2 - GISnet
2 - GISnet 2 - GISnet
RAAP-RAPPORT 2018 Onderzoeksgebied Het Meer te IJsselmuiden, gemeente Kampen Archeologisch vooronderzoek: een verkennend geoarcheologisch onderzoek Figuur 7. Lithologisch dwarsprofiel A-A’ met lithogenetische (milieu) interpretatie van de afzettingen. Voor de ligging van het profiel zie kaartbijlage 1. De pleistocene ondergrond in zijn meest kenmerkende vorm bestaat uit matig tot zeer grof, matig tot sterk siltig gereduceerd zwak gesorteerd zand. De top van het zandpakket is afnemend siltig en zwak humeus (bijlage 1; bijvoorbeeld boring 16) en kan worden geïnterpreteerd als een pakket fluviatiele afzetting met een ingedrongen kleidek. De diepte van het pleistocene oppervlak in het onderzoeksgebied Het Meer is met gemiddeld 5,03 m -Mv relatief diep ten opzichte van de ruimere omgeving (bijvoorbeeld polder Mastenbroek: figuur 9). Het diepste pleistocene zandvoorkomen is waargenomen in boring 8 (6,2 m -Mv of 6,45 m -NAP). Een interpolatie van de top van het pleistocene zand is weergegeven in kaartbijlage 1. Uit het kaartbeeld komt een zuidoost-noordwest georiën teerde ca. 1,5 m diepe dalvormige laagte naar voren. Boringen 27, 28 en 29 zijn buiten het onderzoeksgebied in de steil wegduikende flank van het rivierduin gezet. In boring 27 (langs de zuidelijke rand van het dagzomende rivierduin) is de boring geëindigd in een laag humeus duinzand met houtresten. Waarschijnlijk betreft het een verslumpte/ verspoelde laag langs de steile flank van het duin. Het eigenlijke donkzand (met mogelijk een bodem) zit waarschijnlijk dieper. Boring 28 heeft de duinflank wel geraakt zonder slumplaag er over heen. Boring 29 heeft een heel dik humeus/zandig pakket geraakt, vermoedelijk een bovenlaag geërodeerd/verslumpt materiaal aan de voet van het duin. Het duinzand duikt langs de dagzomende flank binnen 20 m, ruim 4 m steil weg in de ondergrond. Mogelijk betreft het de steilrand 24
RAAP-RAPPORT 2018 Onderzoeksgebied Het Meer te IJsselmuiden, gemeente Kampen Archeologisch vooronderzoek: een verkennend geoarcheologisch onderzoek Figuur 8. Lithologisch dwarsprofiel B-B’ met lithogenetische (milieu) interpretatie van de afzettingen (zie legenda bij figuur 7). Voor de ligging van het profiel zie kaartbijlage 1. van een door oevererosie aangetast duin. Lagen met geërodeerd/verspoeld materiaal komen in de regel veel voor aan de steile kant van rivierduinen. Interpretatie Het relatief diepgelegen pleistocene oppervlak binnen het onderzoeksgebied sluit aan op een serie andere gekarteerde dalvormige depressies in het oerdal van de IJssel en vormt onderdeel van (vermoedelijk) een laatglaciaal/vroegholoceen dal dat stroomafwaarts aansluit op het dal langs de zuidrand van de Noordoostpolder 19 en stroomopwaarts tussen knooppunt Hattemerbroek-Zuid en de IJssel onder de A28 doorschiet (zie figuur 1). Het voerde water af van Veluwse en Sallandse beken. Uit de dalvlakte zijn gedurende het Laat Glaciaal de duinen van onder andere Wilsum en Oosterholt opgestoven. In essentie is het mogelijk dat in het Laat Pleniglaciaal (32.500 tot 19.000 jaar geleden) en de warmere Bøllingperiode (15.400 tot 14.000 jaar geleden) ook de Overijsselse Vecht (en Regge) van dit dal gebruik maakte. Op de overgang Laat Glaciaal/Holoceen heeft de Overijsselse Vecht een noordelijker loop gevonden (langs Zwartsluis/ en Genemuiden richting het midden van de Noordoostpolder). 20 19 20 Wiggers, 1955; Gotjé, 1993. Gotjé, 1993. 25
- Page 1: RAAP-RAPPORT 2018 Onderzoeksgebied
- Page 5 and 6: RAAP-RAPPORT 2018 Onderzoeksgebied
- Page 7 and 8: RAAP-RAPPORT 2018 Onderzoeksgebied
- Page 9 and 10: RAAP-RAPPORT 2018 Onderzoeksgebied
- Page 11 and 12: RAAP-RAPPORT 2018 Onderzoeksgebied
- Page 13 and 14: RAAP-RAPPORT 2018 Onderzoeksgebied
- Page 15 and 16: RAAP-RAPPORT 2018 Onderzoeksgebied
- Page 17 and 18: RAAP-RAPPORT 2018 Onderzoeksgebied
- Page 19 and 20: RAAP-RAPPORT 2018 Onderzoeksgebied
- Page 21 and 22: RAAP-RAPPORT 2018 Onderzoeksgebied
- Page 23: RAAP-RAPPORT 2018 Onderzoeksgebied
- Page 27 and 28: RAAP-RAPPORT 2018 Onderzoeksgebied
- Page 29 and 30: RAAP-RAPPORT 2018 Onderzoeksgebied
- Page 31 and 32: RAAP-RAPPORT 2018 Onderzoeksgebied
- Page 33 and 34: RAAP-RAPPORT 2018 Onderzoeksgebied
- Page 35 and 36: RAAP-RAPPORT 2018 Onderzoeksgebied
- Page 37 and 38: RAAP-RAPPORT 2018 Onderzoeksgebied
- Page 39 and 40: RAAP-RAPPORT 2018 Onderzoeksgebied
- Page 41 and 42: RAAP-RAPPORT 2018 Onderzoeksgebied
- Page 43 and 44: RAAP-RAPPORT 2018 Onderzoeksgebied
- Page 45 and 46: Plangebied Het Meer te IJsselmuiden
- Page 47 and 48: Plangebied Het Meer te IJsselmuiden
- Page 49 and 50: Plangebied Het Meer te IJsselmuiden
- Page 51 and 52: Plangebied Het Meer te IJsselmuiden
- Page 53 and 54: Plangebied Het Meer te IJsselmuiden
- Page 55 and 56: Plangebied Het Meer te IJsselmuiden
- Page 57 and 58: Plangebied Het Meer te IJsselmuiden
- Page 59 and 60: Plangebied Het Meer te IJsselmuiden
- Page 61 and 62: Plangebied Het Meer te IJsselmuiden
- Page 63 and 64: Plangebied Het Meer te IJsselmuiden
- Page 65 and 66: Plangebied Het Meer te IJsselmuiden
- Page 67 and 68: Plangebied Het Meer te IJsselmuiden
- Page 69 and 70: Plangebied Het Meer te IJsselmuiden
- Page 71 and 72: Plangebied Het Meer te IJsselmuiden
RAAP-RAPPORT 2018<br />
Onderzoeksgebied Het Meer te IJsselmuiden, gemeente Kampen<br />
Archeologisch vooronderzoek: een verkennend geoarcheologisch onderzoek<br />
Figuur 7. Lithologisch dwarsprofiel A-A’ met lithogenetische (milieu) interpretatie van de afzettingen. Voor de<br />
ligging van het profiel zie kaartbijlage 1.<br />
De pleistocene ondergrond in zijn meest kenmerkende vorm bestaat uit matig tot zeer grof, matig<br />
tot sterk siltig gereduceerd zwak gesorteerd zand. De top van het zandpakket is afnemend siltig<br />
en zwak humeus (bijlage 1; bijvoorbeeld boring 16) en kan worden geïnterpreteerd als een pakket<br />
fluviatiele afzetting met een ingedrongen kleidek. De diepte van het pleistocene oppervlak in het<br />
onderzoeksgebied Het Meer is met gemiddeld 5,03 m -Mv relatief diep ten opzichte van de ruimere<br />
omgeving (bijvoorbeeld polder Mastenbroek: figuur 9). Het diepste pleistocene zandvoorkomen is<br />
waargenomen in boring 8 (6,2 m -Mv of 6,45 m -NAP). Een interpolatie van de top van het pleistocene<br />
zand is weergegeven in kaartbijlage 1. Uit het kaartbeeld komt een zuidoost-noordwest<br />
georiën teerde ca. 1,5 m diepe dalvormige laagte naar voren.<br />
Boringen 27, 28 en 29 zijn buiten het onderzoeksgebied in de steil wegduikende flank van het<br />
rivierduin gezet. In boring 27 (langs de zuidelijke rand van het dagzomende rivierduin) is de boring<br />
geëindigd in een laag humeus duinzand met houtresten. Waarschijnlijk betreft het een verslumpte/<br />
verspoelde laag langs de steile flank van het duin. Het eigenlijke donkzand (met mogelijk een<br />
bodem) zit waarschijnlijk dieper. Boring 28 heeft de duinflank wel geraakt zonder slumplaag er<br />
over heen. Boring 29 heeft een heel dik humeus/zandig pakket geraakt, vermoedelijk een bovenlaag<br />
geërodeerd/verslumpt materiaal aan de voet van het duin. Het duinzand duikt langs de dagzomende<br />
flank binnen 20 m, ruim 4 m steil weg in de ondergrond. Mogelijk betreft het de steilrand<br />
24