16.11.2013 Views

11.Schuilstal_Drogendijk_Voorstel - gemeente Bernisse

11.Schuilstal_Drogendijk_Voorstel - gemeente Bernisse

11.Schuilstal_Drogendijk_Voorstel - gemeente Bernisse

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Besluitvormend agendapunt: 11<br />

Raadsvergadering d.d. 8 december 2009<br />

Nr. R2009.088<br />

Onderwerp:<br />

Bouwaanvraag schuilstal aan<br />

<strong>Drogendijk</strong> ongenummerd te Zuidland<br />

Aan de Raad van de<br />

<strong>gemeente</strong> <strong>Bernisse</strong><br />

Aanleiding<br />

Eind 2005 heeft de heer Blom de <strong>gemeente</strong> verzocht om medewerking te verlenen aan de oprichting van<br />

een schuilstal voor zijn hobbydieren aan de <strong>Drogendijk</strong> ong. te Zuidland. Eveneens eind 2005 heeft de<br />

heer Blom een inspraakreactie ingediend tegen het voorontwerp bestemmingsplan “Buitengebied”,<br />

waarbij is verzocht om een schuilstal op betreffende gronden mogelijk te maken. Zowel op het<br />

principeverzoek als op de inspraakreactie is negatief gereageerd. De reden daarvoor was gelegen in het<br />

feit dat oprichting van het bouwwerk op agrarische gronden (zonder een bouwvlak) in strijd is met het<br />

provinciaal beleid. Dat beleid is immers gericht op het tegengaan van verstening van het buitengebied.<br />

Op 7 juni 2008 heeft de heer Blom zijn verzoek herhaald. Daarnaast heeft hij op 14 juli 2008 een<br />

zienswijze ingediend tegen het ontwerpbestemmingsplan “Buitengebied”. Aan beide verzoeken is geen<br />

medewerking verleend. Het bestemmingsplan is door de raad op 25 november 2008 vastgesteld. De<br />

Provincie heeft aan dit deel van het bestemmingsplan haar goedkeuring niet onthouden.<br />

Eind oktober 2008 heeft de heer Blom een verzoek ingediend om een schuilstal op zijn woonperceel aan<br />

de <strong>Drogendijk</strong> 12 te Zuidland op te mogen richten. Doordat dit verzoek niet binnen de <strong>gemeente</strong>lijke visie<br />

past- het is immers in strijd met het bestemmingsplan ‘Dorpsgebied Zuidland’ en in strijd met het ‘Besluit<br />

inzake het houden van hinderlijke of schadelijk dieren 2003’- is ook dit verzoek afgewezen.<br />

Ondanks het afwijzend standpunt van het college, heeft de heer Blom op 13 juli 2009 een bouwaanvraag<br />

ingediend voor het oprichten van een schuilgelegenheid voor dieren annex opslag van hooi en stro op het<br />

perceel aan de <strong>Drogendijk</strong> ong. te Zuidland.<br />

Opiniërende Behandeling<br />

Tijdens uw vergadering van 13 oktober 2009 is door alle partijen, in meer of mindere mate, sympathie<br />

geuit voor het initiatief van de heer Blom om een schuilstal te realiseren. In dat kader heeft u aangegeven<br />

daarom juist niet in te stemmen met het voorstel van het college om te weigeren een projectbesluit te<br />

nemen. Daarnaast is er geopperd dat er beleid ontwikkeld dient te worden voor schuilstallen in het<br />

buitengebied. Daarbij zou aansluiting gezocht kunnen worden bij het beleid van de <strong>gemeente</strong>n Wijchen<br />

en Nunspeet.<br />

Door meerdere fracties is aangegeven dat het bouwplan van de heer Blom niet op beleid voor<br />

schuilstallen dient te wachten. Daarbij zouden wel een aantal criteria dienen te worden geformuleerd<br />

waaraan het plan van de heer Blom getoetst kan worden. Deze criteria zouden in een later stadium in het<br />

schuilstallenbeleid kunnen worden opgenomen.<br />

GEMEENTELIJK BELEID<br />

Op 26 juni 2008 heeft u het bestemmingsplan “Buitengebied” vastgesteld. In dit bestemmingsplan is het<br />

<strong>gemeente</strong>lijk beleid neergelegd. Dat beleid is er op gericht om het buitengebied open en landelijk te<br />

houden. Bebouwing in het buitengebied wordt niet meer toegestaan dan noodzakelijk, bijvoorbeeld voor<br />

agrarische bedrijfsvoering of voor (particuliere) bewoning. Deze bebouwing is meestal geclusterd rondom<br />

een boerderij of woning en gelegen binnen de daarvoor bestemde bouwvlakken. Het <strong>gemeente</strong>lijk beleid<br />

is er op gericht om losse bebouwing zoveel mogelijk te weren, waardoor het buitengebied zo veel<br />

mogelijk gevrijwaard wordt van verstening, versnippering en verrommeling. Hierdoor behoudt het<br />

buitengebied haar natuurlijke uitstraling.


De heer Blom heeft in het kader van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan een<br />

zienswijze ingediend. In deze zienswijze heeft hij (nagenoeg) dezelfde argumenten aangedragen voor het<br />

oprichten van een schuilstal, als in zijn diverse eerdere verzoeken daartoe. Deze zienswijze is, wegens<br />

strijd met het provinciale beleid (Nota Regels voor Ruimte) door u niet gehonoreerd. Gelet hierop, bent u<br />

vervolgens voorgesteld om de bouwaanvraag van de heer Blom te weigeren. Desondanks heeft u<br />

aangegeven positief te staan tegenover de plannen van initiatiefnemer en heeft u verzocht om toch te<br />

kijken naar beleid van <strong>gemeente</strong>n Wijchen en Nunspeet.<br />

Onderstaand wordt het schuilstallenbeleid van de <strong>gemeente</strong>n Wijchen en Nunspeet kort weergegeven<br />

waarna ook het schuilstallenbeleid van de <strong>gemeente</strong> Bergen (L) wordt beschreven.<br />

Beleid andere <strong>gemeente</strong>n<br />

Gemeenten Wijchen en Nunspeet<br />

Gemeente Wijchen heeft als eerste <strong>gemeente</strong> in Nederland in 2008 beleid vastgesteld voor schuilstallen<br />

(Bijlage 1). Dat beleid is als uitgangspunt gehanteerd voor de Nunspeetse beleidsnotie welke in 2009 is<br />

vastgesteld (Bijlage 2).<br />

Beide beleidsnotities zijn nagenoeg eensluidend. Schuilstallen zijn toegestaan onder de volgende<br />

voorwaarden:<br />

- het moet gaan om huisvesting van hobbydieren van een particulier (geen bedrijfsmatige<br />

activiteiten);<br />

- er dient sprake te zijn van aantoonbare noodzakelijkheid en doelmatigheid van een schuilstal in<br />

het kader van dierenwelzijn;<br />

- indien er sprake is van hobbymatig houden van paarden, dienen deze paarden op een<br />

soortgelijke wijze te grazen in een weiland zoals schapen en geiten. Het mag echter niet zo zijn<br />

dat de complete structuur van het perceel verandert en dat er een soort minimanege ontstaat met<br />

een rijbak, stapmolen, stro- en hooiopslag, parkeerplaats voor paardentrailer, e.d.;<br />

- schuilstallen mogen enkel worden opgericht op percelen met de bestemming agrarisch gebied,<br />

waarbij sprake moet zijn van een goede landschappelijke inpassing. Schuilstallen dienen aan de<br />

randen van het perceel te worden gepositioneerd of in de hoek van een perceel (bij voorkeur<br />

aansluitend bij bestaande opstanden) ja, mits principe;<br />

- vestiging van schuilstallen op percelen met de bestemming agrarisch gebied met<br />

landschapswaarden is slechts toegestaan als hierdoor de karakteristieke openheid niet in het<br />

geding komt. Daarbij kan worden gedacht aan afstand tot bestaande agrarisch bedrijven,<br />

landschappelijke inpassing, reeds vergunde schuilstallen in de nabijheid. nee, tenzij principe;<br />

- het dient te gaan om solitair gelegen weilanden. Indien een weiland aansluit op het woonperceel<br />

van de aanvrager, dient de schuilgelegenheid binnen het bouwperceel en binnen vigerende<br />

bebouwingsvoorschriften te worden gerealiseerd;<br />

- bebouwing is toegestaan tot een maximale oppervlakte van 30m 2 , een goothoogte van 2 meter<br />

en een nokhoogte van 3 meter. Hiermee is zoveel mogelijk aangehaakt bij de regels van<br />

vergunningsvrij bouwen;<br />

- vereisten ten aanzien van materiaalgebruik: gepotdekselde houten gevelbekleding in een<br />

bedekte kleur, schuine afdekking met een dakbedekking van bitummen singels, leitjes of donkere<br />

dakpannen. Niet toegestaan zijn stalen (damwand) profielen, gemetselde of anderszins stenen<br />

muren, kunststof of golfplaten.<br />

Gemeente Nunspeet heeft haar beleid voor schuilstallen vertaald naar een paraplubestemmingsplan. Het<br />

betreft een overkoepelend bestemmingsplan voor het bestemmingsplan Buitengebied en is geldig tot het<br />

moment dat het gehele bestemmingsplan Buitengebied wordt herzien. Het parapluplan bevat een<br />

ontheffingsregeling die het mogelijk maakt om onder voorwaarden een schuilstal toe te staan. De<br />

voorwaarden zijn daarbij ontleend aan de door de raad vastgestelde beleidsnotitie. In het<br />

bestemmingsplan wordt een ‘schuilgelegenheid’ omschreven als: “een gebouw dat uitsluitend dient voor<br />

beschutting van dieren tegen weersinvloeden”. Verder wordt het strijdig gebruik nader gedefinieerd,<br />

namelijk: “het gebruiken van de schuilgelegenheid of een gedeelte daarvan als voor opslag van<br />

landbouwgereedschap en voertuigen, (bouw)materiaal, auto’s, of gebruik als (huishoudelijke) berging of<br />

hobbyruimte”.<br />

2


Gemeente Bergen<br />

Naast <strong>gemeente</strong>n Wijchen en <strong>gemeente</strong> Nunspeet heeft ook de <strong>gemeente</strong> Bergen beleid vastgesteld<br />

voor schuilgelegenheden t.b.v. het hobbymatig houden van dieren (Bijlage 3). Dat beleid wijkt enigszins<br />

af van het beleid van eerdergenoemde <strong>gemeente</strong>n. Zo hanteert <strong>gemeente</strong> Bergen als leidraad onder<br />

andere de grootte van de kavel voor de maximale oppervlakte dat voor schuilstallen is toegestaan. Als<br />

ondergrens geldt een minimale oppervlakte van 2000m 2 per kavel. De reden voor het hanteren van deze<br />

ondergrens, is het voorkomen van overvloed van bebouwing wat ten koste gaat van de ruimtelijke<br />

kwaliteit van het buitengebied. Onder een ‘schuilgelegenheid’ wordt verstaan: “een overdekte ruimte, die<br />

maximaal aan 3 zijden is omsloten door wanden, waarvan het/de betreffende dier(en)gebruik moet(en)<br />

kunnen maken in geval van weidegang, met als doel bescherming tegen extreme weersomstandigheden<br />

in zowel zomer als winter uit oogpunt van dierwelzijn en waarbij in en nabij de schuilgelegenheden geen<br />

opslag is toegestaan”.<br />

De aanvraag voor een schuilgelegenheid kan alleen worden ingediend door de eigenaar van de dieren<br />

die van de schuilgelegenheid gebruik gaat maken en elke aanvrager mag maximaal 3<br />

schuilgelegenheden creëren. Initiatiefnemer dient te onderbouwen dat bestaande of vrijkomende<br />

agrarische bebouwing niet ingezet kan worden als schuilgelegenheid en dat de eigen bouwkavel niet<br />

gebruik kan worden voor het realiseren van een schuilgelegenheid. De schuilgelegenheden dienen<br />

dusdanig gesitueerd worden dat verrommeling van het buitengebied wordt tegengegaan. Dit betekent<br />

concreet dat aansluiting gezocht dient te worden bij de bestaande bebouwing (clustering), bestaande<br />

begroeiing of wegen en paden. Situering aan de zijkant van de kavel heeft de voorkeur boven een<br />

centrale situering. Tot slot dienen de schuilgelegenheden landschappelijk te worden ingepast.<br />

Zoals reeds eerder opgemerkt, heeft de <strong>gemeente</strong> Bergen de maximale oppervlakte van een<br />

schuilgelegenheid in glijdende schaal gekoppeld aan de grootte van een kavel. Zo kan er bij een<br />

kavelgrootte van 2000m 2 tot 5000m 2 een schuilgelegenheid van 18m 2 worden opgericht. Bij een<br />

kavelgrootte van 5000m 2 tot 10.000m 2 mag dat max. 24m 2 zijn. Als een kavel groter is dan 10.000 maar<br />

kleiner dan 20.000m 2 mag er een schuilstal van 27m 2 worden opgericht. Indien een kavel oppervlakte<br />

heeft van 20.000m 2 of meer mag er een schuilgelegenheid van max. 36m 2 gerealiseerd worden. De<br />

maximale hoogte van de schuilgelegenheid mag niet meer dan 3 meter bedragen. Het dak mag niet plat<br />

worden afgedekt en moet een helling van minimaal 20˚ en maximaal 45˚ uitgevoerd worden in de vorm<br />

van een lessenaarsdak of zadeldak.<br />

Toepasbaarheid voor <strong>Bernisse</strong><br />

Hoewel het oprichten van schuilstallen niet binnen het vigerende beleid past, is er weldegelijk een aantal<br />

overwegingen te noemen die pleiten voor het toelaten van schuilstallen in het buitengebied. Doordat er<br />

steeds meer boeren hun bedrijf (moeten) beëindigen, verdwijnen ook steeds meer dieren uit het<br />

buitengebied. Door het toelaten van schuilstallen in het buitengebied, wordt dat gebied aantrekkelijker<br />

gemaakt en tevens wordt er toegekomen aan de wens van hobbyboeren om hun dieren een deugdelijk<br />

onderdak te geven. Omdat een wildgroei aan stallen in het buitengebied niet wenselijk is, worden er<br />

onderstaand de kaders aangegeven waarbinnen de ruimtelijke kwaliteit van het gebied gegarandeerd<br />

wordt.<br />

De door de drie <strong>gemeente</strong>n opgestelde beleidsstukken kunnen, in meer of mindere mate, als basis<br />

worden gebruikt voor het beleid van de <strong>gemeente</strong> <strong>Bernisse</strong>. Vooruitlopend op dat beleid, kan er een<br />

aantal randvoorwaarden worden genoemd waaraan het plan van de heer Blom en de eventuele<br />

toekomstige (bouw)plannen getoetst kunnen worden.<br />

Randvoorwaarden voor schuilstallen<br />

Gelet op het onlangs vastgestelde beleid voor het buitengebied, dient er terughoudend te worden<br />

omgegaan met het toelaten van schuilstallen. Daarbij kunnen, in aanmerking nemende het beleid van de<br />

drie eerdergenoemde <strong>gemeente</strong>n, de volgende uitgangspunten worden gehanteerd:<br />

1) onder schuilstal wordt, in aansluiting bij het beleid van de <strong>gemeente</strong> Bergen, verstaan: “een<br />

overdekte ruimte, die maximaal aan 3 zijden is omsloten door wanden, waarvan het/de<br />

betreffende dier(en)gebruik moet(en) kunnen maken in geval van weidegang, met als doel<br />

bescherming tegen extreme weersomstandigheden in zowel zomer als winter uit oogpunt van<br />

dierwelzijn en waarbij in en nabij de schuilgelegenheden geen opslag is toegestaan”;<br />

3


2) het moet gaan om huisvesting van hobbydieren van een particulier (geen bedrijfsmatige<br />

activiteiten);<br />

3) indien er sprake is van hobbymatig houden van paarden, dienen deze paarden op een<br />

soortgelijke wijze te grazen in een weiland zoals schapen en geiten dat doen. Het mag echter<br />

niet zo zijn dat de complete structuur van het perceel verandert en dat er een soort mimimanege<br />

ontstaat met een rijbak, stapmolen, stro- en hooiopslag, parkeerplaats voor paardentrailer, e.d.<br />

4) schuilstallen mogen enkel worden opgericht op percelen met de bestemming (op gebiedsniveau):<br />

‘Agrarisch gebied met waardevolle openheid (AO)’, waarbij sprake moet zijn van een goede<br />

landschappelijke inpassing ja, mits principe;<br />

5) Onder ‘goede landschappelijke inpassing ’ wordt in ieder geval begrepen dat de schuilstal<br />

gepositioneerd dient te worden op een plaats die het beste tot zijn recht komt. Hierbij dient het in<br />

ieder geval te gaan om de randen van het perceel of in de hoek van een perceel (bij voorkeur<br />

aansluitend bij bestaande bossages, waterlopen of erfafscheidingen);<br />

6) vestiging van schuilstallen op percelen met de bestemmingen (op gebiedsniveau): ‘Agrarisch<br />

gebied met landschaps- en natuurwaarden (ALN)’ en ‘Gebied met natuurwaarden (N)’, is slechts<br />

toegestaan als hierdoor de karakteristieke openheid niet in het geding komt. Daarbij kan worden<br />

gedacht aan: afstand tot bestaande agrarisch bedrijven, landschappelijke inpassing en reeds<br />

vergunde schuilstallen in de nabijheid. nee, tenzij principe;<br />

7) schuilstallen dienen opgericht te worden op solitair gelegen weilanden. Indien een weiland<br />

aansluit op het woonperceel van de aanvrager, dient de schuilgelegenheid binnen het<br />

bouwperceel en binnen vigerende bebouwingsvoorschriften te worden gerealiseerd;<br />

8) initiatiefnemer dient aan te tonen dat bestaande of vrijkomende agrarische bebouwing niet<br />

ingezet kan worden als schuilgelegenheid en dat de eigen bouwkavel niet gebruikt kan worden<br />

voor het realiseren van een schuilgelegenheid;<br />

9) de maximale oppervlakte van een schuilgelegenheid is gekoppeld aan de grootte van een kavel.<br />

Daarbij kan aansluiting worden gezocht met het beleid van de <strong>gemeente</strong> Bergen. De maximale<br />

oppervlakte van een schuilgelegenheid mag niet meer bedragen dan in onderstaande tabel is<br />

weergegeven;<br />

Kavelgrootte<br />

Maximale oppervlakte<br />

2.000m 2 tot 5.000m 2 18m 2<br />

5.000m 2 tot 10.000m 2 24m 2<br />

10.000m 2 tot 20.000m 2 27m 2<br />

20.000m 2 en meer 36m 2<br />

10) de maximale hoogte van de schuilgelegenheid mag niet meer dan 3 meter bedragen. Het dak<br />

mag niet plat worden afgedekt;<br />

11) er mag geen binnen- en buitenopslag plaatsvinden.<br />

Procedure<br />

De vraag is nu: hoe nu verder? Allereerst dienen de hierboven genoemde randvoorwaarden opgenomen<br />

en uitgewerkt te worden in een beleidsnotitie. Vervolgens dient deze beleidsnotitie haar juridische<br />

vertaling te krijgen in een bestemmingsplan. Immers, het vergunnen van schuilstallen is enkel mogelijk<br />

middels een nieuw bestemmingsplan of middels een partiële herziening van een bestemmingsplan.<br />

Zolang het bestemmingsplan “Buitengebied” nog niet is herzien is een paraplubestemmingsplan de enige<br />

mogelijkheid om de schuilstallen mogelijk te maken. Daarin kan een (binnenplanse)<br />

ontheffingsmogelijkheid worden opgenomen waarbij het college, onder bepaalde voorwaarden, ontheffing<br />

kan verlenen voor het oprichten van schuilstallen.<br />

Zoals reeds eerder is opgemerkt past het oprichten van bouwwerken buiten de bouwvlakken niet binnen<br />

het vigerende provinciale beleid (Nota Regels voor Ruimte). Het is eveneens strijdig met het nieuwe<br />

provinciale beleid, zoals weergegeven in het ontwerp Provinciale Structuurvisie en het ontwerp<br />

Provinciale Verordening. Hoewel de provincie op basis van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening geen<br />

goedkeuringsbevoegdheid meer heeft ten aanzien van nieuwe bestemmingsplannen, heeft zij nog<br />

diverse mogelijkheden om toch in te grijpen in de <strong>gemeente</strong>lijke besluitvorming. Zo kan de provincie een<br />

zienswijze indienen tegen het bestemmingsplan, een aanwijzing geven en een inpassingsplan opstellen<br />

4


waarbij het bestemmingsplan wordt ‘overruled’. Gelet op vorenstaande, is dus instemming van de<br />

provincie noodzakelijk om daadwerkelijk uitvoering te kunnen geven aan het <strong>gemeente</strong>lijk<br />

schuilstallenbeleid.<br />

Aan de provincie is de vraag voorgelegd of/ en onder welke voorwaarden zij in zouden kunnen stemmen<br />

met het toelaten van schuilstallen in het buitengebied. Provincie heeft aangegeven dat de enige<br />

mogelijkheid om medewerking te verkrijgen voor het schuilstallenbeleid is het indienen van een<br />

zienswijze tegen de Provinciale Structuurvisie en de Provinciale Verordening. Beide eerdergenoemde<br />

provinciale documenten worden op afzienbare termijn ter inzage gelegd. Daarbij is opgemerkt dat het<br />

denkbaar is dat de provincie (na het indienen van zienswijze) in haar beleid aandacht zal besteden aan<br />

het (beperkt) toelaten van schuilstallen. Het zal dan wel beperkt worden tot kleinschalige bouwwerken. Bij<br />

het indienen van zienswijze kan dan worden verwezen naar de brief van de minister van LNV gericht aan<br />

de Tweede Kamer d.d. 22 januari 2009, waarbij het volgende wordt aangegeven. “Het Rijk maakt<br />

onderscheid in regels voor bouwen in het buitengebied t.a.v. woningen en niet-agrarische voorzieningen<br />

en bedrijfsbebouwing en voor bebouwing die hoort bij de functies van het buitengebied, zoals de<br />

landbouw. Schuilhutten vallen, volgens de minster, onder de regels van die laatste categorie (schuilhutten<br />

zijn geen stallen). In alle gevallen is het beleid van het Rijk erop gericht nieuwe bebouwing zoveel<br />

mogelijk te beperken en – indien aan de orde – te komen tot zorgvuldige inpassing in het landschap. Voor<br />

agrarische bebouwing en ook voor schuilhutten is een goede inpassing in het landschap gewenst.<br />

Tevens moet de voorziening passen bij het kleinschalige gebruik. Het is aan de provincie en de<br />

<strong>gemeente</strong>n om hier verdere invulling aan te geven.” Verder geeft de minister aan het wenselijk te vinden<br />

dat de <strong>gemeente</strong>s toezien op de ruimtelijke ordening vanuit hun goede kennis over de lokale situatie.<br />

Daaronder valt ook het eventueel opnemen van de mogelijkheden voor schuilstallen.<br />

KANTTEKENINGEN BIJ HET VERZOEK VAN DE HEER BLOM<br />

Hoewel u heeft aangegeven zich te kunnen vinden in de plannen van de heer Blom, dient ons inziens<br />

geen medewerking te worden verleend aan het bouwplan van de heer Blom. De redenen daarvoor zijn<br />

meerledig.<br />

1. Bestemmingsplan “Buitengebied”<br />

Op 26 juni 2008 heeft u het bestemmingsplan “Buitengebied” vastgesteld. De heer Blom heeft in het<br />

kader van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan een zienswijze ingediend. Deze<br />

zienswijze is, wegens strijd met het provinciale beleid (Nota Regels voor Ruimte) door u unaniem<br />

afgewezen. Daarnaast is de door u in vergadering van oktober ingenomen standpunt niet consistent met<br />

het door het college gevoerde beleid. Immers, in de zienswijze van de heer Blom worden (nagenoeg)<br />

dezelfde argumenten aangedragen voor het oprichten van een schuilstal, als in de diverse door het<br />

college afgewezen verzoeken daartoe. Gelet hierop, bent u vervolgens voorgesteld om de bouwaanvraag<br />

van de heer Blom te weigeren.<br />

2. Randvoorwaarden<br />

Het plan van de heer Blom past niet binnen de eerdergenoemde randvoorwaarden die voor schuilstallen<br />

worden voorgesteld. Daarnaast past het bouwplan niet binnen de kaders van het beleid van de andere<br />

drie <strong>gemeente</strong>n. Immers, het door de heer Blom voorziene bouwwerk betreft geen schuilstal, maar een<br />

volwaardige stal/gebouw met een oppervlakte van 54m 2 en ruim 5,2m hoogte. Daarnaast wenst de heer<br />

Blom in de stal hooi en stro op te slaan. Dit is eveneens in strijd met de hierboven genoemde<br />

uitgangspunten. Als bijlage 4 treft u de tekeningen aan behorende bij de bouwaanvraag.<br />

3. Projectbesluit<br />

Het verlenen van medewerking aan het bouwplan van de heer Blom betekent dat er ingestemd wordt met<br />

het nemen van een projectbesluit. Het is niet wenselijk om deze procedure te doorlopen. Indien u besluit<br />

om de projectbesluit-procedure op te starten, zal de initiatiefnemer voor kosten gesteld worden voor het<br />

voeren van een projectbesluit-procedure (waarbij de kosten ervan even hoog zullen zijn als de kosten van<br />

een bestemmingsplanprocedure) en vervolgens dient er binnen 1 jaar – eveneens op kosten van de<br />

initiatiefnemer – een bestemmingsplanprocedure te worden doorlopen. Dit is, zowel voor initiatiefnemer<br />

(dubbele kosten) als voor de <strong>gemeente</strong> (dubbele proceduregang) geen wenselijke scenario. Daarom is<br />

het verstandig om eerst een paraplubestemmingsplan op te stellen waarin schuilstallen, onder<br />

5


voorwaarden, mogelijk worden gemaakt. Daarna kan de heer Blom een nieuw verzoek indienen, dat<br />

uiteraard binnen dat beleid past, waardoor de kosten voor het voeren van de ruimtelijke procedure – voor<br />

de heer Blom – zeer beperkt blijven.<br />

4. Precedentwerking/Gelijkheidsbeginsel<br />

Het vergunnen van een stal zoals voorzien door de heer Blom schept precedentwerking voor alle<br />

eventuele toekomstige verzoeken. Het zou van onbehoorlijk bestuur getuigen om ad hoc vergunning te<br />

verlenen voor een stal van 54m 2 met een hoogte van meer dan 5m en vervolgens alle aanvragen te<br />

toetsen aan het beleidsuitgangspunten. Daarbij dient in ogenschouw te worden genomen dat er niet zo<br />

lang geleden een verzoek om oprichting van een schaapskooi, eveneens buiten het bouwvlak, is<br />

afgewezen.<br />

5. Paardenstalling<br />

Gezien de omvang van het bouwwerk en gelet op de in de aanvraag bouwvergunning ingetekende<br />

‘paardenluiken’, bestaat het gevaar dat er in de stal paarden gestald zullen worden van derden. Hierdoor<br />

kan er geen sprake meer zijn van hobbymatig stallen van paarden en wordt er een soort minimanege<br />

gecreëerd.<br />

Beoogd effect<br />

Opstellen van objectieve randvoorwaarden waarbinnen schuilstallen in het buitengebied worden<br />

toegelaten. Weigeren om het projectbesluit te nemen ten behoeve van de oprichting van een schuilstal<br />

aan de <strong>Drogendijk</strong> ong. te Zuidland.<br />

Financiële gevolgen<br />

Niet van toepassing.<br />

<strong>Voorstel</strong><br />

In de toelichting hiervoor is uitvoerig ingegaan op de tijdens de opiniërende vergadering van 13 oktober<br />

2009 gemaakte opmerkingen. Mede naar aanleiding van de bovenstaande aanvullende informatie<br />

bestaat geen aanleiding om het oorspronkelijke voorstel aan te passen. Wel wordt het voorstel aangevuld<br />

met de randvoorwaarden die als basis kunnen fungeren voor het te ontwikkelen schuilstallenbeleid.<br />

U wordt voorgesteld om:<br />

1. In te stemmen met de randvoorwaarden voor het schuilstallenbeleid en opdracht aan het college<br />

te verlenen om dat beleid nader uit te werken.<br />

2. Te weigeren een projectbesluit te nemen t.b.v. oprichting van een schuilstal aan de <strong>Drogendijk</strong><br />

ong. te Zuidland.<br />

Abbenbroek, 24 november 2009<br />

Burgemeester en wethouders van <strong>Bernisse</strong>,<br />

De secretaris,<br />

De burgemeester,<br />

Drs. M.H.J. van Kruijsbergen<br />

P.J. Bouvy-Koene<br />

6

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!