurkrant.
6<br />
hoek 1<br />
Kies mij<br />
Dirk Weber<br />
Querido, 2005.<br />
…maar om het één keer te voelen, dat ze jou willen. (p. 39)<br />
Principe 8: Leesbevordering, geen tijdverlies<br />
Eindtermen<br />
De leerlingen kunnen geconcentreerd luisteren naar een<br />
gesproken tekst (verteld of voorgelezen) en die mondeling,<br />
schriftelijk, beeldend of dramatisch weergeven. (Muzische<br />
vorming - Drama 3.3)<br />
Over de auteur<br />
Dirk Weber werd geboren in Zwijndrecht (Nederland) en<br />
woont nu, met zijn partner en twee zonen, in Westbroek,<br />
vlakbij Utrecht. Kies mij<br />
is zijn eerste boek. Wel schreef hij<br />
eerder al een aantal korte verhalen.<br />
Over de illustrator<br />
Jan Jutte, die in dit boek voor de tekeningen instaat, werd<br />
in 1954 in Arnhem (Nederland) geboren. Sinds 1983 is<br />
hij illustrator. Hij kreeg al heel wat belangrijke prijzen en<br />
bekroningen, waaronder drie Gouden Penselen!<br />
Over het boek<br />
Fien woont al 3 jaar in JIN. JIN is een kindertehuis. Soms<br />
komen er mensen die een meisje kiezen dat voor hen hét<br />
belangrijkste is. En dus wacht Fien, al 3 jaar lang. Fien<br />
wacht en tekent. Ze tekent haar leven, ze tekent de mensen<br />
die ze ontmoet… Ze tekent ook Wuf. Zou Wuf haar hét<br />
belangrijkste vinden?<br />
Aan de slag<br />
Fragmenten<br />
- p. 39 - 40<br />
- p. 51 - 52<br />
- p. 149 - 150<br />
Materiaallijst<br />
- boek met aanduiding van fragmenten<br />
- opdrachtkaart (zie vervolg)<br />
- blanco bladen en schrijfgerief<br />
- tekenpapier<br />
- tekenpotloden en stiften<br />
- schildergerief<br />
- klei<br />
- schaar en lijm<br />
Zet een mini-tentoonstelling op over je leven. Kies vijf<br />
belangrijke momenten uit je leven. Kies één creatieve<br />
werk vorm die je ligt: gedichten schrijven, kleien, tekenen,<br />
schilderen… Zet elk gekozen moment nu om in een<br />
gedicht, tekening, schilderij, beeldje… Maak tot slot een<br />
mooie presentatie van je werkjes.<br />
Maak eerst in de klas een hoek vrij waar de kinderen hun<br />
mini-tentoonstellingen kunnen opbouwen. Zorg ervoor<br />
dat in deze hoek een prikbord hangt. De leerkracht geeft<br />
vooraf enkele korte richtlijnen over het presenteren van<br />
de werkjes. Mogen de kinderen iets ophangen aan het plafond?<br />
Hoeveel plaats heeft elk kind tot zijn beschikking?<br />
Worden gedichten gebundeld tot een boekje of worden<br />
ze opgehangen? Is er een afgesproken formaat voor de<br />
tekeningen en schilderijen of mogen de kinderen dit zelf<br />
bepalen?<br />
Denk nu ook al even na over het afsluitmoment. Als het<br />
de bedoeling is dat de kinderen de tentoonstelling gewoon<br />
bezichtigen, vraag hen dan dat ze hun naam bij de<br />
werkjes zetten. Je kunt er bij de afsluiting ook een raadspelletje<br />
van maken. De kinderen moeten dan proberen<br />
te achter halen welke klasgenoot bij welke tentoonstelling<br />
hoort.<br />
Geef elke mini-tentoonstelling een nummer. Elke bezoeker<br />
ontvangt een lijst met de namen van de deelnemende kunstenaars.<br />
De bezoekers noteren dan het nummer van de<br />
tentoonstelling achter de juiste naam. Uiteraard is de stap<br />
naar een wedstrijd nu heel klein. Als je het afsluitmoment<br />
openstelt voor andere klassen, schakel dan je eigen klas in<br />
bij het nakijken van de wedstrijdformulieren. Bedenk een<br />
leuke en passende prijs. Dat kan gaan van een boekenbon<br />
tot het uitkiezen van één van de tentoongestelde werkjes.<br />
Wedden dat je heel wat enthousiaste bezoekers over de<br />
vloer zal krijgen?
Te weinig tijd?<br />
Lees het fragment ‘King Kazoo’ (p. 125 - 128) voor aan de<br />
klas.<br />
Vervolgens zet je een stukje muziek op, bij voorkeur jazz<br />
omdat dit het beste aansluit bij het voorgelezen fragment.<br />
Als je een muziekstuk kunt vinden waarin men op een<br />
kazoo speelt, is dat perfect. De kinderen krijgen de opdracht<br />
om tijdens de duur van het fragment vrij te tekenen.<br />
De bedoeling is dat ze hun potlood laten bewegen op het<br />
ritme en de melodie van de muziek. Eventueel kun je hen<br />
vragen om hun ogen te sluiten voor deze opdracht. Leg<br />
vooraf duidelijk uit dat het niet de bedoeling is dat ze een<br />
tekening over iets maken. Tot slot kun je de resultaten met<br />
je kinderen bespreken.<br />
- Welk soort lijnen komen het meest voor?<br />
- Tekenden de kinderen met veel onderbrekingen of zijn<br />
het vooral vloeiende bewegingen? Laat hen zelf verklaren.<br />
- Herken je er iets in?<br />
- Wat vond je van de opdracht?<br />
7<br />
Uiteraard is het een leuk idee om ervoor te zorgen dat je<br />
één of meerdere kazoos in de klas hebt. Heel wat kinderen<br />
kennen dit instrument niet. Laat de kinderen zelf uitzoeken<br />
wat ze allemaal met dit instrument kunnen doen. Als<br />
je over meerdere exemplaren beschikt, kun je zelfs een<br />
kazoo-orkestje oprichten. Een tip voor een muziekles misschien?
8<br />
hoek 2<br />
Stilstaan<br />
Willy Schuyesmans<br />
Davidsfonds/Infodok, 2004.<br />
Benjamin wou altijd zo graag vliegeren. (p. 89)<br />
Principe 7: De boekenbabbel<br />
Eindtermen<br />
De leerlingen kunnen respect betonen voor uitingen van<br />
leeftijdsgenoten, behorend tot eigen en andere culturen.<br />
(Muzische vorming - Attitudes 6.5)<br />
De leerlingen tonen de bereidheid zich te oefenen in<br />
omgangswijzen met anderen waarin ze minder sterk zijn.<br />
(Wereldoriëntatie - Ik en de ander 3.5)<br />
De leerlingen drukken in een niet-conflictgebonden<br />
situatie, eigen indrukken, gevoelens, verlangens,<br />
gedachten en waarderingen spontaan uit. (Wereldoriëntatie<br />
- Mens 3.1)<br />
Over de auteur<br />
Willy Schuyesmans, geboren in 1945 in Oostende, is<br />
schrijver en journalist. Al in zijn kinderjaren verhuisde hij<br />
naar Antwerpen. Hij is getrouwd en heeft twee kinderen<br />
en een pleegdochter. De natuur en de zee spelen een<br />
grote rol in zijn werk, evenals thema’s als vriendschap en<br />
afscheid.<br />
Materiaallijst<br />
- boek met aanduiding van fragmenten<br />
- opdrachtkaart (zie vervolg)<br />
- VOORTAAK: 1 lege doos per kind<br />
- zak/doos met briefjes met de namen van alle kinderen<br />
- van de klas<br />
- blanco bladen en schrijfgerief<br />
- tijdschriften<br />
- schaar en lijm<br />
- allerlei kosteloos knutselmateriaal<br />
- kleurpotloden en stiften<br />
- selectie dichtbundels (zie: boekentips)<br />
Trek de naam van een klasgenoot uit een zak of doos. Je<br />
gaat nu een herinneringsdoos voor deze persoon maken.<br />
De bedoeling is dat je in de doos vijf dingen verzamelt die<br />
iets belangrijks over deze persoon vertellen. Dat kan een<br />
foto uit een tijdschrift zijn, een klein voorwerp dat je zoekt<br />
of zelf knutselt, een kort verhaal over iets dat jullie samen<br />
hebben meegemaakt…<br />
Eén van de voorwerpen moet een gedicht zijn waarvan jij<br />
vindt dat het bij je klasgenoot past. Je kunt op zoek gaan<br />
naar een passend gedicht in de stapel dichtbundels of je<br />
schrijft zelf iets korts. Probeer ook de buitenkant van de<br />
herinneringsdoos een passend jasje te geven.<br />
Laat de klas op tijd beginnen met het verzamelen van het<br />
materiaal voor deze hoek. Elk kind zorgt voor een lege<br />
(schoenen)doos, kosteloos knutselmateriaal en allerlei<br />
tijdschriften.<br />
Over het boek<br />
Benjamin is pas tien wanneer hij sterft. Zijn familie is<br />
ontroostbaar en kan Benjamin niet loslaten. Ook Benjamin<br />
kan zijn familie nog niet in de steek laten. Maar alles gaat<br />
verder en iedereen ontmoet nieuwe vrienden. En langzaam<br />
vervaagt Benjamin tot een levendige herinnering. En hoe<br />
herinner jij je jouw vrienden?<br />
Aan de slag<br />
Fragmenten<br />
p. 12 - 14<br />
p. 88 - 89<br />
Deze hoek vraagt weinig begeleiding tijdens het hoekenwerk<br />
zelf. Kijk er wel op toe dat de kinderen zich houden<br />
aan de afspraak om een klasgenoot te kiezen ‘op goed<br />
geluk’. Door namen te laten trekken kun je er zeker van<br />
zijn dat er voor ieder kind een doos is en stimuleer je<br />
kinderen om oog te hebben voor iemand waar ze anders<br />
misschien niet zo vaak mee omgaan. Het kan natuurlijk<br />
gebeuren dat iemand een naam trekt van een nieuwe<br />
klasgenoot of een kind dat niet tot de vriendenkring<br />
behoort. Probeer deze kinderen toch op weg te zetten<br />
met enkele vraagjes. (Wat heb je zelf al beleefd met deze<br />
persoon? Heb je al gemerkt dat dit kind in iets uitblinkt?<br />
Wat doet het kind op de speelplaats? Met wie is je klasgenoot<br />
sterker bevriend?) Geef de kinderen zeker de
oodschap mee dat in de doos positieve aspecten van hun<br />
klasgenoot aan bod moeten komen!<br />
Ook nu weer kun je het beste het afsluitmoment al in je<br />
achterhoofd houden bij het instrueren van de kinderen. Je<br />
kunt de doos bijvoorbeeld laten afwerken als een cadeau<br />
voor het kind waar ze bij hoort. Bij de afsluiting van het<br />
project worden de dozen dan gewoon uitgewisseld en<br />
kunnen de kinderen eens van gedachten wisselen met de<br />
maker van de doos. (Klopt het beeld wel?) Als je kiest voor<br />
een afsluitmoment waarbij enkel de klas betrokken is, kun<br />
je er een kringspel van maken. De dozen worden dan één<br />
voor één geopend. Laat de voorwerpen stuk voor stuk te<br />
voorschijn halen. Wie herkent het snelst zijn eigen doos?<br />
In dit geval kun je ervoor kiezen om geen aandacht te<br />
besteden aan de afwerking van de buitenkant van de doos.<br />
Als je andere klassen over de vloer laat komen, kun je de<br />
wedstrijd bij de mini-tentoonstelling uitbreiden. Geef de<br />
herinneringsdozen een letter. Op het ‘wedstrijdformulier’<br />
moeten de bezoekers nu naast elke naam het nummer van<br />
de tentoonstelling én de letter van de doos noteren. Geen<br />
eenvoudige opdracht!<br />
- Superguppie krijgt kleintjes. Edward van de Vendel, Fleur<br />
van der Weel (ill.), Querido, 2005.<br />
- Ik vind je hiëroglief.<br />
Frank Pollet, Abimo, 2003.<br />
- Vind me maar. Ed Franck, Marcel Verbrugge (ill.),<br />
Querido, 2004.<br />
- Ik doe lekker wat ik wil. Leendert Jan Vis (samenst.),<br />
Lemniscaat, 2001.<br />
- Een ei gelegd aan zee. Geert De Kockere, Annelies Vaes<br />
(ill.), De Eenhoorn, 2005.<br />
9<br />
Te weinig tijd?<br />
Deze korte lestip vertrekt vanuit dezelfde fragmenten die<br />
ook voor het hoekenwerk gebruikt worden.<br />
Houd met je klas een gesprek over de hoofdvraag ‘Wat wil<br />
je dat anderen zich van jou herinneren?’<br />
De volgende korte opdrachtjes kunnen je helpen om het<br />
klasgesprek op gang te brengen en/of bij te sturen:<br />
- Typeer jezelf / een klasgenoot met één opvallende eigenschap.<br />
- Vind je dat een leuke / vervelende eigenschap? Waarom?<br />
- Wat bewonder je bij iemand anders?<br />
- Wat denk jij dat je kunt doen om ook zo te worden?<br />
- Noem één ding dat je binnen tien jaar zeker bereikt wil<br />
hebben.<br />
Boekentips<br />
- Met gekleurde billen zou het gelukkiger leven zijn. Jan van<br />
Coillie (samenst.), Averbode 1996.<br />
- Oog in oog in oog in oog. Eva Gerlach. Querido, 2001.<br />
- Maar jij. Hans Hagen, Willemien Min (ill.), Querido, 2004.<br />
- Het ijzelt in juni. André Sollie, Querido,1998.<br />
- Al mijn later is met jou. Edward van de Vendel (samenst.),<br />
Rotraut Susanne Berner (ill.), Querido, 2004.
10<br />
hoek 3<br />
Hart van inkt<br />
Cornelia Funke<br />
Querido, 2005.<br />
Ik, Fenoglio, de meester van de woorden, de inkttovenaar, de<br />
papiermagiër. (p. 390)<br />
Principe 8: Leesbevordering, geen tijdverlies<br />
Eindtermen<br />
De leerlingen kunnen de informatie ordenen die voorkomt<br />
in voor hen bestemde school- en studieteksten en instructies<br />
bij schoolopdrachten. (Nederlands - Lezen 3.4)<br />
De leerlingen kunnen op systematische wijze verschillende<br />
informatiebronnen op hun niveau zelfstandig gebruiken.<br />
(Leren leren 2)<br />
De leerlingen kunnen samenwerken met anderen, zonder<br />
onderscheid van sociale achtergrond, geslacht of etnische<br />
origine. (Sociale vaardigheden - Domein samenwerking 3)<br />
De leerlingen kunnen bij groepstaken leiding geven<br />
en onder leiding van een medeleerling meewerken.<br />
(Leergebied overschrijdende eindtermen - Sociale<br />
vaardigheden 1.5)<br />
Over de auteur<br />
Cornelia Funke, geboren in 1958, woont in Hamburg met<br />
haar man en twee kinderen.<br />
Ze was eerst onderwijzeres en illustratrice, maar vond de<br />
boeken die ze in handen kreeg vaak oninteressant. Daarom<br />
begon ze zelf te schrijven. Ondertussen heeft ze al dertig<br />
boeken geschreven, waarvan er drie in het Nederlands zijn<br />
vertaald. De dievenbende van Scipio wordt verfilmd.<br />
Over het boek<br />
Voor Meggie zijn de boeken om haar heen als vertrouwde<br />
vrienden en familie, de familie die ze zo mist nadat haar<br />
moeder op raadselachtige wijze is verdwenen. Op een<br />
nacht keren de verhalen zich echter tegen haar. Capricorno,<br />
de nietsontziende schurk uit Hart van inkt, heeft het<br />
ge munt op Meggie en Mo, haar vader. Zal Mo haar nu<br />
eindelijk onthullen waarom hij nooit meer wil voorlezen?<br />
Zal Meggie haar moeder terugzien? Samen met Fenoglio,<br />
de schrijver van Hart van inkt, storten Meggie en haar vader<br />
zich in de zoektocht tussen de woorden van het boek.<br />
Vrienden worden gevonden en vijanden bevochten als de<br />
woorden van Fenoglio tot leven komen. En welke ontdekkingen<br />
staan er jou te wachten in de wereld van uitvindingen<br />
en wetenschap?<br />
Aan de slag<br />
Fragmenten<br />
p. 134 - p. 136 (Hoe moesten ze dat begrijpen?)<br />
p. 390 (Fenoglio kneep zo hard in haar arm …) - p. 393<br />
Materiaallijst<br />
- boek met aanduiding van fragmenten<br />
- opdrachtkaart (zie vervolg)<br />
- checklijst met uitvindingen<br />
- grote blanco bordflappen<br />
- alcoholstiften (liefst verschillende kleuren)<br />
- lijm<br />
- computer(s) met toegang tot internet<br />
Fenoglio, de schrijver van Hart van inkt, wordt in het boek<br />
geconfronteerd met zijn eigen scheppingen en hij is niet<br />
altijd opgetogen over het resultaat! Ook in de echte wereld<br />
komen sommige uitvindingen ‘tot leven’ op een manier<br />
die de bedenkers niet voor ogen hadden bij de creatie<br />
er van. Kies een uitvinding uit de lijst en ga op zoek naar<br />
informatie op het internet. Maak een opsomming van de<br />
positieve en negatieve toepassingen van deze uitvinding.<br />
Stoffeer je informatie indien mogelijk met foto’s. Breng<br />
al je gegevens samen op een bordflap en zorg voor een<br />
overzichtelijke schikking.<br />
De kinderen die in deze groep aan het werk zijn, kunnen<br />
waarschijnlijk af en toe wat hulp gebruiken.<br />
De eerste stap is dat de groep komt tot het kiezen van een<br />
uitvinding. Daartoe hang je in de hoek een lijst waarop je<br />
een aantal uitvindingen opsomt.<br />
Mogelijkheden zijn:<br />
- dynamiet<br />
- genetische manipulatie van planten<br />
- genetische manipulatie van dieren<br />
- genetische manipulatie van mensen
- mosterdgas<br />
- robots / automatisering<br />
- computer<br />
- gsm<br />
- …<br />
Zorg dat je er bij bent als de groep een keuze maakt zodat<br />
je kort wat uitleg kunt geven over een minder bekende<br />
uitvinding. De uitvinding die gekozen wordt, vink je aan<br />
op de lijst zodat een volgende groep die niet meer kan<br />
nemen.<br />
Als je in de klas geen beschikking hebt over internet,<br />
kun je deze opdracht laten uitvoeren aan de hand van<br />
informatieve boeken. Enkele titels die je voor deze hoek<br />
kuntvoorzien zijn:<br />
- Van rooksignaal tot GSM. Karel Verleyen, Davidsfonds-<br />
Infodok/Biblion, 2004.<br />
- Hoe weet de toast dat hij klaar is? Uit de serie: Wat kinderen<br />
willen weten. Zwijsen, 2004.<br />
- Lannoo’s grote geïllustreerde encyclopedie voor de jeugd.<br />
Lannoo, 2004.<br />
- Waar komt vandaag vandaan?<br />
Ferry Piekart,<br />
Gottmer, 2004.<br />
- Winkler Prins Kinderencyclopedie. Het Spectrum, 2004.<br />
- Het grote boek van uitvindingen en ontdekkingen. Zuid<br />
Boekprodukties, 2004.<br />
Vervolgens zet je de kinderen op weg bij het verzamelen<br />
van de informatie. De begeleiding die het groepje hier bij<br />
nodig heeft, hangt natuurlijk af van ervaring die ze al<br />
hebben opgedaan met het werken met internet en/of informatieve<br />
boeken. Stuur de kinderen wel, zodat ze gericht<br />
op zoek gaan naar positieve en negatieve toepassingen van<br />
de uitvinding. Een historisch overzicht of het leven van<br />
de uitvinder doen niet terzake bij deze opdracht. Een kort<br />
woordje uitleg over wat deze uitvinding precies inhoudt,<br />
kan wel nuttig zijn.<br />
Wat de presentatie op het afsluitmoment betreft, is het dit<br />
keer heel eenvoudig. Je hangt de flappen op en de rest van<br />
de klas kan deze infopanelen bekijken en lezen. Uiteraard<br />
houdt niets je tegen om samen met de klas één uitvinding<br />
eruit te lichten en hier een discussiepanel over te organiseren<br />
in een volgende spreekles!<br />
Te weinig tijd?<br />
Bied het volgende fragment aan de klas aan om in stilte te<br />
lezen: p. 168 - p. 169 (…alleen maar omdat ze bang was…)<br />
Hieraan koppel je een dubbele schrijfopdracht. Eerst laat<br />
je hen een vervolg van ongeveer één bladzijde bedenken.<br />
Zorg dat je klas weet wat er voor dit fragment gebeurd is.<br />
(Concreet betekent dit je beste vertelbeentje voorzetten!)<br />
Ze moeten het verhaal kunnen verdervertellen naar analogie<br />
met het boek.<br />
Een tweede opdracht is dat zij een vervolg schrijven dat ze<br />
zelf leuk of spannend vinden.<br />
Het zou zonde zijn dat al dat schrijverstalent zomaar in<br />
een la terechtkomt. Geef de kinderen dus ook de kans om<br />
hun schrijfproducten aan de klas voor te stellen. Organiseer<br />
een voorleeskampioenschap. Laat ieder kind zijn twee<br />
vervolgen voorlezen. Betrek de klas hierbij door hen te laten<br />
bepalen welk van de twee eindes de voorkeur krijgt. Tot<br />
slot kun je een diploma uitreiken voor de Voorlees graad<br />
van Tovertong. Welke voorlezer kon het best zijn woorden<br />
tot leven wekken voor de anderen?<br />
11<br />
Spreek af dat het groepje je een teken geeft als ze de<br />
nodige informatie verzameld hebben. Zet hen nu op weg<br />
naar het structureren van deze informatie. De bedoeling<br />
is dat ze een overzichtelijke bordflap samenstellen waarop<br />
de rest van de klas informatie krijgt over de uitvinding met<br />
zijn pro’s en contra’s.
hoek 4<br />
Aan de bal<br />
Lieneke Dijkzeul<br />
Lemniscaat, 2004.<br />
Rahmane keek om zich heen (p. 182)<br />
Principe 3: Bib en school gaan boek in hand<br />
Eindtermen<br />
De leerlingen kunnen op systematische wijze verschillende<br />
informatiebronnen op hun niveau zelfstandig gebruiken.<br />
(Leren leren 2)<br />
Over het boek<br />
Rahmane heeft een groot talent: voetballen! Samen met<br />
zijn vrienden droomt hij er dan ook van om profvoetballer<br />
te worden. Op een dag krijgt hij de kans om zijn droom<br />
waar te maken. Maar om zijn doel te bereiken, moet hij<br />
vertrekken uit zijn vertrouwde Afrikaanse dorp en vrienden<br />
en familie achterlaten. Kan Rahmane zijn droom<br />
waarmaken? Lukt het hem om de verwachtingen van zijn<br />
familie in te lossen? Kan hij zich aanpassen aan het vreemde,<br />
koude Nederland? En ben jij een wereldburger die zich<br />
overal aanpast en een nieuwe wereld tot de zijne maakt?<br />
Doe de test!<br />
Aan de slag<br />
12<br />
De leerlingen kunnen blijvend nieuwe dingen uit hun<br />
omgeving ontdekken en respect betonen voor uitingen van<br />
leeftijdsgenoten, behorend tot eigen en andere culturen.<br />
(Muzische vorming - Attitudes 6.1 en 6.5)<br />
Fragmenten<br />
p. 181 (Het busje verliet de snelweg…) - p. 183 (Welterusten…)<br />
p. 264 (Zijn moeder liep op de weg heen en weer…) - p. 266<br />
(Ik hoor papa…)<br />
De leerlingen kunnen het gepaste taalregister hanteren<br />
als ze aan iemand om ontbrekende informatie vragen.<br />
(Nederlands - Spreken 2.2)<br />
De leerlingen kunnen op basis van, hetzij de eigen mening,<br />
hetzij informatie uit andere bronnen, de informatie<br />
beoordelen die voorkomt in een gesprek met bekende leeftijdsgenoten.<br />
(Nederlands - Luisteren 1.9)<br />
De leerlingen kunnen het gepaste taalregister hanteren<br />
als ze iemand om ontbrekende informatie vragen.<br />
(Nederlands - Spreken 2.2)<br />
De leerlingen kunnen aspecten van het dagelijks leven<br />
in een land van een ander cultuurgebied vergelijken met<br />
het eigen leven. (Wereldoriëntatie - ruimtelijke ordening/<br />
bepaaldheid 6.9)<br />
Over de auteur<br />
Lieneke Dijkzeul werd geboren in 1950 in Friesland.<br />
Haar eerste echte boek verscheen in 1990: Hou je taai!<br />
Ze schrijft graag spannende verhalen. Vriendschap en<br />
eenzaamheid zijn thema’s die in bijna al haar boeken<br />
terugkomen. Met Aan de bal<br />
heeft ze een schitterend<br />
voetbalboek geschreven waarvan ook de niet-sportieve<br />
lezers zullen smullen.<br />
Materiaallijst<br />
- boek met aanduiding van fragmenten<br />
- opdrachtkaart (zie vervolg)<br />
- lijst met landen<br />
- blanco bladen en schrijfgerief<br />
- kookwekker<br />
- selectie infoboeken over landen (zie: boekentips)<br />
Kies uit de lijst een land. Zoek nu het infoboek dat bij jouw<br />
land hoort. Lees zoveel mogelijk informatie over dat land,<br />
eventueel maak je notities over de belangrijkste dingen<br />
die je wilt onthouden. Na een teken van de leerkracht,<br />
bereid je tien vragen voor die je aan een ander kind wilt<br />
stellen over zijn of haar land. In het laatste stuk van de<br />
op dracht ondervraag je elkaar per twee over elkaars land.<br />
Probeer zo snel mogelijk te weten te komen in welk land<br />
de ander ‘woont’. Je krijgt van de leerkracht uitleg over het<br />
te hanteren puntensysteem.<br />
Zoals het principe bij de opdracht al zegt, dit keer kun<br />
je best eens even vooraf langsgaan in de plaatselijke<br />
bibliotheek. Tenzij de school zelf over een uitgebreid<br />
informatiecentrum beschikt natuurlijk. Stel een pakket<br />
samen met informatieve boeken over landen. Atlassen<br />
horen hier zeker bij, beter in enkele exemplaren, en verder<br />
boeken die ruimschoots informatie over één of meerdere
landen geven. Let er op dat de boeken voldoende foto’s<br />
bevatten. Bovenstaande boekentips kunnen je helpen bij<br />
het maken van je keuze.<br />
Bij de start van het hoekenwerk verdeel je de kinderen in<br />
groepjes van twee. Laat de kinderen elk een land kiezen uit<br />
de lijst - afhankelijk van het boekenaanbod - en controleer<br />
dat er geen landen dubbel worden gekozen, met het oog<br />
op het gebruik van de boeken. De kinderen kiezen één<br />
voor één hun infoboek en gaan zitten op een afgezonderd<br />
plaatsje, ze mogen van elkaar niet weten met welk land ze<br />
bezig zijn. Houd hier dus uiteraard rekening mee bij het<br />
inrichten van deze hoek!<br />
Je kunt hen moeilijk gericht laten opzoeken in de boeken,<br />
aangezien jij ook niet weet welke vragen de ander straks<br />
gaat stellen. Wijs hen op het gebruik van de atlas voor de<br />
correcte situering van het land. Je kunt eventueel enkele<br />
rubrieken met de kinderen afspreken waarover er vragen<br />
moeten of mogen gesteld worden (voeding, klimaat,<br />
planten groei, economische situatie, landbouwproducten…).<br />
Als je van tevoren deze rubrieken bepaalt, vergemakkelijkt<br />
dat het opzoekwerk. Voor het wedstrijdelement is het spannender<br />
als je niet weet welke vragen je kunt verwachten.<br />
Zet het kookwekkertje op een afgesproken tijd. Als het<br />
belletje gaat, wordt het opzoekwerk stopgezet. Nu bereidt<br />
elk kind tien vragen voor voor zijn partner. De bedoeling<br />
is dat je zo snel mogelijk aan de weet komt welk land de<br />
ander gekozen heeft, zonder natuurlijk de naam van het<br />
land te vragen. Opnieuw geeft een belletje aan wanneer<br />
deze voorbereidingstijd afgelopen is.<br />
De kinderen gaan nu per twee bij elkaar zitten en stellen<br />
elkaar de voorbereide vragen. Voor ze hieraan beginnen,<br />
moet je nog wel even wat uitleg geven over het puntensysteem.<br />
De bedoeling is, dat je met zo weinig mogelijk<br />
vragen het land van de ander probeert te achterhalen. Bij<br />
elke gestelde vraag zet je dus een streepje. Wanneer je<br />
het land weet, tel je de streepjes. Degene met het minste<br />
streepjes wint. Let wel op: als je een vraag stelt die de ander<br />
niet kan beantwoorden, mag je van je score één streepje<br />
aftrekken.<br />
Als de kinderen nog wat tijd over hebben in deze hoek - niet<br />
iedereen heeft evenveel vragen nodig om de ander uit te<br />
horen! - kunnen ze nog wat grasduinen in de infoboeken.<br />
Nog even dit: bij het afsluitmoment van het volledige leesproject<br />
heeft deze hoek geen naverwerking nodig. Indien<br />
je toch wilt dat er van deze hoek ‘iets’ te zien valt, kun<br />
je een scorebord laten invullen waarop iedereen noteert<br />
hoeveel vragen hij of zij nodig had om het land van de<br />
ander te raden.<br />
Te weinig tijd?<br />
Voor deze opdracht werk je met dezelfde fragmenten als<br />
bij het hoekenwerk, maar ze komen pas later in de les aan<br />
bod. Eerst laat je de kinderen allerlei hoofdjes uit tijdschriften<br />
knippen. Plak deze hoofdjes op magneten. Dit kun je<br />
uiteraard ook van tevoren doen. Het bespaart je tijd tijdens<br />
de les zelf en je kunt zelf de hoofdjes selecteren met het<br />
oog op de opdracht.<br />
Laat de kinderen aan het bord komen en met de hoofden<br />
gezinnen en/of vriendengroepen vormen. Houd de opdracht<br />
heel algemeen. Bespreek met de klas de gevormde<br />
groepen:<br />
- Hebben de gezinnen een klassieke samenstelling of zijn<br />
er afwijkingen?<br />
- Kozen de kinderen voor vriendengroepen met dezelfde<br />
huidskleur of niet? Waarom?<br />
- Bekijk de samenstelling van de vriendengroepen ook eens<br />
naar leeftijd.<br />
- …<br />
Nu lees je de fragmenten voor aan de klas. Vervolgens<br />
herhaal je de opdracht. Schuif alle gevormde groepen uit<br />
elkaar en laat de klas opnieuw groepen vormen. Dit keer<br />
bespreek je gelijkenissen en verschillen van de gevormde<br />
groepjes ten opzichte van de eerste keer.<br />
Boekentips<br />
- Geïllustreerde wereldatlas voor de jeugd. Lannoo, 2001.<br />
- Geïllustreerde jeugdatlas van de wereld. Alexander Gordon<br />
Smith, Veltman, 2005.<br />
De uitgeverijen Ars Scribendi, Biblion en KIT hebben meerdere<br />
landenreeksen (bijvoorbeeld Landen van de wereld, Met<br />
het oog op…, In het nieuws, enzovoort). Misschien heeft de<br />
schoolbibliotheek deze boeken op de plank? De plaatselijke<br />
bibliotheken zullen zeker een en ander in voorraad hebben.<br />
13
14<br />
hoek 5<br />
De aanval<br />
Clem Martini<br />
Gottmer, 2005.<br />
… en die was helaas wat minder tolerant tegenover die onbezonnen<br />
jeugd. (p. 13)<br />
Principe 3: Bib en school gaan boek in hand<br />
Principe 5: Voor elk kind is er wat te lezen<br />
Principe 6: De taalspeeltuin<br />
Principe 9: Van lezen ga je doen<br />
Eindtermen<br />
De leerlingen kunnen een formulier invullen met<br />
informatie over henzelf. (Nederlands - schrijven 4.5)<br />
De leerlingen drukken in een niet-conflictgebonden<br />
situatie, eigen indrukken, gevoelens, verlangens,<br />
gedachten en waarderingen spontaan uit.<br />
(Wereldoriëntatie - Mens 3.1)<br />
Over de auteur<br />
Clem Martini is geboren in het Canadese Calgary, Alberta.<br />
Hij schrijft voor theater en televisie, zowel voor volwassenen<br />
als voor jongeren. Hij is professor Theaterwetenschappen<br />
aan de universiteit van Calgary en won voor zijn werk al<br />
drie keer de Alberta Writer’s Guild Drama Prize.<br />
Over het boek<br />
Kyp is een jonge, overmoedige kraai, die zich bij een<br />
familiehereniging de woede van een kat op de hals haalt.<br />
Deze ondoordachte daad leidt tot een drama dat de hele<br />
kraaienfamilie op zijn grondvesten doet daveren. Kyp<br />
wordt zwaar gestraft, maar niet iedereen is het daarmee<br />
eens. Ruzies breken uit en ieder wordt gedwongen om<br />
partij te kiezen en zijn eigen plaats in de groep te bepalen.<br />
Weet jij wie je bent en waar je staat in de groep?<br />
Aan de slag<br />
Materiaallijst<br />
- boek met aanduiding van fragmenten<br />
- opdrachtkaart (zie vervolg)<br />
- invulblad ‘paspoort’<br />
- schrijfgerief<br />
- selectie boeken ‘verhalencultuur’ (zie boekentips)<br />
Voor deze hoek bereid je zelf het invulblad ‘<strong>Mijn</strong> paspoort’<br />
voor. De bedoeling is dat de kinderen gaan nadenken over<br />
zichzelf, en hun eigen karakter kunnen typeren. Verder<br />
moeten ze proberen om hun karakter te identificeren met<br />
familieleden en vrienden. Het blad ook aan anderen doorgeven,<br />
geeft hen de kans om hun eigenbeeld te toetsen aan<br />
wat anderen van hen denken. Tenslotte is er nog de terugkoppeling<br />
naar het boek.<br />
Neem een invulblad ‘<strong>Mijn</strong> paspoort’. Lees de vragen aandachtig<br />
en vul ze in. Dan geef je het blad door en laat de<br />
anderen van je groep het blad verder aanvullen. Neem<br />
de tijd om te lezen wat de anderen over jou schrijven.<br />
Vervolgens lees je in groep een fragment uit het boek aan<br />
elkaar voor: p. 47 - p. 50 (“Laat hem uitspreken!” herhaalde<br />
ik.) Zet nu samen met je groep alle vogelpersonages uit<br />
dit fragment op een rijtje. Typeer elk personage met één<br />
karaktertrek. Tenslotte onderteken je je eigen paspoort<br />
met de naam van het personage waar je, volgens jezelf, het<br />
beste bij past.<br />
Een voorbeeld van het invulblad ‘<strong>Mijn</strong> paspoort’ geven,<br />
kan niet. Hier volgen enkele tips voor inhoud en lay-out,<br />
waarmee je zelf aan de slag kunt. Inhoudelijk kunnen de<br />
volgende vragen aan bod komen:<br />
- Geef drie positieve karaktereigenschappen van jezelf.<br />
- Som twee negatieve kanten van jezelf op.<br />
- Noem twee dingen waar je heel goed in bent.<br />
- Som twee dingen op die je niet goed kunt, maar die je wel<br />
onder de knie zou willen krijgen.<br />
- Beeld je in dat je 30 jaar bent. Omschrijf in 3 zinnen hoe<br />
je dan zou willen dat je leven er uit ziet.<br />
- Is er iets dat je zeker nooit zou willen meemaken?<br />
- …<br />
Fragmenten<br />
p. 12 - p. 15 (… is namelijk een mensen nest, op het strand…)<br />
p. 69 (Als het leek alsof Kyp niet…) - p. 70 (En toen verbreedde<br />
de vallei zich plotseling…)<br />
Bij enkele van deze vragen, vooral de opsomming van<br />
positieve en negatieve karaktertrekken en dingen die je<br />
goed of juist niet goed kunt, moeten de kinderen hun<br />
antwoorden koppelen aan mensen die ze kennen: familie,
vrienden... De bedoeling is dat de kinderen proberen om<br />
hun eigen eigenschappen in anderen te herkennnen.<br />
Ofwel maak je hiervan een nieuwe rubriek, ofwel voorzie<br />
je bij die vragen plaats om dit te noteren.<br />
In een laatste rubriek kunnen de andere groepsleden het<br />
paspoort verder aanvullen. Beperk je hier vooral tot positieve<br />
en negatieve eigenschappen en een opsomming van<br />
wat het kind volgens de anderen goed kan.<br />
Zorg voor een aantrekkelijke en overzichtelijke lay-out van<br />
alle vragen. Het blad mag er een beetje officieel uitzien.<br />
Plaats voor handtekeningen is dus zeker belangrijk.<br />
Besteed zorg aan een duidelijke vraagstelling en een overzichtelijke<br />
schikking zodat de kinderen zelfstandig aan het<br />
werk kunnen. Een gepast tekeningetje of icoontje hier en<br />
daar zorgt voor een wat luchtigere bladspiegel.<br />
Als je zorgt voor een goed invulblad, moet je deze hoek<br />
niet zo veel meer begeleiden. Bespreek met de groep wel<br />
even hoe ze het voorlezen van het fragment aanpakken:<br />
één voorlezer, voorlezen met beurtrol…<br />
Als de groep bezig is met het opsommen van de vogelpersonages,<br />
kun je ook eens gaan kijken of het lijstje<br />
volledig is. Hier volgt een overzichtje met de personages<br />
uit het fragment:<br />
- Kalum, het ik-personage: oud, wijs, bemiddelaar, staat<br />
open voor vernieuwing…<br />
- Kyrk: oud, heeft steeds kritiek, pessimist, houdt vast aan<br />
traditie…<br />
- Kyp: jong, durver, verlegt grenzen van zichzelf en van de<br />
groep, vernieuwer…<br />
- Koren: jong, heult mee met de groep, sensatiezoeker…<br />
Op het einde van het volledige leesproject verzamel je<br />
alle paspoorten en bundelt deze tot een klasboek. Bij het<br />
afsluitmoment kunnen de kinderen van de klas (of de<br />
bezoekers) in dit klasboek bladeren.<br />
Te weinig tijd?<br />
Oude verhalen en tradities bepalen voor een stuk wie we<br />
zijn. Denk maar aan de invloeden van de oude Griekse<br />
en Romeinse beschaving op onze huidige westerse maatschappij.<br />
In een deel van ons denken vinden we nu nog<br />
ideeën terug die hun oorsprong vinden in de oude verhalen<br />
van deze culturen.<br />
Start de les met een klasgesprek over de invloed van<br />
verhalen, in ons eigen leven en bij anderen.<br />
Enkele tips om het gesprek op gang te helpen en te sturen:<br />
- Laat de kinderen vertellen over (groot)ouders die aan hen<br />
verhalen vertellen: Zijn het verzonnen verhalen? Gaan ze<br />
over waar gebeurde dingen? Is er een favoriet verhaal dat<br />
dikwijls terugkomt?<br />
- Heb je al eens een verhaal gehoord of gelezen waaruit je<br />
iets belangrijks hebt onthouden? Wat en waarom?<br />
- Vertel aan de klas zeker over andere culturen waar het<br />
vertellen van verhalen nu nog een belangrijk onderdeel van<br />
de samenleving is.<br />
Tip. Gebruik het boek Aan de bal<br />
hiervoor. Lees één of<br />
meerdere passages voor, bijvoorbeeld p. 232 - 233, waaruit<br />
blijkt hoe belangrijk het doorvertellen van verhalen is in<br />
het Afrikaanse dorp. Vervolgens laat je de kinderen vrij lezen<br />
in een selectie boeken met betrekking tot verhalencultuur.<br />
Zie daarvoor de boekentips.<br />
Boekentips<br />
- De dans van de drummers. Hans Hagen, Philip Hopman<br />
(ill.), Van Goor, 2003.<br />
- De leeuwendochter. Roger H. Schoemans, Davidsfonds/<br />
Infodok, 2005.<br />
- De geest van oom Kwesi. Janne Lundström, Lannoo, 2002.<br />
- Sprookjes van de lage landen. Eelke de Jong, Hans<br />
Sleutelaar, De Bezige Bij, 2004.<br />
15<br />
Nog even dit. Het is moeilijk in te schatten hoeveel tijd de<br />
kinderen in deze hoek nodig hebben. Veel hangt af van<br />
de ernst waarmee ze deze opdracht zullen aanpakken.<br />
Voorzie in deze hoek daarom een pakket met boeken i.v.m.<br />
verhalencultuur. Kinderen die dan klaar zijn kunnen in<br />
deze boeken vrij lezen. Zie ook ‘Te weinig tijd?’.
16<br />
hoek 6<br />
Wat is familie?<br />
Kolet Janssen<br />
Davidsfonds, 2005.<br />
De dag zit vol geheimen. Ik word al groot. (p. 156)<br />
Principe 9: Van lezen ga je doen<br />
Eindtermen<br />
De leerlingen kunnen de informatie ordenen die voorkomt<br />
in voor hen bestemde school- en studieteksten en instructies<br />
bij schoolopdrachten. (Nederlands - Lezen 3.4)<br />
De leerlingen kunnen overzichten, aantekeningen,<br />
mededelingen op- en overschrijven. (Nederlands -<br />
Schrijven 4.1)<br />
De leerlingen kunnen voor het realiseren van bovenstaande<br />
eindterm bovendien<br />
- hun teksten verzorgen en rekening houden met handschrift<br />
en lay-out.<br />
- spellingsafspraken en spellingsregels toepassen.<br />
(Neder lands - Schrijven 4.7)<br />
voor een grappige of juist ernstige noot. En hoe ziet jouw<br />
ideale familie er uit?<br />
Aan de slag<br />
Fragmenten<br />
De voorlezers kiezen elk één getuigenis om voor te lezen<br />
uit deze lijst:<br />
- interviews over moeders: p. 30-40<br />
- interviews over vaders: p. 67-79<br />
- interviews over broers/zussen: p. 111-115<br />
- interviews over opa’s/oma’s: p. 160-165<br />
Materiaallijst<br />
- boek met aanduiding van fragmenten<br />
- opdrachtkaart (zie vervolg)<br />
- blanco bladen en schrijfgerief<br />
- 1 grote blanco bordflap<br />
- wascokrijtjes<br />
- alcoholstiften<br />
Alle groepjes gaan om de beurt meewerken aan één groot<br />
familieportret. Onze familie bestaat uit de volgende leden:<br />
een vader, een moeder, een broer, een zus, een oma en een<br />
opa. Je kiest met je groepje één familielid uit.<br />
De leerlingen kunnen bij groepstaken leiding geven<br />
en onder leiding van een medeleerling meewerken.<br />
(Leergebied overschrijdende eindtermen - Sociale<br />
vaardigheden 1.5)<br />
Over de auteur<br />
Kolet Janssen werd geboren in 1955 in Hasselt. Ze studeerde<br />
Godsdienstwetenschappen en geeft al jaren les op een<br />
middelbare school in Tienen. Ze is getrouwd en heeft drie<br />
kinderen. In 1988 verscheen haar eerste boek. Meer dan<br />
dertig boeken later probeert ze nog steeds afwisseling te<br />
brengen in de gekozen thema’s, met een goede mengeling<br />
van spanning, humor en gevoel.<br />
Over het boek<br />
Wat is familie?<br />
is een boek vol vragen en antwoorden over<br />
je familie. Kinderen vertellen over hun (groot)ouders, soms<br />
stout, soms ontroerend, maar altijd herkenbaar. Broers en<br />
zussen doen hun boekje over elkaar open. Ook de ouders<br />
komen op hun beurt aan het woord. Gedichten zorgen<br />
Eerst lees je met je groep de interviews die bij jouw familielid<br />
horen. Nu bedenk je een profiel dat bij die persoon<br />
hoort. Maak gebruik van de dingen die je net gelezen hebt<br />
en vul dat aan met informatie die je zelf bedenkt. Zet alles<br />
om in een tekst van een tiental zinnen. Over de volgende<br />
zaken moet ik zeker iets kunnen lezen: naam, leeftijd,<br />
beroep, taak binnen het gezin en hobby’s. Let op: zorg dat<br />
je familieleden bij elkaar kunnen passen. Als zowel mama<br />
als papa twee keer per week willen gaan tennissen zou dat<br />
wel eens problemen kunnen opleveren! Teken je familielid<br />
met wasco’s bij op het grote familieportret.<br />
Deze groep vraagt wellicht een klein beetje begeleiding<br />
bij de start, maar kan dan volledig zelfstandig aan de slag.<br />
Belangrijk is, dat de kinderen heel goed doorhebben dat<br />
het hier om een aanvullend groepswerk gaat. Elke groep<br />
kiest een familielid uit en werkt het profiel en de tekening<br />
hiervoor uit. De familieleden moeten, zoals al eerder opgemerkt,<br />
bij elkaar kunnen passen. Bespreek dus even met<br />
elk groepje waarop ze moeten letten. De eerste groep zet
wellicht de toon voor de rest van de gezinsformatie. Als<br />
papa een drukke baan heeft, op welke manier ga je dan<br />
mama’s baan invullen? Worden oma en opa ingeschakeld<br />
in de oppas van de kinderen? Welke leeftijd hebben de<br />
kinderen? Heel jonge kinderen vragen waarschijnlijk een<br />
grote tijdsinvestering van de ouders. Welke gevolgen heeft<br />
dit op de tijd die ze voor hobby’s overhouden? Zijn oma<br />
en/of opa inwonend of niet? Haal enkele van deze vragen<br />
aan zoals ze zich aandienen vanuit de reeds ingevulde<br />
familieleden. Zorg dat je de vragen op een vrijblijvende<br />
manier stelt, zonder eigen inkleuring!<br />
Het enige wat je nog moet doen als deze groep bezig is, is<br />
de taakverdeling in het oog houden. De groep kan zelf beslissen<br />
op welke manier de interviews worden voorgelezen<br />
(boek in het midden en in stilte lezen, een vaste voorlezer<br />
of voorlezen volgens een beurtrol). Zie er wel op toe dat<br />
bij het uitwerken van de opdracht elk groepslid betrokken<br />
wordt: samen overleggen voor het opstellen van het profiel;<br />
wie tekent? Wie schrijft in het net?<br />
Te weinig tijd?<br />
Werk met de fragmenten die ook worden voorgesteld voor<br />
het hoekenwerk. Zorg voor kopieën van de fragmenten.<br />
Kopieer elk interview op een apart blad en gebruik de<br />
kleuren code uit het boek: geel voor mama, blauw voor<br />
papa, groen voor broers en zussen en roze voor opa en<br />
oma. Laat de fragmenten in de klas circuleren, de kinderen<br />
lezen ze in stilte. Je kunt na deze leesronde even wat tijd<br />
uittrekken om de kinderen te laten reageren. Herkenden<br />
ze bepaalde gezinssituaties? Waren er gezinnen waar ze<br />
heel graag of juist helemaal niet, deel van willen uitmaken?<br />
Waarom? Dan ga je aan de slag met de volgende selectie<br />
gedichten:<br />
- Uit Het ijzelt in juni van André Sollie: Thuis (p. 7), Warm<br />
(p. 9), Kijkdoos (p. 27), Aan zee (p. 32)<br />
- Uit Superguppie krijgt kleintjes van Edward van de Vendel:<br />
Yes (p. 21), Soldaat (p. 40),<br />
Mand<br />
(p. 45),<br />
Kind<br />
(p.57);<br />
- Uit Al mijn later is met jou van Edward van de Vendel: Drie<br />
zusjes (p. 46), <strong>Mijn</strong> vader in bad (p. 56),<br />
Dapper<br />
(p. 93).<br />
17<br />
Tip. Schoonschrift komt in het zesde leerjaar niet zo vaak<br />
meer aan bod. Gebruik deze gelegenheid om de kinderen<br />
nog eens te wijzen op het net overschrijven van een tekst.<br />
Laat hen extra aandacht besteden aan het netjes schrijven<br />
van het profiel van elk gezinslid. En de titel, de naam van<br />
elk profiel verdient hierbij zeker dat ietsje meer zoals een<br />
kleurtje, een speciaal lettertype…<br />
Als het volledige leesproject is afgesloten, bespreek je met<br />
je klas even, los van het grote afsluitmoment, de familie<br />
die je klas heeft samengesteld. Besteed hierbij vooral aandacht<br />
aan het verdelen en invullen van de verschillende<br />
taken in het gezin.<br />
- Volgden de kinderen een vrij klassiek rollenpatroon of<br />
gaat hun gezin hiertegen in? Verklaring.<br />
- Kan alles verlopen zoals zij het gezin in elkaar hebben<br />
gepuzzeld of zitten er dingen in die niet<br />
verenigbaar zijn?<br />
- Zouden zij zichzelf thuis voelen in dit gezin? Waarom<br />
wel of niet?<br />
- …<br />
Maak vooraf van elk gedicht een kopie en stop deze in een<br />
grote envelop, zak, doos… Verdeel je klas in groepjes van<br />
twee, drie of vier kinderen. Elk groepje trekt drie gedichten.<br />
Ze lezen deze gedichten en beslissen met de groep met<br />
welk gedicht ze gaan werken. Ze zetten de inhoud van het<br />
gedicht om in een kort rollenspel dat elk groepje tot slot<br />
aan de rest van de klas voorstelt. De bedoeling is dus dat ze<br />
gaan nadenken over de boodschap van elk gedicht. De letterlijke<br />
tekst van elk gedicht kan als introductie of tot slot<br />
van elk rollenspel worden voorgelezen.<br />
Tenslotte hang je het familieportret met de profielen op.
O V E R DE SAMENSTELLERS<br />
C O L O F O N<br />
18<br />
A N BERTELS is boekenjuf op de vrije basisschool<br />
Sint-Dimphna in Geel. Ze wil haar leerlingen zoveel<br />
mogelijk leeskriebels geven. In haar vrije tijd doet ze<br />
graag gekke dingen met haar zoontje en dochtertje. Ze<br />
houdt van experimenteren in de keuken, speelt af en toe<br />
amateurtoneel en leest natuurlijk zo veel ze kan, liefst<br />
lekker dikke, supergriezelige boeken.<br />
J O K E GUNS behaalde haar diploma rechten in Leuven maar<br />
besloot al snel haar wetboeken in te ruilen voor kinder- en<br />
jeugdboeken. Ze heeft haar eigen boekhandel Woeste Willem<br />
in Aalst, is lector voor verschillende uitgeverijen, heeft<br />
een boekenrubriek voor een schooltijdschrift, recenseert,<br />
geeft lezingen en organiseert leesbevorderende activiteiten.<br />
Verder is ze gelukkig getrouwd en mama van twee lieve<br />
deugnieten.<br />
Redactie en coördinatie<br />
Gerrit Janssens en Sarah van Tilburg<br />
Vormgeving<br />
Compagnie Paul Verrept<br />
Illustraties<br />
Joke van Leeuwen<br />
ISBN 9077178392<br />
WD D/2005/9654/9<br />
www.jeugdboekenweek.be<br />
De <strong>Jeugdboekenweek</strong> is een project van Stichting Lezen.<br />
Stichting Lezen komt tot stand met de steun van het<br />
ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.<br />
Stichting Lezen staat voor het intense plezier van lezen<br />
en wil haar passie met velen delen. Daarom organiseert<br />
Stichting Lezen in samenwerking met belangrijke professionele<br />
partners zoals het boekenvak, bibliotheken, media<br />
en onderwijs de <strong>Jeugdboekenweek</strong>, de Kinder- en Jeugdjury<br />
Vlaanderen, Fahrenheit451, de Voorleesweek en andere grote<br />
en kleine acties voor kinderen, jongeren en volwassenen.<br />
Stichting Lezen lanceert nieuwe campagnes als Boekbaby’s<br />
en Iedereen Leest, coördineert de auteurslezingen, stimuleert<br />
wetenschappelijk onderzoek naar lezen en leesbevordering<br />
en onderhoudt internationale contacten. Als kennis-<br />
en expertisecentrum voor leesbevordering is Stichting<br />
Lezen het eerste aanspreekpunt van de Vlaamse overheid.<br />
www.stichtinglezen.be
<strong>Jeugdboekenweek</strong> <strong>2006</strong> <strong>Mijn</strong> familie · Johan de Paepe en Rina Penasse<br />
<strong>Lestips</strong> voor het eerste en tweede middelbaar
woord vooraf<br />
<strong>Mijn</strong> boeken zijn mijn tweede familie. Ze waren er al voor ik er was, hopelijk<br />
bestaan ze nog lang nadat ik er niet meer ben. Maar niet zonder dat ik hen heb<br />
leren kennen, een deel van hen ben geworden. En mijn stempel heb kunnen<br />
achterlaten.<br />
Ik heb familieleden die me troosten, ontroeren, die me kwaad maken, me<br />
verwarren, me de weg wijzen. Er zijn er die me aan het lachen maken, met wie ik<br />
gewoon een goed gesprek kan voeren. Er zijn er stokoude bij, die wijs en geduldig<br />
wachten tot ik klaar voor hen ben. Natuurlijk heb ik ook verre neven en nichten,<br />
die ik alleen op vaste momenten in het jaar zie. En er zijn de heel bijzondere, die<br />
ik in mijn hart heb gesloten, omdat ik zonder hen niet was wie ik nu ben. Ik kan<br />
me mijn leven niet voorstellen zonder hen.<br />
1<br />
Echte boeken in de klas, daar staat <strong>Jeugdboekenweek</strong> <strong>2006</strong> voor. Omdat boeken<br />
onmisbaar zijn in uw school. Boeken als familie, boeken die over familie gaan, het<br />
thema van dit jaar.<br />
We inspireren u graag met deze lestips, ze helpen u met de boeken aan de slag te<br />
gaan. De principes bij elke lestip verwijzen naar de basisbrochure Leesbevordering,<br />
hoe doe je dat? die u bij Stichting Lezen kunt bestellen. In negen stellingen doen<br />
we uit de doeken hoe u leesplezier in de klas en de bibliotheek kunt doorgeven.<br />
Voor meer info over <strong>Jeugdboekenweek</strong> kunt u terecht op www.jeugdboekenweek.be.<br />
We hopen dat u deze nieuwe familie van boeken een warm welkom geeft. En dat<br />
ze snel een bijzonder plekje krijgen in de tweede thuis van uw leerlingen, de klas.<br />
Namens Stichting Lezen,<br />
Gerrit Janssens
<strong>Mijn</strong> boek, mijn broer<br />
<strong>Lestips</strong> voor het eerste en tweede middelbaar<br />
Johan de Paepe en Rina Penasse<br />
Wat je niet kwijt kunt tegen je ouders, vertel je vaak aan je<br />
hond of kat. Maar ook je boekenkast is een echte vriend,<br />
een helpbroer, een troostzus. Je boek is, als je wil, iemand<br />
bij wie je kunt uithuilen, die je doet lachen, die je tranen<br />
stopt en je warm maakt, die je laat griezelen gewoon voor<br />
de lol. Laat hem niet dicht en hij tovert je werelden waarvan<br />
je niet wist dat ze bestonden. Een boek vertelt je ook<br />
over mama’s en papa’s, broers en zussen, oma’s en opa’s.<br />
Je boek, een gezelschapsspel bij uitstek.<br />
<strong>Mijn</strong> held<br />
Catherine Bateson, Bea De Koster (vert.)<br />
Houtekiet, 2004. p. 69-71.<br />
Principe 7: De boekenbabbel<br />
Over de auteur<br />
Catherine Bateson groeide op in een tweedehands boekenwinkel<br />
in Brisbane, Australië. Ze publiceerde twee gedichtenbundels<br />
en twee romans in dichtvorm voor adolescenten.<br />
Ze geeft al meer dan tien jaar les in creatief schrijven<br />
en ze vindt het heerlijk om schrijfsessies te begeleiden op<br />
scholen. <strong>Mijn</strong> held<br />
is haar eerste roman.<br />
Over het boek<br />
Dave Grainger, vader van Chrissie, heeft longkanker.<br />
Chrissie, mam, oma en Das zullen achterblijven. Het is<br />
hard en confronterend voor de familie die probeert om te<br />
gaan met verlies.<br />
3<br />
Aan de slag<br />
Voor het lezen<br />
Vertel kort waarover het boek gaat. Je kunt de leerlingen<br />
individueel laten nadenken over wie zij binnen hun<br />
gezin of familie als ‘<strong>Mijn</strong> held’ zien, bijvoorbeeld mama,<br />
zus, neef, oma... Ze schrijven over het waarom van dat<br />
heldendom. Degenen die willen, mogen er ook over<br />
vertellen in de klas.<br />
Je kunt de leerlingen ook een brief aan hun held laten<br />
schrijven. Als het een nog levende persoon is, kun je de<br />
brief eventueel opsturen. Als hun held overleden is, kun<br />
je samen met de leerling afspreken om de brief bijvoorbeeld<br />
op het graf te leggen of zelf op een ‘veilige’ plaats<br />
te bewaren. Je kunt ook een soort ‘ritueel’ afspreken en<br />
samen met de leerlingen uitwerken om de brieven die niet<br />
‘bezorgd’ kunnen worden aan de natuur toe te vertrouwen,<br />
door ze te verbranden of onder een boom in de grond<br />
te stoppen. Uiteraard moet dit met de nodige aandacht<br />
gebeuren. Maak bijvoorbeeld een wandeling naar de plek<br />
waar de brieven terecht zullen komen, voer daar samen het<br />
ritueel uit en praat bij een picknick over de helden.<br />
Dit boek zal heel wat emoties losmaken. Hoe ga je als<br />
familieleden met elkaar om in moeilijke momenten? Niet<br />
altijd gemakkelijk!
Je kunt het fragment p. 69 “Op een avond...” tot p. 71 “... zo<br />
te zien liggen” voorlezen of door een vrijwilliger laten lezen.<br />
Oma gaat weg bij het gezin van Chrissie, terwijl haar vader<br />
stervende is. Oma gaat samenwonen met Das, haar vriend.<br />
Maak het fragment bespreekbaar in de klas aan de hand<br />
van vragen als:<br />
- Hoe reageert de moeder van Chrissie op het weggaan<br />
van oma?<br />
- Wat vind je van deze reactie?<br />
- Gaat oma echt ‘weg’?<br />
4<br />
Mama krijgt een ‘kostbaar’ geschenk van oma. Wat? Is dat<br />
geschenk belangrijk voor haar? Je kunt met de leerlingen<br />
bespreken hoe dit in het fragment verwoord staat. Heb jij<br />
misschien ook een ‘kostbaar’ geschenk van iemand gekregen?<br />
Laat de leerlingen die dat willen hun ‘kostbaar’ bezit<br />
meebrengen en daarover vertellen.<br />
Mama is ‘zachter’ geworden. Wat betekent het woord<br />
‘zachter’ in deze context? Daarover kan een diepgaand<br />
gesprek ontstaan.<br />
... alsof die haarborstel niet het enige was dat ze die middag<br />
stuk had gegooid, maar ook het pantser dat ze om zichzelf<br />
opgetrokken had.”<br />
- Wat betekent: “een pantser om jezelf optrekken”?<br />
- Doe jij dat soms ook? Of altijd? Door wie of waardoor kan<br />
dat pantser verdwijnen?<br />
- Denk je dat dat makkelijk is?<br />
- Ken jij mensen die altijd een pantser om zich heen<br />
hebben? Hoe zou dat komen?<br />
Oma gaat niet bij de pakken neerzitten, hoe moeilijk de<br />
situatie ook is. Bespreek met de leerlingen hoe zij het<br />
hoofd boven water houden of gehouden hebben tijdens<br />
een moeilijke periode in hun leven.
Broere<br />
Bart Moeyaert<br />
Querido, 2002.<br />
Met cd van de gelijknamige theatervoorstelling, met de<br />
stem van Bart Moeyaert en Caroline Deutman aan de<br />
piano.<br />
Principe 2: Boekrijk<br />
Principe 3: Bibliotheek en school gaan hand in hand<br />
Principe 7: De boekenbabbel<br />
Over de auteur<br />
Bart Moeyaert, de zevende van zeven jongens, is geboren<br />
op 9 juni 1964 in Brugge. Hij was een kind dat veel<br />
tekeningen maakte, graag knutselde, boom- en andere<br />
hutten bouwde. Moeyaert debuteerde in 1983 met het boek<br />
Duet met valse noten.<br />
Over het boek<br />
In Broere zullen jongeren zich herkennen in het gewone<br />
gezinsleven. Vader en moeder trachten het gezin in goede<br />
banen te leiden; moeder vanuit haar gevoel, vader soms<br />
met strenge hand. Tweeënveertig verhalen lang kruipt Bart<br />
Moeyaert in de huid van zijn zesjarige zelf. Dit is een boek<br />
om met mondjesmaat te lezen en na elk verhaal even na te<br />
denken over je eigen belevenissen als kind.<br />
Aan de slag<br />
Leerlingen vinden het meestal tof om iets over hun leerkracht<br />
te weten.<br />
Als je goede afspraken maakt met de leerkracht PO, kan<br />
in de loop van de maand mei een leuk boekje gemaakt<br />
worden met foto’s, tekeningen en de verhaaltjes. Zo heeft<br />
elke leerling een eigen ‘boek’ geschreven dat bijvoorbeeld<br />
bij het laatste oudercontact kan meegegeven worden met<br />
een complimentje over het schrijftalent van hun zoon of<br />
dochter. Je kunt ook van de gelegenheid gebruik maken<br />
om het belang van het lezen nog eens in de verf te zetten.<br />
Als je maar één lesuur wil of kunt besteden, kies je gewoon<br />
één verhaal uit dit boek en ga je daarmee aan de slag. De<br />
leerlingen kunnen dan ook iets schrijven over hun kinderjaren<br />
en het blad met het verhaaltje thuis mooi uitwerken.<br />
Na het voorlezen van een verhaal is het ook boeiend om<br />
een gesprek op gang te brengen over bijvoorbeeld:<br />
- het belang van een fijn gezin<br />
- verdriet en ontreddering bij echtscheiding<br />
- wel of niet samen aan tafel zitten? Vinden leerlingen dat<br />
belangrijk of niet?<br />
- familie die in het buitenland woont en die je niet zo vaak<br />
ziet<br />
- de voor- en nadelen van een groot gezin of van een klein<br />
gezin<br />
- relatie met broers en zussen<br />
5<br />
Dit is een uitstekend boek om een langere periode mee te<br />
werken. Tijdens <strong>Jeugdboekenweek</strong> kun je het boek voorstellen,<br />
over Bart Moeyaert vertellen en voor een heleboel<br />
werken van deze schrijver zorgen. Denk eraan om eens<br />
in de plaatselijke bibliotheek te gaan snuffelen. Laat de<br />
boeken in de klas zodat de leerlingen een boek mee naar<br />
huis kunnen nemen.<br />
Lees een verhaal voor. Keuze genoeg en er is zeker voor elk<br />
wat wils. Je kunt natuurlijk ook de cd gebruiken en een<br />
verhaal nemen dat door Bart Moeyaert zelf voor gelezen<br />
wordt. Je leest bijvoorbeeld om de twee weken een verhaal<br />
voor en je vraagt de leerlingen om ook om de twee weken<br />
een verhaaltje te schrijven over een plezierige herinnering<br />
uit hun kinderjaren. Dit kan iets zijn dat ze in hun gezin<br />
of bij familie beleefd hebben. Vertel eerst iets over je eigen<br />
kinderjaren en laat eventueel een foto uit je kindertijd zien.<br />
Zorg voor elke leerling voor een kopie van het hoofdstuk<br />
Uitvindingen (p. 58-61). Geef hen een enquêteformulier met<br />
vragen (zie onder) over dit gelezen hoofdstuk en over de<br />
animo om dit bekroonde jeugdboek in zijn geheel te lezen.<br />
Er zijn een paar mogelijkheden om de les mee te beginnen:<br />
- je kunt het hoofdstuk zelf voorlezen of door een leerling<br />
laten voorlezen.<br />
- je kunt beginnen met een gesprek over de titel, met<br />
reacties van leerlingen bij het woord ‘uitvindingen’.<br />
- je kunt vragen naar de algemene kennis over uitvinders<br />
en uitvindingen. Zorg dat je zelf wat informatie in je hoofd<br />
hebt.<br />
Daarna kun je de tekst uitdelen en kan elke leerling de<br />
tekst nog eens in stilte lezen. Vang het tempoverschil op<br />
door het laatste deel hardop te (laten) lezen.
Hou eerst een gesprek over de leesbeleving. De volgende<br />
vragen kunnen hierbij aan bod komen:<br />
- Hoe kijk je tegen de zeven broers aan na het lezen van<br />
deze tekst?<br />
- Wat vind je van de humoristische passages in de tekst?<br />
- Verleid dit hoofdstuk je tot het lezen van het hele boek?<br />
Vertel!<br />
Vervolgens bespreek je de macrostructuur van de tekst:<br />
- Hoeveel delen kun je in deze tekst onderscheiden?<br />
- Welke ‘kopjes’ zou je boven die delen kunnen zetten?<br />
- Welke ‘rol’ speelt de ik-figuur in die tekstonderdelen?<br />
6<br />
Ten slotte kun je de humor in de tekst belichten:<br />
- Bij welke tekstonderdelen heb je moeten (glim)lachen en<br />
waarom?<br />
- Zit die humor ook wel eens in het woordgebruik van de<br />
schrijver? Leg uit!<br />
Als afronding vullen de leerlingen het enquêteformulier<br />
in. Je kunt de volgende vragen stellen:<br />
1. Van de schrijver Bart Moeyaert heb ik nooit eerder /<br />
wel eens / heel vaak gehoord. (Doorstrepen wat niet van<br />
toepassing is.)<br />
2. Het gelezen hoofdstuk vind ik heel mooi / niet<br />
bijzonder / oninteressant.<br />
3. Ik ga het boek zeker wel / zeer waarschijnlijk niet lezen,<br />
want…<br />
4. Waarom lees je graag / niet graag boeken met zo’n<br />
inhoud als dit hoofdstuk?<br />
5. Als ik het boek zou lezen dan.<br />
- haal ik het uit de bibliotheek.<br />
- koop ik het van mijn zakgeld.<br />
- vraag ik het cadeau.<br />
- leen ik het van iemand die het heeft.<br />
Opmerking bij het enquêteformulier: bij vraag 3 en 4 moet<br />
voldoende schrijfruimte voorzien worden.
Coraline<br />
Neil Gaiman<br />
Luitingh-Sijthoff, 2003. p. 32 - 35<br />
Principe 5: Voor elk kind is er wat te lezen<br />
Principe 9: Van lezen ga je doen<br />
Principe 7: De boekenbabbel<br />
Over de auteur<br />
Neil Richard Gaiman (1960, Portchester, Engeland)<br />
schrijft onder andere sciencefiction, fantasy en stripverhalen.<br />
Hij woont in Minnesota in de Verenigde<br />
Staten. Hij brak door met de Sandman-reeks, een serie<br />
van vijfenzeventig stripverhalen waarvoor hij de verhalen<br />
schreef. De serie liep van 1988 tot 1996, tot het verhaal<br />
volgens Gaiman zijn natuurlijk einde had bereikt. Gaiman<br />
is sindsdien wereldberoemd, en schrijft ook songteksten,<br />
poëzie, romans, scenario’s voor televisie.<br />
Over het boek<br />
Coraline verhuist met haar ouders. Ze gaat op verkenning<br />
in het nieuwe huis. Het heeft veertien deuren waarvan er<br />
een op slot zit. Volgens Coralines moeder zit er een blinde<br />
muur achter, maar Coraline ontdekt een donkere gang<br />
naar een ander huis dat ontzettend op het hare lijkt. Alles<br />
lijkt er geweldig. Het eten is beter. In de speelgoedkist<br />
zitten opwind-engelen die door de kamer fladderen en<br />
boeken met plaatjes die kronkelen en sidderen en flikkeren.<br />
Maar er is ook iemand die zich haar andere moeder<br />
noemt. Iemand met zwarte knopenogen en lange witte<br />
vingers. De andere moeder wil Coraline veranderen en<br />
haar nooit meer laten gaan. Coraline kan ontsnappen maar<br />
ontdekt dat haar ouders gestolen zijn. Ze moet terugkeren<br />
naar de andere kant van de deur om hen te redden. Na veel<br />
heldenmoed redt ze zichzelf, haar ouders en drie andere<br />
kinderen.<br />
Aan de slag<br />
Breng de leerlingen in een griezelstemming. Stel vragen als<br />
- Hou je van griezelverhalen? Waarom (niet)?<br />
- Wat is voor jou griezelig? Heb je al griezelige dingen<br />
meegemaakt?<br />
- Heb jij geheime plaatsen of schuilplekjes bij jou thuis?<br />
- Waarom? Wat doe je daar?<br />
Voer een gesprek over het dagelijks leven thuis. Je kunt<br />
gerichte vragen stellen zoals:<br />
Ben jij vaak alleen thuis zonder ouders? Vind je dat leuk of<br />
niet? Wat doe je dan zoal? Verveel je je? Ben je stout?<br />
Je zult merken dat het hoofdpersonage in het boek,<br />
Coraline, meer kan en durft dan haar ouders denken.<br />
Herken je dat? Vind jij dat je veel kunt, wat zoal? Wat kun<br />
je niet, denk je? Geef de leerlingen tijdens dit gesprek het<br />
nodige vertrouwen als ze daar nood aan hebben.<br />
Bekijk het fragment op p.32 - 35. Gaiman bouwt hier<br />
spanning op, zoals in het hele boek trouwens. Als het<br />
een film of tv-reeks was, zou men zeggen: “Het fragment<br />
eindigt met een cliffhanger.” Vraag de leerlingen om – op<br />
basis van de kennis die ze via het fragment hebben en de<br />
sfeer die ze hebben kunnen proeven – het verhaal naar<br />
eigen goeddunken af te maken.<br />
Je kunt de leerlingen ook naar hun smaak vragen. Lezen ze<br />
het liefst een griezelverhaal als dit, een eerder romantisch<br />
verhaal, een krantenartikel, een gedicht, een toneelstuk,<br />
een dagboek, een stripverhaal? Maak samen met hen<br />
lijstjes met typische eigenschappen en kenmerken van<br />
elk genre. Vraag nadien om het gelezen fragment te herschrijven<br />
volgens de kenmerken van hun favoriete genre.<br />
Een andere mogelijkheid is dat je de keuze beperkt en hen<br />
oplegt om het fragment eerst als krantenartikel, later als<br />
stripverhaal te herschrijven.<br />
Dit is een uitgelezen moment om naar de bibliotheek te<br />
trekken. Maak er geen les van in de strikte zin van het<br />
woord maar laat hen de verschillende genres die tijdens<br />
de les aan bod gekomen zijn in de bibliotheek ontdekken.<br />
Laat hen de lijstjes over de genres controleren op hun<br />
correctheid.<br />
Portret<br />
Als je graag vakoverschrijdend werkt, kun je de leerlingen<br />
vragen om de ‘andere moeder’ te tekenen of schilderen<br />
zoals zij ze zich voorstellen. Belangrijk is elke leerling<br />
mee te geven dat elke tekening of schets evenwaardig is.<br />
Vergelijk nadien de tekeningen van de leerlingen met de<br />
illustraties in het boek;<br />
tekeningen van het gezicht van de ‘andere moeder’ (p.28)<br />
en van haar hand (p.159).<br />
7
Doolhof<br />
Een andere plastische opdracht is dat je de leerlingen vóór<br />
het lezen vraagt om nauwkeurig alle ruimtes te noteren<br />
waarin Coraline vertoeft om zo het ‘echte’ en ‘andere’ huis<br />
in elkaar te kunnen knutselen.<br />
zo evident. Maak voor jezelf een relevante korte inhoud en<br />
begeleid de leerlingen in het reconstrueren van het verhaal.<br />
Wil je graag nog meer tijd besteden aan dit boek, kun je de<br />
volgende opdrachten nog laten uitvoeren:<br />
Toen droomde Coraline een paar reclamespotjes en daarna<br />
droomde ze helemaal niets meer.<br />
8<br />
Deze prachtige zin staat in het boek op p.18. Vraag de<br />
leerlingen welke reclamespotjes zij graag zouden dromen.<br />
Maak een inventaris van alle spotjes/dromen. Vraag de<br />
leerlingen in groepjes van drie (of vier) om een van de<br />
spotjes te spelen. De andere ‘kijkers’ zijn tevens jurylid.<br />
Het reclamespotje dat de meeste zin doet ontstaan om dat<br />
product aan te schaffen, wint.<br />
Babbels<br />
Caroline<br />
Vraag de leerlingen of ze de naam ‘Coraline’ niet vreemd<br />
vinden? Geef hints zoals het verhaspelen van de naam<br />
tot ‘Caroline’ door juffrouw Spink. Vraag de leerlingen of<br />
ze een verklaring kunnen geven aan de omkering van de<br />
letters in de naam. (spiegelbeeld, dubbelganger…)<br />
Niet van de poes<br />
Een belangrijk personage in het boek is de kat. Vraag de<br />
leerlingen wat ze weten over de kat. Help hen zo nodig<br />
met gerichte vragen: kan de kat praten? Is de kat Coralines<br />
vriend? Waarom (niet)? Zorgt de kat voor oplossingen of<br />
voor verwarring?<br />
Stief<br />
Zouden de leerlingen het leuk vinden om dubbelgangers<br />
voor hun ouders te hebben? Waarom (niet)? Sommigen<br />
hebben misschien een stiefmoeder of -vader. Vraag ernaar;<br />
wat is de ervaring van deze kinderen? Dit is misschien<br />
het moment om een gesprek te openen over nieuw<br />
samengestelde gezinnen.<br />
Vertel<br />
Een voor de hand liggende vraag is het boek samen te<br />
vatten en te vertellen. Nochtans is dit met dit verhaal niet
Zolderling<br />
Joris Van den Brande, Jan Sobrie<br />
Klein Magazijn. Teksten voor jeugdtheater 4.<br />
Afijn, 2003. p. 43-47.<br />
Principe 9: Van lezen ga je doen<br />
Over de auteurs<br />
Joris Van den Brande en Jan Sobrie zijn twee jonge,<br />
gedreven en vooral knotsgekke theatermakers en -schrijvers<br />
die zelf hun eigen universum scheppen: de kleine, jonge<br />
mens in de grote, moeilijke wereld.<br />
Zoals gezegd is een toneelstuk niet gemakkelijk om te<br />
lezen, ook niet om te schrijven. Vraag de leerlingen het<br />
stuk om te buigen tot een kort verhaal, met de volgende<br />
kernwoorden: scheiding - zolder - bindingsangst -<br />
eenzaamheid - meisjes - vriendschap.<br />
De zolder is een geschikte plek om je fantasie te gebruiken.<br />
Geef de leerlingen de opdracht per twee een verhaal te verzinnen.<br />
Dit kan op drie manieren: ofwel wissel je van speler<br />
na elk woord ofwel na elke zin; de derde mogelijkheid bestaat<br />
erin dat de ene speler in het midden van een zin stopt<br />
en dat de andere daar verdergaat.<br />
Over het stuk<br />
Joris woont op zolder. Hij is eenzaam. Zijn ouders zijn<br />
gescheiden maar leven nog in hetzelfde huis, zij het dat<br />
de woning netjes door muren in twee gesplitst is. Zo heeft<br />
Joris nog contact met beiden. De zolder is van hem. Sinds<br />
drie jaar woont ook Jan daar.<br />
Aan de slag<br />
Het is nuttig de leerlingen, die hier meestal niet zoveel<br />
ervaring mee hebben, mee te geven dat ze niet mogen<br />
anticiperen; dat ze dus niet zelf hun eigen verhaal<br />
opdringen waar ze koppig aan vasthouden.<br />
Dit is een oefening in samenspel en dus in accepteren en<br />
teruggeven: wacht op wat je van je medespeler krijgt en<br />
reageer dan pas. Als het vlot loopt, is het mogelijk de drie<br />
manieren uit te proberen, telkens met wisselende partner.<br />
9<br />
Vertel de leerlingen vooraf dat het niet zo eenvoudig is om<br />
toneelteksten te lezen. In tegenstelling tot een ‘gewoon’<br />
boek lees je in een toneelstuk enkel dialogen, gesproken<br />
teksten. Al het overige (plaatsbepalingen, karaktertrekken,<br />
gelaatsuitdrukkingen, uiterlijkheden, sfeerbepalingen…)<br />
moet je er bij denken. Het kan geen kwaad de leerlingen<br />
een beetje bang te maken: deze toneeltekst lezen valt<br />
immers reuze mee.<br />
Dit fragment is uitermate geschikt om na te spelen. Wie<br />
gebruikt er niet graag scheldwoorden zonder iemand te<br />
kwetsen? De leerlingen worden per twee ingedeeld. In<br />
eerste instantie worden ze gevraagd de tekst uit het hoofd<br />
te leren. De opdracht bestaat erin de ander echt te haten<br />
of er tenminste razend kwaad op te zijn. Als de leerlingen<br />
genoeg gerepeteerd hebben, presenteren ze voor de rest<br />
van de klas. Nadien is het mogelijk om te variëren.<br />
Vraag om de titel te verklaren. Als creatieve oefening kan<br />
het leuk zijn om de leerlingen te vragen een woord zoals<br />
‘zolderling’ te bedenken. Ga dieper in op de woorden<br />
‘zolder’ en ‘zonderling’. Vraag hen wat zij zoal doen op<br />
zolder. Vaak wordt de zolder geassocieerd met dromen,<br />
staren, turen.<br />
- Klopt dat voor hen? Voelen zij zich soms ook een<br />
zonderling?<br />
- Voelen ze zich soms eenzaam? Hoe komt dat volgens<br />
hen?<br />
- Heeft dat met de ruimte van de zolder te maken of<br />
kruipen ze net op zolder wanneer ze eenzaam zijn?<br />
- Wat is de oorzaak? Komt het vaak voor? Duurt het<br />
meestal lang?<br />
Vraag de spelers dezelfde scène lachend en grappend te<br />
brengen, nadien verdrietig - de ene omdat hij gekwetst<br />
is, de ander omdat hij gekwetst heeft. Zo zijn er nog<br />
mogelijkheden te over. Elk gevoel kan dienen.<br />
Je kunt er ook voor kiezen om de groepjes pas te laten<br />
presenteren in deze fase. Er zullen verschillende gevoelens<br />
en dus interpretaties en dus scènes aan bod komen.<br />
Variatie brengt kleur in de klas. Tot slot is het best<br />
mogelijk dat de leerlingen in staat zijn om zelf scheldwoorden<br />
te verzinnen en zo de scène opnieuw te spelen.<br />
Lees de eerste regels van het stuk voor:<br />
Ik heb mijn vader op zijn gezicht geslagen. Hij wil scheiden<br />
van ons ma en ik wil dat niet. Kwas te laat. Ze wonen nog
in hetzelfde huis, maar er lopen muren door hun kamers.<br />
Onderaan in de muur zitten flapdeuren, vroeger voor de kat,<br />
nu voor mij. Daardoor moet ik wisselen, van pa naar ma, van<br />
ma naar pa, pa en ma, panama. Er loopt een muur door hun<br />
bed in de slaapkamer, tussen de twee gasvuren, dwars door<br />
de living en de tv. Ons ma kan de linkerkant zien, ons pa de<br />
rechter. De enige ruimte die niet verdeeld is, is de zolder. Want<br />
daar komen ze nooit. Die is van mij. (p.9)<br />
10<br />
Vraag in de klas of er kinderen van gescheiden ouders bij<br />
zijn. Laat hen hun ervaringen vertellen. Zoniet, vertel dan<br />
zelf anekdotes, grappige en ernstige, uit je eigen kennissenkring.<br />
Als het je niet aangewezen lijkt op de emotionele<br />
problematiek in te gaan, behandel dan vooral de praktische<br />
consequenties van de situatie: tweemaal op reis, tweemaal<br />
verjaardagscadeau, kleren vergeten, afspraken gemist door<br />
gebrek aan communicatie, twee woningen en kamers…<br />
Vraag de leerlingen om het huis waarin hun ouders zouden<br />
wonen als ze gescheiden waren te beschrijven; m.a.w.<br />
ze richten de rechterkant in zoals hun vader dat zou doen<br />
en de linker naar hun moeders smaak. De zolder is helemaal<br />
van hen. Daar zijn ze volkomen vrij als binnenhuisarchitect.<br />
Een logische volgende stap is dit wel erg speciale huis te<br />
tekenen en/of te knutselen. Tot slot houd je een tentoonstelling<br />
en wordt het meest geliefde huis uitgekozen.
Het Achterhuis<br />
Anne Frank<br />
Bert Bakker, 2005.<br />
Principe 8: Leesbevordering, geen tijdverlies<br />
Principe 7: De boekenbabbel<br />
Over de auteur en het boek<br />
Anne Frank hield van 12 juni 1942 tot 1 augustus 1944 een<br />
dagboek bij. Ze woonde ondergedoken in een huis in Amsterdam.<br />
In maart 1945 sterft ze in het concentratiekamp<br />
Bergen-Belsen. Ruim twee jaar later verschijnt haar dagboek:<br />
Het Achterhuis, dat een echte klassieker is geworden.<br />
Inmiddels is het in meer dan 30 landen verschenen en zijn<br />
er meer dan 16 miljoen exemplaren verkocht.<br />
Hiervoor kun je afspraken maken met de leerkrachten<br />
aardrijkskunde en geschiedenis.<br />
Stel je voor dat je poetsman of klusjesman bent in het<br />
bedrijf van de familie Frank en je hoort vreemde geluiden<br />
op de verdieping boven je. Wat zou je doen? Indien je<br />
niet naar de politie gaat, kun je gestraft worden, maar<br />
anders gaan door jouw schuld misschien mensen naar<br />
een kamp. Hierbij zijn verschillende werkvormen mogelijk:<br />
de leerlingen schrijven het op, vertellen erover of maken<br />
er per twee een dialoog over (poetsman/vrouw en klusjesman/vrouw<br />
en presenteren het voor de klas). Je kunt<br />
leerlingen naar hun eigen mening vragen omtrent het<br />
vervolgen van mensen omwille van hun ideeën, her komst,<br />
ras, huidskleur...<br />
Aan de slag<br />
De volgende lestips kun je zowel klassikaal als individueel<br />
toepassen.<br />
De leerlingen stellen zich in de plaats van de onderduiker.<br />
Je kunt ze een antwoord laten zoeken op de volgende<br />
vragen:<br />
- Waar zou je onderduiken? Bij wie? Met wie? Wie zou je<br />
hierbij kunnen helpen? Vertel je het aan iemand? Zo ja,<br />
aan wie?<br />
- Wat heb je nodig op je onderduikplaats? Wat kun je<br />
achterlaten? Wat neem je mee (in één koffer)? Wat zou je<br />
het meest missen?<br />
- Welke gevaren bedreigen de onderduikers? Verzin ontspannende<br />
activiteiten in de schuilplaats, zonder gevaar<br />
om ontdekt te worden.<br />
- Hoe kom je onderling overeen op de onderduikplaats?<br />
Hoe zat het in het Achterhuis? Welke verwikkelingen zouden<br />
in de groep, het gezin, de familie kunnen voorkomen,<br />
indien je gedurende lange tijd moet onderduiken?<br />
- Verzin als onderduiker wat je het eerst zou willen doen<br />
wanneer je weer buiten zou kunnen komen.<br />
- Wat zijn de gevaren voor de helpers? Waarom doen ze<br />
het? Geef voorbeelden van helpers van vandaag.<br />
Toen Anne Frank opgepakt werd, waren de bevrijders erg<br />
dichtbij. Vraag de leerlingen dit na te gaan op een kaart<br />
(plaats van landing, vorderingen van de geallieerden).<br />
Laat de leerlingen een fragment uit het dagboek als<br />
toneel stukje instuderen. Belangrijk is niet zozeer hoe ze<br />
het verhaal ten tonele voeren, wel hoe ze met de (grote)<br />
gevoelens omgaan. Probeer te hameren op oprechtheid.<br />
Leg nadien aan de toeschouwers voor of de acteurs geloofd<br />
werden. Zoniet krijgen ze een tweede kans. De boodschap<br />
is dus: niet faken maar voelen!<br />
M’n vader, de liefste schat van een vader die ik ooit ontmoet<br />
heb, trouwde pas op z’n zesendertigste jaar met m’n moeder<br />
die toen vijfentwintig was. M’n zuster Margot werd in 1926<br />
geboren, in Frankfurt a/M in Duitsland. Op 12 juni 1929<br />
volgde ik. (20 juni 1942)<br />
Tot mijn vierde jaar woonde ik in Frankfurt. Daar wij volbloedjoden<br />
zijn, ging m’n vader in 1933 naar Holland. Hij werd<br />
directeur van de Nederlandse Opekta Mij voor jambereiding.<br />
<strong>Mijn</strong> moeder, Edith Frank-Holländer, ging in september ook<br />
naar Holland en Margot en ik gingen naar Aken, waar onze<br />
grootmoeder woonde. Margot ging in december naar Holland<br />
en ik in februari, waar ik als verjaardagscadeau voor Margot<br />
op tafel werd gezet. (20 juni 1942)<br />
De zomervakantie van 1942 is begonnen. Op zondagochtend<br />
5 juli komt Annes vriendje Hello Silberberg langs.<br />
Ze gaan op het balkon zitten kletsen. Als hij na een tijdje<br />
weg moet, spreken ze af dat hij ‘s middags terugkomt.<br />
Om drie uur wordt er gebeld. Anne denkt dat het Hello is,<br />
maar het is de postbode.Vanaf dat moment zal alles anders<br />
worden voor Anne en haar familie.<br />
11
Tijd om over de grote verandering die in mijn leven gekomen<br />
was, na te denken, had ik haast niet tot woensdag. Toen<br />
vond ik voor het eerst sinds onze aankomst in het achterhuis<br />
gelegenheid om je de gebeurtenissen mede te delen en<br />
tegelijkertijd om me eens goed te realiseren wat er nu eigenlijk<br />
met me gebeurd was en wat er nog gebeuren zou. (10 juli 1942)<br />
Op de website van het Anne Frank Huis staat een massa<br />
informatie, ook voor je leerlingen. Uiteraard heb je een<br />
lokaal nodig met internetaansluiting. (www.annefrank.nl)<br />
12<br />
Ik zou moeder, Margot, Van Pels, Pfeffer en ook vader toe<br />
willen schreeuwen: “Laat me met rust, laat me eindelijk een<br />
nacht slapen zonder dat m’n kussen nat van de tranen is, m’n<br />
ogen branden en m’n hoofd bonst. Laat me weg, weg van alles,<br />
liefst weg van de wereld!” Iedereen vindt me aanstellerig als<br />
ik praat, belachelijk als ik zwijg, brutaal als ik antwoord geef,<br />
geslepen als ik een goed idee heb, lui als ik moe ben, egoïstisch<br />
als ik een hap te veel eet, dom, laf, berekenend, enz. enz... De<br />
hele dag hoor ik niets anders dan dat ik een onuitstaanbaar<br />
wicht ben, en hoewel ik erom lach en doe of ik er me niets van<br />
aantrek, kan het me wel wat schelen, zou ik God wel willen<br />
vragen me een andere natuur te geven, die alle mensen niet<br />
tegen me in het harnas jaagt. Het kan niet, m’n natuur is me<br />
gegeven en ik kan niet slecht zijn, ik voel het. (30 januari 1943)<br />
Kun jij me misschien vertellen hoe het komt dat alle mensen<br />
hun innerlijk zo angstvallig verbergen? Hoe komt het dat ik in<br />
gezelschap altijd heel anders doe dan ik moest doen?Waarom<br />
vertrouwt de een de ander zo weinig? Ik weet het, er zal zeker<br />
een reden toe zijn, maar soms vind ik het erg naar dat je<br />
nergens, zelfs bij de mensen die je het naast staan, zo weinig<br />
vertrouwelijkheid vindt. (22 januari 1944)<br />
Je kunt ook andere citaten gebruiken.<br />
Je kunt de les beginnen met een woordspin. De leerlingen<br />
geven aan wat ze al over Anne Frank weten. Voer hier een<br />
gesprek over. Daarna kun je elke leerling een citaat laten<br />
kiezen. Je kunt de citaten bv. aanbieden op steekkaarten.<br />
Aan de hand van het gekozen citaat en van wat er verteld<br />
werd over Anne Frank, laat je de leerlingen een brief<br />
schrijven naar Anne. Aan de hand van het gekozen citaat<br />
(dat in de brief vermeld wordt) schrijven de leerlingen hun<br />
gevoelens, ideeën, mening... over de oorlog, over de Joodse<br />
situatie, over onderduiken, over de houding van Anne<br />
tegenover haar vader, moeder, zus...<br />
Deze brief kun je opsturen naar de Anne Frank Stichting,<br />
Postbus 730, 1000 AS Amsterdam.
Vederland<br />
Jan De Leeuw<br />
Davidsfonds/Infodok, 2004. p. 82-86.<br />
Geef hen de opdracht die mensen te interviewen en<br />
hun verhaal in de klas te komen doen als objectieve<br />
journalisten.<br />
Principe 3: Bibliotheek en school gaan hand in hand<br />
Principe 7: De boekenbabbel<br />
Over de auteur<br />
Dit is het debuut van Jan De Leeuw. Het is gevat,<br />
spannend en humoristisch.<br />
Over het boek<br />
Arnaud gaat vanuit de stad naar het dorp Deemstervelde<br />
voor de begrafenis van zijn grootmoeder. Zijn vader besluit<br />
om er tot overmaat van ramp de zomer door te brengen.<br />
Moet Arnaud in dat saaie dorp vol oudjes op vakantie!<br />
Maar al gauw komt er zon in het dorre zomerleven.<br />
Rebecca is een meisje dat Arnaud intrigeert. Hij mag<br />
mee op pad met de uilenspecialist Titus. Steeds meer<br />
vragen duiken op: Wat is de mysterieuze erfenis die zijn<br />
grootmoeder hem nalaat? Waarom zwijgt het hele dorp<br />
als vermoord over de oorlog? Wat voor iemand is de<br />
barones op het kasteel eigenlijk? Vragen waarop Arnaud<br />
uiteindelijk allemaal een antwoord vindt en wat hij vooral<br />
vindt is… Zichzelf.<br />
In deze indringende roman duik je als lezer mee in het<br />
verleden. Samen met Arnoud ontdek je de belevenissen<br />
van zijn opa, ontdek je wat voor iemand hij was. Door<br />
die geschiedenis uit te pluizen krijgen de personages<br />
uit het heden ook meer diepgang. Arnoud heeft zijn<br />
zomervakantie nodig om zijn draai te vinden in het heden.<br />
Verrassend is dan wel dat zijn vader het huis verkocht<br />
heeft en ze terugkeren naar de stad. Zal hij daar zichzelf<br />
kunnen blijven? De ontmoetingen met Rebecca zorgen<br />
voor verliefdheid, ergernis en humor, ze raken hem. En<br />
ook Titus, die hem aanvankelijk niet interesseert, blijkt<br />
boeiender te zijn dan hij had verwacht. Zo speelt elk<br />
personage een belangrijke rol.<br />
Dit boek leg je niet zomaar opzij, je raakt gefascineerd<br />
door het heden en verleden van Arnoud.<br />
Aan de slag<br />
Vraag de leerlingen of iemand van hen nog familieleden<br />
heeft die de Tweede Wereldoorlog hebben meegemaakt?<br />
Lees het fragment. Begeleid de leerlingen naar de<br />
bibliotheek, deel hen in vier groepjes in. Eerst maakt de<br />
bibliotheekmedewerker hen wegwijs in de bibliotheek.<br />
Dan krijgt elk groepje de opdracht een onderwerp uit<br />
te spitten en nadien hierover een ‘wetenschappelijke’<br />
spreekbeurt te houden in de klas. Afhankelijk van het<br />
onderwerp verschilt dit wel:<br />
- Oorlog. De bedoeling is dat de leerlingen met de<br />
naslagwerken die ze vinden, een helder en beknopt verslag<br />
kunnen doen van WO II.<br />
- Oorlog. De leerlingen worden ook aangespoord om bij de<br />
afdeling fictie van de kinder- en jongerenafdeling romans<br />
over de WO II te vinden, (Jan Terlouw…). Ze vergelijken de<br />
aanwezigheid van de oorlog met Vederland.<br />
- Het dorp. De leerlingen geven een verslag over wat ze<br />
geleerd hebben over het dorp en het dorpsleven. Daarna<br />
moeten ze hun dorpsspreekbeurt vergelijken met het boek:<br />
welk van de eigenschappen komen in het boek voor en<br />
welke niet.<br />
Trek een verticale streep op bord. Aan de ene kant schrijf<br />
je ‘stad’, aan de andere ‘dorp’. Laat de hele klas de typische<br />
kenmerken van een stad en een dorp opsommen.<br />
Laat de andere groepen het fragment uit het boek lezen dat<br />
over uilen gaat (p.82-86).<br />
De bibliotheek- en spreekbeurtopdracht bestaat er voor<br />
deze groepen in een aspect van de uil te belichten:<br />
A: soorten uilen<br />
B: uilen en hun nederzettingen<br />
C: kenmerken van de uil in vergelijking andere vogels<br />
Dit boek is zo rijk aan inhoud dat het de moeite waard<br />
loont en het boek alle eer aandoet om grondig op de<br />
inhoud in te gaan aan de hand van volgende vragen:<br />
- Wat voor iemand is Arnaud?<br />
- Arnaud heeft dezelfde voornaam als zijn grootvader. Lijkt<br />
hij op hem innerlijk/uiterlijk?<br />
- Wat is er volgens jou echt gebeurd in Deemstervelde op<br />
die bewuste nacht in de oorlog en de dag nadien?<br />
13
14<br />
- Vind je Rebecca lief?<br />
- Zou je iemand als Titus willen ontmoeten?<br />
- Zou je iemand als de barones willen ontmoeten?<br />
- Wie van de twee broers Arnaud en Robert vind je de<br />
tofste? Waarom?<br />
- Is de grootmoeder van Arnaud een kreng? Leg uit.<br />
- Vind je het verbranden van de schilderijen een dwaze<br />
daad van Arnaud?<br />
- Vind je het boek eerder spannend of grappig?<br />
- p. 213: Rebecca was al besmet door geld, net als haar<br />
grootmoeder. Net zoals mijn grootvader, die er mensen voor<br />
had neergeschoten. Zoals de barones, die haar leven nooit had<br />
durven te leven, bang om van haar ouders en dus van hun geld<br />
gescheiden te zijn. Zoals mijn grootmoeder, die als een kloek,<br />
als een draak uit een sprookje op haar schilderijen had gezeten.<br />
Zoals Robert, die op zoek naar de schilderijen, teruggekomen<br />
en in zijn oude leven gesukkeld was. Denk jij dat geld een<br />
besmetting is?<br />
- Arnaud vraagt zich af of zijn grootvader een held was, of<br />
Titus een held is (p.201). Wat is voor jou een held?<br />
- Daar had ik gisteren aan zitten denken. Dat je mensen graag<br />
kon blijven zien, zelfs al zien zij jou niet graag meer. (p.177).<br />
Wat vind je hiervan?<br />
- Lees p. 172-173. Het gaat duidelijk over een koppel dat erg<br />
ongelukkig is met elkaar. De relatie botert niet. Vergelijk<br />
met de reclame: lachen die mensen? Waarom? Zijn ze<br />
gelukkig? Wat is het verschil met het ware leven?<br />
- Ik rukte een bonenstaak uit de grond en sloeg die op haar<br />
hoofd stuk. Vervolgens bond ik de spartelende grootmoeder aan<br />
mijn fiets en reed naar de toren die ik met uil en al in brand<br />
stak. Dat had ik kunnen doen. (p.108) Heb jij zo van die<br />
wensdromen? Vertel. Hoe ontstaan zulke wensdromen?
O V E R DE SAMENSTELLERS<br />
J O H A N DE PAEPE genoot een opleiding Germaanse<br />
Taal- en Letterkunde en Theaterwetenschappen. Hij<br />
is kandidaat in de Rechten, maar vooral schrijver,<br />
dramaturg, regisseur, acteur, theaterdocent en leraar<br />
Nederlands en Engels. Hij is artistiek leider van het<br />
kindertheatergezelschap Tweelicht & Zoon. Met zijn<br />
toneelstuk Koekeneiennegenmaanden won hij de Nestor de<br />
Tièreprijs. Hij is hoofdredacteur van DzJeM!, tijdschrift<br />
van Jeugd en Muziek en losse medewerker van Stichting<br />
Lezen.<br />
R I N A PENASSE is lerares Nederlands eerste graad<br />
TSO en BSO in Regina Mundi in Genk. Ze is er ook<br />
verantwoordelijk voor de schoolbibliotheek. Ze is altijd al<br />
gek geweest op prentenboeken.<br />
15
C O L O F O N<br />
Redactie en coördinatie<br />
Gerrit Janssens en Sarah van Tilburg<br />
Vormgeving<br />
Compagnie Paul Verrept<br />
Illustraties<br />
Joke van Leeuwen<br />
ISBN 9077178406<br />
WD D/2005/9654/10<br />
www.jeugdboekenweek.be<br />
16<br />
<strong>Jeugdboekenweek</strong> is een project van Stichting Lezen.<br />
Stichting Lezen komt tot stand met de steun van het<br />
ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.<br />
Stichting Lezen staat voor het intense plezier van lezen<br />
en wil haar passie met velen delen. Daarom organiseert<br />
Stichting Lezen in samenwerking met belangrijke professionele<br />
partners zoals het boekenvak, bibliotheken, media<br />
en onderwijs de <strong>Jeugdboekenweek</strong>, de Kinder- en Jeugdjury<br />
Vlaanderen, Fahrenheit451, de Voorleesweek en andere grote<br />
en kleine acties voor kinderen, jongeren en volwassenen.<br />
Stichting Lezen lanceert nieuwe campagnes als Boekbaby’s<br />
en Iedereen Leest, coördineert de auteurslezingen, stimuleert<br />
wetenschappelijk onderzoek naar lezen en leesbevordering<br />
en onderhoudt internationale contacten. Als kennis-<br />
en expertisecentrum voor leesbevordering is Stichting<br />
Lezen het eerste aanspreekpunt van de Vlaamse overheid.<br />
www.stichtinglezen.be
<strong>Jeugdboekenweek</strong> <strong>2006</strong> <strong>Mijn</strong> familie · Lieve Van Buyten en Rit van den Breekel<br />
<strong>Lestips</strong> Makkelijk Lezen
woord vooraf<br />
<strong>Mijn</strong> boeken zijn mijn tweede familie. Ze waren er al voor ik er was, hopelijk<br />
bestaan ze nog lang nadat ik er niet meer ben. Maar niet zonder dat ik hen heb leren<br />
kennen, een deel van hen ben geworden. En mijn stempel heb kunnen achterlaten.<br />
Ik heb familieleden die me troosten, ontroeren, die me kwaad maken, me verwarren,<br />
me de weg wijzen. Er zijn er die me aan het lachen maken, met wie ik gewoon<br />
een goed gesprek kan voeren. Er zijn er stokoude bij, die wijs en geduldig wachten<br />
tot ik klaar voor hen ben. Natuurlijk heb ik ook verre neven en nichten, die ik<br />
alleen op vaste momenten in het jaar zie. En er zijn de heel bijzondere, die ik in<br />
mijn hart heb gesloten, omdat ik zonder hen niet was wie ik nu ben. Ik kan me<br />
mijn leven niet voorstellen zonder hen.<br />
1<br />
Echte boeken in de klas, daar staat <strong>Jeugdboekenweek</strong> <strong>2006</strong> voor. Omdat boeken<br />
onmisbaar zijn in uw school. Boeken als familie, boeken die over familie gaan, het<br />
thema van dit jaar.<br />
We inspireren u graag met deze lestips, ze helpen u met de boeken aan de slag te<br />
gaan. De principes bij elke lestip verwijzen naar de basisbrochure Leesbevordering,<br />
hoe doe je dat? die u bij Stichting Lezen kunt bestellen. In negen stellingen doen<br />
we uit de doeken hoe u leesplezier in de klas en de bibliotheek kunt doorgeven.<br />
Om het verband met uw werk in de klas te versterken, hebben we voor het basisonderwijs,<br />
en dat is ook nieuw, de eindtermen toegevoegd die u met elke lestip<br />
realiseert. Leesbevordering is geen luxe, je doet het niet alleen als je wat tijd over<br />
hebt. Handig, toch? Dat maakt het makkelijker om boeken en leesplezier een<br />
vaste plaats in uw lessenpakket te geven. De eindtermen zijn specifiek voor elke<br />
tip beschreven, maar voor werken met de boeken in de klas gelden hoe dan ook<br />
deze doelstellingen:<br />
- De leerlingen kunnen de informatie ordenen die voorkomt in: voor hen<br />
bestemde verhalen, kinderromans, dialogen, gedichten, kindertijdschriften en<br />
jeugdencyclopedie. (Nederlands - Lezen 3.5)<br />
- De leerlingen ontwikkelen bij het realiseren van de eindtermen voor spreken,<br />
luisteren, lezen en schrijven de volgende attitudes: plezier in luisteren, spreken,<br />
lezen en schrijven. (Nederlands - Schrijven 4.8)
- De leerlingen ontwikkelen bij het realiseren van de eindtermen voor spreken,<br />
luisteren, lezen en schrijven de volgende attitudes: plezier in luisteren, spreken,<br />
lezen en schrijven; bereidheid tot nadenken over het eigen luistergedrag, spreekgedrag,<br />
leesgedrag en schrijfgedrag. (Nederlands - Vaardigheden)<br />
- De leerlingen kunnen genieten van een gevarieerd aanbod van voor hen bestemde<br />
culturele activiteiten. (Muzische vorming - Drama 3.1)<br />
De website waarop u de eindtermen vindt is www.ond.vlaanderen.be/dvo/. Voor<br />
meer info over <strong>Jeugdboekenweek</strong> kunt u terecht op www.jeugdboekenweek.be.<br />
We hopen dat u deze nieuwe familie van boeken een warm welkom geeft. En dat<br />
ze snel een bijzonder plekje krijgen in de tweede thuis van uw leerlingen, de klas.<br />
Namens Stichting Lezen,<br />
Gerrit Janssens<br />
2
Een verhaal: een familie<br />
zoals die van jou en mij<br />
De twaalfde man<br />
Hilde Vandermeeren, Marjolein Pottie (ill.)<br />
De Eenhoorn, 2004.<br />
Lees- en lestips Makkelijk Lezen<br />
Lieve Van Buyten en Rit van den Breekel<br />
Voor leerlingen die leesproblemen hebben, betekent lezen<br />
niet altijd met plezier lezen. De moeite die zij onder vinden<br />
om al die letters en leestekens te ontcijferen, bederft voor<br />
het grootste deel hun vreugde aan een mooi verhaal. Dikwijls<br />
moeten ze zich tevreden stellen met teksten die emotioneel<br />
veel te jong voor hen zijn omdat ze leestechnisch<br />
nog niet zo ver staan.<br />
De boeken die we hier voorstellen, passen bij de leeftijd<br />
van deze leerlingen. Maar soms zijn ze toch nog te moeilijk.<br />
Lees daarom deze teksten altijd eerst aan hen voor. Zo<br />
leren ze ook naar de rijkdom van mooie boeken en verhalen<br />
luisteren en blijven ze gemotiveerd om lees plezier te<br />
ontdekken. Als het om lezen gaat, is plezier en genieten<br />
van een boek toch het allerbelangrijkste? Veel inspiratie!<br />
Principe 5: Voor elk kind is er wat te lezen<br />
Principe 7: De boekenbabbel<br />
Principe 9: Van lezen ga je doen<br />
Eindtermen<br />
De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = structureren)<br />
de informatie ordenen die voorkomt in voor hen bestemde<br />
verhalen. (Nederlands - lezen 3.5)<br />
De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = beoordelen)<br />
het gepaste taalregister hanteren als ze op basis van<br />
vergelijking, hetzij met de eigen mening, hetzij met andere<br />
bronnen, in een gesprek kritisch reageren op de vragen en<br />
opmerkingen van bekende volwassenen. (Nederlands -<br />
spreken 2.9)<br />
De leerlingen kunnen in concrete situaties verschillende<br />
manieren van omgaan met elkaar herkennen, erover<br />
praten en aangeven dat deze op elkaar inspelen. (Wereldoriëntatie<br />
- attitudes - ik en de ander 3.4)<br />
3<br />
Over de auteur<br />
Hilde Vandemeeren (1970) houdt ervan de mensen om zich<br />
heen in de gaten te houden. Ze bewaart die indrukken,<br />
de beelden houdt ze vast in haar hoofd. Op die manier<br />
tracht ze zich in te leven in de wereld van de kinderen.<br />
Ander werk: Krullen (Davidsfonds, 2003), Een huis om in te<br />
verdwalen (Davidsfonds, 2002).<br />
Over de illustrator<br />
Marjolein Pottie (1970) volgde de kunstacademies in<br />
Roeselare en Brugge. Later in Sint-Lucas in Gent studeerde<br />
ze functionele grafiek. Ze is enorm creatief en bewondert<br />
haar klasgenoot Carll Cneut, maar ook Thé Tjong-Khing<br />
en Klaas Verplancke ziet ze als haar voorbeelden.<br />
Ander werk: Een roos voor Toos (2004, Zwijsen),<br />
Bollebuikbaby<br />
(2003, De Eenhoorn).<br />
Over het boek<br />
Marco gaat voetballen. Zijn vader, die hem steeds<br />
vergezelt, schreeuwt hem de hele tijd toe aan de zijlijn.<br />
Dit brengt Marco heel erg in de war. Zo erg dat hij
4<br />
zijn zelfvertrouwen verliest en slechter gaat spelen.<br />
Uiteindelijk wil hij helemaal niet meer gaan voetballen en<br />
krijgt hij buikpijn als hij moet vertrekken. Hij wordt toch<br />
gedwongen te spelen. Zijn moeder ontdekt de oorzaak van<br />
Marco’s buikpijn en slaagt erin haar man dat duidelijk te<br />
maken.<br />
De druk die ouders op hun kinderen leggen, kan hen ziek<br />
maken. In dit boek is het de moeder die het probleem<br />
oplost.<br />
Aan de slag<br />
Dit boek kunnen kinderen makkelijk zelf lezen, ook<br />
wanneer ze leestechnisch wat zwakker staan. De tekst is<br />
gedrukt in een groot lettertype, de lay-out is toegankelijk en<br />
het woordgebruik blijft eenvoudig.<br />
Je toont het boek aan de leerlingen. Een klassengesprek<br />
kan tot stand komen naar aanleiding van de titel.<br />
- Wie is “de twaalfde man” in voetbaltermen?<br />
- Wat kun je roepen naar de spelers als je een wedstrijd<br />
bijwoont?<br />
- Wat doet jouw papa als hij komt kijken naar je training of<br />
wedstrijd?<br />
- Vind je dat prettig?<br />
- Hoe reageer je daarop?<br />
- Kun je tegen je papa zeggen dat je dat niet altijd zo prettig<br />
vindt?<br />
Hang dit papier op in de klas. Je kunt ernaar verwijzen<br />
telkens als je iemand iets goed ziet doen of wanneer je<br />
iemand iets negatiefs hoort zeggen.<br />
Om niet alleen voetbal aan de beurt te laten komen kun<br />
je ook een lijst laten opstellen van andere sporten. Die<br />
lijst kun je dan opsplitsen in twee kolommen: één met<br />
ploegsporten en één met individuele sporten. Wijs de<br />
leerlingen erop dat niet alle spelers dezelfde kwaliteiten<br />
hoeven te hebben. Iemand die niet kan dribbelen of lopen,<br />
kan misschien wel heel goed keepen.<br />
Elke kwaliteit van elke leerling verdient waardering. In een<br />
bokaal stop je papiertjes waarop de namen van de kinderen<br />
staan. Elke leerling mag een papiertje uit de bokaal nemen.<br />
Je laat elk kind op zoek gaan naar die eigenschap die ze<br />
het meest bewonderen in die leerling. Je let er natuurlijk<br />
op dat uiterlijke kenmerken niet meespelen, laat vooral<br />
eigenschappen die de leerlingen zelf verworven hebben<br />
naar boven komen, zoals goed voor kleinere kinderen<br />
kunnen zorgen of aandacht schenken aan kinderen die<br />
zich wat op de achtergrond houden.<br />
Ga even terug in het boek naar de bladzijde waar Marco’s<br />
vriend hem helpt de pleister op de duim te plakken. Soms<br />
steken we ook wel eens de duim op om duidelijk te maken<br />
dat we iets heel goed vinden. We gebruiken nu die duim,<br />
sterk vergroot, om al deze goede eigenschappen op te<br />
plakken.<br />
Na dit klassengesprek laat je het boek lezen als je verschillende<br />
exemplaren hebt of je leest het voor. Daarna houd je<br />
nog een kort klassengesprek over de houding en de manier<br />
van doen van Marco’s papa.<br />
- Wat vind je van de papa en zijn houding?<br />
- Wat zou jij doen als jouw papa zo zou reageren?<br />
- Wat is het uiteindelijke doel van voetbal en van andere<br />
ploegsporten? Is dat winnen?<br />
- Kun je iemand zomaar dwingen om een bepaalde sport te<br />
beoefenen, waarom niet?<br />
Na dit klassengesprek laat je leerlingen naar positieve<br />
aanmoedigingen zoeken. Je kunt de leerlingen die door<br />
elkaar laten roepen. Jij als leerkracht kunt die dan ook<br />
kriskras op een groot vel papier schrijven.<br />
Als je dan toch aan dit hoofdstuk bent, kun je met de<br />
leerlingen op zoek gaan naar manieren waarop ze elkaar<br />
kunnen helpen met dingen waar ze niet zo sterk in zijn.<br />
Bijvoorbeeld: iemand die vergeetachtig is zou je kunnen<br />
helpen door hem te leren met kleefbriefjes te werken.<br />
Soms is het wel nodig om een ploeg te vormen omdat je je<br />
doel alleen niet kunt bereiken. Je kunt de leerlingen laten<br />
zoeken wanneer ze het beste een ploeg vormen om iets te<br />
bereiken, en wanneer niet. Om een toneelstuk te spelen<br />
moeten ze bijvoorbeeld op elkaar kunnen rekenen.<br />
Je kunt in de klas een voetbalveld aanbrengen. Elke<br />
leerling kan een voetballertje verdienen als hij iemand<br />
anders positief aanmoedigt, helpt of wanneer hij iemand<br />
toont hoe hij iets gemakkelijker kan doen.
Samen op het eiland Zeekraai<br />
Astrid Lindgren, Alice Hoogstad (ill.)<br />
Ploegsma, 2004.<br />
Principe 4: Leesland is geen eiland<br />
Principe 8: Leesbevordering, geen tijdverlies<br />
Principe 9: Van lezen ga je doen<br />
Eindtermen<br />
De leerlingen kunnen genieten van een gevarieerd aanbod<br />
van voor hen bestemde culturele activiteiten. (Muzische<br />
Vorming - drama 3.1)<br />
De leerlingen kunnen geconcentreerd luisteren naar een<br />
gesproken tekst (verteld of voorgelezen) en die mondeling,<br />
schriftelijk, beeldend of dramatisch weergeven. (Muzische<br />
vorming - drama 3.3)<br />
De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = structureren)<br />
de informatie ordenen die voorkomt in voor hen bestemde<br />
verhalen. (Nederlands - lezen 3.5)<br />
De leerlingen zijn bereid om vanuit een concrete context te<br />
reflecteren over de volgende aspecten van taal:<br />
- klankniveau<br />
- woordniveau<br />
- zinsniveau<br />
- tekstniveau<br />
(Nederlands - taalbeschouwing 6.3)<br />
De leerlingen kunnen aspecten van het dagelijks leven<br />
in een land van een ander cultuurgebied vergelijken met<br />
het eigen leven. (Wereldoriëntatie - ruimtelijke ordening/<br />
bepaaldheid 6.9)<br />
Over de auteur<br />
“Kinderen hebben meer gezond verstand dan volwassenen<br />
wel denken,” vertelde Astrid Lindgren (1907-2002) ooit<br />
in een interview. Met Pippi Langkous creëerde ze een<br />
figuurtje dat pedagogisch niet verantwoord was, maar ze<br />
trok er zich niets van aan. Iedereen wil weleens een Pippi<br />
Langkous zijn en gewoon zijn zin doen. In al haar andere<br />
verhalen krijgen vooral de kinderen héél veel vrijheid, een<br />
ruime plek om te spelen, maar ook troost wanneer ze in<br />
haar boeken de dood ter sprake brengt.<br />
In Samen op het eiland Zeekraai krijgen de kinderen een<br />
fantastisch vakantieverhaal met veel water, dieren, leuke<br />
mensen en vooral veel verrassingen.Wie plannen maakt<br />
voor de zomervakantie moet dit verhaal beslist lezen en<br />
genieten van de vrijheid, de ruimte en de blije kinderen.<br />
Ander werk: Pippi Langkous (Ploegsma, 1952), Karlsson<br />
van het dak (Ploegsma, 1959), Lotta uit de Kabaalstraat<br />
(Ploegsma, 1972), Mio, mijn Mio (Ploegsma, 1956), De<br />
gebroeders Leeuwenhart<br />
(Ploegsma, 1957). Al haar werk<br />
wordt heruitgegeven bij Ploegsma, deze data zijn de data<br />
van de eerste Zweedse editie.<br />
Over de illustrator<br />
Omdat Alice Hoogstad als kind voortdurend in haar<br />
reken schriftjes tekende, ging ze naar de Kunstacademie<br />
in Rotterdam. Ze vindt dat ze het leukste beroep van de<br />
wereld heeft, tekeningen en illustraties maken bij teksten<br />
van andere auteurs gaat nooit vervelen. Toch droomt ze<br />
ervan om nog eens een eigen prentenboek te maken.<br />
Ander werk: Polleke van Guus Kuijer (Querido, 2001), De<br />
wereld in het donker van Bas van Lier (Ploegsma, 2000)<br />
Over het boek<br />
De schrijver Melkerson heeft voor een jaar een bouwvallig<br />
huis gehuurd op een van de duizenden eilandjes voor de<br />
Zweedse kust. Zijn vier kinderen sluiten er snel vriendschap<br />
met de mensen en dieren op het eiland en beleven<br />
er heerlijke avonturen. Maar als het huis verkocht dreigt te<br />
worden lijkt er aan die mooie tijd een eind te komen. Een<br />
geweldig leuk verhaal over een droomvakantie. Dit boek is<br />
dik, maar kan heel leuk voorgelezen worden en kinderen<br />
zullen zeker doorfantaseren.<br />
Aan de slag<br />
Je kunt het boek het beste hoofdstuk per hoofdstuk voor -<br />
lezen. Na de voorleessessies plaatsen de leerlingen de<br />
namen van de personages op een tekening van een eiland.<br />
Je kunt dit koppelen aan een les aardrijkskunde waarin de<br />
windstreken aangeleerd worden. Mr. Zuiderman woont<br />
natuurlijk in het zuiden van het eiland.<br />
In het boek wordt ook verteld dat Malin een dagboek<br />
schrijft. Zo kun je leerlingen vragen een dagboek bij te<br />
houden tijdens <strong>Jeugdboekenweek</strong> en alle dingen die er<br />
gebeuren.<br />
5
Na het voorlezen kun je de leerlingen vragen om alleen<br />
geheimen op te schrijven zoals ze dat in een dagboek<br />
zouden doen. Deze korte tekstjes kunnen in de klas op<br />
getekende en uitgeknipte wolkjes gehangen worden.<br />
Na het 10 e hoofdstuk “Wil Malin echt geen bruidegom<br />
hebben?” kun je de leerlingen een tekening laten maken<br />
over de kleine dingen waar zij het meeste van genieten. Je<br />
kunt natuurlijk beginnen met een klassengesprek hierover.<br />
Als het hele boek uitgelezen is, kun je een klassengesprek<br />
houden over de eigen huisdieren van de kinderen. Of over<br />
verschillende soorten honden. Je kunt de leerlingen een<br />
collage laten maken over verschillende honden of over hun<br />
huisdier. Ze kunnen ook een identiteitskaart maken voor<br />
hun huisdier.<br />
6<br />
Tijdens een gesprek kun je aan de leerlingen vragen wat<br />
ze vinden over de manier waarop Mr. Melkerson op<br />
reis vertrokken is met zijn vier kinderen. Heeft hij zich<br />
degelijk voorbereid op deze vakantie, heeft hij voldoende<br />
inlichtingen ingewonnen? Gaan de leerlingen ook zo<br />
onvoorbereid op vakantie met hun ouders en wie gaat er<br />
nog allemaal mee op reis? Gaan zij ook naar zo’n eiland<br />
waar bijna geen mensen wonen?<br />
- Wat zouden zij gedaan hebben als ze in de plaats waren<br />
van Mr. Melkerson?<br />
- Wat doen zij om hun vakantie voor te bereiden?<br />
- Laat de leerlingen thuis vragen wat ze zouden moeten<br />
doen om goed voorbereid op reis te gaan?<br />
Breng de suggesties met enkele woorden op het bord aan.<br />
De leerlingen kunnen met deze woorden aan de slag gaan<br />
om een elfje te maken. Een elf is een kort gedicht dat<br />
bestaat uit vijf regels met in de eerste regel één woord,<br />
in de tweede regel twee woorden, in de derde regel drie<br />
woorden, in de vierde regel vier en in de vijfde regel weer<br />
slechts één woord.
Rood hart, blauwe vlinder<br />
Annika Thor<br />
Lemniscaat, 2005.<br />
aangemoedigd. Een fijn boek om kinderverliefdheid<br />
bespreekbaar te maken en de rol van ouders daarin te<br />
duiden.<br />
Principe 2: Boekrijk<br />
Principe 9: Van lezen ga je doen<br />
Eindtermen<br />
De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = structureren)<br />
de informatie ordenen die voorkomt in voor hen bestemde<br />
verhalen. (Nederlands - lezen 3.5)<br />
De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = beoordelen)<br />
het gepaste taalregister hanteren als ze op basis van<br />
vergelijking, hetzij met de eigen mening, hetzij met<br />
andere bronnen, in een gesprek kritisch reageren op<br />
de vragen en opmerkingen van bekende volwassenen.<br />
(Nederlands - spreken 2.9)<br />
Aan de slag<br />
Je laat eerst en vooral de kaft bekijken. De leerlingen raden<br />
waarover dit boek zou kunnen gaan.Wanneer geraden<br />
wordt dat het wel eens over verliefd zijn zou kunnen gaan,<br />
lees je het boek voor.<br />
Na het voorlezen volgt dan een klassengesprek:<br />
- Kunnen kinderen verliefd zijn?<br />
- Wordt dit door volwassenen ernstig genomen?<br />
- Zijn er in de klas al koppeltjes?<br />
- Voelen ze zich aanvaard door de klassengroep of worden<br />
ze uitgelachen?<br />
- Hoe reageren ouders en leerkrachten?<br />
7<br />
De leerlingen kunnen in concrete situaties verschillende<br />
manieren van omgaan met elkaar herkennen, erover<br />
praten en aangeven dat deze op elkaar inspelen.<br />
(Wereldoriëntatie - attitudes ik en de ander 3.4)<br />
De leerlingen kunnen ervaringen, gevoelens, ideeën,<br />
fantasieën, uiten in spel. (Muzische Vorming - drama 3.5)<br />
Over de auteur<br />
Annika Thor (1950) is van Joodse afkomst en groeide op<br />
in Gothenburg. Behalve boeken schrijft ze ook filmscripts<br />
en toneelstukken.Van haar eerste boek Waarheid, durven of<br />
doen, een indringend verhaal over vriendschap en jaloezie<br />
tussen tienermeisjes, kwam tegelijk de speelfilm uit. Ze<br />
won er belangrijke Zweedse prijzen mee en de film werd<br />
bekroond in Berlijn. De Tweede Wereldoorlog heeft een<br />
enorme indruk op haar nagelaten en daarom schreef ze<br />
een prachtig en ontroerend verhaal in vier delen over<br />
de zusjes Steffi en Nelli. Het zijn twee Joodse zusjes die<br />
in Zweden worden opgevangen wanneer hun ouders<br />
bedreigd worden in Duitsland.<br />
Ander werk: Waarheid, durven of doen (Lemniscaat, 1998),<br />
Een eiland in zee (Lemniscaat, 2000).<br />
Over het boek<br />
Twee kinderen worden verliefd op elkaar. Ze hebben het<br />
daar moeilijk mee, eigenlijk worden ze door hun ouders<br />
Je brengt op het bord een cluster aan rond het woord<br />
‘verliefdheid’ en je noteert alle reacties, telkens in één<br />
woord, rond dit woord. De reacties kunnen betrekking<br />
hebben op verschillende aspecten van de samenleving.<br />
De mensen reageren op verschil in huidskleur, verschil in<br />
sociale stand, verschil in godsdienst…<br />
Je schrijft de positieve reacties en de negatieve reacties op<br />
in verschillende kleuren. Dan verdeel je de klassengroep in<br />
kleine groepjes en je laat ze een toneelstukje maken.<br />
- een stukje waarin de ouders positief reageren op die<br />
verliefdheid van kinderen van hun leeftijd<br />
- een stukje waarin de ouders negatief reageren op die<br />
verliefdheid van kinderen van hun leeftijd maar de<br />
ouders reageren zonder dat het vriendje of vriendinnetje<br />
aanwezig is<br />
- een stukje waarin de ouders negatief reageren op die<br />
verliefdheid van kinderen van hun leeftijd maar waarin het<br />
vriendje of vriendinnetje ook aanwezig is bij de reactie van<br />
de ouders.<br />
Nadat de leerlingen dit met elkaar besproken hebben kun<br />
je de verschillende toneelstukjes, die echt niet lang hoeven<br />
te zijn, laten spelen in de klas. De leerlingen kunnen dan<br />
weer reageren op de argumenten die de verschillende<br />
personen in hun toneelstukje naar voren brachten.
Je kunt besluiten met een schrijfopdracht. Op vlinders<br />
van blauw tekenpapier schrijven ze goede eigenschappen<br />
of eigenschappen die ze uitzonderlijk vinden voor die ene<br />
persoon. Daarna komen alle vlinders op een groot rood<br />
hart terecht.<br />
8
Krullen en blubbershampoo<br />
Bette Westera, Barbara De Wolf (ill.)<br />
Hillen, 2005.<br />
Principe 1: Wie woorden zaait<br />
Principe 8: Leesbevordering, geen tijdverlies<br />
Principe 9: Van lezen ga je doen<br />
Eindtermen<br />
De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = structureren)<br />
de informatie ordenen die voorkomt in voor hen bestemde<br />
verhalen. (Nederlands - lezen 3.5)<br />
De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = beoordelen)<br />
het gepaste taalregister hanteren als ze op basis van<br />
vergelijking, hetzij met de eigen mening, hetzij met<br />
andere bronnen, in een gesprek kritisch reageren op<br />
de vragen en opmerkingen van bekende volwassenen.<br />
(Nederlands - spreken 2.9)<br />
De leerlingen kunnen in concrete situaties verschillende<br />
manieren van omgaan met elkaar herkennen, erover<br />
praten en aangeven dat deze op elkaar inspelen.<br />
(Wereldoriëntatie - attitudes - ik en de ander 3.4)<br />
De leerlingen kunnen aspecten van het dagelijks leven<br />
in een land van een ander cultuurgebied vergelijken met<br />
het eigen leven. (Wereldoriëntatie - ruimtelijke ordening/<br />
bepaaldheid 6.9)<br />
Over de auteur<br />
Bette Westera (1958) woont in Amersfoort met haar<br />
drie kinderen. Ze is een schrijftalent: ze maakt liedjes,<br />
gedichten, verhalen voor kinderen, moderne sprookjes,<br />
prentenboeken… Nadat ze enkele jaren les gaf, heeft ze<br />
samen met haar moeder de tiendelige kinderbijbelserie<br />
Heb je wel gehoord<br />
geschreven. Zelf vindt ze schrijven een<br />
ambacht, ze vindt het leuk om te doen, maar ze doet het<br />
niet zomaar voor haar plezier. Ze heeft altijd een hele hoop<br />
opdrachten die snel klaar moeten zijn.<br />
Ander werk: Een opa om nooit te vergeten (Hillen, 2000),<br />
Alle hens aan dek (Hillen, 2002).<br />
Over de illustrator<br />
Barbara De Wolf (1970) vindt zichzelf een geluksvogel<br />
dat ze van illustreren haar werk kan maken. Illustreren<br />
en bedenken van verhalen ziet ze als een vorm van haar<br />
ideeën uiten. Ze knutselt ook graag met haar twee kindjes<br />
en leert hen zo omgaan met verf, papier en lijm. Ze ontdekt<br />
zo vaak nieuwe technieken en grappige ideeën die ze<br />
later gebruikt bij het illustreren.<br />
Ander werk: Annabella gaat verhuizen van Mieke van<br />
Hooft (Hillen, 2004), Alle hens aan dek van Bette Westera<br />
(Hillen, 2002).<br />
Over het boek<br />
Kalle heeft geen vader. Dit kan natuurlijk niet. Daarom<br />
vraagt hij geregeld aan zijn moeder wie zijn vader eigenlijk<br />
is. Zij antwoordt steeds ontwijkend omdat zij haar geheim<br />
wil bewaren. Kalle begint daarom te fantaseren want hij<br />
wil niet dat andere kinderen weten dat hij zijn vader niet<br />
kent. Dit leidt tot onverwachte situaties die Kalles moeder<br />
uiteindelijk dwingen een tipje van de sluier op te lichten.<br />
Een vlot boek dat de problematiek van eenoudergezinnen<br />
duidelijk uitwerkt en ook oog heeft voor de gevoelens die<br />
een kind in zo’n situatie heeft.<br />
Aan de slag<br />
Dit boekje wordt hoofdstuk per hoofdstuk voorgelezen.<br />
Na elk hoofdstuk volgt de verwerking. Hang de hele klas<br />
rond een brede strook stevig papier op. Daaraan hang je de<br />
werkjes van de kinderen op zodat een collage groeit met<br />
elk hoofdstuk dat je hebt voorgelezen.<br />
Hoofdstuk 1: Kalle wil een vader<br />
De leerlingen beschrijven hun vader en klasseren hem in<br />
‘nette vader’ of ‘slordige vader’, of ‘nette, slordige vader’ of<br />
‘slordige, nette vader’ (p. 5 en 6). De leerlingen maken een<br />
trekpop van karton die hun vader voorstelt.<br />
Deze ‘vaders’ worden aan de muur gehangen. Let er wel op<br />
dat er nog verschillende elementen bij deze vaders moeten<br />
komen dus hang ze niet te dicht bij elkaar.<br />
Hoofdstuk 2: Vaderdag<br />
Omdat vaderdag (19 maart) tijdens <strong>Jeugdboekenweek</strong><br />
valt, maken de leerlingen ook een vaderdaggeschenk. De<br />
leerlingen zoeken naar woorden die betrekking hebben op<br />
hun vader. Deze woorden worden op bord aangebracht.<br />
Met deze woorden gaan ze aan de slag om een gedicht<br />
te maken zoals in het boek. Daarna maken ze ook een<br />
9
kader of versieren een gekocht kadertje. Het gedicht in de<br />
kader is het geschenk voor Vaderdag, pak het in met mooi<br />
papier.<br />
Hoofdstuk 4: Vakantie<br />
Hoe gaan de leerlingen op reis? Per trein, met de auto, met<br />
de boot of nemen ze het vliegtuig? Zijn er misschien ook<br />
leerlingen die zoals Kalle met de fiets op reis gaan? Deze<br />
transportmiddelen worden uit een tijdschrift geknipt en op<br />
het fresco aangebracht.<br />
Hier kun je ook een les aardrijkskunde aan vastknopen. Je<br />
brengt een kaart van Europa mee en laat de kinderen met<br />
gekleurde draadjes een verbinding maken van België naar<br />
hun vakantiebestemming.<br />
Hoofdstuk 5: Kimberley<br />
In dit hoofdstuk wordt er gesproken over verschillende<br />
rassen. Grijp dit aan om te spreken over de verschillende<br />
rassen in de wereld en hun specifieke eigenschappen. De<br />
leerlingen kunnen uit tijdschriften figuurtjes knippen van<br />
de verschillende rassen. Deze figuurtjes worden weer op<br />
de muurcollage aangebracht.<br />
Hoofdstuk 6: Zwemmen<br />
Kalle houdt vol dat zijn vader een zwarte is én een bekende<br />
speler van een Nederlandse ploeg. De leerlingen kunnen<br />
een voetbalveld maken en zelf een ploeg samenstellen met<br />
zelf-ontworpen shirts.<br />
Hoofdstuk 7: Bloot<br />
Je laat de leerlingen zelf een zwembroek of badpak ontwerpen.<br />
Ze leggen ook uit waarom ze die bepaalde kleur<br />
en tekening gekozen hebben. Ze vertellen wanneer ze<br />
een bepaalde zwembroek of badpak dragen in over een -<br />
stemming met hun humeur of bij een bepaalde gelegenheid.<br />
De ontworpen badpakken worden uit ge voerd in<br />
papier of stof. Kartonnen meisjes- en jongensfiguurtjes<br />
gaan dan een modeshow houden op een tafel. De leerlingen<br />
becommentariëren deze show. Ze gaan later de<br />
badpakken combineren met de verschillende shampoos<br />
die ze in hoofdstuk 9 maken.<br />
Hoofdstuk 3: Dag meester<br />
Omdat het schooljaar nog niet afgelopen is, worden hier de<br />
dromen van de kinderen genoteerd. Wat voor een vakantie<br />
zouden zij tof vinden als zij mochten kiezen? Deze droomvakanties<br />
worden genoteerd in lichtblauwe wolkjes. Deze<br />
wolkjes kunnen dan bij de vaders gehangen worden als<br />
lucht van het fresco.<br />
Hoofdstuk 8: Wentelteefjes<br />
Na het voorlezen van dit hoofdstuk kun je met de kinderen<br />
zelf wentelteefjes maken in de klas. Je mengt melk, eieren<br />
en een zakje vanillesuiker en klopt het beslag los. Week<br />
daar een snee brood in en bak het in een pan met een<br />
klontje boter. Bestrooi het met een beetje suiker en smul<br />
er dan lekker van.<br />
10<br />
Hoofdstuk 9: Blubbershampoo<br />
In dit hoofdstuk spreekt Kimberley over de blubbershampoo.<br />
Ze geeft ook de samenstelling van deze<br />
shampoo. “Het zijn verrotte planten en verrotte, dode<br />
vissen en snoekenpoep en kikkerkots.” De leerlingen<br />
kunnen zelf een shampoo samenstellen en er een naam<br />
en een uitwerking voor zoeken. Van deze shampoo ga je<br />
groeien of krimpen, word je dikker of magerder…<br />
Je kunt de leerlingen ook etiketten laten ontwerpen. Zelfs<br />
de vorm van de flesjes kan verschillen. Je kunt ze flesjes<br />
laten meebrengen of zelf de vorm van de flesjes laten<br />
ontwerpen. Je kunt hen ook zelf shampoo laten maken,<br />
maar pas een beetje op. Soms is het gevaarlijk twee<br />
schijnbaar onschuldige ingrediënten te mengen. Doe dit<br />
dus samen met hen en laat hen de shampoo zeker niet<br />
gebruiken.<br />
Hoofdstuk 10: Voetballen<br />
Na dit hoofdstuk trek je met je leerlingen naar de<br />
speelplaats of naar het sportveld. Je maakt groepjes<br />
van twee leerlingen. Deze twee leerlingen binden met<br />
een sjaaltje of een reep stof telkens een linker- aan<br />
een rechterbeen. Dan gaan ze doeltrappen. Dit kan<br />
op verschillende manieren. Ofwel trappen ze met<br />
de samengebonden benen, ofwel ieder met een niet<br />
gebonden been. Je kunt een onderscheid maken in de<br />
puntenverdeling. De doelschoppen die met de beide benen<br />
gemaakt zijn kunnen twee punten opbrengen terwijl die<br />
met een enkel been maar één punt krijgen. Je kunt voor<br />
een trofee zorgen!<br />
Hoofdstuk 11: Per ongeluk<br />
In dit hoofdstuk krijgt Kalle antwoord op zijn vragen<br />
over zijn vader. Hij gaat op zoek naar de uiterlijke
kenmerken van zichzelf die hij niet van zijn moeder heeft<br />
en waarvan hij dus veronderstelt dat ze van zijn vader<br />
komen. De leerlingen kunnen dat ook uitzoeken en deze<br />
eigenschappen uitvergroten in een zelfportret dat ze dan<br />
later bij de tekening van hun vader plakken.<br />
Hoofdstuk 12: Nachtzwemmen<br />
Kalle doet hier met zijn moeder iets dat hij nooit gedacht<br />
had te zullen doen. De leerlingen kunnen op zoek gaan<br />
naar wat ze met hun ouders zouden willen doen maar wat<br />
ze denken nooit met hen te zullen doen. Ze kunnen dat<br />
opschrijven op kleine visjes die ze daarna in een rivier op<br />
hun collage plakken.<br />
11
12<br />
Wij zijn niet gek!<br />
Kees Opmeer, Els van Egeraat (ill.)<br />
Van Holkema & Warendorf, 2004.<br />
Principe 7: De boekenbabbel<br />
Principe 9: Van lezen ga je doen<br />
Eindtermen<br />
De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = structureren)<br />
de informatie ordenen die voorkomt in voor hen bestemde<br />
verhalen. (Nederlands - lezen 3.5)<br />
De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = beoordelen)<br />
het gepaste taalregister hanteren als ze op basis van<br />
vergelijking, hetzij met de eigen mening, hetzij met andere<br />
bronnen, in een gesprek kritisch reageren op de vragen<br />
en opmerkingen van bekende volwassenen. (Nederlandsspreken<br />
2.9)<br />
Over het boek<br />
André en Twan wonen samen met moeder op een flat.<br />
Moeder doet rare dingen de laatste tijd. Ze schrijft ’s nachts<br />
brieven, stofzuigt midden in de nacht, slikt pillen en slaapt<br />
veel overdag. De jongens doen het huishouden. Maar<br />
André komt in de problemen, komt te laat op school met<br />
allerlei uitvluchten, zijn vriend haakt af. Twan spijbelt, ze<br />
maken dikwijls ruzie. Alleen de brieven van Oma fleuren<br />
moeder op. Tot André naar Oma’s home gaat en merkt dat<br />
ze niet kan schrijven en dement is. Dan komt ook uit dat<br />
Twan de brieven schrijft. André moet in de muziekschool<br />
optreden en verwacht dat zijn vader komt luisteren, maar<br />
die daagt niet op. Gelukkig is er de meester die de jongens<br />
helpt. Oma kan niet helpen, de vader is er niet. De relatie<br />
tussen de broers, de kinderen die moeder boven alles<br />
beschermen, geven dit boek een positieve waarde. Het<br />
heeft een open einde, maar de lezer weet dat de kinderen<br />
niet aan hun lot worden overgelaten.<br />
De leerlingen kunnen in concrete situaties verschillende<br />
manieren van omgaan met elkaar herkennen, erover<br />
praten en aangeven dat deze op elkaar inspelen. (Wereldoriëntatie<br />
- attitudes: ik en de ander 3.4)<br />
Over de auteur<br />
Kees Opmeer (1952) is beleidsmedewerker jeugdzorg<br />
in de provincie Drente. Omdat hij vaak voorlas aan zijn<br />
kinderen, en een hoop verhalen verzon, is hij beginnen<br />
schrijven. Nu haalt hij zijn ideeën uit gebeurtenissen die<br />
hij zelf heeft meegemaakt, of die in zijn onmiddellijke<br />
omgeving voorkwamen. Kinderen doen hem die ook aan<br />
de hand wanneer hij scholen bezoekt en contact heeft met<br />
zijn lezers.<br />
Ander werk: Als twee druppels water<br />
(De Fontein, 2000),<br />
Een hoofd vol vuur (De Fontein, 1998).<br />
Over de illustrator<br />
Els van Egeraat (1960) was als kind altijd aan het tekenen<br />
en daarom is ze, nadat ze eerst voor lerares gestudeerd<br />
heeft, toch naar de Kunstacademie gegaan om van<br />
illustreren haar beroep te maken. Ze heeft onder meer<br />
voor Sesamstraat gewerkt. Ze houdt van lachen, zingen,<br />
mooie wolkenluchten waar je leuke dingen in kunt zien.<br />
Liefst zwemt ze in zee bij windkracht zeven.<br />
Ander werk: De tocht van de Argonauten (Ploegsma, 2005)<br />
van Simone Kramer, De hele Klavertjes-reeks bij Kluitman.<br />
Aan de slag<br />
Je toont de kinderen de kaft van het boek, zonder te<br />
vertellen waarover dit boek gaat. Je laat de leerlingen<br />
raden waarover dit boek zou kunnen gaan. Dan lees je het<br />
boek voor.<br />
Als je aan het hoofdstuk komt waar de jongens ruzie<br />
maken komt, ga je daar verder op in. Tijdens dit klassengesprek<br />
wijd je uit over ruzies tussen broers of zussen.<br />
- Wat zeg je zoal tijdens een ruzie?<br />
- Wat verwijt je elkaar?<br />
- Meen je dat ook altijd echt?<br />
- Wat kun je doen om ruzie weer bij te leggen?<br />
- Maak je op dezelfde manier ruzie met je vrienden?<br />
- Van wie verdraag je meer? Of juist minder?<br />
- Kan een ruzie een vriendschap echt doen eindigen?<br />
- Vind je het prettig om ruzie te hebben?<br />
Na dit gesprek laat je hen zoeken naar middeltjes om<br />
vriendschap te tonen. Dat kan een clubje stichten zijn,<br />
of zoals bij indianen elkaars bloed vermengen zodat je<br />
bloedbroeders bent.<br />
Je kunt de leerlingen in groepjes verdelen en ze een teken<br />
laten zoeken om een vriendschap duidelijk te maken.<br />
Enkele voorbeelden: ze maken een tekening. Die verdelen
ze onder elkaar zodat ieder lid van het clubje een deel<br />
bijhoudt. Ze spreken een speciale handdruk af zodat ze<br />
elkaar steeds op een bijzondere manier herkennen. Ze<br />
maken een foto waar ze met hun hele groepje opstaan. Ze<br />
spreken een wachtwoord af. Ze zoeken een geschikte naam<br />
voor hun groepje...<br />
André gaat naar oma (hoofdstuk 17, p.99) en komt tot de<br />
ontdekking dat zij dement is en dat ze helemaal geen brieven<br />
kan schrijven. Hiermee kun je aan de slag gaan om<br />
de relatie tussen kinderen en grootouders te bespreken. Je<br />
kunt de leerlingen laten vertellen waarom ze graag of juist<br />
niet graag naar hun grootouders gaan. Hoe belangrijk zijn<br />
grootouders in hun leven?<br />
Laat hen daarop een klein knutselwerkje maken voor de<br />
grootouders om hun vriendschap te tonen. André ontdekt<br />
de foto waarvan de vader afgescheurd is. Je kunt daarmee<br />
aan de slag door uit tijdschriften figuren te laten uitknippen<br />
en daarmee een gezinsfoto te maken.<br />
13<br />
Als mama André eindelijk nog eens knuffelt voelt hij zich<br />
enorm gelukkig.<br />
- Wat vind je ervan als jouw mama of papa je knuffelt?<br />
- Hoe voel je je als iemand je knuffelt?<br />
- Wat betekent een knuffel voor jou?<br />
- Laat je die liefde of vriendschap bij iedereen op dezelfde<br />
manier zien?<br />
- Vind je het belangrijk om af en toe eens geknuffeld te<br />
worden? Kan dat altijd en overal? Of heb je het liefst dat<br />
dat niet in het openbaar gebeurt?<br />
- Wat kan een knuffel vervangen? Brengt dat even<br />
gelukkige gevoelens met zich mee?<br />
Een aanmoediging in de klas kan evenveel betekenen als<br />
een stevige knuffel.<br />
- Moet deze aanmoediging altijd iets tastbaars zijn?<br />
- Wat kun je doen om iemand aan te moedigen?<br />
- Moedig je een vriend op dezelfde manier aan als<br />
bijvoorbeeld een sportman?<br />
Tot slot kun je de leerlingen een lijst laten maken van<br />
de manieren waarop ze kunnen of willen aangemoedigd<br />
worden en waarop ze zelf iemand kunnen aanmoedigen.
14<br />
<strong>Familie</strong> in de hele wereld<br />
Uwe Ommer, Sophie Furlaud, Pierre Verboud (foto’s)<br />
Biblion-Mozaïek, 2002.<br />
Principe 4: Leesland is geen eiland<br />
Principe 6: De taalspeeltuin<br />
Principe 8: Leesbevordering, geen tijdverlies<br />
Principe 9: Van lezen ga je doen<br />
Eindtermen<br />
De leerlingen kunnen op systematische wijze verschillende<br />
informatiebronnen op hun niveau zelfstandig gebruiken.<br />
(Leren leren 2)<br />
De leerlingen kunnen aspecten van het dagelijks leven<br />
in een land van een ander cultuurgebied vergelijken met<br />
het eigen leven. (Wereldoriëntatie- ruimtelijke ordening/<br />
bepaaldheid 6.9)<br />
De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = structureren)<br />
de informatie ordenen die voorkomt in voor hen bestemde<br />
verhalen, kinderromans, gedichten, kindertijdschriften en<br />
jeugdencyclopedieën. (Nederlands - lezen 3.5)<br />
Over de auteur<br />
In december 1995 houdt Uwe Ommer, fotograaf, het voor<br />
bekeken in Parijs en beslist hij de wijde wereld in te trekken.<br />
Hij doorkruist vijf continenten, legt duizenden kilometers<br />
af. Onderweg ontmoet hij zeer veel mensen, ontdekt<br />
hij schitterende plekjes en vraagt hij aan de bevolking<br />
om samen met hun familie op de foto te staan. De foto’s<br />
worden uitgegeven in een mooi fotoboek. Tot hij Sophie<br />
Furlaud en Pierre Berboud ontmoet, samen maken ze er<br />
een schitterend familiealbum van. Zo maak je kennis met<br />
eenenvijftig verschillende families. Uit alle continenten,<br />
uit Azië, Afrika, Australië…<br />
Aan de slag<br />
Je stelt het boek uitgebreid aan de leerlingen voor. Laat<br />
duidelijk zien dat het om een informatief boek gaat. Je<br />
zegt ook dat het steeds over één gezin gaat maar dat er op<br />
de ene foto slechts drie personen staan en op de andere<br />
wel tien. Ook het verschil in kleding laat je duidelijk zien.<br />
Toon duidelijk dat er op de linker bladzijde veel info staat<br />
over het land en dat de kinderen zelf in het boek ook veel<br />
gegeven. Let in het boek daarvoor op het sterretje bovenaan<br />
de bladzijde.<br />
Voor de leerlingen van de tweede graad<br />
Neem een kaart van Europa. Vergelijk het klimaat van<br />
Finland, Duitsland of Nederland en Spanje aan de hand<br />
van de gegevens op de linker bladzijde van het boek en<br />
van de foto’s. De leerlingen merken een duidelijk verschil.<br />
Ze zien dat deze landen niet op dezelfde hoogte liggen<br />
ten opzichte van de evenaar. Zo ontdekken ze dat landen<br />
die noordelijker liggen een kouder klimaat hebben dan de<br />
landen die meer in het zuiden liggen.<br />
Voor leerlingen van de derde graad<br />
Het doel van deze les is de klimaatgordels opbouwen. De<br />
leerlingen vinden die door zoekwerk in dit informatieve<br />
boek. Neem een wereldbol en enkele vlaggetjes: rode,<br />
groene en blauwe. Je gaat de temperaturen van drie groepen<br />
landen vergelijken. Dit doe je aan de hand van de notities<br />
over het klimaat in het boek maar ook met behulp van de<br />
foto’s.<br />
- Rusland, Canada en Finland: deze kennen een koud of<br />
streng klimaat. Je plaatst een blauw vlaggetje bij die landen.<br />
- China, Verenigde Staten, Australië en Iran: hier overheerst<br />
een wisselend klimaat. Hier plaats je een groen vlaggetje.<br />
- Panama, Nigeria, Maleisië: hier heerst een zeer warm<br />
klimaat. Hier plaats je dus een rood vlaggetje.<br />
Over het boek<br />
Dit informatieve kijk- en leesboek toont met foto’s de<br />
verschillen tussen families over de hele wereld. Zo zie je<br />
rijke families, arme families, grote gezinnen, gezinnen<br />
met één kind, gezinnen die alleen leven, gezinnen die met<br />
ouders, grootouders samenleven... Aan de hand van dit<br />
boek kun je praten over de verschillen tussen gezinnen en,<br />
algemener, mensen in verschillende culturen.<br />
Nu bespreek je met de leerlingen het resultaat. Ze merken<br />
dat de rode vlaggetjes rond de evenaar te vinden zijn, de<br />
groene vlaggetjes in een strook meer naar het noorden<br />
op de bovenste helft van de wereldbol en meer naar het<br />
zuiden op de onderste helft van de wereldbol en de blauwe<br />
vlaggetjes bovenop de wereldbol. Je kunt dan ook tonen dat<br />
er geen vlaggetjes staan op de onderkant van de wereldbol.<br />
Je kunt hen meegeven dat dit komt omdat er op de zuidpool<br />
geen mensen leven maar dat de temperatuur daar
te vergelijken is met die van de noordpool. De zuidpool<br />
bestaat echter niet uit land maar uit een bevroren zee.<br />
Elke dag mag een leerling een keuze maken uit de gezinnen<br />
die ze graag beter zouden leren kennen. Deze leerling mag<br />
dan de tekst op de linkerzijde voorbereiden, eventueel met<br />
de hulp van de leerkracht. De volgende dag mag hij dan<br />
het verhaal van deze familie aan de klas vertellen in zijn<br />
eigen woorden.<br />
Daarna kun je op de wereldkaart met behulp van een<br />
vlaggetje de plaats aanduiden waar het betreffende gezin<br />
woont. Je kunt vergelijkingen maken met eigen gezinnen<br />
of de andere gezinnen die al aan bod kwamen. Let ook op<br />
de manier van wonen en kleden, die kun je duidelijk maken<br />
door tekeningen met elkaar te vergelijken. Het verschil<br />
in wonen kun je ook creatief aanpakken door bijvoorbeeld<br />
de woningen van deze gezinnen na te knutselen en er<br />
een omgeving bij te maken. Zo komen drijvende eilanden<br />
naast de woonwagens van de Roma-zigeuners te staan in<br />
de klas.<br />
15<br />
Je kunt de vergelijking tussen al deze gezinnen ook linken<br />
aan seksuele voorlichting. Ook het feit dat er in sommige<br />
gezinnen verschillende vrouwen aanwezig zijn kun je<br />
toelichten. Maar ook de verschillende godsdiensten zijn<br />
aan de orde. Heel veel gewoonten zijn religieus geïnspireerd.<br />
Vaak weet men niet meer wat de oorsprong van die<br />
gewoonten is.<br />
Je kunt ook, in verband met deze seksuele voorlichting,<br />
een stamboom van de leerlingen opbouwen. Bijvoorbeeld<br />
met foto’s. Het fotoalbum van de leerlingen komt dan goed<br />
van pas.
O V E R DE SAMENSTELLERS<br />
C O L O F O N<br />
L I E V E VAN BUYTEN is nominatieleesster van de KJV en<br />
schoolbibliothecaris in de openluchtschool Sint-Lutgardis,<br />
Brasschaat. Daarnaast vindt ze nog de tijd om bijzonder<br />
actief te zijn als losse medewerkster van Stichting Lezen en<br />
NCJ/Villa Kakelbont en gewoon uit puur plezier te lezen.<br />
Redactie en coördinatie<br />
Gerrit Janssens en Sarah van Tilburg<br />
Vormgeving<br />
Compagnie Paul Verrept<br />
R I T VAN DEN BREEKEL heeft les gegeven aan leerlingen<br />
met leerproblemen aan school De Merode. Als echte<br />
boekenwurm wil ze ook aan deze kinderen plezier<br />
aan boeken en lezen doorgeven. Ze heeft enthousiast<br />
meegewerkt aan de cursus leesbevordering voor VOBO-<br />
VOZO-leerkrachten.<br />
Illustraties<br />
Joke van Leeuwen<br />
ISBN 907717835X<br />
WD D/2005/9654/4<br />
www.jeugdboekenweek.be<br />
16<br />
De <strong>Jeugdboekenweek</strong> is een project van Stichting Lezen.<br />
Stichting Lezen komt tot stand met de steun van het<br />
ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.<br />
Stichting Lezen staat voor het intense plezier van lezen<br />
en wil haar passie met velen delen. Daarom organiseert<br />
Stichting Lezen in samenwerking met belangrijke professionele<br />
partners zoals het boekenvak, bibliotheken, media<br />
en onderwijs de <strong>Jeugdboekenweek</strong>, de Kinder- en Jeugdjury<br />
Vlaanderen, Fahrenheit451, de Voorleesweek en andere grote<br />
en kleine acties voor kinderen, jongeren en volwassenen.<br />
Stichting Lezen lanceert nieuwe campagnes als Boekbaby’s<br />
en Iedereen Leest, coördineert de auteurslezingen, stimuleert<br />
wetenschappelijk onderzoek naar lezen en leesbevordering<br />
en onderhoudt internationale contacten. Als kennis-<br />
en expertisecentrum voor leesbevordering is Stichting<br />
Lezen het eerste aanspreekpunt van de Vlaamse overheid.<br />
www.stichtinglezen.be