CRRT-PROTOCOL Inhoudsopgave; verwijzing/link - Dit is het web ...

Alarmen begrensd (drukvenster):
+/- 50 mmHg tot bloedflow van 200 ml/min
+/- 70 mmHg vanaf bloedflow 200 ml/min
Ieder uur controle en opschrijven van de volgende
drukken:
1. Aanvoerdruk
2. Filterdruk
3. Teruggavedruk
4. Effluentdruk
5. Drukdaling
6. TMP
1. Aanvoerdruk ( -30 tot -175 mmHg)
Afhankelijk van: bloedflow, soort catheter, substantie bloed en vullingstoestand van
de patiënt.
Deze druk is altijd negatief. Problemen met een te negatieve druk zijn altijd gelegen
in de catheter of houding van de patiënt.
2. Filterdruk ( +100 tot +300 mmHg)
Afhankelijk van: vloeistofsnelheid, mate van stolling, bloedflow en substantie bloed
en teruggavedruk
Deze druk is altijd positief. Dit is de hoogste druk in de set. Wordt gemeten direct
voor de filter.
3. Teruggavedruk ( +50 tot +175 mmHg)
Afhankelijk van: bloedflow, catheter, stand van het bed, houding van de patiënt en
substantie bloed
Deze druk is altijd positief. Problemen met een te positieve teruggavedruk zijn
gelegen in de catheter of houding van de patiënt.
4. Effluentdruk ( >50 tot -150mmHg)
Afhankelijk van: hoeveelheid vloeistof, stolling, tijdsduur gebruik filter en
hoeveelheid vochtverlies
Deze druk kan positief of negatief zijn, afhankelijk van de ultrafiltratiesnelheid en
toestand filter. Deze druk geeft aan hoe makkelijk of hoe moeilijk het ultrafiltraat
door de filterporiën komt. Aan het begin van de behandeling zal de effluentdruk
sterk positief zijn vanwege een nieuw filter.
Pagina 25 van 36