Jaarverslag 2001 - Gezondheidsraad
Jaarverslag 2001 - Gezondheidsraad
Jaarverslag 2001 - Gezondheidsraad
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
<strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>
<strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong><br />
Nr A2002/05, Den Haag, 3 december 2002
Deze publicatie kan als volgt worden aangehaald:<br />
<strong>Gezondheidsraad</strong>. <strong>Jaarverslag</strong> <strong>2001</strong>. Den Haag: <strong>Gezondheidsraad</strong>, 2002; publicatie<br />
nr A2002/05.<br />
auteursrecht voorbehouden<br />
ISBN: 90-5549-459-3
Voorwoord<br />
In <strong>2001</strong> bracht de <strong>Gezondheidsraad</strong> 55 maal advies uit. Van die publicaties zijn<br />
er 24 in het Engels vertaald. Deze getallen doen vermoeden dat <strong>2001</strong> een gewoon<br />
jaar — business as usual — voor de <strong>Gezondheidsraad</strong> was. Dat was niet<br />
geval. In september <strong>2001</strong> kwam een einde aan het voorzitterschap van prof. dr<br />
JJ Sixma en viel mij de eer te beurt zijn functie over te mogen nemen. In de ‘periode<br />
Sixma’ probeerde de Raad, waar mogelijk, vragen op diverse beleidsterreinen<br />
van gezondheidszorg, preventie, voeding, arbeidsomstandigheden en milieubeheer<br />
geïntegreerd te benaderen. Die aanpak vond bij de adviesvragers duidelijk<br />
erkenning. Daarnaast zag Sixma voor de <strong>Gezondheidsraad</strong>, over de gehele<br />
linie, een signalerende rol weggelegd. Tijdens zijn voorzitterschap werden<br />
met de invulling van die rol belangrijke vorderingen gemaakt.<br />
Hoewel de <strong>Gezondheidsraad</strong> door sommigen wel als een ‘voorzittersraad’<br />
wordt betiteld — de Raad komt immers nooit plenair bijeen —, kan hij slechts<br />
functioneren dank zij de belangeloze inzet van vele wetenschappelijke deskundigen,<br />
in binnen- en buitenland. En geen advies zou van de persen rollen, indien<br />
medewerkers van het secretariaat niet hun beste beentje hadden voorgezet.<br />
Raads- en commissieleden en de gehele staf van de Raad wil ik op deze plaats<br />
danken voor hun inzet.
Het jaarverslag over <strong>2001</strong> verschijnt ongewoon laat. De reden is dat het secretariaat<br />
in 2002 zijn handen vol had aan de voorbereiding van de plechtigheden<br />
en festiviteiten rond het 100-jarig bestaan van de <strong>Gezondheidsraad</strong>.<br />
Prof. dr JA Knottnerus,<br />
voorzitter
Inhoud<br />
A Adviezen en rapporten 11<br />
B Vaste commissies 81<br />
B.1 Presidiumcommissie 83<br />
B.2 Beraadsgroepen 84<br />
B.2.1 Beraadsgroep Stralingshygiëne 84<br />
B.2.2 Beraadsgroep Geneeskunde 84<br />
B.2.3 Beraadsgroep Gezondheidsethiek en Gezondheidsrecht 85<br />
B.2.4 Beraadsgroep Infectie en Immuniteit 85<br />
B.2.5 Beraadsgroep Genetica 86<br />
B.2.6 Beraadsgroep Ecotoxicolgie 86<br />
B.2.7 Beraadsgroep Voeding 87<br />
B.2.8 Beraadsgroep Gezondheid en Omgeving 87<br />
C Ad hoc-commissies en projecten 89<br />
C.1 Gezondheid en zorg: Algemene vraagstukken 91<br />
C.1.1 De Wet bevolkingsonderzoek 92<br />
C.1.2 Medicamenteuze interventies bij drugverslaving 92<br />
C.1.3 Behandeling van verslaafden in penitentiaire inrichtingen 93<br />
C.1.4 Hersenschade door boksen 94<br />
C.1.5 Achtergronden van evidence-based medicine 94<br />
7 Inhoud
C.1.6 Gezondheidsrisico’s van directe verkoop van zachte contactlenzen 95<br />
C.1.7 Medische eisen voor de rijgeschiktheid 95<br />
C.1.8 Het toepassen van leukodepletie van donorbloed 96<br />
C.1.9 Werkgroep Bloed 97<br />
C.1.10 Zwangerschapsimmunisatie 97<br />
C.1.11 Anti-conceptie bij verstandelijk gehandicapten 98<br />
C.1.12 Mitochondriale DNA-aandoeningen 99<br />
C.1.13 Gevolgen van rampen op middellange termijn 99<br />
C.1.14 Hervonden herinneringen 100<br />
C.1.15 Zorg voor oudere autistische patiënten 100<br />
C.1.16 De veiligheid van bloed 101<br />
C.1.17 Stamcellen 101<br />
C.1.18 Bewaartermijn voor medische gegevens 102<br />
C.1.19 Effectiviteit van massamediale voorlichtingscampagnes 102<br />
C.1.20 Genetische screening op multifactoriële aandoeningen 102<br />
C.1.21 Contouren van het basispakket 103<br />
C.2 Gezondheid en zorg: Doeltreffendheid en doelmatigheid van diagnostiek en therapie 105<br />
C.2.1 Rationele medische en paramedische zorg 106<br />
C.2.2 Palliatieve chemotherapie 106<br />
C.2.3 Urine-inncontinentie 106<br />
C.2.4 Oefentherapie 107<br />
C.2.5 Prostaathypertrofie 107<br />
C.2.6 Nacontrole bij kanker 107<br />
C.2.7 Doelmatigheid van langdurige psychotherapie 107<br />
C.2.8 Bijzondere neurochirurgie 108<br />
C.2.9 Zorg voor niet-opgenomen acute psychiatrische patiënten 108<br />
C.2.10 Binnenoorprothese bij kinderen 109<br />
C.2.11 Transplantatievraagstukken: non-heartbeating en levende donoren 109<br />
C.2.12 De plaats van het geneesmiddel in de medische behandeling 110<br />
C.2.13 De ziekte van Alzheimer en andere dementieën 110<br />
C.2.14 Prenatale screening 111<br />
C.2.15 Familiaire hypercholesterolemie 112<br />
C.3 Gezondheid en zorg: Preventie en behandeling bij infectieziekten 113<br />
C.3.1 Bijwerkingen vaccins Rijksvaccinatieprogramma 113<br />
C.3.2 Beoordeling van het Rijksvaccinatieprogramma 114<br />
C.3.3 Rijksvaccinatieprogramma in de 21ste eeuw 114<br />
C.3.4 Vaccinatie tegen meningitis 114<br />
C.3.5 Richtlijnen voor de preventie van ziekenhuisinfecties 115<br />
8 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>
C.3.6 Screening op Chlamydia trachomatis-infectie 115<br />
C.3.7 Protocollen Infectieziekten 116<br />
C.3.8 Bioterrorisme 116<br />
C.3.9 Algehele vaccinatie tegen Hepatitis B 117<br />
C.3.10 Legionellose 118<br />
C.3.11 Pneumokokkenvaccinatie voor ouderen 118<br />
C.4 Gezondheid en voeding 119<br />
C.4.1 Veiligheidsbeoordeling nieuwe voedingsmiddelen 119<br />
C.4.2 Aanbevolen hoeveelheden energie en voedingsstoffen 120<br />
C.4.3 Richtlijnen goede voeding 122<br />
C.4.4 Inrichting landelijke voedselconsumptiepeilingen na 1998 122<br />
C.4.5 De ontwikkeling van de voedselconsumptie in de periode 1989-1998 122<br />
C.4.6 Deoxynivalenol 123<br />
C.4.7 Preventie en behandeling van obesitas 124<br />
C.4.8 Gezondheidsbevorderende ingrediënten 124<br />
C.5 Gezondheid en omgeving: Verbanden en beoordelingsmethoden 125<br />
C.5.1 Omgevingsfactoren en astma 125<br />
C.5.2 Commentaar op concept-rapporten van de National Council<br />
on Radiation Protection and Measurements 126<br />
C.5.3 Microbiologische kwaliteit natuur-zwemwater 126<br />
C.5.4 Normen voor ‘grijs’ water 127<br />
C.5.5 Elektromagnetische velden 127<br />
C.5.6 Voorzorgprincipe in het milieubeleid 128<br />
C.5.7 Milieumonitoring 128<br />
C.5.8 Gezond leven in de stad 129<br />
C.5.9 Passief roken 129<br />
C.5.10 Plaatsgebonden relaties tussen milieu en gezondheid 130<br />
C.5.11 Verarmd uranium 130<br />
C.6 Gezondheid en omgeving: Humaantoxicologische en<br />
ecotoxicologische risicobeoordeling stoffen 133<br />
C.6.1 Uitgangspunten voor gezondheidskundige advieswaarden 133<br />
C.6.2 Aanpassing beoordelingsmethoden voor blootstelling van kinderen 134<br />
C.6.3 Teratogeniteit van stoffen 135<br />
C.6.4 Interventiewaarden voor stoffen 135<br />
C.6.5 Dieselrook 136<br />
C.6.6 Polychloorbifenyl-verbindingen (PCB’s) 136<br />
C.6.7 Interventiewaarden bodembescherming mens 136<br />
C.7 Gezondheid en omgeving: Arbeidsomstandigheden 139<br />
9 Inhoud
C.7.1 Gezondheidskundige advieswaarden voor afzonderlijke stoffen 139<br />
C.7.2 Classificatie van en onderbouwing van grenswaarden<br />
voor kankerverwekkende stoffen 140<br />
C.7.3 Classificatie van stoffen als reproductietoxisch 141<br />
C.7.4 Gezondheidskundige onderbouwing MAC-waarden 143<br />
C.7.5 Asbestprotocollen 145<br />
C.7.6 Arbeidgerelateerde infertiliteit 145<br />
C.7.7 Normstelling voor sensibiliserende stoffen 146<br />
C.7.8 Toxische stoffen en de huid 146<br />
C.7.9 Grenswaarden bij flexibele werktijden 147<br />
C.8 Overige activiteiten 149<br />
C.8.1 Graadmeter 149<br />
C.8.2 Internationale contacten en ‘Network’ 150<br />
C.8.3 <strong>Gezondheidsraad</strong>lezing en voorzitterswisseling 150<br />
D Publicaties 153<br />
D.1 Adviezen 155<br />
D.2 Overige publicaties 159<br />
D.3 Publicaties en voordrachten van medewerkers 161<br />
E Leden <strong>Gezondheidsraad</strong> en personeel 165<br />
E.1 Leden van de <strong>Gezondheidsraad</strong> op 31 december <strong>2001</strong> 167<br />
E.2 Leiding en medewerkers van de <strong>Gezondheidsraad</strong> op 31 december <strong>2001</strong> 171<br />
10 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>
In <strong>2001</strong> publiceerde de <strong>Gezondheidsraad</strong> 55 adviezen en rapporten. De volledige<br />
lijst staat in de delen D.1 en D.2. Van de meeste publicaties verscheen een<br />
korte beschrijving in Graadmeter, de tweemaandelijkse periodiek van de Raad.<br />
Deze beschrijvingen zijn hierna in volgorde van publicatienummer opgenomen<br />
met vermelding van het nummer van de desbetreffende paragraaf uit het werkprogramma<br />
<strong>2001</strong> en het boeknummer van de activiteit die leidde tot de publicatie.<br />
Deel<br />
A<br />
Adviezen en rapporten<br />
11
12 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>
Bevolkingsonderzoek naar<br />
dikkedarmkanker<br />
Advies aan de minister van VWS<br />
Publicatie <strong>2001</strong>/01. 19 januari <strong>2001</strong><br />
(Werkprogramma <strong>2001</strong> 4.1, boeknummer 272)<br />
Op 19 januari <strong>2001</strong> heeft de <strong>Gezondheidsraad</strong> in een signalerend advies aan de<br />
minister van VWS gewezen op nieuwe wetenschappelijke ontwikkelingen met<br />
betrekking tot screening op dikkedarmkanker. Deze ziekte veroorzaakt na longkanker<br />
in ons land de meeste sterfte door kwaadaardige nieuwvormingen. Volgens<br />
de <strong>Gezondheidsraad</strong> verdient de invoering van landelijk bevolkingsonderzoek<br />
naar dikkedarmkanker serieuze overweging. Het advies bevat een oplossingsgerichte<br />
inventarisatie van de nog op die weg te nemen hindernissen.<br />
Jaarlijks overlijden in Nederland ongeveer 4400 mensen aan kanker van de dikke<br />
darm of de endeldarm (kortweg: dikkedarmkanker). Uit recent buitenlands<br />
onderzoek is gebleken dat via screening op sporen bloed in de ontlasting die<br />
sterfte te verminderen is. Een andere veelbelovende techniek is de zogeheten<br />
flexibele sigmo‹doscopie voor het inspecteren van de endeldarm en het laatste<br />
deel van de dikke darm op onder meer de aanwezigheid van poliepen. Hiermee<br />
zou behalve de sterfte ook de ziektelast verminderd kunnen worden. Een derde<br />
mogelijkheid is colonoscopisch onderzoek van de hele dikke darm, en vooral de<br />
minder belastende virtuele variant hiervan. Al met al zijn diverse technieken nu<br />
zo ver gevorderd dat de invoering van landelijk bevolkingsonderzoek naar dikkedarmkanker<br />
serieuze overweging verdient.<br />
13 Adviezen en rapporten
Vragen<br />
De kostenbatenverhoudingen van de diverse opsporingstechnieken laten zich<br />
gunstig aanzien maar verdienen nog nader onderzoek. Van ten minste even<br />
groot belang is empirisch en modelmatig onderzoek ter beantwoording van tal<br />
van vragen over, onder meer, de te kiezen screeningsstrategie, de te verwachten<br />
deelnamegraad, de organisatorische opzet, de follow-up bij mensen bij wie afwijkingen<br />
worden gevonden en - ten slotte - het beslag op menskracht en voorzieningen.<br />
De <strong>Gezondheidsraad</strong> vindt het belangrijk dat de aandacht niet beperkt blijft<br />
tot terugdringing van de sterfte. Ook de kwaliteit van leven voor de deelnemers<br />
aan een eventueel bevolkingsonderzoek is in het geding. Eveneens moeten de<br />
meer algemene gevolgen voor de gezondheidszorg in ogenschouw worden genomen<br />
14 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>
Variant Creutzfeldt-Jakob vraagt<br />
voorzorg<br />
Advies aan de minister van VWS<br />
Publicatie <strong>2001</strong>/02. 1 februari <strong>2001</strong><br />
(Boeknummer 629)<br />
Hoogstwaarschijnlijk is de verwekker van de ‘gekkekoeienziekte’ verantwoordelijk<br />
voor een variant van de ziekte van Creutzfeldt-Jakob bij mensen. Het is niet<br />
uit te sluiten dat via bloedtransfusie overdracht van die verwekker plaatsvindt.<br />
De huidige stand van de wetenschap biedt geen mogelijkheden om die overdracht<br />
in Nederland met zekerheid te verhinderen. Verwijdering van de witte<br />
bloedcellen uit bloedproducten verdient aanbeveling, evenals het uitsluiten van<br />
donors die na 1985 een bloedtransfusie hebben ondergaan. Dit schrijft de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />
in een op 1 februari <strong>2001</strong> verschenen advies aan de minister van<br />
VWS.<br />
Er zijn sterke aanwijzingen dat het zogeheten BSE-agens, dat verantwoordelijk<br />
is voor de epidemie van de prionziekte ‘bovine spongiforme encefalopathie’<br />
(BSE, ‘gekkekoeienziekte’) in het Verenigd Koninkrijk, bij mensen een variant<br />
van de al langer bekende ziekte van Creutzfeldt-Jakob (CJ) kan veroorzaken.<br />
Ook deze variant (vCJ) is een dodelijke ziekte van het zenuwstelsel. Ze is in<br />
1996 voor het eerst beschreven en komt tot nu toe vrijwel uitsluitend voor in het<br />
Verenigd Koninkrijk. Bijna alle van de intussen meer dan negentig patiënten<br />
zijn overleden.<br />
15 Adviezen en rapporten
Maatregelen<br />
De laatste jaren hebben diverse maatregelen de kans op overdracht van het<br />
BSE-agens van dier naar mens sterk verkleind. Niettemin is, ook in Nederland,<br />
die overdracht nog steeds niet helemaal uit te sluiten. Over de eventuele overdracht<br />
van vCJ van mens naar mens, via bloed of bloedproducten, is erg weinig<br />
bekend. Zolang een methode voor het opsporen van de ziekteverwekker in<br />
bloed ontbreekt, is het weren van besmette donaties niet mogelijk. Bij vCJ-patiënten<br />
is het BSE-agens aangetoond in de lymfoïde weefsels, waarin zich veel<br />
witte bloedcellen bevinden. Uit voorzorg pleit de <strong>Gezondheidsraad</strong> dan ook<br />
voor zogeheten ‘algehele leukodepletie’: verwijdering van de witte bloedcellen<br />
uit bloedproducten. Eveneens uit voorzorg bepleit de Raad, ondanks de daaraan<br />
klevende bezwaren, uitsluiting van bloeddonors die na 1985 via transfusie cellulaire<br />
bloedproducten hebben ontvangen. Slechts in gevallen van volstrekte onmisbaarheid<br />
op medische gronden zou die uitsluiting niet moeten gelden.<br />
Een andere denkbare voorzorgsmaatregel is het uitsluiten van bloeddonors<br />
die een bepaalde periode in het Verenigd Koninkrijk hebben doorgebracht.<br />
Hiervan is het te verwachten voordeel in Nederland, aldus het nu verschenen<br />
advies, zó gering dat de <strong>Gezondheidsraad</strong> daar niet voor pleit.<br />
Harmonisatie<br />
De <strong>Gezondheidsraad</strong> wijst niet alleen op een groot gebrek aan wetenschappelijke<br />
gegevens, maar ook op het feit dat het ontvangen van bloed of bloedproducten<br />
altijd enig risico zal meebrengen. Omdat de nu bepleite maatregelen berusten<br />
op voorzorg, is heroverweging geboden zodra er meer gegevens zijn. Met<br />
het oog op de wenselijke internationale uitwisselbaarheid van bloed en bloedproducten<br />
is Europese harmonisatie hoe dan ook belangrijk.<br />
16 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>
Hepatitis B-vaccinatie voor<br />
sommige zuigelingen<br />
Advies aan de minister van VWS<br />
Publicatie <strong>2001</strong>/03. 13 februari 200<br />
(Werkprogramma <strong>2001</strong> 6.9, Boeknummer 672)<br />
Elke zuigeling van wie ten minste één van de ouders geboren is in een land met<br />
een betrekkelijk hoog percentage virusdragers moet tegen hepatitis B gevaccineerd<br />
worden. Deze groep omvat in Nederland ongeveer vijftien procent van alle<br />
pasgeborenen. Vaccinatie van de overige 85 procent is op de zuigelingenleeftijd<br />
niet nodig. Om te beoordelen of vaccinatie op 9- à 12-jarige leeftijd wél<br />
doelmatig is, zijn aanvullende wetenschappelijke gegevens nodig. Zo luidt een<br />
op 20 februari <strong>2001</strong> verschenen advies van de <strong>Gezondheidsraad</strong> aan de minister<br />
van VWS.<br />
Infectie door het hepatitis B-virus (HBV) is een belangrijke oorzaak van leverontsteking<br />
(hepatitis) die op de lange duur kan leiden tot verschrompeling (cirrose)<br />
of kanker van de lever. Vaak is de infectie van voorbijgaande aard en<br />
slaagt het lichaam erin zich van het virus te ontdoen. Als dit laatste niet lukt, is<br />
men virusdrager. Vooral jonge kinderen hebben een flinke kans op chronische<br />
infectie en dragerschap. Dragerschap verhoogt niet alleen de kans op cirrose of<br />
kanker, maar is ook de bepalende factor bij de verspreiding van het HBV in de<br />
bevolking.<br />
17 Adviezen en rapporten
Verschil<br />
Hepatitis B-vaccinatie biedt afdoende bescherming tegen het virus. De Wereldgezondheidsorganisatie<br />
dringt aan op algemene vaccinatie van zuigelingen of<br />
schoolgaande kinderen. Sommige deskundigen betwijfelen echter de doelmatigheid<br />
daarvan in landen zoals Nederland, waar het percentage HBV-dragers in de<br />
bevolking laag is en waar de virusoverdracht voornamelijk loopt via seksueel<br />
contact bij jongvolwassenen. Er is hier in beide opzichten een aanmerkelijk verschil<br />
met de situatie in het grootste deel van de wereld. Daar zijn twee tot acht,<br />
soms zelfs meer dan acht, op de honderd mensen virusdrager en speelt de virusoverdracht<br />
van moeder op kind (tijdens de zwangerschap of bij de bevalling)<br />
een hoofdrol, naast de overdracht via intensief huiselijk contact, in het bijzonder<br />
bij jonge kinderen.<br />
In de Scandinavische landen, het Verenigd Koninkrijk, Ierland en Japan is<br />
besloten geen algemene vaccinatie tegen hepatitis B in te voeren. In Nederland<br />
besloot de Minister van VWS hetzelfde, in afwachting van het nu aan haar<br />
voorgelegde advies van de <strong>Gezondheidsraad</strong>.<br />
Discussie<br />
De <strong>Gezondheidsraad</strong> bepleit vaccinatie, via het Rijksvaccinatieprogramma voor<br />
kinderen (RVP), van alle pasgeborenen waarvan ten minste één van de ouders<br />
geboren is in een land met een middelmatig of hoog percentage virusdragers.<br />
Deze kinderen hebben immers een verhoogde kans om in aanraking te komen<br />
met dragers, in het gezin in Nederland of bij bezoek aan het land van herkomst<br />
van de ouder(s). Het gaat hier om ongeveer vijftien procent van alle pasgeborenen<br />
in ons land. Vaccinatie van de overige 85 procent is op de zuigelingenleeftijd<br />
niet nodig. Voor een oordeel over de doelmatigheid van vaccinatie op 9- à<br />
12-jarige leeftijd zijn meer gegevens nodig over de infectiekans en de effectiviteit<br />
van vaccinatiestrategieën. Te verwachten is dat lopend modelleringsonderzoek<br />
van het RIVM daarin zal kunnen voorzien. Op dit moment biedt het RVP<br />
ook geen mogelijkheden voor vaccinatie van deze leeftijdsgroep. De <strong>Gezondheidsraad</strong><br />
meent dat de bespreking van dit vraagstuk plaats moet vinden in de<br />
komende discussie over een eventuele brede herziening van het RVP.<br />
18 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>
Geen redenen programmatische<br />
vaccinatie volwassenen<br />
Advies aan de minister van VWS<br />
Publicatie <strong>2001</strong>/04. 8 maart <strong>2001</strong><br />
(Boeknummer 144)<br />
Op 8 maart <strong>2001</strong> heeft de <strong>Gezondheidsraad</strong>, bij monde van de Beraadsgroep<br />
Infectie en Immuniteit, aan de minister van VWS advies uitgebracht over de<br />
vraag of het wenselijk is programmatische vaccinatie te bevorderen van volwassenen<br />
die, gezien hun leeftijd, niet meer vallen onder de verstrekkingen van het<br />
Rijksvaccinatieprogramma (RVP). De beschouwingen berusten op de vooral sedert<br />
1980 verzamelde gegevens over de effecten van het RVP en op hun betekenis<br />
in het grote geheel van de epidemiologische bevindingen met betrekking tot<br />
de doelziekten van het RVP.<br />
De beraadsgroep concludeert dat er geen dringende redenen zijn om programmatische<br />
vaccinatie van oudere personen tegen een of meer van de doelziekten<br />
van het RVP te bepleiten. Desondanks kan het in individuele gevallen wenselijk<br />
zijn dat ouderen, vooral degenen die vóór 1950 zijn geboren, zich bewust zijn<br />
van hun mogelijk geringe immuniteit tegen difterie en tetanus. Aan de voorlichting<br />
van ouderen over hun specifieke gezondheidstoestand moet meer aandacht<br />
gegeven worden. Met betrekking tot de infectieziekten is een permanente evaluatie<br />
van het RVP belangrijk.<br />
19 Adviezen en rapporten
Antibacteriële producten<br />
verstandig gebruiken<br />
Advies aan de ministers van VWS en VROM<br />
Publicatie <strong>2001</strong>/05. 16 februari <strong>2001</strong><br />
(Boeknummer 679)<br />
Het gebruik van schoonmaakmiddelen en producten voor lichaamsverzorging<br />
waarin desinfecterende stoffen zijn verwerkt, is vaak onnodig en wellicht zelfs<br />
ongewenst. Dit schrijft de <strong>Gezondheidsraad</strong> in een op 16 februari <strong>2001</strong> verschenen<br />
signalerend advies aan de ministers van VWS en VROM.<br />
Consumentenproducten die desinfectantia, zoals triclosan, chloorhexidine of<br />
quaternaire ammoniumverbindingen, bevatten, zijn in opmars. Te denken valt<br />
aan schoonmaakmiddelen, handzeep, douche-gel, deodorant, aftershave en tandpasta.<br />
Lang niet altijd is wetenschappelijk aangetoond dat routine-gebruik van<br />
deze antibacteriële of ‘hygiënische’ producten bijdraagt aan vermindering van<br />
het aantal infecties. Bij een goede persoonlijke hygiëne - regelmatig handenwassen,<br />
schoon- en drooghouden van het aanrecht, scheiden van rauw en gekookt<br />
voedsel in de keuken - zijn veel van dergelijke producten doorgaans overbodig.<br />
Desinfectantia komen wél de werkzaamheid van deodorant en tandpasta<br />
ten goede.<br />
Nadelen<br />
Niet alleen ontbreekt veelal een bewijs voor de doeltreffendheid, ook kan overdadig<br />
gebruik gezondheidsrisico’s inhouden. Tot de mogelijke gevaren behoren<br />
vergiftigingen en allergieën, verhoogde infectiekansen door verstoring van mis-<br />
20 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>
crobiële evenwichten op huid en slijmvliezen, bevordering van bacteriële resistentie<br />
en aantasting van het milieu. Vooral de mogelijkheid van toenemende resistentie<br />
tegen desinfectantia, en wellicht ook tegen antibiotica, baart zorgen.<br />
Een ander denkbaar nadeel is dat een - misplaatst - gevoel van veiligheid de<br />
mensen ertoe brengt het minder nauw te nemen met de ‘normale’ hygiëne. De<br />
genoemde bezwaren berusten voornamelijk op theoretische overwegingen en<br />
resultaten van laboratoriumonderzoek. Aanwijzingen dat zich in de praktijk ernstige<br />
problemen voordoen, zijn er op dit moment niet, maar praktijkonderzoek<br />
is nauwelijks verricht.<br />
Greep<br />
Wegens de mogelijke gevaren en de onzekerheid over de gezondheidswinst bepleit<br />
de <strong>Gezondheidsraad</strong> terughoudendheid bij het toevoegen van desinfectantia<br />
aan consumentenproducten en bij het gebruik van producten met dergelijke<br />
toevoegingen. Dat geldt vooral voor antibacteriële of ‘hygiënische’ schoonmaakmiddelen<br />
en huidverzorgingsproducten, zoals zeep en douche-gel.<br />
De huidige wettelijke mogelijkheden om meer greep te krijgen op het hier besproken<br />
vraagstuk zijn beperkt, al worden er op dit vlak nationaal en internationaal<br />
initiatieven genomen. Afspraken met de industrie en publieksvoorlichting<br />
vormen andere beheersinstrumenten. De boodschap aan de consument zou moeten<br />
luiden dat een normale hygiëne bijna altijd voldoende is om het infectiegevaar<br />
te beperken. Bovendien moeten mensen, meer dan nu het geval is, beseffen<br />
dat veel micro-organismen ongevaarlijk of zelfs nuttig zijn voor hun gezondheid.<br />
21 Adviezen en rapporten
Wettelijke regulering aidsmedicijnen<br />
Advies aan de minister van VWS<br />
Publicatie <strong>2001</strong>/06. 22 februari <strong>2001</strong><br />
(Boeknummer 144)<br />
In een op 22 februari <strong>2001</strong> verschenen advies aan de minister van VWS geeft de<br />
<strong>Gezondheidsraad</strong> zijn mening over beleidsvoornemens van de minister voor regulering<br />
van de toepassing van HIV-remmende geneesmiddelen. Van primair<br />
belang is het tegengaan van virusresistentie tegen die middelen. Dit vraagt om<br />
concentratie van de behandeling in daartoe te machtigen centra die moeten voldoen<br />
aan onlangs vastgelegde kwaliteitsnormen. Ook moet zo’n centrum deelnemen<br />
aan de landelijke registratie van behandelingsgegevens.<br />
Enkele jaren geleden bracht de <strong>Gezondheidsraad</strong> het advies ‘Resistentievorming<br />
bij het gebruik van HIV-remmende geneesmiddelen’ uit aan de Minister van<br />
VWS. Centraal daarin staat het gevaar van zich ontwikkelende virusresistentie<br />
tegen de toen nog nieuwe HIV-remmers. Zorgvuldig gereguleerde toepassing<br />
van die medicijnen kan dit gevaar tot een minimum beperken. Mede op grond<br />
van de in dat advies gedane aanbevelingen heeft de minister een ontwerp-beleidsvisie<br />
voor wettelijke regulering geformuleerd en ter beoordeling voorgelegd<br />
aan, onder meer, de <strong>Gezondheidsraad</strong>.<br />
Bijzonder<br />
De Raad onderschrijft de hoofdlijnen van het ministeriële ontwerp en geeft verbijzonderingen<br />
van sommige van zijn eerdere aanbevelingen. Uitgangspunt is<br />
22 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>
dat de behandeling van patiënten met HIV-infectie of aids een ‘bijzondere medische<br />
verrichting’ is in de zin van de gelijknamige wet. Alle vormen van die<br />
behandeling moeten worden voorbehouden aan ziekenhuizen (‘aidsbehandelcentra’)<br />
waar het patiëntenaanbod groot genoeg is voor hoogwaardige zorg.<br />
Zo’n centrum moet voldoen aan de kwaliteitsnormen die inmiddels zijn vastgelegd<br />
door de Nederlandse Vereniging van Aidsbehandelaren. Een andere voorwaarde<br />
voor vergunning is deelname aan een landelijk project voor de registratie<br />
van de behandelingsgegevens, óók die met betrekking tot HIV-positieve patiënten<br />
die na hun aandiening bij een centrum (nog) geen behandeling met HIVremmers<br />
krijgen.<br />
Bijzondere aandacht vragen de behandeling van kinderen en die van zwangere<br />
vrouwen. Gezien het betrekkelijk geringe aantal zeer jeugdige patiënten<br />
moet een aidsbehandelcentrum voor kinderen een organisatorische relatie hebben<br />
met zo’n centrum voor volwassenen. Binnen die relatie zouden gynaecologen<br />
zich moeten toeleggen op de gecompliceerde medische begeleiding van<br />
HIV-positieve zwangeren.<br />
De <strong>Gezondheidsraad</strong> wijst, ten slotte, nog op de onmisbaarheid van adequate<br />
systemen voor de beschikbaarstelling van HIV-remmers en voor de medicatiebewaking.<br />
23 Adviezen en rapporten
Celkerntransplantatie als<br />
uitzonderlijke kiembaantherapie<br />
Advies aan de minister van VWS<br />
Publicatie <strong>2001</strong>/07. 20 maart <strong>2001</strong><br />
(Werkprogramma <strong>2001</strong> 4.11 + 11.2, boeknummer (192)125)<br />
In een op 20 maart <strong>2001</strong> verschenen advies aan de minister van VWS wijst de<br />
<strong>Gezondheidsraad</strong> op mogelijkheden om via celkerntransplantatie het doorgeven<br />
van (de aanleg voor) bepaalde erfelijke ziekten aan het nageslacht te voorkomen.<br />
Het advies bevat een inventarisatie van de methodologische, ethische en<br />
juridische vragen die deze techniek oproept. De tijd voor onderzoek, laat staan<br />
toepassing, bij de mens is nog niet rijp. Er is echter een zwaarwegend gezondheidsbelang<br />
in het geding.<br />
Het overgrote deel van het erfelijk materiaal in een lichaamscel bevindt zich in<br />
de celkern. Buiten die kern is nog een klein aantal genen te vinden in de zogeheten<br />
mitochondriën: celdeeltjes die onmisbaar zijn voor de cellulaire energievoorziening.<br />
De overerving van die mitochondriale genen loopt uitsluitend via<br />
de moederlijke lijn en dat geldt dus ook voor bepaalde erfelijke ziekten die<br />
voortvloeien uit mutaties in die genen.<br />
Het feit dat de genen in kwestie zich niet in de celkern bevinden, maakt mogelijkheden<br />
denkbaar om het doorgeven van (de aanleg voor) mitochondriale aandoeningen<br />
aan het nageslacht uit te sluiten. De hiervoor in principe geschikte<br />
techniek staat bekend als celkerntransplantatie. Deze techniek komt neer op<br />
overbrenging van de kern van een mitochondriaal aangedane eicel naar een van<br />
zijn kern ontdane gezonde donor-eicel, gevolgd door in-vitrofertilisatie (IVF).<br />
24 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>
Er is ook een variant denkbaar, waarbij eerst IVF en dan celkerntransplantatie<br />
plaatsvindt. Als langs deze weg een kind geboren wordt, heeft dat de erfelijke<br />
eigenschappen van beide ouders, maar niet de mitochondriale afwijking van de<br />
moeder.<br />
Gezondheidsbelang<br />
Wetenschappelijk onderzoek naar de werkzaamheid en de veiligheid van celkerntransplantatie<br />
heeft tot dusverre slechts op beperkte schaal en uitsluitend bij<br />
cellijnen en proefdieren plaatsgevonden. Hoewel tot nu toe van schadelijkheid<br />
niets is gebleken, is nog veel onderzoek nodig. Ook noopt het vraagstuk van de<br />
ethische aanvaardbaarheid tot diepgaand beraad, onder meer in samenhang met<br />
discussies over thema’s als embryo-onderzoek en kiembaanmodificatie. Voor de<br />
stap naar onderzoek bij de mens is het dus nog te vroeg.<br />
De <strong>Gezondheidsraad</strong> vindt dat met de beantwoording van de aangeduide<br />
vragen een zwaarwegend gezondheidsbelang is gediend en vraagt daarbij ook<br />
aandacht voor de wettelijke kanten. Zo bevat het recente wetsvoorstel inzake<br />
handelingen met geslachtscellen en embryo’s een verbod op kiembaanmodificatie.<br />
Dat verbod geldt het aanbrengen van wijzigingen van het erfelijke materiaal<br />
in de kern van kiembaancellen. Omdat bij celkerntransplantatie dat erfelijk materiaal<br />
onverlet blijft, biedt het wetsvoorstel dus ruimte voor de hier besproken<br />
techniek. Moeilijker ligt de zaak echter met betrekking tot het eveneens voorziene<br />
verbod op reproductief kloneren en met het nog voor ten minste drie jaar geldende<br />
verbod op het doen ontstaan van menselijke embryo’s ten behoeve van<br />
wetenschappelijk onderzoek. De aan de wetsartikelen te geven interpretatie zal<br />
bepalend zijn voor de mogelijkheden om de celkerntransplantatietechniek te<br />
ontwikkelen en uiteindelijk in toepassing te brengen.<br />
25 Adviezen en rapporten
Nut langdurige psychotherapie<br />
ongewis<br />
Advies aan de minister van VWS<br />
Publicatie <strong>2001</strong>/08. 28 februari/1 maart <strong>2001</strong><br />
(Werkprogramma <strong>2001</strong> 5.2, boeknummer 607)<br />
Over het nut van psychotherapeutische behandelingen die meer dan ongeveer<br />
twintig sessies beslaan, zijn vrijwel geen wetenschappelijk gefundeerde uitspraken<br />
mogelijk. Goed onderzoek op dit terrein is nodig maar erg moeilijk. Er is<br />
grote behoefte aan beslisregels voor het beginnen, voortzetten of beëindigen<br />
van een behandeling. Dit concludeert de <strong>Gezondheidsraad</strong> in een op 28 februari<br />
<strong>2001</strong> verschenen advies aan de minister van VWS.<br />
Op verzoek van de Minister van VWS brengt de <strong>Gezondheidsraad</strong> een reeks<br />
wetenschappelijke adviezen uit over ‘medische verrichtingen’ waarvan de doelmatigheid<br />
onduidelijk is. Enkele jaren geleden heeft de toenmalige Ziekenfondsraad<br />
een lijst van dergelijke verrichtingen opgesteld. Op die lijst staat ook<br />
langdurige psychotherapie. Een psychotherapeutische behandeling geldt als<br />
langdurig wanneer er meer dan ongeveer twintig sessies mee gemoeid zijn. Deze<br />
grens is overigens niet altijd scherp te trekken.<br />
Weinig gegevens<br />
Volgens het nu verschenen advies zijn er bijna geen wetenschappelijke gegevens<br />
over het nut van langdurige psychotherapie. Onderzoek op het gebied van<br />
dit voor de doelmatigheid van de gezondheidszorg belangrijke vraagstuk is even<br />
noodzakelijk als lastig. Niet alleen zijn er veel verschillende psychische aandoe-<br />
26 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>
ningen en behandelvormen, ook is het natuurlijk beloop van een aandoening<br />
vaak onbekend en hebben veel patiënten te kampen met meer dan één stoornis<br />
of kwaal.<br />
Op het gebied van de ‘werkzaamheid’ - het effect van een therapie onder<br />
volledig beheersbare onderzoekscondities in een zorgvuldig samengestelde patiëntengroep<br />
- is weliswaar het een en ander bekend, maar die kennis geldt nagenoeg<br />
uitsluitend behandelingen van minder dan twintig sessies. Gaat het om<br />
het effect in de praktijk, ofwel de ‘doeltreffendheid’, dan tast men vrijwel geheel<br />
in het duister, om nog maar te zwijgen over de vraag of, vergelijkenderwijs,<br />
de baten tegen de kosten opwegen (’doelmatigheid’). De <strong>Gezondheidsraad</strong><br />
acht daarom terughoudendheid geboden bij het toepassen van langdurige psychotherapie.<br />
Beoordelingssystematiek<br />
De Raad sluit niet uit dat sommige vormen van langdurige psychotherapie heilzaam<br />
zijn voor, onder meer, patiënten met een persoonlijkheidsstoornis van het<br />
borderline-type of met stemmingsstoornissen. Het kan zijn dat soms na meer<br />
dan twintig sessies geen verdere verbetering optreedt, terwijl in andere gevallen<br />
pas dán enig resultaat merkbaar wordt.<br />
Er is veel behoefte aan wetenschappelijk onderzoek naar de doelmatigheid<br />
van langdurige psychotherapie bij, in het bijzonder, patiënten die herhaaldelijk<br />
kampen met chronische depressies of met een persoonlijkheidsstoornis van het<br />
borderline-type. In landelijke richtlijnen zouden - aldus de <strong>Gezondheidsraad</strong> -<br />
criteria moeten worden vastgelegd voor het bepalen van de duur en de zittingsfrequentie<br />
van een behandeling. Ook moet een beoordelingssystematiek worden<br />
ontwikkeld voor de kwaliteit en het effect van langdurige psychotherapie.<br />
27 Adviezen en rapporten
Ontwerp-planningsbesluit<br />
neurochirurgie<br />
Advies aan de minister van VWS<br />
Publicatie <strong>2001</strong>/09. 15 maart <strong>2001</strong><br />
(Boeknummer 533)<br />
Op 15 maart <strong>2001</strong> verscheen een advies van de <strong>Gezondheidsraad</strong> aan de minister<br />
van VWS over een nieuw ontwerp-planningsbesluit met betrekking tot de<br />
neurochirurgie. Dit ontwerp is gebaseerd op de artikelen 2 en 5 van de Wet bijzondere<br />
medische verrichtingen (WBMV) en dient ter vervanging van het Planningsbesluit<br />
Neurochirurgie van 21 juni 1993.<br />
Het ontwerp-planningsbesluit bevat onder meer de volgende passage: “Een traject,<br />
waarbij op termijn (bijvoorbeeld 4 jaar) bijzondere neurochirurgie geheel<br />
of gedeeltelijk uit artikel 2 WBMV zal uittreden, is goed haalbaar. Hierin dient<br />
het veld een hoofdrol te spelen”. Bij deze passage merkt de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />
onder meer op:<br />
Het is denkbaar dat bepaalde vormen van bijzondere neurochirurgie ook na<br />
vier jaar om kwaliteitsredenen concentratie blijven vergen, al dan niet via het<br />
huidige wetsinstrument. Dit vanwege het feit dat verschillende neurochirurgische<br />
ingrepen plaatsvinden bij aandoeningen die weinig voorkomen en complex<br />
van aard zijn. Het loslaten van concentratie kan ongewenste versnippering in de<br />
hand werken met kwaliteitsverlies als gevolg. De uitkomst van een specifieke<br />
ingreep hangt immers af van de ervaring van de betrokken arts (oefening baart<br />
kunst). Voorts is een argument voor handhaving van concentratie dat de beoefening<br />
van diverse vormen van bijzondere neurochirurgie het beste tot haar recht<br />
28 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>
komt in een multidisciplinaire structuur, die slechts in een beperkt aantal centra<br />
voorhanden is.<br />
Mocht op grond van de ontwikkelingen in de komende planningsperiode<br />
deregulering na vier jaar voor de hand liggen, dan lijkt het in ieder geval gewenst<br />
om voor verschillende deelfuncties (zoals kinderneurochirurgie, epilepsiechirurgie,<br />
neurostimulatie, stereotactische radiochirurgie) concentratie - via<br />
een adequate regeling - in een beperkt aantal centra te handhaven gezien de<br />
kleine patiëntenaantallen en de relatief spaarzame expertise en deskundigheid<br />
op deze deelterreinen.<br />
29 Adviezen en rapporten
Ongerustheid over milieu<br />
vraagt dialoog<br />
Advies aan de ministers van VWS en VROM<br />
Publicatie <strong>2001</strong>/10. 3 april <strong>2001</strong><br />
(Boeknummer 439)<br />
Als op plaatselijk niveau de bevolking een verdacht hoog aantal ziektegevallen<br />
of gezondheidsklachten in de eigen omgeving constateert en de oorzaak daarvan<br />
zoekt in lokale milieuverontreiniging, is adequaat optreden van overheidsinstanties<br />
geboden. Het komt er primair op aan de ongerustheid tijdig serieus te<br />
nemen en systematisch te werk te gaan bij het beoordelen van de blootstellingsrisico’s<br />
en de gemelde gezondheidsproblemen. Daarnaast moet aandacht besteed<br />
worden aan een - op interactie en participatie gerichte - dialoog met de<br />
verontruste burgers. Een op 3 april verschenen advies van de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />
aan de ministers van VROM en VWS biedt een overzicht van dit vraagstuk en<br />
een handreiking voor de praktijk.<br />
Het komt steeds vaker voor dat plaatselijke groepen van burgers zich tot de<br />
overheid wenden omdat zij verontrust zijn over de mogelijke nadelige invloed<br />
van een milieufactor, bijvoorbeeld een vervuilde bodem of de aanwezigheid van<br />
zendmasten, op hun gezondheid en die van hun kinderen. Van de betrokken<br />
overheidsinstanties, waaronder de GGD, wordt dan een doeltreffend optreden<br />
gevraagd dat veel deskundigheid en openheid vergt.<br />
30 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>
Onvrede<br />
Een juiste beoordeling van een dergelijke situatie is niet eenvoudig. Behalve<br />
van een lokale milieufactor kan er ook sprake zijn van louter toeval of van een<br />
invloed van specifieke demografische of sociaal-economische kenmerken. Alleen<br />
al onvrede met of ongerustheid over plaatselijke milieu-omstandigheden<br />
kan leiden tot het ervaren en melden van gezondheidsproblemen. Het is van<br />
groot belang de gemelde klachten serieus te nemen en nauwgezet te inventariseren.<br />
De <strong>Gezondheidsraad</strong> pleit krachtig voor tijdige en optimale<br />
burgerparticipatie en goede communicatie over de aard en de betekenis van de<br />
risico’s. Daarnaast komt het aan op een gedegen beoordeling van de plaatselijke<br />
milieusituatie en van de aannemelijkheid van een oorzakelijk verband tussen<br />
een mogelijk verhoogde blootstelling aan schadelijke milieufactoren en de gesignaleerde<br />
gezondheidsproblemen. Soms lukt het niet om een concrete oorzaak<br />
voor bepaalde klachten te vinden, vooral wanneer aspecifieke verschijnselen zoals<br />
hoofdpijn, duizeligheid of vermoeidheid aan de orde zijn. Er is tot nog toe<br />
niet veel bekend over het mechanisme achter zulke ‘medisch onverklaarde’<br />
klachten.<br />
Communicatie<br />
Blijkt uit de beoordeling van de mate waarin mensen met milieuverontreiniging<br />
in aanraking komen (de uitwendige blootstelling) dat er een ongewenst hoog gezondheidsrisico<br />
is, dan moet gepoogd worden die blootstelling te verminderen.<br />
Met het bepalen van de inwendige blootstelling, bijvoorbeeld via het onderzoeken<br />
van bloed- of urinemonsters, is, volgens het advies, terughoudendheid geboden.<br />
Hetzelfde geldt voor nader epidemiologisch onderzoek in de lokale bevolking.<br />
Wil zulk onderzoek zinvol zijn, dan moeten ettelijke voorwaarden zijn<br />
vervuld. Tot die voorwaarden behoort doeltreffende communicatie met de te onderzoeken<br />
burgers over de mogelijkheden en beperkingen ervan. Schiet die<br />
communicatie te kort, dan kan het middel erger zijn dan de kwaal.<br />
31 Adviezen en rapporten
Uitbreiding prenatale<br />
screening bepleit<br />
Advies aan de minister van VWS<br />
Publicatie <strong>2001</strong>/11. 7 mei <strong>2001</strong><br />
(Boeknummer 609)<br />
Volgens een op 7 mei <strong>2001</strong> verschenen advies aan de minister van VWS is de<br />
tijd rijp voor wijziging van de vroege opsporing van Down-syndroom tijdens de<br />
zwangerschap. Tot nu toewordt aan zwangeren van 36 jaar en ouder eenvruchtwaterpunctie<br />
of vlokkentest aangeboden. Bij één op de 100 à 300 vrouwen leidt<br />
datonderzoek tot het verlies van een gezonde foetus. Tegenwoordig zijn er goede<br />
mogelijkheden om eerst via een eenvoudige bloedtest vast te stellen of zo’n<br />
onderzoek wel nodig is. Het verdient aanbeveling om die bloedtest aan te bieden<br />
aan alle zwangeren, ongeacht hun leeftijd. Die test moet dan niet alleen<br />
worden gebruikt voor Downsyndroom, maar ook voor de vroege opsporing van<br />
neuralebuisdefecten.<br />
Voor het huidige aanbod van een vruchtwaterpunctie of vlokkentest moet de<br />
zwangere 36 jaar of ouder zijn. Dat aanbod blijft daarmee beperkt tot vrouwen<br />
met de grootste kans op een kind met Downsyndroom. Die kans neemt namelijk<br />
toe met de leeftijd van de moeder. De reden voor de genoemde beperking is<br />
vooral gelegen in het miskraamrisico van dat onderzoek. De meeste kinderen<br />
met Downsyndroom worden echter ge-boren als hun moeder nog jonger dan 36<br />
is, dus bij vrouwen die nu niet voor prenatale screening in aanmerking komen.<br />
Inmiddels is een bloedtest ontwikkeld waarmee de kans dat een vrouw in verwachting<br />
is van een kind met Downsyndroom preciezer kan worden geschat dan<br />
alleen op grond van de leeftijd. Door prenatale screening te beginnen met een<br />
32 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>
dergelijke test, kan worden nagegaan of die kans zo groot is dat een vruchtwaterpunctie<br />
te overwegen is. Deze strategie heeft belangrijke voordelen. In de<br />
eerste plaats is de bloedtest veilig en relatief goedkoop. Daarom kan hij aan alle<br />
zwangeren worden aangeboden, ongeacht hun leeftijd. Een groot voordeel is<br />
ook dat - in vergelijking met de huidige screening op Downsyndroom - minder<br />
vruchtwaterpuncties of vlokkentests nodig zijn, zodat minder vaak een miskraam<br />
wordt veroorzaakt. Daartegenover staat als belangrijkste nadeel dat relatief<br />
veel zwangeren ongerust worden gemaakt doordat volgens de uit-slag van<br />
de bloedtest nader onderzoek nodig is, terwijl dan meestal, blijkens dat onderzoek,<br />
die ongerustheid ‘onnodig’ was. Naar de psychische uitwerking daarvan<br />
is intussen vrij veel wetenschappelijk onderzoek gedaan. Ernstige negatieve gevolgen<br />
zijn daarbij niet gebleken. Wel zijn goede uitleg en begeleiding noodzakelijk.<br />
Alles afwegend, vindt de <strong>Gezondheidsraad</strong> prenatale screening via zo’n<br />
bloedtest een dermate beter alternatief voor de huidige strategie, dat invoering<br />
ervan niet langer zou mogen worden uitgesteld. Volgens de Raad moet die<br />
screening zowel zijn gericht op Downsyndroom als op neuralebuisdefecten<br />
(‘open rug’). Op dit moment is voor de bepleite screening de zogenoemde ‘tripeltest’<br />
het meest geschikt. Die wordt gedaan vanaf een zwangerschapsduur van<br />
15 weken. Recent ontwikkelde alternatieve tests hebben als mogelijk voordeel<br />
dat ze vroeger in de zwangerschap toepasbaar zijn, sommige al vanaf acht weken.<br />
Anders dan de tripeltest zijn ze alleen bruikbaar voor screening op Downsyndroom.<br />
Volgens het advies moet naar die alternatieve testmogelijkheden wetenschappelijk<br />
onderzoek worden gedaan. In samenhang daarmee is onderzoek<br />
nodig naar de waarde van echoscopie als screeningstest op neuralebuisdefecten.<br />
33 Adviezen en rapporten
Incontinentie voor urine<br />
Advies aan de minister van VWS<br />
Publicatie <strong>2001</strong>/12. 25 juni <strong>2001</strong><br />
(Werkprogramma <strong>2001</strong> 5.1.2, boeknummer 617)<br />
Ongeveer één op de twintig volwassenen in Nederland heeft te kampen met urine-incontinentie.<br />
Bij ouderen spelen naast blaasproblemen een verminderde<br />
mobiliteit en andere aandoeningen een rol bij het ontstaan en verergeren van<br />
incontinentie. Deze zogenoemde complexe incontinentie krijgt soms te weinig<br />
aandacht. De belangrijkste aanbevolen behandelingen zijn bekkenbodemspieroefeningen<br />
en blaastraining. Er is een goede richtlijn voor huisartsen. In de<br />
thuiszorg en in zorginstellingen blijft wegens personeels-schaarste de behandeling<br />
te vaak beperkt tot het verstrekken van opvangmateriaal. Er zijn, vooral<br />
voor vrouwen, te weinig goede openbare toiletten. Thuiswonende oudere patiënten<br />
met verscheidene handicaps hebben baat bij een aangepast, goed bereikbaar<br />
toilet. Dit schrijft de <strong>Gezondheidsraad</strong> in een op 25 juni <strong>2001</strong> verschenen<br />
advies aan de Minister van VWS.<br />
Op verzoek van de Minister van VWS brengt de <strong>Gezondheidsraad</strong> een reeks adviezen<br />
uit over ‘medische verrichtingen’ waarvan de doelmatigheid onduidelijk<br />
is. Eén van die verrichtingen behelst de diagnostiek en behandeling van urineincontinentie<br />
- onwillekeurig verlies van urine - bij volwassenen. Naar schatting<br />
heeft vijf procent van de volwassenen deze hinderlijke kwaal. In verzorgingshuizen<br />
is dat één op de twee, in verpleeghuizen zelfs negen op tien. Bij vrouwen<br />
komt het probleem aanzienlijk meer voor dan bij mannen. In het jaar 2000 was<br />
in Nederland een bedrag van ten minste 600 miljoen gulden gemoeid met de<br />
34 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>
zorg voor mensen met urine-incontinentie. Het merendeel hiervan komt op<br />
rekening van de verzorging en van het gebruik van opvangmateriaal.<br />
Complexe incontinentie<br />
De meeste patiënten komen in eerste instantie bij de huisarts terecht. Er is voor<br />
diagnostiek en behandeling een goede richtlijn van het Nederlands Huisartsen<br />
Genootschap, die als behandeling oefeningen centraal stelt. Volgens de Raad is<br />
er ook behoefte aan een gemeenschappelijke richtlijn voor gynaecologen en<br />
urologen. Vooral bij oudere patiënten kunnen verminderde mobiliteit en achteruitgang<br />
van geestelijke vermogens bij incontinentie een belangrijke oorzakelijke<br />
of complicerende rol spelen. De behandelend arts moet daar ten zeerste op bedacht<br />
zijn. De <strong>Gezondheidsraad</strong> heeft de indruk dat juist deze complexe incontinentie<br />
te weinig aandacht krijgt.<br />
De Raad pleit voor proefnemingen met de aanstelling van een gespecialiseerde<br />
incontinentie-verpleegkundige in huisartspraktijken, die onder meer zorg<br />
zou kunnen dragen voor diagnostiek bij complexe incontinentie en bewaking<br />
van de therapietrouw. De kennis van fysiotherapeuten over therapeutische oefeningen<br />
kan vergroot worden als deze in hun standaardopleiding aandacht krijgen.<br />
Oefeningen<br />
Personeelstekort in de thuiszorg en in verzorgings- en verpleeghuizen leidt er<br />
doorgaans toe dat volstaan wordt met het aanbieden van opvangmateriaal. Adequate<br />
diagnostiek en actieve behandeling kunnen echter de kwaliteit van leven<br />
van de patiënt aanmerkelijk verbeteren.<br />
Bij vrouwen is de kans op het ontstaan van urine-incontinentie te verkleinen<br />
via bekkenbodemspieroefeningen na de zwangerschap. Er is echter nog veel<br />
onbekend over het nut van preventieve maatregelen en over de doeltreffendheid<br />
van de diverse behandelvormen. Meer wetenschappelijk onderzoek is daarom<br />
wenselijk. Intussen is wel duidelijk dat er in Nederland vooral voor vrouwen<br />
veel te weinig goede openbare toiletten zijn. Voor thuiswonende oudere patiënten<br />
met verscheidene handicaps zijn een aangepast en goed bereikbaar toilet en<br />
gemakkelijk te openen en te sluiten kleding belangrijk.<br />
35 Adviezen en rapporten
Risico’s verarmd uranium<br />
in kaart gebracht<br />
Advies aan de ministers van VWS, VROM en Defensie<br />
Publicatie <strong>2001</strong>/13. 16 mei <strong>2001</strong><br />
(Boeknummer 678)<br />
De huidige stand van de wetenschap biedt geen grond voor de mening dat mensen<br />
gezondheidsschade oplopen door blootstelling aan verarmd uranium. Degenen<br />
die hier mogelijk aan blootgesteld worden in besmette gebieden worden,<br />
normaal gesproken, voldoende beschermd door de voorzorgsmaatregelen die<br />
voortvloeien uit de stralinsgygiënische regelgeving. Dit schrijft de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />
in een op 16 mei <strong>2001</strong> verschenen advies aan de Minister van Volkshuis-vesting,<br />
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, de Minister van Defensie<br />
en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.<br />
Verarmd uranium ontstaat als bijproduct bij het verrijken van natuurlijk uranium<br />
en wordt onder meer gebruikt in munitie en als stabilisatiemateriaal in vliegtuigen.<br />
Het gevaar van natuurlijk uranium schuilt in de radioactiviteit en de chemisch-toxische<br />
eigenschappen. Verarmd uranium verschilt in dit opzicht niet<br />
van natuurlijk uranium, zij het dat de radioactiviteit aanzienlijk lager is. Het gezondheidsrisico<br />
van natuurlijk en verarmd uranium hangt niet alleen af van de<br />
mate en de wijze van blootstelling, maar ook van het type chemische verbinding<br />
waarin het element aanwezig is.<br />
Omdat natuurlijk uranium bijna overal in de natuur voorkomt, is aan blootstelling,<br />
vooral via het voedsel, niet te ontkomen. Blootstelling aan verarmd uranium<br />
heeft voornamelijk plaats via inademing van stofdeeltjes in gebieden waar<br />
dit materiaal is vrijgekomen bij een brand of oorlogshandelingen. Bekende<br />
36 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>
voorbeelden zijn de Golfoorlog, de oorlog in Kosovo en de vliegramp in de<br />
Bijlmermeer.<br />
Verstorende factoren<br />
Longkanker en nierschade zijn de meest gevreesde gevolgen van te hoge blootstelling<br />
aan (verarmd) uranium. De hierover beschikbare wetenschappelijke gegevens<br />
zijn vooral verkregen uit onderzoek bij werkers in de uraniumindustrie.<br />
Die epidemiologische gegevens zijn lang niet altijd volledig of gemakkelijk te<br />
interpreteren, omdat het onder-zoek bemoeilijkt wordt door verstorende factoren<br />
als rookgewoonten of blootstelling aan andere schadelijke agentia dan uranium.<br />
Bij uraniummijnwerkers is wel degelijk een verhoogde kans op longkanker<br />
aangetoond, maar blootstelling aan radioactieve vervalproducten van radon<br />
is hier de meest waarschijnlijke oorzaak. Hoewel militairen die zijn ingezet in<br />
de Golfoorlog ongewoon veel gezondheidsklachten hebben, geeft de uitkomst<br />
van uitgebreid epidemiologisch onderzoek geen aanwijzing dat dit het gevolg is<br />
van blootstelling aan verarmd uranium.<br />
Volgens de <strong>Gezondheidsraad</strong> is, gelet op de omvang van de blootstelling<br />
aan verarmd uranium na calamiteiten of oorlogshandelingen, geen waarneembare<br />
verhoging van de kans op gezondheidsschade te verwachten. In besmette gebieden<br />
zal in het algemeen de beschermingsstrategie van de bestaande milieuhygiënische<br />
regelgeving toereikend zijn. Intussen zal, aldus de <strong>Gezondheidsraad</strong>,<br />
een open communicatie met de bevolking in zo’n gebied onnodige ongerustheid<br />
kunnen voorkomen.<br />
Andere rapportages<br />
In de periode rond het verschijnen van het hier besproken advies van de <strong>Gezondheidsraad</strong>,<br />
hebben ook andere instanties hun oordeel gegeven over het risico<br />
van blootstelling aan verarmd uranium, in het bijzonder in samenhang met<br />
oorlogshandelingen. Het gaat onder meer om de Wereldgezondheidsorganisatie<br />
en het United Nations Environmental Programme. Vice-voorzitter Knottnerus<br />
van de <strong>Gezondheidsraad</strong> meldt in zijn aanbiedingsbrief bij het advies daarover:<br />
“De commissie heeft die [rapporten] niet meer bij haar advies kunnen betrekken,<br />
maar een eerste bestudering wijst niet op strijdigheid met de bevindingen<br />
van de commissie.” Inmiddels heeft ook een adviescommissie van de Britse<br />
Royal Society haar bevindingen gepubliceerd. Die publicatie gaat, in tegenstel-<br />
37 Adviezen en rapporten
ling tot het advies van de <strong>Gezondheidsraad</strong>, ook in op de situatie op het slagveld.<br />
38 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>
Elektromagnetische velden:<br />
Jaarbericht <strong>2001</strong><br />
Advies aan de minister van VWS en VROM en de staatssecretaris van<br />
SZW en V&W, Publicatie <strong>2001</strong>/14. 29 mei <strong>2001</strong><br />
(Werkprogramma <strong>2001</strong> 8.5, boeknummer 559)<br />
Volgens de op dit moment beschikbare wetenschappelijke gegevens is er geen<br />
grond voor de vrees dat blootstelling aan elektromagnetische velden in de<br />
woonomgeving - onder meer afkomstig van hoogspanningslijnen en GSM-antennes<br />
- schadelijk is voor de gezondheid. Dit is de strekking van een eerste<br />
jaarlijks rapport over dit vraagstuk dat de <strong>Gezondheidsraad</strong> op 29 mei <strong>2001</strong><br />
aan de regering heeft uitgebracht.<br />
Mogelijke gezondheidsschade door blootstelling aan elektromagnetische velden<br />
wekt groeiende bezorgdheid. Veel mensen zien vooral bedreigingen in hoogspanningslijnen<br />
en in de opmars van de mobiele telefonie. In het recente verleden<br />
heeft de <strong>Gezondheidsraad</strong> diverse adviezen over deze onderwerpen uitgebracht.<br />
Het nu verschenen Jaarbericht biedt, naast een samenvatting van deze<br />
adviezen, een overzicht van de nieuwste wetenschappelijke inzichten.<br />
Hoogspanningslijnen<br />
Het wonen nabij hoogspanningslijnen verhoogt de blootstelling aan (laagfrequente)<br />
elektromagnetische velden. Die verhoogde blootstelling gaat samen met<br />
een kleine toename van de kans op leukemie bij kinderen. Volgens recente wetenschappelijke<br />
publicaties zou die toename uitsluitend boven een bepaalde<br />
veldsterkte optreden. De <strong>Gezondheidsraad</strong> vindt het echter niet verantwoord<br />
39 Adviezen en rapporten
zo’n grens aan te geven. Een oorzakelijk verband tussen blootstelling aan elektromagnetische<br />
velden en het verhoogde risico is niet aangetoond. Men tast in<br />
het duister over biologische verklaringen. Het is goed mogelijk dat andere factoren<br />
dan dergelijke velden verantwoordelijk zijn voor de samen-hang.<br />
Blootstelling aan sterke laagfrequente elektromagnetische velden zou, volgens<br />
sommigen,het hartritme ongunstig kunnen beïnvloeden. De wetenschappelijk<br />
informatie hierover is echter onduidelijk en vraagt om meer onderzoeksinspanning.<br />
In weer andere publicaties is melding gemaakt van een toename van<br />
het aantal gevallen van zelf-moord als gevolg van verhoogde blootstelling aan<br />
laagfrequente elektromagnetische velden. Volgens het Jaarbericht is zo’n invloed<br />
niet aangetoond en ook onwaarschijnlijk.<br />
Al eerder stelde de <strong>Gezondheidsraad</strong> vast dat in de directe omgeving van<br />
een GSM-basisstation de blootstelling aan het (radiofrequente) elektromagnetische<br />
veld van dat station aanzienlijk lager is dan wat gezondheidskundig aanvaardbaar<br />
geacht wordt. Gezondheidsproblemen door een dergelijke blootstelling<br />
acht de Raad daarom onwaarschijnlijk. Uit Duitsland kwam onlangs het bericht<br />
dat rundvee gezondheidsschade zou oplopen door de aanwezigheid van<br />
GSM-antennes in de omgeving. Onderzoek hiernaar heeft dat vermoeden niet<br />
bevestigd.<br />
Mobiele telefonie<br />
Hoewel tot dusver niet is gebleken dat mobiel telefoneren de kans op hersentumoren<br />
verhoogt, is het zaak de wetenschappelijke ontwikkeling op dit terrein<br />
nauwlettend te blijven volgen. Het vermoeden dat mobiel telefoneren de kans<br />
op oogmelanomen doet toenemen, mist volgens de <strong>Gezondheidsraad</strong> elke wetenschappelijke<br />
grond.<br />
Er heeft in Nederland geen onderzoek plaats naar gezondheidseffecten van<br />
blootstelling aan elektromagnetische velden. Volgens de <strong>Gezondheidsraad</strong> mag<br />
Nederland hierin echter niet langer achterblijven, vooral niet omdat er nog veel<br />
onzekerheden zijn over langetermijneffecten en over de vraag of er een oorzakelijk<br />
verband is tussen blootstelling aan elektromagnetische velden en aspecifieke<br />
gezondheidsklachten.<br />
40 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>
Verdediging tegen bioterrorisme<br />
Advies aan de minister van VWS<br />
Publicatie <strong>2001</strong>/16. 14 juli <strong>2001</strong><br />
(Werkprogramma <strong>2001</strong> 6.7, boeknummer 632)<br />
Open grenzen, verstedelijking, mobiliteit en gentechnologie vergroten het risico<br />
van terroristische aanslagen met microbiële ziekteverwekkers. Daarom is alertheid<br />
geboden, niet alleen van inlichtingendiensten maar ook van artsen en microbiologen.<br />
Er moet een draaiboek ‘Bioterrorisme’ komen, terwijl al beschikbare<br />
draaiboeken voor het optreden bij epidemische calamiteiten aanscherping<br />
behoeven. Internationale samenwerking op het gebied van de identificatie van<br />
onbekende micro-organismen en bij de ontwikkeling en productie van antimicrobiële<br />
middelen is noodzakelijk. Dit is de strekking van een op 14 juni <strong>2001</strong><br />
verschenen advies van de <strong>Gezondheidsraad</strong> aan de minister van VWS.<br />
Duizenden soorten micro-organismen lenen zich voor kwaadwillig gebruik. Het<br />
is vrijwel ondoenlijk om aan te geven welke van die soorten men in dit opzicht<br />
het meest moet vrezen. Hedendaagse ontwikkelingen maken bioterroristische<br />
aanslagen tot een reëel gevaar. Open grenzen vergemakkelijken de import van<br />
microbiële ziekteverwekkers, de sterke verstedelijking en de grote mobiliteit in<br />
ons land begunstigen de verspreiding van infectieziekten en de opmars van de<br />
biotechnologie schept mogelijkheden voor het doen ontstaan van tot dusver onbekende<br />
infectieuze organismen.<br />
41 Adviezen en rapporten
Draaiboeken<br />
Volgens de <strong>Gezondheidsraad</strong> is vooral verscherpte oplettendheid geboden. Inlichtingendiensten<br />
en andere verkennende organisaties moeten veel aandacht<br />
geven aan de beoordeling van de plausibiliteit van denkbare aanslagscenario’s.<br />
Medische beroepsverenigingen doen er goed aan hun leden beter en vaker te attenderen<br />
op de mogelijkheid dat het optreden van infectieziekten te wijten is aan<br />
kwaadwillige verspreiding van micro-organismen. Onder auspiciën van het Ministerie<br />
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties dient een draaiboek ‘Bioterrorisme’<br />
te worden opgesteld dat via regelmatige en goed georganiseerde<br />
oefeningen wordt beproefd. De al beschikbare draaiboeken voor het optreden<br />
bij uitbraken van infectieziekten behoeven aanvulling met elementen die op bioterrorisme<br />
zijn toegesneden.<br />
Van groot belang zijn mogelijkheden voor tijdige opsporing en identificatie<br />
van zeldzame of tot dusver onbekende ziekteverwekkers. Dit vraagt om een<br />
hecht netwerk van binnen- en buitenlandse deskundigen op het gebied van de<br />
microbiologie. Formalisering van in dit opzicht al bestaande structuren is nodig,<br />
evenals meer financiële ondersteuning. Ook bij de ontwikkeling en productie<br />
van vaccins, antibiotica en andere antimicrobiële middelen is, zo besluit de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />
zijn advies, internationale samenwerking meer dan ooit noodzakelijk.<br />
42 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>
Milieuverontreiniging door<br />
geneesmiddelen<br />
Advies aan de ministers van VWS, VROM en V&W en de staatssecretaris<br />
van LNV, Publicatie <strong>2001</strong>/17. 15 juni <strong>2001</strong><br />
(Boeknummer 632)<br />
De belasting van het milieu door geneesmiddelen verdient nadere aandacht.<br />
Dat stelt de <strong>Gezondheidsraad</strong> in een advies waarin de kennis over die belasting<br />
is samenvat. In het advies, dat op 26 juni <strong>2001</strong> is aangeboden aan de bewindslieden<br />
van VROM, VWS, V&W en LNV, doet de Raad voorstellen voor onderzoek<br />
naar voorkomen en effect van geneesmiddelen in het milieu.<br />
Geneesmiddelen voor mens en dier belanden na gebruik in het milieu. Een deel<br />
van de door de mens uitgescheiden geneesmiddelen en hun omzettingsproducten<br />
passeert de rioolwaterzuivering en komt vervolgens in het oppervlaktewater<br />
terecht. Diergeneesmiddelen komen via urine en uitwerpselen in de bodem terecht<br />
en spoelen uit naar het grond- en oppervlaktewater.<br />
Uit het nu verschenen advies van de <strong>Gezondheidsraad</strong> blijkt dat slechts<br />
weinig bekend is over het voorkomen en het effect van geneesmiddelen in het<br />
milieu. De beschikbare gegevens over het gevolg voor in de natuur voorkomende<br />
organismen zijn aanleiding om het milieurisico niet bij voorbaat als onbetekenend<br />
terzijde te schuiven. Geneesmiddelen zijn immers biologisch actieve<br />
stoffen die bovendien in grote hoeveelheden worden gebruikt. De Raad pleit<br />
voor extra aandacht van de overheid voor het in kaart brengen van dit risico,<br />
overeenkomstig de aanpak bij bestrijdingsmiddelen. Er is vooral onderzoek nodig<br />
naar het gevolg voor water- en bodemorganismen.<br />
43 Adviezen en rapporten
Binnenkort zal bij de toelating van diergeneesmiddelen tot de markt een beoordeling<br />
van het risico voor in de natuur voorkomende organismen worden voorgeschreven.<br />
De Raad acht dit ook wenselijk bij de toelating van geneesmiddelen<br />
voor de mens. Onderzoek en maatregelen vergen internationale coördinatie, omdat<br />
de milieuverontreiniging door geneesmiddelen zich niet tot Nederland beperkt.<br />
44 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>
Medische eisen rijbewijs voor<br />
verbetering vatbaar<br />
Advies aan de ministers van VWS en V&W<br />
Publicatie <strong>2001</strong>/18. 4 juli <strong>2001</strong><br />
(Werkprogramma <strong>2001</strong> 4.7, boeknummer 626)<br />
De medische eisen voor de rijgeschiktheid van mensen met een tumor of doorbloedingsstoornis<br />
van de hersenen sporen niet meer met de huidige stand van<br />
de wetenschap. De wenselijke aanpassing houdt deels een versoepeling en deels<br />
een aanscherping in. In algemene zin is, daarnaast, heroverweging gewenst van<br />
de sinds 1986 geldende regeling voor de vernieuwing van rijbewijzen zonder<br />
medische toetsing. Dit schrijft de <strong>Gezondheidsraad</strong> in een op 4 juli <strong>2001</strong> verschenen<br />
advies aan de minister van Verkeer en Waterstaat en de minister van<br />
Volksgezondheid, Welzijn en Sport.<br />
Mensen met een tumor of doorbloedingsstoornis van de hersenen zijn volgens<br />
de huidige wettelijke regeling niet rijgeschikt zolang zij wegens die aandoening<br />
geen operatie hebben ondergaan. Op verzoek van de Minister van Verkeer en<br />
Waterstaat heeft de <strong>Gezondheidsraad</strong> deze bepaling getoetst aan de huidige medische<br />
inzichten. In haar adviesaanvraag vroeg de minister aandacht voor het<br />
eventuele bestaan van andere geschikte medische behandelmethodes dan chirurgie<br />
en voor het feit dat het soms beter is om juist niet te opereren.<br />
De <strong>Gezondheidsraad</strong> onderschrijft dat de eis van chirurgisch ingrijpen bij<br />
de aandoeningen in kwestie niet meer verenigbaar is met de tegenwoordig beschikbare<br />
medische kennis. De Raad voegt hieraan gedetailleerde voorstellen<br />
toe voor wijziging van de in het geding zijnde bepalingen in de ‘Regeling eisen<br />
geschiktheid.’ Die voorstellen zijn gebaseerd op criteria als de medische prog-<br />
45 Adviezen en rapporten
nose, de aanwezigheid van functiestoornissen, de herhalingskans en de kans op<br />
andere aandoeningen. De operatie-eis speelt geen rol meer. Volgens het advies<br />
betekenen de voorgestelde wijzigingen een zekere versoepeling met betrekking<br />
tot de rijbewijzen van de ‘lichte’ categorie 1 (personenauto’s en motorrijwielen)<br />
mits het rijbewijs niet beroepsmatig wordt benut. Voor het besturen van vrachtwagens<br />
en bussen houden ze echter een geringe verscherping in.<br />
Heroverweging<br />
Gebruikmakend van de gelegenheid spreekt de <strong>Gezondheidsraad</strong> zijn bezorgdheid<br />
uit over de sinds 1986 vigerende voorschriften voor het vernieuwen (‘verlengen’)<br />
van het rijbewijs. Uit epidemiologische gegevens blijkt dat maar heel<br />
weinig mensen gehoor geven aan de in die voorschriften vervatte uitnodiging<br />
om vrijwillig melding te maken van onverhoopt opgetreden ziekten of afwijkingen<br />
die de rijgeschiktheid kunnen aantasten. De Raad vindt overheidsingrijpen<br />
wenselijk, er nog op wijzende dat de bedoelde gezondheidsproblemen zich betrekkelijk<br />
weinig voordoen bij mensen jonger dan zestig jaar. In het advies oppert<br />
de Raad twee mogelijkheden. De ene optie is honorering van het in 1990<br />
door de Commissie-Scherpenhuizen gedane voorstel om in de Wegenverkeerswet<br />
de houders van rijbewijzen te verplichten tot melding van de bedoelde gezondheidsproblemen.<br />
De ‘Regeling eisen geschiktheid’ bevat een gedetailleerde<br />
opsomming van die problemen. Een alternatief ziet de <strong>Gezondheidsraad</strong> in verlaging<br />
van zeventig naar zestig jaar van de maximale leeftijd waarbij vernieuwing<br />
van het rijbewijs nog zonder medische toetsing mogelijk is.<br />
46 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>
Energie, eiwitten, vetten<br />
en koolhydraten<br />
Advies aan de ministers van VWS en LNV<br />
Publicatie <strong>2001</strong>/19. 18 juli <strong>2001</strong><br />
(Werkprogramma <strong>2001</strong> 7.2, boeknummer 551)<br />
Op 18 juli <strong>2001</strong> verscheen een advies over de wenselijke inneming van energie,<br />
eiwitten, vetten en koolhydraten voor gezonde personen. Het is de tweede aflevering<br />
in een reeks van samenhangende adviezen van de <strong>Gezondheidsraad</strong> aan<br />
de minister van VWS en de minister van LNV. Deze adviezen dienen ter actualisering<br />
van de in 1992 door de toenmalige Voedingsraad voorgestelde ‘Nederlandse<br />
Voedingsnormen’.<br />
Ongeveer een jaar geleden bracht de <strong>Gezondheidsraad</strong> een eerste advies uit over<br />
geactualiseerde voedingsnormen. Het nu verschenen tweede advies heeft betrekking<br />
op de energetische waarde van de voeding en de wenselijke inneming<br />
van eiwitten, vetten en koolhydraten.<br />
De inneming van vet krijgt veel aandacht. Van groot belang is de samenstelling<br />
van het vet in de voeding. Verzadigde vetzuren en trans-vetzuren zou<br />
men zo weinig mogelijk moeten innemen, wegens de verhoogde kans op coronaire<br />
hartziekten. Vervanging door enkelvoudig en meervoudig onverzadigde<br />
vetzuren is wenselijk. In zijn aanbeveling voor de totale vetconsumptie maakt<br />
de <strong>Gezondheidsraad</strong> onderscheid tussen mensen met en zonder problemen van<br />
overgewicht. Voor de eerste groep is de norm lager dan voor de tweede.<br />
Voor eiwitten en koolhydraten zijn de nu voorgestelde aanbevolen hoeveelheden<br />
lager dan de oude.<br />
47 Adviezen en rapporten
Risico van contactlenzen<br />
Advies aan de minister van VWS<br />
Publicatie <strong>2001</strong>/20. 25 juli <strong>2001</strong><br />
(Werkprogramma <strong>2001</strong> 4.6, boeknummer 619)<br />
De huidige ruime verkrijgbaarheid van contactlenzen, onder meer via internet,<br />
groothandel en drogisterij, kan gezondheidsschade in de hand werken. Het is<br />
wenselijk om het aanmeten van deze hulpmiddelen en de nazorg voor te behouden<br />
aan optometristen en oogartsen. De soms optredende ernstige complicaties<br />
moeten centraal worden geregistreerd. Het gebruik van ‘permanent wear’ lenzen<br />
is af te raden, tenzij er een medische indicatie is. Dit schrijft de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />
in een op 25 juli <strong>2001</strong> verschenen advies aan de minister van VWS.<br />
Het dragen van contactlenzen brengt risico voor de gezondheid van de ogen met<br />
zich mee, uiteenlopend van oogirritatie tot verlies van gezichtsvermogen door<br />
blijvende beschadiging van het hoornvlies. Die beschadiging kan optreden als<br />
gevolg van een infectie (microbiële keratitis). Jaarlijks komt dat voor bij elf op<br />
de honderdduizend dragers van harde lenzen. Voor zachte lenzen is die kans het<br />
drievoudige hiervan, terwijl deze voor de permanent wear lenzen (die ook tijdens<br />
de slaap worden gedragen) zelfs twee op de duizend is. Laatstgenoemd cijfer<br />
brengt de <strong>Gezondheidsraad</strong> tot de aanbeveling om permanent wear lenzen<br />
uitsluitend op medische indicatie te gebruiken.<br />
Nederland telt ongeveer anderhalf miljoen dragers van contactlenzen. Deze<br />
hulpmiddelen zijn tegenwoordig behalve bij de contactlensspecialist ook verkrijgbaar<br />
via internet, groothandel en drogisterij. Het aanbod van contactlenzen<br />
48 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>
via anderen dan de optometrist en oogarts kan, naar het oordeel van de <strong>Gezondheidsraad</strong>,<br />
tot een verhoogd risico leiden. Er zijn echter onvoldoende gegevens<br />
bekend om te kunnen beoordelen of door de ruime verkrijgbaarheid het gezondheidsrisico<br />
inderdaad toeneemt. De <strong>Gezondheidsraad</strong> acht alertheid geboden,<br />
maar ziet (nog) geen heil in het aan banden leggen van de verkoop van contactlenzen.<br />
De Raad beveelt aan om het aanmeten en de nazorg voor te behouden<br />
aan optometristen en oogartsen. Voor ernstige complicaties moet er volgens de<br />
Raad een centrale registratie komen.<br />
49 Adviezen en rapporten
Cochleaire implantatie bij kinderen<br />
Advies aan de minister van VWS<br />
Publicatie <strong>2001</strong>/21. 7 augustus <strong>2001</strong><br />
(Werkprogramma <strong>2001</strong> 5.3, boeknummer 624)<br />
Cochleaire implantatie - het inbrengen van een elektronische binnenoorprothese<br />
- is tegenwoordig een doeltreffende techniek om mensen met bepaalde vormen<br />
van doofheid weer toegang te geven tot omgevingsgeluid en gesproken<br />
taal. Deze behandeling is succesvol gebleken bij volwassenen en kinderen bij<br />
wie de doofheid is ontstaan nadat zij hebben leren praten. Zij kan ook zinvol<br />
zijn bij jonge kinderen met aangeboren of vroeg verworvendoofheid. In de nabije<br />
toekomst zal in Nederland behoefte zijn aan jaarlijks ten minste zestig implantaties<br />
bij dove jonge kinderen. Uitbreiding van het huidige aantal gespecialiseerde<br />
centra van twee naar vier is wenselijk. Dit schrijft de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />
in een op 7 augustus <strong>2001</strong> verschenen advies aan de minister van VWS.<br />
Cochleaire implantatie (CI) omvat het aanbrengen van elektroden in het slakkenhuis<br />
(cochlea) van het gehoororgaan. Die zetten het via een uitwendige microfoon<br />
opgevangen geluid om in elektrische prikkeling van de gehoorzenuw.<br />
In het hoorcentrum van de hersenen worden deze zenuwimpulsen ervaren als<br />
geluid. Voor dove en ernstig slechthorende mensen betekent dit dat zij beter in<br />
staat zijn het spreken van anderen te verstaan. Voor jonge kinderen met aangeboren<br />
doofheid kan CI tot steun zijn bij het aanleren van zowel gesproken als<br />
geschreven taal. Erg belangrijk is tijdige vaststelling van de doofheid van het<br />
jonge kind, spoedig gevolgd door de keuze van de meest geschikte vorm van revalidatie.<br />
Er is een tendens naar vervroeging van het moment van implantatie<br />
50 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>
naar het tweede levensjaar. Uit onderzoek is gebleken dat de mogelijkheden tot<br />
gedeeltelijk herstel van het gehoor en het aanleren van taal dan gunstiger zijn.<br />
Het medisch risico van de chirurgische ingreep is klein en de betrouwbaarheid<br />
van de apparatuur uitstekend. Naar verwachting zullen technische ontwikkelingen<br />
leiden tot, onder meer, betere ruimtelijke selectiviteit van de apparatuur,<br />
meer mogelijkheden van individuele afregeling, meer draagcomfort en - in<br />
de toekomst - een geheel inwendig te dragen prothese.<br />
Voor de revalidatie van doof geworden volwassenen en oudere kinderen<br />
(postlinguale doofheid) staat het nut van CI niet ter discussie. Onderzoek naar<br />
de verbetering van het vermogen om geluid en spraak op te vangen (spraakverstaan)<br />
wijst uit dat ook vrijwel alle kinderen met prelinguale doofheid (doofheid<br />
die is aangeboren of, bijvoorbeeld door hersenvliesontsteking, is ontstaan in de<br />
eerste levensjaren, nog voordat het kind gesproken taal heeft aangeleerd) baat<br />
hebben van een CI. Of dat ook geldt voor het effect op de leer- en psychosociale<br />
ontwikkeling van het kind op wat langere termijn is nog onvoldoende onderzocht.<br />
Wel is gebleken dat de baten van CI niet voor alle kinderen even groot<br />
zijn. Nauwkeurige afstemming op de capaciteiten van het kind is noodzakelijk,<br />
wil er sprake kunnen zijn van echte verbetering van de kwaliteit van leven.<br />
Vooral in kringen van doven leven bedenkingen tegen CI bij jonge kinderen.<br />
Men maakt zich zorgen over de voorlichting aan en de begeleiding van ouders,<br />
over hun vrijheid van keuze en over mogelijke miskenning van het belang van<br />
gebarentaal.<br />
In de komende vijf jaar zal er in Nederland behoefte zijn aan jaarlijks ten<br />
minste zestig implantaties bij jonge kinderen. Dit noopt tot uitbreiding van het<br />
aantal CI-centra van thans twee naar vier. Deze centra moeten voldoen aan<br />
strikte kwaliteitseisen, onder het bereik van de Wet bijzondere medische verrichtingen<br />
worden gebracht en nauw samenwerken met regionale organisaties<br />
voor gezinsbegeleiding en met de doveninstituten. Ook is een voortgaande dialoog<br />
met de maatschappelijke organisaties van doven belangrijk. Volgens de<br />
<strong>Gezondheidsraad</strong> is het instellen van een landelijk begeleidingsorgaan wenselijk.<br />
51 Adviezen en rapporten
Toekomst Wet bevolkingsonderzoek<br />
Advies aan de minister van VWS<br />
Publicatie <strong>2001</strong>/22. 6 augustus <strong>2001</strong><br />
(Boeknummer 125)<br />
In een op 6 augustus <strong>2001</strong> aan de minister van VWS aangeboden publicatie<br />
heeft de <strong>Gezondheidsraad</strong> verslag gedaan van een discussiebijeenkomst over de<br />
‘Toekomst van de Wet bevolkingsonderzoek’. Die bijeenkomst had plaats op 18<br />
juni en stond onder voorzitterschap van de Raadsvoorzitter. Aanleiding was het<br />
onlangs door ZorgOnderzoek Nederland uitgebrachte rapport over de evaluatie<br />
van de Wet bevolkingsonderzoek en het daarin gedane voorstel voor een nieuwe<br />
wettelijke systematiek. Behalve de opstellers van dat rapport waren deskundigen<br />
op verschillende relevante terreinen uitgenodigd, evenals vertegenwoordigers<br />
van bij bevolkingsonderzoek betrokken organisaties. De minister heeft laten<br />
weten met belangstelling van het verslag van de discussie kennis te zullen<br />
nemen, ook met het oog op het door haar in te nemen standpunt over het evaluatierapport.<br />
Evaluatierapport WBO<br />
De Wet op het bevolkingsonderzoek (WBO) heeft tot doel de bevolking te beschermen<br />
tegen bevolkingsonderzoeken die een gevaar kunnen vormen voor de<br />
gezondheid. Volgens het recente evaluatierapport is de huidige regeling echter<br />
geen optimaal instrument voor het bereiken van die doelstelling. De opstellers<br />
(Van der Maas, Gevers, Roscam Abbing) doen ook een voorstel voor verbetering.<br />
Zij gaan ervan uit dat het onmogelijk is om a priori onderscheid te maken<br />
52 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>
tussen bevolkingsonderzoek dat wel of niet potentieel gevaarlijk is en dus zou<br />
moeten worden getoetst. In de toekomst zou daarom alle bevolkingsonderzoek<br />
op de een of andere manier vooraf moeten worden beoordeeld, terwijl dat nu alleen<br />
geldt voor bevolkingsonderzoek dat in de wet als vergunningplichtig is<br />
aangewezen. Die uitbreiding is alleen haalbaar als de regeling tegelijk meer<br />
flexibel wordt gemaakt: niet alle bevolkingsonderzoek hoeft aan een even zwaar<br />
beoordelingsregime te worden onderworpen. Tot slot legt het voorstel sterk de<br />
nadruk op zelfregulering en zelfevaluatie door de beroepsgroepen.<br />
Workshop<br />
Aanleiding voor de over dit voorstel gehouden discussiebijeenkomst was de eigen<br />
betrokkenheid van de <strong>Gezondheidsraad</strong> bij de uitvoering van de WBO (beoordeling<br />
vergunningaanvragen). Doel van de bijeenkomst was: de gevolgen in<br />
kaart te brengen die de voorgestelde nieuwe wettelijke regeling voor de praktijk<br />
kan hebben. Voorafgaand aan de discussie gaven de opstellers van het rapport<br />
een toelichting op hun voorstel en volgde commentaar vanuit verschillende perspectieven:<br />
huisartsen, klinische genetica, Inspectie, Commissie WBO. In de<br />
discussie bleek waardering voor het werk van de evaluatiecommissie; de conclusies<br />
in het rapport over de tekorten van de bestaande systematiek werden<br />
door alle deelnemers onderschreven. Verder was er veel steun voor de stelling<br />
dat, nadrukkelijker dan nu het geval is, de eigen verantwoordelijkheid van de<br />
betrokken beroepsgroepen voor de kwaliteit van screeningsactiviteiten gestalte<br />
dient te krijgen in consensusontwikkeling en standaardenbeleid. Verschil van<br />
mening bleek te bestaan over de vraag hoe, bij aanpassing van de wettelijk regeling,<br />
kan worden voorkomen dat die te smal en daardoor onvoldoende dekkend,<br />
of juist te breed en daardoor niet meer hanteerbaar zal zijn.<br />
53 Adviezen en rapporten
Natuurlijk toxine in tarwe<br />
weinig riskant<br />
Advies aan de ministers van VWS en LNV<br />
Publicatie <strong>2001</strong>/23. 23 oktober <strong>2001</strong><br />
(Werkprogramma <strong>2001</strong> 7.6, boeknummer 669)<br />
Een van nature soms in tarwe aanwezig schimmelgif (DON) houdt voor de bevolking<br />
een zeer gering gezondheidsrisico in. Hoewel bij de huidige niveaus van<br />
inneming geen schade van betekenis is te duchten, is minimalisering van de inneming<br />
van DON raadzaam. Vermindering is tot op zekere hoogte mogelijk via<br />
teeltkundige maatregelen en door tarwe met een te hoog DON-gehalte niet voor<br />
menselijke consumptie te bestemmen. Terugdringing van de consumptie van tarwehoudende<br />
voedingsmiddelen is echter onwenselijk. Dit schrijft de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />
in een op 23 oktober <strong>2001</strong> verschenen advies aan de bewindslieden<br />
van VWS en LNV.<br />
In de bodem levende schimmelsoorten van het geslacht Fusarium kunnen het<br />
schimmelgif deoxynivalenol - kortweg DON genoemd - produceren. De mate<br />
waarin dit toxine in graan terechtkomt, hangt sterk af van de toegepaste teeltwijze<br />
en de omstandigheden tijdens de verbouw. Het gaat hier vooral om tarwe,<br />
een belangrijke bron van voedingsstoffen voor de bevolking. De weersomstandigheden<br />
hebben een belangrijke invloed op de ontwikkeling van Fusarium en<br />
daardoor op het DON-gehalte van tarwe. Doordat die omstandigheden in 1998<br />
in West-Europa ongunstig waren, bevatte in 1999 geconsumeerde tarwe verhoudingsgewijs<br />
veel DON. Wegens dit feit hebben de Minister van VWS en de<br />
Staatssecretaris van LNV de <strong>Gezondheidsraad</strong> gevraagd om het risico van<br />
blootstelling aan DON wetenschappelijk te beoordelen.<br />
54 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>
Volgens de Raad zijn er geen rechtstreekse onderzoeksgegevens over het<br />
vraagstuk in kwestie; evenmin zijn er andere aanwijzingen dat DON aan de gezondheid<br />
van mensen schade toebrengt. Er is wel onderzoek bij proefdieren gedaan.<br />
Daaruit is naar voren gekomen dat DON, boven een zeker blootstellingsniveau,<br />
de gewichtstoename tijdens de groei kan vertragen. Was bij de dieren<br />
de DON-inneming fors hoger dan dit niveau, dan deed zich ook een ongunstig<br />
effect voor op het immuunsysteem, de vruchtbaarheid en de ongeboren<br />
vrucht.<br />
De <strong>Gezondheidsraad</strong> kiest de vertraging van de gewichtstoename als criterium<br />
voor normstelling en volgt dan de in de toxicologie gebruikelijke werkwijze.<br />
Dit leidt tot de conclusie dat levenslange dagelijkse inneming van ten hoogste<br />
een halve microgram DON per kilogram lichaamsgewicht de gezondheid<br />
van de mens niet zal schaden. Daarnaast zijn er goede argumenten voor de conclusie<br />
dat met grote waarschijnlijkheid hetzelfde geldt voor incidentele inneming<br />
van enkele veelvouden van die dosis. Nog hogere blootstellingsniveaus<br />
zijn in ons land zeldzaam.<br />
Een ander argument voor die conclusie is, volgens de Raad, dat een enigszins<br />
achterblijvend tempo van de gewichtstoename tijdens de groei weliswaar<br />
ongewenst maar niet zorgwekkend is. Enerzijds blijkt dat proefdieren die achterstand<br />
inlopen nadat de verhoogde blootstelling aan DON is geëindigd, anderzijds<br />
krijgen kinderen gedurende hun eerste halve levensjaar nauwelijks of geen<br />
tarwehoudende voedingsmiddelen toegediend. Juist in die periode zijn hun<br />
kwetsbaarheid en hun groeisnelheid het hoogst.<br />
De <strong>Gezondheidsraad</strong> besluit met er op te wijzen dat een toxine als DON<br />
hoe dan ook een in menselijk voedsel ongewenste stof is. Ondanks de zeer geringe<br />
kans op ongewenste effecten is het daarom zaak de blootstelling van de<br />
bevolking aan DON zo laag mogelijk te houden. Het Productschap Granen, Zaden<br />
en Peulvruchten heeft al teeltkundige maatregelen voorgesteld die hierop<br />
zijn gericht. Omdat het merendeel van de in Nederland geconsumeerde tarwe<br />
afkomstig is uit andere Europese landen, is internationale navolging van die<br />
maatregelen wenselijk. Voorts hebben overheid en bedrijfsleven in 1999 een<br />
‘actielimiet’ ingesteld voor het DON-gehalte van tarweproducten.<br />
Tarwe is voor de Nederlandse bevolking een belangrijke bron van voedingsstoffen.<br />
Vermindering van de tarweconsumptie - ter verlaging van de inneming<br />
van DON - is daarom niet verstandig.<br />
55 Adviezen en rapporten
Onderzoek toxiciteit van<br />
stoffen op nieuwe leest<br />
Advies aan de minister van VROM<br />
Publicatie <strong>2001</strong>/24. 23 oktober <strong>2001</strong><br />
(Werkprogramma <strong>2001</strong> 9.1, boeknummer 442)<br />
Tekortkomingen van het huidige stelsel van richtlijnen voor het onderzoek naar<br />
de toxiciteit van chemische stoffen maken een strategische heroriëntatie wenselijk.<br />
De starheid van die richtlijnen belemmert het benutten van nieuwe toxicologische<br />
inzichten. Ook is de tijdrovendheid van veel voorgeschreven testprocedures<br />
niet meer te rijmen met het enorme en nog steeds groeiende aantal te beoordelen<br />
stoffen. Er moet meer gebruik worden gemaakt van informatie over<br />
zowel het werkingsmechanisme van een stof als de mate waarin blootstelling<br />
van mensen zal plaatsvinden. Dit schrijft de <strong>Gezondheidsraad</strong> in een op 20 november<br />
<strong>2001</strong> verschenen advies aan de minister van VROM.<br />
Ongeveer een halve eeuw geleden ontstond bezorgdheid over de mogelijke giftigheid<br />
van tal van, merendeels industrieel bereide, chemicaliën. Sedertdien is,<br />
geleidelijk aan, een internationaal aanvaard stelsel van richtlijnen en principes<br />
voor de beoordeling van die toxiciteit totstandgekomen. Hoewel dat stelsel in de<br />
praktijk zijn waarde heeft bewezen, blijkt steeds duidelijker dat het tekortkomingen<br />
vertoont. Nieuwe wetenschappelijke inzichten, ook op het gebied van<br />
de genetica, zijn moeilijk in te passen omdat een zekere mate van starheid onmiskenbaar<br />
is. Een ander bezwaar schuilt in de tijdrovendheid van sommige<br />
voorgeschreven testprocedures. Die tijdrovendheid is er mede debet aan dat<br />
over een groot aantal stoffen te weinig bekend is om hun toxiciteit te kunnen<br />
56 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>
eoordelen. Ook is het aantal te beoordelen stoffen veel groter dan men aankan<br />
met het huidige stelsel<br />
De <strong>Gezondheidsraad</strong> bepleit een strategische heroriëntatie op het aan de orde<br />
gestelde vraagstuk. In die heroriëntatie spelen twee sleutelbeginselen een rol.<br />
Ten eerste zou de toepassing van dure of tijdrovende analysetechnieken, zoals<br />
het doen van uitvoerige dierproeven, sterker afhankelijk moeten worden gesteld<br />
van globale bevindingen - vooral aangaande het biologische werkingsmechanisme<br />
van een stof - die sneller te verkrijgen zijn. Ten tweede zou het onderzoek<br />
naar de toxiciteit van een stof een lagere prioriteit moeten krijgen naarmate de<br />
blootstelling van mensen aan die stof geringer zal zijn.<br />
Het advies mondt uit in een stroomschema waarin verschillende methodieken<br />
en bijbehorende niveaus van veiligheidsevaluatie zijn gespecificeerd. Dat<br />
schema, bedoeld als pragmatisch richtsnoer, behoeft op tal van onderdelen protocollering<br />
en harmonisatie. De commissie die het advies heeft opgesteld, heeft<br />
allerminst een dwingend protocol voor ogen. Zij meent, integendeel, dat flexibiliteit<br />
en standaardisatie veeleer een twee-eenheid vormen dan dat ze elkaar in de<br />
weg staan.<br />
57 Adviezen en rapporten
Zwemmen in natuurwater<br />
Advies aan de minister van VROM<br />
Publicatie <strong>2001</strong>/25. 27 november <strong>2001</strong><br />
(Werkprogramma <strong>2001</strong> 8.3, boeknummer 636)<br />
Er moet een andere Europese norm komen voor de mate van verontreiniging<br />
van natuurbaden met menselijke of dierlijke uitwerpselen. De gezondheidsrisico’s<br />
van deze fecale verontreiniging zijn overigens minder ernstig dan die van<br />
het vóórkomen van cyanobacteriën. De overheid doet er goed aan de beheersmaatregelen<br />
op dit terrein onder te brengen in een ‘veiligheidsketen’,<br />
waarin planmatige voorbereiding vooropstaat. Dit schrijft de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />
in een op 27 november <strong>2001</strong> verschenen advies aan de minister van VROM. Het<br />
advies bevat gespecificeerde aanbevelingen voor het beheersen van uiteenlopende<br />
microbiële risico’s voor waterrecreanten.<br />
Van nature bevat oppervlaktewater - plassen, rivieren, andere watergangen, zeewater<br />
voor de kust, enzovoort - ziekmakende micro-organismen. Daar komen<br />
nog bacteriën uit menselijke of dierlijke fecaliën bij. Een uit 1976 daterende Europese<br />
richtlijn voor het beheersen van de fecale verontreiniging van natuurzwemwater<br />
is aan herziening toe. Met het oog daarop heeft de Minister van<br />
VROM de <strong>Gezondheidsraad</strong> om advies gevraagd.<br />
De <strong>Gezondheidsraad</strong> pleit voor meer systematiek in het toezicht van de<br />
overheid en neemt ook de belangrijkste andere - niet-fecale - microbiële gezondheidsrisico’s<br />
voor zwemmers en baders in natuur-zwemwater in ogenschouw.<br />
De bepleite systematische aanpak is die van een ‘veiligheidsketen’,<br />
waarvan de eerste fase of schakel de belangrijkste is. Die fase wordt geken-<br />
58 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>
merkt door planmatige voorbereiding: aan de hand van meetuitkomsten en gegevens<br />
over vervuilingsbronnen wordt, voor een bepaalde locatie, een risicoprofiel<br />
vastgesteld op grond waarvan de overheid besluit of die locatie al dan niet<br />
geschikt is als zwemwater. Valt die beslissing positief uit dan volgt het vastleggen<br />
van beheersmaatregelen die samen de rest van de keten vormen: preventie,<br />
(voorbereiding van) ‘repressie’ en nazorg. Repressieve maatregelen zijn onder<br />
meer het elimineren van vervuilingsbronnen, het informeren of adviseren van<br />
het publiek of het instellen van een zwemverbod ter plaatse. Volgens de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />
zal een zwemverbod slechts in uitzonderlijke gevallen nodig zijn.<br />
De Europese richtlijn berust op de veronderstelling dat er vaste verhoudingen<br />
zijn tussen de mate van fecale verontreiniging en de concentraties van twee<br />
zogeheten indica-tor-organismen, te weten ‘totaal coliforme bacteriën’ en ‘thermotolerante<br />
bacteriën van de coligroep’. Bij overschrijding van de voor deze indicatoren<br />
vastgelegde norm moet een zwemverbod worden ingesteld. Volgens<br />
de <strong>Gezondheidsraad</strong> is vanaf 1976 uit wetenschappelijk onderzoek gebleken dat<br />
hier andere microbiële indicatoren de voorkeur verdienen, namelijk ‘intestinale<br />
enterokokken’ en ‘Escherichia coli’. De Raad stelt hiervoor een norm voor die<br />
een aanscherping betekent van de nu geldende Europese richtlijn, maar vindt<br />
het gezondheidsrisico - het optreden van maagdarmklachten - niet ernstig genoeg<br />
om bij overschrijding van die norm direct een zwemverbod uit te vaardigen.<br />
Volgens het advies verdient het vóórkomen van cyanobacteriën - vaak ten<br />
onrechte blauwalgen genoemd - in natuur-zwemwater ten minste evenveel aandacht<br />
als dat van fecale micro-organismen. Sommige soorten produceren een<br />
gifstof die leverschade kan veroorzaken. Overschrijding van de norm die de<br />
Wereldgezondheidsorganisatie voor dit toxine heeft voorgesteld, komt nogal<br />
eens voor en rechtvaardigt een zwemverbod. Preventieve maatregelen zijn nauwelijks<br />
mogelijk.<br />
59 Adviezen en rapporten
Familiaire hypercholesterolemie<br />
Advies aan de minister van VWS<br />
Publicatie <strong>2001</strong>/26. 13 december <strong>2001</strong><br />
(Boeknummer 696)<br />
Verzekeraars volgen verouderd medisch inzicht als zij de erfelijke aandoening<br />
‘familiaire hypercholesterolemie’ (FH) opvatten als een onbehandelbare ziekte.<br />
Die onjuiste opvatting ontmoedigt deelname aan het screeningsprogramma op<br />
FH en kan aldus een belemmering vormen voor het benutten van de beschikbare<br />
cholesterolverlagende therapie. Er is ook behoefte aan duidelijker regels<br />
voor de vragen die een verzekeraar bij een medische keuring mag stellen over<br />
de erfelijke eigenschappen van de keurling. Dit schrijft de <strong>Gezondheidsraad</strong> in<br />
een op 13 december <strong>2001</strong> verschenen advies aan de minister van VWS.<br />
De laatste jaren is maatschappelijke ongerustheid ontstaan over de toegankelijkheid<br />
van levens-, pensioen- en arbeidsongeschiktheidsverzekeringen voor mensen<br />
met familiaire hypercholesterolemie (FH). FH is een erfelijke afwijking die<br />
meestal tot een sterke verhoging van het cholesterolgehalte in het bloed leidt en<br />
daardoor een aanzienlijk verhoogde kans meebrengt op vroeg overlijden aan<br />
een hartziekte. Er zijn in ons land ongeveer veertigduizend mensen met FH. De<br />
meesten zijn zich niet van hun aandoening bewust. Zij leven gemiddeld tien jaar<br />
korter dan normaal. Totdat in 1989 krachtige cholesterolverlagende geneesmiddelen<br />
(statines) beschikbaar kwamen, was hier weinig tegen te doen. Voor succesvolle<br />
toepassing van deze statines is vroege herkenning van de aandoening<br />
wenselijk. Daarom is er tegenwoordig een landelijk screeningsprogramma voor<br />
hoogrisicofamilies. De bereidheid om aan die screening mee te doen, wordt ech-<br />
60 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>
ter geremd als verzekeraars geen rekening houden met de doeltreffendheid van<br />
cholesterolverlagende therapie en daarom buitengewone acceptatie-eisen stellen<br />
aan mensen met FH.<br />
Het is een uitgangspunt van de Wet op de medische keuringen dat iemand met<br />
aanleg voor een nog niet manifest geworden behandelbare ziekte normaal verzekerbaar<br />
is. De Minister van VWS heeft de <strong>Gezondheidsraad</strong> verzocht de vraag<br />
te beantwoorden of FH een onbehandelbare ziekte is in de zin van deze wet. In<br />
het nu verschenen advies concludeert de Raad dat tijdig begonnen cholesterolverlagende<br />
therapie, gecombineerd met een gezonde leefstijl, de levensverwachting<br />
van mensen met FH aanzienlijk kan verhogen. FH kan daarom gelden als<br />
behandelbaar in de zin van de Wet op de medische keuringen.<br />
De behandelbaarheid van FH brengt met zich mee dat deze erfelijke afwijking<br />
en het daaruit voortvloeiende verhoogde cholesterolgehalte verzekerbaarheid<br />
niet in de weg hoeven te staan. Dit zal, aldus het advies, de maatschappelijke<br />
ongerustheid over de toegankelijkheid van verzekeringen voor mensen met FH<br />
echter niet helemaal kunnen wegnemen. Het is ook nodig dat verzekeraars hun<br />
acceptatie- en premiebeleid inzichtelijker maken. Daarnaast ontbreekt het aan<br />
helderheid over de informatieplicht van aspirant-verzekerden met FH. Bovendien<br />
zijn duidelijker regels gewenst voor de toelaatbaarheid van de gezondheidskundige<br />
vragen die een verzekeraar zou willen stellen bij een medische<br />
keuring. Dit geldt vooral voor vragen waarvan de beantwoording inzicht geeft<br />
in de erfelijke kenmerken van de keurling.<br />
61 Adviezen en rapporten
Vaccinatie tegen meningokokken C<br />
en pneumokokken raadzaam<br />
Advies aan de minister van VWS<br />
Publicatie <strong>2001</strong>/27. 9 januari 2002<br />
(Boeknummer 670)<br />
Het is wenselijk het Rijksvaccinatieprogramma (RVP) spoedig uit te breiden<br />
met enting tegen meningokokken C, belangrijke verwekkers van hersenvliesontsteking<br />
en bloedvergiftiging bij jonge kinderen en adolescenten. Algemene vaccinatie<br />
tegen pneumokokken verdient ook aanbeveling, maar zal moeten wachten<br />
tot in het programma ruimte ontstaat door combinatie van bestaande vaccins.<br />
Bij introductie van de nieuwe vaccinaties is gedegen publieksvoorlichting<br />
noodzakelijk, wil de bereidheid om aan het RVP deel te nemen niet in het gedrang<br />
komen. Dit schrijft de <strong>Gezondheidsraad</strong> in een op 9 januari 2002 verschenen<br />
advies aan de minister van VWS.<br />
Tot voor kort was het micro-organisme meningokok C in Nederland een kwantitatief<br />
tamelijk onbelangrijke verwekker van hersenvliesontsteking en bloedvergiftiging.<br />
Recent is het aantal geregistreerde gevallen van meningokokkenziekte<br />
door infectie met deze bacterie echter fors gestegen: 80 gevallen in 1999,<br />
105 in 2000, 222 in de eerste tien maanden van <strong>2001</strong>. Er is sprake van een aanzienlijke<br />
ziektelast en sterfte, vooral onder jonge kinderen en adolescenten. Tegenwoordig<br />
is er een doeltreffend vaccin tegen meningokokken C. Dat vaccin is<br />
echter niet werkzaam tegen meningokokken B, de belangrijkste veroorzakers<br />
van meningokokkenziekte. Ook tegen pneumokokken, andere belangrijke veroorzakers<br />
van hersenvliesontsteking en bloedvergiftiging bij jonge kinderen, is<br />
sinds kort een verbeterd vaccin beschikbaar.<br />
62 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>
De <strong>Gezondheidsraad</strong> wijst op het belang voor de volksgezondheid van een<br />
RVP dat een beperkt pakket omvat van noodzakelijke, effectieve en veilige vaccinaties.<br />
Uitbreiding van dat pakket vergt behoedzame keuzes. Belangrijk is dat<br />
de publieke deelnamebereidheid wordt bedreigd als het aantal gelijktijdig aan<br />
een jong kind toe te dienen injecties toeneemt. Combinatie van uiteenlopende<br />
vaccins in één prik - waarvan de bekende DKTP-cocktail een treffend voorbeeld<br />
is - schept hier ruimte. Zulke combinaties zijn echter lang niet altijd mogelijk,<br />
zeker niet zonder grondig en vaak langdurig onderzoek naar effectiviteit en veiligheid.<br />
De <strong>Gezondheidsraad</strong> vindt invoering van vaccinatie tegen meningokokken<br />
C en tegen pneumokokken weliswaar wenselijk, maar onderschrijft ook de<br />
opvatting dat een kind in het algemeen per keer hooguit twee prikken kan verdragen.<br />
In het huidige RVP worden op de leeftijd van twee, drie en vier maanden<br />
al twee prikken toegediend, namelijk de DKTP- en Hib-enting. Ook de beide<br />
wenselijk geachte nieuwe vaccinaties zouden, voorlopig door extra injecties,<br />
op ongeveer die leeftijd moeten plaatsvinden.<br />
Met betrekking tot meningokokken C ziet de Raad een uitweg in hetzij<br />
twee injecties op de leeftijden van vijf en zes maanden, hetzij één injectie kort<br />
na de eerste verjaardag. Omdat de meningokokkenziekte naast jonge kinderen<br />
vooral ook adolescenten bedreigt, is een eenmalig inhaalprogramma nodig voor<br />
alle kinderen tot en met 18 jaar. Algemene vaccinatie tegen pneumokokken<br />
dient echter plaats te hebben op de jonge zuigelingenleeftijd en zal moeten<br />
wachten tot combinatie van de DKTP- en Hib-vaccins in één injectie mogelijk<br />
is. Naar verwachting zal dat in 2002 of uiterlijk 2003 het geval zijn.<br />
Waarschijnlijk komt in 2005 een gecombineerd vaccin tegen meningokokken<br />
C en pneumokokken beschikbaar. In het verdere verschiet ligt toevoeging<br />
van componenten tegen meningokokken B aan dat vaccin. Het ligt voor de hand<br />
het combinatievaccin te zijner tijd toe te passen op de jonge zuigelingenleeftijd.<br />
De nu voor de nabije toekomst bepleite RVP-veranderingen zullen dus hoogstwaarschijnlijk<br />
van tijdelijke aard zijn. Juist daarom hecht de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />
groot belang aan goede publieksvoorlichting over de achtergronden en de vooruitzichten.<br />
Want de tot dusver grote bereidheid van de bevolking om aan het<br />
RVP deel te nemen mag niet in het gedrang komen.<br />
63 Adviezen en rapporten
Normering van huidblootstelling<br />
op de werkplek<br />
Advies aan de bewindslieden van SZW<br />
Publicatie <strong>2001</strong>/28. 31 januari 2002<br />
(Boeknummer 481)<br />
Het vaststellen van de maximaal aanvaarde concentratie van schadelijke stoffen<br />
in de lucht op de werkplek is een belangrijk onderdeel van het arbeidshygiënebeleid.<br />
Zo’n mac-waarde berust doorgaans op een gezondheidskundige advieswaarde<br />
die de <strong>Gezondheidsraad</strong> heeft ontleend aan een wetenschappelijke risicobeoordeling<br />
voor de stof in kwestie. Blijkt uit die beoordeling dat niet alleen<br />
de ademhalingsroute maar ook de lichaamsbelasting via de huid gezondheidskundig<br />
van belang kan zijn, dan wordt aan de mac-waarde een ‘huidnotatie’<br />
verbonden. Die aanduiding betekent dat maatregelen noodzakelijk zijn om contact<br />
van de huid met de stof te vermijden.<br />
De Staatssecretaris van SZW heeft de <strong>Gezondheidsraad</strong> advies gevraagd<br />
over de wenselijkheid en de mogelijkheden om de huidblootstelling meer expliciet<br />
in de normstelling te betrekken. De Raad antwoordt dat de huid geen onneembare<br />
barrière is voor schadelijke stoffen en dat daarom getalsmatige normering<br />
van de huidblootstelling wenselijk is. De voor de wetenschappelijke risicoanalyse<br />
benodigde toxicologische en epidemiologische gegevens zijn echter<br />
niet altijd volledig beschikbaar.<br />
Er zijn in beginsel twee mogelijkheden. De eerste behelst begrenzing van<br />
de hoeveelheid van de stof op de huid door het vaststellen van een grens voor<br />
de hoeveelheid stof die maximaal per vierkante centimeter huid mag worden<br />
aangetroffen. Daarmee wordt de inneming via de huid begrensd. Gaat het om<br />
situaties waarin huidblootstelling de hoofdrol speelt dan is deze - al door TNO<br />
64 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>
voorgestelde - aanpak geschikt. De <strong>Gezondheidsraad</strong> geeft echter de voorkeur<br />
aan de tweede mogelijkheid, te weten begrenzing van de totale door het lichaam<br />
opgenomen hoeveelheid. De noodzakelijke monitoringstechnieken zijn<br />
evenwel niet altijd voorhanden. Men zal dan, in afwachting van de ontwikkeling<br />
hiervan, voorlopig moeten volstaan met de huidnotatie.<br />
Het advies bevat een stappenplan voor het stellen van prioriteiten bij het beoordelen<br />
van de risico’s van beroepsmatige blootstelling aan stoffen, speciaal met<br />
het oog op blootstelling via de huid. Dat plan is afgestemd op de bestaande procedures<br />
voor normstelling in ons land. In die procedures speelt het oordeel van<br />
deskundigen een belangrijke rol. De <strong>Gezondheidsraad</strong> wijst erop dat, in de<br />
praktijk, verantwoordelijke deskundigen van geval tot geval moeten uitmaken<br />
of de huidblootstelling moet worden beperkt en welke huidbeschermende maatregen<br />
nodig zijn.<br />
65 Adviezen en rapporten
Adviezen Commissie WBO<br />
Advies aan de minister van VWS<br />
(Werkprogramma <strong>2001</strong> 4.1, boeknummer 272)<br />
Conform de Wet op het bevolkingsonderzoek (WBO) hoort de minister van VWS<br />
de <strong>Gezondheidsraad</strong> alvorens te beslissen over het verlenen of intrekken van<br />
een vergunning voor vergunningplichtig bevolkingsonderzoek. De hieruit voortvloeiende<br />
adviestaak wordt verricht door de in 1995 ingestelde Commissie<br />
WBO van de Raad.<br />
De commissie bracht op 9 maart <strong>2001</strong> een advies uit, getiteld ‘Wet wetenschappelijk<br />
onderzoek naar tweejaarlijkse screening op prostaatkanker in bevolkingsonderzoek:<br />
erfelijke prostaatkanker’. Hierin beoordeelt zij een vergunningaanvraag<br />
van de Stichting Opsporing Erfelijke Tumoren, Leiden. Het gaat om een<br />
families met erfelijke prostaatkanker in Nederland. De beoogde screening bestaat<br />
uit een rectaal toucher en bepaling van het gehalte aan prostaat-specifiek<br />
antigeen in het bloed (met 3 ng/ml als afkapwaarde voor de PSA-test).<br />
De commissie stelt de minister voor om de aangevraagde vergunning te<br />
verlenen voor de duur van het project (vier jaar) en onder drie nadere voorwaarden.<br />
Een van die voorwaarden is het achterwege laten van het rectaal toucher als<br />
screeningstest.<br />
Op 21 mei <strong>2001</strong> bracht de commissie een advies uit, getiteld ‘Wet bevolkingsonderzoek:<br />
landelijke borstkankerscreening (2)’. Naast vrouwen van 50 tot 70<br />
jaar kunnen vanaf 1998, als wetenschappelik onderzoek, ook vrouwen van 70<br />
66 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>
tot en met 75 jaar deelnemen aan het bevolkingsonderzoek. Het advies gaat over<br />
de vraag of bij het bevolkingsonderzoek onder vrouwen van 70 tot en met 75<br />
jaar nog sprake is van wetenschappelijk onderzoek in de zin van artikel 3, derde<br />
lid, WBO. De commissie concludeert dat daar geen reden meer voor is. Dit<br />
houdt in dat ten aanzien van de voorlichtings- en toestemmingsprocedure voor<br />
vrouwen van 70 tot en met 75 jaar geen andere eisen gelden dan voor vrouwen<br />
tussen 50 en 70 jaar, en dat de eis van schriftelijke toestemming komt te vervallen.<br />
Op 9 augustus <strong>2001</strong> bracht de commissie een advies uit, getiteld ‘Wet bevolkingsonderzoek:<br />
gezondheidsonderzoek vuurwerkramp Enschede’. Het advies<br />
heeft betrekking op een vergunningaanvraag van de GGD Twente voor het gezondheidsonderzoek<br />
dat wordt verricht naar aanleiding van de vuurwerkramp in<br />
Enschede op 13 mei 2000. De commissie concludeert dat het gezondheidsonderzoek<br />
bevolkingsonderzoek in de zin van de WBO is. Zij vindt het echter niet<br />
vergunningplichtig. Op grond daarvan ziet de commissie voor zichzelf geen<br />
taak in de beoordeling van de vergunningaanvraag in kwestie.<br />
67 Adviezen en rapporten
Gezondheidskundige advieswaarden<br />
voor afzonderlijke stoffen<br />
Advies aan de bewindslieden van SZW<br />
(Werkprogramma <strong>2001</strong> 10.1, boeknummer 459)<br />
Butylacetaten<br />
Publicatie <strong>2001</strong>/03OSH. 15 november <strong>2001</strong><br />
Butylacetaten komen van nature voor in fruit, maar worden ook synthetisch bereid.<br />
Het zijn kleurloze, ontvlambare en naar fruit ruikende vloeistoffen. Ze dienen<br />
onder meer als smaakstof van voedingsmiddelen en als oplosmiddel van<br />
cosmetica, verf en lak. Butylacetaten kunnen irriterend werken op de ogen, de<br />
huid en de slijmvliezen. Gebleken is dat blootstelling aan n-butylacetaat bij ratten<br />
kan leiden tot aantasting van het neusslijmvlies en van de werking van het<br />
zenuwstelsel. Butylacetaten lijken niet genotoxisch te zijn. Er zijn geen gegevens<br />
over de kankerverwekkendheid en de effecten op de voortplanting na langdurige<br />
blootstelling. Volgens het advies kan uitsluitend voor n-butylacetaat een<br />
gezondheidskundige advieswaarde voor beroepsmatige blootstelling worden afgeleid.<br />
Deze komt uit op 150 mg per kubieke meter lucht, gemiddeld over een<br />
achturige werkdag.<br />
Het advies ‘Butylacetate’ is opgesteld in samenwerking met de Swedish<br />
Criteria Group.<br />
68 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>
Lactaatesters<br />
Publicatie <strong>2001</strong>/04OSH. 6 december <strong>2001</strong><br />
Lactaatesters worden gebruikt als oplosmiddel en ontvetter in de voedings-, geneesmiddelen-<br />
en de cosmetica-industrie. Onder normale werkomstandigheden<br />
verdampen de meeste lactaatesters makkelijk. De ogen en huid kunnen door<br />
blootstelling aan deze dampen sterk tot matig geïrriteerd raken. Blootstelling<br />
aan n-butyl-, isobutyl- en ethyl-L-lactaat kan leiden tot aantasting van het neusen<br />
keelslijmvlies. Er zijn geen gegevens over mogelijk kankerverwekkende en<br />
genotoxische eigenschappen. Over effecten op de vruchtbaarheid en het nageslacht<br />
is onvoldoende bekend.<br />
De <strong>Gezondheidsraad</strong> komt tot de volgende gezondheidskundige advieswaarden<br />
voor lactaatesters: 20 milligram per kubieke meter lucht voor ethyl-,<br />
n-butyl-, isobutyl-, propyl-, isopropyl-L-lactaat dampen, gemiddeld over een<br />
achturige werkdag; 4 milligram per kubieke meter lucht voor<br />
2-ethylhexyl-L-lactaat aërosolen, gemiddeld over een achturige werkdag. Wegens<br />
gebrek aan geschikte gegevens is het niet mogelijk een gezondheidskundige<br />
advieswaarde af te leiden voor myristyl-, cetyl-, methyl-, sec-butyl-,<br />
isoamyl-, amyl-, n-octyl-, n-decyl- en lauryllactaat.<br />
Chloortrimethylsilaan<br />
Publicatie <strong>2001</strong>/05OSH. 15 november <strong>2001</strong><br />
Chloortrimethylsilaan, een kleurloze vloeistof met een stekende, zoutzuur-achtige<br />
geur, vindt onder meer toepassing bij de productie van vloeibare siliconen en<br />
propyleenoxide. De stof is erg reactief en wordt daarom uitsluitend in gesloten<br />
systemen gemaakt en verwerkt. Contact met water of een vochtig oppervlak<br />
geeft een heftige reactie, waarbij zoutzuur ontstaat. Bij verwarming of ontbranding<br />
ontstaan corrosieve en giftige dampen.<br />
Zowel bij mensen als bij dieren werkt chloortrimethylsilaan sterk irriterend<br />
op de ogen, de huid en de slijmvliezen. Orale inneming kan ernstige verbranding<br />
van de mond, de slokdarm en de maag geven. Er zijn geen gegevens over<br />
de carcinogeniteit en de effecten op de voortplanting na langdurige blootstelling.<br />
De stof lijkt niet genotoxisch te zijn.<br />
Bij de huidige schaarste aan wetenschappelijke informatie is het niet mogelijk<br />
een gezondheidskundige advieswaarde voor de beroepsmatige blootstelling<br />
aan chloortrimethylsilaan af te leiden.<br />
69 Adviezen en rapporten
Het advies is opgesteld in samenwerking met de Nordic Expert Group.<br />
Lindaan<br />
Publicatie <strong>2001</strong>/07OSH. 6 december <strong>2001</strong><br />
Lindaan (g-hexachloorcyclohexaan) is een weinig vluchtig, kristallijn poeder<br />
met een licht muffe geur. Deze stof komt niet van nature voor en wordt gebruikt<br />
als insecticide. Het kan worden ingeademd en via de huid opgenomen worden.<br />
Er zijn geen aanwijzingen dat lindaan bij de mens de huid of de ogen irriteert.<br />
Gegevens over mogelijk sensibiliserende eigenschappen zijn niet beschikbaar.<br />
Uit dierexperimenteel onderzoek blijkt dat lindaan neurotoxische eigenschappen<br />
heeft, die zich al kunnen doen gelden na eenmalige blootstelling. Herhaalde<br />
blootstelling aan lindaan kan de lever en de nieren beschadigen. Gegevens over<br />
kankerverwekkende eigenschappen van lindaan zijn summier, maar wijzen niet<br />
op gevaar. Er zijn wel aanwijzingen dat blootstelling aan lindaan nadelig is voor<br />
de ontwikkeling van het nageslacht. Vooral het afweersysteem blijkt gevoelig te<br />
zijn voor blootstelling aan lindaan.<br />
De <strong>Gezondheidsraad</strong> stelt voor beroepsmatige blootstelling aan lindaan de<br />
gezondheidskundige advieswaarde op 4 microgram per kubieke meter lucht, gemiddeld<br />
over een werkdag van acht uur. De Raad verwacht dat schadelijke gevolgen<br />
voor de gezondheidheid van werknemers zich beneden deze grenswaarde<br />
niet voordoen.<br />
70 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>
Classificatie van stoffen als<br />
reproductietoxisch<br />
Advies aan de bewindslieden van SZW<br />
(Werkprogramma <strong>2001</strong> 10.3, boeknummer 543)<br />
Chroom VI en chroom VI-verbindingen<br />
Publicatie <strong>2001</strong>/01OSH. 25 januari <strong>2001</strong><br />
Zeswaardig chroom, aangeduid als chroom VI, en verbindingen daarvan komen<br />
onder meer vrij bij de productie van pigmenten en bij laswerkzaamheden.<br />
De commissie acht de schadelijkheid van blootstelling aan de stoffen in<br />
kwestie voor de vruchtbaarheid niet voldoende bewezen, maar ziet wel redenen<br />
voor bezorgdheid. Daarom adviseert zij deze stoffen met betrekking tot het criterium<br />
‘effect op de vruchtbaarheid’ te classificeren in categorie 3 (“stoffen die<br />
in verband met hun mogelijke voor de vruchtbaarheid van de mens schadelijke<br />
effecten reden geven tot bezorgdheid”). Daarnaast zijn er volgens de commissie<br />
voldoende redenen voor een sterk vermoeden dat blootstelling aan die stoffen<br />
bij de mens ontwikkelingsstoornissen veroorzaakt. Met betrekking tot het criterium<br />
‘schadelijk voor het nageslacht’ betekent dit classificatie in categorie 2<br />
(“stoffen die dienen te worden beschouwd alsof zij bij de mens ontwikkelingsstoornissen<br />
veroorzaken”).<br />
71 Adviezen en rapporten
Mangaan en mangaanverbindingen<br />
Publicatie <strong>2001</strong>/02OSH. 30 maart <strong>2001</strong><br />
Mangaan en mangaanverbindingen worden gebruikt bij industriële processen<br />
als de productie van staal en van batterijen. Ook wordt mangaan toegepast als<br />
vervanger van lood in benzine en komt het voor in bestrijdingsmiddelen.<br />
De commissie acht de schadelijkheid van blootstelling aan de stoffen in<br />
kwestie voor de vruchtbaarheid niet voldoende bewezen, maar ziet wel reden<br />
voor bezorgdheid. Daarom adviseert zij deze stoffen met betrekking tot het criterium<br />
‘effect op de vruchtbaarheid’ te classificeren in categorie 3 (“stoffen die<br />
in verband met hun mogelijke voor de vruchtbaarheid van de mens schadelijke<br />
effecten reden geven tot bezorgdheid”). Volgens de commissie is de schadelijke<br />
invloed voor het nageslacht evenmin voldoende bewezen, maar ook hier is reden<br />
voor bezorgdheid. Met betrekking tot het criterium ‘effect op het nageslacht’<br />
betekent dit eveneens classificatie in categorie 3.<br />
Styreen, tolueen en xyleen<br />
Publicaties <strong>2001</strong>/08OSH t/m <strong>2001</strong>/10OSH. 20 december <strong>2001</strong><br />
De Commissie Reproductietoxische stoffen beoordeelt de gevolgen van blootstelling<br />
aan verschillende stoffen voor de vruchtbaarheid en voor de ontwikkeling<br />
van het nageslacht. De bevindingen van de commissie, geformuleerd in de<br />
door de Europese Unie gekozen terminologie, dienen als uitgangspunt voor de<br />
wettelijke classificatie als reproductietoxische stof.<br />
Styreen vindt voornamelijk toepassing bij de productie van plastics en harsen en<br />
als oplosmiddel in verf. De invloed van blootstelling aan styreen op de vruchtbaarheid<br />
is onvoldoende onderzocht. De <strong>Gezondheidsraad</strong> adviseert om styreen<br />
niet te classificeren op het criterium ‘schadelijk voor de vruchtbaarheid’. Met<br />
betrekking tot het criterium ‘effect op het nageslacht’ komt de Raad tot dezelfde<br />
aanbeveling.<br />
Ook tolueen wordt gebruikt als oplosmiddel in onder meer verven, lakken en lijmen.<br />
Er zijn onvoldoende gegevens over de invloed van blootstelling aan tolueen<br />
op de vruchtbaarheid. De <strong>Gezondheidsraad</strong> adviseert daarom die stof niet te<br />
classificeren wat betreft het ‘effect op de vruchtbaarheid’. De schadelijke invloed<br />
op de ontwikkeling van het nageslacht is niet voldoende bewezen, maar<br />
72 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>
hier zijn er redenen voor bezorgdheid. Met betrekking tot het criterium ‘effect<br />
op het nageslacht’ betekent dit classificatie in categorie 3 (“stoffen die in verband<br />
met hun mogelijke voor de ontwikkeling schadelijke effecten reden geven<br />
tot bezorgdheid voor de mens”).<br />
Xyleen wordt voornamelijk toegepast als oplosmiddel bij de productie van verf<br />
en inkt. Volgens het advies zijn er onvoldoende gegevens over de gevolgen van<br />
blootstelling aan xyleen op de vruchtbaarheid. De <strong>Gezondheidsraad</strong> adviseert<br />
daarom xyleen niet te classificeren wat betreft het ‘effect op de vruchtbaarheid’.<br />
De schadelijke invloed op de ontwikkeling van het nageslacht is niet voldoende<br />
bewezen, maar hier zijn er redenen voor bezorgdheid. Met betrekking tot het<br />
criterium ‘effect op het nageslacht’ betekent dit classificatie in categorie 3.<br />
De Commissie Reproductietoxische stoffen wijst er in de bovengenoemde adviezen<br />
echter op dat blootstelling van mensen aan (mengsels van) oplosmiddelen<br />
duidelijk effect hebben op de vruchtbaarheid en de ontwikkeling van het nageslacht.<br />
Het is niet duidelijk of er in deze onderzoeken sprake is van blootstelling<br />
aan één oplosmiddel of aan een mengsel. Dit maakt een classificatie volgens<br />
de EU Classificatie en Labelling richtlijn van de separate oplosmiddelen<br />
op basis van de humane gegevens niet mogelijk.<br />
De commissie is echter van mening dat bij een risico-evaluatie van de genoemde<br />
oplosmiddelen de bovengenoemde gegevens zeker meegewogen moeten<br />
worden. Meer kennis over het effect van mengsels van oplosmiddelen is<br />
daarvoor noodzakelijk. In de in voorbereiding zijnde adviezen over ‘fertiliteit en<br />
oplosmiddelen’ en over ‘combinatietoxiciteit’ zal de <strong>Gezondheidsraad</strong> hierop<br />
nader ingaan.<br />
Ethyleenoxide<br />
Publicatie <strong>2001</strong>/11OSH. (20 december <strong>2001</strong>)<br />
Ethyleenoxide speelt onder meer een rol als ontsmettingsmiddel en intermediair<br />
bij de productie van verschillende chemicaliën. Er is voldoende reden om aan te<br />
nemen dat blootstelling aan ethyleenoxide bij de mens de vruchtbaarheid kan<br />
verminderen. Met betrekking tot het criterium ‘schadelijk voor de vruchtbaarheid’<br />
betekent dit classificatie in categorie 2 (“stoffen die dienen te worden beschouwd<br />
alsof zij bij de mens de vruchtbaarheid schaden”). Er zijn onvoldoende<br />
gegevens over het gevolg van blootstelling aan ethyleenoxide voor de ontwikkeling<br />
van het nageslacht. Daarom adviseert de <strong>Gezondheidsraad</strong> om ethy-<br />
73 Adviezen en rapporten
leenoxide niet te classificeren met betrekking tot het criterium ‘effect op het nageslacht’.<br />
74 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>
Gezondheidskundige onderbouwing<br />
van MAC-waarden<br />
Advies aan de bewindslieden van SZW<br />
(Werkprogramma <strong>2001</strong> 10.4, boeknummer 563)<br />
Voor de concentraties van chemicaliën in de lucht op de werkplek stelt de<br />
staatssecretaris van SZW zogeheten Maximaal Aanvaarde Concentraties vast<br />
(’mac-waarden’). Daarbij baseert hij zich onder meer op door de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />
verrichte wetenschappelijke evaluaties van de toxicologische gegevens<br />
over de stoffen in kwestie.<br />
Om praktische redenen heeft de overheid in het verleden voor enkele honderden<br />
stoffen MAC-waarden overgenomen van lijsten uit het buitenlands.<br />
Gaandeweg kwamen er aanwijzingen dat niet al die waarden voldoende gezondheidsbescherming<br />
bieden. Op verzoek van de staatssecretaris toetst een<br />
speciaal daartoe geformeerde commissie van de <strong>Gezondheidsraad</strong> deze ‘oude’<br />
mac-waarden aan de huidige stand van de wetenschap en stelt, indien mogelijk,<br />
gezondheidskundige advieswaarden voor.<br />
In totaal evalueert de commissie ruim 160 stoffen. Van de hieruit resulterende<br />
reeks adviezen zijn in december 2000 de eerste achttien verschenen. De nu verschenen<br />
volgende twaalf bevatten gezondheidskundige advieswaarden voor cyclohexylamine<br />
en hexafluoraceton. De <strong>Gezondheidsraad</strong> adviseert voor beide<br />
stoffen een lagere waarde dan de nu geldende MAC-waarde. Voor de overige<br />
tien stoffen zijn de beschikbare toxicologische gegevens ontoereikend om een<br />
gezondheidskundige advieswaarde voor te kunnen stellen.<br />
75 Adviezen en rapporten
Aanpassing van grenswaarden<br />
bij flexibele werktijden<br />
Advies aan de bewindslieden van SZW<br />
Publicatie <strong>2001</strong>/06OSH. 6 december <strong>2001</strong><br />
(Boeknummer 597)<br />
Ter bescherming van de gezondheid van werknemers zijn de concentraties van<br />
giftige stoffen in de lucht aan grenzen gebonden. Deze grenswaarden zijn afgeleid<br />
voor een blootstelling gedurende 8 uur per dag en 5 dagen per week. De<br />
flexibilisering van de arbeidstijd brengt met zich mee dat nogal wat mensen langer<br />
dan 8 uur per dag werken en dat soms gedurende meer dan 5 dagen per<br />
week. Volgens de <strong>Gezondheidsraad</strong> is het dan wenselijk de grenswaarden te<br />
verlagen. Daartoe geeft het advies een formule waarin zijn verwerkt de arbeidsduur<br />
en de herstelperiode - de tijd die verloopt tussen twee opeenvolgende<br />
werkdagen. Het precies vaststellen van de aanpassing van de grenswaarden acht<br />
de Raad een taak voor de arbodienst, die dan rekening kan houden met de precieze<br />
aard van het werk, het werkrooster en de eigenschappen van de stoffen in<br />
kwestie.<br />
76 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>
Veiligheidsbeoordeling nieuwe<br />
voedingsmiddelen<br />
Adviezen aan de bewindslieden van VWS en LNV<br />
(Werkprogramma <strong>2001</strong> 7.1, Boeknummer 622)<br />
Fytosterolen<br />
Publicatie <strong>2001</strong>/01VNV. 15 mei <strong>2001</strong><br />
De commissie bracht op 15 mei <strong>2001</strong> advies uit over over de veiligheid van toepassing<br />
van fytosterolen in worst, vleeswaren, yoghurt, kaas, bakkerijproducten<br />
en drop. De nieuwe voedingsmiddelencommissie van Finland voerde de eerste<br />
beoordelingen uit. De Commissie VNV merkt in haar advies op dat bij een verbreding<br />
van het productassortiment de kans op een ongewenst hoge inname van<br />
fytosterolen en vergelijkbare verbindingen door de doelgroep groter wordt. Zij<br />
vindt dat een kwantitatieve risicobeoordeling moet worden uitgevoerd ter bepaling<br />
van de maximaal toegestane hoeveelheid. Er is al toxicologisch onderzoek<br />
bij proefdieren en veiligheidsonderzoek bij mensen verricht, maar uitbreiding en<br />
nadere precisering zijn nodig. De commissie noemt ook de noodzaak van consumptiepatroonanalyse<br />
waaruit kan blijken of er ruimte is voor een smal of een<br />
breed productassortiment voor deze ingrediënten. Verder vindt zij verlaging van<br />
de concentratie aan lipofiele carotenoïden in het bloed (een bijverschijnsel van<br />
fytosterolenconsumptie) onwenselijk voor mensen die geen enkele baat hebben<br />
bij cholesterolverlaging, omdat de langetermijnefffecten niet duidelijk zijn.<br />
Maatregelen als voorlichting en etikettering die voor één productgroep doeltreffend<br />
en doelmatig kunnen zijn - dit wordt nu onderzocht door middel van post<br />
77 Adviezen en rapporten
marketing surveillance van spreads - zijn dat misschien niet meer na assortimentsverbreding.<br />
Fytosterol(esters)<br />
Publicatie <strong>2001</strong>/02VNV. 13 december <strong>2001</strong><br />
De commissie bracht in december drie adviezen uit. Het eerste betreft een beoordeling<br />
van de genotoxiciteit van fytosterol(esters). De uitkomst van exploratief<br />
geno- en cytotoxiciteitsonderzoek en epidemiologisch onderzoek was aanleiding<br />
om nog eens kritisch naar alle testgegevens te kijken. De basisgegevens<br />
an in het dossier dat in 1999 is ingediend bij de eerste Europese marktaanvraag<br />
voor het toepassen van fytosterol(esters) als voedselingrediënt. Sinds het indienen<br />
van het oorspronkelijke dossier heeft het verantwoordelijke bedrijf aanvullende<br />
tests laten uitvoeren. De commissie is van mening dat de aanvrager de genotoxiciteit<br />
van voor het consumentenproduct representatieve mengsels van fytosterolen<br />
en de belangrijkste metabolieten van cholesterol valide en reproduceerbaar<br />
heeft onderzocht. De keuze van de tests is conform een in de Europese<br />
Unie en binnen de OESO-lidstaten gehanteerd protocol voor het onderzoeken<br />
van genotoxiciteit. De commissie beschouwt op basis van alle nu bekende gegevens<br />
de geteste fytosterolen en cholesterolmetabolieten als niet-genotoxisch.<br />
Nonisap<br />
Publicatie <strong>2001</strong>/03VNV. 13 december <strong>2001</strong><br />
Een tweede advies betreft een zogenoemde tweede beoordeling van de veiligheid<br />
van nonisap, een exotische vruchtendrank uit de Pacific. Nonisap is in Europa<br />
als nieuw voedingsmiddel aangemerkt. De eerste beoordeling is verricht<br />
door de Belgische Hoge <strong>Gezondheidsraad</strong>. De Nederlandse <strong>Gezondheidsraad</strong>scommissie<br />
VNV stemt deels in met de Belgische beoordeling. Ook zij constateert<br />
dat het niet duidelijk is welke plaats nonisap gaat innemen in het voedselpakket<br />
en welke hoeveelheden door consumenten worden gedronken. Om<br />
een brede en grote inname van nonisap als vruchtendrank als veilig aan te merken,<br />
dient een hogere dosis in proefdieren getest te worden. De commissie VNV<br />
ziet als alternatief een effectieve beperking van de consumptie tot de hoeveelheid<br />
die op basis van het proefdieronderzoek als veilige bovengrens kan worden<br />
aangemerkt.<br />
78 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>
Fytosterolen<br />
Publicatie <strong>2001</strong>/04VNV. 13 december <strong>2001</strong><br />
Een derde advies betreft ook fytosterolen, maar dan een aanvraag voor het toepassen<br />
van een fytosterolenmengsel als ingrediënt voor een zeer breed voedingsmiddelenpakket.<br />
De commissie meent dat het mengsel tot een maximaal<br />
gehalte van 8 procent (w/w) fytosterolequivalenten in smeerbare vetten kan<br />
worden toegelaten op de Europese markt. Een vergelijkbare toepassing is eerder<br />
als veilig voor menselijke consumptie beoordeeld. Heden ten dage zijn er geen<br />
wetenschappelijke aanwijzingen dat consumptie van dit soort ingrediënten in<br />
een beperkte toepassing riskant voor de volksgezondheid is. Over het risico van<br />
een constant hoge consumptie is onvoldoende bekend. Vooralsnog acht de commissie<br />
het niet wenselijk dat mensen die geen baat hebben bij een cholesterolverlagend<br />
effect, zoals kinderen, en zwangere vrouwen, met fytosterol verrijkte<br />
levensmiddelen consumeren. Ook acht zij het niet wenselijk dat de doelgroep<br />
meer fytosterolen inneemt dan nodig voor het bereiken van het plateau van het<br />
cholesterolverlagend effect (ongeveer 2 gram per dag). Uitkomsten van de<br />
marktmonitoring voor twee al op de markt zijnde producten, verrijkt met fytosterolen<br />
en fytostanolen, duiden erop dat de doelgroep de aanbevolen consumptie<br />
daadwerkelijk bereikt en dat consumptie buiten de doelgroep beperkt is. Dit<br />
pleit voor het handhaven van assortimentsbeperking en strikte etikettering waaruit<br />
blijkt wie tot de doelgroep hoort en hoeveel men dagelijks dient te consumeren.<br />
79 Adviezen en rapporten
80 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>
De <strong>Gezondheidsraad</strong> heeft een aantal ‘vaste’ commissies, waaronder de Presidiumcommissie<br />
en de beraadsgroepen.<br />
De Presidiumcommissie heeft tot taak de voorzitter te adviseren over de in<br />
de <strong>Gezondheidsraad</strong> te volgen procedures en over de taakstelling van de Raad.<br />
In voorkomende gevallen kan de Presidiumcommissie ook als commissie in de<br />
zin van art. 26 van de Gezondheidswet (een ‘normale’ commissie) fungeren.<br />
De beraadsgroepen hebben een coördinerende, stimulerende en signalerende<br />
taak op een bepaald aandachtsgebied van de <strong>Gezondheidsraad</strong>. Een belangrijk<br />
onderdeel van deze taak is het bespreken van concept-adviezen opgesteld door<br />
ad hoc-commissies van de Raad.<br />
Deel<br />
B<br />
Vaste commissies<br />
81
82 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>
B.1 Presidiumcommissie<br />
(Boeknummer 270)<br />
Op 1 januari 1993 werd de Presidiumcommissie ingesteld, op grond van de<br />
overweging “dat de taakstelling en werkwijze van de <strong>Gezondheidsraad</strong>, gezien<br />
de snel voortschrijdende ontwikkelingen, een voortdurende bewaking en actieve<br />
signalering behoeven”. De Presidiumcommissie bestaat uit de Voorzitter en Vice-voorzitters<br />
van de <strong>Gezondheidsraad</strong>, de vice-voorzitters van de beraadsgroepen<br />
en enkele andere raadsleden.<br />
De Presidiumcommissie heeft tot taak:<br />
a het adviseren van de Voorzitter van de <strong>Gezondheidsraad</strong> met betrekking tot<br />
in de<strong>Gezondheidsraad</strong> te volgen procedures<br />
b het adviseren van de Voorzitter van de <strong>Gezondheidsraad</strong> met betrekking tot<br />
de invulling vande taakstelling van de Raad<br />
c het in voorkomende gevallen op verzoek van de Voorzitter van de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />
fungeren als commissie van de Raad als bedoeld in art. 26 van de<br />
Gezondheidswet.<br />
Samenstelling<br />
• prof. dr JJ Sixma, voorzitter (tot 01-09-<strong>2001</strong>)<br />
• prof. dr AJ Knottnerus, vice-voorzitter (vanaf 01-09-<strong>2001</strong> voorzitter)<br />
• prof. dr JGAJ Hautvast, vice-voorzitter • prof. dr HR Büller<br />
• prof. dr HJP Eijsackers • prof. mr JKM Gevers • prof. dr NJ Leschot<br />
• prof. dr JWM van der Meer • prof. dr D van Norren • dr WRF Notten<br />
• prof. dr WF Passchier, adviseur • prof. dr ir WHM Saris<br />
• prof. dr HKA Visser • ir A Wijbenga • dr M van Leeuwen, secretaris<br />
83 Vaste commissies
B.2 Beraadsgroepen<br />
Karakteristiek voor deze vaste colleges van advies en beraad voor de Voorzitter<br />
van de Raad is dat hun werkzaamheden betrekking hebben op een breed deelterrein.<br />
Het betreft:<br />
het signaleren van vraagstukken en ontwikkelingen binnen het taakveld van<br />
de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />
het coördineren van activiteiten van de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />
het desgevraagd adviseren van de Voorzitter van de <strong>Gezondheidsraad</strong> met<br />
betrekking tot de door de ad hoc-commissies van de Raad, of anderszins<br />
vanuit de Raad, uit te brengen publicaties<br />
het in voorkomende gevallen optreden als commissie ex artikel 26 Gezondheidswet.<br />
De beraadsgroepen vormen een wezenlijke schakel in de kwaliteitsbewaking<br />
van de door de <strong>Gezondheidsraad</strong> uit te brengen adviezen.<br />
De Raad kent de volgende beraadsgroepen:<br />
B.2.1<br />
Beraadsgroep Stralingshygiëne<br />
(Boeknummer 62)<br />
• prof. dr JJ Sixma, voorzitter (tot 01-09-<strong>2001</strong> )<br />
• prof. dr JA Knottnerus, voorzitter (vanaf 01-09-<strong>2001</strong>)<br />
• dr LM van Aernsbergen, adviseur • prof. dr JJ Broerse<br />
• dr KH Chadwick • prof. dr ir H van Dam • dr ir PH van der Giessen<br />
• ir ChrJ Huyskens • prof. dr ir JJW Lagendijk • prof. dr JC van der Leun<br />
• ir LW Meijnders, adviseur • prof. dr ir PHMH Lohman<br />
• prof. dr D van Norren, vice-voorzitter • prof. dr TJF Savelkoul,<br />
• ir JWN Tuyn, adviseur • prof dr ir AA van Zeeland<br />
• prof. dr WF Passchier, adviseur • dr E van Rongen, secretaris<br />
B.2.2<br />
Beraadsgroep Geneeskunde<br />
(Boeknummer 90)<br />
• prof. dr JJ Sixma, voorzitter(tot 01-09-<strong>2001</strong>, daarna lid van de beraadsgroep)<br />
• prof. dr JA Knottnerus, voorzitter (vanaf 01-09-<strong>2001</strong>)<br />
84 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>
• prof. dr HR Büller, vice-voorzitter • prof. dr ID de Beaufort<br />
• prof. dr JDF Habbema • drs FrCA Jaspers<br />
• dr M van Leeuwen, adviseur • prof. dr JWM van der Meer<br />
• mr H Plokker, adviseur • prof. dr HGM Rooijmans<br />
• prof. dr R van Schilfgaarde • prof. dr P Smits<br />
• prof. dr SP Verloove-Vanhorick • prof. dr M de Visser<br />
• prof. dr EGE de Vries • prof. dr PFGM van Waes<br />
• prof. dr JW Wladimiroff •prof. dr FG Zitman<br />
• dr NJ de Neeling, secretaris<br />
Publicaties<br />
Aidsbehandelcentra. <strong>2001</strong>/06<br />
Celkerntransplantaties bij mutaties in het mitochondriale DNA. <strong>2001</strong>/07.<br />
B.2.3<br />
Beraadsgroep Gezondheidsethiek en Gezondheidsrecht<br />
(Boeknummer 125)<br />
• prof. dr JA Knottnerus, voorzitter • prof. mr JKM Gevers, vice-voorzitter<br />
• prof. dr ID de Beaufort • dr GCML Christaens • prof. dr RPTM Grol<br />
• prof. dr JCCJM de Haes • prof. dr HAMJ ten Have • mr WR Kastelein<br />
• prof. dr ir FE van Leeuwen • dr M van Leeuwen, adviseur<br />
• prof. dr mr J Legemaate • prof. dr JC Molenaar • prof. dr JS Reinders<br />
• prof. mr HDC Roscam Abbing • dr JH Schornagel • mr EPR Sutorius<br />
• dr GMWR de Wert • dr D Willems • mr drs B Wijnberg, adviseur<br />
• dr WJ Dondorp, secretaris<br />
B.2.4<br />
Beraadsgroep Infectie en Immuniteit<br />
(Boeknummer 144)<br />
• prof. dr JJ Sixma, voorzitter (tot 01-09-<strong>2001</strong>)<br />
• prof. dr JA Knottnerus , voorzitter (na 01-09-<strong>2001</strong>)<br />
• prof dr JWM van der Meer, vice-voorzitter • dr WJHM van den Bosch<br />
• prof. dr E Claassen • prof. dr RA Coutinho • prof. dr J Desmyter<br />
• dr R Dobbelaer • prof. dr G Elzinga, adviseur<br />
• prof. dr J Hoogkamp-Korstanje •prof. dr J Huisman<br />
• dr M van Leeuwen, adviseur • dr ir CJ Lucas • prof. dr HJ Neijens<br />
• dr JHM Nieuwenhuijs, adviseur • prof. dr J van der Noordaa<br />
• prof. dr ADME Osterhaus • mw JL Paardekooper<br />
85 Vaste commissies
• prof. dr EJ Ruitenberg •prof. dr HA Verbrugh<br />
• drs JK van Wijngaarden, adviseur • drs J Sekhuis, arts, secretaris<br />
Publicatie<br />
Programmatische vaccinatie van volwassenen. <strong>2001</strong>/04<br />
Desinfectantia in consumentenproducten. <strong>2001</strong>/05<br />
Disinfectants in consumer products. <strong>2001</strong>/05E<br />
B.2.5<br />
Beraadsgroep Genetica<br />
(Boeknummer 192)<br />
• prof. dr JJ Sixma, voorzitter (tot 01-09-<strong>2001</strong>)<br />
• prof. dr JA Knottnerus, voorzitter (na 01-09-<strong>2001</strong>)<br />
• prof. dr CHCM Buys • prof. dr D Bootsma • dr M van Leeuwen, adviseur<br />
• prof. dr N Leschot • prof. dr MF Niermeyer • prof. dr RHA Plasterk<br />
• drs YS Poortman • prof. dr ER te Velde • prof. dr HKA Visser<br />
• B van Zijderveld • dr PA Bolhuis, secretaris<br />
B.2.6<br />
Beraadsgroep Ecotoxicologie<br />
(Boeknummer 443)<br />
• prof. dr JJ Sixma, voorzitter (tot 01-09-<strong>2001</strong>)<br />
• prof dr JA Knottnerus, voorzitter (na 01-09-<strong>2001</strong>)<br />
• prof. dr HJP Eijsackers, vice-voorzitter • dr ir P Doelman<br />
• drs JW Dogger, adviseur • dr E van Donk • prof. dr WHO Ernst<br />
• drs C van de Guchte • ir J van der Kolk, adviseur • dr P Leeuwangh<br />
• prof. dr CJ van Leeuwen, adviseur • prof. dr WF Passchier, adviseur<br />
• prof. dr WH van Riemsdijk •prof. dr NM van Straalen<br />
• prof. dr W van Vierssen • ir A Wijbenga<br />
• drs MMHE van den Berg, secretaris<br />
B.2.7<br />
Beraadsgroep Voeding<br />
(Boeknummer 535)<br />
• prof. dr JGAJ Hautvast, voorzitter<br />
• prof. dr WHM Saris, vice-voorzitter • prof. dr ir RJJ Hermus<br />
• prof. dr MB Katan • prof dr HCG Kemper • prof. dr F van Knapen<br />
86 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>
• prof. dr ir FJ Kok • dr O Korver • prof. dr ir D Kromhout<br />
• dr M van Leeuwen, waarnemer • prof. dr EMH Mathus-Vliegen<br />
• prof. dr WF Passchier, waarnemer • prof. dr ir FM Rombouts<br />
• prof. dr WHM Saris • prof dr JJ Sauer<br />
• prof. dr HP Sauerwein • prof. dr WA van Staveren<br />
• prof. dr C van Weel • ir W Bosman, secretaris<br />
B.2.8<br />
Beraadsgroep Gezondheid en Omgeving<br />
(Boeknummer 600)<br />
• prof. dr JA Knottnerus, voorzitter • ir A Wijbenga, vice-voorzitter<br />
• dr CJM van den Bogaard, adviseur • dr JSM Boleij<br />
• prof. dr ir B Brunekreef • prof. dr VJ Feron • dr CL Maas, adviseur<br />
• dr RM Meertens • dr HME Miedema • ir drs RBJC van Noort (tot 10-01-<strong>2001</strong>)<br />
• dr WRF Notten •prof. dr WF Passchier, adviseur • JLL Pieters, arts, adviseur<br />
• prof. dr W Seinen • prof. dr JJ Sixma (tot 01-09-<strong>2001</strong>) • dr MM Verberk<br />
• dr JH van Wijnen • prof. dr FA de Wolff • dr JA van Zorge, adviseur<br />
• dr ir PW van Vliet, secretaris<br />
Publicaties<br />
Desinfectantia in consumentenproducten. <strong>2001</strong>/05<br />
Disinfectants in consumer products. <strong>2001</strong>/05E<br />
87 Vaste commissies
88 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>
Het leeuwendeel van het werk van de <strong>Gezondheidsraad</strong> werd ook in <strong>2001</strong> verricht<br />
door ad hoc-adviescommissies van de Raad. Over de voortgang wordt in<br />
dit deel gerapporteerd. De door commissies uitgebrachte adviezen vindt men in<br />
deel D.1 opgesomd. Van de meeste adviezen zijn samenvattingen opgenomen in<br />
deel A.<br />
Behalve adviezen van commissies zijn studies van de wetenschappelijke<br />
staf van het Secretariaat van de Raad, publicaties, symposia en werkconferenties<br />
eveneens geschikte middelen om aan de ‘voorlichting over de stand der wetenschap’<br />
inhoud te geven. Ook over deze projecten wordt in deel C gerapporteerd.<br />
Deel<br />
C<br />
Ad hoc-commissies en projecten<br />
89
90 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>
Deel<br />
C.1<br />
Gezondheid en zorg:<br />
Algemene vraagstukken<br />
De onderwerpen in dit hoofdstuk vallen niet toe te kennen aan een bepaalde sector<br />
van de volksgezondheid of de gezondheidszorg. Het betreft onder meer<br />
medisch-ethische of gezondheidsrechtelijke vraagstukken<br />
onderwerpen die niet op voorhand concreet zijn te benoemen, bijvoorbeeld<br />
advisering ten aanzien van vergunningplichtig bevolkingsonderzoek<br />
ontwikkelingen op het terrein van de medische wetenschap, de volksgezondheid<br />
of de samenleving in haar geheel en die belangrijke consequenties<br />
hebben voor toekomstig beleid.<br />
Kenmerkend voor de in dit hoofdstuk beschreven vraagstukken is dat bij de behandeling<br />
ervan het aangeven van de stand van de wetenschap vertrekpunt is<br />
voor een veel bredere discussie, die de problemen in hun maatschappelijke context<br />
plaatst.<br />
91 Ad hoc commissies en projecten
C.1.1<br />
De Wet bevolkingsonderzoek<br />
(Werkprogramma <strong>2001</strong> 4.1, boeknummer 272)<br />
Krachtens de Wet op het bevolkingsonderzoek (WBO) hoort de Minister van<br />
VWS de <strong>Gezondheidsraad</strong> te horen alvorens een besluit te nemen over het verlenen<br />
of intrekken van een vergunning voor het verrichten van bevolkingsonderzoek.<br />
Instelling commissie<br />
21 februari 1995<br />
Samenstelling commissie<br />
• prof. dr H Rigter, voorzitter • prof. dr HR Büller • dr JJM van Delden<br />
• dr mr JCJ Dute • prof. dr LP ten Kate • drs FW van der Waals<br />
• JK van Wijngaarden, arts, adviseur • drs WA van Veen, secretaris<br />
• dr PMM Beemsterboer, adjunct secretaris<br />
Publicaties<br />
Workshop toekomst Wet bevolkingsonderzoek Verslag van een bij de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />
gevoerde discussie <strong>2001</strong>/22<br />
Wet bevolkingsonderzoek: erfelijke prostaatkanker. <strong>2001</strong>/01WBO<br />
Bevolkingsonderzoek naar dikkedarmkanker. Signalement. <strong>2001</strong>/01<br />
Wet bevolkingsonderzoek: landelijke borstkankerscreening (2)<br />
<strong>2001</strong>/02WBO<br />
Wet bevolkingsonderzoek: gezondheidsonderzoek vuurwerkramp Enschede.<br />
<strong>2001</strong>/03WBO<br />
C.1.2.<br />
Medicamenteuze interventies bij drugverslaving<br />
(Werkprogramma <strong>2001</strong> 4.2, boeknummer 395)<br />
Medio 1995 heeft de <strong>Gezondheidsraad</strong> geadviseerd over het voorschrijven van<br />
heroïne aan heroïne-verslaafden (1995/12). In het voorjaar van 1998 volgde een<br />
advies over drugsanalyses. De <strong>Gezondheidsraad</strong> zal voorts ingaan op de medicamenteuze<br />
behandeling van verslaafden aan opiaten of cocaïne. Ook zal aandacht<br />
worden besteed aan de behandeling van mensen die aan beide stoffen, en<br />
soms nog aan andere middelen, zijn verslaafd. Het desbetreffende advies verschijnt<br />
volgens plan in 2002.<br />
92 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>
Oorspronkelijke adviesaanvraag<br />
6 april 1993<br />
Herziene adviesaanvraag<br />
29 februari 1996<br />
Instelling commissie<br />
12 april 1994<br />
Samenstelling commissie<br />
• prof. dr W van den Brink, voorzitter • prof. dr JM van Ree, vice-voorzitter<br />
• drs GHA van Brussel • dr JTM Derks • prof. dr HFL Garretsen<br />
• drs PJ Geerlings • J van der Haar • dr AM van Kalmthout<br />
• drs AFW Kok, adviseur • drs S Mahesh • mr LF Markenstein<br />
• drs EA Noorlander • drs HA Rasker-Prins • drs D de Vries<br />
• prof. dr FA de Wolff • MA Goppel, secretaris<br />
C.1.3<br />
Behandeling van verslaafden in penitentiaire inrichtingen<br />
(Werkprogramma <strong>2001</strong> 4.3, boeknummer 601)<br />
De bewindsleden van VWS en Justitie hebben de <strong>Gezondheidsraad</strong> gevraagd<br />
zich te buigen over de medische begeleiding van verslaafden in penitentiaire inrichtingen.<br />
Deze vraag sluit aan op de werkzaamheden van de Commissie Medicamenteuze<br />
interventies bij drugsverslaving. De Raad heeft dit onderwerp in<br />
1999 ter hand genomen en verwacht in 2002 een advies uit te brengen.<br />
Instelling commissie<br />
30 juni 1999<br />
Samenstelling commissie<br />
• prof. dr HGM Rooijmans, voorzitter • mr CM Boeij<br />
• prof. dr W van den Brink • drs GHA van Brussel • M van Doorninck<br />
• MA Goppel, adviseur • drs AK van der Heide, adviseur<br />
• dr AM van Kalmthout • prof. dr HJC van Marle • dr mr LM Moerings<br />
• drs EA Noorlander • prof. dr GM Schippers • drs JMLP Sieben<br />
• drs AAM Vloemans, adviseur • mr drs RH Zuijderhoudt<br />
• mr dr CJ van de Klippe, secretaris<br />
93 Ad hoc commissies en projecten
C.1.4<br />
Hersenschade door boksen<br />
(Werkprogramma <strong>2001</strong> 4.4, boeknummer 627)<br />
Beoefening van de bokssport kan hersenschade veroorzaken. Toepassing van<br />
tests op het terrein van cognitieve en psychomotore functies zou preventieve<br />
waarde kunnen hebben. Aan de <strong>Gezondheidsraad</strong> is gevraagd wat de stand van<br />
wetenschap is. Ook andere sporten die hersenschade kunnen veroorzaken zouden<br />
in het advies betrokken moeten worden. Met de advisering is in <strong>2001</strong> begonnen.<br />
De Raad verwacht tegen het eind van 2002 een advies uit te brengen.<br />
Adviesaanvraag<br />
16 juli 1998<br />
Betrokken stafmedewerker<br />
dr E van Rongen<br />
C.1.5<br />
Achtergronden van evidence-based medicine<br />
(Werkprogramma <strong>2001</strong> 4.5, boeknummer 650)<br />
In toenemende mate komen richtlijnen en protocollen beschikbaar voor de diagnostische<br />
en therapeutische besluitvorming. De ethische en juridische aspecten<br />
van deze richtlijnen verdienen nadere aandacht. Belangrijke punten hierbij zijn<br />
de positie van de individuele patiënt, de functie van richtlijnen bij externe kwaliteitstoetsing<br />
en de rol die doelmatigheidsoverwegingen spelen bij de richtlijnontwikkeling.<br />
De Raad betrekt daarbij in zijn beschouwing ook de impliciete<br />
aannames die bij de genoemde richtlijnen en protocollen gemaakt worden. Een<br />
achtergrondstudie over vooronderstellingen en bruikbaarheid van de kostenutiliteitsanalyse,<br />
als instrument voor het kwantificeren van doelmatigheid, is in<br />
voorbereiding. Deze studie zal in 2002 verschijnen. De eerste resultaten zijn betrokken<br />
bij de advisering over Contouren van het basispakket<br />
Betrokken stafmedewerker<br />
dr JND de Neeling<br />
94 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>
C.1.6<br />
Gezondheidsrisico’s van directe verkoop van zachte contactlenzen<br />
(Werkprogramma <strong>2001</strong> 4.6, boeknummer 619)<br />
Door een groothandel in Nederland worden zachte contactlenzen direct verkocht<br />
aan het publiek. De Minister van VWS heeft de <strong>Gezondheidsraad</strong> gevraagd<br />
om aan te geven of hierbij gezondheidsrisico’s bestaan.<br />
Adviesaanvraag<br />
7 april 2000<br />
Instelling commissie<br />
13 september 2000<br />
Samenstelling commissie<br />
• prof. dr JJ Sixma, voorzitter • A Kijlstra • CJ van Mil • dr FE Ros<br />
• dr A van Sliedregt, adviseur • R Visser • prof. dr HJM Völker-Dieben<br />
• prof. dr FCB van Wijmen • dr PA Bolhuis, secretaris<br />
Publicatie<br />
Gezondheidsrisico’s van contactlenzen <strong>2001</strong>/20<br />
C.1.7<br />
Medische eisen voor de rijgeschiktheid<br />
(Werkprogramma <strong>2001</strong> 4.7, boeknummer 626)<br />
In 1994 heeft de <strong>Gezondheidsraad</strong> een advies uitgebracht over de medische eisen<br />
voor de geschiktheid van mensen om een motorvoertuig te besturen. In het<br />
boekjaar kwam een advies uit over de rijgeschiktheid van personen met hersentumoren<br />
of doorbloedingsstoornissen van de hersenen. Op het terrein van diabetes<br />
mellitus is opnieuw advisering aangaande rijgeschiktheid gewenst.<br />
Adviesaanvraag<br />
5 augustus 1998<br />
Herziene adviesaanvraag<br />
3 oktober 2000<br />
95 Ad hoc commissies en projecten
Instelling commissie<br />
12 maart <strong>2001</strong><br />
Samenstelling commissie<br />
• prof dr JJ Sixma, voorzitter • prof dr JJ Battermann • prof. dr DA Bosch<br />
• dr J Groeneweg • prof. dr JJ Heimans • prof. dr LJ Kappelle<br />
• dr MCTFM de Krom • LMC Bedaux, adviseur<br />
• drs RA Bredewoud, arts adviseur • dr GHM ten Velden adviseur<br />
• dr PMM Beemsterboer secretaris<br />
Publicatie<br />
Rijgeschiktheid van personen met tumoren of doorbloedingsstoornissen van<br />
de hersenen <strong>2001</strong>/18<br />
C.1.8<br />
Het toepassen van leukodepletie van donorbloed<br />
(Boeknummer 629)<br />
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />
gevraagd haar te adviseren over de kans op overdracht van de variant van de<br />
ziekte van Creutzfeldt-Jakob (vCJ) via bloed of bloedproducten van menselijke<br />
oorsprong en de hiertegen te nemen voorzorgsmaatregelen. Als te overwegen<br />
voorzorgsmaatregel noemde de minister algehele leukodepletie, het verwijderen<br />
van witte bloedcellen uit gedoneerd bloed.<br />
Adviesaanvraag<br />
27 augustus 1998<br />
Instelling commissie<br />
5 januari 1999<br />
Samenstelling commissie<br />
• prof. dr ADME Osterhaus, voorzitter • prof. dr A Brand<br />
• dr TL Ching, adviseur • dr CM van Duijn • dr WA van Gool<br />
• drs A van Loosbroek, adviseur • prof. dr AS Peña • dr CL van der Poel<br />
• prof. dr EJ Ruitenberg • dr BEC Schreuder • dr LF Verdonck<br />
• dr K Groeneveld, secretaris<br />
96 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>
Publicaties<br />
Variant van de ziekte van Creutzfeldt-Jakob en bloedtransfusie (<strong>2001</strong>/02)<br />
Variant Creutzfeldt-Jakob disease and blood transfusion (<strong>2001</strong>/02E)<br />
C.1.9<br />
Werkgroep Bloed<br />
(Werkprogramma <strong>2001</strong> 4.8, boeknummer 629/1)<br />
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />
gevraagd meer aandacht te geven aan bloed en bloedtransfusie. Nu de bloedvoorziening<br />
in Nederland onder de verantwoordelijkheid valt van de Stichting<br />
Sanquin, is er meer behoefte ontstaan aan een onafhankelijke instantie die aangeeft<br />
welke ontwikkelingen en mogelijke problemen op dit terrein relevant zijn.<br />
In 1999 heeft de <strong>Gezondheidsraad</strong> voor deze signalerende taak de Werkgroep<br />
Bloed geïnstalleerd. Deze werkgroep signaleert die ontwikkelingen op het terrein<br />
van bloed en bloedtransfusie waarover advisering door de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />
nodig of wenselijk is.<br />
Samenstelling Werkgroep<br />
• prof. dr J van der Noordaa, voorzitter<br />
• prof. dr WG van Aken • prof. dr A Brand • drs A van Loosbroek<br />
• dr M van Marwijk Kooy • prof. dr DJ van Rhenen • dr I Steneker<br />
• prof. dr TJM de Witte • dr K Groeneveld, secretaris<br />
C.1.10<br />
Zwangerschapsimmunisatie<br />
(Werkprogramma <strong>2001</strong>, 4.9, boeknummer 662)<br />
Zwangeren in Nederland worden onderzocht op de aanwezigheid van zogeheten<br />
irregulaire antistoffen, die de gezondheid van het kind kunnen bedreigen. Onlangs<br />
zijn nieuwe richtlijnen van kracht geworden, gebaseerd op een <strong>Gezondheidsraad</strong>advies<br />
uit 1992. De Raad wordt gevraagd of ontwikkelingen op dit terrein<br />
een herziening van zijn eerdere advies noodzakelijk maken. Het advies zal<br />
naar verwachting begin 2002 worden uitgebracht.<br />
Adviesaanvraag<br />
4 mei 2000<br />
97 Ad hoc commissies en projecten
Samenstelling commissie<br />
• prof. dr A Brand<br />
• drs CAM Hazenberg • dr MP Hering • prof dr HHH Kanhai<br />
• prof. dr J van der Noordaa • drs MAM Overbeeke<br />
• prof. dr DJ van Rhenen • dr EW Steyer<br />
• prof. dr TJM de Witte • drs PAW van Hessen, adviseur<br />
• dr GR Westerhof, adviseur • dr K Groeneveld, secretaris<br />
C.1.11<br />
Anti-conceptie bij verstandelijk gehandicapten<br />
(Werkprogramma <strong>2001</strong> 4.10, boeknummer 640)<br />
Artsen worden regelmatig geraadpleegd over anticonceptie bij mensen met een<br />
verstandelijke handicap. Het gaat hier om een complex vraagstuk. Naast de<br />
wensen en mogelijkheden van de betrokken personen, spelen belangen van<br />
eventuele kinderen een rol. Ook het oordeel van ouders en begeleiders is van<br />
betekenis. Het besluit om, als uiterste optie, tot sterilisatie over te gaan eist<br />
zorgvuldige medische en ethische afweging. Vanuit het betrokken veld is aangegeven<br />
dat er behoefte is aan meer houvast in het omgaan met deze thematiek.<br />
Het advies zal naar verwachting in 2002 verschijnen.<br />
Adviesaanvraag<br />
5 februari 1999<br />
Instelling commissie<br />
6 juli 2000<br />
Samenstelling commissie<br />
• prof. dr SP Verloove-Vanhorick, voorzitter • prof. dr JPM Denekens<br />
• prof. dr JG van Dijk • mr MCE van Heurck • dr GHMM ten Horn<br />
• mr LE Kalkman-Bogerd • drs ETh Klapwijk • prof. dr D Lindhout<br />
• dr I Mans • prof. dr JS Reinders<br />
• dr HMJ van Schrojenstein Lantman-de Valk • dr EGC van Seumeren<br />
• prof. mr EPhR Suterius • drs I Verdonk • dr DL Willems<br />
• mr A Bood, secretaris<br />
98 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>
C.1.12<br />
Mitochondriale DNA-aandoeningen<br />
(Werkprogramma <strong>2001</strong>, 4.11, boeknummer 192)<br />
In het embryowetsvoorstel is een verbod opgenomen voor de toepassing van<br />
kiembaangentherapie. Dit verbod kan op zijn vroegst na vijf jaar vervallen. In<br />
de toelichting meldt de Minister van VWS voornemens te zijn de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />
te verzoeken te adviseren over de stand van wetenschap met betrekking tot<br />
kiembaangentherapie, inclusief technieken ter voorkoming van mitochondriale<br />
DNA-aandoeningen, en over de ethische en maatschappelijke aspecten van de<br />
toepassing ervan. De toepassing van technieken ter voorkoming van mitochondriale<br />
DNA-aandoeningen valt niet onder het verbod<br />
Betrokken stafmedewerkers<br />
dr P Bolhuis<br />
dr WJ Dondorp<br />
Publicatie<br />
Celkerntransplantaties bij mutaties in het mitochondriale DNA. <strong>2001</strong>/07<br />
De commissie bestond uit de leden van de Beraadsgroep Genetica en Beraadsgroep<br />
Ethiek en Recht.<br />
C.1.13<br />
Gevolgen van rampen op middellange termijn<br />
(Werkprogramma <strong>2001</strong> 4.12, boeknummer 664)<br />
Rampen als overstromingen, neerstortende vliegtuigen en branden kunnen zowel<br />
bij de betrokken bijna-slachtoffers als hulpverleners sporen nalaten. Die uiten<br />
zich, soms pas op termijn, in een verscheidenheid aan lichamelijke en psychische<br />
klachten. Stoffen die bij de ramp (mogelijk) zijn vrijgekomen, worden<br />
soms als oorzaak van de klachten aangewezen, ook al zijn daarvoor niet altijd<br />
‘harde’ bewijzen. Vaak laat de gebeurtenis zelf een onuitwisbare indruk achter<br />
en kunnen ziekteklachten het gevolg zijn. Advisering moet leiden tot aanbevelingen<br />
over de zorg voor de betrokkenen en hoe, op korte en op langere termijn,<br />
overheden en hulpverleners moeten omgaan met de klachten. De Raad verwacht<br />
een adviesaanvraag te ontvangen na het verschijnen van het desbetreffende rapport<br />
van de in het verslagjaar ingestelde commissie-Lanphen<br />
99 Ad hoc commissies en projecten
Betrokken stafmedewerker<br />
mr dr CJ van der Klippe<br />
C.1.14<br />
Hervonden herinneringen<br />
(Werkprogramma <strong>2001</strong>, 4.13, boeknummer 681)<br />
In <strong>2001</strong> is de Raad begonnen met de advisering over hervonden herinneringen<br />
aan traumatische gebeurtenissen, vooral seksueel misbruik en over de rol van<br />
hulpverleners bij het hervinden van dergelijke herinneringen. De Raad verwacht<br />
zijn advies in 2003 uit te brengen.<br />
Adviesaanvraag<br />
7 juli 2000<br />
Instelling commissie<br />
22 augustus <strong>2001</strong><br />
Samenstelling commissie<br />
• prof. dr WTAM Everaerd, voorzitter • Prof. dr CDA Brinkgreve<br />
• dr PJ Draijer • prof. dr R van Dyck • prof. dr O van der Hart<br />
• mr dr RSB Kool • prof. dr H Merckelbach • dr JMI Murre • dr MS Oitzl<br />
• prof. dr BJN Schreuder • prof. dr Ph Spinhoven • prof. dr WA Wagenaar<br />
• drs DChM Gersons-Wolfensberger, secretaris<br />
C.1.15<br />
Zorg voor oudere autistische patiënten<br />
(Werkprogramma <strong>2001</strong> 4.14, boeknummer 683)<br />
De zorg voor autistische kinderen is nauw gerelateerd aan een intensieve<br />
schoolbegeleiding. Op 18-jarige leeftijd komt aan die schoolbegeleiding een<br />
eind. Voor veel patiënten lijkt dit te vroeg. Daarnaast bestaat zorg over de opvang<br />
van de oudere autistische patiënten. De <strong>Gezondheidsraad</strong> zal de stand van<br />
wetenschap op dit terrein weergeven en de situatie in Nederland hieraan toetsen.<br />
Toetsingscriteria zijn kwaliteit en doelmatigheid.<br />
100 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>
C.1.16<br />
De veiligheid van bloed<br />
(Werkprogramma <strong>2001</strong>, 4.15, boeknummer 691)<br />
De Minister van VWS heeft aangegeven behoefte te hebben aan een advies over<br />
de betekenis van nieuwe, gevoelige bepalingsmethoden voor virale besmetting<br />
van donorbloed. De Raad wil deze vraag in een breder perspectief plaatsen. Een<br />
bloedtransfusie is een medische behandeling die, ook los van de mogelijkheid<br />
een infectie over te dragen, risico kent. Dat risico is tot op zekere hoogte te beheersen,<br />
maar niet volledig uit te bannen. De vraag hoe veilig bloed moet zijn,<br />
is daarom relevant. In het voorjaar van 2002 zal dit thema ter hand genomen<br />
worden.<br />
Betrokken stafmedewerker<br />
dr K Groeneveld<br />
C.1.17<br />
Stamcellen<br />
(Werkprogramma <strong>2001</strong> 4.16, boeknummer 695)<br />
Conform haar toezegging aan de Tweede Kamer heeft de Minister van VWS de<br />
<strong>Gezondheidsraad</strong> gevraagd haar te adviseren over het gebruik van embryonale<br />
stamcellen als bron voor weefsels en daarmee op termijn wellicht als alternatief<br />
voor xenotransplantatie. Het advies wordt in 2002 uitgebracht. De Raad acht<br />
onderzoek aan embryonale én somatische stamcellen belangrijk voor de ontwikkeling<br />
van nieuwe therapie, maar verwacht niet dat daarmee het tekort aan donoren<br />
op korte termijn kan worden opgelost. De Raad zal in een separaat advies<br />
ingaan op de toepassing van stamcellen uit het beenmerg van patiënten voor immunotherapie<br />
bij diezelfde patiënten (hematopoietische stamcellen, boeknummer<br />
725). Over deze toepassing van stamcellen verschijnt een advies in 2003.<br />
Adviesaanvraag<br />
17 januari <strong>2001</strong><br />
Betrokken stafmedewerker<br />
dr PA Bolhuis<br />
101 Ad hoc commissies en projecten
Publicatie<br />
Kanttekeningen bij ontwerp-planningsbesluit hemopoëtische stamceltransplantatie.<br />
<strong>2001</strong>/15<br />
C.1.18<br />
Bewaartermijn voor medische gegevens<br />
(Werkprogramma <strong>2001</strong> 4.17, boeknummer 671)<br />
In de zomer van 2000 verscheen het signalement Bewaartermijn van medische<br />
gegevens. Daarin werd ingegaan op door onderzoekers en behandelaars als problematisch<br />
ervaren gevolgen van de in de Wet op de geneeskundige behandelovereenkomst<br />
(WGBO gestelde bewaartermijn voor medische gegevens.<br />
Betrokken stafmedewerker<br />
dr WJ Dondorp<br />
C.1.19<br />
Effectiviteit van massamediale voorlichtingscampagnes<br />
(Werkprogramma <strong>2001</strong> 4.18, boeknummer 684)<br />
Voorlichting wordt geacht bij te dragen aan preventie van ziekte, doordat zij<br />
leidt tot aanpassing van gedrag. Hierbij wordt veelal gebruik gemaakt van radio,<br />
televisie en de schrijvende pers. Evenals bij andere interventies in de curatieve<br />
en preventieve sfeer zijn ook bij deze populatiegerichte vorm de vraag naar<br />
doeltreffendheid en doelmatigheid van betekenis. De Raad verwacht zijn advies<br />
in 2002 uit te brengen, en bij zijn werk aansluiting zoeken bij de resultaten van<br />
een desbetreffende onderzoek onder auspiciën van Zorgonderzoek Nederland<br />
(ZON).<br />
Betrokken stafmedewerker<br />
drs EJ Schoten.<br />
C.1.20<br />
Genetische screening op multifactoriële aandoeningen<br />
(Werkprogramma <strong>2001</strong> 4.19, boeknummer 685)<br />
Het ontstaan en het beloop van ziekten is veelal afhankelijk van verscheidene<br />
factoren, deels erfelijk is en deels bepaald door de omgeving. Wetenschappelijk<br />
onderzoek schept steeds vaker de mogelijkheid om bij iemand de aanwezigheid<br />
vast te stellen van genetische factoren die een verhoogd risico opleveren op bepaalde<br />
aandoeningen, zoals hart- en vaatziekten of dementie Ook is het moge-<br />
102 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>
lijk mensen op die risico’s te screenen. Het bepalen van die risico’s is echter gecompliceerd.<br />
In de regel spelen verscheidene genen een rol en is de ernst van de<br />
ziekte ook afhankelijk van omgevingsfactoren, waaronder gedrag, voeding, en<br />
blootstelling aan fysische en chemische agentia. Kennis van iemands genetische<br />
risicoprofiel kan preventieve maatregelen mogelijk maken, maar roept ook ethische<br />
en juridische vragen op. De Raad zal zijn eerdere advies over genetische<br />
screening actualiseren.<br />
Betrokken stafmedewerker<br />
dr PA Bolhuis<br />
C.1.21<br />
Contouren van het ‘basispakket’<br />
(Werkprogramma <strong>2001</strong> 4.20, boeknummer 698)<br />
De inhoud en omvang van het basispakket zijn belangrijke punten van discussie<br />
in het debat over zorgstelselvernieuwing. Het huidig pakket is grotendeels historisch<br />
gegroeid. Er is behoefte aan wetenschappelijke onderbouwing van het belang<br />
en de doelmatigheid. In februari <strong>2001</strong> heeft de Minister van VWS advies<br />
gevraagd over op wetenschappelijke inzichten gebaseerde, operationaliseerbare<br />
criteria voor de in een basispakket op te nemen zorgvoorzieningen. Het advies<br />
zal naar verwachting in 2002 worden uitgebracht<br />
Adviesaanvraag<br />
27 februari <strong>2001</strong><br />
Instelling commissie<br />
28 maart <strong>2001</strong><br />
Samenstelling commissie<br />
• Prof. dr JP Mackenbach, voorzitter • prof. dr ID de Beaufort<br />
• prof. dr M Boers• prof. dr E Briët • prof. dr HJM Cools<br />
• prof. dr R van Dyck • prof. dr GA den Hartogh<br />
• prof. dr ALM Lagro-Janssen • prof. dr J Ormel • drs E van der Veen<br />
• prof. dr WPMM van de Ven • drs AHJ Veneman<br />
• prof. dr SP Verloove-Vanhorick • drs A Boer, arts, adviseur<br />
• drs EA Bolhuis adviseur • drs GGJ Klein Ikkink, adviseur<br />
• dr GHM ten Velden, secretaris<br />
103 Ad hoc commissies en projecten
104 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>
Deel<br />
C.2<br />
Gezondheid en zorg:<br />
Doeltreffendheid en doelmatigheid<br />
van diagnostiek en therapie<br />
Doeltreffendheid en doelmatigheid van medisch handelen zijn centrale elementen<br />
in het gezondheidszorgbeleid. Zij winnen, bij de toenemende spanning tussen<br />
de vraag naar zorg en beschikbare middelen, aan belang. De Raad heeft een<br />
lange traditie waar het gaat om het geven van een wetenschappelijk antwoord<br />
op vragen over doeltreffendheid en doelmatigheid.<br />
De adviezen over zogeheten topklinische zorgfuncties die door de Minister<br />
van VWS onder artikel 2 van de Wet bijzondere medische verrichtingen<br />
(WBMV) zijn gebracht, vormen een bijzondere categorie onder deze algemene<br />
noemer. De <strong>Gezondheidsraad</strong> brengt de stand der wetenschap in kaart, waarna<br />
de minister een planningsregeling vaststelt.<br />
105 Ad hoc commissies en projecten
C.2.1<br />
Rationele medische en paramedische zorg<br />
(Werkprogramma <strong>2001</strong> 5.1, boeknummer 665)<br />
Op het terrein van medical technology assessment (MTA) zijn aan de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />
taken toebedeeld bij de signalering van nieuwe ontwikkelingen en de<br />
synthese van de stand van wetenschap. De Raad heeft een aantal onderwerpen<br />
in behandeling genomen die afkomstig zijn uit het rapport ‘Advies inzake kosten-effectiviteitsanalyse<br />
van bestaande verstrekkingen’ van de voormalige Ziekenfondsraad<br />
(ZFR), verschenen op 28 oktober 1993. De Voorzitter van de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />
heeft daartoe de Kerncommissie MTA ingesteld.<br />
Instelling commissie<br />
23 juni 1997<br />
Samenstelling Kerncommissie MTA<br />
• prof. dr JA Knottnerus, voorzitter • drs A Boer, adviseur<br />
• prof. dr HR Büller • prof. dr GH Blijham • prof. dr PMM Bossuyt<br />
• prof. dr J Dekker • prof. dr MCH Donker • dr GL Engel, adviseur<br />
• prof. dr J Kievit • prof. dr FFH Rutten • dr GHM ten Velden, secretaris<br />
Publicatie<br />
Doelmatigheid van langdurige psychotherapie <strong>2001</strong>/08<br />
The efficiency of long-term psychotherapy <strong>2001</strong>/8E<br />
Urine-incontinentie <strong>2001</strong>/12<br />
C.2.2<br />
Palliatieve chemotherapie<br />
(Werkprogramma <strong>2001</strong> 5.1.1, boeknummer 618)<br />
Een externe werkgroep in Utrecht werkt aan een achtergrondstudie. Het advies<br />
zal naar verwachting eind 2002 worden uitgebracht.<br />
C.2.3<br />
Urine-incontinentie<br />
(Werkprogramma <strong>2001</strong> 5.1.2, boeknummer 617)<br />
Instelling commissie<br />
27 januari 1999<br />
106 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>
Samenstelling commissie<br />
Naast de Kerncommissie MTA bestaat deze commissie uit<br />
• prof. dr ALM Lagro-Janssen, voorzitter • drs LCM Berghmans<br />
• prof. dr HJM Cools • prof. dr LWM Jansen • prof. dr PhEVA van Kerrebroeck<br />
• dr HJ Stoevelaar • drs CR Tulner • dr ME Vierhout<br />
• dr E van Rongen, secretaris<br />
Publicatie<br />
Urine-incontinentie <strong>2001</strong>/12<br />
C.2.4<br />
Oefentherapie<br />
(Werkprogramma <strong>2001</strong> 5.1.3, boeknummer 687)<br />
Betrokken stafmedewerker<br />
dr N Smidt<br />
C.2.5<br />
C.2.6<br />
C.2.7<br />
Behandelvormen voor prostaathypertrofie<br />
(Werkprogramma <strong>2001</strong> 5.1.4, boeknummer 688)<br />
Nacontrole bij kanker<br />
(Werkprogramma <strong>2001</strong> 5.1.5, boeknummer 689)<br />
Doelmatigheid van langdurige psychotherapie<br />
(Boeknummer 613)<br />
Samenstelling commissie<br />
• dr RW Trijsburg, voorzitter • dr F Beenen • dr R van Dyck<br />
• dr L Hakkaart-van Roijen • dr RC van der Mast • drs L de Nobel<br />
• dr S Schagen • dr P Spinhoven • dr RJ Takens • dr PA Bolhuis, secretaris<br />
Publicatie<br />
Doelmatigheid van langdurige psychotherapie .<strong>2001</strong>/08<br />
The efficiency of long-term psychotherapy. <strong>2001</strong>/08E<br />
107 Ad hoc commissies en projecten
C.2.8<br />
Bijzondere neurochirurgie<br />
(Boeknummer 533)<br />
Met het oog op een nieuw Planningsbesluit neurochirurgie heeft de Minister van<br />
VWS de <strong>Gezondheidsraad</strong> gevraagd haar te informeren over de stand van de<br />
wetenschap met betrekking tot de bijzondere neurochirurgie bij volwassenen en<br />
bij kinderen. Ook vraagt de minister om aan te geven wat de komende zes tot<br />
acht jaar de behoefte aan toepassingen van bijzondere neurochirurgie zal zijn en<br />
wat voor kwaliteitseisen daarbij moeten worden gesteld.<br />
Adviesaanvraag<br />
11 juli 1995<br />
Samenstelling commissie<br />
Het advies is uitgebracht onder verantwoordelijkheid van de Voorzitter vann de<br />
<strong>Gezondheidsraad</strong>.<br />
Betrokken stafmedewerker<br />
dr GHM ten Velden<br />
Publicatie<br />
Kanttekeningen bij ontwerp-planningsbesluit neurochirurgie. <strong>2001</strong>/09<br />
C.2.9<br />
Zorg voor niet-opgenomen acute psychiatrische patiënten<br />
(Werkprogramma <strong>2001</strong> 5.2, boeknummer 607)<br />
Tijdige behandeling van mensen met een eerste psychotische episode lijkt de<br />
kans op het ontstaan van blijvende defecten te verminderen. De Wet Bijzondere<br />
Opname Psychiatrische Ziekenhuizen (BOPZ) laat onvrijwillige behandeling alleen<br />
bij uitzondering toe. Mensen met de eerste verschijnselen van schizofrenie<br />
beschikken vaak niet over een zodanig ziekte-inzicht dat zij bereid zijn zich te<br />
laten behandelen. In de praktijk blijven deze mensen dan ook vaak onbehandeld<br />
totdat hun situatie zo verslechtert dat zij voldoen aan de BOPZ-criteria voor onvrijwillige<br />
opneming en dwangbehandeling. De Minister van VWS heeft de<br />
Raad gevraagd welke ambulante zorg en begeleiding beschikbaar zouden moeten<br />
zijn voor psychiatrische patiënten die dringend behandeling behoeven, buiten<br />
de onvrijwillige opneming op basis van de Wet BOPZ. De Raad zal aan-<br />
108 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>
dacht schenken aan een nadere uitwerking van de notie ‘ambulante dwangbehandeling’.<br />
Het advies zal in 2002 verschijnen.<br />
Instelling commissie<br />
15 december 1998<br />
Samenstelling commissie<br />
• prof. dr BPR Gersons, voorzitter • prof. mr dr J Legemaate • dr H Henselmans<br />
• drs WM van Ewijk • mr dr H van de Klippe • dr M Muijen<br />
• dr R van der Mast • prof. dr G Widdershoven • mr MW Zandbergen<br />
• prof. dr A Schene • dr RMW Smeets, adviseur • drs MA Bos, secretaris<br />
C.2.10<br />
Binnenoorprothese bij kinderen<br />
(Werkprogramma <strong>2001</strong> 5.3, boeknummer 624)<br />
De <strong>Gezondheidsraad</strong> heeft een adviesaanvraag over dit onderwerp ontvangen.<br />
Verzocht wordt de stand van de wetenschap in kaart te brengen, met name waar<br />
het betreft de indicatiestelling, de te verwachten zorgbehoefte voor de komende<br />
vijf jaar en de wenselijkheid van concentratie van deze zorg.<br />
Instelling commissie<br />
22 mei 2000<br />
Samenstelling commissie<br />
• prof. dr EH Huizing, voorzitter • prof. dr SS Blume • prof. dr P van den Broek<br />
• prof. dr JJ Grote • dr H Knoors • drs MA Bos, secretaris<br />
Publicatie<br />
Cochleaire implantatie bij kinderen. <strong>2001</strong>/21<br />
C.2.11<br />
Transplantatievraagstukken: Non-heartbeating en levende donoren<br />
(Werkprogramma <strong>2001</strong> 5.4, boeknummer 631)<br />
Aan de behoefte aan donoren kan tegemoet gekomen worden door meer gebruik<br />
te maken van zogeheten non-heartbeating donoren. In de praktijk blijken er bezwaren<br />
te zijn die door goede protocollering en zorgvuldige voorlichting mogelijk<br />
weggenomen kunnen worden. Ook wordt soms gebruik gemaakt van een<br />
door een levende vrijwilliger afgestaan orgaan. Deze vorm van orgaandonatie<br />
109 Ad hoc commissies en projecten
iedt soms voordelen, maar roept ook bijzondere vragen op. Over beide onderwerpen<br />
zal de Raad advies uitbrengen in 2003.<br />
Adviesaanvraag<br />
7 oktober 1999<br />
Instelling commissie<br />
11 oktober 2000<br />
Samenstelling commissie<br />
• prof. dr G. Kootstra, voorzitter • prof. dr mr H Akveld • PJ Batavier<br />
• prof. dr I de Beaufort • M van Gurp • dr R Héné • dr J IJzermans<br />
• prof. dr RAP Koene • prof. dr G Kootstra • dr G Persijn • prof. dr MJH Slooff<br />
• prof. dr JM Wilmink • dr G Olthoff, adviseur • drs MA Bos, secretaris<br />
C.2.12<br />
De plaats van het geneesmiddel in de medische behandeling<br />
(Werkprogramma <strong>2001</strong> 5.5, boeknummer 628)<br />
Geneesmiddelen worden beoordeeld op veiligheid en werkzaamheid door het<br />
College ter Beoordeling van Geneesmiddelen. Over opneming in het verstrekkingenpakket<br />
adviseert vervolgens het College voor zorgverzekeringen (CVZ),<br />
waarna de Minister van VWS een beslissing neemt. Voor een aantal geneesmiddelen<br />
is, behalve kennis over werkzaamheid en kosteneffectiviteit,ook nadere<br />
bepaling van de plaats van het geneesmiddel in het totaal van de behandeling<br />
gewenst. De <strong>Gezondheidsraad</strong> zal in overleg met VWS en CVZ deze taak op<br />
zich nemen en in voorkomende gevallen onderwerpen op het werkprogramma<br />
plaatsen.<br />
Betrokken stafmedewerker<br />
dr GHM ten Velden<br />
C.2.13<br />
De ziekte van Alzheimer en andere dementieën<br />
(Werkprogramma <strong>2001</strong>, 5.5.1, boeknummer 655)<br />
Met de vergrijzing nemen ook de verouderingsziekten toe. De ziekte van Alzheimer<br />
is in dit verband zowel in kwantitatieve zin als wat betreft de kwaliteit<br />
van leven, een aandoening die grote problemen met zich meebrengt. In de eerste<br />
plaats natuurlijk voor de patiënten en hun directe omgeving, maar ook voor de<br />
110 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>
samenleving. De Raad zal in zijn advies dit brede spectrum behandelen en, onder<br />
meer, ingaan op de specifieke eisen die aan de zorg voor dementerende<br />
mensen worden gesteld, aan de mogelijkheden van preventie en aan nieuwe geneesmiddelen.<br />
Naarmate het beter mogelijk wordt in een vroeg stadium uitspraken<br />
te doen over de waarschijnlijkheid dat iemand een vorm van dementie zal<br />
krijgen, zal de roep om screening luider worden. Dergelijke initiatieven roepen<br />
echter belangrijke ethische en maatschappelijke vragen op. Ook hieraan zal het<br />
advies de nodige aandacht besteden.<br />
Instelling commissie<br />
26 januari 2000<br />
Samenstelling commissie<br />
• prof. dr ID de Beaufort, voorzitter • dr RLP Bergmans • dr MMA Derix<br />
• dr R-M Dröes • dr CM van Duijn • prof. mr JKM Gevers • dr WA van Gool<br />
• prof. dr TJ Heeren • ir M Hof, adviseur • dr AA Keizer<br />
• prof. dr CPM Knipscheer • dr Y Kuin • drs J de Lange • prof. dr DF Swaab<br />
• dr AW Wind • dr YA van Duivenboden, secretaris<br />
C.2.14<br />
Prenatale screening<br />
(Boeknummer 609)<br />
In het kader van de Wet Bevolkingsonderzoek (WBO) is een aanbod van prenatale<br />
diagnostiek gericht op het Downsyndroom en op neurale-buisdefecten vergunningplichtig.<br />
Om een goede afweging te kunnen maken over de waarde van<br />
verschillende screeningsstrategieën heeft de Raad over dit onderwerp een advies<br />
uitgebracht.<br />
Adviesaanvraag<br />
25 mei 1998<br />
Publicatie<br />
Prenatale screening: downsyndroom, neuralebuisdefecten, routine-echoscopie.<br />
<strong>2001</strong>/11<br />
111 Ad hoc commissies en projecten
C.2.15<br />
Familiaire hypercholesterolemie<br />
(Werkprogramma <strong>2001</strong> 5.8,.boeknummer 696)<br />
De Minister van VWS heeft de <strong>Gezondheidsraad</strong> gevraagd de stand van de wetenschap<br />
met betrekking tot hypercholesterolemie als determinant van atherosclerose<br />
opnieuw op te maken. Zij vraagt in brede zin aandacht te besteden aan<br />
het te verwachten profijt van cholesterolverlagende behandeling, en aan de mogelijke<br />
betekenis van diverse cardiovasculaire risicofactoren die recent in de belangstelling<br />
zijn komen te staan<br />
Adviesaanvraag<br />
15 september 2000<br />
Instelling commissie<br />
6 september <strong>2001</strong><br />
Samenstelling commissie<br />
• prof. dr WG van Aken • prof. dr JKM Gevers • prof. dr ir LM Havekes<br />
• prof. dr JJP Kastelein • prof. dr NJ Leschot • mr LF Markenstein<br />
• prof. dr AFH Stalenhoef • mr ir JR Storm, adviseur<br />
• mr A Bood, secretaris • WA van Veen, arts, secretaris<br />
Publicatie<br />
Familiaire hypercholesterolemie en de Wet op de medische keuringen.<br />
<strong>2001</strong>/26<br />
112 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>
Deel<br />
C.3<br />
Gezondheid en zorg:<br />
Preventie en behandeling bij<br />
infectieziekten<br />
Van oudsher besteedt de <strong>Gezondheidsraad</strong> aandacht aan de preventie van en behandeling<br />
bij infectieziekten. Dat uit zich onder meer in activiteiten met een periodiek<br />
karakter, die vooral in dit hoofdstuk zijn opgesomd. Ook gevestigde<br />
handelwijzen blijken steeds nieuwe vragen op te roepen.<br />
C.3.1<br />
Bijwerkingen vaccins Rijksvaccinatieprogramma<br />
(Werkprogramma <strong>2001</strong> 6.1, boeknummer 469)<br />
De <strong>Gezondheidsraad</strong> analyseerde in het verleden elk jaar de bijwerkingen die<br />
zich in het voorgaande jaar hadden voorgedaan bij kinderen die in het kader van<br />
het Rijksvaccinatieprogramma waren gevaccineerd. Met ingang van 1997 is de<br />
werkwijze aangepast: het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu<br />
(RIVM) voert de analyse van de gegevens uit en legt deze voor commentaar<br />
voor aan de <strong>Gezondheidsraad</strong>. In 2002 rapporteert de desbetreffende commissie<br />
over de gegevens van de afgelopen vijf jaar.<br />
Samenstelling commissie<br />
• prof. dr ACB Peters, voorzitter • prof. dr HJ Neijens, vice-voorzitter<br />
• dr SG van Duinen • dr EJP Lommen • drs RHB Meyboom<br />
• dr HC Rümke, adviseur • prof. dr GBA Stoelinga • dr HP Verbrugge, adviseur<br />
113 Ad hoc commissies en projecten
• drs PE Vermeer-de Bondt, adviseur • dr PME Wertheim-van Dillen<br />
• dr K Groeneveld, secretaris<br />
C.3.2<br />
Beoordeling van het Rijksvaccinatieprogramma<br />
(Werkprogramma <strong>2001</strong> 6.2, boeknummer 144/2)<br />
De <strong>Gezondheidsraad</strong> beziet op gezette tijden de opzet van het Rijksvaccinatieprogramma<br />
tegen de achtergrond van nieuwe ontwikkelingen. Die bezinning<br />
leidt zo nodig tot een advies aan de Minister van VWS over wijzigingen in het<br />
programma.<br />
C.3.3<br />
Rijksvaccinatieprogramma in de 21ste eeuw<br />
(Werkprogramma <strong>2001</strong> 6.3, boeknummer 693)<br />
De <strong>Gezondheidsraad</strong> is gevraagd gefaseerd zijn visie te geven op het RIVMrapport<br />
over het Rijksvaccinatieprogramma in de 21ste eeuw. De inmiddels gkïnstalleerde<br />
commissie is haar werk begonnen<br />
Adviesaanvraag<br />
29 september 2000<br />
Instelling commissie<br />
13 juni <strong>2001</strong><br />
Samenstelling commissie<br />
• prof. dr EJ Ruitenberg, voorzitter • DJA Bolscher, arts • drs W Dol, adviseur<br />
• prof. dr W van Eden • prof. dr R de Groot • prof. dr J Huisman<br />
• prof. dr J van Oirschot • dr TGW Paulussen • dr MJ Postma<br />
• prof. dr JJ Roord • dr HP Verbrugge • prof. dr SP Verloove-Vanhorick<br />
• dr M Verweij • drs ACG Voordouw, adviseur<br />
• drs JK van Wijngaarden, adviseur • dr HI Zaaijer • drs J Sekhuis, adviseur<br />
• dr H Houweling, secretaris<br />
C.3.4<br />
Vaccinatie tegen meningitis<br />
(Werkprogramma <strong>2001</strong> 6.8, boeknummer 670)<br />
In vervolg op het verzoek aan de <strong>Gezondheidsraad</strong> om haar gefaseerd te adviseren<br />
over het RIVM-rapport ‘Naar een vaccinatieprogramma voor Nederland in<br />
114 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>
de 21ste eeuw’ vroeg de Minister van VWS prioriteit te geven aan het uitbrengen<br />
van advies over meningokokken- en pneumokokkenvaccins. Het advies is<br />
voorbereid door een werkgroep van de Commissie ‘Rijksvaccinatieprograma in<br />
de 21ste eeuw’.<br />
Adviesaanvraag<br />
29 september 2000<br />
Instelling werkgroep<br />
18 september <strong>2001</strong><br />
Samenstelling werkgroep<br />
• prof. dr EJ Ruitenberg, voorzitter • dr AJW van Alphen dr ir M van Deuren<br />
• prof. dr R de Groot • dr JA Hazelzet • dr PWH Hermans • dr MJ Postma<br />
• prof. dr JJ Roord • dr EAM Sanders • dr L Spanjaard • prof. dr JGP Tijssen<br />
• dr M Verweij, adviseur • drs J Sekhuis, adviseur • dr H Houweling, secretaris<br />
Publicatie<br />
Algemene vaccinatie tegen meningokokken C en pneumokokken. <strong>2001</strong>/27<br />
C.3.5<br />
Richtlijnen voor de preventie van ziekenhuisinfecties<br />
(Werkprogramma <strong>2001</strong> 6.5, boeknummer 144/9)<br />
De landelijke Werkgroep Infectie Preventie (WIP) heeft tot taak richtlijnen op<br />
te stellen voor de preventie van ziekenhuisinfecties. Krachtens een verzoek uit<br />
1989 van de toenmalige Staatssecretaris van WVC geeft de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />
jaarlijks een ‘second opinion’ over concept-richtlijnen.<br />
Betrokken stafmedewerker<br />
drs J Sekhuis, arts<br />
C.3.6<br />
Screening op Chlamydia trachomatis-infectie<br />
(Werkprogramma <strong>2001</strong> 6.4, boeknummer 144)<br />
Infectie met CT kan eileiderontsteking, buitenbaarmoederlijke zwangerschap en<br />
onvruchtbaarheid veroorzaken. In het Jaaradvies 1990 plaatste de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />
een vraagteken bij de zin van systematische screening. De afgelopen jaren<br />
115 Ad hoc commissies en projecten
is de diagnostiek van CT-infectie vereenvoudigd. In 2002 zal de Raad een advies<br />
uitbrengen.<br />
Adviesaanvraag<br />
22 maart 1999<br />
Instelling commissie<br />
15 oktober <strong>2001</strong><br />
Samenstelling commissie<br />
• Prof. dr WJHM van den Bosch, voorzitter • dr JEAM van Bergen<br />
• dr AJP Boeke • prof. dr RA Coutinho • dr JJE van Everdingen<br />
• prof. mr WR Kastelein • dr ir MJW van de Laar • prof. dr ALM Lagro-Janssen<br />
• dr WI van der Meijden • dr SA Morré dr • MJ Postma • prof. dr HA Verbrugh<br />
• drs O de Zwart • drs J Sekhuis, arts, secretaris<br />
C.3.7<br />
Protocollen Infectieziekten<br />
(Werkprogramma <strong>2001</strong> 6.6, boeknummer 144/8)<br />
In 1995 heeft de Minister van VWS de Landelijke Coördinatiestructuur voor de<br />
Infectieziektenbestrijding (LCI) in het leven geroepen. Deze heeft onder meer<br />
tot taak het opstellen van protocollen en draaiboeken voor een landelijk uniforme<br />
bestrijding van infectieziekten. Overeenkomstig het daartoe strekkende verzoek<br />
van de Minister van VWS van 6 december 1996, toetst de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />
alle door de LCI opgestelde of geactualiseerde protocollen en draaiboeken.<br />
Betrokken stafmedewerker<br />
drs J Sekhuis, arts<br />
C.3.8<br />
Bioterrorisme<br />
(Werkprogramma <strong>2001</strong> 6.7, boeknummer 632)<br />
Het is niet denkbeeldig dat terroristen biologische strijdmiddelen gaan gebruiken.<br />
De <strong>Gezondheidsraad</strong> heeft advies uitgebracht over micro-organismen en<br />
toxinen die daarbij een rol kunnen spelen, en hun mogelijke bestrijding.<br />
Adviesaanvraag<br />
21 april 1999<br />
116 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>
Samenstelling commissie<br />
• prof. dr JC Terlouw, voorzitter • dr RA Coutinho • dr Ph J van Dalen<br />
• dr ADME Osterhaus • Lt-Kol HW Poen, adviseur • JE van Steenbergen, arts<br />
• dr P van der Torn, arts • drs R Vrolijk, adviseur • AH Zwennes, adviseur<br />
• drs EJ Schoten, secretaris<br />
Publicatie<br />
Verdediging tegen bioterrorisme <strong>2001</strong>/16<br />
C.3.9<br />
Algehele vaccinatie tegen hepatitis B<br />
(Werkprogramma <strong>2001</strong> 6.9 boeknummer 672)<br />
In een motie heeft de Tweede Kamer gevraagd algemene vaccinatie tegen hepatitis<br />
B in te voeren. De Minister van VWS heeft de Kamer laten weten de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />
te zullen vragen zijn advies uit 1996 met spoed op grond van<br />
nieuwe wetenschappelijke inzichten te heroverwegen, daarbij aandacht bestedend<br />
aan het rapport Kosten-effectiviteit van algemene vaccinatie tegen Hepatitis<br />
B, van het RIVM.<br />
Adviesaanvraag<br />
31 mei 2000<br />
Instelling commissie<br />
17 juli 2000<br />
Samenstelling commissie<br />
• prof, dr LJ Gunning-Schepers, voorzitter • DJA Bolscher<br />
• dr RAFM Chamuleau • prof. dr RA Coutinho • prof. dr J Desmyter<br />
• drs MI Esveld • prof. dr R de Groot • dr J van Hattum • prof. dr BA van Hout<br />
• prof. dr JP Mackenbach • prof. dr J van der Noordaa • prof. dr SW Schalm<br />
• prof. dr TWJ Schulpen • dr HL Zaaijer • dr H Houweling, secretaris<br />
Publicatie<br />
Algemene vaccinatie tegen hepatitis B. <strong>2001</strong>/03<br />
117 Ad hoc commissies en projecten
C.3.10<br />
Legionellose<br />
(Boeknummer 651)<br />
In 1986 heeft de <strong>Gezondheidsraad</strong> een advies uitgebracht over legionellose. In<br />
de praktijk blijken nog veel problemen voor te komen die te maken hebben met<br />
de implementatie van dat advies. Een advies zal naar verwachting in 2002 worden<br />
uitgebracht.<br />
Adviesaanvraag<br />
17 oktober 1999<br />
Instelling commissie<br />
4 november 1999<br />
Samenstelling commissie<br />
• prof. dr E Briët, voorzitter • drs MI Esveld, adviseur • drs L Groen, adviseur<br />
• prof. dr JAA Hoogkamp-Korstanje • prof. dr ir D van der Kooij • dr J Kool<br />
• ir WJH Scheffer • prof. dr P Speelman• dr A Voss<br />
• JK van Wijngaarden, arts, adviseur • G Jambroes, secretaris<br />
C.3.11<br />
Pneumokokkenvaccinatie voor ouderen<br />
(Boeknummer 144/2)<br />
De WHO heeft aanbevolen naast bekende risicogroepen nu ook personen ouder<br />
dan 65 jaar te vaccineren. Over de effectiviteit hiervan bestaat geen internationale<br />
wetenschappelijke consensus. De Beraadsgroep Infectie en Immuniteit zal<br />
advies uitbrengen over dit onderwerp. Het Dutch Cochrane Centre is gevraagd<br />
een systematische review voor de verschillende trials te vervaardigen. Het advies<br />
is opgesteld door de Beraadsgroep Infectie en Immunitieit.<br />
Betrokken stafmedewerker<br />
drs J Sekhuis, arts<br />
Publicatie<br />
Programmatische vaccinatie van volwassenen. <strong>2001</strong>/04<br />
118 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>
Deel<br />
C.4<br />
Gezondheid en voeding<br />
De in dit hoofdstuk beschreven werkzaamheden bestrijken de kwaliteit van de<br />
voeding, voedselproductie, voedselvoorziening en voedselconsumptie. Niet alle<br />
aspecten van deze deelgebieden passen binnen het werkprogramma van de <strong>Gezondheidsraad</strong>.<br />
Steeds gaat het om de vraag: dragen de bestanddelen van het<br />
voedsel, de productie ervan en de samenstelling van het voedselpakket bij aan<br />
bevordering van de gezondheid van individuen en van de bevolking als geheel,<br />
dan wel is er sprake van gezondheidsrisico’s. De Raad ziet het ook als zijn taak<br />
periodiek ontwikkelingen in de voedselconsumptie in dit licht te beoordelen.<br />
Vragen over de veiligheid van voedsel staan beleidsmatig en politiek sterk in de<br />
belangstelling. In <strong>2001</strong> is de Raad in overleg met de direct betrokken departementen<br />
nagegaan welke rol hij hier kan spelen.<br />
C.4.1<br />
Veiligheidsbeoordeling nieuwe voedingsmiddelen<br />
(Werkprogramma <strong>2001</strong> 7.1, boeknummer 622)<br />
Op verzoek van de Minister van VWS, mede namens de Staatssecretaris van<br />
LNV, heeft de <strong>Gezondheidsraad</strong> in 1999 een commissie ingesteld die is belast<br />
met de veiligheidsbeoordeling van nieuwe voedingsmiddelen in het kader van<br />
EU-verordening (EG)258/97. Die verordening richt zich op nieuwe voedingsmiddelen<br />
en voedselingrediënten, zoals producten die via genetisch gemodificeerde<br />
organismen zijn verkregen en voedingsmiddelen met specifiek de ge-<br />
119 Ad hoc commissies en projecten
zondheid bevorderende (nieuwe) bestanddelen. Daarnaast heeft de commissie<br />
de taak te adviseren over het ten behoeve van deze veiligheidsbeoordeling te<br />
hanteren beoordelingskader. Het mandaat van de commissie loopt tot eind 2004.<br />
Adviesaanvraag<br />
18 augustus 1999<br />
Instelling commissie<br />
22 januari 1999<br />
Samenstelling commissie<br />
• prof. dr LM Schoonhoven, voorzitter • dr JEN Bergmans, adviseur<br />
• prof. dr CAFM Bruijnzeel-Koomen • ir EJ Kok • dr CF van Kreijl<br />
• prof. dr P van der Laan • dr B Loos, adviseur • dr FM Nagengast<br />
• dr ir JMA van Raaij • prof dr ir G Schaafsma • prof. dr EG Schouten<br />
• dr GJA Speijers • prof. dr WJ Stiekema<br />
• dr ir R Top, adviseur • prof. dr WM de Vos • dr RA Woutersen<br />
• dr ir M Rutgers, secretaris • dr JAG van de Wiel, secretaris<br />
• dr CMA van Rossum, secretaris<br />
Publicaties<br />
Fytosterolen/ Phytosterols <strong>2001</strong>/01 VNV<br />
Genotoxiciteit van fytosterol(esters) <strong>2001</strong>/02 VNV<br />
Genotoxicity of phytosterol(esters) <strong>2001</strong>/02 VNV<br />
Nonisap/Noni juice <strong>2001</strong>/03 VNV<br />
Fytosterolen (2) / Phytosterols (2) <strong>2001</strong>/04 VNV<br />
C.4.2<br />
Aanbevolen hoeveelheden energie en voedingsstoffen<br />
(Werkprogramma <strong>2001</strong> 7.2, boeknummer 551)<br />
De <strong>Gezondheidsraad</strong> gaat na op welke onderdelen de thans in Nederland geldende<br />
aanbevolen hoeveelheden energie en voedingsstoffen moeten worden<br />
herzien. De Raad voert deze evaluatie uit in nauw overleg met zusterorganisaties<br />
in het buitenland. De bedoeling is zoveel mogelijk te komen tot een gemeenschappelijke<br />
wetenschappelijke basis voor aanbevolen hoeveelheden in<br />
Europa, de VS en Canada. Bij deze herziening geeft de Raad aan welke niveaus<br />
van inneming, behalve aan het voorkómen van de traditionele deficiëntieziek-<br />
120 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>
ten, ook kunnen bijdragen aan de preventie van chronische ziekten. De Raad<br />
heeft inmiddels gerapporteerd over:<br />
calcium, vitamine D, thiamine, riboflavine, niacine, pantotheenzuur en biotine<br />
energie, vetten, eiwitten en koolhydraten.<br />
Over andere voedingsstoffen zal de Raad na <strong>2001</strong> adviseren.<br />
Instelling commissie<br />
25 maart 1997<br />
Samenstelling commissie<br />
• prof. dr HKA Visser, voorzitter • dr H van den Berg • ir W Bosman, adviseur<br />
• ir BC Breedveld • prof. dr ir WHM Saris • prof. dr HP Sauerwein<br />
• prof. dr ir GJ Schaafsma • prof. dr WA van Staveren • prof. dr CE West<br />
• dr ir JA Weststrate • dr ir CJK Spaaij, secretaris<br />
Werkgroep Energie en macronutriënten (551/1)<br />
• prof. dr ir WHM Saris, voorzitter werkgroep • ir W Bosman, adviseur<br />
• prof. dr ir PA van den Brandt • ir BC Breedveld • prof. dr RJ Heine<br />
• dr ir RP Mensink • prof. dr HP Sauerwein • prof. dr ir GJ Schaafsma<br />
• dr ir JC Seidell • dr ir P van ’t Veer • dr ir JA Weststrate • dr ir PL Zock<br />
• dr ir CJK Spaaij, secretaris<br />
Werkgroep Vitamines, uitgezonderd vitamine D (551/2)<br />
• dr H van den Berg, voorzitter werkgroep • ir W Bosman, adviseur<br />
• ir BC Breedveld • prof. dr HKA Visser • prof. dr CE West<br />
• dr ir JA Weststrate • dr ir CJK Spaaij, secretaris<br />
Publicaties<br />
Voedingsnormen: Energie, eiwitten, vetten en verteerbare koolhydraten<br />
(<strong>2001</strong>/19)<br />
Dietary reference intakes: energy, proteins, fats, and digestible carbohydrates<br />
(<strong>2001</strong>/19E)<br />
121 Ad hoc commissies en projecten
C.4.3<br />
Richtlijnen goede voeding<br />
(Werkprogramma <strong>2001</strong> 7.3, boeknummer 611)<br />
In 1986 heeft de toenmalige Voedingsraad het advies ‘Richtlijnen goede voeding’<br />
uitgebracht. Dit advies vormt de basis voor het Nederlandse voedingsbeleid<br />
en is van groot belang voor activiteiten op het gebied van de voedingsvoorlichting<br />
en de productontwikkeling door het bedrijfsleven. De Minister van<br />
VWS heeft mede namens de Minister van LNV gevraagd de ‘Richtlijnen’ eens<br />
in de vijf jaar te toetsen aan de stand van de wetenschap. In <strong>2001</strong> is begonnen<br />
met de voorbereiding van de toetsing.<br />
Datum adviesaanvraag<br />
19 februari 1998<br />
Betrokken stafmedewerker<br />
ir W Bosman<br />
C.4.4 Inrichting landelijke voedselconsumptiepeilingen na 1998<br />
(Werkprogramma <strong>2001</strong> 7.4, boeknummer 590)<br />
In 1998 is de derde landelijke voedselconsumptiepeiling gehouden. De bewindslieden<br />
van VWS en LNV hebben de <strong>Gezondheidsraad</strong> advies gevraagd<br />
over de wijze waarop deze peilingen in de toekomst moeten worden voortgezet.<br />
Adviesaanvraag<br />
26 november 1999<br />
Betrokken stafmedewerker<br />
ir W Bosman<br />
C.4.5 De ontwikkeling van de voedselconsumptie in de periode 1989-1998<br />
(Werkprogramma <strong>2001</strong> 7.5, boeknummer 653)<br />
In het najaar van 1998 kwamen de gegevens beschikbaar van de derde landelijke<br />
voedselconsumptiepeiling. De Minister van VWS heeft mede namens de Minister<br />
van LNV de <strong>Gezondheidsraad</strong> een oordeel gevraagd over de ontwikkeling<br />
122 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>
van de voedselconsumptie van de bevolking in de afgelopen tien jaar. Het advies<br />
zal in 2002 uitgebracht worden.<br />
Adviesaanvraag<br />
4 augustus 1998<br />
Instelling commissie<br />
14 september 1999<br />
Samenstelling commissie<br />
• prof. dr ir FJ Kok, voorzitter, • prof. dr ir PA van den Brandt<br />
• ir BC Breedveld • prof. dr ir GJ Hiddink • dr KFAM Hulshof<br />
• prof. dr EMH Mathus-Vliegen • dr ir MC Ocké, adviseur<br />
• prof. dr ir JC Seidell • prof. dr C van Weel • ir W Bosman, secretaris<br />
C.4.6<br />
Deoxynivalenol<br />
(Werkprogramma <strong>2001</strong>, 7.6, boeknummer 669)<br />
Eind 1999 verzocht de Minister van VWS de <strong>Gezondheidsraad</strong> een oordeel te<br />
geven over een rapport van het RIVM over aanvaardbare hoeveelheden van het<br />
mycotoxine deoxynivanol in graan(producten). De minister vroeg de Raad tevens<br />
een afweging te maken tussen de voor- en (mogelijke) nadelen van de consumptie<br />
van brood en graanproducten. Elementen bij die afweging vormen de<br />
schatting van de blootstelling, de potentiële schadelijkheid van DON en het belang<br />
van brood en graanproducten in de Nederlandse voeding te worden betrokken.<br />
Adviesaanvraag<br />
26 november 1999<br />
Instelling commissie<br />
6 november 2000<br />
Samenstelling commissie<br />
• prof. dr JH Koeman, voorzitter • prof. dr VJ Feron<br />
• prof. dr J Fink-Gremmels • dr ir MRH Löwik • prof. dr GJ Mulder<br />
• prof. dr PJJ Sauer • dr GJA Speijers, adviseur • ir JM de Stoppelaar, adviseur<br />
• dr RMC Theelen, adviseur • dr ir MA de Waard • dr ir LTJ Pijls, secretaris<br />
123 Ad hoc commissies en projecten
Publicatie<br />
Deoxynivalenol (DON) (<strong>2001</strong>/23)<br />
Deoxynivalenol (DON) (<strong>2001</strong>/23E)<br />
C.4.7<br />
Preventie en behandeling van obesitas<br />
(Werkprogramma <strong>2001</strong> 7.7, boeknummer 642)<br />
Overgewicht en obesitas komen steeds vaker voor, ook bij kinderen en jongvolwassenen.<br />
Gezien de vaak ernstige latere gevolgen voor de gezondheid zijn preventie<br />
en behandeling van grote betekenis. De Minister van VWS zal de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />
over dit onderwerp om advies vragen.<br />
Betrokken stafmedewerker:<br />
Ir W Bosman<br />
C.4.8<br />
Gezondheidsbevorderende ingrediënten<br />
(Boeknummer 716)<br />
De bewindslieden van VWS en LNV hebben de <strong>Gezondheidsraad</strong> om advies<br />
gevraagd over de betekenis en werkzaamheid van ingrediënten die steeds vaker<br />
aan voedingsmiddelen worden toegevoegd met het oog op hun veronderstelde<br />
positieve invloed op de gezondheid en welbevinden. Vragen die spelen zijn onder<br />
meer: welke eisen zijn aan de onderbouwing van de werkzaamheid (gezondheidsclaims)<br />
te stellen en wat onderscheidt zo’n ingrediënt van een geneesmiddel.<br />
Adviesaanvraag<br />
18 oktober <strong>2001</strong><br />
Betrokken stafmedewerker<br />
dr ir LTJ Pijls<br />
124 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>
Deel<br />
C.5<br />
Gezondheid en omgeving:<br />
Verbanden en beoordelingsmethoden<br />
De <strong>Gezondheidsraad</strong> besteedt aandacht aan methoden voor het analyseren en<br />
beheersen van de risico’s die verbonden zijn aan de blootstelling aan omgevingsfactoren.<br />
Daarbij richt de Raad zich zowel op de gezondheid van de mens<br />
als op de structuur en het functioneren van ecosystemen. In dit hoofdstuk komt<br />
de invloed van omgevingsfactoren op de gezondheid van mens en milieu aan de<br />
orde, voor zover de vragen geen betrekking hebben op specifieke stoffen of arbeidsomstandigheden.<br />
C.5.1<br />
Omgevingsfactoren en astma<br />
(Werkprogramma <strong>2001</strong> 8.1, boeknummer 570)<br />
Omgevingsfactoren, in het bijzonder allergenen, spelen een belangrijke rol bij<br />
het optreden van astma. De <strong>Gezondheidsraad</strong> zal, ook gelet op de stijgende prevalentie<br />
van astma, een oordeel geven over de aard van die rol en over de noodzaak<br />
het optreden van allergenen in het leefmilieu te observeren (monitoring).<br />
Ook zal de Raad nagaan in hoeverre vormen van luchtverontreiniging als ozon<br />
en fijn stof het vóórkomen en beloop van astma beïnvloeden. Door wijziging<br />
van prioriteiten is het werk aan dit onderwerp vertraagd. Volgens plan zal het in<br />
2002 ter hand worden genomen.<br />
125 Ad hoc commissies en projecten
Betrokken stafmedewerker<br />
drs M Drijver<br />
C.5.2<br />
Commentaar op concept-rapporten van de National Council on<br />
Radiation Protection and Measurements<br />
(Werkprogramma <strong>2001</strong> 8.2, boeknummer 484)<br />
De National Council on Radiation Protection and Measurements (NCRP) —<br />
een onafhankelijke instantie in de VS — doet aanbevelingen en geeft rapporten<br />
uit over stralingshygiëne (ioniserende en niet-ioniserende straling). De NCRP<br />
heeft de <strong>Gezondheidsraad</strong> gevraagd concept-rapporten van commentaar te voorzien.<br />
Hierop is positief gereageerd. De Raad gaat verder van geval tot geval na<br />
in hoeverre de NCRP-rapporten zaken bevatten die voor het Nederlandse overheidsbeleid<br />
relevant zijn om te signaleren.<br />
Betrokken stafmedewerkers<br />
ir JWN Tuyn<br />
prof. dr WF Passchier<br />
C.5.3<br />
Microbiologische kwaliteit natuur-zwemwater<br />
(Werkprogramma <strong>2001</strong> 8.3, boeknummer 636)<br />
Elke zomer blijkt in Nederland het nodig te zijn de bevolking het zwemmen in<br />
natuurlijk zwem- en recreatiewater te verbieden of te ontraden, omdat de microbiologische<br />
kwaliteit ervan onvoldoende is. Voor een verbod zijn duidelijke<br />
wettelijke criteria, voor het ontraden niet. De <strong>Gezondheidsraad</strong> heeft zich gebogen<br />
over de vraag welke pathogenen in zwem- en recreatiewater kunnen voorkomen,<br />
welke gezondheidseffecten deze kunnen veroorzaken en hoe groot de<br />
kans daarop is. Vervolgens heeft de Raad aangegeven volgens welke criteria<br />
zwemmen ontraden dient te worden.<br />
Adviesaanvraag<br />
29 januari 1999<br />
Instelling commissie<br />
25 mei 2000<br />
126 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>
Samenstelling commissie<br />
• ir A Wijbenga, voorzitter • prof. dr JT van Dissel • dr NJAM Haring<br />
• prof. dr J Huisman • drs EJTM Leenen • dr GJ Medema • prof. dr LR Mur<br />
• dr H Ruiter • dr JF Sluiters • dr JH van Wijnen • dr F Woudenberg<br />
• drs JW Dogger, secretaris<br />
Publicatie<br />
Microbiële risico’s van zwemmen in de natuur (<strong>2001</strong>/25)<br />
Microbial risks of recreational waters (<strong>2001</strong>/25E)<br />
C.5.4<br />
Normen voor ‘grijs’ water<br />
(Werkprogramma <strong>2001</strong> 8.4, boeknummer 637)<br />
Teneinde verspilling tegen te gaan, zal naar verwachting het gebruik van ‘grijs’<br />
water voor industriële en huishoudelijke toepassingen toenemen. ‘Grijs’ water<br />
is niet voor de consumptie bestemd en kan daarom een geringere graad van zuiverheid<br />
hebben dan drinkwater. De Minister van VROM wil van de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />
vernemen welke eisen aan ‘grijs’ water uit het oogpunt van volksgezondheid<br />
te stellen zijn. De onderwerp zal pas ter hand worden genomen na het<br />
beschikbaar komen van gegevens uit enkele proefprojecten.<br />
Betrokken stafmedewerker<br />
drs JW Dogger<br />
C.5.5<br />
Elektromagnetische velden<br />
(Werkprogramma <strong>2001</strong> 8.5, boeknummer 673)<br />
Vooral door de opmars van de mobiele telefonie neemt het aantal vragen over<br />
de invloed van elektromagnetische velden en straling op de gezondheid toe.<br />
Ook over andere toepassingen, zoals hoogspanningslijnen en elektrische<br />
apparatuur en allerhande automatische toegangs- en controlesystemen, doen<br />
zich van tijd tot tijd vragen voor. De <strong>Gezondheidsraad</strong> is in <strong>2001</strong> begonnen met<br />
periodieke rapportages — tot 2004 in principe jaarlijks — over nieuwe wetenschappelijke<br />
ontwikkelingen op dit gebied en over de noodzaak eerdere conclusies<br />
bij te stellen.<br />
Instelling commissie<br />
9 maart 2000<br />
127 Ad hoc commissies en projecten
Samenstelling commissie<br />
• Prof. dr EW Roubos, voorzitter • dr LM van Aernsbergen, adviseur<br />
• prof. dr ir G Brussaard • dr JM Havenaar • drs FBJ Koops<br />
• prof. dr ir FE van Leeuwen • dr HK Leonhard, adviseur<br />
• dr GC van Rhoon • dr GMH Swaen • drs DHJ van Weerdt<br />
• prof. dr APM Zwamborn • dr E van Rongen, secretaris<br />
Publicatie<br />
Elektromagnetische velden (Jaarbericht <strong>2001</strong>). <strong>2001</strong>/14.<br />
Electromagnetic fields (Annual Update <strong>2001</strong>). <strong>2001</strong>/14E.<br />
C.5.6<br />
Voorzorgprincipe in het milieubeleid<br />
(Werkprogramma <strong>2001</strong> 8.6, boeknummer 661)<br />
In het milieubeleid geldt het voorzorgprincipe als uitgangspunt voor maatregelen<br />
ter bescherming van de gezondheid van de mens en de kwaliteit van het milieu.<br />
Dit is ook op het terrein van de gezondheidszorg en de arbeidsomstandigheden<br />
steeds meer het geval. In concrete gevallen is het echter niet eenvoudig<br />
hoe dit principe moet worden uitgewerkt. De <strong>Gezondheidsraad</strong> bereidt een advies<br />
voor waarin achtergronden en toepassingsmogelijkheden van het voorzorgprincipe<br />
worden toegelicht. Het advies verschijnt volgens plan in 2003.<br />
Betrokken stafmedewerker<br />
prof. dr WF Passchier<br />
C.5.7<br />
Milieumonitoring<br />
(Werkprogramma <strong>2001</strong>, 8.7, boeknummer 674)<br />
In het milieubeleid bestaat er behoefte aan om de invloed van milieufactoren op<br />
de volksgezondheid te kunnen kwantificeren. De bewindslieden van VROM en<br />
VWS hebben de <strong>Gezondheidsraad</strong> gevraagd aan te geven aan welke voorwaarden<br />
monitoringsprogramma’s moeten voldoen voor onderbouwing van het beleid<br />
op het terrein van milieu en gezondheid en hoe deze programma’s zo efficiënt<br />
mogelijk kunnen worden ingericht. Het advies verschijnt volgens plan in<br />
2003.<br />
Adviesaanvraag<br />
12 mei 2000<br />
128 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>
Instelling commissie<br />
9 oktober <strong>2001</strong><br />
Samenstelling commissie<br />
• JJL Pieters, arts, voorzitter • prof. dr A Brouwer • dr MC Cornel, arts<br />
• F Duijm, arts • dr ir G Kleter, adviseur • prof. dr G Molenberghs<br />
• prof. dr TJF Savelkoul • dr G Schoeters • drs BAM Staatsen , adviseur<br />
• prof. dr GA Zielhuis • dr JA van Zorge, adviseur<br />
• drs MMHE van den Berg, secretaris • drs M Drijver, arts, secretaris<br />
C.5.8<br />
Gezond leven in de stad<br />
(Werkprogramma <strong>2001</strong> 8.8, boeknummer 647)<br />
Vragen over de kwaliteit van de leefomgeving in relatie tot de gezondheid krijgen<br />
meer aandacht. Naast het leefmilieu in de stad gaat het om de bereikbaarheid<br />
van niet-stedelijke gebieden en in het bijzonder natuurgebieden. De <strong>Gezondheidsraad</strong><br />
kan in een advies nagaan hoe de invalshoek ‘gezondheid’ is te<br />
betrekken bij een integrale beoordeling van de kwaliteit van de stedelijke<br />
leefomgeving. De Raad bouwt hierbij voort op ervaring opgedaan bij de advisering<br />
over het effect van grote luchthavens op de gezondheid (1999/14) en over<br />
hinder van nachtelijk kunstlicht voor mens en natuur (2000/25). Aangezien het<br />
RIVM over dit onderwerp in het verslagjaar heeftv gerapporteerd, is na overleg<br />
met Ministerie van VROM besloten dit onderwerp vooralsnog als p.m. te bestempelen.<br />
C.5.9<br />
Passief roken<br />
(Werkprogramma <strong>2001</strong>, 8.9, boeknummer 690)<br />
In 1990 bracht de <strong>Gezondheidsraad</strong> een advies uit over de invloed van omgevingstabaksrook<br />
op de gezondheid van de ‘meeroker’ (passief roken). Daarna<br />
zijn diverse wetenschappelijke publicaties verschenen over dit onderwerp. De<br />
Raad zal in de tweede helft van <strong>2001</strong> beginnen met een actualisering van het advies<br />
van 1990. Het advies verschijnt volgens plan in 2003.<br />
Betrokken stafmedewerker<br />
drs EJ Schoten<br />
129 Ad hoc commissies en projecten
C.5.10<br />
Plaatsgebonden relaties tussen milieu en gezondheid<br />
(Boeknummer 439)<br />
Soms rijst het vermoeden dat plaatselijk verscheidene mensen binnen een korte<br />
periode een bepaalde ziekte krijgen en dat een milieufactor daarvan mogelijk de<br />
oorzaak is. Dergelijke ziekteclusters leiden veelal tot ongerustheid onder de lokale<br />
bevolking. De <strong>Gezondheidsraad</strong> heeft nagaan in hoeverre epidemiologisch<br />
onderzoek een rol kan spelen bij het ophelderen van de oorzaken en of zo zowel<br />
onnodige ongerustheid als misplaatste geruststelling voorkómen kan worden. In<br />
het advies is ook ingegaan op vragen rond risicoperceptie en risicocommunicatie.<br />
Instelling commissie<br />
19 oktober 1999<br />
Samenstelling commissie<br />
• dr RM Meertens, voorzitter • dr CJM van den Bogaard, adviseur<br />
• dr ir E Lebret • prof. dr ir FE van Leeuwen • drs YM Mulder<br />
• prof dr WF Passchier, adviseur<br />
• drs JJL Pieters, adviseur • dr MM Verberk • dr F Woudenberg<br />
• drs M Drijver, arts, secretaris<br />
Publicatie<br />
Ongerustheid over lokale milieufactoren: risicocommunicatie, blootstellingsbeoordeling<br />
en clusteronderzoek. <strong>2001</strong>/10<br />
C.5.11<br />
Verarmd uranium<br />
(Boeknummer 678)<br />
Het gebruik van verarmd uranium in munitie heeft geleid tot onrust onder militairen<br />
en burgers over de gezondheidseffecten van blootstelling aan deze radioactieve<br />
stof. Na overleg met de ministeries van VROM en Defensie heeft de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />
besloten om de kennis over de chemisch-toxische en radiotoxische<br />
eigenschappen van verarmd uranium samen te vatten en aan te geven welke<br />
overwegingen aard en omvang van beschermende maatregelen kunnen bepalen.<br />
130 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>
Instelling commissie<br />
24 augustus 2000<br />
Samenstelling commissie<br />
• prof. dr WF Passchier, voorzitter • prof. dr ME de Broe • C Hurtgen<br />
• dr AS Keverling Buisman • prof. dr JJ Noordhoek • dr MM Verberk<br />
• prof. dr NPE Vermeulen • ir JWN Tuyn, secretaris<br />
Publicatie<br />
Gezondheidsrisico’s van blootstelling aan verarmd uranium. Een overzicht.<br />
<strong>2001</strong>/13<br />
Health risks of exposure to depleted uranium. <strong>2001</strong>/13E<br />
131 Ad hoc commissies en projecten
132 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>
Deel<br />
C.6<br />
Gezondheid en omgeving: Humaantoxicologische<br />
en ecotoxicologische<br />
risicobeoordeling stoffen<br />
Van oudsher licht de <strong>Gezondheidsraad</strong> de Regering voor over de stand van de<br />
wetenschap met betrekking tot de risico’s van stoffen die door menselijke activiteiten<br />
in het milieu vrijkomen. Daarbij tracht de Raad vragen te beantwoorden<br />
als: Hoe tast blootstelling aan een stof de gezondheid van mensen aan? Wat is<br />
de invloed van stoffen op de structuur en het functioneren van ecosystemen en<br />
daarmee op het vermogen van deze systemen om functies te vervullen die van<br />
essentieel belang zijn voor de samenleving? Welke niveaus van blootstelling<br />
bedreigen naar verwachting de gezondheid van mens en milieu niet? Wat is de<br />
ernst en omvang van invloeden bij hogere niveaus?<br />
C.6.1<br />
Uitgangspunten voor gezondheidskundige advieswaarden<br />
(Werkprogramma <strong>2001</strong> 9.1, boeknummer 442)<br />
In 1985 heeft de <strong>Gezondheidsraad</strong> een methode aanbevolen voor het op inzichtelijke<br />
wijze afleiden van gezondheidskundige advieswaarden voor stoffen<br />
(‘Uitgangspunten voor normstelling’; 1985/31). Het ging daarbij om blootstelling<br />
van de mens aan niet-mutagene, niet-carcinogene en niet-immunotoxische<br />
stoffen. De Raad heeft besloten het advies van 1985 te actualiseren en te verbreden.<br />
In 1996 verscheen het advies ‘Toxicologische advieswaarden voor stoffen’<br />
(1996/12). In vervolg daarop heeft de Raad nader aandacht besteed aan een<br />
raamwerk voor het beoordelen van de toxiciteit van een stof waarbij efficiënt<br />
133 Ad hoc commissies en projecten
gebruik van de vaak schaars beschikbare informatie vooropstaat. Dit advies is<br />
uitgebracht in de tweede helft van <strong>2001</strong>. Een advies over ‘combinatietoxiciteit’<br />
kwam eveneens in het verslagjaar gereed en zal in 2002 in het Nederlands en<br />
het Engels worden gepubliceerd. Tot slot zal de Raad een oordeel geven over<br />
het toepassen van de zogeheten ‘benchmark dose’-benadering bij het afleiden<br />
van toxicologische advieswaarden. Dat advies verschijnt volgens plan in 2002.<br />
Instelling commissie<br />
12 juli 1995<br />
Samenstelling commissie<br />
• dr WRF Notten, voorzitter, • prof. dr JH Beijnen • dr WFJPM ten Berge<br />
• dr BJ Blaauboer • prof. dr VJ Feron • dr ir JP Groten • dr JLM Hermens<br />
• prof. dr ir PHM Lohman • dr HME Miedema • dr ir G de Mik<br />
• prof. dr WF Passchier, adviseur • dr ir MN Pieters, adviseur • dr GMH Swaen<br />
• dr RA Woutersen • dr JA van Zorge, adviseur<br />
• drs EJ Schoten, secretaris • dr ir PW van Vliet, secretaris<br />
Publicatie<br />
Onderzoek gezondheidsrisico’s stoffen: een gerichtere benadering. <strong>2001</strong>/24<br />
C.6.2<br />
Aanpassing beoordelingsmethoden voor blootstelling van kinderen<br />
(Werkprogramma <strong>2001</strong>, 9.2, boeknummer 638)<br />
In 1993 vroeg de Amerikaanse National Academy of Sciences in een rapport<br />
over bestrijdingsmiddelen in de voeding van kinderen en baby’s aandacht voor<br />
de verhoogde gevoeligheid en de relatief hoge blootstelling (per eenheid lichaamsgewicht)<br />
van deze groepen. De Minister van VWS wil mede namens zijn<br />
collega van L&V van de <strong>Gezondheidsraad</strong> vernemen of deze overwegingen leiden<br />
tot andere criteria voor het afleiden van de ten hoogste toe te stane innameniveaus<br />
van bestrijdingsmiddelen en andere chemische contaminanten in de<br />
voeding. Het gaat daarbij zowel om chronische inname als incidentele verontreiniging<br />
van het voedsel. De adviesaanvraag werd medio 1999 ontvangen.<br />
Door capaciteitsgebrek kon dit onderwerp pas in <strong>2001</strong> ter hand worden genomen.<br />
Het advies verschijnt volgens plan in 2002.<br />
Adviesaanvraag<br />
2 augustus 1999<br />
134 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>
Betrokken stafmedewerkers<br />
dr HFG van Dijk<br />
dr ir LTJ Pijls<br />
C.6.3<br />
Teratogeniteit van stoffen<br />
(Werkprogramma <strong>2001</strong>, 9.3, boeknummer 461)<br />
In 1985 bracht de <strong>Gezondheidsraad</strong> het advies ‘Teratogeniteit van chemische<br />
stoffen’ (1985/06) uit. De Raad is voornemens dit advies te herzien en neemt<br />
daartoe deel aan het werk van een commissie van de National Academy of<br />
Sciences (NAS) van de VS. Die commissie gaat na wat de consequenties voor<br />
risicobeoordeling van stoffen zijn van nieuwe inzichten in de inwerking van<br />
stoffen op het zich ontwikkelend menselijk organisme. Het rapport van de NAS<br />
is in mei 2000 onder de titel Scientific frontiers in developmental toxicity and<br />
risk assessment gepubliceerd.<br />
Publicatie<br />
Het NAS-rapport is in juli <strong>2001</strong> door de Voorzitter van de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />
aan de bewindslieden van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van Volkshuisvesting,<br />
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, van Sociale Zaken en<br />
Werkgelegenheid en van Onderwijs, Cultuur en wetenschappen aangeboden.<br />
C.6.4<br />
Interventiewaarden voor stoffen<br />
(Werkprogramma <strong>2001</strong>, 9.4, boeknummer 569)<br />
Nationale, regionale en lokale overheden hebben behoefte aan interventiewaarden<br />
voor blootstelling aan stoffen die bij incidenten of ongevallen vrijkomen.<br />
Overschrijding van een interventiewaarde lijdt dan tot bepaalde maatregelen ter<br />
bescherming van de bevolking in het rampgebied. De <strong>Gezondheidsraad</strong> zal een<br />
methodiek voor het afleiden van deze waarden aanbevelen. De Raad bouwt<br />
daarbij voort op een project in de regio Rijnmond waarbij voor een groep stoffen<br />
interventiewaarden zijn afgeleid. Medio <strong>2001</strong> ontving de Raad de bij de adviesaanvraag<br />
behorende achtergronddocumentatie. De advisering begint in de<br />
tweede helft van 2002.<br />
Betrokken stafmedewerker<br />
drs JW Dogger<br />
135 Ad hoc commissies en projecten
C.6.5<br />
Dieselrook<br />
(Werkprogramma <strong>2001</strong> 9.6, boeknummer 633/12)<br />
Eind 2002 verwacht de <strong>Gezondheidsraad</strong> zich te kunnen uitspreken over een gezondheidskundige<br />
advieswaarde voor beroepsmatige blootstelling aan dieselrook<br />
(zie ook: gezondheidskundige advieswaarden voor stoffen (459). Het werk<br />
aan dit onderwerp is door de gecompliceerdheid van de materie aanzienlijk vertraagd.<br />
Na het gereed komen van het advies zal de Raad een kort advies opstellen<br />
over het effect van blootstelling aan dieselrook in het buitenmilieu op de gezondheid.<br />
C.6.6<br />
Polychloorbifenyl-verbindingen (PCB’s)<br />
(Werkprogramma <strong>2001</strong> 9.7, boeknummer 677)<br />
In het kader van het Project Integrale Normstelling Stoffen (INS) heeft de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />
verscheidene adviezen uitgebracht. Thans wil de Minister van<br />
VROM het oordeel van de Raad hebben over een nieuwe methode voor het afleiden<br />
van normen voor PCB’s ter bescherming van ecosystemen. De Raad is in<br />
<strong>2001</strong> begonnen met de beantwoording van de adviesaanvraag.<br />
Adviesaanvraag<br />
15 maart 2000<br />
Instelling commissie<br />
21 mei <strong>2001</strong><br />
Samenstelling commissie<br />
• prof. dr M van den Berg, voorzitter • dr JJM Bedaux • dr AC Belfroid<br />
• dr JP Boon • dr ir NW van den Brink • dr N van der Hoeven • dr SM Schrap<br />
• dr MEJ van der Weiden, adviseur • dr HFG van Dijk, secretaris<br />
C.6.7<br />
Interventiewaarden bodembescherming mens<br />
(Werkprogramma <strong>2001</strong> 9.8, boeknummer 675)<br />
Het RIVM heeft waarden afgeleid voor de concentratie van verontreinigende<br />
stoffen in de bodem ten behoeve van de bescherming van de gezondheid van de<br />
mens. Deze waarden die een beleidsmatig vastgesteld ‘maximaal toelaatbaar ri-<br />
136 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>
sico’ representeren dienen als interventienormen in gevallen van bodemverontreiniging.<br />
De Minister van VROM heeft in <strong>2001</strong> de <strong>Gezondheidsraad</strong> gevraagd<br />
om de door het RIVM gebruikte methodologie en de opgestelde lijst van waarden<br />
te beoordelen.<br />
Betrokken stafmedewerker:<br />
drs JW Dogger<br />
137 Ad hoc commissies en projecten
138 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>
Deel<br />
C.7<br />
Gezondheid en omgeving:<br />
Arbeidsomstandigheden<br />
Het zwaartepunt van de werkzaamheden van de <strong>Gezondheidsraad</strong> ten behoeve<br />
van het arbeidsomstandighedenbeleid vormt het beoordelen van de gevolgen<br />
van beroepsmatige blootstelling aan stoffen en, voor zover de gegevens dit toelaten,<br />
het aanbevelen van gezondheidskundige advieswaarden. Behalve over afzonderlijke<br />
stoffen adviseert de <strong>Gezondheidsraad</strong> ook over beoordelingsmethoden<br />
en over andersoortige arbeidshygiënische vraagstukken.<br />
C.7.1<br />
Gezondheidskundige advieswaarden voor afzonderlijke stoffen<br />
(Werkprogramma <strong>2001</strong> 10.1, boeknummer 459)<br />
In <strong>2001</strong> waren bij de <strong>Gezondheidsraad</strong> in behandeling: azobisisobutyronitril<br />
(AIBN), 1,2,3-benzotriazol, bitumen (rook), butylacetaat, chloortrimethylsilaan,<br />
cyaniden, dieselmotoremissies, formaldehyde, glutaaraldehyde, , halothaan,<br />
lactaten, lindaan, p-benzochinon en hydrochinon, stikstofdioxide, tarwemeelstof,<br />
tetrachloorethyleen (PER), zwaveldioxide.<br />
‘In behandeling’ kan betekenen dat de Minister van SZW aan de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />
heeft gevraagd een gezondheidskundige advieswaarde voor te stellen op<br />
basis van een literatuuroverzicht dat is opgesteld door een zogeheten adviesvoorbereidende<br />
instituut.<br />
139 Ad hoc commissies en projecten
Voor sommige stoffen bereidt een groep deskundigen uit Scandinavië de<br />
evaluatie voor, terwijl omgekeerd documenten van de <strong>Gezondheidsraad</strong> in<br />
Scandinavië worden gebruikt. In 2000 kwam de Raad met het National Institute<br />
of Occupational Safety and Health (NIOSH) in de VS overeen op overeenkomstige<br />
samen te werken. Deze samenwerking heeft in <strong>2001</strong> gestalte gekregen.<br />
Samenstelling commissie<br />
• prof. dr GJ Mulder, voorzitter • dr RB Beems • dr PJ Boogaard • dr PJA Borm<br />
• mr JJAM Brokamp, adviseur • prof. dr VJ Feron • dr ir DJJ Heederik<br />
• dr G de Jong • drs LCMP Hontelez, adviseur • dr TM Pal<br />
• prof. dr WF Passchier, waarnemer• prof. dr IM Rietjens<br />
• dr H Roelfzema, adviseur • prof. dr ir T Smid • dr GMH Swaen<br />
• dr HG Verschuuren • drs F de Wit • dr RA Woutersen PB Wulp, arts<br />
• dr CA Bouwman, secretaris • dr ASAM van der Burght, secretaris<br />
• dr JL Rijnkels, secretaris<br />
Publicaties<br />
n-, iso-, sec-, tert-Butylacetate. Health-based recommended occupational exposure<br />
limits. <strong>2001</strong>/03 OSH<br />
Lactate esters. Health-based recommended occupational exposure limits.<br />
<strong>2001</strong>/04 OSH<br />
Chlorotrimethylsilane. Health-based recommended occupational exposure<br />
limits. <strong>2001</strong>/05 OSH<br />
Lindane (y-hexachlorocyclohexane). Health-based recommended occupational<br />
exposure limits. <strong>2001</strong>/07 OSH<br />
C.7.2<br />
Classificatie van en onderbouwing van grenswaarden voor<br />
kankerverwekkende stoffen<br />
(Werkprogramma <strong>2001</strong> 10.2, boeknummer 459)<br />
De <strong>Gezondheidsraad</strong> beoordeelt op verzoek van de Minister van SZW nader aan<br />
te geven stoffen op genotoxisch kankerverwekkende eigenschappen en verstrekt<br />
gegevens over de kans op kanker bij blootstelling aan de stof gedurende het gehele<br />
arbeidsleven. Deze gegevens moeten dienen als onderbouwing van wettelijke<br />
grenswaarden voor blootstelling aan deze stoffen. Verder classificeert de<br />
<strong>Gezondheidsraad</strong> nader aan te geven kankerverwekkende stoffen volgens op<br />
Europees niveau vastgestelde categorieën.<br />
140 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>
In <strong>2001</strong> had de <strong>Gezondheidsraad</strong> de classificatie van de volgende stoffen in behandeling:<br />
Acrylamide, 5 -azacitidine, broomdichloormethaan, N-butylglycidylether,<br />
chlorozotozine, cyclosporine, dichlooracetyleen, iodoform, 2-nitroanisol,<br />
p-chloornitrobenzeen, pyrocatechol, tetranitromethaan, rhodium en verbindingen,<br />
n-methylhydrazine, fenylglycidyl ethel, NN-dimethylaniline trichlormethinhydrochloride,<br />
1,2,3-trichloorpropaan, 2,4,5-trimethylaniline, vinblastinesulfaat,<br />
vincristinesulfaat, 4-vinylcyclohexeen, 4-vinylcyclohexeen diepoxide,<br />
N-vinyl-2-pyrrolidine, xylidine,waterstofperoxide, anorganische zure nevels<br />
van zwavelzuur.<br />
In <strong>2001</strong> had de <strong>Gezondheidsraad</strong> de volgende stoffen in behandeling waarvoor<br />
het extra risico op kanker na beroepsmatige blootstelling berekend moet worden.<br />
acrylamide, bleomycine, 4-chloor-o-fenyleendiamine, cisplatina, dacarbazine,<br />
N,N’-diacetylbenzidine, 2,4-diaminotolueen, o-dianisidine,<br />
3,3’-dichloorbenzidine en 3,3’-dichloorbenzidine dihydrochloride, mustine<br />
(stikstofmosterd), mytomycine C, 2-nitronaftaleen, o-tolidine, en o-toluïdine,<br />
2-nitronaftaleen, adriamycine, dimethylsulfaat, nitro-acenafteen, thiotepa.<br />
Samenstelling commissie<br />
• prof. dr GJ Mulder, voorzitter • dr RB Beems • dr PJ Boogaard<br />
• dr PJA Borm • mr JJAM Brokamp, adviseur • prof. dr VJ Feron<br />
• dr ir DJJ Heederik • dr G de Jong • drs LCMP Hontelez, adviseur<br />
• dr TM Pal • prof. dr WF Passchier, waarnemer • prof. dr IM Rietjens<br />
• dr H Roelfzema, adviseur • prof. dr ir T Smid • dr GMH Swaen<br />
• dr HG Verschuuren • drs F de Wit • dr RA Woutersen • PB Wulp, arts<br />
• dr CA Bouwman, secretaris • dr ASAM van der Burght, secretaris<br />
• dr JL Rijnkels, secretaris<br />
C.7.3.<br />
Classificatie van stoffen als reproductietoxisch<br />
(Werkprogramma <strong>2001</strong> 10.3, boeknummer 543)<br />
De <strong>Gezondheidsraad</strong> beoordeelt op verzoek van de Minister van SZW nader aan<br />
te geven stoffen op hun reproductietoxische eigenschappen en deelt ze in volgens<br />
op Europees niveau vastgestelde categorieën.<br />
141 Ad hoc commissies en projecten
In <strong>2001</strong> had <strong>Gezondheidsraad</strong> de volgende stoffen in behandeling: acrylamide,<br />
-chloropreen, bisphenol A, chroom (VI) en verbindingen, diethylhexylftalaat<br />
(DEHP), enfluraan, 17beta-estradiol, ethyleenoxide, glycolethers, isofluraan,<br />
lood (metallisch), mangaan en verbindingen, nikkel en nikkelverbindingen, styreen,<br />
tetrachloorethyleen, tolueen, trichloorethyleen, xyleen<br />
Instelling commissie<br />
7 november 1996<br />
Samenstelling commissie<br />
• dr BJ Blaauboer, voorzitter • dr JN van den Anker • ir AM Bongers, adviseur<br />
• dr JHJ Copius Peereboom-Stegeman • dr HFP Joosten • prof. dr D Lindhout<br />
• dr AH Piersma • dr A Stijkel • ir DH Waalkens-Berendsen<br />
• dr PJJM Weterings • dr ASAM van der Burght, secretaris<br />
Publicaties<br />
Chromium VI and its compounds. Evaluation of the effects on reproduction,<br />
recommendation for classification. <strong>2001</strong>/01 OSH<br />
Manganese and its compounds. Evaluation of the effects on reproduction,<br />
recommendation for classification. <strong>2001</strong>/02 OSH<br />
n-, iso-, sec-, tert-Butylacetate. Health-based recommended occupational exposure<br />
limits. <strong>2001</strong>/03 OSH<br />
Lactate esters. Health-based recommended occupational exposure limits.<br />
<strong>2001</strong>/04 OSH<br />
Chlorotrimethylsilane. Health-based recommended occupational exposure<br />
limits. <strong>2001</strong>/05 OSH<br />
Lindane (y-hexachlorocyclohexane). Health-based recommended occupational<br />
exposure limits. <strong>2001</strong>/07 OSH<br />
Styrene. Health-based recommended occupational exposure limits. <strong>2001</strong>/08<br />
OSH<br />
Toluene. Evaluation of the effects on reproduction, recommendation for<br />
classification. <strong>2001</strong>/09 OSH<br />
Xylene. Evaluation of the effects on reproduction, recommendation for classification.<br />
<strong>2001</strong>/10 OSH<br />
Ethylene oxide. Evaluation of the effects on reproduction, recommendation<br />
for classification. <strong>2001</strong>/11 OSH<br />
142 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>
C.7.4<br />
Gezondheidskundige onderbouwing MAC-waarden<br />
(Werkprogramma <strong>2001</strong>.10.4 boeknummer 563)<br />
In de jaren zestig zijn in Nederland en elders in Europa veel advieswaarden<br />
voor stoffen verheven tot bestuurlijke norm en opgenomen in de lijst van MACwaarden<br />
voor blootstelling aan stoffen in de werkpleklucht. Het merendeel van<br />
deze advieswaarden was afkomstig van de toenmalige lijst van ‘Threshold Limit<br />
Values’ van de American Conference of Governmental Industrial Hygienists.<br />
De gezondheidskundige onderbouwing ervan staat al verscheidene jaren ter discussie.<br />
Een ‘screening’ door TNO Voeding leerde dat vele van deze MACwaarden<br />
uit gezondheidskundig oogpunt mogelijk te hoog zijn of niet toxicologisch<br />
zijn onderbouwd.<br />
De Staatssecretaris van SZW heeft de <strong>Gezondheidsraad</strong> gevraagd de onderbouwing<br />
te beoordelen en na te gaan of er een beter onderbouwde waarde valt aan<br />
te geven. De Raad heeft deze beoordeling ter hand genomen met een internationaal<br />
panel van deskundigen. Het gaat om ongeveer 200 stoffen die, volgens de<br />
oorspronkelijke plannen, in een periode van twee jaar de revue moesten passeren.<br />
Na een proeffase, die begin 1998 werd afgerond, heeft de Raad besloten tot<br />
een grondiger beoordeling dan aanvankelijk was voorzien. Daartoe bleek meer<br />
tijd nodig. Naar verwachting worden de werkzaamheden in 2002 grotendeels<br />
afgerond.<br />
Op de rol staan:<br />
aluminium alkylverbindingen, aluminium pyro-poeders, aminopyridine (2-),<br />
ammoniumchloride (rook), azijnzuur, benomyl, benzeenthiol, bismuthtelluride,<br />
boraten ((tetra)natriumzouten en boorzuur), boriumoxide, boriumtrifluoride,<br />
broom, broomchloormethaan, butaan (n-), butaanthiol, butylamine (n-), butylfenol<br />
(o-sec-), butyltolueen (p-tert-), calciumcarbonaat, calciumhydroxide, calciumoxide,<br />
calciumsulfaat, cellulose, cesiumhydroxide,<br />
chloor-6-(trichloor-methyl)pyridine (2-), chlooracetofenon (alpha-), chloorbenziyldeenmalonitril<br />
(o-), chloordifenyloxide, chloor-1-nitropropaan (1-), chloorpyrifos,<br />
chloorstyreen (o-), chloortolueen (o-), chloortrifluoride, clopidol, cyanamide<br />
en calcium-cyanamide, cyanogeenchloride, cyclohexeen, cyclohexylamine,<br />
cyclopentaan, demeton, diboraan, di-tert-butyl-p-cresol (2,6-), dibutylfosfaat,<br />
dichloor-1-nitroethaan (1,1-), dichloor-5,5-demethylhydantoine (1, 3-), dicrotofos,<br />
dicyaan, diethanolamine, diethyleentriamine, diethylketon, di-<br />
143 Ad hoc commissies en projecten
fenyl/fenylether-mengsel, diisopropylamine, dimethoxymethaan, dimethylethylamine<br />
(N,N-), dioxathion, dipropylketon, disyston, divinylbenzeen,<br />
ethaanthiol, ethyleenglycoldinitraat, ethylformiaat, ethylmorfoline (N-), ethylsilicaat,<br />
fenothiazine, fenylfosfine, foraat, ftalodinitril (m-), germaniumtetrahydride,<br />
hexachloorcyclopentadieen, hexachloornaftaleen, hexafluoraceton, hexogeen,<br />
hexylacetaat (sec-), hydroxypropylacrylaat (2-), ijzeroxide, ijzerpentacarbonyl,<br />
ijzerzout van dicyclopentadieen, ijzerzouten (in water oplosbaar), indeen,<br />
isoamylalcohol, isooctylalcohol, isopropylaniline (N-), isopropylamine, kaliumhydroxide,<br />
kamfer (synthetisch), keteen, leisteen, LPG, magnesiumcarbonaat,<br />
magnesiumoxide (rook), mangaancyclopentadienyltricarbonyl, mesityloxide,<br />
methaanthiol, methylacetaat, methylacetyleen, methylacetyleen/propadieenmengsel,<br />
methylcyclohexaan, methylcyclohexanol, methylcyclohexanon (o-),<br />
methyldemeton, methylethylketonperoxide, methylisopropylketon, methylsilicaat,<br />
methylstyreen (alpha-), mica, mierenzuur, monocrotophos, naled, natriumbisulfiet,<br />
natriumhydroxide, nicotine, nitroethaan, nitroglycerine, nitrotolueen<br />
(m-), nonaan (n-), octaan (n-), octachloornaftaleen, osmiumtetraoxide, oxaalzuur,<br />
paraffinewas (rook), pentachloorethaan, pentachloornaftaleen, pentanon<br />
(2-), perchloormethylmercaptaan, perchlorylfluoride, perliet, pivalyl-1,3- indandion<br />
(2-), propargylalcohol, propylnitraat (n-), pyrethrum, resorcinol, rotenon,<br />
silicium, siliciumtetrahydride, speksteen, stikstofmonoxide, stikstoftrifluoride,<br />
strychnine, sulfurylfluoride, tantalium, tellurium en -verbindingen, telluriumhexafluoride,<br />
temefos, terfenylen, tetrabroomkoolstof, tetrachloornaftaleen, tetramethylsuccinonitril,<br />
tetramethylthiuramdisulfide, thallium en wateroplosbare<br />
thalliumverbindingen, thiobis (6-tert-butyl-m-cresol) (4,4’-), thionylchloride, tinoxide,<br />
titaandioxide, tributylfosfaat, trichloorfenoxyazijnzuur (2,4,5-),<br />
trichloornaftaleen, trinitrofenol (2,4,6-), valeriaanaldehyde, warfarine, wolfram<br />
en -verbindingen (in water onoplosbaar), xyleen-a, a’-diamine (m-), yttrium en<br />
-verbindingen, zetmeel, zinkstearaat, zirconium en -verbindingen, zuurstofdifluoride,<br />
zwavelmonochloride, zwavelpentafluoride, zwaveltetrafluoride.<br />
Instelling commissie<br />
28 augustus 1997<br />
Samenstelling commissie<br />
• prof. dr J Noordhoek, voorzitter • prof. dr A Aitio • PL Chambers<br />
• prof. dr VJ Feron • prof. dr H Greim • dr U Hass • prof. dr CJ Högberg<br />
• drs LCMP Hontelez, adviseur • dr ir G de Mik • AM Moses<br />
144 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>
• prof. dr WF Passchier, adviseur • prof. dr W Seinen • dr GMH Swaen<br />
• dr WD Wagner, corresponderend lid • drs RD Zumwalde<br />
• dr CA Bouwman, secretaris<br />
Publicaties<br />
12 definitieve adviezen en 51 openbare conceptrapporten<br />
C.7.5<br />
Asbestprotocollen<br />
(Werkprogramma <strong>2001</strong> 10.5, boeknummer 608)<br />
De regering heeft besloten mensen die door blootstelling aan asbest asbestose of<br />
een maligne mesothelioom hebben gekregen, onder bepaalde voorwaarden een<br />
eenmalige uitkering te verstrekken. Voor de uitvoering van dit beleid heeft de<br />
<strong>Gezondheidsraad</strong> in april 1998 een gezondheidskundig protocol opgesteld waarmee<br />
kan worden nagegaan of iemand met een mesothelioom in principe voor<br />
een uitkering in aanmerking komt. Een overeenkomstig advies over een protocol<br />
voor asbestose volgde in maart 1999. De Staatssecretaris van SZW heeft de<br />
<strong>Gezondheidsraad</strong> gevraagd ook een protocol voor longkanker op te stellen. Het<br />
advies verschijnt naar verwachting in 2003.<br />
Adviesaanvraag<br />
8 december 1997<br />
Instelling commissie<br />
8 december 1997<br />
Samenstelling commissie<br />
• prof. dr PhJ Hoedemaeker, voorzitter • dr K van Damme • dr ir DJJ Heederik<br />
• prof. dr HC Hoogsteden • prof. dr WJ Mooi • B Sorgdrager<br />
• drs L van Vliet, adviseur • dr SJSC Wagenaar • prof. dr EFM Wouters<br />
• dr N van Zandwijk • G Jambroes, secretaris<br />
C.7.6<br />
Arbeidgerelateerde infertiliteit<br />
(Werkprogramma <strong>2001</strong> 10.6, boeknummer 660)<br />
Bij het uitoefenen van bepaalde beroepen is verminderde vruchtbaarheid van de<br />
werknemers geconstateerd. Blootstelling aan bepaalde stoffen wordt vaak als<br />
oorzaak gezien. In een aantal gevallen zijn dergelijke stoffen geïdentificeerd.<br />
145 Ad hoc commissies en projecten
Op verzoek van de bewindslieden van SZW en VROM zal de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />
de stand van wetenschap op dit terrein in kaart brengen en nagaan welke maatregelen<br />
werknemers tegen verminderde vruchtbaarheid kunnen beschermen. De<br />
Raad zal het advies in samenwerking met de Nordic Expert Group opstellen.<br />
Adviesaanvraag<br />
14 maart <strong>2001</strong><br />
Betrokken stafmedewerker<br />
dr CA Bouwman<br />
C.7.7<br />
Normstelling voor sensibiliserende stoffen<br />
(Werkprogramma <strong>2001</strong> 10.7, boeknummer 648)<br />
Sommige stoffen met immunotoxische werking kunnen, na zogenoemde sensibilisatie,<br />
bij verdere blootstelling al in zeer lage concentraties tot ernstige gezondheidsklachten<br />
leiden. Als onderdeel van de beoordeling van specifieke<br />
stoffen is er behoefte aan algemene richtlijnen hoe met normen ter limitering<br />
van de blootstelling aan deze stoffen om te gaan. Dit onderwerp wordt in 2003<br />
naar verwachting ter hand genomen.<br />
C.7.8<br />
Toxische stoffen en de huid<br />
(Werkprogramma <strong>2001</strong> 10.2, boeknummer 481)<br />
Bij beroepsmatige blootstelling aan schadelijke stoffen is de huid een van de belangrijkste<br />
direct getroffen organen en tevens een route voor blootstelling van<br />
inwendige organen. In mei 1998 ontving de <strong>Gezondheidsraad</strong> een verzoek van<br />
de Staatssecretaris van SZW om na te gaan hoe voor deze vorm van blootstelling<br />
gezondheidskundige advieswaarden zijn af te leiden. Uitgangspunt voor de<br />
werkzaamheden vormen voorstellen van TNO Voeding.<br />
Adviesaanvraag<br />
18 mei 1998<br />
Instelling commissie<br />
9 februari 1999<br />
146 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>
Samenstelling commissie<br />
• prof. dr DP Bruynzeel, voorzitter • dr WFJPM ten Berge • ir PMJ Bos<br />
• dr PR Bos • dr JA Bouwstra • prof. dr PJ Coenraads • drs S Dröge, adviseur<br />
• dr S Kezic • dr MH Ponec-Waelsch • dr W Rozenboom, secretaris<br />
Publicatie<br />
Normering van huidblootstelling op de werkplek. <strong>2001</strong>/28<br />
C.7.9<br />
Grenswaarden bij flexibele werktijden<br />
(Boeknummer 597)<br />
De <strong>Gezondheidsraad</strong> leidt advieswaarden af ten behoeve van het vaststellen van<br />
grenswaarden voor de concentraties van stoffen in de lucht op de werkplek. Die<br />
waarden zijn gebaseerd op levenslange beroepsmatige blootstelling (40 jaar) gedurende<br />
5 werkdagen per week, 8 uur per werkdag. De Staatssecretaris van<br />
SZW heeft de Raad gevraagd aan te geven of ze ook bruikbaar zijn bij afwijkende<br />
werkroosters en, zo nee, hoe ze dan zouden moeten worden aangepast.<br />
Adviesaanvraag<br />
11 maart 1997<br />
Samenstelling commissie<br />
• prof. dr GJ Mulder, voorzitter • dr RB Beems • dr PJA Borm<br />
• mr JJAM Brokamp, adviseur • prof. dr VJ Feron • dr ir DJJ Heederik<br />
• dr G de Jong • drs LCMP Hontelez, adviseur • drs TM Pal<br />
• prof. dr IM Rietjens • dr H Roelfzema, adviseur • dr ir T Smid<br />
• dr GMH Swaen • dr HG Verschuuren • drs F de Wit<br />
• dr CA Bouwman, secretaris • dr ASAM van der Burght, secretaris<br />
• dr JL Rijnkels, secretaris<br />
• prof. dr WF Passchier, secretaris voor dit onderwerp<br />
Publicatie<br />
Aanpassing van grenswaarden bij flexibele werktijden. <strong>2001</strong>/06 OSH<br />
147 Ad hoc commissies en projecten
148 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>
Deel<br />
C.8<br />
Overige activiteiten<br />
In dit hoofdstuk zijn activiteiten opgesomd die niet direct samenhangen met<br />
werkzaamheden van een commissie van de Raad.<br />
C.8.1<br />
Graadmeter<br />
Het blad Graadmeter bevat informatie over adviezen en andere publicaties en<br />
over vragen van bewindslieden. Daarnaast worden in dit blad korte bijdragen<br />
gepubliceerd over ontwikkelingen in binnen- en buitenland die direct verband<br />
houden met het aandachtsgebied van de Raad. Het Secretariaat van de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />
heeft in <strong>2001</strong> zes nummers van Graadmeter uitgebracht.en één speciale<br />
editie (d.d. 26 september <strong>2001</strong>) in verband met het afscheid van prof dr JJS<br />
Sixma als voorzitter en het aantreden van de nieuwe voorzitter, prof. dr JA<br />
Knottnerus.<br />
Samenstelling redactie<br />
• prof. dr JA Knottnerus, hoofdredacteur • drs AB Leussink, eindredacteur<br />
• dr ASAM van de Burght • ir W Bosman • dr HFG van Dijk<br />
• drs WA van Veen • AMC van Kan, redactiesecretaresse<br />
• MFC van Kan, redactiesecretaresse<br />
149 Ad hoc commissies en projecten
C.8.2<br />
Internationale contacten en ‘Network’<br />
Goede internationale contacten zijn onontbeerlijk voor de <strong>Gezondheidsraad</strong>. De<br />
Raad onderhoudt dan ook een uitgebreid nationaal en internationaal netwerk<br />
van deskundigen die kunnen worden geraadpleegd als bron van informatie, in<br />
aanvulling op de gegevens verkregen binnen het nationale kader en door het eigen<br />
literatuuronderzoek. Belangrijke kernen in dat netwerk zijn buitenlandse<br />
zusterorganisaties. Met deze organisaties worden rapporten uitgewisseld en via<br />
deze kanalen komen soms gegevens ter beschikking die nog niet gepubliceerd<br />
zijn. Driemaal per jaar ontvangen de buitenlandse relaties van de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />
de publicatie Network, waarmee zij op de hoogte worden gebracht van de<br />
werkzaamheden van de Raad. Via zijn Secretariaat is de Raad actief in Euroscan,<br />
een internationaal netwerk voor vroegtijdige identificatie van potentieel<br />
belangijke ontwikkelingen in de gezondheidszorg (voorzitter, dr GHM Ten Velden)<br />
en in het International Network of Agencies for Health Technology Assessment<br />
(voorzitter: dr M van Leeuwen).<br />
C.8.3<br />
<strong>Gezondheidsraad</strong>lezing en voorzitterswisseling<br />
(Boeknummer 596)<br />
Naar aanleiding van de inwerkingtreding op 1 januari 1997 van de Kaderwet<br />
adviescolleges — die, samen met de gelijktijdig herziene Gezondheidswet, de<br />
positie van de <strong>Gezondheidsraad</strong> als wetenschappelijk adviescollege voor Regering<br />
en Parlement bevestigt — heeft de Voorzitter van de Raad besloten tot het<br />
instellen van ‘de <strong>Gezondheidsraad</strong>lezing’. Beoogd wordt een jaarlijkse bijeenkomst<br />
van degenen die aan het werk van de Raad bijdragen, telkens gewijd aan<br />
een kernthema in dat werk. In het verslagjaar is er voor gekozen deze activiteit<br />
te laten samenvallen met de bijeenkomst ter gelegenheid van de wisseling van<br />
het Raadsvoorzitterschap. Tijdens deze bijeenkomst spraken: :<br />
Prof. dr DD Breimer, Rector Magnificus van de Rijksuniversiteit Leiden. –<br />
‘De wetenschap en de <strong>Gezondheidsraad</strong>’<br />
Prof. dr JP Mackenbach, Hoogleraar Maatschappelijke Gezondheidszorg,<br />
Erasmus Universiteit Rotterdam – ‘<strong>Gezondheidsraad</strong> en public health’<br />
Prof. dr WG van Aken, Voorzitter Gebiedsbestuur Medische Wetenschappen<br />
NWO – ‘Preventie van bloedtransfusie-risico’s: louter “evidence based”<br />
of (soms ook) opportunistisch?’<br />
150 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>
Mevrouw M de Boer, lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, Oud-<br />
Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer –<br />
‘Politiek en wetenschap: twee egeltjes, heel voorzichtig’’<br />
Mevrouw dr E Borst-Eilers, Minister van Volksgezondheid, Welzijn en<br />
Sport<br />
Prof. dr JJ Sixma, scheidend Voorzitter van de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />
151 Ad hoc commissies en projecten
152 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>
Deel<br />
D<br />
Publicaties<br />
153
154 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>
Deel<br />
D.1<br />
Adviezen<br />
ISBN-nummer titel advies datum<br />
<strong>2001</strong>/01 90-5549-356-2 Bevolkingsonderzoek naar dikkedarmkanker.<br />
19-01-<strong>2001</strong><br />
Signalement<br />
<strong>2001</strong>/02 90-5549-340-6 Variant van de ziekte van Creutzfeldt-Jakob en bloedtransfusie 01-02-<strong>2001</strong><br />
<strong>2001</strong>/02E 90-5549-372-4 Variant Creutzfeldt-Jakob disease and blood transfusion 01-02-<strong>2001</strong><br />
<strong>2001</strong>/03 90-5549-359-7 Algemene vaccinatie tegen hepatitis B 13-02-<strong>2001</strong><br />
<strong>2001</strong>/04 90-5549-358-9 Programmatische vaccinatie van volwassenen 08-03-<strong>2001</strong><br />
<strong>2001</strong>/05 90-5549-361-7 Desinfectantia in consumentenproducten 16-02-<strong>2001</strong><br />
<strong>2001</strong>/05E 90-5549-393-7 Disinfectants in consumer products 16-02-<strong>2001</strong><br />
<strong>2001</strong>/06 90-5549-362-7 Aidsbehandelcentra 22-02-<strong>2001</strong><br />
<strong>2001</strong>/07 90-5549-364-3 Celkerntransplantatie bij mutaties in het mitochondriale DNA 20-03-<strong>2001</strong><br />
<strong>2001</strong>/08 90-5549-365-1 Doelmatigheid van langdurige psychotherapie 28-02-<strong>2001</strong><br />
<strong>2001</strong>/08E 90-5549-373-2 The efficiency of long-term psychotherapy 28-02-<strong>2001</strong><br />
<strong>2001</strong>/09 90-5549-367-8 Kanttekeningen bij ontwerp-planningsbesluit neurochirurgie 15-03-<strong>2001</strong><br />
<strong>2001</strong>/10 90-5549-370-8 Ongerustheid over lokale milieufactoren: risicocommunicatie, 03-04-<strong>2001</strong><br />
blootstellingsbeoordeling en clusteronderzoek<br />
<strong>2001</strong>/11 90-5549-374-0 Prenatale screening: Downsyndroom, neuralebuisdefecten, 07-05-<strong>2001</strong><br />
routine-echoscopie<br />
<strong>2001</strong>/12 90-5549-375-0 Urine-incontinentie 25-06-<strong>2001</strong><br />
<strong>2001</strong>/13 90-5549-376-7 Gezondheidsrisico’s van blootstelling aan verarmd uranium. Een<br />
overzicht<br />
16-05-<strong>2001</strong><br />
155 Adviezen
ISBN-nummer titel advies datum<br />
<strong>2001</strong>/13E 90-5549-387-2 Health risks of exposure to depleted uranium 16-05-<strong>2001</strong><br />
<strong>2001</strong>/14 90-5549-379-1 Electromagnetische velden: Jaarbericht <strong>2001</strong><br />
29-05-<strong>2001</strong><br />
Electromagnetic fields: Annual Update <strong>2001</strong><br />
<strong>2001</strong>/15 90-5549-382-1 Kanttekeningen bij ontwerp-planningsbesluit hemopoëtische 17-07-<strong>2001</strong><br />
stamceltransplantatie<br />
<strong>2001</strong>/16 90-5549-380-5 Verdediging tegen bioterrorisme 14-06-<strong>2001</strong><br />
<strong>2001</strong>/17 90-5549-381-3 Milieurisico’s van geneesmiddelen 15-06-<strong>2001</strong><br />
<strong>2001</strong>/18 90-5549-383-X Rijgeschiktheid van mensen met tumoren of doorbloedingsstoornissen<br />
04-07-<strong>2001</strong><br />
van de hersenen<br />
<strong>2001</strong>/19R 90-5549-384-8 Voedingsnormen<br />
18-07-<strong>2001</strong><br />
Energie, eiwitten, vetten en verteerbare koolhydraten<br />
<strong>2001</strong>/19RE 90-5549-391-0 Dietary reference intakes: energy, proteins, fats, and digestible 18-07-<strong>2001</strong><br />
carbohydrates<br />
<strong>2001</strong>/20 90-5549-386-4 Gezondheidsrisico’s van contactlenzen 25-07-<strong>2001</strong><br />
<strong>2001</strong>/21 90-5549-388-0 Cochleaire implantatie bij kinderen 07-08-<strong>2001</strong><br />
<strong>2001</strong>/22 90-5549-390-2 Workshop toekomst Wet bevolkingsonderzoek<br />
06-08-<strong>2001</strong><br />
Verslag van een bij de <strong>Gezondheidsraad</strong> gevoerde discussie<br />
<strong>2001</strong>/23 90-5549-394-5 Deoxynivalenol (DON) 23-10-<strong>2001</strong><br />
<strong>2001</strong>/23E 90-5549-410-0 Deoxynivalenol (DON) 23-10-<strong>2001</strong><br />
<strong>2001</strong>/24 90-5549-399-6 Onderzoek gezondheidsrisico’s stoffen:<br />
20-11-<strong>2001</strong><br />
een gerichtere benadering<br />
<strong>2001</strong>/24E 90-5549-415-1 Toxicity testing: a more efficient approach 20-11-<strong>2001</strong><br />
<strong>2001</strong>/25 90-5549-401-1 Microbiële risico’s van zwemmen in de natuur 27-11-<strong>2001</strong><br />
<strong>2001</strong>/25E 90-5549-416-X Microbial risks of recreational waters 27-11-<strong>2001</strong><br />
<strong>2001</strong>/26 90-5549-402-X Familiaire hypercholesterolemie en de Wet op de medische 13-12-<strong>2001</strong><br />
keuringen<br />
<strong>2001</strong>/27 90-5549-408-9 Algemene vaccinatie tegen meningokokken C en<br />
31-12-<strong>2001</strong><br />
pneumokokken<br />
<strong>2001</strong>/27E 90-5549-414-3 Universal vaccination against meningococcal serogroup C and 31-12-<strong>2001</strong><br />
pneumococcal disease<br />
<strong>2001</strong>/28 90-5549-407-0 Normering van huidblootstelling op de werkplek 31-12-<strong>2001</strong><br />
<strong>2001</strong>/01OSH 90-5549-357-0 Chromium VI and its compounds.<br />
Evaluation of the effects on reproduction, recommendation for<br />
classification<br />
25-01-<strong>2001</strong><br />
<strong>2001</strong>/02OSH 90-5549-369-4 Manganese and its compounds<br />
Evaluation of the effects on reproduction, recommendation for<br />
classification<br />
<strong>2001</strong>/03OSH 90-5549-397-X n-, iso-, sec-, tert-Butylacetate<br />
Health-based recommended occupational exposure limits<br />
30-03-<strong>2001</strong><br />
15-11-<strong>2001</strong><br />
156 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>
ISBN-nummer titel advies datum<br />
<strong>2001</strong>/04OSH 90-5549-396-1 Lactate esters<br />
06-12-<strong>2001</strong><br />
Health-based recommended occupational exposure limits<br />
<strong>2001</strong>/05OSH 90-5549-398-8 Chlorotrimethylsilane<br />
15-11-<strong>2001</strong><br />
Health-based recommended occupational exposure limit<br />
<strong>2001</strong>/06OSH 90-5549-395-3 Aanpassing van grenswaarden bij flexibele werktijden 06-12-<strong>2001</strong><br />
<strong>2001</strong>/07OSH 90-5549-400-3 Lindane (y-hexachlorocyclohexane)<br />
06-12-<strong>2001</strong><br />
Health-based recommended occupational exposure limit<br />
<strong>2001</strong>/08OSH 90-5549-403-8 Styrene<br />
Evaluation of the effects on reproduction, recommendation for<br />
classification<br />
20-12-<strong>2001</strong><br />
<strong>2001</strong>/09OSH 90-5549-406-2 Toluene<br />
Evaluation of the effects on reproduction, recommendation for<br />
classification<br />
<strong>2001</strong>/10OSH 90-5549-405-4 Xylene<br />
Evaluation of the effects on reproduction, recommendation for<br />
classification<br />
<strong>2001</strong>/11OSH 90-5549-404-6 Ethylene oxide<br />
Evaluation of the effects on reproduction, recommendation for<br />
classification<br />
20-12-<strong>2001</strong><br />
20-12-<strong>2001</strong><br />
20-12-<strong>2001</strong><br />
<strong>2001</strong>/01VNV Fytosterolen / Phytosterols 15-05-<strong>2001</strong><br />
<strong>2001</strong>/02VNV<br />
Genotoxiciteit van fytosterol(esters)<br />
13-12-<strong>2001</strong><br />
Genotoxicity of phytosterol(esters)<br />
<strong>2001</strong>/03VNV<br />
Nonisap<br />
13-12-<strong>2001</strong><br />
Noni juice<br />
<strong>2001</strong>/04VNV Fytosterolen (2)<br />
13-12-<strong>2001</strong><br />
Phytosterols (2)<br />
<strong>2001</strong>/01WBO 90-5549-368-6 Wet bevolkingsonderzoek: erfelijke prostaatkanker 09-03-<strong>2001</strong><br />
<strong>2001</strong>/02WBO 90-5549-378-3 Wet bevolkingsonderzoek: landelijke borstkankerscreening (2) 21-05-<strong>2001</strong><br />
<strong>2001</strong>/03WBO 90-5549-377-5 Wet bevolkingsonderzoek: gezondheidsonderzoek<br />
vuurwerkramp Enschede<br />
09-08-<strong>2001</strong><br />
157 Adviezen
158 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>
Deel<br />
D.2<br />
Overige publicaties<br />
ISBN-nummer titel advies datum<br />
A<strong>2001</strong>/01 90-5549-360-0 Health Council of the Netherlands Reports 2000<br />
09-02-<strong>2001</strong><br />
Executive summaries<br />
A<strong>2001</strong>/02 90-5549-385-6 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> 2000 24-07-<strong>2001</strong><br />
A<strong>2001</strong>/03 90-5549-392-9 Werkprogramma 2002 <strong>Gezondheidsraad</strong> 11-09-<strong>2001</strong><br />
159 Overige publicaties
160 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>
Deel<br />
D.3<br />
Publicaties en voordrachten van<br />
medewerkers<br />
Publicaties<br />
Beemsterboer PMM, Frings-Dresen MHW. RSI: nog veel onbekend. Arbeidsomstandigheden <strong>2001</strong>;<br />
77: 44-45.<br />
Dieën JH van, Beemsterboer PMM, Frings-Dresen MHW. <strong>Gezondheidsraad</strong> adviseert over ‘RSI’.<br />
Tijdschrift voor ergonomie <strong>2001</strong>; 26: 23, 38.<br />
Bolhuis PA: Het belang van de farmacogenetica, Nederlands Tijdschrift Geneeskunde <strong>2001</strong>; 145;<br />
15-8.<br />
Bolhuis PA, Trijsburg RW: Doelmatigheid van langdurige psychotherapie. Het advies van de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />
aan de Minister van VWS. Maandblad Geestelijke Volksgezondheid <strong>2001</strong>;<br />
56;521-36.<br />
Dondorp WJ. Boekrecensie van: Van Delden JJM, Hertogh CMPM en Manschot HAM (red). Morele<br />
problemen in de ouderenzorg. Assen: Van Gorcum, 1999. Tijdschrift voor Gezondheidsrecht<br />
<strong>2001</strong>; 25: 350-2.<br />
Gunning-Schepers LJ, Houweling H, Algemene vaccinatie tegen hepatitis B, Jeugdgezondheidszorg,<br />
oktober <strong>2001</strong>.<br />
161 Overige publicaties
Knottnerus JA, Birfelder EJ, Hartman GT, van Bekkum DW, Dunning AJ, van Rongen E (red). Xenotransplantatie.<br />
ISBN 90 7319628 0. Woerden: Biowetenschappen en Maatschappij, <strong>2001</strong>.<br />
Maas PJ van der, Dondorp WJ. Tripeltest voor alle zwangeren. Medisch Contact <strong>2001</strong>; 56: 1056-8.<br />
Passchier-Vermeer W, Passchier WF. Luchtvaart, tegen elke prijs? [Civil aviation at any price?].<br />
Den Haag: Ministerie Verkeer en Waterstaat, Directoraat-generaal Luchtvaart; <strong>2001</strong>; Essay.<br />
Passchier WF. Het Nederlandse externe-veiligheidsbeleid. Koninklijke Nederlandse Chemische Vereniging:<br />
Den Haag; <strong>2001</strong>; debat ‘calamiteit en beleid’. -Internet:<br />
http://www.kncvdebat.nl/home_volledig_artikel.asp?artikel=3.<br />
Poll van R, Drijver M. Inventarisatie van milieu-gerelateerde ziekteclusters. Tijdschrift voor Gezondheidswetenschappen<br />
<strong>2001</strong>; 79: 9-15.<br />
Pijls LTJ. New Dutch dietary reference intakes for calcium, vitamin D, energy, proteins, fats, and digestible<br />
carbohydrates. Ann Nutr Metab <strong>2001</strong>; 45(Suppl 1): 587.<br />
Veen WA van. Landelijk bevolkingsonderzoek naar darmkanker nadere bestudering waard; een advies<br />
van de <strong>Gezondheidsraad</strong>, Nederlands Tijdschrift Geneeskunde <strong>2001</strong> 25 augustus;145(34).<br />
Visser HKA, Pijls LTJ; Onterechte aanbeveling voor extra vitamine D bij zwangeren en zogenden.<br />
Nederlands Tijdschrift Geneeskunde <strong>2001</strong>; 145: 2253-4.<br />
Lezingen<br />
Berg MMHE van de, Lichthinder: gevolgen voor mens en natuur. Workshop:Samenwerken aan<br />
duisternis (Expertisecentrum LNV), Planetarium Gaasperplas, 29 november <strong>2001</strong>. Dubo=groen=gezond:<br />
de relatie tussen natuur en gezondheid. Nationale Dubodag <strong>2001</strong>. De Doelen Rotterdam, 8 november<br />
<strong>2001</strong>.<br />
Bolhuis PA, Farmacogenetica, Symposium Delftse Ziekenhuizen, 29 november <strong>2001</strong>.<br />
Dondorp WJ, <strong>Gezondheidsraad</strong> over routine-echoscopie in de zwangerschap. Voordracht op Symposium<br />
van de Werkgroep Echoscopie van de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie<br />
“Is er plaats voor routine echoscopisch onderzoek in de zwangerschap”, UMC St Radboud , Nijmegen,<br />
22 juni <strong>2001</strong>.<br />
162 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>
Dondorp WJ, Prenatale Screening. Voordracht op Congres Menselijke Genetica. Over de ethische<br />
dilemma’s in de moderne geneeskunde en de rol van de EU. Europa van Democratieën in Diversiteit;<br />
Eurofractie ChristenUnie/SGP. Rotterdam, 2 november <strong>2001</strong>.<br />
Dondorp WJ, Prenatal Screening for Down’s Syndrome. Voordracht op 6th European Conference of<br />
National Ethics Committees (COMETH, Raad van Europa), Paphos, Cyprus, 13 november <strong>2001</strong>.<br />
Drijver M, Perspective on risk communication and cluster management. Advanced Course (ESS-<br />
RAR-AC) in Human Reproduction Epidemiology. Pisa (It), 22-27 October <strong>2001</strong>.<br />
Knottnerus, JA, Primary care in the Netherlands. Scottish School of Primary Care. Stirling, Schotland,<br />
9 maart <strong>2001</strong>.<br />
Knottnerus, JA, The societal impact of applied health research, KNAW 19 juni <strong>2001</strong>, Amsterdam.<br />
Knottnerus, JA, De ethiek van de onderzoeksmethodologie – van vraagstelling tot en met publicatie.<br />
Wetenschappelijke vergadering Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, Amsterdam , 8 september<br />
<strong>2001</strong>.<br />
Knottnerus, JA, De <strong>Gezondheidsraad</strong> en het volksgezondheidsbeleid. Netherlands School of Public<br />
Health, 18 september <strong>2001</strong>.<br />
Knottnerus, JA, Wetenschap en veldwerk, vandaag en overmorgen. Symposium ‘Academische Netwerkvorming,<br />
een nieuw perspectief’, Vrije Universiteit Amsterdam, 14 september <strong>2001</strong>.<br />
Knottnerus, JA, How to link community genetics and community medicine, Annual Congress Community<br />
Genetics, past and future’, Dutch Association for Community Genetics, Universiteit Utrecht,<br />
8 november <strong>2001</strong>.<br />
Knottnerus, JA, Stand van wetenschap en individuele besluitvorming. <strong>Gezondheidsraad</strong>symposium<br />
over Publieksvoorlichting Genetica, Utrecht, 21 november <strong>2001</strong>.<br />
Knottnerus, JA, Advisering van de <strong>Gezondheidsraad</strong> inzake het onderzoek aan menselijke embryo’s.<br />
Jaarvergadering Vereniging Filosofie en Geneeskunde, Universiteit Utrecht, 15 december <strong>2001</strong>.<br />
Knottnerus, JA, Overige aktieve congresbijdragen: dagvoorzitter Jaarcongres Electronisch Medisch<br />
Dossier (EMD-congres) ‘Privacy, beveiliging en verantwoordelijkheid’, 5 oktober <strong>2001</strong>, Ede.<br />
163 Overige publicaties
Knottnerus, JA, Deelname forum symposium ‘De wetenschappelijke praktijk, van wetenschappelijk<br />
onderzoek naar toepasbare kennis, NHG, Utrecht, 1 februari <strong>2001</strong>.<br />
Knottnerus, JA, Deelname paneldiscussie Zorg en Onderzoek, Jaarvergadering Astmafonds, Amersfoort,<br />
6 december <strong>2001</strong>.<br />
Leeuwen, M van, Symposium Evidence assessment for improved health care. Stockholm, 17 mei<br />
<strong>2001</strong>. Voordracht: Networks in HTA.<br />
Passchier WF, Voorzorg is geen stilstand. Voordracht/Presentation: Den Haag: Bijeenkomst voorzorgbeginsel<br />
niet-ioniserende straling. Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 21 februari<br />
<strong>2001</strong>.<br />
Passchier-Vermeer W, Passchier WF, Aircraft noise exposure and adverse effects. San Diego, CA:<br />
<strong>2001</strong>: An Airspace Odyssey. 16th Annual Airport Noise and 2nd Annual Air Quality Symposium.<br />
University of California at Berkeley., 28 februari <strong>2001</strong>.<br />
Passchier WF, Cleair Airports: Good for Health. San Diego, CA: <strong>2001</strong>: An Airspace Odyssey. 16th<br />
Annual Airport Noise and 2nd Annual Air Quality Symposium. University of California ate<br />
Berkeley.,28 februari <strong>2001</strong>.<br />
Passchier WF, ‘Onzekere risico’s’. Eindhoven: Zomercongres <strong>2001</strong> KNCV: Biotechnologie - (Expert)Visie<br />
& Debat, 30 augustus <strong>2001</strong>.<br />
Passchier WF, Risico, meer dan geluid alleen. Leuven: Opleiding Mens en Milieu. KU Leuven, 8<br />
december <strong>2001</strong>.<br />
Pijls LTJ, New Dutch dietary reference intakes for calcium, vitamin D, energy, proteins, fats, and digestible<br />
carbohydrates. Ann Nutr Metab <strong>2001</strong>; 45(Suppl 1): 587. 17th International Congress of Nutrition,<br />
27-31 augustus <strong>2001</strong> te Wenen.<br />
Velden GHM ten, Identification and early assessment of new and emerging health care technologies.<br />
International symposium Evidence and assessment for improved health care. Stockholm, 17 mei<br />
<strong>2001</strong>.<br />
Velden GHM ten, The European Information Network on New and Changing Health Technologies<br />
(EuroScan). Symposium ‘Evaluación de tecnologías sanitarias nuevas y emergentes’. Vitoria-Gasteiz<br />
/ Bilbao, 18-19 oktober <strong>2001</strong>.<br />
164 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>
Deel<br />
E<br />
Leden <strong>Gezondheidsraad</strong> en personeel<br />
165
166 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>
Deel<br />
E.1<br />
Leden van de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />
op 31 december <strong>2001</strong><br />
Voorzitter en vice-voorzitters<br />
prof. dr JA Knottnerus, voorzitter<br />
prof. dr JGAJ Hautvast, vice-voorzitter<br />
Ereleden<br />
prof. dr L Ginjaar<br />
prof dr JJ Sixma<br />
Leden<br />
prof. dr WG van Aken<br />
prof. dr JN van den Anker<br />
mevrouw prof. dr ID de Beaufort<br />
dr RB Beems<br />
prof. dr ir JH van Bemmel<br />
mevrouw prof. dr JM Bensing<br />
prof. dr M van den Berg<br />
dr BJ Blaauboer<br />
dr JSM Boleij<br />
dr PJ Boogaard<br />
prof. dr LHDJ Booij<br />
prof. dr D Bootsma<br />
mevrouw prof. dr GAM van den Bos<br />
prof. dr WJHM van den Bosch<br />
prof. dr LM Bouter<br />
prof. dr DD Breimer<br />
prof. dr E Briët<br />
prof. dr W van den Brink<br />
prof. dr JJ Broerse<br />
mevrouw prof. dr CAFM Bruijnzeel-Koomen<br />
prof. dr ir B Brunekreef<br />
prof. dr ir G Brussaard<br />
prof. dr DP Bruynzeel<br />
prof. dr HR Büller<br />
prof. dr RCW Burgersdijk<br />
prof. dr CHCM Buys<br />
prof. dr AF Casparie<br />
dr KH Chadwick<br />
mevrouw dr GCML Christiaens<br />
prof. dr EHJHM Claassen<br />
prof. dr AF Cohen<br />
mevrouw dr JHJ Copius Peereboom-<br />
Stegeman<br />
prof. dr RA Coutinho<br />
prof. dr WAJ van Daal<br />
167 Leden van de <strong>Gezondheidsraad</strong> op 31 december <strong>2001</strong>
prof. dr ir H van Dam<br />
prof. dr JE Degener<br />
prof. dr J Desmyter<br />
mevrouw dr AM Dingemans-Dumas<br />
dr R Dobbelaer<br />
dr ir P Doelman<br />
mevrouw prof. dr E van Donk<br />
mevrouw drs HC Dreef-van der Meulen<br />
prof. dr AJ Dunning<br />
mr dr JCJ Dute<br />
prof. dr HJP Eijsackers<br />
prof. dr H van Engeland<br />
prof. dr DW Erkelens<br />
prof. dr WHO Ernst<br />
prof. dr LA van Es<br />
prof. dr VJ Feron<br />
mevrouw prof. dr MHW Frings-Dresen<br />
prof. dr BPR Gersons<br />
prof. dr JKM Gevers<br />
dr ir PH van der Giessen<br />
prof. dr J van Gijn<br />
prof. dr ir JJM de Goeij<br />
prof. dr RJA Goris<br />
prof. dr FWJ Gribnau<br />
prof. dr TED van der Grinten<br />
drs C van de Guchte<br />
dr R Guicherit<br />
mevrouw prof. dr LJ Gunning-Schepers<br />
prof. dr JDF Habbema<br />
mevrouw prof. dr JCJM de Haes<br />
prof. dr JGAJ Hautvast<br />
prof. dr HAMJ ten Have<br />
dr JM Havenaar<br />
dr ir DJJ Heederik<br />
prof. dr PT Henderson<br />
prof dr ir RJJ Hermus<br />
prof. dr PHJ Hoedemaeker<br />
mevrouw prof. dr JAA Hoogkamp-Korstanje<br />
prof. dr A Hofman<br />
prof. dr J Huisman<br />
prof. dr EH Huizing<br />
ir ChrJ Huyskens<br />
drs FrCA Jaspers<br />
dr G de Jong<br />
dr HFP Joosten<br />
mevrouw prof. mr WR Kastelein<br />
prof. dr MB Katan<br />
prof dr LP ten Kate<br />
prof dr HCG Kemper<br />
prof. dr JCS Kleinjans<br />
prof. dr F van Knapen<br />
prof. dr JA Knottnerus<br />
prof. dr RAP Koene<br />
mevrouw ir EJ Kok<br />
prof. dr ir FJ Kok<br />
drs FBJ Koops<br />
prof. dr G Kootstra<br />
dr O Korver<br />
dr CF van Kreijl<br />
prof. dr R Kroes<br />
prof. dr ir D Kromhout<br />
prof. dr ir JJW Lagendijk<br />
prof. dr H Lamberts<br />
dr P Leeuwangh<br />
mevrouw prof. dr ir FE van Leeuwen<br />
prof. mr J Legemaate<br />
prof. dr NJ Leschot<br />
prof. dr JC van der Leun<br />
prof. dr Sj van der Linden<br />
prof. dr D Lindhout<br />
prof. dr ir PHM Lohman<br />
prof. dr ir CJ Lucas<br />
prof. dr PJ van der Maas<br />
mevrouw prof. dr EMH Mathus-Vliegen<br />
prof. dr JWM van der Meer<br />
mevrouw dr RM Meertens<br />
prof. dr AE Meinders<br />
prof. dr FWHM Merkus<br />
mevrouw prof. dr B Meyboom-de Jong<br />
dr HME Miedema<br />
prof. dr GR Mohn<br />
prof. dr JC Molenaar<br />
168 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>
mevrouw J Molier-Bloot, bedrijfsarts<br />
prof. dr GJ Mulder<br />
prof. dr HJ Neijens<br />
prof. dr MF Niermeijer<br />
mevrouw dr MJM Nivard<br />
prof. dr J van der Noordaa<br />
prof. dr J Noordhoek<br />
prof. dr D van Norren<br />
prof. dr WRF Notten<br />
prof. dr ADME Osterhaus<br />
mevrouw JL Paardekooper<br />
dr JM Pekelharing<br />
prof. dr ACB Peters<br />
dr AH Piersma<br />
YS Poortman<br />
prof. dr D Post<br />
prof. dr LBA van de Putte<br />
dr ir JMA van Raaij<br />
prof. dr JS Reinders<br />
prof. dr RS Reneman<br />
dr GC van Rhoon<br />
dr HPJ te Riele<br />
mevrouw prof. dr IMCM Rietjens<br />
prof. dr WH van Riemsdijk<br />
prof. dr HGM Rigter<br />
prof. dr ir FM Rombouts<br />
prof. dr HGM Rooijmans<br />
prof. drs EW Roscam Abbing<br />
mevrouw prof. dr HDC Roscam Abbing<br />
prof. dr EW Roubos<br />
prof. dr EJ Ruitenberg<br />
prof. dr FFH Rutten<br />
prof. dr ir WHM Saris<br />
prof. dr PJJ Sauer<br />
prof. dr HP Sauerwein<br />
prof. dr TJF Savelkou<br />
profdr ir G Schaafsma<br />
prof. dr R van Schilfgaarde<br />
prof. dr LM Schoonhoven<br />
dr JH Schornagel<br />
prof. dr EG Schouten<br />
prof. dr W Seinen<br />
dr AJBI Sips<br />
prof. dr JMA Sitsen<br />
prof. dr JJ Sixma<br />
prof. Dr W Slob<br />
prof. mr B Sluyters<br />
prof. dr ir T Smid<br />
prof. Dr PABM Smits<br />
dr GJA Speijers<br />
prof. dr AFH Stalenhoef<br />
mevrouw prof. dr WA van Staveren<br />
prof. dr WJ Stiekema<br />
mevrouw dr A Stijkel<br />
prof. dr NM van Straalen<br />
prof. dr HAJ Struijker Boudier<br />
prof. dr F Sturmans<br />
mr EPHR Sutorius<br />
dr GMH Swaen<br />
prof. dr JC Terlouw<br />
prof dr ir JM Thijssen<br />
prof. dr RW Trijsburg<br />
prof. dr CAF Tulleken<br />
prof. dr JP Vandenbroucke<br />
prof. dr ER te Velde<br />
prof. dr ALM Verbeek<br />
dr MM Verberk<br />
prof. dr HA Verbrugh<br />
mevrouw prof. dr SP Verloove-Vanhorick<br />
dr HG Verschuuren<br />
prof. dr W van Vierssen<br />
prof. dr HKA Visser<br />
mevrouw prof. dr M de Visser<br />
prof.dr WM de Vos<br />
mevrouw prof. dr EGE de Vries<br />
prof. dr PFGM van Waes<br />
prof. dr C van Weel<br />
DHJ van de Weerdt, arts<br />
prof. dr HJJ Wellens<br />
dr GMWR de Wert<br />
dr PJJM Weterings<br />
dr AAE Wibowo<br />
169 Leden van de <strong>Gezondheidsraad</strong> op 31 december <strong>2001</strong>
mevrouw ir A Wijbenga<br />
dr JH van Wijnen<br />
dr DL Willems<br />
F de Wit, arts<br />
prof. dr JW Wladimiroff<br />
prof. dr FA de Wolff<br />
dr RA Woutersen<br />
prof. dr FG Zitman<br />
prof. dr EJJ van Zoelen<br />
prof. dr ir AOM Zwamborn<br />
170 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>
Deel<br />
E.2<br />
Leiding en medewerkers van de<br />
<strong>Gezondheidsraad</strong> op 31 december <strong>2001</strong><br />
Voorzitter<br />
prof. dr JA Knottnerus (vanaf 01-09-<strong>2001</strong>)<br />
secretaresse: N Steenhuisen-Premchand<br />
Vice-voorzitters<br />
vacature<br />
prof. dr JGAJ Hautvast<br />
secretaresse: J Hoorens van de Bergde<br />
Vlieger<br />
Algemeen Secretaris<br />
dr M van Leeuwen<br />
secretaresse: MH Kouwenberg-Rietbroek<br />
Plaatsvervangend Algemeen Secretaris<br />
prof. dr WF Passchier<br />
secretaresse: MFC van Kan<br />
Wetenschappelijke staf<br />
dr PMM Beemsterboer<br />
dr MMHE van den Berg<br />
mr A Bood<br />
dr PA Bolhuis<br />
drs MA Bos<br />
ir W Bosman<br />
dr CA Bouwman<br />
dr ASAM van der Burght<br />
drs JW Dogger<br />
dr WJ Dondorp<br />
drs M Drijver<br />
dr YA van Duivenboden<br />
dr HFG van Dijk<br />
drs DChM Gersons-Wolfensberger<br />
MA Goppel<br />
dr K Groeneveld<br />
dr H Houweling<br />
drs AB Leussink<br />
mr dr CJ van der Klippe<br />
dr JND de Neeling<br />
dr ir LTJ Pijls<br />
dr E van Rongen<br />
dr CMA van Rossum<br />
dr JL Rijnkels<br />
dr ir M Rutgers<br />
drs EJ Schoten<br />
171 Leiding en medewerkers van de <strong>Gezondheidsraad</strong> op 31 december <strong>2001</strong>
drs J Sekhuis<br />
dr ir CJK Spaaij<br />
drs JTJ Stouten<br />
drs WA van Veen<br />
dr GHM ten Velden<br />
dr ir PW van Vliet<br />
dr JAG van de Wiel<br />
Hoofd informatievoorziening<br />
en ondersteuning<br />
drs JS van Egmond<br />
Informatisering<br />
F Cornelisse<br />
MFC van Kan<br />
Coördinerend bibliotheekmedewerker<br />
VHM Tap<br />
Bibliotheek en documentatie<br />
NJFP Allen-Simonis<br />
PF Gooskens<br />
A Miklikowski<br />
CSJ Scholte<br />
Dcumentair Informatiebeheer<br />
A Miklikowski<br />
Hoofd bedrijfsvoering<br />
JH Jansen<br />
Adviseur bedrijfsvoering<br />
en managementondersteuning<br />
H van Tol<br />
Coördinerend secretariaatsmedewerker<br />
MI Roskam<br />
Projectassistent<br />
A van der Klugt-Schipper<br />
C Nederpelt-Brussee<br />
N Steenhuisen-Premchand<br />
Secretaresses<br />
R Aksel-Gauri<br />
DAP van Bladel<br />
M Javanmardi<br />
WY Lee<br />
TME Smith-Mets<br />
CJM Vianello-Roodbol<br />
Comptabiliteit<br />
ThWC Maes<br />
Managementassistent<br />
JM Los-van Dintel<br />
Medewerker vormgeving<br />
AMC van Kan<br />
Reprografie<br />
J Krispijn<br />
RQM van Zeventer<br />
Telefooncentrale<br />
JWT Hoeberechts<br />
FJ Prins-van Alphen<br />
Ondernemingsraad<br />
drs MA Bos<br />
dr CA Bouwman, voorzitter<br />
drs DChM Gersons-Wolfensberger,<br />
vice-voorzitter<br />
MFC van Kan, secretaris<br />
dr ir LTJ Pijls<br />
172 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>