Eigentijds rapport - Faculteit Geowetenschappen - Universiteit Utrecht
Eigentijds rapport - Faculteit Geowetenschappen - Universiteit Utrecht
Eigentijds rapport - Faculteit Geowetenschappen - Universiteit Utrecht
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
4. Resultaten<br />
In dit hoofdstuk wordt een globale beschrijving gegeven van de duinkarakteristieken, het<br />
bodemtransport, het zwevend transport en de bodemschuifspanning rond de IJsselkop. Voor meer<br />
gedetailleerde waarden wordt verwezen naar bijlage 10-16 en naar de bijbehorende data-DVD. In<br />
bijlage 17 wordt een overzicht gegeven van de berekende transporten.<br />
4.1 Bodemtransport uit duinverplaatsing<br />
4.1.1 Algemene beschrijving van duinkarakteristieken<br />
De breedte van de duinenstrook in het Pannerdensch Kanaal bedroeg ongeveer 100 meter. Dit<br />
komt overeen met 75% van de rivierbreedte gemeten tussen de kribkoppen (de normaalbreedte).<br />
Ook in de IJssel en de Nederrijn strekten de duinvoorkomens zich niet uit over de hele<br />
normaalbreedte (bijlage 10, 11). De breedte van de duinenstrook in de IJssel varieerde van<br />
ongeveer 27 meter aan het begin van de hoogwater tot ongeveer 40 meter bij de hoogste<br />
afvoeren. Dit correspondeert met 40 tot 60% van de normaalbreedte. In de Nederrijn was de<br />
duinenstrook ongeveer 80 meter breed, ofwel circa 90% van de normaalbreedte.<br />
Tijdens de afvoergolf van januari 2004 bereikten de duinen in het Pannerdensch Kanaal een<br />
maximale hoogte van 70 centimeter. De duinen in de Nederrijn en IJssel werden echter niet hoger<br />
dan respectievelijk 46 centimeter en 24 centimeter (fig. 25). Tijdens het hoogwater van november<br />
2002 bereikten de duinen veel grotere hoogtes, met name in het Pannerdensch Kanaal en in de<br />
Nederrijn. Hier kwamen toen duinen voor met een hoogte van respectievelijk 104 centimeter en 80<br />
centimeter. Merk op dat al deze waarden lodinggemiddelden zijn. Afzonderlijke duinen kunnen<br />
aanzienlijk groter geweest zijn.<br />
Het zijaanzicht van de duinen was over het algemeen vrij driehoekig, met een van 1.08. De<br />
hoogste vormfactoren kwamen voor op 14 en 20 november 2002 (ca. 1.11).<br />
Maximale duinlengte (m)<br />
25<br />
20<br />
15<br />
10<br />
5<br />
0<br />
2002<br />
2004<br />
A B D E F G H I<br />
Riviersectie<br />
a<br />
Maximale duinhoogte (cm)<br />
120<br />
80<br />
40<br />
0<br />
2002<br />
2004<br />
A B D E F G H I<br />
Riviersectie<br />
b<br />
Figuur 25<br />
De maximale lodinggemiddelde duinlengte (a) en duinhoogte (b) rond de IJsselkop gedurende de<br />
hoogwaters van november 2002 en januari 2004. De onzekerheid (bijlage 6) van de waarden uit<br />
2002 bedraagt circa 24%; de onzekerheid van de waarden uit 2004 is kleiner, gemiddeld 10%.<br />
4.1.2 De duinontwikkeling in het Pannerdensch Kanaal<br />
Tijdens de afvoergolf van november 2002 zijn slechts drie multibeammetingen uitgevoerd, zodat<br />
reconstructie van de duinontwikkeling moeilijk was. Toch is duidelijk dat er kleine verschillen<br />
waren tussen de ontwikkeling in riviertraject A en riviertraject B (zie figuur 12 voor de ligging van<br />
de trajecten). Tot aan de piekafvoer namen de duinen in beide trajecten namelijk vrijwel even<br />
sterk toe in grootte, maar na de piekafvoer werden de duinen in traject B iets kleiner, terwijl veel<br />
duinen in traject A bleven doorgroeien (fig. 26). Het waren vooral de duinen in het centrum van de<br />
duinenstrook die groter werden; de duinen aan de rand van de duinenstrook groeiden nauwelijks.<br />
Daardoor ontstond een zeer markante variatie in duinhoogte over de rivierbreedte, met heel hoge<br />
waarden in het centrum van de rivier en lage waarden aan de randen van de duinenstrook (zie de<br />
bijbehorende data-DVD).<br />
23