Schuttersbrief 074 - Verbond der Schuttersgilden Genk
Schuttersbrief 074 - Verbond der Schuttersgilden Genk
Schuttersbrief 074 - Verbond der Schuttersgilden Genk
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
1<br />
SCHUTTERSBRIEF<br />
Onregelmatig maar frequent verschijnend e-magazine<br />
als ideeënbus, discussieforum, actieprogram en informatieblad<br />
voor het schutterijwezen in het Ne<strong>der</strong>landstalige gebied van de EGS<br />
Nummer 74 – Maastricht, vrijdag 30 november 2007<br />
REDACTIE<br />
Hoofdredacteur, tevens redacteur-Handboog: Alfred Disch<br />
Adjunct-hoofdredacteur, tevens ICT-coördinator en redacteur-Kruisboog: Jelger Visser<br />
Eindredacteur, tevens redacteur voor Documentatie en Zware Buks: Mathy Leunissen<br />
Redactrice voor het Italiaanse taalgebied (Italië, San Marino, Vaticaan): Ans Moors<br />
Redacteur-webmasters: Willem van Uden en Ab Reuling<br />
Technisch en zakelijk adviseur (Compres Media System, Maastricht): Jeroen Kaasenbrood<br />
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------<br />
INHOUDSOPGAVE<br />
Redactie, Inhoudsopgave en Internet…………………………………………………………………blz. 1437<br />
Open Ne<strong>der</strong>lands Kampioenschap Kruisboog 10 m traditioneel (1): Duiven (Gld.) 2008…….blz. 1438-1439<br />
Het schutterijwezen in het Gel<strong>der</strong>se stadje Hattem, vroeger en nu (1)…………………………blz. 1440-1441<br />
De rechten en plichten van een schutterskoning (1)………………………………………………….blz. 1442<br />
Waar of niet waar? Stellingen en veron<strong>der</strong>stellingen (1)…………………………………………….blz. 1443<br />
De Sebastianen te Maastricht: van 1408 of van 1810? (1)……………………………………..blz. 1444-1450<br />
Kanttekeningen bij drs. Jos Gerits’ bevindingen inzake het schutterijwezen (4)………………...blz. 1451-1453<br />
De oorsprong van de koningsvogelschieting en het schutterskoningschap (5)………………....blz. 1454-1456<br />
De bakermat van het schutterijwezen (5)……………………………………………………….blz. 1457-1458<br />
Recensie (35). Registers op de Armamentaria, jaarboeken van het Legermuseum te Delft.........blz. 1459-1461<br />
Verschijning van de <strong>Schuttersbrief</strong> (41)………………………………………………………...blz. 1462-1463<br />
Colofon en Redactieadres……………………………………………………………………………..blz. 1464<br />
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------<br />
INTERNET<br />
De SB is ook te lezen op de website van de Europese Gemeenschap van historische Schutters (EGS):<br />
www.e-g-s.eu of www.egs-schuetzen.com => <strong>Schuttersbrief</strong> [= Schützenbrief = Gazety Strzelcow].<br />
De SB-website (www.schuttersbrief.nl) is in opbouw.<br />
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------<br />
© Copyright: SB-stichting (i.o.), Maastricht MMIV<br />
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------<br />
<strong>Schuttersbrief</strong> - nummer 74 30 november 2007 1437
2<br />
OPEN NEDERLANDS KAMPIOENSCHAP KRUISBOOG<br />
10 M TRADITIONEEL (1):<br />
Duiven (Gld.) 2008<br />
Uitnodiging Open Ne<strong>der</strong>lands kampioenschap 2008<br />
Aan: Alle kruisboogverenigingen en kruisboogschutters 10 meter traditioneel.<br />
Beste Secretarissen en Schutters,<br />
We sluiten, zoals gebruikelijk, ook het 5 e seizoen Open Nationale kruisboogwedstrijden af met een Open<br />
Ne<strong>der</strong>lands Kampioenschap in de disciplines met en zon<strong>der</strong> diopter 10 meter traditioneel. Alle (!)<br />
kruisboogschutters 10 meter traditioneel worden uitgenodigd om aan dit Open Kampioenschap deel te<br />
nemen. Voor deelname aan deze wedstrijden is het niet noodzakelijk, dat de verenigingen en hun leden<br />
aangesloten zijn bij een landelijke of provinciale bond zoals de N.K.B., L.K.B., G.K.B. of B.K.B. Ook<br />
maakt het niet uit, welke nationaliteit men heeft. Voor dit kampioenschap zijn we op 1 en 2 maart 2008 te<br />
gast bij: S.V. De Roos, in het clubgebouw van S.V. De Roos, Visserlaan 37, 6921 WZ Duiven.<br />
Inschrijving<br />
Zaterdag, 1 maart van 14.00 tot 17.30 uur; zondag 2 maart van 10.00 tot 14.30 uur.<br />
Inschrijfgelden<br />
Senioren € 4,50 voor de 1 ste discipline en € 2,25 voor de 2 de discipline (zon<strong>der</strong> diopter). Voor jeugd-schutters<br />
is het inschrijfgeld slechts € 2,25. Bij inschrijving ontvangt ie<strong>der</strong>e schutter zoals gebruikelijk een lekkernij.<br />
Prijzen<br />
Voor de korpsen worden ook nu weer bekers beschikbaar gesteld en voor de persoonlijke schutters<br />
medailles. Tevens is er voor de persoonlijke Ne<strong>der</strong>landse Kampioenen in ie<strong>der</strong>e klasse natuurlijk een bos<br />
bloemen. (De bloemen moeten wel afgehaald worden tijdens de prijsuitreiking, want deze worden niet<br />
nabezorgd.)<br />
Aan het einde van ie<strong>der</strong>e wedstrijd worden drie namen van deelnemers uitgeloot die aan de volgende wedstrijd<br />
gratis mogen deelnemen.<br />
Uit de deelnemers aan de 2 de Open wedstrijd in Zeeland zijn de volgende schutters uitgeloot:<br />
1. Henri van de Broek van De Heidebloem uit Schijndel (N.Br.).<br />
2. Tom Verstegen van K.V. Fortuna uit Zeeland (N.Br.)<br />
3. Gerrit Kijk in de Veght van KBV van Dedemschutters uit Dedemsvaart (Gld.).<br />
Deze drie schutters mogen gratis deelnemen aan het Open N.K. in Duiven.<br />
Tijdens de 2 de Open wedstrijd mochten we 102 schutters inschrijven. We hopen, dat ook deze keer veel<br />
schutters van de gelegenheid gebruikmaken om deel te nemen aan deze verschieting. We wensen jullie op 1<br />
en 2 maart een gezellige, sportieve en vooral (ont)spannende wedstrijd toe.<br />
Hoogachtend,<br />
Open Nationale Kruisboogwedstrijden.<br />
Namens deze,<br />
Jo Kremers,<br />
Buitenveld 8, 5411 TR Zeeland;<br />
telefoon: 0486 - 45 22 50; b.g.g.: 06 - 44 69 20 72;<br />
e-mail: info@kruisboog.nl of Jo.Kremers@tele2.<br />
Bijlage: Routebeschrijving (zie volgende bladzijde).<br />
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------<br />
1438 30 november 2007 <strong>Schuttersbrief</strong> - nummer 74
3<br />
Route naar S.V. De Roos<br />
Vanuit Brabant – Limburg<br />
Vanuit het Noorden<br />
Komende van de A50 of de A 73 Via de A 12<br />
Bij Knooppunt Valburg<br />
Richting Arnhem / Nijmegen<br />
Bij knooppunt Ressen naar A325<br />
Richting Arnhem<br />
In Arnhem - ter hoogte van Gelredome<br />
R A Richting Zevenaar / Oberhausen (Plijroute)<br />
Bij Knooppunt Velperbroek<br />
R A Richting Zevenaar / Oberhausen A12<br />
Richting Zevenaar / Oberhausen A12<br />
Afslag 28 Duiven<br />
Stoplichten RA<br />
Stoplichten RA – Westsingel<br />
neem <strong>der</strong>de afslag op de rotonde naar Westsingel<br />
Bij stoplichten RD<br />
Neem <strong>der</strong>de afslag op de rotonde naar Visserlaan<br />
na ±500 m bent u gearriveerd op het eindpunt: Visserlaan 37<br />
het clubgebouw is aan de rechterzijde van de weg<br />
de schietaccommodatie is aan de rechterkant van het clubgebouw<br />
- - - - - -<br />
- - - - - -<br />
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------<br />
<strong>Schuttersbrief</strong> - nummer 74 30 november 2007 1439
4<br />
HET SCHUTTERIJWEZEN<br />
IN<br />
HET GELDERSE STADJE HATTEM,<br />
VROEGER EN NU (1)<br />
Het historisch stadje Hattem heeft weer een schuttersgilde<br />
VAN: De Heer Rein van <strong>der</strong> Sleen,<br />
schrijver [= secretaris] van St.-Annagilde te Hattem<br />
Beste Jelger, Hattem (Gld.), 26 november 2007<br />
Hierbij stuur ik je een verhaaltje, geschreven door streekarchivaris Gerrit Kouwenhoven (die ook het historisch<br />
geweten van ons gilde is), voor een van de volgende Schuttersbrieven. Hopelijk kun je het gebruiken.<br />
Dank voor plaatsing.<br />
Alle goeds en hartelijke groet, Rein van <strong>der</strong> Sleen<br />
Het Sint-Annagilde in Hattem weer tot leven gekomen<br />
door<br />
Gerrit Kouwenhoven, streekarchivaris<br />
Al in de Middeleeuwen - dus van vóór 1500 - kende Hattem een schuttersgilde, het St. Annagilde. Dit was in<br />
een tijd dat de burgers zelf voor de verdediging van hun met muren versterkte stad zorgden. Zoals nu de<br />
brandweer de stad verdedigt tegen brand en regelmatig oefent, zo verdedigden de schutters de stad tegen een<br />
eventuele vijand en oefenden ze regelmatig in het schieten met (kruis)bogen, later ook met vuurwapens. Het<br />
schieten vond plaats in de Doelen, de langgerekte strook grond tussen stadsmuur en stadsgracht, van de<br />
Dijkpoort tot de molen, die nog steeds deze naam draagt. Het doelwit was een ‘papegaai’, een houten vogel.<br />
Het papegaaischieten was altijd op pinkstermaandag, en was voor de hele burgerij een feestelijke dag.<br />
De eerste lijst met meer dan tachtig namen van leden van het Annagilde stamt uit 1549. Daar staan namen bij<br />
die nu nog in Hattem voorkomen: Brouwer, Van Emst, Muller, Ramaker, Ruijs, Schoenmaker, Smit, Tichelaar,<br />
Vogelzang en Westrik.<br />
Na het eerste kwart van de 17 de eeuw is het St.-Annaschuttersgilde langzaamaan ingedommeld. Sinds 1615 is<br />
er niet meer geschoten. De gildebroe<strong>der</strong>s kwamen alleen nog bijeen om gezellig bij elkaar te zijn en wat te<br />
drinken. Na 1670 vernemen we niet veel meer van het gilde. Totdat Herman Willem Daendels het gilde in<br />
1785 nieuw leven inblies om de politieke ideeën van de vele Hattemer patriotten kracht bij te zetten. Het gilde<br />
was namelijk vanouds gemachtigd om een gemeensman (zeg maar een raadslid) te benoemen, een recht waar<br />
men weer gebruik van wilde maken. Deze politieke opzet is in<strong>der</strong>daad gelukt, maar kort daarop zijn de<br />
patriottische vernieuwingen hard de kop ingedrukt door een bezetting van Elburg en Hattem met Staatse<br />
troepen in september 1786. Het is kantje boord geweest, of dit was uitgelopen op een burgeroorlog. De<br />
Hattemer patriotten namen de wijk, sommigen kort, sommigen langer. On<strong>der</strong> de leden van het gilde van toen<br />
vinden we namen die we nu nog on<strong>der</strong> Hattemers aantreffen: Barneveld, Beekman, Blom, Breunis, Van Dijk,<br />
Frelink, Hoogers, Van Hulst, Schutte, Souman, Spanhaak, Tijssen, Van Wageningen en Wijnen.<br />
Twaalf jaar later zijn in de Bataafse tijd, de tijd van vrijheid, gelijkheid en broe<strong>der</strong>schap, de ambachtsgilden<br />
opgeheven en het scheelde weinig of het schuttersgilde Sint-Anna had ook het loodje gelegd. Gelijkheid in<br />
die tijd betekende, dat monopolieposities zoals in de ambachtsgilden uit den boze waren. Alleen on<strong>der</strong><br />
hardnekkige protesten van de kant van de schutters bleef het Annagilde uiteindelijk ongemoeid. Dat het<br />
Annagilde geen ambachtsgilde was, drong echter maar met moeite tot de autoriteiten door. Ook toen deden de<br />
gildebroe<strong>der</strong>s niet veel an<strong>der</strong>s dan eens bij elkaar komen om te praten over koetjes en kalfjes.<br />
Uiteindelijk blies de laatste echte gildebroe<strong>der</strong>, Albertus Johannes van Doornum, in 1846 de laatste adem uit.<br />
De twee gil<strong>der</strong>egisters en de zilveren koningsketting zijn toen bij de gemeente in bewaring gegeven. De ketting<br />
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------<br />
1440 30 november 2007 <strong>Schuttersbrief</strong> - nummer 74
5<br />
is nu in het Voermanmuseum in Hattem te zien. De registers bevinden zich in het gemeentearchief. Daarmee<br />
is het Annagilde ingeslapen, maar het kon heel goed weer nieuw leven worden ingeblazen, zoals in 1785 al<br />
een keer is gebeurd en in 1949 met Hattem 650 Jaar stad opnieuw.<br />
Op 22 maart 2007 was er dan ook een instandhoudingsverga<strong>der</strong>ing waarin achttien Hattemers verklaarden het<br />
Annagilde in stand te willen houden. Het Maartensgilde uit Epe nam de Hattemers bij de hand, en maakte hen<br />
vertrouwd met de ‘geheimen’ van het boogschieten en het gildewezen. Inmiddels telt het Annagilde 32 leden /<br />
schutters. Zij komen elke eerste don<strong>der</strong>dag van de maand bijeen in en bij De Tinne, het huis waar ooit<br />
Daendels woonde. Dus op een zeer historische plaats.<br />
VAN: Alfred Disch,<br />
schutterijvorser<br />
Beste Rein, Maastricht, 26 november 2007<br />
Op de website van de gemeente Hattem trof ik vorenstaand artikel van Kouwenhoven aan, zij het met de titel<br />
Bestaat het Sint-Annagilde nog steeds?, met een enigszins an<strong>der</strong>sluidende slotalinea en met on<strong>der</strong>staande<br />
illustratie, inclusief het bijschrift. Volledigheidshalve geef ik hier de exacte bronvermelding, want het zou mij<br />
niets verbazen als er in an<strong>der</strong>e afleveringen van de Wekelijkse informatierubriek nog meer informatie over de<br />
voormalige St.-Annagilde en over de nieuwe St.-Annagilde te vinden is. Zou je dat eens willen nagaan?<br />
De keten van het Sint-Annagilde heeft ook om de nek van Daendels gehangen.<br />
Daarom ook zit er aan de ketting een penning met daarop zijn naam.<br />
[Bron: www.hattem.nl > Nieuws & Ontwikkelingen > Gemeentenieuws > Wekelijkse informatierubriek > Jaar 2007 > Week 8]<br />
Welke heilige staat hier op de borst- of patroonsplaat afgebeeld en welke heilige ontbreekt er? Volgens mij moet<br />
de voormalige St.-Annagilde een tweede beschermheilige hebben gehad! De naam St.-Annagilde is m.i. dus<br />
wellicht onvolledig, hoewel de schutterij in haar verenigingsboek van 1549 toch ‘Sinte Annen schutten’ wordt<br />
genoemd. Heeft er na 1549 misschien een fusie plaatsgehad tussen twee Hattemer schuttersgilden?<br />
Uit het artikel van streekarchivaris Kouwenhoven meen ik voorzichtig te mogen conclu<strong>der</strong>en, dat de St.-Anna<br />
aanvankelijk de kruisboog hanteerde en nadien het geweer. Of Hattem vóór 1794 ook een handbooggilde<br />
gehad heeft, weet ik niet. Waarschijnlijk wel. Welk type schietwapen gebruikt de nieuwe St.-Annagilde?<br />
Ook Jolles *) meldt, dat Daendels koning geweest is van de St.-Annaschutterij te Hattem. Herman Willem<br />
Daendels (1762-1818), generaal, staatsman en koloniaal bewindsman, is trouwens een héél bekende figuur in<br />
de geschiedenis van Ne<strong>der</strong>land. Als vurig patriot rukte hij met de Franse generaal Pichegru in de winter van<br />
1794-1795 ons land binnen. In 1798 organiseerde hij een staatsgreep. Het jaar daarop on<strong>der</strong>scheidde hij zich<br />
bij Castricum tijdens de Engels-Russische invasie in Noord-Holland. En van 1808 tot 1811 was hij gouverneurgeneraal<br />
van Java.<br />
Met vriendelijke groeten, Alfred Disch<br />
*) J.A. Jolles: De schuttersgilden en schutterijen van Gel<strong>der</strong>land. Overzicht van hetgeen nog bestaat, in: Gelre., deel 34,<br />
Arnhem 1931, blz. 1-128, voetnoot 1 op blz. 6.<br />
- - - - - -<br />
- - - - - -<br />
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------<br />
<strong>Schuttersbrief</strong> - nummer 74 30 november 2007 1441
6<br />
RECHTEN EN PLICHTEN<br />
VAN<br />
EEN SCHUTTERSKONING (1)<br />
VAN: De Heer Frans Snij<strong>der</strong>s,<br />
secretaris van het <strong>Verbond</strong> van St.-Jorisgilden (VvJ) en archivaris van de St.-Jorisgilde te Meer<br />
Geachte Redactie, Beste Alfred, Meer, gemeente Hoogstraten (Antw.), 28 november 2007<br />
Mede naar aanleiding van de SB-rubriek Keizerskwesties wil ik U even melden hoe wij - zes Belgische en drie<br />
Ne<strong>der</strong>landse gilden - de koningschieting laten doorgaan.<br />
Gemeenschappelijke activiteiten<br />
In het <strong>Verbond</strong> van Sint-Jorisgilden zijn negen gilden aanwezig. Het <strong>Verbond</strong>sbestuur bepaalt de gemeenschappelijke<br />
werking van de aangesloten gilden. Deze zijn in alfabetische volgorde: Castelré (NL), Hoogstraten,<br />
Loenhout, Meer, Meerle, Min<strong>der</strong>hout, Rijsbergen (NL), Sprundel (NL) en tenslotte Wortel. De<br />
gemeenschappelijke werking bestaat uit o.a. het inrichten van feest- en bondsschietingen, zestalschietingen en<br />
het inrichten van de jaarlijkse samenkomst na het seizoen. Per gemeenschappelijke schieting (bondsschieting)<br />
nemen er 200 à 220 schutters deel.<br />
Eigen werking<br />
Naast de <strong>Verbond</strong>swerking heeft elke gilde een eigen werking, onafhankelijk van elkaar. Zo ook bv. de<br />
koningsschieting waar de koning en hoofdman van de an<strong>der</strong>e zustergilden op uitgenodigd worden, samen met<br />
de plaatselijke notabelen en zustergilden.<br />
Termijn van koning<br />
In elke aangesloten gilde wordt er om de 6 (zes) jaar de koningsschieting georganiseerd. De Ne<strong>der</strong>landse gilde<br />
uit Sprundel is hierop de regel die de uitzon<strong>der</strong>ing bevestigt; in deze gilde wordt om de vier jaar het<br />
koningsschieten georganiseerd.<br />
Plichten van een koning<br />
In onze gilde - Sint-Jorisgilde Meer (B) - heeft de koning een niet te geringe verantwoordelijkheid. De koning<br />
is immers de baas over de schutters en de schietstand. M.a.w. hij volgt de verbondsverga<strong>der</strong>ingen, richt de<br />
thuisschietingen in binnen zijn gilde en is verantwoordelijk voor het goede verloop van de schietingen. Hij is<br />
ook de verantwoordelijke voor de uitslagen hiervan. Hij is ook verantwoordelijk voor het on<strong>der</strong>houden van de<br />
schietstand. Hij schenkt na de koningsschieting een vatje bier van 50 liter aan de zustergilden Sint-Ambrosius<br />
en aan de Verenigde Vrienden; bovendien ontvangen ook de leden van de fanfare een vat bier van 50 liter als<br />
dank voor hun muzikale aanwezigheid tijdens de koningsschieting. Hij heeft bovendien de ‘koningsplicht’ om<br />
halfweg zijn termijn de koningsbreuk te vermeer<strong>der</strong>en met een schild welke minstens twee ons zilver bevat.<br />
Dit is meer een kort woordje over de misschien wel belangrijkste gebeurtenis in onze gilde, de Sint-Jorisgilde<br />
uit Meer, waar elke schutter die aantreedt voor de koningschieting, de spreuk goed kent van: Bezint, eer ge<br />
begint.<br />
M.v.g., Frans Snij<strong>der</strong>s<br />
Meer over Meer<br />
Ga naar: zoeken. Meer is een dorp in de Belgische provincie Antwerpen en een deelgemeente van de<br />
Kempense stad Hoogstraten. Het dorp ligt op de linkeroever van de Mark. Tevens wordt de Belgische kant<br />
van de grensovergang A1/ A16 Meer genoemd. In België is de snelwegbenaming E19. Zie ook de<br />
Ne<strong>der</strong>lands-Belgische grensovergang Hazeldonk. Hier loopt de Belgische HSL 4 ook over op de Ne<strong>der</strong>landse<br />
HSL Zuid. Meer telde in 2005 3.299 inwoners. De dorpskerk, de Onze-Lieve-Vrouw-Bezoeking-kerk, is een<br />
voorbeeld van de neogotische bouwstijl. Bron: www.wikipedia.be.<br />
De St.-Jorisgilde heeft (nog) geen eigen website, evenmin de St.-Ambrosiusgilde en de Verenigde Vrienden.<br />
- - - - - -<br />
- - - - - -<br />
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------<br />
1442 30 november 2007 <strong>Schuttersbrief</strong> - nummer 74<br />
A.D.
7<br />
WAAR OF NIET WAAR?<br />
STELLINGEN EN VERONDERSTELLINGEN (1)<br />
Bewering 1<br />
Uit de 17 de -18 de eeuw, toen de schutterijen weer in meer folkloristische zin herleefden,<br />
stamt ook het gebruik van begeleiden van de processie door schutterijen (schuttersgilden).<br />
BRON<br />
F. Eerdkamp, J. Gorissen, W. Schrijen en B. Smeets: Koninklijke Schutterij St. Sebastianus Voerendaal.<br />
450 jaar. 1544-1994. [Fotoboek]. Voerendaal, 1994. Zie blz. 9.<br />
Commentaar<br />
Eigenlijk verkondigt Eerdkamp e.a. 1994 hier twee of, zo men wil, zelfs drie beweringen:<br />
a) in de 17 de -18 de eeuw was er sprake van een herleving van het schutters(gilde)wezen;<br />
b) de herleving was er meer een in folkloristische zin;<br />
c) uit dezelfde tijd stamt het gebruik van processiebegeleiding door schutterijen (schuttersgilden).<br />
Ad a. Ik meen, dat dit deel van Bewering 1 opgaat voor het ganse gebied van de Lage Landen (= Ne<strong>der</strong>land,<br />
België en Luxemburg). De felle eerste helft (1568-1608) van de Tachtigjarige Oorlog was voorbij. Feitelijk<br />
was het gebied van de oorspronkelijk Zeventien Ne<strong>der</strong>landen in tweeën uiteengevallen, t.w. in enerzijds<br />
de Republiek <strong>der</strong> Zeven Verenigde Ne<strong>der</strong>landen (alias ‘de Noordelijke Ne<strong>der</strong>landen’) en an<strong>der</strong>zijds<br />
de resterende tien, on<strong>der</strong> Habsburgs bewind gebleven ‘Zuidelijke Ne<strong>der</strong>landen’. De Reformatie (het<br />
protestantisme) had bovendien in het noorden gezegevierd, de Contrareformatie (het katholicisme) in<br />
het zuiden. De tweede helft (1608-1648) van de vrijheidsoorlog bracht militair in zoverre nog een<br />
belangrijke wijziging, doordat de Republiek haar grondgebied wist uit te breiden met het huidige<br />
Noord-Brabant (pas in 1795 als ‘Achtste Ne<strong>der</strong>land’ toegelaten tot de Staten-Generaal in Den Haag) en<br />
met de vestingstad Maastricht in 1632 (waardoor het geografische aanzicht van het tegenwoordige<br />
Limburg als ‘wormvormig aanhangsel’ van Ne<strong>der</strong>land mede te verklaren is). De in 1648 getekende vrede,<br />
die tevens een eind maakte aan de Dertigjarige Oorlog (1618-1648), leidde een periode van zéér<br />
betrekkelijke rust in. Zéér betrekkelijk, want met tussenpozen van gemiddeld twee decennia werden er -<br />
om uiteenlopende redenen - weer diverse oorlogen gevoerd. Voor de ver<strong>der</strong>e beoordeling van Bewering 1<br />
zijn evenwel de zojuist geschetste twee tegenstellingen (volkenrechtelijk en religieus) vooral van belang.<br />
Ad b. Het tweede deel van Bewering 1 is slechts ten dele waar. Zuidelijke schutterijvorsers willen nogal eens<br />
vergeten, dat schutterijen (schuttersgilden) niet per definitie katholieke organisaties zijn en dat de<br />
herleving van het schutterijwezen in de (protestantse!) republiek Ne<strong>der</strong>land een volslagen eigen<br />
ontwikkeling doormaakte. Sinds ±1579 werden in vrij korte tijd - mede on<strong>der</strong> invloed van prins Willem I<br />
van Oranje - de op middeleeuwse leest geschoeide schuttersgilden (= schutterijen-oude-stijl) hervormd in<br />
militaire zin, d.w.z. tot schutterijen-nieuwe-stijl. Daar deze hervorming uitsluitend in de steden van de<br />
Republiek zich voltrok, worden de schutterijen-nieuwe-stijl in het noorden uit deze periode ook wel met<br />
‘stedelijke schutterijen’ aangeduid.<br />
Op het platteland (in de dorpen en gehuchten) van de Republiek verdwenen de schuttersgilden van de<br />
oude stempel eveneens zo goed als allemaal. Enkel hier en daar - en met name in overwegend katholiek<br />
gebleven gebiedsdelen, bijv. in Twente en Noord-Brabant - heeft het oude schuttersgildewezen zich<br />
weten te handhaven, zij het nauwelijks meer dan als folklore.<br />
In de Habsburgse of Zuidelijke Ne<strong>der</strong>landen en het prinsbisdom Luik zien we weliswaar, dat ook dáár<br />
- zelfs op het platteland! - sprake was van een herleving van het schutterijwezen (begunstigd door de<br />
contrareformatorische aartshertogen Albrecht en Isabella), maar dat nagenoeg alle schutterijen (schuttersgilden)<br />
gaandeweg de 17 de -18 de eeuw zich in folkloristische zin ontwikkelden. En dát is om minstens<br />
twee redenen enigszins curieus te noemen. In de eerste plaats, omdat aanvankelijk iets van militaire<br />
schutterijhervorming óók waar te nemen viel bij de schutterijen (schuttersgilden) in het zuiden. En in de<br />
tweede plaats: de schutterijen (schuttersgilden) van het zuiden behielden doorgaans wél hun in het<br />
verleden verkregen privileges, maar verrichtten daarvoor in de plaats niet meer het merendeel van hun<br />
beschermende taken. Tegen de tijd van de komst <strong>der</strong> Fransen (1794) waren de pure (!) weerbaarheidsschutterijen<br />
in het zuiden dan ook met een kaarsje te zoeken.<br />
Ad c. Helemaal onwaar is het laatste deel van Bewering 1. Het gebruik van processiebegeleiding door<br />
schutterijen (schuttersgilden) stamt niet uit de 17 de -18 de eeuw maar uit de Middeleeuwen, dus al lang<br />
van vóór het jaar 1500. Bovendien: het spreekt voor zich, dat tijdens de 17 de -18 de eeuw het gebruik van<br />
processiebegeleiding juist (nagenoeg geheel) verdween in de protestantse (!) republiek Ne<strong>der</strong>land.<br />
- - - - - -<br />
- - - - - - Alfred Disch<br />
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------<br />
<strong>Schuttersbrief</strong> - nummer 74 30 november 2007 1443
8<br />
DE SEBASTIANEN TE MAASTRICHT:<br />
VAN 1408 OF VAN 1810? (1)<br />
Fig. 1 Het wapenbord van<br />
de Koninklijke Sociëteit van Handboogschutters ‘Sint-Sebastiaan 1408’ te Maastricht<br />
VAN: Alfred Disch,<br />
schutterijvorser<br />
Woord vooraf<br />
Beste Schutters en Schuttersvrienden, Maastricht, 30 november 2007<br />
Reeds generaties lang geldt de Koninklijke Sociëteit van Handboogschutters ‘Sint-Sebastiaan 1408’ als de<br />
oudste vereniging van Maastricht en als één van de oudste nog bestaande schutterijen in Ne<strong>der</strong>land en daarbuiten.<br />
Haar eerbiedwaardige ou<strong>der</strong>dom zou - volgens de meeste geschiedvorsers terzake - teruggaan op het<br />
stadsbesluit van 13 augustus 1408. Sommige historici wijzen er evenwel op, dat het anno 1408 ‘slechts’ om<br />
een formele beslissing van de Maastrichtse magistraat is gegaan: feitelijk zou de handbooggilde ook in 1408<br />
al héél wat jaren hebben bestaan en dus zeker al uit de 13 de -14 de eeuw stammen.<br />
Over één zaak lijken de geschiedschrijvers ten aanzien van het Maastrichtse schuttersgezelschap het wél alle<br />
eens te zijn. En dat is, dat deze handboogschutterij vanaf haar stichting een tot op de dag van vandaag<br />
nagenoeg onafgebroken bestaan heeft geleid. De keren dat zij van overheidswege tijdelijk opgeheven werd om<br />
vervolgens na enige tijd weer te worden opgericht, zouden te tellen zijn op de vingers van één hand: 1521,<br />
1567, 1579, 1632 en 1794. Het zouden hier allemaal formele opheffingen betreffen van korte of betrekkelijk<br />
korte duur, waarvan de langstdurende een tijdsbestek van nog geen halve eeuw moet hebben bestreken.<br />
En het aantal perioden van inactiviteit zon<strong>der</strong> dat er sprake was van een formeel tenietgaan van de vereniging,<br />
moet waarlijk minimaal geweest zijn. Voor zover althans bekend heeft de Sebastianenvereniging immers<br />
alleen maar één enkele periode van ‘zelfgekozen’ inactief bestaan gekend en dat was i.v.m. de Belgische<br />
Afscheiding (1830) en de direct daarop gevolgde staat van beleg waarin de toenmalige vestingstad Maastricht<br />
kwam te verkeren (1830-1839); de Sebastianen hebben toen - zij het pas n.a.v. het gebod van vestingcommandant<br />
generaal Bernard Dibbets om hun schietstam af te breken - op ‘eigen’ initiatief in 1833 (uit<br />
protest?) al hun werkzaamheden stilgelegd. Doch in 1845, zes jaar na de beslechting van de Belgisch-<br />
Ne<strong>der</strong>landse onenigheden, nam de schutterskoning uit 1832 het initiatief tot het doen heropleven van de<br />
Sebastianenvereniging. Zelfs gedurende de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) - die toch het definitieve einde<br />
betekende voor menige weerbaarheids-, folklore- en sportschutterij in binnen- en buitenland - zijn de activiteiten<br />
van de Sebastianen ‘gewoon’ doorgegaan. En ook die an<strong>der</strong>e wereldbrand, evenzeer de doodsteek toebrengend<br />
aan zovele binnen- en buitenlandse schuttersgezelschappen, heeft de Sebastianenvereniging niet in haar schietmogelijkheden<br />
kunnen <strong>der</strong>en: ogenschijnlijk onverstoorbaar hebben de Sebastianen - nota bene de hele Tweede<br />
Wereldoorlog dóór (1939-1945) - hun jaarlijkse schiettreffen om de koningseer gehouden.<br />
Geen terugblik zon<strong>der</strong> vooruitblik. Met name enkele herdenkingen liggen er in het nabije verschiet. Zo is daar<br />
in 2008 de reeds hierboven gememoreerde dag te gedenken, de dag namelijk waarop - exact 600 jaar geleden -<br />
de stadsraad van Maastricht het formele besluit nam tot oprichting van een als stedelijk weerbaarheidskorps bedoelde<br />
handboogschutterij. En een jaar later, in 2009, zal het 27 lustra geleden zijn, dat de Ne<strong>der</strong>landse koning<br />
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------<br />
1444 30 november 2007 <strong>Schuttersbrief</strong> - nummer 74
9<br />
Willem III het beschermheerschap over de Sebastianenvereniging op zich nam, mede op grond van haar hoge<br />
ou<strong>der</strong>dom. En ook het daaraanvolgende jaar, dat wil dus zeggen 2010, is een jubileumjaar en wel vanwege<br />
een bijzon<strong>der</strong>e gebeurtenis die precies twee eeuwen tevoren (1810) in de oude Maasstad heeft plaatsgevonden,<br />
overigens een gebeurtenis waaraan tot op heden - zoals we in deze rubriek zullen kunnen vaststellen - niet<br />
alleen de Sebastianen zelf maar ook de over hen schrijvende geschiedauteurs geheel ten onrechte géén of<br />
nauwelijks aandacht hebben geschonken.<br />
In de hier voorliggende rubriek zullen we nagaan, of de huidige Koninklijke St.-Sebastiaan er in<strong>der</strong>daad<br />
aanspraak op mag maken, de voortzetting te zijn van de anno 1408 formeel opgerichte Maastrichtse handboogschutterij.<br />
En eveneens zullen we on<strong>der</strong>zoeken, of dezelfde schutterij in 1408 ook werkelijk toen al (!)<br />
kon bogen op een eeuwenoude geschiedenis. Tevens zullen we pogen, antwoord te geven op de drie vragen:<br />
a) is de Koninklijke Sociëteit van Handboogschutters ‘Sint-Sebastiaan 1408’ echt de oudste vereniging van<br />
Maastricht?; b) is zij werkelijk - zo al niet de oudste - dan toch een van de oudste nog bestaande schutterijen<br />
in ons land?; en c) behoort zij in<strong>der</strong>daad gerekend te worden tot de allereerste schuttersgezelschappen die in<br />
(West-)Europa opgericht zijn?<br />
Hoofdstuk 1<br />
Probleemstelling<br />
On<strong>der</strong> de hedendaagse folklore- en sportschutterijen te Maastricht neemt de Koninklijke St.-Sebastiaan<br />
ongetwijfeld een eervolle plaats in, al is het reeds om haar respectabele leeftijd. Begin tweede helft van de<br />
19 de eeuw meende men trouwens, de stichtingsdatum van de vereniging al met zekerheid te mogen stellen op<br />
de 13 de augustus van het jaar 1408. En juist mede vanwege die hoge ou<strong>der</strong>dom behaagde het koning Willem III<br />
op 18 april 1874 het beschermheerschap te aanvaarden over de vermaarde sociëteit en aan haar kort daarna,<br />
t.w. op 24 december 1878, zelfs het vererende predicaat ‘Koninklijk’ te verlenen. 1) Ofschoon de schutterij<br />
se<strong>der</strong>tdien haar vaandel kon sieren met de aanduiding ‘Koninklijke Sociëteit van Handboogschutters Sint-<br />
Sebastiaan’, ontbrak in de officiële naamgeving niettemin elke verwijzing naar de oprichtingsdatum die toch<br />
mede de reden geweest is voor de verkrijging van de vorstelijke titel. Dat alom gevoelde verzuim werd<br />
evenwel eerst hon<strong>der</strong>deneen jaar later (1979) goedgemaakt, toen bij de noodzakelijk geworden aanpassing<br />
van de verenigingsstatuten de schutterijleden tevens besloten aan de sociëteitsnaam alsnog het jaartal ‘1408’<br />
toe te voegen.<br />
De vermelding van 1408 als het stichtingsjaar van de Sebastianen duikt overigens pas kort na het midden van<br />
de 19 de eeuw voor het eerst op. Die eerste vermelding houdt dan ook ten nauwste verband met het toevallig<br />
terugvinden - door Mr. G.D.L. Franquinet in 1849 - van een groot aantal Maastrichtse gemeenteraadsverslagen<br />
uit de Middeleeuwen en latere tijd. De herontdekte verslagen blijken bij na<strong>der</strong>e beschouwing een ware<br />
Fundgrube te zijn voor de kennis van on<strong>der</strong> meer het voormalige schutterijwezen te Maastricht. Zo vermelden<br />
de raadsnotulen bijvoorbeeld in extenso het door het Maastrichtse stadsbestuur genomen besluit van<br />
13.8.1408 inzake de oprichting van een stedelijk weerbaarheidskorps van handboogschutters.<br />
De opzienbare herontdekking van het oud-Maastrichtse archief leidde prompt tot de aanstelling van een stadsarchivaris.<br />
En het was de eer<strong>der</strong>genoemde Franquinet aan wie het bekleden van die functie werd toevertrouwd.<br />
Hoewel Franquinet in feite de rij opent van historici die 1408 zijn gaan beschouwen als het eigenlijke<br />
oprichtingsjaar van de Sebastianenvereniging, zou het toch nog tot 1891 duren vooraleer de inmiddels<br />
koninklijk geworden vereniging de beschikking kreeg over haar eerste geschiedoverzicht in drukvorm.<br />
Tijdens de jaren 1891-1892 verscheen namelijk in het Limburgse dagblad Le Courrier de la Meuse - en wel<br />
van de hand van priester en amateur-historicus J.M. Nuyts - een maar liefst 21 afleveringen tellende vervolgreeks<br />
over De voormalige <strong>Schuttersgilden</strong> te Maastricht. Een vervolgreeks waarin de auteur een prominente<br />
plaats inruimde voor de geschiedenis van de Sebastianen. Ten grondslag aan die belangwekkende publicatie<br />
lagen overigens niet de hierboven vermelde raadsverslagen zelf maar een ‘uittreksel’ daarvan, aan Nuyts -<br />
naar eigen zeggen - ‘met de meeste bereidvaardigheid door den heer Jos. Eversen in bruikleen afgestaan’.<br />
Meteen al in de eerste aflevering van Nuyts’schutterijhistorie komen we het bereids zo’n 40 jaar oude gegeven<br />
tegen van de Koninklijke St.-Sebastiaan als rechtstreekse voortzetting van de middeleeuwse handbooggilde.<br />
De argumenten die J.M. Nuyts voor de hoge ou<strong>der</strong>dom van de Sebastianenvereniging aanvoert, zijn evenwel<br />
- - - - - -<br />
1) Over de aanvaarding van het beschermheerschap (1874) en over de verlening van het predicaat Koninklijk (1878)<br />
door koning Willem III zie Pluymakers 1986 b . Voor de uitleg van de annotatie Pluymakers 1986 b zie de bronvermelding<br />
aan het slot van deze rubrieksaflevering op blz. 1450.<br />
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------<br />
<strong>Schuttersbrief</strong> - nummer 74 30 november 2007 1445
10<br />
veelal verrassend nieuw doordat ze merendeels gebaseerd zijn op Nuyts’eigen inzichten en slechts voor een<br />
klein deel de neerslag vormen van wat via mondelinge overlevering de Sebastianen aan het eind van de 19 de<br />
eeuw reeds zelf meenden te weten omtrent de oorsprong van hun vereniging. In de 21 ste en dus laatste<br />
aflevering van zijn artikelenreeks schil<strong>der</strong>t Nuyts bovendien, zij het heel beknopt, de eigentijdse i.c. 19 de -<br />
eeuwse historie van de Sebastianen.<br />
Nog eer de artikelenreeks in Le Courrier de la Meuse ten einde liep, verscheen er al een tweede druk (1891-<br />
1893) en wel in De Maasgouw, het orgaan van het Limburgs Geschied- en Oudheidkundig Genootschap<br />
(LGOG). Doordat Nuyts zes jaar later (1899) in de dubbelfunctie van stadsarchivaris en -bibliothecaris van<br />
Maastricht werd benoemd en hij vervolgens in de provinciale krant De Limburger Koerier zijn schutterijhistorie<br />
we<strong>der</strong>om - bovendien an<strong>der</strong>maal geheel ongewijzigd - liet uitgeven en wel bij gelegenheid van het ‘500’-<br />
jarige jubileumfeest van de Sebastianen in 1908, kreeg Nuyts’publicatie eensklaps de zwaarte van de<br />
professionele arbeid van een stadsarchivaris. Mede daardoor werd Nuyts’pennenvrucht een soort van lokaal<br />
standaardwerk. Se<strong>der</strong>tdien zijn schrijvers over het Maastrichtse schutterijwezen en, meer in het bijzon<strong>der</strong>,<br />
over de Koninklijke Sociëteit van Handboogschutters ‘Sint-Sebastiaan 1408’ welhaast blindelings gaan varen<br />
op het kompas van Nuyts.<br />
Echter, hernieuwd on<strong>der</strong>zoek heeft niet alleen onweerlegbaar uitgewezen, dat op 13 augustus 1408 te Maastricht<br />
in<strong>der</strong>daad een handboogschutterij was opgericht, maar ook dat deze handbooggilde vooral niet verward dient<br />
te worden met de huidige Koninklijke St.-Sebastiaan. Laatstgenoemde zag namelijk ‘pas’ in 1810 het licht!<br />
Al moeten de Sebastianen dan genoegen nemen met maar liefst vier eeuwen min<strong>der</strong>, hun sociëteit kan zich er<br />
nog altijd op beroemen de oudst bestaande schutterij te zijn binnen de gemeente Maastricht. Er zijn trouwens<br />
vandaag de dag in ons land maar weinig stadsverenigingen, laat staan: steedse schutterijen, waarvan de historie<br />
bewijsbaar terugreikt tot in of vóór de Franse Tijd. De Koninklijke St.-Sebastiaan heeft dan ook alleszins nog<br />
steeds recht en reden om trots te wezen op haar ‘nieuwe’ stichtingsjaar: 1810.<br />
Het is overigens opvallend, hoe weinig tot zo goed als niets over het jaar 1810 te vinden is in de bestaande<br />
literatuur m.b.t. de Sebastianen. Opvallend, omdat er juist héél wat over de historie van de Koninklijke St.-<br />
Sebastiaan in de loop van de 19 de en vooral 20 ste eeuw is gepubliceerd. De 19 de -eeuwse publicaties zijn - op<br />
die van Mr. G.D.L.Franquinet, A.van <strong>der</strong> Mast, Dr. W. Hofdijk, J.M. Nuyts en Ph. van Gulpen na - allemaal<br />
krantenberichten. Pas na de <strong>der</strong>de druk van Nuyts’schutterijhistorie (1908) komt de stroom van boeken,<br />
brochures en vaktijdschriftartikelen die over de Sebastianen gewagen, goed op gang. Het aantal publicaties,<br />
inclusief krantenberichten, beloopt inmiddels ettelijke hon<strong>der</strong>den! Desondanks is in die rijstebrijberg van<br />
geschriften helemaal niets of nauwelijks iets te vinden over het voor de Sebastianen toch zo cruciale verenigingsjaar<br />
1810. On<strong>der</strong> de tientallen auteurs is er niet één die zich de moeite heeft getroost om óók van ‘1810’<br />
melding te maken of iets án<strong>der</strong>s en iets méér te berichten dan alleen maar de terloopse en bovendien op<br />
zichzelf onjuiste opmerking dat er in het voornoemde jaar een ‘heropleving’ of ‘heroprichting’ had plaatsgevonden.<br />
Die tekortkoming in de geschiedschrijving over de Sebastianen zullen we thans enigszins goedmaken.<br />
We doen dat door nu juist wél eens uitvoerig stil te staan bij de gebeurtenissen van 1810. Hamvraag<br />
daarbij is natuurlijk de kwestie, of in 1810 op enigerlei wijze sprake geweest kan zijn van voortzetting van de<br />
handbooggilde uit 1408.<br />
Hoofdstuk 2<br />
Welke argumenten zijn er voor de bewering<br />
dat de Koninklijke Sociëteit van Handboogschutters 'Sint-Sebastiaan 1408'<br />
niet in 1408 is opgericht maar pas in 1810?<br />
Paragraaf 2.1: Géén oprichting vóór 1794 en dus ook géén heropleving noch heroprichting in 1810<br />
Om te kunnen beoordelen of we de handbooggilde uit 1408 wel dan niet mogen beschouwen als de rechtstreekse<br />
voorganger van de Koninklijke St.-Sebastiaan van 1810, is het van het hoogste belang om ten minste enigermate<br />
ook bekend te zijn met de historie van eerstgenoemde schutterij. Omdat zelfs maar een uiterst beknopt<br />
overzicht daarvan beslag zou leggen op erg veel ruimte binnen de hier voorliggende rubriek, zullen wij de<br />
gewenste samenvatting geven in een boekwerkje dat wij voornemens zijn binnen afzienbare tijd uit te geven<br />
en dat de titel zal dragen: De schutterijen van Maastricht, vroeger en nu. Het laatste biedt bovendien de<br />
prettige bijkomstigheid, dat we dáár het wel en wee van de handbooggilde uit 1408 tevens kunnen inbedden<br />
in het grotere geheel van het Maastrichtse schutterijwezen van vóór de komst van de Fransen in 1794.<br />
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------<br />
1446 30 november 2007 <strong>Schuttersbrief</strong> - nummer 74
11<br />
Hier, in de thans voorliggende rubriek, kunnen we nu gemaks- en kortheidshalve volstaan met de onhoudbaarheid<br />
vast te stellen van de bij voortduring tijdens de 19 de en 20 ste eeuw verkondigde these, dat de St.-<br />
Sebastiaansgilde uit 1810 dezelfde zou zijn als de eeuwen daarvoor opgerichte handboogschuttersgilde.<br />
Immers, na ruim 200 jaar als stedelijk weerbaarheidskorps dienst te hebben gedaan, werd de d.d. 13.8.1408<br />
van stadswege gestichte handbooggilde definitief opgeheven en wel op of direct na 22 augustus 1632, d.i. de<br />
dag waarop de vesting Maastricht na een maandenlang beleg (10 juni - 22 augustus) door het Staatse leger<br />
o.l.v. prins-stadhou<strong>der</strong> Fre<strong>der</strong>ik Hendrik tijdens diens fameuze Maasveldtocht werd ingenomen. En uit niets<br />
blijkt, dat de voormalige handbooggilde van 1408 haar voortbestaan vanaf 1632 nog heeft weten te rekken tot<br />
aan de komst van de Fransen in 1794, laat staan dat er in 1810 sprake geweest zou zijn van een ‘heropleving’.<br />
Kortom, tussen ‘1632’ en ‘1810’ gaapt een tijdskloof van maar liefst 178 jaar, d.i. bijna twee eeuwen!<br />
Met voorgaande vaststelling rijzen onmiddellijk de eerste twijfels omtrent een an<strong>der</strong>e bewering van Maastrichtse<br />
en niet-Maastrichtse geschiedvorsers, nl. dat er in 1810 sprake geweest zou zijn van een ‘heroprichting’. Om<br />
die reden zullen we ons moeten gaan afvragen, of de oprichters van de St.-Sebastiaansgilde in 1810 weet<br />
hebben gehad van het vroegere bestaan van een gelijknamige handboogschutterij in hun stad. Een vraag die<br />
we echter eerst aan het slot van ons betoog afdoende kunnen behandelen, omdat we pas dán de beschikking<br />
hebben over alle benodigde informaties voor een toereikend antwoord. Hier willen we wel alvast onze<br />
conclusie geven: er is voorshands schijn noch schaduw van bewijs dat de Sebastianen in 1810 zelfs maar op<br />
de hoogte kunnen geweest zijn van het reeds eer<strong>der</strong>e bestaan van een St.-Sebastiaansgilde te Maastricht.<br />
Daarenboven zullen we in een latere aflevering van deze rubriek klip-en-klaar antwoord geven op de vraag,<br />
hoe het toch te verklaren is, dat de Sebastianen zelf (!) in het tweede en <strong>der</strong>de kwart van de 19 de eeuw ten<br />
onrechte op de gedachte zijn gekomen, hun eigen schuttersgilde een veel ou<strong>der</strong>e stichtingsdatum dan het<br />
oprichtingsjaar 1810 toe te dichten en voor hun vereniging zelfs alsmaar ou<strong>der</strong>e stichtingstijden te claimen,<br />
nl.: in 1830 eerst ‘1678’, na an<strong>der</strong>half decennium ‘vóór 1387’, nog eens zes jaar later ‘1379’ en in het zevende<br />
daaraanvolgende jaar ‘[lang] vóór 1387’ met ‘heroprichting in 1408’, om ten slotte, sinds 1857-1858, zich<br />
min of meer definitief te bepalen tot de dagtekening ‘13.8.1408’.<br />
Edoch, voorgaande argumenten verklaren nog geenszins, in exact welk jaar het huidige Sebastianengezelschap<br />
dan zeker wél is gegrondvest. Wat nu maakt aannemelijk of bewijst, dat de Sebastianen hun vereniging pas in<br />
1810 hebben gesticht? Het volledige antwoord op die vraag is tamelijk gecompliceerd en is daarom niet zo<br />
eenvoudig te geven. De drie onmiddellijk volgende paragrafen vormen in dat verband dan ook slechts een<br />
eerste aanzet.<br />
Paragraaf 2.2: Uit het oudste verenigingsarchiefstuk<br />
Doordat het archief van de Koninklijke St.-Sebastiaan uitsluitend het tijdvak vanaf 1824 bestrijkt 2) en er ook<br />
el<strong>der</strong>s géén authentieke documenten over de eerste jaren van de vereniging voorhanden schijnen te zijn, is er<br />
nauwelijks iets bekend over de omstandigheden waaron<strong>der</strong> de oprichting van Maastrichts oudst bestaande<br />
schutterij heeft plaatsgevonden. Alleen het handgeschreven ‘Regelementen kragt hebbende als wet, ingesteld<br />
voor het Loffelijk Gild van den H. Sebastiaen’ dd. 29 augustus 1824 3) , deel uitmakend van het folioboek ‘Weten<br />
regelementboek <strong>der</strong> Gildenaren’ (1824-1846), informeert als enige - afgezien van een op dit punt tegenstrijdig<br />
Brevet uit 1830, het op één na oudste archiefstuk van de vereniging 4) - rechtstreeks en overigens in niet mis te<br />
verstane bewoordingen over het stichtingsjaar 1810. En juist omdat hier dus niet meer dan die ene authentieke<br />
archivalische bron uit het eerste kwart van de 19 de eeuw ons ter beschikking staat, mogen we in zekere zin nog<br />
van geluk spreken!<br />
Het bewuste schuttersboek raakte namelijk eind 19 de eeuw zoek, maar werd zo’n zestig jaar later teruggevonden<br />
in... de Belgische hoofdstad. Sociëteitspresident Alphonse Tissen had na zijn voortijdig aftreden in februari<br />
1886 het document on<strong>der</strong> zich gehouden. Na het overlijden van A. Tissen kwam het manuscript in het bezit<br />
van diens zoon en erfgenaam Fernand Tissen, die zich metterwoon had gevestigd te Brussel. Dankzij de<br />
welwillendheid van deze Tissen Jr. kon namens de Sebastianen een tevreden sociëteitsvoorzitter op 30 mei<br />
1948 het kostbare folioboek in ontvangst nemen. 5)<br />
Hetgeen het ‘Wet- en Regelementboek <strong>der</strong> Gildenaren’ over de stichting van de schutterssociëteit meldt, is<br />
louter en alleen vervat in de aanhef van het reglement van 29.8.1824. Zo verluidt het daar woordelijk, dat ‘het<br />
Loffelijk Gild van den H. Sebastiaen’ is ‘opgerigt binnen Wijk, in het jaar naar [= na] Christi Geboorte Een-<br />
- - - - - -<br />
2) Voor een inventaris van het oud archief van de Koninklijke St.-Sebastiaan 1408 raadplege men Pluymakers 1994.<br />
3) Gefotokopieerd en naar A4-formaat verkleind te vinden als bijlage in Pluymakers 1990, ongenummerde blz. 36-45.<br />
4) Het losse handgeschreven Brevet uit 1830 zullen we in een volgende aflevering publiceren en ver<strong>der</strong> bespreken.<br />
5) Mondelinge mededeling van de heer J.H.A.L. (Jo) Pluymakers te Beek; zie ook Pluymakers 1986 c en Pluymakers 1990,<br />
blz. 20, sub anno 1948. Het was Jo’s va<strong>der</strong>, Louis Pluymakers, die dd. 30.5.1948 te Brussel de belangwekkende foliant<br />
overhandigd kreeg. Louis Pluymakers was van 1941 tot 1978 voorzitter van de Koninklijke St.-Sebastiaan 1408.<br />
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------<br />
<strong>Schuttersbrief</strong> - nummer 74 30 november 2007 1447
12<br />
duizend achthon<strong>der</strong>d en tien’ (zie de bijgaande afbeelding: fig. 2). Dus oprichting van de St.-Sebastiaansgilde<br />
anno 1810 in het Maastrichtse stadsdeel Wyck. Dat is alles. En daar moet de tegenwoordige verenigingsgeschiedvorser<br />
het voor zijn on<strong>der</strong>zoek dan maar mee zien te doen? Misschien toch niet helemaal!<br />
Fig. 2 Aanhef van het schuttersreglement van 29.8.1824<br />
Het reglement van 1824 besluit met de ietwat cryptische opmerking dat het is samengesteld uit ‘oude en<br />
nieuwe Artikels’ (zie on<strong>der</strong>staand Fig. 3). We kunnen ons daarbij afvragen wat de opstellers van het reglement<br />
in 1824 eigenlijk hebben bedoeld met ‘oude’ en wat met ‘nieuwe’ artikels. Werd met ‘oude (...) Artikels’<br />
misschien geduid op het geheel van verenigingsregels die al vóór 1794 hadden gegolden? Op zich een alleszins<br />
redelijke vraag, wanneer we bedenken dat artikels die pas in 1810 zijn opgesteld, bezwaarlijk veertien jaar<br />
later (in 1824 dus) al als ‘oud’ kunnen worden bestempeld. De term ‘oud’ wordt in het reglement van 1824<br />
echter gebruikt als tegenstelling van ‘nieuw’ - er is immers alleen sprake van ‘oude en nieuwe Artikels’ - en<br />
heeft hier dan ook niet de betekenis van ‘oud van jaren’ maar van ‘eer<strong>der</strong> bestaand’. Met deze uitleg is dan<br />
tevens weggenomen de tegenspraak (die an<strong>der</strong>s onherroepelijk zou ontstaan) met de mededeling waarmee<br />
hetzelfde reglement nu juist begint, nl. de berichtgeving dat de vereniging dateert van 1810 en daarmee dus<br />
ook het geheel van reglementsartikels die toen (nl. in 1810) voor het eerst gingen gelden.<br />
Fig. 3 Slotalinea en on<strong>der</strong>tekening van het schuttersreglement van 29.8.1824<br />
Inmiddels weten wij dankzij mededelingen van de Sebastianen aan Nuyts kort vóór 1891, dat in 1824 een<br />
toen bijna kwart eeuw oude zogeheten ‘reglementscaerte’ van de handbooggilde uit het Vlaamse plaatsje<br />
Lillo 6) mede ten grondslag heeft gelegen aan de totstandkoming van het Maastrichtse reglement van 1824.<br />
Met ‘oude’ dan wel met ‘nieuwe Artikels’ kan dus misschien het gil<strong>der</strong>eglement van Lillo zijn gemeend. Het<br />
ligt bovendien voor de hand te veron<strong>der</strong>stellen, dat de term ‘oude Artikels’ wellicht ook zou kunnen slaan op<br />
een eventueel uit 1810 stammend (maar in dát geval verloren gegaan) schriftelijk reglement, welk reglement<br />
- - - - - -<br />
6) Het noordwestelijk van Antwerpen gelegen dorp Lillo omvatte oorspronkelijk drie woonkernen: Oud-Lillo, Lillo-Kruisweg<br />
en Lillo-Fort. Oud-Lillo en Lillo-Kruisweg zijn door uitbreidingswerken van de Antwerpse haven verdwenen.<br />
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------<br />
1448 30 november 2007 <strong>Schuttersbrief</strong> - nummer 74
13<br />
dan tegelijk zou mogen worden aangemerkt als de oprichtingsakte van de Sebastianen. Als volgende mogelijkheid<br />
is evenwel niet uit te sluiten, dat de aanduiding ‘oude Artikels’ betrekking heeft op het geheel van eventueel<br />
mondeling (!) afgesproken regels die sinds de oprichting in 1810 zouden hebben gegolden tot 1824 en die<br />
dus als zodanig eer<strong>der</strong> bestonden dan de nieuwe maar schriftelijke regels uit laatstgenoemd jaar.<br />
Is de laatstgenoemde mogelijkheid de enig juiste, dan zou daarmee overigens niet alleen de term ‘nieuwe<br />
Artikels’ eenduidig kunnen worden uitgelegd als zijnde de artikels, welke de Sebastianen uitsluitend of mede<br />
hebben ontleend aan het reglement van hun Vlaamse collega’s te Lillo. Maar tevens wordt in dat geval<br />
aannemelijk, waarom het meervermelde ‘Wet- en Regelementboek <strong>der</strong> Gildenaren’ met geen enkel woord rept<br />
van een oprichtingsakte of eerste reglement. Voor de aanvankelijke afwezigheid van een geschreven reglement<br />
zou dan de politiek-bestuurlijke situatie waarin Maastricht ±1810 verkeerde, een plausibele verklaring kunnen<br />
zijn waarover zo meteen meer. Want allereerst eisen zowel nog meer<strong>der</strong>e interessante gegevens in de slotalinea<br />
van het reglement uit 1824 als een totaal an<strong>der</strong>e en daarenboven ou<strong>der</strong>e geschiedbron onze aandacht op.<br />
Hoogst interessant is namelijk het feit, dat ter bekrachtiging van hun reglement op 29.8.1824 ‘alle’ (!) toen<br />
aanwezige Sebastianen in hun ‘Gildkamer te Wijk’ (!) de schutterskaart hebben ‘geteekend’ (!); zie voor hun<br />
handtekening nogmaals Fig.3. De transcriptie van al die handtekeningen levert evenwel o.a. dit probleempje op:<br />
naast de 23 handtekeningen die we konden ontcijferen, is er één schriftteken, zijnde een mogelijke vrijmetselaarssymbool<br />
met erbij een soort krulteken, waarbij we ons afvragen óf het wel om een handtekening gaat. Voorshands<br />
gaan we er maar van uit, dat het on<strong>der</strong>havige ‘vrijmetselaarssymbool’ deel uitmaakt van een <strong>der</strong> omringende<br />
handtekeningen en dat het krulteken niets an<strong>der</strong>s is dan een slip of the pen. Kortom, we menen te<br />
mogen conclu<strong>der</strong>en, dat op 29 augustus 1824 in<strong>der</strong>daad niet meer dan in totaal 23 Sebastianen hun handtekening<br />
hebben gezet, direct on<strong>der</strong> de slotalinea van hun reglement.<br />
Wie waren trouwens de 23 on<strong>der</strong>tekenaars van 1824? En kunnen we on<strong>der</strong> hen misschien personen aanwijzen<br />
die zeer waarschijnlijk ook present geweest zijn bij de oprichting van de vereniging veertien jaar eer<strong>der</strong>? En<br />
valt via de personalia van die allereerste Sebastianen wellicht dan toch nog iets meer over de stichting van de<br />
St.-Sebastiaansgilde te achterhalen of op zijn minst een bevestiging te vinden van het oprichtingsjaar 1810?<br />
Paragraaf 2.3: Wat de alleroudste geschiedbron te melden heeft<br />
Opgemerkt dient, dat er - behalve het hierboven besproken ‘Wet- en Regelementboek <strong>der</strong> Gildenaren’ van 1824 -<br />
uit de beginperiode van de Koninklijke St.-Sebastiaan ook een an<strong>der</strong>e, zelfs nog ou<strong>der</strong>e geschiedbron voorhanden<br />
is, t.w. het van inscripties (!) voorziene schutterszilver, meer speciaal het koningszilver, van de<br />
vereniging. 7) Een historische bron die ons eveneens - zij het slechts indirect - informeren kan over het oprichtingsjaar<br />
van de Sebastianen.<br />
Een <strong>der</strong> wezenskenmerken van elke folkloristische schuttersgilde was (en is nog steeds) het koningschieten,<br />
dat zeker oudtijds in de steden ie<strong>der</strong> jaar of bijna ie<strong>der</strong> jaar plaatshad. Vaste gewoonte was het dan, dat degene<br />
die de papegaai of koningsvogel had afgeschoten en bijgevolg koning geworden was, als herinnering daaraan<br />
een zilveren plaat met zijn daarin gegraveerde naam en met vermelding van het desbetreffende jaar toevoegde<br />
aan de koningsketting waarmee hij omhangen werd. Zo’n koningsketting vormde na verloop van jaren een<br />
indrukwekkend geheel. Aan de inscripties kon men aflezen, wie in de voorbije tientallen jaren zoal koning<br />
geweest waren. Soms werd bij de naam van een koning tevens aangegeven, de hoeveelste hij in successie was<br />
sinds de oprichting van zijn schutterij.<br />
Wij mogen wel als vaststaand aannemen, dat ook de Sebastianen zo al niet onmiddellijk dan toch vrij kort na<br />
de oprichting van hun gilde zijn overgegaan tot de jaarlijkse viering van het koningschieten. Wanneer we het<br />
bewaard gebleven koningszilver van de Sebastianen uit hun beginperiode na<strong>der</strong> beschouwen, dan valt op, dat op<br />
sommige koningsplaten bij de naam en het jaar tevens aangegeven staat om de hoeveelste koning in successie<br />
het gaat. De eerste die figureren mag op de naamlijst van koningen bij de Sebastianen, blijkt dan koning<br />
geworden te zijn in… 1811 8) , ook al is zijn koningsplaat pas in 1812 vervaardigd. De oprichting van de St.-<br />
Sebastiaansgilde moet - op grond van het koningszilver - dus hebben plaatsgevonden in 1811 of vlak daarvóór.<br />
Overigens geldt min of meer hetzelfde, wanneer we nogmaals eens kijken naar de handtekeningen die staan<br />
on<strong>der</strong> de slotalinea van het reglement van 29.8.1824. Twee van de on<strong>der</strong>tekenaars van voornoemd reglement,<br />
te weten: J. Binvignat en W. Kersten, blijken bij hun signatuur duidelijk en eigenhandig te hebben vermeld,<br />
- - - - - -<br />
7) Zie de laatste bronvermelding in de on<strong>der</strong>staande bronnenopgave op blz. 1450.<br />
8) Voor een chronologische naamlijst van schutterskoningen 1811-1990 zie Pluymakers 1990, blz. 25-26.<br />
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------<br />
<strong>Schuttersbrief</strong> - nummer 74 30 november 2007 1449
14<br />
dat zij de ‘8e Roy’ [= 8ste Koning] respectievelijk de ‘11-den Koning’ zijn (zie hierboven Fig.3). Daar het<br />
voorhanden schutterszilver uitwijst dat genoemde W. Kersten in 1823 (de elfde) koning van de Sebastianen<br />
geworden is en bovendien annis 1816 en 1817 géén papegaaischieting plaatsgehad heeft, komen we middels<br />
enig rekenwerk we<strong>der</strong>om uit bij het al eer<strong>der</strong> vermelde jaar 1811.<br />
Er bestaat dus - op grond van het koningszilver alléén - géén volstrekte zekerheid, in welk van de twee jaren -<br />
1810 of 1811 - de Sebastianenvereniging is opgericht. Doch: gelet op het gestelde in de vorige paragraaf, kan<br />
onze conclusie hier toch geen an<strong>der</strong>e zijn dan deze, dat de inscripties op het bewaard gebleven blinkende<br />
koningszilver een letterlijk en figuurlijk ‘schitterend’ indirect bewijs verschaffen van hetgeen in de aanhef<br />
van het reglement van 29.8.1824 zo uitdrukkelijk wordt gesteld, nl. dat de St.-Sebastiaan is opgericht in 1810.<br />
Paragraaf 2.4: De laatste twijfels worden weggenomen<br />
Nog geen kwart eeuw na het begin (in 1824) van het ‘Wet- en Regelementboek <strong>der</strong> Gildenaren’ diende voor<br />
de Arrondissementsrechtbank Maastricht de zaak van ‘het Loffelijk Gild van den Heiligen Sebastiaan’ versus<br />
twee ex-bestuursleden. De beide oud-bestuur<strong>der</strong>s hadden - ondanks eer<strong>der</strong>e dringende verzoeken - halsstarrig<br />
geweigerd om het in hun bezit zijnde schutterszilver terug te geven aan de vereniging. Hier is het evenwel<br />
voor ons alleen relevant om te weten, dat het proces zich o.m. toespitste op de vraag, of in 1810 de St.-<br />
Sebastiaansgilde niet in strijd met de wet was opgericht. Had het jaartal zelf niet gedeugd (wat beide partijen<br />
in het geding overigens nimmer hebben gesteld), dan zou dát toch tijdens de rechtszaak moeten zijn gebleken.<br />
Echter, nergens in de voorhanden processtukken is iets daarvan te bespeuren. De rechtbank achtte in haar<br />
tussenvonnis van 27.11.1847 het trouwens bewezen, dat de St.-Sebastiaan was opgericht in 1810!<br />
Wanneer we nu ook nog alle namen die voorkomen op het oudste schutterszilver van de Sebastianen, vergelijken<br />
met die van de on<strong>der</strong>tekenaars van het reglement uit 1824, dan bevinden zich daaron<strong>der</strong> ettelijke<br />
namen van personen die zowel bij het oprichten van de vereniging in 1810 als bij de opstelling van het<br />
reglement veertien jaar later aanwezig moeten geweest zijn. Zouden in dát geval die personen niet ervoor<br />
gezorgd hebben, dat er in het reglement van 1824 een ou<strong>der</strong> stichtingsjaar dan 1810 was komen te staan<br />
indien de vereniging ook werkelijk reeds dagtekende van vóór 1810?<br />
Ons dunkt, dat met de zojuist opgeworpen retorische vraag en met het zo-even gestelde in de eerste alinea van<br />
deze paragraaf nu toch echt wel elke eventueel nog bestaande twijfel omtrent het stichtingsjaar is weggenomen<br />
en dat in 1810 dus géén sprake kan geweest zijn van een ‘heroprichting’, laat staan van een ‘heropleving’.<br />
Met an<strong>der</strong>e woorden: in 1810 is een volkomen nieuwe handbooggilde gesticht door een aantal Maastrichtenaren,<br />
van wie zo niet alle dan toch zeker de meeste woonachtig waren in het stadsdeel Wyck.<br />
Geraadpleegde bronnen<br />
* Pluymakers 1985-heden<br />
J.H.A.L. (Jo) Pluymakers te Beek (L.): mondelinge, schriftelijke, telefonische en digitale mededelingen.<br />
* Pluymakers 1986 a<br />
J.H.A.L. (Jo) Pluymakers: Een gebeurtenis uit het verleden van de Koninklijke Sociëteit van Handboogschutters Sint<br />
Sebastiaan 1408 Maastricht. Nummer 1: Het proces 1845-1848. Z.pl. (Beek), juni 1986.<br />
* Pluymakers 1986 b<br />
J.H.A.L. (Jo) Pluymakers: Een gebeurtenis uit het verleden van de Koninklijke Sociëteit van Handboogschutters Sint<br />
Sebastiaan 1408 Maastricht. Nummer 2: Perikelen rond het predicaat ‘Koninklijk’. Z.pl. (Beek), september 1986.<br />
* Pluymakers 1986 c<br />
J.H.A.L. (Jo) Pluymakers: Een gebeurtenis uit het verleden van de Koninklijke Sociëteit van Handboogschutters Sint Sebastiaan<br />
1408 Maastricht. Nummer 3: Alphonse Tissen, een markante Sebastiaan (1868-1886). Z.pl. (Beek), december 1986.<br />
* Pluymakers 1987<br />
J.H.A.L. (Jo) Pluymakers: Sint Sebastiaan Maastricht. 1810-1845. Beek (L.), november 1987.<br />
* Pluymakers 1990<br />
J.H.A.L. (Jo) Pluymakers: De Koninklijke Sociëteit van Handboogschutters Sint Sebastiaan 1406 te Maastricht.<br />
Kroniek vanaf 1810. Beek, september 1990.<br />
* Pluymakers 1994<br />
J.H.A.L. (Jo) Pluymakers: Inventaris van het oud archief van de Koninklijke Sociëteit van Handboogschutters Sint<br />
Sebastiaan 1408 Maastricht. Beek, februari 1994.<br />
* Op advies van J.A. Jolles (!) is sinds de jaren 30 van de vorige eeuw het verenigingsarchief in bruikleen afgestaan aan<br />
de gemeente Maastricht, thans on<strong>der</strong>gebracht bij het Regionaal Historisch Centrum Limburg (RHCL) te Maastricht:<br />
Archief van de Koninklijke [Maastrichtse] Sociëteit van Handboogschutters ‘Sint-Sebastiaan 1408’, 1824-heden. Een<br />
schaduwarchief berust bij Jo Pluymakers te Beek (L.), 1963-1985 bestuurslid (vnl. secretaris) van de voormelde sociëteit.<br />
* In bewaring in een kluis bij de SNS-bank te Maastricht: de zilverschat van de Koninklijke Sociëteit van Handboogschutters<br />
‘Sint-Sebastiaan 1408’, t.w.: a) gedeponeerd zilver uit 1678; b) eigen zilver uit de periode 1812-heden.<br />
- - - - - -<br />
- - - - - - Wordt vervolgd<br />
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------<br />
1450 30 november 2007 <strong>Schuttersbrief</strong> - nummer 74
15<br />
KANTTEKENINGEN<br />
BIJ DRS. JOS GERITS’ BEVINDINGEN<br />
INZAKE HET SCHUTTERIJWEZEN (4)<br />
Vervolg op SB 70, blz. 1308-1312, SB 71, blz. 1346-1349, en SB 72, blz. 1384-1390<br />
De voormalige schutterij van Obbicht<br />
[Zie vooral ook SB 71, blz. 1344-1345]<br />
AAN: De Heer Drs. J.G.W.M. (Jos) Gerits,<br />
schutterijvorser<br />
Beste Jos, Maastricht, 4 november 2007<br />
In jouw e-mail van 2 juli (zie SB 70, blz. 1308) liet je weten, dat ik jou ‘een groot plezier zou doen’ door de<br />
vroegere aanwezigheid van weerbaarheidsschutterijen aan te tonen. Ja, met één enkel door mij te leveren voorbeeld<br />
van zo’n schuttersgilde wilde je zelfs al genoegen nemen. Jouw redenering was immers, dat op grond<br />
van Poppers falsificatietheorie dan eindelijk ‘die ene zwarte zwaan’ gevonden zou zijn en daarmee het bewijs<br />
van het voormalige bestaan van niet louter ‘witte zwanen’ i.c. van an<strong>der</strong>soortige schutterijen (schuttersgilden)<br />
dan die van het door jouw beschreven type.<br />
In antwoord op jouw vraag noemde ik meteen als voorbeeld de Obbichtse schuttersgilde waarvan het reglement<br />
integraal te vinden is in jaargang 22 van De Maasgouw (Maastricht, 1900). En - o, ironie! - ik meldde erbij, dat<br />
die zelfde geschiedbron nota bene ook in jouw eigen doctoraalscriptie bereids vermeld wordt. Zie mijn e-mail<br />
van 2 juli in SB 70, blz. 1309-1312, meer speciaal blz. 1310 (laatste alinea) en blz. 1312 (eindnoot 3).<br />
Op 16 augustus e-mailde je mij, dat je niet meer beschikte over ‘alle kopieën van de bronnen’ (inclusief<br />
kennelijk het schuttersreglement van Obbicht) en bijgevolg ‘niet meer kon verifiëren wat precies in dat reglement<br />
staat’; zie SB 71, blz. 1349. Nog dezelfde dag heb ik in een mailing (zie we<strong>der</strong>om SB 71, maar nu blz.<br />
1344-1345) de relevante delen uit het bewuste schuttersreglement aan jou voorgelegd. Uit de voorgelegde<br />
tekstdelen van 1726 blijkt overduidelijk, dat die voldoende aanknopingspunten geven (nl. ten minste een zestal)<br />
om te mogen beweren, dat de betreffende schutterij ruimschoots vóór 1794 ingesteld werd als weerbaarheidskorps.<br />
Ik vroeg je dan ook om een reactie.<br />
Er volgde van jouw kant een oorverdovende stilte. Inmiddels zijn er reeds twee volle maanden verstreken.<br />
Mag ik nu de conclusie trekken, dat je eindelijk ‘die ene zwarte zwaan’ gevonden hebt en dat je thans reden<br />
ziet om jouw ‘falsificatie-queeste’ te kunnen staken?<br />
Met vriendelijke groeten, Alfred Disch<br />
VAN: De Heer Jos Gerits<br />
Beste Alfred, Spaubeek, gemeente Beek (Lb.), 4 november 2007<br />
Ik zou met plezier inhoudelijk willen reageren, maar dan moet je me, evenals de rest van je lezers, wel als een<br />
rechtgeaarde historicus behulpzaam zijn. Je beroept je op een bron en meldt ook braaf waar je die gevonden<br />
hebt, maar geeft geen inhoud. Het ware charmant wanneer je de bewuste gegevens via letterlijke citaten aan<br />
de lezers voorlegt, zodat die niet met bosjes tegelijk de archieven in hoeven om zichzelf te overtuigen van<br />
jouw gelijk of ongelijk. Deze opmerking geldt overigens niet alleen voor het aangehaalde stuk over Obbicht,<br />
maar ook voor je overige bronnen.<br />
Met groet, Jos Gerits<br />
AAN: De Heer Jos Gerits<br />
Beste Jos, Maastricht, 4 november 2007<br />
Kennelijk is het jou ontgaan, dat ik - zoals ik je ook al in mijn vorige e-mail van vandaag berichtte - reeds<br />
ruim twee maanden geleden gedaan heb waar je me nu om vraagt. Zie <strong>der</strong>halve de bijgaande bijlage, zijnde<br />
SB 71 van 31 augustus 2007, blz. 1344-1345.<br />
Met vriendelijke groeten, Alfred Disch<br />
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------<br />
<strong>Schuttersbrief</strong> - nummer 74 30 november 2007 1451
16<br />
VAN: De Heer Jos Gerits<br />
Beste Alfred, Spaubeek, gemeente Beek (Lb.), 8 november 2007<br />
Helaas moet ik toegeven dat ik jouw publicatie van het gefragmenteerde reglement van Obbicht heb gemist.<br />
Ik probeer wel jouw <strong>Schuttersbrief</strong> te lezen, maar kom daar door drukte lang niet altijd aan toe. Vandaar dat<br />
ik deze primair vluchtig ‘scan’ om te zien, of je iets schrijft waarop ik zou moeten reageren. Als gezegd, had<br />
ik deze gemist.<br />
Met dank dus dat je de bewuste passage direct aan mij hebt gemaild. On<strong>der</strong>tussen heb ik wel ruimte gehad om<br />
het reglement nogmaals te lezen. Tot mijn grote verbazing kom ik daarin niets, maar dan ook helemaal niets<br />
tegen dat wijst op militaire of beschermende taken. Dus hoezo een zwarte zwaan? Het is niet eens een grijze!<br />
Het reglement is in die zin apart, dat verordonneerd wordt dat uit elk huishouden één capabele persoon lid<br />
moet zijn van de schutterij. Dat lijkt op een voorloper van de bepalingen die 50 jaar later door Willem I in de<br />
Wet op de Schutterijen zijn vastgelegd. Het is je vast niet ontgaan dat dit reglement veel dichter bij de 19 de<br />
eeuw staat dan bij de 16 de of zelfs, zoals jij zo graag zou willen bewijzen, de 15 de .<br />
Voor het overige zijn de bepalingen puur intern gericht op het gedrag van de schutters, zoals in alle an<strong>der</strong>e<br />
reglementen ook wordt aangetroffen.<br />
In conclusie wil ik mijn aanname omzetten in een 100%-zekerheid: in dit reglement treffen we geen enkele<br />
verwijzing naar militaire taken, zelfs niet naar politietaken.<br />
Ik vertrouw erop dat je ver<strong>der</strong> blijft zoeken naar die ene zwarte zwaan.<br />
NB: [zie hieron<strong>der</strong>, blz. 1461].<br />
Met groet, Jos Gerits<br />
AAN: De Heer Jos Gerits<br />
Beste Jos, Maastricht, 8 november 2007<br />
Eerlijk gezegd, sta ik min of meer perplex van wat je in jouw e-mail van vandaag beweert.<br />
Eer<strong>der</strong> (zie SB 70, blz. 1308) gaf je me te kennen, dat je ‘nog steeds op zoek’ bent naar argumenten die jou<br />
kunnen overtuigen van het vroegere bestaan van een of meer ‘zwarte zwanen’ i.c. een of meer weerbaarheidsschutterijen.<br />
Maar dan - zou ik zeggen - moet je ze ook wel écht willen vinden! Zelfs ben je - zo krijg ik de indruk<br />
- niet eens bereid om aan te nemen dat schutterijen eertijds om weerbaarheidsreden kunnen zijn opgericht of<br />
pas ná hun oprichting het karakter van een weerbaarheidskorps konden aannemen. Is er dan werkelijk niets in<br />
jou dat zegt, dat tijdens o.a. het Ancien Régime (1500-1789/1794) best wel eens (óók) een án<strong>der</strong> schutterijtype<br />
kan hebben bestaan dan (alléén) het door jou beschreven ‘culturele’ of ‘polygenetische’ type? Is een en an<strong>der</strong><br />
misschien te verklaren, doordat je bevreesd bent dat an<strong>der</strong>s jouw doctoraalscriptie geheel of deels on<strong>der</strong>uitgehaald<br />
wordt? And so what, als daar de historische waarheid mee gediend is! Het aandragen van nóg een of meer<br />
voorbeelden van steedse en plattelandse weerbaarheidsschutterijen van vóór, uit en na 1500-1789/1794 lijkt mij<br />
hier en nu dan ook weinig zinvol, zolang er totaal géén beweging komt in jouw standpuntbepaling. Trouwens,<br />
van weerbaarheidsschutterijen is sowieso al sprake bij deze en gene gelegenheid in de SB; zie on<strong>der</strong> meer (!):<br />
SB 5, blz. 178-180 (betreft graafschap Vlaan<strong>der</strong>en, hertogdom Brabant en prinsbisdom Luik); SB 34, blz. 594-<br />
595 (betreft hoog- en laatmiddeleeuws Italië); SB 70, blz. 1324 (betreft de republiek Ne<strong>der</strong>land); hierboven blz.<br />
1444-1450 (betreft Maastricht, vóór 1408 tot 1632); hierna blz. 1458 (betreft Duitsland, m.n. Aken); zo meteen<br />
punt 3 van deze e-mail; en mijn komende bespreking van jouw 20 à 30 hoofd- en nevenstellingen in deze rubriek.<br />
Alles dus - als het jou belieft - op zijn tijd en op zijn juiste plaats. On<strong>der</strong>tussen graag nog het volgende.<br />
1) Ik wil helemaal niet ‘bewijzen, dat de Obbichtse schutterskaart dichter bij de 15 de eeuw staat dan bij de 19 de<br />
eeuw’. Hoe kom je erbij? Je bent - zie mijn veel eer<strong>der</strong>e e-mails aan jou - voor de zoveelste maal aan het<br />
hineininterpretieren. Het is en blijft voor jou toch maar lastig mijn en an<strong>der</strong>mans geschriften goed te lezen.<br />
2) De door mij overgelegde zes relevante artikels uit het schuttersreglement van 1726 zijn allemaal (!) niet (!)<br />
‘puur intern gericht’. Ze regelen de relatie van het bevoegde gezag (i.c. de kasteelheer en zijn schout) met de<br />
plaatselijke schutters. De artikels 1 en 2 bijvoorbeeld handelen onweerlegbaar over - nota bene - militieplicht.<br />
3) Jouw ‘zekerheid’ (aanvankelijk 99,9% en nu zelfs 100%) betreft jouw mededeling (SB 71, blz.1349) dat<br />
het Obbichtse schuttersreglement van 1726 ‘géén aanknopingspunt’ (sic) biedt m.b.t. weerbaarheids- of<br />
beschermingstaken. Jij mag je dan héél zeker wanen, echter weinigen zullen jouw zekerheid delen. Vanwaar<br />
overigens jouw verwijzing naar de ±100 jaar latere (weerbaarheids)schutterijen on<strong>der</strong> koning Willem I?<br />
Dus tóch - volgens jouzelf - ten minste twee aanknopingspunten (namelijk art.1 en art.2) in de Obbichtse kaart!<br />
4) Ik wil het begrip weerbaarheid of bescherming - in tegenstelling met wat jij bij voortduring geneigd bent te<br />
doen - zeker niet verengen tot louter en alleen ‘taken’ van puur ‘militaire’ en puur ‘politiële’ aard.<br />
5) Naar ‘die ene zwarte zwaan’ hoef ik beslist niet te zoeken: die is - tezamen met schermen an<strong>der</strong>e soortgenoten<br />
van dezelfde kleur en vanaf ‘lichtgrijs’ tot en met ‘pikzwart’ - allang gevonden. Het probleem is, dat jij die<br />
voor het ogenblik niet als zodanig wenst te on<strong>der</strong>kennen.<br />
Met vriendelijke groeten, Alfred Disch<br />
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------<br />
1452 30 november 2007 <strong>Schuttersbrief</strong> - nummer 74
17<br />
VAN: De Heer M.W.E.M. (Mathy) Leunissen,<br />
documentalist van het Limburgs Schutterstijdschrift en me<strong>der</strong>edacteur van de <strong>Schuttersbrief</strong><br />
Hallo, beste Alfred. Kunrade, gemeente Voerendaal (Lb.), 11 november 2007<br />
Wat je reactie aan Jos Gerits betreft, ga ik toch even voor advocaat van de duivel spelen en op punt 3 t/m punt 5<br />
reageren, zoals ik dat zou doen als ik in Jos zijn schoenen stond.<br />
Punt 3<br />
Dat de meer<strong>der</strong>heid met (op dit moment) jou aan het hoofd denkt gelijk te hebben, wil nog niet zeggen dat het<br />
ook zo is. Als historicus hoef ik jou er niet aan te herinneren, hoe dat zat met Galileo Galileï.<br />
Punt 4<br />
Welke an<strong>der</strong>e taken kan men overigens nog verstaan on<strong>der</strong> het begrip weerbaarheid, behalve militaire en<br />
politiële taken?<br />
Punt 5<br />
Of het probleem is juist, dat jij niet wil on<strong>der</strong>kennen dat er geen enkel bewijs is voor de weerbaarheidstheorie.<br />
Zoals Gerits al meldde: ‘Het reglement is in die zin apart dat verordonneerd wordt dat uit elk huishouden één<br />
capabele persoon lid moet zijn van de schutterij.’ Jij ziet (on<strong>der</strong> an<strong>der</strong>e) dit als een bewijs dat hiermee de<br />
weerbaarheidstheorie bewezen is. Ik zie geen enkele reden hiertoe.<br />
Groetjes, Mathy<br />
AAN: De Heer Mathy Leunissen<br />
Beste Mathy, Maastricht, 11 november 2007<br />
We hebben het over een vrij laat jaar in de geschiedenis van het schutters(gilde)wezen, nl. 1726. Er waren<br />
tijdens de periode 1701-1794 in én buiten Limburg óók schutterijen (schuttersgilden) die beslist niet (!) om<br />
reden van weerbaarheid werden opgericht. Ik wil <strong>der</strong>halve in de kwestie van Obbicht de geldigheid van de<br />
weerbaarheids- of beschermingstheorie liever buiten beschouwing laten. Sterker nog: ik vind die theorie hier<br />
niet relevant; wat betreft de 18 de eeuw (1701-1800) wijs ik haar zelfs af.<br />
Waar het inzake ‘Obbicht 1726’ om draait, zijn de navolgende drie vragen: a) biedt het Obbichtse reglement<br />
van 1726 voldoende aanknopingspunten om te mogen stellen dat hier sprake is van een weerbaarheidsschutterij?;<br />
b) was de Obbichtse schutterij óók reeds vóór 1726 als weerbaarheidskorps ingesteld?; en c) was<br />
de schutterij te Obbicht tevens van oorsprong een weerbaarheidskorps? Antwoord op vraag a: er zijn méér dan<br />
genoeg aanknopingspunten, nl. minstens zes; deze maken reeds elk afzon<strong>der</strong>lijk en met te meer reden alle<br />
tezamen aannemelijk (ja, ze tonen aan), dat het anno 1726 te Obbicht vóór alles ging om een weerbaarheidsschutterij.<br />
Antwoord op vraag b: uit de context van het reglement kan worden geconcludeerd, dat de on<strong>der</strong>havige<br />
schutterij óók reeds vóór 1726 als weerbaarheidskorps bestond en dat mogelijk een godsdiensttwist binnen de<br />
schutterijgele<strong>der</strong>en de plaatselijk gebiedende heer i.c. de kasteelheer J.G. Leerode in 1726 noopte tot handelend<br />
optreden (vandaar artikel 2: remplaçantenstelsel avant la lettre!); of de weerbare mannen in het rechtsgebied van<br />
de vrijheerlijkheid Obbicht en Papenhoven eveneens vóór 1726 verplicht waren tot toetreding tot de schutterij,<br />
valt uit het reglement niet zon<strong>der</strong> meer af te leiden; zelf ben ik geneigd om te menen dat op voorhand die<br />
verplichting niet uit te sluiten is. Antwoord op vraag c: het antwoord moet ik hier schuldig blijven om reden dat<br />
er géén vaststaande gegevens voorhanden zijn over de precieze oprichtingsdatum van de Obbichtse schutterij;<br />
wél kan uit het reglement van 1726 worden afgeleid, dat de vrijheerlijke schutterij reeds lang vóór 1726 moet<br />
zijn gesticht, laten we zeggen: eer<strong>der</strong> in de eerste helft (1601-1650) dan in de tweede helft (1651-1700) van de<br />
17 de eeuw; en naarmate de stichtingsdatum nóg ver<strong>der</strong> mocht opschuiven naar vroegere tijden, neemt óók de<br />
waarschijnlijkheidsgraad van een om weerbaarheidsreden opgerichte Obbichtse schutterij (schuttersgilde)<br />
alleen maar toe; vergeet niet, dat we dán bereids in en/of vóór de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) zitten.<br />
Inzake jouw punt 3. Je hebt gelijk: in de wereld van de wetenschap regeert niet de democratische meer<strong>der</strong>heid<br />
van stemmen maar de degelijkheid van argumenten. En dát moet vooral ook zo blijven. De degelijkheid van<br />
Gerits’tegenargumenten t.a.v. ‘Obbicht 1726’ is echter vér te zoeken. Jammer voor Gerits, maar het is niet an<strong>der</strong>s.<br />
Inzake jouw punt 4. Weerbaarheid kon behelzen: politiedienst; militaire bijstand; brandweer; dag- en nachtwacht;<br />
escortering handelskaravaan; lijfwacht; ceremoniële escortering; douane; grens-, boot-, gevangenen-,<br />
schuilschans- en stadsmuurbewaking; enzovoorts. Weerbaarheid kon ook blijken uit: wapenschouw, -uitrusting<br />
en -oefening; exercitie; rangaanduiding; uniform; eed van trouw; militieplicht; privileges; en <strong>der</strong>gelijke meer.<br />
Inzake jouw punt 5. Het blote feit dat volgens artikel 1 van de Obbichtse kaart elk (!) gezin door de overheid (!)<br />
verplicht (!) werd om een ‘capabele’ (lees: weerbare!) man te leveren ter ‘versterking’ (!) van de ‘compagnie’ (=<br />
schutterij-nieuwe-stijl!), is al voldoende bewijs dat we hier met een weerbaarheidsschutterij te maken hebben.<br />
De reglementsartikels 2, 5, 14, 15 en 17 vormen evenzovele extra-bewijzen. En wat de weerbaarheidstheorie<br />
aangaat, zie hierboven mijn inleidende alinea. - - - - - -<br />
- - - - - - Groetjes, Alfred Disch<br />
<strong>Schuttersbrief</strong> - nummer 74 30 november 2007 1453
18<br />
DE OORSPRONG<br />
VAN<br />
DE KONINGSVOGELSCHIETING<br />
EN<br />
HET SCHUTTERSKONINGSCHAP (5)<br />
Vervolg op SB 14, blz. 338-341, SB 39, blz. 631, SB 40, blz. 651, en SB 73, blz. 1423-1424<br />
AAN: De Heer J.E.M. (Sjaak) Eijsbouts,<br />
eigenaar-beheer<strong>der</strong> van Boeken-, archief- en voorwerpenverzameling Handboog te Vlierden (N.Br.)<br />
Beste Sjaak, Maastricht, 29 oktober 2007<br />
Aan de zeven verklaringen die ik je al in de vorige SB gegeven heb m.b.t. de herkomst van het papegaai- of<br />
koningschieten en van de schutterskoning, kunnen we nog ten minste vier an<strong>der</strong>e toevoegen. Zie namelijk<br />
Visie 08 t/m Visie 11 in de on<strong>der</strong>staande opsomming. Visie 08 wordt zo meteen toegelicht door Marc Lemahieu.<br />
Visie 09 is die van Dr. Hans-Harold Michaelis en werd reeds door Mathy Leunissen en mij besproken in SB<br />
14 (blz. 338-340; aldaar ver<strong>der</strong>e bronvermelding). Visie 10 en Visie 11 heb ik ontleend aan het artikel dat Marc<br />
Lemahieu heeft ingestuurd voor opname in SB 70: zie blz. 1325-1328.<br />
Visie 01: het koningschieten is van oorsprong een oud-Germaans vruchtbaarheids- of voorjaarsritueel.<br />
Visie 02: het koningschieten gaat terug op het duifschieten [= niet duivenschieten!] in de Klassieke Oudheid.<br />
Visie 03: het schutterlijk koningschap is ontleend aan de middeleeuwse rid<strong>der</strong>toernooien.<br />
Visie 04: de schutterskoning was oorspronkelijk (13 de -14 de eeuw) een Brabantse parodie op de échte vorst.<br />
Visie 05: het schutterlijk koningschap heeft dezelfde Franse oorsprong als de folklore van de carnavalsprins.<br />
Visie 06: de koningstitel betekende en betekent eigenlijk niets an<strong>der</strong>s dan ‘de beste schutter’.<br />
Visie 07: berustte de term koningschieten niet op taalkundige misverstanden bij de middeleeuwse Vlamingen?<br />
Visie 08: het fenomeen schutterskoning is ontleend aan ’t meifeest [zie hierna de bijdrage van Marc Lemahieu].<br />
Visie 09: het koningschieten gaat terug op het prehistorische gebruik van het winterkoninkje vangen [zie SB 14].<br />
Visie 10: het papegaaischieten was aanvankelijk een symbolische act tegen de muzelmannen [cf. Reintges 1963].<br />
Visie 11: het koningschieten zou ±1272 ingesteld zijn door de graaf van Provence (F) na terugkeer uit Palestina.<br />
Met vriendelijke groeten, Alfred Disch<br />
Visie 08:<br />
het fenomeen schutterskoning is ontleend aan het meifeest<br />
VAN: De Heer Marc Lemahieu,<br />
thesaurier en archivaris van de Koninklijke Hoofdgilde St.-Sebastiaan te Brugge,<br />
auteur van het in SB 33 gerecenseerde boek over het ontstaan van de schuttersgilden<br />
Beste Alfred, Brugge (W.Vl.), 29 oktober 2007<br />
Interessante passage [zie SB 73, blz. 1423-1424] over de schutterskoning!<br />
Er kan ook een verband bestaan met de meikoning. In attachment een bijdrage daaromtrent.<br />
Het meifeest, met als hoogtepunt het planten van de meiboom, is al erg oud. Het was een van de grootste<br />
feesten die in geheel West-Europa werden gevierd. De meiboom komt voor bij alle Germaanse en Westslavische<br />
volkeren en is ver<strong>der</strong> bekend in Frankrijk, Italië en Spanje. Overal was het een vruchtbaarheidsrite; de meibomen<br />
stelden de vegetatiegeest in boomgestalte voor. ’s Avonds voor de eerste mei werden er meivuren ontstoken<br />
en in de nacht trok de meigilde uit. Het is het feest van het begin van de zomer, het feest van de groeikracht,<br />
het opengaan van de natuur. Dan dansten en zongen ze en werden er meibomen geplant, die hun<br />
vruchtbaar makende kracht moesten overbrengen op akker, vee en mens. Elke stad had wel zijn meigilde, een<br />
vereniging van jongelieden die de feestelijkheden rond het planten van de meiboom voorbereidden en organiseerden.<br />
Bij behendigheidsproeven, veelal het boogschieten, werd een winnaar gekozen, de zogeheten meikoning<br />
of meigraaf.<br />
Marc<br />
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------<br />
1454 30 november 2007 <strong>Schuttersbrief</strong> - nummer 74
19<br />
De schutterskoning<br />
De oorsprong van de koningstitel in de schuttersgilden blijft duister. In feite staat enkel vast, dat de 14 de -<br />
eeuwse schutters zich van meet af aan een koning kozen door het schieten op de koningsvogel tijdens het<br />
zogenaamde ‘feest van de papegaai’.<br />
Al in de 13 de eeuw verschijnt de naam ‘Coninck’ als familienaam in Vlaan<strong>der</strong>en. 1) De befaamde Pieter de<br />
Coninck is er het bekendste voorbeeld van. Maar ‘coninck’ had ook de meer algemene betekenis van<br />
aanvoer<strong>der</strong> en werd ook al in sommige volksgebruiken gebezigd, zoals de ‘Koning van de Boon’ bij het<br />
driekoningenfeest. In 1292 werd in Brugge een vergoeding uitgekeerd aan de ‘koning <strong>der</strong> ribauden’ die over<br />
het steekspelmateriaal had gewaakt. 2) In de stadsrekeningen van Rijsel [= Lille] treft men een wijngift aan in<br />
1301, aan de ‘roi de l’Épinette’, de koning van het plaatselijke toernooigezelschap. 3) De koningstitel was dus<br />
niet voorbehouden aan de winnaar van de papegaaischieting.<br />
De koning en zijn gevolg werden in de Brugse Sint-Jorisgilde gekroond met een rozenhoed: (…) betaelt om<br />
roozen hoen omme den kueninck, bailleu ende rid<strong>der</strong>s (…). Ook Van Praet spreekt in zijn jaarboek (…) van<br />
eenen roozenhoed, die rondom het wit stond. 4) Een <strong>der</strong>gelijke rozenhoed vormde de tooi van het koningsfeest<br />
en hielp de hoogwaardigheidbekle<strong>der</strong>s van het denkbeeldige hofhouding te on<strong>der</strong>scheiden. In ruil nodigde de<br />
koning op Witte Don<strong>der</strong>dag de gilde uit om samen de ontluikende lente te begroeten en de traditionele<br />
crakeling te breken die als teken van samenhorigheid on<strong>der</strong> de gildebroe<strong>der</strong>s werd verdeeld. Dit was het<br />
paasfeest van de schutters. 5)<br />
Ook Hofdijk ziet verband met de oeroude ‘mei-spelen’, waar rond Pinksteren de overwinning van de nieuwe<br />
zomerkoning op de winterdraak werd gevierd, overeenkomstig het verhaal van Sint-Joris. 6)<br />
Het is in<strong>der</strong>daad niet onwaarschijnlijk, dat de oorsprong van de koningsfeesten gesitueerd moet worden in de<br />
heidense voorjaarsritus van de ‘meikoning’. 7) Initieel [= aanvankelijk] is namelijk steeds sprake van een ‘Meifeest’<br />
en nogal wat verwijzingen zijn manifest genoeg. Te Ieper op 4 mei 1325: Item, pour 1 muy de vin,<br />
présenté as arcbalestriers, pour lor feste qu’ils fisent au may (…). En het jaar erop op 3 mei 1326: Item,<br />
saterdaeghs <strong>der</strong> helegher Crusendaghe: van enen mudde wijns isent ter feeste van den zelscotters. 8)<br />
De eerste mei was in de meeste schuttersgilden in<strong>der</strong>daad een feestdag, samen met de patroonsdag en de grote<br />
stedelijke processie. Waarom de meidag een feestdag was, is niet makkelijk te verklaren. Het was geen<br />
kerkelijke feestdag. De Germanen vierden in de nacht van de 31 ste april op de eerste mei het voorjaarsfeest<br />
Beltane. Veel rituelen bleven voortleven in verschillende mei-rituelen, zoals de meiboom en de meikoning.<br />
Ook in Brugge vond het schuttersfeest initieel plaats begin mei, bij de opening van de Meifoor, zoals te lezen<br />
valt in de stadsrekeningen van 1334-1335, 1336-1337 en 1337-1338. De Meifoor startte afwisselend op 23<br />
april (patroonsdag van Sint-Joris) of op 1 mei.<br />
Ook in Gent werden de Eed nog verkozen in mei, maar de koningschieting verhuisde naar juni: Item sal men<br />
alle jare de dekene ende proviserers verkiesen tsondaeghs naer<strong>der</strong> helegher Crucen dach in Meye, (…). Item<br />
--------------------<br />
1) Frans Debraban<strong>der</strong>e: Woordenboek van de familienamen in België en Noord-Frankrijk. Uitgeverij: Veen / Het Taalfonds.<br />
2003.<br />
2) Een soortgelijke vast betaalde functie bestond in Gent, waar den coning van de ribauden ende sinen bailliu in 1314 de<br />
tenten van het gemeenteleger opzetten met de hulp van 23 van sinen cnapen.<br />
3) Evelyne van den Neste : Tournois, Joutes, pas d’armes dans les villes de Flandre à la fin du Moyen Age 1300-1486.<br />
Uitgeverij: Ecole des Chartes. Parijs, 1996, blz. 88.<br />
4) Joseph van Praet: Jaerboek <strong>der</strong> Keyzerlyke ende Koninklyke Hoofdgilde van de edele Rid<strong>der</strong> Sint-Joris in den oudenhove<br />
binnen de stad Brugge. Uitgeverij: Van Praet. Brugge, 1786, blz. 104. Ook de akte van 4 juni 1387 van de Sint-<br />
Jorisgilde te Turnhout heeft het over een <strong>der</strong>gelijke hoed; J.F. Willems (red.): Belgisch museum voor de Ne<strong>der</strong>duitsche<br />
tael- en letterkunde en de geschiedenis des va<strong>der</strong>lands. Uitgeverij: Gyselynck. Gent, 1840, deel 4, blz. 64.<br />
5) Louis Gilliodts - van Severen: Inventaire des archives de la ville de Bruges, Inventaire des Chartes, Deel IV. Uitgeverij:<br />
Gaillard. Brugge, 1871-1882, blz. 460-461.<br />
6) W.J. Hofdijk: De Oude Schutterij in Ne<strong>der</strong>land. Uitgeverij: Keminck. Utrecht, 1875.<br />
7) Joachim Hermann: Ursprung und Wesen <strong>der</strong> Gilde, in: Historische Arbeiten aus seinem Nachlaß Hamburg, Veröffentlichungen<br />
des Vereins für Hamburgische Geschichte, Band X. Uitgeverij: Christians. Hamburg, 1936, blz. 46-48.<br />
8) Guillaume des Marez en Emile de Sagher: Comptes de la ville d’Ypres de 1267 à 1329. Brussel 1909-1913, deel II,<br />
blz. 450 en 557.<br />
Margareta Mus: Geschiedenis van de Ieperse boogschutters vanaf hun opkomst tot aan de WO I. Uitgeverij: Vlaamse<br />
Volkssport Centrale. Leuven, 1988, blz. 18.<br />
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------<br />
<strong>Schuttersbrief</strong> - nummer 74 30 november 2007 1455
20<br />
sal men den papegay schieten alle jare den ersten sondach van Hoymaent. (Sint-Joris, Gent. 3 juli 1416).<br />
Men spreekt in de Brugse stadsrekeningen van 1353-1354 over delelivered den here Jan Cortscove alse<br />
keyzer van <strong>der</strong> feeste van meye, bi den buerchmeesters ende <strong>der</strong> wet ghemeenlike te helpen tharen feesten, en<br />
het jaar erop: den here Symoene van Aertrike, keyser van de feeste te meye, hem ygheven ter keyserlike feeste. 9)<br />
Het is niet volledig duidelijk, of het schuttersfeest hier samenvalt met het meifeest, waar blijkbaar een keizer<br />
werd aangesteld.<br />
De band met het ‘Meifeest’ blijkt nog duidelijker uit een akte van de schepenen te Sint-Omaars uit 1371, waar<br />
beschreven wordt hoe de kruisboogschutters de gewoonte hadden om de eerste mei een boom te gaan hakken,<br />
die de ‘May’ werd genoemd. 10) In Oudenaarde greep de papegaaischieting plaats eind juli, maar op 23 april,<br />
Sint-Jorisdag, haalden de schutters hun ‘mey’: Item ghepresenteert den scutters in Sen Joeris daghe den XXIII<br />
dach in Aprille, als sy haelden haren mey,(…). Deze kostenpost verscheen regelmatig in de stadsrekeningen<br />
vanaf 1407. 11) Iets soortgelijks gebeurde te Mons [= Bergen], waar op 1 mei de verkiezingen plaatshadden,<br />
waarna de schutters naar het bos trokken om er zich een koning te schieten, zoals hun ordonnantie van 1413<br />
leert: Item que chil des dis compaignons que le jour de May ne seront en le maison de le pais pourveut de leur<br />
cottes et capprons del anee, pour la endroit faire nouvel maistre congnestable et diseniers, et pour aler au<br />
bos avoecq les compaignons traire et revenir avoecq le Roy, (…) 12) Te Béthune laat de Vlaamse graaf de<br />
gildebroe<strong>der</strong>s van Sint-Sebastiaan in 1413 toe de grafelijke bossen te betreden om voor hun koningsfeest op<br />
de laatste zondag van april aller en nos bois du dit lieu de Bethune faire leur assamblee et en iceulx prendre<br />
en coeullier du may raisonnablement sans oultraige faire, pour parer et a orner le lieu et plaice ou ilz feront<br />
leur dicte feste, (… ) 13) En uit de statuten van Nijvel [= Nivelles] in 1429: Et parmy ce doivent faire leur<br />
sollempnitet et amenet leur may ensi que accoustumeit lont du tamps passet ou aultrement ilh naroient point<br />
les v sols dessus nommet. Item le jour quil traoient leur pappegays pareillement v sols. 14)<br />
Dries Van den Abeele toont ook aan, dat een vergelijkbare traditie bestond bij het toernooigezelschap van de<br />
Witte Beer te Brugge. Op de eerste dag van mei reed de forestier [= houtvester] namelijk in de vroege ochtend<br />
samen met zijn gezellen naar een dichtbijgelegen bos. Ie<strong>der</strong>een hakte er een boomtak af en hiermee werd dan<br />
naar de Poortersloge gereden, waar het wapen van de nieuwe forestier werd geplaatst ter vervanging van dat<br />
van zijn voorganger. 15) De gelijkenis is te frappant om van toeval te kunnen spreken. Volgens Dries van den<br />
Abeele had het toernooigezelschap toen ook de naam van Sint-Joris, zoals blijkt uit een stadsrekening van<br />
1369: Item ghegheven den prince van Sint Jorisse ende zinen gheselscepe in houesscheden (…), te helpen van<br />
hare feeste, als men iosteerde up de maerct in meye. 16)<br />
Er zou veel diepgaan<strong>der</strong> bronnenmateriaal moeten bestudeerd worden, eer men enige besluiten zou kunnen<br />
trekken. Voorlopig moeten we ons neerleggen bij de conclusie van Theo Reintges: deze volledige vervlechting<br />
van voorjaarsgebruiken en schutterswezen laat zich slechts als volgt verklaren: in het begin van het voorjaar,<br />
wanneer de schutters opnieuw hun schietoefeningen opnamen, vielen ook de verscheidene voorjaarsfeestelijkheden<br />
en de vermelde kerkelijke feestdagen, zodat ze zich alle drie makkelijk met elkaar konden<br />
versmelten. 17)<br />
-----------------<br />
9) Henri Godar en Albert Schouteet: Histoire de la Gilde des Archers de Saint Sébastien de la Ville de Bruges. Uitgeverij:<br />
Stainforth. Brugge 1947, deel II, blz. 442-443.<br />
10) Oscar Bled : Histoires des arbalétriers de Saint-Omer dits compagnons ou chevaliers de Saint-Georges, Mémoires<br />
de la Société des Antiquaires de la Morinie, 1860, blz. 349, in L’indépendant du Pas-de-Calais, 12 april 1996, blz.<br />
10; Georges Espinas: Le droit d’association dans les villes de l’Artois et de la Flandre française depuis les origines<br />
jusqu’au début du XVIe siècle. Uitgeverij: Raoust Lille, 1942, deel 2, blz. 321.<br />
11) Lodewyk van Lerberghe en Jozef Ronsse: Inlichtingen nopens het gilde van St.-Joris te Audenaerde, in:<br />
Audenaerdsche Mengelingen, van Peteghem-Ronsse. Oudenaarde, 1854, deel VI, blz. 16.<br />
12) Augustin François Lacroix: Notice sur les anciennes sociétés d’arbalétriers de la ville de Mons. Extrait du rapport<br />
du 6 ème anniversaire de la Société des sciences, des arts et des lettres du Hainaut. Uitgeverij: Hoyois. Mons, 1839,<br />
blz. 18.<br />
13) Georges Espinas: Le droit d’association dans les villes de l’Artois et de la Flandre française depuis les origines<br />
jusqu’ au début du XVIe siècle. Uitgeverij: Raoust. Lille, 1941, deel 1, blz. 185.<br />
Reintges 1963, blz. 317 = Theo Reintges: Ursprung und Wesen <strong>der</strong> spätmittelalterichen Schützengilden, Röhrscheid<br />
Bonn, 1963, blz. 317.<br />
14) Reintges 1963 [confer voorgaande voetnoot 13], blz. 317; Reintges vermeldt verkeerdelijk het jaartal 1342.<br />
15) Andries van den Abeele: Het rid<strong>der</strong>lijk Gezelschap van de Witte Beer. Steekspelen in Brugge tijdens de late Middeleeuwen.<br />
Uitgeverij: Walleyn. Brugge, 2000.<br />
16) Louis Gilliodts-van Severen: Inventaire des archives de la ville de Bruges. Table analytique. Brugge, 1871-1882,<br />
blz. 18.<br />
17) Reintges 1963 [confer hierboven voetnoot 13], blz. 323.<br />
- - - - - -<br />
- - - - - -<br />
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------<br />
1456 30 november 2007 <strong>Schuttersbrief</strong> - nummer 74
21<br />
DE BAKERMAT VAN HET SCHUTTERIJWEZEN (5)<br />
Vervolg op SB 3, blz. 80-81, SB 5, blz. 178-180, SB 19, 378, en SB 34, blz. 394<br />
AAN: De Heer M.W.E.M. (Mathy) Leunissen,<br />
documentalist van het Limburgs Schutterstijdschrift (LS) en me<strong>der</strong>edacteur van de <strong>Schuttersbrief</strong><br />
Beste Mathy, Maastricht, 30 november 2007<br />
Hoe jij het ‘flikt’, weet ik niet. Maar jij slaagt voortdurend erin om mij aangenaam te verrassen met schutterijhistorische<br />
boeken die mij totaal onbekend zijn, of waar ik tot nog toe niet aan toekwam die te lezen. Ditmaal<br />
gaf je me welwillend een exemplaar in bruikleen en wel van het proefschrift van Cris te Lintum: Das Haarlemer<br />
Schützenwesen (De Haarlemsche Schutterij). Inaugural-Dissertation zur Erlangung <strong>der</strong> Philosophischen<br />
Doctorwürde an <strong>der</strong> Universität zu Leipzig [= ‘Het Haarlemmer Schutterswezen (De Haarlemse Schutterij).<br />
Proefschrift ter verkrijging van de doctorstitel in de Wijsbegeerte aan de Universiteit van Leipzig’] (Enschede,<br />
1896). Dit boek, 121 pagina’s tellend en ter grootte van een halve A4-formaat, was mij niet geheel onbekend<br />
wegens het feit dat in veelal oude vakliteratuur menigmaal verwezen wordt naar de dissertatie van Cris te Lintum.<br />
Een an<strong>der</strong>e belangwekkende publicatie van Te Lintum (nl. Onze Schutter-Vendels en Schutterijen van Vroeger<br />
en Later Tijd, 1550-1908, in Beeld en Schrift, ’s-Gravenhage 1910) mocht ik trouwens reeds eer<strong>der</strong> on<strong>der</strong> de<br />
publieke aandacht brengen: zie SB 30, blz. 524, en SB 59, blz. 1053-1057.<br />
Helemaal nieuwsgierig naar Te Lintums dissertatie maakte je me, toen je me vooraf berichtte dat C. te Lintum<br />
in zijn proefschrift het on<strong>der</strong> meer heeft - zij het héél in het kort - over de bakermat van het schuttersgildewezen.<br />
Over die bewuste passage wil ik het hier dan ook even hebben. Later, in de SB-rubriek Schutterijboeken<br />
en wellicht tevens in een nog op te starten rubriek over het Haarlemmer schutterijwezen, zal ik Te<br />
Lintums dissertatie uitvoeriger bespreken. Maar voor dit moment beperk ik me toch tot hetgeen Te Lintum<br />
meldt over de geografische herkomst van de schutterijen (schuttersgilden), en mijn commentaar daarop.<br />
Allereerst dan de letterlijke tekst bij Cris te Lintum.<br />
Die geographische Verbreitung dieses neuen Instituts [d.h. <strong>der</strong> Schützengesellschaft] erscheint also<br />
als eine ziemlich regelmässige von Süden nach Norden, wie man das von vornherein nicht an<strong>der</strong>s<br />
erwarten konnte: hat doch die ganze Entwickelung des mittelalterlichen Städtewesens in Europa im<br />
Allgemeinen diesen Weg genommen und zwar auf drei Bahnen; alle von Italien aus: eine durch<br />
Deutschland, die zweite durch Frankreich, die dritte über das Meer gleich nach Flan<strong>der</strong>n. Alle drei<br />
begegneten sich in Holland. (Te Lintum 1896, Seite 11)<br />
IN VERTALING (door A.D.)<br />
De geografische verbreiding van deze nieuwe instelling [d.w.z. van de schutterij] verschijnt dus als<br />
een tamelijk regelmatige van zuid naar noord, zoals men het van te voren verwachten kon, want de<br />
gehele ontwikkeling van het middeleeuwse stadswezen in Europa heeft in het algemeen deze richting<br />
gevolgd en wel via drie routes, alle van Italië uit: een via Duitsland, de tweede via Frankrijk, de <strong>der</strong>de<br />
over zee rechtstreeks naar Vlaan<strong>der</strong>en. Alledrie komen ze bijeen in *Holland.<br />
(Te Lintum 1896, blz. 11)<br />
* Met ‘Holland’ bedoelde C. te Lintum misschien het ganse gebied van het tegenwoordige Ne<strong>der</strong>land. Maar het<br />
is zeker niet uitgesloten, dat hij hierbij meer speciaal het oog had op het voormalige graafschap Holland (= de<br />
huidige provincies Zuid- en Noord-Holland), temeer omdat dáár - althans volgens Te Lintum - de eerste<br />
schutterijen (schuttersgilden) in ons land ontstaan zijn.<br />
Voor zover mij bekend, is Dr. Cris te Lintum - ere wie ere toekomt! - de eerste on<strong>der</strong>zoeker die het idee van<br />
Italië als bakermat van het schuttersgildewezen geopperd heeft. En voor zover ik weet - maar ik laat me op dit<br />
punt graag corrigeren - heeft ook niemand tot begin 21 ste eeuw - dus gedurende meer dan een eeuw - het ooit<br />
publiekelijk over dat idee van Te Lintum gehad; zelfs Reintges niet, die toch met Te Lintum bekend was en<br />
wiens proefschrift uit 1963 nagenoeg helemaal over de oorsprong van het schutterijwezen in Europa handelt.<br />
Naar aanleiding van een artikel van Drs. Karijn Delen op de website van het Nationaal Archief te Den Haag<br />
over mijn (hypo)these inzake de Italiaanse oorsprong van het schuttersgildewezen in Europa (zie de ‘herdruk’<br />
ervan in SB 2, Maastricht, 30 juni 2004, blz. 60-61), volgde er in <strong>Schuttersbrief</strong> - nummer 3 (blz. 80-81) een<br />
vraag van voormalig LS-me<strong>der</strong>edacteur Piet Hermans uit Weert (Lb.), hoe een en an<strong>der</strong> dan nu precies zat.<br />
Hoewel ik op dat moment nog helemaal géén weet had van Te Lintums toen al meer dan 100 jaar oude<br />
bewering, verklaarde ik drie redenen te hebben die in de richting zouden wijzen van Italië als de bakermat van<br />
het schutterijwezen: a) de Romaanse (lees: Frans-Italiaanse) herkomst van de term compagnie, d.i. het minstens<br />
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------<br />
<strong>Schuttersbrief</strong> - nummer 74 30 november 2007 1457
22<br />
zo oude, indien al niet nóg ou<strong>der</strong>e, Middelne<strong>der</strong>landse equivalent van het woord schutterij 1) ; b) exact dezelfde (!)<br />
argumentatie die Dr. Theo Reintges (1963) 2) hanteerde ten gunste van het oude Vlaan<strong>der</strong>en; c) het bestaan van<br />
schutterijen in Italië 3) vóór de oudst bekende schuttersgilden in het land <strong>der</strong> Vlamingen en el<strong>der</strong>s ten noorden<br />
van de Alpen.<br />
Wat de argumenten van Reintges ook alweer waren om te menen, dat het oude Vlaan<strong>der</strong>en de bakermat zou<br />
zijn van het schuttersgildewezen? Als de belangrijkste factor noemde Reintges de opkomst van de kruisboog<br />
en het sterk toegenomen gebruik van dat schietwapen tijdens de Kruistochten van 1096 tot 1270. En bijna zo<br />
belangrijk, zo niet even belangrijk, achtte Reintges de opkomende macht <strong>der</strong> Vlaamse steden en - daarbinnen -<br />
die van de handels- en ambachtsgilden meer in het bijzon<strong>der</strong> (Reintges 1963, blz. 72). Maar - zo vroeg en vraag<br />
ik me af - hoeveel eer<strong>der</strong> hadden die ontwikkelingen niet reeds in Italië een hoge vlucht genomen? Ook qua<br />
economische voorspoed en technische vooruitgang deden in die tijd bepaalde delen van het Apennijns schiereiland<br />
beslist niet on<strong>der</strong> voor het welvarende graafschap Vlaan<strong>der</strong>en!, liet ik - aldus Reintges’argumentatie<br />
becommentariërende - in de eerste alinea op blz. 81 van SB 3 weten.<br />
Met de opvatting van Te Lintum dat de ontwikkeling van het middeleeuwse stadswezen zich voltrokken heeft<br />
vanuit de zuidelijke regionen van Europa naar het noorden toe, stem ik geheel in. Intuïtief moet Cris te Lintum<br />
hebben aangevoeld, dat in ‘het noordwaartse gebeuren’ ook het antwoord te vinden zou zijn op de vraag naar<br />
het ontstaansgebied van het schuttersgildewezen. Bewijzen of concrete aanwijzingen voor het laatste kon hij niet<br />
leveren, althans Te Lintum vermeldt ze niet in zijn proefschrift. Maar die bewijzen of concrete aanwijzingen zijn<br />
er nú gelukkig wél: zie de beide voorgaande alinea’s. Of Te Lintum het ook intuïtief helemaal juist aangevoeld<br />
heeft m.b.t. tot elke van de drie noordwaartse routes (Italië-Vlaan<strong>der</strong>en, Italië-Frankrijk en Italië-Duitsland)<br />
en m.b.t. tot het bijeenkomen van deze drie routes in ‘Holland’? Ik voor mij heb daarover zo mijn twijfels.<br />
Op zich lijkt mij de door Te Lintum aangegeven route Italië-Vlaan<strong>der</strong>en juist. Of die uitsluitend over zee (en<br />
dus niet óók over land, via Frankrijk) gegaan is, betwijfel ik. Daarmee heb ik tegelijk instemmend iets gezegd<br />
over de route Italië-Frankrijk, al vermoed ik dat meer landinwaarts - d.w.z. in het bovenloopgebied van de<br />
Seine en de Maas - de invloed van Vlaan<strong>der</strong>en groter geweest zal zijn dan die van Italië. Welhaast zeker denk<br />
ik, dat Reintges volkomen het gelijk aan zijn zijde had waar hij de vroegste schutterijhistorie van Noord-<br />
Frankrijk, van Midden- en Oost-België alsmede van Zuid- en Noord-Ne<strong>der</strong>land koppelde aan het reeds in<br />
Kroonvlaan<strong>der</strong>en (zie het kaartje in SB 40, blz. 646) ontloken schuttersgildewezen. Beslist ernaast - en wel<br />
faliekant ernaast - zat Reintges niet alleen met zijn bewering inzake het oude Vlaan<strong>der</strong>en als bakermat van het<br />
schutterijwezen maar ook met zijn voorbijgaan aan de wél door Te Lintum on<strong>der</strong>kende belangrijke route Italië -<br />
Duitsland. Die route heeft ongetwijfeld via Zwitserland (bovenloop van de Rijn!) gelopen, richting o.m. Aken.<br />
In deze oude Duitse stad - zo weten we inmiddels (zie SB 4, blz. 116-126, meer speciaal blz. 117-119) - had<br />
reeds anno 1240 de oprichting plaats van het ‘Geselschap’ van ‘Herschütten’ (= Heerschützen = Legerschutters =<br />
Stadslegerschutters). Bovendien is het geenszins uitgesloten, dat óók in schutterijhistorisch opzicht de route<br />
Italië-Duitsland v.v. minstens zo oud was als - zo niet nog ou<strong>der</strong> dan - de route Italië-Vlaan<strong>der</strong>en v.v. En het mag<br />
eveneens duidelijk zijn, dat het Europese schutterijwezen - an<strong>der</strong>s dan Reintges meende - niet omstreeks of<br />
vlak vóór het jaar 1300 zich ontwikkelde maar dat het van minstens één à an<strong>der</strong>halve eeuw eer<strong>der</strong> dateert en dus<br />
dat het niet uit de Late Middeleeuwen (1300-1500) doch uit de Hoge Middeleeuwen (1000-1300) dagtekent.<br />
Mij dunkt, dat de legpuzzel van de vroegste Europese schutterijgeschiedenis stukje bij beetje zijn voltooiing<br />
na<strong>der</strong>t. Zeker, er ontbreken nog diverse puzzelstukken. Maar de contouren van de op te lossen legpuzzel<br />
beginnen allengs zich aan ons geestesoog prijs te geven. En dát is al héél wat!<br />
Beste Mathy, in een volgende aflevering van deze rubriek zal ik pogen mijn vorenstaande betoog samenvattend<br />
in beeld te brengen aan de hand van enkele overzichtskaartjes.<br />
Eindnoten<br />
1) Voor de termen compagnie en schutterij en hun middeleeuwse varianten zie Middelne<strong>der</strong>landsch Handwoordenboek<br />
door J.Verdam en C.H.Ebbinge Wubben (’s-Gravenhage 1964), respectievelijk blz. 302 (kolom 1) en blz. 530 (kolom 2),<br />
alsmede de diverse etymologische naslagwerken.<br />
2) Th. Reintges: Ursprung und Wesen <strong>der</strong> spätmittelalterlichen Schützengilden [= ‘Oorsprong en wezen van de laatmiddeleeuwse<br />
schuttersgilden’]. [Proefschrift Universiteit Bonn]. Bonn 1963.<br />
3) Zie - behalve SB 3 (blz. 81) inzake Florence omstreeks 1200 - vooral ook mijn latere correspondentie met Marc Lemahieu<br />
in SB 34, editie van 20 augustus 2005, blz. 594-595, waar sprake is van mogelijke schutterijen in de eveneens Italiaanse<br />
steden Buggio (anno 1151), Siena (anno 1147) en Genua (anno 1098).<br />
Met vriendelijke groeten, Alfred Disch<br />
- - - - - -<br />
- - - - - -<br />
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------<br />
1458 30 november 2007 <strong>Schuttersbrief</strong> - nummer 74
23<br />
- - -<br />
Titel:<br />
RECENSIE (35)<br />
Registers op de Armamentaria,<br />
jaarboeken van het Legermuseum te Delft<br />
en wel de jaargangen / afleveringen 1 t/m 40, 1966-2005<br />
[Met aanhangsel]<br />
Arma Index. Inhoudsopgave van en alfabetisch register op de in Armamentaria 1-40 verschenen<br />
artikelen. Delft 2006.<br />
Auteur: J.P. (Jan Piet) Puype.<br />
Redactie: Heleen Bron<strong>der</strong>.<br />
Foto omslag: Casper van Bruggen.<br />
Lay-out: Marius van Leeuwen, Ne<strong>der</strong>lands Ontwerp B.V.<br />
Editor: Legermuseum, Korte Geer 1, 2611 CA Delft; 015 - 215 05 00; www.legermuseum.nl.<br />
Formaat: 23 cm bij 17 cm; slappe kaft; 176 bladzijden tekst met twee zwart-witfoto’s.<br />
Prijs: € 11,50- (exclusief porto: € 2,20 voor Ne<strong>der</strong>land en € 4,00 voor daarbuiten).<br />
Bestelling: door het sturen van een mailtje naar secretariaat@vriendenlegermuseum.nl. Vermeld duidelijk<br />
Uw naam en adres en het gewenste aantal boeken en maak tegelijkertijd € 11,50- per boek<br />
(plus de verschuldigde porto) over op bankrekeningnummer 44 14 29 688 t.n.v. Legermuseum<br />
te Delft, met vermelding van Uw naam en adres ter controle. Het boek wordt U dan toegezonden.<br />
ISBN: 90-70793-29-6.<br />
- - -<br />
In SB 20, blz. 383-385, mocht ik al een overzicht geven van de schutterlijke realia (= voorwerpen) die deel<br />
uitmaken van de collecties van het Legermuseum te Delft. Vorig jaar verscheen het door J.P. Puype samengestelde<br />
en geredigeerde boekwerkje dat op blz. 1-65 een chronologisch overzicht geeft van de ruim 500<br />
artikelen in de eerste 40 jaargangen van Armamentaria en, op blz. 66-175, een alfabetisch overzicht van alle<br />
relevante persoons- en zaaknamen die in dezelfde jaarboeken van het Legermuseum voorkomen. In de beide<br />
overzichten zijn tevens de jaarverslagen 1963 en 1964 van het Legermuseum verwerkt, omdat jaarverslag<br />
’63 en jaarverslag ’64 ook bijdragen over collectiestukken bevatten.<br />
J.P. Puype verstrekt in de meeste gevallen bij de vermelding van een artikel na<strong>der</strong>e gegevens ter verduidelijking<br />
van de titel van het artikel en geeft eveneens aan, of het artikel voorzien is van illustraties, noten<br />
en/of literatuurlijst. Zo krijgt de lezer een zeer goede indruk van wat hij verwachten kan wanneer hij de<br />
Armamentaria ter hand wil nemen om ongeacht welk aspect van de Ne<strong>der</strong>landse krijgshistorie te bestu<strong>der</strong>en.<br />
Een schat aan gegevens staat hem dan ter beschikking.<br />
De hieron<strong>der</strong> door mij gegeven ‘uittreksels’ maken duidelijk, hoe de beide registers er ongeveer uitzien, zij<br />
het dat mijn uittreksels zich beperken tot de artikelen en trefwoorden die rechtstreeks het schutterijwezen<br />
betreffen. In het Aanhangsel vermeld ik dus niet de on<strong>der</strong>werpen die óók het schutters(gilde)wezen raken,<br />
zoals schietwapens, soorten kruit, militaire muziek, enz. Daarvoor raadplege men de ‘Arma Index’ zelf.<br />
AANHANGSEL<br />
Artikelen (inzake het schutterijwezen)<br />
48) R.B.F. van <strong>der</strong> Sloot en J.B. Kist: Iets over de degenvesten in Hoorn rond het jaar 1650; een belangrijke<br />
wapenhistorische ontwikkeling, in: Armamentaria, aflevering 5 = jaargang 1970, Delft 1970, blz. 9-30.<br />
Typologie van de eerste sierdegens in Ne<strong>der</strong>land aan de hand van de schuttersstukken van J.A. Rotius in het West-<br />
Fries Museum te Hoorn en vergelijkingen met bewaard gebleven sierdegens in de collectie van dat museum, het<br />
Rijksmuseum en het Legermuseum. Met illustraties en literatuurlijst.<br />
162) F.G. de Wilde: De mannen van 1831, in: Armamentaria, aflevering 16 = jaargang 1981, Delft 1981, blz.<br />
33-62.<br />
Beschrijving van de uniformen en uitrustingsstukken van de mobiele schutterij en de vrijwillige jagerskorpsen.<br />
Geïllustreerd.<br />
163) A. Kok: De Mobiele Schutterijen in de Tiendaagse Veldtocht, in: Armamentaria, aflevering 16 = jaargang<br />
1981, Delft 1981, blz. 63-81.<br />
Formatie, uitrusting, inzet, garnizoensplaatsen, lokatiestaten, verlieslijsten, on<strong>der</strong>scheidingen. Met kaarten en<br />
literatuurlijst.<br />
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------<br />
<strong>Schuttersbrief</strong> - nummer 74 30 november 2007 1459
24<br />
235) A. Kok: Vrijwillig Landstorm Korps, een poging tot analyse, in: Armamentaria, aflevering 22 = jaargang<br />
1987, Delft 1987, blz. 141-151.<br />
Overgang van Schutterij op Landstorm, alle landstormkorpsen 1915-1940. Vaandels in de collectie van het<br />
Legermuseum. Met illustraties en bijlagen.<br />
287) F.G. de Wilde, A. Kok en F.J.H.Th. Smits: Daar komen de schutters, in: Armamentaria, aflevering 26 =<br />
jaargang 1991, Delft 1991, blz. 59-61.<br />
Inleiding bij de uitklapplaat (zie bron 288) . Van schutterij in de Middeleeuwen tot het Korps Nationale Reserve.<br />
288) F.J.H.Th. Smits: [uitklapplaat met legenda en ruim 45 tekeningen van: schutters 1813-1907, Vrijwillige<br />
Landstorm 1915-1940 en Korps Nationale Reserve sinds 1982], in: Armamentaria, aflevering 26 =<br />
jaargang 1991, Delft 1991, blz. 62-69.<br />
386) NN: Selectie uit de aanwinsten in 1997: bij de deelcollectie bibliotheek / mediatheek, in: Armamentaria,<br />
aflevering 33 = jaargang 1998, Delft 1998, blz. 161-166.<br />
Op blz. 161-162: inzake schutterijreglement Hoorn.(anno 1788). Met noten. Geïllustreerd.<br />
464) [J.W.L.] (Jos) Hilkhuijsen: De afdanking van de waardgel<strong>der</strong>s te Utrecht in 1618, in: Armamentaria,<br />
aflevering 38 = jaargang 2003-2004, Delft 2004, blz. 310-331.<br />
N.a.v. de bruikleenverwerving door het Legermuseum van het gelijknamige schil<strong>der</strong>ij uit 1629 door Joost<br />
Cornelisz Droochsloot (1586-1666). Iconografie, o.a. vergelijking met de ruim 20 an<strong>der</strong>e schil<strong>der</strong>ijen van deze<br />
gebeurtenis, o.a. door Pauwels van Hillegaert (1595/6 - 1640). Bijlage 1 (blz. 329) van 12 schil<strong>der</strong>ijen uit het<br />
atelier van Droochsloot. Bijlage 2 (blz. 330) van 6 schil<strong>der</strong>ijen uit het atelier van Van Hillegaert. Bijlage (blz. 330)<br />
van twee anonieme stukken. Geïllustreerd. Met noten.<br />
465) L. [Ph.] Sloos, P. Koops, Fr. [A.Th.] Smits en H. [J.] Stevens: Selectie uit de aanwinsten bij de deelcollecties<br />
Bibliotheek en Mediatheek en Realia, in: Armamentaria, aflevering 38 = jaargang 2003 / 2004,<br />
Delft 2004, blz. 332-348.<br />
Blz. 336-337: inzake Tiendaagse Veldtocht (anno 1831). Blz. 340: inzake exercitiegenootschappen (anno 1785).<br />
488) J.G. (Jaap) Kerkhoven: Het (ge)zicht van een schuttersbataljon 1830-1834, in: Armamentaria, aflevering<br />
40 = jaargang 2005 / 2006, Delft 2006, blz. 116-134 (met ills.).<br />
Een postuum artikel van de voormalige conservator (1955-1988) van het Legermuseum betreffende kampementen<br />
van het Haagse 1 ste Bataljon Mobiele Schutterij tijdens de Belgische Opstand, vervat in een commentaar op<br />
tekeningen door de bevelhebber van de 5 de compagnie van het bataljon (= kapitein Jr. Mr. D.T. Gevers van<br />
Endegeest, 1793-1877), in de collectie Atlas van Stolk te Rotterdam. De tekeningen zijn o.a. portretten van officieren<br />
en de marketentster. Tevens Kerkhovens bespreking van een door Vincent van Gogh in 1882 vervaardigde portret<br />
van A.J. Zuy<strong>der</strong>land, als gepensioneerd min<strong>der</strong>e van het Haagse 1 ste Bataljon Mobiele Schutterij (1830-1834), als<br />
‘weesman’ in Den Haag verblijvend.<br />
Trefwoorden (inzake het schutterijwezen)<br />
Breebaart, W.,<br />
stadsdrukker te Hoorn (blz. 79; verwijzing naar trefwoord schutterij).<br />
burgerwacht, vrijwillige<br />
(blz. 80; verwijzing naar trefwoord vrijwilligers).<br />
exercitiegenootschappen, 1785<br />
(blz. 89; verwijzing naar trefwoord Hulk).<br />
Gevers van Endegeest, D.T.,<br />
1793-1877, kapitein en bevelhebber van de 5 de Compagnie van het Haagse 1 ste Bataljon Mobiele Schutterij;<br />
diens tekeningen van het bataljon en van enkele daarbij dienende officieren en de marketentster (blz. 95; zie<br />
hierboven bron 488).<br />
Gogh, Vincent van;<br />
diens tekening uit 1882 van A.J. Zuij<strong>der</strong>land, gepensioneerd min<strong>der</strong>e van het Haagse 1 ste Bataljon Mobiele<br />
Schutterij (van 1830 tot 1834), als weesman in Den Haag verblijvend (blz. 97; zie hierboven bron 488).<br />
’s-Gravenhage (Den Haag):<br />
Jaap Kerkhoven, Het (ge)zicht van een schuttersbataljon, 1830-1834; het Haagse 1 ste Bataljon Mobiele<br />
Schutters in de Belgische Opstand (blz. 97-98; zie hierboven bron 488).<br />
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------<br />
1460 30 november 2007 <strong>Schuttersbrief</strong> - nummer 74
25<br />
Hoorn (Noord-Holland);<br />
Reglement voor de schuttereije <strong>der</strong> stad Hoorn (Hoorn: W. Breebaart, 1788); korte bespreking van de<br />
inhoud van dit reglement als aanwinst voor het Legermuseum (blz. 103; zie hierboven bron 386).<br />
Hulk, Abraham Jacobsz,<br />
1751-1817, etser van de prent ontworpen door P. Coyon en getiteld Het nut <strong>der</strong> burgerwapening (1785), met<br />
een vers van J. Voorman; (blz. 105; zie hierboven bron 465).<br />
Jagers<br />
(blz. 108) [De Arma Index vermeldt hier een aantal eenheden Jagers met bijbehorende bronnen. Onduidelijk<br />
is het echter, in hoeverre die iets uitstaande hebben met het schutterijwezen; zie hierna het trefwoord<br />
schutterij].<br />
marketentster<br />
tekening door kapitein D.T. Gevers van Endegeest (1793-1877), bevelhebber van de 5 de Compagnie van het<br />
Haagse 1 ste Bataljon Mobiele Schutterij, van de daarbij dienende mareketentster (blz. 125; zie hierboven<br />
bron 488).<br />
mobiele schutterij<br />
tijdens de Belgische Opstand 1831 (blz. 127; zie hierboven bron 162 en bron 163).<br />
Rotius, J.A.;<br />
schil<strong>der</strong>, diens schuttersstukken in het West-Fries Museum, Hoorn.(blz. 146; zie hierboven bron 48).<br />
schutterij (blz. 149)<br />
- Jaap Kerkhoven: Het (ge)zicht van een schuttersbataljon, 1830-1834; het Haagse 1 ste Bataljon Mobiele<br />
Schutters in de Belgische opstand (zie hierboven bron 488)<br />
- de transformatie van de schutterijen tot Landstorm in 1915 (zie hierboven bron 235)<br />
- Daar komen de schutters aan; uitklapplaat met inleiding door F.J.H. Th. Smits (zie hierboven bron 287 en<br />
bron 288)<br />
- Reglement voor de schuttereije <strong>der</strong> stad Hoorn (1778) (zie hierboven bron 386)<br />
- Mobiele Schutterij, zie aldaar<br />
- zie ook Jagers, zie ook op vrijwilligers, zie ook de naam van de stad van het desbetreffende korps.<br />
stadssoldaten (blz. 153)<br />
- het schil<strong>der</strong>ij door Joost Cornelisz Droochsloot (1586-1666) over de afdanking <strong>der</strong> Waardgel<strong>der</strong>s te Utrecht<br />
in 1618 en vergelijking met an<strong>der</strong>e schil<strong>der</strong>ijen over die gebeurtenis (zie hierboven bron 464)<br />
- zie ook schutterij, zie ook Waardgel<strong>der</strong>s.<br />
Tiendaagse Veldtocht (blz. 157)<br />
- Heldendaad <strong>der</strong> Beruchte Daine bij het na<strong>der</strong>en <strong>der</strong> Hollandsche vrijwillige schutters en militairen; prent<br />
(litho) gemaakt 1831-1835 n.a.v. de valse wisselbrief die de Belgische generaal Daine had uitgegeven;<br />
bespreking van deze prent als aanwinst (zie hierboven bron 465, blz. 336-337)<br />
- Jaap Kerkhoven: Het (ge)zicht van een schuttersbataljon, 1830-1834; het Haagse 1 ste Bataljon Mobiele<br />
Schutters in de Belgische Opstand (zie hierboven bron 488).<br />
vrijwilligers (inclusief burgerwachten)<br />
(blz. 168-169; op blz. 169 verwijzing naar trefwoord schutterij).<br />
wasvrouwen<br />
(blz. 170); verwijzing naar trefwoord markententster).<br />
Waardgel<strong>der</strong>s,<br />
Het schil<strong>der</strong>ij door Droochsloot, Joost Cornelisz, (1586-166) over de afdanking <strong>der</strong> Waardgel<strong>der</strong>s te Utrecht<br />
in 1618 en vergelijking met an<strong>der</strong>e schil<strong>der</strong>ijen over die gebeurtenis (zie hierboven bron 464).<br />
zoetelaarsters,<br />
(blz. 174; verwijzing naar marketentster).<br />
Zuy<strong>der</strong>land, A.J.,<br />
1810-1897; diens getekende portret door Vincent van Gogh, als gepensioneerde van het Haagse 1 ste Bataljon<br />
Mobiele Schutterij (van 1830-1834), als weesman in Den Haag verblijvend (blz. 174; zie hierboven bron 488).<br />
- - - - - -<br />
- - - - - - Alfred Disch<br />
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------<br />
<strong>Schuttersbrief</strong> - nummer 74 30 november 2007 1461
26<br />
VERSCHIJNING VAN DE SCHUTTERSBRIEF (41)<br />
Vervolg op SB 73, blz. 1432<br />
- - - - - -<br />
Dinsdag, 2 oktober<br />
Beste Heer Disch, Bedankt voor het toezenden van de <strong>Schuttersbrief</strong> de afgelopen tijd. Patricia Pepels.<br />
Patricia Pepels,<br />
een van de drie persvoorlichtsters van het OLS 2007,<br />
Ne<strong>der</strong>weert (Lb.)<br />
- - - - - -<br />
Dinsdag, 2 oktober 2007<br />
Beste Alfred, Af en toe ontvang ik de <strong>Schuttersbrief</strong> niet. Een zeer goed idee om de brieven op CD-rom uit te<br />
brengen want daarmee is mijn probleem opgelost. We maken vandaag het geld over. Vriendelijke groet, Erik<br />
de Vroede.<br />
Drs. Erik de Vroede,<br />
directeur successievelijk conservator van de on<strong>der</strong> de noemer Sportimonium vallende Vlaamse Volkssportcentrale<br />
resp. Sportmuseum Vlaan<strong>der</strong>en; tevens wetenschappelijk medewerker K.U. Leuven,<br />
Heverlee, gemeente Leuven (Vl.Br.)<br />
- - - - - -<br />
Dinsdag, 2 oktober 2007<br />
We<strong>der</strong>om bedankt voor de <strong>Schuttersbrief</strong> (ditmaal SB 72). (…). Met vriendelijke groet, Sjef Schurgers.<br />
Sjef Schurgers,<br />
gemeentelijk evenementencoördinator,<br />
Sittard-Geleen (Lb.)<br />
[Voor de volledige tekst zie SB 73, blz. 1420]<br />
- - - - - -<br />
Dinsdag, 2 oktober 2007<br />
Geachte Hr. Disch, Zojuist heb ik Uw Schuttersbrieven op CD-rom besteld. Bij deze wil ik U tevens graag<br />
complimenteren met de Schuttersbrieven. Ofschoon ik maar zijdelings bij het schuttersgebeuren betrokken<br />
ben, lees ik de SB’s met volle aandacht. Ook het uitbrengen van de bovengenoemde CD is een prima geste en<br />
ik wens U ver<strong>der</strong> veel succes! Met vr. groet, Jos Geraets.<br />
J.H. (Jos) Geraets,<br />
auteur van het in SB 30 (blz. 531) & SB 32 (blz. 555-557) besproken standaardwerk over schutterijen te Neer (Lb.),<br />
Best (N.Br.)<br />
- - - - - -<br />
Dinsdag, 2 oktober 2007<br />
De SB ziet er prima uit en het is te merken dat hier veel tijd in wordt gestoken. Succes met de SB. Groetjes,<br />
Ivo Hanssen<br />
Ivo Hanssen,<br />
oud-medewerker van het OLS 2006,<br />
Stramproy, gemeente Weert (Lb.)<br />
- - - - - -<br />
Dinsdag, 30 oktober 2007<br />
Geachte Heer Disch, In Uw SB - nr. 73 vermeldt U dat het marketentsterstreffen op 11.11.2007 te Posterholt<br />
wordt gehouden. Dit klopt niet. In SB - nr. 72 wordt er een stuk gepubliceerd dat het treffen op 25 november<br />
plaatsvindt. En dit is de enige echte juiste datum. Gaarne de datum van 11 nov. veran<strong>der</strong>en. Hartelijk dank en<br />
verblijvende met vriendelijke schuttersgroeten, Els Bongers.<br />
Els Bongers,<br />
lid van Schutterij St.-Matthias en St.-Cornelius te Posterholt,<br />
jurylid van de OLS-bond Eendracht ‘Born-Echt e.o.’,<br />
Posterholt, gemeente Roerdalen (Lb.)<br />
Reactie van de redactie<br />
Geachte Mevrouw Bongers, Zéér attent van U. Ik heb de fout in SB 73 inmiddels gecorrigeerd, zodat de nazendingen<br />
van SB 73 in elk geval op dit punt wél juist zijn. Met vriendelijke groeten, Alfred Disch.<br />
- - - - - -<br />
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------<br />
1462 30 november 2007 <strong>Schuttersbrief</strong> - nummer 74
Dinsdag, 30 oktober 2007<br />
Geachte Redactie, Van een collega-gildebroe<strong>der</strong> ben ik op de hoogte gebracht van Uw nieuwsbrief / website.<br />
‘Hierin staan leuke wetenswaardigheden over het gilde’, zei hij. Welnu, ik heb de <strong>Schuttersbrief</strong> gelezen en ik<br />
zou - als het kan - geabonneerd willen worden. Helaas kon ik dat niet via de website; ik heb geen inlogcode<br />
en/of gegevens. Met vriendelijke groeten, Albert van <strong>der</strong> Steen.<br />
Albert van <strong>der</strong> Steen, keizer van St.-Jorisgilde,<br />
Stratum, gemeente Eindhoven (N.Br.)<br />
Reactie van de redactie<br />
Geachte Heer van <strong>der</strong> Steen, Naam, woonadres en telefoonnummer e-mailen aan de SB-redactie is<br />
reeds voldoende om geplaatst te worden op de SB-verzendlijst. Met vriendelijke groeten, Alfred Disch.<br />
- - - - - -<br />
Zaterdag, 3 november 2007<br />
Beste Meneer Disch, Na enkele pogingen kunnen wij nog steeds Uw SB als bijlage niet openen. Zou U ons de<br />
SB kunnen toezenden in een an<strong>der</strong> formaat dan PDF? Hoor het graag van U. Bij voorbaat dank. Met<br />
vriendelijke groet, Jan Rovers.<br />
J.H.M. (Jan) Rovers, voorzitter van de NBFS-Peelland Kringcommissie Geweerschieten,<br />
Beek en Donk, gemeente Laarbeek (N.Br.)<br />
Reactie van de redactie<br />
Beste Jan Rovers, Zie de bijgaande bijlage in Word en volg de aanwijzingen. Volgens mij moet het nu en<br />
voortaan lukken. Laat me even weten, of het in<strong>der</strong>daad gelukt is! Met vriendelijke groeten, Alfred Disch.<br />
- - - - - -<br />
Don<strong>der</strong>dag, 8 november 2007<br />
Beste Alfred, (…). NB. Graag wil ik van de gelegenheid gebruikmaken om hartelijk te danken voor de eerlijke<br />
en uitgebreide recensie van het boek over de schutterij van Spaubeek [zie SB 71, blz. 1356-1357]. Je hebt in<br />
de diepte on<strong>der</strong>kend wat ik heb geprobeerd over te brengen. Met groet, Jos Gerits.<br />
Drs. J.G.W.M. (Jos) Gerits,<br />
auteur van het in SB 71, blz. 1356-1357, gerecenseerde boek 2006. Kroniek van schutterij St.-Laurentius Spaubeek,<br />
Spaubeek, gemeente Beek (Lb.) [Voor de volledige tekst zie hierboven, blz. 1452]<br />
- - - - - -<br />
Don<strong>der</strong>dag, 8 november 2007<br />
Geachte Heer Disch, Omdat ik tot een tweetal weken geleden zelf niet over Internet en een e-mailadres<br />
beschikte, heb ik alleen maar zo nu en dan een van Uw Schuttersbrieven via de secretaris van de heemkundevereniging<br />
OCGL-Landgraaf, Jack Lussenburg, on<strong>der</strong> ogen gekregen. Dat was ruim twee jaar geleden, toen<br />
U in een van Uw uitgaves aandacht besteedde aan mijn artikel in het OCGL-jaarboek 2004 betreffende de<br />
drie Landgraafse schutterijen en nog an<strong>der</strong>e wetenswaardigheden, zoals Frans Erens en zijn familie [zie SB<br />
32, blz. 567]. Ik ben zelf sinds 1990 erelid van Schutterij Koningin Wilhelmina Nieuwenhagen, de oudste nog<br />
actieve vereniging in de gemeente Landgraaf in het algemeen en te Nieuwenhagen in het bijzon<strong>der</strong>. Twee<br />
weken geleden heeft een groep leden en ereleden de draad opgepakt om in 2010 een waardig jubileumsfeest<br />
bij gelegenheid van het 150-jarig bestaan te kunnen vieren. Maar waarom ik U contacteer, is het volgende.<br />
Nu ik zelf over Internet en een e-mailadres beschik, wil ik U verzoeken mij op de verzendlijst van Uw <strong>Schuttersbrief</strong><br />
te plaatsen en mij bij de eerstvolgende gelegenheid de actuele uitgave te willen toezenden. Ver<strong>der</strong> heb ik<br />
de vraag, of het nog mogelijk is mij eer<strong>der</strong>e uitgaves van Uw Schuttersbrieven te doen toekomen. Afsluitend is<br />
de vraag, of er enige vaste kosten aan de periodieke toezending van Uw <strong>Schuttersbrief</strong> zijn verbonden? Alvast<br />
bedankt en met schuttersgroet, Frans Theunissen.<br />
F.Th. (Frans) Theunissen,<br />
auteur van de in SB 32 gerecenseerde publicatie over het schutterijwezen in Landgraaf,<br />
erelid van Schutterij Koningin Wilhelmina, Nieuwenhagen, gemeente Landgraaf (Lb.)<br />
Reactie van de redactie<br />
Geachte Heer Theunissen, Uw naam heb ik inmiddels laten plaatsen op de SB-verzendlijst, zodat U m.i.v.<br />
deze maand de SB rechtstreeks van ons ontvangt. Wilt U alle tot nu toe verschenen SB-nummers, dan raad ik<br />
U aan om ‘Schuttersbrieven op cd-rom’ aan te schaffen door storting vooraf van € 3,75 (het mag ook ietsjes<br />
meer zijn!) op bankrekening 85 88 27 298 t.n.v. Alfred Disch te Maastricht m.v.v. ‘cd-rom’. Uw abonnement<br />
op de SB is gratis, al is een donatie natuurlijk altijd welkom: bijvoorbeeld een jaarlijkse overmaking van het<br />
symbolische bedrag van één euro naar voormelde bankrekening vinden wij van de SB-redactie al héél prima.<br />
Met vriendelijke groeten, Alfred Disch.<br />
- - - - - -<br />
- - - - - -<br />
- - - - - -<br />
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------<br />
<strong>Schuttersbrief</strong> - nummer 74 30 november 2007 1463<br />
27
28<br />
COLOFON<br />
De <strong>Schuttersbrief</strong> (SB) verschijnt sinds 19 juni 2004 en is een uitgave van de SB-stichting i.o.<br />
De leden van de SB-redactie (zie volgend ka<strong>der</strong>tje) vormen het bestuur van de SB-stichting.<br />
Activiteiten van de SB-stichting c.q. SB-redactie zijn on<strong>der</strong> meer:<br />
de <strong>Schuttersbrief</strong>, het <strong>Schuttersbrief</strong>je (voor jongeren), de SB-Bijlagen, de SB-website en SB-jongerensite.<br />
Zie ver<strong>der</strong> vooral ook de lijst van actiepunten op pagina 1115 van SB-nummer 61.<br />
Daar de door de SB-stichting te maken kosten vooralsnog gehéél worden betaald uit particuliere<br />
middelen, verzoekt de redactie U om een vrijwillige bijdrage o.v.v. ‘Donatie’ te storten op<br />
de in het on<strong>der</strong>staande ka<strong>der</strong>tje vermelde (voorlopige) bankrekening.<br />
Voor Uw zéér gewaardeerde gift, hoe gering ook, zegt de redactie U bij voorbaat hartelijk dank!<br />
De SB wordt gratis verstrekt; zie de verzendlijst op pagina 1116 van SB-nummer 61<br />
Wilt U ook GRATIS en RECHTSTREEKS de SB ontvangen? Laat dit dan m.v.v.<br />
Uw volledige naam, Uw woonadres en Uw telefoonnummer weten aan: redactie@schuttersbrief.nl.<br />
De <strong>Schuttersbrief</strong> heeft een doorlopende paginering.<br />
Veelgebruikte afkortingen worden verklaard op de voorlaatste pagina van SB-nummer 61.<br />
U mag - om o.a. auteursrechtelijke redenen - uitsluitend voor eigen persoonlijk gebruik de SB uitprinten,<br />
dus niet (!) ten behoeve van an<strong>der</strong>en.<br />
Oude nummers van de <strong>Schuttersbrief</strong> kunnen te allen tijde bij de redactie worden opgevraagd.<br />
Digitale en schriftelijke post ter publicatie in de <strong>Schuttersbrief</strong> wordt naar on<strong>der</strong>werp gerubriceerd en<br />
vervolgens in logische volgorde opgenomen in de betreffende SB-rubriek.<br />
Wilt U óók Uw eigen berichten opgenomen zien in de SB, gelieve dan per brief of per e-mail steeds<br />
slechts één on<strong>der</strong>werp te behandelen. Dat vergemakkelijkt aanzienlijk de rubricering van de<br />
correspondentie in de SB.<br />
In principe worden alle ingekomen brieven en e-mails geplaatst, ook indien ze van dezelfde persoon en<br />
van dezelfde datum zijn. Bovendien wordt voor elk nieuw aangedragen on<strong>der</strong>werp een nieuwe rubriek in<br />
de SB geopend. De SB telt thans ruim 200 rubrieken; die van U kan (kunnen) er dus ook nog bij!<br />
Voor een tussentijds overzicht van de SB-rubrieken zie SB-nummer 61, blz. 1091-1114.<br />
REDACTIEADRES<br />
Bezoekadres SB-redactie / SB-stichting: p/a Franciscus Romanusweg 6-B, 6221 AE Maastricht<br />
Telefoon met voicemail: (00.31) (0)43 - 325 76 62 Skype-adres: Alfred.Disch<br />
Mobiel: (00.31)06.42 58 70 04 Fax : (00.31) (0)43.310 04 06 E-mail: redactie@schuttersbrief.nl<br />
SB-website (www.schuttersbrief.nl) en SB-jongerensite zijn nog in opbouw<br />
Voorlopige bankrekening binnenland: 85 88 27 298 t.n.v. Alfred Disch, 6221 AE Maastricht 6-B.<br />
Voorlopige bankrekening buitenland:<br />
IBAN-code: NL86SNSBO - 85 88 27 298; BIC-code: SNSBNL2A<br />
ten name van / auf den Namen von / au nom de / in the name of: Alfred Disch, NL-6221 AE Maastricht 6-B.<br />
Redactieleden<br />
Alfred Disch: hoofdredacteur; tevens redacteur Handboog; e-mail, ook: alfred.disch@gmail.com<br />
Jelger Visser: adj.-hoofdredacteur, tevens ICT-coördinator & redacteur Kruisboog; jelger.visser@gmail.com<br />
Mathy Leunissen: eindredacteur, tevens redacteur Documentatie & Zware Buks; mathy.leunissen@gmail.com<br />
Ans Moors: redactrice voor het Italiaanse taalgebied (Italië, San Marino, Vaticaan)<br />
Willem van Uden en Ab Reuling: redacteur-webmasters<br />
Jeroen Kaasenbrood: technisch en zakelijk adviseur (Compres Media System, Maastricht)<br />
Naast enkele gekwalificeerde zetels zijn er nog vacante redacteurschappen voor diverse EGS-landen en -taalgebieden<br />
alsmede voor de schietdisciplines Geweer en Pistool. U kunt zich daarvoor aanmelden bij de redactie.<br />
- - - - - -<br />
- - - - - -<br />
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------<br />
1464 30 november 2007 <strong>Schuttersbrief</strong> - nummer 74