Jaarverslag 2006 - IBR

Jaarverslag 2006 - IBR Jaarverslag 2006 - IBR

20.12.2013 Views

I In het uiterste geval zal de vermenigvuldiging van dit soort van voormelde vragenlijst uiteindelijk het gebruik van de management letter in de praktijk onmogelijk maken, hetgeen schadelijk zou zijn voor de Belgische ondernemingen, zowel de grote als de KMO’s. Bovendien wenst de Raad, op advies van de Juridische Commissie, te doen opmerken dat de management letter een eenzijdig en vertrouwelijk document is dat uitgaat van de bedrijfsrevisor en gericht is aan het bestuursorgaan van de vennootschap en derhalve beschermd wordt door artikel 8.1. van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden evenals door het beroepsgeheim van de bedrijfsrevisor. Voormeld artikel 8 laat inderdaad in punt 2 inmenging van de overheid toe, alleen wanneer deze inmenging voorzien is door de wet en nodig is in een democratische maatschappij voor het nastreven van de in artikel 8.2. beoogde doelstellingen. Overeenkomstig de rechtspraak van het Europees Hof van de Rechten van de Mens is artikel 8 van toepassing in fiscale zaken. De fiscale wetgever is zich overigens terdege bewust van de specifieke moeilijkheden inzake de toegang van de fiscale administratie tot de documenten van de diverse vrije beroepen die tot het beroepsgeheim zijn gehouden. Artikel 334 W.I.B. 1992 schrijft immers voor: “Wanneer een krachtens de artikelen 315, eerste en tweede lid, 315bis, eerste tot derde lid, 316 en 322 tot 324 aangezochte persoon het beroepsgeheim doet gelden, verzoekt de administratie om tussenkomst van de territoriaal bevoegde tuchtoverheid opdat deze zou oordelen of, en gebeurlijk in welke mate, de vraag om inlichtingen of de overlegging van boeken en bescheiden verzoenbaar is met het eerbiedigen van het beroepsgeheim.”. De Raad is bijgevolg van oordeel dat het onaanvaardbaar is dat wat een derde, in casu de fiscale administratie, niet rechtstreeks kan verkrijgen van een persoon, die onderworpen is aan het beroepsgeheim, deze informatie via een omweg gaat vragen aan de cliënt van deze persoon. Bij wijze van besluit wenst de Raad de Minister van Financiën, als vrijwaarder van het algemeen belang, te verzoeken dat er een einde wordt gesteld aan iedere wens vanwege om het even welke fiscale dienst om toegang te krijgen tot de management letter of andere documenten van dezelfde aard gericht door een bedrijfsrevisor aan een vennootschap, behoudens binnen de strikte naleving van artikel 334 W.I.B.”. 90 IBR – JAARVERSLAG 2006

Een kopie van het schrijven werd gericht aan de Minister van Economie, aan de Voorzitter van het Directiecomité van de FOD Financiën en aan de Voorzitter van de Hoge Raad voor de Economische Beroepen. I Eind september vond er een eerste vergadering plaats tussen vertegenwoordigers van het Instituut en van het kabinet van de Minister van Financiën. Op deze vergadering bleek dat het kabinet openstond voor de bezorgdheden van het beroep en het kabinet het eraan te geven gevolg ging analyseren. 1.17.2. Buitenlandse inspectie en beroepsgeheim In het kader van contacten tussen de PCAOB en de Europese Commissie is de Raad van mening (1) dat het nodig zal zijn om versoepelde modaliteiten van de traditionele bepalingen inzake het beroepsgeheim te vinden. Het geheel van de toezichthouders zal moeilijker aanvaarden dat ondernemingen en/of auditkantoren hen het argument van het beroepsgeheim tegenwerpen. Het beroepsgeheim is een belangrijk element om tot een vertrouwensrelatie te komen tussen een gecontroleerde entiteit en zijn auditor. Iedere evolutie van de wetgeving op het beroepsgeheim dient rekening te houden met een evenwicht tussen enerzijds de vertrouwelijkheid van een onderneming en anderzijds de behoeften van de toezichthouders. Het is absoluut noodzakelijk dat de Europese politieke instanties aan de PCAOB de oprichting van een geloofwaardige oversight en van een doeltreffende kwaliteitscontrole kunnen waarborgen. Indien Europa deze doelstelling niet bereikt, zal het heel moeilijk worden om de PCAOB te overtuigen om een stap achteruit te zetten omtrent zijn wens om zelf inspecties uit te voeren in de Europese auditkantoren. De Europese Commissie zal waarschijnlijk in de loop van 2007 een openbare consultatie houden omtrent de modaliteiten inzake de toepassing van de artikelen 45, 46 en 47 van de Auditrichtlijn die in het bijzonder de samenwerking met derde landen beogen. (1) Zie eveneens B. DELMOTTE, “Over het beroepsgeheim van de commissaris bij een internationale groepsaudit en de beschrijving van risico’s en onzekerheden in het jaarverslag”, T.R.V., 2006, p. 274-286. IBR – JAARVERSLAG 2006 91

I<br />

In het uiterste geval zal de vermenigvuldiging van dit soort van voormelde<br />

vragenlijst uiteindelijk het gebruik van de management letter in de<br />

praktijk onmogelijk maken, hetgeen schadelijk zou zijn voor de Belgische<br />

ondernemingen, zowel de grote als de KMO’s.<br />

Bovendien wenst de Raad, op advies van de Juridische Commissie, te<br />

doen opmerken dat de management letter een eenzijdig en vertrouwelijk<br />

document is dat uitgaat van de bedrijfsrevisor en gericht is aan het<br />

bestuursorgaan van de vennootschap en derhalve beschermd wordt door<br />

artikel 8.1. van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van<br />

de Mens en de fundamentele vrijheden evenals door het beroepsgeheim<br />

van de bedrijfsrevisor. Voormeld artikel 8 laat inderdaad in punt 2 inmenging<br />

van de overheid toe, alleen wanneer deze inmenging voorzien is door<br />

de wet en nodig is in een democratische maatschappij voor het nastreven<br />

van de in artikel 8.2. beoogde doelstellingen. Overeenkomstig de rechtspraak<br />

van het Europees Hof van de Rechten van de Mens is artikel 8 van<br />

toepassing in fiscale zaken.<br />

De fiscale wetgever is zich overigens terdege bewust van de specifieke<br />

moeilijkheden inzake de toegang van de fiscale administratie tot de documenten<br />

van de diverse vrije beroepen die tot het beroepsgeheim zijn<br />

gehouden. Artikel 334 W.I.B. 1992 schrijft immers voor: “Wanneer een<br />

krachtens de artikelen 315, eerste en tweede lid, 315bis, eerste tot derde lid, 316 en<br />

322 tot 324 aangezochte persoon het beroepsgeheim doet gelden, verzoekt de administratie<br />

om tussenkomst van de territoriaal bevoegde tuchtoverheid opdat deze zou<br />

oordelen of, en gebeurlijk in welke mate, de vraag om inlichtingen of de overlegging<br />

van boeken en bescheiden verzoenbaar is met het eerbiedigen van het beroepsgeheim.”.<br />

De Raad is bijgevolg van oordeel dat het onaanvaardbaar is dat wat een<br />

derde, in casu de fiscale administratie, niet rechtstreeks kan verkrijgen van<br />

een persoon, die onderworpen is aan het beroepsgeheim, deze informatie<br />

via een omweg gaat vragen aan de cliënt van deze persoon.<br />

Bij wijze van besluit wenst de Raad de Minister van Financiën, als vrijwaarder<br />

van het algemeen belang, te verzoeken dat er een einde wordt<br />

gesteld aan iedere wens vanwege om het even welke fiscale dienst om toegang<br />

te krijgen tot de management letter of andere documenten van dezelfde<br />

aard gericht door een bedrijfsrevisor aan een vennootschap, behoudens<br />

binnen de strikte naleving van artikel 334 W.I.B.”.<br />

90<br />

<strong>IBR</strong> – JAARVERSLAG <strong>2006</strong>

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!