Jaarverslag 2006 - IBR
Jaarverslag 2006 - IBR Jaarverslag 2006 - IBR
Bijl. 1 met bewijsstukken staven, teneinde het voortbestaan van zijn kantoor te waarborgen, in het algemeen belang zoals door de wetgever beoogd voor revisorale opdrachten. 3. VERZEKERING BURGERRECHTELIJKE BEROEPSAANSPRAKELIJKHEID 3.1. Deontologische verplichting 18. In de context van de beperkingen ingevoerd door de wet van 23 december 2005, past het de voorwaarden van de verzekering burgerrechtelijke beroepsaansprakelijkheid aan te passen. De Raad van het IBR bevestigt dat zijn leden een deontologische verplichting hebben een minimale verzekeringsdekking aan hun cliënteel te waarborgen, teneinde een effectieve dekking te waarborgen in geval van schade geleden door derden, overeenkomstig de wil uitgedrukt door de wetgever. Indien het publiek overtuigd is van het feit dat de bedrijfsrevisor effectief verzekerd is, loopt diegene die niet over een verzekeringsdekking beschikt een des te groter gevaar. Zonder alle motieven te willen opsommen die in die zin pleiten, willen wij toch wijzen op de stellingname die door de aanwezigen op het Forum in Antwerpen (1995) en door de Europese Federatie (1996) werd ingenomen: “Rekening houdend met de stijgende risico’s die gepaard gaan met de wijzigingen in de zakenwereld, beveelt de FEE aan dat de verplichting tot een beroepsverzekering binnen de lidstaten veralgemeend wordt”. Deze tendens is zich sinds dan blijven bevestigen. Bepaalde vrije beroepen hebben recentelijk gekozen voor een systeem van verplichte collectieve verzekering. Daarentegen blijven de leden van het IBR vrij in de keuze van hun verzekering, op voorwaarde dat ze de hierondervermelde voorwaarden in het punt 3.2. naleven. De verplichting tot verzekering kan enkel overwogen worden in de mate dat er een behoorlijke dekking voorhanden is tegen een redelijke prijs. Dit wordt mogelijk sinds de Raad een collectieve verzekeringspolis heeft onderhandeld waarvan U trouwens op de hoogte werd gebracht per afzonderlijke brief. 3.2. Voorwaarden 19. De Raad van het IBR is van mening dat de confraters een verzekering dienen af te sluiten onder de volgende voorwaarden: a) een dekking van minimum drie miljoen euro per verzekeringsjaar moet voorzien worden; dit bedrag wordt verhoogd naar twaalf miljoen voor de opdrachten uitgevoerd bij genoteerde vennootschappen; b) de vrijstelling moet gelijk zijn aan of hoger zijn dan 10.000 euro. Dit strekt ertoe de confraters een verantwoordelijkheidsgevoel te geven omtrent het belang van hun opdracht en tegelijk, met behoud van een redelijke minimale vrijstelling die de continuïteit van het kantoor niet in het gedrang brengt; c) de polis moet ten minste alle opdrachten dekken die voorbehouden zijn door of krachtens de wet aan de bedrijfsrevisoren; 384 IBR – JAARVERSLAG 2006
d) overeenkomstig artikel 9bis van de wet van 22 juli 1953, moet de polis vooraf door de Raad van het IBR worden goedgekeurd; er moet tevens in voorzien worden dat de opzegging van de polis voorafgaandelijk aan het Instituut wordt medegedeeld. Bijl. 1 3.3. Vrijstelling 20. De Raad van het IBR is van mening dat de in punt 3.2. b) vermelde minimumvrijstelling van 10.000 euro niet kan worden gedekt door een verzekeringspolis. Dit is bestemd om ertoe bij te dragen de confraters een verantwoordelijkheidsgevoel te geven zonder de continuïteit van het kantoor in het gedrang te brengen. 21. Het past te herhalen dat de collectieve verzekeringspolis onderhandeld door de Raad, niet kan aangewend worden om de vrijstelling te dekken van een belangrijkere polis, en dit om te vermijden dat de uitzonderingen die over het algemeen voorzien zijn in de verzekeringspolissen in geval van onderschrijving van andere verzekeringspolissen als gevolg zouden hebben dat het lid, dat verschillende polissen zou onderschreven hebben bij verschillende verzekeraars, in de praktijk niet meer zou gedekt zijn. 3.4. Goedkeuring verzekeringscontract 22. De Raad van het IBR acht het opportuun de aandacht te vestigen op het feit dat de collectieve polis een niet-verplichte standaardpolis is. De confraters beschikken steeds over de mogelijkheid om zelf met hun verzekeringsmakelaar een specifieke polis te onderhandelen, die beantwoordt aan de individuele kantoorkenmerken. In geval van een specifieke polis dient de toestemming van de Raad te worden bekomen. De confraters die niet aansluiten bij de collectieve polis worden derhalve, overeenkomstig artikel 9bis van de wet van 22 juli 1953, verzocht de Raad ervan op de hoogte te brengen of zij aan de hiervoor vermelde voorwaarden voldoen. Deze verklaring kan collectief gebeuren wanneer de polis onderschreven werd door of voor rekening van een vennootschap van revisoren. 3.5. Eénpersoonsrevisorenvennootschappen 23. De Raad van het IBR is van mening (1) dat de deontologische verplichting om een verzekeringspolis te onderschrijven van toepassing is op elke revisorenvennootschap met uitzondering van de éénpersoonsrevisorenvennootschappen die in de praktijk, in hun naam en voor hun eigen rekening, geen revisorale opdrachten uitoefenen. Bijgevolg kunnen, maar ze moeten het niet, deze éénpersonenrevisorenvennootschappen naar het Instituut een getuigschrift van afsluiting van een dergelijke verzekering sturen, vermits ze in de praktijk geen revisorale opdracht uitoefenen in hun naam en voor hun eigen rekening, hetgeen het risico doet verdwijnen. 4. VOORBEELD VAN ALGEMENE VOORWAARDEN 24. De Raad onderzoekt de mogelijkheid om een voorbeeld van algemene voorwaarden omtrent de aansprakelijkheid in contractuele opdrachten te publiceren. (1) In tegenstelling tot een vorig standpunt: IBR, Vademecum, I, 2005, p. 382. IBR – JAARVERSLAG 2006 385
- Page 333 and 334: De werkgroep PCAOB, voorgezeten doo
- Page 335 and 336: mogelijkheden zouden kunnen zijn va
- Page 337: Hoofdstuk XIII VORMING
- Page 340 and 341: praktische toepassing ervan te verd
- Page 342 and 343: 13.3. Evaluatie van het programma 2
- Page 344 and 345: mogen evenwel niet worden gebruikt
- Page 347 and 348: 14.1. IBR website en extranet De ge
- Page 349 and 350: 14.2.2. Studie inbreng in natura /
- Page 351 and 352: 14.2.5. Dictionnaire de la comptabi
- Page 353 and 354: - Bedrijfscombinaties en consolidat
- Page 355 and 356: Vervolgens heeft de heer Jean BLAVI
- Page 357 and 358: Deze documentaire databanken worden
- Page 359 and 360: - de dekking van de groep ouder dan
- Page 361: Hoofdstuk XV TUCHT
- Page 364 and 365: dure) of tegen het algemeen belang
- Page 366 and 367: Tuchtuitspraken tegen Eerste aanleg
- Page 368 and 369: 15.4. Publicatie van tuchtbeslissin
- Page 370 and 371: sen zijn tijdelijke weglating van d
- Page 372 and 373: 15.10. Injunctie en tuchtverwijzing
- Page 374 and 375: Vervolgens heeft prof. dr. Bernard
- Page 376 and 377: 15.13. FEE-studie De Raad heeft met
- Page 379 and 380: BIJLAGE 1 Bijl. 1 OMZENDBRIEVEN D.0
- Page 381 and 382: kunnen zijn van het systeem van bes
- Page 383: 2.6. “Genoteerde vennootschap”
- Page 387 and 388: BIJLAGE 3 Bijl. 3 IBR - JAARVERSLAG
- Page 389 and 390: Bijl. 3 IBR - JAARVERSLAG 2006 389
- Page 391 and 392: Bijl. 3 IBR - JAARVERSLAG 2006 391
- Page 393 and 394: Bijl. 3 IBR - JAARVERSLAG 2006 393
- Page 395 and 396: Bijl. 4 IBR - JAARVERSLAG 2006 395
- Page 397 and 398: Bijl. 4 IBR - JAARVERSLAG 2006 397
- Page 399 and 400: Bijl. 4 IBR - JAARVERSLAG 2006 399
- Page 401 and 402: Bijl. 4 IBR - JAARVERSLAG 2006 401
- Page 403 and 404: Bijl. 4 IBR - JAARVERSLAG 2006 403
- Page 405 and 406: Bijl. 4 IBR - JAARVERSLAG 2006 405
- Page 407 and 408: BIJLAGE 6 Bijl. 6 IBR - JAARVERSLAG
- Page 409 and 410: 1ALGEMENE BESLUITEN - CONCLUSIONS G
- Page 411 and 412: 3ALGEMENE BESLUITEN - CONCLUSIONS G
- Page 413 and 414: BIJLAGE 8 Bijl. 8 IBR - JAARVERSLAG
- Page 415 and 416: Bijl. 8 IBR - JAARVERSLAG 2006 415
- Page 417 and 418: Bijl. 8 IBR - JAARVERSLAG 2006 417
- Page 419 and 420: Bijl. 8 IBR - JAARVERSLAG 2006 419
- Page 421 and 422: Bijl. 8 IBR - JAARVERSLAG 2006 421
- Page 423 and 424: Bijl. 8 IBR - JAARVERSLAG 2006 423
- Page 425 and 426: Bijl. 8 IBR - JAARVERSLAG 2006 425
- Page 427 and 428: Bijl. 8 IBR - JAARVERSLAG 2006 427
- Page 429 and 430: Bijl. 8 IBR - JAARVERSLAG 2006 429
- Page 431 and 432: Bijl. 8 IBR - JAARVERSLAG 2006 431
- Page 433 and 434: BIJLAGE 9 Bijl. 9 IBR - JAARVERSLAG
d) overeenkomstig artikel 9bis van de wet van 22 juli 1953, moet de polis vooraf door<br />
de Raad van het <strong>IBR</strong> worden goedgekeurd; er moet tevens in voorzien worden dat<br />
de opzegging van de polis voorafgaandelijk aan het Instituut wordt medegedeeld.<br />
Bijl. 1<br />
3.3. Vrijstelling<br />
20. De Raad van het <strong>IBR</strong> is van mening dat de in punt 3.2. b) vermelde minimumvrijstelling<br />
van 10.000 euro niet kan worden gedekt door een verzekeringspolis. Dit is<br />
bestemd om ertoe bij te dragen de confraters een verantwoordelijkheidsgevoel te<br />
geven zonder de continuïteit van het kantoor in het gedrang te brengen.<br />
21. Het past te herhalen dat de collectieve verzekeringspolis onderhandeld door de Raad,<br />
niet kan aangewend worden om de vrijstelling te dekken van een belangrijkere polis,<br />
en dit om te vermijden dat de uitzonderingen die over het algemeen voorzien zijn in<br />
de verzekeringspolissen in geval van onderschrijving van andere verzekeringspolissen<br />
als gevolg zouden hebben dat het lid, dat verschillende polissen zou onderschreven<br />
hebben bij verschillende verzekeraars, in de praktijk niet meer zou gedekt zijn.<br />
3.4. Goedkeuring verzekeringscontract<br />
22. De Raad van het <strong>IBR</strong> acht het opportuun de aandacht te vestigen op het feit dat de<br />
collectieve polis een niet-verplichte standaardpolis is. De confraters beschikken steeds<br />
over de mogelijkheid om zelf met hun verzekeringsmakelaar een specifieke polis te<br />
onderhandelen, die beantwoordt aan de individuele kantoorkenmerken. In geval van<br />
een specifieke polis dient de toestemming van de Raad te worden bekomen.<br />
De confraters die niet aansluiten bij de collectieve polis worden derhalve, overeenkomstig<br />
artikel 9bis van de wet van 22 juli 1953, verzocht de Raad ervan op de<br />
hoogte te brengen of zij aan de hiervoor vermelde voorwaarden voldoen. Deze verklaring<br />
kan collectief gebeuren wanneer de polis onderschreven werd door of voor rekening<br />
van een vennootschap van revisoren.<br />
3.5. Eénpersoonsrevisorenvennootschappen<br />
23. De Raad van het <strong>IBR</strong> is van mening (1) dat de deontologische verplichting om een verzekeringspolis<br />
te onderschrijven van toepassing is op elke revisorenvennootschap met<br />
uitzondering van de éénpersoonsrevisorenvennootschappen die in de praktijk, in hun<br />
naam en voor hun eigen rekening, geen revisorale opdrachten uitoefenen.<br />
Bijgevolg kunnen, maar ze moeten het niet, deze éénpersonenrevisorenvennootschappen<br />
naar het Instituut een getuigschrift van afsluiting van een dergelijke verzekering<br />
sturen, vermits ze in de praktijk geen revisorale opdracht uitoefenen in hun naam en<br />
voor hun eigen rekening, hetgeen het risico doet verdwijnen.<br />
4. VOORBEELD VAN ALGEMENE VOORWAARDEN<br />
24. De Raad onderzoekt de mogelijkheid om een voorbeeld van algemene voorwaarden<br />
omtrent de aansprakelijkheid in contractuele opdrachten te publiceren.<br />
(1) In tegenstelling tot een vorig standpunt: <strong>IBR</strong>, Vademecum, I, 2005, p. 382.<br />
<strong>IBR</strong> – JAARVERSLAG <strong>2006</strong><br />
385