Eigentijds rapport - Faculteit Geowetenschappen - Universiteit Utrecht
Eigentijds rapport - Faculteit Geowetenschappen - Universiteit Utrecht
Eigentijds rapport - Faculteit Geowetenschappen - Universiteit Utrecht
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
I<br />
IJssel km 879.6 - 880.0<br />
441500<br />
F<br />
H<br />
IJssel km 879.2 - 879.6<br />
IJssel km 878.8 - 879.2<br />
RD-Y (m)<br />
440500<br />
Nederrijn km 879.6 - 880.0<br />
Nederrijn km 879.2 - 879.6<br />
Nederrijn km 878.8 - 879.2<br />
E<br />
D<br />
G<br />
B<br />
Pan. Kan. km 877.9 - 878.3<br />
Pan. Kan. km 877.5 - 877.9<br />
439500<br />
192000 192500 193000 193500 194000 194500 195000<br />
RD-X (m)<br />
A<br />
Figuur 12<br />
Trajectindeling van de multibeambestanden. Traject I is in de analyse van de 2002-metingen<br />
niet apart onderscheiden. De data direct rond het splitsingspunt zijn buiten beschouwing gelaten<br />
Ten derde moest besloten worden hoe de eerste en tweede duinlaag die door DT2D berekend<br />
zijn, geïnterpreteerd zouden worden. Op grond §3.1.5 zou men verwachten dat de eerste duinlaag<br />
de duinen met een lengte van circa 6 meter bevatte en de tweede duinlaag de grote<br />
beddingvormen met een lengte 100 meter. Dit was echter niet altijd het geval. Soms bevatte de<br />
eerste duinlaag kleine beddingvormpjes (max. 2.5 meter lang) die over de 6 meter lange duinen<br />
voortbewogen. In deze gevallen kwamen de 6 meter lange duinen terecht in de tweede duinlaag.<br />
In een aantal gevallen bleek dat de gesuperponeerde, kleine beddingvormpjes slechts bestonden<br />
uit drie datapunten (twee troggen en een top). Dit waren geen echte beddingvormen, maar<br />
‘ruisvormen’: schijnbare beddingvormpjes ten gevolge van stochastische meetfouten (ruis) in de<br />
multibeamdata. Vooral aan het begin en eind van de afvoergolven was de ruis (circa 2 cm) relatief<br />
groot ten opzichte van de duinhoogte en heeft DT2D de ruis plaatselijk als aparte beddingvormen<br />
geïdentificeerd (fig. 13 en Frings 2002). Als de eerste duinlaag vooral bestond uit dergelijke<br />
ruisvormen, dan waren de 6 meter lange duinen vooral aanwezig in de tweede duinlaag. De 100<br />
meter lange beddingvormen zijn dan in het geheel niet geïdentificeerd. Ook als er geen<br />
ruisvormpjes voorkwamen, is de kans klein dat de 100 meter lange beddingvormen goed<br />
gedetermineerd zijn. Een riviertrajectlengte van 400 meter was namelijk veel te klein was om deze<br />
100 meter lange bodemvormen te kunnen<br />
identificeren. Daarom is besloten de 100 meter lange<br />
beddingvormen in deze studie niet nader te<br />
onderzoeken.<br />
De meest belangrijke beslissing die genomen<br />
moest worden, schuilde in de verwijdering van de<br />
beddingvormen waarvan DT2D de karakteristieken<br />
niet juist bepaald heeft. In de volgende paragraaf<br />
wordt hier nader op ingegaan.<br />
Figuur 13<br />
Het ontstaan van kleine,<br />
onjuiste beddingvormen<br />
als gevolg van ruis.<br />
10