22.10.2013 Views

Louis Couperus. Een biografie - digitale bibliotheek voor de ...

Louis Couperus. Een biografie - digitale bibliotheek voor de ...

Louis Couperus. Een biografie - digitale bibliotheek voor de ...

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong><br />

F.L. Bastet<br />

bron<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>. Em. Querido's Uitgeverij B.V., Amsterdam 1987<br />

Zie <strong>voor</strong> verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/bast002loui01_01/colofon.htm<br />

© 2008 dbnl / F.L. Bastet


Frédérique Charlotte Derx<br />

ter nagedachtenis<br />

5<br />

‘On<strong>de</strong>r <strong>de</strong> toegangswegen tot het volledige werk van een schrijver blijft<br />

<strong>de</strong> biografische metho<strong>de</strong> <strong>de</strong> meest begane. Ze is wellicht <strong>de</strong> breedste. Haar<br />

na<strong>de</strong>len en gevaren wer<strong>de</strong>n vaak uitgemeten. Ik on<strong>de</strong>rschat ze werkelijk<br />

niet. Ze blijft als wetenschappelijke discipline te afhankelijk van veel<br />

toevallighe<strong>de</strong>n. [...]<br />

De biografische metho<strong>de</strong> behoudt bij alle bezwaren en gevaren het <strong>voor</strong><strong>de</strong>el<br />

van haar eenvoudige natuurlijkheid.’<br />

Prof. Dr. W. Asselbergs, Wegen naar <strong>Couperus</strong>?<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


15<br />

<strong>Een</strong> ‘<strong>biografie</strong>’ van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong><br />

<strong>Een</strong> <strong>biografie</strong> van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. Is daar behoefte aan? Voldoen <strong>de</strong> bestaan<strong>de</strong><br />

levensbeschrijvingen niet, of misschien niet meer? Bie<strong>de</strong>n <strong>de</strong> boeken van Henri van<br />

Booven, H.W. van Tricht en Albert Vogel niet ruimschoots voldoen<strong>de</strong> gegevens om<br />

het werk van <strong>de</strong> schrijver goed te kunnen plaatsen? - En wat is eigenlijk een <strong>biografie</strong>?<br />

<strong>Een</strong> genre met een doel in zichzelf of een boek dat zijn gebruikers bepaal<strong>de</strong> diensten<br />

wil bewijzen?<br />

Stof genoeg <strong>voor</strong> een groot essay. Daar kan hier geen sprake van zijn, maar het<br />

formuleren van enkele uitgangspunten mag toch niet achterwege blijven. De<br />

problemen zijn in 1974 al dui<strong>de</strong>lijk gesteld door W. Asselbergs. 1 Hij merkte on<strong>de</strong>r<br />

meer op dat eigenlijk niemand erg gelukkig is geweest met Van Trichts<br />

psychoanalytische bena<strong>de</strong>ring van het fenomeen <strong>Couperus</strong>. 2 Diens ‘verkenning’ riep<br />

evenveel vragen op als er in schijn beantwoord wer<strong>de</strong>n. Voor Van Booven daarentegen<br />

brak Asselbergs een lans. Natuurlijk on<strong>de</strong>rken<strong>de</strong> hij <strong>de</strong> - vele - bezwaren welke diens<br />

magnum opus uit 1933 aankleven. 3 Wij hoeven ze hier niet nog eens breed uit te<br />

meten. Gebrek aan systeem, al te kritiekloze bewon<strong>de</strong>ring, het meestal ontbreken<br />

van bronvermeldingen, dit alles zijn onmiskenbare feilen. Asselbergs leg<strong>de</strong> er echter<br />

enige nadruk op dat Van Booven tenminste getracht had leven en werk van <strong>de</strong><br />

schrijver als een eenheid te zien, en dat hij daar tot op zekere hoogte ook in geslaagd<br />

was. Bovendien had hij een ontzagwekken<strong>de</strong> hoeveelheid materiaal weten te<br />

verzamelen. Toch zou een toekomstige biograaf an<strong>de</strong>rs te werk moeten gaan. - Hoe?<br />

Dat is <strong>de</strong> grote vraag. In ie<strong>de</strong>r geval openhartiger. Van Booven werd enerzijds<br />

belemmerd door het feit dat men in 1933 nog niet gewend was aan het openlijk<br />

behan<strong>de</strong>len van seksuele aspecten in een <strong>biografie</strong>, zeker niet als dit ‘afwijkingen’<br />

betrof. An<strong>de</strong>rzijds had hij veel te danken aan <strong>Couperus</strong>' weduwe, Elisabeth<br />

<strong>Couperus</strong>-Baud. Maar juist <strong>de</strong>ze afhankelijkheid bracht met zich mee dat zijn boek<br />

aan een zekere censuur on<strong>de</strong>rhevig was. 4<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


16<br />

Asselbergs zette daarnaast dui<strong>de</strong>lijk uiteen dat Van Booven zich <strong>voor</strong>al gericht had<br />

tot zijn eigen generatie, die over <strong>Couperus</strong> veelal verkeer<strong>de</strong>, clichéachtige <strong>de</strong>nkbeel<strong>de</strong>n<br />

koester<strong>de</strong> en zich in afnemen<strong>de</strong> mate <strong>voor</strong> hem interesseer<strong>de</strong>. Overgelever<strong>de</strong><br />

karikaturen laten zien wat hij bedoel<strong>de</strong>. Zij tonen ons <strong>de</strong> verwijf<strong>de</strong>, weke,<br />

geparfumeer<strong>de</strong> en overgecultiveer<strong>de</strong> Hagenaar die nolens volens nogal eens <strong>de</strong><br />

lachlust opwekte van zijn tijdgenoten. Uit gebrek aan interesse, domheid - of bei<strong>de</strong>,<br />

- namen <strong>de</strong>ze niet altijd <strong>de</strong> moeite te trachten door te dringen tot <strong>de</strong> stevige pit, <strong>de</strong><br />

werkelijke kern van <strong>de</strong> perzik. Jongere generaties van na <strong>de</strong> eerste wereldoorlog<br />

had<strong>de</strong>n daarentegen aan een <strong>de</strong>rgelijke apologie nauwelijks meer behoefte. De literair<br />

geïnteresseer<strong>de</strong>n kwamen in <strong>de</strong> jaren <strong>de</strong>rtig meestal uit an<strong>de</strong>re milieus dan <strong>de</strong><br />

Couperiaanse. Voor uiterlijke bijkomstighe<strong>de</strong>n haal<strong>de</strong>n zij <strong>de</strong> schou<strong>de</strong>rs op, of zij<br />

amuseer<strong>de</strong>n zich er mee als met precieuze curiosa. Hun ging het om ‘<strong>de</strong> vent’. Die<br />

wisten zij ook wel <strong>de</strong>gelijk te vin<strong>de</strong>n, al was <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> ook in die jaren geen<br />

grote populariteit weggelegd. 5<br />

Wij, in onze tijd, hebben blijkbaar zoveel afstand kunnen nemen dat onze blik<br />

hel<strong>de</strong>r<strong>de</strong>r zicht begint te krijgen op het prozagebergte van <strong>de</strong> jaren tachtig in zijn<br />

geheel. De mist trekt op, <strong>de</strong> dalen wor<strong>de</strong>n dieper en donker<strong>de</strong>r beschaduwd, <strong>de</strong> toppen<br />

laten dui<strong>de</strong>lijker hun eigen contouren zien. Het blijkt dat <strong>de</strong> hoogste piek zich ietwat<br />

terzij<strong>de</strong> bevindt, een markant massief met vele raadselachtige facetten waar het licht<br />

zich op ie<strong>de</strong>r uur van <strong>de</strong> dag an<strong>de</strong>rs in weerkaatst. Soms kleurt <strong>de</strong> sneeuw op<br />

be<strong>de</strong>nkelijke wijze misschien iets te veel roze, maar wie neemt daar aanstoot aan?<br />

Dat beklimming niet <strong>voor</strong> ie<strong>de</strong>reen is weggelegd, ziet en begrijpt elke dwerg. Nog<br />

altijd ontbreekt een behoorlijke routebeschrijving. Eer<strong>de</strong>re verkenners hebben<br />

blijkbaar halverwege last gekregen van a<strong>de</strong>mnood.<br />

Er is dus zeker wel behoefte aan een nieuwe <strong>biografie</strong>, die het terrein waarop alles<br />

zich afspeelt iets nauwkeuriger in kaart tracht te brengen. <strong>Een</strong> zekere haast is zelfs<br />

gebo<strong>de</strong>n, en wel hierom: <strong>Couperus</strong> overleed in 1923, zijn vrouw hoogbejaard in<br />

1960, en <strong>de</strong> laatsten die <strong>de</strong>ze mensen nog persoonlijk gekend hebben sterven uit. 6<br />

Met hen verdwijnt <strong>de</strong> mon<strong>de</strong>linge traditie en, wat erger is, ook <strong>de</strong> schriftelijke:<br />

daarmee wor<strong>de</strong>n in dit geval dan <strong>de</strong> brieven en documenten bedoeld die, <strong>voor</strong> zover<br />

zij niet al weggeraakt zijn, alsnog dreigen teloor te gaan doordat <strong>de</strong>genen die erover<br />

beschikken er niet altijd het juiste belang van inzien en licht geneigd zijn ze te<br />

verwaarlozen of, nog erger, regelrecht te vernietigen.<br />

Veel is aanwijsbaar verdwenen, moedwillig opgeruimd of op an<strong>de</strong>re<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


17<br />

wijze verloren gegaan. Daar is in <strong>de</strong> eerste plaats <strong>de</strong> briefwisseling - tot 1913 - tussen<br />

<strong>Couperus</strong> en zijn vriend jhr. J.H. Ram. Op enkele door Van Booven geciteer<strong>de</strong><br />

fragmenten na is daar niets meer van over. 7 <strong>Een</strong> speurtocht heeft namelijk noch in<br />

overheidsarchieven, noch bij particulieren tot nu toe iets opgeleverd. Daar <strong>Couperus</strong><br />

<strong>de</strong>ze vriend niet alleen van zijn doen en laten op <strong>de</strong> hoogte hield, maar ook literaire<br />

zaken en problemen met hem placht te bespreken, is dit zeer te betreuren. Hoe graag<br />

zou<strong>de</strong>n wij bij <strong>voor</strong>beeld niet meer weten over Rams aan<strong>de</strong>el in een zo uiterst<br />

belangrijk maar duister boek als <strong>de</strong> roman Metamorfoze.<br />

Geduren<strong>de</strong> vele jaren ook heeft <strong>Couperus</strong> gecorrespon<strong>de</strong>erd met zijn zuster Trudy<br />

Valette - later De la Valette - , die van haar huwelijk in 1877 af tot 1910 in Indië<br />

woon<strong>de</strong>, waar haar echtgenoot Gerard [<strong>de</strong> la] Valette een ambtelijke carrière heeft<br />

doorlopen. Toen <strong>Couperus</strong> in 1913 vijftig jaar werd, heeft zijn zwager een selectie<br />

van fragmenten uit <strong>de</strong>ze brieven gepubliceerd, kostelijke stukjes proza die allerlei<br />

persoonlijke en literaire informatie geven, juist ook uit zijn vroege perio<strong>de</strong> die wij<br />

relatief slecht kennen. 8 Valette zelf overleed in 1922, vier jaar na zijn vrouw. Van<br />

eventuele door hem aan bibliotheken of archieven gedane schenkingen was niets te<br />

vin<strong>de</strong>n. Men moet helaas wel aannemen - zowel een kleindochter als een<br />

achterkleindochter hebben dit bevestigd 9 - dat <strong>de</strong>ze grote stapel brieven niet meer<br />

bestaat.<br />

Sinds wij weten dat Orlando geen literaire fictie is geweest maar een levend<br />

personage, dat bovendien buitengewoon veel invloed heeft uitgeoefend op zowel<br />

<strong>Couperus</strong>' leven als een <strong>de</strong>el van zijn werk, mogen wij met re<strong>de</strong>n veron<strong>de</strong>rstellen dat<br />

er tussen <strong>de</strong> twee vrien<strong>de</strong>n belangrijke, en misschien zelfs grote aantallen, brieven<br />

zijn gewisseld. Eén fragment van een brief aan Orlando heeft <strong>Couperus</strong> zelf in Het<br />

Va<strong>de</strong>rland gepubliceerd. Door er een feuilleton van te maken geeft hij ons althans<br />

enigszins een indruk van wat hij Orlando zoal placht mee te <strong>de</strong>len. 10 Deze heeft zich<br />

bij herhaling in Zuid-Amerika bevon<strong>de</strong>n, woon<strong>de</strong> tussen zijn reizen door in Italië en<br />

had misschien min<strong>de</strong>r vaak persoonlijk contact met <strong>Couperus</strong> dan <strong>de</strong>ze zelf ons in<br />

zijn Orlandoverhalen wel suggereert. Re<strong>de</strong>n te meer om aan een reeks mooie brieven<br />

te <strong>de</strong>nken - maar waar zijn ze gebleven? Generatiegenoten in Italië die ons op een<br />

i<strong>de</strong>e had<strong>de</strong>n kunnen brengen zijn niet meer in leven.<br />

Orlando had een zuster, door <strong>Couperus</strong> in zijn verhalen Elettra genoemd, achter<br />

wie zich <strong>de</strong> Florentijnse mevrouw Emma Garzes bleck te<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


18<br />

verbergen. Met haar heeft hij minstens tweeënzeventig brieven, briefkaarten en<br />

telegrammen gewisseld. Ongeveer <strong>de</strong> helft daarvan kwam enkele jaren gele<strong>de</strong>n te<br />

<strong>voor</strong>schijn en kon toen gelukkig ook gepubliceerd wor<strong>de</strong>n. 11 Hoewel zij over het<br />

algemeen min<strong>de</strong>r belangrijk waren dan men had mogen hopen, lever<strong>de</strong>n zij toch<br />

voldoen<strong>de</strong> bijzon<strong>de</strong>rhe<strong>de</strong>n op om het in hoge mate te betreuren dat <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re helft<br />

tot nu toe niet is teruggevon<strong>de</strong>n. Gevreesd moet wor<strong>de</strong>n dat zij niet meer bestaan.<br />

Overigens weet men natuurlijk nooit wat zich nog in particuliere collecties kan<br />

bevin<strong>de</strong>n, zolang <strong>de</strong> eigenaren daarvan zich niet welwillen<strong>de</strong>r opstellen dan zij - bij<br />

uitzon<strong>de</strong>ring gelukkig - wel eens menen te moeten doen, in hun particularisme<br />

vergetend dat ons aller cultuurbezit in principe ook <strong>voor</strong> ons allen toegankelijk<br />

behoort te zijn.<br />

Zij die ons ten aanzien van onbeken<strong>de</strong> correspon<strong>de</strong>ntieverzamelingen nog op een<br />

spoor had<strong>de</strong>n kunnen zetten, zijn in<strong>de</strong>rdaad nu langzamerhand allen overle<strong>de</strong>n. Al<br />

te veel hoop mogen wij niet meer koesteren. Laten wij niet vergeten dat reeds meer<br />

dan vijftig jaar gele<strong>de</strong>n Henri van Baoven klaag<strong>de</strong> over het naar verhouding geringe<br />

aantal brieven dat er van <strong>Couperus</strong> bekend is, wij mogen zelfs wel zeggen: van het<br />

echtpaar <strong>Couperus</strong>. In <strong>de</strong> latere jaren van zijn leven immers gewaag<strong>de</strong> <strong>de</strong> schrijver<br />

zelf bij herhaling van het feit dat hij liefst zo min mogelijk brieven schreef, omdat<br />

hij daarnaast al zo onnoemelijk veel schrijfwerk te doen had. Het ligt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand<br />

aan te nemen dat zijn vrouw hem bij die taak, als bij zovele an<strong>de</strong>re taken, geholpen<br />

heeft. Maar met haar brieven zijn hun familiele<strong>de</strong>n zo mogelijk nog onzorgvuldiger<br />

omgesprongen. Hier wreekt zich waarschijnlijk het feit dat Ne<strong>de</strong>rland geen literaire<br />

tradities heeft als Frankrijk, waar een groot schrijver doorgaans zozeer in aanzien<br />

staat dat men alles van hem bewaart: men <strong>de</strong>nke aan <strong>de</strong> duizen<strong>de</strong>n brieven van George<br />

Sand, aan die van Proust en nog vele an<strong>de</strong>ren. Het gold vroeger <strong>voor</strong> onfijn om in<br />

<strong>de</strong> courant te staan. De naneven, zo is mij verzekerd, hebben <strong>Couperus</strong> liefst binnen<br />

<strong>de</strong> bescherming van hun eigen intimiteit getrokken.<br />

Het spreekt vanzelf dat elke kleine vondst iets kan bijdragen tot een scherper beeld<br />

van <strong>de</strong> auteur, en daar is het ons toch om te doen. De drie in<strong>de</strong>rtijd teruggevon<strong>de</strong>n<br />

brieven van <strong>Couperus</strong> aan zijn nichtje Constance lieten ons <strong>de</strong> schrijver in Parijs<br />

zien, opgaand in een drukker sociaal leven dan wij tot dan toe had<strong>de</strong>n kunnen<br />

vermoe<strong>de</strong>n. 12 Niet lang gele<strong>de</strong>n is er een kleine groep brieven aan het licht gekomen<br />

die hij met Willem Men-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


19<br />

gelberg gewisseld heeft. Zijn betrekkingen met <strong>de</strong> grote dirigent zijn weliswaar<br />

oppervlakkig gebleven, maar dit neemt niet weg dat wij over het bestaan ervan tot<br />

nu toe niet veel wisten. Het Letterkundig Museum te Den Haag, dat er kopieën van<br />

bezit, bewaart nog een aanzienlljk aantal an<strong>de</strong>re particuliere brieven die stuk <strong>voor</strong><br />

stuk iets toevoegen. Zij wachten nog op publikatie.<br />

De grootste schat van het museum wordt echter ongetwijfeld gevormd door <strong>de</strong><br />

vrijwel complete correspon<strong>de</strong>ntie die <strong>Couperus</strong> geduren<strong>de</strong> bijna <strong>de</strong>rtig jaar met zijn<br />

uitgever L.J. Veen gevoerd heeft. 13 Deze brieven geven niet alleen zeer waar<strong>de</strong>volle<br />

achtergrondinformatie over het ontstaan van zijn boeken, maar lichten ons ook<br />

tamelijk nauwkeurig in over zijn reizen, zijn verblijfplaatsen en <strong>de</strong> familiele<strong>de</strong>n,<br />

vrien<strong>de</strong>n en kennissen die hem het meest na aan het hart lagen. Zo iets ons leert dat<br />

juist bij <strong>Couperus</strong> het werk niet los is te <strong>de</strong>nken van zijn <strong>biografie</strong>, dan zijn het wel<br />

<strong>de</strong>ze brieven. Zij brachten ons op het spoor van Orlando en Elettra, gaven ons<br />

informatie over vertalingen en vertalers van zijn werk, bleken interessant te zijn <strong>voor</strong><br />

<strong>de</strong> ontstaansgeschie<strong>de</strong>nis van <strong>de</strong> boekban<strong>de</strong>n, verschaften soms zelfs inlichtingen<br />

over <strong>de</strong> geboorte van bepaal<strong>de</strong> romans en verhalenbun<strong>de</strong>ls, kortom, het feit dat Van<br />

Booven <strong>de</strong>ze uitgeverscorrespon<strong>de</strong>ntie niet geraadpleegd heeft, maakt dat zijn boek<br />

ons alleen daardoor al op vele punten nu niet meer helemaal bevredigen kan. Voegt<br />

men daarbij al het an<strong>de</strong>re hierboven genoern<strong>de</strong> materiaal - Orlando en Elettra heeft<br />

Van Booven in een korte passage gemakshalve, wellicht op hoger gezag, <strong>voor</strong> dood<br />

verklaard - , en men begrijpt dat het tijd werd <strong>voor</strong> een heroriëntarie. Ook Albert<br />

Vogel, die zich groten<strong>de</strong>els, zij het met zeer persoonlijke en dikwijls waar<strong>de</strong>volle<br />

toevoegingen, op Van Booven baseer<strong>de</strong>, kon daar nog niet aan toekomen. 14 Van<br />

Tricht gebruikte een aantal nieuwe gegevens slechts daar waar <strong>de</strong>ze hem van pas<br />

kwamen <strong>voor</strong> zijn psychologiseren<strong>de</strong> bena<strong>de</strong>ringen van een auteur waar hij wel<br />

bewon<strong>de</strong>ring <strong>voor</strong> zei te hebben, maar die hij toch in <strong>de</strong> eerste plaats als een neurotisch<br />

ziektegeval meen<strong>de</strong> te moeten behan<strong>de</strong>len.<br />

Niet alleen het beeld van <strong>Couperus</strong> zelf kon door dit alles scherper gefixeerd<br />

wor<strong>de</strong>n. Doordat zich in het Rijksarchief te Den Haag se<strong>de</strong>rt enkele jaren een ge<strong>de</strong>elte<br />

van het familiearchief-<strong>Couperus</strong> bevindt - an<strong>de</strong>re <strong>de</strong>len daarvan heten verloren te<br />

zijn gegaan - , heeft ook zijn onmid<strong>de</strong>llijke <strong>voor</strong>geschie<strong>de</strong>nis er een dimensie<br />

bijgekregen. Talrijke gegevens over <strong>de</strong> jonge jaren van zijn va<strong>de</strong>r John Ricus, die<br />

zelf een nimmer uitge-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


20<br />

geven korte auto<strong>biografie</strong> blijkt te hebben nagelaten, naast reeksen Franse gedichten<br />

en een eigenhandig getoonzette cantate, werpen een volstrekt an<strong>de</strong>r licht op <strong>de</strong>ze<br />

tamelijk joyeuze figuur, die maar ten <strong>de</strong>le blijkt overeen te komen met <strong>de</strong> hatelijke<br />

iezegrim tot welke Van Tricht hem pour besoin <strong>de</strong> la cause vereenvoudigd heeft.<br />

Bovendien weten wij nu iets meer over het ‘familieland’ Tjicoppo bij Buitenzorg,<br />

over allerlei faits et gestes van <strong>Couperus</strong>' talrijke ooms, tantes, neven en nichten, en<br />

niet te vergeten <strong>de</strong> - <strong>voor</strong> een groot ge<strong>de</strong>elte vermeen<strong>de</strong> - afstamming van zijn<br />

geslacht. Wij zullen later zien welke consequenties dit laatste <strong>voor</strong> een beter begrip<br />

van een sprookje als Psyche heeft.<br />

Om op <strong>de</strong> brieven aan L.J. Veen terug te komen, <strong>Couperus</strong>' nu vrij nauwkeurig<br />

beken<strong>de</strong> verblijfplaatsen vormen een hechte on<strong>de</strong>rgrond, een leidraad zelfs, <strong>voor</strong> een<br />

beter begrip van talrijke zijner journalistieke schetsen en korte verhalen meer in het<br />

algemeen, zeker wanneer wij ons daarnaast tevens beijveren dit over vele bun<strong>de</strong>ls<br />

versprei<strong>de</strong> kleinere werk te lezen in <strong>de</strong> volgor<strong>de</strong> waarin het geschreven is. Het blijkt<br />

dat <strong>de</strong>ze bun<strong>de</strong>ls hun eigen compositie hebben gekregen, maar dat <strong>de</strong> afzon<strong>de</strong>rlijke<br />

opstellen en feuilletons in werkelijkheid soms weinig met elkaar te maken hebben. 15<br />

Dat dit consequenties kan hebben <strong>voor</strong> hun inhou<strong>de</strong>lijke interpretatie ligt <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

hand. Het maakt verschil of wij De legen<strong>de</strong> van <strong>de</strong>n gelen diamant lezen als een<br />

willekeurig en in dat geval ietwat bizar sprookje, 16 dan wel of wij dit doen met <strong>de</strong><br />

wetenschap dat <strong>Couperus</strong> het verhaal geschreven heeft precies vijfentwintig jaar na<br />

zijn eenzaam vertrek naar Parijs in 1890. Dit <strong>voor</strong>beeld zou met talrijke an<strong>de</strong>re<br />

kunnen wor<strong>de</strong>n aangevuld. Het is bekend dat De boeken <strong>de</strong>r kleine zielen, om ook<br />

een groter werk te noemen, slechts uit geldnood geschreven zijn. Het signaleren van<br />

dit financiële tekort dwingt ons tegelijkertijd tot het trachten te doorgron<strong>de</strong>n van<br />

<strong>Couperus</strong>' weigering er een vijf<strong>de</strong> boek aan toe te voegen, zoals Veen hem in<strong>de</strong>rdaad<br />

gevraagd heeft - een verzoek waar wij zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> uitgeverscorrespon<strong>de</strong>ntie zelfs geen<br />

weet van zou<strong>de</strong>n hebben.<br />

Verwerking van al <strong>de</strong>ze nieuwe gegevens in <strong>Couperus</strong>' <strong>biografie</strong> kan alleen maar<br />

een verrijking betekenen van onze achtergrondinformatie. Hoewel <strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong><br />

laatste jaren van zijn leven zelf afkerig van een te centrale auteurspositie blijkt te<br />

zijn geweest, moeten wij dit toch beschouwen als een van zijn vele beminnelijke<br />

inconsequenties. Te beginnen met Metamorfoze heeft hij het zoeklicht op zichzelf<br />

als problematisch jong kunstenaar gericht, schrijver van gedichten en romans die hij<br />

geheel uit<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


21<br />

zijn <strong>biografie</strong> liet <strong>voor</strong>tkomen, zijn verzekering ten spijt dat het boek zelf eveneens<br />

een roman was en beslist geen auto<strong>biografie</strong>. In Psyche en Fi<strong>de</strong>ssa gebeur<strong>de</strong> hetzelf<strong>de</strong>,<br />

zij het dan in symbolische vorm. Zeer vele latere schetsen en reisherinneringen zijn<br />

in <strong>de</strong> ik-vorm geschreven. Hoewel <strong>de</strong> verhalen daarmee allerminst als dagboekbla<strong>de</strong>n<br />

zon<strong>de</strong>r meer beschouwd mogen wor<strong>de</strong>n, zijn <strong>de</strong> reisjournalen en<br />

museumaantekeningen dit meestal wel. Voorzichtigheid blijft zeker gebo<strong>de</strong>n, als<br />

genre vloeien zij in elkaar over. Maar het lijdt geen twijfel dat wij in een groot aantal<br />

van <strong>de</strong>ze feuilletons met een auteur te maken hebben, die alle aandacht <strong>voor</strong> zijn<br />

eigen persoon opeist. Zelfs al doet hij dit dikwijls met ontwapenen<strong>de</strong> charme, hij<br />

dwingt <strong>de</strong> lezer toch te luisteren naar hem alleen, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, met al zijn<br />

eigenaardighe<strong>de</strong>n, zijn kin<strong>de</strong>rlijke manieën, zijn zelfspot ook. <strong>Couperus</strong> mag zijn<br />

be<strong>de</strong>nkingen tegen auteurs<strong>biografie</strong>ën gekoesterd hebben, die van hemzelf heeft hij<br />

regelrecht uitgelokt. Aan zijn eigen verzoek aan Veen om <strong>voor</strong> zijn reputatie<br />

compromitteren<strong>de</strong> brieven te vernietigen 17 - ‘Zeg, amice, je bewaart niet onze<br />

correspon<strong>de</strong>ntie over zaken, hoor. Ze behoeven er later (als ik “beroemd” ben) geen<br />

artikel <strong>voor</strong> “<strong>de</strong> Gids” uit te distilleeren en mijn comptabiliteit te kritizeeren! je<br />

verscheurt dus <strong>de</strong> millioenenre<strong>de</strong>s bij tijds!’ - heeft Veen zich zeer begrijpelijk, en<br />

gelukkig, niet gehou<strong>de</strong>n.<br />

De mythe heeft zich van <strong>Couperus</strong> meester gemaakt en hij <strong>de</strong>ed weinig om dit te<br />

<strong>voor</strong>komen. Ook wat dit laatste betreft zien wij ons echter meteen weer geconfronteerd<br />

met een opmerkelijke tegenstrijdigheid, waar wel zeer <strong>de</strong> nadruk op gelegd mag<br />

wor<strong>de</strong>n, omdat wij ermee raken aan iets dat essentieel is <strong>voor</strong> zijn schrijverschap als<br />

zodanig. Toen Lo<strong>de</strong>wijk van Deyssel hem op zijn zestigste verjaardag met treffen<strong>de</strong><br />

woor<strong>de</strong>n van hul<strong>de</strong> had toegesproken, antwoord<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> in geschrifte met on<strong>de</strong>r<br />

meer <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> merkwaardige bekentenis: 18 ‘Van Deyssel heeft mij werkelijk<br />

gelukkig gemaakt, door te verklaren, dat hij zelve, mij toespreken<strong>de</strong>, dien dag gelukkig<br />

was. En <strong>de</strong>ze verbroe<strong>de</strong>ring gevoel ik als een won<strong>de</strong>rlijk innig oogenblik in <strong>de</strong><br />

geschie<strong>de</strong>nis onzer mo<strong>de</strong>rne letteren. Wat zullen wij er nu eenmaal aan doen: het is<br />

niet an<strong>de</strong>rs, wij behooren aan <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis, hoe beschei<strong>de</strong>n misschien ik in <strong>de</strong><br />

ziel mijner ziel eigenlijk een geheel an<strong>de</strong>r leven bad willen lei<strong>de</strong>n dan dat waartoe<br />

<strong>de</strong> onafweerbare machten mij dwongen: een leven van droomen, peinzing, stilte en<br />

bezonken lief<strong>de</strong>, zón<strong>de</strong>r te schrijven, zon<strong>de</strong>r roem en mondaniteit en zon<strong>de</strong>r zoo heel<br />

veel, dat onvermijdbaar is in een leven, aan publiciteit<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


22<br />

en overbekendheid gewijd. Want eigenlijk, lieve vrien<strong>de</strong>n, ben ik zoo weinig als ik<br />

mij <strong>voor</strong>doe en kent ge mij niet, trots alle mijne auto-indis-creties.’<br />

Was dit alleen maar blague, of, laten wij zeggen, <strong>de</strong> zoveelste metamorfose? Daar<br />

heeft het niet <strong>de</strong> schijn van. In een brief aan Johan Ram had hij jaren eer<strong>de</strong>r ook al<br />

eens geschreven: 19 ‘Ik schrijf, schrijf, schrijf maar. Wat wil je, het is het eenige wat<br />

ik kan (en nog maar misschien...; laten we niet al te zelfbewust zijn).’ - Wij moeten<br />

eruit aflei<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> schrijver <strong>Couperus</strong> zich in een vroeg stadium van <strong>de</strong> mens<br />

<strong>Couperus</strong> heeft meester gemaakt, hoe vreemd dit misschien ook klinkt; dat <strong>de</strong> mens<br />

<strong>Couperus</strong> misschien nooit een letter op papier zou hebben gezet, of althans in druk<br />

gegeven, had zijn gebrek aan een groot eigen kapitaal, waar hij in een zekere luxe<br />

stil van had kunnen leven, hem er niet toe gedwongen. Eénmaal open<strong>de</strong> hij <strong>voor</strong> zijn<br />

uitgever Veen een klein luikje dat hel<strong>de</strong>r zicht gaf op zijn noodlottige levenssituatie.<br />

Na alle ruzies en misverstan<strong>de</strong>n die altijd weer over geld gingen, schreef hij hem in<br />

1913: 20 ‘Ja, amice, trots al <strong>de</strong> “roem”, is het maar magertjes. Het is ook <strong>de</strong> re<strong>de</strong>n, dat<br />

ik niet naar Holland kom; al mijn familie is, zoo niet schatrijk, vermogend en wij<br />

zijn maar <strong>de</strong> arme broodschrijvertjes.’<br />

In vele opzichten is <strong>Couperus</strong> het slachtoffer geweest van zijn milieu en <strong>de</strong><br />

maatstaven waarnaar hij in zijn prille jeugd had leren leven. De onontkoombare druk<br />

van zijn grote familie, <strong>de</strong> vele ongeschreven wetten van fatsoen en van ‘what was<br />

done and not done’, <strong>de</strong> begrijpelijke trots maatschappelijk <strong>voor</strong> niemand van zijn<br />

geslaag<strong>de</strong> broers, zusters, zwagers, schoonzusters en wie niet allemaal nog meer te<br />

willen on<strong>de</strong>rdoen, ziedaar in een notedop <strong>de</strong> tragedie van een <strong>de</strong>ftige Hagenaar die<br />

<strong>voor</strong> niets <strong>de</strong>ug<strong>de</strong> dan alleen maar <strong>voor</strong> <strong>de</strong> pen; die het sociaal en financieel nooit<br />

op enig niveau zou hebben kunnen red<strong>de</strong>n zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> pen; wiens grote gevoeligheid<br />

en intelligentie hem een hunkering opleg<strong>de</strong>n uit te groeien tot een zo compleet<br />

mogelijk mens - wat hij alleen maar kon bereiken door <strong>de</strong> pen en altijd weer <strong>de</strong> pen.<br />

De noodlottige onontkoombaarbeid hiervan heeft <strong>Couperus</strong> al in een vroeg stadium<br />

volledig beseft. Zij werd nog eens extra verhevigd door zijn homo-erotische aanleg:<br />

het Ding dat niet <strong>voor</strong>bij ging en waar niet over gesproken werd, zodat het er althans<br />

<strong>de</strong> schijn van had dat niemand het ook wist; en dat hem noopte tot een blank huwelijk<br />

met <strong>de</strong> vrouw zon<strong>de</strong>r wie hij om praktische re<strong>de</strong>nen nooit had kunnen existeren zoals<br />

men van hem verwachtte dat hij zóú existeren. - De har<strong>de</strong><br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


23<br />

werker <strong>Couperus</strong> heeft zich niet laten kennen. Maar in bijna geen enkel opzicht heeft<br />

hij een gemakkelijk leven gehad, al leek dat naar buiten toe dikwijls an<strong>de</strong>rs.<br />

<strong>Een</strong> nieuwe <strong>biografie</strong> dus. Maar wat is een <strong>biografie</strong>? Op <strong>de</strong>ze vraag zijn vele<br />

antwoor<strong>de</strong>n mogelijk en men heeft dikwijls heftig ge<strong>de</strong>batteerd, zowel over dat wat<br />

‘<strong>de</strong> i<strong>de</strong>ale levensbeschrijving’ zou zijn, als over het eigenlijke nut ervan. 21 Men kan<br />

echter niet an<strong>de</strong>rs dan vaststellen dat het nauwelijks mogelijk is vaste uitgangspunten<br />

en beleidslijnen te schetsen en <strong>voor</strong> te schrijven, daar <strong>voor</strong> ie<strong>de</strong>r personage en in elke<br />

tijd steeds weer an<strong>de</strong>re eisen zullen wor<strong>de</strong>n gesteld. Dit valt gemakkelijk te<br />

constateren aan <strong>de</strong> ontwikkeling van bij <strong>voor</strong>beeld <strong>de</strong> Mozartbiagrafie, waarover<br />

men, buiten Mozart zelf om, een interessante verhan<strong>de</strong>ling zou kunnen schrijven,<br />

weerspiegeling van <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> historische en psychologische<br />

on<strong>de</strong>rzoeksmetho<strong>de</strong>n met behulp van welke men <strong>de</strong> figuur zelf en zijn tijd heeft<br />

trachten te doorgron<strong>de</strong>n. Dat een zo pluriform mogelijke aanpak <strong>de</strong> meeste kansen<br />

biedt om het object van bestu<strong>de</strong>ring ook het dichtst te bena<strong>de</strong>ren behoeft nauwelijks<br />

betoog.<br />

Tevens dient men echter reëel te blijven en er<strong>voor</strong> te waken dat noch <strong>de</strong> schrijver<br />

zelf, noch <strong>voor</strong>al ook zijn lezers ‘door <strong>de</strong> bomen het bos niet meer zien’. Is het niet<br />

wenselijk, ja vanzelfsprekend, dat men bij het beschrijven van welk personage ook<br />

nimmer zou moeten uitgaan van een beperkend a priori? De problemen blijken immers<br />

van zeer verschillen<strong>de</strong> aard te zijn. Wanneer men, zoals in het geval George Sand,<br />

over een niet te overziene hoeveelheid materiaal beschikt dat bovendien door talloze<br />

buitenliteraire aanknopingspunten tot schier in het oneindige zal blijven aangroeien,<br />

ziet men zich hoe dan ook gedwongen tot beperking, tot het maken van een keuze,<br />

en <strong>voor</strong>al tot het kiezen van een speciale bena<strong>de</strong>ringswijze. Voor Marcel Proust geldt<br />

mutatis mutandis het zelf<strong>de</strong>. Ook bij hem beschikt men bijna over een teveel aan<br />

brieven, zowel door hemzelf geschreven als aan hem gericht, en dit laatste dan<br />

dikwijls door markante persoonlijkhe<strong>de</strong>n over welke wij veel weten en die daamaast<br />

ook letterlijk in zijn literaire werk een weerslag hebben gevon<strong>de</strong>n. Hoe moeilijk <strong>de</strong><br />

opgave dan <strong>voor</strong> <strong>de</strong> biograaf wordt om van dit alles <strong>de</strong> dra<strong>de</strong>n tot een gobelin samen<br />

te voegen dat overzichftelijk blijft, niet te zwaar wordt en ook niet gevaar loopt aan<br />

<strong>de</strong> ene kant alweer slijtage te gaan vertonen terwijl men aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re kant nog<br />

ijverig <strong>voor</strong>tborduurt, heeft George<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


24<br />

D. Painter met zijn grote boek bewezen, die <strong>de</strong> problemen waar hij zich <strong>voor</strong> gesteld<br />

zag overigens op meesterlijke, exemplarische wijze heeft weten te overwinnen. 22<br />

Indien van een schrijver veel materiaal, <strong>voor</strong>al in <strong>de</strong> vorm van brieven, vernietigd<br />

is, nemen <strong>de</strong> moeilijkhe<strong>de</strong>n een an<strong>de</strong>r karakter aan. Dit is bij <strong>voor</strong>beeld bij Somerset<br />

Maugham het geval. Ted Morgan wist met zekerheid dat <strong>de</strong>ze auteur grote<br />

hoeveelhe<strong>de</strong>n heeft verbrand. 23 Men wordt dan geconfronteerd met <strong>de</strong> volstrekte<br />

zekerheid dat waarschijnlijk juist heel belangrijke gegevens <strong>voor</strong>goed verloren zijn<br />

(zoals ook <strong>voor</strong> Thomas Mann en Evelyn Waugh geldt: <strong>de</strong> door henzelf geliqui<strong>de</strong>er<strong>de</strong><br />

dagboeken, waardoor essentiële perio<strong>de</strong>n uit hun leven onachterhaalbaar zijn<br />

gewor<strong>de</strong>n). In het geval Maugham bleef <strong>de</strong>ze ramp gelukkig enigszins beperkt,<br />

genoeg om met behulp van het nog <strong>voor</strong>han<strong>de</strong>n zijn<strong>de</strong> tot een waarschijnlijk<br />

<strong>voor</strong>treffelijk gelijkend portret te komen dat, hoewel met grotere en grovere streken<br />

geborsteld dan dat van Proust, ons toch een uitsteken<strong>de</strong> indruk van ‘the sitter’ geeft.<br />

De biograafkon zich op essentiële punten niet in al te fijne <strong>de</strong>tails verliezen en werd<br />

aldus op natuurlijke wijze behoed <strong>voor</strong> een boek dat an<strong>de</strong>rs, me<strong>de</strong> gegeven Somerset<br />

Maughams zeer lange leven, wellicht min<strong>de</strong>r leesbaar zou zijn gewor<strong>de</strong>n.<br />

Vergelijken wij hiermee nu <strong>Couperus</strong>, dan zien wij ons in een wel heel an<strong>de</strong>re<br />

situatie verplaatst. Persoonlijke brieven zijn er eigenlijk nauwelijks, en wij mogen<br />

ook niet verwachten - wel hopen! - dat zij nog eens zullen opduiken. Uit bepaal<strong>de</strong><br />

perio<strong>de</strong>n van zijn leven is er zelfs helemaal niets. Zijn vormingsjaren, maar allerminst<br />

die alleen, zijn dientengevolge volstrekt onbevredigend gedocumenteerd. Verreweg<br />

<strong>de</strong> meeste brieven die er van hem bewaard zijn gebleven, behoren tot <strong>de</strong> categorie<br />

kattebelletjes, en dit geldt ook <strong>voor</strong> zijn correspon<strong>de</strong>ntie met Veen waar wij<br />

noodgedwongen bij gebrek aan beter toch dikwijls op moeten terugvallen - dankbaar<br />

overigens dat althans die belangrijke groep op het nippertje <strong>voor</strong> on<strong>de</strong>rgang behoed<br />

is. 24<br />

In plaats van brieven bezitten wij daarentegen wel een groot aantal ‘dagboekbla<strong>de</strong>n’<br />

- zo noem<strong>de</strong> hij zelf reeksen van zijn feuilletons - , die echter even zovele literaire<br />

verdichtsels blijken te zijn, waarin men met grote <strong>voor</strong>zichtigheid behoedzaam<br />

waarheid en fantasie van elkaar moet trachten te schei<strong>de</strong>n. Dit maakt dat, wat hij<br />

eens aan E.d'Oliveira schreef 25 - ‘U vindt alles, wat misschien licht kan ontsteken<br />

over mijn persoonlijkheid, in mijn boeken, te meer omdat ik mij in die boeken<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


25<br />

eigenlijk geheel geef als ik ben en u dus, zoo u ze aandachtig leest, mijn eigen analyse<br />

daar vindt’ - tot een tamelijk ironische, om niet te zeggen welhaast cynische opdracht:<br />

al zijn boeken immers zijn, zon<strong>de</strong>r uitzon<strong>de</strong>ring, polyinterpretabel gebleken, en men<br />

kan wel gevolgtrekkingen maken wat zijn verteltechnieken en taalgebruik betreft,<br />

maar zal slechts zel<strong>de</strong>n iets zekers te weten komen over <strong>de</strong> auteur persoonlijk, die<br />

zich in zijn stijl verborg, zoals zijn vrouw het eens uitgedrukt zou hebben, ‘als in een<br />

mantel’. 26<br />

De biograaf kan nu twee dingen doen. Hij kan zich strikt tot <strong>de</strong> feiten beperken<br />

en daarop zijn betoog baseren, dat dan waarschijnlijk min of meer het karakter van<br />

een uitgebreid encyclopedieartikel zal krijgen. Van een romanachtige opze - die H.A.<br />

Gomperts niet ten onrechte als <strong>de</strong> meest i<strong>de</strong>ale opvatte 27 - is dan geen sprake meer.<br />

De an<strong>de</strong>re mogelijkheid is dat hij daarnaast tracht uit het literaire werk zoveel<br />

persoonlijks te puren - <strong>de</strong> manier dus die <strong>Couperus</strong> zelf aanbeveelt; en waarom<br />

zou<strong>de</strong>n wij zijn suggestie niet volgen? -, dat het skelet van voldoen<strong>de</strong> vlees en kleren<br />

wordt <strong>voor</strong>zien en daardoor vanzelf ook meer body zal krijgen. Bij <strong>Couperus</strong> kan<br />

men er dan niet omheen vrijwel ál het werk bij <strong>de</strong> <strong>biografie</strong> te betrekken. Evenmin<br />

kan men er omheen uit <strong>de</strong> wél bewaar<strong>de</strong> brieven een relatief (te?) grote keuze te<br />

maken, zodat hetzij door mid<strong>de</strong>l van citaten, hetzij door verwijzingen via noten, <strong>de</strong><br />

behan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> auteur zelf optimaal aan bod komt, met <strong>de</strong> grootste kans dat <strong>de</strong> biograaf<br />

hem op die manier ook min of meer levend uit <strong>de</strong> puinhopen te <strong>voor</strong>schijn haalt. Op<br />

veel plaatsen zal <strong>de</strong> lezer daarbij het gevoel hebben dat <strong>de</strong> tekst te uitvoerig is. Waar<br />

het materiaal ontbreekt, zoals in <strong>Couperus</strong>' jonge jaren tot aan zijn huwelijk in 1891,<br />

zal hij echter vin<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> tekst hem niet voldoen<strong>de</strong> bevredigt. In tal van gevallen<br />

- en daar is weinig aan te doen - zal hij van mening zijn dat <strong>de</strong> schrijver meer, min<strong>de</strong>r<br />

of heel an<strong>de</strong>rs had moeten interpreteren, of misschien zelfs beter helemaal niet had<br />

kunnen interpreteren. De frequentie van telkens terugkeren<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n als misschien,<br />

waarschijnlijk, vermoe<strong>de</strong>lijk, mogelijk, is, het zij ruiterlijk toegegeven, toch reeds<br />

onverantwoor<strong>de</strong>lijk groot. In gedachten wor<strong>de</strong> daar echter één an<strong>de</strong>r woord<br />

<strong>voor</strong>tdurend onmid<strong>de</strong>llijk aan toegevoegd: onvermij<strong>de</strong>lijk.<br />

Deze studie volgt <strong>de</strong> zojuist uiteengezette en meteen eigenlijk ook ver<strong>de</strong>dig<strong>de</strong><br />

metho<strong>de</strong> in grote lijnen, omdat er geen an<strong>de</strong>re weg leek dan die welke, in ‘het geval<br />

<strong>Couperus</strong>’, het materiaal zelf opdrong. Het resultaat zal zijn dat wij min<strong>de</strong>r met een<br />

<strong>biografie</strong> dan met <strong>de</strong> kroniek van een<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


26<br />

schrijversleven te maken hebben. Dat is iets an<strong>de</strong>rs. Uitgangspunt is geweest het<br />

verzamelen van zoveel mogelijk feiten; het chronologisch rangschikken daarvan;<br />

het trachten die feiten met het literaire werk in overeenstemming te brengen; het<br />

trekken van conclusies, maar dit laatste met vele restricties, omdat <strong>de</strong> lezer die<br />

gevolgtrekkingen beter zelf zal kunnen maken. Bij een werkelijke <strong>biografie</strong>, zoals<br />

die van Wolfgang Hil<strong>de</strong>sheimer over Mozart 28 - een aantal discutabele kwaliteiten<br />

daarvan nu maar in het mid<strong>de</strong>n gelaten - zal <strong>de</strong> schrijver zijn eigen interpretatie<br />

<strong>voor</strong>op stellen. Bij een collage als hier gepresenteerd, wordt zeker evenveel moeite<br />

van <strong>de</strong> lezer verwacht, of laten wij liever zeggen: van <strong>de</strong> gebruiker. Het boek wil het<br />

liefst inspireren tot ver<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek, waarmee tevens een antwoord gegeven is op<br />

<strong>de</strong> vraag naar het eventuele nut ervan. Of neen, ook dit is maar ten <strong>de</strong>le juist. Het<br />

wil <strong>voor</strong>al aansporen tot het lezen en herlezen van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. Asselbergs moge<br />

om een ge<strong>de</strong>nkzuil te zijner ere gevraagd hebben, dit bergmassief, <strong>de</strong> roze<br />

verkleuringen inbegrepen, is zichzelf als onvergankelijk monument genoeg.<br />

Bij het verschijnen van <strong>Een</strong> zuil in <strong>de</strong> mist in 1980 had schrijver <strong>de</strong>zes het <strong>voor</strong>recht<br />

in een korte inleiding enkele vrien<strong>de</strong>n en beken<strong>de</strong>n te mogen danken <strong>voor</strong> hun hulp.<br />

Het boek, een soort <strong>voor</strong>studie tot het on<strong>de</strong>rhavige, hoeft niet herdrukt te wor<strong>de</strong>n.<br />

Erkentelijkheid jegens diegenen, personen en instanties, die ook ditmaal op niet<br />

genoeg te waar<strong>de</strong>ren wijze geholpen hebben, met raad, daad of belangstelling, zij<br />

hier met bijzon<strong>de</strong>re nadruk uitgesproken. In <strong>de</strong> eerste plaats geldt dit <strong>voor</strong> het<br />

Ne<strong>de</strong>rlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum, <strong>de</strong> Koninklijke<br />

Bibliotheek, het Rijks- en het Gemeentearchief te Den Haag; <strong>de</strong> Universiteits<br />

Bibliotheek te Lei<strong>de</strong>n en die te Amsterdam; <strong>voor</strong>ts enige archieven en bibliotheken<br />

el<strong>de</strong>rs, en <strong>voor</strong>al ook bezitters van particuliere verzamelingen die materriaal ter<br />

bestu<strong>de</strong>ring hebben willen vrijgeven.<br />

Belangrijke gegevens en hulp mochten ontvangen wor<strong>de</strong>n van: G. Aletrino, Hugo<br />

Arlman, J.W.K. Aschenbrenner, F.E.A. Batten†, A. van Berckel, Carla Biberle†,<br />

Antoine Bodar, N. Boelen-Ranneft, H. Bor<strong>de</strong>wijk, F. Bramanti-Nieuwenkamp, Hans<br />

Braun, P.J. Buijnsters, Alexan<strong>de</strong>r Coret, Luc Daems, W.H.K. van Dam, J. Drukker,<br />

P.H. Dubois, Charles Dumas, F.J. Duparc†, F.M. Dutry van Haeften-ten Bosch, N.L.<br />

Eisenhardt-Hobbel, Tine Faber, Joanna Funke, P.A. van Hecking Colenbran<strong>de</strong>r, C.<br />

van Heekeren, J. van <strong>de</strong>r Hei<strong>de</strong>, Jan van Herpen,<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


27<br />

W.L. Jonxis-Henkemans, J. Joosten, A.J. Klant-Fayan Vlielan<strong>de</strong>r Hein, M. Klein,<br />

Jeannette Koch-Piccio, C.R. van Kooy, M.V.A.M. Kroeks, Ronald <strong>de</strong> Leeuw, A.H.<br />

Luijdjens, Tanja Martin, David I. Masson, Gerard Mul<strong>de</strong>r, E. Philipszoon, J.B.W.<br />

Polak, E. Ponsen-Wilmer, R. Richard, F. Schregel-Onstein, L. Simons, M.<br />

Stapert-Eggen, C.S. Tel<strong>de</strong>rs†, Willem Timmermans, M. Tobias, H.W. van Tricht†,<br />

S.E. Veldhuijzen, Herman Verhaar, S.E. <strong>de</strong> Vries-van Booven†, Guido Walraven.<br />

<strong>Een</strong> bijzon<strong>de</strong>r woord van dank gaat uit naar mevrouw Gerda van Wou<strong>de</strong>nberg,<br />

die van Rome uit <strong>de</strong> loop van dit on<strong>de</strong>rzoek op altijd weer stimuleren<strong>de</strong> wijze heeft<br />

gevolgd en door haar <strong>voor</strong>tduren<strong>de</strong> aanmoediging en haar vertrouwen niet weinig<br />

tot het voltooien van <strong>de</strong>ze <strong>biografie</strong> heeft bijgedragen.<br />

De heer H.T.M. van Vliet ont<strong>de</strong>kte kort gele<strong>de</strong>n een aantal brieven van L.J. Veen<br />

aan <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, liet daar kopieën van maken en stel<strong>de</strong> mij die genereus ter hand.<br />

Hem en het Bureau Basis<strong>voor</strong>ziening Tekstedities komt hartelijke dank toe.<br />

Twee vrien<strong>de</strong>n hebben zich wel zeer beijverd mij te helpen met allerlei onmisbare<br />

gegevens. Harry G.M. Prick wees mij bij herhaling op artikelen, trad bemid<strong>de</strong>lend<br />

op en heeft ook ver<strong>de</strong>r veel gedaan <strong>voor</strong> het tot stand komen van <strong>de</strong>ze studie. Bovenal<br />

is het Ronald Breugelmans geweest die <strong>voor</strong>tdurend te hulp is gekomen, nu eens met<br />

onontbeerlijke lijsten van <strong>Couperus</strong>' publikaties in couranten en tijdschriften, dan<br />

weer met boeken, artikelen en overdrukken. Bei<strong>de</strong>n wil ik mijn oprechte dank betuigen<br />

<strong>voor</strong> hun on<strong>de</strong>rsteunen<strong>de</strong> activiteiten - ook moreel - , zon<strong>de</strong>r welke dit boek niet<br />

geschreven had kunnen wor<strong>de</strong>n.<br />

<strong>Een</strong> kort woord ten slotte over <strong>de</strong> wijze van annoteren en citeren. Steeds wordt<br />

verwezen naar <strong>de</strong> oorspronkelijke uitgaven, waar mogelijk naar eerste drukken. Voor<br />

<strong>de</strong> korte verhalen en schetsen levert dit weinig problemen op. Wat <strong>de</strong> romans betreft,<br />

van sommige zijn vele drukken verschenen, wat efficiënt citeren bemoeilijkt. Er is<br />

dan niet <strong>voor</strong> verwijzing naar pagina's gekozen, maar naar het <strong>de</strong>sbetreffen<strong>de</strong><br />

hoofdstuk of naar een on<strong>de</strong>raf<strong>de</strong>ling daarvan. Dit in <strong>de</strong> overweging dat <strong>Couperus</strong><br />

doorgaans korte capita schreef waarin geïnteresseer<strong>de</strong>n zon<strong>de</strong>r veel moeite een citaat<br />

zullen kunnen terugvin<strong>de</strong>n. Het zogenaam<strong>de</strong> Verzameld werk leent zich principieel<br />

niet <strong>voor</strong> verwijzingen. Het is a - volstrekt onvolledig; volgt b - niet <strong>de</strong> oorspronkelijke<br />

spelling en geeft ook ver<strong>de</strong>r<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


28<br />

blijk van een eigengerei<strong>de</strong> behan<strong>de</strong>ling; heeft c - een aantal teksten bovendien uit<br />

hun verband gerukt.<br />

Afkortingen van <strong>Couperus</strong>' eigen titels zijn zoveel mogelijk verme<strong>de</strong>n en alleen<br />

daar toegepast waar dit enigszins vanzelf sprak. De korte vorm blijft dan gemakkelijk<br />

herkenbaar: Zwaluwen <strong>voor</strong> De zwaluwen neêr gestreken...; Langs lijnen <strong>voor</strong> Langs<br />

lijnen van gelei<strong>de</strong>lijkheid; etc.<br />

Frequent geraadpleeg<strong>de</strong>, door mid<strong>de</strong>l van afkortingen aangehaal<strong>de</strong> literatuur vindt<br />

men in <strong>de</strong> bibliografie met een aangegeven. Deze laatste maakt allerminst aanspraak<br />

op compleetheid, daar <strong>de</strong> secundaire literatuur over <strong>Couperus</strong> langzamerhand<br />

onoverzienbaar groot is gewor<strong>de</strong>n. Dit neemt niet weg dat <strong>de</strong> samenstelling van een<br />

volledige bibliografie wenselijk zou zijn. Zulks ligt echter niet op <strong>de</strong> weg van <strong>de</strong><br />

biograaf, die zich tot althans enige beperking genoodzaakt ziet.<br />

Najaar 1986/ <strong>voor</strong>jaar 1987<br />

Eindnoten:<br />

1 W. Asselbergs, ‘Wegen naar <strong>Couperus</strong>?’ in Spiegel <strong>de</strong>r letteren 16 (1974), 161-171.<br />

2 H.W. van Tricht, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> verkenning (1980 3 ).<br />

3 Henri van Booven, Leven en werken van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> (1933).<br />

4 Zie het nawoord bij <strong>de</strong> herdruk van Van Boovens <strong>biografie</strong> (1981 2 ). 293-302 (F.L. Bastet).<br />

5 Belangrijk in dit verband Menno eer Braak, Verzameld merk I (1950), 279-281; IV (1951),<br />

78-87; V (1949), 61-64.<br />

6 Schrijver <strong>de</strong>zes bezocht Elisabeth <strong>Couperus</strong>-Baud tweemaal in 1952, in verband met <strong>de</strong> <strong>de</strong>stijds<br />

actuele spellingkwestie. (De Verzamel<strong>de</strong> werken, 1952-1957, dreig<strong>de</strong>n immers niet alleen zeer<br />

onvolledig maar boivendien in een aangepaste, uniforme spelling te wor<strong>de</strong>n uitgegeven. De<br />

actievoer<strong>de</strong>rs daartegen hebben dit toen helaas, <strong>de</strong> sympathie van Elisabeth <strong>Couperus</strong> ten spijt,<br />

niet kunnen verhin<strong>de</strong>ren.) Hoewel <strong>de</strong> met haar gevoer<strong>de</strong> gesprekken niet door grote diepgang<br />

gekenmerkt wer<strong>de</strong>n, had het directe contact wel een bijzon<strong>de</strong>re waar<strong>de</strong> <strong>voor</strong> een goed begrip<br />

van sfeer en leefwijze, en <strong>voor</strong>al <strong>de</strong> persoonlijkheid van <strong>Couperus</strong>' weduwe. Zij woon<strong>de</strong> toen<br />

nog samen met Marie Vlielan<strong>de</strong>r Hein in <strong>de</strong> Prins Hendrikstraat 23 te Den Haag.<br />

7 Dr. H.W. van Tricht <strong>de</strong>el<strong>de</strong> schrijver <strong>de</strong>zes daarover in een brief van 23 november 1976 mee<br />

dat Henri van Booven blijkens een brief van 7 juni 1955 <strong>de</strong> brieven in<strong>de</strong>rtijd van Marie Vlielan<strong>de</strong>r<br />

Hein ter inzage had gekregen. Van Tricht schrijft: ‘Nu weet ik niet of Marie VI. Hein <strong>voor</strong> of<br />

na mevr. <strong>Couperus</strong> overle<strong>de</strong>n is. In het eerste geval is het niet twijfelachtig dat eventueel nog<br />

aanwezige brieven van Ram toen vernietigd zijn. ‘- Elisabeth <strong>Couperus</strong> overleef<strong>de</strong> haar<br />

in<strong>de</strong>rdaad: Marie Vlielan<strong>de</strong>r Hein, oudste dochter van <strong>Couperus</strong>' zuster Cateau, stierf in 1955.<br />

8 On<strong>de</strong>r het pseudoniem Paul Ekhard, in De Nieuwe Courant (10 juni 1913). De la Valette is een<br />

boeien<strong>de</strong> figuur. Hij blijkt ook connecties met Multatuli te hebben on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>n. Bovendien<br />

ken<strong>de</strong> hij Carel Vosmaer goed. Wellicht is het door hem geweest dat <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> spoedig<br />

in contact met Vosmaer is gekomen, die een aantal van zijn vroege gedichten in De<br />

Ne<strong>de</strong>rlandsche Spectator plaatste, zie F.L. Bastet, Mr. Carel Vosmaer (1967), 168-169. - Zie<br />

ver<strong>de</strong>r G.J.P. <strong>de</strong> la Valette, ‘Dek. (Van en over hem)’, in De Gids (1910), 11, 377-399.<br />

9 Mevrouw Carla Biberle † en mevrouw M. Werle.<br />

10 ‘Over mijn woning. (Fragment uit een brief)’, in Het Va<strong>de</strong>rland van 11 september 1915.<br />

Gebun<strong>de</strong>ld in Wree<strong>de</strong> portretten (1917), 92-97.<br />

11 F.L. Bastet, ‘Al die verloren paradijzen... <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> en zijn Florentijnse vriendinnen’, in<br />

Maatstaf 31 (1983/3), 1-20 en 31 (1983/4), 22-36.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


12 F.L. Bastet, <strong>Een</strong> zuil in <strong>de</strong> mist (1980), 77-88.<br />

13 Diens antwoor<strong>de</strong>n waren in 1977 nog niet teruggevon<strong>de</strong>n. Zie ver<strong>de</strong>r F.L. Bastet, Brieven van<br />

<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> aan zijn uitgever 1, ‘Waar<strong>de</strong> Heer Veen’ (1977); 11, ‘Amice’ (1977); ed. Achter<br />

het boek XII, 1-3; XIII, 1-3.<br />

14 Albert Vogel, De man met <strong>de</strong> orchi<strong>de</strong>e (1973). Herdrukt als <strong>Louis</strong> Coupes rus. <strong>Een</strong><br />

schrijversleven (1980).<br />

15 Het ergst is die in <strong>de</strong> bun<strong>de</strong>ls Proza II en III het geval, die pas na <strong>Couperus</strong>' dood zijn uitgegeven.<br />

Proza I kon hij nog zelf samenstellen en van een <strong>voor</strong>woord <strong>voor</strong>zien.<br />

16 Verschenen in Het Va<strong>de</strong>rland van 20 november 1915. Gebun<strong>de</strong>ld in Legen<strong>de</strong>, mythe en fantazie<br />

(1918), 152-158.<br />

17 Amice, 24 nr. 334.<br />

18 K. Reijn<strong>de</strong>rs, <strong>Couperus</strong> bij Van Deyssel (1968), 407-408.<br />

19 <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> als briefschrijver, in Maatstaf II (1963), 169 nr. 22.<br />

20 Amice, 140 nr. 511.<br />

21 Zie b.v. S. Dres<strong>de</strong>n, De structuur van <strong>de</strong> <strong>biografie</strong> (1956).<br />

22 George D. Painter, Marcel Proust (1959).<br />

23 Ted Morgan, Somerset Maugham (1980).<br />

24 Mevrouw Maria Th. Veen vertel<strong>de</strong> schrijver <strong>de</strong>zes dat zij in<strong>de</strong>rtijd<strong>de</strong> brieven zijn in 1963 aan<br />

het Letterkundig Museum geschonkenveel materiaal uit <strong>de</strong> archieven van haar va<strong>de</strong>r L.J. Veen<br />

vernietigd had Zij had op het punt gestaan ook <strong>de</strong> brieven van <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong>goed te laten<br />

verdwijnen, maar dit op het laatste ogenblik toch niet over haar hart kunnen verkrijgen.<br />

25 <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> als briefschrijver, in Maatstaf II (1963), 174 nr.26.<br />

26 Metamorfoze (1897), motto <strong>voor</strong>af (‘Hugo’ ontkent het overigens, maar ‘Emilie’ weet beter).<br />

27 H.A. Gomperts, De geheime tuin (1963), 65 e.v.; 68.<br />

28 Wolfgang Hil<strong>de</strong>sheimer, Mozart (1977).<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


Eerste hoofdstuk<br />

29<br />

I Zeventien<strong>de</strong> eeuw-1863<br />

Voorgeslacht. Abraham <strong>Couperus</strong>. John Ricus <strong>Couperus</strong>. De familie Reynst. Vestiging<br />

in Den Haag. Geboorte van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>.<br />

II 1863-1878<br />

Kin<strong>de</strong>rjaren (Mauritska<strong>de</strong> 43). Ou<strong>de</strong>rs, zusters en broers. Frans <strong>Couperus</strong>. Terug<br />

naar Indië. Jeugd in Batavia. Gymnasium Willem III. Elisabeth Baud. Terug naar<br />

Den Haag.<br />

III 1878-1883<br />

Schooltijd in Den Haag. Frans Netscher. Jan ten Brink. Zola en Ouida. Gerard Valette.<br />

Studie Mid<strong>de</strong>lbaar Ne<strong>de</strong>rlands. Tableaux vivants. Verkoop ‘familieland’ Tjicoppo.<br />

IV 1883-1889<br />

Oom en tante Baud-<strong>Couperus</strong>. Eerste poëzie. De schoone slaapster. <strong>Een</strong> lent van<br />

vaerzen. Orchi<strong>de</strong>eën. De Nieuwe Gids. Examen. Gerrit Jäger. Eline Vere. Maurits<br />

Wagen<strong>voor</strong>t.<br />

V 1889-1891<br />

London? Jhr. Johan Ram. Noodlot. Homoseksualiteit. Paul Bourget. <strong>Een</strong>e illuzie.<br />

Crisis in Parijs. <strong>Een</strong> verlangen. Verloving. Extaze. Ram naar Atjeh.<br />

Huwelijks<strong>voor</strong>bereidingen.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


I [Zeventien<strong>de</strong> eeuw-1863]<br />

31<br />

In 1752 werd te Leeuwar<strong>de</strong>n op 20 September een kind gedoopt dat als eerste van<br />

zijn geslacht een grote carrière zou maken in het Oosten: Abraham <strong>Couperus</strong><br />

(1752-1813). 1 Hij had Friese <strong>voor</strong>ou<strong>de</strong>rs. Twintig jaar oud trad <strong>de</strong>ze overgrootva<strong>de</strong>r<br />

van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> in dienst bij <strong>de</strong> Vereenig<strong>de</strong> Oostindische Compagnie te<br />

Amsterdam en in 1775 voer hij als on<strong>de</strong>rkoopman naar Indië.<br />

Aanvankelijk was hij daar werkzaam in Batavia, maar in 1778 werd hij<br />

soldijboekhou<strong>de</strong>r, ontvanger en licentmeester op Malakka, dat toen nog een<br />

Ne<strong>de</strong>rlandse bezitting was. Spoedig klom hij hogerop, tot koopman en opperkoopman.<br />

In 1787 ontzette hij, zo vernemen wij, ‘als chef <strong>de</strong>r inlandsche hulptroepen Malakka<br />

van <strong>de</strong> belegering dier plaats door <strong>de</strong>n vorst van Selangor en voer<strong>de</strong> krijg op Riouw’.<br />

<strong>Een</strong> jaar later werd hij tot gouverneur en directeur van Malakka benoemd.<br />

In die functie wees hij <strong>de</strong> regering te Batavia herhaal<strong>de</strong>lijk op <strong>de</strong> veel te zwakke<br />

en zijns inziens onvoldoen<strong>de</strong> bezetting van het schiereiland. Steeds kreeg hij echter<br />

te horen, 2 ‘dat wij door eigen zwakheid in <strong>de</strong> existeeren<strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n ten<br />

eenenmale onvermogend zijn, om <strong>de</strong> Ministers <strong>de</strong> vereischte manschappen te kunnen<br />

toezen<strong>de</strong>n en dat wij dus hopen, dat zij zich zooveel mogelijk zullen red<strong>de</strong>n door <strong>de</strong><br />

mid<strong>de</strong>len, die zij in han<strong>de</strong>n hebben of zullen kunnen uit<strong>de</strong>nken’.<br />

Op 15 augustus 1795 verscheen op <strong>de</strong> re<strong>de</strong> een Engelse vloot van 15<br />

oorlogsschepen met een totale bemanning van 3500 koppen. 3 De commandant, sir<br />

Henry Newcome, liet een majoor MacDonald aan wal gaan, die twee missiven<br />

overhandig<strong>de</strong>. De ene was op 7 februari 1795 te Kew door <strong>de</strong> naar Engeland gevluchte<br />

stadhou<strong>de</strong>r Willem V on<strong>de</strong>rtekend en behels<strong>de</strong> een verzoek aan <strong>de</strong> bevelhebbers van<br />

<strong>de</strong> kolonie om <strong>de</strong> ‘bescherming’ te aanvaar<strong>de</strong>n van Engelse troepen. De an<strong>de</strong>re kwam<br />

van Lord Hobart, gouvemeur van Madras. Met zoveel woor<strong>de</strong>n <strong>de</strong>el<strong>de</strong> <strong>de</strong>ze mee<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


32<br />

dat Engeland <strong>de</strong> kolonie wenste over te nemen: liefst op vreedzame wijze maar<br />

<strong>de</strong>snoods met geweld.<br />

Abraham <strong>Couperus</strong> riep een Raad van Politie bijeen. In een zitting werd <strong>voor</strong>gesteld<br />

dat men gehoor zou geven aan het verzoek van Willem V. Was Engeland echter van<br />

plan gewelddadig op te tre<strong>de</strong>n, dan zou er gevochten wor<strong>de</strong>n. Vervolgens eiste<br />

MacDonald <strong>de</strong> kolonie op. <strong>Couperus</strong> verzocht hem toen <strong>de</strong> evacuatie toe te willen<br />

staan van ou<strong>de</strong>n van dagen, vrouwen en kin<strong>de</strong>ren. Dit werd ingewilligd.<br />

Daarop ontbrand<strong>de</strong> <strong>de</strong> ongelijke strijd. Tegenover <strong>de</strong> Engelse overmacht kon<strong>de</strong>n<br />

<strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>rs maar één klein transports chip stellen, en het duur<strong>de</strong> niet lang of<br />

Abraham <strong>Couperus</strong> zag zich genoodzaakt te capituleren. Hij verzocht echter, en<br />

verkreeg ook, een eervolle overgave. Malakka werd ‘ter protectie in possessie<br />

genomen’ en zou een Ne<strong>de</strong>rlands bewind hou<strong>de</strong>n, met daamaast een Engelse<br />

gamizoenscommandant.<br />

Maar <strong>de</strong> Engelse regering bleek hier niet tevre<strong>de</strong>n mee te zijn. Op 30 november<br />

1795 werd door Peter Rainer <strong>de</strong> kolonie in bezit genomen. Er werd een Engelse<br />

gouverneur aangesteld. Abraham. <strong>Couperus</strong>, zijn officieren en ver<strong>de</strong>re aanhang<br />

wer<strong>de</strong>n als gevangenen overgebracht naar Madras (Brits-Indië). Zijn vrouw - een<br />

meisje Koek, 4 Catharina Johanna kwam daar toen ook terecht. In 1798 schonk zij<br />

hem in Tranquebar nog een dochter. Van hun vijf eer<strong>de</strong>re kin<strong>de</strong>ren werd <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>lste,<br />

een zoon, in Holland opgevoed.<br />

Abraham <strong>Couperus</strong> had zich in dit ten zui<strong>de</strong>n van Madras gelegen Tranquebar<br />

gevestigd nadat terugkeer zowel naar Java als naar Ne<strong>de</strong>rland hem geweigerd was.<br />

Hij is er gebleven tot 1807: toen eerst kon hij zich naar Batavia begeven, waar hij<br />

raad van Indië werd, om vervolgens tot presi<strong>de</strong>nt van <strong>de</strong> Raad van Justitie te Soerabaja<br />

benoemd te wor<strong>de</strong>n. Hier is hij in 1813 overle<strong>de</strong>n. Deze overgrootva<strong>de</strong>r van <strong>Louis</strong><br />

<strong>Couperus</strong> - die tevens tweemaal betovergrootva<strong>de</strong>r was van diens latere vrouw<br />

Elisabeth Baud, namelijk zowel via haar va<strong>de</strong>rs familie als via die van haar moe<strong>de</strong>r<br />

mag in <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis van onze koloniën een persoonlijkheid van belang genoemd<br />

wor<strong>de</strong>n. Als zodanig is hij ook door zijn nageslacht beschouwd. Hij moet in <strong>de</strong><br />

familiekring dikwijls ter sprake zijn gebracht.<br />

Abrahams kleinzoon John Ricus <strong>Couperus</strong>, <strong>de</strong> va<strong>de</strong>r van <strong>Louis</strong>, heeft altijd in <strong>de</strong><br />

veron<strong>de</strong>rstelling geleefd dat het Friese geslacht van zeer ou<strong>de</strong> Schotse origine was.<br />

Dit moet hem niet min<strong>de</strong>r gefascineerd hebben dan <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis van zijn<br />

grootrva<strong>de</strong>r. Evenals later verschillen<strong>de</strong> van zijn<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


33<br />

kin<strong>de</strong>ren interesseer<strong>de</strong> John Ricus zich zeer <strong>voor</strong> zijn afstamming en na zijn<br />

pensionering heeft hij er veel gegevens over verzameld. 5 Helaas blijkt hij, en met<br />

hem zijn nakomelingschap, het slachtoffer geweest te zijn van een fictie. On<strong>de</strong>rzoek<br />

heeft namelijk uitgewezen dat <strong>de</strong> in 1555 geboren Edinburger predikant John Couper,<br />

waarop John Ricus zich beriep, <strong>de</strong> vermeen<strong>de</strong> stamva<strong>de</strong>r niet geweest kan zijn. 6<br />

Evenmin stam<strong>de</strong> <strong>de</strong> familie dientengevolge af van <strong>de</strong> martelaar Robert Cowper uit<br />

Sussex, die on<strong>de</strong>r Bloody Mary zijn geloof met <strong>de</strong> brandstapel heeft moeten bekopen.<br />

Het familiewapen waar <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> zo aan gehecht was, een duif die met een<br />

olijftak in <strong>de</strong> snavel opvliegt naar <strong>de</strong> zon, werd door <strong>de</strong> familie graag beschouwd als<br />

het symbool van Robert Cowpers ziel, uit aardse ellen<strong>de</strong> verlost en ontstegen naar<br />

<strong>de</strong> hemelse heerlijkhe<strong>de</strong>n. In werkelijkheid ging het om iets heel an<strong>de</strong>rs. De stamva<strong>de</strong>r<br />

van het geslacht <strong>Couperus</strong> is een Friese kuiper geweest, wiens beroep naamgevend<br />

werd. In een latere generatie is er <strong>de</strong> <strong>de</strong>ftige Latijnse uitgang -us aan toegevoegd.<br />

Abraham <strong>Couperus</strong> had tot grootva<strong>de</strong>r dominee Petrus <strong>Couperus</strong> (1657-1735). 7 Diens<br />

naam en wapen komen <strong>voor</strong> op een uit 1728 dateren<strong>de</strong> zilveren avondmaalsschotel<br />

van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rduits Hervorm<strong>de</strong> Gemeente te Warga (ten zui<strong>de</strong>n van Leeuwar<strong>de</strong>n). 8<br />

Daar reeds vertoont het helmteken onmiskenbaar een kuipershamer. De duif met <strong>de</strong><br />

olijftak moet naar alle waarschijnlijkheid in bijbelse zin geïnterpreteerd wor<strong>de</strong>n:<br />

vre<strong>de</strong> en behoud van <strong>de</strong> ziel in het geloof. <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, die zich wel eens <strong>voor</strong><br />

een eenvoudige burgerjongen heeft willen uitgeven - of hij het ook meen<strong>de</strong> is een<br />

an<strong>de</strong>re zaak...! - had het dus in wezen bij het rechte eind. Dat hij <strong>de</strong>sondanks trots<br />

op zijn wapen was blijkt uit het feit dat hij dit niet alleen op zijn briefpapier afdrukte,<br />

maar er ook literair wel eens mee koketteer<strong>de</strong>, zoals in <strong>de</strong> roman Wereldvre<strong>de</strong> en<br />

ook later nog eens in een kort verhaal. Ter plekke komen wij er op terug.<br />

De familie <strong>Couperus</strong> in Den Haag leef<strong>de</strong> in <strong>de</strong> nobele veron<strong>de</strong>rstelling dat hun<br />

<strong>voor</strong>ou<strong>de</strong>rs bijna zevenhon<strong>de</strong>rd jaar lang in Engeland zeer hoog in aanzien hebben<br />

gestaan. Sterke Engelse sympathieën waren noch <strong>Louis</strong>, noch ook zijn va<strong>de</strong>r vreemd.<br />

Papa John Ricus' foliant waarin hij <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis van dit vermeen<strong>de</strong> <strong>voor</strong>geslacht<br />

heeft uiteengerafeld, tot in het jaar 1294, liegt er niet om. 9 In ronken<strong>de</strong> Franse verzen<br />

heeft hij zijn va<strong>de</strong>ren pagina na pagina bezongen. Voor <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> moet het<br />

een vreem<strong>de</strong> sensatie zijn geweest niet alleen als allerlaatste van elf kin<strong>de</strong>ren het<br />

levenslicht te hebben aanschouwd - vier waren er toen overigens al<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


34<br />

gestorven - , maar bovendien ook geboren te zijn als hekkesluiter van een zó<br />

indrukwekken<strong>de</strong> reeks <strong>voor</strong>ou<strong>de</strong>rs. De bijnaam ‘laatste wervel van <strong>de</strong> staart’, die hij<br />

zich uit zijn kin<strong>de</strong>rtijd herinner<strong>de</strong>, had <strong>voor</strong> hem meer betekenis dan men op het<br />

eerste gezicht zou <strong>de</strong>nken. In dit perspectief krijgt ook het feit dat hij in een groot<br />

<strong>de</strong>el van zijn werk zozeer <strong>de</strong> nadruk leg<strong>de</strong> op achteruitgang en verval een bijzon<strong>de</strong>re<br />

betekenis, die men an<strong>de</strong>rs gemakkelijk verkeerd zou kunnen interpreteren.<br />

Dat <strong>de</strong> hele constructie op een vergissing berustte is een ietwat tragikomische,<br />

maar niet al te belangrijke omstandigheid. De oorsprong van <strong>de</strong> familie mag dan niet<br />

mid<strong>de</strong>leeuws geweest zijn, noch ook Engels of Schots, oud was het geslacht wel<br />

<strong>de</strong>gelijk. De Friese dominees en Abraham <strong>Couperus</strong> ston<strong>de</strong>n daar garant <strong>voor</strong>. Zwaar<br />

moeten op <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n gedrukt hebben die zijn va<strong>de</strong>r in het Historisch<br />

Stamregister schreef, met forse letters die geen tegenspraak duld<strong>de</strong>n: ‘Wanneer men<br />

in eene meer dan 600 jarige famillegeschie<strong>de</strong>nis niets vindt, dat slechts <strong>de</strong>n minsten<br />

zweem van one<strong>de</strong>lheid aangeeft, dan mag men in <strong>de</strong>n volsten zin van het woord,<br />

trotsch op zijne familie zijn. In dusdanige rechtmatige trotschheid zal men dan ook<br />

tevens <strong>de</strong> grootste aanmoediging vin<strong>de</strong>n om niet alleen nooit op die familie, waar<br />

men een <strong>de</strong>el van uitmaakt door one<strong>de</strong>le han<strong>de</strong>lingen, eene nog niet geken<strong>de</strong> smet<br />

te werpen; maar tevens om steeds <strong>de</strong>n eervollen naam dier familie in groote waar<strong>de</strong><br />

te hou<strong>de</strong>n; ja, zoo mogelijk dien nog te verheffen.<br />

Dit is zelfs <strong>voor</strong> hen, die niet in <strong>de</strong>n zoogenaam<strong>de</strong>n a<strong>de</strong>lstand zijn opgenomen, <strong>de</strong><br />

ware beteekenis van het spreekwoord “Noblesse Oblige”. -<br />

En daarom is dit werk dan ook <strong>voor</strong>namelijk <strong>voor</strong> U, mijne kin<strong>de</strong>ren, geschreven.<br />

Vestigt uwe oogen op het verle<strong>de</strong>ne en zorgt dat <strong>de</strong> toekomst ons nimmer beschame.’<br />

Abraham <strong>Couperus</strong> had zijn vrouw Catharina Johanna Koek in Malakka leren kennen,<br />

waar haar bei<strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs in <strong>de</strong> achttien<strong>de</strong> eeuw geboren en gestorven waren. Nog lang<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> Engelse bezetting had<strong>de</strong>n zij, na twee dochters, ook een zoon gekregen:<br />

Petrus Theodorus, geboren in 1787. Hij is <strong>de</strong> grootva<strong>de</strong>r van va<strong>de</strong>rs kant van <strong>Louis</strong><br />

<strong>Couperus</strong> geweest, en tweemaal een overgrootva<strong>de</strong>r van Elisabeth Baud (we<strong>de</strong>rom<br />

van va<strong>de</strong>rs én moe<strong>de</strong>rs zij<strong>de</strong>). In 1809 keer<strong>de</strong> <strong>de</strong>ze Petrus Theodorus op zijn<br />

eenentwintigste jaar uit Ne<strong>de</strong>rland, waar hij sinds 1795 zijn jongensjaren had door-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


35<br />

gebracht, terug naar <strong>de</strong> Oost. In Batavia voeg<strong>de</strong> hij zich bij zijn ou<strong>de</strong>rs. De tij<strong>de</strong>n<br />

bleven wisselvallig: in 1811 kreeg Engeland heel Indië in han<strong>de</strong>n, dat daarop on<strong>de</strong>r<br />

het bestuur van Thomas Stamford Raffles kwam te staan. Petrus Theodorus ging in<br />

Engelse dienst over, werd meteen al landdrost <strong>de</strong>r Buitenzorgse- en Preangerlan<strong>de</strong>n<br />

en kreeg bovendien an<strong>de</strong>re belangrijke functies te vervullen.<br />

In 1812 <strong>de</strong>ed hij een zeer goed huwelijk. Hij trouw<strong>de</strong> namelijk met Catharina Rica<br />

Cranssen (1795-1845), enige dochter van Willem Jacob Cranssen die het tot<br />

gouverneur van Ternate, gouverneur van Amboina, Presi<strong>de</strong>nt van Schepenen te<br />

Batavia en tij<strong>de</strong>ns het Engelse tussenbestuur lid van <strong>de</strong> Raad van Indië gebracht<br />

heeft. Schoonpapa Willem Jacob bezat een groot fortuin. Zowel hij als <strong>de</strong> jonge<br />

Petrus Theodorus <strong>Couperus</strong> waren zeer Engels gezind en zij hebben zich bei<strong>de</strong>n als<br />

persoonlijke vrien<strong>de</strong>n van Raffles beschouwd. Petrus Theodorus heeft zijn<br />

bewon<strong>de</strong>ring <strong>voor</strong> Raffles geuit in <strong>de</strong> namen die hij zijn eerstgeboren zoon zou geven:<br />

William Jacob Thomas Raffles.<br />

Schoonva<strong>de</strong>r Cranssen en zijn schoonzoon <strong>Couperus</strong> gaven in <strong>de</strong> dagen van het<br />

Engelse interregnum grote avondpartijen, weel<strong>de</strong>rige feesten en bals die heel wat<br />

gekost moeten hebben. Zo kon het gebeuren dat Petrus Theodorus zich in 1821 bijna<br />

gedwongen heeft gezien al zijn bezittingen, huizen en lan<strong>de</strong>rijen te verkopen. Maar<br />

juist op dat ogenblik stel<strong>de</strong> <strong>de</strong> dood van zijn schoonva<strong>de</strong>r hem en zijn vrouw in het<br />

bezit van een groot vermogen dat hem gered heeft van een ontijdig bankroet.<br />

In november 1822 vertrok hij, getroffen door een ziekte, met het schip Magelhaen<br />

naar Ne<strong>de</strong>rland. Dit heeft hij echter nimmer bereikt. Op 2 januari 1823 gaf hij bij<br />

Kaap <strong>de</strong> Goe<strong>de</strong> Hoop <strong>de</strong> geest. Zijn in Buitenzorg wonen<strong>de</strong> moe<strong>de</strong>r hoor<strong>de</strong> het<br />

waarschijnlijk pas in juli, gezien <strong>de</strong> datering van <strong>de</strong> annonce die zij toen in <strong>de</strong> courant<br />

van Batavia plaatste: ‘Met een diep gewond hart, maar on<strong>de</strong>rworpen aan <strong>de</strong>n wil <strong>de</strong>r<br />

<strong>voor</strong>zienigheid, geef ik, van dit <strong>voor</strong> mij zoo treffend verlies kennis aan vrien<strong>de</strong>n en<br />

betrekkingen. C.J. Koek, wed. <strong>Couperus</strong>, mee<strong>de</strong> uit naam <strong>de</strong>r weduwe en ver<strong>de</strong>re<br />

familie. Buitenzorg, <strong>de</strong>n 28sten Juli 1823.’ 10<br />

Het echtpaar <strong>Couperus</strong>-Cranssen was in <strong>de</strong> elf jaren van hun huwelijk gezegend<br />

met negen kin<strong>de</strong>ren. Na <strong>de</strong> naar Raffles genoem<strong>de</strong> eerste zoon volg<strong>de</strong>n een twee<strong>de</strong><br />

zoon Henry W.L., een <strong>de</strong>r<strong>de</strong> zoon met <strong>de</strong> familie<strong>voor</strong>namen Petrus Theodorus, en<br />

vervolgens nog een vier<strong>de</strong> zoon die John Ricus genoemd werd. Na hem, eerlang <strong>de</strong><br />

va<strong>de</strong>r van <strong>Louis</strong> Coupe-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


36<br />

rus, volg<strong>de</strong>n twee meisjes. Daarop weer een zoon, en tenslotte nogmaals twee meisjes.<br />

- De weduwe zou reeds een jaar later hertrouwen. Als mevrouw Riesz-Cranssen heeft<br />

<strong>de</strong>ze grootmoe<strong>de</strong>r van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> het grootste <strong>de</strong>el van haar leven in Indië<br />

doorgebracht. Al haar zoons kregen echter een opvoeding in Ne<strong>de</strong>rland.<br />

Van <strong>de</strong>ze kin<strong>de</strong>ren interesseert ons natuurlijk in hoofdzaak John Ricus. Diens<br />

jeugdjaren zijn goed bekend doordat hij herinneringen heeft opgeschreven die<br />

ongeschon<strong>de</strong>n bewaard zijn gebleven. 11 Hij werd op 24 februari 1816 in het huis van<br />

zijn ou<strong>de</strong>rs op Kramat geboren. Rekenen wij het na, dan verloor hij dus zijn va<strong>de</strong>r<br />

toen hij nog geen zeven jaar oud was. In het jaar dat hij acht werd hertrouw<strong>de</strong> zijn<br />

moe<strong>de</strong>r met C.J. Riesz (1791-1856), een militair die on<strong>de</strong>r meer Napoleons veldtocht<br />

naar Rusland nog heeft meegemaakt. 12 Ook later in Indië vond Riesz, zo zegt een<br />

levensbericht over hem, ‘een ruim veld [...] om aan nog onbevredig<strong>de</strong>n zucht naar<br />

roem en eer te voldoen’.<br />

Van zijn eigen va<strong>de</strong>r kan John Ricus niet veel weet gehad hebben. Hij verloor hem<br />

te vroeg. Dat <strong>de</strong> man zich in Batavia niet alleen met kunsten en wetenschappen bezig<br />

heeft gehou<strong>de</strong>n, maar er met zijn talrijke gasten tevens danig van het goe<strong>de</strong> leven<br />

genoot - waardoor hij telkens geld tekort kwam - bleef in <strong>de</strong> familie een bekend<br />

verhaal. In dit opzicht is <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, die het geld niet min<strong>de</strong>r graag liet rollen,<br />

<strong>de</strong> traditie getrouw gebleven. Nog lang handhaaf<strong>de</strong> zich een herinnering aan vroegere<br />

familiegran<strong>de</strong>ur, ook al was die tegen het eind van <strong>de</strong> negentien<strong>de</strong> eeuw tamelijk<br />

‘déchue’ geraakt, zoals <strong>Couperus</strong> het placht uit te drukken.<br />

Op raad van schoonpapa Cranssen wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> drie zoons al heel jong <strong>voor</strong> hun<br />

opvoeding naar patria gezon<strong>de</strong>n. De twintigste oktober 1819 zeil<strong>de</strong>n Henry van vijf,<br />

Piet van vier en John Ricus van drie begeleid door kennissen van hun ou<strong>de</strong>rs naar<br />

Ne<strong>de</strong>rland. De kin<strong>de</strong>ren kregen als verzorgers twee authentieke slaven mee. <strong>Een</strong> van<br />

<strong>de</strong>ze, Jonas, is on<strong>de</strong>rweg van ellen<strong>de</strong> overboord gesprongen. <strong>Een</strong> walvis om hem te<br />

red<strong>de</strong>n vertoon<strong>de</strong> zich niet.<br />

In Ne<strong>de</strong>rland werd John Ricus on<strong>de</strong>r voogdij van een koopman in Amsterdam<br />

gesteld, I.W. Bagman, die er <strong>voor</strong> zorg<strong>de</strong> dat het kind - zoals van Indië uit beschikt<br />

was - in huis kwam bij <strong>de</strong> Waalse predikant van Dordrecht, C.G. Merkus. Hier werd<br />

John Ricus goed verzorgd. Uit <strong>de</strong>ze tijd moet wel <strong>de</strong> gewoonte stammen dat le<strong>de</strong>n<br />

van <strong>de</strong> familie <strong>Couperus</strong>, hoewel zij geen hugenoten waren, zich in <strong>de</strong> Waalse<br />

Gemeente lieten<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


37<br />

aannemen. Dit werd ongetwijfeld aangemoedigd door het feit dat <strong>de</strong> Église Wallonne<br />

<strong>voor</strong> chic doorging.<br />

John Ricus noem<strong>de</strong> <strong>de</strong> predikant en zijn vrouw naar Indische gewoonte oom en<br />

tante. Toen Merkus spoedig naar Amsterdam beroepen werd, verhuis<strong>de</strong> <strong>de</strong> jongen<br />

mee. Zo kwam hij op <strong>de</strong> Keizersgracht tegenover <strong>de</strong> Westermarkt te wonen. In<br />

Dordrecht had hij een kin<strong>de</strong>rschooltje bezocht, nu kreeg hij een Zwitserse, later een<br />

Dordtse gouverneur. Dat hij, zo jong nog, in dit milieu vloeiend Frans heeft leren<br />

spreken en schrijven verwon<strong>de</strong>rt ons dus niet. In wezen was John Ricus <strong>Couperus</strong><br />

een man van twee talen, die zich in staat heeft getoond lange reeksen vloeien<strong>de</strong><br />

Franse verzen te schrijven.<br />

Op zekere dag arriveer<strong>de</strong> ook zijn eigen moe<strong>de</strong>r uit Indië. Aan haar verschijning<br />

in diepe rouw bewaar<strong>de</strong> hij later een scherpe herinnering van geschoktheid. Zij bracht<br />

haar jongste zoon George en drie kleine meisjes mee. De weduwe vestig<strong>de</strong> zich op<br />

<strong>de</strong> Heerengracht, dicht bij <strong>de</strong> Amstel. Niet <strong>voor</strong> lange tijd. In 1824 hertrouw<strong>de</strong> zij,<br />

en wel met <strong>de</strong> al genoem<strong>de</strong> kolonel C.J. Riesz, met wie zij zich, na een kort verblijf<br />

op Elsenburg aan <strong>de</strong> Vliet tussen Den Haag en Delft, te 's-Gravenhage in <strong>de</strong><br />

Nobelstraat vestig<strong>de</strong>. Haar kin<strong>de</strong>ren voeg<strong>de</strong>n zich daar bij haar.<br />

In 1826 werd John Ricus echter met zijn broers naar <strong>de</strong> kostschool van Runckel<br />

in Noordwijk-Binnen gestuurd. Hij leer<strong>de</strong> er zo goed Latijn, dat hij er een prijs <strong>voor</strong><br />

kreeg. Erg lang is hij er niet gebleven. Toen zijn moe<strong>de</strong>r en stiefva<strong>de</strong>r het slot<br />

Zuijlensteijn bij Amerongen betrokken, plaatsten zij hem namelijk over naar <strong>de</strong><br />

kostschool van Broe<strong>de</strong>let in Maarssen. Zijn zusters bleven op het kasteel. Daar wer<strong>de</strong>n<br />

zij opgevoed door <strong>de</strong> gebruikelijke Franse gouvernante, die graag uit Walter Scott<br />

<strong>voor</strong>las. Als hij met vakantie thuis kwam, luister<strong>de</strong> John Ricus vaak naar haar. Hoeft<br />

aan zijn literaire begaafdheid en interesse geen twijfel te bestaan, later is hij toch<br />

meer een man van <strong>de</strong> daad gebleken. Zijn stiefva<strong>de</strong>r heeft hem streng opgevoed. Van<br />

hem kreeg John Ricus verplichte lessen in het schaken. Vissen en paardrij<strong>de</strong>n met<br />

an<strong>de</strong>re jongens <strong>de</strong>ed hij even graag.<br />

In Latijn bleef hij met gemak uitblinken. Met Grieks daarentegen had hij op school<br />

nogal wat moeite. Tot zijn ergernis werd hij in die taal onophou<strong>de</strong>lijk overtroefd<br />

door een vriendje, een telg van <strong>de</strong> Portugees-joodse familie Teixeira <strong>de</strong> Mattos. John<br />

Ricus ontpopte zich echter weer als een <strong>de</strong>r beste danseurs. De school was gemengd,<br />

<strong>de</strong> jongens hoef<strong>de</strong>n<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


38<br />

het dansen dus niet zoals <strong>de</strong> a<strong>de</strong>lborsten met elkaar te leren. Intens ook genoot hij<br />

van <strong>de</strong> muzieklessen, die zo welbesteed aan hem waren dat hij later met gemak heeft<br />

leren componeren. Op een bewaard gebleven opus van zijn hand uit 1881 zullen wij<br />

nog terugkomen.<br />

Op 15 mei 1829 werd zijn stiefva<strong>de</strong>r Riesz tot kolonel-chef van <strong>de</strong> staf van<br />

Ne<strong>de</strong>rlands-Indië benoemd. Voor <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs van John Ricus beteken<strong>de</strong> dit <strong>de</strong> terugkeer<br />

naar Batavia. Het afscheid van hun zoon is in <strong>de</strong> herinnering van <strong>de</strong> laatste een<br />

afschuwelijke gebeurtenis geweest. Juist om een drama te vermij<strong>de</strong>n, vond het plaats<br />

in <strong>de</strong> buurt van Maarssen, gewoon in <strong>de</strong> koets waarmee <strong>de</strong> heer en mevrouw<br />

Riesz-Cranssen zich naar Amsterdam begaven. - Er kwam nu tevens een ein<strong>de</strong> aan<br />

dit schoolleven. John Ricus werd opgenomen in het gezin van we<strong>de</strong>rom een dominee,<br />

Koor<strong>de</strong>rs geheten, wiens pastorie overigens meer weg had van een gastronomisch<br />

centrum dan van een kluis waar inkeer, versterving en zelfkastijding aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong> van<br />

<strong>de</strong> dag waren. Hij genoot er grote vrijheid. In <strong>de</strong> Vechtstreek beleef<strong>de</strong> hij een heerlijke<br />

jongelingstijd, zo schreef hij later. Hij hielp <strong>de</strong> boeren, op het land of bij het kaas<br />

maken. Het gebruikelijke vogelschieten fascineer<strong>de</strong> hem niet min<strong>de</strong>r.<br />

In 1832 liet hij zich inschrijven in het album van het Athenaeum Illustre te<br />

Amsterdam. Hij kwam nu weer bij iemand an<strong>de</strong>rs in huis, <strong>de</strong> heer Bernoulli, die<br />

boekhou<strong>de</strong>r bij een koopman was. John Ricus werd lid van een dispuut. De wat<br />

balken<strong>de</strong> afkorting van <strong>de</strong> naam. I.A.A.A.A., blijkt een hooggestemd i<strong>de</strong>aal te<br />

verbergen: ingenium acuunt artes, amicitiam alunt. Zijn mathesisexamen leg<strong>de</strong> hij<br />

in Lei<strong>de</strong>n af, en in <strong>de</strong> Sleutelstad is hij ook vijf jaar later in <strong>de</strong> rechten gepromoveerd.<br />

Zijn Amsterdamse jaren heeft John Ricus in menig opzicht goed uitgebuit. Verzot<br />

als hij was op <strong>de</strong> Franse opera ging hij daar dikwijls heen. Zelf speel<strong>de</strong> hij piano,<br />

kon goed zingen, nam lessen in harmonie en composite, en richtte zelfs een<br />

muziekgezelschapje op: Musicae Artis Sacrum. Van Bernoulli kreeg hij lessen in<br />

Italiaans waardoor hij spoedig Dante, Petrarca en Tasso in <strong>de</strong> oorspronkelijke taal<br />

kon lezen. <strong>Een</strong> ‘familiekwaal’, stotteren, leer<strong>de</strong> hij in korte tijd met grote wilskracht<br />

af met behulp van in Mainz genoten spraaklessen. Tij<strong>de</strong>ns zijn studie heeft John<br />

Ricus een bun<strong>de</strong>l Franse poëzie geschreven, on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> titel Illusions d'un Étudiant. -<br />

Dit alles overzien<strong>de</strong> kunnen wij alleen maar vaststellen dat <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> een va<strong>de</strong>r<br />

heeft gehad van wie hij heel wat moet hebben opgestoken. Is het een won<strong>de</strong>r dat hij<br />

eigenlijk het liefst operazanger had willen wor<strong>de</strong>n?<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


39<br />

Zijn aanvankelijke plan zich in <strong>de</strong> advocatuur te begeven heeft John Ricus al vrij<br />

spoedig opgegeven. On<strong>de</strong>r invloed van P. Merkus, die uit Indië was weggezon<strong>de</strong>n<br />

omdat hij zich tegen het cultuurstelsel had gekeerd, besloot hij tot een Indische<br />

ambtenarencarrière. Zijn promotieon<strong>de</strong>rwerp <strong>de</strong>ed dit nog niet verwachten. Op 29<br />

juni 1837 promoveer<strong>de</strong> hij in Lei<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>r het rectoraat van P.J. Uylenbroek op een<br />

in het Latijn geschreven juridisch proefschrift. De conditione servorum apud romanos.<br />

Deze studie droeg hij op aan zijn ‘avunculus’ P. Merkus en aan zijn ‘tutor’ C.G.<br />

Merkus. De promotie zelf werd beklonken met een groot feest in <strong>de</strong> Haarlemmerhout.<br />

In Haarlem, immers kon<strong>de</strong>n zowel zijn Leidse als zijn Amsterdamse vrien<strong>de</strong>n<br />

gemakkelijk samenkomen.<br />

John Ricus verliet daarop Ne<strong>de</strong>rland. Te Soerabaja werd hij per 1 januari 1838<br />

aangesteld tot ‘ambtenaar bij <strong>de</strong> fiscaal’. On<strong>de</strong>rweg naar Java heeft hij op zee nog<br />

een aantal Engelse gedichten geschreven, Sea Thoughts. 13 Toen ook Merkus naar<br />

Indië terugkeer<strong>de</strong>, wist hij zich geprotegeerd op hoog niveau. Aan <strong>de</strong>ze werd John<br />

Ricus ter beschikking gesteld toen Merkus <strong>de</strong> functie zou vervullen van<br />

gouvernementscommissaris ter Sumatra's westkust. Op 20 september 1839 werd<br />

<strong>Couperus</strong> toegevoegd aan <strong>de</strong> resi<strong>de</strong>nt van Ajer Bangis. Merkus zelf zou het nog tot<br />

gouverneur-generaal brengen. John Ricus kon zich op Sumatra als jong ambtenaar<br />

eerst eens ‘uitleven’.<br />

In <strong>de</strong> maand oktober 1839 maakte John Ricus <strong>de</strong> expeditie mee tegen Kota Gedang,<br />

on<strong>de</strong>r kolonel A.V. Michiels. Aan <strong>de</strong>ze avontuurlijke tijd bewaar<strong>de</strong> hij later<br />

herinneringen die hem doen kennen als een actieve, sportieve man. In een in 1862<br />

verschenen brochure, 14 bij <strong>voor</strong>beeld, ziet hij zich terug ‘in vroegere jaren als jongeling<br />

in <strong>de</strong> binnenlan<strong>de</strong>n jagen<strong>de</strong>, rossen<strong>de</strong> en rondzwerven<strong>de</strong>, en alzoo in contact met<br />

<strong>de</strong>n kleineren man en <strong>de</strong> min<strong>de</strong>re inlandsche hoof<strong>de</strong>n’. Het waren tij<strong>de</strong>n van ‘bedaar<strong>de</strong><br />

koloniale journalistiek’, waarin ‘het getal onzer Indische dagbla<strong>de</strong>n zich beperkte<br />

tot <strong>de</strong> eenige onschuldige Javasche Courant. [...] Zoo wij ons dan in die tij<strong>de</strong>n<br />

terugvoeren, zien wij ons zelven vermoeid en afgemat terugkomen<strong>de</strong> van eenen<br />

langdurigen rid, <strong>de</strong> pandoppo van <strong>de</strong>n eenen of an<strong>de</strong>ren Regent, die ons vergezel<strong>de</strong>,<br />

binnentre<strong>de</strong>n, en daar, na <strong>de</strong>n inwendigen mensch door een substantieel maal versterkt<br />

te hebben, ons in een stoel vóór aan <strong>de</strong> pandoppo ne<strong>de</strong>rvleijen en on<strong>de</strong>r het genot<br />

van eene manillasigaar <strong>de</strong> eenige courant, - Amsterdamsen of Rotterdamsch<br />

Han<strong>de</strong>lsblad, wij weten het niet meer - opnemen, die wij op een klein tafeltje ter<br />

zij<strong>de</strong><br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


40<br />

van ons on<strong>de</strong>r officiëele correspon<strong>de</strong>ntiën, die <strong>de</strong> post <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n Regent heeft<br />

me<strong>de</strong>gebragt, zagen liggen.’ - De regent leest intussen, omgeven door zijn hele<br />

personeel, <strong>de</strong> binnengekomen missives. On<strong>de</strong>ropzieners komen kijken of zij ook<br />

post gekregen hebben. John Ricus geniet van <strong>de</strong> heerlijke avondlucht. Hardop vertaalt<br />

een <strong>de</strong>r opzieners stukjes uit <strong>de</strong> courant, ten gehore van ie<strong>de</strong>r <strong>de</strong>r aanwezigen. 15<br />

Maar soms ook was het toneel min<strong>de</strong>r vredig en staken opstan<strong>de</strong>n <strong>de</strong> kop op. John<br />

Ricus herinner<strong>de</strong> zich hoe hij, in 1844, wonen<strong>de</strong> in een huis gelegen aan <strong>de</strong> driesprong<br />

tussen Padang en Pau, <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rgang van een <strong>de</strong>tachement infanteristen met le<strong>de</strong><br />

ogen moest aanzien, dat ‘in het stille van <strong>de</strong>n avond’ was uitgerukt. 16 Op een mod<strong>de</strong>rig<br />

sawaveld wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> mannen tij<strong>de</strong>ns een hevige regenbui door <strong>de</strong> plaatselijke<br />

bevolking met scherpe klewangs aangevallen. Padang moest in staat van beleg wor<strong>de</strong>n<br />

gesteld: ‘Als Fiscaal en Auditeur-Militair vermeen<strong>de</strong>n wij het onzen pligt <strong>de</strong> noodige<br />

geheime on<strong>de</strong>rzoekingen te laten doen naar <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>re bedoelingen <strong>de</strong>r woelzieke<br />

menigte. [...] Wij zon<strong>de</strong>n geheime spionnen in <strong>de</strong> amfioenkitten, met last om dáár,<br />

on<strong>de</strong>r aanbieding van het bij <strong>de</strong> woelzieken zoo gezocht heulsap, achter <strong>de</strong> waarheid<br />

te komen. Wij vernamen dan ook spoedig, dat geestelijken overal aan het opruijen<br />

waren.’ Padang werd bedreigd. Men zette meer troepen in en <strong>de</strong> opstand werd<br />

bedwongen. Nog jaren later huiver<strong>de</strong> John Ricus bij <strong>de</strong> gedachte ‘wat het lot van<br />

alle Europesche ingezetenen, niet alleen van Padang, maar welligt van geheel<br />

Sumatra's westkust had kunnen zijn, zoo op dien avond geene da<strong>de</strong>lijke maatregelen<br />

geprovoceerd en genomen waren gewor<strong>de</strong>n’. De voedingsbo<strong>de</strong>m van dit alles, zo<br />

meen<strong>de</strong> hij, was <strong>de</strong> eeuwige strijd tussen christenen en mohammedanen. Verstopt<br />

in een aansporing tot be<strong>de</strong>vaart naar Mekka las hij <strong>de</strong> ophitsen<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n: ‘Wat<br />

toeft gij te Padang, on<strong>de</strong>r die zoo zondige Hollan<strong>de</strong>rs, die, ja, eene kerk bezitten,<br />

doch die <strong>de</strong>n heiligen God niet vereeren, niet vijfmalen daags hunne gebe<strong>de</strong>n tot<br />

Hem opzen<strong>de</strong>n! Wat toeft gij? Volgt <strong>de</strong>n roepstem van onzen Profeet, en ver<strong>de</strong>lgt<br />

al die ongeloovigen te vuur en te zwaar<strong>de</strong>!’<br />

De tekst van <strong>de</strong> brochure waar dit in staat is overigens min<strong>de</strong>r van belang om aan<br />

te tonen wat <strong>de</strong> nog ongehuw<strong>de</strong> John Ricus <strong>Couperus</strong> rond 1840 op Sumatra zoal<br />

beleef<strong>de</strong>, dan om <strong>de</strong> conclusie te wettigen dat hij een zeer autoritaire man was, die<br />

tegen on<strong>de</strong>rdrukking niet opzag wanneer <strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n dat naar zijn mening<br />

vereisten. In niet mis te verstane bewoordingen betoog<strong>de</strong> hij 17 ‘dat ons bestaan in<br />

Indië geen<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


41<br />

zuiver koloniaal, d.i. volkplantersbestaan, is; maar wel <strong>de</strong>gelijk een bestaan, gegrond<br />

op le droit du plus fort, hetzij door materieele, hetzij door moreele kracht tot stand<br />

gebragt, en door die kracht ook alleenlijk nog in stand te hou<strong>de</strong>n. In één woord, het<br />

is eene overheersching, die <strong>de</strong>n zwakkere op een onnatuurlijk standpunt heeft<br />

geplaatst, hoe verzachtend men die overheersing ook mogt willen doen drukken. Het<br />

is dus eene bepaal<strong>de</strong> onmogelijkheid <strong>de</strong> ongedwongene Ne<strong>de</strong>rlandsche politiek op<br />

Indië toe te passen.’ De cursiveringen zijn van hem zelf. Deze regels staan er borg<br />

<strong>voor</strong>, dat er met een man als John Ricus <strong>Couperus</strong> wanneer het er op aankwam niet<br />

te spotten viel. Zij bewijzen overigens tevens dat hij goed en met kracht zijn mening<br />

on<strong>de</strong>r woor<strong>de</strong>n kon brengen en er ook niet tegen opzag dit in het openbaar te doen<br />

als het zo te pas kwam.<br />

In Batavia waag<strong>de</strong> hij het na enige jaren zijn oog te laten vallen op <strong>de</strong> dochter van<br />

<strong>de</strong> toenmalige vice-presi<strong>de</strong>nt bij <strong>de</strong> Raad van Indië, jhr. J.C. Reynst. Maar <strong>de</strong>ze zag<br />

in <strong>Couperus</strong> allerminst een partij <strong>voor</strong> zijn enige kind, Catharina Geertruida, en<br />

beklaag<strong>de</strong> zich bij Merkus over <strong>de</strong> ongepaste vrijpostigheid van het jongmens.<br />

<strong>Couperus</strong> liet zich niet meteen uit het veld slaan. Volgens zijn zeggen gaf hij Merkus<br />

te kennen: ‘Bui<strong>de</strong>nzorg komt binnenkort open, en elke G.G. heeft tot nog toe altijd<br />

een zijner protégés tot Assistent-Resi<strong>de</strong>nt van Buitenzorg benoemd, welnu geef mij<br />

Buitenzorg en dan zal <strong>de</strong> Heer Reynst mij zijne dochter niet weigeren.’ Maar dit<br />

mislukte. <strong>Couperus</strong> werd naar Padang gestuurd, <strong>de</strong>stijds een <strong>de</strong>r moeilijkste plaatsen.<br />

Op 2 augustus 1844 overleed Merkus. Reynst volg<strong>de</strong> hem toen op als waarnemend<br />

gouverneur-generaal. Bij zijn vertrek naar Padang moest <strong>Couperus</strong> hem zijn<br />

opwachting maken, hij werd zeer beleefd ontvangen maar <strong>voor</strong>lopig bleef het daar<br />

bij.<br />

In 1846 vin<strong>de</strong>n wij hem als lid van <strong>de</strong> Raad van Justitie in Batavia. Voorzien<strong>de</strong><br />

dat hij in <strong>de</strong>ze stad geruime tijd zou blijven, overwoog hij nu <strong>de</strong>finitief een huwelijk<br />

aan te gaan. Zijn carrière was tot dan toe vlekkeloos verlopen. IJzeren gezondheid,<br />

ontoombare energie, sterke wilskracht gecombineerd met een meer dan gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong><br />

intelligentie en begaafdheid op allerlei gebie<strong>de</strong>n, brachten hem er toe naar <strong>de</strong> gunst<br />

van Reynst te blijven dingen. Johan Cornelis Reynst (1798-1871) had in 1840 op<br />

grond van zijn verdiensten het predikaat jonkheer verworven. Van 5 augustus 1844<br />

af trad jhr. Reynst als waarnemend G.G. op, een functie die hij heeft vervuld tot hij<br />

op 30 September 1845 werd opgevolgd door J.J. Rochussen.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


42<br />

Reynsts enige dochter moet in die verheven Indische bestuurskringen een eenzaam<br />

leven geleid hebben. Haar moe<strong>de</strong>r Catharina Geertruida Scherpingh had zij verloren<br />

toen zij nog geen twee jaar oud was. Haar va<strong>de</strong>r,in 1831 weduwnaar gewor<strong>de</strong>n,<br />

hertrouw<strong>de</strong> niet. Haar enige speelkameraadjes wareneen aangenomen zusje 18 en een<br />

jonger broertje, Pieter Hendrik (1830-1856). Temid<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> vele zeer grote<br />

gezinnen zoals die toen eer<strong>de</strong>r regel dan uitzon<strong>de</strong>ring waren maakte <strong>de</strong> familie Reynst<br />

een ingetogen, beschei<strong>de</strong>n indruk. Hoe en wanneer John Ricus <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> <strong>de</strong>rtien<br />

jaar jongere freule Catharina <strong>voor</strong> het eerst ontmoet heeft is onbekend, maar we<br />

mogen <strong>de</strong>nken aan <strong>de</strong> kring van mr. P. Merkus. Het geslacht Reynst was oud en<br />

aanzienlijk, een patricische familie. Dit is <strong>voor</strong> John Ricus waarschijnlijk een re<strong>de</strong>n<br />

te meer geweest om zijn oog op <strong>de</strong> dochter van <strong>de</strong> waarnemend gouverneur-generaal<br />

te laten vallen.<br />

J.C. Reynst is in 1798 op Larenstein bij Arnhem geboren. Al heel jong, nauwelijks<br />

zeventien jaar oud, ging hij naar Indië. Vijf jaar na zijn huwelijk bracht hij het reeds<br />

tot directeur-generaal <strong>de</strong>r Financiën, en in 1842 werd hij vice-presi<strong>de</strong>nt van <strong>de</strong> Raad<br />

van Indië. Het geslacht waar hij uit stam<strong>de</strong> kon reeds in <strong>de</strong> zestien<strong>de</strong> en zeventien<strong>de</strong><br />

eeuw in Amsterdam bogen op een beken<strong>de</strong> naam. Van va<strong>de</strong>rszij<strong>de</strong> was zijn<br />

grootmoe<strong>de</strong>r een Bicker, van moe<strong>de</strong>rszij<strong>de</strong> een Du Peyrou, dochter van <strong>de</strong><br />

Amsterdamse schepen, tevens directeur van <strong>de</strong> Groenlandsche Visscherij, Daniel<br />

Jacob du Peyrou. Indische traditie reikte bij <strong>de</strong> familie Reynst nog veel ver<strong>de</strong>r terug<br />

dan bij <strong>de</strong> families <strong>Couperus</strong> en Baud: al in het begin van <strong>de</strong> zeventien<strong>de</strong> eeuw kon<strong>de</strong>n<br />

zij wijzen op een gouverneur-generaal. 19<br />

De va<strong>de</strong>r van J.C. Reynst is in het begin van <strong>de</strong> negentien<strong>de</strong> eeuw na <strong>de</strong> dood van<br />

zijn vrouw naar Indië gegaan waar hij, een jaar na zijn schoondochter, evenals zij in<br />

Batavia is gestorven. Deze Pieter Hendrik - over-grootva<strong>de</strong>r van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> -<br />

staat genealogisch gesproken <strong>de</strong>rhalve op <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> lijn als Abraham <strong>Couperus</strong>. Zijn<br />

zoon, <strong>Couperus</strong>' grootpapa, ging al in 1850 met pensioen, maar is daarna toch nog<br />

tien jaar in Indië gebleven alvorens uitein<strong>de</strong>lijk naar Ne<strong>de</strong>rland terug te keren. In<br />

1856 verloor hij zijn enige zoon. Zijn terugkeer, in 1860, hield verband met <strong>de</strong><br />

gelijktijdige repatriëring van zijn dochter en haar echtgenoot John Ricus <strong>Couperus</strong><br />

- een man die naar <strong>de</strong> mening van Reynst qua stand niet helemaal van het niveau<br />

geweest kan zijn dat hij wel gewenst had.<br />

John Ricus had toen echter een zeer vlot verlopen Indische carrière achter <strong>de</strong> rug.<br />

In 1849 werd hij namelijk griffier bij <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> Hoge Ge-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


43<br />

rechtshoven, in 1850 raadsheer van het Hoog Gerechtshof, en vier jaar nadien<br />

bovendien nog lid van het Hoog Militair Gerechtshof. Deze loopbaan werd in 1860<br />

bekroond met een passen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rscheiding: John Ricus <strong>Couperus</strong> is toen, nadat hij<br />

een jaar eer<strong>de</strong>r zijn ontslag al had aangevraagd, ge<strong>de</strong>coreerd met het rid<strong>de</strong>rschap in<br />

<strong>de</strong> Or<strong>de</strong> van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandsche Leeuw, dat in 1923 ook <strong>voor</strong> zijn jongste zoon <strong>Louis</strong><br />

zou zijn weggelegd. Tegelijk met zijn schoonva<strong>de</strong>r Reynst vertrok hij daarop naar<br />

Europa. Voor zijn vrouw Catharina moet dit wel een heel groot avontuur geweest<br />

zijn. Alle bijna eenen<strong>de</strong>rtig jaren van haar leven had zij in Indië doorgebracht. Zij<br />

die <strong>de</strong> moe<strong>de</strong>r van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> zou war<strong>de</strong>n, ken<strong>de</strong> niet an<strong>de</strong>rs dan een aangenaam<br />

leven in <strong>de</strong> tropen op hoog maatschappelijk niveau. <strong>Een</strong> stoet bedien<strong>de</strong>n had haar<br />

daar altijd omringd. In Den Haag, met twee dienstmeisjes, sociaal weinig meer<br />

betekenend, zal het haar niet zijn meegevallen: een bittere achteruitgang...<br />

John Ricus en Catharina had<strong>de</strong>n in Batavia zeven kin<strong>de</strong>ren gekregen (eigenlijk<br />

acht, maar een jongetje werd dood geboren; een dag later is dit kindje, op 14 <strong>de</strong>cember<br />

1854, bijgezet in een grafkel<strong>de</strong>r die J.C. Reynst op <strong>de</strong> algemene Europese<br />

begraafplaats van Batavia heeft gekocht; eerst 23 februari 1855 was <strong>de</strong>ze groeve<br />

voltooid). De eersteling was een meisje, Johanna Cornelia, geboren in 184S. Op haar<br />

volg<strong>de</strong> een zoon die van zijn <strong>voor</strong>va<strong>de</strong>ren <strong>de</strong> beken<strong>de</strong> namen Petrus Theodorus erf<strong>de</strong>.<br />

Hij was een jaar jonger. Weer een jaar later werd, in 1850, nogmaals een meisje<br />

geboren, Catharina Rica Geertruida. Daarna kwam het dochtertje dat later in Den<br />

Haag jong gestorven is en met wier eerste <strong>voor</strong>naam <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> eerlang bedacht<br />

zou wor<strong>de</strong>n: <strong>Louis</strong>e Johanna Baptiste Charlotte, geboren 1851. <strong>Een</strong> twee<strong>de</strong> zoon,<br />

John Ricus junior, zag in 1853 het levenslicht. Na het doodgeboren kindje volg<strong>de</strong> in<br />

1856 nog het meisje dat <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> later zijn lievelingszuster zou noemen,<br />

Geertruida Johanna. Het laatste nog in Indië geboren zoontje werd François Emile<br />

genoemd. Hij besloot <strong>de</strong>ze pleja<strong>de</strong> in 1857.<br />

Het was dus een grote familie die in 1860 naar Ne<strong>de</strong>rland voer, en zij wer<strong>de</strong>n zoals<br />

gezegd bovendien vergezeld door grootpapa Reynst en hun aller bedien<strong>de</strong>n. Over<br />

<strong>de</strong>ze reis naar het va<strong>de</strong>rland bezitten wij niet onamusante gegevens. Papa John Ricus<br />

heeft namelijk veel later, in <strong>de</strong>cember 1883, een lang gedicht van 133 vierregelige<br />

coupletten in het Frans geschreven, bedoeld als een geschenk <strong>voor</strong> John Ricus junior<br />

ter gelegen-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


44<br />

heid van diens huwelijk. 20 In dit poëem haal<strong>de</strong> hij allerlei herinneringen op, en hij<br />

sprak zijn zoon on<strong>de</strong>r meer als volgt toe:<br />

(13) ‘En partant <strong>de</strong> Java ce fut en grand cortège,<br />

Dont ton Grandpère était le chef et le doijen,<br />

Qui avait tout l'esprit <strong>de</strong> l'ordre qua protège,<br />

Et dans son grand amour cherchait son seul moijen!’<br />

(14) ‘Nous étions à dix-neuf sujets <strong>de</strong> son empire,<br />

Qui l'honoraient d'amour comme leur empereur.<br />

Il fut toujours pour nous le maître <strong>de</strong> navire<br />

Bien plus que le vrai chef du bateau à vapeur!’<br />

Op <strong>de</strong> terugreis moesten zij een paar dagen logeren in <strong>de</strong> haven Point <strong>de</strong> Galles, maar<br />

alle kamers die zij in het hotel besproken had<strong>de</strong>n bleken per ongeluk al aan an<strong>de</strong>re<br />

gasten vergeven te zijn. De negentien reizigers zagen zich toen gedwongen<br />

on<strong>de</strong>rkomen te zoeken in een meer achteraf gelegen hôtel garni. Zij begaven zich<br />

daarheen in vijf palankijnen, gevolgd door drie karren met <strong>de</strong> bagage. De wagens<br />

wer<strong>de</strong>n door le<strong>de</strong>n van het personeel nauwlettend in het oog gehou<strong>de</strong>n. Er wor<strong>de</strong>n<br />

een Fransman, een Deen en een Javaanse baboe genoemd.<br />

Spoedig werd <strong>de</strong> reis weer <strong>voor</strong>tgezet. Het schip voer langs Kaap Guardafui.<br />

Negentien jaar later zou Geertruida Johanna - Trudy - hier schipbreuk lij<strong>de</strong>n en er<br />

als drenkeling een kind krijgen. Wij komen daar nog op terug. Maar papa zinspeelt<br />

er op als hij <strong>de</strong> regels dicht:<br />

(27) ‘Tu vis, à mon côté, tous ces rochers terribles<br />

Du Cap <strong>de</strong> Guardafui que l'Océan battait;<br />

Ta soeur donc s'amusait à voir ces eaux horribles,<br />

Inconsciente alors du sort qui l'attendait!’<br />

In Egypte on<strong>de</strong>rbrak <strong>de</strong> familie <strong>de</strong> reis opnieuw, om Alexandrië en Caïro en bovendien<br />

<strong>de</strong> pirami<strong>de</strong>n en vele an<strong>de</strong>re oudhe<strong>de</strong>n te bezoeken. Daarnastoom<strong>de</strong>n zij door naar<br />

Marseille. Dwars door Frankrijk begaven zij zich vervolgens met <strong>de</strong> trein naar Parijs.<br />

Aldaar zijn ze enige tijd gebleven alvorens ver<strong>de</strong>r te reizen naar Brussel. Het was<br />

een koud <strong>voor</strong>jaar. Op 18 april i860 vier<strong>de</strong>n zij in <strong>de</strong> Belgische hoofdstad <strong>de</strong><br />

eenen<strong>de</strong>rtigste verjaar-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


45<br />

dag van mama. Hoe zij er na al dat gereis aan toe was valt niet te zeggen maar wel<br />

te vermoe<strong>de</strong>n... Zij was opnieuw zwanger en haar conditie moet precair geweest zijn.<br />

In Indië al had haar gezondheid te wensen overgelaten, en dit was zelfs een van <strong>de</strong><br />

<strong>voor</strong>naamste re<strong>de</strong>nen geweest om naar Europa te gaan.<br />

In het ijzige Brussel zagen <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren <strong>voor</strong> het eerst van hun jonge leven sneeuw<br />

en hagel. Ze keken hun ogen uit naar het natuurverschijnsel en verkeer<strong>de</strong>n in <strong>de</strong><br />

sprookjesachtige veron<strong>de</strong>rstelling dat het hier in het barre noor<strong>de</strong>n blijkbaar snoepjes<br />

regen<strong>de</strong>. Dat was wel wat an<strong>de</strong>rs dan <strong>de</strong> natte moesson die zij gewend waren.<br />

En toen kwam Holland. Papa vond het eigenlijk heel verschrikkelijk. Hij kon zelfs<br />

zijn tranen niet bedwingen. Holland was als een oord van verbanning. De re<strong>de</strong>n<br />

waarom hij zo negatief dacht is curieus. Ne<strong>de</strong>rland, zo schreef hij, was het land van<br />

het grote Ik, waar egoïsme en ongeken<strong>de</strong> zelfzucht heersten (en wij mogen hier al<br />

aan Emeralda uit Psyche <strong>de</strong>nken). Maar het was nu eenmaal niet an<strong>de</strong>rs.<br />

Vooruitlopend op <strong>de</strong> toekomst vatte hij toch maar weer moed - hij hield veel van<br />

zijn grote gezin, en dus:<br />

(58) ‘J'ai obéi! - Nous vînmes tous dans la Hollan<strong>de</strong>;<br />

Et moi, tout entouré <strong>de</strong> mes enfants chéris,<br />

J'ai partagé toujours <strong>de</strong> ma joijeuse ban<strong>de</strong><br />

Les étu<strong>de</strong>s, les jeux, la joie et les soucis!’<br />

Op 17 november 1860 vestig<strong>de</strong> <strong>de</strong> familie zich te Den Haag aan <strong>de</strong> Prinsegracht, in<br />

het grote pand nummer 4, ongetwijfeld na een kort verblijf in een hotel.<br />

In dit huis zijn nog twee meisjes geboren, die maar kort leef<strong>de</strong>n: nog in 1860<br />

Johanna Francina Fernanda, gestorven op 10 September 1861. Dit zelf<strong>de</strong> jaar 1861<br />

zag Maria Catharina Eleonora het levenslicht. Zij is gestorven op 23 april 1862. In<br />

dit ongelukshuis ook is tenslotte nog een <strong>de</strong>r<strong>de</strong> kindje heengegaan, <strong>de</strong> elfjarige <strong>Louis</strong>e.<br />

Zij stierf als laatste van <strong>de</strong>ze drie dochtertjes, op 8 november 1862.<br />

Geen won<strong>de</strong>r dat <strong>de</strong> familie <strong>Couperus</strong> aan <strong>de</strong> woning op <strong>de</strong>, toen nog niet ge<strong>de</strong>mpte,<br />

Prinsegracht trieste herinneringen bewaar<strong>de</strong>. Geen won<strong>de</strong>r ook dat zij naar een an<strong>de</strong>r<br />

huis hebben omgezien. Zij betrokken weldra het pand Mauritska<strong>de</strong> 11 - tegenwoordig<br />

43 - en hebben daar <strong>de</strong> geboorte van <strong>de</strong> hekkesluiter afgewacht. In <strong>de</strong> nacht van 10<br />

juni 1863<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


46<br />

werd een zoontje geboren, een nakomertje. 21 De ou<strong>de</strong>rs hebben in hem <strong>de</strong> drie<br />

gestorven zusjes willen ge<strong>de</strong>nken, wat wel enigszins <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand lag. Maar <strong>Louis</strong><br />

Marie Anne <strong>Couperus</strong> kreeg daarmee zulke verwarren<strong>de</strong> <strong>voor</strong>namen, dat hij in het<br />

bevolkingsregister van Den Haag abusievelijk tot zijn achttien<strong>de</strong> levensjaar als meisje<br />

ingeschreven heeft gestaan. Op 19 juli 1863 werd <strong>de</strong>ze jongste telg van het geslacht<br />

<strong>Couperus</strong> gedoopt in <strong>de</strong> Église Wallonne aan het Noor<strong>de</strong>in<strong>de</strong>. Het doopregister <strong>de</strong>elt<br />

mee: ‘Et le susdit enfant, né à la Haye le 10 Juin 1863 à 12 heures <strong>de</strong> la nuit, a été<br />

présenté au Saint Baptême par la Mére. Ce que je certifie. E.A. Zublie.’ 22<br />

Heeft <strong>de</strong> geboorte van dit laatste kind veel indruk op papa gemaakt? Zijn hoofd<br />

stond eigenlijk wel meer naar an<strong>de</strong>re dingen. Hij had het druk genoeg met het<br />

schrijven van brochures. Op eigen verzoek eervol ontslagen uit's lands dienst, on<strong>de</strong>r<br />

toekenning van pensioen, bleek hij allerminst van plan zijn ver<strong>de</strong>re leven met <strong>de</strong><br />

armen over elkaar te gaan zitten. <strong>Een</strong> maand na <strong>de</strong> geboorte van <strong>Louis</strong> voltooi<strong>de</strong> hij<br />

een tamelijk agressief geschrift, al het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> in successie, waarin hij zich bezighield<br />

met <strong>de</strong> ontwikkelingen van het cultuurstelstel in Indië: Gouvernementscultures met<br />

of zon<strong>de</strong>r stelsel? (1860).<br />

Wat hebben <strong>de</strong>ze brochures te betekenen, en hoe kwam hij er toe ze te schrijven?<br />

In <strong>de</strong> familie was hij niet <strong>de</strong> enige die het <strong>de</strong>ed. Ook zijn drie jaar jongere broer<br />

George Gerard (1819-1876; <strong>de</strong>ze oom van <strong>Louis</strong> is tot vier jaar <strong>voor</strong> zijn dood<br />

ongetrouwd gebleven) heeft in 1860 brochures geschreven, zelfs niet min<strong>de</strong>r dan<br />

drie. 23 Na een zeer korte loopbaan als ambtenaar had oom George zich eveneens<br />

teruggetrokken. Hij werd daarop stichter, eigenaar en landheer van <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rneming<br />

Tjisella in <strong>de</strong> resi<strong>de</strong>ntie Bantam (West-Java). In een van zijn pamfletten geeft hij te<br />

kennen: ‘Ik ben <strong>de</strong>elgenoot in eene suikerfabriek op Java [...].’ De opstellen gaan<br />

dan ook over suikercontracten en <strong>de</strong> daar in die jaren mee verbon<strong>de</strong>n problemen.<br />

Papa John Ricus is eveneens lan<strong>de</strong>igenaar geweest, en het zelf<strong>de</strong> geldt <strong>voor</strong> zijn<br />

twee jaar ou<strong>de</strong>re broer Henry (1814-1872). De laatste had zich na een militaire<br />

carrière op <strong>de</strong> bezitting Tjicoppo bij Buitenzorg gevestigd. Tevens was hij eigenaar<br />

van Djati-wangi in Cheribon (West-Java). En tenslotte was er dan nog hun bei<strong>de</strong>r<br />

zuster Elisabeth (1821-1889). Zij was getrouwd met <strong>de</strong> stadsgeneesheer van Semarang,<br />

Abraham Steenstra Toussaint, maar haar echtgenoot had tevens belangen in Tjicoppo<br />

zowel als in Pekantjilan, en heeft zich een aantal jaren met <strong>de</strong> koffiecultures<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


47<br />

beziggehou<strong>de</strong>n. Later werd hij stadsgeneesheer te Batavia. (Tjicoppo is in 1883 te<br />

koop gezet. Maar nog in 1921 wist <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> zich dit familiebezit zeer goed<br />

te herinneren. 24 )<br />

John Ricus had problemen met <strong>de</strong> richting waarin het cultuurstelsel zich dreig<strong>de</strong><br />

te ontwikkelen. 25 De tij<strong>de</strong>ns het bewind van gouverneur-generaal Van <strong>de</strong>n Bosch in<br />

1830 ingevoer<strong>de</strong> gedwongen teelt van landbouwgewassen door <strong>de</strong> Indische bevolking<br />

- suiker zowel als koffie - was on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> G.G. Merkus volgens plan doorgezet. Maar<br />

het beteken<strong>de</strong> in <strong>de</strong> praktijk dat zeer grote bevolkingsgroepen soms ver van hun<br />

woonplaatsen gedwongen arbeid moesten verrichten. Veelal wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> eisen als te<br />

hoog ervaren, <strong>de</strong> disciplinaire straffen heetten te zwaar. Kritische publikaties<br />

omstreeks het mid<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> negentien<strong>de</strong> eeuw leid<strong>de</strong>n in 1854 tot een<br />

regeringsreglement waarin een aantal beginselen <strong>voor</strong> een rechtvaardiger toepassing<br />

van het cultuurstelsel aangegeven wer<strong>de</strong>n. In artikel 56 werd gesteld dat, via<br />

vrijwillige overeenkomsten als overgang, gestreefd moest wor<strong>de</strong>n naar een toestand<br />

waarbij tussenkomst van het bestuur zou kunnen wor<strong>de</strong>n ontbeerd. Vooral I.D.<br />

Fransen van <strong>de</strong> Putte heeft, als liberale minister, tussen 1862 en 1866 <strong>de</strong> vervanging<br />

van het stelsel van overheidscultuur door een stelsel van vrije cultuur helpen<br />

bewerkstelligen. De Agrarische Wet van 1870 zou <strong>de</strong> wettelijke grondslag leggen<br />

<strong>voor</strong> een stelsel van vrije cultuur, waarbij <strong>de</strong> particuliere on<strong>de</strong>rnemer <strong>de</strong> leiding zou<br />

hebben.<br />

Deze in 1860 al dreigen<strong>de</strong> ontwikkeling beschouw<strong>de</strong> John Ricus als ongewenst.<br />

Letterlijk eiste hij 26 dat het cultuurstelsel ‘zoo veel doenlijk wor<strong>de</strong> in stand gehou<strong>de</strong>n’.<br />

Hoewel hij inzag dat veran<strong>de</strong>ringen nodig en onvermij<strong>de</strong>lijk waren, meen<strong>de</strong> hij dat<br />

<strong>de</strong> regering daarbij uiterst <strong>voor</strong>zichtig te werk moest gaan. Pas als onverhoopt (sic!)<br />

zou blijken dat het stelsel onhoudbaar was gewor<strong>de</strong>n, zou men wettelijk nieuwe<br />

regelingen kunnen overwegen.<br />

Het hoeft nauwelijks betoog dat dit opvallend conservatieve standpunt op zuiver<br />

eigenbelang van John Ricus als grondbezitter berustte. In <strong>de</strong> al eer<strong>de</strong>r genoem<strong>de</strong><br />

brochure, gedagtekend een maand na <strong>de</strong> geboorte van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, on<strong>de</strong>rstreept<br />

papa nog eens met klem dat men in zaken als <strong>de</strong>ze zich niet behou<strong>de</strong>nd genoeg kon<br />

opstellen. Opnieuw hamer<strong>de</strong> hij op <strong>de</strong> zijns inziens goe<strong>de</strong>, en in elk geval volstrekt<br />

wetrige, doelstellingen van het cultuurstelsel. Alleen <strong>de</strong> instandhouding daarvan<br />

garan<strong>de</strong>er<strong>de</strong> ‘<strong>de</strong> uitoefening van <strong>de</strong>n Regeringsinvloed op het productief vermogen<br />

van Ne<strong>de</strong>rlandsch-Indië’.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


48<br />

Mocht men nog willen twijfelen aan dit eigenbelang, in 1870 kwam John Ricus er<br />

rond <strong>voor</strong> uit, toeh <strong>de</strong> hierboven genoem<strong>de</strong> Agrarische Wet dreig<strong>de</strong> te wor<strong>de</strong>n<br />

aangenornen. In een laatste pamflet, gedateerd maart van dat jaar en gericht aan<br />

Fransen van <strong>de</strong> Putte, 27 noem<strong>de</strong> hij zich meteen op <strong>de</strong> eerste bladzij<strong>de</strong> al lan<strong>de</strong>igenaar<br />

in Ne<strong>de</strong>rlands-Indië. Om een recks van re<strong>de</strong>nen hield hij <strong>de</strong>, intussen door <strong>de</strong> Twee<strong>de</strong><br />

Kamer al aanvaar<strong>de</strong>, nieuwe wet <strong>voor</strong> volstrekt verwerpelijk: ‘<strong>de</strong> gron<strong>de</strong>n, door <strong>de</strong><br />

inlan<strong>de</strong>rs thans in erfelijk individuëel gebruik bezeten, wor<strong>de</strong>n op hunne aanvrage<br />

in eigendom afgestaan’? - Hersenschimmige utopieën noemt hij dat, ze brengen ‘<strong>de</strong>n<br />

dood van het Particulier lan<strong>de</strong>igendom met gewisse zekerheid me<strong>de</strong>’. De wet mag<br />

volgens hem niet wor<strong>de</strong>n doorgevoerd, immers wat hij noemt ‘onze eigene zonen,<br />

broe<strong>de</strong>rs, neven en vrien<strong>de</strong>n met hunne gezinnen’ leven zodoen<strong>de</strong> op een vulkaan<br />

die elk ogenblik kan uitbarsten.<br />

John Ricus heeft dit geschrift in een buitengewoon opgewon<strong>de</strong>n stijl op het papier<br />

gesmeten, het is een kreet van verontwaardiging ‘op het oogenblik dat stilzwijgen<br />

hem eene levenslange wroeging zou<strong>de</strong> kunnen aanbrengen; <strong>de</strong> wroeging namelijk<br />

van <strong>voor</strong> <strong>de</strong> zijnen niet datgene gedaan te hebben, wat <strong>de</strong> uiterste drang <strong>de</strong>r<br />

omstandighe<strong>de</strong>n hem als hoogste pligt <strong>voor</strong>schreef’. Hij ziet zijn wereld wankelen:<br />

‘Met zoo vele an<strong>de</strong>ren toch verkeert hij on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n invloed van het pijnlijk <strong>de</strong>nkbeeld,<br />

dat, bij <strong>de</strong>n tegenwoordigen gang van zaken, <strong>de</strong> Indische baten al zeer spoedig geheel<br />

en al zullen verdwijnen, en dat hierdoor tegelijk <strong>de</strong> pensioenen, die hij en hon<strong>de</strong>r<strong>de</strong><br />

an<strong>de</strong>ren na langdurigen ambtelijken dienst in een tropisch gewest, hebben verdiend,<br />

in groot gevaar kunnen gebragt wor<strong>de</strong>n.’<br />

Terwijl hij dit schreef, speel<strong>de</strong> in <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>rkamer op <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> verdieping zijn<br />

jongste zoontje <strong>Louis</strong> met lapjes, poppen en suikeren vlin<strong>de</strong>rs.<br />

<strong>Een</strong> dui<strong>de</strong>lijke conclusie is uit dit alles niet moeilijk te trekken. De familie <strong>Couperus</strong><br />

heeft generaties lang niet alleen hoge tot zeer hoge ambten bekleed, zij behoor<strong>de</strong><br />

tevens op Java zon<strong>de</strong>r meer tot <strong>de</strong> bezitten<strong>de</strong> klasse, die haar inkomsten <strong>voor</strong> geen<br />

gering ge<strong>de</strong>elte uit suiker- en koffiecultures genoot. Sociale veran<strong>de</strong>ringen wer<strong>de</strong>n<br />

niet bepaald als verbeteringen gezien omdat die hun eigen status dreig<strong>de</strong>n te<br />

on<strong>de</strong>rgraven. De terugkeer van John Ricus met vrouw en kin<strong>de</strong>ren naar Indië, in<br />

1872, moet waarschijnlijk ook wel me<strong>de</strong> in dit licht gezien wor<strong>de</strong>n. Papa wil<strong>de</strong> er<br />

niet<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


49<br />

alleen <strong>de</strong> carrière van zijn twee oudste zoons begelei<strong>de</strong>n, tevens ging het hem erom<br />

dat hij zijn agrarische belangen van nabij zo goed mogelijk kon behartigen. Van<br />

Ne<strong>de</strong>rland uit was dat omslachtig en tijdrovend. Aan zijn familie in Indië alleen<br />

durf<strong>de</strong> hij zulke gewichtige zaken niet over te laten.<br />

Van zijn broers hebben wij er tot nu toe één overgeslagen, en wel Petus Theodorus<br />

(1815-1872). Deze, altijd ongehuwd gebleven, was een jaar ou<strong>de</strong>r dan hij. Hij moet<br />

een levenslustige man geweest zijn. In 1851 bracht zijn ambtelijke loopbaan hem<br />

het resi<strong>de</strong>ntschap van Tapanoeli. Twee jaar later werd hij resi<strong>de</strong>nt van <strong>de</strong> Padangse<br />

Bovenlan<strong>de</strong>n. In 1857 kreeg hij Palembang, in 1862 Besoeki, en tenslotte culmineer<strong>de</strong><br />

zijn carrière van 1865 tot 1872 in het resi<strong>de</strong>ntschap van Probolinggo. Wat zijn<br />

particuliere leven betreft, vernemen wij dat hij ‘verwekte bij <strong>de</strong> inlandsche vrouw<br />

Sarina 5 natuurlijke erken<strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren <strong>Couperus</strong>’. <strong>Een</strong> van zijn later getrouw<strong>de</strong> zoons<br />

had nog weer zogenaam<strong>de</strong> <strong>voor</strong>kin<strong>de</strong>ren bij ‘<strong>de</strong> inlandsche vrouw Mina’ en kreeg<br />

tot schoonmoe<strong>de</strong>r ‘<strong>de</strong> inlandsche vrouw Pura’. <strong>Een</strong> dochter had als schoonmama ‘<strong>de</strong><br />

inlandsche vrouw Sienah’. Vermoe<strong>de</strong>lijk lopen er dus in het tegen woordige Indonesië<br />

nog heel wat nakomelingen rond die alien <strong>de</strong> naam <strong>Couperus</strong> dragen. Zij stammen,<br />

wellicht zon<strong>de</strong>r het te weten, af van <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> Abraham <strong>Couperus</strong> op wie <strong>de</strong> Haagse<br />

familie zo trots was.<br />

Tenslotte kunnen wij vaststellen dat, hoewel het <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> niet bepaald aan<br />

familie heeft ontbroken, <strong>de</strong> meeste van zijn ooms en tantes in Indië zaten. Zij kwamen<br />

slechts om <strong>de</strong> zoveel jaar met verlof naar Ne<strong>de</strong>rland. Neefjes en nichtjes heeft hij in<br />

zijn prille jeugd nauwelijks te zien gekregen. In zijn eerste levensjaren is <strong>Louis</strong><br />

<strong>Couperus</strong> een eenzaam kind geweest, met veel ou<strong>de</strong>re broers en zusters. In het huis<br />

aan <strong>de</strong> Mauritska<strong>de</strong> was weliswaar drukte genoeg, an<strong>de</strong>re kleine jongetjes kwamen<br />

er echter niet of zel<strong>de</strong>n.<br />

Papa bleef altijd wat ver van hem, heeft <strong>Couperus</strong> later eens geschreven. Zijn<br />

va<strong>de</strong>r ging, behalve in zijn brochures en los daarvan zijn genealogische<br />

on<strong>de</strong>rzoekingen, geheel in <strong>de</strong> opvoeding van zijn oudste zoons op. Uit het al eer<strong>de</strong>r<br />

geciteer<strong>de</strong> lange huwelijksgedicht vernemen wij dat hij in ie<strong>de</strong>r geval John Ricus<br />

junior graag bij zijn schoolwerk heeft geholpen, en <strong>voor</strong> Petrus Theodorus kan niet<br />

an<strong>de</strong>rs dan het zelf<strong>de</strong> gegol<strong>de</strong>n hebben:<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


50<br />

(65) ‘Tu te rappelleras combien l'Arithmétique<br />

Me répugnait toujours, oui, me faisait frémir;<br />

Combien <strong>de</strong> temps l'Algêbre et la Mathématique,<br />

Envolés <strong>de</strong> ma tête, eurent à revenir.’<br />

John Ricus junior werd geboeid door vlin<strong>de</strong>rs en leg<strong>de</strong> er een verzameling van aan,<br />

wat zijn va<strong>de</strong>r toejuichte. Het opspel<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> kapelletjes heeft <strong>Louis</strong> geïspireerd<br />

tot het doen van het zelf<strong>de</strong>: maar in zijn geval waren het vlin<strong>de</strong>rs van suiker, die op<br />

taarten geprikt zaten. Uit het Franse gedicht vernemen wij ook dat er een hond in<br />

huis was, een druk en blafferig beest. Heeft het nakomertje er misschien traumatische<br />

ervaringen mee opgedaan? In zijn latere leven placht <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> een bijna<br />

onbegrijpelijke afkeer van <strong>de</strong>ze viervoeters aan <strong>de</strong> dag te leggen. Pas kort <strong>voor</strong> zijn<br />

dood schafte hij zich zelf een hond aan, Brinio, die overigens door een tijdgenoot<br />

beschreven werd als een bijzon<strong>de</strong>r vals beest. Papa dichtte:<br />

(75) ‘Ton coeur n'avait pourtant aucune sécheresse<br />

Pour tous ces animaux: la preuve en est ton Chien,<br />

Qui raffolait <strong>de</strong> toi, partageant sa tendresse<br />

Entre le père et fils, dont il se crut un lien.’<br />

Papa als pianist, die zijn zoon John Ricus junior vioollessen liet geven en graag met<br />

hem samen musiceer<strong>de</strong>, zien wij geportretteerd in <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> regels:<br />

(85) ‘Nous avons maintes fois soulagé nos étu<strong>de</strong>s<br />

Ne nous parlant alors que par <strong>de</strong> divins sons;<br />

Nous étions plein <strong>de</strong> zèle et <strong>de</strong> béatitu<strong>de</strong><br />

Quand mon Piano causait avec ton Violon! - ’<br />

<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> heeft later eens verteld dat zijn va<strong>de</strong>r hem Engels en Latijn heeft<br />

geleerd volgens een vlugge eigen metho<strong>de</strong>, die bijzon<strong>de</strong>r doeltreffend was. Het blijkt<br />

dat zijn broer John Ricus junior er al in een veel vroeger stadium van profiteer<strong>de</strong>.<br />

Papa heeft het zelf als volgt beschreven:<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


51<br />

(87) ‘Et pour apprendre bien quelque langue étrangère<br />

Nous suivions hardiment une métho<strong>de</strong> à moi,<br />

Qui rendit cette étu<strong>de</strong> attraijante et légeère,<br />

Et déjà profitable en quelque peu <strong>de</strong> mois.’<br />

Het beeld dat dit alles van papa John Ricus <strong>Couperus</strong> oproept is gecompliceerd.<br />

Enerzijds <strong>de</strong> muzische man die van poëzie en muziek hield, an<strong>de</strong>rzijds <strong>de</strong> man van<br />

zaken met een sterk praktisch gerichte instelling. Sportief en on<strong>de</strong>rnemend,<br />

ongetwijfeld autoritair en met zichzelf ingenomen, maar tevens iemand die zich graag<br />

in zijn stu<strong>de</strong>erkamer terugtrok om zich daar zowel aan <strong>de</strong> politieke problemen van<br />

zijn tijd als aan eigen composities en ingewikkel<strong>de</strong> genealogische naspeuringen te<br />

wij<strong>de</strong>n. Het <strong>voor</strong>beeld van een eigen - immers jong gestorven - va<strong>de</strong>r heeft hij moeten<br />

missen. Wel heeft hij als man van <strong>de</strong> wereld niet <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze willen on<strong>de</strong>rdoen. Wij<br />

zullen zien dat papa van 1872 af in Batavia zes jaar lang in grote stijl heeft geleefd.<br />

<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> kon <strong>de</strong>ze sterke persoonlijkheid slechts met moeite <strong>voor</strong> zich<br />

winnen. De oudste en <strong>de</strong> jongste wer<strong>de</strong>n binnen het gezin geschei<strong>de</strong>n gehou<strong>de</strong>n door<br />

een reeks an<strong>de</strong>re kin<strong>de</strong>ren die <strong>de</strong> afstand alleen maar groter hebben gemaakt.<br />

Ongetwijfeld heeft papa veel kruit verschoten met <strong>de</strong> opvoeding van zijn in Indië<br />

geboren zonen en dochters. Voor zijn jongste, enige Haagse kind schoot niet zoveel<br />

meer over. Toen alle an<strong>de</strong>re kin<strong>de</strong>ren eenmaal het huis had<strong>de</strong>n verlaten, wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong>ze<br />

twee echter sterker met elkaar geconfronteerd. <strong>Een</strong> botsing kon niet uitblijven.<br />

Desondanks hebben bei<strong>de</strong>n elkaar leren waar<strong>de</strong>ren naar elkaars beste eigenschappen.<br />

Dit heeft <strong>de</strong> kloof overbrugd. Van een onoplosbaar conflict is vermoe<strong>de</strong>lijk nooit<br />

sprake geweest. 28<br />

In <strong>de</strong>ze situatie heeft <strong>de</strong> moe<strong>de</strong>r en hebben ook <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>re zusters ongetwijfeld een<br />

bemid<strong>de</strong>len<strong>de</strong> rol gespeeld. Zijn vroegste jeugdjaren bracht <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> door als<br />

een kind tussen vrouwen. Bemoe<strong>de</strong>rd en verwend, leef<strong>de</strong> hij sterk in zijn fantasie.<br />

Zo is het zijn leven lang gebleven, <strong>voor</strong>al toen zijn nichtje en latere vrouw Elisabeth<br />

Baud die rol eenmaal overgenomen had.<br />

Eindnoten:<br />

1 De hierna volgen<strong>de</strong> genealogische gegevens zijn in hoofdzaak ontleend aan W. Wijnaendts van<br />

Resandt, ‘Ou<strong>de</strong> Indische Families, VI: Het Geslacht <strong>Couperus</strong>’, in Maandblad van het<br />

Genealogisch-heraldisch genootschap ‘De Ne<strong>de</strong>rlandsche Leeuw’ (1908), 208-214; 239-243;<br />

271-275; 303-306. - Jurriaan van Toll, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> en zijn <strong>voor</strong>geslacht’, in Sibbe III nr.8<br />

(aug. 1943), 237 e.v.<br />

2 Van Toll, 239<br />

3 Zie over Abraham <strong>Couperus</strong>: D.K. Bassett, ‘The Surren<strong>de</strong>r of Dutch Malacca, 1795’, in Bijdr.<br />

tot <strong>de</strong> Taal-, Land- en Volkenk. van Ned.-Ind. 117 (1961), 344 e.v. De va<strong>de</strong>r van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>,<br />

mr. J.R. <strong>Couperus</strong>, heeft een lange, niet uitgegeven monografie aan Abraham <strong>Couperus</strong> gewijd<br />

(ARA, fam. arch. <strong>Couperus</strong>, II C 40), met <strong>de</strong> bedoeling zijn grootva<strong>de</strong>r te disculperen. - Zie ook<br />

zijn twee<strong>de</strong> dochter C.R.G. Vlielan<strong>de</strong>r Hein-<strong>Couperus</strong>, ‘De overgave van Malakka aan <strong>de</strong><br />

Engelschen door <strong>de</strong>n Gouverneur Abraham <strong>Couperus</strong>’, in De Indische Gids, (april 1915), 3 e.v.<br />

- Dat Abraham zeer tot <strong>de</strong> verbeelding van <strong>de</strong> familie heeft gesproken blijkt ook uit <strong>Louis</strong><br />

<strong>Couperus</strong>, Oostwaarts (1924), I.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


4 Over <strong>de</strong> familie Koek: R. Nieuwenhuys, ‘De indische wereld van <strong>Couperus</strong>’, in Hollands<br />

Maandblad 5, 192/193, juli/aug. 1963, 19.<br />

5 <strong>Een</strong> reflex hiervan vin<strong>de</strong>n we in Metamorfoze (1897), waar het Hugo Aylva is die zich <strong>voor</strong><br />

zijn afstamming interesseert. Aylva is een Friese naam, veelzeggend dus in verband met <strong>de</strong><br />

Friese afkomst van het geslacht <strong>Couperus</strong>.<br />

6 Zie over <strong>de</strong> vermeen<strong>de</strong> Schotse afstamming E. Huisman, ‘De afstamming van het geslacht<br />

<strong>Couperus</strong>', in De Ne<strong>de</strong>rlandsche Leeuw 79 (1962), 310 e.v. - Ook <strong>Louis</strong>’ broer Frans had<br />

belangstelling <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze genealogische problemen.<br />

7 Dr. P.J. Buijnsters wees mij er op dat <strong>de</strong> hervorm<strong>de</strong> predikant te Gouda Petrus Theodorus<br />

<strong>Couperus</strong> (1722-1799) bevriend was met Betje Wolff. Op een aan Betje Wolff en Aagje Deken<br />

gewij<strong>de</strong> tentoonstelling te Vlissingen in 1884 hing diens portret. Zie J. Dyserinck, Hul<strong>de</strong> aan<br />

Betje Wolff en Aagje Deken (1884), 38: ‘... “het afbeeldzel - door Le Croix geschil<strong>de</strong>rd - van<br />

haren hooggeschatten vriend, <strong>de</strong>n eerwaar<strong>de</strong>n heer Pieter Theodoor <strong>Couperus</strong>, predikant te<br />

Gouda”. Zijn nakomeling, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> te 's-Gravenhage, was zoo vrien<strong>de</strong>lijk ons het portret<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> tentoonstelling te bezorgen (Eigend. van <strong>de</strong>n heer G.L. Baud).’<br />

8 Henri van Booven, Leven en werken van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> (1933), laatste foto tussen 12 en 13;<br />

tekst 3. De schotel draagt op <strong>de</strong> rand <strong>de</strong> inscriptie: ‘Heere Everts en Aath Herkes, Echtelie<strong>de</strong>n,<br />

wiens waapenen hier tegenover staan, hebben te samen <strong>de</strong>sen silveren schotel uyt lief<strong>de</strong> aan <strong>de</strong><br />

hervorm<strong>de</strong> Gemeijnte tot Warga, waarvan sij bey<strong>de</strong> le<strong>de</strong>n waeren ten dienste <strong>voor</strong> 't Brood in<br />

's Heeren Heijlig Nagtmaal by uijterste wille besproken.’ In het centrum, ovaal om <strong>de</strong><br />

kwartierstaat van Petrus <strong>Couperus</strong> heen: ‘Do Petrus <strong>Couperus</strong> Pastor Warganus Theodori ipsius<br />

antecessoris filius aetat: 71 minister 44 hanc patinam rogatu Testatorum excudi curavit. Anno<br />

1728.’ (Dominee Petrus <strong>Couperus</strong>, predikant te Warga, zoon van Theodorus met <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> naam<br />

die zijn <strong>voor</strong>ganger was, heeft 71 jaren oud in zijn vierenveertigste ambtsjaar <strong>de</strong>ze schotel op<br />

verzoek van <strong>de</strong> erflaters laten bewerken.)<br />

9 ARA, fam.arch. <strong>Couperus</strong>, 1 a 4.<br />

10 Al <strong>de</strong>ze gegevens nog steeds ontleend aan <strong>de</strong> genealogie van W. Wijnaendts van Resandt.<br />

11 ARA, fam.arch. <strong>Couperus</strong>, 11 e 60.<br />

12 Vermeld wordt daarover: ‘In <strong>de</strong> kampagne van Rusland vier halve vingers van <strong>de</strong> linkerhand<br />

door <strong>de</strong> kou<strong>de</strong> verloren een schot door <strong>de</strong> linker knie.’ In Duitsland kreeg hij ook nog ‘bij <strong>de</strong><br />

bataille van Dres<strong>de</strong>n een geweerkogel door <strong>de</strong> linkerarm en een schot aan <strong>de</strong> heup’.<br />

13 Deze zijn in het, helaas lacuneuze, familiearchief niet bewaard gebleven.<br />

14 Mr. J.R. <strong>Couperus</strong>, De geest van artikel 110 van het Ne<strong>de</strong>rlandsch-Indisch regerings-reglement,<br />

beschouwd als wettelijke grondslag <strong>voor</strong> <strong>de</strong> aanstaan<strong>de</strong> Indische drukperswet (1862), 74 e.v.<br />

15 John Ricus windt zich daar echter over op. De vertalingen acht hij willekeurig en ten<strong>de</strong>ntieus.<br />

Hij vindt Indië nauwelijks geschikt <strong>voor</strong> een vrije drukpers, waar nog veel meer misbruik van<br />

gemaakt zal kunnen wor<strong>de</strong>n. Eigenlijk is hij het eens met het uiterst reactionaire standpunt van<br />

<strong>de</strong> oud-minister van koloniën G.L. Baud - <strong>de</strong> echtgenoot van zijn zuster Wilhelmina! -, die zich<br />

zelfs tegenstan<strong>de</strong>r had verklaard van vrijheid van drukpers in het algemeen. John Ricus meent<br />

dat het Ne<strong>de</strong>rlandse gezag door satirische improvisaties en on<strong>de</strong>rgrondse blaadjes steeds meer<br />

on<strong>de</strong>rmijnd zal wor<strong>de</strong>n. Hij conclu<strong>de</strong>ert dat <strong>de</strong> invoer van in vreem<strong>de</strong> lan<strong>de</strong>n gedrukte stukken<br />

door <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlands-Indische wetgever geregeld moet wor<strong>de</strong>n. (Baud was minister van 1848<br />

tot 1849.)<br />

16 I<strong>de</strong>m, 79 e.v.<br />

17 I<strong>de</strong>m, 126.<br />

18 Dochtertje uit het eerste huwelijk van Catharina Scherpingh.<br />

19 Uitvoerig hierover: Anne-Marie S. Logan, The ‘Cabinet’ of the Brothers Gerard and Jan Reynst<br />

(1979) passim. - F.L. Bastet/H. Brunsting, Corpus signorum classicorum musei antiquarii<br />

Lugdumo-Batavi (1982), IX-XII. De va<strong>de</strong>r van Gerard en Jan Reynst - te Amsterdam bezitters<br />

van een grote kunstverzameling, uitmuntend <strong>voor</strong>al door een hoeveelheid antieke sculpturen -<br />

was Gerrit Reynst: een <strong>de</strong>r oprichters van <strong>de</strong> VOC en <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> gouverneur-generaal. Dat dit<br />

in <strong>de</strong> familie <strong>Couperus</strong> bekend was, blijkt uit een door Catharina Vlielan<strong>de</strong>r Hein-<strong>Couperus</strong><br />

opgestel<strong>de</strong> genealogie van <strong>de</strong> familie Reynst, bewaard gebleven in het familiearchief.<br />

20 ARA, fam.arch. <strong>Couperus</strong>, II e 76.<br />

21 Op 10 juni 1930 onthul<strong>de</strong> oud-burgemeester mr. J.A.N. Patijn er een door Theo van Reijn<br />

gebeeldhouw<strong>de</strong> ge<strong>de</strong>nksteen. <strong>Een</strong> foto van het huis bij W.A. Braasem, Johan Schwencke, Van<br />

Haagse dingen die <strong>voor</strong>bij zijn (1984 4 ), 10-11.<br />

22 De gegevens uit het bevolkingsregister en die uit het doopregister van <strong>de</strong> Église Wallonne<br />

komen uit het Haags Gemeente Archief.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


23 G.G. <strong>Couperus</strong>, Voorstel tot het uitgeven van nieuwe suiker-contracten op Java (1860); G.G.<br />

<strong>Couperus</strong>, Na<strong>de</strong>re toelichting van mijn <strong>voor</strong>stel, etc. (1860); G.G. <strong>Couperus</strong>, Uitbesteding van<br />

suiker-contracten op Java (1860). Uit <strong>de</strong> teksten van George <strong>Couperus</strong> blijkt dat J.D. Fransen<br />

van <strong>de</strong> Putte een persoonlijke vriend van <strong>de</strong> familie was.<br />

24 Oostwaarts, I: ‘Wij had<strong>de</strong>n <strong>de</strong>stijds ons familieland, Tjikoppo - een oom [Henry] was er<br />

administrateur - maar <strong>de</strong> koffie en wat er meê te verdienen was, lokte, geloof ik, mijn va<strong>de</strong>r en<br />

mijn broe<strong>de</strong>rs niet.’ Zo simpel als hij het daar stelt is <strong>de</strong> situatie <strong>voor</strong> zijn va<strong>de</strong>r niet geweest;<br />

men zie het hier volgen<strong>de</strong>.<br />

25 Samenvatting ontleend aan E.H.s' Jacob, ‘Cultuurstelsel’, in Oosthoek's Encyclopaedie 4 (1948),<br />

784 e.v.<br />

26 Mr. J.R. <strong>Couperus</strong>, <strong>Een</strong> woord ter gelegenheid <strong>de</strong>r op han<strong>de</strong>n zijn<strong>de</strong> ontmoeting <strong>de</strong>r oud<br />

gonveineurs-generaal J.J. Rochussen en Mr. A.J. Duymaer van Twist op het veld van vrijen<br />

arbeid (1860).<br />

27 Mr. J.R. <strong>Couperus</strong>, De agrarische wet van <strong>de</strong>n Minister De Waal, en hare toepassing volgens<br />

Fransen van <strong>de</strong> Putte, ter vierschare gebragt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Eerste Kamer <strong>de</strong>r Staten-Generaal (1870).<br />

28 H.W. van Tricht, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> verkenning (1980 3 ) heeft in zijn hoofdstuk I een veel te<br />

zwart beeld van John Ricus <strong>Couperus</strong> senior getekend. Hij noem<strong>de</strong> hem (p.11) een ‘weinig<br />

gecompliceerd man, die aan zichzelf en zijn omgeving hoge eisen stel<strong>de</strong>, maar wiens geestelijke<br />

horizon beperkt en wiens gevoelsleven stellig vlak gebleven was’. Dit portret is ongenuanceerd.<br />

Evenmin heeft hij zich rekenschap gegeven van <strong>de</strong> uitgesproken gunstige financiële situatie<br />

van <strong>de</strong> familie. Volgens hem erf<strong>de</strong> <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> wel (p.18) ‘innerlijke aanspraak op luxe en<br />

maatschappelijk aanzien, maar niet <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>len’. Er was wel <strong>de</strong>gelijk geld. - Dat <strong>de</strong> familie<br />

<strong>Couperus</strong> (p.18) ‘aan <strong>de</strong> zelfkant van <strong>de</strong> Haagse aristocratie’ leef<strong>de</strong>, is maar een <strong>de</strong>le juist.<br />

Binnen <strong>de</strong> Indische coterie van Den Haag, die groot was, nam zij een <strong>voor</strong>name plaats in. Wel<br />

is het zo dat <strong>de</strong> niet-Indische Hagenaars op het Indische element plachten neer te zien. Zelfs <strong>de</strong><br />

familie Reynst zou <strong>de</strong> familie <strong>Couperus</strong> ‘niet mooi genoeg’ hebben gevon<strong>de</strong>n, al was hun eigen<br />

predikaat toch nog maar van jonge datum. - Het boek van Van Tricht is aan veel, doorgaans<br />

gefun<strong>de</strong>er<strong>de</strong>, kritiek on<strong>de</strong>rhevig geweest. <strong>Een</strong> reeks van punten aangestipt door Marc Galle,<br />

‘<strong>Couperus</strong> en <strong>de</strong> psychoanalyse’, in Nieuw Vlaams Tijdschrift XVI (1963), 83-89.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


II [1863-1878]<br />

52<br />

<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>' <strong>de</strong>rtien jaar ou<strong>de</strong>re zuster Catharina Vlielan<strong>de</strong>r Hein-<strong>Couperus</strong><br />

(Cateau) heeft later eens verteld - het was kort <strong>voor</strong> haar dood, in hetzelf<strong>de</strong> jaar dat<br />

<strong>Louis</strong> gestorven is - dat hij als jongetje een echt moe<strong>de</strong>rskindje was: 1 ‘Onze moe<strong>de</strong>r<br />

had drie kin<strong>de</strong>ren verloren. De “Benjamin” werd haar troetelkind. Kon het an<strong>de</strong>rs?<br />

[...] <strong>Louis</strong> lééf<strong>de</strong> in zijn fantasieën, als kind. <strong>Een</strong> luidruchtig spelend, ravottend baasje<br />

was hij niet.’<br />

Het huis aan <strong>de</strong> Mauritska<strong>de</strong> lag toen nog op een hoek, het was niet aan <strong>de</strong> zijkant<br />

ingebouwd zoals nu het geval is. Links van <strong>de</strong> <strong>voor</strong><strong>de</strong>ur had het een dienstingang<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> mei<strong>de</strong>n, vroeger ook wel <strong>de</strong> booien geheten, en <strong>voor</strong> <strong>de</strong> boodschappenjongens.<br />

Aan <strong>de</strong> rechterzij<strong>de</strong> keken op elke verdieping grote ramen uit op heesters en geboomte.<br />

Onmid<strong>de</strong>llijk aan <strong>de</strong> achterzij<strong>de</strong> strekte zich het terrein van <strong>de</strong> Oranjekazerne uit.<br />

<strong>Couperus</strong> wist zich later nog te herinneren 2 dat hij ‘zijn eerste kin<strong>de</strong>rjaren heeft voelen<br />

wiegen op <strong>de</strong> <strong>de</strong>untjes <strong>de</strong>r soldaten, die op het <strong>voor</strong>plein <strong>de</strong>r Oranjekazerne zongen:<br />

En <strong>de</strong> vier<strong>de</strong> kompie, en die poetst niet graag<br />

En daarom is ze zoo vet, ja-ja...<br />

Dichtregelen, waar het door <strong>de</strong> schuttingplanken gluren<strong>de</strong> kind niet <strong>de</strong>n humor van<br />

begreep, zoo dat hij dan ook meer gevoel<strong>de</strong> <strong>voor</strong> het lieflijk heroïsche:<br />

Tirailleurtje, wees tevre<strong>de</strong>n,<br />

Want daar komt <strong>de</strong> vijand aan!’<br />

Hij gaf het zelf toe: ‘<strong>Een</strong> moe<strong>de</strong>rskindje was hij wèl, een bedorven kindje, geboren<br />

om te be<strong>de</strong>rven en eigenlijk zijn geheele leven, nu door dier, dan door <strong>de</strong>ze bedorven.’<br />

Maaral te goed wist hij: ‘... misschien wel omdat hij zich <strong>de</strong> be<strong>de</strong>rving zoo goed laat<br />

welgevallen’. Terugzien<strong>de</strong> herinner<strong>de</strong> hij zich een klein jongetje dat, ‘een beetje<br />

overduveld door al zijn groote broêrs en zusters, zoetjes wan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> aan <strong>de</strong> hand van<br />

zijn kin<strong>de</strong>rmeid, Caroline, langs <strong>de</strong> lanen <strong>de</strong>r Haagsche Boschjes, of geheimzinnige<br />

spelletjes bedacht in <strong>de</strong> hoeken <strong>de</strong>r muurkasten, spelletjes, die reeds zijne allereerste<br />

romans symbolizeer<strong>de</strong>n en waarvan noch zijne ou<strong>de</strong>rs, noch broe-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


53<br />

<strong>de</strong>rs en zusters, noch Caroline iets begrepen. <strong>Een</strong> klein Hagenaartje dus, een erg<br />

vroom Hagenaartje, die plechtig zijn kin<strong>de</strong>rbijbeltje las - een hoofdstuk er uit - vóor<br />

hij naar bed ging, maar ook, in bed, een gestolen lint van een zijner zusters bond aan<br />

zijn eenen voet, en die voet met <strong>de</strong>n an<strong>de</strong>re, onvertuiten voet buiten <strong>de</strong> <strong>de</strong>kens stak<br />

om ze met elkan<strong>de</strong>r te doen dansen, als heer en dame: <strong>de</strong> omlinte voet was natuurlijk<br />

<strong>de</strong> dame. <strong>Een</strong> kind met vreem<strong>de</strong> fantazietjes [...].’<br />

De kin<strong>de</strong>rmeid blijkt Carolina Baumgartner geheten te hebben (geb. 1839), zij<br />

was katholiek en kwam uit <strong>de</strong> Anna Paulownastraat. Behalve haar waren er een<br />

Ne<strong>de</strong>rduits hervorm<strong>de</strong> Gel<strong>de</strong>rse dienstbo<strong>de</strong>, Elizabeth Berendsen (geb. 1843) en nog<br />

een <strong>de</strong>r<strong>de</strong> meisje, <strong>de</strong> katholieke Jacoba Kraamer (geb. 1832), afkomstig uit <strong>de</strong> Haagse<br />

Zegstraat. 3 Voor zover <strong>de</strong> laatste twee niet mo<strong>de</strong>l gestaan hebben in een van zijn<br />

Haagse romans horen wij weinig over hen. Maar over Caroline <strong>de</strong>s te meer. Zijn<br />

kin<strong>de</strong>rgevoelens beschrijft <strong>Couperus</strong> met <strong>de</strong>ze woor<strong>de</strong>n: 4 ‘Ik was een stil, eenzelvig<br />

kind, en het verbaast mij nu, dat ik zoo was. Ik was <strong>de</strong> jongste van een groot huisgezin,<br />

rumoerig en druk óver mij, en ikzelve was stil en eenzelvig, maar niet treurig dan<br />

hoogst zel<strong>de</strong>n, omdat er meestal een glimlach zacht in mij was als een vonk, die<br />

gestadig glimpte. Ik was een week, zacht kind; mijn zusters waren al dames - ten<br />

minste, ik zag ze zoo; mijn broêrs warren groote jongens - ten minste, ik vond ze<br />

héel groot, en ikzelve, heel bene<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>r hen, kon niet an<strong>de</strong>rs dan week en zacht<br />

zijn, hoewel ik niet was on<strong>de</strong>rdrukt. Mijn va<strong>de</strong>r bleef steeds wat ver van mij, maar<br />

mijn moe<strong>de</strong>r was heel lief: ik was bij haar als een kuiken on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> vlerken <strong>de</strong>r kloek,<br />

ik was veilig en warm bij haar, en ik had haar heel lief, omdat ik zeker was, dat zij<br />

mij altijd <strong>voor</strong> alles beschermen zoû.’<br />

Terwijl hij speel<strong>de</strong> in <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>rkamer, zat <strong>de</strong> meid aan het raam te verstellen. Het<br />

vertrek was gelegen op <strong>de</strong> verdieping boven <strong>de</strong> bel etage, en had een doorgang naar<br />

<strong>de</strong> slaapkamer van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs. Het lag aan <strong>de</strong> <strong>voor</strong>kant van het huis, rechts van <strong>de</strong><br />

<strong>voor</strong><strong>de</strong>ur. Caroline kon aan <strong>de</strong> straatkant <strong>de</strong> hoge brug over <strong>de</strong> ka<strong>de</strong> naar <strong>de</strong><br />

Nassaulaan zien, of als zij aan het zijraam zat het geboomte van <strong>de</strong> tuin, De kleine<br />

<strong>Louis</strong> 5 ‘speel<strong>de</strong> allerlei spelen, waar <strong>de</strong> grootere broêrs en zusters niets van begrepen<br />

- het was rómmel, waarom zij lachten - maar <strong>voor</strong> mij was alles iets; en <strong>voor</strong> mijn<br />

spelen verzamel<strong>de</strong> ik <strong>de</strong> zon<strong>de</strong>rlingste dingen: mo<strong>de</strong>platen, <strong>de</strong> gou<strong>de</strong>n en zilveren<br />

blikjes van wijnflesschen, stukjes glas, lappen tarlatan van <strong>de</strong> baljaponnen van mijn<br />

zusters, giornoballons, en pionnen van belegering-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


54<br />

spelen, die allen menschen waren en namen had<strong>de</strong>n.<br />

En met die rommel - het wàs rommel in <strong>de</strong>r daad - bouw<strong>de</strong> ik mijn eerste romans<br />

op, die <strong>voor</strong>al waren van door vreeslijke roovers en moor<strong>de</strong>naars geschaakte mooie<br />

dames: <strong>de</strong> roman liep meestal heel treurig af, en 's avonds huil<strong>de</strong> ik er om, in mijn<br />

bedje.’<br />

Verspreid door zijn hele werk heen vin<strong>de</strong>n wij, op soms onverwachte plaatsen,<br />

herinneringen aan die heel vroegejaren. In 1911 in Rome, bij een bezoek aan een<br />

grote archeologische tentoonstelling in <strong>de</strong> Thermen van Diocletianus, vond hij het<br />

vreemd dat <strong>de</strong> bezoeker zon<strong>de</strong>r overgang van Roemenië naar Hongarije en van Bosnië<br />

naar Trier verplaatst werd, en ineens schoot hem dit te binnen: 6 ‘Je reist op <strong>de</strong>ze<br />

Expozitie zoo als <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren reizen... Ik herinner me, toen ik een jongetje was,<br />

ver<strong>de</strong>el<strong>de</strong> ik <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>rkamer in Frankrijk, Spanje en Amerika, waar het karpet<br />

uitscheid<strong>de</strong>, over <strong>de</strong> zee... Ik reis<strong>de</strong> op een stoel, van Spanje naar Amerika...’<br />

<strong>Een</strong> an<strong>de</strong>r <strong>voor</strong>beeld dateert uit <strong>de</strong> zomer van 1911, toen hij in Genéve was. 7 Op<br />

het meer zag hij <strong>de</strong> zwanen drijven. Na<strong>de</strong>nkend over an<strong>de</strong>re vogelsoorten, nachtegalen,<br />

zwaluwen, herinner<strong>de</strong> hij zich een ontwapenen<strong>de</strong> kin<strong>de</strong>rdroom over een roodborstje:<br />

‘Ik was een klein jongentje en ik droom<strong>de</strong>, dat ik lag on<strong>de</strong>r een boom, met mijn<br />

han<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>r het hoofd, precies zoo als ik nù nog, dat ik geen jongentje meer ben,<br />

kan liggen on<strong>de</strong>r een boom. En <strong>voor</strong> mij, op een lagen tak van <strong>de</strong>n boom, die, ik<br />

geloof, een beukeboom was en bij een vijver stond, en zich weêrspiegel<strong>de</strong> in dien<br />

vijver, kwam een roodborstje zitten en zei<strong>de</strong> tot mij:<br />

- Dag...<br />

- Dag, roodborstje, groette ik terug. En ik vroeg ver<strong>de</strong>r, in mijn droom.<br />

- Zeg mij toch eens, roodborstje, waarom heb je alleen een rood borstje en ben<br />

je ver<strong>de</strong>r zoo grauw van kleur?<br />

- Dat zal ikje vertellen, jongentje, zei<strong>de</strong> tot mij het roodborstje.<br />

Vroeger waren àlle vogeltjes grauw, en ze leken allemaal op elkaêr. Toen vond Onze<br />

Lieve Heer dat toch eigenlijk nièt mooi, en toen liet hij een zonnestraal vallen door<br />

een groot rond kristallen glas, dat hij tusschen <strong>de</strong> vingers hield, zoo dat een prachtig<br />

prisma van kleuren neêr viel van <strong>de</strong>n hemel tot op <strong>de</strong> aar<strong>de</strong> toe en toen riep Onze<br />

Lieve Heer àlle vogels, die grauw waren, en zei<strong>de</strong> tot hen:<br />

- Vogels, jullie mogen elk <strong>de</strong> kleur kiezen, die je wilt, en er door heen vliegen;<br />

ben je dan door dien kleurigen straal gevlogen, dan ben je niet<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


55<br />

meer grauw, maar blauw, of rood, of geel...<br />

- Zoo gebeur<strong>de</strong> het, vertel<strong>de</strong> het roodborstje. De kanarie koos geel en vloog door<br />

<strong>de</strong>n gelen straal; <strong>de</strong> paradijsvogel, dat ij<strong>de</strong>le dier, woû van alle kleuren hebben<br />

en vloog door het geheele prisma; ik vond rood zoo mooi, maar... ik was zóo<br />

zenuwachtig, dat ik mijn vlucht niet goed bereken<strong>de</strong> en niet dóor <strong>de</strong>n roo<strong>de</strong>n<br />

straal, maar làngs <strong>de</strong>n roo<strong>de</strong>n straal vloog... En zoo kleur<strong>de</strong> alleen zich mijn<br />

borstje rood, jongentje, en bleef ik ver<strong>de</strong>r een grauw vogeltje... Dag!’<br />

Toen <strong>Louis</strong> vijf jaar oud werd, was zijn oudste zuster Johanna al twintig. Daarop<br />

volg<strong>de</strong> zijn later krankzinnig gewor<strong>de</strong>n broer Petrus Theodorus van negentien.<br />

Catharina was achttien en John Ricus al vijftien. Het dichtst bij hem ston<strong>de</strong>n nog <strong>de</strong><br />

twaalfjarige Trudy en <strong>de</strong> elfjarige Frans. In<strong>de</strong>rdaad wer<strong>de</strong>n <strong>Louis</strong>' kin<strong>de</strong>rjaren dus<br />

<strong>voor</strong>al beheerst door zijn moe<strong>de</strong>r, <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>rmeid Caroline, het kamermeisje en <strong>de</strong><br />

huisnaaister die hem <strong>de</strong> mooie snippers en staaltjes gaf. Catharina wist het op haar<br />

ou<strong>de</strong> dag nog goed: 8 ‘Dan drapeer<strong>de</strong> hij die langs zijn pakje als een sleep en stapte<br />

trots; of hij bouw<strong>de</strong> in een hoekje een paleis, waar <strong>de</strong> feeën in- en uit wan<strong>de</strong>l<strong>de</strong>n.<br />

Zachtjes hoor<strong>de</strong>n we hem in zich zelf prevelen.’<br />

Hoewel <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs niet naar <strong>de</strong> kerk gingen gaven zij hem wel een kin<strong>de</strong>rbijbel,<br />

zoals hij later ook Franse catechisatie heeft gevolgd. De verhalen, en zeker <strong>de</strong> plaatjes,<br />

boei<strong>de</strong>n hem bijzon<strong>de</strong>r, zo is hem zelf bijgebleven: 9 ‘Adam en Eva in het Paradijs,<br />

o wat vond ik die mooi; Abel en Kaïn, <strong>de</strong> toren van Babel en Noach, maakten grooten<br />

indruk op mij: God vond ik vreeslijk groat en geweldig, en zoo streng, om bang <strong>voor</strong><br />

te zijn... God moest je vreezen! - en ik vrees<strong>de</strong> hem ook, bijna meer dan <strong>de</strong><br />

moor<strong>de</strong>naars... Terwijl - heel vreemd vind ik dat nu - Jezus niet tot mij sprak en ik,<br />

toen ik van hem las, mijn éersten twijfel gewaar werd, en dacht: hij heeft nóoit<br />

bestaan... ze vertellen maar wat in dat boekje.<br />

Ik was een heel vroom kind. Wij gingen niet naar <strong>de</strong> kerk, maar ik had een tante,<br />

die ging [vermoe<strong>de</strong>lijk zijn va<strong>de</strong>rs zuster Wilhelmina Baud-<strong>Couperus</strong>] 10 en ik vond,<br />

dat zij gelijk had. En ik had mijzelven een gebedje geleerd, dat ik 's avonds zon<strong>de</strong>r<br />

mankeeren opzei<strong>de</strong> <strong>voor</strong> ik slapen ging: het begin luid<strong>de</strong>:<br />

Eer wij 't hoofd ter ruste buigen,<br />

Waar ons leger is gespreid,<br />

Willen we onze dankbaarheid<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


Aan <strong>de</strong>n goe<strong>de</strong>n God betuigen<br />

Voor <strong>de</strong>n zegen ons bereid...<br />

56<br />

En ik eindig<strong>de</strong> dit gebedje-in-verzen met <strong>de</strong>n proza-regel:<br />

Heere, bewaar mij <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Zwarte Kunst!<br />

Want <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>rmeid en het kamermeisje had<strong>de</strong>n in mijn bijzijn gesproken van <strong>de</strong><br />

Zwarte Kunst en dat <strong>de</strong> Kunstenaar, door bezwering, plots <strong>de</strong> ramen in een huis óver<br />

het zijne àlle onverwachts kon doen openspringen... en dat had ik zoo<br />

verschrikkelijk gevon<strong>de</strong>n, hoewel ik niets zei<strong>de</strong>, dat ik maan<strong>de</strong>n Jang God bad<br />

mij <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Zwarte Kunst te bewaren.’<br />

<strong>Een</strong> overmatig beschermd kind, opgroeiend in geborgenheid en verzorgd en<br />

verwend door, zoals gezegd, bijna uitsluitend vrouwen, dat is het beeld van zijn<br />

vroegste levensjaren. <strong>Couperus</strong> zelf heeft dat heel goed beseft. In een an<strong>de</strong>r opstel<br />

vertelt hij: 11 ‘ik was mama's bedorven kindje, en mijn oudste zuster [Johanna dus],<br />

die wel lief was, maar vaak heel geestig, noem<strong>de</strong> mij dan met allerlei namen: het<br />

“on<strong>de</strong>rkruipsel”, <strong>de</strong> “laatste wervel van <strong>de</strong> staart”, en “broeikasplantje”; alles omdat<br />

ik <strong>de</strong> jongste, <strong>de</strong> Benjamin was van zoo veel kin<strong>de</strong>ren.’ Lichte straf verdroeg hij<br />

gemakkelijk, maar die zal ook wel niet veel <strong>voor</strong>gesteld hebben. Ziek zijn <strong>de</strong>er<strong>de</strong><br />

hem niet, integen<strong>de</strong>el: 12 ‘Als ik ziek was, dacht ik: nu ja, heel ziek ben ik toch niet,<br />

en het is zelfs wel prettig een beetje ziek te zijn: je blijft in bed, mama is nòg liever<br />

dan an<strong>de</strong>rs, <strong>de</strong> broêrs en zusters komen naar je kijken en be<strong>de</strong>rven je een beetje en<br />

<strong>de</strong> keukenmeid maakt aparte schoteltjes <strong>voor</strong> je, die hoe wit ook en slapjes, toch juist<br />

lekker zijn... omdàt je ziek bent als je ze eet.’<br />

Door zijn grote fantasie leed het kind soms aan hevige angsten, <strong>voor</strong> dingen die<br />

er niet waren maar die hij zich verbeeld<strong>de</strong>. Jaren later heeft hij eens geschreven: 13<br />

‘Als kind ken<strong>de</strong> ik <strong>de</strong> Angst... De Angst wachtte mij op, boven, aan <strong>de</strong> duistere<br />

zol<strong>de</strong>rtrap, die geleid<strong>de</strong> naar <strong>de</strong>n grooten, hollen zol<strong>de</strong>r en <strong>de</strong> Angst loer<strong>de</strong> op mij<br />

on<strong>de</strong>r in <strong>de</strong>n diepen, diepen kel<strong>de</strong>r. De Angst loenschte naar mij met schuin kijken<strong>de</strong>,<br />

valsche schitteroogen van uit <strong>de</strong> donkere hoeken <strong>de</strong>r kin<strong>de</strong>rkamer, terwijl ik lag in<br />

mijn bedje... Als ik vroom in een was geknield en mijn gebed had opgezegd, had <strong>de</strong><br />

Angst zich dieper wèg getrokken in <strong>de</strong>n hoek als ware<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


57<br />

zij zelve bang gewor<strong>de</strong>n, <strong>voor</strong> <strong>de</strong> vrome incantatie van het kin<strong>de</strong>rwoord... In mijn<br />

droomen zag ik <strong>de</strong> Angst... De Angst riep er om mijn dwalen<strong>de</strong> kin<strong>de</strong>rziel.’<br />

De buitenwereld <strong>de</strong>ed zich over het algemeen echter prettig aan hem <strong>voor</strong>. Dit<br />

altijd weer <strong>de</strong> overhand krijgend optimisme, een belangrijke kant van zijn wezen,<br />

noem<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> later zelf ‘<strong>de</strong> Vonk’. Als het kind moe was van vlin<strong>de</strong>rs nalopen,<br />

frambozen eten en abrikozen schud<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> tuin, nam zijn moe<strong>de</strong>r hem mee uit.<br />

Vaak ging zij dan naar haar va<strong>de</strong>r, 14 die zich na een verblijf in het huis Boekhorststraat<br />

15 had gevestigd in het monurnentale pand Sophialaan 9. ‘Als je wan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> met<br />

mama, was er <strong>de</strong> vonk, want je hadt een wan<strong>de</strong>lstokje, en je ging naar grootpapa,<br />

waar <strong>de</strong> juffrouw je onvergeetbare oublie-tjes gaf, of je ging naar tante<br />

[Baud-<strong>Couperus</strong>], die een spel had met heel groote knikkers, prachtige knikkers,<br />

waar je niet meê mocht knikkeren, maar wel belegering-spelen, in <strong>de</strong>n salon.’<br />

Soms ging <strong>de</strong> familie toeren in een vigilante, 's Zomers was er wel eens een<br />

buitenpartij, en het kwam <strong>voor</strong> dat er een reisje naar <strong>de</strong> Rijn gemaakt werd. Van al<br />

die dingen genoot hij intens. Natuurlijk was er ook Scheveningen, waar hij met <strong>de</strong><br />

kin<strong>de</strong>rmeid, later met vriendjes, in <strong>de</strong> duinen speel<strong>de</strong>. 15 In zijn schets De<br />

Scheveningers herinnert hij zich: 16 ‘Ik heb <strong>de</strong>n gon<strong>de</strong>l gekend, <strong>de</strong> witte trekschuit,<br />

dien een paard trok langs <strong>de</strong> oevers van het Kanaal, naar Scheveningen toe. En ik<br />

zat òp <strong>de</strong>n gon<strong>de</strong>l met mijn zandschop en emmertje, als een net jongetje, dat ging<br />

spelen aan het strand. Ik heb het ou<strong>de</strong> Badhuis gekend: met een touw was het “terras”<br />

af geschoten, en als men thee bestel<strong>de</strong>, kreeg men er een theestoof bij.’ Dit was nog<br />

in <strong>de</strong> jaren <strong>voor</strong>dat, in 1885, het eerste Kurhaus gebouwd werd dat zo spoedig ook<br />

weer zou afbran<strong>de</strong>n.<br />

Deze theestoof maakte kennelijk zoveel indruk op het kind dat hij het bijna vijftig<br />

jaar later allemaal nog precies wist. Het moet toen een vrij algemeen gebruik geweest<br />

zijn. Zo werd hij ook wel eens meegenomen 17 ‘naar <strong>de</strong> “Tent” in het Bosch en dan<br />

bestel<strong>de</strong> mama thee en dan kregen we, zon<strong>de</strong>r dat we het er bij zei<strong>de</strong>n, personen thee<br />

en met die thee... een echt ou<strong>de</strong>rwetsche blikken theestoof, waarin, op een doove<br />

kooltje, een theeketel vol zie<strong>de</strong>nd theewater. Het was allercurieuscht, ou<strong>de</strong>rwetsch,<br />

echt Hollandsch theetuin-achtig, maar je hadt thee, zoo warm of lauw, zoo sterk of<br />

flauw als je zelve maar en naar thee verlang<strong>de</strong>...’<br />

Van zijn wan<strong>de</strong>lingen met Caroline door Den Haag herinner<strong>de</strong> hij zich<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


58<br />

allerlei. Vooral <strong>de</strong> Vijverberg maakte indruk, waar hij, 18 ‘stout jongetje, in mijn<br />

kin<strong>de</strong>rjaren mij los had willen rukken van Caroline's hand, om haar angst aan te jagen<br />

en, on<strong>de</strong>ugend, héel dicht <strong>de</strong>n gevaarlijken rand te na<strong>de</strong>ren’. In mei was het daar het<br />

allerprettigst, ‘omdat Mei meer <strong>voor</strong> mij in die dagen <strong>de</strong> maand van <strong>de</strong> kermis was,<br />

met kramen in het Voorhout, met Basch, <strong>de</strong> toovenaar-goochelaar, Oscar Carré,<br />

dikke wafeldames overal, en <strong>de</strong> poffertjcskraam van Max op <strong>de</strong>n Vijverberg’. Hij<br />

vermaakte zich ondanks zijn me<strong>de</strong>lij<strong>de</strong>n met ‘<strong>de</strong> eerste blaadjes aan <strong>de</strong> Vijverbergsche<br />

en Voorhoutsche boomen, die verlept en verflenst hingen na <strong>de</strong> bonte, rookerige,<br />

smookerige kermisweek, die ik heerlijk vond van allerlei maar ééns in het jaar te<br />

genieten geneugten’.<br />

Over <strong>de</strong> Hollandse winterdagen van zijn jeugd heeft <strong>Couperus</strong> later maar zel<strong>de</strong>n<br />

iets verteld. Sint-Nicolaas was ongetwijfeld een groot feest. Meer heugenis bewaar<strong>de</strong><br />

hij aan <strong>de</strong> laatste week van het jaar: 19 ‘Er was wel eens poëzie in Kerstmis - als het<br />

sneeuw<strong>de</strong> en vroor in Holland en een glinsteren<strong>de</strong>, tintelen<strong>de</strong> Kerstboom verblijd<strong>de</strong><br />

mijn kin<strong>de</strong>roogen... Wat is dàt làng gele<strong>de</strong>n!’ schreef hij in 1910. Hij voeg<strong>de</strong> er aan<br />

toe: ‘Er was wel eens poëzie in Ou<strong>de</strong>-Jaar, aan een lange tafel, met champagne, en<br />

glazen, die klonken tusschen heilwenschen<strong>de</strong> familie-le<strong>de</strong>n en vrien<strong>de</strong>n...! Wat is<br />

dat làng gele<strong>de</strong>n...!’ - Maar toen zal hij al wel geen kind meer geweest zijn.<br />

Er viel tussen dit alles eigenlijk maar een enkele schaduw. Zoals <strong>de</strong>ze: 20 ‘Wij<br />

woon<strong>de</strong>n in Den Haag, op <strong>de</strong> Mauritska<strong>de</strong>, over <strong>de</strong> brug, die naar <strong>de</strong> Nassaulaan<br />

voert; het was winter, <strong>de</strong> gracht was bevroren en een schaatsenrij<strong>de</strong>r zakte, terwijl<br />

ik <strong>voor</strong> het raam zat mijn kousjes aan te trekkenwitte kousjes met róo<strong>de</strong> strepen -<br />

door het ijs, on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> brug en werd, levenloos, bezwijmd in alle gevalle, er uit<br />

gehaald... Van mijn venster zag ik dat bleeke, natte lijk, met slappe armen, en<br />

druipharen, en toeë oogen, en vond het zóo verschrikkelijk, dat ik, éen kousje aan,<br />

naar mijn moe<strong>de</strong>r strompel<strong>de</strong>, <strong>de</strong> trap af, naar <strong>de</strong>n salon, en in haar schoot uitbarstte<br />

in onbedwingbare snikken... doodsbang en kilkoud, omdat ik <strong>de</strong>n Dood gezien had!’<br />

Van <strong>de</strong> gracht zou hij zich zijn leven lang het typische luchtje blijven herinneren.<br />

In een Epigram schreef hij in 1916: 21 ‘Ik heb lief <strong>de</strong>n onzegbaar tee<strong>de</strong>ren, zacht groen<br />

aandoen<strong>de</strong>n geur, die reeds om mijn wieg, aan een Haagsche gracht heeft gewasemd.<br />

Ik ben blij, na jaren afwezigheid, we<strong>de</strong>rom aan een emanatie-rijke Haagsche gracht<br />

te wonen. Nu weet ik, waarheen in <strong>de</strong>n vreem<strong>de</strong> mijn heim wee ging. Naar u, o<br />

lieflijke wasem<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


59<br />

van traag het Ververschingskanaal toe glij<strong>de</strong>n<strong>de</strong> Haagsche grachtewateren! Naar u,<br />

o won<strong>de</strong>r mij mijne jeugd herinneren<strong>de</strong> en mijn rijperen leeftijd doordringen<strong>de</strong>n<br />

geur!’<br />

Feestelijk werd zijn verjaardag gevierd, waar hij maan<strong>de</strong>n tevoren naar uitzag: 22<br />

‘Je werd gefeliciteerd, je kreeg van grootpapa [Reynst] een rijksdaal<strong>de</strong>r en van <strong>de</strong><br />

ooms wel eens een gul<strong>de</strong>n en je kreeg van je ou<strong>de</strong>rs enje broe<strong>de</strong>rs en zusters<br />

ca<strong>de</strong>autjes en dat was alles héerlijk.’ Er werd verse tulband gegeten die als versiering<br />

een trillen<strong>de</strong> vlin<strong>de</strong>r op een spiraal droeg. Omdat hij het feestvarken was mocht hij<br />

het gekleur<strong>de</strong> kapelletje hebben. Hij nam het mee naar <strong>de</strong> tuin, waar hij er tussen <strong>de</strong><br />

rozen lang naar bleef kijken. Daarna werd het in een sigarenkistje tussen watten<br />

gelegd...<br />

‘En dan was er vaak, op je tafeltje, nog een an<strong>de</strong>r héel mooi ca<strong>de</strong>autje en het was<br />

het ca<strong>de</strong>autje toch maar van <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>rmeid, die Caroline heette en heel leelijk was<br />

en pokdalig, maar erg lief, en die waarom <strong>de</strong> broe<strong>de</strong>rs en zusters lachten. En dat heel<br />

maoie ca<strong>de</strong>autje van “Karlien”, dat was een hart van dónkere chocola<strong>de</strong>, met een wit<br />

suikeren arabesk en mid<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> arabesk stond, ook met witte suiker, geschreven:<br />

“Ter Uwer Verjaring”.’<br />

Vlin<strong>de</strong>r en hart waren <strong>de</strong> vroegste verjaarsgeschenken die hij zich herinner<strong>de</strong>, ‘zij<br />

maakten mij zulk een dag tot een feest, tot een blij, een héerlijk feest...’<br />

Van zijn grootva<strong>de</strong>r Reynst moet hij veel gehou<strong>de</strong>n hebben. Catharina heeft<br />

verteld 23 dat hij graag met hem praatte, waarschijnlijk meer - zoals dat dikwijls gaat<br />

met grootou<strong>de</strong>rs en kleinkin<strong>de</strong>ren - dan met zijn eigen va<strong>de</strong>r. Van hem kon hij allerlei<br />

anekdoten en herinneringen uit Indië vememen. Grootva<strong>de</strong>r zal ook wel, eenzaam<br />

als hij was gewor<strong>de</strong>n, een warm plekje in zijn hart <strong>voor</strong> het kleine, gevoelige jongetje<br />

gekoesterd hebben. <strong>Louis</strong> heeft hem op zijn achtste jaar al moeten verliezen, vlak<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> familie naar Indië terugkeer<strong>de</strong>.<br />

Feeën en rid<strong>de</strong>rs spraken tot zijn verbeelding en hiel<strong>de</strong>n hem bezig. Van <strong>de</strong> kanten<br />

papierrand on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> tulband maakte hij een rid<strong>de</strong>rkraag. Toen hij leer<strong>de</strong> lezen en<br />

schrijven - zijn ou<strong>de</strong>rs <strong>de</strong><strong>de</strong>n hem op <strong>de</strong> lagere school die zich op <strong>de</strong> hoek van het<br />

Buitenhof bevond 24 - kwarn <strong>de</strong> tijd dat hij, zoals hij later memoreer<strong>de</strong>, zijn eerste<br />

roman schreef: 25 ‘Het was een verhaal, twee bladzij<strong>de</strong>n lang in blauw gekaft cahier<br />

en het vertel<strong>de</strong> van eeh rid<strong>de</strong>r in Konstantinopel, wiens paleis verbrand<strong>de</strong> en wiens<br />

schat uit<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


60<br />

zijn schatkist gered werd door een trouwen aap. Ik had het verhaal geheel alleen<br />

verzonnen, en was heel trotsch, dat het <strong>voor</strong>gelezen werd in <strong>de</strong>n familiekring. Mijn<br />

twee<strong>de</strong> litteraire proeve - ik was acht jaar - was een beschrijving van Eskimo's, méer<br />

gedocumenteerd en min<strong>de</strong>r verzonnen, en had weinig succes: bij <strong>de</strong>n zin: “zij smeren<br />

zich in met vet, wasschen zich nooit, en stinken vreeslijk...” begon mijn zuster<br />

luidkeels te schateren, het geen ik haar kwalijk nam en heel ongemotiveerd vond:<br />

mijn fiasco <strong>de</strong>ed mij echter, na het succes van <strong>de</strong>n rid<strong>de</strong>r van Konstantinopel, zoo<br />

pijnlijk aan, dat ik in jaren niet meer schreef...’ 26<br />

Het moet uit <strong>de</strong> bijbel geweest zijn dat hij <strong>voor</strong> het eerst veraam van farao's,<br />

Babylon, Nebukadnezar en <strong>de</strong> hangen<strong>de</strong> tuinen. Trudy, ook zij een kind met fantasie,<br />

maakte <strong>voor</strong> hem zo een hangen<strong>de</strong> tuin: 27 ‘Dat waren, in een hoek van <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>rkamer,<br />

op trappen van turven, met water gevul<strong>de</strong> medicijnfleschjes, en daarin bloemen<br />

gestoken... maar wees vezekerd, dat het <strong>voor</strong> mij geheimzinnige terrassen waren en<br />

exotiesch bloesemen<strong>de</strong> boomen. Herinner je je wel, Trudy?’<br />

Soms hield zijn zes jaar ou<strong>de</strong>re, en het dichtst bij hem staan<strong>de</strong>, broer Fraris zich<br />

wel eens met hem bezig. Zo leer<strong>de</strong> <strong>de</strong>ze hem <strong>de</strong> namen en kleuren van e<strong>de</strong>lstenen: 28<br />

‘robijn, rood; smaragd, groen; turkoois, hemelsblauw; saffier, indigo; topaas, geel<br />

en rooskleurig; amethyst, violet; chryzoliet, gou<strong>de</strong>n steen; chruzopraas, geelgroen;<br />

beryl, bruingoud... Ik hoor<strong>de</strong> die namen <strong>voor</strong> het allereerst, maar ik zàg plots al die<br />

stenen flonkeren; het was of ik er vroeger, in héel vroegere tij<strong>de</strong>n, bezeten had in<br />

groote schatkamers, en se<strong>de</strong>rt heb ik altijd van e<strong>de</strong>lgesteenten gehou<strong>de</strong>n, hebben ze<br />

een groote bekoring uitgeoefend op mij: iets magiesch en occukistiesch', iets van<br />

tooverkracht hebben<strong>de</strong> antieke pracht; juweelen, <strong>voor</strong> mij, zijn niet koud, maar hebben<br />

een blik en een ziel, zoo goed als bloemen, hoe án<strong>de</strong>rs ook, maar levenloos zijn zij<br />

mij, se<strong>de</strong>rt mijn broêr het lijstje opmaakte, nóoit geweest: <strong>de</strong> flonkering van hun<br />

naamklank was léven, en toen ik er daarna zàg, <strong>voor</strong> het eerst, ging een geheimzinnige<br />

huivering door mij heen, en droom<strong>de</strong> ik 's nachts van schatten.’<br />

Het schooljaar vlak <strong>voor</strong> <strong>de</strong> familie weer naar Indië vertrok, bracht <strong>Louis</strong> door op<br />

<strong>de</strong> dag- en kostschool van <strong>de</strong> heer Wyers, op <strong>de</strong> hoek van Mauritska<strong>de</strong> en<br />

Willemstraat. Henri van Booven vertelt dat een schoolkameraadje, met wie hij samen<br />

in <strong>de</strong> hoogste klasse gezeten zou hebben - op zichzelf kan dat niet goed kloppen,<br />

daar <strong>Louis</strong> pas negen was op het moment van vertrek - een won<strong>de</strong>rlijk geheim met<br />

hem <strong>de</strong>el<strong>de</strong>: 29 ‘De<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


61<br />

kleine jongens kwamen vaak bij elkan<strong>de</strong>r aan huis. <strong>Louis</strong> had sarnen met zijn vriendje<br />

een soort “taal” uitgevon<strong>de</strong>n, waarin zij alleen kon<strong>de</strong>n spreken. Was er een woord<br />

uitgevon<strong>de</strong>n, dan werd dit in een blauw schrift “bijgehou<strong>de</strong>n”. De “taal” noem<strong>de</strong>n<br />

zij met een fraai woord “Foi”. Ie<strong>de</strong>re week wer<strong>de</strong>n acht woor<strong>de</strong>n “uitgevon<strong>de</strong>n” en<br />

opgeteekend.’ De flonkering van naamklanken, zoals <strong>Couperus</strong> het zelf noem<strong>de</strong>,<br />

heeft hem blijkbaar al vroeg gefascineerd.<br />

Zijn belangstelling <strong>voor</strong> exotische dingen werd van allerlei kanten gewekt. Zo<br />

gebeur<strong>de</strong> 30 het dat het kind ‘in <strong>de</strong>n Dierentuin héel lang naar <strong>de</strong> lang gehals<strong>de</strong>, vierkant<br />

gevlakte giraffe kon zien, met dat zelf<strong>de</strong> gevoel van stil <strong>voor</strong> mij weten: Zie je wel?<br />

Daar heb je het weêr... dat beest, dat tooverbeest... van vroeger!’ Dergelijke déjà-vu<br />

ervaringen hebben hem ook later dikwijls zo indringend getroffen, dat hij er steeds<br />

meer van overtuigd is geraakt <strong>voor</strong>bestaan te hebben. Dit leven was niet zijn eerste,<br />

hij was hier al eens geweest. Hij herken<strong>de</strong> die dingen, uit veel ou<strong>de</strong>re tij<strong>de</strong>n. Toen,<br />

levend in een an<strong>de</strong>re wereld - en hij dacht daarbij <strong>voor</strong>al aan het Romeinse Rijk - ,<br />

had hij ze al gekend. Dit was <strong>voor</strong> hem iets zeer essentieels. Hij is er steeds op<br />

teruggekomen.<br />

Aan <strong>de</strong>ze fantasiewereld van het kind had papa nauwelijks <strong>de</strong>el. <strong>Couperus</strong> blijkt<br />

aan hem heel weinig jeugdherinneringen bewaard te hebben. <strong>Een</strong> daarvan is echter<br />

merkwaardig genoeg om hier te memoreren. Toen <strong>de</strong> eerste wereldoorlog uitbrak,<br />

bevond <strong>Couperus</strong> zich in München. Hij merkte daar op, hoe eenzijdig <strong>de</strong> berichtgeving<br />

van <strong>de</strong> kant van <strong>de</strong> Duitsers was, en herinner<strong>de</strong> zich toen ineens dat hij iets <strong>de</strong>rgelijks<br />

al tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> oorlog van 1870-71 gehoordhad: 31 ‘Ik was een jongentje van zeven jaar<br />

in het jaar 70 maar kin<strong>de</strong>rsouvenirs hebben groote fraîcheur en bewaren zich <strong>de</strong><br />

ver<strong>de</strong>re jaren door. En daarom herinner ik mij heel goed hoe dikwijls mijn va<strong>de</strong>r,<br />

die <strong>de</strong> couranten las en er ons van vertel<strong>de</strong> - ik hoor<strong>de</strong> met jeugdige belangstelling<br />

aandachtig toe - zei<strong>de</strong>: “Dàt zeggen <strong>de</strong> Fransche couranten, maar <strong>de</strong> Duitsche spreken<br />

heel an<strong>de</strong>rs”.’ Papa las ze kennelijk allebei.<br />

Veel meer dan dit horen wij van <strong>Couperus</strong> uit zijn kin<strong>de</strong>rjaren over hem niet. Het<br />

‘mijn va<strong>de</strong>r bleef steeds wat ver van mij’ spreekt <strong>voor</strong> zichzelf. De afstand was te<br />

groot. Papa had ook geen tijd. Hij werd in beslag genomen door zijn brochures en<br />

maakte zich zorgen over zijn Indische bezittingen. Deze problemen besprak papa<br />

met zijn zwager Guillaume Baud - echtgenoot van zijn zuster Wilhelmina -, die in<br />

1848 minis-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


62<br />

ter van Koloniën was geweest en uit eigen ervaring Indië goed ken<strong>de</strong>. Baud was, net<br />

als hij, een zeer reactionaire man, tegenstan<strong>de</strong>r zelfs van algemene vrijheid van<br />

drukpers in <strong>de</strong> koloniën. In een van zijn brochures 32 noemt John Ricus zijn zwager<br />

ronduit ‘het toonbeeld <strong>voor</strong> <strong>de</strong> ultra-conservatieve partij’, die het cultuurstelsel<br />

<strong>de</strong>snoods wel wil<strong>de</strong> verbeteren maar het hoe dan ook wenste te handhaven. Baud<br />

was vijftien jaar ou<strong>de</strong>r dan hij. Tweemaal heeft Baud op het punt gestaan<br />

gouverneur-generaal te wor<strong>de</strong>n. Tweemaal is het niet doorgegaan.<br />

De broers van John Ricus en <strong>de</strong> meeste an<strong>de</strong>re familiele<strong>de</strong>n zaten in Indië. Het is<br />

niet onwaarschijnlijk dat <strong>voor</strong>al het aannernen van <strong>de</strong> agrarische wet van minister<br />

De Waal papa <strong>Couperus</strong> er toe gebracht heeft <strong>voor</strong> enige jaren naar Indië terug te<br />

keren. De volgens hem te verwachten negatieve consequenties dien<strong>de</strong>n immers<br />

besproken te wor<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> me<strong>de</strong>-eigenaren van het familieland Tjicoppo. Maar,<br />

zoals gezegd, tevens was het begelei<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> eerste schre<strong>de</strong>n op het ambtelijke<br />

pad van zijn bei<strong>de</strong> oudste zonen een belangrijke re<strong>de</strong>n. Petrus Theodorus zou in 1872<br />

al drieëntwintig wor<strong>de</strong>n, John Ricus negentien. De oudste zoon gaf <strong>de</strong> meeste<br />

problemen: hij had niet kunnen leren, was verward, en misschien toen al wat vreemd.<br />

Ruim rien jaar later zou hij ongeneeslijk krankzinnig blijken te zijn.<br />

Op 11 oktober 1871 kwam jhr. Joan Cornelis Reynst te overlij<strong>de</strong>n. Wellicht zou<br />

<strong>de</strong> familie <strong>Couperus</strong> al eer<strong>de</strong>r naar Indië teruggekeerd zijn, ware het niet dat Catharina<br />

het prettiger had gevon<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> directe nabijheid van haar ou<strong>de</strong> va<strong>de</strong>r te blijven.<br />

Nu hij dood was bezat zij hier in Holland geen an<strong>de</strong>re familie meer dan haar<br />

schoonzuster, Johanna Reynst. Haar eigen broer had mevrouw <strong>Couperus</strong> al in 1856<br />

verloren. Diens weduwe, een dochter van graaf Van <strong>de</strong>n Bosch, had een zoon. Met<br />

mevrouw <strong>Couperus</strong> was <strong>de</strong>ze <strong>de</strong> enige me<strong>de</strong>ërfgenaam. Aangenomen mag wor<strong>de</strong>n<br />

dat <strong>de</strong> nalatenschap Reynst aanzienhijk is geweest.<br />

Van <strong>de</strong> zakelijke kanten die tot een terugkeer naar Indië in 1872 hebben geleid,<br />

wist <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> later niets meer. Maar toen was hij nog een kind. Er is in zijn<br />

aanwezigheid misschien ook niet over gesproken. In het boek Oostwaarts weet hij<br />

alleen nog: 33 ... ‘toen mijn twee oudste bree<strong>de</strong>rs in Delft “klaar” waren gekomen <strong>voor</strong><br />

Indië, ging <strong>de</strong> geheele familie - wij waren talrijk, broe<strong>de</strong>rs en zusters - nog eens over<br />

naar <strong>de</strong>, van verre lokken<strong>de</strong>, lan<strong>de</strong>n <strong>de</strong>r tropische zon. De zon lokte misschien mijne<br />

ou<strong>de</strong>rs, die <strong>de</strong>n ou<strong>de</strong>n dag zagen na<strong>de</strong>ren en het perspectief <strong>de</strong>r gou<strong>de</strong>n galonnen<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


63<br />

lokte misschien <strong>de</strong> eerzucht mijner jonge broers [...] Twee schitteringen op Java,<br />

twee verblindingen, en die, in die dagen misschien meer dan nu [1921], een gewezen<br />

ambtenaar, als mijn va<strong>de</strong>r was, miste. Maar ook mijn broe<strong>de</strong>rs scheen het<br />

ambtenaarsbloed door <strong>de</strong> a<strong>de</strong>ren te vloeien: het scheen hun wel toe te lachen eenmaal<br />

rezi<strong>de</strong>nt te wor<strong>de</strong>n, een rol te spelen in B.B., wie weet, misschien wel<br />

Gouverneur-Generaal, als grootva<strong>de</strong>r van moe<strong>de</strong>rs zij<strong>de</strong>, geweest was!’ - Reynst had<br />

dit ambt overigens niet werkelijk bekleed, hij heeft het slechts tij<strong>de</strong>lijk waargenomen. 34<br />

<strong>Couperus</strong> voegt hier aan toe: ‘Ik zelf was een droomerig kind, en <strong>de</strong> galonnen <strong>de</strong>r<br />

arnbtenaren zei<strong>de</strong>n mij niets... Ik doorleef<strong>de</strong> op Java een schooljongenstijd van vijf<br />

jaren...’ Voor zijn ver<strong>de</strong>re ontwikkeling zou<strong>de</strong>n het beslissen<strong>de</strong> jaren wor<strong>de</strong>n. In<br />

Indië is een nieuwe wereld <strong>voor</strong> hem opengegaan. Met het kin<strong>de</strong>rlijke fantasieleven<br />

van een wat meisjesachtig ventje in het kleinsteedse Den Haag van die jaren was het<br />

<strong>de</strong>finitief afgelopen. Weinig kon hij vermoe<strong>de</strong>n dat hij in Indië een nichtje had wonen,<br />

vier jaar jonger dan hij, dat zijn speelkameraadje zou wor<strong>de</strong>n. Sterker nog: eerlang<br />

zou hij met Elisabeth Baud in het huwelijk tre<strong>de</strong>n.<br />

Dat wij over <strong>de</strong>ze jeugdjaren betrekkelijk ge<strong>de</strong>tailleerd zijn ingelicht, danken wij<br />

<strong>voor</strong>al aan <strong>de</strong> schetsen De vonk, Toen ik een kleine jongen was, en Kin<strong>de</strong>rsauvenirs<br />

uit 1910. Bovendien aan ‘Ter Uwer Verjaring’ uit 1913 en <strong>Een</strong> Hagenaar tarug in<br />

Den Haag uit 1915. 35 Deze als herinneringen geschreven juweeltjes, want dat zijn<br />

het, vin<strong>de</strong>n nog een aanvulling in geromantiseer<strong>de</strong> vorm in het veel eer<strong>de</strong>r geschreven,<br />

aan Elisabeth opgedragen verhaal <strong>Een</strong> zieltje uit 1889. 36 Dit laatste is een schrijnen<strong>de</strong><br />

schets, donker<strong>de</strong>r van schaduwen dan <strong>de</strong> werkelijkheid was. Er wordt een zekere<br />

Kareltje in ten tonele gevoerd die heel veel van <strong>de</strong> kleine <strong>Louis</strong> zelf heeft. Het kind<br />

is zeven jaar en houdt zich meestal alleen met <strong>de</strong> meid in <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>rkamer op. De<br />

kin<strong>de</strong>rmeid heet Line of Lina - kennelijk ontleend aan <strong>de</strong> ons al beken<strong>de</strong> Caroline -<br />

en ver<strong>de</strong>r is er sprake van broers en zusters die te oud zijn om zich veel met het<br />

jongetje te bemoeien. <strong>Couperus</strong> tekent Kareltje (die later in Het Boek van Anarchisme<br />

(Metamorfoze) een alter ego van diezelf<strong>de</strong> naam zal krijgen) als tamelijk eenzelvig,<br />

‘altijd alleen met zijne kleine gedachtetjes en kleine fantazietjes’. Zijn zusters zijn<br />

bezig met avondtoiletten, zijn broers gaan al op <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>lbare school. Voor zijn<br />

va<strong>de</strong>r is hij bang (!), <strong>de</strong> man is minister. Diens strelingen stellen het kind niet op zijn<br />

gemak, integen<strong>de</strong>el. Het is een pikant gegeven dat<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


64<br />

papa <strong>Couperus</strong> in 1867 in<strong>de</strong>rdaad bijna minister gewor<strong>de</strong>n is, iets wat in <strong>de</strong><br />

familiekring grote indruk gemaakt moet hebben. 37 In <strong>de</strong> schets zijn het ver<strong>de</strong>r <strong>voor</strong>al<br />

<strong>de</strong> mei<strong>de</strong>n die zich, zoals <strong>de</strong> situatie op <strong>de</strong> Mauritska<strong>de</strong> ook was, over Kareltje<br />

ontfermen. In geen van <strong>Couperus</strong>' latere romans zullen wij ooit onsympathieke mei<strong>de</strong>n<br />

tegenkomen. Kan <strong>de</strong> naam Kareltje gekozen zijn omdat men <strong>de</strong> kleine <strong>Louis</strong> thuis<br />

als kind ‘kereltje’ (kaereltje op zijn Haags) noem<strong>de</strong>?<br />

In het verhaal is oom Frank, die uit het buitenland komt, <strong>de</strong> eerste volwassen man<br />

die eens vrolijk met Kareltje stoeit. Het valt moeilljk uit te maken aan wie van zijn<br />

talrijke ooms en neven <strong>Couperus</strong> hier gedacht heeft. Maar van Frank naar Frans is<br />

slechts een stapje. Wellicht heeft <strong>Couperus</strong> hier dus zijn zes jaar ou<strong>de</strong>re broer <strong>voor</strong><br />

ogen gehad, <strong>de</strong> meest geëigen<strong>de</strong> immers om nog eens met het nakomertje te ravotten.<br />

Ver<strong>de</strong>r is er sprake van een buiten waar <strong>de</strong> familie gaat logeren. Daar Kareltje er <strong>de</strong><br />

ons al beken<strong>de</strong> oublietjes uit een zilveren trommel krijgt gepresenteerd, kan dit wel<br />

een herinnering aan het huis van grootva<strong>de</strong>r Reynst betreffen.<br />

Het twee<strong>de</strong> ge<strong>de</strong>elte van het verhaal speelt ineens zes jaar later: exact het aantal<br />

van <strong>Couperus</strong>' Indische jeugdjaren, die hij hier niet kon gebruiken. Ook nu treedt<br />

Frank weer op - hij zat, toen <strong>de</strong> familie in Batavia woon<strong>de</strong>, van 1874 tot 1875 in Den<br />

Haag op school - , Kareltje krijgt ruzie met hem omdat Frank hem een rare jongen<br />

vindt gewor<strong>de</strong>n, en dan komt het tragische ein<strong>de</strong>: Kareltje verdrinkt zich in <strong>de</strong> sloot<br />

achter het huis. Vergissen wij ons niet, dan behan<strong>de</strong>lt dit verhaal <strong>de</strong> verwij<strong>de</strong>ring die<br />

tussen <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> en zijn broer Frans optrad toen zij bei<strong>de</strong>n ou<strong>de</strong>r wer<strong>de</strong>n.<br />

Uitein<strong>de</strong>lijk zou<strong>de</strong>n zij ook volstrekt verschillen<strong>de</strong> levens lei<strong>de</strong>n.<br />

Het is boeiend te zien hoe <strong>Couperus</strong> te werk gaat. Beken<strong>de</strong> autobiografische<br />

elementen, tot en met bestaan<strong>de</strong> namen toe, wor<strong>de</strong>n met gefantaseerd materiaal<br />

aangevuld. Dramatisering door overdrijving vindt plaats, en door mid<strong>de</strong>l van<br />

zelfmoord - bij <strong>Couperus</strong> een frequent toegepast motief - rekent <strong>de</strong> schrijver met zijn<br />

hoofdpersoon af. Daarmee overwint hij zichzelf: dit stukje verle<strong>de</strong>n is nu dood. Bij<br />

herhaling zullen wij later het procédé bij <strong>Couperus</strong> tegenkomen. Het hoofdmotief<br />

van <strong>Een</strong> zieltje, van <strong>de</strong> zwakkere die steun zoekt bij <strong>de</strong> sterkere, zon<strong>de</strong>r die steun<br />

ooit werkelijk te vin<strong>de</strong>n, duikt eveneens in zijn werk altijd weer op. Het was <strong>de</strong><br />

situatie van zijn jeugd.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


65<br />

Frans is in 1872 wel mee naar Indië gegaan, maar hij moest vrij snel, zoals wij zullen<br />

zien, naar Ne<strong>de</strong>rland terugkeren. Curieus genoeg hebben wij het juist aan hem te<br />

danken dat wij precies weten hoe <strong>de</strong> bootreis verlopen is. <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> zelf wist<br />

later niet meer te mel<strong>de</strong>n dan: 38 ‘Toen je naar Indië ging, op een ontzettend groote<br />

stoomboot, glimpte er <strong>de</strong> vonk, want dat was zoo iets verrukkelijks, als je het<br />

nauwelijks hadt kunnen verbeel<strong>de</strong>n.’<br />

Frans daarentegen was, met zijn vijftien jaren, oud genoeg om een goed reisjournaal<br />

bij te kunnen hou<strong>de</strong>n. Dat heeft hij niet alleen gedaan, het is ook bewaard gebleven. 39<br />

Voor zijn leeftijd is het een erg aardig werkstuk, vlot geschreven in goed lopen<strong>de</strong><br />

volzinnen. Wel is het verhaal tamelijk droog. Frans had een dui<strong>de</strong>lijke belangstelling<br />

<strong>voor</strong> technische zaken. Opmerkingsgave en intelligentie spreken uit vele <strong>de</strong>tails.<br />

Over <strong>de</strong> kleine <strong>Louis</strong> horen wij nergens iets, het kind had even goed niet aan boord<br />

kunnen zijn. Dat geldt echter ook <strong>voor</strong> <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re familiele<strong>de</strong>n, met uitzon<strong>de</strong>ring van<br />

papa, die een centrale plaats inneemt.<br />

Het dagboek laat zien hoe het ook <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> op die reis moet zijn vergaan.<br />

Op woensdag 6 november 1872 vertrok <strong>de</strong> familie's morgens om 9 uur met <strong>de</strong> trein<br />

uit Den Haag naar Nieuwe Diep. De reis liep toen nog over Amsterdam. Om half<br />

een kwamen zij aan. Zij hebben zich meteen ingescheept, op een schip van <strong>de</strong> toen<br />

nog jonge Stoomvaartmaatschappij Ne<strong>de</strong>rland, <strong>de</strong> Prins Hendrik on<strong>de</strong>r gezagvoer<strong>de</strong>r<br />

Hendriks. Daarna zijn ze gaan eten in logement <strong>de</strong> Burgh. Na nog wat rondgewan<strong>de</strong>ld<br />

te hebben sliepen zij die nacht aan boord. Helaas kon het stoomschip <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong><br />

dag nog niet vertrekken. De daaropvolgen<strong>de</strong> morgen drong een stomdronken stoker<br />

<strong>de</strong> kajuit binnen. In een breedsprakige re<strong>de</strong>voering beweer<strong>de</strong> <strong>de</strong> man dat ze hem<br />

wil<strong>de</strong>n kielhalen. Volgens Frans vroeg hij ‘aan papa die hij <strong>voor</strong> een zeer <strong>voor</strong>naam<br />

en invloedrijk personage scheen te hou<strong>de</strong>n, of <strong>de</strong>ze dit niet kon<strong>de</strong> beletten. Deze<br />

stel<strong>de</strong> hem gerust door te zeggen, dat er niets van aan was.’ De stoker sprong daarop<br />

over boord. Maar hij werd gered.<br />

Om half elf vertrok <strong>de</strong> boot ein<strong>de</strong>lijk. Men zag het Kanaal, <strong>de</strong> krijtrotsen van <strong>de</strong><br />

Engelse kust, en tot aan <strong>de</strong> Golf van Biskaje ging alles goed. Op zondag 10 november<br />

wer<strong>de</strong>n echter in een storm met hoge zee bijna alle passagiers vreselijk zeeziek. De<br />

dag daarop ging het wat beter. Er wer<strong>de</strong>n bruinvissen gezien: ‘De zeelui noemen ze<br />

“<strong>de</strong> boer met zijn varkens”.’ <strong>Een</strong> an<strong>de</strong>re animale observatie luid<strong>de</strong>: ‘Het krioelt van<br />

kakkerlak-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


66<br />

ken op het schip, <strong>de</strong>ze zijn echter zeer klein.’ Erg vrolijk ging het <strong>voor</strong>al's avonds<br />

toe. Soms droeg hoofdmachinist Mid<strong>de</strong>ndorp mopjes <strong>voor</strong>, en een me<strong>de</strong>reiziger hing<br />

<strong>de</strong> leukerd uit. Op een kecr ook heeft ‘<strong>de</strong> dokter Mathieu <strong>de</strong>n heer Bätz quasi<br />

gebiologeerd’.<br />

Gibraltar heeft op Frans blijkbaar weinig indruk gernakt. Op <strong>Louis</strong> echter meer,<br />

In 1913, tij<strong>de</strong>ns zijn Spaanse reis, zou hij schrijven: 40 ‘...die zelf<strong>de</strong> rotsige silhouet<br />

herken<strong>de</strong> ik nog, van vroeger! O, herinneringen, herinneringen van vroeger: dui<strong>de</strong>lijke<br />

impressie's op het kin<strong>de</strong>rbrein en het kin<strong>de</strong>rhart, gij wordt niet uitgeveegd, als zóo<br />

veel, wat later gestapeld wordt óp het dàn niet meer ontvankelijke brein en hart.<br />

Rotsen van Gibraltar, toen ik u terug zag, na veertig jaren, herken<strong>de</strong> ik u!!’<br />

Over Napels vertelt Frans evenmin veel. <strong>Couperus</strong> zelf herinner<strong>de</strong> zich in 1912: 41<br />

‘Toen ik Napels <strong>voor</strong> <strong>de</strong> cerste maal zag - ik was een klein jongske - was ik al zéer<br />

verbaasd! Is dát nu Napels? dacht ik, terwijl ik een amfitheater van witte huizen zag<br />

liggen tegen een berg. Se<strong>de</strong>rt is mij Napels steeds zóo <strong>voor</strong> gekomen: een onbelangrijk<br />

amfitheater van witte huizen tegen een berg.’<br />

Op zondag 17 november stond Frans vroeg op. Ze voeren toen dicht <strong>voor</strong> <strong>de</strong> kust<br />

van Afrika. Hij had een vreem<strong>de</strong> ervaring, die hem echter niet van zijn stuk bracht:<br />

‘Des ochtends toen ik naar voren naar <strong>de</strong> boeg ging was <strong>de</strong> slachter net bezig eene<br />

koe te slachten.’ - En intussen werd steeds <strong>de</strong> afstand tot Port Said afgeteld. De Prins<br />

Hendrik moest daar, tegen het schema in, twaalf dagen blijven wachten, aanvankelijk<br />

om kolen en drinkwater in te la<strong>de</strong>n, maar vervolgens omdat er in <strong>de</strong> machinekamer<br />

ernstige panne bleek te zijn ontstaan. Het mocht <strong>de</strong> familie <strong>Couperus</strong> nauwelijks<br />

<strong>de</strong>ren. De eerste avond gingen zij aan wal met kapitein Hendriks: ‘Eerst bezochten<br />

wij het Hotel du Louvre, dit is het voomaamste te Port-Said, waar wij wat gebruikten,<br />

vervolgens gingen wij naar het Café chantant of Casino waar wij ook wat gebruikten.’<br />

Er waren daar nog meer passagiers van het schip. Ineens speel<strong>de</strong> het orkesrje het<br />

‘Wien Neêrlands Bloed’, en ie<strong>de</strong>reen stond op om mee te zingen.<br />

Die gelegenhe<strong>de</strong>n zullen zij uit verveling wel vaker bezocht hebben. Frans vertelt<br />

dat zij dan ‘en famille’ uitgingen. De klein <strong>Louis</strong> was er ook bij. Dat blijkt uit het<br />

volgen<strong>de</strong>. Frans <strong>de</strong>elt mee: ‘Ookis er eene vrouw aan boord geweest, die niets<br />

verkocht dan portretten, hiervan heb ik er ook eenige gekocht, on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>ren eene<br />

groote photographie van onze boot <strong>de</strong> Prins Hendrik. Bij <strong>de</strong>ze vrouw hebben wij<br />

(namelijk onze familie, een<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


67<br />

paar kennissen en <strong>de</strong> kapitein) ons portret aan wal laten maken, in een groepje. Zij<br />

had een huis op <strong>de</strong> Place <strong>de</strong> Lesseps.’ - Hier is het dat wij <strong>de</strong> oren spitsen, want wat<br />

is het geval? <strong>Een</strong> exemplaar van <strong>de</strong> foto kwam in een familiealbum van papa <strong>Couperus</strong><br />

terecht. Maar <strong>de</strong> commandant Hendriks kocht ook een afdruk en bewaar<strong>de</strong> die goed.<br />

In 1904. heeft hij hem aan <strong>Couperus</strong>' uitgever L.J. Veen gezon<strong>de</strong>n, die hem<br />

doorstuur<strong>de</strong> naar <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> in Home. Deze reageer<strong>de</strong> geamuseerd: 42 ‘Ik sta je<br />

het gaarne af, als je mij op mijn negen<strong>de</strong> jaar - het <strong>voor</strong>hoofd zon<strong>de</strong>r ein<strong>de</strong>, han<strong>de</strong>n<br />

als van een aap, en ooren als van een olifant! - gaarne nu en dan wilt aanschouwen!’<br />

Op 29 november 1873 gaf kapitein Hendriks een feesrje in Hotel du Louvre, ter<br />

ere van het feit dat hij vijfentwintig jaar eer<strong>de</strong>r na een schipbreuk gered was, en<br />

tevens vanwege <strong>de</strong> verjaardag van zijn vrouw. Over en weer spraken <strong>de</strong> gasten toosten<br />

uit, steeds op rijm. De banketbakker van het schip had een grote taart gebakken,<br />

waarop <strong>de</strong> schipbreuk en een vuurtoren ston<strong>de</strong>n afgebeeld. Nadat er een telegram<br />

naar het feestvarken in Holland verzon<strong>de</strong>n was, werd nog zoveel gedronken dat een<br />

vriendje van Frans volkomen beschonken aan boord gehesen moest wor<strong>de</strong>n. Frans<br />

zelf voel<strong>de</strong> zich ook niet zeer wel, maar hij bleef toch voldoen<strong>de</strong> bij zijn positieven<br />

om het vuurwerk dat tenslotte werd afgestoken nog bij te kunnen wonen.<br />

Ein<strong>de</strong>lijk, op 4 <strong>de</strong>cember, kon<strong>de</strong>n zij het pas drie jaar eer<strong>de</strong>r geopen<strong>de</strong> Suezkanaal<br />

binnenvaren. Dit was <strong>voor</strong> ie<strong>de</strong>reen een hele gebeurtenis, niet alleen omdat het smal<br />

en ondiep bleck te zijn, maar <strong>voor</strong>al ook om <strong>de</strong> fantastische dieren die men te zien<br />

kreeg: jakhalzen in <strong>de</strong> woestijn, pelikanen, ibissen, flamingo's en wat niet al. En dat<br />

met het Sint-Nicolaasfeest <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur! De patissier maakte als surprise <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

passagiers een grote hoeveelheid letters.<br />

Zandstormen, uitbundige dolfijnen waarvan <strong>de</strong> bootsman er een wist te vangen,<br />

vliegen<strong>de</strong> vissen die Frans vergeefs met een mand te pakken probeer<strong>de</strong> te krijgen,<br />

het maakte allemaal veel indruk. Van <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>re reisroute zou <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> zich<br />

later zelf nog heel goed Point-<strong>de</strong>-Galles weten te herinneren, een haven die in 1921<br />

niet meer aangedaan werd, toen Colombo daar <strong>voor</strong> in <strong>de</strong> plaats was gekomen: 43 ‘<strong>Een</strong><br />

baai, bezaaid met groene eilandjes als met overal neèr geslinger<strong>de</strong> boeketten. Zoo is<br />

mijn kin<strong>de</strong>rsouvenir.’<br />

Op ou<strong>de</strong>jaarsdag 1872 kwamen zij ein<strong>de</strong>lijk op <strong>de</strong> plaats van bestem-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


68<br />

ming aan. Ook dit beschreef Frans nauwkeurig: ‘Des avonds na het diner, kwam <strong>de</strong><br />

Tjiliwong, een klein stoomschip, aan boord, om ons en <strong>de</strong> bagage naar wal te<br />

vervoeren. Wij gingen er dien zelf<strong>de</strong>n avond reeds heen, ofschoon er natuurlijk eene<br />

vreeselijke drukte aan boord heerschte. De Tjiliwong was stampend vol. Ein<strong>de</strong>lijk<br />

na een half uur of 3 kwartier stoomens, bereikten wij <strong>de</strong> Boom (dit is <strong>de</strong><br />

landingsplaats) alwaar wij <strong>de</strong>barkeer<strong>de</strong>n. Hier namen wij rijtuigen, en vertrokken<br />

toen naar het Hôtel <strong>de</strong>s In<strong>de</strong>s van Cressonnier, alwaar wij <strong>voor</strong>uit kamers besteld<br />

had<strong>de</strong>n.’ In <strong>de</strong> tuin ston<strong>de</strong>n hier twee prachtige ou<strong>de</strong> waringins met luchtwortels. 44<br />

Van <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren <strong>Couperus</strong> had Catharina <strong>de</strong> reis niet meegemaakt. Zij was in 1870<br />

te Den Haag in het huwelijk getre<strong>de</strong>n met Mr. Benjamin Marius Vlielan<strong>de</strong>r Hein.<br />

De oudste dochter,Johanna, zou in 1875 te Batavia trouwen: ook zij met een<br />

Vlielan<strong>de</strong>r Hein, Carel Servaas, administrateur bij een tabakson<strong>de</strong>rneming.<br />

De bei<strong>de</strong> oudste zonen van papa <strong>Couperus</strong>, Petrus Theodorus en John Ricus junior,<br />

zullen vol verwachting op Java voet aan wal gezet hebben. <strong>Louis</strong> tel<strong>de</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze<br />

jongens nauwelijks mee. John Ricus junior heeft omstreeks 1928 aan Henri van<br />

Booven geschreven: 45 ‘In <strong>de</strong>jaren 1863-1873, reeds tien jaren in leeftijd met <strong>Louis</strong><br />

verschillend, bezocht ik <strong>de</strong> Hoogere Burgerschool te 's-Gravenhage, en woon<strong>de</strong> later<br />

<strong>voor</strong> mijn Indische studiën te Delft. Met <strong>Louis</strong> had ik, als zooveel ou<strong>de</strong>r, zeer weinig<br />

contact. <strong>Louis</strong>' aspiraties, wanneer men daarvan al spreken mag op negenjarigen<br />

leeftijd, waren geheel an<strong>de</strong>re dan <strong>de</strong> mijne. Toen wij in 1872 naar Indië terugkeer<strong>de</strong>n,<br />

kwam ik al zeer spoedig in Gouvernementsdienst als ambtenaar bij het Binnenlandsch<br />

Bestuur en moest <strong>Louis</strong> eigenlijk pas beginnen.’<br />

In Indië trof <strong>de</strong> familie rouw en verdriet aan. Papa's broer Petrus was in 1872 op<br />

28 juni te Buitenzorg overle<strong>de</strong>n en liet vijf kin<strong>de</strong>ren na, weliswaar buitenechtelijk<br />

geboren, maar zij droegen zijn naam en hij moest ze on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>n. Daar intussen<br />

ook zijn broer Henry overle<strong>de</strong>n was - zeer prozaïsch is hij in Breda van een wenteltrap<br />

gevallen - had papa op Tjicoppo heel wat familiebelangen te regelen. Spoedig zou<strong>de</strong>n<br />

hem daarnaast an<strong>de</strong>re zorgen kwellen. Zijn zoon Frans zou in 1873 getroffen wor<strong>de</strong>n<br />

door een hevige buikziekte. Deze bleek zo ernstig van aard te zijn, dat <strong>de</strong> jongen<br />

naar Ne<strong>de</strong>rland terug moest. Mevrouw <strong>Couperus</strong> en haar oudste dochter<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


69<br />

Johanna zijn op 11 <strong>de</strong>cember met hem meegereisd, om pas in april 1874 weer naar<br />

Indië terug te keren. Zon<strong>de</strong>r Frans. Deze is toen als pleegzoon in het gezin Vlielan<strong>de</strong>r<br />

Hein opgenomen, beter gezegd: als ‘pleegbroer’. Zijn veel ou<strong>de</strong>re zwager Benjamin<br />

is als het ware zijn twee<strong>de</strong> va<strong>de</strong>r geweest. Op diens raad is Frans, die aanvankelijk<br />

tot 1872 <strong>de</strong> hbs had gevolgd, naar het gymnasium overgegaan. In 1875 ging hij in<br />

Lei<strong>de</strong>n rechten stu<strong>de</strong>ren.<br />

In zijn Indische kin<strong>de</strong>rjaren heeft <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> dus niet steeds een onbekommerd<br />

leventje geleid. De afwezigheid van zijn moe<strong>de</strong>r geduren<strong>de</strong> enige tijd - hij was toen<br />

negen jaar - zal hem moeilijk gevallen zijn. Zijn va<strong>de</strong>r zat dikwijls op Tjicoppo. Het<br />

familieland werd sinds 1871 bestuurd door diens jongere broer George (geboren<br />

1819). Deze zou echter op 20 juni 1876 te Batavia ten huize van <strong>de</strong> familie <strong>Couperus</strong><br />

komen te overlij<strong>de</strong>n. Telkens weer heeft papa dus met tegenslag te kampen gehad.<br />

Toen al heeft waarschijnlijk <strong>de</strong> gedachte bij hem postgevat dat Tjicoppo eigenlijk<br />

maar het beste verkocht kon wor<strong>de</strong>n.<br />

Geld was er gelukkig meer dan genoeg. Meteen in 1873 al betrok <strong>de</strong> familie een<br />

prachtig huis, gelegen aan het Koningsplein. <strong>Louis</strong> kreeg daar alles wat zijn hart<br />

begeer<strong>de</strong>. Bijna vijftig jaar later, in 1921, heeft hij het nog eens teruggezien. Het<br />

verkeer<strong>de</strong> toen in verwaarloos<strong>de</strong> staat. Hij herken<strong>de</strong> het onmid<strong>de</strong>llijk: 46 ‘op <strong>de</strong>n hoek<br />

van het Koningsplein en een “gang” (zijstraat) het eigen ou<strong>de</strong>rlijke huis van vroeger!<br />

Het lieve, mooie, witte huis van vroeger, en het staat daar verfeloos, kalkeloos,<br />

vervallen en ik wil niet zien wat het gewor<strong>de</strong>n is [...]! Ik heb alleen even mijn keel<br />

voelen geknepen wor<strong>de</strong>n.’ - Elf jaar eer<strong>de</strong>r, in 1910, had hij zijn lezers al eens<br />

verteld: 47 ‘Ik vond er ons huis mooier dan in Den Haag, omdat het grooter was en <strong>de</strong><br />

tuin heel groot was en er bloeien<strong>de</strong> olean<strong>de</strong>rs waren. <strong>Een</strong> “olean<strong>de</strong>r”... dat zei<strong>de</strong> mij<br />

iets. Ik vond het er prettig, omdat ik er een bendie kreeg en een paard.’<br />

De vijf Indische jaren zijn <strong>voor</strong> <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>' ontwikkeling van grote betekenis<br />

geweest. Vooral moet hij het een bijzon<strong>de</strong>re ervaring gevon<strong>de</strong>n hebben dat hij <strong>voor</strong><br />

het eerst zoveel familiele<strong>de</strong>n ontmoette van wie hij tot dan toe alleen maar <strong>de</strong> naam<br />

gehoord had. Maar er is veel meer.<br />

<strong>Een</strong> van zijn vroegste herinneringen uit Batavia heeft hij beschreven met een<br />

charme waar alleen hij het geheim van ken<strong>de</strong>. 48 De gebeurtenis moet zich in het begin<br />

van 1873 hebben afgespeeld, toen <strong>de</strong> familie bezig<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


70<br />

was zich in te richten in het huis aan het Koningsplein. Met zijn moe<strong>de</strong>r ging <strong>Louis</strong><br />

<strong>de</strong> stad in naar een Chinese schrijnwerker, die antieke meubelen verkocht en <strong>de</strong>ze<br />

ook wel eens namaakte. De bedoeling was, er antieke, stoelen uit te zoeken. De<br />

Chinees gedroeg zich zeer beleefd. Plotseling boog hij enige malen heel diep <strong>voor</strong><br />

<strong>Louis</strong>, riep vrouw en zonen erbij, en toen die allemaal even diep als <strong>de</strong> koopman<br />

begonnen te buigen informeer<strong>de</strong> mevrouw <strong>Couperus</strong> wat die alles te betekenen had.<br />

Zij kreeg te horen: ‘omdat hij merkbaar geteekend is met een héel gelukkig teeken’.<br />

Het ging om een zeldzaam kruintje op <strong>Louis</strong>' <strong>voor</strong>hoofd. Volgens <strong>de</strong> Chinees gaf<br />

dit te kennen dat het kind een ‘groote ziel’ had. En hij leg<strong>de</strong> uit: ‘Daarmêe bedoel<br />

ik, dat <strong>de</strong> kleine meneer gelúkkig zal wor<strong>de</strong>n in het leven, dat hem wacht, omdat zijn<br />

ziel “groot” zal zijn en zal zien rond om hem heen, en al het moois zal zien wat er<br />

is op <strong>de</strong> wereld en in <strong>de</strong>n mensch. De “groote zielen”, die dat zoo zien, zijn <strong>de</strong> dichters<br />

en <strong>de</strong> kunstenaars: zij bootsen <strong>de</strong> natuur en het leven na, en die nabootsingen zijn<br />

hun geluk. Hun zielen zijn “groot”, omdat zij veel zien en veel begrijpen, en op hun<br />

beurt veel geven van wat zij ontvangen; want <strong>de</strong> “groote zielen” zijn mild. En omdat<br />

zij ontvangen en geven, en zien en bewon<strong>de</strong>ren en nabootsen, zijn zij gelukkig, is<br />

hun leven gelukkiger dan van vele an<strong>de</strong>re menschen: zij zijn <strong>de</strong> gezegen<strong>de</strong>n van <strong>de</strong><br />

go<strong>de</strong>n, en <strong>de</strong> go<strong>de</strong>n hebben hen lief...’ - Het belang van <strong>de</strong> anekdote ligt min<strong>de</strong>r in<br />

<strong>de</strong> gebeurtenis op zichzelf dan wel in <strong>Couperus</strong>' explicatie. Hij haalt <strong>de</strong> herinnering<br />

op om daarmee te on<strong>de</strong>rstrepen dat hij zich als een gelukkig mens beschouw<strong>de</strong>.<br />

Boven alles heeft hij zich dichter en kunstenaar meer in het algemeen geweten.<br />

Zijn moe<strong>de</strong>r was een lieve, eenvoudige vrouw, zegt <strong>Couperus</strong>, en zij was bang dat<br />

<strong>de</strong> Chinees haar zoontje te veel prees en bewon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>. Zij begon weer over <strong>de</strong> stoelen.<br />

Maar <strong>Louis</strong> liep samen met <strong>de</strong> Chinese jongens naar het huisaltaar achter in <strong>de</strong> winkel.<br />

Hij zag er een plaat met twee go<strong>de</strong>n: ‘<strong>de</strong> eene was goedig en dik, glimlachend, blank,<br />

roze, in prachtig gou<strong>de</strong>n gewaad, met, om <strong>de</strong> lippen, lange hangsnorren... De an<strong>de</strong>re,<br />

achter hem <strong>de</strong>inzend, kronkel<strong>de</strong> in éen, en grijns<strong>de</strong>, verschrikkelijk, met bloed<br />

doorschoten oogen, zwart en scharlaken rood van gelaat en van haren en baard, en<br />

hij strekte klauwen<strong>de</strong> vingers uit, met scherpe, heel lange nagels...’ De jongens staken<br />

wierookstokjes aan. <strong>Louis</strong> was <strong>voor</strong> geen van bei<strong>de</strong> go<strong>de</strong>n bang. In 1910 schreef hij<br />

- maar of hij het echt meen<strong>de</strong>? -: ‘... hoewel ik mijzelven zelfs ne<strong>de</strong>rig tel on<strong>de</strong>r <strong>de</strong><br />

“kleine”, <strong>de</strong><br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


heel “kleine” zielen, heb ik toch wèl het geluk gevon<strong>de</strong>n, dat <strong>de</strong> Chineesche<br />

schrijnwerker bedoel<strong>de</strong>.’<br />

71<br />

In <strong>de</strong> kennissenkring van <strong>de</strong> zo dui<strong>de</strong>lijk welgestel<strong>de</strong> familie <strong>Couperus</strong>, die in Batavia<br />

een veel hogere status had dan in Den Haag, dook al gauw een nieuw gezicht op. De<br />

twee fris uit Holland gekomen jonge dochters maakten in <strong>de</strong> Bataviaanse beau mon<strong>de</strong><br />

enige furore. Gerard J.P. Valette (later De la Valette) was toen een jongeman van<br />

twintig jaar, literair begaafd en iemand met fantasie en begrip. Over <strong>Louis</strong> heeft hij<br />

in 1913 geschreven: 49 ‘Wij ontmoetten elkaar het eerst te Batavia, toen hij een jongen<br />

van tien jaar was en ik zelf, pas in Indië aangekomen jong mensch, het huis zijner<br />

ou<strong>de</strong>rs bezocht. Enkele jaren later ging hij met <strong>de</strong>zen we<strong>de</strong>r naar Den Haag, terwijl<br />

ik in Indië bleef. Eer ik dat <strong>voor</strong>goed verliet, kwam ik slechts twee malen met verlof<br />

hierheen [Den Haag], hij eens <strong>voor</strong> een klein jaar naar Java over [1899], Tusschen<br />

ons terugzien lagen telkens vrij groote tusschenpoozen. Toch zag ik hem zoodoen<strong>de</strong><br />

vaak genoeg, als jongen, jongeling en man, in vertrouwelijken omgang.’ Valette<br />

heeft <strong>de</strong> beschikking gehad over een grote stapel, later helaas verdwenen, brieven<br />

die <strong>Couperus</strong> heeft geschreven ‘aan <strong>de</strong> jongste zijner getrouw<strong>de</strong> zusters’. Dat was<br />

Trudy, met wie Valette in 1877 gehuwd is. Jammer genoeg is die correspon<strong>de</strong>ntie<br />

pas in 1882 begonnen. Valette heeft een uitstekend geschreven portret van <strong>de</strong><br />

volwassen <strong>Couperus</strong> nagclaten. In 1899 zou hij <strong>de</strong> auteur helpen aan gegevens <strong>voor</strong><br />

diens roman De stille kracht. De twee kon<strong>de</strong>n goed met elkaar overweg.<br />

Eerst ging <strong>Louis</strong> nog naar een lagere school. Hij had die in Den Haag immers<br />

<strong>voor</strong>tijdig moeten verlaten. 50 Toen hij in 1914 na het uitbreken van <strong>de</strong> eerste<br />

wereldoorlog in München op straat vol emotie lie<strong>de</strong>ren hoor<strong>de</strong> zingen, herinner<strong>de</strong><br />

hij zich van <strong>de</strong> zanglessen: 51 ‘“Ich hatt' ein Waffenbru<strong>de</strong>r”...: dat heb ik ook nog<br />

gezongen, als kleine jongen, op <strong>de</strong> lagere school te Batavia’ In het <strong>voor</strong>jaar van 1917<br />

te Laren van het buitenleven genietend zou hij schrijven: 52 ‘“Holland is een heerlijk<br />

land!” juichte ik als schooljongen me<strong>de</strong> op <strong>de</strong> schoolbanken te Batavia.’ Het lied<br />

werd in zijn klas echter wel ‘afgezaagd door twintig ruw-rauwejongenskelen’.<br />

<strong>Een</strong> paar jaar later werd hij leerling van het gymnasium Willem III. Hij vond het<br />

er wel prettig. Maar ondanks al die positieve dingen miste hij in Indië toch ook iets: 53<br />

‘Ik was negen jaar, toen ik, geboren in Holland, naar<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


72<br />

Indië ging, en nù weet ik pas, wat mij, op Java, bekoor<strong>de</strong>, en wat ik er miste [...]. Ik<br />

vond het heerlijk, dat <strong>de</strong> zon er scheen. De zon, o dat was iets oneigenlijks, iets<br />

verborgens in Holland, ook al scheen <strong>de</strong>s zomers <strong>de</strong> zon! Maar <strong>de</strong> staâge zon, dat<br />

was er iets god<strong>de</strong>lijks! <strong>Een</strong> kind lijdt niet van <strong>de</strong> warmte en ik, ik aanbad <strong>de</strong> zon. De<br />

zon was mij als een godheid. De zon in <strong>de</strong> blauwe lucht scheen mij God zelve toe,<br />

zijn óog minstens! De zon was een god, en <strong>de</strong> maan was zijn vrouw! [...] Maar nu,<br />

dat ik Italië lief heb [1910], weet ik, dat [...] ik in Indië miste het Latijnsche Zui<strong>de</strong>n,<br />

en nu weet ik waarom toèn, in Indië, een olean<strong>de</strong>r mij liever was dan een tropischen<br />

flamboyant [boom met vuurro<strong>de</strong> bloemen]. [...] Er was <strong>de</strong> zon, en het was wel het<br />

Zui<strong>de</strong>n, maar het Zui<strong>de</strong>n zon<strong>de</strong>r emotie en zon<strong>de</strong>r herinnering, en toch was ik het<br />

kind van ou<strong>de</strong>rs in Indië. [...] Toch was er in Indië <strong>voor</strong> mij iets goeds: ik voel<strong>de</strong> er<br />

mij, als een klein groen vruchtje, rijpen; er zwol iets in mij, en <strong>de</strong> glimlach, die altijd<br />

glimpte in mijn kleine ziel, werd iets schitteren<strong>de</strong>r, van levensvreug<strong>de</strong>.’ - Alweer<br />

legt hij hier <strong>de</strong> nadruk op <strong>de</strong> optimistische kanten van zijn karakter.<br />

<strong>Couperus</strong> leef<strong>de</strong> in luxe en welstand. Iets an<strong>de</strong>rs zag hij niet. Prachtig was<br />

Weltevre<strong>de</strong>n, 54 ‘een <strong>voor</strong>name, lieve, witte, koloniale hoofdplaats en rezi<strong>de</strong>ntie. De<br />

huizen waren wel niet van architecturale schoonheid maar ze waren door onze<br />

grootou<strong>de</strong>rs en hun ou<strong>de</strong>rs gebouwd praktisch en luchtig, laag en wit, ruim en koel,<br />

op groote erven, met groote boomen, wier schaduwen een typisch contrast gaven<br />

met <strong>de</strong>n zonneval buiten schaduw. Langs <strong>de</strong> bree<strong>de</strong> lanen ging niet één enkele auto,<br />

maar gingen wel <strong>de</strong> mooie landauers van <strong>de</strong> “families” <strong>de</strong>r lieve jonge meisjes, en<br />

Lili, Toetie, Nonnie toer<strong>de</strong>n er met pa en ma het Koningsplein om, op <strong>de</strong>n statigen<br />

tred <strong>de</strong>r Preanger-paar<strong>de</strong>n. Terwijl <strong>de</strong> koetsier, een galonhoed op zijn hoofddoek,<br />

rustig <strong>de</strong>n toertred <strong>de</strong>r twee rossen hield in bedwang. En twee staljongens, in lange<br />

“badjoe” - <strong>de</strong>s Zondags was <strong>de</strong> liverei iets meer Europeesch - ie<strong>de</strong>r met zijn<br />

vliegekwast in <strong>de</strong> hand, op een tre<strong>de</strong> ston<strong>de</strong>n, achter op <strong>de</strong>n landauer. En bij ie<strong>de</strong>ren<br />

wegebocht van hun tre<strong>de</strong> afsprongen, om links en rechts, <strong>de</strong> kwast in <strong>de</strong> hand, <strong>de</strong><br />

statige zwenking <strong>de</strong>r impozante equipage te gelei<strong>de</strong>n. De lieve meisjes wuif<strong>de</strong>n<br />

elkan<strong>de</strong>r, passeeren<strong>de</strong>, heel lang met het zakdoekje tegen [...].’<br />

's Zondags was er overdag muziek op het Waterlooplein bij <strong>de</strong> zuil met <strong>de</strong> Leeuw<br />

van Waterloo. Dan kwamen <strong>de</strong> statige rijtuigen van <strong>de</strong> aanzienlijke families aanrij<strong>de</strong>n.<br />

Er was in <strong>de</strong> Harmonie en in Concordia ook avondmuziek, waar <strong>Couperus</strong>' zusters<br />

heen plachten te gaan. Over zich-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


73<br />

zelf als schooljongen op het gymnasium in Kramat spreekt hij 55 als van ‘een stoute<br />

jongen, die niet leeren wil<strong>de</strong>’. Met veel plezier <strong>de</strong>ed hij er mee aan het baarspel: 56<br />

‘een oorlogsspelletje met een vlaggetje, dat <strong>de</strong> vlugst loopen<strong>de</strong> moest zien te<br />

veroveren. Wij wisten van geen fiets en geen tennis, maar wij waren wel allen verliefd<br />

op <strong>de</strong> meisjes, die school - gingen in haar witte “baadjes”. <strong>Een</strong> los wit jurkje met een<br />

nauw om <strong>de</strong>n hals sluitend kraagje. Wij waren soms vreeslijk verliefd. De zon stoof<strong>de</strong><br />

ons jonge bloed, dat te borrelen begon. [...] De lieve meisjes woon<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> mooie<br />

huizen, op Koningsplein en omringen<strong>de</strong> notabele buurten. In bijna ie<strong>de</strong>r huis woon<strong>de</strong>n<br />

er een of twee.’<br />

Lang duur<strong>de</strong>n <strong>de</strong> speeluren op school. 57 Van zijn zakgeld kocht <strong>Louis</strong> soms door<br />

een opening in <strong>de</strong> heg van een Chinees lekkere witte koekjes met Javaanse suiker. -<br />

En dan was er op school nog iets: ‘dat ik begreep thuis te moeten verzwijgen, er nóoit<br />

over te moeten spreken, zelfs niet met mijn moe<strong>de</strong>r. Het leven ging er <strong>voor</strong> mij open;<br />

<strong>de</strong> jongens, die mij, toen ik aankwam, héel dom von<strong>de</strong>n, leer<strong>de</strong>n mij <strong>de</strong> verborgen<br />

dingen en <strong>de</strong> wijze, nóoit on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> groote menschen, gezeg<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n, en waren<br />

allemaal, óf verliefd op kleine meisjes, óf heel branie met <strong>de</strong> baboe's thuis van hun<br />

moe<strong>de</strong>rs of zusjes, óf zij had<strong>de</strong>n vriendjes op school, heel innige vriendjes. [...] Ik<br />

begreep, dat ik thuis moest oppassen, niets moest laten merken van álles wat ik al<br />

wist; al waren er dingen, die ik niet goed begreep.’<br />

De eerste kennismaking met <strong>de</strong> seksualiteit vond op natuurlijke wijze hier op<br />

school plaats, en het is dui<strong>de</strong>lijk dat <strong>Couperus</strong> niet alleen in <strong>de</strong> meest gebruikelijke<br />

praktijken werd ingewijd. In hoeverre hij er aan mee<strong>de</strong>ed laat hij in het mid<strong>de</strong>n. Dat<br />

hij van zijn ou<strong>de</strong>rs geen enkele vorm van seksuele opvoeding heeft gekregen lijkt<br />

wel vast te staan, maar dat was in die tijd meestal <strong>de</strong> gewone gang van zaken. De<br />

dingen die hij niet goed begreep kon hij, zon<strong>de</strong>r het gevaar te lopen uitgelachen te<br />

wor<strong>de</strong>n, aan niemand vragen. Hoe ver hij met zijn eigen vriendjes ging kan uit niets<br />

wor<strong>de</strong>n afgeleid.<br />

Voor een door het leven verwen<strong>de</strong> jongen als hij in die jaren was, beston<strong>de</strong>n er<br />

weinig re<strong>de</strong>nen tot eenzelvigheid of melancholie. 58 Hij genoot alleen maar, ‘omdat<br />

<strong>de</strong> zon zoo goud was in een lucht heel blauw, omdat er bóomen bloei<strong>de</strong>n met bloemen,<br />

omdat je een paard kreeg en een behdie, omdat je je ie<strong>de</strong>ren dag tweemaal mocht<br />

ba<strong>de</strong>n, en plassen in heel veel water, omdat er witte koekjes waren en purperen<br />

vruchten’. De<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


74<br />

donkere zij<strong>de</strong>n waren ook hier in Indië eigenlijk alleen maar zijn al beken<strong>de</strong><br />

angstaanvallen, die te verklaren zijn uit zijn sterke fantasie: 59 ‘Het kind ken<strong>de</strong> later<br />

<strong>de</strong> Angst, in geheimzinmg Indië... Kent gij <strong>de</strong> tropische ure <strong>de</strong>r schemering, kort<br />

maar huiverig angstig, als alle gelui<strong>de</strong>n plotseling zwijgen: <strong>de</strong> huivervolle, angstige<br />

pooze, als tusschen <strong>de</strong> loovering van <strong>de</strong> waringins <strong>de</strong> bleeke spokegezichten<br />

uitstaren... [...] Het is het oogenblik, dat <strong>de</strong> geesten mèt u meê gaan door <strong>de</strong> over<strong>de</strong>kte<br />

gangen, die, door <strong>de</strong> tuinen, naar <strong>de</strong> groote badkamers gelei<strong>de</strong>n... Neem uw twee<strong>de</strong><br />

bad toch niet zoo laat... [...] Als het kind school had moeten blijven en heel laat het<br />

twee<strong>de</strong> bad moest nemen, goot hij zich het water over zijn rillen<strong>de</strong> lichaam uit terwijl<br />

<strong>de</strong> zwarte schimmen rondom hem dansten en boven hem drie vleêrmuizen in dreigen<strong>de</strong><br />

kringen zwapper<strong>de</strong>n.’<br />

Wat leer<strong>de</strong> hij op school? - Het leerprogramma van het gymnasium Willem III<br />

ken<strong>de</strong> geen ou<strong>de</strong> talen. Voor <strong>Couperus</strong> heeft dit nogal ernstige gevolgen gehad.<br />

Immers, toen hij in 1878 met zijn ou<strong>de</strong>rs naar Ne<strong>de</strong>rland terugkeer<strong>de</strong>, had papa geen<br />

an<strong>de</strong>re keuze dan hem op <strong>de</strong> hbs te plaatsen. Niet dat hij dat een bezwaar gevon<strong>de</strong>n<br />

- heeft: <strong>Louis</strong>' broer John Ricus had die school ook al bezocht, springplank naar Delft<br />

en een daar op volgen<strong>de</strong>' Indische ambtenarencarriére. Maar <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> had nu<br />

eenmaal een veel meer uitgesproken alfa-aanleg en kwam wat dat betreft dus<br />

allerminst aan zijn trekken. Terugkijkend constateren wij dat er met zijn hele<br />

schoolopleiding van begin af aan veel mis is gegaan en dat dit niet zijn schuld was.<br />

Twee verschillen<strong>de</strong> lagere scholen in Den Haag en nog een <strong>de</strong>r<strong>de</strong> in Batavia.<br />

Vervolgens twee mid<strong>de</strong>lbare scholen die slecht op elkaar aansloten. Van een<br />

harmonische ontwikkeling was dus geen sprake. Daarbij kwam dan nog <strong>de</strong> telkens<br />

vereiste aanpassing, van een kind dat van jongs af aan nu niet bepaald tot grote<br />

zelfstandigheid was opgevoed. In <strong>de</strong> puberteitsjaren - hij was vijftien jaar toen <strong>de</strong><br />

familie naar Den Haag terugkeer<strong>de</strong> - moest dit zich op een zeker ogenblik wel wreken.<br />

Hoezeer een klassieke opleiding in een vroeg stadium aan hem besteed zou zijn<br />

geweest, blijkt uit wat hij vertelt over zijn onverhoedse kennismaking met <strong>de</strong> antieke<br />

go<strong>de</strong>nwereld. Mythologie werd op het gymnasium namelijk wel on<strong>de</strong>rwezen: 60 ‘<strong>Een</strong><br />

groote emotie op school was het mij, toen ons <strong>de</strong> mythologie werd geleerd. Om niets<br />

wat mij geleerd werd, heb ik zoo een verrukte emotie gekend, als toen <strong>de</strong> Olymp<br />

<strong>voor</strong> mij open ging en ik al die go<strong>de</strong>n zag en godinnen. Ik vond het iets heerlijks,<br />

luister<strong>de</strong> aandachtig toe, schreef alles op, was in een koorts om al die plotse<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


75<br />

schoonheid.’ Het is <strong>de</strong> kiem gebleken van zijn later intense belangstelling <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

oudheid, <strong>de</strong> antieke geschie<strong>de</strong>nis niet uitgezon<strong>de</strong>rd: 61 ‘Op school glimpte <strong>de</strong> vonk<br />

dikwijls en toen je <strong>de</strong> mythologie werd geleerd, schitter<strong>de</strong> het in je van vonken. Om<br />

geschie<strong>de</strong>nis ook glimpte <strong>de</strong> vonk. Eigenlijk glimpte <strong>de</strong> vonk altijd, als een glimlach<br />

in je kleine ziel, ook al waren er wel eens dagen, dat <strong>de</strong> vonk niet glimpte, en dan<br />

probeer<strong>de</strong> je je ongelukkiger te voelen dan je eigenlijk was.’ - Deze neiging tot een<br />

‘zum Lei<strong>de</strong>n bin ich geboren’, een zich verlustigen in eigen leed, treedt ook later<br />

dikwijls bij <strong>Couperus</strong> op. Zelfdramatisering was hem niet vreemd. Dit wezenskenmerk<br />

heeft overigens tot vele prachtige bladzij<strong>de</strong>n geleid.<br />

Rampzalige gebeurtenissen heeft hij in Indië ook gekend. Dat <strong>Louis</strong><br />

gecompliceer<strong>de</strong>r was dan hij zelfin zijn jeugdherinneringen wel toegeeft, blijkt uit<br />

een <strong>voor</strong>val dat zijn latere vrouw Elisabeth Baud nooit meer heeft kunnen vergeten.<br />

Elisabeth Wilhelmina Johanna Baud is op 30 oktober 1867 in Batavia geboren.<br />

Haar va<strong>de</strong>r, Jan W.C.R. Th. Baud, was toen negenentwintig jaar oud. Eerst is hij<br />

artillerieluitenant bij het Ne<strong>de</strong>rlands-Indisch Leger geweest, daarna waarnemend<br />

ingenieur bij <strong>de</strong> geografische dienst in Indië en vervolgens commies-kashou<strong>de</strong>r en<br />

vendumeester te Buitenzorg. Voorts vermeldt zijn carriére nog functies als secretaris<br />

van Batavia, assistent-resi<strong>de</strong>nt van Bawean en van Meester Cornelis, waarna hij<br />

tenslotte in 1876 directeur en administateur van een tabakson<strong>de</strong>rneming in Deli is<br />

gewor<strong>de</strong>n. Zes jaar later kwam hij te sterven. Zijn moe<strong>de</strong>r, dat wil dus zeggen<br />

Elisabeths ene grootmoe<strong>de</strong>r, was een zuster van papa <strong>Couperus</strong>: Wilhelmina <strong>Couperus</strong>,<br />

te Batavia geboren in 1818. Jan Baud trouw<strong>de</strong> met Johanna W.P. Steenstra Toussaint,<br />

wier moe<strong>de</strong>r - Elisabeths an<strong>de</strong>re grootmoe<strong>de</strong>r <strong>de</strong>rhalve - eveneens een zuster van<br />

papa <strong>Couperus</strong> was: Elisabeth <strong>Couperus</strong>, in 1821 te Batavia geboren. Elisabeth Baud<br />

is naar haar genoemd. Haar grootva<strong>de</strong>r van va<strong>de</strong>rs zij<strong>de</strong> is <strong>de</strong> minister van Koloniën<br />

G.L. Baud geweest. Het is even verbazingwekkend als verontrustend te constateren<br />

hoe sterk <strong>de</strong>ze mensen steeds weer opnieuw binnen <strong>de</strong> eigen familie getrouwd zijn.<br />

Toen <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> later zijn nichtje huw<strong>de</strong>, <strong>de</strong>ed hij bepaald niet iets onverwachts.<br />

Elisabeth had tamelijk avontuurlijke kin<strong>de</strong>rjaren. Nog geen twee jaar oud, voer<br />

zij met haar va<strong>de</strong>r op een zeilschip om Kaap <strong>de</strong> Goe<strong>de</strong> Hoop naar Holland. 62 Het<br />

Suezkanaal zou immers pas daarna in gebrulk wor<strong>de</strong>n genomen. <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong><br />

kan haar dus al in zijn kleuterjaren in Den<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


76<br />

Haag ontmoet hebben. Maar als jongetje dat toen bijna naar school ging heefft hij<br />

vermoe<strong>de</strong>lijk niet met haar gespeeld, en hij zal Elisabeth ook wel niet veel aandacht<br />

geschonken hebben. Die scha<strong>de</strong> haal<strong>de</strong> hij later in Batavia in. Lang na zijn dood<br />

herinner<strong>de</strong> Elisabeth zich nog hoe zij in <strong>de</strong> donkere regentijd, als <strong>de</strong> grote mensen<br />

hun siësta hiel<strong>de</strong>n, samen met hem in <strong>de</strong> binnengalerij speel<strong>de</strong>. Terwijl ie<strong>de</strong>reen sliep<br />

en <strong>de</strong> tropische regens neerstroom<strong>de</strong>n, vroeg zij hem bij <strong>voor</strong>keur: 63 ‘Waar ben jij<br />

meer bang <strong>voor</strong>, zeg... <strong>voor</strong> dieven... of <strong>voor</strong> móor<strong>de</strong>naars??’ Zij was toen niet<br />

meer dan een klein, bleek blond meisje, vier jaar jonger dan <strong>Louis</strong>. Maar <strong>de</strong> rillingen<br />

liepen hem over <strong>de</strong> rug, en <strong>Louis</strong> zegt zelf: ‘Toen heb ik, uit <strong>de</strong>n grond van mijn<br />

bevend hart, gestameld: “O... <strong>voor</strong> móor<strong>de</strong>naars... want diè... die maken je dood!”’<br />

Soms nam hij wraak. Elisabeth herinner<strong>de</strong> zich ook min<strong>de</strong>r aangename kanten<br />

van haar neefs karakter: ‘Hij had driftbuien nu en dan. Schertsend wees ik hem later<br />

dikwijls op een buil, die ik altijd op mijn <strong>voor</strong>hoofd behield, en zei<strong>de</strong> dan: “Dat is<br />

nog van dien keer, dat je mij tegen <strong>de</strong>n rand van <strong>de</strong> tafel hebt geduwd.”’ - Maar over<br />

het algemeen kon<strong>de</strong>n zij goed met elkaar overweg. <strong>Een</strong> jongen met veel vriendjes<br />

was <strong>Louis</strong> in Indië niet - hij heeft trouwens zijn hele ver<strong>de</strong>re leven meer vriendinnen<br />

en familie om zich heen gehad dan vrien<strong>de</strong>n - en zo wend<strong>de</strong> hij zich bij <strong>voor</strong>keur tot<br />

dit vier jaar jongere nichtje, van wier genegenheid hij zeker was. In <strong>de</strong> veranda<br />

hervatte hij met haar <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>rlijke fantasiespelletjes waar hij eigenlijk al te groot<br />

<strong>voor</strong> was gewor<strong>de</strong>n. ‘Hij verzamel<strong>de</strong> allerlei kleinighe<strong>de</strong>n,’ zo vertel<strong>de</strong> Elisabeth<br />

eens, ‘waarmee wij dan samen “verhalen maakten”, maar ie<strong>de</strong>r van ons maakte zijn<br />

eigen verhaal, zijn eigen roman. Alles was van onze gading: leege lucifers- en<br />

pillendoosjes, klosjes, linten. De ou<strong>de</strong>rs bezaten als alle families in Indië <strong>de</strong> heel<br />

groote presenteerbla<strong>de</strong>n; die namen wij in beslag om er onze verzamelingen op te<br />

kunnen doen “levenx”, doch ook <strong>de</strong> meubels behoor<strong>de</strong>n tot het gebied onzer<br />

verbeeldingen en, wat een vrouw of een meisje moest <strong>voor</strong>stellen; was met een lint<br />

getooid. Toen <strong>de</strong> presenteerbla<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> bedien<strong>de</strong>n op hoog bevel ons afgenomen<br />

waren, doorzochten wij <strong>de</strong> kasten en nu was het een ou<strong>de</strong> plank daaruit, die eerst<br />

leeggegooid was en waarop alles werd geschikt.’<br />

Deze spelletjes hebben Elisabeth en <strong>Louis</strong> lange tijd <strong>voor</strong>tgezet. Maar plotseling<br />

kon papa <strong>Couperus</strong> zich niet langer meer beheersen. Driftig maakte hij er een ein<strong>de</strong><br />

aan, geërgerd omdat zijn jongste zoon zich met<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


77<br />

zulke kin<strong>de</strong>rachtige rommel bezighield. <strong>Louis</strong>, zegt Elisabeth, ‘had toen het gevoel,<br />

nà die woor<strong>de</strong>n van zijn va<strong>de</strong>r: “De kin<strong>de</strong>rtijd is heen, als ze er dan niets van<br />

begrijpen, dan er maar nooit meer aan gedaan,” en <strong>Louis</strong>, driftig, met één gebaar,<br />

streek boos alles weg. Nooit hebben wij dát spel samen meer gespeeld.’<br />

In zijn eigen geschreven souvenirs komt <strong>de</strong>ze scène bij <strong>Couperus</strong> nergens <strong>voor</strong>.<br />

Wil<strong>de</strong> hij <strong>de</strong> herinnering maar liever niet oprakelen, uit respect, en toch ook wel<br />

sympathie <strong>voor</strong> zijn va<strong>de</strong>r na diens dood? Hij was niet rancuneus. De op zichzelf<br />

bepaald niet ongebruikelijke moeilijkhe<strong>de</strong>n tussen va<strong>de</strong>r en zoon, zoals die zich ook<br />

later hebben <strong>voor</strong>gedaan, heeft hij scherp genoeg geanalyseerd en terzij<strong>de</strong> geschoven<br />

omdat hij ze als onvermij<strong>de</strong>lijk heeft doorzien. Verte<strong>de</strong>rend is <strong>de</strong> relatie over en weer<br />

nooit geweest. Desondanks heeft <strong>Couperus</strong> terloops bijzon<strong>de</strong>r aardige dingen over<br />

zijn va<strong>de</strong>r geschreven, en dit niet op een manier die <strong>de</strong> indruk van hypocrisie wekt.<br />

Toen hij eenmaal op het gymnasium Willem III zat, bemoei<strong>de</strong> papa zich meer met<br />

hem: hij kon nu re<strong>de</strong>lijk met <strong>de</strong>ze opgroeien<strong>de</strong> zoon praten. De afstand werd kleiner.<br />

<strong>Couperus</strong> zegt: 64 ‘Wij leer<strong>de</strong>n op school Fransch en Duitsch, en papa vond dat gek,<br />

en wil<strong>de</strong> mij Engelsch leeren. Hij nam toen een roman, ik weet niet meer van wie:<br />

Agincourt, heette het boek, een historiesch verhaal, en liet mij da<strong>de</strong>lijk lezen, leeren<strong>de</strong><br />

mij <strong>de</strong>n uitspraak en <strong>de</strong> grammaire bij ie<strong>de</strong>r woord. Het was heel an<strong>de</strong>rs dan op<br />

school, maar ik las Engelsch binnen éen week, en binnen een paar maan<strong>de</strong>n las ik<br />

vlot alle Engelsche boeken. Mijn va<strong>de</strong>r had een ongelooflijk vlugge manier om iets<br />

te on<strong>de</strong>rwijzen [...].’ Het was <strong>de</strong> metho<strong>de</strong> waarvan ook John Ricus junior al<br />

geprofiteerd had.<br />

Maar natuurlijk bezat <strong>Louis</strong> een vlug verstand. Hij leer<strong>de</strong> gemakkelijk, zolang het<br />

maar om woor<strong>de</strong>n ging en niet om begrippen. Deze aanleg <strong>voor</strong> talen heeft hij<br />

dui<strong>de</strong>lijk geërfd. John Ricus junior <strong>de</strong>el<strong>de</strong> aan Henri van Booven in<strong>de</strong>rtijd mee: 65<br />

‘Onze va<strong>de</strong>r was in <strong>de</strong>n grond van zijn hart literator, grondig op <strong>de</strong> hoogte van zijn<br />

Latijn en Grieksch, en evenzoogoed bekend met <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re talen: Fransch, Duitsch,<br />

Engelsch, Italiaansch en bovendien Maleisch. Mag ik hieruit <strong>de</strong> conclusie trekken<br />

dat <strong>de</strong> aantrekkingskracht die <strong>de</strong> schoone letteren later in zoo groote mate op <strong>Louis</strong><br />

uitoefen<strong>de</strong>n, hereditair te noemen is? Daarentegen stond <strong>Louis</strong> met meetkun<strong>de</strong> en<br />

algebra, met natuur- en scheikun<strong>de</strong> reeds in zijne jeugd op zeer gespannen voet. Ook<br />

alweer overgeërfd van onzen va<strong>de</strong>r: meetkun<strong>de</strong>, ja<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


78<br />

dat ging nog wel, het kwam daarbij aan op logika; natuurkun<strong>de</strong>, ook wel, maar<br />

algebra: (a + b) 2 een gruwel <strong>voor</strong> mijn ou<strong>de</strong>n va<strong>de</strong>r, en eveneens <strong>voor</strong> mijn jongsten<br />

broe<strong>de</strong>r iets ondoorgron<strong>de</strong>lijks; scheikun<strong>de</strong>, neen! zwavelwaterstof, dat was een<br />

afgrijselijk ding! waar bei<strong>de</strong>n, va<strong>de</strong>r en broe<strong>de</strong>r een hartgrondigen afkeer van had<strong>de</strong>n.’<br />

Voor <strong>de</strong>ze schaduwzij<strong>de</strong>n van het schoolleven beston<strong>de</strong>n overigens genoeg<br />

compensaties. Zo waren er <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>rbals in <strong>de</strong> Harmonie - <strong>de</strong> sociëteit - , waar <strong>Louis</strong><br />

en Elisabeth eens, in 1875, als page en markiezin verkleed naartoe gingen. Niet alleen<br />

<strong>de</strong> toen door Woodbury & Page te Batavia gemaakte foto's zijn bewaard gebleven,<br />

ook een geschreven herinnering eraan vertelt er ons iets over: 66 ‘wij bezitten nog<br />

onze kin<strong>de</strong>rportretten: zij, in een marquisetoiletje, een marquisetje van acht jaar,<br />

gepoeierd, met een moesje op <strong>de</strong> wang; ik, als een page en ik herinner mij nog het<br />

pakje, dat mijn zusters mij had<strong>de</strong>n gemaakt: zwart fluweel met gele satijnen crêvé's<br />

en ik was erg trotsch op die eerste travesti.’ Elisabeth droeg roze satijn met<br />

rozeknopjes en witte tule. Haar va<strong>de</strong>r heeft haar fotoportretje ingekleurd. 67 Hij schreef<br />

er bij: ‘Je bent weer zoo coquet geweest op dat bal.’ Of zij er ook veel gedanst heeft?<br />

Misschien met <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re kin<strong>de</strong>ren, maar waarschijnlijk nauwelijks met <strong>Louis</strong>. Die<br />

hield niet erg van dansen. Liever flaneer<strong>de</strong> hij wat door <strong>de</strong> zaal, terwijl hij met zijn<br />

dame converseer<strong>de</strong>. Het grootste evenement vond hij ook toen al zijn fluwelen<br />

kostuum. Dit is in <strong>de</strong> familie lang bewaard gebleven en werd later ook nog vaak<br />

gebruikt <strong>voor</strong> verkleedpartijen. Het is roemloos geëindigd op straat, waar <strong>Couperus</strong>'<br />

naneven er in hebben gevoetbald.<br />

Ook zijn gewone kleren in Indië vond <strong>Louis</strong> een heerlijk bezit. 68 Hier zien wij al<br />

<strong>de</strong> dandy in <strong>de</strong> dop: ‘Ik vond er mij een meneertje da<strong>de</strong>lijk, orndat ik witte broeken<br />

kreeg, verlakte schoenen droeg <strong>de</strong>s avonds, en meê mocht naar <strong>de</strong> opera [...].’ Papa's<br />

lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> muziek, <strong>voor</strong> opera <strong>voor</strong>al, heeft <strong>Louis</strong> ge<strong>de</strong>eld. 69 Zelfs horen wij van<br />

Henri van Booven dat <strong>Louis</strong>' va<strong>de</strong>r, 'met een mooie stem begaafd, zijn zoon bovendien<br />

in zang on<strong>de</strong>rrichtte, en lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> toneelspel gaan<strong>de</strong> maakte’. Ook in <strong>de</strong>ze muzische<br />

zaken kon<strong>de</strong>n zij elkaar dus vin<strong>de</strong>n. In an<strong>de</strong>re opzichten bleven <strong>de</strong>sondanks <strong>de</strong><br />

verschillen groot. <strong>Een</strong> avontuurlijk leven in <strong>de</strong> rimboe, zoals John Ricus dat een tijd<br />

lang beleefd heeft, was bepaald niet <strong>voor</strong> <strong>Louis</strong> weggelegd. John Ricus junior<br />

schreef: 70 ‘mijn va<strong>de</strong>r [voel<strong>de</strong>] veel <strong>voor</strong> sport van dien tijd: zwemmen, schermen,<br />

paardrij<strong>de</strong>n, voetreizen en <strong>de</strong>rgelijke. <strong>Louis</strong> daarentegen heeft daar<strong>voor</strong> nooit iets<br />

gevoeld. De sport-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


79<br />

chromosoom is dus niet van <strong>de</strong>n va<strong>de</strong>r op <strong>de</strong>n jongsten zoon overgeplant. Kaartspel,<br />

schaken, billardspel, waren allen <strong>voor</strong> <strong>Louis</strong> nuttelooze inspanningen van lichaam<br />

of geest, waardoor hij zich niet voel<strong>de</strong> aangetrokken.’ Dat <strong>Louis</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> gewone<br />

sportbeoefening op het gymnasium Willem III volstrekt niets voel<strong>de</strong>, wordt bevesrigd<br />

door een mon<strong>de</strong>ling overgelever<strong>de</strong> anekdote. <strong>Een</strong> schoolvriendje wist later nog dat<br />

<strong>Louis</strong> het bij die lessen niet alleen geheel af liet weten, maar dat hij bovendien<br />

ostentatief in een luie stoel ging liggen, om zich vervolgens met een waaier enige<br />

koelte toe te wuiven. 71 Het verhaal kan apocrief zijn, maar past wel goed in het beeld.<br />

In <strong>de</strong> zomer van 1878 zou<strong>de</strong>n <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs van <strong>Louis</strong> weer teruggaan naar Ne<strong>de</strong>rland,<br />

waardoor <strong>Louis</strong> van zijn nichtje geschei<strong>de</strong>n raakte. Maar zij was zelf toen toch al<br />

naar Deli vertrokken, nadat haar va<strong>de</strong>r in 1876 het administrateurschap van een<br />

tabakson<strong>de</strong>rneming op zich had genomen. <strong>Een</strong> jaar later reis<strong>de</strong> ook zijn vrouw Jeanne<br />

Baud daarheen, in gezelschap van haar kin<strong>de</strong>ren en een gouvernante. Elisabeth, <strong>de</strong><br />

oudste, was toen tien jaar. Op haar volg<strong>de</strong>n het vier jaar jongere zusje Rica en <strong>de</strong><br />

zeven jaar jongere broer Willem (‘Willy’). In Deli zou Elisabeth er in 1879 nog een<br />

zusje bij krijgen, dat Wilhelmina genoemd werd. De leeftijdsverschillen en het feit<br />

dat zij <strong>de</strong> eerstgeborene was plaatsten haar dus in een volkomen an<strong>de</strong>re gezinssituatie<br />

dan <strong>Louis</strong>: zij was <strong>de</strong> oudste die <strong>voor</strong> jongere kin<strong>de</strong>ren hielp zorgen, hij verreweg<br />

<strong>de</strong> jongste en een kind waar <strong>voor</strong> gezorgd wérd. Geduren<strong>de</strong> hun hele latere huwelijk<br />

heeft Elisabeth, hoewel dus vier jaar jonger dan hij, <strong>de</strong> materiële leiding gehad en<br />

zij kon dat goed: zij was het van kind af gewend geweest. An<strong>de</strong>rzijds bleef er het<br />

even belangrijke feit dat <strong>Louis</strong> genealogisch een generatie hoger stond.<br />

Haar kin<strong>de</strong>rtijd in Deli noem<strong>de</strong> zij later romantisch. Haar on<strong>de</strong>rvindingen zou<strong>de</strong>n<br />

een roman van Gustave Aimard niet ontsierd hebben. In zijn eerste jaar had haar<br />

va<strong>de</strong>r er een groot huis laten bouwen, ‘hoog op palen, van hout - <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re huizen<br />

waren van bamboe, en het huis stond op een soort landtong in <strong>de</strong> rivier, met water<br />

aan alle kanten. Daar om heen <strong>de</strong> schuren, dan <strong>de</strong> vel<strong>de</strong>n, en rondom ons het woud,<br />

<strong>de</strong> geheimzinnigheid, <strong>de</strong> verlatenheid... Ook al was het druk om ons: <strong>de</strong> opzichters,<br />

<strong>de</strong> oppassers, driehon<strong>de</strong>rd koelie's... Tusschen die driehon<strong>de</strong>rd koelie's waren, wij,<br />

enkele Europeanen, verlaten...’<br />

Naast dit huis en <strong>de</strong> hut van een zon<strong>de</strong>rlinge Franse weduwnaar bevond zich een<br />

klein kerkhof, waar diens vrouw begraven lag. In 1882 is op Deli<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


80<br />

ook Elisabeths toen elfjarige zusje Rica gestorven en ter aar<strong>de</strong> besteld. 72 Zij herinner<strong>de</strong><br />

zich later nog hoe vreemd het was, zo dicht naast dat grafveld te wonen. Diep in <strong>de</strong><br />

rimboe dreig<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>tdurend <strong>de</strong> Bataks met opstand, omdat het land hun was<br />

afgenomen. In <strong>de</strong> omtrek wer<strong>de</strong>n soms moor<strong>de</strong>n gepleegd en er was sprake van<br />

bloedige rooftochten. Zo werd eens op een naburige on<strong>de</strong>rneming een tabaksplanter<br />

met zijn hele gezin gedood. <strong>Een</strong> an<strong>de</strong>r werd afschuwelijk gemarteld. Er was wel een<br />

kleine bezetting in <strong>de</strong> buurt gelegerd - een kapitein met twee luitenants en een handvol<br />

soldaten -, maar tot het huis van <strong>de</strong> familie Baud was dat toch nog een kwartier rij<strong>de</strong>n.<br />

Onmid<strong>de</strong>llijke bescherming garan<strong>de</strong>er<strong>de</strong> hun aanwezigheid dus niet.<br />

On<strong>de</strong>r het huis bevond zich tussen <strong>de</strong> palen een kot waarin soms onwillige koelies<br />

<strong>voor</strong> een nacht wer<strong>de</strong>n opgesloten. Elisabeth hoor<strong>de</strong> ze vloeken, schreeuwen en<br />

stampen. Het kind werd niet bepaald zachtzinnig opgevoed. Bij <strong>de</strong> rivier, vijf minuten<br />

van het huis, was van bamboe een badkamer gebouwd. Soms zei haar va<strong>de</strong>r, het was<br />

dan al avond: ‘kleine... ik geloof, dat ik mijn sigarenkoker in <strong>de</strong> badkamer heb laten<br />

liggen: ga hem eens halen...’ De man had die daar dan met opzet vergeten. Elisabeth<br />

werd gedwongen er naar toe te gaan, dwars door <strong>de</strong> donkere tuin en over <strong>de</strong> zwarte<br />

vel<strong>de</strong>n. Ze ril<strong>de</strong> van angst in <strong>de</strong> tropische nacht vol vreem<strong>de</strong> gelui<strong>de</strong>n. Haar va<strong>de</strong>r,<br />

die ook van woeste paar<strong>de</strong>n hield en <strong>de</strong>ze graag <strong>voor</strong> zijn bendie span<strong>de</strong>, liet haar<br />

naast zich zitten terwijl hij men<strong>de</strong>. Soms viel het karretje om, of er brak wel eens<br />

een as. Op die manier trachtte hij haar onverschillig te maken <strong>voor</strong> dreiging en gevaar.<br />

's Nachts slopen om het huis heen dikwijls <strong>de</strong> gruwelijke tijgers. <strong>Een</strong>s zag Elisabeth<br />

door <strong>de</strong> jaloezieën er eentje in het donker wegsluipen. Maar <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> dag wer<strong>de</strong>n<br />

alleen sporen van mensenhan<strong>de</strong>n gevon<strong>de</strong>n... Zo kwamen daar, vermomd in een<br />

tijgerhuid, <strong>de</strong> Bataks spioneren. <strong>Een</strong> an<strong>de</strong>re keer bleek in <strong>de</strong> nacht, zo herinner<strong>de</strong> zij<br />

zich jaren later, als beleef<strong>de</strong> waarschuwing een bosje haar met bloed aan een van <strong>de</strong><br />

palen waar het huis op rustte vastgespijkerd te zijn.<br />

Opstand smeul<strong>de</strong> <strong>voor</strong>tdurend. Nu eens werd's nachts een aantal koffieschuren in<br />

brand gestoken, dan weer een employé in hin<strong>de</strong>rlaag aangevallen. Hij vluchtte naar<br />

het huis van <strong>de</strong> familie Baud, waar Elisabeths moe<strong>de</strong>r zijn won<strong>de</strong>n verbond. ‘En<br />

toch, hoewel ik báng was, vond ik het “interessant”,’ zei Elisabeth als volwassen<br />

vrouw. ‘Ik was een romanesk kind, en ik vond het “interessant”. Toen wij later op<br />

Buitenzorg woon-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


81<br />

<strong>de</strong>n, vond ik het leven bleek, en zon<strong>de</strong>r belang, en zon<strong>de</strong>r emotie [...], en ik verlang<strong>de</strong><br />

terug naar het huis op <strong>de</strong> landtong bij <strong>de</strong> rivier, daar ginds in Deli...’ - Aan dit alles<br />

maakte op <strong>de</strong> eerste januari van het jaar 1883 <strong>de</strong> dood van haar va<strong>de</strong>r een ein<strong>de</strong>.<br />

Maar dat was al in Buitenzorg.<br />

Van <strong>de</strong>ze rimboeavonturen heeft <strong>Louis</strong> als jongen geen weet gehad, tenzij misschien<br />

door brieven er iets van tot hem doordrong. Terwijl Elisabeth <strong>de</strong> tijgers rond het huis<br />

hoor<strong>de</strong> krijsen - ‘tragiesch en razend, als immense katten’ -, zat hij op een sombere<br />

hbs in Den Haag te kniezen. Hij werd er gedwongen zich over meetkundige problemen<br />

en algebraïsche vraagstukken te buigen, die hij niet begreep en die hem nog min<strong>de</strong>r<br />

interesseer<strong>de</strong>n. Van zijn feestelijke Indische jongensjaren was niets meer over dan<br />

een verdampte illusie in het land van het Ik, met zijn triest en grijs klimaat. Verbannen,<br />

zoals zijn moe<strong>de</strong>r er zich vol heimwee verbannen moet hebben gevoeld - en misschien<br />

ook wel zijn fantasierijke va<strong>de</strong>r.<br />

Literair heeft hij die Indische tijd, behalve in enkele als herinneringen geschreven<br />

schetsen, slechts in het vier<strong>de</strong> boek van Metamorfoze gestalte gegeven. Het ‘boek<br />

van anarchisme’ beschrijft <strong>voor</strong>al <strong>de</strong> jeugd van een elfjarige Hollandse jongen in<br />

Batavia. Het verbaast ons niet dat die ook nu weer Kareltje heet. 73 Vermeld wor<strong>de</strong>n<br />

een particuliere school en het baarspel, het moet dus gaan om <strong>de</strong> school die <strong>Louis</strong><br />

bezocht <strong>voor</strong> hij naar het gymnasium Willem III ging. Hij spreekt over me<strong>de</strong>leerlingen,<br />

on<strong>de</strong>r wie een grotere jongen die hem een klap geeft. 74 Ook horen we van een<br />

kin<strong>de</strong>rbal, 75 en er tre<strong>de</strong>n jongens op die elkaar seksueel inwij<strong>de</strong>n, 76 Zelfs gaat <strong>Couperus</strong><br />

zo ver te gewagen van ‘onbewuste dubbelzinnigheid van knapenvriendschap, die<br />

strijdt tegen zichzelve - drang van viriliteit, nog sekse-schuw, en daarom zoeken<strong>de</strong><br />

in eigen sekse een tee<strong>de</strong>r wit’. 77<br />

Kareltje is hier bijna <strong>de</strong> karikatuur van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> als jongen: 78 ‘een klein<br />

katje, oppervlakkig, vol kleine egoïsmetjes, nieuwsgierigheidjes, dunne emotietjes<br />

als van een jongens-poppenzieltje... Dat zoû later wor<strong>de</strong>n een kou<strong>de</strong>, nette, kleine<br />

gommeux, en daarna een zich pozeeren als net mensch: een net mannetje van <strong>de</strong><br />

wereld, vol geheimen on<strong>de</strong>ugd.’ Wij herkennen <strong>Couperus</strong> daarin wel enigszins. Het<br />

weglaten echter van al zijn an<strong>de</strong>re eigenschappen, <strong>voor</strong>al <strong>de</strong> excellente, leidt<br />

<strong>de</strong>sondanks tot een tamelijk eenzijdig zelfportret van <strong>de</strong> auteur als kleine jongen.<br />

Maar - en dit zal steeds een probleem blijven - in hoeverre mogen wij <strong>de</strong> schrijver<br />

met zijn figuren i<strong>de</strong>ntificeren? Wat dit aangaat moet grote <strong>voor</strong>zichtigheid in acht<br />

genomen blijven wor<strong>de</strong>n.<br />

Eindnoten:<br />

1 W. van Itallie-Van Emb<strong>de</strong>n, Spreken<strong>de</strong> portretten (1925), 85.<br />

2 ‘<strong>Een</strong> Hagenaar terug in Den Haag’ I (Vad. 13 maart 1915), in Wree<strong>de</strong> portretten (1917), 73.<br />

3 Gegevens uit het Haags Gemeente Archief. Zie <strong>voor</strong> het hier volgen<strong>de</strong> ook reeds F.L. Bastet,<br />

‘Mauritska<strong>de</strong> 43’, in Juffrouw Ida 11 (1985), 3, 15-21.<br />

4 ‘Toen ik een kleine jongen was...’ (Vad. 8 oktober 1910), in De zwaluwen neêr gestreken (1911),<br />

66.<br />

5 I<strong>de</strong>m, 68.<br />

6 ‘De tentoonstelling in <strong>de</strong> Terme Diocleziane’ (Vad. 27 mei 1911.), in Rome 11 (1915), 65.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


7 ‘Diverse pluimages’ (Vad. 1 juli 1911), in Genève, Florence 1 (1915), 25.<br />

8 Van Itallie, Pontretten, 85.<br />

9 Zie noot 4, 69.<br />

10 In een brief aan S.F. van Oss uit 1922 (Singapore) spreekt <strong>Couperus</strong> van Elisabeths<br />

‘Calvinistische grootmoe<strong>de</strong>r’.<br />

11 ‘Kin<strong>de</strong>rsouvenirs’ (Vad. 15 oktober 1910), in Zwaluwen, 84.<br />

12 ‘De vonk’ (Vad. 5 oktober 1910), in Zwaluwen, 167.<br />

13 ‘De Angst’ (Vad. 16 september 1911). in Genève, Florence 1 (1915), 57.<br />

14 Zie noot 12, 168.<br />

15 ‘Herinneringen aan <strong>de</strong> lente’ (H.P. 5 mei 1917), in Proza 11 (1924), 27.<br />

16 ‘De Scheveningers’ (Vad. 19 juni 1915), in Der dingen ziel (1918), 54.<br />

17 ‘Maison’ (H.P. 29 juli 1916), in Proza 11, 108.<br />

18 ‘<strong>Een</strong> Hagenaar terug in Den Haag’ 11 (Vad. 20 maart 1915), in Wree<strong>de</strong> portretten, 83.<br />

19 ‘Melancholieën’ (Vad. 31 <strong>de</strong>cember 1910), in Zwaluwen, 94.<br />

20 Zie noot 4, 68.<br />

21 ‘Parfum’ (H.P. 8 juli 1916), in Proza 11, 79.<br />

22 ‘Ter Uwer Verjaring’ (Vad. 18 juni 1913), in Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren 11 (1915), 11, 51.<br />

23 Van Itallie. Portretten, 86.<br />

24 Zie noot 2, 73.<br />

25 Zie noot 4, 70.<br />

26 De familie vertrok kort hierna naar Indië. Catharina herinner<strong>de</strong> zich in 1923 een contaminatie<br />

van zijn kin<strong>de</strong>rverhaaltjes: ‘... een paar jaar later ont<strong>de</strong>kte mijn jongste zuster [Trudy] een<br />

verhaaltje door hem geschreven. Iets van een gierigaard, die altijd maar goud verzamel<strong>de</strong>, en<br />

dat goud ging in vlammen op. Ze wil<strong>de</strong> het <strong>voor</strong>lezen, hij werd boos, trachtte haar tegen te<br />

hou<strong>de</strong>n, barstte in tranen uit.’<br />

27 Zie noot 4, 71.<br />

28 Zie noot 4, 72.<br />

29 V. Booven, Leven, 51-52. Van Booven heeft zijn me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling van een zekere ir. J.v.S. gekregen:<br />

misschien <strong>de</strong> J.J. van Santen, die opduikt in <strong>de</strong> briefwisseling met Veen? Zie Waar<strong>de</strong> Heer<br />

Veen (1977), 61 nr. 61 en 62; 66 nr. 70; 94 nr.118; 101 nr.128.<br />

30 Zie noot 4, 72.<br />

31 Brief IV d.d. 15 augustus 1914 (Vad. 15 november 1914), in Breiven van <strong>de</strong>n nutteloozen<br />

toeschouwer (1918), 31.<br />

32 Mr. J.R. <strong>Couperus</strong>, Gouvernements-cultures met of zon<strong>de</strong>r stelsel? (1863).<br />

33 Oostwaarts, I.<br />

34 Het citaat laat zien dat <strong>Couperus</strong> bepaald wel trots was op het verle<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> familie. Het<br />

wordt ingeleid met <strong>de</strong> regels: ‘De Indische traditie had steeds in mijn familie geheerscht - mijn<br />

overgrootva<strong>de</strong>r was Abraham <strong>Couperus</strong>, Gouverneur van Malakka geweest; mijn grootva<strong>de</strong>r<br />

<strong>de</strong> Gouverneur-Generaal Reynst’.<br />

35 Zie noten 12, 4, 11, 22, 2 en 18.<br />

36 Zon<strong>de</strong>r opdracht gebun<strong>de</strong>ld in <strong>Een</strong>e illuzie (1892), 3 e.v. Zie echter De Gids (1890) 1, 162:<br />

‘Aan Betty B.’.<br />

37 ARA, fam.arch. <strong>Couperus</strong>, 1 a 2. Papa over zichzelf: ‘Lorsqu' en 1867 on voulait constituer un<br />

Ministère Conservatif, le Comte De Schimmelpenning [sic] et le Conseiller Pape Iui offrirent<br />

le portefeuille <strong>de</strong>s Colonies; mais n'étant point du tout un pur conservatif ni un bon orateur, et,<br />

sachant qu'on aurait besoin d'un beau-parleur pour le Parlement existant, il ne voulait pas<br />

s'associer avec l'éventuel Ministère conservatif. En 1873 il repartit à Java afin d'avoir l'oeil sur<br />

le premier placement <strong>de</strong> ses <strong>de</strong>ux fils aînés.’<br />

38 Zie noot 12, 168.<br />

39 ARA, fam.arch. <strong>Couperus</strong>, 11 e 82.<br />

40 ‘Sol y sombra.’ (Vad. 7 juni 1913), in Spaansch tourisme (1915) 1, 54.<br />

41 ‘Bella Napoli’ (Vad. 10 februari 1912), in Sicilië, Venetië, München (1915), 2.<br />

42 Amice. Brieven van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> aan zijn uitgever (1977), 46 brief 365.<br />

43 Oostwaarts, 19.<br />

44 In 1921 meld<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> (Oostwaarts, 114), wat Henri Borel ook al had gezien, ‘dat een <strong>de</strong>r<br />

twee ou<strong>de</strong> waringins onrecht is aangedaan, toen men hem een <strong>de</strong>el zijner stammen en luchtwortels<br />

ontnam, omdat er een over<strong>de</strong>kte dansvloer gesticht moest wor<strong>de</strong>n.’<br />

45 V. Booven, Leven, 27.<br />

46 Oostwaarts, 113.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


47 Zie noot 4, 74.<br />

48 Zie noot 11, 85 e.v.<br />

49 On<strong>de</strong>r zijn pseudoniem Paul Ekhard in De Nieuwe Courant, 10 juni 1913. Over hem schrijft<br />

R. Nieuwenhuys, ‘De Indische wereld van <strong>Couperus</strong>’, in Hollands Maandblad 5, 192/193<br />

(juli/aug. 1963), 22: [Hij] ‘was een leeftijd- en jaargenoot te Delft van John Ricus. Hij was een<br />

vurig Multatuliaan en zelfs bevriend met Douwes Dekker, die hij met “Dek” mocht aanspreken.<br />

Hij is ook <strong>de</strong> schrijver van een artikel in De Gids van 1910, waarin hij - met alle respect en<br />

waar<strong>de</strong>ring <strong>voor</strong> <strong>de</strong> persoon van Douwes Dekker - overtuigd blijkt van diens verkeer<strong>de</strong> en<br />

onmogelijke optre<strong>de</strong>n in Lebak.’ Op Valette zullen wij nog na<strong>de</strong>r terugkomen.<br />

50 ‘Intieme impressies’ VIII (Vad. 1 april 1923), in Proza III (1925), 37.<br />

51 Zie noot 31, 18.<br />

52 ‘Buiten 11’ (H.P. 2 juni 1917), in Proza III, 91.<br />

53 Zie noot 4, 73.<br />

54 Oosiwaarts, III.<br />

55 I<strong>de</strong>m, 123.<br />

56 I<strong>de</strong>m, III.<br />

57 Zie noot 4, 75.<br />

58 Zie noot 12, 168.<br />

59 Zie noot 13, 58-59.<br />

60 Zie noot 4, 76.<br />

61 Zie noot 12, 168.<br />

62 V. Booven, Leven, 60.<br />

63 Zie noot 4, 67. - V. Booven, leven, 63 (ook <strong>voor</strong> het hier volgen<strong>de</strong>).<br />

64 Zie noot 4, 76.<br />

65 V. Booven, Leven, 27.<br />

66 Zie noot II, 79.<br />

67 V. Booven, Leven, 64.<br />

68 Zie noot 4, 75.<br />

69 <strong>Een</strong> uitvoerig on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> rol van <strong>de</strong> muziek in <strong>Couperus</strong>' leven en werk <strong>de</strong>ed Hella<br />

Haasse, ‘Opera als “make believe” in het werk van <strong>Couperus</strong>', in Mens en melodie 37 (1982),<br />

11 (nov.), 544-556. Zie ook id., Bladspiegel (1985), 138-153.<br />

70 V. Booven, Leven, 27.<br />

71 Dit werd schrijver <strong>de</strong>zes in mei 1984 te Harlingen verteld door een <strong>de</strong>r belangstellen<strong>de</strong>n bij een<br />

forum over <strong>de</strong> literaire <strong>biografie</strong>.<br />

72 <strong>Couperus</strong> vergist zich als hij in ‘Kin<strong>de</strong>rsouvenirs’ (zie noot 11, 81) Elisabeth laat zeggen: ‘en<br />

daar is mijn broêrtje begraven...’<br />

73 Metamorfoze. Het boek van Anarchisme, VII, I e.v.<br />

74 Op <strong>de</strong>ze Arnold komen wij later nog terug. Hij moet geïnspireerd zijn door jhr. J.H. Ram, die<br />

<strong>Couperus</strong> pas jaren later heeft leren kennen. De levenstragedie van Arnold zoals kort geschetst<br />

in Metamorfoze lijkt samen te hangen met gegevens die Ram in 1896 aan <strong>Couperus</strong> verstrekt<br />

heeft, toen <strong>de</strong>ze bezig was ‘Het boek van Anarchisme’ te schrijven.<br />

75 Metamorfoze. Het boek van Anarchisme, VII, 3.<br />

76 Ibi<strong>de</strong>m: ‘... die doen slechte dingen mee elkaâr in donkere hoekjes...’<br />

77 I<strong>de</strong>m, VIII.<br />

78 I<strong>de</strong>m, VIII.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


III [1878-1883]<br />

82<br />

In <strong>de</strong> zomer van 1878 reis<strong>de</strong> <strong>de</strong> familie <strong>Couperus</strong> terug naar Ne<strong>de</strong>rland, met een<br />

stoomboot van <strong>de</strong> Franse Mail. Het schip was nog aanmerkelijk groter dan <strong>de</strong> Prins<br />

Hendrik waarmee zij <strong>de</strong> heenreis in 1872 gemaakt had<strong>de</strong>n. Zij repatrieer<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>al<br />

in verband met <strong>de</strong> opvoeding van <strong>Louis</strong>. Deze was nu vijftien jaar. Hij was dui<strong>de</strong>lijk<br />

in <strong>de</strong> puberteit en kon zich later nog goed zijn overwegend negatieve, bokkige<br />

stemming herinneren: 1 ‘Aan boord waren alleen groote menschen, en je vondt ze<br />

veel min<strong>de</strong>r aardig dan kin<strong>de</strong>ren, dan jongens. Je hadt ook een gevoel of niemand<br />

aardig tegen je was, en of mama je niet meer zoo bedierf en liefkoos<strong>de</strong> als vroeger.<br />

Er was niemand meer, die je liefkoos<strong>de</strong>. En als er iemand lief tegen je probeer<strong>de</strong> te<br />

zijn, was je stug, of zelfs onbeleefd, en liet je niet liefkoozen.’<br />

Zij kwamen behou<strong>de</strong>n aan, een opmerking die misschien overbodig lijkt maar het<br />

niet is: een jaar later is het Trudy, getrouwd met Valette en in Indië achtergebleven,<br />

op weg naar Holland heel an<strong>de</strong>rs vergaan! Gerard Valette heeft beschreven wat er<br />

toen gebeurd is: 2 hij spreekt van een ‘ramp, die on<strong>de</strong>r meer an<strong>de</strong>ren ook mijn gezin<br />

en mij trof door <strong>de</strong> schipbreuk <strong>de</strong>r stoomboot Overijssel aan <strong>de</strong> Oostkust van Afrika,<br />

in Juli 1879. Wij waren eenige mijlen bezui<strong>de</strong>n kaap Guardafui gestrand, on<strong>de</strong>r het<br />

gebied van <strong>de</strong>n sultan <strong>de</strong>r Somali's, welk gebied nagenoeg geheel uit zandwoestijn<br />

bestaat. Vieren<strong>de</strong>rtig ein<strong>de</strong>loos lange dagen brachten wij in die onherbergzame streek,<br />

on<strong>de</strong>r allerlei ontberingen door.’ Trudy beviel er zelfs van een jongen, een neefje<br />

dus van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, dat <strong>de</strong> treffen<strong>de</strong> <strong>voor</strong>namen Jacques Guardafui kreeg<br />

toebe<strong>de</strong>eld. Het is in <strong>de</strong> familie een beroemd verhaal gebleven. Nog in 1921 schreef<br />

<strong>Couperus</strong>, op weg naar Indië: 3 ‘een veertig jaren gele<strong>de</strong>n heeft mijn eigene zuster<br />

daar schipbreuk gele<strong>de</strong>n, ginds op dat glooien<strong>de</strong> duin, op dat effen, kalme, gele duin.<br />

Zij zijn daar neêr gesmeten in een wrakke sloep over rots en rif, zij, haar man, hun<br />

kind [Constance]. En haar twee<strong>de</strong> kind werd daar geboren!’<br />

Trudy heeft in die jaren geen gemakkelijke tijd gehad. De op 21 juli 1879 ter<br />

wereld gekomen Jacques Guardafui Valette is al op 15 januari 1882 te Pasocroean<br />

overle<strong>de</strong>n. Haar in 1881 in Den Haag geboren kindje Bertha stierf op weg naar Indië<br />

en werd in Suez begraven. Dat zelf<strong>de</strong> jaar 1882 zag Paul het levenslicht, die maar<br />

enkele maan<strong>de</strong>n heeft geleefd. <strong>Een</strong><br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


83<br />

in 1883 te Pasoeroean geboren zoon John is het beter vergaan. (Veel later zou hij <strong>de</strong><br />

Engelse vertaling van <strong>Couperus</strong>' Nippon verzorgen). Edmée, haar jongste, drie jaar<br />

na John eveneens in Pasoeroean geboren, heeft altijd een zwakke gezondheid gehad.<br />

Van haar zes kin<strong>de</strong>ren heeft Trudy er maar drie mogen behou<strong>de</strong>n. Constance, haar<br />

in 1878 geboren oudste dochter (Stan, Stanny) is jarenlang een lievelingsnichtje van<br />

<strong>Couperus</strong> geweest.<br />

Gerepatrieerd, in 1878, vond <strong>de</strong> nu vijftienjarige <strong>Louis</strong> Holland klein, benepen,<br />

somber en saai. Ineens miste hij nu werkelijk alles, te veel om op te noemen, en hij<br />

verkeer<strong>de</strong> heimelijk in <strong>de</strong> veron<strong>de</strong>rstelling dat zijn va<strong>de</strong>r plotseling geruïneerd was.<br />

Wat nog erger was, hij ontwikkel<strong>de</strong> een hekel aan zichzelf. Hij beschrijft zich namelijk<br />

als 4 ‘opgeschoten en bleek, en niet meer het mooie jongentje, dat ze je in Indië von<strong>de</strong>n;<br />

je was zeker ook onuitstaanbaar [...]. Je verveel<strong>de</strong> je soms heel erg, en je huil<strong>de</strong> soms<br />

heel lang, waarom wist je niet: eigenlijk om alles, omdat je zoo alleen was [...].’<br />

De familie was nu ook veel kleiner. In het grote huis Nassauka<strong>de</strong> 4 - <strong>de</strong> gracht<br />

werd later ge<strong>de</strong>mpt en tot Nassauplein omgedoopt - woon<strong>de</strong>n zij slechts met hun<br />

vieren. 5 De oudste dochter, Johanna, was in Indië getrouwd en daar gebleven. Haar<br />

echtgenoot was, zoals al even werd aangestipt, evenals die van Catharina een<br />

Vlielan<strong>de</strong>r Hein, ja zelfs een broer van <strong>de</strong>ze zwager. De familieverhoudingen wer<strong>de</strong>n<br />

dus steeds ingewikkel<strong>de</strong>r.<br />

Ook Petrus Theodorus en John Ricus junior waren niet mee teruggegaan. Alleen<br />

<strong>de</strong> op een na jongste zoon, Frans, was nog in Holland. Hij had intussen in Den Haag<br />

het gymnasium Haganum afgelopen en stu<strong>de</strong>er<strong>de</strong> nu rechten. Zodra zijn ou<strong>de</strong>rs naar<br />

Den Haag terugkeer<strong>de</strong>n, verliet hij zijn Leidse stu<strong>de</strong>ntenkamer bij <strong>de</strong> familie Visser<br />

op Papengracht 15 en kwam ook op het Nassauplein wonen. 6 Frans <strong>Couperus</strong> is in<br />

1882 te Lei<strong>de</strong>n gepromoveerd. Wij zien hier dus in<strong>de</strong>rdaad min of meer <strong>de</strong> in <strong>Een</strong><br />

zieltje geschetste toestand, waarbij dan <strong>de</strong> broer Frans in een inwonen<strong>de</strong> oom Frank<br />

gewijzigd is. Deze ‘moei<strong>de</strong> zich ternauwernood met <strong>de</strong>n opgeschoten, bleeken jongen.<br />

Zijne forsche gezon<strong>de</strong> kracht gevoel<strong>de</strong> geene sympathie <strong>voor</strong> dat zwakke, eenzelvige,<br />

bou<strong>de</strong>eren<strong>de</strong> kind, dat hij vroeger uit me<strong>de</strong>lij<strong>de</strong>n had bezig gehou<strong>de</strong>n.’<br />

Gelukidg echter was er in Den Haag nog een an<strong>de</strong>r gezin, waar het vrolijker<br />

toeging. Catharina, sinds 1871 mevrouw Vlielan<strong>de</strong>r Hein-<strong>Couperus</strong>, <strong>de</strong>rtien jaar<br />

ou<strong>de</strong>r dan <strong>Louis</strong>, had een echtgenoot met wie hij zelfs<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


84<br />

vijfentwintig jaar scheel<strong>de</strong>. Deze mensen waren <strong>voor</strong> hem, zoals eer<strong>de</strong>r ook al <strong>voor</strong><br />

Frans, bijna als een vervangend ou<strong>de</strong>rpaar. Ze zijn dat ook altijd <strong>voor</strong> hem gebleven.<br />

De Vlielan<strong>de</strong>r Heins had<strong>de</strong>n toen al veel kin<strong>de</strong>ren. In totaal zou<strong>de</strong>n het er negen<br />

wor<strong>de</strong>n. In <strong>de</strong>ze kring was <strong>Louis</strong> nu eens niet het nakomertje maar als het ware ‘<strong>de</strong><br />

oudste zoon’. Hij was er altijd welkom, vond er lief<strong>de</strong> en vriendschap en kon er<br />

geheel zichzelf zijn. Het grote huis Molenstraat 26 - <strong>de</strong> familie woon<strong>de</strong> overigens<br />

eerst in <strong>de</strong> Kazernestraat, zo dicht mogelijk bij <strong>de</strong> Mauritska<strong>de</strong> - is <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong><br />

een toevluchtsoord geweest, niet alleen na <strong>de</strong> dood van zijn ou<strong>de</strong>rs maar <strong>voor</strong>al ook<br />

bij zijn terugkeer uit Italië in februari 1915. Dat Catharina <strong>voor</strong> zijn literaire gaven<br />

diepe bewon<strong>de</strong>ring koester<strong>de</strong>, blijkt uit het bewaar<strong>de</strong> familieregister, waarin zij een<br />

lange passage uit Kloos' waar<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> recensie van Dionyzos heeft overgeschreven.<br />

Catharina wist waar zij over sprak: zelf heeft zij een verhan<strong>de</strong>ling over Abraham<br />

<strong>Couperus</strong> geschreven, naast nog an<strong>de</strong>re verhan<strong>de</strong>lingen.<br />

Papa <strong>Couperus</strong>, die ook <strong>voor</strong> zijn jongste zoon een Indische carriére op het oog<br />

had, liet <strong>Louis</strong> examen doen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> klas van <strong>de</strong> hbs aan het Bleijenburg. De<br />

overgang uit Indië was echter te groot. Het programma sloot bovendien onvoldoen<strong>de</strong><br />

aan bij het on<strong>de</strong>rwijs dat <strong>Louis</strong> in Batavia genoten had. Zo gebeur<strong>de</strong> het dat hij, zijn<br />

leeftijd ten spijt, in <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> klasse werd geplaatst, een moeilijk te verwerken<br />

verne<strong>de</strong>ring.<br />

Alles ging nu mis. In het gareel paste hij niet. De jongens met wie hij moest omgaan<br />

vond hij Hollands-burgerlijk. Ze stonken. De vele lessen met accent op <strong>de</strong> exacte<br />

vakken interesseer<strong>de</strong>n hem hoegenaamd niet. An<strong>de</strong>rzijds was hij al te rijp en te<br />

wereldwijs, te veel verwend geraakt ook door het leven in Indië, om <strong>de</strong>ze terugval<br />

goed te kunnen verwerken. Overgevoelig en meisjesachtig als hij van nature toch al<br />

was, trok hij zich in zijn eigen fantasiewereld terug. Op één uitzon<strong>de</strong>ring na maakte<br />

hij ook geen vrien<strong>de</strong>n. Hij dreig<strong>de</strong> daarmee hopeloos te vereenzamen.<br />

Over dit alles heeft hij later geschreven: 7 ‘...ik vond het in Holland verschrikkelijk.<br />

Ik geloof, dat ie<strong>de</strong>r Indiesch kind, komen<strong>de</strong> in Holland, het zoo moet vin<strong>de</strong>n. Het<br />

kleinere huis, het gat van een tuin, geen rijtuigen en geen paar<strong>de</strong>n; ik géen bendie<br />

en paard meer; twee mei<strong>de</strong>n en een knecht, in plaats van <strong>de</strong>rtig bedien<strong>de</strong>n: ik vond<br />

het vreeslijk, begreep er niets van, dacht, dat mijn ou<strong>de</strong>rs geruïneerd waren en wil<strong>de</strong><br />

niet gelooven, dat dit toch niet het geval was. En <strong>de</strong> school, <strong>de</strong> Hoogere-Burgerschool!<br />

De jongens had<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> mij allen een luchtje: ik vond, dat ze zich<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


85<br />

niet waschten, en van passioneele drama's was geen sprake meer: er werd niet<br />

gesproken over vrouwen, ze waren niet verliefd op meisjes, en niemand had een<br />

innig vriendje.’<br />

Maar <strong>Couperus</strong> leer<strong>de</strong> op school toch één jongen kennen met wie hij echt bevriend<br />

raakte. Hij heette Frans Netscher, en ook hij had, als zoon van een resi<strong>de</strong>nt, een<br />

Indisch verle<strong>de</strong>n. Netscher was een jaar jonger, wat niet verhin<strong>de</strong>r<strong>de</strong> dat <strong>de</strong> jongens<br />

tweemaal daags samen van huis naar school liepen en weer terug. Ze haal<strong>de</strong>n elkaar<br />

dan af. <strong>Couperus</strong> zat een klas hoger. ‘Maar om twaalf en om vier uur,’ zo heeft<br />

Netscher eens verteld, 8 ‘wachtten wij elkan<strong>de</strong>r weer op en wan<strong>de</strong>l<strong>de</strong>n dan naar huis;<br />

dag aan dag: - Fre<strong>de</strong>rikstraat, Dennenweg, Voorhout, Bleijenburg, en zoo altijd maar<br />

<strong>de</strong>n zelf<strong>de</strong>n weg, <strong>de</strong> zelf<strong>de</strong> huizen langs, <strong>de</strong> zelf<strong>de</strong> menschen tegenkomen<strong>de</strong>, en dán<br />

weer terug.’ <strong>Een</strong>s ontmoetten zij op het Voorhout <strong>de</strong> prins van Oranje, gekleed in<br />

een zwart fluwelen jacquet. De jongens bleven staan om <strong>de</strong> prins, die een sigaret liep<br />

te roken, eerbiedig te groeten. De toen bijna veertigjarige Willem knikte vrien<strong>de</strong>lijk<br />

terug en vroeg: ‘Gaan <strong>de</strong> heren wijsheid opdoen? Naar school?’<br />

In Metamorfoze herkennen wij Netscher in <strong>de</strong>, tamelijk doorzichtige, vermomming<br />

van Herman Schetter. 9 <strong>Een</strong> drukke jongeman. Met hem snuffelt <strong>Couperus</strong>' alter ego<br />

Hugo Aylva op <strong>de</strong> hogere burgerschool nieuwsgierig in Emile Zola's Nana, ‘<strong>voor</strong><br />

<strong>de</strong> vuiligheid’. Scheffer wordt daar beschreven als ‘aardig, brutaal, met brutale<br />

schou<strong>de</strong>rs en brutale oogen, die overal keken heen. Hij hield wel van Scheffer, maar<br />

wantrouw<strong>de</strong> toch hun vriendschap [...]; en met Scheffer reken<strong>de</strong> hij al af, vóór nog<br />

hun vriendschap uit was.’ Aylva/<strong>Couperus</strong> kon namelijk niet geloven in <strong>de</strong> luxe van<br />

<strong>de</strong>ze vriendschap, die hij wantrouw<strong>de</strong> omdat hij niet begreep wat <strong>de</strong> an<strong>de</strong>r eigenlijk<br />

in hem zag. Toch groeit in <strong>de</strong> roman hun we<strong>de</strong>rzijdse sympathie: ‘zij wil<strong>de</strong>n bei<strong>de</strong>n<br />

boeken schrijven, later. Zij filozofeer<strong>de</strong>n druk over God en het Hiernamaals. Scheffer<br />

was zeer positief en atheïst en dweepte met Multatuli. Aylva was zeer metafyzisch<br />

en hield niets van Multatuli [...]. Zij bleven nog een jaar samen op school; toen <strong>de</strong>ed<br />

Scheffer ein<strong>de</strong>xamen, Aylva niet.’<br />

<strong>Couperus</strong> miste namelijk ten enen male <strong>de</strong> capaciteit om met vrucht het on<strong>de</strong>rwijs<br />

te volgen, dat hij saai en dor vond. Schei- en natuurkun<strong>de</strong> zijn <strong>voor</strong> hem zelfs een<br />

waar trauma gewor<strong>de</strong>n, zozeer dat hij nog in 1914 zijn ontmoediging bij het uitbreken<br />

van <strong>de</strong> eerste wereldoorlog niet beter wist uit te drukken dan met <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n: 10 ‘Ik<br />

voel mijn kracht mij begeven,<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


86<br />

evenals vroeger, op <strong>de</strong> Hoogere Burgerschool, toen ik schei- en natuurkun<strong>de</strong> begon<br />

te leeren. Toen lagen weldra <strong>de</strong> stapels frissche cahiers en <strong>de</strong> pas versne<strong>de</strong>n potloo<strong>de</strong>n<br />

en <strong>de</strong> heerlijke energie om een nieuw vak te leeren allemaal plat op elkaâr, als een<br />

ingezakte ommelette-soufflée.’ Meetkun<strong>de</strong> en algebra interesseer<strong>de</strong>n hem min<strong>de</strong>r<br />

dan wat ook, nu hij <strong>de</strong> wereldliteratuur ont<strong>de</strong>kte waar hij in zijn vrije tijd zo heerlijk<br />

in kon wegvluchten. Natuurlijk las hij aanvankelijk rijp en groen door elkaar. Behalve<br />

van Nana - en dit om heel speciale re<strong>de</strong>nen - genoot hij van avonturenromans als die<br />

van Gustave Aimard, waar hij zich zo in verdiepte dat hij bij herhaling's nachts<br />

droom<strong>de</strong> een sprookjesachtige hacienda te bezitten. 11 Niet min<strong>de</strong>r boei<strong>de</strong>n hem<br />

Rodolphe Töpffers Nouvelles Genevoises. In 1911 vertel<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> daar over: 12<br />

‘...het boek was een <strong>de</strong>r eerste Fransche boeken, die ik als jongen las. En ik heb het<br />

ou<strong>de</strong> boek altijd heel mooi gevon<strong>de</strong>n en er waren mooie, lieve houtsne<strong>de</strong>n in als<br />

illustraties.’ Vooral hield hij van La bibliothèque <strong>de</strong> mon oncle. Van Booven heeft<br />

<strong>Couperus</strong>' eigen exemplaar nog in han<strong>de</strong>n gehad, en vond er een door <strong>Louis</strong>, in zijn<br />

eerste Frans, geschreven aantekening in: 13 ‘C'était avec un plaisir extrème que je me<br />

suis reposé dans cette bibliothèque, où j'ai parlé, pensé et sympathisé avec mon ami<br />

Jules: et c'est avec regret que je la quitte. Arrivant à la fin <strong>de</strong> cette page <strong>de</strong>rnière j'eus<br />

le désir que l'auteur, n'eût jamais fini ce récit, plein <strong>de</strong> sentiment et <strong>de</strong> poésie. Je<br />

l'avoue, je n'ai pas beaucoup <strong>de</strong> courage pour commencer les autres; que M. Töpffer<br />

pardonne à son admirateur inconnu. L.C. 1880.’ - Het zijn <strong>de</strong> vroegste geschreven<br />

regels die wij van <strong>Couperus</strong> kennen. Curieus genoeg dus niet in zijn eigen taal, maar<br />

in het uitsteken<strong>de</strong> Frans dat hij zon<strong>de</strong>r twijfel me<strong>de</strong> van zijn va<strong>de</strong>r heeft geleerd.<br />

Welke boeken uit diens boekerij heeft <strong>Couperus</strong> allemaal gelezen? We zou<strong>de</strong>n het<br />

graag willen weten.<br />

Ook bij La peur vond Van Booven nog een aantekening: ‘N'est ce pas que cette<br />

page est un petit poème? Elisa et Widmer c'est charmant, je l'ai lu avec beaucoup <strong>de</strong><br />

plaisir.’ Nog in 1911 herinner<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> zich dat het ging over een jongeman ‘die,<br />

als hij in bed lag, meen<strong>de</strong> een hand, een dònkere hand te zien steken on<strong>de</strong>r zijn bed<br />

uit [...]; en dan stond <strong>de</strong> jonge man op en keek on<strong>de</strong>r het bed en er wàs geen hand,<br />

maar zoodra hij we<strong>de</strong>r in bed lag... was <strong>de</strong> hand er weêr...’ Van Booven heeft er op<br />

gewezen dat een <strong>de</strong>rgelijke angstscène ook in Eline Vere <strong>voor</strong>komt. 14<br />

<strong>Couperus</strong>' grote fantasie werd <strong>voor</strong>al bekoord door <strong>de</strong> hyperromantische romans<br />

van Ouida, die hij, rustig naast Zola, van zijn vijftien<strong>de</strong> jaar<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


87<br />

af las en vermoe<strong>de</strong>lijk wel in <strong>de</strong> kast van papa gevon<strong>de</strong>n zal hebben. Tot driemaal<br />

toe heeft <strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong> loop van zijn leven getuigd van zijn lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze Engelse<br />

schrijfster, die hij later in Florence zelf nog ontmoet heeft. Kort <strong>voor</strong> zijn dood schreef<br />

hij: 15 ‘Ouida en Zola... bien étonnés <strong>de</strong> se trouver ensemble!! [...] Ik ben dankbaar<br />

aan Zola en ik ben dankbaar... aan Ouida. Die zelf<strong>de</strong> schrijfster van idiote,<br />

onmogelijke romans vol nobele engelen en zwarte zielen, was... een ziel, die voel<strong>de</strong><br />

<strong>voor</strong> kunst en natuur als niet velen. Ik was een vroegrijpe jongen: toen ik vijftien<br />

was en Ouida las, lachte ik reeds [...]. Maar tusschen al die onmogelijkheid en<br />

onnatuurlijkheid was, zeer dikwijls, <strong>de</strong> gevoelige styliste aan het woord en was... <strong>de</strong><br />

Natuur in haar proza zoo bemind en zoo tee<strong>de</strong>r gezegd, dat ik mij verbaas<strong>de</strong>.’<br />

Hij vond haar beter dan mevrouw Bosboom-Toussaint. Haar werk las hij ook wel<br />

met interesse, maar: ‘nooit heb ik door mevrouw Bosboom-Toussaint gevoeld hetgeen<br />

ik door Ouida - tòen, ik was vijftien jaarvoel<strong>de</strong>: is een sterrenhemel, een<br />

zonson<strong>de</strong>rgang, een bosch heusch zóó mooi als Ouida zegt?’ Vooral van Tricotrin,<br />

Puck en Moths genoot hij. Ouida was het die hem een <strong>voor</strong> altijd durend verlangen<br />

naar Italië bijbracht. In 1910 schreef hij: 16 ‘O God wat was dat mooi, en wat is dat<br />

nóg mooi als Ouida zegt?’ Vooral van Tricotrin, Puck en Moths genoot hij. [...] Dàt<br />

was het, daar werd het genoemd met een naam: Italië! En het was een heimwee, even<br />

sterk als nù, zoo ik er niet ben, mij een heimwee terug naar Italië trèkt, sterk als met<br />

koor<strong>de</strong>n daarheen, het land en <strong>de</strong> lucht van mijn ziel.’ En een jaar later: 17 ‘Ik <strong>de</strong>nk<br />

hier, in Florence, altijd aan Ouida. Geen Italiaansche schrijver toon<strong>de</strong> in zijn boeken<br />

die lief<strong>de</strong>, die Ouida toon<strong>de</strong> in <strong>de</strong> hare, <strong>voor</strong> Italië, <strong>voor</strong> Italië's ste<strong>de</strong>n en kunst en<br />

natuur en ik kan het mij begrijpen, dat zij Florence niet meer wil<strong>de</strong> zien toen Florence<br />

zich “mo<strong>de</strong>rnizeer<strong>de</strong>”.’<br />

Intussen begon hij <strong>de</strong> hbs steeds vuriger te haten. Op zijn vrije middagen werd hij<br />

ook nog geplaagd door <strong>de</strong> ellen<strong>de</strong> van Franse catechisatie. 18 De familie <strong>Couperus</strong><br />

was wel nauwelijks kerkelijk, maar on<strong>de</strong>rricht in geloofsaangelegenhe<strong>de</strong>n hoor<strong>de</strong><br />

nu eenmaal bij een goe<strong>de</strong> opvoeding. De Église Wallonne had grote <strong>voor</strong><strong>de</strong>len: het<br />

was <strong>de</strong>ftig, en in één moeite door leer<strong>de</strong> je niet alleen <strong>de</strong> bijbel kennen maar ook<br />

goed Frans spreken. <strong>Couperus</strong> volg<strong>de</strong> <strong>de</strong> lessen van <strong>de</strong> predikant E. Bourlier. De<br />

man moet tamelijk streng geweest zijn. 's Avonds gingen papa en mama nog wel<br />

eens met <strong>Louis</strong> naar <strong>de</strong> opera. <strong>Een</strong>s vroeg zijn moe<strong>de</strong>r hem om, als hij toch<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


88<br />

naar catechisatie ging, meteen even kaartjes <strong>voor</strong> <strong>de</strong> opera te halen. <strong>Couperus</strong> leg<strong>de</strong><br />

ze in een van zijn christelijke leerboeken. Maar <strong>de</strong> dominee ont<strong>de</strong>kte het. Hij gaf<br />

zijn catechisant daarop een stevige uitbran<strong>de</strong>r: welk ene wereldse onbedachtzaamheid<br />

immers! Christus en <strong>de</strong> opera, dat ging blijkbaar op geen enkele manier samen.<br />

Op school voer<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> steeds min<strong>de</strong>r uit. Meer en meer trok hij zich in zijn<br />

fantasiewereld terug. Van <strong>de</strong> vierentwintig jongens was hij in <strong>de</strong> klas <strong>de</strong> slechtste.<br />

Dat zijn me<strong>de</strong>scholieren hem niet serieus namen blijkt uit een tragikomische historie.<br />

<strong>Een</strong>s werd er een letterkundig clubje opgericht, met <strong>de</strong> fraaie naam Aesthetica, en<br />

zowel <strong>Couperus</strong> als Netscher meld<strong>de</strong>n zich als le<strong>de</strong>n. Maar al gauw ontston<strong>de</strong>n er<br />

zulke hevige twistgesprekken dat, zo vertelt Van Booven, <strong>de</strong> vriendschap in een zeer<br />

formele, onesthetische vijandschap ontaard<strong>de</strong>. Het eindig<strong>de</strong> er mee dat <strong>de</strong> twee<br />

jongens wer<strong>de</strong>n geroyeerd, ‘omdat <strong>de</strong>ze bei<strong>de</strong>n niets van literatuur afwisten’. 19 -<br />

<strong>Couperus</strong> zal ook wel flink geplaagd zijn. De geschie<strong>de</strong>nis volgens welke iemand<br />

hem tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> gymnastiekles met opzet uit een <strong>de</strong>r toestellen heeft laten vallen is<br />

misschien een fabel, het verhaal op zichzelf is veelzeggend genoeg. 20<br />

De hbs maakte hem diep ongelukkig. Hij voel<strong>de</strong> er zich niet thuis. Gelenigd werd<br />

zijn wanhoop eigenlijk alleen maar door één leraar die iets van hem begreep en met<br />

wie hij een jarenlange vriendschap gesloten heeft: dr. Jan ten Brink, die eerlang<br />

hoogleraar in Lei<strong>de</strong>n zou wor<strong>de</strong>n. <strong>Couperus</strong> memoreer<strong>de</strong> het later aldus: 21 ‘Op school<br />

was het wel afschuwelijk, maar vonk glimpte hèl, toen ik les kreeg van Dr. Ten Brink.<br />

Hij praatte veel mooier dan hij schreef. In zijn gesproken woord was <strong>de</strong> ontroering,<br />

die vreemd aan zijn geschreven woord bleef. Hij spràk langer dan een uur, en vertel<strong>de</strong><br />

mij, van mooie boeken en mooie dingen.’<br />

Jan ten Brink van zijn kant herinner<strong>de</strong> zich 22 later hoe hij ‘on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> opstellen <strong>de</strong>r<br />

leerlingen van <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> klasse, een blad papier vond, aan bei<strong>de</strong> zij<strong>de</strong>n met eene fijne,<br />

leesbare schrijfhand gevuld. Het was een episo<strong>de</strong> uit een reisverhaal. Ik volg<strong>de</strong> het<br />

uiterst nieuwsgierig, want ik las iets geheel ongemeens. Iets <strong>de</strong>rgelijks kon, dacht ik<br />

eerst, niet door een leerling van <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> klasse geschreven wor<strong>de</strong>n - het was plagiaat<br />

- overgeschreven uit een zeer talentvol auteur.’ Ten Brink verzocht <strong>de</strong> schrijver, ‘een<br />

jongmensch met donker haar en donkere oogen, die op <strong>de</strong> laatste bank het laagste<br />

rangcijfer innam’, zich na <strong>de</strong> les bij hem te mel<strong>de</strong>n. Toen <strong>Couperus</strong> verklaar<strong>de</strong> dat<br />

hij het opstel echt zelf geschreven had, keek Ten<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


89<br />

Brink hem eens goed aan: ‘Heel zijn <strong>voor</strong>komen vertel<strong>de</strong> van hem, dat hij kind van<br />

europeesche ou<strong>de</strong>rs, geboren in <strong>de</strong> tropen [sic], 23 was. Zijn donker oog drukte<br />

eenvoudige beschei<strong>de</strong>nheid uit, maar ook een hooge mate van zielskracht en geestdrift.<br />

Ik gevoel<strong>de</strong> oogenblikkelijk eene spontane sympathie <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n jongen kunstenaar.’<br />

Voor Ten Brink was <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong>taan nummer één. Maar diens studieresultaten<br />

bleven in <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re vakken, <strong>voor</strong>al in algebra en meetkun<strong>de</strong>, zo ver on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> maat,<br />

dat hij in 1881 <strong>voor</strong> <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> keer bleef zitten. Zelfs <strong>voor</strong> Duits had hij een<br />

onvoldoen<strong>de</strong>. 24 Ten Brink zou daarop in <strong>de</strong> leraarsverga<strong>de</strong>ring heftig te keer zijn<br />

gegaan: ‘De Heeren moeten maar weten wat ze doen willen. Er is op <strong>de</strong>ze heele<br />

Hoogere Burgerschool maar één leerling, die met volle recht geniaal kan genoemd<br />

wor<strong>de</strong>n. Misschien willen <strong>de</strong> Heeren mij niet gelooven, maar <strong>de</strong> uitkomst zal het<br />

bewijzen. <strong>Couperus</strong> is <strong>voor</strong> talen, stijl en geschie<strong>de</strong>nis van een genialen aanleg. Hem<br />

te laten zitten in <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> klasse staat gelijk met een ze<strong>de</strong>lijken moord - hij zal het<br />

zich niet laten welgevallen, en ik zal hem sterk aanra<strong>de</strong>n ons te verlaten!’<br />

<strong>Couperus</strong> zelf verklaar<strong>de</strong> later: 25 ‘Ik leer<strong>de</strong> heel slecht op school, tot ik ein<strong>de</strong>lijk<br />

privaatles nam bij Dr. Ten Brink: lessen, die ik mij altijd zal heugen, lessen waarin<br />

al het mooie van litteratuur en kunst <strong>voor</strong> mij begon open te gaan...’ - Maar zo<br />

gemakkelijk als hij het hier <strong>voor</strong>stelt is het niet gegaan. Aanvankelijk was zijn<br />

<strong>de</strong>gelijke va<strong>de</strong>r het namelijk volstrekt oneens met dit avontuur van zijn jongste zoon.<br />

Dáár waren zij toch niet <strong>voor</strong> uit Indië teruggekomen? Catharina <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong>el<strong>de</strong><br />

kort <strong>voor</strong> haar dood in 1923 in een interview mee: 26 ‘Alle broers gingen als ambtenaar<br />

naar Indië, en onze va<strong>de</strong>r, diens va<strong>de</strong>r en wéér diens va<strong>de</strong>r [Abraham <strong>Couperus</strong>]. De<br />

H.B.S. was aangewezen; och, maar algebra en wiskun<strong>de</strong> kon<strong>de</strong>n niet in zijn bol! Dat<br />

gaf veel verdrietelijkheid. Va<strong>de</strong>r meen<strong>de</strong>: 't kind was dom.’ - En wat Ten Brinks<br />

advies betreft om <strong>Louis</strong> privé-lessen bij hem te laten nemen: ‘...éér va<strong>de</strong>r zijn<br />

toestemming gaf! De familie voel<strong>de</strong> het als een <strong>de</strong>gradatie. “Hij kan niet mee”. De<br />

ambtenaarsaard zat in het bloed. Wat moest een mensch beginnen die geen examen<br />

had gedaan? Als Ten Brink niet had gera<strong>de</strong>n, had va<strong>de</strong>r misschien doorgezet. En dat<br />

zou droevig zijn geweest. De verhouding tusschen va<strong>de</strong>r en zoon was in die jaren<br />

soms moeilijk. Ein<strong>de</strong>lijk zei va<strong>de</strong>r: “Goed, dan van school af; maar een examen-briefje<br />

moèt je in je zak hebben, an<strong>de</strong>rs heb ik geen rust. Dan maar<br />

Mid<strong>de</strong>lbaar-Ne<strong>de</strong>rlandsch.”’<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


90<br />

Tweeënveertig jaar later klinkt <strong>Couperus</strong>' opluchting nóg door in zijn woor<strong>de</strong>n: 27<br />

‘...O prachtige dagen van jaren, jaren her, toen ik zeventien, achttien was, toen <strong>de</strong><br />

verschieten van Woordkunst en Litteratuur <strong>voor</strong> mij openweken als <strong>de</strong> lan<strong>de</strong>n, waarin<br />

het mij wel vergund werd te werken! Toen ik er zeker van was geen Oost-Indiesch<br />

ambtenaar te behoeven wor<strong>de</strong>n en niet op een bureau van welken aard ook, te zitten,<br />

maar mocht gaan arbei<strong>de</strong>n in die Beloof<strong>de</strong> Lan<strong>de</strong>n <strong>de</strong>r Evocaties van het e<strong>de</strong>le Woord.<br />

Mijn va<strong>de</strong>r stond toe; onze onvergetelijke leeraar, Dr. Jan ten Brink zoû mij inwij<strong>de</strong>n<br />

en met mijn schoolvriend Frans Netscher, <strong>de</strong>el<strong>de</strong> ik <strong>de</strong> zelf<strong>de</strong> illuzie: te werken; ja,<br />

te werken zeker, maar te schrijven, want wij voel<strong>de</strong>n ons bei<strong>de</strong>n schrijvers geboren.’<br />

Is hij misschien me<strong>de</strong> tot die overtuiging geraakt door een <strong>voor</strong>beeld uit <strong>de</strong><br />

familiekring? 28 <strong>Couperus</strong>' zwager G.J.P. Valette was in 1879 <strong>voor</strong> ruim twee jaren<br />

met ziekteverlof naar Ne<strong>de</strong>rland gekomen en verbleef met zijn vrouw, Trudy, in Den<br />

Haag. Valette, nog een vriend uit Delft van John Ricus junior - zo hebben Trudy<br />

<strong>Couperus</strong> en Gerard Valette elkaar dus ook leren kennen - had bijzon<strong>de</strong>re literaire<br />

belangstelling en trad ook zelf als schrijver op. In 1880 publiceer<strong>de</strong> hij <strong>de</strong> bun<strong>de</strong>l<br />

Indische schetsen Baren en oudgasten. Soms schreef hij recensies in De Gids. In<br />

1853 in Semarang geboren, was hij tien jaar ou<strong>de</strong>r dan <strong>Couperus</strong> en had als hij in<br />

Batavia het gymnasium Willem III bezocht. Later stu<strong>de</strong>er<strong>de</strong> hij in Delft aan <strong>de</strong><br />

bestuursaca<strong>de</strong>mie.<br />

Tij<strong>de</strong>ns zijn ziekteverlof schreef hij artikelen in Het nieuws van <strong>de</strong>n dag. Daarnaast<br />

hebben ook Indische couranten bijdragen van hem opgenomen. Aan De Ne<strong>de</strong>rlandsche<br />

Spectator werkte hij mee on<strong>de</strong>r het pseudoniem Paul Ekhard. Doordat hij <strong>de</strong> ziel van<br />

dit tijdschrift, Carel Vosmaer, goed ken<strong>de</strong>, kwam hij ook persoonlijk met Multatuli<br />

in contact. Hoewel hij diens politieke opvattingen niet <strong>de</strong>el<strong>de</strong>, had hij grote<br />

bewon<strong>de</strong>ring <strong>voor</strong> Douwes Dekker als schrijver. ‘Dek’ en hij hebben<br />

gecorrespon<strong>de</strong>erd, zodat Valette in 1910 een aantal onbeken<strong>de</strong> brieffragmenten van<br />

Multatuli in De Gids kon plaatsen.<br />

Papa <strong>Couperus</strong> was dus in elk geval al vertrouwd geraakt met een schrijver in <strong>de</strong><br />

familie. Er was echter dit verschil, dat Valette tevens een kundig bestuursambtenaar<br />

was, die als zodanig ook carrière zou maken. <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> zou daar later nog van<br />

profiteren, niet alleen door in 1899 bij <strong>de</strong> Valettes op Java te logeren maar <strong>voor</strong>al<br />

ook doordat zijn zwager hem toen een <strong>de</strong>el van het materiaal toespeel<strong>de</strong> waarop<br />

<strong>Couperus</strong> De stille kracht kon bouwen.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


91<br />

Hoe het alles ook precies gelopen moge zijn, toen <strong>Couperus</strong> - toch al een buitenbeentje<br />

van kind af aan - <strong>de</strong>finitief het besluit had genomen zich aan <strong>de</strong> letteren te gaan<br />

wij<strong>de</strong>n, heeft papa John Ricus er ver<strong>de</strong>r niet meer over gezeurd. Integen<strong>de</strong>el. Hij<br />

aanvaard<strong>de</strong> wat hij wel moest aanvaar<strong>de</strong>n. Hij zag <strong>de</strong> nieuwe situatie monter on<strong>de</strong>r<br />

ogen en ging er toe over Ten Brinks lessen zelf waar nodig aan te vullen. Opnieuw<br />

betoon<strong>de</strong> hij zich <strong>de</strong> 29 ‘va<strong>de</strong>r waarin veel talenten huis<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>r koele<br />

ambtenaarsnuchterheid, en die, zelf met een mooie stem begaafd, zijn zoon bovendien<br />

in zang on<strong>de</strong>rrichtte, en lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> toneelspel gaan<strong>de</strong> maakte’. Papa leer<strong>de</strong> <strong>Louis</strong><br />

re<strong>de</strong>lijk goed Latijn, een beetje Grieks, en ver<strong>de</strong>r ook nog Italiaans. Hij gaf hem als<br />

het ware een privé-gymnasiale opleiding, omdat hij inzag dat zijn zoon nu eenmaal<br />

an<strong>de</strong>rs aangelegd was. Hij had hem op <strong>de</strong> verkeer<strong>de</strong> school gedaan. Wat dat betreft<br />

was er echter geen weg terug. De jongen werd nu al te oud. Overigens moet papa<br />

toch veel van zichzelf in <strong>Louis</strong> herkend hebben. Dit zal hem tenslotte toegeeflijker<br />

hebben gestemd. John Ricus junior schreef immers: 30 ‘[<strong>Louis</strong> heeft] van zijn va<strong>de</strong>r<br />

weer wel mee gekregen, geestelijke fantasie, imaginatie, en verbeelding, terwijl ik<br />

ook op onzen va<strong>de</strong>r meen te mogen terugvoeren <strong>de</strong> bekwaamheid om zijn gedachten<br />

juist uit te drukken en <strong>de</strong> schoonheid en kracht te beseffen van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandsche<br />

taal, <strong>Louis</strong> was daartoe om zoo te zeggen, hereditair <strong>voor</strong>bereid.’<br />

In zijn ontwapenen<strong>de</strong> Begeertes naar kleine wijshe<strong>de</strong>n uit 1910 heeft <strong>Couperus</strong><br />

herinneringen opgehaald aan <strong>de</strong> klassieke lessen die zijn va<strong>de</strong>r - in<strong>de</strong>rtijd zelf<br />

gepromoveerd op een in het Latijn geschreven proefschrifthem van 1881 af gaf. 31 Er<br />

was ‘in die studie van ou<strong>de</strong> talen met mijn va<strong>de</strong>r een groote bekoring, een nieuwe<br />

wereld, die <strong>voor</strong> mij open zoû gaan... Mijn va<strong>de</strong>r had een weinig forceeren<strong>de</strong> manier<br />

van doceeren - een kasbloem forceert men ook, niet waar - en hij had mij reeds<br />

vroeger, in drie maan<strong>de</strong>n, Engelsch geleerd, lezen en schrijven. Hoé hij het precies<br />

<strong>de</strong>ed, weet ik niet meer, maar met het Latijn was het eveneens zoo: wij begonnen<br />

oogenblikkelijk met Vergilius’ (etc.). Het Grieks schoot er wat bij in. Papa was dat<br />

verleerd, en dientengevolge heeft ook <strong>Couperus</strong> nooit echt goed Grieks gekend. Bij<br />

<strong>de</strong> lectuur van Herodotus moest hij zich later behelpen met een Franse vertaling naast<br />

<strong>de</strong> oorspronkelijke tekst.<br />

Spoedig volg<strong>de</strong> daarop Horatius, die <strong>Couperus</strong> erg aansprak: ‘er was zoo veel<br />

sprake in zijn verzen van levensvreug<strong>de</strong> en zacht genot, van<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


92<br />

lief<strong>de</strong>, rozen, duiven en van Falerner-wijn in slanke amforen’. Het is Horatius geweest<br />

die met enkele woor<strong>de</strong>n hem <strong>de</strong>finitief over zijn trieste schoolherinneringen heen<br />

heeft geholpen. Tot dan toe was <strong>Couperus</strong> geweest ‘een tee<strong>de</strong>re, een beetje angstige<br />

ziel, <strong>de</strong> ziel van een kind, een jongen, die soms in een stil hoekje ween<strong>de</strong>, ween<strong>de</strong><br />

om zijn eigen ik...’ Maar op een bran<strong>de</strong>n<strong>de</strong> junidag, 's morgens om tien uur, las papa<br />

met hem <strong>de</strong> elf<strong>de</strong> o<strong>de</strong> uit het eerste boek, die eindigt met <strong>de</strong> beroem<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n<br />

‘carpe diem, quam minimum credula postero’. Zijn va<strong>de</strong>r wil<strong>de</strong> het ‘carpe diem’<br />

interpreteren als ‘geniet van <strong>de</strong>n dag’. Maar <strong>Couperus</strong> bedacht zijn eigen, beel<strong>de</strong>n<strong>de</strong><br />

vertaling: ‘Pluk <strong>de</strong>n dag!’ - Die middag ging hij <strong>de</strong> duinen in, ‘en er waren overal<br />

stemmen rond mij en in mij, die galm<strong>de</strong>n: pluk <strong>de</strong>n dag! Dweep en droom niet met<br />

<strong>de</strong> schim van het Verle<strong>de</strong>n en wees niet bang <strong>voor</strong> het spook van <strong>de</strong> Toekomst, maar<br />

sla <strong>de</strong> verlief<strong>de</strong> armen vast om het leven<strong>de</strong>, gloeien<strong>de</strong> He<strong>de</strong>n’.<br />

He<strong>de</strong>n, verle<strong>de</strong>n en toekomst, <strong>de</strong> dreigen<strong>de</strong> begrippen uit papa's familieregister,<br />

zou<strong>de</strong>n niet <strong>voor</strong> niets <strong>de</strong> drie hoofdmotieven vormen in het uit 1897 dateren<strong>de</strong><br />

sprookje Psyche, waarin een eenzame ou<strong>de</strong> man en diens kind Psyche, opgroeien<strong>de</strong><br />

ziel, centraal staan. Treffend eindigt <strong>Couperus</strong> zijn schets met <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n: ‘En<br />

daarom, o mijn va<strong>de</strong>r - gij, aan wien ik met lief<strong>de</strong> gedacht heb, terwijl ik <strong>de</strong>ze bla<strong>de</strong>n<br />

schreef - laat uw schim niet toornen uw zoon, uw altijd eigenwijs kind: hij vertaalt<br />

nog steeds letterlijk, en se<strong>de</strong>rt met een ziel, die begrépen heeft <strong>de</strong> god<strong>de</strong>lijke waarheid<br />

van het levenswoord van dien allermoeilijksten dichter: Carpe diem: Pluk <strong>de</strong>n dag!’<br />

Met <strong>de</strong>ze o<strong>de</strong> van Horatius reikte zijn va<strong>de</strong>r hem zelf <strong>de</strong> bevrijding aan uit veel<br />

droefgeestigheid en onzekerheid. Het gebeur<strong>de</strong> in juni 1881, vermoe<strong>de</strong>lijk een paar<br />

weken nadat <strong>Couperus</strong> achttien jaar was gewor<strong>de</strong>n. Op elke geboortedag werd<br />

champagne gedronken en <strong>Louis</strong> kreeg dan mooie, soms kostbare geschenken. Maar<br />

tegen <strong>de</strong>ze achttien<strong>de</strong> verjaardag had hij erg opgezien: 32 ‘Zeker, rond om je waren<br />

<strong>de</strong> familie en <strong>de</strong> kennissen en <strong>de</strong> vrien<strong>de</strong>n maar je hadt dien morgen... op je bovenlip<br />

het waas, het eerste waas van een snor ont<strong>de</strong>kt. En papa had je juist een week gele<strong>de</strong>n<br />

gevraagd: wat moet er tòch van je wor<strong>de</strong>n, als je geen ambtenaar wil zijn? [...] Neen,<br />

die verjaardag - , binnen in je eigenste eigentje - had nièts feestelijks, had niets<br />

pleizierigs.’ Toen <strong>de</strong> beslissing gevallen was - geen ambtenaar, niet naar Indië - kon<br />

hij weer opgelucht a<strong>de</strong>mhalen. Vastbesloten<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


93<br />

alles uit zijn studie te halen wat die hem maar te bie<strong>de</strong>n had, zette hij zich daar nu<br />

ook volledig <strong>voor</strong> in. 33<br />

Jan ten Brink liet er geen gras over groeien: ‘Hij vertel<strong>de</strong> mij van Karelromans,<br />

van Arturromans, van het Humanisme, van Petrarca... De vonk glimpte zoo, dat ik<br />

verzen schreef, dat ik verzen schreef, van Petrarca... Het was om een heimwee naar<br />

dat verre land, naar dat mooie land, naar Italië, naar het Zui<strong>de</strong>n.’ Alles begon<br />

samenhang te krijgen. Met gretigheid, ja met grote honger, bijna vraatzuchtig, zette<br />

<strong>Couperus</strong> zijn tan<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> heerlijke rijstebrijberg van <strong>de</strong> wereldliteratuur: 34 ‘Er lagen<br />

in die jeugdige jaren wel zes, zeven boeken open op mijn “leestafel”; er lag Potgieters<br />

Florence, 35 Von<strong>de</strong>ls Lucifer; Byrons Don Juan [...]. Hoe wij lazen, o hoe wij lazen,<br />

verslon<strong>de</strong>n, genoten, dit en dat, poëzie en proza: Mid<strong>de</strong>n-Ne<strong>de</strong>rlandsch - <strong>de</strong>n Roman<br />

van Walewein - en <strong>de</strong> Sonnetten van Perk; mevrouw Bosboom-Toussaint en Camille<br />

Lemonnier; Taine, Shelley, Ovidius, Cervantes, Flaubert, weet ik al wie meer!’<br />

Samen met Frans Netscher las hij van Zola Thérèse Raquin. Emile Zola was wat hij<br />

noem<strong>de</strong> <strong>de</strong> grote, loyale, literaire leermeester van zijn generatie van prozaschrijvers,<br />

die <strong>de</strong> poorten open<strong>de</strong>. Nog in 1923 schreef <strong>Couperus</strong>: 36 ‘Zoo beschouw ik het nog<br />

steeds.’ Zola was <strong>de</strong> ‘ontzaglijke Meester, zon<strong>de</strong>r wiens <strong>voor</strong>lichting, zelfs al was<br />

hij wreed en al ontzag hij nooit <strong>de</strong> teêre gevoelighe<strong>de</strong>n onzer overstelpte jeugd, wij<br />

nooit zou<strong>de</strong>n gezien en geweten hebben hoe het Leven <strong>voor</strong> ons, menschen, is, in<br />

realiteit, alle vooze be<strong>de</strong>nkselen geheven, alle romantische sentimentaliteiten <strong>de</strong>r<br />

perio<strong>de</strong> onzer ou<strong>de</strong>rs en grootou<strong>de</strong>rs minachten<strong>de</strong> ter zij<strong>de</strong> geschoven.’ Thérèse<br />

Raquin zag hij als Zola's grootste meesterwerk. Jan ten Brink beschouw<strong>de</strong> hij als<br />

diens grootste profeet, in elk geval in Den Haag.<br />

Ten Brink <strong>de</strong>ed echter meer. Hij on<strong>de</strong>rwees <strong>Couperus</strong> prosodie, esthetische kritiek,<br />

literatuurgeschie<strong>de</strong>nis, en volgens Van Booven zelfs vergelijken<strong>de</strong><br />

literatuurwetenschap. 37 Wanneer wij horen wat hij allemaal entameer<strong>de</strong>, maken wij<br />

ons bijna opnieuw zorgen over <strong>Couperus</strong>' geestelijke gezondheid in die jaren, zij het<br />

nu in an<strong>de</strong>re zin! Want wat te <strong>de</strong>nken van het volgen<strong>de</strong>: 38 ‘Ik [Ten Brink] <strong>de</strong>ed mijn<br />

best hem [<strong>Couperus</strong>] <strong>de</strong>n samenhang <strong>de</strong>r <strong>voor</strong>naamste Europeesche litteratuur in het<br />

oog te doen vallen, hem te wijzen op <strong>de</strong> classieke letteren <strong>de</strong>r oudheid en het nauw<br />

verband van Grieksche en Oostersche (Indische, Syrische, Perzische, soms ook<br />

Hebreeuwsche en Arabische) Letteren. Aan <strong>de</strong>ze studie wijd<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> zich met<br />

hart en ziel. Met geestdrift leer<strong>de</strong> hij kennen wat door<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


94<br />

Erwin Roh<strong>de</strong> over Grieksche, door Pio Rajna over mid<strong>de</strong>leeuwsche Fransche en<br />

Duitsche poëzie, door Alfred Nutt over Graal- en Arthurlitteratuur was geschreven.<br />

Hij hield even veel van Dunlop als van Ticknor, zelfs <strong>de</strong> Puibusque boei<strong>de</strong> hem.’ -<br />

Het lijkt ruimschoots genoeg om iemand te maken tot wat men wel een omgevallen<br />

boekenkast pleegt te noemen. Maar <strong>Couperus</strong> schreef alles wat Ten Brink hem<br />

on<strong>de</strong>rwees netjes op in keurige blauwe schriften. Daarnaast zocht hij ook verstrooiing.<br />

Het evenwicht raakte niet verstoord.<br />

Graag flaneer<strong>de</strong> hij door <strong>de</strong> Haagse binnenstad, zo verzorgd gekleed - evenals<br />

Petrarca in diens jeugd - en met een air van mondain jongmens, dat <strong>de</strong> winkeliers<br />

tot zijn genoegen diep <strong>voor</strong> hem bogen. Hij vond dat wel aardig. In 1923 herinner<strong>de</strong><br />

hij zich met een zekere weemoed: 39 ‘De tijd is ver in het Verle<strong>de</strong>n verzonken, dat ik<br />

in <strong>de</strong> Haagsche winkels “jonker” genoemd werd, al ben ik niet van a<strong>de</strong>l - De héél<br />

<strong>voor</strong>name winkels in Noor<strong>de</strong>in<strong>de</strong> en Hoogstraat noem<strong>de</strong>n je, als je achttien of<br />

negentien was en je hadt iets chics, en <strong>voor</strong>naams noodig - reuzefijn, zeggen ze thans,<br />

geloof ik - “jonker”. Even goed als in Den Haag veel “freule” gezegd werd in winkel<br />

en salon tegen een titellooze jongejuffer van notabele familie.’<br />

's Avonds was er <strong>de</strong> opera of <strong>de</strong> komedie, dikwijls <strong>voor</strong>afgegaan door een diner.<br />

Keurig in rok gekleed ging <strong>Couperus</strong> erheen, met in zijn knoopsgat <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>bloem<br />

van die dagen, een gar<strong>de</strong>nia. Eind 1883 bezocht hij bij <strong>voor</strong>beeld <strong>de</strong> opera van Charles<br />

Gounod Le Tribut <strong>de</strong> Zamora, die een belangrijke rol speelt in Eline Vere. 40 Catharina<br />

vertel<strong>de</strong> later: 41 ‘Hij was ook dol op ou<strong>de</strong>rwetsche opera's: Trouvère, Profeet; als<br />

iemand er uit begon te zingen, viel hij in en acteer<strong>de</strong> er bij.’ Geen won<strong>de</strong>r dat<br />

<strong>Couperus</strong> meteen klaar stond toen in 1885 plannen tot <strong>de</strong> creatie van een<br />

kin<strong>de</strong>roperette wer<strong>de</strong>n gesmeed. 42 <strong>Een</strong> vriendin van hem, Virginie La Chapelle.<br />

schreef <strong>de</strong> muziek en <strong>Couperus</strong> maakte <strong>de</strong> tekst van De schoone slaapster in het<br />

bosch. Het zangspel werd in <strong>de</strong> Koninklijke Schouwburg opgevoerd door hon<strong>de</strong>rd<br />

kin<strong>de</strong>ren. Enige nichtjes van hem - dochtertjes van Catharina, toen in <strong>de</strong> leeftijd<br />

tussen acht en twaalf jaar - zongen er in mee.<br />

Graag ook hield hij zich bezig met het regisseren van tableaux vivants. ‘La Mort<br />

<strong>de</strong> Cléopatre’ in het begin van Eline Vere, gearrangeerd naar Makarts schil<strong>de</strong>rij met<br />

het zelf<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwerp, vormt een goe<strong>de</strong> illustratie van ‘Paul's’ optre<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong>rgelijke<br />

gelegenhe<strong>de</strong>n. Indien dit tableau vivant werkelijk eens zo is geënsceneerd, zou het<br />

niet onmogelijk zijn dat<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


95<br />

<strong>Couperus</strong>' gedicht Kleopatra er door hem bij is gereciteerd. Het werd in januari 1884<br />

geschreven. Dit zeer gelief<strong>de</strong> tijdverdrijf van het spelen met leven<strong>de</strong> schil<strong>de</strong>rijen<br />

werd ook ten huize van Jan ten Brink graag beoefend, Korte Molenstraat 15. Of <strong>de</strong>ze<br />

er later in Lei<strong>de</strong>n nog tijd <strong>voor</strong> had - hij aanvaard<strong>de</strong> zijn ambt als hoogleraar aldaar<br />

op 11 juni 1884 en woon<strong>de</strong> er op Apothekersdijk 27; tussen 1884 en <strong>de</strong>cember 1886<br />

moest <strong>Couperus</strong> dus steeds naar Lei<strong>de</strong>n op en neer <strong>voor</strong> zijn lessen - is <strong>de</strong> vraag. Bij<br />

het regisseren van een <strong>de</strong>rgelijke on<strong>de</strong>rneming schijnt <strong>Couperus</strong> overigens ie<strong>de</strong>reen<br />

hard te hebben laten werken, terwijl hij zelf niet veel meer <strong>de</strong>ed dan <strong>de</strong> nodige<br />

aanwijzingen geven.<br />

In <strong>de</strong> familiekring van <strong>de</strong> Ten Brinks werd hem dit overigens niet kwalijk genomen,<br />

ja zelfs gemakkelijk vergeven omdat men respect had <strong>voor</strong> <strong>de</strong> ‘<strong>voor</strong>naamheid van<br />

een grand seigneur, wiens zelfingenomenheid ontwapent’. 43 Wel blijken Ten Brink<br />

en <strong>de</strong> zijnen een open oog <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong>' eigenaardighe<strong>de</strong>n gehad te hebben. Enkele<br />

anekdotes zijn trouw aan het nageslacht doorverteld. Over zijn zangkunst wisten<br />

nazaten te berichten dat eens, na een in het water gevallen buitenpartij, het hele<br />

gezelschap druipnat naar Lei<strong>de</strong>n was teruggekeerd. ‘De Professor leen<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong><br />

(die zoiets niet kon verdragen) een van zijn befaam<strong>de</strong> Ten Brinkse jasjes, daaraan<br />

werd een pantalon van een <strong>de</strong>r zoons toegevoegd, waarna <strong>de</strong> jonkman met Anna ten<br />

Brinks vriendin Mina Seiffert als begeleidster Beethovens A<strong>de</strong>lai<strong>de</strong> zong.’ 44 De tekst<br />

van dit lied moet aanmerkelijk hebben bijgedragen tot <strong>de</strong> hilariteit die hier het gevolg<br />

van was. - <strong>Een</strong> buitenman was <strong>Couperus</strong> niet bepaald. <strong>Een</strong>s gingen <strong>de</strong> Ten Brinks<br />

met hem naar <strong>de</strong> Keukenhof. Wegens het losbarsten van een noodweer moest men<br />

gaan schuilen bij een boer. Bij het verschijnen van een jongen met een koe zou<br />

<strong>Couperus</strong> zich gillend achter een dochter van <strong>de</strong> professor hebben verscholen, waarop<br />

<strong>de</strong> jongen hem volgens <strong>de</strong> overlevering had toegevoegd: ‘Ja, past u maar op, M'nheer,<br />

want ze heeft nog niks gegeten!’ 45<br />

Zijn eigen familiele<strong>de</strong>n mochten hem erg graag. Voor <strong>de</strong> vele neefjes en nichtjes<br />

trad hij met plezier als clown op, en het kan haast niet an<strong>de</strong>rs of hij gedroeg zich<br />

naar buiten toe even charmant en amusant. 46 Omdat hij het zijn va<strong>de</strong>r nu eenmaal<br />

beloofd had, stu<strong>de</strong>er<strong>de</strong> hij er niet min<strong>de</strong>r hard om. In <strong>de</strong> uren van afzon<strong>de</strong>ring hield<br />

hij zich met zijn eerste gedichten bezig, die hij ein<strong>de</strong>loos ciseleer<strong>de</strong> eer hij tevre<strong>de</strong>n<br />

was met het resultaat. 47 Dat gemaniëreerdheid dit werk niet vreemd is, verbaast ons<br />

weinig.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


96<br />

Zijn verzen gebruikte hij ook wel om er iemand een genoegen mee te doen. Zo is<br />

een vroeg sonnet, <strong>Een</strong> portret, 48 opgedragen ‘aan M.’. Het sonnet Uw glimlach of uw<br />

bloemen 49 wijd<strong>de</strong> hij ‘Aan <strong>Een</strong>e, die mij een ruiker Begoniaas beloof<strong>de</strong> en hare belofte<br />

niet nakwam.’ Catharina zegt: 50 ‘Hij was zoo lief [...], Hij leef<strong>de</strong> in alles mee met<br />

zijn groote familie. Wij waren zeer aan elkaar gehecht. Ik herinner me een St.<br />

Niklaasavond bij mij thuis; mijn man was 2 December jarig, en <strong>de</strong> oudste kin<strong>de</strong>ren<br />

had<strong>de</strong>n een toast op hun va<strong>de</strong>r uitgebracht. Op Sint verraste <strong>Louis</strong> met een lang<br />

gedicht in antwoord op die toast. Daar had hij zijn tijd en zijn werkkracht <strong>voor</strong> over<br />

gehad.’<br />

En toch. Hoewel <strong>Couperus</strong> graag uitging, had hij buiten <strong>de</strong> familiekring behalve<br />

Frans Netscher geen echte vrien<strong>de</strong>n. Het bleef bij wat vlin<strong>de</strong>rachtige, oppervlakkige<br />

contacten en bij wat hij flirten noem<strong>de</strong>. In <strong>de</strong> zomer was Scheveningen het <strong>de</strong>cor: 51<br />

‘Ik heb het eerste Kurhaus gekend, <strong>de</strong> ergernis <strong>de</strong>r ou<strong>de</strong>re geslachten, die <strong>de</strong><br />

gezelligheid van het “Badhuis” betreur<strong>de</strong>n, en het brand<strong>de</strong> af en ik betreur<strong>de</strong>, dat die<br />

brand niet <strong>de</strong>s nachts gebeur<strong>de</strong>, omdat het dan móoier geweest zoû zijn. Men bouw<strong>de</strong><br />

het nieuwe Kurhaus op en geen enkele Haagsche familie, die zich respecteer<strong>de</strong>, was<br />

niet lid van het Kurhaus en wij hoor<strong>de</strong>n Mannstädt en Kogel en als “uitgaand”<br />

jong-mensch maakte je je visites aan <strong>de</strong> tafeltjes <strong>de</strong>r verschillen<strong>de</strong> Haagsche families<br />

en promeneer<strong>de</strong> je <strong>de</strong> jonge meisjes af, onvermoeid, als met een sport, heen en weêr<br />

tusschen <strong>de</strong> tafeltjes door, en om en langs <strong>de</strong> muziektent en als <strong>de</strong> muziek in <strong>de</strong> zaal<br />

was, wat zij bijna altijd was, flirtte je met <strong>de</strong> jonge meisjes, <strong>de</strong> mooie Haagsche<br />

jonge-meisjes, - <strong>de</strong> Haagsche jonge-meisjes hebben altijd een reputatie gehad van<br />

mooi te zijn - op het verlaten terras, zelfs in regen en wind en je bracht ze dan zoetjes<br />

terug aan <strong>de</strong> tafeltjes naar <strong>de</strong> mama's, die niet altijd tevre<strong>de</strong>n waren.’<br />

Overdag las en stu<strong>de</strong>er<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> in zijn kamer aan <strong>de</strong> achterkant van het<br />

ou<strong>de</strong>rlijk huis Nassauka<strong>de</strong>(plein) 4. Hij ving daar <strong>de</strong> volle middag- en avondzon.<br />

Frans Netscher, die hem er zo vaak is komen opzoeken,vertelt: 52 ‘Later, toen <strong>de</strong><br />

schooljaren al achter ons lagen, zijn wij <strong>de</strong> gewoonte om elkan<strong>de</strong>r dagelijks te zien,<br />

blijven volhou<strong>de</strong>n. Dan kwam ik in <strong>de</strong>n namiddag <strong>Couperus</strong> van huis halen. Ik liep<br />

naar boven, naar zijn kamer. Er heerschte daar een buitengewoone or<strong>de</strong> en regelmaat,<br />

een keurige correctheid. Den gezelligen rommel rond iemand, die thuis stu<strong>de</strong>ert, zich<br />

inleeft in een milieu en daar van alles laat slingeren, zocht men er vergeefs.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


97<br />

Alles scheen er opgeruimd, afgestoft, op zijn plaats. Zijn schrijftafel stond <strong>voor</strong> het<br />

raam, met allerlei snuisterijen er op, die nooit van hun plaats waren. En zoo was het<br />

met nog meer. Het leek wel, dat hij er nooit iets aanraakte, zoo was en bleef er alles<br />

op zijn plaats. 's Zomers lag hij meestal op een rustbank, een vouwbeen in <strong>de</strong> hand,<br />

een boek te lezen, en hij keek dan uit zijn venster het lage, verlaten Alexan<strong>de</strong>rveld<br />

op. 't Was soms broeierig warm in zijn kamer, bijna niet om uit te hou<strong>de</strong>n, zoodat<br />

<strong>de</strong> benauwing op <strong>de</strong> longen sloeg. Maar dit was juist waar hij naar verlang<strong>de</strong>; dán<br />

voel<strong>de</strong> hij zich lekker, in zijn element, gezelligjes, gestoofd, als liep zijn bloed warmer<br />

en luier door zijn lichaam.’<br />

Wat Netscher vertelt over <strong>Couperus</strong>' afgestofte schrijftafel stemt nauwkeurig<br />

overeen met wat <strong>Couperus</strong> in 1914 zelf nog eens heeft geschreven over die perio<strong>de</strong><br />

van zijn eerste gedichten: 53 ‘Lieve Hemel, waar is <strong>de</strong> tijd, dat, om te schrijven, ik niet<br />

alleen mijn eigen kamer en schrijftafel moest bezitten, maar dat mijn papier van een<br />

zeker grijn moest zijn, mijn pen een goed versne<strong>de</strong>n ganzeveêr (!) (ik heb het altijd<br />

heerlijk gevon<strong>de</strong>n met veêren pennen te schrijven en geloof, dat ze nù niet eens meer<br />

bestaan), dat mijn inkt van een zeer bepaal<strong>de</strong> kwaliteit en kleur was en het licht neêr<br />

viel veel gezeefd door een bepaal<strong>de</strong> kleur van eerst linnen en later tussore gordijn<br />

en dat ik links van mij diè bloemen in een vaas moest hebben staan, die op dat<br />

oogenblik verwant waren aan mijn werk!! Waar is <strong>de</strong> tijd, waar is <strong>de</strong> tijd!!’<br />

<strong>Couperus</strong>' vermeen<strong>de</strong> luiheid moet soms zelfs bij zijn eigen familiele<strong>de</strong>n het i<strong>de</strong>e<br />

hebben doen postvatten dat hij eigenlijk niets uitvoer<strong>de</strong>. Volgens Van Booven <strong>de</strong>ed<br />

<strong>Couperus</strong> zijn examen op een ogenblik waarop zij hem er nog steeds van verdachten<br />

alleen maar vage plannen te maken. 54 Later wisten zij beter, zodat Catharina in haar<br />

herinneringen verklaar<strong>de</strong>: 55 ‘Uren lang kon hij op zijn divan liggen; wij wisten: dan<br />

werkt hij [...]; het best hij volmaakte lichaamsrust concipieer<strong>de</strong> zijn geest naar hoogste<br />

kracht.’ Het is tekenend wat iemand als zij, die hem zo lang en zo goed gekend heeft,<br />

ver<strong>de</strong>r nog over hem zegt. Hij was dan wel 56 ‘een mondain jongmensch. Min<strong>de</strong>r<br />

robuust, fijner dan zijn broers. Hij hield van mooie schoenen, van zacht linnen [...].<br />

Maar hij was niet ziekelijk-oververfijnd. Ook niet abstrait en altijd in zich zelf<br />

gekeerd’ (etc.).<br />

Zijn zelfportret in <strong>de</strong>ze jaren heeft <strong>Couperus</strong> zuiver geschetst in het eerste boek<br />

van Metamorfoze. 57 Met Scheffer leest Hugo Aylva daar <strong>de</strong> eerste <strong>de</strong>len van Zola's<br />

Rougon-Macquart-cyclus. Hij grijpt naar: ‘<strong>Een</strong><br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


98<br />

<strong>de</strong>el van Göthe - om toch iets te weten van Göthe, Maar Göthe - misschien om het<br />

Duitsch, dat hem zwaar was, of om <strong>de</strong>n druk van het boekvol<strong>de</strong>ed hem niet. Byron<br />

meer: hij dweepte met “Don Juan”. Dan een boek over <strong>de</strong> Renaissance, een werk<br />

over Grieksche sculptuur, een mo<strong>de</strong>rnen roman, <strong>de</strong>n laatsten bun<strong>de</strong>l verzen. En alles<br />

door elkaâr’ (etc.). Von<strong>de</strong>l, Hooft en Potgieter wor<strong>de</strong>n ook hier genoemd: ‘Toen<br />

boei<strong>de</strong>n hem Gautier, Leconte <strong>de</strong> Lisle, Hamerling <strong>voor</strong>al.’ Van <strong>de</strong> laatste vermeldt<br />

hij met enthousiasme diens Ahasver in Rome. Daarna spreekt hij nog van Scu<strong>de</strong>ry<br />

en Calprenè<strong>de</strong>, Balzac en Flaubert. Van <strong>de</strong> boeken over <strong>de</strong> renaissance en het<br />

humanisme die hij las, noemt hij Burckhardt, Geiger en Voigt. Vooral door <strong>de</strong>ze<br />

schrijvers geïnspireerd, is hij zich meer met Petrarca gaan bezighou<strong>de</strong>n. Voor hem<br />

vatte hij een grote lief<strong>de</strong> op. 58<br />

In<strong>de</strong>rdaad heeft <strong>de</strong> kennismaking met Petrarca veel <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> betekend. Reeds<br />

in 1882 begon hij zich in diens werk te verdiepen. Veel later, in 1910, herinner<strong>de</strong> hij<br />

zich tij<strong>de</strong>ns een bezoek aan Avignon en omstreken nog altijd met dankbaarheid: 59<br />

‘Ik zag het al <strong>voor</strong> mij, toen ik nog heel jong was, een jong dichtertje, dat cizeleer<strong>de</strong><br />

zijn eerste verzen, en zijn eerste verbeeldingen van ou<strong>de</strong> tij<strong>de</strong>n, blij, vóór zich zag<br />

rijzen in <strong>de</strong> gloeien<strong>de</strong> weel<strong>de</strong>rige glansen en kleuren van Mid<strong>de</strong>neeuwsch romantisme,<br />

in <strong>de</strong> fijnere tee<strong>de</strong>rhe<strong>de</strong>n van eerste Renaissance-tint en geur van Humanisme [...].<br />

Petrarca is mij da<strong>de</strong>lijk, toen ik hem vóór mij zag, na wat Voigt en Geiger over hem<br />

schreven, belangwekkend en daarom dierbaar gewor<strong>de</strong>n, omdat ik hem zag, als<br />

mensch in <strong>de</strong> laatste Mid<strong>de</strong>neeuwsche somberheid, die oplichtte; omdat ik hem<br />

da<strong>de</strong>lijk menschelijk zag, met een ziel vol menschelijkheid, zwakheid, ij<strong>de</strong>lheid,<br />

grootheid, kracht, genie... omdat hij da<strong>de</strong>lijk <strong>voor</strong> mij lééf<strong>de</strong>, omdat ik hem da<strong>de</strong>lijk<br />

begreep en “mooi” vond: die zwakke, geniale mensch, die schim uit het Verle<strong>de</strong>n,<br />

die vorm aannam en kleur...’ <strong>Een</strong> ‘verlangen naar <strong>de</strong> schitteren<strong>de</strong> Renaissance begon<br />

door te bloeien door mijne eigene, donswolkige, melancholieën heen’.<br />

<strong>Couperus</strong> wil<strong>de</strong> toen meteen al een roman over Petrarca schrijven, maar zag spoedig<br />

in dat dit zijn krachten ten enen male te boven zou gaan. 60 Meer dan <strong>de</strong> jongeling<br />

Petrarca boei<strong>de</strong> hem trouwens <strong>de</strong> volwassen dichter. Om diens jeugd had hij echter<br />

toch niet heen gekund. Het moeten verzamelen van <strong>de</strong> noodzakelijke documentatie<br />

zag hij als een grote belemmering. Het bleef dan ook bij een novelle, In het huis bij<br />

<strong>de</strong>n dom, gedateerd oktober 1882. 61 Dat <strong>Couperus</strong> zich gemakkelijk met Pe-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


99<br />

trarca kon i<strong>de</strong>ntificeren, wordt dui<strong>de</strong>lijk als wij nagaan wat Voigt over <strong>de</strong> grote<br />

Italiaan vertelt. 62 De dichter had een va<strong>de</strong>r die hem rechten wil<strong>de</strong> laten stu<strong>de</strong>ren,<br />

opdat hij daarmee later in zijn on<strong>de</strong>rhoud zou kunnen <strong>voor</strong>zien. Alle boeken die hem<br />

van zijn studie af kon<strong>de</strong>n hou<strong>de</strong>n, wer<strong>de</strong>n door papa in het vuur gegooid, behalve<br />

een Cicero en... een Vergilius! Maar Petrarca ging gedichten schrijven, zoals<br />

<strong>Couperus</strong>. Van tijd tot tijd wijd<strong>de</strong> hij zich aan <strong>de</strong> zangkunst, zoals <strong>Couperus</strong>. Petrarca<br />

las graag Latijn, hield niet van politiek, was belust op geld, trok rich het liefst terug<br />

in <strong>de</strong> stilte van zijn stu<strong>de</strong>erkamer, kleed<strong>de</strong> zich verfijnd, gaf zich graag over aan<br />

melancholieke ‘acedia’ - zoals <strong>Couperus</strong>. Petrarca huiver<strong>de</strong>, zo herinner<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong><br />

zich later in Avignon, ‘van zijn eigene ziel en had haar toch lief, maar wil<strong>de</strong> [...]<br />

<strong>voor</strong>al haar doorgron<strong>de</strong>n, haar kennen, haar toeblikken en haar bewon<strong>de</strong>ren, omdat<br />

zij raadselachtiger en te gelijker tijd alomvatten<strong>de</strong>r was dan bergketenen en<br />

oceane-kimmen’. Boven op <strong>de</strong> Mont Ventoux was Petrarca tot dit inzicht gekomen.<br />

Er kwam nog iets bij: <strong>voor</strong> <strong>de</strong> gelijkenis van dit zelfportret waarschijnlijk zelfs<br />

het allerbelangrijkste. Petrarca verheerlijkte een kuise, geslachtelijk onbereikbare en<br />

oneindig verheven vrouw, een eeuwig ‘ferne Geliebte’. Haar naam was Laura.<br />

El<strong>de</strong>rs kon reeds meer in <strong>de</strong>tail uiteengezet wor<strong>de</strong>n hoe In het huis bij <strong>de</strong>n dom<br />

ontstaan moet zijn. 63 Met overtuiging heeft <strong>Couperus</strong> zich in Petrarca menen te<br />

herkennen en in hem een i<strong>de</strong>aal gezien dat hem over <strong>de</strong> eeuwen heen toelonkte. Voor<br />

het verwerken van het bij Voigt en Geiger gevon<strong>de</strong>n materiaal zocht hij naar een<br />

vorm die hem werd aangereikt in historische romans zoals mevrouw<br />

Bosboom-Toussaint die geschreven heeft. Toen hij zijn eerste novelle, en daarna ook<br />

<strong>Een</strong> middag bij Vespaziano, voltooid had, wil<strong>de</strong> het toeval dat hij op <strong>de</strong> Veenlaan<br />

Johannes Bosboom ontmoette, die een beken<strong>de</strong> van <strong>de</strong> familie <strong>Couperus</strong> was: 64<br />

‘...grijs, vrien<strong>de</strong>lijk en joviaal en hij greep mij bij <strong>de</strong> knoop van mijn jas en hij sprak<br />

en hij vroeg dan: “Kom je niet weêr eens thee drinken...??” En ik kwam, ik kwam<br />

thee drinken, ik, het piepjonge auteurtje; ik kwam thee drinken en, schuchter, bracht<br />

ik aan mevrouw Bosboom-Toussaint mijn historische novelletjes [...] vol stille angst,<br />

of <strong>de</strong> groote schijfster er wel iets goeds in zoû vin<strong>de</strong>n.’ Catharina Vlielan<strong>de</strong>r<br />

Hein-<strong>Couperus</strong> herinner<strong>de</strong> het zich tot haar dood: 65 ‘Mevrouw Bosboom-Toussaint<br />

vond 't bijzon<strong>de</strong>r goed. Dat oor<strong>de</strong>el heeft toen grooten indruk op zijn familie gemaakt.’<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


100<br />

<strong>Een</strong> middag bij Vespaziano gaat niet over Petrarca maar over Poggio Bracciolini, en<br />

speelt dus twee of drie generaties later. 66 De inzet is hier een kuise maagd. Het verhaal<br />

behelst ver<strong>de</strong>r <strong>de</strong> verzoening van twee gezworen vijan<strong>de</strong>n in een boekwinkel. Ook<br />

in dit geval heeft <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> stof aan <strong>voor</strong>al Voigt ontleend. Mogen <strong>de</strong> ten tonele<br />

gevoer<strong>de</strong> personen nogal houterig en naïef zijn uitgevallen, an<strong>de</strong>rzijds wordt het<br />

verhaal gekenmerkt door elementen die in <strong>Couperus</strong>' latere historische romans sterker<br />

zullen opvallen: groot gemak van stileren, zorgvuldig gebruik van <strong>de</strong> bronnen, het<br />

vermogen een intrige hel<strong>de</strong>r op te zetten en vervolgens zo te dramatiseren dat men<br />

het verhaal, onhandighe<strong>de</strong>n ten spijt, niet zon<strong>de</strong>r spanning naar <strong>de</strong> ontknoping toe<br />

volgt. Centraal staat <strong>de</strong> mens, zij het in dit jeugdwerk nog zon<strong>de</strong>r veel psychische<br />

diepte getekend.<br />

De twee novellen zijn pas in 1884 en 1885 in Ne<strong>de</strong>rland gepubliceerd, en ontbreken<br />

in <strong>Couperus</strong>' <strong>de</strong>buut in boekvorm <strong>Een</strong> lent van vaerzen uit 1884. Heeft hij ze bewaard<br />

als <strong>voor</strong>studies <strong>voor</strong> <strong>de</strong> grote Petrarcaroman, waar ook Hugo Aylva in Metamorfoze<br />

van droomt maar die hij nooit zou schrijven? Liever heeft <strong>Couperus</strong> zijn held maar<br />

in dichtvorm bezongen. In <strong>de</strong> loop van 1883 begon hij zijn Laura, waarvan hij het<br />

laatste ge<strong>de</strong>elte, Vaucluse, in augustus 1884 voltooi<strong>de</strong>. De cyclus is in 1883 en 1884<br />

telkens in ge<strong>de</strong>elten in De Gids gepubliceerd. 67 Zijn introductie tot dit tijdschrift heeft<br />

<strong>Couperus</strong> niet aan Valette te danken gehad maar aan <strong>de</strong> bemid<strong>de</strong>ling van Ten Brink.<br />

Het Gids-archief 68 bewaart een brief waarin <strong>Couperus</strong> zelf spreekt van ‘het tijdschrift,<br />

waarin ik, in<strong>de</strong>rtijd door Ten Brink geïntroduceerd, se<strong>de</strong>rt [...] alle mijne grootere<br />

werken publiceer<strong>de</strong>’. Pas in zijn twee<strong>de</strong> bun<strong>de</strong>l. Orchi<strong>de</strong>eën, zijn in 1886 <strong>de</strong><br />

Petrarcagedichten gebun<strong>de</strong>ld. Tussendoor schreef <strong>Couperus</strong> allerlei an<strong>de</strong>re poëzie,<br />

verzameld in <strong>Een</strong> lent van vaerzen.<br />

Zel<strong>de</strong>n is in die jaren een jonge schrijver zo openhartig geweest als <strong>Couperus</strong>,<br />

waar het <strong>de</strong> dingen aanging die hem bezighiel<strong>de</strong>n en beïnvloed<strong>de</strong>n. Metamorfoze<br />

blijft een zeer belangrijke bron. Overigens heeft men in het algemeen aan <strong>de</strong> gedichten<br />

waar <strong>Couperus</strong> mee <strong>de</strong>buteer<strong>de</strong> tot in onze tijd toe te weinig aandacht besteed. <strong>Een</strong><br />

analyse zou kunnen verhel<strong>de</strong>ren welke schrijvers hij nog meer in bewon<strong>de</strong>ring heeft<br />

nagevolgd. Zijn tijdgenoten hiel<strong>de</strong>n zich er wel eens mee bezig, maar zeer<br />

oppervlakkig.<br />

On<strong>de</strong>r <strong>de</strong>ze was er één - die <strong>Couperus</strong> trouwens zelf noemt, als <strong>de</strong> schrijver van<br />

<strong>de</strong> beken<strong>de</strong> Vlugmaren - <strong>voor</strong> wie hij bijzon<strong>de</strong>re eerbied<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


101<br />

koester<strong>de</strong>: mr. Carel Vosmaer. Deze <strong>voor</strong> het culturele leven van die dagen zo<br />

belangrijke Hagenaar woon<strong>de</strong> toentertijd in het huis De Ruyterstraat 73. 69 Vosmaer<br />

ging evenals Netscher en <strong>Couperus</strong> 's middags graag wat wan<strong>de</strong>len in <strong>de</strong><br />

Scheveningsche Bosjes. Juist ook bij veel jonge mensen had hij zich roem en<br />

sympathie verworven. Frans Netscher beschreef later eens hoe <strong>Couperus</strong> en hij hem<br />

vaak ontmoetten - en niet hem alleen! 70 ‘Elken middag tegen vier uur gingen wij<br />

wan<strong>de</strong>len, op <strong>de</strong>n ou<strong>de</strong>n Scheveningschen weg, in <strong>de</strong> Boschjes, dwalend door <strong>de</strong><br />

laantjes, zon<strong>de</strong>r doel, zon<strong>de</strong>r plan, alleen maar om beweging te hebben, te loopen,<br />

en om te kunnen praten, te kunnen praten over kunst. Tot <strong>de</strong> wan<strong>de</strong>laars, die wij dan<br />

trouw tegenkwamen, behoor<strong>de</strong> o.a. Vosmaer, met zijn witten kop van uitstaand haar,<br />

stijf rechtop, zijn kaalgeschoren gezicht, zijn intelligent vossenhoofd, altijd even<br />

rustig, koel en placi<strong>de</strong>. En ook wel Marcellus Emants, haastiger, in drukken stap,<br />

strak <strong>voor</strong> zich uitkijken<strong>de</strong>, als <strong>de</strong>ed hij tegen zijn zin een gezondheidsloopje op raad<br />

van <strong>de</strong>n dokter, en zich zoo gauw mogelijk afmaken<strong>de</strong>. Zij vorm<strong>de</strong>n <strong>de</strong> twee uitersten<br />

onzer gesprekken: <strong>Couperus</strong> in bewon<strong>de</strong>ring <strong>voor</strong> het marmerwerk van Vosmaer,<br />

hem wel wat te koud, te wit vin<strong>de</strong>nd, maar hoog in lof over zijn fijn classicisme, zijn<br />

intelligentie, aangetrokken door zijn lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> het curieus mooie, het beschaafd<br />

aristocratische zijner voelingen en uitingen - ik aan <strong>de</strong> zij<strong>de</strong> van Emants’. Netscher,<br />

die <strong>Couperus</strong> beter dan wie ook gekend heeft in die tijd, merkt naar aanleiding van<br />

diens lievelingsschrijvers tenslotte op, ‘dat hij zocht naar <strong>de</strong> aristocratie van <strong>de</strong>n<br />

geest, <strong>de</strong> verfijning van <strong>de</strong>n vorm (tot op <strong>de</strong> <strong>de</strong>ca<strong>de</strong>ntie toe), het kleurrijke, exotische,<br />

vreem<strong>de</strong>, luxueuse, en dat <strong>de</strong> werkelijkheid <strong>de</strong>r zichtbare dingen rond hem, het<br />

realisme, hem ongeëmotioneerd liet’. Over zijn werkwijze vertel<strong>de</strong> hij: ‘In <strong>de</strong>n<br />

aanvang was <strong>Couperus</strong> een langzaam, ja, haast peuterig werker. Hij schreef toen nog<br />

weinig, en wat hij produceer<strong>de</strong>, kostte hem toen veel tijd. Nooit heeft hij uitgemunt<br />

door handige in-elkaarzetterij, snelheid van productie, maar in <strong>de</strong>n beginne kenmerkte<br />

hij zich door erg <strong>voor</strong>zichtig, bijna angstvallig werken.’<br />

Ondanks <strong>de</strong>ze precisie was <strong>Couperus</strong> toch een romanticus, daartoe <strong>voor</strong>bestemd<br />

door aanleg en karakter, maar tevens door opvoeding en levensomstandighe<strong>de</strong>n.<br />

Voorlopig was hij gevlucht in <strong>de</strong> droomwereld van studie, literatuur en muziek. Uit<br />

dit amalgama ontstond zijn vroegste werk dat, Zola ten spijt, weinig met echt,<br />

principieel doorgevoerd realisme te maken had. Met Eline Vere zou in 1887-'88 een<br />

heel an<strong>de</strong>re perio<strong>de</strong> aanbreken.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


102<br />

De werkelijkheid was <strong>voor</strong>lopig op zichzelf moeilijk genoeg. In 1880 kwam <strong>Couperus</strong>'<br />

oudste broer Petrus Theodorus, toen eenen<strong>de</strong>rtig jaar oud, <strong>voor</strong> een jaar met verlof<br />

uit Indië terug. Na een korte militaire loopbaan was <strong>de</strong>ze ongetrouw<strong>de</strong> jongeman<br />

ambtenaar bij het B.B. gewor<strong>de</strong>n, zeer tot genoegen van papa <strong>Couperus</strong>. Het laatst<br />

was hij controleur twee<strong>de</strong> klasse. Toen bleek hij geestesziek te zijn, en wel in die<br />

mate, dat zijn afwijking ongeneeslijk leek. In 1883, na opnieuw een kort verblijf in<br />

Indië, keer<strong>de</strong> hij <strong>voor</strong> <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> en laatste maal terug naar het va<strong>de</strong>rland. In augustus<br />

van dat jaar werd hij opgenomen in het Willem Arritszhuis te Utrecht: <strong>voor</strong>goed. 71<br />

Hij is er tot aan zijn dood gebleven. Het is moeilijk te zeggen wat dit <strong>voor</strong> <strong>de</strong> familie<br />

betekend heeft. Dat het een grote druk op <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs gelegd heeft - ongetwijfeld ook<br />

financieel; hij werd opgenomen in <strong>de</strong> eerste klasse - is meer dan waarschijnlijk, niet<br />

in <strong>de</strong> laatste plaats omdat het <strong>de</strong> stamhou<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> familie betrof. Dat het op een<br />

overgevoelige en kwetsbare jongen als <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> een onuitwisbare indruk<br />

gemaakt heeft, mogen wij eveneens wel aannemen.<br />

Bij dit alles kwamen <strong>voor</strong> papa nog an<strong>de</strong>re zorgen. De gezamenlijke bezitters<br />

had<strong>de</strong>n intussen het besluit genomen dat het familieland bij Buitenzorg niet langer<br />

gehandhaafd kon wor<strong>de</strong>n. Verkoop was noodzakelijk en onvermij<strong>de</strong>lijk. In Het<br />

Va<strong>de</strong>rland van 26 maart 1883 kon Den Haag een grote advertentie lezen: ‘Het<br />

landgoed Tjicoppo gelegen in <strong>de</strong> af<strong>de</strong>eling Buitenzorg Resi<strong>de</strong>ntie Batavia wordt te<br />

koop aangebo<strong>de</strong>n.’ Op 7 mei is <strong>de</strong> annonce nog eens herhaald. Zo is het alou<strong>de</strong><br />

familieland tenslotte verkocht. De zeer aanzienlijke opbrengst werd on<strong>de</strong>r <strong>de</strong><br />

belanghebben<strong>de</strong>n ver<strong>de</strong>eld.<br />

Eindnoten:<br />

1 ‘De vonk’ (Vad. 5 oktober 1910), in Zwaluwen, 169.<br />

2 In De Gids (1881), IV, 182. Hij voegt hier aan toe: ‘ik heb dit <strong>de</strong>stijds el<strong>de</strong>rs uitvoerig<br />

me<strong>de</strong>ge<strong>de</strong>eld’, helaas zon<strong>de</strong>r te vermel<strong>de</strong>n waar.<br />

3 Oostwaarts, 18.<br />

4 Zie noot I, 169-170.<br />

5 <strong>Een</strong> foto van het huis bij W.A. Braasem, Johan Schwencke, Van Haagse dingen die <strong>voor</strong>bij<br />

zijn (1981 4 ), 16-17.<br />

6 Zoals <strong>de</strong> familiepapieren zeggen: om ‘met zijne ou<strong>de</strong>rs en zijn jongeren broe<strong>de</strong>r <strong>Louis</strong>, die uit<br />

Indië <strong>voor</strong> <strong>de</strong> opvoeding van <strong>de</strong>zen laatsten waren teruggekeerd te gaan samen wonen’. Frans<br />

was per 12, juli 1875 naar <strong>de</strong> Leidse universiteit gegaan. Aantekening bij zijn vertrek van het<br />

Gymnasium Haganum: ‘Hij <strong>de</strong>ed met goed gevolg zijn admissie-examen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Aca<strong>de</strong>mie in<br />

Juni. Hij was vlug en levendig. Te levendig om langer op onze schoolbanken plaats te nemen.’<br />

(Archief Gymn. Hag.)<br />

7 ‘Toen ik een kleine jongen was’ (Vad. 8 oktober 1910), in Zwaluwen, 76-77.<br />

8 Frans Netscher, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, in Woord en Beeld (1897), 288 e.v. Zie ook Frans Netscher,<br />

in <strong>de</strong> Nieuwe Rotterdamsche Courant van 9, 16 en 23 juni 1923. V. Booven, Leven, 73.<br />

9 Metamorfoze. Het boek van Torquato Tasso, V.<br />

10 Brief X (Vad. 24 <strong>de</strong>cember 1914), in Brieven van <strong>de</strong>n nutteloozen toeschouwer, 69-70. Zie ook<br />

brief III (Vad. 7 november 1914), ibi<strong>de</strong>m, 21: ‘Net als vroeger, in <strong>de</strong> Hoogere Burgerschool,<br />

toen ik, bij <strong>voor</strong>beeld, begon scheikun<strong>de</strong> te leeren of natuurkun<strong>de</strong> [...] tuk op scheikundige en<br />

natuurkundige kennis.’<br />

11 ‘De hacienda’ (De Telegraaf 27 juli 1920), in Proza III, 41: ‘Ie<strong>de</strong>r, die als jongen wel eens <strong>de</strong><br />

boeken las van Aimard, weet wat een hacienda is [...]. Ik schijn ook mijn hacienda te bezitten.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


Maar ik bezit haar alleen in <strong>de</strong>n droom [...]. Den eersten keer, dat ik mijn hacienda droom<strong>de</strong>,<br />

was ik heel jong, zoowat zestien jaren [...]. Maar ik leek in mijn droom niets op het een beetje<br />

eenzelvige, melancholieke jongmensch <strong>de</strong>r Lage Lan<strong>de</strong>n, dat ik in werkelijkheid was.’<br />

12 ‘De Angst’ (Vad. 16 september 1911), in Genève, Florence I, 57.<br />

13 V. Booven, Leven, 71.<br />

14 I<strong>de</strong>m, 71-72.<br />

15 ‘Intieme impressies’ (Vad. 4 maart: 1923), in Proza II, 217.<br />

16 Zie noot I, 171.<br />

17 ‘Terug in Florence’ (Vad. 4 november 1911), in Genève, Florence, 1, 88.<br />

18 V. Booven, Leven, 72.<br />

19 I<strong>de</strong>m, 73-74. - Deze versie stemt overigens niet overeen met een in het Letterkundig Museum<br />

bewaar<strong>de</strong> brief van <strong>Couperus</strong> zelf, d.d. 29 november 1883 en gericht aan J. Collette, waarnemend<br />

secretaris <strong>de</strong>r Letterkundige Vereeniging Aesthetica: ‘Bij <strong>de</strong>zen heb ik <strong>de</strong> eer U als waarnemend<br />

Sekretaris <strong>de</strong>r letterkundige Vereeniging “Aesthetica” te mel<strong>de</strong>n, dat ik mij genoodzaakt zie<br />

<strong>voor</strong> het lidmaatschap dier Vereeniging te bedanken.’ - <strong>Couperus</strong> is dus tot in zijn twintigste<br />

levensjaar lid gebleven en heeft Aesthetica vrijwillig verlaten.<br />

20 I<strong>de</strong>m, 73: ‘Het verhaal dat zij hem eens geduren<strong>de</strong> <strong>de</strong> gymnastiekles met opzet uit een <strong>de</strong>r<br />

toestellen lieten vallen is echter een fabel, volgens <strong>de</strong>n heer Gisolf, in die dagen <strong>Couperus</strong>'<br />

gymnastiekleeraar.’<br />

21 Zie noot I, 171.<br />

22 Het boek in 1900 (oktober 1900), 10 e.v. - Geschie<strong>de</strong>nis <strong>de</strong>r Noord-Ne<strong>de</strong>rlandsche Letteren in<br />

<strong>de</strong> XIXe eeuw (ed. Taco H.<strong>de</strong> Beer), III 2 (1904), 351 e.v. - Zie V. Booven, Leven, 74-75.<br />

23 <strong>Een</strong> van Ten Brinks slordighe<strong>de</strong>n. <strong>Couperus</strong> is immers in Den Haag geboren. Zo meent hij ook<br />

dat het <strong>voor</strong>val zich in 1882 zou hebben afgespeeld. <strong>Couperus</strong> volg<strong>de</strong> <strong>de</strong> hbs echter in <strong>de</strong> jaren<br />

1878-81. Zie reeds V. Booven, Leven, 74.<br />

24 ‘Begeertes naar kleine wijshe<strong>de</strong>n’ II (Vad. 2. juli 1910). in Korte arabesken (1911), 278.<br />

25 Zie noot 7, 77.<br />

26 Van Itallie, Portretten, 87.<br />

27 Zie noot 15, 213.<br />

28 Zie <strong>voor</strong> het hier volgen<strong>de</strong> Rob Nieuwenhuys, Oost-Indische spiegel (1972), 212-215. - G.J.P.<br />

Valette, ‘Dek’, in De Gids (1910), II, 377-399. In <strong>de</strong> uit 1889 dateren<strong>de</strong> editie van Ten Brinks<br />

Gesch. d.N. Ned. Lett., 348, bespreekt <strong>de</strong>ze Baren en oudgasten positief: ‘Fantasie, smaak en<br />

vernuft ontbreken hem niet. Men rekent op hem <strong>voor</strong> het vervolg.’<br />

29 V. Booven, Leven, 24.<br />

30 I<strong>de</strong>m, 28.<br />

31 (Vad. 25 juni en 2 Juli 1910), in Korte Arabesken, 271 e.v.<br />

32 ‘Ter Uwer Verjaring’ (Vad. 18 juni 1913), in Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren II, II, 54.<br />

33 Catharina Vlielan<strong>de</strong>r Hein heeft in haar interview met mevrouw Van Itallie gezegd: ‘'t Was een<br />

droge studie, en 't bracht <strong>Louis</strong> àf van zijn weg, want hij wil<strong>de</strong> toen al schrijver wor<strong>de</strong>n. Maar<br />

hij had 't va<strong>de</strong>r beloofd en uit plicht hield hij zijn woord. Dat was nu dat verwen<strong>de</strong><br />

moe<strong>de</strong>rskindje! Alleen ter wille van zijn va<strong>de</strong>r heeft hij dóórgezet’. - Dat zag zij niet geheel<br />

juist, daar zij <strong>voor</strong>bijgaat aan diverse passages in <strong>Couperus</strong>' werk waarin hij met vreug<strong>de</strong> aan<br />

zijn studietijd terug<strong>de</strong>nkt en dankbaar Ten Brinks lessen noemt. Bovendien hield <strong>de</strong> studie hem<br />

er niet van af zijn eerste gedichten en novellen te schrijven en die ook vóór het jaar van zijn<br />

examen (1886) te publiceren.<br />

34 Zie noot 15, 213 e.v.<br />

35 In Metamorfoze. Het boek van Torquato Tasso, V, horen wij over Hugo Aylva: ‘Potgieters<br />

“Florence” was jaren <strong>voor</strong> hem het schoonste, wat er in Hollandsch kon geschreven wor<strong>de</strong>n.’<br />

36 Zie noot 15, 214.<br />

37 V. Booven, Leven, 77.<br />

38 Zie reeds F.L. Bastet, <strong>Een</strong> zuil in <strong>de</strong> mist (1980), 17.<br />

39 Intieme impressies' (Vad. 8 april 1923), in Proza III, 65.<br />

40 M. Klein & H. Ruijs, Over Eline Vere van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> (1981), 47 e.v. - Zie ook Bastet,<br />

Zuil, 36 e.v.<br />

41 Van Itallie, Portretten 88.<br />

42 V. Booven, Leven, 82.<br />

43 Francine Schregel-Onstein, Het rijk geschakeer<strong>de</strong> leven van Prof. Dr. Jan ten Brink (z.j.), 94.<br />

- Bastet, Zuil, 24.<br />

44 Schregel-Onstein. Ten Brink, 96. - Bastet, Zuil, 44.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


45 Schregel-Onstein, Ten Brink, 96. <strong>Een</strong> an<strong>de</strong>re anekdote die <strong>de</strong> Ten Brinks vertel<strong>de</strong>n (i<strong>de</strong>m, 95):<br />

‘Voor <strong>Louis</strong> beston<strong>de</strong>n er geen stoeipartijen - hij zou zelfs nooit in <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>rkamer verschijnen!<br />

Wellicht kwam het door die zelf geschapen afstand dat <strong>de</strong> jeugd <strong>Couperus</strong>, ook al von<strong>de</strong>n zij<br />

hem niet onaardig, wel achter zijn rug uitlachte. Maar het luid<strong>de</strong> bij hem dan ook <strong>de</strong>ftig:<br />

“Goudlokkige Hélène, geef <strong>de</strong>n zwartogigen dichter nog eens een kopje thee?”’<br />

46 V. Booven, Leven, 82.<br />

47 Dat hij zijn werk ook op klanken oefen<strong>de</strong> wordt geïllustreerd door wat C. van Heekeren schrijver<br />

<strong>de</strong>zes vrien<strong>de</strong>lijk mee<strong>de</strong>el<strong>de</strong>. Diens moe<strong>de</strong>r speel<strong>de</strong> op het Nassauplein in een belen<strong>de</strong>n<strong>de</strong> tuin<br />

en zag van daar soms ‘die gekke jongen <strong>Couperus</strong>’ gedichten lopen <strong>de</strong>clameren.<br />

48 <strong>Een</strong> lent van vaerzen (1884), 39.<br />

49 Orchi<strong>de</strong>eën (1886), 164.<br />

50 Van Itallie, Portretten, 88.<br />

51 ‘De Scheveningers’ (Vad. 19 juni 1915), in Der dingen ziel, 54 e.v.<br />

52 Zie noot 8.<br />

53 ‘De gelui<strong>de</strong>n’ (Vad. 17 mei 1914), in Wree<strong>de</strong> portretten, 32-33.<br />

54 V. Booven, Leven, 76 (6 <strong>de</strong>cember 1886).<br />

55 Van Itallie, Portretten, 90.<br />

56 I<strong>de</strong>m, 88.<br />

57 Metamorfoze, Het boek van Torquato Tasso, V-VIII.<br />

58 Over <strong>Couperus</strong> en Petrarca uitvoerig Catharina Ypes, Petrarca in <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse letterkun<strong>de</strong><br />

(1934), 357-67. - I<strong>de</strong>m, ‘<strong>Couperus</strong> en <strong>de</strong> Italiaanse letterkun<strong>de</strong>’, in Leven<strong>de</strong> Talen (1963),<br />

476-477. - Bastet, Zuil, 18-35.<br />

59 ‘Avignon’ (Groot-Ne<strong>de</strong>rland 1910, II, 489 e.v.), in Proza I, 208. - Bastet, Zuil, 18.<br />

60 Bastet, Zuil, 21.<br />

61 I<strong>de</strong>m, 20. Gepubliceerd in Ne<strong>de</strong>rland (1884) II, 35-60.<br />

62 Bastet, Zuil 25 e.v. - Zie reeds Ypes, Petrarca, 358 e.v.<br />

63 Bastet, Zuil, 30 e.v.<br />

64 ‘De Hollandsche schil<strong>de</strong>rs’ (Vad. 26 april 1911), in Rome II, 55.<br />

65 Van Itallie, Portretten, 88. <strong>Couperus</strong>, die bewon<strong>de</strong>ring <strong>voor</strong> mevr. Bosboom-Toussaint had,<br />

zal op zaterdag 17 april 1886 waarschijnlijk ook wel bij haar begrafenis zijn geweest, samen<br />

met Netscher. Carel Vosmaer schreef over <strong>de</strong> laatste: ‘De vertegenwoordiger <strong>de</strong>r “bilwippen<strong>de</strong>”<br />

letterkun<strong>de</strong>, die zich vermeit in “snotteren<strong>de</strong> en kwijlen<strong>de</strong>” natuur, stond ook bij het graf: hij<br />

heeft daar zeker iets vuils opgedaan en opgemerkt.’ Zie F.L. Bastet, Mr. Carel Vosmaer (1967),<br />

174.<br />

66 Bastet, Zuil, 33 e.v. Gepubliceerd in Ne<strong>de</strong>rland (1885) I, 333-354.<br />

67 Zie <strong>voor</strong> <strong>de</strong> chronologie van al dit vroege werk Bastet, Zuil, 214, noot bij pag.20.<br />

68 Univ. Bibl. Lei<strong>de</strong>n, nr. A 348.<br />

69 Bastet, Vosmaer, pl. 10 laat een tekening van zijn werkkamer zien. Vosmaer heeft hier tot zijn<br />

dood op 12 Juni 1888 gewoond.<br />

70 Zie noot 8.<br />

71 De beschikbare gegevens stemmen niet exact overeen. Volgens <strong>de</strong> genealogie van <strong>de</strong> familie<br />

<strong>Couperus</strong>, opgesteld in 1908, ‘verblijf hou<strong>de</strong>n<strong>de</strong> te Meerenberg’. Aldaar ontbreekt zijn<br />

ziektegeschie<strong>de</strong>nis echter. Daarentegen blijkt uit <strong>de</strong> registers van het Willem Arntszhuis dat<br />

‘P.Th. <strong>Couperus</strong>, ongehuwd en 34 jaar’, op 28 augustus 1883 aldaar in <strong>de</strong> eerste klasse is<br />

opgenomen. De genealogie vermeldt echter: ‘met verlof wegens ziekte, 1880-1883; controleur<br />

<strong>de</strong>r 1e klasse, 19 Maart 1883; met verlof wegens ziekte, 1884-1886; eervol uit's lands dienst<br />

ontslagen, 15 Mei 1886.’ - Reeds op school is het met <strong>de</strong>ze oudste zoon niet goed gegaan. Hij<br />

verliet het Gymnasium Haganum op 1 april 1863 met <strong>de</strong> aanmerking: ‘groote achteloosheid en<br />

slordigheid waren <strong>de</strong> oorzaken dat hij weinig vor<strong>de</strong>ringen maakte, waarom zijn va<strong>de</strong>r besloot<br />

zijne opvoeding el<strong>de</strong>rs te beproeven.’ (Archief Gymn. Hag.) De jongen is toen op <strong>de</strong> kostschool<br />

van <strong>de</strong> heer Scheffelaar Klots te Gouda geplaatst, om <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Militaire Aca<strong>de</strong>mie te Breda te<br />

wor<strong>de</strong>n opgeleid. In 1866 werd hij daar ca<strong>de</strong>t, maar drie jaar later is hij als zodanig op verzoek<br />

ontslagen. In 1870 werd hij te Delft ingeschreven (Indische Inrichting). In 1872 verwierf hij<br />

het diploma Ambtenaar Indische Dienst. In Delft heeft hij tegelijk met zijn vier jaar jongere<br />

broer John Ricus junior gestu<strong>de</strong>erd. In 1872 waren <strong>de</strong> twee zonen ook tegelijk klaar. Zij zijn<br />

toen met <strong>de</strong> familie - on<strong>de</strong>r wie <strong>Louis</strong>, die dit alles dus thuis heeft meegemaakt - naar Indië<br />

vertrokken.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


IV [1883-1889]<br />

Wat gebeur<strong>de</strong> er intussen allemaal in <strong>de</strong> grote <strong>Couperus</strong>familie? - Om te beginnen<br />

kreeg <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> er tussen 1878 en 1885 vier neven en nichten Reynst bij,<br />

kleinkin<strong>de</strong>ren van zijn moe<strong>de</strong>rs jong gestorven broer. 1 Het gezin van zijn zuster<br />

Catharina Vlielan<strong>de</strong>r Hein-<strong>Couperus</strong> werd uitgebreid tot negen kin<strong>de</strong>ren, van wie<br />

naast <strong>de</strong> in 1871 geboren Marie <strong>voor</strong>al ook <strong>de</strong> jongen Frans, die in 1882 geboren is,<br />

een bijzon<strong>de</strong>re rol in <strong>Couperus</strong>' leven gespeeld heeft. Trudy Valette-<strong>Couperus</strong> in<br />

Indië<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


103<br />

kreeg na Constance (1878) haar zoon John (1883), later nog gevolgd door een dochter,<br />

Edmée (1886). <strong>Couperus</strong>' oudste zuster Johanna Fayan Vlielan<strong>de</strong>r Hein-<strong>Couperus</strong>,<br />

in Wiesba<strong>de</strong>n, had slechts twee kin<strong>de</strong>ren. Deze aantallen maken a priori al dui<strong>de</strong>lijk<br />

hoe moeilijk het is om in <strong>Couperus</strong>' Haagse romans, te beginnen met Eline Vere, <strong>de</strong><br />

figuren terug te brengen op mogelijke mo<strong>de</strong>llen uit zijn omgeving. Wij begrijpen er<br />

tevens uit dat hij een ware embarras du choix had.<br />

In 1881 trouw<strong>de</strong> John Ricus junior te Soekaboemi, en zo kreeg <strong>Couperus</strong> er een<br />

schoonzuster bij, wier aanblik hem wellicht met enige ontzetting vervuld heeft toen<br />

hij haar in 1886 <strong>voor</strong> het eerst in Den Haag, tij<strong>de</strong>ns een verlofperio<strong>de</strong>, te zien kreeg.<br />

Willem Royaards heeft, weliswaar pas in 1902, dit echtpaar als volgt beschreven in<br />

een brief aan zijn vrouw Jacqueline Royaards-Sandberg: 2 ‘...kindje, kindje, ik kan je<br />

niet zeggen, wat dat <strong>voor</strong> menschen waren. Gemeener type dan <strong>de</strong> heer C[ouperus]<br />

kan men zich moeilijk <strong>de</strong>nken. Hij ziet scheel en is een first rate buffel. Wat een<br />

grovert! En zijn vrouw een naar, walgelijk vet wezen, met een sterk spreken<strong>de</strong>n<br />

vulgairen mond. Ik heb dáár - in dien kring van <strong>de</strong>n Resi<strong>de</strong>nt! [John Ricus was toen<br />

resi<strong>de</strong>nt van Djokja] en zijne bij hem te gast gekomen oogendienaars, stil <strong>voor</strong> mij<br />

uit zitten<strong>de</strong> staren, - mijzelf afgevraagd, hoe Godsterwereld uit éen zelf<strong>de</strong> nest twee<br />

zulke contrasten had<strong>de</strong>n kunnen groeien! Die buffel van een resi<strong>de</strong>nt met zijn<br />

platte-spraak en zijn gemeen schou<strong>de</strong>rgeschok, en <strong>de</strong> saletjonker, zijn broe<strong>de</strong>r, <strong>Louis</strong><br />

C[ouperus] met zijn fijne handjes en zijn geestesdistinctie. Ik bleef er zeer kort’. De<br />

walgelijk vette echtgenote van <strong>de</strong> buffel John Ricus heette van zichzelf Camille<br />

Clémentine Bédier <strong>de</strong> Prairie. Zij was zes jaar ou<strong>de</strong>r dan <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. 3<br />

In 1882 promoveer<strong>de</strong> <strong>Louis</strong>' broer Frans in Lei<strong>de</strong>n, op een aan <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs<br />

opgedragen proefschrift. 4 Twee jaar later werd hij in Indië <strong>voor</strong>lopig ter beschikking<br />

gesteld van <strong>de</strong> <strong>voor</strong>zitter <strong>de</strong>r landra<strong>de</strong>n te Pasocroean en Bangil. Hij zou pas twaalf<br />

jaar later trouwen. Van zijn karakter is niet veel bekend, zij het genoeg om vast te<br />

stellen dat ook hij heel weinig gemeen had met <strong>de</strong> ‘Haagse saletjonker’ die zijn broer<br />

was. Geen van <strong>de</strong> broers heeft <strong>Couperus</strong> werkelijk na gestaan. Met zijn zusters en<br />

zwagers lag dat an<strong>de</strong>rs.<br />

Behalve <strong>de</strong> vele geboorten waren er <strong>de</strong> onvermij<strong>de</strong>lijke sterfgevallen in <strong>de</strong> familie,<br />

die nu eens weinig opmerkelijk waren, dan weer <strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n sterk kon<strong>de</strong>n<br />

veran<strong>de</strong>ren. Zo gebeur<strong>de</strong> er op nieuwjaarsdag<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


104<br />

1883 in Buitenzorg iets dat <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> indirect een wel zeer belangrijk gevolg<br />

heeft gehad. Jan Baud kwam te overlij<strong>de</strong>n. Behalve zijn vrouw liet hij drie jonge<br />

kin<strong>de</strong>ren nauwelijks verzorgd achter. De oudste van <strong>de</strong>ze was <strong>Couperus</strong>' nichtje en<br />

latere vrouw Elisabeth, toen vijftien jaar oud. Het va<strong>de</strong>rloze gezin kwam spoedig<br />

daarna naar Ne<strong>de</strong>rland. In het enorme huis Sophialaan 12 - in De boeken <strong>de</strong>r kleine<br />

zielen zou het later mo<strong>de</strong>l staan <strong>voor</strong> het huis van mevrouw Van Lowe in <strong>de</strong> nabij<br />

gelegen Alexan<strong>de</strong>rstraat - hebben haar grootou<strong>de</strong>rs zich over Elisabeth ontfermd. 5<br />

Grootpapa G.L. Baud, geboren in 1801, was toen al hoogbejaard. Diens vrouw<br />

Wilhelmina - een zuster dus van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>' va<strong>de</strong>r - had <strong>de</strong> vijfenzestig al<br />

bereikt. Geen won<strong>de</strong>r dat <strong>Couperus</strong> vele jaren later in een brief aan S.F. van Oss kon<br />

spreken van Elisabeths ‘wat treurige meisjesjaren’, in <strong>de</strong> Sophialaan doorgebracht. 6<br />

Grootmama was calvinistisch en tamelijk streng. Haar schoondochter is later met<br />

haar jongste kind weer naar Indië teruggekeerd. Elisabeth en haar veel jongere broertje<br />

Willy bleven echter in Ne<strong>de</strong>rland.<br />

Elisabeth ging nu in Rijswijk naar een meisjespensionaat. 7 Wanneer in Metamorfoze<br />

‘Emilie’ (Elisabeths alter ego) ten tonele wordt gevoerd samen met haar moe<strong>de</strong>r,<br />

heeft <strong>Couperus</strong> in werkelijkheid waarschijnlijk haar pleegmoe<strong>de</strong>r <strong>voor</strong> ogen gehad,<br />

dat wil dus zeggen haar grootmoe<strong>de</strong>r. ‘Hugo’ noemt haar tante, en dat klopt, zij was<br />

immers een tante van <strong>Couperus</strong>. Zij is in het boek intiem met Hugo Aylva's moe<strong>de</strong>r,<br />

die in jaren ook nauwelijks een halve generatie met haar scheel<strong>de</strong>.<br />

Treffend is het portret dat <strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong> roman heeft getekend van Elisabeth<br />

zoals zij zich in die jaren aan hem <strong>voor</strong><strong>de</strong>ed. 8 Zij wordt in het begin van Metamorfoze<br />

geschetst als ‘een lang, opgeschoten meisje van vijftien, wat bleek, gracieus en fier’.<br />

De meid noemt haar freule, wat Elisabeth ook was. In het boek heeft Hugo bij die<br />

eerste ontmoeting juist zijn gedichten in De Gids gepubliceerd. Hier heeft <strong>Couperus</strong><br />

wat gegoocheld. Zijn eerste gedicht, Erinnering, is in juli 1883 verschenen, maar in<br />

Ne<strong>de</strong>rland. Pas in oktober 1883 zou De Gids volgen met Santa Chiara (Laura I).<br />

Wel is het juist dat Elisabeth op dat tijdstip pas vijftien was. Eerst op 30 oktober<br />

1883 zou zij zestien wor<strong>de</strong>n.<br />

In mei 1883 schreef <strong>Couperus</strong> aan zijn zuster Trudy Valette in Indië: 9 ‘In het<br />

Julinummer van Ne<strong>de</strong>rland, het tijdschrift, waarvan Ten Brink en Schimmel<br />

redacteuren zijn, komt een pennevrucht van mij in het licht, een gedichtje van 6 á 7<br />

bladzij<strong>de</strong>n, mij dierbaar als een oudste zoon... Je<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


105<br />

begrijpt, hoe innig tevre<strong>de</strong>n ik met mijn eigentje ben, nu ik mij met Juli a.s. in druk<br />

zal vereeuwigd zien. Hoor toe, hoe <strong>de</strong> zaak zich heeft toegedragen. Ik had een klein<br />

stukje, zon<strong>de</strong>r eenige praetentie aan <strong>de</strong>n Amsterdammer gestuurd, dat ik echter na<br />

eenigen tijd terug ontving met een uiterst beleefd en vrien<strong>de</strong>lijk schrijven van een<br />

<strong>de</strong>r redacteuren, mr. Van Loghem... In diens brief verklaar<strong>de</strong> hij mij: hoe mijn zangetje<br />

niet van alle bekoorlijkheid ontbloot was, maar door het kwistig gebruik van<br />

verou<strong>de</strong>r<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n niet <strong>voor</strong> zijn courant geschikt was. Overigens heel beleefd en<br />

vrien<strong>de</strong>lijk, met <strong>de</strong> hope eindigend van na<strong>de</strong>r met mij kennis te maken. Ik, een brief<br />

terug, eveneens in <strong>de</strong> strengste beleefdheid, maar mij met jeugdige fierheid beroepend<br />

op Potgieter, Thym, Vosmaer, die wèl zoogenaamd verou<strong>de</strong>r<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n bezigen.<br />

Hierbij is onze briefwisseling gebleven; hij heeft mij zeker buitensporig pedant<br />

gevon<strong>de</strong>n.<br />

Daar ik nu echter wel een weinigje leed gevoel<strong>de</strong>, omdat mijn stuk afgewezen was<br />

in een courant, waarin soms prulpoëzie staat, die ik <strong>voor</strong> geen hon<strong>de</strong>rd gul<strong>de</strong>n zou<br />

willen on<strong>de</strong>rteekenen, klaag<strong>de</strong> ik mijn verdriet aan Ten Brink. Vrien<strong>de</strong>lijk als altijd<br />

vroeg hij mij iets te lezen; ik gaf hem het beste wat mijn portefeuille inhield, hetgeen<br />

gelukkig zijn goedkeuring wegdroeg. Hij toon<strong>de</strong> mij een paar leelijke zinnen, een<br />

paar onwellui<strong>de</strong>n<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n, die ik gewijzigd heb; daarna zond hij het Schimmel<br />

ter lezing... Schimmel antwoord<strong>de</strong>: “het stukje van <strong>Couperus</strong> is zangerig, maar ook<br />

niet meer; er schuilt evenwel talent in; laat hij meer sturen.” Nu, al is het geen<br />

volmaakt compliment, het kan er toch mee door en <strong>de</strong> laatste woor<strong>de</strong>n zijn<br />

bemoedigend. Men kan ook maar niet da<strong>de</strong>lijk met meesterstukken beginnen,<br />

nietwaar? En alzoo komt in Juli mijn eerste stukje uit. Ik ben er innig blij over;<br />

broertje wordt niet gauw pedant; ik ben zeer veeleischend wat mijzelven betreft en<br />

weet zeer goed, dat, ook al schrijft men op zijn 19<strong>de</strong> jaar aardige, rijmen<strong>de</strong> regels,<br />

al komt bij toeval een nieuw beeld je in <strong>de</strong>n geest, - <strong>de</strong> diepe gedachte, het artistieke,<br />

<strong>de</strong> meesterschap over <strong>de</strong> taal komen eerst later...’<br />

De inhoud van Erinnering is een vreem<strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis, en <strong>Couperus</strong> heeft het<br />

gedicht - met enige zelfkennis? - niet opgenomen in zijn eerste bun<strong>de</strong>l. 10 <strong>Een</strong> dichter<br />

knielt neer bij het graf van een meisje, Klaartjen. Zij is <strong>de</strong> dochter (?) van een<br />

tachtigjarige man, die haar hand aan <strong>de</strong> dichter beloof<strong>de</strong>. Maar grijsaard zowel als<br />

Klaartjen sterven ontijdig en laten <strong>de</strong> dichter treurend achter. - De taalmuziek mag<br />

opvallend melodieus zijn, het rijm niet zon<strong>de</strong>r virtuositeit, <strong>de</strong> historie zelf is toch<br />

wel Rhijnvis Feith<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


106<br />

op zijn ergst. De geschil<strong>de</strong>r<strong>de</strong> lief<strong>de</strong> krijgt geen sterkere contouren dan die van een<br />

onwaarschijnlijk zoet plaatje. 11<br />

Tegen gekunsteldheid zag <strong>de</strong> jonge <strong>Couperus</strong> niet op, als dat zo te pas kwam. Nog<br />

steeds leef<strong>de</strong> hij in een romantische droomwereld. <strong>Een</strong> afschuwelijke realiteit die op<br />

<strong>de</strong> loer lag kreeg gelukkig geen kans. Als nummer 900 stond hij in 1883 te boek in<br />

het Inschrijvingsregister Nationale Militie. Ingelijfd op 4 mei van dat jaar zou hij<br />

hebben moeten dienen in het 2e Regiment Veld Artillerie, had hij zijn lotingsnummer<br />

264 niet geruild met nummer 81 van <strong>de</strong> schoenmaker Samuel Cousijnse, die zijn<br />

plaats heeft ingenomen... 12 (Remplaçanten wer<strong>de</strong>n pas in 1898 niet langer toegestaan.)<br />

Het moet een grote opluchting <strong>voor</strong> hem zijn geweest. Hij had wel wat an<strong>de</strong>rs aan<br />

zijn hoofd! In <strong>de</strong> zelf<strong>de</strong> brief aan Trudy bracht hij verslag uit van <strong>de</strong> <strong>voor</strong>stellingen<br />

die Sarah Bernhardt op zaterdag en zondag 5 en 6 mei 1883 in Den Haag had gegeven<br />

van Victorien Sardou's Fédora. Met wellust beschreef hij Sarahs toiletten: ‘...zwaar<br />

van goud brocaat en hermelijn, overwolkt met crême kant, een burnou ruischend van<br />

zwaar gebrocheerd vieil-or satijn, in <strong>de</strong> hand een eventail géant van schildpad met<br />

goudgele struisveeren; <strong>de</strong> sleep in <strong>de</strong> eerste acte...’ Vier bladzij<strong>de</strong>n lang ging hij zich<br />

te buiten aan weel<strong>de</strong>rige evocaties van wat <strong>de</strong> god<strong>de</strong>lijke Sarah gedragen had. 13<br />

Het eveneens nog in 1883 verschenen gedicht <strong>Een</strong> konterfeitsel is een sterk naar<br />

P.C. Hooft geurend vrouwenportret. 14 Het kan geïnspireerd zijn door <strong>de</strong> blon<strong>de</strong><br />

Elisabeth, maar <strong>de</strong> vermeen<strong>de</strong> erotiek van het poëem blijft steken in een literair spel.<br />

Wat <strong>Couperus</strong> flirten met <strong>de</strong> meisjes noem<strong>de</strong>, is niet veel meer geweest dan<br />

behaagziek gekeuvel. De ware Eros, die hij nog niet had leren kennen, bleef buiten<br />

spel. Wat dit betreft had Netscher wel gelijk: van die realiteit was <strong>Couperus</strong> niet<br />

gediend. De lief<strong>de</strong> bleef <strong>voor</strong>lopig literatuur.<br />

<strong>Een</strong> aantal in 1884 in De Ne<strong>de</strong>rlandsche Spectator verschenen gedichten zijn pas<br />

twee jaar later in Orchi<strong>de</strong>eën gebun<strong>de</strong>ld. Dit betekent dat <strong>de</strong> meeste poëzie uit <strong>Een</strong><br />

lent van vaerzen in 1882 en 1883 moet zijn ontstaan, toen <strong>de</strong> familie dus nog aan het<br />

Nassauplein woon<strong>de</strong>. 15 Veel ervan is niet eer<strong>de</strong>r in tijdschriften verschenen. Het werk<br />

wordt nogal eens gekenmerkt door een carpe-diemstemming, <strong>de</strong> sfeer die ook het<br />

begin van Metamorfoze bepaalt. Men krijgt, <strong>Een</strong> lent van vaerzen lezen<strong>de</strong>, niet<br />

bepaald <strong>de</strong> indruk van een tobben<strong>de</strong> dichter. <strong>Couperus</strong> komt er uit te <strong>voor</strong>schijn<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


107<br />

als een optimistische, beminnelijke maar tevens ook wat kin<strong>de</strong>rlijke Schöngeist. Alle<br />

naakte boezems, zich ron<strong>de</strong>n<strong>de</strong> heupen en houri-gelijke beautés ten spijt, verra<strong>de</strong>n<br />

<strong>de</strong> gedichten een tamelijk wereldvreem<strong>de</strong> instelling. Bij een bepaald modieus Haags<br />

publiek had <strong>de</strong> bun<strong>de</strong>l <strong>de</strong>sondanks - of misschien juist wel daardoor - een zeker<br />

succes. Zo wist Catharina later nog: 16 ‘Ik herinner me hoe [...] wij dweepten met dien<br />

bun<strong>de</strong>l, en hoe verontwaardigd <strong>de</strong> geestdrift opbruiste, toen <strong>de</strong> kritiek hem leegen<br />

klinkklank noem<strong>de</strong>.’<br />

Pièce <strong>de</strong> résistance is zon<strong>de</strong>r twijfel het lange gedicht in zes zangen, Gedroomd<br />

minnen. Hierin komt een verontrusten<strong>de</strong> aap uit <strong>de</strong> mouw, reeds gesignaleerd door<br />

H.W. van Tricht. 17 <strong>Een</strong> beeldhouwer bezit in een geheime ruimte naast zijn atelier<br />

een bovenaards schoon vrouwenbeeld. Zijn leerling dringt door tot dit kabinet en<br />

wordt er door <strong>de</strong> meester betrapt. Deze bekent dan dat <strong>de</strong> i<strong>de</strong>ale vrouw <strong>voor</strong> hem<br />

niet van <strong>de</strong>ze aar<strong>de</strong> kan zijn - het Petrarca-Laura motief - , waarop <strong>de</strong> leerling hem<br />

aanspoort met dromen op te hou<strong>de</strong>n. Wij horen uit zijn mond een bekend thema:<br />

‘Geniet, mijn vriend, geniet, en pluk <strong>de</strong>n dag!’ <strong>Een</strong> maagd, kuis en rein als een lelie,<br />

zal hem als hij maar durft dicht bij zijn i<strong>de</strong>aal brengen: ‘Groot is immers, heer,/De<br />

kracht <strong>de</strong>r vrouw, zij zal, zij zal het kunnen!’ / Maar <strong>de</strong> beeldhouwer gelooft hem<br />

niet en barst in wanhopig snikken uit. Is het gedicht een soort dialoog van <strong>Couperus</strong><br />

met zichzelf?<br />

Dit motief van <strong>de</strong> i<strong>de</strong>ale vrouw beheerst <strong>de</strong> gehele Laura-cyclus, waarvan hij <strong>de</strong><br />

eerste zang, Santa Chiara, in augustus 1883 voltooi<strong>de</strong> en <strong>de</strong> laatste, Vaucluse, precies<br />

een jaar later. 18 <strong>Couperus</strong> bezingt er <strong>de</strong> lief<strong>de</strong> van Petrarca <strong>voor</strong> Laura in, door <strong>de</strong>ze<br />

twee met volle teugen genoten, maar wél uitsluitend boven <strong>de</strong> gor<strong>de</strong>l en ver verwij<strong>de</strong>rd<br />

van een werkelijk hoogtepunt. Want <strong>voor</strong> het zo ver komt, wijst Laura <strong>de</strong> dichter af<br />

als te zinnelijk van aard. Petrarca wordt zelfs beticht van ‘lagen hartstocht’. Laura<br />

vergeeft hem. Tenslotte straalt <strong>voor</strong> eeuwig een lief<strong>de</strong> die heiliger is dan die <strong>de</strong>r<br />

lusten: ‘O, lusten, die een lief<strong>de</strong> mocht verwinnen,/Zoo heilig, dat het heiligste er bij<br />

taan',/Gij ziedt, gij zengt hem nooit meer ziele en zinnen!’<br />

Tweemaal gefrustreer<strong>de</strong> lief<strong>de</strong> dus, in <strong>de</strong>ze jeugdwerken van <strong>Couperus</strong>, en<br />

tweemaal ook <strong>de</strong> romantische maar dui<strong>de</strong>lijk alles overheersen<strong>de</strong> eerbied <strong>voor</strong> een<br />

aseksuele madonna, onaantastbaar op een hoog voetstuk waar men haar alleen in<br />

aanbidding mag na<strong>de</strong>ren. Men zou het ver<strong>de</strong>r kunnen afdoen met ‘literatuur’, ware<br />

het niet dat <strong>Couperus</strong> hier belijdt<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


108<br />

wat in werkelijkheid zijn diepste probleem was: het aanvaar<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> vrouw als<br />

een wezen van vlees en bloed. In <strong>de</strong>ze poëzie is zij dat niet. De dichter zelf blijft<br />

afzijdig. Hij is <strong>de</strong> door <strong>Couperus</strong> met veel zelfinzicht bezongen Narcis, manlijke<br />

bloem tussen <strong>de</strong> vrouwelijke leliën waar hij zich van afkeert: 19 ‘Zijn zoenen prangt/De<br />

bloem op het beeld, waar minnend/Hij over hangt.’ Dit narcisme is fundamenteel<br />

<strong>voor</strong> een goed begrip van <strong>Couperus</strong>' wezen, van zijn neiging tot dandyisme, tot<br />

autoerotick en <strong>de</strong>ca<strong>de</strong>ntisme, niet alleen in <strong>de</strong>ze vroege perio<strong>de</strong>.<br />

In februari 1884 schreef hij De gravinne van Salisbury op een aan <strong>de</strong> Chroniques<br />

van Froissart ontleend thema. 20 Het gaat over een door <strong>de</strong> Schotse koning David<br />

Bruce beleger<strong>de</strong> burchtvrouwe, die ontzet wordt door koning Edward III. Deze tracht<br />

haar daarop te verlei<strong>de</strong>n. Trouw aan haar afwezige echtgenoot wijst zij hem af,<br />

waarop <strong>de</strong> snoodaard moet vertrekken. In januari 1884 had <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> dood van<br />

Kleopatra VII bezongen, ook al geen gelukkige echtgenote. De in <strong>de</strong> loop van 1884<br />

en 1885 geschreven gedichten, verschenen in De Ne<strong>de</strong>rlandsche Spectator, De<br />

Amsterdammer en Ne<strong>de</strong>rland, zijn <strong>voor</strong> het meren<strong>de</strong>el gebun<strong>de</strong>ld in Orchi<strong>de</strong>eën.<br />

Bacchanten, odalisken, sirenen en eunuchen bevolken <strong>de</strong>ze parnassiens-poëzie, maar<br />

zij blijven operafiguren zon<strong>de</strong>r veel inhoud. 21 Waar <strong>de</strong> lief<strong>de</strong> bezongen wordt, gaat<br />

<strong>de</strong>ze vrijwel geheel buiten dichter en lezer om. Er zijn kleurige beschrijvingen bij<br />

van beken<strong>de</strong> schil<strong>de</strong>rijen. De woordmuziek leidt echter te veel af en <strong>de</strong> boezems<br />

lijken te vaak op duiven.<br />

Intussen had <strong>de</strong> familie <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rneming Tjicoppo verkocht. Vermoe<strong>de</strong>lijk<br />

wil<strong>de</strong> papa daarop een <strong>de</strong>el van zijn vermogen beleggen in waar<strong>de</strong>vast onroerend<br />

goed. In <strong>de</strong> Surinamestraat, die toen nog in aanleg was en waar men nog grond kon<br />

kopen, liet hij een prachtig huis zetten dat, genummerd 20, wij ons altijd zullen<br />

blijven herinneren als het huis waar Eline Vere geschreven is. Maar dat was pas drie<br />

jaar later. Van buiten toont <strong>de</strong> woning niet <strong>de</strong> royale afmetingen die zij van binnen<br />

blijkt te hebben. 22 Dit is het huis waar <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>' bei<strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs zou<strong>de</strong>n komen<br />

te overlij<strong>de</strong>n, zijn moe<strong>de</strong>r in 1893, zijn va<strong>de</strong>r eerst in het jaar 1902. De overgang van<br />

Nassauplein naar Surinamestraat lijkt symbolisch uitgebeeld te zijn door Eline Vere's<br />

vertrek uit het huis van Betsy en Henk, die immers ook aan het Nassauplein woon<strong>de</strong>n.<br />

In <strong>de</strong> Surinamestraat schreef <strong>Couperus</strong> aan vankelijk nog poëzie. Tot <strong>de</strong>cember 1886<br />

continueer<strong>de</strong> hij er bovendien zijn studie Ne<strong>de</strong>rlandse letteren.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


109<br />

Hoe dacht hij omstreeks die tijd zelf over zijn werk? Blijkens een in 1885 geschreven<br />

fragment Maar 't allerzoetst was hij niet zo ontevre<strong>de</strong>n: 23 ‘Mijn kunst is als een<br />

fijn-geslepen kelk / Van klaar krystal, waarin een purpren wijn / Als vol robijnen<br />

fonkelt...’ - Vrijwel tegelijkertijd schreef hij echter tevens: 24 ‘Denk u geen i<strong>de</strong>aal!<br />

leef laag en klein;/kruip, wil niet zweven; waan u niet gewiekt!’ - De vlin<strong>de</strong>rvleugels<br />

van Psyche waren nog te zwak. Kort hierna zou <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong> geruime tijd <strong>de</strong> pen<br />

neerleggen. De oorzaak moet in <strong>de</strong> kritische ontvangst van zijn bun<strong>de</strong>ls gezocht<br />

wor<strong>de</strong>n, al had hij in Den Haag wel <strong>de</strong>gelijk bewon<strong>de</strong>raars. Het begon tot hem door<br />

te dringen dat hij niet tot werkelijk belangrijke poëzie geroepen was. Wel schreef<br />

hij tien jaar later: ‘Ik zal naar alle waarschijnlijkheid nooit meer iets schrijven wat<br />

men poëzie moge noemen. Maar <strong>de</strong> poëzie, die ik geschreven heb, - hoe men dan<br />

ook nu over ze moge oor<strong>de</strong>elen - werd geschreven met een naïve lief<strong>de</strong>, die mijzelven<br />

nog aandoet.’ Want zijn werk verloochenen kon Narcissus natuurlijk niet! Daar<strong>voor</strong><br />

was het trouwens ook te belangrijk binnen <strong>de</strong> ontwikkeling die hij als kunstenaar<br />

doormaakte.<br />

Dat Jan ten Brink over <strong>Een</strong> lent van vaerzen enthousiast was, wekt geen verbazing.<br />

Hijzelf immers had zijn leerling gepousseerd, en dit met zo een kracht dat <strong>Couperus</strong><br />

reeds in juni 1885 benoemd werd tot lid van <strong>de</strong> <strong>de</strong>ftige, in die tijd nog hoog verhevene<br />

Maatschappij <strong>de</strong>r Ne<strong>de</strong>rlandsche Letterkun<strong>de</strong> te Lei<strong>de</strong>n. In De Amsterdammer 25<br />

plaatste Ten Brink een recensie, waarin hij op invloe<strong>de</strong>n van Heine, Hooft, Potgieter<br />

en Huygens wees, daarmee onbewust aangeven<strong>de</strong> wat <strong>Couperus</strong> zijn hele leven zou<br />

blijven: een eclecticus. <strong>Couperus</strong> volg<strong>de</strong>, schreef hij, ‘<strong>de</strong>n weg, gekozen door<br />

Théophile Gautier, door Leconte <strong>de</strong> Lisle, door José-Maria <strong>de</strong> Hérédia’. Invloed van<br />

schil<strong>de</strong>rijen herken<strong>de</strong> hij ook al. Het gedicht Kleopatra verbond Ten Brink met een<br />

groot doek van Makart. Bewon<strong>de</strong>ringkritische weliswaar - uitte ook <strong>de</strong> met <strong>Couperus</strong><br />

bevrien<strong>de</strong> F. Smit Kleine. 26 In De Gids sprak J.A. Sillem zijn waar<strong>de</strong>ring uit. 27<br />

Tenslotte <strong>de</strong>ed J.A. Alberdingk Thijm nog zijn duit in het zakje. 28 Het oor<strong>de</strong>el van<br />

Van Deyssels va<strong>de</strong>r was niet geheel negatief. Wel meen<strong>de</strong> hij: ‘Voor zijn vak is er,<br />

naar mijne beschei<strong>de</strong>n meening, <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Heer <strong>Couperus</strong> nog veel te leeren van Coppée<br />

en Hélène Swarth. Fiore <strong>de</strong>lla Neve was rijper (en - reiner) zoo-als hij optrad; maar<br />

misschien heeft <strong>de</strong> Heer <strong>Couperus</strong> grooten toekomst. Les comparaisons sont<br />

odieuses... Je me sauve.’<br />

<strong>Couperus</strong>' reacties op <strong>de</strong> wel bemoedigen<strong>de</strong> kritieken van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong><br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


110<br />

gar<strong>de</strong> waren <strong>voor</strong>lopig placi<strong>de</strong>. Toen in oktober 1883 <strong>de</strong> eerste zang van <strong>de</strong><br />

Laura-cyclus,Santa Chiara, in De Gids verscheen, besprak <strong>de</strong> jonge Albert Verwey<br />

<strong>de</strong>ze poëzie on<strong>de</strong>r het pseudoniem Homunculus in De Amsterdammer. 29 <strong>Couperus</strong><br />

wond zich nog steeds niet op. In het <strong>voor</strong>jaar van 1884 schreef hij aan Trudy dat<br />

<strong>de</strong>ze recensent niets van het gedicht had begrepen. Zelfverzekerd voeg<strong>de</strong> hij er aan<br />

toe: 30 ‘Al die onbeken<strong>de</strong> kaereltjes N.N.,X,Y,Z, Homunculus, al die pseudoniempjes<br />

laten mij koud, of ze mij prijzen 31 of berispen. Vindt mij nu hierom niet verwaand,<br />

want dat ben ik in<strong>de</strong>rdaad niet, ik ben <strong>de</strong> eerste om te erkennen, dat mijn gedichten<br />

verre van volmaakt zijn, en iets, dat ik twee maan<strong>de</strong>n gele<strong>de</strong>n schreef, kan mij thans<br />

ternauwernood meer bevallen (Santa Chiara b.v. vind ik thans zéér zwak op<br />

sommige plaatsen!) Maarik ompantser mij met zekere onverschilligheid... ik wil mij<br />

niet van mijn stuk laten brengen.’<br />

In juli 1886 vertel<strong>de</strong> hij haar: 30 ‘In het najaar <strong>de</strong>nk ik een herdruk te geven van<br />

mijn versprei<strong>de</strong> gedichten en proza on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n bonten naam van Orchy<strong>de</strong>eën.<br />

Chique titel vind' je niet, iets aristocratisch?’ (De y, volgens Valette, die <strong>de</strong> brief in<br />

1913 aanhaalt, gebruikt ‘omdat hij die letter sierlijker, misschien zelfs cierlijker vindt,<br />

dan <strong>de</strong> i’, heeft uitein<strong>de</strong>lijk toch moeten wijken.) <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong>zag zijn boeket van<br />

een opdracht: ‘Aan mijn Hoogvereer<strong>de</strong>n Meester Prof. Dr. J. ten Brink zij <strong>de</strong>ze bun<strong>de</strong>l<br />

als een bewijs van vriendschap en erkentelijkheid toegeëigend.’<br />

Orchi<strong>de</strong>eën, bij A.Rössing verschenen, werd niet unaniem bewon<strong>de</strong>rd. W.G. van<br />

Nouhuys vond <strong>de</strong> inhoud gekunsteld, hij miste <strong>voor</strong>al in Erinnering kwaliteiten. (In<br />

1895 schreef <strong>Couperus</strong> naar aanleiding van een herdruk bij Veen: 32 ‘Dat <strong>de</strong> heer Van<br />

Nouhuys Erinnering, mijn allereerst gedicht, niet mooi vindt: ik kan het mij uitstekend<br />

begrijpen. 33 Ik vind het heusch ook niet meer mooi. Maar voyons, het was het<br />

aller-allereerste, dat in het licht verscheen, en <strong>de</strong> eerste versjes van Göthe en Byron<br />

zelfs waren ook niet erg interessant.’) <strong>Een</strong> bespreking door J.N. van Hall in De Gids<br />

viel positiever uit. 34 Detailkritiek daargelaten, prees hij <strong>de</strong> bun<strong>de</strong>l en meen<strong>de</strong>: ‘Prof.<br />

ten Brink heeft eer van zijn leerling.’ In De Partefenille echter schreef H. Burger -<br />

die zich over <strong>Een</strong> lent van vaerzen eer<strong>de</strong>r ook al kritisch had uitgelaten - dat <strong>de</strong><br />

gekunsteldheid nu ten top was gevoerd. 35 - Wat een zekere Kloos te Amsterdam vond,<br />

zullen wij hieron<strong>de</strong>r zien. 36<br />

Directe reacties van <strong>Couperus</strong> op dit alles bezitten wij niet, zodat wij moeten<br />

afgaan op die van Hugo Aylva in het eerste boek van Metamorfoze. De werkelijke<br />

gang van zaken wordt daar nauwgezet gevolgd. 37 De<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


111<br />

verzen die Aylva schrijft voldoen hem niet geheel. <strong>Een</strong> prijzen<strong>de</strong> Vlugwaar van<br />

Vosmaer laat hem koud. Hij maakt naam maar geeft er weinig om. Het verschijnen<br />

van De Nieuwe Gids op 1 oktober 1885 roept gemeng<strong>de</strong> gevoelens bij hem op: ‘Aylva<br />

was het niet sympathiek, dat ranselen om zich heen op ou<strong>de</strong>re schrijvers, die volgens<br />

<strong>de</strong> conventioneele formule had<strong>de</strong>n geärbeid. En hij ver<strong>de</strong>dig<strong>de</strong> ze, met een groote<br />

zachtheid, in zijne gesprekken met Scheffer.’ - ‘De Julia-geschie<strong>de</strong>nis vond Scheffer<br />

heel goed, héél goed: Aylva dacht het een flauwe grap, goedkoop en niet eens nieuw<br />

[...]. Hij was in <strong>de</strong>ze dagen heel eenzaam, uit een neiging om alleen te zijn, te lezen,<br />

te droomen, te schrijven’.<br />

Netscher had <strong>voor</strong> het twee<strong>de</strong> nummer van De Nieuwe Gids meteen een schets<br />

afgestaan. Op dat ogenblik zal <strong>Couperus</strong> daar geen be<strong>de</strong>nkingen tegen geopperd<br />

hebben. Maar een stilaan groeien<strong>de</strong> verwij<strong>de</strong>ring tussen <strong>de</strong> twee vrien<strong>de</strong>n was toen<br />

toch al ophan<strong>de</strong>n. Hugo Aylva merkt dat Schetter eigenlijk nogal neerziet op zijn<br />

poëzie. Omgekeerd gaan hemzelf Petrarca en het humanisme langzamerhand toch<br />

wel meer boeien dan Zola en het naturalisme. Intussen verschijnen <strong>de</strong> recensies op<br />

<strong>de</strong> eerste bun<strong>de</strong>l: ‘Kleine aankondiginkjes in couranten, oppervlakkig, vlug<br />

geschreven, en zon<strong>de</strong>r overtuiging, hin<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n hem, of zij goed- of afkeur<strong>de</strong>n [...].<br />

En <strong>de</strong> enkele vollediger recensies vol<strong>de</strong><strong>de</strong>n hem ook niet, al prezen zij, <strong>de</strong> meeste.’<br />

Dan gebeurt er iets ingrijpends: ‘...na maan<strong>de</strong>n, in “De Nieuwe Gids” verscheen<br />

een lang artikel, zeer afbrekend.’ Wat had <strong>Couperus</strong> te lezen gekregen? Volgens<br />

Kloos was hij: 38 ‘Als artist: handig balanceer<strong>de</strong>r op het slappe koord eener ongevoel<strong>de</strong><br />

zoetvloeiendheid, jongleur met klankenreeksen van een weeke onbedui<strong>de</strong>ndheid,<br />

spreker en zinger met een krachtelooze radheid van tong - als mensch, zich bewegend<br />

in een fantasiewereld van affectarie en onwaarheid en flauwigheid, zich suikeren<br />

tempeltjes bouwend met goud papier beplakt, rococo-sentimentjes uitkirrend met<br />

een stemmetje van was, zich verkneuterend kortom in <strong>de</strong> bonte en zoetige banaliteit<br />

van een modisten-i<strong>de</strong>aal.’ En: ‘Wij vin<strong>de</strong>n alles wat hij na Santa Chiara heeft<br />

uitgegeven, <strong>de</strong> geheele “Lent van Vaerzen”, zoowel als al <strong>de</strong> “Orchi<strong>de</strong>eën” op die<br />

ééne na, absoluut literaire “trash”, goed alleen om door heeren kritiseeren<strong>de</strong> dilettanten<br />

te wor<strong>de</strong>n aangestaard als iets buitengewoons.’<br />

Het is moeilijk geloof te hechten aan wat <strong>Couperus</strong> over ‘Aylva's’ reacties hierop<br />

schrijft: 39 ‘Aylva werd er om alleen aan <strong>de</strong> oppervlakte van<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


112<br />

zijne ij<strong>de</strong>lheid lichtjes geschramd en dieper ging <strong>de</strong> won<strong>de</strong> niet. Want al het jonge<br />

doen in Amsterdam, hoe ook belofte-vol, brutaal, zon<strong>de</strong>r manieren, was hem niet<br />

sympathiek om hun geschreeuw, gescheld, hun jongensgezwaai met groote gebaren,<br />

hun uitgebazuin van eigen talent, hun clubgeest van elkaâr-bewon<strong>de</strong>ring, en<br />

zelf-aanbidding in naïveteit.’ - In werkelijkheid moet <strong>Couperus</strong> zich wel gerealiseerd<br />

hebben dat hij niet au sérieux genomen werd door zijn eigen generatiegenoten. Ook<br />

Netscher liet hem trouwens in <strong>de</strong> steek en uitte nu regelrechte kritiek op zijn werk.<br />

Juist op het hoogtepunt daarvan, toen zijn talent juist was ontloken, werd <strong>Couperus</strong><br />

geheel teruggeworpen op zichzelf. Zijn enige troost, <strong>de</strong> kunst, leek hem te ontvallen.<br />

Hij, die niets kon, bleek nu dus ook geen kunstenaar te zijn, zoals hij had gedacht!<br />

Geen won<strong>de</strong>r dat wij over Aylva lezen: 40 ‘En zoo was er [...] veel bitterheid, veel<br />

troosteloosheid in zijn ziel, om kunst. Hij kwam er toe niet veel te werken meer, uit<br />

twijfel. Voor zijn oogen, reusachtig, wemel<strong>de</strong> één vraagteeken. En het was niet om<br />

zijn kunst alleen, het was ook om zijn vriendschap.’ - Misschien heeft hij enig<br />

zelfvertrouwen geput uit zijn studie. Op 6 <strong>de</strong>cember 1886 is <strong>Couperus</strong> geslaagd <strong>voor</strong><br />

het examen akte M.O. Ne<strong>de</strong>rlands.<br />

Toch raakte hij in een zekere crisissituatie. Wat moest hij nu ver<strong>de</strong>r beginnen?<br />

Netscher heeft er later over geschreven: ‘geestelijk maakte hij een zeer moeilijken<br />

tijd door’. In Onze Huisvriend publiceer<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> tegen beter weten in nog Ginevra<br />

en Semiramis - in Metamorfoze ‘Parson-<strong>de</strong>s’ genoemd 41 - , maar tenslotte moest hij<br />

zichzelf <strong>de</strong>finitief <strong>de</strong> wel heel bittere waarheid bekennen: 42 ‘Hij had zich vergist, en<br />

<strong>de</strong> menschen met hem: het publiek en <strong>de</strong> kritiek...’ Als jonge dichter had hij geen<br />

toekomst meer. Bovendien kwam er dan dit nog bij: welke intieme relatie kon er ooit<br />

<strong>voor</strong> hem weggelegd zijn, nu hij zich langzamerhand steeds meer bewust begon te<br />

wor<strong>de</strong>n wat het beteken<strong>de</strong> een zo sterk androgyne aanleg te hebben, waar geen<br />

ontkomen aan was? - In Metamorfoze overweegt Hugo Aylva alsnog een Indische<br />

carrière (!). Maar zijn moe<strong>de</strong>r is er tegen. En <strong>voor</strong>lopig gebeurt er niets.<br />

Zo was ook <strong>de</strong> werkelijkheid. <strong>Couperus</strong> had, na zijn examen, geen doel meer. De<br />

kritieken op zijn werk drongen natuurlijk ook tot <strong>de</strong> familiekring door. Merkwaardig<br />

is in dit verband een herinnering van John Ricus junior. Na jaren kon <strong>de</strong>ze zich nog<br />

een gesprek met zijn dichten<strong>de</strong> broer herinneren, volgens hem omstreeks 1885<br />

gevoerd, in werkelijkheid vermoe<strong>de</strong>lijk iets later te dateren (John Ricus verbleef van<br />

april 1885 tot in<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


113<br />

1887 met verlof uit Indië in Den Haag): 43 ‘...het ging over <strong>de</strong> vraag of men, als auteur<br />

zich had te verdiepen in het eigenlijke wezen van <strong>de</strong> zaak, dan wel zich mocht bepalen<br />

tot <strong>de</strong>n vorm of klank. <strong>Louis</strong> beweer<strong>de</strong> toen, hij kan toen ± een-en-twintig of<br />

twee-en-twintig jaar oud zijn geweest: “Wat ik zou kunnen <strong>de</strong>nken heeft een an<strong>de</strong>r,<br />

vóór mij, al lang bedacht, een nieuwe gedachte kan ik niet weergeven; ik kan alleen<br />

<strong>de</strong>n vorm veran<strong>de</strong>ren, misschien verbeteren of verfraaien, waarin ik het ou<strong>de</strong><br />

weergeef.”’<br />

Dui<strong>de</strong>lijk tonen <strong>de</strong>ze woor<strong>de</strong>n aan, hoe weinig <strong>Couperus</strong> in dit stadium van zijn<br />

ontwikkeling zelf <strong>de</strong> oorspronkelijkheid van zijn kunstenaarschap besefte. Daarin<br />

zou echter spoedig veran<strong>de</strong>ring komen.<br />

In Metamorfoze krijgt het artistiek failliet van Hugo Aylva zijn neerslag in een<br />

gedicht: 44 ‘Het was hem innig troosteloos, dit peinzen, en toen hij het in woord<br />

gebracht had, toen was het een gedicht, dat altijd blijven zoû on<strong>de</strong>r zijn schoonste...’.<br />

- Correspon<strong>de</strong>ert hiermee in<strong>de</strong>rdaad een gedicht van <strong>Couperus</strong> zelf? Toepasselijk<br />

zou zijn een Fragment dat aldus begint: 45 ‘De ware levenswijsheid... Zoek naar geen<br />

/ Geluk, dat schittert als een flonkerster, / Hoog in azuren ethersfeer, maar wees /<br />

Tevre<strong>de</strong>n met <strong>de</strong>n lieflijk-aardschen glans / Van vrien<strong>de</strong>nblikken, met <strong>de</strong>n stralenlach,<br />

/ Die hel<strong>de</strong>r gloort om zoet-bespraakten mond, / Want sympathie schenkt nog een<br />

schijn van troost!’ (Dit fragment heeft <strong>Couperus</strong> overigens al in 1886 gepubliceerd.)<br />

Het behalen van zijn al even vermel<strong>de</strong> examen, op 6 <strong>de</strong>cember 1886, moet<br />

<strong>Couperus</strong> an<strong>de</strong>rzijds toch ook voldoening gegeven hebben. Het wapenfeit kon hem<br />

moreel steunen, te meer daar hij als nummer zeven slaag<strong>de</strong>. Hij trof het dan ook wel<br />

met een van zijn examinatoren. Naast dr. Georg Penon was dit... niemand an<strong>de</strong>rs dan<br />

Jan ten Brink zelf. 46 Deze heeft al zijn para<strong>de</strong>paardjes laten opdraven en <strong>Couperus</strong>,<br />

die het klappen van <strong>de</strong> zweep uitstekend verstond, gaf blijk van verbluffen<strong>de</strong> staaltjes<br />

dressuur. Het examen was openbaar. Met open mond luister<strong>de</strong>n een paar familiele<strong>de</strong>n<br />

mee naar <strong>de</strong> antwoor<strong>de</strong>n van hun knappe neef. Dit waren Minta Baud, ongetrouw<strong>de</strong><br />

dochter van tante Wilhelmina, en <strong>Couperus</strong>' nichtje Elisabeth Baud van wie<br />

Wilhelmina <strong>de</strong> grootmoe<strong>de</strong>r was. Deze twee, die zich later als rivalen zou<strong>de</strong>n<br />

ontpoppen, verschil<strong>de</strong>n van elkaar niet veel in leeftijd. Als <strong>de</strong>r<strong>de</strong> had<strong>de</strong>n <strong>de</strong> dames<br />

een goe<strong>de</strong> vriendin meegebracht. 47<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


114<br />

Na het afleggen van zijn examen kon <strong>Couperus</strong> meteen een betrekking als leraar<br />

krijgen, maar hij wenste die niet. Daar zijn va<strong>de</strong>r niet aandrong, bleef hij zich liever<br />

met literatuur bezighou<strong>de</strong>n. De in april 1887 door Kloos op hem afgevuur<strong>de</strong><br />

kanonskogels hebben hem wel diep gewond, maar <strong>de</strong> kunstenaar in hem werd er<br />

toch niet do<strong>de</strong>lijk door getroffen. Zijn hele leven lang heeft <strong>Couperus</strong> steeds weer<br />

blijk gegeven, bij tegenslag of diep verdriet, van een groot incasseringsvermogen.<br />

Het optimistische element in hem droeg hem altijd, en zelfs betrekkelijk snel, over<br />

teleurstellingen en crises heen. Toch is 1887 een moeilijk en daardoor onvruchtbaar<br />

jaar geweest. Vóór <strong>de</strong>cember heeft hij vermoe<strong>de</strong>lijk niets meer geschreven, tenzij<br />

misschien een enkel fragment. De roman waar hij daarna aan begonnen is kan zeer<br />

zeker uitgegaan zijn van een eer<strong>de</strong>r geschreven prozafragment, zoals dit bij Hugo<br />

Aylva het geval was. Hoe dit ook zij, langzamerhand rijpte bij <strong>Couperus</strong> het plan <strong>de</strong><br />

poëzie er aan te geven en nu eens iets heel an<strong>de</strong>rs te gaan doen. In <strong>de</strong> laatste<br />

<strong>de</strong>cemberdagen van 1887 zette hij zich tot het schrijven van zijn eerste en tot op<br />

he<strong>de</strong>n beroemdst gebleven roman, Eline Vere. 48 ‘Het ontstaan daarvan heb ik<br />

meegemaakt,’ vertel<strong>de</strong> Catharina kort na zijn dood. 49 ‘Maar veel er van thuis vertellen<br />

<strong>de</strong>ed hij niet. We wisten met verbazing en ontzag: “<strong>Louis</strong> schrijft een roman.”’<br />

Eind mei 1888, toen hij zijn boek al bijna af had, schreef hij aan zijn zuster Trudy<br />

in Indië dat zijn werk hem zeer vervuld had en dat hij zich met lief<strong>de</strong> aan zijn roman<br />

had gewijd: 50 met ‘meer lief<strong>de</strong> dan ik ooit vaerzen schreef. Ik ga langzamerhand <strong>de</strong><br />

poëzie uit en het proza in... [dit] lokt mij tegenwoordig meer toe.’ Zeven jaar later<br />

kreeg Frans Netscher overigens een heel an<strong>de</strong>r verhaal te horen. Eline Vere zou<br />

namelijk in een onartistieke bui geschreven zijn, 51 ‘in een wanhoop over mijn poëzie,<br />

die ik voel<strong>de</strong> sombreeren en toch zoo liefhad, in een bui van het kan-me-niet-bommen,<br />

om eens een langen roman te schrijven - lang á la Tolstoi - <strong>voor</strong> het groote publiek,<br />

en dien <strong>de</strong> jonge meisjes, waarmeê ik flirtte, aardig zou<strong>de</strong>n vin<strong>de</strong>n! Dat is <strong>de</strong><br />

geschie<strong>de</strong>nis van Eline Vere.’ Tolstoj bewon<strong>de</strong>r<strong>de</strong> hij. Diens Oorlog en vre<strong>de</strong> had<br />

<strong>Couperus</strong> kort tevoren gelezen, evenals Anna Karenina. 52 Aan <strong>de</strong>ze laatste roman<br />

heeft hij wat <strong>de</strong> vorm betreft <strong>de</strong> in<strong>de</strong>ling in korte hoofdstukjes ontleend die <strong>de</strong> opbouw<br />

van Eline Vere kenmerkt.<br />

Het tijdstip waarop hij aan het boek begon, is bij na<strong>de</strong>re beschouwing nogal een<br />

merkwaardig moment geweest. In <strong>de</strong> laatste <strong>de</strong>cemberdagen<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


115<br />

van 1887 was er in Amsterdam namelijk iets bijzon<strong>de</strong>rs aan <strong>de</strong> hand. Op 16 <strong>de</strong>cember,<br />

om precies te zijn, had Van Deyssels roman<strong>de</strong>buut <strong>Een</strong> lief<strong>de</strong> het licht gezien. ‘De<br />

verschijning van <strong>de</strong> eerste overwegend naturalistische roman binnen ons taalgebied<br />

was daarmee een, van meet af aan fel opzienbarend en daardoor velen bezighou<strong>de</strong>nd,<br />

feit gewor<strong>de</strong>n,’ stelt Prick vast. 53 Reeds op 1 januari 1888 recenseer<strong>de</strong> J.H. Rössing<br />

het boek in De lantarn. 54 Ook <strong>Couperus</strong> kan het dus meteen na verschijnen gelezen<br />

hebben. Misschien samen met Netscher, die het boek eveneens gerecenseerd heeft? 55<br />

- Het ligt dan eigenlijk <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand te vermoe<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> lectuur ervan <strong>Couperus</strong><br />

geactiveerd heeft zelf een <strong>de</strong>rgelijke, enigszins naturalistische roman te gaan schrijven.<br />

<strong>Een</strong> paar argumenten lijken <strong>de</strong>ze veron<strong>de</strong>rstelling wel te versterken. In <strong>de</strong> eerste<br />

plaats heeft <strong>Couperus</strong> in Metamorfoze <strong>de</strong> spiegelroman van Eline Vere <strong>de</strong> titel ‘Het<br />

Boek van Mathil<strong>de</strong>’ gegeven, dit terwijl Van Deyssel <strong>Een</strong> lief<strong>de</strong> aanvankelijk ook,<br />

naar zijn hoofdfiguur, Mathil<strong>de</strong> heeft willen noemen. In <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> plaats staat het<br />

hierboven geciteer<strong>de</strong> fragment uit een brief aan Netscher in een context waarin<br />

<strong>Couperus</strong> geweldig te keer gaat tegen nu juist Van Deyssel. 56<br />

In Metamorfoze ontstaat ‘Het boek van Mathil<strong>de</strong>’ op een an<strong>de</strong>re manier. Er is daar<br />

sprake van een plotselinge ingeving: 57 ‘Het is zoo in eens bij me opgekomen, aan het<br />

diner, van middag.’ Tevens zou een mooi meisje aan dat diner uitgangspunt zijn<br />

geweest: Mathil<strong>de</strong>. Zij herinnert Hugo Aylva aan een prozafragment dat hij in<br />

portefeuille heeft (!): 58 ‘Mathil<strong>de</strong> wordt mijn hoofdfiguur, mijn heldin, en ik zet haar<br />

als een heel afsteken<strong>de</strong> silhouet tegen een omgeving van gewone menschen: een<br />

lichten vroolijken achtergrond.’ - Het een hoeft het an<strong>de</strong>r echter niet uit te sluiten.<br />

De freule Eline zou dan beschouwd moeten wor<strong>de</strong>n als een Haagse tweelingzuster<br />

van <strong>de</strong> Amsterdamse Mathil<strong>de</strong>. Wil<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> laten zien dat hij zoiets ook wel<br />

kon, en beter? In ie<strong>de</strong>r geval: eleganter en min<strong>de</strong>r burgerlijk? Was het een soort van<br />

wraakneming op <strong>de</strong> Amsterdamse Tachtigers? Er klinkt iets van boosaardige<br />

voldoening in zijn woor<strong>de</strong>n als hij in 1895 tegen Netscher ook nog zegt: 59 ‘..dat ik<br />

na <strong>de</strong> ophemeling van Eline niet eerbiedig tot De Nieuwe Gids kwam, dat kon<strong>de</strong>n<br />

ze niet verduren, <strong>de</strong> heeren, en daar zijn ze altijd zoo transparant boos om geweest;<br />

het was bepaald vermakelijk!’<br />

Hoe dit ook zij, in elk geval was <strong>Couperus</strong> zeer opzettelijk uit op succes. ‘Ik ben<br />

geen artist. Ik wil een lollig boek schrijven,’ zegt Aylva. 60 ‘Voor het publiek, <strong>voor</strong><br />

het groote publiek. Veel menschen er in, veel scènes, die<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


116<br />

elkaâr slag op slag volgen, als in het gewone leven. En heel gewoon, heel gewoon.<br />

Niet naturalistisch, en niet symboliek, en zelfs niet “artistiek” en niet mo<strong>de</strong>rn, maar<br />

eenvoudig: lollig. Om mij te amuzeeren en mijn lezers te amuzeeren.’<br />

Dat <strong>de</strong> ontmoeting met een bekoorlijk meisje <strong>de</strong> allereerste kiem van Eline Vere<br />

geweest zou zijn, is zeer wel mogelijk. Hoewel er in Den Haag heel wat jonge freules<br />

<strong>voor</strong> zijn aangezien, is er één beken<strong>de</strong> in zijn naaste omgeving geweest die sterke<br />

aanspraken kon maken. <strong>Couperus</strong> was bevriend met <strong>de</strong> familie La Chapelle. De<br />

muziek bij zijn kin<strong>de</strong>roperettetekst De schoone slaapster in het bosch is door Virginie<br />

la Chapelle gecomponeerd. Catharina moge opgemerkt hebben 61 ‘men heeft beweerd,<br />

dat Eline Vere een bepaald meisje <strong>voor</strong>stel<strong>de</strong>. Ik geloof er niets van, ik zou niet weten<br />

wie,’ een traditie in <strong>de</strong> familie La Chapelle wil dat Virginie, of an<strong>de</strong>rs haar jong<br />

gestorven tante - die ook Virginie heette en twintig jaar oud aan tuberculose overleed<br />

- <strong>Couperus</strong>' muze zou zijn geweest. Op 11 april 1969 schreef mevrouw Van Berckel<br />

aan Het Va<strong>de</strong>rland: ‘Mijn moe<strong>de</strong>r (Hortense van Berckel-van Ghert) is vorig jaar<br />

[1968] op 93-jarige leeftijd overle<strong>de</strong>n [geb.1875]. Zij had een oudste zuster die 13<br />

jaar ou<strong>de</strong>r was (Emma van Riet-van Ghert) [geb. 1862], die haar min of meer<br />

opvoed<strong>de</strong> toen ze op 12-jarige leeftijd [1887] haar moe<strong>de</strong>r verloor. Deze tante Emma<br />

had mijn moe<strong>de</strong>r verteld, dat <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> tot het verhaal van Eline Vere<br />

geïnspireerd werd door een jong meisje uit zijn kennissenkring, een vol nichtje van<br />

mijn tante en mijn moe<strong>de</strong>r, namelijk Virginie la Chapelle, een dochter van het echtpaar<br />

La Chapelle-van Ghert. [...] Virginie (Eline Vere), hun dochter, stierf als jong meisje<br />

aan tbc.’ 62<br />

Henri van Booven kan hier iets van geweten hebben. Natuurlijk is Eline geen<br />

zuiver potret van Virginie geweest. Van Booven zegt echter letterlijk: 63 ‘Sommige<br />

zijner kennissen droegen tot <strong>de</strong> typen van het boek en tot die van <strong>de</strong> hoofdfiguur bij.<br />

In min of meer gewijzig<strong>de</strong>n vorm kon ie<strong>de</strong>r wel iets van zich of haar zelf in die<br />

figuren van het boek terugvin<strong>de</strong>n, doch uit één enkele leven<strong>de</strong> figuur ontstond Eline<br />

niet.’ Wat heeft <strong>Couperus</strong> er zelf over gezegd? In een brief aan Trudy, waarin hij om<br />

onnaspeurlijke re<strong>de</strong>nen op Engels overging, schreef hij: 64 ‘oh, it is very <strong>de</strong>light - to<br />

create psychologically human beings, and I long to hear your opinion about the<br />

dramatis personae of Eline. Here in the Hague, they say they are all portraits, but I<br />

can assure you, they are pure fiction, but of course: getoetst aan <strong>de</strong> werkelijkheid.<br />

Do you think Eline “een goed<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


117<br />

uitgewerkt, natuurecht mensch?” (As you <strong>de</strong>scribe it in your letter). Please, answer<br />

me sincerely at these questions, and I will be very happy if you tell me just as you<br />

teel.’<br />

Veel meer kan er niet over gezegd wor<strong>de</strong>n. Dat Elines grillige, oververfijn<strong>de</strong><br />

karakter tevens veel trekken van <strong>Couperus</strong> zelf vertoon<strong>de</strong>, is <strong>Couperus</strong> zich even<br />

bewust geweest als Flaubert, toen <strong>de</strong>ze verklaar<strong>de</strong> ‘Madame Bovary, c'est moi’. In<br />

Metamorfoze merkt Aylva over zijn Mathil<strong>de</strong> op dat hij zich geheel mee zijn<br />

hoofdpersoon vereenzelvig<strong>de</strong>. 65 Dit ging zo ver, ‘dat hij haar niet alleen meer liefhad<br />

als een va<strong>de</strong>r, maar dat hij haar als zelve werd, dat hij zich als haar voel<strong>de</strong>, háre ziel<br />

<strong>de</strong>el van hem zelven en hemzelve geheel, in het weêrspel <strong>de</strong>r metamorfoze [...].<br />

Mathil<strong>de</strong>'s melancholie was zijn spleen, en Mathil<strong>de</strong>'s lief<strong>de</strong>verlangen was zijn heim<br />

wee naar sympathie, en alles wat zachtst, tee<strong>de</strong>rst en fijnst was in zijn eigen ziel werd<br />

<strong>de</strong> ziel van Mathil<strong>de</strong>, zoodat zij samen <strong>de</strong> zelf<strong>de</strong>n waren over en weêr...’<br />

Het is een bekentenis van formaat. Want welke an<strong>de</strong>re man zou in die tijd graag<br />

toegegeven hebben dat hij zich even vrouwelijk kon voelen als <strong>de</strong> misschien wel<br />

allervrouwelijkste, meest capricieuze vrouw uit <strong>de</strong> gehele contemporaine<br />

romanliteratuur? Er was grote zelfkennis <strong>voor</strong> nodig, naast volstrekte eerlijkheid en<br />

ze<strong>de</strong>lijke moed. Het is een belangrijke constatering dat <strong>Couperus</strong> niet alleen niet<br />

streed tegen <strong>de</strong> feminiene trekken in zijn wezen, maar dat hij <strong>de</strong>ze bepaald cultiveer<strong>de</strong>.<br />

Hij begreep dat een tweeslachtige aanleg <strong>voor</strong> een romancier een kostbare bron<br />

vertegenwoordig<strong>de</strong>: zich te kunnen i<strong>de</strong>ntificeren met mannen én vrouwen schonk<br />

hem het vermogen tot <strong>de</strong> meest gevarieer<strong>de</strong> psychische verkenningen.<br />

Waar<strong>de</strong>ring <strong>voor</strong> zijn roman vond hij in eerste instantie <strong>voor</strong>al bij zijn nichtjes.<br />

Elisabeth woon<strong>de</strong> nog altijd in <strong>de</strong> Sophialaan bij zijn oom en tante - haar grootou<strong>de</strong>rs<br />

- en Minta woon<strong>de</strong> daar ook. Deze, <strong>de</strong> jongste dochter, was een nakomertje van het<br />

echtpaar Baud-<strong>Couperus</strong>. Van Elisabeth was zij eigenlijk een tante, maar <strong>de</strong> twee<br />

verschil<strong>de</strong>n slechts vijf jaren in leeftijd. In 1888 was Elisabeth eenentwintig jaar oud,<br />

Minta zesentwintig. Voor een Haags meisje van goe<strong>de</strong> familie in die tijd een<br />

hachelijke en bijna hopeloze leeftijd: Minta dreig<strong>de</strong> te blijven zitten.<br />

Minta en Elisabeth gingen als zusters met elkaar om. Samen met hun vriendin<br />

Justina <strong>de</strong> Wetsteyn Pfiester namen zij literatuurlessen bij hun neef <strong>Louis</strong>, <strong>de</strong><br />

gekwalificeer<strong>de</strong> jonge neerlandicus zon<strong>de</strong>r beroep. 66 Maar in <strong>de</strong> loop van het <strong>voor</strong>jaar<br />

van 1888 veran<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n die lessen van karakter.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


118<br />

Het liefst ging het kleine gezelschap in <strong>de</strong> grote tuin achter het huis on<strong>de</strong>r <strong>de</strong><br />

kastanjeboom zitten, waar <strong>Couperus</strong> nu elke dag omstreeks vier uur <strong>voor</strong>las uit <strong>de</strong><br />

roman waar hij aan bezig was en die al flink opschoot. Hem bekritiseren <strong>de</strong><strong>de</strong>n <strong>de</strong><br />

dames ook, daar zij het ietwat geëxalteer<strong>de</strong> gedrag van Eline nogal onnatuurlijk en<br />

een beetje raar von<strong>de</strong>n: zo <strong>de</strong>ed een vrouw niet. Precies zo vergaat het Aylva in<br />

Metamorfoze: 67 ‘...zij had<strong>de</strong>n wel me<strong>de</strong>lij<strong>de</strong>n met Mathil<strong>de</strong>, maar von<strong>de</strong>n haar mal,<br />

een “mal-spook”. [...] Dan kwam <strong>de</strong> kritiek, dan kwamen <strong>de</strong> discussies over en weêr.<br />

De meisjes wil<strong>de</strong>n maar <strong>de</strong> bij-scènes nog meer uitgewerkt, verliefd als zij waren op<br />

die gewone lieve menschen, en zij smeekten Aylva er om’. - Behalve <strong>de</strong> meisjes<br />

heeft Aylva on<strong>de</strong>r zijn gehoor ook nog zijn moe<strong>de</strong>r en <strong>de</strong> moe<strong>de</strong>r van Emilie. Vijf<br />

vrouwen in totaal! De narcis bleef wel eenzaam tussen <strong>de</strong> leliën.<br />

Maar soms meng<strong>de</strong> zich op <strong>de</strong> Sophialaan nu ook een vriend on<strong>de</strong>r het gezelschap.<br />

Na Netscher was namelijk Gerrit Jäger ten tonele verschenen, <strong>de</strong> man aan wie Eline<br />

Vere later is opgedragen. 68 In Metamorfoze correspon<strong>de</strong>ert met hem <strong>de</strong> tamelijk<br />

sombere figuur van Dolf <strong>de</strong>n Bergh, met wie <strong>de</strong> schrijver zijn roman bespreekt. Hoe<br />

en waar Jäger en <strong>Couperus</strong> elkaar ontmoet hebben is niet bekend. 69 Jäger was als<br />

redacteur aan Het Va<strong>de</strong>rland verbon<strong>de</strong>n. <strong>Couperus</strong> noem<strong>de</strong> hem wel ‘Gerrit van <strong>de</strong><br />

pers’. Samen gingen zij soms naar <strong>de</strong> Kurhausconcerten in Scheveningen, en 's<br />

winters bezochten zij ook wel <strong>de</strong> schouwburg. Dikwijls kwam Jäger in <strong>de</strong><br />

Surinamestraat bij <strong>Couperus</strong> op bezoek. Werd er dan wel eens een politieke kwestie<br />

te ber<strong>de</strong> gebracht waar <strong>Couperus</strong> niet van op <strong>de</strong> hoogte was, dan kon <strong>de</strong>ze, volgens<br />

Catharina, koddig uitroepen: 70 ‘Maar wat is dàt nu Gerrit, dáár heb je me niets van<br />

verteld; hoe kan ik 't dan weten? Wat een figuur laatje me daar slaan?’ - Jäger was<br />

overigens niet alleen journalist maar tevens toneelschrijver. Hij heeft een toneelstuk<br />

Familieleven op zijn naam staan, dat in Metamorfoze wordt omgedoopt tot Intieme<br />

kennissen. 71 Veel succes was hem helaas niet beschoren.<br />

Enkele jaren lang, tot Jägers vroege dood door suici<strong>de</strong> in 1894 toe, heeft <strong>Couperus</strong>,<br />

die vier jaar jonger was, vriendschappelijke betrekkingen met hem on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>n. De<br />

relatie met Netscher lijkt in die tijd wat bekoeld te zijn. Diens ‘heulen’ met De Nieuwe<br />

Gids was <strong>Couperus</strong> ongetwijfeld niet sympathiek. Hun verwij<strong>de</strong>ring heeft hem zeker<br />

niet gespeten.<br />

Jäger is nooit getrouwd. Het is jammer dat wij maar zo weinig over hem weten.<br />

Wat is <strong>de</strong> re<strong>de</strong>n geweest dat hij zich verdronken heeft? Meta-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


119<br />

morfoze geeft er geen uitsluitsel over. Afwijken<strong>de</strong> seksuele geaardheid hoeft er niet<br />

aan ten grondslag gelegen te hebben. In <strong>de</strong> roman wordt Dolf <strong>de</strong>n Bergh, het op Jäger<br />

geïnspireer<strong>de</strong> personage, verliefd op Emilie. Zij moet echter niets van hem hebben.<br />

Natuurlijk kan het zijn dat Jäger in<strong>de</strong>rdaad lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> Elisabeth Baud heeft opgevat,<br />

maar ook hierover is ver<strong>de</strong>r niets bekend. Het spreekt vanzelf dat niet ie<strong>de</strong>reen in<br />

het fin-<strong>de</strong>-siècle die zelfmoord pleeg<strong>de</strong> dit <strong>de</strong>ed omdat hij met zijn seksuele geaardheid<br />

geen raad wist, hoewel het veel is <strong>voor</strong>gekomen.<br />

Wat zegt Hugo Aylva over zijn eigen gevoelens ten opzichte van Emilie /<br />

Elisabeth? Onthullen<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n. Hij verklaart namelijk dui<strong>de</strong>lijk dat híj in elk geval<br />

níét van haar houdt. Niet meer dan men op een dierbaar lid van zijn familie gesteld<br />

kan zijn: 72 ‘We voelen groote vriendschap <strong>voor</strong> elkaâr. We kennen elkaâr van onze<br />

kin<strong>de</strong>rjaren af, maar zóó hou<strong>de</strong>n we niet van elkaâr.’ - Dat is <strong>de</strong> waarheid en niets<br />

dan <strong>de</strong> waarheid. Hij legt er nadruk op. Minta Baud zal het wel beter begrepen hebben<br />

dan wie ook, en zij zou dit zeker beamen: <strong>Louis</strong> en Elisabeth waren bijna als broer<br />

en zuster.<br />

Behalve bij zijn oom en tante in <strong>de</strong> Sophialaan kwam <strong>Couperus</strong> dikwijls bij<br />

Catharina Vlielan<strong>de</strong>r Hein-<strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong> Molenstraat. In het grote huis nummer<br />

26 woon<strong>de</strong> zij met haar man Benjamin en haar nu al negen kin<strong>de</strong>ren en bestier<strong>de</strong> er<br />

met vaste hand haar alles opeisen<strong>de</strong> huishouding. Voor haar oudste dochter Marie -<br />

in 1888 nog pas zeventien jaar - koester<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> veel vriendschap. Zij kon mooi<br />

tekenen en schil<strong>de</strong>ren, een talent dat hij wist te waar<strong>de</strong>ren. De le<strong>de</strong>n van het grote<br />

gezin hebben zon<strong>de</strong>r het te weten hun steentje bijgedragen aan Eline Vere. In scènes<br />

die op <strong>de</strong> Horze spelen hebben zij zich later herkend. In <strong>de</strong> zomermaan<strong>de</strong>n ging <strong>de</strong><br />

familie graag naar Nunspeet. Catharina heeft verklaard: 73 ‘In Eline Vere komt zoo'n<br />

aardig troepje kin<strong>de</strong>ren <strong>voor</strong>, dat naar huis njdt na een buitenpartij [...] dat was mijn<br />

troepje.’ Ongetwijfeld zitten er in <strong>de</strong> roman veel meer autobiografische elementen.<br />

Bij gebrek aan brieven kunnen wij die echter niet i<strong>de</strong>ntificeren.<br />

Klein heeft er op gewezen dat Le Tribut <strong>de</strong> Zamora en an<strong>de</strong>re opera's die in <strong>de</strong><br />

roman genoemd wor<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> jaren tachtig van <strong>de</strong> negentien<strong>de</strong> eeuw in<strong>de</strong>rdaad in<br />

Den Haag opgevoerd zijn. <strong>Couperus</strong> heeft maar weing echt hoeven te verzinnen. <strong>Een</strong><br />

analyse van het tijdsverloop in Eline Vere toont aan dat <strong>de</strong> han<strong>de</strong>ling van het begin<br />

tot het eind in totaal ruim vier en een half jaar bestrijkt. 74 Terugrekenend van het<br />

tijdstip van voltooiing,<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


120<br />

begin juni 1888, zou <strong>de</strong> eerste scène zich tegen het eind van 1883 kunnen afspelen.<br />

In<strong>de</strong>rdaad is Le Tribut in dat jaar bij herhaling te Den Haag opgevoerd. De roman<br />

kan dus met enige goe<strong>de</strong> wil opgevat wor<strong>de</strong>n als een, natuurlijk sterk geromantiseer<strong>de</strong>,<br />

parafrase van <strong>Couperus</strong>' eigen Haagse leven uit die jaren. Heeft hij als basis een<br />

dagboek gebruikt, dat met meer bestaat? Dit is heel goed mogelijk. Wij horen namelijk<br />

over Hugo Aylva dat ook hij een dagboek bijhield, 75 uit een gevoel van or<strong>de</strong> ‘om<br />

netjes toch te boeken wat hem betrof, en het vóor zich te zien, als het een tijd gele<strong>de</strong>n<br />

was. Die or<strong>de</strong> was hem een vreem<strong>de</strong> behoefte, zoowel in zijn kamer, als in zijn<br />

<strong>de</strong>nken, als in zijn leven: <strong>de</strong> kleine en groote dingen ervan.’<br />

Elines vlucht van het Nassauplein zou kunnen samenhangen - <strong>voor</strong>zichtig gezegd<br />

- met <strong>de</strong> verhuizing van <strong>de</strong> familie <strong>Couperus</strong> naar <strong>de</strong> nieuwe woning Surinamestraat<br />

20. In 1885, dat kwam er nog bij, is Ten Brink naar Lei<strong>de</strong>n vertrokken. 76 Er veran<strong>de</strong>r<strong>de</strong><br />

toen dus heel wat <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong>. De roman gaat echter toch eigen wegen, een<br />

nauwgezette historische kroniek is het boek uiteraard allerminst. <strong>Couperus</strong><br />

veroorloof<strong>de</strong> zich terecht vele vrijhe<strong>de</strong>n. Eline Vere begint bij <strong>voor</strong>beeld in november.<br />

Maar Le Tribut is nooit in die maand opgevoerd. 77 Met Sint-Nicolaas krijgt Eline een<br />

met rozen en elfen beschil<strong>de</strong>r<strong>de</strong> wit satijnen waaier van E. Bucchi ca<strong>de</strong>au, van Otto,<br />

zo blijkt later. Zulk een waaier lijkt <strong>Couperus</strong> pas in 1884 of 1886 zelf gezien te<br />

kunnen hebben, toen Bucchi exposeer<strong>de</strong> in <strong>de</strong> Aca<strong>de</strong>mie van Beel<strong>de</strong>n<strong>de</strong> Kunsten<br />

aan <strong>de</strong> Princessegracht. 78 Dat stemt dus niet met Sint-Nicolaas 1883 overeen. Het<br />

eerste Kurhaus <strong>voor</strong>ts, van vóór <strong>de</strong> brand, is pas in 1885 geopend. Ook dat is dus te<br />

laat. 79 Wij moeten het zeker eens zijn met M. Klein en H. Ruijs, dat <strong>de</strong> tijd in <strong>de</strong><br />

roman niet volmaakt synchroon met <strong>de</strong> werkelijke tijd verloopt: 80 ‘<strong>de</strong> meeste gegevens<br />

wijzen er op, dat <strong>de</strong> roman “zo ongeveer” begint in 1882 of 1883 en “zo ongeveer”<br />

eindigt mid<strong>de</strong>n zomer 1887 of 1888’. Toen <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> roman begon te schrijven,<br />

heeft hij echter zeker toch wel juist aan 1883 als beginpunt gedacht: toen pas is Le<br />

Tribut <strong>voor</strong> het eerst opgevoerd. Vermoe<strong>de</strong>lijk heeft hij <strong>voor</strong> <strong>de</strong> noodzakelijke<br />

gegevens in <strong>de</strong> romanscènes behalve zijn dagboek ook een bewaard programmablad<br />

geraàdpleegd.<br />

Wie <strong>voor</strong> <strong>de</strong> talrijke an<strong>de</strong>re figuren in het boek mo<strong>de</strong>l kunnen hebben gestaan is<br />

een onvruchtbare speculaite en het hoeft ons ver<strong>de</strong>r niet bezig te hou<strong>de</strong>n. Het probleem<br />

<strong>de</strong>ed zich in 1888-'89 al <strong>voor</strong>! Over Aylva's roman<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


121<br />

heet het: 81 ‘Het was een heele nieuwsgierigheid, ten minste in Den Haag on<strong>de</strong>r Aylva's<br />

kennissen. Men had gauw gevon<strong>de</strong>n. Want het moesten portretten zijn, dat kon niet<br />

an<strong>de</strong>rs... [...]. Maar met, <strong>de</strong> origineelen, die <strong>de</strong> een gevon<strong>de</strong>n had, was <strong>de</strong> an<strong>de</strong>r niet<br />

tevre<strong>de</strong>n.’ De tijdgenoten had<strong>de</strong>n er dus al moeite mee. 82 De meest intrigeren<strong>de</strong><br />

figuren behalve Eline zelf zijn wel neef Vincent en diens later optre<strong>de</strong>n<strong>de</strong><br />

Amerikaanse vriend St. Clare. In Metamorfoze vin<strong>de</strong>n we er geen enkele parallel<br />

<strong>voor</strong>. Schuilt in <strong>de</strong> fatale en ziekelijke Vincent misschien veel van <strong>Couperus</strong>' broer<br />

Petrus Theodorus? Het zou niet onmogelijk zijn, en wel om <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> re<strong>de</strong>nen.<br />

Vincents terugkeer in <strong>de</strong> familie vindt al vrij snel in het begin van <strong>de</strong> roman plaats.<br />

In 1883 is <strong>de</strong> geesteszieke Petrus Theodorus in<strong>de</strong>rdaad ook uit Indië teruggekomen. 83<br />

Voor korte tijd waren hij en <strong>Louis</strong> toen samen <strong>de</strong> twee enige kin<strong>de</strong>ren die bij hun<br />

ou<strong>de</strong>rs woon<strong>de</strong>n, <strong>Louis</strong> permanent, Petrus tij<strong>de</strong>lijk. 84 Het karakter van <strong>de</strong> laatste blijkt<br />

van zijn jeugd af chaotisch en onsamenhangend geweest te zijn. Op school werd hij<br />

beschreven als iemand van grote achteloosheid en slordigheid, ‘oorzaken, dat hij<br />

weinig vor<strong>de</strong>ringen maakte, waarom zijn va<strong>de</strong>r besloot zijne opvoeding el<strong>de</strong>rs te<br />

beproeven’. De terugkeer van <strong>de</strong>ze onevenwichtige broer naar het Nassauplein kan<br />

<strong>Couperus</strong> zeker tot <strong>de</strong> verschijning van Vincent geïnspireerd hebben. An<strong>de</strong>rzijds is<br />

Vincent iemand die veel trekken van <strong>Couperus</strong> zelf in zich verenigt. Dit brengt ons<br />

op een <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong>' <strong>de</strong>nken belangrijk motief, <strong>de</strong> noodlotsgedachce. In Eline Vere<br />

duikt <strong>de</strong>ze <strong>voor</strong> het eerst op.<br />

Het is Vincent die, iets <strong>voor</strong> het mid<strong>de</strong>n van het boek, zijn fatalistische opvattingen<br />

verkondigt. Elines geluk met Otto wordt er langzaam maar zeker door vergiftigd.<br />

Nadat zij haar verloving verbroken heeft vertrekt Vincent naar Amerika, Eline naar<br />

een oom in Brussel. Als zij Vincent opnieuw ontmoet is hij in gezelschap van<br />

Lawrence St. Clare. Deze is tegen het fatalisme gekant. Op Vincent oefent hij een<br />

positieve invloed uit, en Eline spreekt hij toe met <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n: 85 ‘...er is niets zoo<br />

ontzenuwend als dat fatalisme. Het leven zou in een moreelen dood ontaar<strong>de</strong>n,<br />

wanneer een ie<strong>de</strong>r ging zitten, <strong>de</strong> han<strong>de</strong>n in <strong>de</strong>n schoot leg<strong>de</strong> en dacht: Nu kome,<br />

wat komen wil.’ ‘Noodlot is een woord. Ie<strong>de</strong>r mensch maakt zijn eigen noodlot.’<br />

Maar wanneer St. Clare haar ten huwelijk vraagt, kan Eline <strong>de</strong>sondanks niet beslissen.<br />

Willoos gaat zij haar onherroepelijke on<strong>de</strong>rgang tegemoet.<br />

Deze willoosheid van Eline had in 1888 beslist niet <strong>Couperus</strong>' instem-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


122<br />

ming. Jaren later heeft hij over Thérèse Raquin van Zola geschreven, een boek dat<br />

hij al ken<strong>de</strong> lang <strong>voor</strong> hij aan Eline Vere begon: 86 ‘wij rampzalige wezens blijven in<br />

<strong>de</strong>n kne<strong>de</strong>n<strong>de</strong>n klauw en martelen<strong>de</strong>n greep van ons Noodlot... zoo wij niet <strong>de</strong> kracht<br />

bezitten uit dien klauw en uit dien greep ons te wringen en dan ons Noodlot zelve<br />

naar <strong>de</strong> keel te vliegen, tot wij meester zijn en het dwingen naar onzen wil.’ In <strong>de</strong><br />

Vincentfiguur heeft <strong>Couperus</strong> dui<strong>de</strong>lijk gemaakt dat er een uitweg bestond als men<br />

zelf maar wil<strong>de</strong>. Door Eline liet hij zien waar willoze grilligheid toe moest lei<strong>de</strong>n.<br />

In wezen heeft <strong>Couperus</strong> zelf <strong>de</strong> positieve keuze gedaan toen hij een streep zette<br />

on<strong>de</strong>r zijn poëzie, zich ontworstel<strong>de</strong> aan zijn wanhoop en zijn roman is gaan schrijven.<br />

Klein heefe dui<strong>de</strong>lijk gemaakt dat <strong>Couperus</strong> aan St. Clare een levensvisie heeft<br />

meegegeven die ontleend moet zijn aan Ralph Waldo Emersons positivisme. 87 In<br />

Fate wees Emerson er op dat het <strong>de</strong> mens gegeven is natuurlijke beperkingen te<br />

overwinnen door <strong>de</strong> wil. Dat <strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong>ze jaren Emerson gelezen moet hebben,<br />

of althans indringend óver hem gelezen heeft, staat vast. Ook is het dui<strong>de</strong>lijk dat hij<br />

uitein<strong>de</strong>lijk niet meer aan <strong>de</strong> kant van Eline staat maar aan <strong>de</strong> zij<strong>de</strong> van St. Clare: op<br />

het essentiële ogenblik, in <strong>de</strong> roman, distantieert hij zich van haar. Aan <strong>de</strong> hand van<br />

St. Clare wan<strong>de</strong>lt hij dan, samen met Vincent, <strong>de</strong> richting op van een betere vorm<br />

van leven die een toekomst heeft.<br />

Bij het schrijven van Eline Vere stond <strong>Couperus</strong> bovendien enigszins on<strong>de</strong>r invloed<br />

van Ibsen, en wel van diens Spoken. In Metamorfoze lezen wij over Scheffer: 88 ‘Toen<br />

verpletter<strong>de</strong> Ibsen hem on<strong>de</strong>r zijn navrant meesterschap, en iets volmaakters dan<br />

“Spoken” meen<strong>de</strong> hij niet, dat zoû geschreven wor<strong>de</strong>n, in tij<strong>de</strong>n niet.’ <strong>Couperus</strong><br />

ken<strong>de</strong> het stuk dus. Spoken dateert uit 1881, maar in 1882 al ging T. Terweyer er in<br />

De Gids uitvoerig op in. 89 <strong>Een</strong> Duitse vertaling was al even vlug beschikbaar. 90<br />

Ibsen voert een jongeman ten tonele, Oswald, die ten on<strong>de</strong>rgang gedoemd is. Van<br />

zijn lie<strong>de</strong>rlijke va<strong>de</strong>r geërf<strong>de</strong> slechte eigenschappen doen zich bitter gel<strong>de</strong>n. 91 Oswald<br />

houdt zichzelf <strong>voor</strong> red<strong>de</strong>loos verloren. Aan het eind van het stuk slikt hij <strong>de</strong> inhoud<br />

van een flesje morfine, Eline Vere doet aan hem <strong>de</strong>nken, en niet alleen dat, <strong>de</strong> roman<br />

bevat zelfs een directe verwijzing naar Spoken als ook Eline ijlt: ‘O God, het waren<br />

<strong>de</strong> spoken, <strong>de</strong> spoken die al grijnzen<strong>de</strong>r opdoem<strong>de</strong>n, nadat het eene spook was<br />

opgedoemd, zoo plotseling, in dat gesprek met Vincent...’ Aan het eind van <strong>de</strong> roman<br />

slikt ook zij morfine en sterft. Zijn het bij Oswald druppels van een<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


123<br />

dokter uit Parijs, bij Eline zijn <strong>de</strong> druppels afkomstig van een arts uit Brussel.<br />

In <strong>de</strong>ze eerste grote roman heeft <strong>Couperus</strong> niet onomstotelijk in <strong>de</strong><br />

onontkoombaarheid van het noodlot geloofd. Vincent ontkomt wel <strong>de</strong>gelijk. <strong>Couperus</strong><br />

liet zijn Eline sterven, juist om zelf te kunnen leven. Dat hem nog veel strijd te<br />

wachten stond zal hij overigens wel bevroed hebben, en hij zou het ook spoedig<br />

merken. Voor dat ogenblik echter triomfeer<strong>de</strong> hij. De ‘vonk’ in hem, zoals hij het<br />

later placht te noemen, hield hem overeind. Met dat al blijkt het zogenaamd ‘lollige’<br />

en <strong>voor</strong> een groot publiek geschreven boek heel wat min<strong>de</strong>r oppervlakkig te zijn<br />

uitgevallen dan <strong>de</strong> schrijver ervan beschei<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>gaf. Tekortkomingen heeft<br />

<strong>Couperus</strong> zelf later zeer dui<strong>de</strong>lijk gesignaleerd. Ze kon<strong>de</strong>n niet verhin<strong>de</strong>ren dat hij<br />

altijd is blijven hou<strong>de</strong>n, zij het dan met reserves, van wat hij wel eens zijn oudste<br />

dochter heeft genoemd, met alle fraîcheur van haar jeugd.<br />

Gerrit Jäger was enthousiast over Eline Vere. Door bemid<strong>de</strong>ling van hem en van<br />

Jan ten Brink ging <strong>de</strong> redactie van Het Va<strong>de</strong>rland ertoe over <strong>de</strong> roman als feuilleton<br />

te publiceren eer hij in boekvorm - <strong>de</strong> befaam<strong>de</strong> drie <strong>de</strong>eltjes van <strong>de</strong> eerste druk uit<br />

1889 - zou verschijnen. 92 Van 17 juni tot 4 <strong>de</strong>cember 1888 stond er elke dag een<br />

aflevering in <strong>de</strong> courant. - Terwijl dit gebeur<strong>de</strong> schreef <strong>Couperus</strong>, onmid<strong>de</strong>llijk nadat<br />

hij <strong>de</strong> roman voltooid had, een novelle van negen hoofdstukjes, <strong>Een</strong> ster. Op 29 juni<br />

1888 was ook die af. Nog dat zelf<strong>de</strong> jaar heeft Ne<strong>de</strong>rland het verhaal afgedrukt. 93<br />

<strong>Een</strong> ster, met als on<strong>de</strong>rwerp <strong>de</strong> relatie tussen ‘een “beschaafd” ténortje en een lief,<br />

zwak poppetje van een chanteuse légère’, speelt zich in operakringen af. Bepaald<br />

erg sterk is <strong>de</strong> novelle niet. <strong>Couperus</strong> is hier dandyachtig oppervlakkig en <strong>Een</strong> ster<br />

is eigenlijk alleen maar een vermelding waard omdat er uit blijkt hoe vrolijk <strong>Couperus</strong><br />

was, nu zijn eerste grote roman gedrukt werd. Het hoofdmotief is overigens bij na<strong>de</strong>r<br />

toezien opnieuw dat van <strong>de</strong> sekseloze lief<strong>de</strong>: ‘Zij waren zeer vertrouwelijk met elkaâr,<br />

zoo vertrouwelijk, dat zij er niet aan dachten verliefd op elkaâr te wor<strong>de</strong>n, zelfs niet<br />

<strong>voor</strong> een oogenblik.’<br />

Eline Vere had onmid<strong>de</strong>llijk buitengewoon veel succes. Overbekend is <strong>de</strong> anekdote<br />

dat <strong>de</strong> lezers in Den Haag met ontzetting geslagen wer<strong>de</strong>n toen Eline stierf. Over <strong>de</strong><br />

dood van haar die men min of meer als een nationale figuur was gaan beschouwen<br />

zou men in <strong>de</strong> paar<strong>de</strong>tram slechts fluisterend gesproken hebben. Toen <strong>de</strong> roman<br />

begin maart 1889 als boek verscheen, zette het succes zich lan<strong>de</strong>lijk <strong>voor</strong>t. 94 In De<br />

Nieuwe Gids van<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


124<br />

april schreef Kloons: 95 ‘En <strong>Couperus</strong>, die zich vijf jaren lang heeft vergist in <strong>de</strong> kunst,<br />

die hij maken moest, is, van een precieus en pretentieus poëetje, veran<strong>de</strong>rd in een<br />

groot en mooi voelend realist.’ Op 8 maart had Kloos het eerste van <strong>de</strong> drie <strong>de</strong>eltjes<br />

ter recensie aan Van Deyssel gestuurd. Deze berichtte <strong>Couperus</strong> dat hij van plan was<br />

een bespreking aan <strong>de</strong> zijns inziens prachtige roman te wij<strong>de</strong>n. <strong>Couperus</strong> was daar<br />

ingenomen mee en schreef hem naar Mont-lez-Houffalize, waar Van Deyssel toen<br />

woon<strong>de</strong>, terug: 96 ‘Ik dank u van harte <strong>voor</strong> uwe rondborstige woor<strong>de</strong>n, die mij - ik<br />

wil het gaarne bekennen - eene blij<strong>de</strong> verrassing waren. Want nu Gij iets goeds in<br />

mijn werk hebt kunnen vin<strong>de</strong>n, heb ik alle hoop, dat mijn roman een recensent heeft<br />

gevon<strong>de</strong>n, die <strong>voor</strong>al zal wijzen op <strong>de</strong> meer of min<strong>de</strong>re psycholochische waar<strong>de</strong><br />

ervan. Dit is onzen meesten recensenten te zwaar of te lastig; zij wijzen op<br />

kleinighe<strong>de</strong>n, prijzen of blamen bijzaak en slaan <strong>de</strong> hoofdzaak over. Bij u heb ik<br />

daar geen vrees <strong>voor</strong>. Gij zult óf goedkeuren óf afkeuren, maar Gij zult <strong>de</strong>n meesten<br />

nadruk leggen op het <strong>voor</strong>naamste. Ik zie Uw artikel met groote belangstelling<br />

tegemoet.’ Wel een bewijs hoe hoog <strong>Couperus</strong> zijn Amsterdamse confrater aansloeg!<br />

Hij moest echter veel geduld oefenen: het zou nog ongeveer een jaar duren eer <strong>de</strong><br />

recensie ook werkelijk gepubliceerd werd.<br />

Eer<strong>de</strong>r dan Van Deyssel heeft Frans Netscher een bespreking aan Eline Vere<br />

gewijd, een kritiek die <strong>Couperus</strong> met gemeng<strong>de</strong> gevoelens gelezen heefe. 97 Maar<br />

Netschers stuk en <strong>de</strong> lange brief waarin <strong>Couperus</strong> er op reageer<strong>de</strong> dateren eveneens<br />

pas uit <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> helft van 1889. Wij moeten ons dus eerst afvragen: wat <strong>de</strong>ed<br />

<strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong> maan<strong>de</strong>n onmid<strong>de</strong>llijk volgend op het verschijnen van zijn roman<br />

als boek?<br />

Na eerst van zijn zelf verdien<strong>de</strong> geld een mooi schrijfbureau gekocht te hebben, 98<br />

on<strong>de</strong>rnam hij een reis naar het land van Ibsen. Het is <strong>de</strong> enige keer in zijn leven<br />

geweest dat <strong>de</strong> van nature zo naar warmte en zui<strong>de</strong>lijkheid hunkeren<strong>de</strong> auteur<br />

Scandinavië heeft bezocht. Samen met zijn zwager Vlielan<strong>de</strong>r Hein en diens vriend<br />

mr. J.J. Bergsma ging hij in juli 1889 eerst naar Zwe<strong>de</strong>n. 99 In Stockholm logeer<strong>de</strong><br />

hij in een <strong>voor</strong>kamer van het Grand-Hôtel, Blasiïholmhaven. Het uitzicht was<br />

aantrekkelijk: 100 ‘Tusschen <strong>de</strong> wolken door, schuinrechte zonnestralen, een hellend<br />

vlak van zonnestralen, apotheoze boven het koninklijk paleis, dat, aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re<br />

zij<strong>de</strong> van het water, met zijne lange dakbalustra<strong>de</strong> oprijst als <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>kroon zelve <strong>de</strong>r<br />

stad. De Saltsjö trilt goud van schubben, als stukken liqui<strong>de</strong> pantser. Aan <strong>de</strong>n<br />

Noordbrug - een gesp, die over het water heen <strong>de</strong> twee<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


125<br />

eilan<strong>de</strong>n samenklampt - groent een tuin aan <strong>de</strong> zee, het Stroomparterre. Naar achteren<br />

warrelt het verschiet van <strong>de</strong> scad weg.’ Soms ging er een stoombootje over het water.<br />

‘Aan <strong>de</strong> ka<strong>de</strong>, <strong>voor</strong> het Hôtel, wachten an<strong>de</strong>re booten, met lichtjes, stil.’ <strong>Een</strong> blad<br />

uit een reisdagboek.<br />

De Bae<strong>de</strong>ker die <strong>Couperus</strong> zich <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze reis aanschafte is bewaard gebleven. 101<br />

Helaas vindt men er nauwelijks aantekeningen in, zodat <strong>de</strong> plaatsen waar <strong>de</strong> drie<br />

heren in Noorwegen geweest zijn niet vaststaan. In Christiania (Oslo) logeer<strong>de</strong>n zij<br />

in het Bergerhôtel. Vervolgens zijn zij naar Gjøvik en via Mustad naar Granum<br />

gegaan. Daar Noodlot (1890; we komen er nog op terug) ge<strong>de</strong>eltelijk in Trondheim<br />

en omgeving speelt - Brittania-Hôtel; Eve loopt daar in Noodlot met haar Bae<strong>de</strong>ker<br />

in <strong>de</strong> hand rond - en vervolgens in Mol<strong>de</strong>n (Grand-Hôtel), mogen wij aannemen dat<br />

<strong>Couperus</strong> ook in die volgor<strong>de</strong> daar gelogeerd heeft. Als laatste drie plaatsen wor<strong>de</strong>n<br />

in Noodlot Veblungsnaes, het Romsdal en het Gudbrandsdal genoemd.<br />

Terug in Den Haag las <strong>Couperus</strong> op 2 September 1889 Netschers bespreking van<br />

Eline Vere in Ne<strong>de</strong>rland. 102 <strong>Een</strong> dag later antwoord<strong>de</strong> hij hem en schreef on<strong>de</strong>r meer: 103<br />

‘Wat mijzelven betreft, over mijne metho<strong>de</strong> van werken heb je uistekend geschreven;<br />

dat korta<strong>de</strong>mige bezit ik in hooge mate en zelve sta ik nu verbaasd, dat ik in staat<br />

was zoo iets omvangrijks als Eline te hebben durven schrijven. Dat ik in Eline een<br />

generalisatie heb gegeven en dat zij Slavische geesteszusteren heeft ben ik echter<br />

niet met je eens. Tolstoï heeft grooten indruk op mij gemaakt (zelfs <strong>de</strong> in<strong>de</strong>eling in<br />

kleine hoofdstukjes is nog meer in zijn manier, dan in die <strong>de</strong>r <strong>de</strong> Goncourts) maar ik<br />

heb, <strong>voor</strong> zoover ik mij in mijn werken kan terug<strong>de</strong>nken, <strong>voor</strong> Eline geene Russische<br />

herinneringen noodig gehad. Zij is, volgens mijn oor<strong>de</strong>el, geheel en al oorspronkelijk<br />

Haagsch.<br />

Ook mijn zoogenaamd Orientalisme beschouw je verkeerd. Die heb ik noch uit<br />

Leconte <strong>de</strong> Lisle noch uit een andren dichter, maar wel uit mijzelven, uit mijn eigen<br />

karakter, uit mijn eigen indolentie. Juist omgekeerd als jij meent, bekoor<strong>de</strong> mij L.<br />

<strong>de</strong> L., omdat ik in zijne poëzie veel vond, dat mijn eigen neigingen convenieer<strong>de</strong>.<br />

En ik begrijp niet, dat jij, die me zoo lang kent, <strong>de</strong>zen fout hebt gemaakt, en nièt hebt<br />

ingezien, dat mijn “Orientalisme” wel door lectuur gevoed werd, maar oorspronkelijk<br />

in mijzelven kiem<strong>de</strong>. Maar die daargelaten vind ikje artikel flink en mooi geschreven<br />

en het heeft mij veel plezier gedaan.’<br />

Overigens begint <strong>de</strong>ze brief met een korte passage waarin <strong>Couperus</strong><br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


126<br />

zegt dat Netschers karakteristiek van Emants en ook zijn inleiding hem zeer voldaan<br />

hebben. Dit laatste verbaast min<strong>de</strong>r dan het eerste, daar Netscher in een heftige<br />

bouta<strong>de</strong> tegen <strong>de</strong> vermeen<strong>de</strong> zwakhe<strong>de</strong>n van vrijwel alle Nieuwegidsers uitvaart,<br />

niet het minst tegen Van Deyssel. Maar ook Emants breekt hij af, en nogal grondig<br />

bovendien. Hierin had <strong>Couperus</strong> hem niet hoeven bij te vallen, die sinds enige tijd<br />

regelmatig bij Emants op bezoek kwam. <strong>Couperus</strong> had ook een en an<strong>de</strong>r aan Emants<br />

te danken. In <strong>de</strong> zomer van 1890 leek het er zelfs op dat hij met <strong>de</strong> Emantsen op reis<br />

zou gaan, wat overigens niet is gebeurd.<br />

Marcellus Emants stond aan het hoofd van een dilettantentoneelclub, ‘Utile et<br />

Laetum’ (Nuttig en vrolijk). Zelf trad hij als regisseur op 104 On<strong>de</strong>r <strong>de</strong> acteurs bevond<br />

zich ook <strong>Couperus</strong>. Hoewel niet bepaald erg rolvast, naar het schijnt, koester<strong>de</strong> hij<br />

wel een warme lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> dit amateurtoneel. Het is in <strong>de</strong>ze kring dat <strong>Couperus</strong>,<br />

vermoe<strong>de</strong>lijk in het <strong>voor</strong>jaar van 1890 maar in elk geval na het voltooien van Eline<br />

Vere in 1888, iemand heeft leren kennen die grote indruk op hem maakte en <strong>voor</strong><br />

wie hij een warme vriendschap zou gaan koesteren: jhr. J.H. Ram (John). 105<br />

Wat tenslotte Van Deyssel betreft, in april 1890 publiceer<strong>de</strong> De Nieuwe Gids<br />

ein<strong>de</strong>lijk diens aangekondig<strong>de</strong> recensie van Eline Vere. 106 Het artikel moet <strong>Couperus</strong>'<br />

stoutste verwachtingen overtroffen hebben, want hij kreeg on<strong>de</strong>r meer regels te lezen<br />

als: ‘De roman van <strong>de</strong>n heer <strong>Couperus</strong> is een goed en een literair werk. [...] Hij is<br />

als een gentleman, die heerlijk causeert, na te vergeefs beproefd te hebben lie<strong>de</strong>ren<br />

te zingen. [...] O, het is om te stelen en om er dan meê alleen te gaan liggen hangen<br />

in een zij<strong>de</strong>n hangmat en om het dan, zoo als <strong>de</strong> heer Kloos zegt, te kussen die bla<strong>de</strong>n<br />

vol fijne verbeelding, met kleine maar bizon<strong>de</strong>r geméen<strong>de</strong> kusjes, innig maar<br />

wèl-gemanierd, met literaire lippen vol fijne geparfumeer<strong>de</strong> aandoenings-vochtigheid.<br />

[...] Eline Vere is een schitterend boek.’<br />

De hierop volgen<strong>de</strong> kritische tira<strong>de</strong>s tonen aan dat Van Deyssel <strong>de</strong>sondanks <strong>voor</strong><br />

<strong>de</strong> werkelijke probleemstelling weinig oog had. Het optre<strong>de</strong>n van St. Clare vindt hij<br />

een dieptepunt. Naar het ein<strong>de</strong> toe wordt <strong>de</strong> roman ‘een soort van<br />

russiesch-engelsch-duitsch-belgische-han<strong>de</strong>ls-reizigers-feuilleton van <strong>de</strong>n zooveelsten<br />

rang’. <strong>Couperus</strong> antwoord<strong>de</strong> alleen maar dankbaar: ‘Ik voel behoefte U te zeggen<br />

dat ik met veel emotie Uwe beoor<strong>de</strong>ling over mijn werk gelezen en nog eens gelezen<br />

heb: met meer emotie dan welke an<strong>de</strong>re kritiek ook in mij opwekte. Meestal laten<br />

kritie-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


127<br />

ken, prijzen<strong>de</strong> of misprijzen<strong>de</strong>, mij zeer koud, maar ik vond in Uwe woor<strong>de</strong>n zooveel<br />

innig begrijpen en tee<strong>de</strong>r meê-voelen, dat mijne oogen er vochtig bij wier<strong>de</strong>n. Het<br />

was me alsof ik troosten<strong>de</strong> klanken uit een vrien<strong>de</strong>nmond hoor<strong>de</strong> bij het lijk van een<br />

lief<strong>de</strong> en ik steek U mijne bei<strong>de</strong> han<strong>de</strong>n toe om U te bedanken <strong>voor</strong> Uw lieven troost.<br />

Want Eline is in mijn leven veel geweest en dikwijls ben ik haar zelve geweest en<br />

waren wij een. En ze is nu <strong>voor</strong> mij dood omdat ik haar dood heb gemaakt en als ik<br />

eens mijn boek ter hand neem en het doorbla<strong>de</strong>r is het me alsof ik een album met<br />

portretten eener do<strong>de</strong> lief<strong>de</strong> open heb geslagen, alsof ik vergeel<strong>de</strong> brieven over lees<br />

en bij samen geplukte, verdroog<strong>de</strong> bloemen golven van herinneringen voel opwellen.<br />

Maar nu is dat alles gedaan, is het leven er over been gegaan en is het ver, ver<br />

achter mij en lang gele<strong>de</strong>n. En omdat U haar gekend heeft en van haar heeft gehou<strong>de</strong>n<br />

en nog een lieve herinnering aan haar heeft voel ik, zon<strong>de</strong>r U ver<strong>de</strong>r als persoon te<br />

kennen, een vriendschap <strong>voor</strong> U vol dankbaarheid om Uwe genegenheid <strong>voor</strong> haar.’<br />

Het is een nogal onthutsen<strong>de</strong> brief. <strong>Couperus</strong> aan <strong>de</strong> voeten van Van Deyssel,<br />

dankbaar omdat hij niet langer verguisd wordt door <strong>de</strong> brutale jongens uit Amsterdam!<br />

- In Metamorfoze is ook Aylva erkentelijk <strong>voor</strong> een schitteren<strong>de</strong> recensie in De<br />

Nieuwe Gids: ‘...en hij was zoo verbaasd over <strong>de</strong> apotheoze, dat hij aan <strong>de</strong> redactie<br />

vrien<strong>de</strong>lijke woor<strong>de</strong>n schreef; iets, dat hem heel gauw berouw<strong>de</strong>, omdat bedanken<br />

<strong>voor</strong> kritiek tegenstrijdig was aan zijn natuur.’ Maar dat was <strong>de</strong> ware re<strong>de</strong>n niet.<br />

<strong>Couperus</strong> voel<strong>de</strong> zich diep gekwetst toen Van Deyssel zelfs niet met een klein briefje<br />

antwoord<strong>de</strong>.<br />

An<strong>de</strong>ren dan Van Deyssel toon<strong>de</strong>n zich toeschietelijker, omdat hun bewon<strong>de</strong>ring<br />

groot was. Uit <strong>de</strong>ze tijd dateert, om maar een <strong>voor</strong>beeld te noemen, <strong>Couperus</strong>'<br />

kennismaking met een jong auteur/journalist die hij pas jaren later in Florence en<br />

Rome beter zou leren kennen, Maurits Wagen<strong>voor</strong>t. Deze heeft in zijn auto<strong>biografie</strong><br />

De vrijheidzoeker, geschreven in <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> persoon, een scherp portret van <strong>de</strong> jonge<br />

<strong>Couperus</strong> geschetst. 107 Het is op en top <strong>de</strong> Hagenaar die wij in effigie zo goed kennen<br />

van het gelithografeer<strong>de</strong> portret dat Jan Veth op 39 mei 1892 van hem in De<br />

Amsterdammer heeft gepubliceerd: ‘De “dandy” <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> was wel volstrekt<br />

iets an<strong>de</strong>rs dan wat Vosmeer <strong>de</strong> Spie [pseudoniem van Wagen<strong>voor</strong>t] zich als een<br />

romanschrijver <strong>voor</strong>stel<strong>de</strong> en zelf was. Onberispelijk gekleed, keurig van manieren<br />

en woord, haast overdreven keurig,<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


128<br />

verfijnd van smaak, immers geboren, opgevoed en on<strong>de</strong>rwezen in een mid<strong>de</strong>n van<br />

burgerlijke Haagsche weel<strong>de</strong>.’<br />

Wagen<strong>voor</strong>t nodig<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> samen met Breitner uit <strong>voor</strong> een koffiemaaltijd<br />

met ‘een malschen botergebra<strong>de</strong>n biefstuk met gebakken aardappeltjes in <strong>de</strong><br />

verbeelding hem een Lucullus-tractatie <strong>voor</strong> te zetten - een glas goe<strong>de</strong><br />

“Bor<strong>de</strong>aux-wijn” was er bij, en een perzik of wat druiven na - doch <strong>de</strong> littéraire gast<br />

kwam er rond <strong>voor</strong> uit, zeer zeker met hoffelijheid, waarmee hij steeds in het spreken<br />

zwier<strong>de</strong>, dat hij gewoon was aan “frugale <strong>de</strong>jeuners”. Van <strong>de</strong>n biefstuk genoot hij<br />

een stukje; hij nipte even aan <strong>de</strong>n wijn; maar o, <strong>de</strong> vruchten, hoe keurig bracht hij<br />

die naar zijn roo<strong>de</strong> lippen in het fraaie, zwarte puntbaardje, dat hem toen sier<strong>de</strong>.’<br />

Het moet Wagen<strong>voor</strong>t geweest zijn of hij Eline Vere bij zich op bezoek had. Hij<br />

miste in <strong>Couperus</strong>, schrijft hij, volkomen <strong>de</strong> bohémien. Wat die betreft heeft hij<br />

<strong>Couperus</strong> niet goed gepeild. Wagen<strong>voor</strong>t zou pas jaren later zien en begrijpen wat<br />

en wie zich achter het pantser van goe<strong>de</strong> manieren verborg. De keurige Hagenaar<br />

hield nog heel wat verrassingen <strong>voor</strong> hem en <strong>de</strong> Tachtigers te Amsterdam in petto.<br />

Eindnoten:<br />

1 Pieter H. Reynst (1830-1856) had een zoon Joan Cornelis Reynst, getrouwd met Pauline Mathil<strong>de</strong><br />

van <strong>de</strong>r Ven. Hun kin<strong>de</strong>ren waren Pieter (geb. 1878), Joan (geb. 1879), Adriaan (1882), Simonetta<br />

(geb. 1885) en Pauline Mathil<strong>de</strong> (geb. 1890).<br />

2 Brief in het Lett. Mus. uit Djokja, d.d. 20 augustus 1902.<br />

3 Ter gelegenheid van hun huwelijk in 1881 heeft papa <strong>Couperus</strong> een cantate gecomponeerd,<br />

<strong>voor</strong> zangstem met pianobegeleiding, waarvan <strong>de</strong> fraai ingebon<strong>de</strong>n partituur bewaard is gebleven<br />

(ARA, fam.arch. <strong>Couperus</strong>, II e 75). Hij schreef zelf <strong>de</strong> tekst, die niet sterk afwijkt van wat <strong>Louis</strong><br />

<strong>Couperus</strong> in die tijd aan poëzie schreef:<br />

‘La Nonne. Scène monastique, cantate par J.R. <strong>Couperus</strong><br />

O sombre est ce cachot! Lugubre la cellule<br />

à moi si noble dame adorée jadis,<br />

lorsqu' un tout autre nom que sage soeur Ursule<br />

jeta <strong>de</strong>vant mes pieds mille amoureux amis!<br />

De ces brillants beaux jours, hélas, rien ne me reste,<br />

ni mes regards joyeux, ni ma jeunesse en fleur!<br />

Je n'ai <strong>de</strong> mon passé qu' un souvenir funeste,<br />

qui plonge dans mon âme un fond <strong>de</strong> fiel rongeur!’<br />

4 ‘Aan mijne Ou<strong>de</strong>rs.’ Het rechtswezen op Sumatra's westkust. Promotor was prof. mr. P.A. van<br />

<strong>de</strong>r Lith. - 17 Januari 1882 's middags om 3 uur. <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> heeft <strong>de</strong> promotie ongetwijfeld<br />

met zijn ou<strong>de</strong>rs bijgewoond.<br />

5 Zij woon<strong>de</strong>n daar zelf toen nog met zo lang. Van 1875 tot 1880 had<strong>de</strong>n zij op het statige ou<strong>de</strong><br />

buiten Zeerust aan <strong>de</strong> Vliet geresi<strong>de</strong>erd. Oorspronkelijk bestond dit, behalve uit het herenhuis<br />

van 1790, uit stallen <strong>voor</strong> vijf paar<strong>de</strong>n, een koetshuis <strong>voor</strong> verschei<strong>de</strong>ne rijtuigen, een<br />

tuinmanswoning, moestuin, boomgaard, fraaie visvijvers en een grote goudvissen vijver. Zie<br />

C.H. Voorhoeve, ‘De grootou<strong>de</strong>rs van Elisabeth <strong>Couperus</strong> woon<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> Vliet’, in Het<br />

Va<strong>de</strong>rland, weekprogramma 11-18 maart: 1970, II.<br />

6 F.L. Bastet, ‘Waar<strong>de</strong> Van Oss’, in Orion 1, 6 (1985), 41-45. Wat het hier volgen<strong>de</strong> betreft,<br />

volgens Vogel, <strong>Couperus</strong>, 48, haal<strong>de</strong> <strong>Louis</strong> samen met Elisabeths broertje Willy van negen<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


dolle streken uit. <strong>Een</strong>s verstopten zij zich on<strong>de</strong>r het overhangen<strong>de</strong> kleed van <strong>de</strong> grote tafel<br />

waarop het theegerei klaar stond. Twee ou<strong>de</strong>, wat dove tantes - ‘tante Rien en tante Tien’? -<br />

kwamen als eersten binnen en maakten heimelijk een zilveren koektrommeltje open om daar<br />

uit te snoepen. Van on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> tafel kwam <strong>Louis</strong>' stem: ‘Maar tante, wat doet u nou!’<br />

7 V. Boeven, Leven, 82.<br />

8 Metamorfoze. Het boek van Torquato Tasso, VII.<br />

9 Geciteerd door Paul Ekhard (G. Valette) in De Nieuwe Courant, 10 juni 1913. - Hiermee begon<br />

<strong>Couperus</strong>' poëtisch oeuvre, dat nog te weinig on<strong>de</strong>rzocht is. Zie echter Marc Galle, Schimmen<br />

van glans (1964), met goe<strong>de</strong> inleiding.<br />

10 Daarentegen pas in 1886 in Orchi<strong>de</strong>eën.<br />

11 In <strong>de</strong> <strong>voor</strong>re<strong>de</strong> bij Williswin<strong>de</strong> (1895) zou hij er zich in 1895 zelf <strong>de</strong>preciërend over uitlaten.<br />

Zie hieron<strong>de</strong>r.<br />

12 Gegevens verstrekt door het Haags Gemeente Archief.<br />

13 Het is niet onwaarschijnlijk dat <strong>Couperus</strong> ook <strong>de</strong>el heeft genomen aan <strong>de</strong> serena<strong>de</strong> die Sarah<br />

na afloop van haar optre<strong>de</strong>n werd gebracht. Het Va<strong>de</strong>rland schreef hierover: ‘Na afloop <strong>de</strong>r<br />

<strong>voor</strong>stelling werd zaterdagavond alhier in het hotel “Den Ou<strong>de</strong>n Doelen” een serena<strong>de</strong> gebracht<br />

aan Sarah Bernhardt. Er was veel publiek. De artiste, <strong>voor</strong> een open raam gezeten, juichte <strong>de</strong><br />

Marseillaise en onze volkslie<strong>de</strong>ren hartelijk toe. Voor het hotel was een gasilluminatie<br />

aangebracht.’ - Dat <strong>de</strong> serena<strong>de</strong> op touw was gezet door Jan ten Brink blijkt uit Schregel-Onstein,<br />

Ten Brink, 93. - Zie over Sarahs optre<strong>de</strong>n uitvoeriger F.L. Bastet, in NRC-Han<strong>de</strong>lsblad d.d. 7<br />

augustus 1984, Achterpagina.<br />

14 <strong>Een</strong> lent van vaerzen, 45.<br />

15 De bun<strong>de</strong>l verscheen op 17 juni 1884 bij J.L. Beyers te Utrecht. De titel is een citaat uit Von<strong>de</strong>ls<br />

Rijnstroom en moet opgevat wor<strong>de</strong>n als een lint van gedichten. Zie L.C. Michels, ‘<strong>Een</strong> lent van<br />

vaerzen’, in De Nieuwe Taalgids 45 (1952), 336-337.<br />

16 Van Itallie, Portretten, 87. Haar toevoeging ‘op <strong>de</strong> meisjes-H.B.S.’ kan niet juist zijn, daar zij<br />

in 1884 al vieren<strong>de</strong>rtig was en moe<strong>de</strong>r van acht kin<strong>de</strong>ren.<br />

17 V. Tricht, Verkenning, 34 e.v.<br />

18 Volgens datering in De Gids (1883), oktober. 152; (1884), <strong>de</strong>cember, 514. - Zie <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

chronologie Bastet, Zuil, 214, noot bij 20.<br />

19 <strong>Een</strong> lent, 15. - V. Tricht, Verkenning, 37.<br />

20 Froissart, Chroniques I, I, cap. 165-168.<br />

21 Maar zelfs in Eline Vere (1889) keren zij nog weer terug: in III, III wordt Eline vergeleken met<br />

een ‘weenen<strong>de</strong>, zoet lonken<strong>de</strong> sirene, die, met een kwijnen<strong>de</strong>n kreet van verlangen, haar loome<br />

armen uit het kille blauw <strong>de</strong>r baren beurt’; Betsy door Henk met een thyrsus zwaaien<strong>de</strong><br />

bacchante, ‘welke met strengelen<strong>de</strong> wijngaardranken hem zocht te omstrikken’.<br />

22 W.A. Braasem, Johan Schwencke, Van Haagse dingen die <strong>voor</strong>bij zijn (1981 4 ). 18-19.<br />

23 Orchi<strong>de</strong>eën, 192. Tien jaar later schreef hij in <strong>de</strong> <strong>voor</strong>re<strong>de</strong> van Williswin<strong>de</strong>: ‘Ik zal naar alle<br />

waarschijnlijkheid nooit meer iets schrijven wat men poëzie moge noemen. Maar <strong>de</strong> poëzie,<br />

die ik geschreven heb, - hoe men dan ook nu over ze moge oor<strong>de</strong>elen - werd geschreven mee<br />

eene naïve lief<strong>de</strong>, die mijzelven nog aandoet.’<br />

24 Orchi<strong>de</strong>eën, 206.<br />

25 M.G.L. van Loghem had on<strong>de</strong>r het pseudoniem Scaramouche op 27 juli 1884 al een sympathieke<br />

recensie geschreven in De Amsterdammer. Zie ver<strong>de</strong>r V. Tricht, Verkenning, 38-39.<br />

26 De Ne<strong>de</strong>rlandsche Spectator, 25 oktober 1884.<br />

27 De Gids (1884), III. 358-361. Hij vond <strong>de</strong> gedichten mooi, maar wel precieus.<br />

28 De Amsterdammer, 2 november 1884.<br />

29 De Gids (1883), oktober, 152-156; De Amsterdammer, nr. 332, oktober 1883.<br />

30 Geciteerd in De Nieuwe Courant, 10 juni 1913 (Paul Ekhard). V. Tricht, Verkenning, 40.<br />

31 <strong>Een</strong> zekere L.V. heeft in Minerva, 2 oktober 1884, zich zeer bewon<strong>de</strong>red over <strong>de</strong> bun<strong>de</strong>l<br />

uitgelaten. - Scaramouche noem<strong>de</strong>n wij al. - Homunculus meen<strong>de</strong> o.m. dat Santa Chiara geheel<br />

overeenstem<strong>de</strong> met Florence van Potgieter.<br />

30 Geciteerd in De Nieuwe Courant, 10 juni 1913 (Paul Ekhard). V. Tricht, Verkenning, 40.<br />

32 In <strong>de</strong> <strong>voor</strong>re<strong>de</strong> bij Williswin<strong>de</strong>. Vgl. hierboven, noot II. Deze herdruk kreeg <strong>de</strong> fraaie band van<br />

L.W.R. Wenckebach, zie Braches, Boek als N.K., 204, 209, 259, 327, 329, 330, 491 (nr.950528*).<br />

33 Van Nouhuys vroeg zich in <strong>de</strong> Ned. Spectator d.d. 17 augustus 1895 af, na op talrijke drukfouten<br />

gewezen te hebben: ‘Ik weet niet hoe <strong>Couperus</strong> zelf over <strong>de</strong>ze gedichten <strong>de</strong>nkt, en evenmin of<br />

ze op zijn verlangen herdrukt wer<strong>de</strong>n.’<br />

34 De Gids (1887), februari, 392-396.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


35 De Portefeuille, 29 augustus 1885; Orchi<strong>de</strong>eën: 19 maart 1887.<br />

36 De Nieuwe Gids II (1887), 4 (april). - Bernt Luger, Harry G.M. Prick, De beweging van 80<br />

(1982; Schrijversprentenboek nr. 22), 48.<br />

37 Metamorfoze. Het boek van Torquato Tasso, VI-IX.<br />

38 Zie noot 36.<br />

39 Metamorfoze. Het boek van Torquato Tasso, IX.<br />

40 Ibi<strong>de</strong>m.<br />

41 I<strong>de</strong>m, X.<br />

42 Ibi<strong>de</strong>m.<br />

43 V. Booven, Leven, 28.<br />

44 Metamorfoze. Het boek van Torquato Tasso, IX.<br />

45 Orchi<strong>de</strong>eën, 206.<br />

46 Zie <strong>voor</strong> een verslag van dit examen V. Booven, Leven, 78 e.v. Dit wordt hier niet herhaald,<br />

het is moeilijk uit te maken waar Ten Brink bluft en waar niet.<br />

47 Door V. Booven, Leven, 81, aangeduid met mej. De W.P.: vermoe<strong>de</strong>lijk Justina <strong>de</strong> Wetsteyn<br />

Pfister (1861-1901).<br />

48 V. Booven, Leven, 89.<br />

49 Van Itallie, Portretten, 88.<br />

50 De Nieuwe Courant, 10 juni 1913 (Paul Ekhard).<br />

51 Maatstaf II (1963), 164 nr.15.<br />

52 Metamorfoze. Het boek van Mathil<strong>de</strong>, v.<br />

53 Lo<strong>de</strong>wijk van Deyssel , <strong>Een</strong> lief<strong>de</strong>, met nawoord door Harry G.M. Prick bij <strong>de</strong> heruitgave van<br />

<strong>de</strong> 1e druk (1975); Nawoord, I.<br />

54 I<strong>de</strong>m, II. Hij noem<strong>de</strong> het boek ‘een grote aanwinst <strong>voor</strong> <strong>de</strong> kuf- en bor<strong>de</strong>elliteratuur’.<br />

55 I<strong>de</strong>m, 17.<br />

56 ‘En van Deyssel, met <strong>de</strong> sublimiteit van zijn krankzinnigheid, van Deyssel, is zoo onrechtvaardig<br />

en partijdig mogelijk. Van Deyssel heeft zich altijd in mij vergist, en nu, nu weet hij misschien<br />

wel beter, maar doet hij of hij zich dóor vergist.’ - ‘Toen ik later ernstig werkte, heeft van<br />

Deyssel me niet begrepen. ’ N.a.v. Wereldvre<strong>de</strong>.<br />

57 Metamorfoze. Het boek van Mathil<strong>de</strong>, IV.<br />

58 Ibi<strong>de</strong>m.<br />

59 Maatstaf II (1963), 165 nr.15.<br />

60 Metamorfoze. Het boek van Mathil<strong>de</strong>, IV.<br />

61 Van Itallie, Portretten, 88.<br />

62 Schrijver <strong>de</strong>zes door mevrouw Anne van Berckel d.d. 7 augustus 1982 vrien<strong>de</strong>lijk bevestigd:<br />

‘De La Chapelles woon<strong>de</strong>n <strong>de</strong>stijds op <strong>de</strong> Toussaintka<strong>de</strong> [...] en moe<strong>de</strong>r logeer<strong>de</strong> daar als kind.<br />

<strong>Een</strong> veel ou<strong>de</strong>re zuster van mijn moe<strong>de</strong>r heeft me als meisje van ± 14 verteld dat Virginie la<br />

Chapelle mo<strong>de</strong>l had gestaan <strong>voor</strong> Eline Vere [...]. Ongetwijfeld was <strong>Couperus</strong> bekend met <strong>de</strong><br />

geschie<strong>de</strong>nis van dat jong gestorven meisjé, omdat hij <strong>de</strong> familie La Chapelle goed ken<strong>de</strong>.’<br />

63 V. Booven, Leven, 86.<br />

64 Zie noot 50.<br />

65 Metamorfoze. Het boek van Mathil<strong>de</strong>, VI - Over <strong>Couperus</strong>' vrouwen-figuren Elisabeth <strong>de</strong> Roos,<br />

‘<strong>Couperus</strong> en zijn Haagse romans’, in Over <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> (1952), 77.<br />

66 V. Booven, Leven, 92.<br />

67 Zie noot 65.<br />

68 Over hem V. Booven, Leven, 87, 89, 93, 110, 111, 123, 130, 131, 139, 148.<br />

69 In Metamorfoze ontmoetten zij elkaar op De Witte. Maar <strong>Couperus</strong> is geen lid van <strong>de</strong> sociëteit<br />

geweest, wel familiele<strong>de</strong>n van hem.<br />

70 Van Itallie, Portretten, 89.<br />

71 In Metamorfoze herdoopt in Intieme kennissen.<br />

72 Zie noot 60.<br />

73 Van Itallie, Portretten, 86.<br />

74 Bastet, Zuil, 41-43. - Klein/Ruijs, Eline Vere, 67-77.<br />

75 Metamorfoze. Het boek van Torquato Tasso, III.<br />

76 Bastet, Zuil, 43-44.<br />

77 Klein/Ruijs, Eline Vere, 47 e.v.; 75.<br />

78 Volgens J. Joosten (vrien<strong>de</strong>lijke me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling aan schrijver <strong>de</strong>zes, d.d. 5 januari 1981) zijn er<br />

van Bucchi waaiers geëxposeerd in 1881, 1884, 1885 en 1886. Pas in 1884 is er sprake van<br />

bloemen op wit satijn, in 1886 van rozen op witte zij<strong>de</strong>. De waaier uit 1881 is niet beschreven.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


In 1883 zijn er geen waaiers van Bucchi geëxposeerd. - Hierover uitvoerig Klein/Ruijs, Eline<br />

Vere, 58-61; 75.<br />

79 I<strong>de</strong>m, 76: op 11 juli 1885. Afgebrand op 1 september 1886.<br />

80 I<strong>de</strong>m, 76-77.<br />

81 Metamorfoze. Het boek van Mathil<strong>de</strong>, VIII.<br />

82 V. Booven, Leven, 105 zegt overigens: ‘... al is geen hunner te herkennen, ingewij<strong>de</strong>n, en dat<br />

was allereerst <strong>de</strong> familiekring, wisten wel wie of wat <strong>de</strong>n schrijver zijn stof verschafte. Uit<br />

brieven omstreeks 1887 is dat na te gaan.’ Helaas verzuimt hij hier meer over mee te <strong>de</strong>len.<br />

83 Bastet, Zuil, 46.<br />

84 Op 28 augustus 1883 is Petrus Theodorus in Den Dol<strong>de</strong>r opgenomen.<br />

85 Eline Vere, XXXIII, V.<br />

86 ‘Intieme impressies’ (Vad. 4 maart 1923), in Proza II, 217.<br />

87 Klein/Ruijs, Eline Vere, 36-37. Vrijwel tegelijkertijd ook Jan Fontijn. Leven in Extase (1983),<br />

‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> en Ralph Waldo Emerson’, 138 e.v.<br />

88 Zie noot 60.<br />

89 T. Terwey, ‘Henrik Ibsen’, in De Gids (1882), II, 200 e.v. (gedateerd mei 1882).<br />

90 H. Ibsen, Gespenster, vertaald door M. von Borch. Verschenen in <strong>de</strong> Univ. Bibl. (Reclam),<br />

Leipzig, vóór 1884. - M. Klein, ‘Het noodlot als regisseur: over <strong>de</strong> interpretatie van <strong>Couperus</strong>'<br />

Noodlot’, in Spiegel <strong>de</strong>r Letteren 25 (1983), 198 e.v. meent dat pas in 1889 een vertaling<br />

beschikbaar was. Daardoor ontging hem <strong>de</strong> invloed van Gespenster op Eline Vere. Hij ziet die<br />

pas in Noodlot (1890). - In oktober 1890 verscheen in De Gids, IV, I e.v. Noodlot, samen met<br />

166 e.v. een bespreking door J. N. van Hall van een opvoering van Spoken.<br />

91 <strong>Een</strong> analyse werd eer<strong>de</strong>r al gemaakt door Inge Dorrepaal, in een ongepubliceer<strong>de</strong> scriptie<br />

Noodlot en Gespenster, voltooid te Groningen (1982). Schrijver <strong>de</strong>zes dankt haar vrien<strong>de</strong>lijk<br />

<strong>voor</strong> inzage.<br />

92 Zij bemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> redacteur dr. J. <strong>de</strong> Jong; zie V. Booven, Leven, 93-94. - Bastet, Zuil, 40.<br />

93 Ne<strong>de</strong>rland (1888), III, 289-317.<br />

94 De literatuur over Eline Vere is onoverzienbaar gewor<strong>de</strong>n. - De hoofdpersoon werd met Emma<br />

Bovary tot hysterica bestempeld door W.H. Staverman, ‘De romans van twee hystericae’. in<br />

De Nieuwe Taalgids II (1917), 113-125. - Recente studies: W. Drop, ‘Noodlot en romanstructuur<br />

bij <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, in Tijdschrift <strong>voor</strong> Ned. Taal en Letterkun<strong>de</strong> 79 (1963), 288-305. - J. <strong>de</strong><br />

Piere, ‘Verteller en gezichtshoek’, in Spiegel <strong>de</strong>r Letteren 16 (1974), 119-133. - Herman Verhaar,<br />

‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> als naturalist’, in Tira<strong>de</strong> (maart 1977), 169-178. - Ton Anbeek, De<br />

naturalistische roman in Ne<strong>de</strong>rland (1982), 48-49. - Klein/Ruijs, Eline Vere, 80 -4, geven een<br />

overzicht van <strong>de</strong> inhoud en een aantal recensies. - Het belang van <strong>de</strong> roman wordt nu ook<br />

internationaal ingezien. Zie b.v. Elsbeth Wessel, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>: Eline Vere. Ein Beitrag zum<br />

Europäischen Gesellschaftsroman’, in Etu<strong>de</strong>s Germaniques 37 (1982), 4, oct.-<strong>de</strong>c., 411-429.<br />

95 Willem Kloos, in De Nieuwe Gids 4 (april 1889), II, 155.<br />

96 K. Reijn<strong>de</strong>rs, <strong>Couperus</strong> bij Van Deyssel (1968), 62-63.<br />

97 Netscher behan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> het boek samen met Juffrouw Lina van Marcellus Emants en Victor van<br />

mr. M.L.G. van Loghem in Ne<strong>de</strong>rland (1889), III, I e.v.; 24 e.v.<br />

98 V. Booven, Leven, 109. In 1952 heeft Elisabeth <strong>Couperus</strong> schrijver <strong>de</strong>zes dit bureau nog<br />

geetoond, in<strong>de</strong>rdaad als gekocht van het eerste honorarium van Eline Vere. Nu in <strong>de</strong> collecties<br />

van het Letterkundig Museum, Den Haag.<br />

99 V. Booven, Leren, 83; 110. In Metamorfoze reist Aylva ‘naar Zwe<strong>de</strong>n en Noorwegen’. Overigens<br />

vóór hij ‘Het boek van Mathil<strong>de</strong>’ schrijft, een mislei<strong>de</strong>n<strong>de</strong> verschuiving zoals <strong>Couperus</strong> er in<br />

dit boek ettelijke toepast.<br />

100 Zie <strong>Een</strong>e illuzie [1892], ‘Uitzichten’.<br />

101 Karl Bae<strong>de</strong>kers Handbuch für Reisen<strong>de</strong>: Schwe<strong>de</strong>n und Norwegen nebst <strong>de</strong>n wichtigsten<br />

Reiserouten durch Dänemark (1888). In bezit van Herman Verhaar, die het schrijver <strong>de</strong>zes<br />

vrien<strong>de</strong>lijk toon<strong>de</strong>. Op pag.187 en 196 summiere aantekeningen. Voorin on<strong>de</strong>r <strong>Couperus</strong>'<br />

handtekening <strong>de</strong> datum ‘Juli 1889’.<br />

102 Zie noot 97. <strong>Couperus</strong> heeft volgens hem ‘het geduld van een vrouw, te zwak om iets grootsch<br />

als één geheel te komposeeren, maar <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> kwantiteit produceerend langs <strong>de</strong>n weg <strong>de</strong>r<br />

aaneenvoeging van korte krachtsoprispingen.’ - ‘Op vele plaatsen zijn <strong>de</strong> tooneelen en<br />

beschrijvingen te Orientalistiesch en te Slaviesch, terwijl <strong>de</strong> precieuse bewerking van zijn taal,<br />

het zoeken naar artistieke kuriositeiten, niet vreemd is aan het <strong>voor</strong>beeld <strong>de</strong>r gebroe<strong>de</strong>rs <strong>de</strong><br />

Goncourt [...].’ - Netscher acht Eline Vere afhankelijk van Tolstoj en Dostojevski: ‘hij schijnt<br />

het er op toe te hebben gelegd, om haar zoo af en toe eens te metamorfoseeren in een Slaviesche<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


lij<strong>de</strong>res [...].’ - ‘Uit zijn tijd, dat hij nog verzen maakte en door imitaties zijn bewon<strong>de</strong>ring <strong>voor</strong><br />

Leconte <strong>de</strong> Lisle aan <strong>de</strong>n dag leg<strong>de</strong>, dagteekent mogelijk zijn penchant naar een baroque<br />

kleurigheid van verwen, een mislukte Oosterschheid van luye weel<strong>de</strong>righeid, een schitteren<br />

met zoogenaamd Orientalistiesche beschrijvingen’.<br />

103 Maatstaf II (1963), 158.<br />

104 V. Booven, Leven, 83, 117. - Pierre H. Dubois, Marcellus Emants. <strong>Een</strong> schrijversleven (1964),<br />

52.<br />

105 Volgens Paul Snij<strong>de</strong>rs, Jhr. J.H. Ram (1983), werd Ram in juni 1888 in Den Haag gelegerd. -<br />

Zie over hem ook Harry G.M. Prick, ‘Nieuw licht op jonkeer J.H. Ram, intimus van <strong>Louis</strong><br />

<strong>Couperus</strong>’, in Juffrouw Ida 9 nr. 2 (1983), 32-43.<br />

106 De Nienuwe Gids V (1890), 4 (april). Zie ook Van Deyssel, Verzamel<strong>de</strong> opstellen (1894),<br />

307-317. Reijn<strong>de</strong>rs, C. bij V.D., 92 e.v. - B. Luger en Harry G.M. Prick, De beweging van 80<br />

(1982), 77.<br />

107 Bastet, Zuil, 27.<br />

V [1889-1891]<br />

In September 1889 had <strong>Couperus</strong> zich in Den Haag onledig gehou<strong>de</strong>n met boeken<br />

lezen en nu en dan eens een brief schrijven. Netschers kritiek, die ge<strong>de</strong>eltelijk wel<br />

bij hem in <strong>de</strong> smaak was gevallen, repliceer<strong>de</strong> hij met een vrien<strong>de</strong>lijke opmerking<br />

naar aanleiding van diens In en om <strong>de</strong> Twee<strong>de</strong> Kamer. Parlementaire portretten en<br />

schetsen. Hij schreef hem: 1 ‘Hartelijk dank <strong>voor</strong> <strong>de</strong> toezending van <strong>de</strong> Portretten;<br />

mijn compliment, dat je zulk eens stof zoo artistiek, al is het dan ook, zoo brutaal<br />

hebt weten te behan<strong>de</strong>len. Ik vind <strong>de</strong> schetsen zeer interessant, en zelfs sommige:<br />

kostelijk amusant op <strong>de</strong>n koop toe! Je durft toch maar alles!!’<br />

De vele gunstige kritieken op Eline Vere hebben ongetwijfeld niet alleen hemzelf<br />

in een goe<strong>de</strong> stemming gebracht, maar zij zullen ook zijn va<strong>de</strong>r genoegen hebben<br />

gedaan. De ou<strong>de</strong> heer was nu over <strong>de</strong> zeventig. Het vertrouwen in het schrijverschap<br />

van zijn zoon, dat na diens dichterlijk echec aanvankelijk wel gewankeld moet hebben,<br />

herstel<strong>de</strong> zich, <strong>voor</strong>al nu het werk van <strong>Louis</strong> ook financieel vruchten begon afte<br />

werpen. <strong>Couperus</strong>' uitgever P.N. van Kampen in Amsterdam - die ook De Gids<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


129<br />

uitgaf - kan eveneens niet an<strong>de</strong>rs dan tevre<strong>de</strong>n zijn geweet. Na een jaar werd een<br />

twee<strong>de</strong> druk opgelegd. Op 14 september 1890 droeg <strong>Couperus</strong> zijn boek in Luik aan<br />

Gerrit Jäger op.<br />

Daar tussenin nam Van Kampen een beslissing, zo ongelukkig en met zulke grote<br />

gevolgen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> toekomst, dat het <strong>de</strong>ze uitgeverij nog lang is blijven heugen. Het<br />

betreft een onbegrijpelijke kortzichtigheid. In 1968 vertel<strong>de</strong> J.W. van Kampen in<br />

een interview: 2 ‘Wij hebben Eline Vere, dat eerst in De Gids verscheen [ook alweer<br />

geen erg ter zake kundige vergissing!], uitgegeven omdat mijn va<strong>de</strong>r er op aan drong.<br />

Mijn grootva<strong>de</strong>r voel<strong>de</strong> er niets <strong>voor</strong>. Hij vond Eline Vere maar een hysterische<br />

juffrouw. Het twee<strong>de</strong> boek van <strong>Couperus</strong> Noodlot kreeg mijn va<strong>de</strong>r er dan ook niet<br />

bij hem door. De inhoud botste met mijn grootva<strong>de</strong>rs religieuse (Doopsgezin<strong>de</strong>)<br />

overtuiging. Zo zijn we <strong>Couperus</strong> dus kwijtgeraakt.’<br />

Noodlot draagtals datering mei 1890 (grootva<strong>de</strong>r Van Kampen ten spijt is het<br />

vervolgens in oktober in De Gids gepubliceerd, waarvan <strong>de</strong> redactie geen<br />

doopsgezin<strong>de</strong> bezwaren koester<strong>de</strong>). Maar zou <strong>Couperus</strong> er niet al eer<strong>de</strong>r aan begonnen<br />

zijn? In Metamorfoze zegt hij over <strong>de</strong> spiegelroman Schaakspel van Aylva: 3 ‘...het<br />

schrijven duur<strong>de</strong> langer, ging moeilijk, met onwil en vor<strong>de</strong>r<strong>de</strong> in maan<strong>de</strong>n, langzaam<br />

aan’. Uit <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> tot mei 1890 ontbreken brieven volkomen. Daardoor weten wij<br />

ook niet of <strong>Couperus</strong> van het najaar tot het <strong>voor</strong>jaar 1889-'90 steeds in Den Haag is<br />

gebleven. Daar Noodlot <strong>voor</strong> een belangrijk <strong>de</strong>el behalve in Noorwegen ook in<br />

Lon<strong>de</strong>n speelt, mag veron<strong>de</strong>rsteld wor<strong>de</strong>n dat <strong>Couperus</strong> die winter een reis naar<br />

Engeland heeft on<strong>de</strong>rnomen alvorens aan die boek te beginnen. In Metamorfoze<br />

maakt ook Aylva een reis daarheen: 4 ‘En hij vertrok naar Lon<strong>de</strong>n; vandaar naar Parijs;<br />

vandaar naar Nice.’ Noodlot begint met sneeuw in Lon<strong>de</strong>n, wat op januari 1890 kan<br />

wijzen. Dat <strong>Couperus</strong> Lon<strong>de</strong>n ken<strong>de</strong> blijkt ook uit <strong>de</strong> latere Reis-impressies, 5 waar<br />

sprake is van ‘Lon<strong>de</strong>nsche lantarens’ en ‘<strong>de</strong> drukte... van Lon<strong>de</strong>n...’<br />

Maar het kan een korte reis geweest zijn. Voor zover <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> wintermaan<strong>de</strong>n<br />

in Den Haag heeft doorgebracht, is daar zijn vriendschapsrelatie met Johan Ram<br />

gegroeid. Sinds juni 1888 was <strong>de</strong>ze uit Zeist in Den Haag ge<strong>de</strong>tacheerd, waar hij als<br />

eerste luitenant bij <strong>de</strong> grenadiers dien<strong>de</strong>. 6 <strong>Couperus</strong> had hem zoals gezegd ontmoet<br />

in <strong>de</strong> kring van Emants, 7 op diens toneelavondjes van ‘Utile et Laetum’. Ram, geboren<br />

op 7 <strong>de</strong>cember 1861 te Utrecht en dus an<strong>de</strong>rhalfjaar ou<strong>de</strong>r dan <strong>Couperus</strong>, wordt door<br />

Van Booven, die hem gekend heeft, beschreven als ‘een<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


130<br />

forsche, robuste, krijgshaftig uitzien<strong>de</strong> persoonlijkheid, innerlijk echter tot diepe<br />

zwaarmoedigheid en mystiek geneigd’. Maar hij voegt daar aan toe: ‘On<strong>de</strong>r het ruwe<br />

uiterlijk van <strong>de</strong>n militair had <strong>Couperus</strong> tevens groote sensitiviteit vermoed, en<br />

in<strong>de</strong>rdaad gevon<strong>de</strong>n.’<br />

In een aantekenschrift uit die tijd schreef Emants over Ram: 8 ‘R.m kan van niemand<br />

meer hou<strong>de</strong>n, zal nog eens trouwen uitsluitend om het geld, zegt dat wie uitgaat<br />

overal moet uitgaan omdat het gek is zich maar zoo eens hier of daar te vertoonen.<br />

Tegelijk jammert hij over <strong>de</strong>n last en <strong>de</strong> verveling van het vele uitgaan. Hij wordt<br />

erg nagezeten door <strong>de</strong> meisjes en voelt zich ongelukkig door zijn eigen<br />

besluiteloosheid en zwakheid.’ <strong>Een</strong> an<strong>de</strong>re aantekening luid<strong>de</strong>: 9 ‘R.ms uitlegging<br />

vorig geslacht. Dit geslacht zei nog: zoo moet je zijn, nl. een fictiefi<strong>de</strong>aal moet je<br />

verwezenlijken. Tegenover an<strong>de</strong>ren durf<strong>de</strong> men niet toonen wat in zijn binnenste<br />

omging omdat men altijd voel<strong>de</strong> in werkelijkheid niet aan het i<strong>de</strong>aal, dat men schijnen<br />

wil<strong>de</strong> te beantwoor<strong>de</strong>n. Tegenwoordig laat men zich meer gaan en lacht met die<br />

i<strong>de</strong>ale menschen.’ - Deze enkele pennestreken van Emants geven enigszins een<br />

indruk, <strong>voor</strong>al als wij ook aan Van Boovens beschrijving <strong>de</strong>nken, van <strong>de</strong> gekwel<strong>de</strong><br />

man die Ram geweest moet zijn.<br />

Over <strong>de</strong> vriendschap die tussen <strong>Couperus</strong> en Ram ontstond heeft Van Booven<br />

gezegd: 10 ‘In R. scheen <strong>Couperus</strong> iets van <strong>de</strong>n volledigen mensch te vin<strong>de</strong>n, waarin<br />

groote manlijke kracht en durf zich paar<strong>de</strong> aan uiterste gevoeligheid en<br />

ontvankelijkheid <strong>voor</strong> <strong>de</strong> verfijndste geestelijke verheffing.’ Het is meer geweest.<br />

De ontmoeding met Ram - een man uit zijn eigen kringen, jonkheer en telg van een<br />

ou<strong>de</strong> Utrechtse familie - heeft <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong>goed <strong>de</strong> ogen geopend <strong>voor</strong> <strong>de</strong> bittere<br />

werkelijkheid van zijn persoonlijke levenssitua<strong>de</strong>. Waarhe<strong>de</strong>n die hij tot op dit<br />

moment misschien nog onvoldoen<strong>de</strong> tot zich door had laten dringen openbaar<strong>de</strong>n<br />

zich nu met noodlottige, onontkoombare kracht. In <strong>de</strong> te grote bescherming en<br />

geborgenheid van zijn ou<strong>de</strong>rlijk milieu had zijn gevoelsleven zich tot nu toe narcistisch<br />

op zichzelf gericht. Lief<strong>de</strong>srelaties had hij nog niet leren kennen. Wat ver<strong>de</strong>r niet<br />

oirbaar werd geacht, werd in <strong>de</strong>ze kringen ook niet uitgesproken. Het ten tonele<br />

verschijnen van een man als Ram moet <strong>Couperus</strong> wel flink van zijn stuk gehracht<br />

hebben.<br />

Ram was een min of meer geletterd man. In <strong>de</strong> tijd dat hij <strong>Couperus</strong> leer<strong>de</strong> kennen<br />

heeft hij natuurlijk ook Eline Vere gelezen, het boek dat <strong>de</strong> jonge Haagse auteur in<br />

één slag beroemd maakte. Twee jaar ou<strong>de</strong>r, en als luitenant altijd on<strong>de</strong>r militairen<br />

verkerend, wist hij ongetwijfeld wat er in<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


131<br />

<strong>de</strong> wereld zoal te koop was. Wat dacht hij van Vincent Vere en diens schepper, die<br />

een zo dui<strong>de</strong>lijk feminien getint karakter had ontwikkeld, en zelfs gecultiveerd, dat<br />

een Van Deyssel in Amsterdam, hoewel hij <strong>Couperus</strong> nooit ontmoet had - hij zal zijn<br />

informaties wel van Netscher gekregen hebben - <strong>de</strong> Hagenaar heimelijk ‘een freule’<br />

noem<strong>de</strong>?<br />

Wat lang nog slechts een vermoe<strong>de</strong>n was, staat se<strong>de</strong>rt enige tijd volstrekt vast:<br />

Ram was homoseksueel. 11 In hoeverre <strong>Couperus</strong> zichzelf tot op dat ogenblik wérkelijk<br />

ken<strong>de</strong> blijft ondui<strong>de</strong>lijk. Hoeveel argeloosheid school er in zijn uitingen? Uitgesproken<br />

‘verering van <strong>de</strong> man’ komen wij aanvankelijk in zijn werk niet tegen. An<strong>de</strong>rzijds<br />

kunnen <strong>de</strong> vele naakte boezems, <strong>de</strong> bacchanten en odalisken, wulpse vorstinnen en<br />

godinnen uit zijn poëzie weinig verontrusting in zijn naaste omgeving gewekt hebben.<br />

Van zelfprojectie had men nog niet gehoord. Op het oog leek alles ‘normaal’, ook<br />

<strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> zelf. Wat Vincent Vere betreft, Eline <strong>de</strong>nkt dat hij verliefd op haar<br />

is en dat hij haar wel ten huwelijk zal vragen. Er is in <strong>de</strong> roman niet letterlijk een<br />

toespeling te vin<strong>de</strong>n van ‘tegennatuurlijkheid’ bij Vincent, hoe <strong>de</strong>ca<strong>de</strong>nt hij zich<br />

ver<strong>de</strong>r ook moge <strong>voor</strong>doen. Voor St. Clare geldt trouwens het zelf<strong>de</strong>. Deze vraagt<br />

Eline zelfs regelrecht ten huwelijk. - Om kort te gaan, het gewraakte on<strong>de</strong>rwerp lag<br />

misschien wel op <strong>de</strong> loer, maar kreeg geen kans omdat <strong>de</strong> auteur zelf er zich niet ten<br />

volle van bewust lijkt te zijn geweest.<br />

In Noodlot echter staan <strong>de</strong> zaken ineens an<strong>de</strong>rs. Het is alsof <strong>Couperus</strong> plotseling<br />

tot het besef is gekomen dat er iets noodlottigs met hem aan <strong>de</strong> hand was. Behalve<br />

Elisabeth, van kind at aan praktisch zijn zuster, had nooit een vrouw hem wérkelijk<br />

geboeid. Zelf vrijwel als meisje opgevoed, met en tussen vrouwen, had hij zich sterk<br />

met het an<strong>de</strong>re geslacht geï<strong>de</strong>ntificeerd. De onverhoedse ontmoeting met iemand als<br />

Ram, een sterk manlijk tegenwicht, was een hevige schok. De tegenstrijdige gevoelens<br />

die plotseling in hem opwoel<strong>de</strong>n brachten hem in verwarring. De korte roman Noodlot<br />

lijkt dat althans aannemelijk te maken. Merkwaardig is <strong>voor</strong>al dat in dit boek <strong>de</strong><br />

relatie Vincent-St. Clare uit Eline Vere als het ware gecontinueerd wordt in<br />

Bertie-Frank, maar ditmaal zo geperverteerd dat het drama eindigt in moord en<br />

dubbele zelfmoord. Daar steekt vermoe<strong>de</strong>lijk meer achter dan alleen maar literatuur,<br />

ook al werkt <strong>de</strong> invloed van Ibsens Spoken nog steeds door (het toneelstuk wordt nu<br />

zelfs met name genoemd). 12<br />

Frank heeft trekken meegekregen die sterk van Rams persoonlijkheid<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


132<br />

zijn afgeleid. Emants, van zijn kant, ‘kopieer<strong>de</strong>’ Ram ook al, en nog veel<br />

nauwkeuriger, in zijn luitenant Siria, hoofdpersoon in zijn verhaal Zwijgen. De aan<br />

Emants ontleen<strong>de</strong> gegevens, gecombineerd met wat wij ver<strong>de</strong>r uit an<strong>de</strong>re bronnen<br />

over Ram weten, maken dat <strong>de</strong> trias Frank-Ram-Siria zich min of meer als een eenheid<br />

aan ons <strong>voor</strong>doet.<br />

In Noodlot is Frank groot en vierkant, en een man van <strong>de</strong> wereld. De feesten, diners<br />

en orgieën vervelen hem echter. In zijn als zinloos ervaren leven vindt hij geen<br />

voldoening, er zit hem iets dwars. Dit alles ging evenzeer op <strong>voor</strong> Ram. Aan diens<br />

graf in 1913 - Ram koos toen in schijnbaar volle gezondheid zijn eigen dood - zou<strong>de</strong>n<br />

twee mannen gewagen van 13 ‘het droevig lij<strong>de</strong>n, dat jhr. Ram <strong>voor</strong> zijn omgeving<br />

altijd achter een vrien<strong>de</strong>lijken glimlach wist verborgen te hou<strong>de</strong>n’. <strong>Een</strong> door een<br />

vriend geschreven necrologie spreekt van een beschei<strong>de</strong>n natuur, een zacht gemoed,<br />

een weinig strijdbaar karakter. 14 Tevens wordt zijn fijnzinnige geest in herinnering<br />

gebracht. Hij heet een <strong>de</strong>nker geweest te zijn, met een scherpe opmerkingsgave. 15<br />

Frank raakt in Noodlot verstrikt in <strong>de</strong> glibberige tentakels van een wel, uiterst<br />

androgyn aangeleg<strong>de</strong> jeugdvriend, Bertie, een geraffineer<strong>de</strong> parasiet, letterlijk door<br />

hem in Lon<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> straat geraapt. Als Frank lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> Eve opvat, op reis in<br />

Noorwegen, zegt <strong>de</strong> laatste dat zij Bertie eigenlijk ‘bijna als een meisje beschouwt’.<br />

Dit alles, gecombineerd met <strong>de</strong> duistere nachtelijke avonturen waar Bertie zich in<br />

Lon<strong>de</strong>n bij herhaling aan overgeeft - diens <strong>voor</strong>keuren laten weinig te ra<strong>de</strong>n over;<br />

op een partijtje met drie vrouwen amuseert hij zich op zijn eigen manier, ‘in eene<br />

diepe minachting <strong>voor</strong> het vrouwlijk geslacht, ongevoelig <strong>voor</strong> haar drieër<br />

bevallighe<strong>de</strong>n’ - , maakt dat Berties seksuele geaardheid <strong>voor</strong> een goed verstaan<strong>de</strong>r<br />

nogal dui<strong>de</strong>lijk is, ook al wordt er expressis verbis niets uitgelegd. Het bij <strong>de</strong> naam<br />

noemen van het <strong>de</strong>sbetreffen<strong>de</strong> ‘euvel’ was in Ne<strong>de</strong>rland in die tijd echter volstrekt<br />

taboe, zeker in Haagse kringen, en in geschrifte wel helemaal. <strong>Couperus</strong> kon en wil<strong>de</strong><br />

niet dui<strong>de</strong>lijker zijn dan hij toch al was. Hij moest er bovendien rekening mee hou<strong>de</strong>n<br />

dat zowel zijn ou<strong>de</strong>rs als alle an<strong>de</strong>re le<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> grote familie Noodlot zou<strong>de</strong>n lezen<br />

dan wel er óver zou<strong>de</strong>n lezen.<br />

In het boek dringt Bertie zich als een wig tussen <strong>de</strong> gelief<strong>de</strong>n in, uit giftige jaloezie.<br />

Tenslotte vermoordt Frank hem. Diens zelfmoord daarop, samen met Eve, vindt<br />

evenals bij Ibsen plaats door mid<strong>de</strong>l van een flesje morfine. De herhaal<strong>de</strong>lijke<br />

verwijzingen naar Spoken zijn bestu-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


133<br />

<strong>de</strong>erd door Klein, die tot <strong>de</strong> onontkoombare conclusie kwam dat, volgens <strong>de</strong> in<br />

Noodlot uitgewerkte opvattingen, <strong>de</strong> zon van het ware geluk pas gezien zal wor<strong>de</strong>n<br />

na <strong>de</strong> bevrij<strong>de</strong>n<strong>de</strong> dood: 16 eer<strong>de</strong>r is <strong>de</strong> mens niet meer dan een toneelspeler, een acteur<br />

die een tevoren vastgeleg<strong>de</strong> tekst en rol krijgt toebe<strong>de</strong>eld door zijn fatum. De<br />

zogenaam<strong>de</strong> menselijke wil zou op een illusie berusten.<br />

Gedreven door het zich bewust wor<strong>de</strong>n van zijn niet meer te veran<strong>de</strong>ren afwijken<strong>de</strong><br />

seksuele geaardheid - wat in<strong>de</strong>rdaad als door een noodlot ge<strong>de</strong>creteerd kan wor<strong>de</strong>n<br />

beschouwd, daar <strong>de</strong> wil er geen vat op heeftgaat <strong>Couperus</strong> nu veel ver<strong>de</strong>r dan in<br />

Eline Vere, waar St. Clare met Emerson elke vorm van <strong>de</strong>terminisme verwerpt.<br />

‘Denken maakt in Noodlot <strong>de</strong> romanfiguren niet vrij,’ besluit Klein terecht. Dit was<br />

het wat <strong>Couperus</strong> ook in zichzelf moest leren aanvaar<strong>de</strong>n.<br />

Het werd hem daarbij niet gemakkelijk gemaakt. Spoedig zou hij zelfs <strong>de</strong> wijk<br />

naar Parijs nemen, naar hij hoopte <strong>voor</strong>goed. Ondanks het door-slaggeven<strong>de</strong> succes<br />

van Eline Vere is 1890 <strong>voor</strong> hem een jaar vol problemen gewor<strong>de</strong>n. Men mag zelfs<br />

wel van een existentiële crisis spreken. Zijn omgeving verwachtte immers van hem<br />

dat hij netjes zou trouwen. Twee vrouwen uit zijn naaste familie dongen naar zijn<br />

hand. 17 Bei<strong>de</strong>n waren zij nichtjes van hem, die on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> kastanjeboom in <strong>de</strong><br />

Sophialaan, elk op haar eigen manier, erg van hem gecharmeerd waren geraakt:<br />

Minta Baud en Elisabeth Baud.<br />

Met Schaakspel heeft <strong>Couperus</strong> in Metamorfoze zelf zijn Noodlot vergeleken. 18<br />

Er wordt daar echter in het geheel niets over een intrige meege<strong>de</strong>eld, alleen <strong>de</strong><br />

kwintessens komt ter sprake: het noodlot als enige levensmacht. Emilie/Elisabeth<br />

accepteert dat niet zon<strong>de</strong>r meer. Voor <strong>de</strong> man die haar boeit en die zij juist zo<br />

bewon<strong>de</strong>rt, koestert zij hoop op iets beters, dat zij ziet als een hemelse ster. 19 Zij wil<br />

Hugo/<strong>Louis</strong> beschermen tegen het lot dat Frank, Eve en Bertie heeft getroffen. En<br />

moeten wij hier misschien niet ook het lot van Petrus Theodorus <strong>Couperus</strong> aan<br />

toevoegen, <strong>de</strong> krankzinnig gewor<strong>de</strong>n broer van <strong>Louis</strong>? Wat wij geneigd zijn literaire<br />

motieven te noemen had direct met bittere werkelijkheid te maken. Over zelfmoord<br />

zal in <strong>Couperus</strong>' naaste omgeving ongetwijfeld dikwijls gesproken zijn. Het feit mag<br />

niet over het hoofd wor<strong>de</strong>n gezien dat twee van zijn beste vrien<strong>de</strong>n - en <strong>Couperus</strong><br />

heeft er nooit vele gehad - er toe zijn overgegaan: eerst Gerrit Jäger, en in 1913 ook<br />

Johan Ram.<br />

In het <strong>voor</strong>jaar van 1890 begon Elisabeth Baud te beseffen dat zij van<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


134<br />

haar neef <strong>Louis</strong>, <strong>de</strong> buil op haar <strong>voor</strong>hoofd ten spijt, hield als van geen an<strong>de</strong>r: ‘Zij<br />

had hem altijd liefgehad, altijd van kind af aan.’ Het noodlot, dacht zij, 20 ‘zoû niet<br />

durven verpletteren, een, die werd bemind....’ De ster als symbool was bestemd <strong>de</strong><br />

band te sieren die <strong>Couperus</strong> een jaar later zelf ontwierp <strong>voor</strong> zijn volgen<strong>de</strong> boek,<br />

Extaze, een in<strong>de</strong>me lief<strong>de</strong>sgeschie<strong>de</strong>nis. 21<br />

Zover was het echter nog niet. Na <strong>de</strong> voltooiing van Noodlot in mei 1890 vertrok<br />

<strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong> enkele weken naar Karlsbad. Het staat niet vast met wie, vermoe<strong>de</strong>lijk<br />

echter reis<strong>de</strong> hij samen met zijn tante Wilhelmina - nu eenenzeventig jaar oud - en<br />

haar jongste dochter Minta, die met haar achtentwintig jaren hopeloos bezig was een<br />

ou<strong>de</strong> vrijster te wor<strong>de</strong>n. Bei<strong>de</strong> hebben mo<strong>de</strong>l gestaan <strong>voor</strong> <strong>de</strong> twee hoofdpersonen<br />

van <strong>de</strong> novelle die <strong>Couperus</strong> aldaar begon te schrijven en die veelzeggend ook in<br />

Karlsbad speelt, <strong>Een</strong>e illuzie. 22 In <strong>de</strong> familiekring vond men het tamelijk<br />

vanzelfsprekend dat <strong>Louis</strong> maar met Minta moest trouwen. Zij werd te oud <strong>voor</strong> een<br />

an<strong>de</strong>r. Bovendien waren er generaties lang <strong>Couperus</strong>sen met Bauds in het huwelijk<br />

getre<strong>de</strong>n, er bestond dus als het ware een traditie. - Maar <strong>Couperus</strong> voel<strong>de</strong> er niet<br />

veel <strong>voor</strong>. De in die die nogal eens gehuldig<strong>de</strong> moraal ‘dat alles wel over zou gaan<br />

als je maar eenmaal getrouwd was’ moet hij met argwaan hebben bekeken. Hoe zou<br />

zijn wil toereikend kunnen zijn om <strong>de</strong>ze vorm van noodlot te overwinnen?<br />

Er kwam nog iets bij. Johan Ram was ook al in een zeer <strong>de</strong>pressieve stemming.<br />

Hij liep rond met plannen te tekenen <strong>voor</strong> het Oostindische leger. 23 Tegen Emants<br />

had hij gezegd, met <strong>de</strong> Atjehoorlog in gedachten: ‘Dan wil ik een Willemsor<strong>de</strong> halen<br />

want dat hoort er zoo bij. Ik geef niets om die dingen. Eigenlijk ga ik alleen om mij<br />

te laten doodschieten.’ - <strong>Een</strong> gedwongen huwelijk, een verloren vriend, het waren<br />

perspectieven om iemand <strong>de</strong> moed <strong>voor</strong>goed te laten verliezen. Aan Netscher schreef<br />

<strong>Couperus</strong> dan ook, toen hij weer terug was uit Karlsbad, een mismoedige brief.<br />

Netscher had hem zijn Uit ons parlement gestuurd. Op 8 juli 1890 bedankte <strong>Couperus</strong><br />

hem daar <strong>voor</strong>: 24 ‘Ik schreefje niet eer<strong>de</strong>r omdat ik in een zeer beroer<strong>de</strong> stemming<br />

was - en nu nog ben - en dat ik geen energie genoeg had om zelfs maar enkele<br />

woor<strong>de</strong>n tot je te zeggen.<br />

Ik heb je werk met belangstelling gelezen, omdat het van jou was; an<strong>de</strong>rs had ik<br />

het, geloof ik, niet gelezen. Want al die mannetjes interesseeren me om hunzelve<br />

heel weinig en alleen een beetje, om <strong>de</strong> kunst, die jij wel zoo goed bent aan ze te<br />

verspillen. Ik hoop van harte dat je er veel geld<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


135<br />

meê verdient; an<strong>de</strong>rs begrijp ik in mijn onpoli<strong>de</strong>ke naïveteit heusch niet waarom je<br />

al die vervelen<strong>de</strong> heeren zoo analyzeert. Ik zoû zoo gaarne eens een groot, flink,<br />

zuiver artistiek werk van je lezen: je lijkt me net <strong>de</strong> man om iets groots en flinks te<br />

maken. Hoe staat het met “Egoïsme”? Mijn Noodlot verschijnt niet als premie van<br />

het Nieuws; <strong>de</strong> heeren von<strong>de</strong>n het te akelig <strong>voor</strong> hunne abonnés en ze hebben au<br />

fond gelijk. Het komt nu in October in <strong>de</strong> Gids en dan, bij wien weet ik nog niet,<br />

apart uit. Ik zoû het heel aangenaam vin<strong>de</strong>n als jij er <strong>de</strong> opdracht van wil<strong>de</strong><br />

aanvaar<strong>de</strong>n. Wil je dat? Vergeld kwaad met goed en doe het. Dan zend ik je later <strong>de</strong><br />

druk-proeven van <strong>de</strong>n Gids ter inzage en ter kennismaking. Ik ben nu bezig aan een<br />

novelletje: <strong>Een</strong> Illuzie en zal met het najaar nan een grooten roman beginnen: Extaze,<br />

waarvan <strong>de</strong> hoofdfiguur mij echter nog maar alleen <strong>voor</strong> oogen staat. Ziedaar mijn<br />

litteraire bezighe<strong>de</strong>n en <strong>voor</strong>nemens, die me in <strong>de</strong>ze dagen van spleen nog een ietsje<br />

aan het leven doen hechten, al is het met veel.<br />

Ik ga niet met <strong>de</strong> Emantsen op reis, omdat ik er op het oogenblik niet <strong>de</strong> minste<br />

lust in heb. In September ga ik <strong>voor</strong>, naar ik hoop, langen tijd naar Parijs, zoolang<br />

als mijn duiten duren. Kom me dan maar eens opzoeken. Et à ce, adieu, mijn beste<br />

kerel, schrijf me gauw of je mijn boek aan je opgedragen wilt zien [...]’<br />

Waarom droeg <strong>Couperus</strong> dit boek nu juist aan Netscher op, die met het ontstaan<br />

ervan toch weinig te maken heeft gehad? - Met Netscher samen had <strong>Couperus</strong> enkele<br />

jaren eer<strong>de</strong>r Zola's Thérèse Raquin gelezen, een boek dat hij zijn leven lang is blijven<br />

bewon<strong>de</strong>ren en dat ook later werk nog beïnvloed heeft. Juist in <strong>de</strong>ze roman komt <strong>de</strong><br />

noodlotsgedachte allesoverheersend naar voren. Ook bij Zola eindigt het verhaal met<br />

een dubbele zelfmoord. Het door Netscher aangehangen naturalisme heeft <strong>Couperus</strong><br />

in geen an<strong>de</strong>r boek zo beziggehou<strong>de</strong>n als hier. 25 In geen van zijn latere romans heeft<br />

hij zich met meer overtuiging in <strong>de</strong> schaduw van Ibsen en Zola tezamen geplaatst.<br />

<strong>Couperus</strong> werd vervolgens gegrepen door een an<strong>de</strong>re schrijver, wiens werk nieuwe<br />

perspectieven <strong>voor</strong> hem open<strong>de</strong>: Paul Bourget. Van diens Un coeur <strong>de</strong> femme had<br />

hij drie dagen <strong>voor</strong> zijn brief aan Netscher, op 5 juli 1890, <strong>de</strong> laatste aflevering<br />

gelezen. 26 Het boek is namelijk in Le Figaro als feuilleton gepubliceerd, <strong>voor</strong> het<br />

afzon<strong>de</strong>rlijk verscheen. Extaze, <strong>de</strong> roman waar hij in <strong>de</strong> brief aan Netscher <strong>voor</strong> het<br />

eerst over spreekt, blijkt sterk door Bourgets nieuwe boek geïnspireerd te zijn. Wie<br />

bedoelt Cou-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


136<br />

perus met ‘<strong>de</strong> hoofd-figuur’? Was dit een afspiegeling van Johan Ram, die zich op<br />

dat ogenblik nog steeds in Den Haag bevond? Tijdgenoten hebben het zo wel<br />

beschouwd. 27 Intussen had Ram <strong>de</strong>finitief het besluit genomen naar Indië te gaan.<br />

Op 16 juli 1890 berichtte Het Va<strong>de</strong>rland dat hij <strong>voor</strong> vijf jaar getekend had. (Ram<br />

bleef overigens nog tot 2 mei 1891 in Ne<strong>de</strong>rland, zodat hij <strong>Couperus</strong>' verloving met<br />

Elisabeth Baud heeft meegemaakt.)<br />

In <strong>de</strong> loop van juli 1890 heeft <strong>Couperus</strong> <strong>Een</strong>e illuzie voltooid. Gefrustreer<strong>de</strong> lief<strong>de</strong><br />

is ook ditmaal het on<strong>de</strong>rwerp: Tila en haar ou<strong>de</strong> moezie in Karlsbad, terwijl Tila's<br />

minnaar Carel - alweer een Careltje! - in Scheveningen <strong>de</strong> drukproeven mag corrigeren<br />

van Tila's gedichten. Zij heeft een Christus-cyclus geschreven, die in De Nieuwe<br />

Gids zal verschijnen. 28 Actueler kon het haast niet, <strong>Couperus</strong> was het tijdschrift na<br />

Van Deyssels prachtige recensie tij<strong>de</strong>lijk goed gezind.<br />

In het verhaal hoopt Tila dat <strong>de</strong> weke Carel haar vroeg of laat zal overmeesteren.<br />

Hij voelt daar echter niets <strong>voor</strong>. Er is ‘iets mannelijks in haar verdwaald’, en Carel<br />

heeft Tila dus maar liever platonisch lief. - Als Carel echter persoonlijk naar Karlsbad<br />

komt, vlamt <strong>de</strong> hoop van Tila op. Ook moezie veert overeind. Vervolgens gaat Tila<br />

tot actie over. Terwijl haar moezie <strong>de</strong> Figaro en Het Va<strong>de</strong>rland (!) leest, doet zij<br />

pogingen Carel letterlijk te verlei<strong>de</strong>n. Vergeefs natuurlijk, want ‘hij verlang<strong>de</strong> niet<br />

naar <strong>de</strong> ketting harer armen om zijn hats’. Tila blijft <strong>voor</strong> Carel slechts ‘<strong>de</strong> god<strong>de</strong>lijke<br />

abnormaliteit van een empyreïsch wezen in een aardsche vrouw’. Dit brengt hem<br />

overigens wel in een bepaal<strong>de</strong> extase. Want bestond er iets heerlijkers dan dit: ‘zij<br />

was geene vrouw, zij had geen sekse, zij bestond niet, zij was eene illuzie’? Tila<br />

evenwel neemt het niet langer. De vermeen<strong>de</strong> gelieven gaan <strong>voor</strong>goed uiteen.<br />

De geromanriseer<strong>de</strong> versie dus van het gemankeer<strong>de</strong> huwelijk met Minta: het heeft<br />

er althans alle schijn van. Aan Elisabeth wil<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> zich overigens evenmin<br />

bin<strong>de</strong>n. Het liefst hoopte hij helemaal nooit te hoeven trouwen. Ook al om praktische<br />

re<strong>de</strong>nen niet: want hoe moest hij, een beginnend schrijver, ooit <strong>de</strong> kost <strong>voor</strong> twéé<br />

mensen verdienen? Nu woon<strong>de</strong> hij nog bij zijn ou<strong>de</strong>rs in, beschermd en <strong>voor</strong>al ook<br />

goedkoop...<br />

Elisabeth, van haar kant, bleef in stilte een ster van hoop koesteren. Zij wist heel<br />

goed dat <strong>Louis</strong>, zij het dan op zijn manier, veel van haar hield. In een brief aan zijn<br />

nichtje Marie Vlielan<strong>de</strong>r Hein kwam <strong>Couperus</strong> daar ook rond <strong>voor</strong> uit: 29 ‘Ik vind het<br />

heel lief in je dat je zoo een sympathie <strong>voor</strong><br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


137<br />

B.[etty] hebt, zij heeft een karakter dat heel weinig menschen kunnen doorgron<strong>de</strong>n,<br />

een ziel van exquize fijnheid, en het getuigt heel hoog <strong>voor</strong> je dat jij die fijnheid hebt<br />

gevon<strong>de</strong>n.’<br />

<strong>Een</strong> eervolle on<strong>de</strong>rscheiding op 12 augustus bracht een on<strong>voor</strong>zien maar aangenaam<br />

financieel meevallertje met zich mee. Voor zijn roman Eline Vere werd aan <strong>Couperus</strong><br />

toen <strong>de</strong> Thieme Prijs toegekend. Juryle<strong>de</strong>n waren <strong>de</strong> heren A. Pierson, G. Kalff en<br />

R. Kollewijn. Nu hij over wat extra geld beschikte, begonnen ook <strong>de</strong> Parijse plannen<br />

van lieverle<strong>de</strong> dui<strong>de</strong>lijker contouren aan te nemen.<br />

In die zomerdagen werkte hij weinig. Met Ram maakte hij's avonds soms een<br />

wan<strong>de</strong>ling door <strong>de</strong> Scheveningsche Boschjes. Samen zagen zij hoe <strong>de</strong> wolken aan<br />

<strong>de</strong> maan <strong>voor</strong>bij trokken. Aan Marie Vlielan<strong>de</strong>r Hein, die weer met haar ou<strong>de</strong>rs en<br />

ver<strong>de</strong>re familie in Nunspeet logeer<strong>de</strong>, schreef hij: 30 ‘Het was pikdonker en we kon<strong>de</strong>n<br />

geen hand <strong>voor</strong> oogen zien soms. We kwamen niemand tegen, het was als liepen we<br />

in <strong>de</strong> inkt! Die groote ster, die flambouw <strong>de</strong>s hemels, glans<strong>de</strong> met volle kracht en<br />

doof<strong>de</strong> dan in eens weer uit... zou dat lets beteekenen... een <strong>voor</strong>teeken?’<br />

In <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> brief sprak hij over Extaze, waarin maar drie hoofdpersonen een rol<br />

zou<strong>de</strong>n spelen. In zijn geest begon <strong>de</strong> compositie ervan al te groeien. Ondanks Rams<br />

aanwezigheid verlang<strong>de</strong> hij soms ook naar Nunspeet - <strong>de</strong> vrolijke dagen van Eline<br />

Vere op <strong>de</strong> Horze! - waar <strong>de</strong> Vlielan<strong>de</strong>r Heins lange wan<strong>de</strong>lingen over <strong>de</strong> hei<strong>de</strong><br />

maakten. Hij schreef Marie: 31 ‘Zou je niet van die witte duinen, waar papa <strong>de</strong> ezelin<br />

“plus blanche que la blanche hermine” heeft ingeteekend, een bedje van erica <strong>voor</strong><br />

me kunnen meenemen? [...] Denk eens aan het ongelukkige stadsmensch, dat slechts<br />

droomt van roze hei<strong>de</strong>plaggen en groote luchten daarboven. Heb je al een aquarel<br />

gemaakt naar mijn conceptie?’ On<strong>de</strong>r aan <strong>de</strong> brief schetste hij een hei<strong>de</strong> bij dreigend<br />

regenweer, en hij krabbel<strong>de</strong> er bij: ‘Wolk <strong>voor</strong> verbetering vatbaar, maar het sentiment<br />

is niet te miskennen in <strong>de</strong>n fijngetoetsten horizon.’<br />

‘Den 25sten fileeren wij naar Luik,’ schreefhij ook nog. ‘Het zal wel dol zijn, maar<br />

erg vermoeiend... vroeg op, veel afdoen, altijd uit!’ - Minta en Elisabeth Baud zijn<br />

ook naar Luik gegaan. 31 Gedrieën zou<strong>de</strong>n ze er logeren bij tante Taets van<br />

Amerongen-Riesz, dochter uit het twee<strong>de</strong> huwelijk van <strong>Couperus</strong>' grootmoe<strong>de</strong>r<br />

<strong>Couperus</strong>-Cranssen. Zij woon<strong>de</strong> er 22 quai <strong>de</strong> la Boverie. 32 Van Luik uit maakte<br />

<strong>Couperus</strong> een uitstapje naar Chaudfontaine. Hij bleef er slapen, in 33 ‘een kleine<br />

achterkamer, die da<strong>de</strong>-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


138<br />

lijk op <strong>de</strong> moeras-groene Vesdre ziet. De bergen staan er nauw achter, beklemmend<br />

in <strong>de</strong>n avond. De rivier is dood, verstorven. Mij buigend uit het raam, zie ik<br />

reusachtige waaiers electrisch licht, als een witten ether uit gloeizonnen. Het Kurhaus,<br />

dood, verstorven als <strong>de</strong> rivier, sombert daar in weg. Het is als wil het niet sterven,<br />

als ontsteekt het daarom al zijn hel gegloei, om te lokken, als kaarsen muggen lokken.<br />

Niemand zit aan <strong>de</strong> tafeltjes, in <strong>de</strong>n witten ether. In het dorp zeurt uit een mallemolen<br />

een <strong>de</strong>an, altijd <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong>.’ De melancholie van <strong>de</strong>ze dagen was onontkoom baar.<br />

Terug in Den Haag bleef hij in die zelf<strong>de</strong>, trieste stemming verkeren. Zijn alter<br />

ego Hugo Aylva was het 34 ‘of hij ie<strong>de</strong>ren dag dieper zonk in <strong>de</strong> mod<strong>de</strong>r van zijn<br />

melancholie, <strong>de</strong> mod<strong>de</strong>r van zijn altijd zelf<strong>de</strong> gedachten. Ie<strong>de</strong>ren dag <strong>voor</strong> zijn<br />

geestes-oog liet hij zijn jonge leven trekken <strong>voor</strong>bij, en zag hij <strong>de</strong> onwaar<strong>de</strong> ervan,<br />

<strong>de</strong> nutteloosheid. De onwaar<strong>de</strong> van zijn bestaan, <strong>de</strong> nutteloosheid van zijn pogen.<br />

Zijn gemis aan gezon<strong>de</strong> vreug<strong>de</strong>, zijn blindheid <strong>voor</strong> een levensdoel. Het was een<br />

hersennevroze van artist, die twijfelt aan zichzelven en wien <strong>de</strong> twijfel een kanker<br />

kan wor<strong>de</strong>n, aan <strong>de</strong> ziel, ongeneesbaar.’ In Metamorfoze plaatst <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong>ze<br />

wanhoop in een theosofische context. Hij was op dit ogenblik van zijn leven alleen<br />

maar ‘ziek om zijn eigen ziel, raadsel <strong>voor</strong> haarzelve, doodzwak in haar eigen<br />

onoplosbaarheid, en hevig verlangen<strong>de</strong> naar <strong>de</strong>n vasten steun van een groote<br />

sympathie’.<br />

Vijfentwintig jaar later, in 1915, heeft <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> trieste perio<strong>de</strong> van vlak <strong>voor</strong><br />

zijn Parijse escapa<strong>de</strong> nog eens kort opnieuw beschreven. Hij was toen sinds enkele<br />

maan<strong>de</strong>n gerepatrieerd vanwege <strong>de</strong> oorlogsomstandighe<strong>de</strong>n, woon<strong>de</strong> aan <strong>de</strong> Hoogewal<br />

en voel<strong>de</strong> zich als het ware weer teruggeworpen naar <strong>de</strong> jaren van zijn jeugd: 35 ‘O,<br />

Smart, die ik heb gele<strong>de</strong>n, ik heb u nooit vergeten!’ riep hij toen uit. ‘Het leven is<br />

<strong>voor</strong>t gegaan, omdat ik toèn jong was en sterker dan ik zelve wist en niet gestorven<br />

ben en mij slechts snikkend, gebroken heb laten zinken in <strong>de</strong> armen van al wat<br />

troostend mij wil<strong>de</strong> omringen. Maar heb ik u ook verzwegen, o Smart, ik heb u nooit<br />

vergeten.’<br />

Overdui<strong>de</strong>lijk heeft hij toen durven belij<strong>de</strong>n wat <strong>de</strong> kern van zijn problematiek<br />

was, namelijk dat wat L.S.A.M. von Römer in 1904 in een brochure over<br />

homoseksualiteit zou betitelen als Ongekend Leed: ‘O, mijn Leed, o mijn hevige<br />

Smart... toèn, eenmaal, scheent gij mij bovenmenschelijk toe; nu heb ik u uìt gele<strong>de</strong>n,<br />

maar vergeten zal ik u nooit. O mijn<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


139<br />

Smart, wat waart gij toen zwaar, wat hebt gij mij toen verpletterd, zoo zeer, dat ik<br />

mijzelven nu verbaas, dat ik nog leef. Wat heb ik met u geworsteld, gehijgd, wat<br />

hebben wij samen gele<strong>de</strong>n, ik om ù maar gij om mij, die mij smart aan moest doen,<br />

o Smart! [...] Moe<strong>de</strong>r van mijn ziel! Gij zijt <strong>de</strong> Waarheid geweest, <strong>de</strong> immense<br />

Waarheid, bijna te immens <strong>voor</strong> mijn kleine leven, te verpletterend <strong>voor</strong> mijn kleine<br />

zelf! Gij zijt <strong>de</strong> reusachtige Werkelijkheid geweest, o immense smart, die <strong>de</strong> go<strong>de</strong>n<br />

mij gaven!’<br />

Toen, na een kwart eeuw, kon hij schrijven: ‘Gij zijt <strong>voor</strong>bij, gij zijt gegaan. Alles<br />

van u is gegaan. Alles wat gij waart: lief<strong>de</strong>, lij<strong>de</strong>n, smachten, snikken, secon<strong>de</strong>n<br />

geluk en maan<strong>de</strong>n wanhoop... dat àlles, dat àlles is heen.’<br />

In 1890 was het <strong>de</strong> bittere werkelijkheid. Niet <strong>de</strong> goe<strong>de</strong> stemming om geheel alleen<br />

op reis te gaan. Op 13 oktober liet hij zich <strong>de</strong>sondanks uitschrijven, om zich in Parijs<br />

te vestigen. 36 Zon<strong>de</strong>r Elisabeth, zolang zijn geld zou duren - maar als het mogelijk<br />

was: <strong>voor</strong>goed. Dat hij het meen<strong>de</strong> bewijst zijn aankoop van een oersterke houten<br />

koffer bij Perry, die hem precies drieëntwintig jaar heeft gediend, tot hij hem<br />

uitein<strong>de</strong>lijk in 1913 toch heeft moeten afdanken - in Barcelona. 37 Het is een van<br />

<strong>Couperus</strong>' dierbaarste bezittingen geweest, een koffer die volgens hem een ziel had:<br />

‘Die houten koffer was heel zwaar, maar hij was daarbij ontzettend soli<strong>de</strong> en hoewel<br />

ik geloof, dat ik in het bruto gewicht van mijn bagage veel overwicht heb betaald<br />

geduren<strong>de</strong> <strong>de</strong> vele jaren, dat hij mij dien<strong>de</strong>, had ik die koffer erg lief en dien<strong>de</strong> hij<br />

mij verbazend trouw. [...] Er schrijnt iets over mijn hart wanneer ik aan hem <strong>de</strong>nk.<br />

[...] Hij was een koffer met een ziel.’<br />

Geen won<strong>de</strong>r. Het was <strong>de</strong> koffer die <strong>Couperus</strong> meenam om in Parijs een nieuw<br />

leven te beginnen.<br />

<strong>Een</strong> succes werd dit avontuur niet bepaald. Terwijl in Holland <strong>de</strong> publikatie van<br />

Noodlot grote opschudding veroorzaakte, zwierf hij eenzaam door een vreem<strong>de</strong> stad<br />

waar het ijskoud was, en waar hij <strong>voor</strong>al alle menselijke warmte moest missen. Aan<br />

Marie Vlielan<strong>de</strong>r Hein schreef hij treurig, al kort na zijn aankomst: 38 ‘Ja kind, ze zijn<br />

wel lang, heel lang gele<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> dagen van Nunspeet, <strong>de</strong> dagen van <strong>de</strong> hei, en <strong>de</strong><br />

sterren, en ze komen nooit weer terug.’ Hij vroeg haar te trachten zijn moe<strong>de</strong>r over<br />

te halen naar Parijs te komen. Maar zij is daar niet in geslaagd, ondanks zijn woor-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


140<br />

<strong>de</strong>n: ‘Ik heb een gevoel of ik een schaduw sla over alles wat me omgeeft en ie<strong>de</strong>reen<br />

tot wie ik spreek...’<br />

<strong>Couperus</strong> had een trieste achterkamer in <strong>de</strong> rue Pasquier betrokken, 39 ‘op <strong>de</strong> twee<strong>de</strong><br />

verdieping van een groot huis; <strong>de</strong> kamer somber, <strong>de</strong> meubelgordijnen eenvoudig<br />

terzij<strong>de</strong> weggeschoven, somberrood. Voor het glas bloemen van guipure; <strong>de</strong> vensters<br />

gaan als glas<strong>de</strong>uren open naar binnen, met een roestig vergul<strong>de</strong>n kruk; een ijzeren<br />

balconhekje krinkelt er laag <strong>voor</strong>, met éene zelf<strong>de</strong> arabesk rechts en links [...]. Over<br />

<strong>de</strong>n muur van <strong>de</strong>n cour heen zie ik <strong>de</strong> faça<strong>de</strong>s van <strong>de</strong> Rue <strong>de</strong> l'Arca<strong>de</strong>. Alles is stil,<br />

ge<strong>de</strong>mpt als in eene provinciestad; het gebruis <strong>de</strong>r boulevards is hier niet te hooren.<br />

<strong>Een</strong> enkele maal eene zware kar, die eenzaam wegrammelt; een rijtuig, vlug,<br />

wieleratelend, met een tikkelen<strong>de</strong>n hoefslag van het paard.’ Soms leg<strong>de</strong> hij een<br />

suikerklontje in <strong>de</strong> vensterbank, <strong>voor</strong> <strong>de</strong> duiven. Maar <strong>de</strong> suiker bleef liggen en<br />

verregen<strong>de</strong>. Ze eten geen suiker, zei <strong>de</strong> knecht van het huis, Joseph.<br />

<strong>Couperus</strong> had een portefeuille vol aanbevelingsbrieven <strong>voor</strong> Massenet, Goncourt,<br />

Zola, Bourget, Van Beers bij zich. Eén daarvan had hij gekregen van <strong>de</strong> beel<strong>de</strong>n<strong>de</strong><br />

kunstenaar C.L. Philippe Zilcken, en <strong>de</strong> brief <strong>voor</strong> Zola zal Ten Brink hem wel<br />

meegegeven hebben. 40 Deze heeft namelijk zelf met Zola gecorrespon<strong>de</strong>erd. <strong>Een</strong><br />

kennis die in Parijs woon<strong>de</strong>, Frits Lapidoth - correspon<strong>de</strong>nt van Het Nieuws van <strong>de</strong>n<br />

Dag - had <strong>Couperus</strong> kunnen introduceren waar hij maar wil<strong>de</strong>, maar hij maakte er<br />

geen gebruik van. Het is zelfs <strong>de</strong> vraag of hij Bourget bezocht heeft, <strong>voor</strong> wie hij<br />

toch sinds Un coeur <strong>de</strong> femme zo een grote bewon<strong>de</strong>ring had opgevat. De enige die<br />

hij een paar maal een bezoek heeft gebracht, was Teodor <strong>de</strong> Wyzewa, die zich <strong>voor</strong><br />

<strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse literatuur in het algemeen en <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> in het bijzon<strong>de</strong>r<br />

interesseer<strong>de</strong>. De Wyzewa heeft ook waar<strong>de</strong>rend over hem geschreven. 41<br />

Zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> warmte van familie of intieme vrien<strong>de</strong>n kon <strong>Couperus</strong> het leven<br />

nauwelijks aan. In november schreef hij aan zijn zuster Trudy in Indië: 42 ‘Ik ben nu<br />

in <strong>de</strong>n Foyer <strong>de</strong>r beschaving en ik vind het leven hier zoo afgesleten, zoo onfrisch,<br />

zoo zon<strong>de</strong>r eenigen geur van jeugdig mooi. Parijs lijkt me een ou<strong>de</strong>, vuile stad, waar<br />

<strong>de</strong> verguldsels <strong>de</strong>r cafe's en theaters, <strong>de</strong> cosmopolitische warwinkel <strong>de</strong>r boulevards,<br />

<strong>de</strong> fiacres en <strong>de</strong> cocottes, allen oud, vuil, afgesleten zijn; een navrante boel, waar het<br />

iemand een kwelling is in te leven. O, natuurlijk, er is hier “Kunst” en “Beschaving”,<br />

jawel, o God! jawel, ik weet dat, maar leef er eens in,... en<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


141<br />

toets, wat je hier vindt aan je eigen i<strong>de</strong>eën, aan je illusiën, wat een déceptie!...’<br />

Van het Théatre Français hield hij wel, en Réjane zag hij graag eens acteren. De<br />

Grand Opéra echter viel hem in alle opzichten tegen. Hij ging naar een lezing van<br />

<strong>de</strong> beroem<strong>de</strong> criticus Francisque Sarcey over Paul Bourgets Un coeur <strong>de</strong> femme,<br />

maar vond het een marteling van twee uren lang: <strong>de</strong> man ontpopte zich in zijn ogen<br />

als botte bourgeois. Zelfs <strong>de</strong> zogenaamd elegante Parisiennes liepen er uitgesproken<br />

slordig bij: ‘De actrices zijn hier, naar wat ik zie, <strong>de</strong> eenige vrouwen, die zich goed<br />

klee<strong>de</strong>n; ten minste, <strong>de</strong> mondaines, die ik in <strong>de</strong>n Grand Opéra zag, had<strong>de</strong>n ou<strong>de</strong><br />

jurken aan. Maar het is ook nog niet het seizoen.’ - Hij hoopte, zo schreef hij, in<br />

januari ein<strong>de</strong>lijk in <strong>de</strong> loges <strong>de</strong> nieuwste creaties van Worth en Doucet te kunnen<br />

bewon<strong>de</strong>ren. 43 Het zou er echter niet van komen...<br />

Het is in <strong>de</strong>ze tijd geweest dat <strong>Couperus</strong> een briefje ontving van iemand die<br />

geduren<strong>de</strong> vrijwel zijn hele kunstenaarsleven <strong>voor</strong> hem van buitengewoon grote<br />

betekenis zou wor<strong>de</strong>n. <strong>Een</strong> zekere L.J. Veen te Amsterdam, in die dagen nog een<br />

jonge, weinig beken<strong>de</strong> uitgever, schreef hem dat hij in De Gids zijn Noodlot gelezen<br />

had. Hij wil<strong>de</strong> het graag als boek uitgeven. Voel<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> daar iets <strong>voor</strong>? - Wat<br />

dacht <strong>de</strong>ze Veen wel! Met één regel schreef <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> man terug ‘dat Noodlot<br />

zeer spoedig verschijnen zal bij <strong>de</strong> Uitgeversmaatschappij Elzevier’. 44 Dit nam niet<br />

weg dat <strong>Couperus</strong> zijn naam goed in <strong>de</strong> oren knoopte. Hun twee<strong>de</strong>, latere contact,<br />

dat een relatie <strong>voor</strong> jaren zou garan<strong>de</strong>ren, is van <strong>Couperus</strong> uitgegaan.<br />

De enige schets die hij eind 1890 in Parijs geschreven heeft, <strong>Een</strong> verlangen<br />

(gedateerd <strong>de</strong>cember), geeft ons een goe<strong>de</strong>, zij het navrante, indruk van <strong>de</strong><br />

naargeestige stemming waarin hij verkeer<strong>de</strong>. 45 De hoofdpersoon in <strong>de</strong>ze novelle<br />

maakt lange, doelloze zwerftochten door <strong>de</strong> stad. Zo heeft <strong>Couperus</strong> het ook<br />

beschreven in een brief aan Marie Vlielan<strong>de</strong>r Hein, 46 waarin hij spreekt van ‘kolossale<br />

wan<strong>de</strong>lingen, heel Parijs door, en ik amuseer mij dan om naar <strong>de</strong> namen van <strong>de</strong><br />

straten te kijken en maak alzoo een locale studie van Parijs... Zoo nu en dan, al schrijf<br />

ik het niet aan oma [zijn moe<strong>de</strong>r], dan is het hier zoo groot en wijd en koud en<br />

eenzaam om me heen, alsof Parijs <strong>de</strong> Sahara is. En nu zal je wel zeggen, waarom<br />

kom je niet terug, daar waar je het niet koud en niet eenzaam zoû hebben, maar<br />

heusch, ik voel dat het beter is, dat ik weg ben uit Den Haag, zelfs weg van jullie<br />

allen die zoo veel van mij hou<strong>de</strong>n en al heb ik het nu en dan koud, ik heb toch nog<br />

geen oogenblik berouw gehad dat ik hier ben gekomen...’<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


142<br />

Kan <strong>de</strong> verklaring van <strong>de</strong>ze laatste woor<strong>de</strong>n misschien liggen in een passage uit <strong>Een</strong><br />

verlangen? De hoofdpersoon aldaar heeft ‘acht maan<strong>de</strong>n eene jonge vrouw zoo half<br />

en half lief gehad, eene vrouw, die hem aanbad’. Minta? En vervolgens horen wij:<br />

‘hij was vlak daarop verloofd geweest met een jong meisje, dat hem na een jaar<br />

lij<strong>de</strong>ns tegen haar eigen zin zijn woord terug gegeven had, omdat ze inzag, dat hij<br />

niet genoeg <strong>voor</strong> ze voel<strong>de</strong> om heur man te zijn.’ Elisabeth?<br />

Hoe dit ook zij, lief<strong>de</strong>sproblemen zijn in Holland zon<strong>de</strong>r twijfel aan <strong>Couperus</strong>'<br />

vlucht naar Parijs <strong>voor</strong>afgegaan. In <strong>Een</strong> verlangen analyseert hij in ie<strong>de</strong>r geval<br />

messcherp wat er eigenlijk met hem aan <strong>de</strong> hand was. <strong>Couperus</strong> begon zijn eigen<br />

noodlottig narcisme steeds dui<strong>de</strong>lijker te doorzien. Hij kón niet iemand liefhebben: 47<br />

‘Want - en dit was het juist - hij had nog nooit zoo iemand ontmoet, noch man, noch<br />

vrouw, die bij hem dat onwe<strong>de</strong>rstaanbaar, onherroepelijk, noodlottig verlangen had<br />

opgewekt zich te geven, zich te ontsluiten, zich te openen, opdat die man, die vrouw<br />

- die er niet waren - zien zou<strong>de</strong>n zijn verlangen, smachten<strong>de</strong> in <strong>de</strong> diepte dier ontsloten<br />

ziel.’ Alleen bij zijn moe<strong>de</strong>r kon hij zichzelf zijn. Daarom juist was hij ook van haar<br />

weggegaan.<br />

Het hoofdmotief van Gedroomd minnen duikt ineens weer op. Het ‘pluk <strong>de</strong>n dag’<br />

is alleen <strong>voor</strong> an<strong>de</strong>re mensen weggelegd, niet <strong>voor</strong> hem: ‘wat hij eischte was het<br />

absolute, het volmaakte, het geheele, en die menschen, ze stel<strong>de</strong>n zich tevre<strong>de</strong>n met<br />

wat relatief, onvolmaakt en ten <strong>de</strong>ele was’. <strong>Couperus</strong>' diepste wens, of liever zijn<br />

narcistisch-infantiel credo, luidt tenslotte zo: ‘Niet op te wassen, maar klein te blijven,<br />

naakt en klein in zon<strong>de</strong>looze onschuld, te lachen en te zingen met oogen en mon<strong>de</strong>n<br />

van naiveteit, hoog boven <strong>de</strong>n mod<strong>de</strong>r en het zweet, lief te hebben met alléen naiveteit,<br />

met liefkoozingen zon<strong>de</strong>r wellust, met zoenen van ziel!’<br />

Wie zo <strong>de</strong>nkt, is natuurlijk niet <strong>de</strong> meest geschikte kandidaat <strong>voor</strong> het volkomen<br />

huwelijk. An<strong>de</strong>rzijds mag een vrouw die zulke woor<strong>de</strong>n leest, geschreven door <strong>de</strong><br />

man van wie zij houdt, zich <strong>voor</strong> gewaarschuwd hou<strong>de</strong>n. - Elisabeth wist precies<br />

waar zij aan begon.<br />

Al zijn misère ten spijt was <strong>Couperus</strong> niet van plan naar Den Haag terug te keren.<br />

Had een sterfgeval hem daar niet toe gedwongen, wie weet hoe het ver<strong>de</strong>r met hem<br />

zou zijn gegaan. Op 5 januari 1891 overleed <strong>de</strong> oudminister van Koloniën G.L. Baud,<br />

<strong>Couperus</strong>' oom. Hij was <strong>de</strong> grootva<strong>de</strong>r van Elisabeth, die nog altijd bij hem in <strong>de</strong><br />

Sophialaan inwoon<strong>de</strong>. Baud<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


143<br />

bereikte <strong>de</strong> leeftijd van negenentachtig jaar. On<strong>voor</strong>bereid kwam zijn dood dus niet.<br />

De gevolgen waren er niet min<strong>de</strong>r ingrijpend om. Eerlang immers zou het huis <strong>voor</strong><br />

<strong>de</strong> weduwe, tante Wilhelmina Baud-<strong>Couperus</strong>, veel te groot zijn. Het lag <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

hand dat zij dan naar een an<strong>de</strong>re woning moest uitzien. Zij was tweeënzeventig en<br />

had aan zoveel ruimte geen behoefte meer.<br />

<strong>Couperus</strong> reis<strong>de</strong> naar Den Haag terug om <strong>de</strong> begrafenis bij te wonen. 48 Of hij déze<br />

beschikking van het noodlot betreurd heeft? Het valt te betwijfelen. Elisabeth, van<br />

haar kant, was hulpeloos. Haar grootmoe<strong>de</strong>r bleek zelfs niet in Den Haag te willen<br />

blijven wonen. Waar moest zij heen? Het lag in <strong>de</strong> aard <strong>de</strong>r verwachtingen dat er<br />

veran<strong>de</strong>ringen op til waren.<br />

In die dagen hebben <strong>Louis</strong> en Elisabeth een besluit genomen. Als jong auteur<br />

verdien<strong>de</strong> hij weinig, niet genoeg om van te leven. Na <strong>de</strong> dood van zijn ou<strong>de</strong>rs zou<br />

hij echter over eigen mid<strong>de</strong>len beschikken. Elisabeth erf<strong>de</strong> wat geld van haar<br />

grootva<strong>de</strong>r. Daar zij werkelijk innig veel van haar neef <strong>Louis</strong> hield en tot offers bereid<br />

was, zocht zij naar een oplossing die <strong>voor</strong> haarzelf, <strong>voor</strong> hem en tenslotte ook nog<br />

<strong>voor</strong> haar grootmoe<strong>de</strong>r <strong>de</strong> meest aanvaardbare was: trouw<strong>de</strong> zij met <strong>Louis</strong>, dan kon<br />

zij alle praktische zorgen van hem afnemen. Zelf verwierf zij onafhankelijkheid van<br />

haar familie. Niet alleen zag zij zo een levenstaak <strong>voor</strong> zich liggen, maar zij hoor<strong>de</strong><br />

tevens weer ergens bij. In plaats van met haar grootmoe<strong>de</strong>r in <strong>de</strong> provincie te gaan<br />

vegeteren kon zij een heel eigen leven opbouwen, samen met <strong>de</strong> man <strong>voor</strong> wie zij<br />

een zo grote bewon<strong>de</strong>ring en genegenheid koester<strong>de</strong>: <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>.<br />

Dat zij zeer essentiële beperkingen had te aanvaar<strong>de</strong>n, moet zij gewoon<br />

geaccepteerd hebben. Af te moeten zien van kin<strong>de</strong>ren, in een huwelijk dat meer op<br />

een samenleven van broer en zuster leek: zij zou er zich in schikken. - Kort na <strong>de</strong><br />

begrafenis werd hun verloving bezegeld. 49 Voor Minta was het niet prettig: zij na<strong>de</strong>r<strong>de</strong><br />

<strong>de</strong> <strong>de</strong>rtig en had geen an<strong>de</strong>r uitzicht dan bij haar moe<strong>de</strong>r blijven. In Baarn, want dat<br />

zou het wor<strong>de</strong>n.<br />

In <strong>de</strong> ijzig kou<strong>de</strong> winterdagen maakten <strong>de</strong> jonge verloof<strong>de</strong>n soms een wan<strong>de</strong>ling,<br />

of zij probeer<strong>de</strong>n - in Rijswijk, op een on<strong>de</strong>rgelopen stuk land - elkaar te leren<br />

schaatsenrij<strong>de</strong>n. 50 Dit werd natuurlijk een mislukking. <strong>Couperus</strong> had immers geen<br />

‘sportchromosoom’. De vorst werd steeds strenger. Rivieren vroren dicht, en aan zee<br />

ontstond een ijswal. Op een van die januaridagen begon <strong>Couperus</strong> in een blauw<br />

schrift van Mensing en Visser aan het boek dat hij al sinds een half jaar wil<strong>de</strong><br />

schrijven,<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


144<br />

Extaze. Als in trige koos hij een zelf<strong>de</strong> probleemstelling als Paul Bourget in Un coeur<br />

<strong>de</strong> femme: 51 een teruggetrokken leven<strong>de</strong> jonge vrouw ontmoet een jongeman die er<br />

op los leeft en wordt zon<strong>de</strong>r het te willen verliefd op hem. Deze lief<strong>de</strong> moet zij<br />

tenslotte opgeven. Dit gegeven - dat in het begin tot in <strong>de</strong>tails overeenkomsten met<br />

Bourgets boek vertoont - werkte <strong>Couperus</strong> an<strong>de</strong>rs uit dan zijn Franse <strong>voor</strong>beeld. Hij<br />

vlocht er zowel het hoofdmotief van <strong>Een</strong>e illuzie als het thema van zijn eigen diepe<br />

verlangen naar ‘liefkozingen zon<strong>de</strong>r wellust, met zoenen van ziel’ doorheen.<br />

Bovendien voeg<strong>de</strong> hij als trait d'union tussen <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> hoofdfiguren een sterk<br />

androgyne knaap toe, Jules, in wie wij een dui<strong>de</strong>lijke zelfprojectie mogen zien. Jules<br />

kan bij <strong>voor</strong>beeld op school niet mee, uitgerekend in <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> klas!<br />

Maar er is nog meer. Jules voelt een grote vriendschap <strong>voor</strong> <strong>de</strong> minnaar in het<br />

boek, Taco Quaerts. Hiermee duikt het Vincent / St. Clare en Bertie / Frank motief<br />

dus weer op. De verbin<strong>de</strong>n<strong>de</strong> vrouwenfiguur heeft in <strong>de</strong> drie boeken trouwens steeds<br />

verwante namen: Eline Vere (E.V.), Eve, Cecile van Even. Tijdgenoten is het <strong>voor</strong>ts<br />

al opgevallen dat Quaerts veel gelijkenis met Johan Ram vertoon<strong>de</strong>, niet alleen<br />

uiterlijk maar ook wat karakterstructuur betreft. 52 Het boek is dus nauw met <strong>Couperus</strong>'<br />

eigen leven en zijn vroegere werk verbon<strong>de</strong>n. Toch is er een verschil met her er aan<br />

<strong>voor</strong>afgaan<strong>de</strong> boek. Waar in Noodlot letterlijk ook het noodlot overwint, zegeviert<br />

in Extaze het goe<strong>de</strong>, we<strong>de</strong>rom door <strong>de</strong> invloed van Emerson, die het positieve element<br />

aandraagt: <strong>de</strong> ster van Elisabeths hoop.<br />

De novelle <strong>Een</strong> verlangen behan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> het zoeken naar een i<strong>de</strong>ale, i<strong>de</strong>ntieke, reine<br />

zusterziel, ‘die smachtte als hij... En leef<strong>de</strong> die, wanneer zou<strong>de</strong>n zij elkaâr dan<br />

ontmoeten? Nog in dit leven? Na duizend metempsychozen?’ Ook in Extaze gaat<br />

het daar bij uitstek om. Nu echter wordt dit hoge doel bereikt, zij het slechts <strong>voor</strong><br />

één avond. Quaerts heeft 53 ‘lief, met alleen zijne ziel’, ‘met <strong>de</strong> supreme Aandoening<br />

<strong>de</strong>r essence zijns wezens’. Zijn gelief<strong>de</strong> moet <strong>voor</strong> hem blijven ‘eene vrouw, die<br />

geen vleesth was, die niets verlang<strong>de</strong> van <strong>de</strong> aar<strong>de</strong>, welke hij vond in an<strong>de</strong>re vrouwen,<br />

die alleen ziel zoû wezen, zusterziel <strong>de</strong>r zijne’. Zij van haar kant wil meer, beseffend<br />

‘dat zij het aardsche miste, dat zij smachtte naar het aardsche...!’ - Zij berust echter,<br />

en kan dan het éne moment van opperste geestelijke lief<strong>de</strong> beleven dat hier extase<br />

genoemd wordt. Om <strong>de</strong> herinnering daaraan zuiver te bewaren gaat Quaerts <strong>voor</strong>goed<br />

weg. Er wordt, ten afscheid, maar één kus gewisseld, die mevrouw Van Even grondig<br />

geniet:<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


145<br />

‘in <strong>de</strong> zonneverrukking van hare ziel meng<strong>de</strong> zich eene zaligheid van <strong>de</strong> aar<strong>de</strong>, een<br />

toegeven aan het geweld zijner omhelzing’. Dan is het boek uit.<br />

Op <strong>de</strong> band ervan liet <strong>Couperus</strong> een ster met wolken plaatsen, naar eigen ontwerp:<br />

Elisabeths ster van hoop, <strong>de</strong> ‘flambouw’ uit <strong>de</strong> Scheveningsche Boschjes in een<br />

augustusnacht met Ram. Wat <strong>de</strong> diepere betekenis hiervan is heeft Klein<br />

verdui<strong>de</strong>lijkt. 54 In <strong>Een</strong> verlangen vormt het metempsychose-motief al een aanwijzing<br />

dat <strong>Couperus</strong> on<strong>de</strong>r invloed van theosofische i<strong>de</strong>eën was geraakt. In zijn Petrarcatijd<br />

had hij overigens al sterk het gevoel gehad dat zijn ziel verhuisd was van toen naar<br />

nu. Doorliep zij niet een proces van loutering, zocht zij niet steeds ver<strong>de</strong>r te komen<br />

op <strong>de</strong>ze lange weg? Op <strong>de</strong> binnenkant van het kaft heeft <strong>Couperus</strong> zijn manuscript<br />

van een opgaan<strong>de</strong> zon <strong>voor</strong>zien. In <strong>de</strong> zonnestralen staat <strong>de</strong> titel van het boek<br />

geschreven, in <strong>de</strong> zon zelf <strong>de</strong> aanvankelijke on<strong>de</strong>rtitel: Het Boek van Geluk (wat<br />

later zou wor<strong>de</strong>n <strong>Een</strong> Boek van Geluk). <strong>Een</strong> grote en een kleine ster na<strong>de</strong>ren elkaar.<br />

El<strong>de</strong>rs in het handschrift teken<strong>de</strong> hij nogmaals een grote ster. Klein heeft <strong>de</strong>ze<br />

theosofische on<strong>de</strong>rgrond sterk belicht. Hij wees, evenals Jan Fontijn, op <strong>de</strong> positieve,<br />

aan Emerson ontleen<strong>de</strong> strekking van het boek. 55<br />

Wat beteken<strong>de</strong> het in <strong>de</strong> praktijk? In Extaze wordt een vorm van lief<strong>de</strong>leven<br />

verheerlijkt waar niet ie<strong>de</strong>re pas verloof<strong>de</strong> vrouw bepaald erg gelukkig mee zou zijn.<br />

De man wijst <strong>de</strong> seksualiteit af. De vrouw verlangt er naar, maar schikt zich in totale<br />

onthouding. Opnieuw mogen wij vaststellen dat Elisabeth precies geweten heeft wat<br />

er aan <strong>de</strong> hand was. Of <strong>de</strong> families <strong>Couperus</strong> en Baud ook perspicace genoeg geweest<br />

zijn om <strong>de</strong> volle draagwijdte van <strong>de</strong>ze opvattingen te beseffen, is natuurlijk <strong>de</strong> vraag.<br />

Terwijl Extaze moeizaam vor<strong>de</strong>r<strong>de</strong>, stichtte Noodlot, dat <strong>Couperus</strong> zelf al weer ver<br />

achter zich had liggen, verwarring on<strong>de</strong>r het Ne<strong>de</strong>rlandse lezerspubliek. Onmid<strong>de</strong>llijk<br />

bij verschijnen barstte <strong>de</strong> kritiek over <strong>de</strong> roman los, vernietigend wat <strong>de</strong> strekking<br />

van het boek betreft. <strong>Couperus</strong>' schrijverschap werd weliswaar ten volle erkend, maar<br />

men vond dat dit <strong>de</strong> roman eerst recht verwerpelijk maakte. Noodlot was een gevaar<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> geestelijke volksgezondheid, zo hebben sommigen betoogd. Op 14 februari<br />

1891 sprak C.H. <strong>de</strong>n Hertog in Amsterdam <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Bond van Ne<strong>de</strong>rlandsche<br />

On<strong>de</strong>rwijzers over Eline Vere en Noodlot. 56 Twee maan<strong>de</strong>n later werd zijn referaat<br />

als brochure uitgegeven, met als titel Noodlottig <strong>de</strong>terminisme. Naar Den Hertogs<br />

i<strong>de</strong>e gingen bei<strong>de</strong> boeken over ziekte-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


146<br />

gevallen. Hij achtte het dan ook begrijpelijk dat men graag geloof gehecht had aan<br />

een, intussen alweer tot onzin gereduceerd, gerucht dat <strong>Couperus</strong> te Utrecht in een<br />

krankzinnigengesticht zou zijn opgenomen. 57 (Ongetwijfeld is hier sprake van<br />

verwisseling met diens oudste broer Petrus Theodorus). Den Hertog nam het tot op<br />

zekere hoogte <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> op. Hij vond het nonsens dat sommigen bij <strong>de</strong> redactie<br />

van De Gids had<strong>de</strong>n geprotesteerd tegen het plaatsen van Noodlot in het<br />

oktobernummer van 1890. Alle opwinding over <strong>de</strong> twee boeken achtte hij tamelijk<br />

dwaas. Want wie zijn vrees eenmaal overwonnen had, kon alleen maar baat vin<strong>de</strong>n<br />

bij goed na<strong>de</strong>nken over <strong>de</strong>terministische opvattingen. Het leer<strong>de</strong> je dat je tijdig moest<br />

en kon ingrijpen, zodra iets op noodlottige wijze dreig<strong>de</strong> mis te lopen. <strong>Couperus</strong><br />

hield zijn lezers dus juist een spiegel <strong>voor</strong>.<br />

Veel onverzoenlijker stel<strong>de</strong> zich echter J. van Loenen Martinet op. In <strong>Couperus</strong>'<br />

boeken werd immers zelfs <strong>de</strong> flauwste herinnering aan godsdienst uitgebannen! En<br />

ten gunste van wat dan wel? Van ‘<strong>de</strong> doo<strong>de</strong>n<strong>de</strong> cultus van het fatum’. <strong>Een</strong> ‘teken<br />

<strong>de</strong>s tijds! <strong>Een</strong> oproeping tot <strong>de</strong>n arbeid. <strong>Een</strong> aanwijzing van onze taak. <strong>Een</strong> drang<br />

tot zelfbeproeving en een re<strong>de</strong>n tot ootmoed.’ - An<strong>de</strong>ren noem<strong>de</strong>n <strong>Couperus</strong>' werk<br />

<strong>voor</strong> christenen ongenietbaar. Nog in 1913 memoreer<strong>de</strong> J. van <strong>de</strong>n Ou<strong>de</strong> hoe <strong>de</strong><br />

verschijning van Noodlot gewerkt had als een ro<strong>de</strong> lap op een stier. 58<br />

In Metamorfoze past <strong>Couperus</strong> nogmaals een kunstgreep toe. Hij laat Schaakspel<br />

verschijnen en bekritiseerd wor<strong>de</strong>n vóór zijn vertrek naar Parijs: 59 ‘Brochures<br />

verschenen er over, van pedagogen, van predikanten; het lokte uit tot allerlei discussie,<br />

over <strong>de</strong>terminisme, en het antieke i<strong>de</strong>e van tragedie. Van <strong>de</strong> kansel werd er tegen<br />

gepredikt. Het was een slecht boek, van slechten invloed: geschreven met talent,<br />

boei<strong>de</strong> het en trok het aan, als met helsche magneten naar afgron<strong>de</strong>n van ver<strong>de</strong>rf.’<br />

Aylva ziet daarop in dat noodlotstheorieën hem nooit in het nirwana zullen brengen,<br />

en hij gaat dán pas weg uit Den Haag.<br />

In Parijs beleeft Aylva vervolgens een hevige lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> een mysterieuze barones,<br />

een verzonnen geschie<strong>de</strong>nis waar in <strong>Couperus</strong>' <strong>biografie</strong> geen ruimte <strong>voor</strong> te vin<strong>de</strong>n<br />

is, zeker niet in Parijs. Wat wel met <strong>de</strong> werkelijkheid overeenstemt, is dat<br />

Aylva/<strong>Couperus</strong> aldaar brieven ontvangt van Emilie/Elisabeth, waarin zij hem <strong>de</strong><br />

raad geeft terug te komen. Maar hij durft niet: 60 ‘Iets begon in hem <strong>voor</strong> het eerst<br />

door te schemeren, dat zij hem lief zoû kunnen hebben met lief<strong>de</strong>.’ De spiegelroman<br />

van Extaze, in<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


147<br />

Metamorfoze ‘Het boek van Nirwana’ genoemd, moet beschouwd wor<strong>de</strong>n als een<br />

onhistorische interpolatie, in 1897 ingevoegd om te suggereren dat Extaze op een<br />

ware lief<strong>de</strong>sgeschie<strong>de</strong>nis zou berusten. Evenals echter <strong>de</strong> intrige van Extaze van<br />

Bourget is afgekeken, zo is oak <strong>de</strong> inhoud van ‘Het boek van Nirwana’ niets an<strong>de</strong>rs<br />

dan ‘à la Bourget’.<br />

In Un coeur <strong>de</strong> femme vertrekt <strong>de</strong> minnaar aan het slot op olifante- en leeuwejacht<br />

naar het oosten. In Extaze neemt Quaerts tegen het ein<strong>de</strong> afscheid van zijn bemin<strong>de</strong><br />

omdat hij besloten heeft <strong>voor</strong> lange tijd op reis te gaan. In Emants' Argwaan vertrekt<br />

luitenant Siria naar Atjeh. Op 2 mei 1891 reis<strong>de</strong> Johan Ram <strong>voor</strong> vijf jaar eveneens<br />

naar Atjeh. 61<br />

Hij zou het daar op <strong>de</strong>n duur tot postcommandant brengen. Hoe diep heeft het<br />

<strong>Couperus</strong> in beroering gebracht? We weten het niet. Maar behalve Gerrit Jäger had<br />

hij in Den Haag nu niet één intieme vriend meer over. En Jäger was ziek. Hij leed<br />

aan een ongeneeslijke kwaal, of meen<strong>de</strong> althans daaraan te lij<strong>de</strong>n.<br />

Nog altijd geïnteresseerd in toneel, overwoog Jäger Noodlot <strong>voor</strong> het theater te<br />

bewerken. <strong>Couperus</strong> beschouw<strong>de</strong> het boek als dood, <strong>voor</strong>bij. Het was niet meer dan<br />

een episo<strong>de</strong>, die hij in een ‘metamorfose’ had uitgeleefd. Hij zwoeg<strong>de</strong> nu <strong>voor</strong>t aan<br />

Extaze. Soms ging hij naar zijn jonge buurvrouw die in <strong>de</strong> Surinamestraat op 22<br />

woon<strong>de</strong>, mevrouw Van <strong>de</strong>n Tol-Slicher. 62 Zij was nog een schoolvriendin van<br />

Elisabeth uit Rijswijk. Haar vroeg hij om advies hoe het boek ver<strong>de</strong>r moest gaan.<br />

Natuurlijk <strong>de</strong>batteer<strong>de</strong> hij hierover ook met Elisabeth. Die zomer van 1891 woon<strong>de</strong><br />

zij nog steeds in <strong>de</strong> Sophialaan. Pas in September zou<strong>de</strong>n zij trouwen. Hun<br />

huwelijksreceptie zou in het grote huis van wijlen haar grootva<strong>de</strong>r Baud gehou<strong>de</strong>n<br />

wor<strong>de</strong>n. 63<br />

In <strong>de</strong> loop van <strong>de</strong> zomer ging <strong>Couperus</strong> logeren bij zijn oudste zuster, Johanna<br />

Fayan Vlielan<strong>de</strong>r Hein-<strong>Couperus</strong>. Zij woon<strong>de</strong> met haar man en haar twee kin<strong>de</strong>ren<br />

in Wiesba<strong>de</strong>n. <strong>Couperus</strong> heeft haar daar wel vaker bezocht. Wiesba<strong>de</strong>n was vrolijk.<br />

In <strong>de</strong> Kurtuin werd dikwijls vuurwerk afgestoken: 64 ‘<strong>de</strong> boschjes in <strong>de</strong>n vijver waren<br />

als <strong>de</strong>coraties uit eene feeërie, purper en zeegroen, het water tril<strong>de</strong> goud van het licht;<br />

in <strong>de</strong> lucht zigzag<strong>de</strong>n salaman<strong>de</strong>rs tusschen een regen van kleurige bollen’. - Zelfs<br />

in Wiesba<strong>de</strong>n werkte hij echter nog door aan zijn boek. Al met al heeft <strong>de</strong><br />

ontstaansgeschie<strong>de</strong>nis van Extaze veel langer geduurd dan die van Eline Vere, dit<br />

terwijl het veel geringer van omvang is en eigenlijk eer<strong>de</strong>r een novelle dan een roman<br />

genoemd moet wor<strong>de</strong>n.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


148<br />

<strong>Couperus</strong>' tante Wilhelmina Baud-<strong>Couperus</strong> had intussen <strong>de</strong>finitief besloten <strong>de</strong><br />

Sophialaan binnen afzienbare tijd te verlaten en met haar dochter Minta in Baarn te<br />

gaan wonen. Daar Elisabeth niet te ver van haar geschei<strong>de</strong>n wil<strong>de</strong> zijn, besloten zij<br />

en <strong>Couperus</strong> een huis in Hilversum te zoeken. De keus viel op een kleine villa aan<br />

<strong>de</strong> Roeltjesweg, die <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong> een jaar huur<strong>de</strong>. Om <strong>de</strong> in <strong>de</strong> steek gelaten Minta<br />

een beetje te troosten gaf hij het huis <strong>de</strong> naam Villa Minta. 65<br />

Hoe stond hij intussen tegenover zijn aanstaand huwelijk? Met zekerheid is daar<br />

niet veel over te zeggen. Wen<strong>de</strong>n wij ons tot Metamorfoze, dan stuiten wij op een<br />

probleem. Van een huwelijk is in <strong>de</strong> roman daar waar het chronologisch gesproken<br />

zou moeten plaatsvin<strong>de</strong>n geen sprake. Aylva trouwt pas tegen het ein<strong>de</strong> van het boek.<br />

<strong>Couperus</strong> heeft een verschuiving toegepast. Hugo Aylva gaat in zijn eentje naar<br />

Rome en schrijft daar ‘Het boek van anarchisme’, <strong>de</strong> spiegelroman van Majesteit.<br />

Dit laatste boek echter is pas in 1893 ontstaan, meer dan een jaar na <strong>Couperus</strong>'<br />

huwelijk. Uit Rome wordt Aylva vervolgens teruggeroepen omdat zijn moe<strong>de</strong>r<br />

sterven<strong>de</strong> is. Maar mevrouw <strong>Couperus</strong>-Reynst is pas op 15 februari 1893 overle<strong>de</strong>n.<br />

In Metamorfoze volgt het huwelijk op haar dood. Het is dui<strong>de</strong>lijk dat <strong>Couperus</strong><br />

naarmate Metamorfoze vor<strong>de</strong>r<strong>de</strong> steeds meer met zijn eigen levensfeiten heeft<br />

gegoocheld. Niet <strong>voor</strong> niets gaf hij zijn boek dan ook dit motto mee: ‘Al zoû ik dien<br />

held laten schrijven werken, die verwant aan <strong>de</strong> mijne waren, <strong>de</strong> held zoû niet ik zijn,<br />

zijn kunst niet <strong>de</strong> mijne: en <strong>de</strong> roman zoû een roman blijven, niets dan een roman,<br />

en zich nooit realizeeren tot auto<strong>biografie</strong>.’ - Het zou zeker van meer <strong>voor</strong>zichtigheid<br />

getuigen indien wij ons min<strong>de</strong>r op Metamorfoze beriepen bij <strong>de</strong> reconstructie van<br />

<strong>Couperus</strong>' werkelijke <strong>biografie</strong>. Maar gebrek aan directe bronnen maakt dit<br />

onvermij<strong>de</strong>lijk.<br />

Dat <strong>Couperus</strong>' huwelijk in het boek als een afsluiting gebruikt is, moet tevens op<br />

rekening van een meer harmonische compositie gesteld wor<strong>de</strong>n. Dit neemt niet weg<br />

dat het in<strong>de</strong>rdaad <strong>de</strong> afsluiting van zijn jeugdjaren beteken<strong>de</strong>. Wat hij in Parijs<br />

vergeefs had nagestreefd bereikte hij in Hilversum. Niet langer was <strong>Couperus</strong> het<br />

zoontje van zijn ou<strong>de</strong>rs. Voor het oog van <strong>de</strong> wereld was hij nu <strong>de</strong> echtgenoot van<br />

een vrouw, die hem adoreer<strong>de</strong>.<br />

Want dat <strong>de</strong>ed Elisabeth. Op haar heeft <strong>Couperus</strong> altijd kunnen rekenen. Daarmee<br />

had zijn huwelijk misschien meer kansen dan menige verbintenis waarin <strong>de</strong><br />

seksualiteit haar ‘normale’ rol <strong>voor</strong> zich opeist.<br />

Eindnoten:<br />

1 Maatstaf II (1963), 218.<br />

2 Van <strong>de</strong>r Stoep in De Uitgever, juli-augustus 1968, 303 e.v.<br />

3 Metamorfoze. Het boek van Mathil<strong>de</strong>, IX.<br />

4 Metamorfoze. Het boek van Nirwana, III.<br />

5 ‘Brief uit Napels’, waar sprake is van ‘Lon<strong>de</strong>nsche lantarens; <strong>de</strong> drukte van Lon<strong>de</strong>n...’.<br />

6 Snij<strong>de</strong>rs, Ram, 5. - Prick, Ram, 34.<br />

7 V. Booven, Leven, 117.<br />

8 Nop Maas, ‘Jonkheer Ram, luitenant Siria, Taco Quaerts’, in Maatstaf 30, nr.6 (1982), 77. -<br />

Nop Maas, Marcellus Emants. Aantekeningen (1985; Achter het Boek 20, 1-3), 143 nr. 313;<br />

150 nr. 331; 152 nr. 337; 156 nr. 348.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


9 Maas, ‘Jonkheer Ram’, 77-78.<br />

10 V. Booven, Leven, 117.<br />

11 Snij<strong>de</strong>rs, Ram, II. - Prick, Ram, 43.<br />

12 M. Klein, ‘Het noodlot als regisseur: over <strong>de</strong> interpretatie van <strong>Couperus</strong>' Noodlot’, in Spiegel<br />

<strong>de</strong>r Letteren 25, 198-220.<br />

13 Snij<strong>de</strong>rs, Ram, 5.<br />

14 Th. [L.W.J.K. Thomson], necrologie in Buiten 7 (18 oktober 1913), 509.<br />

15 Van Frank heet het in Noodlot I, III: ‘Hij maakte enkele pretenties op eene filozofische<br />

levensbeschouwing, maar eigenlijk bestond <strong>de</strong>ze in een uit-<strong>de</strong>n-weg ruimen van alles wat niet<br />

amuzant was.’<br />

16 Zie noot 12, 215.<br />

17 Albert Vogel, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> schrijversleven (1980), 71: ‘In <strong>de</strong> uitgebrei<strong>de</strong> familiekring<br />

had men zich se<strong>de</strong>rt geruime tijd al bedisselend uitgesproken <strong>voor</strong> een verloving van <strong>Louis</strong> met<br />

zijn nicht Guillemine <strong>Louis</strong>e Baud, geboren in 1862, jongste tante van Elisabeth en in <strong>de</strong> familie<br />

Minta genoemd, van wie bekend was dat zij zich zeer tot <strong>Louis</strong> voel<strong>de</strong> aangetrokken. Tegen<br />

<strong>de</strong>ze nog zeer vage plannen en speculaties had <strong>Louis</strong> geen bezwaren gehad. Hij stond er vrij<br />

onverschillig tegenover; van een officiële verloving zou <strong>voor</strong>lopig geen sprake zijn.’ Toen zijn<br />

keuze ten slotte naar <strong>de</strong> jongere Elisabeth uitging, werd hem dat niet in dank afgenomen: ‘Het<br />

negeren van <strong>de</strong> oorspronkelijke plannen, een verbintenis met Minta, werd <strong>Louis</strong> en <strong>voor</strong>al<br />

Elisabeth door haar tantes zeer kwalijk genomen. In het bijzon<strong>de</strong>r haar tante Wilhelmina Baud,<br />

getrouwd met jhr. Johan Schuurbeque Boeye, moet zeer verontwaardigd zijn geweest. Elisabeth<br />

werd onterfd, een breuk was onvermij<strong>de</strong>lijk.’<br />

18 Metamorfoze. Het boek van Mathil<strong>de</strong>, IX; Het boek van Nirwana, I.<br />

19 Over haar religieuze opvattingen in <strong>de</strong>ze tijd valt weinig te zeggen. Zij was, evenals <strong>Louis</strong>,<br />

aangenomen in <strong>de</strong> Église Wallonne (in februari 1887).<br />

20 Metamorfoze. Het boek van Mathil<strong>de</strong>, IX.<br />

21 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 16 nr.4.<br />

22 Bastet, Zuil, 55 e.v.<br />

23 Snij<strong>de</strong>rs, Ram, 6. - Prick, Ram, 33.<br />

24 Maatstaf II (1963), 159.<br />

25 M.L. Montulet toon<strong>de</strong> in ‘<strong>Couperus</strong> Noodlot’, in Forum <strong>de</strong>r Letteren 19, 3 (september 1978),<br />

237-247 <strong>de</strong> invloed van Thérèse Raquin op Noodlot aan.<br />

26 Bastet, Zuil, 55. <strong>Couperus</strong> heeft in De Gids, die hij trouw las, kennis kunnen nemen van een<br />

uitvoerige studie over Paul Bourget door A.G. van Hamel (1890, 11, 197 e.v.).<br />

27 Zie noot 8. - Snij<strong>de</strong>rs, Ram, 6.<br />

28 <strong>Couperus</strong> kan op het motief ‘Christusgedichten’ gekomen zijn door een essay van H. Oort in<br />

De gids (1890), III, 522 e.v.: ‘Jezus als romanheld’.<br />

29 V. Booven, Leven, 93.<br />

30 I<strong>de</strong>m 117.<br />

31 I<strong>de</strong>m, 88; zie ook hieron<strong>de</strong>r.<br />

31 I<strong>de</strong>m, 88; zie ook hieron<strong>de</strong>r.<br />

32 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 23 nr. 10; 41 nr. 33.<br />

33 ‘Uitzichten’, in <strong>Een</strong>e illuzie, 134-135.<br />

34 Metamorfoze. Het boek van Nirwana, II.<br />

35 ‘De mijmerij’ (Vad. 6 november 1915), in Proza I, 56 e.v.<br />

36 Gegeven uit het Haags Gemeente Archief.<br />

37 ‘Der dingen ziel’ (Vad. 1 mei 1915), in Der dingen ziel, 13.<br />

38 V. Booven, Leven, 88.<br />

39 Zie noot 33, 130-132.<br />

40 De Nieuwe Courant, 10 juni 1913 (Paul Ekhard). - Zie ook Bastet, Zuil, 58. - In het Zilckenarchief<br />

(Rijksprentenkabinet, Amsterdam) bevindt zich een brief van <strong>Couperus</strong> aan Zilcken d.d. 18<br />

oktober 1890: ‘Waar<strong>de</strong> Heer Zilcken. Ontvang hierbij mijn vrien<strong>de</strong>lijksten dank <strong>voor</strong> Uwe<br />

aanbeveling, die ik ten zeerste op prijs stel’. - Frits Lapidoth woon<strong>de</strong> in <strong>de</strong> rue <strong>Louis</strong> Blanc, zie<br />

Jeroen Brouwers, Hélène Swarth. Haar huwelijk met Frits Lapidoth (1985), 51 e.v. en passim.<br />

41 V. Booven, Leven, 118, 144, 145. - Bastet, Zuil, 59, 78, 79. - Théodore <strong>de</strong> Wyzewa, Ecrivains<br />

étrangers (1896). - Théodore <strong>de</strong> Wyzewa, Le roman contemporain à l'étranger (1900), 263-279.<br />

42 De Nieuwe Courant, 10 juni 1913 (Paul Ekhard).<br />

43 De beroem<strong>de</strong> mo<strong>de</strong>koningen van die tijd, Charles Fre<strong>de</strong>rick Worth en Jacques Doucet. - Of<br />

<strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> eer<strong>de</strong>r door Sarcey in Den Haag <strong>voor</strong> ‘Oefening’ gehou<strong>de</strong>n spreekbeurt ook heeft<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


ijgewoond is niet bekend. Wel heeft hij over hem kunnen lezen in De Gids (1885), IV, I e.v.;<br />

238 e.v. (‘Francisque Sarcey’, door J.N. van Hall). - Over Bourget is geschreven door J.N. van<br />

Hall, ‘De “déca<strong>de</strong>nts” in Frankrijk’, in De Gids (1888), I, 416 e.v.; door A.G. van Hamel, ‘Paul<br />

Bourget’, in De Gids (1890), II, 197 e.v.<br />

44 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 13 nr. I. - Veen gaf in 1898 wel <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> druk van Noodlot uit, met <strong>de</strong> fraaie<br />

band van R.W.P. <strong>de</strong> Vries. Zie Braches, Boek als N.K., 259, 361, 362, 500 (nr. 98115).<br />

45 ‘<strong>Een</strong> verlangen’ (De Gids 1891, II, 431 e.v.), in <strong>Een</strong>e illuzie, 99-125. - Vergelijk ook <strong>de</strong><br />

correspon<strong>de</strong>ntie van Hélène Swarth, Brieven aan Pol <strong>de</strong> Mont, ed. Herman Liebaers (1964),<br />

195 (16 nov. 1890): ‘Kon<strong>de</strong>n wij echter <strong>Couperus</strong> overhalen <strong>voor</strong> kleinere proza-stukjes of<br />

verzen, dat zou niet kwaad zijn.’ - 196 (19 nov. 1890): ‘Aan van Kampen heb ik het adres van<br />

<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> gevraagd.’ - 196 (21 nov. 1890): ‘Aan L. <strong>Couperus</strong>, die tegenwoordig te Parijs<br />

woont, heb ik geschreven.’ - 201 (23 nov. 1890): ‘<strong>Een</strong> woordje om u te zeggen dat ik antwoord<br />

heb van L. Coupérus. Heel vrien<strong>de</strong>lijk, hij wil wel, maar heeft niets, maakt geen verzen meer<br />

en geen korte stukjes proza. Op hem kunnen wij dus niet rekenen.’<br />

46 Maatstaf II (1963), 161.<br />

47 ‘<strong>Een</strong> verlangen’, II.<br />

48 Bastet, Zuil, 60, nog niet vermeld (zie ook aldaar 224, noot bij 60).<br />

49 V. Booven, Leven, 122.<br />

50 I<strong>de</strong>m, 83.<br />

51 Uitvoerig Bastet, Zuil, 50 e.v.<br />

52 Zie noot 8 en 27. Dat <strong>de</strong> tijdgenoten gelijk had<strong>de</strong>n bewees M. Klein, ‘JR. in Extaze’, in Jambe<br />

3 (1983), 9, 2-6.<br />

53 Bastet, Zuil, 54 e.v.<br />

54 M. Klein, ‘Het verborgen leven van Cecile van Even’, in De Revisor 10 (1983), 84-91. Zie ook<br />

i<strong>de</strong>m, ‘Op grond van <strong>de</strong> partituur’, in Op grond van <strong>de</strong> tekst. Opstellen aangebo<strong>de</strong>n aan prof.<br />

dr. Karel Meeuwesse (1983), 53-63.<br />

55 Fontijn, Extase, 138-152, met <strong>de</strong> belangrijke conclusies (149): ‘Emerson leer<strong>de</strong> hem dat er nog<br />

een an<strong>de</strong>r antwoord was op gefrustreer<strong>de</strong> i<strong>de</strong>alen van een vernietigend fatalisme, zoals dat in<br />

<strong>de</strong> roman Noodlot naar voren kwam.’ - (152): ‘Dat i<strong>de</strong>alisme en pragmatisme of, in meer<br />

literatuur-historische zin, symbolisme en naturalisme elkaar niet behoeven uit te sluiten, maar<br />

integen<strong>de</strong>el een goe<strong>de</strong> verbintenis kunnen vormen, dat heeft <strong>de</strong> vitale Emerson aan <strong>de</strong> vermoei<strong>de</strong><br />

Europeaan <strong>Couperus</strong> kunnen leren.’<br />

56 C.H. <strong>de</strong>n Hertog, Noodlottig <strong>de</strong>terminisme. Voordracht naar aanleiding van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>'<br />

‘Eline Vere’ en ‘Noodlot’ (1891). Zie over <strong>de</strong> auteur K. Reijn<strong>de</strong>rs, <strong>Couperus</strong> bij Van Deyssel,<br />

130. - Zie over Noodlot ver<strong>de</strong>r uitvoerig Ton Anbeek, De schrijver tussen <strong>de</strong> coulissen (1978),<br />

97-127. - Over <strong>de</strong> noodlotsgedachte in <strong>Couperus</strong>' werk E.C. Van<strong>de</strong>rlip, Fate in the novels of<br />

Zola and Conperus: a comparison with the Greek concept of fate (1959). - Marc Galle, Van<br />

gedroomd minnen tot ons dwaze bestaan. Het noodlot in het werk van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> (1973).<br />

57 V. Tricht, Verkenning, 80.<br />

58 J. van Loenen Martinet, Het fatalisme in onze jongste letterkun<strong>de</strong> (1891). Zie over <strong>de</strong> auteur<br />

hiervan Reijn<strong>de</strong>rs, C. bij V.D., 130. - Marc Galle, <strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong> kritiek (1963), 31.<br />

59 Metamorfoze. Het boek van Nirwana, I.<br />

60 I<strong>de</strong>m, III.<br />

61 Snij<strong>de</strong>rs, Ram, 6. - Prick, Ram, 33.<br />

62 V. Booven, Leren, 73, 82; 38. Mathil<strong>de</strong> C. Slicher was in 1887 gehuwd met Jacobus Cornelis<br />

van <strong>de</strong>n Tol, een neef van Marcellus Emants. Het huwelijk was ongelukkig en is in 1897<br />

ontbon<strong>de</strong>n. Als ‘Tila’ Slicher heeft zij later in Laren gewoond en daar in 1916 <strong>Couperus</strong> en<br />

Carry van Bruggen aan elkaar <strong>voor</strong>gesteld. Zie over haar en haar man Nop Maas, Marcellus<br />

Emants. Aantekeningen (1985; Achter het boek 20, 1-3), 27 nr. 28; 54 nr.94; 59 nr.102; 153<br />

nr.341; 158 nr.352; 158 nr.354; 164 nr.374.<br />

63 Bastet, Zuil, 63: ‘Madame J.C.W.R. Th. Baud-Steenstra Toussaint a l'honneur <strong>de</strong> vous faire<br />

part du mariage <strong>de</strong> sa fille Elisabeth Johanna Wilhelmina avec Monsieur L.M.A. <strong>Couperus</strong>,<br />

Mercredi le 9 Septembre 1891. La Haye, 27 Aout 1891.<br />

Monsieur J.R. <strong>Couperus</strong> et Madame <strong>Couperus</strong>-Reijnst ont l'honneur <strong>de</strong> vous faire part du<br />

mariage <strong>de</strong> leur fils <strong>Louis</strong>-Marie-Anne avec Ma<strong>de</strong>-moiselle E.J.W. Baud, Mercredi le 9<br />

Septembre 1891. La Haye, 27 Aout 1891.<br />

La bénédiction nuptiale aura lieu dans l'Eglise Wallonne, à 1½ heures. Reception Sofialaan<br />

12.7 Septembre à 2-4 heures.’<br />

64 ‘Kleine raadsels’, in <strong>Een</strong>e illusie, 213.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


65 V. Boeven, Leven, 124.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


Twee<strong>de</strong> hoofdstuk<br />

149<br />

I 1891-1893<br />

Huwelijk. Reis naar België. Vestiging te Hilversum. Uitgever L.J. Veen. Oscar Wil<strong>de</strong>.<br />

Lo<strong>de</strong>wijk van Deyssel. Fre<strong>de</strong>rik van Ee<strong>de</strong>n. Noodlot als drama. Eerste reis naar Italië.<br />

Dood van zijn moe<strong>de</strong>r. Majesteit. Redacteurschap van De Gids.<br />

II 1893-1896<br />

Twee<strong>de</strong> reis naar Italië. Griekenland. Reisimpressies. Bezoek aan Ouida. Jacob van<br />

<strong>de</strong>r Doesstraat 123. Wereldvre<strong>de</strong>. Flaubert vertaald. Zelfmoord Gerrit Jäger. Van<br />

Deyssel recenseert. Gidsredactie verlaten. Hooge troeven. Venetië, Rome. Pier Pan<strong>de</strong>r.<br />

Willswin<strong>de</strong>. Ziek te Rome. <strong>Een</strong> bal.<br />

III 1896-1899<br />

Den Haag: Metamorfoze. Ram terug. Winter in Parijs. Constance Valette. Eros van<br />

Praxiteles, androgynie, H. Was en <strong>de</strong> homoerotiek. Impotentie? Havermans portret.<br />

Vertrek naar Dres<strong>de</strong>n. Psyche. Jan Toorop. Berlijn, Den Haag, Engeland. Alexan<strong>de</strong>r<br />

Teixeira <strong>de</strong> Mattos. Leo Simons. Fi<strong>de</strong>ssa. Brussel. Indische reisplannen.<br />

IV 1899-1900<br />

Genua, Monte Carlo, Batavia. De familie Valette in Tegal en Pasoeroean. Langs<br />

lijnen van gelei<strong>de</strong>lijkheid. Keetje Serrurier. Opvoering van Racine, Esther. De stille<br />

kracht, fenomeen en roman. Nice, Hôtel Continental. Den Haag. Vrouwenkwestie,<br />

familieschandaaltjes en <strong>de</strong> kritiek.<br />

V 1900-1901<br />

Huwelijk L.J. Veen. Elisabeths zenuwen. Zakelijke regelingen. Vertrek naar Nice,<br />

Villa Jules. ‘Het’ salon?! Tante Marie Taets van Amerongen. Recensie W.G. van<br />

Nouhuys. Paul Kruger in aantocht. Lectuur van historische romans. Babel. De woning<br />

van een kunstenaar.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


I [1891-1893]<br />

151<br />

Op woensdag 9 September 1891 trouw<strong>de</strong>n <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> en Elisabeth Baud te Den<br />

Haag. Het burgerlijk huwelijk, aan het eind van <strong>de</strong> morgen gesloten, werd niet<br />

aangekondigd. De invitaties maakten slechts melding van <strong>de</strong> kerkelijke inzegening,<br />

waar<strong>voor</strong> nog geen half uur werd uitgetrokken. De plechtigheid vond plaats in <strong>de</strong><br />

Waalse Kerk aan het Noor<strong>de</strong>in<strong>de</strong>, waar <strong>Louis</strong> en Elisabeth enige jaren eer<strong>de</strong>r ook<br />

elk waren aangenomen, hij in 1882 en zij in 1887. 1 Dominee E. Bourlier moet het<br />

wel een van zijn won<strong>de</strong>rlijkste ceremoniën gevon<strong>de</strong>n hebben, daar hij, na alle<br />

verontwaardig<strong>de</strong> persstemmen, van <strong>de</strong> inhoud van Noodlot niet onkundig zal zijn<br />

geweest.<br />

Het jonge paar maakte een korte huwelijksreis, eerste van <strong>de</strong> talloze gezamenlijk<br />

on<strong>de</strong>rnomen reizen die geduren<strong>de</strong> meer dan <strong>de</strong>rtig jaren zou<strong>de</strong>n volgen. Zij bezochten<br />

Blankenberge, Oosten<strong>de</strong>, Brugge en Gent. Herinneringen aan Blankenberge zijn<br />

verwerkt in Kleine raadsels van drie maan<strong>de</strong>n later, zes vreem<strong>de</strong> hoofdstukjes ‘uit<br />

het dagboek van Taco Quaerts’, geschreven in <strong>de</strong>cember 1891. 2 Zij verbleven daar<br />

in een pension bij een juffrouw, op een paar kamers met veranda aan <strong>de</strong> Zeedijk. De<br />

bed<strong>de</strong>n had<strong>de</strong>n geen gordijnen, het behangsel was lelijk, met witte asters op grijze<br />

strepen. - In Uitzichten beschreef <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> kamer waar zij te Oosten<strong>de</strong> logeer<strong>de</strong>n,<br />

in Hôtel Continental, 3 ‘met een nauwen drieboek van een loggia, waar alleen een<br />

canapé staat. De ramen open. Het zont; alles is zon in wijdte van zee en lucht. On<strong>de</strong>r<br />

mijn oogen <strong>de</strong> Zeedijk: <strong>de</strong> menschen wan<strong>de</strong>len er, zomermenschen, bont in <strong>de</strong> zon.<br />

’ - ‘Des avonds, <strong>de</strong> sterren in <strong>de</strong> lucht: illuminatie. Het ruischt er niet meer, als een<br />

bijenkorf. De badkoetsjes staan gerijd on<strong>de</strong>r aan <strong>de</strong>n Zeedijk. In het geschemer van<br />

<strong>de</strong>n avond nemen ze een vreem<strong>de</strong>n vorm aan, allen <strong>de</strong>nzelf<strong>de</strong>n. Ze staan daar als een<br />

choor van witte monniken, die het hoofd in een kap verstaken [...]. De Kurzaal is<br />

verlicht; <strong>de</strong> muziek huppelt er als op satijnen<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


152<br />

schoentjes...’ In Brugge overwoog hij even of zij er niet een vervallen paleis zou<strong>de</strong>n<br />

huren. 4<br />

Op 21 September namen zij hun intrek in <strong>de</strong> kleine Villa Minta te Hilversum. 5 Het<br />

huis was een <strong>de</strong>cennium eer<strong>de</strong>r gebouwd door een Belgische architect. Slechts een<br />

vol jaar hebben <strong>de</strong> jonggehuw<strong>de</strong>n er gewoond. <strong>Couperus</strong> heeft er <strong>de</strong> laatste hand aan<br />

Extaze gelegd. De herfst zette onmiskenbaar in: op een nacht rukte een zware<br />

najaarsstorm <strong>de</strong> pannen van het dak en <strong>de</strong> regen sloeg met geweld naar binnen. Van<br />

Booven vertelt - een herinnering van Elisabeth - hoe zij gedwongen waren naar Het<br />

Hof van Holland te vluchten, dwars door <strong>de</strong> neerkletteren<strong>de</strong> regen: 6 ‘Als meest<br />

waar<strong>de</strong>volle dingen uit het huis nam <strong>Couperus</strong> daarheen het handschrift van Extaze<br />

mee, terwijl Elisabeth het geldkistje droeg. Later, in <strong>de</strong> woning teruggekeerd, bleek<br />

<strong>de</strong> scha<strong>de</strong> niet zoo heel erg, en kort daarop in October, werd het laatste woord van<br />

Extaze geschreven.’<br />

Maar er waren oak mooie dagen. Van het balkon zag <strong>Couperus</strong> links, 7 ‘vlak on<strong>de</strong>r<br />

ons, <strong>de</strong> Vaart, tusschen hare taluds van gras, met een stuk hek. En daarachter, wijd,<br />

<strong>de</strong> wijdte van het land on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n wolkenkoepel <strong>de</strong>r lucht. Des morgens, <strong>de</strong> nevels,<br />

die reepen mousseline en tulle, <strong>de</strong>n een over <strong>de</strong>n an<strong>de</strong>r, trekken; éene verre<br />

geheimzinnigheid van mist, van verre mist, en, hier en daar, met nauwlijks <strong>de</strong>n vorm<br />

van wat boomen, die boomen uit droomen zijn: witgrijze oaze in een woestijn van<br />

nevelmysterie [...]. Over <strong>de</strong> taluds van <strong>de</strong> Vaart dichtbij grazen <strong>de</strong> schapen, dik rond<br />

wollig in wintervacht, groezelig vuil; ze hebben weinig van koppen en pooten [...].’<br />

- <strong>Een</strong> her<strong>de</strong>r, een paar karren met zwaar trekken<strong>de</strong> paar<strong>de</strong>n, het was nog het<br />

onbedorven Gooi van een eeuw gele<strong>de</strong>n. <strong>Couperus</strong> schil<strong>de</strong>rt het alsof we een Mauve<br />

zien. (Later heeft in dit huis <strong>de</strong> weduwe van Van Hoytema gewoond. 8<br />

Onmid<strong>de</strong>llijk na <strong>de</strong> voltooiing van Extaze schreef <strong>Couperus</strong> in november 1891<br />

Uitzichten 9 , een overzicht van wat hij in Stockholm, Parijs, Oosten<strong>de</strong> en Chaudfontaine<br />

uit zijn hotel- en pensionkamers gezien had. Het panorama dat hij in Hilversum elke<br />

dag zag sloot <strong>de</strong> reeks.<br />

Vervolgens begon hij aan <strong>de</strong> romantische, spiritistische novelle Epiloog. 10 Voor<br />

het eerst <strong>de</strong><strong>de</strong>n daarmee stille krachten hun intre<strong>de</strong> in zijn werk. Hoofdpersoon is<br />

hier al een Hugo (prelu<strong>de</strong>rend op Hugo Aylva uit Metamorfoze). Ook komen wij<br />

reeds een marquise <strong>de</strong> Yéména tegen, wier naam in Majesteit en Wereldvre<strong>de</strong> nog<br />

menigmaal zal terugkeren. 11 Hier<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


153<br />

pleegt zij zelfmoord na haar eerste huwelijksnacht. (‘Désilluzie van het huwelijk!’<br />

beweert Hugo wereldwijs.) In <strong>de</strong> kamer waar het drama zich heeft afgespeeld laat<br />

Hugo zich <strong>voor</strong> een nacht insluiten. De volgen<strong>de</strong> morgen blijkt een laken dat over<br />

een spiegel hing mysterieus opzij geschoven te zijn: rillend neemt Hugo <strong>de</strong> wijk. Het<br />

verhaal, een draakje maar niet zon<strong>de</strong>r charme, heeft <strong>voor</strong>namelijk dit belang <strong>voor</strong><br />

ons, dat wij er opnieuw het in <strong>de</strong> kiem mislukken van een man-vrouwrelatie in<br />

terugvin<strong>de</strong>n.<br />

Paranormale zaken zijn ook in Kleine raadsels aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong>. 12 Ze wor<strong>de</strong>n verteld<br />

door Taco Quaerts uit Extaze. Deze heet ze in een dagboek te hebben opgetekend.<br />

Ditmaal gaat het niet om huwelijksproblemen, noch ook om geestverschijningen.<br />

Centraal staat opnieuw <strong>de</strong> vriendschapsrelatie tussen een afhankelijke jongen en een<br />

veel ou<strong>de</strong>re man, <strong>de</strong> <strong>voor</strong>tzetting <strong>de</strong>rhalve van het Taco-Jules-motief. Er is sprake<br />

van allerlei onverklaarbare intuïties. <strong>Couperus</strong> schreef <strong>de</strong>ze hoofdstukjes in <strong>de</strong>cember<br />

1891, in Hilversum maar ook in Den Haag, waar hij met Elisabeth bij hun bei<strong>de</strong>r<br />

familie <strong>de</strong> feestdagen doorbracht.<br />

<strong>Een</strong> jaar nadat hij <strong>de</strong> eerste regels op papier had gezet verscheen in het<br />

januarinummer van De Gids (1892) uitein<strong>de</strong>lijk het voltooi<strong>de</strong> Extaze. 13 Op dat ogenblik<br />

bevond <strong>Couperus</strong> zich bij zijn ou<strong>de</strong>rs in <strong>de</strong> Surinamestraat. De roman leek hem dik<br />

genoeg om ook zelfstandig als boek gepubliceerd te wor<strong>de</strong>n. Ditmaal was hij het<br />

zelf die aan <strong>de</strong> nog jonge uitgever Veen vroeg of <strong>de</strong>ze er niets <strong>voor</strong> voel<strong>de</strong>: 14 ‘Naar<br />

ik mij herinner, <strong>de</strong>ed U mij eens het <strong>voor</strong>stel mij uit te geven.’ - Flink gedrukt, met<br />

wij<strong>de</strong> letter, zou het er heel aardig uit kunnen zien. Tevens wil<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> zijn losse<br />

verhalen en schetsen, die tot nu toe al verschenen waren of nog zou<strong>de</strong>n verschijnen,<br />

bun<strong>de</strong>len. De titel Novelletten die hij had bedacht zou hij later wijzigen in <strong>Een</strong>e<br />

illuzie. 15<br />

Veen <strong>de</strong>ed hem een <strong>voor</strong>stel. Maar financieel beviel dit <strong>Couperus</strong> niet. Hooghartig<br />

schreef hij op 25 januari alleen maar terug: 16 ‘Tot mij spijt kan ik niet in uw <strong>voor</strong>stel<br />

tre<strong>de</strong>n. Hooger aanbiedingen weiger<strong>de</strong> ik reeds.’ (Maar zou<strong>de</strong>n die hem werkelijk<br />

gedaan zijn?)<br />

<strong>Couperus</strong> zat nu weer in Hilversum, waar hij door <strong>de</strong> eerste enthousiaste reacties<br />

op Extaze verrast werd. Emmanuel <strong>de</strong> Bom liet hem zelfs uit het verre Vlaan<strong>de</strong>ren<br />

weten hoe prachtig hij het boek vond. <strong>Couperus</strong> was er mee ingenomen. Maar hoe<br />

hij moest reageren wist hij eigenlijk niet goed: 17 ‘Laat mij U dus maar weinig schrijven<br />

en vergeef me het luttele dat<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


154<br />

ik U nu geef: ik schijn U iets gegeven te hebben in mijn boek en ben er blij om: zoo<br />

is het ten minste niet <strong>voor</strong> niets geschreven en gele<strong>de</strong>n, mijn arm boek van geluk...’<br />

De Boms <strong>voor</strong>nemen hem te komen bezoeken wimpel<strong>de</strong> hij met vage gebaren af.<br />

Het zou immers stellig uitlopen op een <strong>de</strong>sillusie! Nogal negatief eindig<strong>de</strong> hij met<br />

<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n: ‘Ik kan U toch niet zeggen wat ik U wil zeggen: ik kan dat nooit, ik kon<br />

het zelfs niet in Extaze’. - Doelt <strong>Couperus</strong> hier op het gevoel van onmacht alles uit<br />

te drukken, dat ie<strong>de</strong>re kunstenaar kent? Of bedoelt hij an<strong>de</strong>re dingen? Want veel is,<br />

ondanks alle vermeen<strong>de</strong> openhartigheid, in dit boek van Geluk en Leed te Zamen<br />

verzwegen gebleven. Het blijft bij hem altijd moeilijk zoiets uit te maken. Vrijwel<br />

nooit ook kunnen wij vaststellen welke niet-literaire werken tot hem zijn<br />

doorgedrongen. Heeft hij bij <strong>voor</strong>beeld R. von Krafft-Ebings Psychopathologia<br />

Sexualis uit 1886 gekend? Het blijft een onbeantwoor<strong>de</strong> vraag. Zelfs directe literaire<br />

invloe<strong>de</strong>n kunnen lang niet altijd met enige zekerheid vastgesteld wor<strong>de</strong>n.<br />

De waar<strong>de</strong>ring <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong>' werk beperkte zich niet tot ons eigen taalgebied.<br />

Zo is reeds in 1891 in Engeland een vertaling verschenen van Noodlot. In 1892 zou<br />

Eline Vere volgen. 18 Deze aanloop tot internationaal succes liet <strong>Couperus</strong> overigens<br />

naar het schijnt tamelijk onberoerd. Hij gaf dit althans <strong>voor</strong>. In een omstreeks <strong>de</strong>ze<br />

tijd geschreven - zij het ongedateer<strong>de</strong> - brief aan Trudy in Indië zei hij: ‘Het is<br />

intusschen jammer, dat al die roem mij koud laat; het kan me zoo bitter weinig<br />

schelen, wat <strong>de</strong> groote menigte van mij <strong>de</strong>nkt; ik mis alle eerzucht - en geef alleen<br />

om <strong>de</strong> opinie van menschen, die ik liefheb en - heel onverstandig! - dit zelfs, ook al<br />

hebben ze geen verstand van litteratuur.’ - Zijn zwager Valette, die <strong>de</strong>ze brief in 1913<br />

publiceer<strong>de</strong>, 19 voeg<strong>de</strong> er toen als commentaar aan toe: ‘Houdt dit <strong>voor</strong>al niet <strong>voor</strong><br />

pose, onaannemelijk trouwens in <strong>de</strong>ze vertrouwelijke, geheel ongekunstel<strong>de</strong> brieven<br />

aan een zuster, die met hem sympathiseert. Hij meen<strong>de</strong> dat, en meent het nog. Telkens<br />

en telkens weer verzekert hij datzelf<strong>de</strong> in <strong>de</strong>n loop <strong>de</strong>r jaren, tusschen zijn twintigste<br />

en zijn vijftigste, en wie hem kennen, weten, dat het echt is.’ Toch heeft <strong>Couperus</strong><br />

bij herhaling aanwijsbaar belang gesteld in kritieken op zijn werk. Zijn artistieke<br />

autarkie mag dan groot geweest zijn, volstrekt absoluut en zon<strong>de</strong>r pose was <strong>de</strong>ze,<br />

Valettes beweringen ten spijt, toch niet. De latere brieven aan Veen spreken wat dit<br />

betreft dui<strong>de</strong>lijke taal.<br />

<strong>Couperus</strong>' afwijzen<strong>de</strong> brief heeft <strong>de</strong> jonge Amsterdamse uitgever teleurgesteld.<br />

Hem waren <strong>de</strong> successen van <strong>de</strong> begaaf<strong>de</strong> Hagenaar allerminst<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


155<br />

onverschillig. Veen heeft vroegtijdig ingezien dat <strong>Couperus</strong> een van <strong>de</strong> grootste<br />

talenten van die perio<strong>de</strong> was. Hij geloof<strong>de</strong> ook in diens toekomst, en dit bracht hem<br />

ertoe om per keren<strong>de</strong> post zijn aanbod wat <strong>de</strong> honorering van Extaze betreft te<br />

verhogen. <strong>Couperus</strong>, meer zakenman dan hij wel heeft willen toegeven, ging er<br />

onmid<strong>de</strong>llijk gretig op in. Hij <strong>de</strong>ed nog meer. Reeds op 31 januari gaf hij Veen<br />

aanwijzingen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> band die Extaze moest krijgen: 20 ‘Ik had mij zoo iets gedacht<br />

van een groote ster, met een enkel lijntje van een wolk, eenigszins links bovenaan;<br />

<strong>de</strong> titel, on<strong>de</strong>r rechts. Zoû U iemand weten, die dat artistiek en <strong>voor</strong>al zon<strong>de</strong>r pretentie<br />

zoû kunnen teekenen. Wil dan ook s.v.p. <strong>de</strong> bijgaan<strong>de</strong> opdracht <strong>voor</strong>aan laten<br />

plaatsen.’ (Dit betreft <strong>de</strong> beken<strong>de</strong> opdracht ‘Aan het Geluk en het Leed te Zamen.<br />

L.C.’ - gedateerd ‘Hilversum, Jan. '92.’) Veen dacht aan Jan Veth <strong>voor</strong> <strong>de</strong> band.<br />

Maar diens ontwerp kon <strong>Couperus</strong>' goedkeuring niet wegdragen. Hij vond <strong>de</strong> tekening<br />

stijf, <strong>de</strong> ster stijf, <strong>de</strong> letters stijf. Daarom bood <strong>Couperus</strong> aan zelf iets door iemand<br />

te laten tekenen. Hij ken<strong>de</strong> iemand in Den Haag... 21 Veen moet toen al het sterke<br />

vermoe<strong>de</strong>n hebben gekregen dat hij met een niet alleen goe<strong>de</strong>, maar tevens <strong>voor</strong>al<br />

ook lastige auteur te maken had. Verwend en veeleisend is <strong>Couperus</strong> altijd geweest<br />

en gebleven.<br />

Terwijl Veen met Extaze bezig was, ontving <strong>Couperus</strong> van een zekere Oscar Wil<strong>de</strong><br />

diens The Picture of Dorian Gray ten geschenke, dat in 1891 verschenen was. Wil<strong>de</strong><br />

had <strong>de</strong> Engelse vertaling van Noodlot gelezen en was enthousiast over het boek. In<br />

een helaas niet bewaar<strong>de</strong> brief aan <strong>Couperus</strong> liet hij dit zijn Hollandse collega weten. 22<br />

De vraag doet zich <strong>voor</strong> hoe Wil<strong>de</strong> hier toe kwam: had hij <strong>Couperus</strong> misschien in<br />

<strong>de</strong> winter van 1889-'90 al in Lon<strong>de</strong>n ontmoet, in <strong>de</strong> kring bij <strong>voor</strong>beeld van sir<br />

Edmund Gosse of Jacques T. Grein? 23 Hun correspon<strong>de</strong>ntie is spoorloos verdwenen,<br />

zodat dit niet meer dan een speculatie blijft. Hoe dit ook zij, <strong>Couperus</strong> vond <strong>de</strong> roman<br />

van Oscar Wil<strong>de</strong> ‘zeer boeiend en mo<strong>de</strong>rn geschreven, met een tintje fantastiek’.<br />

Veel later heeft hij overigens beweerd dat Elisabeth <strong>de</strong> roman eigenlijk mooier zou<br />

hebben gevon<strong>de</strong>n dan hij. 24 <strong>Een</strong> feit is dat <strong>de</strong> laatste het plan opvatte het boek in het<br />

Ne<strong>de</strong>rlands te vertalen. <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong>el<strong>de</strong> dit Wil<strong>de</strong> vast mee. Aan Veen vroeg hij of<br />

die bereid zou zijn <strong>de</strong> vertaling te zijner tijd uit te geven als boek. Eerst zou <strong>de</strong> tekst<br />

in afleveringen in Het Va<strong>de</strong>rland moeten verschijnen. Om Veen een indruk van <strong>de</strong><br />

roman te geven stuur<strong>de</strong> hij hem het van Wil<strong>de</strong> gekregen exemplaar ter inzage toe.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


156<br />

Daarnaast zond hij Veen nog iets an<strong>de</strong>rs: een lijstje van namen met het oog op <strong>de</strong> te<br />

verzen<strong>de</strong>n presentexemplaren van Extaze. 25 Behalve zijn va<strong>de</strong>r, Trudy in Indië, tante<br />

Taets van Amerongen in Luik, zijn schoonmoe<strong>de</strong>r mevrouw Baud en Jan ten Brink,<br />

komer er maar twee vrien<strong>de</strong>n op <strong>voor</strong>: Frans Netscher en Gerrit Jäger. Beschouw<strong>de</strong><br />

hij Ram in Atjeh als onbereikbaar? - An<strong>de</strong>re intimi had <strong>Couperus</strong> niet. Het lijstje<br />

verraadt, zoals ook <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> zullen doen, zijn betrekkelijk geïsoleer<strong>de</strong> manìer<br />

van existeren. <strong>Couperus</strong> is altijd een man gebleven die zich weliswaar koester<strong>de</strong> in<br />

<strong>de</strong> warmte van familiele<strong>de</strong>n en enkele vriendinnen, maar die daarnaast bijna geen<br />

echte vrien<strong>de</strong>n heeft gehad. Allerlei oppervlakkige kennissen daargelaten, leef<strong>de</strong> hij<br />

met Elisabeth min of meer op een eiland.<br />

Drie extra presentexemplaren zullen wellicht <strong>voor</strong> hemzelf, <strong>voor</strong> zijn tante<br />

Wilhelmina en zijn nichtje Minta in Baarn bestemd zijn geweest. Hij kwam daar<br />

vaak. Ver<strong>de</strong>r ging hij ook nogal eens naar Den Haag, waar hij dan bij zijn ou<strong>de</strong>rs<br />

logeer<strong>de</strong>. Hilversum vond hij op <strong>de</strong>n duur toch te stil. Er gebeur<strong>de</strong> niets. Elisabeth<br />

had er tijd te over om aan <strong>de</strong> vertaling van Dorian Gray te werken. De stijl van haar<br />

vertaling wijst er op, me<strong>de</strong> in aanmerking genomen dat <strong>Couperus</strong> zelf in die tijd<br />

weinig geschreven lijkt te hebben, dat zij er samen mee bezig geweest zijn. In februari<br />

1893 was. het af. Intussen was <strong>Couperus</strong> toen aan Majesteit begonnen.<br />

In Hilversum ook is het geweest dat <strong>Couperus</strong> bezoek kreeg van <strong>de</strong> man die zijn<br />

Noodlot in het Duits heeft vertaald, dr. Paul Raché uit Frankfort. 26 <strong>Een</strong> grote dunk<br />

kreeg <strong>de</strong>ze niet van hun ontmoeting. Hij schreef later: 27 ‘...bij mijn eerste bezoek aan<br />

Ne<strong>de</strong>rland, leer<strong>de</strong> ik <strong>Couperus</strong> ook persoonlijk kennen, die toen in Hilversum woon<strong>de</strong>.<br />

Wij gingen een half uurtje in <strong>de</strong>n tuin wan<strong>de</strong>len en spraken over allerlei, ik kan echter<br />

niet zeggen dat het tot veel toena<strong>de</strong>ring kwam, daar zijn teruggetrokkenheid wat te<br />

veel met mijn jeugdig temperament in tegenstelling was.’<br />

Van Baarn uit vroeg <strong>Couperus</strong> zijn uitgever begin juli om recensies van Extaze, 28<br />

<strong>voor</strong> zover die intussen verschenen mochten zijn. Van <strong>de</strong> kant van De Nieuwe Gids<br />

hoor<strong>de</strong> hij niets. Weinig kon hij vermoe<strong>de</strong>n dat Van Deyssel hem op 25 juli 1892<br />

uit Bergen op Zoom een lyrische brief over het boek zou schrijven, die onverzon<strong>de</strong>n<br />

bleef. 29 Had <strong>Couperus</strong> die wel kunnen lezen, dan zou hij vernomen hebben dat Van<br />

Deyssel dag en nacht van Extaze vervuld was; dat het hem geluk had aangedaan; dat<br />

hij <strong>de</strong> roman eenvoudigweg ‘subliem’ vond. Maar <strong>de</strong> brief is pas lang na Van Deyssels<br />

dood uit diens nalatenschap te <strong>voor</strong>schijn gekomen...<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


157<br />

Niet ie<strong>de</strong>reen in <strong>de</strong> kring van <strong>de</strong> Tachtigers was er zo enthousiast over als hij. Kloos<br />

bij <strong>voor</strong>beeld schreef Van Deyssel dat hij het een mal boek vond. 30 Van Ee<strong>de</strong>n<br />

beweer<strong>de</strong> zelfs er een bijzon<strong>de</strong>re afkeer van te hebben. 31 Van Deyssel liet zich<br />

vanzelfsprekend niet van <strong>de</strong> wijs brengen - ook niet door Henri Borel, die het boek<br />

iets vond als van een jongetje dat met zijn ei zat te knoeien - en begon te zwoegen<br />

op een recensie zon<strong>de</strong>r weerga. Deze zou niet eer<strong>de</strong>r dan in maart 1895 verschijnen.<br />

Hij heeft er toen zijn oor<strong>de</strong>el over an<strong>de</strong>r werk van <strong>Couperus</strong> aan toegevoegd. 32<br />

<strong>Couperus</strong> wist van niets. In Hilversum drong dit alles niet tot hem door. Hij ging<br />

maar rustig zijn eigen gang. Spelen<strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren op straat kon<strong>de</strong>n hem <strong>voor</strong> het raam<br />

aan zijn tafel zien werken. <strong>Couperus</strong> was toen al beroemd genoeg om <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs<br />

ontzag in te boezemen: ze maan<strong>de</strong>n hun kroost zo stil mogelijk te zijn en hem te<br />

ontzien. Nog in 1981 wist mevrouw E. Ponse-Wilmer zich een brief van haar moe<strong>de</strong>r<br />

te herinneren waarin <strong>de</strong>ze schreef: 33 ‘Toen ik 10 jaar was (ik ben nu 85) heb ik vlak<br />

bij hem gewoond aan <strong>de</strong> buitenste rand van Hilversum; ik heb hem dus van nabij<br />

gekend. [...] We zagen hem altijd zitten schrijven achter het raam van zijn werkkamer<br />

en wij, kin<strong>de</strong>ren, mochten als we buiten speel<strong>de</strong>n geen lawaai <strong>voor</strong> zijn huis maken.<br />

[...] 't Grappige is dat dat nog maar een klein stukje is dat Roeltjesweg heet. Dat stuk<br />

bij <strong>Couperus</strong>' huis heet nu: <strong>Couperus</strong>weg.’<br />

In stilte maakte hij nieuwe plannen. Bourget had zijn boek Sensations d'Italie<br />

gepubliceerd, dat in het maartnummer van De Gids een geestdriftige bespreking<br />

kreeg. 34 Na <strong>de</strong> recensie heeft <strong>Couperus</strong>, met zijn lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> Bourget, waarschijnlijk<br />

het boek zelf gelezen. Italië wordt er juichend in bezongen. Zijn sluimerend verlangen<br />

naar het land van belofte werd in het eentonige Gooi zo aangewakkerd, dat hij op 10<br />

augustus 1892 Veen zijn spoedig vertrek naar Italië aankondig<strong>de</strong>. 35 Eind september<br />

hoopte hij op te breken. De vertaling van Dorian Gray heette zo goed als voltooid<br />

te zijn.<br />

Het liep an<strong>de</strong>rs. <strong>Couperus</strong>' moe<strong>de</strong>r, die al een tijd kwakkel<strong>de</strong>, werd ernstig ziek.<br />

De reis moest uitgesteld wor<strong>de</strong>n. Intussen waren <strong>de</strong> Kleine raadsels in De Gids<br />

verschenen, en zij troffen een merkwaardige dame diep in het hart: Elise van<br />

Calcar-Schötling. Zij was een militante publiciste die zich in <strong>de</strong> latere jaren van haar<br />

leven <strong>voor</strong>al met spiritisme heeft beziggehou<strong>de</strong>n en van 1877 af, samen met haar<br />

man H.C. van Calcar, het spiritistische tijdschrift Op <strong>de</strong> grenzen van twee werel<strong>de</strong>n<br />

redigeer<strong>de</strong>. De schetsjes<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


158<br />

boei<strong>de</strong>n haar zozeer dat zij <strong>Couperus</strong> spontaan een brief schreef. Op 8 September<br />

1892 antwoord<strong>de</strong> hij: 36 ‘Hooggeachte Mevrouw. Vergun mij u mijn vrien<strong>de</strong>lijken<br />

dank te brengen <strong>voor</strong> uw hartelijke woor<strong>de</strong>n. Mijn Kleine Raadsels zijn maar heele<br />

kleine raadseltjes: in werken als <strong>de</strong> uwe en b.v. in <strong>de</strong> Annales Psychiques komen<br />

zeker veel interessanter me<strong>de</strong><strong>de</strong>lingen <strong>voor</strong>. Hoewel <strong>de</strong> Kleine Raadsels meestal mij<br />

zelven wer<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>gelegd, heb ik toch ver<strong>de</strong>r niet veel spiritualistische ervaring, en<br />

mijn <strong>voor</strong>gevoelens en <strong>voor</strong>gedachten komen juist meestal niet uit! Toch hecht ik<br />

zeer aan <strong>de</strong> waar<strong>de</strong> van zulke ervaringen, bij an<strong>de</strong>ren. Ik hoor<strong>de</strong> vroeger, dat ten<br />

uwent séances plaats grijpen. Vergeeft u mij mijn indiscretie, zoo zou ik u gaarne in<br />

October met mijn vrouw een bezoek brengen, en het zou ons zeer aangenaam zijn<br />

zulk een séance bij te wonen. In <strong>de</strong> hoop dat u dit verzoek niet onbeschei<strong>de</strong>n zult<br />

vin<strong>de</strong>n, teeken ik mij met alle hoogachting uw dienstw. <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>.’<br />

Zijn spiritistische belangstelling was <strong>voor</strong>al terreinverkenning. Blijkbaar volg<strong>de</strong><br />

hij niet alleen Elises geschriften, maar las hij ook <strong>de</strong> Annales Psychiques. Was hij<br />

erop geabonneerd of kreeg hij het tijdschrift van an<strong>de</strong>ren ter inzage? En wie waren<br />

<strong>de</strong> ‘an<strong>de</strong>ren’, die ‘zulke ervaringen’ had<strong>de</strong>n? Met name kennen wij ze niet. Wel is<br />

er een indicatie. Op 23 augustus 1892 heeft <strong>Couperus</strong> een brief geschreven aan <strong>de</strong><br />

man die zo walg<strong>de</strong> van Extaze, <strong>de</strong> heer Fre<strong>de</strong>rik van Ee<strong>de</strong>n. De inhoud is merkwaardig<br />

genoeg om in zijn geheel geciteerd te wor<strong>de</strong>n: 37 ‘Geachte Heer. Vergun mij u<br />

nevengaan<strong>de</strong> brieven toe te zen<strong>de</strong>n; zij zijn in eene impulsie geschreven door eene<br />

dame, die dikwijls zulke impulsies heeft: om te moeten schrijven dingen, die zijzelve<br />

niet weet wat ze bedui<strong>de</strong>n. Reeds vroeger heeft zij iets geschreven, dat bleek, volgens<br />

prof. Cobet, Oud-Grieksch te zijn, Zij is eene dame, zeer eenvoudig, niet<br />

buitengewoon ontwikkeld, maar o.a. begaafd met eene bizon<strong>de</strong>re magnetische gave<br />

van genezing. Hare <strong>voor</strong>gevoelens komen zeer stipt uit. Ik kan u geene juiste<br />

dui<strong>de</strong>lijke schets van haar geven, daar ik haar persoonlijk niet ken. Men vroeg mij<br />

echter, of ik iemand zoû weten, die haar letterschrift zoû kunnen ontcijferen. Ik dacht<br />

aan u: misschien weet u iemand, die dit zoû kunnen; zoo u mij in alle geval met<br />

eenigen raad zoudt kunnen helpen, zoû u mij zeer verplichten. Geloof mij met<br />

vrien<strong>de</strong>lijken groet uw dw. <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>.’<br />

Van Ee<strong>de</strong>ns reactie is niet bekend. Er steekt een zekere ironie in, dat het eerste,<br />

meer uitvoerige contact tussen <strong>Couperus</strong> en Van Ee<strong>de</strong>n niet van literaire maar van<br />

paramedische aard is geweest. Dat Van Ee<strong>de</strong>n zich <strong>voor</strong><br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


159<br />

spiritisme interesseer<strong>de</strong> kan <strong>Couperus</strong> geweten hebben door een artikel van diens<br />

hand in De Nieuwe Gids van 1891: 38 ‘Lombroso over <strong>de</strong> spiritistische verschijnselen’.<br />

Paranormale zaken nam <strong>Couperus</strong> kennelijk ernstig. Ze waren in die dagen trouwens<br />

erg in <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>. Latere persoonlijke ervaringen in Indië hebben hem zijn leven lang<br />

met overtuiging doen geloven in het bestaan van ‘stille krachten’.<br />

Voorlopig echter hiel<strong>de</strong>n veel prozaïscher zaken hem bezig. Het lan<strong>de</strong>lijke<br />

Hilversum begon hem nu echt te vervelen. Na een jaar nam hij het besluit Villa Minta<br />

vaarwel te zeggen. De huur liep trouwens toch af. Elisabeth en hij verhuis<strong>de</strong>n naar<br />

Den Haag, waar zij aanvankelijk hun intrek in <strong>de</strong> Surinamestraat namen. In <strong>de</strong> loop<br />

van oktober betrokken zij kamers in het pension Celebesstraat 78. 39<br />

Intussen was Veen aan <strong>de</strong> produkte van <strong>Een</strong>e illuzie begonnen. Als frontispice<br />

wil<strong>de</strong> hij er een portret van <strong>de</strong> auteur in opnemen. In Amsterdam door Büttinghausen<br />

gemaakt foto's mislukten echter enigszins. <strong>Een</strong> fotografie door Adolphe in Den Haag,<br />

die veel familiele<strong>de</strong>n van <strong>Couperus</strong> heeft gefotografeerd, vielen meer naar diens<br />

smaak uit. Het portret van Jan Veth uit 1892, in Hilversum gemaakt <strong>voor</strong> De<br />

Amsterdammer, vond <strong>Couperus</strong> ook niet kwaad: 40 ‘Het is wat strak; maar ik vind er<br />

zeer, zeer veel goeds in.’ Veen heeft <strong>de</strong> foto gekozen.<br />

In <strong>de</strong> loop van het najaar ontving Veen alvast een ge<strong>de</strong>elte van het manuscript van<br />

<strong>de</strong> Dorian Gray-vertaling. Voltooid was <strong>de</strong>ze nog niet. Toch dacht Elisabeth al weer<br />

aan nieuw werk. <strong>Couperus</strong> zelf liep echter met heel an<strong>de</strong>re plannen rond. In het<br />

oerengelse weekblad The Illustrated London News had hij een portret gezien dat hem<br />

diep trof: tsaar Nicolaas II. 41 Hij overwoog nu een boek te schrijven, in <strong>de</strong> el<strong>de</strong>rs al<br />

langer bestaan<strong>de</strong> traditie <strong>de</strong>r koningsromans, 42 met als hoofdpersoon een jonge<br />

troonopvolger die door hevige gevoelens van twijfel en onmacht gekweld wordt. Het<br />

kwam hem <strong>voor</strong> dat hij zich in <strong>de</strong> persoonlijke problematiek van een <strong>de</strong>rgelijke held<br />

maar al te goed kon inleven. Zo is Majesteit ontstaan, een roman die <strong>Couperus</strong> in<br />

zes maan<strong>de</strong>n geschreven heeft. Hij moet er eind 1892 een schema <strong>voor</strong> hebben<br />

uitgewerkt. Zijn vertrek naar Italië werd nog weer uitgesteld, zodat hij goed aan het<br />

werk kon gaan. Op 12 <strong>de</strong>cember <strong>de</strong>el<strong>de</strong> hij Veen mee: 43 ‘Wij blijven hier door<br />

omstandighe<strong>de</strong>n tot Februari, dan gaan wij op reis.’<br />

Nu hij toch in Ne<strong>de</strong>rland bleef, was hij tevens in <strong>de</strong> gelegenheid <strong>de</strong> opvoering van<br />

Noodlot bij te wonen, <strong>de</strong> door Gerrit Jäger gemaakte to-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


160<br />

neelbewerking van zijn roman. Het stuk werd op het repertoire genomen door het<br />

Rotterdamsch Gezelschap De Vos en Van Korlaar. Willem Royaards zou <strong>de</strong> rol van<br />

Bertie spelen. <strong>Couperus</strong> ken<strong>de</strong> hem uit Nunspeet. Enkele jaren eer<strong>de</strong>r had hij Royaards<br />

daar ontmoet tij<strong>de</strong>ns een vakantie met <strong>de</strong> Vlielan<strong>de</strong>r Heins. De vier jaar jongere<br />

acteur had toen op <strong>de</strong> Veluwe herstel van gezondheid gezocht. Sinds het <strong>voor</strong>jaar<br />

van 1892 was Jäger met zijn bewerking bezig geweest. Eind november ging <strong>de</strong><br />

première in <strong>de</strong> Schouwburg Tivoli te Rotterdam.<br />

De ontvangst was matig. De Ne<strong>de</strong>rlandsche Spectator betoon<strong>de</strong> zich enthousiast,<br />

en Het Tooneel sprak van boeiend toneelwerk, 44 ‘dat een machtigen indruk naliet.<br />

Het publiek, in het begin gereserveerd, liet na <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> acte tweemaal het scherm<br />

opgaan en na <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> acte wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> acteurs vier malen teruggeroepen.’ Toch moest<br />

<strong>de</strong> opvoering als mislukt beschouwd wor<strong>de</strong>n. In De Gids sprak J.N. van Hall er een<br />

vernietigend oor<strong>de</strong>el over uit. 45 Juist <strong>de</strong>ze recensie, in dit tijdschrift, moet <strong>Couperus</strong><br />

geraakt hebben. Zelf had hij tegen Royaards gezegd dat <strong>de</strong>ze <strong>de</strong> Bertiefiguur goed<br />

had begrepen en uitgebeeld. Jan C. <strong>de</strong> Vos die Frank speel<strong>de</strong>, en mevrouw Van Biene<br />

in <strong>de</strong> rol van Eve, hebben het stuk evenmin als Royaards kunnen red<strong>de</strong>n. <strong>Couperus</strong><br />

hoef<strong>de</strong> het zich niet persoonlijk aan te trekken. De schuld trof <strong>voor</strong>al Jäger, over wie<br />

Van Hall schreef: ‘Wie, zich <strong>de</strong>n roman dui<strong>de</strong>lijk herinnerend, naar <strong>de</strong> schouwburg<br />

ging om <strong>de</strong> bewerking van <strong>Couperus</strong> Noodlot door <strong>de</strong>n heer Jäger te zien vertoonen,<br />

zal zich herhaal<strong>de</strong>lijk hebben geërgerd: <strong>voor</strong>eerst over het feit, dat wat in <strong>de</strong>n roman<br />

hem diep had getroffen, op het tooneel hem vreemd, soms belachelijk <strong>voor</strong>kwam;<br />

en dan over <strong>de</strong> gapingen in het stuk, over <strong>de</strong> bruske overgangen en <strong>de</strong> horten en<br />

stooten, waarme<strong>de</strong> <strong>de</strong> han<strong>de</strong>ling <strong>voor</strong>tstrompelt.’<br />

Over <strong>de</strong> Bertie van Royaards gaf Van Hall <strong>de</strong> bouta<strong>de</strong> weg: ‘Zulk een individu,<br />

als hij ons te zien geeft, met <strong>de</strong> valschheid in zijn blik, in zijn gang, in zijn stem, zou<br />

door een open natuur als Frank binnen het half uur <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur zijn uitgegooid, en Eve,<br />

<strong>de</strong> eerlijke, onbedorven Eve, zou zich met afschuw van hem hebben afgekeerd. [...]<br />

Zoo kwam er dan reeds van <strong>de</strong>n aanvang af, èn door <strong>de</strong> schuld van <strong>de</strong>n dramaschrijver,<br />

èn door die van <strong>de</strong>n vertooner, iets als een valsche stemming in dit drama. [...] Zon<strong>de</strong>r<br />

zich om een <strong>voor</strong>berei<strong>de</strong>n<strong>de</strong>n opzet of een verzoenend slot te bekommeren, geeft <strong>de</strong><br />

bewerker ons van Noodlot enkel <strong>de</strong>n buitenkant te aanschouwen en maakt hij van<br />

een fijn gespannen roman een grof melodrama, dat door<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


161<br />

zijn horreurs op een zeker publiek indruk mag maken, maar dat buiten <strong>de</strong> groote<br />

kunst staat.’<br />

Op 5 januari 1893 zond <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> rest van Dorian Gray aan Veen. 46 In een<br />

begelei<strong>de</strong>n<strong>de</strong> brief stel<strong>de</strong> hij hem <strong>voor</strong> zijn tot dan toe nog niet gebun<strong>de</strong>l<strong>de</strong> poëzie<br />

uit te geven als Vroegere verzen - het zou Williswin<strong>de</strong> wor<strong>de</strong>n -, daar hij ver<strong>de</strong>r geen<br />

nieuw eigen werk had aan te bie<strong>de</strong>n. Tevens <strong>de</strong>el<strong>de</strong> hij mee nu in<strong>de</strong>rdaad op 1 februari<br />

1893 op reis te gaan. De gezondheidstoestand van zijn moe<strong>de</strong>r leek het toe te laten.<br />

Voorlopig einddoel was Florence. 47<br />

De eerste etappe ging tot München, waar <strong>Couperus</strong> en Elisabeth drie dagen bleven<br />

om er <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> Pinakotheken en <strong>de</strong> Glyptotheek te zien. ‘München was toen een<br />

doo<strong>de</strong> stad,’ zou <strong>Couperus</strong> in 1912 schrijven toen hij er weer terugkwam, 48 ‘waar <strong>de</strong><br />

herinnering aan Koning Ludwig 11, op tragiesch geheime wijze omgekomen in het<br />

Starnberger Meer, nog somber rond zweef<strong>de</strong>; een doo<strong>de</strong> stad, trots alles wat Ludwig<br />

<strong>voor</strong> haar gedaan had, en niets lokte mij toe er langer te verblijven toen ik <strong>de</strong> groote<br />

muzea gezien had.’<br />

Zij reis<strong>de</strong>n dus spoedig door naar Milaan, Genua, La Spezia, Pisa. Veertien dagen<br />

na hun vertrek echter, op 15 februari 1893, overleed Catharina Geertruida<br />

<strong>Couperus</strong>-Reynst toch nog betrekkelijk plotseling, in <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rdom van nog geen<br />

vierenzestig jaren. <strong>Couperus</strong> reis<strong>de</strong> onmid<strong>de</strong>llijk terug. 49 Te laat.<br />

Ontroerend heeft hij in Metamorfoze <strong>de</strong> dood van zijn moe<strong>de</strong>r en zijn eigen,<br />

<strong>voor</strong>spelbare, reacties beschreven: ‘Alles was onwerkelijk en toch eenvoudig, of<br />

alles zich vereffend had. Daar lag zij, zacht, wit, stil, <strong>de</strong> oogen toe, het ou<strong>de</strong> gelaat<br />

sereen, en alleen een trek om <strong>de</strong>n mond was vreemd, en niet haar gewone glimlach.<br />

Maar het alleronwerkelijkste was, dat zij zoo ver was, ein<strong>de</strong>loos ver, verloren,<br />

onbereikbaar. Zij lag daar en zij was er niet. Er was niet tot haar te zeggen een woord<br />

van treurigheid, want zij was zóó ver, dat zij niet hoor<strong>de</strong>. Er was niet bij haar te<br />

leggen zijn arme hoofd van pijn en smart, en uit te huilen aan haar hart, want zij was<br />

zóó ver, dat zij niet zag en hem niet tasten kon. Zij was niet meer bij hen; zij was<br />

niet meer bij hem, dien zij bemind had als haar lieveling: zij was gegaan... [...]. Hij<br />

voel<strong>de</strong>, dat hij alles van haar had verloren, en dat hij was alleen en zon<strong>de</strong>r steun, en<br />

zij hem nooit zoû zeggen, dat zij hem vergaf, al groote en al kleine kwaad.’<br />

Pas na <strong>de</strong>ze aangrijpen<strong>de</strong> en <strong>de</strong>finitieve catastrofe in zijn leven - Coupe<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


162<br />

rus spreekt van ‘wanhoop, die altijd zoû zijn en altijd troosteloos’ - trouwt in<br />

Metamorfoze Hugo Aylva. Dui<strong>de</strong>lijk gaf <strong>Couperus</strong> hiermee aan hoezeer Elisabeth<br />

<strong>voor</strong> hem zijn moe<strong>de</strong>r heeft moeten vervangen.<br />

Metamorfaze is niet alleen <strong>de</strong> ontwikkelingsgeschie<strong>de</strong>nis van een jong auteur en<br />

diens schrijverschap. Het is <strong>voor</strong>al ook <strong>de</strong> psychologische analyse van een in hoge<br />

mate aan zijn moe<strong>de</strong>r gehechte jonge man, van diens gevoelens ten opzichte van<br />

haar, en van zijn wanhopige ontred<strong>de</strong>ring als hij haar tenslotte moet verliezen. - Aan<br />

zijn uitgever Veen schreef <strong>Couperus</strong>: 50 ‘U begrijpt, dat verdriet en vermoeienis mij<br />

eenigen tijd het corrigeeren <strong>de</strong>r proeven van D[orian] G[ray] onmogelijk maken. Ik<br />

hoop u echter spoedig revizies te zen<strong>de</strong>n.’<br />

Hoe aangrijpend <strong>de</strong> gebeurtenis ook <strong>voor</strong> hem mocht zijn, het werk ging door. Het<br />

is iets wat wij bij <strong>Couperus</strong> telkens weer opmerken: schokken, zelfs hevige, hebben<br />

hem nooit van zijn struk gebracht. Steeds zijn het slechts kortstondige verstoringen<br />

van zijn evenwicht-op-langere-termijn geweest. In zijn werk kon hij zich geheel<br />

terugtrekken en zo zichzelf weer vin<strong>de</strong>n. Zijn grote kracht lag in zijn sterke<br />

zelfdiscipline.<br />

Van teruggaan naar Italië was <strong>voor</strong>lopig geen sprake. <strong>Couperus</strong> schreef Veen op<br />

17 maart 1893: ‘Wij gaan in <strong>de</strong>n eersten tijd niet op reis, maar zullen van het <strong>voor</strong>jaar<br />

wel naar Baarn gaan.’ 51 Hij werkte nu druk aan Majesteit, en vervolg<strong>de</strong>: ‘Den roman,<br />

dien Het Va<strong>de</strong>rland aankondig<strong>de</strong>, heb ik reeds se<strong>de</strong>rt eenigen tijd on<strong>de</strong>r han<strong>de</strong>n en<br />

is nog long niet klaar, hoewel ik er tegenwoordig druk aan werk. Hij is reeds aan <strong>de</strong>n<br />

Gids beloofd; <strong>de</strong> heer Van Hall las het begin en drong mij zeer tot <strong>voor</strong>twerken, toen<br />

ik eens een moe<strong>de</strong>looze bui had.’<br />

De eerste aflevering van het boek moest in het julinummer van De Gids verschijnen.<br />

Tot in <strong>de</strong> laatste dagen van april bleef <strong>Couperus</strong> er in Den Haag ten huize van zijn<br />

ou<strong>de</strong> va<strong>de</strong>r aan doorwerken. Daarna ging hij weer logeren bij zijn tante Baud in<br />

Baarn, in <strong>de</strong> villa Mon Repos. Daar zijn zuster Trudy met verlof uit Indië kwam,<br />

moest hij in <strong>de</strong> Surinamestraat plaats <strong>voor</strong> haar maken.<br />

Na Eline Vere is Majesteit <strong>Couperus</strong>' eerste nieuwe roman van forse omvang<br />

geweest. De compositie ervan is goed overdacht en uitgebalanceerd, <strong>de</strong> stijl virtuoos.<br />

<strong>Een</strong> aantal scènes legt getuigenis af van groot talent <strong>voor</strong> drama. Desondanks is het<br />

boek te zeer aan zijn tijd gebon<strong>de</strong>n gebleken om het nu nog helemaal ernstig te<br />

kunnen nemen. De opeenstapeling<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


163<br />

van a<strong>de</strong>llijke titels, paleizen en kwistig rondgestrooi<strong>de</strong> juwelen doet sterk aan <strong>de</strong><br />

door <strong>Couperus</strong> in zijn jongere jaren zo bewon<strong>de</strong>r<strong>de</strong> Ouida <strong>de</strong>nken. Ook invloe<strong>de</strong>n<br />

van Paul Bourget laten zich herkennen: <strong>de</strong> zelfzuchtige, zwoele, door en door slechte<br />

hertogin van Yemena - haar naam kwamen wij al tegen in het verhaal Epiloog! - lijkt<br />

nauw verwant met <strong>de</strong> dogeresse Steno uit Bourgets roman Cosmopolis (1893). Evenals<br />

in dit laatste boek klinkt door het hele werk een valse toon mee die <strong>de</strong><br />

geloofwaardigheid van <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis niet bevor<strong>de</strong>rt. <strong>Couperus</strong> heeft zich door<br />

Bourget en Ouida samen op artistieke dwaalsporen laten brengen. Later heeft hij dat<br />

zelf ook heel dui<strong>de</strong>lijk ingezien en Majesteit betreurd.<br />

Hoofdthema van <strong>de</strong> roman is, afgezien van een flirtation met anarchistische<br />

motieven, <strong>de</strong> strijd tussen een autoritaire keizer en diens zwakke, overgevoelige zoon,<br />

een jongeman die <strong>de</strong>nkt dat hij tot niets in staat is en daarom geneigd is zelf <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

verdrukten in <strong>de</strong> samenleving op te komen. 's Keizers dood echter doet in <strong>de</strong><br />

kroonprins onvermoe<strong>de</strong> talenten ontwaken.<br />

Dat <strong>Couperus</strong> in het boek gespeeld heeft met een zekere rivaliteit tussen hemzelf<br />

en zijn eigen va<strong>de</strong>r ligt enigszins <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand. Toch mogen hier geen al te zware<br />

accenten op gelegd wor<strong>de</strong>n. In tegenstelling tot papa <strong>Couperus</strong> is keizer Oscar van<br />

elke charme gespeend. Kroonprins Othomar van zijn kant trouwt weliswaar tegen<br />

zijn zin, maar heeft een maîtresse gehad en is potent genoeg om bij zijn eigen vrouw<br />

zowaar een kind te verwekken. Slechts op één plaats vereenzelvigt <strong>Couperus</strong> zich<br />

dui<strong>de</strong>lijk met hem, namelijk als hij hem laat zeggen: 52 ‘Ik geloof nu, dat ik het element<br />

niet in me heb, met heel mijn ziel op te gaan in een gevoel <strong>voor</strong> een enkele an<strong>de</strong>re<br />

ziel: ik zoû niet weten hoe ik ze vin<strong>de</strong>n moest, die éene ziel, en ik zoû bang zijn me<br />

te vergissen, of me maar iets wijs te maken...’ Dit is weer <strong>de</strong> beken<strong>de</strong> narcistische<br />

kem van <strong>Couperus</strong>' eigen gevoelsleven, gericht op zichzelf en zijn kin<strong>de</strong>rlijke<br />

fantasiewereld. Het vermogen zich in te kapselen was <strong>Couperus</strong>' grote kracht.<br />

Merkwaardig: tij<strong>de</strong>ns het schrijven van <strong>de</strong>ze al veel eer<strong>de</strong>r overdachte roman heeft<br />

hij het verdriet om <strong>de</strong> dood van zijn moe<strong>de</strong>r geheel opzij weten te zetten. Pas drie<br />

jaar later, heeft hij het in Metamorfoze verwerkt.<br />

In ‘Het boek van anarchisme’ vin<strong>de</strong>n we overigens verrassend weinig terug van<br />

Majesteit, terwijl het er toch <strong>de</strong> spiegelroman van zou moeten zijn. <strong>Couperus</strong> heeft<br />

daar allerlei motieven ingevoerd die in 1893 nog volstrekt niet aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong> waren.<br />

Het boek heet in Italië ontstaan te zijn.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


164<br />

Maar <strong>Couperus</strong> heeft Majesteit te Baarn voltooid, in een hoog tempo, terwijl Elisabeth<br />

zich bezighield met het vertalen van George Moores roman Vain Fortune. 53<br />

Wel was het zo dat, terwijl Majesteit in De Gids begon te verschijnen, 54 <strong>Couperus</strong><br />

nieuwe plannen maakte <strong>voor</strong> een verblijf in Italië. Op 9 juli liet hij aan Veen weten: 55<br />

‘In het mid<strong>de</strong>n van Sept. ga ik naar menschelijke berekening <strong>voor</strong> zeer lang naar het<br />

buitenland...’<br />

Dit belette hem niet <strong>de</strong> uitnodiging aan te nemen - in Rome! - met ingang van<br />

1894 tot <strong>de</strong> redactie van De Gids toe te tre<strong>de</strong>n. <strong>Een</strong> illuster gezelschap was dat zeker:<br />

W.G.C. Byvanck, J.N. van Hall, A.G. van Hamel, A.A.W. Hubrecht en P.W.A. Cort<br />

van <strong>de</strong>r Lin<strong>de</strong>n. <strong>Couperus</strong> was als auteur erkend, beroemd en geëerd. Was hij ook<br />

een evenwichtig, volwassen mens? Hij werd daar wel <strong>voor</strong> aangezien. Maatschappelijk<br />

had hij zich op het oog goed aangepast. Zijn huwelijkse staat bescherm<strong>de</strong> hem ver<strong>de</strong>r<br />

<strong>voor</strong> onmid<strong>de</strong>llijke verdachtmakingen of indiscreties. Maar in zijn diepste innerlijk...<br />

Eindnoten:<br />

1 Gegevens uit het Haags Gemeente Archief.<br />

2 ‘Kleine raadsels’, in <strong>Een</strong>e illuze, 207 e.v.<br />

3 ‘Uitzichten’, in <strong>Een</strong>e illuzie, 132 e.v.<br />

4 V. Booven, Leven, 124. - Vogel, <strong>Couperus</strong>, 73, <strong>de</strong>elt mee dat Elisabeth ironisch beloof<strong>de</strong> dan<br />

wel een warme kamerjas <strong>voor</strong> hem te zullen kopen, an<strong>de</strong>rs zou hij het misschien koud krijgen<br />

als hij's morgens vroeg water <strong>voor</strong> haar moest gaan putten uit <strong>de</strong> schil<strong>de</strong>rachtige put op <strong>de</strong><br />

binnenplaats... <strong>Couperus</strong> zou toen hebben ingezien dat hij een hersenschim koester<strong>de</strong>.<br />

5 Bastet, Zuil, 63.<br />

6 Zie noot 4.<br />

7 ‘Uitzichten’, in <strong>Een</strong>e illuzie, 135-137.<br />

8 Zie noot 4.<br />

9 Gepubliceerd in De Gids (1892), I, 363-367 (gedateerd nov. '91).<br />

10 ‘Epiloog’, in <strong>Een</strong>e illuzie, 139-201. Verschenen in Eigen Haard (1892), nrs.27-39, 417 e.v.;<br />

433 e.v.; 449 e.v.<br />

11 Dit telkens in an<strong>de</strong>re context terugkeren van <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> namen heeft <strong>Couperus</strong> vermoe<strong>de</strong>lijk van<br />

Paul Bourget overgenomen, in wiens Cosmopolis b.v. <strong>de</strong> Casal van Un coeur <strong>de</strong> femme weer<br />

opduikt - Zo komt in <strong>Een</strong> verlangen zelfs <strong>de</strong> naam van Brauws al <strong>voor</strong>, die in De boeken <strong>de</strong>r<br />

kleine zielen tien jaar later terugkeert.<br />

12 Gepubliceerd in De Gids (1892), II, 448-459 (gedateerd <strong>de</strong>c. '91).<br />

13 De Gids (1892), I, 1-90 (gedateerd jan. '91-okt. '91).<br />

14 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 14 nr. 2.<br />

15 Ibi<strong>de</strong>m, en 26 nr. 18; 27 nr. 20; 32 nrs.21 en 22.<br />

16 I<strong>de</strong>m, 16 nr. 3.<br />

17 Bastet, Zuil, 65.<br />

18 <strong>Couperus</strong>' eerste vertaal<strong>de</strong> roman verscheen in 1891 als Footsteps of Fate bij W. Heinemann,<br />

Lon<strong>de</strong>n, in een vertaling van Clara Bell en <strong>voor</strong>zien van een <strong>voor</strong>woord door sir Edmund Gosse,<br />

dat een overzicht biedt van <strong>de</strong> Tachtigers en hun <strong>voor</strong>geschie<strong>de</strong>nis. V. Booven, Leven, 113 en<br />

124, memoreert dat volgens Gosse zelf (Silhouettes (1925), 261 e.v.) Jan van <strong>de</strong>r Poorten<br />

Schwartz (Maarten Maartens) Noodlot aan Gosse zond, bij Heinemann toen redacteur van The<br />

International Library. Het succes, dat het boek in Engeland had, moedig<strong>de</strong> Jac. T. Grein aan in<br />

1892 met een vertaling van Eline Vere te komen (Chapman and Hall, Lon<strong>de</strong>n). - Het Van<br />

Ee<strong>de</strong>n-archief bewaart een brief van <strong>Couperus</strong> aan Fre<strong>de</strong>rik van Ee<strong>de</strong>n d.d. 25 februari 1891:<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


‘Ik zie uit <strong>de</strong> courant, dat Noodlot vertaald zoû wor<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n titel van Fostering a Viper,<br />

een titel, die mij niet voldoet, omdat er critiek in ligt uitgesproken over <strong>de</strong>n hoofdpersoon, die<br />

nergens in het boek door mij een ad<strong>de</strong>r genoemd werd. Zoudt Gij daarom, zoo vrien<strong>de</strong>lijk willen<br />

zijn mij met een enkel woord het adres van <strong>de</strong>n heer Gosse te mel<strong>de</strong>n, daar ik zeer gaarne <strong>de</strong>n<br />

titel onveran<strong>de</strong>rd zoû willen zien, en hem dit zoû willen me<strong>de</strong><strong>de</strong>elen.’ Zie reeds Waar<strong>de</strong> Heer<br />

Veen, 13-14 (twee brieven aan Gosse in The Brotherton Library, Leeds). <strong>Couperus</strong> liet Gosse<br />

weten d.d. 27 februari 1891: ‘I think a literal translation of Noodlot - Fatality would be more<br />

in the character of the book, in which Bertie is never called a viper.’ - Vgl. Paul Vincent, ‘Sir<br />

Edmund Gosse and Fre<strong>de</strong>rik van Ee<strong>de</strong>n’, in The mo<strong>de</strong>rn Language Review 66/1 January 1971),<br />

9 e.v.<br />

19 Geciteerd in De Nieuwe Courant 10 juni 1913 (Paul Ekhard).<br />

20 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 16 nr. 4. - De twee<strong>de</strong> druk (1894) kreeg band en omslag van R.N. Roland<br />

Holst. Zie Braches, Boek als N.K., 137, 162, 256, 259, 264, 476 (nr. 941023*).<br />

21 Waarschijnlijk Pieter <strong>de</strong> Josselin <strong>de</strong> Jong (1861-1906), die in. Eigen Haard zijn Epiloog had<br />

geïllustreerd. Deze woon<strong>de</strong> sinds 1883 in Den Haag, waar hij o.m. van 1891-'93 lid en<br />

vice-<strong>voor</strong>zitter van <strong>de</strong> Haagsche Kunstkring was. Zie catalogus Pieter <strong>de</strong> Josselin <strong>de</strong> Jong,<br />

Sint-Oe<strong>de</strong>nro<strong>de</strong> (1985).<br />

22 V. Booven, Leven, 142. - Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 19 (zie aldaar in<strong>de</strong>x 248 s.v. Wil<strong>de</strong>).<br />

23 Wil<strong>de</strong> ken<strong>de</strong> Gosse se<strong>de</strong>rt 1881, zie Ann Thwaite, Edmund Gosse. A literary Landscape (1984),<br />

211 en passim (in<strong>de</strong>x 567). - Wil<strong>de</strong> en Grein, zie N.H.G. Schoon<strong>de</strong>rwoerd,J.L. Grein,<br />

ambassador of the theatre, 1862-1935 (1963), in<strong>de</strong>x 343.<br />

24 ‘Dorian Gray’ (Van. 23 <strong>de</strong>cember 1911), in Van en over mijzelf en andren II, I, (1915), 14 e.v.<br />

25 Waar<strong>de</strong> heer Veen, 23 nr. 10.<br />

26 In 1892, als Schicksal (Deutsche Verlags Anstalt, Stuttgart). Deze Duitse vertaling zou eer<strong>de</strong>r<br />

voltooid zijn dan <strong>de</strong> Engelse (?), zie V. Booven. Leven, 130.<br />

27 V. Booven, Leven, 152.<br />

28 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 27 nr. 20.<br />

29 Reijn<strong>de</strong>rs, C.bij V.D., 176.<br />

30 I<strong>de</strong>m, 178.<br />

31 I<strong>de</strong>m, 179.<br />

32 I<strong>de</strong>m, 132-221.<br />

33 Brief d.d. 8 januari 1981 aan Jan van Herpen, mij door <strong>de</strong>ze vrien<strong>de</strong>lijk ter inzage gegeven.<br />

34 De Gids (1892) I, 555 (met vermelding van diens beschrijvingen van schil<strong>de</strong>rijen, zoals <strong>Couperus</strong><br />

later ook zou doen).<br />

35 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 32 nr. 22.<br />

36 Ongedateerd knipsel in het Letterkundig Museum, van een artikel door H.A. Lesturgeon. Niet<br />

bij J.H. Sikemeier, Elise van Calcar (1921).<br />

37 Brief in het Van Ee<strong>de</strong>n Museum te Amsterdam. Met vrien<strong>de</strong>lijke dank aan R. Richard, die mij<br />

een kopie ter beschikking stel<strong>de</strong>.<br />

38 De Nieuwe Gids VII (1891), 2 (<strong>de</strong>cember). - B. Luger, Harry G.M. Prick, De beweging van 80<br />

(1982), 93.<br />

39 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 41 nr. 35, 43. Na hem hebben hier ook Frits Lapidoth (1893) en Hélène<br />

Swarth (1894) gewoond, die in februari 1894 getrouwd zijn. Zij hebben het adres waarschijnlijk<br />

van <strong>Couperus</strong> gekregen, die intussen naar Italië was vertrokken.<br />

40 I<strong>de</strong>m, 37 nr. 28.<br />

41 V. Booven, Leven, 83-84; 128. Het portret was volgens Van Booven in 1933 nog altijd in bezit<br />

van Elisabeth. - Niet in <strong>de</strong> Graphic, zoals Fontijn, Extase, 188, meen<strong>de</strong>, die overigens een goed<br />

beeld geeft van <strong>de</strong> voedingsbo<strong>de</strong>m waaruit Majesteit en Wereldvre<strong>de</strong> zijn ontstaan.<br />

42 Uitvoerig hierover Jeannette E. Koch-Piccio, ‘I romanzi regali di <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, in<br />

Annali-Studi Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>si-Studi Nordici XVIII (1975; Istituto Orientale di Napoli), 31-98; i<strong>de</strong>m,<br />

XX (1977), 7-60. - Zie ook Jeannette E. Koch-Piccio, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’ koningsromans in<br />

Frankrijk en Italië', in Maatstaf 31 (1983), 12, 1-15.<br />

43 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 44 nr. 39.<br />

44 I<strong>de</strong>m, 131.<br />

45 De Gids (1893), 1, 394-398.<br />

46 De vertaling is echter gedateerd ‘Den Haag, Febr. '93’, wat waarschijnlijk betekent dat er ook<br />

in <strong>de</strong> drukproeven nog aan verbeterd is.<br />

47 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 49 nr. 42. - Hélène Swarth, Brieven aan Pol <strong>de</strong> Mont, ed. Herman Liebaers<br />

(1964), 247 (januari 1893, zij woon<strong>de</strong> toen in <strong>de</strong> Celebesstraat): ‘<strong>Couperus</strong> is hier en wel in<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


<strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> straat als ik; 't spijt mij dat hij geen kennis met mij komt maken. In Februari gaat hij<br />

naar het Zui<strong>de</strong>n.’ Ibi<strong>de</strong>m, 248 (d.d 20 febr 1893): ‘<strong>Couperus</strong> is geen kennis met mij komen<br />

maken, hoewel hij in mijn buurt was. Zijn vrouw is even ziekelijk als hij. Ik geloof dat zij nu<br />

naar het Zui<strong>de</strong>n zijn gegaan.’<br />

48 ‘Terug in München’ (Vad. 17 juli 1912), in Sicilië, Venetië, München 11, 32.<br />

49 Op dit punt zijn in Metamorfoze alle chronologische feiten terzij<strong>de</strong> geschoven. Het boek van<br />

Anarchisme (Majesteit en Wereldvre<strong>de</strong>) is in Italië al geschreven, maar Hugo Aylva is nog niet<br />

getrouwd.<br />

50 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 50 nr. 44.<br />

51 I<strong>de</strong>m, 55 nr. 47. - Dat <strong>Couperus</strong> in 1893 naar Engeland zou zijn gegaan, zoals J.G. Kooy zegt,<br />

is onjuist (‘<strong>Couperus</strong> en Engeland’, in Merlyn (juli 1964), 13).<br />

52 Majesteit II, Twee<strong>de</strong> hoofdstuk, I.<br />

53 Zie over <strong>de</strong> door haar met Moore in 1893 gevoer<strong>de</strong> correspon<strong>de</strong>ntie Richard Erbe, <strong>Louis</strong><br />

<strong>Couperus</strong>. Nagelaten werk (1975), 183-84; 199 (<strong>Couperus</strong>' <strong>voor</strong>woord in <strong>de</strong> vertaling).<br />

54 De Gids (1892), III, 1-75; 185-248; 365-449.<br />

55 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 58 nr. 56.<br />

II [1893-1896]<br />

Misschien geïnspireerd door Paul Bourgets Sensations d'Italie heeft <strong>Couperus</strong> in<br />

Italië een aantal reiservaringen opgetekend die zo nauwkeurig gedateerd zijn dat wij<br />

hem daardoor op <strong>de</strong> voet kunnen volgen. Het beloof<strong>de</strong> land lag <strong>voor</strong> hem. Petrarca,<br />

Potgieter, Ouida, Bourget, ie<strong>de</strong>r had het op eigen wijze bezongen. Nu was hij zelf<br />

aan <strong>de</strong> beurt. Over <strong>de</strong> kunstschatten had hij veel gelezen, zij het, dilettant die hij nu<br />

eenmaal was en ook graag wil<strong>de</strong> zijn, zon<strong>de</strong>r enig systeem. Wat <strong>de</strong> oudheid betreft,<br />

hij ken<strong>de</strong> en bewon<strong>de</strong>r<strong>de</strong> <strong>voor</strong>al <strong>de</strong> geromantiseer<strong>de</strong> visie van Alma Ta<strong>de</strong>ma. Elisabeth<br />

en hij zou<strong>de</strong>n een half jaar wegblijven. Zij hoopten ook nog naar Corfu en Athene<br />

ver<strong>de</strong>r te reizen.<br />

Terwijl Veen zich met <strong>de</strong> uitgave in boekvorm van Majesteit occupeer<strong>de</strong>, vertrok<br />

het echtpaar <strong>Couperus</strong> begin September 1893 via Genève, Bex en Pallanza naar<br />

Milaan, 1 om vervolgens over Parma, Mo<strong>de</strong>na en Bologna Florence te bereiken. Daar<br />

namen zij hun intrek in het Zwitserse pension Rochat, Via <strong>de</strong>' Fossi 16 (palazzo<br />

Niccolini; tegenwoordig nr. 12). Dit pension heeft hun ook later dikwijls en langdurig<br />

on<strong>de</strong>rdak verschaft. Het was gunstig gelegen, in het hart van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> binnenstad,<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


165<br />

niet ver van het station en dicht bij <strong>de</strong> Santa Maria Novella. <strong>Een</strong> bijzon<strong>de</strong>re<br />

bijkomstigheid was dat Ouida toen nog in Florence woon<strong>de</strong>, aan <strong>de</strong> overkant van <strong>de</strong><br />

Arno. <strong>Couperus</strong> heeft <strong>de</strong> door hem zo diep bewon<strong>de</strong>r<strong>de</strong> vrouw daar ook opgezocht,<br />

vermoe<strong>de</strong>lijk echter pas nadat hij uit Griekenland naar Florence was teruggekeerd.<br />

In, oktober 1893 schreef hij als eerste schets Annonciatie, een esthetiseren<strong>de</strong><br />

beschrijving van het gelijknamige schil<strong>de</strong>rij van Simone Martini en Lippo Memmi<br />

in <strong>de</strong> Uffizi. 2 Dit prozagenre had <strong>voor</strong> hem veel toekomst. Het kunstvol beschrijven<br />

van meesterwerken - wij wor<strong>de</strong>n herinnerd aan <strong>de</strong> antieke ekphrasis - had hij vroeger<br />

al in zijn poëzie beoefend. <strong>Een</strong> aantal van zijn gedichten zijn onmiskenbaar<br />

beschrijvingen van beroem<strong>de</strong> schil<strong>de</strong>rijen, niet alleen van Makart maar ook van<br />

Ingres, Bouguereau en Victoriaanse Engelse schil<strong>de</strong>rs.<br />

Half november ontving hij Majesteit als boek, met <strong>de</strong> band van R.N. Roland Holst.<br />

Op <strong>de</strong> zestien<strong>de</strong> van die maand schreef hij Veen om hem te bedanken. De naam van<br />

<strong>de</strong> kunstenaar lijkt weinig indruk op hem gemaakt te hebben, en wat diens creatie<br />

betreft, daar had <strong>Couperus</strong> nogal wat op aan te merken: 3 ‘laat mij <strong>voor</strong>taan een<br />

woordje meêspreken, waar het <strong>de</strong>n band aangaat. De insigniën on<strong>de</strong>raan zijn nog al<br />

goed, maar dat kroontje boven <strong>de</strong> M, die zich zoo leent om gekroond te zijn!’ De<br />

presentexemplaren gingen weer naar <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> familiele<strong>de</strong>n en vrien<strong>de</strong>n: Ten Brink,<br />

Netscher, Jäger.<br />

De eerste Reis-impressies, die <strong>Couperus</strong> in Italië schreef, beschouw<strong>de</strong> hij zelf niet<br />

als belangrijk werk. Het waren maar kleine schetsen: 4 ‘Dat alles had niet veel waar<strong>de</strong>:<br />

het waren maar als losse bla<strong>de</strong>n, die vielen uit een dagboek, en al spiegel<strong>de</strong>n zich<br />

zijne nieuwe stemmingen er in af, het was kleine kunst, het was als prelu<strong>de</strong> van hij<br />

wist niet wat, dat komen zoû...’ Dit is althans wat wij er bij mon<strong>de</strong> van Hugo Aylva<br />

over horen.<br />

Italië werkte echter an<strong>de</strong>rs op <strong>Couperus</strong> in dan hij had verwacht of had kunnen<br />

<strong>voor</strong>zien. Niet alleen <strong>de</strong>ed <strong>de</strong> confrontatie met zoveel eeuwen westerse<br />

cultuurgeschie<strong>de</strong>nis hem zijn eigen beperkingen beseffen, maar ook, en zelfs <strong>voor</strong>al,<br />

<strong>de</strong>ed <strong>de</strong> realiteit van het mo<strong>de</strong>rne leven dat. <strong>Couperus</strong> leid<strong>de</strong> een volstrekt<br />

onmaatschappelijk bestaan. Er was een werkelijkheid - áls het dat was - waar hij<br />

geen <strong>de</strong>el aan had. Hij zag dit heel dui<strong>de</strong>lijk in maar kon en wil<strong>de</strong> er eigenlijk niets<br />

aan veran<strong>de</strong>ren. Over Aylva in Italië schreef hij: 5 ‘Hij was een droomer en een<br />

dilettant, buiten <strong>de</strong> menschen om. De menschen - dáár, in zijn vizioen van eigen Tijd,<br />

- zag hij ze<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


166<br />

rond krioelen. Ze <strong>de</strong><strong>de</strong>n. Wat ook, ze dachten, ze <strong>de</strong><strong>de</strong>n, ze han<strong>de</strong>l<strong>de</strong>n; en ze bewogen<br />

zich met reuzengroote beweging [...]. En hij - die eenmaal zooveel had gedacht van<br />

zijne gewoon-menschelijkheid - hij droom<strong>de</strong> maar en hij <strong>de</strong>ed niets. [...] <strong>de</strong> drang<br />

tot samenwerking, gemeenschapsgevoel ontbrak hem als een orgaan, een zin aan<br />

zijne ziel, als ware ze lam of blind.’<br />

In <strong>de</strong>cember reis<strong>de</strong>n zij naar Rome door. In een klein hotel in het toen<br />

splinternieuwe Quartiere Ludovisi, Hôtel du Sud in <strong>de</strong> Via Lombardia, namen zij<br />

twee kamers. Op 17 <strong>de</strong>cember schreef hij er San Pietro, zijn indrukken van <strong>de</strong><br />

Sint-Pieterskerk, waar <strong>de</strong> laag staan<strong>de</strong> winterzon met grote gou<strong>de</strong>n plekken naar<br />

binnen stroom<strong>de</strong>. Voor het eerst van zijn leven zag hij <strong>de</strong> paus, hoog in een draagstoel.<br />

<strong>Een</strong> mis werd opgedragen, duizen<strong>de</strong>n juichten <strong>de</strong> Heilige Va<strong>de</strong>r toe. Maar <strong>Couperus</strong>,<br />

hoewel on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> indruk, zag <strong>voor</strong>al dat <strong>de</strong> koorknapen vuil waren, <strong>de</strong> kanunniken<br />

zelfs goor, en het hele cortège vond <strong>de</strong> zo erg keurige Hagenaar slordig.<br />

Hij zwierf overal rond, <strong>de</strong> schetsen getuigen ervan. Pincio, Michelangelo's cupola,<br />

Via Appia en Brief uit Ronie 6 zijn niet alleen met lief<strong>de</strong> gegeven beschrijvingen van<br />

<strong>de</strong> Eeuwige Stad, maar even zovele bekentenissen van <strong>de</strong>emoed en... onwetendheid.<br />

<strong>Couperus</strong> zag in dat hij zich slecht had <strong>voor</strong>bereid. Betreur<strong>de</strong> hij zijn gebrek aan<br />

aca<strong>de</strong>mische vorming? In elk geval besefte hij nog pas aan het begin te staan van<br />

een lange ontwikkeling. Hij zou zeer hard moeten werken om er iets van te maken.<br />

Alles moest hij zichzelf nog leren.<br />

Wat had hij over Rome gelezen? Hij herinner<strong>de</strong> zich 7 Ouida's Ariadne, naast Rienzi<br />

van Bulwer. Ook ken<strong>de</strong> hij Transformation van Hawthorne, en van Frances Elliot<br />

had hij Diary of an idle woman gelezen. Hij noemt al <strong>de</strong>ze boeken in zijn schetsen,<br />

memoreert <strong>de</strong> Voyage en Italie (1856) van Taine en natuurlijk Bourgets Cosmopolis.<br />

De feitelijke informaties over alles wat hij ging bekijken haal<strong>de</strong> hij, zoals in die tijd<br />

gebruikelijk, uit een Bae<strong>de</strong>ker. Maar ook een nu vrijwel vergeten boek, Walks van<br />

Hare, 8 bewees hem goe<strong>de</strong> diensten. Dat hij van Rome als het ware een inventaris<br />

<strong>voor</strong> zichzelf opmaakte blijkt uit <strong>de</strong> Brief uit Rome, waarin wij, nu reeds, diverse<br />

themata vin<strong>de</strong>n die veel later in zijn antieke romans terugkeren. Naar De berg van<br />

licht <strong>voor</strong>uit wijst bij <strong>voor</strong>beeld 9 ‘Heliogabalus, <strong>de</strong> zonnepriester van Emeze, die zóo<br />

vrouweschoon was, dat <strong>de</strong> soldaten, zoodra ze hem in <strong>de</strong>n tempel zagen, verliefd<br />

riepen tot keizer, en <strong>voor</strong>uit zon<strong>de</strong>n naar Rome zijne won<strong>de</strong>rbeeltenis...’ Er zijn<br />

trouwens nog meer homo-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


167<br />

erotische toespelingen aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong>. <strong>Couperus</strong> maakt ze met vrijmoedigheid. Zo is er<br />

<strong>de</strong> beeldschone Antinoüs, met 10 ‘<strong>de</strong> oogen vol weemoed, vol raadsel, vol vragen aan<br />

het leven’. De kop van diens minnaar Hadrianus komt er daarnaast wat bekaaid af:<br />

‘te veel als opgemaakt, te netjes, en uit zijne oogen <strong>de</strong> antwoordblik niet op dien van<br />

mijn Antinoüs...’ Grote bewon<strong>de</strong>ring boezem<strong>de</strong>n hem in het Vaticaan <strong>voor</strong>al <strong>de</strong><br />

Vuistvechters van Canova in: 11 ‘Het is <strong>de</strong> massieve schoonheid van enkel forsche<br />

mannenkracht in het gevoeligste van hunne viriliteit; <strong>de</strong> gezichten fronsend als<br />

woe<strong>de</strong>n<strong>de</strong> beestenkoppen, met woe<strong>de</strong>nd vlammen<strong>de</strong> oogen en spalken<strong>de</strong> neusgaten,<br />

die snuiven...’<br />

Voor het eerst zien wij hier in het werk van <strong>Couperus</strong> een niet langer half verhul<strong>de</strong>,<br />

maar integen<strong>de</strong>el uitgesproken seksuele <strong>voor</strong>keur die afwijkt van het zogenaamd<br />

‘normale’. Er is naerkbaar sprake van heel iets an<strong>de</strong>rs dan <strong>de</strong> vele boezems en naakte<br />

schou<strong>de</strong>rs uit zijn poëzie. Het is echter slechts via <strong>de</strong> kunst, antieke of classicistische,<br />

dat dit zo openlijk gebeurt.<br />

Wat <strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong> loop van zijn ontwikkeling steeds weer naar <strong>de</strong> otidheid heeft<br />

teruggedreven, is <strong>de</strong> in zijn ogen zoveel vrijere, niet-christelijke moraal geweest. Het<br />

was een openbaring die in <strong>de</strong> allereerste plaats door <strong>de</strong> beeldhouwkunst tot hem<br />

sprak. De oudheid, in het bijzon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> van het Romeinse Keizerrijk, <strong>de</strong>ed<br />

zich aan hem <strong>voor</strong> als een tijdvak dat <strong>de</strong> beperkingen van <strong>de</strong> kerk, in het bijzon<strong>de</strong>r<br />

<strong>de</strong> seksuele, nog niet ken<strong>de</strong>. Het was een vermeend verloren paradijs. Het zou een<br />

ontsnappingsoord wor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> zijn, dikwijls weinig gebrei<strong>de</strong>l<strong>de</strong>, seksuele fantasie.<br />

Duitse vertalingen van Eline Vere, Noodlot, Extaze en <strong>Een</strong> zieltje hiel<strong>de</strong>n hem bezig<br />

telkens als hij weer teruggekeerd was in zijn hotel 12 . Zijn successen bestendig<strong>de</strong>n<br />

zich, daar was geen twijfel aan. Aan nieuw verhalend proza waag<strong>de</strong> hij zich <strong>voor</strong>lopig<br />

echter niet. In het genre ‘reisschetsen’ ont<strong>de</strong>kte hij <strong>voor</strong> het ogenblik on<strong>de</strong>rwerpen<br />

genoeg waar hij zich in kon uitleven. De gedwongen beknoptheid noodzaakte tot<br />

economie ook van taalgebruik. Dit <strong>de</strong>ed zijn stijl geen kwaad, integen<strong>de</strong>el. Als bron<br />

van inspiratie was ‘reizen’ ver<strong>de</strong>r onuitputtelijk. Verslaving lag op <strong>de</strong> loer...<br />

In <strong>de</strong> loop van februari 1894 reis<strong>de</strong> hij met Elisabeth door naar Napels, waar hij<br />

in Hotel <strong>de</strong> la Ville zijn Brief uit Napels schreef. 13 De schittering van het echte zui<strong>de</strong>n<br />

zoals hij het hier ervoer maakte hem steeds enthou-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


168<br />

siaster. Maar zijn beschrijving van Pompeji blijft <strong>de</strong>sondanks wat mat: 14 ‘<strong>Een</strong><br />

reusachtige zeis schijnt er al wat boven was te hebben weggemaaid,’ lezen wij, om<br />

ons vervolgens te herinneren dat dit beeld al <strong>voor</strong>komt in Vosmaers Amazone. 15 In<br />

Pesto (Paestum) herinnert <strong>Couperus</strong> zich dit boek dan ook letterlijk: 16 ‘...in <strong>de</strong>ze stilte<br />

van zuilen<strong>de</strong> tempels in blauwe lucht, met <strong>de</strong> smal-blauwe streep van zee tusschen<br />

<strong>de</strong> gou<strong>de</strong>n en grauwe lijnen door, heb ik mijne vrome gedachte gewijd aan Vosmaer<br />

en “Amazone” ...’ En <strong>de</strong> zee zelf? ‘...ze is zoo smal en zoo azuur als Alma Ta<strong>de</strong>ma<br />

haar geeft boven of tusschen zijn marmer...’ 17<br />

Lang is <strong>Couperus</strong> niet in Napels gebleven. Misschien omdat hij er in Elsevier's<br />

geïllustreerd maandschrift een reisbeschrijving over gelezen had, 18 misschien ook<br />

om <strong>de</strong> gedroom<strong>de</strong> streken waar Majesteit speel<strong>de</strong> met eigen ogen te zien, nam hij in<br />

<strong>de</strong> laatste week van februari 1894 te Brindisi <strong>de</strong> boot naar Corfu, om van daar naar<br />

Athene over te steken. De Brief van Corfu is die van een geterg<strong>de</strong> reiziger. 19 Brindisi<br />

al was hem niet bevallen. Uit die haven was hij op <strong>de</strong> Principe Oddone naar Corfu<br />

gevaren. Maar het door Bae<strong>de</strong>ker aanbevolen hotel aldaar was duur en slecht, een<br />

klein pension zat on<strong>de</strong>r het ongedierte. Het héél dure hotel St. Georges bleek ijskoud<br />

te zijn terwijl er te weinig eten werd geserveerd. <strong>Couperus</strong> gaapte, zo zegt hij, van<br />

honger en verveling. Pas een week later zou op maandagmiddag <strong>de</strong> boot naar Patras<br />

afvaren. Die week was haast niet om door te komen. Om zich intussen op Athene<br />

<strong>voor</strong> te berei<strong>de</strong>n las hij geen historische of archeologische verhan<strong>de</strong>ling, maar Aspasia<br />

van Hamerling. Het bracht hem niet in een beter humeur: ‘Men reist toch niet om<br />

zijne correspon<strong>de</strong>ntie bij te hou<strong>de</strong>n. En <strong>de</strong> unieke olijven bewon<strong>de</strong>ren, kan men toch<br />

niet doen met een sufheid en een geeuwhonger, waaron<strong>de</strong>r ik op dit ogenblik lijd.’<br />

Wel wist hem <strong>de</strong> villa Mon Repos even te boeien, zomerverblijf van <strong>de</strong> Griekse<br />

koninklijke familie, die er in april zou resi<strong>de</strong>ren. Ineens leek Majesteit nu tot leven<br />

te komen. Hooge troeven kondigt zich al aan in <strong>de</strong> beschrijving: ‘Het zal daar zijn,<br />

in dat kleine huis, in dien gezelligen tuin, een vrij familieleven zon<strong>de</strong>r etiquette. In<br />

<strong>de</strong> zee, vlak bij, baadt men. Op een spiegelkast in <strong>de</strong> kleedkamer van <strong>de</strong>n koning trof<br />

mij een geheele reeks namen, met een diamant geschreven, van zijne kin<strong>de</strong>ren en<br />

familie.’ - Maar <strong>de</strong> Brief uit Athene, waar hij in maart aankwam, begint veelzeggend<br />

met <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n: ‘Het is een genot weg te gaan van Corfu...’<br />

De schoonheid van Parthenon en Erechtheion heeft hem als zovelen<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


169<br />

<strong>voor</strong> en na hem diep getroffen. Enkele vergissingen in beschrijving en datering 20<br />

laten zien hoe nieuw dit alles <strong>voor</strong> hem was. Indien ooit, dan moet hij hier een<br />

gymnasiale achtergrond gemist hebben. Zo goed mogelijk stel<strong>de</strong> hij zich van alles<br />

op <strong>de</strong> hoogte. Toch heeft Griekenland hem niet echt geboeid. Het mo<strong>de</strong>rne leven<br />

was er te nieuw, hij miste er werkelijke traditie, <strong>de</strong> oudheid <strong>de</strong>ed zich aan hem <strong>voor</strong><br />

als een geïsoleerd fenomeen: 21 ‘In Florence a<strong>de</strong>mt men <strong>de</strong> Renaissance; in Rome,<br />

hoe mo<strong>de</strong>rn <strong>de</strong> stad ook zij, <strong>de</strong> oudheid; maar in Athene a<strong>de</strong>mt men niet <strong>de</strong> Gou<strong>de</strong>n<br />

Eeuw.’ De Grieken waren Albanezen, hun koning was een Deen, en <strong>voor</strong> het nog<br />

tastbare verre verle<strong>de</strong>n leek dit volk nauwelijks warm te lopen. In Griekenland is<br />

<strong>Couperus</strong> nooit meer teruggekeerd. De ware Hof van E<strong>de</strong>n zou <strong>voor</strong> hem altijd Italië<br />

blijven. Met het Italiaanse volkskarakter heeft hij gedweept.<br />

Opnieuw nam hij <strong>de</strong> boot, nu terug naar Brindisi. Achtentwintig jaar later zou hij<br />

zich in Japan herinneren: 22 ‘Ik heb eens gereisd van Brindisi naar Rome. Het was<br />

nacht en maneschijn. Ik kon in <strong>de</strong>n trein niet slapen en zag uit naar buiten. En<br />

kilometers, kilometers lang zag ik tij<strong>de</strong>ns dien nacht een feeënlandschap van dicht<br />

bloeien<strong>de</strong> aman<strong>de</strong>lboomen, waar <strong>de</strong> maan dóór scheen. Ik zal die schoonheid nooit<br />

vergeten.’<br />

Na drie dagen in Rome te zijn gebleven - tot en met <strong>de</strong> eerste Paasdagkeer<strong>de</strong> hij<br />

tevre<strong>de</strong>n terug naar Florence, Via <strong>de</strong>' Fossi 16. In zijn Brief uit Florence klinkt<br />

opluchting door: 23 ‘Zoodra ik weêr hier ben, in dit stille paleis, ben ik thuis. Bene<strong>de</strong>n<br />

woont <strong>de</strong> markies Niccolini; in zijne kel<strong>de</strong>rs verkoopt hij zijne wijnen en oliën; op<br />

<strong>de</strong> eerste verdieping is een spoorweg maatschappij, waarvan men niets merkt; op <strong>de</strong><br />

twee<strong>de</strong> dit pension, waar ik mijne kamer heb, kijken<strong>de</strong> op <strong>de</strong>n hangen<strong>de</strong>n tuin van<br />

<strong>de</strong>n markies; on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n tuin zijn zijne stallen.’ Het stadsgezicht dat hij er uit een van<br />

zijn vensters zag bekoor<strong>de</strong> hem zo, ‘dat ik me betrap op <strong>de</strong> gedachte, dat ik hier<br />

gaarne zoû willen wonen, zoû willen blijven...’ Eerlang zou het er ook van komen.<br />

De droom zou werkelijkheid wor<strong>de</strong>n. Het pension werd daarmee <strong>voor</strong>lopig het<br />

eindpunt van zijn verlangen. <strong>Couperus</strong> hield van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> dame, een Zwitserse, die<br />

er altijd in <strong>de</strong> hall aan haar schrijftafel zat. Zij was een lieve vrouw van tweeënzeventig<br />

jaren, die hem - zoals zijn moe<strong>de</strong>r! - verwen<strong>de</strong> ‘en, wie weet, dat misschien niet zoo<br />

zoû doen, als ze wist, dat ik Noodlot geschreven had... Maar nu weet ze alleen maar,<br />

dat ik schrijf en niet, dat ik gaarne ter analyze iets nerveus' en morbi<strong>de</strong>'s zoek, en ik<br />

wacht mij wel het haar te vertellen...’<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


170<br />

In <strong>de</strong> korte tijd die hem hier restte bezocht hij nog weer vele musea, kerken en<br />

kloosters. Uit Mrs. Margaret Oliphants Makers of Florence (1876) stak hij allerlei<br />

wetenswaardighe<strong>de</strong>n 24 op. En vermoe<strong>de</strong>lijk is het ook in <strong>de</strong>ze dagen geweest dat hij<br />

een bezoek gebracht heeft aan haar die hij pas veel later zou memoreren: Ouida. Zijn<br />

bezoek aan haar, hoe kon het ook an<strong>de</strong>rs, heeft hem diep geroerd.<br />

Vergissen wij ons niet, dan is hij haar op maandag 7 april 1894 <strong>de</strong>s middags tussen<br />

drie en zes zijn opwachting gaan maken. 25 <strong>Couperus</strong>, die haar van jongs af aan zo<br />

vereerd heeft, is haar in<strong>de</strong>rdaad zijn leven lang trouw gebleven. In 1911 schreef hij: 26<br />

‘Toen ik hier kwam <strong>voor</strong> <strong>de</strong> eerste maal, jaren, jaren gele<strong>de</strong>n, woon<strong>de</strong> Ouida op<br />

Bellosguardo, en ik hoor<strong>de</strong>, dat zij heen ging, omdat Florence's ou<strong>de</strong> wijken wer<strong>de</strong>n<br />

afgebroken, en omdat zij alle mo<strong>de</strong>rniteit verafschuw<strong>de</strong>. Zij is se<strong>de</strong>rt hier nooit meer<br />

geweest... Ik herinner mij haar éenmaal gezien te hebben, in haar villa van<br />

Bellosguardo... Zij zat in een groote zaal, vòl antieke meubelen, in het mid<strong>de</strong>n, op<br />

een witte ijsbeerenvacht, in een wit gewaad met sleepen<strong>de</strong> kanten, drie witte<br />

langharige hazewindhon<strong>de</strong>n om zich heen: zij zat als een heldin zoû gezeten hebben<br />

in een van hare romans... Het was in hare glorie... Toen zij Florence verliet, verliet<br />

hare glorie haar...’<br />

<strong>Couperus</strong> kan Ouida niet in het najaar van 1893 al bezocht hebben. Er was toen<br />

namelijk nog geen sprake van dat Ouida op korte termijn Florence zou verlaten. 27<br />

Bovendien was op 10 September 1893 juist haar moe<strong>de</strong>r overle<strong>de</strong>n, die bij haar<br />

inwoon<strong>de</strong>. Daar Ouida op dat ogenblik geen geld <strong>voor</strong> <strong>de</strong> begrafenis bezat, leg<strong>de</strong> zij<br />

het lijk <strong>voor</strong>lopig in een bovenkamer van haar villa. Hulp van vrien<strong>de</strong>n heeft tenslotte<br />

<strong>de</strong> teraar<strong>de</strong>bestelling alsnog mogelijk gemaakt. Die zelf<strong>de</strong> vrien<strong>de</strong>n zorg<strong>de</strong>n er <strong>voor</strong><br />

dat zij thuis maaltij<strong>de</strong>n van een <strong>de</strong>r beste Florentijnse restaurants kreeg. Veel zin had<br />

dat overigens niet, Ouida gaf het eten aan haar hon<strong>de</strong>n en leef<strong>de</strong> zelf van biscuitjes<br />

en thee. Toen zij in <strong>de</strong> loop van het <strong>voor</strong>jaar 1894 niet langer in staat was haar huur<br />

te betalen, moest zij Bellosguardo verlaten.<br />

<strong>Couperus</strong> trof haar ‘tronen<strong>de</strong> tusschen hare gasten’. Waarschijnlijk heeft hij haar<br />

dan op een van haar laatste ontvangdagen bezocht. Aangezien zij die op maandagen<br />

placht te hou<strong>de</strong>n, blijft alleen 7 april als mogelijkheid open. Vrijwel onmid<strong>de</strong>llijk<br />

daarna zijn <strong>Couperus</strong> en Elisabeth naar Brussel vertrokken. 28 Veel later, kort <strong>voor</strong><br />

Ouida's dood, heeft hij haar nog een twee<strong>de</strong> en laatste maal ontmoet, Zij was toen<br />

diep in verval.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


171<br />

Van Brussel uit moedig<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> op 11 april 1894 zijn uitgever aan tot het bun<strong>de</strong>len<br />

van zijn reisschetsen. 29 Dit zou dus het boek Reis-impresesies wor<strong>de</strong>n, nog dat zelf<strong>de</strong><br />

jaar verschenen. <strong>Een</strong> dag later schreef hij Veen nogmaals, 30 een aansporing om te<br />

proberen Noodlot van Elsevier over te nemen, en van Van Kampen zo mogelijk ook<br />

Eline Vere. Hij hoopte zelfs op ‘een geïllustreer<strong>de</strong> editie van al mijn werken, ook <strong>de</strong><br />

poëzie!’ - een teken dat hij, los van zijn nieuwe successen, nog altijd volledig achter<br />

zijn gedichten stond. Even interessant is zijn me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling - dan al - in een postscriptum:<br />

‘...on<strong>de</strong>rwijl caresseer ik het motief <strong>voor</strong> mijn volgen<strong>de</strong>n roman; die Metamorfoze<br />

zal heten; het leven van een mo<strong>de</strong>rn litterair artist. Dat is <strong>voor</strong> <strong>de</strong> toekomst.’ Aan<br />

Wereldvre<strong>de</strong> dacht hij blijkbaar nog in het geheel niet, hoewel hij dat boek, min of<br />

meer een vervolg op Majesteit, vóór Metamorfoze geschreven heeft.<br />

De eerste weken van mei brachten <strong>Couperus</strong> en Elisabeth weer bij tante Baud en<br />

Minta in Baarn door, in <strong>de</strong> villa die <strong>de</strong> zelf<strong>de</strong> naam droeg als het koninklijk<br />

buitenverblijf op Corfu, Mon Repos. Soms ging hij <strong>voor</strong> korte tijd even naar zijn<br />

va<strong>de</strong>r. <strong>Een</strong> paar dagen ook logeer<strong>de</strong> hij bij zijn oudste zuster Johanna Fayan Vlielan<strong>de</strong>r<br />

Hein-<strong>Couperus</strong>, die niet ver daarvandaan met haar echtgenoot Carel op het adres<br />

Riouwstraat 178 verbleef. <strong>Couperus</strong> maakte plannen <strong>voor</strong> een novelle, Menschen op<br />

reis (‘scenes in een hôtel’), die echter nooit geschreven werd. Mogelijk heeft hij in<br />

1899 het ontwerp uitgewerkt tot wat dan Langs lijnen van gelei<strong>de</strong>lijkheid zou gaan<br />

heten. 31 Het eerste ge<strong>de</strong>elte van die roman geeft in<strong>de</strong>rdaad ook een beschrijving van<br />

mensen in een Romeins hotel. Aan Veen schreef hij op 31 mei 1894: 32 ‘ik heb geen<br />

lust meer ze te schrijven, daar mijne gedachte eigenlijk meer bezig is met mijn<br />

volgen<strong>de</strong>n grooten roman’. Daarnaast voltooi<strong>de</strong>n hij en Elisabeth <strong>de</strong> vertaling van<br />

George Moore's Vain Fortune.<br />

Van Majesteit wil<strong>de</strong> Veen nu ook een geïllustreer<strong>de</strong> editie uitgeven. Hij dacht<br />

daartoe aan tekeningen van Pieter <strong>de</strong> Josselin <strong>de</strong> Jong. <strong>Couperus</strong> echter hield zijn<br />

hart vast en meen<strong>de</strong> zelfs een <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong> te moeten stellen die Veen wel het<br />

<strong>voor</strong>hoofd zal hebben doen fronsen. 33 ‘dat ik oor<strong>de</strong>elen kunne over <strong>de</strong> gelijkenis<br />

tusschen mijne hoofdpersonen met <strong>de</strong> illustraties, die <strong>de</strong> schil<strong>de</strong>r van <strong>de</strong>ze maakt.<br />

De hoofdpersonen moet ik terugzien in <strong>de</strong> illustraties, zooals ik ze mij gedacht heb<br />

en niet volgens een soms zeer gewijzig<strong>de</strong> opvatting van <strong>de</strong>n verluchter.’<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


172<br />

In <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> van zijn leven had <strong>Couperus</strong> nog niet gekozen <strong>voor</strong> een vrijwel<br />

onon<strong>de</strong>rbroken reizen en trekken, volstrekt rusteloos, zoals later toegegeven, met<br />

rustige tussenpozen - het geval zou zijn. Zo kon hij er nu toe komen met Elisabeth<br />

in Den Haag een heel huis te gaan bewonen. Hoe zij dit kon<strong>de</strong>n financieren is niet<br />

geheel dui<strong>de</strong>lijk en meegevallen is het hun ook niet. Wer<strong>de</strong>n zij misschien door<br />

familie geholpen? Ook <strong>de</strong> reis naar Italië en Griekenland kan <strong>Couperus</strong> nauwelijks<br />

alleen van honoraria betaald hebben. Natuurlijk beschikte hij over het van zijn moe<strong>de</strong>r<br />

geërf<strong>de</strong> geld. Bovendien had Elisabeth iets van haar grootva<strong>de</strong>r gekregen. Maar veel<br />

is dit zeer zeker niet geweest. Hoe dit ook zij, in het begin van <strong>de</strong> zomer van 1894<br />

betrokken zij <strong>de</strong> woning Jacob van <strong>de</strong>r Doesstraat 123. Net als in <strong>de</strong> Villa Minta<br />

zou<strong>de</strong>n zij daar overigens slechts een jaar blijven.<br />

In dit huis ontving <strong>Couperus</strong> van zijn uitgever een twee<strong>de</strong> druk van zijn<br />

Orchi<strong>de</strong>eën. 34 Wat belangrijker is, Wereldvre<strong>de</strong> is er ontstaan, en <strong>Couperus</strong> begon<br />

er aan zijn vertaling van fragmenten uit Flauberts La tentation <strong>de</strong> Saint Antoine.<br />

<strong>Een</strong> heel an<strong>de</strong>re gebeurtenis, die diepe indruk gemaakt moet hebben, was van<br />

tragische aard. Het betrof <strong>de</strong> zwaarmoedige Gerrit Jäger, <strong>de</strong> vriend aan wie <strong>Couperus</strong><br />

vier jaar eer<strong>de</strong>r Eline Vere had opgedragen en die van zijn kant zoveel bewon<strong>de</strong>ring<br />

<strong>voor</strong> hem koester<strong>de</strong>. Of Jäger nu werkelijk aan een ongeneeslijke ziekte leed of dat<br />

dit een waan<strong>de</strong>nkbeeld was, 35 op 27 augustus maakte hij, niet meer dan vijfen<strong>de</strong>rtig<br />

jaren oud, een ein<strong>de</strong> aan zijn leven door zich te verdrinken in het Ververschingskanaal.<br />

In Metamorfoze heeft <strong>Couperus</strong>, die bij Jägers begrafenis aanwezig was, enkele<br />

bladzij<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> verloren vriend gewijd. Er blijkt een diep schuldgevoel uit,<br />

misschien omdat <strong>Couperus</strong> door zijn huwelijk langzaamaan van hem weggegroeid<br />

was: 36 ‘En hij zag hem nu: altijd zoo goed, altijd zoo bereidwillig - om misbruik van<br />

te maken - zoo innig weinig egoïst, zoo altijd <strong>de</strong>nken<strong>de</strong> aan an<strong>de</strong>ren en zoo goed<br />

vriend, vol toegenegenheid, aanhankelijkheid en toewijding... [...]. Hij had willen<br />

bid<strong>de</strong>n, hij had willen biechten. Want hij gevoel<strong>de</strong> een naamloze wroeging, een<br />

wroeging, die nooit zoû weg te nemen zijn. Nu zijn arme vriend daar dood was, [...]<br />

nu voel<strong>de</strong> hij: Dat hij hem had gehad en nooit genoeg had gewaar<strong>de</strong>erd.’<br />

In September vertel<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> zijn uitgever <strong>voor</strong> het eerst dat hij, behalve aan<br />

Metamorfoze, dacht aan 37 ‘een vervolg op Majesteit, Othomar keizer; maar het<br />

schrijven wil nog niet gaan’. Vandaar dat hij, naar hij<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


173<br />

zei om zich bezig te hou<strong>de</strong>n, aan <strong>de</strong> vertaling begon van La tentation da Saint<br />

Antoine. 38 Waarom hij nu juist op dit werk van Flaubert zijn oog liet vallen is niet<br />

dui<strong>de</strong>lijk. Het fantasmagorische karakter ervan moet hem natuurlijk geboeid hebben.<br />

Voor an<strong>de</strong>r proza van <strong>de</strong> Franse meester koester<strong>de</strong> hij niet min<strong>de</strong>r eerbied. Hoe dan<br />

ook, <strong>Couperus</strong> werkte er met plezier aan. Het uitein<strong>de</strong>lijke resultaat is helaas niet<br />

bepaald vlekkeloos. Wel is <strong>de</strong> vertaling ‘door en door <strong>Couperus</strong>’. In zijn eigen Imperia<br />

- onvoltooid gebleven - zou hij zich onmiskenbaar door La tentation laten inspireren,<br />

zon<strong>de</strong>r echter het niveau van zijn grote <strong>voor</strong>beeld zelfs maar enigszins te bena<strong>de</strong>ren.<br />

Op 6 november <strong>de</strong>el<strong>de</strong> hij Veen mee: 39 ‘Ik ben begonnen aan mijn nieuwen roman,<br />

die zich dicht bij Majesteit zal aansluiten en waar<strong>voor</strong> ik een mooien titel lieb:<br />

Wereldvre<strong>de</strong>. Ik wijd mij nu liever aan dit werk dan aan Metamorfoze: misschien is<br />

dat van later zorg.’<br />

De vre<strong>de</strong>sgedachte was een modieuze aangelegenheid. In 1891 had bij <strong>voor</strong>beeld<br />

Bertha von Suttner - gravin Kinsky - <strong>de</strong> Österreichische Frie<strong>de</strong>nsgesellschaft<br />

opgericht, waar een beroemd gewor<strong>de</strong>n tijdschrift Die Frie<strong>de</strong>nswarte en kort daarna<br />

Die Waffen nie<strong>de</strong>r! uit zou resulteren. <strong>Couperus</strong> was daar, zoals vrijwel ie<strong>de</strong>reen in<br />

die tijd, van op <strong>de</strong> hoogte. 40 In augustus 1895 zou het zeven<strong>de</strong> internationale<br />

Vre<strong>de</strong>-Congres gehou<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n, volgens een eerste plan in Luxemburg, volgens<br />

het twee<strong>de</strong> in Scheveningen. Het werd tenslotte Brussel. Hóe modieus het on<strong>de</strong>rwerp<br />

was, heeft <strong>Couperus</strong> zelf in een ietwat spotten<strong>de</strong> passage van zijn roman aangegeven: 41<br />

‘men gaf door heel het groote keizerrijk heen: Vre<strong>de</strong>-bals, Vre<strong>de</strong>-romans en<br />

Vre<strong>de</strong>-drama's. Men had Vre<strong>de</strong>-gezelschappen van niets dan vrouwen,<br />

Vre<strong>de</strong>-gezelschappen van kin<strong>de</strong>ren. In <strong>de</strong> nationale Liparische Vre<strong>de</strong>kas stroom<strong>de</strong><br />

het geld. De duif met <strong>de</strong> olijvetak was het symbool, dat men aanbracht in alle<br />

versieringen, dat men vond op brievenpapier en als broches.’ - Bij het neerschrijven<br />

van <strong>de</strong>ze laatste regel <strong>voor</strong>al moet <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> nodige binnenpret gehad hebben. De<br />

duif met olijftak immers, sier<strong>de</strong> zelfs zijn eigen postpapier: het was het familiewapen<br />

van <strong>de</strong> <strong>Couperus</strong>sen, met <strong>de</strong> wapenspreuk ‘Tuum Est’! 42<br />

In een <strong>voor</strong>re<strong>de</strong> <strong>voor</strong> zijn nieuwe roman, gedateerd augustus 1895, leg<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong><br />

getuigenis af van zijn sympathie <strong>voor</strong> <strong>de</strong> vre<strong>de</strong>sgedachte hoe zou hij ook niet - maar<br />

gaf tevens te verstaan dat Wereldvre<strong>de</strong> zuiver en alleen als kunstwerk beschouwd<br />

dien<strong>de</strong> te wor<strong>de</strong>n. Het boek had niets te maken met het Vre<strong>de</strong>congres: ‘Ik ben bijna<br />

overtuigd, dat <strong>de</strong> Vrien<strong>de</strong>n<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


174<br />

van <strong>de</strong>n Vre<strong>de</strong>, die - óm die samentreffen - mijn roman ter hand nemen, eene<br />

teleurstelling zou<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rvin<strong>de</strong>n.’<br />

Terwijl hij er nog maar juist aan begonnen was, verschenen er in Engeland enkele<br />

zeer matige kritieken op Majesty, <strong>de</strong> vertaling van Majesteit die Teixeira <strong>de</strong> Mattos<br />

gemaakt had. Deze teleurstelling benam <strong>Couperus</strong> een ogenblik alle moed: 43 ‘Als ik<br />

pas zoo een banale onzin gelezen heb,’ schreef hij Veen, ‘heb ik niets geen lust aan<br />

Werelvre<strong>de</strong> te werken. Maar dat wordt wel beter: een mensch is toch geen mensch,<br />

maar een machine. Wereldvre<strong>de</strong> vor<strong>de</strong>rt langzaam, maar het vor<strong>de</strong>rt, <strong>voor</strong>al in mijn<br />

gedachte, en dat is het beste.’ <strong>Couperus</strong>-als-machine laat zien hoe weinig dandy hij<br />

zich, althans in <strong>de</strong>ze tijd nog, eigenlijk voel<strong>de</strong>. Hij wist dat hij alleen met hard werken<br />

iets zou kunnen bereiken.<br />

Overigens heeft hij als machine niet altijd zijn grootste meesterwerken<br />

gepubliceerd. Wereldvre<strong>de</strong> is geen goed boek gewor<strong>de</strong>n. Het is bijna niet te begrijpen<br />

hoe hij in <strong>de</strong>ze nieuwe kasteelroman, doordrenkt we<strong>de</strong>rom van Ouida en Bourget op<br />

zijn slechtst, met niets dan scènes vol prinsessen, hertoginnen, diva's, valse juwelen,<br />

jachten en wat dies meer zij, is blijven geloven terwijl hij eraan <strong>voor</strong>tschreef. In onze<br />

tijd laat, zo moet gevreesd wor<strong>de</strong>n, het boek zich alleen nog lezen als geslaag<strong>de</strong><br />

parodie op het genre. Het is een van <strong>de</strong> vele <strong>voor</strong>beel<strong>de</strong>n hoe gemakkelijk in <strong>de</strong><br />

schrijver <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> kunstenaar het spoor bijster kon raken. Het <strong>voor</strong>treffelijke,<br />

objectiveren<strong>de</strong> en toch zeer persoonlijke proza van <strong>de</strong> reisbrieven lijkt geheel vergeten.<br />

In dit soort pompeuze, voze werken keer<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong>' vermogen tot stileren en<br />

dramatiseren zich tegen hem. Het on<strong>de</strong>rwerp - marxisme contra kapitalisme, anarchie<br />

contra or<strong>de</strong>, <strong>de</strong>structie contra i<strong>de</strong>alisme - ging zijn krachten verre te boven. Zijn<br />

grootste capaciteiten lagen evenmin hier als in <strong>de</strong> poëzie.<br />

<strong>Couperus</strong> was geen ‘<strong>de</strong>nker’ en zou het ook nooit wor<strong>de</strong>n. Hij wist zijn<br />

vre<strong>de</strong>son<strong>de</strong>rwerp niet uit te tillen boven een slecht operalibretto dat zichzelf ten<br />

onrechte ernstig nam. Majesteit en Wereldvre<strong>de</strong> mogen dan al beschouwd wor<strong>de</strong>n<br />

als experimenten van allure, als literaire kunstwerken zijn ze uit verkeer<strong>de</strong><br />

ingrediënten gebrouwen en als zodanig tot mislukken gedoemd geweest. Paradoxaal<br />

genoeg heeft juist dit soort Haagse bluf, of e<strong>de</strong>lkitsch als men wil, hem nationaal én<br />

internationaal succes bij een zeer groot publiek bezorgd. Hierdoor gesterkt liet hij<br />

zich vervolgens ook nog tot het sierlijke draakje Hooge troeven verlei<strong>de</strong>n.<br />

Op 15 januari 1895 was Wereldvre<strong>de</strong> gevor<strong>de</strong>rd tot op <strong>de</strong> helft van het<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


175<br />

eerste <strong>de</strong>el. 44 Ditmaal ging het moeizaam ver<strong>de</strong>r. Spoedig zou het nog moeizamer<br />

gaan, toen namelijk, op 4 maart, <strong>de</strong> vier<strong>de</strong> aflevering van het Tweemaan<strong>de</strong>lijksch<br />

Tijdschrift open<strong>de</strong> met Van Deyssels tijdbom: diens beoor<strong>de</strong>ling van Extaze, waaraan<br />

vastgekoppeld besprekingen van <strong>Een</strong>e illuzie, Majesteit en Reis-impressies. 45<br />

Van Deyssel vond Extaze, drie jaar na datum, alsnog subliem. Hij kon bijna geen<br />

woor<strong>de</strong>n vin<strong>de</strong>n om het boek genoeg te prijzen: 46 ‘Ik kán niet an<strong>de</strong>rs zeggen: vóor<br />

alles raakt het mij met een, zoo geheel aan mij weggegeven, genereus-in-éens<br />

toegezwaai<strong>de</strong>, rijke geur van sympathie, en dan, dan met een doordringen<strong>de</strong><br />

verheuging.’ Maar <strong>Couperus</strong>' ogen moeten bijna uit zijn hoofd gerold zijn toen hij<br />

vervolgens te lezen kreeg: ‘De Heer <strong>Couperus</strong> kan <strong>voor</strong> mijn part ophoepelen, met<br />

<strong>de</strong>n Heer <strong>Couperus</strong> heb ik heelemaal niets te maken. Ik bedoel hiermee maar, dat<br />

wat ik nu zeggen ga volstrekt niet iets als een openbaar <strong>voor</strong>stel van mij aan <strong>de</strong>n<br />

Heer <strong>Couperus</strong> is om sympathie met mij te sluiten.’ En ver<strong>de</strong>r: ‘jongen, je hebt dat<br />

boek zeker geschreven zon<strong>de</strong>r 't zelf te kunnen hèlpen, het heeft zich zelf door jou<br />

heen zoo gemaakt.’ Daar tussendoor ston<strong>de</strong>n dan weer zinsne<strong>de</strong>n als ‘bladzij<strong>de</strong>n <strong>de</strong>r<br />

verrukking, bladzij<strong>de</strong>n van <strong>de</strong>n hoogsten vre<strong>de</strong>’. Er was zelfs sprake van ‘het zéér<br />

weinige, aller-hoogst-gelegene, méést sublieme wat ik in boeken van <strong>de</strong>n laatsten<br />

tijd heb gevon<strong>de</strong>n.’ 47<br />

Hierna vel<strong>de</strong> Van Deyssel in het zelf<strong>de</strong> stuk over Majesteit een volstrekt<br />

vernietigend oor<strong>de</strong>el: 48 ‘Het is nagenoeg onleesbaar. [...] Het is een laffe samen<br />

stelling van verslagjes <strong>de</strong>r gebeurtenissen aan Europeesche hoven [...]. De roman<br />

“Majesteit” is een paleis van mahoniehout, bewoond door levens-groote<br />

borst-plaat-beel<strong>de</strong>n.’ Met diepe afkeer gewaag<strong>de</strong> Van Deyssel van 49 ‘<strong>de</strong> ten hemel,<br />

ten meubel-winkel-ledikant-hemel, schreyen<strong>de</strong> oppervlakkigheid van dit allernaarste<br />

boek’.<br />

Reis-impressies vond hij ook niet geweldig, maar toch 50 ‘gracelijk-gezellig, vol<br />

bonhommie van goe<strong>de</strong>n huize’. <strong>Een</strong>e illuzie noem<strong>de</strong> hij niet meer dan een boek 51<br />

‘met okkultistische anekdoten en flauwe dagboekfragmenten’. Bijna do<strong>de</strong>lijk echter<br />

moeten <strong>Couperus</strong>, die Wereldvre<strong>de</strong> nog lang niet af had, tenslotte <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n<br />

getroffen hebben: ‘een abdikatie als van “Extaze” tot “Majesteit” is niets dan een<br />

platte vergissing.’ 52 Onbe<strong>voor</strong>oor<strong>de</strong>eld gezien had Van Deyssel echter zeker gelijk.<br />

Vele jaren later heeft ook <strong>Couperus</strong> zelf zich tegen zijn koningsromans gekeerd. 53<br />

Of het nog niet genoeg was, kreeg <strong>Couperus</strong> onenigheid met <strong>de</strong> redac-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


176<br />

tie van De Gids, hoewel hij pas een jaar eer<strong>de</strong>r als redactielid was toegetre<strong>de</strong>n. Wat<br />

er precies gebeurd is staat niet vast. Had het te maken met het feit dat, toen men eens<br />

bij hem thuis verga<strong>de</strong>rd had, hij bij <strong>de</strong> op <strong>de</strong> verga<strong>de</strong>ring volgen<strong>de</strong> maaltijd Elisabeth<br />

mee aan tafel had laten zitten? 54 Hoe dit ook zij, hij kon zich niet goed bij <strong>de</strong> mores<br />

van het kleine gezelschap aanpassen. Dit blijkt dui<strong>de</strong>lijk uit zijn 30 april 1895 aan<br />

<strong>de</strong> secretaris mr. J.N. van Hall geschreven woor<strong>de</strong>n: 55 ‘De re<strong>de</strong>nen, die mij tot dit<br />

besluit noodzaken, komen hoofdzakelijk <strong>voor</strong>t uit een zeer groot gemis aan<br />

samenstemming dat ik gevoel tusschen <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re le<strong>de</strong>n <strong>de</strong>r Redaktie en mijzelven.<br />

En daar ik geene roeping heb om in <strong>de</strong> Redaktie van een tijdschrift, dat zich al jaren<br />

lang heeft gehandhaafd in <strong>de</strong> harmonie zijner Redaktiele<strong>de</strong>n, een dissonant te brengen,<br />

meen ik beter te doen mij terug te trekken. Ik neem daarbij alle schuld op mij. Te<br />

Rome, waar mij het Redakteurschap aangebo<strong>de</strong>n werd, was ik misschien te ver van<br />

Holland om mij rekenschap te geven van het essentieele verschil, dat er ligt tusschen<br />

U allen, met elkaâr bevriend en gewend aan elkaar, en mij. De juiste optiek ging<br />

<strong>voor</strong> mij te loor. [...] Ik zal hierbij niet voegen eene opsomming van grieven, omdat<br />

mij dit - na mijn besluit om af te tre<strong>de</strong>n -, nutteloos toeschijnt.’<br />

Onmid<strong>de</strong>llijk na ontvangst van <strong>de</strong>ze brief zocht Van Hall hem op, om te trachten<br />

hem van zijn <strong>voor</strong>nemen af te brengen. Blijkbaar was er hem veel aan gelegen<br />

<strong>Couperus</strong> - het jonge en mo<strong>de</strong>rne element in <strong>de</strong> redactie; over hem hoef<strong>de</strong> De Gids,<br />

met een schuin oog kijkend naar <strong>de</strong> jonge Amsterdamse tegenpool, zich bepaald niet<br />

te schamen - te behou<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> het tijdschrift waar Jan ten Brink hem in had<br />

binnengehaald. Waarschijnlijk vrees<strong>de</strong> hij tevens <strong>Couperus</strong> als me<strong>de</strong>werker te<br />

verliezen. Maar Van Halls diplomatieke missie had geen succes. Op 4 mei bevestig<strong>de</strong><br />

<strong>Couperus</strong> dat hij in zijn besluit volhard<strong>de</strong>: 56 ‘Wat zich verwikkeld heeft tusschen De<br />

Gids en mij is misschien een te verward kluwen gewor<strong>de</strong>n om weêr glad te kunnen<br />

ontrafelen. <strong>Een</strong> bepaal<strong>de</strong> grief kan wor<strong>de</strong>n weggenomen: van een psychische<br />

verwikkeling blijft altijd iets, hoe weinig ook, over. [...] Ver<strong>de</strong>r vergat ik U me<strong>de</strong> te<br />

<strong>de</strong>elen, dat ik naar alle waarschijnlijkheid niet in Holland ter woon gevestigd blijf.<br />

Den winter, in alle geval, zullen wij hier niet zijn. Laat (dan), later, <strong>voor</strong> het publiek,<br />

mijn herhaal<strong>de</strong>lijk verblijf in het buitenland en mijn boheme natuur, <strong>de</strong> re<strong>de</strong>n zijn<br />

van mijn aftre<strong>de</strong>n als Redakteur van De Gids.’<br />

<strong>Een</strong> dag later antwoord<strong>de</strong> Van Hall tenslotte dat zijn besluit <strong>de</strong> redac-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


177<br />

tiele<strong>de</strong>n zeer had getroffen 57 ‘en met groot leedwezen vervul<strong>de</strong>’. Op <strong>de</strong> laatste<br />

verga<strong>de</strong>ring had<strong>de</strong>n zij <strong>de</strong> indruk gehad allengs wel tot een vergelijk te zullen komen,<br />

‘ten gevolge van <strong>de</strong>n we<strong>de</strong>rzijdschen ernstigen wensch om het goed met elkaar te<br />

vin<strong>de</strong>n. Uw besluit kwam hun dus zeer onverwacht en <strong>de</strong>ed hun zeer leed. [...] Laat<br />

mij er bijvoegen dat <strong>de</strong> redaktie zeer apprecieert <strong>de</strong> digne wijze, waarop <strong>de</strong>ze pijnlijke<br />

zaak door U is behan<strong>de</strong>ld. [...] Onnodig U te verzekeren, dat wij het zeer op prijs<br />

stellen, dat gij Uwe me<strong>de</strong>werking aan ons tijdschrift zult blijven verleenen.’<br />

Zóveel had Van Hall, door chapeau-bas te spelen, dan toch nog <strong>voor</strong> De Gids<br />

bereikt: tot in 1902 zou <strong>Couperus</strong> in<strong>de</strong>rdaad zijn werk blijven sturen. Overigens<br />

ontkomt men moeilijk aan <strong>de</strong> indruk dat <strong>Couperus</strong> zich wel erg lichtgeraakt heeft<br />

getoond. Uiterst kwetsbaar en zeer zelfverzekerd tegelijk, trok hij zich trots in zichzelf<br />

terug. Het had an<strong>de</strong>rs gekund. De redactie voel<strong>de</strong> genoeg sympathie <strong>voor</strong> hem en <strong>de</strong><br />

kwestie, welke die dan ook precies geweest moge zijn, had zeker geheel kunnen<br />

wor<strong>de</strong>n bijgelegd indien <strong>Couperus</strong> zich min<strong>de</strong>r afstan<strong>de</strong>lijk had opgesteld en niet<br />

narcistisch <strong>de</strong> geraakte diva was blijven spelen. Waarschijnlijk echter vond hij zijn<br />

eclipseren wel prettig. Uit het gezelschap <strong>de</strong>ftige ou<strong>de</strong> va<strong>de</strong>ren trok het kind <strong>Couperus</strong><br />

zich maar al te graag terug, toen een vermeend conflict hem daartoe een, dankbaar<br />

gebruikt, argument verschafte. Kan tot <strong>de</strong>ze houding Van Deyssels kritiek, die<br />

natuurlijk ie<strong>de</strong>reen gelezen had - men kon het stuk moeilijk negeren - het zijne hebben<br />

bijgedragen?<br />

Ook het, niet eer<strong>de</strong>r aangekondig<strong>de</strong>, plan niet in Ne<strong>de</strong>rland te blijven wijst op<br />

wrevel en ongenoegen van <strong>Couperus</strong> met zijn positie hier. Terug naar het land van<br />

belofte! Al was het dan ook in zekere zin een vlucht uit <strong>de</strong> kou<strong>de</strong> realiteit. De toekomst<br />

bleef moeilijk, een ondui<strong>de</strong>lijk spookbeeld. Er moest nu eenmaal geschreven wor<strong>de</strong>n.<br />

Het werken aan en blijven geloven in Wereldvre<strong>de</strong> werd door <strong>de</strong>ze stemming niet<br />

bevor<strong>de</strong>rd. Op 6 mei schreef <strong>Couperus</strong> aan Veen: 58 ‘heb tegenwoordig erg weinig<br />

lust in letters op papier! Daarom ligt W[ereldvre<strong>de</strong>] ook al te slapen <strong>voor</strong> het<br />

oogenblik.’ En iets later: 59 ‘Ik hoop W:Vr: af te hebben van <strong>de</strong>n zomer, maar op het<br />

oogenblik is <strong>de</strong> veine niet bizon<strong>de</strong>r. [...] Ik ben nu zowat op <strong>de</strong> helft.' Op 25 mei: 60<br />

'ik ben <strong>de</strong>n laatsten tijd er meê <strong>voor</strong>uitgegaan en vóor Augustus (dan ga ik naar Baam)<br />

moet het af zijn.’ Het boek zou dan namelijk in De Gids beginnen. Uitein<strong>de</strong>lijk is<br />

dat <strong>Couperus</strong> ook gelukt. Begin oktober wil<strong>de</strong> hij naar het zui<strong>de</strong>n reizen, met een<br />

schone lei. Vol-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


178<br />

gens plan zou Wereldvre<strong>de</strong> dan ook meteen als boek verschijnen.<br />

Hoe moeizaam <strong>de</strong> roman echter ook tot stand mag zijn gekomen, toen het boek<br />

af was... begon <strong>Couperus</strong> onmid<strong>de</strong>llijk aan nog een <strong>de</strong>r<strong>de</strong> koningsverhaal. Wei zou<br />

dit veel korter wor<strong>de</strong>n, een appendix als het ware bij <strong>de</strong> twee vorige, maar toch een<br />

afzon<strong>de</strong>rlijk geheel. Hij had zijn zelfvertrouwen herwonnen en trok zich van Van<br />

Deyssel niets, maar dan ook niets meer aan. ‘Mijne novelle Hooge Troeven is af,’<br />

schreef hij Veen op 7 oktober, 61 ‘maar er is geen plaats <strong>voor</strong> in De Gids Cot Februari.’<br />

- <strong>Een</strong> komische noot is nog dat <strong>Couperus</strong> dat jaar ook lijfelijk niet geheel veilig <strong>voor</strong><br />

Van Deyssel geweest blijkt te zijn. Op 24 September schijnen <strong>de</strong> heren elkaar ergens<br />

in Baarn ontmoet, of althans gezien te hebben. Van Deyssel rept er over in een ver<strong>de</strong>r<br />

niet belangrijke brief. 62 <strong>Couperus</strong>, van zijn kant, maakt nergens melding van het<br />

<strong>voor</strong>val. Vermoe<strong>de</strong>lijk heeft hij Van Deyssel wel herkend. Men kan er niet aan<br />

twijfelen of hij heeft geweten dat <strong>de</strong>ze in Baarn woon<strong>de</strong>. De kans op een ontmoeting<br />

was dus a priori groot. Van Deyssel noem<strong>de</strong> <strong>de</strong> ontmoeting ‘aardig’, wat niet doet<br />

veron<strong>de</strong>rstellen dat <strong>Couperus</strong> dédaigneus langs, door of over hem heen heeft gekeken.<br />

In oktober vertrokken <strong>Couperus</strong> en Elisabeth volgens plan naar Italië. Als eerste<br />

stad stond daar Venetië op het programma, dat er in 1894 bij ingeschoten was. Op<br />

20 oktober 1895, waarschijnlijk een dag na zijn aankomst, beschreef <strong>Couperus</strong> hoe<br />

buiten het station aan <strong>de</strong> spoorka<strong>de</strong> <strong>de</strong> slanke, donkere gon<strong>de</strong>ls hem verrasten: 63 ‘In<br />

het décor een dubbel woe<strong>de</strong>nd koor: het koor <strong>de</strong>r gon<strong>de</strong>lieren en het koor <strong>de</strong>r<br />

gegalonneer<strong>de</strong> portiers, schreeuwend tegen elkaâr in met groote gebaren van wenken...<br />

Het had zoo weinig van het gewone gedoe van reizen, misschien omdat <strong>de</strong> nacht<br />

vreemd schaduwt over <strong>de</strong>ze waterstad en het water zoo stil is en <strong>de</strong> paleizen zoo<br />

onwaar zijn en een kerk, die <strong>de</strong>r Scalzi, zoo onverwacht plechtig op doemt... Zooals<br />

in een droom, waarin wijzelve niet han<strong>de</strong>len, maar vreemd toeschouwen, sjouwen<br />

ze noo<strong>de</strong>loos druk met koffers en la<strong>de</strong>n ze in onzen gon<strong>de</strong>l, waar wij al wachten,<br />

lijdzaam, en een enkele blik doet ze schreeuwen, sicurissimo! sicurissimo!... en dat<br />

<strong>de</strong> koffers nièt in het water zullen vallen...’ 64<br />

Na zich geïnstalleerd te hebben in een hotel dicht bij Piazza San Marco begaven<br />

Elisabeth en hij zich meteen naar het grote plein, dat <strong>Couperus</strong> beschreef als 'het<br />

schitterend verblin<strong>de</strong>n<strong>de</strong> décor van <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> acte eener groote opera, <strong>de</strong> kathedraal<br />

als eene fabel, een sprookje van betoovering<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


179<br />

of er een sultan daar woont met prinsessen, in het leven van <strong>de</strong> Duizend-en-<strong>Een</strong><br />

Nacht; en het Dogepaleis een twee<strong>de</strong> fabel, een twee<strong>de</strong> sprookje [...]. En men wacht,<br />

dat er tusschen <strong>de</strong> zuilen van <strong>de</strong> Piazzetta [...] een heldin in brokaat zal uitwan<strong>de</strong>len,<br />

die zingen gaat een heel groot aria met veel roula<strong>de</strong>s tegen <strong>de</strong>n nacht aan...<br />

Dit was <strong>de</strong> droomwereld waarin hij zich thuis voel<strong>de</strong>. Geen verplichtingen, geen<br />

Gridsredacties, geen Van Deyssels - maar daarin vergiste hij zich! - en geen beroerd<br />

Hollands najaarsklimaat. Uren zat hij <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> dagen tegen zonson<strong>de</strong>rgang op<br />

<strong>de</strong> Piazzetta, met zijn gedachten bij histories als Walewein of Ferguut. Maar <strong>de</strong> herfst<br />

trad ook hier in. Hevige regens brachten hem vanzelf tot <strong>de</strong> werkelijkheid terug:<br />

‘...dan druist het oneigenlijke van <strong>de</strong>ze waterstad te veel tegen ons mo<strong>de</strong>rn leven in<br />

en wij verlangen een oogenblik uit dit eeuwige décor weg te zijn. Dan is het als eene<br />

overstrooming, die men niet overziet en men verlangt naar een rijtuig, om eens vlug<br />

ergens heen te gaan. Vlug ergens heen gaan, dat gaat hier niet...’<br />

Hij bezocht <strong>de</strong> paleizen, <strong>de</strong> grote musea, zag <strong>voor</strong> het eerst Tintoretto, Titiaan en<br />

Veronese en trachtte hun machtige werken te doorgron<strong>de</strong>n. Bijzon<strong>de</strong>r trof hem <strong>de</strong><br />

<strong>voor</strong>tduren<strong>de</strong> terugkeer van Jezus als on<strong>de</strong>rwerp in <strong>de</strong> dikwijls theatrale kunst van<br />

<strong>de</strong> grote Italianen. Hij gaf er bijna extatische beschrijvingen van, <strong>voor</strong>lopers van <strong>de</strong><br />

vele kleurige bladzij<strong>de</strong>n die hij later in Uit blanke ste<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>r blauwe lucht opnieuw<br />

aan <strong>de</strong>ze schil<strong>de</strong>rijen zou wij<strong>de</strong>n. Nu meen<strong>de</strong> hij: ‘Het on<strong>de</strong>rwerp en <strong>de</strong> kunst daarvan<br />

zijn te heilig om distractie te kunnen velen.’<br />

Na Venetië is <strong>Couperus</strong> doorgereisd naar Rome. Intussen had in Ne<strong>de</strong>rland Van<br />

Deyssel onmid<strong>de</strong>llijk gretig <strong>de</strong> recente roman Wereldvre<strong>de</strong> besprongen, om zijn<br />

prooi vervolgens met welbehagen te verscheuren, zon<strong>de</strong>r te letten op het gemorste<br />

bloed. Zijn recensie verscheen in het novembernummer van het Tweemaan<strong>de</strong>lijksch<br />

Tijdschrift. <strong>Couperus</strong> ontving dit in Rome, na Veen on<strong>voor</strong>zichtig genoeg gevraagd<br />

te hebben om zoveel mogelijk kritieken op zijn nieuwe roman (en bovendien om<br />

recensies van <strong>de</strong> in <strong>de</strong>cember 1895 nog te verschijnen bun<strong>de</strong>l Williswin<strong>de</strong>). 65<br />

Wat <strong>Couperus</strong> te lezen kreeg was niet mals. In <strong>de</strong> <strong>voor</strong>re<strong>de</strong> van Wereldvre<strong>de</strong> alleen<br />

reeds leek <strong>de</strong> auteur immers volgens Van Deyssel 66 ‘op een concertzanger, die men<br />

<strong>de</strong> fraaiste lie<strong>de</strong>ren heeft hooren zingen, maar die in het gewone leven een ordinair<br />

en onaanhoorbaar gespreksmensch is, op <strong>de</strong>n zanger, ja waarlijk, uit Eline Vere’. De<br />

eigenlijke roman vond Van<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


180<br />

Deyssel 67 ‘slechter nog dan Majesteit’. De muze van <strong>Couperus</strong> was in een aantal<br />

passages te keer gegaan als ‘eene modiste van <strong>de</strong>n twee<strong>de</strong>n rang’. Delen van het<br />

boek leken op ‘een bezinksel <strong>de</strong>r chroniques van Parijsche dagbla<strong>de</strong>n’, en <strong>de</strong><br />

slotconclusie luid<strong>de</strong> botweg: 68 ‘Hoeveel beter is een schoone stilte van onthouding<br />

dan dit toonloos en hol geraffel en geprelu<strong>de</strong>er.’<br />

De lectuur van dit proza bracht <strong>Couperus</strong> buiten zichzelf van razernij. Hij had, tot<br />

overmaat van ramp, ook an<strong>de</strong>re slechte kritieken te incasseren gekregen. Op 16<br />

<strong>de</strong>cember 1895 luchtte hij zijn woe<strong>de</strong> in een brief aan Frans Netscher. 69 ‘Ik weet<br />

wel,’ schreef hij, ‘dat ik me ze niet moest aantrekken, maar ze treffen me ongelukkig<br />

in een week oogenblik, en dan kan het je zelfs nerveus maken als iemand lang naar<br />

je kijkt, of een straatjongen zijn tong uitsteekt, of iemand grinnikt. [...] En Van<br />

Deyssel, met <strong>de</strong> sublimiteit van zijn krankzinnigheid, Van Deyssel, is zoo<br />

onrechtvaardig en partijdig mogelijk. Van Deyssel heeft zich altijd in mij vergist, en<br />

nu, nu weet hij misschien wel beter, maar doet hij of hij zich dóor vergist.’ <strong>Couperus</strong><br />

was verontwaardigd: ‘Van Deyssel beweer<strong>de</strong>, dat Extaze subliem was, maar dat ik<br />

het bij vergissing geschreven had, en dat een van hén het had moeten schrijven:<br />

allergeestigst, niet waar? Want dat ik na <strong>de</strong> ophemeling van Eline niet eerbiedig tot<br />

<strong>de</strong> Nieuwe Gids kwam, dat kon<strong>de</strong>n ze niet verduren, <strong>de</strong> heeren, en daar zijn ze altijd<br />

zoo transparant boos om geweest; het was bepaald vermakelijk!’ Tamelijk<br />

ge<strong>de</strong>tailleerd ging hij daarna in op punten van <strong>de</strong> recensie, die hij onrechtvaardig<br />

achtte zon<strong>de</strong>r te willen zien wat Van Deyssel werkelijk bedoel<strong>de</strong>. Diens stuk<br />

culmineer<strong>de</strong> in een volstrekt juiste zienswijze: 70 ‘Het on<strong>de</strong>rwerp was te groot en paste<br />

met in <strong>de</strong>n aard van <strong>de</strong>n schrijver.’<br />

Van Deyssels kritieken waren gezaghebbend. Ie<strong>de</strong>reen las ze, <strong>Couperus</strong> kon ze<br />

niet naast zich neer leggen en besefte dat. Het venijn vrat <strong>voor</strong>t. <strong>Een</strong> i<strong>de</strong>e <strong>voor</strong> een<br />

nieuwe Haagse roman liet hij liggen. Ook een boek over Venetië en een verzameling<br />

schetsen bleven ongeschreven. 71 Metamorfoze leek wel helemaal in <strong>de</strong> doofpot<br />

verdwenen.<br />

Er was in Rome gelukkig een en an<strong>de</strong>r waar hij troost uit kon putten. <strong>Couperus</strong><br />

ontmoette er een goe<strong>de</strong> kennis, een schil<strong>de</strong>r, die hij waar<strong>de</strong>er<strong>de</strong> en die van zijn kant<br />

ook <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> waar<strong>de</strong>ring had: Pieter <strong>de</strong> Josselin <strong>de</strong> Jong. Voor Epiloog had<br />

<strong>de</strong>ze al eens illustraties gemaakt. 72 Aan Netscher schreef <strong>Couperus</strong> nu dat De Jong<br />

in Rome het plan had opgevat zijn portret te tekenen. 73 Helaas kwam het er niet van,<br />

zo zou echter blijken,<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


181<br />

want ‘het was al te laat <strong>voor</strong> De Jong, en hij was zoo druk aan het mo<strong>de</strong>lleeren, dat<br />

ik er niet op kon aandringen’.<br />

Dit laatste gegeven is interessant. De Jong heeft in Rome dus ook in klei gewerkt.<br />

Het valt niet moeilijk te be<strong>de</strong>nken in wiens atelier hij dat gedaan kan hebben. Van<br />

zijn hand is namelijk een tekening bekend, in 1896 te Rome gemaakt van <strong>de</strong> beken<strong>de</strong><br />

Friese beeldhouwer Pier Pan<strong>de</strong>r. 74 De laatste, die vriendschap <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> heeft<br />

opgevat, woon<strong>de</strong> er al sinds 1890. Het lijdt geen twijfel of het is door tussenkomst<br />

van De Jong geweest dat <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong> het eerst Pan<strong>de</strong>r in diens werkplaats aan <strong>de</strong><br />

Via Gaëta heeft opgezocht. <strong>Couperus</strong> was meteen <strong>voor</strong> hem gewonnen. In<br />

Metamorfoze heeft Pan<strong>de</strong>r <strong>de</strong> naam Fed<strong>de</strong>r gekregen, 75 ‘onzen Fed<strong>de</strong>r in Rome’.<br />

Pan<strong>de</strong>r was in 1895 bezig aan een vrouwelijk naakt, bekend gewor<strong>de</strong>n als ‘Alba’ of<br />

‘Uchtend’. Zeer precies beschreef <strong>Couperus</strong> het beeld als 76 ‘silhouet, bloem van<br />

lijnen, vreemd jonge vrouwelijkheid, kind, opstaan<strong>de</strong> huivering recht, <strong>de</strong> armen<br />

hangen<strong>de</strong> langs het lijf, het hoofdje jong rond, en met een blik, die recht uit zag, heel<br />

angstvallig het te ruwe leven in’.<br />

Het beeld maakte op <strong>Couperus</strong> diepe indruk. Hij beschouw<strong>de</strong> het, zo drukte hij<br />

het uit, als kunst in <strong>de</strong> heilige betekenis ervan, en meen<strong>de</strong> zelfs ineens: 77 ‘Ik vind het<br />

woord niet <strong>de</strong> hoogste kunst. Ik versta met <strong>de</strong> hoogste: <strong>de</strong> god<strong>de</strong>lijkste, <strong>de</strong> kuischte.<br />

De god<strong>de</strong>lijkste is <strong>voor</strong> mij <strong>de</strong> ziel van een beeld, zooals dit. Het is kort, onmid<strong>de</strong>llijk,<br />

een openbaring. Het woord is te menschelijk om ooit god<strong>de</strong>lijk te wor<strong>de</strong>n...’ <strong>Couperus</strong><br />

laat Aylva ook zeggen: 78 ‘Ik lees bijna nooit meer, en ik geniet meer van een schil<strong>de</strong>rij<br />

dan van een gedicht.’ In sommige kunstwerken - schil<strong>de</strong>rijen of sculpturen - vond<br />

hij een volmaakte waarheid, die hem een overeenkomstige, eigen waarheid leek te<br />

openbaren. De eerbied die <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong> Pan<strong>de</strong>r koester<strong>de</strong> was van een zuiver<br />

gehalte. Omgekeerd herken<strong>de</strong> Pan<strong>de</strong>r in <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> eerlijke kern van een groot<br />

kunstenaarschap.<br />

Met zijn hier geuite bewon<strong>de</strong>ring <strong>voor</strong> een reine, maag<strong>de</strong>lijke vrouwenfiguur was<br />

<strong>Couperus</strong> weer terug in het gefantascer<strong>de</strong> beeldhouwersatelier van Gedroomd minnen.<br />

In Pan<strong>de</strong>rs neoklassieke werk zag hij een zelf<strong>de</strong> zoeken naar <strong>de</strong> i<strong>de</strong>e van ware<br />

schoonheid. Zich hierop concentrerend kon <strong>Couperus</strong> zich nu superieur achten aan<br />

een man als Van Deyssel, die <strong>de</strong> bedrieglijke kunst van het woord als hoogste i<strong>de</strong>aal<br />

nastreef<strong>de</strong>. Door zichzelf esthetisch te vervolmaken trachtte <strong>Couperus</strong> een<br />

onomstotelijke zekerheid te vin<strong>de</strong>n, het enige ware geloof: schoonheid als eigenbe-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


182<br />

lang. Het woord kon daarbij alleen maar hulpmid<strong>de</strong>l zijn, geen doel. Bereikt had hij<br />

die doelstelling nog allerminst. Was het trouwens geen hersenschim?<br />

Eind <strong>de</strong>cember zond Veen hem Williswin<strong>de</strong>. De band van L.W.R. Wenckebach<br />

kon <strong>Couperus</strong> nauwelijks bekoren: 79 ‘een vies kleurtje en met iets, dat me aan een<br />

Gartenlaube aan <strong>de</strong> Rijn laat <strong>de</strong>nken, waar we Rijnwijn drinken.’ Uit <strong>de</strong> <strong>voor</strong>re<strong>de</strong><br />

blijkt nog iets an<strong>de</strong>rs, en wel dit: ter wille van een aardig honorarium kon <strong>Louis</strong><br />

<strong>Couperus</strong> het met zijn artistiek geweten zon<strong>de</strong>r veel moeite op een charmant akkoordje<br />

gooien. Hij had dit <strong>voor</strong>woord al in September 1895 geschreven. Deftig <strong>de</strong>el<strong>de</strong> hij<br />

er zijn lezers in me<strong>de</strong>: ‘... <strong>de</strong> gedichten, die dit bun<strong>de</strong>ltje vormen, zijn bijna tien jaar<br />

oud, en ik kan er <strong>de</strong> weinigen, die ze misschien nog eens willen overlezen, niet binnen<br />

lei<strong>de</strong>n, zon<strong>de</strong>r hen even in een <strong>voor</strong>kamertje te hebben ontvangen, met een handdruk<br />

en een glimlach. De handdruk, omdat zij nog gekomen zijn; <strong>de</strong> glimlach, om wat<br />

toegevendheid.’ Hij had het naamgeven<strong>de</strong> gedicht Williswin<strong>de</strong> 80 ‘met groote naive<br />

lief<strong>de</strong> geschreven, en daarom is het misschien, dat er nog iets in trilt, dat eene nieuwe<br />

uitgave wettigt’. - Dat was het dan! Het is bijna onbegrijpelijk dat Veen dit heeft<br />

geaccepteerd. Trachtte <strong>Couperus</strong> er <strong>de</strong> kritiek een slag mee <strong>voor</strong> te zijn? Zo iets ooit<br />

een captatio benevolentiae genoemd mocht wor<strong>de</strong>n, dan zeker dit. Het heeft bovendien<br />

maar een haar gescheeld of <strong>Couperus</strong> had, om het boekje nog wat meer omvang te<br />

geven, er ook nog <strong>de</strong> tekst van zijn kin<strong>de</strong>roperette De schoone slaapster ingestopt,<br />

zon<strong>de</strong>r zich ook maar enigszins te bekommeren om een harmonische opbouw van<br />

zijn nieuwe bun<strong>de</strong>l.<br />

Nu maakte hij eerst maar <strong>de</strong> Flaubertvertaling af, die hij - alweer een artistieke<br />

onbegrijpelijkheid - met Hooge troeven wil<strong>de</strong> combineren. Begin januari 1896 schreef<br />

hij Veen: 81 ‘Ik ben op het oogenblik heel lui en ben aan niets bezig: het is wel eens<br />

prettig, zoo een leêg hoofd!’ Want Flaubert was Flaubert. Uit hemzelf kwam na Van<br />

Deyssels vonnis niets meer.<br />

In een uitvoerige bespreking van Wereldvre<strong>de</strong> heeft Netscher een kleine pleister<br />

op <strong>de</strong> won<strong>de</strong> gelegd. 82 Ondanks kritiek op het Intermezzo vond Netscher zijn ou<strong>de</strong><br />

schoolvriend gegroeid: ‘zuiver<strong>de</strong>r en krachtiger van taal, veel vaster van hand, mooier<br />

van geluid, concieser en inééns treffend van <strong>de</strong>scriptie, stouter van opzet.’ Dit had<br />

tot gevolg dat <strong>Couperus</strong> weer moed vatte en zijn arme Wereldvre<strong>de</strong> maar weer eens<br />

toeknikte: 83 ‘Ikblijf<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


183<br />

er zeer tevre<strong>de</strong>n over. Het ligt in <strong>de</strong> lucht af te keuren tegenwoordig. En er is zoo<br />

bitter, bitter weinig in ons landje: misschien alleen Borel; dat is prachtig.’ In <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong><br />

brief aan Veen waarin hij dit schreef (12 februari 1896), <strong>de</strong>el<strong>de</strong> hij hem tevens mee:<br />

‘Metamorfoze begint vorm aan te nemen. Het zal iets geheel an<strong>de</strong>rs zijn dan wat ik<br />

tot nog toe geschreven heb: <strong>de</strong> held is een mo<strong>de</strong>rn auteur.’<br />

Voor zichzelf wist <strong>Couperus</strong> al dat dit boek <strong>de</strong> grote afrekening met zijn jonge<br />

jaren zou wor<strong>de</strong>n. Waarschijnlijk mogen wij daarom een belangrijke passage uit een<br />

veel later geschreven schets in verband brengen met <strong>de</strong>ze laatste, nog te Rome<br />

doorgebrachte weken van winter 1896. In zijn brief aan Veen lezen wij tevens: ‘Ik<br />

ben onlangs vrij erg ziek geweest en zal van het <strong>voor</strong>jaar misschien drie kuren te<br />

maken hebben.’ Was het alleen een lichamelijke kwestie? Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong>ze ziekte heeft<br />

<strong>Couperus</strong> in elk geval alle tijd gehad om over zijn leven na te <strong>de</strong>nken. Vergissen wij<br />

ons niet, dan slaat <strong>de</strong> nu volgen<strong>de</strong> passus terug op <strong>de</strong> eerste dag dat hij weer uit<br />

mocht. In volle glorie zag hij <strong>de</strong> fleurige mimosa's en aman<strong>de</strong>lbloesems wuiven op<br />

<strong>de</strong> vroege lentewind. Het is in 1910 geweest, dat hij memoreer<strong>de</strong> hoe hij als jongeman<br />

veel had nagedacht 84 ‘over God en godsdienst, ik dacht over <strong>de</strong>n mensch, over natuur<br />

en kunst, over mijzelven, over jou [zijn latere “vriend Jan”], over mijn buurman en<br />

mijn me<strong>de</strong>mensch. Ik was bepaald een ontwikkeld mensch, die veel nadacht over<br />

allerlei on<strong>de</strong>rwerpen [...] ik dacht over filozofie, over socialisme, en zelfs over<br />

anarchisme, en vond <strong>de</strong> menschheid heel serieus, om aan dit alles te doen. Maar toen<br />

[...] moet ik bekennen, dat er plotseling een oogenblik in mijn <strong>de</strong>nkleven is geweest<br />

- ik geloof, dat ik dag en datum en uur en minuut zoû kunnen opgeven - een oogenblik,<br />

dat ik mij bewust werd met al mijn <strong>de</strong>nken geen stap ver<strong>de</strong>r te zijn gekomen, noch<br />

relatief <strong>voor</strong> mijzelven, noch absoluut <strong>voor</strong> <strong>de</strong> menschheid, wat betrof anarchisme,<br />

socialisme, filozofie, kunst, mensch of God. Toen heb ik een groot besluit genomen.<br />

Toen heb ik - het was een heerlijke lentedag, in Italië, en er waren om mij heen<br />

bloesemen<strong>de</strong> vruchtenboomen, bloeien<strong>de</strong> aman<strong>de</strong>lboomen, net als in een sprookje,<br />

- toen heb ik het besluit genomen nooit meer na te <strong>de</strong>nken, niet over God, niet over<br />

mijn me<strong>de</strong>mensch en niet over mijn eigen ziel, niet over kunst, en niet over het<br />

anarchisme. Aan dat besluit heb ik mij se<strong>de</strong>rt vast gehou<strong>de</strong>n. Ik heb nóoit meer<br />

nagedacht. Het is na dat besluit heel mooi in mij gewor<strong>de</strong>n en heel weldadig om mij.<br />

Ik dacht niet meer na, wel is waar, maar ik lééf<strong>de</strong>... ik geloof <strong>voor</strong> het eerst.’<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


184<br />

Metamorfoze eindigt met <strong>de</strong> regel: ‘En <strong>voor</strong> het eerst waar<strong>de</strong>er<strong>de</strong> hij.’ De roman<br />

moest nog geschreven wor<strong>de</strong>n, maar alle hier opgesom<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwerpen zullen wij er<br />

in tegenkomen. <strong>Couperus</strong> kon ze later met grote afstand behan<strong>de</strong>len. Italië had hem<br />

die winter echt bevrijd. Zoals zovelen <strong>voor</strong> en na hem had hij er ein<strong>de</strong>lijk zichzelf<br />

gevon<strong>de</strong>n... dacht hij. Want dat <strong>Couperus</strong>' blague, dandyisme, schöngeisterei en wat<br />

men nog meer op zijn conto heeft geschreven <strong>voor</strong>tgekomen zijn uit onmacht zich<br />

als een ‘normaal, volwassen mens’ - wat dat dan ook moge zijn - in dit leven te<br />

integreren, en dat hij zich dit echec drommels goed bewust was, ook dat ligt hierin<br />

overdui<strong>de</strong>lijk besloten. Definitief trad hij terzij<strong>de</strong> van <strong>de</strong> kille, kou<strong>de</strong> maatschappij.<br />

Met <strong>de</strong> Van Deyssels wil<strong>de</strong> hij nooit meer iets te maken hebben. Narcistisch trok hij<br />

zich terug in zijn eigen, kin<strong>de</strong>rlijke wereld van vermeend zuivere schoonheid. Als<br />

een kwetsbare Ouida verkoos hij zijn eigen paradijs te scheppen. - Maar wat beteken<strong>de</strong><br />

dit in <strong>de</strong> praktijk? Op Elisabeth kon hij rekenen. Op Veen waarschijnlijk ook. Ver<strong>de</strong>r<br />

echter was alles onzeker.<br />

Kort <strong>voor</strong> hij in maart met zijn vrouw naar Holland terugkeer<strong>de</strong>, maakte hij een<br />

bal in <strong>de</strong> hoogste kringen van Rome mee, een verlengstuk als het ware van <strong>de</strong> schone<br />

schijnwereld waarin hij zich koester<strong>de</strong>. 85 Majesteit werd werkelijkheid! Elisabeth en<br />

hij zagen er <strong>de</strong> markiezin Pallavicini, door Elisabeth beschreven als ‘een statige<br />

vrouw, wier grijze chignon bij die gelegenheid schitter<strong>de</strong> van groote juweelen pinnen’.<br />

Het feest maakte zoveel indruk op <strong>Couperus</strong>, dat hij er veertien jaar later in<br />

geromantiseer<strong>de</strong> vorm nog eens gestalte aan heeft gegeven: 86 ‘Het was in Rome, kort<br />

na dien <strong>voor</strong> Italië verschrikkelijken slag van Adua, in Abyssinië [1 maart 1896].<br />

Het was na <strong>de</strong>n val van Crispi, en het was op een groote soirée van <strong>de</strong>n baron Blanc,<br />

<strong>de</strong>n toenmaligen Minister van Buitenlandsche Zaken [...]. Slechts in Italië, in een<br />

Italiaansch paleis, kan een feest zóo schitterend zijn. De piano-nobile van het Palazzo<br />

Sciarra, door <strong>de</strong>n verarm<strong>de</strong>n prins van dien naam verhuurd aan baron Blanc, was<br />

éene suite van zalen, vol bloemen en lichten.’ Zijne majesteit Umberto en diens<br />

gemalin Margherita waren ook on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> gasten: ‘De koning en <strong>de</strong> koningin kwamen<br />

<strong>voor</strong>bij. Als een bries door lange halmen en bloemen, voer <strong>de</strong> beweging <strong>de</strong>r diepe<br />

reverentie door <strong>de</strong> haie <strong>de</strong>r gasten, met die zeer bizon<strong>de</strong>re gra<strong>de</strong> <strong>de</strong>r vrouwen, die in<br />

<strong>de</strong> golving van hare sleepen knakken in éen, <strong>voor</strong> vorstelijkheid.’<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


185<br />

Nog geen twee weken later keer<strong>de</strong>n <strong>Couperus</strong> en Elisabeth terug naar <strong>de</strong> wind en <strong>de</strong><br />

regen van het noor<strong>de</strong>n. In <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rlijke woning Surinamestraat 20 maakten zij hun<br />

opwachting bij papa. Met zijn bijna tachtig jaren was <strong>de</strong>ze nog een zeer krasse ou<strong>de</strong><br />

heer. Na <strong>de</strong> dood van zijn vrouw was een kleindochter - kind van Catharina uit <strong>de</strong><br />

Molenstraat - bij hem ingetrokken. Deze, Johanna Vlielan<strong>de</strong>r Hein, zou daar blijven<br />

tot haar huwelijk in 1900. Haar taak werd daarna overgenomen door Marie Vlielan<strong>de</strong>r<br />

Hein. Met dit nichtje heeft <strong>Couperus</strong> het altijd goed kunnen vin<strong>de</strong>n. Hij heeft vele<br />

brieven met haar gewisseld, die helaas vrijwel allemaal verloren zijn gegaan.<br />

Eindnoten:<br />

1 Uit Reis-impressies (1894), 150, blijkt waarom hij die omweg maakte. In herinnering aan R.<br />

Töpffers La Bibliothèque <strong>de</strong> won oncle (1843) wil<strong>de</strong> hij die <strong>bibliotheek</strong> ook zelf zien, omdat<br />

hij wel ‘in die <strong>bibliotheek</strong> had willen wonen, vanwaar men op een stil stuk van oud Genève<br />

zag, een plek, die ik, in September, expres daarom ben gaan zien...’<br />

2 Gepubliceerd in De Gids (1894), I, 329-239, samen met ‘San Pietro’ en ‘Pincio’. Hugo Aylva<br />

vraagt zich in Metamorfoze naar aanleiding van dit schil<strong>de</strong>rij af (Het boek van Anarchisme, II):<br />

‘Had vóor dien tijd hij ooit wel éene schil<strong>de</strong>rij gezien?’<br />

3 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 64 nr. 69. Zie Ernst Braches, Het boek als nieuwe kunst (1973), 160-62;<br />

274-275. Volgens Braches kan in <strong>de</strong>ze band symbolisch <strong>de</strong> zinspreuk ‘Per aspera ad astra’ zijn<br />

uitgedrukt. - zou gehuld wor<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> beken<strong>de</strong>, in 1893 door R.N. Roland Holst geteken<strong>de</strong><br />

band, die Veen later ook <strong>voor</strong> Herakles gebruikt heeft. Zie Braches, Boek als N.K., 137, 160,<br />

161, 162, 249, 252, 274, 472 (nr. 931117*).<br />

4 Metamorfoze Het boek van Anarchisme, III.<br />

5 I<strong>de</strong>m, IV.<br />

6 Van <strong>de</strong> laatste drie in De Gids (1894) I, 435-456 gepubliceer<strong>de</strong> schetsen is alleen <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong><br />

gedateerd: Januari 1894.<br />

7 Reis-impressies, 36.<br />

8 A.J.C. Hare, Walks in Rome (vele drukken).<br />

9 Reis-impressies, 44.<br />

10 I<strong>de</strong>m, 64.<br />

11 I<strong>de</strong>m, 67.<br />

12 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 67 nr. 72.<br />

13 De Gids (1894) II, 128-142 (gecombineerd met ‘Pesto’).<br />

14 Reis-impressies. 96.<br />

15 Carel Vosmaer, Amazone (1880), VII.<br />

16 Reis-impressies, 112.<br />

17 I<strong>de</strong>m, 110.<br />

18 Dr. H.C. Muller, ‘In Griekenland’, in Elsevier's geïllustreerd Maandschrift VI, 145-177 (Corfu<br />

en Athene).<br />

19 De Gids (1894) II, 263-282. - Zie ook F.L. Bastet, Het maansteenrif (1979), 106-111.<br />

20 B.v.: ‘Zooals wij nu het Erechtheion nog zien, dagteekent het van later, van <strong>de</strong>n tijd van<br />

Praxiteles.’<br />

21 Reis-impressies, 140<br />

22 Nippon (1925), XVIII.<br />

23 Reis-impressies, 148 e.v.<br />

24 I<strong>de</strong>m, 169.<br />

25 Uitvoerig hierover F.L. Bastet, ‘Ouida en <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, in Maatstaf 30 (1982) 4, 1-27.<br />

26 ‘Terug in Florence’ (Vad. 4 november 1911), in Genève, Florence, I, 88.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


27 Zie over haar leven o.a. Elizabeth Lee, Ouida: a memoir (1914); Eileen Bigland, Ouida, the<br />

passionate Victorian (1950); Monica Stirling, The fine and the wicked. The life and times of<br />

Ouida (1957); Olive Hamilton, Paradise of exles (1974).<br />

28 In een brief aan Veen d.d. 1 april 1894 spreekt <strong>Couperus</strong> ook nog over een Brief uit Venetië,<br />

waar hij 7 april heen zal gaan. Hij vond het echter te warm, maakte die omweg niet en heeft<br />

pas later - bij herhaling - over Venetië geschreven. In een uitgebrei<strong>de</strong> uitgave is in Reis-impressies<br />

<strong>de</strong>ze brief opgenomen, die in De Gids (1896) II, 1-9, <strong>voor</strong> het eerst verschenen is (20-31 okt.<br />

1895).<br />

29 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 71 nr. 79.<br />

30 I<strong>de</strong>m, 73 nr. 80.<br />

31 I<strong>de</strong>m, 74 nr. 81.<br />

32 I<strong>de</strong>m, 75 nr. 84.<br />

33 I<strong>de</strong>m, 76 nr. 86.<br />

34 I<strong>de</strong>m, 90 nr. 109 (ongedateerd; ca. februari/maart 1895): ‘Dank <strong>voor</strong> <strong>de</strong> zending. De Orchi<strong>de</strong>eën<br />

zijn een mooi boek gewor<strong>de</strong>n!’ (Band van L.W.R. Wenckebach.) - Zie <strong>voor</strong> een foto van het<br />

huis W.A. Braasem, Johan Schwencke, Van Haagse dingen die <strong>voor</strong>bij zijn (1981 4 ), 166-167.<br />

35 V. Booven, Leven, 123, spreekt van een ongeneeslijke ziekte; 139 echter: ‘Jäger, wiens zwakke<br />

geest reeds teekenen van een grooter verval begon te vertoonen, was door een i<strong>de</strong>e fixe aangetast;<br />

een ongeneeslijke kwaal, meen<strong>de</strong> hij, sloopte hem en zou hem het leven weldra ondragelijk<br />

maken.’ - Dit lijkt <strong>Couperus</strong> verwerkt te hebben in <strong>de</strong> Gerrit-figuur uit De boeken <strong>de</strong>r kleine<br />

zielen, die ook door zelfmoord omkomt. Diens vriendin verdrinkt zich.<br />

36 Metamorfoze. Het boek van Anarchisme, XI.<br />

37 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 80 nr. 93.<br />

38 I<strong>de</strong>m, 81 nr. 94. - Zie Jaap Goe<strong>de</strong>gebuure, ‘<strong>Couperus</strong>' vertaling van La tentation <strong>de</strong> Saint Antoine<br />

en <strong>de</strong> nawerking daarvan in zijn oeuvre’, in De Nieuwe Taalgids 70 (1976), 500-507.<br />

39 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 82 nr. 97.<br />

40 I<strong>de</strong>m, 82 nr. 96: ‘Mocht U eens weten bronnen etc., die ik zoû kunnen gebruiken <strong>voor</strong> mijn<br />

volgend werk (vervolg Majesteit; Europeesche vre<strong>de</strong>questie) meld of zend mij dan het een en<br />

an<strong>de</strong>r; Ontvangt U ook Die Waffen nie<strong>de</strong>r! orgaan van <strong>de</strong>n Vre<strong>de</strong>bond, directrice Bertha von<br />

Suttner?’<br />

41 Wereldvre<strong>de</strong>, Eerste hoofdstuk, VIII.<br />

42 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 69 (lakzegel; <strong>Couperus</strong>' zegelring is tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> <strong>Couperus</strong>tentoonstelling in<br />

het Gemeente Museum te Den Haag in 1963 gestolen van zijn eveneens geëxposeer<strong>de</strong><br />

schrijfbureau).<br />

43 I<strong>de</strong>m, 84 nr. 102.<br />

44 I<strong>de</strong>m, 89 nr. 107.<br />

45 Reijn<strong>de</strong>rs, C. bij V.D., 195-221. - Zie over Van Deyssels levenslange bewon<strong>de</strong>ring <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

auteur <strong>Couperus</strong> ook Karel Reijn<strong>de</strong>rs, On<strong>de</strong>r <strong>de</strong>kmantel van etiket (1971), 53-67.<br />

46 Reijn<strong>de</strong>rs, C. bij V.D., 200.<br />

47 Deze citaten i<strong>de</strong>m, 199-203.<br />

48 I<strong>de</strong>m, 208.<br />

49 I<strong>de</strong>m, 209.<br />

50 I<strong>de</strong>m, 210.<br />

51 I<strong>de</strong>m, 213.<br />

52 I<strong>de</strong>m, 210.<br />

53 André <strong>de</strong> Rid<strong>de</strong>r, Bij <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> (1917), 41, 22.<br />

54 V. Booven, Leven, 140.<br />

55 Maatstaf II (1963), 162 nr. 13.<br />

56 I<strong>de</strong>m, 163 nr. 14.<br />

57 Brief d.d. 5 mei 1895 in het Gidsarchief, Univ. Bibl, Lei<strong>de</strong>n (A 337).<br />

58 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 91 nr. III.<br />

59 I<strong>de</strong>m, 93 nr. 113.<br />

60 I<strong>de</strong>m, 93 nr. 115.<br />

61 I<strong>de</strong>m, 98 nr. 126.<br />

62 Reijn<strong>de</strong>rs, C. bij V.D., 229, over een nooit verzon<strong>de</strong>n brief aan mevrouw W.H.T. van Laar-Ten<br />

Brink d.d. 24 september 1895: ‘Het was jammer dat Van Laar niet éen dag langer is gebleven;<br />

wij hebben juist <strong>de</strong>n dag na zijn vertrek <strong>de</strong>n Heer <strong>Couperus</strong> ontmoet. - eene ontmoeting, die hij<br />

ook zeker wel aardig zou hebben gevon<strong>de</strong>n.’<br />

63 Zie noot 28.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


64 Herinneringen aan dit eerste bezoek ook in ‘Lido’ (Vad. 18 mei 1912), in Sicilië, Venetië,<br />

Müchen I, 56-63.<br />

65 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 105 nr. 129.<br />

66 Reijn<strong>de</strong>rs, C. bij V.D., 235. - Over <strong>de</strong> band liet Van Deyssel zich niet uit. Deze was van H.P.<br />

Berlage. Zie Braches, Boek als N.K., 141, 199, 201, 249, 257, 320, 322, 484 (nr. 951119*).<br />

67 Reijn<strong>de</strong>rs, C. bij V.D., 235-245.<br />

68 I<strong>de</strong>m, 245.<br />

69 Maatstaf II (1963), 164 nr. 15.<br />

70 Reijn<strong>de</strong>rs, C. hij V.D., 242.<br />

71 Nog op 21 september 1895 had hij uit Den Haag aan Veen geschreven (Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 97<br />

nr. 124): ‘Wij gaan <strong>voor</strong> enkele maan<strong>de</strong>n naar Venetië en ik zoû daar gaarne willen schrijven<br />

een werk over die stad, meer geaprofondisseerd dan Reisimpressie's [sic]. Dan zweeft mij een<br />

Haagsche roman <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n geest: <strong>Een</strong> Bittere Ziel: een heel mooi motief. De Typen zullen in<br />

Venetië te pas komen: portretten van menschen op reis ontmoet. Metamorfoze is nog iets <strong>voor</strong><br />

<strong>de</strong> toekomst.’<br />

72 Reijn<strong>de</strong>rs, C. bij V.D., 248.<br />

73 Maatstaf II (1963), 164 nr. 15.<br />

74 J.P. Wiersma, Pier Pan<strong>de</strong>r, een Friese beeldhouwer in Rome (1966), pl.17 (tussen 80 en 81).<br />

75 Metamorfoze. Het boek van Anarchisme, XII.<br />

76 In een sonnet uit 1903 schreef <strong>Couperus</strong>, met <strong>de</strong> datum er precies bij: ‘Toen acht jaaren geleên<br />

ik Alba zag/Voor 't allereerst...’. Zie Wiersma, Pan<strong>de</strong>r, 79; Erbe, Nag. Werk, 3 nr. 1; M. Klein.<br />

<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> en Pies Pan<strong>de</strong>r (1985), 17.<br />

77 Zien oot 75.<br />

78 I<strong>de</strong>m.<br />

79 Waar<strong>de</strong> Heel Veen, 106 nr. 132. - De band is van L.W.R. Wenckebach, zie Braches, Boek als<br />

N.K., 209, 330, 484 (951122*).<br />

80 Oorspronkelijk verschenen in Ne<strong>de</strong>rland (1887) II, 335 e.v.<br />

81 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 109 nr. 134 (d.d. 12 januari 1896).<br />

82 Frans Netscher, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> en Wereldvre<strong>de</strong>’, in De Hollandsche Revue (1896). Het essay<br />

werd hem naar Rome gestuurd: Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 109 nr. 136.<br />

83 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, III nr. 138.<br />

84 ‘Over <strong>de</strong>r menschheid kin<strong>de</strong>rlijkheid’ (oorspr. in Groot-Ne<strong>de</strong>rland (1910) II), in Korte arabesken<br />

(1911), 149 e.v.<br />

85 ‘Reisbrieven van Mevrouw <strong>Couperus</strong>-Baud’ I, in Hollandia II, nr. 86 (24 juni 1899), 9-10. Deze<br />

reisbrieven zijn helaas niet gecontinueerd.<br />

86 ‘De nng en <strong>de</strong> prins’ (oorspr. in Groot-Ne<strong>de</strong>rland (1910) II), in Korte arabesken, 66 e.v.<br />

III [1896-1899]<br />

<strong>Couperus</strong> had Netscher al eens geschreven dat hij in Rome meer beleef<strong>de</strong> in een<br />

week dan in Den Haag geduren<strong>de</strong> een heel jaar. Geen won<strong>de</strong>r dus dat hij het in het<br />

va<strong>de</strong>rland niet erg lang zou uithou<strong>de</strong>n. Escapisme was tot zijn vaste levenspatroon<br />

gaan behoren.<br />

Nog in Rome had hij van Veen al vernomen dat <strong>de</strong>ze Hooge troeven en <strong>de</strong> aan<br />

Flaubert ontleen<strong>de</strong> fragmenten uit De verzoeking van <strong>de</strong>n heiligen Antonius elk<br />

afzon<strong>de</strong>rlijk wil<strong>de</strong> uitgeven, dus niet gecombineerd zoals <strong>Couperus</strong> had <strong>voor</strong>gesteld. 1<br />

Hooge troeven verscheen eind mei 1896, in een door H.P. Berlage ontworpen band.<br />

Van <strong>de</strong> koningsverhalen is <strong>de</strong>ze novelle niet <strong>de</strong> minste, maar het blijft toch een<br />

maakwerkje. 2 De kleurige landschapsbeschrijvingen zijn aan Corfu ontleend. De<br />

villa van <strong>de</strong> Griekse koninklijke familie aldaar heeft, samen met Mon repos van<br />

keizerin Elisabeth, zoals we al aanstipten, <strong>Couperus</strong> geïspireerd tot het verzonnen<br />

verblijf van een verbannen koningin Alexandra die er haar zoon Wladimir naar haar<br />

hand tracht te zetten. Geestige dialogen, <strong>de</strong> afwezigheid van pacifistische of<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


anarchistische humbug, perfecte compositie ook, maken dit boekje tot een nog altijd<br />

wel bekoorlijk fin-<strong>de</strong>-siècle niemendalletje.<br />

Langzamerhand was <strong>Couperus</strong> nu zo ver dat hij aan het schrijven van Metamorfoze<br />

kon beginnen. Hij heeft erlang over nagedacht. In april 1896 zette hij het eerste<br />

hoofdstuk op. Voor <strong>de</strong> voltooiing van het boek zou hij ditmaal elf maan<strong>de</strong>n nadig<br />

hebben. Had hij het zuiver autobiografisch gehou<strong>de</strong>n, misschien had hij het dan<br />

vlugger afgemaakt. Niet <strong>voor</strong> niets echter gaf hij <strong>de</strong> roman het volgen<strong>de</strong> motto mee:<br />

‘[...] En al zoû ik nu eens<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


186<br />

schrijven een boek, waarvan <strong>de</strong> held een mo<strong>de</strong>rn auteur was: al zoû ik dien held laten<br />

schrijven werken, die verwant aan <strong>de</strong> mijne waren, <strong>de</strong> held zoû niet ik zijn, zijn kunst<br />

niet <strong>de</strong> mijne: en <strong>de</strong> roman zoû een roman blijven, niets dan een roman, en zich nooit<br />

realizeeren tot auto<strong>biografie</strong>.’ <strong>Couperus</strong> behield zich kortom alle <strong>de</strong>nkbare vrijhe<strong>de</strong>n<br />

<strong>voor</strong>. 3 Hoe had hij ook an<strong>de</strong>rs gekund, zon<strong>de</strong>r zijn fundamentele seksuele problemen<br />

gena<strong>de</strong>loos bloot te leggen? Dit laatste kon alleen in verhul<strong>de</strong> vorm, en zo is het ook<br />

gebeurd. Het afwijken van <strong>de</strong> werkelijkheid heeft overigens consequenties van allerlei<br />

aard gehad. Zo is het opvallend dat wij wel Netscher, Jäger en Pan<strong>de</strong>r zien optre<strong>de</strong>n,<br />

maar niet Johan Ram. Dit laatste hield dan ook verband met intimiteiten die <strong>Couperus</strong><br />

niet prijs wil<strong>de</strong> geven. Door Ram weg te laten, in <strong>de</strong> moeilijke psychische<br />

verwikkelingen rond Extaze (1890-'91), gaat Metamorfoze van ‘Het Boek van<br />

Nirwana’ af eigen, slechts ten <strong>de</strong>le historische wegen.<br />

Toch heeft Ram invloed op <strong>de</strong> roman uitgeoefend. In <strong>de</strong> loop van <strong>de</strong> zomer van<br />

1896 kwam hij terug uit Indië. Wij zullen zien hoe <strong>Couperus</strong> materiaal dat door Ram<br />

aangedragen is in ‘Het boek van anarchisme’ verwerkt heeft. Overigens nam <strong>Couperus</strong><br />

slechts enkele figuren uit zijn onmid<strong>de</strong>llijke omgeving in <strong>de</strong> roman op. Want wie<br />

zijn er niet allemaal nog meer weggelaten: zijn va<strong>de</strong>r, zijn broers, zijn zusters, zijn<br />

onverwoestbare tantes, en niet te vergeten zijn vele neefjes en nichtjes. <strong>Een</strong> twee<strong>de</strong><br />

Eline Vere mocht het natuurlijk niet wor<strong>de</strong>n.<br />

In april en mei ontstond ‘Het boek van Torquato Tasso’, <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> van zijn eerste<br />

poëzie (hoewel Ten Brink ontbreekt). Meteen in het begin al ontmoeten wij daar het<br />

meisje Emilie van Neerbrugge. Metamorfoze eindigt met het huwelijk van haar en<br />

Hugo, zodat het boek tevens ook een analyse is gewor<strong>de</strong>n van <strong>Couperus</strong>' relatie tot<br />

Elisabeth Baud. Secundair is het bovendien een afrekening met De Nieuwe Gids,<br />

met Van Deyssel <strong>voor</strong>al. Metamorfoze sluit een belangrijke ontwikkelingsperio<strong>de</strong><br />

van <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong>finitief af. ‘Dat wat hij had gehad en nooit genoeg had<br />

gewaar<strong>de</strong>erd...’ is het lei<strong>de</strong>n<strong>de</strong> motief, dat in <strong>de</strong> laatste regel majeur wordt opgelost<br />

tot; ‘En <strong>voor</strong> het eerst waar<strong>de</strong>er<strong>de</strong> hij’. Het gaat om een overwinning van het<br />

negatieve door het positieve in het leven. Gepoogd wordt het noodlot door <strong>de</strong> wil<br />

buiten spel te zetten. Inherent aan het kwa<strong>de</strong> blijkt het goe<strong>de</strong> te zijn, dat men door<br />

strijd en hoop kan bereiken.<br />

De Nieuwe Gids wordt in het boek al vrij snel afgedaan met ‘slechte manieren’. 4<br />

<strong>Couperus</strong> had immers een stadium bereikt waarin hij zich<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


187<br />

daar niet meer door wenste te laten aflei<strong>de</strong>n. Eigenzinnig ging hij zijn eigen gang.<br />

In zijn ontwikkeling on<strong>de</strong>kte hij dat een schrijver eigenlijk <strong>voor</strong>tdurend, zoals een<br />

acteur in zijn rollen, met metamorfosen te maken heeft. Zelf was hij in staat zich zo<br />

in Tasso of Petrarca in te leven, dat hij <strong>de</strong> gewaarwording kreeg <strong>voor</strong>bestaan te<br />

hebben. De afwijzing door De Nieuwe Gids is <strong>voor</strong>al hard aangekomen, omdat<br />

<strong>Couperus</strong> zich zo sterk met zijn werk placht te vereenzelvigen. Zijn zoeken naar<br />

schoonheid, zo vatte hij het samen, had alleen maar tot een crisissituatie geleid: ‘Was<br />

schoonheid dan een raadsel, gevraagd aan sfinxen [hier loopt hij <strong>voor</strong>uit op Psyche],<br />

die maar zwegen, eeuwenlang?’ In schoonheid alleen had hij onvoldoen<strong>de</strong> bevrediging<br />

gevon<strong>de</strong>n.<br />

Van mei tot juli werkte hij aan ‘Het boek van Mathil<strong>de</strong>’. Op 11 juli 1986 schreef<br />

hij Veen: 5 ‘...het werk geeft <strong>de</strong> kunst-evolurie van een mo<strong>de</strong>rn auteur, die eerst poëzie<br />

schrijft en later proza. Er komt dus van zelf heel veel in van mijzelven. Ik schreef er<br />

reeds twee hoofdstukken van.’ Hij zei er niet bij dat er ook veel in kwam van<br />

Elisabeth, die hem in<strong>de</strong>rtijd had aangespoord tot Eline Vere met <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n, zo<br />

stel<strong>de</strong> hij het <strong>voor</strong>: 6 ‘Waarom zoû je niet kunnen schrijven ons leven, ons gewone<br />

leven van jonge menschen’. Elisabeth was het geweest die <strong>de</strong> hoop in <strong>Couperus</strong><br />

levend had gehou<strong>de</strong>n, ‘<strong>de</strong> onverwelkbare Hoop op het leven...’ De hoofdfiguur<br />

Mathil<strong>de</strong> / Eline zelf was een creatie, waarvan <strong>de</strong> schrijver voel<strong>de</strong> 7 ‘alsof hij was<br />

geweest haar god, en, in zijn ziel, haar noodlot school als kracht, die grooter was dan<br />

hij, god zelven’. Tevens voltrok <strong>de</strong> metamorfose zich zo, 8 ‘dat hij zich als haar voel<strong>de</strong>,<br />

háre ziel <strong>de</strong>el van hemzelven en hemzelve geheel’.<br />

In ‘Schaakspel’ / Noodlot ging <strong>Couperus</strong> dieper in op het noodlotsmotief, <strong>voor</strong>al<br />

op <strong>de</strong> negatieve kanten ervan. Emilie/Elisabeth reageer<strong>de</strong> er <strong>de</strong>s te sterker op, met<br />

nog altijd <strong>de</strong> hoop: 9 ‘het groote Doel van dat Noodlot..? O, dat Doel, ten slotte zoû<br />

het goed zijn, het goe<strong>de</strong>, het hooge, <strong>de</strong> Hemel!’ - Ook hier een heroriëntatie na crisis.<br />

Toen <strong>Couperus</strong> zo ver was met het recapituleren van <strong>de</strong> afgelopen jaren, kwam<br />

Ram terug uit Atjeh. 10 Tot aan September heeft hij aan <strong>de</strong> roman slechts langzaam<br />

door gewerkt. Wat hij die zomer gedaan heeft is niet goed vast te stellen. Begin<br />

augustus was hij nog in Den Haag, en misschien is hij daar toen gebleven? In <strong>de</strong> loop<br />

van 1896 kwam ook zijn broer Frans over uit Indië, <strong>voor</strong> een verloftijd van twee jaar.<br />

Kort tevoren was Frans getrouwd, met Marie Cuny. Zijn gezondheid liet te wensen<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


188<br />

over. Hij hoopte maar dat hij in Ne<strong>de</strong>rland wat zou opknappen. Er kwam bij dat ook<br />

Trudy Valette-<strong>Couperus</strong> met verlof van Java was gekomen. Evenals Frans logeer<strong>de</strong><br />

zij met haar kin<strong>de</strong>ren in <strong>de</strong> Surinamestraat. <strong>Louis</strong> nam tij<strong>de</strong>lijk zijn intrek in pension<br />

Boelen, om <strong>de</strong> hoek, Javastraat 70. Het was een verrassing <strong>voor</strong> hem hoezeer Trudy's<br />

oudste dochter Constance opgegroeid bleek te zijn tot een volwassen vrouw: zij was<br />

nu al achttien jaar, hij vond het amusant haar grote stukken <strong>voor</strong> te lezen uit het boek<br />

waar hij aan bezig was. Enkele maan<strong>de</strong>n later, toen zij weer terug was in Indië, zou<br />

hij haar schrijven: 11 ‘Je weet niet wat een gezellige souvenirs we hebben van ons<br />

sejour in <strong>de</strong> Surinamestraat! Zeg aan Mama, dat we die 2 maan<strong>de</strong>n nog altijd zeer<br />

apprecieeren, om al <strong>de</strong> gezelligheid, en ook om <strong>de</strong> innigheid van <strong>de</strong> groote Verzoening<br />

en <strong>de</strong> Renaissance van <strong>de</strong> Sympathie! Ik vind dit prachtig gezegd.’ - Op welke eer<strong>de</strong>re<br />

verwij<strong>de</strong>ring dit betreking heeft kan niet wor<strong>de</strong>n vastgesteld.<br />

Afleiding genoeg in ie<strong>de</strong>r geval. Aan Veen schreef <strong>Couperus</strong> op 12 augustus: 12 ‘Ik<br />

kan me heusch niet met dit werk haasten, het is er veel te fijn toe; en waarom is dat<br />

haasten nu ook noodig: laat <strong>de</strong> menschen nu nog maar eerst wat op me schel<strong>de</strong>n:<br />

daarbij krijgen ze <strong>de</strong> Verzoeking van het najaar: dat is genoeg! Waariijk, ik werk met<br />

te veel plezier aan Metamorfoze, om het af te raffelen.’ Op 3 September voeg<strong>de</strong> hij<br />

daar aan toe: 13 ‘... ben nu goed bezig aan het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> boek: er zullen er vijf zijn. Ook<br />

ben ik er zeer tevre<strong>de</strong>n over’. Niet lang daarna zou hij met Elisabeth <strong>voor</strong> vijf maan<strong>de</strong>n<br />

naar Parijs vertrekken. Het Haags Gemeente Archief bewaart een brief van <strong>de</strong> schil<strong>de</strong>r<br />

Pieter <strong>de</strong> Josselin <strong>de</strong> Jong aan Maurits Wagen<strong>voor</strong>t d.d. 31 augustus 1896 waarin<br />

wij lezen: ‘Onlangs dineer<strong>de</strong> ik bij <strong>Couperus</strong> - wij waren gedrieën en had<strong>de</strong>n 't nog<br />

druk over Rome, - spraken ook over jou - hij is toch een heel interessant mensch,<br />

rijk begaafd, en al heeft zijn groote roman “Wereldvre<strong>de</strong>” geen succes, er zijn toch<br />

zulke prachtige bladzij<strong>de</strong>n in! - In <strong>de</strong>n winter gaat hij naar Parijs en zal er in <strong>de</strong><br />

uitgaan<strong>de</strong> litteraire wereld zijn entrée maken.’<br />

Ram was ziek uit Atjeh teruggekomen. Tij<strong>de</strong>lijk woon<strong>de</strong> hij op het Zusterplein in<br />

Zeist, bij zijn va<strong>de</strong>r jhr. K.J.A.H. Ram van Bottestein. Hij nodig<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> uit hem<br />

daar eens te komen opzoeken. Mid<strong>de</strong>n september is <strong>de</strong>ze er, na op 12 September zijn<br />

komst aangekondigd te hebben, <strong>voor</strong> een kleine week heengegaan. 14 Veel is er niet<br />

over dit bezoek bekend, maar toch wel iets: <strong>Couperus</strong> heeft in ie<strong>de</strong>r geval indringend<br />

met Ram over Metamorfoze gesproken. Toen hij kort daarna met Elisabeth te<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


189<br />

Parijs was aangekomen, dankte hij Ram in een brief van 24 september - verzon<strong>de</strong>n<br />

uit zijn pension Deviès in <strong>de</strong> rue Châteaubriand 18 - <strong>voor</strong> ‘het Zeister weekje’. Als<br />

postscriptum voeg<strong>de</strong> hij daar aan toe: 15 ‘... vergeet niet <strong>de</strong> anarchistische<br />

gedachtensprokkeling’. Drie dagen later gaf hij <strong>de</strong> instrucrie: 16 ‘Maak <strong>de</strong> anarchistische<br />

aanteekeningen nu maar niet te novellistisch, (dat kun je toch niet) en redigeer ze<br />

maar in telegrammenstijl.’ Onloochenbaar betekent dit, dat <strong>Couperus</strong> bij het in<br />

februari 1897 nog te schrijven ‘Boek van Anarchisme’ gebruik moet hebben gemaakt<br />

van aantekeningen die Ram hem intussen gestuurd had. Uitvoerige discussie over<br />

<strong>de</strong> roman moet hier aan <strong>voor</strong>af zijn gegaan.<br />

Het is bijzon<strong>de</strong>r jammer dat <strong>de</strong> briefwisseling met Ram verdwenen is. Van Booven<br />

vertelt er over: 17 ‘Nergens in <strong>Couperus</strong>' brieven aan zijn vriend R. wordt een literaire<br />

toon aangeslagen, <strong>de</strong> zinnen zijn bijna naief, rustig, eenvoudig van bouw, maar er is<br />

uit op te maken dat hij, wanneer zij elkan<strong>de</strong>r zagen, wel sprak over wat hij schreef<br />

en dat hij aan R. het geschrevene <strong>voor</strong>las en hem van <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ringen zijner werken<br />

en van <strong>de</strong> boeken die hij las op <strong>de</strong> hoogte hield.’ Treurig genoeg heeft Van Booven<br />

veel te weinig uit <strong>de</strong> brieven geciteerd.<br />

Uit Parijs liet <strong>Couperus</strong> zijn vriend door Veen zowel <strong>Een</strong>e illuzie als Reis-impressies<br />

zen<strong>de</strong>n. 18 In <strong>de</strong> al geciteer<strong>de</strong> brief van 24 September 1896, waarin hij Ram dit<br />

aankondig<strong>de</strong>, vertel<strong>de</strong> hij ook een en an<strong>de</strong>r over <strong>de</strong> <strong>voor</strong>bereidingen die toen in Parijs<br />

op <strong>de</strong> place <strong>de</strong> l'Étoile wer<strong>de</strong>n getroffen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> ontvangst van <strong>de</strong> tsaar: Nicolaas II,<br />

op wie Othomar uit Majesteit terugging! Hij vervolg<strong>de</strong>: 19 ‘Ik vind het hier erg benauwd<br />

na Zeist, zou ik eigenlijk een buitenmensch zijn? [...] nous subissons la nostalgie <strong>de</strong>s<br />

pays septentrionaux... Parijs is Rome niet en wij vin<strong>de</strong>n bei<strong>de</strong>n dat er in Parijs een<br />

melancholie door <strong>de</strong> lucht zweeft die in <strong>de</strong> blauwe luchten van het zoete Zui<strong>de</strong>n niet<br />

is.’<br />

Op 22 november verwittig<strong>de</strong> bij Veen: 20 ‘De roman is nu tot <strong>de</strong> helft gevor<strong>de</strong>rd.’<br />

Op 6 <strong>de</strong>cember schreef hij aan zijn nichtje Constance - toen al weer in Indië: 21 ‘Ik<br />

ben nu aan het ein<strong>de</strong> van het Der<strong>de</strong> Boek, en <strong>de</strong> scénes met Hélène zijn nu <strong>voor</strong> Hugo<br />

gedaan: poor boy!’ Het ‘Boek van Nirwana’ heeft <strong>Couperus</strong> dus in ruim vier maan<strong>de</strong>n<br />

voltooid.<br />

Voor zijn doen is dat erg lang. De spiegelroman van Extaze is dan ook bijna een<br />

novelle op zichzelf, met als on<strong>de</strong>rwerp enerzijds 22 ‘het hooge Ein<strong>de</strong>, het ein<strong>de</strong>looze<br />

Doel, het matelooze Nirwana, <strong>de</strong> Oplossing, het Absolute, grenzenlooze<br />

God<strong>de</strong>lijkheid, waarin het vraagteeken niet meer<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


190<br />

zoû zijn, waarin alle wijsheid geweten zoû wor<strong>de</strong>n, alle onbereikbaarheid zoû wor<strong>de</strong>n<br />

omhelsd,’ en an<strong>de</strong>rzijds 23 ‘zijn eigen ziel, die ziek was naar begeerig verlangen, naar<br />

zekerheid en veiligheid en kracht; begeerig <strong>voor</strong> haar zelve, <strong>voor</strong> haar eigen gretig<br />

ik’. Inzet is <strong>de</strong> lief<strong>de</strong>, waarvan Hugo volhoudt: 24 ‘De allerhoogste is zon<strong>de</strong>r zinnen.<br />

De zinnen mogen kiezen waar ze willen: <strong>de</strong> ziel kiest eene, en eenmaal, <strong>voor</strong><br />

eeuwig...’ Ziel en zinnen kunnen niet samengaan. - Maar Hélène in het verhaal kan<br />

niet alleen een ziel liefhebben. Zij is geschei<strong>de</strong>n en zegt: 25 ‘Ik heb mijn man liefgehad,<br />

en mijn geluk zoû geweest zijn, te hebben gevon<strong>de</strong>n jouw ziel in...! zijn lichaam...!’<br />

Tot samenleven met Hugo in een zielshuwelijk is Hélène noch in staat, noch bereid.<br />

Evenals in Extaze duurt het extatisch samenzijn, dat op nirwana lijkt, maar kort. In<br />

alle gevallen, ook in <strong>Een</strong>e illuzie, wordt <strong>de</strong> man, die het aseksuele huwelijk zoekt,<br />

door <strong>de</strong> vrouw afgewezen. De enige die Hugo/<strong>Couperus</strong> troosten kan is<br />

Emilie/Elisabeth: 26 ‘Misschien nu <strong>voor</strong> het eerst voel<strong>de</strong> hij: Dat zij hem liefhad.’ -<br />

Ook hier dus weer een crisis, maar met mogelijkheid tot heroriëntatie.<br />

In het najaar van 1896 sprak <strong>Couperus</strong> dus nog altijd niet datgene uit; in literaire<br />

vorm, wat aan dit alles ten grondslag lag: zijn homo-erotische aanleg, waar hij niet<br />

aan toe wil<strong>de</strong> geven en die hij tot narcisme verdrong. Zelfs in <strong>de</strong>ze terugblik hieid<br />

hij nog vast aan het i<strong>de</strong>aalbeeld van platonische lief<strong>de</strong> als <strong>de</strong> enige vorm van erotiek<br />

waar hij een vrouw in betrekken kon.<br />

Tussen het schrijven door was er in Parijs afleiding genoeg. In het pension<br />

logeer<strong>de</strong>n Spanjaar<strong>de</strong>n en Portugezen, met wie <strong>Couperus</strong> - zo schreef hij zijn nichtje<br />

Constance - op zeer beminnelijke voet verkeer<strong>de</strong>, hoewel <strong>de</strong> contacten ver<strong>de</strong>r geen<br />

diepgang had<strong>de</strong>n. 27 Soms ging hij naar het theater, om Jean Monnet-Sully in Hamlet<br />

te zien, of Sarah Bernhardt in La Dame aux Camélias. Dikwijls bezocht hij het<br />

Louvre. <strong>Een</strong> enkele keer maakte hij Teodor <strong>de</strong> Wyzewa (T. Wijzewsky, 1862-1917)<br />

een visite. Deze Poolse literator wijd<strong>de</strong>, daar hij <strong>Couperus</strong> als een <strong>de</strong>r belangrijkste<br />

schrijvers van zijn generatie beschouw<strong>de</strong>, in <strong>de</strong> Revue <strong>de</strong>s <strong>de</strong>ux Mon<strong>de</strong>s van 1 april<br />

1896 een artikel aan hem. 28<br />

Soms kreeg hij berichten uit Ne<strong>de</strong>rland. Ram schreef hem dat hij nu geheel genezen<br />

was. 29 <strong>Een</strong> vriendin van <strong>Couperus</strong> en Elisabeth - hij moet haar ook in Rome ontmoet<br />

hebben: mevrouw E.C.M. Boon Hartsinck van Valkenburg uit Velp - kondig<strong>de</strong> tegen<br />

januari haar bezoek aan met dochters, hondjes en veel koffers. Vaag ook was er al<br />

sprake van dat Betty<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


191<br />

en hij vroeg of laat bij <strong>de</strong> Valettes in Indië zou<strong>de</strong>n gaan logeren. Voorlopig ontbraken<br />

<strong>de</strong> mid<strong>de</strong>len daartoe hem echter ten enen male. Na zoveel jaren verlang<strong>de</strong> <strong>de</strong> ou<strong>de</strong><br />

mevrouw Baud, die op Java woon<strong>de</strong>, naar haar dochter. Elisabeth wil<strong>de</strong> natuurlijk<br />

niet min<strong>de</strong>r graag haar moe<strong>de</strong>r terugzien.<br />

In <strong>de</strong>ze Parijse tijd on<strong>de</strong>rhield <strong>Couperus</strong> ook relaties met enkele schil<strong>de</strong>rs, maar<br />

waarschijnlijk toch niet heel intensief. Zo was er John J. Jacobson, die hij nog uit<br />

Den Haag ken<strong>de</strong>. In een <strong>de</strong>r weinige van hem bewaar<strong>de</strong> brieven uit die perio<strong>de</strong> is<br />

<strong>voor</strong>ts sprake van Sarlouis. Op 6 <strong>de</strong>cember 1896 schreef hij Stan: 30 ‘We zijn hier op<br />

een expositie van Sarlouis geweest: Nero en Agrippina, een immens stuk, maar zoo<br />

brutaal humbug-achtig geklod<strong>de</strong>rd, dat het afschuwelijk was! Maar hij bekent zelf,<br />

dat hij schil<strong>de</strong>rt pour épater le bourgois en om rijk te wor<strong>de</strong>n! Hij heeft zijn haren<br />

laten knippen, op raad van John Jacobson!’<br />

In het pension was het koud. Bij een houtvuur zat <strong>Couperus</strong> soms te schrijven ‘in<br />

Bettys ou<strong>de</strong> fluweelen langen jas, die bevallig over mijne schou<strong>de</strong>rs heen drapeert,<br />

met een medicis-kraag! Wij noemen die jas het “ou<strong>de</strong> warme vel”! Mijn han<strong>de</strong>n<br />

verkleumen!’ Maar er moest nu eenmaal geschreven wor<strong>de</strong>n, al waren het maar<br />

brieven aan Veen: over vertalingen, rechten van vertalingen, of over <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ringen<br />

die hij maakte met Metamorfoze.<br />

In januari 1897 schreef hij niet meteen ver<strong>de</strong>r aan zijn boek. Hij hield zich eerst<br />

met <strong>de</strong> ‘anarchistische aanteekeningen’ van Ram bezig, en bereid<strong>de</strong> zorgvuldig <strong>de</strong><br />

compositie van het volgen<strong>de</strong> hoofdstuk <strong>voor</strong>. Dat beloof<strong>de</strong> lang te wor<strong>de</strong>n, 31 ‘omdat<br />

het Vier<strong>de</strong> Boek zeer rijk aan stof zal zijn’. (De datering ervan luidt: ‘Parijs, Februari<br />

’97'.) Als trouw lezer van <strong>de</strong> Figaro <strong>de</strong>ed hij soms ook literaire ont<strong>de</strong>kkingen. Aan<br />

Ram schreef hij op 8 januari: 32 ‘Ik lees tegenwoordig in <strong>de</strong> Figaro geregeld Le<br />

Carillonneur van Ro<strong>de</strong>nbach. Als dat als boek uit is moet je het bepaald lezen, ik<br />

heb in langen tijd niet zooiets compleet-moois gelezen. Ik ben druk bezig met rnijn<br />

vier<strong>de</strong> boek! Met <strong>voor</strong>lezen zullen we wachten tot na je examen.’<br />

Met <strong>de</strong> spiegelroman van <strong>de</strong> koningsromans is het won<strong>de</strong>rlijk gesteld. Hooge<br />

troeven vin<strong>de</strong>n we zelfs in het geheel niet in Metamorfoze terug, en Majesteit en<br />

Wereldvre<strong>de</strong> maar zeer ten <strong>de</strong>le. Belangrijk in dit boek is <strong>de</strong> eerste ontmoeting met<br />

<strong>de</strong> Griekse god van <strong>de</strong> lief<strong>de</strong>, <strong>de</strong> Eros van Praxiteles: 33 ‘dat arm verminkte marmer<br />

in het Vaticaan en dat hem had doen tranen krijgen om zijn stille zeggen wat <strong>de</strong> lief<strong>de</strong><br />

was, - niet zinnelijk, gezond, eenvoudig, en Helleensch - maar vreemd mo<strong>de</strong>rn, vol<br />

smart, vol<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


192<br />

peinzen en diep-inzien in zichzelven: zielslief<strong>de</strong>, moeilijk op te lossen, zeer na aan<br />

ons verwant, aan al ons zieke <strong>de</strong>nken, wanhoop en hoog gelukkig zijn...’ Het lijdt<br />

nauwelijks twijfel wat <strong>Couperus</strong> hier bedoel<strong>de</strong>. Met ziekte duid<strong>de</strong> hij zijn androgyne<br />

aanleg aan. Juist <strong>de</strong>ze Eros van het Vaticaan is in 1887 door H. Was genoemd in<br />

verband met <strong>de</strong> Eros van Plato's Symposion, <strong>de</strong> beroem<strong>de</strong> dialoog over <strong>de</strong> lief<strong>de</strong> in<br />

het algemeen en over <strong>de</strong> Griekse lief<strong>de</strong> in het bijzon<strong>de</strong>r. 34<br />

<strong>Couperus</strong> moet dit geschrift van H. Was, Plato's Symposion, eene erotische studie,<br />

gekend hebben. Men kan zelfs vermoe<strong>de</strong>n hoe hij er aan kwam. In De Nieuwe Gids<br />

van 1894 publiceer<strong>de</strong> Ch.M. van Deventer een artikel over Het Symposion, waarin<br />

hij tegen het slot dui<strong>de</strong>lijk stel<strong>de</strong>: 35 ‘Wie het Symposion gelezen heeft, zal mij<br />

toegeven, dat het niet wel mogelijk is veel meer uit <strong>de</strong> re<strong>de</strong> van Alkibia<strong>de</strong>s me<strong>de</strong> te<br />

<strong>de</strong>elen. Hij kent <strong>de</strong> bezwaren, die het ondoenlijk maken in een algemeen tijdschrift<br />

<strong>de</strong> zaak openlijk te vertellen.’ Voorts: ‘De werkelijke, <strong>de</strong> materieele lief<strong>de</strong>sverhouding,<br />

die Plato bij <strong>voor</strong>keur in het oog had, toen hij het Symposion en een an<strong>de</strong>r poeem<br />

van <strong>de</strong> Lief<strong>de</strong> dichtte, - daarover kan men niet spreken in een tijdschrift, dat er geen<br />

bezwaar tegen heeft ook in <strong>de</strong> huiskamer gelezen te wor<strong>de</strong>n. 36 Zooveel zij thans<br />

slechts gezegd, als kultuur-historische bijzon<strong>de</strong>rheid, dat <strong>de</strong> hooge, <strong>de</strong> zuivere en <strong>de</strong><br />

strenge lief<strong>de</strong>szangen van Plato een realiteit on<strong>de</strong>r zich hebben, waar<strong>voor</strong> <strong>de</strong> openbare<br />

meening van onzen tijd slechts afschuw over heeft. Wie er meer van weten wil, leze<br />

het meer genoem<strong>de</strong> werkje van Dr. Was, of spreke met een heel goe<strong>de</strong>n vriend, die<br />

klassiek literator is, en niet van jokken houdt.’<br />

Wie er dan werkelijk meer van weten wil, zoals <strong>Couperus</strong>, komt bij Was echter<br />

wel van een ijskou<strong>de</strong> kermis thuis. Was noemt <strong>de</strong> Griekse lief<strong>de</strong> letterlijk 37 ‘een<br />

ziekte’, spreekt van ‘een droevig hermafroditisme van <strong>de</strong>n geest’, en van ‘dat, wat<br />

nu als een ijzingwekkend geheim geldt’, ‘ze<strong>de</strong>lijke wanschapenheid met <strong>de</strong>n sluier<br />

van <strong>de</strong>n diepsten nacht be<strong>de</strong>kt’. De ‘verkeer<strong>de</strong> geslachtsdrift’ is in zijn ogen zoiets<br />

als een ‘afzichtelijk lijk’, er is spraken van ‘ze<strong>de</strong>nbe<strong>de</strong>rf, dat Griekenland teister<strong>de</strong>’,<br />

van ‘inwilliging van booze lusten’. Volgens Was is Eros <strong>de</strong> god geweest, die <strong>de</strong><br />

zuiverste bronnen van geluk en vreug<strong>de</strong> op <strong>de</strong>ze wijze heeft vergiftigd. - Men <strong>de</strong>nkt<br />

hier licht aan <strong>de</strong> opdracht die <strong>Couperus</strong> zijn Extaze meegaf, ‘Aan het Geluk en het<br />

Leed te Zamen’, en verbaast zich niet als men, by het herlezen <strong>de</strong>r Reis-impressies,<br />

hem ten overstaan van <strong>de</strong> Eros van Praxiteles hoort zeggen: 38 ‘het leed, dat je geeft:<br />

het is geluk, en <strong>de</strong> arme menschen, ze willen het niet missen, nooit...’<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


193<br />

Aylva/<strong>Couperus</strong> begint in Metamorfoze vervolgens aan een boek dat zijn Indische<br />

jeugd beschrijft. Als kind heet hij weer Kareltje - zoals in <strong>Een</strong> zieltje -, een zwak<br />

jongetje dat vriendschap sluit met een veel sterkere Arnold. Deze moet <strong>de</strong> hoofdfiguur<br />

wor<strong>de</strong>n. Diens portret is onmiskenbaar dat van Johan Ram: 39 ‘hij zag <strong>de</strong>n ron<strong>de</strong>n<br />

kop; het korte, stugge, zwarte haar; <strong>de</strong> sombere mijmervolle oogen, <strong>de</strong> uitsteken<strong>de</strong><br />

jukbeen<strong>de</strong>ren, grooten neus, vollen zwaren mond van zinnelijkhcid, waarboven al<br />

dons van snor.’ De jongen is ‘schuw <strong>voor</strong> <strong>de</strong> vrouwen, <strong>de</strong> meisjes, en ziekelijk<br />

verlangen<strong>de</strong> zich te geven, heel zichzelve in lief<strong>de</strong>, die nu al te groot was <strong>voor</strong> zijne<br />

jongensziel: verlangen, dat hem zou wor<strong>de</strong>n begin van zijne levenstragedie’. - Wat<br />

dan volgt, moet groten<strong>de</strong>els berusten op Rams ‘anarchistische aanteekeningen’.<br />

Arnold lijdt: 40 ‘verzonken in <strong>de</strong> zon<strong>de</strong>, waar<strong>voor</strong> hij Kareltje had gewaarschuwd,’ te<br />

weten het knoeien met seksegenoten. In zich zelf voelt hij ‘het Beest en <strong>de</strong> Ziel, in<br />

een strijd met elkaâr,’ waarmee wij weer terug zijn bij Taco Quaerts. <strong>Een</strong> groot,<br />

christelijk i<strong>de</strong>alisme houdt hem echter staan<strong>de</strong>. De staat ziet hij niet als <strong>de</strong> dienaar<br />

en vriend daarvan, maar integen<strong>de</strong>el als een vijand: egoïsme, totaliteit van miljoenen<br />

egoïsmen. 41 De staat in déze gedaante moet <strong>voor</strong>goed verdwijnen en dient door mid<strong>de</strong>l<br />

van een anarchistische, totale vernietiging plaats te maken <strong>voor</strong> een i<strong>de</strong>ale<br />

zielengemeenschap. - Gaan<strong>de</strong>weg leert <strong>de</strong> i<strong>de</strong>alist echter inzien, dat zijn krachten<br />

ontoereikend zijn om dit ooit zon<strong>de</strong>r hulp van an<strong>de</strong>ren te bewerkstelligen.<br />

Als een nieuwe Plato, die eenmaal net als hij <strong>de</strong> i<strong>de</strong>ale staat zocht, reist hij naar<br />

een rijk aan <strong>de</strong> Mid<strong>de</strong>llandse Zee. Samen met <strong>de</strong> heerser ervan - hier komt een parallel<br />

met Dion van Syracuse naar voren, familielid van <strong>de</strong> tirannen Dionysius I en II -<br />

tracht hij een betere samenleving te ontwerpen. 42 Dit i<strong>de</strong>aal wordt niet bereikt. Wel<br />

vindt <strong>de</strong> zoeken<strong>de</strong> Arnold iets an<strong>de</strong>rs: 43 ‘Hij vond een vriend. Hij vond <strong>de</strong> genoot<br />

van zijn ziel. Zijn ziel, die nooit bemind had een vrouw, bemin<strong>de</strong> een ziel, die ook<br />

niet een vrouw als het hoogste bemin<strong>de</strong>.’ - De platonische Eros wordt hier<br />

onbelemmerd verheerlijkt: ‘serafische troost, dien hun schepper hun gaf <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

immense <strong>de</strong>silluzie in hun leven’.<br />

Dat is echter niet wat <strong>de</strong> schepper van Majesteit en Wereldvre<strong>de</strong> zijn Othomar<br />

geeft, die keurig trouwt en een zoon krijgt! In Het Boek van Anarchisme gaat<br />

<strong>Couperus</strong> veel ver<strong>de</strong>r. Voor een goed begrip van zijn psychische ‘Wer<strong>de</strong>gang’ zijn<br />

<strong>de</strong>ze bladzij<strong>de</strong>n van kardinaal belang. Zij tonen aan dat hij in <strong>de</strong> platoonse<br />

gedachtenwereld grote, blijven<strong>de</strong> waar-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


194<br />

he<strong>de</strong>n meen<strong>de</strong> te hebben gevon<strong>de</strong>n. Het zijn ont<strong>de</strong>kkingen die hij misschien pas na<br />

zijn huwelijk heeft gedaan. Rams terugkeer uit Atjeh heeft hem zijn dilemma - tij<strong>de</strong>ns<br />

het Zeister weekje? - <strong>voor</strong> zover dat nodig was nog eens extra dui<strong>de</strong>lijk on<strong>de</strong>r het<br />

oog gebracht. In <strong>de</strong>ze samenhang ktijgt <strong>de</strong> Eros van Praxiteles een zwaar gela<strong>de</strong>n<br />

betekenis. Niet <strong>voor</strong> niets plaatst Aylva een gipsafgietsel van hem op zijn schrijftafel. 44<br />

Niet toevallig ook, heeft een i<strong>de</strong>ntiek afgietsel bij <strong>Couperus</strong> tot aan zijn dood in <strong>de</strong><br />

werkkamer gestaan. 45<br />

On<strong>de</strong>r <strong>de</strong> ogen van Emilie/Elisabeth, ja zelfs door haar aangespoord, wordt dit<br />

Boek van Anarchisme door Aylva/<strong>Couperus</strong> voltooid. Tenslotte vraagt Aylva haar<br />

ten huwelijk. Emilie verwacht het van hem. Zij wor<strong>de</strong>n het samen eens, ook al zijn<br />

zij vrijwel zuster en broer.<br />

Elisabeth heeft precies geweten wat zij <strong>de</strong>ed, dat zagen wij al eer<strong>de</strong>r. Twee crises<br />

in het boek - <strong>de</strong> dood van Scheffer /Jäger en het sterven van <strong>de</strong> moe<strong>de</strong>r - lossen zich<br />

op in een bevrij<strong>de</strong>nd uitzicht op een ondanks alles positieve toekomst. De roman had<br />

als on<strong>de</strong>rtitel De Lof van <strong>de</strong> Vriendschap kunnen meekrijgen...<br />

‘Den Isten Maart kom ik in Den Haag terug, Pension Boelen 70 Javastraat.<br />

Metamorfoze na<strong>de</strong>rt zijn ein<strong>de</strong>: ik hoop het <strong>de</strong>ze maand af te maken,’ schreef <strong>Couperus</strong><br />

op 6 februari 1897 uit Parijs aan Veen. 46 Het is hem ook gelukt, dank zij een razend<br />

tempo bij het schrijven van het laatste Boek. Hij had er incens grote haast mee.<br />

<strong>Couperus</strong> had geld nodig, het dikke werk moest veel opbrengen. Van 1 april af zou<br />

het in De Gids verschijnen. 47 Heeft <strong>de</strong> redactie van het eerbiedwaardige tijdschrift<br />

eigenlijk wel precies beseft wat zij heeft laten afdrukken, <strong>voor</strong> algemeen gebruik in<br />

<strong>de</strong> huiskamer? zo vraagt men zich in gemoe<strong>de</strong> af.<br />

Het slot, ‘Het Boek van Metamorfoze’, rekent in <strong>de</strong> eerste plaats af met <strong>de</strong><br />

eigentijdse literatuur. Zola, Ibsen, Maeterlinck wor<strong>de</strong>n opzij gezet. Over blijven<br />

hoofdzakelijk... Henri Borel en Hélèn e Swarth! In een venijnige uiteenzetting neemt<br />

<strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> contemporaine kritiek op <strong>de</strong> korrel. Hoewel hij hem nict met name<br />

noemt, is het tamelijk dui<strong>de</strong>lijk dat hij <strong>voor</strong>al Van Deyssel op zijn nummer heeft<br />

willen zetten toen hij schreef: 48 ‘Wie zegt je, dat wat je als je subjectieve waarheid<br />

over mij gelieft te schrijven, éenige waarheid heeft <strong>voor</strong> mij, of <strong>voor</strong> jou, of <strong>voor</strong> het<br />

publiek? Hoe is het mogelijk, dat bij ie<strong>de</strong>r woord <strong>de</strong> vrees je niet weêrhoudt, dat je<br />

je vergist, vergist om me te loven of te laken? Jij weet<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


195<br />

het dus en als we het weten willen, komen we bij jou? Maar wat weet je van mij en<br />

van mijn werk? Niets, je weet niet hoe ik ben en niet hoe mijn werk is gewor<strong>de</strong>n:<br />

het mysterie ervan weet je niet.’ Het is <strong>Couperus</strong> allerminst ontgaan dat zijn critici<br />

er dikwijls maar wat op los geschreven hebben. Ten aanzien van <strong>de</strong> eisen die hij aan<br />

<strong>de</strong> i<strong>de</strong>ale criticus stelt - en in 1897 is dat zijn persoonlijke onbevoegdheidsverklaring<br />

van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse kritiek met inbegrip van Van Deyssel - geeft <strong>Couperus</strong> blijk van<br />

een trots gevoel van eigenwaar<strong>de</strong>: 49 ‘Interesseert mijn werk hem zooveel, dat hij er<br />

over wenscht te schrijven, laat hij het dan bestu<strong>de</strong>eren en er een studie van geven.<br />

Vindt hij dat niet <strong>de</strong> moeite waard, dan mag hij het mooi of leelijk vin<strong>de</strong>n, maar moet<br />

cr zijn mond over hou<strong>de</strong>n.’<br />

In <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> plaats wordt dit laatste hoofdstuk beheerst door <strong>de</strong> i<strong>de</strong>e van een ziel,<br />

die zich steeds opnieuw zou reïncarneren: 50 ‘Ze reïncarneer<strong>de</strong> zich telkens: ze nam<br />

aan eene menschengestalte, die verging: jaren misschien rustte ze; dan werd ze weêr<br />

mensch; dan verging weêr <strong>de</strong> vorm, <strong>de</strong> schijngestalten wissel<strong>de</strong>n af: <strong>de</strong> ziel bleef<br />

altijd.’ De theosofische gedachten, geleid door <strong>de</strong> opvatting dat <strong>de</strong> ziel zich aan het<br />

ein<strong>de</strong> tweemaal zal oplossen in Lief<strong>de</strong> of in het Licht, maken in <strong>de</strong>ze jaren <strong>Couperus</strong>'<br />

diepste overtuiging uit. Aylva's laatste werk heet dan ook Metamorfoze: ‘De held<br />

was <strong>de</strong> Ziel, die altijd was.’ De hoofdpersoon is priester van Isis geweest, eunuch<br />

van Tanith, christelijk martelaar, non, dominicaan. Overdui<strong>de</strong>lijk zegt <strong>Couperus</strong><br />

zelf: 51 ‘Er waren velen, die dachten als hij, of ongeveer, en zich noem<strong>de</strong>n theosofen.’<br />

Onmid<strong>de</strong>llijk voegt hij er echter aan toe dat zijn held buiten hun gemeenschap wil<br />

blijven, door omstandigheid en neiging. Als einddoel ziet <strong>de</strong>ze zoeken<strong>de</strong> ziel tenslotte<br />

dit: ‘te zijn <strong>voor</strong> an<strong>de</strong>ren’. Hij tracht een twee<strong>de</strong> Christus te wor<strong>de</strong>n, maar faalt.<br />

Aylva/<strong>Couperus</strong> zelf blijft dichter bij huis. Zijn einddoel zal <strong>voor</strong>taan het geluk<br />

van Emilie/Elisabeth zijn, en daarin zal hij tevens zijn eigen geluk vin<strong>de</strong>n. Dat<br />

Metamorfoze met dit huwelijk eindigt, is dus niet alleen maar omwille van <strong>de</strong><br />

compositie.<br />

Zijn levensprobleem, <strong>de</strong> seksualiteit, meen<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> overwonnen te hebben.<br />

<strong>Een</strong> jaar later meen<strong>de</strong> hij dat nog! In Psyche, dat wij, - na ons rekenschap te hebben<br />

gegeven van alles wat in <strong>de</strong> vijf boeken Metamorfoze als doorleefd verle<strong>de</strong>n<br />

symbolische vorm heeft aangenomen - slechts als autobiografisch vervolg kunnen<br />

lezen, zal het zielsdrama zich nog eens tot sprookje uitkristalliseren. Eros neemt daar<br />

aan het eind Psyche <strong>voor</strong>goed mee in hoger sferen.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


196<br />

Zo zag <strong>Couperus</strong> het rijk van <strong>de</strong> toekomst, in die jaren. Of dit ook overeenstem<strong>de</strong><br />

met <strong>de</strong> zuiver fysieke kanten van <strong>de</strong> seksualiteit is <strong>de</strong> vraag. Van belang zou <strong>de</strong><br />

me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling van F.E.A. Batten kunnen zijn, volgens welke <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> - ook als<br />

het niet waar is mag het hier toch niet onvermeld blijven - volslagen impotent was.<br />

In een persoonlijke brief zegt Batten: 52 ‘<strong>de</strong>ze me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling is nooit gepubliceerd,<br />

maar heeft <strong>de</strong> anthenticiteit van <strong>de</strong> waarheid, dat onze grote schrijver seksueel zijn<br />

gehele leven impotent was. <strong>Een</strong> pijnlike me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling, die mij door zijn Haagse vriend,<br />

majoor <strong>de</strong>r Grenadiers en Huzaren, A.H.W. van Blijenburgh, in het <strong>voor</strong>jaar van<br />

1931 in een gesprek over zijn omgang met <strong>Couperus</strong> werd gedaan, - en waarvan ik<br />

niets terug had!<br />

Hij herhaal<strong>de</strong> <strong>de</strong> me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling, vermoe<strong>de</strong>lik omdat ik er alleszins verwon<strong>de</strong>rd over<br />

was: het gesprek was heel persoonlik over <strong>de</strong> persoon <strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong> omgang, en<br />

ook over <strong>de</strong> (technise) me<strong>de</strong>werking die Van Blijenburgh, op <strong>Couperus</strong>' verzoek,<br />

had verleend <strong>voor</strong> <strong>de</strong> ruitergevechten in Isktan<strong>de</strong>r, <strong>de</strong> roman die <strong>Couperus</strong><br />

<strong>voor</strong>bereid<strong>de</strong>.<br />

De ou<strong>de</strong>rwets geknevel<strong>de</strong>, robuuste majoor <strong>de</strong>el<strong>de</strong> mij een en an<strong>de</strong>r op een toon<br />

van diepe ernst mee! Ik twijfel<strong>de</strong> er niet in het minst aan, maar om <strong>de</strong> waarheid te<br />

zeggen, beschouw<strong>de</strong> ik dat fysiek tekort van <strong>Couperus</strong> in die jaren als van géén<br />

belang, in verband met zijn werk. Bij na<strong>de</strong>re beschouwing en naarmate ik erover<br />

nadacht, wèl.’<br />

Hoewel <strong>de</strong> betrouwbaarheid van Battens me<strong>de</strong><strong>de</strong>lingen niet altijd boven twijfel<br />

verheven is, kan Van Blijenburgh dit nauwelijks verzonnen hebben. Waarom zou<br />

hij? Dat hij <strong>Couperus</strong> met Iskan<strong>de</strong>r geholpen heeft staat vast door een brief. 53 Zij<br />

waren rond 1919-'20 met elkaar zeer bevriend. Indien <strong>de</strong> me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling op waarheid<br />

berust, moet <strong>Couperus</strong> het jarenlang wel zeer moeilijk gehad hebben. Homoseksueel<br />

én impotent: kon het erger?<br />

Terwijl <strong>Couperus</strong> aan Metamorfoze werkte, hield Elisabeth zich onledig met <strong>de</strong><br />

vertaling uit het Engels van Olive Schreiners Trooper Peter Halket of Mashonaland.<br />

Bij herhaling had zij Veen al eens om een <strong>de</strong>rgelijke opdracht gevraagd, maar het<br />

was er steeds weer niet van gekomen. <strong>Couperus</strong> zelf, teruggekeerd in pension Boelen<br />

in <strong>de</strong> Javastraat, pauzeer<strong>de</strong> <strong>voor</strong>lopig. H.J. Haverman teken<strong>de</strong> zijn portret. 54 Er bestaat<br />

meer dan een versie van, maar het bekendst is <strong>de</strong> tekening gebleven waarop wij <strong>de</strong><br />

auteur zien zitten naar links, tegen een achtergrond van boeken, keurig in<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


197<br />

het pak en met welverzorg<strong>de</strong> sik en snor. Met enige moeite herkennen we links<br />

on<strong>de</strong>raan <strong>de</strong> rug van Wereldvre<strong>de</strong>. Het portret heeft misschien een iets te<br />

zelfverzeker<strong>de</strong> uitdrukking, maar heet goed geleken te hebben. <strong>Een</strong> ingekleurd portret<br />

van Haverman, eveneens in <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> gemaakt, liet <strong>Couperus</strong> met een hoed op<br />

zien. Het is tot nu toe helaas niet teruggevon<strong>de</strong>n. 55 Op 6 mei 1897 <strong>de</strong>el<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong><br />

zijn uitgever mee: ‘Haverman teekent mij <strong>voor</strong> Woord en Beeld: hij heeft twee<br />

portretten gemaakt, een met hoed, een gewoon, bei<strong>de</strong> zeer goed: zoû U er een willen<br />

hebben <strong>voor</strong> Metamorfoze? Het was een i<strong>de</strong>e van hem en ik zoû het uitstekend<br />

vin<strong>de</strong>n.’ Zo is het, oorspronkelijk als illustratie bij een artikel van Netscher bedoel<strong>de</strong>,<br />

portret dus tevens als frontispice in het boek terechtgekomen. <strong>Couperus</strong> had echter<br />

zo zijn grillige kanten, want toen het er eenmaal in stond, had hij er niet veel meer<br />

mee op: 56 ‘Het portret dunkt mij door <strong>de</strong> verzachte tint <strong>de</strong>r reproductie iets<br />

aangenamer: maar dwepen doen wij er niet mee, mijn vrouw noch ik.’ Het manuscript<br />

van zijn roman beloof<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> als geschenk aan Veen, 57 die het echter nooit<br />

gekregen heeft: per vergissing zeg<strong>de</strong> hij het tevens aan Ram toe... die het niet aan<br />

<strong>de</strong> eigenlijke rechthebben<strong>de</strong> heeft doen toekomen.<br />

Van april af verscheen Metamorfoze in De Gids. 58 Nog <strong>voor</strong> <strong>de</strong> uitgave in boekvorm<br />

in <strong>de</strong> winkel lag, werd er hier en daar al over geschreven. <strong>Couperus</strong>, die het in het<br />

laatste hoofdstuk had doen <strong>voor</strong>komen of hij volstrekt immuun gewor<strong>de</strong>n was <strong>voor</strong><br />

welke kritiek ook, be<strong>de</strong>l<strong>de</strong> <strong>de</strong>salniettemin begin juni al bij Veen om recensies. 59<br />

Misschien was hij ongeduldig omdat hij op het punt stond naar Hei<strong>de</strong>lberg te<br />

vertrekken.<br />

Door brieven aan Veen kennen wij <strong>de</strong> titels van enkele boeken die het echtpaar<br />

omstreeks <strong>de</strong>ze tijd gelezen heeft. 60 Elisabeth had van hem ter eventuele vertaling<br />

Jerôme K. Jerômes Laven<strong>de</strong>r Sketches onvangen, die zij ‘nog al aardig’ vond.<br />

<strong>Couperus</strong> zelf blijkt helemaal weg geweest te zijn van Gontsjarows Oblomow.<br />

Elisabeth verklaar<strong>de</strong> dat hij er mee dweepte. Bei<strong>de</strong>n lazen zij van <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> schrijver<br />

in een Duitse vertaling Der Absturz, dat Elisabeth veel liever wil<strong>de</strong> vertalen dan<br />

Jerôme. Maar Veens keuze viel op <strong>de</strong> Laven<strong>de</strong>r Sketches.<br />

In 1897 moet <strong>Couperus</strong> besloten hebben Ne<strong>de</strong>rland nu wérkelijk <strong>voor</strong>goed te<br />

verlaten. Zijn lidmaatschap van <strong>de</strong> Maatschappij <strong>de</strong>r Ne<strong>de</strong>rlandse Letterkun<strong>de</strong> zeg<strong>de</strong><br />

hij op. Hij en zijn vrouw lieten zich zelfs uitschrijven uit <strong>de</strong> kerkregisters van <strong>de</strong><br />

Église Wallonne aan het Noor<strong>de</strong>in<strong>de</strong>: ‘vertrokken naar Dres<strong>de</strong>n’, lezen wij daar in<br />

<strong>de</strong> marge. 61 In<strong>de</strong>rdaad zijn ze er <strong>voor</strong><br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


198<br />

geruime tijd gebleven. Maar <strong>voor</strong>eerst stond Hei<strong>de</strong>lberg op het programma.<br />

In <strong>de</strong>ze stad logeer<strong>de</strong>n zij in het pension Internationale, Anlage 10. Kort na<br />

aankomst, op 4 juli, schreef <strong>Couperus</strong> aan zijn vriend Ram: 62 ‘Ons leven is<br />

allerhygiënischt; juge toi-mêrne. We staan om 7 uur op! gaan da<strong>de</strong>lijk (half negen)<br />

een groote wan<strong>de</strong>ling maken tot 12 uur, dineeren, hou<strong>de</strong>n siesta. Zooals nu. B. slaapt<br />

en ik zit wat met je te praten. Na het Aben<strong>de</strong>ssen wan<strong>de</strong>len we nog een beetje langs<br />

<strong>de</strong> muziek, of we gaan ergens zitten, en om tien uur naar bed. We moeten er hier dus<br />

uit gaan zien als kolen en daarbij millioenair wor<strong>de</strong>n... Je ziet, het is dus een idyllisch<br />

bestaan. Ik <strong>de</strong>nk hier nu's middags wat te schrijven. Vooreerst zullen we hier wel<br />

blijven, want <strong>de</strong> eerste indruk is te aardig in allen <strong>de</strong>ele, om gauw weer weg te vliegen.<br />

Daarbij, bosch en berg is overal hetzelf<strong>de</strong>, en zelfs is <strong>de</strong> natuur heel mooi. Maar ik<br />

zou niet alleen in het bosch kunnen zijn, ik vind een bosch zoo vreeselijk melancholiek<br />

en ik ben sorns bang <strong>voor</strong> boornen. Van morgen zijn we gewan<strong>de</strong>ld naar <strong>de</strong>n<br />

Speyerhof, diep in het bosch, daar kan je ook logeeren en het huis ligt allerliefst.<br />

Misschien gaan we er later <strong>voor</strong> een week heen. Was jij maar hier om al die<br />

natuurgezondheid met wat gedachtenreeksen te bezielen.’ - <strong>Een</strong> slotregel die Elisabeth<br />

zich bepaald wel aan had kunnen trekken, als zij hem gelezen had.<br />

Terwijl <strong>Couperus</strong> hier zo genoot vond in Den Haag een blij<strong>de</strong> gebeurtenis plaats.<br />

Frans werd <strong>voor</strong> <strong>de</strong> eerste maal va<strong>de</strong>r. Op 5 augustus schonk zijn jonge vrouw Marie<br />

het leven aan een dochtertje, dat <strong>Louis</strong>e genoemd werd. Het kindje zou niet ou<strong>de</strong>r<br />

dan vier jaar wor<strong>de</strong>n, in november 1901 is Loekie in Indië overle<strong>de</strong>n. Vooreerst<br />

echter heerste er grote vreug<strong>de</strong> in <strong>de</strong> Surinamestraat. Grootpapa John Ricus was erg<br />

ingenomen met juist dit kleindochtertje: het droeg immers <strong>de</strong> naam van zijn eigen<br />

dochtertje <strong>Louis</strong>e, dat hem toen zij pas elf jaar oud was in 1862 in het grote huis aan<br />

<strong>de</strong> Prinsegracht ontvallen was, en naar wie hij zijn jongste zoon <strong>Louis</strong> genoemd had.<br />

<strong>Een</strong> paar jaar eer<strong>de</strong>r moet door Bramine Grandmont-Hubrecht John Ricus' grote,<br />

nog bewaar<strong>de</strong> portret geschil<strong>de</strong>rd zijn. Het laat ons hem zien als een zelfverzeker<strong>de</strong>,<br />

krasse ou<strong>de</strong> heer, met een ernstige, doordringen<strong>de</strong> blik. 63 De intrigeren<strong>de</strong> kop en<br />

imponeren<strong>de</strong> houding zijn moeilijk na<strong>de</strong>r te beschrijven. Misschien vat het ou<strong>de</strong>rwetse<br />

woord ‘wele<strong>de</strong>lgestreng’ <strong>de</strong> karakteristieke eigenschappen ervan nog het dui<strong>de</strong>lijkst<br />

samen. Tevens is een zekere esprit er niet vreemd aan. Dat papa <strong>voor</strong> in het<br />

geslachtsregister<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


199<br />

van <strong>de</strong> familie met zoveel overtuiging ‘Noblesse Oblige’ heeft geschreven, zal bijna<br />

niemand die het portret goed bekijkt verbazingwekkend vin<strong>de</strong>n.<br />

In die zelf<strong>de</strong> maand augustus 1897 begon <strong>Couperus</strong>, tussen <strong>de</strong> drukproeven van<br />

Metamorfoze door, het sprookje Psyche te schrijven, 64 dat zoals wij zullen zien<br />

eigenlijk nauwelijks een sprookje te noemen is. Hij was van plan tot in September<br />

in Hei<strong>de</strong>lberg te blijven, om daarna via Neurenberg en an<strong>de</strong>re plaatsjes naar Dres<strong>de</strong>n<br />

door te reizen: een <strong>de</strong>coratie rijker, want op 31 augustus werd hem het officierschap<br />

in <strong>de</strong> Or<strong>de</strong> van Oranje-Nassau verleend. Onmid<strong>de</strong>llijk stuur<strong>de</strong> zijn va<strong>de</strong>r hem <strong>de</strong><br />

versierselen. <strong>Een</strong> week later schreef <strong>Couperus</strong> aan zijn nichtje Marie Vlielan<strong>de</strong>r<br />

Hein: 65 ‘Ik vond het een alleraardigst i<strong>de</strong>e van hem en was er zeer door getoucheerd,<br />

ik hoop dat hij dat uit mijn brief gezien heeft. Als het eens te pas komt, zeg dan aan<br />

opa, beste Mies, dat ik waarlijk zecr getroffen was door zijn ca<strong>de</strong>au! 's Avonds draag<br />

ik nu mijn oranje roos, maar of ik het altijd doen zal weet ik niet, ik voel me een<br />

beetje schichtig met die eerwaardigheid aan mijn knoopsgat...’ - Hieruit blijkt toch<br />

wel een tamelijk goe<strong>de</strong> relatie tussen <strong>Couperus</strong> en zijn va<strong>de</strong>r, in <strong>de</strong>ze jaren. Enige<br />

afstand kan men er <strong>de</strong>sgewenst ook in lezen. Toch heeft papa dui<strong>de</strong>lijk waar<strong>de</strong>ring<br />

gehad <strong>voor</strong> <strong>de</strong> prestaties van zijn jongste zoon. Niet <strong>voor</strong> niets heeft <strong>de</strong>ze hem van<br />

al zijn boeken altijd een exemplaar laten sturen door zijn uitgever. Volgens zeggen<br />

heeft John Ricus ze ook allemaal netjes naast elkaar in <strong>de</strong> kast gezet. Of hij ze ook<br />

las, werd in <strong>de</strong> familiekring enigszins betwijfeld.<br />

‘Hei<strong>de</strong>lberg wordt zoo winterachtig dat wij verlangen weg te gaan...’ zo vervolg<strong>de</strong><br />

<strong>Couperus</strong> zijn brief. ‘Ik smacht naar een stad. Boomen zijn lief in <strong>de</strong>n zomer, maar<br />

ze maken me zoo melancholiek als het gaat winteren.’ Hij verlang<strong>de</strong> <strong>voor</strong>al naar <strong>de</strong><br />

opera van Dres<strong>de</strong>n. Toch heeft hij zich in Hei<strong>de</strong>lberg niet al te zeer verveeld. In het<br />

pension logeer<strong>de</strong>n ook an<strong>de</strong>re Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>rs, met wie hij het goed kon vin<strong>de</strong>n. Dit<br />

waren <strong>de</strong> jonge keel-, neus- en oorarts P.Th.L. Kan en diens vrouw. Deze latere<br />

Leidse hoogleraar was toen pas getrouwd en wil<strong>de</strong> zich specialiseren. Gevieren<br />

maakten zij wan<strong>de</strong>lingen in <strong>de</strong> omgeving. <strong>Een</strong>s vertel<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> over het sprookje<br />

dat hij aan het schrijven was, en het heet dat mevrouw Kan toen <strong>de</strong> naam bedacht<br />

heeft van <strong>de</strong> boze zuster die in het verhaal <strong>de</strong> kwalijke wereldlijke machten<br />

symboliseert: 66 Emeralda, het vlees gewor<strong>de</strong>n kapitalisme.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


200<br />

Nadat zijn zuster Cateau Vlielan<strong>de</strong>r Hein en haar man uit Den Haag een bezoek<br />

waren komen brengen, brak ein<strong>de</strong>lijk het ogenblik van vertrek naar Dres<strong>de</strong>n aan.<br />

<strong>Couperus</strong> koos er domicilie in het pension Mehring, Walpurgisstrasse 22. Op 4<br />

oktober <strong>de</strong>el<strong>de</strong> hij Veen mee: 67 ‘Ik ben druk bezig aan het schrijven van een symboliek<br />

sprookje: Psyche, dat heel aardig wordt. Het zoû zeer geschikt zijn om door onze<br />

symbolieke jongere artisten geïllustreerd te wor<strong>de</strong>n...’ Hij dacht daarbij aan Jan<br />

Toorop, wiens werk hij aan het zijne verwant achtte. In Metamorfoze had hij over<br />

diens kunst al geschreven: 68 ‘Nu, vandaag, was ze iets van een symbolieke figuur<br />

van Toorop.’ Vermoe<strong>de</strong>lijk is het <strong>de</strong>ze regel geweest, die Veen op <strong>de</strong> gedachte heeft<br />

gebracht <strong>de</strong> band van <strong>de</strong> roman door Toorop te laten ontwerpen. <strong>Couperus</strong> stond er<br />

positief tegenover. Toen hij op 19 november Metamorfoze <strong>voor</strong> het eerst in zijn<br />

han<strong>de</strong>n hield, schreef hij Veen meteen: 69 ‘De band van Toorop dunkt mij heel mooi<br />

gevoeld. (Mijne vrouw vindt dien te onrustig). Mij dunkt <strong>de</strong> “Metamorfoze” wel<br />

mooi weêrgegeven in die “wor<strong>de</strong>n<strong>de</strong>” figuur en die kronkelen<strong>de</strong> lijnen. Toorop zoû<br />

Psyche wel mooi kunnen doen. Ik hoop van harte, dat wij het eens kunnen wor<strong>de</strong>n.’<br />

Diezelf<strong>de</strong> dag schreef hij zelf vast aan Toorop, om hem te complimenteren met het<br />

bandontwerp. Hij voeg<strong>de</strong> eraan toe: 70 ‘Veen sprak U reeds over Psyche, en ook ik<br />

neem <strong>de</strong> vrijheid Uw aandacht te vestigen op mijn sprookje, dat in januari in <strong>de</strong> Gids<br />

verschijnt. Het zoû me een groote vreug<strong>de</strong> zijn zoo U er motief ter illustratie in vond,<br />

en zoo wij er samen een mooi boek van kon<strong>de</strong>n maken. Terwijl ik er aan schreef,<br />

heb ik dikwijls aan U gedacht, en ik geloofbijna zeker, dat U er iets in vin<strong>de</strong>n zal.<br />

[...] Mag ik hopen, dat U mij eens schrijft als U Psyche gelezen heeft?’ - Toorop<br />

<strong>de</strong>ed dat niet onmid<strong>de</strong>llijk, wat <strong>Couperus</strong>' ergernis heeft gewekt.<br />

Psyche was nu dus voltooid, en het januarinummer van De Gids 1898 open<strong>de</strong> er<br />

in<strong>de</strong>rdaad mee. 71 Intussen blijkt een won<strong>de</strong>rlijke reeks figuren zich met een<br />

presentexemplaar van het toch zo intierne boek Metamorfoze vereerd te hebben<br />

gezien. 72 Niet alleen <strong>de</strong> minister van Binnenlandse Zaken Goeman Borgesius en <strong>de</strong><br />

minister van Justitie Cort van <strong>de</strong>r Lin<strong>de</strong>n kregen het boek, <strong>Couperus</strong> overwoog zelfs<br />

er <strong>de</strong> koningin-regentes Emma mee te verblij<strong>de</strong>n. Alleen zijn rid<strong>de</strong>ror<strong>de</strong> kan <strong>de</strong><br />

aanleiding hiertoe geweest zijn. Dat Pier Pan<strong>de</strong>r en Teodor <strong>de</strong> Wyzewa, Constance<br />

Valette en ook johan Ram een exemplaar mochten ontvangen wekt natuurlijk geen<br />

verwon<strong>de</strong>ring. Zoals gezegd, Ram kreeg bovendien het manuscript ca<strong>de</strong>au.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


201<br />

Ram. woon<strong>de</strong> nu in Den Haag, Willemstraat 93. Tot 1899 was hij er ge<strong>de</strong>tacheerd<br />

bij <strong>de</strong> Hoogere Krijgsschool. 73 Daar heeft hij luitenant L.W.J.K. Thomson leren<br />

kennen, een ‘gevoelsgenoot’ met wie samen hij op 21 <strong>de</strong>cember 1899 naar <strong>de</strong><br />

Boerenoorlog in Zuid-Afrika zou vertrekken, in een perio<strong>de</strong> <strong>de</strong>rhalve dat <strong>Couperus</strong><br />

zelf zich naar Indië had begeven.<br />

Zover was het intussen nog niet. Op 5 <strong>de</strong>cember 1897 schreef <strong>Couperus</strong> aan Ram: 74<br />

‘alsje Psyche gelezen hebt, vertel je me eens netjes en uitvoerig, watje er van vindt.<br />

Maar stel je verwachtingen niet te hoog. Het is een sprookje, een aardigheid, meer<br />

niet.’ Toch was <strong>Couperus</strong> er zelf eigenlijk erg mee ingenomen. Veen, van zijn kant,<br />

voel<strong>de</strong> wel <strong>voor</strong> illustraties van Toorop. Hij wil<strong>de</strong> het boek tegelijkertijd in Frankrijk,<br />

Engeland en Duitsland uitbrengen. 75 Maar daar is het niet van gekomen, wat <strong>Couperus</strong><br />

betreurd moet hebben.<br />

Half <strong>de</strong>cember werd hij ziek, zij het niet ernstig. Rustig thuis blijvend, las hij van<br />

Maurits Wagen<strong>voor</strong>t Maria van Magdala (1897). De schrijver had hem het boek<br />

gestuurd, en <strong>Couperus</strong> beweer<strong>de</strong> dat hij het prachtig vond. 76 Welke boeken hij ver<strong>de</strong>r<br />

nog las weten wij niet, maar vermoe<strong>de</strong>lijk hield hij zich <strong>voor</strong>al ook bezig met het<br />

werk van E.T.A. Hoffmann. <strong>Een</strong>maal weer hersteld, ging hij vaak naar <strong>de</strong> opera:<br />

zelfs drie keer in <strong>de</strong> week, vertel<strong>de</strong> hij Ram, 77 ‘dat is nogal gezellig, het is heel<br />

goedkoop en uitstekend’. Aan <strong>de</strong>ze operabezoeken herinnert het beroem<strong>de</strong> verhaal<br />

De binocle. De invloed hierop van Hoffmanns verhaal Der Sandmann is door Gerda<br />

van Wou<strong>de</strong>nberg overtuigend aangetoond. 78 Naar haar mening, een opvatting waar<br />

zeker veel <strong>voor</strong> te zeggen valt, moet ernstig rekening wor<strong>de</strong>n gehou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong><br />

mogelijkheid dat De binocle al in <strong>de</strong>ze tijd is ontstaan. 79 Hoewel pas op 28 augustus<br />

1920 gepubliceerd, wordt <strong>de</strong> opera van Dres<strong>de</strong>n er zo indringend in beschreven, dat<br />

dit in<strong>de</strong>rdaad argwaan oproept. Heeft <strong>Couperus</strong> het verhaal in 1897 niet geschikt<br />

gevon<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> De Gids? Heeft dit tijdschrift - of hebben an<strong>de</strong>re tijdschriften - het<br />

gruwelijke slot ongeschikt gevon<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> <strong>de</strong> trouwe lezers? De tekst leert ons in elk<br />

geval op welke rang <strong>Couperus</strong> zo goedkoop zat: ‘De vier<strong>de</strong> rang was <strong>de</strong>stijds [dit<br />

woord kan ingevoegd zijn] <strong>de</strong> rang, waar alle vreem<strong>de</strong>lingen zaten, die zich niet <strong>de</strong><br />

luxe van een loge betaal<strong>de</strong>n.’<br />

In <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> brief aan Ram vertel<strong>de</strong> hij ver<strong>de</strong>r: 80 ‘In Februari gaan we naar Berlijn,<br />

we <strong>de</strong>nken in Maart terug te komen in Den Haag en twee maan<strong>de</strong>n te blijven... we<br />

zullen in Den Haag weer eens lekker eten [...].<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


202<br />

Het is hier altijd Bratwurst mit Schinken - die Duitschers hebben zoo een grove<br />

smaak!!!’ - Steeds meer blijkt <strong>Couperus</strong> een echte levensgenieter te zijn gewor<strong>de</strong>n.<br />

Het in Rome verworven nieuwe uitgangspunt - niet meer na<strong>de</strong>nken maar gewoon<br />

leven, <strong>de</strong> dagen genieten zoals ze komen - gaf hem het zelfvertrouwen dat er weinig<br />

mis kon gaan met zijn van nature toch niet bepaald erg sterke zenuwen. Aan zijn, nu<br />

zesentwintig jaar ou<strong>de</strong>, nichtje Marie Vlielan<strong>de</strong>r Hein schreef hij op 8 januari 1898<br />

wat zijn stelregel was: 81 ‘Richting geven aan je leven. Weinigen <strong>de</strong>nken om richting.<br />

Doel <strong>voor</strong> energieken, richting <strong>voor</strong> <strong>de</strong> slapperen... Zelve moet je je richting vin<strong>de</strong>n,<br />

geef aan je leven een mooie richting, een e<strong>de</strong>l rythme, vind het pad, want dat is alles...<br />

Het is wel gezellig dit reisleven, tenminste wij hou<strong>de</strong>n er van. En het behoort bij <strong>de</strong><br />

richting Marie! Je zal zeggen dat dit dan kleine zigzagjes zijn! Hoe ook, het behoort<br />

er bij. On<strong>de</strong>rvinding heeft ons geleerd dat een huis met “train”, hoe klein en ne<strong>de</strong>rig<br />

ook, te omslachtig en te duur <strong>voor</strong> ons is.’<br />

Terugkeer naar het va<strong>de</strong>rland werd steeds slechts <strong>voor</strong> korte perio<strong>de</strong>n overwogen.<br />

<strong>Couperus</strong> wil<strong>de</strong> blijven reizen: dat gaf hem nieuwe indrukken, het spaar<strong>de</strong> ook<br />

belasting en maakte een grote vrijheid vrijwel zon<strong>de</strong>r grenzen mogelijk. Weinig<br />

sociaal van aanleg, ook door <strong>de</strong> opvoeding die hij gekregen had, voel<strong>de</strong> hij zich het<br />

prettigst bij een onmaatschappelijke levenswijze. Dit wil overigens niet zeggen dat<br />

hij geen interesse zou hebben gehad <strong>voor</strong> <strong>de</strong> belangrijke gebeurtenissen van zijn tijd.<br />

Zo nam hij heftig stelling in <strong>de</strong> kwestie Alfred Dreyfus (1859-1935). Deze hield <strong>de</strong><br />

gemoe<strong>de</strong>ren algemeen bezig. 82 Na Dreyfus' veroor<strong>de</strong>ling in februari 1895, gevolgd<br />

door diens eenzame opsluiting op het Duivelseiland, was op II januari 1898 het<br />

beroem<strong>de</strong> artikel van Zola. J'accuse, gepubliceerd in <strong>de</strong> pas opgerichte krant L'Aurore.<br />

Als vanzelfsprekend koos <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> kant van zijn grote en eer<strong>de</strong>r zo bewon<strong>de</strong>r<strong>de</strong><br />

literaire leermeester. De Dreyfusards genoten zijn sympathie. Antisemitisme<br />

veroor<strong>de</strong>el<strong>de</strong> hij, ook in zijn latere leven, ten enen male.<br />

Intussen antwoord<strong>de</strong> Jan Toorop helemaal niet op <strong>Couperus</strong>' prijzen<strong>de</strong> en toch ook<br />

aardige brief. Op 30 januari schreef <strong>de</strong>ze geprikkeld aan Veen, nog steeds uit<br />

Dres<strong>de</strong>n: 83 ‘Ik hoor nog maar niets van U omtrent Psyche etc.! Is U al met Toorop<br />

in on<strong>de</strong>rhan<strong>de</strong>ling? Op mijn brief, dien ik hem begin December schreef, werd ik niet<br />

vereerd met een antwoord. Ik kan dus niet zeggen dat zijn eerste optre<strong>de</strong>n tegenover<br />

mij - liever niet optre-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


203<br />

<strong>de</strong>n - zeer innemend was. Ik ben zoo bitter weinig gewend geen antwoord te krijgen<br />

op mijn brieven! Hoe gaan Uw on<strong>de</strong>rhan<strong>de</strong>lingen met hem? Als ze niet glad gaan,<br />

zoû ik hem laten schieten. Ik vind in die dingen: graag of niet. Mocht U met Toorop<br />

niet klaar komen, wat zoû U dan <strong>de</strong>nken van Bauer? Bauer is eigenlijk toch nog<br />

fijner en <strong>de</strong>licater. Ik krijg vele brieven over Psyche van vrien<strong>de</strong>lijke bewon<strong>de</strong>raars.’<br />

Het on<strong>de</strong>rwerp van dit zogenaam<strong>de</strong> sprookje heeft <strong>Couperus</strong> niet onverwacht<br />

getroffen. In 1882 verscheen van <strong>de</strong>hand van P.A.M. Boele van Hensbroek een<br />

Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling van Robert Hamerlings Amor en Psyche, <strong>voor</strong>zien van een<br />

inleiding door mr. Carel Vosmaer. <strong>Couperus</strong>, die zowel Hamerling als Vosmaer<br />

graag las, zal <strong>de</strong>ze uitgave waarschijnlijk wel gekend hebben. Jan ten Brink, ten<br />

overvloe<strong>de</strong>, besprak <strong>de</strong> vertaling in De Gids en voeg<strong>de</strong> er nog het zijne aan toe. In<br />

<strong>Couperus</strong>' Orchi<strong>de</strong>eën komt het Psyche-thema al aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong>. 84 Zo is er het<br />

schil<strong>de</strong>rijachtige gedicht Eroos en Psuche. Belangrijker echter is het allerlaatste<br />

gedicht, Fragment. Dit behan<strong>de</strong>lt wel niet het sprookje in eigenlijke zin, maar<br />

introduceert wel reeds het chimera-motief, dat in Psyche zo een grote rol speelt. Dit<br />

fabeldier wordt vergeleken met <strong>de</strong> kunst: ‘gou<strong>de</strong>n, stralens-helle fantazie’ noemt<br />

<strong>Couperus</strong> die:<br />

Wufte chimera, die ons wellust biedt,<br />

En ons verlaat zoo loom en levensmat...<br />

En toch... vizioen van licht en schaduw, schijn!<br />

Chimera met uw serafijn gelaat!<br />

Daal op uw flonkerblanke drakenwiek!<br />

Schouw met uw raadselvolle blik mij toe!<br />

En zing mij van uw raadselvolle troost,<br />

Bevallig monster, met uw elvenstern...’<br />

Dat Psyche het zielsproces van <strong>Couperus</strong> zelf in het sprookje doormaakt, ligt, dit<br />

meer dan tien jaar ou<strong>de</strong>re gedicht me<strong>de</strong> in aanmerking genomen, <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand. Door<br />

Hein Boekens vertaling van Apulcius' Asinus aureus in De Nieuwe Gids van 1894<br />

heeft <strong>Couperus</strong> kennis kunnen nemen van <strong>de</strong> antieke versie van het Psyche-verhaal. 85<br />

Vergeleken met Apulcius is het sprookje door hem echter grondig gewijzigd. Er is<br />

bij <strong>Couperus</strong> sprake van drie rijken, en wat dit betreft moeten wij ons <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n<br />

in <strong>de</strong> herinnering brengen waarmee papa John Ricus zijn inleiding in het fami-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


204<br />

liestamregister besloot. Want wat riep hij met emfaze zijn kin<strong>de</strong>ren toe?: ‘Vestigt<br />

uwe oogen op het verle<strong>de</strong>ne en zorgt dat <strong>de</strong> toekomst ons nimmer beschame.’ Het<br />

verbaast ons dan niet meer dat in Psyche <strong>de</strong> va<strong>de</strong>r, een stokou<strong>de</strong> man, vorst van het<br />

Rijk van Verle<strong>de</strong>n is, die Psyche alleen 's avonds een ogenblik ziet. Zij heeft twee<br />

zusters. Maar ook die ontmoet zij zel<strong>de</strong>n. De oudste, Emeralda, vertegenwoordigt<br />

wereldlijke macht. De twee<strong>de</strong>, Astra, staat <strong>voor</strong> wetenschappelijke belangstelling.<br />

Men zou hierbij kunnen <strong>de</strong>nken aan respectievelijk <strong>de</strong> tamelijk <strong>de</strong>spotische John<br />

Ricus junior, en aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re broer Frans, die met zijn Leidse promotie het<br />

wetenschappelijk element in <strong>de</strong> familie vorm<strong>de</strong>. Psyche - <strong>Louis</strong> zelf - is <strong>de</strong> enige die<br />

vleugels heeft. Zij is <strong>de</strong> jongste, en in het begin van het verhaal kan zij er nog niet<br />

mee vliegen. Va<strong>de</strong>r en dochters wonen in een slot. Ook papa <strong>Couperus</strong> placht zijn<br />

huis wel zijn paleis te noemen, en <strong>de</strong> kleindochter die zijn huishouding verzorg<strong>de</strong><br />

betitel<strong>de</strong> hij met châtelaine. 86<br />

Als op een dag <strong>de</strong> Chimera daalt en Psyche hem zegt naar het allerschoonste te<br />

verlangen, noemt hij meteen <strong>de</strong> Sfinx, die wij ook al kennen: uit Metamorfoze (‘was<br />

schoonheid dan een raadsel, gevraagd aan sfinxen, die maar zwegen, eeuwen lang?’) 87 .<br />

- De volgen<strong>de</strong> bezoeker is Eros, prins van het He<strong>de</strong>n. Uit <strong>de</strong> drie prinsessen mag hij<br />

een keuze doen. Maar Emeralda eist van hem. <strong>de</strong> Steen <strong>de</strong>r Oppermacht. Astra<br />

verlangt alom-vatten<strong>de</strong> kennis van <strong>de</strong> Godheid. Alleen Psyche eist niets. De prins<br />

vraagt haar hand, maar moet heengaan omdat Psyche niet kan besluiten. In <strong>Couperus</strong>'<br />

leven was aanvankelijk <strong>voor</strong> <strong>de</strong> lief<strong>de</strong> immers nog geen plaats, zijn hart ging geheel<br />

en al naar <strong>de</strong> Chimera uit.<br />

Op een dag neemt Emeralda <strong>de</strong> macht over van haar va<strong>de</strong>r, en Psyche vlucht met<br />

<strong>de</strong> Chimera. Door het noodlot gedwongen laat <strong>de</strong>ze haar achter in <strong>de</strong> woestijn: <strong>de</strong><br />

crisisperio<strong>de</strong> na Noodlot en in Parijs, waarover <strong>Couperus</strong> aan Marie Vlielan<strong>de</strong>r Hein<br />

letterlijk had geschreven dat het er zo groot, wijd, koud en eenzaam om hem heen<br />

was, ‘alsof Parijs <strong>de</strong> Sahara is’. In <strong>de</strong>ze eenzaamheid vraagt Psyche <strong>de</strong> Sfinx het<br />

raadsel <strong>de</strong>s levens op te lossen: maar <strong>de</strong> Sfinx zwijgt, <strong>de</strong> schoonheid immers kan dat<br />

niet.<br />

Dan verschijnt Eros, die het spoor van Psyches tranen gevolgd is. Hij vraagt haar<br />

met hem mee te gaan: uit smart wordt in <strong>de</strong> Toekomst het geluk geboren. Dit is ook<br />

waar het motto van Extaze op zinspeel<strong>de</strong>. Psyche stemt toe. <strong>Een</strong> paradijselijke perio<strong>de</strong><br />

breekt aan: <strong>Couperus</strong> is getrouwd met Elisabeth. Dat het sprookje hier niet ophoudt,<br />

komt omdat hij zich daarna met iets an<strong>de</strong>rs geconfronteerd heeft gezien. In het verhaal<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


205<br />

maakt een dionysische sater Psyche ziek en hij verleidt haar. Eros bidt dat <strong>de</strong><br />

vervulling die Psyche in het He<strong>de</strong>n toch nog niet vin<strong>de</strong>n kon, eens, in <strong>de</strong> Toekomst,<br />

<strong>voor</strong> haar zal zijn weggelegd: <strong>de</strong> steun van Elisabeth.<br />

Psyche leeft nu samen met <strong>de</strong> androgyne prins Bacchus, ‘knapeweck’ en met<br />

vrouwelijk ron<strong>de</strong> armen. Haar vleugels wor<strong>de</strong>n afgeknipt. Maar als wroeging haar<br />

vervult, doet zij in opdracht van Emeralda boete door te zoeken naar <strong>de</strong> mystieke<br />

steen <strong>de</strong>r wijsheid die Almacht schenkt. Zij ervaart dat die niet bestaat. Pas als zij<br />

beseft dat alle materie IJ<strong>de</strong>lheid is, groeien haar vleugels weer aan. - Emeralda rijdt<br />

zich te pletter tegen <strong>de</strong> Sfinx. Psyche echter wordt door <strong>de</strong> Chimera, <strong>de</strong> red<strong>de</strong>n<strong>de</strong><br />

fantasie dus, naar het Rijk van <strong>de</strong> Toekomst gevoerd, waar Eros en haar Va<strong>de</strong>r haar<br />

wachten in een gou<strong>de</strong>n licht. Elisabeth en <strong>de</strong> maag<strong>de</strong>lijkc, in <strong>Couperus</strong>' ogen hoogste<br />

vorm van lief<strong>de</strong> hebben overwonnen.<br />

Het sprookje, aldus geïnterpreteerd, leert ons dat <strong>Couperus</strong> zich zijn androgyne<br />

aanleg niet alleeen volledig bewust is gewor<strong>de</strong>n - hoe zou hij ook niet -, maar dat hij<br />

er ook bovenuit heeft willen stijgen. Alleen <strong>de</strong> vleugels <strong>de</strong>r verbeelding kon<strong>de</strong>n hem<br />

kracht geven zo <strong>de</strong> toekomst vernieuwd tegemoet te gaan. <strong>Een</strong> hogere, platonische,<br />

sekseloze Eros leek bereikbaar. In díé toekomst kon <strong>Couperus</strong> zijn va<strong>de</strong>r gelouterd<br />

on<strong>de</strong>r ogen gekomen.<br />

Het boek is een symbolistische samenvatting van het zielsproces dat <strong>Couperus</strong> op<br />

an<strong>de</strong>re wijze in Metamorfoze heeft beschreven. Het ij<strong>de</strong>lheidsbesef luid<strong>de</strong> het ogenblik<br />

in waarop hij besloot nooit meer na te <strong>de</strong>nken.<br />

Voor <strong>de</strong> uitgave in boekvorm bleven Veens gedachten naar Toorop uitgaan, wie hij<br />

niet alleen vroeg een band te ontwerpen maar ook - het hele boek illustreren was<br />

financieel onmogelijk - een tekening <strong>voor</strong>in te maken. <strong>Couperus</strong> was daar tegen,<br />

hoewel hij Toorop nu dan toch maar accepteer<strong>de</strong>. Nog uit Dres<strong>de</strong>n schreef hij Veen: 88<br />

‘Eén teekening <strong>voor</strong> in het boek heb ik liever echter niet. Ik zal u zeggen, waarom.<br />

Gaf Toorop eene serie van teekeningen, dan zoû zijne kunst zich <strong>de</strong>nkelijk wel<br />

harmonieeren naar <strong>de</strong> mijne, en zoû het boek een geheel wor<strong>de</strong>n. Geeft hij er echter<br />

éene, dan wordt dit per se een hors d'oeuvre, en een speciale opvatting van hem. Hij<br />

kan zich dan onmogelijk inwerken in het geheel. Ik kan mij vergissen, maar zoo zie<br />

ik het <strong>voor</strong> me. Liever dus niet éene teekening. Wat <strong>de</strong> band betreft, dat is natuurlijk<br />

goed.’<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


206<br />

In <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> brief kondig<strong>de</strong> hij aan op 16 februari naar Berlijn te vertrekken, waar hij<br />

dacht te gaan logeren in pension von Behr, 2 11 Neue Wilhelmstrasse. Dat reizen ook<br />

geld kostte, al hoef<strong>de</strong> er dan geen huishouding gevoerd te wor<strong>de</strong>n, was hij zo<br />

langzamerhand gaan merken: ‘Aardsch slijk? Helaas, ja... Het is <strong>de</strong>n laatsten tijd<br />

nooit erg mod<strong>de</strong>rig om me heen!!’<br />

Behalve kennissen heeft <strong>Couperus</strong> in Berlijn zijn trouwe vertaalster Else Otten<br />

opgezocht, die daar met haar ‘vaste vriendin’ op <strong>de</strong> Kurfurstendamm 264 1 woon<strong>de</strong>. 89<br />

Zij wil<strong>de</strong> graag Psyche in het Duits vertalen, en heeft dit ook gedaan. In <strong>de</strong> laatste<br />

dagen van februari 1898 schreef <strong>Couperus</strong> aan zijn uitgever: 90 ‘De schoone Else<br />

zullen wij <strong>voor</strong> morgen te dineeren vragen, maar... <strong>de</strong> zaken met haar on<strong>de</strong>rhan<strong>de</strong>len<br />

on<strong>de</strong>r invloed van <strong>de</strong> mooie oogen... ik beken mijn onmacht. Is het niet beter, dat U<br />

het maar blijft doen? U kan het beter dan ik...’<br />

De publikatie van Psyche in De Gids was een doorslaggevend succes. <strong>Couperus</strong><br />

vervolg<strong>de</strong> zijn brief: ‘Ik krijg vele brieven over Psyche en het schijnt al veel succes<br />

te hebben. Het is ook een aardig, frisch dingetje: <strong>de</strong> menschen moeten het nu alleen<br />

niet al te diep opvatten: zoo diep is het heelemaal niet...’ Bedoel<strong>de</strong> hij met dit<br />

un<strong>de</strong>rstatement dat men er geen algemene, <strong>voor</strong> ie<strong>de</strong>reen geldige symboliek in moest<br />

zoeken? Als dat zo is, had hij natuurlijk gelijk. Toch <strong>de</strong>ed hij het ongetwijfeld te<br />

sterk <strong>voor</strong>komen of het maar om een oppervlakkig verhaaltje ging. Vergeleken met<br />

Metamorfoze zou men het zo wel kunnen beschouwen, <strong>voor</strong> hemzelf immers lever<strong>de</strong><br />

het niets wezenlijk nieuws meer op. Maar het effect naar buiten toe heeft hij<br />

on<strong>de</strong>rschat. Psyche hoort niet alleen tot die boeken van zijn hand die een zeer<br />

harmonisch afgewogen compositie laten zien, maar bevat bovendien genoeg verwerkte<br />

levensproblematiek om er lang op te kunnen blijven stu<strong>de</strong>ren. De fraaie stijl ten spijt,<br />

die met al zijn frases misleidt, is het sprookje sterk ‘van binnenuit’ geschreven.<br />

Na <strong>de</strong> voltooiing heeft <strong>Couperus</strong> een dikke streep on<strong>de</strong>r dit alles gezet. Toch, zijn<br />

geest was al weer met iets nieuws bezig dat bij het <strong>voor</strong>gaan<strong>de</strong> min of meer aansloot.<br />

‘Ik heb nog een an<strong>de</strong>r sprookjes-i<strong>de</strong>e,’ schreef hij Veen in <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> brief, ‘maar werk<br />

niet veel <strong>de</strong>n laatsten tijd. Drukke dagen in Berlijn: kennissen; gisteren <strong>de</strong>n heelen<br />

dag in Potsdam, hagelstorm, maar on<strong>de</strong>rkomen gehad bij... Seine Majestät!’ Hij<br />

bedoelt natuurlijk alleen maar dat hij het slot heeft bezocht. (Dat <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> Duitse<br />

keizer zou hebben ontmoet, is niet erg waarschijnlijk.)<br />

Bij zijn terugkeer in Den Haag trof <strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong> Surinamestraat nog<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


207<br />

steeds het kleine gezin van zijn broer Frans aan. Om niemand te hin<strong>de</strong>ren nam hij<br />

met Elisabeth zijn intrek, we<strong>de</strong>rom, in het pension Boelen. Zijn va<strong>de</strong>r, hoewel die<br />

nu al een hoge leeftijd had bereikt, maakte het nog heel goed. Soms nam hij zelfs<br />

zaken <strong>voor</strong> zijn jongste zoon waar. <strong>Couperus</strong> was nog maar kort terug, toen papa<br />

een brief ontving van <strong>de</strong> dame die zijn portret geschil<strong>de</strong>rd had, mevrouw Bramine<br />

Grandmont-Hubrecht. Zij <strong>de</strong>ed het <strong>voor</strong>stel dat haar man, een zeer welgestel<strong>de</strong> Belg,<br />

Psyche in het Frans zou vertalen. En dit uitsluitend <strong>voor</strong> zijn eigen genoegen.<br />

<strong>Couperus</strong> vond het een goed i<strong>de</strong>e. Zijn va<strong>de</strong>r antwoord<strong>de</strong> <strong>de</strong> schil<strong>de</strong>res: 91 ‘Voor een<br />

paar dagen gele<strong>de</strong>n van Dres<strong>de</strong>n en Berlijn teruggekeerd, heeft hij kennis genomen<br />

van uw allerliefst schrijven, daar hij geheel over gecharmeerd was, en mij verzocht<br />

u wel zijn hartelijken dank te betuigen <strong>voor</strong> uwe lieve woor<strong>de</strong>n; maar tevens heeft<br />

hij mij opgedragen, u te willen me<strong>de</strong><strong>de</strong>elen, dat niet hij maar Veen over uw <strong>voor</strong>stel<br />

moet déci<strong>de</strong>eren, dat hij wel gaarne een goe<strong>de</strong> Fransche vertaling van zijn Psijché<br />

in het licht zou willen zien, maar niet wist of Veen ook mogelijk daarover in besprek<br />

was’. Over zichzelf schreef John Ricus: ‘Wat mij betreft, ik word oud - 82 jaar wil<br />

wat zeggen - maar ben steeds gezond en wel, en mijn leven wordt mij geheel<br />

opgevrolijkt door een mijner kleindochters Vlielan<strong>de</strong>r Hein, die als een allerliefste<br />

chatelaine mijn paleis beheert, dat daarenboven nog verlevendigd wordt door mijn<br />

zoon Frans, Resi<strong>de</strong>nt van een Landraad op Java, die hier bij mij aan huis met zijn<br />

vrouwtje zijn verloftijd doorbrengt, en die mij onlangs een kleindochtertje [<strong>Louis</strong>e]<br />

heeft geschonken. ’ - Dat zijn schoondochter ook nu weer in verwachting was schreef<br />

hij er niet bij. Op 11 augustus 1898 zou <strong>de</strong> jongste telg van <strong>de</strong> <strong>Couperus</strong>familie<br />

geboren wor<strong>de</strong>n, die naar oom en grootva<strong>de</strong>r ook al weer <strong>de</strong> naam John Ricus heeft<br />

gekregen.<br />

<strong>Louis</strong>, zo voeg<strong>de</strong> papa in <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> brief nog toe, ‘gaat binnen kort naar Engeland,<br />

om zoo doen<strong>de</strong> zich een ruimer gezigtskring <strong>voor</strong> zijn werken te openen’. Het valt<br />

op dat Rams aanwezigheid in Den Haag blijkbaar niet genoeg fascinatie <strong>voor</strong><br />

<strong>Couperus</strong> had om hem in het va<strong>de</strong>rland te doen blijven. Soms kon hij ook wel kleine<br />

reserves tegen Ram koesteren. Dit blijkt uit een passage in een brief aan Veen, waarin<br />

<strong>Couperus</strong> nog weer even terug komt op het abusievelijk aan Ram afgestane manuscript<br />

van Metamorfoze dat Veen eigenlijk had moeten krijgen. Veen had er mee ingestemd<br />

dat Ram het maar behield. <strong>Couperus</strong> merkte daar nu over op: 92 ‘De heer Ram had U<br />

wel eens kunnen bedanken, vind ik, maar hij is<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


208<br />

een heel lui briefschrijver!’ Had Ram zijn correspon<strong>de</strong>ntie met <strong>Couperus</strong>, toen die<br />

in Dres<strong>de</strong>n en Berlijn verbleef, ietwat verwaarloosd? <strong>Couperus</strong> kon zich over zulke<br />

dingen zeer lichtgeraakt tonen. Dit lag min<strong>de</strong>r aan zijn verwendheid dan wel aan zijn<br />

eigen grote zorgvuldigheid, die hij ook van an<strong>de</strong>ren verwachtte. Kleine teleurstellingen<br />

verdroeg hij slecht, <strong>voor</strong>al van vrien<strong>de</strong>n.<br />

Op 5 mei 1898 vertrok hij met zijn vrouw naar Lon<strong>de</strong>n. Zij namen daar hun intrek<br />

bij een zekere Mrs. Blackmore, Gloucester Place 63. Portman Square. Van dat adres<br />

schreef hij Ram een als altijd aardige en ditmaal ook uitgesproken opgewekte brief.<br />

De eerste tien dagen brachten <strong>de</strong> <strong>Couperus</strong>sen door in gezelschap van een nichtje.<br />

Onmid<strong>de</strong>llijk na haar vertrek <strong>de</strong>el<strong>de</strong> <strong>Louis</strong> zijn vriend over het Lon<strong>de</strong>nse leven mee: 93<br />

‘Druk, mooi, amusant, en vrij wuft. Weinig gedachte, totaal geen filosofie, une vraie<br />

vie <strong>de</strong> fete.’ Hij kreeg ‘een regen van invitaties, eigenlijk te veel <strong>voor</strong> ons luiaards.<br />

O.a. een mondaine meeting ter eere van Vasco <strong>de</strong> Gama, zaliger nagedachtenisse,<br />

waar <strong>de</strong> Royalties waren. Dan <strong>de</strong> start van een four-inhand gezien, erg chic en<br />

Engelsch... veel lunchen en dineeren. <strong>Een</strong> tea van jeugdige Engelse auteurs bij<br />

Teixeira. Diner bij <strong>de</strong> uitgevers Heinemann, en Fisher Unwin. Als het mij maar wat<br />

millioenen gaf. Soirée bij Alma Ta<strong>de</strong>ma, een uniek mooi huis, groot atelier met<br />

zilverachtig gewelf en een marmer nymfaeum (een soort badkamer ou<strong>de</strong> stijl) met<br />

fontein, schulpen en verwelken<strong>de</strong> rozebla<strong>de</strong>ren gestrooid! Ik had me hem meer<br />

refined <strong>voor</strong>gesteld, hij is tamelijk vulgair.<br />

Gisteren was het <strong>de</strong> Derby, maar wij gaan naar <strong>de</strong> Ascot, dat is chiquer!! Je ziet,<br />

we vergaan van wuftheid en season! Voor een tijdje is het wel aardig. We blijven<br />

hier tot Juli, gaan dan naar Oxford, waar het dan heel stil is, for the sake of the<br />

beautiful architecture. Dat zal natuurlijk heel an<strong>de</strong>rs zijn dan hier, een stille ou<strong>de</strong><br />

Gothische stad. En dan om lucht te happen in <strong>de</strong> country... zie niet met minachting<br />

op ons neer. En nu... weet ik niet meer. <strong>Een</strong> heel klein oogenblikje schrijf ik nog aan<br />

Fi<strong>de</strong>ssa, maar het is niet veel... Lon<strong>de</strong>n is te druk.’<br />

De brief is niet gedateerd. Wanneer precies hij aan Fi<strong>de</strong>ssa, dat hij hier <strong>voor</strong> het<br />

eerst met <strong>de</strong> titel noemt, begonnen is weten wij dus niet. Ook Veen schreef hij er<br />

over, op 6 juli, nog uit Lon<strong>de</strong>n: 94 ‘Op het oogenblik ben ik slechts bezig aan een<br />

kleine novelle; van <strong>de</strong>n winter echter, als het leven wat rustiger zal zijn dan hier te<br />

Lon<strong>de</strong>n, <strong>de</strong>nk ik aan een grooter werk te beginnen.’ Vermoe<strong>de</strong>lijk heeft <strong>Couperus</strong><br />

al in mei 1898 een begin met Fi<strong>de</strong>ssa gemaakt.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


209<br />

Teixeira <strong>de</strong> Mattos 95 die samen met E. Dowson Majesteit had vertaald, Fisher Unwin<br />

die <strong>de</strong> roman had uitgegeven, William Heinemann die <strong>de</strong> vertaling van Noodlot had<br />

gepubliceerd, zij allen hebben <strong>de</strong> jonge Ne<strong>de</strong>rlandse auteur dus zeer gêfeteerd.<br />

Belangrijk zou <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> kennismaking wor<strong>de</strong>n met Leo Simons, stichter<br />

van <strong>de</strong> Wereld<strong>bibliotheek</strong>, die later Korte arabesken zou uitgeven. Simons was een<br />

jaar ou<strong>de</strong>r en had <strong>Couperus</strong> eenmaal heel kort bij Jan ten Brink ontmoet, op diens<br />

stu<strong>de</strong>erkamer aan <strong>de</strong> Apothekersdijk te Lei<strong>de</strong>n. Meer dan een vluchtig contact was<br />

dat niet geweest. Simons vertel<strong>de</strong> in 1931: 96 ‘Het toeval bracht ons pas een 15 jaar<br />

later bij elkaar in Engeland, waar ik toen met mijn vrouw in <strong>de</strong> buurt van Lon<strong>de</strong>n<br />

(Bromley, Kent) woon<strong>de</strong>. En dat toeval heette: Alexan<strong>de</strong>r Teixeira <strong>de</strong> Mattos, die<br />

secretaris was geweest van <strong>de</strong> toen reeds opgeheven uitgeverij, waarin ik in 1894<br />

<strong>de</strong>elgenoot was gewor<strong>de</strong>n (Henry & Co.) en die nu begonnen was, werk van <strong>Couperus</strong><br />

in het Engelsch te vertalen. <strong>Couperus</strong> en zijn vrouw, altijd zwervers, waren naar<br />

Lon<strong>de</strong>n gekomen en Teixeira gaf, in die curieuse kamers welke hij in the Inner<br />

Temple bewoon<strong>de</strong>, een tea, om <strong>Couperus</strong> aan Engelsche letterkundigen en journalisten<br />

<strong>voor</strong> te stellen. Natuurlijk was die ontmoeting ook dien middag maar oppervlakkig.<br />

Doch zij bracht een aanknooping tot onze uitnoodiging aan het echtpaar, om bij ons<br />

buiten te komen. En zoo leer<strong>de</strong>n wij elkaar kennen. <strong>Een</strong> “kennismaking” met <strong>Couperus</strong><br />

had het verrassen<strong>de</strong> van een openbaring. On<strong>de</strong>r het uiterlijk dandyisme van zijn<br />

kleeding, houding, gebaren, spraak alles in - en aangeboren, - kwam dan <strong>de</strong> gulle,<br />

goedhartige, eenvoudige, bijna kin<strong>de</strong>rlijke mensch te <strong>voor</strong>schijn, die zoo kon genieten<br />

van een “lekker soepje”, “een smakelijk toetje”, en er <strong>de</strong> zorgzame gastvrouw zijn<br />

welgemeend compliment om maken. En die over zijn werk sprak als een dagtaak:<br />

ie<strong>de</strong>ren ochtend zijn bepaald aantal pagina's schrijvend, nooit wachtend op <strong>de</strong><br />

“inspiratie”; nooit iets wijzigend in het eens geschrevene.’<br />

In <strong>de</strong>ze dagen heeft <strong>Couperus</strong> ook Edmund Gosse ontmoet, die in 1891 Footsteps<br />

of Fate van een inleiding had <strong>voor</strong>zien. Gosse van zijn kant herinner<strong>de</strong> zich in 1923<br />

<strong>de</strong>ze ontmoeting nog goed: 97 ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> paid occasional visits to this country,<br />

but they were brief, and he remained known to few Englishmen, although his<br />

acquaintance with our literature and even our customs was consi<strong>de</strong>rable. His sympathy<br />

with English habits of thought was genuine, but limited by his won<strong>de</strong>r at our<br />

difference from other Europeans. I recollect his expressing this sense of the isolation<br />

of<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


210<br />

England when he came to see me first, in 1898. Courteous and a little timid, <strong>Couperus</strong><br />

produced little effect in a crowd; to know him it was necessary to see him alone or<br />

in very congenial company.’ Gosse - die <strong>Couperus</strong> er toen niet erg goed vond uitzien<br />

- heeft hem ongetwijfeld ontvangen tij<strong>de</strong>ns een van zijn wekelijkse ontvangsten in<br />

zijn ruime huis Hanover Terrace.<br />

Gosse was een zwager van Ta<strong>de</strong>ma, zijn vrouw Ellen (Nellie) Epps immers was<br />

een zuster van Ta<strong>de</strong>ma's vrouw Laura Epps. Voor <strong>Couperus</strong> moet <strong>de</strong> ontmoeting<br />

met Lourens Alma Ta<strong>de</strong>ma, bewon<strong>de</strong>raar als hij was van diens werk, toch wel een<br />

bijzon<strong>de</strong>re gebeurtenis geweest zijn. Ta<strong>de</strong>ma woon<strong>de</strong> al sinds 1886 in het huis op<br />

<strong>de</strong> hoek van Abbey en Grove End Road, St. John's Wood. 98 Na dit van <strong>de</strong> Franse<br />

schil<strong>de</strong>r Jean-Jacques Tissot overgenomen te hebben, die naar Frankrijk was<br />

teruggekeerd, had hij het <strong>voor</strong> zeventigduizend pond - van díe tijd! - verbouw<strong>de</strong>n<br />

verfraaid. Volgens beschrijvingen van tijdgenoten was het welhaast het mooiste<br />

mo<strong>de</strong>rne huis van Lon<strong>de</strong>n gewor<strong>de</strong>n. Mexicaans onyx en veel brons sier<strong>de</strong>n<br />

Mid<strong>de</strong>leeuwse Ne<strong>de</strong>rlandse interieurs. Niet min<strong>de</strong>r excentriek was daarnaast een<br />

Pompejaans atrium. Marmeren vloeren, wan<strong>de</strong>n van zeegroen marmer waarin zich<br />

klateren<strong>de</strong> fonteinen weerspiegel<strong>de</strong>n, het was alles van een even ongeken<strong>de</strong> als<br />

exotische, <strong>de</strong>ca<strong>de</strong>nte en naar te vrezen vak ook wel protserige (vulgaire, vond<br />

<strong>Couperus</strong>) luxe. De zin van het nutteloze kreeg bij Ta<strong>de</strong>ma in elk geval zijn volle<br />

betekenis. Hij was overigens niet <strong>de</strong> enige schil<strong>de</strong>r die zo leef<strong>de</strong>. Ook het atelier van<br />

zijn collega lord Leighton mocht er zijn.<br />

Na het passeren van een bronzen vestibulum met het opschrift ‘Salve’ betrad<br />

<strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> ‘Hall of Panels’. De muren daarvan waren ge<strong>de</strong>coreerd met vijfenveertig<br />

beschil<strong>de</strong>r<strong>de</strong> panelen, geschonken door Ta<strong>de</strong>ma's collegiale vrien<strong>de</strong>n. Ver<strong>de</strong>r tel<strong>de</strong><br />

<strong>de</strong> woning twee ateliers, het ene uitgevoerd in <strong>de</strong> stijl van <strong>de</strong> Hollandse zeventien<strong>de</strong><br />

eeuw - bestemd <strong>voor</strong> Laura Ta<strong>de</strong>rna-Epps, want ook zij schil<strong>de</strong>r<strong>de</strong> -, het an<strong>de</strong>re <strong>voor</strong><br />

Ta<strong>de</strong>ma zelf. Dit laatste werd overwelfd door een halve koepel, be<strong>de</strong>kt met aluminium<br />

dat een zilverig licht weerkaatste. Ta<strong>de</strong>ma's atelier, zo beschreef een bezoeker het<br />

eens, ‘conjured up visions of all the luxury, the ivory, apes and peacocks of the<br />

Roman civilization with which his art was largely preoccupied’. Zou het <strong>Couperus</strong><br />

overdon<strong>de</strong>rd hebben? Of voel<strong>de</strong> hij als het er op aankwam in zijn hart wérkelijk meer<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> intieme eenvoud en <strong>de</strong> stille zuiverheid van Pier Pan<strong>de</strong>rs kunst, waar hij in<br />

Metamorfoze zo dui<strong>de</strong>lijk <strong>de</strong> lof van gezongen heeft?<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


211<br />

Op maandagavon<strong>de</strong>n placht Ta<strong>de</strong>ma open hof te hou<strong>de</strong>n: ‘At Home’ beteken<strong>de</strong> een<br />

overweldigen<strong>de</strong> gastvrijheid, met een keur van spijzen en dranken. Er waren dan<br />

ook altijd ‘Pictures on View’, waar astronomische bedragen <strong>voor</strong> betaald wer<strong>de</strong>n,<br />

die zelfs een Picasso zou<strong>de</strong>n hebben doen blozen. Welke doeken <strong>Couperus</strong> daar toen<br />

gezien heeft is niet vast te stellen. Uit 1898 dateren <strong>de</strong> opusnummers CCCXLIX tot<br />

CCCLII. Maar was bij <strong>voor</strong>beeld The Roses of Heliogabalus van 1888 misschien<br />

nog altijd aanwezig? Het zou in elk geval een on<strong>de</strong>rwerp naar <strong>Couperus</strong>' hart zijn<br />

geweest, die toen al rondliep met het visioen ééns een grote historische roman à la<br />

Salammbô te schrijven. En Heliogabalus was een keizer die hem in Rome al geboeid<br />

had.<br />

Oer-kleinburgerlijk doet hierna een beschrijving van het echtpaar <strong>Couperus</strong> aan,<br />

gepubliceerd in het door Jack Grein in 1897 gestichte tijdschrift <strong>voor</strong> Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>rs<br />

in het buitenland, Hollandia. De schrijfster ervan, een niet na<strong>de</strong>r geï<strong>de</strong>ntificeer<strong>de</strong><br />

Hermine C., bezocht <strong>Louis</strong> en Betty omstreeks half juni 1898 in hun pension. Zij<br />

vertelt: 99 ‘...ze houen van Lon<strong>de</strong>n, en zij zijn hier vreeselijk veel uitgevraagd. Zooals<br />

u weet, zijn ze tegenwoordig altijd reizend: ze hebben geen eigen woning in Holland<br />

meer, of ergens an<strong>de</strong>rs. Maar Mevrouw heeft er zoo'n slag van, zich overal 'n soort<br />

eigen huis te maken. 'n Heele koffer vol eigen gerij [sic] gaat altijd mee. En dan<br />

wordt zoo'n vreem<strong>de</strong> en vervelen<strong>de</strong> zitkamer in 'n ommezien aangekleed. En ge krijgt<br />

heelemaal niet meer 't i<strong>de</strong>e van 'n boardinghouse.’<br />

Over zijn werk weet <strong>de</strong>ze bijzon<strong>de</strong>re dame mee te <strong>de</strong>len: ‘Wat je niet begrijpt is<br />

hoe meneer <strong>Couperus</strong> toch altijd weet te werken. Ik heb hem er eens naar gevraagd,<br />

en hij vertel<strong>de</strong> dat ie er zich bepaald in getraind had, om overal te kunnen schrijven.<br />

Maar hij doet 't ook zoo langzaam. 'n Halve pagina per dag vindt ie al mooi. En nooit<br />

iets veran<strong>de</strong>ren of uitschrappen! - Als ik zoo langzaam met <strong>de</strong> pen was, zou u dit<br />

artikeltje nooit gekregen hebben. Maar ik schrijf ook geen kunstwerken. 't Moet toch<br />

wel heerlijk zijn, zóo kunst te maken. Maar meneer <strong>Couperus</strong> zegt, nee - je doet 't<br />

alleen omdat je 't niet laten kunt. Zooals ik 't babbelen.<br />

't Is gek, zooals hij an<strong>de</strong>rs is dan je verwachten zoudt. Als je 'm eerst ziet, dan<br />

<strong>de</strong>nk je, ook om zijn werk, dat ie heel precieus, heel gemaakt en, nou ja, heel<br />

vervelend zal zijn. Maar 't is heel an<strong>de</strong>rs. Hij is, au fond, héel eenvoudig, heel gewoon,<br />

en héel grappig en amusant. Zijn vrouw is bepaald 'n charme van me, zóo<br />

prettig-eenvoudig en, gunst, heel gewoon<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


212<br />

met je praten alsof ze heelemaal niet met 'n beroemd schrijver getrouwd was. En<br />

tegelijk echt distingué. Ze heeft hier ie<strong>de</strong>r verbaasd door haar Engelsch. Men begreep<br />

er niets van, dat ze niet al lang hier woon<strong>de</strong>; maar <strong>voor</strong> 't eerst hier was!’ - Blijkbaar<br />

heeft <strong>Couperus</strong> ook nog wat <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze praatlustige Hermine C. gezongen. Ze <strong>de</strong>elt<br />

tenslotte namelijk verte<strong>de</strong>rd mee: ‘Wist u, dat hij zoo'n lieve stem heeft. Niet alleen<br />

om <strong>voor</strong> te dragen, maar ook om te zingen. 'n Heel lichte tenor. En, grappig, hij is<br />

daar geloof ik, veel trotscher op dan op z'n schrijven, en vindt 't bepaald naar als men<br />

dat niet waar<strong>de</strong>ert, - z'n stem, bedoel ik. Ik ben, geloof ik, erg in <strong>de</strong> gratie gekomen,<br />

omdat ik hem zei dat 't timbre van zijn stem me wat aan dat van <strong>de</strong> Retské herinner<strong>de</strong>.<br />

Mevrouw lacht hem er wat om uit. Maar ik vind 't aardig als beroem<strong>de</strong> menschen je<br />

hun zwakke zij laten zien.’<br />

Traag was in<strong>de</strong>rdaad het tempo waarin <strong>Couperus</strong> aan Fi<strong>de</strong>ssa doorwerkte. Hij had<br />

al plannen <strong>voor</strong> een groter werk, zoals we zagen, maar wil<strong>de</strong> dat tot <strong>de</strong> winter<br />

uitstellen. 100 Vermoe<strong>de</strong>lijk betekent dit dat hij in juli 1898 in gedachten al Langs<br />

lijnen van gelei<strong>de</strong>lijkheid <strong>voor</strong>bereid<strong>de</strong>. Ook in Oxford bleef hij met Fi<strong>de</strong>ssa bezig.<br />

Half juli nam hij daar zijn intrek in The Isis; Iffley-Road 51. <strong>Een</strong> paar rustige weken<br />

braken aan. Elisabeth voltooi<strong>de</strong> er haar vertaling van Jeromes Laven<strong>de</strong>r Sketches,<br />

bij Veen zon<strong>de</strong>r vermelding van <strong>de</strong> vertaalster verschenen als Schetsen.<br />

Op <strong>de</strong> eerste september waren zij weer terug in Den Haag, opnieuw in pension<br />

Boelen. Frans en zijn gezin logeer<strong>de</strong>n nog steeds in <strong>de</strong> Surinamestraat, hij zoupas<br />

februari 1899 naar Indié teruggaan. Van lieverle<strong>de</strong> kreeg <strong>Couperus</strong> zin met hem mee<br />

te gaan, en het zal <strong>voor</strong>al Elisabeth geweest zijn die graag nog eens naar Java wil<strong>de</strong><br />

terugkeren. In <strong>de</strong> eerste dagen van september ontving Veen een brief, waarin te lezen<br />

stond: 101 ‘Wij hebben groote plannen: begin volgen<strong>de</strong> jaar gaan wij <strong>voor</strong> negen<br />

maan<strong>de</strong>n naar Indië! Of <strong>de</strong> litteratuur er baat bij zal vin<strong>de</strong>n, weet ik echter niet...’<br />

Het was een buitenkansje dat Elisabeth en hij <strong>de</strong> overtocht niet alleen hoef<strong>de</strong>n te<br />

maken: zijn broer Frans, diens vrouw en <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren beëindig<strong>de</strong>n hun verloftijd.<br />

<strong>Couperus</strong> schreef ook nog: ‘Mijn nieuw sprookje “Fi<strong>de</strong>ssa”, hoop ik van <strong>de</strong>n winter<br />

afte schrijven.’ Het is opvallend hoe weinig hij er zich mee haastte. Uitein<strong>de</strong>lijk zou<br />

hij het in Brussel voltooien, waarheen hij 25 november 1898 is vertrokken. Tien<br />

dagen eer<strong>de</strong>r was intussen Psyche in boekvorm verschenen, met <strong>de</strong> beken<strong>de</strong> band<br />

van Jan Toorop. Eigenlijk vond <strong>Couperus</strong> dat ontwerp maar zo-zo. 102 Was hij objectief<br />

of kon hij<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


213<br />

nog altijd zijn onbeantwoord gebleven brief niet vergeten? ‘Eerlijk gezegd, vind ik<br />

Metamorfoze mooier,’ <strong>de</strong>el<strong>de</strong> hij Veen mee, ‘zoowel van teekening als van kleur<br />

(zwart en wit). Toorop is mij <strong>de</strong>zen keer wat tegengevallen. De druk is goed en ik<br />

heb geen een drukfout kunnen vin<strong>de</strong>n: iets, wat altijd zeer verblij<strong>de</strong>nd is.’<br />

De <strong>voor</strong>tduren<strong>de</strong> onrust van <strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> is onmiskenbaar. Nergens<br />

kon hij het blijkbaar langer dan enkele weken uithou<strong>de</strong>n. In Den Haag verhuis<strong>de</strong> hij<br />

eerst nog naar Riouwstraat 178, daarna werd zijn adres M me Janssens, rue <strong>de</strong> Joncker<br />

23, Porte <strong>Louis</strong>e, Brussel. Na Brussel ging hij nog weer <strong>voor</strong> acht dagen terug naar<br />

Den Haag, om tenslotte dan ein<strong>de</strong>lijk, op 25 februari 1899, met <strong>de</strong> trein via Parijs<br />

naar Genua te vertrekken. Daar stapte hij op <strong>de</strong> boot naar Indië.<br />

Presentexemplaren van Psyche wer<strong>de</strong>n intussen weer verzon<strong>de</strong>n aan enkele<br />

familiele<strong>de</strong>n, aan Ram en aan Netscher. Op 19 november 1898 bovendien aan...<br />

<strong>Couperus</strong>' kapper Siechel van Vive. 103 Dat hij er niet tegenop zag zijn symbolistische<br />

sprookje <strong>voor</strong> <strong>de</strong> veran<strong>de</strong>ring ook eens aan zijn Figaro ca<strong>de</strong>au te doen heeft iets<br />

ontwapenends. Uit een latere schets, geschreven in 1913, blijkt dat hij op <strong>de</strong> man<br />

gesteld was. Hij her<strong>de</strong>nkt dan <strong>de</strong> verjaardagen waarop zijn coiffeur hem vroeger<br />

placht te fatsoeneren: 104 ‘O, wat was het toch een ellendige dág, die 10<strong>de</strong> Juni... ook<br />

al friseer<strong>de</strong> <strong>de</strong> Figaro van het Noor<strong>de</strong>in<strong>de</strong>, brave Siechel van Vive, je snorretje heel<br />

fijntjes nu óp aan <strong>de</strong> hoeken van je belachelijk kleine mond. Want die beroer<strong>de</strong> snor<br />

had àltijd <strong>de</strong> familieten<strong>de</strong>ns om triestig neer te hangen. Enfin, Siechel gaf er <strong>de</strong> draai<br />

aan.’<br />

Nog <strong>voor</strong> zijn vertrek kreeg <strong>Couperus</strong> - in Brussel - <strong>de</strong> recensie on<strong>de</strong>r ogen die<br />

Frans Netscher over Psyche had geschreven en die in <strong>de</strong> Hollandse Revue verschenen<br />

was. 105 Netscher moet het sprookje wel erg haastig gelezen hebben, zijn bespreking<br />

wordt in elk geval ontsierd door enkele grove fouten. Hoe <strong>Couperus</strong> dankbaarheid<br />

met woe<strong>de</strong> wist te mengen, als dat zo eens te pas kwam, toont een dui<strong>de</strong>lijk heet van<br />

<strong>de</strong> naald geschreven brief waarin hij, zorgvuldige auteur, zijn nu toch wel al te vlotte<br />

vriend een nauwelijks meer charmante uitbran<strong>de</strong>r gaf: 106 ‘Ik las zoo juist <strong>de</strong><br />

Hollandsche Revue over Psyche, het doet me plezier dat je er veel goeds in vindt.<br />

Maar een opmerking moet mij uit <strong>de</strong> pen: Wat kan je toch haastig en slordig lezen!<br />

Bacchus, koning van <strong>de</strong> toekomst!!!! Beste Frans, hoe kom je er aan! Offer<strong>de</strong> je<br />

zelve aan Bacchus, toen je dat schreef? Het bosch van Bacchus is een episodisch rijk<br />

en geen toekomst. En als je nog<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


214<br />

eens goed leest, vindt je <strong>de</strong> toekomst wel waar ik die bedoeld heb. Door die vergissing,<br />

beste kerel, vervalt natuurlijk <strong>de</strong> heele opmerking omtrent mijn symboliek. Maar<br />

hoe kan je ook zoo iets neerzetten!!! En dan Eros koning van <strong>de</strong> toekomst die je je<br />

<strong>de</strong>nkt. Je meent natuurlijk Charitas, koningin of zoo iets <strong>de</strong>rgelijks. [...] Zeg peccavi<br />

<strong>voor</strong> je bijna niet te vergeven slordigheid.’<br />

Toch bleef hij jegens Netscher wel goedmoedig gestemd, want tevens schreef hij<br />

hem: 107 ‘Ik ga eind Februari naar Indië, en zou je <strong>voor</strong> mijn vertrek toch zoo gaarne<br />

eens zien. Naar alle waarschijnlijkheid zal ik in Buitenzorg wel je moe<strong>de</strong>r en B.<br />

opzoeken, en het zou mij spijten te moeten zeggen, dat ik je in jaren niet gezien heb.<br />

Die jaren zijn wel <strong>voor</strong>bij, maar het zijn toch <strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n die ons verwij<strong>de</strong>rd<br />

hebben, niet waar, en niet an<strong>de</strong>rs.’<br />

Fi<strong>de</strong>ssa, begin <strong>de</strong>ccmber 1898 ein<strong>de</strong>lijk voltooid, wenste <strong>Couperus</strong> nu eens niet<br />

eerst in De Gids te plaatsen. 108 Hij meen<strong>de</strong> zich te herinneren dat Veen een tijdschrift<br />

wil<strong>de</strong> beginnen en bood het zijn uitgever daar<strong>voor</strong> aan... Om het aanbod echter meteen<br />

weer terug te trekken, met als argument: 109 ‘Ik <strong>de</strong>nk, dat ik U Fi<strong>de</strong>ssa <strong>voor</strong> het eerst<br />

nog niet kan afstaan om <strong>de</strong> goe<strong>de</strong> re<strong>de</strong>n, dat ik plan heb in Indië lezingen te hou<strong>de</strong>n<br />

en het daar<strong>voor</strong> frisch wil<strong>de</strong> bewaren. Maar spreek nog niet over die lezingen, daar<br />

ik er gaarne nog geen ruchtbaarheid aan gaf. Niets is ook nog zeker.’ Het is <strong>voor</strong> het<br />

eerst dat <strong>Couperus</strong> met <strong>de</strong> gedachte speelt zijn werk niet alleen in <strong>de</strong> familiekring,<br />

maar ook in het openbaar <strong>voor</strong> te dragen. Niet zozeer ij<strong>de</strong>lheid of geldingsdrang<br />

brachten hem daartoe, als wel <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> noodzaak die hem in <strong>de</strong> jaren van en<br />

onmid<strong>de</strong>llijk na <strong>de</strong> eerste wereldoorlog zijn roemruchte lezingen heeft doen geven:<br />

een chronisch tekort aan geld, gecombineerd met een even chronische behoefte aan<br />

een zekere weel<strong>de</strong>. In Indië kon hij wel steeds bij familië logeren - John Ricus, <strong>de</strong><br />

Valettes. Willy Baud -, maar <strong>de</strong> reis zelf en <strong>de</strong> onvermij<strong>de</strong>lijke aanschaf van<br />

tropenkleren stel<strong>de</strong>n zijn financiële draagkracht ijselijk op <strong>de</strong> proef. Over een<br />

daadwerkelijk optre<strong>de</strong>n in Indië in 1899 is overigens niets bekend.<br />

Waarschijnlijk heeft hij er om organisatorische re<strong>de</strong>nen van afgezien. Hoe dit ook<br />

zij, Fi<strong>de</strong>ssa heeft hij niet ‘frisch bewaard’ maar nog <strong>voor</strong> zijn vertrek aan Veen<br />

afgestaan: ook dat beteken<strong>de</strong> tenslotte geld, en wel onmid<strong>de</strong>llijk. Wat ver<strong>de</strong>r met<br />

Psyche niet gelukt was, hoopte hij <strong>voor</strong> <strong>de</strong> uitgave van dit twee<strong>de</strong> sprookje te<br />

realiseren: illustraties door het hele boek heen. 110 Wel had hij meteen weer een haast<br />

<strong>voor</strong>spelbare be<strong>de</strong>n-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


215<br />

king - eenmaal gekwetst, <strong>voor</strong> altijd gekwetst, leek het wel: ‘Maar dan nièt door<br />

Toorop: Toorop verveelt mij een beetje met altijd precies zijn zelf<strong>de</strong> lijnen.’ Veen<br />

was een an<strong>de</strong>re mening toegedaan. Hij kwam zelfs naar Brussel toe, nam <strong>de</strong><br />

<strong>Couperus</strong>sen eens royaal mee uit eten, en liet Fi<strong>de</strong>ssa in <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> druk verschijnen<br />

‘met eene tekening van Jan Toorop’.<br />

Terwijl <strong>Couperus</strong> naar Indië voer, met zijn gedachten al bij wat hij noem<strong>de</strong> ‘een<br />

groote pension-roman’, 111 werd Fi<strong>de</strong>ssa naar <strong>de</strong> zetterij gestuurd. De laatste in het<br />

net overgeschreven pagina's heeft Veen letterlijk op <strong>de</strong> valreep nog uit Genua<br />

ontvangen. Het verhaal was eigenlijk wel wat kort <strong>voor</strong> een afzon<strong>de</strong>rlijke boekuitgave.<br />

Veen achtte dat echter geen bezwaar. Het sprookje, tegenwoordig ietwat verwaarloosd<br />

en vergeten geraakt, verdien<strong>de</strong> een aparte editie trouwens zon<strong>de</strong>r twijfel. Veen moet<br />

begrepen hebben dat het een soort tegenhanger van Psyche was. Dat <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rlinge<br />

verwantschap groot is kan ook niemand ontgaan. Desondanks is dit verhaal op een<br />

heel an<strong>de</strong>re manier uitgewerkt. Wel is we<strong>de</strong>rom sprake van een toverdier dat een<br />

centrale rol speelt, in dit geval <strong>de</strong> <strong>Een</strong>hoorn.<br />

Men kan zich lang het hoofd breken over <strong>de</strong> vraag hoe <strong>Couperus</strong> toch wel op dit<br />

eenhoornmotief gekomen mag zijn. Het antwoord is even simpel als onverwacht. De<br />

familie <strong>Couperus</strong> bezat een zeer groot servies van Chine <strong>de</strong> Comman<strong>de</strong>, er zijn nog<br />

<strong>de</strong>len van bewaard gebleven. Als medaillon keert hierop steeds terug het dubbele<br />

wapen van <strong>Couperus</strong>' overgrootou<strong>de</strong>rs Willem Jacob Cranssen en Maria Eleonora<br />

Hartman, die het oorspronkelijk hebben laten maken. 112 In het wapen van Cranssen<br />

nu, prijkt een fraaie eenhoorn. Reeds als kind moet dit fantasiebeest <strong>Couperus</strong><br />

gefascineerd hebben. Voorts kan het nauwelijks toevallig zijn dat ook juist in 1896-'97<br />

door C. Cohn een twee<strong>de</strong>lige studie aan <strong>de</strong> eenhoorn gewijd werd, Zur Geschichte<br />

<strong>de</strong>s Einhorns. Deze moet <strong>Couperus</strong>' interesse gewekt hebben. Ten overvloe<strong>de</strong> zal<br />

hij tij<strong>de</strong>ns zijn studie bij Ten Brink <strong>de</strong> eenhoorn wel eens ontmoet hebben. A.G. van<br />

Hamel wees in dit verband <strong>de</strong>stijds al op het <strong>voor</strong>komen van het dier in mid<strong>de</strong>leeuwse<br />

teksten. 113 En hoe zou <strong>Couperus</strong> tenslotte in Parijs <strong>de</strong> reeks magnifieke wandtapijten<br />

‘La dame à. Ia Licorne’ hebben kunnen overslaan, <strong>de</strong> glorie van het Musée Cluny?<br />

Hij was <strong>de</strong>ze zelfs zeer toegedaan. De betekenis van <strong>de</strong> eenhoorn heeft hij zeker<br />

gekend. 114 In <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen was het fabeldier symbool van <strong>de</strong> kuisheid en tevens<br />

van Christus. Het komt <strong>voor</strong> als rijdier van <strong>de</strong> gepersonifieer<strong>de</strong> kuisheid, een maagd<br />

met in <strong>de</strong> hand een lelie of een duif.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


216<br />

Fi<strong>de</strong>ssa gaat dus over <strong>de</strong> maag<strong>de</strong>lijke kuisheid en, zoals <strong>de</strong> titel aanduidt, <strong>voor</strong>al ook<br />

over <strong>de</strong> vrouwelijke trouw in <strong>de</strong> lief<strong>de</strong>.<br />

Naar <strong>de</strong> opbouw is het sprookje verwant met De kleine zeemeermin van Hans<br />

An<strong>de</strong>rsen, een schrijver waar <strong>Couperus</strong> en Elisabeth bijzon<strong>de</strong>r op gesteld waren. 115<br />

Maakt bij An<strong>de</strong>rsen <strong>de</strong> meermin zich los van haár zusters in <strong>de</strong> zee, uit lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong><br />

een prins van vlees en bloed, bij <strong>Couperus</strong> verlaat <strong>de</strong> nimf Fi<strong>de</strong>ssa haar me<strong>de</strong>nimfen<br />

in het woud uit lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> rid<strong>de</strong>r Sans-Joye. In bei<strong>de</strong> verhalen vermenselijkt het<br />

fabelwezen zich. In bei<strong>de</strong> sprookjes ook wordt <strong>de</strong> offervaardige vrouwenfiguur<br />

uitein<strong>de</strong>lijk gelouterd in het licht. Het zijn verheerlijkingen van alles opofferen<strong>de</strong>,<br />

reine lief<strong>de</strong> in haar zuiverste uitingen.<br />

<strong>Een</strong> christelijke symboliek speelt bij <strong>Couperus</strong> mee als nevenmotief. De annunciatie<br />

is soms symbolisch door <strong>de</strong> eenhoornjacht uitgebeeld, <strong>de</strong> aartsengel Gabriël is dan<br />

<strong>de</strong> grote jager. Diens hon<strong>de</strong>n dragen <strong>de</strong> namen van <strong>de</strong> god<strong>de</strong>lijke eigenschappen<br />

waardoor het raadsbesluit <strong>de</strong>r verlossing tot stand kon komen: waarheid,<br />

rechtvaardigheid, ontferming, vre<strong>de</strong>. Niet zon<strong>de</strong>r re<strong>de</strong>n lui<strong>de</strong>n daarom Fi<strong>de</strong>ssa's<br />

laatste woor<strong>de</strong>n als volgt: ‘Ik ga niet ver<strong>de</strong>r dan hij [Sans-Joye]; ik blijf, waar hij<br />

blijft; ik blijf met hem samen, want ik heb hem lief, hem was ik trouw, hem zal ik<br />

blijven trouw, met hem wil ik werken samen, aan <strong>de</strong> Allereerste Rechtvaardigheid.’<br />

Fi<strong>de</strong>ssa is <strong>de</strong> nimf die zich met een pantser laat omsme<strong>de</strong>n omdat haar bemin<strong>de</strong><br />

ook gepantserd is en gedoemd is te leven on<strong>de</strong>r gepantser<strong>de</strong> mensen. Schul<strong>de</strong>loos<br />

wordt Sans-Joye in <strong>de</strong> kerker geworpen. Daaruit redt hem haar lief<strong>de</strong>. In haar hart<br />

vindt Fi<strong>de</strong>ssa <strong>de</strong> Waarheid, waarmee zij Sans-Joye overreedt <strong>de</strong> gevangenis te<br />

ontvluchten. Tenslotte richt zij ook <strong>de</strong> <strong>Een</strong>hoorn naar haar wil. In <strong>de</strong> laatste regel<br />

sluimert het dier aan haar voeten terwijl zij het streelt: zoals in genoem<strong>de</strong><br />

annunciatie<strong>voor</strong>stellingen <strong>de</strong> Heilige Maagd dit doet.<br />

Er kan geen twijfel aan bestaan dat Psyche en Fi<strong>de</strong>ssa dubbelsterren zijn.<br />

Behan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> in het eerste sprookje zijn eigen levensloop, in het laatste gaat<br />

het om Elisabeth en is hij zelf gemetamorfoseerd tot <strong>de</strong> Rid<strong>de</strong>r-zon<strong>de</strong>r-Vreugd: door<br />

haar lief<strong>de</strong> wordt hij gelouterd, en zo verliest hij zijn treurige naam. Ook in Fi<strong>de</strong>ssa<br />

leven <strong>de</strong> twee hoofdpersonen naar een bovenaardse sfeer toe, om die tenslotte samen<br />

te bereiken. Het sprookje mag daarmee een autobiografisch loflied op het maag<strong>de</strong>lijk<br />

huwelijk heten. Het is het symbolische sluitstuk van Metamorfoze, evenzeer als<br />

Psyche dat al was. Niet toevallig zijn <strong>de</strong> drie boeken in één lijn achter elkaar ontstaan.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


217<br />

Door <strong>de</strong> christelijke symbolen niet als zodanig te benoemen, heft <strong>Couperus</strong> het<br />

sprookje daar bovenuit. Hij verleent het algemene geldigheid. Vre<strong>de</strong> en ontferming<br />

krijgen een hoge universele betekenis. Het trage tempo waarin <strong>Couperus</strong> het verhaal<br />

geschreven heeft gaf hem tijd en gelegenheid al <strong>de</strong>ze <strong>de</strong>tails met <strong>de</strong> hem kenmerken<strong>de</strong><br />

zorgvuldigheid en lief<strong>de</strong> aan te brengen. <strong>Een</strong> mooier geschenk heeft hij Elisabeth<br />

ongetwijfeld nooit gegeven. 116<br />

Eindnoten:<br />

1 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, III nr. 138; 110 nr. 137.<br />

2 Braches, Boek als N.K., 201/2, 261, 262, 320, 323, 487 (nr. 960529*). - Het gaf J. van <strong>de</strong>n Ou<strong>de</strong><br />

<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n in: ‘Voor het lezend Ne<strong>de</strong>rland ware het verblij<strong>de</strong>nd, indien <strong>de</strong> heer <strong>Couperus</strong> eens<br />

besluiten kon van <strong>de</strong> stelten, op welke hij rondtrippelt in fictieve hofkringen, af te stappen, en<br />

neer te dalen on<strong>de</strong>r menschen.’ Zie Litterarische interludiën (1899), 79.<br />

3 Zie <strong>de</strong> goe<strong>de</strong> analyse van Pim Lukkenaer, ‘<strong>Couperus</strong>, Netscher en Zola in Metamorfose’, in<br />

Meta XIX (febr. 1985), 4, 25-29.<br />

4 Metamorfoze. Het boek van Torquato Tasso, IX. In het bijzon<strong>de</strong>r moeten hem ook <strong>de</strong><br />

herhaal<strong>de</strong>lijke aanvallen in De Nieuwe Gids op Jan ten Brink gehin<strong>de</strong>rd hebben.<br />

5 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 114 nr. 143.<br />

6 Metamorfoze. Het boek van Mathil<strong>de</strong>, III.<br />

7 I<strong>de</strong>m, V.<br />

8 I<strong>de</strong>m, VI.<br />

9 I<strong>de</strong>m, IX.<br />

10 Snij<strong>de</strong>rs, Ram, 7. - Prick, Ram, 33.<br />

11 Bastet, Zuil, 79.<br />

12 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 115 nr. 147.<br />

13 I<strong>de</strong>m, 116 nr. 148.<br />

14 V. Booven, Leven, 150.<br />

15 I<strong>de</strong>m, 151.<br />

16 Ibi<strong>de</strong>m.<br />

17 Ibi<strong>de</strong>m.<br />

18 V. Booven, Leven, 151; Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 116 nr. 149.<br />

19 V. Booven, Leven, 150.<br />

20 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 120 nr. 152.<br />

21 Bastet, Zuil, 79.<br />

22 Metamorfoze. Het boek van Nirwana, II.<br />

23 I<strong>de</strong>m, III.<br />

24 I<strong>de</strong>m, VIII.<br />

25 I<strong>de</strong>m, XIV.<br />

26 I<strong>de</strong>m, XIX.<br />

27 Bastet, Zuil, 78-80.<br />

28 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 119 nr. 151, n.102.<br />

29 Bastet, Zuil, 79.<br />

30 I<strong>de</strong>m, 80.<br />

31 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 120 nr. 152.<br />

32 V. Booven, Leven, 151.<br />

33 Metamorfoze. Het boek van anarchisme, II.<br />

34 Het optre<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> Eros van Thespiae wordt door hem aldus ingeleid: ‘Het weerzinwekken<strong>de</strong><br />

treffen wij aan, waar natuur in onnatuur ontaard is; naïveteit verdrongen door schaamteloosheid<br />

en bouffonnerie; dichters niet schromend go<strong>de</strong>ntaal te ontwij<strong>de</strong>n door toespelingen, uitgedacht<br />

door <strong>de</strong> meest bezoe<strong>de</strong>l<strong>de</strong> verbeelding. Wat <strong>de</strong> dichters <strong>de</strong>r ou<strong>de</strong> komedie durf<strong>de</strong>n, is overbekend.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


Walgelijker nog dan <strong>de</strong> vuilheid dier dichters was die van sommige wijsgeeren. Echte eerbaarheid<br />

bleef in het echte Griekenland steeds eene kommerlijk groeien<strong>de</strong> plant.’<br />

35 Ch.M. van Deventer, ‘Het Symposion’, in De Nieuwe Gids IX (1853), 1 oktober), 56 e.v.; 69;<br />

76 (gedateerd september '93). - Het platonisme in dit <strong>de</strong>el van Metamorfoze en alles wat er mee<br />

samenhangt is uitvoerig behan<strong>de</strong>ld door Martha H. Eliassen-De Kat, ‘De boeken op <strong>de</strong> tafel<br />

van Hugo Aylva of <strong>de</strong> motieven in <strong>Couperus</strong>' “Metamorfoze”’, in Spiegel <strong>de</strong>r Letteren XX<br />

(1978), 1-36; i<strong>de</strong>m, 81-99. Dat <strong>Couperus</strong> het grootste <strong>de</strong>el van zijn kennis van Plato uit De Gids<br />

en De Nieuwe Gids moet hebben gehaald, lijkt haar ontgaan te zijn. Van Deventer schreef in<br />

De Gids (1894), IV, nov., 267-298 over <strong>de</strong> Phaedrus; i<strong>de</strong>m (1895), III, aug., 291-308 over<br />

Erotische Dialogen van Plato en <strong>de</strong> Politeia; i<strong>de</strong>m (1896), 1, jan., 121 e.v. over <strong>de</strong> Hippias<br />

Maior.<br />

36 Wanneer <strong>Couperus</strong> later bij herhaling zijn werk bij Veen ironisch aanbeveelt als al of niet<br />

geschikt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> huiskamer, kan hij op <strong>de</strong>ze passage zinspelen. Reeds in Metamorfoze (Het<br />

boek van Metamorfoze, 1) lezen wij: ‘“huiskamer”: een vertrek, dat altijd Hugo's cauchemar<br />

was geweest in echt Hollandsche intérieurs.’<br />

37 H. Was, Plato's Symposion, eene erotische studie (1887), 22, 23, 27, 28, 34 en passim.<br />

38 Reis-impressies, 65-66.<br />

39 Metamorfoze. Het boek van Anarchisme, VIII. - Zie over politiek, anarchie en homo-erotiek in<br />

dit boek Jan Fontijn, ‘De esthetiek van <strong>de</strong> politiek. <strong>Couperus</strong> en <strong>de</strong> politiek’, in Staalkaart.<br />

Opstellen over letterkun<strong>de</strong> (1984), 64-71.<br />

40 Metamorfoze. Het boek van Anarchisme, IX.<br />

41 Ibi<strong>de</strong>m.<br />

42 Dion (ca. 408-354 v.Chr.) was verwant en minister van Dionysius I van Syracuse. Deze ontving<br />

Plato aan zijn hof. On<strong>de</strong>r in vloed van Plato gekomen, keer<strong>de</strong> Dion zich tegen <strong>de</strong> tirannie en<br />

probeer<strong>de</strong> op zijn beurt <strong>de</strong> zoon en opvolger Dionysius II (367-343 / 342 v.Chr.) te transformeren<br />

tot mo<strong>de</strong>lheerser, van een op wijsbegeerte gebaseer<strong>de</strong> staat. Voorbeeld was Plato's Republiek.<br />

Dion en Plato wer<strong>de</strong>n in 366 echter verbannen. Plato keer<strong>de</strong> in 361 terug, maar een breuk met<br />

Dionysius II was toen het gevolg. In 357 zou Dion zich van Syracuse meester maken. Hij werd<br />

tenslotte in 345 door Timoleon terzij<strong>de</strong> gezet.<br />

43 Metamorfoze. Het boek van Anarchisme, X.<br />

44 I<strong>de</strong>m, XIV. Veelbetekenend laat Hugo Aylva hem in het ou<strong>de</strong> Rome achter als hij noodgedwongen<br />

naar het noor<strong>de</strong>n moet afreizen.<br />

45 Het is bewaard gebleven en bevindt zich nu in <strong>de</strong> collecties van het Letterkundig Museum te<br />

Den Haag.<br />

46 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 123 nr. 157.<br />

47 Metamorfoze verscheen in De Gids (1897) 11, 1-74; 213-281; 405-89.<br />

48 Metamorfoze. Het boek van Metamorfoze, III.<br />

49 Ibi<strong>de</strong>m.<br />

50 I<strong>de</strong>m, IV.<br />

51 I<strong>de</strong>m, V.<br />

52 Brief d.d. 16 maart 1979, gericht aan schrijver <strong>de</strong>zes en in diens bezit.<br />

53 Maatstaf II (1963), 177 nr. 31.<br />

54 Bedoeld <strong>voor</strong> Woor<strong>de</strong>n Beeld (1897), 288, bij een artikel over <strong>Couperus</strong> door Frans Netscher.<br />

Zie Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 128, 167. (Vgl. hieron<strong>de</strong>r). - Woord en Beeld is in 1896 opgericht door<br />

W.G. van Nouhuys, F. Smit Kleine en C.L. Dake. Hun belangstelling <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> blijkt ook<br />

uit een in 1897 uitgeschreven prijsvraag <strong>voor</strong> een illustratie bij diens Majesteit. (In Januari 1898<br />

werd een tekening van H.M. Krabbé bekroond.)<br />

55 Hiermee is een nog niet opgeloste kwestie verbon<strong>de</strong>n. Volgens V. Booven, Leven, 240 zou het<br />

portret met hoed zich te Den Haag in het Gemeente Museum bevin<strong>de</strong>n, maar het is daar niet te<br />

traceren. Van het portret zon<strong>de</strong>r hoed blijken daarentegen nog weer verschillen<strong>de</strong> versies te<br />

bestaan. (Vrien<strong>de</strong>lijke me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling van drs. W.H.K. van Dam, Rijksbureau <strong>voor</strong> Kunsthistorische<br />

Documentatie, d.d. 29 januari 1985; met dank ook aan drs. J.F. Heijbroek, Rijksprentenkabinet,<br />

Amsterdam.)<br />

56 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 135 nr. 180.<br />

57 I<strong>de</strong>m, 128 nr. 167.<br />

58 De Gids (1897) II, 1-74; 213-281; 405-489.<br />

59 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 130 nr. 170.<br />

60 I<strong>de</strong>m, 130 nr. 171.<br />

61 Gegevens van het Haags Gemeente Archief.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


62 V. Booven, Leven, 154.<br />

63 Bastet, Zuil, 69.<br />

64 V. Booven, Leven, 152.<br />

65 I<strong>de</strong>m, 156. - Zou <strong>Couperus</strong> ooit <strong>de</strong> ware achtergrond van zijn on<strong>de</strong>rscheiding beseft hebben?<br />

F.J.M. Otten, ‘Twee is te veel - Cultuurbeleid anno 1897’, in Ne<strong>de</strong>rlands Archief Blad 77 (1973),<br />

193-195, vermeldt dat <strong>de</strong> minister van Binnenlandse Zaken Goeman Borgesius hem als twaalf<strong>de</strong><br />

en laatste kandidaat <strong>voor</strong> een benoeming tot rid<strong>de</strong>r in <strong>de</strong> Or<strong>de</strong> van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse Leeuw had<br />

<strong>voor</strong>gedragen. Hélène Swarth had rid<strong>de</strong>r in <strong>de</strong> Or<strong>de</strong> van Oranje Nassau moeten wor<strong>de</strong>n. De<br />

koningin-regentes Emma vond twee letterkundigen tegelijk echter te veel... De keus viel op<br />

<strong>Couperus</strong>, maar <strong>voor</strong> hem werd een Leeuw <strong>voor</strong>lopig te hoog geacht. Hij werd officier in <strong>de</strong><br />

Or<strong>de</strong> van Oranje Nassau. In 1923 zou hij alsnog zijn Leeuw krijgen, zij het niet meer dan een<br />

rid<strong>de</strong>rschap.<br />

66 V. Booven, Leven, 155. Mevrouw Kan ontving later een presentexemplaar met als opdracht:<br />

‘Aan <strong>de</strong> petemoei van Emeralda.’<br />

67 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 133 nr. 178.<br />

68 Metamorfoze. Het boek van Metamorfoze. VI. In het ms. heeft Veen hier een potloodkruisje in<br />

<strong>de</strong> marge geplaatst, zie Braches, Boek als N.K., 173; 138; 281-2; 495.<br />

69 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 136 nr. 180. - Zie <strong>voor</strong> Toorops band Braches, Boek als N.K., 138, 173,<br />

281, 282, 495 (nr. 971118*).<br />

70 Maatstaf II (1963), 167 nr. 17.<br />

71 De Gids (1898) 1, 1-96.<br />

72 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 134 nr. 178.<br />

73 Snij<strong>de</strong>rs, Ram, 7. - Prick, Ram, 40.<br />

74 V. Booven, Leven, 156.<br />

75 I<strong>de</strong>m, 157.<br />

76 I<strong>de</strong>m., 156.<br />

77 I<strong>de</strong>m, 157. Pas jaren later, in 1912, heeft hij iets meer over <strong>de</strong>ze opera belevenissen verteld, zie<br />

‘Münchner Potpourri II’ (Vad. 24 augustus 1912), in Sicilië, Venetië, München II, 59: ‘In Dres<strong>de</strong>n<br />

was het, toenmaals, toch wèl, heel bizon<strong>de</strong>r... Het was, dat gebenedij<strong>de</strong> jaar, dat in <strong>de</strong>n<br />

Dres<strong>de</strong>ner-Opera zich verzameld had<strong>de</strong>n: Wittich, Perron, Schei<strong>de</strong>mantel, Anthes, Wachter,<br />

We<strong>de</strong>kind, Malthen, Charlotte Huhn... Dat ie<strong>de</strong>re opera <strong>voor</strong>stelling een volmaakte heerlijkheid<br />

was... Men heeft dikwijls gezegd, dat, nà dat gebenedij<strong>de</strong> jaar van muziek, Euterpe niet meer<br />

zulk een pleïa<strong>de</strong> van sterren in haren Dres<strong>de</strong>ner tempel had vereenigd om haar te dienen...’<br />

<strong>Couperus</strong> hoor<strong>de</strong> er on<strong>de</strong>r meer Mozarts Don Giovanni, en waarschijnlijk Figaro en Cosi fan<br />

tutte. Bovendien Wagners Nibelungenring.<br />

78 Gerda van Wou<strong>de</strong>nberg, ‘Over enkele détails van <strong>Couperus</strong>' verhaal De Binocle, in verband<br />

met Der Sandmann van E.T.A. Hoffmann’, in Leven<strong>de</strong> Talen 166 (1952), 316-322. - Min<strong>de</strong>r<br />

overtuigend is een vergelijking met een scèné uit De idioot van Dostojevski, zie J. Weisgerber,<br />

‘<strong>Couperus</strong> en Dostojewskt, naar aanleiding van <strong>Couperus</strong>' novelle De binocle’, in Leven<strong>de</strong><br />

Talen 167 (1953), 203-209.<br />

79 Voor het eerst verschenen in <strong>de</strong> Haagsche Post, 28 augustus 7920. Gebun<strong>de</strong>ld in Proza I, 170<br />

e.v. - Particuliere brief d.d. 24 maart 1984: ‘Iets an<strong>de</strong>rs is, dat ik er nog altijd min of meer van<br />

overtuigd ben, dat <strong>Couperus</strong> het verhaal n.a.v. zijn bezoek aan Dres<strong>de</strong>n, met <strong>de</strong><br />

Wagner-opvoering en Hoffmann's Sandmann in zijn hoofd, toen [...] geschreven heeft. Maar<br />

dat “men” in <strong>de</strong> redactie van een tijdschrift, of vriend Van Nouhuys, of wie dan ook, het slot<br />

met die verpletter<strong>de</strong> sche<strong>de</strong>l en spatten<strong>de</strong> hersens (!) te “cru” vond <strong>voor</strong> <strong>de</strong> lieve lezers.’ - Zie<br />

ver<strong>de</strong>r over De binocle uitvoerig Fontijn, Extase, 11-26; 27-33.<br />

80 V. Booven, Leven, 160.<br />

81 I<strong>de</strong>m, 157. In Langs lijnen van gelei<strong>de</strong>lijkheid I, XIII, geeft <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong>ze gedachte aan Duco<br />

van <strong>de</strong>r Staal, die, na<strong>de</strong>nkend over Cornélie <strong>de</strong> Retz, meent: ‘Hij vergaf haar, dat zij niet artistiek<br />

was, maar het smartte hem, dat zij zich nooit gevon<strong>de</strong>n had, dat zij niet wist wat zij was, wiè<br />

zij was, hoe haar leven moest zijn, en waar <strong>de</strong> lijn slinger<strong>de</strong> van haar leven, het eenige pad, dat<br />

zij gaan moest, zooals ie<strong>de</strong>r leven volgt eén pad. O, hoe vaak, als een mensch zich maar gaan<br />

liet, als een bloem, als een vogel, als een wolk, als een ster, die haar baan zoo gehoorzaam<br />

beschreef, zoû een mensch zijn geluk en zijn leven wel vin<strong>de</strong>n, als <strong>de</strong> bloem en <strong>de</strong> vogel ze<br />

von<strong>de</strong>n, als <strong>de</strong> wolk wegdreef in <strong>de</strong> zon, en <strong>de</strong> ster haar hemelbaan volg<strong>de</strong>.’<br />

82 V. Booven, Leven, 157.<br />

83 War<strong>de</strong> Hen Veen, 140 nr. 184.<br />

84 Dit werd al opgemerkt door Henri van Booven, in Onze Eeuw (1923), IV, 217.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


85 In De Nieuwe Gids (1894), II, II e.v. begonnen <strong>de</strong> afleveringen van Hein J. Boekens vertaling:<br />

‘Herscheppinge of De Gou<strong>de</strong>n ezel, van Lucius Apulejus.’ - Over Psyche <strong>voor</strong>al: prof. dr. K.J.<br />

Popma, Beschouwingen over het werk van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> (1968), 92 e.v. - Uitvoerig A.M.<br />

Cram-Magré, ‘<strong>Couperus</strong> als sprookjesschrijver’, in Wegwerk. Opstellen <strong>voor</strong> G. Scuiveling<br />

(1973), 66-80. - Zie daarnaast <strong>de</strong> goe<strong>de</strong> analyse van Elizabeth Visser, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> and<br />

Apuleius’, in B.L. Hijmans and R. Th. van <strong>de</strong>r Paardt, Aspects of Apuleius' Gol<strong>de</strong>n Ass (1978),<br />

239 e.v. - V. Tricht, Verkenning, 100, maakt ten aanzien van Psyche een onbegrijpelijke<br />

opmerking. Volgens hem beeld<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> zijn eigen situatie als kind uit, maar ‘zeer<br />

waarschijnlijk niet bewust. De lezer die zo'n symboliek plotseling doorschouwt, moet zich<br />

er<strong>voor</strong> hoe<strong>de</strong>n, hetzelf<strong>de</strong> inzicht bij <strong>de</strong> schrijver vanzelfsprekend te vin<strong>de</strong>n.’ <strong>Een</strong> grove<br />

miskenning van <strong>Couperus</strong>' kunstenaarschap! Even be<strong>de</strong>nkelijk is zijn. opmerking, ibi<strong>de</strong>m 102:<br />

‘Het slot, een weerzien in astrale sfeer, die het Rijk <strong>de</strong>r Toekomst is, maakt <strong>de</strong> indruk van een<br />

idyllisch be<strong>de</strong>nksel.’ Het hele sprookje werkt nu juist naar dit, zeer zinvolle, ein<strong>de</strong> toe, dat <strong>de</strong><br />

letterlijke apotheose is.<br />

86 Zie <strong>de</strong> brief van John Ricus <strong>Couperus</strong> uit 1898 aan mevrouw B. Grandmont-Hubrecht, in Bastet,<br />

Zuil, 74.<br />

87 Metamorfoze. Het boek van Torquato Tasso, IX.<br />

88 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 141 nr. 185.<br />

89 Else Otten (Amsterdam 1875-Düsseldorf 1931) woon<strong>de</strong> in Berlijn samen met een Frau Siegfried.<br />

Van 1897 af heeft zij een groot aantal werken van <strong>Couperus</strong> in het Duits vertaald.<br />

90 Waar<strong>de</strong> Hees Veen, 142 nr. 188.<br />

91 Bastet, Zuil, 73. De brief, uit het archief van <strong>de</strong> familie Hubrecht, werd mij door drs. A.V.M.<br />

Hubrecht vrien<strong>de</strong>lijk ter inzage gegeven. Thans in het Letterkundig Museum, te Den Haag.<br />

92 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 146 nr. 192.<br />

93 V. Booven, Leven, 162.<br />

94 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 149 nr. 198.<br />

95 Zie over hem Stephen Mc. Kenna, Tex, a chapter in the life of Alexan<strong>de</strong>r Teixeira <strong>de</strong> Mattos<br />

(1922). Deze zoon (1865-1921) van een Hollandse va<strong>de</strong>r en een Engelse moe<strong>de</strong>r huw<strong>de</strong> een<br />

Ierse, en nam <strong>de</strong> Engelse nationaliteit aan. Hij bekeer<strong>de</strong> zich tot het katholieke geloof. Zijn<br />

opleiding ontving hij in Engeland. J.T. Grein benoem<strong>de</strong> hem tot secretaris van het In<strong>de</strong>pendant<br />

Theatre. Hij trad behalve als vertaler ook op als correspon<strong>de</strong>nt van Ne<strong>de</strong>rlandse couranten. Zijn<br />

te vroege dood, door angina pectoris, op 5 <strong>de</strong>cember 1921, verhin<strong>de</strong>r<strong>de</strong> dat hij zijn vertaling<br />

van <strong>Couperus</strong>' Iskan<strong>de</strong>r voltooi<strong>de</strong>. Te beginnen met Majesteit heeft hij een groot aantal boeken<br />

van <strong>Couperus</strong> in het Engels vertaald. ‘Tex’ werd <strong>de</strong> belangrijkste pleitbezorger van <strong>Couperus</strong><br />

in Engeland en Amerika.<br />

96 De Schakelaar 5, nr. 20 (27 juni 1931), 8.<br />

97 Sir Edmund Gosse, Silhouettes (1925), 265.<br />

98 Vem G. Swanson, Sir Lawrence Alma-Ta<strong>de</strong>ma (1977), 24 e.v. - De literatuur over <strong>de</strong> jarenlang,<br />

na grote roem, verguis<strong>de</strong> Ta<strong>de</strong>ma is recentelijk zeer toegenomen. Zie F.L. Bastet, Mr. Carel<br />

Vosmaer (1967), passim; i<strong>de</strong>m, ‘Mr. Carel Vosmaer. <strong>Een</strong> her<strong>de</strong>nking’, in Jaarboek van <strong>de</strong><br />

Maatschappij <strong>de</strong>r Ne<strong>de</strong>rlandse Letterkun<strong>de</strong> te Lei<strong>de</strong>n (1975/6), 20-50; i<strong>de</strong>m, Naar paleizen uit<br />

het slik (1983), 213-228; i<strong>de</strong>m, ‘<strong>Een</strong> five o'clock tea in <strong>de</strong> Griekse thermen’, in Museumjournaal<br />

(1984), 2, 97-105. (Al <strong>de</strong>ze artikelen met literatuurverwijzingen.)<br />

99 J.T. Grein was <strong>de</strong> Engelse vertaler van Eline Vere (zie ook noot 95). Het tijdschrift heeft slechts<br />

gelopen van 6 november 1897 tot 27 oktober 1900 (in totaal 156 nummers). De in Engeland<br />

genaturaliseer<strong>de</strong> Grein was directeur. Naast hem fungeer<strong>de</strong> een jaar lang als London editor mej.<br />

J. Volz, die Hermine C. om het hier volgen<strong>de</strong> stukje gevraagd moet hebben: ‘<strong>Couperus</strong>-intime’,<br />

in Hollandia (9 juli 1898). De schrijfster komt niet <strong>voor</strong> in <strong>de</strong> opgave van vaste me<strong>de</strong>werkers,<br />

en heeft in 1898 ver<strong>de</strong>r niets in dit tijdschrift gepubliceerd.<br />

100 Waar<strong>de</strong> Heel Veen, 149 nr. 198.<br />

101 I<strong>de</strong>m, 151 nr. 201.<br />

102 I<strong>de</strong>m, 152 nr. 205. Zie over <strong>de</strong> band Braches, Boek als N.K., 138, 174, 281, 282, 500 (nr.<br />

981115*), 505 (nr. 991117).<br />

103 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 151 nr. 201; 153 nr. 206. De spelling van Siechel (Siegel?) is ondui<strong>de</strong>lijk,<br />

evenals diens adres (Zeestraat of Noor<strong>de</strong>in<strong>de</strong>)<br />

104 ‘Ter Uwer Verjaring’ (Vad. 18 juni 1913), in Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren II, 2 (1913), 51<br />

e.v.<br />

105 Hollandsche Revue (1899), 809-816.<br />

106 Maatstaf II (1963), 167 nr. 18.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


107 V. Booven, Leven, 164.<br />

108 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 154 nr. 208.<br />

109 I<strong>de</strong>m, 155 nr. 210.<br />

110 I<strong>de</strong>m, 155/6, nr. 211. Zie over <strong>de</strong> boekuitgave Braches, Boek als N.K., 281, 504 (nr. 991110).<br />

111 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 156 nr. 212.<br />

112 Nog steeds in familiebezit. Uit het huwelijk van Cranssen en Hartman werd geboren<br />

Catharina-Rica Cranssen (1795-1845), die in 1812 met Petrus Theodorus <strong>Couperus</strong> (1787-1823)<br />

trouw<strong>de</strong>. De laatste, zoon van Abraham <strong>Couperus</strong>, was <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>' grootva<strong>de</strong>r.<br />

113 Hierop werd meteen reeds gewezen door A.G. van Hamel, in De Gids (1900) I, 520-523.<br />

114 In 1921 schreef hij in Parijs: ‘Ik hoû ook dol van het Musée Cluny, van <strong>de</strong> mooie gobelins met<br />

<strong>de</strong> Dame au [sic] Licorne en van <strong>de</strong> Gothische koningskronen.’ (‘Met <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> in Parijs’,<br />

Haagsche Post 4 juni 1921; gebun<strong>de</strong>ld in Proza II, 301.) - Zie recentelijk over tapijten en<br />

betekenis Alfred Kerckhoffs, ‘De vlag en <strong>de</strong> lading. Trotse vanitas in <strong>de</strong> 15<strong>de</strong> eeuw’, in Literatuur<br />

3 (1986), mei/juni, 161-169.<br />

115 Metamorfoze. Het boek van Metamorfoze, I.<br />

116 V. Tricht, Verkenning, 106, miskent <strong>de</strong> werkelijke waar<strong>de</strong> van het sprookje volkomen als hij<br />

schrijft: ‘Juist doordat het sprookje Fi<strong>de</strong>ssa ook nog <strong>de</strong> in <strong>de</strong> diepte wortelen<strong>de</strong>, psychisch<br />

gela<strong>de</strong>n beginsituatie mist, maar van meet af een-persevererend-knap knutselwerkje is, wordt<br />

het bij weging nog lichter bevon<strong>de</strong>n. Het is een bleke kasplant.’ - Zie daarentegen Popma,<br />

<strong>Couperus</strong>, 97 e.v.<br />

IV [1899-1900]<br />

In Genua zou<strong>de</strong>n <strong>Couperus</strong> en Elisabeth zich inschepen op <strong>de</strong> Prinz Heinrich, een<br />

boot van <strong>de</strong> Duitse Mail. Dat zij twee<strong>de</strong> klasse reis<strong>de</strong>n vond <strong>de</strong> familie niet helemaal<br />

comme il faut: <strong>Couperus</strong>sen en Bauds waren <strong>de</strong> eerste klasse gewend. 1 Maar zij<br />

trokken zich daar niets van aan. Het was immers goedkoper, en zo commuin als <strong>de</strong><br />

<strong>de</strong>r<strong>de</strong> klas was het nu ook weer niet.<br />

Elisabeth had het plan opgevat <strong>voor</strong> Hollandia een reeks reisbrieven te schrijven,<br />

maar ver<strong>de</strong>r dan <strong>de</strong> eerste is zij helaas niet gekomen. Deze heeft zij wel gepubliceerd, 2<br />

zodat wij weten dat het echtpaar eerst een week in Nice heeft doorgebracht: ‘Wij<br />

logeer<strong>de</strong>n in het Hotel Continental,’ vertelt Elisabeth, ‘een aangenaam hotel, dat<br />

meedoet met <strong>de</strong> eerste hotels en met zoo duur is. Den eersten avond waren wij naar<br />

het Cirque gegaan, kwamen om elf uur thuis en vielen met onzen neus in een bal!’<br />

Zij had<strong>de</strong>n het er naar hun zin. (Na terugkomst uit Indië, een jaar later, zou<strong>de</strong>n zij<br />

nogmaals naar Nice gaan en er we<strong>de</strong>rom in Hôtel Continental et <strong>de</strong> Genève hun<br />

intrek nernen. Wij zullen nog zien dat dit hotel een rol krijgt toebe<strong>de</strong>eld in <strong>de</strong> in Indië<br />

ontstane roman Langs lijnen van gelei<strong>de</strong>lijkheid.) ‘Het waren mooie dagen te Nice,’<br />

vertelt Elisabeth ver<strong>de</strong>r. ‘Wij bleven er een week om ons te trempeeren in wat<br />

zonneschijn, vóór wij onze zeereis begonnen. Het was na een grijzen mod<strong>de</strong>rwinter<br />

in Brussel en <strong>de</strong> zon <strong>de</strong>ed mij herleven.’<br />

Van Nice uit maakten zij een toer naar Monte Carlo, dat hun echter niet meeviel:<br />

‘Monte Carlo, een hel in een hemel. <strong>Een</strong> ligging als een droom van Zuid-weel<strong>de</strong>.<br />

Die hooggeprezen speelzalen vind ik banaal van <strong>de</strong>coratie, het spel vond ik dom en<br />

lokte mij niet toe. [...] Wat was het er benauwd, wat stonk het er naar menschen en<br />

naar goud!’ - Genua kon<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


218<br />

haar meer bekoren: ‘Na onze week van ij<strong>de</strong>lheid, naar Genua, wij waren er een paar<br />

dagen vóór <strong>de</strong> Prinz Heinrich - die ons naar Indië zou brengen - aankwam. Ik<br />

verfrischte mijn souvenirs van <strong>de</strong> Via Garibaldi en het Palazzo Doria en wij gingen<br />

naar Pegli om <strong>de</strong> villa Pallavicini te bezoeken. Ik herinner<strong>de</strong> mij <strong>de</strong> markiezin op<br />

een hofbal een paar jaar gele<strong>de</strong>n in Rome; een statige vrouw, wier grijze chignon bij<br />

die gelegenheid schitter<strong>de</strong> van groote juweelen pinnen. [...] Den volgen<strong>de</strong>n dag<br />

gingen wij aan boord en waren blij onze bagage te vin<strong>de</strong>n, die van Antwerpen kwam.<br />

Ik voel mij altijd ongelukkig zon<strong>de</strong>r mijn sleep van koffers. Als men veel reist, zijn<br />

koffers ons levensheil. En ik koester altijd het naif i<strong>de</strong>e, dat ze verdwalen als kin<strong>de</strong>ren,<br />

als ik ze niet bij me hou. Wij had<strong>de</strong>n tot Singapore plaats genomen op <strong>de</strong> Duitsche<br />

mail.’<br />

De overtocht verliep naar wens. De Indische Oceaan was glad als gepolijst metaal. 3<br />

In Genua had <strong>Couperus</strong> begin maart nog juist een <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> drukproeven van<br />

Fi<strong>de</strong>ssa ontvangen, zodat hij aan boord nog wat te doen had. Aan <strong>de</strong> roman die hij<br />

zich <strong>voor</strong>genomen had te zullen schrijven ‘in Indië's blauwe bergen’ begon hij nog<br />

niet. 4 Het was aan boord ook te roezemoezig. Hij werd afgeleid door wat hij noem<strong>de</strong><br />

beoefenaren van ‘Engelsche sport’. 5 Tweeëntwintig jaar later schreef hij over <strong>de</strong>ze<br />

zeereis: 6 ‘vele Duitsche jongelie<strong>de</strong>n waren aan boord, en hunne bestemming was op<br />

<strong>de</strong> eene of an<strong>de</strong>re on<strong>de</strong>rneming te Deli het te probeeren als assistent. Er waren<br />

aanzienlijke Duitsche namen bij. Het was in Duitschland niet gegaan: <strong>de</strong> familie<br />

zond <strong>de</strong> jeugdige zon<strong>de</strong>bokken weg naar het verre Oosten. Er waren er, die ie<strong>de</strong>ren<br />

avond dronken waren. Het was een treurig gezicht. Ik herinner mij een aardigen,<br />

allerbeminlijksten, knap uitzien<strong>de</strong>n jongen met een grooten Duitschen naam: hij was<br />

bijna ie<strong>de</strong>ren avond dronken... Hij bleef wel eens een dag onzichtbaar en kwam<br />

daarna opgefrischt en allersympathiekst weêr te <strong>voor</strong>schijn. Na twee jaar stierf hij<br />

in Deli, nauwelijks twee-en-twintig jaar.’<br />

Het is natuurlijk niet onmogelijk dat <strong>Couperus</strong> aan boord wel al aan een schema<br />

<strong>voor</strong> zijn roman heeft gewerkt. Hij had ongetwijfeld aantekeningen bij zich. Het<br />

boek dat Langs lijnen van gelei<strong>de</strong>lijkhied zou wor<strong>de</strong>n is wat <strong>de</strong> scènes in Rome<br />

betreft goed gedocumenteerd. 7 <strong>Couperus</strong> heeft het zoals wij nog zullen zien met grote<br />

<strong>voor</strong>tvarendheid voltooid na een wat moeizaam begin.<br />

Eind maart 1899 kwamen Elisabeth en hij in Tandjong Priok aan. Door een<br />

particuliere brief is geboekstaafd dat zij in Batavia eerst bij <strong>de</strong> vice-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


219<br />

admiraal F.J. Stokhuyzen zou<strong>de</strong>n logeren, maar dat dit om eigenaardigo re<strong>de</strong>nen niet<br />

is doorgegaan. Mevrouw M. Tobias schreef hierover: 8 ‘Mijn grootva<strong>de</strong>r, vice-admiraal<br />

Fre<strong>de</strong>rik Jan Stokhuyzen, was Commandant Zeemacht in Ne<strong>de</strong>rlands Indië van<br />

1898-1902. Hij woon<strong>de</strong> in het admiraalshuis op het Koningsplein [...] en was gehuwd<br />

met Johanna Catharina Lugt. Hun dochter Jeannette was mijn moe<strong>de</strong>r. Van <strong>de</strong><br />

Gouverneur-Generaal kregen mijn grootou<strong>de</strong>rs het verzoek enige tijd gastvrijheid te<br />

verlenen aan <strong>de</strong> heer en mevrouw <strong>Couperus</strong> die <strong>voor</strong>nemens waren een bezoek te<br />

brengen aan Ne<strong>de</strong>rlands Indië. Natuurlijk waren zij van harte welkom en mijn<br />

grootmoe<strong>de</strong>r verzond een officiële uitnodiging. Als antwoord daarop ontving zij een<br />

brief van mevrouw <strong>Couperus</strong> die haar mee<strong>de</strong>el<strong>de</strong> dat haar man, een zeer gevoelig<br />

mens, zich het meest thuis voel<strong>de</strong> in een kamer die geheel in <strong>de</strong> kleur blauw was<br />

uitgevoerd. Zou daar<strong>voor</strong> gezorgd kunnen wor<strong>de</strong>n? Mijn grootmoe<strong>de</strong>r, lichtelijk<br />

geïrriteerd over zoveel pretenties, antwoord<strong>de</strong> dat zij en haar man zich verheug<strong>de</strong>n<br />

op <strong>de</strong> komst van het echtpaar <strong>Couperus</strong>, maar dat ze helaas geen blauwe logeerkamer<br />

tot hun beschikking kon stellen. Men zou genoegen moeten nemen met één die groen<br />

als hoofdkleur had!’<br />

Het echtpaar <strong>Couperus</strong> heeft <strong>de</strong> heer en mevrouw Stokhuyzen wel bezocht, maar<br />

logeer<strong>de</strong> na een kort verblijf in Hotel Wisse in <strong>de</strong> eerste tijd bij <strong>Couperus</strong>' broer John<br />

Ricus junior, assistent-resi<strong>de</strong>nt van Meester Cornelis. 9 <strong>Couperus</strong> zou in Indië nog<br />

meer opzien baren. Vele jaren later herinner<strong>de</strong> een journalist van het Bataviaasch<br />

Nieuwsblad zich 10 dat hij op <strong>de</strong> racetribune te Buitenzorg verscheen in een jacquet<br />

met fluwelen revers. (<strong>Couperus</strong> had het ongetwijfeld <strong>voor</strong> Ascot laten maken, waar<br />

hij in 1898 immers <strong>de</strong> races had bijgewoond.) Ook herinner<strong>de</strong> men zich toen nog<br />

dat hij, als hij lachen moest, dit steeds achter zijn zakdoek <strong>de</strong>ed. Het zijn <strong>de</strong>tails die<br />

aantonen hoezeer hij toen al een min of meer legendarische figuur was, en hoe weinig<br />

hij er zich <strong>voor</strong> inspan<strong>de</strong> dit tegen te gaan. Nog altijd cultiveer<strong>de</strong> hij zijn<br />

dandyachtighe<strong>de</strong>n, en werd daarin door Elisabeth met vanzelfsprekendheid begeleid.<br />

Deze zag na lange tijd haar ou<strong>de</strong> moe<strong>de</strong>r terug, mevrouw Baud-Steenstra Toussaint.<br />

<strong>Een</strong> beken<strong>de</strong> familiefoto, die in mei in Weltevre<strong>de</strong>n gemaakt zou zijn, laat <strong>de</strong><br />

hereniging zien. 11 Mevrouw Baud bevindt zich daar temid<strong>de</strong>n van haar drie kin<strong>de</strong>ren<br />

Elisabeth, Willy en Wilhelmina, <strong>de</strong> jongste. Wilhelmina was toen pas twintig jaar,<br />

maar toch al getrouwd. Haar man, <strong>de</strong> zes jaar ou<strong>de</strong>re officier Wijnaendts van Resandt,<br />

staat geheel<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


220<br />

links op <strong>de</strong> foto. Wijnaendts verbleef in die tijd in een van <strong>de</strong> officierswoningen van<br />

het cavaleriekampement bij Djaga Monjet. Schuin ertegenover stond het Hotel Wisse,<br />

waar <strong>Couperus</strong> en Elisabeth na aankomst eerst gelogeerd hebben. 12<br />

De grote warmte vond <strong>Couperus</strong> aanvankelijk heerlijk, hij kon er goed tegen. Van<br />

lieverle<strong>de</strong> werd het hem en zijn vrouw wel eens wat te veel, maar hun gezondheid<br />

is op Java dan ook niet steeds optimaal geweest. Dit verhin<strong>de</strong>r<strong>de</strong> hem niet tussen<br />

alle familiebijeenkomsten door goed te werken, zij het pas na een wat langere aanloop.<br />

Fi<strong>de</strong>ssa, dat hij <strong>voor</strong> lezingen had willen gebruiken, trachtte hij, pecuniae causa<br />

ongetwijfeld, nu in een Indische courant on<strong>de</strong>r te brengen. 13 Het is daar echter niet<br />

van gekomen. Aan <strong>de</strong> boekuitgave is geen eer<strong>de</strong>re publikatie in courant of tijdschrift<br />

<strong>voor</strong>afgegaan.<br />

In juni reis<strong>de</strong>n zij door naar <strong>Couperus</strong>' zuster Trudy, die in Tegal met haar<br />

echtgenoot <strong>de</strong> resi<strong>de</strong>nt Gerard Valette een paleisachtig buitenhuis bewoon<strong>de</strong>. 14 Het<br />

leven was hier plezierig en ontspannen, en bovendien <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> goedkoop. Indië<br />

viel hem financieel niet mee. Op 13 juni schreef hij Veen: 15 ‘Onze reis is heel mooi,<br />

maar... heel duur [...]. Wij logeeren hier nu verrukkelijk bij mijn zwager en komen<br />

wat op a<strong>de</strong>m: het kost je verbazend zoo een Indische reis.’ - Doordat hij pas in<br />

1921-'22 meer over zijn excursies op Java in 1899 heeft verteld, weten we niet precies<br />

wanneer hij die on<strong>de</strong>rnomen heeft. <strong>Een</strong> paar <strong>voor</strong>beel<strong>de</strong>n: 16 ‘Twintig jaren gele<strong>de</strong>n<br />

ging ik in <strong>de</strong> nacht <strong>de</strong>n Papandajan op en door <strong>de</strong> donkere wolken, die ons omring<strong>de</strong>n,<br />

herinner ik mij <strong>de</strong> kraters <strong>de</strong>r rosse rookkolommen, <strong>de</strong> spleten <strong>de</strong>r geel gloeien<strong>de</strong><br />

sulfator-dampen’. Ook vermeld<strong>de</strong> hij toen Tosari, 17 ‘waar ik meer dan twintig jaar<br />

gele<strong>de</strong>n heb gelogeerd’. In 1921 is hij opnieuw dicht bij Batoek, Bromo en Smeroe<br />

geweest, maar liet <strong>de</strong> zogenaam<strong>de</strong> Zandzee schieten: 18 ‘ik ben u ditmaal niet we<strong>de</strong>r<br />

gaan zoeken omdat ik mij u heug<strong>de</strong> van meer dan twintig jaren gele<strong>de</strong>n of ik u slechts<br />

gisteren ware opgegaan.’ Evenmin weten wij precies wanneer hij <strong>de</strong> Tangkoeban<br />

Prahoe beklommen heeft. Het is in elk geval een tocht geweest die grote indruk op<br />

hem maakte. In 1921 schreef hij daar in zijn reisbrieven over: 19 ‘Mijn herinnering<br />

bleef dui<strong>de</strong>lijk en schoon als van gisteren. [...] Neen, ik heb <strong>de</strong>n prachtigen rit door<br />

<strong>de</strong> bosschen van boomvarens, opwaarts, opwaarts, niet vergeten. De groote, fijne<br />

bla<strong>de</strong>ren bogen zich als zonneschermen van statie over ons heen. Het was als een<br />

baldakijn, dat me<strong>de</strong> steeg. Vóór werd <strong>de</strong> tandoe (draagstoel)<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


221<br />

mijner vrouw gedragen door acht Soendaneezen. Zij trippen als zij dragen. Hun pas<br />

is kort, er is een rhythmiek in hunne veeren<strong>de</strong> beweging, in <strong>de</strong>n muzikalen tred hunner<br />

voeten, waaron<strong>de</strong>r <strong>de</strong> opwaartsche weg als een instrument wordt, een klankbord van<br />

niet tot ons doordringen<strong>de</strong> muziek. En <strong>de</strong> stille klanken stijgen, hooger en hooger<br />

<strong>de</strong>n weg me<strong>de</strong> op.<br />

Boven gekomen aan <strong>de</strong>n dubbelen kraterwand heug ik mij neêr gezien te hebben.<br />

in <strong>de</strong> Kawah-Oepas, <strong>de</strong> Kawah-Ratoe (giftige krater en Keizerinnekrater). <strong>Een</strong><br />

jongetje, blootsvoets, geleid<strong>de</strong> mij toen, daal<strong>de</strong> neêr en weêr op.<br />

En het was, heug ik mij zeer goed, een zon<strong>de</strong>rling, vernietigend gevoel, dat mij<br />

doordrong, terwijl dat vlugge kind mijn passen leid<strong>de</strong> naar omlaag. Het was of ik al<br />

loopen<strong>de</strong>, telkens viel, zoo zonk ik neêr langs <strong>de</strong> steile rotswan<strong>de</strong>n, die ik straks weêr<br />

opgaan moest. Toen ik na enkele minuten naar boven zag, werd ik mij bewust, dat<br />

ik <strong>de</strong>ze diepte wel neêr maar nooit op zoû kunnen gaan. En het kind, als of het leid<strong>de</strong><br />

en verleid<strong>de</strong> tegelijkertijd, glimlachte, even nòg lager dan ik, om naar mij, en zonk<br />

steeds dieper, <strong>de</strong>n steilen wand af. En ik kon niet an<strong>de</strong>rs dan zijn glimlach volgen.<br />

Zoo bereikte ik het diepe zwavelmeer, het soms dof witte, het soms òpschitterend<br />

groene, als een groote ron<strong>de</strong> e<strong>de</strong>lsteen, die aar<strong>de</strong>n zoû naar smaragd en opaal bei<strong>de</strong>n.<br />

En <strong>de</strong> vreeslijke wereld van geheim was om mij, breid<strong>de</strong> zich ontzaglijk uit rondom<br />

mijne, haar tarten<strong>de</strong>, nietigheid. De fumarolen rookten; uit een sulfatoor steeg zie<strong>de</strong>nd<br />

een immense zuil van uitwolken<strong>de</strong>n, blanken stoom omhoog. De heilige geesten<br />

waar<strong>de</strong>n zelfs in dien na<strong>de</strong>ren<strong>de</strong>n noen in <strong>de</strong> diepte rondom mij en over het sulfer<br />

rieken<strong>de</strong> meer.<br />

Steeds lachte <strong>de</strong> kleine gids, een <strong>de</strong>mon gelijk, die mij tot hier gebracht had...<br />

Maar hij stel<strong>de</strong> mij gerust... - <strong>Een</strong> àn<strong>de</strong>ren weg langs breng ik u, heer, boven...’<br />

Overweldigen<strong>de</strong> indrukken als <strong>de</strong>ze hebben <strong>Couperus</strong> aanvankelijk zo geboeid dat<br />

hij niet tot schrijven kwam. Pas in Tegal kreeg hij <strong>de</strong> rust om nu ein<strong>de</strong>lijk aan Langs<br />

lijnen van gelei<strong>de</strong>lijkheid te beginnen. De titel stond nog niet vast. Dit nam niet weg<br />

dat hij precies wist wat hij wil<strong>de</strong>. Hij koos er <strong>de</strong> morgenuren <strong>voor</strong> uit. In <strong>de</strong> maand<br />

juli kon men hem in <strong>de</strong> koelte van <strong>de</strong> beginnen<strong>de</strong> dag rustig aan het werk zien. In <strong>de</strong><br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> Iogés bestem<strong>de</strong> zijgalerij had men een wastafeltje <strong>voor</strong> hem neergezet dat<br />

als schrijfbureau dienst moest doen. <strong>Een</strong> an<strong>de</strong>re gast, <strong>de</strong> nog heel jonge Keetje<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


222<br />

Serrurier, heeft later verteld hoe het haar toen nog <strong>voor</strong> ogen stond. 20 Geduren<strong>de</strong> <strong>de</strong><br />

drie weken, dat ook zij in Tegal verbleef, zat <strong>Couperus</strong> ‘urenlang naarstig te schrijven:<br />

onon<strong>de</strong>rbroken, rustig, zon<strong>de</strong>r doorhalen of aanvullingen. Het ver<strong>de</strong>re van <strong>de</strong> dag<br />

bracht hij door met zijn familie, vrolijk, stoeien<strong>de</strong> met neefje en nichtje, die hem<br />

naar hartelust plagen mochten. Soms ook hield het gezin zich bezig met het kunstig<br />

kne<strong>de</strong>n van klei en wedijver<strong>de</strong> het in het boetseren van fantastische dieren en<br />

ornamenten, waarin ook <strong>Couperus</strong> bijzon<strong>de</strong>re vaardigheid en artistieke smaak toon<strong>de</strong>. 21<br />

De maaltij<strong>de</strong>n waren dikwijls vol dolzinnige vrolijkheid door geestige anekdotes<br />

en kostelijke invallen van broe<strong>de</strong>r en zuster, die in velerlei opzichten op elkaar<br />

geleken.’ - Trudy had van alle broers en zusters <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> meeste fantasie. Toch<br />

moet zij wel een min<strong>de</strong>r beheerst, emotioneler temperament gehad hebben dan <strong>Louis</strong>.<br />

Haar handschrift is groot, tamelijk wild, met forse uithalen en hierdoor moeilijk<br />

leesbaar. Het verraadt een onevenwichtig karakter dat <strong>de</strong> zekerheid mist, en <strong>voor</strong>al<br />

ook het sierlijke doorzettingsvermogen, waar het handschrift van haar broer door<br />

gekenmerkt wordt. Bij hem ontbreken volkomen <strong>de</strong> woeste hanepoten van <strong>de</strong> kennelijk<br />

nogal impulsieve Trudy. 22<br />

<strong>Een</strong> kalme rust zocht <strong>Couperus</strong> ook hier, genoten in placi<strong>de</strong> sereniteit. ‘<strong>Couperus</strong><br />

die een sterke afkeer had van lopen in <strong>de</strong> tropische hitte,’ zo herinner<strong>de</strong> Keetje<br />

Serrurier zich nog, 23 ‘omdat zijn costuum dan niet zo “immaculé” (een woord dat hij<br />

graag gebruikte) bleef als hij wenste, begeleid<strong>de</strong> <strong>de</strong>sniettemin elke namiddag een<br />

zijner nichtjes dat op dokters advies moest wan<strong>de</strong>len, waarna hij wat verflensd doch<br />

voldaan terugkeer<strong>de</strong>.’ Dit was vermoe<strong>de</strong>lijk <strong>de</strong> toen <strong>de</strong>rtienjarige Edmée, die hiet<br />

sterk was en ook later nog dikwijls getobd heeft met haar gezondheid. Zozeer zelfs<br />

dat zij tenslotte <strong>voor</strong> geruime tijd naar Ne<strong>de</strong>rland moest gaan. Edmée is ook niet oud<br />

gewor<strong>de</strong>n. 24<br />

Met zijn grote fantasie bracht <strong>Couperus</strong> veel leven in <strong>de</strong> brouwerij. Samen met<br />

Trudy zette hij tableaux vivants op touw. De <strong>voor</strong>gestel<strong>de</strong> scènes wer<strong>de</strong>n ontleend<br />

aan <strong>de</strong>, <strong>voor</strong> <strong>de</strong> tropen misschien toch wat min<strong>de</strong>r geschikte, Lancelot. 25 Tevre<strong>de</strong>n<br />

schreef hij aan zijn vriend Ram in Den Haag: 26 ‘Ik had een paar mooie vrouwen tot<br />

mijn dispositie, en een pracht van een jongen employé in <strong>de</strong> suiker, benevens een<br />

schaar van jonge meisjes op <strong>de</strong>n achtergrond.’ En bij <strong>de</strong>ze ensceneringen is het niet<br />

gebleven. 27 ‘Toen een Ne<strong>de</strong>rlands oorlogsschip <strong>de</strong> haven van Tegal aan<strong>de</strong>ed,’<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


223<br />

memoreert Keetje, ‘en <strong>de</strong> officieren een feestelijkheid ten huize van <strong>de</strong> resi<strong>de</strong>nt moest<br />

wor<strong>de</strong>n aangebo<strong>de</strong>n, besloot men enige fragmenten van Racine's Esther <strong>voor</strong> te<br />

stellen, een keuze waarin, naar ik vrees, meer met eigen smaak dan met die van <strong>de</strong><br />

jonge zeeofficieren rekening werd gehou<strong>de</strong>n. Groot was <strong>de</strong> animo van <strong>Couperus</strong> die<br />

<strong>de</strong> mannelijke hoofdrol (Assuérus) vervul<strong>de</strong>. Dagen lang had hij zich bezig gehou<strong>de</strong>n<br />

met het ontwerpen, plooien en met goudband versieren van <strong>de</strong> costuums. Om zichzelf<br />

en ons op <strong>de</strong> repetities reeds te wennen aan zijn vorstelijke waardigheid, liet hij af<br />

en toe een koperen lucifersstandaard, bij wijze van kroon, op zijn hoofd balanceren.<br />

Met welk een kennelijke verrukking liet hij <strong>de</strong> schone Franse alexandrijnen van zijn<br />

lippen vloeien!’<br />

Keetje nam <strong>de</strong> rol van Esther <strong>voor</strong> haar rekening, en ook Edmée, een controleur<br />

en <strong>de</strong> huisarts Ellinger speel<strong>de</strong>n mee. 28 De tamelijk bizarre keuze van juist dit stuk<br />

moet overigens op Trudy's rekening geschreven wor<strong>de</strong>n. Even vreemd is het dat<br />

alleen <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> scène uit <strong>de</strong> eerste akte, <strong>de</strong> zeven<strong>de</strong> uit <strong>de</strong> twee<strong>de</strong>, en tenslotte <strong>de</strong><br />

vier<strong>de</strong> uit <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> opgevoerd wer<strong>de</strong>n. 29 <strong>Couperus</strong> was hoe dan ook evenzeer in zijn<br />

element als hij het in Den Haag bij <strong>de</strong> tableaux vivants geweest was die gestalte<br />

hebben gekregen in Eline Vere - Paul! -, of bij Emants in <strong>de</strong> toneelclub Utile et<br />

Laetum. Hier, in <strong>de</strong> familiekring, voel<strong>de</strong> hij zich vrij. Van problemen wil<strong>de</strong> hij niets<br />

weten. Hij kon zich heerlijk uitleven. Eer<strong>de</strong>r heeft Keetje Serrurier al eens verteld 30<br />

hoe hij het gezelschap ‘in geïmproviseer<strong>de</strong>, koddige vertalingen heele opera's<br />

<strong>voor</strong>zong, beurtelings <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> partijen, ook in stan<strong>de</strong>n en gestes<br />

parodieeren<strong>de</strong>, tot <strong>de</strong> groote balletteuse toe. Hij had iets kin<strong>de</strong>rlijks over zich dat<br />

zeer innemend was.’ - Rolvast was hij in Esther echter niet bepaald: ‘hij had geen<br />

geduld om <strong>de</strong> lange alexandrijnen goed uit het hoofd te leeren, en <strong>de</strong> afspraak was<br />

dat hij telkens “grands Dieux” zou zeggen als hij bleef steken.’ Op die ogenblikken<br />

moest dan door iemand gesouffleerd wor<strong>de</strong>n.<br />

Voor <strong>de</strong> avon<strong>de</strong>n werd ook nog een an<strong>de</strong>r vermaak bedacht: tafeldans. Het<br />

gezelschap beoefen<strong>de</strong> die bij <strong>voor</strong>keur aan het strand bij <strong>de</strong> vuurtoren. 31 Dui<strong>de</strong>lijke<br />

berichten uit het hiernamaals kregen zij helaas niet. Wat zich spoedig echter wel<br />

manifesteer<strong>de</strong> was malariakoorts. Had eerst Elisabeth daar al aan gele<strong>de</strong>n, nu werd<br />

bijna <strong>de</strong> hele familie zick, zodat dokter Ellinger het ditmaal druk kreeg met het<br />

vervullen van zijn normale rol. <strong>Couperus</strong> heeft hem later een exemplaar van De stille<br />

kracht gezon<strong>de</strong>n, 32 waarin <strong>de</strong> tafels overigens met min<strong>de</strong>r willekeur dansen dan dit<br />

aan <strong>de</strong><br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


224<br />

avondlijke zeekust van Tegal placht te gebeuren. Aldaar hebben volgens Keetje <strong>de</strong><br />

geesten meer glossen dan wijsheid verkondigd.<br />

Tij<strong>de</strong>ns hun verblijf bij <strong>de</strong> Valettes kreeg Gerard het bericht dat hij naar Pasoeroean<br />

was overgeplaatst. 33 Er moest op korte termijn verhuisd wor<strong>de</strong>n. <strong>Couperus</strong> en Elisabeth<br />

begaven zich daarop tij<strong>de</strong>lijk naar Gabroe, Blitar, waar <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> mevrouw Baud bij<br />

haar zoon Willy woon<strong>de</strong>. Deze entr'acte zou het vermel<strong>de</strong>n nauwelijks waard zijn,<br />

ware het niet dat <strong>Couperus</strong> er iets vreemds is overkomen, een ervaring die hij verwerkt<br />

heeft in De stille kracht. Nog jaren later kon hij zich het <strong>voor</strong>val ge<strong>de</strong>tailleerd<br />

herinneren. 34 Hoewel het een hallucinatie geweest moet zijn, heeft het <strong>voor</strong> hem een<br />

absolute realiteit gehad.<br />

<strong>Een</strong>s namelijk, laat in <strong>de</strong> middag, toen <strong>de</strong> avondschemering al begon te vallen,<br />

begaf hij zich naar <strong>de</strong> badkamer om zijn twee<strong>de</strong> bad te nemen. Zoals in Indië dikwijls,<br />

was dit vertrek een afzon<strong>de</strong>rlijk gebouwtje in <strong>de</strong> tuin, een <strong>de</strong>rtig passen van het<br />

woonhuis verwij<strong>de</strong>rd. Zijn badgoed was er al door <strong>de</strong> ‘lijfjongen’ klaargelegd. Het<br />

badvertrek werd in tweeën ge<strong>de</strong>eld door een halve muur, waarachter zich zowel het<br />

bassin als een achteruitgang bevon<strong>de</strong>n. Toen hij er binnenkwam, zag hij een witte<br />

figuur achter <strong>de</strong> halve muur verdwijnen. De man, die een tulband leek te dragen, kon<br />

het vertrek daarop alleen nog door <strong>de</strong> achteruitgang verlaten en <strong>de</strong>ed dit dan ook.<br />

Toen <strong>Couperus</strong> in het bassin wil<strong>de</strong> stappen was hij er althans niet meer. Maar:... <strong>de</strong><br />

gren<strong>de</strong>l was aan <strong>de</strong> binnenkant <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur geschoven, het kon niet an<strong>de</strong>rs of <strong>de</strong><br />

witte figuur was daar dwars doorheen gegaan.<br />

<strong>Couperus</strong> zegt dat hij hevig schrok. In een noot bezweert hij het <strong>voor</strong>val ‘zon<strong>de</strong>r<br />

een zwéem van litteraire fantazie’ zo beschreven te hebben. Wij moeten hem dus<br />

wel op zijn woord geloven. In elk geval heeft hij zelf geloofd in wat hij meen<strong>de</strong> te<br />

zien. In zijn hierna geschreven Indische roman komt <strong>de</strong>ze spookachtige witte ‘hadji’<br />

bij herhaling <strong>voor</strong>, op kardinale ogenblikken als het drama weer een nieuwe wending<br />

neemt.<br />

Overigens dacht <strong>Couperus</strong> nog helemaal niet aan een twee<strong>de</strong>, in Indië te schrijven<br />

roman, die De stille kracht zou gaan heten. Het grootste <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> eerste moest<br />

nog op papier gezet wor<strong>de</strong>n. Hij had er pas <strong>de</strong> inzet van klaar.<br />

De <strong>voor</strong>naamste hoeveelheid tekst van Langs lijnen van gelei<strong>de</strong>lijkheid is eerst in<br />

Pasoeroean neergepend, in grate haast. Zodra <strong>de</strong> Valettes verhuisd waren, voeg<strong>de</strong><br />

<strong>Couperus</strong> zich namelijk weer bij hen. ‘Ik ben tegen-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


225<br />

woordig druk aan het schrijven van een grooten “roman <strong>de</strong> moeurs”, spelen<strong>de</strong> in<br />

Italië,’ zo <strong>de</strong>el<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> op 9 September zijn uitgever mee; 35 ‘<strong>de</strong> hoofdpersonen<br />

Hollan<strong>de</strong>rs. Het werk vor<strong>de</strong>rt goed, en zal een omvang hebben als “Metamorfoze”.<br />

Ik vermoed, dat het begin Nieuwe Jaar klaar zal zijn, en wil<strong>de</strong> het eerst in <strong>de</strong> Gids<br />

plaatsen. De titel is nog niet bepaald.’<br />

Dit is wat ongewoon. <strong>Couperus</strong> had namelijk bijna altijd <strong>de</strong> titel kant en klaar in<br />

zijn hoofd <strong>voor</strong> hij aan een nieuw boek begon te werken. Ongewoon is ook dat hij<br />

<strong>de</strong> roman drie maan<strong>de</strong>n eer<strong>de</strong>r voltooi<strong>de</strong> dan hij berekend had. Hij heeft Langs lijnen<br />

werkelijk met grote snelheid geschreven, en <strong>de</strong> oorzaak hiervan kan alleen gelegen<br />

zijn in het feit dat hij intussen alweer aan een nieuw boek dacht. Van <strong>de</strong>ze haast heeft<br />

hij later wel spijt gehad. Hij vond dat een <strong>de</strong>r hoofdfiguren, baron Brox, die pas tegen<br />

het eind een doorslaggeven<strong>de</strong> rol gaat spelen, in <strong>de</strong> eer<strong>de</strong>re hoofdstukken van <strong>de</strong><br />

roman niet voldoen<strong>de</strong> was uitgewerkt. Hij had zich eenvoudig niet <strong>de</strong> tijd gegund<br />

met ‘slimme, sluwe zinnetjes’ <strong>de</strong>ze baron op <strong>de</strong> achtergrond wat meer reliëf te geven. 36<br />

Hoewel dit vermeen<strong>de</strong> gebrek eigenlijk nogal meevalt, spreekt er toch dui<strong>de</strong>lijk haast<br />

en ongeduld uit. De oorzaak van zijn gedrevenheid was niet in <strong>de</strong> laatste plaats van<br />

financiële aard: met een twee<strong>de</strong> roman hoopte hij <strong>de</strong> misère, ontstaan door zijn<br />

kostbare reis, enigszins te kunnen lenigen.<br />

Fi<strong>de</strong>ssa was intussen als boek verschenen. Het geijkte lijstje met enkele namen<br />

van mensen die een presentexemplaar moesten ontvangen kreeg Veen ditmaal uit<br />

Indië toegestuurd. Maar <strong>de</strong> schatkist was werkelijk leeg en daar ook Fi<strong>de</strong>ssa dat niet<br />

kon verhelpen, zag <strong>Couperus</strong> zich genoodzaakt Veen om een flink <strong>voor</strong>schot opLangs<br />

lijnen te vragen: 37 ‘Ik ben argent-court, en alles gaat slecht! Trouwens, in Indië klaagt<br />

ie<strong>de</strong>reen: ambtenaren, suiker- en koffieplanters etc! U zou mij er zeer mee verplichten.<br />

De roman is ¼ voltooid.’ Dit betekent dat ¾ in min<strong>de</strong>r dan zesen<strong>de</strong>rtig dagen<br />

geschreven is. Toch zag <strong>Couperus</strong> heel goed in dat hij met een bedrag van ƒ 2500,<strong>voor</strong>schot<br />

zichzelf in <strong>de</strong> nesten dreig<strong>de</strong> te werken. Hij kon dit op geen an<strong>de</strong>re manier<br />

weer inlopen dan door vlug nóg een grote roman te schrijven. Zo is De stille kracht<br />

ontstaan. Hierover horen wij in <strong>de</strong>ze zelf<strong>de</strong> brief van 9 September 1899, geheel<br />

plotseling: ‘Ook heb ik zeker het plan een Indische roman te schrijven uit <strong>de</strong><br />

ambtenarenwereld, en mijn zwager, <strong>de</strong> heer Valette, Rezi<strong>de</strong>nt van Pasoeroean, en<br />

die zeer veel van litteratuur houdt en vroeger ook wel eens geschreven heeft,<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


226<br />

zal mij helpen aan alle gegevens, die ik noodig mocht hebben. Maar dit gebeurt pas<br />

later en is nu ook nog een geheim: spreek er dus niet over.’<br />

In jachtend tempo werkte hij door. Langs Lijnen was nog vóór half oktober 1899<br />

af. Het is in die dagen geweest, dat L.J. Veen in Amsterdam van zijn kant ook eens<br />

een blij<strong>de</strong> tijding kon laten horen: hij verloof<strong>de</strong> zich met Clara W. Paehlig, een meisje<br />

dat hij had leren kennen tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> Sneeker Hardzeilerijen. Daar <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze<br />

sport nu werkelijk totaal geen belangstelling had, is het <strong>de</strong> vraag of hij a priori in<br />

Clara veel gezien heeft. In zijn felicitatiebrief weid<strong>de</strong> hij <strong>voor</strong>al uit over zijn nieuwe<br />

roman, niet over Veens gelukkige verbintenis: 38 ‘Ik ben er wel over tevre<strong>de</strong>n en in<br />

<strong>de</strong> familiekring, waarin ik hem <strong>voor</strong>las, was <strong>de</strong> kritiek gunstig. Het is een boek, dat<br />

<strong>voor</strong>al in het mid<strong>de</strong>n, <strong>voor</strong>al aan het ein<strong>de</strong> in kracht toeneemt. Enfin, U zal wel zien<br />

[...]. Ik ben nu begonnen aan mijn Indischen roman uit <strong>de</strong> ambtenaarskringen. [...]<br />

Ik schrijf er ie<strong>de</strong>ren dag geregeld aan - trouwens het leven is hier zoo rustig, men<br />

kan wel niets an<strong>de</strong>rs doen dan werken. Het begin voldoet mij wel, en ik hoop het<br />

boek af te hebben in Febr. vóor wij terugkeeren.’<br />

Op <strong>de</strong> intrige van De stille kracht, het geheimzinnige stenen gooien en het lugubere<br />

gespuw van sirih door onzichtbare mon<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> badkamer komen wij nog terug.<br />

Over Valettes helpen<strong>de</strong> hand heeft <strong>Couperus</strong> later meege<strong>de</strong>eld: 39 ‘Met dankbaarheid<br />

her<strong>de</strong>nk ik, dat ik, logeeren<strong>de</strong> bij mijn zwager <strong>de</strong> la Valette [...], door <strong>de</strong>n blik, dien<br />

hij mij liet slaan in <strong>de</strong> psyche <strong>de</strong>r hoogere ambtenaren, een boek als De Stille Kracht<br />

heb durven schrijven, hoewel het mystische element er in niet zijn invloed was. Ik<br />

had nooit dit boek kunnen ontwerpen als ik zijne <strong>voor</strong>lichting had moeten missen.<br />

Nu kon ik, door het vele wat hij mij vertel<strong>de</strong>, mij <strong>voor</strong>stellen, hoe een rezi<strong>de</strong>nt, hoofd<br />

van gewestelijk bestuur, zich voelen moest, zoo hij een persoonlijkheid was.’ In 1919<br />

heeft hij <strong>de</strong> kwintessens van <strong>de</strong> roman omschreven - in een opsomming van zijn<br />

werken, bestemd <strong>voor</strong> een Franse uitgever die er nooit iets mee gedaan heeft - met<br />

<strong>de</strong> belangrijke karakterisering: 40 ‘De Stille Kracht geeft <strong>voor</strong>al weêr <strong>de</strong> geheimzinnige<br />

vijandschap van Javaanschen grond en sfeer en ziel, tegen <strong>de</strong>n Ne<strong>de</strong>rlandschen<br />

veroveraar.’<br />

Na <strong>de</strong> vruchtbare maan<strong>de</strong>n in Pasoeroean gingen <strong>Couperus</strong> en Elisabeth nog weer<br />

<strong>voor</strong> korte tijd terug naar John Ricus junior op Meester Cornelis. Aldaar moet<br />

<strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> brief ontvangen hebben waarin zijn vriend Ram hem uit Den Haag<br />

schreef dat hij op 21 <strong>de</strong>cember 1899,<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


227<br />

samen met luitenant L.W.J.K. Thomson, als militair attaché naar Zuid-Afrika scheep<br />

zou gaan. De Boerenoorlog was daar in alle hevigheid aan <strong>de</strong> gang. Deze overtocht<br />

zou Ram overigens slecht bekomen: on<strong>de</strong>rweg is hij ernstig ziek gewor<strong>de</strong>n en in<br />

Pretoria moest hij na aankomst verpleegd wor<strong>de</strong>n ten huize van jhr. J.A. van<br />

Kretschmar van Veen. 41<br />

<strong>Couperus</strong> zou Ram bij zijn eigen thuiskomst in Holland dus niet meer aantreffen.<br />

Hij hoopte immers zelf pas op 2 maart met <strong>de</strong> Franse Mail te repatriëren. Uit Batavia<br />

heeft hij Ram op 31 januari 1900 geantwoord, en over zijn recente werk schreef hij<br />

zijn vriend toen: 42 ‘Ik heb hier trots <strong>de</strong> warmte, die ons bei<strong>de</strong>n niet meeviel, veel<br />

gewerkt <strong>voor</strong> het heil <strong>de</strong>r menschheid: een roman, spelend in Italië, en een an<strong>de</strong>re<br />

uit <strong>de</strong> Indische binnenstad, zullen dit jaar in De Gids verschijnen!!! Je ziet, ik doe<br />

wat ik kan en wat ik moet. Ik <strong>de</strong>ed gaarne wat an<strong>de</strong>rs, maar ik kan niets an<strong>de</strong>rs dan<br />

sprookjes schrijven over onbestaanbare nimfen en bestaanbare menschen. Hier op<br />

Batavia, vin<strong>de</strong>n wij het bei<strong>de</strong>n vervelend: <strong>de</strong> menschen saai en aanstellerig: op een<br />

kleine plaats, als Tegal, en Passoeroean, is veel meer gezellig leven, <strong>voor</strong>al on<strong>de</strong>r<br />

leiding van een resi<strong>de</strong>nte, als mijn zuster. 2 Maart gaan wij weg.’<br />

Zij vertrokken met <strong>de</strong> Polyésien, die volgens plan op 25 maart 1900 Marseille<br />

moest bereiken. De stille kracht was nog niet helemaal voltooid. Maar <strong>Couperus</strong><br />

hoopte er spoedig <strong>de</strong> laatste hand aan te kunnen leggen. Op <strong>de</strong> boot heeft hij<br />

vermoe<strong>de</strong>lijk niet gewerkt maar rust genomen. Hij voel<strong>de</strong> zich ziek. 43 Van Port-Saïd<br />

af woei het bovendien hard en <strong>de</strong> zee was wat men in Italië een ‘mare molto mosso’<br />

pleegt te noemen.<br />

Na behou<strong>de</strong>n aankomst in Marseille begaven hij en zijn vrouw zich eerst <strong>voor</strong> een<br />

paar weken nog weer naar Nice, alvorens naar Den Haag terug te keren. Ook nu weer<br />

stapten zij af in het ons al beken<strong>de</strong> Hotel Continental et <strong>de</strong> Genève. <strong>Couperus</strong> leed<br />

aan malaria. Voorlopig hield hij maar liever zijn kamer. Het in vergelijking met <strong>de</strong><br />

tropen veel mil<strong>de</strong>re klimaat <strong>de</strong>ed hem goed. De eerste brief die hij na <strong>de</strong> overtocht<br />

aan Veen schreef bevat een passage over Indische ervaringen die een an<strong>de</strong>re kant<br />

van zijn verblijf op Java laat zien. El<strong>de</strong>rs horen wij daar niets over. Het is een<br />

<strong>voor</strong>bo<strong>de</strong> van het soort onaangenaamhe<strong>de</strong>n dat hem in 1922 nogmaals zou overkomen.<br />

Even kreeg zijn reis er een wrange nasmaak door: 44 ‘A propos, ik hoor, dat er een<br />

pamflet van Querido in Ne<strong>de</strong>rland over mij stond: is dat zoo, zend het mij dan maar<br />

niet, want ik lees die pamfletten niet. In Indië, door <strong>de</strong> Indische Revue werd ik eerst<br />

allerliefst ontvangen,<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


228<br />

geïnterviewd, etc., maar toen ze von<strong>de</strong>n, dat ik niet beminnelijk gerioeg was met<br />

kennismaken, handjes geven, lief zijn, en ik weet heusch niet wat nog meer, zijn er<br />

langzaam aan pamfletten ingekomen, over mij: ik las ze maar niet. Dat vind ik wel<br />

zoo eenvoudig.’<br />

<strong>Couperus</strong> slikte kinine. Ook Elisabeth bleef sukkelen. De vakantieweken in Nice<br />

wer<strong>de</strong>n overigens goed benut: <strong>Couperus</strong> en zijn vrouw had<strong>de</strong>n intussen besloten zich<br />

in Nice te vestigen - ze zou<strong>de</strong>n maar <strong>voor</strong> korte tijd naar Den Haag teruggaan - en<br />

gingen alvast op zoek naar een aardig apparternent. 45 In het mil<strong>de</strong> klimaat van <strong>de</strong><br />

Côte d'Azur voel<strong>de</strong> hij zich prettiger dan in <strong>de</strong> Hollandse regen en mist. In Frankrijk<br />

was hij bovendien vrijer en hij kon er zich beter aan <strong>de</strong> soms ook wel eens wat<br />

knellen<strong>de</strong> familieban<strong>de</strong>n onttrekken. Nice lag tamelijk dicht bij Italië: dat gaf op <strong>de</strong><br />

koop toe <strong>de</strong> mogelijkheid van tijd tot tijd korte kunstreizen naar dat paradijs te maken.<br />

Plannen als <strong>de</strong>ze waren <strong>voor</strong> Indische Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>rs niet iets uitzon<strong>de</strong>rlijks. Velen<br />

die uit <strong>de</strong> tropen kwamen voel<strong>de</strong>n zich in het zui<strong>de</strong>n van Europa meer thuis dan in<br />

Holland. Later heeft bij <strong>voor</strong>beeld John Ricus zich in Monaco gevestigd, 46 na overigens<br />

eerst - in 1909 - in Den Haag op Fre<strong>de</strong>rik Hendrikplein 27 in een eigen huis gewoond<br />

te hebben. Voor <strong>de</strong>ze oud-Indischgasten gold tevens dat het leven daarginds goedkoper<br />

was. Zij kon<strong>de</strong>n er zich die beschei<strong>de</strong>n luxe veroorloven waaraan zij, na <strong>de</strong> glorie<br />

van het koloniale bestaan met vele bedien<strong>de</strong>n, nu eenmaal gewend waren geraakt.<br />

(John Ricus zei dat zijn Haagse huis kon dansen in <strong>de</strong> troonzaal van Djokja.)<br />

Tegen het eind van april 1900 - na <strong>voor</strong> het najaar <strong>de</strong> Villa Jules aan <strong>de</strong> avenue<br />

Saint Maurice gehuurd te hebben; <strong>de</strong> <strong>Couperus</strong>sen zou<strong>de</strong>n daar bijna acht jaar wonen<br />

- reis<strong>de</strong>n zij ein<strong>de</strong>lijk terug naar Den Haag. Als zo dikwijls namen zij weer hun intrek<br />

in het pension Boelen aan <strong>de</strong> Javastraat. Diezelf<strong>de</strong> maand begon De Gids <strong>de</strong> eerste<br />

hoofdstukken van Langs lijnen af te drukken. 47<br />

Deze op Java geschreven roman is, na Fi<strong>de</strong>ssa, wel iets volstrekt nieuws en totaal<br />

onverwachts. <strong>Couperus</strong> verwerkte er tal van in <strong>de</strong> loop <strong>de</strong>r jaren negentig te Rome<br />

opgedane ervaringen in. Zo ontstond een kleurige achtergrond waartegen hij zijn<br />

hoofdfiguren ten tonele kon voeren op een wijze die zeer authentiek aandoet. Het<br />

pension waar het boek mee opent blijkt in <strong>de</strong> Via Lombardia gesitueerd te zijn. Het<br />

kan dus nauwelijks an<strong>de</strong>rs of <strong>Couperus</strong>' eigen Hotel du Sud, eveneens in die straat<br />

gelegen,<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


229<br />

heeft er mo<strong>de</strong>l <strong>voor</strong> gestaan. Hij haalt er een grapje mee uit. 48 In <strong>de</strong> Via Lombardia<br />

is naast het Hotel Ee<strong>de</strong>n nog een rest bewaard gebleven van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> Villa Ludovisi.<br />

<strong>Couperus</strong> vermeldt in <strong>de</strong> Reis-impressies dat in 1895 zijn hotelkamer er op uitkeek: 49<br />

‘op een palmboom, een stuk balustra<strong>de</strong>helaas, niet antiek - van het Casino <strong>de</strong>lla<br />

Aurora, en op dat Casino zelve [...] er is een plafond te bewon<strong>de</strong>ren van Guercino.’<br />

In <strong>de</strong> roman trekt hij dit plafond bij het pension van <strong>de</strong> marchesa Belloni: ‘De eetzaal<br />

was <strong>de</strong> antieke eetzaal van het ou<strong>de</strong> villino-ge<strong>de</strong>elte met een plafond van Guercino.’<br />

Zoals Cornélie <strong>de</strong> Retz van Loo te Rome aankomt, zo is ook <strong>Couperus</strong> daar bij<br />

herhaling gearriveerd. We zien Cornélie langs het nieuwe, in 1890 gebouw<strong>de</strong> Palazzo<br />

Piombino rij<strong>de</strong>n - ‘waar zij wist, dat <strong>de</strong> Juno Ludovisi was’; 50 maar zij wist dat dan<br />

wel in commissie! -; vernemen dat zij Ariadne van Ouida leest 51 ; en begrijpen dat er<br />

in <strong>de</strong>ze Cornélie weer allerlei van <strong>de</strong> auteur zelf is on<strong>de</strong>rgebracht. <strong>Couperus</strong>,<br />

bewon<strong>de</strong>raar van Ariadne, heeft door het verwerken van <strong>de</strong>ze eigen ervaringen <strong>de</strong><br />

eerste hoofdstukken van zijn ‘pensionroman’, die toch wel veel meer dan dat alleen<br />

is gewor<strong>de</strong>n, sterk en onvergetelijk gemaakt. Zij weerpiegelen getrouw een tijdsbeeld.<br />

Maar ook in <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re hoofdpersoon, Duco van <strong>de</strong>r Staal, gaf <strong>Couperus</strong> veel van<br />

zichzelf. Niet alleen diens romantische zwerftochten door <strong>de</strong> antieke ruïnes komen<br />

ons bekend <strong>voor</strong>, ook in Duco's karakter herkennen wij het een en an<strong>de</strong>r: 52 ‘...na dien<br />

eenen vriend, die gestorven was, had hij nooit een an<strong>de</strong>ren gevon<strong>de</strong>n en was hij altijd<br />

als door eene <strong>voor</strong>beschikking, die hem geene sympathie ontmoeten liet, eenzaam<br />

geweest in zichzelven en om zich heen. Maar hij had zijne eenzaamheid zoo dicht<br />

bevolkt met zijne droomen, dat hij er zich nooit ongelukkig om gevoeld had’.<br />

Vertrouwd ook komt ons dit <strong>voor</strong>: 53 ‘Over een vrouw in een gedicht, had hij wel eens<br />

dagen, een week, gepeinsd, gedroomd; over een vrouw in het leven nog nooit.’ - En<br />

wat te <strong>de</strong>nken van Duco's uitroep: 54 ‘Maar wat vindt u van <strong>de</strong>n Eros van Praxiteles?<br />

O, dat vind ik het god<strong>de</strong>lijkste beeld, dat ik ooit heb gezien. O, <strong>de</strong> Eros, <strong>de</strong> Eros...!’<br />

Dat <strong>de</strong> eigenlijke intrige van het boek ontleend moet zijn aan een Haags drama<br />

uit die dagen, is overtuigend aangetoond door I. van Geest-Jacobs en M. Klein. 55 In<br />

1896 schreef <strong>de</strong> Haagse mevrouw Cécile Goekoop-De Jong van Beek en Donk, die<br />

toen op Zorgvliet woon<strong>de</strong> in wat nu het Catshuis heet, een roman die als een soort<br />

anti-Eline Vere bestempeld mag<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


230<br />

wor<strong>de</strong>n: Hilda van Suylenburg. Zij beschouw<strong>de</strong> zich als feministe. Mo<strong>de</strong>rnistische<br />

<strong>voor</strong>keuren bleken ook uit haar presi<strong>de</strong>ntschap van een in 1898 gehou<strong>de</strong>n<br />

tentoonstelling, <strong>de</strong> Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid. Deze liep toen<br />

van juli tot september, in <strong>de</strong> tijd dus dat <strong>Couperus</strong> zich in Engeland bevond en daar<br />

plannen maakte <strong>voor</strong> een ‘groter werk’. <strong>Couperus</strong> heeft <strong>voor</strong> zijn pensionroman<br />

uiteraard naar een intrige gezocht, en <strong>de</strong>ze werd hem spoedig aan <strong>de</strong> hand gedaan<br />

door mevrouw Goekoop. In oktober namelijk, toen <strong>Couperus</strong> weer terug was in Den<br />

Haag, liet mevrouw haar man in <strong>de</strong> steek. Zij begaf zich naar... Rome en blijkt daar<br />

op 14 <strong>de</strong>cember Pier Pan<strong>de</strong>r in diens atelier bezocht te hebben. <strong>Couperus</strong> moet van<br />

dit alles op <strong>de</strong> hoogte geweest zijn, hetzij door Pan<strong>de</strong>r, hetzij door Pieter <strong>de</strong> Josselin<br />

<strong>de</strong> Jong, <strong>de</strong> kunstenaar die hij goed ken<strong>de</strong> en die een familielid van mevrouw Goekoop<br />

was. Mevrouw Goekoop en haar man hebben zich in Rome op 4 januari aanvankelijk<br />

herenigd. Kort daarop is <strong>Couperus</strong> naar Indië vertrokken. ‘De tot haar echtgenoot<br />

terugkeren<strong>de</strong> feministe’ is nu juist het hoofdthema van Langs lijnen. In Indië heeft<br />

<strong>Couperus</strong> dit uitgewerkt, niet vermoe<strong>de</strong>n<strong>de</strong> dat Cécile Goekoop-De Jong van Beek<br />

en Donk zich op 26 oktober 1899 alsnog van haar man zou laten schei<strong>de</strong>n. Langs<br />

lijnen was toen al voltooid.<br />

Het is belangrijk vast te stellen met hoeveel sympathie <strong>Couperus</strong> zijn feministische<br />

heldin op gezag van het noodlot laat terugkeren in <strong>de</strong> armen van haar Ruud. De roman<br />

eindigt met opnieuw het echtelijk bed... Cornélie voegt zich gewillig naar haar<br />

onontkoombare levenslijn. Duco van <strong>de</strong>r Staal, sma<strong>de</strong>lijk in <strong>de</strong> steek gelaten, wordt<br />

geacht in eenzaamheid zijn eigen lijn te vervolgen, zon<strong>de</strong>r seks. Het blijft echter <strong>de</strong><br />

vraag in hoeverre <strong>Couperus</strong> dit een principiële kwestie heeft gevon<strong>de</strong>n. Gaf hij het<br />

feminisme weinig kansen, en zag hij even weinig in <strong>de</strong> zelfstandigheid van <strong>de</strong> vrouw?<br />

Geschei<strong>de</strong>n vrouwen ken<strong>de</strong> hij uit zijn familie genoeg. Had hij gezien dat zij in <strong>de</strong><br />

society van die dagen min of meer tot outcast wer<strong>de</strong>n, zoals later ook Constance van<br />

<strong>de</strong>r Welcke in De kleine zielen? Het is moeilijk uit te maken. Hij stel<strong>de</strong> slechts vast<br />

hoe het mevrouw Goekoop <strong>voor</strong>lopig was vergaan. Gornélie / Cécile voelt, op het<br />

ogenblik dat zij kiezen moet, haar vroegere man in haar lichaam. Haar minaar echter<br />

voelt zij in haar ziel: 56 ‘Zij zoû bij Duco Rudolf niet voelen, haar man in haar bloed...<br />

Want zij voel<strong>de</strong> Duco in hare ziel, en hare ziel zoû sterker zijn!’ Dat dacht zij wel,<br />

maar <strong>de</strong> seksualiteit zou het uitein<strong>de</strong>lijk toch winnen. Het is <strong>voor</strong> het eerst dat<br />

<strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> dwingen<strong>de</strong> macht daarvan zo open-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


231<br />

lijk on<strong>de</strong>rstreept en toegeeft. Mevrouw Goekoops gedrag toon<strong>de</strong> het aan, zo moet<br />

hij gedacht hebben: <strong>de</strong> ziel zou, als het bloed sterker was en <strong>de</strong> strijd aanbond,<br />

hopeloos het on<strong>de</strong>rspit <strong>de</strong>lven. Langs lijnen legt min<strong>de</strong>r <strong>de</strong> klemtoon op het falen<br />

van <strong>de</strong> vrouw in haar streven naar zelfstandigheid, dan op <strong>de</strong> kracht van haar seksuele<br />

instincten. Elk streven naar iets ‘hoger's’ zou daar<strong>voor</strong> moeten wijken als het er<br />

wérkelijk op aankwam, of an<strong>de</strong>rs gezegd: als <strong>de</strong> eigen levenslijn dat noodlottigerwijze<br />

zo eiste. Dat <strong>de</strong>ze biologische mogelijkheid niet <strong>voor</strong> een ie<strong>de</strong>r wet hoef<strong>de</strong> te<br />

betekenen, liet <strong>Couperus</strong> daarnaast onverlet. De wil kon het noodlot ook een halt<br />

toeroepen. Maar Cornélie <strong>de</strong>ed dit niet, uit een zwakte die <strong>de</strong>ze romanfiguur zelf niet<br />

begrijpt en die haar weerloos maakt.<br />

Aan het slot van <strong>de</strong> roman haal<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> nog een grapje uit. Cornélie en Rudolf<br />

gaan met elkaar naar bed in... Hotel Continental te Nice: uitgerekend het hotel waar<br />

hij en Elisabeth zowel <strong>voor</strong> als na <strong>de</strong> Indische reis hun intrek had<strong>de</strong>n genomen. Iets<br />

diepers hoeven wij daar waarschijnlijk niet achter te zoeken, <strong>Couperus</strong> ken<strong>de</strong> het<br />

hotel nu eenmaal goed en gebruikte het daarom in zijn tekst. Zo kon hij, met enige<br />

binnenpret, Rudolf wijd <strong>de</strong> vensters laten openen van <strong>de</strong> ‘gewone hôtelkamer’ en<br />

verblind laten wor<strong>de</strong>n door een stroom van heerlijk zonlicht. 57 Aan het eind van <strong>de</strong><br />

roman werd hij als het ware Rudolf zelf, zij het dat hij <strong>voor</strong> zijn romanheld een nacht<br />

<strong>voor</strong>bereid<strong>de</strong> die hij zelf wel op een an<strong>de</strong>re manier zal hebben doorgebracht...! (In<br />

<strong>de</strong> latere Engelse vertaling wenste <strong>de</strong> Lon<strong>de</strong>nse uitgever dit bed kuisheidshalve<br />

gesupprimeerd te zien. <strong>Couperus</strong> bood aan er een divan van te maken, maar die<br />

inschikkelijkheid was niet voldoen<strong>de</strong>.)<br />

Met dat al is het zeker een aardig boek, maar toch niet in alle opzichten een sterke<br />

roman. De uitwerking van <strong>de</strong> intrige heeft haar Ouida-kanten: <strong>de</strong> scènes met <strong>de</strong><br />

Italiaanse prins en het optre<strong>de</strong>n van Urania Hope... An<strong>de</strong>rzijds zijn er toch <strong>de</strong> prachtige<br />

beschrijvingen van het fin-<strong>de</strong>-siécle Rome. Meer met <strong>Couperus</strong> dan met zijn<br />

romanfiguren lopen wij over Pincio en Forum. Het <strong>de</strong>cor leeft omdat hij precies<br />

beschrijft wat hij zelf met grote opmerkingsgave heeft gezien. Dat het boek hier en<br />

daar wegzakt naar salonlectuur is <strong>Couperus</strong> later niet ontgaan. In 1916 reken<strong>de</strong> hij<br />

Langs lijnen tot een hele groep van zijn boeken ‘die hij niet meer zien kon’.<br />

Dezo vlot ontstane roman De stille kracht is een belangrijker boek. Mogen wij over<br />

het Indische jaar van <strong>Couperus</strong> dan al slecht geïnformeerd zijn, <strong>de</strong><br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


232<br />

lectuur van dit werk vertelt ons meer over zijn ervaringen op Java dan een opsomming<br />

van simpele feiten had kunnen doen. De tijd heeft aan dit stuk <strong>voor</strong>goed afgesloten<br />

koloniale geschie<strong>de</strong>nis nog heel wat toegevoegd bovendien. De wereld die <strong>Couperus</strong><br />

hier beschreef is <strong>voor</strong> altijd <strong>voor</strong>bij. Dit ophan<strong>de</strong>n ein<strong>de</strong> blijkt hij merkwaardig<br />

genoeg zo goed te hebben aangevoeld, dat <strong>de</strong> roman op sommige plaatsen sterk on<strong>de</strong>r<br />

het aspect van juist dit na<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> ein<strong>de</strong> is komen te staan. De stitle kracht is dan ook<br />

niet zozeer het verslag van een reeks paranormale verschijnselen waar <strong>de</strong> auteur ons<br />

mee wil begoochelen, als wel <strong>de</strong> beschrijving van verzwegen maar <strong>voor</strong>tdurend - zij<br />

het niet aanwijsbaar - zich manifesteren<strong>de</strong> haatgevoelens van <strong>de</strong> inlandse bevolking<br />

ten opzichte van hun overheersers.<br />

Van Pasoeroean terugblikkend situeer<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> het verhaal ge<strong>de</strong>eltelijk in<br />

Tegal, dat in <strong>de</strong> roman <strong>de</strong> naam Laboewanggi toebe<strong>de</strong>eld krijgt. Het door hem<br />

beschreven resi<strong>de</strong>ntiehuis is dat van zijn zwager Gerard Valette. Hier ook spelen<br />

zich <strong>de</strong> tableaux vivants af en vin<strong>de</strong>n <strong>de</strong> door Trudy op touw gezette<br />

toneel<strong>voor</strong>stellingen plaats. <strong>Couperus</strong>' zuster is wat haar karakter betreft waarschijnlijk<br />

natuurgetrouw geportretteerd in Eva El<strong>de</strong>rsma. In het boek is zij echter niet <strong>de</strong><br />

echtgenote van <strong>de</strong> resi<strong>de</strong>nt maar <strong>de</strong> vrouw van <strong>de</strong> secretaris. Het lijkt er op dat in<br />

resi<strong>de</strong>nt Van Oudijck veel terug te vin<strong>de</strong>n is van <strong>Couperus</strong>' broer John Ricus junior.<br />

Op Meester Cornelis heeft <strong>Couperus</strong> hem goed kunnen observeren in zijn<br />

nauwgezetheid, plichtsbesef, zijn hardheid ook. John Ricus' vaste wil tot behoorlijk<br />

carrière maken zou hem in 1902 het resi<strong>de</strong>ntschap van Djokja opleveren. Natuurlijk<br />

is dit alles in <strong>de</strong> roman dusdanig geromantiseerd en waar nodig veran<strong>de</strong>rd, ook wat<br />

<strong>de</strong> negatieve afloop betreft, dat <strong>voor</strong>al <strong>de</strong> gretige Indische lezers, zo hoopte <strong>Couperus</strong>,<br />

voldoen<strong>de</strong> op dwaalsporen wer<strong>de</strong>n gebracht.<br />

Ook wat <strong>de</strong> intrige in <strong>de</strong> meest strikte zin betreft, zijn er ontleningen aan <strong>de</strong><br />

werkelijkheid. Léonie van Oudijcks ontrouw aan haar man, in haar relatie met <strong>de</strong><br />

verlei<strong>de</strong>lijke Addy <strong>de</strong> Luce die tevens <strong>de</strong> minnaar van haar stiefdochter Doddy is,<br />

komt tot een ein<strong>de</strong> zodra zij met hem betrapt wordt door haar echtgenoot, Zij redt<br />

zich dan uit <strong>de</strong> situatie door het te doen <strong>voor</strong>komen of Addy zojuist <strong>de</strong> hand van<br />

Doddy heeft gevraagd. Daardoor ziet Addy zich gedwongen in<strong>de</strong>rdaad met Doddy<br />

van Oudijck te trouwen.<br />

Het was allang bekend dat dit gegeven teruggaat op een oud schandaaltje: op <strong>de</strong>ze<br />

wijze is namelijk <strong>de</strong> verloving tot stand gekomen van een<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


233<br />

zekere Jean Marie Adrien Casimir Troplong, Frans vice-consul te Padang, later<br />

consul-generaal te Calcutta en Singapore. De man is kort daarna, op 12 oktober 1857,<br />

getrouwd. Maar het pikante van <strong>de</strong> zaak ligt <strong>voor</strong>al hierin, dat <strong>de</strong> toen zeventienjarige<br />

bruid, Catharina Elisabeth Johanna, een volle nicht van <strong>Couperus</strong> was. <strong>Een</strong> zuster<br />

van zijn va<strong>de</strong>r namelijk, tante Elisabeth Steenstra Toussaint-<strong>Couperus</strong> (1821-1889),<br />

was <strong>de</strong> bewuste mama! ‘Léonie van Oudijck’ was <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> dus niet bepaald<br />

een onbeken<strong>de</strong>. Het familieverhaal, dat ook thuis in Den Haag al wel eens zal zijn<br />

opgehaald, werd tij<strong>de</strong>ns <strong>Couperus</strong>' verblijf in Indië ongetwijfeld weer grondig<br />

doorgenomen. Daar was dan ook aanleiding genoeg toe. Tante was weliswaar al tien<br />

jaar dood, maar zij was niet zomaar <strong>de</strong> een of an<strong>de</strong>re ou<strong>de</strong> tante uit vele: zij was<br />

tevens <strong>de</strong> grootmoe<strong>de</strong>r van Elisabeth <strong>Couperus</strong>-Baud. 58<br />

Het boek heeft nog meer werkelijkheidsgehalte wat <strong>de</strong> hoofdfiguren betreft. ‘Adrien<br />

(Addy) <strong>de</strong> Luce’ is terug te voeren op een lid van <strong>de</strong> grote familie Dézentjé. Dr. Rob<br />

Nieuwenhuys stel<strong>de</strong> vast dat <strong>de</strong>ze familie het landhuis Ampel op Mid<strong>de</strong>n-Java<br />

bewoond heeft. 59 In <strong>de</strong> roman heet het Patjaram. In<strong>de</strong>rdaad stam<strong>de</strong>n veertien zoons<br />

en veertien dochters Dézentjé af van een zekere Tinus, die in het twee<strong>de</strong> kwart van<br />

<strong>de</strong> negentien<strong>de</strong> eeuw met een prinses van het Solose hof in het huwelijk is getre<strong>de</strong>n.<br />

De familie was in Indië zeer bekend. In hoeverre Addy zelf een dui<strong>de</strong>lijk portret zou<br />

kunnen zijn, valt natuurlijk niet meer na te gaan.<br />

Het resi<strong>de</strong>ntiehuis te Tegal, waar 's avonds aan zee tafeldansen wer<strong>de</strong>n<br />

gepraktizeerd, en waar nadien dokter Ellinger - in <strong>de</strong> roman Rantzowzoveel kinine<br />

moest uit<strong>de</strong>len aan zijn patiënten die er malaria had<strong>de</strong>n opgedaan, combineer<strong>de</strong><br />

<strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong> roman met Valettes paleisachtige ambtswoning in Pasoeroean.<br />

Bewaar<strong>de</strong> foto's van het huis laten zien hoe nauwkeurig hij in zijn beschrijvingen <strong>de</strong><br />

werkelijkheid volg<strong>de</strong>. 60 Ook <strong>de</strong> Lange Laan in ‘Laboewanggi’ heeft bestaan, het was<br />

<strong>de</strong> bre<strong>de</strong> en lommerrijke Heerenstraat van Pasoeroean, met links en rechts villa's en<br />

tuinen en aan het eind <strong>de</strong> sociëteit <strong>de</strong> Harmonie. Door <strong>Couperus</strong> wordt <strong>de</strong>ze even<br />

clichématig Concordia genoemd. Het neoklassieke interieur van <strong>de</strong> toneelzaal is goed<br />

gedocumenteerd. De beel<strong>de</strong>n die <strong>Couperus</strong> oproept van <strong>de</strong> door Trudy georganiseer<strong>de</strong><br />

feestjes en <strong>voor</strong>stellingen kunnen wij op <strong>de</strong>ze manier uitstekend invullen. In het boek<br />

is Trudy / Eva het mid<strong>de</strong>lpunt van <strong>de</strong> toneelvereniging Thalia.<br />

Maar het gaat niet alleen om <strong>de</strong>ze realia. Ook Trudy's strijd tegen het<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


234<br />

klimaat, haar buien van neerslachtigheid en an<strong>de</strong>re emotionele problemen hebben<br />

hun weerslag in het boek gekregen. Enkele bewaar<strong>de</strong> brieven tonen aan dat zij<br />

in<strong>de</strong>rdaad onevenwichtig en impulsief was, en beheerst werd door een steeds<br />

terugkerend verlangen naar Holland. 61 Eva El<strong>de</strong>rsma uit <strong>de</strong> roman mist het artistieke<br />

milieu van haar ou<strong>de</strong>rs in Den Haag. Dit berust op een i<strong>de</strong>alisering van Trudy's<br />

muzikale va<strong>de</strong>r, die evenals zij en haar jongere broer <strong>Louis</strong> immers zoveel van muziek<br />

en theater hield. Wij herinneren ons dat papa John Ricus aan <strong>de</strong> lopen<strong>de</strong> band Franse<br />

gedichten schreef en zich zowel met politieke brochures als met genealogie bezighield.<br />

He<strong>de</strong>n en verle<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n in De stille kracht virtuoos tot een levendige eenheid<br />

met elkaar venweven. Wat <strong>de</strong> geheimzinnige verschijnselen betreft, wij zagen al dat<br />

<strong>Couperus</strong> zelf in <strong>de</strong> badkamer van Gabroe een witte spookgestalte meen<strong>de</strong><br />

waargenomen te hebben die door een dichte <strong>de</strong>ur in het niet was verdwenen. Deze<br />

figuur bracht hem op <strong>de</strong> geheimzinnige witte hadji. In het boek duikt <strong>de</strong>ze telkens<br />

op. Naarmate <strong>de</strong> han<strong>de</strong>ling aflooot triomfeert hij. De hadji is symbool gewor<strong>de</strong>n van<br />

<strong>de</strong> oosterse mysteriën bij uitstek. Dat het een badkamer moest zijn waarin zich het<br />

dramatisch hoogtepunt van <strong>de</strong> roman afspeelt - naakt wordt <strong>de</strong> overspelige Léonie<br />

van Oudijck er van alle kanten door onzichtbare mon<strong>de</strong>n met sirihsap bespogen - is<br />

dus geen wan<strong>de</strong>r. Er was overigens nog een an<strong>de</strong>re aanleiding tot dit motief. <strong>Couperus</strong><br />

vermeldt ook het onverklaarbaar door <strong>de</strong> lucht suizen van steentjes. Alweer berust<br />

dit niet zomaar op fantasie, hoewel men het <strong>Couperus</strong> wel als zodanig heeft verweten.<br />

Wij beschikken over gegevens die een en an<strong>de</strong>r min of meer ophel<strong>de</strong>ren.<br />

In een bespreking van De stille kracht, kort na het verschijnen van het boek, meen<strong>de</strong><br />

Jan ten Brink te moeten opmerken dat alles wat over vermeen<strong>de</strong> stille krachten in<br />

Indië tot dan toe bekend was, na on<strong>de</strong>rzoek op valse verzinsels bleek te berusten. 62<br />

Hierop antwoord<strong>de</strong> een zekere W. Bosch, kennelijk goed op <strong>de</strong> hoogte, in een brief<br />

in De Telegraaf. 63 ‘Niet te Laboewanggi, maar in <strong>de</strong> Preanger, waar het geheimzinnig<br />

steenen werpen en sirih spuwen plaats had, werd het huis waarin dit gebeur<strong>de</strong>,<br />

omsingeld door een paar compagnieën soldaten, aan wier hoofd wijlen generaal<br />

Michiels, <strong>de</strong>stijds nog kapitein, stond die <strong>de</strong>n omtrek van het huis afsloten, ver<strong>de</strong>r<br />

dan met eenige mogelijkheid een menschenhand steenen kon werpen, en toch bleef<br />

het verschijnsel dag en nacht, weken aan een <strong>voor</strong>tduren, zon<strong>de</strong>r dat het mogelijk<br />

was dat eenige menschelijke me<strong>de</strong>-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


235<br />

werking van buiten daaraan part of <strong>de</strong>el had. Hoe allen zich ook inspan<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> zaak<br />

bleef een mysterie. Het verslag hiervan berust op <strong>de</strong> secretarie te Batavia, door<br />

generaal Michiels en zijne officieren ten volle on<strong>de</strong>rteekend. Ik hoor<strong>de</strong> die<br />

geschie<strong>de</strong>nis in mijn jeugd door generaal Michiels zelf vertellen.’<br />

Deze stenenregen heeft in februari 1831 plaatsgehad te Soemedang, in <strong>de</strong><br />

ambtswoning van <strong>de</strong> assistent-resi<strong>de</strong>nt Van Kessinger. Het nooit verklaar<strong>de</strong><br />

verschijnsel hield toen zestien dagen aan. <strong>Couperus</strong> zou het officiële schriftelijke<br />

rapport ter inzage hebben gekregen van gouverneur-generaal Van <strong>de</strong>r Wijck, toen<br />

hij hem in Buitenzorg bezocht. 64 (Hij was aan hem geparenteerd.) Wellicht heeft hij<br />

er vroeger in Den Haag al van zijn va<strong>de</strong>r over gehoord: <strong>de</strong>ze heeft Michiels goed<br />

gekend in zijn diensttijd op Sumatra, en Michiels zal het verhaal wel niet alleen aan<br />

<strong>de</strong> heer Bosch hebben verteld. Hoe dit ook zij, <strong>Couperus</strong> ken<strong>de</strong> <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis. 65<br />

Daarbij komt dat hij een romantische belangstelling <strong>voor</strong> zogenaamd bovennatuurlijke<br />

dingen koester<strong>de</strong>. Wij herinneren ons Kleine raadsels, zijn brief aan Van Ee<strong>de</strong>n, en<br />

niet te vergeten zijn verzoek aan Elise van Calcar bij haar een séance te mogen<br />

bijwonen (1892). 66<br />

De stille kracht volgt in geromantiseer<strong>de</strong> vorm tevens <strong>Couperus</strong>' gehele verblijf<br />

op Java. Evenals in Langs lijnen, waar het om een Romeins <strong>de</strong>cor ging, gebruikte<br />

hij <strong>de</strong> werkelijkheid - ditmaal dus die van Java in 1899 - als achtergrond <strong>voor</strong> zijn<br />

intrige. In bei<strong>de</strong> gevallen blijkt die intrige ge<strong>de</strong>eltelijk historisch van aard te zijn, of<br />

beter gezegd niet geheel verzonnen. De tekening van het Indische leven in het<br />

fin-<strong>de</strong>-siécle is uitnemend geslaagd. Valettes uiteenzettingen over <strong>de</strong> problematiek<br />

waar een hooggeplaatst ambtenaar bij het Binnenlands Bestuur zich in die tijd <strong>voor</strong><br />

gesteld zag, geven het boek een niet min<strong>de</strong>r grote actualiteit dan het feminisme dat<br />

in <strong>de</strong> eerste roman <strong>de</strong>ed. Zelfs heeft <strong>Couperus</strong> nooit eer<strong>de</strong>r zo nauw bij politieke<br />

gebeurtenissen uit een contemporaine perio<strong>de</strong> aangeknoopt als toen hij, schrijven<strong>de</strong><br />

over een zeebeving bij Ternate, zijn roman nauwkeurig dateer<strong>de</strong> met <strong>de</strong> me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling: 67<br />

‘Men had veel gesproken over Dreyfus, men begon te spreken over Transvaal, maar<br />

over Ternate sprak men ter nauwernood.’ De grens tussen fictie en literair reisjournaal<br />

wordt hier ineens overschre<strong>de</strong>n.<br />

Naar het ein<strong>de</strong> toe verplaatst <strong>de</strong> han<strong>de</strong>ling zich naar Batavia, om geen an<strong>de</strong>re re<strong>de</strong>n<br />

echter dan het feit dat <strong>Couperus</strong> en Elisabeth daar zelf ook <strong>de</strong> laatste perio<strong>de</strong> van<br />

hun Indische jaar hebben doorgebracht. Schitterend<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


236<br />

beschrijft <strong>Couperus</strong> uit eigen aanschouwing 68 ‘het funébre, <strong>de</strong> doodsche melancholie<br />

van die groote villa-stad, waar duizen<strong>de</strong>rlei bestaan als in een zwijgen koortsachtig<br />

<strong>voor</strong>tijlt naar een toekomst van geld en rust’. Dagelijks zag hij er ‘<strong>de</strong> exo<strong>de</strong> <strong>de</strong>r witte<br />

mannen naar <strong>de</strong> Stad: wit van gelaatskleur, wit van kleedij en als blank van blik,<br />

blank van zorgend peinzen, <strong>de</strong>n verren blanken blik vol zorg en peinzing van een<br />

ie<strong>de</strong>r gericht op die toekomst, die zij uitreken<strong>de</strong>n met enkele tientallen of vijftallen<br />

van jaren: op dat en dat jaar, zooveel binnen, en dan weg, uit Indië weg, naar Europa<br />

[...]. De exo<strong>de</strong> vul<strong>de</strong> <strong>de</strong> trammen met hare witte doodschheid: velen, vermogend al,<br />

maar nog niet rijk genoeg <strong>voor</strong> hun doel, re<strong>de</strong>n in hunne mylords en buggy's tot <strong>de</strong><br />

Harmonie, namen daar <strong>de</strong>n tram, om hunne paar<strong>de</strong>n niet te vermoeien.’<br />

De stille kracht is een monumentale roman, waarin <strong>Couperus</strong> zijn talent <strong>voor</strong><br />

drama, indien dat nog hoef<strong>de</strong>, meesterlijk heeft bewezen. Wat in een boek als<br />

Majesteit pijnlijk ontbreekt - echtheid, zowel van entourage als gevoelens - is hier<br />

ruimschoots aanwezig. Bevrij<strong>de</strong>n<strong>de</strong> humor plaatst daarnaast het verhaal op een niveau<br />

dat vrij is van ie<strong>de</strong>re benepenheid. Wat niet weinig tot <strong>de</strong>ze indruk van rijpheid<br />

bijdraagt, is <strong>de</strong> manier waarop <strong>Couperus</strong> ook hier, na <strong>de</strong> aarzelen<strong>de</strong> aanzet in Langs<br />

lijnen, <strong>de</strong> seksualiteit behan<strong>de</strong>lt. Manlijke en vrouwelijke figuren zijn door en door<br />

wezens van vlees en bloed. <strong>Couperus</strong> toont ze zon<strong>de</strong>r terughou<strong>de</strong>ndheid in <strong>de</strong><br />

naaktheid van hun bestaan. Lief<strong>de</strong>shan<strong>de</strong>lingen wor<strong>de</strong>n bijna tot in<strong>de</strong>tails<br />

gesuggereerd, met een vrijmoedigheid die spoedig <strong>de</strong> toch niet bepaald erg preutse<br />

Van Deyssel het woord ‘lie<strong>de</strong>rlijkhe<strong>de</strong>n’ in <strong>de</strong> pen zou geven. Verbijsterd constateer<strong>de</strong><br />

<strong>de</strong>ze: 69 ‘De heerlijke toestand heeft zich <strong>voor</strong>gedaan, dat van <strong>de</strong>ze drie tijdschriften:<br />

De Nieuwe Gids, Het Tweemaan<strong>de</strong>lijksch Tijdschrift en De Gids, De Gids het<br />

onvoegzame tijdschrift was.’<br />

Het is in <strong>de</strong> tropen geweest dat <strong>Couperus</strong> zijn laatste aarzelingen overboord heeft<br />

gezet. Geen won<strong>de</strong>r. Wat hij zag, hoor<strong>de</strong> en wist, was wel zo ver van het Hollands<br />

binnenhuisje verwij<strong>de</strong>rd, dat hij zijn gezon<strong>de</strong> sensualiteit niet langer nutteloos heeft<br />

ingetoomd. Na <strong>de</strong> slotscénes van Langs lijnen reken<strong>de</strong> hij in het lief<strong>de</strong>leven van<br />

Léonie van Oudijck - en hij kon via haar terugverwijzen naar zijn tante - met <strong>de</strong><br />

laatste remmingen en valse pu<strong>de</strong>ur af. Zijn androgyne aanleg, zo moet hij zich steeds<br />

meer, bewust zijn gewor<strong>de</strong>n, maakte het hem mogelijk zich zowel in <strong>de</strong> voluptueuze<br />

genietingen van Léonies hartstochten volledig in te leven, als ook<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


237<br />

zich ongestoord, en zelfs superieur, uit te leven in <strong>de</strong> beschrijvingen van Addy <strong>de</strong><br />

Luces lichamelijke schoonheid. 's Mans absolute geilheid en volstrekt polygame,<br />

<strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> zelf bepaald benij<strong>de</strong>nswaardige geslachtsdrift, wor<strong>de</strong>n in het boek<br />

door niemand gefnuikt, integen<strong>de</strong>el door een ie<strong>de</strong>r geprezen. Hierin kon <strong>Couperus</strong><br />

zich zon<strong>de</strong>r enige ver<strong>de</strong>nking laten gaan. Van <strong>de</strong>ze verworvenheid naar Dionyzos<br />

en <strong>de</strong> uitspattingen in De berg van licht was het nog maar een kleine stap.<br />

Dit <strong>voor</strong>al moet hij zich afgevraagd hebben: was werkelijk het familie-blazoen<br />

nooit besmeurd geraakt, zoals papa John Ricus in zijn inleiding van het familieregister<br />

met zoveel nadruk beweer<strong>de</strong>? Het lief<strong>de</strong>leven van diens bloe<strong>de</strong>igen zuster loog er<br />

allerminst om. En er was nog veel meer. In De stille kracht wordt <strong>de</strong> resi<strong>de</strong>nt Van<br />

Oudijck gechanteerd door een <strong>voor</strong>kind, een volwassen zoon die <strong>de</strong> goe<strong>de</strong> man<br />

in<strong>de</strong>rtijd bij een inlandse vrouw verwekt blijkt te hebben. Eerst wil hij het ontkennen.<br />

Als <strong>de</strong> bewijzen zich echter opstapelen, moet hij het wel toegeven. De bastaard voert<br />

zelfs zijn naam. - Welnu, in <strong>de</strong> familie <strong>Couperus</strong>, blazoen of niet, was ook dit al sinds<br />

vele jaren aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong>. En hoe! Papa's broer Petrus Theodorus bij <strong>voor</strong>beeld had bij<br />

een inlandse vrouw Sarina maar liefst vijf natuurlijke kin<strong>de</strong>ren, die allen <strong>de</strong> naam<br />

<strong>Couperus</strong> droegen. <strong>Een</strong> van <strong>de</strong>ze, John, kreeg zelf later weer twee zogenaam<strong>de</strong><br />

<strong>voor</strong>kin<strong>de</strong>ren bij een inlandse vrouw Mina. 70 Dit soort familiesituaties was in het<br />

koloniale Indië overigens meer regel dan uitzon<strong>de</strong>ring en <strong>de</strong> betrokkenen hoef<strong>de</strong>n<br />

zich er niet <strong>voor</strong> te schamen. In Ne<strong>de</strong>rland dacht <strong>de</strong> goegemeente daar echter an<strong>de</strong>rs<br />

over.<br />

Eén ding is buiten kijf: het gedrag van papa's zuster Elisabeth, literair vereeuwigd<br />

als Léonie van Oudijck, moet door John Ricus wel beschouwd zijn als een<br />

verschrikkelijke misstap. Zij werd door <strong>de</strong> familie ver<strong>de</strong>r dan ook geheel genegeerd,<br />

Na zich op Java onmogelijk te hebben gemaakt, is <strong>de</strong>ze dame geschei<strong>de</strong>n. Voor <strong>de</strong><br />

rest van haar leven vestig<strong>de</strong> zij zich in Parijs. Aldaar is zij in 1889, achtenzestig jaar<br />

oud, overle<strong>de</strong>n.<br />

Eindnoten:<br />

1 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 156 nr. 212. - V. Boeven, Leven, 165.<br />

2 Hollandia II 86 (24 juni 1899), 9-10. Harry G.M. Prick wees mij hier vrien<strong>de</strong>lijk op.<br />

3 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 157 nr. 215.<br />

4 I<strong>de</strong>m, 156 nr. 212.<br />

5 I<strong>de</strong>m, 158 nr. 215.<br />

6 Oostwaarts, VII.<br />

7 Aangetoond door Jeannette Koch in Babel. <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> 1863-1923 (1974), 3-35.<br />

8 Brief d.d. 26 november 1982 aan schrijver <strong>de</strong>zes (in diens bezit).<br />

9 De brief vervolgt namelijk: ‘Mijn moe<strong>de</strong>r was toen een jong meisje van achttien jaar. Ze had<br />

Eline Vere gelezen en, als rechtgeaard meisje van haar tijd, een grote bewon<strong>de</strong>ring opgevat<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> heldin van het boek. Bovendien had ze in haar fantasie mevrouw <strong>Couperus</strong><br />

geï<strong>de</strong>ntificeerd met dit etherische wezentje. Groot was haar teleurstelling toen <strong>de</strong> werkelijke<br />

vrouw van <strong>de</strong> grote <strong>Louis</strong> bijzon<strong>de</strong>r lelijk en bovendien heel erg scheel bleek te zijn!’ - Volgens<br />

R. Nieuwenhuys, ‘De Indische wereld van <strong>Couperus</strong>’, in Hollands Maandblad 5, 192/193,<br />

(juli/aug. 1963), 22, is <strong>Couperus</strong> eerst in het Hotel Wisse afgestapt eer hij bij zijn broer ging<br />

logeren.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


10 Bataviaasch Nieuwsblad d.d. 8 oktober 1921. Zie Marion Valent, ‘Over “De stille kracht” van<br />

<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, in Literatuur I, 84/4 (juli/augustus 1984), 204.<br />

11 Rob Nieuwenhuys, Baren en oudgasten (1981), 151. Volgens een aantekening in het Lett. Mus.,<br />

Den Haag, in Weltevre<strong>de</strong>n, mei 1899.<br />

12 Nieuwenhuys, Baren, 151.<br />

13 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 159 nr. 216.<br />

14 Zie <strong>voor</strong> een foto van het resi<strong>de</strong>ntiehuis Nieuwenhuys, Baren, 154.<br />

15 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 160 nr. 217.<br />

16 Oostwaarts, XXVI.<br />

17 I<strong>de</strong>m, XXXV. Het plaatsje wordt genoemd in De stille kracht, II. V, III. Zie ook Nieuwenhuys,<br />

Baren, 165.<br />

18 Oostwaarts, XXXV. Merkwaardig is daar zijn toevoeging n.a.v. <strong>de</strong> Zandzee: ‘ik heb mij toen<br />

kunnen droomen, u zien<strong>de</strong>, <strong>de</strong>n nieuwen bouw van een god<strong>de</strong>lijke bergstad, na <strong>de</strong> vernietiging<br />

van een god<strong>de</strong>lijk bergrijk.’ - Heeft hij toen al even aan Babel (1901) gedacht?<br />

19 Oostwaarts, XXIII.<br />

20 C. Serrurier, ‘<strong>Een</strong> momentopname van <strong>Couperus</strong>' persoonlijkheid’, in Over <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong><br />

(1952), 79-81. Eer<strong>de</strong>r door haar vastgeleg<strong>de</strong> herinneringen bij V. Booven, Leven, 165 e.v. - Zie<br />

over <strong>de</strong> twee in Indië geschreven romans en hun ontstaan o.m.R. Nieuwenhuys (artikel en boek,<br />

hierboven in noten 9 en II geciteerd).<br />

21 V. Booven, Leven, 166: ‘Op een ochtend kregen hij en zijn zuster <strong>de</strong>n inval zich in het boetseeren<br />

te oefenen en in enkele oogenblikken had hij, zon<strong>de</strong>r naar een <strong>voor</strong>beeld te werken, een<br />

alleraardigsten dolfijn gemaakt.’ (Ontleend aan C. Serrurier.)<br />

22 <strong>Een</strong> fraai portret van haar, nog uit het assistent-resi<strong>de</strong>ntshuis te Bogor, bij Nieuwenhuys, Baren,<br />

153.<br />

23 Serrurier, <strong>Couperus</strong>, 80.<br />

24 1887-1932. Zij werd dus maar vijfenveertig jaar.<br />

25 V. Booven, Leven, 165. - Nieuwenhuys, Benen, 154-155. Vgl. in De stille kracht II, IV, VI: ‘Op<br />

het tooneel van <strong>de</strong> societeit had Eva georganizeerd een serie van drie tableaux uit <strong>de</strong> Artur-Sage:<br />

Viviane, en Ginevra en Lancelot [...].’<br />

26 V. Booven, Leven, 165.<br />

27 Zie noot 23.<br />

28 <strong>Een</strong> fraaie foto van enkele acteurs bij Nieuwenhuys, Baren, 155. - Zie ook Bastet, Zuil, 47.<br />

29 V. Booven, Leven, 165.<br />

30 I<strong>de</strong>m, 166.<br />

31 I<strong>de</strong>m, 167.<br />

32 Waar<strong>de</strong> Heef Veen, 181 nr. 247.<br />

33 V. Booven, Leven, 167.<br />

34 Beschreven als ‘Won<strong>de</strong>rlijke historiën. De badkamer.’ (Haagsche Post 20 januari 1917), in<br />

Proza III, 107. Over <strong>de</strong> plaats waar, zegt <strong>Couperus</strong> aldaar: ‘Het was in het binnenland, op een<br />

suikerfabriek, bij verwanten’.<br />

35 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 162 nr. 218.<br />

36 ‘Hoe een roman wordt geschreven’ (Haagsche Post 31 juli 1920), in Proza II, 125: ‘...miste ik<br />

zelfs <strong>de</strong>n moed kleine, slimme, sluwe zinnetjes die Brox' optre<strong>de</strong>n zou<strong>de</strong>n prepareeren er hier<br />

en daar tusschen te krabbelen...’. Zoodat ‘Rudolf Brox veel te laat <strong>de</strong>n lezer bekend wordt<br />

gemaakt’.<br />

37 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 162 nr. 218.<br />

38 I<strong>de</strong>m, 163 nr. 219.<br />

39 Oostwaarts, I. - Zie ook Bastet, Zuil, 81.<br />

40 Ongepubliceer<strong>de</strong> brief d.d. 3 april 1919 aan W.F.C. Timmermans. <strong>Couperus</strong> voegt er nog aan<br />

toe: ‘Deze niet verborgen hostiliteit is een mystiek element in het boek.’ (Brieven geveild door<br />

Burgersdijk en Niermans te Lei<strong>de</strong>n - Book Auction Sale 280 (28-30 mei 1984), nr. 2051 - wie<br />

vrien<strong>de</strong>lijke dank <strong>voor</strong> inzage toekomt. Nu particulier bezit.)<br />

41 Snij<strong>de</strong>rs, Ram, 7. - Prick, Ram, 38.<br />

42 Maatstaf II (1963), 168 nr. 19.<br />

43 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 167 nr. 223<br />

44 Ibi<strong>de</strong>m.<br />

45 I<strong>de</strong>m, 168 nr. 225.<br />

46 Sinds 1938 bewoon<strong>de</strong> hij te Monaco <strong>de</strong> villa Magali, boulevard Prince Rainier 18.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


47 De Gids (1900) II, 195 e.v.; 387 e.v. - <strong>Een</strong> goe<strong>de</strong> analyse van <strong>de</strong> roman gaf Ton Anbeek,<br />

‘<strong>Couperus</strong> en <strong>de</strong> maatschappelijke toestand van <strong>de</strong> geschei<strong>de</strong>n vrouw’, in Spektator I (1971/2),<br />

7/8, 393-405.<br />

48 Jeannette Koch, <strong>Couperus</strong>' Rome (1974), 27-28.<br />

49 Reis-impressies, Brief uit Rome (Januari 1894), 38.<br />

50 Langs lijnen, I.<br />

51 I<strong>de</strong>m, IV.<br />

52 I<strong>de</strong>m, VIII.<br />

53 I<strong>de</strong>m, VIII.<br />

54 I<strong>de</strong>m, IX.<br />

55 I. van Geest-Jacobs en M. Klein, ‘<strong>Couperus</strong> en <strong>de</strong> Vrouwenquestie’, in De Nieuwe Taalgids<br />

78-2 (1985), 127-136. - Dat <strong>de</strong> roman sterk afhankelijk moet zijn van Emile Zola's Ma<strong>de</strong>leine<br />

Férat werd aannemelijk gemaakt door L. Scheer, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> en Emile Zola: noodlottig<br />

masochisme’, in Spiegel <strong>de</strong>r Letteren 21 (1979), 3, 161-177.<br />

56 Langs lijnen, XLVII.<br />

57 I<strong>de</strong>m, LII.<br />

58 Vogel, <strong>Couperus</strong>, 110. - Nieuwenhuys, Baren, 158.<br />

59 Nieuwenhuys, Baren, 164.<br />

60 I<strong>de</strong>m, Baren, 156 e.v.<br />

61 ARA, fam. arch. <strong>Couperus</strong>, brief zomer 1908.<br />

62 De Telegraaf, 8 <strong>de</strong>cember 1900.<br />

63 I<strong>de</strong>m, 22 <strong>de</strong>cember 1900. Deze schrijver disculpeert <strong>Couperus</strong> ook ver<strong>de</strong>r van verzinsels, ‘al<br />

gebeur<strong>de</strong> <strong>de</strong> scène, waarbij Léonie in een doux tête à tête door haar man geattrappeerd werd<br />

niet te Laboewangie, maar te Batavia met eene dame, die <strong>de</strong> heer dr. Ten Brink even goed als<br />

ik gekend heeft; eene dame die, toen zij toevallig door haar eigen man, door wien zij ten volle<br />

werd vertrouwd, overvallen werd, tegen haar echtgenoot zei<strong>de</strong>: <strong>de</strong> heer Tropcourt van Singapore<br />

(ik verberg zijn waren naam achter dit pseudoniem) <strong>de</strong> heer Tropcourt vraagt mij <strong>de</strong> hand van<br />

mijne oudste dochter. Het gevolg was, dat het vertrouwen van <strong>de</strong>n goe<strong>de</strong>n waardigen echtgenoot<br />

niet geschokt werd, en zijne dochter met <strong>de</strong>n heer Tropcourt huw<strong>de</strong>.’<br />

64 Nicuwenhuys, Baren, 149. - Marien Valent (zie noot 10) heeft <strong>de</strong>ze kwestie onlangs opnieuw<br />

behan<strong>de</strong>ld. Zij wees er op dat het rapport in 1872 al is gepubliceerd - het origineel zou toen<br />

zoek geweest zijn - door generaal Van Swieten in het <strong>de</strong>cembernummer van het Tijdschrift <strong>voor</strong><br />

Ne<strong>de</strong>rlandsch Indië. - Zie nu ook E.M. Beekman in zijn inleiding bij <strong>de</strong> herziene editie van<br />

Alexan<strong>de</strong>r Teixeira <strong>de</strong> Mattos' vertaling The hid<strong>de</strong>n force (1985), 20 e.v.<br />

65 Hij kan het bovendien van <strong>de</strong> familie Baud gehoord hebben. Het rapport was volgens Marion<br />

Valent in<strong>de</strong>rtijd opgemaakt door <strong>de</strong> gouverneur-generaal ad interim J.C. Baud, een neef van<br />

<strong>Couperus</strong>' oom G.L. Baud - De verschillen<strong>de</strong> manifestaties van stille kracht die <strong>Couperus</strong> ten<br />

tonele voert blijken tot een min of meer vast repertoire te behoren. M. Valent wijst op H.A. van<br />

Hien, De Javaansche geestenwereld en <strong>de</strong> betrekking die tusschen <strong>de</strong> geesten en <strong>de</strong> zinnelijke<br />

wereld bestaat verdui<strong>de</strong>lijkt door <strong>de</strong> petangan's of tellingen bij <strong>de</strong> Javanen in gebruik (1896).<br />

Hierin o.a. over stenen gooien<strong>de</strong> en sirih spuwen<strong>de</strong> geesten. Terecht meent zij: ‘... van het begin<br />

tot het ein<strong>de</strong> presenteert <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> stille kracht als een reëel bestaand, maar volstrekt<br />

ondoorgron<strong>de</strong>lijk mysterie. Ook <strong>de</strong> Europeaan kan erin geloven, maar an<strong>de</strong>rs dan <strong>de</strong> Javaan<br />

kan hij er geen verbinding mee on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>n.’<br />

66 <strong>Een</strong> aantal passages over bovennatuurlijke zaken bij <strong>Couperus</strong> werd verzameld door Karel<br />

Reijn<strong>de</strong>rs, Als ik, bij <strong>voor</strong>beeld, <strong>de</strong> geest van mijn moe<strong>de</strong>r op <strong>de</strong>n rand van mijn bed zag zitten<br />

(1974). - Zie meer in het algemeen ook Albert Helman, ‘De stille kracht in het oeuvre van<br />

<strong>Couperus</strong>’, in Over <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> (1952), 49-53.<br />

67 Stille kr., II, IV, V.<br />

68 I<strong>de</strong>m, II, VII, III.<br />

69 Reijn<strong>de</strong>rs, C. bij V.D., 280. - Hoe zeer <strong>de</strong> roman ook jaren later door sommigen nog <strong>voor</strong><br />

‘onvoegzaam’ gehou<strong>de</strong>n werd, blijkt uit het oor<strong>de</strong>el van dr. J. Jansen, Busken Huet, Schaepman<br />

en <strong>Couperus</strong> (1907), 46: ‘Diep gezonken is een schrijver, die schrijven durft, wat in De stille<br />

kracht geschreven is. Diep bedorven is <strong>de</strong> kring van lezers, die niet met afschuw van het gemeene<br />

en met weerzin van het vuile en met verachting van het lage een boek als De stille kracht<br />

wegwerpt.’<br />

70 De Ne<strong>de</strong>rlandsche leeuw (1908), 18. - Zie reeds R. Nieuwenhuys, ‘De Indische wereld van<br />

<strong>Couperus</strong>’, in Hollands Maandblad 5, 192/193 (juli/aug. 1963), 18. (Nieuwenhuys maakt<br />

overigens vergissingen. John was niet twaalf maar acht jaar ou<strong>de</strong>r dan <strong>Couperus</strong>. Hij trouw<strong>de</strong><br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


met Maria Sentielena Guttenberg, dochter van Simon Guttenberg en een inlandse vrouw Pura.<br />

John <strong>Couperus</strong> had twee <strong>voor</strong>kin<strong>de</strong>ren bij een inlandse vrouw Mina. Hij was employé op een<br />

suikerfabriek te Boedoean, had bij zijn eigen vrouw bovendien twee ‘gewone’ kin<strong>de</strong>ren, en<br />

overleed in 1889 te Sitoebondo.)<br />

V [1900-1901]<br />

In het <strong>voor</strong>jaar van 1900 trouw<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong>' uitgever L.J. Veen met zijn jonge<br />

verloof<strong>de</strong>, Clara Paehlig. <strong>Couperus</strong> zou haar spoedig ook persoonlijk leren kennen.<br />

Als huwelijksgeschenk zond hij het bruidspaar eind april<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


238<br />

een pul van Rozenburgs porselein. 1 Doordat <strong>de</strong> directeur van <strong>de</strong> beroem<strong>de</strong> Haagse,<br />

in 1884 opgerichte fabriek, J. Jurriaan Kok, dit kunstprodukt zoals hij gewend was<br />

te doen in zijn verkoopregisters vermeld<strong>de</strong>, weten wij precies wat het gekost heeft.<br />

Het blijkt een tamelijk duur ca<strong>de</strong>au geweest te zijn: op 7 juli van dat jaar betaal<strong>de</strong><br />

<strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> hem gepresenteer<strong>de</strong> rekening á raison van veerlrig gul<strong>de</strong>n. 2<br />

Hemzelf wachtte geen erg vrolijke zomer. Eerst ontving hij het overlij<strong>de</strong>nsbericht<br />

van zijn zwager Fayan Vlielan<strong>de</strong>r Hein uit Wiesba<strong>de</strong>n. Op haar tweeënvijftigste werd<br />

<strong>Couperus</strong>' oudste zuster weduwe. Haar wachtte een moeilijke tijd. Haar oudste dochter<br />

Geertruida Catharina Advocaat-Vlielan<strong>de</strong>r Hein was al drieeëntwintig, maar haar<br />

zoon Benjamin Marius nog pas <strong>de</strong>rtien jaar. <strong>Couperus</strong> nam het besluit haar spoedig<br />

op te gaan zoeken. In augustus zou hij dat ook doen.<br />

Uit <strong>de</strong> correspon<strong>de</strong>ntie met Veen weten wij dat hij zich nog altijd niet goed voel<strong>de</strong>. 3<br />

In Nice was hij maar matig opgeknapt. Voorlopig bleef hij zoveel mogelijk thuis.<br />

Daar hoef<strong>de</strong> hij zich overigens niet te vervelen. De stille kracht moest in het net<br />

wor<strong>de</strong>n overgeschreven. De roman zou in September en oktober in De Gids<br />

verschijnen.<br />

Financiële problemen hiel<strong>de</strong>n hem ook bezig. Bij herhaling vroeg hij Veen eens<br />

naar Den Haag te komen, hij wil<strong>de</strong> iets met hem bespreken dat al sinds geruime tijd<br />

door zijn gedachten speel<strong>de</strong>. Veen moet wel bevroed hebben dat er geld mee gemoeid<br />

was. <strong>Couperus</strong> had weer heel wat nodig. Indië had hem <strong>de</strong> das omgedaan. Bovendien<br />

was <strong>de</strong> verhuizing naar Nice nu op han<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> Villa Jules aldaar moest ingericht<br />

wor<strong>de</strong>n.<br />

Bij dit alles kwamen nog an<strong>de</strong>re zorgen. Er was iets dat <strong>Couperus</strong> erg verontrustte:<br />

Elisabeth was helemaal niet in or<strong>de</strong>. <strong>Een</strong> nerveuze stoornis openbaar<strong>de</strong> zich in<br />

hin<strong>de</strong>rlijke verschijnselen van lichamelijke aard. Bespeuren wij hier <strong>voor</strong> het eerst<br />

iets van onvre<strong>de</strong> die Elisabeth voel<strong>de</strong> ten opzichte van haar levenssituatie? Bewust<br />

of onbewust, er waren dingen die een negatieve invloed op haar uitoefen<strong>de</strong>n. Op 17<br />

juli schreef <strong>Couperus</strong> zijn uitgever kort: 4 ‘Mijn vrouw is niet heel wel, <strong>de</strong>n laatsten<br />

tijd.’ Drie dagen later voeg<strong>de</strong> hij daar aan toe: 5 ‘Ik laat liever mijn vrouw niet een<br />

heelen dag alleen, daar zij wat nerveus is.’<br />

Het bleek spoedig erger te zijn dan uit <strong>de</strong>ze regels te lezen valt. Elisabeth voel<strong>de</strong><br />

zich niet eens in staat <strong>de</strong> jonge mevrouw Veen-Paehlig te ontvangen. 6 ‘Mijn vrouw<br />

loopt iets beter,’ liet <strong>Couperus</strong> weten, ‘maar is erg neêrslachtig en heeft melancholieke<br />

buien.’ Pas in <strong>de</strong> loop van augustus<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


239<br />

zou er wat verbetering in komen, 7 ‘dank zij suggestie en hypnose van Dr. Ben<strong>de</strong>’.<br />

Dat Elisabeth lij<strong>de</strong>n<strong>de</strong> was aan een ernstige <strong>de</strong>pressie lijkt wel zeker. In oktober zou<br />

<strong>Couperus</strong> zijn nichtje Constance in Indië mee<strong>de</strong>len: 8 ‘Betty is veel beter: verbeeld<br />

je, het was geen rheumatiek, maar het waren zenuwen: van louter nerfjes kon zij niet<br />

loopen, <strong>de</strong> arme doe<strong>de</strong>l; wij hebben als richards een maand lang maandrijtuig gehad,<br />

met vasten koetsier en e<strong>de</strong>l ros, en in Den Haag door wind en weer getoerd.’<br />

Over <strong>de</strong> oorzaken van <strong>de</strong>ze zenuwinzinking horen we niets. Het kan zijn dat<br />

Elisabeth heimwee had naar haar moe<strong>de</strong>r en an<strong>de</strong>re familie in Indië. An<strong>de</strong>rzijds is<br />

het niet on<strong>de</strong>nkbaar dat zij zich steeds dui<strong>de</strong>lijker realiseer<strong>de</strong> toch niet zo erg geschikt<br />

te zijn <strong>voor</strong> een vie <strong>de</strong> bohéme, te slijten in het verre Nice waar zij niemand ken<strong>de</strong>.<br />

<strong>Een</strong> belangrijk punt was het <strong>voor</strong> altijd moeten afzien van het krijgen van kin<strong>de</strong>ren.<br />

Er zijn aanwijzingen dat zij het daar moeilijk mee had. Kunst en literatuur kon<strong>de</strong>n<br />

dit niet vervangen. Elisabeth was nu bijna drieën<strong>de</strong>rtig jaar. Het leven van reizen en<br />

trekken, samen met een man die, al hield zij van hem, geen gemakkelijk karakter<br />

had, haar weinig of niets uit han<strong>de</strong>n nam en veeleisend was, vroeg zijn tol. Zij kwam<br />

veel te kort.<br />

Er was iets wat <strong>de</strong>ze negatieve gedachten geactiveerd kan hebben. Papa John<br />

Ricus' huishouding werd tot nu toe bestierd door zijn kleindochter Johanna Vlielan<strong>de</strong>r<br />

Hein. Deze echter trad op 31 juli in het huwelijk, met W.A. Tel<strong>de</strong>rs. Is er pressie op<br />

Elisabeth uitgeoefend dat zij Johanna's rol zou overnemen? Ook als dit niet het geval<br />

is geweest, moet Johanna's aanstaand huwelijksgeluk Elisabeth toch wel aan het<br />

<strong>de</strong>nken hebben gezet, en ongewild misschien haar naijver hebben opgeroepen. Het<br />

probleem werd an<strong>de</strong>rs opgelost: Johanna's zuster Marie Vlielan<strong>de</strong>r Hein zou in het<br />

vervolg <strong>de</strong> huishouding in <strong>de</strong> Surinamestraat gaan besturen. <strong>Een</strong> dag na <strong>de</strong><br />

huwelijksvoltrekking schreef <strong>Couperus</strong> zijn uitgever over Elisabeth: 9 ‘Zij is iets beter,<br />

maar van het huwelijk in <strong>de</strong> familie hebben wij niets gezien. Ik voel me vandaag wat<br />

nerveus en heb een beroer<strong>de</strong> zenuwhoofdpijn.’<br />

Heeft het Elisabeth bovendien gehin<strong>de</strong>rd dat haar man in <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse pers<br />

flink over <strong>de</strong> tong ging? Ook dat is mogelijk. In het Algemeen Han<strong>de</strong>lsblad brak Ch.<br />

Boissevain <strong>de</strong> staf over Langs lijnen. 10 Hij vond het boek onvoegzaam en lie<strong>de</strong>rlijk.<br />

Aan Van Hall schreef <strong>Couperus</strong> - hij was redactiesecretaris van De Gids en kreeg<br />

bij ge<strong>de</strong>elten het manuscript van De stille kracht; <strong>de</strong> roman zou immers in dit<br />

tijdschrift verschijnen - op 8<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


240<br />

juli 1900: 11 ‘Ik hoop, dat U in dit begin al een typische teekening krijgt van het leven<br />

in een Indische binnenstad, hoewel het motief van het boek er nog maar heel even<br />

in prelu<strong>de</strong>ert. Ik ben alleen bang, dat Ch. Boissevain, die mij in <strong>de</strong> Lijnen “grof<br />

zinnelijk” noem<strong>de</strong>, in <strong>de</strong> Stille Kracht nog meer gechoqueerd wordt. En ik verzeker<br />

U, dat al “het grove” gedoezeld is en getemperd, zooveel als mijn overtuiging het<br />

toeliet! <strong>Een</strong> van nature min<strong>de</strong>r schuchter auteur dan ik zoû U heel wat an<strong>de</strong>rs vertellen<br />

van Laboewangi... en ook van <strong>de</strong> aristocratie te Rome!! Maar - ik heb het met naïveteit<br />

opgemerkt - men schrikt in Holland al heel gauw!’<br />

Van Hall antwoord<strong>de</strong> dat <strong>de</strong> Lijnen in De Gids sensatie maakten en zeer besproken<br />

wer<strong>de</strong>n. Met meer commercieel inzicht dan ze<strong>de</strong>lijke bekommernis riep <strong>Couperus</strong><br />

zijn uitgever toe: 12 ‘Heftig bestre<strong>de</strong>n en warm ver<strong>de</strong>digd! Wat wil U meer <strong>voor</strong> het<br />

<strong>de</strong>biet!’ Schrijven <strong>de</strong>ed hij <strong>de</strong>ze zomer niet of nauwelijks. Hij had het te druk met<br />

kopiëren van De stille kracht. Door haar ziekte kon Elisabeth hem daar dit keer niet<br />

bij helpen. En ver<strong>de</strong>r liep <strong>Couperus</strong> met een heel an<strong>de</strong>r plan rond. Daar moest hij<br />

Veen persoonlijk over spreken. Nog <strong>voor</strong> zijn aanstaand vertrek naar Nice inviteer<strong>de</strong><br />

hij zijn uitgever en diens jonge vrouw <strong>de</strong>finitief <strong>voor</strong> een bezoek. 13 's Morgens hoopte<br />

hij met hem <strong>de</strong> bewuste zaken te bespreken, daarna mocht Veen blijven lunchen, en<br />

's avonds zou<strong>de</strong>n zij gezamenlijk in het Kurhaus kunnen gaan dineren.<br />

Het is wel een ge<strong>de</strong>nkwaardige dag geweest: <strong>de</strong> enige geduren<strong>de</strong> bijna <strong>de</strong>rtig jaar<br />

die schrijver en uitgever ooit van 's morgens tot's avonds met elkaar hebben<br />

doorgebracht. In <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> is <strong>de</strong> toon van <strong>Couperus</strong>' brieven uiterst vrien<strong>de</strong>lijk,<br />

om niet te zeggen amicaal. Hij hoopte <strong>de</strong> waar<strong>de</strong> heer Veen te paaien <strong>voor</strong> iets heel<br />

bijzon<strong>de</strong>rs. De man moest tot een totale heruitgave van <strong>Couperus</strong>' oeuvre overgehaald<br />

zien te wor<strong>de</strong>n, in <strong>de</strong> zin van verzamel<strong>de</strong> werken. Niet dat <strong>Couperus</strong> daarna een<br />

nieuw leven wil<strong>de</strong> beginnen, het ging alleen om het financiële profijt. Veen heeft<br />

het <strong>voor</strong>stel niet a priori afgeslagen. <strong>Couperus</strong> kon na afloop dan ook gewagen van<br />

‘een alleraangenaamste dag’. 14 Juridisch advies won hij bij zijn zwager mr. Benjamin<br />

Vlielan<strong>de</strong>r Hein in, <strong>de</strong> echtgenoot van Catharina, die nog altijd in <strong>de</strong> Molenstraat<br />

woon<strong>de</strong>. - Maakte <strong>de</strong>ze bezwaren tegen <strong>de</strong> transactie met Veen? <strong>Couperus</strong> vond in<br />

ie<strong>de</strong>r geval dat zijn zwager meteen was gaan zeuren. Op 29 juli heette het: 15 ‘Ik ben<br />

vandaag een beetje in <strong>de</strong> war door al die juridische geleerdheid van gisteren, en weet<br />

niet wat ik er van <strong>de</strong>nken moet. <strong>Een</strong> volgen<strong>de</strong> keer ga ik ook naar<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


241<br />

een vreem<strong>de</strong>n advocaat: familie is altijd het best als familie alleen te beschouwen.’<br />

De correspon<strong>de</strong>ntie met Veen geeft dui<strong>de</strong>lijk inzicht in <strong>Couperus</strong>' financiële<br />

achtergron<strong>de</strong>n. De lopen<strong>de</strong> besprekingen met zijn uitgever brachten hem er toe een<br />

nieuw testament te maken - het eerste dateer<strong>de</strong> van 1891 toen hij in het huwelijk was<br />

getre<strong>de</strong>n -, waarin <strong>de</strong> rechten van Elisabeth precies zou<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n vastgelegd, dit<br />

<strong>voor</strong> het geval hij plotseling kwam te overlij<strong>de</strong>n. De dood van zijn zwager in<br />

Wiesba<strong>de</strong>n moet hem tot na<strong>de</strong>nken hebben gestemd. Op 30 juli begaf hij zich naar<br />

<strong>de</strong> familienotaris P.C.L. Eikendal, Noor<strong>de</strong>in<strong>de</strong> 38, om vervolgens op 1 augustus 1900<br />

Veen mee te <strong>de</strong>len: 16 ‘Wat een levensverzekering betreft, mijn vrouw zelve ziet daar<br />

geen heil in. Zij heeft in alle geval na mijn dood het vruchtgebruik van mijn kapitaaltje<br />

(een ƒ 1200 rente 's jaars) en komt mijn va<strong>de</strong>r te vallen, dan wordt dit ongeveer<br />

verdubbeld. Voor bepaal<strong>de</strong> armoe<strong>de</strong> behoeft zij dus niet te vreezen; maar ik doe<br />

natuurlijk <strong>voor</strong> haar liefst zoo veel mogelijk. Maar <strong>de</strong> levensverzekering wil zij niet.’<br />

De inhoud van het testament leert dat <strong>Couperus</strong> over enig eigen vermogen<br />

beschikte, ongetwijfeld in 1893 geërfd van zijn moe<strong>de</strong>r. Immers, kwam hij te vallen,<br />

dan erf<strong>de</strong> Elisabeth in contanten niet min<strong>de</strong>r dar twintigduizend gul<strong>de</strong>n. 17 Tegen zes<br />

procent bij Scheurleer, <strong>de</strong> familiebank die het geld beheer<strong>de</strong>, bracht dit per jaar<br />

in<strong>de</strong>rdaad als vast inkomen twaalfhon<strong>de</strong>rd gul<strong>de</strong>n aan rente op. Met het dubbele<br />

hiervan, vierentwintighon<strong>de</strong>rd gul<strong>de</strong>n, kon men in die tijd leven: Eline Vere leef<strong>de</strong><br />

volgens <strong>de</strong> tekst in <strong>de</strong> roman van tweeduizend gul<strong>de</strong>n!<br />

Onmid<strong>de</strong>llijke zorgen had <strong>Couperus</strong> dus niet, te meer daar hij er met <strong>de</strong> pen<br />

langzamerhand aardig wat bij verdien<strong>de</strong>. Op zaterdag 11 augustus werd het testament<br />

on<strong>de</strong>rtekend. Behalve het kapitaal van twintig mille zou Elisabeth bij <strong>Couperus</strong>'<br />

eventueel eer<strong>de</strong>r overlij<strong>de</strong>n alle auteursrechten erven. - <strong>Een</strong> vluchtige berekening,<br />

dit terzij<strong>de</strong>, laat zien hoeveel papa John Ricus vóór het overlij<strong>de</strong>n van zijn vrouw<br />

moet hebben bezeten: iets tussen drie en vier ton, in gul<strong>de</strong>ns van die tijd. 18 Dit betekent<br />

dat hij naar huidige maatstaven enkele malen miljonair geweest zou zijn. Het is ook<br />

dui<strong>de</strong>lijk dat hij van zijn pensioen alleen nimmer een staat zou kunnen hebben voeren<br />

als hij in <strong>de</strong> Surinamestraat gedaan heeft. <strong>Couperus</strong> zelf heeft, <strong>voor</strong> zijn moe<strong>de</strong>r stierf,<br />

ongetwijfeld een tijd lang een toelage genoten die het hem mogelijk maakte zich<br />

geheel aan <strong>de</strong> letteren te wij<strong>de</strong>n.<br />

Toen <strong>de</strong> zaken met Veen eenmaal geregeld waren en het testament<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


242<br />

gemaakt was, kon <strong>Couperus</strong> met een gerust hart naar Wiesba<strong>de</strong>n vertrekken, om<br />

vervolgens via Lausanne naar Nice door te reizen. Hij was opgelucht. Met Elisabeth<br />

ging het steeds beter. Nog in Den Haag hiel<strong>de</strong>n zij zich samen met heel wat trivialere<br />

zaken bezig: <strong>de</strong> inrichting van hun huis in Frankrijk. Bij Van Deurse in <strong>de</strong> Molenstraat<br />

lieten zij vast allerlei stofferingen maken. Elisabeth had in het <strong>voor</strong>jaar <strong>de</strong> maten al<br />

kunnen nemen. Wat er nog aan ontbrak zou<strong>de</strong>n zij in Nice kopen.<br />

<strong>Een</strong> heel an<strong>de</strong>re, wat slepen<strong>de</strong> kwestie is die van een geïllustreer<strong>de</strong> editie van<br />

Majesteit geweest, waar <strong>Couperus</strong> zijn zinnen op gezet had. Op eigen initiatief polste<br />

hij Pieter <strong>de</strong> Josselin <strong>de</strong> Jong hierover. 19 Deze bleek het echter erg druk te hebben.<br />

Veen voel<strong>de</strong> ook wel <strong>voor</strong> een met tekeningen verluchte nieuwe druk. Uitein<strong>de</strong>lijk<br />

heeft <strong>de</strong>ze nog lang op zich laten wachten. Pas in 1904 is <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> druk van <strong>de</strong><br />

veelgelezen roman verschenen, met <strong>de</strong> beken<strong>de</strong> illustraties van W.F.A.S. Vaarzon<br />

Morel.<br />

Op 14 augustus 1900 reis<strong>de</strong>n <strong>Couperus</strong> en Elisabeth naar Wiesba<strong>de</strong>n af. Voor een<br />

kleine week namen zij er hun intrek in het Promena<strong>de</strong>-Hôtel. 20 Zij kon<strong>de</strong>n Johanna<br />

geduren<strong>de</strong> enige dagen alles vertellen over <strong>de</strong> familie in Indië en Den Haag en haar<br />

zo een beetje afleiding bezorgen in haar eenzaamheid.<br />

Na Wiesba<strong>de</strong>n stapte <strong>Couperus</strong> eind augustus af in Pension Fürst Bismarck te<br />

Ba<strong>de</strong>n-Ba<strong>de</strong>n. 21 Elisabeth begon zich langzamerhand steeds beter te voelen. Van daar<br />

reis<strong>de</strong>n zij spoedig door naar Lausanne, waar tante Marie Taets van Amerongen-Riesz<br />

(1832-1908) woon<strong>de</strong>, samen met haar dochter Wilhelmina douairière van Lawick.<br />

Zij namen er hun intrek in het luxueuze hotel Beau-Site: het kon er af, met <strong>de</strong> ruime<br />

honoraria van <strong>de</strong> recente romans veilig op <strong>de</strong> bank bij Scheurleer in Den Haag. 22 De<br />

aan <strong>de</strong> horizon dagen<strong>de</strong> verzamel<strong>de</strong> werken - ze zijn echter nooit gerealiseerd -<br />

beloof<strong>de</strong>n nog meer geld... <strong>Couperus</strong> liet door Veen vast duizend gul<strong>de</strong>n overmaken<br />

naar Van Deurse, die zijn hele verhuizing moest verzorgen. In oktober hoopte hij<br />

<strong>de</strong>finitief zijn intrek te kunnen nemen in <strong>de</strong> al gehuur<strong>de</strong> Villa Jules. Heel amicaal<br />

nog steeds, nodig<strong>de</strong> hij Veen alvast daarheen uit. 23 ‘Wij verwachten U vast van <strong>de</strong>n<br />

winter eens in Nice; dan herberg ik U bei<strong>de</strong>n ergens in <strong>de</strong> buurt, en ge komt bij ons<br />

steeds <strong>de</strong>jeuneeren en dineeren. Zie dus maar eens een paar weken vrij te maken.’<br />

Intussen had Veen Langs lijnen laten drukken, als gewoonlijk door<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


243<br />

Thieme in Zutphen. Uit Lausanne zond <strong>Couperus</strong> hem het gebruikelijke lijstje met<br />

adressen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> te versturen presentexemplaren. 24 Ditmaal kon dat trouwens dienen<br />

<strong>voor</strong> twee boeken, want Veen was ook al met De stille kracht bezig, die van<br />

September af in De Gids begon te verschijnen. <strong>Couperus</strong>' va<strong>de</strong>r, zijn schoonmoe<strong>de</strong>r<br />

in Gabroe op Java, zijn zwager Valette en Trudy, het zijn als steeds <strong>de</strong> beken<strong>de</strong><br />

namen. Ook zijn broer John Ricus stond er op, dit vanwege <strong>de</strong> op Meester Cornelis<br />

genoten gastvrijheid, en nog altijd kregen ook Jan ten Brink, Frans Netscher en Johan<br />

Ram zijn werk ten geschenke. De laatste bevond zich nog steeds als militair attaché<br />

in Zuid-Afrika. <strong>Couperus</strong> liet <strong>de</strong> boeken dus maar naar Johans va<strong>de</strong>r in Zeist sturen.<br />

Minta Baud werd evenmin vergeten. En, een aardige toevoeging: dokter A. Ellinger<br />

in Tegal kreeg een exemplaar van De stille kracht als herinnering, uit dankbaarheid<br />

wegens verleen<strong>de</strong> medische hulp in <strong>de</strong> vorm van veel kinine (régime Koch) bij <strong>de</strong><br />

tij<strong>de</strong>ns het avondlijke tafeldansen aan zee opgedane malaria.<br />

Voor <strong>Couperus</strong> het kon betrekken, moest er in Nice natuurlijk eerst nog veel aan<br />

het huis war<strong>de</strong>n gedaan. In het bijzon<strong>de</strong>r <strong>voor</strong> Elisabeth brak er nu een drukke tijd<br />

aan. Alles werd geregeld vanuit het beken<strong>de</strong> Grand Hótel Continental.<br />

Was Cornélie <strong>de</strong> Retz van Loo daar al eens in bed beland, nu eindig<strong>de</strong> zij er in<br />

een kast. Want zodra <strong>Couperus</strong> er begin oktober het eerste exemplaar van Langs<br />

lijnen ontving, kwam hij tot een afschuwelijke ont<strong>de</strong>kking. Deze bracht hem tot een<br />

zie<strong>de</strong>n<strong>de</strong>, onbedwingbare driftbui die hem <strong>de</strong>ed losbarsten in het volgen<strong>de</strong> proza,<br />

waar <strong>de</strong> charmante auteur zijn uitgever wel zeer mee verrast moet hebben: 25 ‘Voor<br />

ik U er iets an<strong>de</strong>rs van zeg,’ zo kreeg Veen in Amsterdam te lezen, ‘kan ik niet nalaten<br />

da<strong>de</strong>lijk U te mel<strong>de</strong>n dat ik hoogst onaangenaam gestemd ben door het volgen<strong>de</strong>. Ik<br />

zie namelijk door <strong>de</strong>n geheelen roman het woord salon, dat ik altijd en overal<br />

mannelijk heb genomen: <strong>de</strong> salon, veran<strong>de</strong>rd in het salon: iets, waarvan ik kippenvel<br />

krijg; terwijl ik tevens niet begrijp wie <strong>de</strong> rustige brutaliteit heeft om dit het geheele<br />

boek door op eigen gezag te hebben veran<strong>de</strong>rd. Want dat gezelve <strong>de</strong> schuldige zijt,<br />

kan ik niet aannemen: in al mijn boeken is salon altijd mannelijk genomen. Zeg mij<br />

dus s.v.p. wie dit gedaan heeft, of vorsch het <strong>voor</strong> mij uit: is het een corrector of een<br />

zetter, meld mij dan s.v.p. adres; want ik ben niet van plan het erbij te laten en wil<br />

dien vriend persoonlijk een repriman<strong>de</strong> toedienen. Ook ben ik van plan in het<br />

Va<strong>de</strong>rland in een artikel die onzijdigheid van salon te<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


244<br />

herroepen. Ik heb geen lust die bêtise te slikken. Ze be<strong>de</strong>rft mij het geheele boek,<br />

dat ik niet meer heb ingezien en niet meer van plan ben in te zien.<br />

Misschien vindt ge dit overdreven, maar zoo zijn nu soms <strong>de</strong> zielen van ons, arme<br />

romanciers. Ik kan het boek niet meer zien. Laat me U nog zeggen, dat ik het mooi<br />

gedrukt vind, en dat het mooi openvalt bij ie<strong>de</strong>re bladzij<strong>de</strong>. De band vind ik niet erg:<br />

mijn vrouw vindt dien echter niet leelijk. Maar het boek ligt in een kast, en ik kijk<br />

er niet meer naar.’<br />

Daarmee was Veen er nog niet, want een dag later ging <strong>Couperus</strong> briesend ver<strong>de</strong>r.<br />

Hier herkennen wij een eigenschap van zijn va<strong>de</strong>r, die soms in schier apocalyptische<br />

woe<strong>de</strong> kon ontsteken. (In <strong>de</strong> familie gaat het verhaal hoe papa aan tafel eens een<br />

taling - kostbaar gerecht, hém alleen <strong>voor</strong>gezet omdat hij <strong>de</strong> pater familias was -<br />

dwars door <strong>de</strong> eetkamer heeft geslingerd uit verontwaardiging omdat hij alléén die<br />

moest opeten. 26 ) <strong>Couperus</strong> moet slecht geslapen hebben van het bedorven boek, en<br />

Elisabeth eveneens. Ditmaal schreef hij, ‘kalmer’ naar hij beweert: ‘Zoowel mijn<br />

vrouw als ik vin<strong>de</strong>n het eenvoudig van zulk een ongehoor<strong>de</strong> brutaliteit, dat wij er<br />

versteld van staan. Het is mij lets onbegrijpelijks, van arrogante eigendunkelijkheid<br />

en brutaliteit, dat als ik <strong>de</strong> revizie-vellen verzend ter afdrukken iemand an<strong>de</strong>rs er op<br />

zijn eigen houtje in gaat zitten knoeien. Was het éen keer, in <strong>de</strong>n beginne, veran<strong>de</strong>rd,<br />

ik zoû nog kunnen gelooven aan een zetter of corrector, die dacht, dat ik mij vergist<br />

had en die mij ten beste die vergissing wil<strong>de</strong> veran<strong>de</strong>ren. Maar dat eenvoudigweg<br />

door <strong>de</strong>n geheelen roman een woord, dat ik steeds zoowel in mijn spreektaal, als in<br />

al mijne werken mannelijk nam, veronzijdigd is gewor<strong>de</strong>n door iemand, die het niet<br />

met mij eens was, neem ik niet aan. [...] Zooals ik U zei<strong>de</strong>, zal ik in <strong>de</strong> pers dat<br />

onzijdige geslacht herroepen. [...] Ik <strong>de</strong>hk, dat ik mijn stukje naar <strong>de</strong>n groenen<br />

Amsterdammer zend. Ik hoû liever niet van die histories in het publiek, maar dit is<br />

mij te bar.’ Zou Veen na <strong>de</strong>ze brief nog veel zin gehad hebben naar Nice te komen,<br />

<strong>voor</strong> een bezoek waarvan <strong>Couperus</strong> gegaran<strong>de</strong>erd had: ‘het zal heel gezellig zijn’?<br />

Van een ingezon<strong>de</strong>n stuk is het niet gekomen, daar Thieme vrijwel onmid<strong>de</strong>llijk<br />

schriftelijk zijn verontschuldigingen aanbood. <strong>Couperus</strong> had het trouwens te druk<br />

met an<strong>de</strong>re dingen, en nu hij eenmaal stoom had afgeblazen liet hij <strong>de</strong> zaak <strong>voor</strong> wat<br />

<strong>de</strong>ze was. Dat hij <strong>voor</strong> zulke dingen <strong>de</strong>sondanks een olifantegeheugen had, blijkt uit<br />

het feit dat hij er in 1913 en 1914 nog weer eens hatelijk op teruggekomen is. 27<br />

Op 8 oktober, mid<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> drukproeven van De stille kracht, gingen<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


245<br />

<strong>Couperus</strong> en Elisabeth <strong>de</strong>finitief van hun hotel over naar het nieuwe huis. Enthousiast<br />

schreef hij ruim een week later, aan zijn nichtje Constance Valette in Indië: 28 ‘En nu<br />

zitten wij hier: Betty nu en dan nog nerveus, verle<strong>de</strong>n zelfs een attaque van die<br />

beroer<strong>de</strong> koorts weêr gehad, maar we hebben alle hoop dat het klimaat van Nice haar<br />

genezen zal. O, Stan, het is hier verrukkelijk die zachte zon, die blauwe lucht, om<br />

ons heen bloeien<strong>de</strong> boomen, olean<strong>de</strong>rs en mimosa en nu, 17 Oct, gaat onze propriétaire<br />

haar tuin beplanten met viooltjes, en gras zaaien. Want's zomers is het hier wat dor,<br />

men zegt echter <strong>de</strong>licieus weer zodat wij hopen 's zomers hier ook te kunnen blijven<br />

(Ik schrijf op mijn knie, van daar het grillige schrift). Wij hebben een allerliefst<br />

appartement, in een keurig huis, bien habité, 2 generaals, et puis 1 baron et 2 baronnes;<br />

une <strong>de</strong>s baronnes est la baronne du baron, et l'autre baronne c'est tante Marie van<br />

Amerongen!!! Want ze logeert bij ons en <strong>de</strong>elt nog onze huidige misère. Want onze<br />

meubels zijn nog niet aangekomen, en onze tapissière (je weet dat is een groote<br />

verhuiswagen: pardon, als je het wist!) zwerft ergens bij Lugano en kan niet ver<strong>de</strong>r,<br />

om <strong>de</strong> overstroomingen bij Genua, die verschrikkelijk zijn geweest. En nu zitten wij<br />

hier, een rijk tapijt on<strong>de</strong>r onze voeten (groen op groen, distel patroon) maar aan een<br />

keukentafel en op stoelen geleend van <strong>de</strong> propriétaire. Slaapkamer ameubelement<br />

moesten wij koopen en ook batterie <strong>de</strong> cuisine: wij slapen dus en eten al heel<br />

comfortable en lekker, maar niets is ver<strong>de</strong>r af: een plafond wordt nog overgeschil<strong>de</strong>rd,<br />

gas moet nog wor<strong>de</strong>n aangelegd, etc, etc. Daarbij gaat alles heel langzaam, want<br />

ie<strong>de</strong>reen heeft tijd in Nice, niemand haast zich, en alle werklui flanceren <strong>de</strong>n halven<br />

dag in <strong>de</strong> zon en aan <strong>de</strong> zee, en genieten la joie <strong>de</strong> vivre, maar die luchtige<br />

levensopvatting maakt, dat we wel een paar maan<strong>de</strong>n noodig zullen hebben om<br />

geinstalleerd te zijn.<br />

Tante Marie is heel gezellig, een dot van een mensch; zij is Roomsch gewor<strong>de</strong>n<br />

en wel wat verloren in allerlei <strong>de</strong>vote praktijken, met abbé's etc. maar we laten haar<br />

daarin natuurlijk geheel haar gang gaan; en hoewel we haar in sommige opzichten<br />

wat bekrompen vin<strong>de</strong>n gewor<strong>de</strong>n - ze is bijv. Anti-dreyfussard -, is ze gezellig, en<br />

lief; en helpt Betty met alles. Ze vindt echter dat wij veel te veel geld uitgeven en<br />

noemt Betty dan op goedkoope adressen van slagers en krui<strong>de</strong>niers, en Betty wil<br />

niet, want die is bang <strong>voor</strong> goedkoope victualiën. Tante is erg zuinig - trouwens ze<br />

heeft bijna niets en ze geeft <strong>de</strong> helft nog weg aan <strong>de</strong> abbé's en <strong>de</strong> kerk - en we hebben<br />

verle<strong>de</strong>n vreeslijk gelachen, toen ze zei<strong>de</strong>, heel ernstig: ik leef van<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


246<br />

niets: ik <strong>de</strong>jeuneer, met 2 bananen!! In volle ernst! Ja, het is hier verrukkelijk en ik<br />

heb alle hoop dat, Betty weer geheel <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> zal wor<strong>de</strong>n. Ze geniet van haar eigen<br />

huis, hoe onvolledig het ook nog is [...].’<br />

In <strong>de</strong> keuken zwaai<strong>de</strong> <strong>de</strong> door tante Marie meegebrachte Zwitserse keukenmeid<br />

Aline <strong>de</strong> scepter. Die dag kwam ook <strong>de</strong> behanger met gordijnstoffen. Daar <strong>Couperus</strong><br />

intussen <strong>voor</strong> zichzelf al had afgerekend met art nouveau, koos hij een klassiek<br />

motief: mauve irissen op zacktgroen fond. Het moest een mooi appartement wor<strong>de</strong>n.<br />

Zijn eigen kamer, <strong>de</strong> hal en <strong>de</strong> eetkamer wer<strong>de</strong>n in oudhollandse stijl ingericht, een<br />

boudoir Empire en <strong>Louis</strong> XIV door elkaar (!), een slaapkamer Engels, en <strong>de</strong> gang<br />

werd in tweeën ge<strong>de</strong>eld door een ‘velum’ dat <strong>Couperus</strong> van zijn zuster Trudy uit<br />

Indië had meegekregen. Het ligt enigszins <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand dat het allemaal meer geld<br />

kostte dan hij had berekend. Daarom vroeg hij Veen op 28 oktober om een lening<br />

van vijfduizend gul<strong>de</strong>n tegen zes procent. Deze ging daar op in. <strong>Couperus</strong> realiseer<strong>de</strong><br />

zich echter dat hij zich nu werkelijk in <strong>de</strong> schul<strong>de</strong>n begon te steken en dat dit zo niet<br />

door kon gaan. Wel had hij nog inkomsten te verwachten uit een Italiaanse vertaling<br />

van Wereldvre<strong>de</strong> door gravin Dina <strong>de</strong> Sor<strong>de</strong>volo, en uit een Franse van Lang's lijnen<br />

door Teodor <strong>de</strong> Wyzewa. Hij was daar trots op en Veen mocht er best eens<br />

ruchtbaarheid aan geven - ‘dan zien mijn preutsche landgenooten, dat ze me in het<br />

buitenland nog wel mogen’ - maar erg veel bracht het nu ook weer niet in het laatje. 29<br />

Hij moest dus maar weer aan een boek beginnen. Flanerend door Nice zag hij op<br />

een dag bouwvakarbei<strong>de</strong>rs bezig met het optrekken van een kolossaal nieuw blok<br />

appartementen. Het zwoegen, sjouwen en hijsen fascineer<strong>de</strong> hem en het beeld bleef<br />

hem bij. Dit was het ogenblik waarop hij in een flits zijn inspiratie <strong>voor</strong> het verhaal<br />

Babel kreeg, 30 een symbolistische vertelling - geen roman, zoals hij Veen ten onrechte<br />

schreef - waarin het bouwen aan <strong>de</strong> bijbelse toren centraal zou staan. Heel dui<strong>de</strong>lijk<br />

zweef<strong>de</strong> het hem nog niet <strong>voor</strong> <strong>de</strong> geest, maar, zo schreef hij zijn uitgever in <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong><br />

brief, 31 ‘Zoodra ik wat op or<strong>de</strong> ben, ga ik beginnen aan Babel, heel rustigjes aan’.<br />

De stofwolk die Langs lijnen intussen in Holland <strong>de</strong>ed opwaaien kon <strong>Couperus</strong>'<br />

zui<strong>de</strong>lijke hemel niet verduisteren. Het verbaas<strong>de</strong> hem wel. ‘Het is vreemd zooals<br />

men zulk een boek in Holland zon<strong>de</strong>rling beoor<strong>de</strong>elt, als ik be<strong>de</strong>nk dat <strong>de</strong> Wyzewa<br />

mij oogenblikkelijk een langen brief schreef en verzocht het boek te vertalen in het<br />

Fransch,’ zo schreef hij<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


247<br />

Veen. 32 Hij liet daar een interessante kenschets van <strong>de</strong> roman op volgen. die dui<strong>de</strong>lijk<br />

maakt wat hij eigenlijk met Langs lijnen bedoeld had: ‘Als ze het nu beschouwen<br />

als <strong>de</strong> studie van een vrouw, die zich in drie mannen als in drie spiegels an<strong>de</strong>rs ziet,<br />

en toch <strong>de</strong> zelf<strong>de</strong> blijft, dan zou<strong>de</strong>n ze het misschien meer waar<strong>de</strong>eren... Enfin, in<br />

alle gevalle wordt het niet doodgezwegen...’<br />

De drie spiegels wor<strong>de</strong>n ook door hem genoemd in een uitvoerige brief van 8<br />

november 1900 over het boek aan W.G. van Nouhuys. De laatste had <strong>de</strong> roman in<br />

Het Va<strong>de</strong>rland gerecenseerd en nogal wat kritiek geleverd. Na Langs lijnen vergeleken<br />

te hebben met Gabrielle van Augier, Ma<strong>de</strong>leine Férat van Zola en L' empreinte van<br />

Hermant, kwam Van Nouhuys tot een tamelijk negatief gekleur<strong>de</strong> visie op <strong>de</strong><br />

Cornélie-figuur. <strong>Couperus</strong> nam het echter <strong>voor</strong> haar op en schreef, in een daarna<br />

door Van Nouhuys gepubliceer<strong>de</strong> brief, on<strong>de</strong>r meer: ‘Neen, mijn arme Cornélie is<br />

niet superieur: zij is eenvoudig een vrouw, wier bloed in opstand komt tegen hem,<br />

met wien zij samen moet zijn; een vrouw, die kunst alleen begrijpt door een gevoel<br />

van waarlijk hooge lief<strong>de</strong> heen: het geschenk, dat <strong>de</strong> meelij<strong>de</strong>n<strong>de</strong> machten haar<br />

gegeven hebben, terwijl zij haar langs lijnen van gelei<strong>de</strong>lijkheid, na <strong>de</strong>n fyzieken<br />

schok in haar Ieven, terug lei<strong>de</strong>n tot een absoluut moeten en niet an<strong>de</strong>rs mogen;<br />

een vrouw, die in het leege van haar Ieven nà <strong>de</strong>n schok zich meent te troosten met<br />

“mo<strong>de</strong>rn” te zijn, “feministe” te zijn, aan mo<strong>de</strong>rne kwesties te “doen”... [...]. Zij is<br />

noch superieur, noch artistiek: zij is eenvoudig een kleine mensch, ook al <strong>de</strong>nkt<br />

zij wel eens niet klein te zijn...’<br />

Cornélie zag zich in achtereenvolgens Duco, <strong>de</strong> prins en Ruud Brox als in drie<br />

spiegels verschillend weerkaatst, maar bleef in wezen onveran<strong>de</strong>rlijk <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> vrouw<br />

omdat zij niet an<strong>de</strong>rs kon. 33<br />

Met <strong>de</strong> geïlllustreer<strong>de</strong> uitgave van Majesteit liep het nog niet vlot. Wel kwam Fi<strong>de</strong>ssa<br />

nu, in <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> druk, met <strong>de</strong> beken<strong>de</strong> tekening van Jan Toorop uit. <strong>Couperus</strong> vond<br />

<strong>de</strong>ze heel mooi. Hij sprak zelfs van ‘allerliefst’, wat Toorop, had hij het geweten,<br />

wel niet <strong>de</strong> juiste kwalificatie zou bebben gevon<strong>de</strong>n. <strong>Couperus</strong> meen<strong>de</strong> het. Bij<br />

herhaling is hij er in zijn brieven op teruggekomen. 34<br />

Mocht hij dan al uitgekeken zijn op art nouveau, of op style mo<strong>de</strong>rne zoals hij het<br />

noem<strong>de</strong>, diep gelukkig heeft hem <strong>de</strong> gebatikte band van De stille kracht gemaakt,<br />

toen die in november 1900 uit Amsterdam arri-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


248<br />

veer<strong>de</strong>. Zijn commentaar spreekt <strong>voor</strong> zichzelf: 35 ‘Wij zijn bei<strong>de</strong>n verrukt over De<br />

Stille Kracht, die gisteren in gebarikt katoen en fluweel zijn intocht <strong>de</strong>ed!! Het is<br />

prachrig mooi; ik kan niet an<strong>de</strong>rs zeggen. Wij zijn erbei<strong>de</strong>n in extaze over, en ik heb<br />

een kin<strong>de</strong>rachtig pleizier dat mooie boek telkens in mijn hand te nemen. Ik dacht<br />

eerst aan een paar kennissen er een paar ca<strong>de</strong>au te geven, maar ik ben er te gierig toe<br />

en hoû al <strong>de</strong> exemplaren <strong>voor</strong> mijzelf! Hul<strong>de</strong>, hul<strong>de</strong>!! Ik zal zeggen, dat ze ze maar<br />

moeten bestellen. Kosten ze duur en <strong>de</strong> fluweelen, is die ook in <strong>de</strong> han<strong>de</strong>l, of is dat<br />

maar iets buitengewoons <strong>voor</strong> mij?? Maar ik zal er over moeten hooren, over die<br />

“luxe”, waarin ge dat onfatsoenlijke boek hebt gekleed! Onfatsoenlijk en luxueus,<br />

dat is te erg, hoor, samen!<br />

Ze zijn bepaald heel mooi. De katoenen zijn bepaald lekker <strong>voor</strong> het oog en <strong>de</strong><br />

fluweelen is net <strong>de</strong> vleugel van een kapel, met die aren er door. Wat doen ze dat<br />

mooi! Hul<strong>de</strong> aan alien, die er aan hebben meê gewerkt.’<br />

Terwijl <strong>Couperus</strong> dit schreef, viel <strong>de</strong> zon op zijn sclirijftafel. Dat was niet elke<br />

dag zo. Het weer in die dagen gedroeg zich wisselvallig. Zelfs in Nice bleek het<br />

hevig te kunnen stormen. In een <strong>de</strong>rgelijk noodweer zette te Marseille Paul Kruger<br />

voet aan wal, <strong>voor</strong> een bezoek aan Europa waar hij Frankrijk en Duitsland wil<strong>de</strong><br />

bewegen tot interventie in <strong>de</strong> Twee<strong>de</strong> Transvaalse Oorlog. De Franse presi<strong>de</strong>nt<br />

Loubet heeft Kruger in audiëntie ontvangen. De Duitse keizer wenste echter niet met<br />

hem te spreken. In Ne<strong>de</strong>rland was <strong>de</strong> stemming enthousiast genoeg - koningin<br />

Wilhelmina heeft Kruger zelfs <strong>de</strong> kruiser Gel<strong>de</strong>rland ter beschikking gesteld -<br />

waardoor ook <strong>Couperus</strong> er indirect mee te maken kreeg: hem werd namelijk gevraagd<br />

mee te werken aan het boek Paul Kruger's tocht.<br />

Zij die hem dit vroeg was mevrouw J.M.C.B. Waszklewicz-Van Schilfgaar<strong>de</strong><br />

(1850-1937), <strong>Couperus</strong> niet onbekend, daar zij als bewon<strong>de</strong>raarster van Wereldvre<strong>de</strong><br />

hem in 1898 gevraagd had lid te wor<strong>de</strong>n van <strong>de</strong>, me<strong>de</strong> door haar opgerichte,<br />

Ne<strong>de</strong>rlandsche Vrouwenbond ter Internationale Ontwapening. <strong>Couperus</strong> had dit<br />

lidmaatschap op 4 <strong>de</strong>cember 1898 aanvaard. Nu echter stel<strong>de</strong> zij hem <strong>voor</strong> een gratis<br />

o<strong>de</strong> te schrijven <strong>voor</strong> een album dat Kruger moest eren en steunen. 36 Het lokte hem<br />

niet aan. Op 14 november 1900 antwoord<strong>de</strong> hij haar: 37 ‘Het zoû mij een groot<br />

genoegen zijn aan Uw vrien<strong>de</strong>lijk verzoek te voldoen en ik heb er een paar dagen<br />

over nagedacht, maar ik geloof niet, dat ik het talent heb iets geschikts <strong>voor</strong> Uw Boek<br />

te schrijven. Ik ben er niet “kort” genoeg <strong>voor</strong>... Ik hoop dus, dat U het niet aan kwa<strong>de</strong><br />

zin zult toeschrijven, dat ik tot mijn<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


249<br />

leedwezen niet aan Uw verzoek zal kunnen voldoen, niettegenstaan<strong>de</strong> mijne groote<br />

sympathie <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Boeren en alles wat hun ten <strong>voor</strong><strong>de</strong>ele zoû zijn.’<br />

Mevrouw Waszklewicz liet het hier niet bij zitten, daar zij nauwelijks kon<br />

bevroe<strong>de</strong>n dat <strong>Couperus</strong> niet zozeer te beschei<strong>de</strong>n was als wel weinig bereid een<br />

tekst zon<strong>de</strong>r honorarium af te staan. Zij hield dus aan. Acht dagen later herhaal<strong>de</strong><br />

<strong>Couperus</strong> zijn weigering en stel<strong>de</strong> mevrouw tevens handig een verrassend alternatief<br />

<strong>voor</strong>: ‘Hoe het mij ook leed doet na Uw zoo vleiend schrijven U nog eens te moeten<br />

weigeren Uw zoo vereerend verzoek, zie ik toch waarlijk geen kans er aan te voldoen.<br />

Nog eens, wil dit niet toeschrijven aan kwa<strong>de</strong> wil, maar eenvoudig aan zich een<br />

beetje bewust zijn wat men kan en niet kan. - Waarom zoû U niet Hélène Swarth<br />

vragen? Ik geloof zeker, dat zij iets heel moois zoû kunnen schrijven, en hare naam<br />

is zeker in het buitenland bekend.’ - Paul Kruger en <strong>de</strong> Boeren hebben <strong>Couperus</strong><br />

slechts oppervlakkig geïnteresseerd. ‘Wat een enthousiasme! Als het ze maar wat<br />

helpt, <strong>de</strong> arme kerels,’ schreef hij Veen. 38 Politiek boei<strong>de</strong> hem weinig. Van kind af<br />

aan was <strong>Couperus</strong> daartoe, in een beschermd milieu waar altijd geld was en sociale<br />

problemen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur van <strong>de</strong> salon bleven steken - <strong>de</strong> brochures van papa gaan<br />

meer van eigenbelang dan van an<strong>de</strong>rmans nooddruft uit - niet opgevoed. Bovendien<br />

was hij altijd veel te veel op zichzelf gericht geweest. Hij wist zich behaaglijk<br />

gedoemd tot <strong>de</strong> rol van <strong>de</strong> eeuwige toeschouwer. Veel meer dan het boek van<br />

mevrouw Waszklewicz, of welk an<strong>de</strong>r boek dan ook, interesseer<strong>de</strong>n hem zijn eigen<br />

romans en portemonnee.<br />

<strong>Een</strong> brief van 20 <strong>de</strong>cember 1900, we<strong>de</strong>rom aan zijn nichtje Constance Valette in<br />

Pasoeroean gericht, vat het verschijnen van De stille kracht en <strong>de</strong> eerste reacties erop<br />

samen: 39 ‘Het doet mij plezier, dat <strong>de</strong> Stille Kracht je zoo bevallen is! En papa? Ik<br />

had hem gaarne het manuscript laten lezen [in verband met Gerard Valettes aan<strong>de</strong>el<br />

in <strong>de</strong> tekst], maar Van Hall en Veen hebben mij om beurten <strong>voor</strong>tgezweept, tot ik<br />

dol werd en <strong>de</strong> roman - niet eens overgeschreven want <strong>de</strong> secretaris Betty was ziek,<br />

gedrukt is gewor<strong>de</strong>n naar mijn onleesbaar manuscript tot wanhoop van Van Hall,<br />

Veen, alle zetters, en mij, die <strong>de</strong> onmogelijkste proeven te corrigeeren kreeg! En dat<br />

allemaal in het buitenland, Lausanne en Ba<strong>de</strong>n, zoodat ik half gek werd bij ie<strong>de</strong>re<br />

post. Enfin, dat is nu gele<strong>de</strong>n! Maar dat opgezweep is niet dienstig; als het kalmer<br />

gaat verbetert men nog hier en daar en nu gingen rezi<strong>de</strong>nten, ra<strong>de</strong>n-ajoes, Léonie en<br />

Eva etc etc, rts!!... <strong>de</strong> wereld in, zon<strong>de</strong>r<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


250<br />

omkijken hoor, ie<strong>de</strong>r met een schop achter hun <strong>de</strong>rrière (De <strong>de</strong>rrière van Léonie heeft<br />

in Holland veel bekijks en hoofdschud<strong>de</strong>ns veroorzaakt!!!) Enfin, ik ben blij, dat het<br />

boek, met zoo een bliksemsnelle geboorte, niet slechter is gewor<strong>de</strong>n dan het is, hoewel<br />

papa-auteur er vele slapheidjes in weet... Het heeft nogal succes in Holland, meer<br />

dan <strong>de</strong> Lijnen, die ze wel erg gelezen, besproken, beschreven hebben, maar altijd<br />

zeggen<strong>de</strong>, dat het een immoreel boek <strong>voor</strong> <strong>de</strong> huiskamer was. Daar ben ik het ook<br />

meê eens, maar <strong>de</strong> “huiskamer” is mij zoo een antipathiek vertrek, dat ik er<br />

ge<strong>de</strong>ci<strong>de</strong>erd niet <strong>voor</strong> schrijven wil.<br />

Ik heb niets gelezen uit Indische couranten: kan je mij die Indische kritieken niet<br />

eens zen<strong>de</strong>n; toe, doe eens je best (Locomotief, Soerab. Cr. en Bat. couranten); schrijf<br />

eens wat briefkaartjes of ze er ook nummers nog van hebben: <strong>Louis</strong>tje weet van niets!<br />

Veen schijnt ook geen Indische bla<strong>de</strong>n te ontvangen.’<br />

Uit <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> brief vernemen wij ver<strong>de</strong>r dat <strong>Couperus</strong> het in Nice erg prettig vond,<br />

maar dat het werken aan Babel nog niet erg wil<strong>de</strong> vlotten. Hij schreef namelijk: ‘En<br />

Nice is heerlijk, bijna te heerlijk, want je droomt hier weg in zon, zalige lucht; daarbij<br />

eten we heerlijk door mid<strong>de</strong>l van onze tali-birò (blauwe koord = Aline); zoodat het<br />

leven is éen zacht materialisme, met alleen <strong>de</strong>ze wroeging erin dat noch Betty noch<br />

ik iets uitvoeren dan eten, flaneeren, en nog eens flaneeren en eten... Oh, Madame,<br />

zegt <strong>de</strong> dokter, en zijn vrouw zegt het hem na: on sort... on sort... il y a le soleil... la<br />

mer... bleu.. bleu... et on sort... Zeg dat nu na met een vaag gebaar, een vage blik, en<br />

je hebt <strong>de</strong> stemming van een Niçoise flânerie... Je droomt hier weg. Toch ga ik - als<br />

leerling van Zola: nulla dies sine linea - ie<strong>de</strong>ren dag <strong>voor</strong> mijn schrijftafel zitten; <strong>de</strong><br />

i<strong>de</strong>eën zijn er wel, maar hand en pen flaneêren en trekken schotsche en scheve lijntjes,<br />

in plaats van sierlijke zinnen te cizeleeren...<br />

Wij ver<strong>de</strong>digen ons tegen te veel kennissen, maar het gaat niet: dan komt tante<br />

Marie met een Russische dame, dan Mevrouw Scheurleer met een jonge Rumeniër<br />

etc etc... Wij bin<strong>de</strong>n ons echter niet en beantwoor<strong>de</strong>n eerst nu na drie maan<strong>de</strong>n eenige<br />

visites: en dan excuzeeren we ons door te zeggen: nous sommes <strong>de</strong>s sauvages et nous<br />

nous sommes commandés <strong>de</strong>s tuniques en plumes rouges, bleues, vertes - zie je ons<br />

zoo à la Hiawatha loopen langs <strong>de</strong> Promena<strong>de</strong> <strong>de</strong>s Anglais?? -, we weten niets van<br />

beschaaf<strong>de</strong> manieren!!! Zoo vervelend Stan, zooveel kennissen; Betty en <strong>Louis</strong> willen<br />

niet, eten thuis lekker<strong>de</strong>r dan in het Hôtel, bij Mevrouw<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


251<br />

Scheurleer, en wor<strong>de</strong>n vreeselijke huismossen, in hun gezellige huisje. Daar!’<br />

Twee dagen later, in een kerstbrief aan Marie Vlielan<strong>de</strong>r Hein, schreef hij: 40 ‘Ik<br />

ben nu weer wat aan het werk, maar hoewel <strong>de</strong> geest fertiel is, <strong>de</strong> hand lui vanwege<br />

<strong>de</strong> zon en <strong>de</strong> blauwe lucht. Ik wil me nu ook aanwennen 's morgens uit te gaan, en<br />

's middags te werken, want met dat twee maal per dag flaneeren voer je niets uit. Het<br />

is hier wel een paradijs: verle<strong>de</strong>n zijn we naar Beaulieu getramd. Die parelblauwe<br />

lucht, zee, bloemen aan muren en hekken van villa's, rozen, bloeien<strong>de</strong> clematis, het<br />

is prachtig! Heel tevre<strong>de</strong>n alleen niet met <strong>de</strong> Niçoise leveranciers van gordijnen etc.,<br />

want dat gaat alles zóó langzaam.’<br />

Sociaal verkeer trachtte hij zoveel mogelijk te ontlopen. Van Booven vertelt dat<br />

hij een enkele keer <strong>de</strong> Félibres ontving, auteurs die het ou<strong>de</strong> Provençaals van <strong>de</strong><br />

troubadours <strong>voor</strong> hun werk gebruikten. 41 Soms ook ging hij op bezoek bij <strong>de</strong> al ten<br />

tonele gevoer<strong>de</strong>, mondaine huisarts, die ontvangsten hield en ‘thees’ gaf waar dan<br />

wel eens een koortje zong. Hoewel <strong>Couperus</strong> daar niet erg op belust was - ‘een beetje<br />

vol en benauwd, zoo een thee met koren’ - stel<strong>de</strong> hij in <strong>de</strong> loop van <strong>de</strong> winter zelf<br />

<strong>de</strong>rgelijke jours in, die 's middags om vijf uur begonnen. Dit had het <strong>voor</strong><strong>de</strong>el dat<br />

hij <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re dagen van bezoek verschoond bleef.<br />

De avon<strong>de</strong>n bleven gereserveerd <strong>voor</strong> zijn lectuur. In die tijd las hij <strong>voor</strong>al Henryk<br />

Sienkiewicz, wiens historische romans veel opgang maakten. 42 Te vuur en te zwaard<br />

(1885) en De zondvloed (1886) wer<strong>de</strong>n gevolgd door het boek waar <strong>de</strong> Poolse<br />

schrijver <strong>voor</strong>al zijn roem aan dankt, Quo vadis? (1895). Deze laatste roman heeft<br />

<strong>Couperus</strong> zeer bewon<strong>de</strong>rd. Het <strong>voor</strong>nemen ook zelf ooit een groot historisch werk<br />

te schrijven, spelend in <strong>de</strong> Romeinse keizertijd, moet toen <strong>de</strong>finitief bij <strong>Couperus</strong><br />

hebben postgevat. Al sinds 1895 droom<strong>de</strong> hij van een <strong>de</strong>rgelijk boek. Als on<strong>de</strong>rwerp<br />

dacht hij aan keizer Heliogabalus. In 1905 schreef hij in een prospectus, dat <strong>de</strong> toen<br />

te verschijnen roman De berg van licht aankondig<strong>de</strong>: 43 ‘De roman van Heliogabalus<br />

[...] speel<strong>de</strong> mij reeds tien jaren lang door <strong>de</strong>n geest. Van af het eerste ogenblik, dat<br />

ik <strong>de</strong> ruïnes van Rome zag. [...] Maar ik dacht telkens, geduren<strong>de</strong> al die jaren: ik ben<br />

geen érudit, een “historische roman” te schrijven, is niets <strong>voor</strong> mij... Toch liet <strong>de</strong><br />

i<strong>de</strong>e mij niet los, kwam telkens weêr terug...’<br />

Ook in 1900 wist <strong>Couperus</strong> dat hij er nog steeds niet aan toe was. Zijn gebrekkige<br />

schoolopleiding en het evenmin geschoold zijn in methodiek<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


252<br />

van systematisch historisch on<strong>de</strong>rzoek speel<strong>de</strong>n hem parten. Hoe moest hij, <strong>de</strong><br />

dilettant, dit aanpakken? Als eerste aanzet probeer<strong>de</strong> hij Babel. Maar zelfs dit tamelijk<br />

eenvoudige verhaal kostte hem <strong>de</strong> grootste moeite. <strong>Een</strong> werkelijk historische novelle<br />

heeft hij er overigens niet mee beoogd, Babel hoort eer<strong>de</strong>r thuis in <strong>de</strong> reeks<br />

Psyche-Fi<strong>de</strong>ssa. Historiserend mag men het boekje echter toch wel noemen.<br />

De jaren in Nice, in rust en betrekkelijke afzon<strong>de</strong>ring doorgebracht, zijn <strong>voor</strong><br />

<strong>Couperus</strong>' werk en ontwikkeling zeer vruchtbaar geweest. <strong>Een</strong> journalist van <strong>de</strong><br />

Écleireur heeft hem in zijn nieuwe huis eens een bezoek gebracht. Hoewel <strong>de</strong><br />

weergave van hun ontmoeting eerst uit 1904 dateert, geeft <strong>de</strong>ze een treffend algemeen<br />

beeld van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> in Nice: 44 ‘De woning van een kunstenaar is volstrekt niet<br />

zomaar een onverschillige zaak. In <strong>de</strong> inrichting van <strong>de</strong> vertrouwelijke omgeving<br />

waar <strong>de</strong> dromen ontbloeien van <strong>de</strong> kunst, openbaart zich <strong>de</strong> geheime persoonlijkheid<br />

die sommige mensen angstvallig verborgen hou<strong>de</strong>n. <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, die zich op een<br />

afstand houdt van <strong>de</strong> mondaine en rumoerige stad, heeft <strong>de</strong> afgelegen Avenue<br />

Saint-Maurice gezocht, waarlangs hoge platanen staan die in <strong>de</strong> zomer een fris groen<br />

loverdak doen ontstaan. In <strong>de</strong> herfst lijken zij zich te kle<strong>de</strong>n in een gewaad van bruin<br />

gewor<strong>de</strong>n goud. In <strong>de</strong> winter rijzen zij op, kaal als schimmen van bomen. Instinctmatig<br />

heeft <strong>de</strong> romanschrijver <strong>de</strong> minst zui<strong>de</strong>lijke woonwijk gekozen om er te leven. Men<br />

heeft zo het gevoel dat hij in <strong>de</strong> war raakt door al te felle zon, door <strong>de</strong> har<strong>de</strong><br />

schakeringen van het volle middaglicht. Hij wordt in zijn gemoed pas weer geheel<br />

zichzelf tegen <strong>de</strong> nachtelijke uren, als <strong>de</strong> dag zich be<strong>de</strong>kt met een uiterst fijn ver<strong>de</strong>eld<br />

stof van duisternis. Dan zon<strong>de</strong>ren <strong>de</strong> gesloten gordijnen hem af van <strong>de</strong> atmosfeer die<br />

buiten heerst. In het beschei<strong>de</strong>n licht <strong>de</strong>r lampen verschijnt het appartement in <strong>de</strong><br />

overzichtelijke or<strong>de</strong> die kenmerkend is <strong>voor</strong> een Hollandse woning, met <strong>de</strong> glanzen<br />

over meubilair en tafels van een merkwaardige mo<strong>de</strong>rne stijl, met <strong>de</strong> zachte rondingen<br />

<strong>de</strong>r stoelen in ge<strong>de</strong>mpte tinten, <strong>de</strong> verfijn<strong>de</strong> contouren van het Delfts aar<strong>de</strong>werk, het<br />

broze, kostelijke servies van antiek Chinees porselein waarop het wapen van <strong>de</strong><br />

schrijver is aangebracht. En, temid<strong>de</strong>n van <strong>de</strong>ze dingen, met hun ingetogen nuances,<br />

ontplooit een Javaanse stof, die als het gewaad is van een vorst of het kleed van een<br />

prinses, haar luister boven <strong>de</strong> schrijftafel.<br />

Deze stof is het symbool van <strong>de</strong> ziel van <strong>de</strong> romancier. Op een on<strong>de</strong>rgrond van<br />

een zacht grijs, een tot materie gewor<strong>de</strong>n mist, zijn gou<strong>de</strong>n<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


253<br />

dra<strong>de</strong>n dooreengeweven, en <strong>de</strong> bijna versluier<strong>de</strong> inslag verzacht dat wat het goud<br />

alleen buitensporig zou doen zijn. Zo ook verbergen <strong>de</strong> zonovergoten ogenblikken<br />

bij <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> een on<strong>de</strong>rgrond van melancholie. Want van zijn <strong>voor</strong>geslacht<br />

heeft hij een bekommerd gemoed geërfd, maar zijn verblijf in <strong>de</strong> koloniën en in<br />

Zuid-Europa. heeft belet dat hij al te zeer in droefenis zou blijven talmen, en, naast<br />

werken van een bittere waarheid in <strong>de</strong> waarneming, heeft hij sprookjes geschreven<br />

van een verfijn<strong>de</strong> poëzie.<br />

<strong>Een</strong> strenge élégance, een volmaakte keurigheid van manieren, geven <strong>de</strong> slanke<br />

blon<strong>de</strong> [?] romanschrijver dat verlei<strong>de</strong>lijke optre<strong>de</strong>n waarvan men ten onrechte meent<br />

dat slechts mannen van <strong>de</strong> wereld het erven. Daarbij voegt hij <strong>de</strong> bijna vrouwelijke<br />

zachtheid van een blik uit blauwe [??] ogen, <strong>de</strong> charme van woor<strong>de</strong>n die wat traag<br />

klinken door een heel licht vreemd accent, terwijl zijn vermoei<strong>de</strong> glimlach een soort<br />

van hoffelijk scepticisme verraadt. Hij spreekt volstrekt niet over zichzelf, en stelt<br />

men hem vragen, dan antwoordt hij met terughou<strong>de</strong>ndheid, beschei<strong>de</strong>nheid of<br />

misschien wel met <strong>de</strong> geringschatting van hem die het niet van nut acht over zichzelf<br />

te vertellen, daar hij meent dat iemands werk voldoen<strong>de</strong> getuigenis aflegt van zijn<br />

persoonlijkheid.’<br />

Zo woon<strong>de</strong>, leef<strong>de</strong> en droom<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> in het eerste eigen huis dat hem echt<br />

beviel. Niet alleen zou hier Babel voltooid wor<strong>de</strong>n, spoedig zou ook <strong>de</strong><br />

indrukwekken<strong>de</strong> reeks van De boeken <strong>de</strong>r kleine zielen er ontstaan. Daarin zou hij<br />

veel verwerken van wat hem jarenlang in zijn eigen grote familie had beziggehou<strong>de</strong>n.<br />

Op een hoger plan gebracht zijn <strong>de</strong>ze levenservaringen niet alleen gewor<strong>de</strong>n tot een<br />

kroniek van Hollands leven in <strong>de</strong> hogere burgerkringen rond <strong>de</strong> eeuwwisseling meer<br />

in het algemeen gesproken, maar in wezen tot veel meer dan dat alleen: tot een<br />

tijdloze, meedogenloze weerspiegeling van ons eigen innerlijk.<br />

In <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>jaarsnacht van het jaar 1900 had het fin-<strong>de</strong>-siècle per <strong>de</strong>finitie afgedaan.<br />

De twintigste eeuw brak aan. Maar <strong>de</strong> schaduwen van <strong>de</strong> negentien<strong>de</strong> eeuw zou<strong>de</strong>n<br />

toch nog lang blijven hangen en pas omstreeks 1914 opklaren.<br />

Eindnoten:<br />

1 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 170 nr. 226.<br />

2 '7 juli 1900: <strong>Couperus</strong>. Vaas: ƒ 40,- Vrien<strong>de</strong>lijke me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling van mevrouw Tanja Martin.<br />

3 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 171 nr. 227.<br />

4 I<strong>de</strong>m. 173 nr. 233.<br />

5 I<strong>de</strong>m, 174 nr. 234.<br />

6 I<strong>de</strong>m, 175 nr. 235.<br />

7 I<strong>de</strong>m, 177 nr. 240.<br />

8 Bastet, Zuil, 82.<br />

9 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 176 nr. 237.<br />

10 Algemeen Han<strong>de</strong>lsblad, 7 Juli 1900.<br />

11 Maatstaf II (1963), 168 nr. 20.<br />

12 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 174 nr. 234.<br />

13 Brieven van begin mei af, culminerend in brief d.d. 20 juli 1900 (zie noot 12).<br />

14 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 175 nr. 235.<br />

15 Ibi<strong>de</strong>m.<br />

16 I<strong>de</strong>m, 176 nr. 237.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


17 ‘Ik bevestig, <strong>voor</strong> zooveel noodig, mijne beschikkingen ten behoeve van mijne echtgenoote,<br />

Elisabeth Johanna Wilhelmina Baud, vervat in onze huwelijksche <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n, <strong>de</strong>n een en<br />

<strong>de</strong>rtigsten Augustus achttienhon<strong>de</strong>rd een en negentig ten overstaan van <strong>de</strong>n notaris Pieter Cato<br />

<strong>Louis</strong> Eikendal, alhier, verle<strong>de</strong>n. En aan die beschikkingen bij <strong>de</strong>ze uitbreiding willen<strong>de</strong> geven,<br />

verklaar ik bovendien aan mijne genoem<strong>de</strong> echtgenoote te legateeren, vrij van het recht van<br />

successie, primo: eene som van twintig duizend gul<strong>de</strong>n in contanten, aan haar uit te keeren<br />

uiterlijk twaalf maan<strong>de</strong>n nà mijn overlij<strong>de</strong>n, zon<strong>de</strong>r bijpassing van renten, met toekenning van<br />

<strong>de</strong> bevoegdheid aan mijne echtgenoote om <strong>voor</strong> dit bedrag of wel <strong>voor</strong> een ge<strong>de</strong>elte daarvan,<br />

aan te koopen eene lijfrente te haren behoeve geduren<strong>de</strong> haar leven op haar lijf gevestigd en<br />

secundo: <strong>de</strong> <strong>voor</strong><strong>de</strong>elen, welke <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> en <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> uitgaven mijner werken - ingevolge<br />

<strong>de</strong> <strong>de</strong>swege met <strong>de</strong>n uitgever aangegane overeenkomst - zullen afwerpen, zoolang zij in het<br />

leven is; en zulks geheel door haar te genieten op <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> wijze, als waarop ik <strong>de</strong>ze <strong>voor</strong><strong>de</strong>elen,<br />

indien ik in leven ware, van mijnen uitgever zou<strong>de</strong> hebben genoten.’<br />

18 Voor Tjicoppo werd in 1883 een bedrag van ƒ 900 000,- gevraagd. Het heeft dus min<strong>de</strong>r dan<br />

een miljoen (van die tijd!) opgebracht. Papa ontving daarvan zelf echter slechts een ge<strong>de</strong>elte,<br />

6/52. Hij bezat daarnaast in Indië nog een huis, en had waarschijnlijk nog an<strong>de</strong>r kapitaal. Van<br />

wat zijn vrouw in 1893 naliet zal hij <strong>de</strong> helft plus een kinds<strong>de</strong>el ontvangen hebben. Elk kinds<strong>de</strong>el<br />

kwam neer op 6,25% van het totaal. Bij twintigduizend gul<strong>de</strong>n per kinds<strong>de</strong>el komt zijn vermogen<br />

neer op in ie<strong>de</strong>r geval ƒ 320 000,-, rond <strong>de</strong> eeuwwisseling zeer veel geld.<br />

19 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 177 nr. 240.<br />

20 I<strong>de</strong>m, 177 nr. 240.<br />

21 I<strong>de</strong>m, 179 nr. 243.<br />

22 I<strong>de</strong>m, 180; 179-181, nrs. 245-247.<br />

23 I<strong>de</strong>m, 181 nr. 247; 178 nr. 240.<br />

24 I<strong>de</strong>m, 181 nr. 247.<br />

25 I<strong>de</strong>m, 182 nr. 250.<br />

26 Vrien<strong>de</strong>lijke me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling door mevrouw Carla Biberle† kleindochter van Trudy Valette-<strong>Couperus</strong>.<br />

27 ‘Mijn zooveelste’ (Vad. 4 oktober 1913), in Proza III, 170 noot I: ‘In Langs Lijnen van<br />

Gelei<strong>de</strong>lijkheid veran<strong>de</strong>r<strong>de</strong> <strong>de</strong> corrector, op eigen gezag, overal waar ik van <strong>de</strong> salon sprak dit,<br />

hem vreemd <strong>voor</strong>komen<strong>de</strong>, mannelijk geslacht in een onzijdig: het salon, wat ik niet geloof,<br />

dat iemand, die salons frequenteert, ooit zegt.’ - Amice, 160 nr. 539 d.d. 16 april 1914.<br />

28 Bastet, Zuil, 82 83.<br />

29 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 185 nr. 253.<br />

30 Zo heeft hij het althans verteld aan Henri Borel (Vad., 18 juli 1923). Wij hebben echter aangestipt<br />

dat hij op Java bij het zien van <strong>de</strong> Zandzee wellicht een allereerste impuls ontvangen heeft. -<br />

Blijkens een brief in het Letterk. Mus. heeft Borel op dinsdag 1 april 1902 bij <strong>Couperus</strong> op <strong>de</strong><br />

avenue Saint-Maurice ge<strong>de</strong>jeuneerd.<br />

31 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 185 nr. 253.<br />

32 I<strong>de</strong>m, 186 nr. 254.<br />

33 Van Nouhuys herdrukte zijn recensie uit Het Va<strong>de</strong>rland van 28 oktober 1900 later in zijn Uren<br />

met schririjvers (1902), 44-59. <strong>Couperus</strong>' reactie - zeer interessant <strong>voor</strong> wie <strong>de</strong> hoofdthese van<br />

zijn roman beter wil begrijpen - is daar in zijn geheel te vin<strong>de</strong>n (53-56), met het beken<strong>de</strong><br />

commentaar van Van Nouhuys dat <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> aan het eind optre<strong>de</strong>n<strong>de</strong> Brox-figuur niet goed<br />

zou hebben <strong>voor</strong>bereid, een opvatting die, hoewel zeer aanvechtbaar, later door <strong>Couperus</strong><br />

ge<strong>de</strong>eld werd (zie Twee<strong>de</strong> hoofdstuk, 4, noot 36).<br />

34 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 188 nr. 358; 187 nr. 255; 204 nr. 273.<br />

35 I<strong>de</strong>m, 188 nr. 258. De band was ditmaal van J.J.C. Lebeau, zie Braches. Boek als N.K., 248,<br />

261, 374, 375, 508 (nr. 001120).<br />

36 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 189 nr. 258 (met noot 161). In 1900 zou zij Paul Kruger's Tocht publiceren<br />

(teksten en muziek).<br />

37 Brief in het Rijksarchief. Met bijzon<strong>de</strong>re dank aan <strong>de</strong> heer Guido Walraven, die mij daar<br />

vrien<strong>de</strong>lijk op wees (evenals op <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> brief).<br />

38 Zie noot 36.<br />

39 Bastet, Zuil, 85-86<br />

40 V. Booven, Leven, 174.<br />

41 Ibi<strong>de</strong>m.<br />

42 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 200 nr. 269.<br />

43 Amice, 72-73 nr. 405 a .<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


44 Bastet, Zuil, 193. L'Eclaireur, 2 januari 1904. - Zie reeds F.L. Bastet, ‘Vreem<strong>de</strong> ogen zien <strong>Louis</strong><br />

<strong>Couperus</strong>’ in Thema's <strong>voor</strong> een uitgever (1978; diverse auteurs), 7-9. - Knipsel in het<br />

Letterkundig Museum te Den Haag.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


Der<strong>de</strong> hoofdstuk<br />

255<br />

I 1901-1902<br />

Babel herschreven. Imperia. Het Me<strong>de</strong>lij<strong>de</strong>n. ‘Trilogie’ van vier boeken: De boeken<br />

<strong>de</strong>r kleine zielen uit geldnood geschreven. Charles van Deventer contra van Deyssel.<br />

Vertalingen. Berthemont. Sprookjes uit Over lichten<strong>de</strong> drempels. Testament van<br />

papa. Carnaval. De zonen <strong>de</strong>r zon en Jahve. Met Van Nouhuys in Genève:<br />

Groot-Ne<strong>de</strong>rland opgericht.<br />

II 1902-1903<br />

De wereld <strong>de</strong>r kleine zielen. G.L. Baud. De Haagse Surinamestraat. Nunspeet, Baarn.<br />

Krankzinnigheid van zijn oudste broer. Theosofismen. Lichtsymboliek in God en<br />

Go<strong>de</strong>n en Het heilige weten. Noodlot en reïncarnatie.<br />

III 1903-1904<br />

Met Ram in Rome. Extatische gedichten: Dionysos als verlosser. Vijf beel<strong>de</strong>n van<br />

Pan<strong>de</strong>r. Terug in Nice. Dionyzos, Endymion. Melancholie van Elisabeth. Opnieuw<br />

Venetië. In <strong>de</strong> bergen. Geldzorgen. L'ngonie van Jean Lombard. Met Trudy in Rome,<br />

Den Haag en Amsterdam. De grote transactie met Veen. Parijs, Barbizon, Nice. Van<br />

ou<strong>de</strong> menschen, <strong>de</strong> dingen, die <strong>voor</strong>bij gaan... Lot en Elly.<br />

IV 1904-1906<br />

L.S.A.M. von Römer. Weer in Rome. De berg van licht. Prospectus. Bij Cyriel<br />

Buysse. Parijs, Nice en vergeefse plannen <strong>voor</strong> Egypte. Vernietigend Gidsartikel<br />

door <strong>de</strong> Scharten Antinks. Sonnetten. Vertrek uit Villa Jules. Bagni di Lucca. De<br />

drie Italiaanse vriendinnen Garzes / Lodomez. Verloren brieven. ‘Orlando?’ Aan <strong>de</strong>n<br />

weg <strong>de</strong>r vreug<strong>de</strong>. Twintig jaar Jonger.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


256<br />

V 1906-1908<br />

Laatste bezoek aan Ouida. Palazzo Niccolini, Florence. Dr. H.M.R. Leopold. Dr.<br />

Gisbert Brom en het Ne<strong>de</strong>rlands Instituut te Rome. Luigi Siciliani. Assisi. Met Ram<br />

naar Napels en Capri. Bezoek uit Indië. Nogmaals Venetië. Ernstige moeilijkhe<strong>de</strong>n<br />

met Veen. Artistieke impasse en geldzorgen. Ziekte van Elisabeth. Pensionplannen<br />

in Nice. Korte verhalen. De lof van <strong>de</strong> leugen. De Orlandojaren.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


I [1901-1902]<br />

257<br />

Het elegante Nice gaf <strong>Couperus</strong> volop gelegenheid zich als dandy uit te leven.<br />

Enerzijds was hij, in het verborgene, <strong>de</strong> har<strong>de</strong> werker. An<strong>de</strong>rzijds toon<strong>de</strong> hij zich<br />

aan <strong>de</strong> wereld als <strong>de</strong> quasi oppervlakkige flaneur. Het een wissel<strong>de</strong> het an<strong>de</strong>r af. Zijn<br />

zwager Gerard Valette heeft hem later eens als volgt beschreven, in een literair portret<br />

dat het artikel in <strong>de</strong> Éclaireur goed aanvult: 1 ‘Steeds een man van zijn huis, niet wat<br />

in <strong>de</strong> dagen van wijlen Alexan<strong>de</strong>r VerHuell ook in ons land een “viveur” heette.<br />

Vergist u om Godswil niet! Geen man van chambrecloack en pantoffels; misschien<br />

liet hij zich liever geeselen. Hij is, ook tehuis en op welk uur van <strong>de</strong>n dag men hem<br />

tegen komt, met zorg gekleed, met coquetterie. Zijn coin <strong>de</strong> feu is <strong>de</strong>licieus van snit<br />

en kleur. Zijn marokijnen huisschoenen zijn gevolgd naar een elegant<br />

renaissance-mo<strong>de</strong>l. Hij moet tweemaal daags flaneeren, - neen, niet buiten! - in<br />

drukke straten met schittierend winkels, over een boulevard, langs een Jetée, een<br />

Promena<strong>de</strong> <strong>de</strong>s Anglais, met mooie, chic getoiletteer<strong>de</strong> vrouwen en mannen met het<br />

uiterlijk cachet van <strong>de</strong>n gentleman. Hij heeft er behoefte aan als aan lucht en licht.<br />

Wanneer het dreigt te gaan regenen op zijn wan<strong>de</strong>luren, voelt hij zich, - neen echt,<br />

diep ongelukkig. Hij kán er niet tegen. Het carnaval, drukte en vroolijkheid van feest,<br />

hij is er dol op, flirt er met <strong>de</strong> gran<strong>de</strong>s dames, die hij in half Europa leer<strong>de</strong> kennen<br />

en met een vrien<strong>de</strong>lijke uitgelaten midinette, die <strong>voor</strong>bijkomt. Gran<strong>de</strong>s dames,<br />

naaisters, hoe<strong>de</strong>nmaakstertjes, ze vin<strong>de</strong>n hem allen charmant. “Et puis”, verzeker<strong>de</strong><br />

mij in Nice een Parisienne, “il ne tombe jamais amoureux <strong>de</strong> vous, <strong>Louis</strong>. C'est<br />

épatant.”’ Deze dame moet haar naïeve kanten gehad hebben...! Valette teken<strong>de</strong> dit<br />

portret kennelijk uit zijn herinneringen aan een verlofperio<strong>de</strong>. Maar het is kenmerkend<br />

<strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong>' hele verblijf in Nice.<br />

Aan <strong>de</strong> Rivièra voel<strong>de</strong> hij zich thuis en in alle opzichten in zijn element. Dit was<br />

<strong>voor</strong> hem een noodzakelijke <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong> tot creativiteit. Even<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


258<br />

hard nodig waren een zekere evenwichtigheid en, <strong>voor</strong>al, zelfverzekerdheid. Ook<br />

die had hij bereikt. Levensproblemen meen<strong>de</strong> hij overwonnen te hebben. Met zijn<br />

afwijken<strong>de</strong> seksualiteit had hij zich ten enen male verzoend. De huwelijkssituatie<br />

met Elisabeth, die aan hem <strong>voor</strong>al ook economisch gebon<strong>de</strong>n was - <strong>Couperus</strong> bezat<br />

het kapitaal, <strong>Couperus</strong> verdien<strong>de</strong> het geld; Elisabeth voeg<strong>de</strong> er zelf maar zel<strong>de</strong>n iets<br />

aan toe met haar vertalingen - was <strong>voor</strong> hem een heel gelukkige. Zij ken<strong>de</strong>n elkaar<br />

door en door en wisten wat zij aan elkan<strong>de</strong>r had<strong>de</strong>n. Zolang Elisabeth niet met fysieke<br />

of an<strong>de</strong>re moeilijkhe<strong>de</strong>n kampte, was zij tevens zijn secretaris die zijn werk in het<br />

net overschreef, opdat <strong>de</strong> zetters het goed kon<strong>de</strong>n drukken en <strong>Couperus</strong> niet geplaagd<br />

werd door van fouten wemelen<strong>de</strong> drukproeven. Ver<strong>de</strong>r <strong>de</strong>ed zij het huishou<strong>de</strong>n,<br />

beheer<strong>de</strong> <strong>de</strong> financiën, zorg<strong>de</strong> <strong>voor</strong> alles en schreef waarschijnlijk ook <strong>de</strong> meeste<br />

brieven naar <strong>de</strong> familie in Indië en in Ne<strong>de</strong>rland. Dit maakte het <strong>Couperus</strong> mogelijk<br />

prettig te leven en te werken. Geldproblemen waren er wel steeds. Maar met <strong>de</strong> hoge<br />

honoraria die hij bedong en kreeg, en het overlij<strong>de</strong>n van zijn va<strong>de</strong>r in het toch wel<br />

nabije <strong>voor</strong>uitzicht, waren zelfs die niet wérkelijk zorgwekkend. Het zachte klimaat<br />

<strong>de</strong>ed er ver<strong>de</strong>r het zijne toe.<br />

Ondanks dit alles wil<strong>de</strong> het met Babel, waar <strong>Couperus</strong> in oktober aan begonnen<br />

was in <strong>de</strong> weken van aanpassing aan <strong>de</strong> nieuwe omstandighe<strong>de</strong>n, niet erg vlotten.<br />

Over <strong>de</strong> tamelijk beknopte tekst heeft hij bijna vijf maan<strong>de</strong>n gedaan. Het is een <strong>de</strong>r<br />

weinige boeken die door hem herschreven zijn, toen het verhaal hem na eerste<br />

voltooiing niet vol<strong>de</strong>ed. Op 24 januari 1901 <strong>de</strong>el<strong>de</strong> hij Veen mee: 2 ‘Babel was al een<br />

maand gele<strong>de</strong>n af... Maar ik ben er niet tevre<strong>de</strong>n over en heb het heele verhaal<br />

overgewerkt en nu wordt het goed. Mocht ge het dus in het <strong>voor</strong>jaar willen uitgeven,<br />

dan kan dat [...]. Het is iets als een droom, een cauchemar, maar an<strong>de</strong>rs erg braaf<br />

geschreven.’ Tien dagen later noem<strong>de</strong> hij het nog steeds ‘een moeilijk ding’, en pas<br />

op 12 februari kon hij met een zucht van verlichting zeggen: 3 ‘Bibel is klaar.’<br />

Intussen was hij in <strong>de</strong>cember begonnen aan ‘een mysterie-spel van <strong>de</strong> vijf zon<strong>de</strong>n’,<br />

met als titel Imperia. 4 De naam van dit satanische wezen zou hij later overdragen op<br />

zijn poes. Het mysteriespel zelf is afwisselend in poëzie en proza geschreven. Hoewel<br />

hij er aanvankelijk in zwolg, heeft hij het drakerige stuk nooit voltooid. Halverwege<br />

vatte hij ineens heel an<strong>de</strong>re plannen op, <strong>voor</strong> een groot, nieuw werk, dat niet alleen<br />

meer inhoud beloof<strong>de</strong> maar tevens meer geld. 5 Imperia kunnen wij een apocalyptische<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


259<br />

fantasmagorie noemen. Dat het niet meer dan een torso is gebleven, zij het dan nog<br />

altijd een torso van flinke afmetingen, hoeven wij nauwelijks te betreuren. De invloed<br />

van Flauberts La tentation <strong>de</strong> Saint Antoine is onmiskenbaar, maar dat werkt allerminst<br />

ten <strong>voor</strong><strong>de</strong>le, wat immers ook had gekund. Imperia mist ten enen male <strong>de</strong><br />

geserreerdheid van het Franse <strong>voor</strong>beeld. Figuren als Satan, Dis, Gog en Magog,<br />

Bel, naast motieven als heksensabbat, reien van engelen en zon<strong>de</strong>n die als<br />

personificaties optre<strong>de</strong>n, dit alles stamt in zijn algemeenheid uit het <strong>de</strong>ca<strong>de</strong>nte<br />

repertoire van <strong>de</strong> late negentien<strong>de</strong> eeuw waar <strong>Couperus</strong> zich, althans wat een <strong>de</strong>el<br />

van zijn werk betreft en al naar gelang zijn luimen ston<strong>de</strong>n, graag door liet<br />

beïnvloe<strong>de</strong>n. Het resultaat bevredig<strong>de</strong> noch <strong>de</strong> lezers van Groot-Ne<strong>de</strong>rland, noch<br />

hemzelf, noch ook <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>rne lezer, die zich verbaast over zoveel rimram.<br />

Mutatis mutandis geldt <strong>voor</strong> Babel hetzelf<strong>de</strong>, maar hier is meer aan <strong>de</strong> hand. Dit<br />

boekje wordt gekenmerkt door een strekking die in <strong>Couperus</strong>' ontwikkeling past.<br />

Het bouwen aan <strong>de</strong> toren van Babel is het centrale gegeven. Steeds weer is er sprake<br />

van bouwmeesters en hun han<strong>de</strong>lingen. Dat er in <strong>Couperus</strong>' familie zeer veel<br />

vrijmetselaars vallen aan te wijzen, lijkt in Babel zijn sporen te hebben nagelaten,<br />

ook al was hij zelf nimmer lid van een loge. 6 <strong>Een</strong> manlijke en een vrouwelijke<br />

hoofdgod. Baäl en Astarte, beheersen proloog, epiloog en <strong>de</strong> ontwikkelingen van het<br />

verhaal daartussen. In een <strong>de</strong>lireren<strong>de</strong> stijl vertelt dit hoe <strong>de</strong> toren oprijst. <strong>Een</strong><br />

koningszoon, Cyrus, die van een her<strong>de</strong>rlijke onschuld is maar door hoogmoed<br />

gedreven wordt eraan mee te bouwen, weigert <strong>de</strong> slaven die het eigenlijke werk<br />

moeten doen af te ranselen. Halverwege wankelt zijn hoogmoed, hij weet niet meer<br />

of hij hoger moet stijgen tot <strong>de</strong> godheid of af moet dalen om <strong>de</strong> lij<strong>de</strong>n<strong>de</strong> mensheid<br />

bij te staan. <strong>Een</strong> opperbouwmeesteres, Idonia, tracht hem er toe te verlei<strong>de</strong>n zijn<br />

opwellend me<strong>de</strong>lij<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> zwoegers te verguizen. Hij doodt haar echter en keert<br />

terug naar <strong>de</strong> aar<strong>de</strong>. In <strong>de</strong> epiloog balsemt Astarte dit Me<strong>de</strong>lij<strong>de</strong>n met haar tranen en<br />

zij smeekt Baäl het niet te verschroeien.<br />

Cyrus - en hier hebben wij weer met een woordspel te maken: <strong>de</strong> naam <strong>Couperus</strong><br />

is maar weinig langer! - wendt zich, zo zegt <strong>de</strong> tekst, 7 ‘tot <strong>de</strong> hon<strong>de</strong>rdduizen<strong>de</strong>n,<br />

millioencn, milliar<strong>de</strong>n... hij gaat en zijn han<strong>de</strong>n zijn open, zijn ziel is open, om hen<br />

te ontvangen!’ Babel dankt zijn ontstaan zoals gezegd aan een bouwwerk dat <strong>Couperus</strong><br />

zelf in Nice zag verrijzen. We kunnen vaststellen dat het min<strong>de</strong>r dit gebouw is<br />

geweest, dat hem zo<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


260<br />

geboeid heeft, dan het zware werk van <strong>de</strong> zich afbeulen<strong>de</strong> arbei<strong>de</strong>rs. <strong>Couperus</strong> zag<br />

hun tragische rol. Babel is daarmee een symbolisch verhaal van sociale bewogenheid<br />

gewor<strong>de</strong>n, geschreven door een auteur die <strong>voor</strong> alles door me<strong>de</strong>lij<strong>de</strong>n werd gedreven.<br />

<strong>Couperus</strong> voel<strong>de</strong> zich verwant aan <strong>de</strong>ze slaven. Zijn eigen werk zag hij niet an<strong>de</strong>rs.<br />

Op vergelijkbare wijze zou hij zich jaren later vereenzelvigen met <strong>de</strong> grootste zwoeger<br />

in <strong>de</strong> antieke mythologie, Herakles.<br />

De Cyrus van Babel heeft <strong>Couperus</strong> intensief beziggehou<strong>de</strong>n. In <strong>de</strong> onmid<strong>de</strong>llijk<br />

hierna geschreven romancyclus De boeken <strong>de</strong>r kleine zielen zou hij eveneens, zoals<br />

wij zullen zien, één i<strong>de</strong>ale figuur door <strong>de</strong> hele historie heen centraal stellen. Dat is<br />

niet Constance van <strong>de</strong>r Weclke, maar haar zoon Addy. Niet <strong>voor</strong> niets heeft hij <strong>de</strong>ze,<br />

aan het begin van <strong>de</strong> twintigste eeuw, letterlijk ook ‘De man <strong>de</strong>r eeuw’ willen<br />

noemen. 8 Dat hij van die ongelukkige titel is afgestapt doet aan <strong>de</strong> betekenis ervan<br />

niets af.<br />

Babel is daarmee in zekere zin te beschouwen als een proloog tot <strong>de</strong> nog uit te<br />

werken romancyclus. Op 3 februari 1901 schreef <strong>Couperus</strong> aan Veen: 9 ‘Plannen, ja<br />

plannen zijn er: <strong>voor</strong> een Hollandsche familie-roman, een soort trilogie, in 3 <strong>de</strong>elen<br />

misschien, maar met afzon<strong>de</strong>rlijke titels, zoodat ge ie<strong>de</strong>r <strong>de</strong>el apart kunt uitgeven...<br />

Maar het zijn nog maar plannen, want eerst moet Babel af en goed zijn.’ Hoe sterk<br />

hij zich intussen al op <strong>de</strong> cyclus concentreer<strong>de</strong>, blijkt uit <strong>de</strong> me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling die daar dan<br />

onmid<strong>de</strong>llijk op volgt: ‘Misschien is er I <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> trilogie met het najaar wel af,<br />

want ik heb toch een 8 maan<strong>de</strong>n om het te schrijven, maar natuurlijk kan ik U niets<br />

vasts belooven.’<br />

In een brief van 12 februari, 10 waarin hij mee<strong>de</strong>el<strong>de</strong> dat Babel voltooid was - hij<br />

voeg<strong>de</strong> er als suggestie aan toe dat Jan Toorop er misschien wel een band <strong>voor</strong> zou<br />

willen ontwerpen; in<strong>de</strong>rdaad heeft <strong>de</strong>ze <strong>de</strong> opdracht gekregen en uitgevoerd 11 -,<br />

vertel<strong>de</strong> hij tevens iets meer over <strong>de</strong> te schrijven cyclus, die hij ditmaal aanduid<strong>de</strong><br />

met ‘grote roman’. Niet dat hij iets na<strong>de</strong>rs losliet over <strong>de</strong> inhoud, die hem toen nog<br />

maar vaag <strong>voor</strong> ogen stond. Voorlopig ging het hem <strong>voor</strong>al om een berekening van<br />

het honorarium. <strong>Couperus</strong> zat maar steeds te cijferen. Vele jaren later zou hij aan<br />

Henri Borel opbiechten dat De boeken <strong>de</strong>r kleine zielen in allereerste instantie<br />

geschreven zijn om het geld dat hij er mee hoopte te verdienen. 12 Dit klopt met wat<br />

<strong>de</strong> brieven aan zijn uitgever laten zien. Allerlei financiële <strong>voor</strong>stellen aan Veen<br />

wer<strong>de</strong>n op 26 maart gemotiveerd met <strong>de</strong> verklaring: 13 ‘Indische reis, ziekte <strong>de</strong>r vrouw,<br />

installatie, dat heeft het hem alles<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


261<br />

gedaan; en gaarne zou ik dit jaar zoo min mogelijk bij Scheurleer toucheeren, om<br />

niet heelemaal in <strong>de</strong> war te komen. Nu gaat het leven rustigjes <strong>voor</strong>t: verstand en<br />

gezondheid komen terug; <strong>de</strong> meubels staan er; <strong>de</strong> vrouw geniet na haar lange ziek<br />

zijn van haar eigen home, en <strong>de</strong> herinneringen aan <strong>de</strong> reis naar haar geboorteplek;<br />

en <strong>de</strong> financiën zullen in 1½ jaar ook heel wat beter staan. Maar dien tijd is het nog<br />

krabben. Gelukkig is het leven te Nice - niet als vreem<strong>de</strong>ling, maar als inwoner - niet<br />

duur, en we leven als kluizenaars. Ziedaar <strong>de</strong> bekentenis!’<br />

Hij dacht nu niet zozeer meer aan een trilogie, als wel aan een boek in twee forse<br />

<strong>de</strong>len. De roman zou De familie en <strong>de</strong> kennissen moeten gaan heten, eventueel met<br />

twee afzon<strong>de</strong>rlijke on<strong>de</strong>rtitels: 14 ‘eén in najaar 1901, éen in <strong>voor</strong>jaar 1902., <strong>voor</strong> ƒ<br />

5000,-, elk boek berekend op een omvang groote-roman (± 200 bl. van mijn copie).<br />

[...] Ik werk geregeld <strong>voor</strong>t aan De Familie en <strong>de</strong> kennissen naar het <strong>voor</strong>beeld van<br />

Meester Zola: Nulla dies sine linea. Het is prettig werken als men er geregeld in<br />

blijft; in Indië werd het schrijven telkens on<strong>de</strong>rbroken, en was ik er telkens uit. Het<br />

boek speelt in Den Haag, als ge wilt genre Eline Vere, maar rijper; in côterieën half<br />

Indisch, half Hollandsch, een meer werkelijke maatschappij, dan die van Eline, die<br />

nog gezien werd door <strong>de</strong>n humbug heen <strong>de</strong>r jongere jaren! Helaas, ze zijn weg, die<br />

jaren!’<br />

Tien dagen later had hij ineens een an<strong>de</strong>re titel bedacht, die <strong>de</strong> <strong>de</strong>finitieve zou<br />

wor<strong>de</strong>n: 15 ‘Ik zal <strong>de</strong> boeken noemen met <strong>de</strong>n algemeenen titel: De Boeken <strong>de</strong>r Kleine<br />

Zielen. Het eerste werk heet dan: De Familie en <strong>de</strong> Kennissen. Er zijn een 80<br />

bladzij<strong>de</strong>n van geschreven en mijn vrouw - <strong>de</strong> strengste recensent, die ik heb - was<br />

zeer tevre<strong>de</strong>n over dat begin. We zullen dus hopen, dat het iets moois wordt.’ Deel<br />

twee zou De late lief<strong>de</strong> moeten gaan heten. Maar <strong>de</strong>ze wat banale titel werd weldra<br />

veran<strong>de</strong>rd in Het late leven.<br />

Het oorspronkelijke concept heeft <strong>Couperus</strong> vervolgens, terwijl hij dit twee<strong>de</strong> <strong>de</strong>el<br />

aan het schrijven was, ineens aanmerkelijk uitgebreid. Op 15 juni 1901 kon hij Veen<br />

triomfantelijk mee<strong>de</strong>len: 16 ‘De Familie en <strong>de</strong> kennissen zijn gereed en wor<strong>de</strong>n<br />

gelei<strong>de</strong>lijk overgeschreven, en aan Het Late Leven ben ik begonnen.’ Zo vlug ging<br />

dat, als hij tijd en rust had en zich goed voel<strong>de</strong>. Maar tevens verblufte hij zijn uitgever<br />

met dit nieuws: ‘De Boeken <strong>de</strong>r Kleine Zielen zullen in vier romans geschreven<br />

wor<strong>de</strong>n; dus met III en IV [waar<strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> op dat moment nog geen titels bedacht<br />

had] kom ik later bij U aan.’ Hij voeg<strong>de</strong> er nog aan toe: ‘Mijn vrouw, - streng-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


262<br />

ste recensent, die ik heb - was zeer tevre<strong>de</strong>n over De Fam. en <strong>de</strong> kennissen en vond<br />

in het begin van Het Late Leven veel moois. In boek III gebeuren <strong>de</strong> groote tragedies;<br />

in boek IV is mijn kleine held, nu 13 Jaren, een man. - Zoo ge kans ziet I en II<br />

tegelijkertijd in Nov. a.s. te geven, zoudt ge, “als God het wil”, III en IV <strong>voor</strong> het<br />

volgen<strong>de</strong> jaar hebben...’<br />

Hier zijn we getuige van <strong>Couperus</strong>' bijna ongelooflijke werkkracht, van zijn niet<br />

uit het lood te slaan evenwicht, als het er op aankwam, en zijn doorzettingsvermogen.<br />

Al schrijven<strong>de</strong> moet hij steeds meer mogelijkhe<strong>de</strong>n zijn gaan zien in <strong>de</strong> stof die hij<br />

on<strong>de</strong>r han<strong>de</strong>n had. Hij begreep dat een organische ontwikkelingsgeschie<strong>de</strong>nis van<br />

<strong>de</strong> kleine held - Addy van <strong>de</strong>r Welcke - bovendien om een langer tijdsverloop binnen<br />

<strong>de</strong> roman vroeg dan hij aanvankelijk overwogen had. Dit betekent dat <strong>Couperus</strong><br />

slechts van een zeer summier opgesteld concept kan zijn uitgegaan. Naarmate hij<br />

vor<strong>de</strong>r<strong>de</strong>, heeft hij het bijgesteld. Dat zijn boek daarmee ten <strong>de</strong>le een toekomstroman<br />

zou kunnen wor<strong>de</strong>n, namelijk zodra hij Addy een te hoge leeftijd zou laten krijgen,<br />

heeft hij niet helemaal <strong>voor</strong>zien. 17 Hij trachtte dit probleem wel enigszins te<br />

on<strong>de</strong>rvangen door het begin van het eerste <strong>de</strong>el niet op een exact jaartal te fixeren,<br />

of het door een vaststaan<strong>de</strong> contemporaine gebeurtenis die in het boek genoemd<br />

wordt - zoals <strong>de</strong> aardbeving op Ternate in De stille kracht - an<strong>de</strong>rszins nauwkeurig<br />

te dateren. Bij Eline Vere waren problemen van <strong>de</strong>ze aard nog enigszins te overzien<br />

geweest, en ze zijn daar ook bevredigend opgelost. Bij een zo omvangrijke cyclus<br />

lagen echter heel wat meer gevaren op <strong>de</strong> loer.<br />

Eind juni wijzig<strong>de</strong> hij ter elf<strong>de</strong>r ure bovendien <strong>de</strong> titel van het eerste <strong>de</strong>el: 18 ‘De<br />

titel F. en K. bevalt mij in eens niet bizon<strong>de</strong>r: ook zie ik Haverschmidt, Familie en<br />

Kennissen!!!’ Hij stel<strong>de</strong> Veen nu <strong>voor</strong> dit te wijzigen in De kleine zielen, wat het<br />

uitein<strong>de</strong>lijk ook gewor<strong>de</strong>n is. Het late leven liet hij. Wat <strong>de</strong> laatste twee <strong>de</strong>len betreft:<br />

‘Voor iii en IV zit ik mij ziek te <strong>de</strong>nken, hoewel ik precies weet hoe <strong>de</strong> boeken wor<strong>de</strong>n,<br />

vind ik nog geen on<strong>de</strong>rtitels. Wij zoeken nog... [...] Het late leven vor<strong>de</strong>rt goed en<br />

wordt... heel mooi, al zeg ik het zelf. Ook <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re boeken zullen goed wor<strong>de</strong>n,<br />

zullen we hopen. Mijn vrouw heeft het directrice-schap <strong>de</strong>r Copie weêr aanvaard:<br />

gelukkig! Ik dicteer: zoo blijven <strong>de</strong> oogen gespaard.’ - Voor het vier<strong>de</strong> <strong>de</strong>el overwoog<br />

hij op 28 juni als titel 19 ‘...misschien: De Man <strong>de</strong>r Eeuw... maar dat is nog onzeker...<br />

Dat is dus mijn kleine held van toen...’ Pas op 3 oktober kwam hij met <strong>de</strong> <strong>de</strong>finitieve<br />

titels: 20 ‘Zielenschemering (Boek III.) Het Heilige Weten (Boek IV.)’<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


263<br />

Strikt biografisch genomen is dit jaar 1901 weinig interessant. <strong>Couperus</strong> leef<strong>de</strong> sterk<br />

met en <strong>voor</strong> zijn werk, en bovendien ook in zijn werk. Voor enige opwinding zorg<strong>de</strong><br />

Charles van Deventer, eerst met een waar<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> bespreking in De Locomotief van<br />

De stille kracht 21 ; toen Van Deyssel daarop in maart 1901 een schotschrift tegen <strong>de</strong>ze<br />

roman publiceer<strong>de</strong>, klom Van Deventer nogmaals in <strong>de</strong> pen. Van Deyssel namelijk,<br />

die in één moeite door ook Langs lijnen in <strong>de</strong> vuilnisbak meen<strong>de</strong> te moeten <strong>de</strong>poneren,<br />

gewaag<strong>de</strong> van ‘geacci<strong>de</strong>nteer<strong>de</strong>, lagere belangstelling gaan<strong>de</strong> maken<strong>de</strong><br />

would-be-symbolistische en -mystische romans’, die hij als kunst of literatuur ellendig<br />

vond. De heer <strong>Couperus</strong>, die volgens Van Deyssel reeds in <strong>de</strong> koningsromans proza<br />

van verkou<strong>de</strong>n kappers en vervoer<strong>de</strong> Panopticum-beeldhouwers had geloosd, was<br />

naar zijn mening nu geheel verwor<strong>de</strong>n tot ‘een gewone he<strong>de</strong>ndaagsche dandy, die<br />

liefhebbert in kunst’. Hij meen<strong>de</strong> dan ook zeker te weten, 22 ‘dat als over hon<strong>de</strong>rd jaar<br />

iemant met verstand van Literatuur in Ne<strong>de</strong>rland <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis van dézen tijd zal<br />

schrijven, hij zal schrijven dat er ook nog een min<strong>de</strong>rerangsche feuilleton- of<br />

romanschrijver, genaamd <strong>Couperus</strong>, leef<strong>de</strong>, die in zijn jeugd echter wel wat goeds<br />

heeft gemaakt.’ <strong>Een</strong> nu volstrekt vergeten roman van G. van Hulzen daarentegen,<br />

kwalificeer<strong>de</strong> <strong>de</strong> Amsterdamse criticus als 23 ‘koel en zuiver evenals drinkwater, na<br />

al <strong>de</strong> laffe en wee geparfumeer<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong>likeur’.<br />

We<strong>de</strong>rom in De Locomotief nam Van Deventer het op 10 mei op briljante en<br />

overtuigen<strong>de</strong> wijze in een regelrecht tegen Van Deyssel gericht betoog <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong><br />

op. 24 Van Deyssels benepen kritiek op juist een boek als De stille kracht noem<strong>de</strong> hij,<br />

en niet ten onrechte, ‘een schan<strong>de</strong> <strong>voor</strong> u, een schan<strong>de</strong> <strong>voor</strong> uw tijdschrift [het<br />

Tweemaan<strong>de</strong>lijksch Tijdschrift], een schan<strong>de</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> literatuur en uw land. Gij, die<br />

<strong>Couperus</strong> verwijt op <strong>de</strong>n lageren smaak van het publiek te werken, gij zijt zelf als<br />

dat lagere publiek.’ Van Deventer eindig<strong>de</strong> zijn ver<strong>de</strong>diging met <strong>de</strong> bouta<strong>de</strong> dat Van<br />

Deyssel een zeer onbetrouwbaar en waanwijs criticus was gebleken, die getoond had<br />

niet in staat te zijn het grote van een ongemeen boek te zien. - Nog in september van<br />

hetzelf<strong>de</strong> Jaar werd Van Deventers artikel herdrukt in Veen's Nieuws, en wel op<br />

aanra<strong>de</strong>n van... <strong>Couperus</strong> zelf, die het, zoals hij het uitdrukte, een genereuze<br />

ver<strong>de</strong>diging vond. 25 Overigens had hij persoonlijk Van Deyssels aanval al<br />

quasi-achteloos met een geringschattend ‘allermakst artikeltje, vind ik’ afgedaan.<br />

Hij had wel interessantere dingen om zich mee bezig te hou<strong>de</strong>n.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


264<br />

Majesteit bij <strong>voor</strong>beeld - door Van Deyssel ook nog weer eens on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> nodige<br />

schimpscheuten van stal gehaald - zou in het najaar nu toch ein<strong>de</strong>lijk een geïllustreer<strong>de</strong><br />

herdruk beleven. Veen had zoals wij zagen W.F.A.S. Vaarzon Morel daartoe een<br />

opdracht gegeven. (Het zou echter tot 1904 duren.) Goed nieuws, maar dan van heel<br />

an<strong>de</strong>re aard, kreeg hij ver<strong>de</strong>r van een Duitse vertaler uit München, Georges Khnopff,<br />

die het plan had opgevat alle werken van <strong>Couperus</strong> in het Frans te vertalen. 26 Honoraria<br />

zou<strong>de</strong>n zij samen <strong>de</strong>len. Helaas is het bij een illusie gebleven. Aan vertalingen van<br />

zijn werk heeft <strong>Couperus</strong> nooit veel verdiend. De Italiaanse bewerking van<br />

Wereldvre<strong>de</strong> door Dina gravin Di Sor<strong>de</strong>volo bleek tamelijk goed van kwaliteit te<br />

zijn maar lever<strong>de</strong> financieel nauwelijks iets op: <strong>de</strong> contessa zond <strong>Couperus</strong> in het<br />

begin van 1902 hon<strong>de</strong>rd lire. 27<br />

Toch bleef hij opgewekt. Na een niet zo zonnige winter als hij gehoopt had - ‘wij<br />

hebben drie maan<strong>de</strong>n lang gehad donkere luchten, en regen, en daar<strong>voor</strong> zit je nu in<br />

Nice!’ 28 - braken <strong>voor</strong>jaarsachtige dagen aan. Veen, in Amsterdam, annonceer<strong>de</strong> hem<br />

<strong>de</strong> geboorte van zijn eerste kind, Maria Theresia, in <strong>de</strong> wan<strong>de</strong>ling Mica. De Jonge<br />

va<strong>de</strong>r kreeg prachtige bloemen van <strong>de</strong> Rivièra gestuurd en bedankte er <strong>Couperus</strong><br />

hartelijk <strong>voor</strong>. Pijnlijk genoeg moest <strong>de</strong>ze hem echter bekennen dat noch hij noch<br />

Elisabeth op die aardige gedachte waren gekomen. Later bleek dat kennissen van<br />

Veen, op doorreis in Zuid-Frankrijk, er <strong>voor</strong> bedankt had<strong>de</strong>n moeten wor<strong>de</strong>n. Met<br />

Sint-Nicolaas heeft <strong>Couperus</strong> toen maar een doos gekonfijte vruchten gestuurd, waar<br />

Mica overigens niets van kreeg: Veen en zijn vrouw aten alles zelf op.<br />

In <strong>de</strong> tuin begonnen met grote overdaad <strong>de</strong> rozen te bloeien. <strong>Couperus</strong> liet zich<br />

door die weel<strong>de</strong> echter niet van <strong>de</strong> wijs brengen en werkte met alle discipline die hij<br />

zich aangewend had aan zijn romancyclus <strong>voor</strong>t. Elisabeth, die zich wat beter voel<strong>de</strong>,<br />

wil<strong>de</strong> nu ook graag iets te doen hebben, naast haar huishou<strong>de</strong>lijke bezighe<strong>de</strong>n. Zij<br />

overwoog van S. Meresjkowsky La mort <strong>de</strong>s dieux (1896) te vertalen, of, toen iemand<br />

an<strong>de</strong>rs daar al mee bezig bleek te zijn, een boek van Sienkiewicz. 29 Stuk <strong>voor</strong> stuk<br />

schitteren<strong>de</strong> romans, gaf <strong>Couperus</strong> als zijn commentaar: ze kon<strong>de</strong>n zelfs <strong>voor</strong><br />

jongensboeken doorgaan mits men in <strong>de</strong> tekst dan maar rigoureus een aantal ál te<br />

wre<strong>de</strong> passages schrapte (!). Het kwam er echter niet van. Elisabeth, die werkelijk<br />

buitengewoon scheel was, tob<strong>de</strong> chronisch met haar ogen. Nu eens <strong>de</strong><strong>de</strong>n die het<br />

wel, dan weer niet. Nu eens ko-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


265<br />

pieer<strong>de</strong> zij dus het nieuwe werk van haar echtgenoot, dan weer weiger<strong>de</strong> zij hem alle<br />

diensten. Zij maakte dan grève, zo drukte <strong>Couperus</strong> het uit.<br />

Tegen <strong>de</strong> te verwachten zomerhitte zagen zij nogal op. Op Java had<strong>de</strong>n zij <strong>de</strong><br />

warmte slecht verdragen. Voor Elisabeths gezondheid beloof<strong>de</strong> het niet veel goeds.<br />

Zo werd het plan geboren om geduren<strong>de</strong> <strong>de</strong> maan<strong>de</strong>n juli en augustus <strong>de</strong> koele bergen<br />

op te zoeken. Veel zin had <strong>Couperus</strong> er eigenlijk niet in, maar het moest. Daar <strong>de</strong><br />

Alpes Maritimes zo nabij waren, kon hij gelukkig tamelijk dicht bij huis blijven en<br />

een al te dure reis ontlopen. De keus viel op Berthemont, in <strong>de</strong> Vallée <strong>de</strong> la Vésubie.<br />

Nog <strong>voor</strong> zijn vertrek liet <strong>Couperus</strong> een exemplaar van Babel aan Johan Ram<br />

sturen, per adres Zeist, waar diens va<strong>de</strong>r woon<strong>de</strong>. Hij wist namelijk niet precies waar<br />

Ram, nu kapitein <strong>de</strong>r grenadiers, op dat ogenblik ge<strong>de</strong>tacheerd was. 30 Wel was zijn<br />

vriend toen al teruggekeerd uit Zuid-Afrika: op 15 <strong>de</strong>cember heeft hij <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

Vereeniging ter beoefening van <strong>de</strong> Krijgswetenschap een lezing over zijn ervaringen<br />

in <strong>de</strong> Transvaalse Oorlog gehou<strong>de</strong>n. 31 Hun relatie was, hoewel niet verkoeld, toch in<br />

een wat min<strong>de</strong>r vertrouwelijke fase aangeland. <strong>Couperus</strong>' huwelijk en hun bei<strong>de</strong>r<br />

ook ver<strong>de</strong>r zo uiteenlopen<strong>de</strong> levens waren oorzaak dat zij onvermij<strong>de</strong>lijk uit elkaar<br />

groei<strong>de</strong>n. Het bleef bij nu en dan eens een brief zon<strong>de</strong>r veel diepgang. Veel kunnen<br />

het er zelfs niet geweest zijn. <strong>Couperus</strong> beklaag<strong>de</strong> zich er wel eens over dat Ram<br />

‘een luie briefschrijver’ was. <strong>Een</strong> en an<strong>de</strong>r verhin<strong>de</strong>r<strong>de</strong> niet dat Ram een <strong>de</strong>r zeer<br />

weinigen is geweest die Babel ten geschenke heeft gekregen. Hij <strong>de</strong>el<strong>de</strong> die eer<br />

<strong>voor</strong>namelijk met Elisabeths moe<strong>de</strong>r in Indië. <strong>Couperus</strong> vond namelijk dat zijn<br />

kennissen hem van lieverle<strong>de</strong> te weinig erkentelijkheid begonnen te betuigen <strong>voor</strong><br />

zijn attenties. Hij wenste nu maar eens met al die presentexemplaren op te hou<strong>de</strong>n.<br />

Hij zou dat <strong>de</strong> mensen zelf wel even laten weten. - Wat <strong>de</strong> band van Toorop betreft,<br />

<strong>de</strong> dame die vermoe<strong>de</strong>lijk Astarte moest <strong>voor</strong>stellen kon zijn goedkeuring niet erg<br />

wegdragen. Toorop verviel langzamerhand in clichés, meen<strong>de</strong> hij: 32 ‘hij kan dat nu<br />

zoo en ik weet dat hij het zoo kan’. Veen antwoord<strong>de</strong> hem dat Toorop het te druk<br />

had gehad met een tentoonstelling. Het was al ein<strong>de</strong>loos trekken geweest om dat<br />

bandontwerp van hem los te krijgen.<br />

Ein<strong>de</strong> juli, later dan hun oorspronkelijke plan, vertrokken <strong>Couperus</strong> en Elisabeth<br />

naar Berthemont, waar zij hun intrek namen in Hotel Tarelli. <strong>Een</strong> i<strong>de</strong>ale vakantie<br />

werd het niet bepaald. Elisabeth was, zo schreef Cou-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


266<br />

perus zijn uitgever, 33 ‘nog al souffrant, voet verstuikt, koorts etc. en dat als men van<br />

<strong>de</strong> frissche berglucht wil profiteeren. Het is hier wel wat te koud, wij zitten soms<br />

tusschen <strong>de</strong> wolken.’. Om zich wat te verstrooien schreef <strong>Couperus</strong>, die blijkbaar<br />

eens even afstand van <strong>de</strong> Kleine zielen wil<strong>de</strong> nemen, nog in juli <strong>voor</strong> <strong>de</strong> veran<strong>de</strong>ring<br />

een sprookje, De prinses met <strong>de</strong> blauwe haren. 34 Daar dit over een kranke<br />

koningsdochter gaat die bezig is weg te kwijnen, heeft het er veel van dat hij het<br />

Elisabeth als een spiegel <strong>voor</strong>hield: <strong>de</strong> prinses geneest zodra zij zich haar lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong><br />

een jonge tovenaar bewust wordt. Deze bemint haar zeer en dient haar met goe<strong>de</strong><br />

raad. Had Elisabeth opnieuw een <strong>de</strong>pressie te verwerken, zoals het jaar tevoren in<br />

Den Haag, toen haar benen zelfs dienst weiger<strong>de</strong>n en zij behan<strong>de</strong>ld moest wor<strong>de</strong>n<br />

met hypnose vanwege haar ‘nerfjes’?<br />

Magnifiek was rondom <strong>de</strong> natuur. In het hotel logeer<strong>de</strong>n wat <strong>Couperus</strong> noem<strong>de</strong><br />

mooie geestige vrouwen. Elisabeth trok een beetje bij en kreeg in <strong>de</strong> loop van augustus<br />

in Hotel Tarelli nog twee an<strong>de</strong>re sprookjes te verwerken. Het ene, Van <strong>de</strong> kristallen<br />

torens, 35 vertelt over een dochter van Merlijn die opgesloten wordt in een toren, van<br />

waaruit zij lief<strong>de</strong> opvat <strong>voor</strong> een eveneens in een toren opgesloten jongeman. Deze<br />

is weliswaar haar broe<strong>de</strong>r, maar tevens <strong>voor</strong>bestemd haar echtgenoot te wor<strong>de</strong>n. Ook<br />

dit was een verwante situatie. Niet <strong>de</strong> lichamen maar <strong>de</strong> zielen huwen elkaar tenslotte.<br />

De twee bereiken elkaar, bevrijd uit hun torens, in het licht van een ster: symbool<br />

reeds van het zielehuwelijk, dat in Metamorfoze gesloten werd tussen Hugo/<strong>Louis</strong><br />

en Emilie/Elisabeth. - Het an<strong>de</strong>re sprookje, Van dagen en seizoenen 36 gaat over <strong>de</strong><br />

dood, die het hele leven opeist eer het werkelijke leven bereikt wordt. Aan <strong>de</strong>ze zij<strong>de</strong><br />

van het graf is alles eindig - <strong>Couperus</strong> gebruikt on<strong>de</strong>r meer het beeld van een klein<br />

jongetje dat <strong>de</strong> door hem gevangen vlin<strong>de</strong>rs dood ziet gaan in zijn han<strong>de</strong>n - maar als<br />

alle dagen en seizoenen eenmaal zullen zijn ingeleverd, is <strong>de</strong> schuld betaald en breekt<br />

het ware leven aan dat duizen<strong>de</strong>n jaren duren zal. <strong>Couperus</strong> heeft het theosofische<br />

verhaal dui<strong>de</strong>lijk <strong>voor</strong> zichzelf geschreven. Elisabeth kon het echter eveneens zon<strong>de</strong>r<br />

bezwaar op zichzelf betrekken.<br />

De weken in Berthemont gingen vlug <strong>voor</strong>bij. In september, terug in Nice, zette<br />

<strong>Couperus</strong> zich vrijwel meteen aan het schrijven van Zielenschemering, het <strong>de</strong>r<strong>de</strong><br />

<strong>de</strong>el van De boeken <strong>de</strong>r kleine sleten. Het werk vor<strong>de</strong>r<strong>de</strong> vlot. Met ijver en plezier<br />

zag hij on<strong>de</strong>r zijn han<strong>de</strong>n het weefsel groeien. Maar <strong>de</strong> sprookjes lieten hem nog niet<br />

helemaal los. Ze brachten hem zelfs<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


267<br />

op een tamelijk curieus i<strong>de</strong>e. Hij wil<strong>de</strong> ze bun<strong>de</strong>len, er duizend gul<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> hebben<br />

en dit bedrag dan als een aangename verrassing schenken aan haar die er zo nauw<br />

bij betrokken was: Elisabeth natuurlijk. Die zou er, zo meen<strong>de</strong> hij, erg blij mee zijn,<br />

niet zozeer om <strong>de</strong> inhoud als wel omdat <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m van <strong>de</strong> echtelijke schatkist - die<br />

zij beheer<strong>de</strong> - opnieuw dui<strong>de</strong>lijk te zien was. De duizend gul<strong>de</strong>n zou<strong>de</strong>n als bij<br />

toverslag (<strong>Couperus</strong> voel<strong>de</strong> zich zelf een beetje Merlijn) een ‘kleine moeilijkheid,<br />

die haar en mij op het oogenblik doet rekenen en rekenen’ doen verdwijnen. 37 Royaal<br />

stel<strong>de</strong> hij Veen <strong>voor</strong>, er tegen het genoem<strong>de</strong> bedrag - dat hij als <strong>voor</strong>schot eigenlijk<br />

maar vast meteen wil<strong>de</strong> hebben; kon het <strong>de</strong>zer dagen even overgemaakt woor<strong>de</strong>n?<br />

- <strong>de</strong>snoods nog een paar verhaaltjes aan toe te voegen. Die moesten dan snel even<br />

geschreven wor<strong>de</strong>n!<br />

Veen ging er op in. Nog in september fabriceer<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> daarop Van <strong>de</strong> onzalige<br />

erfenis 38 een vreemd verhaal waarin een heks zich van <strong>de</strong> ziel meester maakt die haar<br />

nolens volens wordt afgestaan door een rijke erfgenaam. Aan het slot wordt <strong>de</strong>ze<br />

toch nog gered door een maag<strong>de</strong>lijke blanke jonkvrouw. - In <strong>de</strong>cember zou <strong>Couperus</strong><br />

tenslotte het vijf<strong>de</strong> en laatste verhaal produceren waar <strong>de</strong> bun<strong>de</strong>l, die eerst De astrale<br />

dood had moeten heten, zijn uitein<strong>de</strong>lijke titel aan ontleent: Over lichten<strong>de</strong> drempels. 39<br />

Oktober brak aan, met wisselvallig weer. Op <strong>de</strong> zeventien<strong>de</strong> verzond <strong>Couperus</strong><br />

een brief aan Ram, wiens adres hij nu wist omdat Ram hem natuurlijk <strong>voor</strong> Babel<br />

bedankt had. Hij vertel<strong>de</strong> hem. 40 ‘Ik schrijf, schrijf, schrijf maar. Wat wil je, het is<br />

het eenige wat ik kan (en nog maar misschien...; laten we niet al te zelfbewust zijn).<br />

Toch werk ik alleen maar een paar uren's morgens, maar dat met een regelmaat, beste<br />

Johan, die prijzenswaardig is, in een an<strong>de</strong>rs zoo losbandig mensch als ik. Je weet,<br />

dat <strong>de</strong> Kleine Zielen aan <strong>de</strong> kimmen dagen... Na <strong>de</strong> Kleine Zielen volgt Het late leven,<br />

daarna Zielenschemering (waaraan ik nu bezig ben); in <strong>de</strong> toekomst zal Het heilige<br />

Weten <strong>de</strong>n cyclus voltooien. On<strong>de</strong>rwijl schrijf ik kleine sprookjes, Van <strong>de</strong> Prinses<br />

met <strong>de</strong> blauwe Haren om vriend Gids te vriend te hou<strong>de</strong>n, an<strong>de</strong>rs wor<strong>de</strong>n ze boos<br />

op mij, want Veen heeft hun alle <strong>de</strong> Kleine Zielen afgetroggeld, er blijft er geen een<br />

<strong>voor</strong> hen over.’ - In<strong>de</strong>rdaad had <strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong> loop van een reeks on<strong>de</strong>rhan<strong>de</strong>lingen<br />

afgezien van <strong>voor</strong>-publikaties in het tijdschrift waar hij al zo lang aan had meegewerkt.<br />

Met hoge honoraria van Veen had hij <strong>de</strong> financiële na<strong>de</strong>len daarvan echter uitstekend<br />

kunnen compenseren. Vooral een sprookje dat spoedig zou<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


268<br />

verschijnen in De Gids recomman<strong>de</strong>er<strong>de</strong> hij Ram: Van <strong>de</strong> kristallen torens. ‘Maar<br />

om het te lezen, moet je op dat oogenblik... van een kristallijnen ziele-onschuld zijn,’<br />

voeg<strong>de</strong> hij er veelbetekenend aan toe. Wat Ram hier uit Den Haag, waar hij op <strong>de</strong><br />

Denneweg kamers had betrokken, op geantwoord heeft is helaas niet bekend.<br />

Eind november verscheen het eerste <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> cyclus, De kleine zielen, met <strong>de</strong><br />

fraaie band van Theo J.J. Neuhuys. 41 Veen stuur<strong>de</strong> het <strong>Couperus</strong> toe, die het pakje<br />

zenuwachtig openmaakte als was het zijn eerste roman. Bijzon<strong>de</strong>r ermee in zijn schik<br />

was hij zeker. Niettemin constateer<strong>de</strong> hij geprikkeld dat <strong>de</strong> een of an<strong>de</strong>re drukker<br />

zich op het laatste ogenblik toch weer allerlei eigendunkelijkhe<strong>de</strong>n had gepermitteerd,<br />

en argwanend informeer<strong>de</strong> hij bij zijn uitgever: 42 ‘Ik vraag mij af, hoe kan dat<br />

gebeuren! Is dat weêr <strong>de</strong> corrector die in <strong>de</strong> Lijnen al mijn mannelijke salons, neutraal<br />

maakte?’ In <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> brief, gedateerd 22 november 1901, <strong>de</strong>el<strong>de</strong> hij mee bezig te<br />

zijn aan het slot van Zielenschemering. Elisabeth hielp gelukkig weer met kopiëren.<br />

Vijf dagen later was ook dit <strong>de</strong>r<strong>de</strong> <strong>de</strong>el voltooid. <strong>Couperus</strong> las het zijn vrouw <strong>voor</strong>,<br />

die er diep melancholiek van werd. Het heilige weten zou vrolijker wor<strong>de</strong>n, beloof<strong>de</strong><br />

hij. In januari 1902 hoopte hij er aan te beginnen.<br />

<strong>Een</strong> dag <strong>voor</strong> hij <strong>de</strong>ze brief schreef werd zijn broer Frans In Indië getroffen door een<br />

gevoelige slag. De kleine <strong>Louis</strong>e kwam namelijk te overlij<strong>de</strong>n. De dood van dit<br />

vijfjarige kindje, in Oengaran, moet <strong>voor</strong>al <strong>Couperus</strong>' va<strong>de</strong>r wel getroffen hebben,<br />

die in 1862 immers ook zijn eigen kleine <strong>Louis</strong>e, toen elfjaar oud, verloren had. <strong>Louis</strong><br />

<strong>Couperus</strong>, zijn jongste zoon, droeg haar naam. - Papa zelf werd nu wel heel oud. Hij<br />

tob<strong>de</strong> met zijn gezondheid. Prostaatklachten, in die tijd nog niet zo gemakkelijk te<br />

verhelpen als nu, maakten hem het leven niet bepaald aangenamer. 43 Zijn huishouding<br />

werd door Marie Vlielan<strong>de</strong>r Hein goed verzorgd. De trouwe meid Anna assisteer<strong>de</strong><br />

haar daar bij. Door zijn geregel<strong>de</strong> correspon<strong>de</strong>ntie met Marie bleef <strong>Couperus</strong> in Nice<br />

goed op <strong>de</strong> hoogte van wat er zoal in <strong>de</strong> familie gebeur<strong>de</strong>. In <strong>de</strong> Surinamestraat had<br />

papa zijn werkkamer op <strong>de</strong> eerste etage aan <strong>de</strong> <strong>voor</strong>kant. Hij sliep aan <strong>de</strong> achterzij<strong>de</strong>,<br />

waar het grote huis een rustige, zij het niet uitgestrekte tuin had. Soms kon men hem<br />

in zichzelf horen praten. Om hem heen was het stil gewor<strong>de</strong>n. Van zijn eigen broers<br />

en zusters was niemand meer in leven. Wel had hij veel klein- en achterkleinkin<strong>de</strong>ren,<br />

wie hij zeer genegen was.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


269<br />

Op 20 juli 1901, vijfentachtig jaar oud, heeft papa <strong>voor</strong> het laatst bij <strong>de</strong> familienotaris<br />

Eikendal op het Noor<strong>de</strong>in<strong>de</strong> zijn testament bijgesteld. <strong>Een</strong> extra legaat zou na zijn<br />

overlij<strong>de</strong>n naar zijn kleinzoon en naamgenoot John Ricus gaan, <strong>de</strong> oudste zoon van<br />

Frans, die hij als zijn stamhou<strong>de</strong>r beschouw<strong>de</strong>. Ook Johanna en Marie Vlielan<strong>de</strong>r<br />

Hein wer<strong>de</strong>n bedacht, omdat zij hem zo goed had<strong>de</strong>n verzorgd. Van <strong>de</strong>ze kleindochters<br />

hield hij heel veel. En dan was er nog <strong>de</strong> dochter van Johanna in Wiesba<strong>de</strong>n. Zij<br />

mocht eveneens een legaat verwachten, omdat zij <strong>de</strong> <strong>voor</strong>namen droeg - zij het in<br />

an<strong>de</strong>re volgor<strong>de</strong> - van wijlen zijn echtgenote, Catharina Geertruida Reynst. Zij was<br />

al getrouwd, en heette nu mevrouw Advocaat-Fayan Vlielan<strong>de</strong>r Hein. Voor het<br />

overige mochten zijn eigen kin<strong>de</strong>ren ten volle op hun legitieme portie rekenen. Ook<br />

Petrus Theodorus, <strong>de</strong> oudste zoon, die <strong>voor</strong>goed in <strong>de</strong> psychiatrische inrichting<br />

verpleegd werd. Velen in <strong>de</strong> familie waren gestorven. Maar zij bleef groot en breid<strong>de</strong><br />

zich telkens weer uit. Wie er wegvielen waren <strong>Couperus</strong>sen, wie er bijkwamen<br />

daarentegen kin<strong>de</strong>ren van <strong>de</strong> neven en nichten Baud en Vlielan<strong>de</strong>r Hein. De meisjes<br />

brachten allerlei nieuwe, vreem<strong>de</strong> namen in <strong>de</strong> familie.<br />

Hoe hebben al <strong>de</strong>ze mensen opgekeken toen het eerste van <strong>de</strong> vier <strong>de</strong>len Boeken<br />

<strong>de</strong>r kleine zielen eind 1901 verscheen? Het zou boeiend zijn te weten wie zich in wie<br />

herken<strong>de</strong>. Het lijdt immers geen twijfel of <strong>Couperus</strong> heeft zich in belangrijke mate,<br />

zoals ook al in Eline Vere, laten inspireren door mensen en situaties uit zijn eigen<br />

nabije omgeving. Niet <strong>voor</strong> niets had hij eerst als titel De familie en <strong>de</strong> kennissen<br />

bedacht. In het verre Nice maakte hij zich hier echter allerminst druk over. Hoewel<br />

het boek in <strong>de</strong> jaren vlak <strong>voor</strong> 1900 speelt - <strong>de</strong> roman begint vermoe<strong>de</strong>lijk in 1897<br />

of 1898 44 - ontleen<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> zijn materiaal, evenals hij dat bij De stille kracht<br />

gedaan had, ten <strong>de</strong>le aan een ver<strong>de</strong>r terugliggend verle<strong>de</strong>n. - Presentexemplaren<br />

gingen traditiegetrouw naar zijn va<strong>de</strong>r en naar zijn schoonmoe<strong>de</strong>r Baud in Indië.<br />

Ook jhr. Johan Ram op <strong>de</strong> Denneweg kreeg het boek. ‘Dat is genoeg,’ liet <strong>Couperus</strong><br />

zijn uitgever weten. 45 Geen tantes, geen nichtjes, geen Netscher meer. Voorgoed<br />

ontbreken <strong>de</strong>ed ook Jan ten Brink, die in 1901 te Lei<strong>de</strong>n was overle<strong>de</strong>n. <strong>Couperus</strong>'<br />

reactie op het heengaan van zijn leermeester, die hij zo bewon<strong>de</strong>r<strong>de</strong> en aan wie hij<br />

omgekeerd zoveel te danken heeft gehad, kennen wij niet.<br />

Precies op I januari 1902 wil<strong>de</strong> hij aan Het heilige weten beginnen. De maand<br />

<strong>de</strong>cember, een interval, gebruikte hij om <strong>de</strong> al genoem<strong>de</strong> novelle De astrale dood te<br />

schrijven. 46 Iets theosofisch, zo omschreef hij het verhaal.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


270<br />

De Gids, waar het speciaal <strong>voor</strong> bestemd was, heeft geweigerd het te publiceren.<br />

Voor <strong>Couperus</strong> was dat een geheel nieuwe ervaring. De redactie beweer<strong>de</strong> het té<br />

theosofisch en <strong>voor</strong>al ook onze<strong>de</strong>lijk te vin<strong>de</strong>n. Nu had men De stille kracht al achter<br />

<strong>de</strong> rug, en <strong>de</strong> vraag mag dus wel gesteld wor<strong>de</strong>n of dit <strong>de</strong> ware re<strong>de</strong>n is geweest.<br />

Over lichten<strong>de</strong> drempels, zoals <strong>de</strong> <strong>de</strong>finitieve titel is gewor<strong>de</strong>n, is geschreven in een<br />

bui van artistieke dwaling. <strong>Couperus</strong> moet het, vermoeid van zoveel kleine zielen,<br />

tij<strong>de</strong>lijk met zijn kunstenaarsgeweten op een akkoordje hebben gegooid. Soms had<br />

hij daar verrassend weinig moeite mee. Zoals in<strong>de</strong>rtijd het wel zeer dubieuze <strong>Een</strong><br />

ster onmid<strong>de</strong>llijk na Eline Vere ontstaan is - <strong>de</strong> inkt van Elines schitteren<strong>de</strong><br />

overlij<strong>de</strong>nsscène nog maar nauwelijks droog -, zo liet <strong>Couperus</strong> zich nu na het<br />

prachtige slot van Zielenschemering probleemloos gaan in een noch qua taal, noch<br />

ook inhou<strong>de</strong>lijk aanvaardbaar proza. Het on<strong>de</strong>rwerp alleen al! <strong>Een</strong> moe<strong>de</strong>r sterft. De<br />

jongste dochter blijkt het kind van haar minnaar te zijn. De va<strong>de</strong>r komt er achter,<br />

tracht het slachtoffer in een bor<strong>de</strong>el te dumpen, doet daarna een poging het te<br />

vermoor<strong>de</strong>n - want <strong>de</strong>ze niets dan goudstukken tellen<strong>de</strong> bankier is q.q. natuurlijk<br />

een slecht mens (Scheurleer ten spijt) - maar wordt steeds weer tegengewerkt door<br />

<strong>de</strong> geheimzinnige geesteskrachten die mama en haar ‘boel’ vanuit het hiernamaals<br />

op hem laten inwerken. Eind goed al goed. Waarna <strong>de</strong>ze geesten ein<strong>de</strong>lijk <strong>de</strong>finitief<br />

rust vin<strong>de</strong>n in wat door <strong>Couperus</strong> een astrale dood genoemd wordt. Eventuele invloed<br />

van Maeterlinck heeft hier tot een twijfelachtig resultaat geleid... Tenzij men brood<br />

op <strong>de</strong> plank zo niet noemen wil.<br />

In sneltreinvaart ging het daarna in januari ver<strong>de</strong>r met Het heilige weten, het laatste<br />

<strong>de</strong>el van <strong>de</strong> cyclus dat <strong>Couperus</strong>, doordat hij zich in <strong>de</strong> loop van het eerste <strong>de</strong>el op<br />

1897-'98 had vastgelegd, noodgedwongen in <strong>de</strong> toekomst heeft moeten laten spelen.<br />

De lezer van nu merkt dit echter niet onmid<strong>de</strong>llijk. <strong>Couperus</strong> heeft getracht <strong>de</strong> stof<br />

zo tijdloos mogelijk te behan<strong>de</strong>len. ‘Waarlijk ik schrijf mij er dood aan,’ <strong>de</strong>el<strong>de</strong> hij<br />

Veen al spoedig mee. 47 <strong>Een</strong> zekere vermoeidheid kenmerkt dan ook hier en daar dit<br />

sluitstuk, dat De man <strong>de</strong>r eeuw had moeten heten omdat het over Addy van <strong>de</strong>r<br />

Welcke als mo<strong>de</strong>rn arts in <strong>de</strong> twintigste eeuw gaat. Wat in Babel al was <strong>voor</strong>bereid,<br />

culmineert in het werk van <strong>de</strong>ze dokter: het begrip me<strong>de</strong>lij<strong>de</strong>n, dat ook in <strong>de</strong> eer<strong>de</strong>re<br />

<strong>de</strong>len van <strong>de</strong> romancyclus als motief reeds naar voren komt. Zo leert Constance het<br />

kennen door haar vriend Brauws, <strong>de</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> vre<strong>de</strong> strij<strong>de</strong>n<strong>de</strong> wereldverbeteraar in<br />

Het late leven: 48 ‘niemand<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


271<br />

wist, dat zij, aristocrate, voel<strong>de</strong> het groote Me<strong>de</strong>lij<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> haar werel<strong>de</strong>n-tijd, het<br />

had leeren voelen van hèm... door hèm... alles, alles, geheel haar late leven...’ <strong>Een</strong><br />

alter ego van <strong>Couperus</strong>, <strong>de</strong> figuur Paul in het boek, verklaart in Zielenschemering: 49<br />

‘wat is er mooier en heerlijker en nieuwer dan het me<strong>de</strong>lij<strong>de</strong>n... het heusche<br />

Me<strong>de</strong>lij<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> al het menschelijkellendige... Ik, ik voel het ook, al kom ik niet van<br />

mijn divan.’ Overigens voegt hij er aan toe: ‘Maar even als ik het voel en niet van<br />

mijn divan kom, zoo voelt <strong>de</strong> heele wereld <strong>de</strong> nieuwe i<strong>de</strong>e van Me<strong>de</strong>lij<strong>de</strong>n en komt<br />

niet van zijn divan...’!<br />

Het heilige weten, waarin <strong>de</strong> gedachte van het me<strong>de</strong>lij<strong>de</strong>n geconcretiseerd wordt,<br />

heeft <strong>Couperus</strong> nogal wat moeite gekost. Bij herhaling heeft hij het werk ook moeten<br />

on<strong>de</strong>rbreken, aanvankelijk omdat hij grote stukken van <strong>de</strong> eer<strong>de</strong>r geschreven <strong>de</strong>len<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> drukker moest overschrijven - Elisabeth maakte blijkbaar weer eens grève<br />

-, vervolgens omdat hij er door an<strong>de</strong>ren van af gehaald werd. Enkele nieuwe kennissen<br />

hebben hem kennelijk overreed zich eens wat te ontspannen.<br />

Het beroem<strong>de</strong> carnaval van Nice bood daartoe alle gelegenheid. Toen dit uitbundige<br />

feest in alle hevigheid losbrak, liet <strong>Couperus</strong> er zich helemaal door meeslepen: 50<br />

‘...we zijn allemaal gek, en komen's avonds niet <strong>voor</strong> drie uur (dan is het vroeg) op<br />

ons bed! Het werk ligt er on<strong>de</strong>r plat op <strong>de</strong>n grond! Nog een week zoo, en ik ben<br />

dood! [...] Het Heilige Weten vor<strong>de</strong>rt niet, faute aan Carnaval!! Enfin, later, spoedig<br />

gaan we weêr aan het werk, want ik mis het erg, als ik niet geregeld werk.’ Steeds<br />

maar weer dronk hij champagne. Mee wie? Zijn latere vriend Orlando was toen nog<br />

niet in zicht. Waarschijnlijk moeten wij het on<strong>de</strong>r meer in <strong>de</strong> kring van zijn mondaine<br />

huisarts zoeken. Le<strong>de</strong>n van diens thee-koortje vallen stellig in <strong>de</strong> termen. En ver<strong>de</strong>r<br />

was er dan nog mevrouw Scheurleer, die al se<strong>de</strong>rt geruime tijd in Hôtel Beau-Rivage<br />

verbleef. (Of bepaal<strong>de</strong> verhalen van haar iets met het bankiersdrama Over lichten<strong>de</strong><br />

drempels te maken kunnen hebben? Het is niet meer dan een suggestie.) Hoe dan<br />

ook, <strong>Couperus</strong> heeft Het heilige weten niet in Nice kunnen voltooien. De laatste<br />

regels zou hij in Wiesba<strong>de</strong>n schrijven, tussen 10 en 14 juni, toen hij daar zijn zuster<br />

Johanna weer was gaan opzoeken.<br />

Hoe oor<strong>de</strong>el<strong>de</strong> hij nu zelf over <strong>de</strong> cyclus van De boeken <strong>de</strong>r kleine zielen in zijn<br />

geheel, in <strong>de</strong> dagen dat hij <strong>de</strong>ze - onbetwistbaar een van zijn meesterwerken - vrijwel<br />

voltooid had? <strong>Een</strong> bijzon<strong>de</strong>r aardige brief van 27 mei 1902 licht ons daar over in. 51<br />

<strong>Couperus</strong> heeft hem nog uit Nice aan zijn<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


272<br />

nicht Marie Vlielan<strong>de</strong>r Hein geschreven, <strong>de</strong> nimmer getrouw<strong>de</strong>, toen eenen<strong>de</strong>rtig<br />

jaar ou<strong>de</strong> schil<strong>de</strong>res die zich nog steeds in hoofdzaak met <strong>de</strong> verzorging van zijn<br />

va<strong>de</strong>r bezig hield (maar lang zou dat niet duren): ‘Lieve, beste Mies! Ein<strong>de</strong>lijk eens<br />

een brief van je! Nu, ik had ook wel eens kunnen schrijven, maar heusch, veel brieven<br />

dat gaat niet, ik heb al zooveel te pennen, zooveel proeven na te zien, altijd letters<br />

en nog eens letters: alleen, als ik een brief krijg, dan antwoord ik plichtmatig da<strong>de</strong>lijk,<br />

dus... als je wat hooren wil, moet je wel schrijven!! Het is niet lief van me, maar <strong>de</strong><br />

litteratuur is er <strong>de</strong> schuld van.<br />

Ik vind het zoo gezellig als je uitweidt over mijn laatste boeken. Het is een heel<br />

werk, zoo een serie van vier Boeken, ik had niet gedacht dat het zoo moeilijk was!<br />

In ons vak blijft er ook altijd nog te leeren en kan je eigenlijk ook nooit iets - zooals<br />

<strong>de</strong> schil<strong>de</strong>rs zeggen. Het eerste Boek vind ik als expozitie wel geslaagd, in sommige<br />

opzichten veel beter dan het Late Leven: dat vind ik après coup te novellistisch<br />

opgevat, niet in het ka<strong>de</strong>r passen van <strong>de</strong> an<strong>de</strong>ren, hoewel het psychologiesch wel<br />

juist het eerste vervolgt en zich er aan sluit. Het is ook zoo verbazend moeilijk!! Ik<br />

geloof dat <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> Boeken: Zielenschemering en Het Heilige Weten <strong>de</strong> mooiste<br />

zijn, dat <strong>de</strong>nk ik ten minste nu. De laatste scène van het Heilige Weten pakte mij erg<br />

aan: jammer, dat ik het boek niet afkrijg <strong>voor</strong> 1 Juni - dan gaan wij weg, maar het<br />

heeft niet mogen zijn: nu zullen wij maar zien op reis. Het doet me pleizier dat je <strong>de</strong><br />

storm hebt opgelet - je bent soms zoo vatbaar <strong>voor</strong> détails, dat vind ik zoo leuk: ik<br />

heb <strong>de</strong> Hollandsche lucht en <strong>de</strong> Hollandsche wind door het heele werk, hoop ik,<br />

vastgehou<strong>de</strong>n, ook al kan ik niet an<strong>de</strong>rs dan het symbolistisch doen: Constance en<br />

<strong>de</strong> storm is b.v. wel heel erg symbolistisch - het groote leven, dat binnen wil waaien<br />

in het kleine huis, en waar<strong>voor</strong> haar jongen haar beschermen moet - maar zoo ben<br />

ik nu eenmaal. <strong>Een</strong> kritiek heeft verteld, dat er zulke Italiaansche luchten en tinten<br />

van ou<strong>de</strong> Italiaansche meesters in mijn boek waren!! En dat, als je al je moeite doet<br />

<strong>de</strong> atmosfeer grauw en Hollandsch te hou<strong>de</strong>n!! Ach, wij arme auteurs! Nu en dan<br />

lacht ook <strong>de</strong> zomer of schittert <strong>de</strong> sneeuw even er door heen, <strong>de</strong> sneeuw als<br />

doodsbeklemming op het ein<strong>de</strong> van het Der<strong>de</strong> Boek, maar meestal zijn het <strong>de</strong> wind<br />

en <strong>de</strong> regen en <strong>de</strong> groote wolkluchten.<br />

- Brauws, ja, is misschien wel wat vaag van teekening, <strong>voor</strong> an<strong>de</strong>ren: ik zie hem<br />

wel. - Over Constances geheele ontwikkeling, <strong>de</strong> vier boeken door, ben ik wel<br />

tevre<strong>de</strong>n. Betty heeft een lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong>... van <strong>de</strong>r Welcke<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


273<br />

opgevat. Er zijn scènes in het Eerste Boek - van Fine en Cateau - die mijzelf altijd<br />

weêr doen grinniken van pleizier!! De laatste scène van Boek I was heel heel lastig<br />

en is, geloofik, wel goed gewor<strong>de</strong>n. Maar ik ga mezelf niet ver<strong>de</strong>r ophemelen. Er<br />

ontbreekt o, zoo een boel aan, en dat novellistische in Het Late Leven ergert me<br />

telkens. De twee laatste boeken zitten soli<strong>de</strong>r in elkaâr. Heel moeilijk in Het Late<br />

Leven was <strong>de</strong> dubbele lief<strong>de</strong>, terwijl van geen <strong>de</strong>r vier personages éen woord van<br />

lief<strong>de</strong> tot <strong>de</strong> an<strong>de</strong>r geuit werd!!! Enfin, het is een moeilijk boeltje geweest, en <strong>de</strong><br />

leek, die misschien zegt: <strong>Couperus</strong> maakt er zich nu eens gemakkelijk van af -<br />

gewoone menschen, gewoone woor<strong>de</strong>n - en niet meer tooveratmosfeer en schitteren<strong>de</strong><br />

Psyche-frazes, weet er niets van!!<br />

Als <strong>de</strong> serie af is, om te verstrooien van die daagschheid <strong>de</strong>r kleine zielen, ga ik<br />

iets heel an<strong>de</strong>rs schrijven, me ba<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> symboliek en me dompelen in schittering<br />

van stijl!! Het boek zal heeten: De Zonen <strong>de</strong>r Zon, maar vertel er nog maar niets van.<br />

Ik heb al eenige beginscènes, maar werk er eerst aan, als <strong>de</strong> Zielen af zijn.’<br />

Het verhaal dat <strong>Couperus</strong> toen al weer in zijn hoofd had, zou hij nadat hij het<br />

voltooid had combineren met een bijpassend stuk proza, Jahve. Als God en go<strong>de</strong>n<br />

is het een van zijn onleesbaarste doch tevens, wat zijn eigen <strong>voor</strong>keur aangaat,<br />

dierbaarste boeken gewor<strong>de</strong>n. Niet <strong>de</strong> eerste paradox waar wij bij hem op stuiten. -<br />

Wat <strong>de</strong> brief aan Marie (Mies) betreft, het slot ervan vertelt iets over <strong>de</strong> situatie in<br />

zijn huis kort <strong>voor</strong> zijn vertrek naar Duitsland. Het is amusant genoeg om hier<br />

eveneens te citeren: ‘We zitten op een puntje in Betly's boudoir, een bed hebben we<br />

ook nog, maar an<strong>de</strong>rs is alles ingepakt in couranten, alle stoelen verbeeld je, overal<br />

naftaline, <strong>voor</strong> <strong>de</strong> motten! O, die ellendige beesten, Mies, er is niets aan te doen, ons<br />

tapijt is er al vol van, en à grands frais heb ik het verle<strong>de</strong>n zomer overal laten opnemen<br />

en aan <strong>de</strong>n behanger gegeven om te bewaren, maar tegen <strong>de</strong> motten van Nice is niets<br />

te doen! Ook <strong>de</strong> zon ruïneert hier gordijnen en tapijten: van Deurses eikenhout springt<br />

en kraakt; het is alles het klimaat, dat <strong>de</strong> boel aangrijpt. Betty zegt, als het <strong>de</strong> meubels<br />

aangrijpt, wat zal het dan mij (haar) aangrijpen: ze is bang hier gauw oud en ratatinće<br />

te wor<strong>de</strong>n!<br />

Wij gaan eerst naar Wiesba<strong>de</strong>n en hopen ergens sneeuw en ijs te vin<strong>de</strong>n; in<br />

Augustus <strong>de</strong>nken wij wat in Zwitserland te scharrelen. Wij zijn geen zomerreizigers,<br />

maar het zou niet goed zijn hier ie<strong>de</strong>ren zomer te blijven!<br />

En nu adieu, beste meid: ik heb veel met mama gecorrespon<strong>de</strong>erd...<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


274<br />

over iemand, die ons bei<strong>de</strong>n zeer aan het hart ligt. Vraag er maar eens naar, als er<br />

een moment <strong>voor</strong> is. Heel veel liefs van Betty, schrijf me nu eens weêr vóor<br />

Zielenschemering uitkomt, hoor! Yours <strong>Louis</strong>.’<br />

Het is niet moeilijk te ra<strong>de</strong>n wie hem en zijn zuster Cateau zo na aan het hart lag,<br />

maar wiens naam hij in <strong>de</strong>ze brief aan Mies niet wil<strong>de</strong> noemen: zijn va<strong>de</strong>r. Misschien<br />

was hij bang dat <strong>de</strong>ze hem on<strong>de</strong>r ogen zou kunnen krijgen. Wat <strong>de</strong> correspon<strong>de</strong>ntie<br />

met Cateau betreft, die lijkt verloren te zijn gegaan. <strong>Een</strong> betreurenswaardig feit. Hoe<br />

graag zou<strong>de</strong>n wij niet wat meer willen weten over juist <strong>de</strong> relatie tussen <strong>Couperus</strong><br />

en zijn va<strong>de</strong>r, in het laatste jaar van diens leven. Van Booven weet te vertellen dat<br />

John Ricus senior reeds in <strong>de</strong> zomer van 1902 zijn ein<strong>de</strong> voel<strong>de</strong> na<strong>de</strong>ren. 52 De kin<strong>de</strong>ren<br />

in het buitenland zou<strong>de</strong>n dit niet geweten hebben. Voor <strong>Couperus</strong> kan dat overigens<br />

nauwelijks opgaan, daar zowel Cateau als Marie Vlielan<strong>de</strong>r Hein hem en Elisabeth<br />

op <strong>de</strong> hoogte moeten hebben gehou<strong>de</strong>n.<br />

<strong>Een</strong> week <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> op 2 juni naar Wiesba<strong>de</strong>n vertrok, kreeg hij bericht van<br />

zijn uitgever dat diens vrouw van een twee<strong>de</strong> kind was bevallen, een zoon ditmaal.<br />

Het jongetje, dat helaas maar kort te leven had, werd naar zijn va<strong>de</strong>r Lambertus<br />

Jacobus genoemd. ‘Van harte onze beste wenschen met <strong>de</strong>n stamhou<strong>de</strong>r!’ zo reageer<strong>de</strong><br />

<strong>Couperus</strong> nog op 1 juni uit Nice. 53 ‘Hoera! Dat zijn rijke-luis-wenschen vervuld, een<br />

meisje en een jongen! Wij zijn in onze schik dat alles zoo goed afliep. Hul<strong>de</strong> aan <strong>de</strong><br />

moe<strong>de</strong>r!!’<br />

<strong>Een</strong> dag later reis<strong>de</strong> hij mee Elisabeth af naar Wiesba<strong>de</strong>n, om er <strong>voor</strong>lopig weer<br />

zijn intrek in het Promena<strong>de</strong> Hotel te nemen. Van daar berichtte hij Veen, die<br />

geïnformeerd had hoe het nu toch met Elisabeth ging - hij had er belang bij het te<br />

weten, daar <strong>Couperus</strong> an<strong>de</strong>rs weer zelf al zijn manuscripten zou moeten overschrijven,<br />

waarmee kostbare tijd verloren ging - dat <strong>de</strong>ze het wel goed maakte. Zowel zij als<br />

hijzelf waren echter aan rust toe, na een erg drukke winter. 54<br />

<strong>Couperus</strong> nam het er een beetje van. 's Morgens en 's avonds ging hij uit. De<br />

middag hield hij open om wat te werken. Hoewel hij dus weinig uitvoer<strong>de</strong>, was dit<br />

toch nog juist zoveel dat hij op 14 juni kon mel<strong>de</strong>n: 55 ‘Het Heilige Weten is af: <strong>de</strong><br />

vrouw heeft er om geweend!’ De voltooiing van <strong>de</strong> cyclus met zijn respectabele<br />

omvang was daarmee een feit. Dat hij dit sluitstuk in Wiesba<strong>de</strong>n geschreven heeft,<br />

blijkt overigens niet uit <strong>de</strong> signatuur, die hij gewend was aan het eind van zijn boeken<br />

te plaatsen. Wij<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


275<br />

lezen daar namelijk: ‘Nice, Jan.-Aug. 1902’ Ook na Wiesba<strong>de</strong>n heeft hij er dus nog<br />

aan verbeterd, waarschijnlijk bij het overschrijven.<br />

Dit keer is <strong>Couperus</strong> langer dan gewoonlijk in <strong>de</strong> koele, plezierige badplaats<br />

gebleven. Spoedig verwissel<strong>de</strong> hij het dure hotel <strong>voor</strong> een wat eenvoudiger pension:<br />

Rheinstrasse 20, bij een zeker Fraülein Grattenauer. Intussen waarschuw<strong>de</strong> hij Veen<br />

in Amsterdam dat <strong>de</strong> revisie van Zielenschemering nog aan Johan Ram gezon<strong>de</strong>n<br />

moest wor<strong>de</strong>n, 56 ‘om hem te laten zien of ik domhe<strong>de</strong>n doe met mijn ritmeester!’ Dit<br />

is een aanwijzing dat hij <strong>de</strong> figuur van Gerrit van Lowe behalve op Gerrit Jäger ook<br />

ten <strong>de</strong>le op zijn vriend Ram zal hebben gebaseerd. Niet alleen moet het Ram zijn<br />

geweest, die hem beroepshalve op <strong>de</strong> hoogte bracht van <strong>de</strong> faits et gestes van een<br />

ritmeester in het Den Haag van rond <strong>de</strong> eeuwwisseling. Tevens zal vermoe<strong>de</strong>lijk het<br />

gecompliceer<strong>de</strong> karakter van Gerrit, met zijn tegenstrijdige gevoelens en<br />

eigenschappen, door <strong>Couperus</strong> aan Ram ontleend zijn. Gerrit valt er in <strong>de</strong> roman<br />

zozeer aan ten prooi, dat het zijn on<strong>de</strong>rgang wordt. Hiermee heeft <strong>Couperus</strong> dan het<br />

toekomstig lot <strong>voor</strong>speld van Ram, die in 1913 een ein<strong>de</strong> aan zijn leven zou maken<br />

door zich een kogel door het hoofd te schieten. - Met zelfmoord heeft <strong>Couperus</strong> zich<br />

in <strong>de</strong> loop van zijn leven bij herhaling geconfronteerd gezien. Het was niet zomaar<br />

een, in zijn werk frequent <strong>voor</strong>komend, literair motief.<br />

Geduren<strong>de</strong> <strong>de</strong> maand juli werd het handschrift van Het heilige weten door <strong>Couperus</strong><br />

te Wiesba<strong>de</strong>n bij een Duitse vriend in <strong>de</strong> brandkast ge<strong>de</strong>poneerd. 57 Uit niets valt op<br />

te maken wie dit geweest kan zijn. Waarschijnlijk betreft het een kennis van zijn<br />

zuster Johanna. Niet alleen dit manuscript had hij in zijn koffers uit Nice meegenomen,<br />

ook <strong>de</strong> beginscènes van De zonen <strong>de</strong>r zon, waar hij op 27 mei in zijn brief aan Marie<br />

Vlielan<strong>de</strong>r Hein al over gerept had, vergezel<strong>de</strong>n hem op reis. In het pension haal<strong>de</strong><br />

hij ze <strong>voor</strong> <strong>de</strong> dag. ‘Ik ben begonnen aan een grooter symbolistisch verhaal (sprookje<br />

als je wilt, maar het wordt grooter dan Babel) De Zonen <strong>de</strong>r Zon,’ schreef hij aan<br />

Veen. 58 Haast maakte hij er niet mee, hij wil<strong>de</strong> eigenlijk alleen maar wat omhan<strong>de</strong>n<br />

hebben: ‘Ik werk hier heel rustigjes: een uurtje per dag, om niet heelemaal te<br />

verzomeren.’<br />

Begin augustus zei hij Wiesba<strong>de</strong>n vaarwel. Het is wel vreemd dat hij niet naar<br />

Holland is doorgereisd, al was het maar <strong>voor</strong> korte tijd. Heeft hij <strong>de</strong> toestand van<br />

zijn va<strong>de</strong>r toch on<strong>de</strong>rschat, zoals hij in<strong>de</strong>rtijd ook was weggegaan kort <strong>voor</strong> het<br />

overlij<strong>de</strong>n van zijn zieke moe<strong>de</strong>r? Of zag hij er om an<strong>de</strong>re re<strong>de</strong>nen <strong>de</strong> noodzaak niet<br />

van in? - Hoe dit ook zij, Elisabeth en<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


276<br />

hij reis<strong>de</strong>n naar Luzern, waar zij afstapten in Pension Felsberg. (Van Booeven vergiste<br />

zich toen hij schreef dat <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong>ze gehele zomer in het warme Nice zou zijn<br />

blijven werken. 59 In dit geval liet hij zich door <strong>Couperus</strong> zelf mislei<strong>de</strong>n, die De zonen<br />

<strong>de</strong>r zon in<strong>de</strong>rdaad abusievelijk heeft <strong>voor</strong>zien van <strong>de</strong> datering ‘Nice, Juni-November<br />

11.’)<br />

Van Luzern ging het echtpaar naar Genève - pension Coupier - om pas <strong>de</strong> eerste<br />

september naar Nice terug te keren. De hitte aldaar was nog steeds groot. Toch speet<br />

het <strong>Couperus</strong> allerminst nu weer rustig thuis te zijn. In zijn eigen kamer kon hij<br />

prettig werken. Incognito als het ware: van zijn kennissen was officieel nog niemand<br />

terug.<br />

Toen pas biechtte hij Veen op wat hij in Genève eigenlijk had bekokstoofd. 60 Het<br />

betrof een plan dat zowel <strong>voor</strong> De Gids als <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> zelf belangrijke gevolgen<br />

heeft gehad. W.G. van Nouhuys is hem daar namelijk komen bezoeken om hem een<br />

<strong>voor</strong>stel te doen. Enthousiast als Van Nouhuys was over <strong>Couperus</strong>' jongste werk en<br />

zijn literaire ontwikkeling in het algemeen, beschouw<strong>de</strong> hij hem als <strong>de</strong> bij uitstek<br />

aangewezen persoon om <strong>de</strong>el uit te maken van <strong>de</strong> redactie van een nieuw tijdschrift<br />

dat hij stichten wil<strong>de</strong>. Zo is <strong>de</strong> geboorte van Groot-Ne<strong>de</strong>rland in zijn werk gegaan.<br />

Per 1 januari 1903 zou het maandblad zich presenteren, met als redactie W.G. van<br />

Nouhuys, Cyriel Buysse en <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. Het zou een tijdschrift op coöperatieve<br />

grondslag wor<strong>de</strong>n. De redactie werd <strong>de</strong>rhalve me<strong>de</strong>-eigenaar.<br />

De vraag wat <strong>Couperus</strong> bewogen heeft mee te doen is niet moeilijk te<br />

beantwoor<strong>de</strong>n. Hij bevestigt dit antwoord trouwens zelf. Was zijn redacteurschap<br />

van De Gids geen succes geweest - <strong>de</strong> korte duur ervan nog daargelaten - nu leken<br />

zich meer perspectieven te openen: ‘Ik heb er lang over nagedacht,’ schreef hij Veen;<br />

‘als het een toekomst heeft, kan het echter finantieel wel iets zijn. [...] Ook verlaat<br />

ik <strong>de</strong> Gids, het geen mij wel aan het harte gaat. Maar <strong>de</strong> geldduivel overheerscht<br />

dikwijls in 's menschen hart.’ - Speelt hier enige rancune mee vanwege het feit dat<br />

Van Hall <strong>de</strong> ‘onze<strong>de</strong>lijke’ draak Over lichten<strong>de</strong> drempels had durven weigeren?<br />

<strong>Couperus</strong> was in <strong>de</strong> wolken en heeft in een in memoriam bij Van Nouhuys' dood<br />

in september 1914 hun overeenkomst met lief<strong>de</strong> herdacht. 61 ‘Ik herinner mij steeds<br />

<strong>de</strong> avond in Genève, op het balkon van mijn kamer,’ schreef hij toen. ‘Gij waart<br />

daarheen gekomen, in opdracht van onze uitgevers, mij te verzoeken <strong>de</strong>el uit te maken<br />

van <strong>de</strong> Redactie van het op te richten Tijdschrift. Ik weiger<strong>de</strong> eerst, niet waar, mij<br />

veront-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


277<br />

schuldigen<strong>de</strong>, dat mijn afwezigheid eene verhin<strong>de</strong>ring zoû zijn <strong>voor</strong> mijn<br />

redacteurschap. Maar gij hieldt aan, en ik gaf toe. Gij wist mij te vleien, met het<br />

weldadig aandoen<strong>de</strong> woord, dat méer is dan vleierij, dat inhoudt <strong>de</strong> kracht ingieten<strong>de</strong><br />

sympathieke fluï<strong>de</strong>. En terwijl wij elkan<strong>de</strong>r <strong>de</strong> hand gaven, zag ik <strong>de</strong> vreug<strong>de</strong>, dat<br />

gij geslaagd waart met het doel uwer reis, maar zag ik ook <strong>de</strong> vreug<strong>de</strong> om uw reis<br />

zelve. Het zachtblauwe meer on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n zomer-starrelucht, <strong>de</strong> verre, vage<br />

Mont-Blanc-karteling daar tegen, <strong>de</strong> stad zelve tintelend van dutzen<strong>de</strong> lichten, die<br />

neêr tinkel<strong>de</strong>n diep in het water, riepen uwe verrukking op. En ik was blij<strong>de</strong> u die<br />

bei<strong>de</strong> voldoeningen te geven, maar gij gaaft mij méer ten zelf<strong>de</strong>n tijd: zelfvertrouwen<br />

en kracht.’<br />

En uitzicht op betere financiën...! - Voor Veen had het nieuwe tijdschrift<br />

consequenties die <strong>Couperus</strong> min<strong>de</strong>r interesseer<strong>de</strong>n. Al zijn toekomstig werk zou nu<br />

<strong>voor</strong>taan eerst in Groot-Ne<strong>de</strong>rland moeten verschijnen. Het maandblad wil<strong>de</strong><br />

natuurlijk blijvend kunnen rekenen op vaste bijdragen van meer dan gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong><br />

kwaliteit. Beteken<strong>de</strong> dit <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> zekerheid van een bepaald kwantum har<strong>de</strong><br />

Hollandse gul<strong>de</strong>ns, <strong>voor</strong> Veen had het an<strong>de</strong>re gevolgen: nimmer zou hij <strong>Couperus</strong>'<br />

werk meer als ‘inédit’ kunnen uitgeven, zoals dat met De boeken <strong>de</strong>r kleine zielen<br />

nog gebeurd was. De verrassing van <strong>de</strong> primeur ging daarmee ver<strong>de</strong>r <strong>voor</strong>goed zijn<br />

neus <strong>voor</strong>bij.<br />

In<strong>de</strong>rdaad bestem<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> meteen <strong>de</strong> tekst van De zonen <strong>de</strong>r zon <strong>voor</strong><br />

Groot-Ne<strong>de</strong>rland. (Wat <strong>de</strong> twee me<strong>de</strong>redactiele<strong>de</strong>n van nu juist dit proza in hun<br />

nieuwe tijdschrift gevon<strong>de</strong>n hebben, is helaas niet overgeleverd. <strong>Een</strong> ‘publiekstrekker’<br />

was het nu niet bepaald.) Veen zag zich <strong>voor</strong> een fait accompli geplaatst. Wat heeft<br />

hij gedacht bij <strong>Couperus</strong>' troostwoor<strong>de</strong>n: ‘Groot Ne<strong>de</strong>rland zal in <strong>de</strong>n eersten tijd<br />

wel min<strong>de</strong>r gelezen wor<strong>de</strong>n dan <strong>de</strong> Gids; dus ge profiteert er nog bij’(!?)<br />

Zielenschemering was nog niet verschenen maar wel al in druk. De twee eerste <strong>de</strong>len<br />

van De boeken <strong>de</strong>r kleine zielen zijn daarmee het laatste proza dat papa John Ricus<br />

nog van zijn jongste zoon heeft kunnen lezen. Of was hij daar al te ziek <strong>voor</strong>? - Op<br />

13 oktober ontving Veen een vierregelig briefje van zijn auteur. Niet uit Nice, zoals<br />

hij waarschijnlijk verwachtte, maar uit Den Haag. De inhoud vermeld<strong>de</strong>, behalve<br />

iets over drukproeven: 62 ‘Ik ben hier, om treurige re<strong>de</strong>nen, mijn va<strong>de</strong>r is sterven<strong>de</strong>.’<br />

De hoogbejaar<strong>de</strong> man, wiens lange leven bijna <strong>de</strong> gehele negentien<strong>de</strong><br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


278<br />

eeuw had bestreken, was op zesentachtigjarige leeftijd ein<strong>de</strong>lijk heengegaan. - <strong>Louis</strong><br />

<strong>Couperus</strong>, nu ruim negenen<strong>de</strong>rtig jaar oud, had <strong>voor</strong>taan geen ou<strong>de</strong>rlijk huis meer.<br />

Surinamestraat 20 zou spoedig in an<strong>de</strong>re han<strong>de</strong>n overgaan.<br />

Op woensdag 15 oktober 1902 werd mr. John Ricus <strong>Couperus</strong> op <strong>de</strong> Algemene<br />

Begraafplaats te Den Haag naast zijn echtgenote begraven, in <strong>de</strong> grafkel<strong>de</strong>r van <strong>de</strong><br />

familie Reynst.<br />

Min<strong>de</strong>r dan een week later reis<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> terug naar Nice. Elisabeth, die niet<br />

mee was gegaan, wachtte hem daar in <strong>de</strong> Villa Jules. Op 6 november schreef hij<br />

Veen: 63 ‘Mijn grootere roman <strong>voor</strong> het volgen<strong>de</strong> jaar zal zijn Ou<strong>de</strong> Menschen.’<br />

De dood van zijn va<strong>de</strong>r had hem op een nieuw on<strong>de</strong>rwerp gebracht. De afrekening<br />

met het Hollandse, Haags-Indische verle<strong>de</strong>n, gerealiseerd in De boeken <strong>de</strong>r kleine<br />

zielen, zou in een laatste familieroman <strong>voor</strong>goed voltooid wor<strong>de</strong>n.<br />

Eindnoten:<br />

1 De Nieuwe Courant, 10 juni 1913 (Paul Ekhard).<br />

2 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 189 nr.259.<br />

3 I<strong>de</strong>m, 190 nr.260; 192 nr.261. - Het moeilijke ontstaan valt niet op. Julien Kuypers, ‘Over <strong>Louis</strong><br />

<strong>Couperus</strong>’, in Over <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> (1952), 55, haalt juist dit boek aan als typerend <strong>voor</strong><br />

<strong>Couperus</strong>' gran<strong>de</strong>zza meer in het algemeen.<br />

4 V. Booven. Leven, 153.<br />

5 Groot-Ne<strong>de</strong>rland II (1904), I, 633 e.v.; II. 36, 286, 544, 671. In Proza III, 219-320.<br />

6 Van <strong>de</strong> familie <strong>Couperus</strong> o.m. zijn grootva<strong>de</strong>r P.Th. <strong>Couperus</strong>; zijn oudste oom H.W.L.<br />

<strong>Couperus</strong>; e.a. - Van <strong>de</strong> familie Reynst o.m. zijn grootva<strong>de</strong>r J.C. Reynst; zijn oom P.H. Reynst<br />

(en diens zoon); vele an<strong>de</strong>ren. - Van <strong>de</strong> familie Baud o.m. <strong>Couperus</strong>' oom G.L. Baud (en diens<br />

va<strong>de</strong>r); <strong>de</strong> va<strong>de</strong>r van Elisabeth, J.C.W.R.Th. Baud; vele an<strong>de</strong>ren. - Voorts ook nog zijn zwager<br />

G.J.P. Valette. Bovendien le<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> verwante familie Stcyn Parvé. - Gegevens uit <strong>de</strong> archieven<br />

van Het Groot Oosten te Den Haag, met bijzon<strong>de</strong>re dank aan <strong>de</strong> heer B. Croiset van Uchelen.<br />

7 Epiloog. - V. Tricht, Verkenning, 115, wees er al op dat ‘Babel is <strong>de</strong> civilisatie, geleid door<br />

eerzuchtigen die zich als i<strong>de</strong>alisten <strong>voor</strong>doen en priesters die huichelen, terwijl <strong>de</strong> wijsgeren<br />

terzij<strong>de</strong> staan en on-een<strong>de</strong>re wijsheid doceren’.<br />

8 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 205 nr.273.<br />

9 I<strong>de</strong>m, 190 nr. 260.<br />

10 I<strong>de</strong>m, 792 nr.261.<br />

11 Braches, Boek als N.K., 138, 177, 282, 510 (nr.010618*).<br />

12 Henri Borel, in Vad. 18 juli 1923.<br />

13 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 196 nr.265.<br />

14 Ibi<strong>de</strong>m.<br />

15 I<strong>de</strong>m, 197 nr.266.<br />

16 I<strong>de</strong>m, 203 nr.270.<br />

17 Over dit probleem uitvoerig Francis Bulhof, ‘De chronologie van De boeken <strong>de</strong>r kleine zielen’,<br />

in De Nieuwe Taalgids 72 nr.1 (januari 1979), 14-33.<br />

18 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 204 nr.272.<br />

19 Zie noot 8.<br />

20 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 211 nr.279.<br />

21 Zie over <strong>de</strong>ze kwestie Reijn<strong>de</strong>rs, C. bij V.D., 288.<br />

22 I<strong>de</strong>m, 277.<br />

23 I<strong>de</strong>m. 284.<br />

24 I<strong>de</strong>m, 288 e.v.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


25 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 203 nr.271.<br />

26 I<strong>de</strong>m. 199 nr.268.<br />

27 I<strong>de</strong>m., 219 nr.291.<br />

28 I<strong>de</strong>m, 198 nr.266.<br />

29 I<strong>de</strong>m, 200 nr.269.<br />

30 I<strong>de</strong>m, 203 nr.271.<br />

31 Snij<strong>de</strong>rs, Ram, 8.<br />

32 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 204 nr.273.<br />

33 I<strong>de</strong>m, 206 nr. 275.<br />

34 De Gids (1901), III, 407-416. - In Over lichten<strong>de</strong> drempels (1902), 1-18.<br />

35 De Gids (1901), IV, 191-203. - In Over lichten<strong>de</strong> drempels, 19-40.<br />

36 De Gids (1903), I, 381-388. - In Over lichten<strong>de</strong> drempels, 144-156.<br />

37 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 210 nr.278.<br />

38 De Gids (1902), I, 389-406. - In Over lichten<strong>de</strong> drempels, 157 -87.<br />

39 Over lichten<strong>de</strong> drempels, 41-143.<br />

40 Maatstaf II (1963), 169 nr.22.<br />

41 Braches, Boek als N.K., 368, 513, (nr.011123). - Uit <strong>de</strong> zeer grote literatuur over <strong>de</strong> cyclus zij<br />

hier gewezen op <strong>de</strong> analyse van dr. G. Kazemier, ‘Het <strong>de</strong>terminisme in <strong>de</strong> roman. <strong>Couperus</strong>,<br />

De boeken <strong>de</strong>r kleine zielen’, in De roman als levensspiegel (1950). 87-10.<br />

42 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 213 nr.284.<br />

43 Zijn kleindochter vertel<strong>de</strong> later aan haar dochter Carla Biberle het verhaal dat zij hem eens in<br />

vertwijfeling had horen uitroepen, boven in zijn stu<strong>de</strong>erkamer: ‘O God, als het dan Uw wil is,<br />

dat ik eeuwig moet pissen, dàt ik dan maar weer pisse!’ waarop hij zich, <strong>voor</strong> <strong>de</strong> zoveelste maal,<br />

weer had getracht te ontlasten. (Het werkte overigens zeer op Stans lachspieren en op die van<br />

haar zusje Edmée.)<br />

44 Zie noot 17.<br />

45 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 314 nr.285.<br />

46 Zie noot 39.<br />

47 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 217 nr.288.<br />

48 Het late leven II, XI.<br />

49 Zielenschemering III, IX.<br />

50 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 219 nr.291.<br />

51 Maatstaf II (1963), 170 nr.23. - Fontijn, Extase, 98-110, meen<strong>de</strong> sterke invloed van Wagners<br />

Der Ring <strong>de</strong>s Nibelungen op <strong>Couperus</strong>' romancyclus waar te nemen (Paul van Lowes<br />

enthousiasme <strong>voor</strong> Wagner blijkt daar dui<strong>de</strong>lijk). Dat <strong>Couperus</strong> van Wagners muziek hield<br />

staat vast, <strong>voor</strong>al van ‘Wotans Abschied’ en ‘Feuerzauber’ uit Die Waküre. Of Constance echter<br />

iets te maken heeft met Brünnhil<strong>de</strong>, is betwijfelenswaardig. Fontijn meent: ‘Wie op het niveau<br />

van <strong>de</strong> leidmotieven parallellen trekt lassen <strong>de</strong> Ring en <strong>de</strong> romancyclus, zal kunnen zien hoe<br />

sterk <strong>de</strong> laatste doordrenkt is van <strong>de</strong> atmosfeer en muziek van Wagner.’ - In zijn brief aan Marie<br />

Vlielan<strong>de</strong>r Hein meldt <strong>Couperus</strong> hier niets van. Is hier niet eer<strong>de</strong>r van gelijkgestemdheid sprake?<br />

(toegegeven dat Zielenschemering natuurlijk van Götterdämmerung moet zijn afgeleid).<br />

52 V. Booven, Leven, 179.<br />

53 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 227 nr.301.<br />

54 I<strong>de</strong>m, 228 nr. 302.<br />

55 I<strong>de</strong>m, 239 nr. 304.<br />

56 I<strong>de</strong>m, 230 nr. 305.<br />

57 I<strong>de</strong>m, 230 nr. 306.<br />

58 Ibi<strong>de</strong>m.<br />

59 V. Booven, Lenen, 187.<br />

60 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 233 nr.313.<br />

61 ‘<strong>Een</strong> woord van her<strong>de</strong>nken’, in Groot-Ne<strong>de</strong>rland XII (1914), II, 513-514. - Erbe, Nag. werk,<br />

175-176.<br />

62 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 234 nr.315.<br />

63 I<strong>de</strong>m, 238 nr.319.<br />

II [1902-1903]<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


In zijn grote romancyclus heeft <strong>Couperus</strong> veel ervaringen en beel<strong>de</strong>n verweven die<br />

met elkaar het Den Haag van rond <strong>de</strong> eeuwwisseling op onvergetelijke wijze oproepen.<br />

Natuurlijk is alles wat hij er aan toegevoegd heeft belangrijker dan welk aan <strong>de</strong><br />

werkelijkheid ontleend element ook. De lief<strong>de</strong> en warmte waarmee hij <strong>de</strong> viermaal<br />

twee boeken geschreven heeft, zijn psychologisch inzicht, zijn talent <strong>voor</strong> dramatische<br />

han<strong>de</strong>ling, zijn superieure hantering van <strong>de</strong> taal, <strong>de</strong> i<strong>de</strong>eënwereld op zichzelf, staan<br />

<strong>voor</strong>op. De schil<strong>de</strong>ring van het milieu dat hij zo goed ken<strong>de</strong> draagt het kenmerk van<br />

sterke authenticiteit. De uiterlijke wereld is tot een innerlijke gewor<strong>de</strong>n op superieure<br />

wijze. 1<br />

Het is een weerspiegeling van Haags leven in <strong>de</strong> kringen <strong>de</strong>r hogere bourgeoisie.<br />

Wat er in <strong>de</strong> lagere milieus omging had zijn interesse niet en bij gebrek aan<br />

vertrouwdheid daar mee zou hij dat ook nooit hebben kunnen beschrijven. <strong>Couperus</strong><br />

had echter genoeg zelfinzicht om zich daar ook niet aan te wagen. Wat hem<br />

wezensvreemd was liet hij liggen. Zijn wereld was die van een elite. Zijn gezichtshoek<br />

was die van iemand die zelf nooit in vaste dienst werkzaam is geweest en eigenlijk<br />

ook nauwelijks besefte wat dat beteken<strong>de</strong>. In <strong>de</strong> wereld van <strong>de</strong> werken<strong>de</strong> man was<br />

hij een<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


279<br />

buitenstaan<strong>de</strong>r. Wat hij het beste ken<strong>de</strong> waren vrouwen in haar bescherm<strong>de</strong> omgeving,<br />

<strong>de</strong> kringen van ou<strong>de</strong>re heren die niet meer werkten of nooit serieus gewerkt had<strong>de</strong>n,<br />

waarbij zijn inlevingsvermogen zich <strong>voor</strong>al richtte op hun gevoelens. <strong>Couperus</strong><br />

bena<strong>de</strong>r<strong>de</strong> zijn figuren sterk intuïtief. Dit verhin<strong>de</strong>r<strong>de</strong> niet dat hij <strong>de</strong> voosheid van<br />

dit milieu perfect observeer<strong>de</strong> en weergaf. Eigen waar<strong>de</strong>oor<strong>de</strong>len relativeer<strong>de</strong> hij<br />

overigens steeds weer. ‘Het is alles om niets,’ <strong>de</strong>nkt Addy aan het eind van De kleine<br />

zielen. De cyclus had dit wel als motto mee kunnen krijgen. Wat <strong>Couperus</strong> beziel<strong>de</strong><br />

was een groot me<strong>de</strong>lij<strong>de</strong>n met dat <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> samenleving waar hij zelf een<br />

onlosmakelijk <strong>de</strong>el van uitmaakte. Niet <strong>voor</strong> niets was reeds <strong>de</strong> Cyrus uit Babel van<br />

hoogmoed tot ne<strong>de</strong>righeid geraakt. Cyrus was met open han<strong>de</strong>n afgedaald van zijn<br />

verhevenheid en had zijn ziel geopend om te kunnen ontvangen en teruggeven. Juist<br />

dit was het geweest waar Astarte zich aan het slot zo over verheugd had. <strong>Couperus</strong><br />

zag dit als zijn eigen opdracht.<br />

Veel Haagse elementen zijn ontleend aan <strong>de</strong> realiteit. Het huis in <strong>de</strong> Alexan<strong>de</strong>rstraat<br />

was in werkelijkheid het huis Sophialaan 12. Zoals Constance van <strong>de</strong>r Welcke was<br />

ook hij daar uit getrouwd. De serre waar <strong>de</strong> tantes Rien en Tien plachten te zitten -<br />

ongetwijfeld familiefiguren, al kennen wij ze niet meer - bestaat nog altijd.<br />

In dit huis ook heeft het grote portret gehangen dat als een symbool van vroegere<br />

grootheid was: <strong>de</strong> overle<strong>de</strong>n vroegere gouverneur-generaal. In werkelijkheid betrof<br />

het een portret van <strong>de</strong> oud-minister van Koloniën G.L. Baud, 2 <strong>Couperus</strong>' oom en<br />

Elisabeths grootva<strong>de</strong>r. Het laat Baud zien in ministeriële galakledij, met or<strong>de</strong>tekenen<br />

en gou<strong>de</strong>n borduursels. Het is even star en officieel als het schil<strong>de</strong>rij uit <strong>de</strong> roman.<br />

G.L. Baud was een neef van J.C. Baud, die van 1833 tot 1836 het hoge ambt ad<br />

interim bekleed heeft. <strong>Couperus</strong>' eigen grootva<strong>de</strong>r Reynst was eveneens waarnemend<br />

gouveneur-generaal geweest. Het portret had dus meer dan alleen maar symbolische<br />

waar<strong>de</strong>. De vroegere ‘gran<strong>de</strong>ur’ in <strong>de</strong> familie berustte op werkelijkheid.<br />

Daar komt bij dat G.L. Baud tot tweemaal toe op een haar na werkelijk<br />

gouverneur-generaal is gewor<strong>de</strong>n. Hij heeft een indrukwekken<strong>de</strong> carrière gemaakt,<br />

<strong>voor</strong> een <strong>de</strong>el in Indië. Reeds op tweeën<strong>de</strong>rtigjarige leeftijd werd hij resi<strong>de</strong>nt van<br />

Kediri, en vijf jaar later, in 1838, resi<strong>de</strong>nt van Semarang. In 1845 vertrok hij naar<br />

Ne<strong>de</strong>rland. Zijn neef J.C. Baud was toen minister van Koloniën. Zij had<strong>de</strong>n echter<br />

geen goe<strong>de</strong> relatie. Van 1848 tot<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


280<br />

1849 werd G.L. Baud zelf minister van Koloniën. Het is in 1850 geweest, dat hem<br />

het gouverneur-generaalschap werd aangebo<strong>de</strong>n. Maar hij trok zich terug toen hem<br />

bleek dat een aantal van zijn <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n niet gehonoreerd zou<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n. Hij werd<br />

toen, tot 1858, lid van <strong>de</strong> Raad van State.<br />

In 1861 werd hem opnieuw <strong>de</strong> portefeuille van Koloniën aangebo<strong>de</strong>n. Baud<br />

weiger<strong>de</strong> echter. Bijna is hij in 1866 alsnog gouverneur-generaal gewor<strong>de</strong>n. Allerlei<br />

intriges hebben dit verhin<strong>de</strong>rd, zo heet het. Aan zijn Indische tijd bewaar<strong>de</strong> hij een<br />

won<strong>de</strong>rlijk souvenir... In Kediri was in<strong>de</strong>rtijd op hem een aanslag gepleegd. De<br />

muiteling, Sin<strong>de</strong>rgo, werd onmid<strong>de</strong>llijk gedood, en men offreer<strong>de</strong> <strong>de</strong> gewon<strong>de</strong> doch<br />

gered<strong>de</strong> resi<strong>de</strong>nt als aan<strong>de</strong>nken diens sche<strong>de</strong>l. Baud heeft die tot zijn dood toe zuinig<br />

bewaard. <strong>Een</strong> tijdgenoot tekent ons <strong>de</strong>ze oom van <strong>Couperus</strong> als een statige man, op<br />

negentigjarige leeftijd nog volledig bij <strong>de</strong> pinken en kaarsrecht van houding. 3<br />

Het is maar zeer ten <strong>de</strong>le waar dat <strong>Couperus</strong>, zoals wel eens gezegd is, in Den<br />

Haag min of meer aan <strong>de</strong> zelfkant van <strong>de</strong> aristocratie geleefd zou hebben. Mogen er<br />

ook kringen niet zeer toegankelijk <strong>voor</strong> hem zijn geweest, en mag zijn eigen moe<strong>de</strong>r<br />

er misschien ‘ontoonbaar’ Indisch hebben uitgezien, dit nam niet weg dat <strong>de</strong> families<br />

Baud, Reynst en <strong>Couperus</strong> aanzien genoeg genoten. Dat er in<strong>de</strong>rdaad sprake was<br />

van een ‘gran<strong>de</strong>ur déchue’ doet daar niet veel aan af. Ook dit was trouwens maar<br />

betrekkelijk. <strong>Couperus</strong>' eigen broer John Ricus heeft het tot resi<strong>de</strong>nt van Djokja<br />

gebracht, een positie die allerminst van gran<strong>de</strong>ur gespeend was. Papa John Ricus is<br />

zelf op zijn ou<strong>de</strong> dag bijna nog een keer minister gewor<strong>de</strong>n: in 1867 werd hem, zo<br />

zagen wij al, <strong>de</strong> portefeuille van Koloniën aangebo<strong>de</strong>n.<br />

In <strong>de</strong> romancyclus moeten vele verhalen van <strong>Couperus</strong>' moe<strong>de</strong>r verwerkt zijn. Wij<br />

horen van Constances herinneringen aan haar meisjestijd, doorgebracht van haar<br />

twaalf<strong>de</strong> tot haar zeventien<strong>de</strong> in Buitenzorg. Als dochter van <strong>de</strong> gouverneur-generaal<br />

was <strong>de</strong> gou<strong>de</strong>n pajong haar een begrip. Wanneer <strong>de</strong> familie binnenkwam werd het<br />

Wien Neêrlands Bloed gespeeld. Constance genoot ook van alle an<strong>de</strong>re eerbewijzen.<br />

- <strong>Couperus</strong>' eigen moe<strong>de</strong>r was vijftien jaar oud toen J.C. Reynst waarnemend<br />

gouverneur-generaal werd. Zij heeft al <strong>de</strong>ze dingen uiteraard goed gekend, en zal er<br />

vaak genoeg over gesproken hebben. Bijna al haar kin<strong>de</strong>ren waren in Indië geboren.<br />

Den Haag was <strong>voor</strong> haar maar Den Haag. Zij miste er<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


281<br />

alles wat het vroegere leven in Indië - een land waar <strong>de</strong> familie maatschappelijk<br />

wérkelijk tot <strong>de</strong> top behoor<strong>de</strong> - aan weel<strong>de</strong>, gemakken en genoegens te bie<strong>de</strong>n had<br />

gehad.<br />

Wat <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>re carrière van Constance betreft, haar Romeinse jaren bracht zij ook<br />

al op hoog niveau door. Het hofbal dat <strong>Couperus</strong> zelf in Romein 1895 bijwoon<strong>de</strong><br />

bewijst wel dat hij daar over goe<strong>de</strong> introducties beschikt heeft. Ook die kringen ken<strong>de</strong><br />

hij. Constance ‘vond in Rome <strong>de</strong> hofbals glanzen<strong>de</strong>r dan <strong>de</strong> raôuts in Den Haag; zij<br />

maakte kennis met allerlei groote namen’. Zo ook <strong>Couperus</strong>, die er echter weinig<br />

mee <strong>de</strong>ed.<br />

Lokaties als het huis van Karel en Cateau in <strong>de</strong> Oranjestraat, <strong>de</strong> woning van Gerrit<br />

in <strong>de</strong> Bankastraat, <strong>de</strong> wisselen<strong>de</strong> pensions van Dorine (<strong>Couperus</strong> ken<strong>de</strong> ze!), het<br />

Hôtel <strong>de</strong>s In<strong>de</strong>s waar Constance tij<strong>de</strong>lijk verblijft, het <strong>de</strong>ftige huis van <strong>de</strong> Van Naghels<br />

in het Bezui<strong>de</strong>nhout, het kleine huis van <strong>de</strong> Van <strong>de</strong>r Welckes aan <strong>de</strong> Kerkhoflaan,<br />

het appartement van Ernst op <strong>de</strong> Nieuwe Uitleg en dat van Paul in <strong>de</strong> Houtstraat, dit<br />

alles speelt me<strong>de</strong> een rol. Op vele van <strong>de</strong>ze adressen zal <strong>Couperus</strong> kennissen hebben<br />

gehad. Hun namen kennen wij helaas niet meer.<br />

An<strong>de</strong>rs staat het met huis en straat van <strong>de</strong> Van Saetzema's. De kleine zielen <strong>de</strong>el<br />

11 opent met <strong>de</strong> beschrijving van een hoekhuis dat ‘niet in <strong>de</strong> lengte <strong>de</strong>r huizenrei<br />

[sic] stond, maar in <strong>de</strong> breedte, en <strong>de</strong> straat half afsloot, als een hofje van groote<br />

huizen. De straat strekte zich vrij lang uit en, ook aan haar an<strong>de</strong>re ein<strong>de</strong>, sloot een<br />

huis ze ten <strong>de</strong>ele af, en maakte waarlijk van ze een hofje, van gegoe<strong>de</strong> lui.’ <strong>Couperus</strong><br />

noemt <strong>de</strong> straat niet met name, en hij had daar re<strong>de</strong>nen toe. Tot die gegoe<strong>de</strong> lui<br />

behoor<strong>de</strong>n namelijk zijn eigen ou<strong>de</strong>rs. De straat is fotografisch dui<strong>de</strong>lijk <strong>de</strong><br />

Surinamestraat, gezien en beschreven vanuit het haaks geplaatste huis nummer 42.<br />

Wellicht heeft <strong>de</strong> familie <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> bewoner ervan gekend, <strong>de</strong> rijksbouwmeester<br />

G.H. Peters die het huis van 1880-'81 tot 1920 bewoon<strong>de</strong>. In <strong>de</strong> gevel zien wij nog<br />

een steen die aan diens beroep herinnert, naast een reliëf met <strong>de</strong> door <strong>Couperus</strong> zo<br />

vereer<strong>de</strong> Venus van Botticelli.<br />

De perken in het mid<strong>de</strong>n met hun kastanjebomen, <strong>de</strong> gevels met hun vele imposante<br />

vlaggestokken - nog altijd -, <strong>de</strong> grillige balkons, erkers en puntdakjes: geen enkele<br />

an<strong>de</strong>re Haagse straat is in dit boek door <strong>Couperus</strong> zo nauwkeurig geobserveerd en<br />

beschreven. Het is daarmee <strong>de</strong> Haagse straat par excellence gewor<strong>de</strong>n. <strong>Couperus</strong><br />

noemt ook <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rdom ervan, ‘ongeveer twintig jaar’. De jaartallen in sommige<br />

gevels bevestigen <strong>de</strong>juistheid daarvan, evenals het bouwjaar van papa <strong>Couperus</strong>'<br />

eigen huis.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


282<br />

Curieus is <strong>de</strong> vermelding dat <strong>de</strong> vlaggestokken slechts tweemaal per jaar dienst<br />

hoef<strong>de</strong>n te doen: als er gevlagd werd <strong>voor</strong> <strong>de</strong> koningin en <strong>voor</strong> haar moe<strong>de</strong>r. Dit<br />

bepaalt het tijdstip waarop <strong>de</strong> roman begint na 1890, toen Willem III gestorven is.<br />

Daar <strong>de</strong> heer Van Vreeswijck bovendien in dienst blijkt te zijn van <strong>de</strong><br />

koningin-regentes - hij is kamerheer - hebben wij als terminus ante quem 31 augustus<br />

1898. 4<br />

Ook buiten Den Haag heeft <strong>Couperus</strong> hem beken<strong>de</strong> lokaties beschreven. In<br />

Zielenschemering bij <strong>voor</strong>beeld vertrekt <strong>de</strong> geesteszieke Ernst naar Nunspect. Bij<br />

dokter Van Heuvel zal hij zijn intrek nemen in een kliniek <strong>voor</strong> zenuwzieken. Van<br />

Heuvel en diens vrouw wonen er zelf in een ‘lieve villa’. Addy van <strong>de</strong>r Welcke gaat<br />

zijn zieke oom daar een bezoek brengen. Het huis ligt van <strong>de</strong> weg af, in een<br />

schaduwrijke tuin. De kamer van Ernst is lief, ‘het uitzicht vroolijk... dokter Van<br />

Heuvel en zijn vrouw zijn hartelijke, eenvoudige menschen... Het zal zelfs geen<br />

isolatiekuur zijn.’ Vermoe<strong>de</strong>lijk is hier dr. Jan Versteeg geportretteerd, die tussen<br />

1879 en 1906 in Barneveld een <strong>de</strong>rgelijke particuliere praktijk uitoefen<strong>de</strong>. 5 Hij woon<strong>de</strong><br />

er in <strong>de</strong> Schoutenstraat. Op het nabij gelegen buitengoed Duinkerken open<strong>de</strong> hij in<br />

1893 een inrichting <strong>voor</strong> zenuwpatiënten. In oktober 1897 heeft Minta Baud daar<br />

verblijf gehou<strong>de</strong>n.<br />

Dat <strong>Couperus</strong> een verschuiving van Barneveld naar Nunspeet toepaste <strong>de</strong>ed hij<br />

niet zon<strong>de</strong>r re<strong>de</strong>n. Nunspeet immers ken<strong>de</strong> hij zelf bijzon<strong>de</strong>r goed, sinds hij daar met<br />

<strong>de</strong> Vlielan<strong>de</strong>r Heins bij herhaling 's zomers gelogeerd had. De villa die <strong>de</strong> ou<strong>de</strong><br />

mevrouw Van Lowe in Nunspeet huurt, is dan ook ongetwijfeld een reminiscentie<br />

aan het huis dat <strong>Couperus</strong>' zuster Catharina en haar echtgenoot Benjamin daar plachten<br />

te betrekken. In geï<strong>de</strong>aliseer<strong>de</strong>, om niet te zeggen geromantiseer<strong>de</strong> vorm heeft dit<br />

eer<strong>de</strong>r al gestalte gekregen als De Horze in Eline Vere. Niet zomaar installeert<br />

mevrouw Van Lowe er zich ‘met A<strong>de</strong>line en haar blon<strong>de</strong> troepje’, ook Catharina had<br />

daar altijd met haar kin<strong>de</strong>ren gelogeerd.<br />

Veel van <strong>Couperus</strong>' Veluwse ervaringen en herinneringen had hij al in zijn<br />

jeugdroman verwerkt en hij kon die moeilijk nogmaals gebruiken. Daarom<br />

concentreer<strong>de</strong> hij zich ditmaal op <strong>de</strong> tragische scènes waar <strong>de</strong> zenuwzieke Ernst een<br />

hoofdrol in speelt. Er is geen twijfel aan of in <strong>de</strong>ze figuur heeft hij zijn krankzinnige<br />

broer Petrus Theodorus ten tonele gevoerd, die misschien ook wel eens daarbuiten<br />

bij <strong>de</strong> familie is geweest, in betere perio<strong>de</strong>n. Met enige zekerheid valt daar overigens<br />

niets over te zeggen.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


283<br />

Tenslotte is er Baarn, waar Bertha gaat wonen na <strong>de</strong> dood van Van Naghel. Financieel<br />

kan zij het dan niet goed meer bolwerken. Zij trekt zich in <strong>de</strong> roman in Baarn terug,<br />

samen met haar bei<strong>de</strong> nog niet getrouw<strong>de</strong> dochters <strong>Louis</strong>e en Marianne. In <strong>de</strong> kleine<br />

villa, waar in het boek sprake van is, woont zij spoedig met Marianne alleen. - De<br />

parallel met <strong>Couperus</strong>' tante Wilhelmina Baud en haar dochter Minta dringt zich op.<br />

Letterlijk was het <strong>de</strong> situatie die <strong>Couperus</strong> ken<strong>de</strong> in <strong>de</strong> tijd dat hij zelf in Hilversum<br />

woon<strong>de</strong>: in Villa Minta. Meermalen ging hij zelf in Baarn logeren. Tante Wilhelmina<br />

Baud-<strong>Couperus</strong> - zij zou in 1899 komen te overlij<strong>de</strong>n, in <strong>de</strong> tijd dat <strong>Couperus</strong> in Indië<br />

was - had er <strong>de</strong> villa Mon Repos betrokken. ‘Telkens als een trein aandreun<strong>de</strong>, hetzij<br />

ophield, hetzij doorstoom<strong>de</strong> in een nauwlijks vermin<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n vaart, beef<strong>de</strong> <strong>de</strong> kleine<br />

villa...’ 6 Het is een situatie die <strong>Couperus</strong> goed gekend moet hebben.<br />

Naast <strong>de</strong>ze <strong>de</strong>cors hebben ook <strong>Couperus</strong>' familiele<strong>de</strong>n en kennissen dus hun steentje<br />

aan <strong>de</strong> romancyclus bijgedragen, zij het dat het zel<strong>de</strong>n portretten in <strong>de</strong> letterlijke zin<br />

zijn. Er is veeleer sprake van contaminaties. Zo is Bertha niet zo oud als tante<br />

Wilhelmina in werkelijkheid was. Van Naghel is minister, een ambt dat oom Baud<br />

vele jaren eer<strong>de</strong>r bekleed had. Het geschil<strong>de</strong>r<strong>de</strong> staatsieportret, zo zagen wij al,<br />

herinnert aan meer dan één illuster familielid van <strong>Couperus</strong>.<br />

In <strong>de</strong> familie zelf bestond <strong>de</strong> overlevering dat Karel en Cateau gebaseerd waren<br />

op Minta's zuster en zwager Schuurbeque Boeye-Baud. 7 Daar G.L. Baud en zijn<br />

vrouw in totaal veertien kin<strong>de</strong>ren hebben gekregen, waarvan er in <strong>Couperus</strong>' jeugd<br />

nog negen in leven waren, moeten <strong>de</strong> bijeenkomsten in <strong>de</strong> Sofialaan in<strong>de</strong>rdaad ware<br />

‘familietaferelen’ geweest zijn. Elisabeth woon<strong>de</strong> ze bij als was zij een jongste zuster.<br />

<strong>Couperus</strong> stond genealogisch met al <strong>de</strong>ze volle neven en nichten op <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> lijn.<br />

Vijf waren getrouwd, en brachten dus ook nog weer echtgenoten en kin<strong>de</strong>ren mee.<br />

Wie van al <strong>de</strong>ze mensen <strong>Couperus</strong> allemaal in zijn roman on<strong>de</strong>rdak heeft verleend<br />

zal wel nooit meer kunnen wor<strong>de</strong>n vastgesteld.<br />

Maar niet alleen familiele<strong>de</strong>n spelen mee. Ritmeester Gerrit heeft, afgezien van<br />

vrouw en kin<strong>de</strong>ren, veel van Gerrit Jäger en Johan Ram meegekregen, zowel wat<br />

zijn karakter als zijn ziekelijke hypochondrische neigingen aangaat. Ditmaal betreft<br />

het dus vrien<strong>de</strong>n van <strong>Couperus</strong>. De zelfmoord door verdrinking van Gerrits vriendin<br />

Pauline in het Ververschingskanaal, berust ongetwijfeld op <strong>de</strong> i<strong>de</strong>ntieke suïci<strong>de</strong>, in<br />

1894, van Jäger.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


284<br />

In Zielenschemering mag <strong>de</strong> beschrijving van Ernsts krankzinnigheid wel een van<br />

<strong>de</strong> aangrijpendste passages genoemd wor<strong>de</strong>n. Het is in 1893 geweest, dat in Het<br />

Va<strong>de</strong>rland bijna onzichtbaar verstopt een kleine bekendmaking heeft gestaan: ‘21<br />

April 1893 is Petrus Theodorus <strong>Couperus</strong> op grond van krankzinnigheid on<strong>de</strong>r<br />

curateele gesteld.’ Als curator trad <strong>Couperus</strong>' zwager op. Benjamin Vlielan<strong>de</strong>r Hein.<br />

Hiermee was <strong>de</strong> ernstige geestesziekte van <strong>Couperus</strong>' oudste broer niet langer een<br />

door <strong>de</strong> familie geheim gehou<strong>de</strong>n feit. Heel Den Haag heeft er kennis van kunnen<br />

nemen. Hoe hard dit gevoelsmatig moet zijn aangekomen, blijkt uit <strong>de</strong> roman maar<br />

al te dui<strong>de</strong>lijk. Het is Ernsts moe<strong>de</strong>r, <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> mevrouw Van Lowe, die als eerste het<br />

woord krankzinnig uitspreekt.<br />

Merkbaar zelf ontroerd, heeft <strong>Couperus</strong> het leed van zijn eigen moe<strong>de</strong>r als volgt<br />

beschreven: ‘En schril klonk het woord, dat nog niemand tegen haar had uitgesproken<br />

- hoewel zij <strong>de</strong> beteekenis gera<strong>de</strong>n had - door <strong>de</strong> duisteren<strong>de</strong> kamer, waar verschrikt,<br />

om <strong>de</strong>n schrillen klank van <strong>de</strong> snerpen<strong>de</strong> stem <strong>de</strong>r ou<strong>de</strong> vrouw, plotseling alle<br />

fluisteringen zwegen. Alles zweeg er en om het woord voer een huivering door <strong>de</strong><br />

kamer. De kin<strong>de</strong>ren zagen elkan<strong>de</strong>r aan, omdat mama het woord had uitgesproken,<br />

het woord, dat zij niet had<strong>de</strong>n gezegd - ook al had<strong>de</strong>n zij, stil, het gedacht. Het woord,<br />

dat mama zoo schril uitsprak, bijna schreeuwen<strong>de</strong> tegen Constance, in <strong>de</strong><br />

onweerhoudbare pijn van haar verdriet, sloeg hen allen met een plotsen schrik -<br />

omdat het, uit mama's mond, klonk als <strong>de</strong> openlijke bevestiging van wat zij wel allen<br />

wisten, maar niet bevestigen wil<strong>de</strong>n, dan in groot geheim tegen elkaar.’ Zo diep werd<br />

dit leed gevoeld, en zo groot was het taboe dat er op rustte, dat zelfs lang na <strong>Couperus</strong>'<br />

dood zijn weduwe er in het geheel niet over heeft willen spreken. In Van Boovens<br />

<strong>biografie</strong> wordt het volkomen verzwegen. Petrus Theodorus, krankzinnig gebleven<br />

tot zijn dood, is oud gewor<strong>de</strong>n. Pas op 7 maart 1928 stierf hij te Zeist.<br />

Het is in het hoofdstuk daarna, dat <strong>Couperus</strong> alle smarten van zijn moe<strong>de</strong>r opsomt,<br />

in <strong>de</strong> termen van <strong>de</strong> roman: <strong>de</strong> dood van haar dochtertjes, verdriet om wat Constance<br />

overkomen is, droefheid om <strong>de</strong> dood van Van Naghel, en dan: ‘Was het dan niet<br />

genoeg... dat een harer kin<strong>de</strong>ren... gek was... het vreeslijkst wat zijn kan immers?’ -<br />

De advertentie met <strong>de</strong> datum 21 april mag gezien wor<strong>de</strong>n als <strong>de</strong> zware sluitsteen van<br />

een proces dat zich al een tiental jaren had <strong>voor</strong>tgesleept. De ou<strong>de</strong> mevrouw<br />

<strong>Couperus</strong>-Reynst heeft het niet verwerkt. Twee maan<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> het in <strong>de</strong> open-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


285<br />

baarheid kwam is zij, op 15 februari 1893, overle<strong>de</strong>n. Haar oudste zoon zat toen al<br />

<strong>voor</strong>goed in <strong>de</strong> inrichting waarvan thuis het woord niet mocht wor<strong>de</strong>n uitgesproken:<br />

‘het vreeslijke woord, dat aanduid<strong>de</strong> het huis van schan<strong>de</strong>, familie-schan<strong>de</strong>.’ Als<br />

krankzinnigheid door <strong>de</strong> familie zó werd ervaren, dan vraagt men zich in gemoe<strong>de</strong><br />

af, of <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> in dit Haagse milieu uit <strong>de</strong> negentien<strong>de</strong> eeuw zich ooit over<br />

zijn eigen, seksuele problematiek zal hebben durven uiten. Tenzij...<br />

Wat is ‘Constance’ eigenlijk overkomen? Waarom heeft mama ook al zo hevig<br />

moeten lij<strong>de</strong>n om wat genoemd wordt ‘Constance's schan<strong>de</strong>’? Wie is eigenlijk<br />

‘Constance’? - Haar tragedie is die van <strong>de</strong> sociale paria, uitgestoten uit haar kring<br />

omdat zij zich niet heeft gehou<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> <strong>voor</strong>geschreven gedragsco<strong>de</strong> ván die kring.<br />

Als zodanig kon <strong>Couperus</strong> zich gemakkelijk mee haar vereenzelvigen, en zon<strong>de</strong>r<br />

twijfel heeft hij in <strong>de</strong>ze figuur ook veel van zichzelf gegeven. Overigens was het<br />

verschijnsel ‘geschei<strong>de</strong>n vrouw’ in <strong>de</strong> familie <strong>Couperus</strong> niet onbekend. Papa's eigen<br />

zuster Gesina Rica (1822-1892) is driemaal getrouwd geweest. De eerste keer werd<br />

zij weduwe. De twee<strong>de</strong> keer scheid<strong>de</strong> zij, van Constantijn L. Scheidler List, zoon<br />

van een minister van Oorlog. De <strong>de</strong>r<strong>de</strong> keer trouw<strong>de</strong> zij, in 1865, met <strong>de</strong> <strong>de</strong>rtien jaar<br />

jongere jhr. Gerard F. van <strong>de</strong> Poll. Het is niet uitgesloten dat <strong>de</strong>ze tante van <strong>Louis</strong><br />

<strong>Couperus</strong> - zuster en schoonzuster dus ook van <strong>de</strong> Bauds in <strong>de</strong> Sophialaan - in eerste<br />

instantie <strong>voor</strong> Constance mo<strong>de</strong>l heeft gestaan, te meer daar <strong>de</strong> naam van haar eerste<br />

echtgenoot, De Sturler, maar weinig afwijkt van De Staffelaar uit het boek. Meer<br />

valt hier bij gebrek aan gegevens niet over te zeggen. De oorzaak van <strong>de</strong> echtscheiding<br />

is niet bekend, noch ook weten wij veel over jhr. Van <strong>de</strong> Poll. Diens moe<strong>de</strong>r was een<br />

baronesse Van Heerdt uit Arnhem. Wellicht heeft <strong>de</strong> jonkheer mo<strong>de</strong>l gestaan <strong>voor</strong><br />

Henri baron Van <strong>de</strong>r Welcke?<br />

Wel <strong>de</strong>gelijk bestaat natuurlijk <strong>de</strong> mogelijkheid dat <strong>Couperus</strong>' moe<strong>de</strong>r heeft geweten<br />

wat er met haar jongste zoon eigenlijk aan <strong>de</strong> hand was. In dat geval is ‘Constance's<br />

schan<strong>de</strong>’ tevens een equivalent van <strong>Couperus</strong>' eigen ‘schan<strong>de</strong>’. De romancyclus zou<br />

dan ten <strong>de</strong>le in een an<strong>de</strong>r licht komen te staan. Alleen familiebrieven had<strong>de</strong>n hier <strong>de</strong><br />

ontbreken<strong>de</strong> inlichtingen kunnen verschaffen.<br />

De figuur Paul vormt nauwelijks een probleem. Voortdurend geeft zijn geestelijke<br />

va<strong>de</strong>r hem dandyachtige <strong>Couperus</strong>theorieën in <strong>de</strong> mond. Hij is als het ware een wat<br />

karikaturaal uitgevallen zelfportret van <strong>de</strong> wat<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


286<br />

ou<strong>de</strong>re <strong>Couperus</strong> die, na <strong>de</strong> huid van Hugo Aylva te hebben afgelegd, in die van <strong>de</strong><br />

badineren<strong>de</strong> poseur is gekropen en graag <strong>de</strong> draak steekt met zijn eigen kokette<br />

eigenaardighe<strong>de</strong>n. De poseur was echter een quasi-poseur. Het was een rol die<br />

<strong>Couperus</strong> goed lag. Achter dit masker school hij weg. Geheel afgelegd heeft hij het<br />

nimmer, en velen heeft hij er mee misleid. Tegen het ein<strong>de</strong> van Het heilige weten<br />

laat hij Paul overigens terloops nog iets zeggen dat <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong>' eigen psychische<br />

gesteldheid onthullend is: 8 ‘Lief<strong>de</strong>... dat is wel vreemd. Ik heb dat nooit gevoeld...<br />

Hij voel<strong>de</strong> zich rillen, en zei: - Het is koud, vandaag, Constance...’<br />

<strong>Couperus</strong>' gevoelens kon<strong>de</strong>n zich in<strong>de</strong>rdaad nog altijd niet richten op één persoon.<br />

Zijn lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> Elisabeth was iets an<strong>de</strong>rs, van familiaire aard, geslachtsloos. In De<br />

boeken <strong>de</strong>r kleine zielen overstraalt zijn warme menselijkheid velen, om niet te zeggen<br />

ie<strong>de</strong>reen: zon<strong>de</strong>r uitzon<strong>de</strong>ring, want zelfs <strong>de</strong> tantes Rien en Tien, het kreng Adolfine<br />

en <strong>de</strong> zelfingenomen Karel en Cateau <strong>de</strong>len uitein<strong>de</strong>lijk in zijn me<strong>de</strong>dogen. Jaren<br />

later heeft <strong>Couperus</strong> het eens aldus uitgedrukt: 9 ‘Zet niet tusschen je zelf en een an<strong>de</strong>r<br />

<strong>de</strong> fopspiegels van sympathie of antipathie! Het komt er per slot zoo weinig op aan<br />

hoe ik die me<strong>de</strong>mensch vind - als kunstenaar moet het mij oneindig meer interesseeren<br />

hoe die an<strong>de</strong>r is.’ Deze aan het naturalisme ontleen<strong>de</strong> stelregel paste <strong>Couperus</strong> ook<br />

in <strong>de</strong> praktijk van het dagelijks leven toe.<br />

Cyrus uit Babel, Addy uit De kleine zielen, ze zijn elkaar verwant. In <strong>de</strong> laatste<br />

figuur heeft <strong>Couperus</strong> het i<strong>de</strong>aalbeeld geschapen van hoe hij zelf het liefst had willen<br />

zijn. Wat Addy werkelijk bezielt, komt sterk tot uiting op het ogenblik dat hij in<br />

Nunspeet <strong>de</strong> krankzinnige Ernst tracht te helpen. Het wordt hem dan ineens dui<strong>de</strong>lijk<br />

dat hij arts wil wor<strong>de</strong>n. Addy is een i<strong>de</strong>alist, hij cijfert zichzelf weg, vervuld als hij<br />

is van het grote me<strong>de</strong>lij<strong>de</strong>n dat hij voelt <strong>voor</strong> ie<strong>de</strong>reeen die hij op zijn weg tegenkomt<br />

en die om zijn hulp vraagt. In <strong>de</strong> realiteit heeft <strong>Couperus</strong> dit zo niet nagestreefd. Het<br />

lag niet in zijn vermogen. Zich geven kon hij alleen via <strong>de</strong> droomwereld van zijn<br />

kunst. Daarin <strong>de</strong>ed hij het dan ook geheel.<br />

Tenslotte zijn er dan nog <strong>de</strong> in <strong>de</strong> cyclus gebruikte namen. Vele daarvan gaan<br />

terug op zijn eigen familie. Adèle Lowe heette een nichtje, dochter van papa's oudste<br />

broer Henry. In <strong>de</strong> families <strong>Couperus</strong>, Baud, Reynst en Vlielan<strong>de</strong>r Hein komen wij<br />

ver<strong>de</strong>r als <strong>voor</strong>namen tegen: Adriaan, Bertha, Cateau (Catharina), Constance, Emilie,<br />

Frans, Geertru<strong>de</strong>, Geertruida, Henri, Johan, Karel, <strong>Louis</strong>(e), Marie, Mathil<strong>de</strong>, Paul,<br />

Paulina, Piet, et<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


287<br />

cetera. Tij<strong>de</strong>ns het schrijven moet <strong>Couperus</strong> er een hele administratie aan gehad<br />

hebben. Dat hij zich met <strong>de</strong> leeftij<strong>de</strong>n van al <strong>de</strong>ze bijfiguren wel eens vergist blijkt<br />

te hebben, is niet te verwon<strong>de</strong>ren.<br />

Bij dit alles missen wij, zovele ontleningen ten spijt, heel sterk <strong>de</strong> weerspiegeling<br />

van één familielid - zoals ook al in Metamorfoze - dat nu juist <strong>voor</strong> zijn ontwikkeling<br />

van zoveel belang is geweest: papa <strong>Couperus</strong>. Er is in <strong>de</strong> cyclus geen enkele figuur<br />

die wij met enige overtuigingskracht kunnen vergelijken met <strong>Couperus</strong>' va<strong>de</strong>r. De<br />

afrekening met zijn jeugd, of liever met zijn Haagse verle<strong>de</strong>n, bleef daarmee<br />

onvolledig. <strong>Couperus</strong> lijkt dat zeer goed te hebben beseft. Niet <strong>voor</strong> niets schreef hij<br />

Veen, nog geen drie weken na <strong>de</strong> begrafenis van zijn va<strong>de</strong>r, dat hij een nieuw<br />

romanon<strong>de</strong>rwerp had gevon<strong>de</strong>n: Ou<strong>de</strong> Menschen. Wij zullen zien dat in De boeken<br />

<strong>de</strong>r kleine zielen al elementen aanwezig zijn die in <strong>de</strong> pas in 1904 geschreven roman<br />

Van ou<strong>de</strong> menschen, <strong>de</strong> dingen, die <strong>voor</strong>bij gaan... na<strong>de</strong>r wor<strong>de</strong>n uitgewerkt. Voor<br />

<strong>de</strong> ou<strong>de</strong> heer Takma zelf gaat dat echter niet op. Zijn va<strong>de</strong>r heeft <strong>Couperus</strong> volledig<br />

‘in reserve’ gehou<strong>de</strong>n. Wat er van hem in <strong>de</strong> Takma-figuur doordringt, zal echter<br />

blijken van ontroeren<strong>de</strong> menselijkheid te zijn. Ook <strong>voor</strong> papa <strong>Couperus</strong> gold, dat<br />

zijn zoon <strong>voor</strong>al getracht heeft te begrijpen.<br />

Veen blijkt <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong>gesteld te hebben nog een vijf<strong>de</strong> <strong>de</strong>el aan <strong>de</strong> romancyclus<br />

toe te voegen. 10 <strong>Een</strong> onbegrijpelijk <strong>voor</strong>stel: <strong>de</strong> eenheid van <strong>de</strong> vier <strong>de</strong>len, afgesloten<br />

door <strong>de</strong> dood van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> mevrouw Van Lowe, is Veen dus volkomen ontgaan. Hoe<br />

onvergeeflijk die op zichzelf ook is, <strong>Couperus</strong> lijkt Veens suggestie toch goed in het<br />

oor geknoopt te hebben. <strong>Een</strong> vijf<strong>de</strong> <strong>de</strong>el heeft hij natuurlijk geen secon<strong>de</strong> overwogen.<br />

Wel heeft bij het <strong>voor</strong>stel op een an<strong>de</strong>re manier beantwoord: na <strong>de</strong> dood van zijn<br />

va<strong>de</strong>r wil<strong>de</strong> hij nog een állerlaatste Haagse roman schrijven, autobiografisch getint,<br />

waar hij stof genoeg <strong>voor</strong> had overgehou<strong>de</strong>n. Van oudi menschen zou het schitteren<strong>de</strong><br />

sluitstuk wor<strong>de</strong>n van <strong>Couperus</strong>' Haagse tijd.<br />

Voorlopig echter occupeer<strong>de</strong> hij zich met iets heel an<strong>de</strong>rs. De zonen <strong>de</strong>r zon was<br />

toen zijn va<strong>de</strong>r stierf al bijna voltooid. Begin november 1902 heeft hij <strong>de</strong> laatste hand<br />

gelegd aan dit wat hij noem<strong>de</strong> 11 ‘grooter symbolistisch verhaal’. Hij had <strong>de</strong> i<strong>de</strong>e ervan<br />

al in zijn gedachten ‘gecaresseerd’ toen hij nog met Het heilige weten bezig was.<br />

Dat er een verband moet zijn ligt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand. Het zou moeilijk te vin<strong>de</strong>n zijn, als<br />

<strong>Couperus</strong> ons niet zelf <strong>de</strong> sleutel had aangereikt.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


288<br />

Het heilige weten gaat over een bepaal<strong>de</strong> intuïtie. Volgens <strong>Couperus</strong> is er 12 ‘een heilig<br />

weten <strong>voor</strong> onszelf... zoo heilig, dat wij het weten alleen... wanneer <strong>de</strong> toekomst<br />

gewor<strong>de</strong>n is’. Deze woor<strong>de</strong>n staan aan het ein<strong>de</strong>, als bijna alle hoofdfiguren met hun<br />

mislukkingen geconfronteerd zijn. In <strong>de</strong> laatste regels wor<strong>de</strong> dan, bij <strong>de</strong> dood van<br />

<strong>de</strong> ou<strong>de</strong> moe<strong>de</strong>r, over haar verteld: 13 ‘Het hoofd rustte achterover, wit in het witte<br />

haar omlijst. Zij wist véle heilig weten en haar ou<strong>de</strong> mond glimlachte er om,<br />

bemoedigend...’ Er is dus, ondanks alles, sprake van een positief ein<strong>de</strong>. De mens<br />

moet in zijn toekomst vertrouwen. Uitein<strong>de</strong>lijk zal <strong>de</strong> lijn omhoog gaan.<br />

In 1915, toen hij De zonen <strong>de</strong>r zon in Den Haag heeft <strong>voor</strong>gedragen, schreef<br />

<strong>Couperus</strong> een inleiding die het in veler ogen duistere prozagedicht moest verhel<strong>de</strong>ren. 14<br />

De kwintessens vatte hij aan het slot als volgt samen: ‘Wat is <strong>de</strong> wereld? Wat is <strong>de</strong><br />

mensch? Waaruit ontsproten bei<strong>de</strong>n en waarheen gaan bei<strong>de</strong>n heen... Op <strong>de</strong>ze<br />

ontzetten<strong>de</strong> vragen antwoord<strong>de</strong> ik mijzelven alleen met dit prozagedicht, dat mij<br />

vol<strong>de</strong>ed, omdat ik mijzelven kleine eischen stel<strong>de</strong>, antwoord<strong>de</strong> ik mij alleen met te<br />

dichten:<br />

De wereld was een dooven<strong>de</strong> zon...<br />

De mensch een onterf<strong>de</strong> zonneling.<br />

God was Licht en uit Duisternis schiep hij het heelal.<br />

Onze zon<strong>de</strong> zal steeds zijn het ondoordringbaar geheim.<br />

Maar nooit zal blijven wat werd,<br />

En alles, eenmaal, zal we<strong>de</strong>r terugvloeien in<br />

Licht, zelfs <strong>de</strong> Duisternis zelve,<br />

Tot alles verzoend zal zijn, en eeuwig.’<br />

De lezing waarop hij dit als zijn overtuiging naar voren bracht vond plaats met op<br />

<strong>de</strong> achtergrond een prachtig Boeddhabeeld. Het stond daar niet <strong>voor</strong> niets. Boeddha<br />

is <strong>de</strong> ontwaakte, verlichte, tot inzicht gekomene. Het bestaan, zo leert het boeddhisme,<br />

is lij<strong>de</strong>n. Door <strong>de</strong> levensdrang, die gegrond is op onwetendheid, zal dit lij<strong>de</strong>n blijven.<br />

Het kan alleen overwonnen wor<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> onwetendheid te overwinnen. Inzicht<br />

kan <strong>de</strong> levens-dorst vernietigen en <strong>de</strong> kring <strong>de</strong>r causaliteit verbreken die van existentie<br />

naar existentie voert. Dan alleen bereikt men het nirwana. De weg daarheen betekent<br />

concentratie (samādhi), een proces van onthechting van het aardse. Deze concentratie<br />

bestaat uit vier trappen. Na <strong>de</strong> vier<strong>de</strong>, volgt dan het tot verlossing lei<strong>de</strong>n<strong>de</strong> inzicht.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


289<br />

De nadruk in Het heilige weten ligt op het niet-weten van <strong>de</strong> kleine zielen. Addy's<br />

vrouw Mathil<strong>de</strong> drukt het dui<strong>de</strong>lijk uit: 15 ‘O, hoe moet het wor<strong>de</strong>n, hoe moet het<br />

wor<strong>de</strong>n... Juist... dat weet Addy ook niet... Weet ik het - weet ik het...? Neen... o<br />

God... ik ook niet...’ De enige die het grote geheim weet, is in <strong>de</strong> laatste regel van<br />

het boek <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> mevrouw Van Lowe. Als zij volslagen kinds is gewor<strong>de</strong>n en niets<br />

meer met dit aardse leven te maken heeft, bereikt zij het Heilige Weten. Dat dit na<br />

vier boeken gebeurt kan niet op toeval berusten. <strong>Couperus</strong> heeft daarmee ongetwijfeld<br />

<strong>de</strong> weg naar <strong>de</strong> verlossing in vier trappen willen aangeven. De moe<strong>de</strong>rfiguur is <strong>de</strong><br />

enige die, na vier boeken strijd, inzicht bereikt. - Terwijl <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> vrouw sterft is<br />

rondom <strong>de</strong> duisternis toegenomen. Maar, heel symbolisch: daarop draait iemand <strong>de</strong><br />

lamp hoger.<br />

Het slot van De boeken <strong>de</strong>r kleine zielen wordt door het prozagedicht De zonen<br />

<strong>de</strong>r zon als het ware toegelicht: eenmaal zal alles terugvloeien in het licht, zelfs <strong>de</strong><br />

duisternis, tot in eeuwigheid <strong>voor</strong> ie<strong>de</strong>r mens afzon<strong>de</strong>rlijk verzoening bereikt is.<br />

Daarom kan <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> mevrouw op het ogenblik van haar dood bemoedigend<br />

glimlachen. Zij gaat immers het nirwana in.<br />

<strong>Couperus</strong> had zelf een hoge dunk van dit prozagedicht. Nimmer heeft hij het<br />

verloochend, hij heeft het integen<strong>de</strong>el altijd tot zijn allerbeste werk gerekend. 16 Dit<br />

kan alleen verklaard wor<strong>de</strong>n uit het feit dat er een <strong>voor</strong> hem zeer wezenlijke i<strong>de</strong>e<br />

achter stak. Waarom hij dit <strong>voor</strong> zijn <strong>de</strong>nken zo essentiële werk in een <strong>de</strong>rmate<br />

gekunstel<strong>de</strong> taal heeft geschreven blijft dan weer, als zo dikwijls bij <strong>Couperus</strong>, een<br />

beminnelijk raadsel. Wij mogen er ons echter niet door laten verblin<strong>de</strong>n.<br />

God en go<strong>de</strong>n, waar het <strong>de</strong>el van uitmaakt, is ontegenzeglijk een vrijwel onleesbaar<br />

boek. In <strong>Couperus</strong>' eigen tijd al heeft hij zijn lezers met <strong>de</strong>ze extreme vorm van<br />

woordkunst afgeschrikt. Het boek was jaren lang zo weinig populair, en<br />

dientengevolge onopgemerkt gebleven, dat nog in 1915 <strong>de</strong> boekverkopers - volgens<br />

zijn eigen zeggen - aan hun klanten verklaar<strong>de</strong>n: 17 ‘Mevrouw, of meneer, die roman<br />

is nog niet verschenen...’ Zijn eigen pogingen dit stiefkind beter tot zijn recht te laten<br />

komen door het in <strong>voor</strong>drachten nadrukkelijk te pousseren hebben daar weinig<br />

verbetering in gebracht. Evenals in Babel heeft <strong>Couperus</strong> zijn oorspronkelijke<br />

bedoelingen dusdanig versluierd weergegeven, dat men aan <strong>de</strong> wezenlijke religieuze<br />

kern nauwelijks toekwam.<br />

Toch is De zonen <strong>de</strong>r zon belangrijk. Latere werken wor<strong>de</strong>n er dui<strong>de</strong>lijk in<br />

<strong>voor</strong>bereid. Dat geldt ook <strong>voor</strong> Jahve, ontstaan onmid<strong>de</strong>llijk nadat<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


290<br />

<strong>Couperus</strong> in november 1902 zijn eerste prozagedicht had voltooid. In een al weinig<br />

min<strong>de</strong>r hoogdraven<strong>de</strong> taal, door Querido niet geheel ten onrechte geridiculiseerd, 18<br />

creëer<strong>de</strong> hij ditmaal een theosofisch getinte kosmogonie die nauw bij De zonen <strong>de</strong>r<br />

zon aansluit. In God en go<strong>de</strong>n liet hij Jahve <strong>voor</strong>op gaan. <strong>Couperus</strong> stelt hier dat er<br />

in <strong>de</strong>n beginne een eeuwig Geheim was. Als eerste vorm schept A<strong>de</strong>m uit het Licht<br />

<strong>de</strong> god Jahve. Uit het Licht ook schept op zijn beurt Jahve engelen en zonnen. Ie<strong>de</strong>re<br />

engel doet bij zijn eigen zon een sfeer ontstaan. We<strong>de</strong>rom uit het Licht wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong><br />

manlijke en vrouwelijke elementen gemaakt. Lief<strong>de</strong>, het uitein<strong>de</strong>lijke doel, ontstaat<br />

aldus. Zo ook <strong>de</strong> mens en <strong>de</strong> tijd, met he<strong>de</strong>n, verle<strong>de</strong>n en toekomst. De grote Jahve<br />

waant zich almachtig, maar is het niet: boven hem. draait eeuwig als een wiel het<br />

Geheim rond. Ook hij is on<strong>de</strong>rworpen aan het noodlot.<br />

<strong>Een</strong> engel meldt dan dat op aar<strong>de</strong> <strong>de</strong> ‘starrelingen’ tot aanbidding overgaan: zij<br />

scheppen zich eigen go<strong>de</strong>n. Baäl en Astarte, Isis en Osiris, Kronos en Zeus wor<strong>de</strong>n<br />

aanbe<strong>de</strong>n in Azië, Egypte en Griekenland. In een laatste fase tre<strong>de</strong>n echter ook heilige<br />

mid<strong>de</strong>laren op. Aan hun symbolen herkent <strong>de</strong> lezer zowel Boeddha als Christus. Als<br />

hoogste macht blijft boven dit universum, altijd het Geheim wentelen. Het draagt<br />

het oerlicht, waar alles uit ontstaan is. in zich. God, go<strong>de</strong>n en mensen smeken dit om<br />

ontferming.<br />

Volgens <strong>de</strong> theosofische gedachten, waar <strong>Couperus</strong> hier bij aansluit, is het<br />

universum een groot organisch geheel. 19 De Geest houdt alles samen, is eeuwig en<br />

onveran<strong>de</strong>rlijk. Dit god<strong>de</strong>lijk leven manifesteert zich als materie. Doel van het<br />

wereldproces, waar <strong>de</strong> mens <strong>de</strong>el van uitmaakt, is geestelijke bewustwording. Deze<br />

komt tot stand door herhaal<strong>de</strong>lijke reïncarnatie in talrijke existenties. Steeds dichter<br />

kan <strong>de</strong> mens zo naar zijn doel toe groeien. Daarna zal zijn individuele bewustzijn<br />

uitein<strong>de</strong>lijk in het universele opgaan. Slechts enkele uitverkorenen - Boeddha, Jezus<br />

- volgen een kortere weg, die tevens een moeilijkere is. De menselijke<br />

ontwikkelingsgang zelf is slechts een on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van een macrocosmische<br />

ontwikkeling. Ook het zonnestelsel is aan evolutie door reïncarnatie on<strong>de</strong>rworpen.<br />

<strong>Een</strong>maal zal het opgaan in <strong>de</strong> wereldgrond.<br />

<strong>Couperus</strong> heeft werkelijk in reïncarnatie geloofd. Hij meen<strong>de</strong> <strong>voor</strong>bestaan te<br />

hebben in <strong>de</strong> klassieke oudheid, die hij, zo zou hij later eens getuigen, ervoer als een<br />

wereld die hij herken<strong>de</strong>. Belangrijk is het vast te stellen dat hij allerminst het<br />

christendom verwierp - men heeft hem dat wel verweten, <strong>voor</strong>al van katholieke zij<strong>de</strong><br />

- maar dat hij het alleen geen<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


291<br />

centrale plaats gaf. Voor hem stond het op <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> lijn als het boeddhisme. Zo<br />

kon<strong>de</strong>n zijn Haagse en zijn Indische achtergron<strong>de</strong>n zich met elkaar versmelten. In<br />

<strong>de</strong> ver<strong>de</strong>re loop van zijn leven zijn <strong>Couperus</strong>' religieuze opvattingen niet wezenlijk<br />

meer veran<strong>de</strong>rd. Hij geloof<strong>de</strong> in een groot, eeuwig wereldverband. Zichzelf zag hij<br />

als een nietig atoom: ‘Ik ben een mier, in 't mid<strong>de</strong>n mijns gemijmers,’ heeft hij<br />

badinerend eens verklaard, zijn schou<strong>de</strong>rs ophalend over <strong>de</strong> beken<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n van<br />

Kloos.<br />

Als oerprincipe zag hij het Licht. Hierin zal alles eenmaal terugvloeien. In God<br />

en go<strong>de</strong>n heeft hij dit, op <strong>de</strong> drempel van <strong>de</strong> nieuwe eeuw, nadrukkelijk on<strong>de</strong>rstreept.<br />

Dat hij Jahve zo kort na <strong>de</strong> dood van zijn va<strong>de</strong>r heeft geschreven - terwijl hij in Het<br />

heilig weten juist ook sterk met <strong>de</strong> dood van zijn moe<strong>de</strong>r bezig is geweest - is dus<br />

niet vreemd. Met hun heengaan en van <strong>de</strong> aar<strong>de</strong> verdwenen zijn kon hij zich geheel<br />

verzoenen. Hun zielen waren teruggevloeid in een groter Geheel.<br />

Eindnoten:<br />

1 <strong>Een</strong> <strong>de</strong>r beste analyses van <strong>de</strong> laatste jaren gaf ongetwijfeld Fontijn, Extase, 110-137. Terecht<br />

legt hij ook nadruk op <strong>Couperus</strong>' theosofische i<strong>de</strong>eën in <strong>de</strong> roman. Men moet het eens zijn met<br />

zijn karakterisering (137): ‘Deca<strong>de</strong>ntie als distinctiemid<strong>de</strong>l, zo men wil als wapen in <strong>de</strong><br />

klassestrijd.’<br />

2 Particuliere collectie (foto in Iconographisch Bureau, Den Haag). - V. Tricht, Verkenning, 136,<br />

vergist zich als hij het gouverneur-generaalsportret <strong>voor</strong> een portret van <strong>Couperus</strong>' va<strong>de</strong>r houdt:<br />

‘De ou<strong>de</strong> heer <strong>Couperus</strong> behoeft volstrekt geen har<strong>de</strong> ogen gehad te hebben om toch mo<strong>de</strong>l te<br />

hebben gezeten <strong>voor</strong> dit portret.’ Het schil<strong>de</strong>rij door Bramine Grandmont-Hubrecht weerspreekt<br />

dit volkomen. Be<strong>de</strong>nkelijk zo niet ontoelaatbaar is ook Van Trichts opmerking, 136, naar<br />

aanleiding van Van Oudijcks on<strong>de</strong>rgang in De stille kracht: ‘Wie <strong>de</strong> wegen <strong>de</strong>r ziel kent, begrijpt,<br />

dat hier <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> heer <strong>Couperus</strong> on<strong>de</strong>rgaat, zoals hij, in Majesteit, al als keizer Oscar vermoord<br />

was.’<br />

3 Zie mr. H.D. Levyssohn Norman, ‘Guillaume <strong>Louis</strong> Baud’, in Eigen Haard (1891), 694-696.<br />

4 Zie <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze chronologische gegevens nogmaals Francis Bulhof, in De Nieuwe Taalgids 72<br />

nr.I (januari 1979), 14-23.<br />

5 Uitvoerig hierover Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 124 nr. 178, <strong>voor</strong>al noot 122.<br />

6 Zielenschemering, I, V.<br />

7 Vogel, <strong>Couperus</strong>, 72.<br />

8 Het heilige weten, II, I.<br />

9 Geciteerd door Herman Roelvink, zie Bastet, Zuil, 208.<br />

10 Amice, 96 nr.443.<br />

11 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 231 nr.306.<br />

12 Het heilige weten, II, XVII.<br />

13 I<strong>de</strong>m, II, XVIII.<br />

14 ‘On<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n Boeddha’ (Vad. 3 april 1915), in Der dingen ziel, 29-37. - Uitvoerig over De zonen<br />

<strong>de</strong>r zon; Popma, <strong>Couperus</strong>, II e.v.<br />

15 Het heilige weten, II, XVII.<br />

16 Henri Borel ontving in augustus 1921 een exemplaar van God en go<strong>de</strong>n met in <strong>de</strong> opdracht <strong>de</strong><br />

woor<strong>de</strong>n: ‘een boek, dat ik nog lief heb’. Zie Amice, 39. Voorts Popma, <strong>Couperus</strong>, het gehele<br />

eerste hoofdstuk over zijn gnostische theorieën.<br />

17 Noot 14, 31.<br />

18 Is. Querido, Studiën II (z.j.), 234-237.<br />

19 V. Tricht, Verkenning, 126, meent: ‘Theosoof is <strong>Couperus</strong> nooit geweest en hij had maar één<br />

onwankelbaar geloof: in het noodlot.’ Dit is niet geheel juist. <strong>Couperus</strong> moge in<strong>de</strong>rdaad geen<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


theosoof geweest zijn, zijn werk uit <strong>de</strong>ze tijd is doortrokken van theosofische invloe<strong>de</strong>n.<br />

Daarentegen wordt door hem in <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> het noodlot niet centraal geplaatst.<br />

III [1903-1904]<br />

In zijn testament had papa John Ricus <strong>de</strong> bepaling opgenomen: ‘Ik benoem tot<br />

uitvoer<strong>de</strong>rs van mijne uiterste wilsbeschikkingen met <strong>de</strong> macht van inbezitneming<br />

van mijne nalatenschap mijnen zoon, Meester John Ricus <strong>Couperus</strong> en mijnen<br />

behuwd-zoon Meester Benjamin Marius Vlielan<strong>de</strong>r Hein, zoo te zamen als ie<strong>de</strong>r van<br />

hen in het bijzon<strong>de</strong>r.’ <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> hoef<strong>de</strong> dus zelf geen stappen te doen om in<br />

het bezit van zijn erf<strong>de</strong>el te komen. Maar <strong>de</strong> afwikkeling bespoedigen kon hij evenmin.<br />

Zijn broer, sinds 1902 resi<strong>de</strong>nt van Djokja, kon alleen maar <strong>de</strong> Indische zaken<br />

behartigen: er moest daar een huis verkocht wor<strong>de</strong>n. Benjamin Vlielan<strong>de</strong>r Hein, in<br />

Den Haag, maakte zijnerzijds weinig haast. Het zou kortom langer duren dan <strong>Couperus</strong><br />

gedacht had eer hij in han<strong>de</strong>n kreeg wat hem wettelijk toekwam.<br />

Intussen liet Johan Ram hem weten dat hij in januari naar Rome ging. <strong>Couperus</strong><br />

en Elisabeth hoopten hem daar te ontmoeten. 1 Nog in 1902 <strong>de</strong>el<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> zijn<br />

uitgever mee dat hij mid<strong>de</strong>n januari 1903 zou vertrekken. 2 Hij dacht zes weken in<br />

<strong>de</strong> Eeuwige Stad te blijven. Eerst wil<strong>de</strong> hij daar eens wat vakantie nemen. Ondanks<br />

<strong>de</strong> hevige kou<strong>de</strong> zetten hij en Ram hun plannen door. Op 15 januari vertrok hij met<br />

Elisabeth uit Nice naar <strong>de</strong> Via Lombardia, waar hij opnieuw zijn intrek in Hotel du<br />

Sud nam.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


292<br />

Toen al liep <strong>Couperus</strong> rond met plannen <strong>voor</strong> het schrijven van een aantal antieke<br />

verhalen. 3 Belangrijk is daarom <strong>de</strong> datum van zijn laatste brief uit Nice. 10 januari<br />

1903. Daarin sprak hij over Antieke Sproken, en als te kiezen on<strong>de</strong>rwerpen noem<strong>de</strong><br />

hij Dionyzos, Afrodite en Herakles. De mening van Pim Lukkenaer dat Dionyzos, <strong>de</strong><br />

roman die <strong>Couperus</strong> toen al in zijn hoofd had, ontstaan zou zijn on<strong>de</strong>r invloed van<br />

een artikel van L.S.A.M. von Römer - ‘Über die androgynische I<strong>de</strong>e <strong>de</strong>s Lebens’, in<br />

het Jahbuch für sexuelle Zwischenstufen v, 2 (1903), 707-940 - moet dus verworpen<br />

wor<strong>de</strong>n. 4 Dit laatste opstel is pas verschenen toen Dionyzos al voltooid was.<br />

Waarschijnlijk zijn zowel Von Römer als <strong>Couperus</strong>, elk op hun eigen wijze,<br />

geïnspireerd geweest door het beken<strong>de</strong> boek van mevrouw H.P. Blavatsky, De sleutel<br />

tot <strong>de</strong> theosofie (1889).<br />

De roman over Ou<strong>de</strong> menschen was <strong>voor</strong>lopig nog niet aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong>. Zoals ook<br />

Jahve bewijst, bleef <strong>Couperus</strong> zich liever met go<strong>de</strong>n en godinnen bezighou<strong>de</strong>n. Rome<br />

bood daar<strong>voor</strong> <strong>de</strong> meest i<strong>de</strong>ale entourage. Prettig was het ook Pier Pan<strong>de</strong>r wat vaker<br />

te zien. <strong>Couperus</strong> gaf hem opdracht tot het maken van een marmeren medaillonportret<br />

van Elisabeth in laag reliëf. 5 Hij kon het zich wel permitteren, vond hij. De toekomst<br />

zag er goed uit. Weliswaar had hij nog een schuld aan Veen, maar hij reken<strong>de</strong> er op<br />

in <strong>de</strong> loop van februari over <strong>de</strong> erfenis van zijn va<strong>de</strong>r te kunnen beschikken.<br />

Bovendien hoopte hij van Veen <strong>voor</strong> God en go<strong>de</strong>n vijfentwintighon<strong>de</strong>rd gul<strong>de</strong>n te<br />

toucheren. Even zakelijk als naïef stel<strong>de</strong> hij vast: 6 ‘dat is wat meer dan gewoonlijk,<br />

maar ge zijt vrij Uw oplage zoo groot te maken als gij wilt; ik controleer daar niet<br />

op.’ Of het boek al of niet verkoopbaar was vroeg hij zich niet af. Zelf vond hij het<br />

prachtig, en hij verwachtte zon<strong>de</strong>r meer dat ie<strong>de</strong>reen het daar mee eens zou zijn.<br />

Het klimaat van Rome, die winter, was een bittere tegenvaller. In Nice had het<br />

eerst veel te veel geregend, in Italië was het buitengewoon koud. <strong>Een</strong> kou<strong>de</strong> douche<br />

van an<strong>de</strong>re aard stond <strong>Couperus</strong> nog van Holland uit te wachten. Veen liet hem<br />

namelijk weten dat zijn boeken <strong>de</strong> laatste tijd erg slecht verkocht wer<strong>de</strong>n. - Dit is het<br />

begin geweest van een noodlottige ontwikkeling die tenslotte, na enkele jaren, zou<br />

culmineren in een verwij<strong>de</strong>ring tussen auteur en uitgever waar belangrijke<br />

consequenties uit zijn <strong>voor</strong>tgevloeid: jarenlang zou <strong>Couperus</strong> na 1906 geen romans<br />

meer schrijven.<br />

De feiten waren niet mis te verstaan. De boekhan<strong>de</strong>l klaag<strong>de</strong> over stapels<br />

onverkochte boeken. Van die zij<strong>de</strong> <strong>de</strong>ed men zelfs <strong>de</strong> suggestie dat<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


293<br />

<strong>Couperus</strong> maar eens enkele jaren helemaal niets meer moest schrijven, dan zou er<br />

misschien wat ruimte komen. <strong>Couperus</strong>' eerste reactie was er een van ontmoediging. 7<br />

Maar volkomen uit het veld geslagen was hij niet. Heeft Ram hem moreel gesteund?<br />

Hij antwoord<strong>de</strong> dat hij dan <strong>voor</strong>lopig maar niet te veel haast zou maken met <strong>de</strong><br />

correctie van <strong>de</strong> drukproeven van Het heilige weten. Dat <strong>de</strong> vijfentwintighon<strong>de</strong>rd<br />

gul<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> God en go<strong>de</strong>n daarmee tevens heel onzeker waren gewor<strong>de</strong>n, drong<br />

natuurlijk wel tot hem door. Maar met <strong>de</strong> erfenis in het <strong>voor</strong>uitzicht wond <strong>Couperus</strong><br />

er zich verwon<strong>de</strong>rlijk weinig over op. De zorgen hiel<strong>de</strong>n hem niet uit <strong>de</strong> slaap. Rome<br />

vergoed<strong>de</strong> bovendien veel. Het was prettig samen met Ram te genieten van alles wat<br />

er te zien en te beleven viel.<br />

Hierdoor in een uitgesproken lyrische stemming geraakt, begon <strong>Couperus</strong> weer<br />

gedichten te schrijven. In het Varicaan trok <strong>de</strong> Eros van Proxiteles hem weer naar<br />

zich toe. Terwijl het buiten goot van <strong>de</strong> regen was het <strong>Couperus</strong> of hij daar binnen,<br />

samen niet het beeld, Eros tot zich hoor<strong>de</strong> spreken: 8<br />

‘ - Wat in mijn zaligheid zoo smartlijk grief<strong>de</strong>,<br />

wil<strong>de</strong> ik nooit missen: wee en wellust bei<strong>de</strong>n...’<br />

De eeuw van Praxiteles kon <strong>Couperus</strong> niet zien als een tijd van onbekommer<strong>de</strong><br />

blijheid. Toen al was <strong>de</strong> oorspronkelijk pure vreug<strong>de</strong> vertroebeld geraakt. De Eros<br />

werd volgens hem gekenmerkt door een merkwaardig mo<strong>de</strong>m spleen. Het was nog<br />

altijd ‘het geluk en het leed te zamen’.<br />

In het atelier van Pier Pan<strong>de</strong>r vond hij die zelf<strong>de</strong> sfeer terug. In 1895 daar <strong>voor</strong><br />

het eerst gekomen, had hij er <strong>de</strong> in klei geboetseer<strong>de</strong> Alba gezien. Pan<strong>de</strong>r had die<br />

weer toege<strong>de</strong>kt. Maar toen al had <strong>Couperus</strong> haar goed genoeg bekeken om Alba in<br />

Metamorfoze literair te vereeuwigen. Nu zag hij het beeld afgegoten in gips. Hij<br />

beschreef het ditmaal als: 9<br />

‘ - een Ziel <strong>de</strong>s Ieeds,<br />

maar Ziel, uit wie spat stralend's levens vlam!’<br />

In <strong>de</strong> tussenliggen<strong>de</strong> jaren had Pan<strong>de</strong>r er vier nieuwe sculpturen aan toegevoegd,<br />

zodat er nu een groep van vijf was ontstaan. Gedachte, Aandoening, Moed en Kracht<br />

omring<strong>de</strong>n Alba, drie manlijke en twee vrouwelijke naakten te zamen. Als groep<br />

ook heeft <strong>Couperus</strong> er in Groot-Ne<strong>de</strong>r-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


294<br />

land aantal sonnetten aan gewijd. Veel later, in 1911, zou hij <strong>de</strong> beel<strong>de</strong>n nogmaals<br />

bij Pan<strong>de</strong>r in diens atelier aan <strong>de</strong> Via Nomentana bewon<strong>de</strong>ren. De kunstenaar<br />

koester<strong>de</strong> toen het i<strong>de</strong>aal ze eens in marmer vertaald te zien, staan<strong>de</strong> in een tempel<br />

die hij er zelf <strong>voor</strong> had ontworpen. <strong>Couperus</strong> zag bij die gelegenheid zelfs al een<br />

maquette van het geheel. Deze Pier Pan<strong>de</strong>r Tempel is ook werkelijk gerealiseerd,<br />

maar noch Pan<strong>de</strong>r, noch <strong>Couperus</strong> hebben dat meer beleefd. Op 9 april 1924 zou <strong>de</strong><br />

kunsttempel, met <strong>de</strong> beel<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> altijd in hun harmonieuze samenhang, wor<strong>de</strong>n<br />

ingewijd. 10 Dat <strong>Couperus</strong> daar <strong>voor</strong>al <strong>de</strong> financiële problemen van zag, zal niemand<br />

verbazen: ‘Illuzie, wier verwezenlijking hem duizen<strong>de</strong>n kosten zal!’ schreef hij niet<br />

zon<strong>de</strong>r rilling in Het Va<strong>de</strong>rland. 11<br />

Was het in<strong>de</strong>rdaad te wijten aan <strong>de</strong> aanwezigheid van Ram, of had <strong>Couperus</strong> ook<br />

om an<strong>de</strong>re re<strong>de</strong>nen een goed humeur? Voel<strong>de</strong> hij zich door <strong>de</strong> dood van zijn va<strong>de</strong>r<br />

misschien ook bevrijd? Het is niet onmogelijk. Hoe dit zij, zijn stemming bleef<br />

opperbest. Elisabeth daarentegen had met dit alles wat moeite... als wij althans<br />

bepaal<strong>de</strong> tekenen niet verkeerd interpreteren.<br />

Twaalf ‘Romeinsche’ sonnetten, in februari 1903 in<strong>de</strong>rdaad te Rome geschreven,<br />

publiceer<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> als Dionyzos-studiën in het meinummer van Groot-Ne<strong>de</strong>rland. 12<br />

Ze zou<strong>de</strong>n later in Dionyzos wor<strong>de</strong>n afgedrukt, bij wijze van verklaren<strong>de</strong> proloog.<br />

Hij beschreef er <strong>de</strong> in <strong>de</strong> Romeinse musea doorgebrachte ochten<strong>de</strong>n in, geduren<strong>de</strong><br />

welke hij. ‘na 't scheemren veler kleiner Zielen lot’, Dionysos bijna letterlijk had<br />

aanbe<strong>de</strong>n, zoals <strong>de</strong>ze zich overal aan hem manifesteer<strong>de</strong>. Sarcofaagreliëfs, beel<strong>de</strong>n,<br />

bronzen, het was een verrukken<strong>de</strong> hei<strong>de</strong>nse wereld. De god werd <strong>voor</strong> hem het<br />

symbool par excellence van antieke zui<strong>de</strong>lijke levensvreug<strong>de</strong>. <strong>Couperus</strong> wil<strong>de</strong>, zo<br />

zegt sonnet II,<br />

‘niet meer het on<strong>de</strong>r Noodlot onverwrikken<br />

en scheemren, samen met die Zielen kleen.’<br />

De oudheid moest een tijd van groot genot geweest zijn, ook al besefte hij heel goed<br />

dat zelfs díe antieke vreug<strong>de</strong> niet zon<strong>de</strong>r smart was gebleven. <strong>Een</strong>s echter zou <strong>de</strong><br />

mensheid gelouterd wor<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> Dionysische vreug<strong>de</strong> onvermengd kunnen genieten.<br />

Geile saters en bange nimfen bij hon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n bewon<strong>de</strong>r<strong>de</strong> hij zoals an<strong>de</strong>re toeristen<br />

<strong>de</strong> heiligenbeel<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> kerken. De ware verlosser, zo meen<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong>, zou <strong>voor</strong><br />

hem nooit<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


295<br />

Christus zijn, die hij als klein kind al niet begrepen had, maar veeleer een figuur als<br />

<strong>de</strong> god<strong>de</strong>lijke Dionysos, die niet alleen wijngod maar ook mid<strong>de</strong>laar was geweest<br />

en zelf in een apotheose samen met Ariadne naar het grote Licht was teruggekeerd<br />

waar alles eenmaal zijn oorsprong in vond.<br />

In het Vaticaan, het Thermenmuseum en <strong>de</strong> Musea Capitolina zocht hij <strong>de</strong><br />

vertrouw<strong>de</strong> meesterwerken weer op. Vrolijk knikte hij <strong>de</strong> Fluitspelen<strong>de</strong> Sater van<br />

Praxiteles weer toe. Dit beeld speelt ook in Nathaniël Hawthornes The Marble Faun<br />

een belangrijke rol, een boek dat <strong>Couperus</strong> goed ken<strong>de</strong>. Het probleem was alleen<br />

maar: kon hij werkelijk <strong>voor</strong>goed zijn twijfels, melancholieën en spleen opzij zetten?<br />

Zou het verle<strong>de</strong>n nooit meer toeslaan? Het boek Dionysos moest één stuk stralend<br />

zui<strong>de</strong>lijk enthousiasme wor<strong>de</strong>n. Dat was geen gemakkelijke opgave: 13<br />

‘Mijn ziel is twee: ik hoor haar stem nòg klagen.<br />

Haar woord moet schel zijn als een cymbelsprank,<br />

om u te heerlijken langs myrtehagen!’<br />

Sonnetten geschreven in <strong>de</strong> collectie Ludovisi, in het Lateraans museum ook.<br />

culmineren in een apotheose van Dionysos' huwelijk met <strong>de</strong> door Theseus op Naxos<br />

verlaten Ariadne. Na Cyrus uit Babel en Addy uit De kleine zielen, werd nu Dionysos<br />

<strong>de</strong> belichaming van het grote me<strong>de</strong>lij<strong>de</strong>n: 14<br />

‘Zijt gij dan 't enchoeziaste me<strong>de</strong>lij<strong>de</strong>n?<br />

Weldaadge lief<strong>de</strong>, die wil troost berei<strong>de</strong>n,<br />

en rozenbed mocht aan vertwijfling sprei<strong>de</strong>n?’<br />

In het slotgedicht verklaart <strong>Couperus</strong> dat hij zich met zijn god<strong>de</strong>lijke broe<strong>de</strong>r en<br />

menselijke kameraad geheel wil i<strong>de</strong>ntificeren. Het was het enige mid<strong>de</strong>l om Dionysos<br />

a<strong>de</strong>quaat te kunnen beschrijven. Die beteken<strong>de</strong> een nieuwe metamorfose: <strong>de</strong> heer<br />

<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, Haags auteur, ditmaal verkleed als Dionysos met als boodschap <strong>de</strong><br />

leer van <strong>de</strong> vreug<strong>de</strong>: 15<br />

‘Dan zeg ik zùidlijk hoe uw wijnstok wast!’<br />

Dat <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong> zijn theosofische opvattingen een en an<strong>de</strong>r aan mevrouw Blavatsky<br />

ontleend moet hebben is al vaker naar voren gebracht.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


296<br />

<strong>Een</strong> leer zon<strong>de</strong>r christelijke erfzon<strong>de</strong> kwam hem als <strong>de</strong> enig juiste <strong>voor</strong>. De oudheid<br />

was werkelijk een verloren paradijs. In die <strong>voor</strong>rij<strong>de</strong>n had hij al eens geleefd, een<br />

beter leven dat hij opnieuw nastreef<strong>de</strong> omdat hij het zich nog sterk meen<strong>de</strong> te<br />

herinneren. In een gedicht uit 1906 lezen wij: 16<br />

‘Ik heb dit land gezien in diep verle<strong>de</strong>n:<br />

mijn ziel heeft daadlijk nagevoel zoo vreemd<br />

van diep antieke tij<strong>de</strong>n aangezweemd,<br />

en haar geloof aan <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> goôn bele<strong>de</strong>n.<br />

Geen koel verstand, dat nuchter 't haar ontneemt...’<br />

Na nog een kort verblijf in Florence keer<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong> laatste dagen van februari<br />

1903 weer terug naar Nice, 17 ‘met een groot spleen, en melancholie Italië te hebben<br />

verlaten [...]. Schrijflust, werklust, drukproevenlust, dat is allemaal nihil op het<br />

moment.’ De Dionysische vreug<strong>de</strong> liet het <strong>voor</strong>lopig afweten. Ook Veen in<br />

Amsterdam, aan wie hij dit schreef, maakte geen vrolijke tijd door. Zijn kleine jongen,<br />

wiens gezondheid vrijwel van <strong>de</strong> geboorte afzorgen had gebaard, stierf op 15 maart.<br />

<strong>Couperus</strong> was echter zo met zichzelf bezig dat hij er slechts met één enkele regel<br />

oppervlakkig op reageer<strong>de</strong>. <strong>Een</strong> week of zes later zag hij in dat hij nogal te kort<br />

geschoten was. Hij schoof <strong>de</strong> schuld op Elisabeth, en maakte het daarmee eigenlijk<br />

nog erger: 18 ‘Ik had gaarne gehad, dat ze je arme vrouw eens geschreven, had, <strong>voor</strong>al<br />

omdat wij bei<strong>de</strong>n zoo zéer met jullie te doen hebben, maar zij kan er niet toe komen.’<br />

Begin april ontving <strong>Couperus</strong> uit Griekenland (Saloniki) een brief van een ou<strong>de</strong><br />

kennis, die in lange tijd niet van zich had laten horen: Maurits Wagen<strong>voor</strong>t. <strong>Couperus</strong><br />

schreef hem met enige reserve terug, zij het niet onwelwillend: 19 ‘Laten wij echter<br />

voeling hou<strong>de</strong>n, opdat wy elkaâr weêr eens ontmoeten. Je bent <strong>de</strong> échte globe-trotter:<br />

ik ben maar een heel lui exemplaar. Je hebt groot gelijk niet altijd in het<br />

Amsterdamsche cirkeltje te blijven en het kan je kunst niet an<strong>de</strong>rs dan goed doen.’<br />

Deze lichte terughou<strong>de</strong>ndheid van <strong>Couperus</strong>' kant heeft hun relatie altijd gekenmerkt,<br />

hoewel hij <strong>voor</strong> het werk van Wagen<strong>voor</strong>t waar<strong>de</strong>ring had. Enkele van diens boeken<br />

vond hij zelfs bijzon<strong>de</strong>r goed. Later hebben <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> schrijvers elkaar in Florence<br />

met een zekere regelmaat ontmoet. 20 <strong>Couperus</strong> heeft Wagen<strong>voor</strong>t vriendschappelijk<br />

bejegend. Toch bleef er enige af-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


297<br />

stand. Maar afstan<strong>de</strong>lijk gedroeg <strong>Couperus</strong> zich tegenover bijna ie<strong>de</strong>reen. Het was<br />

niet gemakkelijk in zijn heel persoonlijke levenssfeer door te dringen. Wagen<strong>voor</strong>t<br />

daarentegen stel<strong>de</strong> zich zo moeilijk niet op. Over <strong>Couperus</strong> heeft hij zich later met<br />

warmte uitgelaten. Hij besefte diens grote talenten. Het staat nu wel vast dat <strong>de</strong><br />

oer-Hollandse ‘Jan’ uit vele van <strong>Couperus</strong>' latere feuilletons groten<strong>de</strong>els op<br />

Wagen<strong>voor</strong>t gebaseerd is. Wij zullen daar nog op terugkomen.<br />

Met Dionyzos wil<strong>de</strong> het hoegenaamd niet vlotten. Op 27 april schreef <strong>Couperus</strong><br />

zijn uitgever ineens over een heel an<strong>de</strong>r plan. 21 Hij amuseer<strong>de</strong> zich nu ‘met een gedicht<br />

in sonnetten, schrik niet! Daar<strong>voor</strong> weet ik totaal niet, wat ik je vragen kan en mag<br />

je dat dus <strong>voor</strong> me uitrekenen. Ik heb erg pleizier in dat ding. Er zijn er nu 50, maar<br />

er zullen wellicht ± 250 komen. Alweêr, schrik niet van zóóveel rijmen! Ik weet, dat<br />

je niet dweept met die uit te geven! Maar laat me nu maar poetizeeren tusschen het<br />

proza door, en maak er een mooi boekje van. [...] Het sonnettenromannetje heet<br />

Endymion.’<br />

De onvoltooid gebleven Endymion-cyclus heeft het niet ver<strong>de</strong>r dan tot 54 sonnetten<br />

in totaal gebracht. 22 <strong>Couperus</strong> moet er dus eind april 1903 alweer mee opgehou<strong>de</strong>n<br />

zijn. Dionyzos kwam nog moeilijker van <strong>de</strong> grond. Aanvankelijk hield hij het er op<br />

dat dit waarschijnlijk iets als Psyche zou wor<strong>de</strong>n. Erg hel<strong>de</strong>r <strong>voor</strong> <strong>de</strong> geest stond <strong>de</strong><br />

nieuwe roman hem dus niet onmid<strong>de</strong>llijk, want het boek in zijn voltooi<strong>de</strong> staat lijkt<br />

daar nauwelijks op.<br />

Ook in an<strong>de</strong>re opzichten zat het hem niet mee. Geldzorgen hiel<strong>de</strong>n hem met<br />

gebruikelijke regelmaat bezig. Verlichting daarvan was <strong>voor</strong>lopig niet in zicht.<br />

Benjamin Vlielan<strong>de</strong>r Hein schreef hem namelijk dat <strong>de</strong> afwikkeling van wijlen papa's<br />

zaken in Indië traineer<strong>de</strong>, het zou nog wel maan<strong>de</strong>n kunnen duren. Er moest daar<br />

een huis verkocht wor<strong>de</strong>n, door <strong>Couperus</strong> in een latere brief met ‘prulhuis’ betiteld,<br />

en John Ricus junior maakte daar geen haast mee. Het was maar gelukkig dat Veen<br />

elke maand, zo waren auteur en uitgever overeengekomen, een vast bedrag stuur<strong>de</strong>.<br />

<strong>Couperus</strong> zei: 23 ‘Het is een beroer<strong>de</strong> boel. En alles mijn schuld, want mijn vrouw kan<br />

zuinig zijn, als het moet. Ik weet niet wat dat bij mij is: ik doe niets dan rekenen, en<br />

als ik kijk naar het geld, is het weg! <strong>Een</strong> an<strong>de</strong>r zou met wat ik heb en verdien rijk<br />

zijn en ik blijf een tobberd. Zeg, amice, je bewaart niet onze correspon<strong>de</strong>ntie over<br />

zaken, hoor. Ze behoeven er later (als ik “beroemd” ben) geen artikel <strong>voor</strong> “<strong>de</strong> Gids”<br />

uit te distilleeren en<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


298<br />

mijn comptabiliteit te kritizeeren! je verscheurt dus <strong>de</strong> millioenenre<strong>de</strong>s bij tijds’<br />

Langzamerhand kwam Dianyzos nu toch op gang. <strong>Couperus</strong> garan<strong>de</strong>er<strong>de</strong> dat hoc<br />

een mooi, zonnig boek niet veel vreug<strong>de</strong> erin zou wor<strong>de</strong>n. Maar in één a<strong>de</strong>m door<br />

<strong>de</strong>el<strong>de</strong> hij over Elisabeth mee: 24 ‘Mijn vrouw is zoo-zoo, vrij wel, een beetje<br />

melancholiek nu en dan: ze kan toe niets komen, ook niet tot brieven-schrijven. [...]<br />

Ach, beste kerel, ie<strong>de</strong>r heeft het zijne, een pakje te dragen. Het is niet altijd vreug<strong>de</strong><br />

en zon, als in Dionyzos!’ - Het valt op dat <strong>de</strong>ze problemen met Elisabeth telkens<br />

weer terugkeren. Men krijgt niet bepaald <strong>de</strong> indruk dat zij stralend gelukkig, noch<br />

ook blakend van gezondheid was. De huwelijkssituatie, waar zij zichzelf <strong>voor</strong>goed<br />

toe veroor<strong>de</strong>eld had, moet wel een van <strong>de</strong> re<strong>de</strong>nen geweest zijn. Nooit zou zij kin<strong>de</strong>ren<br />

hebben, en dat in een familie waar grote kin<strong>de</strong>rrijkdom al se<strong>de</strong>rt generaties traditie<br />

was. Ongetwijfeld ook miste zij haar moe<strong>de</strong>r, die in Indië bleef wonen. Hoe heeft:<br />

zij ver<strong>de</strong>r <strong>Couperus</strong>' vriendschap met Ram ervaren, zij die lang na <strong>Couperus</strong>' dood<br />

zou loochenen dat <strong>Louis</strong> ooit een militair on<strong>de</strong>r zijn vrien<strong>de</strong>n zou hebben gehad?<br />

Ook zijn er re<strong>de</strong>nen om aan te nemen, zoals wij nog zullen zien, dat Elisabeth<br />

langzamerhand enigszins genoeg begon te krijgen van musea, kerken en al het overige<br />

wat met kunst te maken had. Haar leven vol<strong>de</strong>ed haar niet. <strong>Een</strong> alternatief bestond<br />

er echter evenmin. Op zichzelf was hun relatie goed, zij heeft van hem gehou<strong>de</strong>n en<br />

alles <strong>voor</strong> hem over gehad. Maar hij kon driftig en onre<strong>de</strong>lijk zijn, kin<strong>de</strong>rlijk in zijn<br />

ongeduld en dwingelandij, opvliegend en rusteloos. Elisabeth nam hem uit han<strong>de</strong>n<br />

wat zij kon. Soms had zij het niet gemakkelijk. Als het er op aan kwam, hield hij<br />

weinig rekening met haar.<br />

In mei kreeg <strong>de</strong> onrust <strong>Couperus</strong> al weer te pakken. Italië bleef lokken, en, geld<br />

of geen geld, hij bood niet langer weerstand. Met Dionyzos in <strong>de</strong> koffer reis<strong>de</strong> hij op<br />

<strong>de</strong> vijftien<strong>de</strong> naar Venetië, waar hij eerst zijn intrek nam in <strong>de</strong> Albergo <strong>de</strong>lla Luna,<br />

om tien dagen later te verhuizen naar het Grand Hotel du Lido. 25 Nog <strong>voor</strong> zijn vertrek<br />

informceer<strong>de</strong> hij bij Veen wanneer Het heilige weten eigenlijk zou verschijnen.<br />

Doordat hij ditmaal traag was geweest met het corrigeren van <strong>de</strong> drukproeven liet<br />

het boek op zich wachten. Overigens waren <strong>de</strong> kritieken op <strong>de</strong> tot dan toe verschenen<br />

<strong>de</strong>len van De boeken <strong>de</strong>r kleine zielen niet allemaal onver<strong>de</strong>eld gunstig. Zo had op<br />

25 april De Telegraaf een anoniem artikel gepubliceerd, met op-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


299<br />

merkelijke passages als: ‘Wij leeren het Grieksche volk kennen uit Homerus' zangen;<br />

wij bestu<strong>de</strong>eren Molière's tijdgenoten uit diens comédies; eilieve, welke indruk moet<br />

over vijftig jaar - gesteld dat <strong>Couperus</strong> dan nog gelezen wordt - iemand krijgen van<br />

<strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>rs uit het laatste vier<strong>de</strong> ge<strong>de</strong>elte <strong>de</strong>r negentien<strong>de</strong> eeuw? zal dat oor<strong>de</strong>el<br />

juist zijn: Arm Ne<strong>de</strong>rland!’<br />

Van Deyssel gooi<strong>de</strong> het over een an<strong>de</strong>re boeg. 26 De kleine zielen was, dat moest<br />

hij toegeven, een goe<strong>de</strong> roman. Maar na opgemerkt te hebben dat Eline Vere kleuriger,<br />

fleuriger was geweest, voeg<strong>de</strong> hij er onverschillig aan toe: ‘Zoo een roman, die<br />

min<strong>de</strong>r-soortig maar goed is, is toch misschien beter dan niets. Ik heb <strong>de</strong>zen roman<br />

heelemaal uitgelezen. Hij is mij on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>nd <strong>voor</strong>gekomen, terwijl ik mij an<strong>de</strong>rs<br />

misschien aller-akeligst had verveeld.’ En dat was het dan. Wel stem<strong>de</strong> het Van<br />

Deyssel nogal tevre<strong>de</strong>n dat, zo drukte hij het uit, <strong>de</strong> schrijver kennelijk gewoon was<br />

‘in manufacturen van uitmunten<strong>de</strong> hoedanigheid’ te verwijlen. (In het Grand Hotel<br />

du Lido werd dat natuurlijk ook wel van iemand verwacht...!)<br />

In Venetië kreeg <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> eerste proeven van God en go<strong>de</strong>n. Veen had besloten<br />

het boek toch maar uit te geven. Op diens vraag wanneer <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> roman Ou<strong>de</strong><br />

menschen dacht te schrijven, kwam het vage antwoord: 27 ‘misschien later!’ - De<br />

Dogestad werd spoedig verwisseld <strong>voor</strong> een wat goedkoper plaatsje in <strong>de</strong> bergen<br />

dichtbij, Vittorio. Hier raakte <strong>Couperus</strong> goed op dreef. Hij beschreef het als 28 ‘wat<br />

<strong>de</strong> Franschen noemen: un petit trou pas cher; frissche berglucht en een goed hôtelletje<br />

[Hotel Vittorio] - 's morgens wan<strong>de</strong>len, 's middags werken aan Dionyzos, ziedaar het<br />

bestaan!’ Begin juli zocht hij het nog weer wat ver<strong>de</strong>rop, in Pieve di Cadore, vanwaar<br />

hij <strong>de</strong> besneeuw<strong>de</strong> toppen van <strong>de</strong> Dolomieten kon zien. Het was er zo fris dat hij<br />

soms een overjas moest aantrekken, maar hij vond dat wel prettig. Hier, uit het Hotel<br />

Progresso, kon hij zijn uitgever op 25 juli 1903 triomfantelijk in een brief me<strong>de</strong><strong>de</strong>len: 29<br />

‘Dionyzos is af.’<br />

Ook dit boek heeft <strong>Couperus</strong> dus, toen hij <strong>de</strong> draad eenmaal te pakken had, weer<br />

niet verbijsteren<strong>de</strong> snelheid geschreven. Het is jammer dat het ook wel te merken is,<br />

en dat hij zich niet meer beperkt heeft hier en daar. De woor<strong>de</strong>nvloed van <strong>de</strong> roman<br />

is even exuberant als extatisch van toon, wat al spoedig vermoeiend werkt, zeker op<br />

een on<strong>voor</strong>berei<strong>de</strong> lezer. Nooit eer<strong>de</strong>r ook heeft <strong>Couperus</strong> zoveel uitroeptekens<br />

gebruikt... Dat zijn eigen oor<strong>de</strong>el heel an<strong>de</strong>rs luid<strong>de</strong> spreekt natuurlijk vanzelf. 30 Hij<br />

was,<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


300<br />

zo lezen wij ‘er zeer tevre<strong>de</strong>n meê: (wat ik erg zel<strong>de</strong>n ben): ik heb het met plezier<br />

en genot geschreven en er zit erg veel fraîcheur in, geloof ik, et la beauté pour<br />

soi-même, om zoo eens te zeggen.’<br />

In september, terug in Nice, begon <strong>Couperus</strong> zich nu regelrecht te ergeren aan zijn<br />

broer John Ricus: díens schuld was het, dat hij nog steeds niet <strong>de</strong> beschikking over<br />

zijn va<strong>de</strong>rlijk erf<strong>de</strong>el had gekregen! Zijn zwager Vlielan<strong>de</strong>r Hein zou zich overigens<br />

in <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> termen geuit hebben. Het was maar te hopen, zei <strong>de</strong>ze, dat hij, Benjamin,<br />

niet ontijdig zou sterven, daar <strong>de</strong> afwikkeling van <strong>de</strong> nalatenschap in dat geval nog<br />

wel tien jaar kon duren.<br />

<strong>Couperus</strong>' verblijf in Italië was er min of meer op neergekomen dat hij al een stuk<br />

van <strong>de</strong> huid verkocht had terwijl <strong>de</strong> beer nog geschoten moest wor<strong>de</strong>n. Toen hij niets<br />

zag komen, raakte hij zon<strong>de</strong>r veel moeite in financiële problemen.<br />

Hij pieker<strong>de</strong> er niet over een lening bij zijn bankier Scheurleer af te sluiten. Dat<br />

zou zeer eenvoudig zijn! Zo kwam hij er vanzelf weer toe op <strong>de</strong> beken<strong>de</strong> manier te<br />

trachten tot een oplossing te komen. Zijn uitgever, die van nu af wel bijna papa Veen<br />

genoemd mag wor<strong>de</strong>n, moest maar liever over <strong>de</strong> brug komen. In een vertrouwelijke<br />

brief, met zeer bijzon<strong>de</strong>re passages, zoals het eind van het volgen<strong>de</strong> citaat laat zien,<br />

schreef hij Veen: 31 ‘God, god, ik moet zoo rekenen om er te komen. Dat vervloekte<br />

geld! Wij leven zoo eenvoudig wij het kunnen doen, misschien alleen reizen wij nog<br />

te veel, maar daar heb ik soms zoo een behoefte aan: ik kan niet vastgrocien op een<br />

plek, maar ver<strong>de</strong>r draai ik ie<strong>de</strong>re sou om <strong>voor</strong> ik hem uitgeeft! En het is altijd rekenen<br />

en nog eens rekenen: mijn arme vrouw doet won<strong>de</strong>ren om <strong>de</strong> boel aan <strong>de</strong> gang te<br />

hou<strong>de</strong>n. Wij zijn niet zuinig van natuur, het zit ons geen van bei<strong>de</strong>n in het bloed,<br />

maar daarom is het ons te moeilijker. Enfin, ik leer wel <strong>de</strong> kunstjes: nooit an<strong>de</strong>rs<br />

naar <strong>de</strong> komedie, dan op vrijplaatsen, etc, etc! God, god wat een gezanik met dat<br />

eeuwige geld. En dat als je het zoo gemakkelijk zoû kunnen rondstrooien!’<br />

Het zou wel tobben blijven tot zijn dood, zo voeg<strong>de</strong> hij er nog dramatisch aan toe.<br />

- Prachtig najaarsweer vergoed<strong>de</strong> veel. Spoedig echter was het ook in Nice afgelopen<br />

met <strong>de</strong> zomer.<br />

December bracht afschuwelijk slechte dagen. Regen en nog eens regen, genoeg om<br />

alle illusies van het eeuwige zonnige zui<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>goed kwijt te raken. Voor <strong>de</strong> vier<strong>de</strong><br />

achtereenvolgen<strong>de</strong> maal vier<strong>de</strong>n <strong>Couperus</strong> en Eli-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


301<br />

sabeth <strong>de</strong> jaarwisseling in hun eigen huis. Als altijd lazen zij veel. Het kortte <strong>de</strong><br />

wintertijd. <strong>Couperus</strong>' hernieuw<strong>de</strong> kennismaking met <strong>de</strong> klassieke oudheid, eer<strong>de</strong>r in<br />

Rome, dreef hem er langzamerhand toe zich niet alleen met mythologie maar ook<br />

steeds meer met <strong>de</strong> fascineren<strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis van het Romeinse keizerrijk bezig te<br />

hou<strong>de</strong>n. Het graecoromeinse Egypte boei<strong>de</strong> hem daarnaast eveneens buitengewoon.<br />

Eén roman in het bijzon<strong>de</strong>r trof hem: Jean Lombards L'agonie. Dit boek, spelend<br />

in <strong>de</strong> tijd van <strong>de</strong> beruchte keizer Heliogabalus (218-222 na Christus), bracht hem<br />

een jaren eer<strong>de</strong>r al eens opgekomen i<strong>de</strong>e weer in <strong>de</strong> herinnering: het zelf schrijven<br />

van een roman met <strong>de</strong>, volgens <strong>Couperus</strong> aanbid<strong>de</strong>lijke, jeugdige wellusteling als<br />

hoofdpersoon. Steeds weer had hij het plan verworpen, omdat hij wist dat zijn kennis<br />

van <strong>de</strong> oudheid volstrekt ontoereikend was. <strong>Een</strong> <strong>de</strong>rgelijk boek moest, wil<strong>de</strong> het<br />

enige kans van slagen hebben, even goed gedocumenteerd zijn als Salammbô van.<br />

Gustave Flaubert. Meer nog dan L'agonie namelijk, bewon<strong>de</strong>r<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> dit grote<br />

meesterwerk van <strong>de</strong> Franse schrijver die hij, met Zola, als een van zijn maatgeven<strong>de</strong><br />

<strong>voor</strong>beel<strong>de</strong>n beschouw<strong>de</strong>.<br />

Maar hoe dit aan te pakken? <strong>Een</strong> nieuwe studiereis naar Rome leck hem<br />

noodzakelijk. Intussen was het lot hem genegen. Juist in 1903 immers publiceer<strong>de</strong><br />

Georges Duviquet zijn Héliogabale. 32 Dit nu was precies het boek dat <strong>Couperus</strong> nodig<br />

had. Alle antieke bronnen die het leven van <strong>de</strong> keizer behan<strong>de</strong>len wer<strong>de</strong>n er, in Franse<br />

vertalingen, in geciteerd en samengevat: Aelius Lampridius, Dio Cassius, Xiphilinus,<br />

Herodianus, Aurelius Victor, Eutropius, Zozimus, Orosius en Zonaras. Tevens ston<strong>de</strong>n<br />

er tal van figuren in afgebeeld, die direct of indirect met Heliogabalus te maken<br />

had<strong>de</strong>n. Het was al met al antieke schandaalliteratuur waar <strong>Couperus</strong> met volle teugen<br />

van genoot, zoals hij zich ook met intense gretigheid placht te verdiepen in <strong>de</strong> door<br />

Suetonius geschreven keizer<strong>biografie</strong>ën. Deze auteur uit <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> eeuw na Christus<br />

appelleer<strong>de</strong> namelijk veel sterker aan zijn gevoel <strong>voor</strong> bizarre dramatiek en zijn<br />

welbehagen in romantische anekdotiek dan <strong>de</strong> ernstige, klassieke geschiedschrijving<br />

van Tacitus in diens Annales en Historiae vermocht te doen.<br />

Aanvankelijk schrikte <strong>de</strong> lectuur van L'agonie <strong>Couperus</strong> eigenlijk wat van zijn<br />

ambities af. Naar zijn eigen verklaringen dacht hij eerst: 33 ‘Nu schrijf ik zeker mijn<br />

boek niet: het is al geschreven en mooier dan ik het doen kan... Maar na <strong>de</strong> lektuur<br />

dacht ik: neen; Lombard geeft <strong>de</strong>n roman van Rome in dien tijd, en niet <strong>de</strong>n roman<br />

van het keizertje; niet <strong>de</strong> ziel van<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


302<br />

het priestertje, dat zoo mooi dansen kon. En zoo ben ik er toe gekomen het boek te<br />

schrijven, en die ziel te geven, zoo goed ik kon.’<br />

Dit hele proces had natuurlijk tijd nodig. Daar wij <strong>Couperus</strong> in november 1904<br />

vrij plotseling met <strong>de</strong> historische roman zien beginnen, kan het niet an<strong>de</strong>rs of hij<br />

heeft zich geduren<strong>de</strong> een groot <strong>de</strong>el van dat jaar aan <strong>voor</strong>studies gewijd. Om daarnaast<br />

toch ook iets te doen te hebben dat weinig documentatie verg<strong>de</strong> en tevens geld<br />

opbracht, schreef hij tussen <strong>de</strong> bedrijven door vlug even <strong>de</strong> Haagse roman die hem<br />

sinds <strong>de</strong> dood van zijn va<strong>de</strong>r, in oktober 1902, al min of meer <strong>voor</strong> ogen zweef<strong>de</strong>,<br />

Van ou<strong>de</strong> menschen, <strong>de</strong> dingen, die <strong>voor</strong>bij gaan...<br />

Door <strong>de</strong> brieven aan zijn uitgever kunnen wij <strong>Couperus</strong> op <strong>de</strong> voet volgen. Het<br />

interessante is, dat er wat De berg van licht betreft nog iets volstrekt buiten-literairs<br />

bijkwam dat noch <strong>Couperus</strong> zelf noch iemand an<strong>de</strong>rs kon <strong>voor</strong>zien, maar dat<br />

ongetwijfeld katalyserend heeft gewerkt.<br />

In <strong>de</strong> eerste twee maan<strong>de</strong>n van 1904 werd <strong>Couperus</strong>' bestaan te Ntce door weinig<br />

opzienbaren<strong>de</strong> feiten verlevendigd. Veen en diens vrouw Clara kondig<strong>de</strong>n <strong>de</strong> geboorte<br />

van een twee<strong>de</strong> dochtertje aan. 34 Alexan<strong>de</strong>r Teixeira <strong>de</strong> Mattos in Lon<strong>de</strong>n vroeg om<br />

presentexemplaren van verschillen<strong>de</strong> boeken, daar hij, na Extase, nieuwe vertalingen<br />

van <strong>Couperus</strong>' werk overwoog. - Van <strong>de</strong> erfenis werd niets meer vernomen. Het<br />

enige nieuws waar <strong>Couperus</strong> ongetwijfeld even <strong>voor</strong> rechtop is gaan zitten, was <strong>de</strong><br />

me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling van Veen dat hij er nu toch werkelijk over dacht <strong>de</strong> verzamel<strong>de</strong> werken<br />

uit te geven. <strong>Couperus</strong> reageer<strong>de</strong> overigens tamelijk sceptisch. Het plan begon immers<br />

al bijna rimpels van ou<strong>de</strong>rdom te vertonen.<br />

Op 26 februari vertrok hij opnieuw met Elisabeth naar zijn stamhotel in <strong>de</strong> Via<br />

Lombardia te Rome. In Nice zon <strong>de</strong> propriétaire, Madame Arbogast, als gewoonlijk<br />

tij<strong>de</strong>ns hun afwezigheid <strong>voor</strong> hun appartement zorgen. Naar <strong>de</strong> onvoltooi<strong>de</strong> Endymion<br />

keek <strong>Couperus</strong> intussen niet meer om. Dat was misschien <strong>voor</strong> later (maar het zou<br />

er nooit meer van komen). Op <strong>de</strong> valreep zond Veen zijn auteur nog een flinke doos<br />

ou<strong>de</strong>rwetse kroontjespennen. <strong>Couperus</strong> had daar namelijk om gevraagd, ze waren<br />

in Nice niet te vin<strong>de</strong>n. Veen kreeg er een doos gekonfijte vruchten <strong>voor</strong> terug.<br />

Aan het schrijfmateriaal lag het dus niet. Het probleem, was alleen maar: wat<br />

moest er geschreven wor<strong>de</strong>n, en hoe? - Voorlopig niets. Steeds meer werd het<br />

dui<strong>de</strong>lijk dat het werk van <strong>Couperus</strong> in Ne<strong>de</strong>rland niet meer<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


303<br />

goed in <strong>de</strong> markt lag. God en go<strong>de</strong>n lever<strong>de</strong> Veen een regelrechte strop op. 35 Hij<br />

schreef <strong>Couperus</strong> herhaal<strong>de</strong>lijk dat het land te klein was <strong>voor</strong> zijn grote produktie:<br />

in Duitsland of Frankrijk zou hij allang rijk geweest zijn, maar in Holland was daar<br />

geen kans op, integen<strong>de</strong>el. Alle kroontjespennen bleven dus in hun doos. Vooreerst<br />

werd er alleen maar gestu<strong>de</strong>erd. <strong>Couperus</strong> ging ruïnes bekijken en bezocht talrijke<br />

musea. Om zijn historische roman zo goed mogelijk te visualiseren moest hij zich<br />

verdiepen in <strong>de</strong> topografie van Rome uit <strong>de</strong> vroege <strong>de</strong>r<strong>de</strong> eeuw na Christus: geen<br />

gemakkelijke, maar wel een prettige en zelfs erg boeien<strong>de</strong> opgave. Ook <strong>de</strong> lichtval<br />

per gebouw op <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> uren van <strong>de</strong> dag moest volgens zijn artistiek geweten<br />

precies kloppen. Er viel dus heel wat te doen. Wat Elisabeth van <strong>de</strong>ze excursies vond<br />

is niet met zekerheid bekend. Er zijn echter aanwijzingen dat het echtpaar niet in <strong>de</strong><br />

eerste plaats <strong>voor</strong> háár genoegen <strong>de</strong> Eeuwige Stad bleef doorkruisen.<br />

Gelukkig had zij gezelschap, ditmaal niet van Ram uit Den Haag maar van Trudy<br />

uit Indië. Volgens plan zou<strong>de</strong>n zij na Rome - via Nice - gezamenlijk naar Ne<strong>de</strong>rland<br />

reizen. 36 Trudy's aanwezigheid maakte <strong>de</strong> zeven Romeinse weken toe een heerlijke<br />

tijd.<br />

Op <strong>de</strong> laatste dag van april werd <strong>de</strong> reis naar Den Haag on<strong>de</strong>rnomen. Sinds het<br />

overlij<strong>de</strong>n van papa was <strong>Couperus</strong> er niet meer geweest. Elisabeth had zelfs sinds<br />

bijna vier jaren verstek laten gaan. Bij <strong>de</strong> Vlielan<strong>de</strong>r Heins, in <strong>de</strong> grote ou<strong>de</strong> woning<br />

Molenstraat 26, von<strong>de</strong>n zij als het ware een twee<strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rhuis. Het was prettig ie<strong>de</strong>reen<br />

gezond en wel terug te zien. Frans Vlielan<strong>de</strong>r Hein, een jonge neef <strong>voor</strong> wie <strong>Couperus</strong><br />

een bijzon<strong>de</strong>r zwak had, was al tweeëntwintig jaar. Zij kon<strong>de</strong>n goed met elkaar praten.<br />

De jongen toon<strong>de</strong> veel belangstelling <strong>voor</strong> literatuur. Bij herhaling had zijn oom hem<br />

in <strong>de</strong> <strong>voor</strong>afgaan<strong>de</strong> jaren al presentexemplaren laten sturen, van Orchi<strong>de</strong>eën,<br />

Zielenschemering en Het heilige weten.<br />

Op 7 mei ging <strong>Couperus</strong> een dag naar Amsterdam. Zijn zuster Trudy had er, samen<br />

met haar twintig jaar ou<strong>de</strong> zoon John, op het adres P.C. Hooftstraat 60 haar intrek<br />

genomen in een pension. L.J. Veen had het hun aan <strong>de</strong> hand gedaan. Die middag om<br />

drie uur bracht <strong>Couperus</strong> - ge<strong>de</strong>nkwaardig ogenblik, daar het al die jaren nog niet<br />

eer<strong>de</strong>r was gebeurd! - Veen op Keizersgracht 687 een bezoek, dat belangrijke<br />

gevolgen zou hebben. 37 De uitgever wil<strong>de</strong> namelijk van zijn auteur <strong>de</strong> volledige<br />

rechten op al diens tot dan toe verschenen boeken kopen. <strong>Couperus</strong> zou er een groot<br />

bedrag <strong>voor</strong> ontvangen.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


304<br />

Hij besprak het met Elisabeth. Het leek hem, een goe<strong>de</strong> oplossing om aldus ineens,<br />

en misschien wel <strong>voor</strong>goed, van zijn geldzorgen af te komen. Maar het ging hem<br />

aan het hart dat het nog te verschijnen boek Dionyzos meteen ook on<strong>de</strong>r <strong>de</strong><br />

overeenkomst zou vallen. Na rijp beraad besloot hij er toch maar op in te gaan, mits<br />

Veen bereid was vijftienduizend gul<strong>de</strong>n neer te tellen. 38 In zijn rol van geldschieter<br />

kreeg <strong>de</strong> uitgever zelf daarvan meteen alweer vijfduizend terug, dat wel! Zevenduizend<br />

zou<strong>de</strong>n bij Scheurleer op <strong>de</strong> bank ge<strong>de</strong>poneerd moeten wor<strong>de</strong>n. De overige<br />

drieduizend wenste <strong>Couperus</strong>, bij wijze van regelmatig inkomen, spoedig in<br />

maan<strong>de</strong>lijkse termijnen te ontvangen. Hij beschouw<strong>de</strong> het als een grote opoffering...<br />

Deze drieduizend heeft Veen echter te veel gevon<strong>de</strong>n. Dit laatste bedrag heeft<br />

<strong>Couperus</strong> uitein<strong>de</strong>lijk dan ook moeten laten schieten. Met lankmoedigheid schikte<br />

hij zich daarin, heimelijk overigens al een list be<strong>de</strong>nkend. Het werd dus <strong>de</strong> som van<br />

twaalfduizend gul<strong>de</strong>n. Hij schreef Veen: 39 ‘Het helpt mij zilt <strong>de</strong> mod<strong>de</strong>r, en dat is het<br />

<strong>voor</strong>naamste.’<br />

Het nieuwe boek dat <strong>Couperus</strong> in zijn hoofd had kwam ook ter sprake: Veen<br />

herinner<strong>de</strong> hem aan Ou<strong>de</strong> menschen. Na het echec van God en go<strong>de</strong>n had hij in<br />

Groot-Ne<strong>de</strong>rland van Dionyzos kennis kunnen nemen. Misschien vrees<strong>de</strong> hij dat ook<br />

<strong>de</strong>ze roman wel eens zou kunnen blijken niet erg verkoopbaar te zijn? Liever bad<br />

hij dan toch maar weer een familieroman... <strong>Couperus</strong> reageer<strong>de</strong> als volgt.<br />

Teruggekeerd in Den Haag schreef hij: 40 ‘Ik zal van <strong>de</strong>n zomer beginnen aan <strong>de</strong>n<br />

roman van Nice, en niet hoogdravend zijn, maar <strong>voor</strong> het najaar kan ik U die niet<br />

beloven: ge moet het dan dus maar met Dionyzos doen.’<br />

Dit betekent, dat Van ou<strong>de</strong> menschen concept een an<strong>de</strong>re structuur heeft gehad. 41<br />

Er komen immers weliswaar scènes in <strong>voor</strong> die in Nice spelen, maar <strong>de</strong>ze staan zo<br />

weinig centraal dat zij <strong>de</strong> aanduiding ‘roman van Nice’ beslist niet wettigen. Van<br />

ou<strong>de</strong> menschen is een Haags-Indische roman gewor<strong>de</strong>n, waarin Nice, en het zui<strong>de</strong>n<br />

meer in het algemeen, tegenover het sombere noor<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n geplaatst. Wij zullen<br />

nog zien wat dit betekent in relatie tot Dionyzos.<br />

<strong>Een</strong> week later, lang <strong>voor</strong> er een letter van geschreven was, vroeg <strong>Couperus</strong> al om<br />

drieduizend gul<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>schot: zijn lankmoedige inschikkelijkheid - zie hierboven -<br />

werd dan tóch nog gecompenseerd, en wel exact met hetzelf<strong>de</strong> bedrag dat Veen bem<br />

juist had willen onthou<strong>de</strong>n! - En om nu maar meteen het álleron<strong>de</strong>rste uit <strong>de</strong> kan te<br />

halen, voeg<strong>de</strong> hij er royaal aan toe: 42 ‘Ik geef je dat nieuwe boek dan voo ƒ 3000.<br />

volkomen<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


305<br />

vrij <strong>voor</strong> <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> uitgaven; alleen moet het eerst in Groot-Ne<strong>de</strong>rland komen,<br />

dat kan niet an<strong>de</strong>rs.’ Op die manier ontving hij extra nog eens het honorarium van<br />

zijn eigen tijdschrift. <strong>Couperus</strong> beloof<strong>de</strong> dat het, hoe dan ook, een flinke, grote roman<br />

zou wor<strong>de</strong>n. Hij schatte <strong>de</strong> omvang op ongeveer vierhon<strong>de</strong>rd bladzij<strong>de</strong>n in druk.<br />

In <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> helft van juni ging hij veertien dagen in Amsterdam logeren, om er<br />

Trudy en John Valette gezelschap te hou<strong>de</strong>n. Bij Veen thuis maakte Elisabeth foto's<br />

van <strong>de</strong> kleine Mieke. Helaas mislukten ze. Volgens <strong>Couperus</strong> was het natuurlijk niet<br />

haar schuld maar die van het huis - dat hij eerst geprezen had als gezellig - getuige<br />

zijn commentaar: 43 ‘het licht was niet goed in dat rare hoekje.’ Fotograferen was<br />

blijkbaar ook al een kwestie van noodlot. Elisabeth, zo verklaar<strong>de</strong> hij ook nog, had<br />

het jongetje van Cyriel Buysse - in Den Haag of in Vlaan<strong>de</strong>ren? - ‘heel aardig<br />

genomen tusschen groote bla<strong>de</strong>ren van hoefkruid. Maar meestal is het een toeval als<br />

er iets gelukt, hoe men ook alles bestu<strong>de</strong>ert.’<br />

Via Parijs en Barbizon gingen zij eind augustus ein<strong>de</strong>lijk weer terug naar Nice.<br />

De grootste warmte was daar nu wel <strong>voor</strong>bij. In Barbizon had <strong>Couperus</strong> het heerlijk.<br />

In <strong>de</strong> bossen was het koel. Ie<strong>de</strong>re morgen zat hij in <strong>de</strong> schaduw van een rots <strong>de</strong><br />

drukproeven van Dionyzos te corrigeren. In het Hôtel <strong>de</strong> la Forêt had hij ook een erg<br />

prettige kamer, waar hij recht in <strong>de</strong> kruin van een grote boom keek. 44 De takken ervan<br />

drongen bijna naar binnen en waren met al hun lover een schuilplaats <strong>voor</strong> talrijke<br />

vogels. Van zijn bed uit bestu<strong>de</strong>er<strong>de</strong> hij het gedrag van <strong>de</strong> mussen, die hem in <strong>de</strong><br />

vroege ochtend wekten met hun getsjilp: ‘Lieve, zachte, eenvoudige, vrome vogels’.<br />

Als hij dan weer insliep voel<strong>de</strong> hij zich vredig en kalm als een klein kind, in <strong>de</strong><br />

geborgenheid van het stille woud om hem heen.<br />

Terug in Nice was hij helemaal klaar met <strong>de</strong> proeven. Hij was vrolijk en opgeruimd.<br />

De financiën waren bevredigend geregeld, en hij kon vol werklust aan een lege<br />

schrijftafel gaan zitten. Dat <strong>de</strong> overeenkomst met Veen <strong>voor</strong> Elisabeth, mocht hij<br />

eer<strong>de</strong>r komen te overlij<strong>de</strong>n, niet bepaald erg gunstig was - zij zou vrijwel geen duit<br />

meer aan rechten krijgen - hield hem nauwelijks bezig. Hij dacht alweer aan an<strong>de</strong>re<br />

dingen.<br />

Op 5 september <strong>de</strong>el<strong>de</strong> hij Veen mee: 45 ‘Van <strong>de</strong>n zomer heb ik niet gewerkt, maar<br />

nu ga ik goed aan <strong>de</strong>n gang: <strong>de</strong> roman zal heeten (met dubbelen titel): Van Ou<strong>de</strong><br />

Menschen; De Dingen, die Voorbij zijn. In het genre van Kleine Zielen. Ik heb het<br />

i<strong>de</strong>e ervan al lang in mijn hoofd en van <strong>de</strong>n zomer bepeinsd: dus is het maar te<br />

schrijven. Ik <strong>de</strong>nk, dat er die jaar<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


306<br />

wel het grootste ge<strong>de</strong>elte van geschreven zal wor<strong>de</strong>n, zoo niet voltooid.’ - Imperia,<br />

dat al bijna vier jaar lag te sluimeren, hoopte hij in 1905 af te maken. Zo ook <strong>de</strong><br />

Endymion-cyclus, die hij nu wil<strong>de</strong> beperken tot een hon<strong>de</strong>rdtal sonnetten.<br />

Het is er niet van gekomen. De berg van licht eiste weldra al zijn aandacht op.<br />

Met Endymion begint in feite <strong>Couperus</strong>' klassieke perio<strong>de</strong>. Hoewel <strong>de</strong> oudheid hem<br />

al veel langer boei<strong>de</strong>, is hij er zich pas na zijn veertigste werkelijk intensief mee gaan<br />

bezighou<strong>de</strong>n. Was Imperia, letterlijk en figuurlijk, een tamelijk drakerig fragment,<br />

afwisselend in proza en poëzie, Endymion is veel luchtiger van karakter. De inhoud<br />

van <strong>de</strong>ze ‘Alexandrijnse’ gedichten heeft niet veel om het lijf. De sfeer is helaas<br />

nogal snoeperig, <strong>de</strong> uitwerking vaak suikerachtig.<br />

Het gaat over een in Alexandrië geboren jongetje Endymion, zoon van een<br />

pottenbakkersfamilie, dat door zijn ou<strong>de</strong>rs aan Eros wordt gewijd. Het spreekt vanzelf<br />

dat dit weer <strong>de</strong> melancholieke Eros is die <strong>Couperus</strong> zo liefhad. Het ou<strong>de</strong>rpaar verkoopt<br />

vervolgens het ene zusje als slavin, waarna het an<strong>de</strong>re niets beters weet te doen dan<br />

<strong>de</strong>erne te wor<strong>de</strong>n. Endymion loopt weg. <strong>Een</strong> anachorect wil nog proberen een christen<br />

van hem te maken, maar <strong>de</strong> knaap kiest <strong>voor</strong> het volle leven. Be<strong>de</strong>nkelijke<br />

we<strong>de</strong>rwaardighe<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n zijn <strong>de</strong>el. Invloe<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> antieke komedie hebben<br />

zich hier laten gel<strong>de</strong>n, terwijl <strong>Couperus</strong> daarnaast zich waarschijnlijk sterk op<br />

Petronius' Satyricon heeft geïnspireerd. Het is dui<strong>de</strong>lijk dat hij zich er steeds meer<br />

van bewust is gewor<strong>de</strong>n hoeveel <strong>de</strong> antieke literatuur hem te bie<strong>de</strong>n had. Wat hem<br />

ver<strong>de</strong>r <strong>voor</strong>al moet hebben aangetrokken, is het gemak waarmee in <strong>de</strong> oudheid<br />

seksuele vrijhe<strong>de</strong>n wer<strong>de</strong>n behan<strong>de</strong>ld. Voor het eerst doen hetaeren, gespier<strong>de</strong><br />

worstelaars, dubieuze negers en marktverkopers met ondui<strong>de</strong>lijke (?) bedoelingen<br />

hun intre<strong>de</strong> in <strong>Couperus</strong>' gedroomd verle<strong>de</strong>n. Het blijft echter nog bij summiere<br />

aanduidingen van allerlei ‘on<strong>de</strong>ug<strong>de</strong>n’. Endymion heeft <strong>de</strong> lichte toets van <strong>de</strong> antieke<br />

Alexandrijnse poëzie, niet zon<strong>de</strong>r bevalligheid maar tevens zon<strong>de</strong>r enige diepgang.<br />

Het sonnettenromannetje bereidt reeds De komedianten <strong>voor</strong>.<br />

De roman Dionyzos is geschreven met het mythologieboek ernaast. 46 De zegetocht<br />

van <strong>de</strong> uit Zeus en Semele geboren zoon begint in Nyza. Het won<strong>de</strong>r van Ampelos<br />

- <strong>de</strong> wijnstok - , het bezoek aan Ikarios, <strong>de</strong> strijd tegen koning Minyas van<br />

Orchomenos, <strong>de</strong>ze en an<strong>de</strong>re vaste themata<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


307<br />

passeren achtereenvolgens <strong>de</strong> revue, waarin saters, faunen, nimfen, pans,<br />

hamadrya<strong>de</strong>n, naja<strong>de</strong>n en verwan te figuren een bijna niet eindigend ballet dansen.<br />

De beel<strong>de</strong>n die hij oproept moet <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong>al afgekeken hebben van Romeinse<br />

sarcofaagreliëfs, waarop wij <strong>de</strong> Dionysische thiasos met alle uitbundigheid in een<br />

rijkdom van variaties tegenkomen. 47<br />

Dat hij zich linea recta door antieke sculptuur heeft laten beïnvloe<strong>de</strong>n, bewijst het<br />

zeven<strong>de</strong> hoofdstuk, waarin Hermafroditos zijn intre<strong>de</strong> doet. Dit tweeslachtige, meest<br />

androgyne wezen uit <strong>de</strong> Griekse mythologie, geboren uit Hermes en Aphrodite en<br />

<strong>voor</strong>zien van manlijke zowel als vrouwelijke geslachtskenmerken, wordt in het woud<br />

ont<strong>de</strong>kt door een faun die plotseling in <strong>de</strong> schaduw iemand ziet liggen slapen. Wie<br />

<strong>de</strong> Slapen<strong>de</strong> hermafrodiet in het Thermenmuseum te Rome wel eens heeft gezien,<br />

herkent onmid<strong>de</strong>llijk uit <strong>Couperus</strong>' beschrijving het liggen<strong>de</strong> beeld: 48 ‘Hij lag <strong>voor</strong>over<br />

op het weeke mos, en in zijn armen bei<strong>de</strong> rustte zijn hoofd, lang gelokt, en <strong>de</strong> lange<br />

lokken geknoopt in een wrong. Maar nu Faun vlak stond bij <strong>de</strong>n slaper en neêrzag,<br />

bespeur<strong>de</strong> hij, dat <strong>de</strong> jongeling geheel <strong>de</strong>n zwellen<strong>de</strong>n boezem had van een maagd,<br />

of eene nymf, en dat hij bei<strong>de</strong>n was, knaap en maagd. Hij was heel lenig en slank<br />

van le<strong>de</strong>n, en in zijne sluimering, die droef moest van droomen zijn, want zijne lippen<br />

treur<strong>de</strong>n bijna verwijtend, was tusschen ron<strong>de</strong>n rug en welven<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rrug het mid<strong>de</strong>l<br />

diep geknakt en van leest vrouwefijn.’ <strong>Couperus</strong> laat hem zeggen dat hij eenzaam is<br />

en met niemand lacht of vrolijk kan zijn. Hij beschouwt zichzelf als <strong>de</strong> ontroostbare<br />

Weemoed: ‘en ik ween veel omdat ik ben maagd en knaap. Liever ware ik maagd,<br />

of ware ik knaap, dan bei<strong>de</strong>n te zijn in ontroostbaren weemoed. Want lief<strong>de</strong>, die ik<br />

zoû vin<strong>de</strong>n willen, weet ik niet waar te zoeken.’ Zijn ou<strong>de</strong>rs hebben hem<br />

verwaarloosd, vindt hij. Hij is enig en twee. Daarom is zijn leven altijd onvervuld<br />

gebleven. Hij noemt zich dubbel onvoldaan. <strong>Een</strong>zaam bleven zijn nachten, en hij<br />

luister<strong>de</strong> naar <strong>de</strong> nacht.<br />

Het is niet moeilijk te ra<strong>de</strong>n waarom dit misschien wel <strong>de</strong> meest geïnspireer<strong>de</strong><br />

bladzij<strong>de</strong>n van het hele boek genoemd mogen wor<strong>de</strong>n. In <strong>de</strong> androgyne Hermafroditos<br />

heeft <strong>Couperus</strong>, vol begrip, iets van een zelfportret getekend. Met <strong>de</strong> plotselinge<br />

epifanie van Dionyzos - <strong>de</strong> bevrij<strong>de</strong>n<strong>de</strong> god van het zui<strong>de</strong>n, zoon van een god en een<br />

mens en als zodanig mid<strong>de</strong>laar - veran<strong>de</strong>rt dit alles en zal ook <strong>de</strong> tweeslachtige<br />

jongeling vreug<strong>de</strong> <strong>de</strong>elachtig wor<strong>de</strong>n. Dionyzos, red<strong>de</strong>r en verlosser, spreekt<br />

Hermafroditos bemoedigend toe in een lange troostre<strong>de</strong>. On<strong>de</strong>r meer zegt<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


308<br />

hij: ‘Word met trots je bewust, en schaam je niet meer, verhef <strong>de</strong> armen in een blij<strong>de</strong><br />

verlossing uit weemoed, en wees wie je bent in jubelen<strong>de</strong> blijdschap!’ Dionyzos<br />

schenkt hem in<strong>de</strong>rdaad <strong>de</strong> vreug<strong>de</strong>, <strong>de</strong> druiventros is er het symbool van en het is <strong>de</strong><br />

wijn die somberheid en weemoed overwint: ‘Broe<strong>de</strong>r, word je bewust! Zuster, word<br />

je bewust! Wees blij om het dubbele leven! Jubel...’ Hermafroditos wordt Dionyzos'<br />

volgeling.<br />

Dat <strong>Couperus</strong> hier werkelijk zichzelf mee bedoeld heeft, zal dui<strong>de</strong>lijk wor<strong>de</strong>n uit<br />

een passage in Van ou<strong>de</strong> menschen waar wij nog op terugkomen. Hij hoopte dat het<br />

zui<strong>de</strong>n hem <strong>voor</strong>goed zou genezen. De noor<strong>de</strong>lijke kleine zielen - <strong>de</strong> niet ingewij<strong>de</strong>n<br />

- lagen <strong>voor</strong>goed achter hem. Het carpe diem, dat hem als jongeman al zo verlei<strong>de</strong>lijk<br />

had <strong>voor</strong>gezweefd, werd in het zui<strong>de</strong>n realiteit. Alles moest <strong>voor</strong>taan vreug<strong>de</strong> zijn.<br />

Dionyzos is, na Cyrus, die het Me<strong>de</strong>lij<strong>de</strong>n bracht, <strong>de</strong> nieuwe grote verlosser.<br />

Uit het lot dat Dionyzos wacht, blijkt echter tevens dat zelfs <strong>voor</strong> hem <strong>de</strong> vreug<strong>de</strong><br />

een barst krijgt wanneer zij verstoord wordt door Eros. Op Naxos immers vindt<br />

Dionyzos <strong>de</strong> door Theseus verlaten Ariadne. Voor het eerst ervaart hij smart, daar<br />

hij <strong>voor</strong> haar in lief<strong>de</strong> ontbrandt en leert kennen wat <strong>Couperus</strong> reeds in Extaze noem<strong>de</strong><br />

‘het geluk en het leed te zamen’. Toch is het uitein<strong>de</strong>lijk <strong>de</strong> vreug<strong>de</strong> die overwint.<br />

Ariadne sterft, maar zij herleeft, <strong>voor</strong> eeuwig met Dionyzos verbon<strong>de</strong>n, waarop zij<br />

samen door Zeus op <strong>de</strong> Olympus on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> onsterfelijke go<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n opgenomen.<br />

Ook die boek eindigt, als Psyche en Fi<strong>de</strong>ssa, met een apotheose, een glorie van licht.<br />

Het god<strong>de</strong>lijke androgyne principe zegeviert.<br />

In <strong>de</strong>ze jaren voel<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> zich een gelukkig en ingewijd mens. Hij meen<strong>de</strong><br />

het geheim van duren<strong>de</strong> vreug<strong>de</strong> ont<strong>de</strong>kt te hebben in zijn zui<strong>de</strong>lijk levenspatroon<br />

en het Elisabeth / Ariadne daar in <strong>de</strong>len. Niet alleen had hij zijn eigen androgyne<br />

geaardheid volledig geaccepteerd, hij beschouw<strong>de</strong> <strong>de</strong>ze nu als een hem door <strong>de</strong> go<strong>de</strong>n<br />

geschonken <strong>voor</strong>recht. Blij om het dubbele leven, wil<strong>de</strong> hij niet slechts zichzelf zijn,<br />

maar hij meen<strong>de</strong> zich op een hoger niveau te bevin<strong>de</strong>n. Was <strong>de</strong> tweeslachtige mens<br />

in wezen niet vollediger dan <strong>de</strong> gewone sterveling? Niet tot die kleine zielen behoor<strong>de</strong><br />

hij. Als kunstenaar was hij een van <strong>de</strong> zeldzame be<strong>voor</strong>rechten, die een god<strong>de</strong>lijke<br />

vonk in zich wisten. <strong>Een</strong>s zou ook hem een Heilig Weten wachten. De Chinees had<br />

het hem al <strong>voor</strong>speld toen hij nog maar tien jaar was.<br />

Hoe was <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong>, zo hooggestemd, <strong>de</strong> praktijk? Hierover vin<strong>de</strong>n wij<br />

aanwijzingen zowel in <strong>de</strong> brieven aan zijn uitgever als in <strong>de</strong> latere<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


309<br />

hoofdstukken van zijn nieuwe roman, voltooid in <strong>de</strong>cember 1904: Van ou<strong>de</strong> menschen,<br />

<strong>de</strong> dingen, die <strong>voor</strong>bijgaan...<br />

Op 4 januari schreef <strong>Couperus</strong> aan Veen: 49 ‘De “Ou<strong>de</strong> Menschen” zijn <strong>de</strong>ze maand<br />

begonnen; zij zullen <strong>de</strong>nkelijk 4 à 5 nummers beslaan’ (van Groot-Ne<strong>de</strong>rland<br />

namelijk, waarin <strong>de</strong> roman in afleveringen is verschenen). Met <strong>de</strong> uitgave in boekvorm<br />

heeft Veen geen grote haast gemaakt. Dit had ten gevolge dat <strong>Couperus</strong> in het najaar<br />

van 1905 geplaagd zou wor<strong>de</strong>n door drukproeven van twee romans tegelijk, want<br />

vier maan<strong>de</strong>n na <strong>de</strong> voltooiing van Van ou<strong>de</strong> menschen was ook De berg van licht<br />

af: we<strong>de</strong>rom dus in onwaarschijnlijk korte tijd. De historische roman zou tenslotte<br />

zelfs eer<strong>de</strong>r verschijnen dan <strong>de</strong> Haagse, die pas in <strong>de</strong> loop van 1906 het licht heeft<br />

gezien.<br />

In eerste opzet had <strong>de</strong> roman zoals wij zagen eenvoudig Van ou<strong>de</strong> menschen als<br />

titel, met als on<strong>de</strong>rtitel De dingen die <strong>voor</strong>bij zijn. Tussen <strong>voor</strong>bij zijn en <strong>voor</strong>bij<br />

gaan ligt een belangrijk tijdsverschil. Oorspronkelijk moet het boek dus, in <strong>Couperus</strong>'<br />

geest, een an<strong>de</strong>re vorm gehad hebben. Daar hij het aanvankelijk in Nice wil<strong>de</strong> situeren,<br />

heeft hij waarschijnlijk aan een raamvertelling met flashbacks gedacht: Lot en Elly<br />

bij Ottilie en Aldo in Nice... het verle<strong>de</strong>n is <strong>voor</strong>bij gegaan... wat was dit verle<strong>de</strong>n?...<br />

nu het <strong>voor</strong>bij is ligt <strong>de</strong> toekomst open... Iets in die trant. Op een zeker ogenblik heeft<br />

hij daar van afgezien. De roman kreeg toen een an<strong>de</strong>r uitgangspunt. De scènes in<br />

Nice staan niet meer centraal, het huwelijk moet nog voltrokken wor<strong>de</strong>n. De roman<br />

speelt weer hoofdzakelijk in Den Haag, met flashbacks naar het Indische verle<strong>de</strong>n<br />

van <strong>de</strong> hoofdfiguren.<br />

Er is nog weinig aandacht aanbesteed dat enkele motieven uit het boek al in De<br />

boeken <strong>de</strong>r kleine zielen <strong>voor</strong>bereid wor<strong>de</strong>n. In <strong>de</strong> eerste plaats is er het kind dat zijn<br />

do<strong>de</strong> va<strong>de</strong>r ziet liggen in een plas bloed. Dit overkomt reeds Alex in Het heilige<br />

weten. 50 <strong>Een</strong> an<strong>de</strong>r hoofdmotief, dat van twee ou<strong>de</strong> mensen die steeds weer <strong>voor</strong> het<br />

raam zitten, wordt eveneens al in Het heilige weten ingeleid, als Marietje <strong>de</strong><br />

spookgestalten van Addy's ou<strong>de</strong>rs ziet. 51 Ze zijn dood maar blijven aanwezig, zoals<br />

ook <strong>de</strong> vermoor<strong>de</strong> echtgenoot van Ottilie in Van ou<strong>de</strong> menschen.<br />

Heeft <strong>de</strong> moord in <strong>de</strong> pasangrahan boven Tegal een feitelijke achtergrond gehad?<br />

Wij weten daar niets van. Wel ken<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> die omgeving goed, sinds hij in 1899<br />

in Tegal bij <strong>de</strong> Valettes gelogeerd had, van waaruit hij ook tochten gemaakt heeft.<br />

Waarschijnlijk echter heeft <strong>de</strong><br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


310<br />

intrige eer<strong>de</strong>r iets te maken met Emile Zola's Thérèse Raquin - niet <strong>voor</strong> niets geeft<br />

<strong>Couperus</strong> zijn moor<strong>de</strong>naar <strong>de</strong> naam Emile! - waar ook een echtgenoot (Camille)<br />

vermoord wordt door een vrouw (Thérèse) en haar minnaar (Laurent). Het lijk dreef<br />

reeds bij Zola in het water weg. Later ziet Thérèse, door schuldgevoelens achtervolgd,<br />

haar do<strong>de</strong> man als spook-verschijning in <strong>de</strong> kamer opdoemen. De parallel is <strong>voor</strong>al<br />

interessant omdat <strong>Couperus</strong> een groot bewon<strong>de</strong>raar van Thérèse Raquin was. Nog<br />

in 1933 heeft hij daarvan getuigd. 52 Hij zag het meesterwerk van Zola - en zijn<br />

kenschets gaat ook <strong>voor</strong> Van ou<strong>de</strong> menschen op - als ‘<strong>de</strong> tragedie van alle <strong>de</strong> duistere,<br />

ons nauwelijks beken<strong>de</strong>, gewetene machten, die onze lichamen-en-ziel als een<br />

onscheidbare uniteit beheerschen, tyrannisch domineeren tot wij niets meer zijn dan<br />

<strong>de</strong> hijgen<strong>de</strong> prooi in <strong>de</strong> klauwen van het verschrikkelijke Noodlot’.<br />

Van ou<strong>de</strong> menschen is overigens allerminst een kopie van Zola. Leo Ross toon<strong>de</strong><br />

aan dat het <strong>voor</strong>al een experiment is met <strong>de</strong> erfelijkheidsleer. De inzet is wat hij<br />

noemt 53 ‘een Indo-familie, een literaire pendant van <strong>de</strong> wetenschappelijke<br />

“stamboomstudies” <strong>de</strong>r genetici, die met menselijk materiaal nooit veel resultaat<br />

geboekt hebben’. Als hoofdmotief ziet hij <strong>de</strong> doorwerking van <strong>de</strong> ‘gevolgen van<br />

rassenvermenging die leidt tot <strong>de</strong>generatie en misdaad, en daarvan afgeleid: angst<br />

<strong>voor</strong> het dominant terugkeren van <strong>de</strong> misdadige aanleg in het nageslacht, acute angst<br />

als twee bloedverwanten trouwen. De roman is dan ook niet afgelopen met <strong>de</strong> dood<br />

van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> moor<strong>de</strong>nares. Eerst als Elly en Lot schei<strong>de</strong>n, is het gevaar afgewenteld.’<br />

- Wij zullen zo da<strong>de</strong>lijk echter zien dat er nog meer aan <strong>de</strong> hand is. Wel is het<br />

interessant dat <strong>de</strong> roman zoveel autobiografische elementen bevat, en dat het dui<strong>de</strong>lijk<br />

om <strong>Couperus</strong>' eigen kringen gaat die hier centraal staan. Gezien <strong>de</strong> nauwe<br />

bloedverwantschap tussen hem en zijn vrouw is dit niet verbazingwekkend.<br />

De ou<strong>de</strong> heer Takma woont op <strong>de</strong> Mauritska<strong>de</strong>: geboortehuis van <strong>Louis</strong>. De ou<strong>de</strong><br />

mevrouw Dercksz woont op <strong>de</strong> Nassaulaan en kijkt uit op <strong>de</strong> tuinen van <strong>de</strong> Sofialaan:<br />

<strong>de</strong> grote tuin van oom en tante G.L. Baud-<strong>Couperus</strong>. De heer Takma heeft heel wat<br />

trekken meegekregen van <strong>Couperus</strong>' va<strong>de</strong>r. 54 Wij kennen hem goed, sinds Bramine<br />

Grandmont-Hubrecht circa 1890 zijn portret geschil<strong>de</strong>rd heeft, dat zon<strong>de</strong>r meer het<br />

portret van Takma had kunnen zijn. Zoals <strong>de</strong>ze verzorgd wordt door tante Adèle, zo<br />

werd papa <strong>Couperus</strong> dat door Johanna, en na 1900 door Marie Vlielan<strong>de</strong>r Hein.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


311<br />

Bestaan<strong>de</strong> namen heeft <strong>Couperus</strong> eveneens gebruikt. Begin januari zond hij De stille<br />

kracht aan een zekere Mélanie van Ka<strong>de</strong>rs: 55 zij leen<strong>de</strong> haar naam aan Stéfanie <strong>de</strong><br />

La<strong>de</strong>rs. Voorts heeft zijn katholiek gewor<strong>de</strong>n tante Taets van Amerongen vermoe<strong>de</strong>lijk<br />

mo<strong>de</strong>l gestaan <strong>voor</strong> tante Thérèse: bei<strong>de</strong>n zijn bekeerd tot het geloof, wat in <strong>de</strong> familie<br />

<strong>Couperus</strong> wel enigszins vreemd werd gevon<strong>de</strong>n. 56 En zou <strong>de</strong> naam van <strong>de</strong> laatste niet<br />

een heimelijke verwijzing inhou<strong>de</strong>n naar <strong>de</strong> eveneens in Parijs wonen<strong>de</strong> literaire<br />

figuur Thérèse Raquin?<br />

De dui<strong>de</strong>lijkste portretten zijn Lot en Elly: <strong>Louis</strong> en Elisabeth. In <strong>de</strong> familiekring<br />

werd hij ook wel Loef of Loe genoemd. Van daar naar Lot is maar een stapje, te<br />

meer daar dit als Loo moet wor<strong>de</strong>n uitgesproken. 57 Elisabeth / Elly behoeft geen<br />

commentaar.<br />

Lot verdient geld met het schrijven van artikelen. Hartstochtelijk verliefd is hij<br />

niet, en om haar geld trouwt hij Elly ook al niet: 58 ‘Waaróm <strong>de</strong>ed hij het: dan - vroeg<br />

hij zich af.’ Hier raakt <strong>Couperus</strong> aan zijn eigen problematiek omstreeks 1890-'91.<br />

Ook in <strong>de</strong> roman wordt het huwelijk gesloten. Lot en Elly ont<strong>de</strong>kken later dat zij<br />

neef en nicht zijn - geen onbekend gegeven!<br />

‘Lot was een beste jongen, een beetje week en vreemd en verwijfd, maar hij kon<br />

mee zijn moe<strong>de</strong>r overweg [...].’ 59 ‘Lot, niet verliefd van complexie, vond het waarlijk<br />

prettig met Elly te zijn, liet zich aanporren, begon een roman, bleef steken... In hem<br />

suggereer<strong>de</strong> zij, dat hij haar nodig had. En hij vroeg haar. Zij was gelukkig en hij<br />

ook, ook al waren zij kalm van lief<strong>de</strong>.’ 60 Deze opvallend autobiografische passages<br />

had<strong>de</strong>n in Metamorfoze kunnen staan. Het was <strong>Couperus</strong>' eigen situatie, nog altijd.<br />

De troebele kanten van zijn fantasie heeft hij daarnaast in oom Anton<br />

on<strong>de</strong>rgebracht, wiens ‘cerebraal onanisme’ zich uitleeft op perverse antieke<br />

afbeeldingen. Dat hij zich verlustigt in <strong>de</strong> veelal pikante lectuur van Suetonius verraadt<br />

<strong>Couperus</strong>' eigen <strong>voor</strong>keur nog eens ten overvloe<strong>de</strong>, die ook zeer genoten moet hebben<br />

van wat <strong>de</strong> antieke bronnen allemaal over keizer Heliogabalus ten beste geven. Oom<br />

Antons heimelijke i<strong>de</strong>ntificatie, niet met Heliogabalus maar met <strong>de</strong> in homoseksueel<br />

opzicht niet bepaald onbesproken keizer Tiberius, spreekt dui<strong>de</strong>lijke taal. Oom Anton<br />

is nooit getrouwd.<br />

Maar tot <strong>de</strong> allerbelangrijkste hoofdstukken in <strong>de</strong> roman behoren zon<strong>de</strong>r twijfel<br />

die welke in Nice spelen. Lots artistieke zuster Ottilie leidt daar een bohémienbestaan<br />

samen met <strong>de</strong> beeldmooie Aldo. Deze wordt verge-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


312<br />

leken met antieke beel<strong>de</strong>n die <strong>Couperus</strong> erg goed ken<strong>de</strong> en bewon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>: Hermes,<br />

Antinoüs, en met <strong>de</strong> worstelaars van Canova in het Vaticaan... 61 Het mediterrane<br />

zui<strong>de</strong>n staat hier zeer scherp tegenover het ein<strong>de</strong>loos treurige, calvinistische noor<strong>de</strong>n,<br />

zoals in <strong>de</strong> Dionyzos-studiën. <strong>Couperus</strong> heeft zelfs een opmerkelijke verwijzing naar<br />

Dionyzos ingevlochten. Elly leert namelijk iets kennen wat zij als het geluk ervaart.<br />

Lot wil ook wel, maar temid<strong>de</strong>n van druiven in een verrukkelijke ‘druivenportiek’<br />

beseft hij zijn eeuwige, noodlottige zelfbeperkingen: ‘<strong>Een</strong> tee<strong>de</strong>rheid <strong>voor</strong> Elly vloot<br />

zoo innig door hem heen: hij voel<strong>de</strong> zich zusterziel [sic!] met <strong>de</strong> hare... De overdaad<br />

was nièt <strong>voor</strong> hem, en <strong>de</strong>n druk van <strong>de</strong> dingen, die gingen <strong>voor</strong>bij, had hij altijd<br />

gevoeld, en had hem altijd belemmerd bei<strong>de</strong> zijn armen woést om het leven te slaan...’<br />

Symbolisch sluit <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> scène af met <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n: ‘Hij wierp <strong>de</strong>n steel van<br />

zijn druiventros weg [...].’ Deze freudiaanse steel lijkt hier in<strong>de</strong>rdaad wel op <strong>Couperus</strong>'<br />

overgelever<strong>de</strong> impotentie te wijzen. Staat Elly open <strong>voor</strong> <strong>de</strong> seksualiteit, Lot niet.<br />

Volmaakt geluk bleek, Dionyzos ten spijt, <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> niet weggelegd te zijn.<br />

In <strong>de</strong> roman zien Lot en Elly zich na <strong>de</strong> dood van alle ou<strong>de</strong> mensen met <strong>de</strong> har<strong>de</strong><br />

werkelijkheid geconfronteerd, zoals het ook <strong>Couperus</strong> en Elisabeth vergaan was.<br />

Kon <strong>de</strong> schrijver in zijn boek Elly naar het noor<strong>de</strong>lijke Sint-Petersburg laten<br />

vertrekken en Lot naar het zui<strong>de</strong>lijke Napels, <strong>de</strong> realiteit was dat <strong>Couperus</strong> en zijn<br />

vrouw aan elkaar vastgeklonken zaten en samen terug moesten naar Nice-altijd weer.<br />

Hoe had Elisabeth hun verblijf in Rome ervaren, in <strong>de</strong> winter van 1904? Wat <strong>de</strong>ed<br />

zij, in <strong>de</strong> vele uren dat <strong>Couperus</strong> met Johan Ram <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Eros van Praxiteles stond<br />

of naar <strong>de</strong> talrijke saters, maena<strong>de</strong>n en an<strong>de</strong>re Dionysische antieke figuren keek? -<br />

De roman lijkt antwoord te geven op <strong>de</strong> vraag waarom wij zo dikwijls, in <strong>de</strong> brieven<br />

aan Veen, negatieve dingen horen over Elisabeths toestand van lichaam en geest.<br />

Over Elly lezen wij: 62 ‘Dat dwalen door Italiaansche ste<strong>de</strong>n, dat behagelijk<br />

ommedwalen tusschen <strong>de</strong> schoonhe<strong>de</strong>n <strong>de</strong>r muzea vol<strong>de</strong>ed haar niet, wie <strong>de</strong> daad<br />

een behoefte was. Tusschen <strong>de</strong> bla<strong>de</strong>n van haar Bae<strong>de</strong>ker had<strong>de</strong>n hare vingers een<br />

nerveuze trilling van doelloosheid. Zij kòn niet altijd bewon<strong>de</strong>ren, en peinzen, en<br />

zóó bestaan. Zij moest doen. Zij moest zich wij<strong>de</strong>n. En zij verlang<strong>de</strong> naar een kind...’<br />

Dat het echtpaar <strong>Couperus</strong>-Baud in die tijd zo zijn moeilijkhe<strong>de</strong>n gekend heeft,<br />

wie zou het betwijfelen? Wat heeft Veen gedacht, toen hij <strong>de</strong> nieuwe roman ontving<br />

en misschien nog eens heeft overgelezen wat Cou-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


313<br />

perus hem na Rome had geschreven: ‘Mijn vrouw is zoo-zoo, vrij wel, een beetje<br />

melancholiek nu en dan [...]. Ach, beste kerel, ie<strong>de</strong>r heeft het zijne, een pakje te<br />

dragen. Het is niet altijd vreug<strong>de</strong> en zon, als in Dionyzos!’? 63<br />

Die zon verdween steeds vaker achter <strong>de</strong> wolken. <strong>Couperus</strong>' boeken wer<strong>de</strong>n min<strong>de</strong>r<br />

en min<strong>de</strong>r verkocht. Zon<strong>de</strong>r zijn va<strong>de</strong>rlijk erf<strong>de</strong>el - maar hij bezat nu een kapitaal<br />

van veertigduizend gul<strong>de</strong>n, in die tijd voldoen<strong>de</strong> om stil van te kunnen leven - zou<br />

het hem slecht zijn vergaan.<br />

Eindnoten:<br />

1 Snij<strong>de</strong>rs, Ram, 8.<br />

2 Amice, 14 nr.321.<br />

3 I<strong>de</strong>m, 15 nr.323.<br />

4 Pim Lukkenaer, ‘De omrankte staf. <strong>Couperus</strong>' Dionyzos als sleutel toe het antieke werk’, in<br />

Bzzulletin 132 (januari 1986), 29-43.<br />

5 Afbeelding bij V. Booven, Leven, t.o. 204. Gesigneerd: ‘P. Pan<strong>de</strong>r 1903.’<br />

6 Amice, 16 nr.323.<br />

7 I<strong>de</strong>m, 18 nr.325.<br />

8 ‘Eros I-II’, in Groot-Ne<strong>de</strong>rland I (1903), I, 517-518. - Erbe, Nag. werk, I, (en Z).<br />

9 ‘Alba I’, in Groot-Ne<strong>de</strong>rland I, (1903), 1, 519. - Erbe. Nag. werk, 3.<br />

10 M. Klein, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> en Pier Pan<strong>de</strong>r (1985), 10. - Zie ook reeds J.P. Wiersma, Pier Pan<strong>de</strong>r,<br />

een Friese beeldhouwer in Rome (1966), 186 e.v.<br />

11 ‘Bij Pier Pan<strong>de</strong>r’ (Vad. 11 februari 1911), in Rome I, 31.<br />

12 Zie noot 8, 533-534. Daar reeds aangeduid met: ‘Na <strong>de</strong> KLEINE ZIELEN, en vóor DIONYZOS...’<br />

13 Sonnet V.<br />

14 Sonnet XI.<br />

15 Sonnet XII.<br />

16 Groot-Ne<strong>de</strong>rland IV (1906), 11, 133. - Erbe, Nag. werk, 15.<br />

17 Amice, 19 nr.328.<br />

18 I<strong>de</strong>m, 24 nr.334.<br />

19 Maatstaf II (1963), 173 nr.24.<br />

20 Maurits Wagen<strong>voor</strong>t, De vrijheidzoeker (1930), 315 e.v.<br />

21 Amice, 23 nr.333.<br />

22 Groot-Ne<strong>de</strong>rland II (1904), 1, 129-144; 280-288; 420-436. I<strong>de</strong>m IV (1906), 1. 613-624.<br />

23 Amice, 24 nr.334.<br />

24 Ibi<strong>de</strong>m.<br />

25 I<strong>de</strong>m, 27 nrs. 336-338.<br />

26 Reijn<strong>de</strong>rs, C. bij V.D., 299.<br />

27 Amice, 27 nr.337.<br />

28 I<strong>de</strong>m, 30 nr.340.<br />

29 I<strong>de</strong>m, 32 nr.346.<br />

30 I<strong>de</strong>m, 35 nr.354.<br />

31 Ibi<strong>de</strong>m.<br />

32 Georges Duviquet, Héliogabale, raconté par les historiens grecs et latins. Préface <strong>de</strong> Rémy <strong>de</strong><br />

Gourmont (1903).<br />

33 Amice, 72-73 nr.405 a .<br />

34 I<strong>de</strong>m, 43 nr.361.<br />

35 I<strong>de</strong>m, 45 nr.363. Verschenen in een band van Jan Toorop. Zie Braches, Boek als N.K., 138,<br />

178, 282, 520 (nr.031112*).<br />

36 ARA, fam.arch. <strong>Couperus</strong>, II e 85 e.v. (losse brieven).<br />

37 Amice, 47 nr.369.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


38 I<strong>de</strong>m, 47 nr.370.<br />

39 I<strong>de</strong>m, 48 nr.372.<br />

40 I<strong>de</strong>m, 48 nr. 370.<br />

41 Fundamenteel over <strong>de</strong> bouw van <strong>de</strong>ze roman W. Blok, Verhaal en lezer (1960). Zie ook <strong>de</strong><br />

Salaman<strong>de</strong>red. (1984), F.L. Bastet, Nawoord, 241-250. Voorts reeds N.A. Donkersloot, ‘Analyse<br />

van een roman’, in Over <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> (1952), 27-37.<br />

42 Amice, 49 nr.372.<br />

43 I<strong>de</strong>m, 51 nr.379.<br />

44 I<strong>de</strong>m, 52 nr.380. ‘Diverse pluimages’ (Van. 1 juli 1911), in Genéve, Florence, 26-27: ‘Die<br />

buitenmusschen waren lieve, zachte, eenvoudige, vrome vogels. Zoo tusschen drieën en vieren,<br />

als <strong>de</strong> zon opging over woud en wei<strong>de</strong>, ontwaakten zij, en die het eerst ontwaakt was, riep zacht<br />

en lieflijk: - Pièt:! - Piet-piet:! antwoord<strong>de</strong> een twee<strong>de</strong> die ontwaakte. <strong>Een</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong>, een vier<strong>de</strong><br />

vielen me<strong>de</strong> in, en daar ik soms <strong>de</strong> vogelentaal begrijp, begreep ik wat al die zacht-lieflijke<br />

“piet-piets” beteeken<strong>de</strong>n. Het beteeken<strong>de</strong>: komt, musschen, ontwaakt en zingen wij een lieflijke<br />

ochtendhymne, Go<strong>de</strong> ter eere; komt! [...] Ik lag, raam open,in mijn bed er naar te luisteren [...].<br />

En toen was het gedaan; <strong>de</strong> vogelen, na hunne hymne, had<strong>de</strong>n <strong>de</strong>n boom verlaten; het werd<br />

héel stil en ik... sliep weêr in, met zoo iets vreemd kin<strong>de</strong>rlijk kalms in mijn hoofd en mijn hart,<br />

dat ik het: u niet beschrijven kan...’<br />

45 Amice, 56 nr.385.<br />

46 Vergelijk <strong>de</strong> korte inhoud bij Lukkenaer, 31 (zie noot 4). <strong>Couperus</strong> moet Nonnos' Dyonisiaca<br />

goed gekend hebben. Zie <strong>voor</strong>ts Popma, <strong>Couperus</strong>, 124 e.v.<br />

47 Robert Turcan, Les sarcophages romains á rprésentations dionysiaqnes (1966), pl. 1-64. -<br />

Friedrich Matz, Die dionysischen Sarkophage 1-4 (1968-1975), passim.<br />

48 Dionyzos, VII. - Salvatore Aurigemma, Le terme di Diocleziano e il Museo Nazionale Romano<br />

(1954), 165; tav, CI.<br />

49 Amice, 59 nr. 388. - Groot-Ne<strong>de</strong>rland III (1905), 1, 129, 257, 385, 513, 637 e.v.<br />

50 Het heilige weten, I, VII.<br />

51 I<strong>de</strong>m, II, XIV.<br />

52 ‘Intieme impressies’ (Vad. 4 maart 1923), in Proza II, 213 219.<br />

53 Leo Ross, ‘“Van ou<strong>de</strong> mensen” als Indische roman’, in Literatuur 2, 85/1 (Januari/februari<br />

1985), 18-24; 23, 24.<br />

54 Bastet, Zuil, 67-76; afb. op 69.<br />

55 Amice, 15 nr. 323, met het verzoek aan Veen: ‘Doe mij het genoegen en zend een prezentex:<br />

van De stille Kracht (batik) aan: Madlle Baronne Mélanie van Ra<strong>de</strong>rs Rue Caspini II. Nice chez<br />

Madame Mé<strong>de</strong>cin.’ - Volgens een vrien<strong>de</strong>lijke me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling van mevrouw E. Philipszoon was<br />

dit een zuster van haar grootmoe<strong>de</strong>r, afkomstig uit ‘Den Haag. In ie<strong>de</strong>r geval woon<strong>de</strong> ze daar<br />

als jong meisje, ik geloof in <strong>de</strong> van Speykstraat. <strong>Een</strong> familie met veel ban<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> koloniën;<br />

a<strong>de</strong>l in <strong>de</strong> neergang. Tante Mel stond bekend als excentriek, een mooi woord <strong>voor</strong> een beetje<br />

gek. “Met tante Mel beleef<strong>de</strong> je altijd gekke dingen,” zet mijn va<strong>de</strong>r. Het verhaal gaat dat ze te<br />

grote schoenen droeg om, als iemand in <strong>de</strong> tram op haar tenen ging staan, te kunnen zeggen: 't<br />

geeft niet, ik heb er op gerekend.’<br />

56 Bastet, Zuil, 83; 58, 82, 86.<br />

57 Dit blijkt uit <strong>de</strong> Engelse vertaling uit 1919 door Alexan<strong>de</strong>r Teixeira <strong>de</strong> Mattos, met <strong>voor</strong>woord<br />

van Stephen McKenna, Old people and the things that pass, I noot I.<br />

58 Van ou<strong>de</strong> menschen, I.<br />

59 Ibi<strong>de</strong>m.<br />

60 I<strong>de</strong>m, II.<br />

61 I<strong>de</strong>m, XVI.<br />

62 I<strong>de</strong>m, XXVII.<br />

63 Amice, 24 nr. 334.<br />

IV [1904-1906]<br />

<strong>Een</strong> brief van Veen, die <strong>Couperus</strong> in november 1904 kort <strong>voor</strong> het afsluiten van Van<br />

ou<strong>de</strong> menschen ontving, wekte een zo hevige teleurstelling en vervolgens woe<strong>de</strong> in<br />

hem op, dat hij <strong>voor</strong> het eerst van zijn leven - maar niet <strong>voor</strong> het laatst - Veen een<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


verbitterd en zelfs ietwat onhebbelijk antwoord schreef (ongedateerd): 1 ‘Daar ik geen<br />

lust heb mijzelve en jou te ruïneeren door werken, die niet verkocht wor<strong>de</strong>n, heb ik<br />

<strong>de</strong> eerje vaarwel te zeggen. Beleef nog pleizier, zoo mogelijk, van Ou<strong>de</strong> Menschen,<br />

en laat het daarmeê gedaan zijn. Ik schrijf, of liever geef <strong>voor</strong>taan geen letter meer<br />

uit in het Hollandsch. Ik schrijf in het Hollandsch, maar laat me da<strong>de</strong>lijk vertalen in<br />

het Fransen, en ga eens mijn succes in het Fransch probeeren.’<br />

De toon van <strong>de</strong>ze reactie is even verbazingwekkend als het er in aangekondig<strong>de</strong><br />

plan. Men krijgt <strong>de</strong> indruk dat er meer aan <strong>de</strong> hand was. De tot dan toe toch goe<strong>de</strong><br />

relatie tussen uitgever en auteur wettig<strong>de</strong> allerminst een geprikkeldheid die zo met<br />

<strong>Couperus</strong>' gebruikelijke hoffelijkheid in strijd was. Daar het boek over Heliogabalus<br />

waar hij zich intussen grondig op <strong>voor</strong>bereid<strong>de</strong> door hemzelf in <strong>de</strong>cember 1905<br />

omschreven zou wor<strong>de</strong>n als ‘een roman over homosexualiteit’, heeft hij tegen dit<br />

avontuur - in die rijd! in Holland! - misschien toch wel opgekeken. Publikatie in een<br />

an<strong>de</strong>re taal kan hij als een welkome oplossing gezien hebben van een dilemma<br />

waarvan <strong>de</strong> gevolgen eigenlijk niet goed waren te beoor<strong>de</strong>len.<br />

Precies in 1904, toen <strong>Couperus</strong> in Ne<strong>de</strong>rland verbleef, heeft <strong>de</strong> Amsterdamse arts<br />

dr. L.S.A.M. von Römer een brochure gepubliceerd die, met als hoofdtitel Ongekend<br />

leed, werd aangekondigd als een verhan<strong>de</strong>ling over ‘<strong>de</strong> physiologische ontwikkeling<br />

<strong>de</strong>r geslachten in verband met <strong>de</strong><br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


314<br />

homosexualiteit’. Er stond een re<strong>de</strong> in afgedrukt die Von Römer in 1904 driemaal<br />

gehou<strong>de</strong>n heeft. Tevens kon men er een aantal reacties op het toentertijd zeer <strong>de</strong>licate<br />

on<strong>de</strong>rwerp in vin<strong>de</strong>n. Bovendien bevatte het geschriftje <strong>de</strong> tekst van een petitie aan<br />

<strong>de</strong> minister van Binnenlandse Zaken, door Von Römer zelf opgesteld en aan <strong>de</strong><br />

minister verzon<strong>de</strong>n. <strong>Een</strong> en an<strong>de</strong>r kan <strong>Couperus</strong>, hetzij door contact met Ram, die<br />

toen ook in Holland was, hetzij via couranten of doordat er over gefluisterd werd,<br />

nauwelijks ontgaan zijn. Von Römers warm pleidooi <strong>voor</strong> een meer menselijke<br />

houding van zijn landgenoten ten opzichte van seksuele varianten die plachten te<br />

wor<strong>de</strong>n afgedaan met ‘<strong>de</strong> zon<strong>de</strong> van Sodom’, een term die <strong>de</strong> minister zelf hanteer<strong>de</strong>,<br />

kan hij niet an<strong>de</strong>rs dan met innige sympathie begroet hebben. Tevens echter maakte<br />

<strong>de</strong> brochure hem, <strong>voor</strong> zover nodig, expressis verbis nog eens bijzon<strong>de</strong>r dui<strong>de</strong>lijk<br />

hoe <strong>de</strong> zaken ston<strong>de</strong>n in een land als Ne<strong>de</strong>rland. Van tolerantie, diepere aandacht of<br />

begrip was, van confessionele kant <strong>voor</strong>al, toen nog geen sprake. Of <strong>Couperus</strong> dat<br />

jaar al contacten met Von Römer heeft gehad, is niet bekend, maar erg waarschijnlijk<br />

is het niet. 2 <strong>Een</strong> jaar eer<strong>de</strong>r had Von Römer reeds zijn beken<strong>de</strong> artikel ‘Über die<br />

androgynische I<strong>de</strong>e <strong>de</strong>s Lebens’ gepubliceerd, in het door Magnus Hirschfeld sinds<br />

1899 geredigeer<strong>de</strong> tijdschrift Jahrbuch für sexuelle Zwischenstufen. In 1901 had dit<br />

jaarboek een studie over Heliogabalus opgenomen, geschreven door Ludwig von<br />

Scheffler, ‘Elagabal’. Het is niet onmogelijk dat <strong>Couperus</strong> dit gekend heeft, al werd<br />

hij tot zijn roman over <strong>de</strong> keizer zeer zeker al eer<strong>de</strong>r geïnspireerd door an<strong>de</strong>re<br />

geschriften, zoals wij nog zullen zien.<br />

Dat hij juist met De berg van licht zijn succes in Frankrijk wil<strong>de</strong> proberen, in plaats<br />

van een schandaal in Holland te riskeren, is niet zo verwon<strong>de</strong>rlijk. In <strong>de</strong>cember 1905,<br />

toen hij <strong>de</strong> roman voltooid had, schreef hij Veen naar aanleiding van het homoseksuele<br />

thema: 3 ‘Hier in Frankrijk is het motief een motief als een an<strong>de</strong>r, maar bij ons is het<br />

natuurlijk verbo<strong>de</strong>n waar...’ <strong>Couperus</strong> heeft kortom heel goed begrepen dat hij zich<br />

aan een hachelijk avontuur waag<strong>de</strong>.<br />

Op 5 september 1904 had hij zijn uitgever al meege<strong>de</strong>eld dat hij in 1905<br />

Heliogabalus wil<strong>de</strong> schrijven, <strong>de</strong> titel die hij eerst aan het boek had willen geven.<br />

Veelzeggend voeg<strong>de</strong> hij daar toen al aan toe: 4 ‘<strong>de</strong>ze roman wil ik niet in<br />

Groot-Ne<strong>de</strong>rland zetten, want wij moeten een beetje rekening hou<strong>de</strong>n met onze<br />

“fatsoenlijke” lezers. Je krijgt dus <strong>de</strong> primeur: ik zal het niet: te erg maken en <strong>de</strong>nken<br />

aan mijn Hollandsch publiek: ook zoû ik <strong>de</strong><br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


315<br />

roman wel tegelijk met <strong>de</strong> Hollandsche uitgave, in een Fransche vertaling willen<br />

geven. Daar zal ik van <strong>de</strong>n winter iemand over spreken, die ik ken: <strong>de</strong> vertaalster<br />

van Méreskowsky's La Molt <strong>de</strong>s Dieux.’<br />

<strong>Couperus</strong> hoopte aan het - zeer moeilijke, dat besefte hij - boek te beginnen zodra<br />

Van ou<strong>de</strong> menschen af was. Hij was van plan vrijwel <strong>de</strong> hele winter in Nice te blijven.<br />

In februari of maart wil<strong>de</strong> hij <strong>voor</strong> een paar weken naar Sicilië gaan. Trudy zou met<br />

haar kin<strong>de</strong>ren Edmée en John ook naar Nice komen, en zij waren <strong>voor</strong>nemens die<br />

reis gezamenlijk te maken. Gerard Valette hoor<strong>de</strong> dat in Pasoeroean, waar hij alleen<br />

was achtergebleven. 5<br />

Veens negatieve berichten waren niet bepaald aanmoedigend <strong>voor</strong> <strong>de</strong> werklust<br />

van <strong>Couperus</strong>, die verklaar<strong>de</strong> genoeg te hebben van <strong>de</strong> eeuwige klachten dat hij niet<br />

verkocht werd. Hij had het ook over 6 ‘die ellendige honoraria, die je me gunt’, en<br />

verwachtte in Frankrijk minstens zoveel te zullen verdienen als in Holland. Maan<strong>de</strong>n<br />

lang liet hij niets meer van zich horen. Nu zelfs Helemaal afzien van een Ne<strong>de</strong>rlandse<br />

naast een Franse editie moet <strong>voor</strong> hem een opluchting zijn geweest. Dat hij er daarna<br />

toch weer op is teruggekomen, kan bevredigend verklaard wor<strong>de</strong>n uit het forse<br />

honorarium dat hij vervolgens heeft bedongen, en dat wij in dit speciale geval dan<br />

ook gevoeglijk een ‘salaire <strong>de</strong> Ia peur’ mogen noemen.<br />

Begin januari 1905 - hij werkte toen al sinds enige weken aan zijn Romeinse<br />

keizerroman - was zijn woe<strong>de</strong> zover gezakt dat hij beweren kon: 7 ‘Boos ben ik waarlijk<br />

niet, en ik moest onre<strong>de</strong>lijk zijn om het te wezen.’ Dit nam niet weg dat hij Veen op<br />

28 januari liet weten: 8 ‘natuurlijk schrijf ik in Holl: maar ik hoop hem [<strong>de</strong> roman] in<br />

het Eng. en Fransch vertaald te krijgen, en uit te geven als oorspr, werk. Wilt ge een<br />

maand daarna <strong>de</strong> roman in het Holl: hebben, goed, maar ik treed absoluut niet in<br />

zoogenaam<strong>de</strong> “vermin<strong>de</strong>r<strong>de</strong> prijzen”, mocht ge het boek rekenen on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> min<strong>de</strong>r<br />

verkoopbare. Ik, <strong>voor</strong> mij, heb geen oor<strong>de</strong>el, of het verkoopbaar is of niet. De smaak<br />

van het publiek blijft mij een beminnelijk raadsel. Het wordt een boek, ik zal zeggen,<br />

genre: Quo Vadis.’<br />

Hij schreef dit uit Rome, waar hij <strong>voor</strong> drie weken we<strong>de</strong>rom zijn intrek in Hotel<br />

du Sud had genomen. Of <strong>de</strong> Siciliaanse reis door is gegaan staat niet vast.<br />

Waarschijnlijk niet, want <strong>Couperus</strong> beschreef Palermo toen hij er in 1912 heenging<br />

niet als een hem al goed beken<strong>de</strong> stad. Ongetwijfeld concentreer<strong>de</strong> hij zich op Rome<br />

omdat hij verdiept was in <strong>de</strong> lotgevallen van Heliogabalus aldaar. Dit nam hem<br />

helemaal in beslag. De<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


316<br />

roman zou, zo schreef hij Veen, beslist ongeschikt <strong>voor</strong> ‘<strong>de</strong> huiskamer’ wor<strong>de</strong>n. 9 .<br />

Nauwkeuriger gezegd: ‘... het eerste <strong>de</strong>el is een afgerond geheel [...] en bijna geschikt<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> huiskamer: <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re <strong>de</strong>elen niet.’<br />

Na een nieuwe brief van Veen, met we<strong>de</strong>rom berichten over <strong>de</strong> slechte verkoop<br />

van zijn boeken, schreef <strong>Couperus</strong> een ditmaal <strong>voor</strong> zijn doen rustig antwoord. De<br />

berg van licht, een grote historische roman die in drie <strong>de</strong>len werd opgezet,<br />

vertegenwoordig<strong>de</strong> veel studie en arbeid en daarom wenste hij er hoe dan ook<br />

vijfenveertighon<strong>de</strong>rd gul<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> te ontvangen. Er viel niets op af te dingen. Zowel<br />

zijn trots als zijn waardigheid kwamen daar tegen in opstand: 10 ‘Ik vermin<strong>de</strong>r niet en<br />

nooit <strong>de</strong> normale prijs van mijn groote prozaromans. Dat staat vast, ook al zoû ik het<br />

boek niet uitgeven en in een la<strong>de</strong> wegsluiten. Kàn je mij die prijs er niet <strong>voor</strong> geven,<br />

omdat je er geen winst uit zoû halen, na betaling van dit honorarium, dan spijt het<br />

mij meer dan ik zeggen kan, maar dan nemen we afscheid van elkan<strong>de</strong>r, zon<strong>de</strong>r<br />

boosheid en zon<strong>de</strong>r rancune.’<br />

Aan het plan van een Franse editie hield <strong>Couperus</strong> hardnekkig vast. Hij hoopte in<br />

<strong>de</strong> zomer met een, ons helaas niet na<strong>de</strong>r beken<strong>de</strong>, dame te Venetië aan <strong>de</strong> vertaling<br />

te beginnen. Intussen werkte hij met ijver en plezier door. Veens nieuwe <strong>voor</strong>stel,<br />

negenen<strong>de</strong>rtighon<strong>de</strong>rd gul<strong>de</strong>n, wees hij kalm van <strong>de</strong> hand. Op 27 april 1905 <strong>de</strong>el<strong>de</strong><br />

hij zijn uitgever even placi<strong>de</strong> mee: 11 ‘De Berg van Licht is af, dat wil zeggen, ik zal<br />

er nog <strong>de</strong>n gehee<strong>de</strong>n zomer aan moeten werken en overwerken, maar dit gebeurt al<br />

overschrijven<strong>de</strong>.[...] Ik las er veel van <strong>voor</strong> in intieme kring: men vind het nu niet<br />

“zoo erg shocking”, door <strong>de</strong> heel ernstige wijze, waarop ik <strong>de</strong> ze<strong>de</strong>n van <strong>de</strong>n tijd heb<br />

behan<strong>de</strong>ld. Ik zelve geloof, dat dit boek een van mijn belangrijkste werken zal blijven.’<br />

<strong>Couperus</strong>, door zijn keihar<strong>de</strong> opstelling, won. Na <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> en laatste keer<br />

vijfenveertighon<strong>de</strong>rd gul<strong>de</strong>n geëist te hebben, zag hij Veen door <strong>de</strong> knieën gaan.<br />

<strong>Couperus</strong>' reactie was verbluffend: Veen mocht Imperia en Endymion - onleesbare<br />

en dus ook alweer a priori onverkoopbare werken, die <strong>Couperus</strong> zoals gezegd nooit<br />

heeft voltooid - vroeg of laat geheel <strong>voor</strong> niets hebben! Zijn motivering luid<strong>de</strong>: 12<br />

‘Zoo blijf ik trouw aan mijn principe, ben zoo royaal als ik kan, en zoo hoop ik, dat<br />

ge niet al te ontevre<strong>de</strong>n zult zijn, noch nu, noch later.’<br />

De band, zo besliste hij ook nog, mocht bepaald geen art nouveau wor<strong>de</strong>n. Hij<br />

verlang<strong>de</strong> een ontwerp in antieke stijl, dat hij bovendien eerst zelf wenste te<br />

beoor<strong>de</strong>len. ‘En nu het beste; een flinken handdruk. Ik ben<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


317<br />

blij, dat we het hebben geschikt. Altijd je trouwe auteur!!’ riep hij Veen toe..., die<br />

zo vrien<strong>de</strong>lijk was in<strong>de</strong>rdaad een ontwerp naar Nice te zen<strong>de</strong>n. Als antwoord kreeg<br />

hij te lezen: 13 ‘Amice!!!!! Ik val omvèr van dat schetsje! Het is wel heel kin<strong>de</strong>rlijk,<br />

maar het heeft er niets van, hoor! Beste kerel, laat je goe<strong>de</strong> smaak je in <strong>de</strong>n steek,<br />

dat je me zoo iets kan opzen<strong>de</strong>n!! Wat Romeinsch-Grieksche (??) tempeltjes, met<br />

wat sterretjes erboven! Neen, hoor! Ik wil iets heel moois. Dit had ik zelf nog beter<br />

kunnen teekenen. Heelemaal liever geen tempelmotief. Mijn tempel daarenboven is<br />

te Emessa, <strong>de</strong> bouwor<strong>de</strong> is Syriesch-Perziesch (in het genre van het paleis van<br />

Artaxerxes-Mnemon) dat men nog in het Louvre te Parijs bestu<strong>de</strong>eren kan.’<br />

De zomer bracht <strong>Couperus</strong> weer eens in Den Haag door, bij <strong>de</strong> Vlielan<strong>de</strong>r Heins<br />

in <strong>de</strong> Molenstraat. Met het overschrijven en - werken van <strong>de</strong> roman zou hij het nog<br />

druk genoeg hebben. Tot dan toe had hij Veen nog pas een klein ge<strong>de</strong>elte gestuurd<br />

van zijn ‘roman over homoseksualiteit’. Het is <strong>de</strong> vraag of Veen, naarmate hij meer<br />

kopij ontving en las, op zijn beurt niet ook omvér gevallen is van wat hij te lezen<br />

kreeg. Van diens reacties is helaas niets bekend.<br />

Na Den Haag ging <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong> enkele weken met <strong>de</strong> Vlielan<strong>de</strong>r Heins naar<br />

Putten op <strong>de</strong> Veluwe, waar hij het erg naar zijn zin had. Tussendoor verbleef hij een<br />

paar dagen in het Oranje-Hotel te Hilversum. Op 18 juli 1905 stuur<strong>de</strong> hij vandaar<br />

aan zijn uitgever een interessant pak papieren. 14 Het bevatte gecorrigeer<strong>de</strong> drukproeven<br />

van De berg van licht, waaron<strong>de</strong>r ook afdrukken van <strong>de</strong> in het boek op te nemen<br />

foto's, en ‘een boekje van Dr. v. Römer, die zoo vrien<strong>de</strong>lijk is mij toe te sturen een<br />

mooi portret van het keizertje en één van zijn tante [om] er uit te nemen’. In juli 1905<br />

had <strong>Couperus</strong> dus in ie<strong>de</strong>r geval contact met Von Römer. Dit moet wel van <strong>Couperus</strong><br />

zelf zijn uitgegaan, daar het an<strong>de</strong>rs niet goed dui<strong>de</strong>lijk is hoe Von Römer kon weten<br />

dat hij een roman over Heliogabalus <strong>voor</strong>bereid<strong>de</strong>. De correspon<strong>de</strong>ntie heeft<br />

ongetwijfeld een discreet karakter gehad. 15 In het pak stuur<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> namelijk ook<br />

een brief van Von Römer mee, die Veen maar eens moest lezen. Ter verklaring<br />

schreef <strong>Couperus</strong> erbij: ‘Hij verlangt een studie over mij te schrijven; zend hem als<br />

prezentex: wat je missen kunt: ik laat dat over aan je eigen oor<strong>de</strong>el. Hij is heel aardig<br />

om ons uit zijn boek die twee bustes te laten knippen.’<br />

En tenslotte bevatte het pak ook iets níet, dat namelijk nog zou wor<strong>de</strong>n nagezon<strong>de</strong>n:<br />

een prospectus, te schrijven door Elisabeth <strong>Couperus</strong>-Baud.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


318<br />

Geholpen door haar echtgenoot was zij bezig aan een reclametekst die De berg van<br />

licht bij belangstellen<strong>de</strong>n moest introduceren. <strong>Een</strong> gemakkelijke opgave vond zij het<br />

niet en zij kon er zich dan ook niet mee haasten. Geen won<strong>de</strong>r, als wij lezen wat die<br />

tekst tenslotte gewor<strong>de</strong>n is.<br />

Dit alles te zamen maakt dui<strong>de</strong>lijk dat <strong>Couperus</strong>' ontwikkeling een kardinaal punt<br />

had bereikt. Tegen <strong>de</strong> studie van Von Römer had hij blijkbaar geen bezwaar, hoewel<br />

hij <strong>de</strong> hieraan verbon<strong>de</strong>n risico's ten volle beseft moet hebben. Wat zou hij schrijven,<br />

wat suggereren, <strong>de</strong> auteur van Ongekend leed? Opmerkelijk is het feit dat het<br />

prospectus door Elisabeth moest wor<strong>de</strong>n gemaakt, wier melancholieën nu blijkbaar<br />

geacht wer<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>goed tot het verle<strong>de</strong>n te behoren. Zij had dus geaccepteerd<br />

<strong>voor</strong>taan publiekelijk bekend te zullen staan als <strong>de</strong> echtgenote van een vermaar<strong>de</strong><br />

schrijver wiens afwijken<strong>de</strong> seksuele geaardheid dui<strong>de</strong>lijk was - althans <strong>voor</strong> een<br />

ie<strong>de</strong>r die geen oogkleppen wenste op te zetten - sinds hij er zelf mee adverteer<strong>de</strong>.<br />

De tekst van het prospectus loog er namelijk bepaald niet om. 16 Het christelijke, en<br />

in het bijzon<strong>de</strong>r het katholieke <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> natie kreeg nog iets extra opzienbarends<br />

te verwerken.<br />

Want wat moest men <strong>de</strong>nken van ‘het mooie zonnepriestertje, dat tot keizer werd<br />

uitgeroepen, omdat het Leger verliefd op hem was en omdat hij zoo mooi kon<br />

dansen’? ‘een vrouwelijke ziel in een bizon<strong>de</strong>r schoenen mannelijken vorm, zoodat<br />

<strong>de</strong> Magiërs in hem zagen <strong>de</strong> illuzie van <strong>de</strong> weer op aar<strong>de</strong> geïncarneer<strong>de</strong> Man-Vrouw;<br />

zoo bekoorlijk en innemend in al zijn uitingen, dat een geheel Volk, een geheel Leger<br />

van ruwe soldaten hem aanbad.’<br />

‘Niemand die over hem schreef, of hij heeft hem gelasterd, zelfs Lombard. Het<br />

jongetje was een bedorven Kind en zeker hysteriesch in zijn man-vrouwelijkheid,<br />

maar hij was niet enkel “lie<strong>de</strong>rlijk” en meer niet. Hij was geniaal, en artiest in alles<br />

wat hij <strong>de</strong>ed.’<br />

Vervolgens kwam het hoogtepunt, waarin Elisabeth zichzelf heeft overtroffen:<br />

‘Wie zegt ons, dat <strong>de</strong> quintessens van zijn godsdienst niet zuiver<strong>de</strong>r is dan die van<br />

het Christendom?’ ‘Wat wij alleen als “lie<strong>de</strong>rlijk” en “immoreel” beschouwen, was<br />

in <strong>de</strong>n Zonnedienst even natuurlijk, gewoon en lofrijk, als op dit oogenblik, <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n<br />

Roomsch-Katholiek, het opdragen van <strong>de</strong> Mis...’<br />

Het heeft iets grotesks dat dit alles geschreven werd in, of all places, Putten op <strong>de</strong><br />

Veluwe. Het pension heette nog Rustoord ook! - De tekst van het prospectus vor<strong>de</strong>r<strong>de</strong><br />

traag: 17 ‘... <strong>de</strong> vrouw werkt niet zoo heel gauw!!’ schreef <strong>Couperus</strong>.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


319<br />

Enige weken later vertrok het echtpaar uit Holland. Het slot van het prospectus behelst<br />

wel <strong>de</strong> meest verbluffen<strong>de</strong> anti-reclame die een Ne<strong>de</strong>rlandse uitgever ooit <strong>de</strong> wereld<br />

in heeft gestuurd: ‘Mijn boek is een boek <strong>voor</strong> enkelen, zon<strong>de</strong>r <strong>voor</strong>oor<strong>de</strong>elen van<br />

godsdienst en <strong>voor</strong>opgestel<strong>de</strong> moraal. Zij, die <strong>voor</strong>oor<strong>de</strong>elen hebben, doen beter het<br />

niet te lezen, want ze zullen ge-ergerd wor<strong>de</strong>n; en waarom een roman te lezen, als<br />

het boek geen genoegen geeft, artistiek of psychologisch genoegen?’<br />

De verkoop kan dit nauwelijks bevor<strong>de</strong>rd hebben. Veen heeft het toch gedrukt.<br />

Maar hoe moest hij, zo zal hij zich wel afgevraagd hebben, met behulp van déze<br />

tekst <strong>de</strong> vijfenveertighon<strong>de</strong>rd gul<strong>de</strong>n terugverdienen die hij <strong>Couperus</strong> als honorarium<br />

had uitgekeerd? - In Ne<strong>de</strong>rland begon men over <strong>de</strong> auteur toch al steeds meer te<br />

meesmuilen. Het imago dat hij zich langzamerhand verworven had blijkt het<br />

dui<strong>de</strong>lijkst uit een karikatuur, door J. Rotgans, die zomer op 19 augustus<br />

gepubliceerd. 18 Tussen links <strong>de</strong> Venus van Milo en rechts De Kus van Rodin zit<br />

<strong>Couperus</strong> frontaal in een ‘immense’ fauteuil met hoge rugleuning zichzelf in een<br />

handspiegel te bewon<strong>de</strong>ren. Over <strong>de</strong> zitting valt een Ouida-achtige ijsbeerhuid tot<br />

op <strong>de</strong> grond, waar een opengevouwen waaier ligt. <strong>Couperus</strong>' hoofd wordt door een<br />

week kussen extra on<strong>de</strong>rsteund. In zijn knoopsgat draagt hij natuurlijk een orchi<strong>de</strong>e,<br />

zijn boord is torenhoog, zijn pak uiteraard welgesne<strong>de</strong>n, en sokken en bottines zijn<br />

naar <strong>de</strong> laatste mo<strong>de</strong> gekozen. Voor hem staat een boeket. Op zijn schoot ligt een<br />

boek opengeslagen. De ringen aan zijn vingers vallen min<strong>de</strong>r op dan het afzichtelijke<br />

gelaat, contaminatie van Havermans portret en <strong>de</strong> fysionomie van een maanzieke<br />

aap. <strong>Couperus</strong> rookt... een sigaret. Voor een zo sterk narcistische figuur als hij moet<br />

<strong>de</strong> tekening een zweepslag zijn geweest. 19<br />

De terugreis naar Nice ging via Vlaan<strong>de</strong>ren. Van 3 tot 6 september hebben <strong>Couperus</strong><br />

en Elisabeth bij Cyriel Buysse in Afsnee (Gent) gelogeerd. Vermoe<strong>de</strong>lijk is dit <strong>de</strong><br />

logeerpartij geweest die Buysse jaren later in zulke treffen<strong>de</strong> bewoordingen heeft<br />

gememoreerd. <strong>Couperus</strong> heeft toen ook uit zijn nieuwe boek <strong>voor</strong>gelezen, zo<br />

herinner<strong>de</strong> Buysse zich, en maakte daarmee indruk: 20 ‘het werd da<strong>de</strong>lijk iets geheel<br />

an<strong>de</strong>rs dan wat wij zelven eruit gelezen had<strong>de</strong>n. Het leef<strong>de</strong>, het tril<strong>de</strong>; hij <strong>de</strong>ed er <strong>de</strong><br />

mimiek bij en <strong>de</strong> diverse stembuigingen: men zag en hoor<strong>de</strong> en voel<strong>de</strong> het gebeuren.<br />

Het was niet enkel lezen; hij kwam er door in actie dat hij er van transpireer<strong>de</strong>; men<br />

zag <strong>de</strong> a<strong>de</strong>ren op zijn <strong>voor</strong>hoofd zwellen. De das moest los, het boord<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


320<br />

moest af en daar stond een <strong>Couperus</strong> dien men niet vermoed zou hebben: een litterair<br />

athleet, die niets meer zag van zijn omgeving, die “weg” was in zijn inspiratie,<br />

magnifiek om te aanschouwen. Tot het eensklaps uit was en hij in elkaar zakte met<br />

een glimlach van vermoeidheid, zuchtend met een matte stem: - Nu kán ik niet meer.’<br />

Aldus Buysse.<br />

De Vlaamse confrater vertelt ook heel an<strong>de</strong>re verhalen. Zo ving <strong>Couperus</strong> op een<br />

van die dagen een kikkertje dat hij op zijn grote hand zette, daarbij uitroepend: ‘Het<br />

kikkertje is gelukkig; het is gepâmeerd!’ Daarna bracht hij het naar <strong>de</strong> rivier <strong>de</strong> Leie.<br />

- Tot Buysses verbazing bleek <strong>Couperus</strong> ook zijn eigen schoenen te poetsen, gaarne<br />

erwten te doppen en <strong>de</strong>snoods water te pompen. <strong>Een</strong>s kwam hij aan het ontbijt, zo<br />

herinner<strong>de</strong> Buysse zich, ‘met een tragisch-uigestreken gezicht en toen ik hem vroeg<br />

wat er scheel<strong>de</strong> antwoord<strong>de</strong> hij met matte stem: - Wat een meid toch, die kamermeid<br />

van jullie! Ik vraag haar om wat meer water en weetje wat ze mij antwoordt?... “U<br />

<strong>de</strong>nkt zeker dat we maar u alleen te bedienen hebben!” Op een toon!... nee maar...!<br />

Ik zei; “Maar, lieve meid, waar is <strong>de</strong> pomp?... Laat mij zien waar <strong>de</strong> pomp is; ik zal<br />

zelf wel water pompen en naar boven brengen!.” Ik ben toch zóo<br />

ge<strong>de</strong>contenanceerd!...’ - Met <strong>de</strong> hond van Buysse kwam <strong>Couperus</strong> eveneens op<br />

kwa<strong>de</strong> voet te staan, toen <strong>de</strong>ze hem tij<strong>de</strong>ns een roeitochtje geheel met mod<strong>de</strong>r bespatte.<br />

Het is vermoe<strong>de</strong>lijk ook tij<strong>de</strong>ns dit bezoek geweest dat <strong>Couperus</strong> een rood satijnen<br />

foedraaltje open<strong>de</strong> waar zijn eigen Japans theekopje van fijn porselein in bleek te<br />

zitten. Hij wenste namelijk niet uit een vreemd kopje te drinken. 21 Ontwapenen<strong>de</strong><br />

anekdotes van <strong>de</strong>ze aard laten hem van een an<strong>de</strong>re kant zien. Het is jammer dat <strong>de</strong><br />

brieven aan Veen, waar wij al te eenzijdig op aangewezen zijn, dikwijls juist zijn<br />

min<strong>de</strong>r sympathieke eigenschappen tonen, dit ten gevolge van hun zakelijk karakter.<br />

Na nog enkele dagen in Parijs doorgebracht te hebben kwam hij op 19 september<br />

1905 weer thuis in Nice. Veel drukproeven wachtten hem, zowel van Van ou<strong>de</strong><br />

menschen als van De berg van licht. Op een zeer kort lijstje met namen <strong>voor</strong><br />

presentexemplaren stond ditmaal wel <strong>de</strong> naam van dr. L.S.A.M. von Römer. <strong>Een</strong><br />

an<strong>de</strong>re naam ontbrak, <strong>voor</strong> het eerst sinds vele jaren: die van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> mevrouw Baud.<br />

Zij woon<strong>de</strong> in die rijd bij John Ricus junior in Djokja. <strong>Couperus</strong> wil<strong>de</strong> geen enkel<br />

risico lopen en schreef Veen mee nadruk: 22 ‘Neen, niet aan mijn schoonmoe<strong>de</strong>r,<br />

Meyr. Baud, vóor ik weet of dit boek welkom is. Je begrijpt, ik zend dit boek alleen<br />

aan personen, van wie ik zeker weet, dat ze er belang in stellen, en niet te<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


321<br />

schichtig zijn.’ Enige weken later bleek <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> dame genadiglijk goedgevon<strong>de</strong>n te<br />

hebben dat <strong>de</strong> roman haar alsnog werd toegezon<strong>de</strong>n.<br />

<strong>Couperus</strong> kon soms merkwaardig reageren. Toen op 8 <strong>de</strong>cember 1905 het gezin<br />

Veen werd uitgebreid door <strong>de</strong> geboorte van <strong>de</strong> kleine Carla, meen<strong>de</strong> hij <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs<br />

te moeten aansporen met ‘continuez, conrinuez!’, een uitdrukking die hij van zijn<br />

huisarts in Nice geleerd had. 23 - Deze kwam overigens al te vaak bij hem over <strong>de</strong><br />

vloer. <strong>Couperus</strong> en Elisabeth had<strong>de</strong>n allebei veel last van griep en verkoudheid. Het<br />

weer aan <strong>de</strong> Rivièra was grilliger dan zij beseft had<strong>de</strong>n toen zij er zich vestig<strong>de</strong>n.<br />

Het begon <strong>Couperus</strong> te vervelen. Teleurstellend natte winters, ondraaglijk hete<br />

zomers: het moest nu maar eens afgelopen zijn.<br />

Zijn geprikkel<strong>de</strong> stemming blijkt ook uit zijn oor<strong>de</strong>el over <strong>de</strong> ban<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> drie<br />

<strong>de</strong>len De berg van licht: hij vond ze ‘niets’. Onrust maakte zich van hem meester.<br />

<strong>Couperus</strong> kwam tot <strong>de</strong> slotsom dat zes winters in Nice nu wel genoeg waren geweest: 24<br />

‘Wij <strong>de</strong>nken volgen<strong>de</strong>n winter niet meer hier in te huren,’ <strong>de</strong>el<strong>de</strong> hij Veen mee. ‘Zes<br />

jaren winterverblijf Nice is <strong>voor</strong> ons, vagebon<strong>de</strong>n, genoeg. Zetten <strong>de</strong>n boel op zol<strong>de</strong>r<br />

en gaan er van door, naar Egypte. Wie weet wat <strong>voor</strong> mooie Egyptische romans je<br />

dus nog van me krijgt... als je ten minste me niet moê wordt!!’ - Het zou er niet van<br />

komen. <strong>Couperus</strong> heeft <strong>de</strong> pirami<strong>de</strong>n nooit gezien. De Egyptische roman die hij<br />

enkele jaren later zou schrijven is een soort historische roman gewor<strong>de</strong>n.<br />

Intussen kon heel Ne<strong>de</strong>rland De berg van licht lezen en er zijn conclusies uit<br />

trekken... 25 Naast onrust maakte zich nu ook vechtlust van <strong>Couperus</strong> meester, een<br />

geheel nieuw verschijnsel in zijn ontwikkeling. Wat beziel<strong>de</strong> hem? ‘Zend mij s.v.p.<br />

zoo veel mogelijk kritieken en uitscheldpartijen. Zijn ze interessant, dan schrijf ik<br />

er na een brochure, als studie hoe een roman over homosexualiteit in Holland<br />

ontvangen wordt,’ schreef hij Veen. 26 ‘Geen anti-kritieken, maar een placi<strong>de</strong><br />

brochure!’ Herinner<strong>de</strong> hij zich <strong>de</strong> brochures van papa <strong>Couperus</strong>? Wil<strong>de</strong> hij zich<br />

achter <strong>de</strong> krijgsbanieren van Von Römer scharen? - Het is er overigens niet van<br />

gekomen.<br />

Zo weerbaar als <strong>Couperus</strong> zich hier <strong>voor</strong>doet was hij trouwens niet. Dat bewijst<br />

een affaire waaruit een levenslange brouille met <strong>de</strong> Scharten-Antinks is <strong>voor</strong>tgekomen.<br />

<strong>Couperus</strong> hoef<strong>de</strong> niet zo te verlangen naar uitscheldpartijen, ze kwamen vanzelf wel,<br />

en soms van zeer onverwachte zij<strong>de</strong>. Hoewel hij al sinds jaren niet meer in <strong>de</strong> redactie<br />

van De Gids zat, zond J.N. van Hall hem altijd nog presentexemplaren van het<br />

tijdschrift.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


322<br />

Het maartnummer van 1906 bleek een wel zeer onplezierige verrassing <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong><br />

te bevatten. 27 Carel en Margot Scharten-Antink hoor<strong>de</strong>n tot <strong>de</strong> vaste me<strong>de</strong>werkers<br />

<strong>voor</strong> literatuur. Dit echtpaar vond het nodig naar aanleiding van <strong>de</strong> verschijning van<br />

Dionyzos eens dui<strong>de</strong>lijk uiteen te zetten wat zij eigenlijk wel van <strong>Couperus</strong> von<strong>de</strong>n.<br />

Zij gun<strong>de</strong>n zich daartoe tijd en moeite genoeg. Vieren<strong>de</strong>rtig grote bladzij<strong>de</strong>n wer<strong>de</strong>n<br />

aan zijn laatste werken, gewijd, dus niet alleen aan Dionysos maar ook aan alle an<strong>de</strong>re<br />

boeken die in <strong>de</strong> laatste tien jaren van hem waren verschenen. Het artikel was er<br />

naar. De berg van licht werd er nog niet in besproken, maar over vrijwel al het an<strong>de</strong>re<br />

werk was het oor<strong>de</strong>el vernietigend. Het kwam in het kort neer op wat zij in <strong>de</strong><br />

volgen<strong>de</strong> regels aldus samenvatten: ‘Diezelf<strong>de</strong> hol-verrukte toon, die reeds zijn eerste<br />

argelooze letteroefeningen, zijn eerste verzen, geheel opvul<strong>de</strong>, die toon, die zijn<br />

aangeboren stem schijnt te zijn, slechts bij wijlen met meer of min<strong>de</strong>r kracht door<br />

<strong>de</strong> waarmenschelijke stem zijner te dikwijls sluimeren<strong>de</strong>, diepere ziel on<strong>de</strong>rdrukt, -<br />

die toon vier<strong>de</strong> hoogtij in <strong>de</strong> keizer-romans, woel<strong>de</strong> in Fi<strong>de</strong>ssa, gulpte en spoel<strong>de</strong><br />

door Babel heen, <strong>de</strong>ed van Over Lichten<strong>de</strong> Drempels rijzen het veege <strong>de</strong>eg van<br />

quasi-mystiek, zwol 't bolst in God en Go<strong>de</strong>n, joeg nog, bij vlagen, sommige episo<strong>de</strong>n<br />

van De Kleine Zielen in leege opgewon<strong>de</strong>nheid <strong>voor</strong>t, en ook weer dit Dionyzos,<br />

<strong>voor</strong> een te groot <strong>de</strong>el, drijft er op.’<br />

De Schartens veeg<strong>de</strong>n kortom <strong>de</strong> vloer aan met een aantal boeken die <strong>Couperus</strong><br />

zelf nu juist <strong>voor</strong> zijn grootste meesterwerken hield, en waarin hij zijn theosofische<br />

opvattingen zo bloemrijk on<strong>de</strong>r woor<strong>de</strong>n dacht gebracht te hebben. De Schartens<br />

gingen nog ver<strong>de</strong>r. Zij vergeleken <strong>Couperus</strong> met Van Schen<strong>de</strong>l, wiens <strong>Een</strong> zwerver<br />

verliefd hun lof mocht verwerven. Tegenover diens kunst stond ‘<strong>Couperus</strong>' kunst<br />

maar al te vaak als <strong>de</strong> ij<strong>de</strong>le muziek van wie liever bekoor<strong>de</strong> dan echt te zijn, niet<br />

begrijpen<strong>de</strong> dàt hij bekoor<strong>de</strong>... alleen waar hij echt was’.<br />

<strong>Couperus</strong> mocht dan soms beweren dat elke vorm van kritiek hem koud liet, in<br />

werkelijkheid trok hij zich dit vonnis verschrikkelijk aan, <strong>voor</strong>al omdat het in De<br />

Gids stond, tot <strong>voor</strong> kort zijn eigen tijdschrift. Hij schreef Van Hall een gekwetste<br />

brief. Deze <strong>de</strong>el<strong>de</strong> op zijn beurt <strong>de</strong> Scharten-Antinks me<strong>de</strong>: 28 ‘Hij ontving nog steeds<br />

een presentexemplaar. Maar, na hetgeen gij van zijn werk gezegd hebt, heeft hij <strong>voor</strong><br />

<strong>de</strong> ontvangst van zijn presentexemplaar bedankt.’ - De Schartens had<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>goed<br />

bij hem afgedaan.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


323<br />

Met De berg van licht sloot <strong>Couperus</strong> een ontwikkeling van jaren af. Sinds <strong>de</strong> tijd<br />

van zijn eerste gedichten had hij er al van gedroomd ooit nog eens een historische<br />

roman van allure te schrijven. Maar dat was niet alleen een kwestie van techniek,<br />

die hij bezat, het was me<strong>de</strong> een kwestie van een eruditie, die hem ontbrak. In dit<br />

laatste opzicht had hij echter in twintig jaren grote vor<strong>de</strong>ringen gemaakt. De berg<br />

van licht heeft zijn - vele - fantastische kanten, maar is wel heel goed gedocumenteerd.<br />

<strong>Couperus</strong>' <strong>voor</strong>beeld is wat zijn historische romans betreft steeds <strong>voor</strong>al Salammbô<br />

van Flaubert geweest. Diens uiterst ge<strong>de</strong>tailleer<strong>de</strong> documentatie evenaar<strong>de</strong> hij dan<br />

wel niet, maar Flauberts monumentale opbouw en visionaire dramatisering trachtte<br />

hij met overtuiging te bena<strong>de</strong>ren. Dat <strong>Couperus</strong> al te veeleisen<strong>de</strong> historische acribie<br />

graag geofferd heeft om zo te winnen aan psychologische diepte en meeslepen<strong>de</strong><br />

verteltrant, getuigt van inzicht in wat zijn sterkste eigenschappen waren. Vóór alles<br />

was <strong>Couperus</strong> dramaticus. 29<br />

De berg van licht sluit aan bij een in hoofdzaak Franse traditie. Reeds in 1834<br />

komt Heliogabalus <strong>voor</strong> bij Théophile Gautier, in positieve zin. Gautier verheerlijkt<br />

hem in Ma<strong>de</strong>moiselle <strong>de</strong> Maupin samen met Tiberius - oom Anton! - , Caligula en<br />

Nero, ‘grands Romains <strong>de</strong> l'empire, ô vous que l'on a si mal compris’. Ook een<br />

opmerking als ‘j'ai souhaité être femme pour connaître <strong>de</strong> nouvelles voluptés’ moet<br />

<strong>Couperus</strong> <strong>de</strong>ugd hebben gedaan. Als motto had<strong>de</strong>n <strong>de</strong>ze regels in zijn roman evenmin<br />

misstaan als ‘nos tristesses <strong>de</strong> n'avoir pas été contemporain <strong>de</strong> Sardanapale, <strong>de</strong> Teglath<br />

Phalazar, <strong>de</strong> Cléopâtre, reine <strong>de</strong> l'Egypte, ou seulement d'Héliogabale, empereur <strong>de</strong><br />

Rome et prêtre du Soleil’. 30<br />

Flaubert neemt <strong>de</strong>ze motieven van Gautier over en verheerlijkt het <strong>de</strong>ca<strong>de</strong>nte Rome<br />

vele malen: 31 ‘cette belle reine se roulant dans l'orgie, salissant ses nobles vêtements<br />

du vin <strong>de</strong> la débauche, plus fiére <strong>de</strong> ses vices gu'elle ne l'était <strong>de</strong> ses vertus’. Ook<br />

Flaubert was, als <strong>Couperus</strong>, van mening al eer<strong>de</strong>r geleefd te hebben, in een Romeins<br />

<strong>voor</strong>bestaan. Alexan<strong>de</strong>r VI Borgia was vergeleken met <strong>de</strong> <strong>de</strong>ca<strong>de</strong>nte keizers maar<br />

een dwerg, vond Flaubert. 32 Dat <strong>Couperus</strong> zich later ook met <strong>de</strong>ze paus zou gaan<br />

bezighou<strong>de</strong>n, kan, in dit verband gezien, nauwelijks verwon<strong>de</strong>ring wekken.<br />

Heliogabalus én Alexan<strong>de</strong>r VI komen vervolgens <strong>voor</strong> in Lorrains Les Naronsaff. 33<br />

In <strong>de</strong> roman Ariadne, uit 1877, van <strong>de</strong> door <strong>Couperus</strong> zo bewon<strong>de</strong>r<strong>de</strong> Ouida, roept<br />

<strong>de</strong> beeldhouwer Maryx uit: 34 ‘The most beautiful man the world ever saw was<br />

Heliogabalus.’ Want ook buiten Frank-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


324<br />

rijk heeft men dit <strong>de</strong>ca<strong>de</strong>nte adagium graag overgenomen. In 1892 publiceer<strong>de</strong> Stefan<br />

George zijn Algabal. In <strong>de</strong> schil<strong>de</strong>rkunst kunnen we hier nog aan toevoegen Alma<br />

Ta<strong>de</strong>ma's The roses of Heliogabalus uit 1888, een schil<strong>de</strong>rij waar<strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze meester<br />

vier maan<strong>de</strong>n lang wekelijks verse rozen van <strong>de</strong> Rivièra liet komen, om er zes<br />

beeldschone wezens letterlijk in te laten zwemmen. 35 Is het toeval dat Gautier,<br />

Flaubert, Ouida en Lorrain lievelingsschrijvers van <strong>Couperus</strong> waren, die bovendien<br />

in 1898 te Lon<strong>de</strong>n Alma Ta<strong>de</strong>ma opzocht?<br />

In 1888 verscheen Lombards L'agonie, <strong>de</strong> roman over Heliogabalus die <strong>Couperus</strong><br />

het meest direct heeft geïnspireerd. Wat hij zelf met De berg van licht nastreef<strong>de</strong><br />

was overigens heel iets an<strong>de</strong>rs dan zijn <strong>voor</strong>beeld. Het prospectus van Elisabeth legt<br />

<strong>de</strong> nadruk op twee hoof<strong>de</strong>lementen die het boek in<strong>de</strong>rdaad beheersen. In <strong>de</strong> eerste<br />

plaats wil<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong>al <strong>de</strong> ziel van keizer Heliogabalus bestu<strong>de</strong>ren, daar hij<br />

hem nu eenmaal als mens interessanter vond dan als historisch personage. Niet min<strong>de</strong>r<br />

belangrijk echter is wat dan volgt: ‘Hij is <strong>de</strong> laatste weerschijn van <strong>de</strong> Antieke<br />

Schoonheid en <strong>de</strong> Antieke (Egyptisch-Chal<strong>de</strong>euwsche) Wijsheid. [...] De Zwarte<br />

Steen is symbool (<strong>voor</strong> het volk) van <strong>de</strong> Zon, die zelve symbool is (<strong>voor</strong> <strong>de</strong> priester)<br />

van het Licht, (dat weer symbool is, <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Magiërs en Ingewij<strong>de</strong>n, van <strong>de</strong>n<br />

onuitsprekelijken God). Er schuilt een diepe mystische Wetenschap achter dat alles,<br />

en vermoe<strong>de</strong>lijk hebben onze latere, Christelijke Eeuwen heel veel verloren, vergeten,<br />

verwaarloosd, van wat <strong>de</strong> “hei<strong>de</strong>nen” reeds zuiver, niet “geloof<strong>de</strong>n”, maar “wisten”.’<br />

Hier valt weer <strong>de</strong> theosofische hiërarchie te herkennen die reeds in God en go<strong>de</strong>n<br />

bele<strong>de</strong>n werd, in<strong>de</strong>rdaad als een geloof: hoe wij het universum en <strong>de</strong> schepping<br />

moeten zien. Volgens die opvatting is <strong>de</strong> onuitsprekelijke God het eerste principe.<br />

Uit hem is het Licht ontstaan. Daaron<strong>de</strong>r komen <strong>de</strong> Go<strong>de</strong>n, vervolgens <strong>de</strong> god<strong>de</strong>lijke<br />

hel<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>laars, en dán pas <strong>de</strong> mensen. In Bebel had <strong>Couperus</strong> een mid<strong>de</strong>laar<br />

getekend die bewogen werd door het me<strong>de</strong>dogen. In De boeken <strong>de</strong>r kleine zielen was<br />

<strong>de</strong> moeilijke weg <strong>de</strong>r onvolkomen mensen weergegeven, die alleen na vele<br />

reïncarnaties tot het Heilige Weten kon<strong>de</strong>n komen. Dionysos was een <strong>voor</strong>beeld van<br />

een god<strong>de</strong>lijke held bij uitstek, die <strong>de</strong> mensheid in <strong>de</strong> hogere vreug<strong>de</strong> trachtte in te<br />

wij<strong>de</strong>n, om tenslotte zelf het Eeuwige Licht <strong>de</strong>elachtig te wor<strong>de</strong>n. De berg van licht<br />

gaat over een godgelijke keizer en mysticus. Zo althans meen<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> hem te<br />

mogen zien. Dat hij sterk <strong>de</strong> nadruk heeft gelegd op <strong>de</strong> in oorsprong god<strong>de</strong>lijke<br />

tweeslachtigheid van <strong>de</strong> ‘op<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


325<br />

aar<strong>de</strong> geïncameer<strong>de</strong> Man-Vrouw’, zegt enerzijds veel over <strong>Couperus</strong>' opvatting van<br />

homoseksualiteit als fenomeen op zichzelf, namelijk als een uitverkiezing. An<strong>de</strong>rzijds<br />

verraadt het iets over zijn nieuwe literaire metamorfose. Dat hij zich met Heliogabalus<br />

vereenzelvigd heeft, valt immers nauwelijks te betwijfelen. Het is dan ook een<br />

scherpzinnig tijdgenoot als Van Deyssel niet ontgaan.<br />

Heliogabalus hoopt in <strong>de</strong> roman het grote goe<strong>de</strong> te zullen doen en wil <strong>de</strong> heilige<br />

zon aanbid<strong>de</strong>n als symbool van het heilige licht. In het eerste hoofdstuk herhaalt<br />

<strong>Couperus</strong> uitvoerig <strong>de</strong> theorie uit God en go<strong>de</strong>n. Van zijn leraar Hydaspes - met<br />

nadruk mag vastgesteld wor<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> keizer hier nog leerling is; ook <strong>Couperus</strong><br />

beschouw<strong>de</strong> zichzelf als leerling, zoals uit een aantal gedichten nog zal blijken -<br />

krijgt Heliogabalus <strong>de</strong> opdracht terug te streven tot <strong>de</strong> Oorsprong, <strong>de</strong> Onuitsprekelijke<br />

God. Hij moet vergeten dat hij keizer is en trachten terug te keren tot Het. Hij moet<br />

<strong>de</strong> Oorsprong zoeken die, zelf sekseloos, <strong>de</strong> geslachten heeft doen ontstaan. De leraar,<br />

een magiër, beschouwt zijn leerling Heliogabalus als een uitverkoren ziel. De keizer<br />

moet, zo zegt <strong>de</strong> tekst, ‘terug streven tot die menselijke vorm: <strong>de</strong> vorm <strong>de</strong>r<br />

Tweeslachtigheid...’ Hij moet in zichzelf zien te bereiken <strong>de</strong> androgyne<br />

zielsgesteldheid van een man-maagd.<br />

Dit is <strong>de</strong> hoofdkern van het boek, die samenvalt met <strong>Couperus</strong>' eigen opvattingen.<br />

<strong>Couperus</strong> heeft het gegeven magistraal uitgewerkt, maar daarbij <strong>de</strong> historie natuurlijk<br />

wel sterk naar zijn eigen hand gezet. Heliogabalus is in zijn opvatting in<strong>de</strong>rdaad het<br />

symbool van hei<strong>de</strong>nse schoonheid en wijsheid gewor<strong>de</strong>n, vermoord door wie hem<br />

niet begrepen zou<strong>de</strong>n hebben. Het laatste hoofdstuk van het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> boek vat <strong>de</strong><br />

bedoelingen van <strong>de</strong> schrijver nog eens samen, bij mon<strong>de</strong> van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> grootmoe<strong>de</strong>r<br />

Moeza die om Heliogabalus treurt na diens dood en dan <strong>voor</strong> haar geestesoog <strong>voor</strong><br />

het laatst het kind weerziet, ‘het aanbid<strong>de</strong>lijke kind, het godschoone kind, het won<strong>de</strong>r,<br />

dat hij was: te groot won<strong>de</strong>r, te aanbid<strong>de</strong>lijk, te godschoon <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze wereld, waarheen<br />

hem verban<strong>de</strong> het Onuitsprekelijke Licht en verne<strong>de</strong>r<strong>de</strong> om ondoorgron<strong>de</strong>lijk<br />

noodlotmysterie... ook al incarneer<strong>de</strong> hij, zooveel hij vermocht, in <strong>de</strong> Man-Maagd,<br />

<strong>de</strong> Mid<strong>de</strong>laar, <strong>de</strong> Zon op Aar<strong>de</strong>, in <strong>de</strong> grootste godheerlijkheid, die op aar<strong>de</strong> ooit ooit<br />

was en wezen zou...’<br />

Dat <strong>Couperus</strong> zelf oprecht geloofd heeft in <strong>de</strong> leerstellingen van Hydaspes kan<br />

niet betwijfeld wor<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> ernst in aanmerking genomen waarmee hij zijn God en<br />

go<strong>de</strong>n altijd is blijven lanceren en ver<strong>de</strong>digen, en<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


326<br />

waarmee hij daarnaast in Dionyzos juist aan een figuur als Hermafroditos zulke<br />

indringen<strong>de</strong> bladzij<strong>de</strong>n heeft gewijd. Zijn eigen androgyne aanleg was hij, in een<br />

proces dat zich over jaren heeft uitgestrekt, gaan zien als een superieure eigenschap.<br />

Leed <strong>de</strong> jonge Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>r van <strong>Een</strong> verlangen uit 1890 in Parijs nog aan het verdriet<br />

dat hij nooit van iemand gehou<strong>de</strong>n had, man noch vrouw, nu waren <strong>de</strong> zaken<br />

langzamerhand geheel omgedraaid. Tweeslachtigheid en lief<strong>de</strong> tot zichzelf was hij<br />

als <strong>de</strong> grootste <strong>de</strong>ugd gaan beschouwen. Want hierin, zo meen<strong>de</strong> hij, bena<strong>de</strong>r<strong>de</strong> hij<br />

het oorspronkelijke, allerhoogste Het. Waarschijnlijk is hij in Ne<strong>de</strong>rland in<strong>de</strong>rtijd<br />

alleen begrepen door <strong>de</strong>genen die, als hij, met theosofische opvattingen<br />

sympathiseer<strong>de</strong>n.<br />

De letterkundige kritiek van zijn tijd is wat <strong>de</strong> roman betreft <strong>voor</strong> het meren<strong>de</strong>el<br />

blijven steken in alle <strong>voor</strong>oor<strong>de</strong>len waar <strong>Couperus</strong> al <strong>voor</strong> gevreesd had. Van<br />

confessionele zij<strong>de</strong> had hij natuurlijk allerminst applaus verwacht. Maar niet alleen<br />

van die kant heeft men het boek niet willen nemen <strong>voor</strong> wat het werkelijk was. Het<br />

literaire geweld dat hij in zijn barok meesterwerk heeft ontketend, kreeg hier, enige<br />

uitzon<strong>de</strong>ringen daargelaten, het onthaal van een natgeregend vuurwerk, afgestoken<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> tralies van een hoen<strong>de</strong>rhok vol kakelen<strong>de</strong> kippen.<br />

<strong>Een</strong> van <strong>de</strong> uitzon<strong>de</strong>ringen is Van Deyssel geweest. 36 Weliswaar was <strong>de</strong>ze van<br />

mening dat <strong>de</strong> eerste twee <strong>de</strong>len geen waar<strong>de</strong> had<strong>de</strong>n, het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> echter mocht zich<br />

verheugen in zijn grote bewon<strong>de</strong>ring. Hij reken<strong>de</strong> dit tot <strong>de</strong> beste werken die <strong>de</strong><br />

laatste vijfentwintig jaar in ons land waren geschreven. In zijn recensie - <strong>de</strong> laatste<br />

die Van Deyssel tij<strong>de</strong>ns het leven van <strong>Couperus</strong> over diens werk heeft gepubliceerd<br />

- roemt hij het boek in alle toonaar<strong>de</strong>n. Toch zal <strong>Couperus</strong> er zijn schou<strong>de</strong>rs over<br />

opgehaald hebben. De zin van het boek <strong>voor</strong> zover het <strong>de</strong> theosofische theorieën<br />

betreft, waar het bij diepere bestu<strong>de</strong>ring van doortrokken blijkt te zijn, is Van Deyssel<br />

namelijk volkomen ontgaan. Evenmin heeft Van Deyssel bevroed wat <strong>de</strong> roman <strong>voor</strong><br />

<strong>Couperus</strong> zelf ze<strong>de</strong>lijk betekend moet hebben, n'en déplaise zijn loftuiting dat <strong>de</strong>ze<br />

er zijn beste vroegere werken, Eline Vere, Noodlot en Extaze, mee overtroffen had.<br />

Wat <strong>Couperus</strong> overigens wel verrast zal hebben, is dat Van Deyssel over <strong>de</strong> androgyne<br />

kwestie geen enkel <strong>de</strong>preciërend woord heeft laten vallen. 37 Integen<strong>de</strong>el.<br />

De Villa Jules zou nog eer<strong>de</strong>r vaarwel gezegd wor<strong>de</strong>n dan aanvankelijk <strong>de</strong> bedoeling<br />

was. <strong>Couperus</strong> en Elisabeth hoopten half mei 1906 op te bre-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


327<br />

ken, om <strong>voor</strong>lopig zon<strong>de</strong>r vaste verblijfplaats rond te trekken. In <strong>de</strong> lentemaan<strong>de</strong>n<br />

daaraan <strong>voor</strong>afgaand schreef <strong>Couperus</strong> een elftal sonnetten. In het twee<strong>de</strong> gedicht<br />

van <strong>de</strong>ze reeks roept hij een aantal go<strong>de</strong>n aan: 38 als eerste Hermes, als laatste Afrodite,<br />

die hij smeekt hem zijn hart terug te geven. Hier bidt nogmaals <strong>de</strong> Hermafroditos,<br />

symbool van vroegere weemoed, om een nieuw levensgeluk, gesymboliseerd in <strong>de</strong><br />

vreug<strong>de</strong> van Dionyzos: ‘Schenk, Dionyzos, vreùgd mij <strong>voor</strong> dien weemoed’. In het<br />

vier<strong>de</strong> (ook in het negen<strong>de</strong>) keert het reïncarnatiethema terug: ‘En is mijn eigen ziel<br />

niet meer dan éens geboren’. Het zeven<strong>de</strong> sonnet roept het oerbeginsel nog weer op:<br />

‘Zoo nietig zijn we: in boete op <strong>de</strong> aard verne<strong>de</strong>rd, / doorvlijmt ons 't heimwee naar<br />

onze' Oorsprong groot’. In het elf<strong>de</strong> en laatste wordt <strong>de</strong> dichter aangeroepen door<br />

een sterven<strong>de</strong> genius die hem bezweert naar Italië te gaan, het paradijs waar een<br />

Latijnse zomer wacht. Het gedicht eindigt met <strong>de</strong> mysterieuze aansporing, tot <strong>de</strong><br />

dichter zelf gericht: ‘O kom, kom, <strong>voor</strong> 't te laat is laatste Hei<strong>de</strong>n! / opdat uw lied<br />

mijn laatsten lust vertolkt...!’ - Vermoe<strong>de</strong>lijk is als genius hier Heliogabalus aan het<br />

woord, in zijn rol van mid<strong>de</strong>laar. Hij is het, <strong>de</strong> in het prospectus al geniaal genoem<strong>de</strong><br />

keizer, die <strong>de</strong> ‘<strong>de</strong>nker, dichter, droomer’ <strong>Couperus</strong> terugroept naar het antieke Rome.<br />

Drie aan <strong>de</strong> nacht gewij<strong>de</strong> klinkdichten, eveneens uit 1906, rekenen af met het<br />

begrip zon<strong>de</strong>. 39 <strong>Een</strong> cyclus van tien an<strong>de</strong>re sonnetten, in 1907 gepubliceerd, sluit hier<br />

bij aan en kan uit het <strong>voor</strong>afgaan<strong>de</strong> werk beter verklaard wor<strong>de</strong>n dan an<strong>de</strong>rs mogelijk<br />

zou zijn. Ze zijn gericht: Aan <strong>de</strong>n Leerling. 40 Zeer zeker is dit geen leerling van<br />

<strong>Couperus</strong>, maar heeft hij <strong>de</strong> gedichten <strong>voor</strong> zichzelf geschreven als leerling van een<br />

leraar in theosofische zin. De ik is dui<strong>de</strong>lijk Dionysos, mid<strong>de</strong>laar, die hem <strong>de</strong> weg<br />

naar <strong>de</strong> vreug<strong>de</strong> wijst ‘na droeve jeugd van lief<strong>de</strong>- en wereldlij<strong>de</strong>n’. Het zijn extatische<br />

sonnetten, zuiver van toon en in <strong>Couperus</strong>' dichtwerk literair een hoogtepunt. Deze<br />

overtuigen<strong>de</strong> ‘O<strong>de</strong> an die Freu<strong>de</strong>’ van eigen hand rekent <strong>voor</strong>goed af met het<br />

zogenaamd onverbid<strong>de</strong>lijke noodlot. Met <strong>de</strong> vrije wil kan men dit leren beheersen:<br />

‘Voor ie<strong>de</strong>r slaat zijn go<strong>de</strong>-oogenblik, / waarin, vertee<strong>de</strong>rd, zijn Noodlottighe<strong>de</strong>n /<br />

hem aanzien, willend, dat hij vrij beschikk' / over zijn Vreug<strong>de</strong>’. Ook <strong>de</strong> laatste twee<br />

regels van het slotsonnet zijn veelbetekenend. Meer dan Dionysos <strong>de</strong> meester is,<br />

moet onze eigen ziel leermeesteres zijn: alles te zamen nogmaals, maar nu dan in<br />

poëzie, <strong>de</strong> blij<strong>de</strong> verlossingsboodschap van Dionysos aan <strong>de</strong> androgyne<br />

Hermafroditos.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


328<br />

Als een interludium in <strong>de</strong>ze ware symfonie van vreug<strong>de</strong>klanken staan drie gedichten,<br />

in augustus 1906 geschreven te Bagni di Lucca. 41 In dit plaatsje in <strong>de</strong> bergen boven<br />

Lucca zou diezelf<strong>de</strong> zomer <strong>de</strong> korte roman Aan <strong>de</strong>n weg <strong>de</strong>r vreug<strong>de</strong> ontstaan. Het<br />

spreekt vanzelf dat <strong>de</strong> titel hiervan meteen al naar <strong>de</strong> beken<strong>de</strong> themata wil verwijzen.<br />

<strong>Couperus</strong> heeft in Bagni een ontmoeting gehad die grote invloed op een <strong>de</strong>el van<br />

zijn nog ongeschreven werk zou uitoefenen.<br />

Nice werd half mei verlaten. De meubels en an<strong>de</strong>re bezittingen moesten wor<strong>de</strong>n<br />

opgeslagen. Dit alles bracht kosten met zich mee. Maar met zijn va<strong>de</strong>rlijk erf<strong>de</strong>el en<br />

<strong>de</strong> recente honoraria veilig in Den Haag bij Scheurleer op <strong>de</strong> bank kon <strong>Couperus</strong><br />

zich wel wat permitteren. Als eerste pleisterplaats werd Venetië gekozen, waar hij<br />

op het Lido ditmaal in Hotel Ortolanella ging logeren. Voor <strong>de</strong> maan<strong>de</strong>n juli en<br />

augustus werd het koele Bagni di Lucca gekozen. Het plaatsje in <strong>de</strong> bergen is zowel<br />

bekend om zijn geneeskrachtige bronnen als enigszins berucht wegens het<br />

regenachtige klimaat. <strong>Couperus</strong> en Elisabeth logeer<strong>de</strong>n er in het beroem<strong>de</strong> Hotel<br />

Continental, dat vele kunstenaars van naam bezocht hebben, naast personen van <strong>de</strong><br />

hoogste maatschappelijke rang. Sinds koningin Margherita van Savoye er in 1904<br />

overnacht had, mocht het hotel zich Royal noemen. <strong>Een</strong> aantal jaren gele<strong>de</strong>n is het<br />

helaas afgebroken, maar nog in het eind van <strong>de</strong>jaren vijftig toon<strong>de</strong> men te Bagni aan<br />

Hollandse bezoekers een marmeren tafeltje waar <strong>Couperus</strong> zijn naam op geschreven<br />

had. 42<br />

Op 15 juli 1906 meld<strong>de</strong> hij Veen: 43 ‘Mijn vrouw zit rustig aan mijn zij<strong>de</strong>, en zij is<br />

niet in Holland geweest. Wij zijn hier heel tevre<strong>de</strong>n, in een heerlijk boschrijk oord:<br />

ik maak ie<strong>de</strong>ren dag groote wan<strong>de</strong>lingen en het is niets te warm; <strong>de</strong> avon<strong>de</strong>n zijn<br />

zelfs heel frisch.’ - De vraag is met wie <strong>Couperus</strong>, die eigenlijk helemaal niet van<br />

grote wan<strong>de</strong>lingen hield, <strong>de</strong>ze voettochten wel gemaakt heeft. Elisabeth was er al<br />

evenmin op gesteld. Met haar slechte gezondheid zal zij doorgaans wel liever in het<br />

hotel zijn gebleven. Zij had daar, naar wij zullen zien, aangenaam gezelschap. In<br />

Aan <strong>de</strong>n weg <strong>de</strong>r vreug<strong>de</strong> heeft <strong>de</strong> noor<strong>de</strong>lijke, bleke en droefgeestige hoofdpersoon<br />

Emilie bij haar wan<strong>de</strong>lingen in <strong>de</strong> bossen een flinke, volbloedige Italiaan aan haar<br />

zij<strong>de</strong>...<br />

Tij<strong>de</strong>ns <strong>Couperus</strong>' verblijf in het hotel Continental werd <strong>de</strong> kamer naast hem<br />

betrokken door een charmante ou<strong>de</strong> dame, Maria Lodomez geheten. <strong>Couperus</strong> maakte<br />

kennis met haar en er ontstond iets van een<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


329<br />

vriendschap. 44 Van an<strong>de</strong>re gasten hoor<strong>de</strong> <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> mevrouw dat haar nieuwe kennis<br />

een bekend schrijver was, en zij herinner<strong>de</strong> zich later dat <strong>Couperus</strong> dit betreur<strong>de</strong>:<br />

‘Hoe jammer,’ had hij uitgeroepen, ‘ik vond het juist zoo aardig dat U van mij hield<br />

om mijzèlf, maintenant ça ne sera plus jamais la même chose!’ In het hotel logeer<strong>de</strong>n<br />

ook een dochter en kleindochter van mevrouw Lodomez: Emma Garzes-Lodomez<br />

en <strong>de</strong> toen tweeëntwintigjarige Bona Garzes (niet getrouwd, ook later niet). Emma<br />

was weduwe. Haar vroegere echtgenoot, een acteur en capo-comico, had zich jaren<br />

eer<strong>de</strong>r, toen hij in onoverkomelijke financiële moeilijkhe<strong>de</strong>n was geraakt, van het<br />

leven beroofd.<br />

<strong>Couperus</strong>, Elisabeth en <strong>de</strong> drie Italiaanse dames kon<strong>de</strong>n het goed met elkaar vin<strong>de</strong>n.<br />

Nadien zou Bona zelfs lessen in <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse taal bij <strong>Couperus</strong> gaan nemen, maar<br />

dit bleek geen succes te zijn: hij had volgens haar absoluut geen geduld. In Bona's<br />

poëziealbum heeft <strong>Couperus</strong> op 6 <strong>de</strong>cember 1906 zijn sonnet Incantatie, van een<br />

sterven<strong>de</strong>n Genius <strong>voor</strong> haar overgeschreven. Zij en haar moe<strong>de</strong>r zou<strong>de</strong>n ook boeken<br />

met opdrachten en manuscripten van hem ten geschenke ontvangen. <strong>Couperus</strong> heeft<br />

aan <strong>de</strong> familie D'Annunzio's Fedra, dat hij hooglijk bewon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>, in het Italiaans<br />

<strong>voor</strong>gelezen. De dames ken<strong>de</strong>n <strong>de</strong> grote Italiaanse romanticus persoonlijk, evenals<br />

diens vriendin, <strong>de</strong> wereldvermaar<strong>de</strong> Eleonora Duse. De laatste kwam zelfs vaak bij<br />

hen op bezoek. In Florence, waar het drietal in <strong>de</strong> Via <strong>de</strong>' Martelli 8 een appartement<br />

bewoon<strong>de</strong>, leer<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> door hen La Duse zelf kennen. Elisabeth vertel<strong>de</strong> hier<br />

later eens over, 45 dat <strong>de</strong> actrice alle trappen van het pension in <strong>de</strong> Via <strong>de</strong>i Fossi 16<br />

was opgeklauterd ‘om bij ons thee te drinken en samen met mijn man illuzies te<br />

scheppen over een tempel van schoonheid aan het Nemimeer bij Rome waar dan<br />

Babel, Psyche en <strong>de</strong> Naumachie zou wor<strong>de</strong>n opgevoerd - Illuzie gebleven - ’.<br />

Hun vriendschap met <strong>de</strong> Italiaanse dames - altijd weer vrouwen, zoals sinds zijn<br />

vroegste jeugd! - heeft veel <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> betekend. Dikwijls zocht hij later <strong>de</strong><br />

familie op en zij hebben over en weer elkaar vele in het Frans gestel<strong>de</strong> brieven en<br />

prentbriefkaarten gestuurd. In 1936 zag een Ne<strong>de</strong>rlandse dame die toen in Florence<br />

woon<strong>de</strong>, mevrouw E.W.J. Bueno <strong>de</strong> Mesquita, ze nog bij elkaar. Zij tel<strong>de</strong> ze en kwam<br />

tot het getal van tweeënzeventig. Sommige brieven dateer<strong>de</strong>n zelfs nog uit <strong>de</strong> jaren<br />

na 1918. 46 <strong>Een</strong> aantal is omstreeks 1959 uit het bezit van <strong>de</strong> in 1958 gestorven Bona<br />

Garzes - haar moe<strong>de</strong>r Emma ging al in 1952 heen - verkocht. 47 Dit<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


330<br />

waren er echter maar negenen<strong>de</strong>rtig. De ontbreken<strong>de</strong> drieën<strong>de</strong>rtig lijken <strong>voor</strong>goed<br />

verdwenen te zijn. Kunnen ze door toedoen van Elisabeth <strong>Couperus</strong>-Baud in 1938<br />

weggegooid zijn, toen <strong>de</strong>ze, na door courantenbrichten zowel in het Algemeen<br />

Han<strong>de</strong>lsblad als in Het Va<strong>de</strong>rland van het bestaan ervan op <strong>de</strong> hoogte geraakt te zijn,<br />

naar Florence is gereisd? Eer<strong>de</strong>r was haar raad al gevraagd wat er het beste mee kon<br />

gebeuren, en haar antwoord liet niets aan dui<strong>de</strong>lijkheid te wensen over: ‘vernietigen’. 48<br />

Dit kan wel niets an<strong>de</strong>rs betekenen dan dat in <strong>de</strong> drieën<strong>de</strong>rtig verloren brieven<br />

me<strong>de</strong><strong>de</strong>lingen ston<strong>de</strong>n die Elisabeth, lang na <strong>de</strong> dood van <strong>Louis</strong>, niet <strong>voor</strong> het<br />

nageslacht behou<strong>de</strong>n wenste te zien. De overgebleven brieven kon<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> dames<br />

Garzes wor<strong>de</strong>n gered, daar <strong>de</strong> inhoud ervan bepaald niet opzienbarend genoemd mag<br />

wor<strong>de</strong>n.<br />

Het is uit <strong>de</strong>ze brieven overigens onomstotelijk gebleken dat Emma Garzes mo<strong>de</strong>l<br />

moet hebben gestaan <strong>voor</strong> <strong>de</strong> vriendin ‘Elettra’, die <strong>Couperus</strong> in vele van zijn latere<br />

feuilletons een <strong>voor</strong>aanstaan<strong>de</strong> rol heeft laten spelen. 49 Zij is daarin steeds <strong>de</strong> zuster<br />

van ‘Orlando’. Lange tijd bestond er twijfel of Orlando, als vriend van <strong>Couperus</strong>,<br />

werkelijk bestaan heeft. Onafhankelijk van elkaar hebben echter zowel Elisabeth<br />

<strong>Couperus</strong>-Baud alsook Catharina Vlielan<strong>de</strong>r Hein-<strong>Couperus</strong> toegegeven dat Orlando<br />

geen fictie is geweest, met hoeveel fantasieverhalen <strong>Couperus</strong> hem ver<strong>de</strong>r ook<br />

omsponnen mag hebben. 50 Zijn i<strong>de</strong>ntiteit stond daarmee echter nog niet vast, evenmin<br />

als het tijdstip waarop hij in <strong>Couperus</strong>' leven is gekomen.<br />

Naar alle waarschijnlijkheid betreft het hier in<strong>de</strong>rdaad een broer van Emma Garzes,<br />

die <strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong> zomer van 1906 heeft leren kennen: eveneens te Bagni di Lucca,<br />

in het Hotel Continental. <strong>Couperus</strong>' vreug<strong>de</strong>-volle gemoedstoestand in die tijd<br />

predisponeer<strong>de</strong> hem zeer zeker tot een nieuwe vriendschap. 51 Tot dan toe had hij<br />

altijd heel weinig vrien<strong>de</strong>n gehad. De vrien<strong>de</strong>n en vriendinnen die over waren<br />

gebleven, waren op Ram na hoofdzakelijk familiele<strong>de</strong>n.<br />

Emma Garzes had twee broers en een zuster, Ida. 52 (De laatste bezat twee kin<strong>de</strong>ren,<br />

Mario en Vera, van wie Mario niet alleen in <strong>Couperus</strong>' brieven <strong>voor</strong>komt, maar ook,<br />

en letterlijk on<strong>de</strong>r zijn eigen naam, in een exact dateerbaar historisch verhaal.) Van<br />

<strong>de</strong> broers Lodomez was Enrico <strong>de</strong> oudste. Niets in diens levensloop en eigen familie<br />

omstandighe<strong>de</strong>n wijst er op dat hij <strong>de</strong> literaire ‘Orlando’ geweest zou zijn. Het<br />

tegen<strong>de</strong>el is waar. 53 De jongere broer Giulio daarentegen (1866-1945) blijkt zoveel<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


331<br />

eigenschappen te hebben gehad die wij ook van ‘Orlando’ kennen, dat wij in hem<br />

met aan zekerheid grenzen<strong>de</strong> waarschijnlijkheid <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>lfiguur mogen zien wiens<br />

portret <strong>Couperus</strong> in zoveel variaties en met zoveel lief<strong>de</strong>volle aandacht en fantasie<br />

heeft getekend in zijn feuilletons. 54 Giulio was, zo herinner<strong>de</strong> zich een aangetrouwd<br />

familielid kort gele<strong>de</strong>n nog, een aardige man, zij het iemand met niet veel karakter,<br />

een ij<strong>de</strong>laar, die al het geld dat er in <strong>de</strong> familie was heeft opgemaakt. 55 Op een gegeven<br />

ogenblik is hij naar Zuid-Amerika gegaan om daar goud te zoeken, dat hij nooit heeft<br />

gevon<strong>de</strong>n. Teruggekeerd in Italië vestig<strong>de</strong> hij zich op zijn ou<strong>de</strong> dag in Ascoli Piceno.<br />

(Ook <strong>Couperus</strong> heeft altijd gehoopt zijn ou<strong>de</strong> dag in een kleine Italiaanse plaats te<br />

kunnen gaan doorbrengen. Daar is het echter niet van gekomen.)<br />

In <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> dat <strong>Couperus</strong> opstellen aan Orlando wijd<strong>de</strong>, horen wij tweemaal dat<br />

<strong>de</strong>ze naar Zuid-Amerika is gereisd. 56 Samen met hem hebben hij en Elisabeth in 1913<br />

Spanje bezocht, een langdurige en kostbare reis die geheel door <strong>de</strong> op geen geld<br />

letten<strong>de</strong> - wat <strong>Couperus</strong> natuurlijk schitterend vond - Orlando betaald werd, en tij<strong>de</strong>ns<br />

welke <strong>de</strong> champagne rijkelijk heeft gevloeid. <strong>Een</strong> saillant <strong>de</strong>tail is ver<strong>de</strong>r dat Giulio<br />

Lodomez geruime tijd met zijn moe<strong>de</strong>r gebrouilleerd is geweest en haar toen ook<br />

niet meer opzocht. 57 Daar <strong>de</strong>ze laatste door zelfmoord in 1911 is overle<strong>de</strong>n, kan hier<br />

<strong>de</strong> oplossing liggen van het raadsel waarom in <strong>de</strong> 39 bewaar<strong>de</strong> Garzesbrieven Giulio<br />

nergens genoemd wordt. In <strong>de</strong> 33 vernietig<strong>de</strong> brieven kwam zijn naam vermoe<strong>de</strong>lijk<br />

wel <strong>de</strong>gelijk <strong>voor</strong>. Maar dat zijn juist <strong>de</strong> brieven waar Elisabeth, nadat zij van <strong>de</strong><br />

aanwezigheid van het materiaal op <strong>de</strong> hoogte was geraakt, in 1938 <strong>voor</strong> naar Florence<br />

is gegaan.<br />

Toen <strong>Couperus</strong> in Bagni di Lucca <strong>de</strong> Italiaanse dames ontmoette, heeft hij dus<br />

ongetwijfeld ook kennis gemaakt met Giulio. ‘Orlando’ spreekt later hem en Elisabeth<br />

steeds met <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> naampjes aan die Emma/ Elettra <strong>voor</strong> het echtpaar gebruikte,<br />

namelijk Gigi en Bettina. <strong>Een</strong> an<strong>de</strong>r argument is dat <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong> het eerst zijn<br />

portret lijkt getekend te hebben in Aan <strong>de</strong>n weg <strong>de</strong>r vreug<strong>de</strong>. Hij heeft daar <strong>de</strong> naam<br />

Aldo Ardo gekregen, die niet veel van Orlando verschilt. In<strong>de</strong>rdaad moet het wel<br />

gaan om <strong>de</strong> werkelijke broer en zuster. Giulio had in 1906 nog niet met zijn moe<strong>de</strong>r<br />

gebroken. Het familiekapitaal was nog intact. Zijn carrière bevat ver<strong>de</strong>r elementen<br />

die wij in het boek herkennen. Zo heeft hij een militaire loopbaan opgegeven vanwege<br />

een compromitteren<strong>de</strong> ‘questione di donne’. 58 Deze afgebroken carrière vermeldt<br />

<strong>Couperus</strong> in 1912 in<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


332<br />

een Orlandoverhaal, 59 terwijl wij in het boek over Aldo Ardo horen: 60 ‘Het was <strong>voor</strong>bij,<br />

het was alles <strong>voor</strong>bij. Jongelingsjaren en mannelijke jaren, kamera<strong>de</strong>n, patiënten en<br />

vrouwen, een enkele vriend [...] het slagveld en het boudoir van een meid; <strong>de</strong><br />

militaire-club en <strong>de</strong> restaurants; <strong>de</strong> provincie-bals en <strong>de</strong> jonge vrouw van zijn kolonel<br />

[...].’<br />

De korte roman die <strong>Couperus</strong> in Bagni di Lucca heeft geschreven vloei<strong>de</strong> geheel<br />

onaangekondigd uit zijn pen. Het verhaal speelt ook uitsluitend daar ter plaatse en<br />

in <strong>de</strong> nabije omgeving. Hij hoef<strong>de</strong> er dus geen <strong>voor</strong>studies <strong>voor</strong> te maken en heeft<br />

het kennelijk spontaan genoteerd. Merkwaardig is het feit dat hij het in een brief aan<br />

Veen een pendant van Extaze noemt. Dat is het maar zeer ten <strong>de</strong>le. 61<br />

In bei<strong>de</strong> verhalen is <strong>de</strong> manlijke hoofdpersoon een maatschappelijk niet zo goed<br />

aangepaste bruut met een goe<strong>de</strong> inborst die het te kwaad heeft met zijn hartstochten.<br />

Ook <strong>de</strong> vrouwelijke hoofdfiguren lijken op elkaar. Het zijn zwakke, afhankelijke,<br />

zeer feminiene wezens met weinig wilskracht en een sterke neiging tot passieve<br />

overgave. Toch is er een opmerkelijk verschil. In Extaze wordt <strong>de</strong> lief<strong>de</strong> welbewust<br />

gesublimeerd, in Aan <strong>de</strong>n weg <strong>de</strong>r vreug<strong>de</strong> even zo welbewust gulzig geconsumeerd.<br />

In het eerste boek is sprake van een loutering, in het laatste gaat <strong>de</strong> vrouw te gron<strong>de</strong><br />

aan haar jaloezie. Maar aan het slot is <strong>de</strong> parallel weer sterk: in Extaze gaat Taco<br />

Quaerts een grote reis on<strong>de</strong>rnemen met een vriend, in het recente boek vertrekt ook<br />

Aldo Ardo op reis: hij verdwijnt met een vriend naar Indië. In bei<strong>de</strong> boeken blijft <strong>de</strong><br />

vrouw alleen achter. Maar waar in Extaze <strong>de</strong> seksualiteit verme<strong>de</strong>n wordt, gaat nu<br />

Emilie aan haar passie ten on<strong>de</strong>r: zij kan <strong>de</strong> sater niet aan, hij is te hei<strong>de</strong>ns, te sterk.<br />

Het Bosco Sacro, waar <strong>de</strong> faun in woont, is te groot <strong>voor</strong> haar noor<strong>de</strong>lijke ziel.<br />

Zijnerzijds eist Aldo volmaakte vrijheid <strong>voor</strong> zich op. Hij beseft Emilies kleinheid<br />

en weigert er uitein<strong>de</strong>lijk zijn levensvreug<strong>de</strong> aan op te offeren. Hij gaat weg en wint<br />

- het Dionysisch principe. Emilie blijft achter en verliest - <strong>de</strong> kleine ziel.<br />

Evenals in het on<strong>de</strong>r invloed van Emerson geschreven Extaze speelt ook nu weer<br />

het licht, zoals na De berg van licht ook wel te verwachten was, een rol. Aldo zegt<br />

tegen <strong>de</strong> zieke Emilie dat het ‘licht gezon<strong>de</strong>r is dan <strong>de</strong> schaduw, al is <strong>de</strong> zon zelve<br />

wel eens te fel’. In haar lief<strong>de</strong> wordt zij meegesleept door ‘een golf van zonnelicht,<br />

van zui<strong>de</strong>lijke zonneglorie’. Op hun wan<strong>de</strong>lingen is er bevrijding uit duisternis: ‘uit<br />

het woud steeg het pad in het licht’. ‘Uit <strong>de</strong>n dichten schemer <strong>de</strong>s lief<strong>de</strong>wouds steeg<br />

het<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


333<br />

lief<strong>de</strong>pad tot <strong>de</strong> verblin<strong>de</strong>n<strong>de</strong> zon, overstelpend met een lichtval van glorie.’ ‘Zoo<br />

leef<strong>de</strong>n zij als <strong>de</strong> efemere levens leven, die zich go<strong>de</strong>n <strong>de</strong>nken <strong>voor</strong> <strong>de</strong> eeuwigheid.’<br />

Deze lichtsymboliek krijgt bij herhaling nadruk, en kort <strong>voor</strong> het mid<strong>de</strong>n van het<br />

boek ervaart Emilie het aldus: 62 ‘Het was een bedwelming, een bezwijmeling, een<br />

extaze: het was of zij in <strong>de</strong> zon zelve binnentrad, trad in zijn stralen, <strong>voor</strong> zoo ver<br />

het haar, sterfelijk, gegund was aan het uiterste van dien aureool te roeren.’<br />

Het woord extaze wordt telkens herhaald. In tegenstelling tot <strong>de</strong> roman Extaze<br />

echter, gaat het nu om hoogtepunten van lichamelijk genot. Het wekt dan geen<br />

verbazing meer dat, waar het woud eindigt, dit een Dionysisch genot is: 63 ‘Hièr was<br />

niet meer het woud, hièr was het geeindigd; hier waren <strong>de</strong> wijnbergen slechts en<br />

lieflijk verspreid her en <strong>de</strong>r <strong>de</strong> kleine huisjes <strong>de</strong>r wijnbouwers met versletene steenen<br />

trapjes’ [...]. Zodra vervolgens op het dramatisch hoogtepunt Emilie het gelief<strong>de</strong><br />

hagedisje van Aldo vertrapt heeft, loopt <strong>de</strong> laatste van haar weg. Bij zijn tij<strong>de</strong>lijke<br />

terugkomst gaat <strong>de</strong> zon on<strong>de</strong>r. Wanneer Emilie in een volgend stadium het bericht<br />

ontvangt dat Aldo ditmaal <strong>de</strong>finitief is vertrokken, beginnen <strong>de</strong> zonnebloemen ‘als<br />

wielen te draaien’. Tenslotte sterft zij in een nacht van wind en wordt gevon<strong>de</strong>n in<br />

een grauwe morgen: <strong>de</strong> zonnebloemen zijn uitgebloeid.<br />

Aan <strong>de</strong>n weg <strong>de</strong>r vreug<strong>de</strong> blijkt zich dus nauw bij het er aan <strong>voor</strong>afgaan<strong>de</strong> werk<br />

aan te sluiten. De titel moge een woordspeling zijn op Viale Letizia (laetitia = vreug<strong>de</strong>)<br />

die langs Bagni di Lucca loopt, 64 het begrip vreug<strong>de</strong> staat weer even centraal als het<br />

begrip licht in Dionyzos. <strong>Couperus</strong>' sympathie gaat meer uit naar Aldo dan naar<br />

Emilie. Met Aldo's overwinning op weg naar <strong>de</strong> god<strong>de</strong>lijke vreug<strong>de</strong> haalt <strong>Couperus</strong><br />

tevens een streep door een stuk Emilie in zichzelf.<br />

Curieus is ver<strong>de</strong>r dat het boek persevereert op een belangrijke scène uit Van ou<strong>de</strong><br />

menschen. Lot bezocht in Nice zijn superieure zuster Ottilie. Zij is volmaakt gelukkig<br />

in haar vrije lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> een Italiaanse officier die... Aldo heette. Hun geluk werd<br />

vergeleken met een druiventros. Symbolisch waren daar ook <strong>de</strong> ‘druivenportiek’ en<br />

<strong>de</strong> door Lot weggeworpen steel van een tros. In dat boek is hij het die tekort schiet,<br />

in <strong>de</strong> nieuwe roman Emilie.<br />

Wij zagen al dat <strong>Couperus</strong> aan het eind van De berg van licht <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> Moeza een<br />

loflied op <strong>de</strong> vermoor<strong>de</strong> Heliogabalus liet zingen, waarin <strong>de</strong> keizer een mid<strong>de</strong>laar<br />

genoemd werd, een zon op aar<strong>de</strong>, te groot <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


334<br />

wereld. In Aan <strong>de</strong>n weg <strong>de</strong>r vreug<strong>de</strong> vindt iets <strong>de</strong>rgelijks plaats. Hier zijn het <strong>de</strong><br />

vrouwen van het dorp waar Emilie sterft, die van Aldo Ardo zeggen: 65 ‘<strong>de</strong> signore,<br />

dat is geen gewoon man geweest: hij was te mooi...: hij was GEEN MENSCH...’ De<br />

parallel is opvallend. De betekenis moet <strong>de</strong>ze zijn: het god<strong>de</strong>lijk hei<strong>de</strong>ns principe<br />

van totale vrijheid en vreug<strong>de</strong> gaat <strong>de</strong> krachten van <strong>de</strong> meeste stervelingen te boven,<br />

zeker als zij uit het noodlottige Noor<strong>de</strong>n komen, zoals na Lot ditmaal Emilie.<br />

Heliogabalus wordt er om vermoord. Emilie sterft door wegkwijning uit onvermogen.<br />

Niet ie<strong>de</strong>re leerling wordt een meester.<br />

Aldo Ardo is een twee<strong>de</strong> Dionysos en mid<strong>de</strong>laar. Er steekt een dui<strong>de</strong>lijke betekenis<br />

achter zijn dromen van jachten op Dionysische tijgers en van Hindoetempels. Aan<br />

werken <strong>de</strong>nkt hij niet. Egoïstisch streeft hij na wat <strong>Couperus</strong>, alweer met hoofdletters,<br />

noemt: 66 ‘ZIJN genot, ZIJN geluk, ZIJN vreug<strong>de</strong>.’ Hij is ook ‘een materialistisch,<br />

zinnelijk man’ en <strong>Couperus</strong> bewon<strong>de</strong>rt dat in hem. Was <strong>de</strong>ze Aldo werkelijk een<br />

portret van Giulio Lodomez? Zeker weten zullen wij het nooit. Maar zou <strong>Couperus</strong><br />

in <strong>de</strong> aan Orlando gewij<strong>de</strong> Lof <strong>de</strong>r luiheid later zon<strong>de</strong>r bedoeling <strong>de</strong> opmerking<br />

hebben gemaakt: 67 ‘De Bagni di Lucca zijn lief idyllisch, maar je moet daar in <strong>de</strong><br />

eerste vlaag van verliefdheid zijn.’? - Aan <strong>de</strong>n weg <strong>de</strong>r vreug<strong>de</strong> bereidt <strong>de</strong> lange<br />

reeks Orlando-verhalen <strong>voor</strong>, waarvan er vele tot <strong>Couperus</strong>' meest geïnspireer<strong>de</strong><br />

werk gerekend mogen wor<strong>de</strong>n.<br />

Steeds meer is hij die zomer van 1906 in Bagni di Lucca in high spirits geraakt,<br />

zoals <strong>voor</strong>al het slot van een brief aan Ram van eind augustus bewijst: 68 ‘Wij blijven<br />

hier nog wat en gaan dan naar Florence, <strong>de</strong>n winter in Rome. [Egypte was dus van<br />

<strong>de</strong> baan.] Ons plan is om in het <strong>voor</strong>jaar naar Sicilië te gaan. De Italiaansche zomer<br />

is heerlijk - ik heb hier veel gewan<strong>de</strong>ld in prachtige bosschen. De maand Augustus<br />

is intusschen als geheel zwoel en wij smachten nu naar regen. Ons appartement in<br />

Nice hebben we niet meer, maar <strong>de</strong> vagebon<strong>de</strong>n zullen er toch <strong>de</strong>n winter na <strong>de</strong>zen<br />

komen<strong>de</strong>n winter weer een eigen “tampat” nemen, maar kleiner en goedkooper om<br />

meer te kunnen wegvliegen. De meubels staan nu rustig op een zol<strong>de</strong>r te wachten.<br />

Misschien zal ik even een portret van me laten maken (je weet, ik doe dat nooit<br />

gaarne), maar nu moet <strong>de</strong> wereld mij toch zien in mijn nieuw type. Gladgeschoren<br />

en met méér lokken (!!!) Twintig jaar jonger!!!’ Hij teken<strong>de</strong> er twee schetsjes on<strong>de</strong>r:<br />

<strong>Louis</strong> <strong>voor</strong>heen en <strong>Louis</strong> thans.<br />

Drie sonnetten, eveneens aldaar in 1906 geschreven, leggen nogmaals<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


335<br />

<strong>de</strong> nadruk op het leerlingthema. 69 ‘Léert mij <strong>de</strong> verre Vreug<strong>de</strong> eéns te bereiken!’, zo<br />

eindigt het eerste. Stemmen. Het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> is een o<strong>de</strong> aan <strong>de</strong> Midzomerzon, Heliogabalus<br />

niet onwaardig. De zon wordt weer gezien als afgezant van een hogere oerglans, als<br />

Heraut <strong>de</strong>s Lichts.<br />

Bagni di Lucca heeft <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> veel betekend. Die zomer had hij overigens<br />

nog een ontmoeting van heel an<strong>de</strong>re aard: van Bagni di Lucca uit heeft <strong>Couperus</strong><br />

een twee<strong>de</strong> en laatste bezoek aan Ouida gebracht, die an<strong>de</strong>rhalf jaar later in het nabije<br />

Viareggio zou sterven. 70<br />

Eindnoten:<br />

1 Amice, 58 nr. 387.<br />

2 Volgens V. Tricht, Verkenning, 140, zou <strong>Couperus</strong> al omstreeks 1903 met Von Römer schriftelijk<br />

in contact zijn getre<strong>de</strong>n en hem hebben opgezocht. Hij verzuimt echter een bron te vermel<strong>de</strong>n.<br />

Dat er contact is geweest staat vast (zie hieron<strong>de</strong>r). Maar dit kan ook een of twee jaar later pas<br />

gelegd zijn. Dat is zelfs waarschijnlijk, daar <strong>Couperus</strong>, wat toch <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand gelegen zou<br />

hebben, Von Römer geen present-exemplaren van Dionyzos heeft gestuurd (althans niet<br />

onmid<strong>de</strong>llijk na verschijnen; Amice, 57 nr.386.)<br />

3 Amice, 80 nr.422.<br />

4 I<strong>de</strong>m, 56 nr.385.<br />

5 ARA, fam.arch. <strong>Couperus</strong>, II e 85 e.v. (losse brieven).<br />

6 Zie noot I.<br />

7 Amice, 59 nr.388.<br />

8 I<strong>de</strong>m, 59 nr.389.<br />

9 I<strong>de</strong>m, 60 nr.390.<br />

10 I<strong>de</strong>m, 61 nr.391.<br />

11 I<strong>de</strong>m, 63 nr.394.<br />

12 I<strong>de</strong>m, 64 nr.396.<br />

13 I<strong>de</strong>m, 66 nr.399.<br />

14 I<strong>de</strong>m, 71 nr.405.<br />

15 Het archief Von Römer kan volgens me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling niet eer<strong>de</strong>r dan in het jaar 2000 geopend<br />

wor<strong>de</strong>n. - Zie over het ontstaan van De berg van licht ook reeds F.L. Bastet, ‘<strong>Couperus</strong> als<br />

surprise’, in Hermeneus 50 (1978), 3, 154-161.<br />

16 Amice, 72-74 nr.405 a .<br />

17 I<strong>de</strong>m, 75 nr.407.<br />

18 In De ware Jacob (Beken<strong>de</strong> Tijdgenooten), IV, nr.47 (19 augustus 1905). - Amice, 42. - In kleur<br />

gereproduceerd in Diepzee 3 (1985), nr 5, <strong>voor</strong>pagina.<br />

19 Dat was het dan ook. In 1916 zou Rotgans op het fijnzinnige i<strong>de</strong>e komen <strong>Couperus</strong> het origineel<br />

van <strong>de</strong>ze tekening, elf jaar nadat hij haar gemaakt had, toe te sturen. Waarschijnlijk hoopte hij<br />

dat <strong>de</strong>ze het monstrum zou kopen. Hij <strong>de</strong>ed er namelijk postzegels <strong>voor</strong> eventuele retournering<br />

bij. <strong>Couperus</strong>, diep beledigd en niet van zins op <strong>de</strong> koop toe een pakje te maken, waar hij een<br />

hekel aan had, schreef <strong>de</strong> man d.d. 13 augustus 1916 het volgen<strong>de</strong> fraaie briefje: ‘WelEd.Geb.<br />

Heer. In antwoord op Uw schrijven <strong>de</strong>el ik u me<strong>de</strong>, dat <strong>de</strong> teekening, mij toegezon<strong>de</strong>n, als<br />

karikatuur, niet mijn goedkeuring wegdraagt, daar ik in vroeger tij<strong>de</strong>n misschien wel wat<br />

overdreven elegant ben geweest maar nooit een poen was, wat u van mij gemaakt heeft. De<br />

teekening ligt te uwer dispozitie en kan afgehaald wor<strong>de</strong>n, 2 Hoogewal. Het is mij niet mogelijk<br />

da<strong>de</strong>lijk tijd te vin<strong>de</strong>n brieven en aanbiedingen als <strong>de</strong> Uwe te beantwoor<strong>de</strong>n, daar ik an<strong>de</strong>r werk<br />

te doen heb. Ik voeg hierbij eenige postzegels, die U zoo vrien<strong>de</strong>lijk was mij te zen<strong>de</strong>n en die<br />

ik niet gebruikte. Hoogachtend Uw dw. <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>.’ - Zie Reijn<strong>de</strong>rs, C. bij V.D., 574.<br />

20 Groot-Ne<strong>de</strong>rland 21 (september 1923), 260 e.v. - Zie ook Bastet, Zuil, 200 (196-200).<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


21 Bastet, Zuil, 252 noot I bij blz.200. Dit klopt met Rome I, 14: ‘thee [...] bereid in ons eigen<br />

zilveren serviesje en geschonken [...] in eigen Japansche kopjes.’ - <strong>Een</strong> vriendin van mevrouw<br />

Buysse-Tromp, mevrouw A. Campbell, herinner<strong>de</strong> zich in 1923 bij <strong>Couperus</strong>' dood (particuliere<br />

brief aan mevrouw J. Funke; coll. Lett. Mus.): ‘Ik moet nu zoo dikwijls terug<strong>de</strong>nken aan 1905<br />

toen ik bij <strong>de</strong> Buysses logeer<strong>de</strong> op Afsnee en hij daar dien week kwam. Betty ruim<strong>de</strong> toen hun<br />

verblijf te Putten op en zou in Nice <strong>de</strong> boel weer in or<strong>de</strong> maken en en attendant ging hij naar<br />

Afsnee. Hij was toen alleraardigst. Met jong en oud! <strong>de</strong> ziel van 't gezelschap. En 't was bizon<strong>de</strong>r<br />

interessant hem eenige bladzij<strong>de</strong>n te hoeren <strong>voor</strong>lezen uit zijn “Berg van Licht”; dat bestond<br />

toen nog maar uit het handschrift alleen. En daar reis<strong>de</strong> hij mee in zijn handtasch, dat gaf hij<br />

geen porteur te dragen. Al die herinneringen komen nu zoo levendig weer boven bij mij. Ook<br />

't beklimmen van <strong>de</strong>n hoogen toren te Ou<strong>de</strong>naer<strong>de</strong>. Ie<strong>de</strong>reen kwam proestend en transpireerend<br />

en onaesthetisch op <strong>de</strong> top. Alleen <strong>Couperus</strong> was doodkalm. En in 't minst niet verhit of buiten<br />

a<strong>de</strong>m. En heel zorgzaam sloot hij Renétje Buysse in zijn colbert. R. was toen maar een klein<br />

jochie.’<br />

22 Amice, 80 nr.421. Zie ook 82 nr.424.<br />

23 I<strong>de</strong>m, 80 nr.422<br />

24 I<strong>de</strong>m, 82 nr.422.<br />

25 P. Valkhoff, ‘<strong>Couperus</strong> en Lombard’, in De Gids (1936), 1, 357-372, gaf <strong>de</strong>rtig jaar later een<br />

beknopt overzicht van <strong>de</strong> reacties, naast een goe<strong>de</strong> analyse. (Zie ook P. Valkhoff, Ontmoetingen<br />

tussen Ne<strong>de</strong>rland en Frankrijk. Nagelaten opstellen ingeleid en uitgegeven door B.M. Boerebach<br />

en M. Valkhoff (1943), 237-251.) Nagewezen te hebben op een aantal overeenkomsten tussen<br />

<strong>Couperus</strong> en Flaubert, behan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> hij <strong>de</strong> figuur van Jean Lombard (wiens Byzance eveneens<br />

door <strong>Couperus</strong> zeer bewon<strong>de</strong>rd werd) en diens L'Agonie (waarin min<strong>de</strong>r op Heliogabalus <strong>de</strong><br />

nadruk ligt dan op diens omgeving, <strong>de</strong> androgynie en <strong>de</strong> christenen). - Dat <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse<br />

kritieken meren<strong>de</strong>els ongunstig reageer<strong>de</strong>n blijkt uit 370 e.v. Volgens Frans Netscher in <strong>de</strong><br />

Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant (19 februari 1906) was <strong>Couperus</strong>'<br />

‘zonnepriestertje geen mensch, maar een fantasiepoppetje’, wat <strong>Couperus</strong> wel ontstemd moet<br />

hebben. In een <strong>de</strong>r meest liberale recensies schreef Anna <strong>de</strong> Savornin Lohman in De Telegraaf<br />

(23 <strong>de</strong>cember 1905): ‘Als zoodanig is er niets onreins in <strong>de</strong>ze zoo gedurf<strong>de</strong> schil<strong>de</strong>ring, <strong>voor</strong><br />

hen die wezenlijk lezen kunnen, wezenlijk zijn zon<strong>de</strong>r <strong>voor</strong>oor<strong>de</strong>len, wezenlijk alleen vragen<br />

naar <strong>de</strong> artistieke waar<strong>de</strong> van een boek.’<br />

26 Zie noot 23. Uitvoerig over <strong>de</strong>ze passage Philip Vermoortel, ‘Hoe duister is een berg van licht?’<br />

in Dietsche Waran<strong>de</strong> en Belfort 127 (1982), 8, 578 589.<br />

27 De Gids (1906), I, 389-423; 397-398 (citaat); 423 (citaat).<br />

28 Brief in het Lett. Mus., Den Haag, waar Harry G.M. Prick mij vrien<strong>de</strong>lijk op wees.<br />

29 Vgl. P. Kralt, ‘Ruimte bij <strong>Couperus</strong> en Flaubert’, in De nieuwe taalgids 75 (1982), I, 61-75;<br />

74. - Zie over <strong>de</strong> invloed van Flaubert, Lombard en Madame Blavatsky J.P. Guépin, ‘De oudheid<br />

van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, in Hollands Maandblad II, 261/262 (aug.-sept. 1969), 50-54; herdrukt in<br />

De twee<strong>de</strong> wet van Guépin (1975), 85-94. - G. Stuiveling, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>: verteller, verbeel<strong>de</strong>r’,<br />

in Over <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> (1952), 82-88, legt terecht <strong>de</strong> nadruk op <strong>de</strong>ze dramatiek, waarin<br />

<strong>Couperus</strong> meer met Balzac dan met Flaubert of Zola verwant is. De figuren leven door mid<strong>de</strong>l<br />

van hun han<strong>de</strong>lingen. Volgens Stuiveling is bei<strong>de</strong>r werk een comédie humaine, bij Balzac van<br />

<strong>de</strong> bourgeoisie on<strong>de</strong>r <strong>Louis</strong> Philippe, bij <strong>Couperus</strong> van die ten tij<strong>de</strong> van het fin-<strong>de</strong>-siècle in Den<br />

Haag. Ook <strong>de</strong> oudheid leeft bij hem door <strong>de</strong> menselijkheid van zijn personen, die nooit verkle<strong>de</strong><br />

Hagenaars zou<strong>de</strong>n zijn. (Zie ook M.C. van <strong>de</strong>r Toorn, ‘Enige stijlverschijnselen bij <strong>Louis</strong><br />

<strong>Couperus</strong>’, in De Nieuwe Taalgids 51 (1958), 312-322.) De buitengewoon complexe opbouw<br />

van De berg van licht werd aangetoond door dr. W. Drop, ‘Verkenning van De berg van Licht’,<br />

in Han<strong>de</strong>lingen van het zesentwintigste Ne<strong>de</strong>rlands Filologencongres (20-22 april 1960),<br />

162-165. I<strong>de</strong>m in Tijdschrift <strong>voor</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse Taal en Letterkun<strong>de</strong> 79 (1963), 4, 288-305. -<br />

Zie ver<strong>de</strong>r ook A.W. Byvanck, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> en <strong>de</strong> klassieke oudheid’, in Jaarboek<br />

Maatschappij <strong>de</strong>r Ned. Lett. (1945-1946), 189-202; 194 e.v. - Bovendien Popma, <strong>Couperus</strong>,<br />

139-162.<br />

30 Citaten ontleend aan Mario Praz, The romantic agony (1960 2 ), 174; 230.<br />

31 Citaat ontleend aan Praz, Agony, 208 (uit: Mémoires d'un fou).<br />

32 I<strong>de</strong>m (uit: Rome et les Césars).<br />

33 Citaat ontleend aan Praz, Agony, 373. Zie over Lorrain nu Philippe Jullian, Jean Lorrain ou le<br />

Satiricon (1974).<br />

34 Marc Galle, Van gedroomd minnen tot ons dwaze bestaan. Het noodlot in het werk van <strong>Louis</strong><br />

<strong>Couperus</strong> (l973). 95. Als <strong>Couperus</strong> in 1895 in Rome het Capitolijns Museum bezoekt, herinnert<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


hij zich <strong>de</strong>ze passage blijkbaar, zie Reis-impressies, 72: ‘Heliogabalus, leelijk en geheel niet<br />

gevend <strong>de</strong> charme van <strong>de</strong>n vrouweschoonen zonnepriester.’<br />

35 Jaap Romijn, ‘De wereld van Alma Ta<strong>de</strong>ma’, in Antiek VIII(1974), 737.<br />

36 Reijn<strong>de</strong>rs, C. bij V.D., 317.<br />

37 Dit in tegenstelling tot V. Tricht, Verkenning, die ondanks bewon<strong>de</strong>ring het boek nog in 1960<br />

‘aanstotelijk’ vindt (148). Het zogenaamd heilig even wicht <strong>de</strong>r tweeslachtigheid ‘zoekt <strong>de</strong> door<br />

Rome ver van het Licht vervreem<strong>de</strong> Helegabalus dan op <strong>de</strong> grofste en uiterlijkste wijze’ (152),<br />

n.l. door zijn huwelijk met Hiërocles en <strong>de</strong> Virgo Maxima. Overigens meent hij terecht, ‘dat<br />

dit geweldige boek wereldroem verdiend had’ (153).<br />

38 Groot-Ne<strong>de</strong>rland IV (1906), II, 125-135, - Erbe, Nag. werk, 7-17.<br />

39 Groot-Ne<strong>de</strong>rland IV (1906), II, 136-138. - Erbe, Neg. werk, 18-20.<br />

40 Groot-Ne<strong>de</strong>rland V (1907), I, 49-58. - Erbe, Nag. werk, 30-39.<br />

41 Groot-Ne<strong>de</strong>rland IV (1906), II, 477-479. - Erbe, Nag. werk, 27-29.<br />

42 F.L. Bastet, ‘Ouida en <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, in Maatstaf 39 (1982/4), 15 en afb. 11-12. - Mevrouw<br />

dr. W.L. Jonxis-Henkemans <strong>de</strong>el<strong>de</strong> mij vrien<strong>de</strong>lijk mee in een brief d.d. 6 maart 1982: ‘Misschien<br />

vindt U het wel aardig te horen dat wij, toen we in 1958 in Bagni di Lucca waren, nog in Hotel<br />

Continental gelogeerd hebben en verrukt waren, toen we op het marmeren blad van een tafeltje<br />

in het restaurant <strong>Couperus</strong>' handtekening geschreven zagen!’<br />

43 Amice, 88 nr.429.<br />

44 F.L. Bastet, ‘Al die verloren paradijzen...<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> en zijn Florentijnse vriendinnen’, in<br />

Maatstaf 31 (1983 / 3). 1-20; Maatstaf 31 (1983 / 4), 22-36. - Vele gegevens ontleend aan een<br />

artikel van mevrouw E.W.J. Bueno <strong>de</strong> Mesquita, in het Algemeen Han<strong>de</strong>lsblad van 27 oktober<br />

1936. - Zie ook Bastet, Zuil, 103-104. - <strong>Een</strong> groot <strong>de</strong>el van dit artikel werd op 29 oktober 1936<br />

overgenomen door Het Va<strong>de</strong>rland. Ongetwijfeld heeft Elisabeth <strong>Couperus</strong>-Baud dit gelezen.<br />

45 In een brief d.d. 16 oktober 1951 aan mevrouw drs. Gerda van Wou<strong>de</strong>nberg; zie Bastet, Zuil,<br />

104. Zie over Emma Garzes en Eleonora Duse nu William Weaver, Duse, a biography (1984),<br />

267, 292, 328.<br />

46 Daarvan is er slechts één bewaard gebleven (d.d. 4 <strong>de</strong>cember 1918).<br />

47 In een brief d.d. 14 Januari 1958 <strong>de</strong>el<strong>de</strong> A.L. van Gendt aan drs. Gerda van Wou<strong>de</strong>nberg te<br />

Rome me<strong>de</strong>, dat <strong>de</strong> brieven en <strong>de</strong> handschriften van twee feuilletons aan drs. J.B.W. Polak<br />

verkocht zijn. In diens collectie zou<strong>de</strong>n zij nu niet meer zijn. <strong>Een</strong> - onvolmaakte - kopie van <strong>de</strong><br />

teksten in typoscript berust te Den Haag in het Letterkundig Museum. Zie over <strong>de</strong>ze kwestie<br />

reeds Bastet, Maatstaf 31 (1983 / 3), I e.v.<br />

48 Vrien<strong>de</strong>lijke me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling van mevrouw J. Funke, d.d. 11 september 1974: ‘Ik woon<strong>de</strong> vóór <strong>de</strong><br />

oorlog in Florence, leer<strong>de</strong> daar door mijn vrien<strong>de</strong>n Bueno <strong>de</strong> Mesquita een Italiaanse mevrouw<br />

Garzes kennen, weduwe van een acteur die brieven van <strong>Couperus</strong> had. Ze vroeg ons wat er mee<br />

te doen? Ze wil<strong>de</strong> ze echter niet meegeven, wil<strong>de</strong> eerst helaas horen hoe mevr. C. erover dacht.<br />

Mijn vriendin B.d.M. schreef aan mevrouw C. en haar antwoord was onverbid<strong>de</strong>lijk:<br />

“vernietigen”.’ - I<strong>de</strong>m, in een brief d.d. 21 september 1974: ‘Mevr. Garzes was, toen ik haar<br />

zag, een zéér gedistingeer<strong>de</strong> en in mijn ogen toen al een ou<strong>de</strong> dame die mooi was, ook toen<br />

nog! Ze had I dochter, een magere donkere lelijke vrouw die na <strong>de</strong> dood van haar moe<strong>de</strong>r in<br />

een klooster ging. Het was niet in te <strong>de</strong>nken dat het moe<strong>de</strong>r en dochter waren. Mevr. G. was<br />

conventioneel en nog echt van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> opvattingen, dat heb ik on<strong>de</strong>rvon<strong>de</strong>n. In 1938 was mevr.<br />

<strong>Couperus</strong> met haar nichten Marie VI H. en Kitty ten Bosch-Vl. H. in Florence.’ - Dit laatste<br />

wordt bevestigd door Vogel, <strong>Couperus</strong>, 158, die dit geheel onafhankelijk vernam van <strong>Couperus</strong>'<br />

nicht Betty Habbema-Wijnaendts van Resandt (255).<br />

49 Bastet, Zuil, 110 e.v. - Zie ook Albert Vogel en F.L. Bastet. Mijn vriend Orlando (1981), 7-16.<br />

50 Van Itallie, Portretten, 90. - Elisabeth <strong>Couperus</strong>-Baud in een brief d.d. l6 oktober 1951 aan drs.<br />

Gerda van Wou<strong>de</strong>nberg te Rome: ‘Of Jan en Orlando werkelijk bestaan hebben? Ja zeker, en<br />

nog vele an<strong>de</strong>ren met hen.’ - Uitsluitend op grond van <strong>de</strong> teksten kwam Karel Reijn<strong>de</strong>rs tot<br />

<strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> conclusie, zie diens ‘Ene ram, een stiertje, en on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>ren Orlando’, in Thema's <strong>voor</strong><br />

een uitgever (1978), 47-60.<br />

51 Het slot van het in Bagni di Lucca geschreven sonnet Betoover<strong>de</strong> woudnacht luidt: ‘Daagraad<br />

en Zon, verdrijft <strong>de</strong> witte wijven! /En wekt <strong>de</strong>n Faun, dat vlie<strong>de</strong> 't spookgebeeste/Der duistere<br />

eeuw <strong>voor</strong> blij antieke geesten!’<br />

52 Bastet, Zuil, 121-122.<br />

53 I<strong>de</strong>m, 123.<br />

54 Verzameld in Mijn vriend Orlando (zie noot 49).<br />

55 Zie noot 53.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


56 Daarvan is een paar maal sprake in Spaansch toerisme, en <strong>voor</strong>ts kort na <strong>Couperus</strong>' terugkeer<br />

in Ne<strong>de</strong>rland in 1915, zie BaStet, Zuil, 124.<br />

57 Brief van zijn nicht Vera Rossi d.d. II april 1978; Bastet, Zuil, 123.<br />

58 Bastet, Zuil, 125.<br />

59 ‘De jonge held’ (Vad. 27 januari 1912), in Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren II, I, 21-27. - Bastet,<br />

Zuil, 118.<br />

60 Aan <strong>de</strong>n weg <strong>de</strong>r vreug<strong>de</strong>, I.<br />

61 Amice, 96 nr.443. Zie <strong>voor</strong> het hier volgen<strong>de</strong> ook reeds F.L. Bastet, Nawoord in <strong>de</strong> Salaman<strong>de</strong>red.<br />

(1982). - Zie ook H.W.van Tricht, ‘Vanwege <strong>Couperus</strong> (1863-1963),’ in Jaarboek Mij. <strong>de</strong>r<br />

Ned. Lett. 1962-1063 (1963), 32.<br />

62 Aan <strong>de</strong>n weg <strong>de</strong>r vreug<strong>de</strong>, VII.<br />

63 I<strong>de</strong>m, X.<br />

64 Zie Bruno Cherubini, I Bagni di Lucca (1981), passim. - Het is onbegrijpelijk hoe Popma,<br />

<strong>Couperus</strong>, 163, dit werk volkomen heeft kunnen miskennen (‘dom en prullig [...] het behoort<br />

tot het slechtste wat <strong>Couperus</strong> geschreven heeft, en we willen het stilzwijgend <strong>voor</strong>bijgaan’).<br />

65 Aan <strong>de</strong>n weg <strong>de</strong>r vreug<strong>de</strong>, XVI.<br />

66 I<strong>de</strong>m, IX.<br />

67 Groot-Ne<strong>de</strong>rland VIII (1910), I, 129 e.v., v. - Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren I (1910), 89.<br />

68 Maatstaf II (1963), 173 nr.25.<br />

69 Zie noot 41.<br />

70 25 januari 1908.<br />

V [1906-1908]<br />

Was <strong>de</strong> datering van zijn eerste bezoek aan Ouida al min of meer een probleem, hun<br />

laatste ontmoeting wordt door nog grotere vraagtekens omgeven. 1 Ouida heeft, sinds<br />

<strong>Couperus</strong> haar in 1894 op Bellosguardo in Florence bezocht had, waar zij toen zat<br />

‘in ou<strong>de</strong> kanten gehuld, met een groot juweel op <strong>de</strong>n boezem mid<strong>de</strong>n in haar salon<br />

op een wit berevel, tusschen drie of vier groote Russischen hazewin<strong>de</strong>n’, een moeilijk<br />

leven gehad dat in dalen<strong>de</strong> lijn verliep. ‘The lady with the many dogs’, zoals zij wel<br />

genoemd werd - <strong>de</strong> hazewin<strong>de</strong>n van <strong>Couperus</strong> wor<strong>de</strong>n door lady Paget overigens<br />

gememoreerd als een troep ‘fluffy and rather dirty white dogs’ - moest Florence om<br />

financiële re<strong>de</strong>nen verlaten en nam toen haar toevlucht tot een landhuis te Sant'<br />

Allessio, ruim vijf kilometer buiten Lucca. Dit eenvoudige optrekje, <strong>de</strong> Villa Massoni,<br />

tel<strong>de</strong> zevenentwintig kamers. Het werd door haar <strong>voor</strong> acht jaar gehuurd. Maar <strong>de</strong><br />

eigenares, echtgenote van <strong>de</strong> Belgische consul Grosfils te Lucca, zette Ouida er in<br />

1903 op onheuse wijze uit. Zij vluchtte naar het Hotel <strong>de</strong> Russie te Viareggio. <strong>Een</strong><br />

proces dat zij <strong>de</strong> familie Grosfils aan<strong>de</strong>ed zou wor<strong>de</strong>n gevoerd in... Bagni di Lucca.<br />

Ouida heeft daarop in 1904 en 1905 in Bagni een huis betrokken, waarop een<br />

ge<strong>de</strong>nksteen nog altijd aan haar verblijf herinnert. De op 19 <strong>de</strong>cember 1904 gehou<strong>de</strong>n<br />

rechtszitting won zij. Veel heeft zij er echter niet aan gehad. Nimmer heeft zij<br />

scha<strong>de</strong>vergoedingen of zelfs maar haar geroof<strong>de</strong> bezittingen teruggekregen, ook niet<br />

nadat <strong>de</strong> zaak nog eens <strong>voor</strong> het hof van cassatie te Rome gediend had.<br />

In november 1905 verliet Ouida Bagni di Lucca <strong>voor</strong>goed. ‘I shall not be in the<br />

Bagni di Lucca ever again, tor I hate the place,’ schreef zij aan een Kennis. Zij vertrok<br />

vandaar naar een villa te Camaiore, niet ver van Via-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


336<br />

reggio. Deze data staan vast. Maar het verblijf van <strong>Couperus</strong> in 1906 ook, en <strong>de</strong> twee<br />

gegevens kloppen niet met elkaar, want <strong>Couperus</strong> heeft geschreven: 2 ‘Ik heb haar<br />

later terug gezien in <strong>de</strong> Bagni di Lucca: een ou<strong>de</strong>, vervallen, gebogene vrouw, in een<br />

versleten zwart gewaad en <strong>de</strong> sleepen<strong>de</strong> kanten scheur<strong>de</strong>n langs haar heen, en<br />

we<strong>de</strong>rom, waren er drie, vier hon<strong>de</strong>n om haar rond, en <strong>de</strong> hon<strong>de</strong>n waren vervallen<br />

en oud en ziek als zij. Zij herken<strong>de</strong> mij zelfs niet en ik bracht haar niet in herinnering,<br />

dat ik haar éens had mogen bezoeken en haar gevon<strong>de</strong>n had als een vorstin, tronen<strong>de</strong><br />

tusschen hare gasten...’ Wij hebben gezien dat <strong>Couperus</strong> niet eer<strong>de</strong>r in Bagni di Lucca<br />

heeft gelogeerd, dus hij moet zich wel vergissen. Vermoe<strong>de</strong>lijk is hij op zekere dag<br />

van Bagni uit naar Camaiore gegaan, waar Ouida tot september 1906 gewoond heeft.<br />

Hij bedoel<strong>de</strong> dan te zeggen: ik heb haar terug gezien toen ik in Bagni di Lucca was.<br />

Want dat dit twee<strong>de</strong> bezoek op een verzinsel zou berusten is bijna niet aan te nemen.<br />

Haar laatste levensjaren heeft hij nauwlettend gevolgd. Wegens het uitbreken van<br />

hondsdolheid is Ouida van Camaiore naar Viareggio gevlucht, waar het Hotel <strong>de</strong><br />

Russie haar ditmaal met haar hon<strong>de</strong>n toegang weiger<strong>de</strong>. <strong>Een</strong> doorwaakte nacht in<br />

een rijtuig op het Stationsplein veroorzaakte een oogontsteking. <strong>Een</strong> maand later was<br />

zij dit oog kwijt. Na een verblijf van zeven maan<strong>de</strong>n in Hotel Gran Bretagne verhuis<strong>de</strong><br />

Ouida met haar dieren naar een huisje in Mazzarosa, een bergdorp tussen Viareggio<br />

en Lucca. Engelse vrien<strong>de</strong>n hebben toen geld ingezameld om haar te helpen, daar<br />

zij geheel aan <strong>de</strong> grond zat. Maar, schreef <strong>Couperus</strong> later vol <strong>de</strong>elneming 3 , ‘toen zij<br />

van armoe<strong>de</strong> bijna stierf, in een Italiaansch dorpje, weiger<strong>de</strong> zij met e<strong>de</strong>lst gebaar<br />

financieelen steun uit Engeland, omdat zij <strong>de</strong> Engelschen niet kon uitstaan en van<br />

<strong>de</strong>n Prins van Wales (Edward VII later) alle kwaads had gezegd, dat maar mogelijk<br />

was. De Italiaansche regeering moest tusschen bei<strong>de</strong>n tre<strong>de</strong>n om <strong>de</strong> in misère<br />

verzonken schrijfster <strong>voor</strong> broodsgebrek te behoe<strong>de</strong>n. Toen... nam zij aan, als eene<br />

gena<strong>de</strong>, die zij verleen<strong>de</strong>.’<br />

Haar laatste woning is een huisje in Viareggio geweest, waar zij op 25 januari<br />

1908 overle<strong>de</strong>n is. Hoewel zij nooit in Bagni di Lucca terug had willen keren, wil<strong>de</strong><br />

het lot dat zij juist daar begraven werd. Haar tombe is nog altijd goed intact. Zij ligt<br />

languit op <strong>de</strong> rug, gebeeldhouwd door Giuseppe Norfini, die haar eigenzinnige profiel<br />

goed getroffen lijkt te hebben. Met lief<strong>de</strong> en eerbied herdacht <strong>Couperus</strong> ‘<strong>de</strong> onlangs<br />

in een klein Italiaansch dorpje, in misère verlaten, gestorven schrijfster...’ Behalve<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


337<br />

haar geboorte- en sterfdatum vermeldt <strong>de</strong> sarcofaag: ‘In memory of <strong>Louis</strong>e <strong>de</strong> la<br />

Ramée, Ouida, writer of incomparable novels.’ 4<br />

In <strong>de</strong> loop van <strong>de</strong> zomer van 1906 was <strong>de</strong> familie Garzes-Lodomez intussen<br />

teruggekeerd naar Florence, en <strong>Couperus</strong> volg<strong>de</strong>. Na een kort verblijf in Pensione<br />

Quisisana aan <strong>de</strong> Arno namen hij en Elisabeth hun intrek, <strong>voor</strong> twee en een halve<br />

maand, in het oud vertrouw<strong>de</strong> pension Rochat, boven in het Palazzo Niccolini aan<br />

<strong>de</strong> Via <strong>de</strong>' Fossi 16. Begin <strong>de</strong>cember reis<strong>de</strong>n zij door naar Rome, waar zij ditmaal<br />

niet in Hotel du Sud maar in pension Castellani-Stelzer kamers betrokken, Via Sistina<br />

79. <strong>Couperus</strong> hoopte na een verblijf van een paar maan<strong>de</strong>n in<strong>de</strong>rdaad nu Sicilië te<br />

bezoeken, zoals hij Ram al geschreven had. In maart vin<strong>de</strong>n wij <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> vrien<strong>de</strong>n<br />

in Napels. 5<br />

In Florence had <strong>Couperus</strong> op 6 <strong>de</strong>cember een bezoek aan <strong>de</strong> Italiaanse dames<br />

gebracht en bij die gelegenheid zijn Incantatie in Bona's poëziealbum geschreven. 6<br />

Van Rome uit schreef hij zes dagen later Emma Garzes zijn eerste briefje. 7 Daarin<br />

betreurt hij <strong>de</strong> scheiding van ‘nos chers amis’. De manlijke meervoudsvorm lijkt iets<br />

te verra<strong>de</strong>n. <strong>Couperus</strong>, die uitstekend Frans ken<strong>de</strong>, schreef niet ‘chères amies’, wat<br />

juist geweest zou zijn als hij alleen <strong>de</strong> drie dames bedoeld had toe te spreken. Maar<br />

kennelijk dacht hij tevens aan een man in <strong>de</strong> familie: Giulio. Hij sprak <strong>de</strong> hoop uit<br />

dat zij elkaar in het <strong>voor</strong>jaar van 1907 vaker zou<strong>de</strong>n zien. De vriendschap met <strong>de</strong>ze<br />

mensen heeft pas langzamerhand meer reliëf gekregen. Zij hebben zijn brieven<br />

bewaard omdat hij een beroemd schrijver was. Kunstenaars waren zij gewend te<br />

bewon<strong>de</strong>ren, met eerbied en genegenheid.<br />

In die dagen ontmoette <strong>Couperus</strong> in Rome een jonge, Ne<strong>de</strong>rlandse, toen nog<br />

onbemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> archeoloog, dr. H.M.R. Leopold, die er in 1906 was aangekomen en<br />

het plan had in <strong>de</strong> loop van 1907 door te reizen naar Athene. Hij was een kennis van<br />

Pier Pan<strong>de</strong>r. Deze heeft moeite gedaan om goedkoop on<strong>de</strong>rdak <strong>voor</strong> hem in<br />

Griekenland te vin<strong>de</strong>n. 8 Misschien leer<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> hem dus in diens atelier kennen.<br />

Het is een vriendschap geweest die, hoewel zij niet diep ging, toch da<strong>de</strong>lijk aansloeg.<br />

Ein<strong>de</strong>lijk had <strong>Couperus</strong> iemand met wie hij uitvoerig van gedachten kon wisselen<br />

over <strong>de</strong> oudhe<strong>de</strong>n van Rome. Leopold was veertien jaar jonger, maar wetenschappelijk<br />

natuurlijk veel beter on<strong>de</strong>rlegd.<br />

Sinds 1904 bestond er in Rome een beschei<strong>de</strong>n Ne<strong>de</strong>rlands Instituut, niet meer<br />

dan een paar kamers, waarover dr. Gisbert Brom <strong>de</strong> scepter<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


338<br />

zwaai<strong>de</strong>. Leopold suggereer<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> dat hij door pater Broms bemid<strong>de</strong>ling<br />

gemakkelijk van <strong>de</strong> Italiaanse regering een doorlopen<strong>de</strong> toegangskaart <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

Romeinse musea kon krijgen. Twee keer schreef <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> man een briefje: 9 ‘Niet<br />

in <strong>de</strong> hoedanigheid van “gewoon tourist”, maar in die van Ne<strong>de</strong>rlandsch<br />

historiesch-romanschrijver’, zo lezen wij daarin, want <strong>Couperus</strong> was trots op zijn<br />

Berg van licht en had nog veel meer plannen <strong>voor</strong> historische verhalen. Helaas ontving<br />

hij <strong>de</strong> permesso pas op 3 maart, zodat hij er dat jaar niet veel meer aan gehad heeft.<br />

Tot het in ontvangst nemen ervan begaf hij zich persoonlijk naar <strong>de</strong> priester-historicus<br />

Brom. Hoe hij zich daar gedragen heeft is moeilijk te zeggen. Zeker is dat Brom aan<br />

Leopold van <strong>de</strong>ze ontmoeting een kort verslag heeft gegeven dat er niet om loog. 10<br />

Het was een tamelijk frisse dag. Nauwelijks had <strong>Couperus</strong> zijn hielen gelicht, of <strong>de</strong><br />

katholieke doctor, die hem keurig uitgelei<strong>de</strong> had gedaan, keer<strong>de</strong> terug naar zijn<br />

stu<strong>de</strong>erkamer om er met vaart en groot rumoer <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> vensters open te werpen en<br />

uit te roepen: ‘Boerenkool met worst en gebakken uien!’ Was <strong>Couperus</strong> te zwaar<br />

geparfumeerd? Elisabeth placht later te verklaren dat hij in het geheel niet van<br />

kunstmatige geuren hield, alleen maar van bloemen. In <strong>de</strong> schouwburg gingen zij<br />

dikwijls verzitten wanneer er een dame in <strong>de</strong> buurt had plaatsgenomen die<br />

bedwelmend naar muskus rook. Brom zal zich hoe dan ook <strong>Couperus</strong>' al te verzorg<strong>de</strong><br />

Haagse distinctie wel aangetrokken hebben. <strong>Couperus</strong>' uitspraak van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse<br />

taal klonk hem misschien ook wat erg exclusief in <strong>de</strong> Hollandse oren.<br />

Leopold kreeg van <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> drie <strong>de</strong>len Berg van liecht ten geschenke, als<br />

bewijs van genegenheid. De boeken zijn bewaard gebleven doordat Leopold <strong>de</strong>ze<br />

later aan <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse correspon<strong>de</strong>nt van het Algemeen Han<strong>de</strong>lsblad te Rome,<br />

A.H. Luijdjens, ca<strong>de</strong>au heeft gedaan. 11 Zuinig als <strong>Couperus</strong> was met<br />

presentexemplaren, toont dit beter dan wat ook hoe goed archeoloog en romancier<br />

met elkaar overweg kon<strong>de</strong>n. Tegen het eind van <strong>de</strong> morgen of's middags na vier uur<br />

ontmoetten zij elkaar wel in café Aragno op het Corso, 12 In <strong>de</strong> loop van <strong>de</strong> winter<br />

verhuis<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> naar Hotel d'Allemagne in <strong>de</strong> Via Condotti. Hij had daar een<br />

eenvoudige kamer, en Leopold herinner<strong>de</strong> zich later nog hoe <strong>Couperus</strong> hem er eens<br />

ontving. Hij had toen gezegd: 13 ‘Ik ben zóó veran<strong>de</strong>rd in <strong>de</strong>n loop <strong>de</strong>r jaren, Leopold.<br />

Toen ik jong in Den Haag schreef, moest ik daar mijn eigen stu<strong>de</strong>erkamer hebben,<br />

en kijk nu eens waarin ik werk! Alles is hier leelijk, kijk dat bed, die koffers in <strong>de</strong><br />

hoeken!’<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


339<br />

Soms ook maakte <strong>Couperus</strong> wel kennis met Italianen. Uit <strong>de</strong>ze dagen dateert zijn<br />

ontmoeting met <strong>de</strong> jonge auteur Luigi Siciliani, die in <strong>de</strong> Via Mario <strong>de</strong>' Fiori woon<strong>de</strong>,<br />

een zijstraat van <strong>de</strong> Via Condotti. 14 Hem liet hij door Veen eveneens De berg van<br />

licht zen<strong>de</strong>n, samen met Dionyzos. Hij verklaar<strong>de</strong> zijn uitgever: ‘Dat is een<br />

Italiaansche schrijver, die Hollandsch wil leeren.’ <strong>Een</strong> vermoe<strong>de</strong>n dat Siciliani meer<br />

<strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> betekend zou hebben dan uit <strong>de</strong>ze simpele me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling kan wor<strong>de</strong>n<br />

afgeleid, 15 wordt eigenlijk door niets bevestigd. 16 Later krijgt Orlando eveneens<br />

Ne<strong>de</strong>rlandse les uit Dionyzos. Mogelijk heeft <strong>Couperus</strong> zijn leservaringen met Siciliani<br />

literair naar Orlando getransponeerd. Toen <strong>de</strong>ze eenmaal als dramatis persona in<br />

<strong>Couperus</strong>' korte verhalen was gaan optre<strong>de</strong>n, kreeg hij waarschijnlijk wel meer<br />

ervaringen naar zich toegespeeld die <strong>Couperus</strong> in werkelijkheid met an<strong>de</strong>ren heeft<br />

opgedaan.<br />

Van Rome uit wer<strong>de</strong>n ook tochten on<strong>de</strong>rnomen. <strong>Een</strong>maal werd het zelfs een wat<br />

langere excursie, zoals uit een brief aan Veen blijkt. 17 <strong>Couperus</strong> is toen naar Assisi<br />

gegaan. Het stadje maakte zoveel indruk op hem dat hij er enkele dagen is gebleven.<br />

Hij las er <strong>de</strong> Fioretti. 18 Twee verhalen herinneren aan dit bezoek. In het ene, Geuren<br />

van heiligheid, 19 lezen wij dat hij niet langer in Assisi kon blijven omdat hij in Rome<br />

werd verwacht. Dat klopt: Ram was overgekomen.<br />

Vrolijke dagen braken nu weer aan. Soms huur<strong>de</strong>n <strong>de</strong> vrien<strong>de</strong>n een rijtuig en zij<br />

toer<strong>de</strong>n dan wat door <strong>de</strong> stad. Aan het eind van <strong>de</strong> middag voeg<strong>de</strong>n zij zich met het<br />

koetsje in <strong>de</strong> ‘catena’, <strong>de</strong> ein<strong>de</strong>loos rondrij<strong>de</strong>n<strong>de</strong> reeks van rijtuigen op <strong>de</strong> Pincio,<br />

waar men zag en gezien werd. Geuren van heiligheid bewaart er een herinnering<br />

aan. De daar genoem<strong>de</strong> vriend is dus nog niet Orlando, hij wordt ook niet met name<br />

genoemd.<br />

Half maart vertrok <strong>Couperus</strong> met Ram naar Napels, van waaruit zij allerlei tochtjes<br />

on<strong>de</strong>rnamen. In een brief aan zijn vriend Thomson vertelt Ram er iets over. 20 Hij was<br />

enigszins overwerkt uit Holland gekomen en genoot nu van het dolce far niente: ‘Er<br />

moet wat frischte komen in mijn arme hersenkastje,’ schreef Ram, ‘...ik voer niets<br />

uit. Droeve maar ware betekenis. Ik leef naar <strong>de</strong> luim van 't oogenblik en bepaal me<br />

tot domweg genieten. [...] Hoe ik hier leef? Nu, als <strong>de</strong> ware tourist, tochtjes hier en<br />

daar heen, zien dit of dat. Het genotvolle is 't onwezenlijke van zoo'n bestaan. Dàt<br />

is 't genot van reizen: het zich bewegen tusschen gewone levensverhoudingen die<br />

men met geheel an<strong>de</strong>r oog beziet, waarvan <strong>de</strong> ernst niet wordt gevoeld. 't Leven<br />

wordt dan tot spel, soms vervelend, soms<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


340<br />

boeiend, maar nooit wordt het ernst, 't Is net als of men droomend waant te kunnen<br />

vliegen en hoe langer die droom duurt, hoe genoeglijker.’<br />

Dat <strong>Couperus</strong> het in gezelschap van Johan Ram goed kon uithou<strong>de</strong>n is geen won<strong>de</strong>r.<br />

Hij ken<strong>de</strong> <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> stemmingen en <strong>de</strong>el<strong>de</strong> diens ambities, of juist het gebrek er aan.<br />

Waarheen zij <strong>de</strong>ze tochten gemaakt hebben wordt niet verteld. Wij mogen echter<br />

aannemen dat <strong>Couperus</strong> met Ram zeker wel Pompeji bezocht zal hebben. Hij ken<strong>de</strong><br />

<strong>de</strong> opgravingen goed, zo blijkt uit later werk. Ver<strong>de</strong>r heeft hij ongetwijfeld ook Capri<br />

bezocht, 21 dat zowel van Napels uit als van Sorrento snel en gemakkelijk te bereiken<br />

is en dat ook toen al geen toerist placht over te slaan. De omgeving van Napels biedt<br />

talrijke mogelijkhe<strong>de</strong>n tot excursies. Beklimming van <strong>de</strong> Vesuvius mag ook niet<br />

uitgesloten wor<strong>de</strong>n, gezien <strong>Couperus</strong>' interesse in vulkaanlandschappen, zoals die<br />

in 1899 in Indië al was gebleken. De plannen <strong>voor</strong> Sicilië zijn niet doorgegaan. Toen<br />

<strong>Couperus</strong> dit eiland in 1912 bezocht, <strong>de</strong>ed hij dat blijkens zijn reisbeschrijvingen<br />

<strong>voor</strong> het eerst. 22 Daar <strong>de</strong> briefwisseling met Veen een lacune vertoont, is over dit<br />

verblijf in Napels - een stad waar <strong>Couperus</strong> niet erg van hield 23 - ver<strong>de</strong>r niet veel te<br />

zeggen. Op 22 mei schreef hij Veen dat hij weer terug ging naar Florence. 24<br />

Op 23 mei was hij weer thuis, in het vertrouw<strong>de</strong> pension Rochat. In Groot-Ne<strong>de</strong>rland<br />

verscheen nu, ver<strong>de</strong>eld over drie afleveringen, Aan <strong>de</strong>n weg <strong>de</strong>r vreug<strong>de</strong>. 25 Op<br />

<strong>Couperus</strong>' vraag aan Veen of die het boek wil<strong>de</strong> uitgeven kreeg hij niet meteen<br />

antwoord. <strong>Couperus</strong> vroeg er vijftienhon<strong>de</strong>rd gul<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>. 26 Enige dagen bleef hij<br />

in het onzekere over Veens beslissing.<br />

Dat <strong>voor</strong>jaar verwachtte hij <strong>de</strong> komst naar Europa, <strong>voor</strong>goed, van zijn broer John<br />

Ricus uit Djokja. Deze had in Indië vendutie gehou<strong>de</strong>n, en had nog een verlofjaar<br />

tegoed dat hij opnam om wat te reizen alvorens zich in Den Haag te vestigen. John<br />

Ricus had in april 1906 zijn vrouw verloren, <strong>de</strong> dikke Indische dame die Royaards<br />

zo had doen ontstellen toen hij een bezoek bij haar had afgelegd. Op 19 februari<br />

1907, kort <strong>voor</strong> zijn vertrek van Java, was John Ricus hertrouwd met <strong>de</strong> nog jonge<br />

Mary Rica, barones van Lawick. Samen met haar wil<strong>de</strong> hij eerst wat rondreizen in<br />

<strong>de</strong> ou<strong>de</strong> wereld. Milaan, Florence, Lugano, München, Wenen, Venetië ston<strong>de</strong>n op<br />

het programma, en half oktober hoopte <strong>de</strong> oud-resi<strong>de</strong>nt naar Rome te gaan om er <strong>de</strong><br />

winter door te brengen: <strong>voor</strong> een <strong>de</strong>el althans, want Tunis,<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


341<br />

Algiers en Nice wenste hij van Rome uit ook nog even te bezoeken. 27 John Ricus<br />

heeft er zelfs ernstig over gedacht zich in Nice te vestigen en daar samen met zijn<br />

broer <strong>Louis</strong> een eigen woning te betrekken. Dit is echter niet doorgegaan.<br />

Voorlopig had <strong>Couperus</strong> an<strong>de</strong>re zorgen. Elisabeth leed aan een ontstoken kies. De<br />

tandarts Edward Dunn in Florence kon. weinig doen. 28 Hoewel <strong>Couperus</strong> zich<br />

<strong>voor</strong>genomen had zeer spoedig alweer naar Venetië te vertrekken, moest <strong>de</strong>ze nieuwe<br />

reis wor<strong>de</strong>n uitgesteld. Op een ochtend ging hij naar <strong>de</strong> Via <strong>de</strong>' Martelli om zijn<br />

Italiaanse vriendinnen nog even een kort bezoek te brengen. Ze waren echter niet<br />

thuis, het hele appartement lag zelfs overhoop en er waren behangers aan het werk.<br />

Het spect hem erg. Nu hoopte hij maar dat zij die zomer naar Siena wil<strong>de</strong>n komen.<br />

Zelf dacht hij daar <strong>de</strong> eerste juli heen te gaan. Dit alles berichtte hij <strong>de</strong> dames uit<br />

Venetië, waar hij sinds 4 juni 1907 op het Lido weer kamers had betrokken, in Hotel<br />

Ortolanella. Aan het eind van zijn brief <strong>de</strong>el<strong>de</strong> hij mysterieus mee: 29 ‘je m'achète un<br />

château pour l'été prochain et je vous invite!’ Dit was natuurlijk maar een aardigheid,<br />

zij het dan ook een van meer betekenis dan er op dat ogenblik uit op te maken viel.<br />

Deze brief schreef hij pas op 28 juni, en hij voer<strong>de</strong> luiheid aan als verontschuldiging<br />

<strong>voor</strong> dit late levensteken. De werkelijke re<strong>de</strong>n was een an<strong>de</strong>re: een <strong>de</strong>pressie.<br />

<strong>Couperus</strong> moest een grote klap verwerken. Begin juni had Veen hem een brief<br />

geschreven waarin hij hem <strong>voor</strong> Aan <strong>de</strong>r weg <strong>de</strong>r vreug<strong>de</strong> een veel lager bedrag bood<br />

dan <strong>Couperus</strong> verwachtte. Erger nog was het opnieuw herhaal<strong>de</strong> argument: dat <strong>de</strong><br />

boeken van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> in Ne<strong>de</strong>rland bijzon<strong>de</strong>r slecht verkocht wer<strong>de</strong>n. De<br />

schrijver <strong>de</strong>el<strong>de</strong> dit lot weliswaar met velen, maar dat was een an<strong>de</strong>re kwestie. 30<br />

Op 7 juni verzond <strong>Couperus</strong> een afscheidsbrief aan zijn uitgever. De toon ervan<br />

klinkt zo vol berusting en resignatie dat het wel lijkt alsof <strong>Couperus</strong> alle emoties<br />

achter zich had gelaten, wat zeker niet zo was. Integen<strong>de</strong>el. Hij stond volkomen<br />

perplex: 31 ‘Amice. Tot mijn leedwezen is het mij onmogelijk je <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong> aan te<br />

nemen, zoodat wij <strong>voor</strong>taan maar van alle samenwerking moeten afzien. Het doet<br />

mij zeker leed, dat mijn laatste werken je finantieel na<strong>de</strong>el hebben bezorgd, hoewel<br />

ik mij niet verklaar, dat je, niettegenstaan<strong>de</strong> dit feit <strong>de</strong> laatste jaren toch bereid was<br />

mij <strong>de</strong> gewone honoraria uit te betalen, en je zelfs een groote onmid<strong>de</strong>llijke opoffering<br />

getroostte, om eigenaar te wor<strong>de</strong>n van mijn geheele “Oeuvre”. Maar daar ik geen<br />

man- van-zaken ben, leg ik mij neêr bij <strong>de</strong><br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


342<br />

feiten, en betuig je nogmaals mijn groot leedwezen, dat wij, na zoo vele jaren<br />

samenwerking, van elkan<strong>de</strong>r afscheid moeten nemen. Ik doe het met een hartelijken<br />

handdruk, zon<strong>de</strong>r rancune over zaken, die zeker ons bei<strong>de</strong>r schuld niet zijn.’<br />

De totale wanhoop die hem overviel 32 heeft <strong>Couperus</strong> op an<strong>de</strong>re wijze geuit. In<br />

acht gedichten, Nachten, sprak hij zijn verdriet uit en probeer<strong>de</strong> hij er overheen te<br />

komen. 33 Want na al die jaren van hard werken leek zijn wereld te zijn ingestort.<br />

Geen vreug<strong>de</strong>roes meer. Daar<strong>voor</strong> in <strong>de</strong> plaats <strong>de</strong> ontgoocheling van een kind. Wat<br />

moest hij beginnen, als zijn boeken geen weerklank meer von<strong>de</strong>n en hij niet meer<br />

kon publiceren? Hij on<strong>de</strong>rging het als een artistiek faillissement. De sonnetten<br />

gewagen van grijze, slapeloze nachten aan zee, waar hij uitgeput uit ontwaakte.<br />

‘Go<strong>de</strong>n van licht, zijt gij <strong>voor</strong> altijd henen?/Schimmen van glans, waart glans gij en<br />

niet meer?’ De nachten zijn zon<strong>de</strong>r troost, <strong>de</strong> hoop is een leugen gebleken. Illusies,<br />

<strong>de</strong> schoonheid zelfs <strong>de</strong>r go<strong>de</strong>n, het is alles ij<strong>de</strong>lheid en een gruwzaam spel, zo verklaart<br />

hij in <strong>de</strong>ze sonnetten.<br />

Het faillissement leek immers volledig. In zijn werk had <strong>Couperus</strong> alles gegeven<br />

wat hij in zich had, hij had er zelfs met een bijna pijnlijke openhartigheid zijn eigen<br />

specifieke problematiek in verwoord. Daar ging men in Ne<strong>de</strong>rland nu achteloos aan<br />

<strong>voor</strong>bij. In het gunstigste geval waren spot en hoon het enige teken, dat men er<br />

terloops notitie van nam, zon<strong>de</strong>r er zich ver<strong>de</strong>r in te verdiepen. Hij voel<strong>de</strong> zich als<br />

teruggeworpen naar het eerste moeizame begin. Mislukt, leeg. En, wat het ergste<br />

was, zon<strong>de</strong>r artistieke toekomst. De financiën nog daargelaten.<br />

In ontroeren<strong>de</strong> regels sprak hij uit wat Elisabeth op dat ogenblik <strong>voor</strong> hem<br />

beteken<strong>de</strong>: ‘En nu ik voel je hand rondom mijn wangen, / weet ik, dat waarheid troost<br />

uit éen gebaar; / dat waarheid zijn kan om ons [...].’ Zijn eerste angst nam zij weg.<br />

Maar alles van vroeger kwam terug. Den Haag - ‘Oord <strong>de</strong>s Leeds’ - en zijn do<strong>de</strong><br />

ou<strong>de</strong>rs, zijn do<strong>de</strong> oom en tante, <strong>de</strong> do<strong>de</strong> Gerrit Jäger, en hoeveel gestorvenen niet<br />

nog meer: alles wat hij in zijn Haagse romans overwonnen meen<strong>de</strong> te hebben spookte<br />

weer op, en het maakte <strong>de</strong> neerslachtigheid volkomen: ‘O, doo<strong>de</strong>’, en steeds zoo dof<br />

en onverschillig, / gij, die ‘k héél liefgehad heb, waarom nooit / warmere ziel in<br />

blijdren droom ontplooid?’<br />

Het meest symbolisch was <strong>de</strong> droom die hem het verloren paradijs liet zien,<br />

veran<strong>de</strong>rend in een woestijn die hij herken<strong>de</strong>: <strong>de</strong> Sahara van Parijs, <strong>de</strong> zandwoestijn<br />

van Psyche. 34<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


343<br />

Maar, zoals het altijd gegaan was, <strong>Couperus</strong> beschikte ook nu weer over onvermoe<strong>de</strong><br />

reserves. Op <strong>de</strong> eerste juli begaf hij zich volgens plan naar Siena, installeer<strong>de</strong> zich<br />

in pension Chiusarelli, en spoor<strong>de</strong> vandaar nogmaals <strong>de</strong> dames Garzes-Lodomez aan<br />

om toch <strong>voor</strong>al over te komen. 35 Deze had<strong>de</strong>n echter an<strong>de</strong>re plannen. Ze gingen naar<br />

Zwitserland, en logeer<strong>de</strong>n daar in wat <strong>Couperus</strong> placht te noemen een ‘petit trou’,<br />

Saint-Nicolas in dit geval (Valais).<br />

<strong>Een</strong> maand later had <strong>Couperus</strong> lang genoeg over alles nagedacht. Hij had een brief<br />

van Van Nouhuys gekregen over in Ne<strong>de</strong>rland gebruikelijke literaire honoraria. De<br />

ogen gingen hem open. Hij zag in hoe royaal Veen hem altijd behan<strong>de</strong>ld had. Dit<br />

bracht hem ertoe in vre<strong>de</strong>snaam maar chapeau bas te spelen waar het Aan <strong>de</strong>n weg<br />

<strong>de</strong>r vreug<strong>de</strong> betrof. Daarna zou hij wel weer ver<strong>de</strong>r zien. Nog steeds in Siena schreef<br />

hij op 4 augustus 1907 in een lange brief aan Veen: 36 ‘Hij [Van Nouhuys] meen<strong>de</strong>,<br />

dat je altijd genereus met mij gehan<strong>de</strong>ld had en voeg<strong>de</strong> erbij, dat <strong>de</strong> laatste jaren over<br />

het algemeen <strong>de</strong> boekhan<strong>de</strong>l - laat ons zeggen, <strong>de</strong> verkoop van romans - zeer slecht<br />

ging. Hij sprak mij van honoraria, die Buysse genoot, en die b.v. waren ƒ 150,- <strong>voor</strong><br />

een bun<strong>de</strong>l novellen.<br />

Het schijnt dus wel, dat ik <strong>de</strong> goe<strong>de</strong> jaren gekend heb, want zulke honoraria zijn<br />

mij nooit gebo<strong>de</strong>n. Ik wil mij niet verdiepen in <strong>de</strong> re<strong>de</strong>nen, waarom romans en litterair<br />

werk in het algemeen, en mijn boeken in het bizon<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n laatsten tijd zoo slecht<br />

gingen, maar wel wil ik je bekennen, dat ik van plan ben mij geheel en al terug te<br />

trekken. Dit <strong>voor</strong>nemen doet mij zeker leed; ik heb mijn werk altijd zeer lief gehad;<br />

ik ben mij niet bewust, dat mijn talent in <strong>de</strong>n laatsten tijd vermin<strong>de</strong>r<strong>de</strong>: integen<strong>de</strong>el<br />

behooren <strong>voor</strong> mij boeken als God en Go<strong>de</strong>n, Dionyzos en De Berg van Licht on<strong>de</strong>r<br />

<strong>de</strong> beste, <strong>de</strong> allerbeste, die ik geschreven heb. De onverschillige houding <strong>de</strong>r critiek<br />

schreef ik toe aan nijd (ie<strong>de</strong>re recensent is bij ons een gemanqueerd auteur) en het<br />

troostte mij altijd, dat het publiek mij waar<strong>de</strong>er<strong>de</strong> en <strong>de</strong>ze waar<strong>de</strong>ering bleek uit <strong>de</strong>n<br />

verkoop van mijn werken.<br />

Nu het publiek zich terug trekt, trek ik mij ook terug, hoewel ik nooit een regel<br />

om geld heb geschreven en het nooit heb kunnen doen (je zult je herinneren, dat je<br />

mij een 5<strong>de</strong> boek <strong>de</strong>r Kleine Zielen vroeg, hetgeen ik weiger<strong>de</strong> te schrijven). Hoewel<br />

het mij dus leed doet en het een leêgte in mijn leven zal wor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>taan niet meer<br />

te schrijven, weiger ik te arbei<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> tot on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> helft vermin<strong>de</strong>r<strong>de</strong> honoraria.<br />

Wat mijn laatste boekje betreft, Aan <strong>de</strong>n Weg <strong>de</strong>r Vreug<strong>de</strong> (een <strong>voor</strong> mij met lief<strong>de</strong><br />

geschre-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


344<br />

ven novelle, die geheel als pendant van Extaze mag staan - ) het werkje is geschreven,<br />

het is af (wat Imperia en Endymion niet zijn, die dus onuitgegeven blijven) en mocht<br />

je het dus <strong>voor</strong> <strong>de</strong> door jou bereken<strong>de</strong> som willen uitgeven als het laatste boek,<br />

waarmeê ik je lastig zal vallen, dan is het mij goed. Ik zelf heb het gaarne als boek<br />

in han<strong>de</strong>n en dat ik er<strong>voor</strong> uit dépit om een toestand, die jouw schuld niet is, naar<br />

een an<strong>de</strong>ren uitgever zoû loopen, zoû te mal zijn. Je bent te eerlijk, dan dat je niet<br />

zuiver zoû hebben berekend, wat je er mij <strong>voor</strong> geven kunt.<br />

En hiermeê, amice, heb ik je, geloof ik, alles gezegd wat ik te zeggen had.’<br />

<strong>Een</strong> geboorteaankondiging op 31 augustus 1907 - van Lambertus Jacobus Veen<br />

junior - werd door <strong>Couperus</strong> correct (?) met één regel beantwoord. 37 Daarna stokte<br />

<strong>de</strong> correspon<strong>de</strong>ntie tot half januari 1908. In <strong>de</strong> tussenliggen<strong>de</strong> maan<strong>de</strong>n verbleven<br />

<strong>Couperus</strong> en Elisabeth te Florence. Het is tekenend <strong>voor</strong> <strong>de</strong> afstand die <strong>Couperus</strong> tot<br />

zijn uitgever bewaar<strong>de</strong>. dat hij Veen met geen letter <strong>de</strong>elgenoot maakte van Elisabeths<br />

opnieuw zorgwekken<strong>de</strong> gezondheidstoestand. In <strong>de</strong> loop van <strong>de</strong> zomer 1907 moest<br />

zij te Florence in het ziekenhuis wor<strong>de</strong>n opgenomen, <strong>voor</strong> een niet beken<strong>de</strong> kwaal.<br />

Op 9 september berichtte <strong>Couperus</strong> zijn Italiaanse vriendinnen: 38 ‘Ma chère<br />

réconvalescente s'est levée hier et samedi elle rentrera à la pension! Elle compte les<br />

heures. Nous espérons bientôt vous revoir, n'estce pas?’ Hij informeer<strong>de</strong> ook nog<br />

wat <strong>voor</strong> fooien hij in het ziekenhuis had achter te laten.<br />

Over <strong>de</strong> daar op volgen<strong>de</strong> vijf maan<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> die John Ricus junior<br />

groten<strong>de</strong>els in Rome doorbracht, is weinig bekend. Ongetwijfeld hebben <strong>Couperus</strong><br />

en Elisabeth <strong>de</strong> Italiaanse dames toen veel gezien. De vriendschap met Orlando kreeg<br />

gelegenheid te groeien, na een intermezzo van twee jaren. Overigens zullen wij<br />

waarschijnlijk nooit weten hoe intiem <strong>de</strong> gevoelens van Orlando zelf zijn geweest.<br />

Zorg baar<strong>de</strong>n natuurlijk <strong>de</strong> financiële <strong>voor</strong>uitzichten. Ophou<strong>de</strong>n met schrijven?<br />

<strong>Couperus</strong> begreep heel goed dat <strong>de</strong> natuur sterker dan <strong>de</strong> leer zou zijn. Daarbij had<br />

hij naast zijn privé-inkomentje Groot-Ne<strong>de</strong>rland als achtergrond, het eigen tijdschrift<br />

waar hij in kon publiceren wat hij wil<strong>de</strong>. Romans waren <strong>voor</strong>lopig uit <strong>de</strong>n boze. Met<br />

kortere prozastukken echter zou hij toch gemakkelijk in staat zijn nog wat bij te<br />

verdienen. Elisabeth, van haar kant, dacht ook na over wat zij zou kunnen doen. Kon<br />

zij niet... een pension openen? - Maar dat was nog <strong>voor</strong> <strong>de</strong> toekomst.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


345<br />

10 april 1908 reis<strong>de</strong> het echtpaar ein<strong>de</strong>lijk weer terug naar Nice. John Ricus was daar<br />

nu ook gearriveerd, en elf dagen later schreef <strong>Couperus</strong> aan <strong>de</strong> dames<br />

Garzes-Lodomez: 39 ‘Mon frère et sa femme, un peu dépaysés en Europe, sont<br />

cependant très genius, très simples malgré la gran<strong>de</strong>ur (déchue) d'autrefois. Ils<br />

habiteront peut-être avec nous. Il nous faudra une très gran<strong>de</strong> habitation, vous<br />

comprenez!’ - Zij zochten een nieuw huis, maar von<strong>de</strong>n niet meteen iets geschikts.<br />

De zomerdagen in Siena had <strong>Couperus</strong> on<strong>de</strong>r meer gebruikt om er iets <strong>voor</strong><br />

Groot-Ne<strong>de</strong>rland te schrijven dat direct wat geld in het laatje zou brengen. In het<br />

tijdschrift verscheen <strong>de</strong> schets Uit <strong>de</strong> jeugd van San Francesco van Assisi, een<br />

prachtig, geserreerd geschreven verhaal over <strong>de</strong> roeping van Sint-Franciscus. 40 Zij<br />

die <strong>Couperus</strong> toentertijd in Ne<strong>de</strong>rland <strong>voor</strong> een verstokte paganist hièl<strong>de</strong>n, om niet<br />

te zeggen <strong>voor</strong> een regelrechte antichrist - maar <strong>de</strong>zulken had<strong>de</strong>n God en go<strong>de</strong>n niet<br />

gelezen of begrepen - moeten er wel verrast van hebben opgekeken. De zuiverheid<br />

van Franciscus' heilige roeping is centraal geplaatst. Het al in november 1904<br />

geschreven Adonis buiten beschouwing gelaten, 41 staat het verhaal aan het begin van<br />

<strong>de</strong> lange reeks schetsen, dagboekbla<strong>de</strong>n, reisherinneringen en an<strong>de</strong>re korte<br />

prozastukken die ons een nieuwe <strong>Couperus</strong> laten zien, in volle ontplooiing van<br />

onvermoe<strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n. Min<strong>de</strong>r beïnvloed door <strong>voor</strong>beel<strong>de</strong>n als Zola, Flaubert,<br />

Tolstoj, Bourget, Ouida, Maeterlinck en nog een aantal <strong>voor</strong>gangers meer, zou het<br />

werk dat hij nu van lieverle<strong>de</strong> begon te schrijven door een aanstekelijke jeugd en<br />

frisheid gekenmerkt wor<strong>de</strong>n. <strong>Couperus</strong> was bezig vormen te vin<strong>de</strong>n waarin hij zich<br />

kort en snel kon uitdrukken en waarin bovendien zijn oorspronkelijkheid<br />

over-rompelend tot zijn recht kon komen.<br />

Toen hij zelf merkte hoe goed dit genre hem lag - er was geen lange a<strong>de</strong>m <strong>voor</strong><br />

nodig, en op reis kon hij zulke stukken gemakkelijk tussen alles door even op papier<br />

zetten -, raakte hij er gaan<strong>de</strong>weg tevens van overtuigd, en Veens recente<br />

verkoopervaringen stijf<strong>de</strong>n hem in die opvatting, dat <strong>de</strong> roman als prozavorm <strong>de</strong>finitief<br />

uit <strong>de</strong> tijd begon te raken. <strong>Een</strong> paar jaar later, in 1910, zou hij dienovereenkomstig<br />

als mening poneren 42 ‘dat binnen niet al te langen tijd, laat ons zeggen, binnen een<br />

eeuw[!], er geen romans meer zullen geschreven wor<strong>de</strong>n. Er zullen geen romans<br />

meer wor<strong>de</strong>n geschreven, omdat er geen romans meer zullen gelezen wor<strong>de</strong>n, niet<br />

omdat er geen romanciers meer zullen bestaan, want nog langen tijd,<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


346<br />

na dat er geen romans zullen wor<strong>de</strong>n geschreven, zullen er romanciers wor<strong>de</strong>n<br />

geboren.’ In plaats van romans zou<strong>de</strong>n <strong>de</strong>ze auteurs zich volgens hem <strong>voor</strong>namelijk<br />

gaan bepalen tot korte verhalen, door hem ‘Kleine Romans’ genoemd. Zelf maakte<br />

hij daar maar vast een begin mee, want: ‘Neen, er wor<strong>de</strong>n geen romans meer gelezen.<br />

Als ik rondom mij zie, in <strong>de</strong>n kring van familie en kennissen, zie ik <strong>de</strong>n roman als<br />

quantité négligéable beschouwd. Mijne familie leest zelfs mijne romans niet<br />

[...]. Mijn vriend leest nóoit romans, zelfs niet in het Italiaansch; mijn vrouw leest<br />

evenmin nooit méer romans.’<br />

In<strong>de</strong>rdaad was <strong>Couperus</strong> er van overtuigd geraakt dat <strong>de</strong> roman geen toekomst<br />

meer had. In 1907 (?) was hij nog begonnen aan De hoogere onbewustheid, 43 het<br />

verbijsteren<strong>de</strong>, gefingeer<strong>de</strong> journaal van een tot misdadigheid neigend individu, dat<br />

in <strong>de</strong> ik-vorm vertelt hoe hij steelt, zich als beginnend souteneur laat on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>n<br />

door een prostituée, homoseksuelen begluurt, 44 roulette speelt, en zich een weg door<br />

het leven baant met mes en revolver omdat het in Nice veiliger zou zijn niet<br />

ongewapend <strong>de</strong> bars van <strong>de</strong> Vieille Ville te betre<strong>de</strong>n. <strong>Couperus</strong> als <strong>voor</strong>loper van<br />

Jean Genet... Hij beschrijft een hem blijkbaar niet geheel onbeken<strong>de</strong> wereld! In Parijs<br />

heeft hij eenmaal, zich in <strong>de</strong>rgelijke kringen mengend in <strong>de</strong> duisternis van <strong>de</strong><br />

gevor<strong>de</strong>r<strong>de</strong> nacht, op een haar na ernstige moeilijkhe<strong>de</strong>n gekregen met een lid van<br />

<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwereld. Elisabeth wist van <strong>de</strong>ze neigingen af. Zij heeft hem gewaarschuwd<br />

dat hij er vroeg of laat nog eens in zou lopen. 45 - Het dagboek in kwestie, dat op 5<br />

oktober 1905 te Nice heet te beginnen, loopt door tot 13 november. Het is een<br />

fragment gebleven. <strong>Couperus</strong> heeft het wel in Groot-Ne<strong>de</strong>rland gepubliceerd - na<br />

<strong>de</strong> etherische beschrijvingen van Franciscus' jeugd zal het on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> lezers wel enig<br />

opzien gebaard hebben - maar liet het daar bij.<br />

Het verhaal over Sint-Franciscus knoopt in zekere zin aan bij <strong>de</strong> allereerste<br />

historische novellen die <strong>Couperus</strong> als beginnend auteur geschreven heeft:<br />

geromantiseer<strong>de</strong> anekdoten uit het leven van beroem<strong>de</strong> Italianen, wier existenties<br />

terugreiken tot in <strong>de</strong> late mid<strong>de</strong>leeuwen. Daarnaast had hij <strong>de</strong> oudheid als an<strong>de</strong>re,<br />

vrijwel onuitputtelijke bron van inspiratie heront<strong>de</strong>kt. Voorts bood het al in 1894<br />

beoefen<strong>de</strong> genre van <strong>de</strong> reisimpressie veel perspectieven. Hoe men recente ervaringen<br />

snel kon verwerken in verhalend proza had<strong>de</strong>n boeken als Langs lijnen van<br />

gelei<strong>de</strong>lijkheid en De stille kracht hem geleerd. Dit alles bood een scala van<br />

mogelijkhe<strong>de</strong>n die hij tot nu toe nauwelijks benut had. <strong>Couperus</strong> heeft ze gezien en<br />

vervolgens<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


347<br />

met grote fantasie uitgebuit. Wat het publiceren van dit nieuwe werk betreft beperkte<br />

hij zich aanvankelijk tot Groot-Ne<strong>de</strong>rland. Van 1909 af vond hij een ruimer<br />

afzetgebied <strong>voor</strong> zijn enorme, door ein<strong>de</strong>loos gevarieer<strong>de</strong> inventiviteit jaar in jaar<br />

uit op peil gebleven produktie, in wekelijkse feuilletons <strong>voor</strong> Het Va<strong>de</strong>rland.<br />

Inci<strong>de</strong>nteel heeft hij daarnaast ook korte schetsen en artikelen in an<strong>de</strong>re couranten<br />

en tijdschriften geplaatst, zoals in De Locomotief, De Telegraaf en De Kroniek. In<br />

1915, na zijn repatriëring in verband met <strong>de</strong> eerste wereldoorlog, zou <strong>Couperus</strong> tevens<br />

me<strong>de</strong>werker wor<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> Haagsche Post.<br />

Al <strong>de</strong>ze vrij precies gedateer<strong>de</strong> publikaties mogen ons dan wel <strong>voor</strong> <strong>de</strong> nu aanbreken<strong>de</strong><br />

perio<strong>de</strong> een goe<strong>de</strong> indruk geven van waar <strong>Couperus</strong> zich telkens bevond en wat hem<br />

bezighield, dit neemt niet weg dat wij een waarschuwing zijnerzijds niet uit het oog<br />

dienen te verliezen. In zijn Bekentenissen - geschreven eind 1909 46 - wil<strong>de</strong> hij <strong>voor</strong>al<br />

niet verzwijgen dat ‘mijn grootste on<strong>de</strong>ugd, <strong>de</strong> wellust van mijn zondige ziel, déze<br />

is, dat ik volgaame lieg! Begrijpt ge het? Dat, als ik lieg, <strong>de</strong> leugen mij een zaligheid<br />

is, een wellust, een extaze kan wor<strong>de</strong>n! Dat ik altijd gelogen heb! Dat ik nooit an<strong>de</strong>rs<br />

zàl dan liegen! Dat <strong>de</strong> zalige leugen mij zóo werd ingeboren, dat ik gelogen heb van<br />

klein jongetje af.’ Zijn lezers - en eventuele biografen! - heeft hij <strong>voor</strong>al een rad <strong>voor</strong><br />

ogen trachten te draaien met <strong>de</strong> verklaring: ‘Vertrouw zelfs niet mijn proza-woord,<br />

ook al klinkt het mat en bleek van waarheid: mijn proza-woord is een leugen. Ik<br />

beroem er mij op, dat ik u nooit iets gezegd heb, dat waar was, dat ik u altijd heb<br />

<strong>voor</strong>gelogen. Dat het alles fabel en sprookje was; fata-morgana, en <strong>voor</strong>spiegeling.<br />

Dat mijn woord altijd maar wisselen<strong>de</strong> weêrschijn was, en nooit iets an<strong>de</strong>rs dan dat.’<br />

Geloof<strong>de</strong> hij het zelf? Hoe <strong>de</strong>ze dandyachtige behoefte tot het doen uitwaaieren<br />

van allesversluieren<strong>de</strong> rookgordijnen te verklaren? De re<strong>de</strong>n kan alleen <strong>de</strong>ze zijn:<br />

<strong>Couperus</strong> wil<strong>de</strong> zich in niets beperken en behield zich het autonome recht <strong>voor</strong> zijn<br />

fantasie te laten gaan waar zij wil<strong>de</strong>. Het probleem schuilt er bij hem <strong>de</strong>rhalve in,<br />

zoals trouwens bij zovele schrijvers, hoe wij Wahrheit van Dichtung moeten schei<strong>de</strong>n.<br />

Dat dit niet altijd mogelijk is spreekt <strong>voor</strong> zichzelf. Het is ook al vaak genoeg<br />

gebleken. Het enige proza van <strong>Couperus</strong> dat er zel<strong>de</strong>n om liegt, is dat van zijn brieven.<br />

Waar <strong>de</strong> correspon<strong>de</strong>ntie met Veen stokt, missen wij die onontbeerlijke steun, gegeven<br />

het feit dat er weinig an<strong>de</strong>re brieven over zijn, noch van<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


348<br />

hem, noch van Elisabeth. Ook <strong>de</strong> reeks brieven aan zijn Italiaanse vriendinnen<br />

Garzes-Lodomez vertoont ernstige lacunes. De jaren tussen 1907 en 1915 - en dit<br />

zijn nu juist <strong>de</strong> zo intrigeren<strong>de</strong> Orlandojaren - kunnen daardoor slechts onbevredigend<br />

gereconstrueerd wor<strong>de</strong>n. <strong>Een</strong> goed inzicht in zijn relaties blijft <strong>voor</strong>alsnog een vrome<br />

wens.<br />

Al te zeer hoeven wij dit intussen niet te betreuren. Veel belangrijker immers dan<br />

welk <strong>de</strong>tail ook uit zijn particuliere leven is zijn eigen interpretatie ervan. Het literaire<br />

werk blijft nummer één. Juist in <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> ontwikkel<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> zich tot een<br />

schrijver van bijna onbegrens<strong>de</strong> veelzijdigheid. Veel van zijn kortere prozawerk zal<br />

ongetwijfeld blijven leven als behorend tot het beste wat zijn talent te bie<strong>de</strong>n had.<br />

Het leidt, los van alles, een eigen en ook onaantastbaar bestaan: een <strong>de</strong>r meest<br />

wezenlijke kenmerken van grote kunst. Onafhankelijk van <strong>biografie</strong> en chronologie<br />

gehoorzaamt <strong>de</strong>ze slechts aan eigen wetten.<br />

Eindnoten:<br />

1 F.L. Bastet, ‘Ouida en <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, in Maatstaf 30 (1982/4), 12-13.<br />

2 ‘Terug in Florence’ (Vad. 4 november 1911), in Genève, Florence, I, 88.<br />

3 ‘Intieme impressies’ (Vad. 4 maart 1923), in Proza II, 217<br />

4 Zie noot I, 14 en afb. 7.<br />

5 Snij<strong>de</strong>rs, Ram, 9.<br />

6 Paradijzen I, 3. - Dit was in 1957 al bekend aan Gerda van Wou<strong>de</strong>nberg, die <strong>de</strong> dames Garzes<br />

gekend heeft. Zie haar artikel 'Fin dl secolo in Olanda: <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>', in Rivista di letterature<br />

mo<strong>de</strong>rne e comparnte x (gennaio/marzo 1957), I, 42 noot 32.<br />

7 Paradijzen 1, 7 nr. I.<br />

8 Bastet, Zuil, 102-103. - Zie over hem A.W. Byvanck, ‘Her<strong>de</strong>nking van Hendrik M.R. Leopold<br />

(8 september 1877-20 juli 1950)’, in Jaarboek <strong>de</strong>r Kon. Ned. Akad. van Wetensch. (1951-1952).<br />

9 Gegevens uit het archief van het Ne<strong>de</strong>rlands Instituut te Rome.<br />

10 Overgeleverd door A.H. Luijdjens in een persoonlijke brief d d. 20 april 1981. - Vgl. G.<br />

Puchinger, Gesprekken over Rome-Reformatie (1965), 201. - Popma, <strong>Couperus</strong>, 46.<br />

11 Nog altijd in diens bezit, zie noot 10.<br />

12 Bastet, Zuil, 103.<br />

13 V. Booven, Leven, 201.<br />

14 Amice, 90 nr.437.<br />

15 Bastet, Zuil, 97-98 berust op een verkeer<strong>de</strong> interpretatie van <strong>de</strong> <strong>de</strong>sbetreffen<strong>de</strong> gedichten.<br />

16 Dit heeft een uitvoerig on<strong>de</strong>rzoek door Willem Timmermans uitgewezen (ongepubliceer<strong>de</strong><br />

doctoraalscriptie Amsterdam, 1984); Willem Timmermans, ‘<strong>Couperus</strong> als vrouw’, in Staalkaart.<br />

Opstellen over letterkun<strong>de</strong>, on<strong>de</strong>r redactie van Torn van Deel en Nico Laan (1984), 144-145.<br />

17 Amice, 90 nr.436.<br />

18 In Geuren van heiligheid vertelt hij, in Assisi: ‘Het was of ik er da<strong>de</strong>lijk San Francesco zàg,<br />

zijn aanbid<strong>de</strong>lijke geest er voel<strong>de</strong> om mij heen. Dien middag had ik <strong>de</strong> Fioretti gelezen’. - Zie<br />

ook Catharina Ypes, ‘<strong>Couperus</strong> en <strong>de</strong> Italiaanse letterkun<strong>de</strong>’, in Leven<strong>de</strong> Talen (1963), 474.<br />

19 ‘Geuren van heiligheid’ (Vad. 27 november 1909), in Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren I, 14-25.<br />

20 Snij<strong>de</strong>rs, Ram, 9.<br />

21 Briefkaarten uit Pompeji vergezel<strong>de</strong>n hem steeds op zijn reizen en hij prikte die in zijn<br />

pensionkamers op, zie Rome I, 14. - Zie <strong>voor</strong> zijn eerste bezoek aan Pompeji nogmaals<br />

Reis-impressies, 96-98. - Wat Capri betreft, in ‘<strong>Een</strong> Hagenaar terug in Den Haag’ (Vad. 13<br />

maart 1915), in Wree<strong>de</strong> portretten, 72, schreef hij: ‘Capri ken ik beter dan Marken (waar ik<br />

nimmer was).’<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


22 Verzameld in Sicilië, Venetië, München I, 1-34. - Bovendien in Uit blanke ste<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>r blauwe<br />

lucht, II (1913), 203 -45.<br />

23 ‘Bella Napoli’ (Vad. 10 februari 1912), in Sicilië, Venetië, München I, 1-8.<br />

24 Amice, 91 nr.439.<br />

25 Groot-Ne<strong>de</strong>rland V (1907), 1, 134, 249, 396.<br />

26 Amice, 91 nr.440.<br />

27 ARA, fam.arch. <strong>Couperus</strong>, II e 85 e.v. (versprei<strong>de</strong> brieven).<br />

28 Pasadijzen I, 8 nr.3.<br />

29 I<strong>de</strong>m, 8 nr.4.<br />

30 Amice, 92 nr.442.<br />

31 Ibi<strong>de</strong>m.<br />

32 In 1911 schreef hij in ‘De baziliek van San Marco’ (Vad. 25 Januari), in Blanke ste<strong>de</strong>n I (1912),<br />

19-22; ‘Nooit zal ik vergeten een morgen in <strong>de</strong>n San Marco, een morgen, dat <strong>de</strong> lucht over<br />

parelmoêrig Venetië somber was, en dat er ook somberheid was in mijn ziel. Ik was <strong>de</strong> kerk<br />

binnen gedwaald, omdat ik, in mijn donkere stemming, behoefte had aan <strong>de</strong> troostrijk mystieke,<br />

gou<strong>de</strong>ne schemering van <strong>de</strong> won<strong>de</strong>rgrot [...]. Plotseling geleek mij mijne eigene somberheid,<br />

mijn eigen verdriet héel klein en onbedui<strong>de</strong>nd’.<br />

33 Groot-Ne<strong>de</strong>rland VI (1908), 1, 505-512. - Erbe, Nag. werk, 43-50.<br />

34 Bastet, Zuil, 60. Het is niet onmogelijk dat <strong>de</strong>ze <strong>de</strong>pressie tevens veroorzaakt is door het eer<strong>de</strong>r<br />

genoem<strong>de</strong> vernietigen<strong>de</strong> artikel van <strong>de</strong> hand van <strong>de</strong> Scharten-Antinks (De Gids, maart 1906,<br />

389-423). Waarschijnlijk namelijk heeft <strong>Couperus</strong> zijn presentexemplaar van De Gids pas<br />

ontvangen toen <strong>de</strong> jaargang compleet was en Van Hall hem <strong>de</strong>ze daarna toezond. Diens brief<br />

aan <strong>de</strong> Schartens, waarin hij meldt dat <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong>taan van het tijdschrift verschoond wenste<br />

te blijven, dateert namelijk eerst van 17 maart 1907.<br />

35 Paradijzen I, 9 nr.5; nr.6.<br />

36 Amice, 95-96 nr.443.<br />

37 I<strong>de</strong>m, 96 nr.444.<br />

38 Paradijzen I, 9 nr.7.<br />

39 I<strong>de</strong>m, 10 nr.8.<br />

40 Groot-Ne<strong>de</strong>rland V (1907), 11, 613 e.v., in Schimmen van schoonheid (1912), 94-115. Pater<br />

dr. Willibrord Lampen O.F.M., ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> en Sint Franciscus’, in Bijdragen <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

geschie<strong>de</strong>nis van <strong>de</strong> provincie <strong>de</strong>r Min<strong>de</strong>rbroe<strong>de</strong>rs in <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n XXXV (1957), 53 e.v.<br />

merkte op dat dit verhaal onmid<strong>de</strong>llijk afhankelijk is van Paul Sabatier, La vie <strong>de</strong> Saint Français<br />

(door hem geciteerd naar <strong>de</strong> 14 e ed.). I<strong>de</strong>m eveneens over Geuren van heiligheid, ibi<strong>de</strong>m.<br />

41 Groot-Ne<strong>de</strong>rland IV (1906), II, I e.v., in Antieke verhalen van go<strong>de</strong>n en keizers, van dichters en<br />

hetaeren (1911), 1-28.<br />

42 ‘Kleine romans’ (Vad. 24 <strong>de</strong>cember 1910), in De zwaluven neêr gestreken... (1911), I.<br />

43 Groot-Ne<strong>de</strong>rland VI (1908), I, 307 e.v. - Proza 1, 147-169. Het verhaal zelf speelt echter in<br />

oktober en november 1905. Mogelijk is <strong>Couperus</strong> er dus eer<strong>de</strong>r aan begonnen en heeft hij het<br />

onvoltooid laten liggen. In dit geval zeer te betreuren.<br />

44 <strong>Couperus</strong> is hier van een ongebruikelijke openhartigheid betreffen<strong>de</strong> homo-erotisch getinte<br />

ontmoetingen (158, 164, 165). Zelfs gesuggereer<strong>de</strong> han<strong>de</strong>lingen.<br />

45 Zie in dit verband een anekdote, verteld door V. Booven, Leven, 15.<br />

46 ‘Bekentenissen’ (Vad. l5 januari 1910), in Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren I, 58-64. - Uitvoerig<br />

hierover reeds Karel Reijn<strong>de</strong>rs, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, een leugenaar uit wellust’, in Jaarboek<br />

Maatschappij <strong>de</strong>r Ne<strong>de</strong>rl. Lett. te Lei<strong>de</strong>n (1974-1975), 3-10. (Ten onrechte wordt Mies Vlielan<strong>de</strong>r<br />

Hein daar, 8, een zuster van <strong>Couperus</strong> genoemd.)<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


Vier<strong>de</strong> hoofdstuk<br />

349<br />

I 1908-1910<br />

Dood van Ouida. Viareggio. Schetsen. Pension Avenue Beaulieu 8, Nice. Ravenna<br />

en <strong>de</strong> late oudheid. Avignon. Het Va<strong>de</strong>rland. Quattro Torri bij Siena. Nooit meer<br />

romans. Orlandoverhalen. ‘Jan’. Antieke verhalen. Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren.<br />

Korte arabesken. Dood van Frans. Flo rence, Zermatt, Genève, Nice. Psyche op<br />

mid<strong>de</strong>lbare leeftijd.<br />

II 1910-1911<br />

Antiek toerisme. Vertrek uit Nice. Rome. Schimmen van schoonheid. De zwaluwen<br />

neêr gestreken. Suïci<strong>de</strong> van mevrouw Lodomez. Bezoek aan Pan<strong>de</strong>r. Musea, kerken,<br />

paleizen. Tibur. Ne<strong>de</strong>rlandse schil<strong>de</strong>rs. De archeologische expositie van 1911.<br />

Worstelwedstrij<strong>de</strong>n. Afscheid van Rome in het Atrium <strong>de</strong>r Vestaalse maag<strong>de</strong>n.<br />

III 1911 (vervolg)<br />

Nogmaals Genève. Wonen of niet wonen? Opnieuw Egyptische plannen. Töpffer.<br />

Verhalen en reisschetsen. Michel Dracosès, laatste <strong>de</strong>r Byzantijnen. <strong>Een</strong> Grieks<br />

auteur. Terugblik op Tachtig. De Italiaans-Turkse oorlog verhin<strong>de</strong>rt <strong>de</strong> Egyptische<br />

reis.<br />

IV 1911-1912<br />

Terug naar Florence, pension Rochat. Egypte <strong>voor</strong> later. Verle<strong>de</strong>n en he<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong><br />

Arno. Ontmoeting met Dorian Gray. Oscar Wil<strong>de</strong>, on<strong>de</strong>rgegaan 'in bittere tragedie’.<br />

Mario Rossi en zijn oom: Giulio Lodomez, ex-militair. Siciliaans avontuur, via<br />

Orvieto en Napels. Hercules Farnese. Winterse weken op Sicilië. Terug in Florence.<br />

Herakles begonnen. Pisa, Ferrara, Venetië. Schrijven op het Lido. Hernieuwd contact<br />

met Veen. Uit blanke ste<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>r blauwe lucht. Igls, Innsbruck, München. Opera.<br />

Wagner als librettist.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


350<br />

V 1912-1913<br />

De Spaanse schil<strong>de</strong>r Cortés en diens herinneringen. Verona, Prato. Orlando naar<br />

Zuid-Amerika. Problemen van <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>rne roman. Met Orlando bijna drie maan<strong>de</strong>n<br />

door Spanje, te hoog geprezen door Wagen<strong>voor</strong>t. Alhambra, Washington Irving en<br />

het ontstaan van De ongelukkige. Tanger, Madrid, Burgos, Barcelona, Lyon, München.<br />

Vijftig jaar: hul<strong>de</strong> van Het Va<strong>de</strong>rland, in dubbele zin.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


I [1908-1910]<br />

351<br />

De wintermaan<strong>de</strong>n van 1908 in Florence heeft <strong>Couperus</strong> waarschijnlijk benut om <strong>de</strong><br />

tragedie Aristo<strong>de</strong>mos van Konstantinos Johannes Angelopoulos te vertalen. In 1907<br />

was dit stuk vele malen met succes in Athene opgevoerd. <strong>Couperus</strong> heeft <strong>de</strong> vertaling<br />

in <strong>de</strong> loop van 1908 in Groot-Ne<strong>de</strong>rland gepubliceerd. 1 Dat hij uitsluitend is uitgegaan<br />

van <strong>de</strong> Nieuwgriekse tekst moet sterk betwijfeld wor<strong>de</strong>n, daar hij die taal <strong>voor</strong> zover<br />

wij weten maar ten <strong>de</strong>le beheerste. 2<br />

An<strong>de</strong>r proza van hem is uit <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> niet bekend. <strong>Couperus</strong>' besluit zich terug<br />

te trekken als schrijver van oorspronkelijk werk blijkt bittere ernst geweest te zijn.<br />

Behalve <strong>de</strong> Griekse tragedie heeft hij in <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> helft van 1908 in Groot-Ne<strong>de</strong>rland<br />

niets gepubliceerd, en ook in <strong>de</strong> eerste helft van 1909 liet hij verstek gaan. In <strong>de</strong><br />

twee<strong>de</strong> helft van dat jaar zijn slechts <strong>de</strong> schetsen Intimiteiten 3 en Michele 4 verschenen,<br />

waarna van 27 november af in Het Va<strong>de</strong>rland <strong>de</strong> verhalen Geuren van heiligheid,<br />

Mars en Venus, Impulsie en weifeling, Dionyzos in het on<strong>de</strong>rhuis, Zeliah en De<br />

balling te Tomi het licht hebben gezien. 5 (Op grond van <strong>de</strong> inhoud kunnen <strong>de</strong> eerst<br />

drie verhalen nog in 1907 gedateerd wor<strong>de</strong>n.)<br />

De correspon<strong>de</strong>ntie met Veen bestaat in 1908 slechts uit enkele weinig zeggen<strong>de</strong><br />

kattebelletjes. Zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> brieven aan <strong>de</strong> dames Garzes zou<strong>de</strong>n wij vrijwel niets weten<br />

over <strong>de</strong>ze tijd. <strong>Couperus</strong> heeft <strong>de</strong> maan<strong>de</strong>n in Nice ten <strong>de</strong>le benut met het zoeken<br />

naar een nieuw huis.<br />

Op 25 januari 1908 was in Viareggio intussen Ouida gestorven, een bericht dat<br />

<strong>Couperus</strong> diep getroffen moet hebben. Het zal niet toevallig zijn, dat hij zelf een <strong>de</strong>el<br />

van <strong>de</strong> maand juni in Viareggio is gaan doorbrengen. De vijf<strong>de</strong> juni zond hij vandaar<br />

een prentbriefkaart naar <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> mevrouw Lodomez, die op dat ogenblik weer in<br />

Bagni di Lucca logeer<strong>de</strong>. Viareggio was gezellig druk: 6 ‘Nous avons pris una capanna,<br />

et nous prenons notre sieste dans le sable!’, schreef hij. ‘C'est une volupté! Soyez<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


352<br />

sûre, que nous n'oublierons jamais notre charmante voisine du Continental. Au revoir<br />

à Florence.’ Of hem toen me<strong>de</strong> gezelschap gehou<strong>de</strong>n werd door Orlando valt niet<br />

met zekerheid te zeggen, maar <strong>de</strong>ze heeft hem daar misschien wel eens opgezocht.<br />

De lof <strong>de</strong>r luiheid beschrijft Gigi en Orlando immers in zee. Mogelijk ook was<br />

Elisabeth ditmaal zelfs helemaal niet van <strong>de</strong> pardj en had zij het te druk met <strong>de</strong><br />

<strong>voor</strong>bereidingen van het te openen pension.<br />

De vakantie was echter van korte duur. Eind juni keer<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> al weer terug<br />

naar Nice, <strong>voor</strong> <strong>de</strong> laatste keer naar <strong>de</strong> Villa Jules. Spoedig zou hij nu moeten<br />

verhuizen naar <strong>de</strong> nieuwe woning die hij gevon<strong>de</strong>n had en die groot genoeg was om<br />

er een pension in te kunnen beginnen. Emma Garzes zond hem alvast: wat overtollige<br />

meubelen. Ook droeg zij er zorg <strong>voor</strong> dat enkele gipsen beel<strong>de</strong>n, die <strong>Couperus</strong> in<br />

Florence gekocht had, behou<strong>de</strong>n in Nice arriveer<strong>de</strong>n. Begin augustus 1908 zou<strong>de</strong>n<br />

<strong>Couperus</strong> en Elisabeth overgaan. In het nieuwe huis, avenue Beaulieu 8 - later<br />

boulevard Gambetta - heeft <strong>Couperus</strong>' broer John Ricus uitein<strong>de</strong>lijk niet zijn intrek<br />

genomen. Hij zou in 1909 een eigen huis in Den Haag kopen, Fre<strong>de</strong>rik Hendrikplein<br />

27.<br />

<strong>Een</strong> laatste brief uit <strong>de</strong> Villa Jules aan Emma, gedateerd 14 juli 1908, doet<br />

vermoe<strong>de</strong>n dat <strong>Couperus</strong> nog steeds aan <strong>de</strong>pressieve buien leed. Hij schreef, als<br />

gewoonlijk in het Frans: 7 ‘Allerliefste vriendin Madonna Emma. Als altijd waren<br />

wij zo blij nieuws van U te ontvangen; Uw lieve brieven bewijzen ons dat wij<br />

daarginds - in Italië - zeer kostbare vriendschappelijke betrekkingen hebben, en dat<br />

troost ons niet weinig in <strong>de</strong> dagen van droefheid, dagen dat het zwart ziet in <strong>de</strong> ziel,<br />

die zich tamelijk dikwijls laten tellen, ondanks <strong>de</strong> stralen<strong>de</strong> zon. Wilt U geloven dat<br />

ik alweer heimwee heb naar mijn twee<strong>de</strong> va<strong>de</strong>rland en Betty ook? Dat wij heen<br />

zou<strong>de</strong>n willen vluchten... ergens naar toe... maar naar Italië?? Desalniettemin is een<br />

mens verstandig en vol moed, hij houdt zich met <strong>de</strong> villa bezig, hij wordt niet<br />

ongeduldig over traaghe<strong>de</strong>n van Nice, noch zelfs over <strong>de</strong>zulke van Florence! Laat<br />

mij U danken, o Gij zeer dierbare dierbare, die met zaken belast zijt, <strong>voor</strong> Uw waken<br />

over <strong>de</strong> marmers van Carrara: zij zullen op tijd arriveren... wees niet bang! God, als<br />

ik al die metselaars, schoorsteen vegers etc. zie, dat ik dan klaar zou willen zijn <strong>voor</strong><br />

<strong>de</strong> Ie October! Enfin, laten wij hopen, dat het huis bewoonbaar zal zijn. Ook al is het<br />

dan niet geheel tot in <strong>de</strong> kleine détails. In afwachting van <strong>de</strong>ze schone toekomst,<br />

maken wij, zoals U, een zomer door die werkelijk uit te<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


353<br />

hou<strong>de</strong>n is; <strong>de</strong> maand Juni is god<strong>de</strong>lijk geweest, ook wij zijn begunstigd gewor<strong>de</strong>n<br />

door enkele plezierige, kleine onwe<strong>de</strong>rs, die verfrissing schenken; en <strong>de</strong> avon<strong>de</strong>n<br />

aan <strong>de</strong> zeekust, met muziek en publiek van Nice, zijn, zoal niet van een Venetiaanse<br />

charme, dan toch zoete ogenblikken dat men zeer hera<strong>de</strong>mt. Kortom wij lij<strong>de</strong>n niet,<br />

en zo ik een droom koester, nog maar pas ontloken, dan is het <strong>de</strong>ze: indien ons<br />

werkelijk het grote geluk ten <strong>de</strong>el vale dat wij U zullen zien arriveren, - komt U zich<br />

dan bij ons nestelen, ook <strong>voor</strong> <strong>de</strong> zomer, zoek niet naar een goedkoop klein gat, en<br />

laten wij <strong>de</strong> vlucht nemen naar Parijs in September!! God, dat zou zijn na een jaar!!!<br />

Plannen... dromen... en misschien niets... het niets... het grote niets... Lieve vriendin,<br />

ik tracht vrolijk te zijn, maar dit gelukt mij slechts matig.’<br />

Zijn nieuwe huis heeft <strong>Couperus</strong> in mei 1910 beschreven in <strong>de</strong> schets <strong>Een</strong><br />

vervelen<strong>de</strong> morgen. 8 Hij vertelt daarin zo ge<strong>de</strong>tailleerd over zijn eigen slaap- en zijn<br />

werkkamer, dat wij er niet aan <strong>voor</strong>bij mogen gaan. Niet vaak geeft hij ons een<br />

nauwkeurige beschrijving van <strong>de</strong> omgeving waarin zijn brieven en zijn proza<br />

neergepend wer<strong>de</strong>n. - In zijn slaapkamer had hij een lang en breed bed, niet te hard,<br />

niet te zacht, terwijl <strong>de</strong> kussens navenant waren. Om zijn spon<strong>de</strong> heen had hij een<br />

witte klamboe gedrapeerd. In nukkige buien was hij er <strong>de</strong>sondanks niet tevre<strong>de</strong>n<br />

over: ‘In mijn bed is iets i<strong>de</strong>aals. En toch slaap ik er weinig in, en is ie<strong>de</strong>r hôtelbed<br />

mij welkom - omdat het niet mijn bed is, en ergens an<strong>de</strong>rs staat dan in mijn kamer.’<br />

Zijn stu<strong>de</strong>ervertrek was ‘een groote kamer, en zij komt met een perron uit op <strong>de</strong>n<br />

tuin. Zij ligt, als een rechtgeaar<strong>de</strong> zui<strong>de</strong>rkamer op het Zui<strong>de</strong>n, en <strong>de</strong> zon stroomt er<br />

in - als zij stroomt. [...] Tegen een warm bruin fond staan een paar warme eiken<br />

meubels, uit kil Holland over verplaatst. Ik kan niet zeggen, dat zij gedijen, want alle<br />

Hollandsche eikenhout in Nice kraakt, dat het een lust heeft. Eikenhout schijnt een<br />

temperament te hebben <strong>voor</strong> vocht: hier barst alle eiken uit elkaâr. Toch hoop ik, dat<br />

mijn eikenhout het mijn leven wel uit zal hou<strong>de</strong>n. Maar het eikenhout moest eigenlijk<br />

notenhout zijn, zoo als het in Italië is. [...]<br />

Mijn kamer is amuzant. [...] Mijn kamer heeft geen stijl en is niet serieus, o gij<br />

ernstige litteraire collega. Toch gij, collectioneur, zoudt hier en daar interest nemen<br />

in mijn kamer. Hebt gij boven uw schrijftafel hangen een met goud doorweven<br />

paars-rood tafellaken zoo als bij galamaaldj<strong>de</strong>n aan het Siameesche hof wordt<br />

gebruikt? Welnu, dat heb ik. Ik heb het van mijn tante geërfd, en die had het in eigen<br />

han<strong>de</strong>n als souvenir<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


354<br />

in Batavia ontvangen van <strong>de</strong>n koning van Siam. 9<br />

De stof is ge-encadreerd in eiken fries, gebeeldhouwd, en vormt met twee<br />

zijbibliotheken een vierkant geheel.<br />

De stof, ze is mijn jeugd! Vroeger, toen wij heel jong waren, vertoon<strong>de</strong> ik met<br />

mijn nichtjes en neven tableaux-vivants bij Oom en Tante [<strong>Couperus</strong> verwijst hier<br />

naar zijn oom en tante Baud-<strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong> Sophialaan], en die stof is geweest <strong>de</strong><br />

mantel van <strong>de</strong> koningin van Saba en ik weet niet welke mantel nog meer.<br />

Ik heb een antieke madonna van <strong>de</strong> Sieneesche school, en ik heb een ivoren<br />

madonna, en ik heb een fotografie van <strong>de</strong> Annonciatie van Lippo Memmi, en eenige<br />

geïllustreer<strong>de</strong> briefkaarten herinneren aan Filippino Lippi, maar meer dan christelijk<br />

is mijn kamer paganistiesch, met kleine Olympen hier en daar, waar alle <strong>de</strong> go<strong>de</strong>n<br />

van Hellas in gips, marmer en terra-cotta, en brons en in fotografie broe<strong>de</strong>rlijk en<br />

zusterlijk rustig, pozeeren bij Romeinsche keizers op een ris, en Justinianus en<br />

Theodora, van <strong>de</strong> San Vitale van Ravenna.<br />

Zoo is het bijna onmogelijk zich in mijne tjopvolle kamer te vervelen, want ge<br />

hebt overal wat te zien; overal herinnert u iets aan Italië.’<br />

Het niet literair bezig zijn bekwam <strong>Couperus</strong> slecht. De briefjes aan Veen - wie<br />

hij <strong>de</strong> vertaling van Aristo<strong>de</strong>mos aanbood; zij is overigens nooit in boekvorm<br />

verschenen - hebben in <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> onveran<strong>de</strong>rlijk een narrige toon. Wel bleef hij<br />

zijn uitgever in grote lijnen op <strong>de</strong> hoogte hou<strong>de</strong>n van zijn doen en laten. Zo zond hij<br />

hem een gedrukte kaart met <strong>de</strong> vermelding van <strong>de</strong> pensionon<strong>de</strong>rneming. Hij voeg<strong>de</strong><br />

er aan toe: 10 ‘Als er eens kennissen naar het Zui<strong>de</strong>n gaan, <strong>de</strong>nk dan aan ons en we<br />

zijn je dankbaar. [...] ik woon in een mooie Villa, word bediend als een prins, maar<br />

<strong>de</strong> contanten zijn schaars...’<br />

Het pension liep niet slecht. <strong>Een</strong> blauwe en een groene kamer reserveer<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong><br />

<strong>voor</strong>lopig <strong>voor</strong> <strong>de</strong> komst van <strong>de</strong> dames Garzes, die hij bij herhaling uitnodig<strong>de</strong>. Maar<br />

tot zijn teleurstelling lieten zij het lelijk afweten. Het was <strong>voor</strong>al <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> mevrouw<br />

Lodomez, die niet wil<strong>de</strong> komen. <strong>Een</strong> door <strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong> New York Herald geplaatste<br />

advertentie had meer gevolg: er kondig<strong>de</strong> zich in november een Russische familie<br />

aan die nog <strong>voor</strong> het begin van <strong>de</strong>cember verwacht werd. 11 Het heeft iets komisch<br />

<strong>Couperus</strong> in zijn nieuwe rol bezig te zien. Ook Trudy uit Indië en haar dochter Edmée<br />

zou<strong>de</strong>n komen logeren, en hij schreef op 7 november 1908 aan Emma Garzes: ‘in<br />

<strong>de</strong>ze plotselinge verwachting bemerkt<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


355<br />

men dat er nog veel ontbreekt om <strong>de</strong> kamers gerieflijk te maken. Ik hoop, dat <strong>de</strong><br />

eerste pensiongasten, die zo lief en zo toegeeflijk waren, een niet al te kwalijke indruk<br />

van ons huis hebben gekregen! Hun briefkaart uit Ventimiglia heeft mij gelukkig<br />

gerustgesteld! Ik ben er zeker van dat zij het zijn die ons geluk zullen brengen! U<br />

begrijpt: 6 personen, die men verwacht, dat vervult iemand met een beetje hoop - En<br />

<strong>de</strong> activiteit wordt hervat! Alle kamers zullen tot in alle kleinste détails voltooid<br />

wor<strong>de</strong>n, en er is veel te doen! Als <strong>de</strong> Russen nu maar komen! Uit <strong>de</strong> brief van <strong>de</strong><br />

mevrouw hebben wij een heel aangename indruk ontvangen; in het algemeen hou<strong>de</strong>n<br />

wij niet van Russen: maar haar bei<strong>de</strong> brieven hebben ons <strong>de</strong> zekerheid gegeven dat<br />

het heel rechtschapen mensen zijn, heel gedistingeerd. Laten wij hopen dat <strong>de</strong> brieven<br />

niet bedriegen!’<br />

Zowel <strong>de</strong> correspon<strong>de</strong>ntie met Veen als die met <strong>de</strong> Florentijnse dames vertoont<br />

hierna, een betreurenswaardige lacune. Pas op 10 oktober 1909 schrijft <strong>Couperus</strong><br />

weer eens aan zijn uitgever. 12 Emma Garzes kreeg iets eer<strong>de</strong>r, in juli 1909, twee<br />

prentbriefkaarten van <strong>Couperus</strong> die toen in Siena verbleef. 13 Hoe het hem van<br />

november 1908 tot juli 1909 vergaan is, blijft enigszins een mysterie. Ongetwijfeld<br />

heeft Elisabeth het druk gehad met haar on<strong>de</strong>rneming. Hoe lang is Trudy gebleven?<br />

Heeft <strong>Couperus</strong> haar misschien op haar heen en weer gereis wel eens vergezeld?<br />

Trudy had Java op 20 oktober met <strong>de</strong> Rembrandt verlaten, samen met <strong>de</strong> nu<br />

tweeëntwintigjarige Edmée, die sinds mei ziek was en daarom naar Europa<br />

terugkeer<strong>de</strong>. 14 Na Nice wil<strong>de</strong> Trudy naar Lugano gaan, waar John Ricus en diens<br />

vrouw zich ophiel<strong>de</strong>n. Daarna naar Milaan, om er een vriendin op te zoeken. Tenslotte<br />

stond het Engelse eiland Wight op haar programma, waar haar nu vijfentwintig jaar<br />

ou<strong>de</strong> zoon John verbleef.<br />

Misschien kunnen wij over <strong>de</strong>ze duistere perio<strong>de</strong> toch nog iets te weten komen<br />

als wij <strong>Couperus</strong>' werk uit <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> jaren nauwkeurig bestu<strong>de</strong>ren. Zo doet zijn<br />

vermelding van een reproduktie in zijn werkkamer die Justinianus en Theodora liet<br />

zien vermoe<strong>de</strong>n dat hij met Trudy on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re Ravenna heeft bezocht, een uitstapje<br />

dat hij dan van Venetië uit zal hebben gemaakt. In<strong>de</strong>rdaad bezitten wij een drietal<br />

schetsen van zijn hand die Ravenna tot on<strong>de</strong>rwerp hebben. 15 Zij wor<strong>de</strong>n gevolgd door<br />

een opstel over Venetië. 16 De stukken zijn pas in oktober en november 1910<br />

gepubliceerd, en wel in De Locomotief. Curieus is daarnaast ook <strong>de</strong> reeks<br />

beschrijvingen van Avignon en omgeving, in 1910 in Groot-Ne<strong>de</strong>rland verschenen<br />

maar pas in 1923 door <strong>Couperus</strong> in Proza I gebun<strong>de</strong>ld. 17 In<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


356<br />

1910 kan hij daar niet geweest zijn, en in 1908 ook moeilijk. Het ligt dan <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

hand <strong>de</strong>ze schetsen in 1909 te dateren, en ze te beschouwen als <strong>de</strong> vrucht van een<br />

paar reisjes met Trudy en Edmée. Elisabeth is toen vermoe<strong>de</strong>lijk niet van <strong>de</strong> partij<br />

geweest, daar zij moest zorgen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> gasten in het pension.<br />

Ravenna bracht <strong>Couperus</strong> ertoe zich meer in <strong>de</strong> late oudheid te verdiepen. Enkele<br />

antieke verhalen die later in Schimmen van schoonheid zijn opgenomen waren er het<br />

resultaat van. De doop 18 behan<strong>de</strong>lt keizer Constantijns bekering tot het christendom.<br />

De gladiator 19 speelt in <strong>de</strong> gladiatorenschool van Ravenna. Bei<strong>de</strong> verhalen zijn in<br />

1910 in Het Va<strong>de</strong>rland als feuilleton gepubliceerd. Ravenna zelf heeft <strong>Couperus</strong><br />

buitengewoon geboeid. Hij noem<strong>de</strong> <strong>de</strong> stad 20 ‘zeer zeker een <strong>de</strong>r belangrijkste <strong>voor</strong><br />

hem, die historie en kunst bemint; zij is daarbij geheel eenig; zij is <strong>de</strong> eenige stad,<br />

waar sporen en herinneringen zijn overgebleven van <strong>de</strong> Gothische tij<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>r Alarik,<br />

Ataulf en Theo<strong>de</strong>rik, van <strong>de</strong>n Byzantijnschen tijd, toen Ravenna <strong>de</strong> hoofdplaats was<br />

van <strong>de</strong>n exarch of ste<strong>de</strong>hou<strong>de</strong>r, terwijl <strong>de</strong> keizer rezi<strong>de</strong>er<strong>de</strong> te Konstantinopel; zij is<br />

overvol van kerken, mauzolea, mozaieken <strong>voor</strong>al uit die tij<strong>de</strong>n; zij is tevens overvol<br />

van herinneringen uit verschei<strong>de</strong>ne verle<strong>de</strong>ne perio<strong>de</strong>n, en zij is <strong>voor</strong> hem, die kunst<br />

en historie bemint, een onschatbaar kostbare plaats, ook al heeft zij geen treffen<strong>de</strong><br />

silhouet meer, als is zij uiterlijk een doo<strong>de</strong> stad wier dood, uiterlijk oppervlakkig,<br />

zelfs niet schoon is met <strong>de</strong> roeren<strong>de</strong> schoonheid van an<strong>de</strong>re doo<strong>de</strong> ste<strong>de</strong>n...’<br />

Avignon was weer heel wat an<strong>de</strong>rs. Hier herinner<strong>de</strong> hij zich zijn vroegere<br />

bewon<strong>de</strong>ring <strong>voor</strong> Petrarca, <strong>de</strong> eerste ‘mens’ uit het verle<strong>de</strong>n die <strong>voor</strong> hem geleefd<br />

had en met wie hij zich zozeer vereenzelvigd had dat hij een historische roman over<br />

hem had willen schrijven. 21 Tevens kwam zijn aan Petrarca en Laura gewij<strong>de</strong> poëzie<br />

hem weer <strong>voor</strong> <strong>de</strong> geest, gedichten die nu ineens opnieuw <strong>voor</strong> hem begonnen te<br />

leven. Met een rijtuig reed hij naar Vaucluse. Nu zag hij ook zelf <strong>de</strong> Mont Ventoux.<br />

Zo werd <strong>de</strong>ze korte reis een uitstapje naar zijn jonge jaren.<br />

Tot schrijven kwam hij veel min<strong>de</strong>r. De rente van zijn kapitaal en <strong>de</strong> inkomsten<br />

uit het pension maakten het hem mogelijk te leven als een gentleman of leisure. Toch<br />

werd het hem langzamerhand dui<strong>de</strong>lijk dat hij zo niet kon <strong>voor</strong>tgaan. Hij moest iets<br />

te doen hebben. Daarbij bleven <strong>de</strong> financiën te krap naar zijn zin.<br />

Zo rijpte bij hem het plan op een an<strong>de</strong>re manier geld te gaan verdienen:<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


357<br />

met echt journalistiek werk. Met Groot-Ne<strong>de</strong>rland bestond een afspraak dat hij niet<br />

in an<strong>de</strong>re tijdschriften zou publiceren tenzij bij hoge uitzon<strong>de</strong>ring. Daar lagen dus<br />

ver<strong>de</strong>r geen mogelijkhe<strong>de</strong>n. Couranten echter vielen daar buiten. In <strong>de</strong> loop van 1909<br />

kwam hij er zo toe on<strong>de</strong>rhan<strong>de</strong>lingen aan te knopen met Het Va<strong>de</strong>rland. Na Eline<br />

Vere had hij daar niets meer in geschreven. De resultaten kennen wij: een jarenlange,<br />

schier onon<strong>de</strong>rbroken stroom van wekelijkse ‘feuilletons’ - verhalen en causerieën<br />

- die op 27 november 1909 van start ging. Afgezien van enkele on<strong>de</strong>rbrekingen is<br />

hij er tot aan zijn dood mee doorgegaan. 22<br />

In juli 1909 brachten <strong>Couperus</strong> en Elisabeth opnieuw hun vakantie in Siena door.<br />

Blijkbaar liet hun ‘bedrijfje’ dat toe. Zij logeer<strong>de</strong>n er in Pensione Chiusarelli, waar<br />

zij twee kleine kamers had<strong>de</strong>n met uitzicht op <strong>de</strong> kathedraal, volgens <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong><br />

mooiste van Italië. Hij trad er frequent binnen bij <strong>de</strong> banketbakker Mosca, van wiens<br />

taartjes hij nauwelijks af kon blijven. Daarnaast smaakte hij het genot van dagelijkse<br />

rijtoeren met <strong>de</strong> koetsier Ferruccio Mantovane. Deze bracht hem en zijn vrouw in<br />

<strong>de</strong> campagna buiten Siena, volgens <strong>Couperus</strong> 23 ‘aanbid<strong>de</strong>lijk en weel<strong>de</strong>rig met haar<br />

korenvel<strong>de</strong>n, haar wijngaar<strong>de</strong>n en het silhouet harer ou<strong>de</strong> kloosters; ja, waarlijk, het<br />

is wel uit te hou<strong>de</strong>n, ondanks <strong>de</strong> twijfelachtige zin<strong>de</strong>lijkheid van Chiusarelli’. - Op<br />

een van <strong>de</strong>ze toeren trof hem een vierkant kasteel, dat Quattro Torri heette. Het werd<br />

in<strong>de</strong>rdaad gemarkeerd door vier imposante hoektorens en lag bijzon<strong>de</strong>r romantisch<br />

in het heuvelland. 24<br />

Nogmaals nodig<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> Florentijnse dames uit. Wil<strong>de</strong>n zij niet naar Siena<br />

komen? - Maar opnieuw lieten zij hem in <strong>de</strong> steek: een zeventienjarige neef van<br />

Emma, Mario Rossi geheten - zoon van haar zuster - , was ernstig ziek en zij kon<br />

haar zuster niet alleen laten. <strong>Couperus</strong> betreur<strong>de</strong> het. Zo graag was hij met haar in<br />

het rijtuig van Ferruccio naar <strong>de</strong> ruïnes van <strong>de</strong> abdij San Galgano gere<strong>de</strong>n, ‘drie uren<br />

heen, drie uren terug, bij het schijnsel van <strong>de</strong> maan’. Het is er niet van gekomen.<br />

Toen hij zelfs geen antwoord kreeg, hield hij er ernstig rekening mee dat <strong>de</strong> dames<br />

zich misschien grote zorgen om <strong>de</strong> zieke Mario maakten.<br />

Naar <strong>Couperus</strong>' oor<strong>de</strong>el was het pension Chiusarelli zo vies, dat hij met Elisabeth<br />

spoedig naar Florence verhuis<strong>de</strong>. Daar hebben zij <strong>de</strong> dames opgezocht. Zij wer<strong>de</strong>n<br />

er bij die gelegenheid onthaald op een pasticcio die, zoals wij nog zullen zien, in <strong>de</strong><br />

literatuur vereeuwigd is. Spoedig<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


358<br />

moesten zij echter al weer terug naar Nice. Op Maria Hemelvaart schreef <strong>Couperus</strong><br />

aan <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> mevrouw Lodomez: 25 ‘Wij vergeten U niet: vandaag is het Uw naamdag,<br />

<strong>de</strong> dag <strong>de</strong>r Assunta, en ik kom U zeggen hoeveel wij van U hou<strong>de</strong>n, met gelukwensen<br />

<strong>voor</strong> U en <strong>voor</strong> allen, die U dierbaar zijn. Ik hoop levendig dat U <strong>de</strong>ze dag zult vieren<br />

temid<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> Uwen, zon<strong>de</strong>r ongerustheid over <strong>de</strong> jonge zieke. Wat ons betreft,<br />

wij berusten in Nice <strong>voor</strong> het ogenblik, waar het niet warmer is dan el<strong>de</strong>rs. Wij zijn<br />

zeer gelukkig enkele weken te hebben doorgebracht in ons aanbe<strong>de</strong>n Italië - waarlijk,<br />

<strong>de</strong> vakantie was niet bedorven, Signora Emma! - ; te Ventimiglia, <strong>de</strong> grens passerend,<br />

voel ik altijd - tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> terugkeer wel te verstaanmijn hart ineenkrimpen, alsof ik<br />

iets verlaat, dat mij uiterst dierbaar is... En dan zeg ik in mijzelve: wanneer zal ik<br />

terugkeren... naar Italië?... Wreed raadsel, maar laten wij altijd blijven hopen! Voor<br />

het ogenblik nemen wij rust; dit grote huis is een beetje triest, maar het is koel: Betty<br />

houdt zich wat bezig met haar toilet, <strong>voor</strong> zij zich gaat occuperen met het huis en<br />

met <strong>de</strong> herinstallatie. Overdag gaan wij bijna niet uit; tegen vijf uur is het heerlijk in<br />

<strong>de</strong> tuin, en <strong>de</strong> avon<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> zeekust zijn fris, er zijn zelfs mensen en er is muziek!<br />

Lieve Mevrouw, laat mij U nogmaals danken <strong>voor</strong> Uw charmante ontvangst - <strong>de</strong><br />

pastei blijft onvergetelijk! - ; vergeet ons niet.’ In een postscriptum brengt hij zijn<br />

groeten over aan een zekere Donati, evenals aan Emma's zuster, Signora Rossi.<br />

In <strong>de</strong> loop van oktober ontving Veen in Amsterdam een brief van zijn auteur die<br />

hem bewees dat het bloed van een schrijver altijd weer kruipt waar het niet kan gaan. 26<br />

<strong>Couperus</strong> <strong>de</strong>el<strong>de</strong> hem namelijk mee dat hij <strong>voor</strong> Groot-Ne<strong>de</strong>rland een aantal schetsen<br />

aan het schrijven was, die hij later wil<strong>de</strong> verzamelen in twee bun<strong>de</strong>ls met als<br />

<strong>voor</strong>lopige titels Antieke verhalen en Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren. Elke bun<strong>de</strong>l<br />

hoopte hij ongeveer even groot te maken als vroeger <strong>de</strong> omvang van zijn romans<br />

was. Hij verlang<strong>de</strong> te weten of Veen iets <strong>de</strong>rgelijks wil<strong>de</strong> uitgeven. En <strong>voor</strong>al ook<br />

wat hij er in dat geval <strong>voor</strong> wenste te betalen. Bij negatief antwoord was <strong>Couperus</strong><br />

van plan, zo voeg<strong>de</strong> hij er dreigend aan toe, zich onmid<strong>de</strong>llijk tot een an<strong>de</strong>re uitgever<br />

te wen<strong>de</strong>n.<br />

Toen Veen antwoord<strong>de</strong> dat hij dan toch nog liever een roman had, antwoord<strong>de</strong><br />

<strong>Couperus</strong>, op een toon die niets had van <strong>de</strong> charme waarmee hij aan zijn Italiaanse<br />

vriendinnen placht te schrijven: 27 ‘Te wachten tot ik een roman zoû hebben, kan ik<br />

niet, om <strong>de</strong> eenvoudige re<strong>de</strong>n, dat ik vast van plan ben nooit meer een roman te<br />

schrijven. Het Hollandsche publiek,<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


359<br />

dat mijn beste boeken niet koopt, is mij heusch niet waard <strong>de</strong> tension d'esprit, die<br />

noodig is <strong>voor</strong> een groot werk. Ik ben weêr gaan schrijven, om het geld. Ons huis<br />

gaat goed, maar ik heb <strong>voor</strong> mijzelf te veel geld noodig, om op te willen maken wat<br />

mijn vrouw met haar nieuwe arbeid verdient. Ik schrijf dus geregeld, ie<strong>de</strong>ren dag,<br />

mijn vier, vijf bladzij<strong>de</strong>n, om geld. Om geen an<strong>de</strong>re re<strong>de</strong>n. In Groot-Ne<strong>de</strong>rland zullen<br />

ie<strong>de</strong>ren maand mijn stukken verschijnen: ver<strong>de</strong>r in enkele couranten. Daar wil ik<br />

bun<strong>de</strong>ls van maken. Wilt gij ze uitgeven, heel goed: zeg dan, wat ge er <strong>voor</strong> geven<br />

wilt: grootte, 2 <strong>de</strong>elen, als <strong>de</strong> vroegere romans. Wilt gij ze liever niet hebben, dan<br />

ben ik wel genoodzaakt naar een an<strong>de</strong>r uit te zien. Ik heb propozities van een jong<br />

uitgevertje. Ik zoû het vervelend vin<strong>de</strong>n je te verlaten, heel vervelend zelfs, maar<br />

een mensch schikt zich in veel. Ver<strong>de</strong>r geloof ik, dat ik genoeg talent heb, om zelfs<br />

in die kleine maakschetsjes en novelletjes iets goeds te geven. Eerlijker kan ik niet<br />

zijn.’<br />

Na<strong>de</strong>re on<strong>de</strong>rhan<strong>de</strong>lingen volg<strong>de</strong>n, door <strong>Couperus</strong> gevoerd op onveran<strong>de</strong>rlijk<br />

<strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> onaangename toon. Ze eindig<strong>de</strong>n natuurlijk met het beken<strong>de</strong> refrein: 28<br />

‘Gaarne vernam ik nog of ge mij da<strong>de</strong>lijk het honorarium zoû kunnen doen<br />

toekomen...’ In een volgen<strong>de</strong> brief heette het zelfs: 29 ‘Ik moet absoluut nog <strong>de</strong>ze<br />

maand ƒ 1200,- <strong>voor</strong>schot ontvangen [...] dit <strong>voor</strong>schot is <strong>de</strong> hoofd<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong> [...].<br />

Antwoord mij nu per ommegaan<strong>de</strong>, zakelijk en beslist. Ik heb namelijk al mijn geduld<br />

geoefend, om met je in relatie te blijven, maar kan nu niet langer wachten.’ <strong>Couperus</strong><br />

kon <strong>de</strong> uitgave in boekvorm echter pas <strong>voor</strong> over een jaar garan<strong>de</strong>ren, wat dus inhield<br />

dat hij bezig was zich opnieuw in <strong>de</strong> financiële nesten te werken. Veen aarzel<strong>de</strong> met<br />

grote aarzeling. Tenslotte bood hij ƒ 840,-. <strong>Couperus</strong> ging daar op in, met <strong>de</strong> niet erg<br />

overtuigend klinken<strong>de</strong> afdoener: 30 ‘Ik zoû el<strong>de</strong>rs een paar hon<strong>de</strong>rd gul<strong>de</strong>n meer<br />

kunnen krijgen, maar wil daar<strong>voor</strong> onze relaties niet afbreken.’<br />

De in <strong>de</strong> oudheid spelen<strong>de</strong> verhalen die <strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> geschreven heeft<br />

leren ons weinig nieuws over hem. An<strong>de</strong>rs staat het met <strong>de</strong> biografische schetsen,<br />

‘waarin ik zelve meestal hoofdpersoon ben: reisimpressies, kleine avonturen etc.’.<br />

Zijn reisindrukken vertellen ons veel over wat hem in Italië en Frankrijk boei<strong>de</strong> en<br />

zij doen dat op on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>n<strong>de</strong> wijze. <strong>Couperus</strong> als causeur is bepaald niet <strong>de</strong> slechtste<br />

<strong>Couperus</strong>. De niet min<strong>de</strong>r virtuoze en bijzon<strong>de</strong>r aantrekkelijke kleine avonturen<br />

bevatten echter, naast elementen uit <strong>de</strong> werkelijkheid, zoveel fantasie, dat zij ons<br />

maar al te gemakkelijk mislei<strong>de</strong>n. Het meest intrigeren<strong>de</strong> probleem<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


360<br />

wordt daarbij ongetwijfeld gevormd door <strong>de</strong> telkens terugkeren<strong>de</strong> trits figuren Elettra,<br />

Orlando en Jan.<br />

Wat <strong>de</strong> namen van Orlando en Elettra betreft het volgen<strong>de</strong> (‘Jan’ komt hierna nog<br />

ter sprake). Als achternaam heeft <strong>Couperus</strong> het wellui<strong>de</strong>n<strong>de</strong> Orlandini bedacht. Moge<br />

<strong>de</strong> overgang van Emma naar Elettra niet al te raadselachtig zijn, min<strong>de</strong>r dui<strong>de</strong>lijk is<br />

die van Giulio naar Orlando. <strong>Couperus</strong> blijkt zich in dit geval een literair grapje te<br />

hebben veroorloofd.<br />

Hij moet <strong>de</strong> fantasienaam Orlando Orlandini namelijk ontleend hebben aan een<br />

dikke roverroman van Christian Vulpius (1762-1827). Nadat <strong>de</strong>ze schrijver roem<br />

had verworven met <strong>de</strong> roman Rinaldo Rinaldini, <strong>de</strong>r Räuberhauptmann (1797 e.v.),<br />

publiceer<strong>de</strong> hij in 1802 het veel min<strong>de</strong>r beken<strong>de</strong> boek Orlando Orlandini. (Rinaldo<br />

Rinaldini werd herhaal<strong>de</strong>lijk herdrukt, en ook in het Ne<strong>de</strong>rlands vertaald, dit in<br />

tegenstelling tot Orlando Orlandini. Daarnaast verschenen verhalen van an<strong>de</strong>ren<br />

waar Rinaldo en Orlando een rol in speel<strong>de</strong>n. <strong>Een</strong> beken<strong>de</strong> navolger was C.F. Busch,<br />

die in 1853 een Morando Morandini publiceer<strong>de</strong>. 31 )<br />

Vulpius' Orlando Orlandini verscheen in 1802 anoniem. De naamover-eenkomst<br />

is natuurlijk geen toeval, <strong>voor</strong>al omdat <strong>Couperus</strong> in een van <strong>de</strong> schetsen zijn vriend<br />

zelf expressis verbis met een rover vergelijkt. In Van Orlando's viooltjes 32 trekt Gigi<br />

hem een opmerkelijke vermomming aan: ‘Het is een bruin fluweelen korte broek,<br />

beenwindselen, een heerlijk vuil zij<strong>de</strong>n hemd, met groen fluweelen bretels en een<br />

blauw fluweelen buisje, een roo<strong>de</strong>n doek, een groote slappe vilten hoed met een veêr:<br />

<strong>de</strong> tinten zijn heerlijk vies en groezelig, en Orlando, die zich goedig laat mommen,<br />

ziet er in dit alles uit als van brons, met zijn vrolijke, vlammen<strong>de</strong>, glimlachen<strong>de</strong>, om<br />

Gigi geamuzeer<strong>de</strong> oogen... een bronzen roover, door wien gaarne ie<strong>de</strong>re vrouw<br />

beroofd zoû willen wor<strong>de</strong>n!’<br />

<strong>Een</strong> dui<strong>de</strong>lijker verwijzing naar <strong>de</strong> - geraffineerd genoeg niet genoem<strong>de</strong> -<br />

roversroman van Vulpius is nauwelijks <strong>de</strong>nkbaar. Men zou overigens blind moeten<br />

zijn om in <strong>de</strong> relatie van <strong>de</strong> twee vrien<strong>de</strong>n, althans zoals <strong>Couperus</strong> dit <strong>voor</strong>stelt, geen<br />

erotisch getinte betrekking te willen zien. Of dit ook van <strong>de</strong> kant van Orlando zo<br />

geweest is? In het zui<strong>de</strong>n zijn vriendschappen vrijer, losser en min<strong>de</strong>r terughou<strong>de</strong>nd<br />

dan in het noor<strong>de</strong>n doorgaans het geval is, terwijl zij daarbij toch ‘normaal’ blijven,<br />

wat daar dan ook on<strong>de</strong>r verstaan moge wor<strong>de</strong>n.<br />

Orlando heeft een warme, spontane natuur. Desondanks blijft er van zijn kant naar<br />

het lijkt toch een zekere reserve gehandhaafd. Wie goed<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


361<br />

oplet, constateert bij Orlando wel innige vriendschap, maar nergens intimiteit die<br />

sterkere accenten aanneemt. Erotiek en seksualiteit blijven geschei<strong>de</strong>n.<br />

<strong>Een</strong> schets als Intimiteiten, nog uit 1907, waarin <strong>Couperus</strong> uiteenzet hoe Italiaans<br />

hij zich voelt, is van begin tot eind een dagboekblad zon<strong>de</strong>r enig verdichtsel. Michele<br />

daarentegen, dat in maart 1907 moet spelen, kan <strong>voor</strong> het grootste <strong>de</strong>el verzonnen<br />

zijn, hoewel <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> er in behan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> opvoering door Scarpetta zon<strong>de</strong>r twijfel<br />

zelf heeft meegemaakt. Geuren van heiligheid berust op zijn bezoek aan Assisi,<br />

eveneens uit 1907. Maar het verhaal op zichzelf is toch een romantische fantasie,<br />

zoals ook Impulsie en weifeling en Mars en Venus dat zijn. Dionyzos in het on<strong>de</strong>rhuis<br />

kan weer groten<strong>de</strong>els op werkelijkheid berusten, evenals het raam van het kerstverhaal<br />

Zeliah, dat in <strong>de</strong>cember 1909 ontstaan moet zijn. Over betrouwbare criteria om het<br />

werkelijkheidsgehalte in al dit werk te toetsen beschikken wij doorgaans niet. Voor<br />

zover wij die illusie nog mochten koesteren, doet <strong>de</strong> eerste helft van Bekentenissen<br />

- over <strong>de</strong> leugen als principe - die wel teniet. Paradoxaal genoeg moet <strong>de</strong> twee<strong>de</strong><br />

helft daarvan weer als een volstrekt waarheidsgetrouw dagboekblad beschouwd<br />

wor<strong>de</strong>n. Er spreekt resignatie en levenswijsheid uit, <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rgrond van <strong>Couperus</strong>'<br />

wezen, die het hem mogelijk maakte na <strong>de</strong>sillusies vroeg of laat toch altijd weer<br />

moed te vatten en ver<strong>de</strong>r te gaan.<br />

Intrigerend blijft <strong>de</strong> eerste reeks samenhangen<strong>de</strong> Orlandoverhalen, on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> titel<br />

De lof <strong>de</strong>r luiheid. 33 Orlando, hoewel gebaseerd op Giulio Lodomez, leeft en han<strong>de</strong>lt<br />

groten<strong>de</strong>els bij <strong>de</strong> gratie van <strong>Louis</strong>' fantasie. Hetzelf<strong>de</strong> geldt <strong>voor</strong> Elettra. Emma<br />

Garzes mag dan mo<strong>de</strong>l gestaan hebben, veel meer is het doorgaans niet geweest. Dit<br />

gaat niet min<strong>de</strong>r op <strong>voor</strong> hun landhuis Quattro-Torre. Het kasteel van die naam buiten<br />

Siena wordt tot fantasiekasteel: 34 ‘Je m'achète un château pour l'été prochain et je<br />

vous invite!’ In De lof <strong>de</strong>r luiheid situeert <strong>Couperus</strong> het ‘twintig kilometer af van<br />

Siena, en gelegen aan <strong>de</strong> zee’. Hiermee verraadt hij zijn literaire fantasie. Hemelsbreed<br />

ligt <strong>de</strong> zee een zeventig kilometer van Siena verwij<strong>de</strong>rd, en <strong>de</strong> echte Quattro Torri -<br />

<strong>Couperus</strong>' Italiaans liet te wensen over! - bevindt zich mid<strong>de</strong>n in het land en bovendien<br />

niet vlakbij Cecina.<br />

Orlando, Elettra, hun bedien<strong>de</strong>n en hun landhuis behoren groten<strong>de</strong>els tot het gebied<br />

van <strong>de</strong> gelogen droom. Orlando is daarin <strong>de</strong> gefantaseer<strong>de</strong> grote vriend, die wel<br />

bestaan heeft maar niet in <strong>de</strong>ze volmaaktheid. Hij<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


362<br />

wordt bijna tot een god, in wiens bijzijn <strong>Couperus</strong> ineens verrukkelijk gitaar kan<br />

spelen, lie<strong>de</strong>ren improviseert, beter slaapt (en dat nog wel half naakt), zwemt (geheel<br />

naakt) en meer van dit soort dingen, die <strong>de</strong> door <strong>Couperus</strong> nooit gelezen Freud<br />

ongetwijfeld naar het terrein <strong>de</strong>r wensdromen zou verwezen hebben. Omgekeerd is<br />

Orlando bereid Hollands te leren om Gigi's boeken te kunnen lezen. Hij oefent zich<br />

op Dionyzos, zoals Luigi Siciliani dit eer<strong>de</strong>r <strong>de</strong>ed. 35 Dat Orlando D'Annunzio's Fedra<br />

in <strong>de</strong> boekenkast heeft staan verwon<strong>de</strong>rt ons niet: <strong>Couperus</strong> las het werk <strong>voor</strong> aan<br />

<strong>de</strong> dames Garzes-Lodomez. 36 Intussen is <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> mevrouw Lodomez, vermomd als<br />

Brigida, in <strong>de</strong> keuken bezig <strong>de</strong> heerlijkste pasticcio aller tij<strong>de</strong>n te berei<strong>de</strong>n. Het is <strong>de</strong><br />

pastei die <strong>Couperus</strong> in juli 1909 bij zijn vriendinnen te Florence heeft verorberd. 37<br />

Toen was Elisabeth daar ook. In het verhaal kon zij gemist wor<strong>de</strong>n. In <strong>de</strong> schaduw<br />

van <strong>de</strong> grote vriend werd haar aanwezigheid, zoals <strong>de</strong> wensdroom verra<strong>de</strong>rlijk<br />

dui<strong>de</strong>lijk maakt, overbodig.<br />

Van tijd tot tijd oefent Orlando in zijn Sport-Palace zijn formidabele spieren.<br />

Kapitaalkrachtig is hij ook al, en Gigi hoopt heimelijk dat hij hem in het najaar op<br />

een reisje naar Egypte zal trakteren. Maar daar loopt Orlando niet in. Gigi bou<strong>de</strong>ert<br />

als een kind en vertrekt. Pas in De slag 38 komt hij weer terug, ook nu zon<strong>de</strong>r Elisabeth.<br />

Met nadruk wordt <strong>voor</strong>ts Orlando's auto genoemd. Heliogabalus heeft nu dus<br />

ein<strong>de</strong>lijk zijn wagenmenner gevon<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> man die alles kan. De werkelijkheid was<br />

an<strong>de</strong>rs. Het is in <strong>de</strong>ze jaren steeds maar een heel korte tijd geweest dat <strong>Couperus</strong> in<br />

Italië kon verblijven. En hoe vaak heeft hij daar toen Giulio Lodomez ontmoet? Deze<br />

woon<strong>de</strong> niet bij zijn zuster en zijn moe<strong>de</strong>r in. Met <strong>de</strong> laatste is hij gebrouilleerd<br />

geraakt. Dit verklaart, zoals reeds aangestipt, het ontbreken van zijn naam in <strong>de</strong><br />

brieven; <strong>voor</strong> zover die dan bewaard zijn.<br />

Komisch is <strong>de</strong> vondst om Orlando en Elettra tevens een appartement in Rome te<br />

laten bezitten. Het zou zich zogenaamd in <strong>de</strong> Via Fontanella di Borghese bevin<strong>de</strong>n.<br />

In werkelijkheid betreft het hier het pension Hallier, waar <strong>Couperus</strong> een paar maal<br />

heeft gelogeerd, zodat hij <strong>de</strong> couleur locale ervan goed ken<strong>de</strong>. 39 Alweer zon<strong>de</strong>r<br />

Elisabeth reist <strong>de</strong> literaire Gigi daarheen, en hij wordt er door Orlando ontvangen<br />

met vele schalen maartse viooltjes. 40 <strong>Een</strong> grapje apart in <strong>de</strong> tekst is, dat Gigi aan het<br />

station in <strong>de</strong> regen wordt opgewacht door diens Romeinse koetsier: <strong>de</strong> man blijkt<br />

nota bene... Giulio te heten.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


363<br />

Het verhaal over <strong>de</strong> hond Nerone lijkt geïnspireerd te zijn, niet op een hond van<br />

Giulio Lodomez, maar op <strong>de</strong> hond van Cyriel Buysse, Bos geheten. Met dit dier had<br />

<strong>Couperus</strong>, zoals wij al zagen, onaangename ervaringen opgedaan. Bos kon sindsdien<br />

in zijn ogen geen goed meer doen en werd door hem <strong>voor</strong> eeuwig verdoemd. 41 Nerone<br />

is <strong>de</strong> eerste en laatste hond geweest waar <strong>Couperus</strong> min of meer uitvoerig aandacht<br />

aan heeft willen beste<strong>de</strong>n - met uitzon<strong>de</strong>ring van <strong>de</strong> her<strong>de</strong>rshond Brinio, die hem in<br />

zijn laatste levensdagen gezelschap zou hou<strong>de</strong>n. Behalve bij Buysse heeft <strong>Couperus</strong><br />

nergens zulke hondse ervaringen opgedaan.<br />

Al <strong>de</strong>ze verhalen - <strong>de</strong> reeks wordt afgesloten door Over <strong>de</strong> ij<strong>de</strong>lhe<strong>de</strong>n <strong>de</strong>s lichaams<br />

en <strong>de</strong>szelfs vertuitingen, 42 dat plotseling in Florence speelt, omdat Emma Garzes en<br />

Giulio daar nu eenmaal woon<strong>de</strong>n; het gefingeer<strong>de</strong> appartement te Rome komt ver<strong>de</strong>r<br />

niet meer ter sprake - heeft <strong>Couperus</strong> geschreven in <strong>de</strong> laatste maan<strong>de</strong>n van 1909 en<br />

misschien ook nog in het begin van 1910. In <strong>de</strong> geest leef<strong>de</strong> hij zo weer in zijn geliefd<br />

Italië. Toen <strong>de</strong> schetsen in Groot-Ne<strong>de</strong>rland verschenen en hij Giulio er van op <strong>de</strong><br />

hoogte stel<strong>de</strong> dat <strong>de</strong>ze als Orlando <strong>de</strong> literatuur was binnengetre<strong>de</strong>n, nam <strong>de</strong>ze hem<br />

dat aanvankelijk niet in dank af. Tenminste, als wij <strong>Couperus</strong> zelf mogen geloven,<br />

die dit later eens aan Pier Pan<strong>de</strong>r heeft verteld. 43 De oorzaak van die wrevel zal min<strong>de</strong>r<br />

gelegen hebben in het feit op zichzelf, dan in het homo-erotische aroma waar dit<br />

proza niet slechts mee besprenkeld, maar van doordrenkt is.<br />

Het tijdschrift heeft daar blijkbaar min<strong>de</strong>r moeite mee gehad. In het veelgelezen<br />

Va<strong>de</strong>rland was <strong>Couperus</strong> aanvankelijk wat <strong>voor</strong>zichtiger. Voor <strong>de</strong> courant bewaar<strong>de</strong><br />

hij klassieke verhalen als De balling te Tomi 44 en Cameeën. 45 <strong>Een</strong> reeks schetsen, die<br />

hij Legen<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> blauwe kust heeft genoemd, 46 had ook al een zeer onschuldige<br />

inhoud. Het zijn opstellen waarin hij allerlei over zijn leven in Nice vertelt, over zijn<br />

ochtendflânerie op <strong>de</strong> Promena<strong>de</strong> <strong>de</strong>s Anglais, over won<strong>de</strong>rlijke mensen die hij er<br />

ken<strong>de</strong> of tij<strong>de</strong>ns een diner ontmoette. Spotzucht en <strong>de</strong> nodige kritiek verra<strong>de</strong>n dat<br />

hij na al die jaren op Nice uitgekeken begon te raken: ‘Het weêr en <strong>de</strong> menschen,<br />

dat zijn <strong>de</strong> twee eenige bekoringen,’ zo verzucht hij zelfs op een gegeven ogenblik.<br />

Zijn beschrijving van het carnaval in <strong>de</strong> winter van 1910 47 - wij danken er <strong>de</strong><br />

datering aan van zijn nog altijd bewaar<strong>de</strong> roze smoking; roze was namelijk <strong>de</strong><br />

<strong>voor</strong>geschreven kleur van dat seizoen 48 - leidt <strong>Couperus</strong> in met een belangrijke<br />

ontmoeting. Ten tonele verschijnt ineens een Hol-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


364<br />

landse vriend, die van alles over het na<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> feest wil weten. Op <strong>de</strong>ze wijze<br />

introduceert <strong>Couperus</strong> een nieuwe figuur die hij in zijn schetsen daarna bij herhaling<br />

laat optre<strong>de</strong>n: Jan. Al dikwijls heeft men er zich het hoofd over gebroken of <strong>de</strong>ze<br />

Jan op een volslagen fictie berust dan wel, als Orlando en Elettra, - die het carnaval<br />

heten mee te vieren: een fantasie van <strong>Couperus</strong>, daar althans Emma hem nooit in<br />

Nice is komen opzoeken - op een van zijn kennissen gebaseerd kan zijn. In 1951<br />

heeft Elisabeth <strong>Couperus</strong> zoals wij al zagen aan Gerda van Wou<strong>de</strong>nberg schriftelijk<br />

verzekerd: ‘Of Jan en Orlando werkelijk bestaan hebben? Ja zeker, en nog vele<br />

an<strong>de</strong>ren met hen. Sommige in werkelijkheid, an<strong>de</strong>re weer met veel fantasie er bij<br />

zooals alles wat uit het brein van een scheppend kunstenaar komt!’ <strong>Een</strong> overlevering<br />

wil daarnaast dat Jan geïnspireerd zou zijn op Maurits Wagen<strong>voor</strong>t. Curieus genoeg<br />

is er aanleiding om aan <strong>de</strong>ze laatste bewering geloof te hechten. 49<br />

<strong>Couperus</strong> ken<strong>de</strong> Wagen<strong>voor</strong>t al uit zijn vroege Haagse tijd. 50 Voor sommige van<br />

diens boeken had hij waar<strong>de</strong>ring, en hij heeft daar ook van getuigd. Nauwe relaties<br />

on<strong>de</strong>rhiel<strong>de</strong>n <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> schrijvers niet. Het zou ook niet goed mogelijk zijn geweest<br />

daar Wagen<strong>voor</strong>t als journalist steeds van het ene land naar het an<strong>de</strong>re reis<strong>de</strong>. Hij<br />

leid<strong>de</strong> een onrustig bestaan. In april 1903 had <strong>Couperus</strong> hem uit Nice geschreven. 51<br />

‘Laten wij echter voeling hou<strong>de</strong>n, opdat wij elkaâr weer eens ontmoeten. Je bent <strong>de</strong><br />

èchte globe-trotter: ik ben maar een heel lui exemplaar.’ Juist het woord globetrotter<br />

doet ons <strong>de</strong> oren spitsen.<br />

In zijn auto<strong>biografie</strong> De vrijheidzoeker vertelt Wagen<strong>voor</strong>t over zichzelf, in <strong>de</strong><br />

<strong>de</strong>r<strong>de</strong> persoon: 52 ‘Hij was <strong>de</strong> eerste Ne<strong>de</strong>rlandsche journalist, die wat men noemt<br />

“reis<strong>de</strong>”, zoo dat hij, en dit erger<strong>de</strong> hem telkens, “<strong>de</strong> globetrotter” werd genoemd’.<br />

Dit zou op zichzelf nog niet veel hoeven te betekenen, en het verband met <strong>Couperus</strong>'<br />

vriend ‘Jan’ zou met dit als ‘bewijs’ ook niet zon<strong>de</strong>r meer gelegd mogen wor<strong>de</strong>n,<br />

ware het niet dat Wagen<strong>voor</strong>t even ver<strong>de</strong>r mee<strong>de</strong>elt: ‘Hij [Wagen<strong>voor</strong>t] was <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

Ne<strong>de</strong>rlandsche pers “Jan Globetrotter” gewor<strong>de</strong>n.’ Daar komt bij dat Wagen<strong>voor</strong>t<br />

omstreeks 1910, dus juist op het ogenblik waarop hij in <strong>Couperus</strong>' schetsen begint<br />

te verschijnen, zijn gereis en getrek wat begon te min<strong>de</strong>ren. Voorlopig ging hij in<br />

Rome wonen, 53 en trad daar op als Italiaans correspon<strong>de</strong>nt van De Nieuwe Courant<br />

en Het Nieuws. 54 Na een jaar verhuis<strong>de</strong> hij naar Florence, waar hij tot 1914 is<br />

gebleven. 55 In die jaren heeft <strong>Couperus</strong> hem daar zeer dikwijls ontmoet. Wagen<strong>voor</strong>t<br />

ver-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


365<br />

telt dat hij zelf dagelijks lange wan<strong>de</strong>lingen maakte: ‘Doch <strong>Louis</strong> werkte gewoonlijk's<br />

middags, en was ook <strong>voor</strong> geen lange wan<strong>de</strong>lingen te vin<strong>de</strong>n. Daarentegen was hij<br />

een geboren “Flaneur”. De twee vrien<strong>de</strong>n ontmoetten elkaar dus meestal tegen zes<br />

uur's avonds “in piazza”, dit wil zeggen: op het Victor-Emanuelplein, het hartje <strong>de</strong>r<br />

stad, waar “Peregrinus” [Wagen<strong>voor</strong>ts pseudoniem] een kwart eeuw te voren een<br />

<strong>de</strong>el van het Florentijnsche “Ghetto” gezien had. Haast elken dag een kwartier genoot<br />

<strong>de</strong>ze dus het geestige gezelschap van <strong>de</strong>n geestigsten causeur van zijn land, wiens<br />

kennis <strong>de</strong>r Romeinsche en Grieksche Oudheid hij bewon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>.’ De twee schrijvers<br />

had<strong>de</strong>n soms zoveel pret, ‘dat <strong>Louis</strong>, die zijn spreken wel wat vaak doorspekte met<br />

Fransche uitdrukkingen, eens lachend uitriep: “cher ami, je schept <strong>de</strong>n room van mij<br />

af.”’<br />

Dat <strong>de</strong> Jan-figuur in<strong>de</strong>rdaad op Wagen<strong>voor</strong>t gebaseerd is, kan al met al nauwelijks<br />

betwijfeld wor<strong>de</strong>n. <strong>Couperus</strong> heeft het trouwens zelf min of meer bevestigd, toen hij<br />

in <strong>de</strong> schets Jan en Florence schreef: 56 ‘Als in <strong>de</strong>ze feuilletons, duikt hij ook<br />

sporadisch op in mijn leven. Van mijn schooltijd af, duikt Jan als een onverwachte<br />

perluuk door mijne dagen op. Het meest, als ik heelemaal niet aan hem <strong>de</strong>nk, als ik<br />

hem... vergeten ben. [...] Hij vertegenwoordigt <strong>voor</strong> mij een Hollandsch element van<br />

nuchterheid, gezond verstand, gemengd met een tikje zich niet toonen willend gevoel.<br />

Hij is werkelijk zéer waar<strong>de</strong>erbaar, in het buitenland.’<br />

Deze reeks meesterlijke schetsen, door <strong>Couperus</strong> gebun<strong>de</strong>ld in Van en over mijzelf<br />

en an<strong>de</strong>ren, 57 wissel<strong>de</strong> hij af met antieke verhalen. Hiermee vatte hij een oud plan<br />

weer op. In januari 1903 had hij Veen meege<strong>de</strong>eld Antieke sproken te willen<br />

schrijven, 58 en als figuren die tot on<strong>de</strong>rwerp kon<strong>de</strong>n dienen noem<strong>de</strong> hij toen Dionyzos,<br />

Afrodite en Herakles. Hiervan was Dionyzos uitgegroeid tot een roman. Over Afrodite<br />

had hij geschreven in het verhaal Adonis, in 1906 afgedrukt in Groot-Ne<strong>de</strong>rland. 59<br />

Herakles bewaar<strong>de</strong> hij nog <strong>voor</strong> <strong>de</strong> toekomst. Voor <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> bun<strong>de</strong>l waarover hij<br />

met Veen had on<strong>de</strong>rhan<strong>de</strong>ld handhaaf<strong>de</strong> hij <strong>de</strong> titel Antieke verhalen, die hij echter<br />

uitbreid<strong>de</strong> met Van go<strong>de</strong>n en keizers, van dichters en hetaeren. 60 Enkele schetsen<br />

hieruit - Cameeën en De balling te Tomi - plaatste hij eerst in Het Va<strong>de</strong>rland,<br />

respectievelijk in januari 1910 en <strong>de</strong>cember 1909. 61 De overige verhalen zijn in <strong>de</strong><br />

loop van 1910 in Groot-Ne<strong>de</strong>rland gepubliceerd. 62 Naast zijn ou<strong>de</strong> lief<strong>de</strong>, <strong>de</strong> Romeinse<br />

keizertijd, toont <strong>Couperus</strong> er een <strong>voor</strong>keur in, zoals eer<strong>de</strong>r al in <strong>de</strong> onvoltooi<strong>de</strong><br />

Endymion-cyclus, <strong>voor</strong> wat men wel noemt het Hellenistisch rococo. De volgor<strong>de</strong><br />

in<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


366<br />

het boek is die van <strong>de</strong> tijdschriftpublikatie, en dus chronologisch wat het ogenblik<br />

van ontstaan betreft.<br />

Het kortste verhaal, Tusschen <strong>de</strong> Ionische zuiltjes, is echter nergens eer<strong>de</strong>r<br />

verschenen. 63 Er zijn twee mogelijkhe<strong>de</strong>n. Enerzijds zou het verklaard kunnen wor<strong>de</strong>n<br />

uit <strong>de</strong> inhoud. <strong>Couperus</strong> behan<strong>de</strong>lt er <strong>de</strong> anekdote in volgens welke <strong>de</strong> dichter Lucanus<br />

in een Romeinse latrine tij<strong>de</strong>ns het slaken van een formidabele wind een dichtregel<br />

van keizer Nero zelf zou hebben geciteerd (‘sub terris tonuisse putes’), om vervolgens<br />

zijn behoefte te gaan doen, nadat ie<strong>de</strong>reen op <strong>de</strong> vlucht was geslagen bij het aanhoren<br />

van een zo ongehoor<strong>de</strong> majesteitsschennis. Hebben <strong>de</strong> redacties van Het Va<strong>de</strong>rland<br />

en Groot-Ne<strong>de</strong>rland het amusante stukje onoirbaar gevon<strong>de</strong>n of durf<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong><br />

zelf <strong>de</strong> publikatie ten overstaan van een zo groot publiek après tout niet aan? - Zo<br />

schrikachtig was hij toch niet. Het wél in het tijdschrift verschenen Van vagebon<strong>de</strong>n<br />

en schelmen eindigt trouwens eveneens met een wind. 64 Waarschijnlijker is daarom<br />

een an<strong>de</strong>re oplossing. Toen Veen <strong>de</strong> antieke verhalen drukte, hield hij enkele blanco<br />

pagina's over, <strong>Couperus</strong> reageer<strong>de</strong> daar op 16 augustus 1910 op met: 65 ‘Ik zend U<br />

he<strong>de</strong>n nog een Antiek Verhaal en <strong>de</strong>nk, dat dit juist <strong>de</strong> bun<strong>de</strong>l vol maakt. Is het te<br />

weinig, dan zend ik er nog iets bij.’ De schets kan dus ontstaan zijn als vulling, zij<br />

het in dit geval een bladvulling die wel zeer gelukkig is uitgevallen! Men hoeft er<br />

<strong>Couperus</strong> niet meteen tot ‘Analerotiker’ om te diskwalificeren. Dit soort boertighe<strong>de</strong>n<br />

moge in <strong>de</strong> Victoriaanse tijd geen bon ton geweest zijn, <strong>de</strong> Romeinse literatuur trok<br />

er <strong>de</strong> neus bepaald niet <strong>voor</strong> op. Trouwens, tot en met Mozart heeft men in onze<br />

cultuur anale geestighe<strong>de</strong>n ge<strong>de</strong>biteerd zon<strong>de</strong>r dat iemand daar ooit door geschokt<br />

lijkt te zijn geraakt.<br />

Tusschen <strong>de</strong> Ionische zuiltjes toont in zijn vrijmoedigheid dat geen zee <strong>Couperus</strong><br />

meer te hoog kon gaan. Met <strong>de</strong> huiskamer had hij al jaren eer<strong>de</strong>r afgerekend. Gewaagd<br />

<strong>voor</strong> die tijd moet, in Ne<strong>de</strong>rland althans, ook <strong>de</strong> schets Van vagebon<strong>de</strong>n en schelmen<br />

genoemd wor<strong>de</strong>n, een bewerking naar Petronius, wiens Satyricon <strong>Couperus</strong> toen al<br />

zeer intensief bestu<strong>de</strong>erd blijkt te hebben. Deze antieke roman, hoe fragmentarisch<br />

ook overgeleverd, was een kolfje naar zijn hand. Het genoegen dat hij schiep in<br />

erotische schil<strong>de</strong>ringen, <strong>voor</strong>al in sterk homo-erotisch gekleur<strong>de</strong> taferelen, kon hij<br />

nu uitleven on<strong>de</strong>r het etiket van Petronius' naam. Wat uit een schets als <strong>de</strong>ze nog<br />

eens dui<strong>de</strong>lijk blijkt, is het feit dat <strong>Couperus</strong> zich in <strong>de</strong> antieke wereld <strong>voor</strong>al zo thuis<br />

voel<strong>de</strong> omdat hij er volkomen zichzelf kon<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


367<br />

zijn. Was De berg van licht al vrij van remmingen, nu ging <strong>Couperus</strong> zich nog eens<br />

grondig vermaken met <strong>de</strong> dartelste kanten van <strong>de</strong> oudheid. Moeiteloos leef<strong>de</strong> hij zich<br />

uit in alles wat zijn fantasie hem <strong>voor</strong>tover<strong>de</strong>. Hij kon zich daarbij op oerou<strong>de</strong><br />

hei<strong>de</strong>nse literaire tradities beroepen. Gefascineerd verdiepte hij zich steeds meer in<br />

het bonte antieke leven zoals dit zich in geschrifte aan hem <strong>voor</strong><strong>de</strong>ed, met alle<br />

vrijmoedighe<strong>de</strong>n die hij in effigie had leren kennen in Pompeji en Herculaneum, en<br />

niet te vergeten in <strong>de</strong> Romeinse musea zelf. Van vagebon<strong>de</strong>n en schelmen kan gezien<br />

wor<strong>de</strong>n als niet alleen een preludium tot Antiek toerisme 66 , maar tevens als <strong>voor</strong>loper<br />

van De komedianten. 67 Het motief van on<strong>de</strong>ugen<strong>de</strong> tweelingen, eer<strong>de</strong>r dan Petronius<br />

al door Plautus in diens Menaechmi toegepast, sprak hem buitengewoon aan omdat<br />

hij er hel<strong>de</strong>r <strong>de</strong> literaire mogelijkhe<strong>de</strong>n van zag. De losse, badineren<strong>de</strong> Petronius-stijl<br />

wist hij <strong>voor</strong>treffelijk te imiteren. Het Satyricon, met al zijn boosaardighe<strong>de</strong>n, venijn<br />

en twijfelachtige mores, was een tot dandyisme neigen<strong>de</strong> genieter als <strong>Couperus</strong> op<br />

het lijf geschreven. Met genoegen <strong>de</strong>ed hij <strong>voor</strong>lopig afstand van zijn hooggestem<strong>de</strong><br />

theosofisterijen.<br />

Juist met dit werk van kortere a<strong>de</strong>m heeft <strong>Couperus</strong> een ware scala van nieuwe<br />

mogelijkhe<strong>de</strong>n in zichzelf ont<strong>de</strong>kt. De meer beperkte vorm bleek hem zeer goed te<br />

liggen. Het stond hem een veel grotere afwisseling van themata en stemmingen toe.<br />

De korte schets paste bovendien uitnemend bij zijn nerveus karakter. Veel van dit<br />

werk wordt gekenmerkt door een spankracht die hemzelf misschien niet min<strong>de</strong>r<br />

verrast heeft dan <strong>de</strong> lezer. In <strong>de</strong>ze tijd schreef hij kleine meesterwerken als De<br />

naumachie 68 en De ou<strong>de</strong> Trofime 69 , verhalen die <strong>de</strong> eerste twee bun<strong>de</strong>ls wat hun<br />

omvang betreft al te boven gingen. Zijn grote scheppingskracht, gesteund door <strong>de</strong><br />

regelmaat waarmee hij werkte, <strong>de</strong>ed in korte tijd een niet eindigen<strong>de</strong> reeks kortere<br />

prozastukken ontstaan waarmee hij, zo heeft hij vlug ingezien, tal van bun<strong>de</strong>ls kon<br />

vullen. Recente en vroegere ervaringen reikten <strong>de</strong> stof aan, <strong>de</strong> rest <strong>de</strong>ed zijn fantasie.<br />

De onmetelijke schatkamers van Italië garan<strong>de</strong>er<strong>de</strong>n even zovele onuitputtelijke<br />

bronnen <strong>voor</strong> beschrijvend proza over kunst en kunstenaars, ste<strong>de</strong>n en landschappen,<br />

nu eens belicht vanuit <strong>de</strong> oudheid, dan weer vanuit <strong>de</strong> renaissance. Soms ook kon<strong>de</strong>n<br />

zij met een meer mo<strong>de</strong>rne blik wor<strong>de</strong>n bezien, hoewel daar meteen aan toegevoegd<br />

moet wor<strong>de</strong>n dat <strong>Couperus</strong>, overtuigd ‘passatist’, met het Italië van zijn eigen tijd<br />

eigenlijk niet goed raad wist. 70 Evenmin gaf hij blijk van een geavanceer<strong>de</strong> smaak<br />

waar het contemporaine kunstuitingen betrof. Italië<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


368<br />

was <strong>voor</strong> hem één grote leerschool. Hier wil<strong>de</strong> hij steeds weer terugkeren. Geen<br />

won<strong>de</strong>r dat het leven in het mondaine maar ver<strong>de</strong>r niet interessante Nice hem op <strong>de</strong>n<br />

duur niet vol<strong>de</strong>ed. <strong>Een</strong> <strong>de</strong>finitief afscheid begon steeds meer <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand te liggen.<br />

In an<strong>de</strong>re opzichten gaf <strong>Couperus</strong> blijk van toch weer heel <strong>voor</strong>uitstreven<strong>de</strong> i<strong>de</strong>eën.<br />

Zo schreef hij Veen op 3 mei 1910, nog uit Nice: 71 ‘Is er geen min<strong>de</strong>r gewichtig, dus<br />

luchtiger, en misschien ook goedkoper formaat te vin<strong>de</strong>n, om in <strong>de</strong>n vervolge mijn<br />

courantenfeuilletons na te drukken. Zoodat ik gemakkelijker die feuilletons, b.v.<br />

twee maal in het jaar, kan liqui<strong>de</strong>eren in een bun<strong>de</strong>l, gemakkelijk te koopen, laat mij<br />

rond-uit zeggen als spoorweg-lektuur? Ik zie in het buitenland soms zulke bun<strong>de</strong>ltjes,<br />

netjes en goedkoop, aan <strong>de</strong> kiosken liggen. Mijn importantere verhalen kunnen wij<br />

dan behou<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> een bun<strong>de</strong>l “Novellen”. De feuilletons zou<strong>de</strong>n wij dan geregeld<br />

kunnen nadrukken in het min<strong>de</strong>r gewichtige formaat.’ - Bij herhaling is <strong>Couperus</strong><br />

hier op teruggekomen. Veen ging er echter niet onmid<strong>de</strong>llijk op in. Zo is het mogelijk<br />

geweest dat Korte arabesken in 1911 gepubliceerd werd door <strong>de</strong> ‘Maatschappij <strong>voor</strong><br />

goe<strong>de</strong> en goedkoope lectuur’ te Amsterdam, aan het hoofd waarvan L. Simons stond. 72<br />

De zwaluwen neêr gestreken... verscheen in een sobere editie bij Van Holkema en<br />

Warendorf. Veen had het nakijken.<br />

In zijn afzon<strong>de</strong>ring, steeds in het buitenland, dreig<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> ook aan zijn familie<br />

te ontgroeien. Wel waren John Ricus en later Trudy en Edmée hem in Nice komen<br />

opzoeken, maar met <strong>de</strong> Vlielan<strong>de</strong>r Heins in Den Haag kon hij alleen maar van tijd<br />

tot tijd brieven wisselen. 73 Soms waren <strong>de</strong> berichten verontrustend. In 1909 moest<br />

Catharina in Den Haag een blin<strong>de</strong>darmoperatie on<strong>de</strong>rgaan, wat in die dagen nog een<br />

hele gebeurtenis was, niet zon<strong>de</strong>r risico. Haar man Benjamin, zo heette het, werd<br />

oud. Daarover kon<strong>de</strong>n eveneens zorgen <strong>de</strong> kop opsteken. In<strong>de</strong>rdaad was <strong>de</strong> ou<strong>de</strong><br />

heer Vlielan<strong>de</strong>r Hein intussen al over <strong>de</strong> zeventig.<br />

Ook opgewekte berichten bereikten <strong>Couperus</strong> echter. Zo werd, in het zelf<strong>de</strong> jaar<br />

1909, zijn broer Frans op Java benoemd tot presi<strong>de</strong>nt van <strong>de</strong> Raad van Justitie te<br />

Semarang. Lang is Frans echter niet in <strong>de</strong>ze functie werkzaam geweest. Hij werd<br />

kort daarna ziek, en wel zeer ernstig. Spoedig bleek het dat zich keelkanker bij hem<br />

ontwikkel<strong>de</strong>. In april 1910 zag hij zich genoodzaakt Indië vaarwel te zeggen. Nimmer<br />

echter heeft <strong>Couperus</strong>' broer het va<strong>de</strong>rland meer teruggezien. Op weg daarheen reis<strong>de</strong><br />

hij<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


369<br />

van Genua naar Zwitserland. Daar, in Bern, is hij op 24 mei's morgens om vijf <strong>voor</strong><br />

twaalf overle<strong>de</strong>n, drieënvijftig jaar oud. Hij werd ter plaatse op het Baumgarten-Friedh<br />

of begraven. Zijn elfjarig zoontje, ook al weer een John Ricus, is later on<strong>de</strong>r voogdij<br />

geplaatst van <strong>Couperus</strong>' broer John Ricus, <strong>de</strong> oud-resi<strong>de</strong>nt van Djokja.<br />

<strong>Couperus</strong> moet het doodsbericht eind mei in Nice ontvangen hebben. Hoewel <strong>de</strong><br />

band met Frans niet sterk was, heeft diens overlij<strong>de</strong>n hem niet onberoerd gelaten. In<br />

<strong>de</strong>cember 1910 schreef hij te Nice, in <strong>de</strong> trieste schets Melancholieën: 74 ‘Wie zijn<br />

die schimmen, die verrijzen, daar in <strong>de</strong>n schemerschijn <strong>de</strong>r omkapte lampen, die<br />

tusschen <strong>de</strong> schaduwen <strong>de</strong>r meubelen uit tre<strong>de</strong>n, half belicht door <strong>de</strong> afglansingen<br />

<strong>de</strong>r kleine, dansen<strong>de</strong> vurefeeën over mijn houtvuur... Het zijn <strong>de</strong> schimmen <strong>de</strong>r<br />

Doo<strong>de</strong>n... Het zijn <strong>de</strong> schimmen van mijn grijzen Va<strong>de</strong>r, van mijn aanbe<strong>de</strong>n Moe<strong>de</strong>r;<br />

het zijn <strong>de</strong> schimmen van zuster, broêr en vriend... En tusschen hunne schimmen<br />

zijn het <strong>de</strong> bleeke geesten van <strong>de</strong> Her<strong>de</strong>nkingen... Want vòl is <strong>de</strong> kamer met geesten<br />

en schimmen... Mijn stille, staren<strong>de</strong> oogen zijn vol tranen en ik voel mij oud en moê<br />

en bang.’ - Zo herdacht hij toen zijn gestorven ou<strong>de</strong>rs, zijn zuster Johanna, <strong>de</strong> dood<br />

van Frans en zijn overle<strong>de</strong>n vriend Gerrit Jäger. Geconfronteerd met <strong>de</strong>ze bittere<br />

ernst zag hij vol angst <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rdom opdoemen. <strong>Couperus</strong>, nakomertje immers en als<br />

zodanig gedoemd altijd het jongste kind van <strong>de</strong> familie te blijven, vrees<strong>de</strong> ooit in<br />

diepe eenzaamheid, verlaten door allen die dan zou<strong>de</strong>n zijn heengegaan, oud te<br />

moeten wor<strong>de</strong>n.<br />

<strong>Couperus</strong> is niet naar Bern gegaan. Misschien vond hij dat het geen zin had.<br />

Bovendien, <strong>voor</strong> <strong>de</strong> eerste twee weken van juli had hij al weer kamers geboekt in<br />

het alou<strong>de</strong> pension Rochat te Florence (Palazzo Niccolini). Hij hoopte daar Emma<br />

Garzes te zien. Maar blijkbaar verzuim<strong>de</strong> hij haar van zijn komst te verwittigen, want<br />

hij trof haar niet thuis toen hij haar een bezoek wil<strong>de</strong> brengen: Emma logeer<strong>de</strong> op<br />

dat moment met haar ou<strong>de</strong> moe<strong>de</strong>r te Viareggio in het Hôtel <strong>de</strong> Russie, hetzelf<strong>de</strong><br />

hotel waar Ouida eenmaal was afgestapt. 75 Dit elkaar mislopen verraadt dat <strong>Couperus</strong>'<br />

contacten met Orlando, die hem had kunnen inlichten, aanmerkelijk oppervlakkiger<br />

geweest kunnen zijn dan men geneigd is uit <strong>de</strong> verhalen op te maken.<br />

<strong>Couperus</strong> zond een klein briefje naar Viareggio, waarin hij on<strong>de</strong>r meer sprak over<br />

zijn tandarts: 76 ‘Wij ervaren <strong>de</strong> grote teleurstelling dat wij U niet in <strong>de</strong> stad aantreffen!!<br />

Het is erg jammer! Wij zijn <strong>voor</strong> enkele dagen<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


370<br />

in Florence; Edward omhelst ons om beurten en vult ons <strong>de</strong> mond met goud, emaille<br />

en paarlen!!! Daarna, gaan wij naar Zermatt, om van zeer verre <strong>de</strong> verschrikkelijke<br />

Mont-Cenis te aanschouwen. Vanmorgen ontmoetten wij Donati, die mij zei<strong>de</strong>, dat<br />

U ook in Zwitserland zoudt zijn, maar in het Engadin! Ik betreur het zeer dat onze<br />

wegen elkaar niet kruisen. Vreselijk jammer!! Hartelijke hommage aan Mevrouw<br />

Uw Mama.’ - Weinig vermoed<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> dat mama Lodomez een half jaar later<br />

zelfmoord zou plegen door van <strong>de</strong> verdieping die zij in Florence bewoon<strong>de</strong> naar<br />

bene<strong>de</strong>n te springen.<br />

Zoals <strong>Couperus</strong> aan Emma geschreven had, ging hij na Florence in<strong>de</strong>rdaad met<br />

Elisabeth naar Zermatt, om er in <strong>de</strong> koelte <strong>de</strong>r bergen <strong>de</strong> warme zomermaan<strong>de</strong>n te<br />

ontvluchten. Aldaar maakte hij in zijn hotel kennis met een Ne<strong>de</strong>rlands echtpaar,<br />

waarvan wij <strong>de</strong> namen niet kennen maar van wie mijnheer zich jaren later <strong>Couperus</strong><br />

en Elisabeth nog goed bleek te herinneren: 77 ‘Hartelijker, prettiger, maar<br />

on-Hollandscher landgenooten hebben we in <strong>de</strong> Zwitschersche Alpen zel<strong>de</strong>n ontmoet.<br />

In <strong>de</strong> Brasserie tegenover het hotel speel<strong>de</strong> een Italiaansche kapel en men schonk er<br />

<strong>voor</strong>treffelijke Asti spumante. Daarheen togen we vaak en <strong>Couperus</strong>' vloeiend<br />

Italiaansch schiep een sfeer van vertrouwelijkheid met <strong>de</strong>n maëstro van het<br />

verdienstelijke strijkje. Ging ik nu en dan alleen <strong>de</strong> bergen in, dan ruim<strong>de</strong> het echtpaar<br />

<strong>Couperus</strong> gastvrij een plaatsje <strong>voor</strong> mijn vrouw aan zijn tafel in 't hotel in; was een<br />

bergtocht volbracht, dan vier<strong>de</strong>n we in ònze Brasserie het “overwinningsfeest” met<br />

een glas paarlen<strong>de</strong>n Asti. En dan vertel<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong>, zooals alleen hij dat kon, van<br />

zijn hartstochtelijk geliefd Italië.’ - <strong>Couperus</strong> heeft <strong>de</strong>ze mensen waarschijnlijk ook<br />

enkele van zijn boeken ca<strong>de</strong>au gedaan. Aan Zermatt wijd<strong>de</strong> hij, in De Locomotief,<br />

een opstel dat nog in diezelf<strong>de</strong> maand juni is ontstaan. 78 Daarin vertelt hij dat ‘Zermatt<br />

is gewor<strong>de</strong>n een geliefd zomerverblijf ook <strong>voor</strong> niet-alpinisten, dat in <strong>de</strong> groote<br />

hôtels, <strong>de</strong>s avonds één glans en gloed van electriciteit, elegante toeristen in smoking<br />

dineeren, na <strong>de</strong>s daags met langen alpenstok, en ijzerbeslagen laarzen en wollen<br />

kuiten min of meer gevaarlijke alpsport te hebben bedreven’ en ‘dat <strong>de</strong> vrouwelijke<br />

silhouetten er niet alleen meer zijn <strong>de</strong> magere Engelsche, en <strong>de</strong> plompere Duitsche,<br />

met om <strong>de</strong> schrale of gezette heupen <strong>de</strong>n opgekoppel<strong>de</strong>n wan<strong>de</strong>lrok, en het vilten<br />

hoedje met scheerkwastje versierd, op <strong>de</strong> gekruif<strong>de</strong> haren - maar vermeer<strong>de</strong>rd zijn<br />

met <strong>de</strong> soupele bevalligheid <strong>de</strong>r Gallische, overal elegant, ook in het sneeuwhartje<br />

<strong>de</strong>r bergen, en dus omwemeld met heele lange<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


371<br />

voiles, die <strong>de</strong> wind als een nevel rondom haar bewegelijke gratie wemelen doet.’ -<br />

Ongemerkt gaat het verhaal daarna over in magnifieke beschrijvingen van <strong>de</strong> bergen,<br />

gletsjers en het omringen<strong>de</strong> landschap in het algemeen.<br />

In Zermatt ook heeft <strong>Couperus</strong> over <strong>de</strong> bergen die hij zag een sprookje geschreven,<br />

Van <strong>de</strong> reuzen, <strong>de</strong>n toovenaar en <strong>de</strong> jonkvrouw. 79 Hij schil<strong>de</strong>r<strong>de</strong> daarin <strong>de</strong> bergen als<br />

een enorme schaar tronen<strong>de</strong> reuzen, in wier mid<strong>de</strong>n <strong>de</strong> Jungfrau verrees als een<br />

ongenaakbare prinses. Koning is <strong>de</strong> Mont Blanc, koningin <strong>de</strong> Monte Rosa. De mensen<br />

wor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>gesteld als een troep brutale pygmeeën, die het wagen <strong>de</strong> Jungfrau te<br />

na<strong>de</strong>ren met ‘ijzeren wagentjes aan ijzeren bandjes met ijzeren tandjes.’ De grote<br />

tovenaar Matterhorn moet echter lachen als <strong>de</strong> jonkvrouw daar kwaad om wordt:<br />

met tandradbaantjes zullen <strong>de</strong> bergreuzen nooit echt veroverd wor<strong>de</strong>n, daar <strong>de</strong> top<br />

alleen met spierkracht gehaald kan wor<strong>de</strong>n. Bij het krieken van <strong>de</strong> morgen verlaten<br />

<strong>de</strong> toeristen rumoerig hun hotels - en on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>ze <strong>Couperus</strong>, die hiermee twee door<br />

hem gemaakte uitstapjes heeft vastgelegd - om het treintje te nemen naar <strong>de</strong> Jungfrau,<br />

‘zon<strong>de</strong>r iets te bespeuren van <strong>de</strong>r Reuzinne kwaadheid, die vrees<strong>de</strong>, dat <strong>de</strong> brutale<br />

pygmee hare kuischheid bezoe<strong>de</strong>len zoû; an<strong>de</strong>ren namen het treintje ten Gornergrat,<br />

en bleven van daar <strong>de</strong>n Matterhorn aanstaren, die hen betoover<strong>de</strong>, en die, steeds<br />

heimelijk, met stil diepe tooverstem nog tot hun menschzielen fluister<strong>de</strong>: - Kom op!<br />

Kom op! Kòm bij mij! Hier geef ik u het geluk en <strong>de</strong> lief<strong>de</strong> <strong>de</strong>r feeën! Kom op! Kom<br />

op! Kom bij mij! Hier geef ik u <strong>de</strong> zaligheid van mijn blank paradijs!’<br />

Via Chamonix reis<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> door naar Genève. Aldaar nam hij zijn intrek in<br />

het pension Coupier, 3 rue <strong>de</strong>s Alpes. Hij had er een kamer die uitzag over het meer.<br />

Het was er zeer fris, bijna najaarsachtig. Hij vond dat wel prettig. Aan zijn Florentijnse<br />

vriendinnen, die zich toen nog steeds in het Engadin bevon<strong>de</strong>n, schreef hij: 80 ‘De<br />

zomer, met vertraging, begint, zeer goed uit te hou<strong>de</strong>n. Ik ben blij te vernemen dat<br />

U zich amuseert. Kunt U zich niet bij ons voegen na Uw alpinistische hel<strong>de</strong>nda<strong>de</strong>n?<br />

Het Pension Coupier is charmant. Kom! Dat zou ons zoveel genoegen doen.’ - Maar<br />

<strong>de</strong> dames kwamen niet.<br />

<strong>Couperus</strong> vond Genève een vrouwelijke stad, die aan het water zetel<strong>de</strong> 81 ‘zoo als<br />

een kalm beminnelijke, goed geconserveer<strong>de</strong>, vrien<strong>de</strong>lijke en welvaren<strong>de</strong> “dame”<br />

van goe<strong>de</strong> familie zoû zitten in <strong>de</strong>n tuin van haar <strong>de</strong>ftige villa, bij een hel<strong>de</strong>ren vijver,<br />

waarin hare kin<strong>de</strong>ren en kleinkin<strong>de</strong>-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


372<br />

ren spelevaren met zeilbootjes en motorbootjes tusschen het statige gedrijf van vele<br />

sneeuwdonzen zwanen door’. Hij maakte uitstapjes per stoomboot naar Ouchy,<br />

Territet, 82 Evian, en bergtochtjes naar <strong>de</strong> Rochers <strong>de</strong> Naye. Rousseau, Voltaire,<br />

Madame <strong>de</strong> Staël interesseer<strong>de</strong>n hem echter weinig, zo gaf hij luchtig toe. De<br />

wraakzuchtige schim van Calvijn nog min<strong>de</strong>r.<br />

Meer oog had hij <strong>voor</strong> iets an<strong>de</strong>rs. Op een dag, bij het embarcadère van <strong>de</strong><br />

stoomboot, zag hij vijf kolendragers. Twee ervan, beweert hij, waren elegant: 83 ‘Zij<br />

waren twee chique kerels, en ik vond ze veel eleganter dan mijzelven, die in een<br />

smetteloos wit serge pak daar liep te flaneeren. En wat zoo aardig was, was dit: zij<br />

wer<strong>de</strong>n nóg eleganter toen zij gingen werken.’ Hij beschrijft dan uitvoerig <strong>de</strong><br />

verschillen<strong>de</strong> soorten spierballen die zich zo sierlijk span<strong>de</strong>n en ontspan<strong>de</strong>n. ‘Ik<br />

stond er bij en bewon<strong>de</strong>r<strong>de</strong> hen, en vermoe<strong>de</strong>lijk begrepen zij dat, want, hun zak op<br />

hun nek en dandineeren<strong>de</strong>, <strong>de</strong> armen los van het lijf, glimlachten zij tegen mij met<br />

zelfbewustzijn.’ Volgens het verhaal maakt ‘Jan’, die ineens ook van <strong>de</strong> partij heet<br />

te zijn, daarop een kiekje van <strong>Couperus</strong> tussen <strong>de</strong> kolendragers. Ook Orlando komt<br />

aangelopen en glimlacht er om. In werkelijkheid waren Jan en Orlando waarschijnlijk<br />

niet in Genève. <strong>Couperus</strong> maakte alleen maar zijn verhaaltje wat smakelijker.<br />

De vakantie <strong>voor</strong>bij, ging het echtpaar in september weer naar Nice. Intussen had<br />

<strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong> L. Simons, zoals gezegd, <strong>de</strong> tekst gereedgemaakt van het boek dat<br />

Veen zich heeft laten ontgaan: Korte arabesken, een van <strong>de</strong> mooiste en evenwichtigste<br />

verhalenbun<strong>de</strong>ls. 84 De schetsen waren in <strong>de</strong> loop van 1910 afzon<strong>de</strong>rlijk gepubliceerd,<br />

een vijftal in Groot-Ne<strong>de</strong>rland, <strong>de</strong> overige tussen maart en augustus in Het Va<strong>de</strong>rland.<br />

Ook als wij niets over <strong>de</strong> auteur zou<strong>de</strong>n weten, laten zij zich optimaal waar<strong>de</strong>ren<br />

<strong>voor</strong> wat zij zijn en literair betekenen. Nu wij daarnaast echter tamelijk goed op <strong>de</strong><br />

hoogte zijn geraakt van <strong>Couperus</strong>' doen en laten geduren<strong>de</strong> <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> van hun<br />

ontstaan, krijgen zij er als het ware nog een documentaire dimensie bij. Zeer veel<br />

van wat wij toch geneigd zijn als authentieke dagboekbla<strong>de</strong>n te lezen berust, zo blijkt<br />

dan, vrijwel geheel op <strong>de</strong> schier onuitputtelijke en mislei<strong>de</strong>n<strong>de</strong> verbeeldingskracht<br />

van <strong>de</strong> schrijver.<br />

Kleine aanleidingen plachten zijn inspiratie aan het werk te zetten. Worstelaars<br />

op straat zullen hem Bébert le boucher ingegeven hebben. 85 In het Romantiesch<br />

avontuur komt zijn zuster Trudy met <strong>de</strong> Prinz Heinrich - een schip dat <strong>Couperus</strong> zelf<br />

zeer goed ken<strong>de</strong>! - in Napels aan. 86 Hij zou er<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


373<br />

een dubieus en tamelijk onwaarschijnlijk avontuur met <strong>de</strong> camorra aan overgehou<strong>de</strong>n<br />

hebben. De ring en <strong>de</strong> prins 87 is gebaseerd op het bal in Rome, dat <strong>Couperus</strong> daar in<br />

1896 had meegemaakt. De vreem<strong>de</strong> herontmoeting met <strong>de</strong> tot koetsier verwor<strong>de</strong>n<br />

Principe Atillio is een even intrigerend beschreven als ongeloofwaardige gebeurtenis:<br />

<strong>de</strong> man zou <strong>Couperus</strong> veertien jaar eer<strong>de</strong>r een kostbare ring ontfutseld hebben.<br />

Daarentegen moet veel dat <strong>de</strong> tekst van De ou<strong>de</strong> Trofune 88 tot intens leesgenot maakt<br />

direct aan <strong>de</strong> werkelijkheid ontleend zijn: niemand beschreef ooit <strong>de</strong> meimaand in<br />

Nice zo indringend.<br />

In an<strong>de</strong>re verhalen wor<strong>de</strong>n Elettra en Orlando weer ten tonele gevoerd. Drie<br />

schetsen, mislei<strong>de</strong>n<strong>de</strong>rwijze ten overvloe<strong>de</strong> Bla<strong>de</strong>n uit mijn dagboek genoemd, 89 zijn<br />

gedateerd 3, 7 en 8 juli 1910. Zij zou<strong>de</strong>n dus in <strong>de</strong> korte perio<strong>de</strong> moeten zijn<br />

geschreven die <strong>Couperus</strong> en Elisabeth toen in Florence hebben doorgebracht. Zij<br />

waren toen Emma Garzes, haar moe<strong>de</strong>r en ongetwijfeld ook <strong>de</strong> in alle talen zwijgen<strong>de</strong><br />

Giulio misgelopen. De beschrijving van het pension Rochat heeft zeer zeker alle<br />

kenmerken van een dagboekblad. Ook wat <strong>Couperus</strong> vertelt over <strong>de</strong> straatjes in <strong>de</strong><br />

buurt, over <strong>de</strong> portier Antonio en <strong>de</strong> markies Niccolini is zuiver realisme, en wel van<br />

<strong>de</strong> sympatiekste soort. - Maar in <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> schets, die in Sesto speelt, wordt een<br />

volkomen gefingeer<strong>de</strong> oom van Elettra en Orlando beschreven. In diens villatuin<br />

zou<strong>de</strong>n <strong>Couperus</strong> en Elisabeth een hele dag hebben doorgebracht. Zo'n uitstapje<br />

heeft, gezien <strong>de</strong> afwezigheid van gastheer en gastvrouw, echter nimmer<br />

plaatsgevon<strong>de</strong>n. Kreeg <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> inval <strong>voor</strong> zijn verhaal misschien in een<br />

buitenrestaurant, zoals er in Sesto in<strong>de</strong>rdaad zijn? 90 Ook het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> ‘dagboekblad’<br />

speelt daar. Maar <strong>de</strong> romantische omgeving dient dan slechts als ‘raam’ om <strong>de</strong> hier<br />

geheel tot literatuur gewor<strong>de</strong>n Elettra <strong>de</strong> gelegenheid te geven een fraaie Florentijnse<br />

legen<strong>de</strong> te vertellen: een verhaal dat <strong>Couperus</strong> ongetwijfeld zelf ergens in zijn lectuur<br />

over Florence is tegengekomen.<br />

Orlando en Elettra na<strong>de</strong>ren hier dus het volmaakte be<strong>de</strong>nksel. De man in huis, 91<br />

Morgenwan<strong>de</strong>ling, 92 Salvatore 93 en nog een aantal an<strong>de</strong>re verhalen moeten tot <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong><br />

categorie van mythomane verzinsels op hoog literair niveau gerekend wor<strong>de</strong>n. Men<br />

loopt er gemakkelijk genoeg in. Evenals in Bekentenissen echter, 94 waarin <strong>Couperus</strong><br />

al eer<strong>de</strong>r gewaag<strong>de</strong> van <strong>de</strong> leugen als zijn grootste geheime hartstocht, heeft hij ook<br />

ditmaal <strong>de</strong> lezer nog eens nadrukkelijk gewaarschuwd, en wel in Het verbeel<strong>de</strong><br />

leven. 95 Deze schets behan<strong>de</strong>lt <strong>de</strong> verzonnen ontmoeting met een fantast. De man is,<br />

zo<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


374<br />

beweert hij, een schrijver zoals <strong>Couperus</strong> zelf, maar schrijft nooit een letter op. Dat<br />

is bene<strong>de</strong>n zijn waardigheid. Hij bewoont een villa die niet bestaat, is getrouwd met<br />

een vrouw die nooit geboren werd, bezit juwelen die volstrekt onzichtbaar zijn, en<br />

verklaart daarop dat hij volmaakt gelukkig is. Slechts één omstandigheid vertroebelt<br />

dit geluk: mevrouw zijne echtgenote heeft een minnaar die ook niet bestaat. Aan het<br />

slot laat <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> man verklaren: ‘Alleen WIJ leven, meneer: wij, dichters...!’ -<br />

De schets is een gou<strong>de</strong>n sleutel op <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur van <strong>Couperus</strong>' eigen geheime thesaurus<br />

vol fantasterijen.<br />

1910 hoort met dat al tot zijn rijkste en rijpste scheppingsjaren. De variaties in<br />

stijl en on<strong>de</strong>rwerp zijn verbluffend. In <strong>Een</strong> interview, 96 een gefingeerd vraaggesprek<br />

met ‘Jan’, vat <strong>Couperus</strong> zijn recente ontwikkelingsgang samen. Hij vertelt daar dat<br />

hij geen romans meer wil schrijven omdat een roman ‘dat is verschrikkelijk! Dat is<br />

een wèrk... <strong>voor</strong> een Herkules! Dat is een arbeid... om dól te wor<strong>de</strong>n! Dat is het<br />

bouwen van Babel... met torens en trappen omhoog! Dat is het scheppen van werel<strong>de</strong>n<br />

en het stichten van ste<strong>de</strong>n! Dat is het teelen van heele families, met grootmama's en<br />

overgrootpapa's en kin<strong>de</strong>ren en klein- , en achterkleinkin<strong>de</strong>ren, tot ik weet niet in<br />

het hoeveelste geslacht! <strong>Een</strong> roman schrijven... dat is àlles zijn: Onze-Lieve-Heer<br />

en mensch te zamen! Dat is zijn: architekt, schil<strong>de</strong>r, dokter, behanger, kleêrmaker,<br />

psycholoog, taalkundige, stylist, en nog véel meer: een auteur is alles en ie<strong>de</strong>reen,<br />

<strong>de</strong> auteur van een roman moet àlles weten en hebben gezien, al is het maar in zijn<br />

verbeelding’. - Dit is wat hij tegenover Veen <strong>de</strong> ‘tension d'esprit’ noem<strong>de</strong>, die hij<br />

niet meer van plan was op te brengen omdat het publiek blijkens <strong>de</strong> verkoopcijfers<br />

zijn beste werken niet meer wenste te lezen.<br />

Daar <strong>Couperus</strong> zich op een gegeven ogenblik had <strong>voor</strong>genomen geen roman meer<br />

te schrijven, kwam hij er toe, zo vervolgt hij het interview, een paar jaar niet te<br />

schrijven, helemaal niets. Toen kwam <strong>de</strong> reactie: ‘De behoefte om iets te doen, te<br />

werken, na <strong>de</strong> luie jaren. En wat zoû ik, om aan die behoefte te voldoen, an<strong>de</strong>rs doen<br />

dan... schrijven! Alles dwingt mij, van af mijn kin<strong>de</strong>rjaren, om te schrijven! Ik<br />

verzeker je, dat ik het métier niet heb uitgekozen, maar iets, sterker dan ik, <strong>de</strong>ed het<br />

<strong>voor</strong> mij. Daarbij, wat kàn ik an<strong>de</strong>rs dan schrijven? Ik kan niets. Ik ben tot niets in<br />

staat dan... tot schrijven. [...] Ik ben dus weêr gaan schrijven. Er lagen op mijn<br />

schrijftafel verschillen<strong>de</strong> pennen: er lag een lyrische, een epische, en een historische<br />

pen; er lag een allegorische, een symbolische, een i<strong>de</strong>alis-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


375<br />

tische en een naturalistische pen, een realistische en een impressionistische: ik geloof,<br />

dat er nog vier, vijf an<strong>de</strong>re pennen lagen. Ik heb tusschen die pennen opgenomen <strong>de</strong><br />

dartele, wufte, luchtige pen, <strong>de</strong> pen, die vluchtig maar ràak schrijft, maar toch, naar<br />

zij hoopt, telkens je een impressie, een anecdote, een beeld, een figuurtje, een grapje,<br />

een historietje en een avontuurtje me<strong>de</strong> <strong>de</strong>elt en <strong>voor</strong>stelt, zon<strong>de</strong>r dat het haar vermoeit<br />

en... jou vermoeit, vóoral omdat je geen tijd hebt om moê te wor<strong>de</strong>n. Want mij,<br />

herhaal ik je, vermoeit het schrijven nooit: mij is het schrijven natuur, als een vogel<br />

vliegen en een visch zwemmen.’<br />

De korte verhalen hebben <strong>Couperus</strong> mentaal weer op het goe<strong>de</strong> spoor gezet. Niet<br />

<strong>voor</strong> niets memoreert hij juist in <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> <strong>de</strong> tijd toen zijn va<strong>de</strong>r hem Latijnse<br />

lessen gaf. In <strong>de</strong> Begeertes naar kleine wijshe<strong>de</strong>n 97 wijdt hij enkele van zijn<br />

ontroerendste bladzij<strong>de</strong>n aan zijn vroegere ont<strong>de</strong>kking van Horatius' zinspreuk ‘Carpe<br />

Diem’, door hem met overtuiging vertaald als ‘Pluk <strong>de</strong>n Dag’.<br />

Psyche heront<strong>de</strong>kte, op mid<strong>de</strong>lbare leeftijd nu, nogmaals het He<strong>de</strong>n. Het kan geen<br />

toeval zijn dat <strong>Couperus</strong> juist in dit verband weer aan <strong>de</strong> drie koninkrijken van zijn<br />

vroegere sprookje refereert, schrijven<strong>de</strong>: ‘Dweep en droom niet met <strong>de</strong> schim van<br />

het Verle<strong>de</strong>n, en wees niet bang <strong>voor</strong> het spook van <strong>de</strong> Toekomst, maar sla <strong>de</strong><br />

verlief<strong>de</strong> armen vast om het leven<strong>de</strong>, gloeien<strong>de</strong> He<strong>de</strong>n, om het He<strong>de</strong>n, dat zoo vaak,<br />

in ie<strong>de</strong>r leven, levend en gloeiend, vol bloed en vol lief<strong>de</strong> kan zijn, zoo het niet wordt<br />

geminacht door <strong>de</strong> ziel, die mijmert en droomt en huivert, en die het He<strong>de</strong>n niet ziet,<br />

die het He<strong>de</strong>n ontkent, die alleen staart naar <strong>de</strong> wegijlen<strong>de</strong> Schim of huivert <strong>voor</strong><br />

het opdoemen<strong>de</strong> Spook... terwijl het He<strong>de</strong>n, rozen strooien<strong>de</strong> tusschen duiven en<br />

vlin<strong>de</strong>rs, u <strong>de</strong> armen toestrekt, terwijl <strong>de</strong> Dag, die een bloem is, en niet meer, zich<br />

reikt naar uw vingers en geplùkt wil wor<strong>de</strong>n...’<br />

Eindnoten:<br />

1 Groot-Ne<strong>de</strong>rland VI (1908), I, 633 e.v.; 11, 44 e.v.<br />

2 ‘Klein cosmopolis’ (Vad. 12 augustus 1911), in Genève, Florence 1, 44: ‘hij had die taal<br />

gestu<strong>de</strong>erd, las ze, had er zelfs een tragedie uit vertaald en wist drie, vier woor<strong>de</strong>n te zeggen.’<br />

Met een Griekse familie spreekt hij in Genéve Frans.<br />

3 Groot-Ne<strong>de</strong>rland VII (1909), 11, 625 e.v.; in Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren I, 1, 1-5.<br />

4 Ibi<strong>de</strong>m; in i<strong>de</strong>m, 6-13.<br />

5 ‘Mars en Venus’ (Vad. 4 <strong>de</strong>cember 1909), in i<strong>de</strong>m, 35-41; ‘Impulsie en weifeling’ (Vad. 11<br />

<strong>de</strong>cember 1909), in i<strong>de</strong>m, 2,6-34; ‘Dionyzos in het on<strong>de</strong>rhuis’ (Vad. 18 <strong>de</strong>cember 1909), in<br />

i<strong>de</strong>m, 42-50; ‘Zeliah’ (Vad. 24 <strong>de</strong>cember 1909), in i<strong>de</strong>m, 51-57; ‘De balling te Tomi’ (Vad. 31<br />

<strong>de</strong>cember 1909), in Antieke verhalen, 167-181.<br />

6 Paradijzen I, 11 nr.10.<br />

7 I<strong>de</strong>m, 12 nr. 12.<br />

8 ‘<strong>Een</strong> vervelen<strong>de</strong> morgen’ (Vad. 21 mei 1910), in Korte arabesken, 219-231.<br />

9 Zie reeds Bastet, Zuil, 194, over <strong>de</strong>ze zelf<strong>de</strong> stof in Metamorfoze. De doek is nog te zien op<br />

zijn laatste portret te De Steeg, waar hij achter zijn schrijftafel zit.<br />

10 Amice, 99 nr.451.<br />

11 Paradijzen I, 14 nr. 14 (ook het hier volgen<strong>de</strong>). - Volgens Vogel, <strong>Couperus</strong>, 130, had <strong>Couperus</strong><br />

een wel zeer elegante opvatting van wat zijn pension moest zijn: ‘'s Avonds kleed<strong>de</strong> men zich<br />

<strong>voor</strong> het diner, <strong>Couperus</strong>, in smoking, met witte gar<strong>de</strong>nia in het knoopsgat, leid<strong>de</strong> gearmd <strong>de</strong><br />

eregaste aan tafel die daar aan zijn rechterhand zat.’ Soms verhuur<strong>de</strong> hij een <strong>de</strong>el van het huis<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


aan ‘familiele<strong>de</strong>n die vanuit Indië op weg waren naar Ne<strong>de</strong>rland [...] om soms vele weken,<br />

maan<strong>de</strong>n zelfs, te blijven logeren in <strong>de</strong> grote villa [...].’ Toen zijn zuster Trudy <strong>de</strong> la Valette<br />

zich in 1909 <strong>de</strong>finitief in Scheveningen vestig<strong>de</strong>, kwam ook zij uit Nice. - Zelfs be<strong>de</strong>laars<br />

ontving hij in die stijl, zie i<strong>de</strong>m, 157: ‘Op een van zijn wan<strong>de</strong>lingen door Nice ontmoette<br />

<strong>Couperus</strong> een “interessante” be<strong>de</strong>laar in vuile kleren en met een ro<strong>de</strong> drankneus. Hij nam <strong>de</strong><br />

man mee naar huis en bood hem een drankje aan dat gretig aanvaard werd. Elisabeth, als immer<br />

tactvol en praktisch, stel<strong>de</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> man in <strong>de</strong> keuken wat te eten te geven, op die wijze <strong>de</strong><br />

onwelrieken<strong>de</strong> en besmeur<strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>ling meetronend uit haar kamer en van <strong>de</strong>zachtgekleur<strong>de</strong><br />

met zij<strong>de</strong> overtrokken stoelen. <strong>Couperus</strong> leg<strong>de</strong> later uit aan Elisabeth dat hij toch onmogelijk<br />

eerst een krant op <strong>de</strong> stoel had kunnen leggen!’<br />

12 Amice, 101 nr.453.<br />

13 Paradijzen I, 15 nr. 15.<br />

14 ARA, fam.arch. <strong>Couperus</strong>, II e 85 e.v. (losse brieven).<br />

15 ‘Ravenna I-III’, in De Locomotief LIX (1910), nrs.231, 237, 249 van 8, 15 en 29 oktober. - Erbe,<br />

Nag. werk, 130-141.<br />

16 ‘Venetië I’, in De Locomotief LIX (1910), nr.26l van 12 november. - Erbe, Nag. weik, 142-147.<br />

17 Groot-Ne<strong>de</strong>rland VIII (1910), II, 489 e.v. - In Proza I, 207-240.<br />

18 ‘De doop’ (Vad. 11 juni 1910), in Schimmen van schoonheid, 67-4.<br />

19 ‘De gladiator’ (Vad. 17 september 1910), in Schimmen van schoonheid, 38-43.<br />

20 Erbe, Nag. werk, 130.<br />

21 Zie reeds uitvoerig Bastet, Zuil, 15 e.v.<br />

22 On<strong>de</strong>rbroken tussen 17 mei en 24 oktober 1914; 24 <strong>de</strong>cember 1914 en 6 maart 1915; 24 <strong>de</strong>cember<br />

1915 en 23 <strong>de</strong>cember 1916; 29 juli en 1 september 1918; 20 oktober 1918 en 28 januari 1923.<br />

- Het is onbegrijpelijk hoe V. Tricht, Verkenning, 180, over al dit werk heeft kunnen schrijven:<br />

‘De feuilletonist <strong>Couperus</strong> komt alleen tot zijn recht, als men nu en dan, alsof het in<strong>de</strong>rdaad<br />

tussen Den Haag en Lei<strong>de</strong>n was, in zijn bun<strong>de</strong>ls leest en zich overgeeft aan <strong>de</strong> bekoring van<br />

zijn onverantwoor<strong>de</strong>lijk vertellen. Toch zijn <strong>de</strong>ze jaren van onverantwoor<strong>de</strong>lijk léven, van<br />

esthetisch reizen en flaneren, niet zijn grote jaren geweest. Dat bewijst zijn werk.’<br />

23 Paradijzen 1, 15 nr. 15.<br />

24 Laatmid<strong>de</strong>leeuws en in Toscana (Guida Touring Club Italiano, 1974), 549 beschreven als:<br />

‘severa mole quadrilata, di forme slanciate, con torri angolari e giro di beccatelli; suggestivo e<br />

ben conservato il cortiletto’. Gelegen circa tien kilometer buiten Siena, in het binnenland dus<br />

en niet aan zee. Zie Maatstaf 30 (1982/4), 27 en afb. 16. Dit kasteel wordt se<strong>de</strong>rt twee eeuwen<br />

bewoond door een familie Ponticelli, zo bleek schrijver <strong>de</strong>zes bij een bezoek in 1986. <strong>Couperus</strong><br />

ken<strong>de</strong> <strong>de</strong>ze familie niet. Van het slot uit heeft men een magnifiek gezicht op het nabije Siena.<br />

25 Paradijzen 1, 16 nr. 17.<br />

26 Amice, 101 nr.453.<br />

27 I<strong>de</strong>m, 102 nr.455.<br />

28 I<strong>de</strong>m, 104 nr.457.<br />

29 I<strong>de</strong>m, 104 nr.458.<br />

30 I<strong>de</strong>m, 106 nr. 460.<br />

31 Informatie vrien<strong>de</strong>lijk verleend door Bou<strong>de</strong>wijn Büch, die mij wees op Leopold Hirschberg,<br />

Der Taschengoe<strong>de</strong>ke, 2 (1970), 534.<br />

32 Groot-Ne<strong>de</strong>rland VIII (1910), I, 385 e.v.; Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren I, 104-125; 122.<br />

33 Groot-Ne<strong>de</strong>rland VIII (1910), I, 129 e.v.; Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren I, 65-95.<br />

34 Paradijzen I, 8 nr.4.<br />

35 Amice, 90 nr.437.<br />

36 Paradijzen 1, 4.<br />

37 I<strong>de</strong>m, 16 nr.17.<br />

38 Groot-Ne<strong>de</strong>rland VIII (1910), I, 151 e.v.; Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren I, 96-03.<br />

39 Amice, 114-117, nrs.473-478.<br />

40 Zie noot 32. Over het motief van <strong>de</strong> viooltjes, dat van E.M. Forster kan stammen, Gerda van<br />

Wou<strong>de</strong>nberg, ‘“Van Orlando's viooltjes” en E.M. Forster's roman: A room with a view’, in De<br />

Nieuwe Taalgids 75 (mei 1983), 3, 254-256.<br />

41 Bastet, Zuil, 198-199.<br />

42 Groot-Ne<strong>de</strong>rland VIII (1910), I, 410 e.v.; Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren I, 139-148.<br />

43 ‘Bij Pier Pan<strong>de</strong>r’ (Vad. 11 februari 1911), in Rome 1, 30.<br />

44 Zie noot 5.<br />

45 ‘Cameeën’ (Vad. 8 januari 1910), in Antieke verhalen, 29-40.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


46 ‘Legen<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> Blauwe Kust’ (Vad. 22 januari-5 maart 1910), in Van en over mijzelf en<br />

an<strong>de</strong>ren I, 149-218.<br />

47 Waaron<strong>de</strong>r een curiosum (Vad. 19 februari 1910): op een feestavond zou Elisabeth zich zo knap<br />

vermomd hebben, dat <strong>Couperus</strong> haar niet herken<strong>de</strong>. Blijkens een (ongedateer<strong>de</strong>) brief aan Cyriel<br />

Buysse (Lett. Museum) blijkt dit op waarheid te berusten: ‘Als je eens weten wilt hoe mijne<br />

vrouw zich amuzeert met Carnaval, dan kan ik je verzekeren, dat zij haar eigensten man gisteren<br />

éen uur lang heeft geïntrigeerd... zon<strong>de</strong>r dat hij wist met wie hij te doen had!!!! Non, c'était trop<br />

fort! Ik dacht, dat ze te bed lag, en ze liep aan mijn arm op <strong>de</strong> redoute! En ik heb haar aan niets<br />

herkend!! Onze kennissen hebben haar een ovatie gebracht!’<br />

48 Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren 1. 192. De, nog bestaan<strong>de</strong>, smoking werd door P.A. van Hecking<br />

Colenbran<strong>de</strong>r aan het Letterkundig Museum geschonken.<br />

49 Volgens Fred Batten, die aan schrijver <strong>de</strong>zes in een brief d.d. 16 maart 1979 schreef: ‘Overigens<br />

gaf zij - mevrouw <strong>Couperus</strong> - toe dat <strong>de</strong> Hollandse vriend [Jan] een zekere plagerij was van <strong>de</strong><br />

journalist/auteur Maurits Wagen<strong>voor</strong>t (zijn ps. was Vosmeer <strong>de</strong> Spie, zoals je weet), die <strong>de</strong><br />

<strong>Couperus</strong>en in Italië weleens opzocht.’ - Kees Fens, Zo ik iéts ben... (1974), 7, hield Jan een<br />

onrechte kort en goed <strong>voor</strong> ‘een fictieve figuur’.<br />

50 Bastet, Zuil, 27-8.<br />

51 Maatstaf II (1963), 173 nr.24.<br />

52 Maurits Wagen<strong>voor</strong>t, De vrijheidzoeker (1930), 272.<br />

53 I<strong>de</strong>m, 310.<br />

54 I<strong>de</strong>m, 315.<br />

55 I<strong>de</strong>m, 318.<br />

56 ‘Jan en Florence’ (Vad. 27 <strong>de</strong>cember 1913), Jan en Florence, 3.<br />

57 Hiervan bestaan vier bun<strong>de</strong>ls: 1910, 1914, 1916, 1917. De laatste twee zijn tevens in kleinere<br />

boekjes opgesplitst. In tegenstelling tot I en II zal hier <strong>voor</strong> III en IV dui<strong>de</strong>lijkheidshalve naar<br />

<strong>de</strong>ze kleinere <strong>de</strong>len geciteerd wor<strong>de</strong>n, te weten: Wree<strong>de</strong> portretten (1917); Jan en Florence<br />

(1917); Brieven van <strong>de</strong>n nutteloazen toeschouwer (1918); Der dingen ziel (1918).<br />

58 Amice, 15 nr.323.<br />

59 Groot-Ne<strong>de</strong>rland IV (1906), II, I e.v.; in Antieke verhalen, 1-28.<br />

60 Gepubliceerd in 1911.<br />

61 Zie noten 45 en 5.<br />

62 Groot-Ne<strong>de</strong>rland VIII (1910), I: ‘De dood van Vesta’, 40 e.v.; ‘De laatste morgen te Tibur’, 57<br />

e.v.; ‘Martia’, 257 e.v.; ‘De moord op <strong>de</strong>n Gek’, 277 e.v.; ‘Van twee gestolen Lief<strong>de</strong>godjes’,<br />

509 e.v.; ‘<strong>Een</strong> morgen vol anecdoten A.D. 263’, 525 e.v.<br />

63 Antieke verhalen, 182-185.<br />

64 ‘Van vagebon<strong>de</strong>n en schelmen’, Groot-Ne<strong>de</strong>rland VIII (1910), II, 241 e.v. - Zie <strong>voor</strong>ts J.B.W.<br />

Polak, ‘Petronius bij <strong>Couperus</strong>’, in Hermeneus 50 (1978), 3, 170-179.<br />

65 Amice 113 nr.470.<br />

66 Geschreven in 1910 en gepubliceerd in Groot-Ne<strong>de</strong>rland IX (1911), 1, 1, 139, 281, 414 e.v. Als<br />

boek eveneens in 1911 verschenen.<br />

67 Verschenen in 1917.<br />

68 Groot-Ne<strong>de</strong>rland VIII (1910), 11, 13 e.v. Schimmen van schoonheid, 43-66.<br />

69 I<strong>de</strong>m, 376 e.v.<br />

70 Mario Praz heeft zich wat dit betreft zeer (te) negatief over <strong>Couperus</strong> uitgelaten in zijn opstellen:<br />

‘Il romanziere <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. Un gran<strong>de</strong> <strong>de</strong>ca<strong>de</strong>nte’, in Il Tempo (27 oktober 1974); ‘Rome<br />

in <strong>de</strong> tijd van <strong>Couperus</strong>’, in De Revisor II, I (1975), 16-23. - Praz bleek echter slechts enkele<br />

boeken van hem te kennen.<br />

71 Amice III nr.465.<br />

72 Zie over Simons en <strong>de</strong> W.B.: Vic van <strong>de</strong> Reijt, ‘Leo Simons en <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis van <strong>de</strong><br />

Wereld<strong>bibliotheek</strong>’, in NRC-Han<strong>de</strong>lsblad, cs (28 augustus 1981).<br />

73 De hier volgen<strong>de</strong> gegevens alle uit het ARA, fam.arch. <strong>Couperus</strong>, passim.<br />

74 ‘Melancholieën’ (Vad. 31 <strong>de</strong>cember 1910), in Zwaluwen, 90-97.<br />

75 Paradijzen 1, 17 nr. 19.<br />

76 Ibi<strong>de</strong>m.<br />

77 De Kampioen (15 april 1927). Zie ook Paradijzen 1, 18 (aantekening bij briefkaart nr.20.<br />

78 De Locomotief, nr.214 (17 september 1910). - Erbe, Nag. werk, 126-129.<br />

79 ‘Van <strong>de</strong> reuzen, <strong>de</strong>n toovenaar en <strong>de</strong> jonkvrouw’ (Vad. 3 september 1910), in Zwaluwen,<br />

157-166.<br />

80 Paradijzen 1, 18 nr.20.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


81 ‘Hoe een feuilleton... niet geschreven wordt’ (Vad. 17 <strong>de</strong>cember 1910), in Zwaluwen, 110.<br />

82 Misschien om het graf van Carel Vosmaer te bezoeken? Deze overleed te Territet op 12 juni<br />

1888. Zie Bastet, Vosmaer, 177-178; afb. 16 (zijn graf, aquarel van Jozef Israëls).<br />

83 ‘Vonken en pailletten’ (Vad. 26 november 1910), in Zwaluwen. 101.<br />

84 Verschenen in 1911. Zeer waar<strong>de</strong>rend Menno ter Braak, ‘Het verlief<strong>de</strong> hei<strong>de</strong>ndom’, in Verzameld<br />

Werk I (1950), 279-281.<br />

85 Groot-Ne<strong>de</strong>rland VIII (1910), 1, 694 e.v.; in Korte arabesken, 5-28.<br />

86 Groot-Ne<strong>de</strong>rland VIII (1910), 137 e.v.; in Korte arabesken, 39-64. - In november 1908 was<br />

Trudy ook al naar Europa gekomen. Zij heeft na een verblijf in Nice waarschijnlijk in Den Haag<br />

naar een huis gezocht waar zij zich na <strong>de</strong>finitieve terugkeer met haar man, Gerard <strong>de</strong> la Valette,<br />

zou vestigen. (Van juni 1909 af woon<strong>de</strong> zij te Scheveningen, Stevinstraat 181.) Daarna moet<br />

zij nog eenmaal naar Java teruggereisd zijn, daar <strong>Couperus</strong> in februari 1910 aan Cyriel Buysse<br />

schreef (brief in Lett. Mus.) over zijn zuster, ‘die uit Indië komt, en die ik beloofd heb in Napels<br />

te halen! [...] Wij gaan 26 Febr. van hier [van Nice naar Rome / Napels].’ Aan dit korte verblijf<br />

te Napels, eind februari of begin maart 1910, herinnert dit Romantiesch avontuur, nog datzelf<strong>de</strong><br />

jaar in Groot-Ne<strong>de</strong>rland verschenen.<br />

87 Groot-Ne<strong>de</strong>rland, VIII (1910), 361 e.v.; in Korte arabesken, 65-88.<br />

88 Groot-Ne<strong>de</strong>rland, VIII (1910), 376 e.v.; in Korte arabesken, 89-107.<br />

89 ‘Bla<strong>de</strong>n uit mijn dagboek’ (Vad. 13, 20 en 27 augustus 1910); in Korte arabesken, 327-357.<br />

90 Het meest komt hier<strong>voor</strong> in aanmerking het restaurant: Villa Villoresi, Colonnata <strong>de</strong> Sesto<br />

Fiorentino. Het restaurant adverteert met <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> tekst: ‘La casa è nobile, con dietro tanta<br />

storia. La loggia quattrocentesca è la più lunga di Toscana, la galleria che dà sul giardino all'<br />

italiana è uno <strong>de</strong>i più originali esempi di “Retour d'Egypte” in Italia, una <strong>de</strong>lle sale è affrescata<br />

dal Pinelli. Gli ospiti? Importanti: da Gemma Donati moglie di Dante a Massenet a Berenson<br />

a Mascagni arriviamo ai contemporanei: attori, scrittori, giornalisti, musicisti italiani e stranieri.’<br />

91 Groot-Ne<strong>de</strong>rland VIII (1910), II, 617 e.v.; in Korte arabesken, 108-124.<br />

92 ‘Morgen wan<strong>de</strong>ling naar Eze’ (Vad. 30 april 1910), in Korte arabesken 189-199.<br />

93 ‘Salvatore’ (Vad. 4 juni 1910), in Korte arabesken, 247-258.<br />

94 ‘Bekentenissen’ (Vad. 15 januari 1910), in Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren 1, 58-64.<br />

95 ‘Het verbeel<strong>de</strong> leven’ (Vad. 12 maart 1910), in Korte arabesken, 125-133.<br />

96 ‘<strong>Een</strong> interview’ (Vad. 18 juni 1910), in Korte arabesken, 259-270.<br />

97 ‘Begeertes naar kleine wijshe<strong>de</strong>n’ (Vad. 25 juni en 2 Juli 1910), in Korte arabesken, 271-285.<br />

II [1910-1911]<br />

<strong>Couperus</strong> kreeg intussen, in <strong>de</strong> loop van 1910, steeds meer genoeg van het toch wel<br />

erg gezapige leven in Nice. Hij kreeg ook genoeg van <strong>de</strong> Fransen, die hij, heel an<strong>de</strong>rs<br />

dan <strong>de</strong> Italianen, klein, peuterig en petieterig was gaan vin<strong>de</strong>n, in alles wat zij dachten<br />

of <strong>de</strong><strong>de</strong>n. Eigenlijk waren zij in <strong>de</strong> grond kleinburgerlijk. <strong>Een</strong> uitgaand leven ken<strong>de</strong><br />

Nice nauwelijks. Men<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


376<br />

kon er <strong>de</strong> jours van sommige dames bezoeken, en nu en dan was er wel eens een bal.<br />

Maar daarmee hield het op. Hij beweer<strong>de</strong> dat er geen feesten gegeven wer<strong>de</strong>n omdat<br />

<strong>de</strong> mannen te zuinig en <strong>de</strong> vrouwen ronduit gierig waren. Hij had Nice te goed leren<br />

kennen. Er viel langzamerhand te veel op af te dingen.<br />

De couranten bij <strong>voor</strong>beeld - Petit-Niçois en Eclaireur - waren provinciaal. De<br />

opera kon niet an<strong>de</strong>rs dan zeer mid<strong>de</strong>lmatig genoemd wor<strong>de</strong>n. Voor een goed concert<br />

moest men met <strong>de</strong> trein naar Monte Carlo. Hij verlang<strong>de</strong> naar Richard Strauss' Salome<br />

en Elektra, maar in Nice werd iets van die allure nooit vertoond. In het gunstigste<br />

geval kon men zichzelf trakteren op een ein<strong>de</strong>loos afgedraai<strong>de</strong> Trovatore of een<br />

volstrekt aftandse <strong>voor</strong>stelling van <strong>de</strong> Lustige Witwe. In <strong>de</strong> zomer was er wel eens<br />

zoiets als een luchtvaartweek. Maar veel beteken<strong>de</strong> het al met al niet, en <strong>Couperus</strong><br />

ging zover dat hij Hollandse vrien<strong>de</strong>n een <strong>de</strong>finitief verblijf in Nice zon<strong>de</strong>r meer<br />

afried.<br />

Er kwam nog bij dat het vaak verheerlijkte klimaat van <strong>de</strong> Côte d' Azur op <strong>de</strong><br />

lange duur bepaald niet zo i<strong>de</strong>aal bleek te zijn als het doorgaans werd <strong>voor</strong>gesteld.<br />

Regens in mei waren geen uitzon<strong>de</strong>ring, en kon<strong>de</strong>n wel eens drie dagen duren. De<br />

blauwe kust nam dikwijls een dreigen<strong>de</strong> en be<strong>de</strong>nkelijk grauwe kleur aan. 's Zomers<br />

moest men ergens in <strong>de</strong> bergen zijn heil zoeken indien men <strong>de</strong> hitte wenste te<br />

ontvluchten, die ondraaglijk kon zijn. En dan was er ook nog <strong>de</strong> soms opsteken<strong>de</strong><br />

mistral.<br />

Zijn verlangen naar Italië nam steeds meer toe. In mei al had hij het aldus<br />

geformuleerd: 1 ‘Ik woon, ik ben geen vagebond. En eigenlijk bèn ik een vagebond,<br />

en zoû ik niet willen wonen. Geen belasting willen betalen, en nergens met toenaam<br />

en naam zijn opgeschreven. Neen, ik woon: en mijn naam staat op allerlei papieren,<br />

van waterleiding, van electriciteit, van assurantie, <strong>voor</strong> dit en <strong>voor</strong> dat. Al die papieren<br />

berusten in mijn eigen schrijftafel. En ik heb plots weemoed naar een tafel in een<br />

hôtel in Venetië, die niet mijn tafel was, en waaraan ik dagen en dagen zoo heerlijk<br />

gewerkt eens heb. De melancholie, dat ik als een net mensch, ergens “woon” en <strong>de</strong><br />

gedachte aan Venetië doen in mij een vreem<strong>de</strong> warreling draaitollen van ein<strong>de</strong>loos<br />

treurige gedachten. Ik zoû namelijk niet willen “wonen”, al mijn papieren willen<br />

verscheuren, of liever verstrooien naar <strong>de</strong> vier windstreken; en Mei in Venetië willen<br />

zijn, om <strong>de</strong> prachtige zonson<strong>de</strong>rgangen. Met niets dan éen koffer, en geen papieren.<br />

De treurige gedachten verzamelen zich tot éen groote nostalgie. Ik wil naar Italië,<br />

en ben in Nice.’<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


377<br />

De twee weken Florence, dat jaar, waren veel te kort. Onrust begon <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong>rmate<br />

hevig te bekruipen dat hij in het najaar van 1910, amper terug uit Genève, besloot<br />

tot het maken van een reis... op papier, tussen <strong>de</strong> schetsen door die hij zon<strong>de</strong>r<br />

ophou<strong>de</strong>n in Het Va<strong>de</strong>rland bleef publiceren. In november <strong>de</strong>el<strong>de</strong> hij zijn lezers in<br />

een feuilleton mee: 2 ‘Incognito te Nice! Niemand stoort mij thuis! De morgens, in<br />

mijn kamer, zijn zoo rustig kalm, met <strong>de</strong> persiennes nog dicht, en <strong>de</strong> scharlaken<br />

dahlia's en gou<strong>de</strong>n chryzanthemen, op mijn schrijftafel, <strong>voor</strong> mij. Om mij liggen<br />

mijn ou<strong>de</strong> schrijvers open en liggen historische atlassen en ik schrijf aan mijn “Reis<br />

door Egypte”, waarin ik u vertellen zal hoe in <strong>de</strong> Oudheid antieke toeristen reis<strong>de</strong>n<br />

en sightseeing <strong>de</strong><strong>de</strong>n langs <strong>de</strong>n heiligen Nijl... Ik schrijf zoo rustig en kalm en prettig<br />

en <strong>de</strong> eene geschreven bladzij<strong>de</strong> flad<strong>de</strong>rt luchtig over <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re, en er is nog bijna<br />

geen geluid in <strong>de</strong> stille avenue; er zijn nog geen automobielen, die zoo ellendig<br />

dreunen en toeteren kunnen (als je er zelf niet in zit) en er zijn nog niet <strong>de</strong> drie<br />

fox-terriertjes, die <strong>de</strong> gravin òver mij zelve steeds uitlaat en die ie<strong>de</strong>r<br />

pootje-in-<strong>de</strong>-lucht begelei<strong>de</strong>n met oorverscheurend gekef’.<br />

De auteur die nog maar enkele maan<strong>de</strong>n tevoren beweerd had nooit meer een<br />

roman te zullen schrijven - en die zelfs een maand later nog weer zou me<strong>de</strong><strong>de</strong>len een<br />

feuilletonnist te zijn gewor<strong>de</strong>n ‘die geen romans meer wil schrijven’ - werkte aan<br />

Antiek toerisme, met <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rtitel: een roman uit oud-Egypte. 3<br />

Veen kreeg er niets over te horen. Wel <strong>de</strong>el<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> hem vlak <strong>voor</strong> Kerstmis<br />

1910 met vijf woor<strong>de</strong>n iets an<strong>de</strong>rs mee: dat hij naar Rome vertrok. 4 Op 4 januari<br />

stuur<strong>de</strong> hij hem zijn nieuwe adres aldaar. <strong>Couperus</strong> en Elisabeth bleken hun intrek<br />

te hebben genomen in het p ension Hallier, Via <strong>de</strong>lla Fontanella di Borghese. Het<br />

was, zoals wij al zagen, geen nieuw adres <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong>. Hij had het appartement<br />

al eens toebe<strong>de</strong>eld, in <strong>de</strong> geest, aan Orlando en Elettra, die hem er toen met enorme<br />

hoeveelhe<strong>de</strong>n maartse viooltjes ontvangen had<strong>de</strong>n. Emma ken<strong>de</strong> het adres overigens<br />

helemaal niet. In een klein briefje <strong>de</strong>el<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> haar mee: 5 ‘De pen moge U al<br />

verwaarlozen, het hart vergeet U niet. Probeer U hier bij ons te voegen, te Rome,<br />

Pension Hallier, Via Fontanella Borghese. Pension geheel en al... Duits, maar<br />

uitsteken<strong>de</strong> keuken. Wij betalen 8.50 en hebben het erg naar onze zin. Misschien dat<br />

U enkele dagen in <strong>de</strong> lente komt, om <strong>de</strong> gezegen<strong>de</strong> tentoonstelling te zien? Dat zou<br />

heerlijk zijn!’<br />

Het was een grote veran<strong>de</strong>ring. Want <strong>Couperus</strong> en Elisabeth had<strong>de</strong>n<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


378<br />

Nice en daarmee hun domicilie en eigen pension geheel opgegeven. Gemakkelijk<br />

was <strong>de</strong> beslissing hun niet gevallen. In <strong>de</strong> dagen rond Kerstmis 1910, kort <strong>voor</strong> hun<br />

vertrek, had daarop een diepe melancholie zich van <strong>Couperus</strong> meester gemaakt. Het<br />

weer was bijzon<strong>de</strong>r slecht. Werken kon hij niet. Soms ging hij wel even uit, 6 ‘omdat<br />

ik ie<strong>de</strong>ren dag uit ga. Ik ben gegaan door <strong>de</strong> plassen <strong>de</strong>r straten tusschen <strong>de</strong> druipen<strong>de</strong>,<br />

droefgeestige, zich haasten<strong>de</strong> menschen. De mod<strong>de</strong>r stroomt in beken langs <strong>de</strong><br />

trottoirs, <strong>de</strong> regen stroomt in kralenreeksen van <strong>de</strong> punten <strong>de</strong>r regenschermen. Ik lees<br />

in <strong>de</strong> vocht wasemen<strong>de</strong> dépêche-zalen <strong>de</strong>r dagbla<strong>de</strong>n <strong>de</strong> laatste telegrammen: zij<br />

mel<strong>de</strong>n, dat er cholera is in Italië en pest in Mandschoerije; dat een bemin<strong>de</strong> vorstin<br />

zwaar ziek is, en dat er een moord is gepleegd in Marseille; zij mel<strong>de</strong>n van<br />

werkstakingen en overstroomingen en mijnrampen, zij mel<strong>de</strong>n treurigheid, en zij<br />

vreezen <strong>voor</strong> nóg meer treurigheid, <strong>voor</strong> allerlei ellen<strong>de</strong>, ramp, ongeval... En ik haast<br />

mij weg, en nu gegaan langs <strong>de</strong> druipnatte Promena<strong>de</strong>, langs <strong>de</strong> Mod<strong>de</strong>rzee <strong>de</strong>r<br />

Melancholie, haast ik mij naar huis...’<br />

Intussen wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> meubels opgeslagen en alle kleren in koffers gepakt. Kerstmis<br />

zou niet gevierd wor<strong>de</strong>n. En: 7 ‘Ou<strong>de</strong>-Jaarsavond zijn we misschien in <strong>de</strong>n nachttrein...<br />

naar Rome! Je moet niet treùrig zijn: we gaan immers naar Rome!! En dàar zal je<br />

wel da<strong>de</strong>lijk vergeten, dat Kerstmis dit jaar niet gezellig was, en dat we<br />

Ou<strong>de</strong>-Jaarsavond misschien alleen zullen gevierd hebben, met ons beidjes, en een<br />

glas Asti-Spumante, in <strong>de</strong>n restauratie-wagen van <strong>de</strong>n nachttrein... Zoo zal het wellicht<br />

zijn, dit jaar. Geen Kerstmis gevierd, omdat <strong>de</strong> meubels wor<strong>de</strong>n weg gebracht, omdat<br />

<strong>de</strong> koffers wor<strong>de</strong>n gepakt. Ou<strong>de</strong>-Jaar in <strong>de</strong>n trein naar Rome! Rome! Rome!! En<br />

toch... Trots het perspektief van <strong>de</strong> bemin<strong>de</strong> Stad daar ginds, dompelt mijn ziel in<br />

<strong>de</strong> Melancholie en blijft zij weenen in <strong>de</strong>n zwarten mod<strong>de</strong>r... Is het om mijn geheime<br />

vrees, mijn angst, die ik niet zeg? Is het omdat ik niet heb gewerkt, omdat ik mij ziek<br />

voel, traag, en moê en mat... Is het... omdat het regent...; omdat het éen maand regent<br />

dag aan dag, nacht aan nacht, en omdat ik zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> Zon, die mijn God is, niet leven<br />

kan? Ik weet het niet, ik weet niet...’<br />

Directe aanleiding tot zoveel droefgeestigheid had <strong>Couperus</strong> toch allerminst,<br />

hoewel het niet dui<strong>de</strong>lijk is wat hij bedoel<strong>de</strong> met geheime angst die hij niet wil<strong>de</strong><br />

uitspreken. Antiek toerisme was voltooid en zou spoedig in Groot-Ne<strong>de</strong>rland<br />

verschijnen. 8 Zijn werk had succes, meer dan hij in jaren gekend had. Financiële<br />

zorgen waren er niet direct. Veen had hij kunnen<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


379<br />

schrijven: 9 ‘Ik hoop van harte, dat ge <strong>de</strong> Antieke Verhalen goed zult verkoopen en<br />

het groote succes, dat àl mijn laatste werk heeft, staat U daar<strong>voor</strong> borg.’<br />

Antiek toerisme is evenzeer in <strong>de</strong> smaak gevallen als zijn korte schetsen. Op 30<br />

maart 1914 zou het boek zelfs bekroond wor<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> Nieuwe-Gidsprijs <strong>voor</strong> proza,<br />

een on<strong>de</strong>rscheiding die <strong>Couperus</strong> toch wel met gevoelens van een zekere triomf moet<br />

hebben vervuld. 10 - In <strong>de</strong> eerste maan<strong>de</strong>n van 1911 kon<strong>de</strong>n zijn lezers kennis maken<br />

met Publius Sabinus Lucius en diens zoektochten naar <strong>de</strong> verdwenen Ilia die, zon<strong>de</strong>r<br />

dat iemand het weet, is weggelopen met een matroos. Lucius heeft <strong>voor</strong>dat hij naar<br />

Egypte is vertrokken zijn villa te Baiae verkocht aan keizer Tiberius, wat het verhaal<br />

in het twee<strong>de</strong> kwart van onze jaartelling dateert. Kostelijke beschrijvingen van<br />

Alexandrië, een bezoek aan <strong>de</strong> sibille van Rhakoris, wisselen af met feesten, avonturen<br />

met hetaeren, gebeurtenissen bij <strong>de</strong> pirami<strong>de</strong>n en wat dies meer zij. <strong>Een</strong> hoogtepunt<br />

vormt Lucius' raadpleging van het orakel van Ammon in <strong>de</strong> voetsporen van Alexan<strong>de</strong>r<br />

<strong>de</strong> Grote, een tocht door <strong>de</strong> woestijn die <strong>Couperus</strong> in Iskan<strong>de</strong>r nog eens over zal<br />

maken. Naar het ein<strong>de</strong> van <strong>de</strong> roman toe volgen Ethiopië en het land van Ofir. Als<br />

tenslotte Lucius moet vernemen dat hij geruïneerd is doordat Tiberius al zijn<br />

bezittingen verbeurd heeft verklaard, vindt hij troost in <strong>de</strong> armen van het hem<br />

begelei<strong>de</strong>n<strong>de</strong> meisje Kora.<br />

Om dit boek te kunnen schrijven heeft <strong>Couperus</strong> zich zeer grondig moeten<br />

documenteren. Behalve een aantal antieke bronnen raadpleeg<strong>de</strong> hij ongetwijfeld <strong>de</strong><br />

gidsen die hij zich aangeschaft had met het oog op een zelf te on<strong>de</strong>rnemen reis naar<br />

het Nijlland - die nooit is doorgegaan, wat hij begrijpelijkerwijze erg heeft betreurd.<br />

Terwijl het boek in ge<strong>de</strong>elten in Groot-Ne<strong>de</strong>rland verscheen, trachtte <strong>Couperus</strong> in<br />

zijn pension te Rome over zijn <strong>de</strong>pressies heen te komen. De niet aflaten<strong>de</strong> regens<br />

maakten het hem daarbij wel moeilijk. <strong>Een</strong> van <strong>de</strong> dingen waar hij zich mee bezighield<br />

was het verzamelen en or<strong>de</strong>nen, in twee bun<strong>de</strong>ls, van een aantal feuilletons. Dit<br />

zou<strong>de</strong>n <strong>de</strong> boeken De zweluwen neêr gestreken... en Schimmen van schoonheid<br />

wor<strong>de</strong>n. 11 Hij stel<strong>de</strong> er Veen in een kort briefje van op <strong>de</strong> hoogte, in <strong>de</strong> verwachting<br />

dat zijn ou<strong>de</strong> uitgever ze graag zou willen hebben. Kort voeg<strong>de</strong> hij er echter meteen<br />

aan toe: 12 ‘Als je het liever niet doet, bied ik ze el<strong>de</strong>rs aan; wees dus zoo goed en<br />

antwoord mij zoo spoedig mogelijk.’ Toen hij enkele dagen later nog-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


380<br />

maals had aangedrongen, kreeg hij van Veen een brief die <strong>de</strong> aanleiding zou wor<strong>de</strong>n<br />

tot een nieuwe verwij<strong>de</strong>ring.<br />

De brief zelf is niet bewaard, maar <strong>de</strong> inhoud ervan laat zich uit <strong>Couperus</strong>' op 17<br />

februari 1911 geformuleer<strong>de</strong> reactie gemakkelijk ra<strong>de</strong>n: 13 ‘Amice. Je zachte jeremia<strong>de</strong><br />

heb ik mogen ontvangen: we zullen dus maar niet meer <strong>de</strong>nken over “nog een bun<strong>de</strong>l”<br />

<strong>voor</strong> dit jaar. Alleen had ik gaarne, dat je dit goed begreep: ik schrijf geregeld<br />

feuilletons en kleine verhalen (ik moèt wel leven van mijn pen) <strong>voor</strong> Va<strong>de</strong>rland en<br />

Gr. Ne<strong>de</strong>rland en ik zoû gaarne geregeld die verhalen nog eens willen herdrukken,<br />

al is het maar <strong>voor</strong> een mo<strong>de</strong>st honorarium. Aan een grooten, goe<strong>de</strong>n roman (je bent<br />

allerliefst!) dènk ik niet, ten zij je mij geven wilt en kunt het zelf<strong>de</strong> honorarium van<br />

vroeger: ƒ 3000, -. Dán wil ik er over <strong>de</strong>nken, maar kan dit niet, dan ga ik <strong>voor</strong>t met<br />

het kleine werk, wat mij ten minste ie<strong>de</strong>re maand mijn boterham geeft.<br />

Ik heb altijd die kleine verhalen herdrukt willen zien in een goedkoopen vorm<br />

(spoorweg lektuur-formaatje), iets van 50 of 75 cts, en begrijp niet, dat er in Holland<br />

geen gelegenheid zoû zijn <strong>voor</strong> zulke vlugge uitgaafjes, die aan <strong>de</strong> stations moeten<br />

verkocht kunnen wor<strong>de</strong>n. Misschien ben jij te chic, (ik niet!) om er zelfs maar over<br />

te <strong>de</strong>nken - buitenlandsche auteurs doen het wel. Zie je er echter nog eens “gat” in,<br />

wel, werk het gat dan uit en kom nog eens bij mij met een <strong>voor</strong>stelletje. Ik herhaal,<br />

ik ben met weinig tevre<strong>de</strong>n. En an<strong>de</strong>rs zullen we maar zon<strong>de</strong>r rancune afscheid van<br />

elkaêr nemen. De schoone dagen van Aranjuez zijn vorüber... Ik ben te luchthartig<br />

om er langer over te tobben en... schrijf mijn journalistische dingetjes, en wat langer<br />

van a<strong>de</strong>m-dingen in Gr. Ne<strong>de</strong>rland.’<br />

De bun<strong>de</strong>ls zijn vervolgens uitgegeven door Van Holkema en Warendorf. Als klap<br />

op <strong>de</strong> vuurpijl is daar tenslotte ook Antiek toerisme verschenen, nadat <strong>Couperus</strong> in<br />

een niet gedateer<strong>de</strong> brief betreffen<strong>de</strong> zijn Egyptische roman, die hij Veen wel<br />

aangebo<strong>de</strong>n heeft, aan zijn uitgever had geschreven: 14 ‘Uw laatste schrijven bevatte<br />

zulke <strong>de</strong>risoire <strong>voor</strong>stellen, dat ik het oprecht heb opgevat als een “gentle hint” om<br />

U niet meer lastig te vallen. Hetgeen ik gedaan heb zon<strong>de</strong>r boosheid, want als ge niet<br />

meer aan mij verdient, kan ik begrijpen, dat ge niet meer op samenwerking gesteld<br />

zijt. [...] Romans schrijf ik niet meer; wilt ge echter nog eens een bun<strong>de</strong>ltje feuilletons<br />

- op welke wijze dan ook - uitgeven, dan ben ik bereid een aanneembaar <strong>voor</strong>stel te<br />

ontvangen. Ver<strong>de</strong>r geen rancune.’ - Hierna hebben Veen en <strong>Couperus</strong> bijna acht<br />

maan<strong>de</strong>n lang geen brieven<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


381<br />

meer gewisseld, laat staan zaken gedaan.<br />

In diezelf<strong>de</strong> perio<strong>de</strong> stokt helaas ook <strong>de</strong> correspon<strong>de</strong>ntie met Emma Garzes, zodat<br />

wij over <strong>de</strong>ze tijd relatief slecht geïnformeerd zijn. De eerste zes maan<strong>de</strong>n van 1911<br />

bleef <strong>Couperus</strong> in Rome. Gelukkig vertellen <strong>de</strong> feuilletons in Het Va<strong>de</strong>rland ons in<br />

grote lijnen wat hij daar zag en beleef<strong>de</strong>. In het particuliere vlak zijn <strong>de</strong> twee laatste<br />

aan Emma geschreven brieven - er volgt dan een lacune tot 6 april 1912 - van enig<br />

belang. 15 In <strong>de</strong> Via <strong>de</strong>' Martelli te Florence blijkt zich een huiveringwekkend drama<br />

te hebben afgespeeld, dat <strong>Couperus</strong> niet onberoerd liet. De door hem zo bemin<strong>de</strong><br />

ou<strong>de</strong> mevrouw Lodomez heeft zich die winter uit het venster of van het balkon<br />

geworpen, om re<strong>de</strong>nen die niet opgehel<strong>de</strong>rd wor<strong>de</strong>n. Had haar brouille met haar zoon<br />

Giulio er iets mee te maken? Was zij geruïneerd en is dit het ogenblik geweest waarop<br />

Giulio - dát hij het werkelijk gedaan heeft wordt in <strong>de</strong> familie overgeleverd - het<br />

familiekapitaal bleek te hebben opgesoupeerd? Wij zullen het wellicht nooit weten.<br />

Er zijn wel re<strong>de</strong>nen om het te vermoe<strong>de</strong>n. In zijn feuilletons laat <strong>Couperus</strong> begin<br />

januari <strong>de</strong> literaire Orlando <strong>voor</strong> geruime tijd vertrekken naar ‘Smyrna’, omdat zijn<br />

zaken niet goed gaan. Orlando blijkt geldzorgen te hebben, en het is niet<br />

onwaarschijnlijk dat hij toen in werkelijkheid naar Zuid-Amerika is vertrokken om<br />

goud te zoeken. 16 Misschien ook verklaart dit <strong>Couperus</strong>' geheime angst in<br />

Melancholieën: juist nu hij naar Italië ging, raakte hij Giulio kwijt.<br />

Hoe dit alles ook zij, <strong>Couperus</strong> was diep geschokt en schreef op 22 februari in zijn<br />

eerste brief aan Emma - hij liet er diezelf<strong>de</strong> dag nog een twee<strong>de</strong> op volgen: 17 ‘U op<br />

dit ogenblik alles te zeggen wat door mij heen gaat, is mij onmogelijk. Wij hebben<br />

zojuist het afschuwelijke nieuws ontvangen, dat gij mij hebt laten zen<strong>de</strong>n na mijn<br />

briefkaart waarin ik U zei<strong>de</strong> dat Uw stilzwijgen mij met angst vervul<strong>de</strong>. En ik gevoel<br />

in mijn hand, die trilt, in mijn machteloze pen, <strong>de</strong> vergeefse poging van mijn<br />

wilskracht U te willen zeggen onze lief<strong>de</strong> en ons immens me<strong>de</strong>lij<strong>de</strong>n.<br />

Voor <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> keer, is over Uw leven <strong>de</strong> ramp gekomen en heeft het tragisch<br />

gemaakt. [Emma had ook haar man, jaren gele<strong>de</strong>n, door suïci<strong>de</strong> verloren.] En ik<br />

herinner mij met ontzetting dat <strong>de</strong>ze ramp U <strong>voor</strong>speld was. En ik heb angst <strong>voor</strong><br />

het leven, dat mij op dit ogenblik, terwijl in <strong>de</strong> lucht <strong>de</strong> lente reeds zingt, <strong>voor</strong>komt<br />

als een zwarte afgrond.<br />

Arme vriendin! Wat moet Gij gele<strong>de</strong>n hebben. Gij en Uw lieve Bona [Emma's<br />

dochter], toen Gij Uw ongelukkige Moe<strong>de</strong>r gebroken aan Uw<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


382<br />

voeten zaagt liggen. Afschuwelijk visioen, dat U niet meer zal verlaten! En ik zie<br />

haar als Gij, want ik heb Uw lieve Moe<strong>de</strong>r bemind om die grote charme die er van<br />

haar uitstraal<strong>de</strong>, om haar zachte en sympathieke gratie en ik zal nimmer haar fijn<br />

silhouet van markiezin vergeten, het charmante hoofd vol krullen van die sneeuwwitte<br />

haren, terwijl zij zich kouwelijk wikkel<strong>de</strong> in haar shawls. Zij is in staat geweest tot<br />

<strong>de</strong>ze wanhoopsdaad! maar ik wil geloven dat haar arme hoofd in <strong>de</strong> war was geraakt,<br />

dat zij op dat ogenblik vergat het immense leed, dat zij haar naasten ging berokkenen.<br />

[...]<br />

Ik zal van haar bewaren <strong>de</strong> ontroer<strong>de</strong> herinnering aan <strong>de</strong> meest exquise Grootmama<br />

die ik heb gezien, en ik wil om haar schreien, met U, zoals een zoon om haar schreien<br />

zou. En als een broer, lieve vriendin, omhels ik U en ik zeg U: Moed! U hebt immens<br />

gele<strong>de</strong>n in Uw leven...’<br />

In zijn twee<strong>de</strong> brief van die datum nodig<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> zijn vriendin uit naar Rome<br />

te komen, opdat hij haar persoonlijk zou kunnen troosten. Hij schreef ver<strong>de</strong>r: ‘Wat<br />

ons betreft, wij blijven lange tijd te Rome - wellicht <strong>de</strong> gehele zomer, afgezien van<br />

een ogenblik van vacantie buiten in <strong>de</strong> bergen; wij hebben het <strong>voor</strong>nemen in<br />

November naar Egypte te gaan.’<br />

Nog in Nice had <strong>Couperus</strong> enkele opstellen over Venetië geschreven, waar het<br />

Dogenpaleis en <strong>de</strong> San Marco bij herhaling veel indruk op hem hebben gemaakt.<br />

Deze schetsen ba<strong>de</strong>n als het ware in zonlicht. 18 Dat <strong>de</strong> winterse werkelijkheid niet<br />

alleen in Nice maar ook in Italië wel an<strong>de</strong>rs kon zijn, merkte hij maar al te vlug. De<br />

eerste dagen in Rome stortregen<strong>de</strong> het. Het Duits-Oostenrijkse pension Hallier werd<br />

centraal verwarmd, wat dikwijls beteken<strong>de</strong>: onvoldoen<strong>de</strong> verwarmd. <strong>Couperus</strong> hield<br />

helemaal niet van centrale verwarming en schikte er zich alleen maar in omdat hij<br />

wist dat <strong>de</strong> antieke Romeinen in hun thermengebouwen ook al een <strong>de</strong>rgelijk<br />

verwarmingssysteem had<strong>de</strong>n gekend. Hij schreef: 19 ‘“Egale warmte” is zoo beroerd,<br />

ongezond en oncomfortabel (<strong>voor</strong>al!) mogelijk! Het kan mij niet schelen even te<br />

rillen, als ik daarna mij braad aan mijn houtvuur, en mij zoo wel van binnen als van<br />

buiten roosteren laat als een kwartel. Het kan mij niet schelen even een kou<strong>de</strong>n gang<br />

door te loopen, als ik da<strong>de</strong>lijk daarop, droomen<strong>de</strong>, mij doorgloeien laat bij <strong>de</strong> hooge<br />

vlammen van knetteren<strong>de</strong> blokken en stukken boomstam. Terwijl die ellendige<br />

radiateur - àls er gestookt wordt - mij doet stikken van “egale benauwdheid”, en àls<br />

er niet gestookt wordt, mij doet bevriezen van oncomfortabele huivering!’<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


383<br />

Zij bewoon<strong>de</strong>n in het pension twee kamers, die <strong>Couperus</strong>, zoals hij op reis nu al jaren<br />

gewend was - niet <strong>voor</strong> niets placht hij tweehon<strong>de</strong>rdvijftig kilo bagage met zich mee<br />

te zeulen 20 - geheel naar zijn smaak veran<strong>de</strong>r<strong>de</strong>: 21 ‘Omdat ik werk en schrijf, staat<br />

mijn vrouw mij steeds <strong>de</strong> mooiste kamer af en wordt mijn kamer dan ook half salon,<br />

terwijl <strong>de</strong> hare geheel slaapkamer blijft. Mijn hoekkamer heeft twee ramen en éen<br />

raam ziet uit op... het Zui<strong>de</strong>n! [...] <strong>Een</strong> somptueus fluweelen kleed overhuift geheel<br />

mijn bed en maakt er een divan van. <strong>Een</strong> laag schut, vol geprikt met fotografieën<br />

naar wat ik het liefst heb in Italiaansche muzea, en daar-tusschen nog artistieke<br />

briefkaarten, naar beel<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>al, verbergt het proza van mijn waschtafel.<br />

<strong>Een</strong> an<strong>de</strong>r somptueus fluweelen kleed ligt over mijn tafel. Al dat somptueuze<br />

fluweel is ons eigen en te <strong>voor</strong>schijn gedoken uit onze koffers. Op een brokaten<br />

tafellooper staat mijn eigen inktkoker, ligt mijn gou<strong>de</strong>n pen; mijn papieren liggen<br />

geschikt on<strong>de</strong>r een paar antieke bronzen Atlasjes, die vroeger iets hebben getorst...<br />

<strong>Een</strong> antieke, ivoren Madonna is allerliefst tusschen bleeke, gele winterrozen. In een<br />

hoek van mijn kamer, op een gedrapeer<strong>de</strong>n koffer, staan wat boeken: <strong>voor</strong>al antieke<br />

auteurs, Latijnse dichters en geschiedschrijvers; ze zijn gebon<strong>de</strong>n in perkament met<br />

goud. Tegen <strong>de</strong> muur overal fotografieën: een fries van Pompeiaansche brief-kaarten.<br />

<strong>Een</strong> lap van goud en pauweveêren. (Ik reis altijd met pauweveêren: hunne prachtige<br />

kleuren brengen geluk aan, o lezer: geloof niet, wie u zegt, dat pauweveêren ongeluk<br />

aan brengen!)’<br />

Op nieuwjaarsdag woon<strong>de</strong> hij 's morgens een kerkdienst: bij in <strong>de</strong> kerk van <strong>de</strong><br />

jezuïeten, <strong>de</strong> Gesü. 22 In <strong>de</strong> weken die volg<strong>de</strong>n bezocht hij vele an<strong>de</strong>re kerken en<br />

musea en vatte daarna thuis aan zijn tafel steeds zijn indrukken samen in<br />

on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>nd proza. Soms ook vermaakte hij zich met <strong>de</strong> meer mondaine zij<strong>de</strong>n<br />

van Rome. Zo ging hij wel eens duur theedrinken in het kosmopolitische Excelsior<br />

Hotel, alleen maar om een gevoel van luxe te hebben en bij het personeel <strong>de</strong> suggestie<br />

te wekken van ‘schatrijke mijnheer’. 23<br />

Daar zijn pensionkamer uitkeek op het Corso, viel er echter ook genoeg te beleven<br />

zon<strong>de</strong>r dat hij een voet buiten <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur hoef<strong>de</strong> te zetten. Op straat zag hij <strong>de</strong><br />

bloemenverkopers en vruchtenventers <strong>voor</strong>bij komen, ook wel <strong>de</strong> bont beschil<strong>de</strong>r<strong>de</strong><br />

wijnkarren met hun scheve zonne-kap. Ging hij kort <strong>voor</strong> <strong>de</strong> lunch even wat flaneren,<br />

dan liep hij graag naar het café Aragno waar <strong>de</strong> ‘jongens van Rome’, zoals hij ze<br />

noem<strong>de</strong>, een<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


384<br />

bijzon<strong>de</strong>re aantrekkingskracht op hem uitoefen<strong>de</strong>n. Wan<strong>de</strong>len en rondkijken <strong>de</strong>ed<br />

hij ook graag aan het eind van <strong>de</strong> middag, als <strong>de</strong> krantenjongens <strong>de</strong> Tribuna en <strong>de</strong><br />

Giornale d'Italia uitventten. 24 Hij hield van het drukke volksleven, zoals hij ook <strong>de</strong><br />

propvolle binnenzaaltjes van Aragno prefereer<strong>de</strong> boven een rustiger café in een wat<br />

saaie zijstraat. En soms nam hij wel eens een rijtuig en liet zich over <strong>de</strong> Pincio rij<strong>de</strong>n,<br />

om er van het uitzicht over Rome te genieten. De terugweg voer<strong>de</strong> door <strong>de</strong> Villa<br />

Borghese, met haar vele donkere, altijd groene steeneiken. Toeristen waren er in <strong>de</strong><br />

winter gelukkig weinig.<br />

Op een ijzige dag in januari bracht hij een bezoek aan een ou<strong>de</strong> vriend, Pier Pan<strong>de</strong>r,<br />

wiens atelier aan <strong>de</strong> Via Nomentana hij ook beschreven heeft. 25 De beeldhouwer<br />

werkte aan zijn zitten<strong>de</strong> Psyche, een maag<strong>de</strong>lijk vrouwenfiguurtje zon<strong>de</strong>r vleugels.<br />

Het was al weer vele jaren gele<strong>de</strong>n sinds <strong>Couperus</strong> in Metamorfoze <strong>de</strong> beeldhouwer<br />

Fed<strong>de</strong>r en diens Romeinse werkplaats ten tonele gevoerd had. In die tijd was Pan<strong>de</strong>r<br />

aan Alba bezig geweest. <strong>Couperus</strong> raakte opnieuw gefascineerd, want, zo schreef<br />

hij, ‘ik kan mij bij <strong>voor</strong>beeld, zon<strong>de</strong>r schil<strong>de</strong>r te zijn, heel goed <strong>de</strong>nken hoe een<br />

schil<strong>de</strong>r werkt; hij zet kleur bij kleur, <strong>de</strong> nuance's schemeren op, maar ik kan nóoit,<br />

zelfs niet nù, dat ik ben in een beeldhouwersatelier, begrijpen hoe een<br />

beeldhouwwerk wordt...’ Buiten woei <strong>de</strong> kou<strong>de</strong> tramontana. Op een afgekeurd<br />

portretkopje mocht <strong>Couperus</strong> zelf proberen met <strong>de</strong> beitel een haarlokje aan te brengen.<br />

Maar het lukte hem niet. Pan<strong>de</strong>r moest helpen.<br />

De beeldhouwer had overigens een bijzon<strong>de</strong>re verrassing <strong>voor</strong> hem in petto. Achter<br />

een gordijn bleek nog altijd <strong>de</strong> Alba te staan, <strong>de</strong> geboorte <strong>de</strong>r ziel. Er omheen verrezen<br />

<strong>de</strong> sindsdien gemaakte beel<strong>de</strong>n Aandoening, Gedachte, Moed en Kracht, vijf figuren<br />

die Pan<strong>de</strong>r in een tempel bijeen wil<strong>de</strong> voegen. 26 Pan<strong>de</strong>r heeft zelf nooit <strong>de</strong><br />

verwerkelijking mogen beleven, in Leeuwar<strong>de</strong>n, van het droombeeld dat hij in <strong>de</strong>ze<br />

januarimaand van 1911 aan <strong>Couperus</strong> openbaar<strong>de</strong>. Bij een maquette in bordpapier<br />

zei hij: ‘zoo zoû <strong>de</strong> tempel wor<strong>de</strong>n, waar ik die vijf beel<strong>de</strong>n zoû willen plaatsen en...<br />

nu zal ik je een geheim toe vertrouwen, maar je moet het niet zetten in je courant...<br />

Het is namelijk dit: ik begin te sparen om die vijf beel<strong>de</strong>n in marmer te houwen, <strong>voor</strong><br />

mijzelf, en dien tempel te bouwen... zoo dat ik, o zeker wel over jàren... ze zal zièn...<br />

in marmer... ze zal zien stàan... in hun tempel...’ <strong>Couperus</strong> begreep, bijna tot zijn<br />

ontsteltenis, dat Pan<strong>de</strong>r het werkelijk ernstig meen<strong>de</strong>. Hij kon haast niet geloven ‘dat<br />

hij, <strong>de</strong> man<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


385<br />

zon<strong>de</strong>r behoeften aan weel<strong>de</strong>, dat hij, <strong>de</strong> eenvoudige, staâge werker... sparen gaat...<br />

<strong>de</strong> duizen<strong>de</strong>n gaat verzamelen, om, <strong>voor</strong> zich, zijn tempel te kunnen bouwen en <strong>de</strong><br />

groep, die zijn ziel symbolizeert, te kunnen houwen in marmer... Zoo dweept, zoo<br />

droomt, zoo doet alleen <strong>de</strong> kunstenaar, <strong>de</strong> zoon van <strong>de</strong> go<strong>de</strong>n. Zulk een weel<strong>de</strong>rige<br />

behoefte kan alleen gekoesterd wor<strong>de</strong>n door een dichter, die beeldhouwer is. Want<br />

die tempel zal zijn zon<strong>de</strong>r nut, die beel<strong>de</strong>ngroep zon<strong>de</strong>r nut, en bei<strong>de</strong>n zullen<br />

dùizen<strong>de</strong>n kosten...’<br />

<strong>Couperus</strong> moest er even van bekomen in Pan<strong>de</strong>rs woonkamer, waar <strong>de</strong><br />

huishoudster, mejuffrouw De Kanter, thee schonk en - door <strong>Couperus</strong> altijd zeer<br />

gewaar<strong>de</strong>er<strong>de</strong>, mits ze maar bros waren - koekjes presenteer<strong>de</strong> uit een trommeltje.<br />

Hollandser kon het niet. De gezellige, warme sfeer ontroer<strong>de</strong> hem evenzeer als het<br />

hoge, bijna onbereikbare i<strong>de</strong>aal van zijn vriend. ‘Het is <strong>voor</strong> bei<strong>de</strong>n dat groote Geluk<br />

van <strong>de</strong> Toewijding,’ schreef hij, ‘<strong>de</strong> een aan <strong>de</strong> Kunst, <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re aan <strong>de</strong>n kunstenaar.’<br />

Met fijne tact vermeed hij zijn lezers te vertellen dat Pan<strong>de</strong>r invali<strong>de</strong> was en zon<strong>de</strong>r<br />

zijn verzorgster niet kon bestaan.<br />

Zijn zwerftochten door Rome brachten <strong>Couperus</strong> in het Museo Barracco, 27 in <strong>de</strong><br />

San Saba 28 en op <strong>de</strong> cortile van het Palazzo Massimo, 29 in <strong>de</strong> Borgia-appartementen<br />

van het Vaticaan 30 en in <strong>de</strong> wat vervallen Villa Madama. 31 San Paolo en <strong>de</strong> Tre<br />

Fontane, 32 het Colosseum, 33 <strong>de</strong> ruïnes op <strong>de</strong> Palarijn, 34 het waren <strong>voor</strong> hem even zovele<br />

bijzon<strong>de</strong>re ervaringen. Ze inspireer<strong>de</strong>n hem tot sprankelen<strong>de</strong> schetsen. Deze leren<br />

ons dat <strong>Couperus</strong> zich, dilettantisch weliswaar maar toch met enige grondigheid,<br />

verdiepte in <strong>de</strong> kunst van zowel het ou<strong>de</strong> Egypte en Mesopotamië als archaïsch<br />

Griekenland. Vooral raakte hij enthousiast over het kleine maar in<strong>de</strong>rdaad hoog<br />

genoteer<strong>de</strong> Museo Barracco. De verzamelaar van die collectie, <strong>de</strong> senator Giovanni<br />

Barracco, beschouw<strong>de</strong> hij als een gelukkig en geniaal mens omdat hij blijk gaf van<br />

zo een trefzeker gevoel <strong>voor</strong> kwaliteit.<br />

De Borgia-appartementen boei<strong>de</strong>n hem overigens nauwelijks min<strong>de</strong>r. De figuur<br />

van Lucrezia - aan wie hij na zich in <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis <strong>de</strong>r Borgia's verdiept te hebben<br />

ook verhalend proza wijd<strong>de</strong>; 35 een systeem dat hij van zijn eerste novellen af heeft<br />

toegepast - inspireer<strong>de</strong> hem niet min<strong>de</strong>r dan <strong>de</strong> hand van hem die haar geschil<strong>de</strong>rd<br />

heeft, Pinturicchio. In lange, kunstige beschrijvingen bezong hij <strong>de</strong> lof van al <strong>de</strong>ze<br />

schoonheid uit <strong>de</strong> Renaissance.<br />

Het Colosseum, door keizer Vespasianus gebouwd, bezocht <strong>Couperus</strong><br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


386<br />

eenmaal in een nacht van maanlicht. Sinds lord Byron dit gedaan had was het bijna<br />

<strong>voor</strong>schrift dat een bezoeker van Rome hem daarin zou volgen. 36 Dat <strong>Couperus</strong> er<br />

tot eeuwigheïdsgedachten bewogen werd is dus in wezen niet veel meer dan een<br />

literair cliché. Al sinds <strong>de</strong> zestien<strong>de</strong> eeuw was het gewoonte in <strong>de</strong> ruïnes over<br />

vergankelijkheid te lamenteren. Toch klinkt in <strong>de</strong> tira<strong>de</strong> waarmee hij zijn opstel over<br />

het Amphitheatrum Flavium besloot persoonlijke betrokkenheid door: 37 ‘Allen zijn<br />

heen... Maar <strong>de</strong> zwart-blauwe, telkens blank aangelichte kom van het Colosseum<br />

bleef... bleef langer dan allen... en zal blijven, altijd blijven... blijven ook als wij die<br />

op ònze beurt hier een spel hebben aanschouwd, een blank spel van spoken en<br />

schimmen, henen zijn... en tot wat stof zijn verwor<strong>de</strong>n, dat verstuivelen zal naar <strong>de</strong><br />

Eeuwigheid...’<br />

<strong>Couperus</strong> wist <strong>de</strong> lezers van Het Va<strong>de</strong>rland door een niet eindigen<strong>de</strong> variatie van<br />

on<strong>de</strong>rwerpen elke week opnieuw te boeien. Bang dat hij hen met al te veel<br />

kunstzinnige bespiegelingen of verheven ontboezemingen wel eens zou kunnen<br />

vermoeien, ging hij soms plotseling over op heel alledaagse faits divers. Bij <strong>voor</strong>keur<br />

hing hij daarin dan <strong>de</strong> grote mijnheer uit die zich minzaam met min<strong>de</strong>ren afgeeft<br />

omdat hem dit amuseert. De schets Giulio bij <strong>voor</strong>beeld, 38 die tot een genre behoort<br />

waartoe ook het verhaal Biagio 39 gerekend kan wor<strong>de</strong>n, gaat over <strong>de</strong> huurkoetsier in<br />

wiens rijtuig <strong>Couperus</strong> het liefst uit toeren placht te gaan. De man is langzamerhand<br />

in betere doen geraakt en heeft zijn rijtuig er aan gegeven. Het blijkt echter een<br />

be<strong>de</strong>nkelijk personage te zijn: hij verdient nu veel geld als woekeraar... Berust het<br />

stukje op waarheid, of heeft <strong>Couperus</strong> het alleen maar bedacht om enige bladzij<strong>de</strong>n<br />

lang <strong>de</strong> naam Giulio neer te kunnen schrijven, <strong>de</strong> ware naam immers van <strong>de</strong> man die<br />

hij literair tot ‘Orlando’ gemaakt had? Het is moeilijk uit te maken. <strong>Couperus</strong>' fantasie<br />

was nu eenmaal even grillig als onuitputtelijk.<br />

In Groot-Ne<strong>de</strong>rland van 1911 publiceer<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> een essay over Siena. 40 Het<br />

bevat met lief<strong>de</strong> geschreven herinneringen aan zijn vroegere bezoeken aan die stad.<br />

Het koninkrijk Arles 41 gaat eveneens terug op ou<strong>de</strong>re ervaringen. Het materiaal er<strong>voor</strong><br />

heeft hij verzameld tij<strong>de</strong>ns zijn tour door Zuid-Frankrijk, die wij niet met<br />

nauwkeurigheid kunnen dateren. Het opstel ligt in het verleng<strong>de</strong> van, en is eigenlijk<br />

een vervolg op, zijn beschouwingen over Avignon. 42 Zoals wij al zagen, heeft <strong>Couperus</strong><br />

die streken misschien bezocht in gezelschap van Trudy toen zij in het najaar<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


387<br />

van 1909 uit Indië was gekomen. Dit geldt ook <strong>voor</strong> Ravenna. 43 Daarentegen moet<br />

<strong>Couperus</strong> Ostia 44 geschreven hebben in Rome, na een bezoek aan <strong>de</strong> opgravingen<br />

aldaar in april 1911. Hij geeft <strong>voor</strong> dat hij er in een auto heen is gere<strong>de</strong>n: <strong>de</strong> auto van<br />

Orlando, hem met chauffeurtje Vico en al afgestaan. Hier raakt hij echter in zijn<br />

eigen verzinsels verstrikt! Orlando, zo hebben wij eer<strong>de</strong>r vernomen, zou zich in <strong>de</strong>ze<br />

perio<strong>de</strong> immers in Smyrna hebben bevon<strong>de</strong>n. <strong>Couperus</strong> doet het nu <strong>voor</strong>komen alsof<br />

Orlando hem per brief <strong>de</strong> auto <strong>voor</strong> een tochtje naar Ostia leent. Van Smyrna uit?<br />

En hoe kan dan, een half uur na <strong>de</strong> brief, <strong>de</strong> chauffeur al <strong>voor</strong> hem staan, zogenaamd<br />

‘eveneens door een brief zijns meesters verwittigd’? - De oplossing is natuurlijk dat<br />

<strong>Couperus</strong> en Elisabeth een op <strong>de</strong>ze wijze geromantiseer<strong>de</strong> taxi hebben genomen.<br />

Ook in Siena nam <strong>Couperus</strong> soms een auto. Hij was verrukt van automobielen in<br />

het algemeen, zozeer zelfs, dat hij kon schrijven: ‘Er is iets mystieks <strong>voor</strong> mij in een<br />

automobiel, iets om <strong>voor</strong> neêr te knielen en te aanbid<strong>de</strong>n... <strong>Een</strong> motor? Ik weet niet<br />

wat het is... wàt ik weet van een automobiel is, dat het ding van zelve gaat, als er<br />

iemand zit aan het stuur, die bekend is met <strong>de</strong> heilige stuurwetenschap... en dat het<br />

dan heèl gauw gaat, verbazend gauw, overheerlijk gauw, bedwelmend gauw.’<br />

Aan <strong>de</strong> hand van Gaston Boissiers Promena<strong>de</strong>s archéologiques dwaal<strong>de</strong> hij door<br />

<strong>de</strong> ruïnes van <strong>de</strong> antieke stad, vijf uren achtereen, wat <strong>voor</strong> zijn doen zeer lang was.<br />

Maar Ostia fascineer<strong>de</strong> hem dan ook zoals Pompeji het al gedaan had, zij het met<br />

an<strong>de</strong>re accenten: in Pompeji immers werd het leven op 24 augustus van hetjaar 79<br />

na Christus door <strong>de</strong> uitbarsting van <strong>de</strong> Vesuvius als het ware plotseling betrapt, in<br />

Ostia echter is het een langzame dood gestorven, die zich over eeuwen heeft<br />

uitgestrekt.<br />

<strong>Een</strong> an<strong>de</strong>re keer ging hij naar <strong>de</strong> Villa van Hadrianus in Tivoli, het antieke Tibur. 45<br />

Langs <strong>de</strong> statige cipressenlaan, die er nog altijd is - evenals <strong>de</strong> olijftuin waar hij met<br />

Elisabeth zijn lunchpakketje verorber<strong>de</strong>, zittend op een Engelse regenjas - , bereikte<br />

hij <strong>de</strong> uitgestrekte bouwvallen van het keizerlijke landgoed, dat zijn schoonheid niet<br />

in <strong>de</strong> laatste plaats aan het weel<strong>de</strong>rige lommer en het omgeven<strong>de</strong> glooien<strong>de</strong> landschap<br />

ontleent.<br />

Het was een leven vol afwisseling. Aan inspiratie ontbrak het hem allerminst. In<br />

<strong>de</strong> opera zag hij <strong>de</strong> koning en <strong>de</strong> koningin, Umberto en Elena. 46 In <strong>de</strong> paasweek zag<br />

hij beken<strong>de</strong> kardinalen in <strong>de</strong> vele kerken die hij toen bezocht. Hij luister<strong>de</strong> er naar<br />

<strong>de</strong> indrukwekken<strong>de</strong> muziek en volg<strong>de</strong> met een zekere aandoening <strong>de</strong> rituele<br />

han<strong>de</strong>lingen van <strong>de</strong> katho-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


388<br />

lieke mis. In <strong>de</strong> schets Heilige week geeft hij enige van zijn ervaringen weer. 47 - <strong>Een</strong><br />

nachtelijke aardbeving <strong>de</strong>ed in die dagen Rome hevig opschrikken. Erg mooi weer<br />

was het ook al niet. Op Goe<strong>de</strong> Vrijdag, nadat hij een hoogmis in <strong>de</strong> Sint-Pieterskerk<br />

had bijgewoond, stortte een apocalyptisch noodweer zich met geweld uit over <strong>de</strong><br />

Eeuwige Stad.<br />

Twee tentoonstellingen heeft <strong>Couperus</strong> dat <strong>voor</strong>jaar bezocht, een kleine en een grote.<br />

Vooral <strong>de</strong> eerste is hier van niet te verwaarlozen belang, omdat wij uit het verslag<br />

dat hij er van doet vrij dui<strong>de</strong>lijk een nieuw facet van zijn smaak leren kennen. In <strong>de</strong><br />

Belle Arti namelijk had men een expositie ingericht van eigentijdse schil<strong>de</strong>rkunst.<br />

Daartoe behoor<strong>de</strong> ook een Ne<strong>de</strong>rlandse af<strong>de</strong>ling. Natuurlijk ging hij er heen. Twee<br />

landgenoten, <strong>de</strong> schil<strong>de</strong>rs Willem Steelink en Arnold Gorter, ontvingen hem<br />

vrien<strong>de</strong>lijk. 48 Nog <strong>voor</strong> hij ook maar iets gezien had raakte <strong>Couperus</strong> overmand door<br />

een vreem<strong>de</strong> emotie: 49 ‘Want ik voel<strong>de</strong> om mij <strong>de</strong> atmosfeer van mijn land, dat ik,<br />

zoo vreemd, lief heb, al woon ik er niet, al ben ik er weinig: ik voel<strong>de</strong> om mij <strong>de</strong><br />

atmosfeer, die geweefd had rondom mijn jeugd en jongelingsjaren; ik voel<strong>de</strong> om mij<br />

<strong>de</strong> atmosfeer van vele mijner eigene boeken: <strong>de</strong> atmosfeer van <strong>de</strong> Boeken <strong>de</strong>r Kleine<br />

Zielen... En het is vreemd hoe die atmosfeer, die ik ben ontvlucht, toch mij lief is als<br />

een atmosfeer vol her<strong>de</strong>nking en weemoed, vòl van <strong>de</strong> dingen van het verle<strong>de</strong>n, het<br />

leed van vroeger, en ook <strong>de</strong>n enkelen, bleeken zonnestraal, van vroeger ook... En ik<br />

wil<strong>de</strong> mijn emotie niet verra<strong>de</strong>n [...].’<br />

Kerkinterieurs van Bosboom brachten hem <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> schil<strong>de</strong>r weer in <strong>de</strong> herinnering,<br />

die hij in Den Haag zelf had gekend. Diens schil<strong>de</strong>rijen en het werk van Jozef Israëls,<br />

Willem Maris en Mauve <strong>de</strong><strong>de</strong>n hem ineens beseffen hoe Hollands hij in <strong>de</strong> hoeken<br />

van zijn ziel ondanks alles toch was gebleven. Stille ontroering maakte zich steeds<br />

meer van hem meester. Weissenbruch, Gabriël, Breitner en ook een aantal kleinere<br />

meesters wekten zijn onverholen bewon<strong>de</strong>ring op. Etsen van Zilcken en Marius<br />

Bauer brachten hem tenslotte zo in vervoering, dat hij met overgave erken<strong>de</strong>: 50 ‘Dit<br />

zijn <strong>de</strong> prachten <strong>de</strong>r fantazie van noor<strong>de</strong>lijke geesten, die <strong>de</strong> fabel van het Zui<strong>de</strong>n<br />

gingen beminnen en <strong>de</strong> weel<strong>de</strong>rige Arabische legen<strong>de</strong> opriepen, als ik het op <strong>de</strong>ze<br />

Expozitie geen meridionalen en... Italianen zie doen, hoe ik <strong>de</strong> Italianen ook lief<br />

heb!’ - <strong>Een</strong> onbetwist hoogtepunt vond hij Thérèse Schwartzes staatsieportret van<br />

koningin Wilhelmina.<br />

Mocht hij echter vin<strong>de</strong>n dat er in <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse af<strong>de</strong>ling alleen maar<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


389<br />

schoonheid te zien was - ‘er is zoo veel, dat mooi is, er is bijna alles mooi, en er is<br />

zeer zeker niets, dat leelijk is...’ -, volledig afwijzend daarentegen luid<strong>de</strong> zijn<br />

oor<strong>de</strong>el over <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>rne Spaanse en Italiaanse kunst. 51 Hij vond het geen genoegen<br />

te lopen ‘langs die gele en blauwe effectjachten, langs die afschuwelijk naakte en<br />

half naakte groene dames op violette divans tegen okeren landschappen, langs die<br />

cauchemars van tan<strong>de</strong>n toonen<strong>de</strong> Andaluzische schoenen, met bella-donna-oogen,<br />

langs die <strong>voor</strong>al heftig helle, grillig grelle doeken’. Met ontzetting constateer<strong>de</strong> hij<br />

dat er zelfs éen was, ‘waarop geheele tuben zijn uit gedrukt, als om te willen bewijzen,<br />

dat verf geen geld kost, als je zóo iets kostelijks maar weet op te roepen met<br />

uitgeperste tuben verf’. <strong>Couperus</strong>' smaak was in dit opzicht volstrekt conservatief.<br />

Van avontuurlijke experimenten moest hij in het geheel niets hebben. Hoe oor<strong>de</strong>el<strong>de</strong><br />

hij over Van Gogh, Picasso, Mancini? Het antwoord lijkt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand te liggen.<br />

Behalve <strong>de</strong>ze schil<strong>de</strong>rijenexpositie was er dan ver<strong>de</strong>r <strong>de</strong> ‘bene<strong>de</strong>tta esposizione’,<br />

waar hij Emma Garzes al over geschreven had. Het betrof, in mei 1911, <strong>de</strong> opening<br />

van een grote tentoonstelling die zich over verschillen<strong>de</strong> lokaties binnen <strong>de</strong> muren<br />

van Rome uitstrekte. 52 In <strong>de</strong> Thermen van Diocletianus - tegenwoordig Museo<br />

Nazionale <strong>de</strong>lle Terme; het enorme gebouw werd een <strong>de</strong>rtig jaar eer<strong>de</strong>r, ten tij<strong>de</strong> van<br />

Carel Vosmaers bezoek, ge<strong>de</strong>eltelijk nog bewoond; <strong>de</strong> laatste bewoners waren ten<br />

tij<strong>de</strong> van <strong>de</strong> expositie trouwens maar amper vertrokken - kreeg men aan <strong>de</strong> hand van<br />

tekeningen, gipsen en maquettes een overzicht <strong>voor</strong>geschoteld van talrijke Romeinse<br />

monumenten en kunst<strong>voor</strong>werpen uit <strong>de</strong> provincies van het rijk. <strong>Couperus</strong> vond het<br />

veel te veel van het goe<strong>de</strong>. Vreemd genoeg kon hij er nauwelijks enig enthousiasme<br />

<strong>voor</strong> opbrengen.<br />

De Engelenburcht herberg<strong>de</strong> schil<strong>de</strong>rijen en schetsen van Rome, gemaakt door<br />

buitenlandse schil<strong>de</strong>rs die <strong>de</strong> stad in <strong>de</strong> loop <strong>de</strong>r eeuwen had<strong>de</strong>n gekonterfeit. 53 Voor<br />

zover het Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>rs betrof wil<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> daar nog wel enige aandacht aan<br />

beste<strong>de</strong>n. Maar ook hier werd <strong>voor</strong>al zijn ongeduld opgewekt. Het antieke mausoleum<br />

van keizer Hadrianus zelf vond hij heel wat interessanter. - Liet zijn kennis hem in<br />

<strong>de</strong> steek? Men krijgt <strong>de</strong> indruk dat hij zich nooit heeft willen verdiepen, noch in <strong>de</strong><br />

Ne<strong>de</strong>rlandse Bentvueghels, noch in wat wij gemakshalve <strong>de</strong> Italianisanten en<br />

Grand-Touristen zou<strong>de</strong>n kunnen noemen.<br />

Het neoclassicisme boei<strong>de</strong> hem niet. <strong>Couperus</strong> gaf niets om <strong>de</strong> achttien<strong>de</strong> eeuw,<br />

en om <strong>de</strong> kunst van <strong>de</strong> zeventien<strong>de</strong> zo mogelijk nog min<strong>de</strong>r.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


390<br />

Rembrandt zou later een zeldzame uitzon<strong>de</strong>ring zijn, en hem heeft hij pas leren<br />

waar<strong>de</strong>ren door A. Bredius. Over <strong>de</strong> meubelen in Empirestijl, hoe Romeins ook van<br />

inspiratie, haal<strong>de</strong> hij achteloos zijn schou<strong>de</strong>rs op. 54 ‘Eischt ge’, vroeg hij zijn lezers,<br />

‘dat ik u zeg, dat, omdat Napoleon een Italiaan was... er meubels en schil<strong>de</strong>rijen zijn<br />

over gebracht uit Fontaine-bleau en hier in een Empire-vertrek zijn ge-expozeerd...?<br />

Neen, ge eischt het niet en ge hebt me<strong>de</strong>lij<strong>de</strong>n met mij.’ Zo gemakkelijk maakte hij,<br />

als het moest, er zich van af.<br />

Teleurstellend ook vond hij <strong>de</strong> tentoonstelling op <strong>de</strong> Piazza d'Armi. 55 Geïrriteerd<br />

merkte hij op: 56 ‘Ik heb van Expozities in Milaan en Turijn <strong>de</strong>n zelf<strong>de</strong>n indruk als<br />

van <strong>de</strong>ze op <strong>de</strong> Piazza d'Armi: balken, kalk, gewapend-beton, bordpapier,.., hier en<br />

daar wel aardige i<strong>de</strong>e's... maar dan ook weêr grof grint, waarop je niet loopen kunt,<br />

mod<strong>de</strong>rpoelen en kalkpoelen: chocola<strong>de</strong> en crême-fouettée, maar in reusachtige<br />

vla<strong>de</strong>n, die je je weg versperren: karren, werklui, gemis aan schaduw en gemis aan<br />

publiek... Ben ik te vroeg naar <strong>de</strong> Expozitie gegaan?’ Er waren replica's te zien naar<br />

Venetiaanse monumenten, architectuur uit Brescia, Milaan en Bergamo en nog een<br />

aantal van <strong>de</strong>rgelijke on<strong>de</strong>rwerpen. De tentoonstelling was door <strong>de</strong> koning geopend<br />

zon<strong>de</strong>r voltooid te zijn. Dit laatste in het bijzon<strong>de</strong>r riep <strong>Couperus</strong>' onverholen ergernis<br />

op: 57 ‘Zeker, er zijn wel aardige “paleizen” en “kasteelen” zoo opgezet... als dat<br />

eenmaal af is, zal het wel aardig zijn, hoor... Den volgen<strong>de</strong>n winter? Als <strong>de</strong> go<strong>de</strong>n<br />

het gunnen, zit ik dan in Caïro en schrijf Dagboekbla<strong>de</strong>n over <strong>de</strong> Pyrami<strong>de</strong>n...’<br />

Wan<strong>de</strong>lend langs het Corso ontmoette hij ‘Jan’ weer eens, 58 Maurits Wagen<strong>voor</strong>t,<br />

die omstreeks <strong>de</strong>ze tijd in<strong>de</strong>rdaad als journalist <strong>voor</strong> enkele Ne<strong>de</strong>rlandse couranten<br />

naar Rome is gereisd, om er net als <strong>Couperus</strong> een paar artikelen te schrijven over <strong>de</strong><br />

‘bene<strong>de</strong>tta esposizione’. Ook naar Wagen<strong>voor</strong>ts oor<strong>de</strong>el was <strong>de</strong> hele on<strong>de</strong>rneming<br />

een mislukking. Liever ging hij met zijn Haagse vriend - zogenaamd weer in <strong>de</strong><br />

legendarische auto van Orlando, die zelf nog altijd in Smyrna heette te zitten - naar<br />

Tivoli, dat <strong>Couperus</strong> aan zijn Hollandse collega wil<strong>de</strong> laten zien. Hij oogstte er succes<br />

mee. Wagen<strong>voor</strong>t bleek zeer gevoelig te zijn <strong>voor</strong> <strong>de</strong> ons al beken<strong>de</strong><br />

‘tooverperspectieven van louter licht, glans en glorie’, die <strong>Couperus</strong> bij herhaling<br />

bezongen heeft. Keizer Hadrianus zelf had <strong>Couperus</strong>' grote sympathie: hij zag hem<br />

als een tragische figuur, in diepe rouw gedompeld om <strong>de</strong> dood van zijn vriend<br />

Antinoüs die in <strong>de</strong> Nijl op mysterieuze wijze verdronken was. Zwervend door <strong>de</strong><br />

bouwvallen kwam hem uit <strong>de</strong> mist<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


391<br />

<strong>de</strong>r tij<strong>de</strong>n ‘<strong>de</strong> schim te gemoet van Hadrianus, die ginds, in <strong>de</strong>n wind, gegild heeft<br />

van pijn, van smart, van leed...’ Hij vereenzelvig<strong>de</strong> zich als het ware met <strong>de</strong> eenzame<br />

man wiens vriend niet meer bij hem was.<br />

<strong>Een</strong> heel an<strong>de</strong>r homo-erotisch thema werkte hij uit op niet min<strong>de</strong>r doorzichtige<br />

wijze. Ditmaal betrof het manlijke schoonhe<strong>de</strong>n die hem ontroer<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> Piazza<br />

Colonna, waar in een tij<strong>de</strong>lijk opgetrokken tent worstelwedstrij<strong>de</strong>n wer<strong>de</strong>n gehou<strong>de</strong>n. 59<br />

Hij hield daar van. <strong>Een</strong> <strong>de</strong>r gespier<strong>de</strong> kolossen bleek op <strong>de</strong> koop toe een Hollan<strong>de</strong>r<br />

te zijn. <strong>Couperus</strong> ontzag zich niet kennis met hem te gaan maken. De atleet, Eigenman<br />

geheten, moest helaas bekennen nog nooit van een zekere <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> gehoord<br />

te hebben. Tot diens verbazing <strong>de</strong>el<strong>de</strong> <strong>de</strong> worstelaar hem daarentegen me<strong>de</strong>: ‘Ikke<br />

kenne wèl een Hollandschen worstelaar, die heet <strong>Couperus</strong>, waarachtig...’ Waarop<br />

<strong>Couperus</strong> eenvoudig repliceer<strong>de</strong> met: ‘Dat zal een Friesche neef van mij zijn.’<br />

Op dagen van sombere stemming ging hij graag naar <strong>de</strong> Palatijn. Wat hem <strong>de</strong>ze<br />

winter en dit <strong>voor</strong>jaar allemaal gekweld heeft weten wij niet. Behalve <strong>de</strong> zelfmoord<br />

van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> mevrouw Lodomez, <strong>de</strong> afwezigheid van Orlando, <strong>de</strong> zeer ernstige<br />

moeilijkhe<strong>de</strong>n met Veen, moet er iets an<strong>de</strong>rs geweest zijn. Nog in april schreef hij,<br />

in het feuilleton Ruïnes, legen<strong>de</strong> en bloemen: 60 ‘Het is zeker wel héel vreemd, maar<br />

als mijn dag moe<strong>de</strong>loos is begonnen, als, in <strong>de</strong>n vroegen morgen al, <strong>de</strong> dingen van<br />

het leven, <strong>de</strong> dingen van het moeilijke leven mij dreigen neêr te drukken <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n<br />

gehéelen, ver<strong>de</strong>ren dag, als er brieven zijn gekomen, die mij ontstemmen, verbitteren,<br />

of treurig maken... en ik heb tòch <strong>de</strong>n moed gehad uit te gaan, wèg uit mijn kamer,<br />

wèg van <strong>de</strong> brieven, wèg van het moeilijke leven... om daar boven, van af dien<br />

Eeuwenheuvel <strong>de</strong>r Romeinsche keizerpaleizen, te staren in wat ik zoo gaarne, <strong>voor</strong><br />

mij, noem <strong>de</strong> zonnige Put <strong>de</strong>r Eeuwen... dan komt er, heel vreemd, als een kalmte<br />

om mij weven, als een zachte troost rond om mij drijven, dan komt er als een zacht<br />

glanzen<strong>de</strong> onverschilligheid om mij en in mij en over mijn ziel’. - Moeilijkhe<strong>de</strong>n in<br />

<strong>de</strong> vroege morgen, nog <strong>voor</strong> <strong>de</strong> komst van <strong>de</strong> post, kunnen er welbeschouwd eigenlijk<br />

alleen met Elisabeth gerezen zijn. Dat <strong>Couperus</strong>' vriend er in die tijd niet was, staat<br />

vast. Dat hij hem miste - zoals Hadrianus zijn Antinoüs - en zijn gemis afreageer<strong>de</strong><br />

op Elisabeth, is niet onwaarschijnlijk.<br />

Eind mei brak het ogenblik van vertrek uit Rome aan. In een bijzon<strong>de</strong>r mooie<br />

schets, Afscheid van Rome, komt <strong>Couperus</strong> op zijn ondui<strong>de</strong>lijk<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


392<br />

probleem terug: 61 ‘Onze winter in Rome: hij was niet heel lief... Ik mag het nu wel<br />

bekennen, nu ik hem gedragen heb, en nu ik vertrek... Onze winter in Rome was <strong>de</strong><br />

winter van <strong>de</strong> vele désilluzie's, <strong>de</strong> winter <strong>de</strong>r moeilijke dingen, <strong>de</strong> winter <strong>de</strong>r lastige<br />

levensverwikkelingen... en dat ik ze u niet gezegd heb, o lezer, gij zult het niet wraken;<br />

gij zult mij eer<strong>de</strong>r een beetje prijzen, dat ik mijn best heb gedaan u niet àl te veel te<br />

vervelen met <strong>de</strong> jeremia<strong>de</strong> mijner désilluzie's, dat ik gepoogd heb zoo veel mogelijk<br />

het mooie, het lieve, het artistieke te zien, dat <strong>de</strong>ze Romeinsche winter mij tóch nog<br />

gegeven heeft.’ - De foto's en prentbriefkaarten wer<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> muur genomen en in<br />

<strong>de</strong> koffers gestopt, evenals <strong>de</strong> somptueuze kle<strong>de</strong>n en alle prullaria die <strong>de</strong> pensionkamer<br />

in <strong>de</strong> Via Fontanella di Borghese een eigen sfeer had<strong>de</strong>n gegeven.<br />

Gevlucht naar het Forum Romanum, probeer<strong>de</strong> hij in het huis van <strong>de</strong> Vestaalse<br />

maag<strong>de</strong>n wat tot zichzelf te komen. Ook nu weer waren het <strong>de</strong> ruïnes van het antieke<br />

Rome die hem moesten kalmeren: 62 ‘Purperen rozen bloeien om het vierkante<br />

vasculum van het atrium; blanke rozen klimmen, weligen en weel<strong>de</strong>ren tegen<br />

<strong>de</strong> verbrokkel<strong>de</strong> muren; tusschen blanke rozen rijzen <strong>de</strong> standbeel<strong>de</strong>n <strong>de</strong>r<br />

Oppermaag<strong>de</strong>n... O, <strong>de</strong> schoonheid, die Rome is in Mei... Rozen, rozen, overal<br />

rozen...’<br />

Eindnoten:<br />

1 ‘<strong>Een</strong> vervelen<strong>de</strong> morgen’ (Vad. 21 mei 1910), in Korte arabesken, 221.<br />

2 ‘Incognito te Nice’ (Vad. 5 november 1910), in Zwaluwen, 180.<br />

3 Henri van Booven in Onze Eeuw (1923), IV, 219, herinner<strong>de</strong> zich kort na <strong>Couperus</strong>' dood: ‘Zelf<br />

zei<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> mij eens in <strong>de</strong>n winter van 1916: “Ik neem mij telkens en telkens ernstig <strong>voor</strong><br />

om geen romans meer te schrijven, en dàn, na een poos... daar ligt het dan alweer...”’<br />

4 Amice. 114 nr.472.<br />

5 Paradijzen 1, 18 nr.21.<br />

6 ‘Melancholieën’ (Vad. 31 <strong>de</strong>cember 1910), in Zwaluwen, 93.<br />

7 I<strong>de</strong>m, 96.<br />

8 Groot-Ne<strong>de</strong>rland IX (1911), 1, 1, 139, 281, 414 e.v.<br />

9 Amice, 114 nr.471.<br />

10 Het heuglijke bericht werd op 8 april 1914 naar Florence gezon<strong>de</strong>n. Zie ver<strong>de</strong>r Willem<br />

Timmermans, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> en De Nieuwe Gids. Overzicht van een Platonische relatie’, in<br />

Bzzlletin nr. 129 (oktober 1985), 23-29 (<strong>voor</strong>al 23). Terzelf<strong>de</strong>rtijd ontving dr. P.C. Boutens <strong>de</strong><br />

Poëzieprijs <strong>voor</strong> zijn Carmina (30 maart 1914). De beoor<strong>de</strong>lingscommissie werd gevormd door<br />

dr. A. Aletrino, dr. H.J. Boeken, mr. F. Erens, Willem Kloos, Jac. van Looy, Fr. Netscher en<br />

Ary Prins. Jeanne Kloos is <strong>Couperus</strong> in 1915 te Den Haag op Hoogewal 2 <strong>de</strong> bijbehoren<strong>de</strong><br />

oorkon<strong>de</strong> komen brengen. In plaats van een zilveren lauwerkrans koos <strong>Couperus</strong> een bedrag<br />

van ƒ 200,- te storten bij zijn Haagse bankier Scheurleer.<br />

11 Verschenen resp. in 1911 en 1912.<br />

12 Amice, 115 nr.474.<br />

13 I<strong>de</strong>m, 115 nr.476.<br />

14 I<strong>de</strong>m, 117 nr.479.<br />

15 Paradijzen I, 19 nr.22; Paradijzen II, 22 nr.23.<br />

16 Bastet, Zuil, 123: volgens zijn nicht Vera Rossi - in een brief d.d. 11 april 1978 - ging hij uit<br />

Italië weg ‘fra l'altro in Columbia a cercare l'oro che naturalmente non trovò’.<br />

17 Zie noot 5.<br />

18 ‘Het Dogenpaleis te Venetië’ (Vad. 11 januari 1911), in Blanke ste<strong>de</strong>n I, 7-15, ‘De baziliek van<br />

San Marco’ (Vad. 25 januari 1911), in Blanke ste<strong>de</strong>n I, 15-22.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


19 ‘Het pension’ (Vad. 28 januari 1911), in Rome I, 11.<br />

20 Met <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> in Afrika (1921), 7: ‘het was in <strong>de</strong>njare 'II en wij zwierven <strong>de</strong> wereld rond<br />

met 250 K.G. bagage’.<br />

21 Zie noot 19, 12.<br />

22 ‘De Gesù’ (Vad. 4 februari 1911), in Rome I, 18-20.<br />

23 ‘Thee in Excelsior’ (Vad. 4 februari 1911), in Rome I, 21-25.<br />

24 ‘Biagio’ (Vad. 18 februari 1911), in Rome I, 34-41. - ‘Aragno’ (Vad. 11 maart 1911), in Rome<br />

I, 59-65. - ‘De straat’ (Vad. 4 maart 1911), in Rome I, 50-58.<br />

25 ‘Bij Pier Pan<strong>de</strong>r’ (Vad. 11 februari 1911), in Rome I, 26-33.<br />

26 J.P. Wiersma, Pier Pan<strong>de</strong>r, een Friese beeldhouwer in Rome (1966). - M. Klein, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong><br />

en Pier Pan<strong>de</strong>r (1985), passim.<br />

27 ‘Museo Barracco I’ (Vad. 22 februari 1911), in Blanke ste<strong>de</strong>n II, 66 76. ‘Museo Barracco II’<br />

(Vad. 1 maart 1911), in Blanke ste<strong>de</strong>n II, 76-82.<br />

28 ‘San Saba’ (Vad. 25 februari 1911), in Rome I, 42-43.<br />

29 ‘Palazzo Massimo’ (Vad. 25 februari 1911), in Rome I, 44-49.<br />

30 ‘Appartamento Borgia’ (Vad. 15 maart 1911), in Blanke ste<strong>de</strong>n II, 82-91.<br />

31 ‘Villa Madama’ (Vad. 18 maart 1911), in Rome I, 74-77.<br />

32 ‘San Paolo en Tre-Fontane’ (Vad. 25 maart 1911), in Rome I, 78-86.<br />

33 ‘Colosseo’ (Vad. 29 maart 1911), in Blanke ste<strong>de</strong>n II, 92-102.<br />

34 ‘Het huis van Livia en <strong>de</strong> tempel van Rheia Kubele’ (Vad. 12 april 1911), in Blanke ste<strong>de</strong>n II,<br />

102-112.<br />

35 ‘Lucrezia’, in Groot-Ne<strong>de</strong>rland IX (1911), I, 649 e.v.; II, 253 e.v. In: Schimmen van Schoonheid,<br />

168-221.<br />

36 F.L. Bastet, Reizigers naar Rome (1964), 14 (met lit.).<br />

37 Zie noot 33.<br />

38 ‘Giulio’ (Vad. 1 april 1911), in Rome I, 87-95. Heeft het, in verband met het hier volgen<strong>de</strong>, een<br />

speciale betekenis dat <strong>de</strong> schets verscheen op... 1 april?!<br />

39 Zie noot 24.<br />

40 Groot-Ne<strong>de</strong>rland IX (1911), 1, 519 e.v. - In Blanke ste<strong>de</strong>n II, 1-33.<br />

41 Groot-Ne<strong>de</strong>rland IX (1911), II, 152 e.v. - In Proza I, 241-256.<br />

42 Proza I, 207-240.<br />

43 Groot-Ne<strong>de</strong>rland IX (1911), II, 388 e.v. - In Blanke ste<strong>de</strong>n 1, 48-87.<br />

44 Groot-Ne<strong>de</strong>rland IX (1911) II, 125 e.v. - In Blanke ste<strong>de</strong>n II, 171-193.<br />

45 ‘De villa van Hadrianus’ (Vad. 15 april 1911), in Rome II, 9-16.<br />

46 ‘De opera’ (Vad. 22 april 1911), in Rome II, 17-22.<br />

47 ‘Heilige week’ (Vad. 29 april 1911), in Rome II, 26 -4.<br />

48 ‘De Hollandsche schil<strong>de</strong>rs’ (Vad. 26 april 1911), in Rome II, 53-61. Willem Steelink jr.<br />

(1856-1928) en Arnold Marc Gorter (1866-1933).<br />

49 I<strong>de</strong>m, 54.<br />

50 I<strong>de</strong>m, 59.<br />

51 I<strong>de</strong>m, 61.<br />

52 ‘De tentoonstelling in <strong>de</strong> Terme Diocleziane’ (Vad. 27 mei 1911), in Rome II, 62-69.<br />

53 ‘De expozitie in Castel S. Angelo’ (Vad. 3 juni 1911), in Rome II, 70-76.<br />

54 I<strong>de</strong>m, 71.<br />

55 ‘De expozitie op <strong>de</strong> Piazza d'Armi’ (Vad. 10 juni 1911), in Rome II, 77-82.<br />

56 I<strong>de</strong>m, 77.<br />

57 I<strong>de</strong>m, 79.<br />

58 ‘Mijn vriend Jan te Rome’ (Vad. 13 mei 1911), in Rome II, 35-43.<br />

59 ‘Worstelwedstrijd’ (Vad. 20 mei 1911), in Rome II, 44-52.<br />

60 ‘Ruïnes, legen<strong>de</strong>n en bloemen’ (Vad. 6 mei 1911), in Blanke ste<strong>de</strong>n II, 57-66; 57.<br />

61 ‘Afscheid van Rome’ (Vad. 17 juni 1911), in Rome, II, 83-89; 84.<br />

62 I<strong>de</strong>m, 88.<br />

III [1911 (vervolg)]<br />

Het in <strong>de</strong> zomermaan<strong>de</strong>n zo koele Genève was <strong>Couperus</strong> een jaar eer<strong>de</strong>r zo goed<br />

bevallen, dat hij er ook nu weer enige tijd wil<strong>de</strong> doorbrengen. In Florence huur<strong>de</strong><br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


hij <strong>voor</strong> het najaar alvast zijn ou<strong>de</strong> kamers in het Palazzo Niccolini. Daarna bracht<br />

hij eerst een week aan zee door, op een plek die hij niet noemt. Het weer was matig.<br />

De lucht bleef <strong>voor</strong>tdurend zo bewolkt, dat hij niets an<strong>de</strong>rs wist te doen dan over die<br />

wolken maar een feuilleton te schrijven: De wolken <strong>de</strong>r go<strong>de</strong>n. 1 Alleen <strong>de</strong> laatste dag<br />

vertoon<strong>de</strong>n zee en hemel zich in al hun azuren glorie.<br />

Van hier reis<strong>de</strong> hij naar Genève. In het nu al welbeken<strong>de</strong> pension Coupier namen<br />

Elisabeth en hij hun intrek, naar het heet samen met Orlando. <strong>Couperus</strong> hield veel<br />

van het uitzicht op het meer. Hij vond het prettig naar het eilandje van Jean-Jacques<br />

Rousseau te kijken, en bestu<strong>de</strong>er<strong>de</strong> het gedrag van <strong>de</strong> zwanen die hij <strong>voor</strong> het eerst<br />

van zijn leven leer<strong>de</strong> kennen als nogal nijdige vogels in plaats van <strong>de</strong> fraaie,<br />

<strong>de</strong>coratieve dieren die zij in <strong>de</strong> poëzie plegen te zijn. 2<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


393<br />

Het zwerven<strong>de</strong> leven van verwen<strong>de</strong> vagebond beviel hem nog altijd goed. Toen hem<br />

in het pension eens door een <strong>de</strong>ftige ou<strong>de</strong> dame - het species generis humani dat<br />

altijd een zwak <strong>voor</strong> hem heeft gehad 3 - gevraagd werd of hij eigenlijk wel goed kon<br />

werken, zo helemaal zon<strong>de</strong>r een eigen huis op <strong>de</strong> achtergrond, antwoord<strong>de</strong> hij: 4 ‘O<br />

zoo goed, mevrouw, heel goed... Als ik niet woon, verlang ik wel eens naar mijn<br />

gebeeldhouw<strong>de</strong> schrijftafel, mijn bibelots en àl mijn boeken, maar dan troost ik mij<br />

met het feit, dat, als ik nièt woon, mijn vrouw ie<strong>de</strong>ren morgen met mij uit gaat... wat<br />

zij nooit doet als wij “wonen”...’<br />

Toch zag hij heel goed in dat zijn zwerfzucht die van <strong>de</strong> zoeker was, nooit tevre<strong>de</strong>n,<br />

eeuwig rusteloos. Er zat iets ziekelijks in, een zekere tragiek waar hij echter geen<br />

oplossing <strong>voor</strong> kon be<strong>de</strong>nken: 5 ‘Want hebben wij onze koffers, dan missen wij onze<br />

meubels, en zijn onze meubels harmoniesch om ons rond, dan voelen wij ons <strong>de</strong><br />

slaven hunner zware onbewegelijkheid. [...] Wij, zoekers, wij willen ten minste onze<br />

onafhankelijkheid genieten. Meubelen bin<strong>de</strong>n, wonen bindt. Wij willen niet zijn<br />

gebon<strong>de</strong>n. Onze vreem<strong>de</strong> nostalgieën dwingen ons telkens an<strong>de</strong>re horizonnen op te<br />

roepen rondom onze ziel, die smacht, naar iets, dat zij zelve niet zeggen kan. Zijn<br />

wij in <strong>de</strong> bergen, dan verlangen wij terug naar <strong>de</strong> stad; is om ons heen <strong>de</strong> weldadige<br />

eenzaamheid van bosschen en vel<strong>de</strong>n, zoo nemen wij een automobiel [een taxi dus,<br />

en hier niet door Orlando aangebo<strong>de</strong>n], om even het trottoir van <strong>de</strong> straat op te zoeken<br />

en een café vol menschen en een Kursaal. Zijn wij <strong>de</strong>n volgen<strong>de</strong>n morgen terug in<br />

ons buitenhôtelletje, dan voelen wij ons zoowel gedégoûteerd van <strong>de</strong> stad, als<br />

rampzalig ongelukkig om veld en om bosch. Wàt verlangen wij eigenlijk?’<br />

In dit zelf<strong>de</strong> opstel - Wonen of niet wonen? - vatte hij zijn levensgevoel van dat<br />

ogenblik als volgt samen, in een moment van transparante eerlijkheid: 6 ‘Wij weten<br />

het nooit, wij tragische zoekers, wij vagebon<strong>de</strong>n met koffers. Neen, wij weten het<br />

niet meer. Onze verwen<strong>de</strong> lichamen zochten eenmaal <strong>de</strong> zon op van het Zui<strong>de</strong>n,<br />

maar... <strong>de</strong> zui<strong>de</strong>rzon omsluiert zich <strong>de</strong> laatste jaren in floers van kille wolken en het<br />

azuur werd een legen<strong>de</strong>. Onze verwen<strong>de</strong> zielen zochten <strong>de</strong> emotie's <strong>de</strong>r kunst en zij<br />

misschien, alléen, bleven dat wat nooit <strong>de</strong> teleurstelling baart... Maar ver<strong>de</strong>r, of ge<br />

woont, of nièt woont, wat hebt gij gevon<strong>de</strong>n, o gij arme zoekers, o gij arme<br />

vagebon<strong>de</strong>n, rijk aan koffers?’<br />

Toch had dit vrije leven <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> meer <strong>voor</strong>- dan na<strong>de</strong>len. Het<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


394<br />

steeds wisselen<strong>de</strong> <strong>de</strong>cor zorg<strong>de</strong> in zijn feuilletons <strong>voor</strong> een grote verschei<strong>de</strong>nheid<br />

aan motieven. In Genève heeft hij <strong>de</strong>ze zomermaan<strong>de</strong>n van 1911 veel geschreven.<br />

Men krijgt <strong>de</strong> indruk dat het <strong>voor</strong> hem een ontspannen<strong>de</strong> tijd is geweest. - Waren<br />

Orlando en Elettra werkelijk bij hem? Het is niet onmogelijk. Nu eens doet hij het<br />

<strong>voor</strong>komen of zij in het pension bij hem aan tafel zitten, dan weer beweert hij dat<br />

Orlando naast hem on<strong>de</strong>r een donkere beuk ligt maar hem verbo<strong>de</strong>n heeft over hem,<br />

Orlando, ook nog maar met een woord te reppen. 7 Van het fantasiekasteel is in het<br />

geheel nooit meer sprake: <strong>de</strong> gedroom<strong>de</strong> zomers op <strong>de</strong> verzonnen Quattro-Torre<br />

bleken als literair motief uitgeput.<br />

<strong>Couperus</strong> is tot in oktober in Genève gebleven en beleef<strong>de</strong> er een plezierige tijd.<br />

In het pension huis<strong>de</strong>n Elisabeth en hij in twee lichte kamers met een balkon en<br />

uitzicht op het meer. Met zijn me<strong>de</strong>gasten kon hij het goed vin<strong>de</strong>n. Er was een ou<strong>de</strong><br />

mevrouw die buiten Genève een grote villa aan het water bezat maar er niet meer in<br />

woon<strong>de</strong>. 8 <strong>Couperus</strong> bracht daar een middag door, genoot van het verwaarloos<strong>de</strong> park<br />

en bestu<strong>de</strong>er<strong>de</strong> languissant <strong>de</strong> wolken die naar <strong>de</strong> Mont Blanc in <strong>de</strong> verte toe dreven.<br />

Er was een Franse schrijfster die aan een roman over Russische anarchisten werkte. 9<br />

Er logeer<strong>de</strong> <strong>voor</strong>ts een Griekse familie, en er waren Amerikanen en Engelsen. 10 De<br />

schrijfster ken<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> uit Nice, hij noemt haar Corisan<strong>de</strong> <strong>de</strong> Traille, zon<strong>de</strong>r te<br />

verra<strong>de</strong>n wie achter <strong>de</strong>ze verzonnen naam schuil gaat. In een kosmopolitische sfeer<br />

voel<strong>de</strong> hij zich altijd thuis. Vooral <strong>de</strong> aanwezigheid van een Russische prinses kon<br />

zijn grote goedkeuring wegdragen. Wat <strong>de</strong> al vermel<strong>de</strong> ou<strong>de</strong> villabezitster betreft,<br />

ook haar i<strong>de</strong>ntiteit is niet bekend. <strong>Couperus</strong> onthult slechts dat zij vreselijke dingen<br />

had doorgemaakt: 11 ‘<strong>de</strong>n zelfmoord van haar zoon, <strong>de</strong>n zelfmoord van haar kleinzoon,<br />

<strong>de</strong>n zelfmoord als een erfelijk noodlot in haar familie...’<br />

Het werd warmer dan <strong>Couperus</strong> verwacht had. Loom en passief flaneer<strong>de</strong> hij langs<br />

het water of ging wat kijken in <strong>de</strong> Tigre Royal, een mooie bontwinkel waar <strong>de</strong> dames<br />

nu al haar inkopen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> winter begonnen te doen. Was hij zelf nog steeds<br />

van plan die in Egypte door te brengen? Hij sprak er niet meer over. Dat hij<br />

uitein<strong>de</strong>lijk niet is gegaan moet behalve aan zijn financiën ook aan <strong>de</strong> politieke<br />

toestand gelegen hebben, zoals wij zullen zien. Cultureel viel er in Genève niet veel<br />

te beleven, noch aan monumenten, noch aan evenementen. <strong>Couperus</strong> schreef en<br />

schreef. Niet alleen schetsen over Genève, maar ook verhalen en essays over Lucrezia<br />

Borgia, over <strong>de</strong> Stanze van Rafaël in het Vaticaan, 12<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


395<br />

over Aphrodite, 13 en niet te vergeten een bewon<strong>de</strong>rend opstel over Praxiteles. 14 Wat<br />

<strong>de</strong>ze in zijn beeldhouwwerken had uitgedrukt - te beginnen met altijd weer <strong>de</strong> Eros<br />

van Centocelle - vond <strong>Couperus</strong> het hoogste wat een antieke kunstenaar ooit aan<br />

universele kunst had bereikt. Het thema van <strong>de</strong> androgyne ziel werd nog weer eens<br />

uitvoerig behan<strong>de</strong>ld.<br />

Even gemakkelijk als over <strong>de</strong> oudheid en <strong>de</strong> renaissance schreef hij pagina's vol<br />

over slechts één paar<strong>de</strong>bloem. 15 Nu eens analyseer<strong>de</strong> hij <strong>de</strong> loomten die hem in <strong>de</strong><br />

middaghitte overvallen kon<strong>de</strong>n, 16 dan weer wijd<strong>de</strong> hij een feuilleton aan het on<strong>de</strong>rwerp<br />

angst. 17 Genève bracht hem indringend Töpffers Nouvelles Genevoises in <strong>de</strong><br />

herinnering, <strong>voor</strong>al het verhaal La peur, dat hem als jongen diep had getroffen.<br />

Kin<strong>de</strong>rangsten die hij on<strong>de</strong>rgaan had in het ou<strong>de</strong>rlijk huis op <strong>de</strong> Mauritska<strong>de</strong>, angsten<br />

later in Indië, angstwekken<strong>de</strong> landschappen, een griezelig kasteel in een gruwelijke,<br />

drukken<strong>de</strong> vallei, alles trok opnieuw aan hem <strong>voor</strong>bij. Deze stemmingen mogen hem<br />

in<strong>de</strong>rdaad benauwd hebben, in virtuoze literaire miniaturen schreef hij ze toch ook<br />

weer even gemakkelijk van zich af. Zel<strong>de</strong>n heeft <strong>Couperus</strong>, met zijn levendige fantasie<br />

en sterk visueel herinneringsvermogen, om een on<strong>de</strong>rwerp verlegen gezeten.<br />

Caleidoscopisch werd <strong>de</strong> beschrijving van zijn kin<strong>de</strong>rangsten <strong>voor</strong>afgegaan door een<br />

verhaal over koning Salomo en <strong>de</strong> koningin van Sjeba 18 en door een feuilleton over<br />

koning Assur-Bânipal in <strong>de</strong> tempel van Ishtâr. 19 Töpffer, het Ou<strong>de</strong> Testament, het<br />

Gilgamesj-epos, <strong>Couperus</strong> kon alles gebruiken. Dat hij zoveel verschillen<strong>de</strong> boeken<br />

op reis met zich meesleepte kan nauwelijks aangenomen wor<strong>de</strong>n. Hoe hij steeds weer<br />

aan zijn stof kwam valt moeilijk te achterhalen. Vast staat dat hij in Florence graag<br />

gebruik maakte van <strong>de</strong> intieme <strong>bibliotheek</strong> van Vieusseux in het Palazzo Strozzi. 20<br />

Maar of hij ook in Genéve bibliotheken bezocht heeft?<br />

Heerlijk waren <strong>de</strong> avon<strong>de</strong>n aan het meer. ‘Plet is in <strong>de</strong>n avond hier altijd of het<br />

feest is en het is geen feest,’ schreef hij, 21 ‘het zijn alleen maar <strong>de</strong> lichtjes. Maar er<br />

zijn er ook zoo vele, zoo vele... [...] Als wij in <strong>de</strong>n avond uit loopen langs <strong>de</strong>n boord<br />

van het meer, dan is mijn kin<strong>de</strong>rlijk pleizier te kijken naar al die lichtjes... Het zijn<br />

ten eerste <strong>de</strong> lichtjes van <strong>de</strong> stad zelve, om <strong>de</strong>n kleinen haven heen gespikkeld, maar<br />

dan zijn het ook <strong>de</strong> elektrische lampjes, die met hunne bogen van illuminatie aangeven<br />

<strong>de</strong> ranke sierlijkhe<strong>de</strong>n boven <strong>de</strong> pijlers van <strong>de</strong>n Pont-du-Mont-Blanc... De<br />

lange brug is met lichtguirlan<strong>de</strong>s aangegeven, als of het feest is, ie<strong>de</strong>re nacht feest<br />

is... Het is absoluut niet belangrijk, dat <strong>de</strong> Pont-du-Mont-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


396<br />

Blanc ie<strong>de</strong>ren avond met lichtguirlan<strong>de</strong>s is aangegeven, maar ik vind het zoo aardig,<br />

en alles wat ik aardig vind, boek ik. Want wat ik niet boek, vergeet ik... Mijn<br />

kin<strong>de</strong>rlijke geest is héel vergeetachtig.’<br />

Verlicht was <strong>de</strong> faça<strong>de</strong> van <strong>de</strong> Kursaal, aan en uit gingen <strong>de</strong> lichtreclames van het<br />

Lunapark. Groen, rood en blauw knipper<strong>de</strong> <strong>de</strong> vuurtoren. Over het water gle<strong>de</strong>n <strong>de</strong><br />

bont geïllumineer<strong>de</strong> plezierboten langs en een volle maan overgoot dit alles<br />

overvloedig met wit licht. Er leek geen ein<strong>de</strong> te zullen komen aan <strong>de</strong> zomer. - Maar<br />

een dag later regen<strong>de</strong> het. De kalen<strong>de</strong>r begon gelijk te krijgen. Plotseling opsteken<strong>de</strong><br />

stormen kondig<strong>de</strong>n het najaar nu toch aan. Het meer van Genève werd een wil<strong>de</strong>,<br />

donkere watermassa: 22 ‘Er is nu geen licht meer, er is niets dan het zwart van boomen<br />

en het zwart van het meer en het zwart van <strong>de</strong> angstige nacht en door al dat zwart<br />

huilt <strong>de</strong> orkaan... Dit is een plek <strong>voor</strong> <strong>de</strong> misdaad! Deze donkere nacht, <strong>de</strong>ze donkere<br />

golven, <strong>de</strong>ze duistere schaduwen, <strong>de</strong>ze klagen<strong>de</strong> boomen, <strong>de</strong>ze bleeke weg, <strong>de</strong>ze<br />

ondoordringbare parken, <strong>de</strong>ze gesloten huizen, <strong>de</strong>ze hooge hekken, <strong>de</strong>ze enkele,<br />

verre lantaren... dat is alles als een plek <strong>voor</strong> <strong>de</strong> misdaad! O, laat ons niet ver<strong>de</strong>r<br />

gaan: laat ons omkeeren...’<br />

Op zulke avon<strong>de</strong>n was het in<strong>de</strong>rdaad maar beter thuis te blijven. <strong>Couperus</strong> speel<strong>de</strong><br />

dan wel een partijtje bézique met <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> mevrouw in wier tuin hij eer<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>r <strong>de</strong><br />

donkere beuk gelegen had. Zij bleek een prins Michel Dracosès te kennen - als dit<br />

verhaal tenminste niet weer een literair verdichtsel is! - die in een buitenwijk vol<br />

dichte groene bomen een kleine, niet opzienbaren<strong>de</strong> villa bewoon<strong>de</strong>. 23 Deze prins<br />

werd, toen hij een keer in het pension kwam, <strong>Couperus</strong> gepresenteerd als een<br />

afstammeling van <strong>de</strong> laatste <strong>de</strong>r Byzantijnse keizers: 24 ‘Ik glimlachte: waarom zoû<br />

hij ook niet... Waarom zou<strong>de</strong>n er geen afstammelingen mogen bestaan van <strong>de</strong><br />

Byzantijnsche keizers... En ver<strong>de</strong>r dacht ik niet meer over Michel Dracosès, hoewel<br />

ik zijn wellui<strong>de</strong>n<strong>de</strong>n naam telkens om mij klinken hoor<strong>de</strong>, hoewel ik vernam, te hooi<br />

en te gras, het een en an<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> originaliteiten van Michel Dracosès.’<br />

De man zag er weinig opvallend uit. Hij was gewoon een ‘man van <strong>de</strong> wereld, fijn<br />

van stem en manieren, olijftintig van gelaat met heel donker, héel lang haar, dat<br />

golf<strong>de</strong>... Maar ver<strong>de</strong>r niets “origineels”. <strong>Een</strong> eenvoudig kostuum, zoo als ie<strong>de</strong>reen<br />

draagt. Zelfs geen juweelen. Zijn haar was echter bizon<strong>de</strong>r. Het golf<strong>de</strong>, als of het<br />

geonduleerd was. Het was zéer verzorgd, met een scheiding ter zij<strong>de</strong>, en dan met<br />

dien ge-onduleer<strong>de</strong>n<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


397<br />

lok, een weinig over het <strong>voor</strong>hoofd. Nu en dan tikten zijn lange vingers er tegen, zoo<br />

als een vrouw tegen haar kapsel tikt, als om zich te verzekeren, dat het in or<strong>de</strong> is.<br />

Daarbij was dat ge-onduleer<strong>de</strong> haar glanzend van kosmetiek. Ik moest er telkens<br />

naar kijken...’<br />

Toen <strong>Couperus</strong> hem een week later echter eens in zijn villa opzocht, met wat hij<br />

nu openlijk toegaf te zijn een ‘taxi-auto’, trof hij een heel an<strong>de</strong>re man aan: gekleed<br />

in een purperen chlamys, met babouches aan <strong>de</strong> blote voeten, liggend in zij<strong>de</strong>n<br />

kussens en omgeven door oosterse stoffen en exotische meubelen. Het droombeeld<br />

van Vincent Vere, zou men haast zeggen. Tot <strong>Couperus</strong>' wanhoop - al dan niet<br />

<strong>voor</strong>gewend - ging het gesprek over literatuur. 25 Nog veel erger was <strong>de</strong> ‘hadsjisch’<br />

die <strong>de</strong> prins met wellust en vol overgave rookte: <strong>Couperus</strong> voel<strong>de</strong> onmid<strong>de</strong>llijk een<br />

vreselijke migraine opkomen.<br />

De schets maakt aanvankelijk een betrouwbare indruk, tot men aan het ein<strong>de</strong> leest: 26<br />

‘Wij spreken langen tijd over Byzanc, van Jean Lombard: Michel Dracosès is<br />

opgestaan; hij praat, hij praat nu als extatiesch over Byzance en hij staat als een<br />

Byzantijnsche schim, hijzelve in dien blauwen nevel, dien <strong>de</strong> telkens oplichten<strong>de</strong><br />

cigarette-punt als met een blank gou<strong>de</strong>n star doet óp lichten...’ - Wordt <strong>de</strong> lezer nu<br />

toch weer bij <strong>de</strong> neus genomen? vraagt men zich af. Dankt het hele verhaal zijn<br />

ontstaan misschien slechts aan <strong>Couperus</strong>' lectuur van dit boek van Lombard, wiens<br />

eigen extravagances die van <strong>de</strong> ten tonele gevoer<strong>de</strong> Michel Dracosès tamelijk dicht<br />

na<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n? Vast staat alleen dat <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> mistroostige gedachte ‘wat ben ik toch<br />

vreeslijk eenvoudig... burgerlijk eenvoudig... wanhópig eenvoudig... om thuis geen<br />

scharlaken chlamys te dragen... om heelemaal niet tegen hadsjisch te kunnen...’<br />

niet op zich heeft laten zitten. Weinige jaren later kon men hem in Den Haag op <strong>de</strong><br />

Hoogewal soms aantreffen, gehuld in antiek gewaad. Met het oog op het <strong>de</strong>corum<br />

verzocht hij dan ook zijn gasten zich daar in te hullen. 27<br />

<strong>Een</strong> an<strong>de</strong>re ontmoeting in het pension was die met een drieëntwintwigjarige Griekse<br />

auteur die zich tot Fransman had laten naturaliseren en bij <strong>voor</strong>keur ook in het Frans<br />

publiceer<strong>de</strong>. 28 Zijn achternaam wordt niet verteld, wij horen alleen dat hij in Parijs<br />

woont en daar toegang heeft 29 ‘tot <strong>de</strong> litteraire salons, waar <strong>de</strong> litteraire dames <strong>de</strong><br />

jonge schrijvers lanceeren en pousseeren; hij heeft <strong>voor</strong> zijne twee eerste boekjes<br />

<strong>voor</strong>re<strong>de</strong>nen kunnen verkrijgen van beken<strong>de</strong> litteratoren... Hij is er al, hij heeft een<br />

bonne presse; hij wordt vertaald... en hij is charmant, héel sympa-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


398<br />

thiek...’ Naar aanleiding van 's mans hardnekkige strevingen merkt <strong>Couperus</strong> op: 30<br />

‘In Frankrijk kost een litteraire carrière <strong>de</strong>n Jongen Auteur tijd en... geld, zelfs al<br />

schuilt er genie on<strong>de</strong>r zijn mooie droomogen en achter zijn vinnig vogelprofiel; in<br />

Holland kost het zelfs <strong>de</strong>n mid<strong>de</strong>lmatig begiftig<strong>de</strong>n jeugdigen schrijver weinig rijd<br />

en heelemaal geen geld! O strenge ze<strong>de</strong>n van onzen laag-landschen Parnassos!<br />

Gezegen<strong>de</strong> eenvoud, róeren<strong>de</strong> eenvoud, glad<strong>de</strong> gemakkelijkheid van “er te komen”<br />

in onze letterkundige, vlakke landouwen! Ten minste, als ik, nog jong auteur zijn<strong>de</strong>,<br />

had moeten intrigeeren en ge-interesseer<strong>de</strong> visites had moeten afleggen bij<br />

Ne<strong>de</strong>rlandsche litteraire dames, die <strong>de</strong> jeugdige schrijvers pousseer<strong>de</strong>n en lanceer<strong>de</strong>n...<br />

wel, mijn ingeboren onverschilligheid en aangekweekte luiheid zou<strong>de</strong>n mij nooit<br />

gebracht hebben op het plateautje, waar ik thans, bijna weemoedig, zoo rustig al<br />

werken<strong>de</strong> ben ge-arriveerd, want “er te zijn” is altijd heel eventjes melancholiek; er<br />

te “willen komen”... is eigenlijk het ware! En ik geloof, dat het niet veran<strong>de</strong>rd is,<br />

se<strong>de</strong>rt ik een “jong auteur” was... Neen, er is in die <strong>de</strong>rtig jaren - <strong>de</strong>rtig jaren!!!<br />

- niets veran<strong>de</strong>rd. <strong>Een</strong> Jong Auteur in gezegend, eenvoudig, patriarchaal Ne<strong>de</strong>rland<br />

heeft nog steeds niets te intrigeeren en visites te maken bij <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandsche<br />

litteraire-salondames... die niet bestaan. Zoudt ge meenen, dat een Jong Auteur, die,<br />

bij <strong>voor</strong>beeld, zijn novelle in Groot-Ne<strong>de</strong>rland wil<strong>de</strong> doen verschijnen, vol van zijn<br />

schuchtere ambitie, éerst visites ging afleggen op <strong>de</strong> jours van <strong>de</strong> echtgenoote van<br />

<strong>de</strong> drie redaktie-le<strong>de</strong>n?? Neen, wàarlijk niet! Hij zendt eenvoudig met een beleefd<br />

briefje zijn litterair product in bij onzen redakteur-sekretaris, die altijd - hoe vindt<br />

hij dien! - tijd heeft het manuscript door te lezen en te beoor<strong>de</strong>elen.’<br />

Terwijl hij nadacht over <strong>de</strong> problemen van <strong>de</strong> jonge Griek herinner<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong><br />

zich weer <strong>de</strong> rijd van zijn eigen <strong>de</strong>buut. Terugkijkend, na zoveel jaren, op <strong>de</strong> perio<strong>de</strong><br />

van Tachtig en alles wat er toen gebeur<strong>de</strong>, verhel<strong>de</strong>r<strong>de</strong> hij nu zijn eigen afzijdigheid<br />

van <strong>de</strong>stijds met <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n: 31 ‘Ik herinner mij mijn eigen jonge-auteurstijd, zon<strong>de</strong>r<br />

visites, intrigues, zon<strong>de</strong>r litteraire dames... ja zelfs zon<strong>de</strong>r veel “litteraire” atmosfeer<br />

om mij heen... Ik zocht die atmosfeer niet. Ik woon<strong>de</strong> in Den Haag en zelfs van het<br />

Amsterdamsche strijdveld, waar <strong>de</strong> nieuwe banieren flad<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> nieuwe leuzen<br />

flonker<strong>de</strong>n, bleef ik verre... Waarom? Ik weet het niet... Het was mijn aard stil te<br />

werken in mijn hoekje en, eenmaal ùit het werk, zocht ik àn<strong>de</strong>re atmosferen dan<br />

litteraire... Het is misschien héel vreemd, dat ik zoo was... Het is mij in die dagen<br />

van strijd misschien kwalijk<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


399<br />

genomen... In alle gevalle bleef ik verre, omdat ik nooit an<strong>de</strong>rs heb kunnen werken<br />

dan... stil in mijn hoekje. Ik hàd niet kunnen werken met strijdgewoel om mij, ook<br />

niet met strijdgewoel, waar het nieuwe wapen het nieuwe woord was’.<br />

Deze opmerkingen geven dat waar het <strong>Couperus</strong> altijd aan geschort heeft goed<br />

weer. Solitair van aard - zijn eenzame eerste kin<strong>de</strong>rjaren zijn daar zeker wel <strong>de</strong>bet<br />

aan, naast ook zijn natuurlijke karakteraanleg - heeft hij altijd een afkeer van<br />

groeperingen gehad. Hij wil<strong>de</strong> eigenlijk nergens bij horen, hoor<strong>de</strong> dan ook nergens<br />

bij, ja, hoor<strong>de</strong> door zijn <strong>voor</strong>tduren<strong>de</strong> verblijf in het buitenland zelfs nauwelijks bij<br />

<strong>de</strong> redactie, <strong>de</strong> facto, van Groot-Ne<strong>de</strong>rland. Van <strong>de</strong>ze maakte hij in hoofdzaak <strong>de</strong><br />

iure <strong>de</strong>el uit. Dit tot het uiterste doorgevoer<strong>de</strong> individualisme is enerzijds zijn grote<br />

artistieke kracht geweest: op <strong>de</strong>ze wijze raakte hij ook niet verstrikt in al het<br />

geharrewar en <strong>de</strong> vele kleine en grotere intriges waar bijna geen van <strong>de</strong> Tachtigers<br />

geheel aan heeft kunnen ontkomen en die tot zovele verdrietige kleinzielighe<strong>de</strong>n<br />

hebben geleid. An<strong>de</strong>rzijds heeft dit isolement hem vaak bitter eenzaam gemaakt,<br />

daar hij slechts zeer zel<strong>de</strong>n literaire gesprekpartners had met wie hij op niveau van<br />

gedachten kon wisselen. Elisabeth bezat dat niveau niet werkelijk. De contacten met<br />

Johan Ram - over wie wij in <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> niets horen en helaas ook niets weten -<br />

zijn altijd kort geweest. In zoverre er brieven gewisseld zijn, zullen <strong>de</strong>ze wat literaire<br />

zaken betreft niet veel dieper zijn gegaan dan het betrekkelijk oppervlakkige peil dat<br />

<strong>de</strong> weinige wel bewaar<strong>de</strong> epistels of fragmenten daarvan zon<strong>de</strong>r uitzon<strong>de</strong>ring te zien<br />

geven. Wat Frans Netscher betreft, niets wijst er op dat <strong>Couperus</strong> met hem in <strong>de</strong>ze<br />

jaren met enige regelmaat gecorrespon<strong>de</strong>erd heeft. Zeker weten doen wij het natuurlijk<br />

niet. Men krijgt echter sterk <strong>de</strong> indruk dat <strong>de</strong> vrien<strong>de</strong>n met het klimmen <strong>de</strong>r jaren<br />

steeds meer elk hun eigen gang zijn gegaan. Vergeten was <strong>Couperus</strong> hem allerminst.<br />

<strong>Een</strong> maand of vier na Genève zou hij aan zijn ou<strong>de</strong> jeugdkarneraad zelfs een tamelijk<br />

pijnlijk feuilleton wij<strong>de</strong>n...<br />

De zomer was nu <strong>de</strong>finitief <strong>voor</strong>bij. Het ein<strong>de</strong> werd bezegeld met een don<strong>de</strong>rslag<br />

die <strong>Couperus</strong> met een schok tot <strong>de</strong> realiteit van het ‘normale’ leven terugbracht. De<br />

nutteloze toeschouwer, die hij zich wist, las in september 1911 in <strong>de</strong> couranten dat<br />

er oorlog was uitgebroken: 32 Italië stel<strong>de</strong>, in zijn pogingen Tripolitanië en Cyrenaika<br />

te koloniseren - min of meer on<strong>de</strong>r het motto ‘als wij het niet doen, doet een an<strong>de</strong>r<br />

het’ - een<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


400<br />

ultimatum. Het wenste die gebie<strong>de</strong>n te bezetten omdat <strong>de</strong> Turken onmachtig zou<strong>de</strong>n<br />

zijn gebleken er <strong>de</strong> or<strong>de</strong> te handhaven. On<strong>de</strong>rhan<strong>de</strong>lingen hielpen niet en <strong>de</strong> oorlog<br />

was een feit. In Libië, waar zich toen slechts zevenduizend Turkse soldaten bevon<strong>de</strong>n,<br />

werd een inval gedaan. De Italiaanse bevelhebber Caneva wist binnen korte tijd<br />

Tripoli, Benghazi en Tobroek te bezetten. Dit beteken<strong>de</strong> het begin van langdurige<br />

gevechtshan<strong>de</strong>lingen, die pas in oktober 1912, met <strong>de</strong> vre<strong>de</strong> van Lausanne - waarbij<br />

Turkije van zijn macht in Libië afstand heeft moeten doen - een ein<strong>de</strong> zou<strong>de</strong>n nemen.<br />

In Genève zette het najaar door. De blaren begonnen te vallen, <strong>de</strong> lichtschakeringen<br />

over het meer wer<strong>de</strong>n grijs en violet. Door <strong>de</strong> verlaten tuin rond <strong>de</strong> gesloten villa<br />

waar <strong>Couperus</strong> eer<strong>de</strong>r met Orlando in het geuren<strong>de</strong> gras on<strong>de</strong>r een beuk had gelegen,<br />

woei een ijzige bries. Nog eenmaal ging hij er heen: 33 ‘De kille wind waait nu door<br />

<strong>de</strong> takken, en <strong>de</strong> eerste bla<strong>de</strong>ren dwarrelen om en het huis is geheel gesloten en ik<br />

lig niet meer met <strong>de</strong> vrien<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n purperen beuk, maar ik dwaal langs <strong>de</strong> al<br />

sombere pa<strong>de</strong>n van het park. Ik huiver in een lange overjas en heb mijn, kraag op en<br />

er tikken kille droppelen mij in het gezicht en nu zie ik naar het grasveld, waar wij<br />

<strong>de</strong> mooie vinkjes lokten met kruimeltjes brood... Waar zijn <strong>de</strong> vinkjes?’<br />

Wel zag hij eekhoorns, bezig met het verzamelen van hun winter<strong>voor</strong>raad<br />

hazelnoten. Meeuwen verdreven <strong>de</strong> zwaluwen. Het was intussen al oktober gewor<strong>de</strong>n.<br />

De kamers in het pension kregen hun dubbele ramen en <strong>de</strong> centrale verwarming ging<br />

aan. In <strong>de</strong> stad zocht men <strong>de</strong> gezelligheid niet langer op terrassen maar in <strong>de</strong> tea-room.<br />

Elisabeth occupeer<strong>de</strong> er zich met haar wintergar<strong>de</strong>robe en kocht hoe<strong>de</strong>n: 34 ditmaal<br />

geen ‘in een gedraai<strong>de</strong> vloermatten, en rieten-daken-van-huizen-van-wil<strong>de</strong>n, met<br />

bloemen bezaaid’, maar ‘astrologen-puntmutsen volgen[d] op <strong>de</strong> aëroplaantoestellen,<br />

die onze dames <strong>de</strong>ze zomer hebben ge-arboreerd.’ ‘De zomer heeft uit, maar... <strong>de</strong><br />

winter zal weldra zijn... Na een paar van <strong>de</strong> minst leelijke hoe<strong>de</strong>n bij Mad 11e Frou-Frou<br />

te hebben gekozen, komen mijn vrouw en ik, vrij tevre<strong>de</strong>n, op straat en loopen dwars<br />

in een troep kranteverkoopers, die schreeuwen: - La guerre déclarée... Bombar<strong>de</strong>ment<br />

<strong>de</strong> Tripoli... De herfst is begonnen, <strong>de</strong> oorlog verklaard, <strong>de</strong> Toekomst vangt aan...<br />

Wat zullen <strong>de</strong> dagen, die gaan komen, ons geven...??’<br />

Eindnoten:<br />

1 ‘De wolken <strong>de</strong>r go<strong>de</strong>n’ (Vad. 24 juni 1911), in Genève, Florence I, 1-10.<br />

2 ‘Diverse pluimages’ (Vad. 1 juli 1911),in Genève, Florence I, 17-20.<br />

3 Dit was we<strong>de</strong>rzijds, zie ‘Het onoverkomelijke verschil’ (Vad. 23 september 1911), in i<strong>de</strong>m, 53:<br />

‘trouwens, ik lach nooit ou<strong>de</strong> dames uit, want ik heb altijd een zwak gehad <strong>voor</strong>... ou<strong>de</strong> dames...<br />

ten minste, als ze aardig en hef zijn!!’<br />

4 ‘Wonen of niet wonen?’ (Vad. 8 juli 1911), in Genève, Florence I, 11-16; 13.<br />

5 I<strong>de</strong>m, 15 16.<br />

6 I<strong>de</strong>m, 16.<br />

7 ‘Aan <strong>de</strong>n boord van het meer’ (Vad. 15 juli 1911), in Genève, Florence 1, 29. - Aan <strong>de</strong> hier<br />

beschreven boom lijkt tot op he<strong>de</strong>n werkelijk <strong>de</strong> naam van <strong>Couperus</strong> verbon<strong>de</strong>n te zijn! In een,<br />

ongedateer<strong>de</strong>, brief (zomer 1984) <strong>de</strong>el<strong>de</strong> mevrouw Tine Faber mij vrien<strong>de</strong>lijk mee: ‘In verband<br />

met het verhaal van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> in een villa aan het meer van Genève, rustend on<strong>de</strong>r een<br />

boom, wees een Ne<strong>de</strong>rlands diplomaat mij een ou<strong>de</strong> boom in <strong>de</strong> tuin van het restaurant Vieux<br />

Bois, want dat zou die boom zijn (1978). Vieux Bois ligt bij <strong>de</strong> ingang naar het nieuwe <strong>de</strong>el<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


van het Palais <strong>de</strong>s Nations.’ - Dat Orlando er werkelijk ook was, zou kunnen blijken uit ‘Over<br />

mijn woning’ (Vad. 11 september 1915), in Wree<strong>de</strong> portretten, 92: ‘ - herinner je, in '11 duren<strong>de</strong><br />

<strong>de</strong>n zaligen maar stikwarmen zomer, in Genève, <strong>de</strong> opgeworpene kwestie: Wonen of niet<br />

Wonen? -’<br />

8 Genève-Florence 1, 29-34 (zie noot 7).<br />

9 ‘Klein-cosmopolis’ (Vad. 12 augustus 1911), in i<strong>de</strong>m, 42.<br />

10 Ibi<strong>de</strong>m, 42-47.<br />

11 ‘Michel Dracosès’ (Vad. 7 oktober 1911), in Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren 11, 3.<br />

12 ‘De Stanze van Rafaël I’ (Vad. 26 juli 1911), in Blanke ste<strong>de</strong>n 11, 133-141; ‘De Stanze van<br />

Rafaël’ II (Vad. 27 juli 1911), in Blanke ste<strong>de</strong>n 11, 141-149.<br />

13 ‘Afrodite in Rome’ (Vad. 31 juli 1911), in Blanke ste<strong>de</strong>n 11, 149-155.<br />

14 ‘Praxiteles in Rome’ (Vad. 30 augustus 1911), in Blanke ste<strong>de</strong>n 11, 155-163.<br />

15 ‘Midzomerloomtes’ (Vad. 26 augustus 1911), in Genève, Florence 1, 69.<br />

16 I<strong>de</strong>m, 65-71.<br />

17 ‘De angst’ (Vad. 16 september 1911), in Genève, Florence 1, 57-64. - Zie hierover ook V.<br />

Booven, Leven, 71-72; 95 (invloed op Eline Vele), 111.<br />

18 ‘Het raadsel’ (Vad. 2. september 1911), in Schimmen van schoonheid.<br />

19 ‘De nacht van Ishtâr’ (Vad. 9 september 1911), in Schimmen van schoonheid.<br />

20 Blanke ste<strong>de</strong>n 1, 102: ‘Dat verle<strong>de</strong>n, die geschie<strong>de</strong>nis, zij geven zelfs <strong>de</strong>n intellectueelen toerist,<br />

die toch wel eenigermate op <strong>de</strong> hoogte wenscht te zijn en in <strong>de</strong> prachtige lees<strong>bibliotheek</strong> van<br />

Vieusseux zich werk na werk uitkiest, een zekere kluchtige, naïve wanhoop.’ - Zie<br />

tentoonstellingscatalogus Vieusseux e il ‘Vieusseux’ (1979; diverse auteurs).<br />

21 ‘Licht en donker’ (Vad. 30 september 1911), in Genève, Florence 1, 73-77; 72.<br />

22 I<strong>de</strong>m, 76-77.<br />

23 Zie noot 11.<br />

24 Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren 11, 2.<br />

25 I<strong>de</strong>m, 5: ‘Ik hoû niet van over litteratuur te praten. Ik praat liever over wat an<strong>de</strong>rs dan over<br />

litteratuur. Ik vind het vreeslijk over boeken te praten.’<br />

26 I<strong>de</strong>m, 6.<br />

27 Overgeleverd door A.H. Luijdjens, wie dit als jongeman overkwam, toen hij <strong>Couperus</strong> in 1917<br />

aldaar een bezoek bracht.<br />

28 ‘De jonge auteur’ (Vad. 21 oktober 1911), in Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren 11, 8-13.<br />

29 I<strong>de</strong>m, 9.<br />

30 I<strong>de</strong>m, 10.<br />

31 I<strong>de</strong>m, 12.<br />

32 ‘Begin en ein<strong>de</strong>’ (Vad. 14 oktober 1911), in Genève, Florence 1, 78-83; 83.<br />

33 I<strong>de</strong>m, 79.<br />

34 I<strong>de</strong>m, 83<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


IV [1911-1912]<br />

401<br />

Via <strong>de</strong> Simplontunnel teruggekeerd in Florence, nog diezelf<strong>de</strong> oktobermaand, moet<br />

<strong>Couperus</strong> in dubio hebben verkeerd of hij <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> winter nu wel of niet naar<br />

Egypte zou gaan. Is het <strong>de</strong> Italiaans- Turkse oorlog geweest die hem <strong>de</strong> reis heeft<br />

doen uitstellen? Dit lijkt wel <strong>de</strong> waarschijnlijkste oplossing. Egypte bleef daarmee<br />

een plan <strong>voor</strong> later. <strong>Een</strong> duur plan overigens, en ook dat was een negatief argument.<br />

Het heeft misschien zelfs <strong>de</strong> doorslag gegeven. Romans immers die hem een extra<br />

inkomen had<strong>de</strong>n kunnen verschaffen ston<strong>de</strong>n nog steeds niet op stapel. <strong>Couperus</strong><br />

volhard<strong>de</strong> in het besluit er nooit meer een te zullen schrijven. Maar Egypte uit zijn<br />

hoofd zetten <strong>de</strong>ed hij allerminst, in 1913 kwam hij er weer op terug - ook toen echter<br />

vergeefs. Daarna heeft <strong>de</strong> wereldoorlog het plan verij<strong>de</strong>ld.<br />

Weer neer te strijken in <strong>de</strong> vertrouw<strong>de</strong>, zaalachtige kamers van het Palazzo<br />

Niccolini, met het uitzicht op <strong>de</strong> hangen<strong>de</strong> tuin van <strong>de</strong> markies, waarin nog gele<br />

rozen bloei<strong>de</strong>n, was bijna iets als een thuiskomst. 1 Aan <strong>de</strong> grote portene bij <strong>de</strong> ingang<br />

van het Palazzo hield als steeds <strong>de</strong> trouwe Antonio <strong>de</strong> wacht. <strong>Couperus</strong> was op <strong>de</strong><br />

ou<strong>de</strong> man, een gewezen carabiniere, bijzon<strong>de</strong>r gesteld. De portier placht <strong>voor</strong> hem<br />

op te blijven als hij eens laat thuiskwam en <strong>de</strong> ketting nog op <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur moest.<br />

Het was een feestelijk weerzien met <strong>de</strong> beken<strong>de</strong> monumenten, waar <strong>Couperus</strong> zo<br />

van hield. On<strong>de</strong>r <strong>de</strong>ze nam <strong>de</strong> Or San Michele <strong>voor</strong> hem een eerste plaats in. 2 Op<br />

zondagen ging hij graag in <strong>de</strong> Dom <strong>de</strong> hoogmis bijwonen: 3 ‘Ik ben niet Katholiek,<br />

ik ben niet geloovig aan wat daar gevierd en gezongen wordt, maar wat mij omringt,<br />

doet mij weldadig aan, geeft een droomzware tee<strong>de</strong>rheid aan mijn doellooze<br />

mijmering. Ik vind het vreemd, dat in onze eeuw nog zulke antieke, Mid<strong>de</strong>neeuwsche<br />

godsfeesten wor<strong>de</strong>n gevierd in een altijd duisteren, immensen Dom, maar mijne<br />

bevreemding verhin<strong>de</strong>rt niet <strong>de</strong> innige weldadigheid mijner stemming.’ - Baptisterium<br />

en Dommuseum hiel<strong>de</strong>n die goe<strong>de</strong> stemming vast, en on<strong>de</strong>r het drinken van een<br />

vermout bij Gilli leek er aan het aards paradijs niets meer te ontbreken. 4 Later op<br />

zondag was er hoempamuziek op <strong>de</strong> Piazza <strong>de</strong>lla Repubblica. <strong>Couperus</strong> zat dan graag<br />

bij Gambrinus, neurie<strong>de</strong> <strong>de</strong> melodieën uit Aida en Trovatore mee, keek met<br />

welgevallen naar een beken<strong>de</strong> bultenaar die lucifers verkocht en voel<strong>de</strong> zich <strong>de</strong><br />

koning te rijk. 's Avonds ging hij soms naar het Teatro Niccolini. Het leven van<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


402<br />

een gentleman of leisure was nog zo gek niet.<br />

De uitgebroken oorlog werd door bijna ie<strong>de</strong>reen luchtig opgevat. Troepen op weg<br />

naar Tripoli trokken lachend <strong>voor</strong>bij. In <strong>de</strong> cinema kon men zien hoe ze zich<br />

inscheepten. 5 Tripoli zelf verscheen met kamelen, palmen en minaretten op het doek<br />

alsof het allemaal niets dan een aardigheid was. De Turken heetten bij duizen<strong>de</strong>n te<br />

vallen, aan Italiaanse zij<strong>de</strong> echter wer<strong>de</strong>n uitsluitend triomfen gevierd. Op <strong>de</strong><br />

verjaardag van <strong>de</strong> koning vond in Florence een para<strong>de</strong> met marsmuziek plaats. De<br />

hymne van Garibaldi weerklonk, ro<strong>de</strong> vlaggen wer<strong>de</strong>n verbrand en een fakkel-optocht<br />

besloot <strong>de</strong> dag feestelijk.<br />

Hoezeer <strong>Couperus</strong> genoot van het Florentijnse volksleven blijkt uit zijn enthousiaste<br />

beschrijvingen van wat er op straat zoal te zien viel. Maar zoals gewoonlijk bleef<br />

het daar niet bij. Nog in oktober ging hij zich weer in <strong>de</strong> beeldhouw-, bouw- en<br />

schil<strong>de</strong>rkunst verdiepen. Hij begon met een ou<strong>de</strong> lief<strong>de</strong>, <strong>de</strong> fresco's van Ghirlandaio<br />

in het koor van <strong>de</strong> Santa Maria Novella. 6 In <strong>de</strong>ze kerk, dicht bij zijn pension gelegen,<br />

kon hij rustiger rondkijken dan an<strong>de</strong>rs, want er waren, weinig toeristen: zowel <strong>de</strong><br />

oorlog als <strong>de</strong> op sommige plaatsen in Italië uitgebroken cholera hiel<strong>de</strong>n <strong>de</strong><br />

vreem<strong>de</strong>lingen weg. Had hij geen zin in kerken of musea, dan occupeer<strong>de</strong> hij zich<br />

met wat hij noem<strong>de</strong> ‘kunst op straat’. 7 De rijkdommen van Florence, van <strong>de</strong> beel<strong>de</strong>n<br />

in <strong>de</strong> Loggia <strong>de</strong>i Lanzi tot <strong>de</strong> bronzen reliëf<strong>de</strong>uren van het Battistero, en wat niet<br />

allemaal meer, trokken zijn levendige aandacht. Met behulp van zijn Bae<strong>de</strong>ker, en<br />

ongetwijfeld allerlei an<strong>de</strong>re naslagwerken, trachtte hij er zoveel mogelijk over aan<br />

<strong>de</strong> weet te komen. <strong>Een</strong>zame zwerftochten waren het wel. Bevond Emma Garzes zich<br />

in <strong>de</strong> stad? Waar was Orlando? - Over hem horen wij weinig, zij het genoeg om vast<br />

te stellen dat hij althans in het najaar van 1911 in<strong>de</strong>rdaad in Florence was.<br />

In het Palazzo Vecchio werd een grote Mostra <strong>de</strong>l Ritratto gehou<strong>de</strong>n. 8 <strong>Couperus</strong><br />

vond er heel wat meer te waar<strong>de</strong>ren dan in het afgelopen <strong>voor</strong>jaar op <strong>de</strong><br />

tentoonstellingen te Rome. Tal van figuren uit <strong>de</strong> Renaissance en latere tijd waar hij<br />

zich <strong>de</strong> afgelopen jaren mee bezig had gehou<strong>de</strong>n kregen hier ineens letterlijk een<br />

gezicht. Zijn verslag van <strong>de</strong> expositie werd een lange opsomming, en het is <strong>de</strong> vraag<br />

of <strong>de</strong> lezers van Het Va<strong>de</strong>rland er veel aan gehad zullen hebben. Toch wer<strong>de</strong>n zijn<br />

feuilletons aandachtig gelezen. Voor zover men hem eventueel niet geheel kon volgen,<br />

bleef altijd <strong>de</strong> briljante stijl van zijn opstellen. Doorgaans waren zijn on-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


403<br />

<strong>de</strong>rwerpen trouwens bekend genoeg. De fresco's van Benozzo Gozzoli in het Palazzo<br />

Medici-Riccardi zijn ook in <strong>Couperus</strong>' tijd al veel gereproduceerd. Hij zelf zag ze<br />

niet <strong>voor</strong> het eerst. 9 Ditmaal echter miste hij er 10 ‘<strong>de</strong>n ou<strong>de</strong>n custo<strong>de</strong>, die jaren<br />

lang met beven<strong>de</strong> hand zijn langen staf, aanwijzen<strong>de</strong>, trillen liet over <strong>de</strong> fresco's of<br />

<strong>de</strong>n electrischen reflector langs <strong>de</strong> donkere wan<strong>de</strong>n schijnen <strong>de</strong>ed’. De brave man<br />

was, vernam hij, met pensioen.<br />

Het verslag van zijn bezoek aan het pas gerestaureer<strong>de</strong> Palazzo Davanzati is<br />

beel<strong>de</strong>nd genoeg om het ook zon<strong>de</strong>r begelei<strong>de</strong>n<strong>de</strong> afbeeldingen te kunnen volgen. 11<br />

Van heel an<strong>de</strong>re aard is weer zijn schets over <strong>de</strong> Madonna <strong>de</strong>lla stella. 12 Het kleine<br />

schil<strong>de</strong>rij van Fra Angelico was toen juist uit het klooster van San Marco gestolen.<br />

Korte tijd later vond men het terug. Naar aanleiding daarvan merkt <strong>Couperus</strong> op: 13<br />

‘Zij staat nu in <strong>de</strong> Questura en <strong>de</strong> geheele zaak is heel duister en heel moeilijk te<br />

verklaren en mijn Italiaansche vriend noemt het een “komedie”...’ Het belangrijkste<br />

van die passage is <strong>voor</strong> ons, dat Orlando zich toen dus in<strong>de</strong>rdaad - naar alle<br />

waarschijnlijkheid dan! - in Florence bevond. Niet in Rome, niet in Cecina: want<br />

daar heeft Giulio Lodomez nooit gewoond.<br />

Het leek een zachte winter te zullen wor<strong>de</strong>n. Begin <strong>de</strong>cember was het bijna lente,<br />

en <strong>Couperus</strong> besloot van het <strong>voor</strong>jaarsachtige weer te profiteren door met Elisabeth<br />

eens naar Fiesole te gaan. 14 Niet alleen <strong>de</strong> Etruskische en Romeinse ruïnes bekeek<br />

hij daar, ook bezocht hij het franciscaner klooster. Met een monnik sprak hij over<br />

<strong>de</strong> Fioretti, waarin <strong>voor</strong>al het verhaal over ‘broe<strong>de</strong>r wolf’ hem zo getroffen had. <strong>Een</strong><br />

an<strong>de</strong>re keer, op een even zonnige dag, beklom hij tegen het eind van <strong>de</strong> morgen <strong>de</strong><br />

Campanile van Giotto, 15 luister<strong>de</strong> naar het indrukwekken<strong>de</strong> klokgelui van twaalf uur<br />

en zag en hoor<strong>de</strong> het op dat tijdstip van het Belve<strong>de</strong>refort afgeschoten kanonschot.<br />

<strong>Een</strong> van zijn meest curieuze schetsen uit <strong>de</strong>cember 1911 is ongetwijfeld Dorian<br />

Gray, gebaseerd op een - gefingeer<strong>de</strong>? - ontmoeting die hem enkele niet oninteressante<br />

regels over Oscar Wil<strong>de</strong> in <strong>de</strong> pen gaf. 16 Hij releveer<strong>de</strong> hoe Wil<strong>de</strong> bijna twintig jaar<br />

eer<strong>de</strong>r <strong>de</strong> Engelse vertaling van Noodlot had gelezen, waarna <strong>de</strong> beroem<strong>de</strong> man<br />

<strong>Couperus</strong> een bewon<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> brief had geschreven: ‘uitvoerig, hartelijk, sympathiek’.<br />

Als bewijs van zijn waar<strong>de</strong>ring zond Wil<strong>de</strong> hem daarop ook The Picture of Dorian<br />

Gray. 17 Vooral Elisabeth vond die roman zo mooi dat zij Wil<strong>de</strong> vroeg of zij hem in<br />

het Ne<strong>de</strong>rlands mocht vertalen. Die toestemming kreeg zij.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


404<br />

Meer dan <strong>de</strong>ze enkele gedocumenteer<strong>de</strong> brieven blijken er tussen <strong>Couperus</strong> en<br />

Elisabeth enerzijds en Oscar Wil<strong>de</strong> an<strong>de</strong>rzijds niet gewisseld te zijn.<br />

‘Nu, na jaren in Florence, o lezer... heb ik Dorian Gray ontmoet...’ vertelt <strong>Couperus</strong>,<br />

om vervolgens uit <strong>de</strong> doeken te doen wat er zou zijn <strong>voor</strong>gevallen. 18 Op straat had<br />

hij twee heren zien wan<strong>de</strong>len, waarvan hij <strong>de</strong> ene herken<strong>de</strong> als Domenico, een<br />

<strong>voor</strong>malige ober uit Milaan. Deze man stel<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong> aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re heer, een<br />

Engelsman bij wie Domenico nu als knecht in dienst was. De Engelsman, die<br />

<strong>Couperus</strong>' naam bleek te kennen en zelfs enkele van diens boeken gelezen had,<br />

verklaar<strong>de</strong> daarop eenmaal mo<strong>de</strong>l te hebben gestaan <strong>voor</strong> Dorian Gray. De vroegere<br />

jeune premier was intussen echter be<strong>de</strong>nkelijk aan lager wal geraakt.<br />

Samen met hem zou <strong>Couperus</strong> in een cinema-me-doorlopen<strong>de</strong>-<strong>voor</strong>-stelling <strong>de</strong><br />

films van dat moment zijn gaan bewon<strong>de</strong>ren: 19 ‘Men ziet <strong>de</strong> soldaten, die gaan naar<br />

Tripoli en een sentimenteel drama en een komieke farce...’ Daar Dorian Gray niets<br />

meer van <strong>de</strong> elegante dandy had, besloot <strong>Couperus</strong> zijn feuilleton - zogenaamd<br />

‘gebroken van melancholie’ - met <strong>de</strong> opmerking: ‘Zóo gaan <strong>de</strong> glonën <strong>de</strong>r wereld<br />

on<strong>de</strong>r!’ Over Oscar Wil<strong>de</strong> merkte hij slechts dit nog op: ‘De schrijver zelve... hij<br />

ging on<strong>de</strong>r in bittere tragedie.’ Dat Wil<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong>' sympathie had is dui<strong>de</strong>lijk. Toch<br />

stelt het ons wel teleur dat hij ver<strong>de</strong>r geen woord vuil maakte aan zijn gestorven<br />

confrater.<br />

Berustte <strong>de</strong> ontmoeting nu op werkelijkheid? Het is, alweer, heel moeilijk uit te<br />

maken. Wel bevreemdt het dat <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong>ze zogenaam<strong>de</strong> Dorian Gray in Florence<br />

nooit heeft opgezocht, terwijl dat bezoek <strong>voor</strong> hem toch belangrijk genoeg had kunnen<br />

zijn. Het ligt dus <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand toch maar liever aan fabulatie te <strong>de</strong>nken. De zaligheid<br />

van het liegen beschouw<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> als een privilege waar hij terecht geen<br />

verantwoording over wenste af te leggen.<br />

Donatello, 20 <strong>de</strong> Medici 21 - uitvoerig beschreven aan <strong>de</strong> hand van kolonel Youngs<br />

The Medici -, <strong>de</strong> Etruskische kunst in het Archeologisch Museum, 22 alles wil<strong>de</strong><br />

<strong>Couperus</strong> zien, weten en verwerken. In het algemeen hebben zijn kunsthistorische<br />

beschouwingen geen inhou<strong>de</strong>lijke, doch alleen literaire betekenis. Wij leren er<br />

overigens uit dat <strong>Couperus</strong> buiten <strong>de</strong> kunst van <strong>de</strong> renaissance en die van <strong>de</strong> oudheid<br />

weinig an<strong>de</strong>re interesses had. Van zijn eerste proza af zijn dit <strong>de</strong> werel<strong>de</strong>n geweest<br />

waar hij het liefst in verkeer<strong>de</strong>: <strong>de</strong> tijdperken waarin hij meen<strong>de</strong> te hebben<br />

<strong>voor</strong>bestaan.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


405<br />

Intussen bleef <strong>de</strong> Turks-Italiaanse oorlog <strong>de</strong> gemoe<strong>de</strong>ren bezighou<strong>de</strong>n. In oktober<br />

1911 had<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>r meer bij Derna hevige gevechten plaats. Vele gewon<strong>de</strong> Italiaanse<br />

soldaten wer<strong>de</strong>n van daar per schip naar Tarente overgebracht, waar zij op 27 oktober<br />

zijn aangekomen. 23 Ze bleven er ter verpleging in een militair hospitaal, waarna zij<br />

<strong>voor</strong> ver<strong>de</strong>re reconvalescentie huiswaarts kon<strong>de</strong>n keren. On<strong>de</strong>r <strong>de</strong> getroffen ‘hel<strong>de</strong>n’<br />

bevond zich iemand die <strong>Couperus</strong> ken<strong>de</strong>: <strong>de</strong> jonge neef van Emma Garzes, Mario<br />

Rossi, een zoon van haar zuster Ida. Aan <strong>de</strong>ze Mario, wiens naam wij al eer<strong>de</strong>r hebben<br />

ontmoet, wijd<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> een opstel dat van cruciaal belang genoemd mag wor<strong>de</strong>n<br />

ten aanzien van <strong>de</strong> er eveneens in opduiken<strong>de</strong> Orlandofiguur: De jonge held. 24<br />

In het verhaal wordt verteld hoe <strong>de</strong> ruim twintigjarige zeeofficier Mario - ‘een<br />

paar maan<strong>de</strong>n gele<strong>de</strong>n was hij nog a<strong>de</strong>lborst en vier jaren gele<strong>de</strong>n heb ik hem nog<br />

gezien met een korte broek en bloote kuiten en heel verlegen, en zoo ging hij wel<br />

eens meê in <strong>de</strong> auto’ - na bij Derna gewond geraakt en in Tarente verpleegd te zijn,<br />

door Orlando en Elettra met <strong>de</strong> trein naar Florence wordt begeleid. Het op 27 januari<br />

1912 in Het Va<strong>de</strong>rland gepubliceer<strong>de</strong> feuilleton moet in <strong>de</strong> eerste helft van die maand<br />

geschreven zijn, hetgeen nauwkeurig overeenkomt met <strong>de</strong> loop <strong>de</strong>r werkelijke<br />

gebeurtenissen. <strong>Couperus</strong> en Elisabeth haal<strong>de</strong>n Mario me<strong>de</strong> af van (het station) en<br />

hoor<strong>de</strong>n hem later bij Emma thuis, in Florence (!), vertellen hoe <strong>de</strong> oorlogshan<strong>de</strong>lingen<br />

bij Derna waren verlopen. Door twee kogels was hij getroffen, in zijn kin en on<strong>de</strong>r<br />

zijn boord, en een <strong>de</strong>r<strong>de</strong> had zijn epaulet weggeslagen. Zijn va<strong>de</strong>r, admiraal - een<br />

zwager dus van Emma Garzes, die van zijn vrouw geschei<strong>de</strong>n leef<strong>de</strong> - wil<strong>de</strong> dat hij<br />

zo spoedig mogelijk weer naar Tripoli terug zou gaan. Dat was Mario ook van plan,<br />

zij het dat hij nog enkele weken <strong>voor</strong> zijn herstel nodig had. <strong>Couperus</strong> eindigt zijn<br />

ooggetuigeverslag met <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n: 25 ‘Voor een raam zie ik Orlando naar buiten<br />

staren... Wat is hij stil, al flonker<strong>de</strong>n zijn oogen wel, al glimlachte hij, zoo even, toen<br />

Mario vertel<strong>de</strong> van Derna... Ik leg <strong>de</strong> hand op zijn schou<strong>de</strong>r en vraag: - Orlando...<br />

Wat is er? Hij wendt zich naar mij om... Hij ziet mij in <strong>de</strong> oogen en hij glimlacht met<br />

dien glimlach, die <strong>de</strong> zonnigheid is van zijn gelaat; die glimlach, die bijna is als een<br />

familietrek... Maar door dien glimlach zweemt iets van een donkere weemoed... -<br />

Niets, zegt hij. Gaan wij samen uit? Ik stem toe... En hij hoeft mij ook niets te<br />

zeggen... Ik wèet waarom zijn weemoed heen zweemt, door <strong>de</strong> zonnigheid van zijn<br />

mooi gelaat... Ik weet, dat die<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


406<br />

weemoed niet an<strong>de</strong>rs is dan omdat hij betreurt, eenmaal, reeds jaren gele<strong>de</strong>n, zijn<br />

militaire carrière te hebben opgegeven... het betreurt op dit oogenblik...’<br />

De passage is belangrijk. In <strong>de</strong> eerste plaats is er <strong>de</strong> familieglimlach, die dui<strong>de</strong>lijk<br />

maakt dat Orlando wèrkelijk een broer van Elettra was (en dus niet bij <strong>voor</strong>beeld<br />

een zeer intieme vriend). In <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> plaats is er <strong>de</strong> opmerking over Orlando's<br />

beëindig<strong>de</strong> militaire loopbaan. On<strong>de</strong>rzoek heeft namelijk uitgewezen dat dit alles<br />

nauwkeurig met <strong>de</strong> realiteit overeenstemt. Mario is in 1934 getrouwd. Zijn weduwe,<br />

Giulia Rossi - want hij is in 1941 gestorven - bewaart tot op he<strong>de</strong>n nog altijd in een<br />

doos zijn doorschoten uniformkraag, zijn mitella en zelfs <strong>de</strong> door <strong>de</strong> Turken<br />

afgeschoten epaulet. 26<br />

Voor ‘Oriando’ komen, zo zagen wij al eer<strong>de</strong>r, slechts <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> broers van Emma<br />

Garzesin aanmerking. De oudste, Enrico (1865-1933), kan het niet zijn. Deze was<br />

zijn gehele werkzame leven lang een geducht militair, getrouwd en met kin<strong>de</strong>ren.<br />

Giulio daarentegen (1866-1945) was niet getrouwd en heeft in<strong>de</strong>rdaad zijii militaire<br />

carrière vroegtijdig opgegeven, zo weten wij uit me<strong>de</strong><strong>de</strong>lingen van latere, nog in<br />

leven zijn<strong>de</strong> familiele<strong>de</strong>n.<br />

Aan <strong>de</strong> i<strong>de</strong>ntificatie van Orlando met Giulio Lodomez kan na het <strong>voor</strong>gaan<strong>de</strong> geen<br />

twijfel meer bestaan, <strong>voor</strong>al niet als wij ons Aldo Ardo uit Aan <strong>de</strong>n weg <strong>de</strong>r vreug<strong>de</strong><br />

nog eens in <strong>de</strong> herinnering brengen. Voor <strong>de</strong>ze romanheld heeft <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> Giulio<br />

mo<strong>de</strong>l gestaan, lang <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> aan zijn Orlando-fantasieën toe was. <strong>Couperus</strong><br />

heeft Giulio Lodomez dus in<strong>de</strong>rdaad in Bagni di Lucca leren kennen, in het Hotel<br />

Conrinental, en wel op een tijdstip, zo mogen wij aannemen, dat <strong>de</strong> onenigheid tussen<br />

moe<strong>de</strong>r en zoon nog geen ernstige vormen had aangenomen. Over Aldo Ardo lezen<br />

wij eveneens dat hij zijn militaire loopbaan heeft moeten opgeven, wegens een affaire<br />

met <strong>de</strong> echtgenote van een zijner superieuren. Deze historie, die Giulio Lodomez<br />

duur is komen te staan, vond <strong>Couperus</strong> opmerkelijk genoeg om haar in zijn boek<br />

over te nemen.<br />

<strong>Couperus</strong> heeft Aan <strong>de</strong>n weg <strong>de</strong>r vreug<strong>de</strong> eens een pendant van Extaze genoemd.<br />

Zijn werkwijze lijkt in<strong>de</strong>rdaad min of meer i<strong>de</strong>ntiek geweest te zijn. Voor <strong>de</strong> intrige<br />

van Extaze baseer<strong>de</strong> hij zich op een hem beken<strong>de</strong>, bevrien<strong>de</strong> figuur: Ram, zoals wy<br />

gezien hebben. Op <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> manier heeft <strong>de</strong> intrige van het nieuwe boek waarschijnlijk<br />

niet veel met <strong>de</strong> werkelijkheid te maken, maar <strong>de</strong> hoofdpersoon, Aldo Ardo, teken<strong>de</strong><br />

<strong>Couperus</strong> naar het levend mo<strong>de</strong>l.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


407<br />

Om op De jonge held terug te komen, dit verhaal eindigt er mee dat diezelf<strong>de</strong> avond<br />

van <strong>de</strong> dag waarop het speelt in <strong>de</strong> literaire vereniging Leonardo da Vinci te Florence<br />

<strong>de</strong> heldhaftige Mario loftuitingen krijgt toegezwaaid door <strong>de</strong> spreker: ‘Het is heel<br />

vol, onze dames zitten, maar Orlando, Mario en ik staan achter in <strong>de</strong> zaal... En<br />

plotseling maakt <strong>de</strong> orator een toespeling, dat zich in Florence bevindt, misschien<br />

wel on<strong>de</strong>r zijn gehoor, een Jonge Held, die zijn jeugdige bloed vergoten heeft <strong>voor</strong><br />

<strong>de</strong> zaak van het Va<strong>de</strong>rland... - Wie is hij, wie is hij?? vragen stemmen uit het gehoor,<br />

en vele oogen gaan <strong>de</strong> zaal rond. De orator glimlacht en noemt <strong>de</strong>n naam van <strong>de</strong>n<br />

Jongen Held... Maar <strong>de</strong> Jonge Held is tusschen zijn oom en mij weg geslipt en<br />

verdwenen...’<br />

On<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> le<strong>de</strong>nlijsten had alles kunnen bevestigen, maar <strong>de</strong>ze hebben<br />

<strong>de</strong> overstromingen van 1966 niet doorstaan. Zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> me<strong>de</strong><strong>de</strong>lingen van mevrouw<br />

Giulia Rossi, en zon<strong>de</strong>r twee brieven van Mario's enige nog leven<strong>de</strong> zuster, Vera<br />

Rossi te Milaan, zou <strong>de</strong> i<strong>de</strong>ntiteit van ‘Orlando’ waarschijnlijk nooit meer aan het<br />

licht gekomen zijn.<br />

Giulio's avontuurlijk leven, waar <strong>de</strong> familie zoals gezegd gewag van maakt, heeft<br />

hem tenminste tweemaal, misschien vaker, in Zuid-Amerika gebracht. Vermoe<strong>de</strong>lijk<br />

heeft hij wel meer gereisd. Als vriend bleef hij zodoen<strong>de</strong> <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> - die hem<br />

gemakshalve steeds naar Smyma laat vertrekken, wellicht in navolging van<br />

Wagen<strong>voor</strong>ts verblijf aldaar 27 - uitein<strong>de</strong>lijk telkens weer even onbereikbaar als jhr.<br />

Johan Ram dat tot zijn dood in 1913 altijd is geweest. <strong>Een</strong> verhouding kreeg geen<br />

kans te groeien, ook al niet wegens <strong>de</strong> permanente aanwezigheid van Elisabeth.<br />

Geheel los hiervan staat het feit dat wij naar Giulio's eigen diepere gevoelens alleen<br />

maar kunnen gissen. (De ‘questione di donne’ met <strong>de</strong> vrouw van zijn vroegere<br />

superieur geeft te <strong>de</strong>nken.) Dat Giulio nogal lichtzinnig met geld placht om te gaan,<br />

moet hem in <strong>de</strong> ogen van <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong>s te sympathieker gemaakt hebben. Wij zullen<br />

nog zien hoe <strong>de</strong>ze daar van geprofiteerd heeft: samen met Elisabeth!...<br />

<strong>Een</strong> luchthartige toon sloeg <strong>Couperus</strong> zelf in <strong>de</strong>ze tijd ook wel eens aan. Zo is er<br />

<strong>de</strong> pikante en amusante geschie<strong>de</strong>nis van Giovannino, <strong>de</strong> jonge be<strong>de</strong>laar die hij ken<strong>de</strong><br />

van het troittoir van <strong>de</strong> Lung' Arno, bij <strong>de</strong> brug van <strong>de</strong> Trinità. 28 <strong>Couperus</strong> moe daar<br />

vaak gewan<strong>de</strong>ld hebben, als hij zijn pension verliet op weg naar een <strong>de</strong>r vele kerken<br />

en musea die Florence in bijna elke stadswijk rijk is.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


408<br />

Hoeveel <strong>Couperus</strong> echter ook van Florence hield, met <strong>de</strong> komst van <strong>de</strong> winter en<br />

terwijl <strong>de</strong> oorlogshan<strong>de</strong>lingen in Noord-Afrika, maar <strong>voor</strong>tduur<strong>de</strong>n, bekroop hem in<br />

<strong>de</strong> donkere tijd rond Kerstmis weer <strong>de</strong> eeuwige onrust. Nu Egypte niet doorging<br />

zocht hij naar een alternatief. Hij vond die in Sicilië. Zowel het klimaat als <strong>de</strong><br />

oudhe<strong>de</strong>n van het eiland trokken hem onweerstaanbaar aan. De winters in Florence<br />

vielen eigenlijk altijd weer tegen. En zo besloot hij in <strong>de</strong> laatste week van <strong>de</strong>cember<br />

1911 weer op reis te gaan.<br />

In etappes trok hij zuidwaarts, met als eerste pleisterplaats Orvieto. 29 <strong>Een</strong> ongewoon<br />

avontuur, in <strong>de</strong>ze tijd van het jaar. Dat vond hij zelf ook, getuige zijn woor<strong>de</strong>n: 30<br />

‘Men moet - ik geef het toe - zeer zeker een bizon<strong>de</strong>re gestemdheid-van-geest bezitten<br />

om te doen wat wij doen, die, na Kerstmis Florence te hebben verlaten, een drietal<br />

soms sombere, dan weêr bleekzonnige maar steeds zeer kou<strong>de</strong> winterdagen door<br />

brengen in een oud, klein, vervallen, Italiaansch stadje, dat daar, in onze mo<strong>de</strong>rne<br />

eeuw, doelloos en nutteloos ligt op haar hoogen rots van tufsteen, on<strong>de</strong>r een ijlen,<br />

blauwen luchtdom, waardoor <strong>de</strong> TRAMONTANA <strong>de</strong> enkele sneeuwzwangere wolken<br />

aan flar<strong>de</strong>n geeselt, zoo dat <strong>de</strong> vlokken stuivelen...’<br />

Het Hotel Belle-Arti, waar hij zijn intrek nam, was een <strong>voor</strong>malig klooster.<br />

<strong>Couperus</strong> vroeg om een paar slaapkamers en kreeg <strong>de</strong> beschikking over een hoge<br />

salon, een antichambre, een badkamer, een slaapvertrek en nóg een antichambre met<br />

badkamer en slaapkamer. Dienovereenkomstig vond hij dat hij, zoals hij het uitdrukte,<br />

met e<strong>de</strong>lmoedige mildheid behan<strong>de</strong>ld was. Daar <strong>de</strong> Deense beeldhouwer Thorwaldsen<br />

er vele jaren gele<strong>de</strong>n ook al eens gelogeerd had, hingen in <strong>de</strong> trappen, hallen en<br />

gangen overal reprodukties naar diens sculpturen. Ook om culinaire re<strong>de</strong>nen vond<br />

<strong>Couperus</strong> het een sympathiek hotel: 31 ‘Nu wij zitten aan ons tafeltje in <strong>de</strong> eetzaal -<br />

er zijn nog twee, drie an<strong>de</strong>re gasten, ik vermoed commis-voyageurs - wordt ons een<br />

maal op gediend, waarop geen aanmerking kan wor<strong>de</strong>n gemaakt. Ik zal ten minste<br />

van <strong>de</strong> snipjes en <strong>de</strong>n gou<strong>de</strong>n Orvieto-wijn gaarne een lieflijke herinnering bewaren<br />

en ge weet wel, dat heeren commis-voyageurs ook gaarne het goed hebben in hunne<br />

logementen en óok waar<strong>de</strong>eren een fijne tafel: in een stadje als Orvieto stappen zij<br />

af in het eerste hôtel, en dit is hièr wel onze “Belle-Arti”.’<br />

Zijn <strong>voor</strong>naamste doel was het bezichtigen van Luca Signorelli's Cappella Nuova<br />

in <strong>de</strong> Dom. Hooggelegen, stak <strong>de</strong> monumentale kerk schitterend af tegen <strong>de</strong> blauwe<br />

winterlucht vol kou<strong>de</strong> zon. De kapel zelf bracht<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


409<br />

<strong>Couperus</strong>, als zovelen <strong>voor</strong> hem, in verrukking. Zowel <strong>de</strong> schil<strong>de</strong>ringen van Fra<br />

Angelico als die van Signorelli hiel<strong>de</strong>n hem met al hun <strong>de</strong>tails en <strong>de</strong> zachte, half<br />

vergane kleuren dagen lang in hun ban gevangen. Steeds weer kwam <strong>de</strong> custo<strong>de</strong><br />

Riverito Velluti - <strong>de</strong> man was zelf een bekwaam kopiist van <strong>de</strong> schil<strong>de</strong>ringen die hij<br />

bewaakte - aangezet in 32 ‘zijn lange jas met roo<strong>de</strong>n boord, <strong>de</strong> zware bos sleutels ter<br />

hand en <strong>de</strong>n intelligenten glimlach op zijn prettig gelaat’, om <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> het<br />

grote bronzen kapelhek open te maken. In <strong>de</strong> uitvoerige ekfrasis die <strong>Couperus</strong> van<br />

<strong>de</strong>ze fresco's geeft, is éen regel karakteristiek <strong>voor</strong> zijn opvatting van wat het<br />

christendom in zijn ogen waard was: 33 ‘O, die tee<strong>de</strong>re vroomheid <strong>de</strong>r Primitieven,<br />

zij is bijna een troost <strong>voor</strong> alles wat <strong>de</strong> Christenheid, wat <strong>de</strong> Katholieke kerk mis<strong>de</strong>ed<br />

aan <strong>de</strong> antieke cultus <strong>de</strong>r Schoonheid!’<br />

Ook het Etruskisch Museum bezocht hij, en in een fotowinkeltje kocht hij<br />

briefkaarten die hem later moesten helpen zijn herinnering op te frissen bij <strong>de</strong><br />

beschrijving van alles wat hij gezien had. Op straat woei een kou<strong>de</strong> wind. Buiten <strong>de</strong><br />

San Domenico trof hem een vunze grasvlakte, waar haveloze kin<strong>de</strong>ren speel<strong>de</strong>n, 34<br />

‘met bruine en blon<strong>de</strong> lokken, als vieze engeltjes. De straatjes kronkelen geheimzinnig<br />

en melancholiek schil<strong>de</strong>rachtig en er wasemt om een weemaken<strong>de</strong> lucht van vuil<br />

water en slechte riolen... Waartoe is dit doellooze stadje hier nog over op zijn rotstafel<br />

van tufsteen?’ Italië in <strong>de</strong> winter was ook niet alles, zeker niet zo diep in <strong>de</strong> provincie:<br />

‘Duisternis, kou<strong>de</strong> en vunze stank vullen <strong>de</strong> nauwe straten, waar <strong>de</strong> ruïne-ramen <strong>de</strong>r<br />

vervallen paleizen gapen. Er is niet an<strong>de</strong>rs te doen dan ons hôtel op te zoeken, onze<br />

eigene thee te maken, onze fotografieën en briefkaarten na te zien.’ - Het vroor licht<br />

en het sneeuw<strong>de</strong> een beetje. <strong>Couperus</strong> verlang<strong>de</strong> naar zon en warmte, die hij op<br />

Sicilië hoopte te vin<strong>de</strong>n.<br />

De reis naar Napels, waar hij <strong>de</strong> nachtboot wil<strong>de</strong> nemen, verliep ver<strong>de</strong>r<br />

<strong>voor</strong>spoedig. Van <strong>de</strong>ze stad, die in <strong>de</strong> schets Bella Napoli enige ietwat boosaardige<br />

bladzij<strong>de</strong>n krijgt toebe<strong>de</strong>eld, zou hij nooit leren hou<strong>de</strong>n. 35 Hij herinner<strong>de</strong> zich hoe<br />

het stadssilhouet hem als klein jongetje, op reis naar Indië, al was tegengevallen. Hij<br />

vond Napels ronduit lelijk, ploertig, een mauvais-lieu, en op <strong>de</strong> koop toe vervelend<br />

omdat er in zijn ogen niets te doen was. In vele opzichten is <strong>Couperus</strong> altijd wel een<br />

erg keurige Hagenaar gebleven, met maatstaven die bepaald niet vrij van hardnekkige<br />

<strong>voor</strong>oor<strong>de</strong>len waren. Napels heeft hij niet begrepen, evenmin trouwens als <strong>de</strong><br />

Hagenaar Carel Vosmaer dat een generatie eer<strong>de</strong>r <strong>de</strong>ed. 36 Toegege-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


410<br />

ven, enige waar<strong>de</strong>ring <strong>voor</strong> het volksleven bracht <strong>Couperus</strong> nog wel op, maar daar<br />

was het mee gezegd. Zelfs <strong>de</strong> camelia's die <strong>de</strong> bloemenjongens verlokkend ophiel<strong>de</strong>n<br />

interesseer<strong>de</strong>n hem nauwelijks. Het was een vorm van bedrog: ‘Zij zijn er.’ zei hij, 37<br />

‘die blanke bloemen en gou<strong>de</strong>n vruchten en koele dranken om u - <strong>de</strong>n vreem<strong>de</strong>ling<br />

- te bewijzen, dat het in Januari reeds lente is, in Napels. En zijt gij - <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>ling<br />

- het daarme<strong>de</strong> niet eens, wel nu, dan is dat ùwe - zijne - persoonlijke opinie, en<br />

niemand heeft daar schuld aan. Waar geheele takken vol albasten, camelia's u wor<strong>de</strong>n<br />

gebo<strong>de</strong>n met koele limona<strong>de</strong>s en blanke orgea<strong>de</strong>s, is het lente, al blaast <strong>de</strong> wind ook<br />

nog zoo felkoud langs <strong>de</strong> hoeken <strong>de</strong>r huizen, al slaat <strong>de</strong> zee schuimend <strong>de</strong> ka<strong>de</strong> over<br />

en al omhult <strong>de</strong>, een week lang onzichtbare, Vezuvius zich ook nog zoo koûlijk dicht<br />

in een grijzen nevelpels.’<br />

Gelukkig was er het Museo Nazionale als vertroosting, met alle schatten uit Pompeji<br />

en Herculaneum, en bovendien <strong>de</strong> grandioze collectie Farnese. 38 <strong>Couperus</strong> genoot<br />

daar ook nu weer van. <strong>Een</strong> <strong>de</strong>r Romeinse koppen kreeg zijn reispet op, zodat het net<br />

leek of je door een Engelse toerist werd aangekeken. Niet alleen <strong>de</strong> portretten boei<strong>de</strong>n<br />

hem zeer, maar natuurlijk <strong>voor</strong>al ook weer <strong>de</strong> beel<strong>de</strong>n van gespier<strong>de</strong> worstelaars,<br />

‘slanke knaap-athleten’, zwelgen<strong>de</strong> faunen en een Dionysos ‘wien <strong>de</strong> twee horentjes<br />

groeien het hoofdhaar uit, en die oplacht en na<strong>de</strong>nkt met zijn lieve jongensoogen’.<br />

Hij kon er zich <strong>de</strong> tijd <strong>voor</strong> gunnen. Razen<strong>de</strong> stormen maakten <strong>de</strong> overtocht naar<br />

Sicilië <strong>voor</strong>eerst onmogelijk. Met gepakte koffers wachtte hij af, terwijl hij uit zijn<br />

hotelraam elke dag opnieuw <strong>de</strong> rollers over <strong>de</strong> ka<strong>de</strong> zag slaan.<br />

<strong>Een</strong> van zijn bezoeken aan het Museo Nazionale lijkt grote gevolgen gehad te<br />

hebben. Tot <strong>de</strong> topstukken behoort immers <strong>de</strong> kolossale Hercules Farnese, het sinds<br />

<strong>de</strong> renaissance beroem<strong>de</strong> beeld dat, nadat het in <strong>de</strong> Thermen van Caracalla gevon<strong>de</strong>n<br />

was, door talrijke kunstenaars is getekend, geschil<strong>de</strong>rd en nagevolgd. <strong>Couperus</strong><br />

wijd<strong>de</strong> een korte maar kernachrige beschrijving aan dit enorme stuk sculptuur, een<br />

laat-antieke kopie naar Lysippos. 39 Mag <strong>de</strong> kwaliteit ervan meer imponeren door<br />

kracht dan door verfijning, zeker is het waar dat geen an<strong>de</strong>r uit <strong>de</strong> oudheid<br />

overgebleven beeldhouwwerk beter <strong>de</strong> bovenmenselijke arbeid suggereert, die<br />

Hercules heeft moeten verrichten eer hij met behulp van Pallas Athene zijn apotheose<br />

<strong>de</strong>elachtig werd. Reeds in 1903 heeft <strong>Couperus</strong> het <strong>voor</strong>nemen gehad nog eens een<br />

verhaal of boek over Herakles te schrijven. 40<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


411<br />

Tot nu toe had hij het echter bij een plan gelaten. Zijn vaste besluit nooit meer een<br />

roman te schrijven leid<strong>de</strong> er me<strong>de</strong> toe dat hij het Herakles-thema <strong>voor</strong>lopig uit zijn<br />

hoofd had gezet.<br />

Het is zeer goed mogelijk, om niet te zeggen tamelijk waarschijnlijk, dat <strong>de</strong><br />

hernieuw<strong>de</strong> confrontatie met <strong>de</strong> formidabele, door Glykon gesigneer<strong>de</strong> kopie van<br />

Lysippos' meesterwerk hem het besluit heeft doen nemen nu toch aan het boek te<br />

gaan beginnen. Hoe gemakkelijk hem sinds enkele jaren week in, week uit <strong>de</strong> vele<br />

losse schetsen en dagboekbla<strong>de</strong>n ook uit <strong>de</strong> pen waren gevloeid, Antiek toerisme had<br />

hem alweer <strong>de</strong> smaak te pakken doen krijgen van een groter, meer coherent werkstuk.<br />

Met Herakles nam hij een on<strong>de</strong>rwerp van lange a<strong>de</strong>m ter hand. 41 Diens twaalf werken<br />

garan<strong>de</strong>er<strong>de</strong>n vele pagina's proza. Herakles had iets van <strong>Couperus</strong>' eigen strijd. 42<br />

Standvastigheid, heldhaftigheid, doorzettingsvermogen, dit alles zou<strong>de</strong>n <strong>de</strong><br />

hoofdmotieven zijn. Wat dat betreft wist <strong>Couperus</strong> waar hij het over had. Misschien<br />

ook heeft hij geweten dat Herakles als symbool <strong>voor</strong> een leven lang moeilijkhe<strong>de</strong>n<br />

overwinnen niet iets nieuws was: in <strong>de</strong> oudheid al had<strong>de</strong>n vele Romeinen zich met<br />

<strong>de</strong> held vergeleken, keizers zowel als particulieren. 43 De laatsten kozen dikwijls <strong>de</strong><br />

werken van Herakles als <strong>de</strong>coratie van hun sarcofagen. Daarmee wil<strong>de</strong>n zij laten<br />

zien hoezeer zij zich met dit bovenmenselijk <strong>voor</strong>beeld i<strong>de</strong>ntificeer<strong>de</strong>n. Keizers<br />

hebben zich soms letterlijk als Herakles laten uitbeel<strong>de</strong>n. 44 De buste van Commodus<br />

in het Conservatorenpaleis is er het bekendste <strong>voor</strong>beeld van.<br />

Destijds heeft Henri van Booven gesuggereerd dat <strong>Couperus</strong> al in het najaar van<br />

1911 aan Herakles begonnen zou zijn. De romanuitgave zelf draagt geen datering.<br />

In <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> helft van 1912 verschenen <strong>de</strong> eerste hoofdstukken in Groot-Ne<strong>de</strong>rland. 45<br />

El<strong>de</strong>rs spreekt Van Booven van najaar 1913 en <strong>voor</strong>jaar 1913, wat niet juist kan zijn,<br />

evenmin als <strong>de</strong> vermelding dat het boek in Nice zou zijn ontstaan. Waarschijnlijk is<br />

<strong>Couperus</strong> er na zijn Siciliaanse reis aan begonnen, in het <strong>voor</strong>jaar van 1912. Het<br />

weerzien met <strong>de</strong> kolos in Napels moet in<strong>de</strong>rdaad het beslissen<strong>de</strong> ogenblik van<br />

inspiratie zijn geweest: niet <strong>voor</strong> niets betreur<strong>de</strong> hij het later dat Veen niet een<br />

afbeelding van juist dit beeld op <strong>de</strong> band heeft laten zetten. 46<br />

Maar <strong>voor</strong>eerst was er dan Sicilië. Nadat <strong>de</strong> dagenlang aanhou<strong>de</strong>n<strong>de</strong> storm ein<strong>de</strong>lijk<br />

geluwd was, kon<strong>de</strong>n <strong>Couperus</strong> en Elisabeth met <strong>de</strong> Tebe van wal steken richting<br />

Palermo. ‘De Tebe is <strong>de</strong> eenige goe<strong>de</strong> boot nog over tusschen Napels en Palermo,<br />

se<strong>de</strong>rt alle <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re stoomers <strong>de</strong>r Navi-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


412<br />

gazione dienst doen als hospitaalschepen bij Tripoli...’ schreef hij: 47 De nacht van <strong>de</strong><br />

overtocht werd gepasseerd met levendige, door champagne opgevrolijkte conversatie.<br />

Aan boord bevon<strong>de</strong>n zich vrijwel uitsluitend Italianen.<br />

‘Palermo, la felice’ viel <strong>Couperus</strong> echter niet mee. Hij was er niet op <strong>voor</strong>bereid<br />

daar zoveel sporen van Noormannen en Saracenen te ontmoeten, terwijl er buiten<br />

het archeologisch museum nauwelijks klassieke oudhe<strong>de</strong>n te vin<strong>de</strong>n waren. Hoewel<br />

<strong>de</strong> stad zelf hem niet ongezellig aan<strong>de</strong>ed, vond hij er weinig van zijn gading. Palermo<br />

moet in die jaren nog on<strong>voor</strong>stelbaar provinciaal geweest zijn: 48 ‘Over Palermo's<br />

pleinen wan<strong>de</strong>len d[i]e geiten vreedzaam rond: het zijn prachtige, breed gehoorn<strong>de</strong><br />

beesten met lang vlokkehaar en bijna slepen<strong>de</strong>, zware uiers, die zij blij<strong>de</strong> melken<br />

laten, <strong>voor</strong> wie na<strong>de</strong>rt met een glas of een maatje. Dan zijn het over <strong>de</strong> wegen buiten<br />

en langs <strong>de</strong> straten <strong>de</strong>r stad alle die aardige, bont verluchte ezelewagentjes. De<br />

paneelen <strong>de</strong>r wagentjes zijn grof maar leuk beschil<strong>de</strong>rd met heilige of historische<br />

tafereelen: zoowel <strong>de</strong> Bijbelsche als <strong>de</strong> Siciliaansche historie is te bestu<strong>de</strong>eren van<br />

af <strong>de</strong> wan<strong>de</strong>n dier kleurige karretjes.’ - Dit alles is tegenwoordig <strong>voor</strong>goed <strong>voor</strong>bij.<br />

Lang is <strong>Couperus</strong> er niet gebleven. Hij vond Palermo een al te banale stad, 49 ‘wel<br />

interessant om te bezichtigen, maar niet innemend genoeg om er een langer verblijf<br />

te maken dan van enkele, hoogstens tien dagen...’ In <strong>de</strong> schets Trinacria vertelt hij<br />

hoe hij daarna <strong>de</strong> onvoltooi<strong>de</strong> Griekse tempel van Segesta heeft bezocht, die hij iets<br />

smartelijks en weemoedigs vond hebben omdat er nooit een go<strong>de</strong>nbeeld in had<br />

gestaan, zoals er ook nimmer offers waren gebracht. 50 Het is in<strong>de</strong>rdaad waar dat <strong>de</strong><br />

tempel, waarvan <strong>de</strong> zuilen zelfs niet van cannelures zijn <strong>voor</strong>zien, in het eenzame<br />

landschap een gevoel van verlatenheid kan opwekken dat beklemt: 51 ‘Nooit vul<strong>de</strong><br />

beeldhouwwerk <strong>de</strong>ze metopen tusschen die triglyfen. Deze tempel rees alleen zijn<br />

zuilen omhoog en trok over die zuilen zijn architraven recht en richtte <strong>de</strong>n driehoek<br />

zijner tympanen. Dit was alles... Er was niets meer... Er kwam niets meer... [...] Se<strong>de</strong>rt<br />

staan die zuilen daar on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> wisselen<strong>de</strong> luchten op <strong>de</strong>n grazigen heuvel en, als <strong>de</strong><br />

luchten, wisselen <strong>de</strong> eeuwen en in <strong>de</strong>zen, eeuwen geduurd hebben<strong>de</strong>n, weemoed<br />

a<strong>de</strong>men wij nu <strong>de</strong> schoonheid <strong>de</strong>r zich terug trekken<strong>de</strong> zonnestralen, die rossigen als<br />

nagloor van brand tusschen <strong>de</strong> donkeren<strong>de</strong>, meer en meer grauwen<strong>de</strong> kolommen van<br />

smart en weedom...’<br />

Via Castelvetrano reis<strong>de</strong> hij door naar Selinunre, waar <strong>de</strong>, ditmaal niet<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


413<br />

onvoltooi<strong>de</strong> maar verwoeste, tempelcomplexen in het bepaald nog niet zomerse<br />

landschap een niet min<strong>de</strong>r troosteloze melancholie leken uit te stralen. <strong>Couperus</strong><br />

spreekt van een sombere orkaanwind die over een lage sepulkermassa van gedoem<strong>de</strong><br />

go<strong>de</strong>nhuizen floot en huil<strong>de</strong>. Hij gewaagt van ruïnes, 52 ‘thans door niemand dan door<br />

een huiveren<strong>de</strong>n toerist of speuren<strong>de</strong>n archeoloog bezocht, die zijn sombere indrukken<br />

zamelt, om dan te vertrekken met, ik weet niet welke vreem<strong>de</strong> beklemming van<br />

tragische bovenaardschheid, drukken<strong>de</strong> over hem heen en het huiveringwekken<strong>de</strong><br />

bewustzijn, dat <strong>de</strong> go<strong>de</strong>n ZIJN, maar dat het Noodlot Is, boven hèn...’ Het is een<br />

<strong>de</strong>r weinige plaatsen in zijn werk waar hij aangeeft dat <strong>de</strong> noodlotsgedachte - die<br />

hem weliswaar niet altijd doorlopend heeft geobse<strong>de</strong>erd maar zich evenmin <strong>voor</strong>goed<br />

heeft laten verjagen - uit het Griekse <strong>de</strong>nken tot hem gekomen was. Korte tijd later,<br />

in het antieke theater van Taormina, herhaal<strong>de</strong> hij het nog eens. Hij noem<strong>de</strong> dit 53 ‘het<br />

Grieksche Theater in <strong>de</strong> eigene atmosfeer van Noodlot, Leven en Ziel...’<br />

Gehuld in zijn warme pelsjas kroop hij in een hoekje van <strong>de</strong> autokennelijk had hij<br />

die in Palermo gehuurd, met een chauffeur die <strong>de</strong> weg goed ken<strong>de</strong> - om er <strong>de</strong> foto's<br />

van <strong>de</strong> metopen uit het Museo Nazionale van Palermo te bestu<strong>de</strong>ren. 54 Intussen hupte<br />

<strong>de</strong> taxi over een weg <strong>de</strong>s ver<strong>de</strong>rfs vol kuilen en ‘afgron<strong>de</strong>n’ naar Agrigento, waar<br />

opnieuw tempels en bouwvallen hem wachtten. De zon brak door. Het was daar<br />

min<strong>de</strong>r guur. <strong>Couperus</strong> hield aan Girgenti - <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rwetse naam - aanmerkelijk<br />

opgewektere herinneringen over. 55<br />

Tenslotte reis<strong>de</strong> hij naar het veelbezochte, luisterrijke Taormina aan <strong>de</strong> oostkust,<br />

om er in het magnifiek gelegen hotel Timeo, dat nog altijd bestaat, uit te rusten ‘van<br />

koffer in- en uitpakken, van langzame treinen en hobbelen<strong>de</strong> auto's’. 56 Het hotel,<br />

gelegen naast het antieke theater, bood schitteren<strong>de</strong> uitzichten op <strong>de</strong> wit besneeuw<strong>de</strong><br />

Etna en <strong>de</strong> blauwe zee. De Duitse keizer had Taormina eenmaal ‘wun<strong>de</strong>rschön’<br />

bevon<strong>de</strong>n, en hij niet alleen. <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong>el<strong>de</strong> die mening met overgave. Hij bleef er<br />

een week lang. In een kort opstel Grieksch theater te Taormina heeft hij zijn indrukken<br />

zeer beel<strong>de</strong>nd samengevat. 57 Er leek al iets van <strong>voor</strong>jaar in <strong>de</strong> lucht te zitten, veel<br />

meer dan in Napels: <strong>de</strong> lente was op han<strong>de</strong>n, ‘het lachen<strong>de</strong> Kind, dat zoo veel eer<strong>de</strong>r<br />

komt dan onze Noor<strong>de</strong>lijke Mei, en wier rozige handjes reeds tusschen <strong>de</strong> ooft boomen<br />

en aman<strong>de</strong>lstruiken zaaien het tee<strong>de</strong>r blon<strong>de</strong> gewemel van hare allereerste bloesems...’<br />

Van daar ging hij <strong>voor</strong> een paar dagen naar het legendarische Syracuse,<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


414<br />

waar bijna alles hem aan <strong>de</strong> antieke mythologie herinner<strong>de</strong>. In <strong>de</strong> haven was het een<br />

drukte van belang, omdat er zich troepen naar Tripoli inscheepten. 58 Met een bootje<br />

maakte <strong>Couperus</strong> op <strong>de</strong> Anapo het beken<strong>de</strong> roeitochtje tussen <strong>de</strong> papyrusbossen. Hij<br />

zag <strong>de</strong> latomieën, <strong>de</strong> grandioze an tieke forten van Euryalos en <strong>de</strong> bron van Arethusa,<br />

en schreef er behalve een feuilleton tevens nog een schets van langere a<strong>de</strong>m over. 59<br />

Daaruit blijkt hoe goed Syracuse hem bevallen is.<br />

Terug in Taormina zou naar zijn zeggen Orlando speciaal <strong>voor</strong> hem even uit<br />

Smyrna zijn overgekomen. Met hem bezocht <strong>Couperus</strong> Messina, dat op 28 <strong>de</strong>cember<br />

1908 door een verschrikkelijke aardbeving vrijwel totaal verwoest: was en dat men<br />

nu weer wat begon op te bouwen. 60 Elisabeth bleef in het hotel. Ook <strong>Couperus</strong> was<br />

liever niet met Orlando meegegaan, maar hij doet het in <strong>de</strong> schets Messina <strong>voor</strong>komen<br />

alsof het om een aardig bedoel<strong>de</strong> geste van zijn vriend ging. Uit beleefdheid wil<strong>de</strong><br />

hij niet weigeren, hoewel Orlando er zelf niets aan vond. <strong>Couperus</strong> noemt hem ditmaal<br />

een tij<strong>de</strong>lijke reisgenoot, om aan te geven dat hij het ver<strong>de</strong>re Siciliaanse avontuur<br />

alleen niet Elisabeth heeft on<strong>de</strong>rnomen. Men vraagt zich af of Orlando's korte en<br />

verrassen<strong>de</strong> aanwezigheid niet als pure fictie beschouwd moet wor<strong>de</strong>n.<br />

In totaal kan <strong>de</strong> Siciliaanse reis niet veel langer dan een week of drie geduurd hebben.<br />

Met <strong>de</strong> trein via Messina en door Calabrië keer<strong>de</strong>n <strong>Couperus</strong> en Elisabeth daarna<br />

linea recta naar Florence terug. 61 Is hij toen meteen aan het boek Herakles begonnen?<br />

In elk geval moet hij er een ontwerp <strong>voor</strong> hebben opgezet. Wanneer precies hij dit<br />

is begonnen uit te werken kan niet wor<strong>de</strong>n vastgesteld. Daar hij doorgaans zeer snel<br />

kon schrijven zodra een boek min of meer voltooid-als-i<strong>de</strong>e in zijn hoofd zat, is het<br />

ook mogelijk dat hij er zich pas in <strong>de</strong> loop van <strong>de</strong> zomer toe gezet heeft.<br />

Na het <strong>voor</strong>jaarsachtige weer in Taormina viel het winterse klimaat van Florence<br />

niet mee. Het regen<strong>de</strong> overvloedig. Er werd carnaval gevierd, maar in <strong>de</strong> verste verte<br />

leek dit niet op <strong>de</strong> uitbundige feesten die <strong>Couperus</strong> in Nice zo graag placht mee te<br />

vieren. 62 Het geschreeuw van <strong>de</strong> straatjongens vond hij alleen maar hin<strong>de</strong>rlijk. Hij<br />

sloot <strong>de</strong> gordijnen van <strong>de</strong> zaal die hij in het Palazzo Niccolini bewoon<strong>de</strong> en begroef<br />

zich in zijn boeken. Zo hoef<strong>de</strong> hij niet naar <strong>de</strong> druipnatte hangen<strong>de</strong> tuin van <strong>de</strong><br />

markies te kijken, die alle aantrekkelijkheid verloren had.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


415<br />

Boeken leen<strong>de</strong> hij bij <strong>voor</strong>keur uit <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> <strong>bibliotheek</strong> van Vieusseux in het nabije<br />

Palazzo Strozzi. Het is jammer dat wij, op enkele uitzon<strong>de</strong>ringen na, niet weten welke<br />

het waren. <strong>Couperus</strong> las <strong>voor</strong>al studiewerken over <strong>de</strong> zo buitengewoon rijke<br />

geschie<strong>de</strong>nis van Florence. Gil<strong>de</strong>n, mo<strong>de</strong> in <strong>de</strong> renaissance, <strong>de</strong> fijne keuken-van<br />

vroeger, dit alles boei<strong>de</strong> hem evenzeer als weel<strong>de</strong>rige begrafenisgebruiken en het<br />

dagelijks leven meer in het algemeen. 63 Had hij geen zin om te lezen en hield <strong>de</strong><br />

regen eens even op, dan bezocht hij ook nu weer een van <strong>de</strong> vele musea die Florence<br />

rijk is. Uffizi en Pitti genoten zijn <strong>voor</strong>keur. Hij bestu<strong>de</strong>er<strong>de</strong> er Botticelli, 64 maar niet<br />

bepaald als enige toerist! Met geamuseer<strong>de</strong> verbazing keek hij naar <strong>de</strong> onvermij<strong>de</strong>lijke<br />

ongehuw<strong>de</strong> Engelse dames, wier lippen bij het zien van <strong>de</strong> Aphrodite begonnen te<br />

murmelen als in een gebed, ‘<strong>de</strong> han<strong>de</strong>n vroom gevouwen, <strong>de</strong> oogen in extaze op<br />

gericht naar <strong>de</strong>, op haar schulp aan schommelen<strong>de</strong> Venus’.<br />

Soms werd hij getroffen door merkwaardige verrassingen. Zo zwierf hij op een<br />

dag weer eens door het Palazzo Pitti. 65 Ie<strong>de</strong>r schil<strong>de</strong>rij werd uitvoerig bekeken, waarbij<br />

hij gebruik maakte van <strong>de</strong> explicaties in zijn onvermij<strong>de</strong>lijke Bae<strong>de</strong>ker. Plotseling<br />

stond hij <strong>voor</strong> het door Rafaël geschil<strong>de</strong>r<strong>de</strong> portret van paus Leo x. Niet door <strong>de</strong> paus<br />

werd hij het meest getroffen, maar door <strong>de</strong> namen van <strong>de</strong> twee figuren links en rechts<br />

van hem: zij bleken Lodovico <strong>de</strong>' Rossi en Guillo <strong>de</strong>' Medici te heten. Het moet<br />

<strong>Couperus</strong> bijzon<strong>de</strong>r geamuseerd hebben. Giulio immers was <strong>de</strong> eigenlijke naam van<br />

Orlando, terwijl <strong>de</strong> zuster van Orlando en Elettra getrouwd was met Rossi! Het is <strong>de</strong><br />

enige plaats in <strong>Couperus</strong>' werk waar Repelsteeltje zich heel even verraadt: 66 ‘<strong>voor</strong><br />

<strong>de</strong>n Paus ligt een verlucht missaal, dat hij zoo straks zal beturen met kennersoog en<br />

bij het missaal staat een sierlijk gedreven, vergul<strong>de</strong> bel, en bel en missaal zijn hem<br />

op dit oogenblik belangrijker dan <strong>de</strong> zorgen van <strong>de</strong>n H. Stoel, die mimers zoo goed<br />

behartigd wor<strong>de</strong>n door zijn twee neven: Giulio en kardinaal Rossi...’<br />

In maart, toen het wat beter weer werd, ging <strong>Couperus</strong> een dag naar Pisa, 67 niet<br />

zozeer om er <strong>de</strong> scheve toren te bewon<strong>de</strong>ren - hij ken<strong>de</strong> Pisa al - noch ook <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

Dom of het Battistero. Die monumenten zei<strong>de</strong>n hem vreemd genoeg niet veel. Zelfs<br />

<strong>de</strong> wereldberoem<strong>de</strong> preekstoel van Niccolò Pisano liet hem tamelijk onberoerd. Het<br />

ging hem daarentegen <strong>voor</strong>al om het grote fresco met <strong>de</strong> Trionfo <strong>de</strong>lla Morte op het<br />

Campo Santo. Daarnaast interesseer<strong>de</strong> hij zich <strong>voor</strong> het graf van Hendrik VII. Pisa<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


416<br />

ontroer<strong>de</strong> hem <strong>voor</strong>al litterair: in zijn jeugd had hij diepe bewon<strong>de</strong>ring <strong>voor</strong> Potgieters<br />

Florence gekoesterd, en <strong>de</strong> regels die in dat gedicht aan Hendrik VII wor<strong>de</strong>n gewijd<br />

waren hem altijd bijgebleven. De ongelukkige koning-keizer was <strong>voor</strong> hem een<br />

onvergetelijke literaire figuur, al moest hij dan ook toegeven: 68 ‘Zijne keizerin, die<br />

hij zoo zeer bemin<strong>de</strong>, verloor hij te Genua en Potgieter, in <strong>de</strong> mooie terzinen van<br />

“Florence”, Iaat zich te veel me<strong>de</strong> sleepen door zijn gevoel om <strong>de</strong>n keizer op zijn<br />

doodsbed dien laatsten groet te doen zen<strong>de</strong>n... Dat Potgieters schim er niet treurig<br />

om zij: geen enkele historiesch-litterarische schrijver heeft zich nièt wel eens zoo<br />

doen me<strong>de</strong> sleepen...! Leer, o lezer, van die schrijvers nièt <strong>de</strong> Geschie<strong>de</strong>nis, maar<br />

wel <strong>de</strong> emotie om <strong>de</strong> Geschie<strong>de</strong>nis en vertrouw in hunne dichtingen meer het gevoel<br />

dan het feit!’ - De dilettanten romanticus <strong>Couperus</strong> kon zich <strong>de</strong>ze onwetenschappelijke<br />

luxe met overgave permitteren. Het is <strong>de</strong> overtuiging die ook achter zijn eigen<br />

historische romans staat: het gevoel waarmee hij ze schreef achtte hij superieur aan<br />

een al of niet nauwgezette weergave van wat er vroeger gebeurd was.<br />

De feuilletons die <strong>Couperus</strong> intussen in Het Va<strong>de</strong>rland bleef publiceren waren als<br />

altijd zeer gevarieerd van thematiek en stijl. Nu eens een on<strong>de</strong>rwerp als Uniform en<br />

geen uniform 69 - over een ferisjiste die uitein<strong>de</strong>lijk met een carabimere trouwt - dan<br />

weer een soort uitgebrei<strong>de</strong> advertentie, Gevraagd: een secretaris 70 (‘Ik, <strong>Louis</strong>, niet<br />

Van Deyssel, maar <strong>Couperus</strong>... ik vraag een secretaris’; <strong>de</strong>ze moest aangenaam van<br />

uiterlijk zijn en sympathiek van gestalte, en hij mocht niet ou<strong>de</strong>r zijn dan drieëntwintig<br />

jaar). <strong>Een</strong> opstel over <strong>de</strong> Galleria Pitti 71 wissel<strong>de</strong> af met een essay over Ferrara. 72<br />

Op dagen dat <strong>Couperus</strong> daar niet mee bezig was, occupeer<strong>de</strong> hij zich met het<br />

omvangrijke boek in statu nascendi, Herakles.<br />

Ferrara heeft hij ongetwijfeld geschreven toen hij op weg was naar Venetië. Want<br />

het is bijna ongelooflijk maar waar: na twee maan<strong>de</strong>n FIorence kreeg <strong>de</strong> onrust hem<br />

alweer te pakken. Op 27 april 1912 verscheen in Het Va<strong>de</strong>rland het eerste van een<br />

reeks feuilletons over <strong>de</strong> toverstad aan <strong>de</strong> lagune waar hij nooit genoeg van kon<br />

krijgen. 73 Aanvankelijk logeer<strong>de</strong> hij er in <strong>de</strong> dure AIbergo Cappello Nero, waar hij<br />

reeds in <strong>de</strong> eerste dagen van april moet zijn afgestapt (een prentbriefkaart aan Emma<br />

Garzes draagt als poststempel 6 april 1912). De hotelkosten wer<strong>de</strong>n vermoe<strong>de</strong>lijk<br />

door Het Va<strong>de</strong>rland gedragen. <strong>Couperus</strong> bezat op dit tijdstip ook een perskaart goud<br />

op snee. Hij moest <strong>de</strong> inwijdingsceremonie bijwonen van <strong>de</strong> herbouw<strong>de</strong> Campanile,<br />

waar hij vervolgens een verslag over heeft gepubliceerd.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


417<br />

Aan Emma schreef hij: 74 ‘Ik zend U een Doge, om U al onze wensen over te brengen<br />

<strong>voor</strong> Vrolijk Paasfeest. Geef toe dat ik <strong>de</strong> dingen goed doe en bewon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> manlijke<br />

en verlei<strong>de</strong>lijke schoonheid van mijn ambassa<strong>de</strong>ur!! [...] ... in <strong>de</strong> “Zwarte Hoed”<br />

hebben wij een kamer met dubbel bed, maar geschikt, en we eten in het restaurant;<br />

dat komt neer op een pensionprijs van 10 frs. Venetië is helemaal dol; veel mensen;<br />

er wor<strong>de</strong>n schitteren<strong>de</strong> feesten <strong>voor</strong>bereid. Van <strong>de</strong> gehele Piazza zullen <strong>de</strong> lijnen<br />

wor<strong>de</strong>n geaccentueerd door reeksen elektrische lichtjes!!’ - Venetië bereid<strong>de</strong> zich<br />

namelijk <strong>voor</strong> op feesten ter ere van <strong>de</strong> Campanile. De ou<strong>de</strong> klokketoren was op 14<br />

juli 1902 ingestort. 75 ‘Hij staat weêr overeind!’ juichte <strong>Couperus</strong> in Terug in Venetië, 76<br />

om er echter dui<strong>de</strong>lijk aan toe te voegen: ‘Eigenlijk had<strong>de</strong>n wij hem kunnen missen.<br />

Toen hij stortte in een hoop puin, hebben wij hem wel betreurd om zijn tragiesch<br />

ein<strong>de</strong>, maar eigenlijk is hij nooit te vergelijken geweest bij Giotto's i<strong>de</strong>ale, blanke<br />

klokkelelie, die Florence's Campanile is. En toen zijn hoop puin was weg geruimd<br />

en wij <strong>de</strong> Piazza terug zagen, zón<strong>de</strong>r hem, scheen het ons toe, dat zij eigenlijk nog<br />

mooier, nog ruimer, nog feërieker gewor<strong>de</strong>n was.’<br />

Er woei in die dagen in Venetië een kille, ijzige wind, zoals vaak in april. Elisabeth<br />

kleum<strong>de</strong> kouwelijk weg in al haar witte vossen. <strong>Couperus</strong> echter <strong>de</strong>ed net alsof het<br />

toch <strong>voor</strong>jaar was en kocht anjers <strong>voor</strong> zijn knoopsgat. Hij verkeer<strong>de</strong> in een juichen<strong>de</strong><br />

stemming. Prachtig heeft hij in Feest van San Marco <strong>de</strong> inwijding van <strong>de</strong> nieuwe<br />

Campanile beschreven. 77 Zijn hotelkamer keek uit op <strong>de</strong> Merceria <strong>de</strong>ll` Orologio,<br />

die haaks op het plein staat en waarin <strong>de</strong> mensen zich verdrongen om <strong>de</strong> Piazza te<br />

bereiken. De perskaart waar <strong>Couperus</strong> over beschikte hoef<strong>de</strong> hij overigens niet te<br />

gebruiken, daar hij door het hotel heen ongehin<strong>de</strong>rd naar plein en tribune kon<br />

wan<strong>de</strong>len. Hymnen, een processie, tweeduizend van <strong>de</strong> Campanile losgelaten duiven,<br />

dit alles bereid<strong>de</strong> het hoogtepunt van die morgen <strong>voor</strong> toen <strong>de</strong> klokken <strong>voor</strong> het eerst<br />

sinds bijna <strong>de</strong>n jaar weer over <strong>de</strong> stad luid<strong>de</strong>n. - Die avond, bij het invallen van <strong>de</strong><br />

duisternis, wer<strong>de</strong>n alle lichtjes op <strong>de</strong> Piazza aangestoken en genoot <strong>Couperus</strong> van<br />

wat hij noem<strong>de</strong> ‘zeeën van blanken glans’.<br />

Op een an<strong>de</strong>re dag ging hij naar het Lido, om er zijn ou<strong>de</strong>, eenvoudige Hotel All'<br />

Ortolanella nog eens op te zoeken. Hij herinner<strong>de</strong> het zich van zijn eerste bezoek<br />

aan Venetië en vond het 78 ‘bijna sentimenteel poëtiesch iets te eten in die pergola,<br />

van dat kleine “Warmoezierstertje”... Ik gedoof, dat wij er [in<strong>de</strong>rtijd] mosselen aten<br />

en dunnen, gelen landwijn bij<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


418<br />

dronken... En toen wij dat gedaan had<strong>de</strong>n, staken wij het eiland in <strong>de</strong> breedte over,<br />

en wij liepen door vage, verlatene vel<strong>de</strong>n, die, noch bouwland, noch weiland,<br />

scharlaken waren overvlakt van duizen<strong>de</strong>, duizen<strong>de</strong> klaprozen...’ <strong>Couperus</strong> besloot<br />

er opnieuw zijn intrek te nemen. Het was natuurlijk veel goedkoper dan <strong>de</strong> Cappello<br />

Nero. Vlak ernaast bevond zich sinds enige jaren het Grand Hôtel du Lido, waar hij<br />

ook al eens gelogeerd had. In het grappige feuilleton Lido schreef hij dat hij nog<br />

altijd goe<strong>de</strong> herinneringen bewaar<strong>de</strong> aan 79 ‘<strong>de</strong> aangename uren <strong>de</strong>s middagmaals,<br />

genoten aan lange tafel vol verwanten en vrien<strong>de</strong>n, buiten op het terras: herinnert gij<br />

u wel, o gij, die mij lief zijt in Holland??’ - Hier herdacht hij ook Byron, die op het<br />

Lido dikwijls paard gere<strong>de</strong>n had, naar Malamocco toe en weer terug.<br />

Het vroeger nog zo stille, ongerepte eiland was tot <strong>Couperus</strong>' verdriet in weinig<br />

jaren volgebouwd. Er waren nu hon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n hotels. Restaurants en bars verrezen 80 ‘als<br />

pad<strong>de</strong>stoelen, stijlloos, en leelijk - soms in een Duitsche Jugend-stijl, soms in een<br />

vergeefsche poging een Venetiaansch-Arabiesch paleis na te bootsen - en in die bars,<br />

restaurants en hôtels, strijken nu - nu reeds in Mei, <strong>de</strong> maand vroeger <strong>de</strong>r lieflijke<br />

stilte!! - <strong>de</strong> hor<strong>de</strong>n neêr, <strong>de</strong> vreeslijke hor<strong>de</strong>n van Duitsche, Oostenrijksche en<br />

Hongaarsche toeristen. Die hor<strong>de</strong>n van Hunnen overweldigen - en dit reeds in Mei!!<br />

- het smalle eiland van vroegere eenzaamheid, lief<strong>de</strong> en poëzie en zij is terug geweken,<br />

die trits van Gratiën, zij is verdwenen, zij is gevlucht! Lucht van bier drijft om in <strong>de</strong><br />

atmosfeer <strong>de</strong>r ziltgeurige Adria en <strong>de</strong> silhouet <strong>de</strong>r rokopgekoppel<strong>de</strong>, Germaansche<br />

toeriste, van heupen breed en het vilten hoedje, met scheerkwast ter zij<strong>de</strong>, op het<br />

mahonieblon<strong>de</strong> vlechtje verving <strong>de</strong> franje-ruischen<strong>de</strong> gratie <strong>de</strong>r, van lief<strong>de</strong> roo<strong>de</strong>,<br />

bloemen plukken<strong>de</strong> Venetiaansche...’ Met het na<strong>de</strong>ren van <strong>de</strong> zomer zou het<br />

ongetwijfeld nog erger wor<strong>de</strong>n, vrees<strong>de</strong> hij: ‘Dan is het houten Stabilimento - tot<br />

een steenen Kurhaus kwam het nog niet: laat u dit troosten, o Scheveningen! -<br />

overla<strong>de</strong>n van thee en koffie drinken<strong>de</strong> gasten, dan speelt <strong>de</strong> muziek Mascagni en<br />

Puccini, en dan is uw feuilletonist gevlo<strong>de</strong>n...!’<br />

Venetië gaf <strong>Couperus</strong> weer stof tot een reeks van feuilletons. Bibelots van Venetië, 81<br />

Schimmen van Venetië, 82 gruwelijk on<strong>de</strong>rwerp als De pozzi, 83 of ook wel <strong>de</strong> kleurige<br />

studie Tintotetto, 84 dit alles tezamen geeft een caleidoscopisch beeld van <strong>de</strong> lagunestad.<br />

Het getuigt ervan hoe <strong>Couperus</strong> zijn tijd en energie wist uit te buiten. Met<br />

onuitputtelijke nieuwsgierigheid heeft hij alles bestu<strong>de</strong>erd en er het nodige over<br />

nagelezen, om<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


419<br />

telkens zijn indrukken op elegante wijze samen te vatten in sierlijk en nog altijd<br />

meeslepend proza. Tochtjes over zee naar Murano, Burano en Torcello wissel<strong>de</strong>n<br />

stads -, museum- en kerkbezoek af. De schets Murano, Burano, Torcello is er <strong>de</strong><br />

weerslag van. 85 Gefascineerd keek hij daar naar <strong>de</strong> glasblazers en kantklossen<strong>de</strong><br />

meisjes. Hoogtepunt vond hij - en terecht<strong>de</strong> mozaïeken van Torcello. Dat het<br />

landschap met <strong>de</strong> bruggetjes hem daar soms aan Holland <strong>de</strong>ed <strong>de</strong>nken, zal niemand<br />

verwon<strong>de</strong>ren die <strong>de</strong>ze eilandjes zelf gezien heeft.<br />

Op 22 mei 1912 verzond <strong>Couperus</strong> - hij logeer<strong>de</strong> toen nog steeds op het Lido in<br />

<strong>de</strong> Ortolanella - <strong>voor</strong> het eerst sinds lange tijd een brief aan zijn uitgever Veen. 86 De<br />

lange reeksen schetsen en feuilletons die hij in Het Va<strong>de</strong>rland en Groot-Ne<strong>de</strong>rland<br />

gepubliceerd had vertegenwoordig<strong>de</strong>n een flink kapitaal. Zolang hij ze echter niet<br />

bun<strong>de</strong>l<strong>de</strong> had <strong>de</strong> schrijver ervan daar niet veel aan. Vermoe<strong>de</strong>lijk heeft <strong>Couperus</strong><br />

eerst Van Holkema en Warendorf gepolst. De beginregel van zijn brief lijkt er evenwel<br />

op te wijzen dat <strong>de</strong>ze uitgeverij weinig in <strong>de</strong>rgelijke verzamelbun<strong>de</strong>ls zag. Veen<br />

kreeg het volgen<strong>de</strong> te lezen: ‘Amice. Zoo ik mij we<strong>de</strong>rom eens tot je wend, is dit<br />

omdat ik niet geloof, dat mijne samenwerking met Holkema-Warendorf zal <strong>voor</strong>tduren<br />

en ik mij dus liever tot joù wend, dan een nieuwen uitgever te zoeken. En er bestond<br />

toch eigenlijk geen re<strong>de</strong>n dat wij het niet weêr éens met elkaâr zou<strong>de</strong>n kunnen wor<strong>de</strong>n.<br />

Laat mij je dus maar eens mijn <strong>voor</strong>stel doen. Ik zoû gaarne een boek willen<br />

uitgeven, waarin ik verzamelen zoû mijne opstellen over Italië: het zijn<br />

“ste<strong>de</strong>schetsen” als in Gr. Ne<strong>de</strong>rland hebben gestaan over Florence, Siena, Ravenna,<br />

Orvieto, Sicilië etc., aangevuld met verschillen<strong>de</strong> kunst-feuilletons uit Het Va<strong>de</strong>rland.<br />

[...] Nu is <strong>de</strong> kwestie van het honorarium <strong>de</strong>ze: ik zoû gaarne dit jaar willen ontvangen<br />

<strong>de</strong> som van ƒ1000, maar daar ik weet van te voren, datje zeer be<strong>de</strong>nkelijk zult kijken<br />

bij dat getal, zoû Ik je willen <strong>voor</strong>stellen: bereken welke hoeveelheid copie ongeveer<br />

met dit honorarium gelijk staat, en laat mij je <strong>de</strong>ze hoeveelheid in met zorg bij<br />

elkan<strong>de</strong>r gekozen bun<strong>de</strong>ls afstaan. [...] Zoo je mijn <strong>voor</strong>stel echter niet in over<strong>de</strong>nking<br />

wilt nemen, dan, amice, zon<strong>de</strong>r rancune vaarwel! Wat niet an<strong>de</strong>rs is, dan het is, zullen<br />

wij dan in gerezigneer<strong>de</strong> zielevre<strong>de</strong> aannemen.<br />

Ik hoop, dat het je goed gaat met vrouw en kin<strong>de</strong>ren; wat ons betreft, wij zijn ook,<br />

zelfs zon<strong>de</strong>r duizen<strong>de</strong>n, gelukkig in dit mooie land, dat ons lief is. Mag ik alleen<br />

verzoeken, mij zoo spoedig mogelijk te antwoor<strong>de</strong>n:<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


420<br />

zoo als ik zeg, ik <strong>de</strong>nk niet meer heel sterk over H.W. en moet dus, zoo je niet wilt,<br />

een an<strong>de</strong>ren weg zoeken.’<br />

De verzoenen<strong>de</strong> toon van <strong>de</strong> brief is treffend. Veen moet er heel gelukkig mee<br />

geweest: zijn, hij heeft vrijwel per omgaan<strong>de</strong> in positieve zin geantwoord. Zodat<br />

<strong>Couperus</strong> hem op 31 mei opgelucht mee<strong>de</strong>el<strong>de</strong>: 87 ‘Hoewel het een massa kopie is,<br />

die je verlangt <strong>voor</strong> ƒ1000, wil ik toch je aanbod aannemen, en hoop ik, dat <strong>de</strong><br />

gelukkige dagen weêr terug mogen komen. De kopie ligt er; dus kan, wat mij betreft,<br />

het boek verschijnen van het najaar.’ - Aldus zijn <strong>de</strong> twee magnifieke ban<strong>de</strong>n van<br />

Uit blanke ste<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>r blauwe lucht ontstaan, waarvan het eerste <strong>de</strong>el in<strong>de</strong>rdaad<br />

nog in 1912 het licht heeft gezien. Het twee<strong>de</strong> verscheen in 1913. Het is dui<strong>de</strong>lijk<br />

dat <strong>Couperus</strong> in zijn schik was over het herstel van <strong>de</strong> zo lang verstoor<strong>de</strong> relatie.<br />

Daar hij nog tot ver in juni rustig in het hotel Ortolanella is gebleven, mag wel<br />

wor<strong>de</strong>n aangenomen dat hij hier grote <strong>de</strong>len van zijn boek Herakles heeft geschreven.<br />

Merkwaardig genoeg repte hij er in zijn brieven aan Veen met geen woord over dat<br />

hij nu toch ein<strong>de</strong>lijk weer aan een echte roman werkte. In juli 1912 begon Herakles<br />

in afleveringen in Groot-Ne<strong>de</strong>rland te verschijnen. 88 Pas in oktober schreef <strong>Couperus</strong><br />

zijn uitgever daarover. 89 Hij suggereer<strong>de</strong> hem toen <strong>de</strong> mythologische roman in het<br />

najaar van 1913 uit te geven. Uitein<strong>de</strong>lijk is het boek nog iets eer<strong>de</strong>r verschenen. 90<br />

<strong>Couperus</strong> vond het in Venetië heerlijk als altijd. <strong>Een</strong> dagelijks terugkerend genot<br />

waren <strong>de</strong> uitvoerige maaltij<strong>de</strong>n, die hij eerst met een zekere regelmaat in <strong>de</strong> <strong>de</strong>ftige<br />

Cappello Nero tot zich nam - hij gaf hoog op van dit hotel, dat uit 1376 heette te<br />

dateren en on<strong>de</strong>r zijn meer recente gasten Garibaldi en koningin Alexandra mocht<br />

tellen 91 - later op het Lido in allerlei grotere en kleinere restaurants waar het min<strong>de</strong>r<br />

warm was dan in <strong>de</strong> stad. Kennissen uit Den Haag, een schil<strong>de</strong>r en zijn vrouw, hiel<strong>de</strong>n<br />

hem en Elisabeth soms gezelschap. Wie dit waren is helaas met bekend. Gevieren<br />

ont<strong>de</strong>kten zij in <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> stad het veel eenvoudiger eethuis Antico Panada, waar<br />

<strong>Couperus</strong> eigenlijk nog het liefst ging dineren: 92 sfeer en publiek waren er zo<br />

‘bohême’...<br />

Hij beschreef dit soort ervaringen in een luchtig feuilleton als Restanrant-emotie's.<br />

Als geen an<strong>de</strong>r verstond hij <strong>de</strong> kunst van niets litteratuur te maken, zoals ook Van<br />

<strong>de</strong> drijven<strong>de</strong> dingen... aantoont, ontstaan nadat hij van een stoomboot af in het water<br />

allerlei afval had zien rondcirkelen. 93<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


421<br />

Epistolaire lief<strong>de</strong>, 94 met als achtergrond een warme zomeravond in een paleis aan<br />

het Canal Gran<strong>de</strong>, behan<strong>de</strong>lt een ervaring die hemzelf misschien met geheel vreemd<br />

geweest was: brieven die mensen met elkaar uitwisselen kunnen mooier zijn dan wat<br />

zij elkaar wérkelijk te vertellen blijken te hebben, als zij elkaar na jaren lijfelijk<br />

ontmoeten. - Hoe stond het bij <strong>voor</strong>beeld niet <strong>de</strong> vriendschap die hij jhr. Johan Ram<br />

toedroeg? Schreven zij elkaar nog vaak, hebben zij elkaar nog wel eens ontmoet?<br />

Als zo dikwijls moet het antwoord lui<strong>de</strong>n dat we het niet weten. Wel is bekend dat<br />

Ram in oktober 1912 als oorlogscorrespon<strong>de</strong>nt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> NRC naar Bulgarije is<br />

vertrokken, waar toen <strong>de</strong> Balkanoorlog was uitgebroken. In dat najaar zijn van hem<br />

vijfentwintig Brieven van het oorlogsterrein verschenen. 95<br />

Uit <strong>de</strong> laatste brief die <strong>Couperus</strong> half juni nog uit Venetië aan Veen stuur<strong>de</strong> blijkt<br />

dat hij ook al dacht over bun<strong>de</strong>ls van het werk dat buiten Uit blanke ste<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>r<br />

blauwe lucht viel. 96 Hij besteed<strong>de</strong> daar veel zorg aan. De boekjes Rome en Genéve,<br />

Florence wor<strong>de</strong>n hier <strong>voor</strong> het eerst gedoemd. ‘Ik heb niets liever dan dat je weêr<br />

wat pletzier hebt van mijn uitgaven,’ schreef hij, ‘en zal mijn best doen <strong>de</strong> boeken<br />

zoo veel mogelijk goed te combineeren.’ In <strong>de</strong>ze zelf<strong>de</strong> brief vroeg hij Veen om<br />

vertaalwerk <strong>voor</strong> Elisabeth, die veel vrije tijd had en zich wel eens verveel<strong>de</strong>. Van<br />

Holkema en Warendorf had<strong>de</strong>n in 1911 een aantal uit het Frans vertaal<strong>de</strong> en bewerkte<br />

sprookjes van haar hand uitgegeven. 97 <strong>Een</strong> paar weken later - Veen heeft blijkbaar<br />

<strong>voor</strong>zichtig een roman van Marie Corelli <strong>voor</strong>gesteld - zou Elisabeth zelf Veen<br />

verzekeren: 98 ‘Ik ben heusch niets te trotsch <strong>voor</strong> Corelli, en zou U erg dankbaar zijn<br />

mij wat te vin<strong>de</strong>n, Fransch, Duitsch, Eng., Italiaansch, comme vous voulez.’<br />

Gewoontegetrouw keek <strong>Couperus</strong>, die <strong>de</strong> hete zomermaan<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> al te grote drukte<br />

op het Lido wil<strong>de</strong> vermij<strong>de</strong>n, naar een verblijf in koelere streken uit. Ditmaal zocht<br />

hij het eerst in Tirol. Uit Igls stuur<strong>de</strong> hij Veen zijn volgen<strong>de</strong> brief. 99 Hij moet daar<br />

eind juni of begin Juli 1912 aangekomen zijn en nam er zijn intrek, zij het niet <strong>voor</strong><br />

lange tijd, in hotel Tirolerhof. In <strong>de</strong> schets Lachend dorpje vertelt hij, 100 dat hij in<br />

Venetië met het stijgen <strong>de</strong>r zon steeds meer gekweld was gewor<strong>de</strong>n door ‘foule,<br />

foule van hon<strong>de</strong>r<strong>de</strong> menschen, foule van duizen<strong>de</strong> menschen, foule van <strong>voor</strong>al mama's,<br />

kin<strong>de</strong>rjuffen en millioenen van kin<strong>de</strong>ren, en alle <strong>de</strong>ze duizen<strong>de</strong>n en millioenen gingen<br />

van Venetië naar Lido over en weêr op <strong>de</strong> vapo-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


422<br />

retti, altijd-maar over en weêr, van zes uur 's morgens tot éen uur 's nachts, altijd<br />

maar over en weêr... In slappen, loomen, Venetiaanschen slenterpas slamier<strong>de</strong>n<br />

<strong>de</strong> duizen<strong>de</strong>n en millioenen, maakten file bij het guichet, stapten voet <strong>voor</strong> voet het<br />

ponton op, en voet <strong>voor</strong> voet <strong>de</strong> boot op, sleepten weêr voet <strong>voor</strong> voet <strong>de</strong> boot af, en<br />

voet <strong>voor</strong> voet het ponton, naar bene<strong>de</strong>n... Het was om gèk te wor<strong>de</strong>n!’ Na drie<br />

maan<strong>de</strong>n had <strong>voor</strong>al ook Elisabeth er genoeg van gekregen. De verveling begon haar<br />

kribbig te maken. Zij wil<strong>de</strong> weg.<br />

Igis had koele bergen, bossen, weiland en koeien te bie<strong>de</strong>n, wat na Venetië wel<br />

een totaal an<strong>de</strong>r <strong>de</strong>cor beteken<strong>de</strong>. Tirolerhof was een chalet. Van zijn kleine kamer<br />

on<strong>de</strong>r het pannendak uit genoot <strong>Couperus</strong> van het groene panorama, met <strong>de</strong><br />

sneeuwtoppen in <strong>de</strong> verte. Op een zeer groot balkon ontbeet hij, schreef hij en rustte<br />

hij. 's Morgens zag hij <strong>de</strong> zon opgaan achter het sparrenwoud, 's avonds on<strong>de</strong>rgaan<br />

achter <strong>de</strong> bergen. Het enige wat er op Igis te zeggen viel was dat men er volstrekt<br />

niets beleef<strong>de</strong>. Met het kijken naar een haas, twee eekhoorns, enkele woudduiven,<br />

kon zelfs <strong>Couperus</strong> niet meer dan één feuilleton vullen. Na een dag of tien van goed<br />

uitrusten besloot hij naar München te gaan. <strong>Een</strong> stad leek hem's zomers toch altijd<br />

amusanter dan het buitenleven. Hij zou er ongetwijfeld meer on<strong>de</strong>rwerpen <strong>voor</strong> zijn<br />

wekelijkse feuilletons vin<strong>de</strong>n.<br />

Na een kort verblijf in Innsbruck 101 - hij bezocht er <strong>de</strong> Hofkirche en werd er<br />

gefascineerd door <strong>de</strong> grandioze groep bronzen beel<strong>de</strong>n uit <strong>de</strong> zestien<strong>de</strong> eeuw die het<br />

graf van Maximiliaan I sieren - reis<strong>de</strong> hij door naar ‘Monaco di Bavaria’, waar hij,<br />

na een paar overnachtingen in hotel Roter Hahn, <strong>voor</strong> een maand kamers in pension<br />

Grebenau aan <strong>de</strong> Wittelsbacherplatz besprak. München ken<strong>de</strong> hij van een kort bezoek<br />

in <strong>de</strong> winter van 1893. Toen echter was hij er maar drie dagen gebleven, om <strong>de</strong><br />

<strong>voor</strong>naamste musea te zien. De sombere sfeer die er na <strong>de</strong> dood van Ludwig II heerste<br />

had München in<strong>de</strong>rtijd tot een trieste stad gemaakt, die hij zo gauw mogelijk had<br />

verlaten om in Italië wat vrolijkheid te zoeken. Al die jaren was hij er niet<br />

teruggekomen. Nu echter voel<strong>de</strong> hij zich aangetrokken door wat hij noem<strong>de</strong> <strong>de</strong> ‘roep<br />

van het nieuwe München, <strong>de</strong> roep van <strong>voor</strong>al modèrne kunststad’. 102<br />

De eerste kennismaking viel niet mee. <strong>Couperus</strong> besefte echter heel goed dat dit<br />

ten <strong>de</strong>le aan hemzelf lag. Hij voel<strong>de</strong> er zich zoals 103 ‘een antieke Latijn zich moet<br />

hebben gevoeld, die, menen<strong>de</strong> verbannen te wor<strong>de</strong>n naar te Barbaarsche provinciën<br />

van het Latijnsche Rijk, naar Norië en<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


423<br />

Vin<strong>de</strong>licië, zich ziet omringd met een niet verwachte, zeer mo<strong>de</strong>rne beschaving.’<br />

Dit was niet overdreven. In <strong>de</strong> jaren tot 1914 bleef Italië uitgesproken achter in<br />

ontwikkeling. In <strong>Couperus</strong>' woor<strong>de</strong>n: 104 ‘Al schiep mo<strong>de</strong>rn Italië heel mooie types<br />

van automobielen, <strong>de</strong> Italiaansche ziel is nog lang niet mo<strong>de</strong>m.’ München daarentegen<br />

had in scherpe tegenstelling tot Rome of Florence iets van een ‘Ultra-Mo<strong>de</strong>mopolis’.<br />

De stad tel<strong>de</strong> in die tijd omstreeks vijfhon<strong>de</strong>rdduizend inwoners. Zij was zeer wijd<br />

uitgebouwd, kon bogen op een intensief theater- en muziekleven, en wekte een indruk<br />

van verblin<strong>de</strong>n<strong>de</strong> welvaart met al haar nieuwe paleizen, huizen en hotels. Tot zijn<br />

niet geringe verbazing moest <strong>Couperus</strong> constateren dat München niet alleen<br />

<strong>voor</strong>uitstrevend was, maar <strong>voor</strong>al ook een zeer gezon<strong>de</strong> indruk maakte: 105 ‘Er is<br />

weinig nerveus meer in. De mo<strong>de</strong> van het nevrozisme is <strong>voor</strong>bij. De mo<strong>de</strong>rne ziel is<br />

niet meer nerveus. Nerveus was <strong>de</strong> ziel, <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>ziel onzer jónge dagen. Toen was<br />

het woord <strong>de</strong>r dichters trillend van nevrozisme; <strong>de</strong> lijn en kleur <strong>de</strong>s toen mo<strong>de</strong>rnen<br />

schil<strong>de</strong>rs, <strong>de</strong> silhouet <strong>de</strong>r toen mo<strong>de</strong>rne vrouw... het was alles doorzenuwd van<br />

loomheid, van elegante matheid, van levensmoêheid... De vrouw... zij was misschien<br />

toèn iets van mijne eigene Eline Vere. Mijne Eline Vere, nu, is ou<strong>de</strong>rwetsch. De<br />

ultramo<strong>de</strong>rne is thàns niet meer loom, gebroken en levensmoê elegant en zij leest<br />

niet meer Bourget, als zij het <strong>de</strong>ed, twintig jaren gele<strong>de</strong>n. [...] Hare korte, nauwe rok<br />

verhin<strong>de</strong>rt niet haar veerkrachtigen stap, een stap, die Eline Vere noóit had.’ - In<br />

Italië echter was het nauwelijks tot <strong>Couperus</strong> doorgedrongen dat er sinds twaalf jaar<br />

zoiets als een twintigste eeuw bestond, waarin man en vrouw niet langer<br />

converseer<strong>de</strong>n over nuances van zielestemmingen.<br />

München ken<strong>de</strong> een levendig zomerseizoen. <strong>Een</strong> opvoering van Cal<strong>de</strong>rons El<br />

mayor encanto amor on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> titel ‘Circe’ - in het Künstler-Theater verbaas<strong>de</strong> hem<br />

door haar pracht. 106 Maar hoe overrompelend ook, <strong>de</strong> enscenering vond hij stijlloos.<br />

Hij betreur<strong>de</strong> het, met heimwee naar <strong>de</strong> <strong>voor</strong>bije eeuw, dat <strong>de</strong> hoofdrol niet gespeeld<br />

werd door... Sarah Bernhardt, die het er volgens hem heel wat beter zou hebben<br />

afgebracht. Toch vond hij <strong>de</strong> <strong>voor</strong>stelling wel interessant. Deze bracht hem naar hij<br />

meen<strong>de</strong> - merkwaardige opmerking - op <strong>de</strong> hoogte van zijn tijd.<br />

Als een provinciaaltje keek <strong>Couperus</strong> om zich heen: 107 ‘In München rookt men in<br />

<strong>de</strong> tram!’ De Duitse bed<strong>de</strong>n vond hij ook al erg nieuwerwets. Niet dat het hem veel<br />

<strong>de</strong>er<strong>de</strong>, want, zo schreef hij triomfantelijk, 108<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


424<br />

‘ik reis met mijn eigen kussens!’ Voorts had ie<strong>de</strong>reen te veel haast naar zijn zin.<br />

Niemand verstond meer <strong>de</strong> kunst van het flaneren. De mensen vond hij in het<br />

algemeen buitengewoon lelijk. De karrepaar<strong>de</strong>n althans waren veel mooier. De<br />

nieuwe architectuur vond hij pover, <strong>de</strong> nieuwe meubelen uitdrukkingsloos, en wat<br />

hij aan nieuwe schil<strong>de</strong>rijen zag, was arm van gevoel. Pas in <strong>de</strong> Ou<strong>de</strong> Pinakotheek,<br />

bij Cranach, Dürer, Rembrandt en <strong>voor</strong>al Rubens, kon hij even hera<strong>de</strong>men. Hier<br />

voel<strong>de</strong> hij weer vaste grond on<strong>de</strong>r zijn voeten. 109<br />

Al <strong>de</strong>ze mo<strong>de</strong>rniteiten brachten hem er toe, en dat <strong>voor</strong>al naar aanleiding van<br />

Rubens' kunst, in enkele regels samen te vatten wat wij zijn belij<strong>de</strong>nis mogen noemen<br />

van <strong>de</strong> zekerhe<strong>de</strong>n die hij, kort <strong>voor</strong> zijn vijftigste levensjaar, als zijn diepste<br />

overtuiging koester<strong>de</strong>: 110 ‘De Volstrekte Schoonheid bestaat, zij bestaat <strong>voor</strong> mij ten<br />

minste - want ik vóel dat zij bestaat even goed als ik vòel, dat God bestaat, niet <strong>de</strong>n<br />

God, dien gij in kathedraal of kerk aanbidt, maar <strong>de</strong> God<strong>de</strong>lijkheid, die àlle go<strong>de</strong>n<br />

in zich houdt en aanbe<strong>de</strong>n kan wor<strong>de</strong>n overal, <strong>voor</strong>al in uw eigene ziel. En zoo als<br />

ik vóel het bestaan <strong>de</strong>zer God<strong>de</strong>lijkheid misschien beter nog dan mijn eigen bestaan,<br />

dat een droom kan zijn, zoo voel ik <strong>de</strong> werkelijkheid <strong>de</strong>r Volstrekte Schoonheid, in<br />

menschenziel, in menschenkunst, zoo voel ik haar onbetwijfelbaar. En zoo mis ik<br />

haar vaak in <strong>de</strong> werken <strong>de</strong>r mo<strong>de</strong>rne plastiek, even vaak als ik haar telkens uit zie<br />

stralen in die <strong>de</strong>r antieke beeldhouwers, in die <strong>de</strong>r groote Meesters van vroegere<br />

eeuwen...’<br />

Kort hierna heeft <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong>ze overtuiging, zij het in totaal an<strong>de</strong>re vorm, nog<br />

eens herhaald in het verhaal Hefaistos of <strong>de</strong> mythe <strong>de</strong>r leelijkheid. 111 De lelijkste <strong>de</strong>r<br />

go<strong>de</strong>n verkrijgt van Zeus <strong>de</strong> gunst een jaar lang <strong>de</strong> gestalte van <strong>de</strong> schone god Ares<br />

aan te nemen. Het baat hem niet. De godin Aphrodite, die hij liefheeft, vermurwt hij<br />

er niet mee. Zeus <strong>voor</strong>spelt hem echter als troost dat eenmaal alle go<strong>de</strong>n zullen<br />

sterven, alleen hij, Hefaistos, niet. En zo is het ook, eindigt <strong>Couperus</strong> dan: <strong>de</strong> kunst<br />

van Hefaistos doorboort <strong>de</strong> bergen, doorkruist <strong>de</strong> oceanen en overvleugelt <strong>de</strong> wolken.<br />

Hem behoort <strong>de</strong> Toekomst. Zijn heerschappij is echter die van <strong>de</strong> Lelijkheid. Ook<br />

<strong>de</strong> gestalte <strong>de</strong>r mensen ontkomt daar niet aan. Maar hun rest één troost: ‘alleen in<br />

<strong>de</strong>n schrijn hunner ziel kan <strong>de</strong> Schoonheid blijven bewaard, omdat Hefaistos, trots<br />

zijne leelijkheid, in zijn lij<strong>de</strong>n<strong>de</strong> kunstenaarsziel, <strong>de</strong> Schoonheid steeds hield omvat...’<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


425<br />

Schoonheid genoot <strong>Couperus</strong> met volle teugen tij<strong>de</strong>ns een opvoering van Mozarts<br />

Don Giovanni in het Resi<strong>de</strong>nz-Theater, gevolgd door <strong>de</strong> Figaro en Cosí fan tutte. 112<br />

In het Künstler-Theater zag hij Ellen Tells dansen, en later ook Rita Sacchetto. Van<br />

<strong>de</strong> laatste kreeg hij geen diepe schoonheids-impressie: zij mimeer<strong>de</strong> weliswaar <strong>de</strong><br />

ij<strong>de</strong>lheid met een hele pauw op haar hoofd, maar hij vond niettemin dat zij noch het<br />

publiek, noch ook zichzelf voldoen<strong>de</strong> vermoei<strong>de</strong>. Verbijsterend waren daarentegen<br />

ineens weer <strong>de</strong> concerten in <strong>de</strong> Tonhalle, waar men on<strong>de</strong>r het genot van een pot bier<br />

Isol<strong>de</strong> kon horen sterven: 113 ‘Die goe<strong>de</strong>, brave Münchners, zij luisteren aandachtig<br />

naar <strong>de</strong> meest mystieke muziekverheerlijking van <strong>de</strong>n Graal, en drinken on<strong>de</strong>rwijl<br />

hun potje bier en besmeeren hun broodjes-en-ham met mosterd. Zacht geklikklak<br />

van mes en vork en glas door het smachten heen van Isol<strong>de</strong> en <strong>de</strong>n <strong>de</strong>monischen lach<br />

heen van Kundry. Maar waarom steeds ron<strong>de</strong>, ge<strong>de</strong>kte tafels en zoo heel veel<br />

mosterdpotjes? O, die ge<strong>de</strong>kte tafels, o die mosterdpotjes! O, die kneip-atmosfeer<br />

van Butterbrot, bier, leverworst, mosterd, sigarenwalm en door-getranspireerd<br />

Lo<strong>de</strong>n!!’<br />

Het hoogtepunt van zijn theaterervaringen moest echter nog komen. <strong>Couperus</strong> zou<br />

tenslotte ook nog <strong>de</strong> gehele Ring <strong>de</strong>s Nibelungen van Richard Wagner savoureren:<br />

vier avon<strong>de</strong>n lang, elke dag van vier tot tien. Steeds meer begon het tot hem door te<br />

dringen hoeveel hij in muzikaal opzicht al die jaren in Zuid-Frankrijk en Italië gemist<br />

had, en hoe mo<strong>de</strong>m in<strong>de</strong>rdaad het noor<strong>de</strong>n in werkelijk alle opzichten was, vergeleken<br />

met het conservatieve en achterlijke zui<strong>de</strong>n.<br />

Om Wagner kon <strong>Couperus</strong> niet heen, evenmin als wie ook van zijn tijdgenoten.<br />

Het is interessant te zien waar <strong>de</strong>ze confrontatie op uitliep. Voor <strong>de</strong> muziek had hij<br />

niets dan goe<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n over. Maar zijn uiterst kritische beschouwing over Wagner's<br />

tekst van Der Ring <strong>de</strong>s Nibelungen 114 begint onheilspellend met <strong>de</strong> opmerking dat hij<br />

tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> <strong>voor</strong>stellingen het meest had genoten met zijn ogen dicht. In <strong>de</strong> oceaan<br />

vol ‘golven van schoonheid, nog nimmer geweest...’ is <strong>Couperus</strong> bijna verdronken,<br />

niet zozeer overweldigd door <strong>de</strong> ruisen<strong>de</strong> muziek als wel verpletterd door het wrakhout<br />

van <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rliggen<strong>de</strong> tekst.<br />

Stap <strong>voor</strong> stap gaat <strong>Couperus</strong> na wat er van het in elkaar geknutsel<strong>de</strong> epos overblijft<br />

als men het grondig uiteenrafelt. Het moet een onmiskenbare verdienste genoemd<br />

wor<strong>de</strong>n dat zijn anatomische les bijna regel <strong>voor</strong> regel Wagners tekortkomingen en<br />

zelfoverschatting als dichter bewijst. <strong>Couperus</strong>' conclusie was dat het libretto dien<strong>de</strong><br />

te wor<strong>de</strong>n aangemerkt als<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


426<br />

het povere werkstuk van een dilettant, waar <strong>de</strong> werkelijke man van het vak ‘een<br />

beetje meêlijdvol glimlachen<strong>de</strong>’ op neer dien<strong>de</strong> te zien. De go<strong>de</strong>n vond hij ploertig,<br />

<strong>de</strong> Rijndochters mallewippen, Fricka een echte Germaanse bourgeoise, Loge een<br />

doodgewone inbreker. Het epos in zijn totaliteit bestond uit weinig meer dan een<br />

samenbaksel van onaanneembare domheid, naïveteit en kleinzieligheid met <strong>de</strong> valse<br />

pretenties van hoge dichtkunst en diep-duistere Duitse filosofie. - Aan <strong>de</strong> genialiteit<br />

van <strong>de</strong> muziek <strong>de</strong>ed dit naar zijn mening in het geheel niets af.<br />

Het is een treffen<strong>de</strong> analyse. In zijn kritiek volg<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> tekst nauwkeurig.<br />

Talent <strong>voor</strong> ook dit soort dingen bleek hij dus wel <strong>de</strong>gelijk te bezitten, al heeft hij er<br />

slechts zeer zel<strong>de</strong>n gebruik van gemaakt. Aan literaire kritiek op Ne<strong>de</strong>rlandse<br />

tijdgenoten waag<strong>de</strong> hij zich alleen bij hoge uitzon<strong>de</strong>ring. Als confrater achtte hij het<br />

unfair een collega af te breken, tenzij die daar uitdrukkelijk om vroeg, zoals later<br />

eenmaal met Herman Robbers zou gebeuren. In wezen maakte <strong>de</strong>ze houding hem<br />

niet erg geschikt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> functie van tijdschriftredacteur. Voor Groot-Ne<strong>de</strong>rland,<br />

heeft hij in zijn buitenlandse jaren, waarschijnlijk ook om re<strong>de</strong>nen van <strong>voor</strong>tduren<strong>de</strong><br />

afwezigheid, weinig betekend.<br />

Intussen begon <strong>de</strong> tijd op te schieten. <strong>Couperus</strong> was <strong>voor</strong>nemens van München<br />

via nogmaals Igls naar Florence terug te keren. Daar hoopte hij <strong>de</strong> winter weer in<br />

het pension Rochat door te brengen. Op 20 augustus 1912 <strong>de</strong>el<strong>de</strong> hij Veen mee dat<br />

eventuele drukproeven het best daarheen gezon<strong>de</strong>n kon<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n. 115<br />

Hoewel hij nog altijd meubels in Nice opgeslagen had staan, beschouw<strong>de</strong> hij<br />

Florence steeds meer als zijn echte ‘tampat’. Giulio Lodomez heeft hij er<br />

waarschijnlijk maar heel kort gezien. Deze stond op het punt naar Zuid-Amerika te<br />

vertrekken. Hij zou zeker een halfjaar wegblijven.<br />

Eindnoten:<br />

1 ‘Terug in Florence’ (Vad. 4 november 1911), in Genève, Florence 1, 84-91.<br />

2 I<strong>de</strong>m, 89-91.<br />

3 ‘Zondag’ (Vad. 11 november 1911), in Genève, Florence 11, 2.<br />

4 I<strong>de</strong>m, 4.<br />

5 ‘Stemming op straat’ (Vad. 25 november 1911), in i<strong>de</strong>m, 8-14.<br />

6 ‘De fresco's van Ghirlandaio’ (Vad. 1 november 1911), in Blanke ste<strong>de</strong>n 1, 132-139.<br />

7 ‘Kunst op straat in Florence’ (Vad. 9 november 1911), in i<strong>de</strong>m, 110-117.<br />

8 ‘Palazzo Vecchio’ (Vad. 18 november 1911), in i<strong>de</strong>m, 117-125.<br />

9 ‘De fresco's van Benozzo Gozzoli’ (Vad. 2 <strong>de</strong>cember 1911), in i<strong>de</strong>m, 139-45.<br />

10 I<strong>de</strong>m, 139.<br />

11 ‘Palazzo Davanzati’ (Vad. 7 <strong>de</strong>cember 1911), in i<strong>de</strong>m. 125-132.<br />

12 ‘Madonna <strong>de</strong>lla Stella’ (Vad. 9 <strong>de</strong>cember 1911), in Genève, Florence 11, 62-68.<br />

13 I<strong>de</strong>m (naschrift), 67.<br />

14 ‘Fiesole’ (Vad. 16 <strong>de</strong>cember 1911), in i<strong>de</strong>m, 15-18.<br />

15 ‘Op <strong>de</strong> toren’ (Vad. 16 <strong>de</strong>cember 1911), in i<strong>de</strong>m, 19-20.<br />

16 ‘Dorian Gray’ (Vad. 23 <strong>de</strong>cember 1911), in Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren 11, 1, 14-20.<br />

17 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 19; 54 noot 48.<br />

18 Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren 11, 1, 15 e.v.<br />

19 I<strong>de</strong>m, 20.<br />

20 ‘Donatello’ (Vad. 27 <strong>de</strong>cember 1911), in Blanke ste<strong>de</strong>n 1, 155-164.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


21 ‘De Medici’ (Vad. 30 <strong>de</strong>cember 1911; 6, 13 januari 1912), in Genève, Florence 11, 21-45. -<br />

Colonel G.F. Young, The Medici (1909), hier door <strong>Couperus</strong> zelf genoemd.<br />

22 ‘Etruskische kunst’ (Vad. 17 januari 1912), in Blanke ste<strong>de</strong>n 1, 146 -55.<br />

23 Bastet, Zuil, 121.<br />

24 Hierover reeds uitvoerig Bastet, Zuil, 110-126. ‘De jonge held’ (Vad. 27 januari 1912), in Van<br />

en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren 11, 1, 21-27.<br />

25 I<strong>de</strong>m, 25-26.<br />

26 Bastet, Zuil, 123.<br />

27 Maurits Wagen<strong>voor</strong>t verbleef van <strong>de</strong>cember 1903 tot maart 1904 te Smyrna, zie zijn artikelen<br />

‘Hollandsch Smyrna, <strong>de</strong>rtig jaar gele<strong>de</strong>n,’ in De Nieuwe Gids 50, 8/12 (aug.-<strong>de</strong>c. 1935).<br />

28 ‘Giovannino’ (Vad. 3 februari 1913), in Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren 11, 1, 28-36.<br />

29 ‘Orvieto’, in Groot-Ne<strong>de</strong>rland x (1912), 1, 381; in Blanke ste<strong>de</strong>n 11, 34-56.<br />

30 I<strong>de</strong>m, 34.<br />

31 I<strong>de</strong>m, 36.<br />

32 I<strong>de</strong>m, 51.<br />

33 I<strong>de</strong>m, 52.<br />

34 I<strong>de</strong>m, 54.<br />

35 ‘Bella Napoli’ (Vad. 10 februari 1912), in Sicilië, Venetië, München 1, 1-8.<br />

36 Bastet, Vosmaer, 96 e.v.; 150 e.v.<br />

37 Zie noot 35, 7.<br />

38 ‘Muzeum van Napels’ (Vad. 7 februari 1912), in Blanke ste<strong>de</strong>n 11, 194-202.<br />

39 I<strong>de</strong>m, 198.<br />

40 Amice, 15 nr. 323.<br />

41 Verschenen in 1913. Voorpublikatie in Groot-Ne<strong>de</strong>rland X (1912), 11, 40, 165, 289, 365, 504,<br />

631; i<strong>de</strong>m XI (1913), 1, 47, 144, 271, e.v.<br />

42 Popma, <strong>Couperus</strong>, 170 e.v.<br />

43 2<br />

Franz Cumont, Recherches sur le symbolisme funéraire <strong>de</strong>s romains (1966 ), 520 (in<strong>de</strong>x;<br />

passim).<br />

44 Mooiste <strong>voor</strong>beeld wellicht Commodus als Hercules, in het Conservatorenpaleis te Rome. Zie<br />

dr. G. Van Hoorn, Het portret bij <strong>de</strong> Romeinen (1930), afb. 47.<br />

45 Zie noot 41.<br />

46 ‘Mijn zooveelste’ (Vad. 4 oktober 1913), in Proza 111, 167: ‘Als hij je maar een ros goud<br />

leeuwenvel over een blanken of roo<strong>de</strong>n band had geslingerd of je naam geschreven had op een<br />

<strong>de</strong>vies tusschen twee Herkules-zuilen of je portret naar <strong>de</strong>n Farnezischen Herakles, zwart op<br />

wit, had geplakt op roomkleurig linnen’. - V. Tricht, Verkenning, 182, vond: ‘Er is in <strong>de</strong> herhaal<strong>de</strong><br />

beschrijvingen van Herakles' verschijning een lichamelijkheid die ten slotte niet goed meer te<br />

verduwen valt en herinnert aan... Hiërocles, euveler memorie.’ Waarmee hij zijn be<strong>voor</strong>oor<strong>de</strong>eld<br />

zijn op hin<strong>de</strong>rlijke wijze nog eens <strong>de</strong>monstreer<strong>de</strong>.<br />

47 ‘Palermo, la felice’ (Vad. 17 februari 1912), in Sicilië, Venetië, München 1, 9.<br />

48 I<strong>de</strong>m. 13.<br />

49 I<strong>de</strong>m, 14.<br />

50 ‘Trinacria’, in Groot-Ne<strong>de</strong>rland X (1913), 1, 632 e.v.; in Blanke ste<strong>de</strong>n 11, 203-240.<br />

51 I<strong>de</strong>m, 217.<br />

52 I<strong>de</strong>m, 219.<br />

53 ‘Grieksch theater te Taormina’ (Vad. 21 februari 1912), i<strong>de</strong>m, 241.<br />

54 Zie noot 52.<br />

55 I<strong>de</strong>m, 221-224.<br />

56 ‘Taormina’ (Vad. 17 februari 1912), in Sicilië, Venetië, München 1, 15.<br />

57 Zie noot 53.<br />

58 ‘Syracuze’ (Vad. 24 februari 1912), in Sicilië, Venetië, München 1, 18.<br />

59 Blanke ste<strong>de</strong>n 11, 224 -40 (‘Trinacria’, viii-x).<br />

60 ‘Messina’ (Vad. 2 maart 1912), in Sicilië, Venetië, München 1, 25-34.<br />

61 Het begin van <strong>de</strong> novelle ‘De zoeken<strong>de</strong> zielen’ (Vad. 21 september-16 november 1912), in<br />

Pioza 1, 61-111, bewaart een herinnering aan <strong>de</strong>ze treinreis. ‘In <strong>de</strong> dommelige, doezelige<br />

atmosfeer van <strong>de</strong>n gedonker<strong>de</strong>n nachttrein was <strong>de</strong> coupé twee<strong>de</strong>-klasse vol. [...] De emotie van<br />

<strong>de</strong> overvaart door Messina's straat was <strong>voor</strong>bij. [...] Nu gleed <strong>de</strong> trein weêr <strong>de</strong> ferry-boat af, op<br />

het vaste-land, en zoû <strong>de</strong>s morgens te Napels zijn... [...] Buiten woei een kou<strong>de</strong> Januari-wind<br />

en het tikkelregen<strong>de</strong> nu tegen <strong>de</strong> ruiten.’<br />

62 ‘Dingen van Florence I’ (Vad. 9 maart 1912), in Genève, Florence, 11, 46 e.v.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


63 ‘Dingen van Florence II’ (Vad. 16 maart 1912), in i<strong>de</strong>m, 55 e.v.<br />

64 ‘Botticelli’ (Vad. 13 en 14 maart 1912), in Blanke ste<strong>de</strong>n 1, 165-170; 170-178.<br />

65 ‘Galleria Pitti’ (Vad. 27 maart en 17 april 1912), in Blanke ste<strong>de</strong>n 1, 178-184; 184-190.<br />

66 I<strong>de</strong>m, 187-188. Het is niet uit te sluiten dat dit artikel geschreven is op... 1 april 1912!<br />

67 ‘Pisa’ (Vad. 23 maart 1912), in Blanke ste<strong>de</strong>n 1, 191-200. - Zie hierover K.E.W. Strootman,<br />

‘In <strong>de</strong>n Dom van Pisa’, in NRC (1924), 15 maart.<br />

68 Blanke ste<strong>de</strong>n 1, 196; 194.<br />

69 ‘Uniform en geen uniform’ (Vad. 6 april 1912), in Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren 11, 1, 46-53.<br />

70 ‘Gevraagd: een secretaris’ (Vad. 13 april 1912), in Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren 11, 11, 61-66.<br />

71 Zie noot 65.<br />

72 ‘Ferrara’ (Vad. 20 april 1912), in Blanke ste<strong>de</strong>n 1, 39-47.<br />

73 ‘Terug in Venetië’ (Vad. 27 april 1912), in Sicilië, Venetië, München 1, 35-42.<br />

74 Paradijzen 11, 23 nr. 24.<br />

75 ‘Rondom <strong>de</strong>n Campanile’ (Vad. 4 mei 1912), in i<strong>de</strong>m I, 46.<br />

76 Zie noot 73, 35.<br />

77 ‘Feest van San Marco’ (Vad. 11 mei 1912), in i<strong>de</strong>m I, 50-55.<br />

78 ‘Lido’ (Vad. 18 mei 1912), in i<strong>de</strong>m, 1. 56.<br />

79 I<strong>de</strong>m, 58.<br />

80 I<strong>de</strong>m, 58-59 (ook het volgen<strong>de</strong>).<br />

81 ‘Bibelots van Venetië’ (Vad. 25 mei 1912), in i<strong>de</strong>m I, 75-79; 80-82.<br />

82 ‘Schimmen van Venetië’ (Vad. 15 juni 1912), in i<strong>de</strong>m I, 64-74.<br />

83 ‘De pozzi’ (Vad. 25 mei 1912), in i<strong>de</strong>m I, 80-82.<br />

84 ‘Tintoretto’ (Vad. 1 juni 1912), in Blanke ste<strong>de</strong>n 1, 22-30.<br />

85 ‘Murano, Burano, Torcello’, (Vad. 8 juni 1912), in i<strong>de</strong>m I, 30-38.<br />

86 Amice, 119 nr. 480.<br />

87 I<strong>de</strong>m, 120 nr. 481.<br />

88 Zie noot 41.<br />

89 Amice, 127 nr. 493.<br />

90 Zie noten 41 en 46 (‘Mijn zoveelste’, geschreven circa half september 1913).<br />

91 ‘Restaurant-emotie's’ (Vad. 22 juni 1912), in Sicilië, Venetië, München 1, 84.<br />

92 I<strong>de</strong>m, 88.<br />

93 ‘Van <strong>de</strong> drijven<strong>de</strong> dingen...’ (Vad. 29 Juni 1912), in Sicilië, Venetië, München 1, 91-96.<br />

94 ‘Epistolaire lief<strong>de</strong>’ (Vad. 6 juli 1912), in Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren 11, 1, 54-61.<br />

95 Snij<strong>de</strong>rs, Ram, 9. - Prick, Ram, 38.<br />

96 Amice, 121 nr. 483.<br />

97 A.T. Quiller-Couch, De schoone Slaapster en an<strong>de</strong>re Sprookjes. Naverteld uit het oud-Fransch.<br />

Bewerkt door Elizabeth <strong>Couperus</strong> (1911).<br />

98 Amice, 123 nr. 485.<br />

99 I<strong>de</strong>m, 123 nr. 484.<br />

100 ‘Lachend dorpje’ (Vad. 13 juli 1912), in Sicilië, Venetië, München 11, 8-14; 8.<br />

101 ‘Bronzen-beel<strong>de</strong>nspel’ (Vad. 20 juli 1912), in i<strong>de</strong>m II, 23-31.<br />

102 ‘Terug in München’ (Vad. 27 juli 1912), in i<strong>de</strong>m II, 32-8; 33.<br />

103 I<strong>de</strong>m, 33.<br />

104 I<strong>de</strong>m, 34<br />

105 I<strong>de</strong>m, 35-36.<br />

106 ‘Circe’ (Vad. 3 augustus 1912), in i<strong>de</strong>m II, 39 -7.<br />

107 ‘Münchner potpourri I’ (Vad. 10 augustus 1912), in i<strong>de</strong>m II, 48-55.<br />

108 I<strong>de</strong>m, 50.<br />

109 I<strong>de</strong>m, 55.<br />

110 ‘Rubens’ (Vad. 17 augustus 1912), in Sicilië, Venetië, München 11, 64-71; 65.<br />

111 ‘Hefaistos of <strong>de</strong> mythe <strong>de</strong>r leelijkheid’ (Vad. 31 augustus 1912), in Legen<strong>de</strong>, mythe en fantazie.<br />

112 ‘Münchner potpourri II’ (Vad. 24 augustus 1912), in Sicilië, Venetië, München II, 56-63; 59.<br />

113 I<strong>de</strong>m, 61.<br />

114 ‘Wagner's tekst van Der Ring <strong>de</strong>s Nibelungen’ (Vad. 7 september 1912), in Sicilië, Venetië,<br />

München II, 72-87. - Zie hierover Fontijn, Extase, 22; 86-109.<br />

115 Amice, 125 nr. 490.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


V [1912-1913]<br />

In <strong>de</strong> buitenlandse perio<strong>de</strong> van <strong>Couperus</strong>' <strong>biografie</strong> komt het zel<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> dat wij hem<br />

zien met <strong>de</strong> ogen van an<strong>de</strong>ren. Zijn eigen brieven en geschriften zijn vrijwel <strong>de</strong> enige<br />

bron <strong>voor</strong> onze kennis van zijn persoonlijkheid. Hoe zijn omgeving op hem reageer<strong>de</strong><br />

weten wij nauwelijks. Er is echter een uitzon<strong>de</strong>ring.<br />

Die winter zou in het pension Rochat ook een Spaanse schil<strong>de</strong>r logeren,<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


427<br />

over wie <strong>Couperus</strong> in zijn reisbrieven uit Spanje, waar hij geduren<strong>de</strong> het <strong>voor</strong>jaar<br />

van 1913 drie maan<strong>de</strong>n heeft rondgereisd, een paar maal spreekt. In <strong>de</strong> schets<br />

Barcelona 1 noemt hij hem een ‘jonge Spaansche schil<strong>de</strong>r, met wien wij van <strong>de</strong>n<br />

winter samen in Florence waren [...] Carlist of liever Don-Jaimist’. In Sol y sombra<br />

keert <strong>de</strong> Spanjaard nog eens terug, 2 in een passage waarin <strong>de</strong>ze <strong>de</strong> wijdheid van het<br />

landschap Spanjes grootste schoonheid noemt. <strong>Couperus</strong> moet in Florence dikwijls<br />

met hem gesproken hebben. Vooral geduren<strong>de</strong> <strong>de</strong> gemeenschappelijke maaltij<strong>de</strong>n<br />

in het pension had hij daar natuurlijk ook alle gelegenheid toe.<br />

Door een gelukkig toeval weten wij wie <strong>de</strong>ze schil<strong>de</strong>r was. Sterker, <strong>Couperus</strong><br />

blijkt zoveel indruk op hem gemaakt te hebben dat <strong>de</strong> jongeman bijna vijfen<strong>de</strong>rtig<br />

jaar later nog een scherp geschreven portret van het Hollandse schrijversechtpaar<br />

heeft kunnen tekenen. In 1947 was C.F.A. van Dam in Madrid. Aldaar ontmoette hij<br />

een zekere D. Javier Cortés: <strong>de</strong>ze bleek <strong>de</strong> kunstenaar in kwestie te zijn. Van Dam<br />

heeft toen <strong>de</strong> gelukkige inval gehad hem te vragen zijn herinneringen aan die<br />

Florentijnse winter van 1912-'13 op te willen schrijven. De tekst die hier het resultaat<br />

van was heeft Van Dam in 1948 in vertaling gepubliceerd. 3 Cortés-om-gekeerd heeft<br />

ook hij indruk op <strong>Couperus</strong> en Elisabeth gemaakt; zijn naam immers werd in 1917<br />

door <strong>de</strong> laatste gebruikt in haar toneelbewerking van Eline Vere - vertel<strong>de</strong> on<strong>de</strong>r<br />

meer: ‘Wij woon<strong>de</strong>n enige maan<strong>de</strong>n lang, van November 1912 tot het <strong>voor</strong>jaar van<br />

1913, samen in het pension “Rochat”, dat gevestigd was in het Palazzo Niccolini,<br />

via <strong>de</strong>i Fossi 16. Het was een Zwitsers pension. Men sprak er Frans. [...] Ik bewaar<br />

<strong>de</strong> beste herinneringen aan hen, want wat mij persoonlijk betreft, zij hebben mij met<br />

hun attenties zeer verwend. [...] Hij was een tamelijk rijzig, ietwat pafferig man, met<br />

een kale sche<strong>de</strong>l, een gladgeschoren gelaat en blozen<strong>de</strong> wangen. Hij maakte <strong>de</strong> indruk<br />

van een wat slappe en weinig energieke persoonlijkheid met een enigszins<br />

geaffecteer<strong>de</strong> en <strong>de</strong>ca<strong>de</strong>nte verfijning over zich, typisch fin-<strong>de</strong>-siècle. Hij liet zich<br />

zeer <strong>voor</strong>staan op zijn aristocratische vormen en manieren, inzon<strong>de</strong>rheid was hij trots<br />

op zijn grote, dikke han<strong>de</strong>n, waaraan hij zware ringen droeg met cameeën en an<strong>de</strong>re<br />

e<strong>de</strong>lstenen. [...]<br />

Te Florence hield <strong>Couperus</strong> er van om 's morgens omstreeks twaalf uur door <strong>de</strong><br />

straten van het centrum van <strong>de</strong> stad te flaneren, en af en toe een gebakje te gebruiken<br />

in <strong>de</strong> koekbakkerswinkels. 's Middags werkte hij en redigeer<strong>de</strong> hij zijn bijdragen<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> krant. Nu en dan had hij last van<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


428<br />

buien van lusteloosheid, waarin hij zich, ietwat zickelijk, wijs maakte dat hij iets<br />

an<strong>de</strong>rs moest on<strong>de</strong>rnemen en dat hij an<strong>de</strong>re indrukken moest hebben. Dat hield dan<br />

net zo lang aan totdat hij zijn vrouw-zij was van hen bei<strong>de</strong>n <strong>de</strong>gene die geld had,<br />

naar hij beweer<strong>de</strong>-overtuigd had van <strong>de</strong> noodzakelijkheid om een reis te maken of<br />

een poosje buiten Florence te gaan wonen. In <strong>de</strong> tijd dat ik <strong>de</strong> <strong>Couperus</strong>sen ken<strong>de</strong>,<br />

gingen zij nogal eens een paar dagen naar Rome.<br />

Zijn vrouw was lang en mager. Zij maakte een beschaaf<strong>de</strong> en eenvoudige indruk.<br />

Zij was loens aan één oog, maar ze was zeer intelligent, beminnelijk van karakter en<br />

sympathiek. Ik kreeg <strong>de</strong> indruk dat zij met veel geduld en tact het wisselend humeur<br />

van haar man, die lastig was als ie<strong>de</strong>r scheppend kunstenaar, verdroeg.<br />

Op een soirée vertel<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> mij dat hij <strong>de</strong> vorige dag het laatste hoofdstuk<br />

had voltooid van een boek, waarin hij zich bezig hield met mythologische personages,<br />

alsof het leven<strong>de</strong> wezens waren. Het eindig<strong>de</strong>, als ik het mij goed herinner, met een<br />

apotheose van Apollo [lees: Herakles, F.L.B.]. Hij was zeer met zijn werk ingenomen.<br />

“N'est-ce pas, que c'est beau” zei<strong>de</strong> hij, niet zon<strong>de</strong>r ij<strong>de</strong>lheid, zich tot zijn vrouw<br />

wen<strong>de</strong>nd.<br />

Het echtpaar was zeer bevriend met een Florentijnse dame, een weduwe die één<br />

dochter had. Op zekere dag had<strong>de</strong>n zij <strong>de</strong> twee Italiaansen ten eten gevraagd in een<br />

beken<strong>de</strong> “trattoria”, en zij wil<strong>de</strong>n dat ik ook van <strong>de</strong> partij zou zijn. Hij was er zeer<br />

trots op bij <strong>de</strong> kok, die hij persoonlijk ken<strong>de</strong>, een wildzwijnsgerecht te hebben besteld;<br />

maar ik herinner mij dat wat <strong>voor</strong> wild zwijn moest doorgaan, heel weinig was en<br />

keihard, zodat ik met honger van tafel opstond.<br />

Bij een an<strong>de</strong>re gelegenheid vroeg <strong>Couperus</strong> mij, of ik als kind of als jongeman<br />

niet steeds <strong>de</strong> indruk gehad had, dat mijn ou<strong>de</strong>rs mij niet begrepen. Hij zelf had dat<br />

altijd gevon<strong>de</strong>n en hij had telkens gedacht: “Ils sont trés gentils, mais ils ne<br />

comprennent: rien.”<br />

Weldra vatten zij het plan op Spanje te gaan bezoeken. Wanneer ik hun passages<br />

<strong>voor</strong>las uit een paar Spaanse boeken die ik in Florence bij mij had, zowel uit <strong>de</strong><br />

klassieke perio<strong>de</strong> als uit <strong>de</strong> nieuwere tijd, zei<strong>de</strong>n zij tegen mij: “Le castillan est une<br />

langue qui se tient <strong>de</strong>bout.”<br />

Ik herinner mij dat in die dagen Giovanni Papini, die te Florence woon<strong>de</strong>, in het<br />

letterkundig tijdschrift “Voce” een artikel publiceer<strong>de</strong> over onze contemporaine<br />

literatuur, dat <strong>de</strong> titel droeg “Amore <strong>de</strong> la Spagna lontana”. Ook <strong>de</strong> <strong>Couperus</strong>sen<br />

lazen het.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


429<br />

Wanneer hij over landgenoten sprak, placht hij te zeggen: “Hollan<strong>de</strong>rs zijn lie<strong>de</strong>n<br />

van uitstekend allooi. Zij zijn als <strong>de</strong> goe<strong>de</strong> wijn die geen krans behoeft.”<br />

Toen ik op een keer in ons pension een beetje laat aan tafel verscheen, zei een van<br />

<strong>de</strong> gasten, een jonge dame. schertsend tegen mij: “U is <strong>de</strong> laatste.” Ik antwoord<strong>de</strong><br />

haar op <strong>de</strong> zelf<strong>de</strong> toon met <strong>de</strong> tekst uit liet Evangelie: “De laatsten zullen <strong>de</strong> eersten<br />

zijn.” Mijn antwoord trof <strong>Couperus</strong> zeer; hij vond het blijkbaar typisch <strong>voor</strong> ons<br />

volkskarakter, want hij riep uit: “Voilà l'espagnol!”<br />

Kort daarop keer<strong>de</strong> ik naar Kastilië terug, naar mijn geboorteplaats Burgos.<br />

<strong>Couperus</strong> heb ik se<strong>de</strong>rt nooit meer ontmoet.’<br />

De tekst is ongetwijfeld een <strong>voor</strong>treffelijk gelijkend portret- Dat Giulio Lodomez<br />

er niet in genoemd wordt is niet verbazingwekkend. Deze bevond zich toen namelijk<br />

in Argentinië. Wel herkennen we Emma / Elettra en Bona in <strong>de</strong> Florentijnse weduwe<br />

met een dochter. Er staan ver<strong>de</strong>r enkele interessante dingen in. Zo blijkt dat <strong>de</strong> roman<br />

Herakles, die van juli 1912 af tot en met maart 1913 in negen ge<strong>de</strong>elten in<br />

Groot-Ne<strong>de</strong>rland is afgedrukt, nog niet voltooid was toen er al een aantal afleveringen<br />

van waren verschenen. Dit huzarenstukje heeft <strong>Couperus</strong> later ook met De verlief<strong>de</strong><br />

ezel uitgehaald, een roman waar hij elke week bij wijze van feuilleton een stuk van<br />

inlever<strong>de</strong> bij Het Va<strong>de</strong>rland, juist zoals hij dat met zijn losse schetsen gewend was.<br />

Het klopt met <strong>Couperus</strong>' me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling aan Veen d.d. 20 oktober, dat Herakles tot en<br />

met februari in Groot-Ne<strong>de</strong>rland zou staan, in acht achtereenvolgen<strong>de</strong> nummers. 4<br />

Dit zijn er negen gewor<strong>de</strong>n. Het: maartnummer bevatte het slot - <strong>de</strong> apotheose - en<br />

<strong>de</strong> roman is dus iets groter uitgevallen dan <strong>Couperus</strong> in oktober, en ook op 10<br />

november nog, bereken<strong>de</strong>.<br />

Dat Elisabeth geld had was natuurlijk niet waar. Vermoe<strong>de</strong>lijk echter hield zij wel<br />

<strong>de</strong> kas, omdat <strong>Couperus</strong> zelf nu eenmaal volstrekt niet met geld kon omgaan en alles<br />

opmaakte wat hij kreeg. Of er kleine tussentijdse reisjes gemaakt kon<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n<br />

werd blijkbaar door Elisabeth bepaald nadat zij berekend had of het wel ging. Van<br />

herhaal<strong>de</strong> uitstapjes naar Rome, die winter, blijkt uit <strong>de</strong> brieven aan Veen niets. Wel<br />

heeft <strong>Couperus</strong> in november 1912 een tochtje naar Verona gemaakt, waar hij toen<br />

overnachtte. In januari 1913 maakte hij een korte trip naar Prato. 5<br />

<strong>Een</strong> passage uit <strong>de</strong> schets Verona illustreert intussen op grappige wijze Cortés'<br />

opmerking dat <strong>Couperus</strong> zich zo liet <strong>voor</strong>staan op zijn aristocra-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


430<br />

tische achtergron<strong>de</strong>n. 6 <strong>Couperus</strong> verplaatst <strong>de</strong> han<strong>de</strong>ling ineens naar <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen<br />

en introduceert zichzelf als i<strong>de</strong>ntiek met een zijner vermeen<strong>de</strong> Schotse <strong>voor</strong>va<strong>de</strong>ren:<br />

‘Ik ben niet meer dan een reizend minstreel van rid<strong>de</strong>rlijken, Schotschen huizen en<br />

mijn naam is Ralph Cowper (want plotseling wist ik mijn naam, die gelijk was aan<br />

dien van mijn èersten <strong>voor</strong>va<strong>de</strong>r),’ zo <strong>de</strong>elt hij minzaam, en beschei<strong>de</strong>n <strong>de</strong> ietwat<br />

verblufte lezer mee... om er het wapen <strong>de</strong>r Friese dominees naïef nog aan toe te<br />

voegen: ‘En ik draag in mijn wapen <strong>de</strong> duif, die met <strong>de</strong>n olijftak <strong>de</strong> zon te gemoet<br />

wiekt en mijn vre<strong>de</strong>-motto is: Tuum est...’<br />

Ook in Prato blijkt dat <strong>Couperus</strong> daar tij<strong>de</strong>ns een korte, tussentijdse reis overnacht<br />

heeft, en wel in hotel Stella d'Italia. Zeer tot zijn genoegen logeer<strong>de</strong> daar tegelijkertijd<br />

<strong>de</strong> gehele Italiaanse operatroep die er 's avonds een opvoering van <strong>de</strong> Trovatore zou<br />

geven. 7<br />

Ietwat navrant moet het gesprek zijn geweest dat hij met Cortés over zijn ou<strong>de</strong>rs<br />

heeft gevoerd, die volgens hem wel vrien<strong>de</strong>lijk waren maar in het geheel niets van<br />

hem begrepen zou<strong>de</strong>n hebben. Dat <strong>Couperus</strong> dit tien jaar na <strong>de</strong> dood van zijn va<strong>de</strong>r<br />

nog weer releveer<strong>de</strong>, in een willekeurig on<strong>de</strong>rhoud met een zoveel jongere Spaanse<br />

kunstenaar, bewijst wel hoe moeizaam hij <strong>de</strong> problemen van zijn jongelingstijd te<br />

boven is gekomen. Het is jammer dat Cortés hier niet uitvoeriger heeft willen of<br />

kunnen zijn. Dat hij zich het gesprek na al die jaren nog herinner<strong>de</strong> doet<br />

veron<strong>de</strong>rstellen dat <strong>Couperus</strong> het van zijn kant met grote intensiteit gevoerd heeft.<br />

<strong>Couperus</strong>' Spaanse plannen blijken pas in <strong>de</strong> loop van die winter vaste vorm te<br />

hebben aangenomen. Van Dam meent: 8 ‘Men mag aannemen dat Maurits Wagen<strong>voor</strong>t,<br />

die Spanje ken<strong>de</strong>, <strong>de</strong> <strong>Couperus</strong>sen, met wie hij veel te Florence verkeer<strong>de</strong>, het een<br />

en an<strong>de</strong>r over het hem zo dierbare land zal hebben verteld.’ Wagen<strong>voor</strong>t zou in die<br />

tijd te Siena gewoond hebben. Hoewel <strong>Couperus</strong> diens boek Van Madrid naar Teheran<br />

(1907) ken<strong>de</strong> en hij het in Sol y sombra ook noemt, is het <strong>de</strong> vraag of niet an<strong>de</strong>re<br />

aanleidingen <strong>voor</strong>al <strong>de</strong> doorslag tot <strong>de</strong> reis hebben gegeven. Op Papini's vermel<strong>de</strong><br />

artikel heeft waarschijnlijk eveneens Wagen<strong>voor</strong>t zijn aandacht gevestigd. Wij zullen<br />

echter zien dat <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> Spaanse reis samen met Orlando gemaakt heeft. Deze<br />

was bovendien zelfs <strong>de</strong>gene die <strong>Couperus</strong> en Elisabeth er toe inviteer<strong>de</strong>. Zou het<br />

plan dan niet schriftelijk door Giulio Lodomez uit Zuid-Amerika geopperd zijn? De<br />

afspraak is in elk geval geweest dat zij, nadat Giulio uit Buenos Aires met <strong>de</strong> boot<br />

in Barcelona zou zijn aangekomen, <strong>de</strong> reis gedrieën zou<strong>de</strong>n maken 9 .<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


431<br />

Voorlopig was het echter nog niet zo ver. Met zijn uitgever regel<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> in<br />

oktober 1912 vorm en volgor<strong>de</strong> van zijn eerstvolgen<strong>de</strong>, bij Veen te verschijnen<br />

boeken. <strong>Een</strong> <strong>de</strong>zer brieven, d.d. 22 oktober, heeft een merkwaardig, tussen haken<br />

geplaatst begin: 10 ‘[(Wat zeg je van mijn prachtig papier: in járen heb ik niet zóó iets<br />

fijns bezeten, maar nu mijn uitgevers zoo goed betalen, kan het er af!!) (Wees niet<br />

bang; het is een ca<strong>de</strong>au!)]’ Uit een brief van 8 juni 1913 volgt dat dit mooie papier<br />

een geschenk van Giulio / Orlando is geweest, die het had laten stempelen met:<br />

<strong>Couperus</strong>' familiewapen. 11 Het ligt enigszins <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand te vermoe<strong>de</strong>n dat Giuho<br />

Lodomez hiermee iets <strong>voor</strong> heeft gehad: waarschijnlijk hoopte hij er <strong>Couperus</strong> mee<br />

te bewegen hem van tijd tot tijd eens te schrijven als hij eenmaal in Argentinië zat.<br />

Dat dit in<strong>de</strong>rdaad het land is geweest waarheen Giulio in het najaar van 1912 moet<br />

zyn vertrokken, blijkt uit een passage uit het latere feuilleton Valencia. 12<br />

In <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> brief van oktober <strong>de</strong>el<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> en passant mee dat Van Holkema<br />

en Warendorf zijn Schimmen van schoonheid zou<strong>de</strong>n uitgeven, en dat dit al enige<br />

tijd gele<strong>de</strong>n bedisseld was, vóór <strong>de</strong> ‘verzoening’ met Veen. Deze schijnt overigens<br />

bezorgdheid over <strong>de</strong> verkoopbaarheid van <strong>de</strong> luxueus uitgegeven bun<strong>de</strong>l Uit blanke<br />

ste<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>r blauwe lucht geuit te hebben, wat <strong>Couperus</strong> onmid<strong>de</strong>llijk pareer<strong>de</strong><br />

met: 13 ‘Beste vriend, het doet me leed als dit boek alweêr niet verkocht wordt, maar<br />

qu'y faire, je moet me heusch dan maar niet meer uitgeven, in het vervolg, zoo zij<br />

gezegd zon<strong>de</strong>r boosheid. Ik ben er overheen en schrijf <strong>voor</strong> Gr. Ne<strong>de</strong>rl. en Va<strong>de</strong>rland,<br />

dat zijn mijn vaste revenu's: komt er dan later nog een uitgave van, <strong>de</strong>s te beter, maar<br />

interesseeren doet het me niet meer. Blijft <strong>de</strong> boel onuitgegeven, het is mij ook goed.<br />

Ik kan er niet meer over tobben en wil je liever het volgen<strong>de</strong> jaar niets van me<br />

uitgeven, ook goed hoor: j'en fais mon <strong>de</strong>uil, als <strong>de</strong> Franschman zegt, wanneer hij<br />

niet zeggen wil: je m'en fische. Als ik rijk was, scheid<strong>de</strong> ik geheel met <strong>de</strong> schrijverij<br />

uit: nu is me dat niet mogelijk (heusch, ik heb dit mooie papier niet betaald!)’<br />

Geheel met schrijven ophou<strong>de</strong>n: zou <strong>Couperus</strong> het ooit hebben gekund? Hij wil<strong>de</strong><br />

het zichzelf graag wijsmaken. Uit al zijn werk spreekt echter een zo sterke innerlijke<br />

behoefte aan vorm geven, een zo levendige en onverzadig<strong>de</strong> belangstelling op allerlei<br />

terreinen, dat hij iets zeer essentiees van zijn wezen geamputeerd zou hebben zo hij<br />

zich werkelijk zou hebben overgegeven aan totale artistieke inertie. De noodzaak tot<br />

regelmatige produktie - zon<strong>de</strong>r die had hij geen geld genoeg om <strong>de</strong> staat van<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


432<br />

leven die hij voer<strong>de</strong> op hetzelf<strong>de</strong> niveau <strong>voor</strong>t te zetten; en een lager niveau kwam<br />

a priori niet in aanmerking - was bijzon<strong>de</strong>r heilzaam <strong>voor</strong> hem. Wat had hij an<strong>de</strong>rs<br />

moeten uitvoeren? Had hij jaren gele<strong>de</strong>n niet al eens aan zijn vriend jhr. Johan Ram<br />

geschreven, 14 dat dit het enige was wat hij kon?<br />

Tussen het werken aan Herakles door schreef <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> afwisseling een<br />

novelle die hij in negen afleveringen in Het Va<strong>de</strong>rland publiceer<strong>de</strong>, De zoeken<strong>de</strong><br />

zielen. 15 Het verhaal bevat als gewoonlijk weer allerlei autobiografische elementen.<br />

Het a<strong>de</strong>llijke meisje Quily reist met <strong>de</strong> nachttrein van Sicilië via Messina en Napels<br />

terug naar het noor<strong>de</strong>n, met Rome als <strong>voor</strong>lopige eindbestemming. In <strong>de</strong> coupé zit<br />

zij naast een jonge Italiaanse officier die gewond is geraakt in <strong>de</strong> oorlog bij Tripoli<br />

en zijn arm in een mitella draagt. (<strong>Couperus</strong> vermijdt nog juist te vermel<strong>de</strong>n dat hij<br />

Mario Rossi heet...). Het pension waar Quily in Rome haar intrek neemt ligt we<strong>de</strong>rom,<br />

als eens Hôtel du Sud - we zijn weer terug bij Langs lijnen - in het Ludovisikwartier.<br />

Uit <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>re loop van <strong>de</strong> historie blijkt dat <strong>de</strong> jongedame in haar jeugd samen met<br />

haar va<strong>de</strong>r Vergilius, Ovidius en Horatius gelezen heeft. Enzo<strong>voor</strong>ts! Quily is dui<strong>de</strong>lijk<br />

een jongere zuster van Eline Vere, die zelf van Otto <strong>de</strong> bijnaam Nily kreeg. - In haar<br />

pension beleeft zij een paar trieste avonturen. Ze kunnen uiteraard verzonnen zijn.<br />

Het motief van <strong>de</strong> charmante oplichter heeft <strong>Couperus</strong> enige tijd later ook nog eens<br />

in een kort verhaal uitgewerkt. 16<br />

De geschie<strong>de</strong>nis van Quily eindigt diep melancholiek, met niets dan <strong>de</strong>sillusies.<br />

Het is een soort spiegel die <strong>Couperus</strong> zichzelf <strong>voor</strong>gehou<strong>de</strong>n heeft: dui<strong>de</strong>lijk zag hij<br />

wat er van iemand met zijn aspiraties terecht zou kunnen komen als <strong>de</strong> noodzaak tot<br />

regelmatig werken er niet zou zijn. Quily is <strong>Couperus</strong> zon<strong>de</strong>r schrijftalenten. <strong>Een</strong><br />

zoeken<strong>de</strong> ziel die nergens een bevredigend doel vindt. Hoewel niet vrij van clichés,<br />

is het een treffend verhaal. Verbazingwekkend genoeg, na München, a<strong>de</strong>mt het sterk<br />

een sfeer van fin-<strong>de</strong>-siècle. Indien <strong>Couperus</strong> ooit weer een mo<strong>de</strong>rne psychologische<br />

roman had willen schrijven, zou hij zich in dat genre duchtig hebben moeten<br />

vernieuwen. Zijn ‘manier’ was uitgeput. Hij heeft het genre echter niet meer beoefend.<br />

<strong>Een</strong> vijfjaar later nog eens on<strong>de</strong>rnomen poging kwam niet ver<strong>de</strong>r dan <strong>de</strong> na enkele<br />

pagina's doodgebloe<strong>de</strong> aanzet: het curieuze, enkele jaren gele<strong>de</strong>n teruggevon<strong>de</strong>n<br />

fragment Zijn aangenomen zoon. 17<br />

Zijn leeftijd, het geschei<strong>de</strong>n zijn van elke vorm van gezinsleven, zijn<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


433<br />

politieke ongeïnceresseerdheid, al <strong>de</strong>ze factoren tezamen hiel<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> zijn<br />

schrijversschap een dui<strong>de</strong>lijke bedreiging in. Hoe lang kon hij nog doorgaan met<br />

esthetiseren<strong>de</strong> kunst- en reisbeschrijvingen? Zou men hem vroeg of laat niet vervelend<br />

gaan vin<strong>de</strong>n? Zou<strong>de</strong>n zich tot in het oneindige altijd weer nieuwe on<strong>de</strong>rwerpen blijven<br />

aanbie<strong>de</strong>n? - Hij moet het zich vaak hebben afgevraagd.<br />

Enige Florentijnse legen<strong>de</strong>n lever<strong>de</strong>n nieuwe themata <strong>voor</strong> zijn wekelijkse<br />

feuilletons. Korte verhalen als De charmante oplichster en De brief, 18 die hij nog in<br />

<strong>de</strong>cember 1912, schreef, zijn bekoorlijk maar zon<strong>de</strong>r veel perspectief. Hetzelf<strong>de</strong><br />

geldt <strong>voor</strong> een aantal an<strong>de</strong>re feuilletons uit het begin van 1913. Soms gebruikte hij<br />

weer jeugdherinneringen, zoals in Het portret, 19 dat onmiskenbaar reminiscenties<br />

aan <strong>de</strong> vroegere wan<strong>de</strong>lingen met Frans Netscher in <strong>de</strong> Scheveningsche Boschjes<br />

bevat: ‘ik was een jong dichtertje, die zijne eerste gedichten uit gaf en hij, hij was<br />

socialist en meen<strong>de</strong> <strong>de</strong> wereld te zullen hervormen. Hij kleed<strong>de</strong> zich slordig, schoor<br />

zich niet en nieer<strong>de</strong> God; hij vond mijne verzen niet mooi, waar hij misschien gelijk<br />

in had en verweet mij mijn fatterigheid, waar hij misschien niet gelijk in had.’ <strong>Een</strong><br />

enkel antiek verhaal wissel<strong>de</strong> hij af met een novelle als De prins: 20 , een prachtig stuk<br />

proza weliswaar, maar toch meer negentien<strong>de</strong> dan twintigste eeuw. <strong>Een</strong> zekere<br />

vermoeidheid leek zich langzamerhand van <strong>Couperus</strong> meester te maken. De mid-life<br />

crisis lag op <strong>de</strong> loer. Hij was er rijp <strong>voor</strong>. Herakles is, stilistisch gezien, en zelfs ook<br />

als roman met een mythologisch on<strong>de</strong>rwerp, een artistieke terugval naar het tien jaar<br />

eer<strong>de</strong>r geschreven boek Dionyzos. Het toen gevolg<strong>de</strong> procédé werd tamelijk<br />

klakkeloos herhaald. Ook dit genre was daarmee uitgeput. Voor zover <strong>Couperus</strong><br />

zichzelf met Herakles en diens twaalf onmenselijke taken heeft vereenzelvigd, moet<br />

hij het dikwijls erg moeilijk gehad hebben: <strong>de</strong> apotheose van Herakles was <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

Haagse zwoeger <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong>lopig echter nog niet weggelegd. 21<br />

Het perspectief van een langdurige reis door Spanje zal <strong>Couperus</strong> bijzon<strong>de</strong>r welkom<br />

zijn geweest. <strong>Een</strong> land beschrijven dat hij totaal niet ken<strong>de</strong> beteken<strong>de</strong> een verfrissen<strong>de</strong><br />

uitdaging. Maar mocht dit fata morgana hem in <strong>de</strong> loop van die winter steeds meer<br />

verlokkend zijn gaan toelachen, financieel doem<strong>de</strong>n er grote problemen op. <strong>Een</strong> reis<br />

van drie maan<strong>de</strong>n beteken<strong>de</strong> immers een behoorlijke financiële a<strong>de</strong>rlating. Veen<br />

wil<strong>de</strong> Herakles wel uitgeven, maar bood er niet meer dan driehon<strong>de</strong>rd of vierhon<strong>de</strong>rd<br />

gul<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>. Als wij ons herinneren dat hij <strong>Couperus</strong> in 1905<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


434<br />

<strong>voor</strong> De berg van licht vijfenveertighon<strong>de</strong>rd gul<strong>de</strong>n uitbetaal<strong>de</strong>, 22 begrijpen wij dat<br />

<strong>de</strong> gou<strong>de</strong>n tij<strong>de</strong>n absoluut <strong>voor</strong>bij waren. (Ze zijn ook nooit meer teruggekeerd, <strong>voor</strong><br />

zover het Veen aangaat.) <strong>Couperus</strong> moet dit ook Giulio Lodomez per brief hebben<br />

meege<strong>de</strong>eld.<br />

Deze maakte vervolgens het zeer royale gebaar <strong>de</strong> kosten van <strong>de</strong> gedrieën te<br />

on<strong>de</strong>rnemen Spaanse reis op zich te nemen. Na zijn terugkeer zou <strong>Couperus</strong> dit<br />

letterlijk aan Veen opbiechten. 23 Toen hij <strong>de</strong>ze namelijk om <strong>de</strong> zoveelste lening moest<br />

vragen, zette hij zijn verzoek kracht bij met <strong>de</strong> vertrouwelijke me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling: ‘Bij mijn<br />

vriend durf ik niet aan kloppen, want hij is al zoo charmant <strong>voor</strong> ons geweest en<br />

(on<strong>de</strong>r ons gezegd en gebleven) <strong>de</strong> Spaansche reis was een invitatie van hem, en die<br />

is het dus niet, die me helpt.’ Zo rijk was Giulio nu ook weer niet. Wat hij gedaan<br />

heeft, is eenvoudig het geld van zijn familie opmaken, als wij mogen geloven wat<br />

zijn naneven en-nichten daar nog over weten mee te <strong>de</strong>len. 24<br />

Tot <strong>Couperus</strong>' genoegen is dit potverteren met veel champagne gepaard gegaan.<br />

Heidsieck-sec dronk hij het liefste.<br />

<strong>Couperus</strong> en Elisabeth wachtten nu op Giulio's terugkomst uit Argentinië. Zij<br />

wisten niet precies wanneer <strong>de</strong> boot uit Buenos Aires zou aankomen, en <strong>Couperus</strong><br />

schreef op 14 maart 1913 aan Veen: 25 ‘Wij vertrekken Maandag a.s. plotseling naar<br />

Barcelona.’ Eventuele drukproeven moesten daarheen gezon<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n. Maar,<br />

voeg<strong>de</strong> hij er aan toe, hij wist niet hoe lang hij daar zou blijven. (Het zijn meer dan<br />

twee weken gewor<strong>de</strong>n.) Drie dagen later bereid<strong>de</strong> hij op elegante wijze zijn afscheid<br />

van <strong>de</strong> dames Garzes <strong>voor</strong>. Aan Bona althans zond hij een kaartje, om haar te inviteren<br />

<strong>voor</strong> een goûter in het pension Rochat: 26 ‘Nous languissons vers vous: venez-vous<br />

prendre le thé <strong>de</strong>main? Il y aura <strong>de</strong>s sandwiches soignés par Gigi.’<br />

In Barcelona von<strong>de</strong>n <strong>Couperus</strong> en Elisabeth na enig zoeken on<strong>de</strong>rdak in een pension<br />

Ranzini, waarvan het adres ver<strong>de</strong>r niet bekend is. Elisabeth liet Veen daarheen een<br />

roman van Mrs. M.A. Humphry Ward sturen, The mating of Lydia, die zij wil<strong>de</strong><br />

vertalen om iets te doen te hebben en op die manier tevens wat bij te verdienen.<br />

Corelli is het dus niet gewor<strong>de</strong>n. 27<br />

Berichten van Giulio kwamen niet onmid<strong>de</strong>llijk door. Dientengevolge verkeer<strong>de</strong><br />

<strong>Couperus</strong> aanvankelijk in het ongewisse of <strong>de</strong> reis door Spanje nu eigenlijk wel of<br />

niet door zou gaan. Na twee weken Barcelona besloot hij zijn tijd produktiief te<br />

maken en een paar feuilletons te schrijven. Niet<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


235<br />

dat <strong>de</strong> stad hem erg inspireer<strong>de</strong>. Hij voel<strong>de</strong> zich er vreem<strong>de</strong>ling als nergens an<strong>de</strong>rs.<br />

Barcelona, bran<strong>de</strong>wijn en anarchisme waren vrijwel synoniemen, vond hij. <strong>Een</strong> echt<br />

gezellig café kon hij er niet ont<strong>de</strong>kken. 28 Ontevre<strong>de</strong>n vergeleek hij alles met Italië,<br />

en steeds viel <strong>de</strong> vergelijking in het na<strong>de</strong>el van Spanje uit. Drie maan<strong>de</strong>n lang zou<br />

dit zo blijven, en men moet dan ook vrezen dat Giulio zijn royale invitatie wel eens<br />

betreurd zal hebben...<br />

In <strong>de</strong> schets Barcelona stel<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> over <strong>de</strong> bewoners generaliserend vast: 29<br />

‘Deze menschen zijn ernstig, ik geloof, dat zij veel <strong>de</strong>nken en weinig van het leven<br />

genieten.’ In De kathedraal van Barcelona kon hij nog wel enig enthousiasme <strong>voor</strong><br />

<strong>de</strong> Catalaanse bouwkunst veinzen, 30 maar daar was het dan ook mee gezegd. De<br />

prélu<strong>de</strong> tot wat het boek Spaansch toerisme zou wor<strong>de</strong>n beloof<strong>de</strong> weinig goeds.<br />

Zodra <strong>de</strong> boot van Giulio uit Buenos Aires was aangekomen wer<strong>de</strong>n er <strong>de</strong>finitieve<br />

stappen on<strong>de</strong>rnomen. 31 De financiële kwestie bleek al da<strong>de</strong>lijk aangenaam opgelost<br />

door Giulio's genereuze gebaar. Daarop werd <strong>de</strong> route uitgestippeld. Het drietal<br />

reizigers in spe stel<strong>de</strong> zich in bezit van een zogenaamd kilometerboekje - eerste<br />

klasse - waarmee zij in die komen<strong>de</strong> drie maan<strong>de</strong>n vijfduizend kilometer zou<strong>de</strong>n<br />

kunnen afleggen zon<strong>de</strong>r telkens weer kaartjes te hoeven kopen. De pasfoto's die er<br />

in geplakt moesten wor<strong>de</strong>n vielen naruurlijk, hoe kon het an<strong>de</strong>rs in een land als<br />

Spanje, buitengewoon afschuwelijk uit: 32 ‘Ze zijn horribel, alle drie, noch <strong>de</strong> blon<strong>de</strong><br />

statigheid mijner vrouw noch <strong>de</strong> donker mannelijke schoonheid van Orlando komen<br />

tot hun recht en wat mij betreft... ik wist niet, dat ik zóo leelijk was! Het is om er bij<br />

te huilen!’<br />

De eerste pleisterplaats zou Tarragona zijn. Maar <strong>Couperus</strong> stel<strong>de</strong> meteen al vast: 33<br />

‘Tarragona is niet zóo interessant als een klein Italiaansch stadje zoû zijn.’ Zeven<br />

uur sporen ver<strong>de</strong>rop doem<strong>de</strong>, <strong>voor</strong>bij Saguntum, Valencia op. Hoewel <strong>de</strong> stad<br />

welvarend en druk was, maakte zij toch een ongezellige indruk, oor<strong>de</strong>el<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong>. 34<br />

De huizen waren trouwens horreurs. Hij vond het er zelfs zo onplezierig dat hij maar<br />

taartjes kocht on daarmee in zijn hotelkamer bij een pot zelfgezette thee zijn frustraties<br />

wat tegemoet te komen. Cördoba kon er nog wel mee door, maar dan hoofdzakelijk<br />

omdat er een niet onaardige moskee bleek te staan. 35 Deze was wél verknoeid, men<br />

had er een kerk van gemaakt, wat ook alweer genoeg re<strong>de</strong>nen tot ontstemming<br />

opwekte. Sevilla vervolgens was helemaal niets. Met grote eerlijkheid stel<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong><br />

dui<strong>de</strong>lijk vast, 36 ‘dat Sevilla ons gaf een <strong>de</strong>r grootste <strong>de</strong>ceptie's, die een reputatie-rijke<br />

stad<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


436<br />

maar kan geven en dat Sevilla misschien in <strong>de</strong> Paasch-week een bizon<strong>de</strong>r schouwspel<br />

kan zijn, maar dat <strong>de</strong> stad, die in Bae<strong>de</strong>ker en in <strong>de</strong> opera verheerlijkt werd, wel een<br />

<strong>de</strong>r saaiste ste<strong>de</strong>n is, die ik ooit bezocht’. - In Sevilla hing volgens hem een schier<br />

Indische sfeer van verveling, en net als in Batavia voel<strong>de</strong> men zich er een idioot. Met<br />

kamillethee ging hij die avond om half tien naar bed, hoewel hij al een heel lange<br />

siesta had moeten doorstaan op <strong>de</strong> koop toe. Slaap kwam hij niet bepaald tekort.<br />

Maar zijn humeur werd er niet beter op, zelfs niet door <strong>de</strong> maaltij<strong>de</strong>n die hij heus<br />

wel enigszins genietbaar vond. Met lichte verbijstering lezen wij wat hij at: 37 ‘Indische<br />

menschen kunnen, als wij doen, ie<strong>de</strong>ren dag nassi-goreng eten. Die is heél goed hier<br />

en Orlando (èrg moeilijk) houdt er zelfs van...’<br />

Onvermij<strong>de</strong>lijk brak het ogenblik aan waarop <strong>Couperus</strong> zich geroepen voel<strong>de</strong><br />

Maurits Wagen<strong>voor</strong>t nu maar eens ter verantwoording te roepen <strong>voor</strong> diens<br />

verwerpelijke verheerlijking van alles wat Spaans heette te zijn. ‘Beste Maurits,’ zo<br />

richtte <strong>Couperus</strong> zich boos tot zijn vriend, 38 ‘als je zóo verrukt was over Spanje en<br />

Sevilla, waar je verdiept was in je “Droomers”... waarom ben je dan, na een van je<br />

mooiste boeken te hebben geschreven, nooit meer eens in Spanje terug gekeerd en<br />

ontmoet ik je wèl telkens in ons dierbaar Italië? Waarom niet, zeg mij o Maurits?’<br />

Granada was een stadje zon<strong>de</strong>r enig belang. Erger: 39 ‘Het is zelfs een stadje, waar<br />

niets is te zien en waarvan niets is te zeggen, omdat het misschien <strong>de</strong> leelijkste<br />

Kathedraal van Spanje vertoont’. De Alhambra, een melancholiek gebouw, kon er<br />

mee door. In zijn verbeelding zag hij Boabdil <strong>de</strong> sleutels van Granada brengen aan<br />

Ferdinand en Isabella. 40 Op dat ogenblik had <strong>Couperus</strong> er nog geen i<strong>de</strong>e van dat zijn<br />

eerstvolgen<strong>de</strong> roman De ongelukkige zou wor<strong>de</strong>n. - Aan <strong>de</strong> Alhambra zelf wijd<strong>de</strong><br />

hij een kleine reeks opstellen waaruit toch grote reserve ten opzichte van <strong>de</strong> Moorse<br />

bouwstijl en, niet te vergeten, <strong>de</strong> in <strong>de</strong> negentien<strong>de</strong> eeuw uitgevoer<strong>de</strong> restauraties<br />

spreekt. 41 De Leeuwenhof vond hij nog wel aardig. Pas op 12 juli 1913, toen hij<br />

Spanje al lang en breed had verlaten, publiceer<strong>de</strong> hij <strong>de</strong> tekst over <strong>de</strong> bewoners van<br />

<strong>de</strong> Alhambra, waarin <strong>de</strong> regels treffen: 42 ‘De geschie<strong>de</strong>nis van Boabdil is geheel en<br />

al een roman. De karakters <strong>de</strong>r hoofdpersoon en wie hem omringen zijn tragiesch<br />

en dramatiesch bei<strong>de</strong>. De psychologische romanschrijver zoû een dankbaren arbeid<br />

vin<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> ontleding <strong>de</strong>r ziel van <strong>de</strong>n jongen vorst, in die van zijn va<strong>de</strong>r, in die van<br />

zijn moe<strong>de</strong>r, in die van <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> vrouw zijns va<strong>de</strong>rs, in<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


437<br />

die zijner eigene gemalin. Ook <strong>de</strong> bigotte, Katholische zielen van Ferdinand en<br />

Isabella te mid<strong>de</strong>n hunner dweepzieke, rid<strong>de</strong>rlijke e<strong>de</strong>len zou<strong>de</strong>n mooi contrasteeren<br />

met die fatalistische Moslem-zielen <strong>de</strong>r bewoners van <strong>de</strong> Alhambra. Ik <strong>de</strong>nk dien<br />

roman u waarlijk niet te geven in <strong>de</strong>ze bla<strong>de</strong>n, wier luchtigen vlucht ik niet bezwaren<br />

wil met zoo wichtigen last als dit historisch-letterkundige werk zoû zijn.’ Waarom<br />

heeft <strong>Couperus</strong> De ongelukkige tóch geschreven, ondanks zijn dui<strong>de</strong>lijk bele<strong>de</strong>n<br />

tegenzin? Men vraagt het zich af, te meer daar hij dui<strong>de</strong>lijk stel<strong>de</strong>: 43 ‘In <strong>de</strong>r daad, een<br />

mooie historische roman, <strong>de</strong>zen roman, die <strong>de</strong> Geschie<strong>de</strong>nis zich zelve schiep. De<br />

karakters zijn zuiver omlijnd en hunne contrasten staan in schoonheid uit tegen elkaâr;<br />

zoo wel <strong>de</strong> manlijke als <strong>de</strong> vrouwlijke vertoonen een artistiek reliëf, dat <strong>de</strong> meest<br />

litteraire verbeelding zich niet had kunnen verbeel<strong>de</strong>n. Maar wàt kan zich een schrijver<br />

verbeel<strong>de</strong>n, dat niet verbleekt bij <strong>de</strong> gebeur<strong>de</strong>, romaneske werkelijkheid?’<br />

In Wie <strong>de</strong> Alhambra bewoon<strong>de</strong>n, III, kwam <strong>Couperus</strong> al na<strong>de</strong>r tot het boek dat zich<br />

als het ware aan hem opdrong. Hij gewaagt daar van het 44 ‘oogenblik, dat Boabdil<br />

zijn volk aan spreekt en alle schuld op zich neemt en zich <strong>de</strong> Ongelukkige noemt,<br />

<strong>de</strong> door het Noodlot vervolg<strong>de</strong>’. <strong>Couperus</strong> vond dat <strong>de</strong> historie in <strong>de</strong> roman van<br />

Boabdil een prachtig meesterwerk had geschreven. Begin mei te Granada in het hotel<br />

Washington Irving logeren<strong>de</strong>, heeft hij niet nagelaten daar ook Irvings A chronicle<br />

of the conquest of Granada (1829), Legends of the conquest of Spain (1836) en Tales<br />

of the Alhambra (1832) te lezen, waarin on<strong>de</strong>r meer het noodlottige leven van Boabdil<br />

behan<strong>de</strong>ld wordt. Er hoeft dus geen twijfel over te bestaan dat De ongelukkige in<br />

hoge mate schatplichtig is aan Washington Irving, wiens boeken <strong>Couperus</strong> vol<br />

wetenswaardigheid noem<strong>de</strong>: 45 ‘<strong>voor</strong> ie<strong>de</strong>ren toerist, die Granada bezoekt, een<br />

leerzame, prettige lektuur, die hij niet verzuime bij zich te steken om te lezen op <strong>de</strong>n<br />

Avondtoren of over <strong>de</strong> borstwering van <strong>de</strong> Poort <strong>de</strong>r Gerechtigheid, terwijl <strong>de</strong> zon<br />

zinkt en <strong>de</strong> stad aan zijne voeten verdrinkt in een roze zee van licht: lectuur, die hem<br />

zeker dankbaar zal stemmen aan dien laatsten Alhambra-bewoner...’ Irving heeft<br />

namelijk in 1829 een tijdlang enkele vertrekken van <strong>de</strong> Alhambra tot verblijfplaats<br />

gekozen, en wel die van koningin Isabella van Parma. <strong>Couperus</strong> zou dat nooit gedaan<br />

hebben! Hij vond <strong>de</strong> Alhambra ‘ona<strong>de</strong>mbaar’ van melancholie. 46<br />

In Granada is hij maar een dag of vier gebleven. Hij voel<strong>de</strong> zich als <strong>voor</strong>tgejaagd:<br />

Spanje was <strong>voor</strong> hem nu eenmaal ‘het land <strong>de</strong>r teleurstellin-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


438<br />

gen’ en alleen veel afwisseling kon <strong>de</strong> reis nog een beetje genietbaar maken. Men<br />

vraagt zich af wat Orlando wel gevon<strong>de</strong>n moet hebben van zijn vorstelijk gebaar<br />

<strong>Couperus</strong> die reis aan te bie<strong>de</strong>n...<br />

Orlando opper<strong>de</strong> het plan even naar Tanger over Ce steken. 47 Hoopte hij dat het<br />

<strong>Couperus</strong> daar beter zou bevallen? Het lokte zijn Hollandse vriend wel aan, hij vond<br />

het wel aardig na veertig jaar <strong>de</strong> Straat van Gibraltar terug te zien, die hij als jongen<br />

van negen op weg naar Indië was doorgevaren: ‘En waarlijk,’ zo vertelt <strong>Couperus</strong>, 48<br />

‘die zelf<strong>de</strong> rotsige silhouet herken<strong>de</strong> ik nog, van vroeger! O, herinneringen,<br />

herinneringen van vroeger: dui<strong>de</strong>lijke impressie's op het kin<strong>de</strong>rbrein en het kin<strong>de</strong>rhart,<br />

gij wordt niet uit geveegd, als zóo veel, wat later gestapeld wordt óp het dàn niet<br />

meer ontvankelijke brein en hart. Rotsen van Gibraltar, toen ik u terug zag, na veertig<br />

jaren, herken<strong>de</strong> ik u!!’<br />

Maar nu was het weer Tanger dat tegenviel. De havenstad vond <strong>Couperus</strong> te<br />

westers, Arabische bazaars had hij al in Colombo en A<strong>de</strong>n gezien, en door wat hij<br />

hun kleurige, schreeuwerige verbijstering noem<strong>de</strong> voel<strong>de</strong> hij zich niet geïmponeerd.<br />

Hier en daar herinner<strong>de</strong> er iets aan etsen van Bauer of Zilcken. Het mooiste in Tanger<br />

vond hij nog <strong>de</strong> zonsopgang op zee. 49<br />

Van Tanger naar Madrid, men hoeft <strong>de</strong> kaart van Spanje maar vluchtig te bekijken<br />

om te beseffen welke enorme afstan<strong>de</strong>n <strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong> trage Spaanse treinen heeft<br />

afgelegd, liggend in een slaapwagen, met Orlando champagne drinkend uit zilveren<br />

kroezen, soezend, zich ergerend, en vermoe<strong>de</strong>lijk soms ook wel bezorgd over <strong>de</strong><br />

gezondheid van Elisabeth. Aan het ein<strong>de</strong> van Sol y sombra spreekt hij van<br />

‘omstandighe<strong>de</strong>n’ die hij niet wil verklaren, maar die zijn gejaagdheid vergrootten. 50<br />

Daar Elisabeth die zomer in München ernstig ongesteld is gewor<strong>de</strong>n en in het<br />

ziekenhuis moest wor<strong>de</strong>n opgenomen, ligt <strong>de</strong> gedachte <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand dat zij <strong>de</strong> lange,<br />

inspannen<strong>de</strong> Spaanse reis niet heel goed doorstaan heeft.<br />

Madrid vond <strong>Couperus</strong> ook al weer niets. Je kon er het beste heel vroeg naar bed<br />

gaan, eventueel na wat getoerd te hebben 51 ‘tusschen àn<strong>de</strong>re rijtuigen en auto's, waarin<br />

zoo ongeveer onze gelijken gezeten zijn, ik meen min of meer elegante heeren, en<br />

dames met hoe<strong>de</strong>n met pluimen’. Hij logeer<strong>de</strong> er in een groot hotel aan <strong>de</strong> Puerta<br />

<strong>de</strong>l Sol. Alleen het Prado heeft hem er in verrukking kunnen brengen. Hij leer<strong>de</strong> er<br />

<strong>de</strong> kunst van El Greco kennen, wiens bran<strong>de</strong>n<strong>de</strong> genialiteit, zoals hij het noem<strong>de</strong>,<br />

hem overrompel<strong>de</strong>. 52 Murillo, die hij ook in Sevilla al had gezien, bekoor<strong>de</strong><br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


439<br />

hem wel, maar diens werken wer<strong>de</strong>n volgens hem 53 - en wie geeft hem geen gelijk?<br />

- ‘op wree<strong>de</strong> wijze geëclipseerd door Velasquez’, bij wie natuurlijk nooit sprake was<br />

van ‘brave slopjes-humoristick’. In Velasquez bewon<strong>de</strong>r<strong>de</strong> hij <strong>voor</strong>al <strong>de</strong> grote<br />

portrettist. 54 Toch bleef <strong>Couperus</strong> bij <strong>de</strong> confrontatie met zelfs diens ongeëvenaar<strong>de</strong><br />

kunst <strong>de</strong> hardnekkige, om niet te zeggen be<strong>voor</strong>oor<strong>de</strong>el<strong>de</strong>, classicist die hij nu eenmaal<br />

in <strong>de</strong> loop <strong>de</strong>r jaren gewor<strong>de</strong>n was, getuige zijn woor<strong>de</strong>n, geschreven na het zien van<br />

Las Meninas: 55 ‘De Meninas zijn géene absolute schoonheid, als <strong>de</strong> Afroditc van<br />

Praxiteles of <strong>de</strong> Madonna <strong>de</strong>l Gran-Duca van Rafaël is, maar zij zijn toch, hoe relatief<br />

ook, eene schoonheid als curieus tijdsbeeld, en dat gegeven met genialiteit van<br />

kleursentiment door een penseel, dat geen oogenblik aarzel<strong>de</strong>...’<br />

Van Madrid uit bezocht <strong>Couperus</strong> het Escorial, met <strong>de</strong> beklemmen<strong>de</strong> herinneringen<br />

aan Filips II, die er in zijn kloostercel stierf. 56 Het thema van <strong>de</strong> hoogmoed drong<br />

zich hier als vanzelf aan hem op. Ook Toledo was niet alleen maar een genoegen:<br />

somber op zijn heuvel van graniet, grijs in <strong>de</strong> regen, <strong>de</strong>ed <strong>de</strong> stad <strong>Couperus</strong><br />

spookachtig aan. 57 De sfeer vond hij er <strong>de</strong>monisch. Na er overnacht te hebben haastte<br />

hij zich terug naar Madrid, waar hij, alle banaliteit ten spijt, hera<strong>de</strong>m<strong>de</strong> zon<strong>de</strong>r dat<br />

hij precies wist te zeggen waarom.<br />

<strong>Een</strong> uitstapje naar het historische Avila met zijn vele torens - woonplaats geduren<strong>de</strong><br />

vier jaren van Enrique Larreta, wiens roman La gloria <strong>de</strong> Don Ramiro <strong>Couperus</strong><br />

ken<strong>de</strong> en mooi vond - bracht aanvankelijk nieuwe teleurstellingen: er bleken<br />

telefoondra<strong>de</strong>n te hangen. 58 <strong>Een</strong> romantische wan<strong>de</strong>ling met Orlando door <strong>de</strong> nacht<br />

vergoed<strong>de</strong> echter veel. <strong>Een</strong> nachtwacht met lantaren, <strong>voor</strong>tschrij<strong>de</strong>nd in <strong>de</strong> won<strong>de</strong>rlijke<br />

stilte tussen <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> muren, bracht hem even in een wat betere stemming.<br />

Niet <strong>voor</strong> lange tijd! <strong>Een</strong> tocht naar Burgos, enkele dagen later van Madrid uit<br />

on<strong>de</strong>rnomen, want hij wil<strong>de</strong> zich <strong>de</strong> beroemdste kathedraal van Spanje toch niet laten<br />

ontgaan, liep uit op <strong>de</strong> zoveelste <strong>de</strong>ceptie. 59 Hoewel hij <strong>de</strong> rijke, fiere schoonheid van<br />

het monument moest erkennen, stel<strong>de</strong> hij meteen maar vast dat die hem even koud<br />

liet als bij <strong>voor</strong>beeld <strong>de</strong> Dom van Milaan. Wat was <strong>de</strong> oorzaak? <strong>Een</strong> aanwijsbare<br />

re<strong>de</strong>n was er helemaal niet, en <strong>Couperus</strong>, grilliger en lastiger dan ooit, weiger<strong>de</strong> ook<br />

er naar te zoeken: 60 ‘Ik analyzeer niets en bewijs nog min<strong>de</strong>r: ik vraag alleen<br />

vergunning te zeggen, dat <strong>de</strong> prachtige, beroem<strong>de</strong> kathedraal van Burgos mij niet<br />

ontroert.’ Wel stond hij met enige belangstelling stil bij <strong>de</strong> ge-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


440<br />

schie<strong>de</strong>nis van <strong>de</strong> Cid, onlosmakelijk met Burgos verbon<strong>de</strong>n. 61 In <strong>de</strong> kathedraal<br />

bekeek hij <strong>de</strong> schatkist, die in <strong>de</strong> kapel van Corpus Christi aan <strong>de</strong> muur bevestigd<br />

was. De bladzij<strong>de</strong>n die <strong>Couperus</strong> aan <strong>de</strong> Cid gewijd heeft zijn niet <strong>de</strong> slechtste uit<br />

zijn Spaanse reisjournaal, dat <strong>voor</strong> het overige helaas gemeng<strong>de</strong> gevoelens achterlaat.<br />

Waarschijnlijk heeft hij ze pas in München geschreven.<br />

In <strong>de</strong> laatste dagen van mei keer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> drie reizigers met <strong>de</strong> nachttrein via Zaragoza<br />

ein<strong>de</strong>lijk naar Barcelona terug. On<strong>de</strong>rweg schonk Orlando nog weer <strong>de</strong> nodige<br />

champagne, wat <strong>de</strong> reis lichtelijk veraangenaam<strong>de</strong>. Het eerste Spaanse adres, het al<br />

genoem<strong>de</strong> pension Ranzini, werd tevens het laatste. Van daar liet <strong>Couperus</strong> zijn<br />

uitgever weten dat een <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> drukproeven van Herakles zoek was geraakt, en<br />

<strong>voor</strong>ts dat hij nu uitkeek naar een goed zomerverblijf. 62 Of het Zwitserland of<br />

Duitsland zou wor<strong>de</strong>n kon hij nog niet zeggen.<br />

München was hem een jaar eer<strong>de</strong>r echter zo goed bevallen, dat hij vrij vlug besloot<br />

er nog eens naar terug te keren. Zijn vijftigste verjaardag na<strong>de</strong>r<strong>de</strong> nu met rasse<br />

schre<strong>de</strong>n. Veen heeft dat precies bijgehou<strong>de</strong>n - van bepaal<strong>de</strong> plannen in Ne<strong>de</strong>rland,<br />

waar we nog op terugkomen, moet hij goed op <strong>de</strong> hoogte zijn geweest - en wil<strong>de</strong><br />

<strong>Couperus</strong> als geschenk een hoeveelheid fraai schrijfpapier ca<strong>de</strong>au doen, net als<br />

Orlando gedaan had. Halverwege zijn terugreis naar het noor<strong>de</strong>n schreef <strong>Couperus</strong><br />

hem op 8 juni 1913 <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> brief, verzon<strong>de</strong>n uit Lyon (het briefhoofd vermeldt<br />

‘Hôtel Terminus et Buffet Gare <strong>de</strong> Lyon-Perrache’): 63 ‘Amice. Wij hebben Barcelona<br />

- als je ziet! - verlaten en zijn op weg naar München, (een vreeslijke reis!), waar wij<br />

hopen <strong>de</strong>n zomer te blijven en uit te rusten van onzen gezelligen maar vermoeiendcn<br />

reis in Spanje, waartoe onze Italiaansche vriend ons had uitgenoodigd. Wij zijn nu<br />

in Lyon en blijven <strong>de</strong>n gcheelen dag in het hôtel om uit te rusten van al die kilometers,<br />

die wij hebben verslon<strong>de</strong>n en daar ik papier en inkt op mijn tafel zie, is het mij een<br />

genoegen je te schrijven en je te danken <strong>voor</strong> je hartelijken brief, die mij veel<br />

genoegen gedaan heeft. En ook <strong>voor</strong> het mooie geschenk, dat je mij, vereeren wilt,<br />

en dat ik heel gaarne aan neem. Wees verzekerd, dat ik én het geschenk én <strong>de</strong><br />

vriendschappelijke gedachte op hoogen prijs stel. Ik zoû je alleen willen vragen er<br />

nog wat me<strong>de</strong> te wachten; wij zijn van <strong>de</strong>n zomer in München nog “op reis” en onze<br />

koffers zijn al zoo zwaar en vol en ik heb nog het papier, waarop ik je reeds schreef,<br />

meen<strong>de</strong> ik, en dat<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


441<br />

mijn vriend heeft laten stempelen met mijn “bloc”, dien hij on<strong>de</strong>r mijn rommel vond,<br />

en die ik in <strong>de</strong>r tijd in Parijs, in jeugdige swell-jaren, eens liet maken. Ik zelve dacht<br />

er niet meer aan en heb jaren niet meer van dat extra-papier bezeten en het Parijsche<br />

stempeltje heeft jaren gesluimerd tusschen allerlei... Nu dacht ik, als je mij nu toch<br />

van dat mooie papier geven wilt, wacht dan tot ik in Florence terug ben (in October);<br />

dan zend ik je mijn bloc (zoo noemen ze het in Parijs); het is mooi gesne<strong>de</strong>n en een<br />

zuivere afdruk van ons wapen en je kan dat dan gebruiken: <strong>de</strong> grootte is ook juist<br />

goed; het mag niet grooter zijn. Ik <strong>de</strong>nk, dat het monster toch me wel na zal reizen!<br />

Ik zal vol verlangen afwachten en een keuze doen: ik vind het altijd - niettegenstaan<strong>de</strong><br />

<strong>de</strong> vijftig - nog prettig “iets te krijgen!” Bij <strong>voor</strong>baat reeds hartelijk, hartelijk dank!<br />

In Florence hebben wij twee groote kamers in ons ou<strong>de</strong> pension zoo waar zelf<br />

gemeubileerd met onze meubels en dat is ons home; an<strong>de</strong>rs hebben wij niet: twee<br />

menschen, wie het reizen en trekken in het bloed zit en geen kin<strong>de</strong>ren hebben, hebben<br />

meer niet noodig, maar ik <strong>de</strong>nk nu toch, dat dat vele getrek uit zal zijn en wij het<br />

maar in Italië zullen blijven zoeken: Spanje is becl mooi om te zien maar niet om<br />

weêr terug te keeren.<br />

Zoo dra ik in München op or<strong>de</strong> ben (Pension Grebenau) zal ik geregeld <strong>de</strong> proeven<br />

na zien.<br />

Ontvang met je vrouw - die ik nog altijd zoo gezelligjes zie prezi<strong>de</strong>eren aan het<br />

dinertje in <strong>de</strong>r tijd ons zoo vrien<strong>de</strong>lijk gebo<strong>de</strong>n - ons bei<strong>de</strong>r hartelijke groeten en<br />

goe<strong>de</strong> wenschen <strong>voor</strong> jou en je kleine wereldje en geloof mij<br />

Vriendschappelijk t.à.v. <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’.<br />

<strong>Couperus</strong> voel<strong>de</strong> zich een beetje uitgereisd. Na Lyon stapte hij samen met Elisabeth<br />

en Orlando af in een hotel te Lindau, om er aan <strong>de</strong> Bo<strong>de</strong>nsee wat uit te rusten. 64 Op<br />

<strong>de</strong> avond van <strong>de</strong> negen<strong>de</strong> juni zaten zij in <strong>de</strong> tuin van hun hotel en dronken bier. De<br />

stemming was ietwat gedrukt, want Orlando zou hen gaan verlaten om via Wenen<br />

weer eens naar Smyrna te gaan - althans volgens <strong>Couperus</strong>; ongetwijfeld wil<strong>de</strong> Giulio<br />

Lodomez slechts naar Florence terugkeren, waar hij na Argentinië nog niet geweest<br />

was - terwijl Elisabeth en hijzelf <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> dag naar München hoopten door te<br />

reizen. Ter elf<strong>de</strong>r ure wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong>ze plannen een dag uitgesteld. <strong>Couperus</strong> vier<strong>de</strong> zijn<br />

vijftigste verjaardag op 10 juni 1913 in Lindau. Orlando liet <strong>de</strong> laatste flessen<br />

Heidsieck-sec komen, schonk in en hief het glas op hun vriendschap en op <strong>de</strong><br />

gezondheid van <strong>de</strong> Hollandse auteur. 65<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


442<br />

Is <strong>de</strong> Spaanse reis zijn speciale verjaardagsgeschenk geweest?<br />

Van het komplot dat in <strong>de</strong> er aan <strong>voor</strong>afgaan<strong>de</strong> weken in Ne<strong>de</strong>rland gesmeed was,<br />

en waar <strong>voor</strong>al L. Simons een belangrijke rol in gespeeld heeft, wist <strong>Couperus</strong> niets.<br />

Elisabeth daarentegen was er van op <strong>de</strong> hoogte. Aan <strong>de</strong>ze verjaardag was hij het<br />

na<strong>de</strong>ren ervan namelijk ruchtbaarheid gegeven in <strong>de</strong> pers. Het spreekt vanzelf dat<br />

<strong>voor</strong>al Het Va<strong>de</strong>rland zich niet onbetuigd wil<strong>de</strong> laten. Op die tien<strong>de</strong> juni kreeg<br />

<strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong> kolommen van zijn eigen courant lof toegezwaaid door een reeks<br />

van prominente figuren. 66 Frans Bastiaanse, Emmanuel <strong>de</strong> Bom, Henri van Booven,<br />

Ina Boudier-Bakker, M.J.Brusse, Cyriel Buysse, Anna van Gogh-Kaulbach, Herman<br />

Heijermans, dr. J. <strong>de</strong> Jong, Willem Kloos, Jeanne Kloos-Reyneke van Stuwe, Frits<br />

Lapidoth, Johan <strong>de</strong> Meester, W.C. Penning jr., Top van Rhijn-Naeff, Herman Robbers,<br />

Leo Simons, H.J.Stratemeijer, Albert Verwey, J.L. Walch, Hendrik van <strong>de</strong>r Wal, zij<br />

allen brachten hun confrater hul<strong>de</strong>. <strong>Couperus</strong> kan <strong>de</strong> krant op zijn vroegst pas een<br />

dag later ontvangen hebben. Door toedoen van Elisabeth werd <strong>de</strong>ze hem naar<br />

München toegezon<strong>de</strong>n.<br />

<strong>Een</strong> bijzon<strong>de</strong>r aardig artikel van dr. J. <strong>de</strong> Jong, hoofdredacteur, span<strong>de</strong> <strong>de</strong> kroon:<br />

‘Levendig herinner ik mij nog <strong>de</strong>n tijd,’ schreef <strong>de</strong>ze, 67 ‘toen Eline Vere als<br />

feuilleton in “Het Va<strong>de</strong>rland” verscheen. Dat was in <strong>de</strong>n zomer van 1888. Ik bracht<br />

<strong>de</strong> vacantie door te Ginneken. Daar waren gasten van allerlei leeftijd en beroep. Daar<br />

was een geleer<strong>de</strong>, een letterkundige, een magistraat, een zoon van Mars enz. enz.<br />

Men stond een beetje vreemd en wantrouwend tegenover <strong>de</strong>n jongen auteur, die toen<br />

nog zijn naam moest maken en die er zoo'n aparte stijl op na hield. En toen het<br />

verhaal, na <strong>de</strong> introductie <strong>de</strong>r talrijke dramatis personae, zich niet dan langzaam<br />

ontwikkel<strong>de</strong>, keek men elkaar vragend aan. Had<strong>de</strong> men het niet uit <strong>voor</strong>zichtigheid<br />

en beleefdheid gelaten, men zou mij, als redacteur van. “Het Va<strong>de</strong>rland”, hebben<br />

gecondoleerd met <strong>de</strong> keuze van zulk een roman. En elken morgen, aan het ontbijt,<br />

begroette <strong>de</strong> letterkundige (die reeds lang ter ziele is) mij een beetje spottend met <strong>de</strong><br />

opmerking: “Dat er nog altijd niets in gebeur<strong>de</strong>”. Se<strong>de</strong>rt dien tijd is men gaan inzien<br />

dat “Het Va<strong>de</strong>rland” er trotsch op mag zijn het eerst aan een grooter werk van <strong>de</strong>n<br />

jeugdigen <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> gastvrijheid te hebben verleend, gelijk het zich er op mag<br />

verhoovaardigen in <strong>de</strong> laatste jaren geregeld bijdragen van <strong>de</strong>n tot volle rijpheid<br />

gekomen <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> te mogen ontvangen.’<br />

Ook een karakterschets door Frans Netscher, in <strong>de</strong> Hollandsche Revue,<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


443<br />

zal <strong>Couperus</strong> veel plezier gedaan hebben, 68 hoewel zijn ou<strong>de</strong> schoolvriend ook nu<br />

weer niet tegen een paar enormiteiten opzag (<strong>de</strong> familie zou pas in 1863 naar<br />

Ne<strong>de</strong>rland gekomen zijn, Elisabeth werd tot kleindochter van een gouverneur-generaal<br />

gebombar<strong>de</strong>erd, enz.). In het Amsterdamsch Weekblad schreef Frans Coenen een<br />

even rake als charmante karakterschets. 69 Zeer verrast moet <strong>Couperus</strong> geweest zijn<br />

door een uitvoerig artikel van zijn zwager Gerard <strong>de</strong> la Valette, dat <strong>de</strong>ze on<strong>de</strong>r het<br />

pseudoniem Paul Ekhard in De Nieuwe Courant had geplaatst. 70 Trudy's echtgenoot<br />

- <strong>de</strong> Valettes waren sinds 1909 gerepatrieerd naar Ne<strong>de</strong>rland en woon<strong>de</strong>n nu in<br />

Scheveningen, Stevinstraat 181 - heeft kunnen putten uit een stapel brieven die<br />

<strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong> loop van <strong>de</strong>rtig jaren aan zijn zuster in Indië heeft geschreven, ‘<strong>de</strong><br />

oudste uit het laatst van 1882 dagteekenend, toen hij negentien was, met groote hiaten<br />

dóórlopend tot drie jaren gele<strong>de</strong>n’. <strong>Een</strong> aantal geciteer<strong>de</strong> passages uit <strong>de</strong>ze<br />

correspon<strong>de</strong>ntie maakt het artikel tot een belangrijke bron, die tal van gegevens bevat.<br />

Het is wel heel jammer dat latere familiele<strong>de</strong>n gemeend hebben <strong>de</strong>ze brieven te<br />

moeten vernietigen. 71 Ekhard eindig<strong>de</strong> zijn feuilleton met dit portret: ‘<strong>de</strong>ze verfijn<strong>de</strong><br />

dandy laat zich heel natuurlijk gaan, alles doen<strong>de</strong> wat hem aanstaat, met volkomen<br />

maling aan hetgeen men er van zeggen zal. Deze flirter is een <strong>voor</strong>beeldig echtgenoot.<br />

Deze man van <strong>de</strong> wereld houdt van een gezellig praatje met <strong>de</strong>n koetsier van zijn<br />

vaste fiacre en met <strong>de</strong> fruitvrouw om <strong>de</strong>n hoek, en <strong>de</strong> koetsier, <strong>de</strong> fruitvrouw en zijn<br />

dikke Niçoischc keukenmeid dwepen met hem. Deze subtile artist kan zich dol<br />

amuseeren met flauwiteiten en kin<strong>de</strong>rlijke grappen; <strong>de</strong>ze boetseer<strong>de</strong>r van go<strong>de</strong>n en<br />

menschen en halfgo<strong>de</strong>n zingt se<strong>de</strong>rt lange jaren met hetzelf<strong>de</strong> brio, in verhaspel<strong>de</strong><br />

onzinvertalingen, aria's uit <strong>de</strong>n Trouvère en <strong>de</strong>n Robert en hij danst se<strong>de</strong>rt lange<br />

jaren, als een première danseuse, geheel alleen het geheele ballet van het twee<strong>de</strong><br />

bedrijf <strong>de</strong>r Favorite, met onverbeterlijke pointes en pirouettes en jeté-battu's; altijd<br />

door, van zijn jonge jaren af, se<strong>de</strong>rt zijn eerste opera-indrukken in <strong>de</strong>n Bataviaschen<br />

schouwburg <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> aria's en hetzelf<strong>de</strong> ballet. Want on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>zen gecompliceer<strong>de</strong>n<br />

kunstenaar en wereldling is gebleven een groote, eenvoudige jongen met veel<br />

kin<strong>de</strong>rlijks in zijn gemoed.’<br />

Ekhard heeft hem goed gepeild. Kin<strong>de</strong>rlijk ontwapenend, in<strong>de</strong>rdaad, is <strong>de</strong> schets<br />

‘Ter Uwer Verjaring’, 72 waarin <strong>Couperus</strong> aan het slot zijn aankomst in het pension<br />

Grebenau te München beschrijft. De publiciteit in Holland had tot gevolg dat <strong>de</strong><br />

wachten<strong>de</strong> tafel vol lag met kaarten, tele-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


444<br />

grammen, couranten, en <strong>voor</strong>al vele brieven van al diegenen die hem schriftelijk<br />

waren komen gelukwensen. 73 ‘Er waren er van wie ik ken<strong>de</strong>, en van wier namen ik<br />

nooit gehoord had. Er klonken uit mijn vrouws mond <strong>de</strong> hartelijke<br />

kameraadschappelijke woor<strong>de</strong>n van vleien<strong>de</strong> huldiging, die, op beminnelijk initiatief<br />

van Het Va<strong>de</strong>rland, mijne kunstbroe<strong>de</strong>rs en -zusters mij wel toe wil<strong>de</strong>n roepen<br />

van verre. Ook in an<strong>de</strong>re couranten werd ik met sympathie herdacht. Toen vlogen<br />

<strong>de</strong> enveloppen om mij heen, en open<strong>de</strong>n wij <strong>de</strong> brieven... En wij lazen ze en herlazen<br />

ze...’ <strong>Couperus</strong> was diep ontroerd: hij werd meer gewaar<strong>de</strong>erd dan hij wist of kon<br />

vermoe<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> slechte verkoopcijfers van zijn boeken ten spijt.<br />

Welke namen waren die, behalve <strong>de</strong> hierboven al vermel<strong>de</strong>? <strong>Een</strong> aantal ervan<br />

kennen wij. Ruim een half jaar later namelijk kreeg <strong>de</strong>ze won<strong>de</strong>rlijke verjaardag nog<br />

een even heuglijk vervolg. In Het Va<strong>de</strong>rland van 17 januari 1914 werd bekend<br />

gemaakt dat een aantal vrien<strong>de</strong>n en bewon<strong>de</strong>raars <strong>de</strong> lezers opriepen tot het<br />

bijeenbrengen van een financieel ‘Hul<strong>de</strong>blijk’. Er had zich een commissie gevormd<br />

‘tot het verwezenlijken van een <strong>de</strong>r artistieke verlangens van <strong>de</strong>n auteur. Zij weet,<br />

dat <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> sinds lang een wensch koestert eenigen tijd in Egypte door te<br />

brengen om daar stof te verzamelen <strong>voor</strong> een nieuw werk, bedoeld als een (mo<strong>de</strong>rn)<br />

pendant van zijn “Antiek Toerisme”.’ Ongetwijfeld is het we<strong>de</strong>rom Elisabeth geweest<br />

die <strong>de</strong> commissie op <strong>de</strong>, al lang bestaan<strong>de</strong>, wens van <strong>Couperus</strong> gewezen heeft.<br />

On<strong>de</strong>rtekenaars van <strong>de</strong> oproep waren: K.J.L. Alberdingk Thijm, C.L. van Balen, dr.<br />

F. Bastiaanse, H.P. Berlage Nzn., dr. H.J. Boeken, Emmanuel <strong>de</strong> Bom, dr. P.C.<br />

Boutens, Cyriel Buysse, Ed. Cuypers, Henn Dekking, Marcellus Emants, jhr. Jan<br />

Feith, mr. D. Fock, J. Funke, Anna van Gogh-Kaulbach, dr. J. <strong>de</strong> Jong, Willem Kloos,<br />

Jeanne Kloos-Reyneke van Stuwe, Frits Lapidoth, C.W. Lunsingh Scheurleer, W.<br />

Maris Jzn., Johan <strong>de</strong> Meester, Anton Molkenboer, dr. Hendrik P.N. Muller, Frans<br />

Netscher, B. Nierstrasz, W.G. van Nouhuys, Wouter Nijhoff, Top van Rhijn-Naeff,<br />

Herman Robbers, Albert Roelofs, Herman C.J. Roelvink, Willem Royaards, J.A.<br />

Simons-Mees, Alexan<strong>de</strong>r Teixeira <strong>de</strong> Mattos, jhr. mr. G.C.W. van Tets, F.V. Toussaint<br />

van Boelaere, G.J.P. <strong>de</strong> la Valette, L.J. Veen, Eduard Verka<strong>de</strong>, Cornelis Veth, mr.<br />

H. Viotta, mr. G. Vissering, mr. F.E. Vlielan<strong>de</strong>r Hein, Maurits Wagen<strong>voor</strong>t, dr. J.L.<br />

Walch en Bernard Zweers. Als <strong>voor</strong>zitter trad op mr. dr. F.W.J.G. Snij<strong>de</strong>rs van<br />

Wissenkerke. Hendrik van <strong>de</strong>r Wal was secretaris.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


445<br />

Als penningmeester trad Leo Simons op, aan wie men, zo werd verzocht, eventuele<br />

gel<strong>de</strong>n vóór 30 januari dien<strong>de</strong> over te maken.<br />

Bijna een jaar na zijn jubileum werd <strong>de</strong> bijeengebrachte som <strong>Couperus</strong> toegezon<strong>de</strong>n.<br />

Op 5 juni 1914 stuur<strong>de</strong> hij een open brief aan C.L. van Balen in diens functie van<br />

hoofdredacteur van Het Va<strong>de</strong>rland, ter plaatsing on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> ingezon<strong>de</strong>n stukken. Hierin<br />

dankte hij <strong>voor</strong> 74 ‘een rijk versierd Album, waar in ik <strong>de</strong> handteekeningen verzameld<br />

vind van vele lezers en vrien<strong>de</strong>n, beken<strong>de</strong> en onbeken<strong>de</strong>, die mee hebben willen<br />

bijdragen om mij een waar<strong>de</strong>vol geschenk aan te bie<strong>de</strong>n, bij gelegenheid van mijn<br />

vijftigsten verjaardag. [...] Zoo ik het Album door bla<strong>de</strong>r, treffen mij ook <strong>de</strong> namen<br />

van vrien<strong>de</strong>n, van verwanten, die ik kort gele<strong>de</strong>n verlaten heb of kort gele<strong>de</strong>n nog<br />

we<strong>de</strong>r zag. Maar er treffen mij ook <strong>de</strong> namen van velen, die ik se<strong>de</strong>rt lange jaren niet<br />

meer ontmoette. Ik heb hun handschrift met ontroering we<strong>de</strong>r gezien [...]. Te zamen<br />

met het Album ontving ik <strong>de</strong> Portefeuille, die in hield <strong>de</strong> verzamelingen schetsen en<br />

etsen en akwarellen mij toe gezon<strong>de</strong>n door vele kunstenaars van het aan het Litteraire<br />

grenzen<strong>de</strong> “gebied”. Zij weten, dat, naast het Litteraire, ook dàt “gebied” mij zeer<br />

dierbaar is en ik verzeker hen, dat ik <strong>de</strong> gedachte, mij op <strong>de</strong>ze wijze hunnen<br />

vriendschap te bewijzen, ten hoogste waar<strong>de</strong>er, naast hunne gave zelve. Hoe gaarne<br />

zou ik ie<strong>de</strong>r <strong>de</strong>r kunstbroe<strong>de</strong>rs van het an<strong>de</strong>re “gebied”, hoe gaarne zou ik ie<strong>de</strong>ren<br />

lezer en vriend thans persoonlijk en in het bizon<strong>de</strong>r willen bedanken <strong>voor</strong> wat zij mij<br />

<strong>de</strong><strong>de</strong>n!’<br />

De reis naar Egypte echter heeft <strong>Couperus</strong> ook dit keer niet kunnen maken.<br />

We<strong>de</strong>rom was het een oorlog die roet in het eten gooi<strong>de</strong>: <strong>de</strong> eerste wereldoorlog<br />

ditmaal, die tegen <strong>de</strong> algemene verwachtingen in vier jaar zou duren en ook <strong>voor</strong><br />

<strong>Couperus</strong> vérstrekken<strong>de</strong> gevolgen heeft gehad.<br />

Voorlopig was het echter nog met zo ver. In München begon <strong>de</strong> zomer van 1913.<br />

Deze bracht zijn eigen genoegens met zich mee. Maar ook grote zorgen...<br />

Eindnoten:<br />

1 ‘Barcelona’ (Vad. 19 april 1913), in Spaansch toerisme 1, 1-8; 3.<br />

2 ‘Sol y sombra’ (Vad. 7 juni 1913), in i<strong>de</strong>m, 52.<br />

3 C.F.A. van Dam, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> en Spanje’, in Leven<strong>de</strong> talen (1948), 107 e.v.<br />

4 Amice, 127 nr. 493.<br />

5 ‘Prato’ (Vad. 25 januari 1913), in Genève, Florence II, 77-82.<br />

6 ‘Verona’ (Vad. 23 november 1912), in Sicilië, Venetië, München II, 1-7.<br />

7 Zie noot 5, 77.<br />

8 Zie noot 3, 107.<br />

9 ‘Tarragona’ (Vad. 10 mei 1913), in Spaansch toer 1, 14.<br />

10 Amice, 127-494.<br />

11 I<strong>de</strong>m, 127 nr. 510.<br />

12 ‘Valencia’ (Vad. 17 mei 1913), in Spaansch toer. 1, 22-29; 22.<br />

13 Amice, 128 nr. 494.<br />

14 Maatstaf 11 (1963), 168 nr. 19.<br />

15 ‘De zoeken<strong>de</strong> zielen’ (Vad. 21 september-16 november 1912), in Proza 1 61-111.<br />

16 ‘De charmante oplichter’ (Vad. 21 <strong>de</strong>cember 1912), in Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren 11, 1,<br />

37-45.<br />

17 Bastet, Zuil, 149-165.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


18 ‘De brief’ (Vad. 28 <strong>de</strong>cember 1912), in Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren 11, 1, 73-79.<br />

19 ‘Het portret’ (Vad. 18 januari 1913), in Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren 11, 1, 80-85.<br />

20 ‘De prins’ (Vad. 15 maart-12 april 1913), in Proza 1, 121-140.<br />

21 Popma, <strong>Couperus</strong>, 170, houdt Herakles <strong>voor</strong> het absolute hoogtepunt in <strong>Couperus</strong>' werk, een<br />

mening waarin hij vermoe<strong>de</strong>lijk alleen staat. Wel heeft hij gelijk (172) dat <strong>Couperus</strong> ‘in zijn<br />

ongelooflijk har<strong>de</strong> werken een Hercules [was], al heeft hij niet in al zijn “werken <strong>de</strong>r<br />

onmogelijkheid” een overwinning behaald.’<br />

22 Amice, 60 nr. 390.<br />

23 I<strong>de</strong>m, 138 nr. 511 (brief d.d. 33 juni 1913 uit München).<br />

24 Bastet, Zuil, 123.<br />

25 Amice, 131 nr. 501.<br />

26 Paradijzen 11, 23 nr. 25.<br />

27 Amice, 131 nr. 501; 135 nr. 503.<br />

28 Zie noot 1, 4.<br />

29 I<strong>de</strong>m, 6.<br />

30 ‘De kathedraal van Barcelona’ (Vad. 26 april 1913), in Spaansch toe. 1, 9-13.<br />

31 Zie noot 9, 17.<br />

32 I<strong>de</strong>m, 17-18.<br />

33 I<strong>de</strong>m, 19.<br />

34 ‘Valencia’ (Vad. 17 mei 1913), in Spaansch toer. 1, 22-29.<br />

35 ‘Còrdoba’ (Vad. 24 mei 1913), in i<strong>de</strong>m, 30-38.<br />

36 ‘Sevilla’ (Vad. 31 mei 1913), in i<strong>de</strong>m, 39-46; 42-43.<br />

37 I<strong>de</strong>m, 44.<br />

38 Zie noot 2, 48.<br />

39 ‘Granada’ (Vad. 21 juni 1913), in Spaansch toei. 1, 65-73; 67.<br />

40 I<strong>de</strong>m, 68.<br />

41 ‘De Alhambra I’ (Vad. 28 juni 1913), in Spaansch toer. 1, 74-79; i<strong>de</strong>m II, (Vad. 5 juli 1913),<br />

in i<strong>de</strong>m, 80-87.<br />

42 ‘Wie <strong>de</strong> Alhambra bewoon<strong>de</strong>n I’ (Vad. 12 juli 1913), in i<strong>de</strong>m, 88-96; 92.<br />

43 I<strong>de</strong>m II (Vad. 26 juli 1913), in i<strong>de</strong>m, 97-104; 100. - Zie over het ontstaan van De ongelukkige<br />

uitvoerig S.P. Uri, ‘Hoe een roman van <strong>Couperus</strong> ontstond’, in Critisch Bulletin 21 (sept. 1954),<br />

375-381.<br />

44 I<strong>de</strong>m III (Vad. 2 augustus 1913), in Spaansch toer. 11. 1-10; 7.<br />

45 I<strong>de</strong>m IV (Vad. 16 augustus 1913), in i<strong>de</strong>m, 11-17; 17.<br />

46 ‘Sol y sombra’ (Vad. 7 juni 1914), in Spaansch toer. 1, 49.<br />

47 I<strong>de</strong>m, 54.<br />

48 I<strong>de</strong>m.<br />

49 I<strong>de</strong>m, 55.<br />

50 I<strong>de</strong>m.<br />

51 ‘Het Escorial’ (Vad. 23 augustus 1913), in Spaansch toer. 11, 18-24; 18.<br />

52 ‘El Greco I’ (Vad. 11 oktober 1913), in i<strong>de</strong>m, 56-62; i<strong>de</strong>m II (Vad. 18 oktober 1913), in i<strong>de</strong>m,<br />

63-69.<br />

53 ‘Murillo’ (Vad. 22 november 1913), in i<strong>de</strong>m, 101-108; 101.<br />

54 ‘Velasquez I-IV’ (Vad. 29 november-20 <strong>de</strong>cember 1913), in Proza 1, 185-206.<br />

55 I<strong>de</strong>m, 200.<br />

56 Zie noot 51, 23.<br />

57 ‘Toledo’ (Vad. 30 augustus 1913), in Spaansch toer. 11, 25-31.<br />

58 ‘Avila’ (Vad. 27 september 1913), in i<strong>de</strong>m, 48-55; 49.<br />

59 ‘Burgos en <strong>de</strong> Cid’ (Vad. 25 oktober 1913), in i<strong>de</strong>m, 70-76.<br />

60 I<strong>de</strong>m, 71.<br />

61 Zie noot 59. Voorts ‘De Cid II-IV’ (Vad. 1-15 november 1913), in i<strong>de</strong>m, 77-100.<br />

62 Amice, 136 nr. 508.<br />

63 I<strong>de</strong>m, 137 nr. 510.<br />

64 ‘Ter Uwer Verjaring’ (Vad. 18 juni 1913), in Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren 11, 11, 57.<br />

65 I<strong>de</strong>m, 57: ‘In Champagne, dien Orlando wil<strong>de</strong> bestellen, had<strong>de</strong>n wij géen lust’ (9 juni). Maar<br />

een dag later ‘schonk Orlando-en wij dronken hem uit - zijn laatste flesch Champagne, Heidsieck<br />

sec, waar ik het meeste van hoû...’<br />

66 Dat <strong>de</strong> Scharten-Antinks ontbraken spreekt vanzelf...!<br />

67 Zie reeds Bastet, Zuil, 218 noot 4 (bij blz. 40).<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


68 Hollandsche Revue (1913), 316 e.v.<br />

69 Amsterdamsch Weekblad (8 juni 1913).<br />

70 Paul Ekhard, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, in De Nieuwe Courant (10 juni 1913).<br />

71 Dit is mij verzekerd door Trudy's kleindochter, mevrouw Carla Biberle, dochter van Trudy's<br />

oudste dochter Constance <strong>de</strong> la Valette.<br />

72 Zie noot 64.<br />

73 I<strong>de</strong>m, 60.<br />

74 Geplaatst op 10 juni 1914. Erbe, Nag. werk, 189-190.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


Vijf<strong>de</strong> hoofdstuk<br />

447<br />

I 1913-1915<br />

Ernstige geldzorgen. Nieuwe bun<strong>de</strong>ls. Exposities in München. Grote operatie van<br />

Elisabeth. Herakles gemutileerd. E.d'Oliveira. Terug in Florence. Futurisme. <strong>Een</strong><br />

Italiaanse Van Deyssel: Giovanni Papini. Vreem<strong>de</strong>lingenhaat. Verfilm<strong>de</strong> romans?<br />

Nachtelijke dans met een soldaat. Rome. Elvira. De Nieuwe-Gidsprijs. Afscheid van<br />

Orlando. Mevrouw Theo Mann-Bouwmeester. Bolzano, München. Eerste<br />

wereldoorlog. Brieven van <strong>de</strong>n nutteloozen toeschouwer. De schoonheid van het<br />

Duits nationalisme... Weer in Florence. Diepe crisis. De Verlei<strong>de</strong>r. In Ne<strong>de</strong>rland.<br />

II 1915<br />

Molenstraat 26. Herinneringen aan Orlando. Kin<strong>de</strong>rsouvenirs. Nostalgie. Fre<strong>de</strong>rik<br />

van Ee<strong>de</strong>n. Rostands Chantecler. Lezingen in Den Haag, Delft. Toorop en <strong>Couperus</strong>'<br />

‘vertooning’ te Amsterdam. De gróote-stad. Querido. Met boef Willem door donker<br />

Amsterdam. De ongelukkige niet bij Veen. Lezing in Groningen. Jaap Kunst en<br />

G.Teis Pzn. Heimwee naar Italië. Brieven aan Emma Garzes. Talrijke schetsen van<br />

velerlei aard. Afrekening met Netscher. Hoogewal 2.<br />

III 1915-1916<br />

Theater, concerten, soupers. Tussen jeugd en ou<strong>de</strong>rdom. In<strong>de</strong>ling van zijn huis.<br />

Willem Mengelberg. Abraham Bredius. Brief aan Orlando. Meditatie over het manlijk<br />

toilet. Herinneringen aan het grote ou<strong>de</strong> leed. Dagin<strong>de</strong>ling. Henri van Booven. Lezing<br />

in Hilversum. <strong>Couperus</strong> zon<strong>de</strong>r partij. Betekenis van De legen<strong>de</strong> van <strong>de</strong>n gelen<br />

diamant. Miskenning van De ongelukkige, maar niet door Kloos. Herman Roelvink.<br />

Eduard Verka<strong>de</strong>. Verhalenbun<strong>de</strong>ls. Vertaling van Plautus' Menaechmi. Leopold<br />

Aletrino. Dr. W.E.J. Kuiper, classicus. Ontstaan van De komedianten. André <strong>de</strong><br />

Rid<strong>de</strong>r. <strong>Couperus</strong> blikt terug op zijn oeuvre en keurt het meeste af. Portret door<br />

Antoon van Welie. <strong>Couperus</strong>mythen.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


448<br />

IV 1916-1917<br />

S.F. van Oss en <strong>de</strong> Haagsche Post. Vertaling van Shaws Caesar and Cleopatra. Als<br />

inlei<strong>de</strong>r op het toneel (Plautus). Epigrammen. Tila Slicher. Carry van Bruggen. Frans<br />

Vlielan<strong>de</strong>r Hein. Gebun<strong>de</strong>l<strong>de</strong> feuilletons. Romeinsche portretten. De tramconducteur<br />

K. Timmerman. Lezing in Utrecht en ontmoeting met Van Deyssel. De verlief<strong>de</strong><br />

ezel. Beledigingen. Henri Borel. Frits Lapidoth. A.H. Luijdjens in Romeins gewaad.<br />

Laren, Drenthe. De o<strong>de</strong>. Het zweven<strong>de</strong> schaakbord. Caporetto.<br />

V 1917-1918<br />

Zijn aangenomen zoon en <strong>de</strong> familie Garzes. Querido en Xerxes. Annie Salomons.<br />

Melancholieën en lezingen. De dood van zijn zuster Trudy. Redactiewerk<br />

Groot-Ne<strong>de</strong>rland. Charles van Iersel. Vitruvius. Alexan<strong>de</strong>r <strong>de</strong> Grote. Eline Vere op<br />

het toneel, hoofdrol Else Mauhs. Griekse verhalen. Laatste oorlogsbrief aan Emma<br />

Garzes. Wapenstilstand.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


I [1913-1915]<br />

449<br />

In München enigszins bekomen van <strong>de</strong> Spaanse reis bekeek <strong>Couperus</strong> zijn financiën<br />

eens kritisch, om tot <strong>de</strong> slotsom te komen dat die er slecht <strong>voor</strong>ston<strong>de</strong>n. Orlando<br />

mocht dan veel betaald hebben, er waren natuurlijk bijkomen<strong>de</strong> kosten genoeg<br />

geweest. Het gat in <strong>de</strong> schatkist moest op <strong>de</strong> een of an<strong>de</strong>re manier gedicht wor<strong>de</strong>n.<br />

Maar hoe? - Nu <strong>de</strong> relaties met Veen zo aangenaam hersteld waren, maakte <strong>Couperus</strong><br />

maar weer eens gebruik van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>, beproef<strong>de</strong> metho<strong>de</strong>: hij zou proberen zijn<br />

uitgever tot een lening te bewegen. Nog geen twee weken na zijn verjaardag schreef<br />

hij hem uit München: 1 ‘De Herakles-proeven zal ik nu spoedig na zien. En dan wil<strong>de</strong><br />

ik je eens schrijven over een beroer<strong>de</strong> kwestie, maar ik trek toch maar <strong>de</strong> stoute<br />

schoenen aan. De kwestie is dat ik in Aug. ben “dans la purée complète”. En nu zoû<br />

ik je willen vragen of je mij ƒ1000,- zoû kunnen lenen, tegen een percent dat je kan<br />

vaststellen naar je eigen i<strong>de</strong>e. Bij Scheurleer zoû ik 6% betalen. Bij mijn vriend durf<br />

ik niet aan kloppen, want hij is al zoo charmant <strong>voor</strong> ons geweest en (on<strong>de</strong>r ons<br />

gezegd en gebleven) <strong>de</strong> Spaansche reis was een invitatie van hem, en die is het dus<br />

niet, die me helpt. Als je het dus niet kan doen, dan vraag ik maar aan Scheurleer.<br />

Nu zoû ik je als on<strong>de</strong>rpand er 4 bun<strong>de</strong>ltjes <strong>voor</strong> kunnen geven (allen: Bla<strong>de</strong>n Dagboek)<br />

die je wel niet happig zult zijn om da<strong>de</strong>lijk uittegeven maar na mijn dood hebben ze<br />

misschien weêr meer koopwaar<strong>de</strong>.<br />

Groote romans <strong>de</strong>nk ik werkelijk niet meer te schrijven; met Het Va<strong>de</strong>rland kom<br />

ik er wel al is het niet le Pérou, maar dit jaar hebben wij onverwachtsche beroerdhe<strong>de</strong>n<br />

gehad en ik heb het niet aan mijn vriend durven vertellen, want hij zoû me brommen<br />

en dan helpen, en dat wil ik niet. Nu wil<strong>de</strong> ik je dit vragen; als je niet <strong>de</strong> leening met<br />

me wilt sluiten, antwoord er dan met geen enkel woord op, dan begrijp ik het wel,<br />

want an<strong>de</strong>rs zoû mijn vrouw te weten komen, dat ik je er over geschreven had en zij<br />

zoû er<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


450<br />

verdriet van hebben omdat zij al zoo een verdriet heeft, dat ik min<strong>de</strong>r verdien dan<br />

vroeger en tòch door moet werken: zij is er eigenlijk meer gekrenkt over dan mijn<br />

luchthartiger natuur het is.<br />

Ja, amice, trots al <strong>de</strong> “roem”, is het maar magertjes. Het is ook <strong>de</strong> re<strong>de</strong>n, dat ik<br />

niet naar Holland kom; al mijn familie is, zoo niet schatrijk, vermogend en wij zijn<br />

maar <strong>de</strong> arme broodschrijvertjes.’<br />

<strong>Couperus</strong> moet het zelf een heel gênante geschie<strong>de</strong>nis hebben gevon<strong>de</strong>n, want<br />

on<strong>de</strong>r zijn handtekening schreef hij nog dit nota bene: ‘Verscheur je als je blieft mijn<br />

brieven: ze behoeven later, als ik nog beroem<strong>de</strong>r ben, niet te wor<strong>de</strong>n doorsnuffeld.’<br />

Veen, <strong>de</strong> zakenman, heeft dat gelukkig niet gedaan. <strong>Een</strong> dag of tien later zou hij<br />

positief op <strong>de</strong> brief reageren. Voorlopig was <strong>Couperus</strong> toen weer uit <strong>de</strong> zorgen. De<br />

bun<strong>de</strong>ltjes die hij als on<strong>de</strong>rpand wil<strong>de</strong> geven zou<strong>de</strong>n <strong>de</strong> vijf <strong>de</strong>eltjes Van en over<br />

alles en ie<strong>de</strong>reen wor<strong>de</strong>n. Dat hij geen grote roman meer wil<strong>de</strong> schrijven wekt enige<br />

verbazing, zo kort na <strong>de</strong> voltooiing van het volumineuze boek Herakles. Had het<br />

werken aan dat verhaal hem toch te veel tijd en inspanning naar zijn zin gekost?<br />

Dacht hij werkelijk nog niet aan De ongelukkige, <strong>de</strong> roman die <strong>de</strong> historie hem als<br />

het ware beloof<strong>de</strong> te dicteren zodra hij het maar over zijn hart kon krijgen Clio te<br />

bena<strong>de</strong>ren?<br />

Wat <strong>de</strong> onverwachte beroerdhe<strong>de</strong>n geweest kunnen zijn weten wij niet. Tenzij<br />

Elisabeth reeds eer<strong>de</strong>r dat jaar on<strong>de</strong>r doktershan<strong>de</strong>n is geweest. Dit zou verklaren<br />

waarom zij absoluut niets van <strong>de</strong> lening weten mocht: <strong>Couperus</strong> wil<strong>de</strong> haar misschien<br />

niet het gevoel geven dat zij het was geweest, die <strong>de</strong> tij<strong>de</strong>lijke financiële malaise had<br />

veroorzaakt. In september zou zij een zware operatie moeten on<strong>de</strong>rgaan. Zij was er<br />

overigens die zomer nog goed genoeg aan toe om ver<strong>de</strong>r te gaan met haar vertaling<br />

van Lydia, <strong>de</strong> roman van M.A. Humphry Ward die zij on<strong>de</strong>r han<strong>de</strong>n genomen had.<br />

Van zijn rustige verblijf in München, in het door twee Duitse dames gedreven<br />

pension Grebenau, maakte <strong>Couperus</strong> gebruik om allerlei i<strong>de</strong>eën die hij op reis had<br />

opgedaan uit te werken. Nog tot in <strong>de</strong>cember kregen <strong>de</strong> abonnees van Het Va<strong>de</strong>rland<br />

Spaanse feuilletons van hem te lezen, over <strong>de</strong> Alhambra, Ro<strong>de</strong>rik, <strong>de</strong> Cid, El Greco,<br />

Velasquez, Murillo: met Spanje had hij toch wel een kostbare bron aangeboord en<br />

hij profiteer<strong>de</strong> ruimschoots van wat hij gezien en gelezen had.<br />

Tussen het werk door bezocht hij soms een tentoonstelling. <strong>Een</strong>maal leid<strong>de</strong> dit tot<br />

een <strong>voor</strong> hem volstrekt <strong>de</strong>gouteren<strong>de</strong> ervaring. Begin juli<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


451<br />

begaf hij zich onverhoeds naar <strong>de</strong> bovenzaal van een Münchense markthal, om er te<br />

aanschouwen wat hij <strong>de</strong> gruwzaamste en afschuwelijkste ellen<strong>de</strong> noem<strong>de</strong> die hij ooit<br />

gezien had, erger dan slagers- en poeliersuitstallingen. Voor vijfentwintig pfennig<br />

kon men in twee ruimten een weerzinwekken<strong>de</strong> hoeveelheid in was nagebootste<br />

lichamelijke afwijkingen bekijken, clean en kil geëxposeerd in glazen vitrines. <strong>Een</strong><br />

Duitse professor gaf er <strong>de</strong> nodige(?) uitleg bij. <strong>Couperus</strong>, hoewel diep ontsteld,<br />

voeg<strong>de</strong> zich in <strong>de</strong> rij van schuifelen<strong>de</strong>, doodstille nieuwsgierigen, on<strong>de</strong>r wie hem<br />

<strong>voor</strong>al <strong>de</strong> ontzette dienstmeisjes opvielen. Hij noemt het woord niet, maar uit zijn<br />

verslag blijkt overdui<strong>de</strong>lijk dat hij er <strong>voor</strong>namelijk alle <strong>de</strong>nkbare vormen en gevolgen<br />

van geslachtsziekten te verwerken kreeg: alles wat <strong>de</strong> ‘afschuwelijke Vampyr, die<br />

God dùld<strong>de</strong> over <strong>de</strong> Menschheid’ wist te bewerken. 2<br />

Om zich heen meen<strong>de</strong> hij ou<strong>de</strong> mannen te zien ‘die hàd<strong>de</strong>n gele<strong>de</strong>n <strong>de</strong>n beet van<br />

het monster en waren ontsnapt’, en jonge mannen ‘die het monster had in zijne<br />

klauwen en die waren komen zien hoe, zoo zij niet waakten, hunne nog schijnbare<br />

bloei kon verwor<strong>de</strong>n tot <strong>de</strong> afzichtelijke Ziekte, die erger is dan <strong>de</strong> Dood’. Behalve<br />

<strong>de</strong> ontzetting <strong>de</strong>r dienstmeisjes grepen hem ook <strong>de</strong> huiveringen aan die hij bij<br />

zestienjarigen meen<strong>de</strong> te bespeuren: ‘éen liep er naast mij, en toen zijn trillen<strong>de</strong> hand<br />

in het dringen mijn hand beroer<strong>de</strong>, voel<strong>de</strong> ik die ijskoud’. <strong>Een</strong> immens me<strong>de</strong>lij<strong>de</strong>n<br />

met <strong>de</strong> mensheid doorvoer hem. <strong>Couperus</strong> vond het moeilijk te verwerken dat God<br />

en Go<strong>de</strong>n <strong>de</strong>rgelijke afgrijselijkhe<strong>de</strong>n toeston<strong>de</strong>n. <strong>Een</strong> vaas met mooie rozen in zijn<br />

pension bracht hem er weer overheen. - De beschrijving van <strong>de</strong>ze ervaring is hierom<br />

van belang, omdat er uit blijkt dat <strong>Couperus</strong> er niet bepaald <strong>de</strong> man naar was om ooit<br />

welke seksuele risico's ook te willen lopen. Zijn netheid en haast overdreven pijnlijke<br />

behoefte aan reinheid strekten zich in <strong>de</strong> allereerste plaats uit tot zijn eigen lichaam,<br />

dat hij met maag<strong>de</strong>lijke nauwgezetheid placht te verzorgen. Narcissus wil<strong>de</strong> <strong>de</strong><br />

ongeschon<strong>de</strong>n bloem blijven die hij in wezen altijd was geweest.<br />

Met heel wat meer genoegen zag hij <strong>de</strong> zogenaam<strong>de</strong> Elf<strong>de</strong> Internationale, een<br />

expositie in het Glaspalast die hij eerst alleen ging bekijken, en later nog eens met<br />

vriend ‘Jan’. 3 Maurits Wagen<strong>voor</strong>t was blijkbaar <strong>voor</strong> zijn eigen courant eveneens<br />

naar München overgekomen. De Ne<strong>de</strong>rlandse zalen in het bijzon<strong>de</strong>r trokken <strong>Couperus</strong><br />

aan. Acht apostelkoppen en een Christuskop van Jan Toorop boei<strong>de</strong>n hem - hij vond<br />

dat Bartholomeus op Jan leek -, hij genoot van Edzard Koning, Bauer, Dake, Wiggers<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


452<br />

en vele an<strong>de</strong>ren. Evenals op <strong>de</strong> Esposizione van 1911 in Rome voel<strong>de</strong> hij zich het<br />

meest thuis bij <strong>de</strong> rustige, <strong>voor</strong>al niet experimenteren<strong>de</strong>, laat staan zich tourmenteren<strong>de</strong><br />

kunstvormen van zijn eigen tijd. Frans impressionisme, Duits expressionisme, hij<br />

moest er niets van hebben, en <strong>voor</strong>al ook het kubisme was hem een ware gruwel.<br />

Het liefst verwijl<strong>de</strong> hij bij <strong>de</strong> schil<strong>de</strong>rs van <strong>de</strong> Haagse School. ‘Ik geloof’, schreef<br />

hij in Onschuldig genoegen, 4 ‘dat <strong>de</strong> mensch veel te gecompliceerd is gewor<strong>de</strong>n in<br />

<strong>de</strong>n loop <strong>de</strong>r mo<strong>de</strong>rne tij<strong>de</strong>n en veel te veel behoefte heeft aan gecompliceer<strong>de</strong><br />

genoegens, aan fyzieke en moreele uitspattingen als daar zijn: Wagner-Fest-Spiele,<br />

hadschisch-cigaretten, opium, cubistische tentoonstellingen en an<strong>de</strong>re ver<strong>de</strong>rfelijke<br />

“Genuszmittel” meer... Wat moet daar nu het ein<strong>de</strong> van zijn? Wanneer staat er eens<br />

iemand op om tegen die overbeschaving en <strong>de</strong>ca<strong>de</strong>ntie te preêken?’ - Liever dan in<br />

het stof te knielen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> kubisten ging hij in <strong>de</strong> Hofgarten 's morgens om elf uur<br />

<strong>de</strong> vogels voe<strong>de</strong>ren. Van zijn pensionontbijt nam hij daartoe wat broodjes mee, of<br />

hij kocht een zakje pijnappelpitten <strong>voor</strong> wat hij noem<strong>de</strong> zijn eigen mussen en duiven.<br />

<strong>Couperus</strong> werd ou<strong>de</strong>r. En hij wist het.<br />

Hoewel hij op 18 augustus zijn uitgever liet weten dat hij nog maar twee weken<br />

in München zou blijven, 5 kwam ook zijn eerstvolgen<strong>de</strong>, 27 september gedateer<strong>de</strong><br />

brief daar nog vandaan. De inhoud ervan gaf tevens <strong>de</strong> verklaring: 6 ‘Mijn arme vrouw<br />

heeft een zware operatie on<strong>de</strong>rgaan (alweêr), is nu beteren<strong>de</strong>. Volgen<strong>de</strong> maand gaan<br />

wij naar Italië, als zij reizen kan. Hier is het al winter.’ Elisabeth was toen zesenveertig<br />

jaar oud. <strong>Een</strong> gynaecologische ingreep lijkt het meest <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand te liggen, hoewel<br />

daar geen zekerheid over bestaat.<br />

Terwijl zij in het ziekenhuis lag, verscheen Herakles. <strong>Couperus</strong> vertelt hierover: 7<br />

‘Ik heb mijn zooveelste me<strong>de</strong> gebracht naar mijn Zieke. Zij ligt ver van mij en aan<br />

haar ziekbed zijn vaak bezig éen Hofrat-chirurg, drie doktoren, éen Oberschwester<br />

en ik weet niet hoevele an<strong>de</strong>re Schmester... Mijn arme Zieke, ja, zij hebben haar van<br />

<strong>de</strong>n dood gered en zij ligt nu wel eens alleen, op haar witte bed, met haar bleek<br />

gezichtje, dat is als van een jong meisje gewor<strong>de</strong>n tusschen haar blon<strong>de</strong> haar, dat <strong>de</strong><br />

Schwester heeft gevlochten in twee Duitsche vlechten, die zoetjes haar hoofd<br />

omkransen en haar zóo jong maken, net een Duitsch kindje. Wij hebben roo<strong>de</strong> rozen<br />

gezet bij haar bed en op haar tafel en zij lacht mij weêr toe, als ik binnen kom. En<br />

ik toon haar mijn zooveelste en ik zeg: - Hier is Herakles...’<br />

Overigens was <strong>Couperus</strong> woe<strong>de</strong>nd over <strong>de</strong> ban<strong>de</strong>n waar zijn uitgever<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


453<br />

<strong>de</strong> twee <strong>de</strong>len in gestoken had. Veen was op het in<strong>de</strong>rdaad onzinnige i<strong>de</strong>e gekomen<br />

<strong>de</strong> oorspronkelijke band van Majesteit nog eens opnieuw te gebruiken. Kroon, scepter,<br />

rijksappel en zwaard had<strong>de</strong>n in<strong>de</strong>rtijd natuurlijk hun met <strong>de</strong> inhoud van <strong>de</strong><br />

koningsroman overeenkomen<strong>de</strong> functie gehad. Bij Herakles <strong>de</strong>toneer<strong>de</strong> dit alles<br />

volkomen, en het is te begrijpen dat <strong>Couperus</strong> het boek wegslinger<strong>de</strong> en het nariep:<br />

waarom zie je er zo gek uit? In Mijn zooveelste som<strong>de</strong> hij al zijn grieven op. Tot<br />

overmaat van ramp had Veen het boek ook nog <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rtitel, of liever kwalificatie,<br />

‘roman in twee <strong>de</strong>elen’ meegegeven, en dat maakte <strong>de</strong> maat helemaal vol. <strong>Couperus</strong><br />

begreep heel goed dat dit het boek verkoopbaar<strong>de</strong>r moest maken. Maar hij vond het<br />

monstrueus. Naar zijn mening had er dan nog beter kunnen staan: ‘mythologische<br />

roman’. Bij herhaling ging hij er namelijk prat op dat hij dit genre zelf had<br />

uitgevon<strong>de</strong>n.<br />

Het állerergste heeft hij merkwaardig genoeg aanvankelijk nog over het hoofd<br />

gezien: als titel op <strong>de</strong> band staat per abuis Herackles gespeld. Blind van woe<strong>de</strong>?<br />

Nooit eer<strong>de</strong>r of later heeft hij Veen bespot in een feuilleton dat zijn razernij openbaar<br />

maakte. Veen reageer<strong>de</strong> onmid<strong>de</strong>llijk, en, het moet gezegd wor<strong>de</strong>n, op <strong>de</strong> wijze van<br />

een gentleman. <strong>Couperus</strong>' aanklacht had nog niet in Het Va<strong>de</strong>rland gestaan of zijn<br />

uitgever zond hem het boek in één <strong>de</strong>el ten geschenke, gebon<strong>de</strong>n in een prachtige<br />

perkamenten band.<br />

Die eerste oktoberdagen - <strong>Couperus</strong> en Elisabeth waren nog steeds in München -<br />

ston<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>r een slecht gesternte. Op <strong>de</strong> laatste dag van september maakte in Den<br />

Haag jhr. Johan Ram een eind aan zijn leven, door zich een kogel door het hoofd te<br />

schieten. 8 Vier dagen later werd hij op Oud Eik en Duinen begraven. Ram is nog<br />

geen tweeënvijftig jaar oud gewor<strong>de</strong>n. Het Algemeen Han<strong>de</strong>lsblad <strong>de</strong>el<strong>de</strong> zijn lezers<br />

mee: 9 ‘Aan <strong>de</strong> groeve wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> gaven van hoofd en hart op roeren<strong>de</strong>, aandoenlijke<br />

wijze geschetst, eerst door <strong>de</strong>n vaandrig <strong>de</strong>r artillerie baron Van Lyn<strong>de</strong>n en later<br />

door diens va<strong>de</strong>r, die bei<strong>de</strong>n gewaag<strong>de</strong>n van het droevig lij<strong>de</strong>n, dat jhr. Ram <strong>voor</strong><br />

zijn omgeving altijd achter een vrien<strong>de</strong>lijken glimlach wist verborgen te hou<strong>de</strong>n.’<br />

Rams zwaarmoedigheid, vermeld door ie<strong>de</strong>reen die hem gekend had, heeft zich<br />

ter elf<strong>de</strong>r ure tegen hem gekeerd. Daarmee volg<strong>de</strong> hij Gerrit van Lowe uit De boeken<br />

<strong>de</strong>r kleine zielen (Zielenschemering), <strong>voor</strong> wie hij mo<strong>de</strong>l heeft gestaan, op <strong>de</strong> voet.<br />

<strong>Couperus</strong>' reactie op zijn tragische dood is niet bekend. Hij moet het bericht wel snel<br />

ontvangen hebben, misschien<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


454<br />

van zijn zwager Vlielan<strong>de</strong>r Hein. Deze was, evenals een van zijn zoons, lid van <strong>de</strong><br />

op 19 oktober 1907 opgerichte Ne<strong>de</strong>rlandsche Vereeniging <strong>voor</strong> Luchtvaart. Ram<br />

is daar aanvankelijk secretaris van geweest, waarna hij tot zijn dood toe zitting heeft<br />

gehad in verschillen<strong>de</strong> sub-commissies van <strong>de</strong>ze vereniging. 10 Over <strong>de</strong> relatie tussen<br />

Ram en jhr. dr. J.A. Schorer - dit terzij<strong>de</strong> -, die in 1911 <strong>de</strong> eerste Ne<strong>de</strong>rlandse<br />

organisatie <strong>voor</strong> <strong>de</strong> emancipatie van homoseksuelen oprichtte, is weinig bekend. Op<br />

<strong>de</strong> begrafenis waren volgens Rams vriend L.W.J.K. Thomson vele an<strong>de</strong>re goe<strong>de</strong><br />

kennissen van Ram aanwezig, ‘machtig on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n indruk,’ zei hij, 11 ‘van zijn<br />

heengaan. Want wij allen gevoel<strong>de</strong>n het diep op dat oogenblik wàt hij <strong>voor</strong> ons was.<br />

Hoe tril<strong>de</strong> het in ons als zijn ou<strong>de</strong> vriend Van Lyn<strong>de</strong>n dat zoo eenvoudigjuist schetste.<br />

Every inch a gentleman. Dàt was Ram. Zon<strong>de</strong>r eigenbaat, nooit zichzelf zoekend,<br />

altijd volkomen oprecht, volkomen rechtvaardig. Hij heeft bitter gele<strong>de</strong>n - hij had<br />

het zoo an<strong>de</strong>rs verdiend.’<br />

Aan het eind van zijn 15 oktober gedateer<strong>de</strong> brief aan Veen <strong>de</strong>el<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> zijn<br />

uitgever ten overvloe<strong>de</strong> nogmaals mee: 12 ‘Finantieel lig ik weêr, om <strong>de</strong> zeer dure<br />

operatie van mijn vrouw plat. Maar wees niet bang: ik kom niet bij je daàrom en zal<br />

het wel bolwerken. Mijn familie was erg lief en heeft mij willen helpen, maar ik was<br />

te trotsch. Toch was het heél aardig van hen. Ja, amice, wij blijven <strong>de</strong> arme krekels,<br />

die maar zingen zoo lang <strong>de</strong> zomer duurt. Adieu, nijvere mier, beste groeten ook aan<br />

je vrouw.’ - Tevens schreef hij hem dat hij 27 oktober naar Florence terug zou keren.<br />

Nog in München kreeg hij een brief van E.d'Oliveira, die <strong>voor</strong> een artikel allerlei<br />

gegevens wil<strong>de</strong> hebben. In zijn nogal ontwijkend gesteld antwoord beweer<strong>de</strong><br />

<strong>Couperus</strong>: 13 Werkelijk, ik heb over <strong>de</strong> meeste dingen die u mij vraagt nooit nagedacht;<br />

eigenlijk <strong>de</strong>nk ik nooit na en laat ik mij leven volgens mijn gevoelens, want ik geloof<br />

dat ik meer voel dan <strong>de</strong>nk. Welnu, hoe zal ik dan hierover uitwei<strong>de</strong>n?’ D'Oliveira<br />

wil<strong>de</strong> zon<strong>de</strong>r twijfel <strong>voor</strong>al over feitelijkhe<strong>de</strong>n beschikken. Maar <strong>Couperus</strong>, die<br />

vrijwel nooit interviews toestond en zich dan ook nog op <strong>de</strong> vlakte placht te hou<strong>de</strong>n,<br />

wimpel<strong>de</strong> dit af met <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n: ‘U vindt alles, wat misschien licht kan ontsteken<br />

over mijn persoonlijkheid, in mijn boeken, te meer omdat ik mij in die boeken<br />

eigenlijk geheel geef als ik ben en dus, zoo u ze aandachtig leest, mijn eigen analyse<br />

daar vindt en dan in een kunstvoller<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


455<br />

en eigenaardiger wijze dan ik u nog zou kunnen geven, in brief of zelfs in interview.<br />

Ik zou u dus willen verzoeken, zoo u over mij schrijven wilt, lees mij over, want<br />

ik ben ij<strong>de</strong>l genoeg te <strong>de</strong>nken, dat u mij reeds gelezen heeft. En vindt u dat overlezen<br />

een “mer à boire”, dan zou ik u willen ra<strong>de</strong>n, begin met te lezen mijn feuilletons in<br />

het “Va<strong>de</strong>rland” - reeds in enkele bun<strong>de</strong>ls uitgegeven - en zoek daarna in mijn romans<br />

<strong>de</strong>n auteur die er zich toch zoo weinig verbergt. Ik ben overtuigd dat u mij vin<strong>de</strong>n<br />

zult.’ D'Oliveira schoot daar uiteraard even veel of weinig mee op als <strong>Couperus</strong>'<br />

latere biografen. 14 De ‘kunstvolle en eigenaardige wijze’ waarop <strong>Couperus</strong> zich placht<br />

uit te drukken stel<strong>de</strong> nu eenmaal zijn problemen.<br />

Terug in het pension Rochat - waar <strong>de</strong> markies Niccolini intussen gestorven was;<br />

<strong>de</strong> markiezin bleef echter in het Palazzo wonen - ontving <strong>Couperus</strong> van zijn uitgever<br />

het twee<strong>de</strong> <strong>de</strong>el van Uit blanke ste<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>r blauwe lucht, waar hij wel tevre<strong>de</strong>n<br />

over was. Elisabeth maakte het veel beter. Tussen alle bedrijven door werkte zij weer<br />

ver<strong>de</strong>r aan haar vertaling van Lydia, die het ein<strong>de</strong> na<strong>de</strong>r<strong>de</strong>. <strong>Couperus</strong> zelf voltooi<strong>de</strong><br />

zijn laatste Spaanse feuilletons <strong>voor</strong> Het Va<strong>de</strong>rland. In <strong>de</strong>cember <strong>de</strong>el<strong>de</strong> hij zijn<br />

lezers me<strong>de</strong> dat hij best ook nog over <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>n Cadiz en Zaragoza, of over <strong>de</strong> schil<strong>de</strong>r<br />

Goya zou kunnen schrijven, maar dat hij Spanje nu ver<strong>de</strong>r liever maar liet <strong>voor</strong> wat<br />

het was: 15 ‘een land, dat ik reeds meer dan zes maan<strong>de</strong>n gele<strong>de</strong>n verliet zon<strong>de</strong>r héel<br />

veel treurenis. Blij Spanje te hebben gezien, voel ik geen nostalgie naar Spanje en<br />

<strong>de</strong>nk ik er niet weêr te keeren, al spijt het mij om het Prado.’ Dit museum, had hij<br />

wel tien keer of meer bezocht. Maar hij leg<strong>de</strong> zich daar bij neer: ook het Rijksmuseum<br />

in Amsterdam ken<strong>de</strong> hij maar een klein beetje, zo biechtte hij op...<br />

<strong>Een</strong> ontmoeting met Wagen<strong>voor</strong>t, die juist bezig was Florence te verlaten, en een<br />

opmerking van Franse kennissen die <strong>de</strong> stad een ‘sale petit trou’ had<strong>de</strong>n genoemd,<br />

maakten dat <strong>Couperus</strong> zich zelf langzamerhand moest bekennen een beetje uitgekeken<br />

te raken op <strong>de</strong> Amostad. Er kwamen steeds meer auto's. Ook dat was hin<strong>de</strong>rlijk. De<br />

winters waren er eigenlijk nogal kil, zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> zon van Nice, maar met in <strong>de</strong> plaats<br />

daarvan nevels die iemand melancholiek maakten. Theedrinken in het Grand-Hôtel,<br />

wat hij vroeger zo graag gedaan had, begon ook al zijn bekoring <strong>voor</strong> hem te verliezen,<br />

zelfs al wer<strong>de</strong>n daar tegenwoordig tango's gedanst. Na München trof het <strong>Couperus</strong><br />

dat Florence werkelijk iets van een sterven<strong>de</strong> stad had. Hij vond het navrant dit te<br />

moeten constateren.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


456<br />

Toch bleek hij zich enigszins te vergissen. Terzelf<strong>de</strong>rtijd ont<strong>de</strong>kte hij ineens dat er<br />

zich in Italië, en ook in Florence, een beweging begon te manifesteren die zich op<br />

een nieuwe, vitale toekomst richtte: het - overigens al uit februari 1909 dateren<strong>de</strong> -<br />

futurisme. Er zou zelfs een tentoonstelling van futuristische schil<strong>de</strong>rs geopend wor<strong>de</strong>n,<br />

met namen als Gino Severini, Boccioni, Carlo Carrà. 16 In <strong>de</strong> Nuovo Giornale las hij<br />

dat in het Teatro Verdi, ‘waar wij zoo gaarne boven, op <strong>de</strong>n engelenbak, <strong>de</strong>n Trovatore<br />

gaan hooren - een lezing zoû gehou<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n, eene uiteenzetting van principes<br />

door <strong>de</strong> Futuristische groep <strong>de</strong>r poëten, Marinetti aan het hoofd...’ Dit alles intrigeer<strong>de</strong><br />

hem genoeg om er naar toe te gaan. Filippo Tommaso Marinetti was toen<br />

zevenen<strong>de</strong>rtig jaar oud. Of <strong>Couperus</strong> van het bestaan van diens toen al verschenen<br />

roman Mafarca il futurista of van het Manifesto tecnico <strong>de</strong>lla letteratura futurista<br />

afwist, mag betwijfeld wor<strong>de</strong>n. Wel drong het spoedig tot hem door dat het hier om<br />

iets belangrijks ging.<br />

De bijeenkomst die <strong>Couperus</strong> bijgewoond en beschreven heeft is waarschijnlijk<br />

die van 12 <strong>de</strong>cember geweest. 17 Deze volg<strong>de</strong> op een manifestatie die op 21 februari<br />

van dat jaar te Rome in het Teatro Costanzi had plaatsgevon<strong>de</strong>n, bij welke gelegenheid<br />

Giovanni Papini, die er naast Marinetti was opgetre<strong>de</strong>n, zich niet had ontzien het<br />

toen nog nieuwe, pompeuze monument <strong>voor</strong> Vittorio Emanuele een pisciatoio di<br />

lusso te noemen en Rome zelf uit te schel<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> een mantenuta. Het was er heet<br />

toegegaan. 18 Geen won<strong>de</strong>r dat <strong>Couperus</strong> die avond in het Teatro Verdi een enorme<br />

politiemacht op <strong>de</strong> been vond.<br />

Het bleek dat dit ook wel nodig was, daar het behou<strong>de</strong>n<strong>de</strong> Florentijnse publiek,<br />

door <strong>Couperus</strong> in navolging van <strong>de</strong> futuristen zelf passatisten genoemd - mensen die<br />

omkeken in plaats van uit te zien naar <strong>de</strong> toekomst - zich frontaal tegen <strong>de</strong><br />

<strong>voor</strong>mannen van die toekomst keer<strong>de</strong>. Marinetti, Papini en hun me<strong>de</strong>stan<strong>de</strong>rs kon<strong>de</strong>n<br />

zich ternauwernood verstaanbaar maken, wer<strong>de</strong>n bekogeld met aardappelen,<br />

bloemkolen, sinaasappelen en honing (!) en had<strong>de</strong>n enige moeilijke uren. Hoewel<br />

<strong>Couperus</strong> zelf even overtuigd passatist was als het overgrote <strong>de</strong>el van het publiek 19<br />

- ‘ik zal passatist sterven’ - had hij op zijn manier toch bewon<strong>de</strong>ring en sympathie<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> jonge futuristen: ‘O, <strong>de</strong> dappere zeven, acht Toekomstministers! Géen woord<br />

van hunne re<strong>de</strong>voeringen, gedichten en imprecaties was te hooren. Maar zij, zij<br />

gingen dóor door het pan<strong>de</strong>moniesch geweld. En zij waren te bewon<strong>de</strong>ren om hun<br />

moed, om hun vol-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


457<br />

harding, ook om hunne oprèchtheid. Marinetti werd gewond aan zijn oog met een<br />

projectiel, aardappel of rotte ui. Het <strong>de</strong>ed er niet toe: hij ging door.’<br />

Voor het eerst realiseer<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> zich dat er in Italië iets aan <strong>de</strong> hand was. Hij<br />

begreep dat het om een interessante beweging moest gaan, en hij kocht het door<br />

Papini en Soffici geredigeer<strong>de</strong> tijdschrift Lacerba. Zo kwam hij te weten dat <strong>de</strong><br />

futuristen zich niet alleen druk maakten om een nieuwe schil<strong>de</strong>r- en beeldhouwkunst,<br />

maar dat zij zich ook politiek wil<strong>de</strong>n vernieuwen. Zij waren <strong>voor</strong> Libië en tegen het<br />

socialisme. Zij waren nationalistisch en kantten zich tegen <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>lingen in Italië,<br />

door Papini transalpijnse apen genoemd. Florence <strong>voor</strong>al moest opgestoten wor<strong>de</strong>n<br />

in <strong>de</strong> vaart <strong>de</strong>r volkeren en ophou<strong>de</strong>n alleen maar een groot museum te zijn. Te veel<br />

eerbied <strong>voor</strong> <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> kunst verhin<strong>de</strong>r<strong>de</strong> ontplooiing van een gezon<strong>de</strong> nieuwe.<br />

<strong>Een</strong> merkwaardige coïnci<strong>de</strong>ntie was dat in diezelf<strong>de</strong> dagen <strong>de</strong> uit het Louvre<br />

gestolen Mona Lisa van Leonardo da Vinci in een Florentijns hotelletje werd<br />

teruggevon<strong>de</strong>n. Men exposeer<strong>de</strong> het onbeschadig<strong>de</strong> schil<strong>de</strong>rij in <strong>de</strong> Uffizi waar het<br />

enorme belangstelling trok, en <strong>Couperus</strong> ging het zien op <strong>de</strong> middag, <strong>voor</strong>afgaand<br />

aan <strong>de</strong> futuristische avond in het Teatro Verdi. Het van <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rgang gered<strong>de</strong><br />

meesterwerk maakte diepe indruk op hem: eens te meer begreep hij dat hij, ondanks<br />

een zekere instemming met het streven van <strong>de</strong> jeugdige revolutionairen - hij herinner<strong>de</strong><br />

zich <strong>de</strong> Tachtigers, zegt hij, niet geheel zon<strong>de</strong>r hypocrisie - zelf altijd het ou<strong>de</strong> zou<br />

verkiezen boven het nieuwe. Evenals Ouida een generatie eer<strong>de</strong>r, die Florence had<br />

verlaten toen men het ou<strong>de</strong> getto had afgebroken, zou hij op zijn beurt het verle<strong>de</strong>n<br />

kiezen en het blijven ver<strong>de</strong>digen tegen een niets goeds <strong>voor</strong>spellen<strong>de</strong><br />

toekomstwaanzin. Liever renaissance dan kubisme, liever <strong>de</strong> Haagse School dan <strong>de</strong><br />

Franse impressionisten. En wat <strong>de</strong> gepredikte haat tegen <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>lingen betreft,<br />

daar stond hij al zéér sceptisch tegenover. Hij voel<strong>de</strong> zich persoonlijk gegrepen.<br />

Overigens meen<strong>de</strong> hij opgemerkt te hebben dat <strong>de</strong>ze haat zich niet alleen bij <strong>de</strong><br />

futuristen ontwikkel<strong>de</strong> maar een vrij algemeen verschijnsel aan het wor<strong>de</strong>n was. 20<br />

Twintig jaar eer<strong>de</strong>r had <strong>de</strong> jonge Italiaanse staat <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>lingen nog nodig gehad.<br />

Sindsdien had Italië zich echter in positieve zin ontplooid, was veel zelfstandiger<br />

gewor<strong>de</strong>n en had <strong>de</strong>ze toeristen, <strong>voor</strong> wie men geacht werd te buigen en zich<br />

dienstbaar te betonen, niet langer nodig. Volgens sommigen althans. <strong>Couperus</strong> had<br />

daarnaast<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


458<br />

echter nog iets an<strong>de</strong>rs opgemerkt: diezelf<strong>de</strong> toeristen kwamen uit eigener beweging<br />

allang niet meer in zo grote hor<strong>de</strong>n opzetten: veel liever reis<strong>de</strong>n zij tegenwoordig<br />

naar Egypte en Japan, lan<strong>de</strong>n die bezig waren snel aan populariteit te winnen. Daarmee<br />

zou het hele vreem<strong>de</strong>lingenprobleem in Italië zichzelf oplossen, langs <strong>de</strong> altijd te<br />

prefereren lijnen van gelei<strong>de</strong>lijkheid. Alleen <strong>de</strong> echte liefhebbers zou<strong>de</strong>n blijven<br />

komen. Wie zou tegen die mensen bezwaar willen maken? - En wat Florence als<br />

museumstad betreft, waarom mocht dat niet? Men kon <strong>de</strong>sgewenst toch tussen<br />

Florence en Fiesole een nieuwe stad bouwen, zo mo<strong>de</strong>rn en futuristisch als men maar<br />

wil<strong>de</strong>? Marinetti heette zeer vermogend te zijn: waarom kocht die daar dan niet <strong>de</strong><br />

nodige terreinen op? Zo eenvoudig was dat!<br />

<strong>Couperus</strong> schreef <strong>de</strong>ze overwegingen met veel overleg. Hij wist kennelijk wat hij<br />

zei en zal over <strong>de</strong> problemen vermoe<strong>de</strong>lijk wel met zijn Florentijnse vrien<strong>de</strong>n van<br />

gedachten hebben gewisseld. Weinig kon hij <strong>voor</strong>zien dat <strong>de</strong> theorieën van bei<strong>de</strong><br />

partijen, futuristen en passatisten, <strong>voor</strong>lopig niets dan theorieën zou<strong>de</strong>n blijven.<br />

Onnodige opwinding: heel Europa, ook Italië, stond aan <strong>de</strong> <strong>voor</strong>avond van <strong>de</strong> eerste<br />

wereldoorlog. Dat er een nieuwe kunst zou komen, stond <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> vast. Intuïtief<br />

wist hij echter tevens met grote zekerheid dat niemand daar bang <strong>voor</strong> hoef<strong>de</strong> te<br />

zijn: 21 ‘Het Futurisme zal overwinnen: ik ben overtuigd, dat er eene perio<strong>de</strong> zal<br />

komen, waarin an<strong>de</strong>rs gedicht, geschil<strong>de</strong>rd, gemuziceerd, gepolitizeerd, geléefd zal<br />

wor<strong>de</strong>n dan in onze dagen. Maar zoodra het Futurisme gezegevierd hebben zal, zal<br />

er iets onver<strong>de</strong>lgbaar menschelijks weêr op bloeien als een veldje vergeet-mij-niet<br />

tusschen al <strong>de</strong> aangekweekte futuristische bloemen, en dat onver<strong>de</strong>lgbaar menschelijke<br />

zal blijken te zijn het Sentimentalisme... Al zoû het alleen maar zijn het<br />

Sentimentalisme <strong>de</strong>r dàn oud gewor<strong>de</strong>n Futuristen, die terug zullen blikken op <strong>de</strong>n<br />

nu zoo fellen strijd hunner jeugdige jaren...’ - Het zou ermee gaan als met <strong>de</strong> eertijds<br />

zo opstandige Van Deyssel en Gorter, zo <strong>de</strong>el<strong>de</strong> hij ook mee. Het enige wat altijd<br />

weer zegevier<strong>de</strong>, boven alles wat zich als nieuw aandien<strong>de</strong>, was <strong>de</strong> schoonheid.<br />

Dat zijn recente ervaringen toch <strong>de</strong> nodige indruk op hem gemaakt hebben, bewijst<br />

het feit dat hij kort daarna, in januari 1914, Papini's meest geruchtmaken<strong>de</strong>, twee<br />

jaar eer<strong>de</strong>r verschenen boek Un uomo finito is gaan lezen. 22 De lectuur ervan <strong>de</strong>ed<br />

hem <strong>de</strong> schellen van <strong>de</strong> ogen vallen: sinds 1903 was er in Florence een jonge beweging<br />

op gang gekomen, volgens hem vergelijkbaar met die <strong>de</strong>r Tachtigers twintig jaar<br />

eer<strong>de</strong>r, terwijl hij er<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


459<br />

niets van gemerkt had! Wat <strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong> loop van zijn schrijversleven zel<strong>de</strong>n heeft<br />

gedaan, <strong>de</strong>ed hij nu, namelijk een heel feuilleton wij<strong>de</strong>n aan Papini's meesterwerk,<br />

dat hij een prachtig boek noem<strong>de</strong>, zelfs een bijna volmaakt boek. Volgens hem had<br />

het universele waar<strong>de</strong> omdat hij er in meen<strong>de</strong> te herkennen 23 ‘het beeld-in-woor<strong>de</strong>n<br />

van ie<strong>de</strong>r mo<strong>de</strong>rn jong dichter, <strong>de</strong>nker en schrijver, niet alleen in Italië, maar in geheel<br />

Europa’.<br />

Ongetwijfeld herken<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> er veel van zichzelf in, van zijn eigen literair<br />

enthousiasme zoals hij dat omstreeks zijn twintigste levensjaar beleefd had, en later<br />

in Metamorfoze had beschreven in ‘Het Boek van Torquato Tasso’. In Un uomo finito<br />

vertelt Papini uitvoerig over zijn eenzame jeugd. <strong>Couperus</strong> kon zich daar goed mee<br />

vereenzelvigen: 24 ‘De hoofdstukken, waarin Papini van zijn droeve kin<strong>de</strong>rjaren vertelt,<br />

van zijn grauw pessimisme [...] en van zijn alles-willen-bereiken zijn het mooiste,<br />

dat ooit geschreven is door een ein<strong>de</strong>lijk ièts bereikt hebbend en <strong>de</strong>nkend mensch<br />

met een terugblik naar <strong>de</strong> eerste jeugd.’ De teleurstellingen en ‘inkrimpingen <strong>de</strong>r<br />

illuzie’, <strong>de</strong> mislukkingen en gele<strong>de</strong>n ne<strong>de</strong>rlagen, dit alles had <strong>Couperus</strong> op zijn manier<br />

precies zo ervaren. Aan Tachtig herinner<strong>de</strong> hem ook het door Papini in 1903<br />

opgerichte tijdschrift Leonardo, zo sterk zelfs dat hij begon te spreken van<br />

‘Italiaansche Tachtigers’ die, zoals <strong>de</strong> Amsterdammers graag waren samengekomen<br />

in café Mast op het Rembrandtsplein, in Florence hun geestdriftige gesprekken<br />

gevoerd had<strong>de</strong>n café Reininghaus, dat <strong>voor</strong>al bekendheid genoot door <strong>de</strong> in<br />

scharlakenrood gekle<strong>de</strong> kelners. 25<br />

Tenslotte ging <strong>Couperus</strong> zelfs zo ver dat hij Papini vergeleek met... Van Deyssel.<br />

Om <strong>de</strong>ze re<strong>de</strong>n: 26 ‘Zijne ruwe, onbehagelijke woor<strong>de</strong>n, zijn vierkant proza, zijn<br />

warsheid van àlle zoeking naar het bevallige, zijn zeker nièt die van <strong>de</strong>n zoeker, die<br />

<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n bemin<strong>de</strong> om henzelve. Maar zijn virile, booze blik, zijn hevig<br />

gepassioneerd gebaar, zijn doortrillen<strong>de</strong> barytonale stem hebben een overweldigen<strong>de</strong><br />

bekoring en Un nomo finito is <strong>de</strong> zwaar krachtige, forsch mannelijke roep van een<br />

levend, een hèftig levend man, die <strong>de</strong> Toekomst <strong>voor</strong> zich ziet open wijken en zich<br />

ten nieuwen strijd gordt, trots àlle ne<strong>de</strong>rlagen van het Verle<strong>de</strong>n.’ Dit is wel een heel<br />

curieuze motivering. Er volgt namelijk uit dat <strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong> grond van zijn hart,<br />

ondanks zijn afkeer van <strong>de</strong> man, nog gezwegen van <strong>de</strong> persoonlijke kwetsuren die<br />

hij zelf had opgelopen door diens bejegening, altijd een heimelijke, diepe bewon<strong>de</strong>ring<br />

<strong>voor</strong> Van Deyssel moet hebben gekoesterd. Er schuilt een grote ironie in dat <strong>de</strong>ze<br />

bewon<strong>de</strong>ring,<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


460<br />

zo is ons nu bekend, we<strong>de</strong>rzijds was. <strong>Couperus</strong> noch Van Deyssel hebben dat toen<br />

van elkaar beseft. Hun toena<strong>de</strong>ring zou nog tien jaren op zich laten wachten en eerst<br />

zes weken <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong>' dood min of meer bekrachtigd wor<strong>de</strong>n.<br />

Maurits Wagen<strong>voor</strong>t was in <strong>de</strong>ze tijd ook weer in Florence terug. Hij ken<strong>de</strong> Papini,<br />

en toen hij vernomen had van <strong>Couperus</strong>' plotselinge enthousiasme <strong>voor</strong> Un nomo<br />

finito, vatte hij het plan op <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> schrijvers aan elkaar <strong>voor</strong> te stellen. 27 De<br />

ontmoeting moest plaatsvin<strong>de</strong>n in het café Gilli of op het trottoir daarbuiten, door<br />

<strong>Couperus</strong> el<strong>de</strong>rs aangeduid als <strong>de</strong> conversatiestoep van advocaten, officieren en<br />

notabelen. <strong>Couperus</strong> heeft <strong>de</strong>ze kennismaking kort beschreven. Ook Wagen<strong>voor</strong>t<br />

kon zich die later nog heel goed herinneren, hij was er kennelijk trots op dit zo te<br />

hebben kunnen arrangeren. Dat het toch een wat vreem<strong>de</strong> confrontatie is gewor<strong>de</strong>n<br />

komt misschien <strong>voor</strong> een <strong>de</strong>el doordat <strong>Couperus</strong>, achttien jaar ou<strong>de</strong>r dan <strong>de</strong> Italiaan,<br />

een zekere patroniseren<strong>de</strong> houding aannam waar Papini niet goed raad mee geweten<br />

kan hebben. Deze zag er helemaal niet uit als een weerwolf die naar alle<br />

vreem<strong>de</strong>lingen beet, zo stel<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> om te beginnen vast, en hij was ook min<strong>de</strong>r<br />

lelijk dan men zou verwachten: ‘Hij is klein, een beetje bleek, even schuchter, een<br />

tikje verlegen en zijn krulharen, waarop hij trotsch is, krinkelen langs <strong>de</strong>n rand van<br />

zijn hoed. Ik heb hem gezegd, dat ik zijn boek zoo mooi vond en hem zoo sympathiek<br />

vond, al woû hij mij in <strong>de</strong> Arno smijten. Toen heeft hij even bleekjes geglimlacht.<br />

Hij heeft niet veel gezegd, maar wat hij zei<strong>de</strong>, zei<strong>de</strong> hij met een zachte stem.’<br />

<strong>Couperus</strong> vond ver<strong>de</strong>r dat Papini een noor<strong>de</strong>lijke ziel had, en stel<strong>de</strong> vast: 28 ‘Hij is<br />

<strong>voor</strong> mij niet Italiaansch maar toch wel sympathiek. Ik zei<strong>de</strong> hem, dat hoewel ik<br />

geheel van hem verschil<strong>de</strong>, ik toch iets broe<strong>de</strong>rlijks in hem gevon<strong>de</strong>n had, toen ik<br />

zijn boek las... En toen heeft hij weêr bleekjes geglimlacht.’ Wat heeft van zijn kant<br />

Papini van <strong>Couperus</strong> gevon<strong>de</strong>n? Wij weten het niet, hij schijnt zich bij het on<strong>de</strong>rhoud<br />

nogal terughou<strong>de</strong>nd te hebben gedragen en heeft in <strong>de</strong> charmante Hagenaar misschien<br />

toch iets te veel een transalpijnse aap gezien. ‘Hoewel hij even verlegen is, bijna<br />

schuchter, heeft hij toch iets trotsch,’ stel<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> tenslotte vast, om <strong>de</strong>sondanks<br />

royaal te on<strong>de</strong>rstrepen: ‘Ik geloof, dat hij, op dit oogenblik, <strong>de</strong> innigste, <strong>de</strong> stil in<br />

zich gevoelvolste, misschien wel <strong>de</strong> grootste schrijver van Italië gaat wor<strong>de</strong>n.’<br />

De mogelijkheid om via Papini door te dringen tot jonge Florentijnse<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


461<br />

intellectuele kringen, die hem toch genoeg interessante perspectieven had<strong>de</strong>n kunnen<br />

bie<strong>de</strong>n, liet <strong>Couperus</strong> conform zijn eigen afstan<strong>de</strong>lijke, haast autistische aard geheel<br />

onbenut. Zeker, hij stel<strong>de</strong> belang in het werk van <strong>de</strong>ze Italiaanse Van Deyssel, maar<br />

niet echt in <strong>de</strong> man zelf, laat staan in diens consorten.<br />

Futurisme, vreem<strong>de</strong>lingenhaat en wat dies meer zij. <strong>Couperus</strong> liet het allemaal <strong>voor</strong><br />

wat het was. Heel diep ging zijn belangstelling <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze dingen niet. Met Wagen<strong>voor</strong>t<br />

maakte hij romantische plannen van heel an<strong>de</strong>re aard. ‘Jan’ vatte, naar aanleiding<br />

van een filmprijsvraag, het plan op een paar van <strong>Couperus</strong>' boeken te verfilmen. Daar<br />

<strong>de</strong> hoofdprijs vijfentwintigduizend gul<strong>de</strong>n zou bedragen, voel<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> er veel<br />

<strong>voor</strong>. Maar <strong>de</strong> titels van <strong>de</strong> boeken die hij Veen aan Wagen<strong>voor</strong>t - poste restante<br />

Florence - liet sturen tonen aan hoe volstrekt onpraktisch en weltfremd hij kon zijn. 29<br />

Want hoe had hij zich <strong>voor</strong>gesteld dat men Herakles moest verfilmen, compleet met<br />

Erymantisch zwijn, centauren en Cerberus? Of Psyche, op <strong>de</strong> rug van haar Chimera?<br />

Majesteit en Wereldvre<strong>de</strong> bo<strong>de</strong>n misschien nog wel perspectieven. Dat zijn<br />

psychologische Haagse romans a priori aanmerkelijk meer filmische mogelijkhe<strong>de</strong>n<br />

bezaten ontging hem blijkbaar volkomen. Het is slechts bij <strong>de</strong>ze bizarre plannen<br />

gebleven, wat natuurlijk wel te <strong>voor</strong>zien was geweest.<br />

De winter was somber en koud. Florence raakte on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> sneeuw. <strong>Couperus</strong> schreef<br />

enkele weinig diepzinnige feuilletons. Over De droomen bij <strong>voor</strong>beeld, die hem wel<br />

intrigeer<strong>de</strong>n: 30 ‘Van Ee<strong>de</strong>n heeft ons in De Nachtbruid veel moois van droomen<br />

gezegd en doen <strong>de</strong>nken, en zelfs Duitsche professoren, - die ik niet gelezen heb<br />

[<strong>Couperus</strong> bedoel<strong>de</strong> wellicht Freud] - vertellen veel van droomen, maar toch weten<br />

wij eigenlijk weinig van droomen en is het heel vreemd en heel gèk, dat wij<br />

droomen...’ <strong>Een</strong> won<strong>de</strong>rlijke nachtmerrie, waarin hij tot paus gekozen werd, was <strong>de</strong><br />

aanleiding tot <strong>de</strong>ze mijmering. Speel<strong>de</strong> zijn on<strong>de</strong>rbewustzijn hier met Rafaëls portret<br />

van Leo x in Palazzo Pitti, waar <strong>de</strong> paus gezeten is tussen Giulio en Rossi, <strong>de</strong> namen<br />

die <strong>Couperus</strong> zo goed ken<strong>de</strong> van zijn Florentijnse vrien<strong>de</strong>n? - <strong>Een</strong> an<strong>de</strong>re keer schreef<br />

hij over spreeuwenzwermen die in <strong>de</strong> hangen<strong>de</strong> tuin van het Palazzo Niccolini <strong>de</strong><br />

mussen verdreven. 31 De bloeien<strong>de</strong> camelia's en olean<strong>de</strong>rs dreig<strong>de</strong>n te bezwijken on<strong>de</strong>r<br />

sneeuw en vechten<strong>de</strong> vogels. In <strong>de</strong> loop van februari verdwenen <strong>de</strong> spreeuwen weer,<br />

volgens <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> portier Antonio om zich op <strong>de</strong> masten<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


462<br />

<strong>de</strong>r schepen van Napels naar Palermo te laten varen, want <strong>de</strong> vogels plachten op<br />

Sicilië te nestelen en eieren te leggen op <strong>de</strong> rotsen aan zee.<br />

<strong>Een</strong> tamelijk saaie winter was het met dit alles wel. Elisabeth tob<strong>de</strong> weer met haar<br />

gezondheid. De vertaling van The mating of Lydia wist zij <strong>de</strong>sondanks tot een goed<br />

ein<strong>de</strong> te brengen. Haar had Spanje genoeg geboeid om Veen nu een Spaanse roman<br />

ter bewerking <strong>voor</strong> te stellen. Zij dacht daarbij aan Pio Baroja of Ricardo León en<br />

zond <strong>de</strong>ze schrijvers een brief. 32 Ook in Hans An<strong>de</strong>rsen of een boek van Robert<br />

Smythe Hichens - beroemd gewor<strong>de</strong>n door The gar<strong>de</strong>n Allah (1904) - had zij<br />

eventueel wel animo. Het zou tenslotte Baroja's La ciudad <strong>de</strong> la niebla wor<strong>de</strong>n,<br />

gecombineerd met enkele hoofdstukken uit diens La dama errante. 33<br />

Intussen werd <strong>Couperus</strong> verblijd met het al eer<strong>de</strong>r gememoreer<strong>de</strong> verlate hul<strong>de</strong>blijk<br />

<strong>voor</strong> zijn vijftigste verjaardag. Langzamerhand kon hij over een Egyptische reis gaan<br />

fantaseren. Veen, die het rondschrijven me<strong>de</strong> had on<strong>de</strong>rtekend, hield zich in <strong>de</strong>ze<br />

perio<strong>de</strong> bezig met het prepareren van <strong>de</strong> vijf <strong>de</strong>eltjes Van en over alles en ie<strong>de</strong>reen.<br />

<strong>Couperus</strong> gaf zijn uitgever daarbij van tijd tot tijd op zeer beminnelijke toon raad.<br />

Met het na<strong>de</strong>ren van het carnaval werd het ook beter weer. Op sommige dagen leek<br />

het wel lente, zodat <strong>Couperus</strong> zelfs een keer met een taxi naar Fiesole ging. 34 's Avonds<br />

bracht hij graag een bezoek aan het Teatro la Pergola. Goldoni werd er opgevoerd,<br />

met achttien<strong>de</strong>-eeuwse maskers. 35 <strong>Couperus</strong> ken<strong>de</strong> Goldoni hoofdzakelijk van naam,<br />

uit <strong>de</strong> tijd dat zijn ou<strong>de</strong> va<strong>de</strong>r hem Italiaans had geleerd. Toen al had <strong>de</strong>ze hem teksten<br />

van <strong>de</strong> Italiaanse toneelschrijver in han<strong>de</strong>n gegeven, zon<strong>de</strong>r dat <strong>Couperus</strong> er overigens<br />

veel belangstelling <strong>voor</strong> had gekoesterd.<br />

Op een an<strong>de</strong>re avond kwam hij tegen enen uit <strong>de</strong> opera en stuitte tot zijn verrassing<br />

vlak bij zijn pension op een groepje musiceren<strong>de</strong> Milanezen: 36 ‘Om hen had zich wat<br />

nachtpubliek verzameld en in het mid<strong>de</strong>n daarvan dansten drie paren mannelijke<br />

sekse met elkaâr. Vrouwelijk element scheen naar bed, want ontbrak.’ Toen daarop<br />

een van <strong>de</strong> dansers, een infanterist, <strong>Couperus</strong> uitnodig<strong>de</strong> met hem te walsen, durf<strong>de</strong><br />

hij eerst niet, in <strong>de</strong> begrijpelijke overweging dat zijn ‘eigene vrouw, zoo ze zich<br />

buigen zoû op dit nachtelijk uur uit haar venster, mij jùist op dien hoek, in een<br />

twijfelachtig lantarenlicht, zoû kunnen zien dansen bij guitaar en mandoline, met<br />

een soldaat, tusschen nachtpubliek’. De infanterist hield echter aan en <strong>Couperus</strong> liet<br />

zich overhalen. Alsof dit nog niet genoeg was, beschreef hij zijn avontuur ge<strong>de</strong>tailleerd<br />

in Het Va<strong>de</strong>rland. Wat zijn Haagse<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


463<br />

lezers hiervan gedacht zullen hebben laat zich ra<strong>de</strong>n. Hoe Elisabeth zich gevoeld<br />

heeft toen zij het feuilleton on<strong>de</strong>r ogen kreeg, is iets min<strong>de</strong>r dui<strong>de</strong>lijk. - In welk<br />

stadium was hun sekseloze, maar <strong>de</strong>sondanks hechte, relatie in die perio<strong>de</strong> aangeland?<br />

Hoe ging het met Orlando?<br />

Waar Giulio Lodomez in <strong>de</strong>ze tijd verbleef weten wij niet. Het is echter niet<br />

onwaarschijnlijk dat hij zich in het <strong>voor</strong>jaar van 1914 te Rome bevond. Heeft hij<br />

<strong>Couperus</strong> toen uitgenodigd zich daar bij hem te voegen? In een niet na<strong>de</strong>r gedateer<strong>de</strong><br />

brief aan Veen, in maart verzon<strong>de</strong>n, liet <strong>Couperus</strong> zijn uitgever weten dat hij op I<br />

april naar Rome dacht te gaan; 37 dat zijn adres aldaar nog zou volgen; en dat Elisabeth<br />

in Florence zou blijven. Dit nu was een heel ongebruikelijke manier van han<strong>de</strong>len.<br />

Zel<strong>de</strong>n reis<strong>de</strong>n zij geschei<strong>de</strong>n, bijna altijd waren zij tot nu toe samen geweest. Wat<br />

had <strong>Couperus</strong> in zijn eentje in Rome te doen?<br />

Dat Elisabeth in<strong>de</strong>rdaad niet mee is gegaan blijkt uit een iets later, eigenhandig<br />

door haar aan Veen geschreven brief, 38 waarin zij mee<strong>de</strong>el<strong>de</strong>: ‘Mijn man is een beetje<br />

aan het vagabon<strong>de</strong>eren in Rome’.<br />

Terwijl <strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong> Eeuwige Stad verbleef, 39 verschenen in Het Va<strong>de</strong>rland drie<br />

feuilletons met Wree<strong>de</strong> portretten, beschrijvingen van pensiongasten die hij in pension<br />

Grebenau, in Rome en in pension Rochat had leren kennen of over wie hij had horen<br />

spreken. 40 Het opmerkelijkste dubbelportret in <strong>de</strong>ze kleine reeks is ongetwijfeld dat<br />

van <strong>de</strong> Duitse baron en <strong>de</strong> jodin. 41 <strong>Couperus</strong> beschrijft hierin hoe een vijftigjarige<br />

a<strong>de</strong>llijke officier, humorloos en met neiging tot embonpoint, zich bij het binnenkomen<br />

van een ou<strong>de</strong> joodse dame die een zwarte pruik draagt, vergeet en een openlijk<br />

antisemitische houding aanneemt. De scène speelt vermoe<strong>de</strong>lijk in München. Hec<br />

is tekenend <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> dat hij het in alle opzichten <strong>voor</strong> <strong>de</strong> jodin opneemt, terwijl<br />

hij tevens zijn afkeer van <strong>de</strong> baron en diens verwerpelijk gedrag zon<strong>de</strong>r<br />

terughou<strong>de</strong>ndheid laat blijken. Dat <strong>Couperus</strong> een zwak had <strong>voor</strong> <strong>de</strong> joodse me<strong>de</strong>mens<br />

in het algemeen is tijdgenoten al opgevallen. Men heeft het wel eens willen verklaren<br />

uit zijn eigen geaardheid: vereenzelviging met <strong>de</strong> sociaal niet overal voetstoots<br />

geaccepteer<strong>de</strong>, <strong>de</strong> maatschappelijke outcast zelfs (in Duitsland tóén al), die zich zijn<br />

hachelijke min<strong>de</strong>rheidspositie soms pijnlijk bewust is en daaron<strong>de</strong>r lijdt zon<strong>de</strong>r dat<br />

hij veel kan doen. Bovendien voel<strong>de</strong> hij zich, met zijn eigen onhollandse levendigheid<br />

en grote nieuwsgierigheid, allround begaafdheid en sterk gevoel <strong>voor</strong> humor,<br />

vermoe<strong>de</strong>lijk meer in het vitale<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


464<br />

gezelschap van inspireren<strong>de</strong> jo<strong>de</strong>n thuis dan in saaie burgerkringen.<br />

De an<strong>de</strong>re portretten 42 - <strong>de</strong> tot prinses Chalcondylas gewor<strong>de</strong>n Franse gouvernante;<br />

<strong>de</strong> eenzame, altijd reizen<strong>de</strong> Hollandse weduwe met te veel geld (<strong>voor</strong> wie mevrouw<br />

Scheurleer wel mo<strong>de</strong>l kan hebben gestaan); <strong>de</strong> nooit schrijven<strong>de</strong> schrijfster die alleen<br />

maar een dorre ziel en veel pretenties heeft - zijn geestig en gena<strong>de</strong>loos geschetst:<br />

bijzon<strong>de</strong>re specimina uit <strong>Couperus</strong>' mensenverzameling. Ze zou<strong>de</strong>n gemakkelijk<br />

hebben kunnen figureren in een roman. Maar romans wenste hij nu eenmaal niet<br />

meer te schrijven. Dit verkondig<strong>de</strong> hij althans, vlak <strong>voor</strong> het ogenblik waarop hij<br />

weer aan een nieuwe ging beginnen.<br />

In Rome nam hij zijn intrek bij een zekere Elvira. Zij verhuur<strong>de</strong> kamers in <strong>de</strong> Via<br />

Castelfidardo 8. 43 Ook van haar heeft hij een, tamelijk cynisch uitgevallen, portret<br />

getekend. Hij nam zelfs niet <strong>de</strong> moeite haar naam te veran<strong>de</strong>ren. Zij was een<br />

Toscaanse van een jaar of zestig, uit Arezzo afkomstig, en leef<strong>de</strong> samen met een<br />

volmaakte parasiet, een half futuristische, half socialistische, vele jaren jongere<br />

dichter zon<strong>de</strong>r geld. De regels die <strong>Couperus</strong> aan <strong>de</strong>ze Pari<strong>de</strong> heeft gewijd zijn<br />

meedogenloos. 44 De schets maakt <strong>de</strong> indruk nauwkeurig uit <strong>de</strong> werkelijkheid te zijn<br />

overgeschreven, om zo te zeggen.<br />

Twee weken <strong>voor</strong> dit feuilleton, vertel<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong> schets Niet meer dan een<br />

dagboekblad zijn lezers een en an<strong>de</strong>r over <strong>de</strong> Paasweek in Rome. 45 In <strong>de</strong><br />

Sint-Picterskerk woon<strong>de</strong> hij een mis bij. Het enorme gebouw was bij die gelegenheid<br />

verwon<strong>de</strong>rlijk leeg.<br />

Het zachte lenteweer lokte hem naar <strong>de</strong> Palatijn. waar hij genoot van <strong>de</strong> bloeien<strong>de</strong><br />

blauweregen tussen <strong>de</strong> ruïnes en naar <strong>de</strong> eerste rozen keek. Hij was er met iemand<br />

die hij niet noemt. Maar er kan bijna geen twijfel over bestaan of het was Giulio<br />

Lodomez, die hem daar vergezel<strong>de</strong>: 46 ‘Wij waren samen, wij bei<strong>de</strong>n en wij had<strong>de</strong>n<br />

ons materialisme bevredigd, dat wil zeggen: wij had<strong>de</strong>n het frugale maal genoten<br />

van eieren en brood en witte ricotta-kaas en geligen wijn en oranje ooft en...<br />

plotseling bespeur<strong>de</strong> ik, dat wij gehéel alleen waren, in <strong>de</strong>n noen, in <strong>de</strong>n zonneschijn,<br />

tusschen <strong>de</strong> ruïnes. Zij waren àllen weg, <strong>de</strong> toeristen; zij waren allen terug naar hunne<br />

hôtels, <strong>voor</strong> hun lunch. En <strong>de</strong> opzieners, zij waren allen wèg, om te eten, of om te<br />

slapen. En er was niets dan <strong>de</strong> ruïnes en <strong>de</strong> eenzaamheid om ons rond en <strong>de</strong><br />

zonneschijn en <strong>de</strong> geuren<strong>de</strong> bloemen en <strong>de</strong> zingen<strong>de</strong> vogels. Geen menschenstap of<br />

-stem...’<br />

Met <strong>de</strong> auto maakten zij samen een tocht door een nacht vol overdadige<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


465<br />

maneschijn. In <strong>de</strong>ze schitterend geschreven schets suggereert <strong>Couperus</strong> tenslotte dat<br />

zij zich begaven naar het kasteel aan zee, met zijn vier plompe torens, dat se<strong>de</strong>rt<br />

jaren niet meer in <strong>de</strong> Orlandoverhalen was teruggekeerd: 47 ‘... wat is dit vierkante<br />

huis, met vier plompe, korte torens, die uit steken in <strong>de</strong> zilveren nacht, aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re<br />

zij<strong>de</strong> van <strong>de</strong>n weg, en tusschen <strong>de</strong> droomerige olijveheuvelen en het zeeëmeer zelve,<br />

en waarheen geleidt een donkere, stijgen<strong>de</strong> laan van cypresscn...? Ik weet het niet<br />

en toch weet ik wel, dat ik dat alles reeds ken en er u zelfs van heb verteld...’ En hij<br />

gaat <strong>voor</strong>t met <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n: ‘Dit is <strong>de</strong> <strong>Een</strong>zaamheid, met ons bei<strong>de</strong>n.’ Tenslotte<br />

wor<strong>de</strong>n na enkele zonnige dagen <strong>de</strong> ramen van het slot weer gesloten, waarna hij<br />

eindigt: ‘Ik weet niet wat dit alles is: misschien is het een korte droom. Misschien is<br />

het wel eene werkelijkheid, een korte halte, een oogenblik, dat stil stond... E via!<br />

We<strong>de</strong>rom <strong>voor</strong>uit!’<br />

Wat moeten wij aan met <strong>de</strong>ze schets? Men krijgt <strong>de</strong> indruk dat <strong>Couperus</strong> met<br />

Giulio Lodomez - die geen kasteel bezat - enkele dagen in een hotel aan <strong>de</strong> kust heeft<br />

doorgebracht, waarna het tot een afscheid is gekomen. De autotocht op zichzelf is<br />

geen fictie, daar <strong>Couperus</strong> in een van zijn brieven aan Veen uit Rome - waarin een<br />

geprikkel<strong>de</strong> toon valt te horen: 48 ‘ik heb het al zoo eeuwig druk en dat nog in mijn<br />

zogenaam<strong>de</strong> vacantie’ - on<strong>de</strong>r meer verklaart: ‘ik poog een beetje op a<strong>de</strong>m te komen<br />

van mijn werk en zit veel in <strong>de</strong> auto.’ In <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> zond Veen hem zoveel<br />

drukproeven, dat <strong>Couperus</strong> in een brief van 17 april verzuchtte: 49 ‘Ik ben suf en<br />

overstelpt met al die proeven.’ In <strong>de</strong>ze zelf<strong>de</strong> brief vin<strong>de</strong>n wij overigens <strong>de</strong><br />

verrassen<strong>de</strong> me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling: ‘Ik moet een beetje rust hebben, werk ook niet aan mijn<br />

Ongelukkige en schrijf alleen maar mijn feuilleton (en corrigeer proeven!!) En dat<br />

is heusch genoeg <strong>voor</strong> het moment.’ Op welk tijdstip hij nu tóch aan <strong>de</strong> Spaanse<br />

roman is begonnen die <strong>de</strong> historie hem, ca<strong>de</strong>au wil<strong>de</strong> doen, maar die hij zich zo vast<br />

had <strong>voor</strong>genomen niét te zullen schrijven, kan niet goed wor<strong>de</strong>n vastgesteld. Wat<br />

hem er toe gebracht heeft? Geen an<strong>de</strong>re re<strong>de</strong>n dan die welke hem jaren eer<strong>de</strong>r tot<br />

het schrijven van <strong>de</strong> acht Boeken <strong>de</strong>r kleine zielen bracht: geldgebrek. Met een<br />

behoorlijk honorarium <strong>voor</strong> De ongelukkige zou hij zijn leningen kunnen aflossen.<br />

Voorts was er het droombeeld van <strong>de</strong> reis naar Egypte: ook daar<strong>voor</strong> had hij veel<br />

nodig, meer dan het hul<strong>de</strong>blijk had opgebracht.<br />

Het verblijf bij Elvira liep ten ein<strong>de</strong>. Dat was maar goed ook. Uit De gelui<strong>de</strong>n<br />

blijkt dat <strong>de</strong> buurt rond het ministerie van Financiën, waar het huis lag, lawaaieriger<br />

was dan <strong>Couperus</strong> aanvankelijk had kunnen ver-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


466<br />

moe<strong>de</strong>n. 50 Er bevon<strong>de</strong>n zich twee herbergen links en rechts, waar op zondagmiddag<br />

kakofonische muziek werd geproduceerd. Wijnkooplie<strong>de</strong>n schreeuw<strong>de</strong>n, hondjes<br />

keften eentonig en doordringend, er klonk allerlei gekijf, en tot overmaat van ramp<br />

dreun<strong>de</strong>n er automobielen en ratel<strong>de</strong> er niet aflatend een motorcyclette op en neer.<br />

Ook 's nachts ging dat allemaal door. Zodat <strong>Couperus</strong>, slapeloos, zichzelf moest<br />

vermanen: 51 ‘Lig stil! raas niet op, als vroeger; gooi je niet snikken<strong>de</strong> op <strong>de</strong>n vloer,<br />

als vroeger; wek niet wie je lief zijn, als vroeger, om als een kind troost tegen hun<br />

hart te voelen; wees trótsch in je zwakte, lijd in stilte, snik in stilte, tegen je kussen<br />

en in je natten doek en morgen, als <strong>de</strong> zon is gerezen, o mijn eenige troosten<strong>de</strong> God...<br />

toon ze dan op je bleeke gezichtje glimlach, je eigen glimlach, dien ze moeten zien<br />

om zèlve glimlachen te kunnen!’<br />

Wie je lief zijn... wie waren dat? Logeer<strong>de</strong> ook Giulio in dit appartement van<br />

Elvira? Is hij het geweest die het adres verschaft heeft? - Dat <strong>Couperus</strong> vrijwel<br />

overspannen was hoeft nauwelijks betoog. Korte tijd daarna zou hij met Elisabeth<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> zomer naar München gaan. Het heeft er alle schijn van dat hij in <strong>de</strong>ze<br />

weken afscheid heeft moeten nemen van Giulio Lodomez. Deze stond op het punt<br />

naar Zuid-Amerika te vertrekken. Dat het een afscheid <strong>voor</strong>goed zou wor<strong>de</strong>n heeft<br />

geen van bei<strong>de</strong>n kunnen bevroe<strong>de</strong>n.<br />

Merkwaardige coïnci<strong>de</strong>ntie - of niet? na <strong>de</strong> schets De gelui<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rbrak <strong>Couperus</strong><br />

<strong>voor</strong> het eerst sinds jaren <strong>voor</strong> vier maan<strong>de</strong>n zijn me<strong>de</strong>werking aan Het Va<strong>de</strong>rland.<br />

Het laatste wat zijn lezers begin juni van hem on<strong>de</strong>r ogen kregen was <strong>de</strong> open brief<br />

aan C.L. van Balen, waarin hij dankte <strong>voor</strong> het album met <strong>de</strong> handtekeningen en <strong>de</strong><br />

portefeuille met schetsen, hem vereerd bij zijn vijftigste verjaardag. 52<br />

Kort <strong>voor</strong> zijn vertrek uit Rome heeft <strong>Couperus</strong> er nog een ontmoeting met mevrouw<br />

Theo Mann-Bouwmeester gehad. 53 De actrice had Langs lijnen van gelei<strong>de</strong>lijkheid<br />

gelezen en voel<strong>de</strong> sympathie <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hoofdpersoon uit het boek, Cornélie <strong>de</strong> Retz<br />

van Loo. Zij suggereer<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> dat zij <strong>de</strong> roman, samen met Elisabeth, tot een<br />

toneelstuk zou omwerken. Herman Roelvink, die toen eveneens in Rome was en<br />

daarna naar Florence zou gaan, voel<strong>de</strong> er <strong>voor</strong> het op het repertoire te nemen. 54 Sinds<br />

1913 was Roelvink lei<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> Koninklijke Vereeniging Het Ne<strong>de</strong>rlandsch Tooneel,<br />

in <strong>de</strong> Amsterdamse Stadsschouwburg. Hoewel het er niet van gekomen is - Elisabeth<br />

begreep spoedig dat <strong>de</strong> roman er zich niet<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


467<br />

goed toe leen<strong>de</strong>; zij zag meer in Van ou<strong>de</strong> menschen of Majesteit en Wereldvre<strong>de</strong> -,<br />

is er aldus toch een zekere relatie ontstaan tussen <strong>Couperus</strong> en <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse<br />

toneelwereld. Dit zou, zoals wij nog zullen zien, in <strong>de</strong> eerste wereldoorlog allerlei<br />

perspectieven <strong>voor</strong> hem openen.<br />

Na eerst weer twee weken in Tirol te hebben doorgebracht - ditmaal in Bozen, het<br />

tegenwoordige Bolzano 55 - reis<strong>de</strong>n <strong>Couperus</strong> en Elisabeth opnieuw naar München.<br />

We<strong>de</strong>rom namen zij hun intrek in het pension Grebenau aan <strong>de</strong> Wittelsbacherplatz.<br />

Elisabeth kreeg het er druk met <strong>de</strong> proeven van haar Lydia, begon tevens aan <strong>de</strong><br />

vertaling van Baroja's roman La ciudad <strong>de</strong> la niebla waartoe zij autorisatie had<br />

gekregen, en werkte aan dit alles hard <strong>voor</strong>t. Daarnaast had zij ver<strong>de</strong>r eigenlijk niets<br />

te doen. Op Baroja's <strong>voor</strong>stel om meteen ook La dama errante te vertalen, daar La<br />

ciudad er in wezen een vervolg op was, ging zij in zoverre in, dat zij er althans enkele<br />

hoofdstukken uit overnam. 56<br />

<strong>Couperus</strong> zelf werkte die zomer door aan De ongelukkige. Hij moest wel. Delen<br />

van <strong>de</strong> roman waren al in Groot-Ne<strong>de</strong>rland verschenen, hoewel een groot stuk ervan<br />

nog geschreven en overgeschreven moest wor<strong>de</strong>n. 57 Hij zou <strong>de</strong> Spaanse historische<br />

roman pas in september 1914 voltooien, on<strong>de</strong>r moeilijke omstandighe<strong>de</strong>n. Want<br />

intussen was <strong>de</strong> moord in Serajewo gepleegd en brak <strong>de</strong> oorlog uit.<br />

Deze gebeurtenissen heeft <strong>Couperus</strong> van München uit gevolgd. Hoewel zijn<br />

merkwaardige, om niet te zeggen regelrecht dubieuze. Brieven van <strong>de</strong>n nutteloozen<br />

toeschouwer pas van 24 oktober 1914 af in Het Va<strong>de</strong>rland zijn afgedrukt, dateren<br />

zij van 1 augustus tot eind september 1914, zodat zij ons, bij ontstentenis van brieven<br />

aan Veen uit die perio<strong>de</strong>, een tamelijk goe<strong>de</strong> indruk geven van zijn doen en laten. 58<br />

Aanvankelijk bleef hij in München. Pas in <strong>de</strong> eerste week van september keer<strong>de</strong> hij<br />

terug naar Florence.<br />

De oorlogsverklaring tussen Duitsland en Rusland vond hij op zichzelf slechts<br />

matig interessant, maar zij gaf hem wel sterk het gevoel van eigen onbedui<strong>de</strong>ndheid. 59<br />

Toen vervolgens op <strong>de</strong> eerste augustus het Duitse leger en <strong>de</strong> vloot gemobiliseerd<br />

wer<strong>de</strong>n, begon hij zich af te vragen wiens partij hij nu eigenlijk moest keizen. Tsaar<br />

Nicolaas <strong>de</strong>ed hem <strong>de</strong>nken aan zijn eigen keizer Othomar uit <strong>de</strong> Koningsromans.<br />

Maar van Rusland wist hij toch weinig, balletten, literatuur en muziek daargelaten.<br />

Hij voel<strong>de</strong> er nauwelijks sympathie <strong>voor</strong>. Duitsland stond hem veel na<strong>de</strong>r. ‘Ik kies<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


468<br />

Duitschland,’ besloot hij daarop. 60 ‘Ik hoop, dat Duitschland overwint in zijn strijd<br />

met Rusland.’ Weliswaar veroor<strong>de</strong>el<strong>de</strong> hij het Pruisische militarisme, het Duitse<br />

nationalisme echter zag hij als iets positiefs, iets heel moois zelfs. Deutschland über<br />

Alles vond hij een roerend i<strong>de</strong>aal.<br />

Toen Duitsland op <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> augustus Frankrijk <strong>de</strong> oorlog verklaar<strong>de</strong>, veran<strong>de</strong>r<strong>de</strong><br />

zijn standpunt nauwelijks. Eigenlijk meen<strong>de</strong> hij hoog boven dit alles verheven te<br />

zijn, hij sprak over <strong>de</strong> hoogmoed <strong>de</strong>r oorlogvoeren<strong>de</strong>n en voel<strong>de</strong> met <strong>de</strong> mensheid<br />

<strong>voor</strong>al me<strong>de</strong>lij<strong>de</strong>n: <strong>de</strong> Cyrus uit Babel was nog niet dood in hem. Treurig vond hij<br />

het <strong>voor</strong>al, dat hij <strong>de</strong> laatste hoofdstukken van De ongelukkige niet naar <strong>de</strong> redactie<br />

van Groot-Ne<strong>de</strong>rland kon sturen, zon<strong>de</strong>r gevaar te lopen dat het manuscript zoek<br />

raakte. De roman, dat kwam er nog bij, leek hem ineens niet veel meer te zijn dan 61<br />

‘knutselwerk van woor<strong>de</strong>n nu <strong>de</strong> Historie zelve mij driftig doorruischt en <strong>de</strong> Oorlog<br />

zelve is los gebarsten. En weemoedig leg ik dat werk weg, het erg waar<strong>de</strong>loos vin<strong>de</strong>nd<br />

in <strong>de</strong>ze tij<strong>de</strong>n.’<br />

Hollandse couranten kwamen niet meer. Brieven evenmin. Zon<strong>de</strong>r slaappillen kon<br />

hij <strong>de</strong> nacht niet meer doorkomen, zeker niet toen Engeland aan Duitsland <strong>de</strong> oorlog<br />

verklaar<strong>de</strong>. <strong>Een</strong> vreemd verlangen naar zijn va<strong>de</strong>rland maakte zich van hem meester.<br />

Van dag tot dag voel<strong>de</strong> hij zich in München min<strong>de</strong>r thuis. Toch bleef hij. <strong>Couperus</strong><br />

ging niet naar Ne<strong>de</strong>rland terug. Wat had hij er na zoveel jaren afwezigheid te zoeken?<br />

moet hij gedacht hebben. Bovendien bevon<strong>de</strong>n al zijn bezittingen zich in Italië.<br />

Op straat werd hem soms naar zijn papieren gevraagd. Het <strong>de</strong>er<strong>de</strong> hem niet, het<br />

gebeur<strong>de</strong> altijd correct. Hij kocht oorlogskaarten, prikte er vlaggetjes op en trachtte<br />

op die manier <strong>de</strong> troepenbewegingen en oorlogsontwikkelingen enigszins bij te<br />

hou<strong>de</strong>n. Intussen gingen <strong>de</strong> theaters dicht. 's Avonds, in zijn pension, hoor<strong>de</strong> hij<br />

dwars door het geluid van <strong>de</strong> regen <strong>de</strong> laarzen dreunen. Spoedig daarop ook 's morgens<br />

en 's middags. Trams of auto's re<strong>de</strong>n er bijna niet meer. Op <strong>de</strong> achtste augustus werd<br />

<strong>de</strong> inname van Luik door <strong>de</strong> Duitse troepen bekend. <strong>Couperus</strong> meen<strong>de</strong> echter <strong>de</strong><br />

inval in België te moeten beschouwen als door het noodlot bestierd: uit pure<br />

zelfver<strong>de</strong>diging had Duitsland zich hier nu eenmaal toe gedwongen gezien. 62<br />

Van dat ogenblik af beschouw<strong>de</strong> hij het land als een tragische Heros, aan wie <strong>de</strong>ze<br />

misdaad - want hij gaf toe, dat was het - op niet min<strong>de</strong>r noodlottige wijze gewroken<br />

zou wor<strong>de</strong>n dan in een Griekse tragedie of bij Shakespeare het geval placht te zijn.<br />

Er waren hogere machten in het<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


469<br />

spel. Het was een tragedie van weliswaar ontzetten<strong>de</strong>, maar daarom nog niet min<strong>de</strong>r<br />

grandioze schoonheid.<br />

Zo goed hij kon regel<strong>de</strong> hij zijn zaken, liet vingerafdrukken <strong>voor</strong> zijn<br />

legitimatiebewijs nemen - in Zuid-Amerika <strong>de</strong>ed men dat al zo lang, wist hij van<br />

Orlando! -, liep 's avonds uren door <strong>de</strong> straten en keek naar <strong>de</strong> <strong>voor</strong>bijtrekken<strong>de</strong><br />

troepen en transportwagens. Van lieverle<strong>de</strong> begon het gewone leven in München<br />

zich weer enigszins te herstellen. <strong>Couperus</strong> noteer<strong>de</strong>: 63 ‘<strong>de</strong> Hoftuin, met fonteinen,<br />

dames, spelen<strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren en vele, vele in <strong>de</strong> han<strong>de</strong>n open flad<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> couranten,<br />

geeft weêr zijn gewone zomerbeeld: men drinkt koele dranken, voe<strong>de</strong>rt <strong>de</strong> vogeltjes:<br />

het is bijna of er geen oorlog is, men kan het zich nauwelijks <strong>voor</strong>stellen...’<br />

Doordat <strong>de</strong> Duitse couranten een heel an<strong>de</strong>r beeld van het strijdtoneel bo<strong>de</strong>n dan<br />

<strong>de</strong> Italiaanse of Hollandse, waar <strong>Couperus</strong> soms <strong>de</strong> hand op kon leggen, kwam bij<br />

hem <strong>de</strong> herinnering weer boven aan wat zijn ou<strong>de</strong> va<strong>de</strong>r in 1870 - <strong>Couperus</strong> was toen<br />

7 jaar - placht op te merken: dat <strong>de</strong> Franse couranten <strong>de</strong> Duitse letterlijk<br />

tegenspraken. 64 Hij ont<strong>de</strong>kte dit nu zelf ook, besefte dat hare majesteit <strong>de</strong> Pers een<br />

hoogst onbetrouwbare vorstin was en kwam tot <strong>de</strong>, <strong>voor</strong> het werk dat hij geduren<strong>de</strong><br />

<strong>de</strong> wereldoorlog zou schrijven niet onbelangrijke, constatering: 65 ‘Ik weet heelemaal<br />

niet wat er geduren<strong>de</strong> eeuwen is <strong>voor</strong>gevallen. Want zelfs vóor dat <strong>de</strong> Pers bestond,<br />

zullen oorlogsberichten, berichten van overwinning of ne<strong>de</strong>rlaag, relatief zijn geweest,<br />

een spiegeleffectje, een weêrglans-draai van <strong>de</strong> Waarheid, die hare handspiegel snel<br />

bewoog heen en weêr. En uit die geïnteresseerd opgevangen en weêrgegevene<br />

spiegelbeel<strong>de</strong>n maakten <strong>de</strong> arme, naïve historiografen zich een opvatting, zich een<br />

<strong>de</strong>nkbeeld, zich een wereldbeeld en beschreven dat, geïnfluenceerd door persoonlijke<br />

sympathieën en gezien met persoonlijke, zelfs wel eens te artiestieke vizie's. En er<br />

is niemand meer, die hen nù zoû kunnen controleeren, want <strong>de</strong> he<strong>de</strong>ndaagsche<br />

geschiedkundigen kunnen wel òm <strong>de</strong> primitieve historiebeel<strong>de</strong>n heen <strong>de</strong>nken,<br />

filozofeeren en schrijven, maar zij zullen maar heel zel<strong>de</strong>n, zoo niet nooit, zoo geniaal<br />

en gelukkig zijn, dat zij <strong>de</strong>n snel heen en weêr bewogen handspiegel plotseling vast<br />

grijpen om er <strong>de</strong> werkelijkheid van het Verle<strong>de</strong>n in op te vangen. Hunne bronnen,<br />

hunne waarheidsputten hebben zij meestal reeds gepeild tot <strong>de</strong>n bo<strong>de</strong>m toe.’<br />

Consequentie hiervan was, dat men nooit zijn eigen tijd zou kunnen begrijpen.<br />

Sterker: 66 ‘Het is niet <strong>de</strong> moeite waard je eigen tijd te leven.’<br />

Hoe lang zou <strong>de</strong> oorlog gaan duren? Volgens lage ramingen drie maan-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


470<br />

<strong>de</strong>n, volgens hogere iets langer dan een jaar. Met <strong>de</strong> oorlog van 1870-'71 nog in <strong>de</strong><br />

herinnering was men in München blijkbaar optimistisch. Dit alles geanalyseerd<br />

hebben<strong>de</strong>, begon <strong>Couperus</strong> zich domweg te vervelen: er gebeur<strong>de</strong> haast niets meer,<br />

zo leek het wel. Aan het venster van zijn pensionkamer voer<strong>de</strong> hij een duif, 67 ‘dankbaar<br />

aan het beest, dat het gekomen is en wel wat kruimels wil pikken, om zelf te eten en<br />

mij te verstrooien... God, God, wat verveel ik mij...! En dat 16 Aug., duren<strong>de</strong><br />

Wereldoorlog! <strong>Een</strong> briefkaart!! <strong>Een</strong> Duitsch gestel<strong>de</strong> briefkaart van mijn zuster uit<br />

Den Haag! Lieve zus, je enkele woor<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n over en over en over gelezen! Wat<br />

ben ik blij te weten, dat jullie het goed maken!!’<br />

Schrijven kostte hem moeite. De legen<strong>de</strong> Elyata bleef <strong>voor</strong>lopig liggen, onvoltooid.<br />

<strong>Couperus</strong> at een pasteitje of dronk een glaasje port. Zelfs <strong>de</strong> inname van Brussel<br />

schrompel<strong>de</strong> ineen tot een inci<strong>de</strong>nt. De oorlog werkte afstompend, behalve wanneer<br />

er soms eens een Duitse overwinning te vieren viel - die <strong>Couperus</strong> dan, men kan er<br />

niet omheen, me<strong>de</strong> toejuichte.<br />

Na <strong>de</strong> verveling en <strong>de</strong> moeiheid kwam <strong>de</strong> apathie. Gesteld dat <strong>de</strong> wereld aan <strong>de</strong>ze<br />

oorlog ten on<strong>de</strong>r ging, wat dan nog? Elisabcth wil<strong>de</strong> terug naar Den Haag, <strong>Couperus</strong><br />

wil<strong>de</strong> terug naar Florence. Voorlopig hoopte hij echter nog in München te kunnen<br />

blijven. Maar wat maakten die overwegingen uit, als het er op aankwam: 68 ‘Dat alles<br />

uit bloe<strong>de</strong>, dat alles op vlamme, naar <strong>de</strong> Go<strong>de</strong>n toe: ik vind het goed. Want ik ben<br />

moê van <strong>de</strong>ze Wereld en dit Leven. En of ik in Den Haag, in München of in Florence<br />

ben, het is alles, alles het zelf<strong>de</strong>. Het is een groote Wanhoop over <strong>de</strong> Menschheid,<br />

een groote, immense Melancholie, waarin ik mij verloren voel en niets meer hoop<br />

en niets meer weet en niets meer wil...’<br />

Op <strong>de</strong> zevenentwintigste augustus overleed in München plotseling erfprins Luitpold<br />

van Beieren, <strong>de</strong> pas <strong>de</strong>rtien jaar ou<strong>de</strong> zoon van prins Ruprecht. <strong>Couperus</strong> betreur<strong>de</strong><br />

zijn dood, omdat het een mooi, fijn, <strong>de</strong>ca<strong>de</strong>nt kind was. In <strong>de</strong> Theatiner-kirche ging<br />

hij naar het opgebaar<strong>de</strong> lijkje kijken. Hoewel hij <strong>voor</strong>gaf niet van Duitsers op zichzelf<br />

te hou<strong>de</strong>n, bleven zijn gevoelens steeds verontrustend pro-Duits. Hij motiveer<strong>de</strong> dit<br />

aldus: 69 ‘...ik bewon<strong>de</strong>r hen, omdat zij tragiesch zijn en tragiesch strij<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> een<br />

I<strong>de</strong>aal tegen velen. Zoo als een tragische heros strijdt...’ ‘Zij spraken nooit tot mijn<br />

hart, <strong>de</strong> Onbemin<strong>de</strong>n, die onbemind zich weten: zij spreken nu tot mijne bewon<strong>de</strong>ring.<br />

Zij obse<strong>de</strong>eren, zij hanteeren mij, zooals Oidipous, Orestes, Macbeth mij hanteer<strong>de</strong>n,<br />

mij obse<strong>de</strong>er<strong>de</strong>n...’<br />

Met <strong>de</strong> na<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> winter <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur - in München beteken<strong>de</strong> dat<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


471<br />

ellendige Duitse <strong>de</strong>kbed<strong>de</strong>n en veel te veel ‘Schwein’ eten - moest er nu toch een<br />

besluit genomen wor<strong>de</strong>n. Op zeven september <strong>de</strong>el<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> zijn uitgever mee<br />

dat hij weer naar Florence terugging. En in<strong>de</strong>rdaad, nog geen week later had<strong>de</strong>n hij<br />

en Elisabelh zich weer genesteld in hun ou<strong>de</strong>, grote kamers.<br />

Florence viel echter bitter tegen. Er openbaar<strong>de</strong> zich veel armoe<strong>de</strong>, <strong>de</strong> sfeer was<br />

slecht en somber, toeristen vertoon<strong>de</strong>n zich nauwelijks, zodat <strong>Couperus</strong> zelfs cynisch<br />

opmerkte: 70 ‘De Futuristen zullen nu moeten bewijzen hoe Florence zal kunnen<br />

bestaan, zòn<strong>de</strong>r vreem<strong>de</strong>lingen’. Bovendien bleef het gevaar dreigen dat ook Italië<br />

<strong>de</strong> oorlog aan Duitsland zou verklaren. Wat dan?<br />

Hoewel <strong>de</strong> stemming in Florence uitgesproken anti-Duits was, bleef <strong>Couperus</strong><br />

hardnekkig doorgaan met Duitsland te ver<strong>de</strong>digen, onveran<strong>de</strong>rlijk met wat<br />

langzamerhand wel een dooddoener werd: 71 ‘Zij zijn tragiesch, <strong>de</strong> woeste Hunnen...<br />

Neen, zij zijn geen Barbaren en Hunnen. Zij zijn <strong>de</strong> subtile geesten, die <strong>de</strong> abstractste<br />

wetenschap, <strong>de</strong> abstractste kunst - filozofie en muziek - gevoel<strong>de</strong>n en begrepen als<br />

geen Barbaren en Hunnen ooit <strong>de</strong><strong>de</strong>n.’<br />

Op <strong>de</strong> tweeëntwintigste september 1914 bereikte hem het bericht dat Duitsland<br />

bij een bombar<strong>de</strong>ment <strong>de</strong> kathedraal van Reims had verwoest. Zeker, het wekte<br />

<strong>Couperus</strong>' diepste verontwaardiging dat <strong>de</strong> subtiele geesten te weinig subtiel waren<br />

geweest om een <strong>de</strong>r schitterendste cultuurmonumenten te ontzien. Maar leid<strong>de</strong> het<br />

tot een <strong>de</strong>finitieve ommekeer van zijn opvattingen? Dat was niet het geval: 72 ‘Als <strong>de</strong><br />

Franschen begonnen zijn met hunne kanonnen achter <strong>de</strong> Kathedraal van Rheims op<br />

te stellen en van daar te schieten... Dan... Dan overvalt ons <strong>de</strong> ontmoediging, ons in<br />

<strong>de</strong>ze dagen eigenlijk over wàt ook te verontwaardigen...’ zo verklaar<strong>de</strong> hij.<br />

Werken kon hij niet of nauwelijks. Langzamerhand begon hij het te betreuren dat<br />

hij toch maar niet meteen naar Ne<strong>de</strong>rland was teruggekeerd. Elisabeth had gelijk<br />

gehad. Het zou beter zijn geweest. - Begin november herstel<strong>de</strong>n zich gelukkig <strong>de</strong> tot<br />

dan toe verstoor<strong>de</strong> postverbindingen min of meer, en <strong>Couperus</strong> verzond op <strong>de</strong> tien<strong>de</strong><br />

van die maand een brief aan zijn me<strong>de</strong>redacteur van Groot-Ne<strong>de</strong>rland, Cyriel Buysse<br />

- die nog altijd zijn huis in België bezat - om hem van <strong>de</strong> situatie op <strong>de</strong> hoogte te<br />

brengen: 73 ‘De post, <strong>de</strong>zer dagen, gaat en komt weêr iets geregel<strong>de</strong>r en daarom heb<br />

ik ook moed éven een woord te schrijven. Ik schreef je echter<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


472<br />

waarlijk wel nu en dan maar weet niet of brieven en kaarten je bereikten. Maar ver<strong>de</strong>r<br />

beken ik, dat ik nòch schrijf nòch werk; ik ben als gehebeteerd en ziek om al wat er<br />

gebeurt en mis alle energie, slaap slecht, enfin ben niets waard. Wij <strong>de</strong>nken vaak en<br />

veel aan arm België, aan al <strong>de</strong> ellen<strong>de</strong>, die ook jij, beste Vriend, om je va<strong>de</strong>rland,<br />

om je huis, dat wij zoo vreedzaam gekend hebben, moet lij<strong>de</strong>n. De Wereld is zoo<br />

afschuwelijk als zij nooit nog was en onze ou<strong>de</strong>, ou<strong>de</strong> taal mist <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n <strong>de</strong>zen<br />

nieuwen afschuw te zeggen. Maar als een nachtmerrie, die niet ophoudt, drukt dit<br />

alles ons op <strong>de</strong> borst.<br />

Ik heb een fout gedaan niet da<strong>de</strong>lijk naar Holland te komen. Tot nog toe is als ons<br />

meê geloopen, maar toch voel ik vreeslijk <strong>de</strong>zer dagen, dat ik geen Italiaan, geen<br />

Duitscher, geen cosmopoliet maar eenvoudig Hollan<strong>de</strong>r ben. En zoû ik gaarne dáar<br />

zijn. Voor het oogenblik zijn er echter te veel bezwaren om naar het va<strong>de</strong>rland terug<br />

te keeren. [...] Wanneer zal al dit vreeslijke gedaan zijn!! Ik kan niet <strong>de</strong>nken aan wat<br />

morgen gebeuren zal, in mijn bange hart om Holland!’ - Vrees<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong> een<br />

Duitse invasie, nadat <strong>de</strong> Belgische neutraliteit immers ook al op <strong>de</strong> meest grove wijze<br />

geschon<strong>de</strong>n was? Hij was niet <strong>de</strong> enige.<br />

Elisabeth trok er zich allemaal wat min<strong>de</strong>r van aan. Zij voltooi<strong>de</strong> althans rustig<br />

haar Spaanse vertaling, vroeg Veen om een nieuwe tekst, en merkte alleen maar op: 74<br />

‘Afschuwelijke tij<strong>de</strong>n, dàt is zeker, en wanneer zal dat krankzinnige werk uit zijn??<br />

Enfin, als ze òns er maar buiten laten, moeten wij al blij zijn!’ En passant meld<strong>de</strong> zij<br />

dat Charles Pathé, stichter van <strong>de</strong> Société Pathé frères - later SNPC: Société Nouvelle<br />

Pathé Cinéma - overwoog een roman van haar echtgenoot te verfilmen. Zij verzocht<br />

Veen om wat buitenlandse kritieken, want volgens haar ‘zou<strong>de</strong>n enkele buitenlandsche<br />

persstemmen wel goed zijn om hem te toonen dat L.C. niet <strong>de</strong> eerste <strong>de</strong> beste is!’<br />

Het is er allemaal niet van gekomen, het kon <strong>Couperus</strong> trouwens ook helemaal<br />

niets meer schelen. In een niet gedateer<strong>de</strong> brief, waarschijnlijk nog in <strong>de</strong> eerste helft<br />

van november verstuurd, <strong>de</strong>el<strong>de</strong> hij Veen mee: 75 ‘Ik ben misselijk van alles, van<br />

drukproeven, van “uitgeven”, misschien nog niet van schrijven... Als ik het kon,<br />

scheid<strong>de</strong> ik met <strong>de</strong> heele boel uit. Maar ik kàn niet en moet wel tot aan mijn dood<br />

doorgaan.’ In die stemming voltooi<strong>de</strong> hij <strong>de</strong> laatste hoofdstukken van De ongelukkige.<br />

Begin januari 1915 lijkt <strong>Couperus</strong> in een vrij ernstige crisis te zijn geraakt. Dit<br />

kunnen wij aflei<strong>de</strong>n uit een verhaal dat hij weliswaar pas op 24<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


473<br />

maart 1915 gepubliceerd heeft, maar dat hij toen tevens van <strong>de</strong> aantekening <strong>voor</strong>zag:<br />

‘Geschreven te Florence, Jan. XV., in mist, weemoed en moe<strong>de</strong>loosheid en onwillig<br />

aan <strong>de</strong> Kunst.’ Hij gaf het als titel De verlei<strong>de</strong>r mee, zon<strong>de</strong>r volkomen dui<strong>de</strong>lijk te<br />

zeggen wie hij daarmee bedoel<strong>de</strong>. 76 In <strong>de</strong> tekst staat slechts: ‘Hij scheen als een<br />

lief<strong>de</strong>god uit antieke tij<strong>de</strong>n, maar hij miste <strong>de</strong>n weemoed van Eros. Hij lachte: zijn<br />

gou<strong>de</strong>ne oogen lachten, zijn bloedroo<strong>de</strong> lippen lachten, en hij straal<strong>de</strong>: er was geheel<br />

om hem heen een gou<strong>de</strong>n afschijn, die tintte zacht schitterend uit in <strong>de</strong>n valen<br />

morgenmist, waarin verondui<strong>de</strong>lijkte mijn kamer.’<br />

In <strong>de</strong>ze kamer lag <strong>Couperus</strong> naar zijn zeggen ziek. De dokter had tegen Elisabeth<br />

gezegd dat hij volledige rust nodig had om weer beter te wor<strong>de</strong>n. ‘Er was daarna<br />

alleen nog maar even een zachte vrouwehand op mijn <strong>voor</strong>hoofd, een lief<strong>de</strong>volle<br />

blik, die scheen over mij heen en toen weef<strong>de</strong> <strong>de</strong> vale morgen-melancholie, vermengd<br />

met <strong>de</strong> mistige blankte, die binnen drong van buiten, zich over alles en alles heen...’<br />

Daarop was <strong>de</strong> Verlei<strong>de</strong>r verschenen. Satan kan <strong>Couperus</strong> er niet mee bedoeld hebben.<br />

Er is eigenlijk maar één oplossing mogelijk: Thanatos, <strong>de</strong> dood, die in <strong>de</strong> Griekse<br />

kunst in<strong>de</strong>rdaad doorgaans naakt en met grote vleugels wordt weergegeven. Zo tekent<br />

<strong>Couperus</strong> hem ook: ‘Hij was groot, en jong, en sterk, en naakt; twee groote vleugels<br />

streepten recht achter zijn rug <strong>de</strong> forsche, bree<strong>de</strong>, donzige lijnen.’<br />

Deze Verlei<strong>de</strong>r trachtte hem er toe te bewegen met hem mee te gaan. <strong>Couperus</strong><br />

wist, schrijft hij, dat diens kus hem zou do<strong>de</strong>n. De Verlei<strong>de</strong>r zegt dan: ‘Kom meê.<br />

Laten wij <strong>de</strong> wereld en <strong>de</strong> menschheid, die wij minachten, en stijgen wij in <strong>de</strong><br />

etherische hemelen. Wat is <strong>de</strong>ze wereld, wat is <strong>de</strong>ze menschheid! <strong>Een</strong> vergane zon,<br />

waarover krioelen ènkele millioenen ontaar<strong>de</strong> zonnelingen. <strong>Een</strong> al barsten<strong>de</strong> bol, die<br />

enkele eeuwen nog drijven zal door <strong>de</strong> ruimte en waarover die duisteren<strong>de</strong>, onterf<strong>de</strong>,<br />

vervallene schepselen, die eenmaal waren <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren <strong>de</strong>s Lichts, <strong>de</strong> zonen van aller<br />

zonnen Zon, elkan<strong>de</strong>r zullen bestrij<strong>de</strong>n, en vernietigen, tot hun wereld splijt, als een<br />

rotte vrucht en vergaan is in het heelal...’ - Hiermee was <strong>Couperus</strong> weer terug bij De<br />

zonen <strong>de</strong>r zou uit 1902. Hij liet <strong>de</strong> Verlei<strong>de</strong>r verkondigen dat <strong>de</strong> go<strong>de</strong>n zich nu<br />

afwend<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> mensen, die immers <strong>de</strong> hun door <strong>de</strong> go<strong>de</strong>n geschonken schoonheid<br />

en lief<strong>de</strong> vernietig<strong>de</strong>n.<br />

In dit symbolistische sprookje laat <strong>de</strong> ikfiguur zich kussen door Thanatos, om op<br />

datzelf<strong>de</strong> ogenblik te sterven. <strong>Een</strong> sterk doodsverlangen moet<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


474<br />

zich hoe dan ook in <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> van <strong>Couperus</strong> hebben meester gemaakt. Hij was<br />

op een eindpunt aangekomen.<br />

Maar hij herstel<strong>de</strong> en stierf niet, al hoopte hij het misschien ook an<strong>de</strong>rs. In <strong>de</strong> loop<br />

van januari wend<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> zich tot <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse consul te Florence met het<br />

verzoek hem een speciale pas te geven die terugkeer naar Holland via Duitsland<br />

mogelijk maakte. Op <strong>de</strong> negentien<strong>de</strong> januari 1915 werd het document in Florence<br />

on<strong>de</strong>rtekend. Twee dagen later bekrachtig<strong>de</strong> <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse legatie te Rome het.<br />

Toen het vervolgens ook nog van een officieel Duits stempel was <strong>voor</strong>zien, stond<br />

niets <strong>de</strong> terugkeer naar het va<strong>de</strong>rland meer in <strong>de</strong> weg. 77<br />

<strong>Couperus</strong> en Elisabeth pakten hun koffers. Met achterlating van hun ver<strong>de</strong>re<br />

bezittingen, waar Emma Garzes <strong>voor</strong> beloof<strong>de</strong> te zorgen - Orlando in Zuid-Amerika<br />

kon het niet doen -, aanvaard<strong>de</strong>n zij <strong>de</strong> moeilijke reis naar huis. Hun grootste zorg<br />

was waar zij in Ne<strong>de</strong>rland van zou<strong>de</strong>n moeten leven. Alles was er zoveel duur<strong>de</strong>r.<br />

Bovendien zou<strong>de</strong>n ze gedwongen zijn een huishou<strong>de</strong>n op te zetten, zoals vroeger.<br />

Tenzij <strong>de</strong> oorlog snel afliep.<br />

Begin februari kwamen zij in Den Haag aan. Dat zij geen gemakkelijke tijd<br />

tegemoet gingen stond wel vast. <strong>Couperus</strong>' toch al wankele zekerhe<strong>de</strong>n kwamen door<br />

<strong>de</strong> nood op nog veel lossere schroeven te staan. Romans waren <strong>voor</strong>lopig geheel uit<br />

<strong>de</strong>n boze. Wel dacht hij alweer aan feuilletons. Aan <strong>de</strong> heer en mevrouw Smit Kleine<br />

schreef hij op 9 februari 1915 uit Den Haag: 78 ‘Aan zoo trouwe lezers, als Gij zijt,<br />

wil ik gaarne verra<strong>de</strong>n, dat vermoe<strong>de</strong>lijk met Maart mijne Zaterdagjes in Het<br />

Va<strong>de</strong>rland weêr zullen verschijnen. Voor grooter werk voel ik mij na mijn Moorschen<br />

roman niet gestemd. De vreeslijke tijd, dien wij doorleven, drukt daar<strong>voor</strong> ook te<br />

veel, als een nachtmerrie... Men kan soms niet <strong>de</strong>nken... Ik ben U dankbaar <strong>voor</strong> Uw<br />

bei<strong>de</strong>r sympathie, die mij herinnert aan <strong>de</strong> tij<strong>de</strong>n van vroeger, toen wij elkaâr zagen<br />

in het huis op <strong>de</strong>n Apothekersdijk, bij onzen onvergeetbaren Ten Brink...’<br />

Eindnoten:<br />

1 Amice, 138 nr. 511.<br />

2 ‘Na een tentoonstelling’ (Vad. 19 juli 1913), in Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren 11, 11, 79-83.<br />

3 ‘De Hollan<strong>de</strong>rs in het Glaspalast’ (Vad. 9 augustus 1913), in Sicilië, Venetië, München 11,<br />

15-22.<br />

4 ‘Onschuldig genoegen’ (Vad. 6 september 1913), in Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren 11, 11,<br />

84-92; 84.<br />

5 Amice, 142 nr. 514.<br />

6 I<strong>de</strong>m, 142 nr. 515.<br />

7 ‘Mijn zooveelste’ (Vad. 4 oktober 1913), in Proza 111, 166-171; 171.<br />

8 Snij<strong>de</strong>rs, Ram, 11. - Prick, Ram, 38.<br />

9 Snij<strong>de</strong>rs, Ram, 5.<br />

10 I<strong>de</strong>m, 9.<br />

11 I<strong>de</strong>m, 11.<br />

12 Amice, 144 nr. 516.<br />

13 Maatstaf 11 (1963), 173 nr. 26.<br />

14 E. D'Oliveira, De jongere generatie (1914), XIV-XV, vertelt dat hij <strong>Couperus</strong> een niet malse<br />

vragenlijst had gezon<strong>de</strong>n. Deze leid<strong>de</strong> zijn negatief antwoord in met <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n: ‘Het is maar<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


goed dat u mij niet in München is komen bezoeken,-vergeef mij, zoo u dit onhoffelijk klinkt,<br />

want waarlijk, ik zou aan uw vele, successievelijk te beantwoor<strong>de</strong>n vragen ergens door een<br />

geheime <strong>de</strong>ur zijn ontsnapt!’ - <strong>Couperus</strong> adviseer<strong>de</strong> hem eerst maar eens zijn werk goed te lezen<br />

(XVI): ‘Wanneer u <strong>de</strong>zen arbeid te zwaar vindt <strong>voor</strong> het doel, een studie over mij te schrijven...<br />

wel, dan moet ik u antwoor<strong>de</strong>n, dat wat ge van mij vergt nog veel zwaar<strong>de</strong>r arbeid <strong>voor</strong> mij<br />

zou zijn en dat een antwoord op uw vragen mij wel mijn geheele overige leven zou kunnen<br />

bezighou<strong>de</strong>n. U zult mij dus vergeven, dat ik u het werk opdraag, dat u mij zoudt willen opdragen,<br />

tevens overtuigd, dat u, zoo u dien arbeid op u wilt nemen, veel eer tot uw doel zult geraken,<br />

het een en an<strong>de</strong>r van mijn innerlijk en zelfs uiterlijk bestaan te weten te komen. En ik hoop<br />

hartelijk, dat u dit zeer ernstig bedoel<strong>de</strong> schrijven niet te veel als die eene geheime <strong>de</strong>ur zult<br />

beschouwen.’<br />

15 ‘Jan en Florence’ (Vad. 27 <strong>de</strong>cember 1913), in Jan en Florence, 1-9; 1.<br />

16 Ibi<strong>de</strong>m, 8-9. Zie over <strong>Couperus</strong> en <strong>de</strong> futuristen: Catharina Ypes, ‘<strong>Couperus</strong> en <strong>de</strong> Italiaanse<br />

letterkun<strong>de</strong>’, in Leven<strong>de</strong> Talen (1963), 479-481.<br />

17 ‘De Gioconda, Futuristen en vreem<strong>de</strong>lingen’ (Vad. 3 januari 1914), in Jan en Florence, 18-26;<br />

24.<br />

18 Prof. dr. Luc In<strong>de</strong>stege, Giovanni Papini (1968), 24.<br />

19 Zie noot 17, 23 e.v.<br />

20 ‘Vreem<strong>de</strong>lingenhaat’ (Vad. 10 januari 1914), in Jan en Florence, 10-17.<br />

21 ‘Sentimentalisme tegen Futurisme’ (Vad. 17 januari 1914), in Jan en Florence, 27-33; 30.<br />

22 In<strong>de</strong>stege, Papini, 18-20. - ‘Un uomo finito’ (Vad. 14 februari 1914), in Jan en Florence, 48-53.<br />

23 I<strong>de</strong>m, 49.<br />

24 I<strong>de</strong>m, 50.<br />

25 I<strong>de</strong>m, 51-52.<br />

26 I<strong>de</strong>m, 53.<br />

27 Maurits Wagen<strong>voor</strong>t, De vrijheidzoeker (1930), 316: ‘“Peregrinus” bracht <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> met<br />

Papini in kennis, en woon<strong>de</strong> met hem een propagandistische <strong>voor</strong>stelling bij in het ou<strong>de</strong><br />

“Verdi-theater”, door <strong>Couperus</strong> beschreven.’ - ‘Korte notities’ (Vad. 28 februari 1914), in Jan<br />

en Florence, 54-60; 55-56.<br />

28 I<strong>de</strong>m, 56.<br />

29 Amice, 148 nr. 522.<br />

30 ‘De droomen’ (Vad. 24 januari 1914), in Jan en Florence, 34-40; 34.<br />

31 ‘De spreeuwen’ (Vad. 7 februari 1914), in id., 41-47.<br />

32 Amice, 49 nr. 524.<br />

33 Vertaald als Op een dwaalweg (1915). <strong>Couperus</strong> gaf <strong>de</strong> vertaling een <strong>voor</strong>woord mee, zie Erbe,<br />

Nag. werk, 185.<br />

34 ‘Lentestemming’ (Vad. 14 maart 1914), in Jan en Florence, 61-66.<br />

35 ‘De maskers’ (Vad. 28 maart 1914), in Jan en Florence, 75-81.<br />

36 I<strong>de</strong>m, 58-60.<br />

37 Amice, 156 nr. 534.<br />

38 I<strong>de</strong>m, 159 nr. 536.<br />

39 In die perio<strong>de</strong> is hem in Ne<strong>de</strong>rland op 31 maart 1914 <strong>de</strong> Nieuwe Gids Prijs (proza) <strong>voor</strong> Antiek<br />

toerisme toegekend, waarover hierboven al is geschreven.<br />

40 ‘Wree<strong>de</strong> portretten I-III’ (Vad. 4, 11 en 18 april 1914), in Wree<strong>de</strong> portretten, 1-21.<br />

41 I<strong>de</strong>m, 2-7.<br />

42 I<strong>de</strong>m, 7 e.v.<br />

43 Amice, 158 nr. 535. - Bastet, Zuil, 113.<br />

44 ‘Elvira’ (Vad. 9 mei 1914), in Wree<strong>de</strong> portretten, 44-50.<br />

45 ‘Niet meer dan een dagboekblad’ (Vad. 27 april 1914), in Wree<strong>de</strong> poitretten, 22-29.<br />

46 I<strong>de</strong>m, 26.<br />

47 I<strong>de</strong>m, 28.<br />

48 Amice, 160 nr. 538.<br />

49 I<strong>de</strong>m, 161 nr. 540.<br />

50 ‘De gelui<strong>de</strong>n’ (Vad. 17 mei 1914), in Wree<strong>de</strong> portretten, 30-37.<br />

51 I<strong>de</strong>m, 37.<br />

52 ‘Open brief van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’ (Vad. 10 juni 1916), in Erbe, Nag. werk, 189-190.<br />

53 Amice, 162 nr. 542.<br />

54 Roelvink logeer<strong>de</strong> te Rome in het Hôtel d'Angleterre. Uit München zond <strong>Couperus</strong> hem kort<br />

na aankomst in pension Grebenau zijn adres, met het verzoek: ‘Schrijf ons uw adres in Florence,<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


daar mijn vrouw U het een en an<strong>de</strong>r heeft me<strong>de</strong> te <strong>de</strong>elen.’ (Brief in <strong>de</strong> Kon. Bibl. te Den Haag.)<br />

- <strong>Couperus</strong> en Roelvink, die overigens twintig jaar jonger was, ken<strong>de</strong>n elkaar al jaren. Roelvink<br />

(‘gevoelsgenoot’) was sinds 1910 eerst literair secretaris en ge<strong>de</strong>legeerd lid van <strong>de</strong> Raad van<br />

Beheer <strong>de</strong>r Koninklijke Vereeniging Het Ne<strong>de</strong>rlands Toneel. Toen in 1917-'18 <strong>de</strong> schouwburg<br />

van Amsterdam, aan <strong>de</strong> gemeente overging, nam Roelvink ontslag. Eduard Verka<strong>de</strong> kreeg toen<br />

<strong>de</strong> leiding. Zie dr. Tjaard W.R. <strong>de</strong> Haan, Terug<strong>de</strong>nken in dankbaarheid (1981), 181-205. - Tot<br />

1938 bewoon<strong>de</strong> Roelvink te Laren (N.H.) een fraai en verfijnd ingericht landhuis, Het Hooge<br />

Land.<br />

55 Zie noot 53.<br />

56 Amice, 164 nr. 546.<br />

57 Het moeizame ontstaan van dit boek blijkt alleen reeds uit het feit dat het in Groot-Ne<strong>de</strong>rland<br />

over drie (!) jaren verspreid is gepubliceerd: XI (1913), II, 621; XII (1914). 1, 57, 321, 454, 594;<br />

11, 42, 179, 468; XIII (1915), 1, 4 e.v.<br />

58 ‘Brieven van <strong>de</strong>n nutteloozen toeschouwer I-X’ (Vad. 24 oktober-24 <strong>de</strong>cember 1914), in Brieven<br />

van <strong>de</strong>n nutteloozen toeschouwer, 7-75. Uitvoerig hierover, en over <strong>Couperus</strong>' gebrek aan<br />

politieke belangstelling in het algemeen: Jan Fontijn, ‘De esthetiek van <strong>de</strong> politiek. <strong>Couperus</strong><br />

en <strong>de</strong> politiek’, in Staalkaart. Opstellen over letterkun<strong>de</strong> (1984), 57 e.v.<br />

59 Nutt. Toesch., 7.<br />

60 I<strong>de</strong>m, 12.<br />

61 I<strong>de</strong>m, 16.<br />

62 I<strong>de</strong>m, 26.<br />

63 I<strong>de</strong>m, 30.<br />

64 I<strong>de</strong>m, 31.<br />

65 I<strong>de</strong>m, 33.<br />

66 I<strong>de</strong>m, 34.<br />

67 I<strong>de</strong>m, 36.<br />

68 I<strong>de</strong>m, 48.<br />

69 I<strong>de</strong>m, 50-51.<br />

70 I<strong>de</strong>m, 64.<br />

71 I<strong>de</strong>m, 58.<br />

72 I<strong>de</strong>m, 69.<br />

73 Maatstaf II (1963), 218 nr. 85.<br />

74 Amice, 165 nr. 550.<br />

75 I<strong>de</strong>m, 166 nr. 551.<br />

76 ‘De verlei<strong>de</strong>r’ (Vad. 24 april 1915), in Legen<strong>de</strong>, mythe en fantazie (1918), 62-67. Het handschrift<br />

van dit verhaal bevond zich later in bezit van Emma Garzes, en is tenslotte beland in <strong>de</strong><br />

Bibliotheca Bodmeriana te Genève.<br />

77 Afgebeeld in <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. Schrijvers Prentenboek <strong>de</strong>el 9 (1980'), 5.<br />

78 Maatstaf II (1963), 174 nr.27 (aldaar abusievelijk 9 november 1915 gedateerd; <strong>Couperus</strong> hervatte<br />

zijn feuilletons op 6 maart 1915).<br />

II [1915]<br />

Het was een kou<strong>de</strong> winteravond toen <strong>Couperus</strong> en Elisabeth ein<strong>de</strong>lijk arriveer<strong>de</strong>n,<br />

na een op zichzelf wel <strong>voor</strong>spoedige reis. De familie Vlielan<strong>de</strong>r Hein wist van niets.<br />

Samen namen zij een rijtuig en lieten zich in een<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


475<br />

zeer Hollandse regen naar Hotel <strong>de</strong> Bellevue brengen. Door <strong>de</strong> beslagen ruitjes zagen<br />

zij on<strong>de</strong>rweg <strong>de</strong> beken<strong>de</strong> Haagse straten. Uit zijn hooggelegen hotelkamer ontwaar<strong>de</strong><br />

<strong>Couperus</strong>, behalve <strong>de</strong> beken<strong>de</strong> torenspitsen en vertrouw<strong>de</strong> gebouwen, een nieuw<br />

silhouet: dat van het op 28 augustus 1913 ingewij<strong>de</strong> Vre<strong>de</strong>spaleis. Hij zei maar<br />

meteen wat hij er van vond: het was karakterloos en zwak en maakte een overheersend<br />

laatdunken<strong>de</strong> indruk. 1<br />

Het werd nog kou<strong>de</strong>r. De volgen<strong>de</strong> dag sneeuw<strong>de</strong> het. <strong>Couperus</strong> zond <strong>de</strong> chasseur<br />

van zijn hotel naar Molenstraat 26, waar Catharina en Benjamin - in <strong>de</strong> wan<strong>de</strong>ling<br />

Toos en Ben - nog altijd woon<strong>de</strong>n, samen met <strong>de</strong> weinige le<strong>de</strong>n van het grote gezin<br />

die het huis nog niet had<strong>de</strong>n verlaten. De jongen van het hotel moest een briefje<br />

afgeven waar alleen maar op stond te lezen: ‘mag ik komen koffiedrinken?’ 2<br />

Daar het een zeer grote woning was, waarin ettelijke kamers niet meer regelmatig<br />

gebruikt wer<strong>de</strong>n, hoef<strong>de</strong>n <strong>Couperus</strong> en Elisabeth niet lang in hun hotel te blijven.<br />

Met vreug<strong>de</strong> wer<strong>de</strong>n zij door zijn oudste zuster binnengehaald. Zij zijn bij haar<br />

gebleven tot zij tegen het ein<strong>de</strong> van <strong>de</strong> zomer een eigen bovenhuis kon<strong>de</strong>n betrekken,<br />

het beken<strong>de</strong> adres Hoogewal 2.<br />

In De terugkeer, het eerste feuilleton dat <strong>Couperus</strong> na vier maan<strong>de</strong>n weer in Het<br />

Va<strong>de</strong>rland publiceer<strong>de</strong>, heeft hij een en an<strong>de</strong>r beschreven. Daarbij <strong>de</strong>ed hij het<br />

<strong>voor</strong>komen alsof verheven va<strong>de</strong>rlandslief<strong>de</strong> en niets an<strong>de</strong>rs hem naar Ne<strong>de</strong>rland<br />

teruggevoerd had. Over <strong>de</strong> augustusdagen in München, die hem toch zo volkomen<br />

had<strong>de</strong>n ge<strong>de</strong>soriënteerd, beweer<strong>de</strong> hij nu rustig: 3 ‘Ik heb die dagen om mij geblikt<br />

en af gewacht. Ja, ik zag <strong>de</strong> schoone dingen. Ik genoot <strong>de</strong> grootsche, heroïsche,<br />

epische gevoelens van an<strong>de</strong>ren. Van Duitschers. En ikzelve bleef koel. En krachtig.’<br />

De bewuste va<strong>de</strong>rlandslief<strong>de</strong> was eerst een broos sneeuwklokje geweest, zei hij,<br />

maar in Florence was het uitgedijd tot heel iets an<strong>de</strong>rs: tot een duister ‘Bosch van<br />

Heimwee’.<br />

In werkelijkheid voel<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> zich helemaal nergens meer thuis. Den Haag<br />

was dan nog <strong>de</strong> beste oplossing, en zeker <strong>de</strong> veiligste. Aan het eind van De terugkeer<br />

schreef hij, met meer oprechtheid: 4 ‘... mocht morgen over ons dierbaar kleine land<br />

waaien <strong>de</strong> roo<strong>de</strong> gloed, zoo zal ik, nuttelooze zegger van het nuttelooze woord, dat<br />

mijn éenige arme-rijkdom is en al heel weinig u baten zal in <strong>de</strong> ure <strong>de</strong>s gevaars, toch<br />

gelukkig zijn me<strong>de</strong> met u te kunnen voelen niet meer ver van u, maar mid<strong>de</strong>n<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


476<br />

tusschen u allen.’ Hoewel het een beetje klinkt als een manifest van <strong>de</strong> koningin,<br />

teruggekeerd uit ballingschap, meen<strong>de</strong> hij het.<br />

Met verbazingwekken<strong>de</strong> eerlijkheid ook, liet <strong>Couperus</strong> zich in dit zelf<strong>de</strong> feuilleton<br />

uit over Giulio Lodomez. Het is wel zeer <strong>de</strong> vraag of Elisabeth er heel gelukkig mee<br />

geweest zal zijn. Ook moet hij er zijn familie toch wel mee in verlegenheid gebracht<br />

hebben. Het is geen won<strong>de</strong>r dat Catherina later in een interview zon<strong>de</strong>r aarzelen heeft<br />

meege<strong>de</strong>eld ‘Orlando... zeker, die heeft gelééfd!’ 5 Dat er enige moed <strong>voor</strong> nodig is<br />

om in <strong>de</strong> Hollandse kou in je hemd te gaan staan, heeft in <strong>de</strong> jaren <strong>de</strong>rtig Marsman<br />

in een artikel dat van bewon<strong>de</strong>ring getuigt, nog eens dui<strong>de</strong>lijk on<strong>de</strong>rstreept. 6<br />

<strong>Couperus</strong> verklaar<strong>de</strong> rustig dat hij in Florence <strong>de</strong> warmte van familielief<strong>de</strong> erg<br />

gemist had. Maar er was iets geweest dat alles vergoed had: Orlando's grote<br />

vriendschap. Hij had er zich alleen dán eenzaam gevoeld, als Orlando er eens een<br />

keer niet was. Letterlijk: 7 ‘Daar ginds was ik alleen, zoo niet <strong>de</strong> groote vriendschap<br />

mij er omring<strong>de</strong>. Die groote vriendschap gaf mij zeker ook <strong>de</strong> zelf<strong>de</strong> warmte, die<br />

“familiewarmte” in houdt, in ruime, mil<strong>de</strong>, e<strong>de</strong>lmoedige mate. Misschien daarom<br />

miste ik, egoïst, want toch behagelijk gekoesterd, niet altijd <strong>de</strong> lief<strong>de</strong> van<br />

bloedverwantschap. Vriendschap vergoed<strong>de</strong> die rijkelijk.’<br />

Niet min<strong>de</strong>r dui<strong>de</strong>lijk ook, voeg<strong>de</strong> hij er aan toe: ‘Dit jaar was het eenzaam om<br />

mij heen, in het land <strong>de</strong>r zon, waar <strong>de</strong> zon niet altijd schijnt... Dit jaar, dat het Bosch<br />

van Heimwee gewassen was om winterig, mistig Florence, bleef <strong>de</strong> gegane<br />

vriendschap zoo ver, aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re zij<strong>de</strong> <strong>de</strong>r oceaan, waarover <strong>de</strong> oorlog woedt.<br />

Ditjaar, misschien <strong>voor</strong> het eerst, heb ik mij vreem<strong>de</strong>ling en verlaten gevoeld in<br />

Italië.’ <strong>Een</strong> journalist van zijn eigen courant die hem in <strong>de</strong> Molenstraat opzocht, een<br />

zekere W., kreeg even dui<strong>de</strong>lijk te horen dat Orlando zich in Zuid-Amerika bevond. 8<br />

Was Giulio Lodomez, waarschijnlijk niet zon<strong>de</strong>r opluchting van Elisabeth, dus achter<br />

<strong>de</strong> horizon verdwenen, als een boemerang liet <strong>Couperus</strong> hem <strong>voor</strong> <strong>de</strong> belangstellen<strong>de</strong><br />

blikken van heel Den Haag, om niet te zeggen het gehele va<strong>de</strong>rland, op papier weer<br />

terugkeren.<br />

Het zijn <strong>de</strong>rgelijke dingen - en men kan niet an<strong>de</strong>rs dan vaststellen dat Elisabeth<br />

in dit opzicht geheel opzij werd geschoven, met haar eigen familiewarmte incluis,<br />

waar Orlando's vriendschap hoog bovenuit toren<strong>de</strong> - die het vermoe<strong>de</strong>n wettigen dat<br />

er zich tussen <strong>de</strong>ze drie mensen meer heeft afgespeeld dan wij ooit zullen weten.<br />

Voor <strong>Couperus</strong> is Giulio<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


477<br />

Lodomez, wij mogen wel zeggen dé grote lief<strong>de</strong> van zijn leven geweest. Dit heeft<br />

<strong>de</strong> eerste wereldoorlog en <strong>de</strong> blijven<strong>de</strong> scheiding <strong>voor</strong> jaren tot een persoonlijke<br />

ramp <strong>voor</strong> hem gemaakt. In Ne<strong>de</strong>rland voel<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> zich afgesne<strong>de</strong>n, gevangen<br />

en opgesloten. Nooit zou hij hier een vriend vin<strong>de</strong>n die Orlando ook maar in <strong>de</strong> verte<br />

kon evenaren, laat staan vervangen.<br />

Drie weken later beken<strong>de</strong> hij zelfs nóg dui<strong>de</strong>lijker, in een dithyrambe op Italië en<br />

<strong>de</strong> Italianen, wat er eigenlijk aan <strong>de</strong> hand was. Ook <strong>de</strong>ze regels moet Elisabeth, die<br />

na <strong>Couperus</strong>' dood niet nagelaten heeft te trachten ie<strong>de</strong>r spoor van Orlando uit te<br />

wissen, iets waar zij zeer ver in is gegaan, met stijgen<strong>de</strong> ontzetting gelezen hebben<br />

zodra zij in Het Va<strong>de</strong>rland afgedrukt waren: 9 ‘Na jaren van <strong>de</strong>ze groote trouwe lief<strong>de</strong><br />

[van <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong> Italië], ontmoette ik hèm. Den vriend, in wien ik dacht te zullen<br />

vin<strong>de</strong>n het kort-begrip van zijn land en zijn volk. De enkeling, tot wien zich<br />

gekristallizeerd scheen te hebben <strong>de</strong> veelheid. Het object na <strong>de</strong> algemeenheid. Het<br />

wezen na <strong>de</strong> menigte. In het bekoorlijke landschap, vol schimmen van verlei<strong>de</strong>lijkheid,<br />

<strong>de</strong> mensch vast omlijnd en tastbaar. Het was eene vriendschap, da<strong>de</strong>lijk en durend.<br />

Ik zal zijn eersten handdruk nooit vergeten. Wij voel<strong>de</strong>n, samen, dat wij die had<strong>de</strong>n<br />

gemist, alle die jaren, nu wij elkaêr slechts laat mochten ontmoeten. Maar ik zal ook<br />

zijn eersten glimlach nooit vergeten... Zijn glimlach, om mij. Om mijn enthoeziasme,<br />

mijn lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> zijn land, en zijn volk! O, die bijna tee<strong>de</strong>r ontfermen<strong>de</strong><br />

tegemoetkoming van een eenvoudige, sterke, forsche ziel aan <strong>de</strong> gecompliceer<strong>de</strong>,<br />

zwak brooze ziel van wie bekoord was in betooverings dreven. Dat da<strong>de</strong>lijke, groot<br />

broe<strong>de</strong>rlijke verlangen te willen behoe<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> <strong>de</strong> ontgoocheling, te willen<br />

beschermen wie zeker ontgoocheld achter zoû blijven. En dat alles met dien glimlach,<br />

die glimlach even van spot, meer van lief<strong>de</strong>, vòl van bewon<strong>de</strong>ring, bijna eerbiedig,<br />

omdat <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong> vriend uit het Noor<strong>de</strong>n zóo, se<strong>de</strong>rt jaren, bemin<strong>de</strong> het eigene<br />

Zui<strong>de</strong>lijke volk en land. [...] Meer en meer vóel<strong>de</strong> ik in zijn glimlach <strong>de</strong> tee<strong>de</strong>rheid,<br />

die beschermen wil<strong>de</strong>. Nu ik <strong>de</strong>ze bla<strong>de</strong>n schrijf, mis ik zijn glimlach, want hij is<br />

ver, maar ik voel zijn krachtige lief<strong>de</strong> om mij heen, als een warme stroom...’<br />

We<strong>de</strong>rom wordt hier, zoals toen Mario Rossi vertel<strong>de</strong> over <strong>de</strong> slag bij Derna, <strong>de</strong><br />

lof gezongen van <strong>de</strong> onvergetelijke Lodomez-familieglimlach. En het zegt wel iets<br />

dat <strong>Couperus</strong> het manuscript van het feuilleton waarin hij juist dit heeft uitgezegd,<br />

ten geschenke heeft gegeven aan Giulio's<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


478<br />

zuster, Emma Garzes-Lodomez. 10 Dit althans is aan Elisabeths vernietigingsdrang<br />

ontsnapt.<br />

De terugkeer in Den Haag gaf aanvankelijk stof genoeg tot vele intieme<br />

bespiegelingen. Zo beschreef <strong>Couperus</strong> uitvoerig en met warmte het ou<strong>de</strong> huis<br />

Molenstraat 26, 11 ‘niet een ou<strong>de</strong>rlijk huis maar het is het bijna’. Hij beschreef <strong>de</strong><br />

sfeer, <strong>de</strong> geheimzinnige hoekjes en hokjes, waar het verle<strong>de</strong>n als het ware was blijven<br />

hangen, en allerlei herinneringen drongen zich als vanzelf aan hem op: 12 ‘Ik heb het<br />

huis in vroegere, jongere jaren gekend als het blij<strong>de</strong> huis, vòl feest, vol vreugd, vol<br />

drukke wereldschheid. Er is geweest in het huis verdriet en vreugd: <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren zijn<br />

er groot gewor<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> groote kin<strong>de</strong>ren hebben het huis verlaten, bijna allen, en <strong>de</strong><br />

ou<strong>de</strong>rs zijn er achter gebleven, niet geheel eenzaam maar toch, onvermij<strong>de</strong>lijk, in<br />

<strong>de</strong>n weemoed <strong>de</strong>r làtere jaren, die altijd <strong>de</strong>n weemoed zijn. Maar wàt er ook gebeurd<br />

in het huis is, feest, vreug<strong>de</strong>, zorg, verdriet, wat er ook gegaan is en uit gewischt, <strong>de</strong><br />

vreem<strong>de</strong> ‘stemming’ is altijd gebleven, als bezonken, zelfs dièper bezonken. Zij zal<br />

blijven, zoo lang bestaan zal het huis.’ De tuin, een kloosterachtige binnenhof, <strong>de</strong><br />

ou<strong>de</strong>rwets grote zol<strong>de</strong>r, alles zag hij met ontroering terug.<br />

Kin<strong>de</strong>rherinneringen heeft hij ook in <strong>de</strong>ze weken opgehaald. In <strong>Een</strong> Hagenaar<br />

terug in Den Haag beschrijft hij zijn jeugdjaren op <strong>de</strong> Mauritska<strong>de</strong>, on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> hoe<strong>de</strong><br />

van zijn moe<strong>de</strong>r en <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>rmeid Caroline. 13 Op een avond wan<strong>de</strong>lend door <strong>de</strong><br />

binnenstad herken<strong>de</strong> hij het paleisje van <strong>de</strong> koningin-moe<strong>de</strong>r, <strong>de</strong> paleizen van <strong>de</strong><br />

prins van Oranje en van prins Alexan<strong>de</strong>r. Hij herken<strong>de</strong> veel: ‘Hier doem<strong>de</strong>n, huis<br />

aan huis, <strong>de</strong> huizen van vrien<strong>de</strong>n, die, ook, waren gestorven of verhuisd, naar an<strong>de</strong>re<br />

huizen, naar an<strong>de</strong>re ste<strong>de</strong>n... Hier had <strong>de</strong>s Hagenaars wereldsche jeugd geschitterd,<br />

daar had hij leed gehad met wie hem lief was geweest. Hier was hij intiem binnen<br />

gekomen en hem heug<strong>de</strong> nog <strong>de</strong> aroma <strong>de</strong>r vergane gesprekken; daar had hij slechts<br />

als “uitgaand jongmensch” eenige uiterlijkheid ten beste gegeven, maar àlle die<br />

huizen, wier drempels hij eens had overschre<strong>de</strong>n en die hij nu <strong>voor</strong> bij ging, <strong>de</strong><strong>de</strong>n<br />

zijn te gevoelige hart aan.’<br />

In <strong>de</strong>ze euforische nostalgie terugkijkend naar Italië, moest <strong>Couperus</strong> toegeven<br />

dat Den Haag hem prettiger aan<strong>de</strong>ed dan Florence <strong>de</strong> laatste tijd gedaan had. Dat het<br />

daarginds niet meer het Italië was van twintig Jaar gele<strong>de</strong>n, had hij al wel vagelijk<br />

bespeurd, maar hij had het toch niet goed tot zich door laten dringen. Nu, op een<br />

afstand, begreep hij het beter.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


479<br />

Florence had zich gemo<strong>de</strong>rniseerd, al beweer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> futuristen dan van niet. Dat had<br />

<strong>de</strong> stad alleen maar lelijker gemaakt. De winters waren er kil van mist. Noch sociaal,<br />

noch <strong>voor</strong>al ook artistiek gebeur<strong>de</strong> er ook maar iets van enig belang. De stad aan <strong>de</strong><br />

Arno was een schitteren<strong>de</strong>, kunstig bewerkte medaille - <strong>de</strong> keerzij<strong>de</strong> ervan, met een<br />

aantal diepe krassen, zag <strong>Couperus</strong> pas goed in Den Haag. Orlando had gelijk gehad<br />

met hem te waarschuwen dat hij Florence i<strong>de</strong>aliseer<strong>de</strong>: 14 ‘... je ziet dat alles zoo mooi,<br />

door je verbeelding heen en fantazie... Je ziet onze mo<strong>de</strong>rne armoê door je eigen<br />

rijkdom... Je geeft je eigen glans aan wat dof is...’ had hij gezegd. Terug in Den Haag<br />

zag <strong>Couperus</strong> daar <strong>de</strong> juistheid van in. - Terzelf<strong>de</strong>rtijd echter ontging het hem dat<br />

hij, na haar tien jaar niet gezien te hebben, van <strong>de</strong> weeromstuit nu zijn geboortestad<br />

i<strong>de</strong>aliseer<strong>de</strong>. Ontwaken uit déze droom zou wat sneller verlopen.<br />

Wereldoorlog of niet, het leven ging zon<strong>de</strong>r veel veran<strong>de</strong>ringen door. De twintigste<br />

februari woon<strong>de</strong>n <strong>Couperus</strong> en Elisabeth op uitnodiging van Willem Royaards in<br />

Amsterdam <strong>de</strong> première van Fre<strong>de</strong>rik van Ee<strong>de</strong>ns De heks van Haarlem bij. 15 <strong>Couperus</strong><br />

logeer<strong>de</strong> in het Doelen Hotel, waar hij, <strong>voor</strong> het eerst na lange tijd, een ontmoeting<br />

had met zijn uitgever Veen. Over <strong>de</strong>ze samenkomst weten wij ver<strong>de</strong>r weinig, 16 maar<br />

ongetwijfeld is <strong>de</strong> uitgave in boekvorm van De ongelukkige me<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwerp van<br />

gesprek geweest. Beter zijn wij op <strong>de</strong> hoogte van Fre<strong>de</strong>rik van Ee<strong>de</strong>ns reactie toen<br />

hij het Haagse echtpaar tij<strong>de</strong>ns een souper na afloop persoonlijk leer<strong>de</strong> kennen. 17 In<br />

zijn dagboek teken<strong>de</strong> hij namelijk op: 18 ‘<strong>Couperus</strong>, dien ik <strong>voor</strong> 't eerst van mijn<br />

leven ontmoette, trok mij eerst niet aan, door zijn precieuze verwijfdheid. Vooral<br />

zijn vrouw vond ik antipathiek. Maar ik bespeur<strong>de</strong> spoedig het kind in hem, zijn<br />

kin<strong>de</strong>rlijke, tee<strong>de</strong>re manier. En dat bond mij terstond aan hem. Ik zal hem bezoeken<br />

in Den Haag.’ 19<br />

Heeft <strong>Couperus</strong> die avond te kennen gegeven dat hij wel eens iets <strong>voor</strong> het toneel<br />

wil<strong>de</strong> vertalen? De laatste aflevering van De ongelukkige was in januari 1915 in<br />

Groot-Ne<strong>de</strong>rland verschenen. Ongetwijfeld zocht hij naar niet al te inspannen<strong>de</strong><br />

maar wél lucratieve bezighe<strong>de</strong>n. Geld verdienen werd meer dan ooit bittere noodzaak,<br />

omdat hij in Ne<strong>de</strong>rland veel meer nodig had, al was het alleen maar om fiscale<br />

re<strong>de</strong>nen. Hoe dit ook gegaan moge zijn, kort hierna moet Eduard Verka<strong>de</strong>, die sinds<br />

1913-'14 met zijn Haghespelers het zaaltje Heerengracht 13 te Den Haag was gaan<br />

bespelen, hem <strong>de</strong> vertaling opgedragen hebben van Edmond Rostands Chantecler.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


480<br />

<strong>Couperus</strong> heeft <strong>de</strong> vertaling in<strong>de</strong>rdaad ook gemaakt Toe een opvoering is het echter<br />

nooit gekomen. 20<br />

Spoedig vond hij heel an<strong>de</strong>re mid<strong>de</strong>len om in zijn on<strong>de</strong>rhoud te <strong>voor</strong>zien, en dit<br />

nog wel zon<strong>de</strong>r dat hij er een pen <strong>voor</strong> op papier hoef<strong>de</strong> te zetten. Sinds vele jaren<br />

reeds las hij graag <strong>voor</strong> uit eigen werk, in intieme kring zoals wij ons herinneren:<br />

Eline Vere in <strong>de</strong> tuin van Sofialaan 12, De berg van licht bij Cyriel Buysse in Afsneé,<br />

Langs lijnen bij Trudy <strong>de</strong> la Valette in Pasoeroean. Vrijwel al zijn werk placht hij<br />

bovendien aan Elisabeth <strong>voor</strong> te lezen <strong>voor</strong> hij het naar <strong>de</strong> drukker zond. In 1899<br />

had hij in Indië pecuniae causa al Fi<strong>de</strong>ssa in het openbaar willen <strong>voor</strong>dragen.<br />

Op 23 maart 1915 snoepte Den Haag <strong>de</strong> Delftse stu<strong>de</strong>nten <strong>de</strong> première af van<br />

<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> als <strong>voor</strong>drachtskunstenaar. (Hij had Veen op 13 februari<br />

toevertrouwd: 21 ‘ik hoû misschien een <strong>voor</strong>dracht <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Delftsche Stu<strong>de</strong>nten.’ Op<br />

zijn verzoek zond Veen hem daarop een exemplaar van God en go<strong>de</strong>n.) Het optre<strong>de</strong>n<br />

in Kunstzaal Kleykamp - toen nog op <strong>de</strong> hoek Paleisstraat/Oranjestraat; later Ou<strong>de</strong><br />

Scheveningseweg 3 tegenover het Vre<strong>de</strong>spaleis - werd een sensatie. Enkele<br />

familiele<strong>de</strong>n en beken<strong>de</strong>n had<strong>de</strong>n gevon<strong>de</strong>n dat het zon<strong>de</strong>r een stijlvol <strong>de</strong>corum, niet<br />

zou gaan. 22 De heer Kleykamp zelf had zich daarop bereid getoond een Boeddhabeeld<br />

bij te dragen. Dr. A. Bredius, die <strong>Couperus</strong> kort na zijn terugkeer ontmoet had en<br />

wiens schil<strong>de</strong>rijenverzameling en tekeningen hij in het majesteitelijke woonhuis<br />

Prinsegracht 6 al had mogen bewon<strong>de</strong>ren, leen<strong>de</strong> een paar vermeen<strong>de</strong> Rembrandts<br />

en een Correggio. Catharina Vlielan<strong>de</strong>r Hein kwam op het i<strong>de</strong>e van een marmeren<br />

zuil; attribuut par excellence om elegant op te kunnen leunen. <strong>Een</strong> niet na<strong>de</strong>r beken<strong>de</strong><br />

mevrouw - <strong>Louis</strong>e <strong>de</strong> Ranitz? - wapper<strong>de</strong> met een kanten doekje dat on<strong>de</strong>r <strong>Couperus</strong>'<br />

glaasje water moest wor<strong>de</strong>n gelegd. (Bij het spreken placht hij van suikerwater te<br />

nippen.) Elisabech, tenslotte, bedacht heel bijzon<strong>de</strong>re lichteffecten die het bij fluwelen<br />

wandbespanningen goed zou<strong>de</strong>n doen: albasten vaas-lampen en alles verschemeren<strong>de</strong><br />

zij<strong>de</strong>n kappen. <strong>Een</strong> boeket arumkelken die <strong>de</strong> pers hardnekkig aäronskelken zou<br />

noemen - <strong>Couperus</strong> bezwoer <strong>de</strong> heren dat Mozes' broe<strong>de</strong>r in het geheel niets met zijn<br />

kelken te maken had -, vervolmaakte het precieuze <strong>de</strong>cor. Naar dit fraaie toneel, heeft<br />

<strong>de</strong> Haagse beau (?) mon<strong>de</strong> die avond met open mond zitten staren: zoiets was nog<br />

nimmer vertoond, en dat in een wereldoorlog! Welk een ongehoor<strong>de</strong> pretenties, luxe,<br />

<strong>de</strong>ca<strong>de</strong>ntie! <strong>Een</strong> vertoning, in<strong>de</strong>rdaad, zou weldra Jan Toorop smalen. <strong>Couperus</strong> las<br />

De zonen <strong>de</strong>r zon <strong>voor</strong>. Het was<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


481<br />

waarschijnlijk <strong>de</strong> ongelukkigste tekst die hij had kunnen kiezen. Maar wat <strong>de</strong>er<strong>de</strong><br />

het? Men was met zozeer gekomen om te luisteren dan wel om te kijken. 23 Er waren<br />

<strong>voor</strong>al veel dames.<br />

Over dit eerste optre<strong>de</strong>n heeft Just Havelaar verteld: 24 ‘Toen hij zelve ein<strong>de</strong>lijk<br />

binnentrad, doof<strong>de</strong>n op geheimzinnige wijze alle lichten, behalve daar, waar <strong>de</strong><br />

Dichter stond. Doch geen hél licht omglans<strong>de</strong> zijn hoofd - neen, het was een licht<br />

dat, vloeiend door albasten vazen en door lichtzij<strong>de</strong>n stoffen, van een zedig mysterie<br />

vol scheen. [...] En <strong>de</strong> Dichter sprak. Zijne stem rees en daal<strong>de</strong>, vloei<strong>de</strong> en storm<strong>de</strong>,<br />

klaag<strong>de</strong>, riep, ween<strong>de</strong> en zong. Ja, hoort, nu werd 't waárlijk een zingen, een<br />

psalmodisch zingen als van een zaliglijk vervoer<strong>de</strong>n priester... Doch dan wiessen <strong>de</strong><br />

zoete litanieën weer aan, wiessen zij aan tot <strong>de</strong> machtiger akkoor<strong>de</strong>n van <strong>de</strong>n haat,<br />

<strong>de</strong> toom, <strong>de</strong> wanhoop en van <strong>de</strong> juichen<strong>de</strong> triomf-extase...’ - Over <strong>de</strong> inhoud van het<br />

<strong>voor</strong>gelezene geen woord.<br />

In Het Va<strong>de</strong>rland schreef dr. Jan Walch: 25 ‘<strong>Een</strong> eigenaardige factor in <strong>de</strong>ze won<strong>de</strong>re<br />

visioenentoovering was <strong>Couperus</strong>' <strong>voor</strong>dracht en meer, zijn stem. [...] <strong>Couperus</strong> zegt<br />

niet woor<strong>de</strong>n, maar groote week-fantastische perio<strong>de</strong>n, waarin plots 'n énkel woord<br />

slechts oplicht; - maar <strong>de</strong> kleur van 't geheel <strong>de</strong>r visie blijft ook dan overheerschend.<br />

Het is ongemeen, en het is won<strong>de</strong>rbaar suggestief. De stem en <strong>de</strong> uitspraak van <strong>de</strong>n<br />

Meester zijn als die van niemand an<strong>de</strong>rs. Ik bedoel niet dat ook die móóier zijn dan<br />

van iemand an<strong>de</strong>rs. Ze hebben iets zeer precieus, dat toch <strong>voor</strong> zijn persoon volkomen<br />

natuurlijk is. Het is het Hollandsch, dat <strong>voor</strong> vele jaren uit een aristocratisch-Haagsch<br />

milieu is weggedragen naar <strong>de</strong>n vreem<strong>de</strong>; en terwijl in Den Haag milieus vergingen<br />

en hun eigenaardighe<strong>de</strong>n vloei<strong>de</strong>n weg, bleef daar ginds een bewaar<strong>de</strong>r van een<br />

curieus verfijnd taalschatje.’<br />

<strong>Een</strong> zekere Haganus zei het in Buiten nog weer an<strong>de</strong>rs: 26 ‘Ge weet hoevelen in het<br />

kleine Ne<strong>de</strong>rland het Haagsche accent tot aanfluiting is. [...] Welnu, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong><br />

heeft geen Haagsch accent, evenmin als een kopje mokka naar koffie smaakt.<br />

Haagsche hopjes smaken naar koffie, Haagsche hopjes hebben in tongestreeling dus,<br />

geestelijk gesproken, een koffie accent, maar een kopje mokka heeft geen koffie<br />

accent, wijl het <strong>de</strong> koffie, <strong>de</strong> verfijn<strong>de</strong> koffie nog wel, zelve is. Zoo genomen heeft<br />

<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> geen Haagsch accent, hij is <strong>de</strong> verfijn<strong>de</strong> Haagsche sprake zelve; hij<br />

is er <strong>de</strong> incarnatie van, gelijk Budha <strong>de</strong> incarnatie mag heeten van bezonken wijsheid.<br />

[...] In <strong>de</strong> donkere vertrekken, waar het meeren<strong>de</strong>els uit dames bestaan<strong>de</strong> publiek<br />

was gezeten, hing spoedig heel zwaar <strong>de</strong> lucht<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


482<br />

van tienerlei parfum. Het was <strong>de</strong> weel<strong>de</strong> van tal van boudoirs in kleine ruimte te<br />

verzameld, die in zwaar aroôm opsteeg en neerzeef<strong>de</strong>, overal door drong, alles<br />

vervul<strong>de</strong>. En won<strong>de</strong>rwel paste hierbij <strong>de</strong> verbeeldingsweel<strong>de</strong>, waarme<strong>de</strong> <strong>Louis</strong><br />

<strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> geboorte van vuur en licht op aar<strong>de</strong> heeft verlucht. [...] Het fraai<br />

gebon<strong>de</strong>n boek hield onze meest Haagsche Hagenaar in <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> han<strong>de</strong>n en alleen<br />

steun<strong>de</strong> zijn rechter arm op een zuil, die waarlijk tot dit doel scheen gemaakt, in ste<strong>de</strong><br />

van tot het dragen van beeldje, bloemvaas of lamp te dienen.’<br />

Wat vond <strong>Couperus</strong> er zelf van? ‘Heel veel succes, mijn lezing in Den Haag’,<br />

stel<strong>de</strong> hij vergenoegd vast in een brief aan Veen. 27 Enkele dagen later wijd<strong>de</strong> hij in<br />

Het Va<strong>de</strong>rland een feuilleton aan zijn optre<strong>de</strong>n, On<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n Boeddha, waarin hij<br />

verklaar<strong>de</strong> niet meer dan een simpele burgerjongen te zijn die er een beetje ingelopen<br />

was. 28 Dat hij zelf <strong>de</strong> bloemen had verzorgd <strong>voor</strong> <strong>de</strong> theetafel, waaraan in <strong>de</strong> pauze<br />

<strong>de</strong> freules De Ranitz en Van Hoogendorp thee schonken - een bericht dat zelfs het<br />

Soerabajaasch Han<strong>de</strong>lsblad het vermel<strong>de</strong>n waard vond 29 -, verzweeg hij met enige<br />

tact, hoewel het er volgens <strong>de</strong> Indische journalist ‘smaakvol en coquet’ had uitgezien.<br />

<strong>Couperus</strong>' reputatie was hiermee, <strong>voor</strong> zover nog nodig, gemaakt. Maar hoevelen<br />

van <strong>de</strong>ze Haagse toehoor<strong>de</strong>rs zullen ook maar een syllabe van <strong>de</strong> op zichzelf toch al<br />

zo abstruse tekst begrepen hebben? <strong>Couperus</strong> had dat een beetje <strong>voor</strong>zien. <strong>Een</strong><br />

inleiding die hij daartoe met opzet geschreven had liet hij bovendien in <strong>de</strong> courant<br />

afdrukken, zodat ie<strong>de</strong>r die het wil<strong>de</strong> zijn proloog nog eens rustig kon nalezen. 30 Wij<br />

hoeven er hier niet opnieuw op in te gaan. Wel moet gezegd wor<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> keuze<br />

van juist dit proza, zoveel jaren na het ontstaan ervan, iets raadselachtigs heeft. Hoe<br />

<strong>Couperus</strong> er toe gekomen is dit sterk theosofisch getinte verhaal weer uit <strong>de</strong> kist op<br />

te diepen blijkt onvoldoen<strong>de</strong> uit zijn eigen commentaar: ‘Zoo ik De Zonen <strong>de</strong>r<br />

Zon kies, om u he<strong>de</strong>n avond uit <strong>voor</strong> te dragen, is dit vermoe<strong>de</strong>lijk omdat dit verhaal<br />

tot mijne liefste scheppingen behoort: een <strong>de</strong>r weinige, mijner reeds jaren gele<strong>de</strong>n<br />

geschreven werken, dat nog <strong>de</strong>elt in mijn gunst.’ - Waar het om gaat blijkt uit De<br />

verlei<strong>de</strong>r. Het was zijn eigen dichterlijk antwoord op <strong>de</strong> grote wereldbrand. Daarom<br />

ook voeg<strong>de</strong> hij enkele dichtregels toe die als volgt eindig<strong>de</strong>n:<br />

‘...nooit zal blijven wat werd,<br />

En alles, eenmaal, zal we<strong>de</strong>r terugvloeien in<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


Licht, zelfs <strong>de</strong> Duisternis zelve,<br />

Tot alles verzoend zal zijn, en eeuwig.’<br />

483<br />

Over zijn lezing in Delft, drie dagen later, schreef hij Veen. 31 ‘Ook in Delft was het<br />

heel aardig.’ Sommige lie<strong>de</strong>n uit zijn gehoor dachten daar toch wat an<strong>de</strong>rs over,<br />

getuige dit verslag: 32 ‘...wree<strong>de</strong> ontgoocheling! Deze hooge krijschen<strong>de</strong> faussetstem,<br />

een afschuwelijk papegaaiengeluid; <strong>de</strong>ze valsche, van affektatie niet genoeg<br />

geaffekteer<strong>de</strong> stem. O! bittere beproeving mijner ooren! En <strong>de</strong> vermoeidheid, die<br />

het luisteren naar dit aanhou<strong>de</strong>n<strong>de</strong> schelle gepiep veroorzaakte... Er was veel en<br />

nieuwsgierig publiek. Allen waren gekomen om het Haagsche won<strong>de</strong>r te<br />

aanschouwen, om te genieten in-het-zich-vermaken met <strong>de</strong>n geaffekteer<strong>de</strong>n <strong>Louis</strong><br />

<strong>Couperus</strong>.’ - Maar misschien heeft <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong>ze recensie niet eens on<strong>de</strong>r ogen<br />

gekregen. Hij was gewend alleen enige notitie te nemen, beweer<strong>de</strong> hij vaak, van<br />

gunstige reacties. An<strong>de</strong>re beoor<strong>de</strong>lingen interesseer<strong>de</strong>n hem eenvoudig niet: ‘al die<br />

kaereltjes’! <strong>Een</strong> erg prettige herinnering behield hij in elk geval aan <strong>de</strong> Delftse<br />

boekwinkels. Zij bleken, zo zag hij in het <strong>voor</strong>bijgaan, alle werken die er van hem<br />

verkrijgbaar waren - en gezien <strong>de</strong> volle zol<strong>de</strong>rs waar Veen herhaal<strong>de</strong>lijk over klaag<strong>de</strong><br />

moeten er dat nogal wat geweest zijn - bij hele stapels in hun etalages gelegd te<br />

hebben. 33<br />

Intussen gingen zowel hijzelf als Veen er van uit dat <strong>de</strong> laatste De ongelukkige<br />

zou uitgeven, zodra <strong>de</strong> <strong>voor</strong>publikatie in Groot-Ne<strong>de</strong>rland tot een ein<strong>de</strong> was gekomen.<br />

Van <strong>de</strong> drukker, Thieme nog altijd, ontving <strong>Couperus</strong> zelfs al tamelijk snel <strong>de</strong> eerste<br />

drukproeven. Deze bleken zeer ‘vuil’ te zijn, wat dus veel correctiewerk beteken<strong>de</strong>.<br />

Het zette <strong>Couperus</strong> aan het <strong>de</strong>nken. In aan dui<strong>de</strong>lijkheid weinig te wensen overlatend<br />

zakelijk proza verzocht hij Veen: 34 ‘Maak dus <strong>voor</strong> De Ongelukkige contract op; geef<br />

mij wat je <strong>de</strong>nkt en laat mij behou<strong>de</strong>n mijn auteursrechten <strong>voor</strong> “volgen<strong>de</strong> uitgaven”.’<br />

Het honorarium waar Veen daarop mee kwam aanzetten achtte hij echter weer<br />

eens veel te laag - re<strong>de</strong>n genoeg om in een volgen<strong>de</strong> brief te schrijven dat hij daar<br />

natuurlijk helemaal niet op in kon gaan: 35 ‘Ik meen<strong>de</strong> uit ons laatste gesprek te hebben<br />

kunnen opmaken, dat je hooger honorarium kon geven. Heb ik mij vergist, dan<br />

moeten wij werkelijk maar niet meer samen werken maar ik kan niet <strong>voor</strong>tgaan met<br />

een groote, historische roman af te staan <strong>voor</strong> zulle een prijsje.’ Hij ging nog ver<strong>de</strong>r.<br />

Argwanend gewor<strong>de</strong>n, kwam het ongelukkige vermoe<strong>de</strong>n bij hem op<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


484<br />

dat Veen, <strong>de</strong> onkreukbare, hem wel eens zou kunnen bedotten. Tamelijk grievend<br />

moet <strong>voor</strong> Veen <strong>Couperus</strong>' bouta<strong>de</strong> geweest zijn die als volgt luid<strong>de</strong>: ‘Ik kom<br />

vermoe<strong>de</strong>lijk ± 22 April in Amsterdam en hoop er enkele dagen te blijven. Je hebt<br />

mij zoo dikwijls gezegd, dat ik je boeken kon inzien, dat ik nu in Holland zijn<strong>de</strong>, mij<br />

wel eens door <strong>de</strong>skundigen zoû willen doen inlichten - na inzage dier boeken - welke<br />

<strong>de</strong> re<strong>de</strong>nen zijn waarom ik, als gevier<strong>de</strong> en veel gelezen auteur, mij <strong>de</strong> laatste jaren<br />

met honoraria moet tevre<strong>de</strong>n stellen, die zóo verschillen met wat ik vroeger kreeg.<br />

Je begrijpt, dat mij dat wel interesseert. Verkoop je mij werkelijk zoo veel min<strong>de</strong>r -<br />

veel min<strong>de</strong>r b.v. dan Thérèse Hoven, als je mij verle<strong>de</strong>n gezegd hebt - dan zoû ik<br />

mij waarlijk maar hou<strong>de</strong>n bij Thérèse Hoven en moeten wij afscheid nemen.<br />

Samenwerking is in dit geval <strong>voor</strong> geen van ons bei<strong>de</strong>n aangenaam. Ik, ten minste<br />

kan onmogelijk <strong>voor</strong>t gaan, als ik het eenige jaren reeds heb gedaan, ter wille van<br />

onze goe<strong>de</strong> verhouding, mij te laten afschepen met een paar hon<strong>de</strong>rd gul<strong>de</strong>n.’ (De<br />

hoofdre<strong>de</strong>n waarom <strong>Couperus</strong> naar Amsterdam zou komen was gelegen in een lezing<br />

die hij daar eind april zou hou<strong>de</strong>n; een gebeurtenis die veel stof heeft doen opwaaien.)<br />

In zijn hart had <strong>Couperus</strong> van Italië toch nog geen <strong>de</strong>finitief afscheid genomen.<br />

Over <strong>de</strong> te verwachten duur van <strong>de</strong> oorlog bleef hij optimistisch. Emma Garzes<br />

stuur<strong>de</strong> hem soms Italiaanse couranten en boeken, waar hij zich blij mee betoon<strong>de</strong>:<br />

zo was hij nog een beetje in Florence. Voorzichtig vroeg hij haar of zij geen lust had<br />

die zomer eens naar Ne<strong>de</strong>rland te komen. 36 Maar daar kon natuurlijk geen positief<br />

antwoord op verwacht wor<strong>de</strong>n. <strong>Couperus</strong> had niet eens een eigen huis aan te bie<strong>de</strong>n.<br />

Soms vertel<strong>de</strong> hij haar in zijn brieven iets over het leven dat hij nu leid<strong>de</strong>: 37 ‘Diner<br />

en theater, het houdt niet op! <strong>Een</strong> beetje te veel, als u het mij eerlijk vraagt. Maar<br />

<strong>voor</strong> Betty is het heel goed, want werkelijk, <strong>de</strong> laatste tijd, afgezien van uw lieve<br />

vriendschap, had zij weinig in Italië.’ Hij sprak <strong>de</strong> hoop uit dat hij tegen het najaar<br />

weer naar Florence terug zou kunnen keren. - Emma antwoord<strong>de</strong> min<strong>de</strong>r regelmatig<br />

dan <strong>Couperus</strong> verwachtte. Het was <strong>de</strong> vraag of zijn brieven wel aankwamen. <strong>Een</strong>s<br />

schreef hij haar daarom in het Duits. 38<br />

Het grote probleem bleven natuurlijk steeds <strong>de</strong> financiën. Van Booven <strong>de</strong>elt mee<br />

dat <strong>Couperus</strong> zich in 1915 maan<strong>de</strong>n lang ter beschikking heeft gesteld van het<br />

<strong>de</strong>partement van Oorlog. 39 Hij zou gevoeld hebben dat er op dat ogenblik alleen maar<br />

nuttige dingen mochten wor<strong>de</strong>n gedaan en<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


485<br />

wil<strong>de</strong> graag ingeschakeld wor<strong>de</strong>n bij het een of an<strong>de</strong>re <strong>de</strong>partementale on<strong>de</strong>rzoek.<br />

Dit gegeven is ongetwijfeld niet uit <strong>de</strong> lucht gegrepen. Maar of <strong>Couperus</strong> nu zo<br />

e<strong>de</strong>lmoedig en patriottisch was gewor<strong>de</strong>n mag toch wel <strong>de</strong> vraag heten. Eer<strong>de</strong>r ligt<br />

het <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand te vermoe<strong>de</strong>n dat hij op een of an<strong>de</strong>re functie hoopte die hem een<br />

vast salarisje zou garan<strong>de</strong>ren. Toen <strong>de</strong> oorlog langer bleek te zullen duren en <strong>Couperus</strong><br />

financieel toch re<strong>de</strong>lijk uit <strong>de</strong> voeten kwam, heeft hij <strong>de</strong>ze <strong>voor</strong>nemens geheel laten<br />

varen. Wel vond hij het prettig nu ook wat meer <strong>voor</strong> <strong>de</strong> redactie van Groot-Ne<strong>de</strong>rland<br />

te doen. Hij las ingezon<strong>de</strong>n kopij mee, gaf zijn oor<strong>de</strong>el en schreef <strong>de</strong> inzen<strong>de</strong>rs soms<br />

eigenhandig terug.<br />

Lezingen die van hem gevraagd wer<strong>de</strong>n nam hij zoveel mogelijk aan. Eind april<br />

leid<strong>de</strong> dit in Amsterdam tot een onverkwikkelijke rel. 40 Hij zou spreken in het gebouw<br />

De Roos aan het Rokin, in <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> zaal waarin <strong>de</strong> kunsthan<strong>de</strong>laar Theo Neuhuys<br />

op dat ogenblik een aantal recente werken van Jan Toorop exposeer<strong>de</strong>. Toorop schreef<br />

daarop in De Maansbo<strong>de</strong> - het Algemeen Han<strong>de</strong>lsblad nam dit over - een boos<br />

ingezon<strong>de</strong>n stuk. 41 De suggestie bleek namelijk gewekt te zijn dat <strong>Couperus</strong>' optre<strong>de</strong>n<br />

tevens moest dienen als een soort van reclame <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze tentoonstelling. Woe<strong>de</strong>nd<br />

sverklaar<strong>de</strong> <strong>de</strong>, in 1901 katholiek gewor<strong>de</strong>n, heer Toorop dat hij God zij dank geen<br />

reclame nodig had. Neuhuys verzocht hij met klem te trachten ‘een an<strong>de</strong>re zaal <strong>voor</strong><br />

die lezing te vin<strong>de</strong>n. Mocht hij er niet in slagen, zoo heb ik hem verzocht het portret<br />

van Z.D.H. <strong>de</strong>n Bisschop van Haarlem, Mgr. Callier, het nieuwe groote paneel “Het<br />

Laatste Avondmaal” (Kapel van het St. Franciscus-huis, O.Z. Voorburgwal,<br />

Amsterdam) en nog eenige an<strong>de</strong>re gewij<strong>de</strong> werken, onverbid<strong>de</strong>llijk uit <strong>de</strong><br />

tentoonstellingszaal te doen verwij<strong>de</strong>ren, en zeer zeker in <strong>de</strong> zaal geen vertooningen<br />

te doen, die in Den Haag (wat ik niet gezien heb, doch vernomen) plaats hebben<br />

gehad. J. Toorop.’<br />

De <strong>voor</strong>dracht heeft op 27 april 1915 toch in <strong>de</strong> bewuste zaal plaatsgevon<strong>de</strong>n, zij<br />

het nadat <strong>de</strong> gewraakte schil<strong>de</strong>rijen daar intussen uit waren verwij<strong>de</strong>rd. <strong>Een</strong> <strong>de</strong>el van<br />

Toorops werken is echter blijven hangen, wat een door De Maasbo<strong>de</strong> gestuur<strong>de</strong><br />

recensent - on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> titel ‘De apotheose van het gepleisterd graf’ - alsnog inspireer<strong>de</strong><br />

tot <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n: ‘Ik heb geen oogenblik vermogen te begrijpen, wat <strong>Couperus</strong> daar<br />

te doen had te mid<strong>de</strong>n van Toorop's werken van Christelijke symboliek, van Roomsche<br />

ontroeringen en bovennatuurlijke gedachten, te mid<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> vergeestelijkte<br />

portretten van paters en priesters.’ De man vond ‘<strong>Couperus</strong>' kunst<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


486<br />

niet an<strong>de</strong>rs dan een veld van giftige bloemen: haar geur en haar schoonheid zijn diep<br />

ver<strong>de</strong>rfelijk. En het is merkwaardig ook te zien, hoe alle innerlijk ontbreekt aan alle<br />

mo<strong>de</strong>rne hei<strong>de</strong>nsche kunst, die uit haar aard imitatiekunst is, laf, geaffecteerd, valsch<br />

en voos. [...] Die zinnelijkheid nu van het woord vier<strong>de</strong> ook gisteravond hoogtij en<br />

<strong>Couperus</strong> zong met zijn gekunstel<strong>de</strong>, sleepen<strong>de</strong>, moduleeren<strong>de</strong>, soms weeklagen<strong>de</strong><br />

stem zijne hoor<strong>de</strong>rs en hoor<strong>de</strong>ressen in zwijmel. Er werd genoten - dat kon men zien<br />

aan houdingen en gezichten.’<br />

Iets min<strong>de</strong>r geëmotioneerd reageer<strong>de</strong> <strong>de</strong> NRC, 42 die eenvoudigweg schreef: ‘Voor<br />

<strong>de</strong>n smallen wand van <strong>de</strong> zaal, omringd door vitrines gevuld met Oostersche preciosa<br />

en zacht lichten<strong>de</strong> faïence, geleund op een zuilvormige pie<strong>de</strong>stal, met een lagen<br />

trumeau naast zich, waarop mevrouw <strong>Couperus</strong> een paar bloemen neerleg<strong>de</strong>, stond<br />

<strong>de</strong> dichter tegenover <strong>de</strong> geheel gevul<strong>de</strong> zaal. Aan <strong>de</strong> wan<strong>de</strong>n Toorop's teekeningen,<br />

waaron<strong>de</strong>r <strong>de</strong> sterke en suggestieve Apostelkoppen, en Toorop's schil<strong>de</strong>rijen, waaraan<br />

het bisschoppelijk portret thans ontbrak.’<br />

Het merkwaardigste getuigenis van <strong>de</strong>ze avond heeft ongetwijfeld ‘Honoré <strong>de</strong> la<br />

Baignoire’ ons nagelaten. 43 Na mevrouw <strong>Couperus</strong> beschreven te hebben als ‘eene<br />

geélanceer<strong>de</strong> dame met een zeer geélanceerd kapsel’ <strong>de</strong>elt hij me<strong>de</strong> dat <strong>Louis</strong><br />

<strong>Couperus</strong> zelf niet stónd, neen, hij ‘heeft het zweven<strong>de</strong>, dat in een salon past’. De<br />

Roos was bedwelmend van parfum. Er waren ook letterkundigen aanwezig: ‘Querido<br />

keek vragend en toch goedkeurend. <strong>Een</strong> rechter van het Hof lonkte. De heer <strong>Couperus</strong><br />

ging ver<strong>de</strong>r met i<strong>de</strong>ale, hooge, zéér hóóge stem. Zei hij daar oplóei<strong>de</strong> of opblóei<strong>de</strong>,<br />

ik weet het niet, luister maar, het is nog lang niet ten ein<strong>de</strong>, hij zege nu bloemen, hoe<br />

zegt hij die woor<strong>de</strong>n, hij zegt “bloemen” zoo rond, zoo pasteltee<strong>de</strong>r, hij zegt bloemen<br />

als pastelleer<strong>de</strong> hij roze-engelbeentjes en billetjes - ja billetjes - en hij zegt dit alles<br />

als een Hagenaar. Hij is <strong>de</strong> Hagenaar, poëzie gewor<strong>de</strong>n. Als hij horizon zegt, zegt<br />

hij eerst orisón, op zijn Fransch, en dan verlegt hij, omdat hij Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>r is, want<br />

hij is nu eenmaal Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>r, <strong>de</strong>n klemtoon enkel: dan zegt hij órison. [...] Hij drinkt<br />

niet! hoe kunt ge zeggen dat hij drinkt, hij nipt. Hij snuit niet, hoe kunt ge zeggen<br />

dat hij snuit, hij golft met zijn neusdoek tegen zijn gelaat aan.’ Deze recensent besluit<br />

dan ook met <strong>de</strong> me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling dat ‘een lieve ou<strong>de</strong> en zéér fïjne dame eens gezegd heeft,<br />

ik was er bij: “<strong>Louis</strong>”, zei ze, “Je bent op een gouë drem peltje geboren.”’<br />

In zijn schets De gróote-stad heeft <strong>Couperus</strong> tamelijk geestig op dit alles<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


487<br />

gereageerd. 44 Kennelijk verbaas<strong>de</strong> hij zich zeer over <strong>de</strong> Amsterdamse benepenheid,<br />

en zo mogelijk nog meer over recensies die vrijwel niet op het eigenlijke werk<br />

ingingen maar waarvan <strong>de</strong> schrijvers zich hoofdzakelijk vergaapten aan <strong>de</strong> wijze<br />

‘waarop ik tij<strong>de</strong>ns mijn gewaag<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>dracht, mijn zakdoek droeg en gebruikte,<br />

mijn haar had geborsteld, mijn ketting had hangen, mij snoot of liever niet snoot,<br />

mij laaf<strong>de</strong> of liever niet laaf<strong>de</strong>. Het is waar, ik beken nú, dat ik beter had<strong>de</strong> gedaan<br />

mij flink, als een echte jongen van <strong>de</strong> Digue-<strong>de</strong>-Mer, op het podium mij toe bedacht,<br />

éen vinger tegen het éene neusgat te leggen en dan door het an<strong>de</strong>re een forschen<br />

straal <strong>de</strong> zaal in te blazen: ik ben nú overtuigd, dat dit grootsteedscher zoû gestaan<br />

hebben. Ook had<strong>de</strong> het van metropoolschere manieren getuigd tusschen elke drie<br />

regels <strong>voor</strong>dracht een schuimen<strong>de</strong> pot bier naar binnen te slaan.’<br />

In<strong>de</strong>rdaad was Querido aanwezig, wat ge<strong>de</strong>nkwaardige gevolgen heeft gehad.<br />

Diens eerste twee <strong>de</strong>len van De Jordaan waren toen al verschenen en maakten opgang.<br />

<strong>Couperus</strong>, na zich verlustigd te hebben aan het Amsterdamse stadsschoon en zo<br />

mogelijk nog meer aan <strong>de</strong> kunstschatten van het Rijksmuseum, verlang<strong>de</strong> er naar,<br />

tegen het ein<strong>de</strong> van <strong>de</strong> week die hij in <strong>de</strong> hoofdstad doorbracht, nu ook nog iets van<br />

het volksleven te zien. Samen met wie hij noem<strong>de</strong> een groot schrijver - Israël Querido<br />

dus - en een beminnelijke boef - zekere Willem, die al twee keer had gezeten <strong>voor</strong><br />

zakkenrollen, en ook nog een keer <strong>voor</strong> een regelrechte inbraak - bezocht hij op<br />

vrijdagavond <strong>voor</strong> het eerst van zijn leven <strong>de</strong> Zeedijk, waar echter tot zijn spijt niet<br />

gevochten werd en ook niemand zich, tegen alle verwachtingen in, dompel<strong>de</strong> in<br />

kleurig zwelggenot. Querido's figuur Mooie Karel bleek zelfs in het geheel niet te<br />

bestaan. Ook bezocht het drietal nog <strong>de</strong> Ou<strong>de</strong> Kerk, <strong>de</strong> misdaadsombere wallen en<br />

aanpalen<strong>de</strong> omgeving, terwijl <strong>Couperus</strong> er tenslotte een bijzon<strong>de</strong>r genoegen in schiep<br />

zich door Willem <strong>de</strong> zak te laten rollen. <strong>Een</strong> fraaie zilveren munt mocht <strong>de</strong> goe<strong>de</strong><br />

boef behou<strong>de</strong>n. - Overigens stel<strong>de</strong> dit alles nog niet zoveel <strong>voor</strong>: 45 ‘Deze<br />

nachtwan<strong>de</strong>ling was slechts bedoeld als eene inleiding <strong>voor</strong> een èchte nachtwan<strong>de</strong>ling,<br />

die wij een an<strong>de</strong>ren keer met Willem zou<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rnemen als ik een flanellen hemd,<br />

een roo<strong>de</strong> das en een pet tot mijn dispozitie zoû hebben.’ Zijn schertsen<strong>de</strong><br />

beschrijvingen van een en an<strong>de</strong>r tonen ons weer <strong>de</strong> journalistieke <strong>Couperus</strong> op zijn<br />

best.<br />

Min<strong>de</strong>r badinerend was een brief aan Veen gesteld, die <strong>Couperus</strong> hem op 3 mei,<br />

nog steeds in Amsterdam, waar hij ditmaal logeer<strong>de</strong> in het<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


488<br />

American Hotel, schreef na een kennelijk niet zo prettig verlopen on<strong>de</strong>rhoud. Veen<br />

had hem <strong>de</strong> gevraag<strong>de</strong> inzage in <strong>de</strong> boeken gegeven. <strong>Couperus</strong>' argwaan was er alleen<br />

maar groter door gewor<strong>de</strong>n, vermoe<strong>de</strong>lijk omdat hij <strong>de</strong> cijferreeksen niet goed kon<br />

volgen. Bovendien kreeg hij geen toestemming alles eens rustig mee naar huis te<br />

nemen. Het is pijnlijke lectuur: 46 ‘Amice. Ik geloof, dat, na ons laatste gesprek, het<br />

beter is, dat ik mijn fortuin eens probeer bij een an<strong>de</strong>ren uitgever, wat De Ongelukkige<br />

aan gaat. Ten minste, je laatste <strong>voor</strong>stel kan ik niet aannemen. Het geen echter niet<br />

insluit, dat wij behoeven te breken <strong>voor</strong> altijd. Mocht ik met een an<strong>de</strong>ren uitgever<br />

klaar komen, dan zal ik niet verzwijgen, dat een ge<strong>de</strong>elte van het boek reeds gezet<br />

was en kan je misschien over dit zetsel met hem on<strong>de</strong>rhan<strong>de</strong>len. Het <strong>voor</strong>schot, dat<br />

je zoo vrien<strong>de</strong>lijk was, mij te geven zal ik door Scheurleer je weêr over doen maken.<br />

Dat <strong>de</strong> geheele geschie<strong>de</strong>nis mij niet aangenaam is, behoef ik je niet te zeggen. Men<br />

werkt niet jaren lang met elkan<strong>de</strong>r, zon<strong>de</strong>r dat het pijnlijk wordt van elkan<strong>de</strong>r te<br />

schei<strong>de</strong>n. Maar aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re kant was je geheimzinnigheid met <strong>de</strong> tabel van winst<br />

en verlies, die ik niet eens mocht behou<strong>de</strong>n, mij ook een zeer pijnlijk inci<strong>de</strong>nt.<br />

Algeheele openhartigheid in zaken dunkt mij onvermij<strong>de</strong>lijk om goe<strong>de</strong> vrien<strong>de</strong>n te<br />

blijven.’<br />

Hierna beproef<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> zijn geluk, als vroeger, bij Van Holkema en Warendorf.<br />

Het resultaat hiervan was dat hij Veen in <strong>de</strong> loop van mei kon me<strong>de</strong><strong>de</strong>len: 47 ‘Ik ben<br />

klaar gekomen met Warendorf, <strong>voor</strong> ƒ 1500,- (eerste druk). Ge moet begrijpen, dat<br />

het verschil tusschen zijn 600 en het Uwe mij niet onverschillig kan zijn en het is<br />

mijn oprechte wensch, dat wij, al geef ik De Ongelukkige dus niet bij je uit, toch<br />

goe<strong>de</strong> vrien<strong>de</strong>n zullen blijven, zoo dat latere samenwerking volstrekt niet blijft<br />

uitgesloten.’<br />

Het is steeds weer verrassend te zien hoe in <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> keihar<strong>de</strong>, onverbid<strong>de</strong>lijke<br />

man van zaken samenging met <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>rlijke, bijna sentimentele kunstenaar die zich<br />

in een heel intieme, kleine, besloten wereld altijd nog het meest thuisvoel<strong>de</strong>. De<br />

schets Kin<strong>de</strong>rkamer bij <strong>voor</strong>beeld gaat over een oom en tante die, na jaren verblijf<br />

in het buitenland, bij familie op bezoek komen en daar vier kleine kin<strong>de</strong>ren<br />

aantreffen. 48 Deze plegen weleens een geheimzinnig spel met al hun poppen te spelen,<br />

<strong>de</strong> ringelerei, maar wensen dat nu niet te doen. In een zijkamertje blijkt zich bovendien<br />

een ‘verrassing’ te bevin<strong>de</strong>n die <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren nog niet weten mogen: een poppenhuis<br />

dat nog uit <strong>de</strong> familie stamt. Dat <strong>de</strong> oom en tante <strong>Louis</strong> en Elisabeth zijn ligt niet<br />

alleen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand, het is zelfs geheel zeker. Het<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


489<br />

oorspronkelijke manuscript draagt <strong>de</strong> opdracht: ‘Aan Kitty en Diek. 49 Dit was het<br />

echtpaar Ten Bosch-Vlielan<strong>de</strong>r Hein, wier vier kin<strong>de</strong>ren in<strong>de</strong>rdaad, zoals in het<br />

verhaal, Florence, Mia, Piet en Johan heetten. In dit geval heeft <strong>Couperus</strong> bijzon<strong>de</strong>r<br />

weinig fantasie hoeven te gebruiken. Zijn schets geeft het bezoek en <strong>de</strong> reacties van<br />

<strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren rechtstreeks weer. In <strong>Couperus</strong>’ werk komen weinig kin<strong>de</strong>ren <strong>voor</strong>, ze<br />

vielen in het algemeen buiten zijn directe levenssfeer. Daarom treft het <strong>de</strong>s te meer<br />

met hoeveel begrip en inlevingsvermogen hij hier <strong>de</strong> twee meisjes en twee jongetjes<br />

heeft geobserveerd en weergegeven.<br />

Wat het poppenhuis betreft, <strong>Couperus</strong> herinner<strong>de</strong> het zich heel goed! 50 ‘... Oom<br />

zag vol ontroering het poppenhuis terug, dat hij vroeger reeds gekend had in het<br />

eigen ou<strong>de</strong>rlijk huis en waarmeê <strong>de</strong> zusjes gespeeld toen had<strong>de</strong>n: het was vier<br />

verdiepingen hoog, en een dubbel huis; het was een <strong>voor</strong>naam heerenhuis met alle<br />

mogelijke comfort, het geen niet weg nam, dat, bij <strong>voor</strong>beeld, <strong>de</strong> trappen ontbraken<br />

en alle tusschen<strong>de</strong>uren eveneens’. Er waren ook grote kartonnen dozen vol meubelen,<br />

waarmee het huis nieuw ingericht zou wor<strong>de</strong>n. Florence uit het verhaal weet he<strong>de</strong>n<br />

nog altijd te vertellen dat <strong>Couperus</strong> er buitengewoon opgewon<strong>de</strong>n over raakte. Steeds<br />

weer ging hij op <strong>de</strong> Denneweg bij antiquairs naar poppen-inventaris zoeken, om dat<br />

een plaatsje in het huis te geven. Soms ontzag hij zich niet met <strong>de</strong> kostbaarste zilveren<br />

meubeltjes en an<strong>de</strong>re accessoires aan te komen dragen.<br />

Dat De grootva<strong>de</strong>r, geschreven in november 1915, eveneens op een directe<br />

waarneming teruggaat ligt in <strong>de</strong> lijn <strong>de</strong>r verwachtingen. 51 Ongetwijfeld heeft <strong>voor</strong><br />

<strong>de</strong>ze grootpapa Catharina's echtgenoot Benjamin (‘Ben’) Vlielan<strong>de</strong>r Hein mo<strong>de</strong>l<br />

gestaan, samen met een van zijn kleinkin<strong>de</strong>ren. Deze zwager van <strong>Couperus</strong> was in<br />

1915 al zevenenzeventig jaar oud. Ook hier heeft <strong>Couperus</strong> niet alleen het plotseling<br />

driftige kind, maar ook <strong>de</strong> gedachten en gevoelens van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> man zeer zuiver<br />

geobserveerd en a<strong>de</strong>quaat verwoord. Het gebeuren op zichzelf is haast niets, een<br />

jongetje van zeven jaar dat zijn beer kapot trekt. <strong>Couperus</strong> moet er wel bij geweest<br />

zijn. Foto's van Ben Vlielan<strong>de</strong>r Hein stemmen goed overeen met het fijnzinnige<br />

portret van <strong>de</strong> heel bedachtzame grootva<strong>de</strong>r uit <strong>de</strong> schets. Namen wor<strong>de</strong>n in dit geval<br />

niet genoemd.<br />

<strong>Couperus</strong>' sensitiviteit richtte zich zowel op mensen als op <strong>voor</strong>werpen. In Der<br />

dingen ziel schreef hij over zijn vroegere wan<strong>de</strong>lstok, die <strong>voor</strong> zijn gevoel een ziel<br />

had en van reizen hield. 52 Het gold <strong>voor</strong>al <strong>de</strong> zilveren<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


490<br />

knop ervan. Hij had <strong>de</strong> stok veel in Nice gebruikt, maar bij zijn verhuizing naar<br />

Florence was hij hem kwijtgeraakt. Dit speet hem. Het verhaal heeft iets<br />

aandoenlijks: 53 ‘En soms, als ik mijn wan<strong>de</strong>lstok van he<strong>de</strong>n ter hand neem, <strong>de</strong>nk ik<br />

aan mijn verdwenen stok, aan zijn lieven knop, die zoo gezellig aan voel<strong>de</strong> in <strong>de</strong>n<br />

palm van mijn hand en dan naar voren schoot, nieuwsgierig om te kijken en dan hoop<br />

ik slechts éen ding: Dat hij het tegenwoordig goed heeft. Dat hij in <strong>de</strong>n vermoe<strong>de</strong>lijk<br />

wat ruwe hand van zijn tegenwoordigen meester, misschien alleen Zondags, vrees<br />

ik, een prèttige wan<strong>de</strong>ling nog maakt over <strong>de</strong> heuvelen van Nice zon<strong>de</strong>r veel meer<br />

aan mij te <strong>de</strong>nken, die hem op eens niet móoi genoeg vond om mij, op een elegante<br />

wan<strong>de</strong>ling, te vergezellen.’<br />

Trouw aan een <strong>voor</strong>werp dat ons lang gediend heeft, zodat het een <strong>de</strong>el van onszelf<br />

is gewor<strong>de</strong>n, is een herkenbare ervaring. Iets <strong>de</strong>rgelijks vertelt <strong>Couperus</strong> over zijn<br />

houten koffer van Perry, die in 1913 drieëntwintig jaar oud was en die hij dus gekocht<br />

moet hebben toen hij zich in 1890 naar Parijs had begeven met <strong>de</strong> bedoeling zich<br />

daar te vestigen. Alle jaren se<strong>de</strong>rtdien had <strong>de</strong> koffer hem goe<strong>de</strong> diensten bewezen,<br />

door zijn combinatie van flinke omvang met <strong>de</strong>gelijkheid. In Spanje, tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> reis<br />

met Orlando, had hij hem <strong>voor</strong> het laatst gebruikt. Aan het eind van die reis had hij<br />

hem in het pension Ranzini toch af moeten danken, dat wil zeggen, hij mocht hem<br />

daar ergens op <strong>de</strong> gang zetten, zogenaamd in <strong>de</strong>posito: 54 ‘En om éen ding ben ik blij.<br />

Hij behoort mij nog toe. Ik heb hem niet weg gedaan. Hij is nog van mij.<br />

En als ik eenmaal nog eens in Spanje kom, in Barcelona, ga ik hem op zoeken. Ja,<br />

ik ben zelfs overtuigd, dàt ik hem nog eens terug zal zien.’ - Want zou eenmaal niet<br />

Orlando uit Zuid-Amerika terugkeren om zich dan we<strong>de</strong>rom in Barcelona te<br />

ontschepen?<br />

Ook <strong>de</strong>ze koffer ‘was nooit als die an<strong>de</strong>re koffers. Hij was een koffer met een<br />

zie!.’ Misschien had hij <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> zelfs meer ziel dan zijn uitgever. Tegen een<br />

fikse ruzie met Veen zag hij als dat zo uitkwam niet op. De ziel van zijn koffer was<br />

iets an<strong>de</strong>rs: dat was een stuk van hemzelf.<br />

Zichzelf is hij door alles heen altijd trouw gebleven. <strong>Couperus</strong> had geen hekel aan<br />

<strong>Couperus</strong>, en in zoverre was hij een gelukkig mens. Hij gedroeg zich zoals hij zichzelf<br />

geaccepteerd had. Men had dat maar te nemen. Ook in Holland.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


491<br />

<strong>Couperus</strong>' terugkeer in Ne<strong>de</strong>rland was begin februari zelfs tot het bestuur van het<br />

stu<strong>de</strong>ntengezelschap Dicendo discimus te Groningen doorgedrongen. 55 Toen al<br />

besloten <strong>de</strong> le<strong>de</strong>n daarvan hem uit te nodigen tot het hou<strong>de</strong>n van een lezing, dus lang<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> eerste <strong>voor</strong>drachten in Den Haag en Delft. <strong>Couperus</strong> reageer<strong>de</strong> meteen<br />

vrien<strong>de</strong>lijk en positief. Maar hij wil<strong>de</strong> liever pas in mei komen, omstreeks <strong>de</strong> vijftien<strong>de</strong><br />

of iets later. ‘Ik hoop namelijk in dien maand’, zo schreef hij terug, 56 ‘een reis naar<br />

het Noor<strong>de</strong>n van ons land te maken en op het oogenblik zoû eene verplichting mij<br />

met schikken.’ <strong>Een</strong> maand nadien liet hij weten dat hij als honorarium<br />

hon<strong>de</strong>rdvijfentwintig gul<strong>de</strong>n wil<strong>de</strong> hebben, reis- en verblijfkosten inbegrepen. Als<br />

<strong>voor</strong> te lezen teksten gaf hij in overweging De zonen <strong>de</strong>r zon, fragmenten uit De<br />

ongelukkige die hij ook in Delft ten gehore had gebracht, of an<strong>de</strong>rs stukken uit<br />

Herakles, Dionyzos, Babel of Psyche. Merkwaardig genoeg stel<strong>de</strong> hij als mogelijkheid<br />

ook <strong>de</strong>, toen nog nimmer in boekvorm verschenen maar wel in Groot-Ne<strong>de</strong>rland<br />

opgenomen, draak Imperia <strong>voor</strong>, zon<strong>de</strong>r dat wij kunnen vermoe<strong>de</strong>n wat hem daartoe<br />

bewoog. Zag hij er bijzon<strong>de</strong>re dramatische kansen in, omdat <strong>de</strong> tekst hem gelegenheid<br />

gaf afwisselend <strong>de</strong> stemmen van saters en heksen te imiteren? Men moet er niet aan<br />

<strong>de</strong>nken hoe het geklonken zou hebben.<br />

Als datum werd tenslotte 28 mei vastgesteld. In <strong>de</strong> week die er aan <strong>voor</strong>af ging<br />

zou er in Groningen kermis zijn. Toen <strong>Couperus</strong> dat hoor<strong>de</strong>, overwoog hij sterk een<br />

paar dagen eer<strong>de</strong>r te komen. Hij schreef <strong>de</strong> secretaris van Dicendo discimus: 57 ‘Zoû<br />

u mij eens willen mel<strong>de</strong>n of ik, zoo ik vier of vijf dagen te voren kom, iets meê kan<br />

maken van die echt Hollandsche jool, dat ik wel aardig zoû vin<strong>de</strong>n om souvenirs uit<br />

mijn kin<strong>de</strong>rtijd op te zoeken, of welke dagen <strong>de</strong> aardigste zijn. Ook zoû u mij dan<br />

verplichten met mij een hôtel te noemen: vermoe<strong>de</strong>lijk zal mijne vrouw met mij<br />

me<strong>de</strong> komen. Wij <strong>de</strong>nken van Groningen naar Leeuwar<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> Friesche meren te<br />

gaan en als u mij eenige inlichtingen geven kunt, zal ik zeér verplicht zijn.’<br />

In welk hotel <strong>Couperus</strong> gelogeerd heeft is niet bekend: De Doelen, Baulig, Frigge?<br />

Van <strong>de</strong> <strong>voor</strong>gestel<strong>de</strong> teksten werd uitein<strong>de</strong>lijk Psyche gekozen. Zijn ver<strong>de</strong>re plannen<br />

heeft <strong>Couperus</strong> ter elf<strong>de</strong>r ure gewijzigd: geen kermis, geen Friese meren noch ook<br />

Leeuwar<strong>de</strong>n, en Elisabeth is om eveneens onbeken<strong>de</strong> re<strong>de</strong>nen rustig in Den Haag<br />

gebleven. Aan het Groningse avontuur heeft hij uitsteken<strong>de</strong> herinneringen behou<strong>de</strong>n.<br />

Op <strong>de</strong> middag <strong>voor</strong>afgaand aan zijn optre<strong>de</strong>n - hij was een dag eer<strong>de</strong>r gearri-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


492<br />

veerd - bood het bestuur van Dicendo Discimus hem een rijtoer aan naar<br />

Haren<strong>de</strong>rmolen en Paterswol<strong>de</strong>. De toen nog jonge Jaap Kunst, die ook van <strong>de</strong> partij<br />

was, herinner<strong>de</strong> zich jaren later: ‘Hij was in een aimabel humeur en welbespraakt,<br />

maar gaf ons daarbij toch ontegenzeggelijk <strong>de</strong>n indruk, zich in een merkwaardig<br />

vreemd, nog niet volledig geciviliseerd land te bevin<strong>de</strong>n.’<br />

Kunst, die assessor secundus was en in 1915 <strong>de</strong> werkzaamhe<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> eigenlijke<br />

abactis groten<strong>de</strong>els had overgenomen, wijd<strong>de</strong> daags na <strong>de</strong> lezing een zeer interessant<br />

artikel aan <strong>Couperus</strong>' optre<strong>de</strong>n in Vrije Arbeid. 58 Men had <strong>de</strong> grote bovenzaal van<br />

De Harmonie afgehuurd, en om acht uur zou <strong>de</strong> avond beginnen. Voor <strong>de</strong> somma<br />

van slechts een gul<strong>de</strong>n kon. Groningen het Haagse won<strong>de</strong>r meebeleven. De<br />

verwachtingen waren even hoog als het door <strong>Couperus</strong> bedongen honorarium. Immers,<br />

in november 1914 had Albert Verwey het in Groningen met vijftig gul<strong>de</strong>n moeten<br />

doen, en in mei van datzelf<strong>de</strong> jaar had Van Deyssel met hon<strong>de</strong>rd gul<strong>de</strong>n genoegen<br />

genomen. Wel had men <strong>de</strong>ze na afloop ook nog een souper aangebo<strong>de</strong>n, maar daar<br />

mocht <strong>Couperus</strong> eveneens op rekenen.<br />

In zijn verwachtingen werd Groningen niet teleurgesteld, althans het meren<strong>de</strong>el<br />

van het publiek niet. <strong>Couperus</strong> had naast zijn spreekgestoelte witte rozen gevon<strong>de</strong>n,<br />

en voel<strong>de</strong> zich ook ver<strong>de</strong>r zo in <strong>de</strong> watten gelegd dat hij uitgesproken in zijn nopjes<br />

was. Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> rijtoer, die middag, had<strong>de</strong>n <strong>de</strong> stu<strong>de</strong>nten hem steeds pepermuntjes<br />

gepresenteerd, uit angst dat hij wellicht ontijdig zijn stem zou verliezen in het briesje.<br />

Zij had<strong>de</strong>n hem met onverholen afschuw gruwelijke verhalen opgedist over <strong>de</strong><br />

achttien<strong>de</strong>-eeuwse pe<strong>de</strong>rastenmoor<strong>de</strong>naar Rudolf <strong>de</strong> Mepsche, Heer van Faen.<br />

On<strong>de</strong>rweg had men tweemaal thee gedronken in een uitspanning. Er kón niets meer<br />

misgaan. Dat gebeur<strong>de</strong> dan ook niet. <strong>Couperus</strong> haal<strong>de</strong> zelfs een stunt uit die hem een<br />

kleine ovatie oplever<strong>de</strong>, ook al was er on<strong>de</strong>r zijn gehoor een aantal mensen die niet<br />

veel van zijn fameuze woordkunst moesten hebben.<br />

Zelf heeft hij over dit optre<strong>de</strong>n geschreven: 59 ‘... het podium, dat ik betrad, zoudt<br />

gij met onwaardig uw exquizen smaak hebben gevon<strong>de</strong>n. Over betapijte tre<strong>de</strong>n trad<br />

ik in een nis van palmen en groen en witte rozen geur<strong>de</strong>n naast mij. Zij had<strong>de</strong>n het<br />

elegant gedaan, weet ge, mijn “boersche” Groningers. Ge hadt ze een pluimpje<br />

gegeven, heusch. Ik weet niet waarom - ik lees zeer gaarne in Den Haag - maar ik<br />

heb “Psyche” in Groningen beter gelezen dan in Den Haag. Ik heb beter het<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


493<br />

sprookjesachtige getroffen in het begin en <strong>de</strong>n weemoed van <strong>de</strong>n Chimera, die<br />

Psyche's ontgoocheling beklaagt... En weet ge wat ik in Groningen heb gedaan, o<br />

Haagsche vrien<strong>de</strong>n en wat ik nog nooit in Den Haag <strong>de</strong>ed?<br />

Ik had mijn gastheeren reeds te voren gewaarschuwd, dat ik te hunner eere en ter<br />

eere van Groningen overal <strong>de</strong> eind-n zoû laten klinken, wat wij in Den Haag niet<br />

doen. “Met <strong>de</strong> stomme e <strong>voor</strong>af?” vroegen zij mij. “Met <strong>de</strong> stomme e <strong>voor</strong>af” beloof<strong>de</strong><br />

ik. En ik heb, geloof ik, woord gehou<strong>de</strong>n. Ik heb, op een enkelen slipper na, overal<br />

<strong>de</strong> eind-n gezegd, met <strong>de</strong> stòmme e <strong>voor</strong>af, en dus Psyche van <strong>de</strong> tinn'n, in hare<br />

droom'n, hare vizioen'n laten zien en doen smacht'n naar <strong>de</strong> Chimera. Ik geloof wel,<br />

dat mijne gastheeren dat nog al aardig von<strong>de</strong>n...’<br />

Na afloop werd hem, zoals al aangestipt, een souper geoffreerd: met champagne.<br />

Bijzon<strong>de</strong>r gevleid was <strong>Couperus</strong> door <strong>de</strong> Heidsieck-sec - ‘zij had<strong>de</strong>n het merk<br />

zorgvuldig uit mijne feuilletons na gepluisd’ - en hij ging in zijn latere verslag zo<br />

ver Jaap Kunst toe te spreken met <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n: 60 ‘Ik geloof vast, o vriend Jaap, dat<br />

ik nog eens in uw tent me<strong>de</strong> kom overzomeren te Terschelling, om <strong>de</strong> ommelet te<br />

proeven, die gij zoo goed weet te berei<strong>de</strong>n.’<br />

Kunst heeft <strong>Couperus</strong> tij<strong>de</strong>ns diens <strong>voor</strong>dracht nauwlettend geobserveerd, en<br />

schreef in Vrije Arbeid serieuzer dan <strong>de</strong> Haagse recensenten en zon<strong>de</strong>r in welke<br />

banaliteiten ook maar te vervallen over <strong>Couperus</strong>' techniek: 61 ‘<strong>Couperus</strong><br />

Psyche-fragmenten <strong>voor</strong>dragen<strong>de</strong>... Schier zou<strong>de</strong> ik zeggen: <strong>Couperus</strong> Psyche<br />

zingen<strong>de</strong>, - want muziek is het, die er <strong>de</strong> hoogste charme aan leent, muziek in<br />

rythmischen zoowel als melodischen zin. Hoe stijgen en dalen in wisselend tempo<br />

<strong>de</strong> klankbevleug<strong>de</strong> woordreeksen van dit uiterst verfijn<strong>de</strong> en gevoelige proza, nú in<br />

stormen<strong>de</strong> rijen van onwe<strong>de</strong>rstaanbare anapaesten, dán in hupp'len<strong>de</strong> dactyli; el<strong>de</strong>rs<br />

in kalme jamben of bewogene trochaeën - doch immer in onvangbare wisseling van<br />

stemming en nuance. [...] Ik kan mij niet herinneren iemand gehoord te hebben, die<br />

zoo bijna zóng wat hij zei<strong>de</strong>, als <strong>Couperus</strong>. Zeer velen <strong>de</strong>ed het daarom eerst, en<br />

sommigen bij <strong>voor</strong>tduring, - aan, als geheel doelloze, ja, aandacht-aflei<strong>de</strong>n<strong>de</strong><br />

indruk-verzwakken<strong>de</strong> aanstellerij. En toch was het dit allerminst.<br />

Doch wij, Noor<strong>de</strong>rlingen, zijn gewend te hoeren meest enger begrens<strong>de</strong><br />

spreekstemmen in een laag register (bas, hoogstens bariton); - was het dan te<br />

verwon<strong>de</strong>ren, dat een stem van merkwaardigen omvang<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


494<br />

(ruim 2 octaven) en Hollandsch-hooge ligging, ten overvloe<strong>de</strong> nog in die richting<br />

bewust geoefend, ons, meeren<strong>de</strong>els donkerstemmigen, verraste? Dat zijn<br />

onmiskenbare affectatie bovendien, eerst vreemd aan<strong>de</strong>ed, en ein<strong>de</strong>lijk, dat men<br />

eenigszins gehin<strong>de</strong>rd werd door zijn slecht uitgesproken gutturale r?’<br />

Ter illustratie voeg<strong>de</strong> Kunst zelfs muzieknoten toe, om te verdui<strong>de</strong>lijken hoe<br />

<strong>Couperus</strong> sommige regels opzettelijk monotoon las, terwijl hij in het verloop van<br />

an<strong>de</strong>re zinnen zijn stem een octaaf liet dalen. In Groningen wekte dit verbazing, om<br />

niet te zeggen lichte consternatie. Kunst eindig<strong>de</strong> zijn beschouwingen met <strong>de</strong><br />

opmerking: ‘Velen zullen het met mijne appreciatie van <strong>Couperus</strong>' <strong>voor</strong>drachtskunst<br />

niet eens zijn, - het zou mij verwon<strong>de</strong>ren, ware het an<strong>de</strong>rs. Doch herhaal<strong>de</strong>lijk hooren,<br />

zou, naar mijn beschei<strong>de</strong>n meening, veler gevoelen in waar<strong>de</strong>eren<strong>de</strong> zin veran<strong>de</strong>ren.’<br />

<strong>Couperus</strong>' eigen verslag van <strong>de</strong>ze lezing - Over Groningen en mijzelven heeft nog<br />

een komisch vervolg gehad. 62 Het betrof <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> regels: 63 ‘De koeiebeesten lagen<br />

of graas<strong>de</strong>n of wachtten <strong>de</strong> melkster. <strong>Een</strong>e enkele <strong>de</strong>licate droeg nog een <strong>de</strong>kkleed,<br />

dat haar vierkant <strong>de</strong>n rug omhoes<strong>de</strong>. En allen, ik geloof àllen, had<strong>de</strong>n een kalfje naast<br />

zich.’ Dit verleid<strong>de</strong> op 7 juni een zekere G. Teis Pzn., achter wie zich <strong>de</strong> heer Geert<br />

Willem Spitzen verschool (?), een in <strong>de</strong> Groninger veenkoloniën geboren en getogen<br />

plattelan<strong>de</strong>r, zo verklaart Marijke Stapert-Eggen die dit alles nauwkeurig heeft<br />

nagezocht, 64 tot het volgen<strong>de</strong> in De Veenbo<strong>de</strong> geplaatst gedicht:<br />

‘Zo'n dichter toch<br />

woar haolt het heer?<br />

Dicht aal wat is<br />

en...nog wat meer.<br />

Ain vraoge is vast<br />

nait te bretaol<br />

-Nee, vraogen is vrij<br />

hait 't hier op Knaol!-:<br />

Zo'n neimelk kou<br />

mit 't kaalf aan d'kaant,<br />

(Ain zeldzaom ding<br />

bie ons in 't laand!)<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


Dei wacht op melkster,<br />

lees ik daor;<br />

Wat déi daor mot<br />

is mie nait klaor:<br />

Zogt 't kaalf of trekt<br />

<strong>de</strong> maaid aan 't jaor,<br />

Of zoog <strong>de</strong> schriever<br />

... op doeme waor?’<br />

495<br />

Kunst had <strong>de</strong> ietwat ongelukkige vrien<strong>de</strong>lijkheid dit <strong>Couperus</strong> toe te sturen, en<br />

herinner<strong>de</strong> zich lang nadien nog dat het niet in goe<strong>de</strong> aar<strong>de</strong> viel. <strong>Couperus</strong>' reactie<br />

kwam volgens hem in het kort hier op neer: ‘Nu heb ik toch zo welwillend over die<br />

noor<strong>de</strong>lijke inboorlingen geschreven, en nu lappen ze me dit!’ 65<br />

Plezierige ervaringen van <strong>de</strong>ze aard ten spijt voel<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> zich dikwijls<br />

ongelukkig. Aan Emma Garzes schreef hij op I juni: 66 ‘Ie<strong>de</strong>re dag heb ik het<br />

<strong>voor</strong>nemen U een brief te schrijven, en ik kom er niet toe ten gevolge van <strong>de</strong> grote<br />

droefheid die mijn hart vervult. Ik bewon<strong>de</strong>r Uw enthousiasme en U weet dat mijn<br />

wensen, daar ik Italië liefheb als mijn twee<strong>de</strong> va<strong>de</strong>rland, er naar toe gaan. Wanneer<br />

zullen wij alles wat wij daarginds liefhebben terugzien... Men moet er niet aan <strong>de</strong>nken.<br />

De Toekomst is <strong>de</strong> grote Sphinx... Voor het ogenblik zijn wij rustig hier tussen <strong>de</strong><br />

onzen, in een land dat het onze is. Ik tracht te vergeten terwijl ik mijn lezingen houd,<br />

die succes hebben. Ik heb Psyche <strong>voor</strong>gelezen, Herakles, De Zonen <strong>de</strong>r Zon en De<br />

Ongelukkige in Den Haag, Amsterdam, Delft en Groningen.’<br />

Voor zijn meubels en an<strong>de</strong>re bezittingen, die hij bij zijn vertrek uit Florence had<br />

laten opslaan, zou Emma zorgen, en hij vervolg<strong>de</strong>: ‘Wilt U <strong>de</strong> grote goedheid hebben<br />

zorg te dragen <strong>voor</strong> onze kleine bezittingen bij Sestini, te betalen als het nodig is, en<br />

ons dan een woordje te schrijven? Wij zullen u dan doen toekomen wat U <strong>voor</strong> ons<br />

hebt uitgegeven. [...] Wij <strong>de</strong>nken vaak aan Mevrouw Duse, hopen<strong>de</strong> dat zij geen<br />

zorgen heeft. Maak haar <strong>de</strong>elgenoot van onze zeer hartelijke gedachten aan haar.<br />

Zendt ons nu en dan eens nieuws. Waar is Mario? En lieve vriendin, geloof in het<br />

zeer grote gevoel van vriendschap dat wij allebei <strong>voor</strong> U koesteren.’<br />

Wat <strong>de</strong> Italiaanse toneelspeelster Eleonora Duse betreft, het is het enige gegeven<br />

over haar dat wij bij <strong>Couperus</strong> zelf vin<strong>de</strong>n. (Men herinnere zich<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


496<br />

het al eer<strong>de</strong>r geciteer<strong>de</strong> brieffragment van Elisabeth aan Gerda van Wou<strong>de</strong>nberg:<br />

‘Wij zagen veel onze lieve Italiaansche vrien<strong>de</strong>n, Emma en haar dochter Bona Garzes.<br />

Deze brachten ons ook in kennis met Eleonora Duse, <strong>de</strong> groote actrice, die alle trappen<br />

in <strong>de</strong> Via <strong>de</strong>i Fossi 16, naar onze kamer in het pension, is op geklauterd om bij ons<br />

thee te drinken en samen met mijn man illuzies te scheppen over een tempel van<br />

schoonheid aan het Nemi Meer bij Rome waar dan Babel, Psyche en <strong>de</strong> Naumachie<br />

zou wor<strong>de</strong>n opgevoerd - Illuzie gebleven -’)<br />

Intussen verschenen bij Veen <strong>de</strong> eerste <strong>de</strong>eltjes in <strong>de</strong> reeks Van en over alles en<br />

ie<strong>de</strong>reen. <strong>Couperus</strong> vond ze heel mooi, eenvoudig, zoals hij al eens vaker had<br />

geadviseerd. In <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> brief <strong>de</strong>el<strong>de</strong> hij overigens mee dat Van Holkema en<br />

Warendorf het zetsel van De ongelukkige niet wensten over te nemen van Thieme,<br />

maar het boek weer geheel van voren af aan gingen drukken. Met weinig consi<strong>de</strong>ratie<br />

<strong>voor</strong> Veens verliespost merkte hij kalm op: 67 ‘Het spijt mij wel, maar we hebben<br />

allen wel eens onze kleine (en groote) <strong>de</strong>cepties. Het doet mij intusschen van harte<br />

genoegen, dat wij goe<strong>de</strong> vrien<strong>de</strong>n zijn gebleven want het tegen<strong>de</strong>el zoû jammer<br />

geweest zijn.’<br />

Terwijl hij die zomer in <strong>de</strong> Molenstraat aan <strong>de</strong> vertaling van Chantecler werkte,<br />

vertaal<strong>de</strong> Elisabeth Valentino Soldani's tragikomedie Nacht van laag en list, een stuk<br />

dat te Florence in <strong>de</strong> eerste helft van het jaar 1300 speelt. In Ne<strong>de</strong>rland heeft dit het<br />

nooit tot een opvoering gebracht. Nog in <strong>de</strong>cember 1915 zou het als Dramatisch<br />

Bijvoegsel van Groot-Ne<strong>de</strong>rland verschijnen. In dit tijdschrift heeft <strong>Couperus</strong> zelf<br />

dat jaar behalve het slot van De ongelukkige niets gepubliceerd. De eerste helft van<br />

1916 heeft hij eveneens verstek laten gaan. Wel bleef hij regelmatig bijdragen <strong>voor</strong><br />

Het Va<strong>de</strong>rland schrijven. Nadat hij Elyata ein<strong>de</strong>lijk voltooid had, verscheen <strong>de</strong>ze<br />

novelle als feuilleton in <strong>de</strong> loop van mei en juli (<strong>de</strong> reeks werd in juni en begin juli<br />

overigens vijf weken on<strong>de</strong>rbroken). 68 Tussendoor schreef hij over zeer uiteenlopen<strong>de</strong><br />

on<strong>de</strong>rwerpen. Het nijpen<strong>de</strong> dienstbo<strong>de</strong>nprobleem behan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> hij in De mieren. 69 In<br />

De Scheveningers, 70 een schets vol jeugdherinneringen - waarin hij en passant zijn<br />

twijfel uitsprak of ooit één Scheveningse Eline Vere zou hebben gelezen - vertel<strong>de</strong><br />

hij over <strong>de</strong> witte trekschuit waarin hij als kind naar Scheveningen voer, over het ou<strong>de</strong><br />

Badhuis ook, en over het afgebran<strong>de</strong> eerste en het herbouw<strong>de</strong> twee<strong>de</strong> Kurhaus. Hij<br />

vond <strong>de</strong> badplaats nu bijzon<strong>de</strong>r lelijk gewor<strong>de</strong>n. Noch <strong>de</strong> hotels noch zelfs <strong>de</strong> pier<br />

bevielen hem. Over <strong>de</strong> Scheveningse vrouwen in<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


497<br />

haar kle<strong>de</strong>rdracht en <strong>de</strong> stoere vissers, ook al had<strong>de</strong>n zij soms een snoek-profiel, liet<br />

hij zich daarentegen enthousiast uit. Hij ‘zag’ ze als het ware <strong>voor</strong> het eerst. Zij<br />

vertegenwoordig<strong>de</strong>n <strong>de</strong> laatste resten van ou<strong>de</strong>rwetse Scheveningse schoonheid. <strong>Een</strong><br />

man die zijn been verloren had, gaf hij zelfs genadiglijk een dubbeltje.<br />

Van an<strong>de</strong>re schetsen valt <strong>de</strong> betekenis soms moeilijk te doorgron<strong>de</strong>n. Wat bij<br />

<strong>voor</strong>beeld te <strong>de</strong>nken van Prelu<strong>de</strong>, een symbolistisch sprookje over <strong>de</strong> <strong>Een</strong>zaamheid,<br />

met een grote E? 71 In alle verlatenheid bewoont <strong>de</strong> ikfiguur daarin een groot kasteel.<br />

Op een dag komen er twee gestalten naar hem toe - Orlando en Elisabeth? - die hem<br />

tussen zich in nemen, om hem mee te voeren naar een kristallen slot ergens aan zee<br />

waar alles met elkaar in harmonie is, ‘<strong>de</strong> zee en <strong>de</strong> lucht en <strong>de</strong> in lauweren gevangene<br />

zefiers en zacht juichen<strong>de</strong> stemmen en mijne eigene ziel... En ik geloof niet, dat er<br />

iets an<strong>de</strong>rs was, dat te zeggen is.’ - Doodsverlangen, ook hier weer? Verlangen naar<br />

vre<strong>de</strong> <strong>voor</strong>goed in een astraal samenzijn met vrouw en vriend?<br />

Zijn opmerkingen Over <strong>de</strong> eentonigheid, 72 een week later gepubliceerd, lijken een<br />

scherzo, maar eindigen <strong>de</strong>sondanks ook al weer met <strong>de</strong> dood. Ons levenspad voert<br />

ons ‘naar <strong>de</strong> vale, vage Ongewetenheid, die gij niet dóor ziet en niet weet, naar het<br />

Ein<strong>de</strong>, naar het geheimzinnige Ein<strong>de</strong>...’ Verhalen daarentegen als De twee<strong>de</strong> blik, 73<br />

De oermensch en <strong>de</strong> complicatie <strong>de</strong>r dingen 74 of De lief<strong>de</strong>s van Lili, 75 gaan min<strong>de</strong>r<br />

diep. Het spookhuis 76 herinnert, na zoveel Jaren, ineens weer aan motieven uit Over<br />

lichten<strong>de</strong> drempels. <strong>Een</strong> meesterlijke schets als Het afscheid 77 laat zien dat <strong>Couperus</strong><br />

het schrijven van een geraffineer<strong>de</strong>, quasi eenvoudige dialoog nog niet verleerd was<br />

en dat hij zeker in staat zou zijn geweest een <strong>voor</strong> die tijd mo<strong>de</strong>rne psychologische<br />

roman te schrijven, het genre waar hij eer<strong>de</strong>r zo in heeft uitgeblonken. - Hij had wel<br />

plannen in die richting, zoals wij zullen zien.<br />

Niet heel prettig zal De moord op <strong>de</strong>n optimist 78 bij Frans Netscher zijn<br />

aangekomen. De aanleiding weten wij niet, maar <strong>Couperus</strong> lijkt behoefte gevoeld te<br />

hebben eens grondig met hem af te rekenen. Het verhaal gaat over Rudolf, jongste<br />

kind van een gezin van zeven - van <strong>de</strong> elf kin<strong>de</strong>ren <strong>Couperus</strong> waren er eveneens vier<br />

jong gestorven - dat zeven jaar oud aan zijn moe<strong>de</strong>r vraagt of het eigenlijk wel <strong>de</strong><br />

moeite waard is om te leven. De schrik is hevig. Ijlings wordt hem een meer<br />

optimistisch ingesteld jongetje als vriendje toegevoegd. De positieve instelling echter<br />

van dit ventje, met wie Rudolf on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re in <strong>de</strong> Scheveningsche Boschjes wan<strong>de</strong>lt,<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


498<br />

blijft hem een <strong>voor</strong>tduren<strong>de</strong> ergernis. Dan na<strong>de</strong>rt <strong>de</strong> volwassenheid: ‘Rudolf, die<br />

litterair was aangelegd, schreef zijn eerste novellen en artikelen. [...] Hij vroeg<br />

zichzelve vaak af, of het <strong>de</strong> moeite waard was te schrijven’. Zijn vriend vraagt zich<br />

zulke dingen helemaal nooit af. Hij durft zelfs kritiek te hebben op Noodlot (nota<br />

bene aan Netscher opgedragen!), want hij merkt op: ‘Kijk, je verhaal van <strong>de</strong><br />

psychologische zielsverwikkeling van die twee triestige menschen, was héel<br />

interessant, maar ik had het interessanter gevon<strong>de</strong>n als het niet zoo triestig eindig<strong>de</strong>.<br />

<strong>Een</strong> dubbele zelfmoord, vréeslijk!’<br />

Rudolf heeft veel succes, wat hij volgens <strong>Couperus</strong> ook verdient, ‘want hij heeft<br />

veel talent’. Tenslotte wekt het eeuwige optimisme van zijn vriend zoveel drift in<br />

hem op, dat hij hem tracht te wurgen. Op het nippertje mislukt dit gelukkig. Zodoen<strong>de</strong><br />

heeft hij juist nog gelegenheid hem toe te brullen: ‘... verschijn nooit meer <strong>voor</strong> mijn<br />

blik. Ik heb lange, lange jaren onzegbaar gele<strong>de</strong>n door je onverstoorbaar optimisme:<br />

ik wil nu ein<strong>de</strong>lijk bevrijd van je zijn, om ongestoord mijn pessimistischen roman<br />

te gaan schrijven, waarin ik, door mijn hoofdpersoon, <strong>de</strong> vraag wil doen stellen, of<br />

het leven <strong>de</strong> moeite waard is geleefd te wor<strong>de</strong>n. Verdwijn!!’ Kan Netschers op 14<br />

Juni 1915 verschenen bespreking van Van en over alles en ie<strong>de</strong>reen hiervan misschien<br />

<strong>de</strong> oorzaak zijn geweest?<br />

Geduren<strong>de</strong> <strong>de</strong>ze zomermaan<strong>de</strong>n is <strong>Couperus</strong> op zoek gegaan naar een huis <strong>voor</strong><br />

hemzelf en Elisabeth. Het inwonen bij zijn zuster Catherina liet hem te weinig vrijheid.<br />

Bovendien ging het er steeds meer naar uitzien dat <strong>de</strong> oorlog veel langer zou duren<br />

dan hij gehoopt of vermoed had. Half augustus betrok hij <strong>de</strong> bovenwoning Hoogewal<br />

2, <strong>voor</strong> jaren zijn nieuwe domicilie. Er zijn enkele van zijn belangrijkste boeken<br />

ontstaan.<br />

Uit een brief aan een literaire kennis - die door zijn aanmoediging in 1917 met<br />

gedichten in Groot-Ne<strong>de</strong>rland zou <strong>de</strong>buteren: ir. J.H. van Rossem 79 - weten wij dat<br />

hij dit bovenhuis twee maan<strong>de</strong>n later op typisch Couperiaanse wijze heeft ingewijd.<br />

Op 7 oktober schreef hij Van Rossem on<strong>de</strong>r meer: ‘Wij stellen ons <strong>voor</strong> in onze<br />

woning (nog slechts ten <strong>de</strong>ele ingericht en <strong>voor</strong>al missen<strong>de</strong> àl wat ons dierbaar is en<br />

in Italië opgepakt staat!) 22 Oktober a.s. (Dinsdag) eenige vrien<strong>de</strong>n te verzoeken<br />

<strong>de</strong>ze avond bij ons te passeren: ik zoû dan gaarne eene “intime lezing” geven. De<br />

invitaties zijn nog niet verzon<strong>de</strong>n maar ik profiteer van dit èin<strong>de</strong>lijk ontworpen en<br />

uitgevoerd epistel om U te zeggen, dat U ons hartelijk welkom is, zoo gij dien avond<br />

vrij hebt.’<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


499<br />

Geduren<strong>de</strong> vele middagen heeft <strong>Couperus</strong>, uitzien<strong>de</strong> over Den Haag, hier aan zijn<br />

schrijftafel hard gewerkt. In het vervolg van zijn brief leg<strong>de</strong> hij nog enige nadruk op<br />

<strong>de</strong> dagin<strong>de</strong>ling zoals hij die gewend was. Hij kon niemand een middagvisite maken,<br />

‘daar zoowel mijn vrouw als ik <strong>de</strong> middagen wij<strong>de</strong>n aan ons werk (iets, dat alle onze<br />

vrien<strong>de</strong>n en kennissen weten en ons wel vergeven).’<br />

Eindnoten:<br />

1 ‘De terugkeer’ (Vad. 6 maart 1915), in Wree<strong>de</strong> portretten, 51-58; 54.<br />

2 I<strong>de</strong>m, 2.<br />

3 I<strong>de</strong>m, 52.<br />

4 I<strong>de</strong>m, 58.<br />

5 Van Itallie, Portretten, 90.<br />

6 H. Marsman, Verzameld Werk III. Critisch proza (1947), 151-153 (geschreven in 1934).<br />

7 Zie noot 1, 57.<br />

8 Het Va<strong>de</strong>rland, 3 februari 1915 (vermoe<strong>de</strong>lijk Jan L. Watch).<br />

9 ‘Medaille's keerzij<strong>de</strong> I’ (Vad. 27 maart 1915), in Wree<strong>de</strong> portretten, 59-65 (61); i<strong>de</strong>m II (Vad.<br />

10 april 1915), in i<strong>de</strong>m, 65-71.<br />

10 Het handschrift van dit feuilleton bevond zich later in<strong>de</strong>rdaad in bezit van Emma Garzes. Het<br />

is niet onmogelijk dat <strong>Couperus</strong> het in eerste instantie <strong>voor</strong> haar broer bestemd had. - Thans in<br />

particulier bezit.<br />

11 Zie noot 1, 55.<br />

12 I<strong>de</strong>m, 56.<br />

13 ‘<strong>Een</strong> Hagenaar terug in Den Haag I’ (Vad. 13 maart 1915), in Wree<strong>de</strong> portretten, 72-80 (78-79);<br />

i<strong>de</strong>m 11 (Vad. 20 maart 1915), in i<strong>de</strong>m, 80-85.<br />

14 I<strong>de</strong>m, 62.<br />

15 Amice, 171 nrs. 553 en 554. De première was vastgesteld op zaterdag 13 februari maar moest<br />

wor<strong>de</strong>n uitgesteld.<br />

16 I<strong>de</strong>m, 171 nr. 556.<br />

17 Fre<strong>de</strong>rik van Ee<strong>de</strong>n, Dagboek III (1911-1918) (1971), 1423: ‘De opvoering van <strong>de</strong> Heks is<br />

achter <strong>de</strong>n rug, en ik kan tevre<strong>de</strong>n zijn. [...] 's Avonds waren we bij Van Hamel - er waren ook<br />

Borel, <strong>Couperus</strong>, Giza, Jaap <strong>de</strong> Haan.’<br />

18 I<strong>de</strong>m, 1425.<br />

19 Het souper bij Van Hamel had nog een curieus vervolg. Jacqueline Royaards-Sandberg,<br />

Herinneringen (1979), 105, vertelt: ‘Voor <strong>de</strong> première van De Heks nodig<strong>de</strong>n wij <strong>Couperus</strong> en<br />

zijn vrouw uit, dit bij te wonen. Professor Van Hamel was bevriend met Van Ee<strong>de</strong>n. Hij<br />

bewoon<strong>de</strong> een mooi huis op <strong>de</strong> Heren- of Keizersgracht en nodig<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> en ons uit om na<br />

afloop van <strong>de</strong> <strong>voor</strong>stelling bij hem te komen souperen. Ik herinner mij mooi verlichte kamers<br />

en feestelijke stemming, toen wij binnenkwamen. Het bleek een “wan<strong>de</strong>lend souper” te zijn.<br />

Ik herinner mij gesmeer<strong>de</strong> broodjes met beleg, ik herinner mij bla<strong>de</strong>n met glaswerk, ik zag iets<br />

mee schuim en dacht: “Ha, champagne!”, maar het was bier. Ik zie kleine schuitjes van<br />

geplisseerd papier, waarin <strong>voor</strong> ie<strong>de</strong>r één partje gesucreer<strong>de</strong> sinaasappel lag. Ik zie veel<br />

onbeken<strong>de</strong>n en daartussen <strong>de</strong> gezichten van <strong>Couperus</strong> en zijn vrouw, met wie wij afspraken,<br />

dat zij <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> dag bij ons zou<strong>de</strong>n komen lunchen. Sapke [<strong>de</strong> dienstbo<strong>de</strong>] vond <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong><br />

ochtend een briefje van me: “Wij krijgen 2 gasten. Maak je kalfsoesters met doperwten om I<br />

uur?”. Onze gasten kwamen eer<strong>de</strong>r en in Willems stu<strong>de</strong>erkamer stortten zij hun hart uit over<br />

<strong>de</strong> vorige avond: “Als ik te souperen gevraagd word,” zei <strong>Couperus</strong> wanhopig, “dan eet ik die<br />

dag geen middageten. Holland op zijn smalst was het. En dan komt er een mevrouw naar mij<br />

toe. Ik stel mij <strong>voor</strong>: <strong>Couperus</strong>! Zij weet niet beter te zeggen dan: Komt U uit Indië?... Neen,<br />

Mevrouw, zeg ik geërgerd, ik kom níet uit Indië.” Wij lachten en praatten nog een beetje door<br />

over het geval, maar gingen tenslotte aan tafel. Na een kopje bouillon kwam onze Sapke met<br />

haar kalfsoesters... van “drie in een ons”!, heerlijk klaar gemaakt, daar ontbrak niets aan, maar<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


veel te weinig <strong>voor</strong> twee mensen, die <strong>de</strong> vorige dag niets gegeten had<strong>de</strong>n. Na een combat <strong>de</strong><br />

générosité bleven er nog drie op <strong>de</strong> schaal.’<br />

20 V. Booven, Leven, 235-236: ‘Bij mijn bezoek op <strong>de</strong>n Hoogen Wal <strong>de</strong>el<strong>de</strong> hij mij ook me<strong>de</strong> dat<br />

een tooneeldirectie hem verzocht had Chanteclair [sic] van Rostand te vertalen. Hij heeft daarna<br />

<strong>de</strong>ze <strong>voor</strong>treffelijke vertaling, die later een tijdlang in het bezit van Herman Roelvink is geweest,<br />

ook gemaakt, Kantekleer is echter nimmer opgevoerd.’ - Zie R. Breugelmans, die in het nawoord<br />

bij zijn editie van enkele an<strong>de</strong>re teksten van <strong>Couperus</strong> (<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, Tussen Alexandrië en<br />

Lon<strong>de</strong>n) (1985), 164, spreekt van ‘<strong>voor</strong> zover mij bekend niet opgevoerd, en in 1925 gebrekkig<br />

gedrukt in het tijdschrift Groot Ne<strong>de</strong>rland.’ - In Groot-Ne<strong>de</strong>rland XXIII (1925), 1, 225, 355,<br />

469, 572, e.v. - De vertaling van Chantecler zal binnenkort afzon<strong>de</strong>rlijk opnieuw wor<strong>de</strong>n<br />

uitgegeven.<br />

21 Amice, 171 nr. 555.<br />

22 ‘On<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n Boeddha’ (Vad. 3 april 1915), in Der dingen ziel, 29-37.<br />

23 Uitvoerig hierover Bastet, Zuil, 127 e.v.<br />

24 De Nieuwe Amsterdammer (27 maart 1915).<br />

25 Het Va<strong>de</strong>rland (24 maart 1915).<br />

26 ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> zègt’, in Buiten (24 april 1915). Gedateerd 31 maart 1915.)<br />

27 Amice, 173 nr. 560.<br />

28 Zie noot 22.<br />

29 Soerabaiaasch Han<strong>de</strong>lsblad (6 mei 1915).<br />

30 Zie noot 22.<br />

31 Amice, 173 nr. 560.<br />

32 Wido, ‘Lezing van het Algemeen Ne<strong>de</strong>rlandsch Verbond, af<strong>de</strong>eling Delft’, in Minerva 40<br />

(1915), nr. 24, 295-296. In het vervolg van het verslag: ‘Jammer dat <strong>de</strong> omgeving zoo primitief<br />

was, dat het niet was een milieu behangen met mollige tapijten in het schijnsel van zachtoranje<br />

licht, in een fijnen geur van violettes <strong>de</strong> Parme. In dat milieu zou hij <strong>voor</strong>zeker niet geschroomd<br />

hebben <strong>voor</strong> het snuiten van zijn neus gebruik te maken van <strong>de</strong>n flad<strong>de</strong>ren<strong>de</strong>n zij<strong>de</strong>n doek, die<br />

in sierlijke plooiing over zijn borst bengel<strong>de</strong>. Hij had dan rustig <strong>de</strong>n zakdoek in zijn mouw<br />

kunnen achterwege laten. Of zou<strong>de</strong> het zijn dat <strong>de</strong> heer <strong>Couperus</strong> vrees<strong>de</strong> <strong>de</strong>n wapperen<strong>de</strong>n<br />

zij<strong>de</strong>n lap niet met éen greep in een gracielijken val terug te kunnen voeren naar <strong>de</strong> plaats waar<br />

zij nu een allercharmantste <strong>de</strong>coratie vorm<strong>de</strong> op het zwart van 's heeren rok. Ai! stel u <strong>Couperus</strong><br />

<strong>voor</strong> in het boven beschreven milieu! welk een exquise geneugte, waar<strong>de</strong> lezer!’.<br />

33 Zie noot 31.<br />

34 I<strong>de</strong>m.<br />

35 Amice, 174-175 nr. 563.<br />

36 Paradijzen II, 26 nr. 27.<br />

37 I<strong>de</strong>m.<br />

38 Paradijzen II, 26 nr. 28.<br />

39 V. Booven, Leven, 28-29. In een brief d.d. 19 april 1916 (Lett. Mus.) schreef hij aan majoor<br />

Van Blijenburgh: ‘Mochten wij er in komen, dan zoû ik niet thuis kunnen blijven: beste Lex,<br />

zoû je het erg gek vin<strong>de</strong>n als ik me dan (bij jou) opgaf als... hospitaalsoldaat??’<br />

40 Bastet, Zuil, 132-133.<br />

41 De Maasbo<strong>de</strong> (28 april 1915).<br />

42 NRC (28 april 1915). Ongetwijfeld door Johan <strong>de</strong> Meester.<br />

43 Knipsel in het Letterkundig Museum, gedateerd 1 mei 1915.<br />

44 ‘De gróote-stad’ (Vad. 8 mei 1915), in Der dingen ziel, 23-28; 27.<br />

45 I<strong>de</strong>m, 26.<br />

46 Amice, 175 nr. 564.<br />

47 I<strong>de</strong>m, 177 nr. 565.<br />

48 ‘Kin<strong>de</strong>rkamer’ (Vad. 17 april 1915), in Der dingen ziel, 73-81.<br />

49 In particulier bezit.<br />

50 ‘Kin<strong>de</strong>rkamer’ (Vad. 17 april 1915), in Der dingen ziel, 79.<br />

51 ‘De grootva<strong>de</strong>r’ (Vad. 27 november 1915), in Brieven van <strong>de</strong>n nutteloozen toeschouwer, 88-93.<br />

52 ‘Der dingen ziel’ (Vad. 1 mei 1915), in Der dingen ziel, 7-15.<br />

53 I<strong>de</strong>m, 11.<br />

54 I<strong>de</strong>m, 15.<br />

55 Marijke Stapert-Eggen, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> over Groningen en zichzelve. <strong>Een</strong> zoektocht naar <strong>de</strong><br />

auteur en zijn “vriend Jaap”’, in Maatstaf 33 (1985), nr.4, 44-60. (In het volgen<strong>de</strong> is hieraan<br />

het een en an<strong>de</strong>r ontleend.)<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


56 I<strong>de</strong>m, 49.<br />

57 I<strong>de</strong>m, 50.<br />

58 Zie reeds Amice, 213 met afb. van tekst en muziek<strong>voor</strong>beel<strong>de</strong>n.<br />

59 ‘Over Groningen en Mijzelve’ (Vad. 5 juni 1915), in Der dingen ziel, 16-22; 19-20.<br />

60 I<strong>de</strong>m, 19.<br />

61 Zie noot 58.<br />

62 Uitvoerig hierover Vogel, <strong>Couperus</strong>, 247-252.<br />

63 Zie noot 59, 17.<br />

64 Zie noot 55, 51 e.v.<br />

65 Dat Kunst zich dit goed herinnerd heeft, blijkt uit <strong>de</strong> tekst van die reactie zelf, afgedrukt bij<br />

Vogel, <strong>Couperus</strong>, 249 (d.d. 18 juni 1915).<br />

66 Paradijzen II, 27 nr. 30.<br />

67 Amice, 178 nr. 567.<br />

68 ‘Elyata’ (Vad. 15, 22, 29 mei; 10, 17, 24 juli 1915), in Legen<strong>de</strong>, mythe en fantazie, 9-48.<br />

69 ‘De mieren’ (Vad. 12 juni 1915), in Der dingen ziel, 60-65.<br />

70 ‘De Scheveningers’ (Vad. 19 juni 1915), in Der dingen ziel, 54-59.<br />

71 ‘Prelu<strong>de</strong>’ (Vad. 26 juni 1915), in Proza I, 51-55.<br />

72 ‘Over <strong>de</strong> eentonigheid’ (Vad. 3 juli 1915), in Legen<strong>de</strong>, mythe en fantazie, 68-73.<br />

73 ‘De twee<strong>de</strong> blik’ (Vad. 31 juli 1915), in Der dingen ziel, 66-72.<br />

74 ‘De oermensch en <strong>de</strong> complicatie <strong>de</strong>r dingen’ (Vad. 7 augustus 1915), in i<strong>de</strong>m, 82-89.<br />

75 ‘De lief<strong>de</strong>s van Lili’ (Vad. 21 augustus 1915), in i<strong>de</strong>m, 46-53.<br />

76 ‘Het spookhuis’ (Van. 14 augustus 1915), in Legen<strong>de</strong>, mythe en fantazie, 55-61.<br />

77 ‘Het afscheid’ (Vad. 4 september 1915), in Der dingen ziel, 38-45.<br />

78 ‘De moord op <strong>de</strong>n optimist’ (Vad. 28 augustus 1915), in Brieven van <strong>de</strong>n nutteloozen<br />

toeschouwer, 81-87.<br />

79 Fotocopieën van <strong>de</strong> tussen <strong>Couperus</strong> en Van Rossem gevoer<strong>de</strong> correspon<strong>de</strong>ntie wer<strong>de</strong>n mij<br />

vrien<strong>de</strong>lijk ter beschikking gesteld door dr. H.W. van Tricht. - Zie <strong>voor</strong> een eer<strong>de</strong>re brief aan<br />

Van Rossem Maatstaf II (1963), 219 nr. 86. (d.d. 15 april 1915). - Over <strong>Couperus</strong> als redacteur<br />

van Groot-Ne<strong>de</strong>rland, zie Proza II, 156-157 (n.a.v. Israël Querido). - Zie ook het nawoord van<br />

Lieneke Frerichs in <strong>de</strong> jubileumeditie van Nescio (1982), v.<br />

III [1915-1916]<br />

Met eigen meubels zijn huis inrichten kon <strong>Couperus</strong> niet. Wel probeer<strong>de</strong> hij die nu<br />

uit Italië terug te krijgen. Door <strong>de</strong> oorlogshan<strong>de</strong>lingen - ook Italië <strong>de</strong>ed nu mee - was<br />

dat geen gemakkelijke zaak. ‘Dank U, dat U zich met onze meubels bemoeit’, schreef<br />

hij aan Emma Garzes, 1 in een ongewoon lange brief van 10 oktober 1915, die als<br />

volgt doorgaat: ‘vrien<strong>de</strong>n met invloed bemoeien er zich hier ook me<strong>de</strong>, maar<br />

<strong>de</strong>salniettemin geloof ik, dat het zeer moeilijk zou zijn ze hier te krijgen en wij willen<br />

<strong>de</strong> verhuizing niet forceren; als <strong>de</strong> moeilijkhe<strong>de</strong>n onoverkomelijk zijn, zullen wij<br />

ons daar bij neerleggen en al onze bezittingen blijven dan in Italië, in afwachting<br />

van betere tij<strong>de</strong>n... Inmid<strong>de</strong>ls hebben wij zo ongeveer ons home ingericht; het is heel<br />

aardig, maar alles is nieuw, behalve <strong>de</strong> foto's van Italië, die ik heb laten inlijsten en<br />

die mij het aanbe<strong>de</strong>n en verlaten land in herinnering brengen... O, als U wist van het<br />

heimwee, dat zich soms van mij meester maakt, in <strong>de</strong> nachten van slapeloosheid...!<br />

Toch, ik mag mij niet beklagen; het is goed weer terug te zijn in het va<strong>de</strong>rland, waar<br />

men mij bemint, kent, en fêteert... soms bijna te veel, <strong>voor</strong> mijn aard, die gij kent als<br />

meer die van een bohémien, die het prettig vindt onopgemerkt <strong>voor</strong>bij te gaan. Men<br />

verwent ons zeer; wij krijgen geschenken, bijna alsof wij met elkan<strong>de</strong>r trouwen!!<br />

Het leven is echter zeer duur (en alles wat men koopt evenzeer). Maar ik verdien<br />

genoeg geld met mijn <strong>voor</strong>drachten, of liever “lezingen” van fragmenten uit mijn<br />

werken; ik laat <strong>de</strong>ze lezingen organiseren door het hele land heen-Amsterdam,<br />

Haarlem, Zeeland etc. - en zij hebben werkelijk veel succes, wat mij troosten moet<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


<strong>voor</strong> vele dingen... Ons leven is zeer afwisselend en werelds: theater, concerten,<br />

soupers... ik hoop, dat dit niet te veel zal zijn <strong>voor</strong> mijn lieve Bettina; Hollan<strong>de</strong>rs,<br />

hoewel zeer ernstig, <strong>voor</strong>al in <strong>de</strong>ze tij<strong>de</strong>n - onze Koningin is bewon<strong>de</strong>renswaardig!<br />

- hou<strong>de</strong>n. (in Den Haag) van uitgaand leven, en wij hebben<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


500<br />

om ons heen zeer plezierige artistieke vrien<strong>de</strong>n, afgezien van <strong>de</strong> familie, die heel<br />

talrijk is...<br />

Maar soms, lieve Vriendin... schijnt het mij toe dat er een perio<strong>de</strong> van mijn leven<br />

is afgesloten: die van mijn arme jeugd, waar ik misschien te veel aan hing, met te<br />

veel vrouwelijke ij<strong>de</strong>lheid... en dat ik, gevierd als <strong>de</strong> Auteur en <strong>de</strong> Meester, bezig<br />

ben oud te wor<strong>de</strong>n, oud, oud... Ja, soms <strong>de</strong>nk ik aan dat ou<strong>de</strong> paleis, dat ik bemind<br />

heb als ware het mijn eigen - <strong>de</strong> grote trap, Antonio, onze kamers, <strong>de</strong> tuin,... waar ik<br />

zoveel van hield... Dat alles, dat is het verle<strong>de</strong>n; het leven stort zich <strong>voor</strong>waarts... en<br />

welke toekomst zal ons <strong>de</strong>el zijn...? Ik ben er niet <strong>voor</strong> gemaakt om oud te wor<strong>de</strong>n<br />

en ik ben bang <strong>voor</strong> <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> dag... Ik ben blij te vernemen dat ge vol moed zijt, dat<br />

het <strong>de</strong> Uwen goed gaat; ik <strong>de</strong>nk zo dikwijls aan Mario en aan an<strong>de</strong>re jonge mensen<br />

die ik ken en mijn hart krimpt ineen... Ik schrei soms als een kind, om <strong>de</strong> tijd, <strong>de</strong><br />

wereld, <strong>de</strong> mensheid... Wanneer zal ik Rome weerzien, Florence... en Ulie<strong>de</strong>n...!!<br />

Ik zend U een kleine plattegrond van ons huis, gelegen in het centrum; het bevindt<br />

zich boven een kleermaker, <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur is klein, <strong>de</strong> trap... niet die van het Palazzo<br />

Niccolini, maar is men eenmaal boven gekomen, laat ik zeggen op <strong>de</strong> piano nobile,<br />

want in dit land hebben wij vele verdiepingen en trappen, dan is het heel aardig en<br />

onze vrien<strong>de</strong>n zeggen ons dat wij ons in <strong>de</strong>ze twee maan<strong>de</strong>n reeds een artistiek en<br />

comfortabel interieur hebben weten in te richten... Maar alles is nieuw en ik mis mijn<br />

ou<strong>de</strong> herinneringen! En mijn boeken!! En zovéle dingen: het aardige portret van mijn<br />

moe<strong>de</strong>r...’<br />

Op <strong>de</strong>ze plaats teken<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> een schets van het huis. 2 We zien <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur, <strong>de</strong><br />

trap, en <strong>de</strong> plaats van het kleermakersatelier op <strong>de</strong> begane grond. Daarboven was<br />

aan <strong>de</strong> <strong>voor</strong>kant een zickamer ingericht, met gezicht op het water. Salon, schreef hij<br />

erin, en: (later mijn werkkamer). <strong>Een</strong> typisch Hollandse porte brisée gaf toegang tot<br />

<strong>de</strong> achterkamer, die eveneens een zitvertrek was, zij het tevens werkkamer <strong>voor</strong><br />

Elisabeth. Als wij mensen hebben, dineren wij daar, schreef <strong>Couperus</strong> erbij. Die<br />

vertrek grens<strong>de</strong> namelijk aan een kleine keuken in het verleng<strong>de</strong> van <strong>de</strong> gang, gelegen<br />

aan <strong>de</strong> achterkant van het huis. Annex aan <strong>de</strong>ze kamer bevond zich ter an<strong>de</strong>re zij<strong>de</strong><br />

een vertrekje waar <strong>Couperus</strong> eenmaal zijn vriendin Emma hoopte te mogen onthalen<br />

op een meer intieme maaltijd.<br />

De verdieping daarboven was aan <strong>de</strong> <strong>voor</strong>zij<strong>de</strong> ingericht als slaapkamer <strong>voor</strong><br />

<strong>Couperus</strong>. De achterkant was <strong>voor</strong> Elisabeth. Boven <strong>de</strong> keuken<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


501<br />

bevond zich daar <strong>de</strong> badkamer, en aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re kant een naaivertrekje. Op <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong><br />

etage lag aan <strong>de</strong> <strong>voor</strong>zij<strong>de</strong> van het huis nog weer een grote logeerkamer. Daar zou<br />

Emma moeten slapen. Wat wij een mei<strong>de</strong>nkamertje plegen te noemen betitel<strong>de</strong><br />

<strong>Couperus</strong> met ‘kleine zomersalon, waar ge Uw brieven zoudt kunnen schrijven’. <strong>Een</strong><br />

aangrenzend hokje noem<strong>de</strong> hij ‘Uw cabinet <strong>de</strong> toilette’, terwijl een zinken plat niet<br />

alleen met ‘terras’ werd betiteld, maar tevens van <strong>de</strong> aanduiding ‘délice <strong>de</strong>s chats et<br />

<strong>de</strong>s chattes!’ werd <strong>voor</strong>zien: lustwaran<strong>de</strong> <strong>voor</strong> katers en katten.<br />

‘U ziet’, zo vervolg<strong>de</strong> hij, ‘het huis is groot, het is heel aangenaam en fris; laten<br />

wij hopen dat wij hier onze ou<strong>de</strong> dag zullen slijten; Betty gelooft daar niet in en<br />

glimlacht... Lieve Vriendin, ik eindig: het stemt: mij tevre<strong>de</strong>n dat ik dit rustige<br />

ogenblik heb kunnen vin<strong>de</strong>n om U te schrijven; Betty slaapt (3 uur, middag, Zondag)<br />

na een souper ten onzent, dat heeft geduurd tot bijna 2.30 uur! Souper na het eerste<br />

Mengelberg Concert, onze grote Mengelberg, die zo gewaar<strong>de</strong>erd wordt te Rome...<br />

Morgen, lezing in Haarlem (ik lees Psyche); straks een charmante theevisite bij een<br />

Russische mevrouw, die se<strong>de</strong>rt 30 jaren in Holland woont en <strong>de</strong> taal kent tot in alle<br />

finesses... De grote roman, die ik in mijn hoofd heb... wanneer zou ik die kunnen<br />

schrijven! Misschien dat het te pijnlijk zou zijn...’<br />

Op welk romani<strong>de</strong>e <strong>Couperus</strong> hier zinspeelt valt moeilijk te zeggen. Het meest<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand ligt uiteraard De komedianten. Maar dit boek is pas ontstaan nadat hij<br />

Plautus' Menaechmi vertaald had, De Tweelingen, een komedie die in <strong>de</strong> roman een<br />

rol speelt. Er zijn geen directe aanwijzingen dat <strong>Couperus</strong> toen al met <strong>de</strong>ze vertaling<br />

bezig was, hoewel dit ook niet geheel uitgesloten is.<br />

Wat Mengelberg betreft, <strong>Couperus</strong> had <strong>de</strong> grote dirigent bij A. Bredius leren<br />

kennen. Uit een brief van 19 oktober 1915, waarvan het Letterkundig Museum, een<br />

kopie bezit, blijkt dat in het bijzon<strong>de</strong>r mevrouw Mengelberg er zorg <strong>voor</strong> had gedragen<br />

dat hij en Elisabeth over twee excellente balkonplaatsen kon<strong>de</strong>n beschikken, <strong>voor</strong><br />

<strong>de</strong> bei<strong>de</strong> series concerten waar zij zich op geabonneerd had<strong>de</strong>n. Toen <strong>Couperus</strong> zelf<br />

op 26 oktober in Amsterdam een lezing kwam geven, nodig<strong>de</strong> hij Willem Mengelberg<br />

en Tilly Mengelberg-Wubbe daar <strong>voor</strong> uit. Zij, van hun kant, inviteer<strong>de</strong>n hem op die<br />

dag <strong>voor</strong> een noenmaal in hun huis Van Eeghenstraat 107. <strong>Couperus</strong> heeft hun<br />

uitnodiging aangenomen, maar wel op <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong> dat hij slechts weinig hoef<strong>de</strong> te<br />

eten en niet gedwongen zou zijn tot intensieve conversatie, daar hij zijn stem en zijn<br />

krachten wil<strong>de</strong> sparen...<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


502<br />

De brief aan Emma Garzes kreeg nog een aandoenlijk postscriptum: ‘De ie November<br />

zal ik geen bloemen zen<strong>de</strong>n naar het kleine Kapelletje maar ik zal aan U <strong>de</strong>nken, aan<br />

U allen en aan Uw aanbe<strong>de</strong>n Moe<strong>de</strong>r..’ Hieruit blijkt dat <strong>Couperus</strong> se<strong>de</strong>rt 1911<br />

gewend was ie<strong>de</strong>r jaar op Allerheiligen bloemen te laten brengen naar het<br />

familiegrafhuisje waarin het stoffelijk overschot van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> mevrouw Lodomez na<br />

haar suïci<strong>de</strong> was bijgezet. 3 Voor het eerst moest hij nu verstek laten gaan.<br />

Zijn gedachten verwijl<strong>de</strong>n niet alleen dikwijls bij Emma in Italië, maar natuurlijk<br />

ook bij Orlando in Zuid-Amerika. Op 11 september 1915 publiceer<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> in<br />

Het Va<strong>de</strong>rland het brieffragment Over mijn woning, dat misschien als zodanig een<br />

literaire constructie is, maar <strong>de</strong>salniettemin, zo blijkt uit <strong>de</strong> inhoud, aan zijn Italiaanse<br />

vriend gericht was. Deze hoopte om <strong>de</strong> tien dagen een brief van <strong>Couperus</strong> te zullen<br />

ontvangen Althans volgens <strong>de</strong> aanhef: 4 ‘... en dat je om <strong>de</strong> tien dagen, minstens,<br />

particuliere copie van mij gewordt, wil ik wel overwegen, beste vriend, maar niet<br />

da<strong>de</strong>lijk belóoven, hoewel ik toch eigenlijk ook weêr niet het hart heb niet te belóoven.<br />

Laat mij dus niet belóoven maar zoo veel het mij doenbaar is, toch vervullen <strong>de</strong> niet<br />

gedane belofte...<br />

Indien ik dan nu weêr woon - herinner je, in 'II duren<strong>de</strong> <strong>de</strong>n zaligen maar<br />

stikwarmen zomer, in Genève, <strong>de</strong> opgeworpene kwestie: Wonen of met Wonen? -<br />

is het in wat men hier een “bovenhuis” noemt:, het geen da<strong>de</strong>lijk een zekeren<br />

mo<strong>de</strong>sten maatstaf geeft. <strong>Een</strong> smal, houten trapje, steil als een lad<strong>de</strong>rtje Jakobs, voert<br />

naar mijn hemel omhoog en doet mij dikwijls met stillen weemoed her<strong>de</strong>nken het<br />

Palazzo Niccolini, zijn paleispoort, zijn granieten statietrap, en Antomo, <strong>de</strong>n ou<strong>de</strong>n,<br />

<strong>de</strong>ftigen portier...’ In dit fragment beschrijft hij on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re het uitzicht van zijn<br />

werkkamer. Recht <strong>voor</strong> hem stond een ce<strong>de</strong>r. De boom staat daar trouwens nog altijd.<br />

<strong>Couperus</strong> vond dat heel prettig, hoewel <strong>de</strong> ce<strong>de</strong>r niet op die uit <strong>de</strong> tuin van La<br />

Colonnata leek: een curieuze opmerking, die verwijst naar het gefingeer<strong>de</strong> bezoek<br />

aan Zio Piero, gedateerd 7 juli 1910. Uitvoerig vertelt hij Orlando over <strong>de</strong> typisch<br />

Haags-Hollandse eigenaar-dighe<strong>de</strong>n van zijn bovenhuis, waar hij een soort serre<br />

wil<strong>de</strong> inrichten om in weg te kunnen dromen: 5 ‘... en, <strong>voor</strong> jou, mocht je komen, om<br />

je eeuwige sigarette te rooken en <strong>de</strong> rookwolkjes te blazen toe naar lucht-wolken<br />

boven mijn stad, naar <strong>de</strong>n màneglans zelfs, want die was verle<strong>de</strong>n heerlijk klaar en<br />

wijd en wit...’ Tenslotte spreekt hij hem, die nu op reis is en dus zelf tij<strong>de</strong>lijk niet<br />

'woont', vermanend toe: 6 ‘Wees filozofiesch als ik<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


503<br />

het ben en verlies niet <strong>de</strong> egale kalmte, die zoo dikwijls mij een bad was van rust.<br />

Want <strong>de</strong> dingen en <strong>de</strong> wereld zijn sterker dan wij, maar wij moeten het niet verra<strong>de</strong>n,<br />

dat zij ons dwingen kunnen. Zel<strong>de</strong>n zijn <strong>de</strong> dingen en <strong>de</strong> wereld harmoniesch aan<br />

onze wenschen en áls zij het waren, was dit het zoo héel korte oogenblik van het<br />

Geluk. Misschien heb je het wel eens gekend, misschien heb ik het wel eens gekend.<br />

Kennen wij het niet meer nu <strong>de</strong> wereld en <strong>de</strong> dingen zoo héel sterk, zoo véel sterker<br />

zijn dan arme wij en ons dwingen te doen als wij eigenlijk - in onze diepste ziel -<br />

niet wenschen...’ De moed wil<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> ondanks alles toch niet laten zakken.<br />

Eéns zou<strong>de</strong>n zij elkaar terugzien: ‘... ik zal mijn glimlach om laeten Leven niét hebben<br />

verloren en je hadt toch áltijd pleizier in dien glimlach.’<br />

Enkele van <strong>de</strong> feuilletons die <strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong>ze tijd in zijn nieuwe huis schreef,<br />

De betooveraar 7 en De zoeker, 8 hebben ineens boeddhistische on<strong>de</strong>rwerpen. Men<br />

zou moeten weten welke boeken <strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong>ze tijd las om na te kunnen gaan hoe<br />

hij hier zo ineens toe kwam. Van wel heel an<strong>de</strong>re aard is <strong>de</strong> schets Democratizeering<br />

fan kunst. 9 Samen met on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re Top Naeff en M.J. Brusse had hij een boekje<br />

geschreven dat dienen moest als reclame <strong>voor</strong> het kledingbedrijf Magazijn Ne<strong>de</strong>rland<br />

(Katten-burg & Co.). Zijn eigen bijdrage daarin, Meditatie over het mannelijk toilet 10<br />

is weinig meer dan een dandyeuze stijloefening naar aanleiding van <strong>de</strong> praktische<br />

kleren die wij dagelijks aantrekken en die in sterke tegenstelling staan tot <strong>de</strong> wel<br />

romantische maar tamelijk onhandige kledij van vroeger. <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong>zag nu dat<br />

sommigen zich er over zou<strong>de</strong>n verbazen dat een kunstenaar van zijn formaat er niet<br />

tegen opzag zijn kunst te prostitueren tot ordinaire winkelreclame. A priori ver<strong>de</strong>dig<strong>de</strong><br />

hij zich, en hij <strong>de</strong>ed het briljant. Had niet <strong>de</strong> beroem<strong>de</strong> schrijfster Matilda Serao zich<br />

verwaardigd een reclameboekje over antieke en mo<strong>de</strong>rne parfums te schrijven <strong>voor</strong><br />

<strong>de</strong> grote Italiaanse parfumeur Bertelli? Wat was er tegen een volksconcert - over<br />

<strong>de</strong>mocratisering gesproken - of tegen een schil<strong>de</strong>r die een openbaar gebouw<br />

<strong>de</strong>coreer<strong>de</strong>, zodat 's mans kunst door een ie<strong>de</strong>r gezien kon wor<strong>de</strong>n? - In werkelijkheid<br />

ging het er overigens min<strong>de</strong>r om dat <strong>Couperus</strong> ineens zo <strong>de</strong>mocratisch zou zijn<br />

gewor<strong>de</strong>n. Belangrijker was het feit dat hij een aardig honorarium van het<br />

kledingmagazijn had getoucheerd. En dat was nooit weg...<br />

Verrassend is ineens een schets als De dieren 11 Van een hoge rots, zo <strong>de</strong>ed hij het<br />

<strong>voor</strong>komen (zijn werkkamer hoog boven Den Haag), ‘waar<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


504<br />

ik geklommen was, om mijn eigen wereldsmart te verbergen in nacht en eenzaamheid,<br />

zag ik <strong>de</strong> Dieren...’ Het betreft hier een allegorische <strong>voor</strong>stelling van <strong>de</strong> wereldoorlog,<br />

uitgebeeld in een aantal symbolen die ten <strong>de</strong>le ontleend zijn aan <strong>Couperus</strong>' eigen<br />

vroegere werk. De oorlog te land en ter zee zijn een draak en een zeeslang die elkaar<br />

niet meer loslaten. De Duitse en Oostenrijkse a<strong>de</strong>laren, <strong>de</strong> Engelse leeuw, <strong>de</strong> Gallische<br />

haan, <strong>de</strong> Italiaanse wolvin, alle dieren liggen met elkaar overhoop. - De Chimera uit<br />

Psyche (verbeeldingskracht) tracht <strong>de</strong> zwijgen<strong>de</strong> Sfinx (wijsheid) ein<strong>de</strong>lijk tot spreken<br />

te bregen. De Sfinx echter weet dat het raadsel pas over eeuwen zal wor<strong>de</strong>n opgelost.<br />

Klaaglijk zoekt <strong>de</strong> <strong>Een</strong>hoorn <strong>de</strong> trouw, die hij verloren heeft, en zon<strong>de</strong>r wie nooit <strong>de</strong><br />

vre<strong>de</strong> gewekt kan wor<strong>de</strong>n. Er lijkt <strong>voor</strong> al <strong>de</strong>ze dieren geen uitkomst te zijn. Tenslotte<br />

verheft <strong>de</strong> Feniks zich, herboren opstijgen<strong>de</strong> uit zijn as. Dit is <strong>de</strong> altijd weer herleven<strong>de</strong><br />

hoop - men herinnere zich God en go<strong>de</strong>n - <strong>de</strong> mensheid steunen kan in haar<br />

verwachting dat eenmaal alles ten goe<strong>de</strong> zal keren. Toch zag <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> toekomst<br />

uiterst somber in. Dat maakte het sprookje De herscheppingen 12 dui<strong>de</strong>lijk.<br />

De herfst van 1915 bracht schitteren<strong>de</strong> gou<strong>de</strong>n dagen die hem enerzijds een<br />

openbaring waren, omdat het leek alsof het najaar hem wil<strong>de</strong> troosten <strong>voor</strong> zijn<br />

verloren Italië, waar hij alles had achtergelaten wat hem lief was. Dit thema, telkens<br />

weerkerend in <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong>, heeft hij nergens indrukwekken<strong>de</strong>r verwoord dan in<br />

Aan <strong>de</strong>n stralen<strong>de</strong>n herfst. 13 Bijna kon hij zich niet meer <strong>voor</strong>stellen waarom zijn<br />

vroege jeugd in Den Haag ooit somber geweest was: 14 ‘O Leed, zoo vér, nauwlijks<br />

zie ik uwe schimmen in <strong>de</strong>zen stralen<strong>de</strong>n Herfst! Ik wil u niet vergeten, maar wat<br />

zijt ge ver! Waart ge niet eenmaal mijn leven, o Leed? En nu... nu, wat zijt ge<br />

gewor<strong>de</strong>n? Op <strong>de</strong>ze zelf<strong>de</strong> plaatsen, waar gij ween<strong>de</strong>t in droeven, somberen, ou<strong>de</strong>n<br />

herfst... straalt en klatert <strong>de</strong> nieuwe Herfst... Moeten wij dan altijd weêr beginnen,<br />

moeten <strong>de</strong> nieuwe energieën steeds wor<strong>de</strong>n herboren...?’ - De an<strong>de</strong>re zij<strong>de</strong> van <strong>de</strong>ze<br />

openbaring was een donkere schaduw: levensmoeheid, steeds weer opnieuw. Maar<br />

hij zag heel goed in dat dit in wezen bij hem hoor<strong>de</strong>: 15 ‘Ik ben altijd <strong>de</strong> minnaar<br />

geweest van het Verle<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> minnaar van mijn eigen Verle<strong>de</strong>n en <strong>voor</strong> <strong>de</strong> jonge<br />

Toekomst was ik áltijd bang!’ - Psyche ten spijt...! Sprak hij <strong>de</strong> ene week nog over<br />

<strong>de</strong> Feniks van <strong>de</strong> hoop, in <strong>de</strong> stralen<strong>de</strong> herfstdagen van oktober 1915 schreef hij<br />

veertien dagen later: ‘... o sterk e Heraut <strong>de</strong>r Toekomst... Weet ge, ik gelóof niet aan<br />

haar...’ Ook <strong>de</strong>ze bladzij<strong>de</strong>n eindigen weer somber, met<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


505<br />

onstilbaar verlangen naar <strong>de</strong> dood, het ‘zacht weg verstijven in <strong>de</strong> ijzige omhelzingen<br />

van wie gena<strong>de</strong>rd zijn...’ Juist <strong>de</strong> herhaling, steeds weer, van <strong>de</strong>ze somberheid, maakt<br />

dat wij dit niet af mogen doen met ‘litteratuur’.<br />

Heviger en dui<strong>de</strong>lijker nog heeft hij het uitgezegd in De mijmeriij. 16 De herinnering<br />

aan <strong>de</strong> met zijn onmaatschappelijke aanleg en homo-erotische verlangens<br />

samenhangen<strong>de</strong> problematiek van zijn jongere jaren stak, in <strong>de</strong> woning die bijna<br />

hetzelf<strong>de</strong> uitzicht had en <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> lichtval ken<strong>de</strong> als zijn geboortehuis aan <strong>de</strong><br />

Mauritska<strong>de</strong>, en die maar enkele hon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n meters ver<strong>de</strong>rop lag, weer sterk <strong>de</strong> kop<br />

op. De belangrijkste passage zij hier nogmaals geciteerd: 17 ‘O, mijn Leed, o mijn<br />

hevige Smart... toen, eenmaal, scheent gij mij bovenmenschelijk toe: nu heb ik u<br />

uitgele<strong>de</strong>n, maar vergeten zal ik u nooit. O mijn Smart, wat waart gij toen zwaar,<br />

wat hebt gij mij toen verpletterd, zoo zeer, dat ik mijzelven nu verbaas, dat ik nog<br />

leef. Wat heb ik met u geworsteld, gehijgd, wat hebben wij samen gele<strong>de</strong>n, ik om ú<br />

maar gij om mij, die mij smart aan moest doen, o Smart! Toen zijn <strong>de</strong> dagen <strong>voor</strong>bij<br />

gegaan, <strong>de</strong> jaren <strong>voor</strong>bij gegaan; toen zijt gij mij heilig gewor<strong>de</strong>n, terwijl ik, onwillig,<br />

herleef<strong>de</strong>. En, nu in <strong>de</strong>ze liefste, donkere ure, nu zie ik u, na <strong>de</strong>n dollen dans, <strong>voor</strong><br />

mij verrijzen als steeds, zoo groot, zoo zuiver, zoo rein, o Smart van mijn leven,<br />

Moe<strong>de</strong>r van mijn ziel! Gij zijt <strong>de</strong> Waarheid geweest, <strong>de</strong> immense Waarheid, bijna<br />

te immens <strong>voor</strong> mijn kleine leven, te verpletterend <strong>voor</strong> mijn kleine zelf! Gij zijt <strong>de</strong><br />

reusachtige Werkelijkheid geweest, o immense smart, die <strong>de</strong> go<strong>de</strong>n mij gaven!’<br />

<strong>Een</strong> van zijn feuilletons uit <strong>de</strong>ze laatste maan<strong>de</strong>n van 1915, De uren, 18 vertelt ons<br />

iets over <strong>Couperus</strong>' dagin<strong>de</strong>ling. Omstreeks zes uur in <strong>de</strong> morgen werd hij wakker.<br />

Hij schrok dan zo vreselijk van <strong>de</strong> gedachte dat er een nieuwe dag was aangebroken<br />

- ‘Weer een dag! Weêreen dag!’ - dat hij onmid<strong>de</strong>llijk weer trachtte in te slapen.<br />

Tegen tienen (!) bracht Elisa-beth hem warme thee op bed en zij trok <strong>de</strong> gordijnen<br />

open. <strong>Couperus</strong> begreep dat hij nu wel moest opstaan, nam omslachtig een bad,<br />

schoor zich, en kleed<strong>de</strong> zich met zorgvuldigheid traag aan, on<strong>de</strong>r het motto: 19 ‘Grauwe<br />

spleen <strong>de</strong>r Hollandsche morgen-uren, ik kén ze weêr, zoo als ik ze vroeger ken<strong>de</strong>.<br />

Gij zijt weêr precies het zelf<strong>de</strong>, wat gij vroeger-waart, in <strong>de</strong> dagen mijner jeugd.’<br />

Daarna nam hij zijn ochtendpost door, bla<strong>de</strong>r<strong>de</strong> wat in <strong>de</strong> courant, ging soms een<br />

boodschap doen, om pas wat op te leven tegen dat het gebenedij<strong>de</strong> lunchuur aanbrak.<br />

Was dat eenmaal <strong>voor</strong>bij,<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


506<br />

dan zette hij er zich toe om rustig wat te schrijven 20 - ‘een paar uurtjes maar, een paar<br />

lichten<strong>de</strong> middaguurtjes maar, o lezer, die meent, dat ik mij dóod schrijf, wat ik nooit<br />

van plan ben te doen!’ Om vijf uur zette hij zelf thee, maakte het haardvuur aan en<br />

bleef bij het zachte schijnsel van zijn schemerlampen wat zitten peinzen. Soms ging<br />

hij dan nog even wan<strong>de</strong>len - Elisabeth kookte intussen - om tenslotte bij thuiskomst<br />

om zeven uur het eten op tafel te vin<strong>de</strong>n. De avon<strong>de</strong>n reserveer<strong>de</strong> hij <strong>voor</strong> allerlei<br />

aangename verzetijes: 21 ‘Ik ben <strong>de</strong> man van <strong>de</strong>n avond en nacht <strong>de</strong>r feestelijke<br />

schijnsels en schuimen<strong>de</strong> wijnen, <strong>de</strong>r een weinig geëxaspereerd tintelen<strong>de</strong> conversatie,<br />

<strong>de</strong>r gezellig mondaine gloriën, die zich besluiten in een paar warm kleurige salons,<br />

waarin, bij een prettig souper, <strong>de</strong> absolute doelloosheid ons bewust wordt <strong>de</strong>zen, met<br />

loome Uren aangevangen, Dag te eindigen en naar bed te gaan...’<br />

Op een van zulke avon<strong>de</strong>n - 16 november - ontmoette <strong>Couperus</strong> aan een diner ten<br />

huize van Cyriel Buysse zijn latere biograaf Henri van Booven. 22 Deze, zeer<br />

geïmponeerd, heeft daar uitvoerig verslag van gedaan. De heren had<strong>de</strong>n nog met<br />

eer<strong>de</strong>r kennis met elkaar gemaakt. Wel moest <strong>Couperus</strong> het een en an<strong>de</strong>r van hem<br />

gelezen hebben. Afgezien van <strong>de</strong> roem die Van Booven met zijn roman Tropenwee<br />

(1904) geoogst had, publiceer<strong>de</strong> hij soms wel eens in <strong>Couperus</strong>' eigen tijdschrift<br />

Groot-Ne<strong>de</strong>rland.<br />

Aan het diner zou<strong>de</strong>n behalve <strong>de</strong> dochter van Buysse ook <strong>de</strong> toekomstige<br />

ont<strong>de</strong>kkingsreizigers naar <strong>de</strong> Karakoroem <strong>de</strong> heer Ph. C.Visser en mevrouw<br />

Visser-Hooft aanzitten. In <strong>de</strong> met kaarsen verlichte vertrekken wachtte het gezelschap<br />

niet zon<strong>de</strong>r spanning op <strong>Couperus</strong> en Elisabeth. De laatste trad het eerst binnen.<br />

Volgens Van Boovens beschrijving, die onbedoeld wat komisch aandoet daar hij<br />

<strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> een welhaast pathetische bewon<strong>de</strong>ring koester<strong>de</strong>, bewoog Elisabeth<br />

zich ‘als zwevend en met groote waardigheid naar hare gastheeren en toen kwam<br />

<strong>Louis</strong> zelf, hoog, <strong>voor</strong>naam, <strong>de</strong> vorst on<strong>de</strong>r onze intellectueelen. Groot, slank rechtop,<br />

gerokt, <strong>de</strong> han<strong>de</strong>n beringd, rekkend een langen, gou<strong>de</strong>n fijnen ketting, neerlijnend<br />

van zijn lorgnon over zijn witte vest. Eigenaardig waren zijn donkere oogen achter<br />

groote brilleglazen. Nog zie ik dat traag overwogen gebaar dier enorme han<strong>de</strong>n.<br />

Rijzig van gestalte, scheen hij als over ons allen heen te zien, maar, zijn gastheeren<br />

ontwarend, begroette hij: “Dag Mevrouwtje”, “Dag Cyriel”, en, tegen <strong>de</strong> dochters:<br />

“Dag schatten”. Zijn stem klonk hoog, bijna klaaglijk traag met een zekere<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


507<br />

overwogenheid, eenigszins geaffecteerd, maar, een gemaaktheid, waarvan ik da<strong>de</strong>lijk<br />

begreep dat die in hém volkomen, natuurlijk was, iets afzon<strong>de</strong>rlijks van hem. Maar<br />

ik kon mij ook heel goed <strong>voor</strong>stellen dat velen hem in stem, gebaren en manieren<br />

aanzagen <strong>voor</strong> iemand, die er op uit is te verbluffen of te doen verbazen en hem<br />

daarom <strong>voor</strong> aanmatigend hiel<strong>de</strong>n.’<br />

<strong>Couperus</strong> voer<strong>de</strong> het hoogste woord, pochte er vrolijk op dat hij se<strong>de</strong>rt kort een<br />

secretaris had - Frans Vlielan<strong>de</strong>r Hein, een drieën<strong>de</strong>rtig jaar ou<strong>de</strong> zoon van Catharina<br />

en Benjamin; <strong>de</strong>ze heeft hem als zodanig wel eens bijgestaan -, sprak over<br />

va<strong>de</strong>rlandslief<strong>de</strong>, zijn lezingen, <strong>de</strong> oorlog, en <strong>de</strong>ed dit alles op een trouwhartige toon.<br />

Van Booven kwam <strong>voor</strong> zichzelf tot <strong>de</strong> overtuiging ‘dat <strong>de</strong>ze groote man eigenlijk<br />

heel eenvoudig was’. Na het diner werd in Buysses stu<strong>de</strong>erkamer koffie geserveerd.<br />

Op een vraag van Van Booven vertel<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> hoe hij in Indië zelf eens een<br />

frappant geval van Stille Kracht had ervaren: het betrof het avontuur in <strong>de</strong> badkamer<br />

van Gabroe, Blitar, zoals hij dat daar in 1899 beleefd had. In <strong>de</strong> roman De stille<br />

kracht inspireer<strong>de</strong> het hem, zoals wij gezien hebben, tot het motief van <strong>de</strong><br />

geheimzinnige witte hadji, die er soms is en er toch niet is. Later heeft <strong>Couperus</strong> dit<br />

verhaal nog eens afzon<strong>de</strong>rlijk gepubliceerd, heilig overtuigd dat hij gezien had wat<br />

hij meen<strong>de</strong> te hebben gezien. 23<br />

Ruim een maand later, op <strong>de</strong> tweeëntwintigste <strong>de</strong>cember, ontmoette Van Booven<br />

hem nogmaals, dit keer in Hilversum waar hij zelf woon<strong>de</strong>: 24 ‘Het toeval wil<strong>de</strong> dat<br />

ik omstreeks 5 uur op weg naar het gebouw waar <strong>Couperus</strong> dien avond te Hilversum<br />

lezen zou, hem on-moette. In het lantaarnlicht herken<strong>de</strong> hij mij niet en hij vraag<strong>de</strong><br />

mij <strong>de</strong>n weg naar “De Vereeniging”. Onmid<strong>de</strong>llijk daarna volg<strong>de</strong> <strong>de</strong> herkenning. Hij<br />

kwam van het Hof van Holland, waar hij logeer<strong>de</strong>; Mevrouw <strong>Couperus</strong> was niet mee<br />

gekomen. “Ik zie graag <strong>de</strong> zaal waar ik een avond lezen moet, <strong>voor</strong>af”, zei<strong>de</strong> hij.<br />

Binnen in <strong>de</strong> Vereeniging <strong>de</strong><strong>de</strong>n wij een soort balustra<strong>de</strong> van het podium verwij<strong>de</strong>ren,<br />

schikten nog een kleinigheid omtrent <strong>de</strong> tapijten, vervolgens wan<strong>de</strong>l<strong>de</strong>n we wat door<br />

<strong>de</strong>n avond en <strong>Couperus</strong> vertel<strong>de</strong> een paar herinneringen van Hilversum, uit het jaar<br />

1891. Bij het hotel namen wij afscheid.’ - In <strong>de</strong> pauze van <strong>de</strong> lezing, die avond, werd<br />

<strong>Couperus</strong> begroet door een jeugdvriendin uit Indië, getrouwd met een schil<strong>de</strong>r. Van<br />

Booven voel<strong>de</strong> zich getroffen door <strong>de</strong> oprechte blijdschap die <strong>Couperus</strong> toen toon<strong>de</strong>.<br />

Ook heeft Van Booven hem in Hof en Haard ontvangen. <strong>Een</strong> zekere<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


508<br />

‘mevrouw G.’ 25 vroeg bij die gelegenheid, toen het gesprek weer op <strong>de</strong> oorlog kwam,<br />

of <strong>Couperus</strong> eigenlijk partij had gekozen. De schrijver van Brieven van <strong>de</strong>n<br />

nutteloozen toeschouwer veins<strong>de</strong> dat zon<strong>de</strong>rling genoeg niet gedaan te hebben. Hij<br />

verklaar<strong>de</strong>, volgens Van Booven mat glimlachend: 26 ‘O! geen partij! Geen partij! ik<br />

wou alleen maar dat ze ophiel<strong>de</strong>n.’ Liever dan over <strong>de</strong> politiek van zijn eigen tijd na<br />

te <strong>de</strong>nken schreef <strong>Couperus</strong> grappige sprookjes <strong>voor</strong> <strong>de</strong> mensen. De dochter van<br />

Blauwbaard 27 en De zoon van Don Juan 28 zijn daar niet onamusante <strong>voor</strong>beel<strong>de</strong>n<br />

van. Zij tonen ons <strong>de</strong> schrijver weer eens in een olijke bui.<br />

In <strong>de</strong>ze novembermaand realiseer<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> zich op zekere dag dat het precies<br />

vijfentwintig jaar gele<strong>de</strong>n was sinds hij <strong>de</strong>finitief het ou<strong>de</strong>rlijk huis verlaten had met<br />

<strong>de</strong> bedoeling zich in Parijs te vestigen. In het ernstige, op het eerste gezicht duistere<br />

sprookje De legen<strong>de</strong> van <strong>de</strong>n gelen diamant 29 heeft hij <strong>de</strong> kwintessens van dit keerpunt<br />

in zijn jonge leven, waar nog geen jaar later zijn huwelijk op volg<strong>de</strong>, weergegeven.<br />

Zou<strong>de</strong>n wij zijn <strong>biografie</strong> niet kennen, dan zou <strong>de</strong> diepere betekenis van het verhaal<br />

ons ten enen male ontgaan.<br />

<strong>Couperus</strong>, vermomd als Merlijn, is ditmaal een tovenaar, lees: kunstenaar, die zich<br />

al op jeugdige leeftijd <strong>de</strong> magie, lees: <strong>de</strong> schrijfkunst, heeft eigen gemaakt. Uit het<br />

kasteel van zijn va<strong>de</strong>r (men herinnere zich het slot van Psyches papa) afdalend naar<br />

<strong>de</strong> wereld, heeft hij het koud, zijn macht ten spijt, die hij bij zich draagt in <strong>de</strong> vorm<br />

van een diamanten ring met won<strong>de</strong>rlijke vermogens. Deze toverring zuigt namelijk<br />

het zonlicht in zich op, dat niet alleen Merlijn zelf verwarmt, maar ook het kasteel<br />

waar hij in terugkeert (het innerlijk bevredigd talent). Desondanks voelt hij zich om<br />

ondui<strong>de</strong>lijke re<strong>de</strong>nen doodongelukkig. Merlijn doet <strong>de</strong> ring daarom af en verlaat het<br />

slot (het vertrek naar Parijs). In <strong>de</strong> wereld krijgt hij het <strong>de</strong>sondanks steeds kou<strong>de</strong>r -<br />

tot hij op zijn zwerftocht struikelt over een bevroren blon<strong>de</strong> maagd (Elisabeth), die<br />

juist op weg naar hem toe is, om hem om erbarming te vragen: zon<strong>de</strong>r zijn betoveren<strong>de</strong><br />

talenten ligt haar wereld in duisternis verloren. Zij heeft het niet gehaald. On<strong>de</strong>rweg<br />

is zij ineengezegen. Maar dood is zij niet!<br />

Merlijn neemt haar mee naar zijn slot. Daar verwarmen zij zich aan elkaar, vatten<br />

lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> elkaar op, en als huwelijksgeschenk ontvangt <strong>de</strong> maagd nu van Merlijn<br />

niets meer of min<strong>de</strong>r dan <strong>de</strong> magische ring. Zij, dankzij haar menselijke warmte,<br />

blijkt echter op haar beurt tot won<strong>de</strong>ren in staat te zijn: <strong>de</strong> diamant verliest zijn<br />

onsplijtbare hardheid. De maagd<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


509<br />

vertrap hem. Duizen<strong>de</strong>n scherven vallen overal over Merlijns wereld, die er <strong>voor</strong><br />

altijd door verwarmd wordt: ‘Ik voel mij gelukkig, zei<strong>de</strong> Merlijn; als ik niet wist, -<br />

ik, die almachtig was, - dat god of mensch zich kon voelen...’<br />

Buiten zijn eigen, innerlijke wereld kon <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> werkelijkheid niet an<strong>de</strong>rs<br />

zien dan als een kou<strong>de</strong>, lege maan. Het is een wereld van dood en ein<strong>de</strong>, die hij in<br />

De maagd in <strong>de</strong> maan 30 oproept. Déze maagd is het gestorven leven, haar zoon is <strong>de</strong><br />

do<strong>de</strong> weel<strong>de</strong>. Puinhopen, woestenijen en asregens zijn het <strong>de</strong>cor van het <strong>voor</strong>lopig<br />

laatste sprookje in een reeks die uit het late najaar van 1915 dateert.<br />

Kerstmis werd een haast schrijnend feest, in die donkere tijd van oorlogsellen<strong>de</strong><br />

buiten <strong>de</strong> grenzen. De schoonmoe<strong>de</strong>r van Henri van Booven, mevrouw Lopez<br />

Suasso-Aletrino, stuur<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> als kerstkaart een zacht getinte Madonna waar<br />

hij haar met warmte <strong>voor</strong> dankte. 31 Het was een geschenk, schreef hij haar, ‘dat mijne<br />

een weinig naakte kamer (wij wachten steeds onze meubels uit Italië) opsiert’. Ook<br />

zij had zijn lezing in Hilversum bijgewoond, en hij vervolg<strong>de</strong>: ‘De avond in<br />

Hilversum, zoo gezellig besloten in Hof en Haard, heeft mij een onvergetelijke<br />

herinnering achter gelaten, waar<strong>voor</strong> ik werkelijk dankbaar ben.’ (<strong>Een</strong> kort<br />

postscriptum bij <strong>de</strong>ze brief - ‘Aan Mevr. Grothe mille respetti’ - verraadt <strong>de</strong> naam<br />

van <strong>de</strong> door Van Booven zo discreet vermel<strong>de</strong> ‘mevrouw G.’. 32 )<br />

Intussen was in <strong>de</strong> loop van dat najaar ein<strong>de</strong>lijk De ongelukkige in boekvorm bij<br />

Van Holkema en Warendorf verschenen. Als een ad<strong>de</strong>ndum op <strong>de</strong> roman schreef<br />

<strong>Couperus</strong> begin <strong>de</strong>cember De dood van <strong>de</strong>n Dappere, 33 over het levensein<strong>de</strong> van El<br />

Zagal. Daarmee was zijn arsenaal aan historische Spaanse on<strong>de</strong>rwerpen <strong>voor</strong>goed<br />

uitgeput. Aan De ongelukkige, moeizaam tot stand gekomen, moeizaam ook tot een<br />

boek gewor<strong>de</strong>n, beleef<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> na verschijnen al even weinig genoegen.<br />

Begrijpelijk is dat eigenlijk niet. Deze historische roman beschrijft <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rgang van<br />

<strong>de</strong> laatste koning van Granada, ‘Boabdil’ (Aboe Abdallah Mohammed, in <strong>de</strong><br />

geschiedschrijving in<strong>de</strong>rdaad <strong>de</strong> Ongelukkige genoemd). Het is een welisswaar met<br />

afstand, maar niettemin buitengewoon visionair geschreven epos, dat in bran<strong>de</strong>n<strong>de</strong><br />

kleuren verhaalt hoe Boabdil, na in 1482 zijn va<strong>de</strong>r Moeleihasan (Ali Aboe'l Hasan)<br />

van <strong>de</strong> troon gestoten te hebben, vergeefs tegen Ferdinand van Aragon strijdt om<br />

zich tenslotte in 1483 aan hem te on<strong>de</strong>rwerpen. In grootse fresco's als het ware<br />

schil<strong>de</strong>rt <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> burgeroorlog van die tijd, voert behalve Isabella van Castilië<br />

en Ferdinand<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


510<br />

talrijke bijfiguren ten tonele, en beeldt dit alles uit in een meeslepen<strong>de</strong>, haast zingen<strong>de</strong><br />

taal die van <strong>de</strong> roman één lang prozagedicht maakt: Het boek is in zijn oeuvre uniek<br />

en overtuigt <strong>voor</strong>al doordat hij <strong>de</strong> landschappen en burchten, ste<strong>de</strong>n en paleizen zelf<br />

gezien heeft en uit zijn geheugen scherp weet op te roepen. Het bereidt Iskan<strong>de</strong>r<br />

<strong>voor</strong>, maar overtreft <strong>de</strong> latere Alexan<strong>de</strong>rroman veelal in visie.<br />

De Ne<strong>de</strong>rlandse kritiek heeft De ongelukkige verwaarloosd. Voor zover er al over<br />

geschreven werd, bleven <strong>de</strong> beschouwingen <strong>voor</strong> het meren<strong>de</strong>el steken in<br />

oppervlakkige sneeren en dooddoeners. <strong>Een</strong> gunstige uitzon<strong>de</strong>ring vorm<strong>de</strong> Willem<br />

Kloos, die het epos een wezenlijk-historische roman noem<strong>de</strong>, 34 wegens ‘<strong>de</strong> juiste<br />

afbeelding zoowel van <strong>de</strong> uiterlijke drukte als van het voelen en <strong>de</strong>nken <strong>de</strong>r tij<strong>de</strong>n<br />

lang-geleên’. De drie laatste bladzij<strong>de</strong>n beschouw<strong>de</strong> Kloos zon<strong>de</strong>r enig <strong>voor</strong>behoud<br />

als behorend tot het schoonste wat <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>rne Ne<strong>de</strong>rlandse letterkun<strong>de</strong> had<br />

<strong>voor</strong>tgebracht. Zeer prees hij <strong>de</strong> harmonie en zuiverheid ervan.<br />

Dit bracht <strong>Couperus</strong> er toe op <strong>de</strong> vier<strong>de</strong> januari van 1916 een brief te schrijven<br />

aan <strong>de</strong> echtgenote van <strong>de</strong> grote dichter, Jeanne Kloos-Reyneke van Stuwe. 35 Hij ken<strong>de</strong><br />

haar persoonlijk, niet alleen door eer<strong>de</strong>re correspon<strong>de</strong>ntie, maar tevens doordat zij<br />

hem in het najaar van 1915 op een niet exact beken<strong>de</strong> datum <strong>de</strong> oorkon<strong>de</strong> van <strong>de</strong>in<br />

1914 aan <strong>Couperus</strong>-toen hij nog in Italië was - toegeken<strong>de</strong> Nieuwe Gidsprijs was<br />

komen overhandigen. Dat hij zelf veel van De ongelukkige hield blijkt niet alleen<br />

uit <strong>de</strong>ze brief, maar ook uit het feit dat hij <strong>de</strong> roman bij herhaling <strong>voor</strong> zijn lezingen<br />

heeft gebruikt. Hij schreef haar: ‘Het ligt niet in mijn aard te “bedanken” <strong>voor</strong> een<br />

kritiek. Maar ik voel mij toch gedrongen U-zoo niet, uit schuchterheid, aan Uw<br />

echtgenoot zelven - te zeggen hoe innig warm <strong>de</strong> waar<strong>de</strong>ring van Willem Kloos <strong>voor</strong><br />

mijn laatste werk mij aan doet. Zulk een boek, dat men alléen schrijft <strong>voor</strong> zich -<br />

want het wordt noch verkocht noch gelezen - zulk een “nuttelooze” daad, die alléen<br />

kunst was en nìets meer, doorvoeld en op waar<strong>de</strong> geschat te zien, vervult mij met<br />

een ontroer<strong>de</strong> dankbaarheid.<br />

Zeg dit, zoo ge wilt, Zeer geachte Mevrouw, aan Uw echtgenoot, dien ik beschouw<br />

niet alleen als Hollands grootsten en gevoeligsten dichter onzer perio<strong>de</strong> maar ook<br />

als <strong>de</strong> gewetensvolle dóorziener van het werk an<strong>de</strong>rer schrijvers.’ <strong>Couperus</strong> hoopte<br />

haar, Kloos zelf en Jeannes zuster Jacqueline Reyneke van Stuwe, spoedig eens bij<br />

hem thuis te mogen uitnodigen. Deze brief is er een merkwaardig getuigenis van dat<br />

Coupe-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


511<br />

rus, eertijds door Kloos verguisd en bespot om zijn eigen poëzie, werkelijk trots en<br />

dankbaar was dat <strong>de</strong> Grote Dichter ook hem tenslotte in zijn volle eigen waar<strong>de</strong> was<br />

gaan erkennen.<br />

Maar: niet verkocht en niet gelezen! <strong>Een</strong> aanmoediging om aan een nieuw boek<br />

te beginnen was dat niet bepaald. Op 24 <strong>de</strong>cember 1915 had <strong>Couperus</strong> bovendien<br />

zijn <strong>voor</strong>lopig laatste feuilleton in Het Va<strong>de</strong>rland gepubliceerd. Voel<strong>de</strong> hij zich,<br />

zon<strong>de</strong>r Italië als bron van inspiratie, min of meer uitgeschreven? Tot 23 <strong>de</strong>cember<br />

1916 heeft hij zijn me<strong>de</strong>werking aan <strong>de</strong> courant gestaakt, wellicht echter me<strong>de</strong> om<br />

zijn han<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> an<strong>de</strong>re dingen vrij te hebben. In zijn laatste, op <strong>de</strong> dag <strong>voor</strong> Kerstmis<br />

nog verschenen causerie Van en over mijne lezingen, on<strong>de</strong>rhield hij zijn lezers<br />

nogmaals over zijn optre<strong>de</strong>n overal in Ne<strong>de</strong>rland. De successen die hij daarmee<br />

boekte eisten hem steeds meer op: 36 ‘Nu echter, nu ik voel het zeer sympathieke<br />

contact tusschen mijn publiek en mij - en dat in alle plaatsen, waar ik gelezen heb,<br />

- ga ik gaarne met mijn prestaties <strong>voor</strong>t. Wil ik u eens wat verra<strong>de</strong>n? Maar niemand<br />

over vertellen, hoor! Nu dan... èn Roelvink en Verka<strong>de</strong> hebben mij prachtige<br />

aanbiedingen gedaan om nu en dan “gast” te zijn in <strong>de</strong> Koninklijke of op <strong>de</strong> elegante<br />

planken van Die Haghespelers. Ik <strong>de</strong>nk er echter niet aan! Ik zoû dan maar éen rol<br />

kunnen spelen per avond en nú speel ik er vier, vijf, zes... Ik geloof, dat dit een beetje<br />

het geheim is, dat ik mijne toehoor<strong>de</strong>rs weet vast te hou<strong>de</strong>n. Met <strong>de</strong> vertellen<strong>de</strong>,<br />

vlakke stem er tusschen zoo veel mogelijk <strong>de</strong> dramatis-personae van het verhaal te<br />

vertolken in stem en even hier en daar, door een ènkel gebaar, dit te illustreeren.’<br />

Vlissingen, Mid<strong>de</strong>lburg, Arnhem, overal had hij volle zalen getrokken. Alleen in<br />

Haarlem niet, Maar, ‘Rotterdam heeft mij <strong>voor</strong> die kleine teleurstelling getroost niet<br />

zoo sympathieke hor<strong>de</strong>n, dat ik werkelijk paf stond, toen ik binnen kwam en in vollen<br />

ernst meen<strong>de</strong>, dat er iets “gebeurd” was, daar ik niets begreep van zoo velen, die mij<br />

<strong>de</strong>n weg naar mijn podium versper<strong>de</strong>n... En te Amsterdam? Ik onthoû alléen <strong>de</strong> goe<strong>de</strong><br />

dingen in mijn leven en niets en niemand heeft kunnen verhin<strong>de</strong>ren, dat ik van Arti<br />

en Kleine-Concertzaal en wérkelijk, zelfs van “Roos” mij niet an<strong>de</strong>rs herinner dan<br />

hartelijke waar<strong>de</strong>ering van zóo velen dat ik met een gerust geweten mij vergeven<br />

kan, dat ik nimmer Katholiek was.’<br />

Al had hij <strong>de</strong> <strong>voor</strong>stellen van Roelvink en Verka<strong>de</strong> afgeslagen, nochtans trok het<br />

theater hem meer en meer aan. Ook Elisabeth trouwens. In een ongedateer<strong>de</strong>,<br />

waatschijnlijk in januari 1916 geschreven brief aan<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


512<br />

Veen vroeg <strong>Couperus</strong> om exemplaren van Extaze, Langs lijnen, De kleine zielen en<br />

De stille kracht, mee <strong>de</strong> me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling dal zijn vrouw wil<strong>de</strong> proberen een van <strong>de</strong>ze<br />

boeken <strong>voor</strong> het toneel te bewerken. Daar hij <strong>de</strong> naam van Eduard Verka<strong>de</strong> in dit<br />

verband noemt, is <strong>de</strong>ze het vermoe<strong>de</strong>lijk geweest die het i<strong>de</strong>e geopperd heeft.<br />

<strong>Couperus</strong> had echter nog steeds niet <strong>de</strong> beschikking over zijn eigen <strong>bibliotheek</strong>: 37 ‘Ik<br />

ben hier verstoken van al mijn boeken en mis ze zeer. Ik heb hoop door <strong>de</strong> N.O.T.<br />

mijn boeltje ein<strong>de</strong> April uit Italië hier te ontvangen,... tenzij <strong>de</strong> boel op een mijn<br />

stoot...’ In een postscripturn <strong>de</strong>ed hij een belangrijke me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling: ‘Ik heb 3 nieuwe<br />

i<strong>de</strong>eën, maar geen tijd te schrijven, door mijn lezingen. Maar die zijn van <strong>de</strong>n zomer<br />

gedaan.’<br />

Kennelijk wil<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> Veen niet als uitgever verliezen. Deze, van zijn kant,<br />

wenste dat evenmin. <strong>Couperus</strong>' gebun<strong>de</strong>l<strong>de</strong> feuilletons zijn steeds door Veen<br />

uitgegeven. De correspon<strong>de</strong>ntie in <strong>de</strong>ze tijd gewaagt <strong>voor</strong>tdurend van nieuwe bun<strong>de</strong>ls.<br />

Erg overdacht samengesteld zijn ze overigens niet. Afzon<strong>de</strong>rlijke <strong>de</strong>eltjes als Jan en<br />

Florence, Wree<strong>de</strong> portretten, Der dingen ziel hou<strong>de</strong>n bij <strong>voor</strong>beeld nauwelijks<br />

rekening met <strong>de</strong> chronologie. Ook inhou<strong>de</strong>lijk zijn ze soms, men kan dat niet verhelen,<br />

een vreem<strong>de</strong> mengelmoes, al zou <strong>Couperus</strong> zelf daar misschien aan toegevoegd<br />

hebben: máar een charmante mengelmoes!<br />

De nieuwe i<strong>de</strong>eën die hij had kregen niet meteen gelegenheid uit te kristalliseren.<br />

En toch! In een volgen<strong>de</strong> brief, waarschijnlijk uit begin april, <strong>de</strong>el<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> zijn<br />

uitgever mee: 38 ‘Ik ben begonnen een historische Romeinsche roman (Romeinsch<br />

tooneelleven, ten tij<strong>de</strong> keizer Domitianus).’ Zijn vertaling van Plautus' Menaechmi<br />

had hij toen voltooid. Hij wil<strong>de</strong> die graag bij Veen on<strong>de</strong>rbrengen, maar op een<br />

bijzon<strong>de</strong>re manier: het moest een luxe uitgave wor<strong>de</strong>n, alleen bij intekening<br />

verkrijgbaar. Veen voel<strong>de</strong> daar niet <strong>voor</strong>. Tenslotte is De tweelingbroe<strong>de</strong>rs verschenen<br />

in <strong>de</strong> reeks dramatische bijvoegsels van Groot-Ne<strong>de</strong>rland, juli 1916.<br />

Het moment waarop hij aan <strong>de</strong> Plautusvertaling begonnen is kan moeilijk precies<br />

vastgesteld wor<strong>de</strong>n. Het ontstaan van De komedianten daarentegen kunnen wij vrij<br />

goed nagaan. Wij zagen dat <strong>Couperus</strong> al in oktober 1915 zinspeel<strong>de</strong> op een roman<br />

die hij in zijn hoofd had. Hij moet toen, tij<strong>de</strong>ns het lezen van <strong>de</strong> Menaechmi in het<br />

Latijn, op <strong>de</strong> gedachte zijn gekomen <strong>de</strong> komedie niet alleen te vertalen maar er ook<br />

ver<strong>de</strong>r nog iets mee te doen, iets dat hemzelf plezier zou verschaffen. In <strong>de</strong><br />

daaropvolgen<strong>de</strong> maan<strong>de</strong>n heeft hij zijn inval ‘bepeinsd’, zoals hij dat gewend was.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


513<br />

Toen <strong>de</strong> roman eenmaal voltooid was, heeft hij met Veen niet tot een overeenkomst<br />

wat betreft een uitgave in boekvorm kunnen komen. De komedianten zou in 1917<br />

uitein<strong>de</strong>lijk het licht zien bij Nijgh & Van Ditmar te Rotterdam.<br />

In <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> brief waarin hij Veen vertel<strong>de</strong> dat hij aan een nieuwe roman begonnen<br />

was, schreef hij dat hij binnenkort zijn inboe<strong>de</strong>l uit Italië kon verwachten. Ein<strong>de</strong>lijk.<br />

Maar hoe prettig dat op zichzelf ook was, het beteken<strong>de</strong> tevens het <strong>de</strong>finitieve ein<strong>de</strong><br />

van zijn Italiaanse perio<strong>de</strong>. <strong>Couperus</strong> heeft dat heel goed beseft en het schokte hem.<br />

Aan Emma Garzes, die zo goed <strong>voor</strong> zijn bezittingen gezorgd had, schreef hij op 22<br />

februari: 39 ‘Neen, lieve vriendin, wij zullen niet meer terugkomen om er te wonen.<br />

Ik kan mijn aandoeningen niet herhalen - ik heb dat nooit gekund - en <strong>de</strong> Italiaanse<br />

Perio<strong>de</strong>... is afgelopen. Zij ligt begraven in mijn hart, als een herinnering aan te<strong>de</strong>rheid<br />

en aan schoonheid en met <strong>de</strong>ze herinnering bewaar ik die an<strong>de</strong>re herinnering: die<br />

van mijn jeugd. Dat alles is <strong>voor</strong>bij. Ik moet <strong>de</strong> go<strong>de</strong>n erkentelijk zijn, dat zij mij<br />

genoeg liefhebben om mij iets an<strong>de</strong>rs te schenken in ruil, maar dat wat zij mij<br />

ontnomen hebben, dat zullen zij niet meer teruggeven. Zij hebben mij <strong>de</strong> sympathie<br />

geschonken, <strong>de</strong> waar<strong>de</strong>ring van mijn volk...<strong>de</strong> glorie, als men dat zeggen kan (zij is<br />

zeer beperkt, onze Hollandse glorie...) maar zij hebben mijn jeugd in mij gedood en<br />

alles wat ontbloei<strong>de</strong> daarginds in <strong>de</strong> zui<strong>de</strong>lijke zon. Het is afgelopen met <strong>de</strong> “Jonge<br />

man”, die Vera ontmoette op <strong>de</strong> hoek Strozzi-Tornabuoni in licht pak, <strong>de</strong> vilthoed<br />

zo een beetje op het oor... [Vera was een zuster van Mario Rossi, een nichtje dus van<br />

Emma]. Dat is geheel, <strong>voor</strong>goed <strong>voor</strong>bij; hier, ben ik <strong>de</strong> Meester, weet U... Nu ja,<br />

dat is altijd nog iets. Lieve vriendin, ik ga U geen an<strong>de</strong>re interessante dingen meer<br />

vertellen; ondanks mijzelf zou ik treurig wor<strong>de</strong>n. En er is geen re<strong>de</strong>n om het te zijn...<br />

<strong>voor</strong> het ogenblik, moet men <strong>de</strong> dagen zegenen die zachtjes <strong>voor</strong>trollen terwijl <strong>de</strong><br />

immense Tragedie <strong>voor</strong>trolt buiten onze grenzen.<br />

Ontvang mijn allerbeste wensen <strong>voor</strong> ons dierbaar Italië... Zeg aan allen die zich<br />

ons herinneren dat wij hun herinnering bewaren en ga een ogenblik langs bij Antonio<br />

om hem te zeggen, dat ik werkelijk op hem gesteld was, <strong>de</strong> brave ou<strong>de</strong> man.’<br />

Intussen gingen <strong>de</strong> <strong>voor</strong>drachten steeds maar door, een lange reeks. In <strong>de</strong> oorlogsjaren<br />

was <strong>Couperus</strong> niet <strong>de</strong> enige schrijver die veel lezingen hield Eind januari kwam op<br />

zijn beurt Henri van Booven naar Den Haag om uit<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


514<br />

eigen werk <strong>voor</strong> te lezen in <strong>de</strong> kunstkring Hollando-Belge. <strong>Couperus</strong>, daarvan in<br />

Hilversum al op <strong>de</strong> hoogte gesteld, nodig<strong>de</strong> Van Booven en diens echtgenote uit<br />

<strong>voor</strong> een souper op <strong>de</strong> Hoogewal. <strong>Een</strong> neef van Van Booven, <strong>de</strong> journalist Leopold<br />

Aletrino, werkte in die rijd bij Het Va<strong>de</strong>rland - hij zou enkele jaren later naar <strong>de</strong> NRC<br />

overstappen - en ontving eveneens een invitatie. Maar daar <strong>de</strong>ze jongeman dikwijls<br />

laat nog avonddienst had, kon hij niet tijdig genoeg komen. Van Booven herinner<strong>de</strong><br />

zich later hoe <strong>Couperus</strong> dit heel elegant oploste, opdat Aletrino zich toch meteen<br />

thuis zou voelen: 40 ‘Onze gastheer stel<strong>de</strong> <strong>voor</strong> aan tafel te gaan, “en, als A. komt”,<br />

zei<strong>de</strong> hij, “dan staan we op, gaan hier weer zitten en doen net alsof we nog moeten<br />

beginnen”. Dus <strong>de</strong><strong>de</strong>n wij. Ook dat was weer een buitengewoon vroolijke, genotvolle<br />

avond.’ <strong>Couperus</strong> vatte dui<strong>de</strong>lijk een zeker zwak <strong>voor</strong> Aletrino op, wiens buitenlandse<br />

overzichten hij zel<strong>de</strong>n oversloeg. Bij herhaling heeft hij nadien brieven met hem<br />

gewisseld, die opvallen door een hartelijke, geanimeer<strong>de</strong> toon. 41<br />

De schoonmoe<strong>de</strong>r van Van Booven had zich helaas <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze avond ziek moeten<br />

mel<strong>de</strong>n. Op 10 februari zou <strong>Couperus</strong> echter zelf in Utrecht spreken, en hij schreef<br />

haar daarom op <strong>de</strong> eerste van die maand: 42 ‘Zeer geachte Mevrouw. Het <strong>de</strong>ed ons<br />

zéer leed, dat ongesteldheid U verhin<strong>de</strong>r<strong>de</strong> ten onzent te komen na <strong>de</strong> lezing van <strong>de</strong>n<br />

Heer van Booven en wij hopen gauw op een volgen<strong>de</strong> gelegenheid U eens bij ons te<br />

zien. Ik stel het op hoogen prijs, dat U en mevrouw Grothe en <strong>de</strong> heer en mevr. Van<br />

Booven naar Utrecht komen <strong>voor</strong> mijne lezing: het is altijd zoo prettig sympathieke<br />

gezichten tusschen het publiek te herkennen. Ik heb mijn imprezario, De Haan,<br />

verzocht aan <strong>de</strong>n heer Van Booven twee invitatiekaarten en twee (betalen<strong>de</strong>) kaarten<br />

te zen<strong>de</strong>n, zoo mogelijk eerste rij: U zult mij een goe<strong>de</strong> hou<strong>de</strong>n, dat ik U niet vier<br />

invitaties zend maar ik ben liever, ter wille van <strong>de</strong>n imprezario, discreet met invitaties:<br />

die heeren vin<strong>de</strong>n natuurlijk, dat men er niet te mild meê moet zijn.’ - <strong>Een</strong> niet bepaald<br />

erg royale geste van <strong>Couperus</strong>, daar hij immers <strong>de</strong> twee extra plaatsen <strong>de</strong>snoods ook<br />

zelf had kunnen betalen... Daar was aanleiding genoeg toe, want <strong>de</strong> Van Boovens<br />

had<strong>de</strong>n hem in Utrecht uitgenodigd na afloop bij een souper aan te zitten. Wellicht<br />

echter was hij er door gepikeerd dat <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> mevrouw Lopez Suasso niet naar <strong>de</strong><br />

Hoogewal was gekomen. Want het souper sloeg hij vervolgens af: ‘Ik zoû zeer gaarne<br />

van Uwe lieve uitnoodiging profiteeren en mijn lezing besluiten met aan Uw disch<br />

te komen aanzitten maar daar ik <strong>de</strong>n volgen<strong>de</strong>n dag verschillen<strong>de</strong><br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


515<br />

verplichtingen heb hier in Den Haag, geloof ik beter te doen mij dat genoegen te<br />

ontzeggen en <strong>de</strong>n zelf<strong>de</strong>n avond naar Den Haag terug te keeren. Wees intusschen<br />

overtuigd, dat ik Uwe beminnelijke gedachte zeer waar<strong>de</strong>er<strong>de</strong>. Misschien is het U<br />

mogelijk, met <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re vrien<strong>de</strong>n uit Hilversum, in <strong>de</strong> pauze mij een oogenblik met<br />

Uw gezelschap te verblij<strong>de</strong>n’. - De Van Boovens waren dus zo goed niet of zij<br />

moesten twee, peperdure, plaatsen zelf betalen. Waardoor <strong>de</strong> auteur er indirect nog<br />

wat aan verdien<strong>de</strong>.<br />

Tussen al <strong>de</strong>ze beslommeringen door zette <strong>Couperus</strong> zijn nieuwe roman op, De<br />

komedianten. <strong>Een</strong> krachtige stimulans was hem daarbij zon<strong>de</strong>r twijfel een groot essay<br />

van <strong>de</strong> classicus dr. W.E.J. Kuiper, <strong>de</strong> latere - van 1923 tot aan zijn dood in 1951 -<br />

hoogleraar in <strong>de</strong> Griekse taal- en letterkun<strong>de</strong> aan <strong>de</strong> Universiteit van Amsterdam. 43<br />

Kuiper, twintig jaar jonger dan <strong>Couperus</strong> zelf, had het manuscript van dit opstel naar<br />

<strong>de</strong> redactie van Groot-Ne<strong>de</strong>rland ter plaatsing gezon<strong>de</strong>n. Als me<strong>de</strong>redacteur kon<br />

<strong>Couperus</strong>, om principiële re<strong>de</strong>nen, die hij in een antwoordbrief aan <strong>de</strong> inzen<strong>de</strong>r<br />

uiteenzette, het stuk niet accepteren. Door zijn bemid<strong>de</strong>ling echter ontferm<strong>de</strong> Kloos<br />

zich er over. In<strong>de</strong>rdaad is het artikel in 1917 in De Nieuwe Gids gepubliceerd. 44 Noch<br />

Kloos, noch <strong>Couperus</strong> had<strong>de</strong>n een <strong>de</strong>rgelijke gang van zaken in <strong>de</strong> jaren tachtig van<br />

<strong>de</strong> negentien<strong>de</strong> eeuw ooit kunnen dromen...!<br />

Het essay was buitengewoon vleiend van inhoud. Kuiper beperkte zich tot <strong>de</strong><br />

historische boeken De berg van licht en Herakles, met enkele zijsprongen naar<br />

Dionyzos en an<strong>de</strong>re antieke verhalen. <strong>Een</strong> van zijn hoofdconclusies moet <strong>Couperus</strong>'<br />

hart sneller hebben doen kloppen 45 : ‘Men heeft “<strong>de</strong> Berg van Licht” genoemd een<br />

op bronnenstudie berusten<strong>de</strong>n historischen roman. Het ware juister geweest te zeggen<br />

een psychologische studie, die met historische gegevens werkend zich opbouwt als<br />

een dramatisch verhaal. Immers veel meer dan men in <strong>de</strong>n historischen roman met<br />

zijne forsche uitbeelding van afgesloten volontwikkel<strong>de</strong> karakters gewend is, blijft<br />

<strong>de</strong> psyche van <strong>de</strong>n keizer <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n schrijver zelf een phenomeen, dat hij meer met<br />

tasten<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n bena<strong>de</strong>rt dan het met forsche toetsen na te bootsen.’<br />

Dit was exact het doel dat <strong>Couperus</strong> zich in<strong>de</strong>rtijd, getuige wat hij er samen met<br />

Elisabeth in zijn prospectus eenmaal over schreef, had gesteld. Maar ook Kuipers<br />

grote waar<strong>de</strong>ring <strong>voor</strong> Herakles stem<strong>de</strong> hem erkentelijk. Als geen an<strong>de</strong>r <strong>voor</strong> hem,<br />

zag Kuiper namelijk hoe sterk <strong>Couperus</strong><br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


516<br />

zich had laten inspireren door <strong>de</strong> Griekse beeldhouwkunst van <strong>voor</strong>al <strong>de</strong> vijf<strong>de</strong> en<br />

<strong>de</strong> vier<strong>de</strong> eeuw <strong>voor</strong> Christus. De Eros van Thespiae, <strong>de</strong> Hercules Farnese, ja zelfs<br />

een kleine bronzen groep in Palermo, Kuiper heeft ze alle herkend in bepaal<strong>de</strong><br />

passages waarin <strong>Couperus</strong> ze als leven<strong>de</strong> figuren laat optre<strong>de</strong>n. Ook in dit geval prees<br />

Kuiper het in <strong>de</strong> schrijver dat <strong>de</strong>ze van <strong>de</strong> sterkste held aller tij<strong>de</strong>n niet een brute<br />

beestmens had gemaakt, maar dat hij Herakles met fijne psychologie als een echt<br />

karakter had weten te treffen. Ook hier zag Kuiper in <strong>de</strong> auteur <strong>voor</strong>al <strong>de</strong> grote<br />

dramaticus, die zijn boek naar een schitterend hoogtepunt toe had weten op te bouwen.<br />

<strong>Couperus</strong> stak zijn verrassing en dankbaarheid niet on<strong>de</strong>r stoelen of banken. ‘De<br />

heer Coenen’, zo antwoord<strong>de</strong> hij Kuiper op <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> maart 1916, 46 ‘zond mij Uwe<br />

beschouwing toe over mijne romans: De Berg van Licht en Herakles, omdat ik,<br />

behalve auteur dier bei<strong>de</strong> werken, ook redakteur van Groot-Ne<strong>de</strong>rland ben... Het is<br />

mij eene behoefte U te zeggen, dat ik, trots <strong>de</strong> “goe<strong>de</strong> pers”, die ik wel heb, in langen<br />

tijd niet een artikel gelezen heb - noch over mij, noch over an<strong>de</strong>re schrijvers, - dat<br />

mij zóo trof door gewetensvolle aandacht en bezonken belezenheid van het<br />

beoor<strong>de</strong>el<strong>de</strong> werk. Ik kan U niet an<strong>de</strong>rs zeggen, dan dat ik U zeer dankbaar ben <strong>voor</strong><br />

<strong>de</strong> lief<strong>de</strong>volle beschouwing, die U - is het niet toevalligmijne twee liefste groote<br />

boeken wijd<strong>de</strong>. En waarlijk, een auteur wordt <strong>de</strong>zer dagen van koortsige vluchtigheid<br />

en spoedige afdoenerij niet verwend door zulk een “au sêricux” nemen van zijn<br />

arbeid. Ik herhaal dus, ik ben U dankbaar, en het zal U, mij kennen<strong>de</strong> uit <strong>de</strong><br />

Dagboekbla<strong>de</strong>n, misschien niet geheel en al verwon<strong>de</strong>ren, zoo ik er bij voeg: Uwe<br />

beschouwing heeft iets in mij geroerd. Misschien zelfs het heimwee naar het verlaten,<br />

lieve land in mij vermeer<strong>de</strong>rd...<br />

Dit schrijf ik U als auteur. Moet ik U nu schrijven als redakteur - onze secretaris<br />

zal mij in dit bizon<strong>de</strong>re geval wel even aan het woord willen laten - dan zou ik U<br />

willen zeggen, dat onze redaktie... een principe heeft. En dat principe is genomen,<br />

in <strong>de</strong>r tijd, op mijn eigen initiatief en luidt: geene kritieken (of besprekingen of<br />

beschouwingen) van werken <strong>de</strong>r Redaktie-le<strong>de</strong>n in haar tijdschrift op te nemen. En<br />

ik meen, dat ik in het geval, dat <strong>de</strong> heer Coenen mij nu <strong>voor</strong> legt, niet an<strong>de</strong>rs mag<br />

advizeeren dan ik al <strong>de</strong> jaren van het bestaan van Groot-Ne<strong>de</strong>rland gedaan heb.’<br />

Later hebben Kuiper en <strong>Couperus</strong> nog belangrijke brieven gewisseld naar aanleiding<br />

van nieuwe historische romans die <strong>Couperus</strong> toen geschreven had. Met <strong>de</strong>ze forse<br />

schou<strong>de</strong>rklop van een ge<strong>de</strong>gen classicus, die<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


517<br />

wist waar hij het over had, kon <strong>Couperus</strong> zich met een gerust hart ver<strong>de</strong>r wij<strong>de</strong>n aan<br />

zijn nieuwe boek, waar hij zeer veel <strong>voor</strong>studies <strong>voor</strong> heeft moeten maken. De<br />

komedianten verraadt een buitengewoon grote kennis van <strong>de</strong> Romeinse cultuur in<br />

<strong>de</strong> twee<strong>de</strong> helft van <strong>de</strong> eerste eeuw na Christus. Tacitus, Suetonius, Plinius <strong>de</strong> Jongere,<br />

Martialis, Juvenalis, Quintilianus, al <strong>de</strong>ze schrijvers heeft hij gelezen, naar het lijkt<br />

zelfs volledig, en daar liet hij het allerminst bij: ook zijn antiquarische kennis van<br />

<strong>de</strong> gebouwen en monumenten in het Rome van <strong>de</strong> keizertijd ten tij<strong>de</strong> van Domitianus<br />

is verbluffend groot, terwijl hij zich bovendien grondig verdiept blijkt te hebben in<br />

het dagelijks leven van die dagen. <strong>Couperus</strong> is dus heel veel ver<strong>de</strong>r gegaan dan zijn<br />

<strong>voor</strong>ganger Carel Vosmacr, die zich <strong>voor</strong> zijn eigentijdse roman Amazone alleen<br />

hoef<strong>de</strong> te documenteren <strong>voor</strong> wat betreft <strong>de</strong> Romeinse musea en monumenten.<br />

Waarschijnlijk heeft een omvangrijk en beroemd handboek <strong>Couperus</strong> daarbij goe<strong>de</strong><br />

diensten bewezen, namelijk Ludwig Friedlän<strong>de</strong>rs uit 1862 dateren<strong>de</strong> Darstellungen<br />

aus <strong>de</strong>r Sittengeschichte Roms, in <strong>de</strong>r Zeit von August bis zum Ausgang <strong>de</strong>r Autonine.<br />

De genoem<strong>de</strong> schrijvers, aan welke hij ook een reeks kleine monografieën wijd<strong>de</strong>,<br />

in januari en februari 1917 in Het Va<strong>de</strong>rland gepubliceerd, 47 las hij in het Latijn, zij<br />

het dat hij er steeds een Franse vertaling naast gebruikte. Zijn kennis van het Grieks<br />

was veel geringer. Griekse bronnen kon hij zon<strong>de</strong>r het gebruik van vertalingen in<br />

het geheel niet benutten. Doordat een <strong>de</strong>el van zijn boeken tegenwoordig in <strong>de</strong><br />

<strong>bibliotheek</strong> van <strong>de</strong> Maatschappij <strong>de</strong>r Ne<strong>de</strong>rlandse Letterkun<strong>de</strong> berust, weten wij<br />

nauwkeurig welke antieke auteurs hij zelf allemaal bezat. 48 Voor het meren<strong>de</strong>el gaat<br />

het om ou<strong>de</strong> uitgaven, die <strong>Couperus</strong> waarschijnlijk van zijn va<strong>de</strong>r geërfd heeft, van<br />

wie hij als jongeman Latijn had geleerd en wiens lessen hij later, naar hij eens schreef,<br />

nog met zoveel lief<strong>de</strong> herdacht. De invloed van zijn va<strong>de</strong>r is niet alleen in negatieve,<br />

maar <strong>voor</strong>al ook in positieve zin zeer groot geweest: hij was het, die <strong>de</strong> wereld <strong>de</strong>r<br />

antieken <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> open<strong>de</strong> en hem als eerste op <strong>de</strong> weidse verschieten van dit<br />

grandioze Europese verle<strong>de</strong>n wees. Thans nog aanwezig zijn edities van: Pindarus,<br />

Aeschylus, Sophokles, Euripi<strong>de</strong>s, Herodotus, Thucydi<strong>de</strong>s, Plato (slechts één <strong>de</strong>el),<br />

Demosthenes, Aristoteles (één <strong>de</strong>el), Xenophon, Theokritus, Griekse romans (één<br />

verzamel<strong>de</strong>el); <strong>voor</strong>ts Plautus, Terentius, Lucretius, Sallustius, Nepos, Catullus,<br />

Tibullus, Propertius, Caesar, Ovidius, Horatius, Livius, Poetae minores, Velleius<br />

Paterculus, Quintus Curtius Rufus,<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


518<br />

Seneca, Lucanus, Juvenalis, Martialis, Quintilianus, Tacitus, Plinius <strong>de</strong> Jongere,<br />

Gellius, Apuleius, Maximus, Herodianus, Marcus Aurelius, Justinus, Claudianus;<br />

tenslotte Petrarca. De meeste klassieke teksten zijn die uit <strong>de</strong> Franse editie Garnier,<br />

doorgaans zon<strong>de</strong>r jaartal.<br />

De Plautusvertaling (Menaechmi) en De komedianten leid<strong>de</strong>n een nieuwe klassieke<br />

perio<strong>de</strong> van <strong>Couperus</strong>' artistieke ontwikkeling in. Hoe is hij er toe gekomen nu ineens<br />

aan een reeks grote antieke romans te beginnen? <strong>Een</strong> regel uit zijn brief aan Kuiper<br />

bevat het antwoord hier op. Diens essay, immers, had misschien wel 49 ‘het heimwee<br />

naar het verlaten, lieve land in mij vermeer<strong>de</strong>rd...’ Nu hij zelf niet meer in Italië kon<br />

wonen, zocht hij er een geestelijk on<strong>de</strong>rkomen. Het land van Orlando bleef <strong>voor</strong> hem<br />

het enig werkelijk beloof<strong>de</strong> land. En daar hij vond, zoals hij in München al had<br />

vastgesteld, dat het niet <strong>de</strong> moeite waard was je eigen tijd te leven, koos hij nu als<br />

overtuigd passatist het Italië van vroeger tij<strong>de</strong>n, omdat hij bovendien meen<strong>de</strong> - en<br />

hij was daar heilig van overtuigd - daar in een eer<strong>de</strong>re incarnatie te hebben<br />

<strong>voor</strong>bestaan. Door het schrijven van De ongelukkige had hij opnieuw ervaren hoe<br />

volledig men <strong>de</strong>sgewenst kon wegdromen in een geromantiseerd verle<strong>de</strong>n, terwijl<br />

buiten <strong>de</strong> troepen <strong>voor</strong>bij marcheer<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> couranten het alleen nog maar had<strong>de</strong>n<br />

over gevechtshan<strong>de</strong>lingen, bommen en granaten. Het kind in <strong>Couperus</strong> vond, aan <strong>de</strong><br />

gracht waarvan hij met genot het ou<strong>de</strong> groene luchtje weer opsnoof dat hij bij<br />

herhaling bezongen heeft, zijn eigen hoekje terug. De rid<strong>de</strong>r van Constantinopel<br />

herleef<strong>de</strong> als het ware nog eenmaal - maar op welk niveau, en met hoeveel allure!<br />

In <strong>de</strong> loop van 1916 heeft <strong>de</strong> Belgische auteur André <strong>de</strong> Rid<strong>de</strong>r <strong>voor</strong> De gul<strong>de</strong>n<br />

Winckel <strong>Couperus</strong> op <strong>de</strong> Hoogewal een interview afgenomen, dat een jaar later, met<br />

enkele toevoegingen en wijzigingen, ook in boekvorm is verschenen. 50 Er komt niet<br />

alleen een tamelijk opgewekte, vernieuw<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> uit naar voren, maar tevens<br />

een man die zijn vroegere werk kritisch on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> loep nam, om er vervolgens<br />

rigoureus mee af te rekenen. Daarin stak geen blague. Letterlijk zei hij - en <strong>de</strong><br />

letterlijkheid blijkt uit De Rid<strong>de</strong>rs bewaar<strong>de</strong> aantekeningen van die late namiddag, 51<br />

toen <strong>Couperus</strong> theeschonk (vijf uur dus!) en ‘frileus zijne han<strong>de</strong>n boven <strong>de</strong> blokken<br />

van <strong>de</strong>n haard’ warm<strong>de</strong> - dat hij er zich van bewust was veel te veel geschreven te<br />

hebben. Het grootste ge<strong>de</strong>elte van zijn werk had geen waar<strong>de</strong> meer <strong>voor</strong> hem: 52 ‘En<br />

ik ben nochtans zeer moeilijk <strong>voor</strong> mezelf, zoo zel<strong>de</strong>n tevre<strong>de</strong>n... Dat is geen<br />

belachelijke mo<strong>de</strong>stie, wanneer ik u dat<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


519<br />

zeg... ik ben een ongelukkige in dat opzicht, want ikmoet schrijven en ik voel me<br />

nooit voldaan over wat ik heb geschreven... Van mijn boeken heb ik drie vier<strong>de</strong>n<br />

over boord geworpen, en van het vier<strong>de</strong> dat overblijft zijn er slechts enkele bladzij<strong>de</strong>n<br />

waarvan ik werkelijk houd... Wat ik tot dat vier<strong>de</strong> reken?... Laat me even <strong>de</strong>nken...:<br />

De kleine Zielen, als ze<strong>de</strong>nroman van onze dagen... De Berg van Licht,<br />

als historischen roman... Herakles, als mythologischen roman... ook wel<br />

Psyche... Dan zijn er an<strong>de</strong>re, waarop ik met gemeng<strong>de</strong> gevoelens terugblik: Eline<br />

Vere, Extaze... Maar er zijn er die ik niet meer zien kan: Majesteit,<br />

Wereldvre<strong>de</strong>, Langs Lijnen van gelei<strong>de</strong>lijkheid... die zijn van<br />

absoluut geen waar<strong>de</strong> meer <strong>voor</strong> mezelven... ik zie er op neer alsof het werk van een<br />

an<strong>de</strong>r was... ik houd er niet meer van... Hoe komt men er toe zulke boeken te<br />

schrijven?... Ja?... Als je het eene geschreven hebt, dan moet je het an<strong>de</strong>re schrijven...<br />

ik kan niet rusten op mijn lauweren... Zoolang ik leef, zal ik noodig hebben iets te<br />

doen... Voor 't oogenblik schrijf ik bijna niet meer, maar nu ben ik met mijn tournée<br />

lezingen bezig, en dat interesseert me ten zeerste; ik ga nu weer in dat nieuwe werk<br />

op...’<br />

Het interview toont ons <strong>voor</strong>al een zeer openhartige <strong>Couperus</strong>: 53 ‘On<strong>de</strong>r luie,<br />

indolente <strong>de</strong>hors heb ik een vreeselijk onrustige en woelige natuur, een onverpoos<strong>de</strong><br />

drang ook om te werken... Er zijn ontzetten<strong>de</strong> contradicties in me, want dit is niet <strong>de</strong><br />

eenige tegenstrijdigheid...’<br />

De Rid<strong>de</strong>r informeer<strong>de</strong> vervolgens of <strong>Couperus</strong> eigenlijk een <strong>voor</strong>keur had <strong>voor</strong><br />

een bepaald genre. Diens antwoord daarop luid<strong>de</strong>: 54 ‘Den laatsten tijd voel ik me zeer<br />

veel tot <strong>de</strong>n geschiedkundigen roman aangetrokken... Maar ik ben <strong>voor</strong>al fier op mijn<br />

mythologische romans... op Herakles bij <strong>voor</strong>beeld... misschien mijn beste boek...<br />

En 't is een genre dat ik zelf geschapen heb... men vindt in geen an<strong>de</strong>re literatuur<br />

romans gelijk Dionyzos en Herakles... Ik zie <strong>de</strong> mythologische hel<strong>de</strong>n als<br />

bepaal<strong>de</strong> menschen, als mannen en vrouwen uit mijn omgeving... maar toch blijven<br />

ze in halfgod<strong>de</strong>lijke atmosfeer schuilen, al verlang ik soms familièrement bij hen te<br />

logeeren... [...] De oudheid is <strong>voor</strong> mij als een vage perio<strong>de</strong> van vele eeuwen waarin<br />

<strong>de</strong> ou<strong>de</strong> go<strong>de</strong>n nog heerschen en <strong>de</strong> hel<strong>de</strong>n hunne groote da<strong>de</strong>n verrichten en waar<br />

uit Hellas het i<strong>de</strong>aal <strong>de</strong>r Schoonheid en <strong>de</strong>r Levenslief<strong>de</strong> ons toestraalt, en won<strong>de</strong>re<br />

illuzies glanzen in me na, om heel die Antieke Schoonheid...’<br />

Deze herwonnen, positieve instelling straalt op haar beurt ons in effigie toe uit het<br />

portret dat Antoon van Welie in het <strong>voor</strong>jaar van 1916 van<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


520<br />

<strong>Couperus</strong> gemaakt heeft. 55 Het ontstaan ervan is goed bekend, doordat Jeanne<br />

Kloos-Reyneke van Stuwe er in 1924 een en an<strong>de</strong>r over heeft meege<strong>de</strong>eld,<br />

bijzon<strong>de</strong>rhe<strong>de</strong>n die zij eens uit <strong>de</strong> mond van <strong>de</strong> schil<strong>de</strong>r zelf had vernomen. 56 Het<br />

portret is in <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> wereldoorlog verloren gegaan, maar wij kennen het nog van<br />

reprodukties. <strong>Couperus</strong> zelf was er niet ontevre<strong>de</strong>n over. Volgens hem had Van Welie<br />

getroffen 57 ‘het oogenblik, dat ik mij triomfant, zelftevre<strong>de</strong>n gevoel om mijn arbeid’.<br />

<strong>Een</strong> <strong>de</strong>rgelijke momentopname achtte hij juist in zijn geval zo gelukkig, omdat bij<br />

een meer algemeen gehou<strong>de</strong>n portret ook alle negatieve eigenschappen die hij in<br />

zich had naar voren zou<strong>de</strong>n zijn gekomen. Zoals het nu was uitgevallen, leek het<br />

bijna een tweelingbroe<strong>de</strong>r die hem in ogenblikken van twijfel en wanhoop zou<br />

<strong>voor</strong>hou<strong>de</strong>n dat het ook an<strong>de</strong>rs kon: <strong>de</strong> dandy in hemzelf was hem liever dan <strong>de</strong><br />

tobber.<br />

Van Welie dan, had Jeanne Kloos verteld dat hij <strong>Couperus</strong> leer<strong>de</strong> kennen door<br />

tussenkomst van Frans Vlielan<strong>de</strong>r Hein - toen zijn ‘secretaris’ - en dat zij elkaar <strong>voor</strong><br />

het eerst ontmoet had<strong>de</strong>n, in 1915, ten huize van mevrouw Van Rhemen van<br />

Rhemenshuizen, waar volgens Van Welie een sfeer heerste zoals <strong>Couperus</strong> die in<br />

zovele van zijn Haagse romans heeft weergegeven. 58 ‘Toen’, aldus Van Welie, ‘hoor<strong>de</strong><br />

ik <strong>voor</strong> het eerst zijn won<strong>de</strong>rlijke stem, - een stem, waaraan men moest wennen.<br />

Maar wás men heen over <strong>de</strong> eerste ongewoonheid van modulatie en klank, dan<br />

luister<strong>de</strong> men gaarne naar hem.’ De schrijver had volgens hem een beel<strong>de</strong>n<strong>de</strong> mimiek,<br />

te grote han<strong>de</strong>n met gepolijste nagels, en droeg ook toen <strong>de</strong> befaam<strong>de</strong> compositie<br />

van veel ringen.<br />

De twee kunstenaars vatten vriendschap <strong>voor</strong> elkaar op. Zij wissel<strong>de</strong>n bezoeken.<br />

Het <strong>de</strong>nkbeeld <strong>Couperus</strong> te schil<strong>de</strong>ren is van Van Welie uitgegaan, zo horen wij.<br />

<strong>Couperus</strong> was wel bereid: ‘Maar, zei<strong>de</strong> hij, Van Welie, je weet, hoe druk ik het heb,<br />

en ik haat het, te poseeren op <strong>de</strong>n dag.’ - ‘Zoo kwam dan <strong>Couperus</strong> 's avonds tegen<br />

half negen bij mij. Mevrouw kwam hem halen, en wij soupeer<strong>de</strong>n samen. Ik herinner<br />

mij nog altijd, hoe hij, toen hij <strong>voor</strong> <strong>de</strong> eerste maal mijn atelier betrad, regelrecht<br />

liep naar een antieken Itahaanschen stoel, en zei: “Dit is een zetel, die me wel bevalt.<br />

Dat ou<strong>de</strong> velours <strong>de</strong> Gênes, wat staat het mooi bij dat goud. Die kerels van <strong>de</strong><br />

Renaissance wisten het wel...”’<br />

<strong>Couperus</strong>, zo vertel<strong>de</strong> Van Welie ver<strong>de</strong>r, hield veel van antiquiteiten, van bestorven<br />

kleuren en kostbaar porselein. Zelf kon hij zich die weel<strong>de</strong> niet veroorloven, maar<br />

‘ik weet nog, hoe dankbaar hij mevrouw Kley-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


521<br />

kamp was, die hem een paar sang-<strong>de</strong>-boeuf vazen, om op zijn kast te zetten, had<br />

geleend’. (En <strong>Couperus</strong> was ij<strong>de</strong>l genoeg om zich tegen <strong>de</strong> achtergrond van die kast<br />

mèt vazen te laten fotograferen!) - Van Welie besluit: ‘Hij apprecieer<strong>de</strong> ie<strong>de</strong>re attentie<br />

van wien die ook kwam... en ik hoor hem nog zeggen met zijn aardigen glimlach,<br />

tegen mijn knecht: Jij begrijpt me, Cornelis!’<br />

Zowel <strong>de</strong> fauteuil als <strong>de</strong> grote han<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> ringen en <strong>de</strong> spits gepolijste nagels zijn<br />

op het portret te zien. Links op <strong>de</strong> achtergrond verwijzen een paar cipressen, zichtbaar<br />

door een venster, naar <strong>Couperus</strong>' lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> Italië.<br />

<strong>Een</strong> komische noot voegt Jeanne Kloos zelf nog toe - maar dit in parenthese, daar<br />

het weinig met het ver<strong>de</strong>re betoog te maken heeft. Het illustreert echter wel, hoe<br />

sterk zich om <strong>de</strong> figuur <strong>Couperus</strong> in Ne<strong>de</strong>rland een mythe was gaan vormen die,<br />

misschien wel tot in onze dagen, het beeld van hem als kunstenaar vertroebeld heeft.<br />

Het betreft een anekdote die in<strong>de</strong>rtijd circuleer<strong>de</strong>, maar die geheel uit een anonieme<br />

duim gezogen moet zijn. Volgens het verhaal zou <strong>Couperus</strong> een lezing hou<strong>de</strong>n in<br />

Hilversum. Aldaar aangekomen ont<strong>de</strong>kte hij op het laatste ogenblik dat hij het parfum<br />

vergeten had dat hij altijd placht te gebruiken. Zon<strong>de</strong>r zich hiermee besprenkeld te<br />

hebben kon hij onmogelijk optre<strong>de</strong>n. De enige oplossing was: een ijlbo<strong>de</strong> naar<br />

Amsterdam. Deze keer<strong>de</strong> nog juist op tijd terug, met een flesje van het goe<strong>de</strong> merk.<br />

Het kostte twaalf gul<strong>de</strong>n, in die dagen een heel bedrag. <strong>Couperus</strong>, dat luxebeest, zou<br />

zich echter niet ontzien hebben het in één keer geheel over zich uit te gieten.<br />

En dat, zegt Jeanne boos, terwijl <strong>Couperus</strong> helemaal niet van parfum hield!<br />

Daarmee had zij het bij het rechte eind. Hij hield alleen van bloemengeur. In het<br />

theater ging hij zelfs verzitten als er een al te sterk geparfumeer<strong>de</strong> mevrouw naast<br />

hem neerzeeg. - Overigens is dit slechts een van <strong>de</strong> vele sterke verhalen die steeds<br />

meer over hem in omloop zijn gekomen. Het bekendste en hardnekkigste verzinsel<br />

is wel dat van <strong>de</strong> dienstbo<strong>de</strong> die aan <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur van Hoogewal 2 tegen een bezoeker<br />

gezegd zou hebben: mijnheer kan u niet ontvangen, mijnheer zit op <strong>de</strong> sofa en weent.<br />

Hier moet tenslotte wel aan toegevoegd wor<strong>de</strong>n dat <strong>Couperus</strong> zelf weinig heeft<br />

gedaan om dit soort mythevorming tegen te gaan. Het tegen<strong>de</strong>el is waar.<br />

Eindnoten:<br />

1 Paradijzen II, 28 nr. 32.<br />

2 I<strong>de</strong>m, 29; afbeelding. De charmante foto van <strong>Couperus</strong> in rok aan zijn schrijftafel werd hier in<br />

oktober 1915 door Panorama gemaakt. Zie André <strong>de</strong> Rid<strong>de</strong>r, Bij <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> (1917).<br />

3 Op het kerkhof van San Miniato, boven Florence.<br />

4 ‘Over mijn woning’ (Vad. 11 september 1915), in Wree<strong>de</strong> portretten, 92-97; 92.<br />

5 I<strong>de</strong>m, 94.<br />

6 I<strong>de</strong>m, 96.<br />

7 ‘De betooveraar’ (Vad. 18 september 1915), in Legen<strong>de</strong>, mythe en fantazie, 99-105.<br />

8 ‘De zoeker’ (Vad. 2 oktober 1915), in Legen<strong>de</strong>, mythe en fantazie, 106-112.<br />

9 ‘Democratizeering van kunst’ (Vad. 25 september 1915), in Wree<strong>de</strong> portretten, 86-91.<br />

10 <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, Top Naeff, M.J. Brusse e.a, Kleeding en <strong>de</strong> man (1915), 7-12 (met een<br />

karikatuur door J.B.P. Kerkhoff). Herdrukt in Erbe, Nag. werk, 148-150. - Zie over het ontstaan<br />

van dit boekje Top Naeff, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> en <strong>de</strong> legen<strong>de</strong>’, in Over <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> (1952),<br />

62-66.<br />

11 ‘De dieren’ (Van. 9 oktober 1915), in Legen<strong>de</strong>, mythe en fantazie, 49-54.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


12 ‘De herscheppingen’ (Vad. 16 oktober 1915), in Legen<strong>de</strong>, mythe en fantazie, 90-98.<br />

13 ‘Aan <strong>de</strong>n stralen<strong>de</strong>n herfst’ (Vad. 23 oktober 1915), in Proza I, 112-116.<br />

14 I<strong>de</strong>m, 113-114.<br />

15 I<strong>de</strong>m, 114.<br />

16 ‘De mijmerij’ (Vad. 6 november 1915), in Proza I, 56-60.<br />

17 I<strong>de</strong>m, 57.<br />

18 ‘De uren’ (Vad. 18 <strong>de</strong>cember 1915), in Brieven van <strong>de</strong>n nutteloozen toeschouwer, 76-80.<br />

19 I<strong>de</strong>m, 77.<br />

20 I<strong>de</strong>m, 78.<br />

21 I<strong>de</strong>m, 80.<br />

22 V.Booven, Leven, 222 e.v.<br />

23 ‘De badkamer’ (Haagsche Post 20 januari 1917), in Proza III, 107-109.<br />

24 V.Booven, Leven, 225. - Van Booven vergist zich in <strong>de</strong> datum. Op 20 <strong>de</strong>cember las <strong>Couperus</strong><br />

in Rotterdam, twee dagen later in Hilversum.<br />

25 Mevrouw Grothe-Twiss. Zij was er samen met mevrouw Quarles van Ufford-Twiss (kennissen<br />

van Henri van Booven).<br />

26 V.Booven, Leven, 226.<br />

27 ‘De dochter van Blauwbaard’ (Vad. 30 oktober 1915), in Legen<strong>de</strong>, mythe en fantazie, 74-81.<br />

28 ‘De zoon van Don Juan’ (Vad. 13 november 1915), in Legen<strong>de</strong>, mythe en fantazie, 82-89.<br />

29 ‘De legen<strong>de</strong> van <strong>de</strong>n gelen diamant’ (Vad. 20 november 1915), in Legen<strong>de</strong>, mythe en fantazie,<br />

153-158.<br />

30 ‘De maagd in <strong>de</strong> maan’ (Vad. 4 <strong>de</strong>cember 1915), in Proza I, 117-120.<br />

31 Maatstaf II (1963), 220 nr.87.<br />

32 Zie noot 25.<br />

33 ‘De dood van <strong>de</strong>n Dappere’ (Vad. 11 <strong>de</strong>cember 1915), in Legen<strong>de</strong>, mythe en fantazie, 146-151.<br />

34 Marc Galle, <strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong> kritiek (1963), 43. - Zie ook Harry G.M. Prick, ‘Kloos-ups van<br />

tijdgenooten 4’. in Juffrouw Idastraat II, 3, 1/2 (september 1974), 6.<br />

35 Maatstaf II (1963), 175 nr.28. - Dat <strong>de</strong> hierna geciteer<strong>de</strong> brief niet leid<strong>de</strong> tot een innige<br />

verstandhouding, toon<strong>de</strong> Prick aan (zie noot 34.) Toen Wagen<strong>voor</strong>t <strong>de</strong> echtparen Kloos en<br />

<strong>Couperus</strong> samen ten zijnent wil<strong>de</strong> ontvangen, antwoord<strong>de</strong> Kloos d.d. 18 juni 1916 dat hij daar<br />

niet op in zou gaan. Want ‘<strong>de</strong>ftige visite's met een vlotte conversatie, die alles en toch niets<br />

zegt, over <strong>de</strong> dingen van <strong>de</strong>n dag, daar heb ik, om u <strong>de</strong> waarheid te zeggen, een broêrtje aan<br />

dood. [...] Daar nu, zoals gij weet, <strong>de</strong> heer <strong>Couperus</strong> (noch zijn vrouw) ook maar sigaretten<br />

rookt, zou <strong>de</strong> beleefdheid dus eischen, dat ik mij óók van rooken onthield zoodat ik, met al <strong>de</strong>ze<br />

omhaal van woor<strong>de</strong>n, alleen maar zeggen wil, dat wij graag eens alleen ten uwent willen komen,<br />

indien u dit conveniëert.’<br />

36 ‘Van en over mijne lezingen’ (Vad. 24 <strong>de</strong>cember 1915), in Proza III. 110-112.<br />

37 Amice, 189 nr. 575.<br />

38 I<strong>de</strong>m, 190 nr. 577.<br />

39 Paradijzen II, 32 nr. 33.<br />

40 V. Booven, Leven, 227-228.<br />

41 Voor kopieën hiervan ben ik diens zoon, ir. G. Aletrino, bijzon<strong>de</strong>re dank verschuldigd. Zie over<br />

hun relatie L. Aletrino, ‘Brieven van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, in Algemeen Han<strong>de</strong>lsblad (6 mei 1961;<br />

weekend bijlage). Aletrino vertelt hierin o.m. over een soirée die <strong>Couperus</strong> met Kerstmis 1915<br />

op <strong>de</strong> Hoogewal gegeven heeft, waarbij verschei<strong>de</strong>ne gasten een exemplaar van God en go<strong>de</strong>n<br />

met opdracht ten geschenke kregen. Er waren o.a. Cyriel Buysse, Frits Lapidoth, Jan Walch,<br />

Henri van Booven, L. Simons en Else Mauhs: ‘Als een ware dandy bewoog <strong>Couperus</strong> zich<br />

tussen zijn gasten, druk converserend en schertsend op een wijze, die men misschien toen reeds<br />

“uit <strong>de</strong> tijd” achtte’. - Zie ook L. Aletrino, ‘Ontmoetingen met <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, in Friso Endt,<br />

Weet je nog wel... <strong>Een</strong> boek vol pluche en pleizier (1957), 102-107.<br />

42 Brief in particulier bezit, waarvan Albert Vogel† zo vrien<strong>de</strong>lijk was mij een fotocopie af te<br />

staan.<br />

43 Opnieuw uitgegeven, samen met <strong>de</strong> tussen <strong>Couperus</strong> en Kuiper gewissel<strong>de</strong> brieven, door J.B.W.<br />

Polak, <strong>Couperus</strong> en <strong>de</strong> oudheid (1961). - <strong>Een</strong> <strong>voor</strong>treffelijke analyse van <strong>de</strong> roman gaf Elizabeth<br />

Visser, ‘<strong>Couperus</strong> “Komedianten” en het Rome van Domitianus’, in Hermeneus 50 (1978), 3,<br />

162-169.<br />

44 De Nieuwe Gids (1917), 1, 4, 615-638.<br />

45 Zie noot 43, 19.<br />

46 I<strong>de</strong>m, 31.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


47 ‘Romeinsche portretten. Uit <strong>de</strong>n tijd van keizer Domitianus, I-VIII’ (Vad. 6 januari-25 februari<br />

1917), in Proza I, 275-324. Respectievelijk: I - Domitianus; II - Tacitus en Suetonius; III - Plinius<br />

<strong>de</strong> Jongere; IV - Martialis; V - Juvenalis; VI - Quintilianus; VII - Apollonius van Tyana; VIII -<br />

Vrouweprofiels.<br />

48 Na <strong>Couperus</strong>' dood zijn <strong>de</strong>ze boeken in bezit gekomen van zijn nichtje Johanna Vlielan<strong>de</strong>r Hein<br />

(‘tante Pep’ in <strong>de</strong> familie; verzorgster van <strong>Couperus</strong>' va<strong>de</strong>r tot haar huwelijk). Zij trouw<strong>de</strong> in<br />

1900 met <strong>de</strong> advocaat mr. W.A. Tel<strong>de</strong>rs. Hun zoon, prof. mr. B.M.Tel<strong>de</strong>rs, erf<strong>de</strong> ze later. Deze,<br />

ongehuwd gebleven en omgekomen in het concentratiekamp Bergen-Belsen, legateer<strong>de</strong> <strong>de</strong><br />

boeken aan <strong>de</strong> Maatschappij.<br />

49 Zie noot 43, 31 (d.d. 3 maart 1916).<br />

50 André <strong>de</strong> Rid<strong>de</strong>r, Bij <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> (1917). De datum van zijn bezoek staat niet vast. Het<br />

interview verscheen in drie afleveringen in Den Gul<strong>de</strong>n Winckel 15 (1916), nr. 12, 15 <strong>de</strong>cember,<br />

178-182; 16 (1917), nr. 1, 15 januari, 2-7; nr. 2, 15 februari, 20-25. On<strong>de</strong>r <strong>de</strong> laatste; ‘Nov.-Dec.<br />

1916’.<br />

51 <strong>Een</strong> fotocopie hiervan werd mij vrien<strong>de</strong>lijk ter beschikking gesteld door <strong>de</strong> heer Luc Daems te<br />

Brasschaat.<br />

52 De Rid<strong>de</strong>r, <strong>Couperus</strong>, 41.<br />

53 I<strong>de</strong>m, 42.<br />

54 I<strong>de</strong>m, 48-49.<br />

55 Bastet, Zuil, 201. Oorspronkelijk in De Kroniek II, 5 (mei 1916), 233.<br />

56 Bastet, Zuil, 200 (met noot 2: De Hofstad (1 maart 1924.)<br />

57 ‘Portret’ (H.P. 22 juli 1916), in Proza III, 203-205; 204.<br />

58 Barones Van Rhemen van Rhemenshuizen woon<strong>de</strong> Koningska<strong>de</strong> 5. In februari 1915 had<br />

<strong>Couperus</strong> haar door Veen een exemplaar van Dionyzos laten zen<strong>de</strong>n (Amice, 172 nr. 558).<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


IV [1916-1917]<br />

522<br />

Omstreeks <strong>de</strong>ze tijd is <strong>Couperus</strong> in contact gekomen met iemand zon<strong>de</strong>r wiens invloed<br />

zijn laatste zeven levensjaren an<strong>de</strong>rs verlopen zou<strong>de</strong>n zijn: <strong>de</strong> oprichter van <strong>de</strong><br />

Haagsche Post, bekend gewor<strong>de</strong>n als ‘het rose blad met <strong>de</strong> aardige inhoud’. Zijn<br />

eerste me<strong>de</strong>werking aan dit toen nog piepjonge weekblad dateert van mei 1916.<br />

S.F. van Oss, vijf jaar jonger dan <strong>Couperus</strong>, heeft in zijn Vijftig jaren journalist<br />

veel over zijn eigen levensloop verteld. 1 Tevens <strong>de</strong>ed hij daarin een en an<strong>de</strong>r over<br />

zijn relatie met <strong>Couperus</strong> uit <strong>de</strong> doeken. Van huis uit was Van Oss naar zijn eigen<br />

zeggen een Brabantse dorpsjongen. In 1888 begon hij zijn carrière als correspon<strong>de</strong>nt<br />

van het Algemeen Han<strong>de</strong>lsblad in Lon<strong>de</strong>n. Al spoedig trokken zijn journalistieke<br />

capaciteiten <strong>de</strong> aandacht, en zo maakte hij in 1890 zijn eerste grote reis van achttien<br />

maan<strong>de</strong>n door Amerika. Van Oss ontwikkel<strong>de</strong> zich tot een expert van klasse in <strong>de</strong><br />

internationale financiële wereld. In 1895 ontmoette hij in Zuid-Afrika Paul Kruger.<br />

Nadien bezocht hij bij herhaling Rusland en vele an<strong>de</strong>re lan<strong>de</strong>n, eer hij zich in 1902<br />

in Ne<strong>de</strong>rland vestig<strong>de</strong>. Aanvankelijk trad hij in Groningen op als<br />

hoofdredacteur-directeur van <strong>de</strong> Nieuwe Financier en Kapitalist, maar hij had ook<br />

veel belangstelling <strong>voor</strong> letteren en kunst meer in het algemeen, en liep toen al met<br />

heel an<strong>de</strong>re plannen rond. Na in 1904 naar Den Haag verhuisd te zijn, waar hij aan<br />

het Noor<strong>de</strong>in<strong>de</strong> een mo<strong>de</strong>rn kantoor inrichtte, liet hij <strong>de</strong>ze i<strong>de</strong>eën langzaam en<br />

zorgvuldig rijpen. Op 14 januari 1914 heeft tenslotte het eerste nummer van <strong>de</strong> door<br />

Van Oss gecreëer<strong>de</strong> Haagshe Post het licht gezien, een weekblad dat door bijzon<strong>de</strong>re<br />

kwaliteiten moest uitblinken. Het niveau dien<strong>de</strong> zo hoog te zijn, vond hij, dat <strong>de</strong><br />

mensen er<strong>voor</strong> ‘op een donkeren Vrijdagavond in December door een sneeuwstorm<br />

naar <strong>de</strong> naastbijgelegen kiosk zou<strong>de</strong>n lopen’.<br />

De zeer snel groeien<strong>de</strong> populariteit van <strong>Couperus</strong> is Van Oss niet ontgaan. Te<br />

trachten <strong>de</strong> meest Haagse aller Hagenaren te winnen <strong>voor</strong> zijn Haagsche Post leek<br />

hem welhaast een opdracht van <strong>de</strong> <strong>voor</strong>zienigheid. Hoewel hij beseft moet hebben<br />

wat hij zich daarmee financieel op <strong>de</strong> hals haal<strong>de</strong>, aarzel<strong>de</strong> hij niet lang en trok <strong>de</strong><br />

stoute schoenen aan: <strong>Couperus</strong> moest <strong>voor</strong> zijn weekblad gaan schrijven. Daar <strong>de</strong><br />

man-van-<strong>de</strong>-wereld Van Oss tevens een man-van-het-grote-gebaar was, speel<strong>de</strong> geld<br />

geen rol. Over zijn ‘aanstelling’ heeft <strong>Couperus</strong> zelf in een Epigram verteld: 2 ‘Er<br />

was<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


523<br />

eens een Natie, en die Natie was <strong>de</strong> Haagsche Post. Die Natie had zich op een aardige,<br />

vaardige en waardige wijze bemind weten te maken. Die Natie werd prachtig<br />

geregeerd door een Autocraat, dus géén constitutioneel koning: die Autocraat was<br />

<strong>de</strong> heer S.F. van Oss. Deze monarch benoem<strong>de</strong> eenige ministers, wie hij verschillen<strong>de</strong><br />

portefeuilles toevertrouw<strong>de</strong>. Aan mij vertrouw<strong>de</strong> hij toe <strong>de</strong> portefeuille van <strong>de</strong> Blague.<br />

Ik was dus zijn Minister van <strong>de</strong> Blague en zeer vereerd door zijn vertrouwen. Toen<br />

ik echter een paar maan<strong>de</strong>n dit vertrouwen genoten had, meen<strong>de</strong> ik, om <strong>de</strong> Natie<br />

<strong>voor</strong> eentonigheid te behoe<strong>de</strong>n, mijn portefeuille, die van <strong>de</strong> Blague, ter beschikking<br />

van <strong>de</strong>n Czaar aller Haagsche Posten te moeten stellen. Zijne Majesteit verzocht mij<br />

echter in zeer vrien<strong>de</strong>lijke termen mijn portefeuille weêr te willen aanvaar<strong>de</strong>n. Na<br />

we<strong>de</strong>rom eenige maan<strong>de</strong>n Excellentie van <strong>de</strong> Blague te zijn geweest - mijn<br />

ministerschap duur<strong>de</strong> bijna één jaar - stel<strong>de</strong> ik op nieuw, ik dacht in het belang <strong>de</strong>r<br />

Natie, mijn portefeuille ter beschikking van onzen Czaar. Ik ontving hierop een zéér<br />

bizon<strong>de</strong>r vleiend schrijven van Zijne Majesteit, waarin hij mij in <strong>de</strong> waar<strong>de</strong>erendste<br />

termen zijne appreciatie zei<strong>de</strong> over mijn werk, en mij verzocht <strong>de</strong> Portefeuille van<br />

<strong>de</strong> Blague te willen behou<strong>de</strong>n.’<br />

<strong>Couperus</strong> heeft in <strong>de</strong> Haagsche Post niet alleen geblagueerd - en dat in<strong>de</strong>rdaad<br />

zeer virtuoos - maar hij heeft later ook zijn Afrikaanse, Indische en Japanse<br />

reisverhalen in het weekblad gepubliceerd. Afgezien van enkele Opmerkingen van<br />

geen waar<strong>de</strong> 3 zijn het aanvankelijk <strong>voor</strong>al <strong>de</strong> Epigrammen 4 geweest waarin <strong>Couperus</strong><br />

week in week uit een hoeveelheid zeepbellen blies die velen wel moesten betoveren<br />

door hun sprankelen<strong>de</strong> kleuren, hun stijgen en dalen op <strong>de</strong> wind van <strong>de</strong> actualiteit.<br />

Uit het eerste epigram, een Epigrafische inleiding 5 blijkt hoe sterk <strong>Couperus</strong> zich in<br />

die tijd door antieke <strong>voor</strong>beel<strong>de</strong>n liet lei<strong>de</strong>n. Hij leg<strong>de</strong> zijn lezers uit wat <strong>de</strong> Latijnse<br />

epigrammatici, Martialis <strong>voor</strong>al, er vroeger on<strong>de</strong>r verston<strong>de</strong>n, en hoe hijzelf zich<br />

zijn nog te schrijven epigrammen <strong>voor</strong>stel<strong>de</strong>: niet ‘zoo kort bevallig, zoo snel hatelijk,<br />

zoo vliegvlug sarcastisch’ - nee, hij zou ze in proza schrijven: ‘dus ook langer dan<br />

een distichon was, maar dan toch ook weêr zoo kort mogelijk; een kleine sport dus<br />

van taal, om u over <strong>de</strong>ze en die, over dit en dat even te zeggen dat wat ik meen... of<br />

niet mee n’. De reeks, die doorloopt tot 17 maart 1917, geeft ons een goed i<strong>de</strong>e van<br />

<strong>Couperus</strong>' conversatietalenten en licht ons terloops bovendien in over allerlei dingen<br />

die hem dat jaar bezighiel<strong>de</strong>n.<br />

Daarnaast werkte <strong>Couperus</strong> ook nog aan een opdracht van Herman<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


524<br />

Roelvink. Voor Het Ne<strong>de</strong>rlandsh Tooneel vertaal<strong>de</strong> hij G.B. Shaws stuk Caesar and<br />

Cleopatra, dat op 16 september 1916 in première moest gaan. 6 De speelse, losse toon<br />

van Shaws dialoog, <strong>de</strong> wijze waarop ‘G.B.S.’ grote historische figuren zon<strong>de</strong>r pathos<br />

‘familièrement’ laat spreken en han<strong>de</strong>len, heeft <strong>Couperus</strong> dui<strong>de</strong>lijk geamuseerd. Bij<br />

het schrijven van zijn eigen boek De komedianten trok hij er <strong>de</strong> nodige lering uit.<br />

Overigens liet hij bij het maken van <strong>de</strong> vertaling zijn eigen talent zo duchtig gel<strong>de</strong>n,<br />

dat Shaw met een glanzend Couperiaans vernis be<strong>de</strong>kt werd. Dit tot meer<strong>de</strong>re charme<br />

van <strong>de</strong> tekst.<br />

De kwaliteiten van Caesar en Cleopatra ten spijt oogstte <strong>de</strong> opvoering weinig<br />

succes. 7 <strong>Louis</strong> Bouwmeester was volgens André <strong>de</strong> Rid<strong>de</strong>r te oud, te weinig sceptisch<br />

en <strong>voor</strong>al te weinig romantisch <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Caesarfiguur van Shaw, terwijl volgens Top<br />

Naeff <strong>de</strong> rol van Cleopatra door Greta Lobo-Braakensiek niet lenig, pervers en koket<br />

genoeg werd vertolkt. Mevrouw Theo Mann-Bouwmeester schijnt het er als Ftatatita<br />

nog het best afgebracht te hebben.<br />

De publikatie van zijn Menaechmi-vertaling in het Dramatisch Bijvoegsel van juli<br />

liet <strong>Couperus</strong> in Groot-Ne<strong>de</strong>rland vergezeld gaan van een korte beschouwing over<br />

<strong>de</strong>ze komedie, on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> titel Plautus' Menaechmi. 8 Hierin zette hij uiteen wat hem<br />

in Plautus zo boei<strong>de</strong>. Dat was <strong>voor</strong>al het alledaagse van diens figuren, meer nog dan<br />

<strong>de</strong> koddigheid van <strong>de</strong> soms wel wat erg naïeve intrige: ‘Ja, dit wereldje interesseert<br />

ons: het wemelt van menschelijkheid, van kleine, ironiesch klein-burgerlijke<br />

menschelijkheid en omdat die antiek is en uit het Verle<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> ons opdoemt, boeit<br />

die ons <strong>voor</strong>al op een oogenblik, dat wij moê zijn van het epische, historische<br />

wereldverle<strong>de</strong>n. [...] Er is door Plautus in <strong>de</strong>ze menschen-van-ie<strong>de</strong>ren-dag een zóo<br />

levendig leven ingeblazen, zich uiten<strong>de</strong> door woord, daad, beweging, scherts, moraal,<br />

moraal <strong>voor</strong>al!, dat wij het geschie<strong>de</strong>nisje, het intriguetje er bij <strong>voor</strong> lief nemen en<br />

<strong>voor</strong>al pleizier hebben in zulke echt leven<strong>de</strong> klein-burgerlijke menschen uit vroegere<br />

eeuw.’ Het vertaalwerk had hem vermaak geschonken, het was een nobel intellectueel<br />

spel geweest.<br />

Er kwam nog iets bij. Steeds weer had <strong>Couperus</strong> het vreem<strong>de</strong> gevoel gehad dat<br />

hij <strong>de</strong> komedie zelf, in <strong>de</strong> oudheid en dus in een vroegere incarnatie, al eens had zien<br />

opvoeren: 9 ‘in een Romeinsch theater, door een reizen<strong>de</strong> komedietroep, die gehuurd<br />

was gewor<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> aedilen <strong>de</strong>r Eeuwige stad - heb zien spelen door acteurs,<br />

gemaskerd en niet gemas-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


525<br />

kerd, <strong>de</strong> mannerollen uitgebeeld twijffelloos mannelijk door het symbool, dat geen<br />

mannerol na liet tusschen <strong>de</strong> plooien van zijn kostuum te vertoonen, <strong>de</strong> vrouwerollen<br />

gespeeld door hoogstemmige jongens, <strong>de</strong> <strong>de</strong>coraties zéer eenvoudig’. Zelf had hij<br />

in dat theater gezeten, ‘tusschen dikke sluwe kooplui, kleine-han<strong>de</strong>laren, parazieten,<br />

tusschen allerlei types van kroeg- en bor<strong>de</strong>elhou<strong>de</strong>rs, dieven, tusschen een beul en<br />

een lijkkisten-maker, en tusschen hunne vrouwen en <strong>de</strong>ernen’. Deze won<strong>de</strong>rlijke<br />

sensatie werd <strong>de</strong> directe aanleiding tot De komedianten. In zijn historische roman<br />

wil<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> proberen die vroegere wereld weer op te roepen, als het ware puttend<br />

uit het geheugen van zijn eigen Romeinse <strong>voor</strong>bestaan.<br />

Toen het stuk op 14 november 1916 opgevoerd werd, trad <strong>Couperus</strong> daarbij zelf<br />

op als inlei<strong>de</strong>r, als antieke prologus. De tekst die hij daarbij gebruikte heeft hij in<br />

Het Va<strong>de</strong>rland gepubliceerd, waarmee hij tevens een nieuwe reeks wekelijkse<br />

bijdragen in zijn oud-vertrouw<strong>de</strong> courant open<strong>de</strong>. 10 Hij voer<strong>de</strong> zijn toehoor<strong>de</strong>rs daarin<br />

mee naar het Rome van <strong>de</strong> keizertijd in <strong>de</strong> eerste eeuw na Christus, vertel<strong>de</strong> van <strong>de</strong><br />

Megalesia die op <strong>de</strong> vier<strong>de</strong> april ter ere van <strong>de</strong> grote godin Cybele gevierd plachten<br />

te wor<strong>de</strong>n, en leg<strong>de</strong> uit welke rol <strong>de</strong> <strong>voor</strong>stellingen in het theater daarbij speel<strong>de</strong>n.<br />

Ook hiermee zien wij ons meteen verplaatst naar het begin van De komedianten.<br />

Uitvoerig stond hij stil bij <strong>de</strong> architectuur van het Pompeiustheater, <strong>de</strong> antieke<br />

speelpraktijken, <strong>de</strong> inrichting van het toneel. Hij beschreef hoe alles functioneer<strong>de</strong>.<br />

Kortom, zijn inleiding was een genoeglijk college waar geen vakman zich <strong>voor</strong> had<br />

hoeven te schamen. Zel<strong>de</strong>n heeft <strong>Couperus</strong> zo dui<strong>de</strong>lijk <strong>de</strong> conceptie doen meebeleven<br />

van <strong>de</strong> roman die hij tegelijkertijd over dit alles schreef.<br />

In het epigram Kind-van zijn-tijd 11 verklaar<strong>de</strong> hij ten overvloe<strong>de</strong> nog eens dui<strong>de</strong>lijk<br />

dat dit alles <strong>voor</strong> hem belangrijker was dan <strong>de</strong> hele wereldoorlog: ‘... ik dompel mij,<br />

ik ga <strong>voor</strong>t mij te dompelen, ie<strong>de</strong>ren dag, trots het “Wereldmoment”, in het Verle<strong>de</strong>n.<br />

Het is een diepe sprong, maar als je gesprongen hèbt, ben je het “Wereldmoment”<br />

vergeten. En dat is heusch zalig, al was Domitianus een geboefte, iets, dat zelfs <strong>de</strong><br />

mo<strong>de</strong>rnste historiegeleer<strong>de</strong>n niet heel erg zullen kunnen veran<strong>de</strong>ren...’ <strong>Couperus</strong><br />

was, en werd zo mogelijk met steeds meer overtuiging, een escapist. Hij bleef, zoals<br />

hij zijn hele leven al gewend was geweest, <strong>de</strong> boze wereld ontvluchten in schoonheid,<br />

die in <strong>de</strong> hoogste mate zijn eigenbelang was.<br />

In oktober 1916 ging <strong>Couperus</strong> een aantal dagen bij Herman Roelvink in Laren<br />

logeren. 12 Waarschijnlijk had hij De komedianten toen juist vol-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


526<br />

tooid. Bij Roelvink verbleef immers ook een jonge latinist, H.W. <strong>de</strong> Marez Oyens<br />

(1891-1954), die zich zeer <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong>' werk interesseer<strong>de</strong>. Deze classicus heeft<br />

later eens spontaan verklaard: 13 ‘De komedianten? Dat hebben wij sámen geschreven!’<br />

In zijn enthousiasme ging hij ongetwijfeld te ver. Maar wel lijkt het zeker dat De<br />

Marez Oyens in die dagen <strong>Couperus</strong> hielp met <strong>de</strong> correctie van <strong>de</strong> vele Latijnse<br />

termen in <strong>de</strong> roman. Bovendien zat hij allerlei an<strong>de</strong>re antiquarische <strong>de</strong>tails op<br />

eventuele vergissingen hebben nagezien. In zijn epigram Larense manieën - 14<br />

oktober 1916 - maakt <strong>Couperus</strong> hier geen gewag van. 14 Wel vertelt hij daarin een en<br />

an<strong>de</strong>r over <strong>de</strong> logeerpartij zelf, waar Elisabeth van mocht meegenieten. Naar hartelust<br />

wer<strong>de</strong>n allerlei Larense genieën berod<strong>de</strong>ld, kunstenaars die theosofie bedreven,<br />

groothe<strong>de</strong>n die uit pure artisticiteit op bloee voeten liepen of die meen<strong>de</strong>n alleen van<br />

groente te moeten leven.<br />

Op een van <strong>de</strong>ze Larense dagen heeft <strong>Couperus</strong> een bezoek gebracht aan een zekere<br />

Tila, een visite waar een merkwaardige petite histoire aan verbon<strong>de</strong>n is. Mathil<strong>de</strong><br />

Cornelie Slicher had namelijk nog een an<strong>de</strong>re gast uitgenodigd, <strong>de</strong> militante Carry<br />

van Bruggen. 15<br />

Deze mevrouw Slicher, wier afgekorte naam <strong>Couperus</strong> gebruikt heeft in <strong>Een</strong>e<br />

illuzie, was een jeugdvriendin van Elisabeth. Als meisjes had<strong>de</strong>n zij in Rijswijk op<br />

<strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> school gezeten. 16 Later woon<strong>de</strong> Tila evenals <strong>de</strong> familie <strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong><br />

Surinamestraat. 17 Tij<strong>de</strong>ns het schrijven van Extaze heeft <strong>Couperus</strong> haar bij herhaling<br />

om raad gevraagd. Aanvankelijk getrouwd met J.C. van <strong>de</strong>n Tol, liet zij zich in 1897<br />

van <strong>de</strong>ze schei<strong>de</strong>n, om se<strong>de</strong>rtdien ongehuwd door het leven te gaan. Wat Carry van<br />

Bruggen betreft, <strong>Couperus</strong> moet haar werk gekend hebben, daar zij soms in<br />

Groot-Ne<strong>de</strong>rland schreef. 18 Zij was veel jonger en waar<strong>de</strong>er<strong>de</strong> haar confrater, zij het<br />

misschien met enige reserve. Tegenpolen waren zij zeker. Carry van Bruggen immers<br />

kwam uit een klein joods milieu aan <strong>de</strong> Zaan en had zich ontwikkeld tot een<br />

progressief, agressief en geëngageerd auteur. De Haagse, liberale, passatistische<br />

<strong>Couperus</strong> kon wel met haar over Indië praten, dat ook zij door een verblijf van jaren<br />

goed ken<strong>de</strong>, maar ver<strong>de</strong>r had<strong>de</strong>n zij weinig met elkaar gemeen.<br />

Carry van Bruggen heeft gemeend als volgt verslag te moeten doen van hun<br />

ontmoeting: 19 ‘De vrien<strong>de</strong>lijke uitnodiging van een we<strong>de</strong>rzijdsche lieve vriendin,<br />

bracht mij met <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> aan een genoeglijk middagmaal in een charmant<br />

Larensch landhuisje, en het was, - zon<strong>de</strong>ren we een vluchtig oogenblik op een<br />

spoorwegstation als niet meetellend uit - <strong>de</strong><br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


527<br />

eerste maal, dat ik <strong>de</strong>zen veelbesproken en veelbetwisten man ontmoeten mocht, -<br />

daar eigen werkzaamheid mij tot dusver <strong>de</strong> gelegenheid benomen had hem in 't<br />

openbaar te hooren en te zien. Dit was nu maar niet een gewoon samenkomen met<br />

een tot dan onbekend collega-auteur, - neen, ik wist immers <strong>voor</strong>af, dat mij van meer<br />

dan eene zij<strong>de</strong> naar mijn we<strong>de</strong>rvaren gevraagd zou wor<strong>de</strong>n - is het niet curieus dat<br />

men juist altijd maar weer wil hooren van <strong>de</strong>n man, die al jaar en dag “over<br />

zichzelven” schrijft!? - en dat <strong>de</strong> slotsom van dat vragen zeker zou zijn: en is hij nu<br />

een aansteller of is hij het niet?<br />

Gij, die het mij vroeg en gij die het mij niet vroeg, maar het toch wel graag wilt<br />

weten (ik wil<strong>de</strong> het zelf eigenlijk ook wel weten!) laat ik u zeggen: <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong><br />

is geheel geen aansteller - <strong>de</strong>ze man, met zijn blik als een bou<strong>de</strong>erend kind, met zijn<br />

bloem en zijn zakdoekje, met zijn maniertjes en zijn kunstjes, is eigenlijk juist een<br />

heel eenvoudig man. Maar ja, mijne waar<strong>de</strong> vrien<strong>de</strong>n,- wat is eenvoud? <strong>Een</strong>voudig<br />

is iemand, die argeloos-weg leeft overeenkomstig zijn natuur. En is het dan eenmaal<br />

zijn natuur om op zijn hoofd te staan, dat hij dan op zijn hoofd sta. Want wil hij,<br />

waarom dan ook, als u en ik op zijn beenen gaan staan, dan is hij immers juist niet<br />

meer eenvoudig.’<br />

Na <strong>de</strong>ze inleiding stak zij een lange bouta<strong>de</strong> af over het begrip natuur die vaak<br />

onnatuurlijk is. Om daarop te vervolgen: ‘in <strong>Couperus</strong> is, wat men geneigd zou wezen<br />

zijn pose te noemen - zijn kwijnend als kin<strong>de</strong>rlijk-hulpeloos kijken en zijn<br />

zachtzinnig-bou<strong>de</strong>erend praten, het matte bewegen van zijn han<strong>de</strong>n en het soms als<br />

in ein<strong>de</strong>looze vermoeidheid inzinken van zijn geäffecteer<strong>de</strong> stem, niet een “twee<strong>de</strong><br />

natuur” gewor<strong>de</strong>n, - het is, eenvoudigweg, zijn eerste natuur, - zon<strong>de</strong>r eenige<br />

gemaaktheid of verlegenheid is hij volkomen zichzelf. Hij is zoo eigenlijk precies<br />

als in zijn werk [...]: naïef. <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> poseur is naïef.’<br />

Daarop memoreer<strong>de</strong> zij <strong>Couperus</strong>' juist voltooi<strong>de</strong> roman: ‘Wat <strong>Couperus</strong> ons aan<br />

het maal, en later on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> thee van zijn pas-voltooi<strong>de</strong>n roman “De Komedianten”,<br />

een Romeinsch verhaal uit <strong>de</strong> eerste eeuw na Christus, zoo maar terloops en geheel<br />

onopzettelijk vertel<strong>de</strong> - want het algemeene gesprek werd geen oogenblik “interview”<br />

- mag ons het verschijnen daarvan in <strong>de</strong>n loop van het aanstaan<strong>de</strong> <strong>voor</strong>jaar met blij<strong>de</strong><br />

verwachting tegemoet doen zien.’<br />

Wat Carry van Bruggen hier wijselijk verzwijgt, is een allerminst erg naïeve<br />

anekdote die ons via een zoon van mevrouw Slicher door A. Ro-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


528<br />

land Holst overgeleverd is. 20 <strong>Couperus</strong> heeft Carry namelijk even charmant als scherp<br />

op haar plaats weten te zetten, toen het gesprek een ogenblik dreig<strong>de</strong> te ontsporen.<br />

- Het thema poezen werd aangesne<strong>de</strong>n, en Carry van Bruggen wenste te vernemen<br />

wat er eigenlijk van <strong>Couperus</strong>' kat Imperia gewor<strong>de</strong>n was. Toen hij haar moest<br />

vertellen dat hij zich gedwongen had gezien Imperia in Florence achter te laten - of<br />

misschien was dat in Nice al gebeurd? - werd zij driftig en begon volgens Holst op<br />

te spelen, uitroepend: ‘Die poes waar u zo prachtig over schrijft en die u zo dierbaar<br />

is, die laat u daar achter in die stad, waar u en uw vrouw het niet meer uit kon<strong>de</strong>n<br />

hou<strong>de</strong>n. Dat is allemaal litterair sentiment. Het is volkomen leeg, het betekent niets!’<br />

‘Toen’, zegt Holst, ‘het air waarmee <strong>Couperus</strong> heel langzaam zijn monocle <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

dag haal<strong>de</strong> en in zijn oog schroef<strong>de</strong> en zei: “Ach, mevrouw Van Bruggen, wat zal<br />

ik u zeggen: lief<strong>de</strong>, vriendschap, poezen, mevrouw Van Bruggen, het gaat allemaal<br />

<strong>voor</strong>bij, mevrouw Van Bruggen, <strong>voor</strong>bij...”’ - <strong>Een</strong> uitspraak die misschien meer ernst<br />

bevatte dan zelfs Holst vermoed heeft. Want wat was er van <strong>Couperus</strong>' lief<strong>de</strong>volle<br />

vriendschap <strong>voor</strong> Orlando langzamerhand gewor<strong>de</strong>n?<br />

Veel tijd om daar bij stil te staan had <strong>Couperus</strong> niet. Op <strong>de</strong> veertien<strong>de</strong> november<br />

vond <strong>de</strong> première plaats van De tweelingbroe<strong>de</strong>rs, opgevoerd door Het Ne<strong>de</strong>rlandsch<br />

Tooneel en, zoals al vermeld, ingeleid door <strong>Couperus</strong> zelf. Fie Carelsen, die <strong>de</strong> rol<br />

van Erotium op zich genomen had, kon achter <strong>de</strong> schermen tevens nog even optre<strong>de</strong>n<br />

als red<strong>de</strong>n<strong>de</strong> engel. Zij ont<strong>de</strong>kte namelijk dat <strong>Couperus</strong> in grote verlegenheid<br />

verkeer<strong>de</strong>: 21 hij had vergeten het lint mee te brengen, dat volgens traditie sierlijk uit<br />

zijn tekst moest hangen. Kordaat trok zij een strook uit haar on<strong>de</strong>rrok en <strong>de</strong> <strong>voor</strong>dracht<br />

kon beginnen. Het werd een aardig succes.<br />

Al zijn successen echter ten spijt, bleef <strong>Couperus</strong> kampen met twee eeuwig<br />

terugkeren<strong>de</strong> problemen: te weinig geld en te veel drukproeven. Wat dit laatste betreft,<br />

<strong>de</strong> al eer<strong>de</strong>r genoem<strong>de</strong> journalist van Het Va<strong>de</strong>rland, L. Aletrino, hoor<strong>de</strong> er van en<br />

bood <strong>Couperus</strong> zijn hulp aan. <strong>Een</strong> weliswaar afwimpelen<strong>de</strong>, maar lange en<br />

buitengewoon hartelijke antwoordbrief was zijn beloning. <strong>Couperus</strong> schreef on<strong>de</strong>r<br />

meer: 22 ‘Geloof niet, dat het onverschilligheid is, die mij een week lang <strong>de</strong>ed uitstellen<br />

U te antwoor<strong>de</strong>n op Uw zoo hartelijk schrijven. Integen<strong>de</strong>el! Ik waar<strong>de</strong>er<strong>de</strong> Uw brief<br />

bizon<strong>de</strong>r maar kon niet da<strong>de</strong>lijk een besluit nemen. En stel<strong>de</strong> uit<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


529<br />

van dag op dag. Wel, <strong>de</strong> verleiding was héel groot en ik was bijna bezweken. Ik had<br />

bijna toe gegeven aan Uw vrien<strong>de</strong>lijk en vriendschappelijk aanbod. Maar ik heb mij<br />

bijtijds kunnen herwinnen en, werkelijk, het is beter, dat ik niet heb toe gegeven.<br />

Neen, ik kan niet iemand van Uwe beschaving en kundighe<strong>de</strong>n opdragen mijne<br />

proeven te corrigeeren en briefjes te schrijven waartoe ik zelve te lui ben. Al voel ik<br />

werkelijk wel, dat Uwe vriendschap daar toe bereid zoû zijn. Maar, werkelijk, ik<br />

mag niet beschikken over Uw vrijen tijd, die U op intelligenter wijze zult kunnen<br />

gebruiken dan om <strong>voor</strong> mij... klerkje te spelen! Want meer dan een... klerkje heb ik<br />

niet noodig en ook is er, ronduit gezegd, <strong>de</strong>ze kwestie: ik zoû Uw me<strong>de</strong>werking niet<br />

kunnen honoreeren naar verdienste en ik zoû U toch ook niet van Uw tijd kunnen<br />

berooven zon<strong>de</strong>r vergoeding.’<br />

Neef Frans Vlielan<strong>de</strong>r Hein kon zijn secretarisdiensten blijkbaar tij<strong>de</strong>lijk niet<br />

vervullen. Wat Elisabeth betreft, zij had het te druk met an<strong>de</strong>re dingen. Zo zag<br />

<strong>Couperus</strong> zich gedwongen veel zelf te blijven doen. In <strong>de</strong> dagen dat hij <strong>de</strong> proeven<br />

corrigeer<strong>de</strong> van het eerste ge<strong>de</strong>elte van De komedianten, dat in het januarinummer<br />

van Groot-Ne<strong>de</strong>rland moest verschijnen, schreef hij op 16 <strong>de</strong>cember een kerstbrief<br />

aan Emma Garzes. <strong>Een</strong> brief vol nostalgie: 23 ‘Lieve vriendin. Zojuist bla<strong>de</strong>r<strong>de</strong> ik<br />

mijn eigen, arme Italiaanse causerieën door (feuilletons van het Va<strong>de</strong>rland) en het<br />

heimwee maakte zich meester van mijn hart... Italië, dat is <strong>voor</strong> mij het verloren en<br />

betreur<strong>de</strong> Verle<strong>de</strong>n... In dit heimwee dacht ik aan U, aan Uw goe<strong>de</strong> te<strong>de</strong>rheid <strong>voor</strong><br />

an<strong>de</strong>ren, aan Uw eredienst van <strong>de</strong> Vriendschap... En ik betreur<strong>de</strong> het dat wij se<strong>de</strong>rt<br />

zo lang niets van U hebben vernomen... En hoewel ik bijna nooit brieven schrijf-reeds<br />

zoveel hebben<strong>de</strong> te schrijven - heb ik <strong>de</strong> pen opgenomen...<br />

Hoe maakt U het? Wij weten niets van U en <strong>de</strong> Uwen, se<strong>de</strong>rt maan<strong>de</strong>n. Schrijf<br />

ons een paar woor<strong>de</strong>n. <strong>Een</strong> paar briefkaarten. Wat ons betreft, wij vergeten <strong>de</strong> vrien<strong>de</strong>n<br />

uit Florence niet. Maar ons leven is zeer bezet en hoewel dat een troost is <strong>voor</strong> al het<br />

verloren geluk van vroeger, laat <strong>de</strong>ze overlading met werk, lezingen, met allerlei<br />

dingen (familie, vrien<strong>de</strong>n etc.) weinig tijd over <strong>voor</strong> <strong>de</strong> arme brieven. Wees lief:<br />

schrijf mij hoe het U gaat, U allen. Moge het Kerstfeest, dat na<strong>de</strong>rt, U hoop op betere<br />

tij<strong>de</strong>n brengen.’<br />

Even kort als schaars zijn in <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> <strong>de</strong> brieven aan Veen, die na Herakles<br />

alleen nog bun<strong>de</strong>ls opstellen van <strong>Couperus</strong> heeft uitgegeven. Diens romans gingen<br />

naar an<strong>de</strong>re uitgevers. Misschien heeft Veen dat<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


530<br />

toch betreurd en moet een tweeregelige me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling van <strong>Couperus</strong>' - <strong>de</strong> dato 6 maart<br />

1917: ‘De Komedianten verschijnen se<strong>de</strong>rt Jan. '17 in Groot-Ne<strong>de</strong>rland. Over<br />

boekuitgave is nog niets beslist.’ - beschouwd wor<strong>de</strong>n als een antwoord op een vraag<br />

van Veen wat <strong>Couperus</strong> met het manuscript dacht te doen. 24 Hoe dan ook, Veen heeft<br />

het boek niet gekregen.<br />

De gebun<strong>de</strong>l<strong>de</strong> feuilletons die <strong>Couperus</strong> hem wel ter uitgave toezond, zijn opvallend<br />

slordig samengesteld. De volgor<strong>de</strong> kon hem blijkbaar weinig meer schelen. Ook met<br />

mooie ban<strong>de</strong>n, luxueuze druk, fraaie bladspiegel had hij langzamerhand afgerekend.<br />

‘Wat bandteekeningen betreft, ik zoû je sterk ra<strong>de</strong>n er meê te breken, want niemand<br />

en ik ook niet, vindt op <strong>de</strong>n duur die kleurige ban<strong>de</strong>n mooi. Ze vermoeien en naast<br />

elkaâr maken ze elkaâr nog leelijker dan zij zijn’, schreef hij Veen 25 - na alle ban<strong>de</strong>n<br />

die zijn uitgever in <strong>de</strong> loop van vele jaren <strong>voor</strong> <strong>de</strong> boeken van <strong>Couperus</strong> had laten<br />

ontwerpen! In een epigram uit <strong>de</strong>cember 1916 gaf hij hem indirect nog eens een extra<br />

hint: 26 ‘En ik heb éen iiluzie. <strong>Een</strong>maal eens in mijn leven een roman te schrijven, die<br />

een uitgever zóo met ve<strong>de</strong>rgewicht weet te doen verschijnen, dat ge hem éérst leest<br />

bij uw haardvuur, dàn op uw divan, zon<strong>de</strong>r dat hij uw vingers of maag bezwaart en<br />

ten <strong>de</strong>r<strong>de</strong> male in uw bed, waar hij, zon<strong>de</strong>r uw eerste slaap te stooren, uit uw hand<br />

stort, neen, zweeft op tapijt of vacht, als een pluim, als een donzen pluisje...’ Dui<strong>de</strong>lijk<br />

<strong>de</strong>el<strong>de</strong> hij Veen mee wat hem <strong>voor</strong> ogen stond: 27 ‘Ik zoû <strong>voor</strong>taan eenvoudig op zijn<br />

Engelsch, heel simpele linnen bandjes nemen met een gou<strong>de</strong>n letter. Bij wie ik ook<br />

mijn boeken hier zie, in zijn boekenkast, zie ik ze ontdaan van hun eerste gewaad en<br />

opnieuw gebon<strong>de</strong>n. Heusch, spaar je onkosten uit aan <strong>de</strong> heeren<br />

artiestenbandteekenaars. Ik kàn die dingen niet meer zien.’<br />

Van 23 <strong>de</strong>cember 1916 af begon <strong>Couperus</strong> weer zijn wekelijkse feuilletons in Het<br />

Va<strong>de</strong>rland te publiceren. Na <strong>de</strong> tekst die hij bij <strong>de</strong> <strong>voor</strong>stellingen van De<br />

Tweelingbroe<strong>de</strong>rs had gebruikt kwamen nu <strong>de</strong> Romeinsche portretten aan <strong>de</strong> beurt. 28<br />

Deze verschaften zijn lezers enig inzicht in <strong>de</strong> door hem bij het schrijven van De<br />

komedianten gebruikte bronnen. Van <strong>de</strong> antieke auteurs die hij behan<strong>de</strong>lt blijkt, hoe<br />

kan het an<strong>de</strong>rs, <strong>voor</strong>al Martialis zijn hart gestolen te hebben. Diens genre, het epigram,<br />

volg<strong>de</strong> hijzelf in <strong>de</strong> Haagsche Post na, zij het op een geheel eigen manier. <strong>Een</strong> groot,<br />

on<strong>de</strong>ugend kind noemt hij hem, en, wat even goed op <strong>Couperus</strong> zelf had kunnen<br />

slaan: 29 ‘een bohémien en genieter <strong>de</strong>s levens zon<strong>de</strong>r ooit geld; een<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


531<br />

fijne geest met een goedmoedig hart; [...] een dichterlijk menschenkenner maar <strong>voor</strong>al<br />

een kenner van zichzelven: een vleier, zon<strong>de</strong>r huichelarij, want te doorzichtig zijn<br />

gracelijk vleierswoord; een allerbeminnelijkste mensen, die spotte met zijn eigen<br />

beminnelijkheid en alles in het werk stel<strong>de</strong> om, in poëzie en epigram, door te gaan<br />

<strong>voor</strong> wat hij nièt was.’<br />

Ook Juvenalis boeit hem, zij het min<strong>de</strong>r als mens dan wel als hekelaar van het<br />

ze<strong>de</strong>lijk leven. Niet onbegrijpelijk verlustigt <strong>Couperus</strong> zich juist in <strong>de</strong> be<strong>de</strong>nkelijkheid<br />

van die ze<strong>de</strong>n zelf. <strong>Een</strong> <strong>voor</strong> zijn werkwijze en opvattingen kenmerken<strong>de</strong> opmerking<br />

maakt hij naar aanleiding van <strong>de</strong> satire op <strong>de</strong> beroem<strong>de</strong> tarbot. Van het verhaal zelf<br />

- <strong>de</strong> reusachtige vis die Domitianus aangebo<strong>de</strong>n wordt maar waar geen kookpot groot<br />

genoeg <strong>voor</strong> blijkt te zijn - had <strong>Couperus</strong> in De komedianten een geestige, sappige<br />

scène gemaakt. In een toegevoeg<strong>de</strong> noot schrijft hij nu ter verklaring: 30 ‘In mijn roman<br />

De Komedianten biedt Crispinus zelve <strong>de</strong>n Tarbot <strong>de</strong>n Keizer aan. Dit is niet<br />

volgens Juvenalis maar <strong>de</strong> lezer van een historischen roman vergete nooit, dat <strong>de</strong><br />

schrijver in zulk een werk alleen wil oproepen “een beeld van <strong>de</strong>n tijd” en dat niet<br />

ie<strong>de</strong>re daad, ie<strong>de</strong>r woord ook van zijne “historische” personages “historiesch” behoeft<br />

te zijn. De historische-romanschrijver combineert zijn materiaal naar mate hem dit<br />

geschikt lijkt om het tijdbeeld op het levendigst <strong>voor</strong> te tooveren.’ Zo was zijn<br />

werkwijze in vele historische verhalen, te beginnen bij De berg van licht.<br />

De Romeinse portretten uit <strong>de</strong> tijd van Domitianus laten ver<strong>de</strong>r zien dat <strong>Couperus</strong><br />

steeds weer in <strong>de</strong> allereerste plaats geïnteresseerd was in <strong>de</strong> psychologie van <strong>de</strong> door<br />

hem ten tonele gevoer<strong>de</strong> figuren. Hoe grondig hij zich daartoe in hun geschriften<br />

verdiepte, blijkt uit tal van rake karakteriseringen en an<strong>de</strong>re terloopse opmerkingen.<br />

Over zijn schou<strong>de</strong>r heen zien wij hem aan het werk. Economisch als altijd, gebruikte<br />

hij een <strong>de</strong>el van zijn <strong>voor</strong> <strong>de</strong> roman verzamel<strong>de</strong> aantekeningen opnieuw, maar ditmaal<br />

dus <strong>voor</strong> meer essayistisch getinte feuilletons.<br />

Terwijl portretten en roman gepubliceerd wer<strong>de</strong>n, maakte <strong>Couperus</strong> overigens,<br />

zoals wij zullen zien, al weer plannen <strong>voor</strong> een nieuwe antieke roman, ditmaal<br />

gebaseerd op Apuleius. Zoals in<strong>de</strong>rtijd Eline Vere, zou dit nieuwe boek in een groot<br />

aantal afleveringen als feuilleton van 4 maart tot 15 juli 1917 in Het Va<strong>de</strong>rland<br />

verschijnen.<br />

Intussen ging hij's avonds-want hij bleef zijn gewoonte getrouw om alleen overdag<br />

te schrijven-steeds door met zijn lezingen. 31 Deze wer<strong>de</strong>n in Den Haag niet alleen<br />

door <strong>de</strong> haute volée bezocht, maar soms ook door<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


532<br />

heel eenvoudige mensen. <strong>Couperus</strong> vond dat bijzon<strong>de</strong>r charmant. <strong>Een</strong> van <strong>de</strong><br />

grappigste brieven die wij uit <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> van hem bezitten kan dat illustreren. Op<br />

16 februari 1917 schreef hij Willem Kloos: 32 ‘Zoû ik U mogen lastig vallen om mij<br />

en een beschermeling te verplichten? Ik ken nl: een conducteur-en-bestuur<strong>de</strong>r Electr.<br />

tram, die een zeer geprononceerd gevoel heeft <strong>voor</strong> dichtkunst en zelve als hij iets<br />

moois heeft gezien, gehoord, gevoeld <strong>de</strong> spontane behoefte heeft een wel zangerig<br />

maar niet taalkundig en taalkunstig gedicht te schrijven. Ik heb hem aangera<strong>de</strong>n veel<br />

poëzie te lezen-Jacques Perk, Hélène Swarth en... Willem Kloos- ook sprak ik van<br />

Gorters Mei. Bestaan er van Uwe Verzen eenvoudige editie's, waarvan U misschien-of<br />

an<strong>de</strong>rs ik zeer gaarne-onzen conducteur-dichter een ex: zoû kunnen zen<strong>de</strong>n? Mocht<br />

U-of Mevrouw Kloos misschien, in eene beweging <strong>de</strong>s harten, iets <strong>voor</strong> onzen braven<br />

dichter kunnen doen en hem iets zen<strong>de</strong>n, dan ben ik U zeer verplicht en vermeet mij<br />

het adres op te geven:<br />

K. Timmerman / Acaciastraat 6 / Alhier.<br />

Hij verdient ten volle aanmoediging; zijn sentiment is zuiver en spontaan; zijn taal<br />

is, helaas, niet voldoen<strong>de</strong>. Ik heb hem aangera<strong>de</strong>n eenige taallessen te nemen en zal<br />

dit <strong>voor</strong> hem zien in or<strong>de</strong> te brengen. Maar een bun<strong>de</strong>l poëzie-van wie U ook <strong>de</strong>nkt,<br />

met een woordje er van Uwe hand bij - zoû hem gelukkig maken. Hij heeft zichzelf<br />

Engelsch geleerd en leest... Herbert Spencer. Hij is <strong>de</strong> zoon van een visscher uit<br />

Wieringen. Na mijn lezing uit Psyche gehoord te hebben... kocht hij Psyche! Wat<br />

zegr U daarvan!’<br />

Kloos' reactie is helaas niet bekend. In hoeverre het uiterlijk van <strong>de</strong><br />

conducteur-en-bestuur<strong>de</strong>r <strong>Couperus</strong> eveneens niet onwelgevallig geweest zou kunnen<br />

zijn, valt alleen maar te gissen.<br />

Zijn lezingen brachten hem wel vaker verrassingen, van heel gevarieer<strong>de</strong> aard.<br />

Zes dagen later sprak hij te Utrecht in het Gebouw <strong>voor</strong> Kunsten en Wetenschappen<br />

<strong>voor</strong> het stu<strong>de</strong>ntengezelschap Panta noèta. 33 <strong>Couperus</strong> heeft in <strong>de</strong> Domstad altijd op<br />

veel belangstelling mogen rekenen. Ook in universitaire kringen oogstte hij er<br />

bewon<strong>de</strong>ring, al heeft dan het <strong>voor</strong>stel van prof. dr. J.J.A. Frantzen hem tot eredoctor<br />

te benoemen in 1915 schipbreuk gele<strong>de</strong>n. 34 Zoals te <strong>voor</strong>zien was, las <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong><br />

uit De komedianten, zon<strong>de</strong>r te vermoe<strong>de</strong>n wat hem te wachten stond Henri van<br />

Booven was er namelijk ook, en <strong>de</strong>ze had Lo<strong>de</strong>wijk van Deyssel weten over te halen<br />

te komen luisteren. In <strong>de</strong> pauze, vertelt Van Boo-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


533<br />

ven, 35 ‘had ik het genoegen <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> grootmeesters van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandsche literatuur<br />

aan elkan<strong>de</strong>r <strong>voor</strong> te stellen. <strong>Couperus</strong>, die zeer in zijn schik was, omdat hij het<br />

aandachtige publiek zoo sympathiek vond, zag ik glimlachend met bei<strong>de</strong> han<strong>de</strong>n<br />

Thijm's hand omklemmen, en toespreken [Thijm, niet <strong>de</strong> hand]’. - Overigens<br />

ontmoetten <strong>de</strong> heren elkaar niet <strong>voor</strong> het eerst. Reeds in 1895 hebben zij elkan<strong>de</strong>r te<br />

Baarn gezien. Of het toen ook tot een kort gesprek gekomen is, staat echter niet vast. 36<br />

Over <strong>de</strong>ze Utrechtse avond heeft <strong>Couperus</strong> vervolgens een kolom in <strong>de</strong> Haagsche<br />

Post geschreven waarin-veelzeggend? - met geen woord over Van Deyssel gerept<br />

wordt. 37 Had hij misschien, hoe vrien<strong>de</strong>lijk <strong>de</strong>ze hem ook <strong>de</strong> hand gedrukt mocht<br />

hebben, zijn vroegere reserves ten opzichte van Thijm nog niet geheel overwonnen?<br />

Of was het alleen maar griep die hem parten speel<strong>de</strong> en hem ditmaal tot kortheid<br />

dwong? Al tij<strong>de</strong>ns zijn lezing had hij rillingen gevoeld. Toch had hij daarna nog<br />

aangenaam met <strong>de</strong> stu<strong>de</strong>nten gesoupeerd. Joviaal en stu<strong>de</strong>ntikoos had<strong>de</strong>n zij hem<br />

bij zijn vertrek naar zijn hotel toegezongen 38 ‘met een lied, dat, hoewel niet dichterlijk<br />

(het rijmt zelfs niet) van dankbaar sentiment overvloeit <strong>voor</strong> ie<strong>de</strong>reen, die vertrekt...<br />

ik had bijna gezegd: verrekt’. - Vroeg in <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> morgen was hij ziek en wel<br />

naar Den Haag teruggereisd, om thuis op <strong>de</strong> Hoogewal ‘zoo ziek als een zieke kat’<br />

onmid<strong>de</strong>llijk in zijn bed te duiken. Hij kwam er alleen nog even uit om, tussen<br />

amaryllissen en een gloeiend haardvuur aan zijn tafel gezeten, zijn artikel te schrijven.<br />

Influenza als thema vond hij blijkbaar belangrijker dan <strong>de</strong> hele Van Deyssel, want<br />

een prachtig on<strong>de</strong>rwerp als <strong>de</strong>ze literaire handdruk-bezegeling van collegialiteit na<br />

zóveel afstan<strong>de</strong>lijke jaren-liet hij willens en wetens liggen.<br />

Ziekte kon hij nu overigens min<strong>de</strong>r dan ooit gebruiken. Met <strong>de</strong> hoofdredacteur<br />

van Het Va<strong>de</strong>rland, C.L. van Balen, had hij al lang tevoren een bin<strong>de</strong>n<strong>de</strong> afspraak<br />

over De verlief<strong>de</strong> ezel gemaakt. Toen <strong>de</strong>ze het manuscript steeds maar niet ontving,<br />

werd <strong>de</strong> man begrijpelijkerwijs ongerust. In <strong>de</strong> loop van februari 1917 schreef hij<br />

<strong>Couperus</strong> een briefje om te informeren waar het bleef. Diens antwoord moet hem<br />

wel onthutst hebben: 39 ‘De kopie van <strong>de</strong>n Ezel? Maar daar is nog geen bladzij van<br />

geschreven! U hoeft echter niet bang te zijn: nog twee Romeinsche portretten en <strong>de</strong><br />

Ezel steekt ie<strong>de</strong>ren Zaterdag van wal! Ie<strong>de</strong>r feuilleton wordt min of meer een afgerond<br />

geheel en ik werk zoo geregeld, dat U geen vrees behoeft te koesteren: als er geen<br />

force majeure tusschen komt, vertelt <strong>de</strong><br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


534<br />

Ezel ie<strong>de</strong>ren Zaterdag spoedig zijn verlief<strong>de</strong> avonturen. Fantastiesch... <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

huistafel!’<br />

Die force majeure was er dus wel even, doch heeft ver<strong>de</strong>r geen spaak in het wiel<br />

gestoken. De eerste aflevering van De verlief<strong>de</strong> ezel verscheen precies op tijd. 40 Welk<br />

honorarium <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze nieuwe reeks feuilletons bedongen heeft is niet<br />

bekend. Men mag aannemen dat het niet weinig is geweest. G.H. 's-Gravesan<strong>de</strong> wist<br />

zich te herinneren 41 dat <strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong> loop van <strong>de</strong> oorlog eens naar Van Balen was<br />

toegestapt met <strong>de</strong> boodschap: het vlees wordt duur<strong>de</strong>r, al het an<strong>de</strong>re eten wordt<br />

duur<strong>de</strong>r, ook <strong>Couperus</strong> wordt nu duur<strong>de</strong>r! Evenals Van Oss betaal<strong>de</strong> Van Balen hem<br />

zijn hoge honorarium echter graag, daar <strong>Couperus</strong> in Den Haag veel gelezen werd.<br />

Bij Het Va<strong>de</strong>rland had hij zelfs een eigen zetter, <strong>de</strong> enige die zijn handschrift goed<br />

kon ontcijferen. Had <strong>Couperus</strong> een brief aan <strong>de</strong> directeur geschreven, dan werd <strong>de</strong>ze<br />

zetter erbij geroepen om Van Balen het epistel <strong>voor</strong> te lezen.<br />

Terwijl <strong>de</strong> verlief<strong>de</strong> ezel zijn avonturen begon te vertellen, schreef <strong>Couperus</strong> in<br />

<strong>de</strong> Haagsche Post van 17 maart zijn laatste epigram. 42 Het was een tamelijk lang en,<br />

<strong>voor</strong> zijn doen, venijnig artikel, gericht tegen sommige anonymi die meen<strong>de</strong>n hem<br />

in niet on<strong>de</strong>rteken<strong>de</strong> brieven hatelijkhe<strong>de</strong>n te moeten toevoegen. Zulke lezers had<br />

hij namelijk ook. Het stuk eindig<strong>de</strong> met <strong>de</strong> schimpscheut: ‘Zoo veel epigram op <strong>de</strong><br />

Anonymi? Ja, lezers, zoo veel. Maar één keer slechts, om ze eens te toonen, dat die<br />

zachte, weeke <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> van zich af kan bijten, als het moet. Eén keer in <strong>de</strong><br />

vijftig jaren, maar dan ook flink.’ Tot welke diepten sommige lie<strong>de</strong>n kon<strong>de</strong>n zinken,<br />

herinner<strong>de</strong> Cyriel Buysse zich na jaren nog levendig: 43 ‘Wij had<strong>de</strong>n een avond bij<br />

hem doorgebracht. Wij zaten met hem in zijn huiskamer op <strong>de</strong> Hoogewal en het<br />

dienstmeisje bracht <strong>de</strong> correspon<strong>de</strong>ntie binnen. Hij schoof enkele drukwerken over<br />

elkaar en behield in zijn hand een brief, waarop zijn wenkbrauwen zich even fronsten.<br />

“<strong>Een</strong> brief uit Utrecht! Wie mag mij wel uit Utrecht schrijven?”<br />

Het leek een vrouwehand. Omslag geopend, brief ontvouwen, een booze<br />

uitdrukking op het verstoord gelaat! De brief was anoniem. Hij las hem ons <strong>voor</strong>.<br />

Scheldwoor<strong>de</strong>n; een zin hier en daar uit zijn werk, en als commentaar daarop, in<br />

straattaal, <strong>de</strong> grofste beleedigingen. Hij zei niet veel; hij las maar door, <strong>de</strong> wangen<br />

even kleurend on<strong>de</strong>r verontwaardiging.<br />

“'t Is van een vrouw,” herhaal<strong>de</strong> hij <strong>voor</strong>tdurend. “Zie maar: hand,<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


535<br />

papier. Ruik maar: 't is van een vrouw, van een dame!”<br />

Wij zaten zwijgend, gegeneerd, strak naar hem kijkend. Hij haal<strong>de</strong> zijn schou<strong>de</strong>rs<br />

op en glimlachte pijnlijk... “Hoe is het mogelijk, van een dame, een “dame”!”<br />

herhaal<strong>de</strong> hij nog eens.’ - In het epigram zegt hij er over: 44 ‘Ik verscheur en verbrand<br />

<strong>de</strong> anonyme brieven, die ik krijg, nièt da<strong>de</strong>lijk. Waarom niet? Omdat zij <strong>voor</strong> mij <strong>de</strong><br />

waar<strong>de</strong> hebben - als <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re - van “menschelijk document”. Ik lees ze dus even<br />

en bestu<strong>de</strong>er ze, vóórdat ik ze verbrand. En zij leeren mij we<strong>de</strong>rom eenige<br />

menschenkennis, <strong>voor</strong> welke aan géén Hoogeschool een leerstoel bestaat.’<br />

Begin april zond dr. W.E.J. Kuiper hem een overdruk van zijn prijzend artikel,<br />

dat <strong>Couperus</strong>, zoals wij zagen, al ken<strong>de</strong> en dat nu ein<strong>de</strong>lijk in het aprilnummer van<br />

De Nieuwe Gids was verschenen. <strong>Couperus</strong> dankte hem er vrien<strong>de</strong>lijk <strong>voor</strong>. In zijn<br />

antwoord vroeg hij tevens: 45 ‘Mocht U De Komedianten hebben gelezen en mij Uwe<br />

opmerkingen niet onthou<strong>de</strong>n, dan zoû ik hier zeer dankbaar <strong>voor</strong> zijn. Mag ik ook<br />

Uw aandacht vestigen op De Verlief<strong>de</strong> Ezel (Apuleios-motief), die, hoewel véel<br />

min<strong>de</strong>r ernstig dan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re boeken opgevat, toch wel zal behooren tot mijn door<br />

klassieken geïnspireer<strong>de</strong> werk. De Verlief<strong>de</strong> Ezel verschijnt ie<strong>de</strong>ren Zondagmorgen<br />

in Het Va<strong>de</strong>rland.’ - Kuiper heeft De komiedianten in<strong>de</strong>rdaad gelezen en er op<br />

gereageerd, maar pas veel later, nadat <strong>de</strong> roman in boekvorm was verschenen.<br />

Het is opvallend hoeveel <strong>Couperus</strong> zelf met zijn boek over <strong>de</strong> tweelingen Cecilius<br />

en Cecilianus ophad. 46 Henri Borel boekstaaf<strong>de</strong> bij <strong>Couperus</strong>' dood <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong><br />

herinnering. 47 Hij was <strong>Couperus</strong> op straat tegengekomen, en <strong>de</strong>ze had hem daarop<br />

meegenomen naar zijn werkkamer op <strong>de</strong> Hoogewal, waar hij Borel een manuscript<br />

toon<strong>de</strong> ‘o! hoe keurig bijeengebon<strong>de</strong>n, op hoe vlekkeloos wit papier!’ <strong>Couperus</strong><br />

streel<strong>de</strong> zijn manuscript met fijne, vrouwelijk tere hand, ‘even dierbaar als een<br />

minnaarshand over het zij<strong>de</strong>zachte haar zijner gelief<strong>de</strong> streelt. “Zie je, Borel”, zei<strong>de</strong><br />

hij met warme stem, “je weet, ik moet véél schrijven uit har<strong>de</strong> noodzakelijkheid, ik<br />

moet zooals jij dat noemt “veel bloemen verkopen langs <strong>de</strong> straat”, maar dit is nu<br />

eens een boek dat ik héél alleen <strong>voor</strong> mijn eigen plezier heb gemaakt en waar ik zelf<br />

gecharmeerd van ben.”’<br />

Zoals gezegd, Veen heeft het boek niet mogen uitgeven. Op 6 mei 1917 schreef<br />

<strong>Couperus</strong> hem, niets aan dui<strong>de</strong>lijkheid te wensen overlatend: 48 ‘Wat De Komedianten<br />

betreft, ik heb al mijn “business” in han<strong>de</strong>n gegeven van mijn neef Mr. F.E. Vlielan<strong>de</strong>r<br />

Hein en ik geloof, dat hij <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


536<br />

uitgave klaar zal komen met Nijgh en Van Ditmar, <strong>voor</strong> een honorarium als ik in<br />

onze goe<strong>de</strong> dagen bij jou genoot, tevens met behoud van rechten <strong>voor</strong> volgen<strong>de</strong><br />

uitgave en met bedinging rekening-courant te ontvangen. Intusschen blijven wij altijd<br />

goe<strong>de</strong> vrien<strong>de</strong>n, niet waar.’<br />

De reacties op <strong>de</strong>ze antieke roman zijn over het algemeen zeer positief geweest.<br />

Fre<strong>de</strong>rik van Ee<strong>de</strong>n bij <strong>voor</strong>beeld heeft het boek, zo schreef hij, 49 ‘met het meeste<br />

genoegen en <strong>de</strong> zuiverste waar<strong>de</strong>ring van 't begin tot het eind doorgeleezen. Iets wat<br />

ik van geen zijner ou<strong>de</strong>re werken zeggen kan.’ Niet zon<strong>de</strong>r pedanterie verklaar<strong>de</strong> hij<br />

tevens: ‘Hij heeft mijn antipathie geheel overwonnen, zon<strong>de</strong>r dat hij, naar mijn<br />

weeten, ooit een woord over mij en mijn werk gezegd heeft[!], - en die overwinning<br />

behaal<strong>de</strong> hij door zijn geduld, zijn rustige, eerlijke volharding, door zijn<br />

goedmoedigheid, zijn vrien<strong>de</strong>lijke ironie, zijn kalme zelfbeschouwing.’<br />

In het begin van zijn Romeinsche portretten heeft <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> tijd van Domitianus<br />

vergeleken met het fin-<strong>de</strong>-siècle van <strong>de</strong> negentien<strong>de</strong> eeuw, dat zich min of meer nog<br />

<strong>voor</strong>tzette tot 1914. 50 Met instemming zal hij daarom zeker kennis genomen hebben<br />

van wat een zekere W.A.K. in Propria Cures naar aanleiding van De komedianten<br />

schreef: 51 ‘De <strong>de</strong>ca<strong>de</strong>ntie, <strong>de</strong> afgrijselijkheid van onzen tijd zijn we ons niet altijd<br />

bewust; <strong>de</strong> vergelijking met die van'n an<strong>de</strong>ren tijd kan ons doen voelen die van het<br />

he<strong>de</strong>n. Deze diepere beteekenis wil ik achter dit meesterwerk zoeken en geloof dat<br />

dan die schijnbare speelsheid grootheid wordt.’ W.A.K. had zeker gelijk toen hij<br />

veron<strong>de</strong>rstel<strong>de</strong> dat <strong>Couperus</strong>, bewust of onbewust, tersluiks veel van zijn eigen tijd<br />

in <strong>de</strong> roman had verwerkt. Wat overigens niet wil zeggen dat hij moralistisch te werk<br />

zou zijn gegaan.<br />

De sterk homo-erotische sfeer waar het boek van doortrokken is - in het begin al<br />

komen dui<strong>de</strong>lijk twee lesbiennes <strong>voor</strong>-, heeft echter ook nogal wat opzien gebaard,<br />

om niet te zeggen ergernis verwekt. Hoewel De komedianten aanmerkelijk min<strong>de</strong>r<br />

cru is uitgevallen dan De berg van licht, is het pe<strong>de</strong>rastieke smaakje tamelijk<br />

penetrant. Het ligt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand dat sommigen daar aanstoot aan hebben genomen.<br />

Gegniffeld is er over het boek genoeg. <strong>Couperus</strong>' ou<strong>de</strong> kennis Frits Lapidoth liet er<br />

zich, om een <strong>voor</strong>beeld te noemen, als volgt over uit: 52 ‘Het is in onze literatuur iets<br />

heel vreemds, dat een schrijver zóo uitweidt over <strong>de</strong> schoonheid van menschelijke<br />

lichamen en dan nog wel over die van knaapjes. Maar, eer ge van verbazing tot<br />

ergernis mocht zinken - o, brave lezer - be<strong>de</strong>nke Gij, dat <strong>de</strong>ze bewon<strong>de</strong>ring niet is<br />

die van <strong>de</strong>n heer <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, letterkun-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


537<br />

dige, Hoogewal, 's-Gravenhage; maar van <strong>de</strong> Romeinen on<strong>de</strong>r keizer Domitianus.’<br />

Het moet gevreesd wor<strong>de</strong>n dat, toen in 1919-'20 een ze<strong>de</strong>nschandaal waar jongelie<strong>de</strong>n<br />

bij betrokken waren Den Haag op stelten zette, menigeen onmid<strong>de</strong>llijk aan <strong>Couperus</strong><br />

zal hebben gedacht, wiens Cecilius en Cecilianus, gefêteerd door een curieus groepje<br />

ou<strong>de</strong>re heren, <strong>voor</strong>tdurend op het randje van <strong>de</strong> knapenlief<strong>de</strong> balanceren.<br />

<strong>Couperus</strong>' Romeinse aanvechtingen in <strong>de</strong>ze tijd bleven niet bij <strong>de</strong> literatuur alleen.<br />

Adriaan H. Luijdjens wist een niet onamusante herinnering op te dissen die ons<br />

<strong>Couperus</strong> in toga laat zien - en niet hem alleen. 53<br />

Als scholier te Rotterdam redigeer<strong>de</strong> Luijdjens in die jaren, samen met enkele<br />

an<strong>de</strong>re jongens, een letterkundig maandblaadje dat <strong>de</strong> naam Eb en Vloed droeg. De<br />

redactiele<strong>de</strong>n huur<strong>de</strong>n daarnaast vijf of zes keer per seizoen een zaal in <strong>de</strong> toenmalige<br />

Doelen, waar zij dan een bal organiseer<strong>de</strong>n of een literaire avond gaven. Als sprekers<br />

nodig<strong>de</strong>n zij een paar maal Fre<strong>de</strong>rik van Ee<strong>de</strong>n uit, een an<strong>de</strong>re keer Herman Robbers,<br />

Henriëtte Roland Holst of Herman Gorter. Het plan kwam toen al snel op ook<br />

<strong>Couperus</strong> eens te vragen. De Jongens zon<strong>de</strong>n hem, om hem eerst enigszins op <strong>de</strong><br />

hoogte te brengen van hun activiteiten, enkele exemplaren van hun tijdschrift. In een<br />

begelei<strong>de</strong>n<strong>de</strong> brief vroegen zij volgens alle regels keurig belet. Zij had<strong>de</strong>n geluk:<br />

<strong>Couperus</strong> wil<strong>de</strong> hun genadiglijk een on<strong>de</strong>rhoud toestaan.<br />

Luijdjens en een an<strong>de</strong>re jongen begaven zich daarop naar Den Haag, waar zij op<br />

<strong>de</strong> Hoogewal be<strong>de</strong>esd aanbel<strong>de</strong>n. ‘<strong>Een</strong> keurig dienstmeisje in <strong>de</strong> <strong>de</strong>stijds gebruikelijke<br />

dracht’, vertelt Luijdjens, ‘open<strong>de</strong> <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur en zei, dat mijnheer ons wachtte en dat<br />

we ons dus kon<strong>de</strong>n kle<strong>de</strong>n. Dat klonk een beetje vreemd, omdat we in ie<strong>de</strong>r geval<br />

ons stellig in onze beste jongensplunje had<strong>de</strong>n gestoken... Het meisje reikte ons een<br />

soort, vrij zware, toga, die ik bronskleurig zou willen noemen. “Dat is <strong>voor</strong> <strong>de</strong> kleur”,<br />

merkte zij op ter toelichting. Het was vreemd, maar toen we in <strong>de</strong> stu<strong>de</strong>erkamer van<br />

<strong>de</strong> grote man wer<strong>de</strong>n toegelaten, leek het ons heel normaal. We begrepen, dat onze,<br />

nogal kleurige, jongenskleren in disharmonie zou<strong>de</strong>n zijn geweest mee <strong>Couperus</strong>'<br />

omgeving. De grote man lag eveneens in een bronskleurig ruim “gewaad” op een<br />

zeer grote en bre<strong>de</strong> sofa, richtte zich een beetje kwijnend op en wijzend op onze<br />

onnozele Eb en Vloedjes, die op een bankje naast <strong>de</strong> sofa lagen, zei hij: “Zeer<br />

sympathiek, zeer sympathiek”. En onmid<strong>de</strong>llijk daarna, wijzend naar een schaaltje<br />

met wat koekjes, liet hij er op volgen: “Hier staan <strong>de</strong> zoutjes”.’ - Het is misschien<br />

niet onmoge-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


538<br />

lijk dat <strong>Couperus</strong> tot <strong>de</strong>ze gewa<strong>de</strong>n is geïnspireerd door <strong>de</strong> opvoering van De<br />

Tweelingen. Zelfs kan men zich afvragen of hij ze niet aan <strong>de</strong> intussen beëindig<strong>de</strong><br />

reeks <strong>voor</strong>stellingen heeft overgehou<strong>de</strong>n.<br />

Het grappige verhaal gaat overigens nog ver<strong>de</strong>r. <strong>Couperus</strong> ‘ging op <strong>de</strong> sofa zitten,<br />

een stapel kussens in zijn rug en nu bleek, dat hij onze pennevruchten wel <strong>de</strong>gelijk<br />

gelezen had. Hij maakte er opmerkingen over, die hout sne<strong>de</strong>n, prees sommige<br />

dingen, laakte an<strong>de</strong>re, toon<strong>de</strong> belangstelling en wij waren natuurlijk niet weinig<br />

gelukkig met dit alles. [...] Had <strong>Couperus</strong> een regel, dat zulk een on<strong>de</strong>rhoud twintig<br />

minuten mocht duren, of was het toeval? Na precies 20 minuten was hij uitgesproken<br />

(wij had<strong>de</strong>n met meer dan een paar beschei<strong>de</strong>n opmerkingen gemaakt) en precies op<br />

dat moment ging <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur open en kwam Mevrouw <strong>Couperus</strong> binnen, gevolgd door<br />

het dienstmeisje dat een blad droeg met een theepot en kopjes. Mevrouw <strong>Couperus</strong><br />

schonk thee (<strong>voor</strong> drie personen), zei lief glimlachend een paar beleefdheidsfrasen<br />

en verdween, terwijl <strong>de</strong> “maestro” en wij onze kopjes leegdronken. Nog enkele<br />

minuten en wij begrepen, dat <strong>de</strong> “audiëntie” afgelopen was. Ons verzoek of hij in<br />

Rotterdam, in <strong>de</strong> Doelen, <strong>voor</strong> ons publiek wil<strong>de</strong> komen lezen, wimpel<strong>de</strong> hij af met<br />

een: “In Rotterdam? Die proletarische stad?” En toch heeft hij daarna wel <strong>de</strong>gelijk<br />

ook in Rotterdam uit zijn werk gelezen.’<br />

Eind mei 1917 ging <strong>Couperus</strong> nogmaals bij Herman Roelvink in Laren logeren.<br />

Daarna vertrok hij tot 9 juni naar Drenthe. 54 Hij wil<strong>de</strong> namelijk alle provincies van<br />

Ne<strong>de</strong>rland een keer bezoeken. <strong>Een</strong> hotelhou<strong>de</strong>r met literaire ambities had hem<br />

uitgenodigd te komen logeren. Het plaatsje in kwestie noemt <strong>Couperus</strong> helaas niet,<br />

maar het was in elk geval zo klein dat hij, toen <strong>de</strong> invitatie hem bereikte, eigenlijk<br />

niet eens wist waar het lag. Hij ging <strong>voor</strong>namelijk om eens poolshoogte te nemen.<br />

De hôtelier had hem namelijk <strong>voor</strong>gesteld een lezing te komen hou<strong>de</strong>n. Behalve<br />

kwetteren<strong>de</strong> vogels viel er echter geen leven<strong>de</strong> ziel te bekennen, en twijfel overviel<br />

<strong>Couperus</strong>. Desondanks <strong>de</strong>ed hij een toezegging. Of het er echter ook werkelijk van<br />

gekomen is, wordt uit zijn verslag over <strong>de</strong>ze Drentse dagen niet dui<strong>de</strong>lijk. 55<br />

Hij nam <strong>de</strong> trein terug naar het Gooi. In Laren hoopte hij zijn verjaardag te vieren.<br />

Ditmaal nam hij <strong>voor</strong> tien dagen zijn intrek in hotel Hamdorff. Henri van Booven<br />

heeft hem daar op <strong>de</strong> elf<strong>de</strong> juni opgezocht om hem, zij het dan een dag te laat, alsnog<br />

te feliciteren. Van Booven gewaagt<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


539<br />

van een feestelijke stemming: 56 ‘Het was een prachtige, warme dag en wij wer<strong>de</strong>n<br />

ontvangen op het balcon <strong>voor</strong> zijn kamers met het uitzicht naar het vijvertje en <strong>de</strong>n<br />

frisschen overvloed van het jonge groen in het hooge geboomte dat eenige jaren later<br />

geveld zou wor<strong>de</strong>n.’ Ietwat cynisch <strong>de</strong>elt Van Booven mee dat <strong>Couperus</strong> on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>r<br />

keuvel<strong>de</strong> ‘over verliefdheid, huwelijk, echtscheiding en vereenzaming, <strong>de</strong> peryckelen<br />

van <strong>de</strong> houwelijken staat in het algemeen, waarme<strong>de</strong> hij ons buitengewoon<br />

vermaakte.’ - <strong>Couperus</strong> is tot 19 Juni in Laren gebleven. Al die tijd verscheen<br />

regelmatig ie<strong>de</strong>re zondag een aflevering van De verlief<strong>de</strong> ezel in <strong>de</strong> courant. Waar<br />

hij ook was, hij verstond <strong>de</strong> kunst zich geheel van zijn omgeving af te zon<strong>de</strong>ren en<br />

zich met weergaloze discipline te wij<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> taak die hij nu eenmaal op zich<br />

genomen had.<br />

<strong>Een</strong>maal terug in Den Haag moest hij zich weer bezighou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> bun<strong>de</strong>ls van<br />

zijn versprei<strong>de</strong> schetsen, die Veen bezig was <strong>voor</strong> uitgave gereed te maken. Hoe<br />

weinig <strong>Couperus</strong> zich in wezen niet alleen <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze bun<strong>de</strong>ls maar zelfs <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

titels ervan was gaan interesseren, blijkt uit één klein zinnetje: 57 ‘Ik vind nergens <strong>de</strong><br />

proeven van <strong>de</strong>n bun<strong>de</strong>l <strong>de</strong>r fantastische verhalen (ik noem<strong>de</strong> die geloof ik Legen<strong>de</strong>,<br />

Mythe en Fantazie).’ Omdat het misschien nog weer wat extra's in het laatje zou<br />

brengen, vroeg hij Veen wel: 58 ‘Heb je lust in een of twee <strong>de</strong>eltjes Epigrammen,<br />

overdruk uit <strong>de</strong> Haagsche Post; kleine boekjes met heel korte schetsjes (ik weet niet<br />

of je ze gelezen hebt). Dan zal ik je ze zen<strong>de</strong>n en moet je maar eens zien wat je er<br />

<strong>voor</strong> geven kunt.’ Veen reageer<strong>de</strong> negatief. Schamper antwoord<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong>: 59<br />

‘Vergeef me, dat ik je lastig viel met die Epigrammen. Tal van H.P.-lezers hebben<br />

mij gevraagd en geschreven ze in een klein boekje uit te geven en daarom dacht ik<br />

dit te doen. Maar je zal wel gelijk hebben: ik word ook ie<strong>de</strong>ren dag onverkoopbaar<strong>de</strong>r.<br />

Hoewel drie uitgevers op dit oogenblik ambieêren De Verlief<strong>de</strong> Ezel uit te geven,<br />

die in Het Va<strong>de</strong>rland verscheen.’<br />

De reeks feuilletons waarin <strong>de</strong> roman ver<strong>de</strong>eld was, liep juist af. 60 Vreemd moet<br />

Veen een halfjaar later wel opgekeken hebben, toen <strong>Couperus</strong> hem, hoed in <strong>de</strong> hand,<br />

<strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> brief schreef: 61 ‘Amice. Ik kom bij je met het volgen<strong>de</strong> <strong>voor</strong>stel. Zoû je<br />

dit jaar willen uitgeven De Verlief<strong>de</strong> Ezel, (in Het Va<strong>de</strong>rland verschenen.) De grootte<br />

is 20 feuilletons van ± 7 à 8 kolommen; dat wordt ± 200 bladzij<strong>de</strong>n druks boek. Als<br />

honorarium vraag ik: ƒ 1500,- en behoud van auteursrecht <strong>voor</strong> volgen<strong>de</strong> uitgaven.<br />

Tevens recht zelve een eenvoudig smaakvol bandje en omslag te<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


540<br />

kiezen. Mijn neef, Mr. Vlielan<strong>de</strong>r Hein, die <strong>de</strong>n laatsten tijd mijn litterair-finantieele<br />

zaken <strong>de</strong>ed, gaat naar Amerika. Daarom schrijf ik je zelve, ook uit ou<strong>de</strong> relatie.’ -<br />

Maar ook dit boek heeft Veen, die het gevraag<strong>de</strong> honorarium ongetwijfeld te hoog<br />

vond, niet genomen. De verlief<strong>de</strong> ezel is, evenals De komedianten, uitein<strong>de</strong>lijk door<br />

Nijgh & Van Ditmar uitgegeven.<br />

Dr. R. van <strong>de</strong>r Paardt, Apuleiuskenner bij uitstek, heeft - na Theo Bogaerts en<br />

Elisabeth Visser 62 - in een essay over De verlief<strong>de</strong> ezel er nog eens op gewezen dat<br />

<strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> Metamorfosen van Apuleius al in 1897 gekend moet hebben, niet alleen<br />

gezien <strong>de</strong> titel van zijn eigen roman Metamorfoze maar ook vanwege Psyche, ‘dat<br />

door zijn motiefontlening en taalkunst rechtstreeks naar <strong>de</strong> “woordjongleur” Apuleius<br />

verwijst’. 63 (Waarschijnlijk las <strong>Couperus</strong> in De Nieuwe Gids van 1894 Hein Boekens<br />

vertaling.) Terecht herinner<strong>de</strong> hij er aan dat niet alleen <strong>Couperus</strong>' Psyche sterk<br />

autobiografisch getint is, maar dat reeds <strong>de</strong> Psyche uit <strong>de</strong> Apuleiustekst beschouwd<br />

mag wor<strong>de</strong>n als een ‘Apuleius in travestie’. De verlief<strong>de</strong> ezel staat echter nog veel<br />

dichter bij het antieke <strong>voor</strong>beeld. In een <strong>voor</strong>re<strong>de</strong> heeft <strong>Couperus</strong> daar zelf ook <strong>de</strong><br />

nadruk op gelegd: ‘... het motief steel ik er<strong>voor</strong> uit Apuleius' Gou<strong>de</strong>n Ezel...’ Het<br />

resultaat noemt Van <strong>de</strong>r Paardt ‘een luchthartig werkje met weinig diepgang, wel<br />

vaardig geschreven, die indruk krijgt men bij <strong>de</strong> lectuur’. <strong>Een</strong> mening waar weinig<br />

op valt af te dingen.<br />

Ook bij <strong>Couperus</strong> gaat het om een jongeman die op reis door Thessalië ten gevolge<br />

van hekserij in een ezel veran<strong>de</strong>rt en bepaal<strong>de</strong> bloemen moet eten om weer onttoverd<br />

te raken. Bij Apuleius wordt hij tenslotte ingewijd in <strong>de</strong> mysteriën van Isis, bij<br />

<strong>Couperus</strong> in die van Eleusis. Maar waar <strong>de</strong> ik-figuur van het Latijnse <strong>voor</strong>beeld een<br />

ware louteringstocht beleeft, lijkt het bij <strong>Couperus</strong> eer<strong>de</strong>r om een tamelijk luchtige<br />

lief<strong>de</strong>sgeschie<strong>de</strong>nis te gaan. Dat was ook <strong>de</strong> bedoeling van <strong>Couperus</strong> zelf, die in zijn<br />

<strong>voor</strong>woord <strong>de</strong> lezer toesprak met <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n: ‘Ik hoop, dat ge mijn poging u iets<br />

an<strong>de</strong>rs <strong>voor</strong> te zetten dan novellistisch opgevatte mo<strong>de</strong>rne oorlogsberichten zult<br />

waar<strong>de</strong>ren en tevens goedkeuren, dat wij alle, eenmaal onvermij<strong>de</strong>lijk geachte, dingen<br />

als naturalisme, realisme, symbolisme, psychologie over boord gooien en samen<br />

zwelgen zullen in <strong>de</strong> meest antieke onwaarschijnlijkheid, die een mo<strong>de</strong>rn<br />

romanschrijver [...] kan verzinnen.’ - Toch, zo heeft Van <strong>de</strong>r Paardt aangetoond, is<br />

er nog iets meer aan <strong>de</strong> hand. Bij analyse blijkt bij <strong>Couperus</strong>, evenals bij Apuleius,<br />

<strong>de</strong> ik-figuur<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


541<br />

zich te ontwikkelen tot iemand die leert <strong>de</strong> platonische lief<strong>de</strong> te verkiezen boven <strong>de</strong><br />

zinnelijk erotische. De conclusie mag dus in<strong>de</strong>rdaad getrokken wor<strong>de</strong>n dat <strong>Couperus</strong><br />

in Apuleius een zielsverwant heeft ont<strong>de</strong>kt, om naar diens <strong>voor</strong>beeld het zoveelste<br />

eigen, verhul<strong>de</strong> zelfportret te schil<strong>de</strong>ren.<br />

Die hele zomer van 1917 bleef <strong>Couperus</strong> hard aan het werk. Hij kwam tot weinig<br />

an<strong>de</strong>re dingen, zelfs niet tot het afleggen van bezoeken. Aan Maurits Wagen<strong>voor</strong>t -<br />

in Italiaanse tij<strong>de</strong>n eenmaal ‘vriend Jan’ - schreef hij op 12 augustus: 64 ‘Ik heb geen<br />

excuses om me te verontschuldigen, dat ik nog niet bij je geweest ben. De eenige<br />

re<strong>de</strong>n is <strong>de</strong> zelf<strong>de</strong>, waarom ik bij zoo vele verwanten en vrien<strong>de</strong>n niet kom. Indolentie<br />

en niet tot iets kunnen komen. Ik leef als een kluizenaar en werk, werk, werk. Dat is<br />

om het leven door te komen en te vergeten... Dus... geen excuses.’ De paradox wordt<br />

hier nog weer eens heel dui<strong>de</strong>lijk. Indolentie, niet tot iets kunnen komen, stond <strong>voor</strong><br />

<strong>Couperus</strong> gelijk met: rustig zitten schrijven en lezen, zich escapistisch terugtrekken<br />

en dat wat hij <strong>de</strong> kraken<strong>de</strong> wereld placht te noemen, rustig in zijn voegen laten kraken.<br />

Wat hem er toe gebracht heeft zich na <strong>de</strong> vlotte Apuleius met een zo moeilijke<br />

schrijver als Pindarus bezig te gaan hou<strong>de</strong>n, is niet zon<strong>de</strong>r meer dui<strong>de</strong>lijk. Men krijgt<br />

<strong>de</strong> indruk dat hij, met het zich steeds langer <strong>voor</strong>tslepen van <strong>de</strong> oorlogsjaren, zijn<br />

heil steeds meer in <strong>de</strong> antieke literatuur heeft gezocht. De eigentijdse Ne<strong>de</strong>rlandse<br />

letterkun<strong>de</strong> interesseer<strong>de</strong> hem nauwelijks. Dat is ook niet verwon<strong>de</strong>rlijk. In alle<br />

prozagenres ontmoette hij min<strong>de</strong>r talent dan hij zelf had.<br />

Na een kort intermezzo - gewijd aan Attiln en <strong>de</strong> Hunnen, 65 waarover <strong>Couperus</strong><br />

een opstel in twee <strong>de</strong>len <strong>voor</strong> Het Va<strong>de</strong>rland schreef; wil<strong>de</strong> hij met zijn Attila, ‘<strong>de</strong><br />

ongevoelige Hun <strong>de</strong>r Hunnen’, verwijzen naar <strong>de</strong> Duitse keizer, zoals Xerxes dat in<br />

<strong>de</strong> ogen van zijn tijdgenoten een jaar later eveneens zou doen? - begon hij aan De<br />

o<strong>de</strong>, gedateerd oktober 1917 en in januari 1918 gepubliceerd in Groot-Ne<strong>de</strong>rland 66<br />

(in oktober 1918 door Nijgh & Van Ditmar afzon<strong>de</strong>rlijk gedrukt en in tweehon<strong>de</strong>rd<br />

vijftig door <strong>Couperus</strong> gesigneer<strong>de</strong> exemplaren uitgegeven).<br />

Centraal in dit laatste verhaal staat Pindarus' <strong>de</strong>rtien<strong>de</strong> Olympische O<strong>de</strong>, gericht<br />

tot <strong>de</strong> Olegethi<strong>de</strong> Xenophon, atleet zon<strong>de</strong>r weerga uit Korinthe, die in <strong>de</strong> vijfkamp<br />

(pentathlon) ie<strong>de</strong>reen zou overwinnen. Het motief gaf <strong>Couperus</strong> gelegenheid ook<br />

vijfmaal <strong>de</strong> schoonheid van een atletisch ontwikkeld mannelijk lichaam te bezingen.<br />

Achtergrond vor-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


542<br />

men <strong>de</strong> Olympische Spelen van 464 <strong>voor</strong> Christus. <strong>Couperus</strong> heeft er een<br />

lief<strong>de</strong>sgeschie<strong>de</strong>nis omheen geweven. Hij vertelt hoe <strong>de</strong> Korinthische hetaere<br />

Kallirhoë, verliefd op Xenophon, die zij kent van een uiteraard ietwat dubieus<br />

feestmaal, zich als jongen verkleedt om hem te zien zegevieren. Zij verkeert namelijk<br />

in <strong>de</strong> veron<strong>de</strong>rstelling dat vrouwen niet wor<strong>de</strong>n toegelaten. <strong>Een</strong> hoogtepunt vormt<br />

het optre<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> al wat ou<strong>de</strong>re dichter Pindarus. Als een door ie<strong>de</strong>reen geëer<strong>de</strong><br />

dichtervorst zingt hij Xenophon zijn overwinningso<strong>de</strong> toe. Aan het slot maakt<br />

Kallirhoe een amoureus afspraakje met <strong>de</strong> held van die dag: Xenophon.<br />

Hoewel het verhaal antiquarisch wat rammelt - Bogaerts wees er al op dat <strong>de</strong><br />

ongehuw<strong>de</strong> Kallirhoë zich helemaal niet had hoeven te vermommen (maar dan had<br />

<strong>Couperus</strong> zijn androgyne toets gemist); 67 Pindarus kan <strong>de</strong> o<strong>de</strong> niet op het feest zelf<br />

gedicht hebben (maar dan had <strong>Couperus</strong> een dramatisch hoogtepunt moeten laten<br />

schieten) -, heeft het een zekere naïeve bekoorlijkheid. Dit ondanks het feit dat het<br />

te hellenistisch van sfeer is en daarmee te dicht in <strong>de</strong> buurt komt van, bij <strong>voor</strong>beeld,<br />

Vosmaers Nanno. Naïef is echter misschien niet het juiste woord. <strong>Couperus</strong>' zwierige<br />

beschrijvingen van gespierd en gebronsd manlijk naakt, van een pedofiele toeschouwer<br />

ook die <strong>de</strong> vermeen<strong>de</strong> jongen met doorzichtige bedoelingen bena<strong>de</strong>rt, zijn <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

goe<strong>de</strong> verstaan<strong>de</strong>r geraffineerd genoeg. De auteur voel<strong>de</strong> zich in zijn element! De<br />

o<strong>de</strong> is dan ook een klein meesterwerk gewor<strong>de</strong>n, dank zij juist zijn beknoptheid en<br />

ondanks <strong>de</strong> typisch Couperiaanse, hier en daar misschien wat al te zoete snoeperigheid.<br />

Op zoek naar nieuwe on<strong>de</strong>rwerpen, en om zich wat te verstrooien na zoveel klassieke<br />

oudheid, haal<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> op zekere dag zijn Walewein in <strong>de</strong> editie van W.J.A.<br />

Jonckbloet uit <strong>de</strong> kast. Hij begon zich weer eens te verdiepen in <strong>de</strong> Mid<strong>de</strong>lne<strong>de</strong>rlandse<br />

literatuurgeschie<strong>de</strong>nis. De gedachte dat <strong>de</strong> stof <strong>voor</strong> een aardige roman hier als het<br />

ware <strong>voor</strong> het grijpen lag, was geen recente ingeving. In zijn <strong>voor</strong>woord bij Het<br />

zweven<strong>de</strong> schaakbord zegt <strong>Couperus</strong> over zichzelf: ‘De he<strong>de</strong>ndaagsche schrijver,<br />

die dit werk, tij<strong>de</strong>ns zijne jaren lang gele<strong>de</strong>ne studiën in <strong>de</strong> Geschie<strong>de</strong>nis onzer<br />

Ne<strong>de</strong>rlandse Litteratuur bestu<strong>de</strong>er<strong>de</strong> en <strong>voor</strong>ts <strong>voor</strong> zijn genoegen herlas, heeft altijd<br />

gemeend: hier is een bron, om eens een eigene schepping uit te doen wellen. En dit<br />

oogenblik is gekomen. Het Zweven<strong>de</strong> Schaakbord is geschreven en... een soort<br />

humoristisch vervolg gewor<strong>de</strong>n op <strong>de</strong>n Mid<strong>de</strong>n-Ne<strong>de</strong>rlandschen roman van Penninc<br />

en Pieter Vostaert. Het Zweven<strong>de</strong><br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


543<br />

Schaakbord vertelt <strong>de</strong> avonturen van rid<strong>de</strong>r Walewein na zijne eerste “queste”, maar<br />

laat eene perio<strong>de</strong> van tien jaren verloopen.’ <strong>Couperus</strong> noem<strong>de</strong> zijn held overigens<br />

Gawein, evenals Walewein afgeleid van, zo zegt hij, <strong>de</strong> Keltische naam Gwalchmai.<br />

Die naam prefereer<strong>de</strong> hij. Wale-wein vond hij iets te slap klinken.<br />

De roman is van 27 oktober 1917 tot 29 juni 1918 in vijfen<strong>de</strong>rtig afleveringen in<br />

<strong>de</strong> Haagsche Post verschenen. Daar <strong>Couperus</strong> na 29 juli 1917 geen feuilletons meer<br />

in Het Va<strong>de</strong>rland heeft gepubliceerd, en na 30 juni evenmin artikelen in <strong>de</strong> Haagsche<br />

Post - op één enkele uitzon<strong>de</strong>ring na 68 - ligt het vermoe<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand dat hij al<br />

in <strong>de</strong> zomermaan<strong>de</strong>n van 1917 aan dit ongewone verhaal begonnen is. Of hij in een<br />

later stadium <strong>de</strong> <strong>voor</strong>tgang van het boek, net als bij De verlief<strong>de</strong> ezel, per week heeft<br />

bijgehou<strong>de</strong>n, kan niet meer vastgesteld wor<strong>de</strong>n. Waarschijnlijk is dit echter niet het<br />

geval, omdat <strong>Couperus</strong> in het najaar van 1917, na De o<strong>de</strong> van oktober, alweer een<br />

nieuwe roman in zijn hoofd had. Deze had in afleveringen in Groot-Ne<strong>de</strong>rland moeten<br />

verschijnen, maar is zoals wij zullen zien op enkele beginscènes na nooit gerealiseerd.<br />

Wat Het zweven<strong>de</strong> schaakbord betreft - <strong>de</strong> zoveelste historische vrucht van<br />

<strong>Couperus</strong>' hardnekkig escapisme -, het literatuuron<strong>de</strong>rzoek heeft dit boek tot <strong>voor</strong><br />

kort wat verwaarloosd. Karel Aardse heeft er intussen een studie aan gewijd die veel<br />

verhel<strong>de</strong>rt. 69<br />

Hoewel <strong>Couperus</strong> het in <strong>de</strong> eerste plaats geschreven heeft om zijn lezers op luchtige<br />

wijze te vermaken, en daar zelf wat mee te verdienen, blijkt het bij na<strong>de</strong>re<br />

beschouwing niet geheel gespeend te zijn van nevenbedoelingen. Bovendien staat<br />

<strong>de</strong>ze bewerking niet alleen. Aardse wees niet slechts op <strong>de</strong> Walewein in verzen die<br />

G.H. Betz in 1890 publiceer<strong>de</strong> - en die <strong>Couperus</strong> gekend moet hebben; zijn vriend<br />

Pieter <strong>de</strong> Josselin <strong>de</strong> Jong had er illustraties bij gemaakt - maar <strong>voor</strong>al ook op Mark<br />

Twains A Yankee at the Court of King Artur uit 1899. 70 In dit laatste boek gaat het<br />

om een confrontatie van <strong>de</strong> Mid<strong>de</strong>leeuwse Arturwereld en <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>rne tijd. Dat<br />

<strong>Couperus</strong> Mark Twains roman gekend heeft is gezien <strong>de</strong> verwantschap zeer<br />

waarschijnlijk.<br />

<strong>Couperus</strong> blijkt zowel ou<strong>de</strong> als recente bronnen gebruikt te hebben. Enerzijds<br />

bestu<strong>de</strong>er<strong>de</strong> hij van Jacob van Maerlant diens Merlijns boec, en nog meer van<br />

Lo<strong>de</strong>wijk van Velthem het Boec van Coninc Artur. An<strong>de</strong>rzijds documenteer<strong>de</strong> hij<br />

zich met W.J.A. Jonckbloets Walewein-uitgave uit 1846, die hij dus zelf noemt.<br />

Voorts raadpleeg<strong>de</strong> hij diens Geschie<strong>de</strong>nis<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


544<br />

<strong>de</strong>r Ne<strong>de</strong>rlandsche Letterkun<strong>de</strong>, 1. 71<br />

<strong>Een</strong> analyse leert dat Het zweven<strong>de</strong> schaakbord neerslag is gewor<strong>de</strong>n van een<br />

heimwee naar een tijd die wel <strong>voor</strong>bij is, maar sympathieker was dan het he<strong>de</strong>n. In<br />

<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n van Aardse: men begreep anno 1917 72 ‘dat een tijd die bepaald wordt<br />

door techniek en wereldoorlogen zó kil en onherbergzaam is gewor<strong>de</strong>n dat men zou<br />

willen vluchten in een queeste als die van Gawein, ook al is er slechts sprake van<br />

een illusie’. Maar, zo gaat Aardse <strong>voor</strong>t, ‘ofschoon die illusie aantrekkelijker is dan<br />

<strong>de</strong> realiteit en gemakkelijk gekoesterd kan wor<strong>de</strong>n, dwingt het boek toch <strong>de</strong> erkenning<br />

van <strong>de</strong>ze realiteit af, want <strong>Couperus</strong> laat <strong>de</strong> koning net als Gawein sterven en sluit<br />

daarmee het tijdperk van won<strong>de</strong>r en avonturen <strong>de</strong>finitief af. Men heeft geen keus, al<br />

zou men an<strong>de</strong>rs willen.’ Het zweven<strong>de</strong> schaakbord blijkt daarmee <strong>de</strong> uitdrukking<br />

van een ambivalente levenshouding te zijn.<br />

Hierin kunnen wij <strong>Couperus</strong> en zijn neiging tot escapisme in<strong>de</strong>rdaad geheel<br />

herkennen. Zelf moet hij aan het boek veel plezier beleefd hebben. Evenals De<br />

verlief<strong>de</strong> ezel heeft hij het uit afzon<strong>de</strong>rlijke eenhe<strong>de</strong>n samengesteld, niet op eigen<br />

instigatie overigens. De Haagsche Post verklaar<strong>de</strong> bij <strong>de</strong> lancering ervan op 20<br />

oktober 1917, 73 ‘dat wij [lees: Van Oss] <strong>de</strong>n heer <strong>Couperus</strong> hebben verzocht zijn<br />

roman, die ongeveer een half jaar zal loopen, zóó in te <strong>de</strong>elen, dat het elke week te<br />

plaatsen hoofdstuk, ofschoon on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van één geheel, toch absoluut op zich zelf<br />

staat’.<br />

<strong>Een</strong> eclatant succes lijkt <strong>de</strong> roman niet onmid<strong>de</strong>llijk beschoren te zijn geweest.<br />

Het heeft tot 1922 geduurd eer een uitgever het aandurf<strong>de</strong> - <strong>de</strong> Wereld<strong>bibliotheek</strong> in<br />

dit geval - er een boekuitgave van op <strong>de</strong> markt te brengen. Merkwaardig genoeg lag<br />

dat in Duitsland an<strong>de</strong>rs. Daar is een vertaling ervan al in 1921 als boek verschenen.<br />

Escapisme of niet, <strong>Couperus</strong> volg<strong>de</strong> natuurlijk net als ie<strong>de</strong>reen <strong>de</strong><br />

oorlogsontwikkelingen dagelijks op <strong>de</strong> voet. Eind oktober werd <strong>de</strong> slag bij Caporetto<br />

geleverd, die <strong>voor</strong> Italië rampzalig verliep. Duitse divisies braken door <strong>de</strong> Italiaanse<br />

stellingen in <strong>de</strong> Julische Alpen. Duitsland viel aan in het dal van Tolmein en drong<br />

tot diep in het Venetische gebied door. Driehon<strong>de</strong>rdduizend Italianen wer<strong>de</strong>n<br />

krijgsgevangen gemaakt. Het leger verloor drieduizend stuks geschut en werd<br />

ternauwernood gered door het ingrijpen van geallieer<strong>de</strong> divisies. De Italianen trokken<br />

zich terug op <strong>de</strong> Piave, waar zij, gesteund door Franse en Engelse troepen, stand<br />

hiel<strong>de</strong>n.<br />

Dit alles liet <strong>Couperus</strong> niet onberoerd. Hij schreef Emma Garzes een<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


545<br />

klein, briefje: 74 ‘Se<strong>de</strong>rt het eind van <strong>de</strong> vorige maand leven wij met U mee, wij <strong>de</strong>len<br />

al Uw angsten maar ook al Uw gevoelens van hoop. En <strong>de</strong> angsten zullen even<br />

<strong>voor</strong>bijgaand zijn als <strong>de</strong> hoop onwankelbaar blijft. Hecht geloof aan onze grote lief<strong>de</strong><br />

<strong>voor</strong> het dierbare Va<strong>de</strong>rland, <strong>voor</strong> ons Italië, en geloof mij, al onze vriendschap.<br />

Bettina, <strong>Louis</strong>.’<br />

<strong>Couperus</strong>' gedachten verwijl<strong>de</strong>n vaker bij zijn Italiaanse kennissen dan <strong>de</strong> schaarse<br />

brieven aan Emma Garzes die bewaard zijn gebleven misschien doen veron<strong>de</strong>rstellen.<br />

Zijn onvoltooi<strong>de</strong> roman, begonnen in <strong>de</strong>ze zelf<strong>de</strong> tijd, kan hiervan getuigen.<br />

Eindnoten:<br />

1 S.F. van Oss, Vijftig jaren journalist (1946), passim.<br />

2 ‘Op <strong>de</strong> anonymi’ (H.P. 17 maart 1917), in Proza III, 208-212; 211.<br />

3 H.P. 6, 13, 20, 27 mei; 3, 10, 17 juni (1916). In Proza II, 168-170; 144-146; 204-206; 236-237;<br />

234-235; 62-64; 113-115. - Erbe, Nag. werk, 151-153.<br />

4 Begonnen in H.P. 24 Juni 1916 en geëindigd 17 maart 1917. Verzameld in Proza II en III. Eerst<br />

kort gele<strong>de</strong>n gebun<strong>de</strong>ld, door Marijke Stapert-Eggen: <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, Epigrammen (1982),<br />

met 130-136 een overzicht van <strong>de</strong> nrs. H.P. en <strong>de</strong> blz. Proza.<br />

5 ‘Epigrafische inleiding’ (H.P. 24 juni 1916), in Proza II, 24-26.<br />

6 Ed. R. Breugelmans: <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, Tussen Alexandrië en Lon<strong>de</strong>n (1985), 166.<br />

7 Ibi<strong>de</strong>m.<br />

8 ‘Plautus' Menaechmi’ (Groot-Ne<strong>de</strong>rland XIV (1916), II, 62-65), in Erbe, Nag. werk, 161-163.<br />

Zie over <strong>de</strong> vertaling uitvoerig R.Th. van <strong>de</strong>r Paardt, in zijn nawoord bij <strong>de</strong> heruitgave (1982),<br />

106-108.<br />

9 Erbe, Nag. werk, 161.<br />

10 ‘Inleiding tot <strong>de</strong> <strong>voor</strong>stellingen van De Tweelingbroe<strong>de</strong>rs in <strong>de</strong> jambische bewerking van Plautus'<br />

Menaechmi’ (Van. 23 en. 30 <strong>de</strong>cember 1916), in Erbe, Nag. werk, 164-173.<br />

11 ‘Kind-van-zijn-tijd’ (H.P. 12. augustus 1916), in Proza III, 20-22; 22.<br />

12 ‘Larense manieën’ (H.P. 14 oktober 1916), in Proza III, 146-147.<br />

13 Vrien<strong>de</strong>lijke me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling van mevrouw N.L. Eisenhardt-Hobbel, in een brief d.d. 22 januari<br />

1982.<br />

14 Zie noot 12.<br />

15 F.L. Bastet, ‘Van lief<strong>de</strong> en vriendschap en <strong>de</strong> poezen die <strong>voor</strong>bij gaan’, in NRC-Han<strong>de</strong>lsblad<br />

(1982), 15 april, achterpagina.<br />

16 V. Booven, Leven, 73, 82; 38. Hij noemt haar mislei<strong>de</strong>nd ‘mevrouw S.’. Maar in <strong>de</strong> jaren dat<br />

zij naast <strong>de</strong> familie <strong>Couperus</strong> woon<strong>de</strong>, heette zij mevrouw Van <strong>de</strong>n Tol-Slicher. Zij is geboren<br />

in 1867 en was dus even oud als Elisabeth <strong>Couperus</strong>-Baud. Haar ex-echtgenoot was drie jaar<br />

ou<strong>de</strong>r, dat wil zeggen, een jaar jonger dan <strong>Couperus</strong>.<br />

17 Surinamestraat 22. Dit huis is gebouwd na het <strong>Couperus</strong>huis (20).<br />

18 Zie over haar Ruth Wolf, Van alles het mid<strong>de</strong>lpunt (1980), met ou<strong>de</strong>re literatuur (247-251). Zie<br />

over J.C. van <strong>de</strong>n Tol: Nop Maas, Marcellus Emants. Aantekeningen (1985; Achter het Boek<br />

20, 1-3), 28, 94, 102, 341, 352, 354, 374.<br />

19 De Rotterdamsche Dameskroniek (1916), 4 november.<br />

20 A. Roland Holst, Ik herinner mij (1981), 55-56.<br />

21 Vogel, <strong>Couperus</strong>, 200.<br />

22 Brief in particulier bezit, mij vrien<strong>de</strong>lijk ter inzage gegeven door ir. G. Aletrino.<br />

23 Paradijzen II, 33-34 nr. 37.<br />

24 Amice, 197 nr. 586.<br />

25 I<strong>de</strong>m, 192 nr. 582.<br />

26 ‘Onze boeken’ (H.P. 16 <strong>de</strong>cember 1916), in Proza II, 171-172; 172.<br />

27 Zie noot 25.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


28 Zie vijf<strong>de</strong> hoofdstuk, 3, noot 47.<br />

29 Proza I, 298.<br />

30 I<strong>de</strong>m, 303.<br />

31 <strong>Couperus</strong> gun<strong>de</strong> zich zel<strong>de</strong>n tijd <strong>voor</strong> an<strong>de</strong>re dingen. Op 24 <strong>de</strong>cember 1916 leen<strong>de</strong> hij wel zijn<br />

naam <strong>voor</strong> een comité dat een huldiging van Emile Verhaeren <strong>voor</strong>bereid<strong>de</strong>, maar op 2 mei<br />

1917 liet hij Leo van Puyvel<strong>de</strong> weten: ‘Tot mijn leedwezen is het mij niet mogelijk geweest <strong>de</strong><br />

<strong>voor</strong>bereidingen <strong>de</strong>r Huldiging van Emile Verhaeren te volgen. Eveneens spijt het mij zéer <strong>de</strong><br />

Voorstelling in <strong>de</strong>n Koninklijken Schouwburg niet bij te kunnen wonen. Ontvang, met mijn<br />

beste wenschen <strong>voor</strong> het slagen van <strong>de</strong>n Huldigingsavond, mijne oprechte verontschuldigingen.’<br />

(Brieven in het Archief en Museum <strong>voor</strong> het Vlaamse Cultuurleven, Antwerpen. Met vrien<strong>de</strong>lijke<br />

dank aan L. Simons.)<br />

32 Maatstaf II (1963), 221 nr. 88.<br />

33 Reijn<strong>de</strong>rs, C. bij V.D., 355-356.<br />

34 V. Booven, Leven, 232.<br />

35 I<strong>de</strong>m, 227.<br />

36 Reijn<strong>de</strong>rs, C. bij V.D., 229, 354.<br />

37 ‘<strong>Een</strong> praatje met mijn lezer’ (H.P. 3 maart 1917), in Erbe, Nag. werk, 154-155.<br />

38 Erbe, Nag. werk., 155.<br />

39 G.H.'s-Gravesan<strong>de</strong>, in Het Va<strong>de</strong>rland (1963), 24 augustus. <strong>Couperus</strong>' brief dateert waarschijnlijk<br />

van 13 februari 1917.<br />

40 4 maart 1917. Het laatste hoofdstuk verscheen op 15 juli 1917.<br />

41 Het Va<strong>de</strong>rland (1963), 8 juni.<br />

42 Zie noot 2.<br />

43 De Schakelaar 5 nr.20 (27 juni 1931), 5.<br />

44 Proza in, 208.<br />

45 Polak, <strong>Couperus</strong> en oudheid, 34.<br />

46 Aan mr. M.I. Duparc, die hem een bewon<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> brief had geschreven, antwoord<strong>de</strong> hij d.d. 21<br />

maart 1917: ‘Uw zoo spontaan en vrien<strong>de</strong>lijk woord van waar<strong>de</strong>ring over De Komedianten -<br />

een boek, dat ook mij zéer lief is - heeft mij bizon<strong>de</strong>r veel genoegen gedaan. Ik hoop van harte,<br />

dat het vervolg U ook moge boeien’. Brief in particulier bezit.<br />

47 Het Va<strong>de</strong>rland (1923), 18 juli.<br />

48 Amice, 198 nr.588.<br />

49 De Amsterdammer (1917), 1 <strong>de</strong>cember.<br />

50 Proza I, 275.<br />

51 Propria Cures (1917), 1 <strong>de</strong>cember.<br />

52 De Nieuwe Courant (1917), 18 november.<br />

53 Particuliere brief d.d. 31 mei 1981. Met vrien<strong>de</strong>lijke dank aan <strong>de</strong> heer A.H. Luijdjens <strong>voor</strong> zijn<br />

toestemming <strong>de</strong>ze passage over te nemen.<br />

54 V. Booven, Lenen, 228.<br />

55 ‘Buiten’ (H.P. 23 juni 1917), in Erbe, Nag. werk, 159-160.<br />

56 V. Booven, Leven, 228-229.<br />

57 Amice, 199 nr.591. Zie ook 202 nr.597, waar hij zich n.b. zelf in <strong>de</strong> titel vergist en spreekt van<br />

‘Mythe, Legen<strong>de</strong> en Fantazie’.<br />

58 I<strong>de</strong>m, 200 nr. 592.<br />

59 I<strong>de</strong>m, 200 nr. 593.<br />

60 15 juli 1917.<br />

61 Amice, 206 nr.602.<br />

62 Dr. Theo Bogaerts, De antieke wereld van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> (1969). 24 e.v. - Dr. R.Th. van <strong>de</strong>r<br />

Paar<strong>de</strong>, ‘Asinina’, in Hermeneus 46 (1974-1975), 335-338. - Dr. Elizabeth Visser, ‘<strong>Louis</strong><br />

<strong>Couperus</strong> and Apuleius’, in B.L.Hijmans and R.Th. van <strong>de</strong>r Paardt, Aspects of Apuleius' Gol<strong>de</strong>n<br />

Ass (1978), 239 e.v. - Rudi van <strong>de</strong>r Paardt. ‘Sporen van <strong>de</strong> gou<strong>de</strong>n ezel in <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse<br />

Letterkun<strong>de</strong>’, in Maatstaf 29 (1981), 5, 9 e.v. - I<strong>de</strong>m, Antieke motieven in <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>rne<br />

Ne<strong>de</strong>rlandse Letterkun<strong>de</strong> (1982), 11-28.<br />

63 Van <strong>de</strong>r Paardt (1982), 23.<br />

64 Maatstaf II (1963), 176 nr.30.<br />

65 ‘Attila en <strong>de</strong> Hunnen’ (Vad. 22 en 29 juli 1917), in Proza I, 257-266.<br />

66 ‘De o<strong>de</strong>’, in Groot-Ne<strong>de</strong>rland XVI (1918), I, 43 e.v.<br />

67 Bogaerts, Antieke wereld, 53.<br />

68 ‘Hooikist-idylle of het i<strong>de</strong>e van <strong>de</strong>n Kolonel’ (H.P. 13 oktober 1917), in Proza III, 119-126.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


69 Karel Aardse, ‘<strong>Couperus</strong> te Camelot’, in Literatuur I (1984), 84/3, mei-juni, 120-128.<br />

70 I<strong>de</strong>m, 120.<br />

71 I<strong>de</strong>m, 123-124.<br />

72 I<strong>de</strong>m, 126.<br />

73 I<strong>de</strong>m, 127.<br />

74 Paradijzen II, 34 nr.38.<br />

V [1917-1918]<br />

In <strong>de</strong> nummers januari en februari 1918 kondig<strong>de</strong> Groot-Ne<strong>de</strong>rland op <strong>de</strong> binnenzij<strong>de</strong><br />

van het omslag aan dat in <strong>de</strong> nieuwe jaargang een roman van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> zou<br />

verschijnen, Zijn aangenomen zoon. 1 Meer dan twee korte hoofdstukken heeft hij er<br />

echter niet van geschreven. Het fragment breekt plotseling af. Pas enkele jaren gele<strong>de</strong>n<br />

is het tussen zijn nagelaten papieren teruggevon<strong>de</strong>n. Dit begin speelt in november<br />

1917. Men moet wel aannemen dat het toen ook ontstaan is, want het januarinummer<br />

van het tijdschrift moest natuurlijk geruime tijd van tevoren wor<strong>de</strong>n geredigeerd.<br />

Het i<strong>de</strong>e van het boek, dat een eigentijdse roman had moeten wor<strong>de</strong>n, kan dus in <strong>de</strong><br />

herfst van 1917 bij hem opgekomen zijn, misschien door herlezing van Eline Vere,<br />

waar Elisabeth in dat jaar een toneelstuk uit ‘getrokken’ heeft, zoals zij dat placht te<br />

noemen. Deze toneelbewerking is in januari 1918 als dramatisch bijvoegsel van<br />

Groot-Ne<strong>de</strong>rland verschenen. 2 Eline Vere zou in oktober 1918 wor<strong>de</strong>n opgevoerd<br />

door het Hofstad Tooneel, in het Theater Verka<strong>de</strong>. 3<br />

Het fragment van Zijn aangenomen zoon is om verschillen<strong>de</strong> re<strong>de</strong>nen eigenaardig.<br />

<strong>Een</strong> zekere dr. Eelcoo Eyselius woont op <strong>de</strong> Princessegracht. De man is classicus -<br />

op zijn bureau staat een bronzen Alexan<strong>de</strong>rkop -, hij heeft jaren gele<strong>de</strong>n zelfs een<br />

Leids professoraat in <strong>de</strong> klassieke letteren geweigerd. Nu verwacht hij <strong>de</strong> terugkeer<br />

van zijn aangenomen zoon Durante Duranti uit Lon<strong>de</strong>n. Deze Durante heeft een<br />

militair verlof van drie maan<strong>de</strong>n in Lon<strong>de</strong>n kunnen doorbrengen, waar namelijk een<br />

Italiaanse oom van hem woont. De jongen, drieëntwintig jaar oud, heeft zelf geen<br />

va<strong>de</strong>r meer. Papa is twaalf jaar gele<strong>de</strong>n omgekomen in Amerika...<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


546<br />

hij was een vriend van dr. Eelcoo. De doctor heeft toen diens zoon geadopteerd, en<br />

is zeer aan hem gehecht geraakt. Dat dr. Eelcoo Eyselius nooit een vrouw heeft gehad<br />

is dui<strong>de</strong>lijk. Over zijn <strong>voor</strong>keuren krijgt <strong>de</strong> lezer zelfs in dit stadium al zo zijn<br />

vermoe<strong>de</strong>ns.<br />

Freule Machteld, secretaresse van dr. Eelcoo, typt manuscripten <strong>voor</strong> hem uit,<br />

on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re een essay over Plinius <strong>de</strong> Jongere. Ja, zij corrigeert zelfs drukproeven<br />

van een artikel over Julianus <strong>de</strong> Afvallige. Durante Duranti is intussen al drie jaar<br />

als huzaar on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> wapenen, want <strong>de</strong> gehate wereldoorlog wil maar geen ein<strong>de</strong><br />

nemen. Machteld beweert dat zij niet verliefd op hem is, maar intussen...! - Dr. Eelcoo<br />

lijdt, zoals wij al had<strong>de</strong>n verwacht, vrijwel <strong>voor</strong>tdurend aan <strong>de</strong>pressies. (Daar<br />

tussendoor werkt hij overigens hard.) Hij is namelijk bang dat Durante vroeg of laat<br />

zal trouwen. Bovendien kan hij niet tegen <strong>de</strong> oorlog, en hij heeft schoon genoeg van<br />

wat hij noemt - hoe zou het an<strong>de</strong>rs kunnen - <strong>de</strong> ‘kraken<strong>de</strong> aar<strong>de</strong>’. - Cetera <strong>de</strong>sunt.<br />

Omdat Groot-Ne<strong>de</strong>rland echter een roman had aangekondigd, zag <strong>Couperus</strong> zich<br />

genoodzaakt naar een nieuw on<strong>de</strong>rwerp uit te zien. Nadat in het januari nummer van<br />

1918 De o<strong>de</strong> was gepubliceerd, in februari en mei gevolgd door <strong>de</strong> verhalen De<br />

tooveressen en De cycloop 4 - geïnspireerd door <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> en <strong>de</strong> elf<strong>de</strong> idylle van<br />

Theokritus - heeft <strong>Couperus</strong> van september af <strong>de</strong> <strong>voor</strong> hem gereserveer<strong>de</strong> ruimte vier<br />

maan<strong>de</strong>n lang, gevuld met een nergens eer<strong>de</strong>r aangekondig<strong>de</strong>, heel an<strong>de</strong>re roman:<br />

Xerxes. Het zweven<strong>de</strong> schaakbord daargelaten bleef hij dus in <strong>de</strong> klassieke sfeer, en<br />

zag <strong>de</strong>finitief af van zijn contemporaine Haagse roman, waarin zijn zoveelste alter<br />

ego dr. Eelcoo Eyselius kennelijk een belangrijke hoofdrol had moeten spelen.<br />

Wat Xerxes betreft, toevallig kunnen wij vaststellen hoe <strong>Couperus</strong> tot het schrijven<br />

van <strong>de</strong>ze roman gekomen moet zijn. In De Amsterdammer heeft Israël Querido<br />

herinneringen aan <strong>Couperus</strong> opgehaald. 5 Hij vertclt hoe hij op zekere dag zijn Haagse<br />

vriend in Américain ontmoette. <strong>Couperus</strong> had <strong>de</strong> avond tevoren in Amsterdam uit<br />

eigen werk <strong>voor</strong>gelezen. Dit kan <strong>de</strong> lezing van begin februari 1918 geweest zijn,<br />

waar in een brief aan Veen sprake van is. <strong>Een</strong> klein jaar later zou Querido's eigen<br />

boek Koningen verschijnen. Querido wist het nog heel goed: ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> eischte<br />

da<strong>de</strong>lijk <strong>voor</strong> ons koekjes op. En <strong>de</strong> zoete knabbelpartij aan twee kanten begon<br />

hartstochtelijk. Wij knabbel<strong>de</strong>n koekjes on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> hoogste en ernstigste gesprekken<br />

over Italië, over Dante, over <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> Romeinen en <strong>de</strong><br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


547<br />

ou<strong>de</strong> Grieken. Toen kwam ik vanzelf los over <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> Perzen, over Xerxes. over<br />

heel mijn bronnenstudie, over Herodotus' Xerxes, over het gemis aan Perzische, en<br />

over het bezit van half geschon<strong>de</strong>n Grieksche bronnen. <strong>Couperus</strong> geraakte in extase<br />

over mijn <strong>voor</strong>berei<strong>de</strong>nd werk en over <strong>de</strong> dingen die ik hem verhaal<strong>de</strong> van Koning<br />

Xerxes. Ik vertel<strong>de</strong> hem alles met onbeperkte overgave, van mijn epos uit <strong>de</strong> ou<strong>de</strong><br />

waereld, van mijn werkplannen. Ik wees hem erop, dat ook Flaubert er naar had<br />

gehunkerd dit tijdperk <strong>de</strong>r ou<strong>de</strong> Perzen te mogen beel<strong>de</strong>n, doch dat <strong>de</strong> geweldige<br />

<strong>voor</strong>studiën hem afschrikten. <strong>Couperus</strong> bleek in geestdrift, doch met geen woord<br />

maakte hij melding van het feit, dat hij spoedig een para-phrase van Herodotus'<br />

Xerxes zou geven. Hij vroeg mij dringend ge<strong>de</strong>elten af te staan <strong>voor</strong> Groot-Ne<strong>de</strong>rland,<br />

zooals ze waren.’<br />

Niet Querido echter publiceer<strong>de</strong> over Xerxes in het tijdschrift, maar <strong>Couperus</strong><br />

zelf. Het geeft te <strong>de</strong>nken. Was <strong>Couperus</strong> misschien zo zwijgzaam tegenover Querido<br />

omdat hij tot op dat ogenblik nog helemaal niet aan Xerxes zelfs maar gedacht had?<br />

Groot-Ne<strong>de</strong>rland zat met een lacune, nu hij Zijn aangenomen zoon intussen als i<strong>de</strong>e<br />

verworpen had. Het ietwat boosaardige vermoe<strong>de</strong>n ligt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand dat het Querido<br />

is geweest die <strong>Couperus</strong> in alle onschuld dit nieuwe on<strong>de</strong>rwerp aan <strong>de</strong> hand heeft<br />

gedaan. <strong>Couperus</strong> heeft het van zijn Amsterdamse confrater ‘gepikt’.<br />

Boosaardig misschien, <strong>de</strong>ze veron<strong>de</strong>rstelling, maar niet ongefun<strong>de</strong>erd. Want hoe<br />

vertrouw<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> zelf als waard zijn gasten? Annie Salomons herinnert zich van<br />

een bezoek op <strong>de</strong> Hoogewal: 6 ‘Heel die avond, terwijl hij thee zette (“Ik heb héérlijk<br />

kokend water.”) en ze ronddien<strong>de</strong>, taartjes uitzocht en wijn schonk, hield hij die<br />

lichte, badineren<strong>de</strong> gesprektoon, zeer onhollands maar uiterst boeiend. Hij nestel<strong>de</strong><br />

zich op <strong>de</strong> grond, lenig als een jongen, ofschoon hij toch al over <strong>de</strong> vijftig moet zijn<br />

geweest en men in die tijd veel vroeger oud was dan tegenwoordig; en begon met<br />

een stem, die alle aandacht opeiste, een nieuw gesprek: “Ik ga een roman schrijven.<br />

Ik heb een prachtig on<strong>de</strong>rwerp. Ik zal u vertellen, hoe het is.”<br />

We zaten in gespannen zwijgen, gevangen door <strong>de</strong> ernst van zijn toon. Het vuur<br />

knapte; hij zweeg wel een paar minuten, alsof hij naar een begin zocht. Maar dan<br />

ineens, speels en nukkig als een jong meisje: “Nee, ik vertel het u niet. Ik <strong>de</strong>nk er<br />

niet over. Dan gaat ú het schrijven. Ik vertel het u niet.”’<br />

De re<strong>de</strong>n waarom <strong>Couperus</strong> niet met Zijn aangenomen zoon is doorgegaan zou<br />

<strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> kunnen zijn. De psychologische familieroman had<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


548<br />

volgens hem geen toekomst meer. Juist in zijn bespreking van Querido's Koningen<br />

schrijft hij dat het er somber uitziet <strong>voor</strong> <strong>de</strong> ‘bourgeoise litteratuur, vol “zielkun<strong>de</strong>”: 7<br />

zij is te gemakkelijk gewor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> ie<strong>de</strong>re schrijver of schrijfster met eenig talent,<br />

die een held en een heldin in een min of meer locaal milieu-tje weet te plaatsen en<br />

<strong>de</strong> poppetjes te doen bewegen volgens <strong>de</strong> overbeken<strong>de</strong> truc-jes <strong>de</strong>r litteraire<br />

“psychologie” - die groote trots onzer jeugdige jaren! - <strong>de</strong> schrijverspsychologie, die<br />

leert, dat zij dít zoo “voel<strong>de</strong>” en hij dát zoo “doordacht”, tot zij in elkan<strong>de</strong>rs armen<br />

vallen of dood gaan. Het is allemaal niets meer. Ge moet het zelve hebben door<br />

gemaakt om te bevin<strong>de</strong>n, dat er werkelijk binnen kort een ein<strong>de</strong> aan moet komen.’<br />

Kortom, in Zijn aangenomen zoon liep <strong>Couperus</strong> na ruim elf psychologiseren<strong>de</strong><br />

bladzij<strong>de</strong>n ineens vast. Hij hield er mee op en ging, ditmaal geïnspireerd door Querido,<br />

over op Xerxes.<br />

Wat had het onvoltooi<strong>de</strong> boek moeten wor<strong>de</strong>n? Had Durante Duranti na een paar<br />

hon<strong>de</strong>rd pagina's Machteld ten huwelijk moeten vragen? Of zou Noodlot zich herhalen<br />

in een dubbele zelfmoord? Wij zullen het nooit weten. <strong>Een</strong> happy end ligt echter<br />

meer <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand dan een tragedie. Het hele verhaal heeft namelijk sterk<br />

autobiografische trekken, <strong>de</strong> inzet <strong>voor</strong>al. Het is in<strong>de</strong>rdaad niet moeilijk in Eelco<br />

Eyselius - die volgens het handschrift eerst Elias had moeten heten, als een broertje<br />

van Eline - veel van <strong>Couperus</strong> zelf te herkennen, die niet min<strong>de</strong>r goed in <strong>de</strong> klassieke<br />

auteurs thuis was. Over Plinius had hij op 20 januari 1917 in Het Va<strong>de</strong>rland<br />

geschreven. 8 Over Julianus <strong>de</strong> Afvallige zou hij in 1919 een opstel in Groot-Ne<strong>de</strong>rland<br />

publiceren. 9 Het beschreven interieur is een Couperiaans i<strong>de</strong>aal-interieur, met veel<br />

chic en ou<strong>de</strong> dingen ingericht, <strong>de</strong> verarm<strong>de</strong> nicht Bertha herinnert aan Elisabeth. Het<br />

is waar, een pleegzoon had <strong>Couperus</strong> natuurlijk niet, maar zijn negentien jaar jongere<br />

neef mr. François Émile Vlielan<strong>de</strong>r Hein, die hem zoals wij zagen bij herhaling<br />

secretarisdiensten heeft bewezen, had daar toch wel iets van weg. Bij <strong>de</strong> plotselinge<br />

dood van Frans in april 1919 zou <strong>Couperus</strong> over hem treuren als over een eigen zoon.<br />

Aan Veen schreef <strong>Couperus</strong> op 9 januari 1918: 10 ‘Mijn neef, Mr. Vlielan<strong>de</strong>r Hein,<br />

die <strong>de</strong>n laatsten tijd mijn litterair-finantieele zaken <strong>de</strong>ed, gaat naar Amerika.’ Nu is<br />

in Zijn aangenomen zoon weliswaar niet van eenzelf<strong>de</strong> gebeurtenis, maar wel van<br />

een verwante situatie sprake. Wij mogen wel stellen dat, zoals vaak bij <strong>Couperus</strong>, er<br />

genoeg autobiografische elementen in het romanfragment zijn aan te wijzen om ook<br />

<strong>de</strong> nooit neerge-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


549<br />

schreven afloop van <strong>de</strong> roman te kunnen <strong>voor</strong>spellen: zoals Frans zijn Maria<br />

Magdalena Müller - beter bekend als <strong>de</strong> actrice Enny Vre<strong>de</strong> - kort <strong>voor</strong> zijn dood als<br />

bruid in <strong>de</strong> armen zou sluiten, 11 zo had waarschijnlijk ook Durance Duranti in <strong>de</strong><br />

loop van het boek zijn Machteld zullen trouwen.<br />

Maar <strong>de</strong> naam Frans dan? zo zal men tegenwerpen. Wat heeft die te maken met<br />

<strong>de</strong> Italiaanse naam Durante Duranti? Niets. En toch is ook <strong>de</strong>ze laatste allerminst<br />

aan <strong>Couperus</strong>' fantasie ontsproten. <strong>Couperus</strong> heeft namelijk in Italië iemand gekend<br />

die letterlijk zo heette. 12 Emma Garzes-Lodomez en haar broer Giulio (Orlando)<br />

had<strong>de</strong>n een tante van moe<strong>de</strong>rs zij<strong>de</strong> die met een Duranti getrouwd was. Deze Rosina<br />

Duranti-Lodomez noem<strong>de</strong> haar zoon Durante. De echte Durante Duranti was dus<br />

een neef van Emma en Giulio. Qua generatie ston<strong>de</strong>n zij op <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> lijn. De vrome<br />

man, in 1865 geboren, is nooit getrouwd. Hij woon<strong>de</strong> later in Torrenieri, aan <strong>de</strong> Via<br />

Cassia. <strong>Couperus</strong> moet hem goed hebben gekend. Durante Duranti <strong>de</strong>ed veel <strong>voor</strong><br />

zijn familie. Het is een sterk getuigenis van <strong>Couperus</strong>' gehechtheid aan zijn Italiaanse<br />

vrien<strong>de</strong>n, dat hij Durantes naam geleend heeft <strong>voor</strong> een <strong>de</strong>r hoofdfiguren van Zijn<br />

aangenomen zoon. Dat diens va<strong>de</strong>r in Amerika gestorven is, berust natuurlijk geheel<br />

op literaire fictie. Wel ligt hier misschien een verband met Orlando's vertrek, in 1915,<br />

naar Amerika. Ver<strong>de</strong>r kunnen wij echter niet gaan.<br />

Zoals dr. Eelco Eyselius in het onvoltooi<strong>de</strong> verhaal, bleef ook <strong>Couperus</strong> zelf tobben<br />

over <strong>de</strong> ein<strong>de</strong>loze oorlog. Aan freule <strong>Louis</strong>e <strong>de</strong> Ranitz schreef hij met Kerstmis 1917,<br />

in een bedankbrief <strong>voor</strong> een handwerkje dat zij hem geoffreerd had: 13 ‘Mijn vrouw<br />

en ik verzoeken U ons bei<strong>de</strong>r liefste wenschen te ontvangen <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze Dagen en<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> Toekomst, die zich met XVIII misschien zal openen met <strong>de</strong> gou<strong>de</strong>n poorten<br />

van Vre<strong>de</strong> - als we niet te optimistiesch zijn.’ Voorlopig was er van vre<strong>de</strong> echter nog<br />

geen sprake.<br />

Dikwijls voel<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> zich ziek. De geprikkel<strong>de</strong> toon van zijn brieven aan<br />

Veen lijkt zelfs op overwerktheid te wijzen. <strong>Een</strong> troost bij dit alles was een brief van<br />

dr. W.E.J. Kuiper, die hem in het begin van het nieuwe jaar schreef over De<br />

komedianten en we<strong>de</strong>rom zijn bewon<strong>de</strong>ring uitsprak. <strong>Couperus</strong> reageer<strong>de</strong> dankbaar: 14<br />

‘Vooral Uwe waar<strong>de</strong>ering <strong>voor</strong> mijn twee on<strong>de</strong>ugen<strong>de</strong> bengels <strong>de</strong>ed mij bizon<strong>de</strong>r<br />

veel genoegen. Ik zelve voel ze ook als geslaagd en als absoluut “Romeinsche<br />

Keizerstijd”:<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


550<br />

ze kon<strong>de</strong>n niet nù bestaan en ook niet in welke an<strong>de</strong>re eeuw. En Uwe waar<strong>de</strong>ring en<br />

<strong>de</strong> analyze daarvan bewijst mij, dat ge niet alléen “gestu<strong>de</strong>erd man” en docent zijt<br />

maar ook nog een fijn gevoelig mensch, wiens gemoed ontvankelijk blijft <strong>voor</strong> alles<br />

wat menschelijk is.’ Wel had Kuiper een aantal historische fouten in <strong>de</strong> roman ont<strong>de</strong>kt.<br />

Hij gaf zijn aantekeningen aan <strong>de</strong> schrijver door opdat <strong>de</strong>ze er zijn <strong>voor</strong><strong>de</strong>el mee kon<br />

doen. Voor zover Kuipers kritische opmerkingen hout sne<strong>de</strong>n en wijzigingen<br />

aangebracht kon<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n zon<strong>de</strong>r dat afbreuk werd gedaan aan het oorspronkelijk<br />

verloop van het verhaal, heeft <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> correcties in <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> druk dankbaar<br />

overgenomen. Aan het slot van zijn antwoordbrief aan Kuiper schreef hij: ‘Eigenlijk<br />

is het heerlijk zoo te fantazeeren en zulk een boek te maken... ook al is het maar half<br />

goed. En Uw vrien<strong>de</strong>lijk woord troost mij door te meenen, dat het <strong>voor</strong> 7/8 goed is!<br />

Ik schrijf U wat koortsig en... ondui<strong>de</strong>lijk. Maar dankbaar om en gelukkig door Uw<br />

woord. Ontvang mijn hartelijken dank!’ - Dat <strong>de</strong> roman succes had, blijkt uit wat hij<br />

Veen diezelf<strong>de</strong> dag kon mee<strong>de</strong>len: 15 ‘De Komedianten zijn zéer goed gegaan; <strong>de</strong><br />

prachteditie (van ƒ 25.- het ex:) is zoo goed als uitverkocht.’<br />

Over zijn doen en laten in <strong>de</strong> eerste maan<strong>de</strong>n van 1918 is weinig bekend. De<br />

Haagsche Post ging door met Het zweven<strong>de</strong> schaakbord en bood dus niet langer<br />

epigrammen of an<strong>de</strong>re stukjes waarin <strong>Couperus</strong> zijn lezers vertel<strong>de</strong> over zijn wel en<br />

wee. Feuilletons in Het Va<strong>de</strong>rland ontbreken in <strong>de</strong>ze tijd eveneens. Brieven aan<br />

Emma Garzes zijn tot <strong>de</strong>cember 1918 niet bewaard gebleven. Wel beschikken wij<br />

over enkele an<strong>de</strong>re epistels. Veel zijn het er echter niet, en <strong>de</strong> inhoud stelt teleur.<br />

Uit een klein briefje aan Leopold Aletrino kunnen wij opmaken dat het <strong>Couperus</strong><br />

naar zijn eigen mening niet erg goed ging. Aletrino was kort tevoren als journalist<br />

van Het Va<strong>de</strong>rland overgestapt naar <strong>de</strong> Nieuwe Rotterdamsche Courant. Op 2 februari<br />

schreef <strong>Couperus</strong> hem: 16 ‘Uw vrien<strong>de</strong>lijk schrijven <strong>de</strong>ed mij veel genoegen, en ik<br />

was verheugd te hooren, dat Uwe nieuwe betrekking U voldoet. Het is ook werkelijk<br />

mijn mening, dat U <strong>de</strong>ze promotie een volle verdient en ik zal pogen geregel<strong>de</strong>r <strong>de</strong><br />

“Rotterdammer” te lezen, omdat ik werkelijk wel in Het Va<strong>de</strong>rland Uwe overzichten<br />

mis. Ik zelve ben tegenwoordig in een werklooze perio<strong>de</strong> en dat is niet goed <strong>voor</strong><br />

mij; mijn geest heeft, zon<strong>de</strong>r werk, te veel vrijen tijd om zich over te geven aan <strong>de</strong><br />

melancholie over <strong>de</strong>n eigen tijd. Maar ik heb <strong>de</strong>n laatsten tijd heel veel gewerkt en<br />

moet dus wel eens een<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


551<br />

paar maan<strong>de</strong>n stelselmatig niets doen. Probeer mij eens op te zoeken als U in Den<br />

Haag is’.<br />

Ook nu hield <strong>Couperus</strong> soms weer zijn fameuze lezingen. Over een <strong>voor</strong>dracht<br />

gehou<strong>de</strong>n in Diligentia <strong>voor</strong> Oefening kweekt Kennis (bijgenaamd Het Servetje),<br />

schreef een verslaggever van De Nieuwe Courant: 17 ‘Bij <strong>Couperus</strong> zijn versprekingen<br />

hooge, hóóge uitzon<strong>de</strong>ringen. Als een acteur heeft hij ie<strong>de</strong>re passage, elk gebaar, in<br />

studie genomen. Slechts <strong>de</strong> rijk-bering<strong>de</strong> linkerhand zorgt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hoognoodige<br />

gestes - teekenen<strong>de</strong>, gracieuse, expressieve bewegingen, die toch niet hin<strong>de</strong>ren, niet<br />

aflei<strong>de</strong>n. De rechterhand houdt het boek, - luchtig, bevallig; maakt in volkomen<br />

harmonie <strong>de</strong> soepele wendingen van dat nog zoo lenige, slanke lichaam mee [...].<br />

Wijd zwaait hij <strong>de</strong>n arm soms uit - het witte bandje met <strong>de</strong> waaien<strong>de</strong> witte<br />

bladwijzerlinten is dan ver van het gezicht verwij<strong>de</strong>rd, doch <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong>clameert<br />

vóórt, zon<strong>de</strong>r aarzeling, en zon<strong>de</strong>r een spoor van waar-was'k-ook-weer vangen zijn<br />

oogen het woord waar hij aan toè is. <strong>Couperus</strong> is eenvóudiger gewor<strong>de</strong>n. Door <strong>de</strong><br />

tijdsomstandighe<strong>de</strong>n? Gisteravond stond hij naast het rooië tafeltje, dat alle<br />

Diligentia-conferenciers tot hun beschikking krijgen. Geen gebeeldhouw<strong>de</strong> fauteuil,<br />

geen wit rok-vest (<strong>de</strong> crisis in het wasscherij-bedrijf?), geen kostbre bloemvaas. Wel<br />

bloémen. <strong>Een</strong> prachtige ruiker seringen. Wèl het verzorg<strong>de</strong> uiterlijk, <strong>de</strong> frac met<br />

gitknoopen, het coquet zij<strong>de</strong>n zakdoekje, <strong>de</strong> fonklen<strong>de</strong> vingertooi, <strong>de</strong> schattige<br />

schoentjes...’<br />

<strong>Een</strong> zware slag heeft <strong>Couperus</strong> op 5 mei 1918 getroffen. Te Scheveningen,<br />

Stevinstraat 181, overleed toen namelijk zijn zuster Trudy. Met haar had hij zich<br />

altijd het nauwst persoonlijk verbon<strong>de</strong>n geweten van al zijn broers en zusters. Zij<br />

stierf op <strong>de</strong> leeftijd van nog geen tweeënzestig jaar. Haar echtgenoot, Gerard <strong>de</strong> la<br />

Valette, zou haar slechts vier jaar overleven. 18 - Naar <strong>Couperus</strong>' emoties kunnen wij<br />

alleen maar ra<strong>de</strong>n. Van heel het grote gezin <strong>Couperus</strong> waren behalve hijzelf nu alleen<br />

nog maar zijn ongeneeslijk krankzinnige oudste broer Petrus Theodorus, zijn oudste<br />

zuster Catharina Vlielan<strong>de</strong>r Hein en <strong>voor</strong>ts John Ricus junior in leven.<br />

Als altijd heeft <strong>Couperus</strong> troost moeten zien te vin<strong>de</strong>n in zijn werk. Regelmatig<br />

moest hij zijn taak als redactielid van Groot-Ne<strong>de</strong>rland vervullen. Hij <strong>de</strong>ed dit<br />

blijkbaar tot tevre<strong>de</strong>nheid van <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> an<strong>de</strong>re redactiele<strong>de</strong>n, Buysse en Coenen, <strong>de</strong><br />

ontroeren<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n in aanmerking genomen die ze na zijn dood aan hem zou<strong>de</strong>n<br />

wij<strong>de</strong>n. Veel over zijn werkzaamhe<strong>de</strong>n weten wij niet. Wel is er een bijzon<strong>de</strong>r aardige<br />

brief bewaard,<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


552<br />

gericht aan <strong>de</strong> toen nog onbeken<strong>de</strong> letterkundige Charles van Iersel, die in 1919 Het<br />

gou<strong>de</strong>n droomschip zou schrijven. Het is een aansporing om door te gaan met werken,<br />

maar dan wel op een betere manier! Wat <strong>Couperus</strong> daaron<strong>de</strong>r verstond, blijkt uit <strong>de</strong><br />

inhoud: 19 ‘Zeer geachte Heer. Ik las met belangstelling <strong>de</strong> novelle, die U mij zondt.<br />

Er is wor<strong>de</strong>nd talent van schrijven in en <strong>de</strong> schrijver-mag ik maar even van “<strong>de</strong><br />

schrijver” spreken, ook tot Uzelven-schijnt mij iemand, die hartstocht heeft <strong>voor</strong><br />

litteraire kunst, om die te genieten van an<strong>de</strong>ren en zelve te maken. Goed litterair<br />

werk is <strong>de</strong>ze novelle echter nog niet en wel omdat <strong>de</strong> schrijver alle zelfbeheersching<br />

en maat mist. Er is te veel en het is te vol in zijn geest en <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n stapelen zich<br />

tot woor<strong>de</strong>nmassa's, die niet tot beheerschte kunst wor<strong>de</strong>n. <strong>Een</strong> fout, niet om wanhopig<br />

over te wor<strong>de</strong>n en een goe<strong>de</strong> fout <strong>voor</strong> een beginner. Ikzelve, geloof ik, maakte<br />

vroeger die zelf<strong>de</strong> fout.<br />

Ook is <strong>de</strong> compozitie niet goed: als men het twee<strong>de</strong> hoofdstuk begint te lezen,<br />

meent men iets geheel op zich zelf staands <strong>voor</strong> zich te krijgen: een twee<strong>de</strong> novelle.<br />

Goed zijn: <strong>de</strong> wan<strong>de</strong>ling van <strong>de</strong>n schil<strong>de</strong>r; <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> man als karakterizeering. Mocht<br />

U <strong>de</strong> novelle willen omwerken (ik zelve werkte nooit om en schreef liever iets an<strong>de</strong>rs),<br />

dan zou ik U aanra<strong>de</strong>n: met zelfverloochening en zelfbeheersching schrappen en<br />

verlichten. Onnoodige beschrijvingen, uitweidingen, en tal van adjectieven. De<br />

novelle tot een <strong>de</strong>r<strong>de</strong> terug brengen. Zoo kan zij in emotie winnen en klaar<strong>de</strong>re kunst<br />

wor<strong>de</strong>n.<br />

Wil U zelve eens aankomen om <strong>de</strong> novelle terug te halen, dan zal ik U gaarne<br />

Woensdag, om half vijf, even wachten en gaarne wat met U praten.’<br />

In zijn redactionele bezighe<strong>de</strong>n alleen vond <strong>Couperus</strong> niet genoeg voldoening.<br />

Schrijven was <strong>voor</strong> hem oneindig veel belangrijker, hoe opgejaagd hij er zich vaak<br />

ook door gevoeld moge hebben. Op een niet precies bekend tijdstip is hij daarom<br />

aan Xerxes begonnen. Hij heeft er, evenals <strong>voor</strong> zijn an<strong>de</strong>re historische boeken, <strong>de</strong><br />

nodige <strong>voor</strong>studies <strong>voor</strong> moeten maken. De lectuur van Herodotus, waar hij zijn stof<br />

<strong>voor</strong>namelijk uit putte, zal hem, zelfs met <strong>de</strong> Franse vertaling ernaast, zeker enige<br />

tijd gekost hebben. In elk geval hield het werk hem <strong>de</strong> gehele zomer bezig. Van<br />

september tot <strong>de</strong>cember 1918 is het kroniekachtige verhaal, dat <strong>Couperus</strong> zelf geen<br />

roman wil<strong>de</strong> noemen, in vier afleveringen in Groot-Ne<strong>de</strong>rland verschenen. 20 Hij liet<br />

er een proloog aan <strong>voor</strong>afgaan, die hij in. 1919, toen Xerxes bij we<strong>de</strong>rom Nijgh &<br />

Van Ditmar verscheen, om ondui<strong>de</strong>lijke re<strong>de</strong>nen heeft weggelaten.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


553<br />

Toch is <strong>de</strong>ze inleiding belangrijk. ‘In <strong>de</strong>ze dagen moet een schrijver over oorlog<br />

schrijven’, staat er on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re in te lezen. ‘Ware <strong>de</strong>ze schrijver een jonge<br />

Franschman of Italiaan of Engelschman geweest-of een Duitscher of Oostenrijker-hij<br />

had misschien in tragische loopgraaf en in <strong>de</strong> tragischere nachten <strong>de</strong>r geteister<strong>de</strong><br />

slagvel<strong>de</strong>n een boek zich gedacht en gedicht van mo<strong>de</strong>rne dagen en dingen. Maar<br />

wat kan een “neutrale schrijver”, zoo hij schrijven wil en dus wel, zijns ondanks,<br />

over oorlog gedwongen is te schrijven, an<strong>de</strong>rs schrijven dan een boek over een<br />

oorlogje, dat er geweest is? Eeuwen gele<strong>de</strong>n... want die eeuwen kan hij wel leeren<br />

kennen en zien en zijn eigen tijd blijft <strong>voor</strong> hem het groote Onbeken<strong>de</strong>, wat die<br />

vermoe<strong>de</strong>lijk ook blijft <strong>voor</strong> een “niet-neutralen” schrijver...’<br />

Het is dus nog weer eens <strong>de</strong> zoveelste herhaling van zijn overtuiging dat men zijn<br />

eigen tijd niet kan kennen. 21 Maar wat te <strong>de</strong>nken van zijn misvatting dat een<br />

romanschrijver, of als men wil zelfs een historicus, het verle<strong>de</strong>n, het antieke verle<strong>de</strong>n<br />

<strong>voor</strong>al, wél zou kunnen begrijpen? <strong>Couperus</strong> meen<strong>de</strong> dat het voldoen<strong>de</strong> was <strong>de</strong><br />

fantasie aan het werk te zetten om die vroegere eeuwen te ‘zien’ en vervolgens <strong>voor</strong><br />

an<strong>de</strong>ren aanschouwelijk te maken. Desondanks vond hij zelf van Xerxes, nadat hij<br />

het voltooid had, dat het ‘een vreemd boek’ was gewor<strong>de</strong>n. Want wat was het nu<br />

eigenlijk? ‘Is het een roman? Ik geloof van niet. In een roman komen vrouwen <strong>voor</strong>,<br />

als “heldinnen” en in dit boek van “Xerxes of De Hoogmoed” komen geen vrouwen<br />

<strong>voor</strong>: <strong>de</strong> vrouwen spelen er slechts bijrollen in en het boek is een lief<strong>de</strong>loos boek:<br />

ter nauwernood komt er aan het slot een pikante epizo<strong>de</strong> van enkele bladzij<strong>de</strong>n slechts.<br />

Het boek is een boek van Grieken en Perzen, maar als het geen roman is, wat is het<br />

dan? <strong>Een</strong> boek van historie, al is het geen historische roman? Maar het is ook een<br />

boek van fantazie want al behelst dit boek historische feiten, er is veel in <strong>de</strong> zielen<br />

<strong>de</strong>zer zeer beken<strong>de</strong> historische koningen, prinsen en hel<strong>de</strong>n, dat <strong>de</strong> schrijver wel<br />

heeft moeten fantazeeren. Het is dus niet heelemaal een boek van historie, en ook<br />

niet heelemaal een boek van fantazie. Het is een vreemd boek.’<br />

Het was hem zelf niet dui<strong>de</strong>lijk: ‘Hoe kómt <strong>de</strong> schrijver er toe zulk een vreemd<br />

boek te schrijven in <strong>de</strong>ze “kosmische” dagen? Of is dit tóch wel een “kosmiesch”<br />

boek? Ik twijfel er aan. Het heeft er niet <strong>de</strong> pretentie van. Heeft <strong>de</strong> schrijver een<br />

parallel willen trekken tusschen onzen Oorlog en het oorlogje van Xerxes met <strong>de</strong><br />

Grieken? Neen, héélemaal niet! Hoewel het soms toch wel schijnt, dat <strong>de</strong> eeuwen,<br />

<strong>de</strong> menschen en <strong>de</strong> dingen bijna<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


554<br />

niet veran<strong>de</strong>rd zijn en misschien dààrom... Maar dit zijn alle vragen en weifelingen.<br />

Eéne zekerheid slechts rijst uit alle <strong>de</strong>ze vragen en weifelingen als een rots omhoog:<br />

dit is een vreemd boek. En waarom heeft <strong>de</strong> schrijver het geschreven? Om zichzelven<br />

pleizier te doen? <strong>Een</strong> misschien wel vreemd pleizier; misschien ook omdat hij niet<br />

an<strong>de</strong>rs kon?’ - Het enige antwoord moet waarschijnlijk lui<strong>de</strong>n: het is <strong>de</strong> schrijver<br />

zelf zo vreemd gebleven omdat het on<strong>de</strong>rwerp niet aan zijn eigen brein ontsproten<br />

is. Niet zozeer <strong>de</strong> schim van Xerxes als wel die van Israël Querido zal <strong>Couperus</strong> wat<br />

zwaar op <strong>de</strong> maag gelegen hebben.<br />

Virtuoos gebruik makend van zijn antieke bronnen-Aeschylus, Herodotus en<br />

Plutarchus, die hij dus las met een Franse vertaling ernaast-riep <strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong><br />

hoofdfiguur van zijn Xerxes een ironisch beeld op van diens karakter en streven naar<br />

<strong>de</strong> wereldmacht. De indringen<strong>de</strong> analyse van Elizabeth Visser maakt overigens<br />

dui<strong>de</strong>lijk, dat het portret te sterk karikaturale trekken heeft gekregen. 22 Niettemin<br />

blijkt <strong>Couperus</strong> zijn bronnen zeer nauwkeurig bestu<strong>de</strong>erd te hebben alvorens aan het<br />

schrijven te gaan. Daar <strong>de</strong> proloog kennelijk pas is toegevoegd toen het boek al af<br />

was, kan <strong>de</strong>ze omstreeks augustus 1918 gedateerd wor<strong>de</strong>n.<br />

<strong>Een</strong> amusante versie van dit belangrijke hoofdsruk in <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis van het ou<strong>de</strong><br />

Griekenland is Xerxes zeker. Het is echter veel meer dan dat. Met sterk gevoel <strong>voor</strong><br />

drama plaatst <strong>Couperus</strong> aan het eind van zijn verhaal <strong>de</strong> opvoering van Aeschylus'<br />

tragedie De Perzen, die in 472 <strong>voor</strong> Christus geënsceneerd werd. Xerxes is bij<br />

Aeschylus een tragische, meelijwekken<strong>de</strong> figuur. Diens noodlottige on<strong>de</strong>rgang - <strong>de</strong><br />

vervulling van een oud orakel, maar tevens het gevolg van zijn eigen mateloze hybris<br />

- wordt op grandioze wijze begeleid door <strong>de</strong> verrijzenis uit het graf van koning<br />

Dareios' schim, die dit apocalyptisch verkondigt.<br />

In <strong>de</strong> laatste bladzij<strong>de</strong>n van Xerxes gewaagt <strong>Couperus</strong> van <strong>de</strong> macht van het noodlot,<br />

van gestrafte schuld en verpletter<strong>de</strong> hoogmoed. Geen won<strong>de</strong>r dat tijdgenoten zijn<br />

bewering als zou <strong>de</strong> door hem beschreven Grieks-Perzische oorlog niets te maken<br />

hebben met <strong>de</strong> eerste wereldoorlog niet voetstoots geloofd hebben. Onbewust<br />

misschien, heeft <strong>Couperus</strong> in zijn boek die parallel wel <strong>de</strong>gelijk getrokken. Het is<br />

daarnaast een merkwaardige coïnci<strong>de</strong>ntie dat, terwijl <strong>de</strong> roman in Groot-Ne<strong>de</strong>rland<br />

verscheen, op 9 november 1918 keizer Wilhelm II, in wie <strong>Couperus</strong>' Ne<strong>de</strong>rlandse<br />

zowel als Duitse critici maar al te graag <strong>de</strong> door hem zo bespotte Xerxes hebben<br />

willen zien, naar Holland gevlucht is. Bij Eijs<strong>de</strong>n reed hij met zijn trein<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


555<br />

over <strong>de</strong> grens. Het ein<strong>de</strong> van <strong>de</strong> oorlog was een feit.<br />

Zel<strong>de</strong>n is <strong>Couperus</strong> zo bij <strong>de</strong> tijd geweest als toen hij in <strong>de</strong> laatste regel <strong>de</strong> vrije<br />

Atheners liet uitroepen: ‘Va<strong>de</strong>rland! Heilig Va<strong>de</strong>rland! Heilig, heilig Va<strong>de</strong>rland!!!’<br />

Hiermee zijn wij echter al <strong>voor</strong>uitgelopen op an<strong>de</strong>re gebeurtenissen in <strong>de</strong> twee<strong>de</strong><br />

helft van 1918. Begin juli zond Veen hem een interessant, bij hem verschenen boek:<br />

<strong>de</strong> vertaling/bewerking van Vitruvius' tien boeken De architectura door ir. H.A.<br />

Mialaret. 23 Met dit al sinds vele eeuwen beroem<strong>de</strong> en invloedrijke werk toon<strong>de</strong><br />

<strong>Couperus</strong> zich buitengewoon ingenomen. 24 ‘Ik ben je zéer erkentelijk <strong>voor</strong> Vitruvius,<br />

dien ik zeer blij ben te bezitten’, schreef hij in zijn bedankbrief van 4 juli: ‘zulke<br />

boeken zijn mijn bronnen <strong>voor</strong> mijn antieke romans en verhalen.’<br />

Spoedig begon hij <strong>de</strong> lectuur ervan en wijd<strong>de</strong> hij er in Het Va<strong>de</strong>rland een opstel<br />

aan. Hierin herhaal<strong>de</strong> hij: 25 ‘Ik beken, dat ik nog nimmer Vitruvius in han<strong>de</strong>n gehad<br />

had, noch in het Latijn, noch in welke buitenlandsche vertaling ook, tot ik op een<br />

goe<strong>de</strong>n dag door <strong>de</strong> go<strong>de</strong>n gezegend werd, die mij <strong>de</strong>ze Ne<strong>de</strong>rlandsche vertaling van<br />

<strong>de</strong>n beroem<strong>de</strong>n Latijnschen bouwkundige op mijn weg <strong>de</strong><strong>de</strong>n vin<strong>de</strong>n. En het was<br />

mij een bizon<strong>de</strong>re blijdschap met dit boek van schoonheid en antiek belang kennis<br />

te maken.’ In zijn bespreking treft ons <strong>voor</strong>al het slot, omdat <strong>Couperus</strong> daar <strong>voor</strong> het<br />

eerst min of meer uitvoerig iets over Alexan<strong>de</strong>r <strong>de</strong> Grote vertelt, <strong>de</strong> legendarische<br />

koning van Macedonië aan wie hij zijn volgen<strong>de</strong> roman zou wij<strong>de</strong>n. Is het Vitruvius<br />

geweest, zo mogen wij ons afvragen, die <strong>Couperus</strong> tot Iskan<strong>de</strong>r heeft geïnspireerd?<br />

Hij haalt <strong>de</strong> inleiding tot het Twee<strong>de</strong> Boek aan, met <strong>de</strong> anekdote van <strong>de</strong> welgeschapen<br />

architect Deinokrates, die zich, verkleed als Herakles, tot Alexan<strong>de</strong>r wend<strong>de</strong> met het<br />

<strong>voor</strong>stel ‘<strong>de</strong>n berg Athos <strong>de</strong>n vorm te geven van een liggen<strong>de</strong>n Titan, die in <strong>de</strong><br />

linkerhand een machtig omwal<strong>de</strong> stad zou<strong>de</strong> hou<strong>de</strong>n, in <strong>de</strong> rechter een bekken, dat,<br />

alle <strong>de</strong>s bergs stroomen op vangen<strong>de</strong>, <strong>de</strong>ze wateren weêr in een val zou<strong>de</strong> uitstorten<br />

in zee...’ Dit was nu juist iets wat zeer tot <strong>Couperus</strong>' romantische verbeelding sprak.<br />

De warme zomerdagen van 1918 bleef hij in Den Haag. Op 30 juli wan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> hij's<br />

middags door <strong>de</strong> binnenstad en had daar een ervaring die hem een ingezon<strong>de</strong>n brief<br />

aan Het Va<strong>de</strong>rland ingaf, <strong>voor</strong> zijn doen een ongebruikelijke démarche, waar wij<br />

een vraagteken bij mogen zetten. 26 De<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


556<br />

inhoud ervan wekt namelijk verbazing: had <strong>Couperus</strong> ineens alle verdraagzaamheid<br />

verloren, laat staan zijn toch goed ontwikkeld gevoel <strong>voor</strong> humor? Wat hij van zijn<br />

Romeinse tweelingen Cecilius en Cecilianus alleen maar een guitige streek zou<br />

hebben gevon<strong>de</strong>n, kon hij van <strong>de</strong> Haagse jeugd in leven<strong>de</strong>n lijve niet velen. Hoever<br />

leef<strong>de</strong> hij buiten <strong>de</strong> werkelijkheid? Hij schreef: ‘Zeer geachte Redactie. He<strong>de</strong>nmiddag,<br />

tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong>n terugkeer <strong>de</strong>r kin<strong>de</strong>ren, die <strong>de</strong> Bond <strong>voor</strong> Vacantiebezigheid vermakelijk<br />

en nuttig wenscht bezig te hou<strong>de</strong>n, trof het mij, dat in het centrum <strong>de</strong>r stad, op een<br />

bree<strong>de</strong>n verkeersweg, enkele dier kin<strong>de</strong>ren zich onledig hiel<strong>de</strong>n met water in <strong>de</strong>n<br />

mond te nemen en <strong>de</strong> <strong>voor</strong>bijgangers daarmee te bespuiten. Vooral Engelsche<br />

officieren en on<strong>de</strong>rofficieren met hun meisjes moesten het ontgel<strong>de</strong>n. Ik vermoed,<br />

dat <strong>de</strong> Bond <strong>voor</strong> Vacantiebezigheid <strong>de</strong>ze vermakelijkheid niet heeft bedoeld en<br />

meen te mogen wijzen, dat bij het zich op straat bewegen van 1000 à 6000 kin<strong>de</strong>ren<br />

<strong>de</strong> politie haar uiterste best doe meester te blijven van het terrein en dit niet over te<br />

laten aan een hor<strong>de</strong> kleine Hunnen en Wandalen. Straatschen<strong>de</strong>rij pleegt <strong>de</strong> jeugd<br />

reeds genoeg in het klein zon<strong>de</strong>r dat zij in <strong>de</strong> vacantie nog in het groot behoeft<br />

beoefend te wor<strong>de</strong>n. Met <strong>de</strong> meeste hoogachting teeken ik mij. Uw dw. <strong>Louis</strong><br />

<strong>Couperus</strong>.’ - Het bestuur van <strong>de</strong> Bond antwoord<strong>de</strong> dat <strong>Couperus</strong> geduld moest hebben:<br />

het moeilijke opvoedingswerk had tijd nodig. Liever dan <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren lelijke namen<br />

te geven moest hij maar een flinke bijdrage sturen en ook zijn vrien<strong>de</strong>n daar toe<br />

opwekken. De Rotterdamse Bankvereniging was een bekend adres... Of <strong>Couperus</strong><br />

daarop onmid<strong>de</strong>llijk diep in <strong>de</strong> bui<strong>de</strong>l heeft getast is echter zeer <strong>de</strong> vraag!<br />

Kort daarna heeft hij waarschijnlijk weer Herman Roelvink in Laren bezocht, in<br />

diens villa Het Hooge Land. Zekerheid bestaat hier niet over, maar hij zal zich<br />

ongetwijfeld het volgen<strong>de</strong>, meege<strong>de</strong>eld door Tjaard <strong>de</strong> Haan, niet hebben laten<br />

ontgaan: 27 ‘Op 16 augustus 1918 was hij [Roelvink] <strong>de</strong> drijven<strong>de</strong> kracht in een<br />

Pompeiaans Zomerfeest, in <strong>de</strong> binnentuin van hotel Hamdorff te Laren, waarbij<br />

Plautus' Tweelingbroe<strong>de</strong>rs on<strong>de</strong>r zijn regie zoveel mogelijk authentiek werd<br />

opgevoerd. Het moet alles te zamen een feeërick historiesprookje geweest zijn, want<br />

ook <strong>de</strong> toeschouwers waren verplicht op klassieke wijze zich uit te dossen.’<br />

Terwijl Xerxes in Groot-Ne<strong>de</strong>rland begon te verschijnen, repeteer<strong>de</strong> het<br />

Hofstadtooneel van 2 september af Eline Vere in <strong>de</strong> toneelbewerking van Elisabeth.<br />

Het heet dat <strong>Couperus</strong> zelf op <strong>de</strong> gedachte gekomen zou zijn<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


557<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> titelrol Else Mauhs te vragen. 28 De repetities von<strong>de</strong>n plaats in het Theater<br />

Verka<strong>de</strong> aan <strong>de</strong> Heerengracht. Soms kwam hij ze bijwonen. Zo onopgemerkt mogelijk<br />

keek hij dan ergens tussen <strong>de</strong> coulissen toe. De opvatting van Else Mauhs boezem<strong>de</strong><br />

hem, als wij op haar eigen herinneringen mogen afgaan, veel vertrouwen in: ‘Wát<br />

U doet, is goed’, zou hij gezegd hebben. 29 ‘U begrijpt volkomen wat ik bedoeld heb,<br />

U bent vrij te doen wat U wilt. U behoeft mij niets te vragen, wanneer U iets volgens<br />

Uw eigen i<strong>de</strong>eën in Uw spel wijzigen wilt, in die of die acte, doet U met <strong>de</strong> acte wát<br />

U verkiest.’ Else Mauhs voel<strong>de</strong> grote affiniteit met <strong>de</strong> rol en zij verklaar<strong>de</strong> Van<br />

Booven dat zij er zich met hart en ziel aan gegeven had.<br />

De première op 10 oktober was <strong>de</strong>sondanks helaas <strong>voor</strong>bestemd op een<br />

teleurstelling uit te lopen. Aan <strong>Couperus</strong> heeft het niet gelegen. Later memoreer<strong>de</strong><br />

Else Mauhs graag hoe hij om zijn dankbaarheid te tonen na ie<strong>de</strong>r bedrijf een<br />

bloemenhul<strong>de</strong> op liet brengen. 30 Ook na afloop was hij vol hartelijkheid, erkentelijk<br />

als hij was <strong>voor</strong> wat zij van <strong>de</strong> rol gemaakt had. Het moet echter gezegd wor<strong>de</strong>n dat<br />

Elisabeths bewerking weinig kwaliteiten bezat. Bovendien kan <strong>de</strong> eigentijdse<br />

aankleding het stuk geen goed gedaan hebben. ‘Eline Vere in <strong>de</strong> korte kleren’, smaal<strong>de</strong><br />

een criticus. 31 Foto's van <strong>de</strong> opvoering laten niet alleen een armzalige mise-en-scène<br />

zien, maar tevens kostuums en kapsels die vloeken met het fin-<strong>de</strong>-siècle karakter<br />

van <strong>de</strong> roman. Er was overigens veel belangstelling. In <strong>de</strong> zaal zag men, volgens een<br />

recensent, 32 ‘een extra-gesorteerd Haagsch publiek, als dubbeluitgezochte Betuwsche<br />

meikersen, veel élégance en veel weel<strong>de</strong>’. <strong>Couperus</strong> en zijn vrouw troon<strong>de</strong>n in een<br />

loge.<br />

Over <strong>de</strong> slechte pers die het stuk kreeg was hij bepaald ongelukkig.<br />

G.H.'s-Gravesan<strong>de</strong> herinner<strong>de</strong> zich later hoe <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> dag tegen hem<br />

zei: ‘Jonge man, schrijf nooit <strong>voor</strong> het tooneel, want het is afschuwelijk om <strong>de</strong><br />

onverschilligheid te voelen van het publiek <strong>voor</strong> een vrouw waarvan je zoo gehou<strong>de</strong>n<br />

hebt.’ 33<br />

Op 12 oktober liet <strong>Couperus</strong>, reagerend op een brief waarin Else Mauhs hem<br />

dankte <strong>voor</strong> <strong>de</strong> bloemen, haar zijn eigen mening weten: 34 ‘Zeer Geachte Mevrouw.<br />

Mijne vrouw en ik zijn zeer gevoelig <strong>voor</strong> Uw hartelijken brief. Heeft onze “Eline<br />

Vere” ook niet het succes behaald, dat wij ons een oogenblik dorsten droomen, U<br />

heeft daar niet <strong>de</strong> minste schuld aan. Uwe vertolking was werkelijk subliem van<br />

me<strong>de</strong>voelen en inleven en had U wat meer tijd gehad tot diepere studie. Uwe creatie<br />

zou volmaakt geweest zijn. Ik <strong>voor</strong> mij geloof nog steeds, trots <strong>de</strong> heeren recen-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


558<br />

senten en een <strong>de</strong>el van het publiek, dat ons tooneelspel een toekomst heeft. Mocht<br />

dit zoo een volgend jaar blijken, dan <strong>de</strong>nk ik zelve <strong>de</strong> opperregieom het zoo eens te<br />

noemen - in han<strong>de</strong>n te nemen, en <strong>de</strong>n akteur, die Vincent zal spelen, te toonen in<br />

welke nuances <strong>de</strong>ze moeilijke rol moet gespeeld wor<strong>de</strong>n. Maar een an<strong>de</strong>re Eline<br />

zou<strong>de</strong>n wij werkelijk dan niet wenschen... Laat mij U, ook namens mijne vrouw,<br />

hartelijk bedariken <strong>voor</strong> <strong>de</strong> schoone, gevoelvolle kunst, die U ons gaf. Van harte<br />

wensch ik U een mooie toekomst toe in dat ondankbare métier van Ne<strong>de</strong>rlandsche<br />

tooneelspeelster. Wij zullen U met belangstelling in Uw werk volgen. Geloof mij,<br />

zeer geachte Mevrouw, met ons bei<strong>de</strong>r hartelijke sympathie Uw toegenegen en<br />

dienstbare <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>.’<br />

Het stuk werd na nog geen vijftig <strong>voor</strong>stellingen bij gebrek aan ver<strong>de</strong>re<br />

belangstelling van het repertoire genomen. 35<br />

Wanneer <strong>Couperus</strong> precies aan zijn <strong>voor</strong>studies <strong>voor</strong> Iskan<strong>de</strong>r is begonnen, kan niet<br />

goed wor<strong>de</strong>n vastgesteld. De lectuur van Herodotus inspireer<strong>de</strong> hem na Xerxes eerst<br />

toe een an<strong>de</strong>r antiek verhaal. Op 1 september 1918 publiceer<strong>de</strong> hij in Het Va<strong>de</strong>rland<br />

het feuilleton De vrijers. 36 Twee weken later echter verscheen, na <strong>de</strong> passus uit<br />

Vitruvius, Alexan<strong>de</strong>r ten twee<strong>de</strong>n male ten tonele. Ditmaal gold het een verhaal, De<br />

gymnosofisten, 37 waar<strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> zich op Strabo gebaseerd had. Zijn belangstelling<br />

<strong>voor</strong> Alexan<strong>de</strong>r <strong>de</strong> Grote zien wij dus van lieverle<strong>de</strong> groeien.<br />

De klassieke wereld liet hem niet los. Zijn contacten met <strong>de</strong> classicus W.E.J.<br />

Kuiper bleven ook nu nog <strong>voor</strong>tbestaan. <strong>Couperus</strong> was er heel verguld mee. Kuiper,<br />

die genoegen schiep in zijn bewerking van Theokritus' elf<strong>de</strong> idylle (De cycloop),<br />

zond hem twee artikelen die hij in <strong>de</strong> Neophilologus over Leconte <strong>de</strong> Lisle en diens<br />

relatie tot Theocritus en Horatius gepubliceerd had. <strong>Een</strong> paar dagen na ontvangst,<br />

op 8 november, antwoord<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> hem: 38 ‘Ik ben U zeer erkentelijk <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

toezending van Uw bei<strong>de</strong> artikelen, die ik met groote belangstelling las. Leconte <strong>de</strong><br />

Lisle, dien ik vroeger zeer bewon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>, heeft mij op <strong>de</strong>n duur te leur gesteld door<br />

zijn onbewogenheid. Als U, vind ik zijn Polyfemos te statig en zie ik hem ook meer<br />

als een groote, goeie verlief<strong>de</strong> lobbes en die realistische tint is <strong>de</strong> charme van <strong>de</strong><br />

Idylle. Ik dank U ook zeer <strong>voor</strong> het waar<strong>de</strong>eren<strong>de</strong> woord over mijne bewerking maar<br />

moet U eerlijk bekennen, dat, als ik mij eens bezondig aan een <strong>de</strong>rgelijke vrije<br />

vertolking, ik <strong>de</strong> Fransche vertalingen naast het Grieksch heb liggen want ik lees<br />

heusch<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


559<br />

niet vlot Grieksch. Toen ik onlangs <strong>voor</strong> mijn roman Xerxes of De Hoogmoed<br />

Herodotos moest bestu<strong>de</strong>eren, had ik (en heb ik nog <strong>voor</strong> <strong>de</strong> proeven) naast <strong>de</strong> editie<br />

van Kallenberg <strong>de</strong> vertaling liggen van Humbert: ik beken eerlijk, dat ik er an<strong>de</strong>rs<br />

niet komen zoû. Moge dus mijn groote lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Oudheid eenigszins vergoêlijken<br />

wat eigenlijk misschien wel een kleine zon<strong>de</strong> is.’<br />

Het is <strong>de</strong> laatste brief die <strong>Couperus</strong> nog tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> oorlog geschreven heeft. <strong>Een</strong><br />

dag later was <strong>de</strong> nachtmerrie <strong>voor</strong>bij. Ten gevolge van <strong>de</strong> door Italië recent gewonnen<br />

slag bij Vittorio Veneto viel het Oostenrijks-Hongaarse leger uiteen. Op 3 november,<br />

na het sluiten van <strong>de</strong> wapenstilstand van Villa Giusti, zijn <strong>de</strong> Italiaanse troepen door<br />

<strong>de</strong> in het front opengevallen gaten gemarcheerd. Zij maakten daarbij 430 000<br />

krijgsgevangenen. Op 9 november volg<strong>de</strong> <strong>de</strong> wapenstilstand met Duitsland. De keizer<br />

trad af en vluchtte naar Ne<strong>de</strong>rland. <strong>Een</strong> maand later, op 4 <strong>de</strong>cember, schreef <strong>Couperus</strong><br />

over <strong>de</strong>ze en an<strong>de</strong>re dingen een brief aan zijn Italiaanse vriendin Emma Garzes. Ook<br />

daarna heeft hij nog mee haar gecorrespon<strong>de</strong>erd, maar die brieven zijn helaas verloren<br />

gegaan (althans niet teruggevon<strong>de</strong>n). 39<br />

Zijn laatste brief aan Emma geeft zijn gemoedsgesteldheid goed weer: 40 ‘Lieve<br />

Mevrouw en Vriendin. Hoevele malen heb ik U reeds een lange brief geschreven:...<br />

in gedachten, om elkaar we<strong>de</strong>rzijds te omhelzen en ons geluk te wensen met <strong>de</strong><br />

Schitteren<strong>de</strong> Overwinning... Waar men bijna niet op durf<strong>de</strong> hopen in <strong>de</strong> ogenblikken<br />

van innerlijke machteloosheid en die <strong>de</strong>salniettemin <strong>de</strong> heroïsche spanningen bekroond<br />

heeft in het uiterste ogenblik. Maar ik was ziek en ik ben het nog: na drie Hollandse<br />

winters (en ziedaar <strong>de</strong> vier<strong>de</strong> begonnen), slaat dit onverdraaglijke klimaat-vocht,<br />

mist, kou en regen, zelfs in <strong>de</strong> zomer-mij neer; ik lijd elke dag aan malaria en zou<br />

zo vlug mogelijk <strong>de</strong> benen moeten nemen. Zodra het maar kan gaan wij naar het<br />

Zui<strong>de</strong>n... ik maak mij althans die illusie! Maar <strong>de</strong> reisomstandighe<strong>de</strong>n zullen nog<br />

moeilijk zijn, daar ben ik van overtuigd, geduren<strong>de</strong> <strong>de</strong> gehele winter... Wanneer zal<br />

ik ein<strong>de</strong>lijk Italië, Rome, Sicilië terugzien... al die verloren paradijzen die ik zo<br />

verlang terug te winnen! En dan, ik geloof dat men niet meer van ons houdt, ons<br />

Hollan<strong>de</strong>rs, en ik zeg tegen Bettina, reizen, het zal niet meer dat zijn wat het vroeger<br />

was. Ik voel mij zeer terneergeslagen en ziek, werkelijk ziek. Zeker, er is iets goeds<br />

in om enige tijd in het Va<strong>de</strong>rland te verkeren, temid<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> “familie”, zeer vereend,<br />

en zeer sympathiek, die van ons<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


560<br />

houdt en ons waar<strong>de</strong>ert, maar ik heb te veel <strong>de</strong> ziel van een vagebond, een bohémien,<br />

en ik voel dat ik niet zal genezen zolang ik niet <strong>de</strong> lichten<strong>de</strong> horizonten terugzie. En<br />

wanneer, wanneer?? Schrijf ons eens nu en dan; stuur mij Italiaanse couranten, vertel<br />

mij iets over Uzelf, over <strong>de</strong> an<strong>de</strong>ren, over Italië.<br />

Ziedaar, ik heb mij een beetje weten te vermannen: ik heb U enkele woor<strong>de</strong>n<br />

gekrabbeld. Vermoeid van <strong>de</strong>ze dagelijkse taken, moet ik nu <strong>voor</strong> mijn gezondheid<br />

gaan zorgen, weer kinine innemen om een beetje goed in vorm te zijn vanavond:<br />

groot familiediner om <strong>de</strong> verjaardag te vieren van mijn dierbare zwager, oudste lid<br />

van <strong>de</strong> “familie” 80 jaar!! Mogen <strong>de</strong> go<strong>de</strong>n mij niet tot die mijlpaal voeren: ik heb<br />

er geen verlangen naar! [Mr. B.M. Vlielan<strong>de</strong>r Hein was op 2 <strong>de</strong>cember tachtig<br />

gewor<strong>de</strong>n.]<br />

Laten wij, in afwachting dat een zonnig perspectief zich opent, blijven hopen. De<br />

grote Hoop heeft zich verwezenlijkt: mogen <strong>de</strong> kleine verwachtingen zich ook,<br />

misschien, op een gezegen<strong>de</strong> dag, verwezenlijken... Maar met het klimmen <strong>de</strong>r jaren,<br />

vind ik het leven er niet gemakkelijker op wor<strong>de</strong>n... Het werk, dat is <strong>de</strong> grote troost,<br />

maar <strong>de</strong> laatste tijd werk ik niet, daar ik mij al te souffrant gevoel...<br />

Bettina blijft dapper.<br />

Wij bei<strong>de</strong>n omhelzen U. Geloof mij, al onze sympathie gaat uit naar U en al onze<br />

lief<strong>de</strong> naar het bevrij<strong>de</strong> en herleven<strong>de</strong> Italië!<br />

Uw liefhebben<strong>de</strong> <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>.’ 41<br />

Eindnoten:<br />

1 Over <strong>de</strong>ze affaire reeds uitvoerig Bastet, Zuil, 149-165.<br />

2 Eline Vere, tooneelspel in vier bedrijven. Naar <strong>de</strong>n roman van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, door Elizabeth<br />

<strong>Couperus</strong>. - Er vallen n.a.v. <strong>de</strong>ze bewerking, die vanzelfsprekend on<strong>de</strong>r het wakend oog van<br />

<strong>Louis</strong> is gemaakt, enkele opmerkingen te maken: (a) een aantal romanfiguren heeft leeftij<strong>de</strong>n<br />

gekregen: Eline-23; Betsy-30; Henk-38; Vincent-30; Emilie-38; Otto-30; oom Daniel-50; tante<br />

Elize-30; St. Clare-40. <strong>Een</strong> groot aantal bijfiguren ontbreekt; (b) in het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> bedrijf, dat bij<br />

oom Daniel in Brussel speelt, zijn negen figuren toegevoegd, on<strong>de</strong>r wie een graaf Cortes (<strong>de</strong><br />

achternaam van <strong>de</strong> Spaanse schil<strong>de</strong>r die <strong>de</strong> <strong>Couperus</strong>sen in 1912 in Florence ontmoet hebben),<br />

en een markiezin Donati (<strong>de</strong> achternaam van een van Emma Garzes' kennissen, die in een brief<br />

genoemd wordt); (c) <strong>de</strong> omstre<strong>de</strong>n ‘tijd’ van <strong>de</strong> roman is hier precies gefixeerd, maar ingekort<br />

tot een jaar: ca. februari/maart 1885- februari / maart 1886. Daar het stuk opent met Elines<br />

verjaardag, zou men hieruit moeten opmaken dat <strong>de</strong> beginscènes van <strong>de</strong> roman in november<br />

1884 vallen. Maar bin<strong>de</strong>nd is dit niet: Eline sterft twee jaar te vroeg!<br />

3 Het theater Herengracht 13 werd van 1913 tot 1917 bespeeld door Verka<strong>de</strong> (met Die<br />

Haghespelers), die echter in augustus 1917 naar Amsterdam vertrok.<br />

4 ‘De tooveressen’ Groot-Ne<strong>de</strong>rland XVI (1918), I, 191-196); niet gebun<strong>de</strong>ld maar apart uitgegeven<br />

door Richard Erbe als: <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, De tooveressen. Twee<strong>de</strong> idylle van Theokritos (1973).<br />

- ‘De cycloop’ (Groot-Ne<strong>de</strong>rland XVI (1918), I, 500-502), in Proza III, 216-218.<br />

5 ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. (Persoonlijke herinneringen)’, in De Amsterdammer (1923), 28 juli.<br />

6 Annie Salomons (ed. Harry G.M. Prick), Herinneringen uit <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> tijd (1984), 53.<br />

7 ‘Querido's Koningen’ (Groot-Ne<strong>de</strong>rland XVII (1919), I, 460 e.v.), in Proza II, 156-167; 158.<br />

8 ‘Plinius <strong>de</strong> Jongere’, in Proza I, 286-292.<br />

9 ‘Julianus laatste ure’ (Groot-Ne<strong>de</strong>rland XVII (1919). I, 173-177), in Proza II, 72-78.<br />

10 Amice, 206 nr.602.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


11 Uitvoeriger hierover in het zes<strong>de</strong> hoofdstuk, I Frans Vlielan<strong>de</strong>r Hein zou op 15 maart 1919 te<br />

Christiania (Oslo) trouwen met <strong>de</strong>ze actrice, die daar<strong>voor</strong> van Eduard Verka<strong>de</strong> is geschei<strong>de</strong>n.<br />

Op weg naar Holland verging hun schip en bei<strong>de</strong>n zijn jammerlijk omgekomen.<br />

12 Deze gegevens zijn gevon<strong>de</strong>n en uitgewerkt door Gerda van Wou<strong>de</strong>nberg, wie hier<strong>voor</strong> veel<br />

dank toekomt.<br />

13 Maatstaf II (1963), 222, nr.89.<br />

14 Polak, <strong>Couperus</strong> en oudheid, 34.<br />

15 Zie noot 10.<br />

16 Brief in particulier bezit (vrien<strong>de</strong>lijk ter inzage van ir. G.Aletrino).<br />

17 Niet na<strong>de</strong>r gedateerd knipsel in het Letterkundig Museum.<br />

18 Hij is overle<strong>de</strong>n op 17 april 1922.<br />

19 Maatstaf II (1963), 222 nr.90.<br />

20 Groot-Ne<strong>de</strong>rland XVI (1918), II, 233-276; 349-392; 469-520; 613-650.<br />

21 Zie ook ‘Kind-van-zijn-tijd’ (H.P. 12 augustus 1916), in Proza III, 20-22.<br />

22 Dr. Elizabeth Visser, <strong>Couperus</strong>, Grieken en Barbaren (1969), 19-39 en passim.<br />

23 Over Vitruvius, Mialaret en <strong>Couperus</strong>, zie: Antoine Bodar, ‘Vitruvius in <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n’, in<br />

Ne<strong>de</strong>rlands Kunsthistorisch Jaarboek 1984 (1985), 3, 82-83.<br />

24 Amice, 207 nr.606.<br />

25 ‘Vitruvius' Tien boeken over <strong>de</strong> bouwkunst. Vertaald en toegelicht door Ir. H.A. Mialaret’ (Vad.<br />

20 oktober 1918), in Proza II, 96-102.<br />

26 ‘Straatschen<strong>de</strong>rij’ (Vad. 31 juli 1918), in Maatstaf II (1963), 224 nr.92. - Erbe, Nag. werk, 191.<br />

27 Dr. Tjaard W.R. <strong>de</strong> Haan, Terug<strong>de</strong>nken in dankbaarhied (1981), 199.<br />

28 Jaap Harten, Else Mauhs. De ontvoering van een legen<strong>de</strong> (1984), 46.<br />

29 V. Booven, Leven, 45.<br />

30 I<strong>de</strong>m, 46.<br />

31 Bastet. Zuil, 221.<br />

32 D.Hans, in Stad en Land (1918), 12 oktober.<br />

33 Het Va<strong>de</strong>rland, 8 juni (1923),-Bastet, Zuil, 49. - Volgens Henri van Booven in Onze Eeuw<br />

(1923), IV. 224, zou <strong>Couperus</strong> eens tegen hem. gezegd hebben: ‘Ik geef niet meer om Elien.’<br />

34 Zie noot 27, 48-50 (met facsimile).<br />

35 I<strong>de</strong>m, 50.<br />

36 ‘De vrijers’ (Vad. 1 september 1918), in Proza II, 7-13.<br />

37 ‘De gymnosofisten’ (Vad. 15 september 1918), in Proza III, 26-32.<br />

38 Polak, <strong>Couperus</strong> en oudheid, 37.<br />

39 Paradijzen 1, 4, bij mon<strong>de</strong> van mevrouw E.W.J. Bueno <strong>de</strong> Mesquita: ‘... <strong>de</strong> brieven dateeren<br />

dan ook alle van af dien tijd [1906] tot aan enkele jaren nà <strong>de</strong>n oorlog.’<br />

40 I<strong>de</strong>m II, 35 nr. 39.<br />

41 Het heeft na <strong>de</strong>ze brief haast iets komisch te lezen wat V.Tricht, Verkenning, 193-194, over<br />

<strong>Couperus</strong>' werk uit <strong>de</strong> oorlogsperio<strong>de</strong> te ber<strong>de</strong> brengt: ‘Dat <strong>Couperus</strong> juist nu in enkele jaren<br />

zes van zijn evenwichtigste werken schrijft, zon<strong>de</strong>r parti-pris, zon<strong>de</strong>r overspanning, met min<strong>de</strong>r<br />

taal-acrobatiek-dat schrijf ik toe aan <strong>de</strong> innerlijke zekerheid die hij verworven had.’ - Dit houdt<br />

overwaar<strong>de</strong>ring van die romans in, naast on<strong>de</strong>rwaar<strong>de</strong>ring van zijn vroegere boeken, en geeft<br />

blijk van een fundamenteel onbegrip van <strong>Couperus</strong> als kunstenaar in het algemeen en van zijn<br />

ontwikkeling in het bijzon<strong>de</strong>r.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


Zes<strong>de</strong> hoofdstuk<br />

561<br />

I 1918-1920<br />

Querido's koningen. Het ein<strong>de</strong> van <strong>de</strong> psychologische roman. De auteur is niet van<br />

belang. Prins en prinses Von Thurn und Taxis. Lezing in Delft. Dood van Frans<br />

Vlielan<strong>de</strong>r Hein en Enny Vre<strong>de</strong>. <strong>Couperus</strong> rouwt. W.F.C. Timmermans. Iskan<strong>de</strong>r<br />

ontstaat. Herman Robbers. Dood van L.J. Veen. Dood van Benjamin Vlielan<strong>de</strong>r<br />

Hein. A.H.W. van Blijenburgh. Reputatie, androgynie, Haags ze<strong>de</strong>nschandaal. ‘Ziek<br />

en nerveus’. Franse lezingen. Worstelwestrij<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> Boekhorststraat. De binocle<br />

een ou<strong>de</strong>r verhaal? Engelse vertalingen door ‘Tex’.<br />

II 1920-1921<br />

Afrikaanse reis: Algiers, Constantine, Biskra, Touggourt, Timgad, Tunis. Georges<br />

Carpentier. Met <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> in Parijs. Indische plannen in Den Haag. Met <strong>Louis</strong><br />

<strong>Couperus</strong> in London Season. <strong>Couperus</strong> als beroemdheid. Myra Hess. Sir Edmund<br />

Gosse. Fotoportretten door E.D.Hoppé. Re<strong>de</strong>voeringen. Laatste lezing in Kleykamp.<br />

Der<strong>de</strong> reis naar Indië, <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Haagsche Post.<br />

III 1921-1922<br />

Jan Feith. L.C. Westenenk. Deli. Java. Ou<strong>de</strong> herinneringen. Hôtel <strong>de</strong>s In<strong>de</strong>s. Lezingen.<br />

Batavia, Buitenzorg, Garoet. Thilly Weissenborn. Solo, Djokja, <strong>de</strong> Boroboedoer.<br />

Inci<strong>de</strong>nt in Soerabaja. Bali. Naar Japan. Luxe in Hongkong. Oorlog in China. Macao.<br />

Sjanghai. Ziek in Kobe. Kyoto, Nara, en opnieuw ernstig ziek: zeven weken in<br />

hospitaal te Kobe. Yokohama, <strong>de</strong> Fujiyama, Tokio, Nikko. Hoeren en geisja's. Ziek<br />

in Singapore. Brieven aan. Van Oss en Johan <strong>de</strong> Meester. Met mevrouw Band<br />

gerepatrieerd. Ziek in Den Haag. Oostwaarts, Nippon en begin van Het snoer <strong>de</strong>r<br />

ontferming. Plannen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> dag: niet Italië maar De Steeg.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


562<br />

IV 1922-1923<br />

Verhalen en Intieme impressies. Kachelsmid Kees. Einstein. Ouida en Zola. De<br />

koning van Zwe<strong>de</strong>n, burgemeester De Vlugt en <strong>de</strong> literaire fantaste. Naar De Steeg,<br />

met Brinio. Hôtel De Engel. 't Sunneke. Ziekte. Tollensprijs. Brief aan Wagen<strong>voor</strong>t.<br />

Van Oss organiseert <strong>Couperus</strong>huldiging in Kleykamp: <strong>de</strong> auteur zestig jaar.<br />

Interviews. Geld. Feestre<strong>de</strong> door Van Deyssel. Rid<strong>de</strong>r in <strong>de</strong> Or<strong>de</strong> van <strong>de</strong><br />

Ne<strong>de</strong>rlandsche Leeuw.<br />

V 1923-latere tijd<br />

Dankbetuigingen. Ziekte. De nichtjes Betty en <strong>Louis</strong>e. Japanse verhalen;<br />

doodsmotieven, berusting, wijsheid. E.A.E.Libosan, stationschef. Afscheid in<br />

kiezelsteen. Neusontsteking. Opname in Velp, terugkeer en dood op 16 juli.<br />

Diagnoses. Crematie op Westerveld. Persreacties. Elisabeth in <strong>de</strong> redactie van<br />

Groot-Ne<strong>de</strong>rland opgenomen. Veelbeloven<strong>de</strong> contracten met teleurstellen<strong>de</strong><br />

resultaten. Testament: <strong>Couperus</strong>prijs. Oprichting van Genootschap <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong><br />

in 1928. Collecties, enthousiaste bewon<strong>de</strong>raars, bijna-vergetelheid. <strong>Couperus</strong> redivivus<br />

in het mo<strong>de</strong>rne on<strong>de</strong>rzoek. <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, een schrijver <strong>voor</strong> <strong>de</strong> toekomst.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


I [1918-1920]<br />

563<br />

Men zou verwachten dat het ein<strong>de</strong> van <strong>de</strong> wereldoorlog <strong>Couperus</strong> nieuwe moed en<br />

levensvreug<strong>de</strong> zou hebben gegeven. Zijn laatste brief aan Emma Garzes toont echter<br />

aan dat hij, zoals dikwijls tussen twee boeken in, niet opgewekt was. Ne<strong>de</strong>rland<br />

beklem<strong>de</strong> hem. Hij snakte er naar weg te komen, ver hier vandaan. Dat hij zich niet<br />

goed voel<strong>de</strong>, kan nauwelijks alleen aan malaria (?) toegeschreven wor<strong>de</strong>n. Eer<strong>de</strong>r<br />

zullen wij moeten <strong>de</strong>nken aan overwerktheid, en dat is ook geen won<strong>de</strong>r als wij zijn<br />

enorme, niet aflaten<strong>de</strong> produktie overzien.<br />

Toch zijn niet al zijn brieven uit <strong>de</strong>ze tijd zo neerslachtig van toon als <strong>de</strong> juist<br />

genoem<strong>de</strong>. Bij herhaling correspon<strong>de</strong>er<strong>de</strong> hij op nogal opgewekte wijze met <strong>de</strong> jonge<br />

romancier Charles van Iersel, die hij hielp bij diens eerste letterkundige pogingen.<br />

Titels die Van Iersel bedacht als ‘De moeizame dood', of, nog erger,’ ‘Doo<strong>de</strong>nbruiloft’<br />

<strong>de</strong><strong>de</strong>n <strong>Couperus</strong> weliswaar het hoofd schud<strong>de</strong>n (‘ik vind <strong>de</strong>n titel zoo-zoo’) 1 daar hij<br />

ze veel te somber vond, maar niettemin bleef hij <strong>de</strong> aankomen<strong>de</strong> schrijver goe<strong>de</strong><br />

raad geven. Hij <strong>de</strong>ed dit niet alleen literair, soms ook trachtte hij hem moreel te<br />

steunen. Zo kreeg <strong>de</strong>, ongetwijfeld homoseksuele, jongeman eens een advies dat<br />

zij<strong>de</strong>lings een licht werpt op <strong>Couperus</strong>' eigen opvattingen en ervaringen in die tijd: 2<br />

‘... <strong>de</strong>nk niet al te romantiesch over <strong>de</strong> “verachting”, die <strong>de</strong> menschen je toedragen.<br />

De “menschen” <strong>de</strong>nken tegenwoordig over vele dingen humaner dan zij gewoon<br />

waren, ik meen <strong>de</strong> intelligente menschen. Heb alleen van jou kant <strong>de</strong>n tact ze niet<br />

noo<strong>de</strong>loos te ergeren en te tarten. <strong>Een</strong> beetje diplomatie is noodig in <strong>de</strong> levenskunst.<br />

Kom maar weêr eens aan als het niet gaat en je je ongelukkig voelt. Meld dan even<br />

<strong>de</strong>n vorigen dag je bezoek. Maar vind <strong>voor</strong>al je troost in mooi, ernstig werk te maken.<br />

Ik ben overtuigd, dat je een toekomst hebt.’ - <strong>Een</strong> brief die <strong>Couperus</strong> van zijn aardigste<br />

kant toont.<br />

Op 5 <strong>de</strong>cember 1918 schreef hij Van Iersel zelfs een bijzon<strong>de</strong>r lange.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


564<br />

va<strong>de</strong>rlijke brief met nieuwe raadgevingen: 3 ‘Ik liet U lang op antwoord wachten: ten<br />

eerste was ik ziek, malaria, die ie<strong>de</strong>ren dag terug komt en mij niet geschikt maakte<br />

met aandacht te lezen wat gij mij zon<strong>de</strong>. En daarna... àls ik las wat ge mij zondt,<br />

vol<strong>de</strong>ed het mij maar half en dit stel<strong>de</strong> ik dan uit U te schrijven. Maar nu moet ik het<br />

maar zeggen, al zal het U leed doen: het is werkelijk veel beter, dat ik maar hard en<br />

wreed blijf, dan vergoêlijkend en me<strong>de</strong>doogend. Zie eens hier: ge zijt een geboren<br />

schrijver en ik wil alle hoop op U blijven behou<strong>de</strong>n maar ge laat U veel te veel<br />

koortsig <strong>voor</strong>t jagen door Uw eigen virtuoziteit en gemak-van-vlot-schrijven. Er is<br />

geen verhouding en maat, noch in <strong>de</strong> on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>elen van Uw grootere verhalen, noch<br />

zelfs in Uw zinnen. [...]<br />

Ge moet leeren inzien wat U ontbreekt en dat is veel. Ge moet werken en daarme<strong>de</strong><br />

bedoel ik niet het eene na het an<strong>de</strong>re schrijven: ik weet nu wel, dat ge dat kunt. Met<br />

werken bedoel ik ook niet overwerken en cizeleeren, hoewel Uw stijl door overhaastig<br />

neêrpennen wel eens verslordigt en verwatert. Met werken bedoel ik <strong>voor</strong>al in <strong>de</strong>n<br />

geest het te schrijven verhaal zuiver en in conciezen vorm klaar hebben, geestelijk<br />

reeds even-wicht voelen tusschen <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> <strong>de</strong>elen <strong>de</strong>r compozitie, die als<br />

een gebouw, als een portiek, als een tempel U <strong>voor</strong> oogen moeten staan, vóor ge<br />

schrijven gaat: Weten naar welk hoogtepunt ge streeft in Uw verhaal om dan zuiver<br />

gelei<strong>de</strong>lijk te dalen naar het ein<strong>de</strong>. En dan, met te mooi willen doen. De helft van<br />

Uw adjectieven schrappen. De zinnen niet zoo ein<strong>de</strong>loos rekken met aanhangsels en<br />

nog eens aanhangsels. Dui<strong>de</strong>lijker Uwe personen <strong>voor</strong> oogen stellen, ook al is Uw<br />

fort meer te beschrijven wat er in hen omgaat. Maar, in Gods naam, niet altijd mooi<br />

willen doen, en niet spreken van een sarong met mouwen: ge bedoelt een kimono;<br />

een sarong is een rechte lap. [...]<br />

Nu moet ge zoo bewust weten te werken: Als ge het poogt, ben ik overtuigd, dat<br />

ge het zult kunnen. Hebt ge nu weêr eens een i<strong>de</strong>e, caresseer die dan een tijd in Uw<br />

gedachte en schrijf het niet da<strong>de</strong>lijk in een koorts-vlaag op. Uw toekomst zal U niet<br />

ontgaan, als ge sterk tegenover Uw fouten staat en die fouten leert inzien.’<br />

<strong>Een</strong> en an<strong>de</strong>r verraadt het nodige van <strong>Couperus</strong>' eigen aanpak. Wat hij schreef,<br />

had hij van tevoren nauwkeurig overdacht, elke dag opnieuw. De bouw van zijn<br />

verhalen overwoog hij heel precies, <strong>voor</strong> er een letter van op papier kwam. <strong>Couperus</strong><br />

moet <strong>voor</strong> Van Iersel wel een bijzon<strong>de</strong>re sympathie gekoesterd hebben, dat hij bereid<br />

was hem een zo lange brief<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


565<br />

vol nuttige aanwijzingen te sturen: ‘Ik ben het verleerd brieven te schrijven en heb<br />

er ook geen tijd toe’, lezen wij el<strong>de</strong>rs. 4<br />

Hoe <strong>Couperus</strong> in het algemeen dacht over het werk van an<strong>de</strong>re Ne<strong>de</strong>rlandse auteurs<br />

uit die tijd komen wy slechts een enkele maal aan <strong>de</strong> weet. In januari 1919, bij<br />

<strong>voor</strong>beeld, stuur<strong>de</strong> Querido hem zijn ein<strong>de</strong>lijk verschenen opus magnum ‘De ou<strong>de</strong><br />

waereld I’. Koningen. <strong>Couperus</strong> wist al enigszins waar het over ging. Op 20 januari<br />

antwoord<strong>de</strong> hij: 5 ‘Waar<strong>de</strong> vriend en groote me<strong>de</strong>broe<strong>de</strong>r. <strong>Een</strong> groote vreug<strong>de</strong> is het<br />

mij geweest “De ou<strong>de</strong> Waereld” van U ten geschenke te moge ontvangen; een grootere<br />

vreug<strong>de</strong> werd het, toen ik dit won<strong>de</strong>rmooie boek begon te doorbla<strong>de</strong>ren eerst, en<br />

toen aandachtig te lezen en te herlezen. Gij hebt een immense daad gedaan, waarop<br />

gij trotsch moogt zijn en onze Moe<strong>de</strong>r, <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandsche muze, met U. Ik beschouw<br />

Uw boek als het bizon<strong>de</strong>rste werk, dat se<strong>de</strong>rt vele jaren in onze letterkundige wereld<br />

aan <strong>de</strong>n dikwijls zoo valen horizon is verschenen; het is een stralen<strong>de</strong> zon, Ormoezd<br />

gelijk. Ik zoû U willen omhelzen <strong>voor</strong> dit werk. Maar zoo uitbundig mogen wij hier<br />

in het eeuwig mistige Noor<strong>de</strong>n niet zijn. Ik ben reeds se<strong>de</strong>rt maan<strong>de</strong>n ziek en werk<br />

hier niet, maar ik hoop, zoo niet binnenkort, toch van het <strong>voor</strong>jaar over Uw werk in<br />

“Groot-Ne<strong>de</strong>rland” te schrijven. [...] Mocht ge eens in Den Haag komen, en ge wilt<br />

eens aankomen, dan zal het mij een feest zijn U te ontvangen.’<br />

Zulke feestelijke en prijzen<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n vloei<strong>de</strong>n <strong>Couperus</strong> maar heel zel<strong>de</strong>n uit<br />

<strong>de</strong> pen, en wie he<strong>de</strong>n ten dage Koningen nog eens tracht te lezen zal zich wel<br />

verwon<strong>de</strong>ren over zijn enthousiasme, maar dit terzij<strong>de</strong>. Wat zijn belofte betreft hield<br />

hij woord. In<strong>de</strong>rdaad is hij in een bespreking uitvoerig op het boek ingegaan. 6<br />

Tevens heeft hij daarin zijn mening te kennen gegeven over <strong>de</strong> jongste Ne<strong>de</strong>rlandse<br />

literatuur meer in het algemeen. Wat het niveau daarvan betreft, was hij niet<br />

pessimistisch. En toch had hij zijn be<strong>de</strong>nkingen: 7 ‘Onzer dagen bloeien in <strong>de</strong>n lan<strong>de</strong><br />

vele talenten. Onze schrijvers en schrijfsters zijn bijna allen talentvolle; zij hebben<br />

bijna allen min of meer talent en onze he<strong>de</strong>ndaagsche letterkun<strong>de</strong> is <strong>de</strong> bij<br />

uitnemendheid talentvolle, rijk bezaaid met romans en novellen: over <strong>de</strong>n dauwregen<br />

<strong>de</strong>r jeugdige poëzie wil ik op dit oogenblik niet spreken als zijn<strong>de</strong> te gewagen van<br />

<strong>de</strong>zen overvloed niet ad rem. Het gaat maar door: roman volgt roman, novelle novelle;<br />

men behoeft maar redakteur van een maandschrift te zijn om aan <strong>de</strong>n lijve te<br />

on<strong>de</strong>rvin<strong>de</strong>n hoeveel talentvols in novelle en roman er<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


566<br />

door onze letterkundigen geproduceerd wordt. Het is alles zoo talentvol, dat ge geen<br />

oogenblik éen oogenblik van matheid u durft veroorloven en u wel overgeven moet<br />

aan zorgvuldige doorlezing van <strong>de</strong> u door zoo vele talenten <strong>voor</strong>geleg<strong>de</strong> litteraire<br />

kunstproducten. Ter beoor<strong>de</strong>eling. Ter vaststelling of dit koortsachtig afgeroffel<strong>de</strong><br />

handschrift of die zorgvuldig getikte copie <strong>de</strong> eer waard is opgenomen te wor<strong>de</strong>n in<br />

het tijdschrift, welks goe<strong>de</strong> reputatie ge moet bevor<strong>de</strong>ren. Te weigeren is bijna nooit<br />

een vereischte: eigenlijk is àl het ingezon<strong>de</strong>ne aan te nemen want talentvol in hooge<br />

mate.’<br />

Desondanks was <strong>Couperus</strong>, die wij hier bij uitzon<strong>de</strong>ring eens horen in zijn rol van<br />

redacteur, <strong>de</strong> opvatting toegedaan dat dit werk geen enkele toekomst meer had: 8 ‘Ik<br />

kan mij vergissen maar <strong>voor</strong> mij staat het vast, dat geheel <strong>de</strong>ze litteratuur - op een<br />

enkel meer dan talentvol en reprezentatief werk na - ten on<strong>de</strong>rgang is gedoemd binnen<br />

een halve eeuw, binnen tien jaren, binnen morgen - ochtend. Voor mij is <strong>de</strong><br />

psychologische, bour-geoise roman en het dito kortere verhaal geschreven. Er is niet<br />

meer aan toe te voegen. Het is een uitgeput genre, dat nu geduurd heeft van-af<br />

Madame Bovary of vroeger.’<br />

Querido's Koningen echter beschouw<strong>de</strong> hij als een geheel apart genre, en hij vond<br />

het boek bovendien bijna volmaakt gelukt: ‘<strong>de</strong> kunst van wie een god en een daimon<br />

wil<strong>de</strong> zijn op het oogenblik zijner naschepping <strong>de</strong>s Verle<strong>de</strong>ns...’ In het bijzon<strong>de</strong>r<br />

bewon<strong>de</strong>r<strong>de</strong> hij <strong>de</strong>compositie van het boek. Daarnaast echter kwam nog iets heel<br />

an<strong>de</strong>rs aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong>: 9 ‘Mij dunkt’, schreef hij, ‘een <strong>de</strong>rgelijk werk van terugblik naar<br />

door een kunstenaar beziel<strong>de</strong> Verle<strong>de</strong>ns-schoonheid, is juist <strong>de</strong> roman, juist het<br />

romantische werk, dat onze uitgebloei<strong>de</strong>, uitgebloe<strong>de</strong>, mo<strong>de</strong>rne litteratuur behoeft,<br />

eer zij krachtdadig is om te geven het epos <strong>de</strong>r Nieuwe Tij<strong>de</strong>n.’ Het was weer eens<br />

zijn zo vaak bele<strong>de</strong>n eigen adagium, nu toegepast op een ‘groote me<strong>de</strong>broe<strong>de</strong>r’.<br />

Waarschijnlijk heeft <strong>de</strong> lectuur van Koningen het hem opnieuw met grote intensiteit<br />

doen beseffen: zo intens, dat hij op dit ogenblik <strong>de</strong>finitief besloten kan hebben zelf<br />

<strong>de</strong> roman van een an<strong>de</strong>re koning te schrijven, <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis van Alexan<strong>de</strong>r <strong>de</strong><br />

Grote. Over Iskan<strong>de</strong>r hebben wij <strong>Couperus</strong> tot dan toe nog niet gehoord.<br />

<strong>Een</strong> curieuze passage in zijn bespreking is ook die waarin hij uiteenzette dat er<br />

langzamerhand veel te veel aandacht aan <strong>de</strong> persoon van mo<strong>de</strong>rne auteurs besteed<br />

werd, wat ten koste moest gaan van <strong>de</strong> belangstelling <strong>voor</strong> het boek zelf. Ook daarom<br />

juist was Koningen zo goed: 10 ‘Omdat het <strong>de</strong>n<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


567<br />

lezer ein<strong>de</strong>lijk alléén belang doet stellen in het boek zelve en niet <strong>de</strong> ziekelijke<br />

belangstelling [wekt] in <strong>de</strong>n auteur, die het boek schrijft. Deze belangstelling werd<br />

in onze tij<strong>de</strong>n, door het te veel blootgeven van <strong>de</strong>s schrijvers ziel in lyriesch of zelfs<br />

epiesch werk - hij kon op dat oogenblik wellicht niet an<strong>de</strong>rs - zoo overdreven, dat<br />

enkele litteraire kunstbeoor<strong>de</strong>elaars niet schroom<strong>de</strong>n, in blasé-heid van <strong>de</strong> kunst<br />

zelve, met ophef en trots te verzekeren, dat <strong>de</strong> psyche van <strong>de</strong>n auteur hun meer belang<br />

inboezem<strong>de</strong> dan het door hem gedichte werk, dat <strong>voor</strong> hen lag. Maar wat kon het<br />

mij schelen, toen ik <strong>voor</strong> het eerst Salammbô las, wat Flaubert bad gedacht, gedaan,<br />

bemind of niet bemind, ja gegeten of niet gegeten? Wat raakte het mij, wie of wat<br />

Jean Lombard was - of hij dood was of leef<strong>de</strong> - toen ik in “Bysance” het antieke<br />

Byzantium <strong>voor</strong> mij herleven zag? Wat, toen ik mevrouw Bosboom-Toussaints niet<br />

aan compozitie rijke maar toch zoo eerlijk enthoeziast geschreven, historische verhalen<br />

wel wist te waar<strong>de</strong>ren, <strong>de</strong>er<strong>de</strong> het mij te weten <strong>de</strong> détails van haar persoonlijk leven?’<br />

Met <strong>de</strong>ze <strong>voor</strong> 1919 toch wel zeer mo<strong>de</strong>rne opvatting stond <strong>Couperus</strong>, lang <strong>voor</strong><br />

Merlyn, vrijwel alleen. Uit zijn bouta<strong>de</strong> spreekt een onverwachte behoefte zichzelf<br />

zoveel mogelijk achter het boek te verbergen. Geen won<strong>de</strong>r dat hij in <strong>de</strong> niet bepaald<br />

talrijke interviews die hij in <strong>de</strong> loop van zijn schrijverscarrière gegeven heeft zich<br />

zo weinig ge<strong>de</strong>tailleerd over zichzelf heeft uitgelaten. Dit neemt niet weg dat het<br />

<strong>voor</strong>al uit zijn mond een discutabele uitspraak is. Weinig schrijvers immers hebben<br />

zóveel, in grote <strong>de</strong>len van hun werk, over zichzelf en hun dagelijkse<br />

we<strong>de</strong>rwaardighe<strong>de</strong>n geschreven als nu juist <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, Hoogewal 2, Den Haag.<br />

- Dat Elisabeth na zijn dood zo veel mogelijk egodocumenten van haar echtgenoot<br />

heeft getracht te vernietigen, was echter wel in zijn geest.<br />

Over het Hollandse klimaat hield <strong>Couperus</strong> niet op zich diep te beklagen, ook <strong>de</strong>ze<br />

nieuwe winter niet. Aan een kennis wiens naam wij in <strong>de</strong>ze tijd wel vaker horen, <strong>de</strong><br />

ritmeester <strong>de</strong>r cavalerie A.H.W. van Blijenburgh, schreef hij op 30 januari 1919 11<br />

dat hij ‘al dien tijd zeer geïmpressioncerd [was] geweest door mist en regen: nu het<br />

vriest, voel ik mij beter’.<br />

Als altijd ging hij's avonds veel uit. Nu eens bezocht hij een Mengel-bergconcert<br />

- ‘verle<strong>de</strong>n was <strong>de</strong> IX<strong>de</strong> Mahler prachtig, en van een heel bizon<strong>de</strong>re emotie, die zoo<br />

wel Betty als mij zeer heeft aangedaan’ -, dan weer ging hij samen mét Mengelberg<br />

dineren of souperen bij dr. A. Bre-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


568<br />

dius op <strong>de</strong> Prinsegracht, die daar samenwoon<strong>de</strong> mee zijn vriend J.O.B. Kronig. Zoals<br />

vele tijdgenoten koester<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> een grote verering <strong>voor</strong> <strong>de</strong> dirigent. Hij schreef<br />

later: 12 ‘Naar Mengelberg ga ik toe <strong>voor</strong> mijn cultuur en <strong>de</strong> hoogere ontwikkeling<br />

mijner psyche, en hoe prachtig en machtig Mengelberg mij meestal aanpakt, ik kom<br />

meestal doodmoê na zoo een weêrgâlooze in wijding in het Rijk <strong>de</strong>r Muziek thuis.<br />

Zoo moê, dat ik - toen wij vroeger wel eens na die concerten te zamen soupeer<strong>de</strong>n<br />

bij gemeenschappelijke vrien<strong>de</strong>n, kom, ik mag wel zeggen dat het ten huize van Dr.<br />

Bredius was - ik Mengelberg beken<strong>de</strong>: “Ik kan alleen maar <strong>voor</strong> <strong>de</strong> pauze met <strong>de</strong>votie<br />

luisteren, maar een héél concert is mij te lang; zal u niet boos zijn, als u ziet, dat ik<br />

stilletjes ben weggegaan vóór het ein<strong>de</strong>? En dan, u weet: ik weet niets van muziek;<br />

ik vóél die maar.” Waarop Mengelberg dan wel eens antwoord<strong>de</strong>, dat hij niet boos<br />

zou zijn als hij zag, dat ik geeclipseerd was <strong>voor</strong> het ein<strong>de</strong>-wij had<strong>de</strong>n steeds prachtige<br />

balconplaatsen door bizon<strong>de</strong>re faveur en Mengelberg zàg onsterwijl hij mij gelukkig<br />

maakte door te verzekeren, dat het beter was muziek te voelen dan te weten. Waarna<br />

<strong>de</strong> champagne bruiste in fijnstgeslepenen kelk.’<br />

<strong>Een</strong> an<strong>de</strong>re kennis uit <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> was <strong>de</strong> prins Von Thurn und Taxis. Deze moet<br />

<strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong>gesteld hebben aan zijn zuster Marie, tij<strong>de</strong>ns een bezoek van haar,<br />

daar zij <strong>Couperus</strong> treffend heeft beschreven: 13 ‘rasend unterhaltend und interessant<br />

aber zu komisch - un gros Monsieur d'un certain âge, membru et ventru, chauve, un<br />

visage large, range, rasé, <strong>de</strong>s mains énormes-et <strong>de</strong>s petits gestes précieux <strong>de</strong><br />

bayadère.’<br />

Lezingen hield hij nu veel min<strong>de</strong>r. Wel trad hij op 23 maart te Delft op in het<br />

expositiezaaltje In die Coom Schuere, met impressies van Venetië, Ravenna, Florence<br />

en Sicilië. De Delftsche Courant schreef vier dagen later: ‘De schil<strong>de</strong>rijen langs <strong>de</strong>n<br />

wand, <strong>de</strong> met matten be<strong>de</strong>kte vloer, het lustig knappen<strong>de</strong> vuurtje in <strong>de</strong>n open haard,<br />

<strong>de</strong> oud-Hollandsche stoelen, in een woord <strong>de</strong> geheele aankleeding gaf aan het interieur<br />

een zeer gezellig cachet, dat nog verhoogd werd doordat het zaaltje flink gevuld was<br />

met een uitgelezen publiek. [...] Met aandacht volg<strong>de</strong>n <strong>de</strong> aanwezigen <strong>de</strong> <strong>voor</strong>dracht<br />

en hun instemming en sympathie uitten zich aan 't slot in een dankbaar applaus.’ 14<br />

Bleef hij thuis, dan las hij met veel belangstelling weer in zijn antieke schrijvers.<br />

Ditmaal waren het Quintus Curtius Rufus, Arrianus en Plutarchus die hem intensief<br />

bezighiel<strong>de</strong>n. Uit hun werken putte hij <strong>de</strong> stof <strong>voor</strong><br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


569<br />

Iskan<strong>de</strong>r. 15 Overdag werkte hij dikwijls in <strong>de</strong> Koninklijke Bibliotheek, waar <strong>de</strong><br />

directeur W.G.C. Byvanck hem een apart vertrek ter beschikking stel<strong>de</strong>, met een<br />

fonteintje opdat hij telkens als hij dat wil<strong>de</strong> zijn han<strong>de</strong>n kon wassen. 16<br />

Overigens had hij Xerxes nog niet bij een uitgever kunnen on<strong>de</strong>rbrengen. In een<br />

van zijn laatste brieven aan Veen - die niet lang meer te leven had - lezen wij (d.d.<br />

14 februari 1919): 17 ‘Amice. Zoudt gij lust hebben weêr eens iets van mij uit te geven,<br />

n.l. Xerxes of De Hoogmoed. (4 nummers Groot-Ne<strong>de</strong>rland. Sept. Okt. Nov. Dec.)<br />

Nijgh en Van Ditmar biedt er mij te weinig <strong>voor</strong>; hij vindt het geen zeer verkoopbaar<br />

boek, schijnt het,- een vreem<strong>de</strong> taxatie, als ik daar over stel, dat Mej. Else Otten,<br />

mijn Duitsche vertaalster, oogenblikkelijk <strong>de</strong> hand heeft gelegd op <strong>de</strong> vertalingsrechten<br />

van Xerxes, als arktuelle Stoffe, een zeer goed hon. er <strong>voor</strong> betaal<strong>de</strong> en <strong>de</strong>zer dagen<br />

- <strong>de</strong> vertaling is reeds klaar - trots revolutie en wat al niet meer, het boek in<br />

Duitschland verschijnt. Zijlstra's beschouwing [Doeke Zijlstra werkte <strong>voor</strong> Nijgh]<br />

lijkt mij dus werkelijk wat... bekrompen om niet dom te zeggen. Ik zoù met een hon.<br />

van ƒ 2500,- in eens, tevre<strong>de</strong>n zijn.’<br />

Ook Veen vond dit honorarium echter te hoog. <strong>Couperus</strong> heeft <strong>de</strong> roman toch aan<br />

Nijgh verkocht, <strong>voor</strong> een onbekend bedrag. (Het archief van <strong>de</strong>ze uitgeverij is in<br />

1940 bij het bombar<strong>de</strong>ment op Rotterdam verloren gegaan.) Zijn relatie met Nijgh<br />

& Van Ditmar had die met Veen langzamerhand bijna geheel vervangen. In oktober<br />

1918 was ook <strong>de</strong> bibliofiele boekuitgave van De o<strong>de</strong> in Rotterdam verschenen,<br />

gedrukt in, zo zegt het colofon, ‘<strong>de</strong> letter van <strong>de</strong> Roos en uitgegeven in<br />

twee-hon<strong>de</strong>rd-vijftig genummer<strong>de</strong> en door <strong>de</strong>n schrijver geteeken<strong>de</strong> exemplaren’.<br />

Bij die gelegenheid had <strong>Couperus</strong> De o<strong>de</strong> aan zijn neef F.E. Vlielan<strong>de</strong>r Hein<br />

opgedragen, Frans, die hem immers secretarisdiens een placht te bewijzen en op wie<br />

hij zoals wij weten buitengewoon gesteld was.<br />

Het jaar 1919 heeft <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong>, en <strong>voor</strong>al <strong>voor</strong> <strong>de</strong> familie Vlielan<strong>de</strong>r Hein,<br />

niet on<strong>de</strong>r een gelukkig gesternte gestaan. Sterfgevallen hebben hen achtervolgd.<br />

Als eerste was daar <strong>de</strong>ze lievelingsneef. Frans had in <strong>de</strong> loop van 1917 genegenheid<br />

opgevat <strong>voor</strong> Enny Vre<strong>de</strong>, <strong>de</strong> nog jonge vrouw en tevens steractrice van <strong>de</strong><br />

toneellei<strong>de</strong>r en acteur Eduard Verka<strong>de</strong>. 18 Hij moet haar hebben leren kennen via diens<br />

broer Ericus Verka<strong>de</strong>, een <strong>de</strong>r directeuren van <strong>de</strong> Gist- en Spiritusfabriek, waar hij<br />

zelf als jurist werkzaam was. Hoe dit ook zij, er groei<strong>de</strong> een lief<strong>de</strong>sverhouding uit<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


570<br />

die ertoe geleid heeft dat Enny Vre<strong>de</strong> en Eduard Verka<strong>de</strong> tot echtscheiding zijn<br />

overgegaan, een gebeurtenis die in Den Haag druk besproken is. Frans Vlielan<strong>de</strong>r<br />

Hein en Maria Magdalena Müller, zoals Enny Vre<strong>de</strong> eigenlijk heette, zijn op 15<br />

maart 1919 in Oslo-toen nog Christiania-in het huwelijk getre<strong>de</strong>n. Omstreeks half<br />

april keer<strong>de</strong>n zij terug met <strong>de</strong> Amstel I, een vrachtboot met passagiersaccommodatie.<br />

Maar zij zou<strong>de</strong>n Ne<strong>de</strong>rland nimmer weerzien. 19<br />

Het schip liep namelijk op een mijn. Van <strong>de</strong> opvaren<strong>de</strong>n is nooit meer iets gehoord.<br />

Aanvankelijk was het niet dui<strong>de</strong>lijk wat er gebeurd kon zijn. De Amstel I werd<br />

vermist. In <strong>de</strong> angstige onzekerheid die daar op volg<strong>de</strong> ging Elisabeth <strong>Couperus</strong>-Baud<br />

zelfs samen met an<strong>de</strong>re familiele<strong>de</strong>n naar een hel<strong>de</strong>rzien<strong>de</strong>. 20 Maar het lever<strong>de</strong> niets<br />

op. De couranten maakten op 16 april melding van <strong>de</strong> ramp, die <strong>voor</strong>al ook door <strong>de</strong><br />

dood van Enny Vre<strong>de</strong> grote opschudding verwekte. Op <strong>de</strong> Deense kust was een<br />

reddingboei aangespoeld die het vermoe<strong>de</strong>n wettig<strong>de</strong> dat het schip in<strong>de</strong>rdaad op <strong>de</strong><br />

al gevrees<strong>de</strong> mijn was gelopen. De precieze datum van Frans' overlij<strong>de</strong>n staat daarmee<br />

dus niet vast.<br />

De verslagenheid was groot. In zijn correspon<strong>de</strong>ntie is <strong>Couperus</strong> er telkens weer<br />

op teruggekomen. Op 27 april schreef hij aan W.E.J.Kuiper: 21 ‘Uw zoo bizon<strong>de</strong>r<br />

vrien<strong>de</strong>lijk en waar<strong>de</strong>erend schrijven over De O<strong>de</strong> heeft mij buitengewoon veel<br />

genoegen gedaan: U voelt zoo geheel met mij me<strong>de</strong> <strong>de</strong> schoonheid, die ik in <strong>de</strong>n<br />

geest gezien heb en dat U daarbij als “aca<strong>de</strong>micsch” man mijne omzwervingen in<br />

<strong>de</strong> antieke wereld toch nooit al te critiesch beschouwt, streelt natuurlijk wel mijn<br />

trots als dilettant en autodidakt. Mijn neef Frans Vlielan<strong>de</strong>r Hein, dien mijn vrouw<br />

en ik zoo innig, innig lief had<strong>de</strong>n en van wiens tragiesch eind met zijne vrouw U<br />

zeker gehoord zal hebben, had zoo een pleizier dit boekje eens zelf mooi uit te geven,<br />

het was geheel en al zijn i<strong>de</strong>e en ik zie hem nog zorgvuldig <strong>de</strong> dimensies van papier<br />

af meten... Zijn verlies is ons een onoverkomelijke smart.’<br />

Aan Leopold Aletrino, die <strong>Couperus</strong> kort daar<strong>voor</strong> een condoléance geschreven<br />

had, stuur<strong>de</strong> hij op 11 mei <strong>de</strong>ze bedankbrief: 22 ‘Het <strong>de</strong>ed mij pleizier weêr iets van<br />

U te hooren en het verheugt ons bei<strong>de</strong>n, mijne vrouw en mij, zéer, dat Uwe verdiensten<br />

we<strong>de</strong>rom erkend zijn en dat ge een prettige promotie in <strong>de</strong> journalistiek maakt. Het<br />

<strong>de</strong>ed ons leed nog geen gelegenheid te hebben gehad met. Uwe aanstaan<strong>de</strong> kennis<br />

te maken: mocht U spoedig eens met haar op een avond ten onzent willen komen<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


571<br />

praten, dan zullen wij dit zeer waar<strong>de</strong>eren. Mijne vrouw logeert op dit oogenblik te<br />

Rotterdam bij <strong>de</strong>n heer en mevrouw Vlielan<strong>de</strong>r Hein. Maar in Juni is zij terug.<br />

De rampzalige dood van onze lieve neef Frans, die ons zoo innig dierbaar was,<br />

heeft ons zwaar, heel zwaar getroffen: wij verliezen in hem meer dan ik U zeggen<br />

kan en er is nog immer een opstandigheid in ons tegen het Noodlot, dat juist <strong>de</strong>ze<br />

e<strong>de</strong>len, begaaf<strong>de</strong>n, jongen man ons ontnam. Hij was zoo geheel en al als een kind<br />

bij ons in huis: ie<strong>de</strong>reen waar<strong>de</strong>er<strong>de</strong> hem en dit beloftevol leven moest nu wor<strong>de</strong>n<br />

geknot. Waarom? vragen wij ons af. Waarom! Wij zijn innig bedroefd en danken U<br />

hartelijk <strong>voor</strong> Uwe <strong>de</strong>elneming.’ - Nog op 31 mei herhaal<strong>de</strong> hij aan W.F.C.<br />

Timmermans, die hij toch slechts oppervlakkig ken<strong>de</strong>: 23 ‘Mijn vrouw en ik hebben<br />

<strong>de</strong>ze laatste weken een allersmartelijkst leed door gemaakt om <strong>de</strong>n dood van mijn<br />

neef <strong>de</strong>n heer F.E. Vlielan<strong>de</strong>r Hein-onlangs in het huwelijk getre<strong>de</strong>n met Enny Vre<strong>de</strong>.<br />

Hij was ons innig dierbaar, een zoon gelijk, en zijn heen-gaan laat een groote leêgte<br />

in onzen kring en ons huis, waar hij zoo heel dikwijls kwam. Wij hebben <strong>de</strong>zen tijd<br />

eigenlijk geen an<strong>de</strong>re gedachte gehad dan <strong>de</strong>ze smart.’<br />

Als altijd trachtte <strong>Couperus</strong> het gele<strong>de</strong>n verlies te vergeten in zijn werk. De brief<br />

van 27 april aan Kuiper kreeg nog een postscriptum: 24 ‘U zal mij onverbeterlijk vin<strong>de</strong>n<br />

maar omdat ik in <strong>de</strong>ze tij<strong>de</strong>n, die <strong>de</strong> wereld doormaakt en die ik beleef, niet kan over<br />

mo<strong>de</strong>rne menschen schrijven, schrijf ik een roman: Alexan<strong>de</strong>r en <strong>de</strong> Vrouwen. Het<br />

is <strong>de</strong> roman van Alexan<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n Groote en zijne psychologische verwording in Azië.<br />

Quintus Curtius, Arrianus en Plutarchos zijn <strong>de</strong> groote bronnen... En zoo een werk<br />

troost mij, maar ik geloof wel, dat het vreemd is...’<br />

Vreemd of niet, het mid<strong>de</strong>l werkte goed. <strong>Couperus</strong> raakte er steeds meer in. Op<br />

een ochtend ging hij wan<strong>de</strong>len en had een verrassen<strong>de</strong> ontmoeting: na jaren niets<br />

meer van hem gehoord te hebben liep hij ineens <strong>de</strong> archeoloog H.M.R.Leopold tegen<br />

het lijf. Onmid<strong>de</strong>llijk nam <strong>Couperus</strong> hem mee naar <strong>de</strong> Hoogewal en Leopold moest<br />

er aan geloven: een aantal pagina's van het al geschreven ge<strong>de</strong>elte van Iskan<strong>de</strong>r las<br />

<strong>Couperus</strong> hem die zomermorgen <strong>voor</strong>. 25 Volgens Van Booven heeft dit nieuwe boek<br />

<strong>Couperus</strong>' ‘grootste lief<strong>de</strong> gehad en hij wenschte dat dit zijn laatste groote roman<br />

mocht zijn. Helaas, reeds wás het zóó beschikt.’<br />

Over <strong>Couperus</strong>' doen en laten in <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>re loop van 1919 is bij gebrek aan brieven<br />

of an<strong>de</strong>re documenten niet veel bekend. Waarschijnlijk zal hij<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


572<br />

meestentijds in Den Hang gebleven zijn, om er goed door te kunnen werken aan<br />

Iskan<strong>de</strong>r. 26 Ongebruikelijk <strong>voor</strong> zijn doen is een ietwat verbijsteren<strong>de</strong> open brief uit<br />

<strong>de</strong>ze tijd, gericht aan Herman Robbers en gepubliceerd in Groot-Ne<strong>de</strong>rland, die ons<br />

een buitengewoon kwa<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> laat zien. 27 Haast boosaardig reageert hij daarin<br />

op een aanval die Robbers zich gepermitteerd had naar aanleiding van <strong>Couperus</strong>'<br />

bespreking van Querido's Koningen. Hij vond dit belangrijk genoeg om er zijn<br />

Iskan<strong>de</strong>r <strong>voor</strong> te on<strong>de</strong>rbreken: 28 ‘Wezenlijk, ge dwingt mij iets heel vervelends te<br />

doen-mij te rechtvaardigen over dingen, die ik nooit beweer<strong>de</strong>-: ik ging liever door<br />

aan het werk, dat ik heb on<strong>de</strong>r han<strong>de</strong>n - een roman, die “speelt” in <strong>de</strong> Oudheid! - dan<br />

u te bewijzen, dat ge u vergallopeerd hebt. Maar verbaasd, dat een schrijver-recensent<br />

van uw naam zoo slecht lezen kan, moet ik u wel even <strong>de</strong> quintessens mijner woor<strong>de</strong>n<br />

herhalen.’<br />

Na uitvoerig aangetoond te hebben dat Robbers in<strong>de</strong>rdáád niet lezen kon, schreef<br />

hij een paar beoor<strong>de</strong>lingen van diens eigen vroegere werk neer die ons verrassen.<br />

Nergens el<strong>de</strong>rs is <strong>Couperus</strong> zo dui<strong>de</strong>lijk over een confrater: 29 ‘Ge meent, dat <strong>de</strong><br />

schrijver van Majesteit het artikel over Querido schreef. Neen, <strong>de</strong> schrijver van<br />

Majesteit was het niet: het was eer <strong>de</strong> schrijver van De Berg van Licht en van De<br />

Ongelukkige. Ge noemt Majesteit, Wereldvre<strong>de</strong>, Psyche en Herakles in één a<strong>de</strong>m<br />

als boeken, “in kou<strong>de</strong> opgewon<strong>de</strong>nheid geschreven”. Dit is heel slecht schiften en<br />

overstelpt u toonen door <strong>de</strong> vele-o, ik beken het, te vele-boeken, die ik schreef.<br />

Majesteit en Wereldvre<strong>de</strong> zijn vermetele jeugdromans van een jongen man van plm.<br />

27 jaar, geloof ik. <strong>Een</strong> jonge man, lang niet “geniaal” genoeg om te omvatten <strong>de</strong><br />

on<strong>de</strong>rwerpen, die hij driest aan greep. Psyche echter-hoe koud gij dit vindt omdat u<br />

het zintuig ontbreekt er <strong>de</strong> warmte van te voelen-werd door <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandsche<br />

paedagogen waardig gekeurd <strong>de</strong>r rijpen<strong>de</strong> jeugd on<strong>de</strong>r oogen te wor<strong>de</strong>n gebracht op<br />

verschillen<strong>de</strong> inrichtingen van on<strong>de</strong>rwijs: geeft u dat misschien te <strong>de</strong>nken? En dat<br />

ge <strong>de</strong> innige menschelijkheid van mijn half-god Herakles niet hebt kunnen voelen,<br />

is we<strong>de</strong>rom uw eigen persoonlijke schuld, want hij is menschelijk en dit zeg ik met<br />

evenveel zekerheid, als gij mij uwe onom-stootelijke waarhe<strong>de</strong>n verkondigt. Maar<br />

hoe <strong>de</strong>ze waarhe<strong>de</strong>n ook staan <strong>voor</strong> God, gij schifttet werkelijk slecht.’<br />

Robbers had De o<strong>de</strong> koud als marmer gevon<strong>de</strong>n en bovendien te mooi uitgegeven.<br />

Hij raakte daarmee <strong>Couperus</strong> in het hart, die zijn gestorven neef Frans ver<strong>de</strong>dig<strong>de</strong><br />

met <strong>de</strong> bouta<strong>de</strong>: 30 ‘Hebt ge ooit dat marmer ge-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


573<br />

voeld als het blaakte in zui<strong>de</strong>rzon en in <strong>de</strong> lief<strong>de</strong> van wie er tee<strong>de</strong>r <strong>de</strong> hand op leg<strong>de</strong>?<br />

Het gloeit dan warmer dan een schoorsteenmantel boven een vulkachel. En laat mij<br />

u zeggen, dat <strong>de</strong> verzorg<strong>de</strong> uitgave van De O<strong>de</strong> te danken is aan... ontroering.<br />

Ontroering gaf Hem, wiens naam aan dit boekje verbon<strong>de</strong>n werd, in, het, hoewel Hij<br />

geen uitgever was, met bizon<strong>de</strong>r veel zorg te doen verschijnen. Die weel<strong>de</strong>rige<br />

<strong>Couperus</strong> zelve zoû De O<strong>de</strong> eenvoudig hebben ingelascht in een bun<strong>de</strong>l “kou<strong>de</strong>”<br />

Antieke Verhalen.<br />

En nu wil ik u dit nog zeggen, al klinkt het misschien u onaangenaam: gij <strong>de</strong>edt<br />

mij ook wel pijn door zoo hoog te beweren, dat Herakles en De O<strong>de</strong> niets zijn dan<br />

opgewon<strong>de</strong>n koudheid. Ik wil<strong>de</strong> u zeggen, dat ik uw Sint-Elmsvuur gelezen heb en<br />

verstomd stond, hoe een schrijver in zoo vele jaren, zoo weinig uit zijn da<strong>de</strong>lijk nauw<br />

om zich beschreven cirkeltje wist te tre<strong>de</strong>n. Uw Annie <strong>de</strong> Boogh was een beloftevol<br />

boek. Uw Sint-Elmsvuur bracht u geen pas ver<strong>de</strong>r. Neen, ik vind uw Sint-Elmsvuur<br />

óok met “geniaal”. Ik zoû u een hartelijken raad willen geven, zon<strong>de</strong>r hatelijkheid<br />

want ik bèn u niet hatelijk gezind, evenmin als gij mij. Ik zoû u eens willen ra<strong>de</strong>n:<br />

reis eens. Treed buiten uw kringetje. Schrijf een tijd geen kritieken meer: dat is een<br />

doo<strong>de</strong>nd vak. Poog eens uit te kijken naar <strong>de</strong> god<strong>de</strong>lijke verschieten <strong>de</strong>r eeuwige<br />

Schoonheid, waar zij ook <strong>voor</strong> ù liggen, el<strong>de</strong>rs dan <strong>voor</strong> een an<strong>de</strong>r of mij. Verfoei<br />

<strong>de</strong> mid<strong>de</strong>lmatigheid. Dwaal <strong>de</strong>s noods, vergis u maar ontwring u aan het kringetje.<br />

Tast <strong>de</strong>s noods blind uit naar die hooger heerlijk stralen<strong>de</strong> vizioenen. Zelfs zoo ge<br />

mis tast, zal <strong>de</strong> poging zalig zijn en zult ge kunnen schrijven een boek, dat, al is het<br />

weêr ook een bourgeoise ze<strong>de</strong>-roman, uit kan bloeien boven uw vorige werk. Vale.’<br />

- Wat <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> betreft kon Herman Robbers het daar <strong>voor</strong>lopig mee doen!<br />

<strong>Een</strong> zware slag trof <strong>Couperus</strong> op 20 september 1919. Zijn vertrouw<strong>de</strong> uitgever<br />

L.J. Veen, met wie hij geduren<strong>de</strong> bijna negenentwintig jaren een zo nauwe relatie<br />

had on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>n, kwam op die datum te overlij<strong>de</strong>n. Het valt moeilijk te beoor<strong>de</strong>len<br />

hoe dit bij hem aangekomen is. <strong>Een</strong> condoléance ontbreekt. De verkoel<strong>de</strong> betrekkingen<br />

in aanmerking genomen heeft hij die misschien ook nooit geschreven. Na <strong>de</strong> dood<br />

van Veen is A.P. Abramsz directeur van <strong>de</strong> N.V. gewor<strong>de</strong>n. (Voordien was <strong>de</strong>ze<br />

Veens vertegenwoordiger, zeer zeker geen compagnon zoals Abramsz zelf<br />

gesuggereerd schijnt te hebben. 31 )<br />

<strong>Couperus</strong>' stilzwijgen werd in Amsterdam niet erg gewaar<strong>de</strong>erd. Tien<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


574<br />

dagen na Veens heengaan reageer<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> met <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong>, aan Abramsz gerichte<br />

woor<strong>de</strong>n: ‘Het doet mij leed, dat U zich schijnt te hebben aangetrokken, dat ik U niet<br />

schreef na Veens overlij<strong>de</strong>n, maar ik kan niet an<strong>de</strong>rs dan U tot mijn verontschuldiging<br />

me<strong>de</strong><strong>de</strong>elen, dat ik niets wist van Uw Compagnonschap met Veen, dat ik zelfs Uw<br />

naam niet ken<strong>de</strong>. Veen schreef mij immers steeds persoonlijk; dat zijne uitgeverszaak<br />

na zijn overlij<strong>de</strong>n zoû wor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>tgezet, was mij ook geheel onbekend; zóo zelfs,<br />

dat ik Nijgh en Van Ditmar er over gesproken heb, of zij niet mijn boekenfonds van<br />

<strong>de</strong> erven zou<strong>de</strong>n overnemen!’<br />

Hoewel hij weinig met <strong>Couperus</strong> in leeftijd verschil<strong>de</strong>-Veen was eveneens in 1863<br />

geboren, op 7 januari-moet hij door zijn positie <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> bijna een va<strong>de</strong>rfiguur<br />

zijn geweest. Hij was <strong>de</strong> man van wie, zoals vroeger van zijn va<strong>de</strong>r, altijd het geld<br />

kwam. Al met al heeft hun relatie zoals wij zagen <strong>de</strong> nodige ups en downs gekend.<br />

Veran<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> economische omstandighe<strong>de</strong>n hebben <strong>de</strong> latere jaren van hun<br />

betrekkingen dui<strong>de</strong>lijk negatief beïnvloed. Doordat <strong>Couperus</strong>, impulsief als hij kon<br />

zijn, zich soms niet ontzag zeer emotioneel te reageren-tot op het onhebbelijke af-,<br />

is hun aanvankelijk goe<strong>de</strong> verstandhouding niet onbeschadigd gebleven. Men moet<br />

daarbij in het oog blijven hou<strong>de</strong>n dat <strong>Couperus</strong>' gestadige, enorme produktie, die<br />

niet evenredig was met het verkoopsucces van zijn boeken, Veen bij herhaling <strong>voor</strong><br />

begrijpelijke zakelijke problemen heeft geplaatst. <strong>Couperus</strong> had daar weinig begrip<br />

<strong>voor</strong>.<br />

<strong>Een</strong> van zijn grootste zekerhe<strong>de</strong>n ontviel <strong>Couperus</strong> op die twintigste september.<br />

Het zal hem niet vrolijk gestemd hebben. Maar als het wérkelijk ernst was, kwam<br />

hij tegenslag altijd weer snel te boven. Dit lijkt ook nu het geval geweest te zijn. Nog<br />

geen tien dagen na Veens dood zocht hij <strong>de</strong>finitief bij Nijgh & Van Ditmar zijn<br />

zakelijk heil. Zodoen<strong>de</strong> is ook Iskan<strong>de</strong>r daar een jaar later verschenen, nadat <strong>Couperus</strong><br />

het boek eerst in afleveringen in Groot-Ne<strong>de</strong>rland had geplaatst. Op twee<strong>de</strong> kerstdag<br />

1919 zou hij zijn laatste grote roman voltooien.<br />

Het rampjaar 1919 had ten slotte nog een <strong>de</strong>r<strong>de</strong> slag <strong>voor</strong> hem in petto. Op 8<br />

<strong>de</strong>cember overleed zijn zwager Benjamin Marius Vlielan<strong>de</strong>r Hein. De recente dood<br />

van een kleindochtertje had <strong>de</strong>ze moeilijk kunnen verwerken, wat tot zijn plotselinge<br />

dood lijkt te hebben bijgedragen. Vlielan<strong>de</strong>r Hein is betrekkelijk oud gewor<strong>de</strong>n:<br />

eenentachtig jaar. 32 Voor <strong>Couperus</strong>' zuster <strong>voor</strong>al moet het een heel moeilijk jaar<br />

geweest zijn. Zij verloor immers een zoon, haar man en een kleinkind, allen kort na<br />

elkaar.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


575<br />

<strong>Couperus</strong> zelf concentreer<strong>de</strong> zich op zijn werk en vond daarin, zoals altijd, afleiding<br />

en troost. Wat <strong>de</strong> muziek in <strong>de</strong>ze tijd <strong>voor</strong> hem beteken<strong>de</strong> heeft hij on<strong>de</strong>r woor<strong>de</strong>n<br />

gebracht in een klein stukje, geschreven <strong>voor</strong> het ge<strong>de</strong>nkboek dat Willem Mengelberg<br />

een jaar later bij zijn vijfentwintigjarig jubileum zou wor<strong>de</strong>n aangebo<strong>de</strong>n: 33 ‘Aan<br />

Willem Mengelberg dank ik sublime oogenblikken van inwijding in een tooverrijk.<br />

Dat tooverrijk is <strong>de</strong> Muziek, waarvan ik zoo weinig weet en waar<strong>voor</strong> ik zoo heel<br />

veel voel. Maar ik geloof, dat wie gegeven is <strong>de</strong> gave van innig te voelen, niet van<br />

noo<strong>de</strong> heeft veel te weten. Met wat er naïefs in mij overbleef kan ik luisteren als<br />

Mengelberg zijn instrument, het Orchest, bespeelt. Zijne beheersching van dat<br />

Instrument schijnt mij toe van een geniale oppermacht. Mengelberg heeft mij<br />

onvergetelijke oogenblikken gegeven. Na een Zaterdag-avond-concert genoot ik<br />

dikwijl een stillen Zondagmorgen na, zoo vroom, dat zelfs <strong>de</strong> vroomste mensch mij<br />

niet kan berispen, dat ik nooit naar <strong>de</strong> kerk ga. Mengelberg gaf mij, in Holland, een<br />

grooten troost <strong>voor</strong> an<strong>de</strong>re schoonhe<strong>de</strong>n, die ik hier mis en ik betuig hem ontroerd<br />

mijn dank.’ - <strong>Couperus</strong> miste nog altijd Italië. Op <strong>de</strong> Mengelbergconcerten kon hij<br />

op een an<strong>de</strong>re manier wegdromen, ver van het wereldgeweld en alle ellen<strong>de</strong> die<br />

Europa - het nooit door hem genoem<strong>de</strong> Rusland niet te vergeten - teister<strong>de</strong>.<br />

Van januari tot juni 1920 verscheen dus Iskan<strong>de</strong>r, wij zagen het reeds, in<br />

Groot-Ne<strong>de</strong>rland. 34 Vroeger had <strong>Couperus</strong> Johan Ram kunnen raadplegen wat militaire<br />

zaken betreft, <strong>voor</strong>al in Zielenschemering. Nu zijn vriend er niet meer was, moest<br />

hij zich wel tot iemand an<strong>de</strong>rs wen<strong>de</strong>n. Hij <strong>de</strong>ed dit echter pas toen <strong>de</strong> roman al in<br />

het tijdschrift werd afgedrukt. Blijkbaar til<strong>de</strong> hij daar niet erg aan: als <strong>de</strong> uitein<strong>de</strong>lijke<br />

tekst in boekvorm maar geen inhou<strong>de</strong>lijke fouten bevatte. Ditmaal richtte hij zich<br />

tot <strong>de</strong> ritmeester A.H.W. van Blijenburgh, aan wie hij op 4 Januari 1920 een brief<br />

schreef met een verzoek dat menigeen, in <strong>de</strong>ze vorm gesteld, naast zich neer gelegd<br />

zou hebben: ‘Beste Lex. Zoo trouw liet je van je hooren! Ik waar<strong>de</strong>er<strong>de</strong> het heusch<br />

maar kon niet tot brieven-schrij ven komen. Overstelpt met werk; ik voltooi<strong>de</strong> 2<strong>de</strong>n<br />

Kerstdag <strong>de</strong>n Alexan<strong>de</strong>r-roman. En ben er gelukkig om, <strong>voor</strong> zoo ver wij hier omlaag<br />

gelukkig kunnen zijn. Wil je mij een vrien<strong>de</strong>ndienst bewijzen? En mag ik je op kosten<br />

jagen?? Abonneer je dan op Groot-Ne<strong>de</strong>rland-8 maan<strong>de</strong>n lang verschijnt Iskan<strong>de</strong>r<br />

in Groot-Ne<strong>de</strong>rland, en lees mijn boek er in op je gemak, maak militaire<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


576<br />

opmerkingen en kritiek op <strong>de</strong> marge van je exemplaar, en je doet mij een bizon<strong>de</strong>r<br />

groote dienst. Als het boek dan in boekvorm verschijnt, reeds ten <strong>de</strong>ele van dit najaar,<br />

kan ik dan alle militaire ongerechtighe<strong>de</strong>n herzien. Mijn eigen exemplaar van<br />

Groot-Ne<strong>de</strong>rland kan ik niet missen: daarom “jaag ik je op kosten”, waar<strong>voor</strong><br />

verontschuldiging!! Spoedig tot ziens, hoop ik? Bij ons of op <strong>de</strong> Koninginnegracht!<br />

Veel liefs aan Loty! Yours <strong>Louis</strong>.’ - Hoe <strong>de</strong> ritmeester hier op gereageerd heeft is<br />

niet bekend. 35 Gevreesd moet wor<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong>ze zich in<strong>de</strong>rdaad genoopt heeft gezien<br />

tegen heug en meug een abonnement op het tijdschrift te nemen, opdat <strong>de</strong> relatie niet<br />

verstoord zou raken! In hoeverre er in Iskan<strong>de</strong>r metterdaad ook verbeteringen door<br />

hem zijn aangebracht, werd tot nu toe door niemand on<strong>de</strong>rzocht. Heel ingrijpend<br />

kunnen zij overigens nauwelijks geweest zijn.<br />

Iskan<strong>de</strong>r heeft men wel <strong>Couperus</strong>' belangrijkste en best geslaag<strong>de</strong> historische<br />

roman genoemd. Het boek oogstte <strong>de</strong>stijds veel lof, hoewel het ook dui<strong>de</strong>lijke<br />

be<strong>de</strong>nkingen opriep. 36 Borel begon zijn uitvoerige recensie in Het Va<strong>de</strong>rland met <strong>de</strong><br />

woor<strong>de</strong>n: 37 ‘Door een toeval [?!] is <strong>Couperus</strong>' roman over Alexan<strong>de</strong>r <strong>de</strong> Groote<br />

gelijktijdig verschenen met Is. Querido's laatst verschenen boek van De Ou<strong>de</strong> Waereld,<br />

dat een <strong>de</strong>rgelijke omgeving en sfeer heeft en in verschillen<strong>de</strong> besprekingen las ik<br />

vergelijkingen tusschen <strong>de</strong>ze twee werken, die zeer in het na<strong>de</strong>el waren van <strong>de</strong>n<br />

schrijver van Eline Vere.’ Mag dit ons nu welhaast ongelooflijk in <strong>de</strong> oren klinken,<br />

het vervolg van zijn recensie houdt een verklaring in. Borel, en ongetwijfeld an<strong>de</strong>ren<br />

met hem, meen<strong>de</strong> zich persoonlijk te moeten stoten aan <strong>de</strong> perverse Bagoasfiguur<br />

en diens invloed op Alexan<strong>de</strong>r. Vervolgens liet hij, als een echte fatsoensrakker, om<br />

niet te zeggen Judas - <strong>Couperus</strong> was immers met hem bevriend - <strong>de</strong>ze discutabele<br />

volzin uit zijn pen vloeien: ‘Ik weet zeer goed dat tegennatuurlijke verhoudingen<br />

tusschen mannen in ste<strong>de</strong>n als Babylon niet zoo bar verschrikkelijk wer<strong>de</strong>n gevon<strong>de</strong>n,<br />

maar in <strong>de</strong> tegenwoordige tij<strong>de</strong>n in Ne<strong>de</strong>rland vindt een normaal seksueel mensch<br />

het dégoûtant en daar moest <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> nu maar eens wat rekening me<strong>de</strong><br />

hou<strong>de</strong>n.’<br />

Borel eiste meer lief<strong>de</strong>sscènes. Met Stateira dan wel met Roxane, dat was hem<br />

om het even. Scherp keur<strong>de</strong> hij <strong>de</strong> zijns inziens veel te sterke belichting af van ‘<strong>de</strong><br />

verhouding met <strong>de</strong>n mooien eunuch-danser, die <strong>de</strong>n held inwijdt in <strong>de</strong> meest perverse<br />

zon<strong>de</strong>n van Babylon’. - Wij zullen zien dat juist het tijdstip waarop Borel dit in <strong>de</strong><br />

Haagse courant publiceer<strong>de</strong> een<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


577<br />

fataal ogenblik is geweest <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong>' reputatie: er was een schandaal gaan<strong>de</strong>,<br />

dat op 3 juni 1920 zijn ontknoping zou krijgen.<br />

Borels be<strong>de</strong>nkingen wer<strong>de</strong>n overigens door an<strong>de</strong>ren ge<strong>de</strong>eld. Dit blijkt uit wat bij<br />

<strong>voor</strong>beeld Van Blijenburgh later aan Van Booven schreef. Letterlijk verklaar<strong>de</strong> hij<br />

toen: 38 ‘Wel heb ik me meermalen verwon<strong>de</strong>rd, en hem gevraagd, waarom toch in<br />

veel van zijn werk over <strong>de</strong> oudheid op het tegennatuurlijke <strong>de</strong>n nadruk werd gelegd.<br />

“Wel”, was 't antwoord, “omdat juist dát die tij<strong>de</strong>n kenmerkte; omdat dát belangrijk<br />

was en overal <strong>voor</strong>af ging aan het verval, <strong>de</strong> ineenstorting. En <strong>de</strong> beschrijving van<br />

een tijdperk, van een rijk, zon<strong>de</strong>r datgene voluit te noemen, waarmee het rijk te<br />

gron<strong>de</strong> ging, ware niet alleen onvolledig, maar zou het essentieele missen. <strong>Een</strong><br />

schrijver moet naar beste weten waar zijn en heeft niet het recht onvolledig te<br />

reconstrueeren, tenein<strong>de</strong> te <strong>voor</strong>komen dat hij <strong>de</strong> ethici mishaagt. De evocatie dier<br />

tij<strong>de</strong>n behóeft <strong>de</strong> uitbeelding <strong>de</strong>r sexueele <strong>de</strong>ca<strong>de</strong>ntie... kan ik het helpen?”’<br />

Zou <strong>Couperus</strong> het werkelijk hebben beweerd? Of heeft hij zich tegenover Van<br />

Blijenburgh een houding willen geven? Dat zijn eigen androgyne aanleg<br />

tegennatuurlijk zou zijn heeft hij al in een vroeg stadium bestre<strong>de</strong>n. Tweeslachtigheid<br />

beschouw<strong>de</strong> hij integen<strong>de</strong>el als iets wat iemand verhief boven <strong>de</strong> zogenaamd<br />

‘normale’ massa. Dat cultuurverval zou volgen op <strong>voor</strong>afgaan<strong>de</strong> ‘sexuele <strong>de</strong>ca<strong>de</strong>ntie’,<br />

wat hieron<strong>de</strong>r dan ook verstaan moge wor<strong>de</strong>n, heeft <strong>Couperus</strong> nergens betoogd.<br />

Zeker niet in Iskan<strong>de</strong>r, waar Alexan<strong>de</strong>r niet aan zijn biseksuele aanleg maar aan zijn<br />

hoogmoed ten on<strong>de</strong>r gaat. 39 Bagoas maakt daar slechts gebruik van.<br />

In werkelijkheid had <strong>Couperus</strong> wel heel an<strong>de</strong>re i<strong>de</strong>eën over wat <strong>de</strong> goegemeente<br />

<strong>de</strong>ca<strong>de</strong>ntie placht te noemen. Indien Van Blijenburghs brief in<strong>de</strong>rdaad <strong>Couperus</strong>'<br />

uitingen exact weergeeft, kunnen wij alleen maar vaststellen dat <strong>de</strong>ze in het Haagse<br />

sociale leven soms bokkesprongen heeft moeten maken om kool en geit te sparen.<br />

Ook ter wille van zijn vrouw zal hij dat wel eens gedaan hebben.<br />

Wat Iskan<strong>de</strong>r betreft, <strong>de</strong> beste analyse die van <strong>de</strong> roman is gemaakt en waar hier<br />

naar verwezen moge wor<strong>de</strong>n, is die van Elizabeth Visser. Zij toon<strong>de</strong> aan hoe briljant<br />

<strong>Couperus</strong> zijn bronnen verwerkte, veran<strong>de</strong>r<strong>de</strong> wat hem in dramatisch opzicht beter<br />

uitkwam, hier iets toevoeg<strong>de</strong> en daar iets wegliet. 40 Hij combineer<strong>de</strong> en chargeer<strong>de</strong>.<br />

Dit alles had als enig oogmerk een scherpe lichtval op Alexan<strong>de</strong>r als tragische held.<br />

Dat <strong>Couperus</strong> zich <strong>voor</strong>al op <strong>de</strong> romantische versie van Quintus Curtius Rufus<br />

baseer<strong>de</strong><br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


578<br />

is veelzeggend. Diens kleurige verhaaltrant kwam het meest overeen met zijn eigen<br />

wijze van bena<strong>de</strong>ren. De droge verslagen van Arrianus en <strong>de</strong> ernstige <strong>biografie</strong> van<br />

Plutarchus reikten in hoofdzaak slechts feitelijkhe<strong>de</strong>n aan.<br />

Over <strong>de</strong> Bagoasfiguur, niet slechts <strong>de</strong> dienaar van Alexan<strong>de</strong>r <strong>de</strong> Grote maar ook<br />

diens gelief<strong>de</strong>, merkte prof. Visser op: 41 ‘<strong>Couperus</strong> kon omstreeks 1920 niet an<strong>de</strong>rs<br />

doen dan die verhouding aandui<strong>de</strong>n, maar dat heeft hij dan ook onmiskenbaar gedaan.<br />

Bovendien was dat nu juist het enige punt waarin hij kon steunen op <strong>de</strong> openhartiger<br />

overlevering van <strong>de</strong> Oudheid. [...] Dat hij, zoals <strong>Couperus</strong> het <strong>voor</strong>stelt, Alexan<strong>de</strong>rs<br />

boze geest is geweest, zijn slaaf en zijn meester, verpersoonlijking van het Oosten<br />

dat <strong>de</strong> Macedoniër overwonnen heeft, daarvan is in <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis geen sprake<br />

geweest.’<br />

<strong>Couperus</strong> heeft het boek een aan Rufus ontleend motto meegegeven dat even<br />

dui<strong>de</strong>lijk richtingwijzend is <strong>voor</strong> een juiste interpretatie van zijn diepere bedoelingen<br />

als <strong>de</strong> aanvankelijke, later verworpen titel. Het motto luidt: ‘et quem arma Persarum<br />

non fregerant, vitia vicerunt (“en hem die <strong>de</strong> wapenen <strong>de</strong>r Perzen niet had<strong>de</strong>n kunnen<br />

breken, hem hebben zijn on<strong>de</strong>ug<strong>de</strong>n overwonnen”). Oorspronkelijk had het boek<br />

moeten heten Alexan<strong>de</strong>r en <strong>de</strong> vrouwen. Uit een en an<strong>de</strong>r mogen wij aflei<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong><br />

on<strong>de</strong>rgang van Alexan<strong>de</strong>r in <strong>Couperus</strong>’ ogen in eerste instantie <strong>voor</strong>al aan zijn<br />

heteroseksuele activiteiten te wijten zou zijn geweest. Al schrijven<strong>de</strong> is hij <strong>de</strong>, literair<br />

natuurlijk ook uiterst dankbare, met Vincent Vere en Bertie van Maeren zeer verwante<br />

Bagoasfiguur meer gaan uitwerken. Zodoen<strong>de</strong> kwam hij tot gevaarlijke seksualiteit<br />

meer in het algemeen en veran<strong>de</strong>r<strong>de</strong> toen consequent <strong>de</strong> titel. Dat heel wat meer<br />

‘vitia’ Alexan<strong>de</strong>rs on<strong>de</strong>rgang hebben bewerkstelligd, heeft Elizabeth Visser eveneens<br />

aangetoond: 42 ‘De Perzische vrouwen kunnen hebben bijgedragen tot zijn<br />

“orientalisering” zoals <strong>Couperus</strong> die ziet, maar stellig niet tot <strong>de</strong> ontaarding van zijn<br />

oorspronkelijk gezon<strong>de</strong> natuur, een visie die <strong>Couperus</strong> trouwens al aan Curtius kon<br />

ontlenen. Bij Curtius is <strong>de</strong> oorzaak van Alexan<strong>de</strong>rs verwording dui<strong>de</strong>lijk aangegeven:<br />

het is <strong>de</strong> drankzucht. [...] Het zijn <strong>de</strong> “gekrui<strong>de</strong> wijnen” die in <strong>de</strong> Iskan<strong>de</strong>r Alexan<strong>de</strong>rs<br />

levenskracht on<strong>de</strong>rmijnen, dranken die hem ongeken<strong>de</strong> vreug<strong>de</strong>n doen beleven, maar<br />

die hem uitein<strong>de</strong>lijk slopen. En <strong>de</strong> hierophant van <strong>de</strong>ze oosterse orgiën is <strong>de</strong> eunuch<br />

Bagoas.’<br />

De tweeslachtige Bagoas zelf is overigens niet <strong>de</strong> verpersoonlijking van<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


579<br />

Alexan<strong>de</strong>rs noodlot, evenmin als Vincent Vere en Bertie van Maeren dat vroeger<br />

waren. Hij is er slechts het werktuig van. Het noodlot bedient zich van hem om<br />

Alexan<strong>de</strong>rs val te weeg te brengen. In wezen is Iskan<strong>de</strong>r een direct verlengstuk van<br />

Xerxes. De boeken kunnen niet los van elkaar gezien wor<strong>de</strong>n. De on<strong>de</strong>rtitel van <strong>de</strong><br />

eer<strong>de</strong>re roman, De Hoogmoed, had met evenveel recht aan Iskan<strong>de</strong>r kunnen wor<strong>de</strong>n<br />

meegegeven. Bei<strong>de</strong> boeken behan<strong>de</strong>len <strong>de</strong> hybris, zoals die in <strong>de</strong> eerste wereldoorlog<br />

in <strong>de</strong> persoon van <strong>de</strong> Duitse keizer zo dui<strong>de</strong>lijk aan <strong>de</strong> dag was getre<strong>de</strong>n. In een veel<br />

groter verband nog plaatste <strong>Couperus</strong> ten slotte dit alles toen hij zijn, uit eigen<br />

historische ervaring gegroei<strong>de</strong>, visie als volgt samenvatte: ‘Nieuwe Koningen zou<strong>de</strong>n<br />

in volgen<strong>de</strong> eeuwen geboren wor<strong>de</strong>n [...]; nieuwe rijken zou<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n gesticht...<br />

en alles zoû we<strong>de</strong>rom <strong>de</strong> vreeslijke stroom <strong>de</strong>s Tijds me<strong>de</strong> sleepen, achter laten<strong>de</strong><br />

<strong>de</strong>n wanhopigen, verbaas<strong>de</strong>n mensch, die zich af zoû vragen het vreselijke, eeuwig<br />

antwoordlooze waarom van al dit ein<strong>de</strong>looze wor<strong>de</strong>n en ein<strong>de</strong>looze vergaan <strong>de</strong>r<br />

grootste, bereikbare dingen!’<br />

Terwijl Iskan<strong>de</strong>r in Groot-Ne<strong>de</strong>rland verscheen, hield <strong>Couperus</strong> zich <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

afwisseling weer eens bezig met korte prozaschetsen. Om welke re<strong>de</strong>men plaatste<br />

hij die ditmaal niet in Het Va<strong>de</strong>rland, noch in <strong>de</strong> Haagsche Post, maar in De<br />

Telegraaf? - De veron<strong>de</strong>rstelling ligt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand dat dit dagblad meer betaal<strong>de</strong>.<br />

Wie hier als tussenpersoon is opgetre<strong>de</strong>n, of dat <strong>de</strong> redactie zich regelrecht tot<br />

<strong>Couperus</strong> heeft gewend dan wel omgekeerd, is niet bekend. Verspreid over acht<br />

maan<strong>de</strong>n, met een cesuur tussen mei en juli, zijn dit in totaal elf bijdragen geweest,<br />

later zon<strong>de</strong>r veel systeem gebun<strong>de</strong>ld in <strong>de</strong> drie <strong>de</strong>len Proza. De behan<strong>de</strong>l<strong>de</strong><br />

on<strong>de</strong>rwerpen vertonen een grote verschei<strong>de</strong>nheid. De geheimzinnige boodschapper<br />

is een spookgeschie<strong>de</strong>nis die zich afspeelt op een Frans kasteel ten tij<strong>de</strong> van paus<br />

Urbanus <strong>de</strong> Vijf<strong>de</strong>. 43 De twee schil<strong>de</strong>rs gaat terug op een door Vitruvius behan<strong>de</strong>l<strong>de</strong><br />

principiële kwestie, antieke nieuwlichterijen in <strong>de</strong> Pompejaanse schil<strong>de</strong>rkunst van<br />

<strong>de</strong> vroege keizertijd. 44 De windhond verplaatst ons nog weer eens naar <strong>de</strong> rid<strong>de</strong>rs van<br />

<strong>de</strong> Tafelron<strong>de</strong>, diep in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen. 45<br />

Op 10 april 1920 publiceer<strong>de</strong> het dagblad <strong>de</strong> antiquiseren<strong>de</strong> schets Dionysia. 46 De<br />

inhoud daarvan is weliswaar gebaseerd op gedocumenteer<strong>de</strong> gegevens van <strong>de</strong> Griekse<br />

godsdienstgeschie<strong>de</strong>nis, dit neemt niet weg dat het stuk enkele <strong>voor</strong> een veel gelezen<br />

courant uit 1920 gedurf<strong>de</strong> themata behan<strong>de</strong>lt. Het speelt aan het eind van <strong>de</strong> zes<strong>de</strong><br />

eeuw <strong>voor</strong> Christus, om<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


580<br />

precies te zijn in <strong>de</strong> maand Posei<strong>de</strong>on van het jaar 513, ‘nauwelijks enkele maan<strong>de</strong>n<br />

nadat het e<strong>de</strong>le vrien<strong>de</strong>npaar, Harmodios en Aristogeiton, <strong>de</strong>n tyran had<strong>de</strong>n vermoord,<br />

<strong>de</strong>n Peisistrati<strong>de</strong> Hipparchos’. Wie daar lust in had kon er weer <strong>de</strong> nodige stof tot<br />

gegnuif en gemonkel in vin<strong>de</strong>n. Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> op het land gevier<strong>de</strong> Kleine Dionysia<br />

werd in het ou<strong>de</strong> Griekenland een enorme phallus in optocht rondgedragen, terwijl<br />

men zich bij <strong>voor</strong>keur vermaakte met wellustige lie<strong>de</strong>ren en allerlei obsceniteiten.<br />

Dit gegeven - het feest was uiteraard een vruchtbaarheidsfeest - was een kolfje naar<br />

<strong>Couperus</strong>' hand. Hij voert jongemannen ten tonele die wat hij noemt <strong>de</strong> brutale<br />

symbolen <strong>de</strong>r levenwekken<strong>de</strong> machten dragen: 47 ‘zij zijn <strong>de</strong> brallen<strong>de</strong> falloforen; zij<br />

torsen <strong>de</strong> komische obsceniteiten [...] niemand zal zich schamen <strong>voor</strong> wat <strong>de</strong> jonge<br />

mannen, komiesch en obsceen, zoo hoog mogelijk in <strong>de</strong> lucht hier verheffen: <strong>de</strong> god<br />

Dionysos, <strong>de</strong> schaamteloos blij<strong>de</strong>, wil het zoo.’<br />

<strong>Couperus</strong>, die zijn verhaal op Aristophanes' Acharniërs baseer<strong>de</strong>, laat het<br />

vrien<strong>de</strong>npaar door <strong>de</strong> menigte bezingen: 48 ‘Heil Aristogeiton, o bruine jongen, die<br />

ons bevrijd<strong>de</strong>! Heil, o Harmodios, blon<strong>de</strong> jongen, die ons bevrijd<strong>de</strong>!’ Het ietwat<br />

pikante gegeven behan<strong>de</strong>lt hij overigens weinig aanstootgevend. Ook <strong>de</strong> beschreven<br />

obsceniteiten vallen mee. Toch zullen sommige ‘rechtzinnige’ lezers van De Telegraaf<br />

wel gedacht hebben: <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> is weer eens bezig! De verheerlijking van dit<br />

scabreuze hei<strong>de</strong>nse leven, hoe onschuldig ook op zichzelf, om niet te zeggen naïef,<br />

is door lie<strong>de</strong>n die met Borels be<strong>de</strong>nkingen instem<strong>de</strong>n ongetwijfeld opnieuw als een<br />

bewijs van ongezon<strong>de</strong> belangstelling beschouwd. (Het verhaal werd vier weken later<br />

wegens storen<strong>de</strong> drukfouten nog eens herhaald op <strong>de</strong> koop toe.) Omtrent <strong>de</strong> richting<br />

van <strong>Couperus</strong>' seksuele belangstelling, kortom, kunnen weinig Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>rs in die<br />

tijd meer in twijfel verkeerd hebben: het was, wat men placht te noemen, <strong>de</strong> verkeer<strong>de</strong>.<br />

Het is van belang dit in het oog te hou<strong>de</strong>n. Wat op han<strong>de</strong>n was moeten wij even<br />

scherp als <strong>voor</strong>zichtig trachten te interpreteren.<br />

In juni 1920 zou <strong>de</strong> al eer<strong>de</strong>r genoem<strong>de</strong> prins Alexan<strong>de</strong>r (Sascha; <strong>voor</strong> zijn vrien<strong>de</strong>n<br />

Pascha) von Thurn und Taxis, chargé d'affaires in Den Haag <strong>voor</strong> <strong>de</strong> nieuwe staat<br />

Tsjechoslowakije, <strong>de</strong> Haagse Kunstkring een aanbod doen. Hij wil<strong>de</strong> op zijn kosten<br />

jonge kunstenaars enige tijd in Italië laten verblijven. Nadat dit bericht in <strong>de</strong> courant<br />

had gestaan, ontving het bestuur van <strong>de</strong> Kunstkring een anoniem schrijven van <strong>de</strong><br />

volgen<strong>de</strong> inhoud: 49 ‘Dat krantenbericht van die prins Turn en Taxis is heel mooi als<br />

't<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


581<br />

geen flikker was. Wees gewaarschuwd Heeren <strong>voor</strong> die vent. Hij maakt van al die<br />

jonge jongens flikkers! Bredius, jhr. Schorer, van Welie, <strong>de</strong> schil<strong>de</strong>r Kronig, Heemstra,<br />

allemaal vrien<strong>de</strong>n van hem. Hij heeft met het ze<strong>de</strong>nschandaal het erg benauwd gehad.’<br />

Als enige on<strong>de</strong>rtekening stond on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> tekst: ‘een lid uwer vereeniging die bang is<br />

<strong>voor</strong> zulke smeer-poetsen.’<br />

Het valt op dat, hoewel ook <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong>ze prins Pascha goed ken<strong>de</strong>, hij niet samen<br />

met <strong>de</strong> an<strong>de</strong>ren genoemd wordt. Bredius, Van Welie en Kronig waren overigens alle<br />

drie figuren uit zijn directe omgeving. Van Welie heeft hem geportretteerd. Bij<br />

Bredius en Kronig op <strong>de</strong> Prinsegracht ging hij wel dineren. Bredius ook leen<strong>de</strong> soms<br />

schil<strong>de</strong>rijen uit aan Kleykamp, als <strong>Couperus</strong> daar weer eens een van zijn lezingen<br />

kwam hou<strong>de</strong>n. Zij allen behoor<strong>de</strong>n tot <strong>de</strong> toonaangeven<strong>de</strong> kringen van Den Haag.<br />

Het bestuur van <strong>de</strong> Kunstkring <strong>de</strong>ed navraag bij <strong>de</strong> ze<strong>de</strong>npolitie, die weliswaar<br />

geen pertinente verklaringen zou hebben afgelegd, maar <strong>de</strong>salniettemin toch dui<strong>de</strong>lijk<br />

te kennen gaf dat het oor<strong>de</strong>el over Von Thurn und Taxis ongunstig uitviel. In<br />

september 1920 vroeg men schriftelijk <strong>de</strong> ze<strong>de</strong>npolitie nogmaals om een beoor<strong>de</strong>ling:<br />

was het waar dat <strong>de</strong> ‘moraliteit van <strong>de</strong> prins’ niet <strong>de</strong>ug<strong>de</strong>? Men leg<strong>de</strong> er <strong>de</strong> nadruk<br />

op dat ‘<strong>voor</strong> uitzending in <strong>de</strong> eerste plaats in aanmerking zou<strong>de</strong>n komen jonge<br />

mannen’. Het antwoord is niet teruggevon<strong>de</strong>n, maar kan niet geheel negatief zijn<br />

uitgevallen. Het Kringbestuur besloot ten slotte op 7 <strong>de</strong>cember daaropvolgend <strong>de</strong><br />

schenking van <strong>de</strong> prins te aanvaar<strong>de</strong>n. Men zou kunnen volstaan, zo stel<strong>de</strong> men na<br />

enig <strong>de</strong>bat vast, ‘met <strong>de</strong> eventueel uit te zen<strong>de</strong>n persoon eenige waarschuwingen in<br />

algemeenen zin te geven’. De eerste die van's prinsen royaliteit heeft geprofiteerd is<br />

B. van <strong>de</strong>r Lecq geweest. Dat het goed met hem afgelopen is, behoeft geen ver<strong>de</strong>r<br />

betoog.<br />

Uit een en an<strong>de</strong>r blijkt onmiskenbaar dat er in het <strong>voor</strong>jaar van 1920 te Den Haag<br />

iets aan <strong>de</strong> hand is geweest. Gegevens uit het Haags Gemeente Archief doen<br />

vermoe<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> zaak zich in eerste instantie in het najaar van 1919 heeft afgespeeld,<br />

hoewel er pas 13 maart 1920 iets over in <strong>de</strong> pers kwam. 50 De affaire zou zijn ont<strong>de</strong>kt<br />

in het militair provoosthuis aldaar, waar enige militairen me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling <strong>de</strong><strong>de</strong>n van<br />

<strong>de</strong>-ver<strong>de</strong>r overigens niet dui<strong>de</strong>lijke-feiten. Er zou<strong>de</strong>n hoge militairen bij betrokken<br />

zijn geweest, wat een re<strong>de</strong>n was tot inschakeling van <strong>de</strong> auditeur-militair. Volgens<br />

Het Volk van 13 juni (1920) wer<strong>de</strong>n veertien personen beschuldigd van<br />

‘tegennatuurlijke ontucht met knapen’, waaron<strong>de</strong>r een baron, een gewezen<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


582<br />

ritmeester, een <strong>de</strong>partementsambtenaar, een bioscoopreiziger, een grossier en een<br />

ren<strong>de</strong>z-vous-hou<strong>de</strong>r. <strong>Een</strong> aantal jongens zou op verzoek van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs eveneens in<br />

hechtenis zijn genomen.<br />

Het Va<strong>de</strong>rland vermeld<strong>de</strong> reeds op 3 juni <strong>de</strong> uitspraak tegen enige personen. In<br />

juli kan een twee<strong>de</strong> zitting zijn gevolgd, waar echter geen gegevens over te vin<strong>de</strong>n<br />

zijn. De zaak werd achter gesloten <strong>de</strong>uren behan<strong>de</strong>ld. Wel kreeg na afloop <strong>de</strong> pers<br />

een lijst met initialen van <strong>de</strong> veroor<strong>de</strong>el<strong>de</strong>n, die ook werd gepubliceerd. Hiervan<br />

kunnen er slechts twee getraceerd wor<strong>de</strong>n, C.J.J. baron van Heemstra en E.L. van<br />

Oostrum Soe<strong>de</strong>: geen van bei<strong>de</strong>n kennissen, <strong>voor</strong> zover valt na te gaan, van<br />

<strong>Couperus</strong>. 51 Van eventuele betrokkenheid van hemzelf of van an<strong>de</strong>re beken<strong>de</strong> personen<br />

ontbreekt elk spoor.<br />

‘Het’ ze<strong>de</strong>nschandaal, waar overigens ook vrouwen bij betrokken lijken te zijn<br />

geweest - een hoofdartikel in Het Va<strong>de</strong>rland van 8 juni kreeg als motto mee ‘ter<br />

bescherming van het kind en <strong>de</strong> vrouw’ - leid<strong>de</strong> tot veel reacties in <strong>de</strong> bevolking,<br />

terwijl ongetwijfeld ook, zoals gewoonlijk bij dit soort histories, heel wat<br />

indianenverhalen er het gevolg van zijn geweest. Men had echter geen enkel an<strong>de</strong>r<br />

houvast dan <strong>de</strong> gepubliceer<strong>de</strong> initialen.<br />

<strong>Een</strong> en an<strong>de</strong>r bracht later H.W. van Tricht op het spoor van een oud gerucht als<br />

zou <strong>Couperus</strong> op enigerlei wijze met dit alles iets te maken hebben gehad. 52 Ondanks<br />

het feit dat <strong>Couperus</strong> zijn romans, zoals wij bij herhaling zagen, van tevoren vrijwel<br />

kant en klaar in <strong>de</strong> geest had en Iskan<strong>de</strong>r in het najaar van 1919 al <strong>voor</strong> een groot<br />

<strong>de</strong>el voltooid was, meen<strong>de</strong> Van Tricht op grond van insinuaties een samenhang te<br />

mogen veron<strong>de</strong>rstellen tussen <strong>Couperus</strong>' vermeen<strong>de</strong> betrokkenheid enerzijds en <strong>de</strong><br />

ontwikkeling van <strong>de</strong> Alexan<strong>de</strong>rfiguur in Iskan<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>rzijds. Zeer zeker een gewaag<strong>de</strong><br />

interpretatie. Alexan<strong>de</strong>rs groeien<strong>de</strong> verdorvenheid zou een weerspiegeling zijn van<br />

onze<strong>de</strong>lijke praktijken van <strong>de</strong> Haagse schrijver... Deze was weliswaar niet veroor<strong>de</strong>eld<br />

maar zou, volgens <strong>de</strong> indianenverhalen, bij een inval in een verdacht huis ontsnapt<br />

zijn samen met... prins Hendrik! 53<br />

Enigerlei bewijs kon Van Tricht uiteraard niet overleggen, waar<strong>voor</strong> hij zich nog<br />

tij<strong>de</strong>ns zijn leven - in een brief aan schrijver <strong>de</strong>zes-verontschuldig<strong>de</strong>: 54 ‘Documentatie<br />

heb ik getracht te achterhalen op Justitie en tenslotte pas van een reconvalescente<br />

ambtenaar thuis gehoord, hoc men met <strong>de</strong> archiefstukken doet en dat het betrokken<br />

dossier door bombar<strong>de</strong>ment vernietigd is àls het (nog) bestond. Dit alles interesseer<strong>de</strong><br />

mij alleen,<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


583<br />

omdat ik in <strong>Louis</strong>' werk <strong>de</strong> weerslag van psychisch belasten<strong>de</strong> ervaringen meen<strong>de</strong><br />

te bespeuren.’<br />

Van Tricht heeft zich, zoals ie<strong>de</strong>reen in <strong>de</strong>ze kwestie tot nu toe, door een gerucht<br />

laten mislei<strong>de</strong>n. In <strong>de</strong> jaren vijftig bracht hij een bezoek aan A.H.W. van Blijenburgh:<br />

‘Ik wou toen weten wat er waar is van aanraking met <strong>de</strong> Haagse politie in 1918-1919,<br />

waarna Van Oss <strong>Louis</strong> naar Indië gestuurd zou hebben. [Dit verhaal stamt<br />

waarschijnlijk van F.E.A. Batten, die het schrijver <strong>de</strong>zes ook opgedist heeft; helaas<br />

een niet altijd betrouwbare bron, zoals is gebleken.] In dat gesprek heb ik <strong>de</strong> vraag<br />

rechtstreeks gesteld, na behoorlijke <strong>voor</strong>bereiding, en kreeg ten antwoord “Dat<br />

konbesteens wezen.”’ - Over meer gegevens heeft Van Tricht niet beschikt.<br />

Van heel an<strong>de</strong>re hoek uit is <strong>de</strong> kwestie in 1981 opnieuw opgerakeld. In een artikel<br />

over F.van 't Sant, <strong>de</strong>stijds te Den Haag hoofdcommissaris, gewaag<strong>de</strong>n H.Arlman<br />

en G.Mul<strong>de</strong>r van een speciale taak die koningin Wilhelmina <strong>de</strong>ze politieman zou<br />

hebben opgedragen, namelijk 55 ‘het direct in het oog hou<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> scabreuze<br />

levenswan<strong>de</strong>l van haar prinsgemaal’. Prins Hendrik zou, behalve belangstelling <strong>voor</strong><br />

allerlei vrouwen, van tijd tot tijd ook interesse hebben gekoesterd <strong>voor</strong> jeugdige<br />

vertegenwoordigers van zijn eigen kunne. In het <strong>voor</strong>jaar van 1920 [sic] zou<strong>de</strong>n<br />

Haagse politiemannen bij hun inval in het bewuste verdachte huis een aantal<br />

min<strong>de</strong>rjarige jongens, prins Hendrik en <strong>Couperus</strong> hebben aangetroffen, en <strong>voor</strong>ts<br />

‘<strong>de</strong> kunsthistoricus dr. A. Bredius, <strong>de</strong> ritmeester <strong>de</strong>r cavalerie C.J.J. Sixma baron<br />

van Heemstra, Axel Fürst von Thurn und Taxis en <strong>de</strong> kantoorbedien<strong>de</strong> E.L. van<br />

Oostrom Soe<strong>de</strong>.’ Het verhaal vervolgt dan: ‘Gelukkig <strong>voor</strong> Hendrik had <strong>de</strong> justitie<br />

een scherp oog <strong>voor</strong> het landsbelang: met uitzon<strong>de</strong>ring van Van Heemstra en Van<br />

Oostrom Soe<strong>de</strong> - <strong>de</strong>zen wer<strong>de</strong>n veroor<strong>de</strong>eld tot respectievelijk vier en twaalf maan<strong>de</strong>n<br />

- ontsprongen hij en <strong>de</strong> an<strong>de</strong>ren <strong>de</strong> dans, al reis<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> hals over kop naar Italië<br />

af. Wie <strong>voor</strong> dit selectieve vervolgingsbeleid verantwoor<strong>de</strong>lijk was (waren), zal wel<br />

nooit wor<strong>de</strong>n opgehel<strong>de</strong>rd. Zowel het gerechtelijk <strong>voor</strong>on<strong>de</strong>rzoek als het daarop<br />

volgend proces verliep in een sfeer van uitzon<strong>de</strong>rlijke geheimzinnigheid. De zittingen<br />

von<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> eerste tot en met <strong>de</strong> laatste minuut achter gesloten <strong>de</strong>uren plaats.<br />

Alleen <strong>de</strong> uitspraak op 3 juni 1920 was openbaar, maar <strong>de</strong> rechtbank weiger<strong>de</strong> <strong>de</strong><br />

pers aanvankelijk zelfs <strong>de</strong> initialen van <strong>de</strong> verdachten te geven.’<br />

Aldus dit verslag, dat in elk geval wat <strong>Couperus</strong> betreft twee fouten tegelijk maakt.<br />

Hij is niet naar Italië vertrokken, en evenmin hals over kop<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


584<br />

el<strong>de</strong>rs heen: pas in oktober 1920 is hij naar Noord-Afrika gegaan, wegens zijn slechte<br />

gezondheid. Dat hij al veel langer op reis wil<strong>de</strong> en er naar snakte na vier oorlogsjaren<br />

uit Holland weg te komen hebben wij al in zijn laatste brief van eind 1918 aan Emma<br />

Garzes kunnen lezen.<br />

Is <strong>Couperus</strong> nu werkelijk op enigerlei wijze bij <strong>de</strong>ze affaire betrokken geweest?<br />

- Desgevraagd hebben Arlman en Mul<strong>de</strong>r schriftelijk uiteengezet op welke gegevens<br />

hun betoog berust. 56 Zij kon<strong>de</strong>n gebruik maken van dagboeken die <strong>de</strong> katholieke<br />

politicus en griffier van <strong>de</strong> Eerste Kamer, mr. Evert baron Witter van Hoogland,<br />

heeft nagelaten: ‘Wittere maakt melding van het verhaal-hoe betrouwbaar en direct<br />

zijn bronnen zijn is niet dui<strong>de</strong>lijk-in een tijd waarin zijn verhouding met Hendrik<br />

niet meer optimaal is om het zacht uit te drukken.’ Wat vervolgens <strong>Couperus</strong> betreft,<br />

bleken zij niet an<strong>de</strong>rs te kunnen mee<strong>de</strong>len dan: ‘Wat u vraagt - een nauwkeurige<br />

opgave van <strong>de</strong> plaats waar <strong>Couperus</strong>' betrokkenheid bij het roemruchte schandaal in<br />

1920 zwart op wit staat beschreven - kunnen wij u niet geven.’<br />

Steeds weer blijkt dat het wat dit ge<strong>de</strong>elte van <strong>de</strong> affaire betreft uitsluitend om<br />

oncontroleerbare geruchten gaat. <strong>Couperus</strong> en prins Hendrikbien étonnés <strong>de</strong> se trouver<br />

ensemble! - zou<strong>de</strong>n nog op tijd zijn weggemoffeld. Dit zou <strong>de</strong> re<strong>de</strong>n zijn waarom<br />

zij niet terecht hebben gestaan. Nergens is echter ook maar een spoor van een<br />

ooggetuigeverslag of iets <strong>de</strong>rgelijks te vin<strong>de</strong>n. Men mag dus het waarheidsgehalte<br />

van <strong>de</strong>ze geruchten ernstig in twijfel trekken. 57 Op generlei wijze valt ook te verklaren<br />

waarom men juist hém gesauveerd zou hebben, terwijl een man als <strong>de</strong> ritmeester<br />

baron Van Heemstra een veroor<strong>de</strong>ling niet bespaard werd.<br />

Voor <strong>Couperus</strong>' persoonlijke situatie maakte het overigens weinig verschil... Menigeen<br />

immers-tot in Indië toe, zo zal nog blijken-nam voetstoots aan dát hij schuldig was<br />

maar had kunnen ontsnappen. Natuurlijk was hij hiervan doordrongen. Dat dit zijn<br />

werklust, na <strong>de</strong> voltooiing van <strong>de</strong> enorme Alexan<strong>de</strong>rroman, niet bepaald bevor<strong>de</strong>rd<br />

zal hebben is geen gewaag<strong>de</strong> veron<strong>de</strong>rstelling. Het kan <strong>de</strong> verklaring zijn van het<br />

feit dat er tussen 8 mei en 22 juni 1920 geen nieuwe verhalen van hem in De Telegraaf<br />

zijn verschenen, evenmin als in Het Va<strong>de</strong>rland of in <strong>de</strong> Haagsche Post. Twee maan<strong>de</strong>n<br />

lang zweeg hij.<br />

Het Letterkundig Museum bewaart overigens een ongedateer<strong>de</strong> brief waarop een<br />

an<strong>de</strong>re hand ‘2, april 1920’ heeft geschreven, met als na<strong>de</strong>re<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


585<br />

aanduiding ‘Goe<strong>de</strong> Vrijdag’. De brief is verzon<strong>de</strong>n uit The Normandy-Hôtel, Rue<br />

<strong>de</strong> l'Echelle, Parijs, en lijkt er op te wijzen dat <strong>Couperus</strong> Pasen 1920 vrolijk in <strong>de</strong><br />

Lichtstad heeft doorgebracht, samen met zijn vrouw. Hij schreef hierin aan mevrouw<br />

J. Böthlingh: 58 ‘Wij zijn zalig aan het flâneeren! Blijven hier vermoe<strong>de</strong>lijk 10 à 14<br />

dagen... en misschien wel langer! Wij zoeken iets aardigs te koopen <strong>voor</strong> het mooie<br />

(dubbele) ca<strong>de</strong>au, dat je zoo hartelijk was ons te geven ƒ 100 + ƒ 100 = ƒ 200 = 1000<br />

fr.!!!). Betty <strong>de</strong>nkt echter, dat wij in Italië nog beter terecht kunnen komen, zoodat<br />

ik je later wel mel<strong>de</strong>n zal, wat wij gevon<strong>de</strong>n hebben: ik verraad nu nog niet het i<strong>de</strong>e,<br />

dat ik had!! Wat ben je toch altijd hartelijk! Als wij maar in Italië komen... met die<br />

1ste Mei! Enfin, nous verrons: we tobben nu maar niet, over niets!’ Van een kort<br />

Italiaans intermezzo in mei 1920 is ver<strong>de</strong>r niets bekend. Vermoe<strong>de</strong>lijk is <strong>Couperus</strong><br />

van Parijs weer teruggegaan naar Ne<strong>de</strong>rland.<br />

<strong>Een</strong> brief aan Wagen<strong>voor</strong>t van 6 juni 1920 doet echter wel veron<strong>de</strong>rstellen dat <strong>de</strong><br />

bovengenoem<strong>de</strong> courantenberichten betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong> uitspraak in het proces op 3 juni<br />

hem niet onberoerd hebben gelaten, getuige <strong>de</strong> passages: 59 ‘... ik ben ziek en nerveus,<br />

erger dan het misschien toont en zie tegen allerlei dingen en dingetjes vreeslijk op.<br />

[...] Ik voel me oud en moê en ben ziek van <strong>de</strong> kraken<strong>de</strong> wereld en het kan me niet<br />

schelen of uit dat gekraak nog iets moois opbloeit; het liefst ging ik er rustig uit weg<br />

maar dat wordt me nog niet gegund... - Ziedaar. Vergeef me.’<br />

Het is <strong>de</strong>ze stemming waar S.F. van Oss op inhaakte, toen hij <strong>Couperus</strong> kort daarna<br />

moet hebben <strong>voor</strong>gesteld in het najaar op reis te gaan, in speciale opdracht van <strong>de</strong><br />

Haagsche Post. Van Oss is van <strong>de</strong> werkelijke gang van zaken, die we niet meer<br />

kunnen reconstrueren, ongetwijfeld op <strong>de</strong> hoogte geweest. Maar hij uit er zich nergens<br />

over. Uit een brief die <strong>Couperus</strong> op 2 juli 1920 aan W.F.C. Timmermans schreef,<br />

blijkt dat in<strong>de</strong>rdaad al in juni tot <strong>de</strong> reis naar Afrika, via Parijs, het besluit moet zijn<br />

genomen. Timmermans wil<strong>de</strong> werk van <strong>Couperus</strong> vertalen ter publikatie in <strong>de</strong> Mercure<br />

<strong>de</strong> France. Daar is niets van terechtgekomen, maar bij herhaling correspon<strong>de</strong>er<strong>de</strong><br />

hij er met <strong>Couperus</strong> over, die er wel oren naar had, hoewel hij sceptisch gestemd<br />

was. Toen <strong>Couperus</strong> in juni een uitnodiging ontving om een lezing te komen hou<strong>de</strong>n<br />

in <strong>de</strong> Franse ambassa<strong>de</strong>, hoopte hij dat Timmermans enkele korte verhalen <strong>voor</strong> hem<br />

zou willen vertalen. Het ging om een <strong>voor</strong>dracht, zo leg<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> hem uit, 60 ‘ter<br />

benefice van <strong>de</strong> Régions Dévastées. De heer Ch. Benoist [<strong>de</strong> ambassa<strong>de</strong>ur, die hij<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


586<br />

blijkbaar ken<strong>de</strong>] verzeker<strong>de</strong> mij reeds van zijn patronage <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze avond, die<br />

vermoe<strong>de</strong>lijk in <strong>de</strong> Fransche legatie zal plaats hebben. Maar ik moet dan enkele<br />

novellen vertaald hebben: zoû U hier tijd <strong>voor</strong> hebben? [...] ik zoû <strong>de</strong> lezing in Parijs,<br />

ein<strong>de</strong> October, herhalen on<strong>de</strong>r auspices van Le Mon<strong>de</strong> Nouveau (het nieuwe<br />

tijdschrift, trait d'union Frankrijk, Engeland, Ne<strong>de</strong>rland.)’<br />

<strong>Couperus</strong>' <strong>de</strong>pressieve stemming heeft als gewoonlijk niet lang geduurd. In twee<br />

schetsen die hij in <strong>de</strong> loop van <strong>de</strong> zomer van 1920 in <strong>de</strong> Haagsche Post publiceer<strong>de</strong><br />

is hij doodleuk doorgegaan met het uitwerken van themata die een wat schichtiger<br />

auteur in <strong>de</strong>ze situatie misschien zou hebben verme<strong>de</strong>n. In Kracht en behendigheid<br />

in het Alhambra bij <strong>voor</strong>beeld verplaatst hij <strong>de</strong> lezer naar worstelwedstrij<strong>de</strong>n in <strong>de</strong><br />

Haagse Boekhorststraat die hij daar zelf met intens genoegen placht bij te wonen: 61<br />

‘in worstelen waar<strong>de</strong>er ik al heel spoedig <strong>de</strong> statueske stan<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> sculpturale<br />

afgerondheid <strong>de</strong>r beel<strong>de</strong>n<strong>de</strong> groepen, die <strong>de</strong> twee worstelaars bijna <strong>voor</strong>tdurend in<br />

hunne wisseling van virile lichaamslijnen vormen’. <strong>Een</strong> overvloedig zweten<strong>de</strong><br />

worstelaar geleek volgens hem op ‘levend marmer [...] of, is hij een neger, levend<br />

brons’. <strong>Couperus</strong> kreeg in het Alhambratheater, waar dit te genieten viel, door <strong>de</strong><br />

directeur steeds een eigen taboeretje toegewezen, opdat hij het allemaal nog wat<br />

beter kon zien dan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re toeschouwers. Beschrijvingen van ‘slanke, gespier<strong>de</strong><br />

jeugd zon<strong>de</strong>r het later zoo moeilijk weg te masseeren vet’ of het ‘platgeperst wor<strong>de</strong>n<br />

op het tapijt door een centenaar zwaar lichaamsgewicht’ en ‘pletteren<strong>de</strong> omhelzingen’,<br />

zullen toch wel <strong>de</strong> wenkbrauwen van sommige zijner min<strong>de</strong>r toegeeflijke lezers<br />

hebben doen fronsen. Twee weken later, in Nog eens worstelen 62 -Het athletikon 63 is<br />

tenslotte <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> aan worstelen gewij<strong>de</strong> schets-gooi<strong>de</strong> hij er nog een laatste, flinke<br />

schep bovenop. De worstelwedstrij<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> Boekhorststraat moesten volgens hem<br />

nodig naar <strong>de</strong> Princesse Schouwburg verplaatst wor<strong>de</strong>n, waar een empire-<strong>de</strong>cor<br />

tussen zijschermen met Corinthische pilasters het esthetisch genot nog aanmerkelijk<br />

zou<strong>de</strong>n kunnen verhogen. Worstelen hoor<strong>de</strong> een mondaine, elegante aangelegenheid<br />

te wor<strong>de</strong>n. Menige Hagenaar zou dan ervaren welk een ‘verfrisschen<strong>de</strong> aandoening<br />

een moê gewerkt intellectueel kan doortrillen als hij dit forsche en vlugge lijfsbeweeg<br />

volgt bij ie<strong>de</strong>re greep en zwaai’. - Is dit het proza, zo vraagt men zich af, van een<br />

niet onbekend Haags schrijver die zojuist aan een ze<strong>de</strong>nschandaal is ontsnapt en op<br />

het punt staat hals over kop naar het zui<strong>de</strong>n te vluchten?!<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


587<br />

In De Telegraaf schreef hij ver<strong>de</strong>r komische schetsen als De standjeszoeker 64 en De<br />

kunst te leven. 65 <strong>Een</strong> dromerige fantasie als De hacienda 66 toont <strong>Couperus</strong> op zijn<br />

best, in lenig en charmant Ne<strong>de</strong>rlands dat men zich lang blijft herinneren. Bijzon<strong>de</strong>r<br />

aardig is ook het opstel Hoe een roman wordt geschreven. 67 Het geeft ons een goe<strong>de</strong><br />

indruk van het hele scheppingsproces dat <strong>de</strong> schrijver <strong>Couperus</strong> telkens weer<br />

doormaakte, van het eerste moment van inspiratie af tot en met het verschijnen van<br />

het boek dat <strong>voor</strong> <strong>de</strong> auteur zelf dan als het ware was gestorven. Zoals Johann<br />

Sebastian Bach zijn werken dikwijls <strong>voor</strong>zag van het motto ‘soli <strong>de</strong>o gloria’, zo gaf<br />

ook <strong>Couperus</strong> in alle beschei<strong>de</strong>nheid die <strong>de</strong> echte kunstenaar kenmerkt toe: ‘<strong>Een</strong><br />

roman wordt van zèlve geschreven, meestal naar aanleiding van een héel kleine<br />

opwelling, impulsie, aandoening, maar achter het simpele schrijvertje, dat zit te<br />

pennen... staat dat An<strong>de</strong>re, die An<strong>de</strong>re-en die is het eigenlijk, die het hem doet!’<br />

Wat dit betreft, bij het verschijnen van Herakles had hij in 1913 <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong><br />

stadia waar een romancier doorheen gaat reeds als volgt weergegeven: 68 ‘Uw boek,<br />

uw eerste of zooveelste, daar ligt het <strong>voor</strong> u. Ge hebt er àl uw genot reeds om gehad:<br />

ge hebt het gedroomd, toen gedacht, toen bearbeid in uw geest: die god<strong>de</strong>lijke arbeid<br />

<strong>de</strong>s geestes. Toen zijt ge begonnen het te gaan schrijven en <strong>de</strong> bemin<strong>de</strong> zinnen zijn<br />

wellui<strong>de</strong>nd en rythmiesch en vòl van <strong>de</strong> schoonheid, waar uwe ziel van vervuld was,<br />

in woord na woord gedroppeld uit uwe pen (want hoe men “schrijft” met een machine,<br />

is mij nog steeds onbegrijpbaar). Uw manuscript ligt ein<strong>de</strong>lijk klaar [...] uw met<br />

zielbloed geschreven werk-vankunst is, af, eigenlijk al niet meer van u. <strong>Een</strong>e<br />

betoovering heeft uit [...] Uw handschrift is “copie” gewor<strong>de</strong>n.’<br />

Ook <strong>de</strong>ze zomer heeft <strong>Couperus</strong>, met zijn grote Afrikaanse reis in het <strong>voor</strong>uitzicht,<br />

<strong>voor</strong> zover valt na te gaan groten<strong>de</strong>els in Den Haag doorgebracht. Wat hij schreef<br />

had steeds een opgewekte, zij het bepaald niet geforceerd-opgewekte toon. Het<br />

<strong>de</strong>nkbeeld dat het ein<strong>de</strong> in zicht was en dat er zich weer wereldwij<strong>de</strong> verschieten<br />

<strong>voor</strong> hem open<strong>de</strong>n gaf hem nieuwe moed.<br />

Behalve al <strong>de</strong>ze vlotte en amusante schetsen, als De heilstaat en Het verkeer<strong>de</strong><br />

leven, 69 publiceer<strong>de</strong> hij twee verhalen die nogal afwijken zowel wat stijl als wat<br />

inhoud betreft. Het spoorwegongeluk 70 speelt in Italië: een reiziger berooft in <strong>de</strong> trein<br />

<strong>de</strong> ik-figuur van zijn portefeuille. De binocle 71 speelt ineens in een ver Couperiaans<br />

verle<strong>de</strong>n: Dres<strong>de</strong>n. Dit verhaal is<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


588<br />

dikwijls <strong>Couperus</strong>' meesterlijkste korte vertelling genoemd. Het behan<strong>de</strong>lt een door<br />

het noodlot achtervolg<strong>de</strong> jongeman, slachtoffer van een obsessie, die in <strong>de</strong> opera<br />

tij<strong>de</strong>ns een <strong>voor</strong>stelling van Wagners Walküre een concertganger doodt door hem<br />

van grote hoogte te treffen met zijn toneelkijker. <strong>Een</strong> reeds eer<strong>de</strong>r vermel<strong>de</strong> suggestie<br />

van Gerda van Wou<strong>de</strong>nberg dat De binocle in eerste opzet wellicht veel vroeger is<br />

ontstaan maar door <strong>Couperus</strong> altijd in portefeuille zou zijn gehou<strong>de</strong>n, verdient stellig<br />

overweging. 72 Want waarom koos hij juist Dres<strong>de</strong>n als plaats van han<strong>de</strong>ling, een stad<br />

waar hij na 1898 nooit meer is teruggekomen? Waarom ook spelen in het lugubere<br />

verhaal juist een duivegrijze dame en een kaalsche<strong>de</strong>lige heer zo een belangrijke rol,<br />

figuren die direct ontleend lijken te zijn aan het ‘Dagboek van Taco Quaerts?’ 73 Er<br />

komt bij dat De binocle geschreven moet zijn on<strong>de</strong>r invloed van E.T.A. Hoffmanns<br />

Der Sandmann, een auteur die wellicht tot <strong>Couperus</strong>' lectuur uit die vroegere jaren<br />

heeft behoord. - Het spoorwegongeluk, op zijn beurt, herinnert sterk aan sommige<br />

verhalen uit Korte arabesken. Kan <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong>ze vertelling eveneens in portefeuille<br />

gehou<strong>de</strong>n en pas in 1920 herschreven hebben?<br />

De zomer van dat jaar was dui<strong>de</strong>lijk een overgangsperio<strong>de</strong>. Aan Cook's in Parijs<br />

schreef <strong>Couperus</strong> een hut te reserveren <strong>voor</strong> <strong>de</strong> overtocht, op 30 oktober, van Marseille<br />

naar Algiers. Koffers moesten te <strong>voor</strong>schijn gehaald en gepakt wor<strong>de</strong>n, inkopen<br />

moesten wor<strong>de</strong>n gedaan, en dit alles dien<strong>de</strong> met veel overleg te gebeuren daar van<br />

reizen met tweehon<strong>de</strong>rdvijftig kilo bagage, zoals <strong>Couperus</strong> altijd gewend was geweest,<br />

geen sprake meer kon zijn. Hij had het consigne gekregen dat Elisabeth en hij samen<br />

niet meer dan maximaal slechts (!) hon<strong>de</strong>rdzestig kilo bagage mochten meenemen. 74<br />

Welk honorarium hij bedongen heeft <strong>voor</strong> zijn Afrikaanse reis in opdracht van<br />

S.F. van Oss, directeur van <strong>de</strong> Haagsche Post, is niet bekend. Wij mogen aannemen<br />

dat het niet gering is geweest, het bedrag in aanmerking genomen dat hij een jaar<br />

later <strong>voor</strong> zijn reis naar Indië, China en Japan zou eisen.<br />

Zijn euforie werd zo mogelijk nog vergroot door een zending van Alexan<strong>de</strong>r<br />

Teixeira <strong>de</strong> Mattos uit London, <strong>Couperus</strong>' tweetalige, tot Engelsman genaturaliseer<strong>de</strong><br />

vriend. Tex, 33 sinds <strong>de</strong> jaren negentig <strong>de</strong> vertaler van veel van zijn werk, had ditmaal<br />

Antiek toerisme on<strong>de</strong>r han<strong>de</strong>n genomen. Het boek was nu klaar. Twee jaar eer<strong>de</strong>r,<br />

in het <strong>voor</strong>jaar van 1918, had hij <strong>Couperus</strong> om raad gevraagd betreffen<strong>de</strong> enkele<br />

problemen.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


589<br />

Teixeira had toen plein pouvoir gekregen, in een kort briefje (29 april l9l8): 75 ‘You<br />

are of course at liberty to act according to your taste and judgment. I do not however<br />

un<strong>de</strong>rstand the thing: in every novel treating of antiquity the classical world sometimes<br />

gives a nuance to the untranslatable local colour. And every novelist feels this: See<br />

Quo Vadis, in Jeremiah Curtius' translation. However, do as you think proper.’ (Dit<br />

moet op <strong>de</strong> Latijnse termen slaan.)<br />

Enthousiast schreef <strong>Couperus</strong> hem op 19 augustus 1920: 76 ‘Your last envoi has<br />

given me a most <strong>de</strong>lightful day. What a magnificent translation The Tour is; what a<br />

most charming little book it has become! I am in raptures over it and read and reread<br />

it all day and have had tears in my eyes and have laughed over it. You may think it<br />

silly of me to say all this; but it has become an exquisitely beautiful work in its<br />

English form. My warmest congratulations!... Thank McKenna for his assistance:<br />

the hymn has become very fine. For that matter the whole book is a gem, if I may<br />

say so myself.’ Stephen McKenna had geholpen bij <strong>de</strong> vertaling van <strong>de</strong> Latijnse<br />

uitdrukkingen en eveneens bij <strong>de</strong> hymne.<br />

Teixeira zou zich in 1921 ook nog aan <strong>de</strong> vertaling van Iskan<strong>de</strong>r zetten. Op 18<br />

januari van dat jaar schreef hij in zijn dagboek: 77 ‘Begin <strong>Couperus</strong>' Iskan<strong>de</strong>r: the<br />

Novel of Alexan<strong>de</strong>r the Great; two enormous volumes, which I may hardly live to<br />

translate. It is a great joy to see this artist building up his story with firm and elegant<br />

perfection from the very first page, with conviction and a fine self-confi<strong>de</strong>nce, no<br />

groping, no floun<strong>de</strong>ring, no hesitation...’ Hij blijkt helaas een <strong>voor</strong>uitzien<strong>de</strong> blik<br />

gehad te hebben. Door zijn dood op 5 <strong>de</strong>cember 1921 is <strong>de</strong> vertaling een torso<br />

gebleven.<br />

Eindnoten:<br />

1 Maatstaf II (1963), 223 nr.91.<br />

2 I<strong>de</strong>m, 225 nr.93.<br />

3 I<strong>de</strong>m. 226 nr.95.<br />

4 Zie noot 2.<br />

5 Maatstaf II (1963), 228 nr.96.<br />

6 ‘Querido's Koningen’ (Groot-Ne<strong>de</strong>rland XVII (1919), I, 460 e.v.), in Proza, 156-167.<br />

7 I<strong>de</strong>m, 156.<br />

8 I<strong>de</strong>m, 157.<br />

9 I<strong>de</strong>m, 163-164.<br />

10 I<strong>de</strong>m.<br />

11 Maatstaf II (1963), 229 nr.97.<br />

12 ‘Intieme impressies’ (Vad. 28 januari 1923), in Proza II, 15.<br />

13 Rainer Maria Rillke und Marie von Thurn und Taxis, Briefwechsel (ed. Insel-Verlag) (1951),<br />

II, 636 nr.326 (d.d. 4 januari 1921), De ‘rasend unterhalten<strong>de</strong>’ <strong>Couperus</strong> wordt door V.Tricht,<br />

Verkenning, 176, afgedaan met: daan met: ‘Ook vraag ik me af, of iemand met zo'n kwijnen<strong>de</strong><br />

allure erg ad rem kan geweest: zijn.’ Erger nog (ibi<strong>de</strong>m): ‘Hij is ook niet geestig, wel soms<br />

humoristisch.’<br />

14 Toke van Helmond, Bob Hanf 1894-1944. De Engelbewaar<strong>de</strong>r vi, okt. 1981 (1982), 44-45.<br />

15 Bogaerts, Antieke wereld, 42 e.v.; Visser, <strong>Couperus</strong>, Gr. en Barb., 40 e.v.<br />

16 Mij <strong>de</strong>stijds verteld door diens zoon, <strong>de</strong> archeoloog prof. dr. A.W. Byvanck.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


17 Amice, 208 nr.607.<br />

18 Dr. E.F. Verka<strong>de</strong>-Cartier van Dissel, Eduard Verhel<strong>de</strong> (1978). 284.<br />

19 I<strong>de</strong>m, 295; 318.<br />

20 Schriftelijke me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling van mevrouw F.M.Dutry van Haeften-ten Bosch d.d. 14 februari 1986.<br />

- Vogel, <strong>Couperus</strong>, 198, vertelt dit an<strong>de</strong>rs. <strong>Couperus</strong> zou zelf naar <strong>de</strong> hel<strong>de</strong>rzien<strong>de</strong> gegaan zijn,<br />

‘die hem van hun dood overtuig<strong>de</strong>. Enkele jaren later toen <strong>Couperus</strong> een ring verloren had<br />

waaraan hij zeer gehecht was, raad<strong>de</strong> <strong>de</strong> familie hem aan weer naar <strong>de</strong>ze clairvoyant te gaan<br />

om inlichtingen te vragen. <strong>Couperus</strong> weiger<strong>de</strong>, hij was nog te zeer on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> indruk van het<br />

aangrijpend visioen van <strong>de</strong> dood van zijn neef, dat hem <strong>voor</strong> ogen had gestaan bij zijn vorige<br />

bezoek.’<br />

21 Polak, <strong>Couperus</strong> en oudlieid, 38.<br />

22 Brief in particulier bezit (ir. G. Aletrino).<br />

23 Brief op 30 mei 1984 geveild te Lei<strong>de</strong>n bij Burgersdijk en Niermans. Nu in particulier bezit.<br />

24 Zie noot 21.<br />

25 V. Boaven, Leven, 237; 241.<br />

26 Op 19 juli 1919 heeft hij daar in ie<strong>de</strong>r geval een nieuw testament gemaakt, zijn laatste en dus<br />

<strong>de</strong>finitieve. - Soms las hij aan vrien<strong>de</strong>n uit Iskan<strong>de</strong>r <strong>voor</strong>, hoewel het boek nog niet voltooid<br />

was. Aan <strong>de</strong> schoonmoe<strong>de</strong>r van Van Blijenburgh, mevrouw Jo Böthlingh op <strong>de</strong><br />

Koninginnegracht, schreef hij d.d. 23 augustus 1919 (brief in het Lett. Mus.): ‘Welken avond<br />

zoudt ge <strong>de</strong>ze week eens met Loty, Lex (en Dr. Dee) kunnen komen luisteren naar Alexan<strong>de</strong>r?<br />

Wij hebben <strong>de</strong>ze week geene verhin<strong>de</strong>ring. [...] Het is zoo sulletjes en vervelend. We missen<br />

Frans erg. Ik werk maar... En dan al die wind!!’<br />

27 ‘Aan Herman Robbers’ (Groot-Ne<strong>de</strong>rland XVII (1919), I, 700-702). - Erbe, Nag. werk, 178-180.<br />

28 Erbe, Nag. werk, 178.<br />

29 I<strong>de</strong>m, 179.<br />

30 I<strong>de</strong>m.<br />

31 Amice, 209 nr.610 met noot 260 (me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling van mevrouw M.Th. Veen).<br />

32 Zie <strong>voor</strong> een beschrijving van diens carrière mr. A.M.M.Montijn, Bureau van consultatie bij<br />

<strong>de</strong>n Hoogen Raad <strong>de</strong>r Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n. Bijdrage tot <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis van <strong>de</strong> Haagsche Balie (1934),<br />

383-384. - Ook Catharina Vlielan<strong>de</strong>r Hein-<strong>Couperus</strong> heeft, anoniem, een apart uitgegeven<br />

boekje aan haar man gewijd.<br />

33 In Willem Mengelberg, Ge<strong>de</strong>nkboek 1895-1920 (1920), 213-214. - Erbe, Nag. werk., 182.<br />

34 Groot-Ne<strong>de</strong>rland XVIII (1920), I, I, 127, 249, 399, 481; II, I, 115 e.v.<br />

35 Maatstaf II (1903), 177 nr.31. - Elisabeth maakte <strong>Couperus</strong> hierover een standje. Vijf dagen<br />

later corrigeer<strong>de</strong> hij zichzelf met het volgen<strong>de</strong> briefje (Lett. Mus.): ‘Beste Lex. Betty heeft me<br />

gebromd, dat ik <strong>de</strong> indiscretie heb gehad je te zeggen dat je je aboneeren moest op<br />

Groot-Ne<strong>de</strong>rl.!! Ik zie in eens in, dat ze gelijk heeft! O, mijn militaire specialiteit, vergeef een<br />

maniak en romancier, die echter zoo gaarne je licht over zijn werk ontstoken zag!! Maar<br />

aboneerje niet; ik zal je wel <strong>de</strong> exemplaren doen toekomen.’<br />

36 M.Nijhorf, ondanks bewon<strong>de</strong>ring, hield Iskan<strong>de</strong>r <strong>voor</strong> het bewijs dat <strong>Couperus</strong> in wezen<br />

in<strong>de</strong>rdaad een luie schrijver was, zoals <strong>de</strong>ze zelf graag beweer<strong>de</strong> (in <strong>de</strong> hoop dat men hem dan<br />

tegensprak...). Zie M.Nijhoff, Gedachten op dinsdag (1931), 9-15.<br />

37 Letterkundige Kroniek, in Het Va<strong>de</strong>rland (1920), 1 mei.<br />

38 V. Booven, Leven, 17.<br />

39 H.T.M. van Vliet, ‘Alexan<strong>de</strong>r en <strong>de</strong> tijd; enige structuuraspecten van <strong>Couperus</strong>' Iskan<strong>de</strong>r’, in<br />

De Nieuwe Taalgids 69 (1976), 219: ‘“Hoogmoed” is één van <strong>de</strong> sleutelwoor<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> roman.’<br />

- 224: ‘Zo komt <strong>de</strong>ze oppereunuch in het verhaal naar voren als een noodlotsfiguur, een werktuig<br />

van het noodlot.’ Dit noodlot (226) is hier <strong>de</strong> Macht van <strong>de</strong> Tijd, is onherroepelijkheid en<br />

onontkoombaarheid. - Dat <strong>de</strong> roman wel een fraai boek is maar een historisch vertekend beeld<br />

geeft van Alexan<strong>de</strong>r <strong>de</strong> Grote, werd <strong>de</strong>stijds betoogd door dr. D.Cohen, ‘De historische roman<br />

en <strong>Couperus</strong>’ Iskan<strong>de</strong>r', in Jaarboek van <strong>de</strong> Maatschappij <strong>de</strong>r Ned. Lett. 1932/3 (1933), 88-89.<br />

40 Zie noot 15.<br />

41 I<strong>de</strong>m, 50-51.<br />

42 I<strong>de</strong>m, 48.<br />

43 ‘De geheimzinnige boodschapper’ (Tel. 8 februari 1920), in Proza III, 84-90.<br />

44 ‘De twee schil<strong>de</strong>rs’ (Tel. 29 februari 1920), in Proza III, 139-145.<br />

45 ‘De windhond’ (Tel. 22 maart 1920), in Proza II, 88-94.<br />

46 ‘Dionysia’ (Tel, 10 april 1920), in Proza II, 179-184.<br />

47 I<strong>de</strong>m, 180.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


48 I<strong>de</strong>m, 182.<br />

49 Archief Haagse Kunstkring. Zie ook Albert Vogel, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>-Hagenaar’, in Kringkrant<br />

(1977), oktober, 5-6.<br />

50 Het hier volgen<strong>de</strong> berust op door <strong>de</strong> heren S.E. Veldhuijzen en H.Bor<strong>de</strong>wijk verzamel<strong>de</strong><br />

gegevens, die mij d.d. 5 maart 1986 welwillend ter beschikking zijn gesteld. Het Haags Gemeente<br />

Archief komt hier<strong>voor</strong> bijzon<strong>de</strong>re dank toe.<br />

51 Van Heemstra wordt wel genoemd in het lijstje dat het anonieme lid van <strong>de</strong> Haagse Kunstkring<br />

opdist, zie hierboven.<br />

52 V. Tricht, Verkenning, 203, spreekt van ‘betrouwbare berichten over losbandige relaties<br />

omstreeks 1919’. De volstrekte on-betrouwbaarheid ervan blijkt uit het hier volgen<strong>de</strong>. Volgens<br />

Van Tricht zou <strong>Couperus</strong> zichzelf die-onwaarschijnlijke-relaties zo kwalijk hebben genomen,<br />

‘dat hij Iskan<strong>de</strong>r tóen zó schreef’.<br />

53 De laatste wordt niet door Van Tricht genoemd, maar zie hieron<strong>de</strong>r. <strong>Couperus</strong> in een verdacht<br />

huis, in een tijd waarin hij het ene sterfgeval na het an<strong>de</strong>re had te verwerken en bovendien<br />

mid<strong>de</strong>n in het werk aan een gecompliceer<strong>de</strong> roman zat, verdient op zichzelf reeds op zijn minst<br />

een vraagteken.<br />

54 Particuliere brief d.d. 23 november 1976.<br />

55 H.Arlman, G.Mul<strong>de</strong>r, ‘F. van 't Sant’, in Vrij Ne<strong>de</strong>rland 42 (1981), 10 oktober.<br />

56 Particuliere brief d.d. 19 oktober 1981. De twee<strong>de</strong> alinea van <strong>de</strong>ze brief luidt: ‘Wij ontlenen<br />

onze informatie over <strong>Couperus</strong>' betrouwbaarheid in <strong>de</strong> eerste plaats aan het relaas van een<br />

inmid<strong>de</strong>ls uiteraard hoogbejaar<strong>de</strong> oud-politieman die bij <strong>de</strong> Haagse politie enige <strong>voor</strong>aan-staan<strong>de</strong><br />

functies heeft vervuld (omdat we hem anonimiteit hebben toegezegd, kunnen we helaas ook<br />

tegenover u zijn naam niet prijsgeven). Hij heeft <strong>de</strong> inval in het bor<strong>de</strong>el niet meegemaakt-hij<br />

kwam pas enige jaren later bij <strong>de</strong> Haagse politie in dienst [!]-maar hij herinner<strong>de</strong> zich dat <strong>de</strong>ze<br />

gegevens over Hendrik en <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong>stijds bij <strong>de</strong> Haagse politie algemeen bekend waren.’<br />

57 Dit geldt ook <strong>voor</strong> wat M. van <strong>de</strong>r Goes van Naters, Met en tegen <strong>de</strong> tijd. Herinneringen (1980),<br />

59 vertelt. (Op <strong>de</strong>ze passage wezen mij Hugo Arlman en Gerard Mul<strong>de</strong>r.) Spreken<strong>de</strong> over een<br />

in 1923 gepleeg<strong>de</strong> moord, die in 1927 werd berecht, haalt hij herinneringen op aan <strong>de</strong><br />

commissaris van politie Blok en zegt dan: ‘<strong>Een</strong> jaar of vijftien eer<strong>de</strong>r was er in Den Haag een<br />

ze<strong>de</strong>nschandaal, een soort “ballet rose” met kin<strong>de</strong>ren “van bei<strong>de</strong>rlei kunne”. Er is een inval<br />

gedaan. Twee aanwezigen, prins Hendrik en <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, zijn toen on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>ren door-toen<br />

nog-rechercheur Blok in veilige haven gebracht- <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> heeft zich daarna in vrijwillige<br />

ballingschap begeven naar het zui<strong>de</strong>n, en schreef nostalgische brieven naar Ne<strong>de</strong>rland. Prins<br />

Hendrik...’ Puntje puntje puntje, in<strong>de</strong>rdaad. De betrouwbaarheid hiervan spreekt reeds uit <strong>de</strong><br />

‘jaar of vijftien eer<strong>de</strong>r’: dat is dus tussen 1908 en 1912, toen <strong>Couperus</strong> in Italië woon<strong>de</strong>! Het<br />

maakt <strong>de</strong>ze opmerking a priori be<strong>de</strong>nkelijk.<br />

58 De schoonmoe<strong>de</strong>r dus van Van Blijenburgh.<br />

59 Maatstaf II (1963), 177 nr.32.<br />

60 De brief behoort tot <strong>de</strong> al eer<strong>de</strong>r vermel<strong>de</strong> groep brieven, die op 30 mei 1984 te Lei<strong>de</strong>n bij<br />

Burgersdijk en Niermans geveild zijn en zich nu in particulier bezit bevin<strong>de</strong>n. - In <strong>de</strong> brief aan<br />

Wagen<strong>voor</strong>t d.d. 6 juni (Lett. Mus.) schreef <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong>ts nog: ‘Ik hoop <strong>de</strong>zen winter naar<br />

het Zui<strong>de</strong>n te kunnen gaan (waarheen weet ik niet) want mijn dokter raadt mij af hier weer een<br />

winter door te maken.’ - Zo ook aan mevrouw J. Böthlingh (ongedateerd; Lett. Mus.): ‘Wij<br />

zullen elkan<strong>de</strong>r niet heel veel meer zien want wij gaan begin October-als <strong>de</strong> go<strong>de</strong>n het<br />

willen-naar... het Zui<strong>de</strong>n, misschien Algiers en Tunis. [...] Wij hebben serieuze aanvraag<br />

gekregen ons huis af te staan <strong>voor</strong> <strong>de</strong>zen winter maar eigenlijk heb ik maar liever, dat het leêg<br />

blijft staan...’<br />

61 ‘Kracht en behendigheid in het Alhambra’ (H.P. 7 augustus 1920), in Proza, II 191-195. -<br />

Alexan<strong>de</strong>r Coret, ‘“Exotische prins” <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, in Haagsche Courant (1969), 1 februari,<br />

herinnert zich hoe hij <strong>Couperus</strong> meermalen heeft ‘zien dwalen aan <strong>de</strong> zelfkant van Den Haag.<br />

In lugubere buurten als <strong>de</strong> Bakkerstraat en <strong>de</strong> zogeheten Ledig Erf’. Wat het Alhambra betreft,<br />

‘herinner ik mij een zomer in het begin <strong>de</strong>r twintiger jaren toen <strong>Couperus</strong> hier binnen stapte<br />

[...] om <strong>de</strong> prestaties van Daan Holtkamp en Marinus van Riel, respectievelijk Haags en<br />

Ne<strong>de</strong>rlands kampioen worstelen. Gezeten op een tabouretje. vlak bij het podium, temid<strong>de</strong>n van<br />

een joelen<strong>de</strong>, juichen<strong>de</strong> of honen<strong>de</strong> menigte, discussieer<strong>de</strong> hij met <strong>de</strong> toffe jongens van <strong>de</strong><br />

Boekhorststraat over een verbo<strong>de</strong>n greep, een wat al te ruw aangepakte “brug” of een te abrupte<br />

heupzwaai. Eén was er die hem vrolijk maakte, l'enfant chéri van <strong>de</strong> Boekhorststraat Daan<br />

Holtkamp. Ik herinner mij nog <strong>de</strong> dolle pret van <strong>de</strong> Boekhorststraatjeugd toen Daan een<br />

tegenstan<strong>de</strong>r van het trapje afbokste. Nog zie ik <strong>Couperus</strong> discussiëren. Hij wees er op dat Daan<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


ook bokser was en dat hij geen misbruik mocht maken van zijn techniek. [...] En terwijl Daan<br />

Holtkamp zijn illustere bewon<strong>de</strong>raars blij<strong>de</strong> vreug<strong>de</strong> bezorg<strong>de</strong>, eb<strong>de</strong> mèt <strong>de</strong> objectiviteit <strong>de</strong><br />

vereiste <strong>de</strong>ftigheid van <strong>de</strong> toeschouwers weg. <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, <strong>de</strong> “verwijf<strong>de</strong> wekeling”, klapte<br />

zich <strong>de</strong> han<strong>de</strong>n rood en juichte met <strong>de</strong> jongens uit <strong>de</strong> Boekhorstraat: “Bravo Daan.”’<br />

62 ‘Nog eens worstelen’ (H.P. 21 augustus 1920), in Proza II, 196-197.<br />

63 ‘Het athletikon’ (De Tel. 12 september 1920), in Proza II, 116-121.<br />

64 ‘De standjeszoeker’ (De Tel. 22 juni 1920), in Proza III, 100-106.<br />

65 ‘De kunst te leven’ (De Tel. 10 juli 1920), in Proza II, 51-57.<br />

66 ‘De hacienda’ (De Tel. 27 juli 1920), in Proza in, 41-46.<br />

67 ‘Hoe een roman wordt geschreven’ (H.P. 31 juli 1920), in Proza II, 122-127.<br />

68 ‘Mijn zoveelste’, in Proza III, 169.<br />

69 ‘De heilstaat’ (H.P. 15 augustus 1920), in Proza II, 134-139. - ‘Het verkeer<strong>de</strong> leven’ (H.P. 25<br />

september 1920), in Proza III, 55-60.<br />

70 ‘Het spoorwegongeluk’ (H.P. 30 september 1920), in Proza I, 178-184.<br />

71 ‘De binocle’ (H.P. 28 augustus 1920). in Proza I, 170-177.<br />

72 De mogelijkheid dat ‘Het spoorwegongeluk’ en ‘De binocle’ veel ou<strong>de</strong>re verhalen zijn, die pas<br />

in 1920 gepubliceerd wer<strong>de</strong>n, wordt versterkt door het feit dat <strong>Couperus</strong> ze zelf nog in het eerste<br />

<strong>de</strong>el van Proza heeft on<strong>de</strong>rgebracht (1923; <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re <strong>de</strong>len uit 1924 en 1925 heeft hij niet meer<br />

zelf samengesteld).<br />

73 ‘Kleine raadsels’, in <strong>Een</strong>e illuzie, 223-224. -Zie hierover <strong>de</strong> boeien<strong>de</strong> analyse van Fontijn,<br />

Extase, 11-26; <strong>voor</strong>al 24-26.<br />

74 Met <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> in Afrika, 7-8.<br />

75 Stephen McKenna, Tex, a chapter in the life of Alexan<strong>de</strong>r Teixeira <strong>de</strong> Mattos (1922), 76-77.<br />

76 I<strong>de</strong>m, 133.<br />

77 I<strong>de</strong>m, 161.<br />

II [1920-1921]<br />

<strong>Couperus</strong>'s Afrikaanse reisverslagen zijn van 13 november 1920 tot en met 21 mei<br />

1921 wekelijks, soms ook om <strong>de</strong> week-dit waarschijnlijk ten gevolge van <strong>de</strong> nog<br />

slechte verbindingen-in <strong>de</strong> Haagsche Post verschenen. 1 Ze had<strong>de</strong>n groot succes.<br />

Bij zijn vertrek op 16 oktober uit Holland 2 moet hij een wel zeer diepe zucht van<br />

verlichting hebben geslaakt, getuige zijn woor<strong>de</strong>n: 3 ‘... veilig en gedorloteerd en zelfs<br />

een beetje gefêteerd in mijn bries-doorblazen geboorteland “woon<strong>de</strong>” ik meer dan<br />

vijf jaren lang tusschen <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong><br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


590<br />

muren. De vagebond, die ik ben, herken<strong>de</strong> zichzelven niet meer. Ik “woon<strong>de</strong>”! Ik<br />

was een gezeten Haagsch burger, ik betaal<strong>de</strong> op gezette tij<strong>de</strong>n huishuur en belasting<br />

- ik ben allemachtig correct in die dingengezellige meubels ston<strong>de</strong>n om mij rond, er<br />

kwamen er zelfs uit het ou<strong>de</strong> Florentijnsche paleis over; gezellige gordijnen hingen<br />

hunne stil stemmige plooien rondom mijne peinzingen en arbeid tevens, want die<br />

vijf Hollandsche jaren lang arbeid<strong>de</strong> ik, geloof ik, nog meer dan ik peins<strong>de</strong> en als ik<br />

het kan bolwerken is zoo véél arbei<strong>de</strong>n niet volgens mijn ze<strong>de</strong>. Maar het ie<strong>de</strong>re jaar<br />

duur<strong>de</strong>re va<strong>de</strong>rland, waar <strong>de</strong> gewichtige Gul<strong>de</strong>n <strong>de</strong> standaard is, die staat als een<br />

paal boven water, dwong wel zijn literairen zoon te arbei<strong>de</strong>n als een neger in <strong>de</strong><br />

tuinen <strong>de</strong>r Ne<strong>de</strong>rlandsche tale en gehoorzamend dien lieflijken dwang, arbeid<strong>de</strong> hij<br />

binnen <strong>de</strong> perken van het va<strong>de</strong>rlandsche woord en schreef’.<br />

Vooreerst zou hij geen romans meer schrijven, zo verkondig<strong>de</strong> hij. Hij voel<strong>de</strong> zich<br />

moe en zijn gezondheid was niet optimaal. Hoewel wij nu weten dat er begin juli al<br />

sprake is geweest van op reis gaan, <strong>de</strong>ed <strong>Couperus</strong> het zijn lezers <strong>voor</strong>komen alsof<br />

het plan tegen het eind van <strong>de</strong> zomer heel spontaan ontstond. Zijn dokter zou tegen<br />

Elisabeth gezegd hebben: 4 ‘hij heeft rust en zon noodig, als hij wil en kan, moet hij<br />

zoo gauw mogelijk weg.’ <strong>Couperus</strong> had soms hevige pijnen. Hij schijnt toen reeds<br />

aan een leveraandoening gele<strong>de</strong>n te hebben. Tegen een heel verre reis had hij<br />

aanvankelijk eigenlijk erg opgezien. Had hij in eerste instantie misschien niet ver<strong>de</strong>r<br />

dan Parijs willen gaan, nu zou het Algiers wor<strong>de</strong>n.<br />

Bij Cook's in <strong>de</strong> avenue <strong>de</strong> l'Opéra wachtte hem een onaangename verrassing.<br />

Door een vergissing bleek men <strong>de</strong> wel bestel<strong>de</strong> en betaal<strong>de</strong> hut niet <strong>voor</strong> hem<br />

gereserveerd te hebben - het kwam aan het licht toen hij om <strong>de</strong> tickets vroeg - zodat<br />

<strong>Couperus</strong> in Marseille een week zou moeten wachten op <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> boot. Hij<br />

schrijft 5 dat hij zich daarover ‘een weinig gefroisseerd uitliet tegenover het keurig<br />

Fransch spreken<strong>de</strong> Engelsche jongemensch, dat mij te woord stond van achter zijn<br />

grille’. Del jongeman vroeg hem daarop om enige consi<strong>de</strong>ratie, want het was niet<br />

alles, gestre<strong>de</strong>n te hebben aan het front. - In werkelijkheid heeft het toneel zich wat<br />

feller afgespeeld. Elisabeth herinner<strong>de</strong> zich later dat <strong>Couperus</strong>, die vaak erg humeurig<br />

kon reageren, zeer geprikkeld was geweest en buitengewoon driftig was gewor<strong>de</strong>n.<br />

De jongeman had hem daarop verdrietig aangekeken en alleen maar gezegd: ‘Sir, I<br />

have been in the war.’ <strong>Couperus</strong> maakte zich daarop zelfverwijten. <strong>Een</strong> dag lang<br />

nam hij zichzelf<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


591<br />

zijn uitval erg kwalijk. 6 Volgens het reisverslag zou hij <strong>de</strong> bedien<strong>de</strong> een hand hebben<br />

gegeven: 7 ‘wij kregen, geloof ik, bei<strong>de</strong>n tranen in <strong>de</strong> oogen om <strong>de</strong> beroer<strong>de</strong> dingen<br />

<strong>de</strong>zer wereld; hij vergaf mij allere<strong>de</strong>lmoedigst maar... ik miste mijn boot van <strong>de</strong>n 3<br />

osten’. In Marseille gaf hij eenvoudig <strong>de</strong> portier van zijn hotel opdracht een hut <strong>voor</strong><br />

hem op <strong>de</strong> boot van 6 november te reserveren.<br />

De overtocht werd gemaakt op <strong>de</strong> Timgad van <strong>de</strong> Compagnie Générale<br />

Transatlantique, die om twaalf uur in <strong>de</strong> middag het anker lichtte. In <strong>de</strong> loop van <strong>de</strong><br />

avond van 7 november 1920 kwam het echtpaar in Algiers aan. Ze stapten af in een<br />

immens hotel dat, haast onvermij<strong>de</strong>lijk, ook ditmaal weer eens Continental heette.<br />

Zo laat in het seizoen, en zo betrekkelijk kort nog na <strong>de</strong> oorlog bovendien, logeer<strong>de</strong>n<br />

er nauwelijks twintig gasten. 8<br />

Algiers is <strong>Couperus</strong> buitengewoon goed bevallen. De sfeer van islamitische<br />

melancholie herinner<strong>de</strong> hem aan zijn Indische jeugd, aan een schrijver als Pierre<br />

Loti, en <strong>voor</strong>al ook aan Pages d'Islam van Isabella Eberhardt. 9 Hij liet er zich<br />

rondlei<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse consul P.M. Ruys, die <strong>de</strong> stad uitstekend ken<strong>de</strong>. Het<br />

romantische, oosterse karakter van Algiers bekoor<strong>de</strong> hem. Prachtig vond hij <strong>voor</strong>al<br />

<strong>de</strong> grote moskeeën: 10 ‘<strong>Een</strong> enkele hangen<strong>de</strong> olielamp, hier en daar, als een bleeke<br />

opaal... In dit licht, in <strong>de</strong>zen schemer vervluchtigt alle materie. Het is of <strong>de</strong> stoffelijke<br />

wereld doorschijnend wordt en geheel vergeestelijkt. Ik behoef mij niet af te vragen<br />

of ik aan schimmen en spoken geloof: ik heb toen <strong>de</strong> schimmen en spoken gezien,<br />

in dien avondschemer, in <strong>de</strong> Moskee...’<br />

Het plan was tot en met Kerstmis in Algiers te blijven en dan over Constantine<br />

naar Biskra te gaan, waar <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> maand januari hoopte door te brengen. Hij<br />

had <strong>de</strong> illusie dat het daar dan heerlijk warm zou zijn. <strong>Een</strong> tussentijdse reis via<br />

Marrakech naar Casablanca overwoog hij eveneens. Maar bij na<strong>de</strong>r inzien zag hij er<br />

van af.<br />

Algiers in <strong>de</strong>cember was heerlijk, het leek wel <strong>voor</strong>jaar, en er was bovendien<br />

genoeg te zien. Vooral van <strong>de</strong> vroege ochtend genoot hij: 11 ‘Om zeven uur gooit men<br />

als in Indië [...] zijn vensters en persiennes open en ligt Algiers <strong>voor</strong> ons uit, gebaad<br />

in <strong>de</strong> eerste roze zonneschijn. Ik zelve baad en ontbijt met open ramen (3 December).<br />

Stoken doen wij niet, hoewel wij een houtvuur zou<strong>de</strong>n kunnen aanleggen.’<br />

Zware regenbuien maakten aan het mooie weer helaas spoedig een eind. In het<br />

hotel was overigens vertier genoeg. Buikdanseressen herin-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


592<br />

ner<strong>de</strong>n <strong>Couperus</strong> aan jaren gele<strong>de</strong>n, toen hij in Parijs tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> wereldtentoonstelling<br />

‘La belle Fathma’ had zien optre<strong>de</strong>n, 12 ‘omringd van háre schaar danseressen, die <strong>de</strong><br />

dans uitvoer<strong>de</strong>n, bijgenaamd “du ventre”. Se<strong>de</strong>rt stierf, geloof ik, la belle Fathma’.<br />

Romantisch vond hij een bruiloft die hij in <strong>de</strong> kasba meemaakte. De elfjarige bruid,<br />

zo vrees<strong>de</strong> hij, zou wel aan een ou<strong>de</strong> lelijke kerel versjacherd zijn... maar dat viel<br />

mee: 13 ‘Geen ou<strong>de</strong> kerel, maar een beeldmooie, jonge Arabier van twintig, <strong>de</strong>nk ik,<br />

met stralen<strong>de</strong> oogen en een blij<strong>de</strong>n, purperen glimlach - want een glimlach heeft <strong>de</strong>r<br />

lippen kleur - om prachtige tan<strong>de</strong>n. [...] Ik ben in eens opgevroolijkt nu hij zoo jong<br />

en mooi is’.<br />

Wegens <strong>de</strong> hevige regenval kon een excursie met een te huren auto naar Bou-Saâda<br />

niet doorgaan. Ook drie aardbevingen achter elkaar bewezen dat Algiers wel wat<br />

an<strong>de</strong>rs dan Den Haag was. Op zo grote afstand begon <strong>Couperus</strong> zich zelfs bijna te<br />

verzoenen mee het Hollandse klimaat. Omstreeks Kerstmis wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> toppen van<br />

het Djurdjura-Gebergte wit van sneeuw. Maar overdag leek het toch weer zomer.<br />

<strong>Een</strong> niet na<strong>de</strong>r te i<strong>de</strong>ntificeren Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>r-‘<strong>de</strong> heer K.v.H.’ - die al vijfentwintig<br />

jaar in El-Biar boven Algiers woon<strong>de</strong>, nam <strong>Couperus</strong> dan wel eens mee in zijn<br />

Peugeot. Zo kreeg hij ook heel wat van <strong>de</strong> omgeving te zien. Hij constateer<strong>de</strong> dat<br />

zijn indrukken vrij wel overeenkwamen met die van Isabella Eberhardt. Douéra,<br />

Boufarik, Blida, <strong>de</strong> bergkloven van <strong>de</strong> Chiffa, het boei<strong>de</strong> hem allemaal bijzon<strong>de</strong>r.<br />

Toch is het opvallend hoe oppervlakkig <strong>Couperus</strong>' Afrikaanse reisindrukken steeds<br />

blijven. Hij was zich daar zelf van bewust. Maar hij wil<strong>de</strong> zich niet meer in het land<br />

verdiepen dan hoogst noodzakelijk was <strong>voor</strong> zijn feuilletons: 14 ‘Ik vertik het. Ik ben<br />

niet gekomen om hier zoo veel te bestu<strong>de</strong>eren. Zelfs geen aanschouwelijke botanie.’<br />

Eind januari reis<strong>de</strong> hij met <strong>de</strong> trein naar Constantine: achttien uren sporen, maar<br />

het landschap was <strong>voor</strong>tdurend zo mooi dat het hem, zijn nog altijd discutabele<br />

conditie ten spijt, nauwelijks vermoei<strong>de</strong>. In <strong>de</strong> hooggelegen stad bleek het zeer koud<br />

te zijn. <strong>Couperus</strong> maakte er kleine wan<strong>de</strong>lingen: 15 ‘Het is mooi <strong>de</strong> stad om te loopen.<br />

Aan <strong>de</strong>n overkant van <strong>de</strong> diep in rotsbedding nu murmelen<strong>de</strong> dan klateren<strong>de</strong> rivier<br />

ziet ge dan het ontzaglijke arendsnest liggen, dat menschen zich hier hebben gebouwd.<br />

Het is een opstapeling van blin<strong>de</strong>, vlakdakkige witte huizen’. Lang bleef hij er niet.<br />

Biskra lokte. Daar immers bevond zich <strong>de</strong> beroem<strong>de</strong> ‘Gar<strong>de</strong>n of Allah’, door Robert<br />

Smythe Hichens vereeuwigd in diens<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


593<br />

gelijknamige roman uit 1904 en sindsdien een ‘must’ <strong>voor</strong> alle toeristen die Algerije<br />

bezochten.<br />

Van Constantine af was dit nog weer tien uren met <strong>de</strong> trein zuidwaarts. <strong>Couperus</strong><br />

verwachtte er Afrikaanse warmte. Maar het viel zo bitter tegen dat hij ten slotte moest<br />

opbiechten: 16 ‘Nu ik veertien dagen in Biskra ben, meen ik u wel er van te mogen<br />

vertellen en geef u mijn gemeng<strong>de</strong> indrukken. Se<strong>de</strong>rt vijf dagen waait een kou<strong>de</strong>,<br />

kou<strong>de</strong> Noor<strong>de</strong>nwind als een a<strong>de</strong>m van <strong>de</strong> Noor<strong>de</strong>lijke Alpen, hoog over <strong>de</strong> Koningin<br />

<strong>de</strong>r Oazen. Nooit zal ik meer stout zijn en zeggen, dat Holland het land is, waar het<br />

het meeste waait. Het land, waar het het meeste waait met kou<strong>de</strong>n, kou<strong>de</strong>n<br />

Noor<strong>de</strong>nwind, is...Biskra, <strong>de</strong> Koningin <strong>de</strong>r Oazen. En het ziet er niet naar uit of<br />

morgen die wind is uitgewaaid. Voortaan zal ik zoet zijn en zeggen, dat het in Holland,<br />

in Den Haag dan, bijna nooit waait.’<br />

Terwijl aan <strong>de</strong> noordkust van Algerije hevige sneeuwval het verkeer totaal<br />

ontregel<strong>de</strong>-<strong>Couperus</strong> spreekt van treinen geblokkeerd door <strong>de</strong> sneeuw te Sétif; zelfs<br />

<strong>de</strong> antieke ruïnestad Timgad lag on<strong>de</strong>r een daar ongebruikelijke witte wa<strong>de</strong> bedolven-,<br />

bekeek hij in <strong>de</strong> min<strong>de</strong>r kou<strong>de</strong> uren Oud-Biskra. Hij zag zowaar een echt<br />

fata-morgana, en bezocht natuurlijk ook ‘the Gar<strong>de</strong>n of Allah’. Deze bleek nu toe te<br />

behoren aan een graaf Landon <strong>de</strong> Longueville. <strong>Couperus</strong> was er verrukt van. Zijn<br />

beschrijving van dit paradijs 17 -hoewel ‘bijna te kil en te koel, <strong>de</strong>ze palmenschemer,<br />

in Januari. O, zomers, zal het hier zalig zijn’ - getuigt van groot enthousiasme. Hij<br />

kon er niet genoeg van krijgen en ging er telkens opnieuw weer heen. Zijn als<br />

ingeschapen oriëntalisme maakte als het ware Eline Vere weer in hem wakker. Hij<br />

zag zich al toeven, ‘in dat open Moorsche tuinhuis ginds, als er zij<strong>de</strong>n kussens liggen<br />

en er een Arabische fluit en rebab zullen zingen’.<br />

Voorlopig moest hij het echter met Hôtel Royal doen. 's Middags , bezocht hij wel<br />

eens <strong>de</strong> Arabische markt. 's Avonds ging hij graag kijken naar ‘<strong>de</strong> Courtizanen, die<br />

met hare dansen en an<strong>de</strong>rszins in Biskra haar bruidschat komen besparen’. 18 Nu eens<br />

maakte hij met een koetsje een tocht naar Sidi-Okba, dan weer naar <strong>de</strong> oase Chetma.<br />

Van Biskra naar Touggourt, het zui<strong>de</strong>lijkste punt van <strong>de</strong> reis, was nog weer een heel<br />

eind. Maar ook dat laatste stuk van <strong>de</strong> spoorlijn, die daar toen namelijk eindig<strong>de</strong>,<br />

leg<strong>de</strong>n <strong>Couperus</strong> en Elisabeth af: ze wil<strong>de</strong>n hoe dan ook een indruk van een echte<br />

woesdjnstad opdoen. Bij hun aankomst, die avond, scheen <strong>de</strong> maan. De volgen<strong>de</strong><br />

dag was Touggourt een oosterse verrassing: 19 ‘Nu<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


594<br />

zagen wij eerst goed, dat <strong>de</strong> straten, <strong>de</strong> niet-over<strong>de</strong>kte, uitmon<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> woestijn<br />

zelve, in een soort <strong>voor</strong>vlakte van <strong>de</strong> woestijn, met een schrale oaze, wier<br />

palmstammen en -kruinen uitspreid<strong>de</strong>n mager en bijna wit overstuiveld tegen <strong>de</strong> heel<br />

zachtblauwe winterlucht. Er was daar een wijd kamp van Noma<strong>de</strong>n - Bedouïnen -<br />

en <strong>de</strong> donkere, even gestreepte tenten golf<strong>de</strong>n donker<strong>de</strong>r in het zonnelicht, waren <strong>de</strong><br />

eenige donker<strong>de</strong>r kleur.’<br />

<strong>Een</strong> uitstapje op kamelen naar het Graf <strong>de</strong>r Koningen van Touggourt kreeg een<br />

onverwacht ein<strong>de</strong>. Zij stuitten ergens op een begrafenis. Bedoeienenvrouwen stieten<br />

een 20 ‘luid gegil uit, wierpen <strong>de</strong> armen dramatiesch omhoog, verscheur<strong>de</strong>n zich over<br />

<strong>de</strong> borst haar kleêren, sloegen zich <strong>de</strong> nagels in het gezicht. En zij hurkten om het<br />

graf, dat men bereid<strong>de</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n wachten<strong>de</strong>n doo<strong>de</strong>. En zij ween<strong>de</strong>n met werkelijke<br />

tranen en gil<strong>de</strong>n en schreeuw<strong>de</strong>n, en ik begreep, dat zij <strong>de</strong> antieke weensters waren!<br />

Ik had van haar gelezen: ik had haarzelve nog onlangs in mijn roman “Iskan<strong>de</strong>r”<br />

doen weenen om lijken van Perzen en Macedoniërs... Nu plotseling zag ik haar zelve<br />

in werkelijkheid.’<br />

Met een tocht dwars door <strong>de</strong> woestijn naar Temacin werd het verblijf in Touggourt<br />

en Biskra besloten. Intussen was het al maart gewor<strong>de</strong>n. Maar <strong>Couperus</strong> ging nog<br />

niet terug naar Algiers, hij wil<strong>de</strong> <strong>de</strong> opgravingen in het Romeinse Timgad bezoeken.<br />

In <strong>de</strong>ze grandioze antieke bouwvallen voel<strong>de</strong> hij zich weer helemaal in zijn element.<br />

Maar ook hier kon alleen sprake zijn van een zeer oppervlakkig bezoek. Het verdroot<br />

hem wel, getuige zijn woor<strong>de</strong>n: 21 ‘Twintig, <strong>de</strong>rtig feuilletons zoû ik Timgad te wij<strong>de</strong>n<br />

dan hebben, in plaats van dit eene, dat ik, sober van aard, haar en u, o lezers, toe<br />

be<strong>de</strong>nk. Laat mij u alleen zeggen, dat ik drie dagen geleefd heb in het verle<strong>de</strong>n, in<br />

<strong>de</strong>ze antieke stad, die opgegraven, uitgegraven, hare zuilen en bogen zooveel mogelijk<br />

weêr opgericht en uitstaan<strong>de</strong>, schoon architraafloos en dakloos, tegen een blauwe<br />

winterlucht, dui<strong>de</strong>lijk om mij heen lag in <strong>de</strong>n vorm van een antiek, Romeinsch kamp.’<br />

- <strong>Couperus</strong> werd er rondgeleid door <strong>de</strong> directeur van <strong>de</strong> opgravingen zelf, Charles<br />

Go<strong>de</strong>t. Aan <strong>de</strong>ze heeft hij zijn feuilleton over Timgad opgedragen, als dank en ‘en<br />

souvenir <strong>de</strong> trois journées inoubliables’. 22<br />

Tenslotte reis<strong>de</strong> hij door naar Tunis. Bestormd door herinneringen aan Gustave<br />

Flauberts Salammbô, haastte hij zich naar <strong>de</strong> ruïnes van Carthago. 23 Hier werd hij<br />

ontvangen door een leerling van <strong>de</strong> grote oudheidkundige Gaston Boissier-van wie<br />

<strong>Couperus</strong> enige boeken goed heeft gekend; hier noemt hij bij <strong>voor</strong>beeld diens L'<br />

Afrique Romaine-, dr. <strong>Louis</strong><br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


595<br />

Carton. Samen met madame Carton lichtte <strong>de</strong> archeoloog hem uitvoerig in, niet alleen<br />

over alles wat er te zien viel, maar bovendien over wat er mogelijk nog on<strong>de</strong>r <strong>de</strong><br />

grond verscholen kon liggen aan Punische oudhe<strong>de</strong>n.<br />

Ontroerd heeft hem ook Byrsa, <strong>de</strong> plaats waar, volgens <strong>de</strong> legen<strong>de</strong>, Dido na het<br />

sno<strong>de</strong> uitknijpen van Aeneas op een brandstapel aan haar ein<strong>de</strong> gekomen zou zijn.<br />

Ineens zag <strong>Couperus</strong> zichzelf weer terug als jongen, gebogen over <strong>de</strong> Aeneis van<br />

Vergilius, en hij schreef: 24 ‘O, god<strong>de</strong>lijke heugenis van die god<strong>de</strong>lijke poëzie! O,<br />

emoties om Dido en Aeneas, die ik heb doorgemaakt als Latijn leeren<strong>de</strong> jongeling,<br />

terwijl mijn va<strong>de</strong>r mij les gaf... ik heb u weêr gevoeld daar op <strong>de</strong>n Byrsa-heuvel.’<br />

Vlak <strong>voor</strong> zijn terugreis naar Algiers, in april, had het lot nog een miraculeuze<br />

surprise <strong>voor</strong> hem in petto. In het Bardo-museum, met zijn prachtige antieke collecties,<br />

zag hij een Romeins mozaïek, <strong>voor</strong>stellen<strong>de</strong> twee vuiscvechters, waar hij niet genoeg<br />

van kon krijgen. Thuisgekomen in zijn hotel lag er een boek op hem te wachten. Het<br />

was hem uit Holland toegestuurd door <strong>de</strong> gediplomeerd leraar, tevens lid van <strong>de</strong><br />

Ne<strong>de</strong>rlandse Boksbond, P.M.C. Toepoel: Het boksen. Drie dagen lang bestu<strong>de</strong>er<strong>de</strong><br />

<strong>Couperus</strong> het zeer grondig. En wat gebeur<strong>de</strong> er vervolgens? 25 ‘Na die drie dagen lees<br />

ik in <strong>de</strong> Dépêche Tunisienne een bericht: “Carpentier à Alger.” Carpentier komt in<br />

Algiers, juist als ik in Algiers terug zal zijn! Hij komt er “langs lijnen van<br />

gelei<strong>de</strong>lijkheid” met mij samen op een zekeren dag, dat ik hem zien zal, nadat ik<br />

<strong>voor</strong>bereid zal zijn door een mozaïek in het Bardo-Muzeum en door een drie-daagsche<br />

lectuur van Toepoel's boek over Het Boksen! Het heeft zoo moeten zijn.’ - Soms had<br />

het noodlot dus toch ook zijn charmante kanten!<br />

Per trein spoed<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> zich naar Algiers. Hij wil<strong>de</strong> zich <strong>de</strong> wedstrijd van<br />

Georges Carpentier tegen <strong>de</strong> Berg Leenaerts on<strong>de</strong>r geen beding laten ontgaan. Zijn<br />

verslag van dit gevecht vormt tevens een van <strong>de</strong> amusantste bladzij<strong>de</strong>n uit dit<br />

Afrikaans reisjournaal. <strong>Couperus</strong>, die altijd meer van gespier<strong>de</strong> worstelaars dan van<br />

zich exhiberen<strong>de</strong> boksers had gehou<strong>de</strong>n, zeker als zij zoals Carpentier op <strong>de</strong> koop<br />

toe heel tenger waren, moest zich aan het ein<strong>de</strong> volkomen gewonnen geven. ‘Ik was<br />

blij’, verzuchtte hij, 26 ‘zoo iets onwaarschijnlijks te hebben gezien maar ging<br />

melancholiek naar huis. Ik bedacht, dat ik in mijn leven te veel boeken geschreven<br />

had en te weinig had gebokst.’<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


596<br />

Op 3 mei 1921 voeren <strong>Couperus</strong> en Elisabeth over een glad<strong>de</strong> zee weer terug naar<br />

Marseille. Het Afrikaans avontuur was afgelopen. Dank zij een speciaal document,<br />

hem in 1920 nog <strong>voor</strong> zijn vertrek verstrekt door <strong>de</strong> Franse gezant te Den Haag,<br />

Charles Benoist, kon<strong>de</strong>n zij alle ingewikkel<strong>de</strong> douaneformaliteiten omzeilen. Na nog<br />

een paar dagen in Marseille te hebben doorgebracht, reis<strong>de</strong>n zij terug naar Parijs. Zij<br />

namen er hun intrek in het <strong>voor</strong>name hotel Regina. 27 Toen reeds koester<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong><br />

plannen om in juni meteen een paar weken naar Engeland te gaan. Vaste vorm had<strong>de</strong>n<br />

die echter nog niet aangenomen en hij wil<strong>de</strong> hoe dan ook eerst naar Ne<strong>de</strong>rland<br />

terugkeren. - Dat Van Oss hem daar op een verrassing van formaat zou trakteren<br />

bevroed<strong>de</strong> hij wel allerminst.<br />

Wat <strong>de</strong>ze korte tijd in Parijs betreft beschikken wij over gegevens van verschillen<strong>de</strong><br />

aard. Enerzijds schreef <strong>Couperus</strong> zelf zijn Met <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> in Parijs, 28 an<strong>de</strong>rzijds<br />

heeft Henri van Booven er wat over verteld. Deze had juist een trip naar <strong>de</strong> Pyreneeën<br />

gemaakt en ontmoette, on<strong>de</strong>rweg naar Holland en maar even in <strong>de</strong> Franse hoofdstad,<br />

<strong>Couperus</strong> toevallig in het Jeu <strong>de</strong> Paume. Er werd daar toen een expositie van<br />

Ne<strong>de</strong>rlandse schil<strong>de</strong>rkunst getoond.<br />

<strong>Couperus</strong> zelf vertelt hoe hij <strong>de</strong> feesten ter ere van Jeanne d'Arc meemaakte,<br />

gevierd naar aanleiding van haar recente heiligverklaring. Van zijn balkon af kon hij<br />

het bronzen ruiterstandbeeld van La Pucelle zien, behangen als het was met kransen<br />

en bloemstukken. Hij hoor<strong>de</strong> ministers re<strong>de</strong>voeringen hou<strong>de</strong>n, was getuige van allerlei<br />

<strong>de</strong>filés en voel<strong>de</strong> zich geroerd door al die nationalistische opwinding over een zaak<br />

die hij toch in <strong>de</strong> eerste plaats als een politieke kwestie beschouw<strong>de</strong>. Wat het natuurlijk<br />

ook was.<br />

Hoewel hij erken<strong>de</strong> meer van Rome te hou<strong>de</strong>n, had Elisabeth niet helemaal gelijk<br />

toen zij hem licht verweet dat hij niet echt om Parijs gaf. <strong>Couperus</strong> hield bij <strong>voor</strong>beeld<br />

veel van het Musée Cluny. De mooie gobelins met <strong>de</strong> reeks <strong>voor</strong>stellingen van La<br />

Dame á la Licorne-Fi<strong>de</strong>ssa! - had hij daar al vaak bewon<strong>de</strong>rd. In <strong>de</strong> tuin van dit<br />

aantrekkelijke museum rustte hij niet min<strong>de</strong>r graag uit dan in het park van <strong>de</strong><br />

Tuilerieën. En dan was er het Louvre: 29 ‘Nergens ziet ge zoo schitteren<strong>de</strong><br />

ste<strong>de</strong>-schoonheid als uit <strong>de</strong>n tuin van <strong>de</strong>n Louvre tot aan <strong>de</strong> Eereboog, prachtig<br />

symbool, dat zich daar verheft tegen <strong>de</strong> goud gloren<strong>de</strong> luchten en waar ge weet, dat<br />

<strong>de</strong> Onbeken<strong>de</strong> Strij<strong>de</strong>r ligt. Symbool en we<strong>de</strong>rom symbool en het is goed, dat <strong>de</strong><br />

symbolen nog <strong>de</strong> wereld, <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> menschenzielen be-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


597<br />

heerschen’, zo meen<strong>de</strong> hij. ‘Het ein<strong>de</strong> <strong>de</strong>r menschelijke wereld zal daar zijn als het<br />

laatste symbool is uitgewischt en vernietigd, als ten feestdag van Jeanne d' Arc geene<br />

bloemen meer om haar standbeeld hangen, als <strong>de</strong> Onbeken<strong>de</strong> Strij<strong>de</strong>r niet meer<br />

geëerd zal wor<strong>de</strong>n zooals he<strong>de</strong>n ten dage, dat men noch zijn naam, noch zijn<br />

dapperheid kan bevroe<strong>de</strong>n. [...] Of ik van Parijs hoû? Ja, eigenlijk wel. Het is een<br />

stad, waar ik eens heb gele<strong>de</strong>n, jaren, jaren her. De plek, waar men gele<strong>de</strong>n heeft,<br />

kan men niet an<strong>de</strong>rs dan lief krijgen, als <strong>de</strong> jaren verloopen. Maar natuurlijk, ik heb<br />

<strong>de</strong> eene wijk in Parijs liever dan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re... En als ik in een bui ben, dweep ik ook<br />

wel met <strong>de</strong> boulevards. En dan wil<strong>de</strong> ik u bekennen: ik ben nooit bang in Parijs een<br />

straat over te steken en dat ben ik in Den Haag wel. Ik ben nooit in Parijs bang, als<br />

mijn vrouw alleen uit is en dat ben ik in Den Haag wel...’ 30<br />

De ontmoeting die Henri van Booven half mei op <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse expositie met<br />

hem had zou <strong>de</strong> laatste zijn van <strong>Couperus</strong> met zijn toekomstige biograaf. Van Booven<br />

schreef er over: 31 ‘Nadat ik eerst met Mevrouw <strong>Couperus</strong> en later met <strong>Couperus</strong> zelf<br />

door <strong>de</strong> zalen gewan<strong>de</strong>ld had, als Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>rs trotsch op <strong>de</strong> grootheid onzer kunst,<br />

noodig<strong>de</strong> hij mij uit thee te gaan drinken bij Chiboust, tegenover het Théâtre Français.<br />

Mevrouw <strong>Couperus</strong> moest een en an<strong>de</strong>r <strong>voor</strong> <strong>de</strong> reis beschikken in het hotel en wij<br />

brachten haar eerst daarheen. Na <strong>de</strong> thee stel<strong>de</strong> hij <strong>voor</strong>: “Laten wij nu nog wat in<br />

dien tuin van <strong>de</strong> Tuilerieën op een bank gaan zitten.” Ik was verheugd dat hij dit<br />

<strong>de</strong>ed, ook ik houd zooveel van dien tuin. Het was <strong>voor</strong> mij een middag van groote<br />

vreug<strong>de</strong>.’<br />

‘Nabij <strong>de</strong> Place du Carrousel, naar <strong>de</strong> Rue <strong>de</strong> Rivoli gekeerd, zei<strong>de</strong> ik: “Ik ben een<br />

gelukkig man dat het mij vergund is, <strong>de</strong> paar laatste uren van mijn verblijf hier in<br />

gezelschap van ‘een mensch’ door te brengen.’ Ik maakte nog eenige toespelingen<br />

op het woord “mensch” en op zijn arbeid, en zei<strong>de</strong> hem welk een groote bewon<strong>de</strong>ring<br />

ik juist <strong>voor</strong> zijn werk zou behou<strong>de</strong>n. Wij bespraken nog velerlei. <strong>Couperus</strong> werd<br />

wat verdrietig. Het was alsof er in <strong>de</strong>n toon van zijn woor<strong>de</strong>n een stemming van<br />

afscheid lag. Ik herinner<strong>de</strong> hem aan <strong>de</strong> waar<strong>de</strong>ering die hij on<strong>de</strong>rvond, en trachtte<br />

hem op te beuren: “Ja, Van Booven”, zei<strong>de</strong> hij toen, “je meent het goed, misschien<br />

is het zoo, ze beginnen hier nu ook met mij te vertalen.” Hij sprak nog over zijn<br />

aanstaan<strong>de</strong> reizen in Engeland. Daarna was het tijd om heen te gaan. Bij het Louvre,<br />

tegenover het hotel Regina, namen wij afscheid. Van een oogenblik min<strong>de</strong>r drukte<br />

in <strong>de</strong>n stroom van voertuigen maakte hij behendig gebruik om naar <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re zij<strong>de</strong><br />

<strong>de</strong>r straat te gaan.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


598<br />

Toen sloot die stroom zich <strong>voor</strong> altijd achter hem, en ik kon hem niet meer volgen<br />

in <strong>de</strong> menigte.’<br />

Deze elegische passage op een <strong>de</strong>r laatste bladzij<strong>de</strong>n van Van Boovens boek klinkt<br />

wel fraai, maar is ook ditmaal slechts weer <strong>de</strong> halve <strong>Couperus</strong>. Heel in het begin van<br />

zijn <strong>biografie</strong> memoreert Van Booven een <strong>de</strong>tail van hun gesprek dat misschien beter<br />

aan het ein<strong>de</strong> had kunnen wor<strong>de</strong>n ingevoegd. <strong>Couperus</strong> had namelijk zijn duistere<br />

kanten en leef<strong>de</strong> die pas 's avonds laat uit, als Elisabeth naar bed was (men herinnert<br />

zich <strong>de</strong> nachtelijke dans met een soldaat in Florence, vlak on<strong>de</strong>r haar raam). Van<br />

Booven weet mee te <strong>de</strong>len. 32 ‘<strong>Couperus</strong> heeft mij <strong>de</strong>n laatsten keer dat ik hem zag,<br />

in Mei 1921 te Parijs vóór zijn vertrek naar Engeland, in verband met dit on<strong>de</strong>rwerp<br />

verteld dat hij eens <strong>de</strong>s nachts aldus rondslenterend in Parijs, en uitziend naar <strong>de</strong><br />

dingen die <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n schrijver zijn, plaats had genomen in een café. Naast hem was<br />

een man komen zitten aan zijn tafeltje van het type dat hij eens zoo meesterlijk heeft<br />

geschetst in het fragment te Nice in 1905 geschreven: “De hoogere Onbewustheid”<br />

(Proza). 33 Deze man had <strong>Couperus</strong> eerst een tijd lang opgenomen, toen, brutaal<br />

doelend op diens han<strong>de</strong>n, verachtelijk gebarend gezegd: “Allez, aristo!” De kerel in<br />

het café had in <strong>Couperus</strong> on<strong>de</strong>r zijn vermomming toch <strong>de</strong>n man herkend die niet<br />

behoor<strong>de</strong> tot zijn gil<strong>de</strong>.’ - Op zichzelf geen won<strong>de</strong>r, gezien <strong>Couperus</strong>' spits<br />

gemanicuur<strong>de</strong> nagels, nog daargelaten zijn fameuze ringencompositie!<br />

Vrijwel onmid<strong>de</strong>llijk hierna zijn ook hij en Elisabeth per trein-samen met een<br />

beken<strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse hoogleraar en diens echtgenote, die uit Madrid kwamen; Van<br />

Booven verzuimt helaas, als zo dikwijls, <strong>de</strong> naam te noemen-naar Holland<br />

teruggereisd. Voor korte tijd namen zij in Den Haag hun intrek in hotel Duinoord. 34<br />

Op <strong>de</strong> eerste juni zou<strong>de</strong>n zij alweer naar Engeland vertrekken. De stadswijk Duinoord,<br />

waar <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong>ze veertien Haagse lentedagen doorbracht, oefen<strong>de</strong> overigens<br />

volstrekt geen aantrekkingskracht op hem uit. Het tegen<strong>de</strong>el is waar. Hij vond het<br />

net Nijmegen of Arnhem en had er generlei binding mee. Was er in het Hotel <strong>de</strong><br />

Bellevue ditmaal geen plaats? Later heeft hij nooit meer in hotel Duinoord gelogeerd.<br />

In Parijs nog had hij een brief geschreven aan Alexan<strong>de</strong>r Teixeira <strong>de</strong> Mattos, om<br />

zijn bezoek in Lon<strong>de</strong>n aan te kondigen. Deze zag meteen dat dit een buitenkansje<br />

was. Wist <strong>Couperus</strong> eigenlijk zelf wel hoe beroemd hij door <strong>de</strong> Engelse vertalingen<br />

van zijn boeken aan <strong>de</strong> overkant van <strong>de</strong><br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


599<br />

Noordzee langzamerhand gewor<strong>de</strong>n was? Haastig maakte Tex plannen <strong>voor</strong> een<br />

grootse ontvangst en verwittig<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong>zichtig van zijn i<strong>de</strong>eën: ‘Je meldt<br />

mij, dat je na je Afrikaansche reis, die je volbracht om uit te rusten van Haagsche<br />

drukte, komt uitrusten in Lon<strong>de</strong>n van Afrika en dat “during London-season”. Ik zal<br />

blij zijn je weer te zien maar je <strong>de</strong>nkt er toch niet aan gelijk een heremiet te leven??’<br />

- <strong>Couperus</strong> zond hem daarop volgens zijn eigen zeggen een telegram: ‘Wil in<br />

Hy<strong>de</strong>-Park zitten droomen; ook in British Museum bij Elgin-marbles.’ Daarop sein<strong>de</strong><br />

Teixeira <strong>de</strong> Mattos terug: ‘Allerdwaast i<strong>de</strong>e. Voor verkoop van boeken beter te<br />

lunchen, te tea-en, te dineeren in verschillen<strong>de</strong> clubs en bij personen van aanzien.<br />

Vertrouw op mij. Bereid <strong>voor</strong> ontvangst, invitaties, etc. Laat alles aan mij over’. 35<br />

Wat dit <strong>voor</strong>spel<strong>de</strong>, leren ons <strong>de</strong> elf feuilletons Met <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> in London-Season.<br />

Evenals het Afrikaans reisjournaal zijn ze verschenen in <strong>de</strong> Haagsche Post. 36<br />

Hoewel London nog in het verschiet lag, dacht <strong>Couperus</strong> toch al na over zijn ver<strong>de</strong>re<br />

toekomst. De vijf Hollandse jaren waren hem ten slotte dusdanig op <strong>de</strong> zenuwen<br />

gaan werken, dat hij on<strong>de</strong>r geen beding in herhaling wenste te vervallen. Het zui<strong>de</strong>n<br />

trok, als vroeger. Er was alleen dit verschil dat hij nu <strong>de</strong> zestig na<strong>de</strong>r<strong>de</strong>, dat zijn<br />

gezondheid telkens weer te wensen overliet, en <strong>voor</strong>al ook dat <strong>de</strong> tij<strong>de</strong>n zo waren<br />

veran<strong>de</strong>rd. Zou hij met schrijven wel in zijn on<strong>de</strong>rhoud kunnen blijven <strong>voor</strong>zien, als<br />

hij zich in het buitenland vestig<strong>de</strong>? Kon hij daar <strong>de</strong> niet onbelangrijke inkomsten<br />

van zijn literaire lezingen missen? En viel er eigenlijk nog wel wat te schrijven, nu<br />

hij in romans niets meer zag?<br />

Hij maakte vage plannen over wonen in Siena of Perugia. Tegen Elisabeth zei<br />

hij: 37 ‘Ik wensch in Italië iets exceptioneels te vin<strong>de</strong>n. Ik zou willen zoeken, ergens,<br />

in een aristo-paleis, in een klein Italiaansch stadje, want in Rome vind ik het zeker<br />

niet, drie ruime vertrekken, waar wij wat eigen meubels kunnen zetten en een home<br />

kunnen formeeren zooals wij pre war in Florence had<strong>de</strong>n. Er zijn natuurlijk in Italië-er<br />

waren er toén al-verarm<strong>de</strong> markiezinnen en dito prinsen, die niet <strong>de</strong>nken aan kamers<br />

verhuren maar die oogenblikkelijk zich zou<strong>de</strong>n be<strong>de</strong>nken als zij <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong><br />

advertentie lazen in “Tribuna” of “Corriere <strong>de</strong>lla Sera”: “Vreem<strong>de</strong>lingen van distinctie,<br />

Ne<strong>de</strong>rlandsch schrijver en echtgenoote, zoeken in een <strong>de</strong>r kleinere ste<strong>de</strong>n van<br />

Mid<strong>de</strong>n-Italië, drie à vier leêge vertrekken, <strong>voor</strong> langer verblijf. Informatie te<br />

verkrijgen bij <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandsche Lega-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


600<br />

tie te Rome.”’ - Elisabeth was echter sceptisch gestemd. Haar waren <strong>de</strong> Hollandse<br />

jaren niet zo slecht bevallen. Zij had in Den Haag haar eigen huis en huishou<strong>de</strong>n<br />

gehad, voel<strong>de</strong> er zich prettig tussen zoveel familie, vrien<strong>de</strong>n en kennissen en had in<br />

Italië niet veel zin meer. Vrees<strong>de</strong> zij een herhaling van <strong>de</strong> Orlando-toestand? Giulio<br />

Lodomez was geheel achter <strong>de</strong> horizon verdwenen. Dit kan Elisabeth uiteraard niet<br />

onwelgevallig zijn geweest. Terug uit Amerika zou Giulio zich, zo weten wij, vestigen<br />

in juist zo een klein Italiaans plaatsje als <strong>Couperus</strong> bedoel<strong>de</strong>: Ascoli Piceno. 38<br />

De <strong>voor</strong>lopige oplossing van het toekomstprobleem kwam van onverwachte zij<strong>de</strong>.<br />

Op een ochtend, kort na zijn terugkomst in Den Haag, bezocht <strong>Couperus</strong> zijn<br />

opdrachtgever S.F. van Oss in diens redactiekamer op <strong>de</strong> Haagsche Post. Deze<br />

betoon<strong>de</strong> zich zeer tevre<strong>de</strong>n over <strong>Couperus</strong>' Afrikaanse reisschetsen en verbaas<strong>de</strong><br />

zich er over dat <strong>de</strong> schrijver er van zich ge<strong>de</strong>primeerd voel<strong>de</strong>. Als volgt heeft Van<br />

Oss dit on<strong>de</strong>rhoud later zelf beschreven. 39<br />

‘<strong>Couperus</strong> verklaar<strong>de</strong>: “'t Is met mij gedaan! Ik ben uitgeschreven, aan 't eind van<br />

mijn werk!”<br />

“Onzin, man!” zei<strong>de</strong> ik - ik kreeg een van die ingevingen die een mensch meer<br />

heeft - “Je werk begint pas!”<br />

“Wat bedoel je, brave man?”<br />

“Ik bedoel dat je <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Haagsche Post een reis naar Indië en Japan gaat maken,<br />

en ons van daar uit een reeks prachtbrieven schrijft.”<br />

“Ik heb je nog nooit op een leugen betrapt, en moet dus wel aannemen dat je <strong>de</strong><br />

waarheid spreekt. Maar <strong>voor</strong> mij is 't nieuws. Mag ik er eens met Pop over spreken?”<br />

“Pop” was zijn charmante echtgenoote.<br />

“Natuurlijk mag je dat.”<br />

<strong>Een</strong>ige dagen later kwam hij terug.<br />

“Als Pop mee kan is het in or<strong>de</strong>. Maar op jouw kosten.”<br />

“Desnoods. Hoe hoog taxeer je die kosten?”<br />

“Je weet dat ik een verwend mensch ben, en een reis van een jaar <strong>voor</strong> ons bei<strong>de</strong>n<br />

zal in die dure lan<strong>de</strong>n op ongeveer twintig mille komen. En dan tien mille <strong>voor</strong> mijzelf<br />

als honorarium.”<br />

“Dus in het geheel <strong>de</strong>rtig mille? Ahem! Top! Wanneer kun je vertrekken?”<br />

O, als het moest da<strong>de</strong>lijk. Maar hoewel hij Indië van ouds ken<strong>de</strong> wil<strong>de</strong> hij liever<br />

eerst hier alle mogelijke materiaal bijeengaren. Het teekent <strong>de</strong>n<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


601<br />

man, zijn-wilskracht en zijn nauwgezetheid, dat hij twee maan<strong>de</strong>n lang elken dag<br />

assidu in <strong>de</strong> Kon. Bibliotheek zat om zijn gegevens bijeen te brengen. Hij schreef<br />

ons 71 brieven, die in <strong>de</strong> H.P. verschenen tusschen 17 December 1921 en 5 Mei<br />

1923, en die ons dus op ruim ƒ400 per stuk kwamen. Doch zij waren het waard,<br />

omdat zij enorme belangstelling wekten. Zij verschenen later “gebun<strong>de</strong>ld” bij<br />

Leopolds Uitgevers-Mij., en had<strong>de</strong>n groot succes; evenals een engelsche vertaling,<br />

die in 1924 bij Hurst & Blackett te Lon<strong>de</strong>n uitkwam.’<br />

<strong>Couperus</strong>' eigen versie van dit on<strong>de</strong>rhoud wijkt weinig af van wat Van Oss vertelt.<br />

Hij was dolgelukkig met het <strong>voor</strong>stel. 40 In een interview met Joh. C.P. Alberts heef<br />

hij in 1923 overigens moeten toegeven dat hij, door het aan te nemen, in wezen tegen<br />

<strong>de</strong> zin van Elisabeth han<strong>de</strong>l<strong>de</strong>. 41 Zij vond dat zij bei<strong>de</strong>n te oud waren om <strong>de</strong> niet<br />

geringe inspanningen van zulk een grote, lange reis het hoofd te kunnen bie<strong>de</strong>n. Aan<br />

Henri Borel vertel<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> dat Van Oss, toen <strong>de</strong> overeenkomst mon<strong>de</strong>ling gesloten<br />

was, onmid<strong>de</strong>llijk <strong>de</strong> ‘Ne<strong>de</strong>rland’ had opgebeld: 42 ‘En zóó maar, stante pe<strong>de</strong> bestel<strong>de</strong><br />

hij een hut, een luxe-hut nog wel <strong>voor</strong> mijn vrouw en mij, naar Batavia. Begin<br />

October. Ik blijf dan eerst eenige maan<strong>de</strong>n - in Indië, waar ik in geen twintig jaar<br />

geweest ben, ga dan naar Japan <strong>voor</strong> eenige maan<strong>de</strong>n - ik moet daar in <strong>de</strong> lente het<br />

Kersenbloesemfeest bijwonen - en dan over China terug. Op kosten van <strong>de</strong> Haagsche<br />

Post, mijn vrouw en ik samen! Ik heb een groote credietbrief me<strong>de</strong>. Als het te veel<br />

is geef ik 't restant terug, als 't te weinig blijkt, heb ik maar te seinen om méér.’<br />

Dat <strong>de</strong>ze nieuwe perspectieven <strong>Couperus</strong> in high spirits brachten, blijkt alleen al<br />

uit <strong>de</strong> toon van zijn Engelse reisbrieven, waarin zijn journalisrieke talenten weer<br />

eens zo schitteren dat wij er ons niet over verbazen hoe Fürstin Marie von Thum und<br />

Taxis hem als ‘rasend unterhaltend’ heeft kunnen beschrijven. Geduren<strong>de</strong> lange tijd<br />

kon hij nog blijven reizen en hoef<strong>de</strong> hij niet te ‘wonen’. De ou<strong>de</strong> dag, die hij in Italië<br />

had willen beginnen, werd daarmee <strong>voor</strong>lopig op <strong>de</strong> lange baan geschoven.<br />

Maar <strong>voor</strong>eerst was er Engeland. <strong>Couperus</strong> hoopte er met Elisabeth een week of<br />

vijf te blijven. Door zijn eigen journaal zijn we vrij ge<strong>de</strong>tailleerd van zijn doen en<br />

laten in Lon<strong>de</strong>n en omgeving op <strong>de</strong> hoogte, al is het jammer dat hij van tal van<br />

personen die hij ontmoet heeft alleen maar <strong>de</strong> initialen vermeldt. Soms kunnen wij<br />

die thuisbrengen, dikwijls echter blijven <strong>de</strong> bedoel<strong>de</strong> figuren op <strong>de</strong>ze wijze anoniem.<br />

De zin hiervan is niet<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


602<br />

goed dui<strong>de</strong>lijk. Boeiend is ook, naast wat hijzelf vertelt, een bezoek dat hij aan<br />

Edmund Gosse heeft gebracht en waar <strong>de</strong>ze later uitvoerig verslag van heeft gedaan. 43<br />

Voorts zijn <strong>de</strong> teksten <strong>de</strong>r re<strong>de</strong>voeringen bewaard gebleven die <strong>Couperus</strong> bij enkele,<br />

hem ter ere aangerichte, lunches en diners heeft afgestoken. 44 Als ‘Lion of the Season’<br />

heeft hij in Lon<strong>de</strong>n een heerlijke tijd gehad. Hij dankte dit uitsluitend aan het<br />

onvermoeibare organisatietalent van zijn vriend Teixeira <strong>de</strong> Mattos, zon<strong>de</strong>r wiens<br />

bemoeiingen dit alles on<strong>de</strong>nkbaar geweest zou zijn. De grootste vreug<strong>de</strong> die men<br />

<strong>Couperus</strong> in Lon<strong>de</strong>n bereid heeft, is zon<strong>de</strong>r twijfel <strong>de</strong> erkenning op hoog niveau van<br />

zijn schrijverschap geweest. Hij werd geconfronteerd met een belangstelling en<br />

waar<strong>de</strong>ring <strong>voor</strong> zijn boeken, <strong>voor</strong>al ook <strong>voor</strong> zijn ou<strong>de</strong>re werk, die hem zon<strong>de</strong>r meer<br />

overrompel<strong>de</strong>. Het versterkte zijn zelfvertrouwen. In een van <strong>de</strong>ze feuilletons zet hij<br />

met bijna ontroeren<strong>de</strong> eerlijkheid uiteen hoe, alle uiterlijke schijn van het tegen<strong>de</strong>el<br />

ten spijt, twijfel aan zijn kunstenaarschap hem van boek tot boek kon kwellen, tot<br />

aan het ein<strong>de</strong> toe: 45 ‘Ik, die mijn geheele leven niets an<strong>de</strong>rs had gedaan dan romans<br />

geschreven, ik had mijzelven zoo vaak afgevraagd: geloof ik in mijn werk? Geloof<br />

ik in romans? Geloof ik in romans als in een openbaring van schoonheid en kunst,<br />

die recht-van-bestaan heeft? En hoe meer romans ik geschreven had, hoe vaker ik<br />

dien twijfel bij mij had voelen als een slang <strong>de</strong>n kop op steken, als een kanker had<br />

voelen zieken.’ Van <strong>de</strong>ze twijfel werd hij verlost doordat hem in <strong>de</strong> Titmarsh-Club<br />

als credo zou wor<strong>de</strong>n aangezegd: ‘We believe in novels.’ In <strong>de</strong> eerste plaats waren<br />

dat zíjn ‘novels’.<br />

Op <strong>de</strong> avond van 1 juni 1921 wil<strong>de</strong>n <strong>Couperus</strong> en Elisabeth met <strong>de</strong> trein van 10.23<br />

uur van Den Haag naar Hoek van Holland reizen om daar aan boord te gaan van <strong>de</strong><br />

St. Georges, op weg naar Harwich. 46 Aan het station heerste echter grote verwarring<br />

on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> kruiers. De zomerdienst bleek die dag te zijn ingegaan, en <strong>de</strong> bewuste trein<br />

zou naar alle waarschijrilijkheid <strong>de</strong> aansluiting missen. Goe<strong>de</strong> raad was in dit geval<br />

min<strong>de</strong>r duur dan het op het eerste gezicht leek: <strong>de</strong> in allerijl gerequireer<strong>de</strong> taxi naar<br />

‘Hook’ bleek slechts vijfentwintig gul<strong>de</strong>n te kosten. Nooit zou <strong>Couperus</strong> meer <strong>de</strong><br />

boottrein nemen, zo beloof<strong>de</strong> hij zichzelf.<br />

Van Liverpool Strect Station werd hij <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> morgen door Teixiera <strong>de</strong> Mattos<br />

eveneens met een auto afgehaald, en wel die van Stephen McKenna. <strong>Couperus</strong> ken<strong>de</strong><br />

<strong>de</strong> nog betrekkelijk jonge schrijver van naam.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


603<br />

Twee van zijn ou<strong>de</strong>re boeken - Majesty en Old People and the Things that pass -<br />

waren door McKenna van een inleiding <strong>voor</strong>zien, en bovendien had <strong>de</strong>ze auteur veel<br />

succes geoogst met zijn eigen roman Sonia. In het niet ver van Teixeira's huis gelegen<br />

Royal Court Hotel, Sloane Square, ontving diens vrouw het echtpaar <strong>Couperus</strong> met<br />

een boeket prachtige bloemen. 47<br />

Snel wer<strong>de</strong>n daarop <strong>de</strong> koffers uitgepakt. Te snel. In <strong>de</strong> haast liet <strong>Couperus</strong> een<br />

paar schoenen op een hoed met paradijsvogelveren van <strong>de</strong> arme Elisabeth vallen,<br />

waarop zich een echtelijke twist ontspon (volgens <strong>Couperus</strong> begon Elisabeth te<br />

‘brommen’). In het reisjournaal zou hij haar <strong>voor</strong>taan steeds met Dd. aandui<strong>de</strong>n, een<br />

ondui<strong>de</strong>lijke afkorting. 48 Doorluchtigheid? Doctor of Divinity? Of staan <strong>de</strong> letters<br />

slechts <strong>voor</strong> Doe<strong>de</strong>l, zoals hij haar wel eens placht te noemen? (In <strong>de</strong> wan<strong>de</strong>ling<br />

heette zij soms ook Poeleke, maar dit terzij<strong>de</strong>.)<br />

Die avond dineer<strong>de</strong>n zij bij vrien<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> familie ‘F.S.’ op Hans Place. Daar<br />

<strong>Couperus</strong> op 11 juni een <strong>de</strong>jeuner heeft bijgewoond waar ook <strong>de</strong> schrijver Frank<br />

Swinnerton aanzat, 49 is het niet onaannemelijk dat dit <strong>de</strong> bedoel<strong>de</strong> kennis was. Het<br />

valt niet uit te maken, daar na<strong>de</strong>re gegevens ontbreken. - Na het diner spoed<strong>de</strong> men<br />

zich gezamenlijk naar het Russisch Ballet in The Prince's Theatre. Nijinski trad toen<br />

al niet meer op, maar <strong>Couperus</strong>, volgens wie <strong>de</strong> grote danser zichzelf tegenwoordig<br />

<strong>voor</strong> een tijger hield, had hem vroeger in Parijs nog gezien. In een choreografie van<br />

Martinez Sierra werd, op <strong>de</strong> muziek van Manuel <strong>de</strong> Falla, El sombrero <strong>de</strong> tres picos<br />

gedanst: ‘Scenery and costumes by the famous Pablo Picasso’. Daar moest <strong>Couperus</strong><br />

niets van hebben: 50 ‘Ik hoû niet van Picasso's gestyleer<strong>de</strong> <strong>de</strong>coraties’, zo wees hij<br />

diens, uiteraard verre van passatistische, toneelaankleding af. ‘Zij zijn <strong>voor</strong> mij te<br />

simpel in vergelijking met <strong>de</strong> somptueuze kostumen en het geraffineer<strong>de</strong> gebaar <strong>de</strong>r<br />

dansers en danseressen en dus niet in harmonie.’ De dirigent, Emest Ansermet, riep<br />

door zijn baard hoofdzakelijk associaties met een Assyriër bij hem op. De man heette<br />

bovendien, vergeleken met Mengelberg, zwemmerig als een zwarte zwaan te dirigeren.<br />

Les Sylphi<strong>de</strong>s, waar <strong>de</strong> avond mee besloten werd, stal daarentegen <strong>Couperus</strong>' hart.<br />

De bie<strong>de</strong>rmeier-enscenering en <strong>de</strong> zoete gezichtjes herinner<strong>de</strong>n hem aan ou<strong>de</strong><br />

familieportretjes, misschien <strong>voor</strong>al aan het beken<strong>de</strong> portret van zijn moe<strong>de</strong>r als jong<br />

meisje, dat altijd op zijn bureau stond. 51<br />

Tij<strong>de</strong>ns een lunch in <strong>de</strong> Reform-Club op 3 juni leer<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> zijn Engelse<br />

uitgever Thornton Butterworth kennen. 52 Van <strong>de</strong> schrijvers, cri-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


604<br />

tici en letterlieven<strong>de</strong> lords aan wie hij ver<strong>de</strong>r nog <strong>voor</strong>gesteld werd kon hij <strong>de</strong> namen<br />

helaas niet onthou<strong>de</strong>n, zodat wij niet weten wie hij er, behalve lord Russell en opnieuw<br />

McKenna, nog meer ontmoet heeft. Tussen <strong>de</strong> gangen door wer<strong>de</strong>n ook zaken gedaan.<br />

Butterworth on<strong>de</strong>rhield hem bij <strong>voor</strong>beeld over een mogelijke Engelse editie van<br />

Langs lijnen van gelei<strong>de</strong>lijkheid. Door Teixeira was <strong>de</strong>ze roman <strong>voor</strong> een Amerikaanse<br />

uitgever vertaald on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> titel The Inevitable. Daar het boek in Amerika furore<br />

maakte, wil<strong>de</strong> Butterworth het nu ook in Engeland uitbrengen. Dit zou gebeuren<br />

on<strong>de</strong>r een slim aangepaste ‘an<strong>de</strong>re’ titel: The Law Inevitable. Dringend echter verzocht<br />

hij <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> beslissen<strong>de</strong> bedscène aan het slot te schrappen. <strong>Couperus</strong>, even<br />

verbaasd als geschokt, was slechts bereid er een divan van te maken. Daar dit als<br />

concessie ontoereikend bleek, bleef overeenstemming uit. 53 De uitgave is later toch<br />

tot stand gekomen.<br />

Langzamerhand begon het tot <strong>Couperus</strong> door te dringen dat zijn naam in Engeland,<br />

en in Amerika naar het scheen niet min<strong>de</strong>r, werkelijk een begrip was. 54 Het <strong>de</strong>ed hem<br />

veel goed, nadat hij zo dikwijls van L.J. Veen klachten had moeten horen over <strong>de</strong><br />

onverkoopbaarheid van zijn werk. Met kin<strong>de</strong>rlijke trots <strong>de</strong>el<strong>de</strong> hij <strong>de</strong> lezers van <strong>de</strong><br />

Haagsche Post mee: ‘Ou<strong>de</strong>, dierbare boeken! Langs Lijnen... en <strong>de</strong> Kleine Zielen...<br />

en Van Ou<strong>de</strong> Menschen, <strong>de</strong> Dingen, die Voorbij gaan. Eerst hier in Lon<strong>de</strong>n, na zoo<br />

iets als twintig jaar, hoor ik ze roemen met enthoeziasme. Zeker, ik had wel altijd,<br />

geloof ik, een goe<strong>de</strong> pers in Holland, maar enthoeziasme er <strong>voor</strong>, eerlijk gezegd, dit<br />

miste ik wel eens in Hollandsche kritiek en conversatie. En het is vreemd, zoo warm,<br />

als het hier naar mij toe komt. Se<strong>de</strong>rt jaren dacht ik niet meer aan die boeken, zag<br />

niet meer naar ze om, was ze vergeten: ik geloof, <strong>voor</strong> een schrijver, het eenige<br />

mid<strong>de</strong>l om àn<strong>de</strong>re boeken te schrijven. En nu komen ze naar mij terug, in hun<br />

Engelsche kleedij, waarin Tex ze zoo uitstekend doste. En met “Langs Lijnen...” is<br />

ook “Van Ou<strong>de</strong> Menschen” een succes in Amerika en... wordt het verfilmd en kent<br />

ie<strong>de</strong>reen het hier in London. Maar ge zult mij wel willen gelooven als ik u verzeker<br />

dat ik het niet zien ga!’<br />

Teixeira <strong>de</strong> Mattos wil<strong>de</strong> ook De stilte kracht en De komedianten zien te plaatsen.<br />

Dit is hem - bij een an<strong>de</strong>re uitgever, John Cape Ltd. - in<strong>de</strong>rdaad gelukt, hoewel hij<br />

zelf had gezegd dat hij <strong>de</strong> Romeinse roman als <strong>voor</strong> Engeland ‘hot stuff’ beschouw<strong>de</strong><br />

en er een hard hoofd in had of dit gedurf<strong>de</strong> boek <strong>de</strong> gevrees<strong>de</strong> censuur wel zou<br />

passeren. Wij hoeven ons <strong>de</strong> affaire Lady Chatterley maar in <strong>de</strong> herinnering te brengen<br />

om ons te<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


605<br />

realiseren hoe streng <strong>de</strong> Engelse ze<strong>de</strong>n op dit terrein nog altijd waren. Het succes<br />

van <strong>Couperus</strong>' ou<strong>de</strong>re werk kan ten <strong>de</strong>le verklaard wor<strong>de</strong>n uit het feit dat <strong>de</strong> Engelse<br />

literatuur, evenals <strong>de</strong> Engelse schil<strong>de</strong>rkunst, in bepaal<strong>de</strong> opzichten twintig jaar achter<br />

liep, als was er nooit een wereldoorlog geweest.<br />

<strong>Een</strong> huisconcert waarop Myra Hess Chopin speel<strong>de</strong>, ontmoetingen met George<br />

Moore en G.B. Shaw, <strong>Couperus</strong> genoot er van en moet zich tussen al <strong>de</strong>ze ‘celebrities’<br />

steeds meer een authentieke ‘lion’ gevoeld hebben. 55 Over het bezoek dat hij aan sir<br />

Edmund Gosse gebracht heeft vertelt hij helaas niets. Gosse, van zijn kant, wijd<strong>de</strong><br />

er gelukkig na <strong>Couperus</strong>' dood twee jaar later een kroniek aan. Dit artikel heeft niet<br />

alleen in <strong>de</strong> Sunday Times gestaan, maar is in 1925 bovendien gebun<strong>de</strong>ld in Gosses<br />

boek Silhouettes. Edmund Gosse heeft zich in zijn tijd in Engeland als nauwelijks<br />

enige an<strong>de</strong>re schrijver ingezet <strong>voor</strong> jonge niet-Engelse literatuur die hij belangrijk<br />

vond. 56 Zijn belangstelling ging daarbij niet alleen uit naar een man als Ibsen, in<br />

Engeland door hem bekend gewor<strong>de</strong>n, maar ook naar <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse literatuur van<br />

<strong>de</strong> twee<strong>de</strong> eeuwhelft. Voor Hollandse schrijvers waar hij wat in zag of die hem door<br />

literaire kennissen wer<strong>de</strong>n aanbevolen heeft hij zich zeer beijverd. Bij herhaling<br />

correspon<strong>de</strong>er<strong>de</strong> hij met een <strong>voor</strong>loper van Tachtig, <strong>de</strong> Hagenaar Carel Vosmaer. 57<br />

Deze heeft hem in Lon<strong>de</strong>n ook enige malen ontmoet. Gosse was ook <strong>de</strong>gene, zo<br />

zagen wij al, die <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> in 1898 bij zijn beroem<strong>de</strong> zwager, Alma Ta<strong>de</strong>ma,<br />

introduceer<strong>de</strong>. Destijds schreef hij <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Engelse vertaling van Noodlot, on<strong>de</strong>r <strong>de</strong><br />

titel Footsteps of Fate reeds in 1891 verschenen, een inleiding. Jammer genoeg moet<br />

tot zijn na<strong>de</strong>el wel gezegd wor<strong>de</strong>n dat hij zich niet erg nauwkeurig documenteer<strong>de</strong><br />

als hij over Ne<strong>de</strong>rlandse schrijvers iets op papier zette. Hugo Aylva als <strong>de</strong> manlijke<br />

hoofdpersoon in Eline Vere is wel het meest betreurenswaardige <strong>voor</strong>beeld. Zijn<br />

biografische me<strong>de</strong><strong>de</strong>lingen wekken onbedoeld hier en daar <strong>de</strong> lachlust op. Ook in<br />

Engeland zelf is Gosse nogal eens slordigheid verweten, maar dit terzij<strong>de</strong>.<br />

De essayist ontving <strong>Couperus</strong> bij zich thuis, Hanover Terrace nr. 17, op een niet<br />

precies vast te stellen namiddag. 58 Over dit bezoek <strong>de</strong>el<strong>de</strong> hij na <strong>Couperus</strong>' dood<br />

mee: 59 ‘Ik had hem in tweeëntwintig jaar niet gezien, en ik vond hem nogal wat<br />

veran<strong>de</strong>rd, ten goe<strong>de</strong> wel te verstaan. Hij zag er uit of het hem beter ging, hij maakte<br />

een elegantere indruk en het leek ook dat zijn gezondheid heel wat beter was. Hij<br />

betoon<strong>de</strong> zich buitengewoon<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


606<br />

beminnelijk, ja zelfs hartelijk, en zei dat hij nooit had vergeten dat ik zijn eerste<br />

Engelse bewon<strong>de</strong>raar was geweest, die zich <strong>voor</strong> hem had ingezet. Hij was keurig<br />

en welverzorgd, met een aanzet van grijze bakkebaar<strong>de</strong>n aan bei<strong>de</strong> zij<strong>de</strong>n van zijn<br />

bleek ovaal gelaat, aan hetwelk een bril met zwart montuur een min of meer uilachtig<br />

aanzien verleen<strong>de</strong>. Hij hield zijn hoofd een beetje naar één kant, met een bijna<br />

kwijnen<strong>de</strong> glimlach, zeer innemend; en hij sprak een <strong>voor</strong>treffelijk Engels met een<br />

zachce, lage stem. Er was aan hem niets dat bij iemand het conventionele beeld van<br />

een Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>r opriep.<br />

Hij sprak mij over het immense succes van zijn boeken in Holland, en vertel<strong>de</strong><br />

hoe vrien<strong>de</strong>lijk zijn landgenoten <strong>voor</strong> hem waren, “nu, tenslotte!“ Maar hij voeg<strong>de</strong><br />

er aan toe dat hij niet kon leven in zijn “eigen dierbaar land, vanwege <strong>de</strong> win<strong>de</strong>n in<br />

Holland - zij zijn zo koud!” Hij was diep, ja bijna ziekelijk gevoelig <strong>voor</strong> temperatuur,<br />

en <strong>de</strong>ze fijngevoeligheid schreef hij toe aan zijn kin<strong>de</strong>rjaren in <strong>de</strong> hitte van Java;<br />

dienovereenkomstig woon<strong>de</strong> hij nu doorgaans in Italië, in Florence. Hij beklaag<strong>de</strong><br />

zich tegenover mij over een niet aflaten<strong>de</strong> trilling zijner zenuwen, een soort van<br />

rillen, maar hij voeg<strong>de</strong> er aan toe: “Het is niet van belang; het is een ziekte uit mijn<br />

vroege jeugd.”<br />

Hij vertel<strong>de</strong> mij dat hij nu op het punt stond om met zijn vrouw geduren<strong>de</strong> an<strong>de</strong>rhalf<br />

jaar een reis te gaan maken door <strong>de</strong> Oostindische archipel; zij zou<strong>de</strong>n daarheen gaan<br />

in grote luxe en staatsie, en zou<strong>de</strong>n in Batavia ontvangen wor<strong>de</strong>n met openbare<br />

eerbewijzen. “Misschien is het een zwakheid, maar van dat alles houd ik!” sprak hij<br />

zacht, glimlachend. “Maar ik zal zo snel als ik kan van Batavia wegvluchten. Ik moet<br />

<strong>de</strong> wil<strong>de</strong>rnis zien; ik moet <strong>de</strong> heilige tafelbergen bestijgen waar <strong>de</strong> grote tempelruïnes<br />

zijn; en ik wil meer zien dan Java, - ik wil Palembang bezoeken, en Borneo, misschien,<br />

en <strong>de</strong> prachtige Specerij-eilan<strong>de</strong>n zoals jullie die noemen. De hitte <strong>de</strong>r wou<strong>de</strong>n,<br />

vrien<strong>de</strong>lijke oosterlingen in hun oerstaat, weg van <strong>de</strong>ze kille beschaving hier in het<br />

noor<strong>de</strong>n. Mevrouw <strong>Couperus</strong> zegt dat wij tien jaar gele<strong>de</strong>n had<strong>de</strong>n moeten gaan, dat<br />

het te laat is, want ik ben achtenvijftig jaar. Maar neen! Ik zeg haar dat mijn hart<br />

tropisch is, <strong>de</strong> evenaar zal mij weer jong maken!”<br />

Hij sprak vrijuit en zon<strong>de</strong>r aanstellerij met mij over zijn romans, die reeds zeer<br />

talrijk waren, en waar hij een steeds toenemend succes mee had: “De vroegere romans<br />

<strong>de</strong>len in <strong>de</strong> populariteit van <strong>de</strong> nieuwe.” Desondanks was hij niet tevre<strong>de</strong>n met wat<br />

hij gepubliceerd had, en hij hoopte<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


607<br />

dat zijn romantische reis langs <strong>de</strong> eilan<strong>de</strong>n van het oosten hem op nieuwe wegen zou<br />

voeren, hem tot betere dingen zou inspireren. “Als ik Java nog eens heb weergezien,<br />

wil ik een nieuwe roman schrijven over het geheimzinnige leven daar, en dat boek<br />

zal beter zijn - het zal mijn beste wor<strong>de</strong>n!”<br />

Hij vertel<strong>de</strong> mij dat hij en Mr. Teixeira <strong>de</strong> Mattos moeilijkhe<strong>de</strong>n had<strong>de</strong>n gehad<br />

met <strong>de</strong> Engelse boekverkopers. “Zij zeggen dat ik niet netjes ben! Wat bedoelen zij<br />

met “niet netjes”? Wij mensen van het vasteland vin<strong>de</strong>n jullie zo moeilijk te begrijpen.<br />

Ik ben Latijns van aard en hoor daar thuis, weet u” - en hij lachte zacht, terwijl hij<br />

zijn ovale hoofd nog ver<strong>de</strong>r naar zijn schou<strong>de</strong>r <strong>de</strong>ed buigen, en zijn ogen neersloeg<br />

- “laat mij u vertellen dat mijn geest heel on-moreel is! Jullie zijn hier allemaal zo<br />

puriteins, en ik heb zo een sympathie <strong>voor</strong> <strong>de</strong> subura. De Engelse uitgevers zeggen<br />

dat dit veran<strong>de</strong>rd moet wor<strong>de</strong>n, en dat. Waarom zou ik mijzelf niet zijn? Mijn hart<br />

is zo tropisch.”<br />

Hij zei dat hij zich erg aangetrokken had gevoeld tot het werk van Mr. Stephen<br />

McKenna, die on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> jonge Engelse schrijvers zijn <strong>voor</strong>keur genoot. “Consequent<br />

psycholoog zijn, o! dat is wat een romancier zou moeten. Is men hier in Engeland<br />

niet een beetje al te veel gesteld op avontuur, bestu<strong>de</strong>ert men <strong>de</strong> ziel wel genoeg?<br />

Wie weet!”’<br />

Met enkele opmerkingen van algemene aard eindigt Gosse <strong>de</strong>ze weergave van<br />

zijn gesprek met <strong>Couperus</strong>. De schrijver maakte op hem <strong>de</strong> indruk van een eenvoudig<br />

man, hartelijk en toch met een doordringen<strong>de</strong> geest, die onmiskenbaar van genialiteit<br />

getuig<strong>de</strong>. Het portret dat hij tekent ziet er, enkele slordighe<strong>de</strong>n daargelaten, zeer goed<br />

gelijkend uit. Niet onbelangrijk is het gegeven dat <strong>Couperus</strong> in 1921 gedacht heeft<br />

over een, wat wij zou<strong>de</strong>n kunnen noemen, verbeter<strong>de</strong> Stille kracht. Misschien dat<br />

hij het plan tot dit boek heeft laten varen toen hij Indië eenmaal had teruggezien?<br />

Hij moet begrepen hebben dat er werkelijk twintig jaren waren <strong>voor</strong>bijgegaan, en<br />

dat een roman over het leven op Java anno 1921-'22 niet meer over geheimzinnighe<strong>de</strong>n<br />

en mysterieuze sferen kon gaan. Er zijn passages in <strong>Couperus</strong>' Indische reisbrieven<br />

die er op wijzen dat hij zich <strong>de</strong>ze grote veran<strong>de</strong>ringen heel goed bewust is geweest.<br />

Van <strong>Couperus</strong> bestaan slechts relatief weinig portretten. Twee van <strong>de</strong> beste uit zijn<br />

latere levensjaren dateren van 4 juni 1921: op <strong>de</strong>ze dag namelijk blijkt hij ze in<br />

Lon<strong>de</strong>n te hebben laten maken door <strong>de</strong> in die tijd vermaar<strong>de</strong> fotograaf E.D. Hoppé,<br />

opdat hij iets zou hebben <strong>voor</strong> even-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


608<br />

tuele interviews in dag- of weekbla<strong>de</strong>n. Prachtige foto's zijn het in<strong>de</strong>rdaad, ware<br />

kunstprodukten op zichzelf. 60<br />

Teixeira <strong>de</strong> Mattos had <strong>Couperus</strong> diens adres gegeven en hem vervolgens in een<br />

taxi geduwd. Ook had hij hem op het hart gedrukt Hoppé <strong>voor</strong>al een hand te geven,<br />

daar <strong>de</strong> man zich <strong>voor</strong> een gentleman hield. <strong>Couperus</strong> beloof<strong>de</strong> het. Over dit kleine<br />

avontuur vertelt hij: 61 ‘In zijn atelier belicht Hoppé mij met spiegels en neemt vier<br />

poses van me. Ze zijn heusch niet slecht gewor<strong>de</strong>n. Wel <strong>de</strong>ftig, maar het schijnt, dat<br />

ik iets <strong>de</strong>ftigs krijg. En Dd., die al bang was, vindt ze niet te lichtvaardig en meent,<br />

dat er iets “intellectuals” in doorstraalt. Nou, dan is het mij ook goed.’<br />

De aankoop van een hoge hoed, een lunch bij McKenna, autotochten met kennissen<br />

naar Eton, Windsor en Mai<strong>de</strong>nhead, <strong>Couperus</strong> genoot er met volle teugen van. <strong>Een</strong><br />

bijzon<strong>de</strong>re verrassing wachtte hem op maandag 6 juni. Ook <strong>de</strong>ze was door Teixeira<br />

<strong>voor</strong>bereid, die hier lang <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong>' aankomst aan McKenna over geschreven<br />

had: 62 ‘Van Swin<strong>de</strong>ren [<strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse gezant R. <strong>de</strong> Marees van Swin<strong>de</strong>ren] was<br />

most charming. He at once offered to have the Dutch reading at the legation [<strong>Couperus</strong><br />

zou in Lon<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Hollandse kolonie een van zijn fameuze <strong>voor</strong>drachten<br />

hou<strong>de</strong>n]... I said that, if Van Swin<strong>de</strong>ren would make it an invitation matter, he would<br />

be doing a great honour to <strong>Couperus</strong> and giving a very welcome reception to the<br />

Dutch colony in London... He leapt at this; said he would give a dinner to cwenty of<br />

la crême <strong>de</strong> la crême; he could manage thirty at two tables; and ask up to a hundred<br />

to the reception... Everything is provisional to Mrs. Van Swin<strong>de</strong>ren's agreement; and<br />

I am to lunch there on Friday and hear more...’ - In<strong>de</strong>rdaad hebben <strong>de</strong> heer en<br />

mevrouw Van Swin<strong>de</strong>ren woord gehou<strong>de</strong>n. <strong>Couperus</strong> gewaagt van een groot en<br />

schitterend gastmaal dat die dag <strong>voor</strong> hem is aangericht. Hij had het gevoel dat in<br />

zijn persoon <strong>de</strong> gehele Ne<strong>de</strong>rlandse letterkun<strong>de</strong> werd geëerd. ‘Wij, Ne<strong>de</strong>rlandsche<br />

schrijvers’, merkte hij naar aanleiding hiervan op, 63 ‘zijn volstrekt niet gewend, noch<br />

in ons dierbaar land, noch over onze dierbare grenzen, te wor<strong>de</strong>n gehuldigd op<br />

officieele of half-officieele wijze. Ik geloof niet, dat ik te veel zeg, als ik mijn<br />

ontvangst in het Gezantschapsgebouw te Lon<strong>de</strong>n “semi-official” noem en daar heel<br />

trotsch op ben, niet alleen <strong>voor</strong> mij en mijn boeken, maar <strong>voor</strong> allen, die zich <strong>de</strong>r<br />

Ne<strong>de</strong>rlandsche letterkun<strong>de</strong> wij<strong>de</strong>n en ons aller dikwijls materieel zoo stiefmoe<strong>de</strong>rlijke<br />

Muze.’<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


609<br />

De dag daarna kon hij zich revancheren met het <strong>voor</strong>lezen van De dood van Vesta.<br />

De <strong>voor</strong>dracht werd eveneens, zoals het plan was, in <strong>de</strong> legatie gehou<strong>de</strong>n. 64 <strong>Couperus</strong><br />

onmoette die avond on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re een ou<strong>de</strong> vriend van <strong>de</strong> familie Vlielan<strong>de</strong>r Hein -<br />

‘Lord R. (Baron M.)’ - die zich niet alleen zijn zwager Benjamin goed herinner<strong>de</strong>,<br />

maar ook ‘mijn onvergetelijken, noodlottig omgekomen neef F[rans] en zijne<br />

hartelijke woor<strong>de</strong>n, her<strong>de</strong>nken<strong>de</strong> dien va<strong>de</strong>r en zoon, die mij bei<strong>de</strong>n zoo bizon<strong>de</strong>r<br />

lief waren, zal ik nooit vergeten.’<br />

Grote eer werd hem vervolgens nogmaals bewezen op 9 juni, toen hij als gast van<br />

niemand min<strong>de</strong>r dan Mr. en Mrs. Asquith aanzat aan een lunch - ‘bij <strong>de</strong> Oppositie’,<br />

schreef hij geamuseerd 65 - waarna hij 's avonds in het House of Commons werd<br />

gefêteerd tij<strong>de</strong>ns een regeringsdiner, aangebo<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> Un<strong>de</strong>r-secretary of State<br />

for Foreign Affairs. Daar ook Teixeira en McKenna van <strong>de</strong> partij waren, mag wor<strong>de</strong>n<br />

aangenomen dat zij we<strong>de</strong>rom <strong>de</strong>genen zijn geweest die <strong>voor</strong> <strong>de</strong> uitnodigingen hebben<br />

gezorgd. De maaltijd, die plaatsvond in St. Stephen's Hall, maakte begrijpelijkerwijs<br />

diepe indruk op <strong>Couperus</strong> en zijn vrouw.<br />

McKenna had <strong>de</strong> vrien<strong>de</strong>lijke attentie <strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong> Reform-Club uit te nodigen<br />

<strong>voor</strong> een <strong>de</strong>jeuner, waaraan <strong>de</strong> tegenwoordigheid van De Marees van Swin<strong>de</strong>ren<br />

extra glans verleen<strong>de</strong>. Als chairman zat McKenna aan het hoofd van <strong>de</strong> tafel. Achter<br />

op een vel papier met <strong>de</strong> tafelschikking - waardoor wij nauwkeurig weten wie er die<br />

middag me<strong>de</strong> aanzaten - schreef <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> tekst van een korte tafelre<strong>de</strong> die hij<br />

zich gedwongen zag te hou<strong>de</strong>n. 66 ‘Excellency, my <strong>de</strong>ar host, gentlemen’, zo zei hij,<br />

‘I am not an artist of the spoken word, not even in my own language, but I should<br />

like to say how <strong>de</strong>eply touched I am by the kind reception wich which I have met in<br />

London. I feel gready honoured that His Excellency, the Netherlands Minister<br />

accepted my host's invitation to sit down at this lunch offered to me that I should<br />

meet you all. I feel honoured by your all coming here and am grateful for my young<br />

friend's extreme kindness. Excellency, my <strong>de</strong>ar host, genlemen, I propose to drink<br />

the prosperity of mo<strong>de</strong>rn English litterature and art.’ - In zijn reisjournaal, waarin<br />

hij hier over niet rept, vermeldt hij wel dat hij opnieuw had geconstateerd, 67 ‘toen<br />

wij koffie dronken, hoe veel The Books of The Small Souls wor<strong>de</strong>n gelezen en Old<br />

People en The Inevitable, terwijl The Tour (Antiek Toerisme), in Holland nog al<br />

geprezen, een beetje mijn Engelse lezers verwon<strong>de</strong>rd heeft... omdat het geen<br />

psychologische, dikke<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


610<br />

familieroman was.’ Teixeira troostte hem echter met <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n dat hij nu juist dit<br />

zo een mooi boekje vond.<br />

Op <strong>de</strong> avond van 13 juni heeft <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> maal een toast in het<br />

Engels moeten hou<strong>de</strong>n, en wel in <strong>de</strong> befaam<strong>de</strong> Titmarsh-club. Hij beschouw<strong>de</strong> <strong>de</strong><br />

invitatie tot een diner aldaar als buitengewoon vleiend ‘Ge weet natuurlijk,’ zo sprak<br />

hij <strong>de</strong> lezers van <strong>de</strong> Haangsche Post toe, 68 ‘dat Michael-Angelo Titmarsh een <strong>de</strong>r<br />

eerste pseudonymen van Thackeray was. (Als ge het niet weet, zeg dan toch nu maar:<br />

ja). De Titmarsh-club is een club, die dineert ter eere van een, dien men eeren wil.<br />

Vier-en-<strong>de</strong>rtig gasten zaten in een <strong>de</strong>r zalen van het Criterion aan. “Chairman” was<br />

<strong>de</strong> heer Crtn. [William Leonard Courtney]; ik behoef u niet uit te leggen, dat <strong>de</strong><br />

“chairman”, die werkelijk op een stoel met hoogeren rug zit, <strong>de</strong> tafel-prezi<strong>de</strong>nt is,<br />

die gezag uitoefent en <strong>de</strong> speechen regelt. Ik zat dus tusschen <strong>de</strong>n heer en mevrouw<br />

Crtn.’<br />

Het viel te verwachten dat Courtney <strong>de</strong> gast zou toespreken. Dit gebeur<strong>de</strong> ook, en<br />

<strong>Couperus</strong> vond 69 ‘dat <strong>de</strong>ze beroem<strong>de</strong> en excellente Engelsche letterkundige en criticus,<br />

ou<strong>de</strong>r van dagen dan ik op het gezicht dorst oor<strong>de</strong>elen, dit <strong>de</strong>ed op een wijze, die<br />

mij, daar aan tafel, bizon<strong>de</strong>r trof. Geheel op <strong>de</strong> hoogte van wat ik geschreven had,<br />

huldig<strong>de</strong> hij in zijn toast, <strong>de</strong> schim van Thackeray, als <strong>de</strong> traditie van <strong>de</strong>zen club het<br />

wil, en liet daarna niet af die zelf<strong>de</strong> schim telkens op te roepen, toen hij op korte<br />

wijze aanwees, welke werken ik geschreven had. Indien men weet, hoe hoog <strong>de</strong> naam<br />

en het werk van Thackeray, nog steeds, trots nieuwere en nieuwste generatie, in <strong>de</strong><br />

Engelsche litteraire wereld wordt in eere gehou<strong>de</strong>n, zal <strong>de</strong> lezer wel spoedig<br />

bevroe<strong>de</strong>n, hoe vleiend <strong>de</strong>s chairman's woor<strong>de</strong>n waren <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n buitenlandschen<br />

schrijver.’ Het is ook Courtney geweest die <strong>Couperus</strong> in het hart raakte met <strong>de</strong><br />

verzekering: ‘We believe in novels.’ Bijna is <strong>Couperus</strong> daarbij in tranen uitgebarsten.<br />

Dit gebeur<strong>de</strong> nog een keer toen alle genodig<strong>de</strong>n hem toezongen met het beken<strong>de</strong> lied<br />

‘And he is a jolly good fellow!!’.<br />

Tij<strong>de</strong>ns het diner maakte <strong>Couperus</strong> van <strong>de</strong> gelegenheid gebruik <strong>de</strong> merites van<br />

zijn vriend Teixeira <strong>de</strong> Mattos eens breed uit te meten: 70 ‘It will be impossible tor<br />

me to say, especially in a language not my own, how <strong>de</strong>eply touched I am by the<br />

most kind reception I have met with in London. I feel entirely in<strong>de</strong>bted herefor to<br />

my <strong>de</strong>ar friend's, Teixeira's translations of my books. Teixeira is an artist of the<br />

English language; he is master of every expression and sha<strong>de</strong> of expression. And I<br />

am always<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


611<br />

amazed, enraptured by his most subtle way of finding in English the equivalent of<br />

my own Dutch words. His translations remain my own work and still reveal the<br />

translator's brilliant personality. I want this moment to thank him and to thank you<br />

all, men and women of intellectual distinction of every kind, who are sitting here<br />

around me. Believe, I beg of you, in the great emotion, that overflows me this moment.<br />

My emotion is full of gratefullness to Teixeira, to you all and at the same time I teel<br />

proud to represent, if I may say so, mo<strong>de</strong>rn litterature of my <strong>de</strong>ar Country and my<br />

<strong>de</strong>ar language of the Netherlands. As their representant, ladies and gentlemen, I feel<br />

happy to drink your health.’<br />

De enige tafelre<strong>de</strong> die <strong>Couperus</strong> zelf in zijn feuilletons vermeldt, zon<strong>de</strong>r haar<br />

overigens uit te schrijven, heeft hij ten slotte op 19 juni gehou<strong>de</strong>n tij<strong>de</strong>ns een diner<br />

dat hem geoffreerd werd door <strong>de</strong> Anglo-Batavian Society. 71 Ook ditmaal was<br />

McKenna chairman, en hij zette volgens <strong>Couperus</strong> ‘een zeer lofrijke re<strong>de</strong> op mij in,<br />

waarop ik antwoord<strong>de</strong> met een eveneens vrij elaborate speech. Ge begrijpt, dat,<br />

precies als het gebeurt bij diplomaten en vorstelijke personen, onze speechen van te<br />

voren waren opgesteld, gekeurd door onzen rijkskanselier, pardon, ik meen door<br />

Tex, vriend en vertaler, want dat er staatsbelangen, Engelsche en Ne<strong>de</strong>rlandsche,<br />

afhingen van <strong>de</strong>s chairmans woord en het mijne!! Mannen-van<strong>de</strong>-pers, vlak bij<br />

aanzitten<strong>de</strong>, haastten zich onze woor<strong>de</strong>n te stenografeeren: het was dus heel gewichtig<br />

wat wij zei<strong>de</strong>n en zeggen gingen - en <strong>de</strong>n volgen<strong>de</strong>n dag verschenen onze speechen<br />

in “the papers”.’<br />

Ook van <strong>de</strong>ze re<strong>de</strong>, waar <strong>Couperus</strong> merkbaar erg zijn best op heeft gedaan, is <strong>de</strong><br />

tekst bewaard gebleven. Ditmaal ging hij ver<strong>de</strong>r dan het alleen maar lanceren van<br />

frases en beleefdhe<strong>de</strong>n: 72 ‘Mr. Chairman, my lords, ladies and gentlemen. Words<br />

have been spoken that have filled me with great gratitu<strong>de</strong> on behalf of those who are<br />

my spiritual children, I mean the novels which I have written during more than thirty<br />

years. I proffer a father's thanks when I reply in their name. They cannot themselves<br />

add a word to those which Mr. Teixeira, with unfaltering love and care, has ma<strong>de</strong><br />

them utter.<br />

Yes, books are like children, they are our boys and girls; and life lies before them<br />

from the moment when they are written. Life will be different for them all. And they<br />

have their fates and <strong>de</strong>stinies, as has been said before. They travel far from their<br />

parents; and some of mine have ma<strong>de</strong> their way among yourselves. They have been<br />

arrayed in beautiful gar-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


612<br />

ments such as only a kind rich uncle like Teixeira could afford to give them out of<br />

his treasury of English language and style. But, when I saw them thus clad, I<br />

recognized them at once. They were not changed, they were the same, they were my<br />

very own boys and girls, grown up, smiling and prosperous; and they said to me:<br />

“Father, we have found our way; and people have been nice to us. We have tried<br />

to please them in that country across the sea where you are always hesitating to come,<br />

because the sun is so rare there and because you prefer to roam through southern<br />

lands where you imagine that the sun is always shining. Father, we tell you, we have<br />

met with a most charming reception, among many English people of intellectual<br />

distinction; and it seems that we do not do you so much discredit as you are inclined<br />

to think directly you have finished creating us. They admire us and they like and<br />

love us - so at least they say - and in<strong>de</strong>ed you ought to feel very much obliged to<br />

Uncle Tex, who spared no expense in dressing us in these English clothes of ours,<br />

so that we might appear familiar to the English public and gave it what we may call<br />

a reflection and a living picture of mo<strong>de</strong>rn literature in our <strong>de</strong>ar Netherlands.”<br />

“I am pleased with you, boys and girls,” I tried to say to them. But they interrupted<br />

me and continued in chorus:<br />

“Father, we know you think, because we are born twenty years and more ago, that<br />

we are not so very <strong>de</strong>serving. We have always remarked with a certain jealousy that<br />

you love only your new-born child, your Benjamin, as you now are fon<strong>de</strong>st of our<br />

youngest brother Iskan<strong>de</strong>r, whom you called by the Persian name of Alexan<strong>de</strong>r the<br />

Great, the hero of your latest and far too highly-valued novel. Father, you are<br />

sometimes most unjust to us. It is true, you have never disowned us; but you have<br />

always seemed rather indifferent towards your boys and girls of twenty and thirty,<br />

who had to make their own way in the world. You place us in the charge of publishers<br />

- as the masters seem to be called who prepare us to appear before the public - and<br />

then you take no further notice of us. We repeat, father <strong>de</strong>ar, you are often very unjust<br />

to us; and we insist on telling you that many <strong>de</strong>lightful English people do not agree<br />

with you at all!”<br />

Thus my boys and girls, standing around me in their sturdy English fashion,<br />

reproached their father; and I felt that they were right. I hope that you will not think<br />

me too vain a father if I confess that I was proud of them.” [...]’<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


613<br />

Drukke dagen zou<strong>de</strong>n nog volgen, een aaneenschakeling van diners, partijen en<br />

autotochten. Aan het British Museum kon <strong>Couperus</strong> maar eenmaal toekomen. Die<br />

ene morgen was daarom een <strong>de</strong>s te grotere, gelukkige ervaring. <strong>Een</strong> ogenblik lang<br />

werd <strong>de</strong> gehele London-Season een wuft en ij<strong>de</strong>l, irreëel gedoe, van <strong>voor</strong>bijgaan<strong>de</strong><br />

aard. Zijn confrontatie met <strong>de</strong> Elgin-Marbles - ook toen al bij herhaling door<br />

Griekenland teruggeëist; <strong>Couperus</strong> noemt ze dienovereenkomstig ‘sacrilegeously’<br />

uit Hellas weggevoerd - ervoer hij als een kort maar prachtig moment, dat alles tot<br />

zijn ware proporties terugbracht: 73 ‘Je eigen tijd een secon<strong>de</strong> weg en ineens die<br />

godsmensch-koppen en -lichamen in oud, verminkt marmer, die je lieten <strong>de</strong>nken aan<br />

heel ou<strong>de</strong>, vergane dingen, die je heel vaag heug<strong>de</strong>n als uit droom of vóórbestaan...<br />

Nauwlijks één oogenblik.’ - Dat hierna Strawinsky's Le sacre du Printemps, gedanst<br />

door ook nu weer het Russisch ballet, <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> weinig aantrekkelijks had, zal<br />

niemand heel erg kunnen verwon<strong>de</strong>ren. Voor <strong>de</strong> zoveelste keer moest futurisme het<br />

afleggen tegen passatisme.<br />

Tochten naar Hatfield House en Ely, een zitting in het House of Commons waar<br />

<strong>de</strong> fameuze Lady Astor sprak - die <strong>Couperus</strong> al ken<strong>de</strong> daar hij haar kort tevoren in<br />

Constantine en Timgad ontmoet had - het hele programma maakt een zo overla<strong>de</strong>n<br />

indruk, dat men zich afvraagt hoe <strong>Couperus</strong> dit alles volgehou<strong>de</strong>n heeft. Van<br />

lichamelijke klachten horen of merken wij ineens niets meer. Hij leef<strong>de</strong> weer, en <strong>de</strong><br />

hoge kwaliteit van leven op déze wijze smaakte hem buitengewoon goed. Nu hij <strong>de</strong><br />

lippen eenmaal aan <strong>de</strong> zoete beker van <strong>de</strong> internationale roem gezet had, dronk hij<br />

die met welbehagen ook een volle uit.<br />

De wat bittere droesem bleef <strong>voor</strong> het laatst bewaard: die van <strong>de</strong> onvermij<strong>de</strong>lijke<br />

terugkeer, al was het dan maar <strong>voor</strong> drie maan<strong>de</strong>n, naar Ne<strong>de</strong>rland. Het ogenblik<br />

kwam waarop hij Engeland vaarwel moest zeggen. Die laatste avond stond alleen<br />

<strong>de</strong> bootreis naar Hoek van Holland op het programma... ‘En namen wij afscheid van<br />

<strong>de</strong> vrien<strong>de</strong>n en Tex, en was ik geen “lion” meer. En zonk <strong>de</strong>ze aardige, onvergetelijke<br />

maand alweêr achter me in <strong>de</strong> putten van het Verle<strong>de</strong>n.’ 74<br />

De weken die volg<strong>de</strong>n gebruikte <strong>Couperus</strong> om zijn reis naar indië, China en Japan<br />

<strong>voor</strong> te berei<strong>de</strong>n. Wij zagen al dat hij zich hiertoe met grote regelmaat naar <strong>de</strong><br />

Koninklijke Bibliotheek begaf. Henri Borel hielp hem met het bijeenzoeken van<br />

literatuur over geschie<strong>de</strong>nis, kunst en cultuur<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


614<br />

van die lan<strong>de</strong>n. Overigens zou <strong>Couperus</strong> China vrijwel geheel links moeten laten<br />

liggen, daar onlusten een intensief bezoek aan het Rijk van het Mid<strong>de</strong>n niet goed<br />

mogelijk maakten.<br />

Misschien is <strong>Couperus</strong> bij zijn <strong>voor</strong>bereidingen bovendien op weg geholpen door<br />

<strong>de</strong> heer en mevrouw Kleykamp, in wier gerenommeer<strong>de</strong> kunstzaal aan het begin van<br />

<strong>de</strong> Scheveningse weg hij in augustus een tentoonstelling van Chinese en Tibetaanse<br />

kunst heeft bewon<strong>de</strong>rd. 75 <strong>Een</strong> verslag van zijn bezoek aan <strong>de</strong> collecties van dit<br />

echtpaar, dat er een soort Heilige <strong>de</strong>r Heiligen op nahield, laat zien dat hij ook <strong>voor</strong><br />

<strong>de</strong> schoonheid van oosterse oudhe<strong>de</strong>n gevoelig was. Men trad er binnen in een<br />

ge<strong>de</strong>mpte, zilvergrijze atmosfeer. De te koop aangebo<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>werpen waren er zo<br />

smaakvol uitgestald, dat men zich eer<strong>de</strong>r in een aristocratisch museum dan in een<br />

Haagse kunsthan<strong>de</strong>l waan<strong>de</strong>.<br />

<strong>Een</strong> uitgesproken <strong>voor</strong>keur <strong>voor</strong> hetzij <strong>de</strong> Ming-, <strong>de</strong> Han- of <strong>de</strong> Tang-perio<strong>de</strong> had<br />

<strong>Couperus</strong> niet. Hij kon <strong>de</strong>ze preciosa elk in hun eigen stijl waar<strong>de</strong>ren. Desondanks<br />

gaat het verhaal dat hij bij Kleykamp eer<strong>de</strong>r al eens twee sang-<strong>de</strong>-boeuf vazen gezien<br />

had, die zo hevig zijn begeerte opwekten dat hij meen<strong>de</strong> niet meer zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong>ze<br />

pronkstukken te kunnen leven. Daar hij zich echter <strong>de</strong> aankoop ervan niet kon<br />

veroorloven, leen<strong>de</strong> hij ze ten slotte maar van mevrouw Kleykamp. Op een foto van<br />

<strong>Couperus</strong>, nog genomen op <strong>de</strong> Hoogewal en gemaakt <strong>voor</strong> De Kroniek, zien wij een<br />

van <strong>de</strong>ze vazen boven op zijn imitatie-oudhollandse kast staan. 76<br />

Vooral ook blanc-<strong>de</strong>-chine wekte zijn enthousiasme. Ja<strong>de</strong> had <strong>voor</strong> hem een<br />

bijzon<strong>de</strong>re poëzie. Hij noem<strong>de</strong> dit ‘<strong>de</strong> heilige won<strong>de</strong>re steen, waarin <strong>de</strong> weldadighe<strong>de</strong>n<br />

<strong>de</strong>s Hemels vervat zijn en die geluk aanbrengt en geneest’. <strong>Couperus</strong> keer<strong>de</strong> een paar<br />

maal terug naar Kleykamp, omdat er veel te leren viel. Na<strong>de</strong>re kennismaking met<br />

<strong>de</strong>ze objets d'art uit het Verre Oosten bereid<strong>de</strong> hem als het ware nog beter <strong>voor</strong> op<br />

zijn aanstaan<strong>de</strong> reis. In dit fraaie Haags-oriëntaalse <strong>de</strong>cor hield hij in september 1921<br />

ook nog twee lezingen, met op het programma on<strong>de</strong>r meer Bébert le boucher en<br />

André le pêcheur, De dochter van Blauwbaard en Uniform en geen imifonn. 77 Aan<br />

Wagen<strong>voor</strong>t schreef hij op 23 september: 78 ‘Gisteren was mijn twee<strong>de</strong> <strong>voor</strong>dracht<br />

bij Kleykamp en ik voel<strong>de</strong> mij werkelijk erg moê, maar bracht het er gelukkig goed<br />

van af. Die twee <strong>voor</strong>drachten waren aangebo<strong>de</strong>n aan Kleykamps le<strong>de</strong>n, 1600 stuks,<br />

terwijl er 300 à 350 in <strong>de</strong> zaal plaats vin<strong>de</strong>n! De belangstelling was genoeg om 2<br />

avon<strong>de</strong>n stampvol te vullen. [...] Morgen gaan wij <strong>voor</strong> 2 dagen naar De Steeg, bij<br />

mijn zwager<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


615<br />

Weynaendts.’ - Elisabeths zuster woon<strong>de</strong> daar toen namelijk al. Wellicht heeft<br />

<strong>Couperus</strong> op 24 september 1921 <strong>voor</strong> het eerst <strong>de</strong> plek gezien waar hij twee Jaar<br />

later zou sterven.<br />

Het vertrek naar Indië was bepaald op zaterdag 1 oktober. De overtocht zou gemaakt<br />

wor<strong>de</strong>n met De Prins <strong>de</strong>r Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n. Van Oss had kans gezien om als hut <strong>de</strong> suite<br />

te reserveren die <strong>voor</strong> <strong>de</strong> gouverneur-generaal Fock was ingericht. <strong>Couperus</strong> en<br />

Elisabeth zou<strong>de</strong>n in Amsterdam aan boord gaan. <strong>Een</strong> week eer<strong>de</strong>r schreef <strong>Couperus</strong><br />

aan Wagen<strong>voor</strong>t (23 september): ‘Spoedig gaan we het groote Avontuur te gemoet<br />

in <strong>de</strong> richting <strong>de</strong>r Rijzen<strong>de</strong> Zon. Denk eens aan ons, als we zitten tusschen aard- en<br />

zeebevingen, pest, cholera, taifoons, kersenbloesems en wat dies meer zij!’<br />

<strong>Een</strong> avontuur was het zeker. Zij zou<strong>de</strong>n een heel Jaar wegblijven. Het afscheid<br />

van wie hun dierbaar waren moet wel moeilijk zijn gevallen. Wie zou<strong>de</strong>n zij terugzien,<br />

van wie zou het later een afscheid <strong>voor</strong>goed blijken te zijn geweest? - Voor Elisabeth<br />

stond er ook iets prettigs tegenover: in Indië zou zij haar moe<strong>de</strong>r terugzien, Jeanne<br />

W.P. Baud-Steenstra Toussaint. De laatste brief die wij van <strong>Couperus</strong> uit <strong>de</strong> dagen<br />

van <strong>voor</strong> zijn vertrek bezitten, verzond hij op <strong>de</strong> valreep, zij het nog wel uit Den<br />

Haag, aan Herman Roelvink. 79 ‘Beste Herman’, schreef hij. ‘Zijt ge ergens om en bij<br />

Amsterdam? Ik ben 30 Sept. in Amsterdam, Hôtel d'Europe, om <strong>de</strong>n volgen<strong>de</strong>n dag<br />

naar Indië te vertrekken. Zoo ge kunt, kom dan eens om 4 uur aan. Zoo ik je niet<br />

meer zie, tot ziens dan, over een jaartje! (als <strong>de</strong> go<strong>de</strong>n het willen).’<br />

<strong>Couperus</strong> was achtenvijftig jaar toen hij <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> en laatste keernaar Java<br />

vertrok. Om en nabij dit afscheid voel<strong>de</strong> hij zich elegisch gestemd en hij was geneigd<br />

na te <strong>de</strong>nken over zijn leven, zijn familie, zijn vroegere reizen naar <strong>de</strong> tropen. Het<br />

was een ‘summing up’. Zijn Indisch reisjournaal begint daar dan ook mee. Had hij<br />

in 1899 genoegen moeten nemen met een hut twee<strong>de</strong> klasse, nu maakte hij <strong>de</strong><br />

overtocht als een ‘luxebeest’. Veel in zijn leven was veran<strong>de</strong>rd. Als schrijver voel<strong>de</strong><br />

hij zich, <strong>voor</strong>al na Lon<strong>de</strong>n, volkomen arrivé. Iets te nadrukkelijk vermeldt hij in zijn<br />

eerste reisbrief zijn illuster <strong>voor</strong>geslacht. 80 Hij noemt <strong>de</strong> gouverneurs-generaal aan<br />

wie hij verwant was, herinnert <strong>de</strong> lezers aan zijn <strong>voor</strong>va<strong>de</strong>r Abraham <strong>Couperus</strong>,<br />

kortom, hij maakte er geen geheim van dat hij zich als nazaat van een bepaald<br />

geslaag<strong>de</strong> familie beschouw<strong>de</strong>. De vorstelijke gouverneurssuite bracht hem tot <strong>de</strong><br />

opmerking: 81 ‘Wij zijn dus gehuis-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


616<br />

vest als prinsen, met onze badkamer, kleêrenkast, schrijftafel... en ik vrees alleen dat<br />

wij zeer verwend zullen zijn als <strong>de</strong>ze reis ten ein<strong>de</strong> is.’ - Gehuisvest als een prins,<br />

op De Prins <strong>de</strong>r Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n, recentelijk als een prins gefeteerd in Lon<strong>de</strong>n... was<br />

het een won<strong>de</strong>r dat <strong>Couperus</strong>, die zich met overtuiging <strong>de</strong> grootste Ne<strong>de</strong>rlandse<br />

prozaïst van zijn tijd wist, schertsend in het gastenboek van <strong>de</strong><br />

gouvernementspasanggrahan te Munduk op Bali zou schrijven: ‘Je suis le prince <strong>de</strong>s<br />

poètes’? 82 Waarbij dan tevens bedacht moet wor<strong>de</strong>n dat men in Frankrijk elke<br />

kunstenaar van het woord ‘poète’ placht te noemen. Op een overmaat van<br />

beschei<strong>de</strong>nheid wijst een en an<strong>de</strong>r natuurlijk niet. Maar <strong>de</strong>ze kin<strong>de</strong>rlijke, snobistische<br />

Ouida-reminiscentie zal toch geen zinnig mens <strong>Couperus</strong> kwalijk willen nemen. Veel<br />

meer dan van irritante ij<strong>de</strong>lheid is hier sprake - en dat geldt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>r gewor<strong>de</strong>n<br />

<strong>Couperus</strong> meer in het algemeen - van een overgecompenseerd maar daarom nog niet<br />

min<strong>de</strong>r fundamenteel min<strong>de</strong>rwaardigheidscomplex. Diep in <strong>de</strong> schrijver bleef tot het<br />

laatst toe een zeer intiem leven<strong>de</strong>, overgevoelige jongen verscholen, een eenzaam<br />

mens, die zich ondanks alles dikwijls onbegrepen voel<strong>de</strong>. Elisabeth is <strong>de</strong>gene geweest<br />

die hem juist ook in <strong>de</strong>ze laatste levensperio<strong>de</strong> à tort et à travers is blijven steunen.<br />

De enige echte Fi<strong>de</strong>ssa is hem door alles heen trouw gebleven.<br />

In Indië was men door persberichten van <strong>Couperus</strong>' komst tijdig op <strong>de</strong> hoogte<br />

gebracht. Al in september 1921 wijd<strong>de</strong>n Java bo<strong>de</strong> en Deli Courant <strong>de</strong> nodige<br />

aandacht aan hem. Men kon on<strong>de</strong>r meer kennis nemen van een lang artikel, een<br />

interview als men wil, gepubliceerd door Henri Borel. Uitvoerig ging <strong>de</strong>ze op<br />

<strong>Couperus</strong>' recente Lon<strong>de</strong>nse triomfen in. Helaas zou een door hem gedane aanbeveling<br />

niet overal een gelukkig resultaat ten gevolge hebben... Borel schreef namelijk on<strong>de</strong>r<br />

meer: 83 ‘Ik kan <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> kunstkringen van Indië aanra<strong>de</strong>n <strong>Couperus</strong> direct<br />

na zijn aankomst over lezingen te polsen, want <strong>de</strong>ze zijn een waarlijk buitengewoon<br />

genot.’ Weinig kon hij vermoe<strong>de</strong>n hoe Soerabaja spoedig op dit genot zou reageren.<br />

Overigens meen<strong>de</strong> Borel natuurlijk oprecht wat hij aanbeval. In november 1916<br />

al, had hij in Het Va<strong>de</strong>rland <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> karakteristiek van <strong>Couperus</strong>' <strong>voor</strong>drachten<br />

gegeven: 84 ‘Er zijn in China zg. “konk kó”, straatvertellers, die op straat: <strong>voor</strong> een<br />

aandachtige schare sprookjes en ou<strong>de</strong> sagen vertellen, en ik heb altijd in groote<br />

bewon<strong>de</strong>ring naar zoo'n verteller staan hoeren en zien, die een groot publiek zoo<br />

a<strong>de</strong>mloos geboeid kon hou<strong>de</strong>n. Hetgeen ik, behalve het vertellen in woord <strong>voor</strong>ál<br />

zoo.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


617<br />

bewon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>, was het gebaar, was het aangeven van geheele situaties met één geste,<br />

het beschrijven zelfs van geheele landschappen daarme<strong>de</strong>, en ook het aandui<strong>de</strong>n van<br />

een ontroering, een sensatie, een evenement. Ik dacht toen: zoo iets zou in Europa<br />

nooit kunnen, want men weet daar eigenlijk niet wat het gebaar is. Maar <strong>Couperus</strong><br />

weet het wél.’<br />

Soerabaja, waar alles mis zou gaan, is gelukkig een uitzon<strong>de</strong>ring gebleven. In<br />

Batavia daarentegen zou <strong>Couperus</strong> onmid<strong>de</strong>llijk veel succes oogsten. Niet alle ste<strong>de</strong>n<br />

waar hij gesproken heeft zijn ons nauwkeurig bekend. Maar zijn faam vloog hem,<br />

hoe dan ook, overal glorieus <strong>voor</strong>uit.<br />

Eindnoten:<br />

1 Later gebun<strong>de</strong>ld als Met <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> in Afrika (1921).<br />

2 V. Booven, Leven, 248, vermeldt abusievelijk 13 oktober.<br />

3 Afrika, 7-8.<br />

4 V. Booven, Leven 248. - Afrika, 13.<br />

5 Afrika, II.<br />

6 Aan schrijver <strong>de</strong>zes door Elisabeth <strong>Couperus</strong>-Baud verteld omstreeks zomer 1952.<br />

7 Afrika, 12.<br />

8 I<strong>de</strong>m, 16 e.v.<br />

9 I<strong>de</strong>m, 17.<br />

10 I<strong>de</strong>m, 25.<br />

11 I<strong>de</strong>m, 30.<br />

12 I<strong>de</strong>m, 34.<br />

13 I<strong>de</strong>m, 38.<br />

14 I<strong>de</strong>m, 48.<br />

15 I<strong>de</strong>m, 56.<br />

16 I<strong>de</strong>m, 60.<br />

17 I<strong>de</strong>m, 65.<br />

18 I<strong>de</strong>m, 70.<br />

19 I<strong>de</strong>m, 85.<br />

20 I<strong>de</strong>m, 87-88.<br />

21 I<strong>de</strong>m, 97.<br />

22 Dat hij in Constantine en Timgad ook <strong>de</strong> fameuze lady Astor heeft ontmoet, vertelt hij pas in<br />

Met <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> in London-Season, VI: ‘ik heb haar ontmoet in het hôtel te Constantine en<br />

tusschen <strong>de</strong> ruïnes van Timgad, waar ze jaloersch op mij was omdat ik logeer<strong>de</strong> bij <strong>de</strong>n<br />

Conservator <strong>de</strong>r ruïnes en zij met Lord As. in het slechte hôtel.’ Ibi<strong>de</strong>m XI, noemt hij haar ‘een<br />

echte gamine’. - Zij was het eerste vrouwelijke Member of Parliament.<br />

23 Afrika, 110-116.<br />

24 I<strong>de</strong>m, 112.<br />

25 I<strong>de</strong>m, 119.<br />

26 I<strong>de</strong>m, 123.<br />

27 V. Booven, Leven, 251.<br />

28 ‘Met <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> in Parijs’ (H.P. 4 juni 1921), in Proza II, 299-304.<br />

29 I<strong>de</strong>m, 302.<br />

30 I<strong>de</strong>m., 304.<br />

31 V. Booven, Leven, 250.<br />

32 I<strong>de</strong>m, 15.<br />

33 Van Booven verwijst hier naar Proza I, 147-169.<br />

34 Dit blijkt uit een brief (part. bez.) aan ir. J.H. van. Rossem: ‘Hôtel Duinoord 31. V. XXI. Lieve<br />

vrien<strong>de</strong>n. Hartelijk dank <strong>voor</strong> Uw gezellige gave! Morgen vertrekken wij naar Lon<strong>de</strong>n.’ -<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


Volgens Vogel, <strong>Couperus</strong>, 208, ontving <strong>Couperus</strong> in dit hotel op 24 mei 1921 het contract van<br />

Van Oss betreffen<strong>de</strong> zijn aanstaan<strong>de</strong> reis naar Indië: ‘<strong>Couperus</strong> mocht zelf het reisplan vaststellen,<br />

bovendien werd hem volkomen <strong>de</strong> vrije hand gelaten wat betreft het aantal brieven dat hij wil<strong>de</strong><br />

sturen. In <strong>de</strong> brief van Van Oss staat als enige <strong>voor</strong>zichtige opmerking: “Ofschoon wij hopen<br />

dat dit aantal, met het oog op <strong>de</strong> zeer hoge kosten, niet klein zal zijn.”’ - Eveneens volgens<br />

contract zou <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> helft ontvangen van <strong>de</strong> netto winst van zijn reisbrieven in boekvorm<br />

(Oostwaarts en Nippon).<br />

35 Zie noot 33, 184, waar McKenna een brief vermeldt van Teixeira d.d. 13 mei 1921: ‘I have<br />

written to <strong>Couperus</strong>, preparing him to be entertained by the Titmarsh Club and by the Asquiths...<br />

You might tell me in an early letter what to do in proposing [him] for temporary honorary<br />

membership of the Reform Club and when to do it...’<br />

36 ‘Met <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> in London-Season’ (H.P. 18 juni-20 augustus 1921), in Proza II, 247-298.<br />

37 I<strong>de</strong>m, 248.<br />

38 Bastet, Zuil, 123-124.<br />

39 S.F. van Oss, Vijftig jaren journalist (1946), 128-129.<br />

40 Proza II, 249.<br />

41 De Telegraaf (1923), 9 juni.<br />

42 Deli-Courant (1921), don<strong>de</strong>rdag 29 sepcember.<br />

43 Sir Edmund Gosse, Silhouettes (1925), 261-267.<br />

44 R. Breugelmans, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> Lion of the Season (1982).<br />

45 Proza II, 287.<br />

46 Proza II, 253.<br />

47 Het adres blijkt uit een van daar aan sir Edmund Gosse geschreven brief (in The Brotherton<br />

Library, University of Leeds). Zie noot 13.<br />

48 Proza II, 254.<br />

49 Breugelmans, Lion, 12.<br />

50 Proza II, 256.<br />

51 V.Booven, Leven, t.o. 12.<br />

52 Proza II, 258.<br />

53 I<strong>de</strong>m, 262-263.<br />

54 Dat dit in<strong>de</strong>rdaad zo was, blijkt uit allerlei gegevens. Zie b.v. Katherine Mansfield, Novels eind<br />

novelists (1930), 122-126 (opstel uit 1919); 205-208 (opstel uit 1920). Voorts J.A. Russell,<br />

‘<strong>Couperus</strong> in English’, in De Nieuwe Gids (1927), I, 522-533. - J.A. Russell, Romance and<br />

realism; trends in Belgo-Dutch prose literature (1959), C. VII. - J.G. Kooy, ‘<strong>Couperus</strong> en<br />

Engeland’, in Merlyn (juli 1964), 18 e.v. - Recent O.Wellens, ‘<strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong> Engelse kritiek’,<br />

in De Nieuwe Taalgids 73 (1980), 3, 191-197.<br />

55 Proza II, 264.<br />

56 Ann Thwaite, Edmund Gosse. A literary Landscape (1984), passim.<br />

57 Bastet, Vosmaer, passim.<br />

58 Het bezoek werd door <strong>Couperus</strong> wel aangekondigd, maar in een ongedateer<strong>de</strong> brief (pas juli<br />

1921?), verzon<strong>de</strong>n uit Royal Court Hotel, Sloane Square: ‘Dear Mr. Gosse. During my stay in<br />

London, I had not yet die opportunity to see you, and I paid no visie: I could hardly accept every<br />

invitation; it was merely a fysic impossibility! People were very kind, in<strong>de</strong>ed. But now I could<br />

come to you Friday next at 4 o'clock: could you receive me then? I would be <strong>de</strong>lighted to see<br />

you and to thank you for so many things you did for me and that I never forget. Hoping you<br />

will send me a favourable reply - telephone messages are not always ren<strong>de</strong>red well in this place<br />

- I remain Yours very faithfully <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>.’ (Zie noot 2.)<br />

59 Sir Edmund Gosse, Silhouettes (1925), 265-267. - Bastet, Zuil, 203-206.<br />

60 Proza II, 264-265. - Amice, 216 (afb.). - Oostwaarts, frontispice. - Van <strong>de</strong> vier foto's waarvan<br />

sprake is zijn er helaas slechts twee bekend.<br />

61 Proza II, 265.<br />

62 McKenna, Tex, 185.<br />

63 Proza II, 270.<br />

64 I<strong>de</strong>m., 271.<br />

65 I<strong>de</strong>m, 276.<br />

66 Breugelmans, Lion, 12.<br />

67 Proza II, 283.<br />

68 I<strong>de</strong>m, 286.<br />

69 I<strong>de</strong>m, 286-287.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


70 Breugelmans, Lion, 14.<br />

71 Proza II, 289.<br />

72 Breugelmans, Lion, 17-21.<br />

73 Proza II, 292.<br />

74 I<strong>de</strong>m, 298. De datum staat niet nauwkeurig vast. In elk geval vóór 22 juli, getuige een brief van<br />

die datum aan madame M.C. Baehrens, Clarens (Zwitserland). Vanwege <strong>de</strong> ook wel interessante<br />

inhoud van <strong>de</strong>ze volgt hier <strong>de</strong> tekst: ‘Geachte Mevrouw. Zéer gevoelig <strong>voor</strong> Uwe waar<strong>de</strong>ering<br />

van mijn boek De Stille Kracht en Uw <strong>voor</strong>nemen het in het Fransch te willen vertalen, mis<br />

ik-vind mij niet onhoffelijk, dat ik dit zeg - <strong>de</strong> zakelijke basis in Uw brief, waarop ver<strong>de</strong>r zoû<br />

zijn te bouwen. Het zal U niet gemakkelijk vallen een Franschen uitgever te vin<strong>de</strong>n en ik zelve<br />

zou niets met <strong>de</strong>zen uitgever kunnen bespreken. Mijne Duitsche vertalingen wor<strong>de</strong>n behan<strong>de</strong>ld<br />

door het Bureau van Auteursrecht te Amsterdam (29 J.W. Brouwersplein); mijne Engelsche<br />

vertalingen behan<strong>de</strong>l ik als exceptie zelve met <strong>de</strong>n vertaler, die een vriend van mij is en die alle<br />

tantièmes met mij <strong>de</strong>elt. Ik zelve kan echter mij niet bemoeien met <strong>de</strong> besprekingen eener<br />

eventueele Fransche vertaling, Deze zoû moeten geschie<strong>de</strong>n òf door het Bureau van Auteursrecht,<br />

òf <strong>de</strong> vertaler zoû mij da<strong>de</strong>lijk bij het opmaken van een contract een som moeten overmaken<br />

b.v. ƒ. 1000 - in eens. De Franschen zijn niet zeer gesteld op vertalingen; zij hebben een te rijke<br />

litteratuur om veel <strong>voor</strong> die van het buitenland te voelen. Vergeef mij dus, als ik U niet meer<br />

bemoedigend op Uw vrien<strong>de</strong>lijk schrijven kan antwoor<strong>de</strong>n en geloof mij Hoogachtend Uw dw.<br />

<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>.’<br />

75 ‘Chineesche en Thibetaansche Kunst’ (H.P. 27 augustus), in Proza III, 177-182.<br />

76 <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. Schrijvers Prentenboek nr.9, 29 afb. 87. - Aan het ontstaan van <strong>de</strong>ze foto is<br />

een anekdote verbon<strong>de</strong>n. Vogel, <strong>Couperus</strong>, 191, citeert <strong>de</strong> redacteur Johan C.P. Alberts, die<br />

vertelt: ‘...dat hij <strong>Couperus</strong> kwam opzoeken met <strong>de</strong> beken<strong>de</strong> Haagse fotograaf Fréquin en<br />

<strong>Couperus</strong> nerveus, en een beetje gespannen aantrof. Hij nam Alberts bij <strong>de</strong> arm en zei: “ziet u,<br />

ik word langzaamaan ou<strong>de</strong>r en ik wil niet oud zijn, ze zeggen al dat ik soms op een ou<strong>de</strong> dominee<br />

lijk. Zou u er alstublieft <strong>voor</strong> willen zorgen dat ik op die foto geen ou<strong>de</strong> dominee ben?”’<br />

77 Bastet, Zuil, 146.<br />

78 Maatstaf II (1963), 178 nr.33.<br />

79 Coll. Kon. Bibl., Den Haag.<br />

80 Oostwaarts, I.<br />

81 I<strong>de</strong>m, 3.<br />

82 V. Tricht, Verkenning, 5.<br />

83 Deli Courant (1921), 29 september.<br />

84 Bastet, Zuil, 144.<br />

III [1921-1922]<br />

De weersomstandighe<strong>de</strong>n geduren<strong>de</strong> het grootste <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> heenreis waren i<strong>de</strong>aal.<br />

Die eerste nacht op <strong>de</strong> Noordzee was er wel wat herfstmist, maar oponthoud<br />

veroorzaakte <strong>de</strong>ze niet. In Southampton bleef <strong>de</strong> boot twee etmalen liggen. Met een<br />

klein scheepje maakten <strong>Couperus</strong> en Elisabeth een toer naar het eiland Wight, waar<br />

zij in het Royal Marine Hotel lunchten en, naast nog een paar an<strong>de</strong>re<br />

bezienswaardighe<strong>de</strong>n, Caris-brooke Castle gingen bekijken. 1<br />

Zelfs <strong>de</strong> beruchte Golf van Biskaje lag er kalm bij, Portugal werd in alle rust<br />

gepasseerd, en ook in <strong>de</strong> Mid<strong>de</strong>llandse Zee bleef het zo. Van het schip af zag <strong>Couperus</strong><br />

niet zon<strong>de</strong>r ontroering Nice terug. Hij herken<strong>de</strong> Cimiez en <strong>de</strong> grote hotels, Monte<br />

Carlo en Menton, en zag tenslotte <strong>de</strong> al even goed beken<strong>de</strong> contouren van Genua<br />

opdoemen. Voor het eerst na zeven Jaren zette hij weer voet op Italiaanse bo<strong>de</strong>m, al<br />

was het dan ook maar <strong>voor</strong> enkele uren. Samen met an<strong>de</strong>re passagiers maakte hij<br />

een autotocht naar Portofino, Santa Margherita en <strong>de</strong> stad Rapallo aan zee. 2<br />

Via <strong>de</strong> Straat van Messina voer <strong>de</strong> Prins <strong>de</strong>r Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n volgens <strong>de</strong> geijkte route<br />

<strong>de</strong> Egeïsche Zee in, stoom<strong>de</strong> on<strong>de</strong>r Kreta langs en zette koers naar Port-Saïd. <strong>Couperus</strong><br />

moest daar een aantal prijzen inkopen, bestemd <strong>voor</strong><strong>de</strong> ‘Feesten van <strong>de</strong>n Indischen<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


Oceaan, die een comité <strong>voor</strong>bereidt’. Men had hem tot <strong>voor</strong>zitter daarvan benoemd,<br />

wat hij maar matig vond, daar hij geen talenten <strong>voor</strong> een <strong>de</strong>rgelijke functie meen<strong>de</strong><br />

te bezitten. Gelukkig had hij ter assistentie naast zich jhr. Jan Feith, correspon<strong>de</strong>nt<br />

van De Indische Post die hem als vice-<strong>voor</strong>zitter bijna alles uit han<strong>de</strong>n nam. 3 Feith<br />

heeft amusante herinneringen aan <strong>de</strong>ze gezamenlijk gemaakte over-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


618<br />

tocht te boek gesteld, waarin hij on<strong>de</strong>r meer vertelt hoe <strong>Couperus</strong> hem tij<strong>de</strong>ns een<br />

schitteren<strong>de</strong> zonson<strong>de</strong>rgang toevoeg<strong>de</strong>: 4 ‘Men zou wenschenja, eigenlijk m'n liefste<br />

wensch... zóó te mogen sterven... Op een oogenblik als dit... Gisteren bij <strong>voor</strong>beeld<br />

heb ik dat gevoel al heel sterk gehad... Ik stond bij <strong>de</strong> verschansing terwijl <strong>de</strong> zon<br />

even grandioos als nu on<strong>de</strong>rging... Ik dacht aan het leelijke, het vieze, het afgedragene<br />

van dingen van onszelf, die ons schijnbaar tot nut zijn geweest, die ons een tijdlang<br />

dierbaar en zelfs onmisbaar leken... Toen dacht ik aan <strong>de</strong> zee, die zich in goud baadt<br />

en hoe het een daad van schoonheid zoû wezen, het aardsche weg te werpen,... over<br />

boord!... daar in zee!... achter het <strong>voor</strong>t-spoe<strong>de</strong>n<strong>de</strong> schip aan... tot het on<strong>de</strong>rdompelt<br />

<strong>voor</strong>goed...’<br />

Feith meen<strong>de</strong> op dat ogenblik enigszins geschokt dat <strong>Couperus</strong> zelfmoord<br />

overwoog, maar <strong>de</strong>ze gaf als na<strong>de</strong>re explicatie te kennen: ‘Gisteren stond ik over <strong>de</strong><br />

verschansing geleund... Ik had een paar lievelingssokken, die niet meer te dragen<br />

waren... Ik moest er afstand van doen, al ging het aan mijn hart... Maar ze waren vies<br />

en leelijk gewor<strong>de</strong>n... ik heb gewacht tot zonson<strong>de</strong>rgang... En toen, - toen heb ik ze<br />

zelf over boord geworpen... Ze huppel<strong>de</strong>n nog even in het schuimen<strong>de</strong> zog van het<br />

schip... Toen verdwenen ze,... eerst <strong>de</strong> een, dan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>r... Ze waren oud en leelijk<br />

gewor<strong>de</strong>n... Maar hun sterven heb ik tot iets moois weten te maken, amicissimus!’<br />

- <strong>Couperus</strong> was Der dingen ziel nog niet vergeten. De anekdote moet wel op waarheid<br />

berusten en toont aan hoe <strong>Couperus</strong>' levensstijl doortrokken was van intieme<br />

esthetische ontroeringen die veel meer waren dan een oppervlakkig vernis. Voor<br />

hem beteken<strong>de</strong> dit geen aan-stellerij. Het zijn dit soort kin<strong>de</strong>rlijkhe<strong>de</strong>n die menigeen<br />

altijd weer ontwapend hebben.<br />

<strong>Couperus</strong> vond, na meer dan twintig jaar, Port-Saïd niet meevallen: 5 ‘Het scheen<br />

wel hygiënischer en alles was uitgewischt, zoowel het mooie als het vuile, het vieze<br />

als het schil<strong>de</strong>rachtige.’ Na enkele uren echter voeren zij het Suezkanaal al binnen.<br />

Grote hitte overviel <strong>de</strong> passagiers meteen in <strong>de</strong> Ro<strong>de</strong> Zee. Toen <strong>de</strong> aangekondig<strong>de</strong><br />

feesten gevierd wer<strong>de</strong>n, weer<strong>de</strong> <strong>voor</strong>al <strong>de</strong> vice-presi<strong>de</strong>nt zich goed: ‘De sporten <strong>voor</strong><br />

volwassenen danken aan <strong>de</strong> onvermoei<strong>de</strong> leiding van Jan Feith, die grootva<strong>de</strong>r is<br />

gewor<strong>de</strong>n maar een jongmensch bleef en een sportman, hun reuzen-resultaat.’<br />

<strong>Couperus</strong>, van zijn kant, arrangeer<strong>de</strong> een cabaretavond. <strong>Een</strong> tekenaar heeft ons een<br />

aardig portret van <strong>de</strong> twee heren nagelaten, waarop wij links Jan Feith zien zitten,<br />

rustig en het hoofd een beetje geheven naar<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


619<br />

rechts, kennelijk luisterend naar <strong>Couperus</strong> die met weidse gebaren - <strong>de</strong> tekenaar heeft<br />

niet verzuimd zijn ringen en armband goed dui<strong>de</strong>lijk weer te geven - een verhaal zit<br />

te vertellen. 6<br />

<strong>Een</strong> bijzon<strong>de</strong>r ogenblik beleef<strong>de</strong> hij bij het passeren van Kaap Guardafui. Ineens<br />

herinner<strong>de</strong> hij zich wat zijn zuster Trudy hier in juli 1879 was overkomen: 7 ‘<strong>Een</strong><br />

veertig jaren gele<strong>de</strong>n heeft mijne eigene zuster daar schipbreuk gele<strong>de</strong>n, ginds op<br />

dat glooien<strong>de</strong> duin, op dat effen, kalme, gele duin. Zij zijn daar neêr gesmeten in een<br />

wrakke sloep over rots en rif, zij, haar man, haar kind. En haar twee<strong>de</strong> kind werd<br />

daar geboren! Staren<strong>de</strong> naar het stil poëtische, idyllische duin van kaap Guardafui,<br />

heb ik toen aan die zuster gedacht. Zij werd gered, zij leef<strong>de</strong> nog jaren. Zij is nù niet<br />

meer. Ik heb, toen ik zoo staar<strong>de</strong>, iets gevoeld als of er tusschcn ons bei<strong>de</strong>r<br />

bestaansoogenblikken op dat morgenuur iets samen weef<strong>de</strong> van vreem<strong>de</strong> herinnering<br />

en nooit gedoof<strong>de</strong> sympathie...’<br />

Na Colombo brak ten slotte <strong>de</strong> dag aan waarop Sabang bereikt werd. <strong>Couperus</strong><br />

en Elisabeth zetten voet aan wal. Sumatra lag <strong>voor</strong> hen, waar zij dankzij <strong>de</strong> goe<strong>de</strong><br />

zorgen en gastvrijheid van <strong>de</strong> gouverneur van Sumatra's Oostkust, L.C. Westenenk,<br />

een heerlijke tijd zou<strong>de</strong>n doorbrengen. - In Belawan gingen zij <strong>de</strong>finitief van boord,<br />

omdat zij uitgenodigd waren te komen logeren bij <strong>de</strong> Westenenks in Medan, <strong>de</strong><br />

hoofdstad van Deli. 8 Oktober spoed<strong>de</strong> intussen al ten ein<strong>de</strong>. De tijd van <strong>de</strong><br />

regenmoesson brak aan, hier iets vroeger dan op Java. Met spijt moest <strong>Couperus</strong><br />

constateren: 9 ‘Geen blauwe lucht, geen onverbid<strong>de</strong>lijk azuur. Eer<strong>de</strong>r een lage, grauwe<br />

hemel [...].’ Drie weken lang zou hij op Sumatra blijven, om daarop naar <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong><br />

pleisterplaats ver<strong>de</strong>r te gaan: Batavia.<br />

Stilgezeten heeft hij in <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> allerminst. Met volle teugen genoot hij van<br />

alles wat hij zag. Het leven <strong>de</strong>r planters dat hij er leer<strong>de</strong> kennen, <strong>de</strong> nieuwe metho<strong>de</strong>s<br />

die zij toepasten, dit alles oefen<strong>de</strong> zoveel bekoring op hem uit dat hij verklaar<strong>de</strong>: 10<br />

‘Had ik een zoon, die gezond was en jonge spieren had en wil<strong>de</strong> hij romantier wor<strong>de</strong>n<br />

in <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandsche lettergaar<strong>de</strong>, ik zoû hem ra<strong>de</strong>n: beste kerel, probeer liever<br />

assistent te wor<strong>de</strong>n ergens op een on<strong>de</strong>rneming in Deli en laat je romans<br />

ongeschreven.’ - Dikwijls moet hij in zijn latere levensjaren aan zijn va<strong>de</strong>r hebben<br />

gedacht, hier in Indië <strong>voor</strong>al. Meer dan vroeger ging <strong>Couperus</strong> in zijn opvattingen,<br />

zijn doen en laten - driftbuien <strong>voor</strong>al - op hem lijken. Het is niet onwaarschijnlijk<br />

dat hij hem met het zelf ou<strong>de</strong>r wor<strong>de</strong>n steeds beter is gaan begrijpen. Als <strong>de</strong> laatste<br />

van een geslacht, dat hier se<strong>de</strong>rt<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


620<br />

eeuwen functies had bekleed, moet hij <strong>de</strong>ze won<strong>de</strong>rlijke reis wel als een vreem<strong>de</strong><br />

afsluiting hebben ervaren. <strong>Couperus</strong> heeft Indië bereisd op <strong>de</strong> drempel van een nieuwe<br />

tijd. Hij was zich daar van bewust, getuige een aantal verrassen<strong>de</strong> opmerkingen in<br />

die richting.<br />

Zijn gevarieer<strong>de</strong> observaties en dienovereenkomstige beschrijvingen maken <strong>de</strong><br />

lectuur van <strong>de</strong> reisbrieven tot een genot. Niets ontging hem. Bovendien paste hij een<br />

levendige, onopgesmukte verhaaltrant toe, die vrijwel nergens ou<strong>de</strong>rwets aandoet.<br />

Nu het hele koloniale leven zoals hij het schil<strong>de</strong>r<strong>de</strong> <strong>voor</strong>goed <strong>voor</strong>bij is, hebben <strong>de</strong>ze<br />

bladzij<strong>de</strong>n er <strong>de</strong> charme van een onvervangbaar historisch document bij gewonnen.<br />

Het is opmerkelijk dat wij ineens met een an<strong>de</strong>re <strong>Couperus</strong> te maken hebben.<br />

Aan-dacht <strong>voor</strong> het zware werk van <strong>de</strong> koelie, belangstelling <strong>voor</strong> wat <strong>de</strong>ze verdient<br />

en hoe hij woont, interesse in <strong>de</strong> bewerking van <strong>de</strong> geplukte tabak, het verraadt<br />

dui<strong>de</strong>lijk het plezier dat hij zelf in zijn reis heeft gehad en het genoegen dat hij er in<br />

schepte zijn lezers te boeien met <strong>de</strong> meest uiteenlopen<strong>de</strong> verhalen, steeds in<br />

welgekozen bewoordingen verteld.<br />

Persoonlijke herinneringen doorspekten zijn betoog. Ook zijn vrouw betrok hij<br />

soms daarin, zoals bij het oversteken per auto van <strong>de</strong> Delirivier: 11 ‘Hier dichtbij heeft<br />

mijn vrouw gewoond, toen zij een meisje van acht was, en haar va<strong>de</strong>r, bijna pionier,<br />

een <strong>de</strong>r allereerste tabakson<strong>de</strong>rnemingen hier administreer<strong>de</strong>. Toen was er géén<br />

elegante stad Medan, hoofdplaats van <strong>de</strong> Oostkust van Sumatra; toen dreig<strong>de</strong> er<br />

telkens gevaar, liepen <strong>de</strong> hongerige Bataks <strong>de</strong> plantages, <strong>de</strong> eerste, <strong>de</strong> moedige, <strong>de</strong><br />

overmoedige, af, werd een plantersgezin soms uitgemoord, sloop een tijger rond, die<br />

een, in tijgerhuid verklee<strong>de</strong>, spion bleek, was <strong>de</strong> romaneske atmosfeer er eene geschikt<br />

<strong>voor</strong> een boek van Aimard. Meer dan veertig jaar gele<strong>de</strong>n. Toen was daar ginds nog<br />

<strong>de</strong> kleine armzalige haven, nu verzand en vervallen...’<br />

Het verblijf in Medan werd on<strong>de</strong>rbroken door enkele dagen op <strong>de</strong> koele hoogvlakte<br />

van Brastagi. In het nieuwe hotel van <strong>de</strong> gebroe<strong>de</strong>rs Walter voel<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> zich<br />

bijna in Zwitserland. Hij genoot er van het uitzicht op <strong>de</strong> roken<strong>de</strong> Sibajak. 's Avonds<br />

hoor<strong>de</strong> hij Batakse muzikanten op hun sroenaï fluiten, waarbij <strong>de</strong> gendang geslagen<br />

werd, door zachte gongklanken begeleid. <strong>Een</strong> autotocht naar Matapaoh, bezoek aan<br />

rubber-plantages en aan het paleis van <strong>de</strong> sultan van Serdang - <strong>Couperus</strong> zag er niet<br />

veel meer dan een enorme orang-oetan in zijn hok - wissel<strong>de</strong>n elkaar op aangename<br />

wijze af. Ook hield hij zijn eerste lezingen, niet alleen in<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


621<br />

Medan maar bovendien in Pangkalan Brandan, waar hij twee dagen gebleven is. <strong>Een</strong><br />

bezoek aan <strong>de</strong> assistent-resi<strong>de</strong>nt van Tandjoeng-Poera, <strong>de</strong> heer Facchinger Auer,<br />

charmeer<strong>de</strong> hem zo dat hij schreef: 12 ‘Hoe hartelijk gastvrij en bijna wereldsch doet<br />

zulk een ontvangst op <strong>de</strong>n noen aan, en werkelijk, ik ben, geloof ik, wel een zoon<br />

van een ambtenaars-familie; - alleen maar als ik <strong>de</strong>n hoogen vlaggestok zie vóór op<br />

het gazon van het huis eens ambtenaars-rezi<strong>de</strong>nt, assistent-rezi<strong>de</strong>nt, contrôleur -<br />

wordt er iets sympathieks in mij bewogen. Als ik geen schrijver was geboren, was<br />

ik zeker Oost-Indisch ambtenaar gewor<strong>de</strong>n.’ - De grote wens van zijn va<strong>de</strong>r!<br />

Diepe indruk maakte op hem een bezoek aan <strong>de</strong> leprozerij van Laoe-si-Momo.<br />

Driehon<strong>de</strong>rdveertig patiënten zag hij daar, waarvan tweehon<strong>de</strong>rd melaatsen gedoopt<br />

waren. De lief<strong>de</strong> waarmee <strong>de</strong>ze mensen hier behan<strong>de</strong>ld wer<strong>de</strong>n bracht hem bijna aan<br />

het twijfelen wat betreft zijn opvatting van het christendom, en <strong>voor</strong>al aan <strong>de</strong><br />

christelijke zending: 13 ‘Ik sta misschien niet altijd sympathiek tegenover het werk<br />

van zen<strong>de</strong>lingen. Het is mijn overtuiging, dat <strong>de</strong> Christelijke godsdienst om zijn,<br />

<strong>voor</strong> primitieve menschen ongrijpbaar en onbegrijpbaar en hoog i<strong>de</strong>ëelen stelregel:<br />

heb uw naasten lief als uzelven - was dit niet het woord van Jezus, waarop geheel<br />

zijn leer berustte? - er geene is <strong>voor</strong> wie niet geduren<strong>de</strong> eeuwen heeft leeren <strong>de</strong>nken<br />

en voelen. Uit fetichisme, uit Animisme, da<strong>de</strong>lijk zon<strong>de</strong>r overgang, dus niet door<br />

een, <strong>de</strong> eenvoudige ziel verheffen<strong>de</strong>n, dienst van natuurgo<strong>de</strong>n, binnen te tre<strong>de</strong>n in<br />

het zuiver verstandsen gevoelsi<strong>de</strong>aal van het Christendom, gelijkt mij, <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

primitieve ziel, eene onbereikbaarheid.’<br />

Overal waar hem dat gevraagd werd, heeft <strong>Couperus</strong> met genoegen lezingen<br />

gehou<strong>de</strong>n, zelfs in kleinere plaatsen als Tebing-Tinggi, al zal hij zich daar toch wel<br />

met een minimum aan elegant <strong>de</strong>corum tevre<strong>de</strong>n hebben moeten stellen. Op <strong>de</strong><br />

autotochten heen en terug luister<strong>de</strong> hij graag naar sterke verhalen over tijgers.<br />

Zelfheeft hij er echter geen enkele te zien gekregen.<br />

Van Medan uit maakte hij een drie weken duren<strong>de</strong> toer, eerst langs het Tobammeer<br />

en daarna ver<strong>de</strong>r naar <strong>de</strong> Padangse Bovenlan<strong>de</strong>n en naar <strong>de</strong> stad Padang zelf. Hij<br />

had een kleine Essex gehuurd, met als chauffeurs twee Javanen, Imân. en Tahir. Deze<br />

reis vond hij zo prachtig dat hij niet wist hoe het uit te drukken, <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> wel<br />

iets heel zeldzaams: ‘Ik woû, dat ik nieuwe woor<strong>de</strong>n had’, schreef hij. 14 ‘Ik ben echter<br />

niet rijker dan ik ben.’ -<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


622<br />

Elf dagen bleef hij in Fort-<strong>de</strong>-Kock, vanwaar hij elke dag opnieuw autotochten door<br />

<strong>de</strong> omgeving on<strong>de</strong>rnam.<br />

Na <strong>de</strong>ze onvergetelijke tijd op Sumatra besloot hij naar Java ver<strong>de</strong>r te reizen. Hoe<br />

heerlijk hij het allemaal gevon<strong>de</strong>n had, blijkt uit zijn woor<strong>de</strong>n: 15 ‘Was het een droom<br />

geweest of was het meer? In alle geval bleef <strong>de</strong> herinnering, zal zeker <strong>de</strong> herinnering<br />

blijven onvergetelijk, <strong>voor</strong> geheel mijn ver<strong>de</strong>r leven diep geprent in mijn heugenis.’<br />

Imân en Tahir, immers op Java geboren, had<strong>de</strong>n het liefst mee willen varen naar<br />

Batavia. Daar kon echter om allerlei re<strong>de</strong>nen geen sprake van zijn. Samen boekten<br />

<strong>Couperus</strong> en Elisabeth passage op <strong>de</strong> Willis, een schip van <strong>de</strong> Rotterdamsche Lloyd.<br />

Van Padang naar Tandjong Priok was geen lange reis: 16 ‘Twee dagen en nachten<br />

langs Sumatra's kust en <strong>de</strong> golven<strong>de</strong> lijn van Benkoelen. In <strong>de</strong>n vroegsten morgen<br />

trof mij Krakatau, in tweeën gebarsten, het eiland van vuurrazernij, en <strong>de</strong> twee rotsen<br />

zoo kalm rozig opsteken<strong>de</strong> in ochtendatmosfeer of nooit razernij ware uitgebarsten.’<br />

Was het Elisabeths ou<strong>de</strong> moe<strong>de</strong>r die hen in Tandjong-Priok afhaal<strong>de</strong> van <strong>de</strong> boot,<br />

samen met vrien<strong>de</strong>n en kennissen? <strong>Couperus</strong> spreekt van verwanten maar noemt hun<br />

namen niet. In Weltevre<strong>de</strong>n stapte hij af in het Hôtel <strong>de</strong>s In<strong>de</strong>s, hem sinds zijn<br />

kin<strong>de</strong>rjaren vertrouwd: ‘O ou<strong>de</strong> souvenirs!’ riep hij uit. 17 ‘Wat moet ge nu van mij?<br />

Ik was immers hier reeds twintig jaren gele<strong>de</strong>n [1899] en werd ik toen zoo overstelpt<br />

door mijn kin<strong>de</strong>rsouvenirs als nu? Het is vreemd, maar ik bleef toen koeler.’ Batavia<br />

vond hij erg veran<strong>de</strong>rd: auto's in plaats van landauers, geen zondagse muziek meer<br />

op het Waterlooplein, <strong>de</strong> mooie huizen van het Konings-plein vervallen, zon<strong>de</strong>r verf<br />

en ontsierd door lelijke opschriften. Met een brok in <strong>de</strong> keel zag hij <strong>de</strong> woning terug<br />

waar zijn ou<strong>de</strong>rs eenmaal geresi<strong>de</strong>erd had<strong>de</strong>n: 18 ‘Het lieve, mooie, witte huis van<br />

vroeger, en het staat nu verfeloos, kalkeloos, vervallen en ik wil niet zien wat het<br />

gewor<strong>de</strong>n is nu (na niet twintig) maar bijna vijftig jaren!’<br />

In <strong>de</strong> tuin van het hotel herken<strong>de</strong> hij <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> ou<strong>de</strong> waringins. Maar <strong>de</strong> ene boom<br />

was zwaar gemutileerd om plaats te maken <strong>voor</strong> een dansvloer. Het hotel zelf vond<br />

hij nog altijd prettig. <strong>Couperus</strong> logeer<strong>de</strong> er in een nieuwe, mo<strong>de</strong>rne vleugel. Hij had<br />

er een zeer ruime suite op <strong>de</strong> eerste verdieping, vanwaar hij in <strong>de</strong> kruinen van een<br />

ficus en een tamarin<strong>de</strong> keek. Data noemt hij niet, maar het moet begin <strong>de</strong>cember<br />

1921 geweest<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


623<br />

zijn. In Weltevre<strong>de</strong>n is hij acht dagen gebleven. Om zes uur 's morgens stond hij op,<br />

dronk koffie, kreeg twee uur later zijn ontbijt, waarna hij <strong>de</strong> dag in aangenaam dolce<br />

far niente doorbracht om uit te rusten van Sumatra. Siësta werd in Indië niet meer<br />

gehou<strong>de</strong>n. Men werkte, zo merkte hij op, nu gewoon door: 19 ‘en ik zelve, als ik werk,<br />

werk ik dàn...’ Dikwijls stroom<strong>de</strong>n <strong>de</strong> moessonregens neer. Om vier uur al werd het<br />

donker. Soms ook kon er hevige wind opsteken. I<strong>de</strong>aal was het klimaat niet bepaald,<br />

en die teleurstelling miste haar uitwerking niet: ‘<strong>Een</strong>ige moe<strong>de</strong>loosheid, regen, wind,<br />

geen zon, geen daglicht zelfs, een algemeene zoeking naar nieuwe levensdingen’.<br />

De kleren in <strong>de</strong> koffers verkreukel<strong>de</strong>n. Tot overmaat van ramp kwam er op zekere<br />

dag een kakkerlak uit te <strong>voor</strong>schijn.<br />

<strong>Couperus</strong> bekeek <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> stad. Hij zag Kramat terug - ‘daar, in het Gymnazium<br />

Willem III was ik een stoute jongen, die niet leeren wil<strong>de</strong>’ -, bezocht het museum en<br />

smaakte ook in Batavia het genoegen van een officiële ontvangst: ‘Wij hebben<br />

gedineerd ten paleize op het Koningsplein bij Zijne Excellentie Gouverneur-Generaal<br />

Fock, met <strong>de</strong>n Rezi<strong>de</strong>nt van Batavia, <strong>de</strong>n Algemeenen Secretaris, <strong>de</strong>n Burgemeester,<br />

een klein, bijna intiem diner.’<br />

Over een lezing, die hij <strong>voor</strong> <strong>de</strong> kunstkring hield, spreekt hij niet. Uit een verslag<br />

in <strong>de</strong> Java-bo<strong>de</strong> vernemen wij echter dat hij er veel succes mee oogstte: 20 ‘Nimmer<br />

nog was <strong>de</strong> kunstkring zaal zóó vol, nimmer nog verdrong men elkaar zóó als<br />

gisterenavond <strong>de</strong> laatkomers <strong>de</strong><strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> open <strong>de</strong>uren van <strong>de</strong> kunstkringzaal. Het<br />

podium was herschapen in een artistiek, in donkerrood gehou<strong>de</strong>n interieur met<br />

bloemen, veel bloemen in warme kleurenpracht, waar <strong>Couperus</strong> zoo van houdt...’ -<br />

Hij las die avond <strong>de</strong> verhalen Bébert le boucher en André le pêcheur, Ven<strong>de</strong>tta en<br />

Giovannino en wekte grote geestdrift. De recensent was in <strong>de</strong> wolken. Niet alleen<br />

over <strong>de</strong> verhalen maar ook over <strong>Couperus</strong>' <strong>voor</strong>drachtskunst op zichzelf: ‘Ver<strong>de</strong>r<br />

vragen we ons af, heeft <strong>Couperus</strong> een opleiding gehad in <strong>de</strong> techniek van het zeggen?<br />

Wat een juiste toonvorming, wat een kracht in het omvatten <strong>de</strong>r woor<strong>de</strong>n, wat een<br />

pracht resonans. Ook <strong>de</strong> dui<strong>de</strong>lijkheid en draagkracht <strong>de</strong>r stem lieten niets te wenschen<br />

over.’<br />

In het Bataviaasch Han<strong>de</strong>lsblad merkte een zekere J.P.K. over <strong>Couperus</strong>' uiterlijk<br />

op: 21 ‘De fluweelen glans en <strong>de</strong> aman<strong>de</strong>lvorm zijner oogen, eigen aan <strong>de</strong> hoogere,<br />

Achter Indische Chatra-kaste, geven te <strong>de</strong>nken, en wettigen <strong>de</strong>ze onze veron<strong>de</strong>rstelling<br />

[namelijk dat hij niet-Europees bloed<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


624<br />

moest hebben], zoo <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis zelve daaraan geen kracht bijzet.’ Deze journalist<br />

herinner<strong>de</strong> zijn lezers aan <strong>Couperus</strong>' overgrootva<strong>de</strong>r Abraham <strong>Couperus</strong> en diens<br />

doen en laten, om zijn artikel te eindigen met <strong>de</strong> uitroep: ‘Heil u, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>!’<br />

- In Soerabaja zou het spoedig an<strong>de</strong>rs toegaan...<br />

Buitenzorg was nu eerst aan <strong>de</strong> beurt. Van zijn hotelveranda zag <strong>Couperus</strong> er <strong>de</strong><br />

Salak terug. Dwalend door 's Lands Plantentuin, die het paleis van <strong>de</strong><br />

gouverneur-generaal aldaar omgaf, vergat hij <strong>de</strong> tijd. Bandoeng - hij logeer<strong>de</strong> er in<br />

het hotel Preanger -, <strong>de</strong> Tangkoeban Prahoe, Pengalengan en <strong>de</strong> theeplantage van<br />

Malabar, al <strong>de</strong>ze plaatsen en landschappen ken<strong>de</strong> hij, maar hij zag ze nu met heel<br />

an<strong>de</strong>re ogen: 22 ‘Wij zijn toen langs het meer van Lèlès naar Garoet getuft. Ik had het<br />

Lèlès-meer meer dan twintig jaren gele<strong>de</strong>n gezien. Het had toen op mij een zeer<br />

bijzon<strong>de</strong>ren indruk gemaakt, overzweefd als het toen was door groote, sombere<br />

“kalongs”, vleermuizen. Die stemming heb ik aan het slot van mijn roman “De Stille<br />

Kracht” benuttigd om iets duister mystieks op te roepen om <strong>de</strong> overwonnen figuur<br />

van <strong>de</strong>n hoofdpersoon, <strong>de</strong>n rezi<strong>de</strong>nt; een romancier benuttigt nu eenmaal, die barbaar!<br />

àlle zijne stemmingen! Nu ik het meer van Lèlès terug zag, <strong>de</strong> waterspiegel gezonken,<br />

terwijl <strong>de</strong> kalongs dien morgen dáár niet waren, viel het mij tegen, vond ik het een<br />

onbelangrijke plas, met een eilandje er mid<strong>de</strong>n in... [...]: ik vond, op dit oogenblik<br />

De Stille Kracht geen goed boek. En troostte mij alleen met <strong>de</strong>ze gedachte, dat ik<br />

eigenlijk geen van mijn boeken na zekeren tijd... goed vind.’<br />

In Garoet maakte hij kennis met <strong>de</strong> heer Hacks, eigenaar van het hotel Papandajan,<br />

die <strong>Couperus</strong> zeer behulpzaam is geweest. Elisabeth mocht er slapen in een bed dat<br />

al was ingewijd door <strong>de</strong> hertogin van Aosta. Bovendien ontmoette <strong>Couperus</strong> er <strong>de</strong><br />

beken<strong>de</strong> fotografe Thilly Weissenborn, van wier fotoatelier Lux hij een aantal fraaie<br />

foto's betrokken heeft. Deze hebben later gediend als illustraties <strong>voor</strong> Oostwaarts. 23<br />

Van Garoet uit werd een moeilijke tocht on<strong>de</strong>rnomen naar <strong>de</strong> zuidkust van Java. In<br />

draagstoelen hebben <strong>Couperus</strong> en Elisabeth daarna nog <strong>de</strong> Kawo-Ke-modjan<br />

‘beklommen’.<br />

Via Tasik-Malaja reis<strong>de</strong>n zij door naar <strong>de</strong> Vorstenlan<strong>de</strong>n. Te Solo wer<strong>de</strong>n zij<br />

hartelijk ontvangen door <strong>de</strong> resi<strong>de</strong>nt Harloffen diens vrouw, in hun weids paleis.<br />

Samen met hen woon<strong>de</strong> hij bij <strong>de</strong> Prang-Wedono <strong>de</strong> opvoering van een lyrisch<br />

treurspel uit <strong>de</strong> Pandji-cyclus bij. Deze had<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


625<br />

meer weg van een pantomime maar trof hem daarom niet min<strong>de</strong>r. <strong>Een</strong> dag later mocht<br />

hij aanwezig zijn bij een Indisch society-huwelijk. Met alle won<strong>de</strong>rlijke formaliteiten<br />

die daar bij hoor<strong>de</strong>n werd <strong>de</strong> dochter van <strong>de</strong> rijksbestuur<strong>de</strong>r Ra<strong>de</strong>n Adipati Djojo<br />

Negoro in <strong>de</strong> echt verbon<strong>de</strong>n met een jongeman die zij nog nooit gezien heette te<br />

hebben. <strong>Een</strong> hoogtepunt vond <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> avond waarop hij bij <strong>de</strong> soesoehoenan<br />

hofdansen meemaakte, uitgevoerd door ‘keizerlijke prinsessen of minstens zeer<br />

a<strong>de</strong>llijke danseressen’. 24<br />

Na Solo kwam Djokja aan <strong>de</strong> beurt. Ook dit moet <strong>voor</strong> hem een bijzon<strong>de</strong>re ervaring<br />

zijn geweest, daar zijn broer John Ricus junior, die men nog allerminst vergeten<br />

bleek te zijn, er immers ‘in <strong>de</strong> goe<strong>de</strong> tijd’ <strong>de</strong> functie van resi<strong>de</strong>nt had vervuld.<br />

<strong>Couperus</strong> logeer<strong>de</strong> er in het Grand-Hôtel. Natuurlijk was hij ook te gast bij <strong>de</strong> resi<strong>de</strong>nt<br />

Jonquière. Met die ‘goe<strong>de</strong> tijd’ was hij, in <strong>de</strong> ogen van vele ou<strong>de</strong>ren en van <strong>Couperus</strong><br />

niet min<strong>de</strong>r, afgelopen. Hij bedoel<strong>de</strong> daarmee dat <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>rne <strong>de</strong>centralisatie - ‘dat<br />

is <strong>de</strong> ontneming van beheer-en-toezicht over takken van dienst, die toch eenmaal<br />

geschapen wer<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> hoofdarnbtenaren van B.B.’ - aan <strong>de</strong> resi<strong>de</strong>nten hun<br />

bijna-koningschap had ontnomen. Van ‘<strong>de</strong> bekoring hunner hooge pozitie’, zoals<br />

zijn broer die in Djokja nog gekend had, was naar zijn i<strong>de</strong>e niets meer over. Het is<br />

curieus hoe sterk en in groeien<strong>de</strong> mate <strong>de</strong> langzamerhand bijna zestigjarige <strong>Couperus</strong><br />

zich met zijn familie en haar ou<strong>de</strong> tradities begon te vereenzelvigen. Het was alsof<br />

hij nooit artistieke aspiraties had gekend, laat staan op alle mogelijke manieren afstand<br />

had genomen van <strong>de</strong> beklemmingen van zijn milieu.<br />

Dit resulteer<strong>de</strong> in opmerkelijke ontboezemingen als <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong>. 25 ‘Het is misschien<br />

omdat ik een kind van B.B. ben, een zoon uit een ambtenaarsfamilie, <strong>de</strong><br />

achterkleinzoon van Abraham <strong>Couperus</strong>, <strong>de</strong>n Gouverneur van Malakka, die niet<br />

an<strong>de</strong>rs kon dan Malakka <strong>de</strong>n Engelschen overgeven, maar die Riouw <strong>voor</strong> Ne<strong>de</strong>rland<br />

behield door een diplomarieken zet, dat ik geloof wel iets meer te voelen <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n<br />

stillen wrok onzer hoofdambtenaren van gewestelijk bestuur. Maar ik mag met doen<br />

gelooven, dat het <strong>de</strong> heer Jonquière was, die mij op <strong>de</strong>ze gedachte bracht. Ik<br />

generalizecr slechts: Ik voel<strong>de</strong> die bitterheid, waarover ik spreek, in àlle rezi<strong>de</strong>nten<br />

en ambtenaren van B-B., die ik geduren<strong>de</strong> <strong>de</strong> laatste maan<strong>de</strong>n mocht leeren kennen.<br />

En zoo ik haar hier vermeld, is het misschien om <strong>de</strong>n indruk van dat immenze<br />

Rezi<strong>de</strong>ntie-huis, met, als in Solo, die onvermij<strong>de</strong>lijke troonzaal, dat huis, waar eenmaal<br />

mijn broe<strong>de</strong>r<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


626<br />

Rezi<strong>de</strong>nt is geweest in <strong>de</strong> toen nog meer glorievolle dagen van B.B. Die woning,<br />

zóó groot, dat <strong>de</strong> kleine zoon-<strong>de</strong>s-huizes er verle<strong>de</strong>n zijne moe<strong>de</strong>r in verloor en begon<br />

te weenen omdat hij, verdwalen<strong>de</strong>, haar niet vond... Klinkt het bijna niet als een<br />

sprookje?!’<br />

Na een bezoek aan <strong>de</strong> Boroboedoer vertrok <strong>Couperus</strong> naar Soerabaja, een stad die<br />

hij, wegens haar centrale ligging en <strong>de</strong> mogelijkheid tot het maken van verschillen<strong>de</strong><br />

excursies, niet kon vermij<strong>de</strong>n. Hij logeer<strong>de</strong> er bij <strong>de</strong> resi<strong>de</strong>nt Cohen en diens<br />

echtgenote, ‘in wier paleisachtige ruimte het aangenaam was <strong>de</strong> ontstemmen<strong>de</strong><br />

atmosfeer van daar buiten te mogen vergeten’. 26 Wat heeft hem er zo ontstemd? Hoe<br />

kwam hij ertoe Soerabaja ‘een <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n toerist onbelangrijke en vuile stad’ te noemen?<br />

Wat bedoel<strong>de</strong> hij met ‘<strong>de</strong> Pest <strong>de</strong>r Hoonpers’ en met zijn opmerking dat, als <strong>de</strong> toerist<br />

iemand van zekere bekendheid is, beroemd, befaamd, onverm ij<strong>de</strong>lijk door <strong>de</strong>ze<br />

geest zal wor<strong>de</strong>n geattaqueerd?<br />

Het sloeg zeer dui<strong>de</strong>lijk op eigen ervaringen. Hij memoreer<strong>de</strong> vervolgens dat<br />

iemand hem getroost had met <strong>de</strong> opmerking: 27 ‘dat <strong>de</strong>elt ge met àlle uitsteken<strong>de</strong><br />

menschen, die hier op Java komen: wees dus gecomplimenteerd met al <strong>de</strong><br />

schimp-artikelen, die <strong>de</strong> pas van <strong>de</strong> schoolbanken weggeloopen “redacteuren” in<br />

vele Indische persorganen - ie<strong>de</strong>reen kan hier <strong>de</strong> namen <strong>de</strong>zer stichtelijke bla<strong>de</strong>n<br />

zelve noemen - u om <strong>de</strong> ooren gooien’. Bitter voeg<strong>de</strong> hij daar zelf aan toe:<br />

‘“Neêrhalen” is <strong>voor</strong>al een wellust van <strong>de</strong>ze jongelingen en misschien leeren zij later<br />

wel begrijpen., dat het diplomatischer is, in <strong>de</strong>ze tij<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>al: óp te hou<strong>de</strong>n wat<br />

nationalen rijkdom, ook intellectueelen, vormt, maar ons zelven te <strong>de</strong>nigreeren op<br />

welke wijze ook, is altijd specifiek Hollandsen geweest.’<br />

Aan herinneringen van M. Revis danken wij een tamelijk zorgvuldig verslag van<br />

wat er in Soerabaja gebeurd is. 28 Voorop staat dat <strong>Couperus</strong> door al het eerbetoon<br />

dat hem tot dan toe vrijwel overal ten <strong>de</strong>el was gevallen, door zijn omgang ook met<br />

<strong>de</strong> allerhoogst geplaatsten in Indië, en <strong>voor</strong>al door een dynastieke manier van <strong>de</strong>nken<br />

die hij cultiveer<strong>de</strong>, nulwel niet van mateloze zelfverheffing beticht mag wor<strong>de</strong>n,<br />

maar niettemin toch weinig geneigd was tot overdreven beschei<strong>de</strong>nheid. Sommigen<br />

meen<strong>de</strong>n die misschien zon<strong>de</strong>r meer van een werkelijk groot kunstenaar te mogen<br />

verwachten. De fout, die hij zo te zien in<strong>de</strong>rdaad gemaakt heeft, is geweest het<br />

enerzijds zich laten <strong>voor</strong>staan op afkomst en bijzon<strong>de</strong>r kunstenaarschap, naast het<br />

an<strong>de</strong>rzijds eisen van zeer veel geld, te betalen door mensen op wie hij in wezen<br />

eigenlijk neerzag. Zij, van hun kant,<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


627<br />

meen<strong>de</strong>n aan een zakelijke overeenkomst ook dui<strong>de</strong>lijke rechten te mogen ontlenen.<br />

<strong>Een</strong> wel zeer pijnlijk inci<strong>de</strong>nt is van dit ‘we<strong>de</strong>rzijds misverstand’ het gevolg geweest.<br />

Er moet direct aan wor<strong>de</strong>n toegevoegd dat <strong>de</strong> Kunstkring van Soerabaja niet geheel<br />

vrijuit ging. Het inci<strong>de</strong>nt is gelukkig een uitzon<strong>de</strong>ring gebleven. Overal el<strong>de</strong>rs immers<br />

heeft men <strong>Couperus</strong> in Indië genomen <strong>voor</strong> wie en wat hij was. Nergens an<strong>de</strong>rs is,<br />

<strong>voor</strong> zover wij weten, iets zó mis gegaan als op vrijdag 20 januari 1932 in het<br />

Stadstuin-Theater van Soerabaja.<br />

<strong>Een</strong> laffe rod<strong>de</strong>lcampagne ging aan <strong>Couperus</strong>' aldaar te hou<strong>de</strong>n lezing <strong>voor</strong>af.<br />

Daardoor was meteen al een negatieve sfeer gecreëerd. Revis, toen nog een<br />

schooljongen, herinnert zich dat er bij hem in <strong>de</strong> klas door zijn me<strong>de</strong>leerlingen met<br />

elkaar was afgesproken <strong>de</strong> <strong>voor</strong>drachtsavond van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> grondig te<br />

boycotten: ‘Twee of drie jongens (<strong>de</strong> meisjes waren niet in het geding) wil<strong>de</strong>n wél<br />

en <strong>de</strong><strong>de</strong>n het ook. Wij, <strong>de</strong> grote meer<strong>de</strong>rheid van 5b, niet. Wij waren flink. Wij gingen<br />

niet luisteren naar een man, van wie kennissen en vrien<strong>de</strong>n van onze ou<strong>de</strong>rs bij het<br />

horen van zijn naam zei<strong>de</strong>n: Ajakkes. Of die vroegen: je bedoelt mevrouw<br />

<strong>Couperus</strong>? Of die reageer<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n: “Wij hebben tezamen zo heerlijk<br />

geweend”. Dat was het enige hun beken<strong>de</strong> citaat van <strong>Couperus</strong>. Ik wist niet waar het<br />

stond, misschien was het van Fre<strong>de</strong>rik van Ee<strong>de</strong>n, die met zulke dingen goed overweg<br />

kon. Maar toen, in 1922, en in Soerabaja, ging het als gevleugeld woord rond. Dat<br />

was nu <strong>Couperus</strong>! Mijn va<strong>de</strong>r vond hem ook maar een verwijf<strong>de</strong> Hagenaar. Hij<br />

steun<strong>de</strong> mij in mijn <strong>voor</strong>nemen niet te gaan. De leraar-Ne<strong>de</strong>rlands wekte ons op het<br />

wèl te doen. Hij had goed praten, hij stuitte op een blok verzet, irrationeel en dom<br />

tegelijk, en daardoor juist zo hard.’<br />

Er speel<strong>de</strong> nog iets meer mee, zegt Revis, iets ‘dat nergens was gepubliceerd, maar<br />

dat toch van mond tot mond was gegaan, en dat ook in minimum van tijd Indië had<br />

bereikt. [...] Dat <strong>Couperus</strong> betrokken was geweest bij “ze<strong>de</strong>nschandalen” stond bij<br />

ons en ie<strong>de</strong>reen vast.’<br />

<strong>Couperus</strong> zou dus spreken <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Soerabajasche Kunstking. Deze beschikte<br />

toentertijd echter nog niet over een eigen gebouw en moest daarom wel een zaal<br />

huren. De keus viel op het genoem<strong>de</strong> theater. Revis, zelf dus geen ooggetuige, is<br />

<strong>voor</strong> zijn verslag van <strong>de</strong> avond niet zozeer afgegaan op wat hij er later zelf over<br />

hoor<strong>de</strong> als wel op <strong>de</strong> inhoud van drie in het Soerabajaasch Han<strong>de</strong>lsblad van 21<br />

januari verschenen artikelen. Het<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


628<br />

eerste stuk stond op <strong>de</strong> <strong>voor</strong>pagina en was nota bene een relaas, niet van een zich<br />

Amja noemen<strong>de</strong> me<strong>de</strong>werker, maar van diens oudste zoon: ‘Deze knaap was nog op<br />

<strong>de</strong> HBS en bij het letterkun<strong>de</strong>-on<strong>de</strong>rwijs niet ver<strong>de</strong>r dan Rhijnvis Feith, wiens<br />

tranenrijkdom er natuurlijk werd bijge-haald eer vergelijking met die van <strong>Couperus</strong>.<br />

Het stuk was ver bene<strong>de</strong>n peil, omdat het groten<strong>de</strong>els blagenpraat verkocht, maar<br />

het bevatte tevens enige feitelijke me<strong>de</strong><strong>de</strong>lingen.<br />

<strong>Couperus</strong> was gekleed in dinner jacket. Zijn vleermuisdasje zat scheef en zijn<br />

zwarte pantalon bleek niet “op <strong>de</strong> groei” te zijn gemaakt. De zoon van Amja <strong>de</strong>ed<br />

ver<strong>de</strong>r opmerken, dat <strong>Couperus</strong> een buikje had, dat zijn han<strong>de</strong>n vrij groot waren en<br />

dat hij een “piepstem” had. Op een bepaald ogenblik begon <strong>Couperus</strong> on<strong>de</strong>r het<br />

<strong>voor</strong>lezen te “huilen” (?). Hij riep: “Ik kan niets zien,” en liep van het podium. Er<br />

werd meer licht gemaakt <strong>Couperus</strong> was kennelijk uit zijn evenwicht. Hij zette een<br />

stoel bij <strong>de</strong> tafel met een bons opzij en had moeite zijn tan<strong>de</strong>n van elkaar te krijgen<br />

(“klem in <strong>de</strong> kaak”, zegt <strong>de</strong> jeugdige scribent). <strong>Couperus</strong> liep bij het <strong>voor</strong>lezen op<br />

en neer, ook wel <strong>voor</strong>- en achteruit. In <strong>de</strong> rechterhand hield hij het boek, <strong>de</strong> linker<br />

lag soms op zijn buik, soms achter zich op <strong>de</strong> broek, soms ook maakte hij er elegante<br />

bewegingen mee met behulp van duim en wijsvinger. Er kwamen “gekke klemtonen”<br />

in een zin <strong>voor</strong> (komt <strong>voor</strong> rekening van Amja junior). Na <strong>de</strong> pauze bleven er mensen<br />

uit <strong>de</strong> zaal weg.’<br />

Het twee<strong>de</strong> artikel stel<strong>de</strong> volgens Revis zo mogelijk nog min<strong>de</strong>r <strong>voor</strong>. De anonieme<br />

auteur ervan had blijkbaar in geen twintig jaar meer iets van <strong>Couperus</strong> gelezen. Hij<br />

verkeer<strong>de</strong> in <strong>de</strong> veron<strong>de</strong>rstelling dat <strong>de</strong>ze na Psyche alleen nog maar klein werk<br />

geschreven had, en <strong>de</strong>ed het Haagse fenomeen ten slotte rustig af met enige<br />

nonchalance termen als me<strong>de</strong>schrijver, mo<strong>de</strong>artikel en handig reclamemaker. Het<br />

‘verwachte geëxalteer<strong>de</strong>’ was volgens <strong>de</strong>ze journalist overigens achterwege gebleven:<br />

<strong>de</strong> teksten had<strong>de</strong>n er zich niet toe geleend.<br />

Bepaald boosaardig blijkt pas het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> stuk geweest te zijn, waarin on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> titel<br />

Het litteraire won<strong>de</strong>r melding werd gemaakt van wat er zich allemaal aan gruwelen<br />

had <strong>voor</strong>gedaan: ‘De heer <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> heeft zich gisteravond aan <strong>de</strong> bestuursle<strong>de</strong>n<br />

van <strong>de</strong>n Kunstkring doen kennen als een bijzon<strong>de</strong>r onaangename, zelfingenomen,<br />

over het paard getil<strong>de</strong> persoonlijkheid. Waar over <strong>de</strong>zen schrijver meestentijds in<br />

sympathieke, zij het soms railleeren<strong>de</strong> bewoordingen wordt geschreven, waarbij men<br />

hem het geaffecteerd doen gaarne vergeeft terwille van zijn litteraire ta-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


629<br />

lenten, daar lijkt het ons niet ongewenscht, thans, door eenvoudig en zon<strong>de</strong>r opsmuk<br />

weer te geven, wat achter <strong>de</strong> schermen passeer<strong>de</strong>, te doen uitkomen hoe en wat <strong>de</strong><br />

auteur in werkelijkheid is, ontdaan van het laagje geaffecteer<strong>de</strong> beschaving, dat hem<br />

bij vele vereersters en vereer<strong>de</strong>rs tot zulk een charmant type maakt. Het moge tevens<br />

dienen ter leering en tot waarschuwing van instellingen, die zich gaarne “<strong>de</strong> eer”<br />

zou<strong>de</strong>n zien te beurt vallen <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong> haar le<strong>de</strong>n te doen lezen.<br />

De heer <strong>Couperus</strong> was geïndigneerd! Ten zeerste geïndigneerd. Hoogst ontevre<strong>de</strong>n<br />

over <strong>de</strong> ontvangst, welke hem ten <strong>de</strong>el viel.<br />

De heer <strong>Couperus</strong>, die twintig minuten later arriveer<strong>de</strong>, dan het tijdstip <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n<br />

aanvang van <strong>de</strong> lezing vastgesteld, werd in <strong>de</strong> vestibule van het theater ontvangen<br />

door het bestuur van <strong>de</strong>n Kunstkring en, wijl <strong>de</strong> zaal reeds geheel gevuld was, door<br />

een <strong>de</strong>r bestuursle<strong>de</strong>n, buitenom naar achteren geleid.<br />

Dat men achter <strong>de</strong> schermen, <strong>voor</strong>al in Indië en speciaal te Socrabaja, dat geen<br />

behoorlijke zaal rijk is, geen luxueuze omgeving aantreft, mag genoegzaam, bekend<br />

wor<strong>de</strong>n geacht en van <strong>de</strong>n heer <strong>Couperus</strong>, die lang genoeg in Indië heeft vertoefd,<br />

mag wel wor<strong>de</strong>n veron<strong>de</strong>rsteld, dat hij op <strong>de</strong> hoogte is van zulke toestan<strong>de</strong>n en dat<br />

hij voldoen<strong>de</strong> begrip moet hebben om te weten, dat, <strong>voor</strong> wat achter <strong>de</strong> schermen is,<br />

een vereeniging, die <strong>de</strong> zaal huurt, niet kan en mag wor<strong>de</strong>n aansprakelijk gesteld,<br />

evenmin als <strong>voor</strong> het ontbreken van een behoorlijke en bruikbare kleedkamer.[!]<br />

De heer <strong>Couperus</strong> meen<strong>de</strong> dit wél te mogen doen en <strong>de</strong>n bestuursle<strong>de</strong>n van <strong>de</strong>n<br />

Kunstkring op hoogst ongepaste wijze zijn verontwaardiging over <strong>de</strong> vuile banken<br />

en spuug-kringetjes op <strong>de</strong>n vloer, kenbaar te maken.<br />

“Weet u dan niet, wie ik ben?” aldus klonk <strong>de</strong> niet van verwaandheid ontbloote<br />

vraag van <strong>de</strong>n auteur.<br />

Zeer zeker wist het bestuur van <strong>de</strong>n kring wie hij was. Hij was <strong>de</strong> heer <strong>Louis</strong><br />

<strong>Couperus</strong>, die dien avond tegen een honorarium van ƒ 500 (zegge vijfhon<strong>de</strong>rd gul<strong>de</strong>n)<br />

eenige van zijn eigen stukken zou <strong>voor</strong>lezen, daar-<strong>voor</strong> door <strong>de</strong>n Kunstkring betaald!<br />

Dat die vijfhon<strong>de</strong>rd gul<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n artist wel <strong>de</strong>gelijk hoofdzaak waren, mag<br />

blijken uit het feit, dat dit honorarium geduren<strong>de</strong> <strong>de</strong> pauze op hoogen toon werd<br />

opgeëischt, met <strong>de</strong> me<strong>de</strong><strong>de</strong>eling, dat dit in open couvert behoor<strong>de</strong> te wor<strong>de</strong>n<br />

overhandigd.<br />

Het bestuur van <strong>de</strong>n Kunstkring had uit égard tegenover <strong>de</strong>n spreker juist gemeend,<br />

dat het wenschelijker was om hem, afwijkend van <strong>de</strong><br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


630<br />

gewoonte, het bedrag <strong>de</strong>n volgen<strong>de</strong>n dag te remitteeren, aldus <strong>de</strong> i<strong>de</strong>e van<br />

han<strong>de</strong>lstransactie zooveel mogelijk wegnemend.<br />

Waar <strong>de</strong> spreker op onmid<strong>de</strong>llijke betaling aandrong, werd hem een chèque tot<br />

het overeengekomen bedrag overhandigd, hetgeen opnieuw <strong>de</strong> verontwaardiging <strong>de</strong>s<br />

grooten mans opwekte, die vroeg of hij, <strong>Couperus</strong>, die chèque zou moeten gaan<br />

innen, en die, nu op ruzieachtigen toon, uitbetaling in contanten eischte, zeggen<strong>de</strong><br />

an<strong>de</strong>rs niet ver<strong>de</strong>r te willen lezen.<br />

Het feit, dat <strong>de</strong>ze me<strong>de</strong><strong>de</strong>eline door <strong>de</strong> aanwezige bestuursle<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> grootste<br />

kalmte werd opgevat en zij zich bereid verklaar<strong>de</strong>n dit te annonceeren, kalmeer<strong>de</strong><br />

hem, hoewel hij zich niet ontzag één <strong>de</strong>r bestuursle<strong>de</strong>n aan te zeggen zich onmid<strong>de</strong>llijk<br />

van het tooneel te verwij<strong>de</strong>ren en daarbij zelfs een vechtlustige houding aannam.<br />

Dit, omdat bedoel<strong>de</strong> bestuur<strong>de</strong>r even dorst te glimlachen, wat wij hem in het geheel<br />

niet kwalijk nemen, omdat <strong>de</strong> heer <strong>Couperus</strong> gisteravond achter <strong>de</strong> schermen werkelijk<br />

belachelijk was!<br />

Het aanbod van één <strong>de</strong>r aanwezigen, een niet-bestuurslid van <strong>de</strong>n kring, om <strong>de</strong><br />

chèque <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n geweldige te verzilveren, werd afgewezen met <strong>de</strong> me<strong>de</strong><strong>de</strong>eling, dat<br />

<strong>de</strong> bestuursle<strong>de</strong>n van <strong>de</strong>n kring dat kon<strong>de</strong>n doen: “daar zijn ze <strong>voor</strong>!”<br />

Het is dui<strong>de</strong>lijk, dat dit nu niet zal geschie<strong>de</strong>n, hoewel men daartoe eerst gaarne<br />

bereid was, en tevens is het logisch, dat na afloop geen <strong>de</strong>r op zoo onhebbelijke wijze<br />

behan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> bestuursle<strong>de</strong>n, zich ver<strong>de</strong>r iets aan <strong>de</strong>n spreker gelegen liet liggen.’<br />

Revis vertelt dat zij die niet naar <strong>de</strong> lezing van <strong>Couperus</strong> had<strong>de</strong>n willen gaan<br />

natuurlijk glorieer<strong>de</strong>n: ‘Zie je nu wel wat <strong>voor</strong> vent hij is? Zij, die wel geweest waren,<br />

zwegen, enigszins beschaamd. In het Soerabajaasch Han<strong>de</strong>lsblad verscheen 28<br />

Januari een bericht, waarin stond, dat in februari jhr. Jan Feith uit Bandoeng,<br />

hoofdredacteur van De Indische Post, <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Socrabajaasche Kunstkring een lezing<br />

zou hou<strong>de</strong>n. Er stond bij: “De veron<strong>de</strong>rstelling is gewettigd, dat <strong>de</strong> Kunstkring met<br />

het optre<strong>de</strong>n van <strong>de</strong>zen letterkundige meer succes zal oogsten dan het met dat van<br />

<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong>ed.”’<br />

Wat is er aan <strong>de</strong> hand geweest, dat <strong>Couperus</strong> zich zo heeft laten gaan? Men vraagt<br />

het zich af. Erg verrassend was zijn houding echter niet, <strong>voor</strong> wie hem wat beter<br />

ken<strong>de</strong>. Reeds in 1916 had André <strong>de</strong> Rid<strong>de</strong>r hel volgen<strong>de</strong> meegemaakt: 29 ‘... ik mocht<br />

te Rotterdam om te beginnen getuige<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


631<br />

zijn van zijn woe<strong>de</strong> om het leelijke, banale <strong>de</strong>cor, dat op het tooneel geplant was, en<br />

waarin hij weiger<strong>de</strong> op te tre<strong>de</strong>n. Ik begreep zijn ontstemming best: zelf één en al<br />

keurigheid, en naar <strong>de</strong>n lijve een meesterwerk van het meest modieuze dandysme,<br />

[...] <strong>de</strong>toneer<strong>de</strong> hij al te sterk tusschen <strong>de</strong> versleten en stofferige en ontkleur<strong>de</strong><br />

theater-salon-paneelen, naast <strong>de</strong>n stijlloozen stoel en <strong>de</strong> even stijllooze tafel. Hij zou<br />

niet lezen, mor<strong>de</strong>, pruil<strong>de</strong>, klaag<strong>de</strong>. Maar reeds zaten er menschen in <strong>de</strong> zaal te<br />

wachten. Hij kon ze toch niet onverrichterzake terug naar huis sturen?...’<br />

Iets <strong>de</strong>rgelijks moet in Soerabaja gebeurd zijn. Dat hij te laat kwam, kan verklaard<br />

wor<strong>de</strong>n uit het feit dat <strong>de</strong> resi<strong>de</strong>nt Cohen ver<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> schouwburg weg woon<strong>de</strong><br />

dan <strong>Couperus</strong> kon vermoe<strong>de</strong>n. Voorts wil<strong>de</strong> hij altijd graag <strong>voor</strong>af <strong>de</strong> zaal zien waar<br />

hij moest spreken. Daar was geen tijd <strong>voor</strong> geweest. Het ontbreken van een<br />

kleedkamer en <strong>de</strong> <strong>voor</strong>af gekweekte, weinig welwillen<strong>de</strong> stemming <strong>de</strong><strong>de</strong>n <strong>de</strong> rest.<br />

<strong>Couperus</strong>, verwend als hij was, is door dit alles driftig gewor<strong>de</strong>n: niet zo<br />

verwon<strong>de</strong>rlijk, ah men in topvorm wil zijn, nerveus is, tegenslag on<strong>de</strong>rvindt en weet<br />

dat er intussen wél een zaal vol mensen zit te wachten. - Hoe dan ook, Soerabaja<br />

werd een gênante mislukking.<br />

Van hier uit trok <strong>Couperus</strong> hoog <strong>de</strong> bergen in, naar Tosari, waar regen en<br />

laaghangen<strong>de</strong> wolken het verblijf helaas niet veraangenaam<strong>de</strong>n. In 1899 had hij er<br />

in Oud-Tosari gelogeerd. Dit bleek intussen afgebrand te zijn. Smeroe en Brômô in<br />

het oosten, en soms in het westen <strong>de</strong> Ardjoeno, brachten hem in herinnering wat<br />

Borel er over geschreven had. Aan hem dacht hij nu telkens. Iets te vleiend, misschien,<br />

riep hij zijn vriend via <strong>de</strong> Haagsche Post toe: 30 ‘gij waart <strong>de</strong> zanger van <strong>de</strong>ze verheven<br />

titanen, en wat zal ik pogen mijn o<strong>de</strong> hooger te stemmen dan gij uwe hymne stem<strong>de</strong><br />

in vele prozabla<strong>de</strong>ren, die blijven zullen, zoolang onze Hollandsche boeken bestaan.’<br />

In het kleine museum van Môdjôkerto bekeek <strong>Couperus</strong>, rondgeleid door <strong>de</strong> regent,<br />

<strong>de</strong> monumenten die resteren van het grote Hindoerijk van Môdjôpahit (Oost-Java).<br />

Bevredigen <strong>de</strong>ed <strong>de</strong> sculptuur hem weinig. Wel zeer westers is zijn opmerking: 31<br />

‘hoe ver staat <strong>de</strong>ze kunst van ons af! Hoe inniger bevroe<strong>de</strong>n wij, als vereenzelvigd<br />

met ons, een Hermes van Praxiteles, een Dionyzos, een Afrodite...’ - Het kerkhof<br />

van Grissee is een <strong>de</strong>r laatste door <strong>Couperus</strong> op Java beschreven plaatsen.<br />

Kort <strong>voor</strong> zijn vertrek naar Bali vatte hij zijn indrukken nog eens<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


632<br />

samen. Professor P.J. Veth mocht dan betoogd hebben dat <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis van Java<br />

één <strong>voor</strong>tdurend epos was, <strong>Couperus</strong> miste <strong>de</strong>sondanks tot nu toe, wat hij noem<strong>de</strong>,<br />

<strong>de</strong> Evocatie. 32 Veth en W. Fruin-Mees had<strong>de</strong>n wel uitstekend over Java geschreven,<br />

‘maar ons ontbreekt het gevoelig en dichterlijk geteeken<strong>de</strong> beeld van <strong>de</strong> historie<br />

<strong>de</strong>zer epische lan<strong>de</strong>n, en ik meen, dat er <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n dichter-historie-schrijver onzer<br />

tij<strong>de</strong>n in <strong>de</strong>zen nog alles te doen ligt. Java moet <strong>voor</strong>al door een dichter historiesch<br />

beschouwd kunnen wor<strong>de</strong>n, wil het na<strong>de</strong>r gebracht wor<strong>de</strong>n tot <strong>de</strong> ziel diergenen, die<br />

àn<strong>de</strong>rs nog in haar belangstellen dan alleen om uit haar een klinkend fortuin te<br />

winnen.’ Wie zou het ooit nog eens schrijven? Heeft <strong>Couperus</strong> met <strong>de</strong> illusie<br />

rondgelopen het zelf eenmaal te doen? Was dit het boek waarover hij al in 1921 met<br />

Gosse gesproken had?<br />

Wanneer precies <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> boot naar Bali heeft genomen - <strong>de</strong> Both van <strong>de</strong><br />

Koninklijke Paketvaart-Maatschappij, bijgenaamd K.P.M., met als gezagvoer<strong>de</strong>r<br />

kapitein Van <strong>de</strong>r Worp - kan moeilijk vastgesteld wor<strong>de</strong>n Het moet eind januari of<br />

begin februari 1922 geweest zijn. De overgang was groot maar heerlijk, al zou hij<br />

maar kort op het eiland blijven: 33 ‘Na Soerabaja, een vuile stad vol pretentie en zucht<br />

naar geld, is Bali een idylle. <strong>Een</strong> vreem<strong>de</strong>, Oostersche idylle van bizon<strong>de</strong>re lijn en<br />

kleur.’ Wel stond <strong>Couperus</strong> nogal vreemd tegenover <strong>de</strong> hindoekunst op het eiland,<br />

sculptuur zowel als architectuur. Religie en landschap echter oefen<strong>de</strong>n <strong>de</strong>s te meer<br />

aantrekkingskracht op hem uit.<br />

Na in Singaradja drie dagen doorgebracht te hebben bij <strong>de</strong> resi<strong>de</strong>nt Damsté, maakte<br />

hij een autotocht naar het zui<strong>de</strong>n en het westen, Karang-Assem, <strong>de</strong> Batoer. Tegenover<br />

<strong>de</strong> verrukkingen van <strong>de</strong> natuur en <strong>de</strong> mooie mensen stond nauwelijks iets negatiefs.<br />

<strong>Een</strong> uitzon<strong>de</strong>ring vorm<strong>de</strong>n soms <strong>de</strong> pasanggrahans waar hij moest overnachten: ‘Uw<br />

bed en uw tafel, wel, ze zijn in Bali steeds maar zoo-zoo.’ Dat hij in het gastenboek<br />

van Munduk geschreven heeft ‘je suis le prince <strong>de</strong>s poètes’ moet dan ook zeker<br />

gezien wor<strong>de</strong>n als een staal van typisch Couperiaanse ironie. 34 Heeft <strong>de</strong> gastheer zich<br />

met verontschuldigd <strong>voor</strong> het gebrek aan comfort, en zou <strong>Couperus</strong> daar niet op<br />

geantwoord hebben dat een schrijver met enig gevoel <strong>voor</strong> poëzie ook maar niet te<br />

nauw moest kijken - noblesse oblige? Ook op Sumatra had hij zich al dikwijls moeten<br />

behelpen. Balt zelf vergoed<strong>de</strong> alles, en men kon er zich in <strong>de</strong> meest letterlijke zin<br />

prinsheerlijk voelen: een dichter ben en blijf ik, en ik heb hier een leventje als een<br />

prins,<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


633<br />

heeft hij zeker gedacht. De Franse regel is in elk geval <strong>voor</strong> velerlei uitleg vatbaar.<br />

Karang-Assem, Kloenkoeng, Kintamani en <strong>de</strong> Batoer, geen dag ging <strong>voor</strong>bij of<br />

<strong>Couperus</strong> kreeg iets an<strong>de</strong>rs te zien dat hem fascineer<strong>de</strong>. Poëtische beschrijvingen<br />

van offertaferelen wisselen in zijn reisbrieven af met die van bergen, bloemen en<br />

een vergeten hindoeklooster. Als zovelen <strong>voor</strong> en na hem heeft hij Bali beleefd als<br />

een tijdloze oase in zee, iets om altijd naar terug te verlangen. <strong>Een</strong> paradijs waar hij<br />

eigenlijk veel te kort gebleven is.<br />

We<strong>de</strong>rom met <strong>de</strong> Both voer hij, tussen geknevel<strong>de</strong> varkens en in gezelschap, van<br />

een avontuurlijk aangeleg<strong>de</strong> Balinese weduwe, die aan <strong>de</strong> beruchte weduwen<br />

verbranding had weten te ontkomen, terug naar Soerabaia. Daar dien<strong>de</strong> hij zich nu<br />

<strong>voor</strong> te berei<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> grote overtocht naar Hongkong.<br />

Op 9 februari 1922 wist het zo vermaledij<strong>de</strong> Soerabajaasch Han<strong>de</strong>lsblad nog<br />

eenmaal iets over <strong>de</strong> heer <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, schrijver, me<strong>de</strong> te <strong>de</strong>len: namelijk dat<br />

<strong>de</strong>ze op <strong>de</strong> zestien<strong>de</strong> van die maand met het S.S. Tjikembang naar Hongkong hoopte<br />

te vertrekken, vanwaar hij zijn reis zou <strong>voor</strong>tzetten naar Japan. In<strong>de</strong>rdaad zou het<br />

schip op <strong>de</strong> aangegeven datum het anker lichten, met <strong>Couperus</strong> en Elisabeth aan<br />

boord. Via Straat Madoera en Probolinggo verliet <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong> altijd Java. ‘Wij<br />

zijn op weg naar <strong>de</strong> Chineesche Zee, aan boord van <strong>de</strong> “Tjikembang”<br />

(Java-China-Japanlijn), kapitein Bouman,’ schreef hij in zijn tweeënveertigste<br />

reisbrief. 35 ‘Java ligt achter <strong>de</strong>n rug. Bali ligt achter <strong>de</strong>n rug en Celebes is in zicht.’<br />

De reis ging aanvankelijk noordoostwaarts, naar Makasar. <strong>Couperus</strong> maakte er<br />

een autotocht die echter weinig interessant moet zijn geweest. Hij vertelt er in elk<br />

geval niets over. Vandaar zette <strong>de</strong> Tjikembang, een vrachtboot met accommodatie<br />

<strong>voor</strong> slechts twaalf passagiers, koers naar Balik-Papan op Borneo. Helaas stond het<br />

niet van tevoren vast hoe lang <strong>de</strong> boot in <strong>de</strong>ze petroleumhaven zou blijven ankeren.<br />

De schattingen van <strong>de</strong> kapitein liepen van twaalf tot zeventig dagen, wat <strong>Couperus</strong><br />

hevig <strong>de</strong>ed schrikken: hij vrees<strong>de</strong> in Japan het feest <strong>de</strong>r kersenbloesems op die manier<br />

nog te zullen missen.<br />

Aanvankelijk boos genoeg om het schip niet te willen verlaten, ging hij ten slotte<br />

op uitnodiging van <strong>de</strong> hoofdadministrateur van <strong>de</strong> Bataafsche, dr. Camper Titsingh,<br />

toch <strong>de</strong> olieraffina<strong>de</strong>rijen bekijken. Of <strong>Couperus</strong> ook gevolg heeft gegeven aan een<br />

uitnodiging om ‘in <strong>de</strong> Aula of in <strong>de</strong><br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


634<br />

Soos-zaal’ een lezing te hou<strong>de</strong>n is niet bekend. 36 Waarschijnlijk heeft hij het wel<br />

gedaan, daar hij toch niets om han<strong>de</strong>n had en op <strong>de</strong>ze manier nog weer iets kon<br />

verdienen ook.<br />

Uitein<strong>de</strong>lijk zou het oponthoud meevallen. Na zes dagen voer het vrachtschip door<br />

naar Hongkong. Door <strong>de</strong> Celebes Zee en langs <strong>de</strong> eilan<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> Soeloe Archipel<br />

stoom<strong>de</strong> hij via Straat Mindoro <strong>de</strong> Chinese Zee in. De eerste echte jonk die hij zag<br />

kondig<strong>de</strong> van verre Hongkong aan. De situatie aldaar was in <strong>de</strong> eerste maan<strong>de</strong>n van<br />

1922 gecompliceerd: 37 ‘Er is burgeroorlog in China, tusschen <strong>de</strong>n prezi<strong>de</strong>nt van<br />

Peking en <strong>de</strong>n prezi<strong>de</strong>nt van Canton: er wordt gevochten in het binnenland. Hier,<br />

van oorlog en politieke werkstaking merken wij vandaag weinig; alleen is<br />

Hongkong-Hôtel stampvol van allerlei gasten, die niet weg kon<strong>de</strong>n. Kamers zijn ons<br />

draadloos gereserveerd in Repulse-Bay-Hôtel: een uur tuffen van <strong>de</strong> stad af.’<br />

Het luxehotel was typisch Engels van sfeer. <strong>Couperus</strong> vond dat zeer te waar<strong>de</strong>ren: 38<br />

‘<strong>Een</strong> wit gelakte weel<strong>de</strong>-hôtelkamer, een wit-geëmailleer<strong>de</strong> weel<strong>de</strong>-hotel-badkamer,<br />

een gesloten veranda met groote rieten stoelen, je koffers om je heen - gelukkig<br />

gezicht na je mailkoffertje alleen te hebben genoten - thee, koeken, matten badhuisjes<br />

bene<strong>de</strong>n op een strand, een tuin vól bloemen, roo<strong>de</strong> anjelieren en een orgie van witte<br />

daysies, en's avonds huppel-bal en jazz-band, Pêches-Melba, ge<strong>de</strong>colleteer<strong>de</strong> ruggen<br />

en smokings...’ Hij bleef er een week, geduren<strong>de</strong> welke hij autotochteri maakte en<br />

zich met behulp van <strong>de</strong> Gui<strong>de</strong> Officiel, die hij van Henri Borel gekregen had, op het<br />

eigenlijke China <strong>voor</strong>bereid<strong>de</strong>. Hij zou daar behalve Kanton niets van zien.<br />

Uitstapjes van een dag met <strong>de</strong> boot naar Macao - waar hij <strong>de</strong> eenmaal hierheen<br />

verbannen Portugese dichter Luïs <strong>de</strong> Camoëns herdacht - en van twee dagen naar<br />

Kanton on<strong>de</strong>rbraken <strong>de</strong> rustdagen in het hotel. <strong>Een</strong> artikel in The Canton Times van<br />

die dagen maakte indruk op hem omdat <strong>de</strong> auteur ervan, Chen-Chia-Yi, <strong>Couperus</strong>'<br />

eigen gevoelens en gedachten zo dui<strong>de</strong>lijk verwoord<strong>de</strong>: 39 ‘... zeer fijn analyzeert hij<br />

hoe in het Westen Materie en Geest, die bei<strong>de</strong> machten, die <strong>de</strong> werel<strong>de</strong>n beheerschen,<br />

nooit in elkan<strong>de</strong>rs essentie zijn doorgedrongen en er steeds bleven <strong>de</strong> twee geschei<strong>de</strong>ne<br />

heerschers over Europa, elkan<strong>de</strong>r meer vijandig dan ooit harmonieus. Terwijl hij<br />

meen<strong>de</strong> dat <strong>de</strong> antieke Chineesche beschaving een buitengewone macht had om bei<strong>de</strong><br />

elementen met elkaâr te verzoenen, en in elkan<strong>de</strong>r tot éene wereld-weldadigheid te<br />

brengen, een macht, die zij<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


635<br />

zeker gemeen had met <strong>de</strong> Hindoe-istische en <strong>de</strong> Boeddhistische Cultuur.’ <strong>Couperus</strong><br />

voel<strong>de</strong> zich, zei hij, diep smartelijk aangedaan ‘door het he<strong>de</strong>n ten dage klaardui<strong>de</strong>lijk<br />

blijkend bankroet <strong>de</strong>r Europeesche beschaving. Wat heeft zi ons se<strong>de</strong>rt een eeuw<br />

gebracht? Machines en noe eens machines. [...] <strong>Een</strong> motor is hare ziel. Het is heel<br />

kunstig en geniaal en het zoû ondankbaar zijn niet te waar<strong>de</strong>eren <strong>de</strong> mannen van<br />

toewijding en vernuft en genie, die alle <strong>de</strong>ze dingen, waarop onze beschaving prat<br />

gaat, uitvon<strong>de</strong>n en in bijna <strong>de</strong>monische werking stel<strong>de</strong>n. Maar brachten alle <strong>de</strong>ze<br />

uitvindingen het Geluk? Neen, zij brachten eer<strong>de</strong>r <strong>de</strong> Wanhoop.’<br />

Meer en meer is <strong>Couperus</strong> tot <strong>de</strong> conclusie gekomen - hij noemt Confucius en<br />

Lao-Tse als grote <strong>voor</strong>beel<strong>de</strong>n - dat <strong>de</strong> ware wijsheid ook in <strong>de</strong> toekomst niet <strong>voor</strong><br />

het westen zou zijn weggelegd. Het altijd <strong>voor</strong> ons uit vliegen<strong>de</strong> Geluk? - ‘... eer<strong>de</strong>r<br />

zal <strong>de</strong> Oosterling dit mogen <strong>de</strong>elachtig wor<strong>de</strong>n, dan <strong>de</strong> Westerling, die het met zijn<br />

telkens verbeter<strong>de</strong>n motor najaagt.’ - Deze opvatting is van kardinaal belang <strong>voor</strong><br />

een juiste interpretatie, van zijn toen nog recente boek Iskan<strong>de</strong>r. Alexan<strong>de</strong>r <strong>de</strong> Grote<br />

ging daarin, zoals trouwens al betoogd, niet ten on<strong>de</strong>r aan <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>rfelijke vloed van<br />

het Oosten, maar aan zijn hybris.<br />

<strong>Een</strong> week na zijn aankomst in Hongkong vertrok <strong>Couperus</strong> naar Sjanghai, nog<br />

steeds met <strong>de</strong> Tjikembang. Aldaar ontscheepte hij zich, stapte met al zijn koffers af<br />

in Astor House Hôtel, maar brak <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> dag alweer op omdat hij op <strong>de</strong> Empress<br />

of Asia passage naar Kobe kon boeken, en wel onmid<strong>de</strong>llijk. Hij kreeg namelijk<br />

haast: 40 ‘O, als we <strong>de</strong> kersen niet in bloei zagen in het licht <strong>de</strong>r Rijzen<strong>de</strong> Zon!’ - Het<br />

nieuwe schip was ‘een van <strong>de</strong> mooie boten van <strong>de</strong> Canadian-Pacific Ocean Service<br />

Ltd. Wit waterkasteel, vele étages hoog. Zijn alle koffers er? Goddank, ja. Het was<br />

op het nippertje. Wat een klein hutje! Maar met rood brokaat behangen. Het is een<br />

prachtig schip. Je trekt weêr eens je smoking aan. <strong>Een</strong> echte Salon, met een open<br />

vuur!’<br />

Ein<strong>de</strong>lijk Japan. In Nagasaki wer<strong>de</strong>n alle douaneformaliteiten vervuld. Begeleid<br />

door een gids maakte <strong>Couperus</strong> er een autotocht geduren<strong>de</strong> welke hij zijn eerste<br />

Japanse landschapsindrukken op<strong>de</strong>ed. Hoewel hij het interessant vond en veel<br />

herken<strong>de</strong> dat hem lakwerk, porselein en prenten in herinnering bracht, waren zijn<br />

eerste impressies toch die van een lichte teleurstelling. Hij had zijn illusies<br />

waarschijnlijk te hoog gesteld. Geduren<strong>de</strong> zijn hele verblijf zou Japan hem telkens<br />

opnieuw weer tegenvallen. Het begon al met het klimaat: hij had het koud, <strong>de</strong> lente<br />

liet het afweten,<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


636<br />

<strong>de</strong> eerste kersebloesem die hij te zien kreeg was pover en armelijk en woei af. Maar<br />

het was dan ook nog pas april.<br />

<strong>Couperus</strong>, niet altijd me<strong>de</strong><strong>de</strong>elzaam wat betreft zijn bronnen van informatie, noemt<br />

ditmaal enkele boeken die hij in Japan gebruikt heeft <strong>voor</strong> zijn artikelen. 41 Behalve<br />

Basil Hall Chamberlain/W.B. Mason, A Handbook for Travellers in Japan (Murray's<br />

Handbook, Japan; 1891 3 ), las hij van Katsourô Hara An introduction to the History<br />

of Japan (z.j.). Met <strong>de</strong>ze laatste auteur zou hij spoedig na aankomst in Kioto<br />

persoonlijk kennis maken. Welke boeken hij van Lafcadio Hearn gebruikt heeft, die<br />

hij noemt, staat niet vast. Wellicht diens Japan, an Attempt at Interpretation (1913).<br />

Voorts spreekt hij van Gonse, waarmee hij waarschijnlijk bedoelt <strong>Louis</strong> Gonse, L'art<br />

Japonais (1886), en van Hadland Davis, Myths and Legends of Japan (z.j.). Het<br />

eigentijdse Japan bestu<strong>de</strong>er<strong>de</strong> hij uit Ludovic Nau<strong>de</strong>au, Le Japon mo<strong>de</strong>rne (1909).<br />

Nog steeds op <strong>de</strong> Empress of Asia voer <strong>Couperus</strong> nu ver<strong>de</strong>r naar Kobe, om daar<br />

zijn intrek te nemen in het Tor-Hôtel. Het niet aflaten<strong>de</strong> reizen en trekken begon hem<br />

nu toch langzamerhand op te breken: 42 ‘Ik ben er rustig een week ziek geweest.’<br />

schreef hij, niet vermoe<strong>de</strong>nd wat hem spoedig nog meer te wachten stond. Hij hield<br />

het op influenza. ‘Twee Engelsche dokters - gelukkig jong, want ik hoû niet van<br />

ou<strong>de</strong> dokters met grauwe baar<strong>de</strong>n, die, als zij je ausculteeren, je er me<strong>de</strong> kriebelen,<br />

bogen belangstellend over mij heen. Het was werkelijk niet an<strong>de</strong>rs dan influenza en<br />

dier pernicieuze gevolgen...’ Wat die gevolgen waren vermeldt hij niet. De<br />

<strong>voor</strong>tdurend wisselen<strong>de</strong> voeding in <strong>de</strong> afgelopen maan<strong>de</strong>n, het grote<br />

temperatuurverschil na <strong>de</strong> tropen, <strong>de</strong> klimaatverschillen in het algemeen, moeten<br />

hem meer hebben aangepakt dan hij zelf besefte, <strong>voor</strong>al daar hij van constitutie nooit<br />

sterk was geweest en al jaren leed aan wat hij zelf <strong>voor</strong> galkolieken versleet.<br />

Nauwelijks genezen (?) ging hij in Kobe <strong>de</strong> Sjintotempel zien. Zijn beschrijving<br />

is geïnteresseerd als altijd, maar niet enthousiast. <strong>Een</strong> groot probleem vorm<strong>de</strong> <strong>de</strong><br />

taal: niemand, noch op straat noch zelfs in het hotel, bleek ook maar iets an<strong>de</strong>rs dan<br />

Japans te spreken. Met <strong>de</strong> trein, een reis van twee uren, reis<strong>de</strong>n <strong>Couperus</strong> en Elisabeth<br />

nu spoedig door naar Kioto, <strong>de</strong> vroegere keizerlijke hoofdstad van Japan. Het eerste<br />

wat hij daar in het Kyoto-hôtel <strong>de</strong>ed, was een telegram sturen naar zijn gids uit<br />

Nagasaki. Hij vroeg hem onmid<strong>de</strong>llijk over te komen: <strong>de</strong> man sprak tenminste<br />

Engels... Maar, vreemd geval, toen <strong>de</strong> gids <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> dag in<strong>de</strong>rdaad arriveer<strong>de</strong>,<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


637<br />

herken<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> hem niet en zijn Engels viel hem zeer tegen. Leken in zijn ogen<br />

misschien alle Japanners op elkaar? - Hoe dan ook: 43 ‘Ik was beslist van plan <strong>de</strong>zen<br />

man, dien ik niet herken<strong>de</strong>, een goe<strong>de</strong>n gids te vin<strong>de</strong>n. On<strong>de</strong>r zijn leiding zien wij<br />

dus Kyoto.’<br />

Dat beteken<strong>de</strong> tempels, paleizen, parken met bloeien<strong>de</strong> camelia's. <strong>Couperus</strong> en<br />

Elisabeth verplaatsten zich doorgaans met een riksja. Gelukkig zagen zij nu dan toch<br />

ook <strong>de</strong> zo vurig verlang<strong>de</strong> kersebloesem. De Bloeitijd <strong>de</strong>r Kersebomen ontpopte zich<br />

als een echt nationaal feest. Het bracht het bezwaar met zich mee dat het overal<br />

wemel<strong>de</strong> van <strong>de</strong> mensen. Ook hiervan bleek <strong>Couperus</strong> zich te veel <strong>voor</strong>gesteld te<br />

hebben. Op weg naar het Miyako-Odori ballet moest hij bovendien constateren: ‘Wij<br />

gingen naar het theater door een allee van met valschen bloesem bijgewerkte heusche<br />

kerseboomen.’<br />

Zijn stemming werd wat gedrukt. 44 ‘Ik poog hier, in Kyoto, in <strong>de</strong> kou<strong>de</strong> Aprilmaand,<br />

[...] mijn enthouziasme te bewaren’, schreef hij eerst nog. Maar spoedig bracht hij<br />

zelfs dat niet meer op, en beken<strong>de</strong> zijn lezers ronduit: 45 ‘Deze kou<strong>de</strong><br />

kersenbloesem-lente - <strong>de</strong> pruimeboomen bloeien hun bijna roo<strong>de</strong> bloesems, terwijl<br />

<strong>de</strong> sneeuw op hunne twijgen ligt - <strong>de</strong>ze win<strong>de</strong>rige stoffige stad vol vacantie-gedoe,<br />

<strong>de</strong>ze vreem<strong>de</strong> cultuur, die noch visch noch vleesch is, <strong>de</strong>ze menschen - waarover ik<br />

u méér hoop te vertellen - staan mij tegen. En als ik an<strong>de</strong>re “foreigners” ontmoet,<br />

Engelschen of Hollan<strong>de</strong>rs, dan hoor ik, een beetje verbaasd, van hen hetzelf<strong>de</strong> wat<br />

ik nog onuitgesproken dacht: O, Japan! O, <strong>de</strong> Japanners...!’ De hotels vond hij duur,<br />

<strong>de</strong> wegen slecht, <strong>de</strong> taxichauffeurs <strong>de</strong>ug<strong>de</strong>n niet. Grote afkeer boezem<strong>de</strong> hem <strong>de</strong><br />

stank in die opsteeg van met menselijke faecaliën bemeste vel<strong>de</strong>n. Wat positiever<br />

viel zijn waar<strong>de</strong>ring uit <strong>voor</strong> het Nijo-kasteel en <strong>voor</strong> een aantal heiligdommen,<br />

waaron<strong>de</strong>r <strong>voor</strong>al <strong>de</strong> Toji-intempel.<br />

Waren <strong>de</strong>ze <strong>voor</strong>tdurend slechte humeuren van <strong>Couperus</strong> alleen aan Japan zelf te<br />

danken? Vermoe<strong>de</strong>lijk niet. Hij had een zeer ernstige ziekte on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> le<strong>de</strong>n, die nu<br />

spoedig manifest zou wor<strong>de</strong>n.<br />

<strong>Een</strong> uitstapje naar <strong>de</strong> tempels en het boeddhistenklooster van Nara eindig<strong>de</strong> nog <strong>voor</strong><br />

het goed en wel begonnen was: er bleek geen plaats meer in <strong>de</strong> trein te zijn.<br />

Teruggekeerd in zijn hotel voel<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> zich ineens ellendig. Hij kwam niet aan<br />

tafel.<br />

<strong>Een</strong> professor van <strong>de</strong> medische faculteit - Kioto bezat een Hogeschool-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


638<br />

on<strong>de</strong>rzocht hem, wist niet wat hij had en liet zich gemakshalve al na een paar dagen<br />

vervangen door een jonge Japanse dokter met een Wilhelmsnor, die het ook niet<br />

wist. Terwijl het hotel in opwinding verkeer<strong>de</strong> wegens <strong>de</strong> spoedig te verwachten<br />

komst van <strong>de</strong> Prince of Wales, viel het vonnis: <strong>Couperus</strong> zou best wel eens tyfus<br />

kunnen hebben. Het was onvermij<strong>de</strong>lijk dat hij in een Japans ziekenhuis werd<br />

opgenomen.<br />

Hij wil<strong>de</strong> niet. Hij had er, wat niet te verwon<strong>de</strong>ren is, niet <strong>de</strong> minste fiducie in.<br />

Door bemid<strong>de</strong>ling van een Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>r die ook in het hotel logeer<strong>de</strong> kon <strong>Couperus</strong><br />

opgenomen wor<strong>de</strong>n in het International Hospital te Kobe. De behan<strong>de</strong>len<strong>de</strong> arts, dr.<br />

Barker, kwam hem zelf halen en begeleid<strong>de</strong> hem tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> twee uren lange,<br />

uitputten<strong>de</strong> treinreis daarheen. Elisabeth kreeg toestemming een kamer naast hem<br />

in het ziekenhuis te betrekken. Zeven lange weken zou hun verblijf daar duren.<br />

Ditmaal luid<strong>de</strong> <strong>de</strong> diagnose paratyfus, wat later - maar toen had <strong>Couperus</strong> het hospitaal<br />

al verlaten - eveneens onjuist is gebleken. Hij leed hevige pijnen. Het was alsof er<br />

een vos on<strong>de</strong>r zijn ribben zat, die met tan<strong>de</strong>n en nagels zijn ingewan<strong>de</strong>n verscheur<strong>de</strong>.<br />

De behan<strong>de</strong>len<strong>de</strong> arts ried hem aan dat nooit tegen <strong>de</strong> zusters te zeggen: volgens<br />

Japans bijgeloof kon een mens door een vos bezeten raken.<br />

Dagzuster en nachtzuster, Handa en Araya, wissel<strong>de</strong>n elkaar in vaste regelmaat<br />

af en <strong>Couperus</strong> vond het <strong>de</strong> liefste vrouwen die hij in Japan ontmoet had. 46 Vooral<br />

met <strong>de</strong> wat viriele Araya kon hij het goed vin<strong>de</strong>n. Van haar hoor<strong>de</strong> hij een verhaal<br />

over haar neef, die zich eenmaal door een vos bezeten had gewaand. Alleen een<br />

boeddhistische onttovenaar had hem ervan kunnen bevrij<strong>de</strong>n. <strong>Couperus</strong>, die veel<br />

over <strong>de</strong>rgelijke vossen bij Lafcadio Hearn gelezen had - in het ziekenhuis las hij<br />

ver<strong>de</strong>r alleen The Japan Advertiser - werd er door gefascineerd. Later heeft hij een<br />

netsuke met een vos gekocht, die in <strong>de</strong> familie nog altijd bewaard wordt.<br />

Aan <strong>de</strong> Japanse verhalen, die na zijn dood on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> titel Het snoer <strong>de</strong>r ontferming<br />

gebun<strong>de</strong>ld zou<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n, is hij op dit tijdstip waarschijnlijk nog niet begonnen.<br />

Door zijn ziekte raakte hij er echter wel al op <strong>voor</strong>bereid, en <strong>de</strong> titel van het boek<br />

heeft niet <strong>voor</strong> niets betrekking op het snoer dat <strong>de</strong> god Amida draagt: 47 ‘... <strong>de</strong><br />

Christelijke God uit mijn kin<strong>de</strong>rbijbel... is zóó ver, zoo ijl van mij gaan afstaan. Toch,<br />

vreemd, als je zoo ziek bent, zóó een pijn lijdt... ga je bid<strong>de</strong>n.’ Op een nacht dat <strong>de</strong><br />

maan in zijn kamer scheen, meen<strong>de</strong> hij Amida te zien, 48 ‘zitten<strong>de</strong> op zijn lotos-bloem<br />

en zacht glimlachend met zijn ietwat vrouwelijken, lieven lach, die geheel ver-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


639<br />

schilt van Boeddha's ongenaakbaarheid. Zie ik... Amida... zoo als ik hem zoo dikwijls<br />

zag in zijn bijtempel, naast <strong>de</strong>n hoofdtempel! Amida is maar een bij-god. Hij is een<br />

uit China ingevoer<strong>de</strong> abstractie, die gerealiseerd werd. Hij is <strong>de</strong> Uitzen<strong>de</strong>r van het<br />

Grenzenlooze Licht.’ Tot Amida bad hij, hem smekend <strong>de</strong> pijnen van hem weg te<br />

nemen.<br />

Tussen zijn aanvallen door is <strong>Couperus</strong>, hoe ziek hij zich ook voel<strong>de</strong>, met<br />

bewon<strong>de</strong>renswaardige plichtsbetrachting steeds zijn reisbrieven <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Haagsche<br />

Post blijven schrijven. Van <strong>de</strong> stralen<strong>de</strong> meimaand heeft hij vanuit zijn bed niet veel<br />

gezien. Hij zocht het daarom in beschrijvingen van zijn ziekte, van <strong>de</strong> Japanners ook<br />

als volk. De bewoners van Nippon kwamen er slecht bij hem af! 49 ‘Het is zeer treffend,<br />

hoe zeer velen hunner op apen gelijken. Dit is niet om iets onaangenaams te zeggen;<br />

[...] <strong>de</strong> Japanners zijn <strong>de</strong> Duitschers van het Oosten...’ Teleurgesteld was hij tevens<br />

door het feit dat zijn ziekte hem verhin<strong>de</strong>r<strong>de</strong> <strong>de</strong> worstelwedstrij<strong>de</strong>n bij te wonen, die<br />

in mei te Tokio zou<strong>de</strong>n plaatsvin<strong>de</strong>n. Wel moest hij toegeven in Rome al eens Japans<br />

worstelen te hebben gezien, dat van alle ‘sculpturale schoonheid’ gespeend bleek te<br />

zijn: 50 ‘Zij moeten elkaâr omverwerpen, oplichten en leggen, neêrwringen en over<br />

<strong>de</strong>n rug kwakken. Het zijn geen mooie bewegingen. Zij knielen soms neer en zijn<br />

dan als kolossale pad<strong>de</strong>n, met puilen<strong>de</strong> oogen, die elkaar dreigen te bespringen.’ De<br />

kolossen droegen op <strong>de</strong> koop toe lachwekken<strong>de</strong> namen als<br />

Lieflijk-Nijgend-Wilgeboompje of Bries-Doorwaaid-Pruimeboom-Valleitje. Het<br />

was niet bepaald <strong>de</strong> Boekhorststraat.<br />

Zittend aan het raam kon hij op 5 mei toch nog iets zien van het jaarlijks op die<br />

datum gevier<strong>de</strong> karperfeest. Van <strong>de</strong> huizen waar opgroeien<strong>de</strong> jongens woon<strong>de</strong>n<br />

wer<strong>de</strong>n dan papieren of stoffen karpers als een in <strong>de</strong> wind opbollen<strong>de</strong> windvaan<br />

opgelaten, vastgebon<strong>de</strong>n aan een lange bamboe-spriet. De vissen symboliseer<strong>de</strong>n<br />

het tegen <strong>de</strong> stroom op moeten zwemmen, zoals het leven dat van ie<strong>de</strong>re man in <strong>de</strong><br />

maatschappij vroeg of laat eist. Dit was iets wat <strong>Couperus</strong> wel aansprak.<br />

Ein<strong>de</strong>lijk, na zeven moeilijke weken <strong>voor</strong> min of meer genezen verklaard, vertrok<br />

<strong>Couperus</strong> met Elisabeth op een Japanse boot, <strong>de</strong> Shinyo-Maru, naar Yokohama. De<br />

Ne<strong>de</strong>rlandse consul, Quist, <strong>de</strong>ed hun uitgelei<strong>de</strong>. <strong>Couperus</strong> voel<strong>de</strong> zich <strong>voor</strong>al<br />

opgelucht: 51 ‘dat ik niet mijn levensdagen heb behoeven te eindigen in Japan, iets<br />

wat ik niet prettig had gevon<strong>de</strong>n’. - Tij<strong>de</strong>ns het theela<strong>de</strong>n in Shimuzu zag hij <strong>voor</strong><br />

het eerst <strong>de</strong> indrukwekken<strong>de</strong> heilige berg Fujiyama, met zijn nog zwaar besneeuw<strong>de</strong><br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


640<br />

top. Het maakte, na al het gele<strong>de</strong>n verdriet, veel goed van dit in bijna alle opzichten<br />

mislukt Japans avontuur.<br />

Om aan te sterken nam hij in juni veertien dagen lang absolute rust in het beroem<strong>de</strong><br />

Fujiya-Hôtel bij het Hakone-meer. Soms vielen er stortregens. Conversaties met zijn<br />

opgewekte gids Kawamoto gaven hem echter genoeg stof om zijn reisbrieven ook<br />

hier weer <strong>voor</strong>t te zetten. Ter <strong>voor</strong>bereiding op wat hij toch nog allemaal wil<strong>de</strong> gaan<br />

zien, bestu<strong>de</strong>er<strong>de</strong> hij intussen van Ernest F. Fenollosa Epochs of Chinese and Japanese<br />

Art (1913 2 ). 52 Daar hij niets van Japanse mo<strong>de</strong>rne literaruur wist, las hij bovendien<br />

in een Engelse vertaling <strong>de</strong> roman Nami-Ko van Kenjiro Tokutomi. Het boek boei<strong>de</strong><br />

hem wel, <strong>voor</strong>al om het navrante beeld van <strong>de</strong> Japanse vrouw dat <strong>de</strong> schrijver er in<br />

schetste. Dat er een realistische Japanse literatuur bleek te bestaan, was hem een<br />

openbaring. Wat hij daarentegen in Engelse vertalingen aan mo<strong>de</strong>rne Japanse poëzie<br />

savoureer<strong>de</strong>, vond hij niet veel meer dan zielloos maakwerk.<br />

In juli schreef een kennis hem dat het beter was niet naar Tokio te komen, daar<br />

het er benauwd en warm was. Bovendien was het Imperial-Hôtel kort daar<strong>voor</strong><br />

afgebrand. Toen <strong>Couperus</strong> echter een invitatie van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse gezant jhr. De<br />

Graeff ontving, besloot hij toch te gaan en dankbaar gebruik te maken van diens<br />

uitnodiging in het gezantschapsgebouw te komen logeren. Met <strong>de</strong> trein reis<strong>de</strong> hij nu<br />

ein<strong>de</strong>lijk naar <strong>de</strong> hoofdstad: 53 ‘Aan het station te Tokio komt <strong>de</strong> heer De Graeff ons<br />

zelve afhalen en tuffen wij naar <strong>de</strong>n groenen heuvel, waarop in een park onze<br />

Gezantschapsgebouwen liggen. En mochten wij drie allergezelligste dagen<br />

doorbrengen on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> lieve zorgen van mevrouw De Graeff, zon<strong>de</strong>r in dit frissche<br />

ge<strong>de</strong>elte <strong>de</strong>r hoofdstad iets van warmte of stof te lij<strong>de</strong>n. Het was na het vervelen<strong>de</strong><br />

hôtelleven - het hôtelleven wordt, naarmate het mo<strong>de</strong>rner wordt, al vervelen<strong>de</strong>r en<br />

vervelen<strong>de</strong>r - een niet genoeg te waar<strong>de</strong>eren veran<strong>de</strong>ring: enkele dagen familie-leven<br />

in een groot gezin on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> schaduw onzer Ne<strong>de</strong>rlandsche driekleur.’<br />

Tokio zelf vond <strong>Couperus</strong> een gat: groot, lelijk en onbelangrijk. In het Okura<br />

Museum was het licht slecht. De Tokùgawa Mausolea kon<strong>de</strong>n hem niet bekoren. De<br />

Shiba Tempels waren een <strong>de</strong>ceptie. Barbaarse grofhe<strong>de</strong>n wissel<strong>de</strong>n alleen maar af<br />

met mo<strong>de</strong>rne lelijkhe<strong>de</strong>n. En dat was dan Tokio. <strong>Couperus</strong> werd in <strong>de</strong> Japanse<br />

hoofdstad alleen even geroerd door vroomheid aan <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> go<strong>de</strong>n en door <strong>de</strong><br />

traditionele verering van ou<strong>de</strong>rs en <strong>voor</strong>ou<strong>de</strong>rs.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


641<br />

Na Tokio bezocht hij <strong>de</strong> gravenstad Nikko nog, die hem met al zijn tempelgebouwen<br />

en grafgesteenten misschien het meest heeft kunnen boeien van al wat hij in Japan<br />

heeft gezien. Dit gold niet <strong>voor</strong> <strong>de</strong> kunstvormen die hij er observeer<strong>de</strong>. Hij zei er<br />

over: 54 ‘Het is van eene bewerkelijkheid, die overstelpt en vermoeit. En het wekt<br />

nergens ontroering op, terwijl juist daar buiten <strong>de</strong>ze tempelgebouwen, in <strong>de</strong> sombere<br />

cryptomeria-lanen en ver<strong>de</strong>rop, tusschen <strong>de</strong> watervallen, <strong>de</strong> emotie niet ophield u te<br />

doortrillen.’ - In Kamakura zag hij het beroem<strong>de</strong> kolossale bronzen Dai-Butzu beeld,<br />

‘dat is <strong>de</strong> Groote Boeddha, maar die om <strong>de</strong> houding <strong>de</strong>r vingers - duimtoppen tegen<br />

elkaâr, - een Amida is’. Hier moest hij erkennen: 55 ‘De indruk, dien het kolossale<br />

beeld maakt, is overstelpend.’ Desondanks vond hij het toch te streng van opvatting<br />

om er werkelijk door geraakt te kunnen wor<strong>de</strong>n. Hij miste er het menselijke in, dat<br />

wat hij juist in het wezen van Amida zo lief had. Bij Kamakura heeft <strong>Couperus</strong> op<br />

een augustusmiddag ook nog kennis kunnen maken met het No-spel.<br />

Het moment van <strong>de</strong> thuisreis begon nu werkelijk te na<strong>de</strong>ren. Met Elisabeth reis<strong>de</strong><br />

hij daartoe eerst terug naar Yokohama. Samen met zijn gids Kawamoto bezocht<br />

<strong>Couperus</strong> - ditmaal nam hij Betty niet mee! - op <strong>de</strong> valreep daar nog <strong>de</strong> Groene<br />

Huizen, <strong>de</strong> hoerenwijk, Yoshiwara. Zijn informaties hierover ontleen<strong>de</strong> hij aan een<br />

boek van J.E. De Becker, The Nightless City (1905) 2 . Wat hij te zien kreeg, schokte<br />

hem diep. In <strong>de</strong> zes huizen die hij bezocht bleken <strong>de</strong> vrouwen als slavinnen achter<br />

tralies te zitten, ze poe<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n zich of ze rookten, afwachtend in wat hij noemt een<br />

‘navrant, stil in zich geduwd leed. Slechts in één huis lachten <strong>de</strong> vrouwen’. - El<strong>de</strong>rs<br />

zag hij geisja's. Ook hun aanblik en bedrijf maakte hem neerslachtig: 56 ‘<strong>Een</strong> diep<br />

treurige toestand van vrouwelijke ellen<strong>de</strong> schuilt achter het vertoon <strong>de</strong>zer Japansche<br />

“amuseuses”. En ik kan het niet helpen, zij museeren mij niet, <strong>de</strong> arme kin<strong>de</strong>ren, als<br />

eenmaal mijn blik die ellen<strong>de</strong> heeft doorpeild.’<br />

Met <strong>de</strong> Franse mail - <strong>de</strong> André Lebon, van <strong>de</strong> Messageries Maritimes - verliet het<br />

echtpaar, zon<strong>de</strong>r veel spijt, om het zacht uit te drukken, in <strong>de</strong> eerste dagen van<br />

augustus Dai-Nippon om koers te zetten naar Singapore. Zij had<strong>de</strong>n het <strong>voor</strong>nemen<br />

daar op <strong>de</strong> Johan <strong>de</strong> Witt over te stappen. De zomerwarmte <strong>de</strong>ed zich nu goed voelen.<br />

<strong>Couperus</strong> vrees<strong>de</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze maand ‘<strong>de</strong>r tropische zonnebran<strong>de</strong>n en <strong>de</strong>r<br />

erbarminglooze tyfonen’. Yokohama was al zeer warm geweest.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


642<br />

Maar <strong>de</strong> zeereis viel erg mee. In Sjanghai kocht Elisabeth <strong>voor</strong> Van Oss, die daar<br />

speciaal om gevraagd had, een mooie Chinese zij<strong>de</strong>n mantel. 57 Ze bleven er zeer kort<br />

aan wal. Toch voeren zij niet meteen <strong>de</strong> zee weer op. Juist bij het verlaten van <strong>de</strong><br />

haven werd namelijk <strong>de</strong> eerste tyfoon aangekondigd. Samen met een menigte an<strong>de</strong>re<br />

schepen bleef <strong>de</strong> André Lebon rustig wachten tot <strong>de</strong> orkaan, die <strong>voor</strong>eerst alleen nog<br />

maar in <strong>de</strong> hogere luchtlagen rondtol<strong>de</strong>, <strong>voor</strong>bijgetrokken zou zijn. Het rivierwater<br />

rimpel<strong>de</strong> zich nauwelijks. El<strong>de</strong>rs echter zou zich een vreselijke ramp voltrekken, zo<br />

hoor<strong>de</strong>n <strong>Couperus</strong> en Elisabeth in Hongkong: geheel Swatow werd in die dagen door<br />

<strong>de</strong> tyfoon verwoest. Tienduizen<strong>de</strong>n wer<strong>de</strong>n het slachtoffer.<br />

Haiphong, Saigon, en ten slotte dan Singapore. Na zich te hebben ontscheept<br />

stapten zij <strong>voor</strong> enkele weken af in The Europe Hotel, wachtend op <strong>de</strong> boot naar<br />

Ne<strong>de</strong>rland. - Hier schreef <strong>Couperus</strong> zijn laatste, niet <strong>voor</strong> publikatie bedoel<strong>de</strong>, maar<br />

gelukkig wel bewaar<strong>de</strong> reisbrief aan Van Oss. 58 Het is een boeiend stukje proza, dat<br />

gegevens van heel verschillen<strong>de</strong> aard blijkt op te leveren.<br />

23 Aug. XXII.<br />

‘Waar<strong>de</strong> Van Oss.<br />

Mijn laatste brief uit het Oosten. Komt vermoe<strong>de</strong>lijk <strong>voor</strong> mij aan. Ik ontving je<br />

laatste schrijven hier. Lees er met smart uit, dat het pakket fotografieën, dat wij je<br />

aangeteekend uit Soerabaia verzon<strong>de</strong>n, niet terecht is. Wanor<strong>de</strong>n <strong>de</strong>r Indische Post.<br />

Het is doodjammer. Ik beging <strong>de</strong> fout het niet in mijn koffer te behou<strong>de</strong>n maar koffers<br />

wor<strong>de</strong>n zoo vol op reis. Dus <strong>de</strong> foto's, met zorg verzameld, zijn weg. Laat ons er niet<br />

over zeuren. Er is zooveel “weg” in <strong>de</strong> wereld. Er is veel te verhelpen: ik zal schrijven<br />

aan Hacks (Garoetsche hôtelier) en Tilly Weissenborn, om ons vele nieuwe te zen<strong>de</strong>n.<br />

Dus niet wanhopig zijn. Te reclameeren aan het snertpostkantoor te Soerabaia zoû<br />

niets geven.<br />

Ik schreef je juist over vermin<strong>de</strong>ring van copie, toen ik je brief ontving. Iks heb<br />

toch veel aardigs over Japan ook kunnen geven. Ik hoop, dat je tevre<strong>de</strong>n bent over<br />

mijn werk. Als <strong>de</strong> gevier<strong>de</strong> schrijver een roman schrijft, heeft hij maling aan het<br />

publiek maar <strong>de</strong>ze schetsen moesten een zekeren toon en accent hebben en ik heb<br />

dus volstrekt geen maling aan je oor<strong>de</strong>el en hoop van harte, dat het werk was, zoo<br />

als je verwachtte. Nu, dat mag ik wel gelooven.<br />

Wij hebben een pracht-jas <strong>voor</strong> je gevon<strong>de</strong>n, ik meen mijn vrouw, in<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


643<br />

Shanghai: dat is dus in or<strong>de</strong>. Het is een mooi, antiek stuk, niet bepaald om te dragen<br />

meer als sieraad. Maar wij kon<strong>de</strong>n toch geen prul <strong>voor</strong> je meê brengen, die waren er<br />

te kust en te keur.<br />

En je woont in het ou<strong>de</strong> huis van <strong>de</strong> grootou<strong>de</strong>rs van mijn vrouw. Zij had er wat<br />

treurige meisjesjaren on<strong>de</strong>r haar Calvinistische grootmoe<strong>de</strong>r. Wij trouw<strong>de</strong>n er uit en<br />

Eline Vere las ik er <strong>voor</strong> aan mijn nichtjes, toen ik het schreef.<br />

Mijn ou<strong>de</strong> schoonmoe<strong>de</strong>r (mijn eigen cousine-germaine) reist met ons meê terug<br />

naar Holland. Oud, invali<strong>de</strong> en zon<strong>de</strong>r een cent, vond ik, dat zij niet meer in Indië<br />

kon blijven, nu alle familie en kennissen langzamerhand weggaan. Wij brengen haar<br />

naar De Steeg, waar zij wonen gaat bij mijn zwager en schoonzuster Weynaendts<br />

van Resandt, een prachtige naam, maar ook geen kopeken. Enfin, mama is innig blij<br />

en hoopt gauw haar kleinkin<strong>de</strong>ren te zien.<br />

Schrik niet als je mij ziet. Ik ben broodmager. Na <strong>de</strong> paratyfus is een leverziekte<br />

gevolgd - zoo iets gebeurt bijna altijd - en als mijn lever gezwollen is, loop ik als<br />

een ou<strong>de</strong> man met een stok, waarop ik steun. En al mijn shantung en an<strong>de</strong>re jasjes<br />

slobberen om mij heen!<br />

Zoodra ik in Den Haag ben, meld ik je dat en kom ik bij je of kom je bij mij, als<br />

ik niet kan. Ik ben soms nog heel, heel ziek. Ik heb een heele boel met je te bepraten.<br />

En nu beste vriend, vele groeten van mijn lieve vrouw, die zich goed houdt met<br />

<strong>de</strong>n geestkracht, als alleen een vrouw heeft maar soms wel verdrietig is, als zij die<br />

lange, magere staak ziet, die haar man is. Tot ziens, als <strong>de</strong> go<strong>de</strong>n het willen!! <strong>Louis</strong><br />

<strong>Couperus</strong>.’<br />

De brief verschaft ons inlichtingen van uiteenlopen<strong>de</strong> aard. De verloren gegane foto's,<br />

die <strong>Couperus</strong> in Garoet van Thilly Weissenborn had betrokken, 59 waren bestemd als<br />

illustraties bij <strong>de</strong> in Oostwaarts te bun<strong>de</strong>len Indische reisbrieven. Dat het ongeluk<br />

van het wegraken in<strong>de</strong>rdaad verholpen kon wor<strong>de</strong>n, bewijst <strong>de</strong> boekuitgave zoals<br />

die uitein<strong>de</strong>lijk gewor<strong>de</strong>n is. On<strong>de</strong>r vele foto's wordt het atelier van Thilly<br />

Weissenborn vermeld: ‘Foto “Lux”, Garoet.’ Ook <strong>de</strong> zo behulpzame heer Hacks zijn<br />

wij in Garoet al tegengekomen. 60 Dat <strong>Couperus</strong> niet wenste te reclameren bij het<br />

postkantoor van Soerabaja, hangt vanzelfsprekend samen met zijn negatieve opinie<br />

over die stad: het inci<strong>de</strong>nt met zijn lezing in het theater was hij nog niet vergeten.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


644<br />

Het lijkt er wel op dat <strong>Couperus</strong> in Singapore opnieuw ziek is gewor<strong>de</strong>n. Voor het<br />

eerst horen wij in <strong>de</strong>ze brief iets over een leverziekte, waar hij aan bleek te lij<strong>de</strong>n en<br />

waar hij op <strong>de</strong> terugreis ook <strong>voor</strong> behan<strong>de</strong>ld is. De werkelijke aard van <strong>de</strong>ze kwaal<br />

is niet bekend. Als het kanker is geweest - het staat in elk geval vast dat hij er veel<br />

ernstiger aan toe was dan hij zelf in Singapore heeft geweten - betekent dit dat zijn<br />

lot toen al bezegeld was. Zijn krachten waren hoe dan ook danig on<strong>de</strong>rmijnd.<br />

<strong>Een</strong> merkwaardig geval, waar hij wel zeer door gefrappeerd geweest zal zijn, mag<br />

Van Oss' verhuizing naar Sofialaan 12 genoemd wor<strong>de</strong>n: uitgerekend het huis immers<br />

waar zowel <strong>Couperus</strong> zelf als <strong>voor</strong>al ook Elisabeth zoveel herinneringen aan<br />

bewaar<strong>de</strong>n. Heeft hij het later, na zijn thuiskomst in Den Haag, weer teruggezien? -<br />

Wat het calvinisme van zijn tante Wilhelmina Baud betreft, nergens an<strong>de</strong>rs vermeldt<br />

hij dit, zijn vroegere jeugdherinneringen uitgezon<strong>de</strong>rd, waarin hij een kerkelijke tante<br />

beschreef van wie hij ‘vond, dat zij gelijk had...’ 61<br />

De datering van <strong>de</strong> brief, 23 augustus, bewijst dat <strong>Couperus</strong> zich geruime tijd in<br />

Singapore heeft opgehou<strong>de</strong>n: <strong>de</strong> thuisreis zou drie weken duren, en hij keer<strong>de</strong> pas<br />

10 oktober in Ne<strong>de</strong>rland terug: Hoe moe en ziek hij nog was, blijkt uit een an<strong>de</strong>re,<br />

op don<strong>de</strong>rdag 31 augustus aan Johan <strong>de</strong> Meester uit het Europe Hotel geschreven<br />

brief. 62 De Meester bevond zich toen met een vriendin eveneens in Singapore en<br />

<strong>Couperus</strong> had hem uitgenodigd te komen dineren. Maar het kon niet doorgaan, schreef<br />

hij twee dagen <strong>voor</strong>dien: ‘Het is pure overmoed van mij geweest als gastheer te<br />

willen optre<strong>de</strong>n en Mevrouw <strong>de</strong> Decker en U zaterdag a.s. aan onze tafel te noodigen.<br />

Ik voel mij werkelijk te zwak tot eenige conversatie en gezellig samenzijn. Ik neem<br />

ook tegenwoordig mijne malen in mijne kamer omdat <strong>de</strong> hevige wind en <strong>de</strong> electrische<br />

fans mij in <strong>de</strong> eetzaal, <strong>voor</strong>al met een zieken schou<strong>de</strong>r [?!], zoo martelen, dat het niet<br />

is uit te hou<strong>de</strong>n. Vergeef mij dus, dat wij U Uw woord hierbij teruggeven. Het doet<br />

ons erg leed.’<br />

<strong>Couperus</strong> moest in Singapore op Elisabeths moe<strong>de</strong>r wachten, zij zou mee terug<br />

naar Holland gaan en hij <strong>de</strong>ed haar <strong>de</strong> passage ca<strong>de</strong>au. Met haar chtenzeventig jaren<br />

was zij er overigens min<strong>de</strong>r slecht aan toe dan hijzelf, 63 De ou<strong>de</strong> dame zou bij <strong>de</strong><br />

Wijnaendtsen in De Steeg gaan wonen - wier naam <strong>Couperus</strong> blijkbaar nooit goed<br />

heeft leren spellen! - en naast hun huis zou <strong>Couperus</strong> zelf ten slotte in 1923 het zijne<br />

bouwen.<br />

Rekenen wij terug, dan moet <strong>Couperus</strong> zich kort na half september<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


645<br />

ein<strong>de</strong>lijk op <strong>de</strong> Johan <strong>de</strong> Witt ingescheept hebben. Na zijn terugkeer ontving hij, in<br />

Hotel <strong>de</strong> Bellevue tegenover <strong>de</strong> Haagse Koekamp, op 13 oktober Henri Borel. Met<br />

hem heeft hij toen langdurig gesproken. 64<br />

Hij was toen juist Borels Het schoone eiland aan het lezen. Uit hun gesprekhoren<br />

wij allerlei over zijn ziekte. Die vrijdagmiddag om vier uur trof Borel hem aan in<br />

‘<strong>de</strong>n salon, op <strong>de</strong>n hoek van Bezui<strong>de</strong>nhout-Rijnstraat, Ie étage, waar ik <strong>de</strong>n mondainen,<br />

artistieken toerist in een zeer gesoigneer<strong>de</strong>, gezellige lappemand vond, die hij<br />

<strong>voor</strong>eerst niet mag verlaten. Er werd thee besteld, en toast, en wat al niet, en on<strong>de</strong>r<br />

dit “petit goûter” vertel<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> mij allerlei van zijn reizen en we<strong>de</strong>rvaren. Laat<br />

ik eerst zeggen, dat hij er volstrekt niet zoo ziek uit zag als ik gevreesd had, maar<br />

wèl wat vermagerd en wat <strong>de</strong>ftig heet “souffrant”.’<br />

Het blijkt dat <strong>Couperus</strong> na <strong>de</strong> zeven hospitaalweken te Kobe steeds verhoging van<br />

temperatuur is blijven hou<strong>de</strong>n. Toen hij in Singapore leunend op zijn stok aan boord<br />

ging, stel<strong>de</strong> <strong>de</strong> scheepsarts nog zon<strong>de</strong>r hem on<strong>de</strong>rzocht te hebben <strong>de</strong> diagnose die<br />

<strong>Couperus</strong> al ken<strong>de</strong>: leverziekte. Met een toevallig aan boord aanwezige militaire arts,<br />

overste dokter De Granada, gespecialiseerd in dit soort kwalen, werd consult<br />

gehou<strong>de</strong>n. <strong>Couperus</strong> kreeg <strong>voor</strong>lopig injecties. Ongetwijfeld hebben zij hem ook op<br />

dieet gezet. De behan<strong>de</strong>ling ten spijt hoor<strong>de</strong> hij naar zijn zeggen achteraf, ‘dat ze<br />

niet dachten dat ik Port-Saïd halen zou, en er is ernstig kwestie van geweest, dat ik<br />

in Genua aan wal zou moeten om direct geopereerd te wor<strong>de</strong>n, zóó erg was het. Ik<br />

wou echter niet en ben tóch <strong>de</strong> Golf van Biskaye maar doorgegaan. Doodmoe kwam<br />

ik in Amsterdam aan.’<br />

De Haagse dokter Bosch, die <strong>de</strong> behan<strong>de</strong>ling samen met een uit Indië afkomstige<br />

arts, Van <strong>de</strong>r Scheer, overnam, verbood hem <strong>voor</strong>lopig het hotel te verlaten. ‘En nu<br />

ben ik hier opgesloten’, verklaar<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong>. ‘Ik mag volstrekt niet uit, ik moet twee<br />

uren's middags daar op die chaiselongue liggen, maar dat houd ik niet uit, het is<br />

verschrikkelijk zoo thuis zitten, ofschoon ik hier heel prettig gelogeerd ben. Zie je,<br />

hier in Bellevue is 't zoo echt <strong>de</strong>n Haag, dit plekje hier, met <strong>de</strong>n Hertenkamp, en dat<br />

mooie bosch, en al 't verkeer hier langs, is nu zoo echt Haagsch. De directeur van<br />

Bellevue heeft mij dit salonnetje, waar ik zoo'n mooi uitzicht heb, <strong>voor</strong> heel weinig<br />

afgestaan, allerliefst van hem.’<br />

Van tijd tot tijd moest <strong>Couperus</strong> pijnlijke puncties on<strong>de</strong>rgaan. Overigens bleek<br />

niet alleen zijn lever aangetast te zijn, ook zijn longen waren niet in or<strong>de</strong>. Me<strong>de</strong><br />

wegens het gevaar van longontsteking mocht hij <strong>voor</strong>-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


646<br />

lopig niet in <strong>de</strong> open lucht. Daar hij dus ook Van Oss niet kon bezoeken, kwam <strong>de</strong>ze<br />

zelf naar Bellevue. Over <strong>Couperus</strong>' reisbrieven heeft hij daar verklaard: 65 ‘Het is<br />

precies geweest wat we van je verwacht had<strong>de</strong>n.’ Dit gaf <strong>Couperus</strong> veel voldoening,<br />

waar hij dan ook alle recht op had. ‘Ik ben zoo royaal en coulant behan<strong>de</strong>ld als je je<br />

maar <strong>de</strong>nken kunt’, zei hij, ‘maar mijn grootste satisfactie is toch, dat ze over mijn<br />

werk tevre<strong>de</strong>n zijn.’<br />

Intussen maakte Elisabeth het huis Hoogewal weer <strong>voor</strong> bewoning in or<strong>de</strong>. Het<br />

echtpaar had daar een verdieping aangehou<strong>de</strong>n en hoopte er <strong>de</strong> winter door te brengen.<br />

Toen al was <strong>Couperus</strong> echter vastbesloten zo kort mogelijk in Den Haag te blijven.<br />

Hij wenste geen stereotype ou<strong>de</strong> Haagse meneer te wor<strong>de</strong>n. Borel vertelt aan het slot<br />

van zijn verhaal: ‘Wij ston<strong>de</strong>n nog even het prachtige herfstpanorama van Hertenkamp<br />

en Haagsche Bosch te bewon<strong>de</strong>ren en voel<strong>de</strong>n ons opeens echte Hagenaars en toch<br />

ook weer niet. “Kijk, daar gaan weer zoo'n paar echte Haagsche ou<strong>de</strong> heeren”, zei<strong>de</strong><br />

hij... “Den Haag heeft een specialiteit van <strong>de</strong>ftige ou<strong>de</strong> heeren, kijk die nu eens<br />

loopen, zie je, zóó wil ik nooit wor<strong>de</strong>n en jij ook niet, dat weet ik, ik moet jonge<br />

gezichten zien om me, neen, zóó kan ik nooit wor<strong>de</strong>n en jij ook niet, je weet wel wat<br />

ik bedoel, het echte Haagsche <strong>de</strong>ftige, geposeer<strong>de</strong> ou<strong>de</strong> heertje met dat typische<br />

loopje, dat niets te doen heeft... Neen, mon cher confrère”’.<br />

<strong>Een</strong>maal terug op <strong>de</strong> Hoogewal ging het ook daar nog niet goed. Aan Maurits<br />

Wagen<strong>voor</strong>t schreef <strong>Couperus</strong>, nog op 31 oktober: 66 ‘... ik ben ziek, beslist ziek (lever<br />

en long), lever verhin<strong>de</strong>rt mij te loopen, long maakt mij conversatie moeilijk, het<br />

geheel is ellendig. Als <strong>de</strong> zon schijnt mag ik's morgens even buiten, an<strong>de</strong>rs is het<br />

parool rusten. Ik ontvang dan ook niemand. Het maakt me alles zoo moe. Dus tot<br />

later en vergeef me...’ Ruim twee maan<strong>de</strong>n nadien schreef hij hem nog, op 10 januari: 67<br />

‘Waar zijn <strong>de</strong> schoone Italiaansche maan<strong>de</strong>n, dagen... en uren...!?’<br />

De Haagsche Post, die nog flink achterliep met <strong>de</strong> reisbrieven uit Nippon, bleef<br />

<strong>de</strong>ze tot en met 5 mei 1923 publiceren. Hoewel Japan zo tegen- gevallen was, vond<br />

<strong>Couperus</strong> er nu toch een bron van inspiratie in. Zoals hij De ongelukkige had<br />

geschreven na Spanje, waar hij evenmin ooit hoopte terug te komen, zo wijd<strong>de</strong> hij<br />

zich nu aan <strong>de</strong> reeks Japanse verhalen en legen<strong>de</strong>n, die postuum in 1924 zou<strong>de</strong>n<br />

verschijnen als Het snoer <strong>de</strong>r ontferming.<br />

Het verschil tussen <strong>de</strong> oerwou<strong>de</strong>n van Sumatra, <strong>de</strong> paleizen <strong>de</strong>r hoge Indische<br />

ambtenaren, <strong>de</strong> grandioze zeereizen aan <strong>de</strong> ene kant en <strong>de</strong> dui-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


647<br />

ventil die Hoogewal 2 heette aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re, moet <strong>Couperus</strong> die winter wel zeer zwaar<br />

gevallen zijn. Met zijn wankele gezondheid werd het hem meer en meer dui<strong>de</strong>lijk<br />

dat hij zulke grote reizen niet meer zou kunnen on<strong>de</strong>rnemen. Hoewel hij aanvankelijk<br />

het plan had gehad zijn ou<strong>de</strong> dag in een a<strong>de</strong>llijk Italiaans palazzo te gaan slijten,<br />

ergens in een klein stadje, moest hij nu ook daar wel van afzien.<br />

In Den Haag kon hij het echter niet uithou<strong>de</strong>n. Het leven was er te duur, het bracht<br />

ook te veel maatschappelijke beslommeringen met zich mee. Met schrijven kon hij,<br />

om <strong>de</strong>n bro<strong>de</strong>, niet ophou<strong>de</strong>n. Wel echter wil<strong>de</strong> hij het veel rustiger aan gaan doen.<br />

Tegen zo hard zwoegen als hij tussen 1915 en 1920 haal gedaan, voel<strong>de</strong> hij zich niet<br />

meer opgewassen.<br />

Zo werd het plan De Steeg geboren: een eigen huis, in <strong>de</strong> provincie, waar <strong>voor</strong>al<br />

Elisabeth erg naar verlang<strong>de</strong>. Van haar, die altijd op <strong>de</strong> achtergrond was gebleven<br />

maar van wier onuitputtelijk geduld altijd alles laad afgehangen, had <strong>de</strong><br />

Indisch-Japanse reis zoveel gevergd, dat zij nu ein<strong>de</strong>lijk wel eens tot zichzelf wil<strong>de</strong><br />

komen. - Maar het land van Orlando was uit <strong>de</strong>n boze. Het werd Gel<strong>de</strong>rland, dicht<br />

bij haar moe<strong>de</strong>r en haar zuster.<br />

Eindnoten:<br />

1 Oostwaarts, 4.<br />

2 I<strong>de</strong>m, 10.<br />

3 I<strong>de</strong>m, 13.<br />

4 Geciteerd door Vogel, <strong>Couperus</strong>, 210, uit Jan Feith, Voorbijgangers (1925). Zie ook De<br />

Schakelaar (1933), 21-22.<br />

5 Oostwaarts, 13.<br />

6 De tekening is vermoe<strong>de</strong>lijk van Willy Sluiter. Zie Alexan<strong>de</strong>r Coret, ‘Nectar noch ambrozijn<br />

II’, in Het Va<strong>de</strong>rland (1982), 20 februari.<br />

7 Oostwaarts, 18.<br />

8 I<strong>de</strong>m, 23.<br />

9 I<strong>de</strong>m, 26.<br />

10 I<strong>de</strong>m, 35.<br />

11 I<strong>de</strong>m, 45.<br />

12 I<strong>de</strong>m, 63.<br />

13 I<strong>de</strong>m, 70.<br />

14 I<strong>de</strong>m, 89.<br />

15 I<strong>de</strong>m, 107.<br />

16 I<strong>de</strong>m, 109-110.<br />

17 I<strong>de</strong>m, 110.<br />

18 I<strong>de</strong>m, 113.<br />

19 I<strong>de</strong>m, 119.<br />

20 Javabo<strong>de</strong> (1921), <strong>de</strong>cember. Niet na<strong>de</strong>r gedateerd knipsel in het Letterkundig Museum.<br />

21 Bataviaasch Han<strong>de</strong>lsblad (1921), 15 <strong>de</strong>cember.<br />

22 Oostwaarts, 141-142.<br />

23 Zie over haar en haar werk nu Ernst Drissen, Vastgelegd <strong>voor</strong> later. Indische foto's (1917-1942)<br />

van Thilly Weissenborn (1983).<br />

24 Oostwaarts, 181.<br />

25 I<strong>de</strong>m, 190.<br />

26 I<strong>de</strong>m, 207.<br />

27 I<strong>de</strong>m, 218.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


28 M. Revis, ‘Niet naar <strong>Couperus</strong> gaan’, in Algemeen Han<strong>de</strong>lsblad (1963), 8 juni. Zie ook Vogel,<br />

<strong>Couperus</strong>, 215-218. - Tijdgenoten in Den Haag hebben van het gebeur<strong>de</strong> kennis kunnen nemen<br />

door een artikel in Het Va<strong>de</strong>rland van 11 maart 1922 (‘Over <strong>Couperus</strong>' lezingen in Indlë’).<br />

29 De Rid<strong>de</strong>r, <strong>Couperus</strong>, 50-52.<br />

30 Oostwaarts, 208.<br />

31 I<strong>de</strong>m, 211.<br />

32 I<strong>de</strong>m, 216.<br />

33 I<strong>de</strong>m, 219.<br />

34 V. Tricht, Verkenning, 7, was een an<strong>de</strong>re mening toegedaan, en citeer<strong>de</strong> niet zon<strong>de</strong>r voldoening<br />

wat oud-minister Treub er on<strong>de</strong>r had geschreven: ‘Je moet het maar durven.’<br />

35 Oostwaarts, 248.<br />

36 I<strong>de</strong>m, 253.<br />

37 I<strong>de</strong>m, 258.<br />

38 I<strong>de</strong>m, 259.<br />

39 Nippon, 5.<br />

40 I<strong>de</strong>m, 16.<br />

41 I<strong>de</strong>m, 28 e.v.; 58.<br />

42 I<strong>de</strong>m, 24.<br />

43 I<strong>de</strong>m, 29.<br />

44 I<strong>de</strong>m, 50.<br />

45 I<strong>de</strong>m, 57-58.<br />

46 I<strong>de</strong>m, 82.<br />

47 I<strong>de</strong>m, 90.<br />

48 I<strong>de</strong>m, 90-91.<br />

49 I<strong>de</strong>m, 95.<br />

50 I<strong>de</strong>m, 101.<br />

51 I<strong>de</strong>m, 107.<br />

52 I<strong>de</strong>m, 128.<br />

53 I<strong>de</strong>m, 148.<br />

54 I<strong>de</strong>m, 173.<br />

55 I<strong>de</strong>m, 180. - Niet zon<strong>de</strong>r leedvermaak meent V. Tricht, Verkenning, 236 noot 33 hier R.H. van<br />

Gulik te mogen bijvallen die, <strong>voor</strong>bijziend aan het feit dat <strong>Couperus</strong> in Japan een doodzieke en<br />

diep vermoei<strong>de</strong> reiziger was, opgemerkt zou hebben: ‘Nippon is een bewijsstuk dat hij niet<br />

ontvankelijk was <strong>voor</strong> beel<strong>de</strong>n<strong>de</strong> kunst.’<br />

56 I<strong>de</strong>m, 210.<br />

57 Dit blijkt uit <strong>de</strong> hieron<strong>de</strong>r volgen<strong>de</strong> brief van <strong>Couperus</strong> aan Van Oss.<br />

58 Particulier bezit. Zie F.L. Bastet, ‘Waar<strong>de</strong> Van Oss’, in Orion (1984), I nr. 6, 41-45. - Id.,<br />

Waar<strong>de</strong> Van Oss (1987).<br />

59 Zie hoofdstuk zes, 4, noot 23.<br />

60 Oostwaarts, 142 e.v.<br />

61 ‘Toen ik een kleine jongen was’, in De zwaluwen neêr gestreken..., 69.<br />

62 Brievencollectie Letterkundig Museum, Den Haag.<br />

63 Vogel, <strong>Couperus</strong>, 229. - Vgl. R. Nieuwenhuys, ‘De Indische wereld van <strong>Couperus</strong>’, in Hollands<br />

Maandblad 5, 192/193 (juli/aug. 1963), 19: ‘Kort <strong>voor</strong> zijn dood heeft hij nog <strong>de</strong><br />

overtochtskosten <strong>voor</strong> zijn schoonmoe<strong>de</strong>r betaald die in Indië zat, inclusief <strong>de</strong> heen- en terugreis<br />

van een baboe.’<br />

64 Henri Borel, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> in Den Haag’, in Het Va<strong>de</strong>rland (1932), 15 oktober.<br />

65 Ibi<strong>de</strong>m.<br />

66 V. Booven, Leven, 263.<br />

67 I<strong>de</strong>m.<br />

IV [1922-1923]<br />

Ziek of niet, er moest weer geld verdiend wor<strong>de</strong>n. Wanneer <strong>Couperus</strong> precies aan<br />

zijn Japanse verhalen begonnen is laat zich moeilijk vaststellen. In <strong>de</strong> loop van het<br />

<strong>voor</strong>jaar publiceer<strong>de</strong> hij er enkele zowel in Het Va<strong>de</strong>rland - te beginnen met De<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


sneeuwfee 1 - als in Groot-Ne<strong>de</strong>rland. 2 In elk geval was hij er al eer<strong>de</strong>r mee doen<strong>de</strong>,<br />

daar hij op 4 maart repte van ‘werk, dat mij <strong>de</strong>zer dagen te veel bezig houdt’. 3<br />

Omdat <strong>de</strong> Haagsche Post <strong>voor</strong>lopig nog over voldoen<strong>de</strong> kopij beschikte, hervatte<br />

<strong>Couperus</strong> zijn zondagse Va<strong>de</strong>rland-feuilletons. 4 Hij zette een reeks Intieme impressies<br />

op, die zou<strong>de</strong>n uitgroeien tot een veertiental. 5 De inhoud moest, zoals ook bij zijn<br />

vroegere Epigrammen, 6 enigszins actueel zijn. Tevens beschouw<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> het<br />

echter als een soort dagboek-bla<strong>de</strong>n, waarin hij herinneringen, overpeinzingen en al<br />

wat hem ver<strong>de</strong>r door het hoofd speel<strong>de</strong> wil<strong>de</strong> vastleggen. <strong>Een</strong> enkele keer schreef<br />

hij ter afwisseling een verhaal of een meer essayistisch getint artikel.<br />

Hierdoor weten wij dat hij eind januari 1923 voldoen<strong>de</strong> hersteld was<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


648<br />

om 's avonds weer eens naar <strong>de</strong> opera te gaan. Hij genoot van <strong>de</strong> Aïda, <strong>voor</strong>al van<br />

<strong>de</strong> Duitse tenor Alexan<strong>de</strong>r Kirchner als Radames. 7 In het buitenland had hij echter<br />

te mooie <strong>voor</strong>stellingen gezien om niet zeer kritisch tegenover <strong>de</strong> enscenering te<br />

staan. Eigenlijk beschouw<strong>de</strong> hij opera als een overleefd genre: 8 ‘En eenmaal zal geen<br />

opera meer wor<strong>de</strong>n gezongen, waag ik te <strong>voor</strong>spellen, nog eer<strong>de</strong>r misschien dan geen<br />

roman wordt geschreven.’ De toon van <strong>de</strong>ze eerste schets is weer geheel die van <strong>de</strong><br />

badineren<strong>de</strong> dandy zon<strong>de</strong>r leeftijd. Men ontkomt moeilijk aan <strong>de</strong> indruk dat <strong>Couperus</strong><br />

in zijn hart eigenlijk heel gelukkig was weer thuis te zijn in <strong>de</strong> hem vertrouw<strong>de</strong><br />

omgeving. - Het zondagsblad waar dit feuilleton in stond gebruikte hij om er een<br />

exemplaar van Iskan<strong>de</strong>r in te pakken. 9 Dit boek wil<strong>de</strong> hij namelijk ca<strong>de</strong>au doen aan<br />

zijn kachelsmid Kees, die zich tot zijn niet geringe voldoening lovend over Majesteit<br />

uitte toen hij, Kees, <strong>de</strong> schoorsteen kwam repareren. <strong>Couperus</strong> beschrijft dit in <strong>de</strong><br />

twee<strong>de</strong> schets. De lichte toets ervan komt die van zijn beste vroegere verhalen, zoals<br />

bij <strong>voor</strong>beeld Korte arabesken, nabij.<br />

Steeds meer begon hij zijn ou<strong>de</strong> leventje weer op te nemen. Zijn in Afrika door<br />

<strong>de</strong> lectuur van P.M.C. Toepoels boek over <strong>de</strong> bokssport, en bovendien ook door het<br />

optre<strong>de</strong>n van Carpentier, gewekte belangstelling <strong>voor</strong> wat hij noem<strong>de</strong> <strong>de</strong> ‘e<strong>de</strong>le kunst<br />

<strong>de</strong>r zelfver<strong>de</strong>diging’, bracht hem er toe bij Toepoel zelf in <strong>de</strong> Johannes<br />

Camphuysstraat boks<strong>de</strong>monstraties te gaan bijwonen. 10 <strong>Een</strong> an<strong>de</strong>re keer begaf hij<br />

zich naar het Gebouw van Kunsten en Wetenschappen om er zich op <strong>de</strong> hoogte te<br />

stellen ‘van <strong>de</strong> “Einsteinsche” theorieën, geïllustreerd door lichtbeel<strong>de</strong>n’. Zijn reactie<br />

hierop was welhaast <strong>voor</strong>spelbaar: 11 ‘Wat kan het mij schelen een ietsje knapper te<br />

zijn dan gisteren en te moeten gelooven, dat een lichtstraal zijn bron met meer<strong>de</strong>re<br />

of min<strong>de</strong>re snelte verlaat dan ik dacht of dat het geheele wereldbeeld, dat ik had<br />

opgebouwd in mijne, van Poëzie doormischte, verbeeldingen, een illuzie blijkt? Ik<br />

wil in mijn illuzies gelukkig zijn.’<br />

<strong>Couperus</strong> had <strong>de</strong> leeftijd bereikt waarop hij niet zozeer las als wel herlas. In een<br />

van zijn feuilletons vertelt hij hoe hij opnieuw gegrepen werd door Thérèse Raquin<br />

van Emile Zola. Vroeger, toen hij een jaar of twintig was, had hij het boek samen<br />

met Frans Netscher gelezen. Ook nu weer trof het hem zozeer als een groot<br />

meesterwerk, dat hij in een enthousiaste tira<strong>de</strong> warme woor<strong>de</strong>n van waar<strong>de</strong>ring aan<br />

Zola wijd<strong>de</strong>. Immers, 12 ‘... allen wie mèt ons toen, in die jaren, het beel<strong>de</strong>n<strong>de</strong> Proza<br />

zijn gaan<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


649<br />

schrijven, waren Zola's leerlingen, vergeten wij dat nooit, welke wegen wij later<br />

insloegen, welke àn<strong>de</strong>re, i<strong>de</strong>ëlere verschieten ons ver<strong>de</strong>r lokten, welke i<strong>de</strong>alen ons<br />

hooger toewenkten ons toch te bevrij<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> eerste boei en beklemming, die van<br />

het Naturalisme, dat toch, niettegenstaan<strong>de</strong> zijn rulle wreedheid, onze zuiverreine<br />

opvoe<strong>de</strong>r is geweest in <strong>de</strong> jonge jaren, toen wij had<strong>de</strong>n kunnen verdwalen. Ik, ten<br />

minste, persoonlijk, blijf Emile Zola dankbaar zoo lang <strong>de</strong> pen mij in <strong>de</strong> vingers<br />

blijft.’ - Daarnaast herlas hij Ouida's Tricotrin. Naar zijn zeggen amuseer<strong>de</strong> hij er<br />

zich een avond dol mee. Haar natuurbeschrijvingen had hij altijd prachtig gevon<strong>de</strong>n,<br />

en daarom kon hij Ouida niet an<strong>de</strong>rs dan trouw blijven, ook al had zij dan ‘<strong>de</strong> meest<br />

idiote, onmogelijke en mateloos onwaarschijnlijke romans, die ooit wer<strong>de</strong>n<br />

geschreven’ op haar geweten. 13<br />

Intussen namen <strong>de</strong> plannen om in Gel<strong>de</strong>rland te gaan wonen vaste vorm aan. ‘Ik<br />

ga een huis bouwen in De Steeg,’ schreef hij op 19 februari aan Maurits Wagen<strong>voor</strong>t. 14<br />

Omdat hij dit alleen met behulp van een flinke hypotheek kon bekostigen, vervolg<strong>de</strong><br />

hij: ‘Denk niet, dat ik millionair ben gewor<strong>de</strong>n! Het huisje heeft een dakje (zie je<br />

het?) van puur zilver!’ Het nieuwe plan en zijn op het oog <strong>voor</strong>spoedig verlopen<strong>de</strong><br />

genezing gaven <strong>Couperus</strong> goe<strong>de</strong> moed. Hij eindig<strong>de</strong> zijn brief met <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n: ‘Ik<br />

voel me heel gezond en idioot jong!’<br />

Zoals gezegd was het Elisabeth die het doorzette. Zij ook ontwierp het huis in<br />

hoofdlijnen. Op <strong>de</strong> eerste verdieping had zij <strong>Couperus</strong> een werkkamer over <strong>de</strong> gehele<br />

breedte toegedacht. 15 De villa van <strong>de</strong> Wijnaendts van Resandt lag zo nabij, dat hij<br />

die van hun eigen huis uit zou kunnen zien. 16 Toch moet <strong>de</strong> hoge hypotheek <strong>Couperus</strong><br />

wel met zorg hebben vervuld. Van zijn lezingen, die hij weer hervatte, zou hij <strong>de</strong><br />

rente niet kunnen betalen. Ongetwijfeld heeft hij zich hier ook tegen S.F. van Oss<br />

over uitgelaten. Deze knoopte het in zijn oor. Met <strong>Couperus</strong>' zestigste verjaardag in<br />

het <strong>voor</strong>uitzicht rijpte er bij <strong>de</strong> directeur van <strong>de</strong> Haagsche Post langzamerhand een<br />

plan: er moest iets op gevon<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n om <strong>Couperus</strong> het hem nog ontbreken<strong>de</strong> geld<br />

ca<strong>de</strong>au te doen, zodat hij zon<strong>de</strong>r schul<strong>de</strong>n zijn ou<strong>de</strong> dag in Gel<strong>de</strong>rland kon beginnen.<br />

Dit verg<strong>de</strong> natuurlijk enige organisatie. Maar aan Van Oss was dat wel toevertrouwd.<br />

Er kwam nog iets bij, dat Van Oss tevens tot meer<strong>de</strong>re actie kan hebben<br />

aangespoord. Hoewel <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> laatste jaren veel erkenning was ten <strong>de</strong>el gevallen,<br />

bleef hij toch <strong>de</strong> indruk behou<strong>de</strong>n dat Ne<strong>de</strong>rlandse schrijvers in dit land nog altijd<br />

niet helemaal <strong>voor</strong> vol wer<strong>de</strong>n aangezien. 17 In<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


650<br />

<strong>de</strong>ze opvatting werd hij gestijfd door een <strong>voor</strong>val dat begin maart 1923 te Amsterdam<br />

plaatsvond en dat hem niet onberoerd liet.<br />

Op <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> dag van die maand namelijk arriveer<strong>de</strong> te Amsterdam <strong>de</strong> koning<br />

van Zwe<strong>de</strong>n. Hij werd door burgemeester De Vlugt verwelkomd. Deze hield tot Zijne<br />

Majesteit een re<strong>de</strong> in het Frans, waarin hij on<strong>de</strong>r meer meen<strong>de</strong> te moeten beweren: 18<br />

‘Steeds opnieuw bewon<strong>de</strong>ren wij in uwe auteurs, in het bizon<strong>de</strong>r in Selma Lagerlöf,<br />

<strong>de</strong>n drang naar het fantastische, die wij in onze litteratuur ten eenen male missen.’<br />

Dit nu riep zozeer <strong>Couperus</strong>' verontwaardiging op, dat hij zich <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> morgen<br />

onmid<strong>de</strong>llijk naar <strong>de</strong> redactie van Het Va<strong>de</strong>rland begaf om te protesteren. Op 3 maart<br />

schreef hij in zijn courant: 19 ‘Met <strong>de</strong>ze woor<strong>de</strong>n spreekt een officieele autoriteit een<br />

vreem<strong>de</strong>n souverein aan om hem op <strong>de</strong> hoogte te brengen van onze mo<strong>de</strong>rnste<br />

litteratuur. Wij zijn gewend, dat in officieele speechen banaliteiten wor<strong>de</strong>n gezegd<br />

en nemen daar vre<strong>de</strong> meê. Maar <strong>de</strong>ze uitspraak van <strong>de</strong>n Burgemeester van Amsterdam<br />

is erger dan een banaliteit. Het is een stommiteit. En tegen <strong>de</strong>ze stommiteit protesteer<br />

ik met <strong>de</strong>n meesten aandrang, uit naam van het oeuvre van Israël Querido, Fre<strong>de</strong>rik<br />

van Ee<strong>de</strong>n en mij zelven. Mogen <strong>de</strong> vele, jongere schrijvers, die in dit tijdperk<br />

arbei<strong>de</strong>n in onze litteratuur en wier namen mij niet in dit oogenblik van<br />

verontwaardiging allen binnen vallen, mij vergeven, dat ik ze niet op een rijtje noem.<br />

Ik zoû vrezen er een belangrijke te vergeten. Want <strong>de</strong> “drang naar het fantastische”<br />

is groot he<strong>de</strong>n ten dage bij onze jongere schrijvers. En een uitspraak als die van <strong>de</strong>n<br />

Burgemeester van Amsterdam bewijst, dat hij volkomen onbevoegd is om ook maar<br />

éene enkele zinsne<strong>de</strong> over <strong>de</strong> beteekenis onzer litteratuur uit te spreken. Het is niet<br />

min<strong>de</strong>r dan een schan<strong>de</strong> en een beleediging, die op <strong>de</strong>ze wijze <strong>de</strong>n Ne<strong>de</strong>rlandschen<br />

schrijvers, reeds bitter weinig gewend aan officieele erkenning, wordt aangedaan en<br />

tegen <strong>de</strong>ze schan<strong>de</strong> en <strong>de</strong>ze beleediging protesteer ik hierbij op <strong>de</strong> meest nadrukkelijke<br />

wijze.<br />

Het zal mij ten hoogste aangenaam zijn zoo dit protest door onze Ne<strong>de</strong>rlandsche<br />

dagbla<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong> overgenomen uit Het Va<strong>de</strong>rland, waarin ik trotsch ben me<strong>de</strong> te<br />

werken, om ook in <strong>de</strong> Zweedsche dagbla<strong>de</strong>n niet te wor<strong>de</strong>n verzwegen.’<br />

Henri Borel volg<strong>de</strong> dit protest. 20 Tevens wijzend op een schrijver als Arthur van<br />

Schen<strong>de</strong>l, herinner<strong>de</strong> hij aan <strong>de</strong> Fantastische vertellingen van F. Bor<strong>de</strong>wijk, en leg<strong>de</strong><br />

er bovendien <strong>de</strong> nadruk op dat nota bene van <strong>Couperus</strong> zelf juist Psyche door F.<br />

Barbier in het Frans was vertaald, met een <strong>voor</strong>woord van Julien Benda.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


651<br />

In een Intieme impressie <strong>de</strong>ed <strong>Couperus</strong> het nog eens dunnetjes over. Hierin ging hij<br />

zover <strong>de</strong> autoriteiten vast op zijn aanstaan<strong>de</strong> zestigste verjaardag te wijzen, een<br />

nauwelijks verklaarbaar gebrek aan discretie waar slechts weinigen begrip <strong>voor</strong> zullen<br />

hebben opgebracht. Streng haal<strong>de</strong> hij uit: 21 ‘...wat er <strong>de</strong> laatste jaren moge gewaar<strong>de</strong>erd<br />

zijn in <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandsche litteratuur en hare kweekers, van officieele zij<strong>de</strong>, is van<br />

onzen kant we<strong>de</strong>rom te waar<strong>de</strong>eren, maar het is veel te weinig, te zwak, niet spontaan<br />

en natuurlijk genoeg: we voelen er allen iets in alsof <strong>de</strong> “autoriteit” elkan<strong>de</strong>r<br />

toefluistert: “we hebben nog wel een paar dichters en schrijvers, dat moeten we niet<br />

vergeten als ze misschien zestig jaar zijn.” Nu is in <strong>de</strong>ze toefluistering zeer zeker<br />

een vrien<strong>de</strong>lijke gedachte, maar zij is te klein, te benepen en wij schrijvers, wij<br />

wenschen meer. Wij wenschen ook vóór dat boogtepunt - of is het misschien een<br />

fataal punt van daling?? - gewaar<strong>de</strong>erd te wor<strong>de</strong>n, zoo wij die waar<strong>de</strong>ering meenen<br />

te verdienen. Wij wenschen officieel én door autoriteit én Autoriteit erkend te wor<strong>de</strong>n<br />

als me<strong>de</strong>arbei<strong>de</strong>r aan het Gebouw van <strong>de</strong>n Staat <strong>de</strong>r Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n, als hoveniers in<br />

zijne e<strong>de</strong>le gaar<strong>de</strong>n van Gedachte, Peinzing, Droom en Fantazie.’<br />

Sympathiek is natuurlijk <strong>de</strong> wijze waarop <strong>Couperus</strong> het in dit feuilleton <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

naar zijn mening door Ne<strong>de</strong>rland <strong>voor</strong>al ook materieel verwaarloos<strong>de</strong> jongere<br />

schrijvers opneemt. Hij eiste tijdige erkenning, om ten slotte nogmaals op zijn eigen<br />

aanstaan<strong>de</strong> jubileum te zinspelen: 22 ‘<strong>Een</strong> talentvol schrijver, die er nièt gekomen is<br />

en op zijn zestigste jaar zoû wor<strong>de</strong>n... aangemoedigd, zoû niet veel nut van die late<br />

aanmoediging kunnen trekken. <strong>Een</strong> schrijver, die er, trots het genegeer en geniëer<br />

van officieele zij<strong>de</strong>, wél gekomen is, heeft, ook op zijn zestigste jaar, zoo late<br />

beminnelijkheid van Staat en Regeering niet meer van noo<strong>de</strong> en kan er dan gerust<br />

buiten. En verwacht die zelfs niet meer op dat tijdstip. Ten minste, zoo <strong>de</strong>nk ik er<br />

over.’ - Dit beteken<strong>de</strong> toch wel dat <strong>Couperus</strong> eigenlijk weinig in een huldiging leek<br />

te zien. Verlang<strong>de</strong> hij die nu wel of niet? 23 De financiële kant ervan kan hem moeilijk<br />

onwelgevallig zijn geweest...<br />

Na zijn hart aldus gelucht te hebben, ging <strong>Couperus</strong> weer over tot <strong>de</strong> or<strong>de</strong> van <strong>de</strong><br />

dag. Naast zijn werk aan <strong>de</strong> verhalen van Het snoer <strong>de</strong>r ontferming haal<strong>de</strong> hij nog<br />

weer herinneringen aan zijn recente reis op. Bij die gelegenheid wijd<strong>de</strong> hij tevens<br />

lief<strong>de</strong>volle aandacht aan <strong>de</strong> <strong>voor</strong>uitstreven<strong>de</strong> jonge regentendochter en schrijfster<br />

Ra<strong>de</strong>n Adjeng Kartini. Het<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


652<br />

<strong>de</strong>sbetreffen<strong>de</strong> feuilleton is een bewerking van zijn Engelse <strong>voor</strong>woord tot Letters<br />

of a Javanese Princess (1921), een vertaling door Agnes <strong>Louis</strong>e Symmers. 24 <strong>Couperus</strong><br />

koester<strong>de</strong> een grote bewon<strong>de</strong>ring <strong>voor</strong> haar, omdat zij <strong>de</strong> eerste Javaanse, en daarbij<br />

hooggeplaatste, vrouw van die tijd was, ‘die het mo<strong>de</strong>rne leven <strong>de</strong>r mo<strong>de</strong>rne vrouw<br />

wenschte te leven en <strong>de</strong> kracht scheen te bezitten, zichzelve en hare omgeving, ou<strong>de</strong>rs,<br />

broe<strong>de</strong>rs, zusters, verwanten op te voeren tot dit bijna onbereikbaar I<strong>de</strong>aal’. Haar<br />

vroege dood-zij stierf in 1904 al op vijfentwintigjarige leeftij-herdacht hij met <strong>de</strong><br />

woor<strong>de</strong>n: ‘Jong te sterven en een groote taak te hebben volbracht, die een duren<strong>de</strong><br />

weldaad na zich laat, is het niet <strong>de</strong>r go<strong>de</strong>n schoonste geschenk?’<br />

Eind maart zou<strong>de</strong>n <strong>Couperus</strong> en Elisabeth zich naar De Steeg begeven, om er <strong>de</strong><br />

laatste bouwfase te begelei<strong>de</strong>n van hun huis-adres: Rijksweg I A -, waar zij al een<br />

naam <strong>voor</strong> had<strong>de</strong>n gevon<strong>de</strong>n. Zijn verering <strong>voor</strong> <strong>de</strong> zon indachtig, maar tevens<br />

beseffend hoe diep hij hier in <strong>de</strong> provincie zou wonen, versimpel<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> zijn<br />

god<strong>de</strong>lijke aspiraties nu tot 't Sunneke. 25 Spoedig hoopte hij zijn lezers, zo schreef<br />

hij, 26 allerlei te kunnen vertellen over donkere bossen, ou<strong>de</strong> stadjes, Veluwe- en<br />

Betuwesagen, ja zelfs van spoken en witte wijven. Helaas, het zou er nooit van<br />

komen.<br />

Voorlopig gingen zij in hotel De Engel logeren. Bij zijn afscheid uit Den Haag<br />

herdacht <strong>Couperus</strong> zijn Haagse leveranciers: Hillmer waar hij sokken en zakdoeken<br />

placht te kopen, <strong>de</strong> apotheek Schoevers en Van Essen, <strong>de</strong> bloemenwinkels van<br />

mevrouw Maitland-Van <strong>de</strong>r Laan en Doppenburg. En: 27 ‘Waar koop ik <strong>voor</strong>taan mijn<br />

folio-papier, waarop al mijn “literatuur” wordt geschreven - kleine en groote roman,<br />

novelle, schets en artikel - als ik niet even bij Damen inval op mijn<br />

morgenwan<strong>de</strong>ling?’ Gelukkig lag zijn nieuwe huis niet ver van het station. Via<br />

Arnhem duur<strong>de</strong> <strong>de</strong> treinreis naar het westen maar een paar uur. Spoedig ken<strong>de</strong><br />

<strong>Couperus</strong> alle treinen uit zijn hoofd. Met <strong>de</strong> stationschef E.A.E.Libosan knoopte hij<br />

vriendschappelijke betrekkingen aan. 28<br />

In een afscheidsfeuilleton, zijn negen<strong>de</strong> Intieme impressie van 8 april, noem<strong>de</strong> hij<br />

<strong>voor</strong> het eerst een naam die <strong>de</strong> oren van zijn lezers ongetwijfeld heeft doen spitsen.<br />

<strong>Couperus</strong>, liefhebber bij uitstek van katten, bleek nu ineens een exemplaar te hebben<br />

gekocht van het genus dat hij altijd het meest van alle dieren had gehaat en veracht:<br />

een hond. ‘Het is moeilijk te koopen en te verkoopen’, verklaar<strong>de</strong> hij. 29 ‘Daar had ik<br />

het verle<strong>de</strong>n nog<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


653<br />

over met Van Leeuwen, <strong>de</strong>n antiquair van het Noor<strong>de</strong>in<strong>de</strong>, toen Het Leven mij kieken<br />

wil<strong>de</strong> in zijn tuin, samen met mijn hond Brinio. Er zijn namelijk menschen, die zoodra<br />

ze iets hebben gekocht, het niet goed vin<strong>de</strong>n.’ Wat zijn eigen laatste aankoop betreft,<br />

Brinio beviel hem van <strong>de</strong> eerste dag af uitstekend. De door Het Leven in<strong>de</strong>rdaad ook<br />

gemaakte en gepubliceer<strong>de</strong> foto laat baas en hond in volle tevre<strong>de</strong>nheid samen zien,<br />

in <strong>de</strong> nog wat winterse Haagse tuin. 30<br />

<strong>Een</strong> week later verschafte <strong>Couperus</strong> ophel<strong>de</strong>ring. 31 Hij had <strong>de</strong> hond betrokken via<br />

Toepoel, in <strong>de</strong> weken <strong>voor</strong>afgaand aan zijn vertrek naar De Steeg. De boksleraar<br />

was tevens kynoloog. (Ook over hon<strong>de</strong>n heeft Toepoel een, zelfs veel geraadpleegd,<br />

boek geschreven.) De acht maan<strong>de</strong>n ou<strong>de</strong>, uit Eindhoven afkomstige Hollandse<br />

her<strong>de</strong>r kon op een goe<strong>de</strong> stamboom bogen. Zijn oorspronkelijke naam Hertog echter<br />

werd door <strong>Couperus</strong> onmid<strong>de</strong>llijk in Brinio veran<strong>de</strong>rd, hij vond dat aardiger en<br />

herinner<strong>de</strong> zich die hon<strong>de</strong>naam uit een boek van Jacob van Lennep. Helaas had het<br />

dier een hardnekkig klein gebrek. Mochten <strong>de</strong> oren van <strong>Couperus</strong>' lezers zich dan al<br />

gespitst hebben, die van Brinio weiger<strong>de</strong>n juist recht overeind te gaan staan, alle<br />

pogingen tot verbetering van <strong>de</strong>ze fout ten spijt. Stamboom of niet, er moest ergens<br />

een bastaard in <strong>de</strong> familie zitten, zo luid<strong>de</strong> <strong>de</strong> conclusie. Als zodanig kon Brinio zich<br />

misschien <strong>de</strong>s te beter bij <strong>de</strong> familie <strong>Couperus</strong> thuis voelen...!<br />

Slechts korte tijd heeft Brinio bij zijn nooddruftighe<strong>de</strong>n gebruik hoeven maken<br />

van het platje op <strong>de</strong> Hoogewal dat <strong>Couperus</strong>, blijkens zijn, brief uit 1915 aan Emma<br />

Garzes, 32 meer had toegedacht aan eventuele ‘délices <strong>de</strong> chats et <strong>de</strong> chattes’. Spoedig<br />

verliet het dier met baas en bazindie soms lekkere rijst <strong>voor</strong> hem kookte - Den Haag<br />

<strong>voor</strong>goed. In <strong>de</strong> Gel<strong>de</strong>rse bossen kon hij naar hartelust ravotten. Dat Brinio ‘overal<br />

reuze-succes’ zou hebben gehad, zoals <strong>Couperus</strong> pochte, is overigens niet geheel<br />

conform <strong>de</strong> waarheid. An<strong>de</strong>ren hebben gewaagd van een uitgesproken vals en<br />

onbetrouwbaar beest. 33 - Hoe moeten wij overigens <strong>Couperus</strong>' toch wat raadselachtige<br />

aankoop verklaren? Waarschijnlijk uit zijn slechte gezondheidstoestand. Nooit had<br />

hij aan sport gedaan. Het niet aflaten<strong>de</strong> lezen en schrijven gebeur<strong>de</strong> uiteraard zittend.<br />

Hetzij op raad van zijn doktoren, hetzij uit verstandige eigen overwegingen, wil<strong>de</strong><br />

hij daar kennelijk nu maar eens veran<strong>de</strong>ring in brengen. Brinio noodzaakte hem tot<br />

behoorlijk beweging nemen en niet zomaar wat flaneren. Op mooie wan<strong>de</strong>lingen<br />

door het Gel<strong>de</strong>rse bos kon <strong>de</strong> hond hem gezelschap hou<strong>de</strong>n.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


654<br />

Elisabeth hield niet van lopen, op haar hoef<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> niet te rekenen.<br />

Aanvankelijk maakte hij het in De Steeg wel goed. In een van zijn eerste feuilletons<br />

verlustig<strong>de</strong> hij zich in dichterlijke beschrijvingen van natuur en landschap, vertel<strong>de</strong><br />

hoe Brinio op eekhoorns joeg, filosofeer<strong>de</strong> over pad<strong>de</strong>n, en beschreef een romantisch<br />

kasteel waar een tot <strong>de</strong> verbeelding spreken<strong>de</strong> legen<strong>de</strong> aan verbon<strong>de</strong>n was. 34 <strong>Een</strong><br />

klein tussenzinnetje verraadt ook nog iets an<strong>de</strong>rs. Heel even liet hij zich ontvallen<br />

dat <strong>de</strong> eenzaam-heid van <strong>de</strong>ze contreien liet en heilzaam was ‘<strong>voor</strong> een gezondheid,<br />

die nog niet heelemaal wil’. 35<br />

Er was meer aan <strong>de</strong> hand dan hij wel wil<strong>de</strong> toegeven. In een brief van 23 april aan<br />

Maurits Wagen<strong>voor</strong>t, die hem had gefeliciteerd met <strong>de</strong> hem recentelijk toegeken<strong>de</strong><br />

Tollensprijs, lezen wij: 36 ‘Mijn beste Vriend. Hoewel ik met een (gelukkig “abortive”)<br />

longontsteking complete rust moet hou<strong>de</strong>n, wil ik je even schrijven. Ik voel in je<br />

brief, behalve <strong>de</strong> behoefte om me even geluk te wenschen met het douceurtje van <strong>de</strong><br />

Tollensprijs, dat heel aardig is, ook <strong>de</strong>n drang me even van je verdriet te mel<strong>de</strong>n. En<br />

dat waar<strong>de</strong>er ik en bewijst, dat er “voeling” tusschen ons is. Beste kerel, <strong>de</strong> relatie's<br />

van <strong>de</strong>n aanbid<strong>de</strong>lijken Eros, die <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> Hellenen naast zijne god<strong>de</strong>lijke moe<strong>de</strong>r,<br />

Afrodite, had<strong>de</strong>n geplaatst, duren, ik geloof, nóoit een menschenleven. Maar laat<br />

ons waar<strong>de</strong>eren <strong>de</strong>n tijd, dat zij duur<strong>de</strong>n, zelfs al meng<strong>de</strong>n zij geluk en verdriet te<br />

samen. Dan breekt het af, om <strong>de</strong>ze of gene re<strong>de</strong>n; ach, dat is altijd zoo.<br />

Ik behoef je niet te zeggen: wees krachtig. Je bent het. Je hebt tòch, niettegenstaan<strong>de</strong><br />

vele moeite en zorg, een mooier leven dan vele an<strong>de</strong>ren. Je hebt je vrijheid, je werk,<br />

en al is dat alles niet in het goud <strong>de</strong>r aar<strong>de</strong> geïncrusteerd, het is tóch te samen een<br />

schat, die gewaar<strong>de</strong>erd moet wor<strong>de</strong>n.<br />

En nu, beste kerel, moet ik uitschei<strong>de</strong>n. Ik dacht reeds, dat het bloedop-geven<br />

gedaan was, maar zie, daar is weêr het roo<strong>de</strong> fluimpje. Ellendig. Brinio is uit logeeren<br />

bij <strong>de</strong> nichtjes, die allerliefst zijn.<br />

Beste Maurits, ik ben 10 juni jarig, als je me wilt zen<strong>de</strong>n een kaartje met m.o.r.<br />

(met oprecht rouwbeklag), dan heel gaarne.<br />

Het huisje schiet op, is klein maar lief. Je komt van <strong>de</strong>n zomer logeeren, in Juli,<br />

Aug. of Sept. Adieu, beste kerel. <strong>Louis</strong>.’ - In een postscriptum voeg<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> nog<br />

toe: ‘Veel, heel veel liefs van Betty. Ik ben er zeer op gesteld te ontvangen I ex. van<br />

Maria v. M.'s Loutere Lief<strong>de</strong>.’<br />

Voor <strong>de</strong>ze roman uit 1897 had <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong>stijds grote waar<strong>de</strong>ring<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


655<br />

laten blijken. 37 Met wie Wagen<strong>voor</strong>t een relatie heeft on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>n die niet lang<br />

tevoren kennelijk verbroken was geraakt, is niet bekend. Het doet in dit verband ook<br />

weinig ter zake. Belangrijker is dat <strong>Couperus</strong>' longlij<strong>de</strong>n blijkbaar een chronisch<br />

karakter had gekregen. Men vraagt zich af of het werkelijk alleen te wijten was, zoals<br />

hij zelf beweer<strong>de</strong>, aan een lever die tegen <strong>de</strong> long drukte.<br />

Op 29 april ontbrak in Het Va<strong>de</strong>rland <strong>Couperus</strong>' wekelijkse intieme impressie.<br />

<strong>Een</strong> Japanse legen<strong>de</strong>, De sneeuwfee, die hij in portefeuille had en die bestemd was<br />

<strong>voor</strong> Het snoer <strong>de</strong>r ontferming en Japansche legen<strong>de</strong>n, vul<strong>de</strong> <strong>de</strong> lacune onmerkbaar<br />

op. 38 <strong>Een</strong> week later voel<strong>de</strong> hij zich beter. Hij schreef toen een feuilleton over <strong>de</strong><br />

populariteit van voetballers, tegen wier roem, hoe kortstondig ook, die van elke<br />

letterkundige het moest afleggen... 39<br />

Na we<strong>de</strong>rom een Japanse legen<strong>de</strong> volg<strong>de</strong> <strong>voor</strong>lopig <strong>de</strong> laatste intieme impressie.<br />

Dit feuilleton is tevens het ernstigste in <strong>de</strong> reeks, <strong>Couperus</strong> was zich daarvan goed<br />

bewust: 40 ‘Het lust mij vandaag eens, tegen mijne gewoonte in, ernstig te zijn en niet<br />

te blageeren. Blague is eigenlijk iets heel gemakkelijks als men er eenmaal me<strong>de</strong><br />

begonnen is en dan eenige handigheid krijgt er meê door te gaan.’ De strekking van<br />

het stuk kwam er op neer dat <strong>de</strong> Europese cultuur bezig was zich naar haar on<strong>de</strong>rgang<br />

te spoe<strong>de</strong>n - Japan had er zich ook bijgevoegd, een thema dat wij al kennen - en dat<br />

<strong>de</strong> mens blijkbaar geen macht bezat zich daartegen te verzetten: ‘Wij kunnen niet.<br />

Dit beeld van afschuw is dui<strong>de</strong>lijk zichtbaar <strong>voor</strong> ie<strong>de</strong>ren dichter en voeler te <strong>de</strong>zer<br />

dagen; het is alleen niet zichtbaar <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n verstokten politicus of zakenman, of<br />

technicus, die verdord is in zijn staatkun<strong>de</strong>, busyness of nieuwste technische<br />

uitvindingen.’<br />

Fundamenteel cultuurpessimisme is bij <strong>Couperus</strong> zijn hele leven lang basso<br />

continuo geweest. Niet vermoe<strong>de</strong>nd dat hij nauwelijks nog twee maan<strong>de</strong>n te leven<br />

had, zei hij het nog een maal uit. Het raadsel van het leven was te groot om opgelost<br />

te kunnen wor<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> christelijke kerk op zondag. Het ging alles te boven: 41 ‘Dat<br />

vraagteeken is mij te immens, te obse<strong>de</strong>erend, te gruwzaam verschrikkelijk, dan dat<br />

predikant of pastoor mij er na<strong>de</strong>r toe zou<strong>de</strong>n kunnen brengen. Terwijl ik toch eigenlijk<br />

zéér “geloovig” ben, maar dit geloof is alleen gelooven<strong>de</strong> aan onzegbaar groote<br />

Machten, die elkan<strong>de</strong>r in een onzegbaar gigantischen strijd pogen te overheerschen<br />

en waarboven we<strong>de</strong>rom een onontwijkbaar Noodlot, ook <strong>voor</strong> die Machten zelve,<br />

zijn vreeslijk wiel ommewen-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


656<br />

telt.’ - Het was zijn ou<strong>de</strong> adagium. <strong>Couperus</strong> zag geen verlossing, noch <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

wereld, noch <strong>voor</strong> <strong>de</strong> mens, laat staan <strong>voor</strong> hemzelf. Alleen <strong>de</strong> dood zou die kunnen<br />

brengen. ‘Ik ben een mier, in 't mid<strong>de</strong>n mijns gemijmers, en dat zon<strong>de</strong>r eenige<br />

kleineering en geweldaandoening mijner menschelijkheid, die ik heel onbedui<strong>de</strong>nd<br />

en daarbij absoluut nutteloos vind in het algemeen verband.’<br />

Daarmee hield hij liet <strong>voor</strong> gezegd.<br />

Wist hij wat er intussen in Den Haag allemaal op touw werd gezet? Geheel ontgaan<br />

is het hem zeker niet. Maar <strong>de</strong> <strong>de</strong>tails heeft men misschien toch lang <strong>voor</strong> hem<br />

verborgen kunnen hou<strong>de</strong>n. De gang van zaken is door Karel Reijn<strong>de</strong>rs<br />

gereconstrueerd. 42<br />

In verband met <strong>Couperus</strong>' na<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> zestigste verjaardag had zich te elf<strong>de</strong>r ure<br />

een Hul<strong>de</strong>-comité <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> geformeerd, met als spil en<br />

secretaris-penningmeester S.F. van Oss. Tot <strong>voor</strong>zitter, zo had men gedacht, kon<br />

men het best Lo<strong>de</strong>wijk van Deyssel kiezen. Op 18 april <strong>de</strong>ed Van Oss aan Van<br />

Deyssel me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling van het feit 43 ‘dat <strong>de</strong> H.H. Cyriel Buysse, Frans Coenen, Johan<br />

<strong>de</strong> Meester en on<strong>de</strong>rgeteeken<strong>de</strong> zich hebben vereenigd tot een <strong>voor</strong>loopige Commissie<br />

die <strong>de</strong> eerste stappen zal doen tot vorming van het gebruikelijke Comité’. Hij voeg<strong>de</strong><br />

een lijst met namen toe, van diegenen aan wie gevraagd zou wor<strong>de</strong>n in het comité<br />

zitting te nemen. Bovendien zond hij Van Deyssel een concept <strong>voor</strong> een tot het<br />

publiek te richten oproep, die niet alleen door <strong>de</strong> Haagsche Post zou wor<strong>de</strong>n gesteund,<br />

maar ook, zo hoopte Van Oss althans, door an<strong>de</strong>re bla<strong>de</strong>n. De minister van On<strong>de</strong>rwijs,<br />

Kunsten en Wetenschappen, dr. J. Th. <strong>de</strong> Visser, had lij bereid gevon<strong>de</strong>n het<br />

ere<strong>voor</strong>zitterschap op zich te nemen. Van Oss dacht aan dr. P.C.Boutens als<br />

on<strong>de</strong>r<strong>voor</strong>zitter.<br />

Reeds op 19 april zeg<strong>de</strong> Van Deyssel zijn gevraag<strong>de</strong> me<strong>de</strong>werking toe. 44 - Op 14<br />

mei ontving <strong>de</strong>ze tenslotte het ‘eindconcept van <strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> circulaire’. De tekst<br />

daarvan luid<strong>de</strong> als volgt: 45<br />

'Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>rs!<br />

Op 10 juni e.k. hoopt <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> zijn zestigsten verjaardag te vieren.<br />

Ongetwijfeld zullen velen zijner landgenooten er prijs op stellen bij die gelegenheid<br />

te doen blijken van hun waar<strong>de</strong>ring <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n schrijver van Eline Vere, die al da<strong>de</strong>lijk<br />

met <strong>de</strong>zen eersteling, en later in talrijke an<strong>de</strong>re werken, zooveel <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n<br />

Ne<strong>de</strong>rlandschen Roman en <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rland-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


657<br />

sche letteren heeft gedaan. Weinigen hebben zooveel als hij bijgedragen tot het<br />

prestige <strong>de</strong>r mo<strong>de</strong>rne Ne<strong>de</strong>rlandsche litteratuur in <strong>de</strong>n vreem<strong>de</strong>.<br />

Als in zoovele gevallen waren ook hier <strong>de</strong> materieele vruchten van veertig jaren<br />

onverpoos<strong>de</strong>n en veelzijdigen arbeid helaas niet evenredig aan <strong>de</strong> verdienste van het<br />

verrichte werk; en <strong>Couperus</strong> heeft bij zijn ou<strong>de</strong>r wor<strong>de</strong>n geenszins <strong>de</strong> zekerheid, dat<br />

<strong>de</strong> beschei<strong>de</strong>n eischen die hij aan het leven stelt, zullen kunnen wor<strong>de</strong>n vervuld.<br />

Overtuigd daarme<strong>de</strong> te han<strong>de</strong>len in <strong>de</strong>n geest van ontelbare taalgenooten, hebben<br />

on<strong>de</strong>rgeteeken<strong>de</strong>n zich vereenigd tot een Comité dat zal pogen hem die zekerheid<br />

te verschaffen, door zijn vele bewon<strong>de</strong>raars gelegenheid te geven bij te dragen in<br />

een fonds, waarvan on<strong>de</strong>rgeteeken<strong>de</strong>n hopen dat het althans voldoen<strong>de</strong> zal blijken<br />

hem als hul<strong>de</strong>blijk het eenvoudige huis dat hij eerlang in De Steeg zal betrekken ‘vrij<br />

op naam’ ten geschenke te geven.<br />

Bijdragen kunnen wor<strong>de</strong>n gezon<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong>n Secretaris-Penningmeester,<br />

Noor<strong>de</strong>in<strong>de</strong> 23, Den Haag, of wor<strong>de</strong>n gestort op diens Post-Giro Rekening No. 28059.<br />

Tevens zal het hoogelijk op prijs wor<strong>de</strong>n gesteld wanneer alle bijdragers tot het fonds<br />

op on<strong>de</strong>rstaan<strong>de</strong> strook hun handteekening willen plaatsen <strong>voor</strong> het aan te bie<strong>de</strong>n<br />

album.<br />

Dr. J.Th. <strong>de</strong> Visser, Minister van O., K. en W., 's-Gravenhage.<br />

Jhr. Mr. R. <strong>de</strong> Marees van Swin<strong>de</strong>ren, Ne<strong>de</strong>rlandsch Gezant te Lon<strong>de</strong>n.<br />

Jhr. Dr. J. Loudon, Ne<strong>de</strong>rlandsch Gezant te Parijs.<br />

Mr. J.A.N. Patijn, Burgemeester van's-Gravenhage.<br />

Dr. C.J.K. van Aalst, Amsterdam.<br />

K.J.L. Alberdingk Thijm (Lo<strong>de</strong>wijk van Deyssel), Haarlem.<br />

Dr. P.C. Boutens,'s-Gravenhage.<br />

Cyriel Buysse,'s-Gravenhage.<br />

Mr. Frans Coenen, Amsterdam.<br />

Mr. M.I. Duparc, Administr. bij het Departement van O., K. en W.,<br />

's-Gravenhage.<br />

H.J. Haverman, Voorzitter van Pulchri Studio, 's-Gravenhage.<br />

Jhr. H.Loudon, Wassenaar.<br />

Johan <strong>de</strong> Meester, Rotterdam.<br />

Professor Dr. J. Prinsen JLzn., Amsterdam.<br />

Mevrouw Tholen-<strong>de</strong> Ranitz, Scheveningen.<br />

Eduard Verka<strong>de</strong>,'s-Gravenhage.<br />

Prof. Dr. C.G.N.<strong>de</strong> Vooys, Utrecht.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


658<br />

Mr. P.J. van Wijngaar<strong>de</strong>n, Rotterdam.<br />

S.F. van Oss, 's-Gravenhage, Secretaris-Penningm.’<br />

Hierop volg<strong>de</strong> <strong>de</strong> strook, bestemd <strong>voor</strong> <strong>de</strong> handtekeningen in het album. <strong>Een</strong> vijftal<br />

lie<strong>de</strong>n wenste overigens niet tot het comité toe te tre<strong>de</strong>n, hoewel zij daartoe wel<br />

aangezocht waren: F.M.L. baron Van Geen, particulier secretaris van H.M. <strong>de</strong><br />

koningin; professor dr. G. Kalft, Lei<strong>de</strong>n; professor A. Kluyver, Groningen; dr. A.G.<br />

Kröller, Wassenaar; mr. dr. W.M. Westerman, presi<strong>de</strong>nt van <strong>de</strong> Rotterdamsche<br />

Bankvereeniging,'s-Gravenhage. - Aan <strong>de</strong>genen die wel zitting had<strong>de</strong>n genomen<br />

werd <strong>voor</strong>ts verzocht ‘bij hun vrien<strong>de</strong>n en kennissen mon<strong>de</strong>linge <strong>de</strong>marches <strong>voor</strong><br />

bijdragen te willen doen, of circulaires rond te zen<strong>de</strong>n’.<br />

Op 22 mei was <strong>de</strong> organisatie van alles vrijwel rond, zij het dat er nog iets heel<br />

essentieels ontbrak. Van Oss schreef aan Van Deyssel: 46 ‘Wij hebben bepaald <strong>de</strong><br />

receptie te doen plaats hebben op Zaterdag 9 juni <strong>de</strong>s namiddags ten drie ure in <strong>de</strong><br />

Kunstzalen Kleykamp, die te onzer beschikking zijn gesteld, en waar wel een tamelijk<br />

groot publiek mag wor<strong>de</strong>n verwacht. Het is natuurlijk noodig dat <strong>de</strong> jubilaris wor<strong>de</strong><br />

toegesproken; en aangezien <strong>de</strong> heer De Meester van oor<strong>de</strong>el is dat U daar<strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

aangewezen persoon zijt, noodig ik U me<strong>de</strong> namens hem uit <strong>de</strong>ze functie op zich te<br />

willen nemen. Uw spoedige toezegging dit te zullen doen zal mij een steen van het<br />

hart nemen.’<br />

Van Deyssel schreef dat hij het zou doen. Hij hoopte echter wel dat men ook <strong>voor</strong><br />

een orkestje zou zorgen, en had ver<strong>de</strong>r nog enkele an<strong>de</strong>re suggesties. Op 25 mei<br />

antwoord<strong>de</strong> Van Oss: 47 ‘Voor <strong>de</strong> receptie is alles geregeld; bloemen en een buffet<br />

zijn er vanzelf, maar een orkest lijkt mij overdaad. Er zullen menschen genoeg zijn.<br />

Uw <strong>de</strong>nkbeeld <strong>de</strong> sprekers tot drie te bepalen vind ik persoonlijk uitmuntend, maar<br />

<strong>de</strong> heer De Meester heeft op dat punt veel meer on<strong>de</strong>rvinding dan ik. Als er drie<br />

moeten zijn zou<strong>de</strong> ik zeggen, U, De Meester, en dan <strong>de</strong> Minister, die echter alleen<br />

zal spreken en verschijnen “wanneer hij iets kan brengen”. Zeer in vertrouwen kan<br />

ik U zeggen dat <strong>de</strong> kans op dit laatste mij nogal groot toeschijnt. Ik zend afschrift<br />

van die schrijven aan <strong>de</strong>n heer De Meester, en laat dan <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>re regeling geheel<br />

in Uw bei<strong>de</strong>r bekwame han<strong>de</strong>n.’<br />

Van Oss, die van 30 mei tot 6 juni naar Lon<strong>de</strong>n moest en dientengevolge op het<br />

kardinale ogenblik weinig meer tot <strong>de</strong> organisatie kon bijdragen, zond twee dagen<br />

<strong>voor</strong> zijn vertrek zeer streng vertrouwelijk nog een<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


659<br />

belangrijke brief aan Van Deyssel, waarin hij hem mee<strong>de</strong>el<strong>de</strong>: 48 ‘Ik heb stappen<br />

gedaan om <strong>de</strong>n jubilaris een hooge on<strong>de</strong>rscheiding te bezorgen, en ofschoon omtrent<br />

hun succes nog niets valt te <strong>voor</strong>spellen geeft <strong>de</strong> welwillen<strong>de</strong> ontvangst van mijn<br />

aanzoek, en <strong>de</strong> steun die mij van invloedrijke personen gewerd, mij toch wel eenige<br />

hoop. [---] De wijze waarop gel<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> het fonds binnenkomen is vrij teleurstellend.<br />

Het is waar, wij zijn pas een week aan <strong>de</strong>n gang, maar ik geloof dat wij het<br />

leeuwen<strong>de</strong>el wel reeds binnen hebben, en het lijdt geen twijfel dat <strong>de</strong> slechte tij<strong>de</strong>n<br />

ook hier hun druk doen gevoelen. In streng vertrouwen zend ik U inliggend een korte<br />

opsomming van <strong>de</strong>n stand van zaken, he<strong>de</strong>n Maandag 28 Mei ten 12 ure.’<br />

Volgens die overzicht was er op dat ogenblik door hon<strong>de</strong>rdnegentien personen <strong>de</strong><br />

somma van f 3923,- bijeengebracht, aldus gespecificeerd:<br />

‘2 à ƒ 500,-<br />

1 à ƒ 300,-<br />

3 à ƒ 200,-<br />

7 à ƒ 100,-<br />

(Dr. C.J.K.V.A., Dr. Br.)<br />

(H.P.)<br />

(N.V.d.D., V.O., V.W.)<br />

(<strong>de</strong> K.M., S.V.d.B.,<br />

H.W.A.D., Jhr. S.V.L., N.,<br />

M.T., L.J.V.)<br />

2 à ƒ 50,-, 10 à ƒ 25,-, 5 à ƒ 20,-, 36 à ƒ 10,-<br />

Rest tusschen ƒ -,50 en ƒ 7,50.’<br />

[Van Aalst, Bredius]<br />

[Haagsche Post]<br />

[?, Van Oss, Van<br />

Wijngaar<strong>de</strong>n]<br />

[?, ?, ?, ?, ?, Mevrouw<br />

Tholen, Uitgeverij L.J.<br />

Veen]<br />

Van Oss <strong>de</strong>el<strong>de</strong> bovendien nog mee dat <strong>de</strong> koningin-moe<strong>de</strong>r hon<strong>de</strong>rd gul<strong>de</strong>n had<br />

bijgedragen. In Lon<strong>de</strong>n hoopte hij ook nog iets te kunnen bereiken. Dat eventuele<br />

gel<strong>de</strong>n uit Indië pas veel later zou<strong>de</strong>n binnenkomen sprak natuurlijk vanzelf.<br />

Johan <strong>de</strong> Meester stel<strong>de</strong> Van Deyssel kort <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> gang van zaken tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong><br />

huldiging <strong>voor</strong>: 49 ‘t Lijkt me dan het best, dat ik u <strong>voor</strong>afga, <strong>voor</strong> het inlei<strong>de</strong>n<strong>de</strong>, op<br />

<strong>de</strong> hoogte van toestan<strong>de</strong>n brengen<strong>de</strong>, speechje. Daarna Gij. Ten slotte <strong>de</strong> Minister.<br />

Dit is heusch genoeg: [...] Gij wat mooi proza, De Visser een lintje en dan een glas<br />

panje of port.’<br />

Het feestvarken zelf verkeer<strong>de</strong> intussen niet bepaald in high spirits. Pijnlijk moet<br />

<strong>voor</strong> hem een bericht zijn geweest dat op 4 juni in De Telegraaf verscheen, en dat<br />

wellicht ook in an<strong>de</strong>re couranten is afgedrukt: ‘Men weet dat eenigen zijner vrien<strong>de</strong>n<br />

gemeend hebben een beroep te moeten doen op hun landgenooten, ten ein<strong>de</strong> onzen<br />

grooten Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>r een beschei<strong>de</strong>n villa aan te bie<strong>de</strong>n. [...] Er bereiken ons berichren,<br />

die<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


660<br />

<strong>Couperus</strong>' vrien<strong>de</strong>n doen vrezen dat <strong>de</strong> inschrijvingen <strong>voor</strong> het hul<strong>de</strong>blijk niet zóó<br />

zijn als zij, die het beken<strong>de</strong> plan beraam<strong>de</strong>n, meen<strong>de</strong>n te mogen verwachten.’<br />

Zorgwekkend was daarnaast het feit dat het met zijn gezondheid eigenlijk steeds<br />

slechter ging. In Het Va<strong>de</strong>rland verschenen geen intieme impressies meer, alleen<br />

Japanse verhalen die hij naar alle waarschijnlijkheid al eer<strong>de</strong>r voltooid had. In een<br />

brief van begin juni <strong>de</strong>el<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> aan zijn uitgevers Van Holkema en Warendorf<br />

mee: 50 ‘Vergeef mij, dat ik U niet eer<strong>de</strong>r antwoord<strong>de</strong> en het contract [van Proza,<br />

eerste bun<strong>de</strong>l] teeken<strong>de</strong>. Ik ben heel moê - mijn vrouw noemt me “afgebeuld” - en<br />

correspon<strong>de</strong>ntie is mijn zwakke punt. Ik zend U spoedig meer copie. Brinio geniet<br />

van te draven en te graven, terwijl zijn baas in het bosch ligt uit te rusten.’ - <strong>Couperus</strong><br />

leed niet alleen aan zijn lever en zijn longen, hij had er nu bovendien een infectie in<br />

<strong>de</strong> neus bijgekregen. Minstens zes weken <strong>voor</strong> zijn dood al moet hij daar last van<br />

hebben gehad, getuige een brief die hij zeer kort <strong>voor</strong> zijn huldiging aan Van Oss<br />

schreef: 51 ‘De gezondheid is steeds een beetje wrak en wankel-nu ben ik weêr on<strong>de</strong>r<br />

het lancet van een neusspecialiteit in Arnhem - en zoo kachelt <strong>de</strong> “gevier<strong>de</strong> en te<br />

vieren” schrijver maar <strong>voor</strong>t. Als <strong>de</strong> zon maar door brak! Het is hier an<strong>de</strong>rs wel<br />

bizon<strong>de</strong>r mooi, aan <strong>de</strong>zen romantischen Veluwezoom! Van <strong>de</strong>n zomer moet je heusch<br />

komen kijken! Maar, het is waar, wij zien elkaâr 10 Juni a.s. Ik zal heel lief<br />

feestvarkengeknor doen hooren.’<br />

Vreemd in strijd hiermee lijken dan echter weer <strong>de</strong> interviews, die <strong>Couperus</strong> in<br />

<strong>de</strong> eerste Juni dagen aan enkele journalisten heeft toegestaan en waaruit van ernstige<br />

ziekte toch eigenlijk weinig blijkt. Op 6 juni trok <strong>de</strong> letterkundige Johan C.P. Alberts<br />

<strong>de</strong> stoute schoenen aan, reis<strong>de</strong> naar De Steeg en meld<strong>de</strong> zich, blijkbaar zon<strong>de</strong>r enige<br />

aankondiging <strong>voor</strong>af, bij <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> die hij nota bene mid<strong>de</strong>n in zijn verhuizing<br />

aantrof. 52 Het daar op volgen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rhoud is aardig en vermeldt <strong>de</strong>tails die wij el<strong>de</strong>rs<br />

niet vin<strong>de</strong>n. Alberts, me<strong>de</strong>werker van De Kroniek, waarin enkele jaren eer<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>r<br />

an<strong>de</strong>re <strong>Couperus</strong>' door Van Welie gemaakt portret was gereproduceerd, ken<strong>de</strong> <strong>de</strong><br />

schrijver goed en had hem ook op <strong>de</strong> Hoogewal al vaak bezocht. Dit verklaart waarom<br />

<strong>Couperus</strong> hem niet weg-stuur<strong>de</strong> toen Alberts hem, ditmaal <strong>voor</strong> De Telegraaf, zo<br />

onverwacht kwam interviewen.<br />

Alberts vertelt on<strong>de</strong>r meer het volgen<strong>de</strong>. <strong>Couperus</strong> zei: ‘“Gaat u over me schrijven?<br />

Och,” en er was iets van moeheid in zijn stem, “ik heb al<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


661<br />

zoovèèl over mezelf geschreven. Maar schrijft u over het huis, over dat heerlijk<br />

uitzicht...”. En zijn hand gebaar<strong>de</strong> naar buiten over <strong>de</strong> weilan<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> boschjes...<br />

“Zijn het niet allemaal schil<strong>de</strong>rijtjes? Marissen en Mauves...”.<br />

Even later ston<strong>de</strong>n we op het balcon. [Hier vergist Alberts zich, het huis had geen<br />

balkons.] Daar bene<strong>de</strong>n lag <strong>de</strong> tuin: een stapel rotsblokken <strong>voor</strong> <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> rotspartij,<br />

een... badkuip (die ik eigenlijk niet vermel<strong>de</strong>n mag!), die moet wor<strong>de</strong>n ingegraven<br />

en die waterplanten, nymphars en lotosbloemen, zal bevatten. <strong>Couperus</strong>' oogen<br />

tintel<strong>de</strong>n om <strong>de</strong> ironie van dit geval.<br />

Ik trof <strong>de</strong>n schrijver... aan het verhuizen. Na een week of tien in het hotel te hebben<br />

gelogeerd, had <strong>de</strong> familie <strong>Couperus</strong> juist he<strong>de</strong>n (6 juni), beu van het hotelleven, beu<br />

van <strong>de</strong> stad, haar intrek genomen in het, naar eigen ontwerp en naar teekening van<br />

mevrouw <strong>Couperus</strong> gebouw<strong>de</strong> huisje-aan-<strong>de</strong>n-heirweg. Het was een eigenaardig<br />

weerzien: <strong>Couperus</strong> in sportcostuum, met kuitbroek en sportkousen en een wollen<br />

cache-nez om <strong>de</strong>n hals, kwam me op <strong>de</strong> nog onbelooper<strong>de</strong> trap tegemoet, en, zoo<br />

verzeker<strong>de</strong> hij later, had hij niet in plaats van een interviewer een gasfitter, architect<br />

of electricien verwacht, hij zou me zeker in <strong>de</strong>ze woning in statu nascendi niet<br />

ontvangen hebben. Nu zaten we na enkele minuten, bij een vlammend haardvuur, in<br />

<strong>de</strong> stu<strong>de</strong>erkamer-in-wording, en verontschuldig<strong>de</strong> <strong>de</strong> schrijver zich over zijn vuile<br />

han<strong>de</strong>n. Hij had zoo juist <strong>de</strong> groote mahoniekast geboend en gewreven. “<strong>Een</strong> prettig<br />

werk overigens, omdat je er lenig van wordt.”<br />

En daar is Brinio, <strong>de</strong> hond, gespannen wachtend in zijn ruimen kennel, dat <strong>de</strong> baas,<br />

<strong>de</strong> speelsche, levenslustige baas, hem zal komen halen <strong>voor</strong> een wan<strong>de</strong>ling in <strong>de</strong><br />

bosschen. Het is een prachtige Duitsche her<strong>de</strong>r en <strong>de</strong> groote vreug<strong>de</strong> van <strong>Couperus</strong>'<br />

Gel<strong>de</strong>rsche retraîte. We zetten ons nog even bij <strong>de</strong>n haard.<br />

<strong>Couperus</strong> verklaar<strong>de</strong> daarop: “Den Haag verveelt me... Ik voel me hier uitstekend...<br />

Alleen het klimaat. Maar is het klimaat in Florence zoo schitterend?... Dat is maar<br />

“Literatuur...” Bovendien, ik ken dat alles, ik weet het nu wel. Ik heb zoowel Den<br />

Haag als Italië in zooveel beter tij<strong>de</strong>n gekend en er, <strong>voor</strong>al in Italië, <strong>de</strong> gelukkigste<br />

perio<strong>de</strong> van mijn leven doorgebracht... Waarom dat alles terug te zien?... Al wil ik<br />

niet zeggen, dat ik hier tot mijn dood toe zal blijven...”.’<br />

Over <strong>Couperus</strong>' recente reis vertelt Alberts: ‘<strong>Couperus</strong> heeft <strong>de</strong>ze reis<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


662<br />

tegen <strong>de</strong>n zin van mevrouw en ondanks een ernstige lever-aandoening, on<strong>de</strong>rnomen.<br />

Met het gevolg, dat hij in Japan instortte en later, te Singapore, letterlijk aan boord<br />

moest wor<strong>de</strong>n gedragen. De schrijver doet hier <strong>de</strong> houding na waarin hij het schip<br />

opstrompel<strong>de</strong>’. Op Alberts' vraag of <strong>Couperus</strong> nog steeds zoveel schreef, antwoord<strong>de</strong><br />

hij: ‘“O ja, ik werk, al heb ik er ook weinig lust in en al zou ik nu het liefst niets doen<br />

en rusten... Maar het moet wel... Als ik maar steeds schrijf... schrijf... schrijf (mijn<br />

gastheer maakte hierbij <strong>de</strong> beweging van een onrustig ruiter in 't za<strong>de</strong>l), dan komen<br />

we er precies. Dit huisje heb ik gebouwd zon<strong>de</strong>r een cent te bezitten. Die mogelijkheid<br />

schijnt te bestaan. Maar het is natuurlijk zwaar belast met hypotheek en...”. “Men<br />

wil het u ca<strong>de</strong>au doen”, merkte ik op. “Daar heb ik wel van gehoord”, zei <strong>Couperus</strong>,<br />

“maar hoe prettig ik dat <strong>voor</strong>nemen ook vind, ik mag er niet op rekenen... Dit hier<br />

is echter mijn werkkamer. Hier komen geen belasting papieren en geen kwitanties<br />

of iets van dat alles... Hier werk ik...”’<br />

Alberts beschrijft vervolgens <strong>de</strong> inrichting van dit stu<strong>de</strong>ervertrek - <strong>Couperus</strong> had<br />

het al eer<strong>de</strong>r ingericht -, dat ons door een foto goed bekend is. 53 Daarna begaven<br />

gastheer en gast zich naar bene<strong>de</strong>n om thee te drinken, mid<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> verhuisrommel:<br />

‘en we kookten het water op <strong>de</strong> kachel en mijn gastheer schonk het bij, en riep om...<br />

koekjes... precies alsof we in Den Haag waren en niet heelemaal echt “buiten” en<br />

het kleine veertienjarige knechtje op klompen, <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> die 's middags in een blauw<br />

pakje met zil veren knoopen tafeldient, kwam even later al met beschuitjes aan. En<br />

zoo dronken we thee, en <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> wees me, over <strong>de</strong>n tuin heen naar het groote<br />

nabuur-huis waar in <strong>de</strong> serre <strong>de</strong> silhouet even zichtbaar was van een ou<strong>de</strong> dame. <strong>de</strong><br />

moe<strong>de</strong>r van mevrouw, en ook, even, die van schrijver's nichtje en petekind en hij<br />

zei, dat het wel héél prettig was nu hier zoo te wonen in eigen huis en dicht bij zooveel<br />

familie.<br />

Dan maakten we ons gereed <strong>voor</strong> nog een korte wan<strong>de</strong>ling in <strong>de</strong> bosschen... Mijn<br />

gastheer trok een paar stevige schoenen aan, glimlachend over dit toiletmaken in het<br />

openbaar, zoo maar sans-gêne (“wat zegt u wel van dien verfijn<strong>de</strong>n <strong>Louis</strong><br />

<strong>Couperus</strong>?”), een jas werd te <strong>voor</strong>schijn gehaald, die er tegen kon, en een sportpet<br />

en <strong>de</strong> karwats... en dan stond Brinio daar al te wachten, nauw in toom gehou<strong>de</strong>n door<br />

<strong>de</strong>n ou<strong>de</strong>n tuinman en sprong tegen <strong>de</strong>n baas op, dol in het <strong>voor</strong>uitzicht van <strong>de</strong><br />

wan<strong>de</strong>ling en maakte in een ommezien zijn meesters jas van geel tot mod<strong>de</strong>rig zwart.<br />

“Foei Brinio... foei. Zoo'n hond toch!” En daar gingen<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


663<br />

we. Mijn gastheer dravend <strong>voor</strong> mij uit, stoeiend met <strong>de</strong>n uitgelaten Brinio om een<br />

been, om een stokje, dat hij apporteeren moest en niet los wou laten.’<br />

Iets min<strong>de</strong>r uitvoerig was ‘Annelen’ (een vrouwlijk schrijverscollectief 54 in het<br />

Algemeen Han<strong>de</strong>lsblad. Dit artikel beschrijft <strong>de</strong> ligging van het huis echter<br />

nauwkeuriger: ‘Wie dien weg wan<strong>de</strong>lt [van Velp naar De Steeg], over <strong>de</strong> dorpen<br />

Worth Rhe<strong>de</strong>n en Rhe<strong>de</strong>n, ziet, even vóór De Steeg, aan zijn linkerhand, <strong>de</strong><br />

majestueuze, witte villa “De Valkenburg”. Welnu, schuin tegenover dat i<strong>de</strong>ale, blanke<br />

huis, twee minuten gaans van het station De Steeg, ligt een kleine, nieuwe woning<br />

met rood pannendak, met beschei<strong>de</strong>n tuintje en geluikte vensters: <strong>de</strong> woning van<br />

<strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> smal hekje in <strong>de</strong> prikkeldraad omheining door, en ge staat op <strong>de</strong> stoep;<br />

wipt nu <strong>de</strong>n drempel over, dan zijt ge in het portaal, dat wij met weidsche benaming<br />

hall willen noemen, omdat er een mooie, antieke kast staat. Rechts van dien hall is,<br />

aan <strong>de</strong> <strong>voor</strong>zij<strong>de</strong> van het huis, een vertrekje, dat mevrouw <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong> naaikamertje<br />

bestem<strong>de</strong>; het heef één raam op <strong>de</strong>n grooten weg en kijkt uit op <strong>de</strong> glooien<strong>de</strong>, met<br />

rogge en haver begroei<strong>de</strong> hellingen van <strong>de</strong>n Veluwezoom. Achter dat kleine vertrekje<br />

ligt <strong>de</strong> woonkamer: ruim, frisch, royaal, acht bij zes meter ongeveer. Van die kamer<br />

kunnen <strong>de</strong> bewoners door openslaan<strong>de</strong> <strong>de</strong>uren in het zijtuintje komen; aan <strong>de</strong>n<br />

achterkant lei<strong>de</strong>n zulke <strong>de</strong>uren naar een terrasje en naar <strong>de</strong>n bloementuin, die stoot<br />

tegen <strong>de</strong> spoorlijn en, ver<strong>de</strong>rop, uitkijk geeft over <strong>de</strong>n Gel<strong>de</strong>rschen IJssel en lage<br />

weilan<strong>de</strong>n. Op <strong>de</strong> bovenverdieping werd aan <strong>de</strong> <strong>voor</strong>zij<strong>de</strong>, over <strong>de</strong> geheele breedte<br />

van het huis, <strong>de</strong> werkkamer van <strong>de</strong>n schrijver gebouwd.’<br />

Annelèn was getroffen door <strong>Couperus</strong>' “hooge figuur en zijn onberispelijk toilet”,<br />

merkte op “hoe weinig soepel zijn bewegingen waren”, en vond zijn stem alledaags<br />

en gewoon. Dat <strong>Couperus</strong> haar het interview spiés tout heeft toegestaan moet wel<br />

als een bijzon<strong>de</strong>re gunst beschouwd wor<strong>de</strong>n. Eerst had <strong>Couperus</strong> namelijk<br />

geantwoord: ‘Tot mijn oprecht leedwezen is het mij onmogelijk, u te ontvangen,<br />

daar mijne gezondheid dit niet zoû toelaten.’ Wat daarvan te <strong>de</strong>nken? Zij moet in<br />

<strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> week als Alberts gekomen zijn, die <strong>Couperus</strong> zoals wij zagen vitaal genoeg<br />

had aangetroffen. Ook Annelèn kreeg nu niet bepaald <strong>de</strong> indruk met een ernstig zieke<br />

man te maken te hebben. <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong>el<strong>de</strong> haar mee dat zijn werkdagen ie<strong>de</strong>re morgen<br />

om zeven uur begonnen. Ze wer<strong>de</strong>n slechts on<strong>de</strong>rbroken door een enkele wan<strong>de</strong>ling,<br />

en waren ver<strong>de</strong>r gewijd ‘aan<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


664<br />

<strong>de</strong>n feuilletonnistischen arbeid, welke <strong>de</strong>n schrijver thans volkomen in beslag schijnt<br />

te nemen’.<br />

Niet drie mensen hebben die zaterdagmiddag 9 juni 1923 in Kleykamp het woord<br />

gevoerd, maar vier. De Haagsche Post vertel<strong>de</strong> een week later dat het feest <strong>voor</strong>al<br />

zo vlot verlopen was, omdat mevrouw Tholen-De Ranitz <strong>de</strong> regie had gevoerd. Zij<br />

had bovendien mogen rekenen op <strong>de</strong> hulp van een ‘schare Haagsche schoonen die<br />

met zooveel gratie thee schonken’. 55<br />

Volgens plan trad als eerste spreker Johan <strong>de</strong> Meester op, die <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> bewuste<br />

enveloppe met inhoud overhandig<strong>de</strong>. Tot op dat ogenblik was er circa tienduizend<br />

gul<strong>de</strong>n bijeengebracht. ‘Wat het fonds aangaat,’ kon Van Oss achteraf dan ook met<br />

een zucht van verlichting zeggen, 56 ‘dit valt on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n me<strong>de</strong>. De<br />

tij<strong>de</strong>n zijn zeer slecht, maar het huis is er. Enkelen zijner bewon<strong>de</strong>raars beijver<strong>de</strong>n<br />

zich stevige stutten en balken aan te dragen; an<strong>de</strong>ren, waaron<strong>de</strong>r het “Va<strong>de</strong>rland” en<br />

<strong>de</strong> Uitgevers Nijgh & Van Ditmar en Veen, kwamen met flinke binten en planken;<br />

en een kleine 500 an<strong>de</strong>ren zorg<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> steenen, dakpannen, enz. Joh. <strong>de</strong> Meester<br />

wist al dat materiaal saam te persen in het couvert dat hij <strong>de</strong>n jubilaris overhandig<strong>de</strong>.’<br />

Het bedrag zou nadien nog aangroeien tot f11234,-, geschonken door vierhon<strong>de</strong>rd<br />

drieën<strong>de</strong>rtig verschillen<strong>de</strong> gevers. Uit Indië was toen - 27 juni - nog niets ontvangen.<br />

Men mag aannemen dat het totale bedrag uitein<strong>de</strong>lijk een twaalfduizend gul<strong>de</strong>n zal<br />

hebben bedragen. (Maar uit Soerabaja zal wel niet veel gekomen zijn...)<br />

Daarop trad Lo<strong>de</strong>wijk van Deyssel naar voren om zijn feestre<strong>de</strong> af te steken. Na<br />

verklaard te hebben dat hij het een aangename tijding had gevon<strong>de</strong>n om aangewezen<br />

te wor<strong>de</strong>n het woord tot <strong>Couperus</strong> te richten, sprak hij <strong>de</strong> hoop uit, 57 ‘dat <strong>de</strong> dag van<br />

he<strong>de</strong>n later in uwe herinnering aanwezig zal zijn als een <strong>de</strong>r gelukkige dagen in uw<br />

leven. Ik <strong>voor</strong> mij weet nu reeds dat ik hem tot een <strong>de</strong>r gelukkigste in het mijne<br />

rekenen zal.’ Van Deyssel noem<strong>de</strong> zijn literaire confrater een uitverkorene on<strong>de</strong>r het<br />

volk van Ne<strong>de</strong>rland, en bestond het hem in <strong>de</strong> eerste plaats lof toe te zwaaien <strong>voor</strong><br />

zijn <strong>de</strong>stijds door <strong>de</strong>jonge Tachtigers zo gesma<strong>de</strong> gedichten.<br />

<strong>Couperus</strong>' oren moeten bijna zichtbaar geklapperd hebben toen hij Van Deyssel<br />

over Orchi<strong>de</strong>eën uit 1886 anno 1923 hoor<strong>de</strong> beweren: ‘Gij hebt wellicht niet Juist<br />

gekend <strong>de</strong> waar<strong>de</strong>ering door uw Amsterdamsche me<strong>de</strong>-jongeren van toen, door die<br />

Amsterdamsche groep, die met U me<strong>de</strong>leef<strong>de</strong> in overgegeven geestdrift <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

Ne<strong>de</strong>rlandsche Letteren,<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


665<br />

aan dien gedichtenbun<strong>de</strong>l toegedragen. Maar ik herinner mij, dat men er zulk een<br />

gevoelen over had, dat niet alleen menige gcdachtenwisseling er aan was gewijd;<br />

maar dat men strophen en regels in zijn gedachten omdroeg; dat er niets verrassends<br />

in was, toen op een herfstavond te Amsterdam een vriend mijn vertrek betrad on<strong>de</strong>r<br />

het stil <strong>voor</strong> zichzelf zeggen van woor<strong>de</strong>n, waarme<strong>de</strong> hij zijne wan<strong>de</strong>lingmijmering<br />

nog <strong>voor</strong>t zette, van <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n: “als donkere violen die verkwijnen” (eene<br />

vergelijking <strong>voor</strong> lij<strong>de</strong>n<strong>de</strong> meisjesoogen). Dat waren woor<strong>de</strong>n uit úw dichtbun<strong>de</strong>l,<br />

mijnheer <strong>Couperus</strong>.’<br />

Daarna zong hij natuurlijk <strong>de</strong> lof van Eline Vere, een boek dat hij, zo zci hij,<br />

beschouw<strong>de</strong> als ‘een uitgelezen <strong>voor</strong>beeld van een <strong>de</strong>r praerogatieven, die <strong>de</strong> kunst<br />

heeft op het leven. In ou<strong>de</strong>re leven<strong>de</strong> menschen kunnen wij dikwijls nog steeds<br />

waar<strong>de</strong>eren <strong>de</strong> hoedanighe<strong>de</strong>n, die in hun jeugd ons troffen. Eline Vere nu heeft<br />

daar-bij <strong>de</strong> jeugd zelve behou<strong>de</strong>n, en die haar he<strong>de</strong>n ten dage <strong>voor</strong> het eerst ontmoet,<br />

die ziet haar in hare jeugd en dien wordt <strong>de</strong> zelf<strong>de</strong> ontroering ten <strong>de</strong>el als <strong>de</strong>ngenen,<br />

die kennis met haar maakten vóór meer dan <strong>de</strong>rtig jaar. [...] Ik verwijl het langst bij<br />

uw eerste groote werk, om. dat gij zelf in al <strong>de</strong>n rijkdom en met alle charmes van<br />

uw heerlijk kunstenaarskarakter met dat werk tot ons kwaamt en wij uwe latere<br />

werken steeds eenigszins hebben gezien als waren dat <strong>de</strong> reizen en pelgrimstochten<br />

door <strong>de</strong> schoone rijken en naar <strong>de</strong> stralen<strong>de</strong> doelen van <strong>de</strong>n menschengeest, van <strong>de</strong><br />

menschenverbeelding, van <strong>de</strong>n auteur van Eline Vere.’<br />

Veel korter-liet Van Deyssel Noodlot en Extaze <strong>de</strong> revue passeren. Over De berg<br />

van licht en Dionyzos zei hij: ‘Het is wellicht in <strong>de</strong>ze bei<strong>de</strong> nu het laatst genoem<strong>de</strong><br />

werken, dat <strong>de</strong> zon van uw kunstenaarsgave, die wij zoo schitterend zagen opgaan<br />

in uwe jeugd, uit <strong>de</strong>n middag van uw leven ons het warmst en langdurigst heeft<br />

toe-geschenen. Van <strong>de</strong> rijke levensgevoe-ligheid en het kleurige zien <strong>de</strong>r werkelijkheid<br />

en <strong>de</strong>r wereld in Eline Vere, heeft uw geest in <strong>de</strong>n Berg van Licht zich verheven tot<br />

hoogere bewegingen. [...] Daarom kondt gij in <strong>de</strong>n Berg van Licht ons méésleepen<br />

in het <strong>de</strong> leven van <strong>de</strong>n jongen Romeinschen Keizer Heliogabalus, ons méésleepen<br />

in <strong>de</strong> heerlijkhe<strong>de</strong>n van dat feestleven, heuvel op heuvel af van vreug<strong>de</strong> en roem en<br />

verrukking, nu <strong>de</strong> vonk <strong>de</strong>r vreug<strong>de</strong>, nu <strong>de</strong> “Freu<strong>de</strong>, schöner Götterfunken” van<br />

Schiller en Beethoven, in U als een groot, vast, nimmer tanend vuur was gegroeid;<br />

welke zelf<strong>de</strong> verrukkingskracht ons in uw Dionusos een zoo langdurig zon<strong>de</strong>r<br />

verflauwing op zoo groote hoogte van<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


666<br />

toon blijvend werk bracht als tot het Ne<strong>de</strong>rlandsche proza in <strong>de</strong> twintigste en<br />

negentien<strong>de</strong> eeuw er geen twee<strong>de</strong> behoort.’<br />

Naar het: ein<strong>de</strong> van zijn betoog toe kwam Van Deyssel tot een ietwat gezwollen<br />

peroratic: ‘Door <strong>de</strong>n rijkdom van uw geest, door het aantal en <strong>de</strong> groote<br />

verschei<strong>de</strong>nheid uwer werken hebt gij in Ne<strong>de</strong>rland en overal in het groote door <strong>de</strong><br />

Ne<strong>de</strong>rlandsche taal bestreken gebied niet alleen; maar ook, door <strong>de</strong> ver-talingen, in<br />

<strong>de</strong> schoonste <strong>de</strong>r Europeesche talen, een zeer uitgebreid aantal lezers gevon<strong>de</strong>n in<br />

<strong>de</strong> lan<strong>de</strong>n, die Holland omgeven. En even veel lezers als gij u verwierft, even veel<br />

bewon<strong>de</strong>raars ontston<strong>de</strong>n er van <strong>de</strong> schoonheid, die het Holland van <strong>de</strong>n<br />

tegenwoordigen tijd aan <strong>de</strong> wereld heeft te schenken.’<br />

Het mooiste bewaar<strong>de</strong> hij uiteraard <strong>voor</strong>liet slot: ‘Dit, en uw karakter als mensch,<br />

<strong>de</strong> gratie uwer beweging door het leven, door <strong>de</strong> buiten-landsche werel<strong>de</strong>n, <strong>de</strong><br />

broe<strong>de</strong>rlijkheid, waarme<strong>de</strong> gij, naar uw va<strong>de</strong>rland gekomen, ook soms uw werkkamer,<br />

die dus zoo zeer ook uw schatkamer was, hebt verlaten, om uwe lezers in leven<strong>de</strong>n<br />

lijve te ontmoeten, om hun vóor te lezen, zelf, iets van het vele schoone, dat uw<br />

gedachten, als gij afgezon<strong>de</strong>rd waart in <strong>de</strong> stilte en <strong>de</strong>n aandacht, <strong>voor</strong> hen had<strong>de</strong>n<br />

gevon<strong>de</strong>n, - alle <strong>de</strong>ze uwe karakter - <strong>de</strong>elen samen doen u zijn <strong>de</strong> vertegenwoordiger<br />

bij uitnemendheid van <strong>de</strong> Hollandsche letterkun<strong>de</strong> in <strong>de</strong> wereld. Ik eer daarom U als<br />

groot Ne<strong>de</strong>rlandsch letterkundig kunstenaar van <strong>de</strong>n tegenwoordigen tijd en in U eer<br />

ik <strong>de</strong> grootheid en <strong>de</strong> waar<strong>de</strong> <strong>de</strong>r Hollandsche Letterkun<strong>de</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> wereld. Ik heb<br />

gezegd.’<br />

De huldiging werd een middag van louter hoogtepunten. De ministeriële <strong>de</strong>marches<br />

van Van Oss wer<strong>de</strong>n met succes bekroond.<br />

De minister ‘kon iets brengen’. wat wérkelijk gevraagd was kwam overigens niet.<br />

Het had in <strong>de</strong> bedoeling gelegen dat <strong>de</strong> koningin <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> zou hebben<br />

bevor<strong>de</strong>rd van officier tot comman<strong>de</strong>ur in <strong>de</strong> Or<strong>de</strong> van Oranje Nassau. Toen minister<br />

J. Th. <strong>de</strong> Visser opstond om <strong>de</strong> jubilaris te doen weten dat het H.M. behaagd had,<br />

enzo<strong>voor</strong>t..., bleek een zo hoge on<strong>de</strong>rscheiding toch niet <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> weggelegd:<br />

hij werd - ook nog heel mooi natuurlijk - ‘slechts’ benoemd tot rid<strong>de</strong>r in <strong>de</strong> Or<strong>de</strong> van<br />

<strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandsche Leeuw. 58 Het lintje werd hem vervolgens opgespeld door mr. M.I.<br />

Duparc.<br />

Van Oss camoufleer<strong>de</strong> het in zijn verslag van het feest tactvol door het in <strong>de</strong><br />

Haagsche Post als volgt te formuleren: 59 ‘... als apotheose kwam Minister De Visser,<br />

een <strong>de</strong>r vlotste sprekers van ons land, getuigen van <strong>de</strong><br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


667<br />

groote belangstelling en hooge waar<strong>de</strong>ering <strong>de</strong>r Regeering, welke laatste een blijvend<br />

embleem kreeg in <strong>de</strong>n vorm van <strong>de</strong>n Ne<strong>de</strong>rlandschen Leeuw.’ In 1946 zou hij alsnog<br />

opbiechten: 60 ‘... wij kon<strong>de</strong>n niet méér bereiken dan een gewonen Leeuw; en reeds<br />

dat kostte zooveel moeite, dat Johan <strong>de</strong> Meester zei<strong>de</strong> dat, wanneer hij een groot<br />

schrijver we<strong>de</strong>r eens een “Leeuw” wil<strong>de</strong> bezorgen, hij maar liever naar <strong>de</strong> Sahara<br />

zou<strong>de</strong> gaan om er een te vangen!’<br />

Tegen alle afspraken in manifesteer<strong>de</strong> zich tenslotte ineens een... vier<strong>de</strong> spreker.<br />

<strong>Couperus</strong> zal daar geen bezwaar tegen gehad hebben - <strong>de</strong> man kwam met geld - maar<br />

Van Oss was kwaad. Drieëntwintig jaar later herinner<strong>de</strong> hij zich nog altijd met<br />

gemeng<strong>de</strong> gevoelens hoe <strong>de</strong> directeur van <strong>de</strong> Wereld<strong>bibliotheek</strong> L. Simons ongevraagd<br />

naar voren was gekomen om <strong>Couperus</strong> namens het Willem Kloos Fonds een Ierse<br />

portefeuille met inhoud te offreren. 61 Simons <strong>de</strong>ed dit allerminst in stille<br />

beschei<strong>de</strong>nheid. Integen<strong>de</strong>el. Hij had daar ook wel enige re<strong>de</strong>nen toe: tien jaar eer<strong>de</strong>r<br />

immers was hij het geweest die <strong>Couperus</strong>' huldiging bij diens vijftigste verjaardag<br />

van een extra financieel aureool had helpen <strong>voor</strong>zien. 62 Van Oss beweert dat Simons<br />

een ‘reuzenspeech’ afstak die bij <strong>de</strong> aanwezigen welhaast <strong>de</strong> indruk moest wekken<br />

dat hij het feest had georganiseerd. Of ie<strong>de</strong>reen er zich zo aan gestoten heeft als Van<br />

Oss is <strong>de</strong> vraag. Er waren er omgekeerd ook wel die zich juist aan <strong>de</strong> figuur Van Oss<br />

hebben geërgerd... Van Deyssel blijkt hem achter zijn rug ‘een slachter’ genoemd te<br />

hebben. 63 In zijn reportage over <strong>de</strong> huldiging maakte Van Oss van Simons' optre<strong>de</strong>n<br />

geen enkele melding.<br />

Wel <strong>de</strong>el<strong>de</strong> hij mee dat <strong>Couperus</strong> zelf te geroerd was geweest om te spreken en<br />

dat hij zich tot intensief han<strong>de</strong>ndrukken had beperkt. In <strong>de</strong> rubriek ‘Correspon<strong>de</strong>ntie’<br />

van 16 juni kon men in <strong>de</strong> Haagsche Post lezen: 64 ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, zeer geroerd<br />

door <strong>de</strong> huldiging, hem in Den Haag te beurt gevallen, wenscht hierbij aan Allen,<br />

die op welke wijze ook, bijdroegen tot het welslagen van dit Feest, te verzekeren,<br />

dat hij nimmer vergeten zal <strong>de</strong> overgroote sympathie, die hem 10 Juni XXIII betoond<br />

werd door niet alleen vorstelijke Donateurs, maar ook door hartelijke Lezers en<br />

hon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n vrien<strong>de</strong>n van alle stan<strong>de</strong>n. Hij hoopt <strong>de</strong>ze maand gelegenheid te hebben<br />

zooveel doenlijk is, ie<strong>de</strong>reen, die hem blijk gaf van <strong>de</strong>ze sympathie, persoonlijk te<br />

bedanken.’ In<strong>de</strong>rdaad zou hij dit spoedig ook op een geheel eigen wijze doen.<br />

Het han<strong>de</strong>ndrukken had uiteraard plaatsgevon<strong>de</strong>n tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> op <strong>de</strong><br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


668<br />

huldiging volgen<strong>de</strong>, druk bezochte receptie. Geduren<strong>de</strong> <strong>de</strong>ze gaf zelfs <strong>de</strong> minister<br />

van Buitenlandse Zaken jhr. dr. H.A. van Karnebeek van zijn belangstelling blijk.<br />

Na afloop bo<strong>de</strong>n <strong>de</strong> heer en mevrouw Kleykamp het echtpaar <strong>Couperus</strong> een diner<br />

aan, waarbij on<strong>de</strong>r meer ook <strong>de</strong> beel<strong>de</strong>n<strong>de</strong> kunstenaars Van Konijnenburg en Willem<br />

Maris met hun echtgenoten aanzaten. 65<br />

Waren er ook vrien<strong>de</strong>n die ontbraken? Die waren er. Henri Borel bij <strong>voor</strong>beeld.<br />

Diens tussen haakjes geplaatste verontschuldiging spreekt <strong>voor</strong> zichzelf: 66 ‘Zijn<br />

[<strong>Couperus</strong>'] laatste brief was nà zijn jubileum, dat hij mij gemist had bij dat feest (ik<br />

kàn nu eenmaal zulke dingen niet me<strong>de</strong>maken, die zoo indruischen tegen alles wat<br />

mij het heiligste is), dat hij mij tevergeefs gezocht had om mij op <strong>de</strong> intieme receptie<br />

te vragen, die op <strong>de</strong> officieele volg<strong>de</strong>, maar dat hij mij spoedig stil bij hem thuis, in<br />

<strong>de</strong> Steeg, hoopte te zien, en hij teeken<strong>de</strong>: “Je vriend en broe<strong>de</strong>r <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>”.’<br />

Dit zegt evenveel over <strong>Couperus</strong> zelf, die doorgaans min<strong>de</strong>r rancuneus was dan<br />

men wel eens gemeend heeft, als over Borel. De laatste meldt, in dit zelf<strong>de</strong> stuk van<br />

17 juli 1923, een dag na <strong>Couperus</strong>' overlij<strong>de</strong>n, dat <strong>de</strong> grote schrijver in waarheid een<br />

levensmoe<strong>de</strong> was geweest. Men vraagt zich dan wel af wat Borel als het heiligste<br />

beschouw<strong>de</strong>. Echte vriendschap in elk geval niet.<br />

Het spreekt vanzelf dat <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> dag na het feest zijn eigenlijke verjaardag,<br />

die op zondag viel, in <strong>de</strong> familiekring bij zijn zuster Catharina Vlielan<strong>de</strong>r Hein in <strong>de</strong><br />

Molenstraat heeft gevierd. Vermoeid maar voldaan keer<strong>de</strong> hij daarna terug naar De<br />

Steeg. De ou<strong>de</strong> dag was nu dan wérkelijk begonnen.<br />

In het bezit van een eigen huis, met zijn kapitaaltje op <strong>de</strong> bank bij Scheurleer nog<br />

altijd ongeschon<strong>de</strong>n, leken er geen directe re<strong>de</strong>n en aanwezig om zich zorgen <strong>voor</strong><br />

<strong>de</strong> toekomst te maken. Met een betere lichamelijke conditie zou die er zeker ook<br />

zonniger hebben uitgezien. Helaas echter ging zijn gezondheid nu snel ver<strong>de</strong>r<br />

achteruit.<br />

Eindnoten:<br />

1 ‘De sneeuwfee’ (Vad. 29 april 1923), in Het snoer <strong>de</strong>r ontferming en Japansche legen<strong>de</strong>n<br />

(1924), 240-246.<br />

2 Groot-Ne<strong>de</strong>rland XXI (1923), 1, 377, 544, 698; 11, 61, 190, 404, in Het snoer, passim.<br />

3 ‘Intieme impressies v’ (Van. 4 maart 1923), in Proza II, 213-279; 213.<br />

4 Te beginnen met 28 januari 1923.<br />

5 Door Albert Vogel gebun<strong>de</strong>ld als Van week tot week (1982). Oorspronkelijk verzameld in Proza<br />

II en III, waarvan hierna <strong>de</strong> paginering gevolgd wordt (Vad. 28 januari-8 juli 1923).<br />

6 Door Manjke Stapert-Eggen gebun<strong>de</strong>ld als Epigrammen (1982). Oorspronkelijk verzameld in<br />

Proza II en III, passim.<br />

7 ‘Intieme impressies I’ (Vad. 28 januari 1923), in Proza II, 14-19.<br />

8 I<strong>de</strong>m, 19.<br />

9 ‘Intieme impressies II’ (Vad. 4 februari 1923), in Proza 11, 82-87; 87.<br />

10 ‘Intieme impressies III’ (Vad. 11 februari 1923), in Proza II, 173-178.<br />

11 ‘Intieme impressies IV’ (Vad. 18 februari 1923), in Proza II, 150-155; 153.<br />

12 ‘Intieme impressies V’ (Vad. 4 maart 1923), in Proza II, 213-219; 214.<br />

13 I<strong>de</strong>m, 217.<br />

14 Maatstaf II (1963), 178 nr.34.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


15 Hier werd <strong>de</strong> beken<strong>de</strong>, laatste foto van <strong>Couperus</strong> aan zijn schrijftafel genomen, zie <strong>Louis</strong><br />

Couporus (schrijversprentenboek 9), 37 afb. 112.<br />

16 Vogel, <strong>Couperus</strong>, 231.<br />

17 Hij was niet <strong>de</strong> enige. Dit is <strong>de</strong> oorzaak geweest van een vlammend request gedateerd 5 oktober<br />

1920 aan <strong>de</strong> minister van O., K. en W., on<strong>de</strong>rtekend door <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, dr. Fre<strong>de</strong>rik van<br />

Ee<strong>de</strong>n, G. van Hulzen, Is. Querido, Carel Scharten en M. Scharten-Antink (!), en Maurits<br />

Wagen<strong>voor</strong>t: Zij wezen daarin op <strong>de</strong> financiële no<strong>de</strong>n waarin <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse schrijvers door<br />

het wereldgebeuren in <strong>de</strong> laatste zes jaren nog meer dan vroeger reeds waren gebracht: ‘Dichters<br />

en schrijvers behooren tot <strong>de</strong> geestelijke leidslie<strong>de</strong>n van een volk. Door hen te laten<br />

“verkommeren” wordt <strong>de</strong> ontwikkeling zijner beschaving geschaad. [...] Pijnlijk zijn thans <strong>de</strong><br />

levensomstandighe<strong>de</strong>n van hen, die reeds hun 50e levensjaar hebben overschre<strong>de</strong>n: een leeftijd,<br />

die niet meer toelaat naar een an<strong>de</strong>r bestaan om te zien.’ Zij eisten meer, en hogere, toelagen<br />

<strong>voor</strong> ou<strong>de</strong>re schrijvers en behoorlijke subsidies <strong>voor</strong> <strong>de</strong> jongere. Immers: ‘Geen functie of zij<br />

zag haar loon verhoogd.’ (Zie De Nieuwe Courant, 6 oktober 1920). - Uit een brief van 6 juni<br />

1920 aan Wagen<strong>voor</strong>t (Lett. Mus.) blijkt dat <strong>de</strong>ze <strong>de</strong> opsteller van het request is geweest.<br />

<strong>Couperus</strong> schreef dat hij wel zijn naam wil<strong>de</strong> lenen, maar ver<strong>de</strong>r sceptisch gestemd was over<br />

<strong>de</strong> affaire en er weinig van verwachtte.<br />

18 Het Va<strong>de</strong>rland (1923), 2 maart. Koning Gustaaf V was op 28 februari een staatsbezoek aan<br />

Ne<strong>de</strong>rland begonnen. Burgemeester De Vlugt van Amsterdam had in het Frans <strong>de</strong> gewraakte<br />

woor<strong>de</strong>n tot Z.M. gericht.<br />

19 Erbe. Nag. werk, 192. Zie ook Reijn<strong>de</strong>rs, C. bij V.D., 384-385. - Over <strong>de</strong>ze kwestie ook F.<br />

Bor<strong>de</strong>wijk, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> en <strong>de</strong> fantasie’, in Over <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> (1952), 10-16.<br />

20 Reijn<strong>de</strong>rs, C. bij V.D., 384.<br />

21 ‘Intieme impressies VI’ (Vad. 11 maart 1923), in Proza II, 198-203; 201.<br />

22 I<strong>de</strong>m, 203.<br />

23 Volgens Vogel, <strong>Couperus</strong>, 240, eigenlijk niet: ‘Elizabeth <strong>Couperus</strong> heeft hem met veel tact<br />

zover weten te krijgen dat hij erheen ging. “Maar”, zei <strong>Couperus</strong>, “ik ga alleen als mijn nichtjes<br />

mij als hofdames zullen vergezellen”.’<br />

24 ‘Intieme impressies VIII’ (Vad. 1 april 1923), in Proza III, 36-40. - Erbe, Nag. werk, 186-188.<br />

25 De naam was nog niet op het huis aangebracht. Mij meege<strong>de</strong>eld door <strong>de</strong> dochter van Henri van<br />

Booven, mevrouw M. <strong>de</strong> Vries-Van Booven.<br />

26 ‘Intieme impressies XI’ (Vad. 8 april 1923). in Proza III. 64-69; 64.<br />

27 I<strong>de</strong>m, 65.<br />

28 Zie diens herinneringen in Het Va<strong>de</strong>rland (1963), 15 juni. - Bastet, Zuil, 183-185. Dat hij ook<br />

vriendschap sloot met een ober van hotel De Engel, met wie hij graag schaakte, vertelt Vogel,<br />

<strong>Couperus</strong>, 233.<br />

29 Zie noot 26, 66.<br />

30 Het Leven (1923), 31 maart. Bij een tekst van Frans Coenen. Zie <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong><br />

(schrijversprentenboek 9), 36 afb.110. - Bastet, Zuil, 169. - In Het Leven van 21 juli zou Coenen<br />

na <strong>Couperus</strong>' dood <strong>de</strong> foto nogmaals plaatsen.<br />

31 ‘Intieme impressies X’ (Vad. 15 april 1923), in Proza III, 94-99.<br />

32 Paradijzen II, 30 nr. 32, afb.<br />

33 E.A.E. Libosan bij <strong>voor</strong>beeld, zie noot 28.<br />

34 ‘Intieme impressies XI’ (Vad. 22. april 1923), in Proza III, 130-135; 133.<br />

35 I<strong>de</strong>m, 134.<br />

36 Maatstaf II (1963). 230 nr. 98.<br />

37 V. Booven, Leven, 156, vermeldt een brief van <strong>Couperus</strong>, geschreven in <strong>de</strong> laatste dagen van<br />

1897 aan jhr. Johan Ram.: ‘... hij was erg getroffen door Maurits Wagen<strong>voor</strong>t's Maria van<br />

Magdala, en noem<strong>de</strong> het een mooi boek dat R. bepaald moest lezen.’ - Zie ook Reijn<strong>de</strong>rs, C.<br />

bij V.D., 418.<br />

38 Zie noot 1.<br />

39 ‘Intieme impressies XII’ (Vad. 6 mei), in Proza III. 160-165.<br />

40 ‘Intieme impressies XIII’ (Vad. 20 mei 1923), in Proza III, 192-197.<br />

41 I<strong>de</strong>m, 195.<br />

42 Reijn<strong>de</strong>rs, C. bij V.D., 387-411.<br />

43 I<strong>de</strong>m. 392.<br />

44 I<strong>de</strong>m, 393.<br />

45 I<strong>de</strong>m.<br />

46 I<strong>de</strong>m, 395.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


47 Ibi<strong>de</strong>m.<br />

48 Ibi<strong>de</strong>m.<br />

49 I<strong>de</strong>m, 396.<br />

50 In facsimile afgedrukt in De Amsterdammer (1923), zaterdag 21 juli 1923, 8. - Bastet, Zuil,<br />

178.<br />

51 In facsimile afgedrukt in <strong>de</strong> Haagsche Post (1923), zaterdag 21 juli. Zie ook Maatstaf II (1963),<br />

231 nr.99 (verkort). - Bastet, Zuil, 178.<br />

52 Johan C.P. Alberts, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> zestig jaar’, in De Telegraaf (1923), 9 juni.<br />

53 Zie noot 15.<br />

54 Anneièn, ‘Van mensch en ding. <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, in Algemeen Han<strong>de</strong>lsblad (1923), 9 juni.<br />

55 Reijn<strong>de</strong>rs, C. bij V.D., 398. - Zoals gewoonlijk werd <strong>Couperus</strong> weer omringd door allerlei<br />

mevrouwen. Vogel, <strong>Couperus</strong>, 240: ‘Toen <strong>Couperus</strong> aankwam kreeg hij van drie verschillen<strong>de</strong><br />

dames een orchi<strong>de</strong>e aangebo<strong>de</strong>n en men was zeer benieuwd van welke dame hij <strong>de</strong> orchi<strong>de</strong>e in<br />

het knoopsgat zou dragen, maar <strong>Couperus</strong> wil<strong>de</strong> geen orchi<strong>de</strong>eën meer. Hij gaf er één aan zijn<br />

vrouw en <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re aan zijn nichtjes.’ (Betty en <strong>Louis</strong>e Wijnaendts van Resandt.)<br />

56 Reijn<strong>de</strong>rs, C. bij V.D., 398.<br />

57 I<strong>de</strong>m, 401-405. - Groot-Ne<strong>de</strong>rland XXI (1923), II, I e.v.<br />

58 Henri Borel, ‘De Leeuw van <strong>Couperus</strong> en het Grootkruis van Loti’, in Het Va<strong>de</strong>rland (1923),<br />

17 juni, merkte op dat van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse literatoren ver<strong>de</strong>r alleen Marcellus Emants een Leeuw<br />

had gekregen, maar niet uitsluitend om letterkundige verdiensten. Van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse<br />

kunstenaars had<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>ts slechts Toorop en Mengelberg er een gekregen. -Maar Borel vond<br />

dit altijd nog min<strong>de</strong>r dan wat Frankrijk in zulke gevallen placht te doen. Pierre Loti had enkele<br />

maan<strong>de</strong>n eer<strong>de</strong>r het Grootkruis van het Legioen van Eer mogen ontvangen: ‘Nergens als in<br />

Frankrijk wordt beseft, dat kunst nationale grootheid is.’ - Zie ver<strong>de</strong>r Reijn<strong>de</strong>rs, C. bij V.D.,<br />

409.<br />

59 Reijn<strong>de</strong>rs, C. bij V.D., 398.<br />

60 I<strong>de</strong>m, 410. - S.F. van Oss, Vijftig jaren journalist (1946), 130.<br />

61 Dit wordt vermeld in verschillen<strong>de</strong> courantenverslagen. Er was speciaal Iers le<strong>de</strong>r uitgezocht,<br />

in verband met Het zweven<strong>de</strong> schaakbord. - Reijn<strong>de</strong>rs, C. bij V.D., 398. - Van Oss, Vijftig jaren,<br />

129.<br />

62 Leo Simons, een goe<strong>de</strong> kennis van <strong>Couperus</strong>, was toen als penningmeester opgetre<strong>de</strong>n.<br />

63 Reijn<strong>de</strong>rs, C. bij V.D., 390 noot 2.<br />

64 I<strong>de</strong>m, 399.<br />

65 Willem Maris was een goe<strong>de</strong> kennis van <strong>Couperus</strong>' zuster Catharina Vlielan<strong>de</strong>r Hein, van wie<br />

hij ook een portret heeft gemaakt (nog steeds familiebezit).<br />

66 Henri Borel, in Het Va<strong>de</strong>rland (1923), 17 juli.<br />

V [1923-latere tijd]<br />

Het eerste wat <strong>Couperus</strong> in zijn mooie nieuwe kamer <strong>de</strong>ed was het schrijven van een<br />

dankwoord, dat hij op 23 juni in <strong>de</strong> Haagsche Post liet afdrukken. 1 Er staan<br />

interessante dingen in. Behalve betuigingen van erkente-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


669<br />

lijkheid aan velen wier namen hierboven bij herhaling genoemd zijn, ging hij zoals<br />

te verwachten <strong>voor</strong>al wat dieper in op Van Deyssels feestre<strong>de</strong>.<br />

Nooit heeft hij geweten hoe <strong>de</strong>ze zijn leven lang geobse<strong>de</strong>erd is geweest door het<br />

onnavolgbare fenomeen <strong>Couperus</strong>, wiens werkkracht en gemid<strong>de</strong>ld hoog niveau Van<br />

Deyssel jaar in jaar uit pijnlijke gevoelens van eigen inferioriteit hebben bezorgd.<br />

<strong>Couperus</strong>, hoewel in zijn jonge jaren soms fel tegen Thijm gekant, niet alleen wegens<br />

diens scheldpartijen maar <strong>voor</strong>al ook omdat <strong>de</strong> man nimmer op een hoofse en<br />

goedbedoel<strong>de</strong>, essentiële brief van hem had geantwoord, was zijnerzijds mettertijd<br />

mil<strong>de</strong>r over hem gaan <strong>de</strong>nken. Daar <strong>de</strong> scherpe kantjes er bij Van Deyssel<br />

langza-merhand al danig van af waren gesleten, leek nu, na <strong>de</strong> eerste toena<strong>de</strong>ringen<br />

tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> lezing op 22 februari 1917 te Utrecht, waarbij Henri van Booven zoals wij<br />

zagen als entremetteur was opgetre<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> verzoening volkomen.<br />

Zo kon <strong>Couperus</strong> in zijn dankwoord dan ook zeggen: ‘Toen Van Deyssel mij<br />

toesprak, ben ik in mijn innerste zeer bewogen geweest. Hij zei<strong>de</strong> mij gevoelens, die<br />

ik niet wist, dat zoo innig beston<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> harten <strong>de</strong>r Voormannen van '8o <strong>voor</strong> hun<br />

me<strong>de</strong>-broe<strong>de</strong>r, die zich misschien steeds wat te ver van hen heeft afgehou<strong>de</strong>n, om<br />

geen an<strong>de</strong>re re<strong>de</strong>n, dan dat hij eigenlijk, trots alle zijne reputaties, een stil mensch<br />

is, die geen strij<strong>de</strong>r is vaninatuur als zij waren en die alleen wenschte onafhankelijk<br />

te arbei<strong>de</strong>n zooals hij verkoos. Ik herhaal, <strong>de</strong>ze houding is misschien een fout geweest;<br />

innerlijk was ik toch van <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> mentaliteit als die daar in Amsterdam. Maar - het<br />

is vreemd - het scheen, dat Amsterdam in die dagen vér van Den Haag lag, en ik<br />

beken het eerlijk, dat is misschien jammer geweest.’ - Het heeft overigens min<strong>de</strong>r<br />

aan <strong>Couperus</strong> gelegen dan aan ‘Amsterdam’.<br />

Hij vervolg<strong>de</strong>: ‘Toch hebben wij elkan<strong>de</strong>r gevon<strong>de</strong>n. Van Deyssel heeft mij<br />

werkelijk gelukkig gemaakt, door te verklaren, dat hij zelve, mij toespreken<strong>de</strong>, dien<br />

dag gelukkig was. En <strong>de</strong>ze verbroe<strong>de</strong>ring gevoel ik als een won<strong>de</strong>rlijk innig oogenblik<br />

in <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis onzer mo<strong>de</strong>rne letteren. Wat zullen wij er nu eenmaal aan doen:<br />

het is niet an<strong>de</strong>rs, wij behooren. aan <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis, hoe beschei<strong>de</strong>n misschien ik<br />

in <strong>de</strong> ziel mijner ziel eigenlijk een geheel an<strong>de</strong>r leven had willen lei<strong>de</strong>n dan dat<br />

waartoe <strong>de</strong> onafweerbare machten mij dwongen: een leven van droomen, peinzing,<br />

stilte en bezonken lief<strong>de</strong>, zón<strong>de</strong>r te schrijven, zon<strong>de</strong>r roem. en mondaniteit en zon<strong>de</strong>r<br />

zoo heel veel, dat onvermijdbaar is in een leven, aan publiciteit en overbekendheid<br />

gewijd. Want eigenlijk, lieve vrien<strong>de</strong>n, ben ik zoo<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


670<br />

weinig als ik mij <strong>voor</strong>doe en kent ge mij niet, trots alle mijne auto-indis-creties.<br />

Maar kom, dit zijn vertee<strong>de</strong>ringen, die het beter is te verzwijgen.’<br />

Over <strong>de</strong> hem verleen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rscheiding wil<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> graag ook nog wat kwijt.<br />

Dat het comman<strong>de</strong>urschap in <strong>de</strong> Or<strong>de</strong> van Oranje Nassau te hoog <strong>voor</strong> hem was<br />

gebleken, <strong>de</strong>er<strong>de</strong> hem niet. Rid<strong>de</strong>r in <strong>de</strong> Or<strong>de</strong> van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandsche Leeuw vond hij<br />

al meer dan prachtig: ook zijn va<strong>de</strong>r en zijn broer John Ricus waren in<strong>de</strong>rtijd met<br />

<strong>de</strong>ze versierselen getooid. Na zijn Intieme impressie van 11 maart 1923 voel<strong>de</strong> hij<br />

het zon<strong>de</strong>r meer als een voldoening dat koningin Wilhelmina nu eens niet aan <strong>de</strong><br />

literatuur was <strong>voor</strong>bijgegaan. ‘Ik sta misschien,’ schreef hij daarom, ‘van binnen-uit<br />

wat vreemd tegenover officicele on<strong>de</strong>rscheidingen, hoewel ik zeer apprecieer <strong>de</strong><br />

spontane sympathie, die van dien hoogen kant tot ons, arbei<strong>de</strong>rs in <strong>de</strong>n wijngaard<br />

<strong>de</strong>r Ne<strong>de</strong>rlandsche Muze, komt. Maar dit gevoel was op het oogenblik, dat minister<br />

De Visser mij me<strong>de</strong><strong>de</strong>el<strong>de</strong>, welke hooge eer mij te beurt viel, geheel verdrongen<br />

door een an<strong>de</strong>r gevoel, namelijk door <strong>de</strong> groote vreug<strong>de</strong>, dat ons litteraire gil<strong>de</strong> - al<br />

was het dan ook in mijne persoon - ge-eerd werd van Hooger Hand. 2 Lieve<br />

kunstbroe<strong>de</strong>rs, en -zusters, op dit oogenblik heb ik gedacht aan u allen. Op dit<br />

oogenblik heb ik dankbaar <strong>de</strong> zoo hooge on<strong>de</strong>rscheiding aanvaard, maar niet an<strong>de</strong>rs<br />

dan als één van u allen. Wij allen te zamen, werken, door onze begaafdhe<strong>de</strong>n en<br />

talenten om Ne<strong>de</strong>rland groot te maken door zijne taal. Zon<strong>de</strong>r taal, geen volk; wij<br />

allen, arbei<strong>de</strong>rs van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandsche Taal, wij zijn, en ik zeg dit zon<strong>de</strong>r eenige<br />

valsche ne<strong>de</strong>righeid of dwazen hoogmoed, <strong>de</strong> onmisbare Instandhou<strong>de</strong>rs onzer<br />

nationaliteit. En dat dit begrepen werd ter plaatse waar het wel eens werd<br />

<strong>voor</strong>bijgezien, meer uit achteloosheid dan uit onbegrip, heeft mij op dat oogenblik<br />

van officieele hul<strong>de</strong> vreug<strong>de</strong>vol getroffen.’<br />

Aan het slot van zijn dankwoord vroeg hij zich af, met een blik op alle bloemen,<br />

ca<strong>de</strong>aus, brieven en telegrammen, of hij wel in staat zou zijn. ie<strong>de</strong>reen persoonlijk<br />

te bedanken zon<strong>de</strong>r iemand te vergeten. <strong>Couperus</strong> heeft er het volgen<strong>de</strong> op bedacht.<br />

Hij liet twee soorten kaarten maken met zijn foto. Op <strong>de</strong> ene zien wij hem aan zijn<br />

schrijftafe], op <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re in sportpak samen met Brinio en op <strong>de</strong> achtergrond zijn<br />

‘Steegsche stulp’. 3 Voorzien van zijn handtekening en een kort, persoonlijk woord,<br />

zond hij <strong>de</strong>ze kaarten aan alle vrien<strong>de</strong>n en belangstellen<strong>de</strong>n die daar, zoals hij<br />

verklaar<strong>de</strong>, recht op had<strong>de</strong>n.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


671<br />

On<strong>de</strong>r <strong>de</strong>ze bevond zich een zekere K.J.L. Alberdingk Thijm, Ou<strong>de</strong> Gracht, Haarlem...<br />

Want <strong>Couperus</strong> achtte het nu ook weer niet nodig <strong>de</strong> feestre<strong>de</strong>naar een uitvoerige,<br />

echt persoonlijke brief te schrijven: antwoord zou hij tóch niet krijgen! Eén regel<br />

vond hij voldoen<strong>de</strong>. Op <strong>de</strong> achterkant van <strong>de</strong> foto waarop wij hem aan zijn bureau<br />

zien zitten, <strong>de</strong>el<strong>de</strong> hij Thijm minzaam mee: 4 ‘Na Uw toespraak, die ik lees in<br />

Groot-Ne<strong>de</strong>rland, en die ik zoo bizon<strong>de</strong>r waar<strong>de</strong>er, is het mij een innige behoefte<br />

aan Lo<strong>de</strong>wijk van Deyssel te verzekeren, dat zijne me<strong>de</strong>werking aan Groot-<br />

Ne<strong>de</strong>rland, hoe sporadiesch ook, mij een groote vreug<strong>de</strong> is’. - Bij <strong>Couperus</strong>' crematie<br />

enkele weken later zou Van Deyssel het bitter laten afweten.<br />

De junidagen waren niet gemakkelijk. Na <strong>de</strong> roes van <strong>de</strong> huldiging kwam <strong>de</strong> kater,<br />

die <strong>de</strong>s te groter was omdat <strong>Couperus</strong> zich niet goed voel<strong>de</strong>. In De Steeg moest <strong>de</strong>,<br />

niet langer te vieren maar uitgevier<strong>de</strong>, schrijver een nieuwe fase beginnen: die van<br />

het senium. Wel troostte <strong>Couperus</strong> zich met <strong>de</strong> gedachte dat hij in <strong>de</strong> toekomst soms<br />

nog eens <strong>voor</strong> een paar maan<strong>de</strong>n naar bij <strong>voor</strong>beeld Florence zou kunnen gaan. Kleine<br />

reizen bleven altijd mogelijk. Maar zijn gezondheid moest eerst verbeteren. Helaas<br />

kon hij <strong>voor</strong>lopig nog niet zon<strong>de</strong>r arts. Volgens Albert Vogel kwam <strong>de</strong> dokter hem<br />

regelmatig bezoeken. 5<br />

<strong>Couperus</strong> werkte echter niet erg mee aan diens behan<strong>de</strong>ling. Hij zei tegen zijn<br />

nichtjes, Betty en <strong>Louis</strong>e Wijnaendts van Resandt: 6 ‘De dokter komt en wil gaan<br />

zeuren over mijn ziekte, maar ik zal er<strong>voor</strong> zorgen dat hij daar niet <strong>de</strong> gelegenheid<br />

toe krijgt.’ - De nichtjes herinner<strong>de</strong>n zich jaren later nog: 7 ‘Toen <strong>de</strong> dokter kwam<br />

met een flesje waarin een blauw drankje <strong>voor</strong> zijn patiënt zat, werd er niet over <strong>de</strong><br />

lever gepraat, daar zorg<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong>, maar wel over <strong>de</strong> inrichting van <strong>de</strong> kamer.<br />

<strong>Een</strong> briljant betoog van <strong>Couperus</strong> uitgaan<strong>de</strong> van het feit dat <strong>de</strong> kleur van het drankje<br />

zo prachtig paste bij <strong>de</strong> rood-gou<strong>de</strong>n achtergrond van <strong>de</strong> kamer.’ Liever laaf<strong>de</strong> hij<br />

zich in die dagen aan gefrappeer<strong>de</strong> champagne. 8 Heidsieck ongetwijfeld.<br />

Afgezien van zijn kwalen van dit ogenblik had <strong>Couperus</strong> het altijd al moeilijk<br />

gehad met hei probleem van het ou<strong>de</strong>r wor<strong>de</strong>n. Nu werd hij wérkelijk oud, meen<strong>de</strong><br />

hij. Merkwaardig is het feit dat hij langzamerhand zijn kleding begon te verwaarlozen.<br />

Het kon hem, zo diep in <strong>de</strong> provincie, niet veel meer schelen hoe hij er uitzag. De<br />

gewone dagelijkse verrichtingen beperkte hij tot een minimum. Dit is in<br />

overeenstemming met wat<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


672<br />

wij lezen in zijn laatste Intieme impressie, 9 een fantasie over het thema ‘dat wij<br />

absoluut verkeerd leven’. Badinerend - maar in wezen meen<strong>de</strong> hij het heel ernstig -<br />

schil<strong>de</strong>r<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> het complex van nutteloze han<strong>de</strong>lingen die een geciviliseerd<br />

(?) mens van <strong>de</strong> vroege ochtend tot <strong>de</strong> late avond meen<strong>de</strong> te moeten verrichten om<br />

zich in <strong>de</strong>ze zogenaam<strong>de</strong> beschaving in stand te hou<strong>de</strong>n. Sterker nog: onze gehele,<br />

gecompliceer<strong>de</strong> levenscarrière achtte hij een grote - maar helaas onontkoombare -<br />

vergissing. Even ongerijmd kwam hem in wezen <strong>de</strong> eigenschap <strong>voor</strong> die ons ondanks<br />

alles red<strong>de</strong>n kan, en die hij als een groot, paradoxaal won<strong>de</strong>r ervoer: 10 ‘... wij dwazen<br />

en onzinnigen, wij, die niet weten waarom wij leven, waarom wij geboren wor<strong>de</strong>n<br />

of sterven, wij kunnen tóch nog - o, al is het maar in <strong>de</strong> schaduw van een secon<strong>de</strong> -<br />

gelukkig zijn.’ De drijfkracht tot dit vermogen herken<strong>de</strong> hij in <strong>de</strong> ons ingeschapen<br />

lief<strong>de</strong>, naar wie of wien ook uitgaan<strong>de</strong>. Dit go<strong>de</strong>ngeschenk bracht hem tot een<br />

uitspraak, geformuleerd in <strong>de</strong> laatste regel van dit laatste feuilleton, verschenen in<br />

Het Va<strong>de</strong>rland van zondag 8 juli 1923: 11 ‘De go<strong>de</strong>n hebben aan het ein<strong>de</strong> me<strong>de</strong>lij<strong>de</strong>n<br />

met ons gehad!’<br />

Door <strong>de</strong> schertsen<strong>de</strong> formuleringen heen schemert <strong>voor</strong> <strong>de</strong> goe<strong>de</strong> lezer een<br />

<strong>de</strong>faitisme dat wel niet nieuw was maar dat alle vreug<strong>de</strong>volle dingen die hij sinds<br />

zijn thuiskomst uit Japan ervaren had in <strong>de</strong> ban van een noodlottige, steeds weer<br />

terugkeren<strong>de</strong> treurigheid hield. Daarvan getuigen <strong>de</strong> Japanse verhalen, die, groten<strong>de</strong>els<br />

nog op <strong>de</strong> Hoogewal geschreven, te zamen Het snoer <strong>de</strong>r ontferming vormen. Als<br />

boek is <strong>de</strong> verzameling pas in 1924, dus na zijn dood, verschenen.<br />

Zijn herhaal<strong>de</strong>lijk ziek zijn, op reis door Japan zelfs aan <strong>de</strong> rand van <strong>de</strong> dood, kan<br />

niet an<strong>de</strong>rs dan er toe bijgedragen hebben dat <strong>Couperus</strong> tij<strong>de</strong>ns het schrijven van<br />

<strong>de</strong>ze verhalen veel over <strong>de</strong> dood heeft nagedacht. Hij <strong>de</strong>ed dat in Japan al, toen hij<br />

over Amida schreef: 12 ‘Hij woont in een purperwolkig paradijs in het Westen of<br />

misschien in een goudwolkig paradijs in het Oosten. Dat weet ik niet meer. Maar hij<br />

heeft verklaard aan <strong>de</strong> go<strong>de</strong>n, dat hij geen Boeddha-schap of rust in Nirwana<br />

verlang<strong>de</strong>, <strong>voor</strong>dat hij zeker was, dat ie<strong>de</strong>re sterveling hier bene<strong>de</strong>n, na zijne<br />

zielsverhuizingen een zalige rust <strong>de</strong>elachtig zou wor<strong>de</strong>n... Hij bemint <strong>de</strong> menschheid<br />

en ik ben maar een mensch. Ik geloof, dat ik koorts heb. Maar koorts of geen koorts,<br />

ik geloof... ik geloof aan Amida! En in het binnenstroomen<strong>de</strong> manelicht zie ik hem<br />

daar ijl, zilverig, misten<strong>de</strong>, maar héél dui<strong>de</strong>lijk, zitten op zijn immense lotosbloem,<br />

één flonkeroog astraal mid<strong>de</strong>n in<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


673<br />

zijn <strong>voor</strong>hoofd. Zijne oogen daaron<strong>de</strong>r hebben een blik van lief<strong>de</strong>; hij lacht. Nu rijst<br />

hij op, ontzaglijk; misschien gaat hij <strong>de</strong> lichtsluizen ontsluiten; misschien zendt hij<br />

mij één straal van zijn Grenzenlooze Licht... - Amida! bid ik. Amida! Neem weg van<br />

mij die pijnen...’<br />

Bij <strong>de</strong>ze herinnering sluit <strong>de</strong> opdracht aan Amida in het Voorspel van Het snoer<br />

<strong>de</strong>r ontferming nauw aan: 13 ‘Hij beurt het Snoer, dat hangt driedubbel hem rondom<br />

<strong>de</strong>n hals, opdat allen, die stierven na dit nietig kleine maar smartvolle leven, het<br />

zullen grijpen en uitrusten aan zijn hart.’<br />

Geen won<strong>de</strong>r dat <strong>de</strong> dood in dit boek telkens terugkeert. Nooit echter als een<br />

verschrikking. Zo is er <strong>de</strong> krekel, die aan het eind van <strong>de</strong> dag sterft in zijn kooitje: 14<br />

‘Maar zelfs over een krekelziel erbarmt zich <strong>de</strong> ontzaglijke Amida.’ Dit korte verhaal<br />

is tevens een van <strong>de</strong> ontroerendste uit <strong>Couperus</strong>' gehele oeuvre. Hoezeer ook hij zich<br />

een krekel wist heeft hij hier, zon<strong>de</strong>r over zichzelf te spreken, neergeschreven.<br />

Het motief van <strong>de</strong> zelfdoding brengt hij eveneens ter sprake. Als het wanhopige<br />

meisje Nishiki er een eind aan wil maken, hangt zij <strong>de</strong>sondanks nog aan het ellendige<br />

leven en aarzelt: 15 ‘En dan, het is niet goed zijn leven zelve af te breken. Boeddha<br />

wil het niet.’ Zij komt er ten slotte toch toe, samen met Mikan van wie zij houdt.<br />

Amida vergeeft, want hun levensleed en zelfs al hun zon<strong>de</strong>n hebben zij in <strong>de</strong> schoot<br />

van <strong>de</strong> erbarmen<strong>de</strong> god Jizo gelegd. Vergeving en erbarming, van <strong>de</strong>ze begrippen is<br />

Het snoer <strong>de</strong>r ontferming doortrokken. Ontferming valt ook Umi-San ten <strong>de</strong>el, die<br />

<strong>de</strong> zee in loopt en daar Amida's glimlach ontmoet: 16 ‘En greep Umi-San, uit <strong>de</strong> golven<br />

zich heffen<strong>de</strong> en als geheven door Amida's eigene han<strong>de</strong>n, het Snoer en lag hij in<br />

ontferming aan <strong>de</strong>n eigen borst van <strong>de</strong>n Zalige...’<br />

Veel is, ook in <strong>de</strong>ze verhalen weer, nauwelijks verhul<strong>de</strong> auto<strong>biografie</strong>. Zo<br />

ontmoeten wij <strong>de</strong> estheet, die zich gelukkig weet: 17 ‘Den volgen<strong>de</strong>n dag, <strong>de</strong>ze nacht<br />

wellicht zoû zijn leven, zijn sierlijk kunstleven gedaan zijn, maar wat kwam er dit<br />

op aan? Of men leef<strong>de</strong> een eeuw, een dag of een uur... wat kwam er dat op aan, als<br />

dat enkele uur slechts uitgekozen ware! Als slechts <strong>de</strong> enkele eeuwigheidssecon<strong>de</strong>,<br />

die men leef<strong>de</strong> er eene was van zorgvuldig gekweekte schoonheid!’<br />

Ook lezen wij over <strong>de</strong> bittere wijsgeer, met wie <strong>Couperus</strong> zich maar al te goed<br />

vereenzelvigen kon. Tot <strong>de</strong> god Jizo klaagt hij: 18 ‘Weet gij [...], waarom go<strong>de</strong>n bestaan<br />

en menschen? Weet gij, waarom wij geboren wer<strong>de</strong>n? Weet gij waarom wij lij<strong>de</strong>n<br />

en arbei<strong>de</strong>n en ziek wor<strong>de</strong>n en<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


674<br />

sterven na <strong>de</strong> ons onverklaarbare nutteloosheid <strong>de</strong>r aardsche bestanen? Weet gij,<br />

waarom <strong>de</strong> eeuwen wentelen? Waarom ik koelie-lasten getorst heb, rijst heb geplant,<br />

zij<strong>de</strong> en thee verkocht, aan kunst en wetenschap heb gedaan, gestre<strong>de</strong>n heb op het<br />

slagveld en op een koningstroon heb gezeten? Waar ben ik vandaan gekomen,<br />

waarheen begeef ik mij? Weet ik iets, trots al mijn peinzen en zoeken en mediteeren?<br />

Weet gij iets en weet Boeddha iets? Wat is het Nirwâna?’ - Op al zijn vragen krijgt<br />

hij tenslotte het enige god<strong>de</strong>lijke antwoord dat hem tot werkelijke wijsheid brengt:<br />

‘Laten wij echter onze da<strong>de</strong>n slechts doèn, zooals wij meenen, dat zij het allerbeste<br />

te verrichten zijn en zon<strong>de</strong>r te willen weten.’ - De bittere wijsgeer wordt<br />

terugverwezen naar zijn troon. Zo ook is <strong>Couperus</strong> tot zijn levensein<strong>de</strong> toe elke dag<br />

opnieuw aan zijn schrijftafel gaan zitten.<br />

Het laatste verhaal dat hij ons naliet is dat van <strong>de</strong> koelie: Kamo, <strong>de</strong> Wil<strong>de</strong> <strong>Een</strong>d,<br />

niet meer dan negentien jaar oud. Hij heeft een verhouding met Akari-no-Tera, die<br />

als jonge vrouw met <strong>de</strong> machtige Daimyo gehuwd is. Het komt uit dat <strong>de</strong>ze man en<br />

Kamo in wezen broe<strong>de</strong>rs zijn. Ook <strong>de</strong> verbo<strong>de</strong>n lief<strong>de</strong> komt uit, en het verhaal eindigt<br />

ermee dat zij alle drie <strong>de</strong> dood zoeken door harakiri. De koelies die in <strong>de</strong> driedubbele<br />

lijkstoet <strong>de</strong> palankijnen torsen zingen aan het eind een lied waarin ons <strong>de</strong> regels<br />

treffen: 19 ‘Niet zijwaarts, reiziger, kunt gij uw Noodlot ontvlie<strong>de</strong>n [...] slechts<br />

tusschen's Levens rotsen steil brengt onvermij<strong>de</strong>lijk, onverbid<strong>de</strong>lijk Uw Noodlot <strong>de</strong>n<br />

Slagboom u na<strong>de</strong>r!’<br />

Daarmee staat ook Het snoer <strong>de</strong>r ontferming in <strong>de</strong> reeks van romans en verhalen<br />

waarin bij <strong>Couperus</strong> het noodlot zo een allesoverheersen<strong>de</strong> rol speelt. De bun<strong>de</strong>l is<br />

er als het ware het juwelen sluitstuk van. Intenser dani ooit tevoren besefte <strong>Couperus</strong>,<br />

ziek en verzwakt, dat hij niet werkelijk leef<strong>de</strong> maar in diepste wezen geleefd werd.<br />

Dit was zijn heilige overtuiging: ‘... toevallig Noodlot - maar is oòit dit toevallig?’<br />

luidt een laatste citaat uit een van <strong>de</strong>ze verhalen. Het boek is daarmee zijn eigen<br />

geestelijke testament gewor<strong>de</strong>n.<br />

Ondanks dit alles blijft het twijfelachtig of <strong>Couperus</strong> in juni 1923 wel beseft heeft<br />

hóe dicht hij <strong>de</strong> dood al gena<strong>de</strong>rd was. <strong>Een</strong> journalist van De Nieuwe Courant meld<strong>de</strong><br />

naar aanleiding van zijn huldiging in Kleykamp: 20 ‘Op <strong>de</strong>n jubileumsdag zelf, tusschen<br />

al die vereer<strong>de</strong>rs en al die bloemen, zag hij bleek van vermoeienis en aandoening,<br />

maar op <strong>de</strong> vraag van een zijner vrien<strong>de</strong>n of hij tevre<strong>de</strong>n was, klonk een hartgrondig<br />

“ja<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


675<br />

zeker!” ten antwoord’. Hij was nog levenslustig genoeg. Albert Vogel weet te<br />

vertellen: 21 ‘Aan het diner op die zaterdagavond 9 juni, werd hem een groot boeket<br />

orchi<strong>de</strong>eën aangebo<strong>de</strong>n. Toen als <strong>de</strong>ssert een omelette Sibérienne - geflambeer<strong>de</strong><br />

ijstaart-werd binnengedragen, juichte hij als een kind en stond erop om <strong>de</strong> kok te<br />

complimenteren. Hij gaf hem een hand, nam hem bij <strong>de</strong> arm en zei: “U hebt een<br />

kunstwerk gemaakt nog knapper dan literatuur, van binnen ijs en van buiten vuur”,<br />

en gaf <strong>de</strong> kok als dank <strong>de</strong> boeket orchi<strong>de</strong>eën.’ - <strong>Couperus</strong> mag vermoeid zijn geweest,<br />

<strong>de</strong> indruk van een gebroken, afgeleef<strong>de</strong> man maakte hij toch niet. Rust zou hem goed<br />

doen. De neusinfectie bleef hem hin<strong>de</strong>ren, maar een ingreep kon ook daar misschien<br />

wel verbetering in brengen.<br />

Voor onze kennis van <strong>de</strong> korte perio<strong>de</strong> tussen <strong>de</strong> huldiging en zijn dood beschikken<br />

wij hoofdzakelijk over gegevens van anekdotische aard, die even veel of weinig te<br />

betekenen hebben als <strong>de</strong> interpretatie die men eraan geven wil. 22 Zo is er een getuigenis<br />

van <strong>de</strong> stationschef uit De Steeg, E.A.E. Libosan, die <strong>Couperus</strong> in die enkele weken<br />

bij herhaling ontmoet heeft en met hem heeft gepraat. 23 Bij zijn eerste bezoek aan <strong>de</strong><br />

man zou <strong>Couperus</strong> gezegd hebben: ‘Mijnheer Libosan, ik heb'n overeenkomst met<br />

Het Va<strong>de</strong>rland <strong>voor</strong> 't schrijven van een wekelijkse feuilleton. Dat bezorgt mij veel<br />

hoofdbrekens. Ik ben zoeken<strong>de</strong> naar <strong>de</strong> stof, naar een on<strong>de</strong>rwerp <strong>voor</strong> mijn<br />

eerstvolgend feuilleton; kan echter niets vin<strong>de</strong>n. Ik weet 't niet. Ik weet 't waarachtig<br />

niet. En,... ik moet leven van mijn pen. Voor <strong>de</strong> toekomst van mijn vrouw, ja, heb<br />

ik mid<strong>de</strong>ls een ruime lijfrenteverzekering gezorgd.’ <strong>Couperus</strong> was uitgeschreven, zo<br />

zou<strong>de</strong>n we hier dan uit moeten aflei<strong>de</strong>n, en besefte dat zijn vrouw hem spoedig zou<br />

overleven. Maar dit klopt niet met an<strong>de</strong>re gegevens: op zijn schrijftafel zijn bij zijn<br />

dood <strong>voor</strong>studies <strong>voor</strong> een boek over <strong>de</strong> tijd van <strong>de</strong> kruisvaar<strong>de</strong>rs gevon<strong>de</strong>n, terwijl<br />

hij bovendien dacht over het schrijven van een Japanse roman. Dat hij, ietwat<br />

vertwijfeld, weer eens liep te zoeken naar een on<strong>de</strong>rwerp <strong>voor</strong> zijn wekelijkste<br />

bijdrage aan <strong>de</strong> courant, zou hem dat nooit eer<strong>de</strong>r zijn overkomen?<br />

<strong>Een</strong> an<strong>de</strong>re historie wist Simon Carmiggelt in 1972 te vertellen. Hij vernam het<br />

verhaal van iemand die zich als <strong>Couperus</strong>' buurman <strong>voor</strong>stel<strong>de</strong>: 24 ‘Ik woon<strong>de</strong> twee<br />

huizen ver<strong>de</strong>rop,’ zou <strong>de</strong> man meege<strong>de</strong>eld hebben. ‘We dronken wel eens een glas<br />

samen in het cafeetje van Hotel “De Engel”. Ik was een stuk jonger dan hij. En ik<br />

kon, als we samen praatten, wel bemerken dat <strong>de</strong> hel<strong>de</strong>rheid van zijn geest begon te<br />

vermin-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


676<br />

<strong>de</strong>ren. Trouwens - dat bleek niet alleen uit zijn aan<strong>de</strong>el in het gesprek.’<br />

Volgens Carmiggelt zag <strong>de</strong> buurman op zekere dag <strong>Couperus</strong> bezig in <strong>de</strong> <strong>voor</strong>tuin<br />

van zijn nieuwe huis: ‘Hij leg<strong>de</strong> een aantal grote kiezelstenen in een schuin rijtje<br />

on<strong>de</strong>r elkaar op <strong>de</strong> grond.<br />

“Wat bent u aan het doen?” vroeg <strong>de</strong> buurman. <strong>Couperus</strong> antwoord<strong>de</strong>; “U weet<br />

dat ik nogal veel wan<strong>de</strong>l in <strong>de</strong> bossen hier. [...] Als ik, in het bos, een steen van <strong>de</strong>ze<br />

grootte op <strong>de</strong> grond zie liggen, dan raap ik'm op en dan neem ik'm mee naar huis.”<br />

Op <strong>de</strong> vraag waarom hij dat <strong>de</strong>ed, wees hij naar <strong>de</strong> aar<strong>de</strong> van zijn tuintje en sprak:<br />

“Dáár<strong>voor</strong>.” En somber vervolg<strong>de</strong> hij: “Ik heb veel geschreven in mijn leven. Erg<br />

veel. Maar <strong>de</strong> mensen lezen het niet meer. Lang zal ik niet meer leven. Dat voel ik.<br />

En na mijn dood zal niemand mijn werk meer lezen. Dat staat <strong>voor</strong> mij vast. Dit hier,<br />

wordt mijn laatste oeuvre.”<br />

“Wat is het dan?” vroeg <strong>de</strong> buurman.<br />

“Mijn afscheid van <strong>de</strong> wereld”, zei <strong>Couperus</strong>. “Dit is het begin van <strong>de</strong> letter v. Als<br />

ik klaar ben, zal hier staan: VALE.”<br />

Vale. <strong>Een</strong> uit het Latijn stammend woord, dat “vaarwel” betekent. In vroeger tijd<br />

schreven mensen het wel, in plaats van “met vrien<strong>de</strong>lijke groeten”, on<strong>de</strong>r hun brieven.<br />

Tot grote verbazing van <strong>de</strong> buurman zei <strong>Couperus</strong>:<br />

“'t Is toch met één L, hè?”<br />

“Ja, met één”, antwoord<strong>de</strong> hij.<br />

“Ik moet het zeker weten”, zei <strong>Couperus</strong>. “In mijn afscheidsboodschap mag geen<br />

fout staan.”<br />

Volgens mijn zegsman’, aldus nog steeds Carmiggelt, ‘vor<strong>de</strong>r<strong>de</strong> het laatste oeuvre<br />

in het tuintje langzaam. En bleef onvoltooid. Toen <strong>Couperus</strong> stierf, had hij drie letters<br />

gereed. Aan <strong>de</strong> vier<strong>de</strong> was hij begonnen. Van on<strong>de</strong>ren. Er lagen een paar stenen naast<br />

elkaar. Toen zijn kist het huisje uitgedragen werd, stond er: VAL-’<br />

Aanmerkelijk min<strong>de</strong>r melancholiek zijn daarentegen weer twee anekdotes die<br />

Albert Vogel uit <strong>de</strong> eerste hand heeft kunnen optekenen. De ene luidt als volgt: 25<br />

‘Het was <strong>voor</strong> <strong>de</strong> meisjes Wijnaendts van Resandt (Betty en <strong>Louis</strong>e) heerlijk om<br />

<strong>de</strong>ze gezellige, plagerige, hartelijke oom <strong>Louis</strong> zo dichtbij te weten. Als er<br />

interviewers kwamen <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> en <strong>de</strong> meisjes zich wil<strong>de</strong>n terugtrekken, dan<br />

stond hij erop dat zijn nichtjes erbij mochten blijven. In die tijd kwam er een<br />

Amerikaanse uitgever om on<strong>de</strong>r<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


677<br />

an<strong>de</strong>re over <strong>de</strong> filmrechten van De Stille Kracht te on<strong>de</strong>rhan<strong>de</strong>len, het dienstmeisje<br />

was ziek en met veel plezier verkleed<strong>de</strong>n <strong>de</strong> nichtjes zich nu om met schortjes <strong>voor</strong><br />

als dienstmeisje te fungeren. Tij<strong>de</strong>ns het diner <strong>de</strong>ed <strong>Couperus</strong> aanhalig tegen <strong>de</strong><br />

meisjes, sloeg een arm om ze heen en gaf ze een zoen en <strong>de</strong> Amerikaanse gast, in <strong>de</strong><br />

waan dat het werkelijk personeel was, keek er wat eigenaardig van op. Elisabeth<br />

speel<strong>de</strong> het spelletje mee, en zei op gegeneer<strong>de</strong> toon: “Maar <strong>Louis</strong>, dat kan je toch<br />

niet doen met het dienstmeisje en dan nog wel waar een gast bij is!”’<br />

Men krijgt in dit geval niet bepaald <strong>de</strong> indruk met een sterven<strong>de</strong> te doen te hebben,<br />

die zich zijn zeer nabije dood ook zeer bewust zou zijn. Dit geldt evenzo <strong>voor</strong><br />

<strong>Couperus</strong>' gedrag ten opzichte van zijn zwager, <strong>de</strong> va<strong>de</strong>r van zijn nichtjes en eveneens<br />

zijn buurman. Wat hem betreft weet Albert Vogel mee te <strong>de</strong>len: 26 ‘Wijnaendts van<br />

Resandt, <strong>de</strong> oud-officier was een wat stijve, zeer militaire figuur. Hij was een man<br />

die zijn carrière in Indië had gemaakt, daar een leven lang gewoond had, maar nooit<br />

Indische gewoonten of zelfs Indisch eten geaccepteerd had. Rijsttafel dat was iets<br />

<strong>voor</strong> inlan<strong>de</strong>rs, hij at ie<strong>de</strong>re dag biefstuk, sla en aardappelen. <strong>Een</strong> <strong>de</strong>rgelijke, wat<br />

conformistische figuur vorm<strong>de</strong> een schrille tegenstelling met <strong>Couperus</strong> die zich dan<br />

ook enkele plagerijen veroorloof<strong>de</strong>.<br />

<strong>Couperus</strong> haal<strong>de</strong> zijn zwager eens van <strong>de</strong> trein af in De Steeg, op het perron zoen<strong>de</strong><br />

hij hem op bei<strong>de</strong> wangen - <strong>de</strong> Italiaanse wijze - een begroeting waarvan <strong>de</strong> arme<br />

officier al meteen door <strong>de</strong> grond ging. <strong>Couperus</strong> liep gearmd met hem door het dorp<br />

waarbij <strong>de</strong> arm van Wijnaendts van Resandt hoe langer hoe strakker en stijver van<br />

zich af werd gehou<strong>de</strong>n. Op weg naar huis ontmoetten ze <strong>de</strong> burgemeester en <strong>Couperus</strong><br />

in zijn plaagzucht en in zijn totale onverschilligheid in die dagen <strong>voor</strong> opgehou<strong>de</strong>n<br />

<strong>de</strong>corum, liet tij<strong>de</strong>ns dat passeren een har<strong>de</strong> boer.<br />

Wijnaendts van Resandt was genealoog; op verzoek zocht hij <strong>voor</strong> families<br />

stambomen na en moest daar nogal veel <strong>voor</strong> op reis. <strong>Een</strong> hobby oorspronkelijk,<br />

maar nu een welkome aanvulling van het kleine officiers-pensioen. Wanneer hij <strong>de</strong><br />

krant las placht <strong>Couperus</strong> hem toe te voegen: “Wel, staan er weer interessante do<strong>de</strong>n<br />

in <strong>de</strong> krant?”’<br />

De interessantste do<strong>de</strong> zou hij weldra zelf zijn-spoediger dan hij heeft beseft. Dit<br />

laatste lijkt toch wel <strong>de</strong> enig toelaatbare gevolgtrekking uit dit alles te mogen zijn,<br />

afgezien dan van een zekere levensmoeheid meer in het algemeen. Vijf dagen <strong>voor</strong><br />

zijn dood schreef <strong>Couperus</strong> aan Charles van Iersel dit briefje: 27 ‘Beste vriend. Ik zal<br />

steeds, als ik Uw werk zie<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


678<br />

verschijnen, dat met belangstelling volgen. Maar eisch geene brieven van mij: ik mis<br />

absoluut <strong>de</strong> vrijheid te correspon<strong>de</strong>eren. Ik ben reeds overstelpt met werk en proeven.<br />

Houd goe<strong>de</strong>n moed! <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>.’ Het adres is er door Elisabeth op gezet.<br />

<strong>Couperus</strong> heeft het kattebelletje geschreven vlak <strong>voor</strong> hij naar het ziekenhuis vertrok<br />

(poststempel 11 juli 1923). Het is weliswaar zeer kort, niet meer dan een tekst op<br />

een briefkaart, maar bevat geen woord dat op enig vermoe<strong>de</strong>n van zijn imminente<br />

dood wijst.<br />

De neusproblemen die hem begin juni, nog <strong>voor</strong> <strong>de</strong> huldiging, al hin<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n, bleven<br />

hem kwellen. Het moet op 10 juli geweest zijn dat <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> stationschef van De<br />

Steeg, <strong>de</strong> heer Libosan, een presentexemplaar van Het zweven<strong>de</strong> schaakbord kwam<br />

brengen. Libosan herinner<strong>de</strong> zich later: 28 ‘Hij vertel<strong>de</strong> mij toen, dat hij <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong><br />

dag zou vertrekken om te wor<strong>de</strong>n opgenomen in 't ziekenhuis te Velp wegens een<br />

ernstige neusontsteking.’ Deze infectie heeft dus een langdurig, chronisch verloop<br />

gehad. 29 Ten slotte bleek behan<strong>de</strong>ling in het hospitaal onvermij<strong>de</strong>lijk. <strong>Couperus</strong> liep<br />

er al meer dan een maand mee rond.<br />

Op woensdag 11 juli werd hij's avonds opgenomen. De zondag daaraan <strong>voor</strong>afgaand<br />

was zijn laatste feuilleton in Het Va<strong>de</strong>rland verschenen. Daar men op <strong>de</strong> krant<br />

vervolgens geen nieuwe kopij ontving, sein<strong>de</strong> men op don<strong>de</strong>rdag 12 juli waar <strong>de</strong>ze<br />

bleef. Er werd teruggetelegrafeerd: ‘Wegens ziekte verhin<strong>de</strong>rd. <strong>Couperus</strong>.’ 30<br />

<strong>Een</strong> dag later was <strong>Couperus</strong> weer terug in De Steeg. Daaruit blijkt hoe merkwaardig<br />

kort hij maar in het ziekenhuis is gebleven. Libosan vertelt: 31 ‘De dag vóór zijn<br />

terugkomst gaf ik een tuinman te De Steeg opdracht een ruiker mooie bloemen te<br />

bezorgen, aan het landhuis <strong>voor</strong> <strong>de</strong> zieke <strong>Couperus</strong>.’ Dit wekt <strong>de</strong> indruk dat er aan<br />

<strong>de</strong> neus van <strong>Couperus</strong> alleen maar een ingreep heeft plaatsgevon<strong>de</strong>n, die thuis ver<strong>de</strong>r<br />

gecureerd kon wor<strong>de</strong>n. Op complicaties was kennelijk niet gerekend.<br />

Albert Vogel vertelt het an<strong>de</strong>rs: 32 ‘Ongeveer een maand na zijn huldiging kreeg<br />

hij in De Steeg longvliesontsteking, ditmaal gepaard aan een kleine bloedvergiftiging<br />

in zijn neus die aanvankelijk onschuldig leek, en dat maakte het noodzakelijk dat hij<br />

op 11 juli naar het ziekenhuis van Velp vervoerd moest wor<strong>de</strong>n. Na twee dagen in<br />

het ziekenhuis kon hij het daar niet langer volhou<strong>de</strong>n, hij vond het er vreselijk, hij<br />

bleek bovendien wondroos te hebben gekregen die hem zeer veel pijn <strong>de</strong>ed lij<strong>de</strong>n.<br />

Men liet hem naar huis keren om daar te sterven, een dag-en een nachtverpleegster<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


679<br />

ston<strong>de</strong>n Elisabeth bij. De 14 <strong>de</strong> juli geraakte hij in coma, nog twee dagen leef<strong>de</strong><br />

<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, bewusteloos en in ijlen<strong>de</strong> koortsen en op 16 juli om één uur in <strong>de</strong><br />

middag stierf hij. <strong>Een</strong> snelle dood op middaghoogte.’<br />

Libosans bloemen hebben hem nog wat getroost. Later zei een <strong>de</strong>r verpleegsters<br />

tegen <strong>de</strong> stationschef dat het aandoenlijk was om te zien en te horen hoe dankbaar<br />

hij er <strong>voor</strong> was, ‘en telkens als hij na een flauwte tot bewustzijn kwam, waren het<br />

die bloemen waar<strong>voor</strong> hij alleen aandacht had. Die zijn, zoals <strong>de</strong> verpleegster mij<br />

vertel<strong>de</strong>, in <strong>de</strong> ziekenkamer gebleven, totdat <strong>Couperus</strong> werd uitgedragen naar zijn<br />

laatste rustplaats.’<br />

Het blijft ondui<strong>de</strong>lijk wat er nu precies gebeurd is. De medische beschrijving van<br />

zijn ziektegeschie<strong>de</strong>nis is niet bewaard gebleven. Longvliesontsteking lijkt<br />

twijfelachtig-Vogel nam dit over van Henri van Booven-daar <strong>de</strong>ze al lang over heette<br />

te zijn. Het sterfuur klopt evenmin nauwkeurig. Op 16 juli meld<strong>de</strong> <strong>de</strong> Arnhemsche<br />

Courant <strong>de</strong> meest nabije bron, dat <strong>Couperus</strong> die dag om half twee was overle<strong>de</strong>n:<br />

‘<strong>Een</strong> infectie in het gelaat, gevolgd door een kwaadaardige bloedvergiftiging, heeft<br />

in een paar dagen een eind gemaakt aan dit rijke, <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse letterkun<strong>de</strong><br />

van groote beteekenis geweest zijn<strong>de</strong> leven.’<br />

Van medische zij<strong>de</strong> wordt een doodsoorzaak door bloedvergiftiging als zeer goed<br />

mogelijk beschouwd. Dr. M.V.A.M. Kroeks was zo vrien<strong>de</strong>lijk me<strong>de</strong> te <strong>de</strong>len: 33 ‘[Het<br />

is] bekend van ontstekingen van <strong>de</strong> neus en met name van <strong>de</strong> neuspunt, dat zij ten<br />

gevolge van <strong>de</strong> bijzon<strong>de</strong>re anatomische verhoudingen aanleiding kunnen geven tot<br />

een snelle retrogra<strong>de</strong> uitbreiding van <strong>de</strong> infectie naar <strong>de</strong> sinus cavernosus, met als<br />

gevolg een sinus cavernosus trombose. Dit leidt tot een snelle dood. Nog steeds zijn<br />

<strong>de</strong>ze infecties berucht en dienen zeer zorgvuldig behan<strong>de</strong>ld te wor<strong>de</strong>n met hoge<br />

doseringen antibiotica, met name erythromycine. In <strong>de</strong> tijd dat <strong>Couperus</strong> leef<strong>de</strong> waren<br />

<strong>de</strong>ze geneesmid<strong>de</strong>len zeker niet <strong>voor</strong>han<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> snelle afloop hoeft daarom ook<br />

zeker niet verbazing wekkend genoemd te wor<strong>de</strong>n.’<br />

Dr. J. Drukker, die <strong>de</strong> overgelever<strong>de</strong> symptomen goed bestu<strong>de</strong>erd heeft, kwam tot<br />

<strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> hypothese: 34 ‘Leed <strong>Couperus</strong> niet aan tuberculose en is hij niet aan een<br />

miliair tuberculose c.q. meningitis tuberculosa, d.w.z. een soort tuberculeuze<br />

bloedvergiftiging en/of hersenvliesontsteking, geactiveerd door een operatieve ingreep,<br />

overle<strong>de</strong>n? Waarop baseer ik dit? Hij is vrij jong, 60 jaar oud, gestorven. De familie<br />

was gezond, zijn va<strong>de</strong>r werd 86! Hij verbleef in talloze pensions ofpensionnetjes en<br />

kleine<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


680<br />

hotels, een zeer grote infectiekans dus. Tuberculose wordt vaak via bed<strong>de</strong>goed<br />

(ingedroog<strong>de</strong> bacillen) verspreid.<br />

In 1922 kwam hij zeer ziek uit Japan terug. “Verkeerd behan<strong>de</strong>ld door Japanse<br />

doktoren.” De diagnose “paratyphus” was zon<strong>de</strong>r twijfel fout. Deze geeft geen<br />

subfebriele temperatuur (“verhoging”) maar of hoge of helemaal geen koorts.<br />

Tuberculose daarentegen juist wel!<br />

“Abortive longontsteking” is onzin. Je hebt longontsteking of je hebt het niet en<br />

zo ja, is er weer hoge koorts bij. Het ro<strong>de</strong> fluimpje opgeven is vrijwel pathognostiesch<br />

<strong>voor</strong> tuberculose (ook wel <strong>voor</strong> longkanker niet waarschijnlijk want ik geloof niet<br />

dat hij een zware sigarettenroker was). Of bronchiectasie, maar dan had hij zijn leven<br />

lang reusachtig gehoest. Ook het “zo moe” zijn klopt met tuberculose. Ook zou zelfs<br />

het wisselend uiterlijk hiermee kloppen: opgewon<strong>de</strong>n, “springlevend” er uitzien met<br />

perio<strong>de</strong>n van verval.<br />

Van Booven spreekt van longvliesontsteking. Pleuritis dus en die is dus ook, in<br />

die tijd zeker, bijna altijd van tuberculeuze aard. “<strong>Een</strong> infectie in het gelaat, gevolgd<br />

door kwaadaardige bloedvergiftiging”, “wondroos”, allemaal een beetje<br />

ongeloofwaardig.<br />

De operatie aan <strong>de</strong> neus, een week <strong>voor</strong> zijn dood, is waarschijnlijk het wegnemen<br />

van neuspoliepen geweest. De enige operatieve ingreep die vrijwel poliklinisch kan,<br />

zeker in 1923 nog. Daarna “wondroos”, “sepsis” en dan gewoon thuisblijven? Dat<br />

gelooft toch niemand. Sepsis zijn ze doodziek van en zeker binnen een week dood,<br />

toen er nog geen andbiotica waren. “Wondroos” - erysipelas zou niet om aan te zien<br />

geweest zijn en daarmee zou hij vast - na zo'n KNO ingreep ook naar het ziekenhuis<br />

gebracht zijn.<br />

Rest nog trombose in been of bekken bloedvat en losschieten daarvan na <strong>de</strong><br />

operatieve ingreep bij een zestigjarige toentertijd een gevrees<strong>de</strong> complicatie, kan<br />

heel goed een plotselinge dood veroorzaakt hebben.<br />

Maar nogmaals met <strong>de</strong> hele <strong>voor</strong>geschie<strong>de</strong>nis lijkt me een peracute uitzaaiing van<br />

tuberculose toch het meest waarschijnlijk.’<br />

Voor <strong>de</strong> volledigheid zij hier nog het volgen<strong>de</strong> aan toegevoegd. Het Letterkundig<br />

Museum te Den Haag bewaart een brief, gericht aan mevrouw Joanna Funke en<br />

geschreven door mevrouw Campbell. De laatste had via een kennis enige<br />

bijzon<strong>de</strong>rhe<strong>de</strong>n van Marie Vlielan<strong>de</strong>r Hein vernomen, en schreef: ‘Ik <strong>de</strong>nk dat hij<br />

moreel wel veel moet gele<strong>de</strong>n hebben, hoe kort dat proces dan ook was. Je weet hij<br />

kreeg een ontsteking in <strong>de</strong><br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


681<br />

neus. Op zichzelf al onaesthetisch en <strong>voor</strong>al <strong>voor</strong> hém. Er kwam wondroos bij. Dat<br />

is besmettelijk en toen moest hij naar een barak van het ziekenhuis in Arnhem [Velp],<br />

Na 2 dagen wou hij daar weg en hij wil<strong>de</strong> niet eau <strong>de</strong> Goulard gebruiken, wat<br />

<strong>voor</strong>schrift was. Hij spotte daar mee omdat “zijn Grootou<strong>de</strong>rs daar al mee werkten.”<br />

Alles zoo zielig! en dan had hij zeker heel veel min<strong>de</strong>r weerstand na die vreeselijke<br />

leverziekte gevolgd door longontsteking. Nu mag 't dan een troost zijn <strong>voor</strong> Betty<br />

dat hij niet beleefd heeft <strong>de</strong> onttakeling door <strong>de</strong>n ou<strong>de</strong>rdom, maar ik vind dat toch<br />

een moeilijk te aanvaar<strong>de</strong>n troost <strong>voor</strong> haar.’<br />

De veron<strong>de</strong>rstelling dat <strong>Couperus</strong> zelf in het laatste stadium tot een vorm van<br />

suici<strong>de</strong> door een overdosis van wat dan ook zou zijn overgegaan wordt door geen<br />

van <strong>de</strong> nog leven<strong>de</strong> familiele<strong>de</strong>n aangenomen. Het tegen<strong>de</strong>el is waar. In <strong>de</strong> kring<br />

van naaste verwanten bleek niemand hier ooit van gehoord te hebben. Algemeen is<br />

men van mening dat <strong>de</strong> gang van zaken zoals hierboven geschetst <strong>de</strong> werkelijke<br />

gebeurtenissen weergeeft, daargelaten natuurlijk in hoeverre in<strong>de</strong>rtijd <strong>de</strong> diagnose<br />

juist geweest is. <strong>Couperus</strong> was hoe dan ook ernstig verzwakt. Waarschijnlijk heeft<br />

men in het ziekenhuis <strong>voor</strong>zien dat hij ten do<strong>de</strong> opgeschreven was en men liet hem<br />

daarom maar rustig naar huis gaan, waar hij in zijn eigen bed en vertrouw<strong>de</strong> omgeving<br />

in alle vre<strong>de</strong> kon heengaan. ‘Ik heb mijn taak volbracht,’ zou hij tegen <strong>de</strong> arts gezegd<br />

hebben, en tegen zijn vrouw: ‘Het is goed.’<br />

In Japan al had <strong>Couperus</strong> het besluit genomen zich in geval van overlij<strong>de</strong>n aldaar te<br />

laten cremeren. Het is zijn vrouw in het verre land bespaard gebleven. Het werd, op<br />

don<strong>de</strong>rdag 19 juli 1923 om 12 uur, een crematie op Westerveld. 35 Van <strong>de</strong><br />

letterkundigen waren er op die warme dag on<strong>de</strong>r meer aanwezig Top Naeff, Annie<br />

Salomons, Ina Boudier-Bakker, Marie Kooy-van Zeggelen, Frans Netscher, Frans<br />

Coenen, Frits Lapidoth, Herman Robbers, Hein Boeken, Maurits Wagen<strong>voor</strong>t. De<br />

maker van <strong>Couperus</strong>' portret, Antoon van Welie, was er met zijn confrater<br />

G.D.Gratama. Theo van Reijn vertegenwoordig<strong>de</strong> <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse Kring van<br />

Beeldhouwers, <strong>Louis</strong> Landry <strong>de</strong> Haagse Kunstkring. Hoewel <strong>Couperus</strong> sinds 1897<br />

geen lid meer was, teken<strong>de</strong> G.J.Boekenoogen <strong>de</strong> condoleanceregisters namens <strong>de</strong><br />

Maatschappij <strong>de</strong>r Ne<strong>de</strong>rlandsche Letterkun<strong>de</strong>. Voorts waren nog aanwezig <strong>de</strong> uitgever<br />

A.B. van Holkema, Jan Walch, Ernst Groenevelt, G.Hulsman en <strong>de</strong> burgemeester<br />

van Velzen,<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


682<br />

Rijken. Minister J.Th. <strong>de</strong> Visser liet zich representeren door mr. M.I. Duparc,<br />

administrateur van <strong>de</strong> af<strong>de</strong>ling Kunsten en Wetenschappen van het Departement van<br />

O.K. en W.<br />

Dit alles veroorzaakte een hele oploop. Tij<strong>de</strong>ns het wachten speel<strong>de</strong> het orgel in<br />

<strong>de</strong> aula uit Bachs Matthäus Passion ‘Komm, süsses Kreuz’. <strong>Een</strong> week later verzuchtte<br />

Annie Salomons: 36 ‘Neen, aan Westerveld willen we liever niet meer terug<strong>de</strong>nken.<br />

[...] Beteeken<strong>de</strong> het een plotselinge populariteit, dat gedrang van meneeren in lichte<br />

zomerpakken, fleurige meisjes in dunne blousjes en dikke moe's, die zich beklaag<strong>de</strong>n<br />

dat ze niets zien kon<strong>de</strong>n?’ Boos schreef zij dat ‘alles wat fietsen bezat er een “gezellig<br />

dagje” van maakte [...] en toen we, rug aan rug, in <strong>de</strong> kleine ruimte samengedrongen<br />

ston<strong>de</strong>n, overviel me een bitterheid, omdat <strong>de</strong>ze aristocraat, die het <strong>de</strong>corum zoo lief<br />

en zoo noodig had, om zich aangenaam te voelen, op zoo weinig stijlvolle wijze tot<br />

het eindpunt van zijn verblijf op <strong>de</strong>ze wereld werd vergezeld.’<br />

Er waren veel bloemen. Het Va<strong>de</strong>rland had een krans gestuurd. Ook Willem en<br />

Jeanne Kloos had<strong>de</strong>n dat gedaan. Ver<strong>de</strong>r prijkten er kransen van Groot-Ne<strong>de</strong>rland,<br />

<strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse Vereniging van Letterkundigen, naast een groot aantal bloemstukken.<br />

Op <strong>de</strong> linten van een daarvan ston<strong>de</strong>n <strong>de</strong> titels van <strong>Couperus</strong>' bekendste romans.<br />

De heer Duparc haal<strong>de</strong> in zijn toespraak Ovidius aan, en wel twee regels uit, diens<br />

Tristia (IV, X, 121-122): ‘Tu mihi quod rarum vivo sublime <strong>de</strong>sprak Frans Coenen,<br />

die on<strong>de</strong>r meer zei: ‘De overblijven<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> redactie zullen bovendien zijn omgang<br />

missen, zijn geestige conversatie, zijn speelschen humor, als hij in onze verga<strong>de</strong>ring,<br />

luchtig, ironiseerend, sprak over an<strong>de</strong>ren en zich zelf.’<br />

Hein Boeken, met wie <strong>Couperus</strong> nimmer ook maar enigerlei bijzon<strong>de</strong>re relatie<br />

heeft gehad, on<strong>de</strong>rhield het gezelschap met een hoeveelheid betreurenswaardig<br />

gerijmel, waarin on<strong>de</strong>r meer <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> ongelukkig gekozen regels opvielen 37 :<br />

‘O Moe<strong>de</strong>r Aard', waartoe hem niet herschapen<br />

In boom of bloem, zooals gij <strong>de</strong>edt met knapen,<br />

Weleer tot eeuwig boven-menschelijk lot<br />

Verkozen door een ons goedgunstig god?’<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


683<br />

Na hem sprak Herman Robbers, ook niet bepaald <strong>Couperus</strong>' boezemvriend, maar <strong>de</strong><br />

man was nu eenmaal vice-<strong>voor</strong>zitter van <strong>de</strong> Vereeniging van Ne<strong>de</strong>rlandsche<br />

Letterkundigen. Ein<strong>de</strong>lijk kon toen <strong>de</strong> kist dalen. Dit gebeur<strong>de</strong> op <strong>de</strong> orgelen<strong>de</strong><br />

muziek van Bachs ‘Wenn ich einmal soll schei<strong>de</strong>n’. Men had op Westerveld nu<br />

eenmaal niet <strong>de</strong> beschikking over bij <strong>voor</strong>beeld een gamelan.<br />

<strong>Couperus</strong>' aangetrouw<strong>de</strong> neef Gustaaf P. van Hecking Colenbran<strong>de</strong>rgepensioneerd<br />

vice-admiraa, gehuwd niet Geertruida Catharina Vlielan<strong>de</strong>r Hein-sprak het dankwoord<br />

uit. Als volgt vatte Het Va<strong>de</strong>rland dit samen: 38 ‘Hij [<strong>Couperus</strong>] stel<strong>de</strong> tot in <strong>de</strong> kleinste<br />

dingen <strong>de</strong>r familie het levendigst belang en het was hem een lust overal te steunen<br />

en te helpen, zooveel hij maar kon. Daarna wees spr. er op, hoe gemakkelijk <strong>Couperus</strong><br />

zich ook on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> kleine lui<strong>de</strong>n vrien<strong>de</strong>n maakte, en hij wees daarbij in het bijzon<strong>de</strong>r<br />

op zijn Indische reis, waarop <strong>de</strong> chauffeurs en <strong>de</strong> tolken en allen die met hem in<br />

aanraking kwamen zooveel lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> hem gingen voelen dat, hoewel ze hem<br />

nauwelijks of niet kon<strong>de</strong>n verstaan, ze <strong>voor</strong> hem door het vuur zou<strong>de</strong>n zijn gegaan.<br />

Met een woord van diepen weemoed nam spr. ten slotte afscheid van zijn familielid<br />

en tevens zijn grootsten vriend.’ -Terwijl <strong>de</strong> organist nog een aria uit Hän<strong>de</strong>ls Rinaldo<br />

ten beste gaf, verliet men <strong>de</strong> aula.<br />

Tactvol verzweeg <strong>de</strong> courant <strong>de</strong> afwezigheid van een aantal prominente figuren<br />

die kennelijk die dag iets beters te doen had<strong>de</strong>n. Zo ontbrak bij <strong>voor</strong>beeld Fre<strong>de</strong>rik<br />

van Ee<strong>de</strong>n. Deze beweert zelf dat hij wel had willen komen, maar dat hij <strong>de</strong> crematie<br />

glad vergeten bleek te hebben toen die reeds goed en wel <strong>voor</strong>bij was. 39 En dan was<br />

er ook nog Van Deyssel... 40 <strong>Een</strong> antwoordstrook van <strong>de</strong> Arnhemse<br />

begrafenison<strong>de</strong>rnemer Kramer, waarop hij had moeten vermel<strong>de</strong>n of hij het<br />

<strong>voor</strong>nemen had al dan niet naar Westerveld te gaan, verzuim<strong>de</strong> hij terug te sturen.<br />

<strong>Een</strong> door Elisabeth <strong>Couperus</strong>-Baud verzon<strong>de</strong>n rouwbrief met daarop in handschrift<br />

toegevoegd ‘dienen<strong>de</strong> <strong>de</strong>ze tevens als uitnoodiging’ bleef eveneens zon<strong>de</strong>r reactie<br />

zijnerzijds. In plaats van zelf te komen stuur<strong>de</strong> hij ter elf<strong>de</strong>r ure dit<br />

telegram-waarschijnlijk had ook hij <strong>de</strong> plechtigheid glad vergeten: ‘Tot diep<br />

leedwezen door ongesteldheid verhin<strong>de</strong>rd droevige plechtigheid bij te wonen.’ Het<br />

waren <strong>de</strong> laatste woor<strong>de</strong>n die Elisabeth ooit nog van <strong>de</strong> heer Alberdingk Thijm uit<br />

Haarlem gehoord heeft.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


684<br />

In <strong>de</strong> pers riep <strong>de</strong> dood van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> zoals te verwachten even zovele als<br />

uiteenlopen<strong>de</strong> reacties op. Johan C.P. Alberts publiceer<strong>de</strong> een curieus vervolg op<br />

zijn interview van 6 juni. 41 Ineens gaf hij <strong>Couperus</strong> nu alsnog <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> mond:<br />

‘...als ik dan toch ver<strong>de</strong>r moet leven, dan verkies ik <strong>de</strong> rust van dit bekoorlijke dorpje,<br />

in een eigen home en temid<strong>de</strong>n van mijn familie, boven dat rustelooze reizen en<br />

trekken, boven het eeuwige hotel-leven, dat ik nu wel ken en dat ik moe ben’. Zelf<br />

voeg<strong>de</strong> hij daar aan toe: ‘Reeds toen, hoewel on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n indruk van zijn gulle<br />

gastvrijheid en <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>rlijke pogingen, die hij <strong>de</strong>ed zijn moeheid achter een “faça<strong>de</strong>”<br />

van jeugd en levensinteresse te verbergen, voel<strong>de</strong> ik achter dit alles <strong>de</strong> tragische<br />

waarheid: dat <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> zich in <strong>de</strong>ze, hem ganschelijk on-eigen rust en bijna<br />

banale “poëzie” had teruggetrokken, om er te sterven.’ - <strong>Een</strong> <strong>voor</strong>uitzien<strong>de</strong> blik!<br />

Tien jaar later is ook Borel nog eens op <strong>Couperus</strong>' laatste levensfase, teruggekomen.<br />

Hij herinner<strong>de</strong> zijn lezers toen aan het in hotel Bellevue met <strong>Couperus</strong> gevoer<strong>de</strong><br />

gesprek, kort na diens terugkeer uit Japan. Ditmaal beweer<strong>de</strong> hij dat hij het eigenlijk<br />

allemaal wel <strong>voor</strong>zien had: 42 ‘Ik voel<strong>de</strong> tij<strong>de</strong>ns dit gesprek intuïtief, dat hij misschien<br />

niet ziek, maar eer<strong>de</strong>r levensmoê was.’<br />

Iets genuanceer<strong>de</strong>r liet <strong>Couperus</strong>' vriend <strong>de</strong> ritmeester A.H.W. van Blijenburgh<br />

zich uit: 43 ‘<strong>Een</strong>erzijds wezen zijne uitingen wel op levensmoeheid, an<strong>de</strong>rzijds genoot<br />

hij van mooie dingen, van feesten en diners, zooals geduren<strong>de</strong> zijn verblijf in Engeland<br />

en kon hij zich vroolijk laten gaan. En zou zijn opgewekte vraag onlangs aan zijne<br />

vrouw: “hadt je nu gedacht, dat ik zoo'n echte buitenjongen zou wor<strong>de</strong>n en zóó<br />

genieten zou van <strong>de</strong> natuur hier bij De Steeg, van mijn tuin en bloemen?” wel<br />

uitsluitend hartelijkheid zijn geweest van een zieke, gezegd ter wille van een zorgvolle<br />

vrouw? <strong>Een</strong> “moegeslagen” mensch was hij niet.’ - Hij sloot zich aan bij Van Oss,<br />

die in <strong>de</strong> Haagsche Post schreef: 44 ‘Hoe schokken<strong>de</strong> ook <strong>voor</strong> haar die hem zoo na<br />

aan het groote hart lag, en <strong>voor</strong> zijn verwanten en vrien<strong>de</strong>n-dit onverwachte heengaan,<br />

onmid<strong>de</strong>llijk na het bereiken <strong>de</strong>r kruin, was in lijn met <strong>de</strong>n man. Uit zijn eigen mond<br />

weetschrijver <strong>de</strong>zes, dat hij juist dit ein<strong>de</strong> zou<strong>de</strong> hebben gewenscht, ware hij niet<br />

zoo gehecht geweest aan <strong>de</strong> trouwe levensgezellin die hem zoo volkomen begreep,<br />

en aan nabestaan<strong>de</strong>n die hem liefhad<strong>de</strong>n en vereer<strong>de</strong>n.’<br />

In zijn herinneringen heeft Van Oss daar later, in 1946, nog aan toegevoegd: 45<br />

‘Persoonlijk had ik <strong>Couperus</strong> op zijn verjaardag een stuk vijp-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


685<br />

tiend' eeuwsch gebrand glas in lood vereerd; een vrouwenkopje, fragment van een<br />

gothisch kerkraam. Het hing in mijn werkkamer <strong>voor</strong> het venster, en hij had het zoo<br />

vaak bewon<strong>de</strong>rd dat ik er zeker van was hem een groot pleizier te doen door het hem<br />

te schenken ter opluistering van een <strong>de</strong>r vensters in zijn nieuwe behuizing. Hij hield<br />

van mooie dingen, en was geboren kenner. Helaas, weinige maan<strong>de</strong>n later bracht<br />

zijn weduwe mij het stuk glas in lood terug, “als aan<strong>de</strong>nken aan <strong>Louis</strong>!” [...] Lie<strong>de</strong>n<br />

die hem niet persoonlijk ken<strong>de</strong>n lieten wel eens merken dat zij hem zich <strong>voor</strong>stel<strong>de</strong>n<br />

als een ietwat tenger, precieus, eenigszins verwijfd dandy. Niets is ver<strong>de</strong>r van <strong>de</strong><br />

waarheid. Hij was even forsch en mannelijk van geest als van gestalte. Hij was soepel<br />

en fijn, en natuurlijk een gevoelsmensch; een hard en nauwgezet werker, en in<br />

zakelijke dingen zakelijk en stipt. Zijn genie toon<strong>de</strong> <strong>de</strong> spreekwoor<strong>de</strong>lijke infinite<br />

capacity for taking pains’. -Merkwaardig genoeg voert Van Oss tevens een nog niet<br />

eer<strong>de</strong>r vernomen doodsoorzaak op: ‘tengevolge van een insectenbeet’.<br />

Velen hebben in <strong>de</strong> dagen en weken na <strong>Couperus</strong>' heengaan herinneringen<br />

opgehaald. Deze artikelen zijn in enkele gevallen rijke bronnen van informatie, waar<br />

hier al dikwijls uit geput is. Soms reiken <strong>de</strong> memoires zeer ver terug, zoals die van<br />

Frits Lapidoth, die heugenis had aan <strong>Couperus</strong>' Parijse maan<strong>de</strong>n in het eind van<br />

1890: 46 ‘Ik moet erkennen dat <strong>Couperus</strong> een tijdlang-<strong>voor</strong>al geduren<strong>de</strong> zijn verblijf<br />

in <strong>de</strong> Fransche hoofdstad-veel <strong>voor</strong> Bourget heeft gevoeld en spreek niet tegen dat<br />

er een zekere affiniteit bestaan heeft. Maar’, zo voeg<strong>de</strong> Lapidoth eraan toe, ‘men kan<br />

niet <strong>voor</strong>zichtig genoeg zijn met dat koppelen van <strong>Couperus</strong>' naam aan dien van welk<br />

groot buitenlan<strong>de</strong>r ook.’ Hij leg<strong>de</strong> terecht nadruk op <strong>Couperus</strong>' eclecticisme. Zeer<br />

goed heeft hij ook diens plichtsgetrouwheid begrepen, getuige zijn woor<strong>de</strong>n: ‘Toen<br />

<strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> laatste handteekening had gezet on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> laatste kaart, met een woord<br />

van dank aan hen, die hem op zijn zestigsten verjaardag een bewijs van hun<br />

vriendschap en hooge waar<strong>de</strong>ering had<strong>de</strong>n gezon<strong>de</strong>n, toen hij juist, nauwgezet beleefd<br />

als immer, ook aan déze “verplichting”, naar hij 't vond, had voldaan, is het huis, dat<br />

men hem had aangebo<strong>de</strong>n, zijn sterfhuis gewor<strong>de</strong>n en heeft hij daar gevon<strong>de</strong>n <strong>de</strong><br />

rust, die hij in Gel<strong>de</strong>rland was komen zoeken.’<br />

Zijn typeringen wor<strong>de</strong>n aangevuld door een karakterschets van Herman Roelvink,<br />

die een goe<strong>de</strong> vriend van <strong>Couperus</strong> is geweest, zoals wij zagen. Dat hij, zelf een<br />

har<strong>de</strong> werker, grote waar<strong>de</strong>ring <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> koester<strong>de</strong>, blijkt uit zijn woor<strong>de</strong>n:<br />

‘Zijn <strong>voor</strong>name geest haatte alle philis-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


686<br />

terbekrompenheid, en, geboren grand seigneur, wist hij misplaatste familiariteit te<br />

weren-sfeer, vorm en afstand, waar noodig, te bepalen. Doch nooit klonk over an<strong>de</strong>ren<br />

zijn oor<strong>de</strong>el hard of liet hij zich door conventie of <strong>voor</strong>oor<strong>de</strong>elen beïnvloe<strong>de</strong>n. “Zet<br />

niet tusschen je zelf en een an<strong>de</strong>r <strong>de</strong> fopspiegels van sympathie of antipathie! Het<br />

komt er per slot zoo weinig op aan hoe ik die me<strong>de</strong>mensen vind als kunstenaar moet<br />

het mij oneindig meer interesseeren hoe die an<strong>de</strong>r is.” Dezen raad heb ik hem eens<br />

een jongere hooren geven en als eenige vermaning er bijvoegen: “Werk<br />

geregel<strong>de</strong>r-praat min<strong>de</strong>r over werken-werk, werk, werk.”’ 47<br />

Dat men van christelijke, katholieke en socialistische zij<strong>de</strong> na <strong>Couperus</strong>' dood<br />

ietwat an<strong>de</strong>rs over hem geoor<strong>de</strong>eld heeft, zal niemand verbazen die kennis heeft<br />

genomen van wat <strong>de</strong> va<strong>de</strong>rlandse pers nu al enige <strong>de</strong>cennia lang telkens weer over<br />

hem en zijn werk te ber<strong>de</strong> had gebracht. Enkele <strong>voor</strong>beel<strong>de</strong>n kunnen dit illustreren.<br />

Op <strong>de</strong> crematie was ook dominee G.Hulsman aanwezig, zo zagen wij. Deze had<br />

<strong>Couperus</strong> een maand eer<strong>de</strong>r bij diens huldiging toegevoegd, terwijl hij hem <strong>de</strong> hand<br />

reikte: 48 ‘Ik heb aan één van uw werken, Blanke Ste<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>r blauwe Lucht, veel<br />

gehad <strong>voor</strong> mijn geestelijke toespraken. Ik vond daar veel stof, die ik tot nieuwe<br />

beeldspraak kon verwerken.’ <strong>Couperus</strong> had vrien<strong>de</strong>lijk geantwoord: ‘U zult daaruit<br />

gezien hebben, dat ik niet zoo ongeloovig ben als vele geloovigen wel eens gemeend<br />

hebben.’ Dit had Hulsman in zijn zak kunnen steken, maar hij wist het als dominee<br />

natuurlijk beter. Zo kon hij het nu dan ook niet laten <strong>Couperus</strong> postuum een<br />

betuttelend lesje mee te geven waarover <strong>de</strong>ze in het hiernamaals nog maar eens moest<br />

na<strong>de</strong>nken. Namens God en het Ne<strong>de</strong>rlandse volk zalf<strong>de</strong> hij <strong>Couperus</strong>' totale oeuvre<br />

op even dubieuze als verwaten wijze als volgt: 49 ‘Het is niet af. Er ontbreekt iets, wat<br />

<strong>de</strong> kroon had moeten wor<strong>de</strong>n. En,-ik dacht aan die kruisarmen, die zich bogen over<br />

<strong>de</strong> katafalk van <strong>de</strong>n prins in <strong>de</strong> rid<strong>de</strong>rzaal van Lipara [dominee was goed belezen in<br />

Majesteit!], en ik miste dit kruis, dit har<strong>de</strong>, dit wree<strong>de</strong> kruis, dat toch tot een symbool<br />

van overwinning gewor<strong>de</strong>n is. Toen koning Willem III gestorven was, zei<strong>de</strong> <strong>de</strong><br />

Hofprediker, <strong>de</strong> eerlijke en nobele Van Koetsveld: “De geschie<strong>de</strong>nis oor<strong>de</strong>elt <strong>de</strong>n<br />

Koning, God oor<strong>de</strong>elt <strong>de</strong>n mensch.” Dit woord is ook van toepassing op een man,<br />

die een koning op het gebied van Kunst en Letteren is geweest. Wij bewon<strong>de</strong>ren dien<br />

koning, God alleen oor<strong>de</strong>ele dien mensch. Hij ruste in vre<strong>de</strong>!’<br />

Veel erger hebben <strong>voor</strong>al <strong>de</strong> katholieke couranten het gemaakt. Reeds<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


687<br />

een dag na <strong>Couperus</strong>' overlij<strong>de</strong>n bestempel<strong>de</strong> De Maasbo<strong>de</strong> 50 zijn werken tot ‘zon<strong>de</strong>r<br />

uitzon<strong>de</strong>ring <strong>voor</strong> katholieken ongeschikte lectuur. Vooral in zijn verhalen <strong>de</strong>r<br />

Oudheid is <strong>de</strong> atmosfeer zwoel. Er is in <strong>de</strong> beschrijving van dikwijls verwil<strong>de</strong>rd<br />

passie-leven een verholen, maar schuldig spelen met het kwaad... Gelukkig is er<br />

re<strong>de</strong>n om aan te nemen, dat <strong>de</strong> mensch <strong>Couperus</strong> beter was dan <strong>de</strong> schrijver zou doen<br />

gelooven. Het is slechts te gissen hoeveel leed, armoe<strong>de</strong> en bitterheid <strong>de</strong> glanzen<strong>de</strong><br />

“faça<strong>de</strong>” verborg.’ - De Tijd bracht zelfs dit laatste, in al zijn be<strong>de</strong>nkelijkheid, nog<br />

niet op. In dat blad kon men slechts lezen 51 over <strong>de</strong> ‘ver<strong>de</strong>rfelijke invloed, door <strong>de</strong>n<br />

auteur van “De Berg <strong>de</strong>s Lichts” [!] en an<strong>de</strong>re onze<strong>de</strong>lijke werken uitgeoefend on<strong>de</strong>r<br />

ons romanlezend publiek...’ <strong>Couperus</strong> zou zijn talenten als grootmeester van <strong>de</strong><br />

mo<strong>de</strong>rne roman ethisch hebben misbruikt, en wat nog het ergste was: ‘<strong>Couperus</strong><br />

heeft veel afgo<strong>de</strong>n gekend en gemaakt, maar <strong>de</strong>n waren God heeft hij niet aanbe<strong>de</strong>n<br />

noch in Diens wetten verheerlijkt. [...] Nu is het woord aan God en God schrijft het<br />

laatste woord, en dit woord blijft in eeuwigheid!’ Dat vond De Tijd.<br />

De Tilburgsche Courant heeft dit stukje blijkbaar aandachtig gelezen, om het<br />

commentaar twee dagen later als volgt te plagiëren: 52 ‘Veel afgo<strong>de</strong>n heeft <strong>Couperus</strong><br />

gekend en gemaakt, maar <strong>de</strong>n waren God heeft hij nog niet aanbe<strong>de</strong>n, noch in diens<br />

wetten verheerlijkt. Zijn leven is “heel nutteloos” geweest. Hij heeft geschitterd en<br />

genoten, <strong>de</strong> sensueele en litteraire voldoening gevon<strong>de</strong>n. Hij heeft zich soms dol<br />

geamuseerd in het “leven als.op een carnaval” als “in een schoenen droom” sensueel<br />

en voluptueus [sic], hij heeft eene macht van prachtige woor<strong>de</strong>n geschreven om te<br />

schrijven; bijna plotseling is <strong>de</strong> dood gekomen ter afrekening. De eens zoo gevier<strong>de</strong><br />

letterkunstenaar is niet meer. Nu is het woord aan God!’<br />

Het Dagblad van Noord Brabant gooi<strong>de</strong> het een dag later over nog weer een an<strong>de</strong>re<br />

boeg, en meen<strong>de</strong>: 53 ‘Hij heeft <strong>de</strong>n strijd niet lang vol behoeven te hou<strong>de</strong>n. Ware het<br />

an<strong>de</strong>rs geweest, misschien had <strong>de</strong> moe<strong>de</strong> zwerver zijn laatste levensjaren al peinzend<br />

in het stille huisje daar in De Steeg leeren inzien, dat het niet mogelijk is te leven<br />

zon<strong>de</strong>r een Iets te bezitten, dat bestand is tegen <strong>de</strong>n dood.’ Tien dagen na zijn<br />

heengaan drong <strong>Couperus</strong>' overlij<strong>de</strong>n ook tot België door. Eind juli kon De Standaard<br />

alsnog van leer trekken: 54 ‘<strong>Couperus</strong> is, ondanks al zijn schittering, te bleek en te<br />

klein geweest om waarlijk duurzaam groot te zijn. In meer dan één opzicht was hij<br />

<strong>de</strong> <strong>de</strong>ca<strong>de</strong>nt; en <strong>de</strong> vereering, die hem is toegebracht, was ook van die <strong>de</strong>ca<strong>de</strong>ntie<br />

een uiting; een dwepen van <strong>de</strong> massa, die hij te klein<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


688<br />

vond <strong>voor</strong> <strong>de</strong> attentie, hetzij van <strong>de</strong>n lof, hetzij van <strong>de</strong>n blaam.’ Het artikel munt uit<br />

door treffen<strong>de</strong> zinsne<strong>de</strong>n, zoals: ‘De stad <strong>de</strong>r menschen heeft hij alleen in een karos<br />

bewon<strong>de</strong>rd.’ Of: ‘Hij heeft geen lepra gekust, doch aan bouquetten geroken.’ Aan<br />

het slot wordt <strong>de</strong> Haagse Antichrist nog eens verfoeilijk aan <strong>de</strong> kaak gesteld en als<br />

het ware gekruisigd met <strong>de</strong>ze schier apocalyptische woor<strong>de</strong>n: ‘Zijn “paganistische”<br />

ziel heeft Rome gezocht, Athene <strong>voor</strong>bij gezien en Jeruzalem gehaat.’<br />

<strong>Een</strong> van <strong>de</strong> meest hypocriete artikelen echter is op <strong>Couperus</strong>' sterfdag uit <strong>de</strong> pen<br />

van zijn confrater A.M. <strong>de</strong> Jong gevloeid. Geleid door jaloezie en onverdraagzaamheid<br />

schreef <strong>de</strong>ze man: 55 ‘Typics burgelijk is <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>' gezamenlike oeuvre. [...]<br />

Heel <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rgaan<strong>de</strong> burgerlijke beschaving weerspiegelt er zich in, zuiver<strong>de</strong>r dan<br />

in welk an<strong>de</strong>r werk zijner dagen in Holland ook. Het is niet groot en het is niet sterk.<br />

Maar het is fijn, het is elegant en veelal schitterend, van een ongewone, een wat<br />

ziekelike schittering. Het is ongezond in wezen, als <strong>de</strong> sfeer waaruit het steeg. [...]<br />

De haat, die sommigen onzer tegen <strong>Couperus</strong> beziel<strong>de</strong>, gold noch <strong>de</strong> persoon, noch<br />

etgenlik zijn werk op zichzelf: zij gold het princiep, dat hij trouw vertegenwoordig<strong>de</strong><br />

en dat wij willen vernietigen, zelfs al moeten onze slagen daarbij menschen treffen<br />

als <strong>de</strong> kunstenaar <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, die persoonlijk allicht beter verdien<strong>de</strong>.’ - Het op<br />

17 juli gepubliceer<strong>de</strong> artikel stond, hoe kon het an<strong>de</strong>rs, in Het Volk.<br />

De Hel<strong>de</strong>rsche Courant haal<strong>de</strong> <strong>de</strong> schou<strong>de</strong>rs op. 56 Slechte invloed, ziekelijke<br />

schittering? Volk en va<strong>de</strong>rland kon<strong>de</strong>n gerust zijn. Men zou <strong>de</strong> persoon van <strong>de</strong> heer<br />

<strong>Couperus</strong> immers spoedig genoeg vergeten. En dat niet alleen: ‘Behalve misschien<br />

Eline Vere, dat nog altijd geldt als een <strong>de</strong>r beste Ne<strong>de</strong>rlandsche romans, zal zijn werk<br />

ook spoedig vergeten zijn.’<br />

Na dit alles krijgt men enige neiging zich <strong>de</strong>finitief aan <strong>de</strong> kant van <strong>Louis</strong> Pierrard<br />

te scharen. Het Va<strong>de</strong>rland schreef: 57 ‘<strong>Louis</strong> Pierrard, die tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong>n oorlog in Den<br />

Haag verbleef, laat in <strong>de</strong> Peuple een artikel verschijnen over <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. [...]<br />

De meeste artisten in Ne<strong>de</strong>rland zien er wel heel an<strong>de</strong>rs uit, meent Pierrard en hij<br />

noemt <strong>Couperus</strong> een orchi<strong>de</strong>e on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> uien.’<br />

Voor Elisabeth brak nu een heel moeilijke tijd aan. Bij alle verdrietelijkhe<strong>de</strong>n waren<br />

er <strong>de</strong> financiële problemen. Hoe moest zij ver<strong>de</strong>r in haar on<strong>de</strong>rhoud <strong>voor</strong>zien? Hoe<br />

stond zij er <strong>voor</strong>?<br />

De redactie van Groot-Ne<strong>de</strong>rland had daar alle begrip <strong>voor</strong>. Men bood<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


689<br />

haar <strong>voor</strong>lopig <strong>de</strong> plaats van haar overle<strong>de</strong>n echtgenoot aan, en hoewel zij er geen<br />

heel grote revenuen van mocht verwachten, aanvaard<strong>de</strong> zij die natuurlijk graag.<br />

De overgebleven le<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> redactie betoon<strong>de</strong>n zich verslagen. Vermoe<strong>de</strong>lijk<br />

stamt van <strong>de</strong> hand van Frans Coenen, secretaris, een treffend In memoriam in het<br />

tijdschrift, 58 met on<strong>de</strong>r meer <strong>de</strong> regels: ‘Zijn oeuvre, het verwon<strong>de</strong>rlijk veelzijdige,<br />

fantastische, gevoelige en menschelijke geheel zijner werken ligt nu vóór ons, als<br />

onvergankelijk bezit, een e<strong>de</strong>lmoedige en rijke nalatenschap van een zeer bijzon<strong>de</strong>ren<br />

geest. Maar hijzelf, <strong>de</strong> mensch <strong>Couperus</strong>, met zijn fijn en bewegelijk gezicht, waarin<br />

mond en oogen zoo verwon<strong>de</strong>rlijk expressief waren; met zijn buigzame, gracelijke<br />

figuur en <strong>de</strong>n weeken klank zijner stem, dien zullen wij nooit meer treffen. Niet meer<br />

hem's winters zien aanwan<strong>de</strong>len, letterlijk gedoken in zijn pels, waarboven zijn smal<br />

gezicht stond, grauw en dof van koû; of 's zomers hem joyeus begroeten in <strong>de</strong>n<br />

zwierigen tooi van het lichtgrijs zomercostuum, met hel-kleurigen das en een bloem<br />

in het knoopsgat. Niet meer zijn stem hoeren, eerst wat moroos en klagend over<br />

klimaat en allerlei zorgen, dan, toenemend in warmte van klank, met half vleien<strong>de</strong>,<br />

half railleeren<strong>de</strong> buigingen vertellend over zichzelf en zijn we<strong>de</strong>rvaren met an<strong>de</strong>ren,<br />

terwijl <strong>de</strong> doffe oogen opglans<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> star neergetrokken mondhoeken<br />

verlevendig<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> tinteling van zijn geest... Dit alles niet meer.’<br />

Elisabeth kon ver<strong>de</strong>r beschikken over <strong>de</strong> baten van een beschei<strong>de</strong>n<br />

levensverzekering. Directe zorgen had zij dus niet. Er steekt een bittere ironie in het<br />

feit dat zich <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> kort <strong>voor</strong> zijn dood betere financiële <strong>voor</strong>uitzichten waren<br />

gaan openen dan hij in jaren gekend had. Op 6 juli 1923 had hij aan zijn uitgever<br />

Van Holkema geschreven: 59 ‘Ik ben erg moê; <strong>de</strong> dokter schrijft mij <strong>voor</strong> “complete<br />

rust”; dàt is moeilijk, maar over business te <strong>de</strong>nken, kàn ik op het oogenblik niet. De<br />

Firma Dodd and Mead te New-York wenscht mijn heele oeuvre te hebben: ik zoek<br />

naar een vertaler, die tegen een honorarium zoû willen werken, zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong><br />

ingewikkeldheid van tantièmes en ook zon<strong>de</strong>r agenten en tusschenpersoonen. [...]<br />

Ik sloot <strong>de</strong>zer dagen een zéer mooie Amerikaansche filmtransactie af over De Stille<br />

Kracht. En bewaar liever (nu mijn trouwe Teixeira dood is, mijn Eng. vertaler) <strong>de</strong><br />

primeur <strong>de</strong>r Eng. vertalingen <strong>voor</strong> Amerika: dat is mij veel <strong>voor</strong><strong>de</strong>eliger; het scheelt<br />

duizen<strong>de</strong>n!’<br />

Blijkens het bewaard gebleven contract, on<strong>de</strong>rtekend door Anne Me-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


690<br />

redith Bigelow en Walter Roosevelt Thompson, had<strong>de</strong>n <strong>de</strong> filmrechten van De stille<br />

kracht <strong>voor</strong>eerst tweeduizend dollar opgebracht. Dodd & Mead zijn overigens met<br />

hun plannen niet erg ver gekomen, daar kennelijk niemand er zich na 1923 meer<br />

<strong>voor</strong> inzette. Sinds 1914 had<strong>de</strong>n zij al een negental romans van <strong>Couperus</strong><br />

gepubliceerd. Toen het echter vaststond dat het oeuvre door diens dood plotseling<br />

vrijwel afgesloten was- Elisabeth heeft nog wel twee van <strong>de</strong> drie <strong>de</strong>len Proza verzorgd,<br />

en Het snoer <strong>de</strong>r ontferming en Japansche legen<strong>de</strong>n moest nog verschijnen - moet<br />

hun interesse snel verflauwd zijn. Er was geen Teixeira <strong>de</strong> Mattos meer om <strong>Couperus</strong>'<br />

werk te ver<strong>de</strong>digen, hetzij in Engeland hetzij in Amerika.<br />

Intussen levert <strong>Couperus</strong>' testament enkele belangwekken<strong>de</strong>, nog onbeken<strong>de</strong><br />

gegevens op. 60 Het was het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> dat hij sinds <strong>de</strong> tijd van zijn on<strong>de</strong>rtrouw had laten<br />

opstellen. Hij beriep zich steeds tevens op het oudste testament, dat Elisabeth tot<br />

universeel erfgenaam van al zijn bezittingen maakte. Deze laatste wilsbeschikking,<br />

gedateerd 19 juli 1919, bestaat <strong>voor</strong>namelijk uit drie hoofdpunten.<br />

De akte is opgemaakt door <strong>de</strong> familienotaris P.C.L. Eikendal op het Noor<strong>de</strong>in<strong>de</strong><br />

te Den Haag. Na een algemeen ge<strong>de</strong>elte volgt eerst <strong>de</strong>ze tekst: ‘En als nu ver<strong>de</strong>r<br />

beschikken<strong>de</strong>, verklaar ik: - Primo: mijne echtgenoote Elisabeth Johanna Wilhelmina<br />

Baud te benoemen tot mijne eenige en algeheele erfgename en tot uitvoerster van<br />

mijne uiterste wilsbeschikkingen met het recht van inbezitneming van mijne geheele<br />

nalatenschap.’ - <strong>Couperus</strong> hield echter vanzelfsprekend ter<strong>de</strong>ge rekening met <strong>de</strong><br />

mogelijkheid dat hij niet als eerste zou sterven, en daarom volg<strong>de</strong> er een Secundo,<br />

dat dus weliswaar door zijn eigen eer<strong>de</strong>r overlij<strong>de</strong>n niet van toepassing is geweest,<br />

maar dat toch merkwaardig genoeg is om hier te releveren.<br />

In <strong>de</strong> eerste plaats had<strong>de</strong>n zijn bei<strong>de</strong> nichtjes in De Steeg, Betty en Louky, elk<br />

duizend gul<strong>de</strong>n moeten ontvangen. (Tot tweemaal toe liet <strong>Couperus</strong> overigens ook<br />

zijn notaris hun bei<strong>de</strong>r achternaam nog steeds verkeerd spellen, namelijk als<br />

Weynaendts van Resant, in plaats van Wijnaendts van Resandt! Toen al woon<strong>de</strong>n<br />

zij in De Steeg, op <strong>de</strong> villa Nieuw Resan<strong>de</strong>. Van hun twee jongere broertjes is geen<br />

sprake; <strong>de</strong> ene moest ook nog geboren wor<strong>de</strong>n.)<br />

Dan volgt <strong>de</strong> belangrijkste beschikking: ‘Ik verklaar <strong>voor</strong>bovenbedoeld geval [bij<br />

eer<strong>de</strong>r of gelijktijdig overlij<strong>de</strong>n van Elisabeth] met het overige mijner nalatenschap<br />

op te richten eene stichting on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n naam van:<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


691<br />

“Stichting <strong>voor</strong> een <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> prijs.” welke stichting ik benoem tot mijne eenige<br />

en algeheele erfgename on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n last van uitkeering van <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> door mij besproken<br />

legaten en van betaling <strong>de</strong>r van mijne nalatenschap en door mijn overlij<strong>de</strong>n<br />

verschuldig<strong>de</strong> successierechten en aan welke stichting ik geef <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> Statuten:<br />

Artikel een<br />

De Stichting voert <strong>de</strong>n naam van “Stichting <strong>voor</strong> een <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> Prijs.”<br />

Artikel twee<br />

De zetel <strong>de</strong>r stichting is gevestigd te Amsterdam, ter plaatse waar <strong>de</strong> Vereeniging<br />

van Letterkundigen gevestigd is (tegenwoordig adres: 29 Jan Willem Brouwersplein,<br />

<strong>de</strong>n Heer A. Reyding, Directeur van het bureau van Auteursrecht). Zij vangt hare<br />

werking aan onmid<strong>de</strong>llijk na mijn overlij<strong>de</strong>n.<br />

Artikel drie<br />

Het doel <strong>de</strong>r stichting is om ie<strong>de</strong>r jaar nà <strong>de</strong>n eersten Januari-uiterlijk binnen eene<br />

maand nà <strong>de</strong> uitspraak van na te mel<strong>de</strong>n jury-uit <strong>de</strong> rente van haar kapitaal,<br />

overeenkomstig <strong>de</strong> beslissing van een jury van drie of vijf Ne<strong>de</strong>rlandsche<br />

letterkundigen die niet in aanmerking wenschen te komen <strong>voor</strong> nagenoem<strong>de</strong>n prijs,<br />

tot dit doel jaarlijks aan te wijzen doord <strong>de</strong> Vereeniging van letterkundigen te<br />

Amsterdam, een prijs, on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n naam van “<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> prijs” ter beschikking<br />

te stellen van een Ne<strong>de</strong>rlandschen letterkundige (man of vrouw).<br />

Bij <strong>de</strong> toekenning van <strong>de</strong>zen prijs wor<strong>de</strong> niet alleen gelet op <strong>de</strong> <strong>voor</strong>treffelijkheid<br />

van eenig met <strong>de</strong>n prijs te bekronen werk, maar zeer zeker ook op <strong>de</strong> meer of min<strong>de</strong>r<br />

gunstige fmancieele omstandighe<strong>de</strong>n van hem of haar die <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n prijs in aanmerking<br />

kan komen.<br />

De jury trachte daarom tusschcn <strong>de</strong>ze bei<strong>de</strong> <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n een mid<strong>de</strong>nweg te vin<strong>de</strong>n,<br />

daarbij in aanmerking nemen<strong>de</strong>, dat <strong>de</strong>ze stichting is in het leven geroepen me<strong>de</strong><br />

met het oog op <strong>de</strong>n <strong>voor</strong>tdurend weinig gunstigen financieelen toestand van <strong>de</strong> meeste<br />

Ne<strong>de</strong>rlandsche letterkundigen.<br />

Indien in eenig jaar een prijs niet is toegewezen, wordt <strong>de</strong> daar<strong>voor</strong> bestem<strong>de</strong> rente<br />

bij het kapitaal gevoegd.<br />

Artikel vier<br />

Het beheer over het kapitaal <strong>de</strong>r stichting zal wor<strong>de</strong>n gevoerd door <strong>de</strong> tegenwoordige<br />

en toekomstige individueele le<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> te 's Gravenhage gevestig<strong>de</strong><br />

Han<strong>de</strong>lsvennootschap on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> firma “Scheurleer en Zoonen.”<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


692<br />

Jaarlijks, aan te vangen na afloop van het eerste kalen<strong>de</strong>rjaar volgen<strong>de</strong> op dat waarin<br />

mijn overlij<strong>de</strong>n heeft plaats gehad, zal door <strong>de</strong> le<strong>de</strong>n <strong>de</strong>r firma “Scheurleer en Zoonen”<br />

rekening en verantwoording wor<strong>de</strong>n afgelegd; <strong>de</strong>ze rekening zal aan het bestuur van<br />

<strong>de</strong> Vereeniging van letterkundigen te Amsterdam wor<strong>de</strong>n overgelegd en na<br />

accoordbevinding door <strong>de</strong>n presi<strong>de</strong>nt en <strong>de</strong>n secretaris wor<strong>de</strong>n geteekend.<br />

De in dier voege goedgekeur<strong>de</strong> rekening strekt <strong>de</strong>n le<strong>de</strong>n <strong>de</strong>r firma “Scheurleer<br />

en Zoonen” tot <strong>de</strong>charge.<br />

De fondsen <strong>de</strong>r stichting zullen wor<strong>de</strong>n bewaard in open bewaring bij <strong>de</strong><br />

Ne<strong>de</strong>rlandsche Bank op twee namen, aan te geven door <strong>de</strong> firma Scheurleer en <strong>de</strong><br />

Vereeniging <strong>voor</strong>noemd.<br />

Artikel vijf<br />

Indien <strong>de</strong> han<strong>de</strong>lsvennootschap Scheurleer en Zoonen als zoodanig - ofwel als<br />

naamlooze vennootschap opgericht - heeft opgehou<strong>de</strong>n te bestaan, zal in het beheer<br />

van het kapitaal <strong>de</strong>r stichting wor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>zien op <strong>de</strong> wijze aan te geven door <strong>de</strong>n<br />

Minister van On<strong>de</strong>rwijs, Kunsten en Wetenschappen, die naar ik vertrouw <strong>de</strong>ze<br />

aanwijzing wel zal willen doen.<br />

Bij ontbinding van bovengenoem<strong>de</strong> vereeniging zal aan genoem<strong>de</strong> Minister me<strong>de</strong><br />

wor<strong>de</strong>n gevraagd een an<strong>de</strong>r Lichaam aan te wijzen, aan hetwelk kan wor<strong>de</strong>n<br />

opgedragen wat <strong>de</strong>ze vereeniging van letterkundigen krachtens <strong>de</strong>zen stichtingsbrief<br />

tot taak heeft gehad.<br />

Artikel zes<br />

Het bestuur van <strong>de</strong> <strong>voor</strong>mel<strong>de</strong> vereeniging zal, na gepleegd overleg met het oudste<br />

aanwezige lid <strong>de</strong>r han<strong>de</strong>lsvennootschap Scheurleer en Zoonen, een huishou<strong>de</strong>lijk<br />

reglement opstellen, tenein<strong>de</strong> meer in bijzon<strong>de</strong>rhe<strong>de</strong>n <strong>de</strong> hoofdgedachte, welke aan<br />

<strong>de</strong>ze stichting ten grondslag ligt, na<strong>de</strong>r te regelen.’<br />

Hiermee heeft <strong>Couperus</strong> echter niet willen volstaan. Elisabeth kreeg ook nog een<br />

Tertio te lezen, dat speciaal <strong>voor</strong> haar bestemd was: ‘Tertio Voor het geval dat mijne<br />

echtgenoote mij overleeft, en <strong>de</strong>rhalve <strong>de</strong> hier-bovenbedoel<strong>de</strong> stichting van<br />

mijnentwege niet zal tot stand komen, beveel ik mijne echtgenoote aan, zon<strong>de</strong>r<br />

intusschen eenigen moreelen drang dienaangaan<strong>de</strong> op haar te willen uitoefenen, om<br />

<strong>de</strong> hierboven bedoel<strong>de</strong>. stichting in het leven te roepen.’ - Dat Elisabeth dit naliet,<br />

heeft een even eenvoudige als schrijnen<strong>de</strong> verklaring. Bij haar dood in 1960 bezat<br />

zij vrijwel niets meer. De auteursrechten van een groot <strong>de</strong>el van zijn boeken<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


693<br />

had <strong>Couperus</strong>, zoals wij gezien hebben, zelf al aan Veen verkocht. Het kapitaal dat<br />

zij ver<strong>de</strong>r erf<strong>de</strong> is in <strong>de</strong> crisistijd en <strong>de</strong> navolgen<strong>de</strong> jaren vrijwel geheel weggesmolten.<br />

Haar laatste dagen heeft Elisabeth, die al spoedig van De Steeg naar Den Haag is<br />

verhuisd (flatgebouw Arendsburg, Wassenaarseweg 136), waarna zij in <strong>de</strong> oorlog<br />

naar Arnhem geëvacueerd werd, in <strong>de</strong> grootst mogelijke eenvoud - een eufemisme<br />

<strong>voor</strong> fatsoenlijke armoe<strong>de</strong> - doorgebracht op kamer 6 in het pension van <strong>de</strong> dames<br />

Teillers en Stracke, Prins Hendrikstraat 23 te Den Haag. 61<br />

Aanvankelijk woon<strong>de</strong> zij er samen met Marie Vlielan<strong>de</strong>r Hein, die echter vóór<br />

haar, in 1955, is heengegaan. Op 18 maart 1960 is Elisabeth Johanna Wilhelmina<br />

Baud daar, tweeënnegentig jaren oud, gestorven. Zij heeft haar echtgenoot <strong>Louis</strong><br />

Marie Anne <strong>Couperus</strong> bijna zevenen<strong>de</strong>rtig jaar overleefd: langer zelfs dan haar<br />

huwelijk met hem geduurd heeft.<br />

Geduren<strong>de</strong> <strong>de</strong>ze laatste perio<strong>de</strong> van haar leven is Elisabeth getuige geweest van<br />

wisselen<strong>de</strong> belangstelling <strong>voor</strong> het werk van haar man. Na zijn dood verscheen nog<br />

in 1923 bij Dijkhoffsz een <strong>voor</strong>lopig overzicht van zijn boeken, in <strong>de</strong> vorm van een<br />

kleine catalogus. Gelezen wer<strong>de</strong>n die echter toen al weinig, en bestu<strong>de</strong>erd nog min<strong>de</strong>r.<br />

<strong>Een</strong> aantal ervan raakte pas ten tij<strong>de</strong> van <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> wereldoorlog uitverkocht. Veel<br />

werd niet meer herdrukt. Vooral <strong>Couperus</strong>' schetsen en korte verhalen hebben<br />

daardoor geduren<strong>de</strong> lange tijd niet <strong>de</strong> bekendheid gekregen die zij over <strong>de</strong> hele linie<br />

verdienen.<br />

In 1927-'28 publiceer<strong>de</strong> P.H. Muller een uitgebrei<strong>de</strong> bibliografie in drie <strong>de</strong>len,<br />

waarin tevens een overzicht werd opgenomen van <strong>de</strong> aan <strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong> loop <strong>de</strong>r<br />

jaren gewij<strong>de</strong> secundaire litteratuur. 62 Even 'verheugend was <strong>de</strong> oprichting, op 17<br />

<strong>de</strong>cember 1928 te Hilversum, van het ‘Genootschap <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, dat echter<br />

maar een betrekkelijk kort leven beschoren is geweest. 63 Voorzitter van het Comité<br />

van Oprichting - en later ook van het Genootschap zelf - was Henri van Booven. Als<br />

vice-<strong>voor</strong>zitter trad prof. dr. P. Valkhoff op, terwijl on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> zevenen<strong>de</strong>rtig personen<br />

die samen het comité vorm<strong>de</strong>n <strong>de</strong> namen van Cyriel Buysse, Lo<strong>de</strong>wijk van Deyssel,<br />

Willem Kloos, E. du Perron, Herman Robbers en nog een aantal an<strong>de</strong>re prominente<br />

figuren <strong>de</strong> ernst van hun aller streven garan<strong>de</strong>er<strong>de</strong>n. Vele lezingen en <strong>voor</strong>drachten<br />

zijn in <strong>de</strong> daar op volgen<strong>de</strong> jaren dan ook over <strong>Couperus</strong> en zijn werk gehou<strong>de</strong>n,<br />

zowel in Hilversum als in Den Haag. Het Genootschap heeft zich bovendien beijverd<br />

<strong>voor</strong> het<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


694<br />

aanbrengen van een gevelsteen naast <strong>de</strong> <strong>voor</strong><strong>de</strong>ur van <strong>Couperus</strong>' geboortehuis,<br />

Mauritska<strong>de</strong> 43, een door Theo van Reijn uitgevoerd reliëf met inscriptie, dat op 10<br />

juni 1930 is onthuld.<br />

<strong>Een</strong> jaar eer<strong>de</strong>r, op 7 mei 1929. kreeg het Haags Gemeente Archief een belangrijke<br />

verzameling Couperiana ten geschenke. Vooral door bemoeienis van <strong>de</strong> archivaris<br />

dr. W.Moll is <strong>de</strong>ze collectie steeds uitgebreid Later werd zij overgedaan aan het<br />

Letterkundig Museum te Den Haag, dat nog altijd onvermoeid <strong>voor</strong>tgaat met<br />

verzamelen van handschriften foto's, knipsels en <strong>voor</strong>werpen.<br />

In 1931 wijd<strong>de</strong>n enthousiaste Haagse scholieren een nummer van hun orgaan -<br />

De Schakelaar, veertiendaagse uitgave van Haagse instellingen <strong>voor</strong> <strong>voor</strong>berei<strong>de</strong>nd<br />

hoger en mid<strong>de</strong>lbaar on<strong>de</strong>rwijs - in zijn geheel aan <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> en diens werk. 64<br />

Elisabeth zelf schreef een korte <strong>voor</strong>e<strong>de</strong>. Behalve vele ou<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong>vrien<strong>de</strong>n<br />

droegen ook letterkundigen als Menno ter Braak. Anthonie Donker. Jan Greshoff en<br />

E.du Perron artikelen bij waaruit hun bijzon<strong>de</strong>re belangstelling <strong>voor</strong> hun zoveel<br />

ou<strong>de</strong>re Haagse confrater dui<strong>de</strong>lijk naar voren kwam. 65 De Forumgroep erken<strong>de</strong> in<br />

<strong>Couperus</strong> als een <strong>de</strong>r weinigen uit <strong>de</strong> recente Ne<strong>de</strong>rlandse litteratuur een schrijver<br />

van, zoals zij het noem<strong>de</strong>n, Europees niveau, wat men hieron<strong>de</strong>r dan ook moge<br />

verstaan. Dikwijls gereleveerd wordt ook <strong>de</strong> bewon<strong>de</strong>ring die H. Marsman <strong>voor</strong><br />

althans een <strong>de</strong>el van <strong>Couperus</strong> werk koester<strong>de</strong>. 66<br />

Op 16 juli 1933 organiseer<strong>de</strong> het Haags Gemeente Archief een<br />

her<strong>de</strong>nkingsngstentoonstelling ter herinnering aan <strong>Couperus</strong>' dood juist tien jaar<br />

tevoren. In dat zelf<strong>de</strong> jaar publiceer<strong>de</strong> Henri van Booven zijn grote <strong>biografie</strong>,<br />

monumentaal opgezet en nog altijd een rijke bron van informatie, zij het ook dat het<br />

boek door een tekort aan systematiek en <strong>voor</strong>al ook oor zijn gebrekkige<br />

verantwoording van documentatie reeds onmid<strong>de</strong>lijk aan niet steeds zachtzinnige<br />

kritiek heeft blootgestaan. Menno ter Braak publiceer<strong>de</strong> een zo scherpe beoor<strong>de</strong>ling<br />

dat Van Booven nimmer meer een letter van hem heeft willen lezen. 67<br />

Door <strong>de</strong> bemoeienissen van het Genootschap werd in mei 1935 te Hilversum <strong>de</strong><br />

Roeltjesweg, waar <strong>Couperus</strong> in Villa Minta een groot <strong>de</strong>el in Extaze schreef,<br />

omgedoopt in <strong>Couperus</strong>weg. Het belangrijkste doel van <strong>de</strong> vereniging, een uitgave<br />

van het volledige werk van <strong>Couperus</strong>, kon in die crisisjaren niet verwezenlijkt wor<strong>de</strong>n.<br />

Tot diepe teleurstelling van velen werd zelfs besloten het Genootschap dan maar te<br />

ontbin<strong>de</strong>n. Op 12<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


695<br />

<strong>de</strong>cember 1936 viel het doek, ‘op <strong>voor</strong>stel van onze Eere-Voorzitster, Mevrouw<br />

<strong>Couperus</strong>-Baud, èn van <strong>de</strong>n Voorzitter,’ zoals een rondschrijven mee<strong>de</strong>el <strong>de</strong>. De<br />

‘vernietigen<strong>de</strong> tijdsomstandighe<strong>de</strong>n’ wer<strong>de</strong>n genoemd als <strong>voor</strong>naamste oorzaak en<br />

re<strong>de</strong>n.<br />

Aan <strong>de</strong> daarna dui<strong>de</strong>lijk tanen<strong>de</strong> belangstelling, die <strong>voor</strong>al blijkt uit het geringe<br />

aantal publikaties dat nog aan <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> werd gewijd, heeft ongetwijfeld niet<br />

alleen <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> wereldoorlog schuld gehad. De aandacht ging in <strong>de</strong> eerste naoorlogse<br />

jaren <strong>voor</strong>al naar an<strong>de</strong>re litteraire zaken uit. Desondanks zijn sommigen steeds blijven<br />

ijveren <strong>voor</strong> een complete <strong>Couperus</strong>. Toen in het begin van <strong>de</strong> jaren vijftig <strong>de</strong> tijd<br />

hier rijp <strong>voor</strong> was, is een <strong>de</strong>rgelijke editie ook tot stand gekomen, zij het helaas in<br />

verminkte vorm. 68 <strong>Een</strong> te gering besef van het feit dat van een schrijver van formaat<br />

ál diens schriftelijke uitingen van belang zijn <strong>voor</strong> een ge<strong>de</strong>tailleer<strong>de</strong> kenis van zijn<br />

werk en persoonlijkheid in hun totaliteit, werd er oozaak van dat men een groot <strong>de</strong>el<br />

van <strong>Couperus</strong>' poëzie, zijn korte verhalen, schetsen en journalistieke opstellen<br />

achterwege heeft gelaten. Even betreurens-waardig was daarnaast dat zijn spelling<br />

‘gemo<strong>de</strong>rniseerd’ werd, ja dat men zelfs zijn interpunctie op tal van plaatsen meen<strong>de</strong><br />

te moeten ‘verbeteren’. Door het uit elkaar halen van op zichzelf samenhangen<strong>de</strong><br />

bun<strong>de</strong>ls werd aan een goed begrip van <strong>de</strong> chronologische ontwikkeling van <strong>Couperus</strong>'<br />

werk ernstige en ontoelaatbare scha<strong>de</strong> berokkend. Dat <strong>de</strong> schrijver zelf bij het<br />

samenstellen van zijn bun<strong>de</strong>ls niet altijd scrupuleus te werk is gegaan is daar<strong>voor</strong><br />

geen verontschuldiging.<br />

Des te verheugen<strong>de</strong>r moet daarom het recente initiatief genoemd wor<strong>de</strong>n om, meer<br />

dan zestig jaar na <strong>Couperus</strong>' dood, te trachten tot een kritische uitgave van al zijn<br />

werken te komen. 69 Dit streven hangt dui<strong>de</strong>lijk samen met een sinds <strong>de</strong> jaren vijftig<br />

gestadig groeien<strong>de</strong> interesse. Velen hou<strong>de</strong>n zich tegenwoordig met <strong>de</strong> inhou<strong>de</strong>lijke<br />

kanten bezig, terwijl tevens ook <strong>de</strong> nodige aandacht aan formele zaleen 70 en aan<br />

<strong>Couperus</strong>' taalgebruik wordt besteed. 71<br />

Het on<strong>de</strong>rzoek is langzamerhand goed op gang gekomen. Dat daarnaast het<br />

biografisch aspect een nieuwe impuls heeft gekregen ligt, bij een auteur wiens werk<br />

zo nauw met zijn levensontwikkeling verweven is, <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand. Terecht wordt<br />

tegenwoordig zijn zogenaamd dandyisme, 72 dat nauw samenhangt met <strong>de</strong> ingewikkel<strong>de</strong><br />

problematiek van <strong>de</strong> <strong>de</strong>ca<strong>de</strong>ntie als cultuurfenomeen in het fin-<strong>de</strong>-siècle, 73 na<strong>de</strong>r<br />

on<strong>de</strong>rzocht en beter geanalyseerd. Voor het eerst ook beginnen wij een scherper<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


696<br />

beeld te krijgen van <strong>de</strong> problematiek <strong>de</strong>r homoseksualiteit in het Ne<strong>de</strong>rland van <strong>de</strong><br />

late negentien<strong>de</strong> en <strong>de</strong> vroege twintigste eeuw. 74 Op <strong>de</strong>ze terreinen valt nog veel werk<br />

te verzetten. Aan <strong>de</strong> plaats van <strong>Couperus</strong> op dit draaitoneel is relatief nog te weinig<br />

aandacht besteed.<br />

De biograaf kan <strong>de</strong>ze dingen <strong>voor</strong>lopig misschien beter laten liggen. Nieuwe<br />

vondsten zullen ook in <strong>de</strong> toekomst zeker gedaan wor<strong>de</strong>n. Of ons ingrijpen<strong>de</strong><br />

veran<strong>de</strong>ringen van het geschetste beeld te wachten staan dient te wor<strong>de</strong>n afgewacht.<br />

Hoe dan ook, elke nieuwe generatie zal ongetwijfeld haar eigen visie hebben. Het is<br />

het kenmerk van een groot en belangrijk kunstenaar, dat zijn diepste wezen<br />

ondoorgron<strong>de</strong>lijk blijft.<br />

Eindnoten:<br />

1 Reijn<strong>de</strong>rs, C. bij V.D., 406-409. - Erbe, Nag. werk, 193-195.<br />

2 Aan mr. M.I. Duparc schreef <strong>Couperus</strong> op 19 juni 1923 uit De Steeg <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> brief om <strong>voor</strong><br />

zijn on<strong>de</strong>rscheiding te danken (part. bezit): ‘... Het is mij eene behoefte U te verzekeren hoe<br />

bizon<strong>de</strong>r erkentelijk ik ben <strong>voor</strong> Uw beminnelijk initiatief om mijn Feest eene groote glorie bij<br />

te zetten. Ontvang dus mijn zeer ontroer<strong>de</strong> dank. Ik schreef reeds aan Zijne Excellentie, Minister<br />

<strong>de</strong> Visser, verzoeken<strong>de</strong> mij te willen doen weten of <strong>de</strong> traditie wil, dat ik audientie aanvraag<br />

aan Hare Majesteit om Haar te bedanken. Het zoû mij met het oog op mijne gezondheid, die<br />

steeds nog te wenschen overlaat wel aangenaam zijn, zoo dit kon gebeuren wanneer Hare<br />

Majesteit op het Loo vertoeft. Misschien wil U mij wel hierover iets doen mel<strong>de</strong>n?’<br />

3 Vogel, <strong>Couperus</strong>, afb. bij 135. Vaak gereproduceerd.<br />

4 Reijn<strong>de</strong>rs, C. bij V.D., 411.<br />

5 Vogel, <strong>Couperus</strong>, 242.<br />

6 I<strong>de</strong>m. - 237, <strong>de</strong> anekdote dat hij tegen zijn nichtje Betty, die op <strong>de</strong> tekenschool in Arnhem zat,<br />

zei: ‘“Geschoren schaapjes staand in storm en regen/houdt Wijze Hand het wreedst geweld wel<br />

tegen” en hij voeg<strong>de</strong> eraan toe: “Maak daar maar een tekening van en geefhet mij”.’<br />

7 I<strong>de</strong>m.<br />

8 In een brief d.d. 20 oktober 1981 <strong>de</strong>el<strong>de</strong> J. van <strong>de</strong>r Hei<strong>de</strong> schrijver <strong>de</strong>zes me<strong>de</strong>: ‘Mijn va<strong>de</strong>r<br />

was tussen 1905 en 1923 - het jaar waarin hij stierf-arts in Arnhem. In die tijd bestond het<br />

specialisme nog niet, speciale belangstelling beteken<strong>de</strong> een iets dieper gaan<strong>de</strong> kennis en dat<br />

bepaal<strong>de</strong> weer waar men <strong>voor</strong> zijn kwaal te ra<strong>de</strong> ging. Hoe het komt dat mijn va<strong>de</strong>r bij <strong>Couperus</strong><br />

in De Steeg werd geroepen, kan ik niet meer achterhalen. Wellicht was er geen plaatselijke arts,<br />

waarschijnlijk werd hij in consult gevraagd, wat toentertijd zeer gebruikelijk was. Tochten per<br />

koets tot 40-50 km buiten Arnhem waren niet uitzon<strong>de</strong>rlijk. Ik ben in 1924 geboren, zodat ik<br />

vermoe<strong>de</strong>lijk pas later via mijn moe<strong>de</strong>r erover heb gehoord: in zijn laatste dagen, zeer vermoeid,<br />

zacht sprekend, verzocht <strong>Couperus</strong> slechts “gefrappeer<strong>de</strong> champagne”. Het beeld dat ik daarbij<br />

<strong>voor</strong> ogen heb - zelf geconstrueerd, of toch mij <strong>voor</strong>geschil<strong>de</strong>rd - is een ou<strong>de</strong>rwets bed (ledikant)<br />

met kussens of een chaise longue.’<br />

9 ‘Intieme impressies XIV’ (Van. 8 juli 1923), in Proza III, 197-202.<br />

10 I<strong>de</strong>m, 201.<br />

11 I<strong>de</strong>m, 202.<br />

12 Nippon, 91.<br />

13 <strong>Couperus</strong>, Het snoer <strong>de</strong>r ontferming en Japansche legen<strong>de</strong>n, 7.<br />

14 I<strong>de</strong>m, 26.<br />

15 I<strong>de</strong>m, 55.<br />

16 I<strong>de</strong>m, 140.<br />

17 I<strong>de</strong>m, 177.<br />

18 I<strong>de</strong>m, 254.<br />

19 I<strong>de</strong>m, 206.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


20 De Nieuwe Courant (1923), 17 juli.<br />

21 Vogel, <strong>Couperus</strong>, 241.<br />

22 <strong>Een</strong> aantal hiervan hoor<strong>de</strong> Albert Vogel nog van mevrouw Betty Habbema-Wijnaendts van<br />

Resandt, <strong>de</strong> oudste van zijn nichtjes uit De Steeg, die hij in Italië <strong>de</strong>stijds opzocht, waar zij bij<br />

Paestum woon<strong>de</strong>, en van wie hij ook enkele onbeken<strong>de</strong> foto's heeft gekregen.<br />

23 Het Va<strong>de</strong>rland (1963), 15 juni.<br />

24 Simon Carmiggelt, ‘Boodschap’, in Het Parool (1972), 16 februari.<br />

25 Vogel, <strong>Couperus</strong>, 237.<br />

26 I<strong>de</strong>m, 236.<br />

27 Maatstaf II(1963), 232 nr. 100.<br />

28 Zie noot 23.<br />

29 Zie ook Bastet, Zuil, 183 e.v.<br />

30 Meege<strong>de</strong>eld door <strong>de</strong> redactie van Het Va<strong>de</strong>rland (1923), 18 juli.-Op 12 juli scheef Elisabeth<br />

aan Frans Coenen, Heerengracht 605, Amsterdam: ‘Gisteren avond bracht ik mijn man naar<br />

het Ziekenhuis te Velp zoodat hij <strong>voor</strong>eerst niet kan me<strong>de</strong>werken.’ (Aan Groot-Ne<strong>de</strong>rland,<br />

bedoel<strong>de</strong> zij. Brief in het Lett. Mus.)<br />

31 Zie noot 23.<br />

32 Vogel, <strong>Couperus</strong>, 242.<br />

33 Particuliere brief d.d. 7 april 1981.<br />

34 Particuliere brief d.d. 27 september 1984.<br />

35 Het hier volgen<strong>de</strong> berust op berichten van uiteenlopen<strong>de</strong> aard uit een groot aantal contemporaine<br />

couranten en weekbla<strong>de</strong>n. Zie ook reeds Bastet, Zuil, 185-191.<br />

36 De Amsterdammer (1923), 28 juli.<br />

37 De volledige tekst, samen met an<strong>de</strong>re in-memoriam-teksten, o.m. bij Willem Timmermans,<br />

‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> en De Nieuwe Gids’, in Bzzlletin 14 nr. 129 (1985), 27.<br />

38 Het Va<strong>de</strong>rland (1923), 19 juli.<br />

39 Fre<strong>de</strong>rik van Ee<strong>de</strong>n, Dagboek IV (1919-1923) (1972), 2112: Woensdag 18 juli: ‘<strong>Couperus</strong> stierf<br />

Zondag 15. Ik voel<strong>de</strong> heel hartelijk <strong>voor</strong> hem. Ik had ook onlangs nog een prettige briefkaart<br />

van hem ontvangen. Ik dacht graag aan hem en zijn werk. Maar <strong>de</strong> doodstijding maakte mij<br />

niet somber, wel droevig maar niet naargeestig. Ik voel alsof hij door goe<strong>de</strong> beschermgeesten<br />

omringd is. En zoo was ik gister, na het doodsbericht, niet terneer geslagen, eer<strong>de</strong>r iets meer<br />

opgewekt. Maar wat zal <strong>de</strong> Haag zijn zon<strong>de</strong>r <strong>Couperus</strong>. Borel schreef aardig oover hem. Hoe<br />

kunnen die journalisten zoo gauw klaar zijn met hun rouwartikelen. Zal ik naar <strong>de</strong> Crematie<br />

gaan?’ - Op don<strong>de</strong>rdag 19 juli schreef Van Ee<strong>de</strong>n in zijn dagboek: ‘De crematie vergat ik<br />

reegelrecht. Ik bad <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong>.’<br />

Kenmerkend is wat Van Ee<strong>de</strong>n n.a.v. <strong>de</strong> huldiging een maand eer<strong>de</strong>r had geschreven, 2102<br />

(dinsdag 12 Juni): ‘De <strong>Couperus</strong>-hul<strong>de</strong> <strong>de</strong>ed mij droevig aan. Niet uit afgunst, maar om 't publiek<br />

dat hem nu heemelhoog verheft. Nu moogen <strong>de</strong> menschen juichen. De beweging van 80<br />

culmineerend in <strong>Couperus</strong>. De regeering doet mee. Nu zal hij ook wel <strong>de</strong>n Nobelprijs krijgen.<br />

Hij koos zelf het driemanschap <strong>Couperus</strong>, van Ee<strong>de</strong>n en Querido. Deeze laatste is niet<br />

internationaal genoeg, ik ben niet populair genoeg, <strong>voor</strong>al niet in mijn eigen land. En aangezien<br />

nu Holland ein<strong>de</strong>lijk aan <strong>de</strong> beurt komt, schiet <strong>Couperus</strong> oover.’ - Na diens dood kon Van Ee<strong>de</strong>n<br />

opgelucht a<strong>de</strong>mhalen. Weinig waar<strong>de</strong>ring zou hij overigens gehad hebben <strong>voor</strong> <strong>de</strong> opinie van<br />

Menno ter Braak, zoals te vin<strong>de</strong>n in ‘Tachtiger, meer dan Tachtiger’, in Over <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong><br />

(1952), 17-26.<br />

40 Reijn<strong>de</strong>rs, C. bij V.D., 412-414.<br />

41 Nieuwe Arnhemmer Courant (1923), 18 juli.<br />

42 Het Va<strong>de</strong>rland (1933), 18 juni.<br />

43 N.R.C. (1923), 21 juli.<br />

44 Haagsche Post (1923), 21 juli.<br />

45 S.F. van Oss, Vijftig jaren journalist (1946), 130.<br />

46 De vrijheid (1923), 25 juli.<br />

47 De Amsterdammer (1923), 21 juli. Deze literaire wet vin<strong>de</strong>n wij ook in Nippon, 135: ‘Litteraire<br />

psychologie, zoo als wij allen, schrijvers, meer dan twintig jaren gele<strong>de</strong>n reeds, leer<strong>de</strong>n te pas<br />

brengen in onze eerste werken, psychologie, waarvan <strong>de</strong> hoofdwet <strong>de</strong>ze is, dat <strong>de</strong> Mensch noch<br />

goed noch slecht is. Maar ie<strong>de</strong>reen een kind van atavisme en omstandigheid en milieu.’<br />

48 Het Va<strong>de</strong>rland (1933), 17 juni.<br />

49 I<strong>de</strong>m, 9 augustus.<br />

50 De Maasbo<strong>de</strong> (1923), 17 juli.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


51 De Tijd (1923), 17 juli.<br />

52 De Tilburgsche Courant (1923), 19 juli.<br />

53 Dagblad van Noord Brabant (1923), 20 juli.<br />

54 De Standaard (1923), 26 juli.<br />

55 Het Volk (1923), 17 juli.<br />

56 Hel<strong>de</strong>rsche Courant (1923), 17 juli.<br />

57 In Le Peuple, geciteerd door Het Va<strong>de</strong>rland (1923), 20 juli.<br />

58 Groot-Ne<strong>de</strong>rland 21 (augustus 1923), 129.<br />

59 Brief in het Letterkundig Museum te Den Haag, evenals het hierna vermel<strong>de</strong> contract.<br />

60 Voor <strong>de</strong> inzage hiervan ben ik mevrouw F.M. Dutry van Haeften-ten Bosch tot bijzon<strong>de</strong>re dank<br />

en erkentelijkheid verplicht.<br />

61 Zie mr. E. Elias, ‘Mevrouw <strong>Couperus</strong> kijkt terug’, in Elsevier (1951), nr.344 d.d. 13 oktober.<br />

62 P.H. Muller, ‘Bibliografie. X-XII. <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, in Opwaartsche Wegen IV (1927-1928),<br />

173-176; 204-208; 235-240.<br />

63 Karel Reijn<strong>de</strong>rs, ‘Het Genootschap <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> (<strong>de</strong>c. 1928-<strong>de</strong>c. 1936) en een engelse<br />

bewon<strong>de</strong>raarster van <strong>Couperus</strong>’, in Leven<strong>de</strong> Talen (1963), 354-357.<br />

64 De Schakelaar V nr. 20 (27 juni 1931).<br />

65 An<strong>de</strong>re bijdragen van Cyriel Buysse, Hein Boeken, Lo<strong>de</strong>wijk van Deyssel, Frans Erens, Willem<br />

Kloos, Albert Verwey, Ina Boudier-Bakker, Henri van Booven, Frans Coenen , Jan Walch, Top<br />

Naeff, P.H. Ritter Jr., Johan Koning, Roel Houwink, Ernst Groenevelt , L. Simons, Jan Campert<br />

, Fenna <strong>de</strong> Meyier, Annie Salomons, Constant van Wessem, Is. Querido, P.C. Boutens, Herman<br />

Robbers, Albert Plasschaert, Leopold Aletrino, S.W.F. Margadant , C. Serrurier, Jan Feith ,<br />

W.A. Kramers, Rudie van Lier, E.M. Uhlenbeck.<br />

66 H. Marsman, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, in Verzameld werk 111 (1947 2 ), 151-153.<br />

67 Menno ter Braak, ‘Perikelen <strong>de</strong>r biographie’, in Verzameld werk V (1949) , 61-64. - Zie ook<br />

i<strong>de</strong>m over Korte arabesken in Verzameld werk I (1950), 279 -281; over <strong>Couperus</strong> meer algemeen<br />

in Verzameld werk IV (1951), 78- 87.<br />

68 <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, Verzamel<strong>de</strong> werken I-XII (1975 e. v. 2 .).<br />

69 Zie over <strong>de</strong> grote problemen die zich bij een <strong>de</strong>rgelijke editie onvermij<strong>de</strong>lijk <strong>voor</strong>doen H.T.M.<br />

van Vliet, ‘Autorisatie en tekstbe<strong>de</strong>rf. Editieproblemen bij <strong>Couperus</strong>’, in De Nieuwe Taalgids<br />

78 (1985), 251-266.<br />

70 Enkele <strong>voor</strong>beel<strong>de</strong>n: Karel Reijn<strong>de</strong>rs, ‘Averechtse pantomime, het ik-verhaal als procédé in<br />

Dionyzos van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, in De Nieuwe Taalgids 45 (1952), 108-109. - W. Blok, Verhaal<br />

en lezer (1960). - W. Drop, ‘Noodlot en romanstructuur bij <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, in Tijdschrift <strong>voor</strong><br />

Ned. Taal en Letterkun<strong>de</strong> 79 (1963), 4, 288-305. - J. <strong>de</strong> Piere, ‘Verteller en gezichtshoek’, in<br />

Spiegel <strong>de</strong>r Letteren 16 (1974), 119-133. - H.T.M. van Vliet, ‘Alexan<strong>de</strong>r en <strong>de</strong> tijd; enige<br />

structuuraspecten van <strong>Couperus</strong>' Iskan<strong>de</strong>r’, in De Nieuwe Taalgids 69 (1976), 205-227.<br />

71 Enkele <strong>voor</strong>beel<strong>de</strong>n: G.S. Overdiep, ‘Inversie in <strong>Couperus</strong>' Iskan<strong>de</strong>r’, in Onze Taaltuin I (1932/3),<br />

3-8. - M.C. van <strong>de</strong>r Toorn, ‘Enige stijlverschijnselen bij <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, in De Nieuwe Taalgids<br />

51 (1958), 312-322. - Karel Reijn<strong>de</strong>rs, ‘<strong>Couperus</strong> verkennen; barbarismen en impressionisme’,<br />

in De Nieuwe Taalgids 53 (1960), 10-20. - M.H. Eliassen-De Kat, ‘Nog eens stijlverschijnselen<br />

bij <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, in De Nieuwe Taalgids 65 (1972), 287-302. - A.P. <strong>de</strong> Bont, ‘<strong>Een</strong> italianisme<br />

bij <strong>Couperus</strong>?’, in De Nieuwe Taalgids 65 (1972), 227. - Aug. Cuypers, ‘<strong>Een</strong> gallicisme bij<br />

<strong>Couperus</strong>’, in De Nieuwe Taalgids 65 (1972), 470.<br />

72 Karel Reijn<strong>de</strong>rs, ‘De dandy, of <strong>Couperus</strong> witgedast’, in Roeping 34 (1959), 712-715. - I<strong>de</strong>m,<br />

‘Brummell in boekvorm en zijn invloed op <strong>de</strong> teorie van het dandyisme’, in On<strong>de</strong>r <strong>de</strong>kmantel<br />

van etiket (1972), 1-22 (met aan het eind uitgebrei<strong>de</strong> literatuur over het dandyisme). - I<strong>de</strong>m,<br />

‘Dan dies als schrijvers, schrijvers als dan dies’, in On<strong>de</strong>r <strong>de</strong>kmantel van etiket (1972), 23-39.<br />

73 Mario Praz, ‘Un gran<strong>de</strong> <strong>de</strong>ca<strong>de</strong>nte’, in Il Tempo, 27 oktober 1974. C. <strong>de</strong> Deugd, ‘Towards a<br />

comparists <strong>de</strong>finition of “Deca<strong>de</strong>nce” ’, in Comparative poetics, in honor of J. Kamerbeek<br />

jr.(1975). - Jaap Goe<strong>de</strong>gebuure, ‘<strong>Couperus</strong> en <strong>de</strong> traditie’, in Tira<strong>de</strong> 20 (1976), 211, 51-64. -<br />

Gerrit Olivier, ‘Deca<strong>de</strong>nsie in <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> se De berg van licht’, in Standpunte 35 (1982),<br />

6, 41 e.v. - J. Goe<strong>de</strong>gebuure, ‘Deca<strong>de</strong>ntisme’, in Forum <strong>de</strong>r Letteren 24 (1983), 161-178. - L.<br />

Dirikx, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> en <strong>de</strong> “Déca<strong>de</strong>nce”’, in Spiegel <strong>de</strong>r letteren 26 (1984), 17-35. -<br />

Christiaan Ruppert, Gerard Steen, Deca<strong>de</strong>ntie (Grafiet; 1985). Hierin over <strong>Couperus</strong> artikelen<br />

van Els Viersma-Eweg en Jaap Goe<strong>de</strong>gebuure.<br />

74 Jan Fontijn, ‘Levensleed of an<strong>de</strong>rs zijn dan an<strong>de</strong>ren’, in Engelbewaar<strong>de</strong>r Winterboek (1979),<br />

145 -168. Herdrukt in i<strong>de</strong>m, Leven in extase (1983), 166-184. - V .Tricht, Verkenning (1980 3 ),<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


passim. - Rob Tielman, Homoseksualiteit in Ne<strong>de</strong>rland (1982). - Diverse auteurs, ‘Geschie<strong>de</strong>nis<br />

van <strong>de</strong> homoseksualiteit in Ne<strong>de</strong>rland’, in Spiegel Historiael 17 (nov. 1982), II , 545-603. -<br />

Hans Hafkamp, ‘Veran<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> opvattingen over vriendschap en lief<strong>de</strong> tussen mannen’, in Ten<br />

tij<strong>de</strong> van <strong>de</strong> Tachtigers. Rondom <strong>de</strong> Nieuwe Gids 1880/1895 (ed. Peter Winkels; 1985), 73-85.<br />

- Kees Joosse, ‘J.H. François. An<strong>de</strong>rs dan an<strong>de</strong>ren’, in Maatstaf 33 (1985), 5, 69-83. n.b. De<br />

auteur J.H. François was een goe<strong>de</strong> vriend van Elisabeth <strong>Couperus</strong>-Baud. Schrijver <strong>de</strong>zes<br />

ontmoette hem in <strong>de</strong> jaren na <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> wereldoorlog bij familie in Den Haag, kort <strong>voor</strong> zijn<br />

dood in 1948.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


Bibliografie<br />

820<br />

*Met een asterisk aangegeven titels wor<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> tekst verkort aangehaald.<br />

Aardse, Karel, ‘<strong>Couperus</strong> te Camelot’, in Literatuur I (1984), 84/3, mei/juni,<br />

120-128.<br />

Aardweg, G.J.M.van <strong>de</strong>n, ‘De neurose van <strong>Couperus</strong>’, in Ne<strong>de</strong>rlands Tijdschrift<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> Psychologie en haar Grensgebie<strong>de</strong>n 20 nr.5 (1965), mei, 293-307.<br />

Alberts, Johan C.P., ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> zestig jaar’, in De Telegraaf (1933), 9<br />

juni.<br />

Alberts, Johan C.P., ‘Herinneringen aan ons laatste on<strong>de</strong>rhoud met <strong>Louis</strong><br />

<strong>Couperus</strong>’, in Het Va<strong>de</strong>rland (1923), 8 augustus.<br />

Alberts, Johan C.P., ‘Couperiana. Herinneringen aan <strong>de</strong> grote Haagse auteur’,<br />

in Het Va<strong>de</strong>rland (1953), 13 augustus.<br />

Aletrino, Leopold, ‘Brieven van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, in Algemeen Han<strong>de</strong>lsblad<br />

(1961), 6 mei (weckend bijlage).<br />

*Amice. Brieven van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> aan zijn uitgever II (1977). Ed. F.L. Bastet.<br />

Anbeck, Ton, ‘<strong>Couperus</strong> en <strong>de</strong> maatschappelijke toestand van <strong>de</strong> geschei<strong>de</strong>n<br />

vrouw’, in Spektator I (1971/2), 7/8, 393-405.<br />

Anbeek, Ton, De schrijver tussen <strong>de</strong> coulissen (1978).<br />

Anbeek, Ton, De naturalistische roman in Ne<strong>de</strong>rland (1982).<br />

Annelèn, ‘Van mensch en ding. <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, in Algemeen Han<strong>de</strong>lsblad,<br />

(1923), 9 Juni.<br />

Arlman, H. en Mul<strong>de</strong>r, G., ‘F.van 't Sant', in Vrij Ne<strong>de</strong>rland 42 (1981), 10<br />

oktober.<br />

Asselbergs, prof. dr. W.J.M.A., ‘Vernieuwing van <strong>de</strong> Noordne<strong>de</strong>rlandse<br />

Letterkun<strong>de</strong>’, in Geschie<strong>de</strong>nis van <strong>de</strong> Letterkun<strong>de</strong> <strong>de</strong>r Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n IX (1951),<br />

165-173.<br />

Asselbergs, W., ‘Wegen naar <strong>Couperus</strong>?’, in Spiegel <strong>de</strong>r Letteren 16 (1974),<br />

161-171.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


821<br />

Aurigemma, Salvatore, Le terme di Diocleziano e il Museo Nazionale Romano<br />

(1954).<br />

Bae<strong>de</strong>ker, Karl, Handbuch für Reiscn<strong>de</strong>. Schwe<strong>de</strong>n und Norwegen nebst <strong>de</strong>n<br />

wichtigsten Reiserouten durch Dänemark (1888).<br />

Bassett, D.K., ‘The surren<strong>de</strong>r of Dutch Malacca, 1795’, in Bijdragen tot <strong>de</strong><br />

Taal-, Land- en Volkenkun<strong>de</strong> van Ne<strong>de</strong>rlandsch-Indië 117 (1961), 344 e.v.<br />

Bastet, F.L., Reizigers naar Rome (1964).<br />

*Bastet, F.L., Mr. Carel Vosmaer (1967)<br />

Bastet, F.L., ‘Mr. Carel Vosmaer. <strong>Een</strong> her<strong>de</strong>nking’, in Jaarboek van <strong>de</strong><br />

Maatschappij <strong>de</strong>r Ne<strong>de</strong>rlandse Letterkun<strong>de</strong> te Lei<strong>de</strong>n (1975/6). 20-50.<br />

Bastet, F.L., ‘Vreem<strong>de</strong> ogen zien <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, in Thema's <strong>voor</strong> een uitgever<br />

(1978), 7-9. (Feestboekje Johan W.B. Polak.)<br />

Bastet, F.L., ‘<strong>Couperus</strong> als surprise’, in Hermeneus 50 (1978), 3, 154-161.<br />

Bastet, F.L., Het maansteenrif (1979).<br />

*Bastet, F.L., <strong>Een</strong> zuil in <strong>de</strong> mist (1980).<br />

Bastet, F.L. en Brunsting, H., Corpus signorum classicorum musei antiquarii<br />

Lugduno-Batavi (1982).<br />

Bastet, F.L., ‘Van lief<strong>de</strong> en vriendschap en <strong>de</strong> poezen die <strong>voor</strong>bij gaan’, in<br />

NRC-Han<strong>de</strong>lsblad (1982), 15 april (achterpagina).<br />

Bastet, F.L., ‘Ouida en <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, in Maatstaf 39 (1982), 4, 1-27.<br />

Bastet, F.L., ‘Nawoord’, bij <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, Aan <strong>de</strong>n weg <strong>de</strong>r vreug<strong>de</strong> (1982),<br />

ed. Salaman<strong>de</strong>r, 164-180.<br />

Bastet, F.L., ‘Nawoord’, bij Met <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> in Afrika (1983), ed.<br />

Salaman<strong>de</strong>r, 149-155.<br />

Bastet, F.L., Naar paleizen uit het slik (1983).<br />

*Bastet, F.L., ‘Al die verloren paradijzen... <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> en zijn Florentijnse<br />

vriendinnen’, in Maatstaf 31 (1983), 3. 1-20; 4, 22-36.<br />

Bastet, F.L., ‘Nawoord’, bij <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, De stille kracht (1984), ed.<br />

Salaman<strong>de</strong>r, 239-249.<br />

Bastet, F.L., ‘Nawoord’, bij <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, Van ou<strong>de</strong> menschen, <strong>de</strong> dingen,<br />

die <strong>voor</strong>bij gaan... (1984), ed. Salaman<strong>de</strong>r, 241-250.<br />

Bastet, F.L., ‘Nawoord’, bij <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, Het snoer <strong>de</strong>r ontferming en<br />

Japansche legen<strong>de</strong>n (1984), ed. Salaman<strong>de</strong>r, 225-233.<br />

Bastet, F.L., ‘<strong>Een</strong> five o'clock tea in <strong>de</strong> Griekse thermen’, in Museumjournaal<br />

(1984), 2, 97-105.<br />

Bastet, F.L., ‘Nawoord’, bij <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, Metamorfoze (1985), ed.<br />

Salaman<strong>de</strong>r, 237-249.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


822<br />

Bastet, ‘Waar<strong>de</strong> Van Oss’, in Orion I (1985), 6, 41-45.<br />

Bastet, F.L., ‘Mauritska<strong>de</strong> 43’, in Juffrouw Ida II (1985), 3, 15-21.<br />

Bastet, F.L., ‘Voorwoord’, bij <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, Korte arabesken (1986), ed.<br />

Wereld<strong>bibliotheek</strong>.<br />

Batten, F.E.A., ‘Over <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, in De Nieuwe Gids (1936), I, 229-242.<br />

Beekman, E.M., ‘Introduction’, to <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, The hid<strong>de</strong>n force (translated<br />

by Alexan<strong>de</strong>r Teixeira <strong>de</strong> Mattos), revised edition (1985).<br />

Bibliografie over het werk van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. Samengesteld bij gelegenheid<br />

van <strong>de</strong> <strong>Couperus</strong>-tentoonstelling bij Dijkhoffsz in Den Haag (1923).<br />

Bigland, Eileen, Ouida, the passionate Victorian (1950).<br />

Blok, W., Verhaal en lezer (1960).<br />

Blijenburgh, A.H.W. van, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> †’, in N R C (1923), 21 juli.<br />

Bodar, Antoine, ‘Vitruvius in <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n’, in Ne<strong>de</strong>rlands Kunsthistorisch<br />

Jaarboek 1984 (1985), 3, 55-104.<br />

Het Boek in 1900 (1900).<br />

Boeken, H.J., ‘Herscheppinge of De gou<strong>de</strong>n ezel. van Lucius Apulejus’, in De<br />

Nieuwe Gids (1894), II. II e.v.<br />

*Bogaerts, dr. Theo, De antieke wereld van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> (1969).<br />

Boissier, Gaston, Promena<strong>de</strong>s archéologiques (1880).<br />

Bont, A.P. <strong>de</strong>, ‘<strong>Een</strong> italianisme bij <strong>Couperus</strong>?’, in De Nieuwe Taalgids 65 (1972),<br />

227.<br />

Boon, L.J., H. Hafkamp, G. Hekma, A.H. Huussen jr., M.J.M. Sal<strong>de</strong>n, J. Schenk,<br />

R.A.P. Tielman, ‘Geschie<strong>de</strong>nis van <strong>de</strong> homoseksualiteit in Ne<strong>de</strong>rland’, in Spiegel<br />

Historiael 17 (1982), 11 (november), 545-603.<br />

Booven, Henri van, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, in Onze Eeuw (1933), IV, 208-242.<br />

*Booven, Henri van. Leven en werken van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> (1933).<br />

Bor<strong>de</strong>wijk, F., ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> en <strong>de</strong> fantasie’, in Over <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> (1952),<br />

10-16.<br />

Borel, Henri, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, De komedianten’, in Het Va<strong>de</strong>rland (1918), 11<br />

augustus.<br />

Borel, Henri, ‘Iskan<strong>de</strong>r’, in Het Va<strong>de</strong>rland (1920), 1 mei.<br />

Borel, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> naar Indië’, in De Deli Courant (1921), 29 september.<br />

Borel, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> in Den Haag’, in Het Va<strong>de</strong>rland (1922), 15 oktober.<br />

Borel, Henri, ‘De Leeuw van <strong>Couperus</strong> en het Grootkruis van Loti’, in Het<br />

Va<strong>de</strong>rland (1923), 17 juni.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


823<br />

Borel, Henri, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> 1803-1923’, in Het Va<strong>de</strong>rland (1923), 17 juli.<br />

Borel, Henri, ‘Herinneringen aan <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. Naar aanleiding van <strong>de</strong><br />

<strong>Couperus</strong> Tentoonstelling’, in Het Va<strong>de</strong>rland (1933), 18 juni.<br />

Bosch, W., ‘Wat is er van <strong>de</strong> Stille Kracht’, in De Telegraaf (1900), 22 <strong>de</strong>cember.<br />

Bossard, J.H., <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> (1915). Fragmenten van F.Lapidoth, J.Walch,<br />

Just Havelaar, N.N., Jaap Kunst.<br />

Braak, Menno ter, ‘Het verlief<strong>de</strong> hei<strong>de</strong>ndom’, in Verzameld Werk 1 (1950),<br />

279-281.<br />

Braak, Menno ter, ‘Tachtiger, meer dan Tachtiger’, in Verzameld Werk IV (1951),<br />

78-87; tevens in Over <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> (1952), 17-26.<br />

Braak, Menno ter, ‘Perikelen <strong>de</strong>r <strong>biografie</strong>’, in Verzameld Wak V (1949), 61-64.<br />

Braasem, W.A. en Schwencke, Johan, Van Haagse dingen die <strong>voor</strong>bij zijn<br />

(1981 4 ).<br />

*Braches, Ernst, Het boek als Nieuwe Kunst. <strong>Een</strong> studie in Ast Nouveau (1973).<br />

*Breugelmans, R., <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> Lion of the Season (1982).<br />

Breugelmans, R., <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, Tussen Alexandrië en Lon<strong>de</strong>n (1985).<br />

Brink, dr. Jan ten, ‘<strong>Een</strong> oogst van verzen’, in De Amsterdammer (1884), 23<br />

augustus.<br />

Brink, dr. Jan ten, ‘De Haagsche roman van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, in Haagsche<br />

Stemmen 32 (1889), 6 april, 383-394.<br />

Brink, Jan ten, Geschie<strong>de</strong>nis <strong>de</strong>r Noord-Ne<strong>de</strong>rlandsche Letteren in <strong>de</strong> XIXe<br />

eeuw (1889-1904).<br />

Brink, dr. Jan ten, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, in Het boek in 1900 (1900), 9-13.<br />

Brink, dr. Jan ten, ‘De nieuwe roman van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, in De Telegraaf<br />

(1900) 6 oktober.<br />

Brink, dr. Jan ten, ‘Wat is er van <strong>de</strong> Stille Kracht?’, in De Telegraaf (1900), 8<br />

<strong>de</strong>cember.<br />

Brouwers, Jeroen, <strong>Couperus</strong> 1863-1963 (1963).<br />

Brouwers, Jeroen, Hélène Swarth. Haar huwelijk met Frits Lapidoth (1985).<br />

Bruggen, Carry van, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, in Rotterdamsche Dameskroniek (1916),<br />

4 november.<br />

Bueno <strong>de</strong> Mesquita, E.W.J., ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> te Florence’, in Algemeen<br />

Han<strong>de</strong>lsblad (1936), 27 oktober.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


824<br />

Bulhof, Francis, ‘De chronologie van De boeken <strong>de</strong>r kleine zielen’, in De Nieuwe<br />

Taalgids 72 (1979), 14-23.<br />

Buysse, Cyriel, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, Over lichten<strong>de</strong> drempels’, in Amsterdamsche<br />

Courant (1902), 15 <strong>de</strong>cember.<br />

Buysse, Cyriel, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> in Vlaan<strong>de</strong>ren’, in Groot-Ne<strong>de</strong>rland XXI (1923),<br />

11, 258-262.<br />

Byvanck, A.W., ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> en <strong>de</strong> klassieke oudheid’. in Jaarboek van <strong>de</strong><br />

Maatschappij <strong>de</strong>r Ne<strong>de</strong>rlandse Letterkun<strong>de</strong> te Lei<strong>de</strong>n (1945/6), 189-202.<br />

Byvanck, A.W., ‘Her<strong>de</strong>nking van Hendrik M.R.Leopold (8 september 1877-20<br />

juli 1950)’, in Jaarboek <strong>de</strong>r Koninklijke Ne<strong>de</strong>rlandse Aka<strong>de</strong>mie van<br />

Wetenschappen (1951/2), 1-5.<br />

C., Hermine, ‘<strong>Couperus</strong>-intime’, in Hollandia (1898), 9 juli.<br />

Carmiggelt, Simon, ‘Boodschap’, in Het Parool (1972), 16 februari.<br />

Cherubini, Bruno, I Bagni di Lucca (1981).<br />

Coenen, Frans, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> (1863-1913)’, in De Amsterdammer (1913),<br />

8 juni.<br />

Coenen, Frans, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, in De Ploeg (1913), juli, 1-6.<br />

Coenen, Frans, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> die nu zestig jaar wor<strong>de</strong>n gaat’, in Het Leven<br />

(1923), 31 maart.<br />

Coenen, Frans, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> niet meer...’, in Het Leven (1923), 21 juli.<br />

Cohen, dr. D., ‘De historische roman en <strong>Couperus</strong>' Iskan<strong>de</strong>r’, in Jaarboek van<br />

<strong>de</strong> Maatschappij <strong>de</strong>r Ne<strong>de</strong>rlandsche Letterkun<strong>de</strong> te Lei<strong>de</strong>n (1932/3), 88-89.<br />

Cohn, C., Zur Geschichte <strong>de</strong>s Einhorns 1-11 (1896/7).<br />

Coret, Alexan<strong>de</strong>r, ‘Exotische prins <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, in Haagsche Courant<br />

(1969), 1 februari.<br />

Coret, Alexan<strong>de</strong>r, ‘Nectar noch ambrozijn 11,’ in Het Va<strong>de</strong>rland (1982), 20<br />

februari.<br />

<strong>Couperus</strong>-Baud, E.J.W., ‘Reisbrieven van Mevrouw <strong>Couperus</strong>-Baud’, 1, in<br />

Hollandia II (1899), nr.86 (24 juni), 9-10.<br />

<strong>Couperus</strong>, mr. F.E., Het rechtswezen op Sumatra's westkust (1882).<br />

<strong>Couperus</strong>, G.G., Voorstel tot het uitgeven van nieuwe suiker-contracten op Java<br />

(1860).<br />

<strong>Couperus</strong>, G.G., Na<strong>de</strong>re toelichting tot mijn <strong>voor</strong>stel (1860).<br />

<strong>Couperus</strong>, G.G., Uitbesteding van suiker-contracten op Java (1860).<br />

<strong>Couperus</strong>, mr. J.R., <strong>Een</strong> woord ter gelegenheid <strong>de</strong>r op han<strong>de</strong>n zijn<strong>de</strong> ontmoeting<br />

<strong>de</strong>r oud gouverneurs-generaal J.J. Rochussen en Mr. A.J. Duymaer van Twist<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


825<br />

op liet veld van vrijen arbeid (1860).<br />

<strong>Couperus</strong>, mr. J.R., De geest van artikel 110 van het Ne<strong>de</strong>rlandsch-Indisch<br />

regerings-reglement, beschouwd als wettelijke grondslag <strong>voor</strong> <strong>de</strong> aanstaan<strong>de</strong><br />

Indische drukperswet (1862).<br />

<strong>Couperus</strong>, mr. J.R., Gouvernements-cultures met of zon<strong>de</strong>r stelsel? (1863).<br />

<strong>Couperus</strong>, mr. J.R., De agrarische wet van <strong>de</strong>n Minister De Waal, en hare<br />

toepassing volgens Fransen van <strong>de</strong> Putte, ter vierschare gebragt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Eerste<br />

Kamer <strong>de</strong>r Staten-Generaal (1870).<br />

Cram-Magré, ‘<strong>Couperus</strong> als sprookjesschrijver’, in Weerwerk (1973). 66-80<br />

(Opstellen <strong>voor</strong> G. Stuiveling.)<br />

Cumont, Franz, Recherches sur le symbolisme funéraire <strong>de</strong>s romains (19662).<br />

Cuypers, Aug., ‘<strong>Een</strong> gallicisme bij <strong>Couperus</strong>’, in De Nieuwe Taalgids (1972),<br />

470.<br />

Dam, C.F.A. van. ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> en Spanje’, in Leven<strong>de</strong> Talen (1948), 107<br />

e.v.<br />

Deugd, C.<strong>de</strong>, ‘Towards a comparatist's <strong>de</strong>finition of “Deca<strong>de</strong>nce”’, in<br />

Comparative Poetics, in honor of J.Kamerbeek jr. (1976), 33-52.<br />

Deventer, Ch.M. van, ‘Het Symposion’, in De Nieuwe Gids (1894), II, 56 e.v.<br />

Deventer, Ch.M. van, ‘Langs Lijnen van Gelei<strong>de</strong>lijkheid’, in De Locomotief<br />

(1900), 21 november.<br />

Deventer, Ch.M. van, ‘De stille kracht’, in De Locomotief (1901), 10 mei.<br />

Deventer, Ch.M. van, ‘Bevangen kritiek. Van Deyssel over <strong>Couperus</strong> in het<br />

Tweemaan<strong>de</strong>lijksch Tijdschrift van Maart 1901’, in De Locomotief (1901), 10<br />

mei; tevens in Veen's Nieuws 3 (1901), september, 1-111.<br />

Deventer, Ch.M. van, ‘<strong>Een</strong> symbolische strafpredicatie’, in De Locomotief<br />

(1901), 11 oktober.<br />

Deventer, Ch.M. van, ‘Euripi<strong>de</strong>s in onzen tijd’, in De Locomotief (1902), 15<br />

oktober.<br />

Deyssel, L. van, Verzamel<strong>de</strong> opstellen (1894).<br />

Deyssel, Lo<strong>de</strong>wijk van. <strong>Een</strong> lief<strong>de</strong>, met nawoord door Harry G.M. Prick bij <strong>de</strong><br />

heruitgave van <strong>de</strong> Ie druk (1975).<br />

Deyssel, Lo<strong>de</strong>wijk van, De scheldkritieken (1979), met <strong>voor</strong>woord door Harry<br />

G.M. Prick.<br />

Dirikx, L., ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> en <strong>de</strong> “Déca<strong>de</strong>nce”’, in Spiegel <strong>de</strong>r Letteren 26<br />

(1984), 17-35.<br />

Donkersloot, N.A., ‘Analyse van een roman: Van ou<strong>de</strong> mensen, <strong>de</strong> din-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


826<br />

gen, die <strong>voor</strong>bij gaan...’, in Over <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> (1952), 27-37.<br />

Dres<strong>de</strong>n, S., De structuur van <strong>de</strong> <strong>biografie</strong> (1956).<br />

Drissen, Ernst:, Vastgelegd <strong>voor</strong> later. Indische foto's (1917-1942) van Thilly<br />

Weissenborn (1983).<br />

Drop, dr. W., ‘Verkenning van De berg van licht’, in Han<strong>de</strong>lingen van het<br />

Zesentwintigste Ne<strong>de</strong>rlands Filologencongres (20-22 april 1960), 162-165.<br />

Drop, dr. W., ‘Noodlot en romanstructuur bij <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, in Tijdschrift<br />

<strong>voor</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse Taal en Letterkun<strong>de</strong> 79 (1963), 4, 288-305.<br />

Dubois, Pierre H., ‘<strong>Couperus</strong> en <strong>de</strong> materie’, in Over <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> (1952),<br />

38-44.<br />

Dubois, Pierre H., Marcellus Emants. <strong>Een</strong> schrijversleven (1964).<br />

Duinkerken, Anton van, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, in Over <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> (1952),<br />

45-48.<br />

Duviquet, Georges, Heĺiogabale, raconté par les historiens grecs et latins.<br />

Préface <strong>de</strong> Remy <strong>de</strong> Gourmont (1903).<br />

Dyserinck, J., Hul<strong>de</strong> aan Betje Wolff en Aagje Deken (1884).<br />

Ee<strong>de</strong>n, Fre<strong>de</strong>rik van, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, in De Amsterdammer (1917), 1<br />

<strong>de</strong>cember.<br />

Ee<strong>de</strong>n, Fre<strong>de</strong>rik van, Dagboek 1878-1923, I-IV (1971-1972). Ed. H.W. van<br />

Tricht.<br />

Ekhard, Paul [Valette, Gerard <strong>de</strong> la], ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, in De Nieuwe Courant<br />

(1913), 10 juni.<br />

Elias, Mr. E., ‘Mevrouw <strong>Couperus</strong> kijkt terug’, in Elsevier (1951), nr.344 d.d.<br />

13 oktober.<br />

Eliassen-De Kat, M.H., ‘Nog eens stijlverschijnselen bij <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, in<br />

De Nieuwe Taalgids 65 (1972), 287-302.<br />

Eliassen-De Kat, Martha H., ‘De boeken op <strong>de</strong> tafel van Hugo Aylva of <strong>de</strong><br />

motieven in <strong>Couperus</strong>' “Metamorfoze”,’ in Spiegel <strong>de</strong>r Letteren 20 (1978), 1-36;<br />

81-99.<br />

Engelbewaar<strong>de</strong>r Wintefboek (1979).<br />

*Erbe, Richard [Breugelmans, R.], <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. Nagelaten werk (1975).<br />

Feith, Jan, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, in De Indische Post (1923), 25 augustus.<br />

Feith, Jan, Voorbijgangers (1925).<br />

Fens, Kees, Zo ik iéts ben... <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> in eigen woor<strong>de</strong>n (1974).<br />

Fontijn, Jan, ‘Levensleed of an<strong>de</strong>rs zijn dan an<strong>de</strong>ren’, in Engelbewaar<strong>de</strong>r<br />

Winterboek (1979), 145-168.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


827<br />

*Fontijn, Jan, Leven in extase. Opstellen over mystiek en muziek, literatuur en<br />

<strong>de</strong>ca<strong>de</strong>ntie rond 1900 (1983).<br />

Fontijn, Jan, ‘De esthetiek van <strong>de</strong> politiek. <strong>Couperus</strong> en <strong>de</strong> politiek’, in<br />

Staalkaart. Opstellen over letterkun<strong>de</strong> (1984), 57-71.<br />

Friedlän<strong>de</strong>r, Ludwig, Darstellungen aus <strong>de</strong>r Sittengeschichte Roms, in <strong>de</strong>r Zeit<br />

von August bis zum Ausgang <strong>de</strong>r Antonine (1862).<br />

Galle, Marc, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> en <strong>de</strong> orthodoxe kritiek’, in Vlaamse Gids (1955),<br />

I, 50 e.v.<br />

Galle, Marc, ‘De verheerlijking van <strong>de</strong> vrouw in het werk van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’,<br />

in Vlaamse Gids (1963), 6, 380 e.v.<br />

Galle, dr. Marc. ‘<strong>Couperus</strong> en <strong>de</strong> psychoanalyse’, in Nieuw Vlaams Tijdschrift<br />

XVI (1963), 83-89.<br />

Galle, Marc, <strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong> kritiek (1963).<br />

Galle, Marc, Schimmen van glans. <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>' poëzie of <strong>de</strong> confrontatie<br />

met zijn noodlot (1964).<br />

Galle, Marc, ‘Hélène Swarth over <strong>Couperus</strong> in brieven aan Pol <strong>de</strong> Mont’, in De<br />

Nieuwe Taalgids (1965), 31 e.v.<br />

Galle, Marc, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, zijn waar<strong>de</strong>ringscurve in vogelvlucht’, in Leven<strong>de</strong><br />

Talen (1968), 458 e.v.<br />

Galle, Marc, Van gedroomd minnen tot ons dwaze bestaan. Het noodlot in het<br />

werk van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> (1973).<br />

Galle, Marc, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> en France’, in Septentrion 5 (1976), 2, 29-40.<br />

Geest-Jacobsen, I. van, en Klein, M., ‘<strong>Couperus</strong> en <strong>de</strong> Vrouwenquestie’, in De<br />

Nieuwe Taalgids 78 (1985), 127-136.<br />

Geuns, M. van, Nieuwste Vorstenlandsche Historiën. Resi<strong>de</strong>nt <strong>Couperus</strong> in<br />

Djokja (1908).<br />

Goe<strong>de</strong>gebuure, Jaap, ‘<strong>Couperus</strong>' vertaling van La tentation <strong>de</strong> Saint Antoine en<br />

<strong>de</strong> nawerking daarvan in zijn oeuvre’, in De Nieuwe Taalgids 70 (1976),<br />

500-507.<br />

Goe<strong>de</strong>gebuure, Jaap, ‘<strong>Couperus</strong> en <strong>de</strong> traditie’, in Tira<strong>de</strong> 20 (1976), 211, 51-64.<br />

Goe<strong>de</strong>gebuure, Jaap, ‘Deca<strong>de</strong>ntisme’, in Forum <strong>de</strong>r Letteren 24 (1983), 161-178.<br />

Goe<strong>de</strong>gebuure, Jaap, ‘Deca<strong>de</strong>ntisme in Ne<strong>de</strong>rland’, in Deca<strong>de</strong>ntie (1985), 70-85.<br />

Ed. Grafiet.<br />

Goes van Naters, M. van <strong>de</strong>r. Met en tegen <strong>de</strong> tijd. Herinneringen (1980).<br />

Gomperts, H.A., ‘Emants en <strong>Couperus</strong>’, in De geheime tuin (1963), 63-65.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


828<br />

Gomperts, H.A., ‘<strong>Couperus</strong>’, in De geheime tuin (1963), 65-72.<br />

Gosse, Edmund, ‘The Dutch Sensitivists’, in <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, Footsteps of Fate<br />

(1891). Translated from the Dutch by Clara Bell.<br />

Gosse, Edmund, ‘Over <strong>Couperus</strong>’, in Het Va<strong>de</strong>rland (1923), 26 juli.<br />

Gosse, Sir Edmund, Silhouettes (1925).<br />

's-Gravesan<strong>de</strong>, G.H., ‘Eline Vere en Het Va<strong>de</strong>rland’, in De Nieuwe Courant<br />

(1948), 15 september.<br />

's-Gravesan<strong>de</strong>, G.H., ‘Kanttekening’, in Het Ve<strong>de</strong>rland (1963), 15 juni.<br />

Guépin, J.P., De twee<strong>de</strong> wet van Guépin (1974).<br />

Guépin, J.P., ‘De oudheid van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, in Hollands Maandblad II<br />

(1969), 261/262, aug./sept., 50-54.<br />

Haan, Tjaard <strong>de</strong>, Terug<strong>de</strong>nken in dankbaarheid (1981).<br />

Haasse, Hella, ‘Opera als “make believe” in het werk van <strong>Couperus</strong>’, in Mens<br />

en melodie 37 (1982), 11, nov., 544-556.<br />

Haasse, Hella S., ‘Komediant en klankziel’, in Bladspiegel, 138-153 (1985).<br />

Hafkamp, Hans, ‘Veran<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> opvattingen over vriendschap en lief<strong>de</strong> tussen<br />

mannen’, in Ten tij<strong>de</strong> van <strong>de</strong> Tachtigers. Rondom <strong>de</strong> Nieuwe Gids 1880/1895<br />

(1985), 73-85. Ed. Peter Winkels.<br />

Haganus, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> zégt...!’, in Buiten (1915), 24 april.<br />

Hall, J.N. van, ‘Francisque Sarcey’, in De Gids (1885), IV, I e.v.; 238 e.v.<br />

Hall, J.N. van, ‘De “déca<strong>de</strong>nts” in Frankrijk’, in De Gids(1888), I, 416 e.v.<br />

Hamel, A.G. van, ‘Paul Bourget’, in De Gids (1890), II, 197 e.v.<br />

Hamerling, Robert, Amor en Psyche (1882). Vertaald door P.A.M. Boele van<br />

Hensbroek. Met een <strong>voor</strong>woord van mr. C. Vosmaer.<br />

Hamilton, Olive, Paradise of exiles (1974).<br />

Hare, A.J.C., Walks in Rome (vele drukken).<br />

Harten, Jaap, Else Mauhs. De ontvoering van een legen<strong>de</strong> (1984).<br />

Helman, Albert, ‘De stille kracht in het oeuvre van <strong>Couperus</strong>’, in Over <strong>Louis</strong><br />

Cauperus (1952), 49-53.<br />

Helmond, Toke van. Bob Hanf 1894-1944 (1982). Ed. De Engelbewaar<strong>de</strong>r VI,<br />

oktober 1981.<br />

Hertog, C.H.<strong>de</strong>n, Noodlottig <strong>de</strong>terminisme (1891).<br />

Hien, H.A. van, De Javaansche geestenwereld en <strong>de</strong> betrekking die tusschen<br />

<strong>de</strong> geesten en <strong>de</strong> zinnelijke wereld beslaat verdui<strong>de</strong>lijkt door petangan's of<br />

tellingen bij <strong>de</strong> Javanen in gebruik (1896).<br />

Hijmans, B.L. en Paardt, R.Th. van <strong>de</strong>r, Aspects of Apuleius' Gol<strong>de</strong>n Ass (1978).<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


829<br />

Hil<strong>de</strong>sheimer, Wolfgang. Mozart (1977).<br />

Hirschberg, Leopold, Der Taschengoe<strong>de</strong>ke (1970).<br />

Hoorn, dr. G. van. Het portret bij <strong>de</strong> Romeinen (1930).<br />

Hulsman, G., ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> 9 Juni 1863-9 juni 1923’, in Het Va<strong>de</strong>rland<br />

(1923), 17 juni.<br />

Hulsman, G., ‘Kleykamp en Westerveid’, in Het Va<strong>de</strong>rland (1923). 9 augustus.<br />

Ibsen, H., Gespenster (1883), Übersetzt von M.von Borch.<br />

*In<strong>de</strong>stege, prof. dr. Luc., Giovanni Papini (1968).<br />

Irving, Washington, A chronicle of the conquest of Granada (1829).<br />

Irving, Washington, Tales of the Alhambra (1832).<br />

Irving, Washington, Legends of the conquest of Spain (1836).<br />

Ising, Arnold, ‘<strong>Couperus</strong>' Eline Vere’, in De Ne<strong>de</strong>rlandsche Spectator (1889),<br />

6 april.<br />

Itallie-Van Emb<strong>de</strong>n, W. van, ‘In memoriam <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, in NRC (1923),<br />

10 november.<br />

*Itallie-Van Emb<strong>de</strong>n, W. van. Spreken<strong>de</strong> portretten (1925).<br />

s' Jacob, E.H., ‘Cultuurstelsel’, in Oosthoek's Encyclopaedie 4 (1948), 784 e.v.<br />

Jansen, dr. J., Busken Huet, Schaepman en <strong>Couperus</strong> (1907).<br />

Janssens, M., Tachtig jaar na Tachtig (1974 3 ).<br />

Jong, A.M. <strong>de</strong>, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> †’, in Het Volk (1923), 17 juli.<br />

Joosse, Kees, ‘J.H.François. An<strong>de</strong>rs dan an<strong>de</strong>ren’, in Maatstaf 33 (1985), 5,<br />

69-83.<br />

Jullian, Philippe, Jean Lorrain on le Satiricon (1974).<br />

Jullian, Philippe, Esthètes et magiciens (1969).<br />

Kazemier, dr. G., ‘Het <strong>de</strong>terminisme in <strong>de</strong> roman. <strong>Couperus</strong>, De boeken <strong>de</strong>r<br />

kleine zielen’, in De roman als levensspiegel (1950), 87-110.<br />

Kleeding en <strong>de</strong> man (1915). <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, Top Naeff, M.J.Brusse, e.a.<br />

Klein, M., ‘Met Eline Vere naar <strong>de</strong> opera Le Tribut <strong>de</strong> Zamora’, in De Nieuwe<br />

Taalgids 73 (1980), 29-36.<br />

*Klein, M. en Ruijs, H., Over Eline Vere van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> (1981).<br />

Klein, M., ‘Het noodlot als regisseur: over <strong>de</strong> interpretatie van <strong>Couperus</strong>'<br />

Noodlot’, in Spiegel <strong>de</strong>r Letteren 25 (1983), 198 e.v.<br />

Klein, M., ‘Het verborgen leven van Cecile van Even’, in De Revisor 10 (1983),<br />

84-91.<br />

Klein, M., ‘Op grond van <strong>de</strong> partituur’, in Op grond van <strong>de</strong> tekst (1983), 53-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


830<br />

63. Opstellen aangebo<strong>de</strong>n aan prof. dr. Karel Meeuwesse.<br />

Klein, M., ‘JR in Extaze’, in Jambe 3 (1983), 9, 2-6.<br />

Klein, M., <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> en Pier Pan<strong>de</strong>r (1985).<br />

Kloos, Willem, z.t., recensie in De Nieuwe Gids 4 (1889), 11, 155.<br />

Knuvel<strong>de</strong>r, dr, G.P.M., Handboek tot <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis <strong>de</strong>r Ne<strong>de</strong>rlandse<br />

Letterkun<strong>de</strong> IV (1976), 212-333.<br />

Koch, Jeannette, <strong>Couperus</strong>' Rome (1974).<br />

Koch, Jennnette en Starink, Jan, Babel. <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> 1863-1923 (1974).<br />

Koch-Piccio, Jeannette E., ‘I romanzi regali di <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, in Annali-Studi<br />

Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>si-Studi Nordici XVIII (1975), 31-98; XX (1977), 7-60.<br />

Koch-Piccio, Jeannette E., ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’ koningsromans in Frankrijk en<br />

Italië', in Maatstaf 31 (1983), 12, 1-15.<br />

Kooy, J.G., ‘<strong>Couperus</strong> en Engeland’, in Merlyn II (1964), 5, juli, 11-28.<br />

Kralt, P., ‘Ruimte bij <strong>Couperus</strong> en Flaubert’, in De Nieuwe Taalgids 75 (1982),<br />

1, 61-75.<br />

Kuiper, W.E.J., ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> en <strong>de</strong> Grieksch-Romeinsche Oudheid’, in De<br />

Nieuwe Gids XXXII (1917), 1, 4, april, 615-638.<br />

Kuypers, Julien, ‘Over <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, in Over <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> (1952), 54-56.<br />

Lampen, pater dr. Willibrord, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> en Sint Franciscus’, in Bijdragen<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis van <strong>de</strong> provincie <strong>de</strong>r Min<strong>de</strong>rbroe<strong>de</strong>rs in <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n<br />

XXXV (1957), 53 e.v.<br />

Lapidoth, Frits, ‘<strong>Couperus</strong>' nieuwe vrouwenfiguren’, in Elsevier's geïllustreerd<br />

Maandschrift (1900), 472-474.<br />

Lapidoth, Frits, ‘<strong>Couperus</strong>' “Stille Kracht”’, in Elsevier's geïllustreerd<br />

Maandschrift (1900), 569-571.<br />

Lapidoth, Frits, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>: Uit blanke ste<strong>de</strong>n... I en II. Herakles’, in De<br />

Nieuwe Courant (1913), 7 <strong>de</strong>cember.<br />

Lapidoth, Frits, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren, vier bun<strong>de</strong>ls;<br />

De Komedianten’, in De Nieuwe Courant (1917), 18 november.<br />

Lapidoth, Frits, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> 1863-1933’, in De Nieuwe Courant (1923),<br />

10 juni.<br />

Lapidoth, Frits, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>†’, in De Vrijheid (1923), 25 juli.<br />

Larreta, Enrique, La gloria <strong>de</strong> Don Ramiro (1951 2 ).<br />

Lautére, Adrienne, L'Ame Latine <strong>de</strong> M. <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, Romancier Hollandais<br />

(1922).<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


831<br />

Lee, Elizabeth, Ouida: a memoir (1914).<br />

Levyssohn Norman, mr. H.D., ‘Guillaume Baud’, in Eigen Haard (1891), 694.<br />

Libosan, E.A.E., ‘<strong>Couperus</strong> in De Steeg’, in Het Va<strong>de</strong>rland (1963), 15 juni.<br />

Loenen Martinet, J. van, Het fatalisme in onze jongste letterkun<strong>de</strong> (1891).<br />

Logan, Anne-Marie S., The ‘Cabinet’ of the Brothers Gerard and Jan Reynst<br />

(1979).<br />

<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> (1980 3 ). Schrijvers Prentenboek, 9.<br />

Luger, Bernt, en Prick, Harry G.M., De beweging van 80 (1982). Schrijvers<br />

Prentenboek, 22.<br />

Lukkenaer, Pim, ‘<strong>Couperus</strong>, Netscher en Zola in Metamorfose’, in Meta XIX<br />

(1985), 4, februari, 25-29.<br />

Lukkenaer, Pim, ‘De omrankte staf. <strong>Couperus</strong>' Dionyzos als sleutel tot het<br />

antieke werk’, in Bzzlletin 132 (1986), januari, 29-42.<br />

Maanen, W. van. Maarten Maartens (1927).<br />

Maas, Nop, ‘Jonkheer Ram, luitenant: Siria, Taco Quaerts’. in Maatstaf 30<br />

(1982), 6, 76-83.<br />

Maas, Nop, Marcellus Emants. Aantekeningen (1985). Achter het Boek 20, 1-3.<br />

* Maatstaf II (1963), 3/4, juni/juli, 145-248: H.W. van Tricht en P.H. Dubois,<br />

<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> als briefschrijver.<br />

Mansfield, Katherine, Novels and Novelists (1930), 122-126; 205-208.<br />

Marsman, H., ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, in Verzameld werk III. Critisch proza (1947 2 ),<br />

151-153. In <strong>de</strong> dundrukedi<strong>de</strong> (1979 4 ), 521-523.<br />

Matz, Friedrich, Die dionysischen Sarkophage 1-4 (1968-1975).<br />

McKenna, Stephen, ‘Preface’ to Old people and the things that pass by <strong>Louis</strong><br />

<strong>Couperus</strong> (1919).<br />

*McKenna, Stephen, Tex, a chapter in the life of Alexan<strong>de</strong>r Teixeira <strong>de</strong> Mattos<br />

(1922).<br />

Meester, J.<strong>de</strong>, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, in Wereldkroniek (1923), to juni.<br />

Meester, Johan <strong>de</strong>, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> †’, in De Gids (1923), III, 341-343.<br />

Merwe, C.N. van <strong>de</strong>r, ‘Motief en karakter in “Van ou<strong>de</strong> menschen, <strong>de</strong> dingen,<br />

die <strong>voor</strong>bij gaan...” van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, in Standpunte 1970/1, 24, 43-47;<br />

1971/2, 25, 52-61.<br />

Michels, L.C., ‘<strong>Een</strong> lent van vaersen’, in De Nieuwe Taalgids 45 (1952),<br />

336-337.<br />

Mont, Pol <strong>de</strong>, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> (1983).<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


832<br />

Montijn, Mr. A.M.M., Bureau van consultatie bij <strong>de</strong>n Hoogen Raad <strong>de</strong>r<br />

Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n. Bijdrage tot <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis van <strong>de</strong> Haagsche Balie (1934).<br />

Montulet, M.L., ‘<strong>Couperus</strong>' Noodlot’, in Forum <strong>de</strong>r Letteren 19 (1978), 3,<br />

237-247.<br />

Morgan, Ted, Somerset Maugham (1980).<br />

Mul<strong>de</strong>r, Anne H., ‘Aprés tout van <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> dingen die <strong>voor</strong>bij gaan’, in<br />

Over <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> (1952), 57-61.<br />

Muller, dr. H.C., ‘In Griekenland’, in Elsevier's geïllustreerd Maandschrift VI,<br />

145-I77.<br />

Muller, P.H., ‘Bibliografie. X-XII. <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, in Opwaartsche Wegen IV<br />

(1927-1928), 173-176; 204-208; 235-240.<br />

Naeff, Top, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> en <strong>de</strong> legen<strong>de</strong>’, in Over <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> (1952),<br />

62-66.<br />

Netscher, Frans, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> en Wereldvre<strong>de</strong>’, in De Hollandsche Revue<br />

I (1896), 51 e.v.<br />

Netscher, Frans, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>' Babel’, in Veen's Nieuws I (1901), 1-111.<br />

Netscher, Frans, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. Vijftig jaar. Karakterschets’, in De<br />

Hollandsche Revue (1913), juni, 336-344.<br />

Netscher, Frans, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, in NRC (1923), 9 en 16 juni.<br />

Netscher, Frans, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, in Woord en Beeld, (1897), 288-294.<br />

Nieuwenhuys, R., ‘De Indische wereld van <strong>Couperus</strong>’, in Hollands Maandblad<br />

5 (1963), 192/3, juli/aug., 18-26.<br />

Nieuwenhuys, R. Oost-Indische Spiegel (1978).<br />

* Nieuwenhuys, Rob, Baren en oudgasten (1981).<br />

Nouhuys, W.G. van, ‘Babel’, in De Amsterdammer (1901), 1 september.<br />

Nouhuys, W.G. van, Uren met schrijvers (1902).<br />

Nouhuys, W.G. van, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, Dionyzos’, in Het Va<strong>de</strong>rland (1905), 11<br />

februari.<br />

Nijhoff, M., Gedachten op dinsdag (1931), 9-15.<br />

Oliveira, E.d', ‘De jongere generatie’ (1914).<br />

Olivier, Gerrit, ‘Deca<strong>de</strong>nsie in <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> se De berg van licht’, in<br />

Standpunte 35 (1982), 6, 41 e.v.<br />

Oort, H., ‘Jezus als romanheld’, in De Gids (1890), III, 522 e.v.<br />

Oss, S.F. van., Vijftig jaren journalist (1946).<br />

Otten, F.J.M., ‘Twee is te veel-Cultuurbeleid anno 1897’, in Ne<strong>de</strong>rlands<br />

Archieven Blad 77 (1973), 193-195.<br />

Ou<strong>de</strong>, J. van <strong>de</strong>n, Litterarische interludiën (1899).<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


833<br />

Ou<strong>de</strong>, J. van <strong>de</strong>n, ‘De kleine zielen’, in Het Nieuws van <strong>de</strong>n Dag (1901), 7<br />

<strong>de</strong>cember.<br />

Ou<strong>de</strong>, J. van <strong>de</strong>n, ‘Het late leven’, in Het Nieuws van <strong>de</strong>n Dag (1902), 2 mei.<br />

Ou<strong>de</strong>, J. van <strong>de</strong>n, ‘De berg van licht’, in Het Nieuws van <strong>de</strong>n Dag (1906), 24<br />

februari.<br />

Overdiep, G.S., ‘Inversie in <strong>Couperus</strong>' Iskan<strong>de</strong>r’, in Onze Taaltuin 1 (1932/3),<br />

3-8.<br />

Over <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> (1952). Diverse auteurs.<br />

Paardt, R.Th. van <strong>de</strong>r, ‘Asinina’ in Hermeneus 46 (1974/5), 335-338.<br />

Paardt, Rudi van <strong>de</strong>r, ‘Sporen van <strong>de</strong> gou<strong>de</strong>n ezel in <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse letterkun<strong>de</strong>’,<br />

in Maatstaf 29 (1981), 5 e.v.<br />

Paardt, R.Th. van <strong>de</strong>r, Antieke motieven in <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>rne Ne<strong>de</strong>rlandse letterkun<strong>de</strong><br />

(1982).<br />

Painter, George D., Marcel Proust (1959).<br />

Piere, J.<strong>de</strong>, ‘Verteller en gezichtshoek’, in Spiegel <strong>de</strong>r Letteren 16 (1974),<br />

119-133.<br />

Pieter <strong>de</strong> Josselin <strong>de</strong> Jong (1985). Catalogus Sint-Oe<strong>de</strong>nro<strong>de</strong>.<br />

Polak. J.B.W., ‘<strong>Couperus</strong> en <strong>de</strong> Romeinse oudheid’, in De Revisor II (1975),<br />

24-27.<br />

*Polak, J.B.W., <strong>Couperus</strong> en <strong>de</strong> oudheid (1961).<br />

Polak, J.B.W., ‘Petronius bij <strong>Couperus</strong>’, in Hermeneus 50 (1978), 3, 170-179.<br />

*Popma, prof. dr. K.J., Beschouwingen over het werk van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong><br />

(1968).<br />

Praz, Mario, The romantic agony (1960 2 ).<br />

Praz, Mario, ‘Un gran<strong>de</strong> <strong>de</strong>ca<strong>de</strong>nte’, in Il Tempo (1974), 27 oktober. Vertaald<br />

in Maatstaf 23 (1975), 1, 12-15 (John Sillevis).<br />

Praz, Mario, ‘Rome in <strong>de</strong> tijd van <strong>Couperus</strong>’, in De Revisor II (1975), I, 16-23.<br />

Prick, Harry G.M., ‘Kloos-ups van tijdgenooten 4’, in Juffrouw Idastraat 11<br />

(l974), 3, sept., 1/2, 6-7.<br />

*Prick, Harry G.M., ‘Nieuw licht op jonkheer J.H. Ram, intimus van <strong>Louis</strong><br />

<strong>Couperus</strong>’, in Juffrouw Ida 9 (1983), 2, 32-43.<br />

Prick, Harry G.M., ‘Gelauwerd sta 'k aan 't eind <strong>de</strong>r baan. Over <strong>de</strong> Nieuwe<br />

Gids-Prijs van 1911 en 1914’, in Juffrouw Ida 13 (1987), 1, 14-18.<br />

Puchinger, G., Gesprekken over Rome-Reformatie (1965).<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


834<br />

Querido, Is., ‘<strong>Couperus</strong> fantasmagorist’, in Ne<strong>de</strong>rland (1900), 65 e.v.; 323 e.v.<br />

Querido, Is., Studiën I-II (1907 e.v.).<br />

Querido, Is., ‘De mannen, die <strong>voor</strong> ons schrijven. <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, in Het Leren<br />

(1921), 11 oktober.<br />

Querido, Is., ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, in Algemeen Han<strong>de</strong>lsblad (1923), 9 juni.<br />

Querido, Is., ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. (Persoonlijke herinneringen)’, in De<br />

Amsterdammer (1923), 28 juli.<br />

Quiller-Couch, De Schoone Slaapster en an<strong>de</strong>re Sprookjes (1911). Naverteld<br />

uit het oud-Fransch. Bewerkt door Elizabeth <strong>Couperus</strong>.<br />

Reijn<strong>de</strong>rs, Karel, ‘Averechtse pantomime, het ik-verhaal als procédé in Dionyzos<br />

van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, in De Nieuwe Taalgids 45 (l952), 108-109.<br />

Reijn<strong>de</strong>rs, Karel, ‘De dandy, of <strong>Couperus</strong> witgedast’, in Roeping 34 (1959),<br />

712-715.<br />

Reijn<strong>de</strong>rs, Karel, ‘<strong>Couperus</strong> verkennen: barbarismen en impressionisme’, in De<br />

Nieuwe Taalgids 53 (1960), 10-20.<br />

Reijn<strong>de</strong>rs, Karel, ‘Het Genootschap <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> (<strong>de</strong>c. 1928-<strong>de</strong>c. 1936) en<br />

een Engelse bewon<strong>de</strong>raarster van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, in Leven<strong>de</strong> Talen (1963),<br />

354-357.<br />

*Reijn<strong>de</strong>rs, Karel, <strong>Couperus</strong> bij Van Deyssel (1968).<br />

Reijn<strong>de</strong>rs, Karel, On<strong>de</strong>r <strong>de</strong>kmantel van etiket (1972).<br />

Reijn<strong>de</strong>rs, Karel, ‘Brummell in boekvorm en zijn invloed op <strong>de</strong> teorie van het<br />

dandyisme’, in On<strong>de</strong>r <strong>de</strong>kmantel van etiket (1972), 1-22.<br />

Reijn<strong>de</strong>rs, Karel, ‘Dandies als schrijvers, schrijvers als dandies’, in On<strong>de</strong>r<br />

<strong>de</strong>kmantel van etiket (1973), 23-39.<br />

Reijn<strong>de</strong>rs, Karel, Als ik, bij <strong>voor</strong>beeld, <strong>de</strong> geest van mijn moe<strong>de</strong>r op <strong>de</strong>n rand<br />

van mijn bed zag zitten (1974).<br />

Reijn<strong>de</strong>rs, Karel, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, een leugenaar uit wellust’, in Jaarboek van<br />

<strong>de</strong> Maatschappij <strong>de</strong>r Ne<strong>de</strong>rlandse Letterkun<strong>de</strong> te Lei<strong>de</strong>n (1975/5), 3-10.<br />

Reijn<strong>de</strong>rs, Karel, ‘Ene ram, een stiertje, en on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>ren Orlando’, in Thema's<br />

<strong>voor</strong> een uitgever (1978), 47-60.<br />

Reyneke van Stuwe, Jacqueline, ‘Menaechmi’, in Haagsche Vrouwenkroniek<br />

(1916), 18 november.<br />

Reyneke van Stuwe, Jacqueline, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, in Haagsche Vrouwenkroniek<br />

(1933), 9 juni.<br />

Reijt, Vic van <strong>de</strong>, ‘Leo Simons en <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis van <strong>de</strong> Wereldbiblio-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


835<br />

theek’, in NRC-Han<strong>de</strong>lsblad (1981), 28 augustus. Cultureel supplement.<br />

Revis, M., ‘Niet naar <strong>Couperus</strong> gaan’ in Algemeen Han<strong>de</strong>lsblad (1963), 8 juni.<br />

Rid<strong>de</strong>r, André <strong>de</strong>, ‘Bij <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, in Den Gul<strong>de</strong>n Winckel 15 (1916), nr.<br />

12, 15 <strong>de</strong>cember, 178-182; 16 (1917), nr. 1, 15 januari, 2-7; nr.2, 15 februari,<br />

20-25.<br />

*Rid<strong>de</strong>r, André <strong>de</strong>, Bij <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> (1917).<br />

Rilke, Rainer Maria, und Thurn und Taxis, Marie von, Briefwechsel (1951).<br />

Ritter jr,. dr. P.H., ‘Aantekeningen over <strong>de</strong> stijl van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, in Over<br />

<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> (1953), 67-74.<br />

Roelvink, Herman, ‘In memoriam <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, in De Amsterdammer<br />

(1923), 21 juli.<br />

Römer, L.S.A.M. von, ‘Über die androgynische I<strong>de</strong>e <strong>de</strong>s Lebens’, in Jahrbuch<br />

für sexuelle Zwischestufen V (1903), 2, 707-940.<br />

Römer, L.S.A.M. von, Ongekend leed (1904).<br />

Roland Holst, A., Ik herinner mij (1981).<br />

De roman als levensspiegel (1950). (Prof. dr. N.A.Donkersloot, dr. H.A.Enno<br />

van Gel<strong>de</strong>r, M.D.E.<strong>de</strong> Leve, dr. G.Kazemier, prof. dr. S.Dres<strong>de</strong>n, J.H. Schouten.)<br />

Romijn, Jaap, ‘De wereld van Alma Ta<strong>de</strong>ma’, in Antiek VIII (1974), 720-737.<br />

Roos, Elisabeth <strong>de</strong>, ‘<strong>Couperus</strong> en zijn Haagse romans’, in Over <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong><br />

(1952), 75-78.<br />

Ross, Leo, ‘“Van ou<strong>de</strong> mensen” als Indische roman’, in Literatuur 2 (1985), 1,<br />

18-24.<br />

Rotgans, J., ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, in De ware Jacob (Beken<strong>de</strong> Tijdgenooten) IV<br />

(1905), 47, 19 augustus. Karikatuur.<br />

Royaards-Sandberg, Jacqueline, Herinneringen (1979). Ed. Harry G.M. Prick.<br />

Russell, J.A., ‘<strong>Couperus</strong> in English’, in De Nieuwe Gids (1927), 1, 522-533.<br />

Russell, J.A., Romance and realism; trends in Belgo-Dutch prose literature<br />

(1959), ch. VII.<br />

Sabatier, Paul, La vie <strong>de</strong> Saint François d'Assise (1894).<br />

Salomons, Annie, ‘Wat een vrouw <strong>de</strong>nkt over...’, in De Amsterdammer (1915),<br />

XLVII, 2 mei.<br />

Salomons, Annie, ‘Bijkomstighe<strong>de</strong>n LXXXIII’, in De Amsterdammer (1923), 28<br />

juli.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


836<br />

Salomons, Annie, Herinneringen uit <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> tijd (1984). Ed. Harry G.M. Prick.<br />

Savornin Lohman, Anna <strong>de</strong>, ‘Babel door <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, in Soerabaiaasch<br />

Han<strong>de</strong>lsblad (1901), 24 augustus.<br />

De Schakelaar V (1931), 20, 27, juni. Diverse auteurs. <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>-nummer.<br />

Scharten Antink, C. en M., ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, Dionyzos’, in De Gids (1906), I,<br />

389-423.<br />

Scheer, Lieve, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> en <strong>de</strong> psychoanalyse’, in Spiegel <strong>de</strong>r Letteren<br />

5 (1961), 3, 182, e.v.<br />

Scheer, L., ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> en Emile Zola: noodlottig masochisme’, in Spiegel<br />

<strong>de</strong>r Letteren 21 (1979), 3, 161-177.<br />

Schoon<strong>de</strong>rwoerd, N.H.G., J.L. Grein, ambassador of the theatre, 1862-1935<br />

(1963).<br />

*Schregel-Onstein, Francine, Het rijk geschakeer<strong>de</strong> leven van Prof. Dr. Jan ten<br />

Brink (1972).<br />

Serrurier, C., ‘<strong>Een</strong> momentopname van <strong>Couperus</strong>' persoonlijkheid’, in Over<br />

<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> (1952), 79-81.<br />

Sikemeier, J.H., Elise van Calcar (1921).<br />

Simons, Wim J., <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> (1963).<br />

*Snij<strong>de</strong>rs, Jhr. J.H. Ram (1983).<br />

Spie, W.C. <strong>de</strong>, ‘Haagsche reflexen’, in Soerabaiaasch Han<strong>de</strong>lsblad (1916), 16<br />

januari.<br />

Staalkaart. Opstellen over letterkun<strong>de</strong> (1984). Ed. Tom Van Deel en Nico Laan.<br />

(Feestbun<strong>de</strong>l Hans van <strong>de</strong>n Bergh.)<br />

Stapert-Eggen, Marijke, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, Epigrammen (1982).<br />

Stapert-Eggen, Marijke, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> over Groningen en zichzelve. <strong>Een</strong><br />

zoektocht naar <strong>de</strong> auteur en zijn “vriend” Jaap’, in Maatstaf 33 (1985), 4, 44-60.<br />

Staverman, W.H., ‘De romans van twee hystericae’, in De Nieuwe Taalgids II<br />

(1917), 113-125.<br />

Stirling, Monica, The fine and the wicked. The life and times of Ouida (1957).<br />

Stoks, M., ‘De Haagsche Post en <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, in Boekenschouw 15 (1920),<br />

augustus, 103.<br />

Strootman, K.E.W., ‘In <strong>de</strong>n Dom van Pisa’, in NRC (1924), 15 maart.<br />

Stuiveling, G., ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>: verteller, verbeel<strong>de</strong>r’, in Over <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong><br />

(1952), 82-88.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


837<br />

Stuiveling, G., ‘Op zoek naar <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, in De Gids (1963), 5, 357-370.<br />

Stuve, J.G., ‘Hernieuw<strong>de</strong> belangstelling <strong>voor</strong> <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, in Politiek en<br />

Cultuur 30 (1970), 12, 532-532.<br />

Swanson, Vern, Sir Lawrence Alma-Ta<strong>de</strong>ma (1977).<br />

Swarth, Hélène, Brieven aan Pol <strong>de</strong> Mont (1964). Ed. Herman Liebaers.<br />

Terwey, T., ‘Henrik Ibsen’, in De Gids (1882), 200 e.v.<br />

Thema's <strong>voor</strong> een uitgever (1978). Diverse auteurs. (Feestboekje J.B.W. Polak.)<br />

Thomson, L.W.J.K., ‘Necrologie J.H.Ram’, in Buiten 7 (1913), 18 oktober,<br />

509.<br />

Thwaite, Ann, Edmund Gosse. A literary landscape (1984).<br />

Tielman, Rob, Homoseksualiteit in Ne<strong>de</strong>rland (1982).<br />

Timmermans, Willem, ‘<strong>Couperus</strong> als vrouw’, in Staalkaart. Opstellen over<br />

letterkun<strong>de</strong> (1984), 142-145.<br />

Timmermans, Willem, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> en De Nieuwe Gids. Overzicht van een<br />

Platonische relatie’, in Bzzlletin (1985), 129, 23-29.<br />

Toll, Jurriaan van, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> en zijn <strong>voor</strong>geslacht’, in Sibbe III (1943),<br />

8, 237 e.v.<br />

Toorn, M.C. van <strong>de</strong>n, ‘Enige stijlverschijnselen bij <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, in De<br />

Nieuwe Taalgids 51 (1958), 312-322.<br />

*Tricht, H.W. van, en Dubois, P.H., ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> als briefschrijver’, in<br />

Maatstaf II (1963), 3/4, 145-248.<br />

Tricht, H.W. van, ‘Vanwege <strong>Couperus</strong> (1863-1963)’, in Jaarboek van <strong>de</strong><br />

Maatschappij <strong>de</strong>r Ne<strong>de</strong>rlandse Letterkun<strong>de</strong> (1962/3), 18-41.<br />

*Tricht, H.W. van, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> verkenning (1980 3 ).<br />

Turcan, Robert. Les sarcophages romains à représentations dionysiaques (1966).<br />

Uri, S.P., ‘Hoe een roman van <strong>Couperus</strong> ontstond’, in Critisch Bulletin 21<br />

(1954), september, 375-381.<br />

Valent, Marion, ‘Over “De stille kracht” van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, in Literatuur I<br />

(1984), 4, 204 e.v.<br />

Valette, G.J.P., ‘Dek. (Van en over hem)’, in De Gids (1910), 11, 377-399.<br />

Valkhoff, P., ‘<strong>Couperus</strong> en Lombard’, in De Gids (1936), 1, 357-372.<br />

Valkhoff, Piet, Ontmoetingen tussen Ne<strong>de</strong>rland en Frankrijk. Nagelaten opstellen<br />

(1943). Ed. B.M. Boerebach en M. Valkhoff.<br />

Van<strong>de</strong>rlip, E.C., Fate in the nevels of Zola and <strong>Couperus</strong>: a comparison with<br />

the Greek concept of Fate (1959).<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


838<br />

Verhaar, Herman, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> als naturalist’, in Tira<strong>de</strong> 21 (1977), 233,<br />

169-178.<br />

Verhaar, Herman, ‘Van passie en impregnatie, Cornelie en Ma<strong>de</strong>leine, <strong>Couperus</strong><br />

en Zola’, in Tira<strong>de</strong> 26 (1982), 280/281, 506-522.<br />

Verka<strong>de</strong>-Cartier van Dissel, dr. E.F., Eduard Verka<strong>de</strong> (1978).<br />

Viersma-Eweg, Els, ‘<strong>Couperus</strong> en het dandyisme’, in Deca<strong>de</strong>ntie (1985), 86-110.<br />

Ed. Grafiet.<br />

Vincent, Paul, ‘Sir Edmund Gosse and Fre<strong>de</strong>nk van Ee<strong>de</strong>n’, in The mo<strong>de</strong>rn<br />

language review (1971), 66/1, 9 e.v.<br />

*Visser, dr. Elizabeth, <strong>Couperus</strong>, Grieken en Barbaren (1969).<br />

Visser, Elizabeth, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> and Apuleius’, in B.L. Hijmans en R.Th.<br />

van <strong>de</strong>r Paardt, Aspects of Apuleius' Gol<strong>de</strong>n Ass (1978), 239 e.v.<br />

Visser, Elizabeth, ‘<strong>Couperus</strong>' “Komedianten” en het Rome van Domitianus’,<br />

in Hermeneus 50 (1978), 3, 162-169.<br />

Vlielan<strong>de</strong>r Hein-<strong>Couperus</strong>, C.R.G., ‘De overgave van Malakka aan <strong>de</strong><br />

Engelschen door <strong>de</strong>n Gouverneur Abraham <strong>Couperus</strong>’, in De Indische Gids<br />

(1915), april, 3 e.v.<br />

Vliet, H.T.M. van, ‘Alexan<strong>de</strong>r en <strong>de</strong> tijd; enige structuuraspecten van <strong>Couperus</strong>'<br />

Iskan<strong>de</strong>r’, in De Nieuwe Taalgids 69 (1976), 205-227.<br />

Vliet, H.T.M. van, ‘Autorisatie en tekstbe<strong>de</strong>rf. Editieproblemen bij <strong>Couperus</strong>’,<br />

in De Nieuwe Taalgids 78 (1985), 251-266.<br />

Vogel, Albert, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>-Hagenaar’, in Kringkrant (orgaan Haagse<br />

Kunstkring) (1977), oktober.<br />

* Vogel, Albert, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> schrijversleven (1980). Bewerking van<br />

i<strong>de</strong>m. De man met <strong>de</strong> orchi<strong>de</strong>e (1973).<br />

Vogel, Albert, en Bastet, F.L., Mijn vriend Orlando (1981).<br />

Vogel, Albert, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, Van week tot week. Intieme impressies (1982).<br />

Voorhoeve, C.H., ‘De grootou<strong>de</strong>rs van Elisabeth <strong>Couperus</strong> woon<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong><br />

Vliet’, in Het Va<strong>de</strong>rland (1970), Weekprogramma 11-18 maart, 11.<br />

*Waar<strong>de</strong> Heer Veen. Brieven van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> aan zijn uitgever I (1977).<br />

Ed. F.L. Bastet.<br />

Wagen<strong>voor</strong>t, Maurits, Van Madrid naar Teheran (1907).<br />

Wagen<strong>voor</strong>t, Maurits, De vrijheidzoeker (1930).<br />

Wagen<strong>voor</strong>t, Maurits, ‘Hollandsch Smyrna, <strong>de</strong>rtig jaar gele<strong>de</strong>n’, in De Nieuwe<br />

Gids 50 (1935), 8-12, augustus-<strong>de</strong>cember.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


839<br />

Walch, J.L., <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. Mannen en Vrouwen van Betekenis 11, 6, Nieuwe<br />

reeks (1921).<br />

Walch, J.L., ‘La mort <strong>de</strong> <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, in Mercure <strong>de</strong> France (1923),<br />

241-245.<br />

Walch, Jan L., ‘Zelf-beschrijving en zelf-ironie van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, in<br />

Groot-Ne<strong>de</strong>rland 31 (1933), 1, 455-465; 525-536.<br />

Was, H., Plato's Symposion, eene erotische studie (1887).<br />

Weaver, William, Duse, a biography (1984).<br />

Weisgerber, ‘<strong>Couperus</strong> en Dostojewski, naar aanleiding van <strong>Couperus</strong>' novelle<br />

De Binocle’, in Leven<strong>de</strong> Talen (1953), 203-209.<br />

Welie, Antoon van, ‘Mémoires in interviews’, me<strong>de</strong>ge<strong>de</strong>eld door Jeanne<br />

Kloos-Reyneke van Stuwe, in De Hofstad (1924), 1 maart.<br />

Wellens, O., ‘<strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong> Engelse kritiek’, in De Nieuwe Taalgids 73 (1980),<br />

3, 191-197.<br />

Werumeus Buning, J.W.F., ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, in Groot-Ne<strong>de</strong>rland (1942), II,<br />

1-6.<br />

Wessel, Elsbeth, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>: Eline Vere. Ein Beitrag zum Europaïschen<br />

Gesellschaftsroman’, in Etu<strong>de</strong>s Germaniques 37 (1982), 4, 411-429.<br />

Wido, ‘<strong>Couperus</strong>' lezing <strong>voor</strong> het Algemeen Ne<strong>de</strong>rlandsch Verbond, af<strong>de</strong>eling<br />

Delft’, in Minerva 40 (1915), 24, 295-296.<br />

Wielenga, dr. B., Mo<strong>de</strong>rne letterkun<strong>de</strong>. Willem Kloos als literair profeet. <strong>Louis</strong><br />

<strong>Couperus</strong> als type van <strong>de</strong>n mo<strong>de</strong>rnen mensch (1917).<br />

Wiersma, J.P., Pier Pan<strong>de</strong>r, een Friese beeldhouwer in Rome (1966).<br />

Willem Mengelberg, Ge<strong>de</strong>nkboek 1895-1920 (1920).<br />

Winkels, Peter, Ten tij<strong>de</strong> van <strong>de</strong> Tachtigers. Rondom De Nieuwe Gids 1880/1895<br />

(1985).<br />

Wolf, Ruth, Van alles het mid<strong>de</strong>lpunt. Over leven en werk van Carry van<br />

Bruggen (1980).<br />

Wou<strong>de</strong>nberg, Gerda van, ‘Fin di secolo in Olanda: <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, in Rivista<br />

di letterature mo<strong>de</strong>rne e comparate X (1957), 1, 31-43.<br />

Wou<strong>de</strong>nberg, Gerda van, ‘Over enkele détails van <strong>Couperus</strong>' verhaal De Binocle,<br />

in verband met Der Sandmann van E.T.A. Hoffmann’, in Leven<strong>de</strong> Talen 166<br />

(oktober 1952), 316-322.<br />

Wou<strong>de</strong>nberg, Gerda van, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> (1863-1923). Invite alla lettura (1974).<br />

Wou<strong>de</strong>nberg, Gerda van, ‘“Van Oriando's viooltjes” en E.M. Forster's roman:<br />

A room with a view’, in De Nieuwe Taalgids 75 (1982), 3, 254-256.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


840<br />

Wijnaendts van Resandt, W., ‘Ou<strong>de</strong> Indische Families, VI: Het geslacht<br />

<strong>Couperus</strong>’, in Maandblad van het Genealogisch-heraldisch Genootschap ‘De<br />

Ne<strong>de</strong>rlandsche Leeuw’ (1908), 208-214; 239-243; 271-275; 303-306.<br />

Wyzewa, Théodore <strong>de</strong>, Ecrivains étrangers (1896).<br />

Wyzewa, Théodore <strong>de</strong>, Le roman contemporain à l' étranger (1900).<br />

*Ypes, Catharina, Petrarca in <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandsche letterkun<strong>de</strong> (1934).<br />

Ypes, Catharina, ‘<strong>Couperus</strong> en <strong>de</strong> Italiaanse letterkun<strong>de</strong>’, in Leven<strong>de</strong> Talen<br />

(1963), 474-482.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


Register<br />

841<br />

*Personages uit <strong>Couperus</strong>' werk gemerkt met een asterisk<br />

Aalst, C.J.K. van 657, 659<br />

Aan <strong>de</strong>n leerling 327<br />

Aan <strong>de</strong>n stralen<strong>de</strong>n herfst 504<br />

Aan <strong>de</strong>n weg <strong>de</strong>r vreug<strong>de</strong> 328, 331-334, 340, 341, 343, 406<br />

Aardse, Karel 543, 544<br />

Aboe Abdallah Mohammed 509<br />

Abramsz, A.P. 573, 574<br />

*Addy van <strong>de</strong>r Welcke 260, 262, 370, 272, 279, 281, 282, 286, 289, 395, 309<br />

*Adèle, tante 310<br />

*A<strong>de</strong>line 282<br />

A<strong>de</strong>n 438<br />

*Adolfine 286<br />

Adolphe 159<br />

*Adonis 345, 305<br />

*Adrien (Addy) <strong>de</strong> Luce 232, 233, 237<br />

Advocaat-Vlielan<strong>de</strong>r Hein, Geertruida Catharina 238, 269, 683<br />

Aelius Lampridius 301<br />

Aeschylus 517, 554<br />

Afrodite 292<br />

Afscheid, Het 497<br />

Afscheid van Rome 391<br />

Afsnee 319<br />

Agrigento 413<br />

Aimard, Gustave 79, 86, 620<br />

*Akari-no-Tera 673<br />

Alberdingk Thijm, K.J.L. = Lo<strong>de</strong>wijk van Deyssel<br />

Alberts, Joh. C.P. 601, 660-663, 684<br />

*Aldo Ardo 309, 311, 331-334, 406<br />

Aletrino, Leopold 514, 528, 550, 570<br />

*Alex 309<br />

Alexan<strong>de</strong>r VI Borgia 323<br />

Alexan<strong>de</strong>r <strong>de</strong> Grote 379, 555, 558, 566, 571, 576-579, 582, 589, 612, 635<br />

Alexandra, koningin 420<br />

*Alexandra, koningin 185<br />

Algiers 588, 591, 592, 594, 595<br />

Ali Aboe'l Hasan 509<br />

Aline 246, 250<br />

Alma Ta<strong>de</strong>ma, Lourens 164, 168, 208, 210, 211, 334, 605<br />

Amja 628<br />

Amsterdam 303, 305, 484, 485, 487, 495, 499, 511, 521, 546, 615, 645<br />

An<strong>de</strong>rsen, Hans 216, 462<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


842<br />

Angelopoulos, Konstantinos Johannes 351<br />

Angelico, Fra 403, 409<br />

Anna 268<br />

Annelèn 663<br />

Annonciatie 165<br />

Annunzio, D' 329, 362<br />

Ansermet, Ernest 603<br />

Antiek toerisme 367, 377-380, 411, 588, 609<br />

Antieke sproken 292, 365<br />

Antieke verhalen 358, 365<br />

Antinoüs 167, 312, 390, 391<br />

*Anton, oom 311, 323<br />

Antonio 401, 461, 500, 502, 513<br />

*Antonio 373<br />

Aosta, hertogin van 624<br />

Apuleius 203, 518, 531, 535, 540, 541<br />

Araya 638<br />

Arbogast, madame 302<br />

Aristophanes 580<br />

Aristoteles 517<br />

Arlman, H. 583, 584<br />

Arnhem 511, 652, 660, 681<br />

*Arnold 193<br />

Arrianus 568, 571, 578<br />

Ascot 208<br />

Asquith, mr. 609<br />

Asquith, mrs. 609<br />

Asselbergs, W. 15, 16, 26<br />

*Astra 204<br />

Assisi 339, 361<br />

Astor, lady 613<br />

Astrale dood, De 267, 269<br />

Athene 164, 168, 169<br />

Athletikon, Het 586<br />

Attila en <strong>de</strong> Hunnen 541<br />

Augier 247<br />

Aurelius, Marcus 518<br />

Aurelius Victor 301<br />

Avignon 98, 99, 355, 356<br />

Avignon 386<br />

Avila 439<br />

Baarn 156, 162, 164, 171, 283, 533<br />

Babel 246, 250, 252, 253, 258-260, 265, 267, 270, 275, 279, 286, 289, 295,<br />

322, 324, 329, 468<br />

*Bacchus 205, 213<br />

Bach, Johann Sebastian 587, 682, 683<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


Ba<strong>de</strong>n-Ba<strong>de</strong>n 242, 249<br />

Bagman, I.W. 36<br />

Bagni di Lucca 328, 330, 332-336, 406<br />

*Bagoas 576-578<br />

Baignoire, Honoré <strong>de</strong> la 486<br />

Balen, C.L. van 444, 466, 533<br />

Balik-Papan 633<br />

Balling te Tomi, De 351, 363, 365<br />

Balzac 98<br />

Bandoeng 624<br />

Barbier, F. 650<br />

Barbizon 305<br />

Barcelona 139, 427, 434, 435, 440, 490<br />

Barker 638<br />

Baroja, Pio 462, 467<br />

Barrocco, Giovanni 385<br />

Bastiaanse, Frans 442, 444<br />

Batavia 69, 71, 76, 218, 227, 235, 601, 606, 617, 619, 622, 623<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


843<br />

Batten, F.E.A. 196, 583<br />

Bätz 66<br />

Baud, Elisabeth zie <strong>Couperus</strong>-Baud, Elisabeth Wilhelmina Johanna<br />

Baud, Guillaume L. 61, 62, 75, 104, 142, 143, 147, 172, 279, 280, 283, 310,<br />

354, 643<br />

Baud, J.C. 279<br />

Baud, Jan W.C.R.Th. 75, 80, 104, 620<br />

Baud, Minta 113, 117, 119, 133, 134, 136, 137, 142, 143, 148, 156, 171, 243,<br />

282, 283<br />

Baud, Rica 79, 80<br />

Baud, Wilhelmina zie Wijnaendts van Resandt-Baud<br />

Baud, Willem (Willy) 79, 104, 214, 219, 224<br />

Baud-<strong>Couperus</strong>, Wilhelmma 55, 57, 61, 75, 104, 113, 134, 143, 148, 156, 162,<br />

171, 283, 310, 354, 643, 644<br />

Baud-Steenstra Toussaint, Johanna W.P. (Jeanne) 75, 79, 104, 156, 191, 219,<br />

224, 239, 243, 265, 269, 320, 321, 615, 622, 643, 644, 647, 662<br />

Bauer, Marius 203, 388, 438, 451<br />

Baumgartner, Carolina 52, 53, 55, 57-59, 63, 478<br />

Bébert le boucher en André le pêcheur 372, 614, 623<br />

Becker, J.E. De 641<br />

Bédier <strong>de</strong> Prairie, Camille Clémentine zie <strong>Couperus</strong>-Bédier <strong>de</strong> Prairie<br />

Beers, Van 140<br />

Beethoven 95, 665<br />

Begeertes naar kleine wijshe<strong>de</strong>n 91, 375<br />

Bekentenissen 347, 361, 373<br />

Belawan 619<br />

Bella Napoli 409<br />

Belloni, marchesa 229<br />

Benda, Julien 650<br />

Ben<strong>de</strong> 239<br />

Benoist, Chales 585, 596<br />

*Bentvueghels 389<br />

Berckel, mw. Van 116<br />

Berckel-van Ghert, Hortense van 116<br />

Berendsen, Elizabeth 53<br />

Berg van licht, De 166, 337, 251, 302, 306, 309, 314, 316-318, 320-324, 332,<br />

333, 338, 339, 343, 367, 434, 480, 515, 519, 531, 536, 572, 665, 687<br />

Bergsma, J.J. 124<br />

Berlage, H.P. 185, 444<br />

Berlijn 1201, 206-207<br />

Bernhardt, Sarah 106, 190, 423<br />

Bernoulli 38<br />

Bertelli 503<br />

*Bertha van Naghel 283, 548<br />

Berthemont 265, 266<br />

*Bertie van Maeren 131-133, 144, 160, 578, 579<br />

*Betooveraar, De 503<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


*Betsy 108<br />

*Bettina 331<br />

Betz, G.H. 543<br />

Biagio 386<br />

Bibelots van Venetië 418<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


844<br />

Bicker-du Peyrou 42<br />

Biene, mw. Van 160<br />

Bigelow, Anne Meredith 689<br />

Binocle, De 201, 587, 588<br />

Biskra 591-594<br />

Blackmore, mrs. 208<br />

Bla<strong>de</strong>n uit mijn dagboek 373<br />

Blanc 184<br />

Blankenberge 151<br />

Blavatsky, H.P. 292, 295<br />

Blida 592<br />

Blijenburgh, A.H.W. (Lex) van 196, 567, 575, 577, 583, 684<br />

Blijenburgh, Loty van 576<br />

Boabdil 436, 437, 509<br />

Boccioni 456<br />

Boeken, Hein J. 203, 444, 540, 681, 682<br />

Boeken <strong>de</strong>r kleine zielen, De 20, 104, 230, 253, 260-262, 266-269, 271, 273,<br />

277-279, 281, 286, 287, 289, 295, 298, 299, 305, 307, 309, 322, 324, 343, 388,<br />

453, 465, 512, 519, 604<br />

Boekenoogen, G.J. 681<br />

Boele van Hensbroek, P.A.M. 203<br />

Bogaerts, Theo 540, 542<br />

Boissevain, Ch. 239, 240<br />

Boissier, Gaston 387, 594<br />

Bologna 164<br />

Bolzano 467<br />

Bom, Emmanuel <strong>de</strong> 153, 154, 442, 444<br />

Books of The Small Souls, The 609<br />

Boon Hartsinck-van Valkenburg, E.C.M. 190<br />

Booven, Henri van 15-19, 60, 68, 77, 78, 86, 88, 93, 97, 116, 129, 130, 152,<br />

189, 251, 274, 276, 285, 411, 442, 484, 506-509, 513-515, 532, 533, 538, 539,<br />

557, 571, 577, 596-598, 669, 679, 680, 693, 694<br />

Booven-Lopez Suasso, Van 514, 515<br />

Bor<strong>de</strong>wijk, F. 650<br />

Borel, Henri 157, 183, 194, 260, 535, 576, 577, 580, 601, 613, 616, 631, 634,<br />

645, 646, 650, 668, 684<br />

Borgia, Lucrezia 385, 394<br />

Bos 363<br />

Bosboom, Johannes 99, 388<br />

Bosboom-Toussaint 87, 93, 99 567<br />

Bosch 645<br />

Bosch, W. 234, 235<br />

Bosch, Diek ten 489<br />

Bosch, Florence ten 489<br />

Bosch, Johan ten 489<br />

Bosch, Mia ten 489<br />

Bosch, Piet ten 489<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


Bosch, Van <strong>de</strong>n 47, 62<br />

Bosch-Vlielan<strong>de</strong>r Hein, Kitty ten 489<br />

Böthlingh, J. 585<br />

Botticelli 281, 415<br />

Boudier-Bakker, Ina 442, 681<br />

Boufarik 592<br />

Bouman 633<br />

Bourget, Paul 135, 140, 141, 144, 147, 157, 163, 164, 166, 174,<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


845<br />

345, 423, 685<br />

Bourlier, E. 87, 151<br />

Bou-Saâda 592<br />

Boutens, P.C. 444, 656, 657<br />

Bouwmeester, <strong>Louis</strong> 524<br />

Bozen 467<br />

Braak, Menno ter 694<br />

Bracciolini, Poggio 100<br />

*Brauws 270, 272<br />

Bredius, A. 390, 480, 501, 567-568, 581, 583, 659<br />

Breitner 128, 388<br />

Brief, De 433<br />

Brief uit Athene 168<br />

Brief uit Florence 169<br />

Brief uit Napels 167<br />

Brief uit Rome 166<br />

Brief van Corfu 168<br />

Brieven van <strong>de</strong>n nutteloozen toeschouwer 467, 508<br />

*Brigida 362<br />

Brindisi 168, 169<br />

Brinio 50, 363, 653, 654, 660-663, 670<br />

Brink, Anna ten 95<br />

Brink, Jan ten 88-91, 93-95, 100, 104, 105, 109, 110, 113, 120, 123, 140, 156<br />

165, 176, 186, 203, 209, 215, 234, 243, 269, 474<br />

Broe<strong>de</strong>let 37<br />

Brom, Gisbert 337, 338<br />

Bruce, David 108<br />

Brugge 151, 152<br />

Brugen, Carry van 526-528<br />

Brusse, M.J. 442, 503<br />

Brussel 170, 171, 212, 213, 215<br />

Bucchi, E. 210<br />

Bueno <strong>de</strong> Mesquita, E.W.J. 329<br />

Buitenzorg 219, 235, 624<br />

Bulwer 166<br />

Burano 419<br />

Burckhardt 98<br />

Burger, H. 110<br />

Burgos 439, 440<br />

Busch, C.F. 360<br />

Butterworth, Thornton 603<br />

Büttinghausen 159<br />

Buysse, Cyriel 276, 305, 319, 320, 343, 363, 442, 444, 471, 480, 506, 507, 534,<br />

551, 656, 657, 693<br />

Byron 93, 98, 110, 386, 418<br />

Byrsa 595<br />

Byvanck, W.G.C. 164, 569<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


C., Hernine 211, 212<br />

Cadiz 455<br />

Caesar 517<br />

Caïro 390<br />

Calcar, H.C. van 157<br />

Calcar-Schötling, Elise van 157, 158, 235<br />

Cal<strong>de</strong>ron 423<br />

Caligula 323<br />

Callier 485<br />

Calprenè<strong>de</strong> 98<br />

Calvijn 372<br />

Camaiore 336<br />

Cameeën 363, 365<br />

Camoëns, Luïs <strong>de</strong> 634<br />

Campbell, mw. 680<br />

Camper Titsingh 633<br />

Caneva 400<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


846<br />

Canova 167, 312<br />

Cape, Ltd., John 604<br />

Capri 340<br />

*Carel 136<br />

Carelsen, Fie 528<br />

Carmiggelt, Simon 675, 676<br />

Caroline zie Baumgartner<br />

Carpentier, Georges 595, 648<br />

Carrà, Carlo 456<br />

Carthago 594<br />

Carton, <strong>Louis</strong> 594-595<br />

Carton, madame 595<br />

Casablanca 591<br />

Cassius, Dio 301<br />

Castelvetrano 412<br />

*Cateau 273, 281, 283, 286<br />

Catullus 517<br />

*Cecile van Even 144<br />

*Cecilius 535, 537, 556<br />

Cecina 361, 403<br />

Cervantes 93<br />

Chamberlain, Basil Hall 636<br />

Chamonix 371<br />

Chapelle, Virginie La 94, 116<br />

*Charitas 214<br />

Charmanie oplichter, De 433<br />

Chaudfontaine 137, 152<br />

Chen-Chia-Yi 634<br />

Chetma 593<br />

*Chimera 203-205, 493, 504<br />

Chiusarelli 357<br />

Chopin 605<br />

Christiania 125<br />

Cicero 99<br />

Cid 440<br />

Claudianus 518<br />

Cobet 158<br />

Coenen, Frans 443, 516, 551, 656, 657, 681, 682, 689<br />

Cohen 626, 631<br />

Cohen, mw. 626<br />

Cohn, C. 215<br />

Colombo 67, 438, 619<br />

Commodus 411<br />

Confucius 635<br />

*Constance van <strong>de</strong>r Welcke 230, 260, 270, 272, 379-281, 284-286<br />

Constantine 591-593, 613<br />

Constantijn, keizer 356<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


Coppée 109<br />

Còrdoba 435<br />

Corelli, Marie 421, 434<br />

Corfu 164, 168, 171, 185<br />

*Corisan<strong>de</strong> <strong>de</strong> Traille 394<br />

*Cornélie <strong>de</strong> Retz van Loo 229-231, 243, 247, 249, 250, 466<br />

Cornelis 521<br />

Correggio 480<br />

Cort van <strong>de</strong>r Lin<strong>de</strong>n, P.W.A. 164, 200<br />

Cortés, D. Javier 427, 429, 430<br />

Couper, John 33<br />

<strong>Couperus</strong> 391<br />

<strong>Couperus</strong>, Abraham 31-34, 49, 84, 89, 615, 624, 625<br />

<strong>Couperus</strong>, Adèle Lowe 286<br />

<strong>Couperus</strong>, Catharina Rica Geertruida zie Vlielan<strong>de</strong>r Hein-<strong>Couperus</strong>, Catharina<br />

Rica Geertruida<br />

<strong>Couperus</strong>, Elisabeth zie Steenstra Toussaint-<strong>Couperus</strong>, Elisabeth<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


847<br />

<strong>Couperus</strong>, François Emile (Frans) 43, 55, 60, 64-69, 83, 84, 103, 187, 188, 198,<br />

204, 207, 212, 268, 368<br />

<strong>Couperus</strong>, Geertruida Johanna zie Valette-<strong>Couperus</strong>, Geertruida Johanna<br />

<strong>Couperus</strong>, George Gerard 37, 46, 69<br />

<strong>Couperus</strong>, Gesina Rica 285<br />

<strong>Couperus</strong>, Henry W.L. 35, 36, 46, 68, 286<br />

<strong>Couperus</strong>, Johanna Cornelia zie Vlielan<strong>de</strong>r Hein-<strong>Couperus</strong>, Johanna Cornelia<br />

<strong>Couperus</strong>, Johanna Francina Fernanda 45, 55, 56<br />

<strong>Couperus</strong>, John 237<br />

<strong>Couperus</strong>, John Ricus 19, 32, 33, 35, 51, 53, 61-64, 67, 75-79, 83, 84, 87, 89-92,<br />

102, 104, 108, 114, 128, 156, 163, 185, 186, 198, 199, 203, 204, 207, 234, 237,<br />

239, 241, 243, 244, 249, 268, 269, 274, 275, 277, 278, 280, 281, 286, 287, 291,<br />

292, 294, 297, 303, 310, 321, 369, 375, 430, 574, 619, 621, 622, 670, 679<br />

<strong>Couperus</strong>, John Ricus 207, 269, 368<br />

<strong>Couperus</strong>, John Ricus junior 43, 49, 50, 55, 62, 68, 74, 77, 78, 83, 90, 91, 103,<br />

112, 204, 214, 219 226, 228, 232, 243, 380, 391, 397, 300, 320, 340, 341, 344,<br />

345, 352, 355, 368, 551, 625, 670<br />

<strong>Couperus</strong>, <strong>Louis</strong>e (Loekie) 198, 207, 268<br />

<strong>Couperus</strong>, <strong>Louis</strong>e Johanna Baptiste Charlotte 43, 198<br />

<strong>Couperus</strong>, Maria Catharina Eleonora 45<br />

<strong>Couperus</strong>, Petrus 33<br />

<strong>Couperus</strong>, Petrus Theodorus 34, 35, 89<br />

<strong>Couperus</strong>, Petrus Theodorus 43, 49, 55, 62, 83, 102, 121, 133, 146, 237, 269,<br />

282, 284, 551<br />

<strong>Couperus</strong>, Petrus Theodorus (Piet) 35, 49, 68<br />

<strong>Couperus</strong>, Wilhelmina zie Baud-Coupeus, Wilhelmina<br />

<strong>Couperus</strong>, William Jacob Thomas Raffles 35<br />

<strong>Couperus</strong>-Baud, Elisabeth Wilhelmina Johanna (Betty) 15, 32, 34, 51, 63, 75-81,<br />

103, 106, 113, 117, 119, 131, 133, 136, 137, 139, 142-148, 151-l53, 155, 156,<br />

159, 161, 162, 164, 167, 170-172, 176, 178, 184-188, 190, 191, 194-198, 200,<br />

205, 207, 211, 212, 216-221, 223, 224, 228, 231, 233, 235, 238-246, 248-250,<br />

258, 260-262, 264-268, 271-275, 278, 283, 286, 291, 292, 294, 296-298,<br />

300-305, 308, 311-313, 317-319, 321, 324, 326, 328-331, 337, 338, 341, 342,<br />

344, 346, 348, 352, 355-359, 362, 364, 370, 372, 373, 377, 383, 387, 391-394,<br />

399, 400, 403-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


848<br />

405, 407, 411, 414, 417, 420-422, 427-430, 434, 435, 438, 441-444, 449, 450,<br />

452-455, 462, 463, 466, 467, 470-480, 484, 486, 488, 491, 496-501, 505-508,<br />

511, 515, 526, 528, 529, 538, 545, 548, 549, 556, 557, 559, 560, 567, 570, 571,<br />

577, 585, 588, 590, 593, 596-603, 606, 608, 614-617, 619, 620, 622, 624, 633,<br />

636-639, 641-644, 646, 647, 649, 652-654, 662, 663, 675, 677-679, 681,<br />

683-685, 688-690, 692-695<br />

<strong>Couperus</strong>-Bédier <strong>de</strong> Prairie, Camille Clémentine 103, 340<br />

<strong>Couperus</strong>-Cranssen, Catharina Rica zie Riesz-Cranssen<br />

<strong>Couperus</strong>-Cuny, Marie 187, 198, 212<br />

<strong>Couperus</strong>-Koek, Catharina Johanna 32<br />

<strong>Couperus</strong>-Reynst, Catharina Geertruida 41-43, 45, 46, 48, 51, 53, 55, 62, 69,70,<br />

73, 87, 108, 148, 157, 161, 162, 169, 241, 269, 280, 284, 285, 369, 500, 603,<br />

622<br />

<strong>Couperus</strong>-Van Lawick, Mary Rica 340, 355<br />

Courtney, Wiiliam Leonard 610<br />

Courtney, mw. 610<br />

Cousijnse, Samuel 106<br />

Cowper, Robert 33<br />

Cranach 424<br />

Cranssen, Cacharina Rica zie Riesz-Cranssen<br />

Cranssen, Willem Jacob 35, 36, 215<br />

Cressonnier 68<br />

Crispinus 531<br />

Cuny, Marie zie <strong>Couperus</strong>-Cuny, Marie<br />

Curtius, Jeremiah 589<br />

Curtius Rufus, Quintus 517, 568, 571, 577, 578<br />

Cuypers, Ed. 444<br />

Cycloop, De 546, 558<br />

*Cyrus 259, 260, 279, 286, 295, 308, 468<br />

*Daimyo 673<br />

Dake 451<br />

Dam, C.F.A. van 427<br />

Damen 652<br />

Damsté 632<br />

Dante 38, 546<br />

Davis, Hadland 636<br />

Decker, mw. De 644<br />

Deinokrates 555<br />

Dekker, Douwes = Multatuli<br />

Dekking, Henri 444<br />

Delft 483, 491, 495, 568<br />

Democratizeering van kunst 503<br />

Demosthenes 517<br />

Der dingen ziel 489, 512, 618<br />

*Dercksz, mw. 310<br />

Deurse, Van 242, 273<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


Deventer, Charles M. van 192, 263<br />

Deyssel, Lo<strong>de</strong>wijk van (= Alberdingk Thijm) 21, 105, 109, 115, 124, 126, 127,<br />

131, 136, 156, 157, 175, 177-182,<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


849<br />

184, 186, 194, 236, 263, 264, 299, 325, 326, 416, 444, 458-461, 492, 532, 533,<br />

656-659, 664-667, 669, 671, 683, 693<br />

Dézentjé, Tinus 233<br />

Dieren, De 503<br />

Diocletianus 54<br />

Dion van Syracuse 193<br />

Dionysia 579<br />

Dionysius I 193<br />

Dionysius II 193<br />

Dionyzos 84, 237, 292, 294, 295, 297-299, 304, 305, 312, 313, 322, 324, 326,<br />

333, 339, 343, 362, 365, 433, 491, 515, 519, 665<br />

Dionyzos in het on<strong>de</strong>rhuis 351, 361<br />

Dionyzos-studiën 294, 312<br />

Djokja 625<br />

Dochter van Blauwbaard, De 508, 614<br />

Dodd & Mead 689, 690<br />

*Doddy <strong>de</strong> Luce 232<br />

*Dolf <strong>de</strong>n Bergh 118, 119<br />

*Dormenico 404<br />

Domitianus 512, 517, 525, 531, 536, 537<br />

Donatello 404<br />

Donati 358, 370<br />

Donker, Anthonie 694<br />

Dood van <strong>de</strong>n Dappere, De 509<br />

Dood van Vesta, De 609<br />

Doop, De 356<br />

Doppenburg 652<br />

Dorian Gray 403<br />

*Dorian Gray 404<br />

*Dorine 281<br />

Doucet 141<br />

Douéra 592<br />

Dowson, E. 209<br />

Dres<strong>de</strong>n 197, 199-202, 205, 207, 208, 587, 588<br />

Dreyfus, Alfred 202, 235<br />

Drukker, J. 679<br />

*Duco van <strong>de</strong>r Staal 229, 230, 247<br />

Dunlop 94<br />

Dunn, Edward 341<br />

Duparc, M.I. 657, 666, 682<br />

*Durante Duranti 545, 546, 548, 549<br />

Duranti, Durante 549<br />

Duranti-Lodomez, Rosina 549<br />

Dürer 424<br />

Duse, Eleonora 329, 495, 496<br />

Dijkhoffsz 693<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


Eberhardt, Isabella 591, 592<br />

Edward 370<br />

Edward III 108<br />

Edward VII 336<br />

Ee<strong>de</strong>n, Fre<strong>de</strong>rik van 157, 158, 235, 461, 479, 536, 537, 627, 650, 683<br />

*Eelcoo Eyselius 545, 546, 548, 549<br />

*<strong>Een</strong>hoorn 215, 215, 504<br />

Eigenman 391<br />

Eikendal, P.C.L. 241, 269, 690<br />

Ekhard, Paul = Valette, Gererd J.P. (<strong>de</strong> la)<br />

Elena, koningin 387<br />

*Elettra Orlandini 17, 19, 330, 331, 360-362, 364, 373, 377,<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


850<br />

394, 405, 406, 415, 429<br />

*Elias 548<br />

Eline Vere 86, 94, 101, 103, 108, 114, 116, 118-131, 133, 137, 145, 147, 154,<br />

162, 167, 171, 172, 179, 180, 186, 187, 223, 229, 261, 262, 269, 270, 282, 229,<br />

326, 357, 427, 427, 442, 480, 496, 519, 531, 545, 556, 577, 576, 605, 646, 665,<br />

688<br />

*Eline Vere (Nily) 108, 115-118, 120-123, 128, 129, 131, 137, 144, 187, 241,<br />

261, 270, 423, 432, 548, 558, 593<br />

Elisabeth, koningin 185<br />

Ellinger, A. 223, 233, 243<br />

Elliot, Francis 166<br />

*Elly 309-312<br />

Elvira 464-466<br />

Ely 613<br />

Elyata 470, 496<br />

Emants, Marcellus 101, 126, 129, 130, 132, 134, 135, 147, 223, 444<br />

*Emeralda 45, 199, 204, 205<br />

Emerson, Ralph Waldo 123, 133, 114, 145, 332<br />

*Emile 310<br />

*Emilie 328, 332-334<br />

*Emilie van Neerbrugge 104, 118, 119, 133, 146, 186, 187, 190, 194, 195, 266<br />

Emma, koningin 200, 282, 659<br />

Endymion 297, 302, 306, 316, 365<br />

*Endymion 306, 344<br />

Epigrafische inleiding 523<br />

Epigrammen 58, 522, 523, 538, 647<br />

Epiloog 152, 163, 180<br />

Epistolaire lief<strong>de</strong> 421<br />

Epps, Ellen zie Gosse-Epps<br />

Epps, Laura zie Ta<strong>de</strong>ma-Epps<br />

Erinnering 104, 105, 110<br />

*Ernst 281, 282, 284, 286<br />

Eroos en Psuche 203<br />

*Eros 204, 205, 214<br />

Eton 608<br />

Euripi<strong>de</strong>s 517<br />

Eutropius 301<br />

*Eva El<strong>de</strong>rsma 232, 234, 249<br />

*Eve 125, 132, 132, 144, 160<br />

Evian 371<br />

Extase 134, 135, 137, 144-147, 152-156, 158, 167, 175, 180, 185, 189, 190,<br />

192, 204, 302, 308, 326, 332, 333, 344, 406, 512, 519, 526, 665, 694<br />

Facchinger Auer 621<br />

Falla, Manuel <strong>de</strong> 603<br />

Familie en <strong>de</strong> kennissen, De 261, 262, 269<br />

*Fed<strong>de</strong>r 181, 384<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


Feest van San Marco 417<br />

Feith, Jan 444, 617, 618, 630<br />

Feith, Rhijnvis 105, 628<br />

Félibres 251<br />

*Feniks 504<br />

Fenollosa, Ernest F. 640<br />

Ferdinand 436, 437<br />

Ferdinand van Aragon 509<br />

Ferrara 416<br />

Fi<strong>de</strong>ssa 21, 208, 212, 214-216, 2l8, 220, 225, 228, 247, 252, 308, 480, 596<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


851<br />

*Fi<strong>de</strong>ssa 216, 322<br />

Fiesole 403, 458, 462<br />

Filips II 439<br />

*Fine 273<br />

Flaubert 93, 98, 117, 172, 173, 182, 185, 258, 301, 323, 324, 345, 547, 567,<br />

594<br />

Florence 87, 161, 164, 165, 169, 170, 296, 329, 330, 334, 337, 340, 341, 344,<br />

351, 352, 357, 362-364, 369, 370, 373, 377, 392, 395, 401-405, 407, 408,<br />

414-417, 419, 423, 426-428, 430, 441, 454, 455, 457-461, 463, 467, 470, 471,<br />

473, 474, 476, 478, 479, 484, 490, 495, 500, 528, 529, 568, 598, 599, 606, 661,<br />

671<br />

Fock 615, 623<br />

Fock, D. 444<br />

Fontijn, Jan 145<br />

Footsteps of Fate 209, 605<br />

Fort-<strong>de</strong>-Kock 622<br />

Fragment 113, 203<br />

Franciscus, Sint- 345, 346<br />

*Frank, oom 64, 83, 131-133, 144, 160<br />

Fransen van <strong>de</strong> Putte, I.D. 47, 48<br />

Frantzen, J.J.A. 532<br />

Freud 362, 461<br />

Friedlän<strong>de</strong>r, Ludwig 517<br />

Froissart 108<br />

Fruin-Mees, W. 632<br />

Funke, Joanna 444, 680<br />

G., mw. = Grothe, mw. 508, 509<br />

Gabriël 388<br />

Gabroe 507<br />

Galleria Pitti 416<br />

Garibaldi 402, 420<br />

Garoet 624, 643<br />

Garzes, Bona 329, 330, 337, 351, 354, 355, 357, 362, 371, 381, 429, 434, 496<br />

Garzes, Enrico 406<br />

Garzes-Lodomez, Emma 17, 329-331, 337, 351, 352, 354, 355, 357, 358,<br />

360-364, 369-371, 373, 377, 381, 382, 389, 402, 405, 406, 416, 417, 439, 434,<br />

474, 478, 484, 495, 496, 499-502, 513, 529, 544, 545, 549, 550, 559, 563, 584,<br />

653<br />

Gautier, Théophile 98, 109, 323, 324<br />

Gedroomd minnen 107, 143, 181<br />

Geen, F.M.L. van 658<br />

Geest-Jacobs, I. van 229<br />

Geheimzinnige boodschapper, De 579<br />

Geiger 98, 99<br />

Gellius 518<br />

Gelui<strong>de</strong>n, De 465<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


Genet, Jean 346<br />

Genève 54, 164, 276, 371, 372, 377, 392, 394, 395, 399, 400, 502<br />

Genève, Florence 421<br />

Gent 151, 319<br />

Genua 161, 213, 215, 217, 218, 617<br />

George, Stefan 324<br />

*Gerrit van Lowe 275, 281, 283, 453<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


852<br />

Geuren van heiligheid 339, 351, 361<br />

Gevraagd: een secretaris 416<br />

Ghirlandaio 402<br />

Gibraltar 66<br />

*Gigi 331, 352, 360, 362<br />

Ginevra 112<br />

Gjovik 125<br />

Giotto 417<br />

Giovannino 407, 623<br />

Girgenti 413<br />

Giulio 386<br />

*Giulio 362<br />

Gladiator, De 356<br />

Glykon 411<br />

God en go<strong>de</strong>n 273, 289-293, 299, 303, 304, 322, 324, 325, 343, 345, 480, 504<br />

Go<strong>de</strong>t, Charles 594<br />

Goekoop-De Jong van Beek en Donk, Cécile 229-231<br />

Goeman Borgesius 200<br />

Goethe 98, 110<br />

Gogh, Van 389<br />

Gogh-Kaulbach, Anna van 442, 444<br />

Goldoni 462<br />

Gomperts, H.A. 25<br />

Goncourt 125, 140<br />

Gonse, <strong>Louis</strong> 636<br />

Gontsjarow 197<br />

Gorter 458, 532, 537<br />

Gorter, Arnold 388<br />

Gosse, Edmund 155, 209, 210, 602, 605, 607, 632<br />

Gosse-Epps, Ellen (Nellie) 210<br />

Gounod, Charles 94<br />

Goya 455<br />

Gozzoli, Benozzo 403<br />

Graeff, dhr. De 640<br />

Graeff, mw. De 640<br />

Granada 436, 437<br />

Granada, De 645<br />

Grandmont-Hubrecht, Bramine 198, 207, 310<br />

Granuin 125<br />

Gratama, G.D. 681<br />

Grattenauer, fräulein 275<br />

Gravesan<strong>de</strong>, G.H.'s- 534, 557<br />

Gravinne van Salisbury, De 108<br />

Greca, El 438, 450<br />

Grein, Jacques T. 155, 211<br />

Greshoff, J. 694<br />

Grieksch theater te Taormina 413<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


Grissee 631<br />

Groenevelt, Ernst 681<br />

Groningen 491-495<br />

Gróote-stad, De 486<br />

Grootva<strong>de</strong>r, De 489<br />

Grosfils, mw. 335<br />

Grothe, mw. 509, 514<br />

Gudbrandsdal 125<br />

Gymnosofisten, De 558<br />

Haan, De 514<br />

Haan, Tjaard <strong>de</strong> 556<br />

Haarlem 499, 511<br />

Hacienda, De 587<br />

Hacks 624, 642, 643<br />

Hadrianus 387, 389-391<br />

*Hadrianus 167<br />

Haganus 481<br />

Hagenaar terug in Den Haag, <strong>Een</strong> 63, 478<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


853<br />

Haiphong 642<br />

Hall, J.N. van 110, 160, 162, 164, 176, 177, 239, 240, 249, 276, 321, 322<br />

Hamel, A.G. van 164, 215<br />

Hamerling, Robert 98, 168, 203<br />

Handa 638<br />

Hän<strong>de</strong>l 683<br />

Hara, Katsourô 636<br />

Hare 166<br />

Harloff 624<br />

Harloff, mw. 624<br />

Hartman, Maria Eleonora 215<br />

Havelaar, Just 481<br />

Haverman, H.J. 196, 197, 319, 657<br />

Haverschmidt 262<br />

Hawthorne, Nathaniël 166, 295<br />

Hearn, Lafcadio 636, 638<br />

Hecking Colenbran<strong>de</strong>r, Gustaaf P. van 683<br />

Heemstra, C.J.J. Sixma van 581-584<br />

Hefaistos of <strong>de</strong> mythe <strong>de</strong>r leelijkheid 424<br />

Hei<strong>de</strong>lberg 197-199<br />

Heilige week 388<br />

Heilige weten, Het 262, 267-272, 274, 275, 286-288, 291, 293, 298, 303, 309<br />

Heilstaat, De 587<br />

Heine 109<br />

Heinemann, William 208, 209<br />

*Hélène 189, 190<br />

Heliogabalus 166, 211, 251, 301, 311, 313, 314, 317, 323-325, 327, 333-335,<br />

362, 665<br />

Heliogabalus 314, 315<br />

Hendrik, prins 582-584<br />

Hendrik VIII 415<br />

Hendriks 65-67<br />

*Henk 108<br />

Henri van <strong>de</strong>r Welcke 285<br />

Henry & Co. 209<br />

Herakles 260, 410, 411, 428, 433, 555<br />

Herakles 292, 411, 414, 416, 420, 429, 432, 433, 440, 449, 450, 452, 453, 461,<br />

491, 495, 515, 516, 519, 529, 572, 573, 587<br />

*Herakles 516<br />

Heraut <strong>de</strong>s lichts 335<br />

Herculaneum 367, 410<br />

Hercules 410<br />

Hérédia, José-Maria <strong>de</strong> 109<br />

*Herman Scheffer 85, 97, 111, 122, 194<br />

Hermant 247<br />

Herodianus 301, 518, 552<br />

Herodotus 91, 517, 547, 554, 558, 559<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


Herscheppingen, De 504<br />

Hertog 653<br />

Hertog, C.H. <strong>de</strong>n 145, 146<br />

Hess, Myra 605<br />

*Heuvel, Van 282<br />

Heijermans, Herman 442<br />

Hil<strong>de</strong>sheimer, Wolfgang 26<br />

Hillmer 652<br />

Hilversum 148, 152, 153, 156, 157, 159, 283, 317, 507, 509, 514, 515, 521<br />

Hirschfeld, Magnus 314<br />

Hobart 31<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


854<br />

Hoe een roman wordt geschreven 587<br />

Hoffmann, E.T.A. 201, 588<br />

Holkema, A.B. van 681<br />

Holkema en Warendorf, Van 368, 380, 419-421, 431, 488, 496, 509, 660, 689<br />

Homerus 299<br />

Homunculus = Verwey, Albert Hongkong 633-635, 642<br />

Hooft, P.C. 98, 106, 109<br />

Hooge troeven 168, 174, 178, 182, 185, 191<br />

Hoogendorp, freule Van 482<br />

Hoogere onbewustheid, De 346<br />

Hoppé, E.D. 607, 608<br />

Horatius 91, 92, 374, 517, 558<br />

Hoven, Thérèse 484<br />

Hoytema, wed. Van 152<br />

Hubrecht, A.A.W. 164<br />

*Hugo Aylva 85, 97, 100, 104, 110-115, 117-120, 127, 129, 133, 138, 146, 148,<br />

152, 162, 165, 186, 189, 190, 193-195, 266, 286, 605<br />

*Hugo 152, 153<br />

Hulsman, G. 681, 686<br />

Hulzen, G. van 263<br />

Humbert 559<br />

Humphry Ward, M.A. 434, 450<br />

Hurst & Blackett 601<br />

Huygens 109<br />

Hychen, Robert Smythe 592<br />

Hydaspes 325<br />

Ibsen 122, 124, 131, 132, 135, 194, 605<br />

*Idonia 259<br />

Iersel, Charles van 552, 563, 564, 677<br />

Igls 421, 422<br />

*Ilia 379<br />

Illuzie, <strong>Een</strong>e 134-136, 144, 153, 159, 175, 189, 190, 526<br />

Imân 621<br />

Imperia 173, 258, 259, 306, 316, 344, 491, 528<br />

Impulsie en weifeling 351, 361<br />

In het huis bij <strong>de</strong>n dom 98, 99<br />

Incantatie, van een sterven<strong>de</strong>n genius 329, 337<br />

Inevitable, The 604, 609<br />

Ingres 165<br />

Innsbruck 422<br />

Interview, <strong>Een</strong> 374<br />

Intieme impressies 647, 651, 652, 655, 670, 672<br />

Intimiteiten 351, 361<br />

Irving, Washington 437<br />

Isabella van Castilië 509<br />

Isabella van Parma 436, 437<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


Iskan<strong>de</strong>r 196, 379, 510, 555, 558, 566, 569, 571, 572, 574-579, 582, 584, 589,<br />

593, 612, 635, 648<br />

Israëls, Jozef 388<br />

Jacobson, John J. 191<br />

Jäger, Gerrit 118, 119, 123, 129, 133, 147, 156, 159, 160, 165, 172, 186, 194,<br />

275, 283, 342, 309<br />

Jahve 273, 289-292<br />

*Jan 397, 360, 364, 365, 372, 374,<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


855<br />

390, 451, 401, 541<br />

Jan en Florence 365, 512<br />

Jeanne d'Arc 596, 597<br />

Jerôme, Jerôme K. 197, 313<br />

Jonas 36<br />

Jonckbloet, W.J.A. 542, 543<br />

Jong, A.M. <strong>de</strong> 688<br />

Jong, J. <strong>de</strong> 442, 444<br />

Jong, Pieter <strong>de</strong> Josselin <strong>de</strong> 171, 180, 181, 188, 230, 242, 543<br />

Jonge held, De 405, 407<br />

Jonquière 625<br />

Joseph 140<br />

*Jules 144, 153<br />

Julianus <strong>de</strong> Afvallige 546, 548<br />

Justinianus 355<br />

Justinus 518<br />

Juvenalis 517, 518, 531<br />

Kalff, G. 137, 658<br />

Kalleneberg 559<br />

Kamakura 641<br />

*Kamo 673<br />

Kampen, J.W. van 129<br />

Kampen, P.N. van 128, 139, 171<br />

Kan, mw. 199<br />

Kan, P.Th.L. 199<br />

Kanter, mej. De 385<br />

Kanton 634<br />

*Karel 281, 283, 286<br />

*Kareltje 63, 64, 81, 193<br />

Karlsbad 134<br />

Karnebeek, H.A. van 668<br />

Kartini, Ra<strong>de</strong>n Adjeng 651<br />

Kathedraal van Barcelona, De 435<br />

Kattenburg & Co. 503<br />

Kawamoto 640, 641<br />

Kees, kachelsmid 648<br />

Kessinger, Van 235<br />

Khnopff, Georges 264<br />

Kin<strong>de</strong>rkamer 488<br />

Kin<strong>de</strong>rsouvenirs 63<br />

Kind-van-zijn-tijd 525<br />

Kioto 636, 637<br />

Kirchner, Alexan<strong>de</strong>r 648<br />

*Klaartje 105<br />

Klein, M. 119, 130, 122, 133, 145, 229<br />

Kleine raadsels 151, 153, 157, 158, 235<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


Kleopatra 95, 109<br />

Kleopatra VII 108<br />

Kleykamp 480, 581, 614, 668<br />

Kleykamp, mw. 520-521, 614, 668<br />

Kloos, Willem 84, 110, 111, 114, 124, 126, 157, 291, 442, 444, 510, 511, 515,<br />

532, 682, 693<br />

Kloos-Reyneke van Stuwe, Jeanne 442, 444, 510, 520, 521, 532, 682<br />

Kluyver, A. 658<br />

Kobe 635, 636, 638<br />

Koek, Catharina Johanna 32, 34<br />

Koetsveld, Van 686<br />

Kogel 96<br />

Kok, J. Jurriaan 238<br />

Kollewijn, R. 137<br />

Komedianten, De 306, 367, 501, 512, 513, 515, 517, 518, 524-527, 529-532,<br />

535, 536, 540, 549, 550, 604<br />

Koning, Edzard 451<br />

Koninkrijk Arles, Het 386<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


856<br />

Konterfeitsel, <strong>Een</strong> 106<br />

Konijnenburg, Van 668<br />

Koor<strong>de</strong>rs 38<br />

Kooy-van Zeggelen, Marie 681<br />

*Kora 379<br />

Korte arabesken 209, 368, 372, 588, 648<br />

Kraamer, Jacoba 53<br />

Kracht en behendigheid in het Alhambra 586<br />

Krafft-Ebing, R. von 154<br />

Kramat 73<br />

Kramer 683<br />

Kretschmar van Veen, J.A. van 227<br />

Kroeks, M.V.A.M. 679<br />

Kröller, A.G. 658<br />

Kronig, J.O.B. 568, 581<br />

Kruger, Paul 248, 249, 522<br />

Kuipet, W.E.J. 515, 516, 518, 535, 549, 550, 558, 570, 571<br />

Kunst, Jaap 492-495<br />

Kunst te leven, De 587<br />

Lachend dorpje 421<br />

Lagerlöf, Selma 650<br />

Landon <strong>de</strong> Longueville 593<br />

Landry, <strong>Louis</strong> 681<br />

Langs lijnen van gelei<strong>de</strong>lijkheid 171, 212, 217, 218, 221, 224-226, 228, 230,<br />

231, 235, 236, 239, 240, 242, 243, 246, 247, 263, 268, 346, 432, 466, 480, 512,<br />

519, 604<br />

Laoe-si-Momo 621<br />

Lao-Tse 635<br />

Lapidoth, Frits 140, 442, 444, 536, 681, 685<br />

Laren 71, 525, 538, 539, 556<br />

Larense manieën 526<br />

Larreta, Enrique 439<br />

Late leven, Het 261, 262, 267, 270, 272, 273<br />

Late lief<strong>de</strong>, De 261<br />

Laura 99, 107, 356<br />

Laura 100, 104, 107, 110<br />

Lausanne 242, 243, 249<br />

Law Inevitable, The 604<br />

Lawick, Mary Rica van zie <strong>Couperus</strong>-Van Lawick<br />

*Lawrence St. Clare 121, 122, 126, 131, 133, 144<br />

Lecq, B. van <strong>de</strong>r 581<br />

Leenaerts 595<br />

Leeuwar<strong>de</strong>n 491<br />

Leeuwen, Van 653<br />

Legen<strong>de</strong> van <strong>de</strong>n gelen diamant, De 20, 508<br />

Legen<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> blauwe kunst 363<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


Leighton 210<br />

Lemonnier, Camille 93<br />

Lennep, Jacob van 653<br />

Lent van vaerzen, <strong>Een</strong> 100, 106, 109-111<br />

Leo x 415, 461<br />

León, Ricardo 462<br />

Leonardo da Vinci 457<br />

*Léonie van Oudijck 232-334, 236, 237<br />

Leopold, H.M.R. 337, 338, 571<br />

Leopolds Uitgevers-Mij. 601<br />

Libosan, E.A.E. 652, 675, 678, 679<br />

Lido 418<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


857<br />

Lief<strong>de</strong>s van Lili, De 497<br />

Lindau 441<br />

*Line (Lina) 63<br />

Lippi, Filippino 354<br />

Lisle, Leconte <strong>de</strong> 98, 109, 125, 558<br />

Livius 517<br />

Lobo-Braakensiek, Greta 524<br />

Lodomez, Enrico 330<br />

Lodomez, Giulio 330, 331, 334, 337, 360-363, 373, 381, 403, 406, 407, 426,<br />

429-431, 434, 435, 441, 461, 463-466, 476, 477, 549, 600<br />

Lodomez, Maria 328, 329, 331, 337, 351, 354, 355, 357, 358, 362, 369-371,<br />

373, 381, 382, 391, 406, 502<br />

Loenen Martinet, J. van 146<br />

Lof <strong>de</strong>r luiheid, De 334, 352, 361<br />

Loghem, Van 105<br />

Lombard, Jean 301, 324, 397, 567<br />

Lombroso 159<br />

Lon<strong>de</strong>n 129, 155, 208, 209, 211, 598, 599, 601, 602, 604, 607-610, 615, 616<br />

Lopez Suasso-Aletrino 509, 514<br />

Lorrain 323, 324<br />

*Lot 309-312, 333, 334<br />

Loti, Pierre 591<br />

Loubet 248<br />

Loudon, H. 657<br />

Loudon, J. 657<br />

*<strong>Louis</strong>e van Naghel 283<br />

*Lowe, mw. Van 104, 282, 284, 287, 289<br />

Lucanus 366, 518<br />

*Lucius Publius Sabinus 379<br />

Lucretius 517<br />

Ludwig II 161, 423<br />

Lugt, Johanna Catharina 219<br />

*Luigi Siciliani 362<br />

Luik 137<br />

Luitpold van Beieren 470<br />

Lukkenaer, Pim 292<br />

Lunsingh Scheurleer, C.W. 444<br />

Luijdjens, Adriaan H. 338, 537<br />

Luzern 276<br />

Lyn<strong>de</strong>n, Van 453, 454<br />

Lyon 440, 441<br />

Lysippos 410, 411<br />

Maagd in <strong>de</strong> maan, De 509<br />

Maar 't allerzoetst 109<br />

Macao 634<br />

MacDonald 31, 32<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


*Machteld, freule 546, 548, 549<br />

Madonna <strong>de</strong>lla stella 403<br />

Madrid 438, 439<br />

Maerlant, Jacob van 543<br />

Maeterlinck 194, 270, 345<br />

Mahler 567<br />

Mai<strong>de</strong>nhead 608<br />

Maitland-Van <strong>de</strong>r Laan 652<br />

Majesteit 148, 152, 156, 159, 162-165, 168, 171-175, 180, 184, 189, 191, 193,<br />

209, 236, 242, 247, 264, 453, 461, 467, 519, 572, 648, 686<br />

Majesty 174, 603<br />

Makart 94, 109, 165<br />

Makasar 633<br />

Mancini 389<br />

Man <strong>de</strong>r eeuw, De 262, 270<br />

Man in huis, De 373<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


858<br />

Mann, Thomas 24<br />

Mann-Bouwmeester, Theo 466, 524<br />

Mannstädt 96<br />

Mantovane, Ferruccio 357<br />

Marcus Aurelus 518<br />

Marez Oyens, H.W. <strong>de</strong> 526<br />

Margherita van Savoye 184, 328<br />

*Marianne van Naghel 283<br />

*Mariete 309<br />

Marinetti, Filippo Tommaso 456-458<br />

*Mario 405, 407<br />

Maris, Willem 388, 444, 668<br />

Marrakech 591<br />

Mars en Venus 351, 361<br />

Marseille 227, 588, 590, 591, 596<br />

Marsman, H. 476, 694<br />

Martialis 517, 518, 523, 530<br />

Martini, Simone 165<br />

Mascagni 418<br />

Mason, W.B. 636<br />

Massenet 140<br />

Matapaoh 620<br />

Mathieu 66<br />

*Mathil<strong>de</strong> 115, 117, 118, 187<br />

*Mathil<strong>de</strong> van <strong>de</strong>r Welcke 289<br />

Maugham, Somerset 24<br />

Mauhs, Else 557<br />

Mauve 152, 388<br />

Maximiliaan II 422<br />

Maximus 518<br />

McKenna, Stephen 589, 602-604, 607-609, 611<br />

Medan 619-621<br />

Medici, De 404<br />

Medici, Giulio <strong>de</strong>' 415<br />

Meditatie over het mannelijk toilet 503<br />

Meester, Johan <strong>de</strong> 442, 444, 644, 656-659, 664, 667<br />

Meester Cornelis 219, 226, 232<br />

Melancholieën 369, 381<br />

Memmi, Lippo 165, 354<br />

Mengelberg, Willem 18-19, 501, 567, 568, 575, 603<br />

Mengelberg-Wubbe, Tilly 501<br />

Menschen op reis 171<br />

Mensing en Visser 143<br />

Menton 617<br />

Mepsche, Rudolf <strong>de</strong> 492<br />

Meresjkowsky, S. 264, 315<br />

Merkus, C.G. 36, 37, 39<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


Merkus, P. 39, 41, 47<br />

Merlyn 567<br />

*Merlijn 266, 267, 508, 509<br />

Messina 414<br />

Messina 414<br />

Met <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> in London-Season 599<br />

Met <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> in Parijs 596<br />

Metamorfose 17, 20, 63, 81, 85, 97, 100, 104, 106, 110, 112, 113, 115, 117-119,<br />

122, 127, 129, 133, 138, 147, 148, 152, 161-163, 171-173, 180, 181, 183-186,<br />

188, 191, 193-197, 199, 200, 204-207, 210, 213, 216, 225, 266, 287, 293, 294,<br />

294, 311, 284, 540<br />

Mialaret, H.A. 555<br />

*Michel Dracosès 396, 397<br />

Michelangelo's cupola 166<br />

Michele 351, 361<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


859<br />

Michiels, A.V. 39, 234, 235<br />

Middag bij Vespaziano, <strong>Een</strong> 99, 100<br />

Mid<strong>de</strong>lburg 511<br />

Mid<strong>de</strong>ndorp 66<br />

Midzomerzon 335<br />

Mieren, De 496<br />

*Mikan 673<br />

Milaan, 161, 164, 390, 439<br />

Milo 319<br />

Mina 49, 337<br />

Mo<strong>de</strong>na 164<br />

Môdjôkerto 631<br />

*Moeleihasan 509<br />

*Moeza 325, 333<br />

Mol<strong>de</strong>n 125 Molière 299<br />

Molenboer, Anton 444<br />

Moll, W. 694<br />

Monnet-Sully, Jean 190<br />

Monte Carlo 217, 376, 617<br />

Moord op <strong>de</strong>n optimist, De 497<br />

Moore, George 164, 171, 605<br />

Morgan, Ted 24<br />

Morgenwan<strong>de</strong>ling 373<br />

Mosca, banketbakker 357<br />

Mozart 23, 36, 366, 425<br />

Mul<strong>de</strong>r, G. 583, 584<br />

Muller, Hendrik P.N. 444<br />

Müller, Maria Magdalena (= Enny Vre<strong>de</strong>) 549, 569-571<br />

Muller, P.H. 693<br />

Multatuli (= Douwes Dekker) 85, 90<br />

München 61, 71, 161, 422, 423, 426, 432, 438, 440-443, 449-456, 463, 466-470<br />

Munduk 616, 632<br />

Murano 419<br />

Murano, Burano, Torcello 419<br />

Murillo 438, 450<br />

Muscad 125<br />

Mijmerij, De 505<br />

Mijn zooveelste 453<br />

Nachten 342<br />

Naeff, Top 442, 444, 503, 524, 681<br />

Nagasaki 635, 636<br />

*Naghel, Van 281, 283, 284<br />

Napels 66, 167, 168, 337, 339, 340, 409-411, 413<br />

Napoleon 36<br />

Narcis 108<br />

Nau<strong>de</strong>au, Ludovic 636<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


Naumachie, De 329, 367, 496<br />

Negoro, Ra<strong>de</strong>n Adipati Djojo 625<br />

Nepos 517<br />

Nero 323, 366<br />

Nerone 363<br />

Netscher, Frans 85, 88, 90, 93, 96, 97, 101, 106, 111, 112, 114, 115, 118,<br />

124-126, 138, 131, 134, 135, 156, 165, 180, 182, 185, 186, 197, 213, 214, 243,<br />

399, 433, 442, 444, 497, 498, 648, 681<br />

Neuhuys, Theo 485<br />

Neurenberg 199<br />

Neve, Fiore <strong>de</strong>lle 109<br />

Newcombe, Henry 31<br />

Niccolini, markies 169, 373, 455<br />

Niccolini, markiezin 455<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


860<br />

Nice 217, 227, 228, 231, 238-240, 242-246, 248, 250, 252, 257, 259, 261, 264,<br />

266, 268, 269, 271, 273-278, 291, 292, 296, 300, 302-305, 309, 312, 315, 317,<br />

319-321, 328, 351-355, 358, 363, 364, 368, 369, 372, 373, 375-378, 382, 294,<br />

411, 414, 426, 490, 528, 598, 617<br />

Nicolaas II, tsaar 159, 189, 467<br />

Nierstrasz, B. 444<br />

Niet meer dan een dagboekblad 464<br />

Nieuwenhuys, Rob 333<br />

Nijinski 603<br />

Nikko 641<br />

Nippon 83<br />

*Nishiki 673<br />

Nog eens worstelen 586<br />

Noodlot 125, 129, 131-135, 139, 141, 144-147, 151, 154-156, 159, 160, 167,<br />

169, 171, 187, 204, 209, 326, 403, 498, 548, 605, 665<br />

Norfini, Giuseppe 336<br />

Nouhuys, W.G. van 110, 247, 276, 343, 444<br />

Novelletten 153<br />

Nunspeet 160, 282<br />

Nutt, Alfred 94<br />

Nijgh & Van Ditmar 513, 536, 540, 541, 552, 569, 574, 664<br />

Nijhofff, Wouter 444<br />

O<strong>de</strong>, De 541-543, 546, 569, 570, 572, 573<br />

Oermensch en <strong>de</strong> complicatie <strong>de</strong>r dingen, De 497<br />

Old People and the Things that pass 603, 609<br />

Oliphant, Margaret 170<br />

Oiveira, E. d' 24, 454, 455<br />

On<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n boeddha 482<br />

Ongelukkige, De 436, 437, 450, 465, 467, 468, 472, 479, 483, 488, 491, 495,<br />

496, 509, 510, 518, 572, 646<br />

Onschuldig genoegen 452<br />

Oostrum Soe<strong>de</strong>, E.L. van 582, 583<br />

Oosten<strong>de</strong> 151, 152<br />

Oostwaarts 62, 624, 643<br />

Opmerkingen van geen waar<strong>de</strong> 523<br />

Orchi<strong>de</strong>eën 100, 106, 108, 110, 111, 172, 203, 303, 664<br />

*Orlando Orlandini 17, 19, 271, 330-332, 334, 339, 344, 348, 352, 360-364,<br />

369, 372, 373, 377, 381, 386, 387, 390-394, 400, 402, 403, 405-407, 414, 415,<br />

430, 431, 435, 436, 438-441, 449, 463, 469, 474, 476, 477, 479, 490, 497, 502,<br />

518, 528, 549, 600, 647<br />

Orosius 301<br />

Orvieto 408, 419<br />

*Oscar, keizer 163<br />

Oslo 125<br />

Oss, S.F. van 104, 522, 523, 534, 544, 583, 585, 588, 596, 600, 601, 615, 642,<br />

644, 646, 649, 656, 658-660, 664, 666, 667, 684, 685<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


Ostia 387<br />

Ostia 387<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


861<br />

*Othomar, kroonprins 163, 189, 193, 467<br />

Otten, Else 206, 569<br />

*Ottilie 309, 311, 333<br />

*Otto 120, 121, 432<br />

Ouchy 371<br />

Ou<strong>de</strong>, J. van <strong>de</strong>n 146<br />

Ou<strong>de</strong> Trofune, De 367, 373<br />

*Oudijck, Van 232, 237<br />

Ouida (= <strong>Louis</strong>e <strong>de</strong> la Ramée) 86, 87, 163-166, 170, 174, 184, 229, 231, 319,<br />

323, 324, 335-337, 345, 351, 369, 457, 616, 649<br />

Over <strong>de</strong> eentonigheid 497<br />

Over <strong>de</strong> ij<strong>de</strong>lhe<strong>de</strong>n <strong>de</strong>s lichaams en <strong>de</strong>szelfs vertuitingen 363<br />

Over Groningen en mijselven 493<br />

Over lichten<strong>de</strong> drempels 267, 270, 271, 276, 322, 497<br />

Over mijn woning 502<br />

Ovidius 93, 517, 682<br />

Oxford 208, 213<br />

Paardt, R. van <strong>de</strong>r 540<br />

Padang 622<br />

Paehlig, Clara zie Veen-Paehlig<br />

Paestum 168<br />

Paget, lady 335<br />

Painter, George D. 33-24<br />

Palembang 606<br />

Palermo 315, 411-413<br />

Pallanza 164<br />

Pallavicini, markiezin 184, 218<br />

Pan<strong>de</strong>r, Pier 181, 186, 200, 210, 230, 292, 293, 337, 363, 384, 385<br />

Pangkalan Brandan 621<br />

Papini, Giovanni 428, 430, 456-460<br />

Parma 164<br />

Parijs 133, 139-142, 152, 188-191, 194, 204, 213, 215, 305, 320, 346, 353, 441,<br />

490, 508, 585, 590, 592, 596-598, 603, 605<br />

Pasoeroean 224, 226, 227, 232, 233<br />

Pathé, Charles 472<br />

Patras 168<br />

Patijn, J.A.N. 657<br />

*Paul 94, 223, 271, 281, 285, 286<br />

*Pauline 283<br />

Pengalengan 624<br />

Pennine 542<br />

Penning, W.C. jr. 442<br />

Penon, Georg 113<br />

Peregrinus = Wagen<strong>voor</strong>t, Maurits<br />

Perk, Jacques 93, 532<br />

Perron, E. du 693, 694<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


Perry 490<br />

Perugia 599<br />

Pesto 168<br />

Peters, G.H. 281<br />

Petrarca 38, 93, 94, 98-100, 107, 111, 164, 187, 356, 518<br />

Petronius 306, 366, 367<br />

Peyrou, Daniel Jacob du 42<br />

Picasso, Pablo 211, 389, 603<br />

Pierrard, <strong>Louis</strong> 688<br />

Pierson, A. 137<br />

Pieve di Cadore 299<br />

Pincio 166<br />

Pindarus 517, 541, 542<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


862<br />

Pinturicchio 385<br />

Pisa 161, 415<br />

Pisano, Niccolò 415<br />

Plato 192, 193, 517<br />

Plautus 367, 501, 512, 517, 518, 524, 556<br />

Plautus' Menaechmi 524<br />

Plinius <strong>de</strong> Jongere 517, 518, 546, 548<br />

Plutarchus 554, 568, 571, 578<br />

Point-<strong>de</strong>-Galles 67<br />

Poll-Van Heerdt 285<br />

Poll, Gerard F. van <strong>de</strong> 285<br />

Pompeji 168, 340, 367, 387, 410<br />

Ponse-Wilmer, E. 157<br />

Portofino 617<br />

Portret, <strong>Een</strong> 96<br />

Portret, Het 433<br />

Port-Saïd 66, 227, 617, 618, 645<br />

Potgieter 93, 98, 105, 109, 164, 416<br />

Pozzi, De 418<br />

Prato 430<br />

Praxiteles 191, 194, 229, 293, 295, 312, 395, 439, 631<br />

Prelu<strong>de</strong> 497<br />

Prick 115<br />

*Principe Attilio 373<br />

Prins, De 433<br />

Prinsen, J. 657<br />

Pruisen met <strong>de</strong> blauwe haren, De 266, 267<br />

Propertius 517<br />

Proust, Marcel 18, 23, 24<br />

Proza 355, 579, 598, 660, 690<br />

Psyche 20, 21, 45, 92, 187, 195, 199-204, 206, 207, 212-214, 216, 252, 273,<br />

297, 308, 329, 461, 491-493, 495, 496, 501, 504, 519, 532, 540, 572, 628<br />

*Psyche 92, 203-205, 273, 342, 375, 493, 508, 650<br />

Puccim 418<br />

Puibusque, <strong>de</strong> 94<br />

Pura 49<br />

Putten 317, 318<br />

Querido, Israël 227, 390, 486, 487, 546-548, 554, 565, 566, 572, 576, 650<br />

Quily 432<br />

Quintilianus 517, 518<br />

Quist 639<br />

Raché, Paul 156<br />

Racine 323<br />

Ra<strong>de</strong>rs, Mélanie van 311<br />

Rafaël 394, 415, 439, 461<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


Raffles, Thomas Stamford 35<br />

Rainer, Peter 32<br />

Rajna, Pio 94<br />

*Ralph Cowper 430<br />

Ram. J.H. (Johan) 17, 22, 126, 129-134, 136, 137, 144, 145, 147, 156, 186-191,<br />

193, 194, 197, 198, 200, 201, 207, 208, 213, 222, 226, 227, 243, 265, 267-269,<br />

275, 283, 291, 293, 294, 298, 303, 312, 314, 330, 334, 337, 339, 340, 399, 406,<br />

407, 421, 432, 453, 454, 575<br />

Ram van Bottestein, K.J.A.H. 188, 453<br />

Ramée, <strong>Louis</strong>e <strong>de</strong> la = Ouida<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


863<br />

Ranitz, <strong>Louis</strong>e <strong>de</strong> 480, 482, 549<br />

*Rantzow 233<br />

Rapallo 617<br />

Ravenna 355, 356, 419, 568<br />

Ravenna 387<br />

Reis-impressies 129, 165, 171, 175, 189, 192, 229<br />

Réjane 141<br />

Rembrandt 390, 424, 480<br />

Restaurant-emotie's 420<br />

Retské, <strong>de</strong> = Jean <strong>de</strong> Reske 212<br />

Revis, M. 626-628, 630<br />

Reyding, A. 691<br />

Reijn, Theo van 681, 694<br />

Reijn<strong>de</strong>rs, Karel 656<br />

Reyneke van Stuwe, Jacqueline zie Kloos-Reyneke van Stuwe<br />

Reynst, Catharina Geertruida zie <strong>Couperus</strong>-Reynst, Catharina Geertruida<br />

Reynst, Johan Cornelis 41-43, 59, 62-64, 279, 280<br />

Reynst, Johanna 62<br />

Reynst, Pieter Hendrik 42<br />

Reynst, Pieter Hendrik 42, 102<br />

Reynst-Scherpingh, Catharina Geertruida 42<br />

Rhemen van Rhemenshuizen, m.w. Van 520<br />

Rid<strong>de</strong>r, André <strong>de</strong> 518, 519, 524, 630<br />

*Rien, tante 279, 286<br />

Riesz, C.J. 36-38<br />

Riesz-Cranssen, Catharina<br />

Rica 35, 36, 38, 137<br />

Riet-van Ghert, Emma van 116<br />

Ring en <strong>de</strong> prins, De 373<br />

Robbers, Herman 426, 442, 444, 537, 572, 573, 681, 683, 693<br />

Rochussen, J.J. 41<br />

Ro<strong>de</strong>nbach 191<br />

Rodin 319<br />

Roelofs, Albert 444<br />

Roelvink, Herman C.J. 444, 466, 511, 522-523, 525, 526, 538, 556, 615, 685<br />

Roh<strong>de</strong>, Erwin 94<br />

Roland Holst, A. 527-528<br />

Roland Holst, Henriëtte 537<br />

Roland Holst, R.N. 165<br />

Romantiesch avontuur 372<br />

Rome 54, 67, 164, 166, 169, 176, 179-181, 183-185, 189, 190, 202, 218,<br />

228-231, 281, 291-293, 301-303, 312, 313, 315, 329, 334, 339, 362, 363, 373,<br />

377, 378, 379, 381-392, 403, 423, 428, 429, 452, 456, 463-466, 496, 500, 501,<br />

517, 525, 559, 596<br />

Rome 421<br />

Romeinsche portretten 530, 536<br />

RÖmer, L.S.A.M. von 138, 292, 313, 314, 317, 318, 320, 321<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


Romsdal 125<br />

Roos, De 569<br />

Ross, Leo 310<br />

Rossem, J.H. van 498<br />

Rossi, admiraal 405, 415<br />

Rossi, Giulia 406, 407<br />

Rossi, Lodovico <strong>de</strong>' 415<br />

Rossi, Mario 357, 358, 405, 406, 432, 461, 477, 495, 500, 513<br />

Rossi, Vera 407, 513<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


864<br />

Rossi-Lodomez, Ida 330, 357, 358, 405<br />

Rössing, A. 110<br />

Rössing, J.H. 115<br />

Rostand, Edmond 479<br />

Rotgans, J. 319<br />

Rotterdam 511, 537, 538, 630<br />

Rousseau, Jean-Jacques 372, 392<br />

Royaards, Willem 103, 160, 340, 444, 479<br />

Royaards-Sandberg, Jacqueline 103<br />

Rubens 424<br />

*Rudolf 497, 498<br />

Ruïnes, legen<strong>de</strong>n en bloemen 391<br />

Runckel 37<br />

Ruprecht, prins 470<br />

Russell, lord 604<br />

*Ruud (Rudolf) Brox, baron 225, 230, 231, 247<br />

Ruijs, H. 120<br />

Ruys, P.M. 591<br />

Rijken 682<br />

Sabang 619<br />

Sacchetto, Rica 425<br />

*Saetzema, Van 281<br />

Saigon 642<br />

Sallustius 517<br />

Salomons, Annie 547, 681, 682<br />

Salvatore 373<br />

San Galgano 357<br />

San Pietro 166<br />

Sand, George 18, 23<br />

*Sans-Joye, rid<strong>de</strong>r 216<br />

*Santa Chiara 104, 107, 110, 111<br />

Santa Margherita 617<br />

Sarcey, Francisque 141<br />

Sardou, Victorien 106<br />

Sarina 49, 237<br />

Sarlouis 191<br />

Scarpetta 361<br />

Schaakspel 133, 146<br />

Scharten, Carel 321, 322<br />

Scharten-Antink, Margot 321, 322<br />

Scheer, Van <strong>de</strong>r 645<br />

Scheidler List, Constantijn L. 285<br />

Schen<strong>de</strong>l, Arthur van 322, 650<br />

Scheurleer 241, 242, 261, 270, 300, 304, 449, 488, 668, 691, 692<br />

Scheurleer, m.w. 250, 251, 271, 328, 464<br />

Scheveningen 496<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


Scheveningers, De 57, 496<br />

Schiller 665<br />

Schimmel 104, 105<br />

Schimmen van schoonheid 356, 379, 431<br />

Schimmen van Venetië 418<br />

Schoevers en Van Essen 652<br />

Schoone slaapster in het bosch, De 94, 116, 182<br />

Schorer, J.A. 454, 581<br />

Schreiner, Olive 196<br />

Schuurbeque Boeye-Baud 283<br />

Schwartze, Thérèse 388<br />

Sciarra 184<br />

Scott, Walter 37<br />

Scu<strong>de</strong>ry 98<br />

Seiffert, Mina 95<br />

Selinunte 412<br />

Semiramis 112<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


865<br />

Seneca 518<br />

Serao, Marilda 503<br />

Serrurier, Keetje 221-224<br />

Sestini 495<br />

Sesto 373<br />

Sétif 593<br />

Severini, Gino 456<br />

Sevilla 435, 436, 438<br />

*Sfinx 204, 305, 504<br />

Shakespeare 468<br />

Shaw, G.B. 524, 605<br />

Shelley 93<br />

Shimuzu 639<br />

Siciliani, Luigi 339<br />

Sidi-Okba 593<br />

Siena 343, 345, 355, 357, 361, 386, 387, 419, 430, 599<br />

Sienah 49<br />

Sienkiewicz, Henryk 251, 264<br />

Sierra, Martinez 603<br />

Signorelli, Luca 408, 409<br />

Sillem, J.A. 109<br />

Simons, Leo 209, 368, 372, 442, 667<br />

Simons-Mees, J.A. 444<br />

Sin<strong>de</strong>rgo 280<br />

Singapore 218, 641, 642, 644<br />

Singaradja 632, 662<br />

Sint-Franciscus 345, 346<br />

Sjanghai 635, 642, 643<br />

Slag, De 362<br />

Slicher, Mathil<strong>de</strong> Cornelie zie Van <strong>de</strong>n Tol-Slicher Smit Kleine, F. 109, 474<br />

Smythe Hichen, Robert 462<br />

Sneeuwfee, De 647, 655<br />

Snoer <strong>de</strong>r ontferming en Japansche legen<strong>de</strong>n, Het 638, 646, 651, 655, 672-674,<br />

690<br />

Snij<strong>de</strong>rs van Wissenkerke, F.W.J.G. 444<br />

Soerabaja 616, 617, 624, 626, 627, 629, 631-633, 642, 643, 664<br />

Soffici 457<br />

Sol y sombra 427, 430, 438<br />

Soldani, Valentino 496<br />

Solo 624, 625<br />

Sophokles 517<br />

Sor<strong>de</strong>volo, Dina <strong>de</strong> 246, 264<br />

Southampton 617<br />

Spaansch toerisme 435<br />

Spencer, Herbert 532<br />

Spezia, La 161<br />

Spitzen, Geert Willem 494<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


Spookhuis, Het 497<br />

Spoorwegongeluk, Het 587, 588<br />

Staël, madame De 372<br />

*Staffelaar, De 285<br />

Stam 191<br />

Standjeszoeker, De 587<br />

Stapert-Eggen, Marijke 494<br />

Steeg, De 614, 643, 644, 647, 649, 652-654, 657, 660,663, 668, 671, 675, 677,<br />

678, 684, 690<br />

Steelink, Willem 388<br />

Steenstra Toussaint 75<br />

Steenstra Toussaint, Abraham 46<br />

Steenstra Toussaint, Catharina Elisabeth Johanna zie Troplong-Steenstra<br />

Toussaint<br />

Steenstra Toussaint, Johanna W.P. (Jeanne) zie Baud-Steenstra Toussaint<br />

Steenstra Toussaint-<strong>Couperus</strong>,<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


866<br />

Elisabeth 46, 75, 233, 236, 237<br />

*Stéfanie <strong>de</strong> La<strong>de</strong>rs 311<br />

Stemmen 335<br />

Ster, <strong>Een</strong> 123, 270<br />

Stille kracht, De 71, 90, 223-227, 231, 232, 234-240, 243, 244, 247-250, 262,<br />

263, 269, 270, 311, 346, 507, 512, 604, 607, 624, 677, 689, 690<br />

Stockholm 124, 152<br />

Stokhuyzen, F.J. 219<br />

Strabo 558<br />

Stratemeijer, H.J. 442<br />

Strauss, Richard 376<br />

Strawinsky 613<br />

Sturler, De 285<br />

Suetonius 301, 311, 517<br />

Suttner, Bertha von (gravin Kinsky) 173<br />

Swarth, Hélène 109, 194, 249, 532<br />

Swin<strong>de</strong>ren, R. <strong>de</strong> Marees van 608, 609, 657<br />

Swin<strong>de</strong>ren, mw. De Marees van 608, 609<br />

Swinnerton, Frank 603<br />

Symmers, Agnes <strong>Louis</strong>e 652<br />

Syracuse 413, 414<br />

Tacitus 301, 517, 518<br />

*Taco Quaerts 144, 147, 151, 153, 193, 332, 588<br />

Ta<strong>de</strong>ma, Lourens Alma 164, 168, 208, 210, 211, 324, 605<br />

Ta<strong>de</strong>ma-Epps, Laura 210<br />

Taets van Amerongen, Wilhelmina van Lawick 242<br />

Taets van Amerongen-Riesz, Marie 137, 156, 242, 245, 246, 250, 311<br />

Tahir 621<br />

Taine 93, 166<br />

*Takma 287, 310<br />

Tandjoeng-Poera 621<br />

Tandjong Priok 218, 622<br />

Tanger 438<br />

Taormina 413, 414<br />

Tarragona 435<br />

Tasik-Malaja 624<br />

Tasso 38, 187<br />

Tebing-Tinggi 621<br />

Tegal 220-222, 224, 227, 232, 233<br />

Teillers en Stracke, dames 693<br />

Teis Pzn., G. 494<br />

Teizeira <strong>de</strong> Mattos, Alexan<strong>de</strong>r (Tex) 37, 174, 208, 209, 302, 444, 588, 589, 599,<br />

602-604, 607-613, 689, 090<br />

Teixeira <strong>de</strong> Mattos, mw. 603<br />

Tel<strong>de</strong>rs, W.A. 239<br />

Tel<strong>de</strong>rs-Vlielan<strong>de</strong>r Hein, Johanna 185, 207, 239<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


Tells, Ellen 425<br />

Temacin 594<br />

‘Ter Uwer Verjaring’ 63, 443<br />

Terugkeer, De 475<br />

Terentius 517<br />

Territet 372<br />

Terug in Venetië 417<br />

Terwey, T. 122<br />

Tets, G.C.W. van 444<br />

Thackeray (Michael-Angelo Titmarsh) 610<br />

Theodora 355<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


867<br />

Theokritus 517, 540, 558<br />

*Thérèse, tante 310, 311<br />

Thespiae 516<br />

Thieme 243, 244, 483, 496<br />

Tholen-De Ranitz 657, 659, 664<br />

Thompson, Walter Roosevelt 690<br />

Thomson, L.W.J.K. 201, 227, 339, 454<br />

Thorwaldsen 408<br />

Thucydi<strong>de</strong>s 517<br />

Thurn und Taxis, Alexan<strong>de</strong>r (Sascha, Pascha)von 478, 568, 580, 581, 583<br />

Thurn und Taxis, Marie von 568, 601<br />

Tiberius, keizer 311, 323, 379<br />

Tibullus 517<br />

Ticknor 94<br />

*Tien, tante 279, 286<br />

*Tila 136<br />

Timgad 593, 594, 613<br />

Timmerman, K. 533<br />

Timmermans, W.F.C. 571, 585<br />

Tintoretto 179<br />

Tintoretto 418<br />

Tissot, Jean-Jacques 210<br />

Titiaan 179<br />

Titmarsh, Michael-Angelo = Tackeray<br />

Tivoli 387, 390<br />

Tobias, M. 219<br />

Tobias-Stokhuyzen, Jeannette 219<br />

Toen ik een kleine jongen was 63<br />

Toepoel, P.M.C. 595, 648, 653<br />

Tokio 639-641<br />

Tokutomi, Kenjiro 640<br />

Tol, J.C. van <strong>de</strong>n 526<br />

Tol-Slicher, Mathil<strong>de</strong> Cornelie (Tila) van <strong>de</strong>n 147, 526, 527<br />

Toledo 439<br />

Tolstoj 114, 125, 345<br />

Toorop, Jan 200-203, 205, 212, 213, 215, 247, 260, 265, 451, 480, 485, 486<br />

Tooveressen, De 546<br />

Töpffer, Rodolphe 86, 395<br />

Torcello 419<br />

Tosari 631<br />

Touggourt 593, 594<br />

Tour, The 589, 609<br />

*Torquato Tasso 186<br />

Toussaint van Boelaere, F.V. 444<br />

Tricht, H.W. van 15, 19, 20, 107, 582, 583<br />

Trinancria 412<br />

Trondheim 125<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


Troplong, Jean Marie Adrien Casimir 233<br />

Troplong-Steenstra Toussaint, Catharina Elisabeth Johanna 233<br />

Tunis 594<br />

Turijn 390<br />

Tusschen <strong>de</strong> Ionische zuiltjes 366<br />

Twain, Mark 543<br />

Twee schil<strong>de</strong>rs, De 579<br />

Twee<strong>de</strong> blik, De 497<br />

Uit blanke ste<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>r blauwe lucht 179, 420, 421, 431, 455, 686<br />

Uit <strong>de</strong> jeugd van San Francesco van<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


Assisi 345<br />

Uitzichten 151, 152<br />

Umberto, koning 184, 387<br />

*Umi-San 673<br />

Uniform en geen uniform 416, 614<br />

Unwin, Fisher 208, 209<br />

*Urania Hope 231<br />

Urbanus <strong>de</strong> Vijf<strong>de</strong>, paus 579<br />

Uren, De 505<br />

Utrecht 514, 532, 534, 669<br />

Uw glimlach of uw bloemen 96<br />

Uylenbroek, P.J. 39<br />

868<br />

Vaarzon Morel, W.F.A.I. 242, 264<br />

Valencia 431, 435<br />

Valette, Bertha (<strong>de</strong> la) 82<br />

Valette, Constance (Stan[ny]) (<strong>de</strong> la) 18, 82, 103, 188-190, 300, 239, 245, 249,<br />

250, 619<br />

Valette, Edmée (<strong>de</strong> la) 83, 103, 222, 223, 315, 354-356, 368<br />

Valette, Gerard J.P. (<strong>de</strong> la) 17, 71, 82, 90, 100, 110, 154, 191, 214, 220, 224-226,<br />

232, 233, 235, 243, 249, 257, 309, 315, 443, 444, 551, 619<br />

Valette, Jacques Guardafui (<strong>de</strong> la) 82, 619<br />

Valette, John (<strong>de</strong> la) 83, 103, 303, 305, 316, 355<br />

Valette, Paul (<strong>de</strong> la) 82<br />

Valette-<strong>Couperus</strong>, Geertruida Johanna (Trudy) (<strong>de</strong> la) 17, 43, 44, 55, 60, 71,<br />

82, 90, 102, 104, 106, 110, 114, 116, 140, 154, 156, 162, 188, 191, 214, 220,<br />

222-224, 232-334, 243, 246, 303, 305, 309, 315, 354-356, 368, 372, 386, 443,<br />

480, 551, 619<br />

Valkhoff, P. 693<br />

Van dagen en seizoenen 266<br />

Van <strong>de</strong> drijven<strong>de</strong> dingen... 420<br />

Van <strong>de</strong> kristallen torens 266, 268<br />

Van <strong>de</strong> onzalige erfenis 267<br />

Van <strong>de</strong> reuzen, <strong>de</strong>n toovenaar en <strong>de</strong> jonkvrouw 371<br />

Van en over alles en ie<strong>de</strong>reen 450, 462, 496, 498<br />

Van en over mijne lezingen 511<br />

Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren 358, 305<br />

Van Orlando's viooltje 360<br />

Van on<strong>de</strong> menschen, <strong>de</strong> dingen, die <strong>voor</strong>bij gaan... 278, 287, 292, 299, 302,<br />

304, 305, 308-310, 313, 315, 320, 333, 467, 604<br />

Van vagebon<strong>de</strong>n en schelmen 366, 367<br />

Vaucluse 356<br />

Vaucluse 100, 107<br />

Veblungsnaes 100, 107<br />

Veen, Carla 321<br />

Veen, L.J. 19-22, 24, 27, 67, 110, 141, 153-157, 159, 162, 164, 165, 171-174,<br />

177-179, 182-185, 187-189, 191, 194, 196, 197, 200-202, 205-208, 212-215,<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


220, 225-227, 237-244, 246, 247, 249, 250, 258, 260-262, 264, 265, 267-270,<br />

274-278, 287, 291, 292, 296-300, 302-305, 309, 312-317, 319-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


869<br />

321, 328, 332, 339-341, 343-345, 347, 351, 354, 355, 358, 359, 365, 366, 368,<br />

372, 374, 377-380, 391, 411, 419-421, 426, 429, 431, 433, 434, 440, 444, 449,<br />

450, 452-454, 461-463, 465, 467, 471, 472, 479, 480, 482-484, 487, 488, 490,<br />

496, 512, 513, 529, 530, 535, 539, 540, 546, 548-550, 555, 569, 573, 574, 604,<br />

659, 664, 692<br />

Veen, Lambertus Jacobus 274, 296<br />

Veen, Lambertus Jacobus jr. 344<br />

Veen, Maria Theresia (Mica) 264, 305<br />

Veen-Paehlig, Clara W. 226, 237, 238, 240, 264, 302, 419, 441, 454<br />

Velasquez 439, 450<br />

Velleius Paterculus 517<br />

Velluti, Riverito 409<br />

Velp 678, 681<br />

Velthem, Lo<strong>de</strong>wijk van 543<br />

Ven<strong>de</strong>tta 623<br />

Venetië 178-180, 298, 299, 328, 341, 355, 376, 382, 416-418, 420-422, 568<br />

Ventimiglia 358<br />

Verbeel<strong>de</strong> leven, Het 373<br />

Vergilius 91, 99, 595<br />

VerHuell, Alexan<strong>de</strong>r 257<br />

Verka<strong>de</strong>, Eduard 444, 479, 511, 512, 569, 570, 657<br />

Verka<strong>de</strong>, Ericus 569<br />

Verkeer<strong>de</strong> leven, Het 587<br />

Verlangen, <strong>Een</strong> 141, 142, 145, 326<br />

Verlei<strong>de</strong>r, De 473, 482<br />

Verlief<strong>de</strong> ezel, De 429, 533-535, 539, 540, 543, 544<br />

Veronese 179<br />

Versteeg, Jan 282<br />

Vervelen<strong>de</strong> morgen, <strong>Een</strong> 353<br />

Verwey, Albert 110, 442, 492<br />

Verzamel<strong>de</strong> werken 27<br />

VErzoeking van <strong>de</strong>n heiligen Antonius, De 185, 188<br />

Vespasianus 385<br />

Veth, Cornelis 444<br />

Veth, Jan 127, 155, 159<br />

Veth, P.J. 632<br />

Via Appia 166<br />

Viareggio 351<br />

*Vico 387<br />

*Vincent Vere 121-123, 131, 144, 397, 558, 578, 579<br />

Vinci, Leonardo da 457<br />

Viotta, H. 444<br />

Visser 83<br />

Visser, J.Th. <strong>de</strong> 656, 657, 659, 666, 670, 683<br />

Visser, Ph.C. 506<br />

Visser, Elizabeth 540, 554, 577, 578<br />

Visser-Hooft, J. 506<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


Vissering, G. 444<br />

Vitruvius 555, 558, 579<br />

Vittorio 299<br />

Vittorio Emmanuele 456<br />

Vive, Siechel van 213<br />

Vlielan<strong>de</strong>r Hein, Benjamin Marius (Ben) 68, 69, 83, 84, 96, 119, 124, 200, 240,<br />

282, 284,<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


870<br />

291, 297, 300, 303, 368, 474, 475, 489, 507, 560, 571, 574, 609<br />

Vlielan<strong>de</strong>r Hein, Benjamin Marius 238<br />

Vlielan<strong>de</strong>r Hein, Carel Servaas (Fayan) 68, 83, 171, 238, 241, 454<br />

Vlielan<strong>de</strong>r Hein, François Émile (Frans) 102, 303, 444, 507, 520, 529, 535, 540,<br />

548, 549, 569-573, 609<br />

Vlielan<strong>de</strong>r Hein, Geertruida Catharina zie Advocaat-Vlielan<strong>de</strong>r Hein<br />

Vlielan<strong>de</strong>r Hein, Johanna zie Tel<strong>de</strong>rs-Vlielan<strong>de</strong>r Hein<br />

Vlielan<strong>de</strong>r Hein, Marie (Mies) 102, 119, 136, 137, 139, 141, 185, 199, 202,<br />

204, 239, 251, 268, 269, 272-375, 310, 680, 693<br />

Vlielan<strong>de</strong>r Hein-<strong>Couperus</strong>, Catharina Rica Geertruida (Cateau, Toos) 43, 52,<br />

55, 59, 68, 83, 84, 89, 94, 96, 97, 99, 102, 107, 114, 116, 118, 119, 185, 200,<br />

240, 274, 282, 303, 330, 368, 474-476, 480, 489, 498, 507, 551, 571, 574, 668<br />

Vlielan<strong>de</strong>r Hein-<strong>Couperus</strong>, Johanna Cornelia (Fayan) 43, 68, 69, 83, 103, 147,<br />

171, 238, 242, 269, 275, 310, 369<br />

Vlissingen 511<br />

Vlugt, De 650<br />

Vogel, Albert 15, 19, 671, 675, 676, 678, 679<br />

Voigt 98-100<br />

Voltaire 372<br />

Von<strong>de</strong>l 93, 98<br />

Vonk, De 63<br />

Vooys, C.G.N. <strong>de</strong> 657<br />

Vos, Jan C. <strong>de</strong> 160<br />

Vosmaer, Carel 90, 101, 105, 111, 168, 203, 389, 409, 517, 542, 605<br />

Vostaert, Pieter 542<br />

Vre<strong>de</strong>, Enny = Müller, Maria Magdalena<br />

*Vreeswijck, Van 282<br />

Vroegere verzen 161<br />

Vrijers, De 558<br />

Vulpius, Christian 360<br />

Waal, De 62<br />

Wagen<strong>voor</strong>t, Maurits 127, 128, 188, 201, 296, 297, 364, 365, 390, 407, 430,<br />

436, 444, 451, 455, 460, 461, 541, 585, 614, 615, 646, 649, 654, 655, 681<br />

Wagner, Richard 425, 452, 558<br />

Wagner's tekst vein Der Ring <strong>de</strong>s Nibelungen 425<br />

Wal, Hendrik van <strong>de</strong>r 442, 444<br />

Walch, J.L. (Jan) 442, 444, 481, 681<br />

Wales, prins van 638<br />

Walter, gebr. 620<br />

Was, H. 192<br />

Waszklewicz, J.M.C.B. 248, 249<br />

Waugh, Evelyn 24<br />

Weissenborn, Thilly 624, 642, 643<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


871<br />

Weissenbruch 388<br />

Welie, Antoon van 519-521, 581, 660, 681<br />

Weltevre<strong>de</strong>n 219, 622, 623<br />

Wenckebach, L.W.R. 182<br />

Wereld<strong>bibliotheek</strong> 544, 667<br />

Wereldvre<strong>de</strong> 33, 152, 171-175, 177-179, 182, 188, 191, 193, 197, 246, 248,<br />

264, 461, 467, 519, 572<br />

Westenenk, L.C. 619<br />

Wetsteyn Pfister, Justina <strong>de</strong> 117<br />

Wie <strong>de</strong> Alhambra bewoon<strong>de</strong>n 437<br />

Wiesba<strong>de</strong>n 147, 241, 242, 271, 273-375<br />

Wiggers 451<br />

Wight 617<br />

Wil<strong>de</strong>, Oscar 155, 403, 404<br />

Wilhelm II 554, 559<br />

Wilhelmina, koningin 79, 219, 248, 282, 388, 499, 583, 666, 670<br />

Willem 487<br />

Willem III 85, 282, 686<br />

Willem v, stadhou<strong>de</strong>r 31, 32<br />

Willeswin<strong>de</strong> 161, 179, 182<br />

Windhond, De 579<br />

Windsor 608<br />

Wittert van Hoogland, Evert 584<br />

*Wladimir 185<br />

Wolken <strong>de</strong>r go<strong>de</strong>n, De 392<br />

Wonen of niet wonen? 393<br />

Worp, Van <strong>de</strong>r 632<br />

Worth 141<br />

Wou<strong>de</strong>nberg, Gerda van 201, 364, 496, 588<br />

Wree<strong>de</strong> portretten 463, 512<br />

Wijck, Van <strong>de</strong>r 235<br />

Wyers 60<br />

Wijnaendts van Resandt 219, 220, 614, 643, 644, 649, 677<br />

Wijnaendts van Resandt, Betty 671, 676, 690<br />

Wijnaendts van Resandt, <strong>Louis</strong>e 671, 676, 690<br />

Wijnaendts van Resandt-Baud, Wilhelmina 614, 643, 644, 647, 649, 662<br />

Wijngaar<strong>de</strong>n, P.J. van 658, 659<br />

Wyzewa, Teodor <strong>de</strong> (T. Wyzewsky) 140, 190, 200, 246<br />

Xenophon 517<br />

Xerxes 547, 553, 554<br />

Xerxes 541, 546, 548, 552-554, 556, 558, 559, 569, 579<br />

Xiphilinus 301<br />

*Yéména, marquise <strong>de</strong> 152, 163<br />

Yokohama 639, 641<br />

Young, kolonel 404<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


Zagal, El 509<br />

Zaragoza 440, 455<br />

Zeist 188, 189, 194<br />

Zeliah 351, 361<br />

Zermatt 370, 371<br />

Zielenschemering 262, 266-268, 271, 272, 274, 275, 277, 282, 284, 303, 453,<br />

575<br />

Zieltje, <strong>Een</strong> 63, 64, 83, 167, 193<br />

Zilcken, C.L. Philippe 140, 388, 438<br />

Zoeken<strong>de</strong> zielen, De 432<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


872<br />

Zoeker, De 503<br />

Zola, Émile 85-87, 93, 97, 101, 111, 122, 135, 140, 194, 202, 247, 250, 261,<br />

301, 310, 345, 648, 649<br />

Zonaras 301<br />

Zonen <strong>de</strong>r zon, De 273, 275, 276, 287, 289, 290, 473, 480, 482, 491, 495<br />

Zoon van Don Juan, De 508<br />

Zozimus 301<br />

Zublie, E.A. 46<br />

Zwaluwen neêr gestreken..., De 368, 379<br />

Zweers, Bernard 444<br />

Zweven<strong>de</strong> schaakbord, Het 542-544, 546, 550, 678<br />

Zijlstra, Doeke 569<br />

Zijn aangenomen zoon 432, 545, 547-549<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!