20.12.2013 Views

Jaarverslag 2006 - IBR

Jaarverslag 2006 - IBR

Jaarverslag 2006 - IBR

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Meer in het bijzonder zou moeten worden nagegaan in welke mate<br />

artikel 18quater van de wet van 22 juli 1953 een verplichting is voor de<br />

Raad, dan wel of de Raad terzake over een appreciatiebevoegdheid<br />

beschikt. Verder kan de vraag worden gesteld of de betrokken revisor<br />

voorafgaandelijk aan de injunctie dient te worden gehoord en wat de<br />

beroepsmogelijkheden zijn waarover de revisor beschikt. Ook dient te<br />

worden gepreciseerd of een injunctie kan worden gevolgd door een tuchtverwijzing<br />

voor dezelfde feiten, of het omgekeerde.<br />

I<br />

Artikel 18quater van de wet van 22 juli 1953 luidt als volgt:<br />

“Indien de Raad van het Instituut kennis heeft van het feit dat een bedrijfsrevisor<br />

zich gedraagt op een wijze die strijdig is met het bepaalde in artikel 18ter,<br />

eerste lid, legt hij hem de verplichting op binnen de door de Raad vastgestelde termijn<br />

aan de omstreden toestand een einde te maken.<br />

Wordt hieraan door de revisor binnen de hem toegemeten termijn op onvoldoende<br />

wijze gevolg gegeven kan de Raad de zaak voorleggen aan de tuchtcommissie. Deze<br />

kan de revisor verbieden bepaalde nieuwe opdrachten te aanvaarden of van hem<br />

eisen dat hij, binnen de door haar vastgestelde termijnen, van bepaalde door hem<br />

aanvaarde opdrachten afziet totdat hij aan de omstreden toestand een einde heeft<br />

gemaakt. De artikelen 19, 20, §§ 2 tot 5, 20bis, 21 en 22 zijn van overeenkomstige<br />

toepassing.”.<br />

Uit de formulering van het eerste lid “Indien de Raad van het Instituut<br />

kennis heeft van ..., legt hij hem de verplichting op ...” leidt de Juridische<br />

Commissie af dat de Raad een injunctieplicht heeft en niet het recht heeft<br />

om de bedrijfsrevisor op te leggen om binnen een vastgestelde termijn aan<br />

de omstreden toestand een einde te stellen.<br />

Het tweede lid viseert het geval dat de bedrijfsrevisor op onvoldoende<br />

wijze gevolg geeft aan de hem door de Raad opgelegde injunctie. Dan<br />

beschikt de Raad over de mogelijkheid om de zaak door te verwijzen naar de<br />

Tuchtcommissie die de bedrijfsrevisor kan verbieden bepaalde nieuwe<br />

opdrachten te aanvaarden of af te zien van reeds aanvaarde opdrachten totdat<br />

hij aan de omstreden toestand een einde heeft gesteld.<br />

De Juridische Commissie is van oordeel dat de Raad de vrijheid heeft<br />

om, ook al heeft hij vastgesteld dat de omstreden toestand werd stopgezet<br />

binnen de vastgestelde termijn, de bedrijfsrevisor daarna voor dezelfde feiten<br />

naar de Tuchtcommissie door te verwijzen. Het kan immers niet de<br />

<strong>IBR</strong> – JAARVERSLAG <strong>2006</strong><br />

79

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!