11.11.2013 Views

Lezing dr. Noortje Festen, Universitair Medisch Centrum Groningen ...

Lezing dr. Noortje Festen, Universitair Medisch Centrum Groningen ...

Lezing dr. Noortje Festen, Universitair Medisch Centrum Groningen ...

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>Lezing</strong> <strong>dr</strong>. <strong>Noortje</strong> <strong>Festen</strong>, <strong>Universitair</strong> <strong>Medisch</strong> <strong>Centrum</strong> <strong>Groningen</strong><br />

d.d. 23 april 2011<br />

Coeliakie en Erfelijkheid<br />

Genetica is de leer van de erfelijkheid. Het erfelijk materiaal wordt<br />

opgeslagen in ons DNA. DNA zit in iedere cel van ons lichaam, chromosomen zijn de <strong>dr</strong>agers van ons<br />

erfelijk materiaal (genen).<br />

Iedereen heeft 23 paar chromosomen, in totaal dus 46, deze hebben de nummers 1 t/m 22 en x en y.<br />

Mannen hebben xy en vrouwen hebben x x. Het geheel van alle genen (zo’n 30.000)van de<br />

chromosomen van een individu noemen we het genoom.<br />

De basis van al onze eigenschappen ligt opgeslagen in ons DNA zoals haarkleur en talenten en ook de<br />

aanleg voor bepaalde ziekten.<br />

DNA kan geïsoleerd worden uit elke cel in het lichaam. Dit kan uit bloed maar ook uit bijv.<br />

wangslijmvlies.<br />

In DNA kan de oorzaak voor bepaalde ziekten<br />

gezocht worden. Sommige ziekten worden<br />

bepaald door één ziektegen. Als iemand dat<br />

ziektegen heeft krijgt hij/zij de ziekte. Dit is een<br />

autosomaal dominante ziekte. Deze ziekte kun je<br />

volgen in een familie, van generatie op<br />

generatie.<br />

Er zijn ook ziekten waarvoor er twee ziektegenen nodig zijn.<br />

Deze zijn moeilijker te volgen omdat maar een kwart van de<br />

kinderen de aandoening krijgt.<br />

Veel chronische aandoeningen erven niet netjes over in<br />

families. Dit heet multi‐factoriële overerving. Dit geldt ook<br />

voor coeliakie, er zijn meerdere variaties in meerdere<br />

chromosomen en een aantal omgevingsfactoren nodig om de<br />

ziekte over te erven. Erfelijk materiaal in combinatie met<br />

omgevingsfactoren bepalen of iemand de ziekte krijgt.<br />

Voorbeelden van multifactoriële ziekten zijn naast coeliakie: diabetes, hart‐ en vaatziekten,<br />

borstkanker en Alzheimer.<br />

Hoe weten we dat coeliakie erfelijk bepaald wordt?<br />

Er zijn tweelingstudies, familiestudies en HLA studies gedaan. Uit de familiestudies bleek dat het<br />

risico op coeliakie voor een eerstegraads familielid van een coeliakiepatiënt 10% is. Het risico voor


een persoon zonder familieleden met coeliakie is 1%. Verder is aangetoond dat alle<br />

coeliakiepatiënten het HLA‐DQ 2 en DQ8 gen hebben.<br />

HLA is de belangrijkste genetische risicofactor voor coeliakie. Echter, veel mensen hebben het HLA‐<br />

DQ2/DQ8 maar een klein gedeelte hiervan krijgt coeliakie.<br />

Coeliakie is een ontstekingsreactie op gluten, die via de darm binnenkomen. Dit moet door het<br />

slijmvlies van de darm heen, vervolgens wordt het daar afgebroken naar gliadine. Het gliadine wordt<br />

opgemerkt door cellen van het afweersysteem, die constant langs de darmwand op zoek zijn naar<br />

schadelijke stoffen. Het HLA is een molecuul dat zorgt dat deze cellen de schadelijke stoffen kunnen<br />

presenteren aan het afweersysteem. HLA‐DQ2 en ‐DQ8 presenteert veel te goed het gliadine aan het<br />

afweersysteem waardoor er een ontstekingsreactie ontstaat en de darm beschadigd raakt.<br />

HLA positief zijn is wel nodig maar niet voldoende om coeliakie te krijgen. Er zijn ook andere genen<br />

nodig en er zijn ook een aantal omgevingsfactoren nodig. Als iemand nooit gluten eet zal deze<br />

persoon ook geen coeliakie ontwikkelen.<br />

HLA‐DQ2 en ‐DQ8 bepalen 35% van het risico op coeliakie. HLA met alle andere coeliakie risicogenen<br />

bepalen samen 65% van het risico op de ziekte. Verder zijn er nog omgevingsfactoren nodig maar<br />

behalve gluten zijn er nog geen andere omgevingsrisicofactoren voor coeliakie bekend.<br />

De rest van de risicogenen, die een rol spelen naast het HLA, worden door genoomwijde<br />

associatiestudies geïdentificeerd. Dit wordt gedaan met DNA merkers. Dit zijn een soort vlaggetjes,<br />

die aangeven waar je je bevindt in het genoom. Hierdoor kunnen groepen patiënten en gezonde<br />

mensen met elkaar vergeleken worden. Gekeken wordt welke merkers vaker voorkomen bij<br />

patiënten dan bij niet‐patiënten. Hier ligt dan een risicovariant in de buurt. Dit soort onderzoek kan<br />

alleen met hele grote groepen mensen.<br />

Sinds 2001 is bekend hoe de 23 chromosomen ingedeeld zijn en sindsdien kunnen de merkers<br />

geplaatst worden.<br />

Sinds 2007 bestaat de mogelijkheid om grote aantallen merkers tegelijk te testen, dankzij chips die<br />

zijn ontwikkeld.<br />

In één studie doen over het algemeen meer dan 5000 mensen mee en één DNA‐chip kost ongeveer<br />

100 euro per persoon, hiermee worden dan tussen de 120.000 en 2.5 miljoen merkers per persoon<br />

getest.<br />

Bij een dergelijk onderzoek wordt eerst DNA geïsoleerd. Over het algemeen uit buisjes bloed maar<br />

ook wel uit speeksel. DNA wordt verdund en aangebracht op chips waarop alle verschillende merkers<br />

zijn aangebracht. De chip met DNA en speciale chemicaliën wordt geïncubeerd en dan komt er een<br />

fluorescerend signaal op iedere merker. Dit fluorescerende signaal wordt door een speciale<br />

computer afgelezen en deze data wordt verder geanalyseerd.<br />

In 2006 was er nog maar één risicovariant bekend voor de ziekte van Crohn, ook een<br />

ontstekingsziekte van de darm die heel sterk erfelijk bepaald is. Vanaf 2008 was er door DNA‐chips<br />

de mogelijkheid om veel meer onderzoek te doen, zodat er in 2009 en 2010 zijn 2000 risicovarianten<br />

bekend werden voor complexe aandoeningen.<br />

Voor coeliakie zijn twee grote studies verricht, de eerste studie met Britse patiënten en de<br />

vervolgstudie ook met Nederlandse patiënten. Hiermee zijn een hele hoop nieuwe coeliakierisicovarianten<br />

ontdekt die over het hele genoom verspreid liggen.


Wat doen de nieuwe genen?<br />

Een belangrijk component voor het ontwikkelen van coeliakie is dat de gluten over het darmslijmvlies<br />

in het bloed komen, waarna de ontstekingsreactie door het afweersysteem op gang komt. LPP vormt<br />

een eiwit dat een belangrijke rol speelt in het vormen van de basale cellaag van het darmslijmvlies en<br />

daar is een belangrijke risicovariant gevonden voor het ontwikkelen van coeliakie. Dat zou kunnen<br />

betekenen dat deze laag van het darmslijmvlies meer doorlatend is in coeliakiepatiënten dan bij<br />

gezonde mensen.<br />

We begrijpen coeliakie steeds beter. HLA en 26 risicogenen nemen ongeveer 40% van de erfelijkheid<br />

voor hun rekening. Er zijn dus nog veel meer risicogenen. Mensen met een groter aantal<br />

risicovarianten hebben een groter risico op de ziekte.<br />

Patiëntenzorg<br />

Erfelijkheidsonderzoek heeft nog geen consequenties voor de patiëntenzorg. Tot nog toe is de enige<br />

DNA test die belangrijk is voor patiënten, de HLA test. Aan de hand van HLA kan het individuele risico<br />

op coeliakie gemeten worden, de andere risicogenen <strong>dr</strong>agen nog te weinig bij om als test te<br />

gebruiken.<br />

Coeliakie is ingrijpend maar niet zo ingrijpend dat er vanuit de overheid geld is voor<br />

erfelijkheidsonderzoek. Jammer, want het erfelijkheidsonderzoek is met name belangrijk om de<br />

oorzaak van coeliakie te vinden. Mogelijk kunnen er zo in de toekomst nieuwe behandelingen<br />

ontwikkeld worden.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!