Programmabegroting 2013 en meerjarenraming - Gemeente Best

Programmabegroting
Meerjarenraming
2014-2016
Begroting 2013

PROGRAMMABEGROTING 2013:
INHOUD
Bladzijde
Aanbiedingsbrief 3
Programmabegroting 2013 en meerjarenraming 2014 – 2016 + toelichting per programma
Programma 1 Algemeen Bestuur 9
Programma 2 Integrale veiligheid 14
Programma 3 Verkeer en openbare ruimte 23
Programma 4 Economische zaken 30
Programma 5 Onderwijs 34
Programma 6 Cultuur, sport en recreatie 39
Programma 7 Werk en inkomen 46
Programma 8 Maatschappelijke ondersteuning 53
Programma 9 Milieu 66
Programma 10 Ruimte en bouwen 74
Overzicht algemene dekkingsmiddelen en onvoorzien 82
Samenvattend overzicht baten en lasten programmabegroting
+ resultaatbestemming en overzicht incidentele uitgaven 85
Paragraaf lokale heffingen 95
Paragraaf weerstandsvermogen 103
Paragraaf onderhoud kapitaalgoederen 114
Financieringsparagraaf 118
Paragraaf bedrijfsvoering 125
Paragraaf verbonden partijen 134
Paragraaf grondbeleid 142
Paragraaf subsidies 146
BIJLAGEN 149
Investeringsprogramma
Ontwikkeling reserves en voorzieningen
Productenraming
Bezuinigingsmaatregelen.
1

AANBIEDINGSBRIEF PROGRAMMABEGROTING 2013
Inleiding
Voor u ligt de programmabegroting 2013. Met genoegen kunnen we u mededelen dat deze zonder extra
bezuinigingen (bovenop de kaderbrief) met een positief saldo sluit.
We hebben u in de kaderbrief een pakket aan bezuinigingen van circa € 1,3 miljoen voorgelegd die met
inachtneming van uw amendementen opgenomen zijn in deze begroting. Ondanks dat dit in eerste instantie
resulteerde in een begrotingstekort voor 2013, is er nu ruimte voor enig optimisme. Door enkele substantiële
positieve mutaties (onder meer op Wet Werk en Bijstand, sport, rente, personele lasten) sluit de begroting
met een positief saldo. Het financiële huis is op orde en het weerstandvermogen van Best is goed.
Echter, nog steeds verkeren wij financieel in een onzekere periode. Het financieel meerjarenperspectief laat
weliswaar een positieve ontwikkeling zien; landelijk beleid en de financieel-economische situatie in Europa
kunnen evenwel negatieve gevolgen hebben voor de begrotingsjaren 2014 en daarna. ‘Europa’ is meer dan
voorgaande jaren een issue voor de financiële huishouding van de rijksoverheid en daarmee ook direct voor
de huishouding van de gemeente Best. De duur van de huidige crisis op zich is een factor geworden die ons
noopt tot behoedzaamheid ten aanzien van de interpretatie van ons huidig financieel gunstig
meerjarenperspectief.
Naast deze (inter)nationale ontwikkelingen is Best ook kwetsbaar ten gevolge van de risico’s in onze
grondexploitaties samenhangende met de stagnatie in de bouwsector en waardevermindering van vastgoed
en grond. Hierdoor staan onze financiële positie en onze reserves onder druk. Bij de Kaderbrief hebben wij al
gewezen op bovenstaande financiële onzekerheden resulterend in een Kaderbrief op hoofdlijnen.
Algemene ontwikkelingen
De val van het kabinet heeft ertoe geleid dat een deel van de voorgenomen decentralisaties controversieel
zijn verklaard of zijn stilgezet. Het gaat om delen van de AWBZ en de Wet werken naar vermogen (WWNV).
Gelet op de omvang van deze operaties hebben wij ervoor gekozen om de voorbereidingen hiervan niet
volledig stil te zetten. Met name op die onderdelen waarvan de strekking naar verwachting niet wijzigt, worden
de voorbereidingen voortgezet. Daarnaast wordt de decentralisatie van de jeugdzorg juist een jaar eerder
ingevoerd; de ingangsdatum is gewijzigd van 1 januari 2016 naar 1 januari 2015. Omdat wij deze decentralisatie
al actief hadden ingezet, verwachten wij deze versnelde invoering goed op te kunnen vangen.
Er is een algemene trend waarbij verantwoordelijkheden steeds lager in de maatschappij worden weggelegd.
De hogere overheden decentraliseren taken naar lagere overheden, en alle overheden maken meer en
meer gebruik van samenwerking met publieke en private partners, maatschappelijke organisaties en instellingen
en (groepen) burgers. Dit betekent voor de gemeente Best dat de bovengenoemde decentralisaties
leiden tot een zwaarder accent op het sociale domein. Maar het betekent ook dat meer en meer ingezet
wordt op samenwerking.
Met het beleid ten aanzien van de fasering en prioritering van bouwlocaties, in lijn met de verwachte marktvraag,
streven we een evenwichtige ontwikkeling in de bouw na. In de wetenschap dat de bouw een moeizame
periode doormaakt zetten wij in op een pakket van maatregelen om de marktvraag te stimuleren en
eigen kosten en risico’s zo beperkt mogelijk te houden. We zetten in op een stimuleringsbeleid en risicobeheersing
met de volgende acties: een promotieplan, prioriteren van de sociale woningbouw, gefaseerd
bouwrijp maken en actief beleid ten aanzien van verkoop van vrije kavels.
3

In 2013 zal voortvarend uitvoering worden gegeven aan beleid dat in voorgaande jaren is vastgesteld zoals
onder andere Wmo-nota, nota werk en inkomen, cultuurnota, nota gezondheidsbeleid, het milieubeleidsplan,
het groenbeleidsplan, het beleidsplan energie- en materiaaltransitie en enkele meerjarige onderhoud- en
beheerplannen. Het zal er op aankomen om deze ambitieuze plannen met de beschikbare middelen en
menskracht ook daadwerkelijk tot stand te laten komen.
Bedrijfsvoering
De organisatie ontwikkelt zich de komende jaren tot een kwalitatief hoogwaardige, relatief kleine en flexibele
organisatie. Wij versterken daarmee de strategische rol van het gemeentebestuur en benutten de ‘kracht
van het dorp’ bij de ontwikkeling van het beleid. We investeren in het opdrachtgeverschap voor de uitvoering
die we steeds meer opdragen of overlaten aan derden. Daarbij zoeken we naar een juiste, klantgerichte
invulling voor onze burgers die hechten aan ‘dichtbij’.
We bewegen daarbij in de richting van meer regie, meer samenwerking en interactieve beleidsvorming. Dit
betekent dat we bij beleidsontwikkeling meer gebruik maken van de kennis en kunde van publieke en private
partners, maatschappelijke organisaties en instellingen en (groepen) burgers: we benutten ‘de kracht van
het dorp’. Als het gaat om de uitvoerende taken en werkzaamheden kiezen we voor ‘minder zelf, meer derden’.
Onder ‘derden’ verstaan we naast andere overheden en intergemeentelijke samenwerkingsverbanden,
gemeenschappelijke regelingen, maatschappelijke organisaties en instellingen, (groepen) burgers en private
bedrijven. We zetten in op het ‘slim organiseren van onze werkprocessen’. Ook deze beweging zal bijdragen
aan de vermindering van de eigen formatie in 2015. We zetten we in op het verminderen van de kwetsbaarheid
van specifieke posities. Voor intergemeentelijke samenwerking worden concrete stappen gezet in de
samenwerking met Veldhoven. Daarnaast kiezen we voor de schaal van de Campusgemeenten en het Stedelijk
Gebied.
Intern zal de volgende fase van het Klantcontact centrum in 2013 ingevoerd worden, met een verdere verdieping
en verbetering van de dienstverlening aan de samenleving.
Beoordeling van het begrotingsresultaat en het meerjarenperspectief
Het begrotingsresultaat waarin de bezuinigingsvoorstellen en het nieuw beleid ’onontkoombaar‘ en ’prioriteit‘
opgenomen zijn vertoont de volgende ontwikkeling.
( "-" = nadelig)
Ontwikkeling begrotingssaldo 2013 2014 2015 2016
Begrotingssaldo cf Financiële foto Kaderbrief 2013 - primitief -25.362 284.642 -17.585 -282.839
Aanpassingen algemene uitkering/winstwaarschuwing grondexploitatie -179.529 512.240 514.260 841.780
Begrotingssaldo cf Financiële foto Kaderbrief 2013 - aangepast (CAF 12034) -204.891 796.882 496.675 558.941
Aanpassingen op basis besluitvorming 25-06-2012 behandeling kaderbrief:
- Vervallen beperking budget rekenkamer van € 1,35 naar € 0,75 per inw.
(besluitvorming hierover op basis voorstel werkgroep) -17.000 -17.000 -17.000 -17.000
- Inr. Oirschotseweg 30 km - Investering verlaagd van € 1,5 mi naar € 100.000 -66.250 66.656 64.969 63.281
- Herstelwerkzaamheden boerderij Oirschotseweg 117 -100.000 0 0 0
- Vervallen bezuiniging zwembad 0 -197.000 -197.000 -197.000
- Afschaffing hondenbelasting -170.000 -172.500 -175.000 -175.000
Begrotingssaldo inclusief besluitvorming kaderbrief 2013 -558.141 477.038 172.644 233.222
Mutaties na kaderbrief 2013:
- Opstellen erfgoedkaart -15.000 0 0 0
- Bijstelling budgetten Wet Werk en Bijstand 551.000 328.000 252.000 251.000
- Renteresultaat 378.000 46.000 -167.000 -99.000
- Bezuiniging op personeelslasten 87.042 106.033 123.556 138.556
- Diverse overige mutaties -110.780 -219.965 -75.871 426.375
Totaal begrotingssaldo 332.121 737.106 305.329 950.153
4

De investering met betrekking tot de inrichting Oirschotseweg 30 km is verlaagd naar € 100.000. Voorgesteld
wordt om deze investering in één keer ten laste van de exploitatie 2013 te brengen.
De budgetten Wet Werk en Bijstand zijn bijgesteld aan de hand van de beschikking van het Rijk (nader
voorlopig toegekend). Het budget is onder meer aangepast doordat het CPB haar raming als gevolg van de
minder gunstige conjuncturele ontwikkelingen omhoog heeft bijgesteld. Inclusief de bijstelling van de bijstandsuitgaven
heeft dit per sado een gunstig effect op het begrotingssaldo.
Het renteresultaat valt op basis van de huidige gegevens met name in 2013 gunstiger uit. Dit wordt veroorzaakt
door een hogere boekwaarde van de grondexploitatie per 1 januari 2013, lagere financieringskosten
voornamelijk als gevolg van een aangetrokken geldlening van € 10 miljoen en door de vervallen investering
met betrekking tot inrichting Oirschotseweg 30 km ten laste van de algemene reserve met inkomensfunctie.
Bij de diverse overige mutaties wordt het verschil voornamelijk veroorzaakt doordat in 2016 geen areaaluitbreiding
opgenomen is terwijl bij eerdere aannames nog rekening gehouden was met een bedrag van
€ 300.000.
Leeswijzer
De programmabegroting bestaat uit de volgende onderdelen:
aanbiedingsbrief: leeswijzer, algemene beschrijving van het financiële perspectief en de gemaakte keuzes;
programma’s:
- de doelstelling, in het bijzonder de beoogde maatschappelijke effecten (wat willen we bereiken?);
- de wijze waarop ernaar gestreefd zal worden die effecten te bereiken (wat gaan we daarvoor doen?);
- de prestatie indicatoren (waarmee meten wij het succes?);
- de rapportagefrequentie en –vorm (wanneer en hoe rapporteren we?);
- de trends;
- de raming van baten en lasten 2013 – 2016 (wat mag het kosten?), met een overzicht van de beoogde
toevoegingen en onttrekkingen aan reserves (als gevolg van afrondingen op duizenden euro’s
kunnen afrondingsverschillen in de tabellen voorkomen);
- een overzicht van de geraamde incidentele baten en lasten en een toelichting op de belangrijkste
verschillen tussen begroting 2013 en begroting 2012 (inclusief de begrotingswijzigingen tot en met
juni 2012) en – waar substantieel - de jaarrekening 2011.
paragrafen:
de paragrafen geven een dwarsdoorsnede door de programma’s bezien vanuit perspectieven zoals
ondermeer bedrijfsvoering, lokale heffingen, verbonden partijen. Het doel hiervan is om u een instrument te
geven om de overkoepelende beleidskaders vast te stellen en om de uitvoering te kunnen controleren.
5

Programmabegroting 2013
en
meerjarenraming 2014 - 2016
7

PROGRAMMA
1 - ALGEMEEN BESTUUR
Dit programma omvat het taakveld Openbaar Bestuur.
Het geeft aan op welke wijze de gemeente wordt bestuurd.
Zowel de gemeenteraad, als het college, de (bestuurs-)ondersteuning en de directie zijn in dit programma
opgenomen. Ook de ondernemingsraad is in dit programma benoemd.
Verder omvat het programma ook de gehele dienstverlening aan de burger (publiekszaken), waaronder ook
de verkiezingen vallen.
Tenslotte gaat dit programma over samenwerking op bovenlokaal en regionaal niveau (onder andere SRE,
Campusgemeenten, Brainport, Veiligheidsregio, de gemeente Veldhoven en de andere verbonden partijen
(zie paragraaf verbonden partijen).
Wat mag het programma kosten?
Baten, lasten en mutaties reserves 1 - Algemeen bestuur
Bedragen in duizenden euro's
1 - Algemeen bestuur Realisatie Begroting Begroting Raming Raming Raming
2011 2012 2013 2014 2015 2016
Nieuw beleid
Lasten 0 0 0 0 0 0
Baten 0 0 0 0 0 0
Bestaand beleid
Lasten 5.179 8.759 4.784 4.808 4.411 4.517
Baten 790 1.152 1.090 1.081 863 866
Saldo voor bestemming 4.389 7.607 3.694 3.727 3.548 3.651
Stortingen in de reserves 0 0 0 0 0 0
Bijdragen uit de reserves 140 3.091 111 113 115 117
Saldo na bestemming 4.249 4.516 3.582 3.613 3.433 3.533
9

RESULTAATGEBIED 1.1 - BESTUUR
1.1.1 Wat willen we bereiken? 1.1.2 Wat gaan we daarvoor doen?
a. Het meerjarig structureel sluitend houden
van de begroting.
b. Samenwerking met de regio om efficiëntie
en kwaliteitsvoordelen te behalen.
c. Het verbeteren van de dienstverlening
aan burgers, bedrijven en instellingen
d. Het vergroten van de betrokkenheid van
de burger bij het besturen / functioneren
van de gemeente en de gemeentelijke
plannen
a. Het via de reguliere P&C-cyclus verwerken en monitoren
van de bezuinigingstaakstelling.
b.1 Het vergroten/ intensiveren van de samenwerking met
Gemeente Veldhoven.
b.2 Het zorg dragen voor een goede afstemming tussen
de verantwoordelijkheden en activiteiten van de diverse
(intergemeentelijke) samenwerkingsverbanden,
zoals;
SRE
Campusgemeenten (Best, Veldhoven, Eindhoven,
Helmond)
Samenwerking Stedelijk Gebied Eindhoven (Best,
Geldrop-Mierlo, Helmond, Nuenen, Son en Breugel,
Veldhoven en Waalre): multilevel governance
Brainport
en de andere verbonden partijen.
c.1 Uitvoering geven aan de volgende activiteiten binnen
het programma DOEN!
Verbeteren van de bereikbaarheid via alle kanalen. Het
houden van een onderzoek naar de telefonische bereikbaarheid
(Telan) ter vergelijking met de nulmeting
van 2012.
c.2 Handhaven van de reeds verkorte wachttijden bij het
werken op afspraak onder de 2 minuten.
c.3 De gemeentelijke diensten via verschillende kanalen
aanbieden en standaardiseren onder andere met behulp
van e-formulieren.
c.4 Meedoen aan de Benchmark publiekszaken ter vergelijking
met de nulmeting van 2012.
d.1 De burger wordt betrokken bij het gemeentelijk handelen,
verwoord in de nota Bewonersparticipatie. In
het kader van het rapport “vertrouwen in de burgers”
van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid
(WRR) zal via bijeenkomsten de burgerbetrokkenheid
worden getoetst.
d.2 Verbeteracties formuleren en uitvoeren naar aanleiding
van het KTO (Klanttevredenheidsonderzoek
‘Waarstaatjegemeente.nl’, KTO ‘De burger als partner’
en ‘De burger als kiezer’).
e. Efficiencyverbetering e.1 Realisering van de opdracht van de gemeenteraad om
de kosten van de ondernemingsraad terug te brengen
tot max. € 195.000.
10

e.2 Beperken van het aantal onderzoeken (onderzoekscapaciteit)
door de rekenkamer.
1.1.4 Waarmee meten we het succes?
Omschrijving indicator Eenheid Norm
('Begrote waarde')
2012
a.1 Structureel begrotingssaldo saldo 0
b.1 Gemeente Veldhoven;
Uitvoering operationele samenwerkingsprojecten aantal 14
c.1 Onderzoek telefonische bereikbaarheid %
Dagen
75% binnen 2 werkdagen
teruggebeld
(2012: 66%)
c.2 Gemiddelde wachttijd bezoekers Aantal minuten 2
(2012:1.23)
gedurende de 1 e 5 maanden
van de pilot
c.3 Gebruik e-formulieren dat voldoet aan GEMMA
standaard
aantal
10 nieuwe
(2012: 5)
c.4 Benchmark Publiekszaken Totaal % eindoordeel
59%
(2012: 54,5%)
d.1 Indicatoren opgenomen in programma 8
d.2 Tweejaarlijks klanttevredenheidsonderzoek ‘waarstaatjegemeente.nl’
KTO ‘de burger als partner’
en ‘de burger als kiezer’
rapportcijfer
rapportcijfer
6,0
(2010:5,8)
6,0
(2010:5,7)
e.1 Kosten € € 195.000
e.2 Kostenreductie € € 17.000
1.1.5 Hoe rapporteren we?
Reguliere P&C-cyclus: tussentijdse rapportages en jaarverslag.
Het onderzoek naar de telefonische bereikbaarheid wordt gehouden in het 1 e kwartaal van 2013. De
resultaten zijn beschikbaar in het 2 e kwartaal van 2013.
De benchmark Publiekszaken wordt gehouden in het 2 e kwartaal 2013. De resultaten zijn beschikbaar in
3 e kwartaal 2013.
Schriftelijk dan wel mondeling aan raad en/of presidium.
11

1.1.6 Trends
Intensivering samenwerking met Veldhoven en regionaal en verbonden partijen.
Ontwikkelingen op landelijk niveau op het gebied van omvang gemeenteraden en colleges. Het verminderen
van het aantal politieke ambtsdragers en ondersteuners, vanaf 2015, is opgenomen in de kaperbrief
2013 en als stelpost in de meerjarenbegroting.
Regionalisering van alle brandweerkorpsen van de Veiligheidsregio per 1-1-2014.
Ook op provinciaal niveau wordt onderzocht naar mogelijke andere vormgeving van besturen (onderzoek
Krachtig Bestuur Brabant).
Het politiebestel wordt gewijzigd met de komst van de Nationale Politie.
FINANCIEN
Wat mag het kosten?
Baten, lasten en mutaties reserves 1.1 - Bestuur
Bedragen in duizenden euro's
1.1 - Bestuur Realisatie Begroting Begroting Raming Raming Raming
2011 2012 2013 2014 2015 2016
Nieuw beleid
Lasten 0 0 0 0 0 0
Baten 0 0 0 0 0 0
Bestaand beleid
Lasten 5.179 8.759 4.784 4.808 4.411 4.517
Baten 790 1.152 1.090 1.081 863 866
Saldo voor bestemming 4.389 7.607 3.694 3.727 3.548 3.651
Stortingen in de reserves 0 0 0 0 0 0
Bijdragen uit de reserves 140 3.091 111 113 115 117
Saldo na bestemming 4.249 4.516 3.582 3.613 3.433 3.533
12

Welke verschillen zijn er ten opzichte van voorgaande jaren?
Lasten
In het resultaatgebied Bestuur zijn de lasten € 3.975.000 lager ten opzichte van de begroting 2012. Dit verschil
wordt voornamelijk veroorzaakt door:
De lagere lasten van € 664.000 in 2013 welke betrekking hebben op de doorontwikkeling gemeentelijke
organisatie (overheveling vanuit 2011 via resultaatbestemming naar 2012).
De lagere lasten van € 2.500.000 in 2013 welke betrekking hebben op het frictiebudget waar in 2012
een bijdrage uit de vrije algemene reserve tegenover staat (in de 2 e tussentijdse rapportage 2012 wordt
voorgesteld dit bedrag te verlagen naar € 500.000).
De lagere lasten van € 470.000 in 2013 welke betrekking hebben op het onderzoeksbudget waar in
2012 een bijdrage uit de vrije algemene reserve tegenover staat.
Dat er voor een bedrag van € 131.000 minder apparaatskosten zijn toegerekend aan de ondernemingsraad.
Dat er voor een bedrag van € 142.000 minder kosten zijn toegerekend aan de raad en raadscommissies.
13

PROGRAMMA
2 - INTEGRALE VEILIGHEID
Dit programma omvat het integrale veiligheidsbeleid, waarin gemeente, politie, brandweer, justitie en burgers
ieder hun eigen rol hebben. Daarnaast bevat dit programma de bijzondere wetgeving, ondergebracht in
de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) en in verschillende bijzondere wetten.
Veiligheidsbeleid
De gemeente treedt hierbij op als regievoerder en betrekt de juiste partners om zo een veilige woon- en
leefomgeving te realiseren voor iedereen die woont, werkt en verblijft in Best.
Binnen het veiligheidsbeleid bestaan twee aandachtsvelden:
1. Openbare Orde en Veiligheid (2.1) waaronder; Kernbeleid Veiligheid, politiezorg, rampenbestrijding/crisisbeheersing,
Veiligheidsregio Zuidoost Brabant.
2. Fysieke Veiligheid (2.2) waaronder; Brandweerzorg en Externe Veiligheid.
De rampenbestrijding en crisisbeheersing zijn zoveel mogelijk regionaal georganiseerd.
In 2013 worden alle brandweerkorpsen volledig geregionaliseerd. De vrijwilligers van het brandweerkorps
Best zijn in 2012 reeds geregionaliseerd en onderdeel van de Veiligheidsregio.
Externe veiligheid richt zich op de samenwerking tussen ruimtelijke ordening en veiligheid.
Algemene Plaatselijke Verordening
De Algemene Plaatselijke Verordening (APV) is bijzondere wetgeving. De APV is daarmee het 'huishoudelijk
reglement' van de gemeente Best.
Op het gebied van de APV is de vergunningverlening op basis van een risicoanalyse gedereguleerd en gedigitaliseerd.
Toezicht en handhaven van de fysieke leefomgeving
Toezicht en handhaving op het gebied van de bijzondere wetgeving en op het gebied van integrale veiligheid
wordt programmatisch en cyclisch uitgevoerd. De toezichthouders en Boa’s (Buitengewoon opsporingsambtenaren)
worden ingezet vanuit zowel het Kernbeleid Veiligheid 2011-2014, als het Beleidsplan Integraal
Toezicht en Handhaven 2012-2015. Boa’s worden ook ingezet in (een) andere gemeente(n).
14

Wat mag het programma kosten?
Baten, lasten en mutaties reserves 2 - Integrale veiligheid
Bedragen in duizenden euro's
2 - Integrale veiligheid Realisatie Begroting Begroting Raming Raming Raming
2011 2012 2013 2014 2015 2016
Nieuw beleid
Lasten 0 0 49 33 33 32
Baten 0 0 0 0 0 0
Bestaand beleid
Lasten 2.526 2.616 2.617 2.613 2.568 2.607
Baten 122 191 149 150 152 153
Saldo voor bestemming 2.404 2.425 2.517 2.496 2.449 2.486
Stortingen in de reserves 0 0 0 0 0 0
Bijdragen uit de reserves 49 47 66 45 44 42
Saldo na bestemming 2.355 2.378 2.451 2.451 2.406 2.444
15

RESULTAATGEBIED 2.1 - OPENBARE ORDE EN VEILIGHEID
2.1.1 Wat willen we bereiken? 2.1.2 Wat gaan we daarvoor in 2013 doen?
a. Verbeteren en borgen van de subjectieve
veiligheid (veiligheidsgevoel) en
leefbaarheid.
Verbeteren en borgen van de objectieve
veiligheid (criminaliteitscijfers).
b. Risico’s beperken en adequaat optreden
bij rampen en crisis
c. Reguleren van activiteiten op het gebied
van drankverstrekking en horeca in het
belang van volksgezondheidsrisico’s
d. Voorkomen en beperken van activiteiten
die in wet- of regelgeving verboden zijn
en daarmee risico’s beperken in het publiek
belang.
a.1 Uitvoeren van het uitvoeringsplan Kernbeleid Veiligheid
2013.
a.2 Het inzetten van buitengewoon opsporingsambtenaren
(boa's; 3 fte). De boa’s worden lokaal en intergemeentelijk
ingezet en kunnen op verzoek ook regionaal
worden ingezet. Afstemming vindt plaats op lokaal en
subregionaal niveau.
a.3 De georganiseerde misdaad wordt in regionaal verband
aangepakt onder regie van het RIEC. Dit gebeurt
in de vorm van themagerichte acties en de Wet Bibob
(horeca, bouw en milieu). Besluitvorming over het
implementeren van fase II Wet Bibob (IIa bouw en
daarna IIb milieu), waarvoor een aanvraag voor nieuw
beleid is ingediend. Toetsen van aanvragen omgevingsvergunningen
activiteit bouw en milieu conform
Wet Bibob. Zie ook programma 9 en 10.
b.1
b.2
b.3
c.1
c.2
Deelnemen aan zowel de regionale als de lokale rampenbestrijdingsorganisatie.
Jaarlijks oefenen.
Evaluatie van alle incidenten.
Implementatie nieuwe Drank- en Horecawet
Uitvoering geven aan het “Plan van aanpak implementatie
Drank- en Horecawet”
Opstellen verordening paracommercie
d. Vergunningverlening en toezicht op basis van toepassing
zijnde beleidsplannen Opstellen van:
een vergunningenbeleidsplan (onderdeel APV en
bijzondere wetten)
uitvoeringsprogramma Integraal Toezicht en
Handhaven
Actualiseren van:
Beleidsplan integraal toezicht en handhaven.
16

2.1.4 Waarmee meten we het succes?
Omschrijving indicator Eenheid Norm
('Begrote waarde')
2013
a.1 Tweejaarlijks onderzoek door middel van Veiligheidsmonitor,
onveiligheidsgevoel
% 20% in 2013
(2009 en 2011: 22%)
b.1 Oefening gemeentelijk beleidsteam aantal 1
b.2 Evalueren rampenbestrijdingsorganisatie bij inzet in % 100
Best
c.1 Uitgevoerd “Plan van aanpak implementatie Drank- status
gereed
en Horecawet”
c.2 Vastgestelde verordening paracommercie status gereed
d. Vastgesteld Vergunningenbeleidsplan (onderdeel
APV en bijzondere wetten)
status
gereed
Vastgesteld Uitvoeringsprogramma toezicht en
handhaven
status
gereed
Geactualiseerd Beleidsplan integraal toezicht en
handhaven
status
gereed
Tweejaarlijks onderzoek door middel van klanttevredenheidonderzoek
‘Waar staat je gemeente.nl’:
tevredenheid van de burger als onderdaan,
onderdeel ‘De in de gemeente geldende
verordeningen en andere regels zijn nodig, helder
en niet in strijd met elkaar’
rapportcijfer
6,9 in 2012
(2010: 6,7)
2.1.5 Hoe rapporteren we?
Reguliere P&C-cyclus: tussentijdse rapportages en jaarverslag.
Veiligheidsmonitor (enquête elke 4 jaar vanaf 2013)
Klanttevredenheidonderzoek 'Waar staat je gemeente' (even jaren)
Criminaliteitscijfers politie
Raadsinformatieavond(en)
Evaluatie handhavinguitvoeringsprogramma 2013 (jaarverslag 2013)
2.1.6 Trends
Zowel bij de aanpak van veiligheidsthema’s, als op het gebied van toezicht wordt steeds vaker regionaal
en intergemeentelijk samengewerkt. Door het samenwerken op subregionaal niveau wordt de kwaliteit
verhoogd en de efficiency verbeterd.
Door de start van de nationale politie gaat Best behoren tot basisteam De Kempen en regionale eenheid
Oost-Brabant.
Verdere toezichtstaken van zowel politie als rijksoverheid verschuiven naar de gemeente. De Boa’s worden
hiervoor ingezet.
17

Landelijk en regionaal loopt de discussie rondom het spreidingsbeleid van coffeeshops en de invoering
van de wietpas. De opgestelde richtlijnen van de minister van Veiligheid en Justitie kunnen mogelijk leiden
tot aanpassing van de ‘nuloptie’-beleid in de regio en daarmee tot spreiding van coffeeshops.
Verbreding van het instrumentarium van de Wet Bibob op het gebied van bouw en milieu.
De regionale veiligheidshuizen werken samen op het gebied van huiselijk geweld, veelplegers, risicojeugd,
schoolverzuim en nazorg ex-gedetineerden en organiseren zich op de schaal van de nieuwe politieregio.
Bij de Veiligheidsregio komt het accent de komende jaren, nog sterker dan voorheen te liggen op het
verschuiven van repressieve activiteiten naar het voorkomen van incidenten (verhogen van veiligheidsbewustzijn
en zelfredzaamheid).
De gemeentelijke processen in de rampenbestrijding worden regionaal georganiseerd onder coördinatie
van het bij de Veiligheidsregio ondergebrachte Bureau Bevolkingszorg.
Als gevolg van de individualisering, de verdergaande intolerantie, de veranderende rol van de politie, de
toename van de mondigheid in de maatschappij gekoppeld aan een betere bereikbaarheid van de gemeente,
wordt steeds meer beslag gelegd op de personele capaciteit vooral op juridisch gebied en mediation.
FINANCIEN
Wat mag het kosten?
Baten, lasten en mutaties reserves 2.1 - Openbare orde en veiligheid
Bedragen in duizenden euro's
2.1 - Openbare orde en veiligheid
Realisatie Begroting Begroting Raming Raming Raming
2011 2012 2013 2014 2015 2016
Nieuw beleid
Lasten 0 0 49 33 33 32
Baten 0 0 0 0 0 0
Bestaand beleid
Lasten 1.415 1.701 2.009 1.988 1.935 1.977
Baten 60 175 113 114 116 116
Saldo voor bestemming 1.355 1.526 1.945 1.907 1.852 1.893
Stortingen in de reserves 0 0 0 0 0 0
Bijdragen uit de reserves 0 0 20 0 0 0
Saldo na bestemming 1.355 1.526 1.925 1.907 1.852 1.893
18

Welke verschillen zijn er ten opzichte van voorgaande jaren?
Lasten
In het resultaatgebied Openbare orde en veiligheid zijn de lasten € 357.000 hoger ten opzichte van de begroting
2012. Dit verschil wordt voornamelijk veroorzaakt door:
Per 1 maart 2012 is de brandweerzorg voor wat betreft de 3p-taken en de vrijwilligers overgegaan naar
de Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost. Als gevolg hiervan zijn diverse budgetten in resultaatgebied 2.2.
verlaagd en overgebracht naar dit resultaatgebied. Daarnaast wordt vanwege frictiekosten bij de Veiligheidsregio
Brabant-Zuidoost een bijdrage betaald tot en met 2014. Als gevolg hiervan is de bijdrage in
2013 aan de Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost € 164.000 hoger (nadelig) dan in 2012.
Daarnaast verhuizen diverse apparaatskosten van resultaatgebied 2.2 naar dit resultaatgebied. Als gevolg
hiervan zijn de lasten € 158.000 hoger (nadelig) dan in 2012.
Als gevolg van een gewijzigde toerekening van apparaatskosten in 2013 ten opzichte van 2012, worden
€ 31.000 meer apparaatskosten (nadelig) aan dit resultaatgebied doorbelast dan in 2012.
Baten
In het resultaatgebied Openbare orde en veiligheid zijn de baten € 62.000 lager ten opzichte van de begroting
2012. Dit verschil wordt voornamelijk veroorzaakt door:
Via de eerste tussentijdse rapportage 2012 is in 2012 een bijdrage toegekend uit het frictiebudget aan
dit resultaatgebied. In 2013 is geen bijdrage uit het frictiebudget geraamd. Hierdoor zijn de baten in
2013 € 51.000 lager dan in 2012.
Bij verlenen van vergunningen voor het innemen van standplaatsen worden per 1 januari 2012 de tarieven
van de 'verordening precariobelasting 2012' toegepast. Hierdoor vindt een verschuiving plaats van
programma 2 naar programma 11 (precariobelasting), waardoor de baten in 2013 € 13.000 lager zijn.
19

RESULTAATGEBIED 2.2 - FYSIEKE VEILIGHEID
2.2.1 Wat willen we bereiken? 2.2.2 Wat gaan we daarvoor doen?
Externe Veiligheid
a. Een veilig woon-, werk- en verblijfklimaat.
Brandweerzorg
b1. Verhogen kwaliteit van de brandweer
b2. Verhogen van het veiligheidsbewustzijn
van mensen die in Best wonen, werken en
verblijven.
c. Brandveilig gebruik van objecten conform
het omgevingsrecht en op basis van actuele
beleidsplannen
d. Efficiëntere vergunningverlening, handhaving
en afhandelen projectbesluiten door
digitaal te werken op het gebied van omgevingsrecht.
a.1 In elk bestemmingsplan en/of -actualisatie opnemen
van een risicoafweging (verantwoording
groepsrisico) met betrekking tot externe veiligheid
conform de beleidsvisie Externe Veiligheid.
a.2 Actueel houden van de lokale risicokaart, zodat
veiligheidsrisico's voor iedereen inzichtelijk zijn.
b.1.1 Het voldoen aan het besluit kwaliteit brandweerpersoneel.
b.1.2 Deskundig adviseren over brandveiligheid.
b.1.3. Uitrukken binnen de daarvoor gestelde opkomsttijd
van 6, 8 of 10 minuten. (conform de leidraad Repressieve
Basisbrandweerzorg)
b.2.1 Deelnemen aan lokale, regionale en nationale projecten
gericht op het verhogen van het veiligheidsbewustzijn
van zowel inwoners als brandweerpersoneel.
b.2.2 Het informeren van burgers ten aanzien van preventieve
maatregelen.
c. Opstellen van een uitvoeringsprogramma.
Actualiseren Beleidsplan toezicht en handhaven.
d. Afronden van het project ‘Digitale afhandeling
vergunningen, zaken handhaving en projectbesluiten’.
2.2.4 Waarmee meten we het succes?
Omschrijving indicator Eenheid Norm
('Begrote waarde')
2013
a. Externe Veiligheid
% 100
Bij nieuwe bestemmingsplannen en herzieningen
ervan wordt een risicoparagraaf (verantwoording
groepsrisico) opgenomen, conform de beleidsvisie
Externe Veiligheid. Op het gebied van externe en
fysieke veiligheid vindt een belangenafweging aantoonbaar
plaats.
Jaarlijks geactualiseerde risicokaart status gereed
b. Brandweerzorg
b1. Halen van de 6, 8 of 10 minuten opkomsttijd bij % 80
20

Omschrijving indicator Eenheid Norm
prio 1 uitrukken (Leidraad Repressieve Basisbrandweerzorg).
Evaluaties van de geregistreerde (bijna) ongevallen,
% 100
kwalificatie middel of hoger.
Evaluaties van brand- en hulpverleningsinzetten, % 100
kwalificatie middel of hoger.
Afgehandelde adviesaanvragen brandveiligheid % 90
binnen de gestelde termijn van 2 weken.
Contactmomenten met burgers/bedrijven waar aantal 4
zelfredzaamheid en risicobewustzijn onder de aandacht
is gebracht.
c. Toezicht en handhaving
c1. Geactualiseerd Beleidsplan integraal Toezicht- en status
gereed
Handhaven opgesteld
c1. Opgesteld Uitvoeringsprogramma integraal toezicht
en handhaven
status
gereed
2.2.5 Hoe rapporteren we?
P&C-cyclus: tussentijdse rapportages en jaarverslag.
Raadsinformatieavond(en).
Evaluatie handhavingsuitvoeringsprogramma 2013 (jaarverslag 2013).
2.2.6 Trends
Toename wettelijke eisen voor transportmodaliteiten water, weg en spoor op het gebied van externe
veiligheid.
Regionalisering van de brandweer krijgt steeds meer vorm. Alle brandweerkorpsen worden in 2013
geregionaliseerd.
Als gevolg van de individualisering, de verdergaande intolerantie, de veranderende rol van de politie, de
toename van de mondigheid in de maatschappij gekoppeld aan een betere bereikbaarheid van de gemeente,
wordt steeds meer beslag gelegd op de personele capaciteit vooral op juridisch gebied en mediation.
21

FINANCIEN
Wat mag het kosten?
Baten, lasten en mutaties reserves 2.2 - Fysieke veiligheid
Bedragen in duizenden euro's
2.2 - Fysieke veiligheid Realisatie Begroting Begroting Raming Raming Raming
2011 2012 2013 2014 2015 2016
Nieuw beleid
Lasten 0 0 0 0 0 0
Baten 0 0 0 0 0 0
Bestaand beleid
Lasten 1.111 916 609 626 633 631
Baten 63 16 36 36 36 36
Saldo voor bestemming 1.048 900 573 590 597 595
Stortingen in de reserves 0 0 0 0 0 0
Bijdragen uit de reserves 49 47 46 45 44 42
Saldo na bestemming 1.000 853 527 545 553 552
Welke verschillen zijn er ten opzichte van voorgaande jaren?
Lasten
Per 1 maart 2012 is de brandweerzorg voor wat betreft de 3p-taken en de vrijwilligers overgegaan naar de
Veiligheidsregio Brabant – Zuidoost. Als gevolg hiervan zijn diverse budgetten in dit product verlaagd (apparaatskosten
3p-taken en vrijwilligers alsmede de daaraan rechtstreeks te relateren budgetten). Als gevolg
hiervan zijn de budgetten binnen dit resultaatgebied verlaagd met € 294.000 (batig) ten opzichte van 2012.
De verlaagde budgetten zijn verwerkt in resultaatgebied 2.1 openbare orde en veiligheid. In dit resultaatgebied
worden de bijdragen aan de Veiligheidsregio Brabant - Zuidoost verantwoord.
Baten
Van de provincie Noord-Brabant wordt structureel een bijdrage ontvangen voor projecten in het kader van
Brabant Veiliger. Hierdoor is de raming vanaf 2013 € 22.500 (batig) hoger dan in 2012.
22

PROGRAMMA
3 - VERKEER EN OPENBARE RUIMTE
Dit programma omvat de zorg voor de bereikbaarheid, de verkeersveiligheid, de aanleg en het onderhoud
van wegen, straten, openbare verlichting en groenvoorziening; met andere woorden het totale integrale
beheer van de openbare ruimte.
Wat mag het programma kosten?
Baten, lasten en mutaties reserves 3 - Verkeer en openbare ruimte
Bedragen in duizenden euro's
3 - Verkeer en openbare ruimte Realisatie Begroting Begroting Raming Raming Raming
2011 2012 2013 2014 2015 2016
Nieuw beleid
Lasten 0 0 201 217 24 24
Baten 0 0 0 0 0 0
Bestaand beleid
Lasten 17.294 7.996 5.621 5.253 5.320 5.403
Baten 637 378 397 411 425 431
Saldo voor bestemming 16.657 7.618 5.425 5.059 4.919 4.996
Stortingen in de reserves 0 0 0 0 0 0
Bijdragen uit de reserves 12.179 2.591 520 289 94 92
Saldo na bestemming 4.477 5.027 4.904 4.770 4.825 4.904
23

RESULTAATGEBIED 3.1 - VERKEER / PARKEREN
Dit resultaatgebied beoogt een optimalisatie van de leefbaarheid door een verbetering van de bereikbaarheid
van zowel fiets- als autoverkeer binnen de kaders van verkeersveiligheid en milieu. De beleidsdoelen op
dit terrein zijn opgenomen in de beleidsnota Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan (GVVP).
3.1.1 Wat willen we bereiken? 3.1.2 Wat gaan we daarvoor doen?
a. Een logische en goede bereikbaarheid voor
fietsverkeer en gemotoriseerd verkeer met
in acht name van:
de wettelijke vereisten;
de geplande woningbouwontwikkeling;
de richtlijnen aangaande Duurzaam
Veilig;
het tegengaan van doorgaand autoverkeer
op wegen die daar niet voor zijn
bedoeld.
b. Het verbeteren van de parkeersituatie,
waarbij in 2013 de nadruk gelegd wordt op
het centrumgebied.
c. Het verbeteren van de verkeersveiligheid,
waarbij in 2013 de nadruk wordt gelegd op
het leveren van een bestuurlijke verkeersveiligheidsambassadeur
en het financieel
ondersteunen van mensgerichte verkeerseducatie.
a.1. Het realiseren van diverse infrastructurele projecten
waaronder:
uitvoering quick wins ter bevordering van de
verkeersveiligheid in de Willem de Zwijgerweg;
30 km/uur-zone in de Prins Bernardlaan ter
hoogte van ‘De Schakel’;
fietsmaatregelen en onderhoud in de Erica;
groot onderhoud in de Vleutstraat.
a.2. Het actualiseren van de Uitvoeringsnota GVVP.
a.3. Het voorbereiden en uitvoeren van de werkzaamheden
in het kader van ‘Voorrang fietsers op rotondes’.
a.4. Het aanbrengen van verkeersmaatregelen in de
Oirschotseweg tussen de Ringweg en het station.
b.1. Het voorbereiden van het invoeren van betaald parkeren
in het centrumgebied.
b.2. Het aanbesteden van de bouw van een nieuwe parkeergarage
in het centrumgebied.
c.1. Het ondersteunen van de Brabantse verkeersveiligheidsvisie
‘Maak van de nul een punt’.
c.2. Het financieel ondersteunen van projecten van Veilig
Verkeer Nederland afdeling Best en de Bestse basisscholen.
24

3.1.4 Waarmee meten we het succes?
Omschrijving indicator Eenheid Norm
('Begrote waarde')
2013
a.1 Het realiseren van tenminste vier infrastructurele aantal 4
projecten.
a.2. De geactualiseerde Uitvoeringsnota GVVP is vastgesteld
status
gereed
door het college.
a.3 De maatregelen uit het dossier ‘Voorrang voor fietsers
aantal Aanpassing van 6 rotondes
op rotondes’ zijn uitgevoerd zoals besloten
door de gemeenteraad.
a.4. In de Oirschotseweg is tenminste één verkeersmaatregel
Aantal 1
gerealiseerd
b.1 Ten behoeve van de invoering van betaald parkeren
status
gereed
zijn de volgende plannen opgesteld:
een communicatieplan;
een rapportage ‘uitwerking parkeerbeleid’.
b.2 De nieuw te realiseren parkeergarage in het centrumgebied
status
gereed
is aanbesteed.
c.1 De verkeersveiligheidsvisie ‘Maak van de nul een status
gereed
punt’ wordt uitgedragen door het leveren van een
ambassadeur voor de regio ZuidoostBrabant.
c.2 Financiële ondersteuning van ten minste een drietal aantal 3 verkeersveiligheidsprojecten
mensgerichte verkeersveiligheidsprojecten van
en
Veilig Verkeer Nederland afdeling Best. Daarnaast
vindt financiële ondersteuning van alle Beste basisscholen
7 Bestse basisscholen van
de 9 basisscholen
plaats, die deelnemen aan het Brabants
VerkeersveiligheidsLabel (BVL).
3.1.5 Hoe rapporteren we?
Reguliere P&C-cyclus: tussentijdse rapportages en jaarverslag.
3.1.6 Trends
In het kader van de wettelijk voorgeschreven onderzoeken naar lucht en geluid ontstaat een forse toename
van de vraag naar verkeersgegevens. Dit betekent een toename op het beslag van ambtelijke capaciteit.
In steeds meer provincies wordt de aandacht op verkeersveiligheidsbeleid hernieuwd door het streven
naar nul verkeersslachtoffers met de visie ‘Maak van de nul een punt’.
25

FINANCIEN
Wat mag het kosten?
Baten, lasten en mutaties reserves 3.1 - Verkeer / Parkeren
Bedragen in duizenden euro's
3.1 - Verkeer / Parkeren Realisatie Begroting Begroting Raming Raming Raming
2011 2012 2013 2014 2015 2016
Nieuw beleid
Lasten 0 0 181 4 4 4
Baten 0 0 0 0 0 0
Bestaand beleid
Lasten 540 771 692 713 730 744
Baten 112 61 61 62 62 62
Saldo voor bestemming 428 710 812 655 672 686
Stortingen in de reserves 0 0 0 0 0 0
Bijdragen uit de reserves 148 158 177 96 94 92
Saldo na bestemming 280 553 635 559 578 594
Welke verschillen zijn er ten opzichte van voorgaande jaren?
Lasten
In het resultaatgebied Verkeer / Parkeren zijn de lasten € 102.000 hoger ten opzichte van de begroting
2012. Dit verschil wordt voornamelijk veroorzaakt door:
Als gevolg van eenmalige investeringen in 2012 zijn de lasten € 114.000 lager in de begroting van 2013.
De investeringen zijn :
- Verkeersveiligheid schoolomgevingen € 57.000, (dekking uit reserves)
- Verkeersplannen Tormentil/Breeven € 45.000
- Verkeersmaatregelen Leeuwerik € 11.000
Hier tegenover staan hogere lasten van € 179.000 als gevolg van eenmalige investeringen in 2013.
Het betreft :
- Aanpassing rotondes in voorrang voor fietsers € 79.000 (dekking uit reserves)
- 30 km p/u inrichting Oirschotseweg € 100.000
De kapitaallasten nemen met € 34.000 toe als gevolg van activering van onderstaande investeringen:
- Voorbereiding bouw parkeergarage Centrum
- Fietsvoorziening Heide
26

RESULTAATGEBIED 3.2 - OPENBARE RUIMTE
3.2.1 Wat willen we bereiken? 3.2.2 Wat gaan we daarvoor doen?
a. Het waarborgen van een goed beheer van
de openbare ruimte.
b. Het serviceniveau van reageren op klachten
en meldingen op acceptabel niveau
houden.
a. Uitvoering geven aan de vastgestelde beheerplannen
(Kwaliteitsplan beheer openbare ruimte, Groenbeleidsplan,
Wegbeheerplan, Verbreed Gemeentelijk
Rioleringsplan, Beleidsnota Openbare Verlichting).
b. Het zo efficiënt mogelijk inrichten van het servicepunt
openbare ruimte, daarbij aansluitend op de ontwikkelingen
van het klantcontactcentrum (KCC).
3.2.4 Waarmee meten we het succes?
Omschrijving indicator Eenheid Norm
('Begrote waarde')
2013
a. Schouw op het onderhoud van de openbare ruimte kwaliteitsniveau Conform beleid KBOR
b.1 Een opnieuw ingericht servicepunt openbare ruimte status gereed
b.2 Een vastgesteld kwaliteitshandvest voor de afhandeling
van meldingen, storingen en klachten.
status
gereed
3.2.5 Hoe rapporteren we?
Reguliere P&C-cyclus: tussentijdse rapportages en jaarverslag.
3.2.6 Trends
Landelijk verandert de kijk op het beheer en onderhoud van de openbare ruimte. Enerzijds leidt de individualisering
tot minder betrokkenheid van de inwoners; anderzijds weten de inwoners juist bij problemen
in de openbare ruimte de gemeente snel te vinden. Ook wordt de gemeente eerder en vaker aansprakelijk
gesteld.
Vandalisme neemt toe. Dit uit zich ook in hogere beheerskosten.
Er is meer aandacht voor duurzaamheid.
27

FINANCIEN
Wat mag het kosten?
Baten, lasten en mutaties reserves 3.2 - Openbare ruimte
Bedragen in duizenden euro's
3.2 - Openbare ruimte Realisatie Begroting Begroting Raming Raming Raming
2011 2012 2013 2014 2015 2016
Nieuw beleid
Lasten 0 0 20 213 20 20
Baten 0 0 0 0 0 0
Bestaand beleid
Lasten 16.754 7.226 4.929 4.540 4.590 4.659
Baten 525 317 337 349 363 369
Saldo voor bestemming 16.229 6.909 4.612 4.404 4.247 4.310
Stortingen in de reserves 0 0 0 0 0 0
Bijdragen uit de reserves 12.031 2.433 343 193 0 0
Saldo na bestemming 4.198 4.476 4.269 4.211 4.247 4.310
Welke verschillen zijn er ten opzichte van voorgaande jaren?
Lasten
In het resultaatgebied Openbare ruimte zijn de lasten € 2.277.000 lager ten opzichte van de begroting 2012.
Dit verschil wordt voornamelijk veroorzaakt door:
Door het opruimen van hondentoiletten dalen de lasten met € 30.000.
De lasten dalen met € 84.000 door een verlaging van de storting in de voorziening wegbeheer.
De exploitatielasten voor het toegankelijk maken van de bushaltes dalen met € 40.000.
De lasten dalen met € 85.000 door lagere toerekening van apparaatskosten aan het resultaatgebied.
De kapitaallasten stijgen in 2013 met € 16.000 door activering beheer parkeerstrook A2 en door inrichting
plein schakel.
De lasten voor het beheer van de fietsenstalling NS stijgen met € 33.000 als gevolg van de overname
van het beheer door de WSD.
Incidentele investeringen in 2013 zijn € 2.090.000 lager dan in 2012.
De investeringen waar het om gaat zijn:
- Reconstructie Eindhovenseweg Zuid € 148.000
- Verbeteren woonomgeving € 67.000
- Centrumontsluitingsroute € 200.000
- Kwaliteitsplan BOR wegen € 700.000
- Modernisering/verbetering openbare verlichting € 823.000
- Vervangen armaturen € 112.000
- Bijdrage rws geluidwerend scherm A2 € 40.000
28

Deze incidentele investeringen worden gedekt middels reserves.
In 2011 zijn de afboekingen van investeringen met maatschappelijk nut van € 7,4 miljoen en de reconstructie
Eindhovenseweg Zuid van € 4,1 miljoen verantwoord onder de lasten. Hier staat een bijdrage uit reserves
tegenover.
Baten
Door een bijdrage uit de voorziening rioolbeheer voor onderhoud van de WADI’s stijgen de baten met
€ 18.000.
29

PROGRAMMA
4 - ECONOMISCHE ZAKEN
Dit programma omvat het bevorderen van een goed ondernemersklimaat voor bestaande en nieuwe bedrijven,
alsmede het bevorderen van een evenwichtige economische structuur. Hierbij is inbegrepen het bieden
van gelegenheid tot het houden van een weekmarkt.
De basis voor dit programma ligt grotendeels in de vastgestelde Economische Ontwikkelingsvisie Best (EOB)
waarin vervat de belangrijke doelstellingen van dit programma:
a) Behoud/bevorderen van de werkgelegenheidsfunctie van Best, inclusief de duurzame economische vitaliteit
van het buitengebeid, een en ander binnen de context van de regionale samenwerking binnen
‘Brainport’.
b) Het uitbouwen (kwantitatief) en verbeteren (kwalitatief) van de lokale commerciële voorzieningen (winkels,
horeca en baliefuncties).
Wat mag het programma kosten?
Baten, lasten en mutaties reserves 4 - Economische zaken
Bedragen in duizenden euro's
4 - Economische zaken Realisatie Begroting Begroting Raming Raming Raming
2011 2012 2013 2014 2015 2016
Nieuw beleid
Lasten 0 0 234 234 234 234
Baten 0 0 0 0 0 0
Bestaand beleid
Lasten 443 672 457 370 375 384
Baten 324 271 266 227 231 236
Saldo voor bestemming 119 401 425 377 378 382
Stortingen in de reserves 0 0 0 0 0 0
Bijdragen uit de reserves 100 100 100 0 0 0
Saldo na bestemming 19 301 325 377 378 382
30

RESULTAATGEBIED 4.1 - ECONOMISCHE ZAKEN
4.1.1 Wat willen we bereiken? 4.1.2 Wat gaan we daarvoor doen?
a. Vestiging van meer en meer gevarieerde
commerciële voorzieningen (winkels, horeca
en baliefuncties)
b. Het realiseren van een structurele ontwikkeling
van het aantal arbeidsplaatsen in de
gemeente Best, die gelijk is aan of beter is
dan de ontwikkeling van het aantal arbeidsplaatsen
landelijk.
c. Het faciliteren van bestaande en nieuwe
economische bedrijvigheid in het buitengebied
a.1 Het doorontwikkelen van het uitwerkingsplan centrum:
Vaststellen bestemmingsplan centrum
Aanbesteden engineering parkeergarage
Ontwerp en aanbesteden openbare ruimte
Bouwrijp aanleg parkeerveld kerkhof
Start bouw parkeergarage in 2013
a. 2 Doorontwikkelen van centrummanagement door:
Financiële ondersteuning en door middel van een
coördinerend contactpersoon binnen de gemeente
(bedrijvencontactfunctionaris).
b.1 Bestse bedrijven met een uitbreidingsbehoefte of
bedrijven met een vestigingswens in Best vanaf het
eerste contact duidelijkheid geven over de ontwikkelen
vestigingsmogelijkheden, o.b.v. bedrijventerreinenvisie,
uitwerkingsplan centrum en structuurvisie.
b.2 Binnen de bestuurscommissie stedelijk gebied
nieuwe afspraken maken over de toekomstige ontwikkeling
van bedrijventerreinen in de regio.
b.3 Een bijdrage leveren aan de versterking van de
regionale economische structuur en – profiel door
middel van effectueren besluitvorming van Brainport
N.V. (van sept 2012):
verwerven aandelen BD N.V.
start vertegenwoordiging Best in aandeelhoudersoverleg,
coördinatieoverleg en stichting
c.1 Begeleiden en in procedure brengen van diverse
particuliere initiatieven m.b.t. horeca en verblijfsrecreatie,
waaronder Museumpark.
c.2
Vrijgeven voor inspraak van voorontwerp bestemmingsplan
buitengebied waarin vervat verruimen
gebruiksmogelijkheden Vrijkomende Agrarische
Bedrijfsbebouwing.
31

4.1.4 Waarmee meten we het succes?
Omschrijving indicator Eenheid Norm
('Begrote waarde')
2013
a.1 Realisatie van de actiepunten uit uitwerkingsplan
centrum
Bestemmingsplan aangeboden aan de raad
status
Gereed
Aanbesteden engineering parkeergarage
status
Gereed
Ontwerp en aanbesteden openbare ruimte
status
Gereed
Bouwrijp/aanleg parkeerveld kerkhof
status
Gereed
Start bouw parkeergarage
status
Gestart
Aantal leegstaande winkels in “stimuleringsgebied
Centrummanagement” per 31 december 2013
Aantal

FINANCIEN
Wat mag het kosten?
Baten, lasten en mutaties reserves 4.1 - Economische zaken
Bedragen in duizenden euro's
4.1 - Economische zaken Realisatie Begroting Begroting Raming Raming Raming
2011 2012 2013 2014 2015 2016
Nieuw beleid
Lasten 0 0 234 234 234 234
Baten 0 0 0 0 0 0
Bestaand beleid
Lasten 443 672 457 370 375 384
Baten 324 271 266 227 231 236
Saldo voor bestemming 119 401 425 377 378 382
Stortingen in de reserves 0 0 0 0 0 0
Bijdragen uit de reserves 100 100 100 0 0 0
Saldo na bestemming 19 301 325 377 378 382
Welke verschillen zijn er ten opzichte van voorgaande jaren?
Lasten
In het resultaatgebied Economische zaken zijn de geraamde lasten € 19.000 hoger dan de geraamde lasten
in de begroting 2012. Dit verschil wordt voornamelijk veroorzaakt door:
De in de begroting 2012 geraamde investering voor de revitalisering van het bedrijventerrein (via resultaatbestemming
2011) is in de begroting 2013 niet opgenomen (€ 182.000 batig).
In de begroting 2013 is nieuw budget geraamd voor investering in Brainport Development en deelname
aan projectbureau Brainport Avenue (€ 234.000 nadelig).
Conform de kaderbrief 2013 zijn diverse bezuinigingen binnen het resultaatgebied opgenomen, zie bijlage
(€ 36.000 batig).
Baten
In het resultaatgebied Economische zaken zijn de geraamde baten € 5.000 lager dan de geraamde baten in
de begroting 2012. Gelet op het geringe verschil wordt dit niet nader toegelicht.
33

PROGRAMMA
5 - ONDERWIJS
Dit programma omvat het stimuleren van samenwerking rondom het onderwijs, de zorg voor onderwijshuisvesting,
het voorkomen of wegnemen van onderwijsachterstanden en het verzorgen van het leerlingenvervoer
en de uitvoering van de leerplichtwet. De gemeente wil bereiken dat kinderen en jongeren zich, zoveel
mogelijk binnen de gemeentegrenzen ontplooien in een prettige, veilige en inspirerende leeromgeving en
dat zij op de leeftijd die daar gemiddeld voor staat een startkwalificatie halen, zodat ze voldoende toegerust
kunnen beginnen aan een vervolgopleiding of een baan.
Wat mag het programma kosten?
Baten, lasten en mutaties reserves 5 - Onderwijs
Bedragen in duizenden euro's
5 - Onderwijs Realisatie Begroting Begroting Raming Raming Raming
2011 2012 2013 2014 2015 2016
Nieuw beleid
Lasten 0 0 0 0 0 0
Baten 0 0 0 0 0 0
Bestaand beleid
Lasten 2.962 2.984 2.834 2.776 2.721 2.727
Baten 721 318 312 313 315 317
Saldo voor bestemming 2.241 2.666 2.522 2.463 2.406 2.410
Stortingen in de reserves 395 0 0 0 0 0
Bijdragen uit de reserves 853 918 757 746 735 724
Saldo na bestemming 1.782 1.748 1.765 1.717 1.671 1.686
34

RESULTAATGEBIED 5.1 - ONDERWIJS
5.1.1 Wat willen we bereiken? 5.1.2 Wat gaan we daarvoor doen?
Bewerkstellingen dat alle Bestse jeugdigen
(-9 maanden tot 24 jaar) zich optimaal kunnen
ontwikkelen en ontplooien.
a Verhogen van het aantal jongeren van 23 met
minimaal een startkwalificatie.
a.1. Het aantal kinderen dat ongeoorloofd verzuimt
van school in het schooljaar 2012 -
2013 is minder of gelijk aan 75.
a.2. Het percentage voortijdig schoolverlaters
van 12 tot 23 jaar in het schooljaar 2012 /
2013 voldoet minimaal aan de norm volgens
het nieuwe convenant voortijdig schoolverlaters
2012-2015 1 .
a.3. Het aantal thuiszittende kwalificatieplichtigen
is in 2012 / 2013 minder dan 10.
a.4. 80 % van de doelgroepkinderen voorschoolse
educatie nemen deel aan een programma
voorschoolse educatie.
b. Zo veel mogelijk kinderen gaan in Best naar
school.
b.1. Er is zoveel mogelijk afstemming tussen
ontwikkelingen in het kader van Passend
onderwijs en beleidsontwikkelingen zoals de
transitie jeugdzorg.
a.1. De regionale werkwijze vertalen voor de situatie
in Best.
Doorontwikkeling preventieve aanpak schoolverzuim,
met name gericht op het voortgezet onderwijs.
a.2. Alle kwalificatieplichtige leerlingen, die niet
reageren op schriftelijke en telefonische uitnodiging
na schoolverzuim, thuis bezoeken.
Evaluatie van de regionale registratie van 18-
23 jarigen en het verder vormgeven van de
regionale centrale leerplichtregistratie.
Intensivering ketensamenwerking rondom 16-23
jarigen met partners, zoals straks.nu, sociale zaken,
scholen ter verbetering van de overgang
van scholing naar werk.
a.3. Evalueren van de werkwijze gericht op crisisopvang
binnen basisonderwijs en eventueel aanscherpen.
Voortzetting van een time-out plek voor jongeren
vanuit het voortgezet onderwijs.
Doorontwikkeling en deelname aan het regionale
overleg thuiszitters.
a.4. Subsidiering van scholingstrajecten voorschoolse
educatie in de kinderopvang.
Afsluiten van een convenant voor- en vroegschoolse
educatie.
b.1. Voortzetting gezamenlijke visieontwikkeling
passend onderwijs met de schoolbesturen.
Plan van aanpak gezamenlijk met schoolbesturen
ontwikkelen m.b.t. de invoering passend
onderwijs in samenhang met de transitie
jeugdzorg.
Op overeenkomst gericht overleg (OGOO)
1 De normen zijn opgesplitst in onderwijsniveaus; voortgezet onderwijs: onderbouw: 1%, bovenbouw vmbo 4 %, bovenbouw havo/
vwo: 0,5 %; middelbaar beroepsonderwijs: niveau 1: 32,5 %, niveau 2: 13,5 %, niveau 3 en 4: 3,5 %.
35

c. Kinderen gaan in een prettige, veilige en
inspirerende leeromgeving naar een voorschoolse
voorziening en / of school in Best.
c.1. Alle kinderen die een voorschoolse voorziening
bezoeken of naar school gaan, verblijven
in adequate huisvesting, waarbij voldaan
wordt aan huidige maatstaven en ingespeeld
wordt op toekomstige kwantitatieve
en kwalitatieve ontwikkelingen.
c.2. Leerlingen genieten onderwijs in een veilige
schoolomgeving.
d. Leerlingen, die gebruik maken van de regeling
leerlingenvervoer, worden adequaat
vervoerd.
voeren met de samenwerkingsverbanden
primair onderwijs en voortgezet onderwijs
m.b.t. de ondersteuningsplannen passend
onderwijs.
Op grond van de ondersteuningsplannen
consequenties voor huisvesting en leerlingenvervoer
in kaart brengen.
Faciliteren van pilots gericht op passend onderwijs
in afstemming met de transitie
jeugdzorg, zoals het project schoolteam.
c.1. Afronden technisch onderhoud Bernardusschool
hoofdgebouw en de vervanging van
de daken van drie scholen.
Overbodig geworden noodlokalen afstoten.
Vaststellen programma van eisen multifunctionele
accommodatie Dijkstraten en beschikbaar
stellen budget voorlopig definitief ontwerp.
Het integraal Onderwijshuisvestingsplan
wordt bestuurlijk vastgesteld.
Actualiseren van het meerjarenonderhoudsprogramma
van scholen op basis van nieuwe
inspecties.
c.2. Uitvoering geven aan de acties uit het convenant
schoolveiligheid.
In overleg met scholen voor het schooljaar
2013/2014 de incidentenregistratie inrichten
o.a. ten behoeve van een nulmeting in 2014.
d. Evaluatie strikte toepassing leerlingenvervoer.
Actualisatie verordening leerlingenvervoer op
basis van nieuwe wetgeving passend onderwijs
en nieuwe VNG modelverordening.
Aanbesteding leerlingenvervoer met nieuw
contract vanaf schooljaar 2013/2014
5.1.4 Waarmee meten we het succes?
a.1.
Omschrijving indicator Eenheid Norm
('Begrote waarde')
2013
Het aantal kinderen dat ongeoorloofd verzuimt van Aantal kinderen 75
school in het schooljaar 2012 -2013 is minder of
gelijk aan 75 (schooljaar 2011-2012).
36

Omschrijving indicator Eenheid Norm
a.2. Het percentage voortijdig schoolverlaters van 12
tot en met 22 jaar in het schooljaar 2012 / 2013
voldoet minimaal aan de norm volgens het nieuwe
VSV convenant 2012-2015.
% voortgezet onderwijs
onderbouw: 1%
bovenbouw vmbo 4%
bovenbouw havo/vwo: 0,5%
De voorlopige cijfers zijn pas in maart 2014 beschikbaar
a.3. Het aantal thuiszittende kwalificatieplichtigen is in
2012/ 2013 minder dan 10.
a.4 Doelgroepkinderen voorschoolse educatie in groep
1 die hebben deelgenomen aan een programma
voorschoolse educatie.
b.1. Plan van aanpak afstemming ontwikkelingen Passend
Onderwijs in relatie tot de transitie jeugdzorg.
c.1. Uitvoeren technisch onderhoud Bernardusschool
hoofdgebouw en de vervanging van de daken van
drie scholen.
c.1. Bestuurlijke vaststelling integraal Onderwijshuisvestingsplan
c.1. Meerjarenonderhoudsprogramma van scholen op
basis van nieuwe inspecties geactualiseerd.
middelbaar beroepsonderwijs
niveau 1: 32,5%
niveau 2: 13,5%
niveau 3 en 4: 3,5%
Aantal kinderen 10
% 80%
De meting in 2013, zegt iets
over het behaalde resultaat in
2012
Status
gereed
Status
gereed
Status
gereed
Status
gereed
5.1.5 Hoe rapporteren we?
Reguliere P&C-cyclus: tussentijdse rapportages en jaarverslag
Jaarverslag leerplicht najaar 2013
De voorlopige cijfers m.b.t. voortijdig schoolverlaters van het schooljaar 2012/2013 komen pas in maart
2014 beschikbaar. De definitieve cijfers zijn uiterlijk 1 november 2014 beschikbaar.
5.1.6 Trends
Passend onderwijs wordt naar verwachting stapsgewijs ingevoerd in 2013 en volgende jaren.
Het aantal leerlingen in het primair onderwijs in Best neemt vanaf 2013 tot 2029 af met ongeveer 30 %.
Ook het aantal leerlingen in het voorgezet onderwijs in Best neemt vanaf 2017 tot 2029 af met ongeveer
30 %.
Maatschappelijk vastgoed wordt steeds efficiënter gebruikt, bijvoorbeeld door multifunctioneel gebruik
van accommodaties of verplaatsbare units en schoolwoningen.
Doordecentralisatie van onderwijshuisvesting komt met name in het voorgezet onderwijs steeds vaker
voor.
Voorschoolse -, buitenschoolse - en schoolse voorzieningen gaan nauwer samenwerken al dan niet in de
vorm van een integraal kindcentrum.
De economische crisis kan leiden tot extra werkloosheid onder jongeren. Het kan ook betekenen dat er
minder stageplaatsen ter beschikking worden gesteld waardoor er mogelijk meer voortijdig schoolverlaters
zullen zijn.
37

FINANCIEN
Wat mag het kosten?
Baten, lasten en mutaties reserves 5.1 - Onderwijs
Bedragen in duizenden euro's
5.1 - Onderwijs Realisatie Begroting Begroting Raming Raming Raming
2011 2012 2013 2014 2015 2016
Nieuw beleid
Lasten 0 0 0 0 0 0
Baten 0 0 0 0 0 0
Bestaand beleid
Lasten 2.962 2.984 2.834 2.776 2.721 2.727
Baten 721 318 312 313 315 317
Saldo voor bestemming 2.241 2.666 2.522 2.463 2.406 2.410
Stortingen in de reserves 395 0 0 0 0 0
Bijdragen uit de reserves 853 918 757 746 735 724
Saldo na bestemming 1.782 1.748 1.765 1.717 1.671 1.686
Welke verschillen zijn er ten opzichte van voorgaande jaren?
Lasten
In het resultaatgebied Onderwijs zijn de geraamde lasten € 150.000 lager dan de geraamde lasten in de
begroting 2012. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door:
Het verlagen van het budget voor VVE binnen kinderopvang (bezuiniging conform kaderbrief 2013,
€ 30.000 batig)
De in de begroting 2012 geraamde kosten voor de verplaatsing van noodlokalen naar de wijk Dijkstraten
zijn in de begroting 2013 niet opgenomen (€ 153.000 batig). Deze kosten worden gedekt uit de Reserve
toekomstige vernieuwing Best.
De projectsubsidie voor de realisatie van de nevenvestiging van De Rungraaf loopt in 2013 af (€ 25.000
batig).
Een lagere geraamde premie voor verzekering van schoolgebouwen (€ 24.000 batig).
Een hogere toerekening van apparaatskosten aan het resultaatgebied (€ 100.000 nadelig).
Baten
In het resultaatgebied Onderwijs zijn de geraamde baten € 6.000 lager dan de geraamde baten in de begroting
2012. Gelet op het geringe verschil wordt dit niet nader toegelicht.
38

PROGRAMMA
6 - CULTUUR EN SPORT EN RECREATIE
Dit programma omvat de actieve en passieve cultuurdeelname door de inwoners en de zorg voor het cultureel
erfgoed waaronder monumenten. Ook gaat het om het stimuleren van activiteiten op het gebied van
sport en recreatie. Het doel is dat alle inwoners kunnen genieten van sport, kunst en cultuur. Deze terreinen
dragen tevens bij aan de realisatie van doelstellingen op een breder maatschappelijk terrein.
Wat betreft toerisme en recreatie wordt meer en actiever aansluiting gezocht bij de Streekorganisatie Het
Groene Woud en De Meierij. Het gaat dan met name over gebiedseigen activiteiten in het buitengebied met
de focus op nationaal landschap Het Groene Woud. De voorgestane recreatieve ontwikkeling van De Vleut in
een publiekprivate samenwerking maakt onderdeel uit van programma 10. Datzelfde geldt voor toeristischrecreatieve
initiatieven van derden.
De ambitie binnen programma 6 moet worden gerealiseerd met minder financiële middelen dan in de afgelopen
jaren. Zo is besloten om het totale subsidiebudget voor cultuur en sport in 2013 opnieuw met 5%
terug te brengen.
Wat mag het programma kosten?
Baten, lasten en mutaties reserves 6 - Cultuur en sport en recreatie
Bedragen in duizenden euro's
6 - Cultuur en sport en recreatie Realisatie Begroting Begroting Raming Raming Raming
2011 2012 2013 2014 2015 2016
Nieuw beleid
Lasten 0 0 133 22 22 22
Baten 0 0 0 0 0 0
Bestaand beleid
Lasten 6.284 6.166 5.648 5.319 5.255 5.253
Baten 1.169 1.305 1.355 1.384 1.402 1.420
Saldo voor bestemming 5.115 4.861 4.426 3.957 3.875 3.855
Stortingen in de reserves 0 -5 0 0 0 0
Bijdragen uit de reserves 1.064 856 795 782 770 757
Saldo na bestemming 4.051 4.000 3.630 3.174 3.106 3.099
39

RESULTAATGEBIED 6.1 - CULTUUR
6.1.1 Wat willen we bereiken? 6.1.2 Wat gaan we daarvoor doen?
a. Inwoners houden de culturele activiteiten
zelf in stand door mee te werken als vrijwilliger
en/of deelname en betalen lidmaatschapgelden
(kostprijsdekkend voor
volwassenen).
b. Alle inwoners kunnen meedoen aan het
gesubsidieerd aanbod.
c. Inwoners nemen deel aan een gedifferentieerd
laagdrempelig aanbod van kunst en
cultuur.
d. Inwoners zijn betrokken bij de beeldkwaliteit
van de openbare ruimte en bij de
keuze voor beeldende kunst in de openbare
ruimte en bij de plaatsing/onthulling.
a.1 Herzien prestatieafspraken Pulz en De Wig voor het
jaar 2014. In de subsidieafspraken wordt opgenomen
dat volwassenen voor hun eigen deelname
moeten betalen tenzij het gaat om culturele activiteiten
die actief bijdragen aan de uitgangspunten
van de visienota Maatschappelijke ondersteuning
en participatie 2012-2015.
a.2. Bij gebleken haalbaarheid van de Culturele
Hotspot, raadsbesluit december 2012, de gevolgen
van het besluit uitwerken.
b.1 In het eerste kwartaal 2013 bestuurlijke besluitvorming
over subsidiering vrijwilligersorganisaties
dat gebaseerd wordt op de uitgangspunten van de
cultuurnota.
b.2. Subsidieaanvragen van vrijwilligersorganisaties
voor 2014 worden getoetst aan het nieuwe subsidiebeleid
dat gebaseerd wordt op de uitgangspunten
van de cultuurnota.
c.1. Het vertalen van projecten op het gebied van cultuur
die vastgesteld zijn door de samenwerkende
campusgemeenten naar evenementen, projecten
en organisaties in Best.
c.2. De toekomst van ’t Tejaterke bestuurlijk vast laten
stellen op basis van uitwerking van:
- het scenario van de herhuisvesting van de huidige
gebruikers van ’t Tejaterke
- het scenario van de renovatie en uitbreiding van
’t Tejaterke.
d.1 Uitvoering geven aan de in december 2012 vast te
stellen regeling voor toepassing Beeldende Kunst.
e. Behouden en versterken van de cultuurhistorische
kwaliteiten van Best
e.1.
e.2.
e.3.
e.4.
De gemeentelijke monumentenlijst uitbreiden met
5 objecten.
Regie voeren op de voorbereiding en uitvoering
van de restauratie stal Oirschotseweg 117.
Opstellen van subsidieverordening voor monumenten.
Vervolmaken van de erfgoedkaart van Best, zodanig
dat deze als basis kan dienen voor alle ruimtelijke
plannen en projecten.
40

e.5. Doorvertaling van cultuurhistorische waarden in
ruimtelijke plannen, waaronder beeldkwaliteitsplan
Batadorp in betreffende bestemmingsplan.
6.1.4 Waarmee meten we het succes?
Omschrijving indicator Eenheid Norm
('Begrote waarde')
2013
a. Prestatieafspraken Pulz en De Wig Status Gereed
b. Vastgestelde subsidieregeling kunstbeoefening Status Gereed
e. Aantal monumenten waarmee de monumentenlijst
Aantal 5
is uitgebreid
e. Restauratie stal Oirschotseweg 117 Status Gereed*
e. Vastgestelde subsidieverordening monumenten Status Gereed
e. Vastgestelde erfgoedkaart Status Gereed
*onder voorbehoud volledige financiering
6.1.5 Hoe rapporteren we?
Reguliere P&C-cyclus: tussentijdse rapportages en jaarverslag.
6.1.6 Trends
Budgetten van organisaties op het terrein van kunst en cultuur staan landelijk sterk onder druk.
Nieuwe media vinden steeds meer hun plek binnen de sector.
41

FINANCIEN
Wat mag het kosten?
Baten, lasten en mutaties reserves 6.1 - Cultuur
Bedragen in duizenden euro's
6.1 - Cultuur Realisatie Begroting Begroting Raming Raming Raming
2011 2012 2013 2014 2015 2016
Nieuw beleid
Lasten 0 0 115 0 0 0
Baten 0 0 0 0 0 0
Bestaand beleid
Lasten 2.238 2.114 2.013 1.760 1.686 1.690
Baten 355 334 341 347 354 361
Saldo voor bestemming 1.883 1.780 1.787 1.413 1.332 1.329
Stortingen in de reserves 0 0 0 0 0 0
Bijdragen uit de reserves 97 70 93 92 90 89
Saldo na bestemming 1.786 1.710 1.694 1.321 1.241 1.240
Welke verschillen zijn er ten opzichte van voorgaande jaren?
Lasten
In het resultaatgebied Cultuur zijn de geraamde lasten € 14.000 hoger dan de geraamde lasten in de begroting
2012. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door:
Een lagere geraamde subsidie aan de Stichting Openbare Bibliotheek Best (€ 51.000 batig).
Een lagere geraamde subsidie aan Stichting Pulz ten behoeve van de muziekschool (€ 48.000 batig).
Nieuw budget voor herstelwerkzaamheden aan de boerderij Oirschotseweg 117 (€ 100.000 nadelig).
Nieuw budget voor het opstellen van een erfgoedkaart (€ 15.000 nadelig).
Baten
In het resultaatgebied Cultuur zijn de geraamde baten € 7.000 hoger dan de geraamde baten in de begroting
2012. Gelet op het geringe verschil wordt dit niet nader toegelicht.
42

RESULTAATGEBIED 6.2 - SPORT EN RECREATIE
6.2.1 Wat willen we bereiken? 6.2.2 Wat gaan we daarvoor doen?
a Het vergroten van de sportdeelname van
inwoners in Best, zijnde:
10% minder inactieve Bestenaren
15% van de kinderen in Best (4 t/m 11
jaar) doet nooit aan sport of beweegactiviteiten
in 2014 (was 25% in 2007)
10% meer Bestenaren sporten ten minste
1x per week.
38% van de kinderen in Best (4 t/m 11
jaar) sport tenminste eenmaal per
week in 2014 (was 28% in 2007).
68% van de volwassenen in Best (19
t/m 64 jaar) sport tenminste eenmaal
per week in 2017 (was 58% in 2005);
52% van de senioren in Best (65 jaar
en ouder) sport tenminste eenmaal per
week in 2017 (was 42% in 2006).
10% meer Bestenaren voldoen aan de Nederlandse
Norm voor Gezond Bewegen
24% van de jongeren in Best (12 t/m
18 jaar) voldoet aan de NNGB (was
14% in 2006);
67% van de volwassenen in Best (19
t/m 64 jaar) voldoet aan de NNGB (was
57% in 2005);
75% van de senioren in Best (65 jaar
en ouder) voldoet aan de NNGB (was
65% in 2006).
b. Behoud van een acceptabel areaal aan
speeltoestellen en speelplekken, ondanks
het naar beneden bijstellen van dat areaal.
c. De aantrekkelijkheid van Best als recreatiegemeente
neemt toe. En het ondernemersklimaat
voor toeristisch-recreatieve
bedrijvigheid verbetert (zie ook programma
4). De inspanningen van de gemeente Best
daarbij worden op een (kosten)effectievere
manier ingevuld.
a.1
a.2
a.3
a.4.
In overleg met alle organisaties die activiteiten
ontplooien op het gebied van sportstimulering komen
tot een optimaal aanbod, te vertalen in (subsidie)afspraken
met organisaties voor 2014.
Onderzoeken of er in het kader van de onlangs
door het rijk extra toegekende 0,9 fte combinatiefuncties,
een beweegaanbod in de buurt voor ouderen
georganiseerd kan worden (zie ook programma
8).
Onderzoek naar bezuinigings- en verbetervoorstellen
en de mogelijkheid van exploitatie door een
commerciële partij van zwembad de Dolfijn.
Het vertalen van projecten op het gebied van sport
die vastgesteld zijn door de samenwerkende campusgemeenten
naar evenementen, projecten en
organisaties in Best.
b. Bestuurlijk vaststellen van de notitie Speelruimtebeleid.
c.1.
c.2.
Bestuurlijke vaststelling van de beleidsnota toerisme
en recreatie, inclusief financiële conclusies voor
2014 en verder.
Uitvoering geven aan de in de beleidsnota opgenomen
activiteiten.
43

6.2.4 Waarmee meten we het succes?
Omschrijving indicator Eenheid Norm
('Begrote waarde')
2013
a. Invulling combinatiefunctionaris Aantal 0,9 FTE
a. Rapportage resultaten onderzoek Dolfijn Aantal 1
b. Notitie speeltoestellen Status Gereed
c. Beleidsnota toerisme en recreatie Status Gereed
6.2.5 Hoe rapporteren we?
Reguliere P&C-cyclus: tussentijdse rapportages en jaarverslag.
6.2.6 Trends
Sport wordt steeds meer ingezet als middel om effecten te bereiken op de volksgezondheid, de leefbaarheid
en veiligheid, de levensduur van mensen, het terugdringen van obesitas, de vermindering van
het ziekteverzuim, betere schoolprestaties en de sociale binding tussen mensen (onderwerpen uit de
programma’s 5 en 8).
FINANCIEN
Wat mag het kosten?
Baten, lasten en mutaties reserves 6.2 - Sport en recreatie
Bedragen in duizenden euro's
6.2 - Sport en recreatie Realisatie Begroting Begroting Raming Raming Raming
2011 2012 2013 2014 2015 2016
Nieuw beleid
Lasten 0 0 18 22 22 22
Baten 0 0 0 0 0 0
Bestaand beleid
Lasten 4.046 4.052 3.634 3.559 3.569 3.563
Baten 814 970 1.015 1.037 1.048 1.058
Saldo voor bestemming 3.232 3.082 2.637 2.544 2.543 2.527
Stortingen in de reserves 0 -5 0 0 0 0
Bijdragen uit de reserves 967 786 702 691 679 668
Saldo na bestemming 2.265 2.291 1.935 1.854 1.864 1.859
44

Welke verschillen zijn er ten opzichte van voorgaande jaren?
Lasten
In het resultaatgebied Sport en recreatie zijn de geraamde lasten € 400.000 lager dan de geraamde lasten in
de begroting 2012. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door:
Door toepassing van de nota waardering, activering en afschrijving dalen de kapitaallasten met
€ 109.000.
De lasten dalen in 2013 met € 66.000 door een lagere storting in de diverse onderhoudsvoorzieningen.
Door een bezuiniging op personeel nemen de apparaatskosten met € 50.000 af.
De energielasten van de sporthal en gymzalen dalen met € 20.000.
Door een lagere toerekening van apparaatskosten aan het resultaatgebied nemen de lasten af met
€ 130.000.
De lasten dalen met € 69.000 als gevolg van eenmalige investering in het kader van het speelruimteplan
in 2012. Deze eenmalige investering wordt gedekt door een bijdrage uit de algemene reserve met een
inkomensfunctie.
De lasten nemen met € 20.000 toe ter bevordering van het toerisme en recreatie in Best.
Door uitbesteding van de Dierenweide aan de WSD nemen de lasten toe met € 24.000.
Baten:
Door verhuur van de bovenruimte van de sporthal Naestenbest nemen de baten met € 36.000 toe.
45

PROGRAMMA
7 - WERK EN INKOMEN
Dit programma omvat de onderdelen werk en inkomen.
Werk
Het onderdeel Werk omvat het ondersteunen bij re-integratie van werkzoekenden met een beperkte of kleine
kans op werk (Wet Werk en Bijstand (Wwb). Tevens behoort hiertoe het bieden van passend werk aan
mensen met beperkingen alsmede een ontwikkelperspectief op het wegnemen van deze beperkingen. (Wet
sociale werkvoorziening (Wsw).
Inkomen
Het onderdeel Inkomen omvat het verlenen van financiële bijstand aan personen die niet over voldoende
middelen beschikken om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te kunnen voorzien, alsmede het verstrekken
van financiële bijstand voor noodzakelijke kosten in bijzondere omstandigheden. Tot dit onderdeel
behoren eveneens de maatregelen die bedoeld zijn om de koopkracht van mensen met de laagste inkomens
te ondersteunen en de maatregelen die bedoeld zijn ter voorkoming van maatschappelijk isolement. Dit
betreft met name het in medebewind uitvoeren van landelijke wetgeving. De lokale beleidsruimte is daarom
beperkt.
Wat mag het programma kosten?
Baten, lasten en mutaties reserves 7 - Werk en Inkomen
Bedragen in duizenden euro's
7 - Werk en Inkomen Realisatie Begroting Begroting Raming Raming Raming
2011 2012 2013 2014 2015 2016
Nieuw beleid
Lasten 0 0 0 0 0 0
Baten 0 0 0 0 0 0
Bestaand beleid
Lasten 12.923 12.357 13.078 13.148 13.300 13.468
Baten 9.586 8.280 9.501 9.446 9.472 9.473
Saldo voor bestemming 3.337 4.077 3.577 3.702 3.828 3.995
Stortingen in de reserves 398 0 0 0 0 0
Bijdragen uit de reserves 229 171 0 0 0 0
Saldo na bestemming 3.507 3.906 3.577 3.702 3.828 3.995
46

RESULTAATGEBIED 7.1 - WERK
7.1.1 Wat willen we bereiken? 7.1.2 Wat gaan we daarvoor doen?
a. Het voorkomen van instroom in de Wwb
en het bevorderen en realiseren van uitstroom
uit de Wwb.
Uitkeringsgerechtigden werken naar vermogen.
b. Het voorkomen / terugdringen van oneigenlijk
gebruik van uitkeringen en het toezien op het
nakomen van verplichtingen.
a. De gemeente ontwikkelt en hanteert met
betrekking tot de toegang tot reintegratievoorzieningen
een doelgroepenbeleid
waarbij op basis van een vastgesteld
profiel bepaald wordt of een bijstandsgerechtigde
al dan niet in aanmerking komt
voor een voorziening.
Voor uitkeringsgerechtigden waarvan verwacht
wordt dat zij met ondersteuning binnen
zes maanden kunnen uitstromen naar
betaalde arbeid werkt de gemeente samen
met Het Goed. Een deel van het beschikbare
budget wordt ingezet ten behoeve van
deze samenwerking. De samenwerking is
meerjarig vastgelegd. De samenwerking
houdt tevens in dat de gemeente het klantproces
rondom intake en begeleiding van
uitkeringsgerechtigden ten opzichte van
voorgaande jaren gewijzigd uitvoert. De
gemeente bestendigt het beleid om reintegratietrajecten
zoveel mogelijk zelf uit
te voeren.
Voor uitkeringsgerechtigden waarvan verwacht
wordt dat zij met ondersteuning vrij
snel kunnen uitstromen naar betaalde arbeid
maakt de gemeente onder andere gebruik
van loonkostensubsidies en detacheringsbanen.
Werkgevers worden op gestructureerde
wijze zowel lokaal als bovenlokaal benaderd,
ondersteund en betrokken bij de arbeidsactivering
van uitkeringsgerechtigden.
De reeds toegepaste methodiek van social
return wordt nadrukkelijker ingebed in de
organisatie zodat hier vaker gebruik van
kan worden gemaakt.
b. Maatregelen en boetes worden opgelegd voor
het niet nakomen van verplichtingen die verbonden
zijn aan de arbeidsinschakeling en/of
aan het ontvangen van een uitkering.
47

7.1.3 Waarmee meten we het succes?
Omschrijving indicator Eenheid Norm
('Begrote waarde')
2013
a. Aantal uitkeringsgerechtigden (Wwb, IOAW, IOAZ, aantal 405*
Bbz).
a. Aantal uitkeringsgerechtigden (Wwb, IOAW, IOAZ, aantal 60
Bbz) dat uitstroomt naar betaalde arbeid
a. Aantal uitkeringsgerechtigden (Wwb, IOAW, IOAZ, aantal 30
Bbz) dat gedeeltelijk uitstroomt naar betaalde arbeid
a. Het percentage uitkeringsgerechtigden dat minimaal
% 25**
één re-integratiepositie stijgt
a. Aantal aangeboden arbeidsvoorzieningen op grond aantal conform taakstelling***
van de Wet sociale werkvoorziening
b. Aantal opgelegde maatregelen en boetes aantal 30
* Deze norm beschrijft het gemiddeld aantal personen per maand dat een uitkering ontvangt. Bij de
telling van het aantal uitkeringsgerechtigden telt een gezin voor 2 personen. Ter vergelijking over de
periode januari 2012 tot en met augustus 2012 ontvingen gemiddeld 405 personen per maand een
uitkering. De ambitie is om tegen de achtergrond van de ongunstige economische situatie het aantal
uitkeringsgerechtigden toch niet boven het niveau van 2012 te laten uitkomen. Landelijk wordt namelijk
in 2013 een stijging van het aantal uitkeringsgerechtigden van 5% verwacht.
** Wij nemen maatregelen om de registratie te verbeteren en zullen een analyse maken van ons totale
bestand. Op basis van deze analyse zullen wij zo nodig de norm behorende bij de indicator (stijging
re-integratie positie) bijstellen en acties formuleren. Uitgangspunt hierbij is dat wij dit realiseren in
het tweede kwartaal 2013.
*** De taakstelling wordt vóór 1 oktober voorafgaand aan het uitvoeringsjaar beschikt. Op dit
moment is de taakstelling nog niet bekend. Naar verwachting zal deze 129,1 arbeidsjaren (AJ)
gaan bedragen. Ter vergelijking; in 2012 was de taakstelling 137,33 AJ. 2
7.1.4 Hoe rapporteren we?
Reguliere P&C-cyclus: tussentijdse rapportages en jaarverslag.
7.1.5 Trends
De stijging van het aantal werkzoekenden zorgt ervoor dat de landelijke toestroom naar de bijstand zal
toenemen.
In 2013 voorziet het CPB een herstel van de economische groei (1¼%). Bij deze voorspellingen is het
voorbehoud gemaakt dat de Europese schuldencrisis niet ontspoort.
De werkgelegenheid neemt af met 7.000 banen in 2013, terwijl de beroepsbevolking groeit met 31.000.
48

In 2013 komen er landelijk 28.000 werkzoekenden bij. Eind 2013 staan er dan 563.000 werkzoekenden
ingeschreven bij UWV.
In 2013 zal het aantal werkzoekenden van 55 jaar en ouder het sterkst stijgen. Jongeren zullen namelijk
eerder profiteren van het betere perspectief in 2013.
De zorgsector blijft de banenmotor in Nederland. Banenkrimp zien we vooral in het openbaar bestuur als
gevolg van bezuinigingen en in de industrie en de bouw als gevolg van de economische malaise. De
werkgelegenheid bij uitzendbureaus en commerciële arbeidsbemiddeling zal na een aanvankelijke daling
in 2012 omslaan in een groei.
De regio Zuidoost-Brabant laat van oudsher een veel grotere groei en krimp van de instroom zien dan
landelijk. De oorzaak ligt voor een belangrijk deel in de sectorstructuur. Zuidoost-Brabant heeft namelijk
veel werkgelegenheid in conjunctuurgevoelige sectoren. In tijden van economische stagnatie of achteruitgang
wordt de regio dan ook harder getroffen dan landelijk het geval is.
Door het controversieel verklaren van de Wet Werken naar Vermogen (WWnV) zal er geen nieuwe wet
zijn per 1 januari 2013.
Wel is in het algemeen nog steeds de verwachting dat er wijzigingen gaan komen in de geest van het
opgaan van Wajong, Wsw en Wwb in één regeling.
Het ministerie van SZW wil komen tot een nieuwe of verbeterde verdeelsystematiek voor het budget
voor bijstandsuitkeringen met ingang van 2014.
Er komen 35 regio’s van waaruit gemeenten en UWV de dienstverlening aan werkgevers en werkzoekenden
gaan vormgeven. De gemeente behoort tot de arbeidsmarktregio Brabant Zuid-Oost waarbinnen
Eindhoven als centrumgemeente fungeert.
Indien conform wetsvoorstel besloten wordt, komt per 1 januari 2013 de verantwoordelijkheid voor de
inburgering bij de inburgeringsplichtige zelf.
De rol van de SW-bedrijven wordt door de Nederlandse gemeenten fundamenteel bezien.
2 Van iedereen in het werknemersbestand wordt op het einde van iedere maand het volgende cijfer bepaald: fte van
dienstverband x arbeidshandicapfactor, waarbij mensen met de handicapfactor ernstig een factor 1,25 krijgen, mensen
met een handicapfactor matig of licht krijgen factor 1. Het cijfer dat hieruit komt wordt arbeidsjaar genoemd.
49

FINANCIEN
Wat mag het kosten?
Baten, lasten en mutaties reserves 7.1 - Werk
Bedragen in duizenden euro's
7.1 - Werk Realisatie Begroting Begroting Raming Raming Raming
2011 2012 2013 2014 2015 2016
Nieuw beleid
Lasten 0 0 0 0 0 0
Baten 0 0 0 0 0 0
Bestaand beleid
Lasten 4.936 4.901 5.163 5.121 5.151 5.176
Baten 4.458 3.921 4.249 4.191 4.213 4.213
Saldo voor bestemming 478 980 914 930 938 963
Stortingen in de reserves 0 0 0 0 0 0
Bijdragen uit de reserves 0 0 0 0 0 0
Saldo na bestemming 478 980 914 930 938 963
Welke verschillen zijn er ten opzichte van voorgaande jaren?
Lasten
In het resultaatgebied Werk zijn de lasten € 262.000 hoger ten opzichte van de begroting 2012. Dit verschil
wordt voornamelijk veroorzaakt door:
Vanaf 1 januari 2013 moeten migranten en asielzoekers zelf zorgen voor hun inburgering. Derhalve
bedraagt het budget in 2013 € 124.000 minder en dus € 58.000 ( 2012: € 182.000). Dit budget ter
grootte van € 58.000 is enkel bedoeld om lopende trajecten te betalen.
De hogere begrote uitgaven van de WSW van € 401.000. (zie nadere toelichting onder de baten)
Baten
De begrote baten 2013 zijn € 328.000 hoger ten opzichte van de gewijzigde begroting 2012. Dit verschil
wordt voornamelijk veroorzaakt door:
Dat de eerder door het Rijk aangekondigde bezuinigingen door het controversieel verklaren van de Wet
Werken naar Vermogen, geen doorgang heeft gevonden. De subsidie is € 401.000 hoger dan primitief
begroot was in 2012.
De bijdrage van het Rijk van het participatiebudget is € 73.000 lager dan in 2012. Deze bijdrage bestaat
uit een budget voor de re-integratie, WEB (Wet Educatie Beroepsonderwijs) gelden en Wet Inburgering.
De afname wordt met name veroorzaakt doordat er geen bijdrage meer wordt geleverd aan de Wet Inburgering
gezien de gewijzigde regelgeving per 1 januari 2013. De bijdrage aan het re-integratiebudget
en de WEB gelden blijven nagenoeg gelijk en bedraagt voor 2013 circa € 653.000.
50

RESULTAATGEBIED 7.2 - INKOMEN
7.2.1 Wat willen we bereiken? 7.2.2 Wat gaan we daarvoor doen?
a. Mensen die niet zelfstandig in een inkomen
kunnen voorzien, een minimum
maandinkomen garanderen.
Het voorkomen van instroom in de Wwb
van mensen die daar geen recht op
hebben.
b. Mensen met een minimuminkomen incidentele
inkomensondersteuning aanbieden.
a. Het verstrekken van een maandelijkse uitkering
aan mensen die daar recht op hebben.
Wanneer inwoners zich melden voor de aanvraag
van een uitkering op grond van de Wwb,
stimuleert de gemeente deze inwoners om
eerst werk te zoeken alvorens de aanvraag in
behandeling te nemen.
b.1 Het verstrekken van inkomensondersteunende
voorzieningen (anders dan een maandelijkse bijstandsuitkering)
aan mensen die daar recht op
hebben.
7.2.3 Waarmee meten we het succes?
Omschrijving indicator Eenheid Norm
('Begrote waarde')
2013
a. Het percentage meldingen voor een aanvraag voor % 20
een uitkering voor levensonderhoud op grond van
de Wwb dat niet resulteert in een toekenning.
b. Bijdragen Verordening Maatschappelijke Participatie aantal 330
Wwb.
b. Verstrekkingen langdurigheidtoeslag. aantal 160
b. Deelnemers in Collectieve ziektekostenverzekering. aantal 400
7.2.4 Hoe rapporteren we?
Reguliere P&C-cyclus: tussentijdse rapportages en jaarverslag.
7.2.5 Trends
Zie trends onder 7.1.5.
51

FINANCIEN
Wat mag het kosten?
Baten, lasten en mutaties reserves 7.2 - Inkomen
Bedragen in duizenden euro's
7.2 - Inkomen Realisatie Begroting Begroting Raming Raming Raming
2011 2012 2013 2014 2015 2016
Nieuw beleid
Lasten 0 0 0 0 0 0
Baten 0 0 0 0 0 0
Bestaand beleid
Lasten 7.987 7.456 7.914 8.028 8.148 8.292
Baten 5.128 4.360 5.251 5.255 5.259 5.259
Saldo voor bestemming 2.859 3.096 2.663 2.773 2.889 3.033
Stortingen in de reserves 398 0 0 0 0 0
Bijdragen uit de reserves 229 171 0 0 0 0
Saldo na bestemming 3.028 2.925 2.663 2.773 2.889 3.033
Welke verschillen zijn er ten opzichte van voorgaande jaren?
Lasten
In het resultaatgebied inkomen zijn de lasten € 458.000 hoger ten opzichte van de begroting 2012. Dit verschil
wordt voornamelijk veroorzaakt door:
Het aantal Wwb uitkeringsgerechtigden (inclusief WIJ-ers) is afgenomen maar het gemiddelde uitkeringsbedrag
is gestegen naar € 12.830 per jaar. Per saldo betekent dit een stijging van de lasten met
€ 318.000.
Het aantal IOAW uitkeringsgerechtigden is toegenomen naar 26 met een gemiddeld uitkeringsbedrag
van circa € 11.000. Per saldo betekent dit een stijging van de lasten met € 63.000.
Er heeft een gewijzigde toerekening van apparaatskosten in 2013 plaatsgevonden ten opzichte van
2012. Per saldo betekent dit een stijging van de lasten met € 50.000.
Baten
De begrote baten 2013 zijn € 891.000 hoger ten opzichte van de gewijzigde begroting 2012. Dit verschil
wordt voornamelijk veroorzaakt door dat het voorlopige budget voor de gebundelde inkomensvoorziening is
bijgesteld aan de hand van de beschikking van het Rijk de dato 11 juli 2012. Het budget is ten opzichte van
de begroting in 2012 met € 857.380 (batig) toegenomen en bedraagt derhalve € 4.988.662. Het (macro)
budget is aangepast door onder meer het gevolg van het feit dat het CPB haar raming als gevolg van de
minder gunstige conjuncturele ontwikkelingen omhoog heeft bijgesteld. Eind september 2012 zal het budget
definitief worden vastgesteld. Momenteel vindt er een landelijk onderzoek plaats naar een nieuw verdeelmodel
van het macrobudget van het Rijk aan de gemeenten.
52

PROGRAMMA
8 - MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING
Dit programma omvat volksgezondheid, de zorg voor een adequaat voorzieningenniveau op het gebied van
zorg en welzijn en het beleid gericht op bevordering van zelfredzaamheid van inwoners, hun maatschappelijke
participatie en de leefbaarheid van de woonomgeving. Ook het leveren van individuele voorzieningen
van maatschappelijke ondersteuning aan mensen die daarop zijn aangewezen, de invulling van het zogenaamde
compensatiebeginsel, maakt deel uit van dit programma.
Het programma is opgebouwd in overeenstemming met de thema’s in het Wmo-beleidsplan 2012-2015
(hierna: Wmo-beleidsplan). Deze thema’s en de beoogde maatschappelijke effecten zijn:
1. Ontwikkeling en ontplooiing van jeugdigen
Alle Bestse jeugdigen (-9 maanden tot 24 jaar) kunnen zich optimaal ontwikkelen en ontplooien.
2. Zelfredzaamheid volwassenen
Inwoners zijn voldoende toegerust om zelfstandig hun eigen leven vorm en inhoud te geven. Eigen verantwoordelijkheid
en eigen kracht staan daarbij voorop.
3. Maatschappelijke participatie
Inwoners nemen actief deel aan het maatschappelijk verkeer.
4. Maatschappelijke inzet
Inwoners zetten zich actief in voor elkaar en voor hun sociale omgeving.
5. Leefbaarheid en sociale samenhang
Bewoners ervaren hun leefomgeving als leefbaar, prettig en veilig en voelen zich hier mede verantwoordelijk
voor.
De in dit programma opgenomen doelstellingen (‘Wat willen we bereiken?’) hebben betrekking op de periode
2012 tot en met 2015. De prestaties (‘Wat gaan we daarvoor doen?’) en prestatie-indicatoren (‘Waaraan
meten we het succes?’) op het jaar 2013.
Voor programma 8 is een bezuinigingstaakstelling opgelegd van 10%. Deze bezuiniging wordt zowel intern
als extern (bij de gesubsidieerde maatschappelijke organisaties) doorgevoerd. In 2013 gaat het voor de
gesubsidieerde maatschappelijke organisaties om een bezuiniging van 5%.
53

Wat mag het programma kosten?
Baten, lasten en mutaties reserves 8 - Maatschappelijke ondersteuning
Bedragen in duizenden euro's
8 - Maatschappelijke ondersteuning
Realisatie Begroting Begroting Raming Raming Raming
2011 2012 2013 2014 2015 2016
Nieuw beleid
Lasten 0 0 106 106 106 106
Baten 0 0 0 0 0 0
Bestaand beleid
Lasten 9.424 10.295 10.049 10.102 10.112 10.241
Baten 2.397 2.033 2.000 2.000 2.025 2.051
Saldo voor bestemming 7.027 8.262 8.155 8.208 8.193 8.296
Stortingen in de reserves 0 0 0 0 0 0
Bijdragen uit de reserves 565 479 384 381 360 311
Saldo na bestemming 6.463 7.784 7.770 7.827 7.833 7.985
54

RESULTAATGEBIED 8.1 - MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING
8.1.1 Wat willen we bereiken? 8.1.2 Wat gaan we daarvoor doen?
1. Ontwikkeling en ontplooiing van
jeugdigen
Bewerkstelligen dat alle Bestse jeugdigen
(-9 maanden tot 24 jaar) zich optimaal
kunnen ontwikkelen en ontplooien.
a.1. Bewerkstelligen dat Bestse jeugdigen zo a.1.1
min mogelijk problemen ervaren bij het
opgroeien en ouders bij het opvoeden.
Het percentage jeugdigen (0 tot en
met 17 jaar) dat gebruik maakt van
de geïndiceerde jeugdzorg is in 2013
a.1.2
minder dan 6,4 per 1000 jeugdigen
(niveau 1 e kwartaal 2012) 3 .
Het percentage jeugdigen (12 tot en
met 17 jaar) dat dagelijks met problemen
kampt is in 2015 lager dan
a.1.3
20% (niveau 2011) 4 ;
Het percentage ouders dat problemen
ervaart (soms tot vaak) bij de opvoeding
is in 2013 lager dan 33% (niveau
a.1.4
2008-2009). 5
In samenwerking met een lokale werkgroep uitvoeren
van het plan van aanpak doorontwikkeling Beste
Betsy waaronder het versterken van de ketensamenwerking
en deskundigheidsbevordering.
Nader vormgeven van de integratie tussen het jongerenwerk
en het welzijnswerk.
In samenwerking met een lokale werkgroep opstellen
van een plan van aanpak ten behoeve van het
versterken van de pedagogische civil society.
Vrijwilligersorganisaties die werken voor en met
jeugdigen een rol laten vervullen binnen en betrekken
bij de lokale zorgstructuur.
a.1.5
Uitbreiden van het project Wij(k) en onze kinderen
(jouw werk in de wijk), met als aandachtspunt nadere
invulling van de rol van professionals.
a.2. Bewerkstelligen dat jeugdigen en hun
ouders effectieve zorg krijgen als vanaf
2015 de gemeente verantwoordelijk is
voor alle zorg voor jeugdigen.
a.1.6
a.2.1
a.2.2
a.2.3
Als zich een criminele jeugdgroep dreigt te ontwikkelen,
wordt er vanuit Jeugdgroepen in beeld methodisch
actie ondernomen.
Opstellen en uitvoeren voorstel samenhangend preventief
zorgaanbod conform het projectplan “Zorg
voor jeugd”.
Ontwikkelen van een organisatorisch model om lokaal
de toeleiding naar (gespecialiseerde) zorg vorm
te geven met als leidraad het regionaal ontwikkelde
functioneel model.
Opstellen van een advies met betrekking tot de inkoop
van gespecialiseerde zorg in samenwerking
met het SRE.
3 Bron = Jeugdbalans
4 Bron = GGD gezondheidsmonitor 12-18 jaar
5 Bron = GGD gezondheidsmonitor volwassenen
55

a.2.4
a.2.5
Oriëntatie op en besluitvorming over de aanschaf
van een digitaal cliëntregistratiesysteem ter ondersteuning
van de ketensamenwerking op het gebied
van jeugd, wonen, zorg, welzijn, inkomen en veiligheid.
Uitvoering van pilots gericht op de transitie jeugdzorg,
zoals ‘de versnelde overdracht van enkelvoudige
ambulante jeugdzorg’ en Schoolteams.
b. Voorkomen van (vermijdbare) bedreigingen
in en problemen met de gezondheid
van jeugdigen.
Het percentage jongeren onder de 16
jaar dat al eens alcohol heeft gedronken
is in 2015 lager dan 40% (niveau
2011) 6 .
Het percentage binge drinkers (jongeren
die in de afgelopen 4 weken bij
minstens één gelegenheid 5 glazen
alcohol of meer heeft gedronken) onder
de drinkende jongeren van 12-18
jaar is in 2015 lager dan 71% (niveau
2011) 1
Het percentage niet-rokers onder
jeugdigen van 12-18 jaar is in 2015
hoger dan 86% (niveau 2011) 1
Het percentage jeugdigen van 12-18
jaar dat waterpijp rookt is in 2015 lager
dan 18% (niveau 2011) 1
Het percentage jeugdigen van 12-18
jaar dat zich psychisch ongezond voelt
is in 2015 lager dan 13% (niveau
2011) 1
Het percentage kinderen van 2-12
jaar en jongeren van 12-18 jaar met
overgewicht (inclusief obesitas) is in
resp. 2017 en 2015 lager dan 9% en
6% (resp. niveau 2008 en niveau
2011) 7 .
Het percentage kinderen van 2-12
jaar en jongeren van 12-18 jaar met
ondergewicht is in resp. 2017 en 2015
lager dan resp. 7% en 11% (resp. niveau
2008 en niveau 2007) 2 .
b.1.
b.2.
b.3.
b.4.
b.5.
b.6.
Structurele lokale inbedding van het project “Laat je
niet flessen” ook na beëindiging van het regionale
project met ingang van 2014.
De nieuwe Drank- en horecawet aangrijpen om kritisch
te bezien in hoeverre er aanvullende en handhaafbare
regels kunnen worden gesteld om het
alcoholgebruik onder jongeren te ontmoedigen. 8
Stimuleren van alcoholpreventie op scholen: voortzetting
en uitbreiding activiteiten op het Heerbeeckcollege
en uitbouw naar basisscholen. Dit laatste op
basis van een inventarisatie van het huidige aanbod.
3
Ouders betrekken bij de aanpak van alcoholpreventie
jeugd. 3
Voorlichting verstrekken over de schadelijke gevolgen
van het roken van waterpijp aan jongeren en
ouders via onder andere de website van het CJG en
de jongerenwebsite. 3
Instellen van een lokale werkgroep van professionals
om te komen tot een multidisciplinaire en integrale,
afgestemde aanpak van overgewicht bij jeugdigen. 3
6 Bron = GGD gezondheidsmonitor 12-18 jaar
7 Bron = GGD gezondheidsmonitor 0-12 jaar en 12-18 jaar
8 Onder voorbehoud van vaststelling van de nota lokaal gezondheidsbeleid 2012-2016
56

c
Alle jeugdigen in Best hebben voldoende
mogelijkheden om hun vrije tijd zinvol in
te vullen, hun talenten te ontplooien en te
genieten en groeien op tot inwoners die
verantwoordelijkheid voelen voor anderen
en hun sociale omgeving.
c.1.
c.2.
Aansluitend op de regeling combinatiefunctionarissen,
de Brede schoolgedachte vormgeven door in
overleg met de bewoners, met de scholen en met de
welzijnsorganisatie per buurt of wijk activiteiten te
laten plaatsvinden.
Het stimuleren van jongerenparticipatie door het
vergroten van de inzet van Ondertussen.nl.
2. Zelfredzaamheid
a
c.3.
Voorkomen dat inwoners van Best op a.1.
straat leven.
Alle geregistreerde dak- en thuislozen
hebben in 2013 een passend traject. 9
Maximaal 20% van alle aangekondigde
huisuitzettingen kon in 2013 niet
worden voorkomen. 10
a.2.
b. Voorkomen van (vermijdbare) bedreigingen
in en problemen met de gezondheid
b.1
van inwoners.
Het percentage ouderen (65+) in Best
dat niet voldoet aan de norm van verantwoord
alcoholgebruik is in 2016
lager dan 41% (niveau 2009). 11
b.2.
Het percentage ouderen (65+) dat
zich psychisch ongezond voelt is in
2016 lager dan 17% (niveau 2009). 3
Het betrekken van jeugdigen (cliëntparticipatie) bij
de inrichting en organisatie van de transitie jeugdzorg.
Inzetten op preventie via (subsidie)afspraken met
partners als het Algemeen Maatschappelijk Werk en
de GGZe. Daarnaast huisvesten van inwoners die
terugkeren uit de maatschappelijke opvang en inzetten
op nazorg.
De klantprocessen voor de prestatievelden 7,8,9 van
de Wmo worden in kaart gebracht en gecommuniceerd
naar de betrokken professionals om de samenwerking
te verbeteren.
Er worden (subsidie)afspraken met de GGZe en
Novadic Kentron gemaakt over integrale preventieprogramma’s
die meer dan voorheen gericht zijn op
(de omgeving van) specifieke doelgroepen en minder
op universele preventie.
Onderzoeken of er in het kader van de onlangs door
het rijk extra toegekende 0,9 fte combinatiefuncties,
een beweegaanbod in de buurt voor ouderen georganiseerd
kan worden.
c.1. Uitvoering geven aan de resterende acties om de
c. Bewerkstelligen dat inwoners zelfstandig
5% (niveau 2009). 3
kunnen functioneren.
uitvoering van de Wmo verder te kantelen zoals
Het percentage ouderen (65+) dat
aangeeft nergens (meer) zorg of hulp
nodig bij te hebben is in 2016 minimaal
93% (niveau 2009). 3
beschreven in het Wmo-beleidsplan: Klantproces
binnen Bestwijzer samen met de partners verder
inrichten en ontwikkelen van meer algemene voorzieningen
o.a. door de rolstoelpool uit te breiden
Het percentage ouderen (65+) dat
aangeeft weinig regie over het eigen
leven te hebben is in 2016 lager dan
met scootmobielen.
9 Bron: gegevens stedelijk kompas
10 Bron: administratie gemeente
11 Bron: GGD gezondheidsmonitor ouderen
57

Inwoners die op grond van de Wmo
hulp bij het huishouden ontvangen
beoordelen deze in 2013 minimaal
met een 8,0 (niveau 2011). 12
Inwoners die gebruik maken van
Wmo-hulpmiddelen (waaronder rolstoelen
en woonvoorzieningen) beoordelen
deze in 2013 minimaal met
een 7,5 (niveau 2011). 4
c.2.
c.3.
Uitvoeren van benodigde acties die ervoor zorgen
dat er in alle fasen van de beleidscyclus van de gemeente
rekening gehouden wordt met de beperkingen
en mogelijkheden van mensen (inclusief beleid).
Voorbereiden decentralisatie van begeleiding uit de
AWBZ naar de Wmo op het moment dat deze decentralisatie
weer actueel wordt. In afwachting
daarvan wordt er (door)gewerkt aan het creëren van
extra dagbestedingsmogelijkheden in Best.
c.4.
Samen met andere partijen (o.a. in de coöperatie
Slimmer Leven 2020) werken aan de inzet van
slimme technologie die ervoor zorgt dat inwoners
langer zelfstandig thuis kunnen blijven wonen met
een hoge kwaliteit van leven.
c.5.
Samen met de zorgverzekeraar en zorgprofessionals
een samenhangend pakket van zorg en ondersteuning
voor dementerenden en hun mantelzorgers
vormgeven in het kader van de pilot “Integrale Ketenzorg
Dementie”.
d. Bewerkstelligen dat inwoners de weg
weten te vinden naar (correcte informatie
over) ondersteuning als ze dit nodig hebben.
Het percentage volwassenen (18-64
jaar) en ouderen (65+) dat informatie
wil over één of meerdere Wmovoorzieningen,
maar niet weet waar
deze te verkrijgen is in 2016 lager dan
respectievelijk 6% en 15% (niveau
2009). 13
Het rapportcijfer dat inwoners geven
voor de procedure bij het aanvragen
van Wmo-voorzieningen is in 2013
hoger dan een 7,4 (niveau 2011). 14
3. Maatschappelijke participatie
d.1.
d.2.
d.3.
d.4.
Vormgeven van samenwerking tussen klantmanagers
inkomen en Bestwijzer in vervolg op een eind
2012 gehouden pilot.
Cliëntondersteuning meer integreren in het primaire
klantproces. Hierbij wordt de besluitvorming vanuit
het Rijk hierover afgewacht.
Evalueren van de sociale kaart en besluiten over
voortzetting.
Cliëntenregistratie zo organiseren dat de ketensamenwerking
op het gebied van wonen, zorg, welzijn,
inkomen en veiligheid wordt ondersteund door o.a.
oriëntatie op een digitaal systeem.
a.1. Subsidieaanvragen van (vrijwilligers)organisaties
a. Bewerkstelligen dat inwoners zelfstandig
lijk 8% (niveau 2009). 1
kunnen deelnemen aan activiteiten en
kunnen participeren in de samenleving.
worden getoetst aan het (in begin 2013 vast te stellen)
nieuwe subsidiebeleid dat gebaseerd wordt op
Het percentage volwassen en ouderen
dat zich (zeer) ernstig eenzaam voelt
is in 2016 lager dan 5% respectieve-
de uitgangspunten van het Wmo-beleid voor de
jaren 2012-2015. Een belangrijk uitgangspunt is
inclusiviteit.
12 Bron = Wmo klanttevredenheidsonderzoek
13 Bron = GGD gezondheidsmonitor volwassenen en ouderen
14 Bron = Wmo klanttevredenheidsonderzoek
58

a.2. Stimuleren van laagdrempelige ontmoetingsactiviteiten
Het percentage inwoners met een
dan een 6,5 (6,0 in 2010) 2
Wmo-voorziening dat aangeeft dat de
voorziening bijdraagt aan het meedoen
voor (mantelzorgers van) dementerende oude-
ren.
in de maatschappij is in 2013
hoger dan 68% (niveau 2011). 2
Wmo-voorzieningen (waaronder vervoersvoorzieningen,
niet zijnde het
collectief vervoer) waar inwoners gebruik
van maken scoren in 2013 minimaal
een 7,5 (niveau 2011). 2
Het rapportcijfer voor het collectief vervoer
waar inwoners op grond van de
Wmo gebruik van maken is in 2013 hoger
4. Maatschappelijke inzet
a. Bewerkstelligen dat mantelzorgers in staat a.1.
zijn om hun mantelzorgtaken uit te voeren.
Mantelzorg bij werkgevers in Best agenderen en
ondersteuning bieden aan werkende mantelzorgers.
Het percentage mantelzorgers dat op
de hoogte is van de mogelijkheden voor a.2.
ondersteuning is in 2013 hoger dan
75% (niveau 2011). 15
Signaleren en aanpakken van problemen van jonge
mantelzorgers in de leeftijd van 12-18 jaar op de
natuurlijke vindplaatsen (met name het Heerbeeck
Meer dan 77% van de mantelzorgers is College).
in 2013 tevreden over de geboden ondersteuning
(niveau 2011). 1
Het percentage mantelzorgers dat
overbelasting ervaart, is in 2013 lager
dan een 5,2 op de EDIZ schaal (Ervaren
Druk door Informele Zorg) (niveau
2011). 1
Het percentage jeugdigen in de leeftijd
van 12-18 jaar dat mantelzorg verricht
en dit beoordeelt als zwaar is in 2015
lager dan 0,6 % (niveau 2011). 16
b. Stimuleren dat er in Best een rijk vrijwilligers
dan 10% (niveau 2011: 10%). 2
naar vrijwilligerswerk;
motiveren van jongeren en, de groeiende groep,
Het percentage volwassenen en ouderen
dat vrijwilligerswerk doet is in
senioren voor vrijwilligerswerk;
ondersteunen vrijwilligersorganisaties bij verkrijgen/behoud
voldoende vrijwilligers en leden en
2013 hoger dan resp. 29% en 24%
(niveau 2009). 17 een gezonde financiële situatie.
leven bestaat/blijft bestaan.
dachtspunten geven, namelijk:
Het percentage jeugdigen in de leeftijd
van 12-18 jaar dat wekelijks vrijwilligerswerk
doet (exclusief de maatschappelijke
verbeteren van de samenwerking tussen en
afstemmen van het aanbod van vrijwilligersorganisaties;
stage) is in 2015 hoger begeleiden van inwoners met een
beperking
15 Bron = Wmo klanttevredenheidsonderzoek
16 Bron = GGD gezondheidsmonitor 12-18 jaar
17 Bron = GGD gezondheidsmonitor volwassenen en ouderen
59

5. Sociale samenhang en leefbaarheid
a In iedere wijk is in 2013 een basisinfrastructuur
aanwezig.
Het rapportcijfer van inwoners voor
de welzijnsvoorzieningen in Best is
minimaal een 6,8 (Waar staat je gemeente.nl;
niveau 2010).
Het rapportcijfer van inwoners voor
de directe woonomgeving is minimaal
een 7,6 (Waar staat je gemeente.nl;
niveau 2010).
b. Inwoners zijn tevreden over de leefbaarheid.
Het rapportcijfer van inwoners voor
de leefbaarheid in de buurt is minimaal
een 7,6 (Veiligheidsmonitor; niveau
2009).
Het rapportcijfer leefbaarheid uit de
veiligheidsmonitor is minimaal een 7,5
(niveau 2009).
c. Inwoners voelen zich verantwoordelijk
voor en zijn actief betrokken bij hun
buurt.
Inwoners beoordelen de manier
waarop de gemeente haar inwoners
betrekt bij het aanpakken van leefbaarheid
en veiligheid in de buurt met
minimaal een 6,4 (Veiligheidsmonitor;
niveau 2009) .
Het percentage actieve inwoners bij
buurtverbetering is minimaal 15,0% in
2013 (Veiligheidsmonitor; niveau
2009: 12,1%).
De schaalscore die inwoners geven
voor de sociale cohesie is in 2013
hoger dan een 6,6 (Veiligheidsmonitor;
niveau 2009).
a.1.
a.2.
a.3.
aanpassen van het ondersteuningsaanbod aan
de hand van de resultaten van het klanttevredenheidsonderzoek
onder vrijwilligers(organisaties)
(beschikbaar in 2012) en de
verdieping hierop.
Het realiseren van een brede school in de nieuwe
wijk Dijkstraten (zie ook programma 5).
Het stimuleren van gebruik van accommodaties in
wijken (zoals scholen) voor onder meer welzijnsactiviteiten
(zie gemeentelijk vastgoed in de paragraaf
onderhoud kapitaalgoederen).
Het vaststellen van een plan over de toekomst van
de aanwezige buurthuizen mede in relatie tot het
faciliteren van ontmoetingsruimte voor bewoners
wordt in 2013 gerealiseerd.
b.1 De wijk Speelheide wordt gerevitaliseerd.
c.1.
Implementatie van de nota bewonersparticipatie.
60

d. Het wordt veiliger in Best:
Het rapportcijfer dat inwoners geven
voor de veiligheid in de buurt is ten
minste een 6,8 (Veiligheidsmonitor;
niveau 2009) .
Het percentage inwoners dat zich
vaak onveilig voelt in de eigen buurt
bedraagt 13,3% in 2013 (niveau
2009: 14,9%).
d.1.
Uitvoering van het beleidsplan Kernbeleid Veiligheid
m.b.t. kwaliteit woonomgeving, jeugd en veiligheid,
geweld/ bedreiging op straat, verkeersoverlast, integrale
overheidshandhaving.
8.1.4 Waarmee meten we het succes?
Omschrijving indicator Eenheid Norm
('Begrote waarde')
2013
1. Ontwikkeling en ontplooiing van jeugdigen
a.1 Het aantal jeugdigen dat gebruikt maakt van geindiceerde
jeugdzorg.
a.1 Het aantal ouders dat problemen ervaart (soms
tot vaak) bij de opvoeding.
a.2 Een organisatorisch model om lokaal de toeleiding
naar (gespecialiseerde) zorg vorm te geven.
2. Zelfredzaamheid
a. Het aantal aangekondigde huisuitzettingen dat
niet kon worden voorkomen.
c. Beoordeling van de hulp bij het huishouden op
grond van de Wmo door inwoners
%
< 6,4
Per 1000
% < 33
Status
gereed
% < 20
rapportcijfer > 8
c. Beoordeling van het gebruik van Wmohulpmiddelen
(waaronder rolstoelen en woonvoorzieningen)
door inwoners.
d. Het rapportcijfer dat inwoners geven voor de procedure
bij het aanvragen van Wmo-voorzieningen.
3. Maatschappelijke participatie
Het aantal inwoners met een Wmo-voorziening
dat aangeeft dat de voorziening bijdraagt aan het
meedoen in de maatschappij.
De beoordeling van Wmo-voorzieningen (waaronder
vervoersvoorzieningen, niet zijnde het collectief
vervoer) door inwoners.
De beoordeling van het collectief vervoer waar
inwoners op grond van de Wmo gebruik van maken
door inwoners.
rapportcijfer > 7,5
Rapportcijfer >7,4
% > 68
rapportcijfer > 7,5
rapportcijfer > 6,5
61

4. Maatschappelijke inzet
Omschrijving indicator Eenheid Norm
a. Het aantal mantelzorgers dat op de hoogte is van de
mogelijkheden voor ondersteuning.
a. Het aantal mantelzorgers dat tevreden is over de
geboden ondersteuning
a. Het aantal mantelzorgers dat overbelasting ervaart.
b. Het percentage volwassen inwoners dat vrijwilligerswerk
doet.
b. Het percentage inwoners ouder dan 65 jaar dat
vrijwilligerswerk doet.
5. Sociale samenhang en leefbaarheid
% > 75
% > 77
EDIZ schaal
(Ervaren Druk
Informele Zorg)
< 5,2
% Groter of gelijk aan 29
% >24
a. Beoordeling welzijnsvoorzieningen door inwoners. rapportcijfer 6,8
a. Beoordeling inwoners van de directe woonomgeving.
rapportcijfer 7,6
b. Beoordeling van de leefbaarheid in de buurt. rapportcijfer 7,6
b. Het cijfer leefbaarheid uit de veiligheidsmonitor rapportcijfer 7,5
c. Beoordeling inwoners van de manier waarop de rapportcijfer 6,4
gemeente haar inwoners betrekt bij de aanpak
leefbaarheid en veiligheid in de buurt
c. De schaalscore die inwoners geven voor de sociale rapportcijfer > 6,6
cohesie
d. Beoordeling veiligheid in de buurt door inwoners. rapportcijfer 6,8
Toelichting
In deze paragraaf zijn alleen die indicatoren opgenomen die een direct relatie hebben met het onderdeel
“Wat willen we bereiken?” en waarover in 2013 daadwerkelijk gerapporteerd kan worden. Indicatoren waarover
pas in latere jaren gegevens beschikbaar komen zijn hier niet opgenomen. Ter informatie:
GGD gezondheidsmonitor 0-12 jaar GGD: 2013, gegevens in 2014 beschikbaar;
GGD gezondheidsmonitor 12-18 jaar GGD: 2015, gegevens in 2016 beschikbaar;
GGD gezondheidsmonitor volwassenen en ouderen GGD: 2012/2016, gegevens in 2013/2017 beschikbaar;
Tevredenheidsonderzoek individuele voorzieningen Wmo gemeente: 2013, gegevens in 2013 beschikbaar;
Jeugdbalans: gegevens worden per kwartaal geactualiseerd;
‘Waarstaatjegemeente.nl’: Eind 2012 neemt de gemeente hieraan deel. De gegevens zijn medio 2013
beschikbaar
Over de gegevens die in 2013 beschikbaar komen, maar betrekking hebben op de programmabegroting
2012 zal afzonderlijk worden gerapporteerd in 2013.
8.1.5 Hoe rapporteren we?
Reguliere P&C-cyclus: tussentijdse rapportages en jaarverslag.
62

8.1.6 Trends
Decentralisatie van taken naar gemeenten (de transities)
Op een enkel onderdeel is het traject nog ongewis. Dit betekent onzekerheden voor de lokale overheden.
Samenhang in dienstverlening
Door de decentralisaties zijn de gemeenten steeds beter in staat samenhang aan te brengen in de (professionele
en informele) hulpverlening aan inwoners, zodat zij hun hulpvraag maar op één plek hoeven
te stellen en zorg en ondersteuning integraal wordt geboden.
Terugtredende overheid: minder taken
Naast decentraliseren is er sprake van het schrappen van taken door de landelijke overheid die niet
naar gemeenten worden gedecentraliseerd. Het schrappen van taken van de rijksoverheid kan wel gevolgen
hebben voor de ondersteuning die gemeenten aan de burgers moeten bieden. Denk hierbij aan
het voornemen de AWBZ - zorgzwaartepakketten 1, 2 en 3 voor de meeste cliëntgroepen te schrappen.
Terugtredende overheid: financieel
De landelijke overheid stelt op onderdelen minder middelen beschikbaar die burgers direct ‘in hun portemonnee’
voelen. Denk hierbij aan de kinderopvangtoeslag. Deze maatregelen betekenen dat burgers
een groter beroep doen op voorzieningen die (mede) door gemeenten worden gefinancierd zoals het
peuterspeelzaalwerk.
Kanteling: in plaats van door de overheid georganiseerde voorzieningen komt de hulpvrager
en zijn sociale netwerk centraal te staan.
Er wordt een beroep gedaan op de eigen kracht en de eigen verantwoordelijkheid van de burger. Professionals
zijn in eerste instantie ondersteunend hierin en bieden alleen hulp indien noodzakelijk.
Meer aandacht voor burgerbetrokkenheid
Vergrijzing
Door de vergrijzing en stijgende levensverwachting neemt het aantal mensen met chronische aandoeningen
toe.
63

FINANCIEN
Wat mag het kosten?
Baten, lasten en mutaties reserves 8.1 - Maatschappelijke ondersteuning
Bedragen in duizenden euro's
8.1 - Maatschappelijke ondersteuning
Realisatie Begroting Begroting Raming Raming Raming
2011 2012 2013 2014 2015 2016
Nieuw beleid
Lasten 0 0 106 106 106 106
Baten 0 0 0 0 0 0
Bestaand beleid
Lasten 9.424 10.295 10.049 10.102 10.112 10.241
Baten 2.397 2.033 2.000 2.000 2.025 2.051
Saldo voor bestemming 7.027 8.262 8.155 8.208 8.193 8.296
Stortingen in de reserves 0 0 0 0 0 0
Bijdragen uit de reserves 565 479 384 381 360 311
Saldo na bestemming 6.463 7.784 7.770 7.827 7.833 7.985
Welke verschillen zijn er ten opzichte van voorgaande jaren?
Lasten
In het resultaatgebied Maatschappelijke ondersteuning zijn de geraamde lasten € 140.000 lager dan de geraamde
lasten in de begroting 2012. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door:
Conform de kaderbrief 2013 zijn in het resultaatgebied diverse bezuinigingen opgenomen, zie bijlage
(€ 149.000 batig).
Het in de begroting 2012 geraamde budget voor schuldhulpverlening (via resultaatbestemming 2011)
wordt in de begroting 2013 niet meer opgenomen (€ 36.000 batig).
Een verlaging van subsidies in het kader van algemeen maatschappelijk werk (€ 34.000 batig).
Een verlaging van het incidentele budget voor de transitie van de awbz begeleiding (€ 29.000 batig).
Een verlaging van de subsidie voor samenlevingsopbouw (Stichting Welzijn Best-Oirschot, € 24.000
batig).
Het vervallen van het budget voor exploitatielasten van het buurtcentrum aan de Vlinderhei (€ 26.000
batig).
Een nieuw budget voor jeugd maatschappelijk werk (€ 50.000 nadelig).
Een verlaging van het budget voor de intensivering van het lokaal hulpaanbod jeugd (€ 59.000 batig).
Een nieuw budget voor de aanstelling van een coördinator centrum voor jeugd en gezin (€ 46.000 nadelig).
Dit budget wordt tot en met 2015 gedekt uit de vrije algemene reserve.
64

In de begroting 2012 is het budget voor het centrum voor jeugd en gezin als gevolg van budgetoverheveling
incidenteel verhoogd. In de begroting 2013 betekent dit een verlaging van het genoemde budget
(€ 64.000 batig).
Lagere geraamde kapitaallasten (€ 50.000 batig).
Een hogere toerekening van apparaatskosten aan het resultaatgebied (€ 234.000 nadelig).
Baten
In het resultaatgebied Maatschappelijke ondersteuning zijn de geraamde baten € 33.000 lager dan de geraamde
baten in de begroting 2012. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door:
De in de begroting 2012 opgenomen bijdrage van de provincie in het kader van de subsidieregeling
“Intensivering lokaal hulpaanbod jeugd Noord-Brabant 2011-2012” wordt in de begroting 2013 niet
meer opgenomen (€ 59.000 nadelig).
Een bijdrage van de partners in het WMO-loket Bestwijzer ter dekking van de kosten van de beleidsmedewerker
van de afdeling Maatschappelijke Ontwikkeling (€ 28.000 batig).
65

PROGRAMMA
9 - MILIEU
Dit programma omvat de bescherming van de fysieke leefomgeving, reiniging openbare ruimte, riolering en
afvalstoffenverwijdering, inclusief het bijbehorende beleid. De inspanningen zijn gericht op het behouden,
verbeteren en verduurzamen van het werk- en leefmilieu, rekening houdend met de ambitie voor de groei
naar 32.000 tot 34.000 inwoners. Enerzijds wordt dit vormgegeven door uitvoering te geven aan wet- en
regelgeving (onder meer vergunningverlening, toezicht en handhaving op het gebied van milieu- en omgevingsrecht)
en anderzijds door het meenemen en –wegen van behoeften en wensen van burgers en bedrijven
bij het opstellen van beleid.
Jaarlijks wordt het Milieu Uitvoeringsprogramma (MUP) opgesteld, inclusief een doorkijk van 4 jaar. Met het
MUP wordt zowel uitvoering gegeven aan het milieubeleidsplan 2012-2015 als aan de ‘going concern’ taken
zoals vergunningverlening, et cetera. Specifieke taken voor het betreffende programmajaar, zoals het opstellen,
actualiseren en uitvoeren van beleid, zijn in de programmabegroting opgenomen. De bezuinigingsdoelstellingen
zijn verwerkt in het MUP.
Toezicht en handhaving op het gebied van het Omgevingsrecht, waaronder het beleidsveld milieu, wordt
programmatisch en cyclisch uitgevoerd. De basis hiervoor is het vastgestelde Beleidsplan integraal toezicht
en handhaven 2012-2015, dat in 2013 wordt geactualiseerd. Door middel van een jaarlijks uitvoeringsprogramma
en de evaluatie hiervan wordt het beleid waar nodig bijgesteld.
Gemeenten hebben een zorgplicht op het gebied van afval-, hemel- en grondwater. Om uitvoering te geven
aan deze wettelijke taken stellen gemeenten periodiek een Verbreed Gemeentelijk RioleringsPlan (VGRP) op.
Hierin staat op welke wijze de komende jaren invulling wordt gegeven aan de zorgplicht en welke maatregelen
hiervoor worden getroffen.
66

Wat mag het programma kosten?
Baten, lasten en mutaties reserves 9 - Milieu
Bedragen in duizenden euro's
9 - Milieu Realisatie Begroting Begroting Raming Raming Raming
2011 2012 2013 2014 2015 2016
Nieuw beleid
Lasten 0 0 38 57 56 54
Baten 0 0 0 0 0 0
Bestaand beleid
Lasten 5.896 6.183 6.135 6.274 6.425 6.619
Baten 5.057 5.157 5.171 5.324 5.494 5.657
Saldo voor bestemming 839 1.026 1.002 1.007 987 1.016
Stortingen in de reserves 0 0 0 0 0 0
Bijdragen uit de reserves 8 43 0 0 0 0
Saldo na bestemming 831 983 1.002 1.007 987 1.016
67

RESULTAATGEBIED 9.1 - MILIEU
9.1.1 Wat willen we bereiken? 9.1.2 Wat gaan we daarvoor doen?
a. Het behouden en verbeteren van het
leefmilieu.
a.1
Uitvoering geven aan het Milieubeleidsplan 2012-
2015. Hierin zijn per beleidsveld acties opgenomen:
1. Luchtkwaliteit
Uitvoering geven aan de maatregelen uit het
Luchtkwaliteitsplan 2009-2013 teneinde een reductie
van de uitstoot van fijnstof (PM10) en stikstofdioxide
(NO2) te bewerkstelligen. De effecten
worden in 2014 geëvalueerd en het Luchtkwaliteitsplan
wordt in 2014 geactualiseerd voor een
periode van vier jaar.
2. Geluid
Het uitvoeren van maatregelen uit het actieplan
‘EU richtlijn omgevingslawaai 2008-2013’ en uitvoering
geven aan het zonebeheerplan en het
hogere waarden beleid teneinde de geluidsbelasting
te beheersen. Tevens wordt het geluidsniveau
gemeten middels een geluidmeetnet.
Het actieplan ‘EU richtlijn omgevingslawaai 2013-
2017’ opstellen en vaststellen.
3. Klimaat/duurzaamheid
Uitvoeren maatregelen uit het beleidsplan energieen
materiaaltransitie 2012-2015.
4. Afval
Uitvoeren maatregelen uit het beleidsplan energieen
materiaaltransitie 2012-2015.
5. Water
Het Waterbeleidsplan opstellen en vaststellen.
6. Biodiversiteit
In het groenbeleidsplan (zie programma 3) zijn
beleidsafwegingen en beheerskaders ten aanzien
van biodiversiteit opgenomen.
Binnen plattelandontwikkeling (zie programma
10.1) is biodiversiteit een belangrijk aspect van de
aspecten.
7. Externe veiligheid
De ontwikkelingen op het gebied van externe veiligheid
staan aangegeven in programma 2.
a.2
Opstellen en vaststellen van het Milieu uitvoeringsprogramma.
68

. Milieubescherming in overeenstemming
met het omgevingsrecht en op basis van
relevante beleidsplannen
c. Voorkomen medewerking aan criminele
activiteiten door middel van toepassen
Wet Bibob.
d. Efficiëntere vergunningverlening, handhaving
en afhandelen projectbesluiten door
digitaal te werken op het gebied van omgevingsrecht.
e. Garanderen voldoende beschikbare graven
voor de algemene begraafplaats
b. Opstellen van:
vergunningenbeleidsplan (onderdeel milieu)
uitvoeringsprogramma integraal toezicht en handhaven
Actualiseren van:
Beleidsplan integraal toezicht en handhaven
c. Na besluitvorming fase IIb (zie programma 2) Wet
Bibob toetsen van aanvragen omgevingsvergunningen
activiteit milieu aan de regels Wet Bibob.
d. Afronden van het project ‘Digitale afhandeling vergunningen,
zaken handhaving en projectbesluiten’.
e. Momenteel zijn er nog voldoende mogelijke graven
aanwezig op de gemeentelijke begraafplaats. Onderzoek
naar extra ruimte zal plaatsvinden en eventueel
zal extra ruimte voor de graven aangekocht worden.
9.1.4 Waarmee meten we het succes?
Omschrijving indicator Eenheid Norm
('Begrote waarde')
2013
a.1 1. Luchtkwaliteit
Uitvoeren van de maatregelen uit het luchtkwaliteitsplan
% 100
2008-2013
a.1 2. Geluid
Rapportage zonebewaking (industrielawaai)
decibel
50
Uitvoeren van de maatregelen uit het Actieplan
%
100
Europese Richtlijn omgevingslawaai 2008-2013
Opstellen Actieplan Europese Richtlijn omge-
status
gereed
vingslawaai 2013-2017 (bestaand gebied)
Opstellen Rapportage cumulatieve geluidsbe-
status
gereed
lasting (meetpalen)
Zorgdragen dat ontwikkelingen (wonen) zijn
getoetst aan de criteria van ‘hogere waarde’
beleid
a.1 3. Uitvoeren van de ‘energie’ maatregelen uit het
beleidsplan Energie- en materiaaltransitie 2012-
2015
a.1 4. Uitvoeren van de ‘afval’ maatregelen uit het
beleidsplan Energie en materiaaltransitie 2012-
2015
%
100
% 100
% 100
69

Omschrijving indicator Eenheid Norm
a.1 5. Water
status
gereed
Opstellen Waterbeleidsplan
a.2 Opstellen Milieu Uitvoerings Programma (MUP) status gereed
b. Opgesteld Vergunningenbeleidsplan (onderdeel
milieu)
Status
gereed
Opgesteld Uitvoeringsprogramma integraal status
gereed
toezicht en handhaven
status
gereed
Geactualiseerd Beleidsplan integraal Toezicht
en Handhaven opgesteld
c.2 Getoetste aanvragen omgevingsvergunningen activiteit
% 100
milieu conform criteria Wet Bibob
e. Voldoende aantal beschikbare graven status gereed
9.1.5 Hoe rapporteren we?
P&C cyclus: tussentijdse rapportages en jaarverslag (inclusief milieujaarverslag 2013).
Evaluatie Actieplan omgevingslawaai EU-richtlijn
Rapportage cumulatieve geluidsbelasting (meetpalen)
Evaluatie handhavingsuitvoeringsprogramma 2013 (jaarverslag 2013)
9.1.6 Trends
Milieu-informatie
Vanuit burgers en bedrijven wordt van overheden steeds meer verwacht dat ze hun milieu-informatie digitaal
openbaar maken. Er is met name behoefte aan een totaalbeeld van de kwaliteit van de leefomgeving
op basis waarvan professionals en burgers keuzes kunnen maken die gezond, veilig en efficiënt zijn.
Denk bijvoorbeeld aan bedrijfsuitbreiding, planologische beslissingen bij verhuizing of voor mensen met
astma.
Geluid
In vervolg op SWUNG I (Samen Werken in de Uitvoering van Nieuw Geluidbeleid) voor rijksinfrastructuur
wordt SWUNG II, voor provinciale en gemeentelijke infrastructuur en gezoneerde industrieterreinen
ontwikkeld. Het belangrijkste doel van deze nieuwe regelgeving is om woningen en andere geluidsgevoelige
bestemmingen beter te beschermen tegen geluidhinder veroorzaakt door de toename van de
groei van verkeer- en industrielawaai.
Luchtkwaliteit
De nationale regelgeving beperkt zich nog steeds tot toetsing aan concentraties van stikstofdioxide
(NO2) en fijn stof (PM10). Een toenemend besef dat kleinere deeltjes (PM2,5) schadelijk kunnen zijn
leidt naar verwachting tot aanpassing van de regelgeving op dit vlak.
Vergunningverlening en toezicht en handhaving
Er is sprake van een verruiming van de algemene regels (Activiteitenbesluit); meer vergunningsplichtige
milieu-inrichtingen worden hierdoor meldingsplichtig. Het gevolg is een uitbreiding van taken voor toezicht
en handhaving.
Daarnaast worden meldingen uitgebreid met de zogenaamde Omgevingsvergunning beperkte milieutoets
(vergelijkbaar met een toets omgevingsvergunning voor de activiteit milieu). Tevens is het steeds
vaker noodzakelijk om aanvullend op een melding een procedure tot het komen van maatwerkvoorschriften
te volgen.
70

Als gevolg van de individualisering, de verdergaande intolerantie, de veranderende rol van de politie, de
toename van de mondigheid in de maatschappij gekoppeld aan een betere bereikbaarheid van de gemeente,
wordt steeds meer beslag gelegd op de personele capaciteit vooral op juridisch gebied en mediation.
FINANCIEN
Wat mag het kosten?
Baten, lasten en mutaties reserves 9.1 - Milieu
Bedragen in duizenden euro's
9.1 - Milieu Realisatie Begroting Begroting Raming Raming Raming
2011 2012 2013 2014 2015 2016
Nieuw beleid
Lasten 0 0 20 39 38 36
Baten 0 0 0 0 0 0
Bestaand beleid
Lasten 3.903 4.101 4.059 4.129 4.205 4.321
Baten 3.063 3.074 3.077 3.161 3.255 3.341
Saldo voor bestemming 840 1.027 1.002 1.007 988 1.016
Stortingen in de reserves 0 0 0 0 0 0
Bijdragen uit de reserves 8 43 0 0 0 0
Saldo na bestemming 831 984 1.002 1.007 988 1.016
Welke verschillen zijn er ten opzichte van voorgaande jaren?
Lasten
De lagere lasten in het resultaatgebied Milieu worden voornamelijk veroorzaakt doordat incidentele investeringen
in 2013 € 43.000 lager zijn dan in 2012. Deze investeringen worden gedekt via reserves.
De investeringen waar het om gaat zijn:
Duurzame energie dijkstraten € 12.000
Luchtkwaliteitsplan € 31.000
Baten
Door het stoppen met ongediertebestrijding dalen de baten met € 15.000.
De afvalstoffenheffing stijgt met € 14.000. Hier staan ook hogere lasten tegenover.
71

RESULTAATGEBIED 9.2 - RIOLERING / ONDERGRONDSE INFRASTRUCTUUR
9.2.1 Wat willen we bereiken? 9.2.2 Wat gaan we daarvoor doen?
a. Een duurzame en doelmatige inzameling en
afvoer van hemel- en afvalwater tegen zo laag
mogelijke maatschappelijke kosten. Ook wordt
ingezet op het behouden van een grondwaterstand,
die geen structurele overlast veroorzaakt.
a. Uitvoeren Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan
(VGRP) (maatregelen/ projecten 2013).
9.2.4 Waarmee meten we het succes?
Omschrijving indicator Eenheid Norm
('Begrote waarde')
2013
a. Alle maatregelen uit het VGRP zijn uitgevoerd. % 100
9.2.5 Hoe rapporteren we?
P&C cyclus: tussentijdse rapportages en jaarverslag.
9.2.6 Trends
Het traditionele rioolbeheer (afvoeren van afvalwater) naar waterketenbeheer. Dit komt door veranderde
wetgeving (onder andere Wet gemeentelijke watertaken en de Waterwet) en maatschappelijke ontwikkelingen.
Onder de waterketen wordt het proces verstaan dat water doorloopt van de winning van
grondwater tot de zuivering van afvalwater. Door samen te werken besparen de partners (Rijk, provincie,
waterschap, gemeenten) kosten, is er sprake van milieuwinst en wordt de dienstverlening verbeterd.
Ook zorgt de samenwerking voor bundeling van kennis en ervaring, hetgeen de waterketen minder
kwetsbaar maakt.
Met meer efficiëntie, samenwerking en een nieuwe taakverdeling voor waterveiligheid en de waterketen
moeten de stijgende kosten van het waterbeleid de komende jaren beteugelen.
72

FINANCIEN
Wat mag het kosten?
Baten, lasten en mutaties reserves 9.2 - Riolering / ondergrondse infrastructuur
Bedragen in duizenden euro's
9.2 - Riolering / ondergrondse Realisatie Begroting Begroting Raming Raming Raming
infrastructuur
2011 2012 2013 2014 2015 2016
Nieuw beleid
Lasten 0 0 18 18 18 18
Baten 0 0 0 0 0 0
Bestaand beleid
Lasten 1.993 2.083 2.076 2.145 2.220 2.299
Baten 1.993 2.083 2.094 2.163 2.238 2.317
Saldo voor bestemming 0 0 0 0 0 0
Stortingen in de reserves 0 0 0 0 0 0
Bijdragen uit de reserves 0 0 0 0 0 0
Saldo na bestemming 0 0 0 0 0 0
Welke verschillen zijn er ten opzichte van voorgaande jaren?
Ten aanzien van dit resultaatgebied zijn er voor wat betreft verschillen met voorgaande jaren geen bijzonderheden.
73

PROGRAMMA
10 - RUIMTE EN BOUWEN
Dit programma omvat zowel de beleidsvorming voor ruimtelijke ordening en de ontwikkeling van woningbouw
in brede zin. Hierbij moet bijvoorbeeld ook worden gedacht aan sociale woningbouw, woonwagencentra,
prestatieafspraken met woningcorporaties en bouwgrondexploitatie.
Daarnaast valt binnen dit programma tevens het Omgevingsrecht voor wat betreft vergunningverlening,
toezicht en handhaving op de beleidsvelden ruimtelijke ordening en bouwen.
Toezicht en handhaving op deze gebieden van het Omgevingsrecht wordt programmatisch en cyclisch uitgevoerd.
De basis hiervoor is het vastgestelde Beleidsplan integraal toezicht en handhaven 2012-2015, dat in
2013 wordt geactualiseerd. Door middel van een jaarlijks uitvoeringsprogramma en de evaluatie hiervan
wordt het beleid waar nodig bijgesteld.
Wat mag het programma kosten?
Baten, lasten en mutaties reserves 10 - Ruimte en bouwen
Bedragen in duizenden euro's
10 - Ruimte en bouwen Realisatie Begroting Begroting Raming Raming Raming
2011 2012 2013 2014 2015 2016
Nieuw beleid
Lasten 0 0 215 5 5 5
Baten 0 0 0 0 0 0
Bestaand beleid
Lasten 26.517 35.140 31.184 24.208 21.545 19.925
Baten 11.005 33.041 30.747 23.939 21.501 18.657
Saldo voor bestemming 15.512 2.099 652 274 49 1.273
Stortingen in de reserves 1.705 971 810 1.039 2.404 4
Bijdragen uit de reserves 15.721 1.921 734 549 1.567 335
Saldo na bestemming 1.494 1.148 728 764 887 943
74

RESULTAATGEBIED 10.1 - RUIMTELIJKE PLANNING
10.1.1 Wat willen we bereiken? 10.1.2 Wat gaan we daarvoor doen?
a. Een centrum dat naar aard en schaal
past bij de verwachte omvang van
Best.
b. Een vitaal en aantrekkelijk platteland
voor inwoners en recreanten, ten behoeve
van wonen, werken en verblijven.
c. Voldoen aan de landelijke verplichting
van actualisering en digitalisering van
bestemmingsplannen (uiterlijk 1 juli
2013) en kostenverhaal bij ruimtelijke
ontwikkelingen.
a. Doorontwikkelen van het Uitwerkingsplan centrum,
afhankelijk van besluitvorming in de raad. Aanbieden van:
bestemmingsplan voor vaststelling;
ontwerp en aanbesteding openbare ruimte;
aanbesteding engineering parkeergarage.
bouwrijp maken en aanleggen parkeerveld kerkhof;
start bouw van de parkeergarage
zie ook programma 3 en 4.
b.1 Toepassen van de landschapsinvesteringsregeling bij
planologische projecten in het buitengebied om te
voldoen aan de provinciale regeling Kwaliteitsverbetering
landschap.
b.2 Opstarten van het project ‘Uitwerking groen uitloopgebied
rondom De Vleut’, zoals opgenomen in het Landschapsontwikkelingsplan.
Dit als invulling van de
groencompensatieafspraken bij de uitbreidingslocaties
Best Poort, Broekstraat en Steegsche Velden Oost.
b.3 Uitvoeren van projecten binnen de gebiedsontwikkeling
Kloppend Hart van Het Groene Woud.
b.4 Sluiten van een publiek-private overeenkomst met het
consortium van recreatieondernemers in De Vleut.
b.5 Actualisatie bestemmingsplan buitengebied:
1. bestuurlijke besluitvorming over visie buitengebied;
2. opstarten van milieueffectrapportage;
3. vrijgeven van het voorontwerpbestemmingsplan
voor inspraak en vooroverleg.
c.1 Actualiseren, digitaliseren en uniformeren van de volgende
bestemmingsplannen: ‘Koekoekbos, Villawijk
eo’, ‘Heivelden/Heuveleind’, ‘Batadorp’, ‘Centrum, stationsgebied
eo’, ‘Woonwagenlocatie Terraweg en Vogelkers’.
c.2 Bij alle ruimtelijke ontwikkelingen door derden kostenverhaal
toepassen door het sluiten van anterieure
overeenkomsten, dan wel exploitatieplannen.
75

10.1.4 Waarmee meten we het succes?
Omschrijving indicator Eenheid Norm
('Begrote waarde')
2013
a. Realisatie van de actiepunten uit uitwerkingsplan
Centrum:
Bestemmingsplan aangeboden aan de raad
Status
Gereed
Aanbesteden engineering parkeergarage
Status
Gereed
Bouwrijp/aanleg parkeerveld kerkhof
Status
Gereed
Start bouw parkeergarage
Status
Bouw gestart
b.4
b.5
b.2
Publiekprivate overeenkomst De Vleut.
Bestuurlijke besluitvorming Visie Buitengebied
Bestemmingsplan
Projectplan “Groen uitloopgebied rond de Vleut”
aantal
status
status
status
1
Gereed
Voorontwerp
Gereed
d.1 Geactualiseerde bestemmingsplannen (‘Koekoekbos,
Villawijk eo’, ‘Centrum, stationsgebied eo’,
‘Heivelden/Heuveleind’ en ‘Batadorp’).
aantal
4
Het bestemmingsplan ‘Woonwagencentrum Terraweg
en Vogelkers’ in procedure.
aantal
1
10.1.5 Hoe rapporteren we?
Reguliere P&C-cyclus: tussentijdse rapportages en jaarrekening.
Voortgangsrapportages majeure ruimtelijke projecten.
Evaluatie handhavinguitvoeringsprogramma 2013 (jaarverslag 2013)
10.1.6 Trends
Stagnerende vastgoed- en woningmarkt als gevolg van macro-economische omstandigheden in het
algemeen en de beperking van financieringsfaciliteiten voor woonconsumenten in het bijzonder.
De verschuiving van aanbod- naar vraagmarkt lijkt een structureel karakter aan te nemen. Dit noodzaakt
des te meer tot productdifferentiatie en vraaggestuurd bouwen.
In de retail is een dubbele trend waarneembaar: schaalvergroting enerzijds (bijvoorbeeld super- en
bouwmarkten) en anderzijds een toenemende behoefte aan ‘leisure’ en ‘funshopping’ (‘kleinschalige’
speciaalzaken). Ook de toename van internetwinkelen is een relevante trend.
De economie in het buitengebied verandert. Steekwoorden zijn agrarisch natuurbeheer en nieuwe economische
dragers zoals zorgboerderijen, horeca en recreatiefaciliteiten, wellness accommodaties en
streekproducten.
76

FINANCIEN
Wat mag het kosten?
Baten, lasten en mutaties reserves 10.1 - Ruimtelijke planning
Bedragen in duizenden euro's
10.1 - Ruimtelijke planning Realisatie Begroting Begroting Raming Raming Raming
2011 2012 2013 2014 2015 2016
Nieuw beleid
Lasten 0 0 150 0 0 0
Baten 0 0 0 0 0 0
Bestaand beleid
Lasten 1.232 1.633 880 861 871 897
Baten 66 113 137 162 162 163
Saldo voor bestemming 1.166 1.520 893 699 709 734
Stortingen in de reserves 0 0 0 0 0 0
Bijdragen uit de reserves 242 872 325 100 0 0
Saldo na bestemming 924 648 568 599 709 734
Welke verschillen zijn er ten opzichte van voorgaande jaren?
Lasten
In het resultaatgebied Ruimtelijke planning zijn de geraamde lasten € 603.000 lager dan de geraamde lasten
in de begroting 2012. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door:
Een verlaging van het budget voor de uitvoering van het landschapontwikkelingsplan (€ 125.000 batig).
Een verlaging van het budget voor de actualisatie van bestemmingsplannen (€ 110.000 batig).
Het in de begroting 2012 opgenomen budget voor de reconstructie van het buitengebied is in de begroting
2013 niet opgenomen (€ 407.000 batig).
Nieuw geraamd incidenteel budget voor de actualisatie van het bestemmingsplan buitengebied en de
beleidsvisie bebouwingsconcentraties (€ 150.000 nadelig); Dit budget wordt gedekt uit de Reserve toekomstige
vernieuwing Best.
Het in de begroting 2012 opgenomen budget voor participatie A2-zone is in de begroting 2013 niet opgenomen
(€ 15.000 batig)
Het in de begroting 2012 opgenomen budget voor het opstellen van de structuurvisie is in de begroting
2013 niet opgenomen (€ 32.000 batig)
Een lagere toerekening van apparaatskosten aan het resultaatgebied (€ 41.000 batig).
Baten
In het resultaatgebied Ruimtelijke planning zijn de geraamde baten € 24.000 hoger dan de geraamde baten
in de begroting 2012. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door:
Een hogere raming van het kostenverhaal m.b.t. ontwikkelinitiatieven van derden (€ 24.000 batig).
77

RESULTAATGEBIED 10.2 - VOLKSHUISVESTING
10.2.1 Wat willen we bereiken? 10.2.2 Wat gaan we daarvoor doen?
a. Uitbreiding van het woningbestand met
2.636 woningen in de periode 2013-2022.
b. Bouwen, slopen en gebruik conform het
omgevingsrecht en op basis van de geldende
beleidsplannen.
c. Voorkomen medewerking aan criminele
activiteiten
d. Digitaal werken op het gebied van omgevingsrecht.
e. Verbeteren woon- en leefomstandigheden
en ontwikkelmogelijkheden van de bewoners
op de locaties Terraweg en Vogelkers
.
f. Lagere inkomens kunnen (betaalbaar)
terecht in meer dan 25% van de totale
bouwproductie in Best. (e.e.a. op grond
van de regionale begrippenlijst wonen)
g. Verdere regionale samenwerking op het
gebied van het Omgevingsrecht
h. Grotendeels voorkomen van verlies eigendomsrecht
gemeentelijke gronden in het
buitengebied in 2013
a.1 - aanleg geluidswal Ringweg, aanleg geluidsscherm
A2 Steegsche Velden
- afhankelijk van de verkoop van bouwkavels
1 e fase, het bouwrijp maken van de vervolgfasen;
- uitgifte van bouwkavels ten behoeve van project
bouw en particulieren
a.2 - Dijkstraten: grondverkoop conform SOK
- Dijkstraten: afhankelijk van verkoop fase 1 start
bouwrijp fase 2 (Zie ook paragraaf grondbeleid
onder “Wat gaan we daarvoor doen”.
a.3 Uitvoeren marketing en promotieplan
Nemen van besluiten op aanvragen omgevingsvergunning
en toezicht respectievelijk handhaving
daarop, inclusief bezwaar en beroep.
b.1 Opstellen van:
Vergunningenbeleidsplan (onderdeel bouwen en
brandveilig gebruik, zie programma 2.2)
Uitvoeringsprogramma
Actualiseren van:
Beleidsplan integraal toezicht en handhaven
c.1 Na besluitvorming fase IIa Wet Bibob toetsen van
aanvragen omgevingsvergunningen activiteit bouwen
aan de regels Wet Bibob.
d. Afronden van het project ‘Digitale afhandeling vergunningen,
zaken handhaving en projectbesluiten’.
e.1 Uitvoeren van het project Integrale Overheidshandhaving
(IOHH).
e.2 Opstarten actualiseren van het bestemmingsplan
‘Woonwagenlocatie Terraweg’.
f.1 Bouwpartners houden aan afspraken in bouwcontracten
(ontwikkelaars) en prestatieafspraken (woningcorporaties)
strekkende tot het daarin opgenomen
percentage sociale huisvesting in het totale
bouwvolume
f.2 Besluitvorming over en uitvoering geven aan continuering
van startersleningen.
g.1 Optimaliseren regionale samenwerking (RUD, Veldhoven)
(idem voor programma 2.1, 2.2 en 9.1).
h.1 Uitvoering geven aan het project “Voorkomen verjaring
gronden buitengebied”
78

10.2.4 Waarmee meten we het succes?
Omschrijving indicator Eenheid Norm
('Begrote waarde')
2013
a.1
a.2
- aanleg geluidswal Ringweg,
- aanleg geluidsscherm A2 Steegsche Velden
- fase A (incl. 3 e fase) Steegsche Velden bouwrijp
- verkoop bouwkavels Steegsche Velden fase A
- verkoop bouwkavels Dijkstraten 1 e fase conform
Status
Aantal
Aantal
- oplevering 4 e kwartaal 2013
- oplevering 4 e kwartaal 2013
- idem 3 e kwartaal 2013¹
21¹
112 (excl. 20 appartementen)
SOK
b. Opgesteld Vergunningenbeleidsplan onderdeel
bouwen
status
status
gereed
gereed
Opgesteld Uitvoeringsprogramma integraal
toezicht en handhaven
status
gereed
Geactualiseerd Beleidsplan integraal Toezicht
en Handhaven opgesteld
c. Getoetste aanvragen omgevingsvergunningen activiteit
% 100
bouwen conform criteria Wet Bibob na be-
sluitvorming
f. Besluitvorming college over voortzetting startersregeling
datum 31 januari 2013
in 2013.
h. Project “voorkomen verjaring gronden buitengebied”
status
gereed
¹ Zowel de verkoop van een nieuwe tranche bouwkavels als ook het bouwrijp maken van een volgende fase
vindt pas plaats indien 80% van de voorgaande tranche van bouwkavels is verkocht.
10.2.5 Hoe rapporteren we?
Reguliere P&C-cyclus: tussentijdse rapportages en jaarverslag.
Evaluatie handhavinguitvoeringsprogramma 2013 (jaarverslag 2013).
10.2.6 Trends
Stagnerende vastgoed- en woningmarkt als gevolg van macro-economische omstandigheden in het algemeen
en de beperking van financieringsfaciliteiten voor woonconsumenten in het bijzonder.
De verschuiving van aanbod- naar vraagmarkt lijkt een structureel karakter aan te nemen. Dit noodzaakt
des te meer tot productdifferentiatie en vraaggestuurd bouwen.
Verslechterde concurrentiepositie van nieuwbouw ten opzichte van bestaande bouw door tijdelijk lage
overdrachtsbelasting.
Mogelijkheden hypothecaire financiering zijn verslechterd.
Structurele beleidsingrepen in de woningmarkt (hypotheekrenteaftrek, overdrachtsbelasting, huurwaardeforfait,
rol corporaties, huurliberalisatie) lijken aanstaande.
De samenstelling van de Bestse bevolking verandert. In Best springt vooral de ontgroening van de bevolking
(relatieve afname van het aandeel jongeren in de totale bevolking) in het oog.
Het uitvoeren van digitaal toezicht in het kader van het omgevingsrecht (dit geldt ook voor de programma
onderdelen 2.1, 2.2 en 9.1).
79

Het vernieuwen van het omgevingsrecht door het bundelen en vereenvoudigen van de regels voor ruimtelijke
projecten in de Omgevingswet, waardoor het makkelijker wordt om ontwikkelprojecten op te starten.
In mindere mate heeft de Omgevingswet ook betrekking op vergunningverlening, toezicht en handhaving
op de beleidsvelden bouwen, milieu en brandveilig gebruik (programma onderdelen 2.1, 2.2,
10.1 en 9.1).
Als gevolg van de individualisering, de verdergaande intolerantie, de veranderende rol van de politie, de
toename van de mondigheid in de maatschappij gekoppeld aan een betere bereikbaarheid van de gemeente,
wordt steeds meer beslag gelegd op de personele capaciteit vooral op juridisch gebied en mediation.
FINANCIEN
Wat mag het kosten?
Baten, lasten en mutaties reserves 10.2 - Volkshuisvesting
Bedragen in duizenden euro's
10.2 - Volkshuisvesting Realisatie Begroting Begroting Raming Raming Raming
2011 2012 2013 2014 2015 2016
Nieuw beleid
Lasten 0 0 65 5 5 5
Baten 0 0 0 0 0 0
Bestaand beleid
Lasten 25.284 33.508 30.304 23.347 20.674 19.028
Baten 10.939 32.929 30.610 23.777 21.338 18.494
Saldo voor bestemming 14.345 579 -241 -425 -659 539
Stortingen in de reserves 1.705 971 810 1.039 2.404 4
Bijdragen uit de reserves 15.479 1.049 409 449 1.567 335
Saldo na bestemming 571 501 160 166 177 208
Welke verschillen zijn er ten opzichte van voorgaande jaren?
In het resultaatgebied Volkshuisvesting zijn de geraamde lasten € 3.139.000 lager dan de geraamde lasten
in de begroting 2012. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door:
Lasten (exclusief grondexploitatie)
Het in de begroting 2012 geraamde budget voor de ontwikkeling van sociale koopwoningen voor starters
is in de begroting 2013 niet opgenomen (€ 500.000 batig). Dit budget wordt in 2012 gedekt door een
bijdrage uit de Reserve toekomstige vernieuwing Best.
Een lagere toerekening van apparaatskosten aan het resultaatgebied (€ 425.000 batig).
80

Baten (exclusief grondexploitatie)
In het resultaatgebied Volkshuisvesting zijn de geraamde baten € 2.319.000 lager dan de geraamde baten in
de (gewijzigde) begroting 2012. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door mutaties in de grondexploitatie. De
verschillen in de grondexploitatie worden hieronder verklaard.
Lasten/Baten grondexploitatie
Per saldo zijn de geraamde lasten voor de grondexploitatie circa € 2.300.000 lager dan de gewijzigde begroting
2012. Dit wordt enerzijds veroorzaakt door lagere ramingen voor grondverwerving (€ 2.624.000), bouwrijp
maken (€ 3.084.000), planvoorbereidingskosten (€ 1.242.000), regionale afdrachten (€ 163.000) en
rentekosten (€ 193.000). Anderzijds door een hogere raming voor projectrisico (€ 1.032.000) en een administratieve
verrekening ( € 3.974.000).
De raming van de baten van de grondexploitatie 2013 is per saldo circa € 2.312.000 lager dan de gewijzigde
begroting 2012. Dit is het gevolg van een lagere raming voor bijdragen (€ 6.758.000) en rentebaten
(€ 190.000). In de raming van 2012 was onder de bijdragen een rijkssubsidie opgenomen van € 5.600.000
voor de ontwikkeling en de aanleg van de slowlane. Daarnaast is een hogere raming opgenomen voor
grondverkopen (€ 4.636.000).
De raming van de storting in de reserves ten laste van de grondexploitatie is voor 2013 per saldo € 161.000
lager dan 2012. Dit is het gevolg van enerzijds een lagere afdracht Broekstraat (€ 917.000) en anderzijds
een hoger geraamde afdracht voor Zessprong (€ 756.000).
De raming van bijdragen ten laste van de reserves ten gunste van de grondexploitatie voor 2013 is
€ 141.000 lager dan 2012. Dit is voornamelijk het gevolg van opgenomen bijdragen in 2012 in verband nadelige
exploitatiesaldi diverse particuliere ontwikkelingen.
81

OVERZICHT
11 - ALGEMENE DEKKINGSMIDDELEN EN ONVOORZIEN
Naast de te realiseren programma’s bevat de begroting het overzicht van algemene dekkingsmiddelen en het
bedrag voor onvoorziene uitgaven. De algemene dekkingsmiddelen worden niet als baten in de diverse programma’s
opgenomen. Bij dit overzicht kan niet gesproken worden van een programma. Inzicht in de baten
is echter essentieel voor Provinciale Staten en de gemeenteraad. In onderstaand overzicht wordt onder andere
inzicht gegeven in de lokale heffingen waarvan de besteding niet gebonden is, algemene uitkeringen,
dividend, saldo van de financieringsfunctie (renteresultaat), overige algemene dekkingsmiddelen en het bedrag
voor onvoorziene uitgaven.
Wat mag het kosten?
Baten, lasten en mutaties reserves 11 - Algemene dekkingmiddelen en onvoorzien
Bedragen in duizenden euro's
11 - Algemene dekkingmiddelen Realisatie Begroting Begroting Raming Raming Raming
en onvoorzien
2011 2012 2013 2014 2015 2016
Nieuw beleid
Lasten 0 0 0 0 0 0
Baten 0 0 0 0 0 0
Bestaand beleid
Lasten 9.826 3.297 2.785 2.667 2.710 2.650
Baten 36.890 34.454 33.594 33.730 33.414 34.653
Saldo voor bestemming -27.064 -31.157 -30.809 -31.063 -30.704 -32.003
Stortingen in de reserves 11.348 2.926 1.748 3.175 1.590 1.552
Bijdragen uit de reserves 13.512 3.559 1.006 2.252 544 488
Saldo na bestemming -29.228 -31.792 -30.067 -30.140 -29.657 -30.940
82

RESULTAATGEBIED 11.1 - FINANCIERING EN ALGEMENE DEKKINGSMIDDELEN
FINANCIEN
Wat mag het kosten?
Baten, lasten en mutaties reserves 11.1 - Financiering en algemene dekkingsmiddelen
Bedragen in duizenden euro's
11.1 - Financiering en algemene Realisatie Begroting Begroting Raming Raming Raming
dekkingsmiddelen
2011 2012 2013 2014 2015 2016
Nieuw beleid
Lasten 0 0 0 0 0 0
Baten 0 0 0 0 0 0
Bestaand beleid
Lasten 9.826 3.297 2.785 2.667 2.710 2.650
Baten 36.890 34.454 33.594 33.730 33.414 34.653
Saldo voor bestemming -27.064 -31.157 -30.809 -31.063 -30.704 -32.003
Stortingen in de reserves 11.348 2.926 1.748 3.175 1.590 1.552
Bijdragen uit de reserves 13.512 3.559 1.006 2.252 544 488
Saldo na bestemming -29.228 -31.792 -30.067 -30.140 -29.657 -30.940
Welke verschillen zijn er ten opzichte van voorgaande jaren?
Lasten
Het begrotingssaldo 2012 van € 444.000 (na wijziging) is verantwoord onder de lasten 2012.
In 2013 is de aankoop van 139 aandelen Brainport Development opgenomen voor een bedrag van € 65.000.
Hier staat een bijdrage uit de vrije algemene reserve tegenover.
In 2011 is het rekeningsaldo van € 4,4 miljoen en de afboeking van investeringen met een maatschappelijk
nut van € 2,6 miljoen verantwoord onder de lasten.
In 2012 is een onttrekking uit de vrije algemene reserve geraamd van € 1.5 miljoen (resultaatbestemming
jaarrekening 2011).
Voorts is onder andere in 2012 de storting in de dekkingsreserve brede 16-klassige school geraamd van € 1
miljoen ten laste van de reserve toekomstige vernieuwing Best.
Voorts wordt verwezen naar onderstaand overzicht.
83

Wat mag het kosten?
Baten, lasten en mutaties reserves: Algemene dekkingsmiddelen en onvoorzien
Bedragen in duizenden euro's
Lasten Realisatie Begroting Begroting Raming Raming Raming
2011 2012 2013 2014 2015 2016
Nieuw beleid 0 0 0 0 0 0
Bestaand beleid * 5.404 2.777 2.698 2.571 2.621 2.572
Onvoorziene uitgaven 76 87 96 89 78
Totaal lasten programma 5.404 2.853 2.785 2.667 2.710 2.650
* exclusief rekeningsaldo / begrotingssaldo
Baten Realisatie Begroting Begroting Raming Raming Raming
2011 2012 2013 2014 2015 2016
Bestaand beleid * 3.260 2.590 2.662 2.576 2.559 2.492
Bespaarde rente reserves 2.597 1.862 1.748 1.675 1.590 1.552
Bespaarde rente res. met ink. functie 1.133 1.065 904 902 902 902
Opbrengst onroerende-zaakbelastingen 4.155 4.363 4.504 4.661 4.828 4.999
Opbrengst bouwgrondbelasting 4 4 4 4 4 4
Opbrengst hondenbelasting 172 173 0 0 0 0
Opbrengst precariobelasting 41 46 70 71 72 74
Opbrengst toeristenbelasting 12 12 12 12 12 12
Opbrengst reclamebelasting 0 70 60 60 60 60
Alg. uitkering uit het gemeentefonds 21.866 20.353 19.616 20.067 19.853 20.956
Integratieuitkering WMO 2.039 2.092 2.119 2.119 2.119 2.119
Integratieuitkering bibliotheken 33 33 0 0 0 0
Verkoop aandelen Endinet 0 0 0 0 0 0
Dividenduitkering N.V. B.N.G. 57 28 28 28 28 28
Renteresultaat 1.490 1.725 1.829 1.516 1.347 1.415
Inkomsten commerciële buitenreclame 31 38 38 39 40 40
Totaal baten programma 36.890 34.454 33.594 33.730 33.414 34.653
Saldo voor bestemming -31.486 -31.601 -30.809 -31.063 -30.704 -32.003
Stortingen in reserves 11.348 2.926 1.748 3.175 1.590 1.552
Bijdragen uit reserves 13.512 3.559 1.006 2.252 544 488
Saldo na bestemming -33.650 -32.236 -30.067 -30.140 -29.657 -30.940
84

Samenvattend overzicht
baten en lasten
programmabegroting
+
Resultaatbestemming
en
Overzicht incidentele uitgaven
85

Lasten (in duizenden euro's)
Progr. OMSCHRIJVING Realisatie Begroting Begroting Raming Raming Raming
2011 2012 2013 2014 2015 2016
incl. wijz.
1 Algemeen bestuur 5.179 8.759 4.784 4.808 4.411 4.517
2 Integrale veiligheid 2.526 2.616 2.666 2.646 2.601 2.639
3 Verkeer en openbare ruimte 17.294 7.996 5.822 5.470 5.344 5.427
4 Economische zaken 443 672 691 604 609 618
5 Onderwijs 2.962 2.984 2.834 2.776 2.721 2.727
6 Cultuur, sport en recreatie 6.284 6.166 5.781 5.341 5.277 5.275
7 Werk en inkomen 12.923 12.357 13.078 13.148 13.300 13.468
8 Maatschappelijke ondersteuning 9.424 10.295 10.155 10.208 10.218 10.347
9 Milieu 5.896 6.183 6.173 6.331 6.481 6.673
10 Ruimte en bouwen 26.517 35.140 31.399 24.213 21.550 19.930
Algemene dekkingsmiddelen
- en onvoorzien * 5.404 2.853 2.785 2.667 2.710 2.650
Totaal lasten 94.852 96.021 86.168 78.213 75.222 74.273
Totaal baten 68.699 86.580 84.582 78.006 75.293 73.913
Saldo -26.153 -9.441 -1.585 -207 70 -360
* exclusief rekeningsaldo / begrotingssaldo
Saldo voor resultaatbestemming -26.153 -9.441 -1.585 -207 70 -360
Stortingen in reserves -13.846 -3.892 -2.558 -4.214 -3.994 -1.556
Bijdragen uit reserves 44.421 13.777 4.475 5.158 4.229 2.866
Mutatie reserves 30.575 9.885 1.917 944 235 1.310
Saldo na resultaatbestemming 4.422 444 332 737 305 950
87

Baten (in duizenden euro's)
Progr. OMSCHRIJVING Realisatie Begroting Begroting Raming Raming Raming
2011 2012 2013 2014 2015 2016
incl. wijz.
1 Algemeen bestuur 790 1.152 1.090 1.081 863 866
2 Integrale veiligheid 122 191 149 150 152 153
3 Verkeer en openbare ruimte 637 378 397 411 425 431
4 Economische zaken 324 271 266 227 231 236
5 Onderwijs 721 318 312 313 315 317
6 Cultuur, sport en recreatie 1.169 1.305 1.355 1.384 1.402 1.420
7 Werk en inkomen 9.586 8.280 9.501 9.446 9.472 9.473
8 Maatschappelijke ondersteuning 2.397 2.033 2.000 2.000 2.025 2.051
9 Milieu 5.057 5.157 5.171 5.324 5.494 5.657
10 Ruimte en bouwen 11.005 33.041 30.747 23.939 21.501 18.657
Algemene dekkingsmiddelen
- en onvoorzien * 36.890 34.454 33.594 33.730 33.414 34.653
Totaal baten 68.699 86.580 84.582 78.006 75.293 73.913
88

RESULTAATBESTEMMING
Omschrijving Progr. Product 2013 2014 2015 2016
Resultaat voor bestemming -1.585.317 -207.176 70.868 -360.299
Bijdragen uit reserves
Programma 1
Reserve uitkeringsverplichtingen voormalig personeel 1 01.02 111.460 113.411 115.394 117.413
111.460 113.411 115.394 117.413
Programma 2
Bijdrage uit vrije algemene reserve:
- Lokale invoering nieuwe drank- en horecawet 2 02.02 20.000 0 0 0
Dekkingsreserve bouw brandweerkazerne 2 02.05 46.187 44.882 43.576 42.271
66.187 44.882 43.576 42.271
Programma 3
Dekkingsres. ondergrondse parkeergarage 3 03.03 98.308 96.226 94.144 92.062
Bijdrage uit de algemene reserve met inkomensfunctie:
- Vervangen armaturen 2013 3 03.08 50.000 0 0 0
- Modernisering/verbetering openbare verlichting 2013 3 03.08 18.000 0 0 0
Bijdrage uit de vrije algemene reserve:
- Aanpassingen tbv voorrang fietsers op rotondes 3 03.02 79.000 0 0 0
- Onderhoud geluidscherm / bermonderhoud A2 3 03.13 0 193.000 0 0
Bijdrage uit reserve toekomstige vernieuwing Best:
- Wijkrevitalisering Openbare Ruimte 3 03.07 250.000 0 0
- Krediet verbeteren woonomgeving 3 03.07 25.000 0 0 0
520.308 289.226 94.144 92.062
Programma 4
Bijdrage uit reserve toekomstige vernieuwing Best:
- Upgrading huidig centrum 4 04.03 100.000 0 0 0
100.000 0 0 0
Programma 5
- Dekkingsres. schoolwoning Wildheuvel 13 5 05.01 1.652 1.652 1.652 1.652
- Dekkingsres. schoolwoning Wildheuvel 15 5 05.01 1.651 1.651 1.651 1.651
- Dekkingsres. schoolwoning Wildheuvel 1 5 05.01 3.800 3.800 3.800 3.800
- Dekkingsres. nieuwbouw Antoniusschool 5 05.01 50.980 50.090 49.199 48.308
- Dekkingsres. bouwkosten De Klimboom 5 05.01 56.192 55.243 54.294 53.346
- Dekkingsres. uitbr. De Klimboom met 2 lokalen 5 05.01 13.648 13.418 13.187 12.957
- Dekkingsres. uitbreiding Wilhelminaschool 5 05.01 9.485 9.296 9.107 8.919
- Dekkingsres. uitbr./inrichting Heerbeeckcollege 5 05.02 75.950 74.622 73.295 71.968
- Dekkingsres. aank. verb. W. de Zwijgerweg 148 5 05.02 86.926 85.529 84.132 82.735
- Dekkingsres. uitbreiding Heerbeeck 220 leerl. + 237 leerl. 5 05.02 171.293 168.707 166.120 163.533
- Dekkingsres. 1e inrichting Heerbeeck 229 leerl. 5 05.02 11.732 11.523 11.314 11.106
- Dekkingsres. 1e inrichting Heerbeeck 111 leerl. 5 05.02 5.687 5.586 5.485 5.384
- Dekkingsres. schoolwoningen Zweefheuvel 5 05.01 31.909 31.867 31.823 31.781
- Dekkingsres. schoolwoningen Zweefheuvel/Wildheuvel 5 05.01 33.928 33.860 33.792 33.724
- Dekkingsres. 16 klassige school Paardenhei/Wolvenhei 5 05.01 164.553 162.068 159.584 157.099
- Dekkingsres. Brede school Hoge Akker 5 05.01 37.472 36.938 36.405 35.871
756.858 745.850 734.840 723.834
Programma 6
- Dekkingsres. Dependance bibliotheek Heerbeeck 6 06.01 24.304 23.948 23.592 23.236
- Dekkingsres. Herin. Sportpark Leemkuilen 6 06.09 50.745 49.344 47.943 46.542
- Dekkingsres. molen Heilig Hartstraat 1a 6 06.06 13.277 13.007 12.737 12.468
- Dekkingsres. restauratie molen 6 06.06 23.855 23.438 23.021 22.604
- Dekkingsres. H.Hartstraat 1 6 06.06 31.662 31.340 31.019 30.697
- Dekkingsres. overdekt zwembad 6 06.11 88.647 85.896 83.145 80.394
- Dekkingsres. bouw gymzaal Heivelden 6 06.10 32.213 31.660 31.107 30.553
- Dekkingsres. bouw tweede sporthal 6 06.10 365.096 358.472 351.847 345.223
- Dekkingsres. fietsenstalling 2e sporthal 6 06.10 6.243 6.096 5.948 5.800
- Dekkingsres. kunstgrasveld MHCB 6 06.09 13.127 13.127 13.127 13.127
- Dekkingsres. kunstgrasveld Wilhelminaboys 6 06.08 28.469 28.469 28.469 28.469
- Dekkingsres. kunstgrasvelden Best Vooruit 6 06.09 56.038 56.038 56.038 56.038
- Dekkingsres. Verruiming buitensportcapaciteit 6 06.08 38.897 38.829 38.762 38.694
- Dekkingsres. Verruiming buitensportcapaciteit 6 06.09 22.824 22.824 22.824 22.824
- Algemene reserve met inkomensfunctie 6 06.18
795.397 782.488 769.579 756.669
89

Omschrijving Progr. Product 2013 2014 2015 2016
Programma 8
- Dekkingsres. jongerencentrum 8 08.09 108.936 106.906 104.876 102.846
- Dekkingsres. peuterspeelzaal Vlinderhei 12 8 08.10 17.806 17.484 17.161 16.839
- Dekkingsres. peuterspeelzaal 't Hummeltje 8 08.10 18.661 18.375 18.089 17.803
- Dekkingsres. WMO-loket 8 08.14 80.592 80.592 80.592 80.592
- Dekkingsres. Bestwijzer 8 08.14 61.700 61.700 61.700 61.700
- Dekkingsres. buurtvoorz. Heivelden/Heuveleind 8 08.08 11.425 11.253 11.080 10.908
- Dekkingsres. brede school Hoge Akker pspz 8 08.10 5.307 5.233 5.158 5.084
- Dekkingsres. brede school Hoge Akker kinderopvang 8 08.11 15.778 15.557 15.335 15.114
Bijdrage uit vrije algemene reserve:
- Coordinator centrum jeugd en gezin 8 08.09 46.000 46.000 46.000 0
Bijdrage uit reserve toekomstige vernieuwing Best:
- Uitgaven i.h.k.v. integrale wijkontwikkeling 8 08.15 18.208 18.252 0 0
384.413 381.352 359.991 310.886
Programma 10
Bijdrage uit vrije algemene reserve:
- Bestemmingsplan buitengebied en actuele beleidsvisie 10 10.01 150.000 0 0 0
- Voorzetting project illegaal ingebruik genomen gem. grond 10 10.05 60.000 0 0 0
Bijdrage uit reserve toekomstige vernieuwing Best:
- Actualisatie bestemmingsplannen 10 10.01 150.000 100.000 0 0
- Uitvoering landschapsontwikkelingsplan 10 10.01 25.000 0 0 0
- Bijdrage nadelig saldo grondexploitatie 10 10.11 161.615 261.661 1.378.957 147.064
Bestemmingsreserve verkoop Hypotheekbedrijf HNG 10 10.08 187.639 187.638 187.639 187.638
734.254 549.299 1.566.596 334.702
Programma 11
- Herwaarderingsreserve gemeentehuis 11 11.02 249.406 217.327 217.327 217.327
- Dekkingsreserve gemeentehuis 11 11.02 17.852 17.280 16.709 16.137
- Dekkingsreserve bouw nieuwe werf 11 11.02 76.768 75.427 74.085 72.744
- Dekkingsres. Verbouwing gemeentehuis 11 11.02 25.851 25.129 24.408 23.686
- Dekkingsres. Klimaatbeheersing gemeentehuis 11 11.02 48.397 46.741 45.085 43.429
- Dekkingsres. Klimaatbeheersing 2e verd.gemeentehuis 11 11.02 4.731 4.585 4.438 4.291
Bijdrage uit de vrije algemene reserve:
- Aankoop aandelen Brainport Development N.V. 11 11.01 65.000 0 0 0
- Oversluiten geldleningen welzijnsorganisaties 11 11.01 777 777 777 777
- Rapportages telefonie / uitrusting kcc medewerkers 11 11.02 20.000 0 0 0
- Applicatiebeheer administratieve software 11 11.02 50.000 0 0 0
- Aanschaf module verplichtingen 11 11.02 50.000 0 0 0
Egalisatiereserve BTW-compensatiefonds 11 11.02 255.850 242.322 46.085 0
Reserve uitkeringsverplichtingen voormalig personeel:
- Voormalig personeel 11 11.09 31.644 17.559 17.866 9.089
Bijdrage uit reserve gevolgen reorganisatie:
- Kosten garantiesalarissen 11 11.02 109.926 104.690 97.690 100.621
Bijdrage uit reserve geblokkeerde gelden Stimuleringsfonds 11 11.02
Bijdrage uit reserve toekomstige vernieuwing Best:
- Dekkingsres. brede 16-klassige school 11 11.02 0 1.500.000 0
1.006.202 2.251.837 544.470 488.101
Totaal bijdragen uit reserves 4.475.079 5.158.345 4.228.590 2.865.938
90

Omschrijving Progr. Product 2013 2014 2015 2016
Stortingen in reserves
Programma 10
Storting in reserve toekomstige vernieuwing Best:
- Risicovergoeding verstrekte geldlening 10 10.02 -4.443 -4.273 -4.095 -3.910
- Winstafdracht bouwgrondexploitatie 10 10.11 -805.459 -1.034.907 -2.399.545 0
-809.902 -1.039.180 -2.403.640 -3.910
Programma 11
Storting in reserve toekomstige vernieuwing Best:
- Bijdr. uit reserve geblokkeerde gelden Stimuleringsfonds 11 11.02
Storting in dekkingsreserves:
- Dekkingsres. brede 16-klassige school 11 11.02 0 -1.500.000 0 0
Storting bespaarde rente in:
- Vrije algemene reserve 11 11.02 -139.971 -131.955 -129.798 -131.458
- idem (voorzieningen grondexploitatie) 11 11.02
- Algemeen culturele reserve 11 11.02 -6.663 -6.863 -7.068 -7.281
- Reserve toekomstige vernieuwing Best 11 11.02 -53.103 -55.767 -40.067 -61.362
- Egalisatiereserve BTW-compensatiefonds 11 11.02 -15.570 -8.361 -1.342 0
- Reserve uitkeringsverplichtingen voormalig personeel 11 11.02 -48.578 -45.742 -43.185 -40.483
- Reserve Wet Werk en Bijstand 11 11.02 -19.848 -20.443 -21.057 -21.688
- Reserve gevolgen reorganisatie 11 11.02 -21.742 -19.096 -16.529 -14.094
- Dekkingsreserves 11 11.02 -1.442.264 -1.386.656 -1.331.443 -1.275.210
-1.747.739 -3.174.883 -1.590.489 -1.551.576
Totaal stortingen in reserves -2.557.641 -4.214.063 -3.994.129 -1.555.486
Totaal mutaties resultaatbestemming 1.917.438 944.282 234.461 1.310.452
Saldo na resultaatbestemming 332.121 737.106 305.329 950.153
91

Overzicht incidentele lasten en baten 2013-2016
Nr.
invest. Omschrijving 2013 2014 2015 2016
progr.
Incidentele lasten t.l.v. exploitatie
Programma 2
V2 Kettingzaag (rolluik), waterkanon en rookgas verdrijver 7.800
V3 Voertuig 652 - valbeveiliging Harnas 600
V6 Vervangen hydraulische slangen 3.000
V12 Droogkast en wasmachinemaskers 8.600
V13 Vervangen ademluchtmaskers 1.400
V15 Schrobmachine brandweerkazerne 5.850
V16 Rookaggregaat Etna 1.220
Programma 3
17 30 km per uur inrichting Oirschotseweg 100.000
Programma 6
8a Opstellen erfgoedkaart 15.000
19a Herstelwerkzaamheden boerderij Oirschotseweg 117 100.000
V26 Inventaris sporthal (2015) 1.800
V28 Inventaris zwembad (2014) 6.155
Totaal incidentele lasten t.l.v. exploitatie 215.000 15.775 16.250 4.400
Incidentele baten t.g.v. exploitatie
Programma 4
- Verhuur grond gelegen aan Eindhovenseweg Zuid 43.750
Programma 8
- Verhuur gebouw gelegen aan Jac. Van Wassenaarstraat 25.368
Totaal incidentele baten t.g.v. exploitatie 69.118 0 0 0
Incidentele lasten t.l.v. reserves
Programma 2
4 Lokale invoering nieuwe drank- en horecawet 20.000
Programma 3
5 Aanpassingen tbv voorrang fietsers op rotondes binnen bebouwde kom 79.000
6 Onderhoud geluidscherm / bermonderhoud A2 193.000
43d Wijkrevitalisering van openbare ruimte 2013 250.000
44e Verbeteren woonomgeving 2013 25.000
49c Vervangen armaturen 2013 50.000
50b Modernisering/verbetering openbare verlichting 2013 18.000
Programma 4
54c Upgrading huidig centrum 2013 100.000
Programma 5
57 Brede 16-klassige school incl. wijkfunctie en peuterspeelzaal 1.500.000
Programma 10
12 Best.plan buitengebied en actuele beleidsvisie bebouwingsconcentraties 150.000
25 Voortzetting project illegaal in gebruik genomen gemeentegrond 60.000
79 Actualisatie bestemmingsplannen 2013/2014 150.000 100.000
82e Uitvoering landschapsontwikkelingsplan 2013 25.000
Kostenplaatsen
27 Rapportage telefonie / uitrusting KCC medewerkers 20.000
30 Aanschaf module verplichtingen (Coda) 50.000
31 Applicatiebeheer administratieve software (Coda) 50.000
Totaal incidentele lasten t.l.v. reserves 2.547.000 293.000 0 0
92

Paragrafen
93

PROGRAMMABEGROTING 2013
PARAGRAAF LOKALE HEFFINGEN
ALGEMEEN
Deze paragraaf omvat de beleidsvoornemens met betrekking tot de diverse gemeentelijke belastingen en
heffingen. De gemeentelijke belastingen en heffingen maken voor circa 13% deel uit van de gemeentelijke
inkomsten.
In het gemeentelijk belastinggebied wordt onderscheid gemaakt tussen belastingen en bestemmingsheffingen.
De opbrengst van belastingen (o.a. de onroerende-zaakbelastingen en de toeristenbelasting) is bestemd
voor de algemene middelen. De bestemmingsheffingen (o.a. de afvalstoffenheffing, de rioolheffing en
de leges) worden gebruikt om de kosten van de dienstverlening of voorziening te dekken.
BELEIDUITGANGSPUNTEN
De provincie schrijft een sluitende begroting 2013 voor om in aanmerking te blijven komen voor repressief
toezicht. In het coalitieprogramma is aangegeven dat vanaf 2011 gehecht wordt aan een structureel sluitende
begroting. Voor de gemeentelijke belastingen en heffingen betekent dit dat de tarieven jaarlijks worden
geïndexeerd met het consumentenprijsindexcijfer. Voor 2013 is dit vastgesteld op 2%.
Met het oog op ‘de vervuiler betaalt’ (bij de afvalstoffenheffing en de rioolheffing) en ‘de gebruiker betaalt’
(onder andere bij de leges) is het beleiduitgangspunt bij de bestemmingsheffingen in de gemeente Best
100% kostendekkendheid. Bij de leges is de afweging daarbij dat diegene betaalt waaraan de individuele
dienst wordt verleend. Anderen hoeven niet een deel van de rekening te betalen.
Het huidige kwijtscheldingsbeleid blijft ongewijzigd. Dit betekent dat kwijtschelding kan worden verleend
voor de onroerende-zaakbelastingen, de afvalstoffenheffing (tot € 90,76) en de rioolheffing.
ONTWIKKELINGEN
Tarieven 2013 tot en met 2016
De tarieven onroerende-zaakbelastingen (OZB) stijgen in de periode 2013 tot en met 2016 met 2% (het
geraamde inflatiepercentage). Er zijn geen voornemens om met voorstellen tot verdere verhoging te komen.
Voor de overige gemeentelijke belastingen en heffingen wordt voor de jaren 2013 tot en met 2016 eveneens
de inflatiecorrectie toegepast. Het tarief voor de afvalstoffenheffing 2013 is slechts verhoogd met 0,3%
als gevolg van lagere kosten door aanbestedingsvoordeel oud papier en verpakkingsglas. De hondenbelasting
is met ingang van 2013 afgeschaft.
Jaarlijkse herwaardering onroerende zaken
De onroerende zaken in de gemeente Best worden overeenkomstig de Wet WOZ jaarlijks gewaardeerd. Voor
de herwaardering 2013 wordt uitgegaan van het waardeniveau op 1 januari 2012.
Ten tijde van het opstellen van deze paragraaf is slechts een eerste prognose (op basis van de marktanalyse)
van de waardeontwikkeling bekend. Deze duidt op een verdere daling van de waarden van zowel woningen
als niet-woningen.
De aanslagen voor de OZB zijn gebaseerd op de WOZ-waarde. Voor de opbrengst van de OZB verloopt de
herwaardering budgettair neutraal. De tarieven stijgen of dalen bij een overeenkomstige waardestijging of –
daling.
Kwijtschelding
Er is een wetsvoorstel in voorbereiding om de beleidsvrijheid van gemeenten op het gebied van kwijtschelding
te verruimen. Gemeenten krijgen waarschijnlijk de mogelijkheid om ook aan zelfstandigen, die niet
beschikken over betalingscapaciteit en vermogen, kwijtschelding te verlenen van de gemeentelijke heffin-
95

gen. Ook zal de vermogenstoets voor kwijtschelding van gemeentelijke heffingen worden verruimd en zal
gelijk gesteld worden aan die van de Wet werk en bijstand (Wwb).
GECOMBINEERDE HEFFING
Uit efficiency overwegingen worden de onroerende-zaakbelastingen, de afvalstoffenheffing, de rioolheffing
en de reclamebelasting gecombineerd op één biljet met de WOZ-beschikking. Om de aanslag op klantvriendelijke
wijze in te vorderen wordt de mogelijkheid geboden om de aanslag in tien termijnen te betalen bij
automatische incasso. Daarnaast blijft het huidige systeem van betaling in twee termijnen bestaan voor de
belastingplichtige die geen gebruik maakt van de automatische incasso en voor de aanslagen die uit efficiency
overwegingen buiten de incassoregeling van tien termijnen dienen te blijven. Dit zijn de aanslagen voor
alle niet-woningen.
DIGITALE AANSLAG
In het kader van de e-overheid biedt de gemeente Best de belastingplichtigen de mogelijkheid van een digitale
aanslag aan. Dit betekent dat de belastingplichtige de aanslag niet meer op papier ontvangt, maar digitaal.
Dit is makkelijk voor de belastingplichtige en het bespaart papier. Van de digitale nota wordt door
0,25% van de belastingplichtigen gebruik gemaakt.
OVERZICHT GEMEENTELIJKE BELASTINGEN EN HEFFINGEN
Wetten (waarvan de Gemeentewet de belangrijkste is) geven aan welke belastingen de gemeente mag heffen.
De gemeente heeft binnen dit kader de vrijheid om een bepaalde belasting wel of niet in te voeren. Ook
is de gemeente vrij in het bepalen van de hoogte van de tarieven, hoewel bij een aantal heffingen beperkingen
geldt. Zo mogen de rechten (leges) maximaal kostendekkend zijn en zijn er voor een aantal tarieven in
bijzondere wetten maximum tarieven opgenomen.
In 2013 worden in de gemeente Best de navolgende belastingen en heffingen geheven:
Onroerende-zaakbelastingen
Afvalstoffenheffing
Rioolheffing
Diverse leges en rechten
Precariobelasting
Toeristenbelasting
Lijkbezorgingrechten
Marktgeld
Brandweerrechten
Bouwgrondbelasting
Reclamebelasting
Hiervan maken de onroerende-zaakbelastingen, de afvalstoffenheffing en de rioolheffing deel uit van de
woonlasten (lokale lastendruk) van de burger.
De Gemeentewet biedt nog de mogelijkheid om parkeerbelasting, forensenbelasting en hondenbelasting te
heffen.
96

OVERZICHT BELASTINGOPBRENGSTEN
Heffing Werkelijk 2011 Geraamd 2012 Geraamd 2013
Onroerende-zaakbelasting € 4.155.297,00 € 4.340.000,00 € 4.504.000,00
Afvalstoffenheffing € 2.903.762,00 € 2.885.442,00 € 2.899.547,00
Rioolheffing € 1.971.878,00 € 2.054.606,00 € 2.065.572,00
Leges burgerzaken € 470.851,00 € 505.182,00 € 521.692,00
Bouwleges € 824.997,00 € 813.500,00 € 610.750,00
Overige leges € 27.020,00 € 82.429,00 € 75.082,00
Hondenbelasting € 172.363,00 € 172.500,00 € 0,00
Precariobelasting € 41.478,00 € 43.604,00 € 69.500,00
Toeristenbelasting € 11.968,00 € 11.503,00 € 11.733,00
Lijkbezorgingsrechten € 3.822,00 € 3.712,00 € 3.712,00
Marktgeld € 18.569,00 € 22.222,00 € 23.531,00
Bouwgrondbelasting € 4.469,00 € 4.469,00 € 4.469,00
Brandweerrechten € 3.306,00 € 2.000,00 € 2.000,00
Reclamebelasting € 0,00 € 70.000,00 € 60.000,00
Totaal € 10.609.780,00 € 11.011.169,00 € 10.851.588,00
Gemiddelde belastingdruk per huishouding
Belastingsoort 2013 2012
Onroerende-zaakbelastingen € 236,00 € 232,00 (gemiddelde WOZ-waarde € 299.000,00)
Afvalstoffenheffing € 244,44 € 243,60
Rioolheffing € 160,80 € 157,68
Totaal € 641,24 € 633,28
101,3% 100%
Positie Best bij vergelijk landelijk* in 2012
Best Gemiddeld Laagst Hoogst
€ 633,00 € 683,00 € 500,00 € 1.169,00
*Onderzoek in 437 (deel-)gemeenten door COELO (Centrum voor Onderzoek van de Economie van de Lagere
Overheden) -Atlas van de lokale lasten
Positie Best bij vergelijk regio in 2012
Best Eindhoven Nuenen Oirschot Son en Breugel Veldhoven
€ 633,00 € 584,00 € 861,00 € 680,00 € 621,00 € 511,00
Uit de vergelijkingen blijkt dat de woonlasten in de gemeente Best in relatie tot zowel 'landelijk' als 'regionaal'
relatief laag zijn.
UITVOERINGSKOSTEN
97

Uitvoeringskosten (perceptiekosten) zijn de kosten voor het heffen en invorderen van de belastingen en
heffingen. Dit zijn onder andere het gegevensbeheer, het opleggen van de aanslagen, het invorderen van de
aanslagen, dwanginvordering, enzovoort.
Voor de OZB, de afvalstoffenheffing, de rioolheffing, de precariobelasting, de toeristenbelasting en de bouwgrondbelasting
zijn de uitvoeringskosten voor 2013 geraamd op € 301.032. De opbrengsten van deze belastingen
zijn geraamd op € 9.554.821. De uitvoeringskosten bedragen circa 3%.
De uitvoeringskosten voor de overige heffingen (onder andere de leges) zijn verwerkt in het tarief en worden
meestal contant afgerekend, waarbij geen sprake is van een heffings- en invorderingstraject (aanslagbiljet,
aanmaning en dergelijke).
SPECIFIEKE GEGEVENS PER BELASTING EN HEFFING
Onroerende-zaakbelastingen (OZB)
De OZB zijn veruit de voornaamste gemeentelijke belastingen: namelijk een eigenarenbelasting bij woningen
en niet-woningen, en een gebruikersbelasting bij niet-woningen.
De OZB zijn algemene belastingen, waarbij de opbrengst ten goede komt aan de algemene middelen van de
gemeente. De bevoegdheid tot het heffen van de OZB is vastgelegd in de Gemeentewet.
De grondslag voor de berekening van de OZB in 2013 is de WOZ-waarde per 1 januari 2012. Belastingplichtig
is degene die op 1 januari van het belastingjaar eigenaar is van een woning of niet-woning en/of gebruiker
van een niet-woning. Het belastbaar feit is de onroerende zaak. Het tarief wordt uitgedrukt in een percentage
van de WOZ-waarde.
De OZB worden voor 2013 verhoogd met een inflatiepercentage van 2%.
De tarieven voor 2013:
Eigenaren woningen 0,0791% van de WOZ-waarde (2012: 0,0775%)
Eigenaren niet-woningen 0,1281% van de WOZ-waarde (2012: 0,1256%)
Gebruikers niet-woningen 0,1027% van de WOZ-waarde (2012: 0,1007%)
Omdat het niet de bedoeling is dat de waardestijging c.q. waardedaling automatisch tot een hogere c.q.
lagere opbrengst van de OZB leidt, worden de tarieven op basis van de nieuw gewaardeerde onroerende
zaken gecorrigeerd.
De bruto-opbrengsten van de OZB zijn voor 2013 geraamd op:
woningen € 2.744.000,00
niet-woningen € 1.760.000,00
totaal € 4.504.000,00
Afvalstoffenheffing
De functie van de afvalstoffenheffing is het bestrijden van de kosten die verbonden zijn aan het inzamelen
van huishoudelijke afvalstoffen.
De afvalstoffenheffing is geregeld in de Wet milieubeheer. Het feit dat de gemeente verplicht is (wettelijke
inzamelplicht als gevolg van artikel 10.11 van de Wet milieubeheer) om binnen het gehele gebied huisvuil in
te zamelen is reden voor de heffing. Het belastbaar feit is het feitelijk gebruik van een perceel waarvoor
krachtens de Wet milieubeheer - artikelen 10.21 en 10.22 een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke
afvalstoffen geldt. Belastingplichtig is degene die feitelijk gebruik maakt van een perceel waarvoor de
plicht geldt om huishoudelijke afvalstoffen in te zamelen. Het (standaard)tarief is een vast bedrag per jaar.
98

Het tarief voor de afvalstoffenheffing bedraagt in 2013 € 244,44 (2012: € 243,60).
Dit betekent dat het tarief ten opzichte van 2013 is slechts verhoogd met 0,3%. Dit komt door de lagere
kosten bij de in te zetten middelen.
Beleid is 100% kostendekkendheid.
De bruto-opbrengst van de afvalstoffenheffing voor 2013 is geraamd op € 2.899.547.
Rioolheffing
De functie van de rioolheffing is het bestrijden van de kosten verbonden aan de inzameling en het transport
van afvalwater en de taken op het gebied van de afvoer van hemelwater en grondwaterbeheer.
De bevoegdheid tot het heffen van de rioolheffing is vastgelegd in de Gemeentewet.
Het belastbaar feit is het perceel van waaruit (afval-)water direct of indirect op de gemeentelijke riolering
wordt afgevoerd. Belastingplichtig is degene die het perceel gebruikt. Het tarief is een vast bedrag per jaar
voor elke afgevoerde hoeveelheid afvalwater van 0 t/m 500 m3 (hieronder vallen alle huishoudens). Voor de
afgevoerde hoeveelheid afvalwater boven de 500 m3 geldt per categorie een degressief tarief.
Het tarief voor de rioolheffing bedraagt in 2013 € 160,80 (2012: € 157,68).
Beleid is 100% kostendekkendheid.
De bruto-opbrengst van de rioolheffing voor 2013 is geraamd op € 2.065.572.
Leges en rechten
De functie van leges en rechten is het bestrijden van de kosten voor het op aanvraag verlenen gemeentelijke
diensten.
De bevoegdheid tot het heffen van leges is vastgelegd in de Gemeentewet. In deze wet staat dat de geraamde
opbrengsten niet hoger mogen zijn dan de geraamde kosten. Er mag dus geen winst gemaakt worden.
Hierbij gaat het dan niet om het kostendekkingspercentage per individuele dienst of groep van diensten,
maar om de kostendekking van alle in de legesverordening opgenomen diensten.
De diensten waarvoor leges worden geheven zijn zeer uiteenlopend. Als algemene omschrijving voor het
belastbaar feit kan het verlenen van diensten door of vanwege het gemeentebestuur worden genoemd.
Belastingplichtig is degene die de dienst aanvraagt dan wel degene ten behoeve van wie de dienst is verleend.
De leges worden hier niet specifiek omschreven, omdat deze slechts in individuele gevallen op aanvraag
worden toegepast.
Beleid is streven naar 100% kostendekkendheid. Voor aantal tarieven geldt echter een landelijk maximum.
De bruto-opbrengst van de leges voor 2013 is geraamd op € 1.207.524.
Hondenbelasting
De hondenbelasting is met ingang van 2013 afgeschaft.
Precariobelasting
De precariobelasting is een algemene belasting, waarvan de opbrengst ten goede komt aan de algemene
middelen van de gemeente.
De bevoegdheid tot het heffen van de precariobelasting is vastgelegd in de Gemeentewet.
Het belastbaar feit is het hebben van voorwerpen (zoals reclame-uitingen en luifels aan winkels, het plaatsen
van containers, enzovoort) onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond. Belastingplichtig
is degene die voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond
heeft. De heffingsgrondslagen en de tarieven zijn opgenomen in de bij de verordening precariobelasting
2013 behorende tarieventabel.
99

Voor 2013 zijn de tarieven verhoogd met 2%.
De bruto-opbrengst van de precariobelasting voor 2013 is geraamd op € 69.500.
Toeristenbelasting
De toeristenbelasting is een algemene belasting, waarvan de opbrengst ten goede komt aan de algemene
middelen van de gemeente.
De bevoegdheid tot het heffen van de toeristenbelasting is vastgelegd in de Gemeentewet.
Het belastbaar feit het houden van verblijf met overnachten binnen de gemeente in hotels, pensions en
dergelijke tegen een vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet als ingezetenen zijn opgenomen
in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens.
Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot verblijf. Het tarief is een vast bedrag per overnachting.
Het tarief per overnachting bedraagt in 2013 € 0,55.
De bruto-opbrengst van de toeristenbelasting voor 2013 is geraamd op € 11.733.
Lijkbezorgingsrechten
De wet op de lijkbezorging verplicht gemeenten zorg te dragen voor de aanwezigheid van algemene begraafplaatsen.
De functie van de lijkbezorgingsrechten is de bestrijding van de kosten van de algemene begraafplaats,
evenals het faciliteren van begraven.
De bevoegdheid tot het heffen van de lijkbezorgingsrechten is vastgelegd in de Gemeentewet.
Het belastbaar feit zijn de uiteenlopende diensten zoals opgenomen in de tarieventabel behorende bij de
verordening lijkbezorgingsrechten 2013. Belastingplichtig is degene namens wie de aanvraag dan wel ten
behoeve van wie de dienst wordt verricht.
De bruto-opbrengst van de lijkbezorgingsrechten voor 2013 is geraamd op € 3.712.
Marktgeld
De functie van het marktgeld is het bestrijden van de kosten van de weekmarkt.
De bevoegdheid tot het heffen van het marktgeld is vastgelegd in de Gemeentewet.
Het belastbaar feit is het innemen van een standplaats op de weekmarkt. Belastingplichtig is degene die een
standplaats op de weekmarkt inneemt. Het tarief is een vast bedrag per strekkende meter.
De tarieven voor het marktgeld zijn al een aantal jaren niet verhoogd. Om deze weer kostendekkend te maken
zijn deze in 2012 en 2013 verhoogd met 10%.
De tarieven in 2013:
per marktdag € 1,71
per kwartaal € 15,79
per jaar € 58,91
De bruto-opbrengst van het marktgeld voor 2013 is geraamd op € 23.531.
Bouwgrondbelasting
De functie van de bouwgrondbelasting (tegenwoordig 'baatbelasting') is het bestrijden van de kosten van
voorzieningen die door of met medewerking van de gemeente tot stand zijn gebracht.
De bevoegdheid tot het heffen van de baatbelasting is vastgelegd in de Gemeentewet.
100

Het belastbaar feit is de onroerende zaak die baat heeft van de getroffen voorzieningen. Belastingplichtig is
de eigenaar van een onroerende zaak die gebaat is bij de voorzieningen. De heffingsmaatstaf is in het geval
van de bouwgrondbelasting ‘Koekoekbos’ een bedrag per vierkante meter. Hoewel de belasting in beginsel
ineens wordt geheven, wordt de belasting meestal (op verzoek) in dertig jaren geheven.
De bruto-opbrengst van de bouwgrondbelasting in 2013 is geraamd op € 4.469.
Brandweerrechten
De functie van de brandweerrechten is het bestrijden van de kosten van door de brandweer verstrekte diensten.
De bevoegdheid tot het heffen van de brandweerrechten is vastgelegd in de Gemeentewet.
Als algemene omschrijving voor het belastbaar feit kan het verlenen van diensten door de brandweer worden
genoemd. Belastingplichtig is degene die de dienst aanvraagt dan wel degene voor wie een dienst is
verleend.
De bruto-opbrengst van de brandweerrechten voor 2013 is geraamd op € 2.000.
Reclamebelasting
Vanaf 2012 wordt in het zogenaamde ‘stimuleringsgebied’ reclamebelasting geheven.
De reclamebelasting is een algemene belasting, waarvan de opbrengst ten goede komt aan de algemene
middelen van de gemeente.
De bevoegdheid tot het heffen van de reclamebelasting is vastgelegd in de Gemeentewet.
Het belastbaar feit is het hebben van een openbare aankondiging (reclame-uiting) die zichtbaar is vanaf de
openbare weg.
Belastingplichtig is gebruiker van een onroerende zaak waarop en waarbij één of meer reclame-uitingen zijn
aangetroffen.
Het tarief is opgebouwd uit een vast bedrag van € 250 per onroerende zaak. Indien de onroerende zaak een
WOZ-waarde van meer dan € 167.000 heeft, wordt het vaste bedrag verhoogd met een bedrag van € 1,50
voor elke € 1.000 hogere WOZ-waarde. Het maximum te heffen bedrag is € 520.
De bruto-opbrengst van de reclamebelasting voor 2013 is geraamd op € 60.000.
De reclamebelasting wordt, na aftrek van de door de gemeente gemaakte perceptiekosten, in de vorm van
een subsidie afgedragen aan de Stichting Centrummanagement Best.
Kwijtscheldingsbeleid
De gemeente Best kent een ruim kwijtscheldingsbeleid. Tot de doelgroep behoren belastingplichtigen met
een inkomen tot 100% van de bijstandsnorm.
Voor kwijtschelding komen de onroerende-zaakbelastingen, het vaste deel van de afvalstoffenheffing
(maximaal € 90,76) en de rioolheffing in aanmerking.
Alle inwoners met een uitkering Wwb levensonderhoud worden vrijgesteld van de betaling van de hierboven
vermelde belastingen. Bovendien wordt degene die een aanvraag bijzondere bijstand indient, gewezen op
de mogelijkheid van kwijtschelding en wordt een aanvraagformulier verstrekt. Tenslotte staat het aan iedereen
vrij een aanvraag te doen voor kwijtschelding via een aanvraagformulier.
101

Overzicht verleende kwijtscheldingen
Jaar Aantal Bedrag
2007 384 € 88.501,00
2008 448 € 104.582,00
2009 541 € 131.504,00
2010 609 € 148.418,00
2011 522 € 125.482,00
2012 500 € 122.000,00
2013 460 € 103.000,00
102

PROGRAMMABEGROTING 2013
PARAGRAAF WEERSTANDSVERMOGEN
WEERSTANDSVERMOGEN
Algemeen
Deze paragraaf geeft informatie over de mate waarin de gemeente in staat is financiële tegenvallers op te
vangen.
In het ‘Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten’ is aangegeven dat het weerstandsvermogen
bestaat uit de relatie tussen de weerstandscapaciteit en alle niet-kwantificeerbare risico's.
De weerstandscapaciteit bestaat uit de middelen en mogelijkheden waarover de gemeente beschikt of
kan beschikken om niet begrote kosten te dekken respectievelijk niet voorziene daling van inkomsten te
compenseren.
Niet gekwantificeerde risico's zijn gebeurtenissen waaraan geen bestuurskeuze ten grondslag ligt en
waarvoor geen voorzieningen zijn gevormd en die van materiële betekenis kunnen zijn in relatie tot het
balanstotaal of de financiële positie.
In de paragraaf zijn opgenomen:
het beleid omtrent de weerstandscapaciteit en de risico's;
een inventarisatie van de weerstandscapaciteit;
een inventarisatie van de risico's;
de ratio weerstandsvermogen.
De raad is er verantwoordelijk voor dat de begroting in continuïteit sluitend is. Een precies sluitende begroting
zonder weerstandsvermogen betekent echter dat er geen ruimte is voor tegenvallers, waardoor de uitvoering
van de programma’s in gevaar kan komen. Een financiële buffer is daarom noodzakelijk. Hoe groot
die buffer moet zijn, hangt af van het risicoprofiel van de gemeente. Factoren hierbij zijn onder andere de
sociale structuur, groeipotenties en interne bedrijfsvoering. Daarnaast kunnen gerechtelijke procedures financiële
consequenties hebben.
Het risicoprofiel van de gemeente Best wordt gekenmerkt door:
de geplande (regionale) sociale bouwtaak
de centrum ontwikkeling
de investeringen in welzijn en zorg
de investeringen in sport en recreatie
Wet Werk en Bijstand
Wet maatschappelijke ondersteuning
de sociaal culturele investeringen
de leefbaarheid (op wijkniveau)
de bovennormale vergrijzing
Daarboven bestaat de trend dat de centrale overheid taken en verantwoordelijkheden naar de gemeente
brengt zonder adequate financiële vergoeding.
103

VERMOGENSPOSITIE
Om een inzicht te geven in de vermogens- en liquiditeitspositie van de gemeente wordt hieronder de verwachte
balans per 1 januari 2013 en 2014 gegeven.
Balans per 1 januari 2013 en 2014 (bedragen x € 1.000,00)
ACTIVA 01-01-2013 01-01-2014 PASSIVA 01-01-2013 01-01-2014
Vaste activa
Eigen vermogen
Materiële en immateriële 115.865 99.894 Algemene reserves 37.129 36.660
Af: saldi dekkingsreserves
-35.339 -34.272 Bestemmingsreserves 6.702 6.439
Financiële 14.136 13.115
Af: saldi dekkingsreserves
-1.165 -1.047 Totaal eigen vermogen 43.831 43.099
Totaal netto vaste activa 93.497 77.690 Voorzieningen 27.209 26.295
Liquide middelen -11.707 702 Langlopende geldleningen
10.750 8.998
81.790 78.392 81.790 78.392
Toelichting
Decentrale overheden hebben de mogelijkheid activa aan te schaffen en de aanschaf met gevormde
reserves te salderen. Hierdoor worden dergelijke investeringen niet of slechts gedeeltelijk geactiveerd,
waardoor er geen of verminderde kapitaallasten ten laste van begroting en rekening worden gebracht. Dit
heeft als nadeel dat het kosteninzicht en de kostenvergelijking worden vertroebeld. Voor een juist inzicht in
de exploitatie hebben wij met ingang van 1996 dergelijke investeringen geactiveerd en als tegenhanger een
dekkingsreserve gevormd. De uit deze activering voortvloeiende kapitaallasten worden volledig uit deze reserves
gefinancierd. Om de vermogensvergelijking zuiver te houden hebben wij in bovenstaand overzicht de
boekwaarde van de vaste en financiële activa verlaagd met de saldi van de gevormde dekkingsreserves.
Weerstandscapaciteit
De weerstandscapaciteit van onze gemeente is als volgt opgebouwd:
de in de begroting opgenomen stelpost voor onvoorziene uitgaven;
de onbenutte belastingcapaciteit;
de vrije algemene reserve;
overige algemene reserves, onder gelijktijdige voorwaarde dat bij onttrekking aan deze reserves ombuigingen
in de exploitatie moeten plaatsvinden om het gemis aan bespaarde rente op te vangen
stille reserves, zijnde het verschil tussen de liquidatiewaarde en de boekwaarde van activa.
104

In de onderstaande tabel is de weerstandscapaciteit van de gemeente Best weergegeven:
Weerstandscapaciteit Bedrag x € 1.000
Jaarlijkse exploitatie:
Onbenutte belastingcapaciteit OZB
3.178
Stelpost voor onvoorziene uitgaven
87
Totaal jaarlijkse exploitatie 3.265
Vermogenssfeer per 01-01-2013:
Vrije algemene reserve
6.999
Overige algemene reserves (jaarlijkse rentebaten ca. € 1.miljoen)
30.130
Stille reserves
2.340
Totaal vermogenssfeer 39.469
Toelichting
Onbenutte belastingcapaciteit OZB
Met betrekking tot de OZB wordt door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de zogenaamde
artikel 12-norm gehanteerd. Dit is het OZB-tarief wat een gemeente minimaal moet hanteren in het
geval dat een gemeente in aanmerking wenst te komen voor een artikel 12-uitkering. In de meicirculaire
2012 wordt hiervoor een normpercentage genoemd van 0,1540 van de WOZ-waarde.
De onbenutte belastingcapaciteit OZB wordt berekend naar het verschil tussen het in de gemeente geldende
tarief en het normtarief voor artikel 12-gemeenten.
Norm artikel 12-gemeenten 4.988.335.000 x 0,1540% 7.682.000
Tarief gemeente Best woningen eig. 3.469.027.000 x 0,0791% - 2.744.000
niet-woningen gebr. 733.204.000 x 0,1027% - 753.000
niet-woningen eig. 786.105.000 x 0,1281% - 1.007.000
- 4.504.000
Onbenutte belastingcapaciteit OZB 3.178.000
Onvoorzien
Voor onvoorziene uitgaven is een bedrag opgenomen van 0,6% van de algemene uitkering uit het gemeentefonds.
Dit is conform de norm die de Provincie voorheen hanteerde. In het Gemeenschappelijk Financieel
Toezichtkader is geen norm meer opgenomen voor de raming van de post onvoorzien uitgaven. In het kader
van de bezuinigingsmaatregelen is deze post met ingang van 2011 met € 50.000 verlaagd.
Vrije algemene reserve
De vrije algemene reserve is een reserve waarvoor door de raad nog geen besteding is vastgelegd en die
niet is bestemd voor dekking van bepaalde risico's of verplichtingen. Het saldo van deze reserve bedroeg per
1 januari 2012 € 8.676.824. De belangrijkste mutaties in 2012 en volgende jaren zijn:
onderzoeksbudget t.b.v. bezuinigingen en krimp organisatie: € 470.000;
frictiekosten om de gevolgen van het verminderen van het personeelsbestand op te vangen:
€ 500.000;
het voordelig resultaat 2011 na resultaatbestemming van € 2.881.040 is in 2012 toegevoegd aan deze
reserve;
bijdrage in het nadelig saldo grondexploitatie (conform grondnota 2013): € 3.600.000;
105

incidentele uitgaven nieuw beleid onontkoombaar en prioriteit € 760.000.
Omdat de bespaarde rente niet voor structurele doeleinden in de begroting van baten en lasten wordt aangewend,
maar wordt toegevoegd aan deze reserve, is hier sprake van een reëel vrije reserve. Dat wil zeggen
dat bij aanwending van deze reserve de budgettaire ruimte van de gemeentebegroting niet wordt verkrapt.
Overige algemene reserve
Deze reserve is opgebouwd uit de algemene bodemreserve, de reserve grondexploitatie en de algemene
reserve met inkomensfunctie.
De door de reserve gegenereerde – bespaarde – rente wordt gebruikt als structureel dekkingsmiddel. De
bespaarde rente van deze reserves komt volledig ten gunste van de exploitatie en doet daarom dienst als
dekkingsmiddel. Uitgangspunt is dat deze reserves zoveel mogelijk in stand worden gehouden omdat aanwending
van deze reserves onmiddellijke gevolgen heeft voor de budgettaire ruimte in de begroting.
De belangrijkste onttrekking uit de algemene reserve met inkomensfunctie is een bijdrage in het nadelig
saldo grondexploitatie (conform grondnota 2013) van € 5.000.000.
Stille reserves
Er wordt gesproken van een stille reserve als de actuele liquidatiewaarde van een actief hoger is dan de
boekwaarde. Het gaat hierbij om alle activa niet voor de openbare dienst bestemd die een hogere waarde
hebben dan de boekwaarde, die is gebaseerd op de verkrijgings- of vervaardigingprijs. Voorbeelden hiervan
zijn:
landbouw- en overige gronden, die (nog) niet in bouwgrondexploitaties zijn opgenomen;
gebouwen, waaronder woningen, waarvan de te verwachten opbrengstwaarde aanzienlijk uitgaat boven
de (eventueel aanwezige) boekwaarde.
Wij geven globaal indicatief het volgende beeld van de stille reserves:
Landbouwgronden
Landbouwgronden die verpacht worden:
379.206 m² à € 5,50 2.085.633
Boekwaarde per 1-1-2013 26
Verschil € 2.085.607
Gebouwen
Willem Alexanderpark 11: WOZ-waarde 433.000
Boekwaarde per 1-1-2013 178.828
Verschil € 254.172
Totaal stille reserves € 2.339.779
Overige gebouwen
De gemeente is eigenaar van diverse gebouwen die verhuurd zijn of in gebruik zijn gegeven. De marktwaarde
in het vrije economische verkeer is veelal hoger dan de boekwaarde. Voorlopig ramen wij dit verschil op
p.m.
106

RISICO'S
De kwantificeerbare risico's zijn door de vorming van voorzieningen afgedekt. De volgende niet gekwantificeerde
risico's moeten worden bezien in relatie tot het financiële weerstandsvermogen.
Ontwikkeling autonome groei en woningbouwrealisatie
Open eindregelingen
Gemeenschappelijke regelingen
Risico op door de gemeente gewaarborgde geldleningen
Bodemsanering
Aansprakelijkheid en schadevergoedingen
Werkloosheidsuitkeringen en wachtgeldverplichtingen
Grondexploitatie / Reserve Toekomstige vernieuwing Best
De Vleut
Verkoop Endinet
De top tien van risicogebieden is ten opzichte van vorig jaar niet gewijzigd.
Hieronder een korte toelichting per risicogebied.
Ontwikkeling autonome groei (toename aantal inwoners en woningen) en
woningbouwrealisatie.
De prognose met betrekking tot de woning- en inwoneraantallen is geactualiseerd. Voor de begroting wordt
niet meer rekening gehouden met de ambitie om 2.636 woningen te realiseren in de periode 2011 tot en
met 2020. Nu gaan wij uit van 1.883 woningen in de periode 2013-2022. Er wordt daarbij rekening gehouden
met een ingroeimodel in de jaren 2012 en 2013. Als deze ambitie bijgesteld of nader gefaseerd moet
worden heeft dit, los van invloed op de grondexploitatie, gevolgen voor de algemene uitkering uit het gemeentefonds
en de opbrengst bouwleges. Dit betekent dat de geraamde saldi in de meerjarenbegroting
nadeliger zullen uitvallen, waardoor er geen of minder middelen vrijkomen voor nieuw beleid.
Ter indicatie: 100 woningen minder, betekent ongeveer 240 inwoners minder. Voor de algemene uitkering
betekent dit een verlaging van ongeveer 340 x € 500 = € 170.000. Voor de bouwleges betekent 100 woningen
een opbrengst van ongeveer € 190.000.
Voor de begroting 2013 en meerjarenraming 2014– 2016 zijn de volgende aantallen gehanteerd:
gem. woning- aantal toename aantal toename
bezetting woningen inwoners
01-01-2012 2,4506 11.709 28.696
80 -49
01-01-2013 2,4300 11.789 28.647
128 73
01-01-2014 2,4100 11.917 28.720
195 228
01-01-2015 2,3900 12.112 28.948
195 220
01-01-2016 2,3700 12.307 29.168
Open eindregelingen
Wij moeten constateren dat ook bij decentralisaties van rijkstaken naar gemeenten deze risico's in onvoldoende
mate worden afgedekt. Voorbeelden waarvoor dit geldt, zijn de Wmo, Wwb en de decentralisatie
van de onderwijshuisvesting.
107

Gemeenschappelijke regelingen
Op grond van gemeenschappelijke regelingen is de gemeente mede financieel verantwoordelijk voor tekorten
bij onder meer Werkvoorzieningschap De Dommel, het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven, de
Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost en de GGD Zuidoost-Brabant.
Risico op door de gemeente (gewaarborgde) geldleningen
- Borgstellingen leningen aan instellingen
Om de financieringsmogelijkheden van derden te verruimen, kan de gemeente besluiten om borg te staan
voor bepaalde geldleningen. De som van de rechtstreeks door onze gemeente gewaarborgde geldleningen
bedraagt per 1 januari 2012 € 3.175.000. De gemeente kan worden aangesproken om (voor een deel) aan
de rente- en aflossingsverplichtingen te voldoen, als de geldnemer hier niet meer toe in staat is. Het risico
dat de gemeente aangesproken wordt is klein, omdat de leningen zijn verstrekt aan een weinig risicovolle
stichting.
- Borgstellingen Hypotheekfonds voor Overheidspersoneel (HVO)
Op 16 mei 2006 heeft het college besloten om een overeenkomst aan te gaan met het Hypotheekfonds voor
Overheidspersoneel (HVO). Op grond van deze regeling zijn diverse borgstellingen aangegaan ten behoeve
van de financiering van woningbouw voor medewerkers. Per 1 januari 2012 bedraagt het totaal van deze
borgstellingen € 819.000. De overeenkomst met het HVO wordt beëindigd per 31 december 2012. Vanaf die
datum worden er geen nieuwe borgstellingverplichtingen aangegaan.
-Achtervangfunctie Nationale Hypotheekgarantie
In de vergadering van 26 september 1994 heeft de raad besloten om per 1 januari 1995 deel te nemen aan
de Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen. Deze stichting verstrekt met ingang van deze datum garanties
voor het verkrijgen van eigen woningen: de Nationale Hypotheekgarantie. Door deelname aan de stichting
verplicht de gemeente zich om aan de stichting achtergestelde, renteloze leningen te verstrekken indien de
stichting in financiële problemen dreigt te geraken.
- Achtervangfunctie Waarborgfonds Sociale Woningbouw
Naast de hiervoor genoemde gewaarborgde geldleningen, heeft de gemeente voor bepaalde leningen ook
nog een zogenaamde achtervangfunctie. Het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (W.S.W.) staat borg voor
een aantal geldleningen (schuldrestant per 1 januari 2012 € 75.653.000). Als geldleners niet aan hun betalingsverplichting
kunnen voldoen, kan het risicovermogen van het W.S.W. worden aangesproken. Indien dit
onverhoopt niet voldoende is, kunnen de afzonderlijke deelnemers (de geldnemers) worden aangesproken
voor het zogenaamde obligo. Als dit niet voldoende blijkt te zijn, treedt de achtervangfunctie van de gemeente
en het rijk in werking. Zij kunnen dan worden verplicht, om renteloze geldleningen te verstrekken
aan het W.S.W., om zodoende de gederfde rente en aflossing af te dekken. Dit secundair risico achten wij
gering.
- Verstrekte geldleningen
De gemeente heeft in het verleden aan diverse partijen geldleningen verstrekt. Deze leningen zijn grotendeels
gewaarborgd door de Stichting Waarborgfonds Sport en het Waarborgfonds Sociale Woningbouw.
Voor de overige leningen is het kredietrisico beperkt door het vestigen van hypothecaire zekerheid.
Bodemsanering
De laatste 10 jaren is er in onze gemeente uitvoerig onderzoek verricht naar de bodemkwaliteit. De resultaten
van deze onderzoeken zijn in kaart gebracht. Locaties waar sprake is van een lichte tot matige veront-
108

einiging zijn doorgegeven aan de provincie, die aan de daarvoor in aanmerking komende locaties een lage
urgentie heeft toegekend.
Plaatselijke verontreinigingen worden ten laste van de grondexploitatie gesaneerd. In regionaal verband zijn
er Vinac bodemsaneringsmiddelen beschikbaar. Hiervoor is het uitgangspunt dat besteding plaats moet vinden
voor sanering van de bodem op binnenstedelijke woningbouwlocaties in de stedelijke regio. De verdeling
van deze gelden, geschiedt naar rato van werkvoorraad voor stedelijk gebied. Deze gelden kunnen worden
aangewend voor saneringen die voor 2010 zijn opgestart. In de gemeente Best komen locaties, welke in
het dossier weerstandsvermogen zijn opgenomen, voor deze subsidie in aanmerking.
Aansprakelijkheid en schadevergoedingen
Gemeenten worden steeds vaker aansprakelijk gesteld door burgers en bedrijven. Dit heeft dan vooral betrekking
op feitelijke handelingen van de gemeenten, zoals het wegbeheer, het beheer van gemeentelijke
accommodaties, e.d. Sinds de introductie van zogenaamde risicoaansprakelijkheid van de wegbeheerder is
het voor gedupeerde veel eenvoudiger geworden de wegbeheerder aansprakelijk te houden voor schade, die
het gevolg is van onvoldoende wegbeheer.
Onder vermogensschade valt de schade die verband houdt met bestuurlijke besluiten. Indien een besluit in
beroep wordt vernietigd, staat de aansprakelijkheid van de gemeente, die het vernietigde besluit heeft genomen,
vast.
De gemeente is tegen wettelijke aansprakelijkheid verzekerd tot een maximum van € 2.268.900 per geval
(vermogensschade € 1.134.450).
Het eigen risico bedraagt € 2.500 per W.A.-geval en € 11.345 per vermogensschadegeval. In voorkomende
gevallen zullen schadevergoedingen, voor zover niet door de verzekering gedekt, ten laste worden gebracht
van de post onvoorzien.
Werkloosheidsuitkeringen en wachtgeldverplichtingen
WW en bovenwettelijke WW
Vanaf 1 januari 2001 geldt ook voor het personeel in de overheidssector de Werkloosheidswet en –in een
beperkt aantal situaties- de Ziektewet. De uitkeringsperiode bij werkloosheid is afhankelijk van het totale
arbeidsverleden en kan momenteel maximaal 3 jaar en twee maanden duren.
Sinds 1 juli 2008 is er een wijziging in het bovenwettelijke WW- stelsel. Alleen in de situatie dat een medewerker
ontslag wordt verleend op basis van reorganisatie of ongeschiktheid, komt deze in aanmerking voor
een aanvullende uitkering. Het UWV voert de werkloosheidswet uit. Omdat gemeenten financieel gezien
‘eigen-risico-drager’ zijn, komen de kosten van de werkloosheidsuitkering voor rekening van de gemeente.
Het is voor de individuele medewerker belangrijk om niet in een werkloosheidssituatie te geraken, maar ook
de gemeente heeft een nadrukkelijk financieel belang om zich in te spannen werkloosheid tengevolge van
reorganisatie te voorkomen.
Wethouders hebben bij aftreden, ongeacht de reden hiervan, altijd recht op een uitkering van maximaal 4
jaar welke, onder voorwaarden, verlengd kan worden tot het bereiken van de 65-jarige leeftijd.
Voor lopende wachtgeldverplichtingen ten behoeve van gewezen wethouders is een voorziening getroffen.
De gemeente Best loopt daardoor risico voor werknemers die (onvrijwillig) ontslagen worden en wethouders
die aftreden. Zoals hiervoor is aangegeven, is de grootte van het risico afhankelijk van diverse factoren.
WIA.
Er geldt een loondoorbetalingverplichting bij volledige arbeidsongeschiktheid voor een periode van 2 jaar
alvorens iemand een WIA-uitkering (voorheen WAO) kan aanvragen. Bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid
109

geldt een verlengde loondoorbetaling van 1 extra jaar. Bij maatregelen die bijdragen aan beheersing van het
ziekteverzuim en inspanningen om medewerkers waar mogelijk tijdig te re-integreren zijn zowel medewerkers
als werkgever gebaat.
Grondexploitatie/Reserve toekomstige vernieuwing Best
Als gevolg van de economische omstandigheden komen de exploitaties van diverse plannen onder druk te
staan. Aanvankelijk geprognosticeerde batige saldi moeten noodgedwongen neerwaarts worden bijgesteld
en in sommige gevallen moet een beroep worden gedaan op de Reserve toekomstige vernieuwing Best om
verliessaldi te dekken. Hierdoor komen minder middelen beschikbaar in deze reserve, waardoor de financiering
en exploitatie van ‘bovenwijkse voorzieningen’ eveneens onder druk staan en het risico bestaat dat de
reserve niet hoog genoeg is voor de dekking van diverse ambities.
De Vleut
De oorspronkelijk gedachte invulling van gebiedsontwikkeling De Vleut vindt geen doorgang. Op dit moment
wordt nader bestudeerd op een alternatief plan enerzijds vanwege de maatschappelijk gewenste ontwikkeling
en anderzijds ter dekking van de al gedane investeringen in verband met grondverwerving en planontwikkeling.
Verkoop Endinet
Op 17 mei 2011 heeft het college ingestemd met de vaststellingovereenkomst in verband met de overdracht
van de gemeentelijke aandelen in Endinet aan Alliander. Uit deze stap in het proces komen geen nadere
verrekeningen voort. Het risico met betrekking tot de regulering van de gasaansluittarieven is echter nog
sterk aanwezig. Dit betekent dat de verkoopprijs in 2013 nog kan worden aangepast als de landelijke regulering
van de gasaansluitingen strenger uitpakt dan nu is meegenomen in de prijs.
KWANTIFICEREN VAN RISICO'S
Inventariseren en kwantificeren
Voor de programmabegroting 2013 zijn de risico’s geactualiseerd. Hierbij zijn de kansen dat de risico’s optreden
en de verwachte negatieve financiële gevolgen opnieuw in beeld gebracht.
Op basis van de nieuwe inventarisatie is een risicokaart samengesteld voor de gemeente.
Aan elk risico is een zogeheten risicoscore verbonden: door de kansklasse te vermenigvuldigen met de gevolgklasse.
Deze methodiek maakt het mogelijk de risico’s onderling te rangschikken op financiële impact.
De risico’s met de grootste risicoscore krijgen de hoogste prioriteit en worden als zodanig ‘gemanaged’. De
risicokaart is weergegeven in figuur 1. Het cijfer in de cel geeft het aantal risico’s weer met dezelfde risicoscore.
De kaart toont de tien belangrijkste risico’s. Zeven risico’s staan in de oranje en rode vakken, waarvan
drie een hoge kans met een groot financieel gevolg combineren. Ten opzichte van 2012 zijn er geen
verschuivingen in de risicokaart.
110

Figuur 1: Risicokaart
Financieel gevolg (x)
x > € 500.000 1 3
€ 250.000 < x < € 500.000 1 1
€ 100.000 < x < € 250.000 2 2
€ 25.000 < x < € 100.000
x < € 25.000
Geen geldgevolgen
Kans 10% 30% 50% 70% 90%
Welke risico’s hebben nu de meeste invloed op het weerstandsvermogen? De tien risico’s, die voorkomen in
de gevoeligheidsanalyse, zijn weergegeven in de tabel 1.
Tabel 1: Belangrijkste financiële risico's
Risico Omschrijving Gevolgen Kans
Financieel gevolg Invloed
(max. in €) (*)
1
Financiering van bovenwijkse voorzieningen
Grondexploitatie / reserve toekomstige
vanuit de grondexploitatie komt onder druk te 90%
vernieuwingen Best
staan
8.000.000 73.58%
2 De Vleut Extra lasten, niet begroot 90% 800.000 8.07%
3 Open eindregelingen Extra lasten; niet begroot 90% 700.000 4.41%
Gewaarborgde geldleningen aan o.a.
4
Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen
Verstrekken van renteloze geldleningen
en Stichting Waarborgfonds Sociale Woningbouw
10% 5.000.000 3.30%
5 Verkoop Endinet
Mogelijk lagere opbrengst als gevolg van contractuele
bepalingen in de verkoopovereenkomst
50% 400.000 2.88%
6
Werkloosheidsuitkeringen, wachtgeldverplichtingen
en loondoorbetalingen bij
90%
Lasten van werkloosheidsuitkeringen, wachtgelden
en loondoorbetalingen (verplichting)
arbeidsongeschiktheid van eigen personeel
250.000 2.57%
7
Ontwikkeling autonome bevolkingsgroei Structureel lagere algemene uitkering uit het
90%
en woningbouwrealisatie
gemeentefonds / bouwleges / tarieven
250.000 2.46%
8 Bodemsanering Extra lasten, niet begroot 30% 500.000 1.24%
9 Gemeenschappelijke regelingen
Hogere lasten door hogere bijdrage(n) aan
30%
exploitatie van GR's
250.000 0.85%
Extra lasten in verband met schadevergoedingen,
niet begroot
10 Aansprakelijkheid en schadevergoedingen 30% 250.000 0.64%
(*) Voor de berekening van de kolom ‘invloed’ maakt het risicomodel niet alleen gebruik van de kans en het
maximale financiële gevolg, maar ook van andere grootheden zoals het minimale en het verwachte financiële
gevolg.
Het totaal van alle risico's bedraagt € 16.400.000. Ten opzichte van de programmabegroting 2012 betekent
dit een stijging van € 4.100.000. De nieuwe inschatting van het risico op de grondexploitatie / reserve toekomstige
vernieuwingen Best is vooral verantwoordelijk voor deze stijging.
111

SIMULATIE VAN RISICO'S
Op basis van de ingevoerde risico's is een risicosimulatie uitgevoerd. De risicosimulatie wordt toegepast
omdat het reserveren van het maximale bedrag € 16.400.000 (zie tabel 1) ongewenst is. De risico's zullen
immers niet allemaal tegelijk en in hun maximale omvang optreden. Aan de hand van de schatting van kans
en gevolg per risico, is berekend hoeveel geld er nodig is om alle risico’s financieel af te dekken. Bij deze
berekening is een bandbreedte van het financiële gevolg per risico meegenomen. Deze bandbreedte bestaat
uit een minimaal, een verwacht en een maximaal financieel gevolg per risico.
De simulatie maakt gebruik van een statistisch model op basis van internationaal vastgelegde ISO 31000
normen. Tabel 2 toont de resultaten van de risicosimulatie.
Tabel 2: Benodigde weerstandscapaciteit bij verschillende zekerheidspercentages (aanpassen)
Percentage Bedrag (**)
5% € 1.447.615
10% € 3.477.303
15% € 4.414.366
20% € 4.832.551
25% € 5.155.420
30% € 5.418.914
35% € 5.669.640
40% € 5.899.365
45% € 6.121.412
50% € 6.323.941
55% € 6.518.279
60% € 6.720.691
65% € 6.934.243
70% € 7.166.164
75% € 7.416.868
80% € 7.678.105
85% € 7.989.343
90% € 8.373.087
95% € 8.944.404
(**) Noot. Voor de berekening van de kolom ‘bedrag’ maakt de simulatie niet alleen gebruik van de kans en
het maximale financiële gevolg (zie tabel 1), maar ook van andere grootheden zoals het minimale en verwachte
financiële gevolg.
Uit de tabel volgt met een zekerheid van 90%, dat alle risico's kunnen worden afgedekt tegen een bedrag
van € 8.373.087. Dit is de benodigde weerstandscapaciteit. De keuze voor een zekerheid van 90% is algemeen
gangbaar bij Nederlandse gemeenten.
112

RATIO WEERSTANDSVERMOGEN
De beschikbare weerstandscapaciteit - zoals al eerder aangegeven - bestaat uit het geheel aan middelen dat
daadwerkelijk beschikbaar is om de risico's in financiële zin af te dekken (zie tabel 3).
Tabel 3: Beschikbare weerstandscapaciteit (vermogensfeer per 1-1-2013)
Weerstand
Huidige capaciteit
Vrije algemene reserve € 6.999.000
Overige algemene reserves € 30.130.000
Stille reserves € 2.340.000
Totale weerstandscapaciteit € 39.469.000
Om te bepalen of het weerstandsvermogen toereikend is, dient de relatie te worden gelegd tussen de financieel
gekwantificeerde risico's en de daarbij benodigde weerstandscapaciteit en de beschikbare weerstandscapaciteit.
De benodigde weerstandscapaciteit die uit de risicosimulatie voortvloeit, kan worden afgezet tegen de beschikbare
weerstandscapaciteit. De uitkomst van die berekening vormt het ratio weerstandsvermogen.
Ratio weerstandsvermogen = beschikbare weerstandscapaciteit € 39.469.000 = 4,7
benodigde weerstandscapaciteit € 8.373.087
Ten opzichte van 2012 (9,0) is het ratio fors gedaald, maar blijft hoog.
De normtabel voor het ratio is ontwikkeld in samenwerking met de Universiteit Twente. In tabel 4 is de
waardering van het berekende ratio af te lezen.
Tabel 4: Weerstandsnorm
Waarderingscijfer Ratio Betekenis
A >2.0 uitstekend
B 1.4-2.0 ruim voldoende
C 1.0-1.4 voldoende
D 0.8-1.0 matig
E 0.6-0.8 onvoldoende
F

APROGRAMMABEGROTING 2013
PARAGRAAF ONDERHOUD KAPITAALGOEDEREN
ONDERHOUD KAPITAALGOEDEREN
ALGEMEEN
Kapitaalgoederen zijn door de gemeente aangekochte en/of tot stand gebrachte objecten waarvan het nut
zich over meerdere jaren uitstrekt.
In deze paragraaf zijn de volgende kapitaalgoederen opgenomen:
wegen
verkeersvoorzieningen
riolering
groen
speelvoorzieningen
gebouwen
openbare verlichting
De gemeente Best heeft geen kapitaalgoed water (rivieren, kanalen, e.d.) in eigendom. De gemeentelijke
vijvers worden gerangschikt onder het kapitaalgoed Groen.
Achterstanden in het onderhoud kunnen, naast kapitaalvernietiging, in het ergste geval leiden tot onveilige
situaties. Het is daarom zinvol om op het gebied van het onderhoud van kapitaalgoederen effectief beleid te
voeren.
Het beleid van Best voor het onderhoud kapitaalgoederen is opgenomen in:
Kwaliteitsplan beheer openbare ruimte 2012
Wegen: Wegbeheerplan Gemeente Best 2011
Verkeersvoorzieningen: Beleidsnotitie Verkeersregelinstallaties (vastgesteld 2007)
Riolering: Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan Best 2012-2016
Groen: Groenbeleidsplan 2012
Speelbeleid: Notitie buitenruimte gemeente Best 2005 (wordt geactualiseerd in 2013, Notitie Speelruimtebeleid)
Openbare verlichting: Beleidsnota Openbare Verlichting 2012
Er is nog geen beheerplan onderhoud vastgoed. In 2012 is gestart met de voorbereidingen om te komen
tot een integraal vastgoedbeleid en -beheer in 2013.
Bij het beheer van de openbare ruimte en de gemeentelijke gebouwen maakt de gemeente Best gebruik van
een geautomatiseerd beheersysteem GBI (Geïntegreerd Beheer Informatiesysteem).
De onderhoudswerkzaamheden van de verschillende disciplines worden in de uitvoering integraal afgestemd,
waardoor voordelen in de uitvoering te behalen zijn. In het ‘Kwaliteitsplan beheer openbare ruimte’ is het
niveau van de onderhoudstoestand van de openbare ruimte aangegeven.
In deze paragraaf wordt per kapitaalgoed ingegaan op de beleidskaders en/of voornemens en de daaruit
voortvloeiende financiële consequenties.
Wegen (inclusief bruggen)
Op basis van tweejaarlijkse inspectie van het totale areaal, worden aan de hand van het geautomatiseerde
wegbeheerprogramma (GBI) uitvoeringsplannen opgesteld en worden de financiële gevolgen van toekomstig
114

onderhoud inzichtelijk gemaakt. Deze financiële gevolgen zijn opgenomen in de meerjarenbegroting. Het
beheerplan is tevens afgestemd op het ‘Kwaliteitsplan Beheer Openbare Ruimte.
Tot het wegbeheer behoort ook het beheer en onderhoud van bruggen.
Uitvoering gebeurt door inzet eigen personeel en uitbesteding aan aannemers, afgestemd met de methodiek
Integrale Wijkontwikkeling.
Wat zijn de voornemens voor de komende periode?
Behoudens het uitvoering geven aan de werkzaamheden/activiteiten zoals vastgesteld in het beheer en beleidsplan
zijn er geen bijzondere bijkomende werkzaamheden/activiteiten.
Wat zijn de financiële consequenties?
Voor het onderhoud van wegen is voor het jaar 2013 € 739.000 beschikbaar (in 2012: € 752.000).
Verkeersvoorzieningen
Het in goede banen leiden van het verkeer en vervoer op de gemeentelijke wegen behoort tot de wettelijke
taken van de gemeente.
In de loop van de jaren heeft de gemeente een behoorlijk arsenaal aan verkeersvoorzieningen opgebouwd.
Te denken valt aan waarschuwings- en verkeersborden, wegbelijning, bewegwijzering, maar ook verkeersregelinstallaties
(VRI’s).
Grotere vervangingen, zoals VRI’s, worden separaat opgenomen als investering. Regulier onderhoud en
vervanging worden bekostigd via de exploitatiebegroting. In 2007 heeft de gemeenteraad de Beleidsnotitie
Verkeersregelinstallaties vastgesteld. Op basis daarvan wordt tot 2014 gewerkt aan het gefaseerd vervangen
van de huidige VRI’s.
Wat zijn de voornemens voor de komende periode?
Behoudens het uitvoering geven aan de werkzaamheden/activiteiten zoals vastgesteld in het beheer en beleidsplan
zijn er geen bijzondere bijkomende werkzaamheden/activiteiten.
Wat zijn de financiële consequenties?
Voor onderhoud (incl. vervanging) van verkeersborden, het uitvoeren van verkeerstellingen en overige verkeersveiligheidsmaatregelen
is voor het jaar 2013 € 221.000 beschikbaar (in 2012: € 219.000).
Riolering
In het kader van de gemeentelijke zorgplicht voor de afvoer van afvalwater, grondwater en hemelwater, is
het van belang dat een adequate beleidsafweging kan worden gemaakt op het terrein van bodem- en waterkwaliteit,
gemeentelijke infrastructuur en rioleringszorg. De beleidsafweging met bijbehorende kostendekking
vindt plaats in het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan (VGRP). Dit plan is in oktober 2011 door de
raad vastgesteld. Door gewijzigde wetgeving is de zorgplicht van de gemeente breder geworden dan het
traditionele rioolbeheer (opvang en afvoer van afvalwater). Het VGRP is een instrument om de samenhang
tussen de doelstellingen en de verschillende activiteiten op het gebied van de afval-, hemel-, en grondwaterzorgplicht
en de daarvoor benodigde (financiële) middelen inzichtelijk te maken.
Via de benchmark riolering, onder begeleiding van de stichting RIONED, is de kwaliteit van beheer en onderhoud
van ons rioolstelsel afgezet tegen de resultaten van andere vergelijkbare gemeenten. De resultaten
zijn meegenomen in het VGRP.
Wat zijn de voornemens voor de komende periode?
Behoudens het uitvoering geven aan de werkzaamheden/activiteiten zoals vastgesteld in het beheer en beleidsplan
zijn er geen bijzondere bijkomende werkzaamheden/activiteiten.
115

Wat zijn de financiële consequenties?
Om voormelde werkzaamheden uit te voeren is voor het jaar 2013 € 895.000 beschikbaar (in 2012:
€ 850.000).
Groen
In het kader van het welbehagen, welbevinden en leefklimaat van de bewoners wordt aan 'groen' een belangrijke
functie toegekend. De beleidsafwegingen hierin wordt gemaakt in het Groenbeleidsplan dat afgestemd
is op het Kwaliteitsplan Beheer Openbare Ruimte. Hierin zijn de doelstellingen en uitgangspunten
bepaald hoe om te gaan met groen en de beleving hiervan. In 2012 is hierbij steeds meer de nadruk komen
te liggen op meer duurzaamheid en biodiversiteit. Daarnaast is veiligheid een belangrijk thema geworden in
de openbare ruimte. Dus ook in groenbeleid. De speerpunten hieruit zijn: Groenstructuur, inrichting, en beheer
en onderhoud.
Wat zijn de voornemens voor de komende periode?
Behoudens het uitvoering geven aan de werkzaamheden/activiteiten zoals vastgesteld in het beheer en beleidsplan
zijn er geen bijzondere bijkomende werkzaamheden/activiteiten.
Wat zijn de financiële consequenties?
Voor het groenonderhoud (inclusief hondenuitlaatplaatsen) is voor 2013 € 1.536.000 beschikbaar (in 2012:
€ 1.612.000).
Speelvoorzieningen
In het kader van het Warenbesluit Attractie - en Speeltoestellen moeten speeltoestellen veilig zijn. Hierin zijn
wij als beheerder van de speelvoorzieningen verplicht om een speelgelegenheid veilig aan te leggen en periodiek
te inspecteren en hiervoor een registratie te voeren.
Het beleid ligt vast in de Notitie Buitenruimte gemeente Best 2004 (vastgesteld 2005). In 2013 zal deze
worden geactualiseerd (Notitie Speelruimtebeleid).
Wat zijn de voornemens voor de komende periode?
Behoudens het uitvoering geven aan de werkzaamheden/activiteiten zoals vastgesteld in het beheer en beleidsplan
zijn er geen bijzondere bijkomende werkzaamheden/activiteiten.
Wat zijn de financiële consequenties?
Voor onderhoud is voor 2013 € 94.000 beschikbaar (in 2012 : € 90.000).
Gebouwen
Het onderhoud gebouwen gebeurt op basis van een meerjaren onderhoudsplanning. De gebouwen worden
sober en doelmatig onderhouden. Als de staat van onderhoud nog aan de vereisten voldoet worden de
werkzaamheden doorgeschoven naar een later tijdstip. Uitvoering gebeurt door inzet van eigen personeel en
uitbesteding aan aannemers.
De gevormde onderhoudsfondsen, vermeerderd met de jaarlijkse stortingen, zijn voldoende om de komende
10 jaren de onderhoudskosten te kunnen dragen. Uitgangspunt is dat er naast kwalitatief goed onderhoud
wordt voldaan aan wettelijke eisen zoals bouwbesluit, bouwverordening, ARBO-wetgeving.
116

Wat zijn de voornemens voor de komende periode?
In 2012 heeft de Raad de beleidsnotitie professionalisering vastgoedbeheer Gemeente Best vastgesteld.
Allereerst ligt de prioriteit bij het implementeren van een centraal vastgoedinformatiesysteem in 2013. Op
basis van de dan beschikbare gegevens kan verder worden gewerkt naar een strategisch huisvestingsplan.
Wat zijn de financiële consequenties?
Het betreft vooralsnog eigen apparaatskosten en eventuele kosten voor externe begeleiding om te komen
tot een centraal vastgoedinformatiesysteem.
Voor onderhoud is voor 2013 € 431.000 beschikbaar.
Openbare verlichting
In het kader van het comfortabel en veilig gebruik van de openbare ruimte tijdens de avond en nachturen is
het noodzakelijk om goed beleid te voeren voor het beheer en onderhoud van de openbare verlichting.
Naast afstemming met het Kwaliteitsplan Beheer Openbare Ruimte staan voor openbare verlichting de volgende
doelstellingen centraal: sociaal veilig, verkeersveilig en leefbaarheid. Het beleid hierover ligt vast in de
Beleidsnotitie Openbare Verlichting. Hierin staan ook de activiteiten weergegeven die noodzakelijk zijn voor
een goede openbare verlichting.
Wat zijn de voornemens voor de komende periode?
Behoudens het uitvoering geven aan de werkzaamheden/activiteiten zoals vastgesteld in het beheer en beleidsplan
zijn er geen bijzondere bijkomende werkzaamheden/activiteiten.
Wat zijn de financiële consequenties?
Voor onderhoud openbare verlichting is voor het jaar 2013 € 201.000 beschikbaar (in 2012: 170.000).
117

PROGRAMMABEGROTING 2013
FINANCIERINGSPARAGRAAF
Inleiding
De nationale wet- en regelgeving voor het omgaan met financiering door gemeenten is opgenomen in de
Gemeentewet, de wet Fido (wet Financiering decentrale overheden) en de bijbehorende uitvoeringsregelingen,
zoals de Regeling Uitzettingen en Derivaten Decentrale Overheden en de Uitvoeringsregeling Financiering
Decentrale Overheden.
Voornaamste doelstelling van de wet Fido is het beheersen van financieringsrisico’s. Op basis van de wet
Fido richten gemeenten de financieringsfunctie transparant, doelmatig en efficiënt in.
Op 2 maart 2009 zijn de kaders voor het uitvoeren van de financieringsfunctie vastgesteld in de Financiële
Verordening 2009. Vanuit de Financiële Verordening 2009 is door het college van B&W op 19 januari 2010
het Financieringsstatuut 2010 vastgesteld. Het financieringsstatuut bevat de uitvoeringsregels voor de financieringsfunctie.
In de Mandaatregeling 2010 zijn de bevoegdheden in het kader van financiering vastgelegd.
Doelstelling van het financieringsbeleid is het zorg dragen voor een optimale financieringsopzet en -
uitwerking in relatie tot de activiteiten van de organisatie en de daarbij mogelijke risico’s. Coördinatie van de
activiteiten in het kader van financiering vindt plaats vanuit een centraal ingerichte financieringsfunctie.
Deze doelstelling is als volgt nader vertaald:
Het verzekeren van duurzame toegang tot financiële markten tegen acceptabele condities;
Het beschermen van gemeentelijke vermogens- en (rente-)resultaten tegen ongewenste financiële
risico’s, zoals renterisico's, koersrisico's, kredietrisico's en liquiditeitsrisico's;
Het minimaliseren van de kosten bij het beheren van de geldstromen en bij de financiële posities;
Het optimaliseren van de renteresultaten in relatie tot de risico’s binnen de kaders van de wet Fido
en conform de richtlijnen van de Financiële Verordening 2009 en het Financieringsstatuut 2010.
In deze paragraaf is eerst ingegaan op de belangrijkste ontwikkelingen op het gebied van financiering.
Daarna komen de rentevisie, de renterisicobeheersing, de koersrisicobeheersing, de kredietrisicobeheersing,
het liquiditeitsrisico, de verstrekte geldleningen en verstrekte garanties en de beleggingsportefeuille aan de
orde. Tot slot is een aantal prestatie indicatoren opgenomen, waarmee het gevoerde financieringsbeleid na
afloop van het begrotingsjaar wordt verantwoord.
Ontwikkelingen financiering
De ontwikkelingen zijn uitgesplitst in externe- en interne ontwikkelingen.
Externe ontwikkelingen hebben vooral betrekking op de situatie op de financiële markten, de renteniveaus
en de nationale wet- en regelgeving. Op basis van de verwachte ontwikkelingen op de financiële
markten, is verderop in deze paragraaf een rentevisie afgegeven voor zowel de korte als de lange termijn.
Als gevolg van de landencrisis is de kredietwaardigheid van Nederland in 2012 onder druk gekomen.
Om het risico van afwaardering van de kredietwaardigheid af te wenden heeft de regering bij het Lenteakkoord
afspraken gemaakt om het begrotingstekort binnen de 3%-norm te houden. Een afwaardering
van de kredietwaardigheid leidt tot hogere financieringslasten voor lokale overheden.
118

Onderdeel van de maatregelen die zijn afgesproken in het Lente-akkoord is het verplichte schatkistbankieren
door decentrale overheden. Uiterlijk eind 2013 moeten tegoeden van decentrale overheden zijn ondergebracht
bij het Rijk. Het argument van het Rijk om het schatkistbankieren verplicht te stellen, is dat tegoeden
van decentrale overheden op deze wijze worden toegevoegd aan de staatsbalans. Hierdoor wordt de staatsschuld
lager. Daarnaast wijst het rijk op het feit dat er bij het schatkistbankieren minder risico is dat gemeenten
hun vermogen kwijtraken.
Door diverse partijen waaronder een aantal decentrale overheden en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten
wordt oppositie gevoerd tegen het verplichte schatkistbankieren. Aangegeven wordt dat decentrale
overheden een lagere rentevergoeding krijgen voor tegoeden en verder vreest men dat de autonomie van
decentrale overheden wordt aangetast.
Interne ontwikkelingen hebben vooral betrekking op lokale regelgeving en de Administratieve Organisatie
en de Interne Beheersing (AO/IB).
Conclusie:
De gemeente heeft als lokale overheid dezelfde kredietwaardigheid als de rijksoverheid. Hierdoor lopen
financiële tegenpartijen relatief weinig risico bij het verstrekken van geldleningen aan de gemeente. Dit
heeft een gunstig effect op de renteniveaus die gelden voor Best.
Verwacht wordt dat er de komende jaren sprake is van financieringstekorten (zie de liquiditeitsprognose
verderop in deze paragraaf). Er is daarom geen sprake van grote hoeveelheden overtollige financieringsmiddelen
die ondergebracht moeten worden bij het Rijk. Op basis van onze huidige liquiditeitsprognose wordt
verwacht dat het verplichte schatkistbankieren nauwelijks van invloed is op onze financiële positie.
In het najaar 2012 wordt het Financieringsstatuut 2010 geactualiseerd en in samenhang hiermee wordt
de AO/IB geoptimaliseerd. Hierdoor is bereikt dat risico’s continue zijn geminimaliseerd en dat de kwaliteit
van het financieringsproces is geborgd.
Rentevisie
Het 3-maands Euribortarief heeft zich tot en met augustus 2012 bewogen binnen een bandbreedte van
0,38% en 1,34%. Banken baseren de rentetarieven voor het uitlenen en het aantrekken van kort geld tot 1
jaar op de Euribor rentetarieven. De Euribor rentetarieven zijn interbancaire tarieven voor kort geld, de tarieven
worden bepaald door een aantal vooraanstaande Europese banken en zijn geldig in de Eurolanden.
Historisch gezien is de korte rente erg laag. Dit is nadelig bij een financieringsoverschot, maar per saldo
voordelig bij een financieringstekort.
De 10-jaarsrente heeft zich tot en met augustus 2012 bewogen binnen een bandbreedte van 1,63% en
2,66%. De lange rente wordt bepaald op de kapitaalmarkt onder invloed van vraag en aanbod.
Hieronder is de ontwikkeling van de rente in het komende jaar weergegeven. Deze renteontwikkeling is gebaseerd
op de renteverwachting van een aantal vooraanstaande banken:
119

Rente per 1 augustus Verwachte rente Afwijking:
2012
medio 2013
Ontwikkeling korte rente
Euribor 3-maands: 0,38% 0,48% + 0,10%
Ontwikkeling lange rente
10-jaars: 1,84% 2,25% + 0,41%
Conclusie:
Leidend bij elke financieringsbeslissing is de actuele liquiditeitsprognose. In een liquiditeitsprognose worden
ontvangsten en uitgaven in de tijd uitgezet, zodat inzicht bestaat in de financieringsbehoefte. Met behulp
van deze prognose en de actuele rentevisie, wordt bepaald welke financieringsvorm het meest geëigend is.
In de begroting is rekening gehouden met een rentelast van 2,5% voor het geraamde financieringstekort.
Renterisicobeheersing
Renterisico’s worden beperkt door:
middel van een actuele liquiditeitsprognose (zie de alinea hieronder ‘Liquiditeitsrisico’);
een actuele rentevisie te hanteren (zie de alinea hierboven ‘Rentevisie’);
te toetsen aan de kasgeldlimiet, beheersingsinstrument korte schuld;
te toetsen aan de renterisiconorm, beheersingsinstrument lange schuld.
Renterisicobeheersing: de kasgeldlimiet
De kasgeldlimiet is bedoeld om de renterisico’s van de netto kortlopende schuld (= saldo schuld < 1 jaar -/-
saldo middelen < 1 jaar) te beheersen. De kasgeldlimiet is afhankelijk van het begrotingstotaal en het percentage
dat door het rijk wordt vastgesteld. Het percentage is in 2004 voor onbepaalde tijd vastgesteld op
8,5% van het begrotingstotaal. De provincie oefent preventief toezicht uit. Als de totale hoeveelheid kortlopende
schuld te hoog is, zijn er grote renterisico's.
Hieronder is de kasgeldlimiet die geldt voor 2013 weergegeven:
Begrotingstotaal:
€ 86.168.000 (voor bestemming)
Toegestane kasgeldlimiet (8,50% van het begrotingstotaal): € 7.324.000
Conclusie:
Op basis van de Uitvoeringsregeling Financiering voor Decentrale Overheden moet de toezichthouder (provincie
Noord Brabant) worden geïnformeerd bij overschrijding van de kasgeldlimiet gedurende 3 achtereenvolgende
kwartalen. Echter deze begroting geeft geen inzicht in de ontwikkeling van de liquiditeiten per
kwartaal. Hiervoor is een actuele liquiditeitsprognose nodig. Structurele overschrijding, op basis van de uitvoeringsregeling
leidt onvermijdelijk tot het omzetten van de kortlopende schuld naar een langlopende lening.
120

Renterisicobeheersing: de renterisiconorm
Het rapporteren over de renterisiconorm is voorgeschreven in de wet Fido. De renterisiconorm is bedoeld om
het renterisico op lange schuld (looptijd 1 jaar of langer) beheersbaar te maken. De renterisiconorm is in
2008 voor onbepaalde tijd vastgesteld op 20% van het begrotingstotaal. Op basis van het begrotingstotaal is
de renterisiconorm bepaald op € 17.234.000. De renterisiconorm is een maximum aan het jaarlijks te
(her)financieren vreemd vermogen. Het maximeren van het jaarlijks aan te trekken vreemd vermogen beperkt
het renterisico op lange termijn. Overschrijding van de renterisiconorm kan worden voorkomen door
leningen ‘op te knippen’ en de renteherzieningen zodoende te spreiden over meerdere jaren.
Het opnemen van onderstaande modelstaat in deze paragraaf is verplicht op grond van artikel 4 van de Uitvoeringsregeling
Financiering decentrale overheden.
Het renterisico op langlopende schuld voor 2013 en volgende jaren, is hieronder schematisch weergegeven:
Modelstaat B* (bedragen x € 1.000)
Variabele renterisico(norm) 2013 2014 2015 2016
Stap
1. Renteherzieningen op vaste schuld 0 0 0 0
2. Aflossingen 1.752 1.770 1.772 1.773
3. Renterisico 1.752 1.770 1.772 1.773
4. Renterisiconorm 17.234 17.234 17.234 17.234
5. Ruimte onder renterisiconorm 15.482 15.464 15.462 15.461
Berekening renterisiconorm
Begrotingstotaal 2013 86.168
Percentage uitvoeringsregeling 20%
4. Renterisiconorm 17.234
Op dit moment zijn er twee opgenomen langlopende geldleningen in portefeuille. Op deze geldleningen
wordt jaarlijks in totaal € 1,8 miljoen afgelost.
Conclusie:
Tot en met 2016 wordt er een financieringstekort verwacht. Op basis van de huidige liquiditeitsprognose en
bovenstaande modelstaat B wordt verwacht dat binnen de renterisiconorm wordt gebleven.
Koersrisicobeheersing
Koersrisico’s worden uitgesloten door uitsluitend vermogensbestanddelen aan te trekken en uit te zetten in
valuta Euro (€).
Conclusie:
Er wordt geen koersrisico gelopen.
121

Kredietrisicobeheersing
De regelgeving omtrent kredietrisicobeheersing heeft betrekking op het financieringsoverschot. Als gevolg
van aanscherping van de Regeling Uitzettingen en Derivaten Decentrale Overheden is het aantal partijen
waarbij de gemeente geld mag uitzetten beperkt. Tegenpartijen waarbij gemeenten geld uitzetten moeten
een minimale creditrating hebben van AA minus afgegeven door minimaal 2 erkende rating-agency’s. Daarnaast
moet ook het land waarin de tegenpartij is gevestigd een minimale creditrating bezitten van AA. In het
Financieringsstatuut 2010 is de eis voor tegenpartijen aangescherpt tot een minimale creditrating van AA ter
verdere inperking van kredietrisico’s. Door de verhoging van de kredietwaardigheideisen resteren in Nederland
nog 3 partijen waarbij gemeenten een financieringsoverschot kunnen uitzetten: de Rabobank, de Nederlandse
Waterschapsbank N.V. en de N.V. Bank Nederlandse Gemeenten (hierna te noemen: BNG).
Conclusie:
Er is een raamovereenkomst aangegaan met de BNG tot en met 31 december 2012 waarna deze stilzwijgend
kan worden verlengd. Op dit moment is er geen aanleiding om de raamovereenkomst te beëindigen.
Jaarlijks zal worden beoordeeld in hoeverre de raamovereenkomst kan worden voortgezet.
Doordat we gebruik maken van de raamovereenkomst bij de N.V. Bank Nederlandse Gemeenten, wordt het
kredietrisico beperkt.
Liquiditeitsrisico
Op basis van het Financieringsstatuut 2010 wordt periodiek een liquiditeitsprognose opgesteld. Op basis van
aanleveringen uit de organisatie, de ontwikkelingen in deze begroting en in de grondexploitaties, is deze
prognose geactualiseerd. Met behulp van de actuele prognose ontstaat inzicht in de financieringsbehoefte,
doordat verwachte inkomsten en uitgaven in de tijd worden uitgezet. Hierdoor kan tijdig worden geanticipeerd
op verwachte liquiditeitsontwikkelingen. Op basis van deze begroting is de volgende liquiditeitsprognose
gemaakt:
Prognose per: 31-12-2012 31-12-2013 31-12-2014 31-12-2015 31-12-2016
Saldo tekort in € 7.100.000 7.300.000 11.500.000 16.900.000 14.900.000
Omdat het beleid en de economische factoren steeds wijzigen, kunnen bij elke gewijzigde liquiditeitsprognose
aanzienlijke verschillen ontstaan. De meest voorkomende oorzaken van verschillen zijn:
a) het gewijzigd doen (in tijd of bedrag) van aankopen van onroerende zaken in het kader van de grondexploitatie;
b) het gewijzigd doen (in tijd of bedrag) van bouw- en woonrijp maken bij de diverse grondexploitaties;
c) het gewijzigd doen (in tijd of bedrag) van opbrengsten vanuit de grondexploitaties;
d) het niet, gewijzigd of later realiseren van het investeringsprogramma en de exploitatie uitgaven.
Conclusie:
Elke beleidsbeslissing met financiële consequenties heeft direct gevolgen voor de liquiditeitspositie. Diverse
bestemmingsplannen lopen door tot na 2016, waarbij de opbrengsten volgen na de investeringen. Verwachting
wordt dat het financieringstekort na realisatie van de diverse bestemmingsplannen zal omslaan in een
financieringsoverschot (gebaseerd op de actuele inzichten). Het financieringstekort in 2013 kan worden opgevangen
binnen de huidige raamovereenkomst met de N.V. Bank Nederlandse Gemeenten.
122

Geldleningen en verstrekte garanties
Een toelichting op dit onderwerp wordt gegeven in de paragraaf Weerstandsvermogen onder de risico’s.
Beleggingsportefeuille
De beleggingsportefeuille kan worden opgesplitst in 2 rubrieken, in producten met een rentetypische looptijd
> 1 jaar en in producten met een rentetypische looptijd 1 jaar. Onder rentetypische looptijd wordt verstaan
de periode waarin de rente niet beïnvloedbaar is.
a. Producten met een rentetypische looptijd > 1 jaar:
Er is een tweetal geldleningen verstrekt tot een totaalbedrag van € 18.600.000. De boekwaarde/ restant
schuld van deze leningen (nominale schuld -/- ontvangen aflossingen) bedraagt per 1 januari 2012
€ 11.742.000. Hiervan is ca. € 6.500.000 geborgd via het WSW (rating AAA). Het rendement op deze geldleningen
bedraagt 6,5% per jaar.
b. Producten met een rentetypische looptijd van 1 jaar:
Per 1 augustus 2012 was de beleggingsportefeuille van 1 jaar uitgezet binnen de raamovereenkomst. Het saldo
bedroeg per die datum € 12.400.000. Het rendement wordt bepaald via de 1-maands Euribor rente met een afslag
van 0,25%. Deze rente wijzigt dagelijks.
Conclusie:
De beleggingsportefeuille is/ wordt afgestemd op de actuele liquiditeitsprognose. Hierdoor worden de rentelasten
geminimaliseerd en de renteopbrengsten geoptimaliseerd.
Opgenomen geldleningen
Per 1 augustus 2012 waren er een tweetal geldleningen opgenomen tot een totaalbedrag van € 10.750.000.
Het verschuldigde rentepercentage over een lening van € 750.000 bedraagt jaarlijks 1,5% en over een geldlening
van € 10.000.000 bedraagt deze jaarlijks 1,925%. In 2013 wordt in totaal op deze geldleningen
€ 1.752.000 afgelost.
123

Prestatie indicatoren
Hieronder zijn de prestatie indicatoren opgenomen. Bij jaarverantwoording over boekjaar 2013 zal aan deze
indicatoren worden getoetst.
1. Toetsing van vermogens- en renteresultaten op ongewenste financiële risico’s door middel
van de volgende normen:
Renterisico’s zijn beperkt door bij het aantrekken van vermogensbestanddelen te toetsen aan de kasgeldlimiet
en de renterisiconorm.
Koersrisico’s zijn uitgesloten door uitsluitend vermogensbestanddelen aan te trekken en uit te zetten in valuta
Euro (€).
Kredietrisico; op basis van de Regelingen Uitzettingen en Derivaten Decentrale Overheden moet zijn voldaan
aan de volgende regelgeving:
a. belegd is uitsluitend in landen met een creditrating van AA- of hoger;
b. tegenpartijen beschikken minimaal over een creditrating van AA- of hoger;
c. de geldende creditrating toetsen bij minimaal 2 erkende ratingbureaus.
Liquiditeitsrisico; geldstromen zijn beheerst d.m.v. het aantrekken en uitzetten van gelden op basis van een
korte en lange termijn liquiditeitsprognose (gebaseerd op input vanuit de organisatie). De meerjarige liquiditeitsprognose
is minimaal jaarlijks geactualiseerd.
2. Toetsing van kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities op grond van
de volgende normen:
Op basis van het Financieringsstatuut 2010 zijn bij minimaal 3 verschillende partijen offertes gevraagd, om
kosten te minimaliseren.
Door afstemming van inkomende en uitgaande kasstromen d.m.v. van de liquiditeitsprognose zijn financieringskosten
beperkt en beleggingsopbrengsten geoptimaliseerd.
124

PROGRAMMABEGROTING 2013
PARAGRAAF BEDRIJFSVOERING
INLEIDING
Ontwikkeling van de organisatie is een continue proces dat voortdurend aandacht vraagt en waarbij, structuur
en management voortdurend veranderingen ondergaan. Afgelopen jaar is een organisatieaanpassing
doorgevoerd en bovendien is in het strategisch personeelsplan een ontwikkelingsrichting voor de organisatie
geformuleerd, nl:
"We ontwikkelen ons als organisatie tot een kwalitatief hoogwaardige, relatief kleine en flexibele organisatie.
Wij versterken daarmee de strategische rol van het gemeentebestuur en benutten de ‘kracht van het dorp’
bij de ontwikkeling van het beleid. We investeren in het opdrachtgeverschap voor de uitvoering die we
steeds meer opdragen of overlaten aan derden. Daarbij zoeken we naar een juiste, klantgerichte invulling
voor onze burgers die hechten aan ‘dichtbij’."
In combinatie met de krimp- en bezuinigingsopdracht van de gemeenteraad geeft dit richting aan hoe de
organisatie zich ontwikkelt en heeft daarmee direct gevolgen voor de bedrijfsvoering. Deze gevolgen zijn
terug te vinden onder de kop 'organisatieontwikkeling'.
Een belangrijk aandachtspunt blijft ook het investeren in de (noodzakelijke) veranderingen in cultuur binnen
de organisatie. De uitkomsten van het in 2011 gehouden MBO (medewerker betrokkenheid onderzoek) en
de vastgestelde verbeterpunten daarin leidend.
Belangrijke ontwikkelingen die eveneens consequenties hebben voor de bedrijfsvoering zijn;
het programma DOEN! waarin de ingezette ontwikkelingen onverkort worden voortgezet. DOEN! bestaat
uit de pijlers Dienstverlening, Organisatieontwikkeling, E-overheid en het Nieuwe werken. Via het
programma ontwikkelt de gemeente Best zich van een activiteitengerichte organisatie naar een procesgerichte
organisatie.
De samenwerking met de gemeente Veldhoven. Een convenant is opgesteld en er zijn 14 projecten tot
operationele samenwerking vastgesteld. Plannen van aanpak en businesscases zijn/worden opgesteld
en leiden tot operationele samenwerking op een aantal onderdelen zoals, projectmanagement, KCC,
Boa's, invordering belastingen, automatisering, audits en onderzoeken, aantrekken externe middelen,
veiligheid speeltoestellen, vergunningen, schoonmaak, veiligheid en rampenbestrijding, personeelsbeleid
en mobiliteit.
De samenwerking in de Campusgemeenten; (inter)nationale acquisitie technologische bedrijven en
instituten, doorontwikkelen campussen, versterken technisch beroepsonderwijs, versterken internationaal
aanbod cultuur en sport, stedelijk gebied (wonen, werken,financiën).
Regionalisering van de brandweer krijgt in 2013, na de overgang van het personeel in 2012, in 2013 en
2014 verder vorm en spitst zich toe op (de overdracht van) het materieel en de gebouwen.
Regionalisering van de rampenbestrijding betekent dat medewerkers van de gemeente Best deel uit
gaan maken van regionale teams die elke gemeente, waarin zich een ramp voordoet, kunnen ondersteunen.
Daarmee neemt de omvang van de Bestse rampbestrijdingsorganisatie af en worden aanzienlijke
efficiëntievoordelen en kwaliteitswinst behaald.
125

De vorming van en deelname aan de RUD’s (Regionale UitvoeringsDiensten) betekent dat in 2013 vergunningverlenings-,
toezicht- en handhavingstaken vanuit de gemeente worden overgedragen. Vanuit
het principe “mens volgt werk” wordt daarmee ook formatie overgedragen.
PROGRAMMA DOEN!
Via het programma wordt concreet gewerkt aan de versterking van de dienstverlening, het investeren in de
digitale e- overheid en het voldoen aan het landelijk verplicht I-nup programma.
Daarnaast zijn organisatieontwikkeling en het “nieuwe werken” in het programma ondergebracht.
Het programma bestaat uit ruim 100 projecten. Er is een centrale regie op het programma. Het programma
beslaat een meerjarig traject dat reeds in 2008 gestart is en doorloopt tot 2015.
DIENSTVERLENING
Bij het ontwikkelen van de dienstverlening richten we ons op het behalen van de doelstelling 'Overheid geeft
Antwoord©?'. De gemeente dient vanaf 2015 het eerste aanspreekpunt te zijn voor burgers, bedrijven en
instellingen voor de meest gestelde vragen aan de overheid. De ingang van de gemeente voor alle klantcontacten
wordt het Klant Contact Centrum (KCC). Doel is om betere dienstverlening te leveren op een snellere
en slimmere manier.
Klant Contact Centrum (KCC)
Producten en vragen worden zoveel mogelijk direct afgehandeld. Complexere vraagstukken worden doorgezet
naar een specialist ter verdere afhandeling. De medewerker van het KCC bewaakt hierbij de afhandelingtermijn.
De inhoudelijke bewaking blijft de verantwoordelijkheid van de vakafdeling.
De klant bepaalt zelf langs welke weg hij de gemeente Best wil benaderen: fysiek, digitaal, per mail, schriftelijk
of telefonisch (multi-channel). Ieder kanaal wordt zo ingericht dat de klant onafhankelijk van het kanaal
dat hij kiest, optimaal en eenduidig wordt geïnformeerd. De basis hiervoor wordt het digitale e-
formulier dat de klant zelf thuis invult en digitaal of fysiek terugstuurt of een KCC-medewerker die aan de
telefoon of balie het formulier samen met de klant invult.
De digitale balie wordt verder ontwikkeld en verbeterd. De klant vraagt zoveel mogelijk producten digitaal
aan bij de gemeente en neemt ze zoveel mogelijk digitaal af.
Het telefoniekanaal wordt verbeterd. In 2012 is een nulmeting gehouden door middel van een telefonisch
bereikbaarheidsonderzoek. Het fysieke kanaal is onderzocht door deel te nemen aan de benchmark publiekszaken.
Op grond van die onderzoeken worden verbeterslagen gemaakt. Beide onderzoeken worden in 2013
herhaald om te meten of de ingezette verbeterprocessen effect hebben. In 2013 sluiten we aan op het 14+nummer.
Per 1 maart 2012 is gestart met fase 1: de pilot van het KCC waarin onder andere alle producten van publiekszaken,
de meldingen openbare ruimte en de ter inzage leggingen afgehandeld worden. In 2013 wordt
de doorontwikkeling naar een volledig KCC in gang gezet.
Het kwaliteitshandvest van de gemeente Best omvat een set servicenormen. Dit zijn beloften over de prestaties
van de gemeentelijke dienstverlening. Afgelopen jaar zijn die normen intern gecommuniceerd en in
werkprocessen geïntegreerd. In 2013 worden de servicenormen telefonie en balie extern gecommuniceerd.
Inwoners, bedrijven en instellingen kunnen ons aanspreken op die servicenormen.
In de samenwerking met Veldhoven is afgesproken dat het vormen van 1 gezamenlijk KCC als optie wordt
onderzocht en aan het bestuur voorgelegd. Onderzoek zal plaatsvinden in de vorm van een businesscase.
126

Procesoptimalisatie
De organisatie ontwikkelt zich van een activiteitengerichte- naar een procesgerichte organisatie.
De primaire processen zijn de basis van het dienstverleningsproces en dienen effectief, efficiënt, flexibel en
klantgericht te worden ingericht. De primaire dienstverleningsprocessen worden in de periode 2012 – 2014
geleidelijk ondergebracht in het KCC. De eerste 6 hoofdprocessen zijn generiek gemaakt en geoptimaliseerd:
publieke producten (burgerzaken), meldingen, inkomens- en maatschappelijke ondersteuning, vergunningen,
telefonie/post en bestuurlijke besluitvorming. Deze processen worden in 2013 gedigitaliseerd en in het
zaaksysteem geïmplementeerd.
De volgende processen worden in 2013 als tweede tranche generiek gemaakt en geoptimaliseerd: bestemmingsplannen,
handhaven, klachten en belastingen. Vervolgens worden ze gedigitaliseerd en in het zaaksysteem
geïmplementeerd. Deze verbeterslag zal tot in 2014 doorlopen.
ORGANISATIEONTWIKKELING
In de organisatieontwikkeling richten we ons, gebaseerd op de eerder genoemde ontwikkelrichting, op;
Opvolging van het strategisch personeelsplan en het mobiliteitsbeleid.
We bewegen in de richting van meer regie, meer samenwerking en interactieve beleidsvorming. Dit
betekent dat we bij beleidsontwikkeling meer gebruik maken van de kennis en kunde van publieke en
private partners, maatschappelijke organisaties en instellingen en (groepen) burgers: we benutten ‘de
kracht van het dorp’. Dit vereist dat we investeren in meer allround medewerkers en we minder zelf beleid
ontwikkelen.
Als het gaat om de uitvoerende taken en werkzaamheden kiezen we voor ‘minder zelf, meer derden’.
Opdragen en overlaten zijn daarbij belangrijke begrippen. Onder ‘derden’ verstaan we naast andere
overheden en intergemeentelijke samenwerkingsverbanden, maatschappelijke organisaties en instellingen,
(groepen) burgers en private bedrijven.
Voor een adequate regie op de uitvoering van programma’s, projecten en reguliere werkzaamheden
investeren we in de opdrachtgeverrol in het algemeen en project- en programmamanagement in het
bijzonder.
We zetten in op het ‘slim organiseren van onze werkprocessen’. Ook deze beweging zal bijdragen aan
de vermindering van de eigen formatie in 2015.
We zetten in op het verminderen van de kwetsbaarheid van specifieke posities.
Voor intergemeentelijke samenwerking worden concrete stappen gezet in de samenwerking met Veldhoven.
Voor de middellange termijn kiezen we voor de schaal van de Campusgemeenten en het Stedelijk
Gebied.
Opvolging van het MBO: inzet op de thema’s sturing, samenwerking en taakvolwassenheid.
Verbeteren van de medezeggenschap.
Personeel:
Het strategisch personeelsplan is de leidraad voor de personele ontwikkelingen en mobiliteit is daarin een
sleutelbegrip. De opdracht om tussen 2011 en 2015 te krimpen van 238 naar 200 fte staat nog steeds. We
liggen nog steeds op schema.
Invoering van nieuwe taken die o.a. door de decentralisatie van taken van de rijksoverheid op ons afkomen
kan, conform het in de krimpopdracht gemaakte voorbehoud, leiden tot incidentele uitbreiding van de formatie.
Gedurende 2012 hebben deze uitbreidingen van de formatie plaatsgevonden bij de afdelingen Regie
& Ontwikkeling en de Gemeentewinkel. Op 1 augustus 2012 bedroeg de formatieomvang 225,15 fte en de
werkelijke bezetting 216,46 fte.
Het reguliere opleidingsbudget wordt in 2013 ten opzichte van voorgaande jaren teruggebracht van 2% naar
1,6% van de loonsom.
127

Voor uitvoering van het strategische personeelsplan en de krimpopdracht staan, onder voorwaarden, het
door de Raad ter beschikking gestelde onderzoeksbudget en frictiebudget ter beschikking.
Externe inhuur en uitbesteding blijven noodzakelijk en dat is, naast de daarvoor gebruikelijke redenen (vervanging,
ontbreken expertise, ontbreken capaciteit) een direct gevolg van de organisatievisie, zelf regie
houden en uitvoerend werk waar mogelijk uitbesteden.
E-OVERHEID (i-NUP)
Door toepassing van ICT verbeteren we de dienstverlening aan burgers, bedrijven en instellingen. Om te
voldoen aan (wettelijke) taken, opzetten van basisregistraties en implementeren van de elektronische overheid
is een omschakeling van activiteitgericht naar procesgericht werken vereist.
Om processen voor inwoners, bedrijven, instellingen en de gemeentelijke organisatie transparant en efficiënt
te maken, is een hoge mate van standaardisatie nodig. Alle informatie is overzichtelijk in één digitaal dossier
(zaak) bewaard en medewerkers zijn niet meer gebonden aan een vaste werkplek. Dit alles staat volledig in
het veranderingsproces van analoog naar digitaal werken.
Om te zorgen dat al deze gegevens uniform beschikbaar zijn is een aantal gemeentelijke (wettelijke) basisregistraties
ingericht. Daarnaast zijn we aangesloten op de landelijke basisregistraties en verwijsindexen en
voldoen we daarmee aan de wettelijke kaders.
De volgende projecten worden op het gebied van informatievoorziening concreet opgepakt:
Met ingang van 2013 werken we gemeentebreed digitaal en zaakgericht en voeren uitsluitend een digitaal
archief. Het Informatiebeleid wordt geïmplementeerd en Informatie- en gegevensbeheer worden geconcentreerd
en gecentraliseerd.
Samenwerking met andere gemeenten wordt op dit gebied verder onderzocht. In de samenwerking met
Veldhoven is afgesproken dat samenwerking op automatiseringsgebied als optie wordt onderzocht en aan
het bestuur voorgelegd. Onderzoek zal plaatsvinden in de vorm van een businesscase.
NIEUWE WERKEN
De ambtelijke organisatie is volop in beweging, inspelend op de huidige en toekomstige ontwikkelingen.
Deze ontwikkelingen vragen ook aanpassingen van de huidige huisvesting. De mogelijkheden om ergens
anders te werken, bijvoorbeeld thuis, dragen bij aan een efficiënte huisvesting (o.a. maximaal gebruik van
vierkante meters, minder werkplekken, functionele ruimtes etc.).
In 2013 zullen we op drie lijnen inzetten:
1. Pilot flexibel werken;
Aan de hand van de visie op flexibel werken worden een aantal ruimtes ingericht die de mogelijkheid bieden
om met de nieuwe manier van werken te beginnen en de huidige huisvestingsproblemen (o.a. tekort aan
vergaderruimtes, behoefte aan speciale voorzieningen, projectruimtes, concentratieruimtes of tijdelijke
werkplekken) oplossen.
2. Huisvestingsconcept;
Dit project zal de visie op huisvesting op langere termijn vertalen naar een integraal huisvestingsconcept dat
de input zal zijn voor de uitwerking van een ontwerp. De wensen, zoals: klantgerichtheid, duurzaamheid,
128

toekomstbestendigheid, efficiency, anywhere en anytime werken, samen met Bestwijzer en passend in het
Centrumplan, worden vertaald in een haalbaar concept. Vanuit de perspectieven van het Centrumplan, het
Klant Contact Centrum, organisatieontwikkeling en het Nieuwe Werken is geconstateerd dat voordeel gehaald
kan worden uit het bijeenbrengen van KCC en Bestwijzer. Op basis van bestaande kennis en infrastructuur
vanuit Bestwijzer en de ingezette ontwikkeling van het KCC zal het totaal op een hoger niveau
gebracht kunnen worden. Ook voor de inwoners zal het duidelijker zijn als zowel de maatschappelijke partners
als de gemeentelijke diensten op één plaats te benaderen zijn. Dit idee voor de langere termijn is op
hoofdlijn aan de regiegroep voorgelegd en door de kernpartners als idee positief ontvangen. Op basis van
het plan van aanpak zal in 2013 deze optie als voorstel verder uitgewerkt worden.
3. Thuiswerkbeleid;
De filosofie van werken met resultaatafspraken vereist een beleid rondom thuiswerken. Dit beleid, samen
met de faciliteiten, maakt het thuiswerken mogelijk. Dit zorgt voor een optimale balans tussen privé en werk
en biedt mogelijkheden voor een efficiënte huisvesting van het gemeentehuis.
KWALITEIT en CONTROL (BEHEERSING)
Kwaliteitsonderzoeken
Gelet op de hoeveelheid (kwaliteits)onderzoeken die plaats vinden op het gebied van klanttevredenheid,
burgertevredenheid, dienstverlening, bencmarks, monitoren etc. waarvan de indicatoren ook terug te vinden
zijn in deze programmabegroting wordt in 2013 een onderzoek ingesteld naar nut, noodzaak en bruikbaarheid
van de diverse meerinstrumenten en de frequentie waarop die onderzoek plaats (moeten) vinden.
Financiën (=Financiële kwaliteitszorg)
Financiële kwaliteitszorg is het totaal van maatregelen dat er toe moet leiden dat de management- en financial
accounting is gewaarborgd en waar nodig wordt verbeterd.
Management accounting betreft het verzamelen, ordenen en analyseren van (financiële) informatie om hier
vervolgens over te rapporteren. Op dit moment vindt management accounting op het niveau van college en
raad plaats. Voorbeelden hiervan zijn de tussentijdse rapportages. Management accounting op het niveau
van het management is momenteel in ontwikkeling. Voor 2013 staat een pilot voor een real time dashboard
op stapel, waarin een beperkte set aan managementinformatie beschikbaar is. In de jaren daarna willen we
het dashboard geleidelijk uitbreiden.
Bij financial accounting gaat het er om dat de externe verslaglegging voldoet aan de geldende wet- en regelgeving.
Dit onderdeel van de financiële kwaliteitszorg heeft alles te maken met het begrip rechtmatigheid
wat hierna nog apart wordt toegelicht. Voor 2013 zijn op dit gebied geen nieuwe initiatieven.
Onderzoeken naar rechtmatigheid
Om de niet-financiële rechtmatigheid in de organisatie beheersbaar te maken is een intern controlesysteem
van procesaudits operationeel. In 2013 zijn deze audits gericht op de specifieke onderzoeksbehoefte in de
organisatie en op een viertal generieke bedrijfsprocessen, die aansluiten bij de gekozen procesoptimalisatie
in DOEN!. De interne audits sluiten aan op de controles door de accountant. Daarnaast vindt onderzoek
plaats naar de rechtmatigheid van alle raadsbesluiten en relevante collegebesluiten van 2013.
In de samenwerking met Veldhoven is samenwerking op het gebied van Kwaliteit en Control een van de 14
projecten die worden onderzocht en indien mogelijk gerealiseerd.
129

Onderzoeken naar doeltreffendheid en doelmatigheid (Gemeentewet artikel 213a)
Het College laat onderzoeken naar doeltreffendheid en doelmatigheid uitvoeren zoals aangegeven in de Gemeentewet
art. 213a.
De onderzoeken omvatten in 2013:
3 programma's uit de programmabegroting 2013
3 paragrafen uit de programmabegroting 2013
1 afdeling
De onderzoeken naar doeltreffendheid, doelmatigheid en rechtmatigheid vormen een samenhangend geheel,
zodat een integraal controleplan ontstaat voor de gemeente Best.
In 2013 ontvangt de raad een voorstel voor de uitvoering van de 213a onderzoeken voor de nieuwe cyclus
van 2014 tot en met 2017. Een van de uitgangspunten van dit voorstel is de interne controles meer en meer
in te bouwen in het werkproces. Het beoogde effect is de kwaliteit van de dienstverlening direct te verbeteren
door tijdens het proces bij te sturen. Dit uit zich in minder 'fouten' en minder klachtprocedures. Een
ander gevolg is dat het aantal en de diepgang van de controles achteraf zal afnemen. In 2013 worden enkele
pilots uitgevoerd om deze nieuwe werkwijze te introduceren.
Een ander uitgangspunt van het raadsvoorstel is meer flexibiliteit in de onderwerpen en de planning van de
onderzoeken in te bouwen, zodat snel en adequaat ingespeeld kan worden op de onderzoeksbehoefte in de
gemeentelijke organisatie. Ook dat is een manier om de controles achteraf meer effectief en efficiënt te
maken.
Juridisch (= Juridische kwaliteitszorg)
De bezetting op de vakgroep juridische zaken is relatief klein en kwetsbaar. Het aantal bezwaarschriften
(100 per jaar) legt een zware belasting op de juridische capaciteit. In 2012 is, passend binnen het strategisch
personeelsplan, een pilot gestart om te onderzoeken of het uitbesteden van het secretariaat van de
commissies voor bezwaarschriften uit te besteden, effectief en efficiënt is.
Indien de pilot succesvol en rendabel is zal in 2013 structurele uitbesteding plaatsvinden.
Daarmee vermindert de werkdruk van de medewerkers van juridische zaken en kan aandacht worden besteed
aan het wegwerken van achterstanden, juridische kwaliteitszorg in de organisatie inbedden, regievoering
op juridische trajecten, verbetertrajecten en ondersteuning van juridisch medewerkers op de vakgroepen.
Inhuur van (kostbaar) juridische advies kan daarmee worden teruggedrongen.
In de samenwerking met Veldhoven zal ook samenwerking op juridisch gebied worden onderzocht en indien
mogelijk worden gerealiseerd.
130

Omvang, opbouw en ontwikkeling personeelsbestand
Overzicht formatie
Omschrijving
Formatie Werkelijke Geplande Werkelijke Geplande Geplande Geplande
2011 Bezetting Formatie Bezetting formatie formatie formatie
per
per
01-07-2011 2012 01-08-2012 2013 2014 2015
fulltime- fulltime- fulltime- fulltime- fulltime- fulltime- fulltimeeenheden
eenheden eenheden eenheden eenheden eenheden eenheden
1 Leden van de raad (aantal personen) 21,00 21,00 21,00 21,00 21,00 21,00 21,00
2 Burgemeester en wethouders 4,50 4,50 4,50 3,50 4,50 4,00 4,00
3 Brandweer (aantal vrijwilligers) 55,00 55,00 55,00 0,00 0,00 0,00 0,00
4 Overig gemeentepersoneel
Directie 2,00 2,00 2,00 2,00 2,00 2,00 2,00
Griffie 2,73 2,67 2,73 2,67 2,73 2,73 2,73
Algemene Dienst 0,00 1,00 1,00 2,00 0,00 0,00 0,00
Afdeling Intern Advies 24,97 23,76 23,76 20,68 22,37 21,42 19,92
Afdeling Regie en Ontwikkeling 32,07 31,64 32,63 33,33 32,63 32,63 31,85
Afdeling Gemeentewinkel 35,10 32,50 33,84 33,75 31,67 31,67 31,67
Afdeling Beheer 47,76 44,44 43,00 42,14 38,36 38,36 38,36
Afdeling Veiligheid en Handhaving 15,74 16,86 13,32 0,00 0,00 0,00 0,00
Afdeling Uitvoering 22,20 20,89 20,67 28,79 28,70 27,81 27,31
Afdeling Ondersteuning 38,25 32,27 32,89 30,36 30,39 30,39 28,19
Afdeling Administratie 17,97 17,60 17,60 20,63 22,10 21,10 21,10
Totaal overig gemeentepersoneel 238,79 225,63 223,44 216,35 210,95 208,11 203,13
(incl. 2,5 fte nieuw beleid)
De kolom formatie 2011 toont de beginstand van de formatie van de ambtelijke organisatie. Deze formatie is
analoog aan de formatie uit het formatieplaatsenplan dat is vastgesteld 1 juli 2009 bij de start van de “nieuwe”
organisatie. De kolommen aangeduid met “Werkelijke bezetting” laten de aanwezige personele bezetting
zien op twee afzonderlijke peildata.
Vanaf de kolom aangeduid met “Geplande Formatie 2012” is zichtbaar hoe de formatie afneemt in overeenstemming
met de taakstellende formatiereductie van ca. 238 fte. naar 200 fte in 2015, exclusief formatie
uitbreiding als gevolg van nieuw beleid. De laatste drie kolommen geven de prognose weer van de te behalen
formatiereductie tot en met 2015.
Nieuw geformuleerd beleid dat invloed heeft op de formatiegrootte is opgenomen in dit overzicht. In 2011 is
er 1,5 fte structureel toegevoegd aan de formatie voor de aanstelling van een Buitengewoon Opsporings
Ambtenaar (1 fte) en een beleidsmedewerker Maatschappelijke ontwikkeling op het gebied van sport (0,5
fte). In 2012 is er 1 fte structureel toegevoegd voor de aanstelling van een senior medewerker Maatschappelijke
Ontwikkeling op het beleidsterrein Inkomen (opgenomen in kaderbrief).
131

Ontwikkeling formatie
Overzicht formatie verloop
Geplande Geplande Geplande Geplande
Omschrijving Formatie Formatie Formatie Formatie Formatie
2011 2012 2013 2014 2015
238,79 223,44 210,95 208,11 203,13
Formatie prognose
240,00
230,00
220,00
FTE
210,00
200,00
190,00
180,00
1
Formatie 2011 238,79
Geplande Formatie 2012 223,44
Geplande Formatie 2013 210,95
Geplande Formatie 2014 208,11
Geplande Formatie 2015 203,13
132

LOONKOSTEN
Overzicht personeelslasten
Omschrijving
Totale loonkosten Totale loonkosten Totale loonkosten
werkelijk Begroting Begroting
2011 2012 2013
Huidig personeel:
Raadsleden 267.157 291.284 292.472
Burgemeester en wethouders * 474.827 537.811 482.046
Gemeentepersoneel ** 13.637.104 13.974.888 13.518.947
Vrijwillige brandweer 279.376 249.941 0
Totaal 14.658.464 15.053.924 14.293.465
Voormalig personeel:
Gemeentepersoneel 26.507 24.956 31.644
Burgemeester en Wethouders 110.093 123.839 114.777
Totaal 136.600 148.795 146.421
Totaal generaal 14.795.064 15.202.719 14.439.886
* In 2012 middels de 1e tussentijdse rapportage 2012 € 62.901 afgeraamd.
** In 2012 is rekening gehouden met een ingeboekte bezuiniging van € 768.000.
In 2013 is rekening gehouden met een ingeboekte bezuiniging van € 646.000.
Toelichting bij overzicht personeelslasten.
De eerste tranche van de bezuinigingstaakstelling is reeds in 2011 gerealiseerd.
In de staat van salarissen is in 2013 rekening gehouden met een gerealiseerde besparing op de loonkosten
van € 792.000. Deze besparing is in de loonkosten 2013 verwerkt. Daarnaast is in de geraamde loonkosten
2013 rekening gehouden met een ingeboekte bezuiniging van € 646.000.
Van de ingeboekte bezuinigingstaakstelling van € 768.000 in 2012 is inmiddels € 589.000 gerealiseerd.
133

PROGRAMMABEGROTING 2013
PARAGRAAF VERBONDEN PARTIJEN
VERBONDEN PARTIJEN
Algemeen
In het Besluit begroting en verantwoording 2004 (BBV) wordt verstaan onder een verbonden partij: een
privaatrechtelijke of publiekrechtelijke organisatie waarin de gemeente een bestuurlijk en een financieel
belang heeft. Onder bestuurlijk belang wordt verstaan: een zetel in het bestuur van een participatie of het
hebben van stemrecht. Met een financieel belang wordt bedoeld dat de gemeente middelen ter beschikking
heeft gesteld die ze kwijt is in geval van faillissement van de verbonden partij en/of als financiële problemen
bij de verbonden partij verhaald kunnen worden op de gemeente.
Het BBV schrijft voor dat de paragraaf verbonden partijen aangeeft wat de visie van de raad is op de verbonden
partijen in relatie tot de programma's en wat de beleidsvoornemens zijn.
Relatie gemeentedoelen – verbonden partijen.
De gemeente Best kent een lange traditie van samenwerking.
De raad van de gemeente Best staat open voor het aangaan van samenwerkingsverbanden, zowel met een
publiekrechtelijke als met een privaatrechtelijke organisatiestructuur. Daarbij staat het realiseren van gemeentelijke
en (boven)regionale beleidsdoelen centraal. Dit dient op zo doelmatig en efficiënt mogelijke
wijze te gebeuren. De legitimiteit en de democratische controle van de verbonden partij moet zijn gewaarborgd.
Deze paragraaf gaat in op de doelstellingen, activiteiten en de mate van financiële betrokkenheid van de
samenwerkingsverbanden waarin onze gemeente participeert en tevens een bepaalde bestuurlijke invloed
kan uitoefenen.
De belangrijkste verbonden partijen voor onze gemeente zijn:
Samenwerkingsverband Regio Eindhoven
Werkvoorzieningschap De Dommel
Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Brabant Zuidoost
Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Brabant Zuidoost
Financieringsfonds Strategische Projecten
N.V. Bank Nederlandse Gemeenten
Brabant Water N.V.
De gemeente is mede verantwoordelijk voor financiële tegenvallers.
134

Samenwerkingsverband Regio Eindhoven (SRE)
Rechtsvorm
Openbaar lichaam
Plaats vestiging Eindhoven
Deelnemers
Gemeenten van regio VI als gevolg van de Wet gemeenschappelijke regelingen
(W.G.R.)
Publiek belang
De 21 gemeenten in de regio Eindhoven bundelen al jaren de krachten op een breed scala van onderwerpen.
In de Regionale Agenda 2011-2014 wordt de unieke positie van onze regio benadrukt, zowel nationaal
als internationaal. De regio wordt gekenmerkt als een 'daily urban system' waarbij sprake is van één gebied
voor diensten, arbeid en huisvesting. D e regio neemt als 'Brainport' een unieke plaats in. 'Brainport' staat in
de top drie van Europese technologische topregio's en streeft naar een constante plek in de wereldtop-10..
Als de regio zijn toppositie weet vast te houden en te versterken, plukt elke regiogemeente daar de (economische)
vruchten van. De economische ontwikkeling in de regio Eindhoven laat nog steeds groeicijfers zien
en is daarmee uniek in Nederland. In de Regionale Agenda 2011– 2014 zetten de 21 gemeenten die de regio
Eindhoven vormen, de lijnen uit waarlangs dat doel kan worden bereikt. Daarmee verandert het karakter
van de samenwerking naar het doelgericht realiseren van gezamenlijk gestelde ambities.
Financieel belang
De bijdragen van de 21 aangesloten gemeenten in de verschillende taken zijn grotendeels gebaseerd op het
inwonertal. Per 1 januari 2012 bedroeg het aantal inwoners in het werkgebied 742.564, waarvan in Best
28.698. In de begroting 2013 wordt het totaal van de gemeenschappelijke bijdrage geraamd op
€ 13.268.345, waarvan voor Best € 467.800 is.
Bestuurlijk belang
De gemeente Best is in de gemeenschappelijke regeling vertegenwoordigd door de burgemeester.
Ontwikkelingen
In de Regionale Agenda 2011-2014 staat vernieuwing van de regionale samenwerking centraal. Thema's
voor de regionale samenwerking zijn vastgesteld en er zijn uitgangspunten geformuleerd. Op basis van een
inventarisatie is een werkdocument opgesteld "Regio Eindhoven, 21 gemeenten in hun kracht". Per gemeente
is aangegeven wat onderscheidend en bijzonder is. In de samenwerking van de 21 gemeenten staat
centraal de vraag op welke manier gemeenschappelijke taken zo goed en zo efficiënt mogelijk uitgevoerd
kunnen worden. Ook wordt er nu nadrukkelijker gekeken naar de mogelijkheid van nieuwe coalities met
publieke- en marktpartijen. In de Regio Eindhoven is sprake van toenemende samenwerking op subregionaal
niveau, voor Best bijvoorbeeld met de campusgemeenten Helmond, Veldhoven en Eindhoven. Ook in het
Stedelijk gebied wordt gekeken naar vernieuwing van de afspraken over wonen, werken en financiering.
Om de verschillende lokale, subregionale en regionale agenda's elkaar te laten versterken is er behoefte aan
een flexibele structuur voor overleg en uitvoering. In de Regionale Agenda 2011– 2014 wordt in dit verband
gesproken over multilevel governance. Een nadere uitwerking van deze nieuwe samenwerking staat voor
2013 centraal, waarbij ook nog het voortbestaan van de WGR-plus regio's afhankelijk is van eventuele besluitvorming
op rijksniveau.
135

Werkvoorzieningschap De Dommel (WSD)
Rechtsvorm
Openbaar lichaam
Plaats vestiging Boxtel
Deelnemers De gemeenten Boxtel, Schijndel, Vught, Sint-Michielsgestel, Haaren, Sint-
Oedenrode, Oisterwijk, Oirschot, Nuenen, Son en Breugel en Best.
Publiek belang
Aan zoveel mogelijk ingezetenen, die tot de doelgroep behoren, een dienstbetrekking aanbieden voor
het verrichten van arbeid onder aangepaste omstandigheden.
Andere vormen van gesubsidieerde arbeid uitvoeren dan wel te doen uitvoeren. Het Algemeen Bestuur
van WSD kan hiertoe een of meerdere privaatrechtelijke rechtspersonen oprichten.
De bewaking van de doelstellingen zal plaatsvinden aan de hand van de vaststelling van de jaarlijkse begroting
en werkprogramma. Monitoring zal gebeuren binnen de gebruikelijke Planning en Control cyclus zoals
die door de WSD jaarlijks wordt voorgelegd.
Bevoegdheden:
Onder nader te stellen voorwaarden met niet aan de regeling deelnemende gemeenten en of met andere
derden overeenkomsten aan te gaan ter uitvoering van vormen van gesubsidieerde arbeid, scholing en/of
begeleiding.
Daarnaast hebben de bij de WSD aangesloten gemeenten hun bevoegdheid tot het vaststellen van de verordeningen
wachtlijstbeheer, persoongebonden budget en cliëntenparticipatie overgedragen aan de WSD.
Deze verordeningen zijn al vastgesteld.
Financieel belang
Voor de uitvoering van de Wsw wordt de vanuit het rijk ontvangen gemeentelijke bijdrage integraal doorgesluisd
naar WSD. De rijksbijdrage van de gemeente wordt vastgesteld aan de hand van het totaal aantal
geïndiceerde inwoners per gemeente dat een dienstbetrekking dan wel een arbeidsovereenkomst heeft of op
de wachtlijst staat en beschikbaar is om een dienstbetrekking te aanvaarden. De exacte taakstelling en de
gemeentelijke bijdrage voor 2013 wordt in de loop van het jaar bekend.
Bestuurlijk belang
De gemeente Best is in het dagelijks- zowel als in het Algemeen Bestuur van de gemeenschappelijke regeling
vertegenwoordigd door één en hetzelfde collegelid.
Ontwikkelingen
Sinds enkele jaren wordt de sector geconfronteerd met grotere veranderingen en bezuinigingen. De ambitie
van het kabinet Rutte-Verhagen was daarnaast om te komen tot één regeling aan de onderkant van de arbeidsmarkt
(Wsw, Wwb, Wajong) met als doel meer mensen aan het werk te helpen bij gewone werkgevers.
Deze systeemwijziging zou gepaard gaan met nog meer en dusdanig forse bezuinigingen dat de inrichting
van de Gemeenschappelijke Regeling en de organisatie van WSD heroverwogen moest worden. Met de val
van het kabinet Rutte-Verhagen en het daarop volgende 'Lente-akkoord' zijn de voorgestelde bezuinigingen
voorlopig opgeschort. Dit betekent echter niet dat een volgend kabinet de bezuinigen definitief intrekt. Landelijk
wordt ervan uitgegaan dat de bezuinigingen hoe dan ook doorgang zullen vinden. Gezien het formatieen
wetgevingsproces dat hieraan vooraf moet gaan, worden eventuele nieuw geformuleerde bezuinigingen
niet verwacht voor het begrotingsjaar 2013.
136

Het tijdelijk parkeren van de bezuinigingen die gepaard zouden moeten gaan met de systeemwijziging laat
onverlet dat sinds 2010 het bestuur en de directie van WSD aan de slag zijn met het maken en uitvoeren
van herstelplannen als reactie op de eerdere bezuinigingen. Het doel van de herstelplannen is om in een
periode van 3 jaar (t/m medio 2013) € 3 miljoen structureel om te buigen in de exploitatie. Van deze € 3
miljoen komt € 2 miljoen uit kostenreductie. Dit betekent o.a. de reductie van 30 fte professionals (uit een
totaal van 200 fte’s), het terugdringen van de kosten van infrastructuur en bezuinigen op allerlei andere
kostenposten. € 1 miljoen dient uit nieuwe omzetten te komen, zowel van commerciële partijen als van gemeenten.
De geplande reductie van 30 fte professionals is nu al bijna gerealiseerd. De verwachting is dat begin 2013
zelfs van nog wat meer mensen afscheid zullen hebben genomen. De financiële impact is zelfs groter dan
geraamd en zal rond de € 1,25 miljoen uitkomen begin 2013. De besparing op de out-of-pocket kosten is
eveneens grotendeels al gerealiseerd en ligt ruim boven de € 1 miljoen. De grootste uidaging betreft wel de
autonome groei uit nieuwe omzetten. Hier is over 2011 en 2012 wel groei gerealiseerd (totaal ca. € 0,3 miljoen),
maar o.a. de marktomstandigheden en de bezuinigingen bij de gemeenten zijn vormen een rem op de
groei. Het totale pakket aan ombuigingsmaatregelen zal overigens door de wat grotere kostenreducties wel
resulteren in de beoogde € 3 miljoen.
Gelukkig heeft WSD de afgelopen jaren een gezonde exploitatie, zonder gemeentelijke bijdragen, gekend.
Het weerstandsvermogen is op peil en van voldoende omvang. Dit betekent dat WSD tot op heden geen
beroep heeft hoeven doen op gemeenten in de vorm van een gemeentelijke bijdrage. Of dit na 2013 ook het
geval zal zijn, is echter zeer onzeker.
Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Brabant Zuidoost
Rechtsvorm
Openbaar lichaam
Plaats vestiging Eindhoven
Deelnemers
Gemeenten van regio VI SRE
Publiek belang
De Veiligheidsregio Brabant Zuidoost omvat het gebied van de 21 gemeenten in de regio, waarin wordt samengewerkt
op het gebied van brandweerzorg, rampenbestrijding, crisisbeheersing, geneeskundige hulpverlening
bij ongevallen en rampen, en handhaving van de openbare orde en veiligheid. Deze samenwerking is
gestoeld op de Wet Gemeenschappelijk Regelingen (WGR). De Veiligheidsregio beoogt met haar organisatie
op efficiënte en kwalitatief hoogwaardige wijze samen te werken op de hiervoor genoemde gebieden, onder
de verantwoordelijkheid van een regionaal bestuur.
Bevoegdheden:
Op 1 oktober 2010 is de Wet Veiligheidsregio’s in werking getreden. Deze wet is in de plaats getreden van
de oude Brandweerwet 1985, Wet geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen (Wet GHOR) en
de Wet rampen en zware ongevallen (Wrzo).
Financieel belang
De kosten van het openbaar lichaam worden gedekt uit bijdragen van het Rijk, van zorgverzekeraars, van de
Politie Brabant Zuidoost en bijdragen van de gemeenten. De bepaling over en verdeling van de kosten geschiedt
door het Algemeen Bestuur.
De verdeling van de algemene kosten, evenals de specifieke kosten, die worden gemaakt ten behoeve van
de deelnemende gemeenten, geschiedt naar evenredigheid van het aantal inwoners van iedere gemeente
per 1 januari van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de bijdrage is verschuldigd.
137

De deelnemers waarborgen de betaling van rente en aflossing van de door het openbaar lichaam onder
goedkeuring van Gedeputeerde Staten gesloten geldleningen. Dit gebeurt volgens regels die door het Algemeen
Bestuur zijn vastgesteld en naar evenredigheid van het aantal inwoners van iedere gemeente van het
desbetreffende kalenderjaar, en indien de geldschieters dit wensen onder het doen van afstand van de voorrechten,
welke de wet aan borgen toelaat.
In de begroting 2013 van de Veiligheidsregio wordt het totaal van de algemene gemeentelijke bijdragen
(exclusief dienstverleningsovereenkomst voor de 3p en vrijwilligers, de OVD regeling en de piketregeling
voor de oranje kolom) geraamd op € 5.002.677 op basis van 742.237 inwoners per 1-1-2012, waarvan voor
Best € 193.384 op basis van 28.692 inwoners per 1-1-2012, ofwel 3,87% van de totale algemene gemeentelijke
bijdragen (raming 2012 was 3,90% van de totale gemeentelijke bijdragen).
Bestuurlijk belang
De gemeente Best is in de gemeenschappelijke regeling vertegenwoordigd door de burgemeester. De burgemeester
kan bij verhindering worden vertegenwoordigd door de aangewezen loco-burgemeester.
Ontwikkelingen
Door het Algemeen Bestuur van de Veiligheidsregio zijn afspraken gemaakt over regionalisering van de
brandweer. De vrijwilligers van de brandweer evenals de taken op het gebied van Preventie, Proactie en
Preparatie zijn in 2012 geregionaliseerd. In het Algemeen Bestuur zijn in augustus 2013 afspraken gemaakt
over de volledige regionalisering van alle brandweerkorpsen in de regio. Daarnaast zijn afspraken gemaakt
over onderzoek naar de wijze van hybride, uniforme en een onafhankelijke financiering van de Veiligheidsregio.
Met de uitvoering van het project Oranje Kolom gaan de 21 regiogemeenten ook op het gebied van
personele invulling van de gemeentelijke rampenbestrijdingsprocessen verder samenwerken onder begeleiding
van het speciaal daarvoor opgerichte Bureau Bevolkingszorg.
Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst (GGD) Brabant Zuidoost
Rechtsvorm
Openbaar lichaam
Plaats vestiging Eindhoven (lijnsectoren) / Helmond (directie, staf en facilitaire dienst)
Deelnemers
21 gemeenten in Zuidoost Brabant
Publiek belang
De GGD Brabant Zuidoost heeft tot doel het bijdragen aan een positieve ontwikkeling van de gezondheidssituatie
van de inwoners van het samenwerkingsgebeid door uitvoering van de openbare gezondheidszorg en
de ambulancezorg. Het ontwikkelen en in stand houden van een gezondheidsdienst is verankerd in de Wet
Publieke Gezondheid.
Financieel belang
De deelnemende gemeenten dragen bij naar rato van het aantal inwoners. In de begroting 2013 wordt de
gemeentelijke bijdrage voor Best geraamd op € 429.097 (inclusief bijdrage sociaal plan reorganisatie).
Bestuurlijk belang
De gemeente Best is in de gemeenschappelijke regeling vertegenwoordigd door 1 lid uit het college.
138

Ontwikkelingen
In de begroting 2013 van de GGD zijn de volgende grote ontwikkelingen meegnomen:
aanpassing huisvestingskosten in verband met de verhuizing van de Witte Dame in Eindhoven medio
2012;
afname van personele en materiële budgetten ten gevolge van verdere invulling van de eerder opgelegde
bezuinigingstaakstelling;
verwachte afname omvang contracttaken met 10%;
afname inhuur derden en toename personele kosten ambulancezorg.
Financieringsfonds Strategische Projecten
Rechtsvorm
Openbaar lichaam
Plaats vestiging Eindhoven
Deelnemers
De gemeenten Best, Eindhoven, Geldrop-Mierlo, Nuenen ca, Son en Breugel, Veldhoven
en Waalre
Publiek belang
Het ontvangen en beheren van middelen van het fonds en het toekennen van middelen uit het fonds, met
betrekking tot grote (stedelijke) projecten.
Financieel belang
De deelnemende gemeenten zijn gehouden tot een jaarlijkse storting van een gezamenlijk bedrag van
€ 4.694.000 in het fonds waarbij de gestabiliseerde bijdrage van de gemeente Best € 363.725 bedraagt.
Voorts zijn de deelnemende gemeenten elk gehouden tot een jaarlijkse storting in het fonds op basis van de
in het betreffende jaar uitgegeven grond voor woningbouw of bedrijventerrein (raming afdracht € 8,30 per
m²), respectievelijk de gerealiseerde kantoorvloeren-oppervlakte (raming afdracht € 10,60 per m²).
Bestuurlijk belang
De gemeente Best is in het Financieringsfonds vertegenwoordigd door 1 lid uit het college.
Ontwikkelingen
Het financieringsfonds is een fonds, waarvan de middelen bijeen worden gebracht door de gemeente Best,
Eindhoven, Geldrop– Mierlo, Nuenen ca., Son en Breugel, Veldhoven en Waalre.
Aanvragen kunnen door deze gemeenten worden ingediend voor projecten die een bijdrage leveren aan de
versterking van het stedelijk gebied.
Het Financieringsfonds is op basis van het convenant regionale samenwerking stedelijk gebied Eindhoven
per 1 januari formeel ondergebracht bij de Bestuurscommissie Stedelijk Gebied Eindhoven. Alle rechten en
plichten van het fonds zijn opgenomen in de programmabegroting van de Bestuurscommissie.
De Bestuurscommissie Stedelijk Gebied Eindhoven heeft in 2008 de Verordening Financieringsfonds Strategische
Projecten en de Beleidsregel, waarin de voorwaarden van het fonds zijn opgenomen vastgesteld.
Tweemaal per jaar (april en december) besluit de Bestuurscommissie over nieuwe projectaanvragen van de
deelnemende gemeenten. De omvang van het fonds staat onder druk, hetgeen noodzaakt tot het aanhouden
van nieuwe aanvragen. Hierbij wordt opgemerkt dat door de Bestuurscommissie Stedelijk Gebied Eindhoven
nog in 2011 een aantal projecten is gehonoreerd.
Sinds 1 januari 2008 maakt de gemeente Helmond geen onderdeel meer uit van het Financieringsfonds.
Genoemde gemeente blijft wel zitting houden in de Bestuurscommissie Stedelijk Gebied Eindhoven.
De Bestuurscommissie Stedelijk Gebied Eindhoven rapporteert jaarlijks aan de colleges van B & W en de
raadsleden in het stedelijk gebied over de behaalde resultaten uit het Financieringsfonds en de gehonoreerde
projecten.
139

N.V. Bank Nederlandse Gemeenten
Rechtsvorm
Naamloze Vennootschap
Plaats vestiging Den Haag
Deelnemers
De Staat is houder van de helft van de aandelen, de andere helft is in handen van
gemeenten, provincies en een hoogheemraadschap.
Publiek belang
Met gespecialiseerde financiële dienstverlening draagt de BNG bij aan zo laag mogelijke kosten van maatschappelijke
voorzieningen van de burger, waardoor de bank essentieel is voor de publieke taak.
Bestuurlijk belang
De gemeente Best heeft stemrecht in de algemene vergadering van aandeelhouders.
Financieel belang
Per ultimo 2005 zijn er 55.690.720 aandelen uitgegeven, waarvan 24.570 in bezit van de gemeente Best.
Ontwikkelingen
Het meerjarige beleid rondom het dividend van de BNG ging uit van een regulier pay-out percentage van
50% van de winst na belastingen. Op basis van de nieuwe eisen die worden gesteld kan worden geconcludeerd
dat de noodzakelijke groei van het eigen vermogen onder andere zal moeten worden opgebracht door
een groter deel van de winst in te houden. Over het boekjaar 2011 wordt het dividend vastgesteld op 25%
van de nettowinst (was 50%).
Over 2012 wordt een licht hoger renteresultaat verwacht dan in 2011. De ontwikkeling van het nettoresultaat
2012 kan afwijken van de relatief gunstige ontwikkeling van het renteresultaat. Het renteresultaat kan
nog verder onder druk komen, afhankelijk van de wijze waarop de Europese schuldencrisis wordt opgelost.
Tevens dient de BNG rekening te houden met nieuwe regelgeving die de winstgevendheid van de bank
raakt. Zo wil de regering medio 2012 de bankenbelasting invoeren en zijn er diverse discussies gaande over
andere lastenverzwaringen voor banken. Vanwege de vele onzekerheden acht de bank het niet verantwoord
een uitspraak te doen over de hoogte van de nettowinst 2012.
140

Brabant Water N.V.
Rechtsvorm
Plaats vestiging
Deelnemers
Naamloze Vennootschap
’s-Hertogenbosch; nevenvestiging te Breda
De provincie Noord-Brabant is houder van ca 30% van de volgestorte aandelen. De
overige volgestorte aandelen zijn in handen van gemeenten.
Publiek belang
De klanten voorzien van kwalitatief goed drinkwater tegen een zo laag mogelijke prijs.
Bestuurlijk belang
De gemeente Best heeft stemrecht in de algemene vergadering van aandeelhouders.
Financieel belang
Het maatschappelijk kapitaal bestaat uit 10.000.000 aandelen van € 0,10 nominaal, waarvan 2.779.595 zijn
gestort. In totaal zijn 1.902.279 aandelen in bezit van de gemeenten – waarvan 25.878 van de gemeente
Best – en 877.316 in bezit van de provincie Noord-Brabant.
Ontwikkelingen
Brabant Water wordt door haar stakeholders gekend, herkend en erkend als aansprekend en toonaangevend
drinkwaterbedrijf.’ Zo luidt de hernieuwde visie van Brabant Water. Een visie die gedragen wordt door de
drie bestaande kernwaarden, het DNA van Brabant Water: Continu (betrouwbaar, innovatief, efficiënt, praktisch),
Kwaliteit (natuurlijk, serieus, milieubewust, veilig) en Mensgericht (sociaal, geïnformeerd, prijsbewust,
toegankelijk). Omdat Brabant Water deze pijlers meer effectief wil benutten, voegt zij daar drie gedragswaarden
aan toe, die sturend zijn voor haar aanpak en manier van (samen)werken:
Verkennend, Verbindend en Versterkend. Deze gedragswaarden vormen het kompas voor de koers die Brabant
Water de komende jaren zal varen.
141

PROGRAMMABEGROTING 2013
PARAGRAAF GRONDBELEID
GRONDBELEID
Algemeen
Het bezit van (strategische) grondposities is voor publieke en private partijen van belang om hun doelen op
meerdere terreinen (o.a. ruimtelijke ordening, economie en volkshuisvesting) op middellange en lange termijn
te realiseren. Grondbezit kan in de publieke sector ook extra baten genereren boven op de mogelijkheden
die de Wro biedt ten aanzien van kostenverhaal. De gemeente voert een beleid gevoerd gebaseerd op
actieve grondpolitiek. Het gemeentelijk grondbeleid is gebaseerd op wettelijke regelgeving en regionale afspraken.
Wettelijke kaders
Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Deze wet verplicht gemeenten te beschikken
over een structuurvisie, waarin de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid zijn beschreven. De structuurvisie
Best 2030 is op 9 mei 2011 vastgesteld. De structuurvisie voor het grondbeleid is in zoverre van
belang dat het een integrale visie weergeeft op de lange termijn toekomst van de gemeente en dat het een
basis biedt voor het stellen van locatie-eisen, verhalen van bovenplanse kosten en vestigen van voorkeursrecht.
Conform artikel 16 van het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten, dient de paragraaf
grondbeleid een visie te geven op het grondbeleid in relatie tot de wijze waarop wordt geprobeerd de
doelstellingen, zoals opgenomen in de structuurvisie en in het programmaplan, te realiseren. Tevens dient in
de paragraaf te worden aangegeven op welke wijze de gemeente haar grondbeleid uitvoert.
Regionale/lokale kaders
Naast de bovengenoemde wettelijke kaders zijn er lokaal/regionaal kaders aangegeven die een goede en
verantwoorde uitvoering faciliteren, zoals:
de Nota Grondbeleid (d.d. 9 mei 2011);
de jaarlijkse Nota Grondexploitatie;
de BSGE-afspraken (voorheen BOR-afspraken).
De belangrijkste doelstelling van het grondbeleid is een optimale verdeling van de schaarse grond. Dit kan
alleen als de gemeente regie blijft voeren. Daartoe is er de gemeentelijke nota grondbeleid. In deze nota is
de wijze vastgelegd waarop de regie kan worden gevoerd.
Om de raad inzicht te geven in de financiële aspecten van de gemeentelijke grondexploitatie wordt jaarlijks
een Nota grondexploitatie opgesteld. In deze nota wordt ingegaan op de risico’s en wordt een totaalbeeld
gegeven van de financiële stand van zaken. Daarvoor wordt voor alle complexen een grondexploitatieberekening
(grex) opgesteld. De som van de resultaten van de afzonderlijke complexen vormen het begrote
resultaat dat contant is gemaakt per 01-01 van het voorliggende begrotingsjaar. Hiermee is de Nota Grondexploitatie
een sturingsinstrument voor actieve grondpolitiek (“Meten is weten”).
In de raadsvergadering van 22 februari 2010 is, op basis van de notitie ‘Gemeente Best: 32.000 of 34.000
inwoners?’, besloten voor de komende periode uit te gaan van 32.800 inwoners in 2020 en 34.000 inwoners
in 2030 en deze prognoses alleen te herijken als nieuwe, bijgestelde provinciale dan wel regionale cijfers dat
noodzakelijk maken. Deze aantallen zijn gebaseerd op een combinatie van een drietal ontwikkelingen:
142

autonome groei van de bevolkingsomvang en de woningvoorraad, zoals die tot 2030 berekend is door
de provincie Noord-Brabant;
de invulling van de BSGE-afspraken, waarbij in de gemeente Best tot 2030 2.000 woningen voor Eindhoven
worden gebouwd;
de aanvullende taakstelling op basis van bouwclaims met projectontwikkelaars.
Inmiddels is bekend dat, op grond van provinciale prognoses en de regionale verdeling van bouwafspraken,
de taakstelling voor Best gehandhaafd kan blijven (en zelfs iets is opgehoogd tot 2779 voor de periode
2012-2022). Hoewel het college vasthoudt aan deze ambitie wordt voor de begroting uitgegaan van een
lagere toename, gebaseerd op een gemiddelde productie van 195 woningen per jaar en een ingroeimodel
voor de jaren 2012 en 2013.
Door de economische recessie blijven ook gevolgen voor de woningmarkt niet uit. Daarom is bijstelling en
prioritering van plannen dringend noodzakelijk. Binnenkort zal aan uw raad de beleidsnotitie “Doseren en
prioriteren van woningbouwinitiatieven in de gemeente Best” worden aangeboden. Hierin zijn de inhoudelijke
afwegingen en criteria benoemd om de diverse woningbouwprojecten te prioriteren en waar te faseren.
Wat gaan wij daarvoor doen.
In 2013 zullen de nieuwe BSGE-afspraken worden bekrachtigd. Uw raad dient hiermee uitdrukkelijk in te
stemmen.
In het kader van de stedelijke samenwerking regio Eindhoven onderzoekt de gemeente Best, samen met
haar partners, de mogelijkheid om tot een harmonisatie van het grondbeleid (wonen en bedrijventerreinen)
in de 8 gemeenten te komen. Een aantrekkelijk vestigingsklimaat is ook van belang voor de invulling van
Brainportambities.
Diverse stimulerende maatregelen om de woningbouwproductie te bevorderen zoals:
- het mogelijk omzetten naar betaalbare huur en het naar voren halen van sociale woningbouw;
- verkoop in deelfasen faciliteren;
- actieve en gerichte promotie van de ontwikkellocaties.
Om het maatschappelijk effect ‘het bouwen van woningen’ te bereiken zullen daarvoor in 2013 de volgende
activiteiten worden verricht:
Schutboom:
uitgifte van enkele vrije bouwkavels en bouwkavels ten behoeve van projectmatige bouw.
Broekstraat:
uitgifte van een zeer beperkt aantal vrije bouwkavels.
Molenstraat:
de uitgifte van 2 bouwkavels voor appartementencomplexen;
vervolg van de in het 4e kwartaal 2012 aangevangen werkzaamheden van het slopen en bouwrijp maken
van de daarvoor bestemde gronden.
Dijkstraten:
gedeeltelijk bouwrijp maken 2e fase;
uitgifte bouwkavels 1e fase ten behoeve van projectbouw.
143

Steegsche Velden-Oost fase A:
afhankelijk van de verkoop van bouwkavels 1e fase, het bouwrijp maken van de 3e fase;
uitgifte van bouwkavels ten behoeve van projectmatige bouw en particulieren.
Aarle:
verwerving van de nog resterende percelen conform midden-klein scenario;
opstellen programma van eisen voor de ontwikkeling van Aarle.
Centrumplan:
vaststellen bestemmingsplan;
aanbesteden engineering parkeergarage;
ontwerp en aanbesteden openbare ruimte;
start bouw parkeergarage
Geprognosticeerde resultaten van het te voeren grondbeleid
Per 01-01-2013 wordt een investeringsbedrag geraamd van € 58,2 miljoen (mio). Dit bedrag is als volgt
onder te verdelen:
Gronden zonder exploitatie-opzet
Onderhanden werken
In exploitatie te nemen complexen
€ 10,1 mio
€ 19,6 mio
€ 35,4 mio
Bruto investering
€ 65,1 mio
Af: voorziening afwaardering boekwaarden € 6,9 mio
Netto investering
€ 58,2 mio
In het investeringsbedrag is rekening gehouden met de afwaardering van geprognosticeerde nadelige exploitatiesaldi
ten laste van de reserves ter grootte van afgerond € 9,0 mio.
De volgende resultaten tegen netto contante waarde per 01-01-2013 geprognosticeerd:
Gronden zonder exploitatie-opzet
Onderhanden werken
In exploitatie te nemen complexen
€ 0,6 mio nadelig
€ 3,5 mio nadelig
€ 4,9 mio nadelig
Totaal nadelig ten laste van de reserves
Onderhanden werken
€ 9,0 mio nadelig
€ 3,8 mio batig
Per saldo nadelig contant per 01-01-2013
€ 5,2 mio nadelig
Op basis van de thans beschikbare gegevens wordt een totaal grondexploitatieresultaat becijferd van afgerond
€ 5,2 mio nadelig contant per 1 januari 2013. Hierbij dient het volgende te worden opgemerkt:
144

Gronden zonder exploitatieopzet
Onder dit hoofdstuk zijn de boekwaarden verantwoord van diverse verworven percelen en panden. Het merendeel
van de hieronder verantwoorde activa is marktconform gewaardeerd op basis van WOZ-waarde of
recente taxaties. In een enkel geval is sprake van een lagere boekwaarde dan de marktwaarde. Door de
aanhoudende crisis bleek het noodzakelijk om met name de in bezit zijnde panden (weer) extra af te waarderen.
Overigens wordt aangenomen dat bij het in exploitatie nemen dan wel het afstoten van in dit hoofdstuk
opgenomen eigendommen, in ieder geval de marktwaarde wordt vergoed. Dit betekent derhalve nog
een latent risico. Bovendien zullen tot het moment van afstoten c.q. het in exploitatie nemen van deze eigendommen
geen rente en/of andere exploitatielasten op de boekwaarde kunnen worden bijgeschreven om
te voorkomen dat de marktwaarde weer wordt overschreden. Conform de nota grondbeleid worden niet
strategisch van belang zijnde eigendommen actief afgestoten.
Onderhanden werken
Onder het hoofdstuk onderhanden werken zijn de complexen Schutboom, Zessprong, Broekstraat, Molenstraat,
Dijkstraten, Steegsche Velden–oost fase 1a en fase 1b opgenomen evenals de particuliere ontwikkelingen
Parkwachters en Klompenfabriek. Voor Steegsche Velden–oost fase 1a en fase 1b wordt per saldo een
verlies geraamd van € 2.182.000, voor Dijkstraten een verlies van € 1.147.000. Deze verliezen worden voornamelijk
veroorzaakt door vertraging in de uitgifte van gronden. Voorts wordt een verlies verwacht als gevolg
van niet subsidiabele organisatiekosten tbv de Slowlane ad € 152.000. Voor de complexen Schutboom,
Zessprong, Broekstraat en Molenstraat wordt een batig exploitatieresultaat geraamd van totaal € 3.845.000.
In exploitatie te nemen complexen
Hieronder zijn de complexen Aarle en Centrumontwikkelingen verantwoord. Voor Aarle wordt als gevolg van
de aangepaste planning van de uit te geven bouwkavels een verlies geprognosticeerd van € 4.943.000. Bij
de gebiedsontwikkeling voor het centrum is sprake van een sluitende grondexploitatie.
Risicobeheersing
Om de risico's te beheersen worden de volgende maatregelen getroffen:
inzet van extra/voldoende personele capaciteit ter voorkoming c.q. beperking van vertraging in de plan
ontwikkeling;
faseren en doseren aanbod van bouwkavels in relatie tot de marktvraag;
binnen onze contractuele verplichtingen het zo laat mogelijk bouwrijp maken van de gronden om renteverliezen
tegen te gaan;
tijdig middelen reserveren voor verwachte nadelige saldi.
145

PROGRAMMABEGROTING 2013
PARAGRAAF SUBSIDIES
Overzicht subsidies en bijdragen aan organisaties en instellingen
Product- Grootboek Naam van gesubsidieerden Rekening Begroting Begroting
nummer nummer 2011 2012 2013
Subsidies welzijnsvoorzieningen
2P0403 6.320.108 Centrummanagement 0,00 49.500,00 57.000,00
2P0601 6.510.101 Stichting Openbare Bibliotheek Best 749.700,00 712.215,00 674.700,00
2P0503 6.480.101 Stichting Best Onderwijs 57.500,00 22.100,00 10.900,00
2P0603 6.511.201 Stichting Educatief Centrum De Wig 197.354,00 187.486,00 177.600,00
2P0603 6.511.202 Stichting Vrouwennetwerk Best 6.764,00 5.882,00 5.000,00
2P0612 6.530.501 Jeugd-sportverenigingen Best 42.056,08 35.771,00 33.888,00
2P0612 6.530.501 Bestse Zwem- en Waterpolovereniging De Brabantse Dolfijnen 22.420,70 21.300,00 20.179,00
2P0612 6.530.501 Bestse Reddingsbrigade 2.457,20 2.334,00 2.211,00
2P0612 6.530.501 Duikteam Lagoon 802,62 762,00 722,00
2P0604 6.540.101 Toneelvereniging "De Narrekap" 5.299,00 5.034,00 4.769,00
2P0604 6.540.101 Toneelstichting "Ons Eygen Landt" 5.576,00 5.297,00 5.018,00
2P0604 6.540.101 Gemengd Koor Best 1.381,00 1.312,00 1.243,00
2P0604 6.540.101 Spirit 1.381,00 1.312,00 1.243,00
2P0604 6.540.101 Seniorenkapel Best 500,00 475,00 450,00
2P0604 6.540.101 Fotogroep Best 766,00 728,00 690,00
2P0604 6.540.102 Showkorps De Eendracht 5.520,00 5.244,00 4.968,00
2P0604 6.540.102 Harmonie St. Cecilia 5.381,00 5.112,00 4.843,00
2P0604 6.540.104 Stichting Cultuurpassie 42.777,00 39.688,00 37.600,00
2P0604 6.422.301 Schoolraad Best 6.263,00 5.950,00 6.560,00
2P0506 6.422.201 Onderwijsachterstanden GOA 146.874,37 222.833,00 193.133,00
2P0606 6.541.104 Heemkundekring Dye van Best 470,00 446,00 490,00
2P0613 6.550.107 I.V.N. 1.124,00 774,00 801,00
2P0615 6.560.402 Stichting Karnavalsfederatie Best 3.257,00 3.094,00 2.931,00
2P0619 6.580.202 Stichting Lokale Omroep Best 15.196,00 15.196,00 16.270,00
2P0704 6.614.108 Voedselbank Best 8.500,00 8.978,00 488,00
2P0801 6.614.106 Kredietbank Eindhoven 9.583,00 13.800,00 14.100,00
2P0801 6.620.101 De Lumens Groep 413.272,00 389.166,00 365.500,00
2P0801 6.620.101 Stichting Algemene Hulpdienst Best 5.677,00 5.690,00 5.700,00
2P0801 6.620.101 Stg Slachtofferhulp Nederland regio Brabant Noord en Zuid-Oost 6.116,00 6.116,00 6.300,00
2P0801 6.620.101 Verlagen subsidies vrijwilligersorganisaties 0,00 0,00 -9.000,00
2P0801 6.620.101 Stichting Wetswinkel Best 3.000,00 3.000,00 3.000,00
2P0801 6.620.101 MEE (CJVG) 18.542,00 21.537,00 20.770,00
2P0801 6.620.101 Preventieactiviteiten huiselijk geweld 0,00 0,00 10.000,00
2P0801 6.620.101 Voedselbank 469,00 0,00 0,00
2P0801 6.620.103 MEE (informele zorg) 19.090,00 14.563,00 13.800,00
2P0801 6.620.103 Vrijwillige thuiszorg 984,00 946,00 1.000,00
146

Product- Grootboek Naam van gesubsidieerden Rekening Begroting Begroting
nummer nummer 2011 2012 2013
2P0801 6.620.102 Gildenkwartier Best/Seniorenraad 5.000,00 10.000,00 5.000,00
2P0801 6.620.102 Stg. Avondje uit 800,00 0,00 800,00
2P0801 6.620.105 GGZE 9.871,00 10.500,00 10.500,00
2P0801 6.620.104 WMO ondersteunende begeleiding Psycho-socicaal 12.482,09 204.165,00 207.935,00
2P0801 6.614.110 Schuldhulpverlening 0,00 35.961,00 0,00
2P0802 6.620.201 KBO Best 6.521,08 5.478,00 5.500,00
2P0802 6.620.201 PVGE, afdeling Best 6.521,08 5.478,00 5.500,00
2P0802 6.620.201 Stg. Avondje uit 800,00 0,00 0,00
2P0804 6.620.401 Welzijnsfonds 3.250,00 8.800,00 19.800,00
2P0807 6.652.301 Nederlandse Rode Kruis afdeling Best 5.438,00 5.000,00 5.000,00
2P0807 6.652.301 Stichting Gehandicaptenplatform Best 5.471,50 5.241,00 5.250,00
2P0808 6.630.101 Stichting Welzijn Best/Oirschot
- reguliere subsidie 853.681,00 809.141,00 761.800,00
- maatschappelijke stages (6620301) 16.000,00 16.000,00 17.600,00
- exploitatie buurthuis Vlinderhei (6630106 + 107) 52.250,00 52.250,00 0,00
2P0808 6.630.101 Islamitische Stichting Nederland Mescid-i-Kuba Best 5.000,00 5.000,00 5.000,00
2P0809 6.630.201 Stichting Scouting Oud Best 10.125,00 10.125,00 10.100,00
2P0809 6.630.201 Stichting Scouting FRAMA 6.205,00 6.205,00 6.200,00
2P0809 6.630.201 Stichting Zomerkamp Best 4.747,00 4.747,00 4.700,00
2P0809 6.630.201 Stichting Halt 39.000,00 37.050,00 35.100,00
2P0809 6.630.201 JPP gezinscoaches & veiligheid 29.358,00 27.890,00 27.900,00
2P0809 6.630.201 Stichting Jongerenwerkgroep Best, t.b.v. Zeskamp Best 0,00 1.000,00
2P0809 6.630.201 123 doe-dagen 0,00 0,00 1.000,00
2P0809 6.630.203 Stichting Jongerencentrum Best 384.911,00 365.665,00 346.400,00
2P0809 6.630.206 Uitbreiding jongerenwerk Todo/Stg. Welzijn Best/Oirschot 100.000,00 100.000,00 80.000,00
2P0809 6.630.207 Lumens groep / Humanitas 29.447,00 59.040,00 108.936,00
2P0810 6.650.101 Peuterspeelzalen 262.800,00 228.738,00 260.400,00
- Stichting Kinderspeelzalen Best
- Stichting Peuterspeelzaal 't Hummeltje en 't Heuvelhummeltje
- Stichting Peuterspeelzaal Snuffeltje
- Stichting Peuterspeelzaal 't Debberke
2P0810 6.650.105 Stichting Speel-o-theek 't Klumpke 5.080,00 5.080,00 5.080,00
2P0811 6.650.201 Kinderdagverblijven 14.287,89 1.000,00 1.000,00
2P0812 6.715.101 Stichting Zuidzorg (jeugdgezondheidszorg) 421.676,00 410.190,00 416.500,00
2P0812 6.715.103 Centra voor jeugd en gezin 2.750,00 0,00 0,00
2P0812 6.716.101 Stichting Zuidzorg (Jeugdgezondheidszorg maatwerkdeel) 26.598,00 28.896,00 30.800,00
2P0815 6.822.101 Bewonersorganisaties 14.050,00 15.300,00 15.300,00
- Batadorp, Best-centrum, Best-Oost, De Leeuwerik, Heivelden,
Heuveleind, Hoge Akker, Kantonnier, Naastenbest-Oost,
Naastenbest, Oud Wilhelminadorp, Salderes, Speelheide,
Op 't Heerbeeck, G.O.E.B., Koekoekbos
Sub-totaal 4.140.173,61 4.286.581,00 4.094.968,00
147

Product- Grootboek Naam van gesubsidieerden Rekening Begroting Begroting
nummer nummer 2011 2012 2013
Bijdragen aan gemeenschappelijke regelingen
2P0104 6.005.101 Samenwerkingsverband Regio Eindhoven 170.722,00 161.986,00 262.145,00
(algemene bijdrage, ROL en NV Rede)
2P0104 6.005.102 Samenwerkingsverband Regio Eindhoven 155.809,00 172.302,00 101.993,00
(actieplan regio Eindhoven)
2P0104 6.005.103 Samenwerkingsverband Regio Eindhoven 682.632,20 1.012.587,00 932.383,00
(bijdrage aan regionale projecten)
2P0201 6.120.102 Regionale Brandweer Z.O. Noord-Brabant 299.039,56 743.826,00 907.367,00
2P0602 6.511.101 Pulz 509.914,52 463.974,00 439.600,00
2P0602 6.511.103 Pulz 23.007,00 15.000,00 15.000,00
2P0607 6.541.201 Samenwerkingsverband Regio Eindhoven 95.182,00 95.083,00 87.706,00
(bijdrage aan streekarchief)
2P0617 6.560.601 Samenwerkingsverband Regio Eindhoven 33.600,00 2.310,00 22.360,00
(bijdrage aan regionale VVV)
2P0701 6.611.101 Ergon bedrijven 18.189,00 23.400,00 23.400,00
2P0701 6.611.101 Werkvoorzieningsschap De Dommel 13.702,00 13.600,00 14.000,00
2P0812 6.714.101 Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Zuidoost-Brabant 478.890,06 457.188,00 449.600,00
2P0901 6.721.106 Samenwerkingsverband Regio Eindhoven 15.670,00 15.644,00 15.956,00
(Milieudienst Regio Eindhoven, afvaltaken)
2P0902 6.723.101 Samenwerkingsverband Regio Eindhoven 33.483,00 33.276,00 0,00
(Milieudienst Regio Eindhoven)
2P1007 6.822.601 Samenwerkingsverband Regio Eindhoven 9.346,00 0,00 0,00
(Besluit Woninggebonden Subsidies)
Sub-totaal 2.539.186,34 3.210.176,00 3.271.510,00
Overige bijdragen
2P0311 6.210.801 Buurtbusvereniging Boskant-Olland-Liempde 499,00 509,00 519,00
Buurtbusvereniging Nuenen-Best 499,00 509,00 519,00
2P0302 6.211.201 3VO 1.396,00 2.107,00 2.149,00
2P0302 6.211.206 Brabants veiligheidslabel diverse scholen 3.596,50 12.890,00 12.890,00
2P0203 6.140.301 Dierenbescherming Brabant Zuid-Oost 24.233,68 43.203,00 42.971,00
2P0202 6.140.201 Stichting Centraal Bureau Fondsenwerving 0,00 471,00 471,00
Sub-totaal 30.224,18 59.689,00 59.519,00
Totaal generaal 6.709.584,13 7.556.446,00 7.425.997,00
In programma 8 zijn onder product 2P0809 Jeugd- en jongerenwerk twee nieuwe subsidies opgenomen.
Deze twee nieuwe subsidies betreffen:
- Stichting 1, 2, 3 doedagen € 1.000
- Stichting Jongerenwerkgroep Best, t.b.v. Zeskamp Best € 1.000
Beide subsidies worden verstrekt als blijk van waardering omdat de organisaties bijdragen aan de maatschappelijke effecten
148

Bijlagen
149

150