bundel kennismakingsexamens _2 - Groep T

KENNISMAKINGSEXAMENS
INHOUDSOPGAVE
1. Info over het kennismakingsexamen
2. Voorbereiding op een examen
3. Tips voor tijdens het examen
4. Oefenen
1. Info over het kennismakingsexamen
Waarom kennismakingsexamens?
Aan de hand van kennismakingsexamens willen we jullie kennis laten maken met de manier waarop
examenvragen gesteld worden aan de hogeschool. Ook weet je zo wat er precies van je verwacht wordt,
hoe je ervoor staat en hoe er op de hogeschool gescoord wordt.
Welke vakken hebben een kennismakingsexamen?
Er zal niet van elk vak een examen afgenomen worden. Je zal van je vaklector vernemen of die een
kennismakingsexamen afneemt.
Wanneer vindt het kennismakingsexamen plaats?
De kennismakingsexamens zullen plaatsvinden tijdens de gewone lessen. Er zal wel niet steeds het
ganse lesuur besteed worden aan het kennismakingsexamen. Sommige lectoren zullen enkel een aantal
oriënteringsvragen stellen.
Telt het cijfer voor het kennismakingsexamen mee voor mijn eindresultaat?
Het examen wordt niet in rekening gebracht bij de andere examenresultaten. Er staan dus geen ‘echte’
punten op het examen. De lectoren zullen zorgen voor feedback bij je examen. Ze zullen de examens
klassikaal of individueel verbeteren.
Moet ik studeren voor een kennismakingsexamen?
Wie echt studeert voor het kennismakingsexamen haalt er meer uit! Niet enkel kom je zo te weten op
welke manier de vragen worden gesteld, maar ook hoe jouw antwoord beoordeeld zal worden. Het is
bovendien een goede test om uit te maken of je klaar bent voor de examens van januari.
!!! Wie serieus deelneemt aan de proefexamens, heeft doorgaans meer kans op slagen (dat weten
we uit ervaring).
1

2. Voorbereiding op een examen
Leerstof kan je beheersen op 6 niveaus van vraagstelling. Het eerste niveau bevat louter
reproductievragen. De volgende 5 niveaus zijn productieve niveaus, waarbij je echt aan de slag moet
gaan met je kennis. Kennis is het eenvoudigste niveau, evalueren het moeilijkste.
1. KENNEN :
Een kennis- of geheugenvraag gaat na of je informatie (feiten, definities) herkent of kunt herinneren en
reproduceren.
Bijv. In welk jaar werd de Berlijnse muur gesloopt? … Tot welke denkstroming behoorde Kant? …
Wat is een dozijn? … Wat is bruto? … Geef de definitie van ... Som de verschillende componenten op
van …
2. BEGRIJPEN :
Een begripsvraag peilt naar je inzicht in de leerstof. Ze gaat na of je de leerstof begrijpt en of je de
theorie in eigen woorden kan uitleggen.
Bijv. Geef een beschrijving van… Vergelijk… Duid de overeenkomsten en verschillen aan tussen…
Maak een tekening van… Welke conclusies kan je trekken uit de volgende gegevens?… Waarom?…
3. TOEPASSEN :
Bij een toepassingsvraag wordt er van je verwacht dat je geleerde termen, begrippen, structuren,
oplossingsmethodes in een nieuwe context of een onbekende situatie toepast.
Bijv. Laat zien hoe… Toon aan dat… Stel een oplossing voor voor… De oplossing zoeken van… Werk
een plan uit voor… Geef een voorbeeld van…
4. ANALYSEREN :
Bij een analysevraag moet je informatiegegevens inhoudelijk en vormelijk gedetailleerd ontleden. Je
moet de leerstof opbreken en onderdelen met elkaar in verband brengen.
Bijv. Wat is oorzaak en gevolg bij dit probleem?… Vraagstukken ( welke informatie is relevant voor de
oplossing en welke informatie is overbodig?)…
5. SYNTHETISEREN :
Bij een synthesevraag moet je elementen samenvoegen tot een nieuw geheel.
(overal de essentie uithalen)
Bijv. Een nieuw voorstel uitwerken… Een werkstuk maken… Een artikel schrijven… Kennis op
verschillende terreinen combineren…
6. EVALUEREN :
Een evaluatievraag vraagt naar jouw oordeel. Er is hier vaak geen goed of fout antwoord. De opbouw
van je argumentatie is wel belangrijk.
Bijv. Beoordeel de volgende uitspraken… Wat is jouw mening over… Geef drie kritische bedenkingen
bij… Verantwoord je keuze… Verdedig de volgende stelling…
Tip: Wanneer je studeert probeer de leerstof dan op de 6 niveaus te beheersen en bedenk vragen
bij elk niveau over elk leerstofonderdeel.
2

3. Tips voor tijdens het examen
Bekijk het hele examen!
• Door het hele examen eerst door te nemen, vorm je een idee van de tijdsverdeling.
• Het is logisch dat je nog niet meteen antwoorden weet : je ‘motor’ moet immers nog opwarmen.
• Begin met de makkelijkste, eenvoudigste vraag : dan raak je opgewarmd.
• Als je denkt dat je gaat panikeren als je het hele examen bekijkt, dan beantwoord je beter elke
vraag stap voor stap.
Analyseer de vraag
• Omcirkel het onderwerp waarover iets gevraagd wordt.
• Onderstreep wat er gevraagd wordt:
vergelijk . . . .
geef een voorbeeld / illustreer
wat is ?
leg uit hoe
Bouw op een gestructureerde manier je antwoord op
• Onderwerp: wat moet er in het algemeen gezegd worden?
• Situeer het onderwerp even in een groter geheel. Dit kan je door je inhoudstafel op het kladblad
te schrijven.
• Eerst in het klad (op een kladblad): structuur en kernwoorden / regels
• Bouw je antwoord logisch en helder op: vermeld duidelijk over wie en wat het gaat, blijf ‘to the
point’ en gestructureerd, zodat het net is alsof je het uitlegt aan iemand die er niets van kent!
• Maak je antwoord concreet: daarmee toon je dat je echt begrijpt wat je schrijft.
Meerkeuzevragen
• Beantwoord de vraag zonder naar de antwoordmogelijkheden te kijken: staat die mogelijkheid
ertussen ?
• Ga na of je denkfouten kan gemaakt hebben.
• Kies desnoods met eliminatie: wat zeker niet?
3

4. Oefenen
Bekijk de volgende vraag:
Er zijn een heleboel didactische modellen uitgedacht en ontworpen. Wij beperken ons echter tot één
model. Maak een schets van het didactische model waar wij gebruik van maken voor de cursus
‘Algemene Didactiek’ en benoem de verschillende componenten van het model.
Opdracht:
• Analyseer de vraag (omcirkel het onderwerp, onderstreep het gevraagde).
• Bekijk vervolgens de drie mogelijke antwoorden. Welk antwoord draagt jouw voorkeur weg/
zou je nooit als antwoord geven? Leg ook uit waarom.
Antwoord 1:
Antwoord 2:
Een didactisch model is een vereenvoudiging van de werkelijkheid. Het is een hulpmiddel om
het onderwijsleergebeuren op een zo systematisch mogelijke wijze te beschrijven.
De verschillende componenten van het didactische model zijn: leerprocessen (belangrijkste),
doelstellingen (waar wil ik naar toe), beginsituatie (wat is de achtergrond van de leerlingen),
didactische werkvormen (onderwijsleeractiviteiten), media (onderwijsleermiddelen),
groeperingsvormen (vb.groepswerk/klassikaal), leerinhouden (kennis, vaardigheden,
attitudes), evaluatie (wat is iemand waard). Bovendien moet de leerkracht zorgen voor een
krachtige onderwijsleeromgeving.
4

Antwoord 3:
Het didactische model (De Corte)
Centraal staan de leerprocessen. De volgend vier componenten spelen hierop in:
Didactische werkvormen
Leermiddelen
Leerinhouden
Groeperingsvormen
Het geheel van deze vier componenten en de leerprocessen noemen we onderwijsleersituatie.
Om deze onderwijsleersituatie een krachtig karakter te geven moet men altijd uitgaan van een
beginsituatie, een reeks doelstellingen gevolgd door een grondige evaluatie.
5