15.11.2013 Views

Eigentijds rapport - Faculteit Geowetenschappen - Universiteit Utrecht

Eigentijds rapport - Faculteit Geowetenschappen - Universiteit Utrecht

Eigentijds rapport - Faculteit Geowetenschappen - Universiteit Utrecht

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

ervoor gezorgd dat het bodemsediment in de rechterhelft van het Pannerdensch Kanaal grover was<br />

dan voor de ingang van de Nederrijn; b) dit grovere sediment was tijdens de hoogwaters van 2002<br />

en 2004 minder mobiel, waardoor er in de rechterhelft van het Pannerdensch Kanaal slechts weinig<br />

transport plaatsvond; c) omdat de IJssel afsplitst van de rechterkant van het Pannerdensch Kanaal<br />

vond er daarom weinig aanvoer van sediment plaats naar de IJssel.<br />

Ook op de Pannerdensche Kop beïnvloeden bochtsorteringsprocessen bovenstrooms van het<br />

splitsingspunt de sedimentverdeling. Slechts 12-30% van het bodemtransport ging tijdens het<br />

hoogwater van 1998 door het Pannerdensch Kanaal (de rivierarm die afsplitst uit de buitenbocht<br />

van de Bovenrijn), terwijl deze tak wel ongeveer éénderde van de waterafvoer ontving (Wilbers<br />

2004).<br />

De bodemtransportverdeling en de waterverdeling over de IJsselkop waren zeer constant<br />

tijdens de afvoergolven van 2002 en 2004 (fig. 31), maar tijdens de laagwaterperiode van<br />

september 2004 was de bodemtransportverdeling geheel anders. Het bodemsediment dat in<br />

beweging was in het Pannerdensch Kanaal stroomde ongeveer volledig de IJssel in. Dit getuigt van<br />

een sterke invloed van het stuwbeheer op de sedimentverdeling. Bij laagwater zijn de stuwen in de<br />

Nederrijn immers gesloten (hoofdstuk 2) en stroomt er nauwelijks water door de Nederrijn.<br />

De verdeling van zwevend transport over het splitsingspunt tijdens het hoogwater van januari<br />

2004 is niet gemeten, maar is geschat door aan te nemen dat het zwevende transport in de<br />

rechterhelft van het Pannerdensch Kanaal de IJssel instroomde en de rest de Nederrijn in, precies<br />

volgens de stroomlijnen van het water (§4.3.2). Omdat het zwevend transport vrij uniform<br />

verdeeld is over de dwarsdoorsnede, betekent dit dat hoeveelheid zwevend transport die de IJssel<br />

instroomde (37-47% van de totale zwevend transportaanvoer, fig, 41) ongeveer gelijk was aan de<br />

hoeveelheid water (43%) die de IJssel instroomde.<br />

Bij laagwater was de verdeling van zwevend transport over de IJsselkop niet precies gelijk aan<br />

de waterverdeling. Als gevolg van het stuwbeheer stroomde 20-30% van het water door de<br />

Nederrijn. De Nederrijn ontving echter slechts 10% van de zwevend transportaanvoer.<br />

5.6 De karakteristieken van het getransporteerde<br />

sediment<br />

De korrelgrootte van het bodemtransportmateriaal varieerde tijdens het hoogwater van januari<br />

2004 aanzienlijk over de breedte van het Pannerdensch Kanaal. Nabij de linkeroever<br />

(binnenbocht) was het bodemtransportmateriaal het fijnst, rond de rivieras was het<br />

bodemtransportmateriaal beduidend grover en nabij de rechteroever was het<br />

bodemtransportmateriaal weer wat fijner (fig. 35).<br />

De toename van de korrelgrootte van het bodemtransportmateriaal van de linkeroever naar de<br />

rivieras correspondeert met de toenemende grofheid van de grindrijke laag in deze zone (fig. 2).<br />

Echter aangezien de grindrijke laag het grofst is bij de rechteroever, zou men verwachten dat ook<br />

het bodemtransportmateriaal hier het grofst was. Dat dit niet het geval was, bewijst dat het grove<br />

bodemmateriaal nabij de rechteroever (voor de ingang van de IJssel dus) vrijwel immobiel was<br />

tijdens het hoogwater van januari 2004. Deze constatering ondersteunt de hypotheses van<br />

‘relatieve grindaanrijking’ en een ‘tekort aan transporteerbaar sediment’ die zijn geopperd in de<br />

voorgaande paragrafen. Voor laagwatercondities is alleen de samenstelling van het<br />

bodemtransportmateriaal in de IJssel bekend (fig. 36). Deze bleek wederom sterk te variëren over<br />

de rivierbreedte.<br />

De korrelgrootteverdeling van het zwevend transportmateriaal in het Pannerdensch Kanaal<br />

tijdens het hoogwater van januari 2004 (fig. 42) lijkt heel sterk op de korrelgrootteverdeling van<br />

het sediment in de ondergrond onder de grindrijke laag (fig. 3b). Het zwevend transport was het<br />

grofst rond de rivieras, net als het bodemtransport, hetgeen aangeeft dat het zwevend transport<br />

beïnvloed wordt door de locale stromings- en beddingcondities, hoewel niet zo sterk als het<br />

bodemtransport. Voor de laagwaterperiode van september 2004 kon slechts met moeite een<br />

korrelgrootteverdeling van het zwevend transport opgesteld worden (§4.3.3.), maar duidelijk was<br />

wel dat het zwevende sediment tijdens laagwater veel fijner was dan tijdens de hoogwaterperiode.<br />

5.7 De karakteristieken van de beddingvormen<br />

5.7.1 Duinenstrook<br />

De duinen rond de IJsselkop kwamen niet voor over de hele breedte van de rivier, maar in een<br />

duinenstrook die 40 tot 90% van de breedte tussen de kribkoppen (de normaalbreedte) besloeg<br />

(§4.1.1, fig. 7). Dit is aanvullend bewijs voor de hypothese dat het sedimenttransport rond de<br />

IJsselkop geremd wordt door een tekort aan transporteerbaar sediment. Bij onvoldoende sediment<br />

37

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!