260720 Alfa Spider NL - Fiat-Service
260720 Alfa Spider NL - Fiat-Service 260720 Alfa Spider NL - Fiat-Service
INSTRUCTIEBOEK ALFA 604.31.439 NL
- Page 2 and 3: Geachte cliënt, Hartelijk dank dat
- Page 4 and 5: ELEKTRISCHE APPARATUUR CODE-CARD A
- Page 6 and 7: VEILIGHEID VAN DE INZITTENDEN Let o
- Page 8 and 9: DASHBOARD fig. 1 1. Verstel- en reg
- Page 10 and 11: SYMBOLEN Op of in de nabijheid van
- Page 12 and 13: ELEKTRONISCHE SLEUTEL CODE-CARD Bij
- Page 14 and 15: fig. 8 A0G0035m Ga voor het vervang
- Page 16 and 17: fig. 10 A0G0021m Systeem inschakele
- Page 18 and 19: DIEFSTALALARM (indien aanwezig) WAN
- Page 20 and 21: ALARM BUITEN GEBRUIK STELLEN Om het
- Page 22 and 23: STUURSLOT Inschakelen Het stuurslot
- Page 24 and 25: BELANGRIJK Onder bepaalde omstandig
- Page 26 and 27: HANDBEDIENDE LICHT- STERKTEREGELING
- Page 28 and 29: BEDIENINGSKNOPPEN MENU Knop kort in
- Page 30 and 31: Om vanuit het beginscherm te kunnen
- Page 32 and 33: Klokje instellen (Klokje) Met deze
- Page 34 and 35: Onafhankelijke ontgrendeling koffer
- Page 36 and 37: Taal instellen (Taal) U kunt de taa
- Page 38 and 39: TRIP COMPUTER Algemene informatie M
- Page 40 and 41: Nieuwe rit Begint als een reset is
- Page 42 and 43: ZITPLAATSEN STOELEN MET HAND- BEDIE
- Page 44 and 45: fig. 27 A0G0024m Stoelverwarming (i
- Page 46 and 47: SPIEGELS BINNENSPIEGEL De binnenspi
- Page 48 and 49: Gelijktijdig met de “parkeer”-s
- Page 50 and 51: fig. 33 fig. 34 A0G0014m A0G0012m L
INSTRUCTIEBOEK ALFA<br />
604.31.439 <strong>NL</strong>
Geachte cliënt,<br />
Hartelijk dank dat u voor een <strong>Alfa</strong> Romeo hebt gekozen.<br />
Uw <strong>Alfa</strong> <strong>Spider</strong> is ontworpen om maximale veiligheid, comfort en rijplezier te garanderen.<br />
Dit instructieboekje helpt u snel vertrouwd te raken met de eigenschappen en de werking van uw auto.<br />
De volgende pagina’s bevatten de volledige informatie waarmee u maximaal kunt profiteren van uw <strong>Alfa</strong><br />
<strong>Spider</strong>. Bovendien zult u belangrijke aanwijzingen vinden voor uw veiligheid, het in conditie houden<br />
van de auto en milieubewust autorijden.<br />
In het boekje “<strong>Alfa</strong> tot uw dienst” vindt u het garantiecertificaat en de bijbehorende voorwaarden en<br />
een overzicht van de speciale aanvullende service voor <strong>Alfa</strong> Romeo-cliënten.<br />
Belangrijke en waardevolle dienstverlening. Want wie een <strong>Alfa</strong> Romeo koopt, koopt niet alleen een auto,<br />
maar ook de rust van een uitgebreide ondersteuning en een efficiënte, snelle en wijdvertakte organisatie.<br />
Wij herinneren u er bovendien aan dat <strong>Alfa</strong> Romeo hard heeft gewerkt een zeer ambitieus doel te bereiken:<br />
100% recycling. Als uw <strong>Alfa</strong> <strong>Spider</strong> buiten gebruik moet worden gesteld, zorgt <strong>Alfa</strong> ervoor dat dit op milieuvriendelijke<br />
wijze gebeurt en dat alle materialen gerecycleerd worden (volgens de wettelijke normen).<br />
Voor het milieu heeft dat grote voordelen: niets gaat verloren, niets wordt gestort en er zijn minder nieuwe<br />
grondstoffen nodig.<br />
Veel leesplezier en goede reis.<br />
In dit instructieboekje worden alle uitvoeringen van de <strong>Alfa</strong> <strong>Spider</strong> beschreven. U dient zich aan<br />
de informatie te houden met betrekking tot de uitrusting, de motoruitvoering en het model van<br />
de auto die u gekocht hebt.
ABSOLUUT LEZEN!<br />
BRANDSTOF TANKEN<br />
K<br />
MOTOR STARTEN<br />
Tank uitsluitend loodvrije benzine met een minimum octaangetal van 95 RON.<br />
Controleer of de handrem is aangetrokken; zet de versnellingspook in vrij; steek de elektronische sleutel<br />
in het contactslot; trap het koppelings- of rempedaal volledig in, maar trap het gaspedaal niet in; druk op<br />
de START/STOP-knop en laat de knop los zodra de motor aanslaat.<br />
PARKEREN BOVEN BRANDBARE MATERIALEN<br />
<br />
Onder normale bedrijfsomstandigheden bereikt de katalysator hoge temperaturen. Parkeer daarom niet<br />
boven gras, droge bladeren, dennennaalden of ander brandbaar materiaal: brandgevaar.<br />
BESCHERMING VAN HET MILIEU<br />
De auto is uitgerust met een diagnosesysteem, dat continu controles uitvoert op de componenten die van<br />
invloed zijn op de uitlaatgasemissie zodat overmatige vervuiling van het milieu wordt voorkomen.
ELEKTRISCHE APPARATUUR<br />
<br />
CODE-CARD<br />
Als u na aanschaf van uw auto accessoires wilt monteren die stroom verbruiken (waardoor de accu langzaam<br />
kan ontladen), wendt u dan tot de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer. Deze kan controleren of de elektrische installatie van de<br />
auto geschikt is voor het extra stroomverbruik.<br />
Bewaar deze op een veilige plaats, maar niet in de auto.<br />
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD<br />
Bedenk dat een goed onderhoud van de auto de beste manier is om de prestaties en de veiligheid van de auto<br />
gedurende langere tijd te garanderen. Daarbij wordt ook het milieu ontzien en blijven de exploitatiekosten laag.<br />
IN HET INSTRUCTIEBOEKJE....<br />
…vindt u informatie, tips en belangrijke waarschuwingen voor het juiste gebruik, veilig rijden en het onderhoud<br />
van uw auto. Let vooral op de symbolen " (veiligheid van de inzittenden) # (bescherming van het<br />
milieu) â (conditie van de auto).
Bij vragen of problemen op servicegebied dient u zich bij voorkeur te wenden tot de dealer die de auto heeft<br />
verkocht, hoewel u voor onderhoud of reparatie natuurlijk op ieder erkend <strong>Alfa</strong> Romeo-servicepunt een beroep<br />
kunt doen.<br />
<strong>Service</strong>- en garantiehandleiding<br />
Bij elke nieuwe auto ontvangt de eigenaar het boekje “<strong>Alfa</strong> tot uw dienst”, waarin alle diensten zijn omschreven<br />
waar u recht op hebt. In het boekje is ook het garantiecertificaat opgenomen met een complete vermelding van<br />
de bijbehorende voorwaarden. Verder treft u in dit boekje een schema aan voor het registreren van de uitgevoerde<br />
onderhoudsbeurten.<br />
Wij adviseren u de voorgeschreven onderhoudsbeurten tijdig door een <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer te laten uitvoeren.<br />
Regelmatig onderhoud is een essentiële voorwaarde voor een lange levensduur van de diverse mechanische componenten<br />
en zorgt ervoor dat uw <strong>Alfa</strong> Romeo voortdurend optimale prestaties levert bij een laag brandstofverbruik.<br />
Naleving van de onderhoudsvoorschriften is ook vereist om aanspraak op garantie te kunnen maken.<br />
<strong>Service</strong>gids<br />
Deze bevat de lijst met <strong>Alfa</strong> Romeo-dealers. De officiële dealers zijn te herkennen aan borden met het embleem<br />
en de naam van <strong>Alfa</strong> Romeo.<br />
De <strong>Alfa</strong> Romeo-organisatie in Italië kan ook worden gevonden onder de “A” van <strong>Alfa</strong> Romeo in het telefoonboek.<br />
Niet alle uitvoeringen, die in dit instructieboekje worden beschreven, worden in alle landen verkocht. Slechts enkele<br />
hier beschreven accessoires worden standaard op de auto gemonteerd. Controleer bij uw dealer de lijst met<br />
beschikbare accessoires.
VEILIGHEID<br />
VAN DE INZITTENDEN<br />
Let op. Het niet of gedeeltelijk<br />
opvolgen van deze instructies kan gevaar<br />
opleveren voor de inzittenden.<br />
DE SYMBOLEN IN DIT BOEK<br />
Op deze pagina zijn de symbolen afgebeeld die in dit boekje worden gebruikt<br />
om de aandacht te richten op een bepaald onderwerp.<br />
BESCHERMING VAN<br />
HET MILIEU<br />
Aanwijzing voor het juiste gedrag,<br />
zodat het gebruik van de auto zo min<br />
mogelijk schade aan het milieu oplevert.<br />
CONDITIE<br />
VAN DE AUTO<br />
Let op. Het niet of gedeeltelijk opvolgen<br />
van deze instructies schaadt de conditie<br />
van de auto en zal in veel gevallen ook<br />
de garantie doen vervallen.<br />
De teksten, afbeeldingen en technische gegevens in dit boekje zijn gebaseerd op de<br />
stand van zaken bij het ter perse gaan.<br />
In het voortdurende streven de kwaliteit van haar producten te verbeteren, behoudt <strong>Alfa</strong> Romeo zich het<br />
recht voor te allen tijde,<br />
zonder voorafgaande kennisgeving, wijzigingen in de technische specificaties en de uitrusting door te voeren.<br />
Wendt u voor meer informatie tot een <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer.
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
6<br />
DASHBOARD EN BEDIENING<br />
DASHBOARD .................................................... 7<br />
INSTRUMENTENPANEEL...................................... 8<br />
SYMBOLEN...................................................... 9<br />
ALFA ROMEO CODE ........................................... 9<br />
ELEKTRONISCHE SLEUTEL .................................. 11<br />
DIEFSTALALARM................................................ 17<br />
CONTACTSLOT .................................................. 19<br />
INSTRUMENTEN................................................ 22<br />
INSTELBAAR MULTIFUNCTIONEEL DISPLAY ............ 26<br />
ZITPLAATSEN ................................................... 41<br />
HOOFDSTEUNEN .............................................. 43<br />
STUURWIEL .................................................... 44<br />
SPIEGELS ....................................................... 45<br />
KLIMAATREGELING ........................................... 48<br />
AIRCONDITIONING, HANDBEDIEND ..................... 50<br />
AIRCONDITIONING, AUTOMATISCH MET<br />
GESCHEIDEN REGELING .................................... 53<br />
BUITENVERLICHTING ........................................ 64<br />
RUITEN REINIGEN ............................................ 67<br />
CRUISE-CONTROL ............................................. 71<br />
PLAFONDVERLICHTING ...................................... 74<br />
BEDIENINGSORGANEN ...................................... 76<br />
INTERIEURUITRUSTING ..................................... 79<br />
DE CABRIOKAP ................................................. 82<br />
PORTIEREN ..................................................... 88<br />
ELEKTRISCHE RUITBEDIENING ............................ 90<br />
BAGAGERUIMTE ............................................... 93<br />
MOTORKAP ..................................................... 96<br />
KOPLAMPEN .................................................... 98<br />
ABS ............................................................... 100<br />
VDC-SYSTEEM ................................................. 102<br />
EOBD-SYSTEEM ............................................... 106<br />
AUTORADIO...................................................... 106<br />
EXTRA ACCESSOIRES ........................................ 107<br />
PARKEERSENSOREN .......................................... 108<br />
TANKEN MET DE ALFA SPIDER ............................ 111<br />
BESCHERMING VAN HET MILIEU ........................ 112
DASHBOARD<br />
fig. 1<br />
1. Verstel- en regelbare luchtroosters aan zijkant - 2. Luchtroosters voor ontwasemen/ontdooien van zijruiten voor - 3.<br />
Bedieningshendel buitenverlichting - 4. Instrumentenpaneel - 5. Frontairbag bestuurderszijde en claxon - 6.<br />
Bedieningshendel ruitenwissers 7. Luchtrooster middenboven - 8. Verstel- en regelbare luchtroosters in het midden - 9.<br />
Brandstofmeter/koelvloeistoftemperatuurmeter/motorolietemperatuurmeter - 10. Frontairbag passagierszijde - 11.<br />
Knie-airbag voor passagierszijde (indien aanwezig) - 12. Dashboardkastje - 13. Autoradio - 14. Bedieningsknoppen klimaatregeling<br />
- 15. START/STOP-knop voor het starten van de motor - 16. Contactslot - 17. Knie-airbag bestuurderszijde<br />
- 18. Bedieningsorganen op stuurwiel voor autoradio (indien aanwezig) - 19. Bedieningshendel cruise-control<br />
(indien aanwezig) - 20. Hendel voor motorkapontgrendeling - 21. Toegangsklepje zekeringenkastje op dashboard - 22.<br />
Bedieningsschakelaars buitenverlichting, op nul zetten dagteller en koplampverstelling.<br />
A0G0056m<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
7
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
8<br />
INSTRUMENTENPANEEL<br />
A. Snelheidsmeter<br />
B. Lampjes<br />
C. Toerenteller<br />
D. Instelbaar multifunctioneel display<br />
fig. 2<br />
A0G0279m
SYMBOLEN<br />
Op of in de nabijheid van enkele<br />
onderdelen van uw auto zijn plaatjes<br />
met een bepaalde kleur aangebracht<br />
met daarop symbolen die uw aandacht<br />
vragen en die voorzorgsmaatregelen<br />
aangeven die u in acht moet<br />
nemen als u met het betreffende<br />
onderdeel te maken krijgt.<br />
Onder de motorkap is een plaatje fig. 3<br />
aangebracht, waarop de betekenis van<br />
de symbolen wordt verklaard.<br />
fig. 3<br />
A0G0138m<br />
ALFA ROMEO CODE<br />
Voor een nog betere bescherming<br />
tegen diefstal is de auto uitgerust met<br />
een elektronische startblokkering. Het<br />
systeem schakelt automatisch in als<br />
de elektronische sleutel uit het contactslot<br />
wordt genomen.<br />
In iedere elektronische sleutel zit een<br />
elektronische component gemonteerd<br />
die bij het starten van de motor het<br />
signaal van een antenne in het contactslot<br />
moduleert. Het signaal wordt<br />
bij het starten omgezet in een gecodeerd<br />
signaal en vervolgens aan de<br />
regeleenheid van de <strong>Alfa</strong> Romeo CODE<br />
gezonden, die, als de elektronische<br />
sleutel is herkend, het starten van de<br />
motor mogelijk maakt.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
9
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
10<br />
WERKING<br />
Iedere keer als de elektronische sleutel<br />
in het contactslot wordt gestoken<br />
en de motor wordt gestart, stuurt het<br />
<strong>Alfa</strong> Romeo CODE-systeem een code<br />
naar de regeleenheid van de motor<br />
om de blokkering van de functies op<br />
te heffen.<br />
De code wordt alleen verzonden als<br />
de regeleenheid van het systeem de<br />
door de sleutel verzonden code heeft<br />
herkend.<br />
Als na het insteken van de elektronische<br />
sleutel in het contactslot of na<br />
het indrukken van de startknop, de<br />
code niet wordt herkend, verschijnen<br />
op het display een bericht en een symbool<br />
(zie het hoofdstuk “Lampjes en<br />
berichten”).<br />
In dat geval raden wij u aan de elektronische<br />
sleutel uit het contactslot te<br />
nemen en de sleutel opnieuw in het<br />
slot te steken; als de motor geblokkeerd<br />
blijft, probeer het dan opnieuw<br />
met de andere geleverde sleutels. Als<br />
u er ook na deze handelingen nog niet<br />
in slaagt de motor te starten, wendt u<br />
dan tot de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer.<br />
Weergave bericht en symbool<br />
Y tijdens het rijden<br />
Als het bericht en het symbool Y op<br />
het display worden weergegeven,<br />
betekent dit dat het systeem zichzelf<br />
controleert (bijv. bij een vermindering<br />
van de spanning).<br />
Als het bericht en het symbool Y op<br />
het display blijven weergegeven,<br />
wendt u dan tot de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer.<br />
BELANGRIJK Elke elektronische<br />
sleutel heeft een eigen code die in de<br />
regeleenheid van het systeem moet<br />
worden opgeslagen. Voor het opslaan<br />
van nieuwe sleutels (maximaal acht)<br />
moet u zich tot de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer<br />
wenden. Hierbij moeten alle in uw<br />
bezit zijnde sleutels, de CODE-card,<br />
een identiteitsbewijs en het kentekenbewijs<br />
worden meegenomen. Als tijdens<br />
het opslaan van een nieuwe sleutelcode<br />
de reeds opgeslagen sleutelcodes<br />
niet opnieuw worden ingevoerd,<br />
worden ze uit het geheugen gewist,<br />
zodat eventueel verloren of gestolen<br />
sleutels niet meer gebruikt kunnen<br />
worden voor het starten van de motor.<br />
Bij krachtige stoten kan<br />
de elektronische sleutel<br />
beschadigd worden.<br />
Als na ongeveer 2<br />
seconden nadat de<br />
sleutel in het contactslot<br />
is gestoken, het bericht en<br />
het symbool op het display<br />
blijven weergegeven, dan is de<br />
code van de sleutels niet opgeslagen<br />
en wordt de auto niet<br />
beveiligd door het <strong>Alfa</strong> Romeo<br />
CODE-systeem tegen eventuele<br />
diefstalpogingen. Wendt u<br />
direct tot een <strong>Alfa</strong> Romeodealer<br />
om de sleutelcodes te<br />
laten opslaan.
ELEKTRONISCHE<br />
SLEUTEL<br />
CODE-CARD<br />
Bij de sleutels van de auto wordt de<br />
CODE-card fig. 4 geleverd, waarop<br />
de mechanische code A en de elektronische<br />
code B staan aangegeven.<br />
Bewaar de codes op een veilige<br />
plaats, maar niet in de auto.<br />
Als de auto wordt verkocht,<br />
moet de elektronische<br />
sleutel en de<br />
CODE-card overhandigd worden<br />
aan de nieuwe eigenaar.<br />
fig. 4<br />
A0G0023m<br />
ELEKTRONISCHE SLEUTEL<br />
fig. 5<br />
Bij de auto worden twee elektronische<br />
sleutels geleverd met afstandsbediening.<br />
Met de elektronische sleutel bedient u<br />
het contactslot van de auto.<br />
Met de knop Á bedient u de centrale<br />
vergrendeling van de portieren, het<br />
kofferdeksel en het tankklepje, en<br />
schakelt u het diefstalalarm in (indien<br />
aanwezig).<br />
Als u de sloten hebt vergrendeld, klappen<br />
de buitenspiegels in (indien aanwezig);<br />
de spiegels klappen automatisch<br />
weer open als de sleutel weer in<br />
het contactslot wordt gestoken. Deze<br />
functie kan worden uitgeschakeld (zie<br />
de paragraaf “Spiegels”).<br />
fig. 5<br />
A0G0021m<br />
Met de knop Ëbedient u de centrale ontgrendeling<br />
van de portieren, het kofferdeksel<br />
en het tankklepje, en schakelt u<br />
het diefstalalarm uit (indien aanwezig).<br />
Knop ` dient voor het openen van<br />
het kofferdeksel.<br />
Als u de portieren ontgrendelt door de<br />
knop Ë in te drukken en binnen 2,5<br />
minuut geen enkel portier of het kofferdeksel<br />
wordt geopend, dan vergrendelt<br />
het systeem automatisch de gehele auto.<br />
Als u de portieren ontgrendelt, gaat de<br />
ruit aan bestuurderszijde een stukje open<br />
zodat het portier makkelijker geopend<br />
kan worden. Als het portier niet geopend<br />
wordt, sluit de ruit na ongeveer 3 minuten<br />
automatisch. Als het portier daarentegen<br />
wordt geopend, dan sluit de ruit als<br />
het portier weer wordt gesloten.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
11
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
12<br />
fig. 6<br />
A0G0022m<br />
In de elektronische sleutel fig. 6 zit ook<br />
een metalen noodsleutel A, die kan worden<br />
uitgetrokken nadat knop B is ingedrukt.<br />
De metalen noodsleutel dient voor:<br />
❒ het centraal ver-/ontgrendelen van<br />
de portieren door het portierslot aan<br />
bestuurderszijde te bedienen (bij een<br />
lege accu kan alleen het bestuurdersportier<br />
geopend worden);<br />
❒ het openen/sluiten van de ruiten;<br />
❒ de schakelaar (indien aanwezig)<br />
voor het uitschakelen van de frontairbag<br />
en de knie-airbag (indien aanwezig)<br />
aan passagierszijde;<br />
❒ het safe lock-systeem (indien aanwezig);<br />
❒ het ontgrendelen in noodgevallen<br />
van de elektronische sleutel in het<br />
contactslot.<br />
BELANGRIJK Stel de elektronische<br />
sleutel niet aan de zon bloot: hij kan<br />
dan beschadigen.<br />
BELANGRIJK De frequentie van de<br />
afstandsbediening kan worden gestoord<br />
door krachtige radiosignalen van buiten<br />
de auto (bijv. van mobiele telefoons, van<br />
radioamateurs enz.). Hierdoor kan de<br />
werking van de afstandsbediening worden<br />
beïnvloed.<br />
ATTENTIE<br />
Laat de elektronische<br />
sleutel nooit onbeheerd<br />
achter. Hiermee voorkomt u<br />
dat iemand (dit geldt in het bijzonder<br />
voor kinderen) de sleutel<br />
hanteert en per ongeluk op<br />
de knop B-fig. 6 drukt.<br />
fig. 7<br />
A0G0021m<br />
Batterij vervangen van de<br />
elektronische sleutel<br />
Als u een van de knoppen Ë, Á of<br />
` indrukt en het commando<br />
wordt geweigerd of niet uitgevoerd,<br />
dan moet de batterij worden vervangen<br />
door een nieuw identiek exemplaar<br />
dat normaal in de handel verkrijgbaar<br />
is.<br />
Als u er zeker van wilt zijn dat de batterij<br />
vervangen moet worden, probeer<br />
dan de knoppen Ë, Á of ` in te<br />
drukken op een andere elektronische<br />
sleutel.<br />
Als het kofferdeksel weer wordt gesloten,<br />
dan worden de bewakingsfuncties<br />
hersteld en knipperen de richtingaanwijzers<br />
1 keer.
fig. 8<br />
A0G0035m<br />
Ga voor het vervangen van de batterij<br />
fig. 8 als volgt te werk:<br />
❒ trek de metalen noodsleutel A uit<br />
door op de knop B te drukken;<br />
❒ wip het geklemde rode vakje Bfig.<br />
9 los met de metalen noodsleutel<br />
A van de elektronische<br />
sleutel op het in de figuur aangegeven<br />
punt;<br />
fig. 9<br />
A0G0242m<br />
❒ verwijder de batterij D-fig. 8 uit<br />
het vakje en onthoud de polariteit<br />
(in de afgebeelde stand moet de<br />
minpool zich aan de onderkant<br />
bevinden);<br />
❒ plaats de nieuwe batterij in het<br />
vakje en let hierbij op de polariteit;<br />
❒ plaats het vakje goed in de zitting<br />
en steek de metalen noodsleutel<br />
weer in de houder.<br />
BELANGRIJK Raak de elektrische<br />
contacten in de elektronische sleutel<br />
niet aan en voorkom dat er vloeistof of<br />
stof in de sleutel komt.<br />
Lege batterijen zijn<br />
schadelijk voor het<br />
milieu. Ze moeten in<br />
daarvoor bestemde containers<br />
worden gedeponeerd of kunnen<br />
ingeleverd worden bij de<br />
<strong>Alfa</strong> Romeo-dealer, die voor<br />
de verwerking zorgt.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
13
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
14<br />
SAFE LOCK-SYSTEEM<br />
(indien aanwezig)<br />
Dit veiligheidssysteem verhindert de<br />
werking van de binnenhandgrepen.<br />
Het safe lock-systeem biedt dus de<br />
beste bescherming tegen inbraakpogingen.<br />
Daarom raden wij u aan om<br />
iedere keer als u de auto verlaat, het<br />
systeem in te schakelen.<br />
ATTENTIE<br />
Als het safe lock-systeem<br />
is ingeschakeld,<br />
kunnen op geen enkele manier<br />
de portieren van binnenuit<br />
worden geopend. Zorg er daarom<br />
voor dat er geen personen<br />
meer aan boord zijn als u de<br />
auto verlaat.<br />
ATTENTIE<br />
Als de batterij van de<br />
elektronische sleutel<br />
leeg is, kan het systeem<br />
alleen worden uitgeschakeld<br />
door de portieren te ontgrendelen<br />
door de metalen noodsleutel<br />
in het slot van het<br />
bestuurdersportier te steken<br />
en de sleutel te draaien, of<br />
door de elektronische sleutel<br />
in het contactslot te steken.<br />
ATTENTIE<br />
Als de accu leeg is,<br />
kan het systeem<br />
alleen worden uitgeschakeld<br />
door met de metalen noodsleutel<br />
van de elektronische<br />
sleutel het slot van het<br />
bestuurdersportier te bedienen:<br />
in dat geval blijft het<br />
systeem alleen op het portier<br />
aan passagierszijde ingeschakeld.
fig. 10<br />
A0G0021m<br />
Systeem inschakelen<br />
Het systeem schakelt in de volgende<br />
gevallen op alle portieren automatisch<br />
in:<br />
❒ als u met de metalen noodsleutel<br />
van de elektronische sleutel het slot<br />
van het bestuurdersportier twee<br />
keer in de vergrendelstand zet;<br />
❒ als u twee keer op de knop Á van<br />
de elektronische sleutel drukt.<br />
Als het systeem is ingeschakeld, knippert<br />
het lampje op het portierpaneel<br />
aan bestuurderszijde 3 keer en knipperen,<br />
alleen als het systeem is ingeschakeld<br />
door het indrukken van de<br />
knop Á op de elektronische sleutel, de<br />
richtingaanwijzers.<br />
Het systeem schakelt niet in als een of<br />
meerdere portieren niet goed gesloten<br />
zijn: zo wordt voorkomen dat een persoon<br />
via het geopende portier het interieur<br />
van de auto kan betreden en, als<br />
het portier vervolgens wordt gesloten,<br />
de auto niet meer kan verlaten.<br />
Systeem uitschakelen<br />
Het systeem schakelt in de volgende<br />
gevallen automatisch op alle portieren<br />
uit:<br />
❒ als de portieren worden ontgrendeld;<br />
❒ als alleen het bestuurdersportier<br />
wordt ontgrendeld (indien mogelijk);<br />
❒ als de elektronische sleutel in het<br />
contactslot wordt gestoken.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
15
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
16<br />
Hierna worden de belangrijkste functies vermeld die met de elektronische sleutel en met de metalen noodsleutel kunnen<br />
worden ingeschakeld:<br />
Ontgrendeling Vergrendeling Sluiten ruiten Openen ruiten Safe lock Openen<br />
portieren, portieren,<br />
(indien kofferdeksel<br />
kofferdeksel kofferdeksel<br />
aanwezig)<br />
en tankklepje en tankklepje<br />
Elektronische<br />
sleutel<br />
Metalen<br />
noodsleutel<br />
Knipperen richtingaanwijzers<br />
Lampje portier<br />
bestuurderszijde<br />
Knop<br />
Ë<br />
kort indrukken (*)<br />
Sleutel<br />
rechtsom<br />
draaien (*)<br />
2 x knipperen<br />
Doven<br />
bewakingslampje<br />
Knop<br />
Á<br />
kort indrukken<br />
Sleutel<br />
linksom<br />
draaien<br />
1 x knipperen<br />
3 seconden continu<br />
branden en<br />
vervolgens knipperenbewakingslampje<br />
Knop<br />
Ë<br />
langer dan 2<br />
seconden indrukken<br />
Sleutel langer dan<br />
2 seconden<br />
rechtsom gedraaid<br />
houden<br />
2 x knipperen<br />
Doven bewakingslampje<br />
Knop<br />
Á<br />
langer dan 2<br />
seconden indrukken<br />
Sleutel langer dan<br />
2 seconden<br />
linksom gedraaid<br />
houden<br />
1 x knipperen<br />
3 seconden conti-<br />
nu branden en vervolgens<br />
knipperen<br />
bewakingslampje<br />
Knop<br />
Á<br />
twee keer indrukken<br />
(binnen 1<br />
seconde)<br />
Sleutel binnen 1<br />
seconde twee keer<br />
linksom draaien<br />
3 x knipperen<br />
Twee keer<br />
knipperen en<br />
vervolgens<br />
knipperen<br />
bewakingslampje<br />
Knop<br />
`<br />
kort indrukken<br />
(*) U kunt de functie “Alleen deblokkering portier bestuurder” instellen in het “Setup-menu” van de auto (zie de paragraaf “Instelbaar multifunctioneel<br />
display” in dit hoofdstuk). Als u in dat geval de knop Á indrukt en de noodsleutel van de elektronische sleutel linksom draait, wordt alleen het<br />
bestuurdersportier ontgrendeld. Om alle portieren te ontgrendelen, moet u twee keer binnen 1 seconde de knop Ë indrukken of twee keer de metalen<br />
noodsleutel van de elektronische sleutel linksom draaien.<br />
BELANGRIJK Het openen van de ruiten is gekoppeld aan het commando voor ontgrendeling van de portieren. Het sluiten van de ruiten is gekoppeld<br />
aan het commando voor vergrendeling van de portieren.<br />
–<br />
2 x knipperen<br />
–
DIEFSTALALARM<br />
(indien aanwezig)<br />
WANNEER GAAT HET<br />
ALARM AF<br />
Het diefstalalarm wordt in de volgende<br />
gevallen geactiveerd:<br />
❒ bij het onbevoegd openen van de<br />
portieren, de motorkap en het<br />
kofferdeksel (omtrekbeveiliging);<br />
❒ als het contactslot wordt bediend<br />
met een daarvoor ongeschikte<br />
elektronische sleutel;<br />
❒ als de kabels van de accu worden<br />
onderbroken;<br />
❒ als er bewegende voorwerpen in<br />
het interieur aanwezig zijn (volumetrische<br />
beveiliging);<br />
❒ bij het optillen/kantelen van de<br />
auto (voor bepaalde uitvoeringen/markten).<br />
De volumetrische beveiliging en de<br />
kantelsensor kunnen met de<br />
betreffende bedieningsknop op de plafondverlichting<br />
voor worden uitgeschakeld<br />
(zie de paragraaf “Volumetrische<br />
bewaking/kantelbeveiliging” op de<br />
volgende pagina’s).<br />
Als het alarm in werking treedt, wordt,<br />
afhankelijk van het land, de sirene<br />
geactiveerd en gaan de richtingaanwijzers<br />
knipperen (ongeveer 26 seconden).<br />
De wijze waarop het systeem<br />
werkt en het aantal cycli kunnen per<br />
land verschillen.<br />
Toch is een maximum aantal cycli<br />
voorzien voor de akoestische en zichtbare<br />
signalen. Na een alarmsignalering<br />
schakelt het systeem over naar de<br />
normale bewakingsfunctie.<br />
BELANGRIJK Als de portieren centraal<br />
met de noodsleutel ontgrendeld<br />
worden, wordt het alarm niet uitgeschakeld,<br />
dus zal, met ingeschakeld<br />
diefstalalarm, bij het openen van een<br />
van de portieren of het kofferdeksel,<br />
de sirene inschakelen. Zie voor het uitschakelen<br />
van de sirene de paragraaf<br />
“Diefstalalarm uitschakelen”.<br />
BELANGRIJK De startblokkering<br />
wordt uitgevoerd door de <strong>Alfa</strong><br />
Romeo CODE en wordt automatisch<br />
ingeschakeld als de elektronische contactsleutel<br />
uit het contactslot wordt<br />
genomen.<br />
fig. 11<br />
A0G0034m<br />
DIEFSTALALARM INSCHAKE-<br />
LEN<br />
Richt bij gesloten portieren, motorkap en<br />
kofferdeksel en bij uitgenomen elektronische<br />
sleutel, de elektronische sleutel in<br />
de richting van de auto. Druk vervolgens<br />
op de knop Á en laat de knop weer los.<br />
U hoort een akoestisch signaal<br />
(“BIEP”) (behalve bij uitvoeringen<br />
voor bepaalde markten) en de portieren<br />
worden vergrendeld.<br />
Het inschakelen van het alarm wordt<br />
voorafgegaan door een zelfdiagnose<br />
waarin het lampje A-fig. 11 op het<br />
bestuurdersportier met een afwijkende<br />
frequentie knippert. Als het systeem<br />
een storing vindt, dan klinkt nogmaals<br />
een akoestisch waarschuwingssignaal.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
17
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
18<br />
Bewaking<br />
Als na het inschakelen het lampje Afig.<br />
11 gaat knipperen, dan geeft dit<br />
aan dat het systeem de auto bewaakt.<br />
Het lampje knippert zolang als het<br />
systeem de auto bewaakt.<br />
BELANGRIJK De werking van het<br />
diefstalalarm verschilt per land.<br />
Zelfdiagnose en controle<br />
portieren/motorkap/<br />
kofferdeksel<br />
Als u na het inschakelen van het alarm<br />
een tweede “BIEP” hoort, moet u het<br />
systeem uitschakelen door op de knop<br />
Ë te drukken en controleren of de portieren,<br />
de motorkap en het kofferdeksel<br />
gesloten zijn en vervolgens het<br />
systeem weer inschakelen door op de<br />
knop Á te drukken.<br />
Als de portieren, de motorkap en het<br />
kofferdeksel niet goed gesloten zijn,<br />
worden ze niet door het diefstalalarm<br />
gecontroleerd. Als bij goed gesloten<br />
portieren, motorkap en kofferdeksel<br />
het akoestische signaal zich herhaalt,<br />
dan in er een storing in de werking van<br />
het systeem. Wendt u in dat geval tot<br />
de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer.<br />
DIEFSTALALARM<br />
UITSCHAKELEN<br />
Druk op de knop Ë. Het volgende<br />
gebeurt (met uitzondering van bepaalde<br />
markten):<br />
❒ de richtingaanwijzers knipperen<br />
twee keer kort;<br />
❒ u hoort twee korte akoestische signalen<br />
(“BIEP’s”);<br />
❒ de portieren worden ontgrendeld.<br />
U kunt het alarm ook uitschakelen<br />
door de elektronische sleutel in het<br />
contactslot te steken.<br />
BELANGRIJK Als tijdens de bewakingsfase<br />
een inbraakpoging wordt<br />
geconstateerd, wordt, op het moment<br />
dat de elektronische sleutel in het contactslot<br />
wordt gestoken, bij enkele uitvoeringen,<br />
een waarschuwing op het<br />
display van het instrumentenpaneel<br />
weergegeven.<br />
fig. 12<br />
A0G0086m<br />
VOLUMETRISCHE BEWA-<br />
KING/KANTELBEVEILIGING<br />
Voor een correcte werking van de<br />
beveiliging moeten de ruiten geheel<br />
gesloten zijn.<br />
Indien nodig kunt u de volumetrische<br />
beveiliging buiten werking stellen (als<br />
er bijvoorbeeld dieren in de auto achterblijven)<br />
door binnen 1 minuut na<br />
het doven van het instrumentenpaneel,<br />
op de knop A-fig. 12 op het<br />
plafondlampje voor te drukken.<br />
Als het systeem is uitgeschakeld, gaat<br />
het lampje op de schakelaar branden.<br />
Het buiten werking stellen van de<br />
volumetrische beveiliging/kantelsensor<br />
moet telkens worden herhaald als<br />
het instrumentenpaneel uitgeschakeld<br />
is geweest.
ALARM BUITEN GEBRUIK<br />
STELLEN<br />
Om het diefstalalarm buiten werking<br />
te stellen (bijvoorbeeld als de auto<br />
lange tijd wordt gestald): sluit de auto<br />
af door de metalen noodsleutel (in de<br />
elektronische sleutel) in het slot van<br />
het bestuurdersportier te draaien.<br />
MINISTERIËLE<br />
GOEDKEURING<br />
In overeenstemming met de wetgeving<br />
in ieder land ten aanzien van<br />
radiozendapparatuur staat, voor de<br />
landen waar een zendmachtiging verplicht<br />
is, het toelatingsnummer op de<br />
component vermeld. Afhankelijk van<br />
de uitvoering/markt kan de code ook<br />
zijn aangebracht op de zender en/of<br />
ontvanger.<br />
CONTACTSLOT<br />
Het contactslot bevindt zich op het<br />
instrumentenpaneel en bestaat uit:<br />
❒ lezer A-fig. 13 voor de elektronische<br />
sleutel (naast het stuur);<br />
❒ START/STOP-knop (onder de<br />
lezer voor de elektronische sleutel).<br />
BELANGRIJK Laat de elektronische<br />
sleutel nooit in het contactslot omdat<br />
hierdoor de accu ontlaadt.<br />
ATTENTIE<br />
Als het contactslot is<br />
geforceerd (bijv. bij<br />
een poging tot diefstal) moet<br />
u, voordat u weer met de<br />
auto gaat rijden, de werking<br />
van het slot laten controleren<br />
bij de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer.<br />
fig. 13<br />
A0G0219m<br />
ATTENTIE<br />
Neem altijd de sleutel<br />
uit het contactslot als<br />
de auto wordt verlaten, om<br />
onvoorzichtig gebruik van de<br />
bedieningsknoppen te voorkomen.<br />
Vergeet niet de<br />
handrem aan te trekken.<br />
Schakel de eerste versnelling<br />
in als de auto op een helling<br />
omhoog staat en de achteruit<br />
bij een helling omlaag (gezien<br />
vanuit de rijrichting). Laat<br />
kinderen nooit alleen achter<br />
in de auto.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
19
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
20<br />
fig. 14<br />
MOTOR STARTEN<br />
A0G0028m<br />
Zie de paragraaf “Motor starten” in<br />
het hoofdstuk “Starten en rijden”.<br />
START/STOP-KNOP<br />
fig. 14<br />
Met de START/STOP-knop op het<br />
instrumentenpaneel, kunnen de elektrische<br />
systemen van de auto worden<br />
ingeschakeld en kan de motor worden<br />
gestart/uitgezet.<br />
De START/STOP-knop is uitgerust<br />
met een verlichte ring. Deze ring<br />
wordt samen met het instrumentenpaneel<br />
verlicht, als het starten van de<br />
motor is toegestaan.<br />
INSTRUMENTENPANEEL<br />
INSCHAKELEN<br />
Ga als volgt te werk:<br />
❒ steek de elektronische sleutel in<br />
het contactslot;<br />
❒ als de elektronische sleutel al is<br />
ingestoken, druk dan op de<br />
START/ STOP-knop zonder het<br />
koppelings- of rempedaal in te<br />
trappen.<br />
Als u de auto verlaat en per ongeluk<br />
het instrumentenpaneel hebt laten<br />
branden, worden de elektrische en<br />
elektronische systemen na ongeveer 1<br />
uur uitgeschakeld om ontlading van<br />
de accu te voorkomen.<br />
BELANGRIJK Steek de elektronische<br />
sleutel volledig in het contactslot<br />
totdat de sleutel blokkeert.<br />
BELANGRIJK Als het instrumentenpaneel<br />
niet inschakelt, wendt u dan<br />
tot de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer.<br />
BELANGRIJK Als u de elektronische<br />
sleutel in het contactslot steekt en het<br />
symbool Y op het display verschijnt<br />
(er verschijnt ook een bericht), controleer<br />
dan of de elektronische sleutel de<br />
juiste is en probeer de sleutel opnieuw<br />
in het slot te steken. Als het probleem<br />
blijft bestaan, wendt u dan tot de <strong>Alfa</strong><br />
Romeo-dealer.<br />
INSTRUMENTENPANEEL<br />
UITSCHAKELEN<br />
Druk bij afgezette motor en met<br />
geheel losgelaten koppelings- en rempedaal,<br />
op de START/STOP-knop<br />
of neem de elektronische sleutel uit<br />
het contactslot.<br />
Na enkele seconden dooft het display<br />
van het instrumentenpaneel geleidelijk.<br />
BELANGRIJK Als het instrumentenpaneel<br />
niet dooft, wendt u dan tot de<br />
<strong>Alfa</strong> Romeo-dealer.
STUURSLOT<br />
Inschakelen<br />
Het stuurslot wordt ingeschakeld<br />
ongeveer 5 seconden nadat de elektronische<br />
sleutel uit het contactslot is<br />
genomen en na de controle, door het<br />
systeem, van de volgende omstandigheden:<br />
❒ motor uit;<br />
❒ instrumentenpaneel uitgeschakeld<br />
en stilstaande auto;<br />
❒ elektronische sleutel uitgenomen<br />
uit het contactslot.<br />
Uitschakelen<br />
Het stuurslot schakelt uit als de elektronische<br />
sleutel in het contactslot<br />
wordt gestoken.<br />
BELANGRIJK Als de motor tijdens<br />
het rijden is afgeslagen, wordt het<br />
stuurslot niet ingeschakeld. Het wordt<br />
pas ingeschakeld als de motor wordt uitgezet<br />
bij stilstaande auto. In dat geval<br />
verschijnt er een bericht op het display.<br />
BELANGRIJK Bij een storing in het<br />
stuurslot verschijnen er een symbool en<br />
een bericht op het display. Wendt u in<br />
dat geval tot de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer.<br />
BELANGRIJK Als na een poging het<br />
instrumentenpaneel in te schakelen<br />
en/of de motor te starten, het bericht<br />
“Beschermingssysteem auto niet<br />
beschikbaar” op het display verschijnt,<br />
moet de handeling herhaald worden en<br />
het stuur iets heen en weer worden<br />
gedraaid, zodat het stuurslot makkelijker<br />
ontgrendelt. De weergave van het<br />
bericht op het display heeft geen<br />
invloed op de werking van het stuurslot.<br />
ATTENTIE<br />
Het is streng verboden<br />
om demontage-/montagewerkzaamheden<br />
uit te<br />
voeren, waarvoor wijzigingen<br />
in de stuurinrichting of de<br />
stuurkolom vereist zijn (bijv.<br />
bij montage van een diefstalbeveiliging).<br />
Hierdoor kunnen<br />
de prestaties van het systeem,<br />
de garantie en de veiligheid in<br />
gevaar worden gebracht en<br />
voldoet de auto niet meer aan<br />
de typegoedkeuring.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
21
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
22<br />
INSTRUMENTEN<br />
TOERENTELLER<br />
De toerenteller geeft het toerental van<br />
de motor aan. Als de wijzernaald in het<br />
rode gebied staat, dicht bij het einde<br />
van de schaal, dan betekent dit dat de<br />
motor met extreem hoge toerentallen<br />
draait, wat schadelijk is voor de mechanische<br />
onderdelen. Het is raadzaam<br />
deze toerentallen slechts kort aan te<br />
houden.<br />
BELANGRIJK De regeleenheid van<br />
de elektronische inspuiting blokkeert<br />
tijdelijk de toevoer van brandstof als<br />
de motor met te hoge toerentallen<br />
draait (wijzernaald in het rode<br />
gebied), waardoor het motorvermogen<br />
zal afnemen en het toerental<br />
weer onder de veiligheidsgrens daalt.<br />
Bij stationair draaiende motor kan onder<br />
bepaalde omstandigheden de toerenteller<br />
een geleidelijke of herhaalde toerentalstijging<br />
aangeven. Dit is een normaal<br />
verschijnsel en kan voorkomen als bijvoorbeeld<br />
de airconditioning of de elektroventilateur<br />
wordt ingeschakeld. In<br />
deze gevallen dient een geringe toerentalstijging<br />
voor het behoud van de lading<br />
van de accu.<br />
fig. 15<br />
A0G00177m<br />
BRANDSTOFMETER fig. 15<br />
De wijzer geeft de hoeveelheid brandstof<br />
aan die in de tank aanwezig is.<br />
Het lampje op de brandstofmeter gaat<br />
branden als er nog ongeveer 10 liter<br />
brandstof in de tank aanwezig is. Als<br />
de actieradius kleiner is dan 50 km<br />
(of 31 mijl), verschijnt een waarschuwing<br />
op het display.<br />
Als het lampje K knippert<br />
tijdens het rijden,<br />
wendt u dan tot de<br />
<strong>Alfa</strong> Romeo-dealer.
BELANGRIJK Onder bepaalde<br />
omstandigheden (bijv. op steile hellingen)<br />
kan de wijzernaald een hoeveelheid<br />
aangeven die niet overeenkomt<br />
met de werkelijke hoeveelheid in de<br />
tank. Bovendien kunnen wijzigingen in<br />
het brandstofniveau iets vertraagd worden<br />
aangegeven. Dit behoort tot de normale<br />
werking van het instrument.<br />
fig. 16<br />
A0G0178m<br />
KOELVLOEISTOFTEMPERA-<br />
TUURMETER fig. 16<br />
De wijzer geeft de temperatuur aan<br />
van de motorkoelvloeistof, zodra de<br />
koelvloeistoftemperatuur hoger wordt<br />
dan ongeveer 50°C.<br />
Onder normale omstandigheden staat<br />
de wijzernaald van de koelvloeistoftemperatuurmeter<br />
ongeveer in het<br />
midden van de schaal. Als de wijzer in<br />
de buurt komt van het rode gebied,<br />
moet gas worden teruggenomen.<br />
Als het waarschuwingslampje u gaat<br />
branden (en er verschijnt ook een<br />
bericht op het display), dan is de koelvloeistoftemperatuur<br />
te hoog; zet de<br />
motor uit en wendt u tot de <strong>Alfa</strong><br />
Romeo-dealer.<br />
BELANGRIJK De wijzernaald kan in<br />
de buurt van het rode gebied komen<br />
door bijkomende ongunstige situaties,<br />
zoals het rijden met lage snelheid, op<br />
hellingen, volbeladen of met een aanhanger<br />
en bij hoge buitentemperaturen.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
23
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
24<br />
fig. 17<br />
A0G0179m<br />
OLIETEMPERATUURMETER<br />
fig. 17<br />
De wijzer geeft de temperatuur aan<br />
van de motorolie, zodra de olietemperatuur<br />
hoger wordt dan ongeveer<br />
70°C.<br />
Als de wijzer in de buurt komt van het<br />
rode gebied, moet gas worden teruggenomen.<br />
Als het lampje ` tijdens het rijden<br />
gaat branden (en er verschijnt ook<br />
een bericht op het display), dan is de<br />
motorolietemperatuur te hoog; zet de<br />
motor uit en wendt u tot de <strong>Alfa</strong><br />
Romeo-dealer.<br />
BELANGRIJK De wijzernaald kan in<br />
de buurt van het rode gebied komen<br />
door bijkomende ongunstige situaties,<br />
zoals het rijden met lage snelheid, op<br />
hellingen, volbeladen of met een aanhanger<br />
en bij hoge buitentemperaturen.<br />
fig. 18<br />
A0G0072m<br />
DAGTELLER OP NUL ZETTEN<br />
fig. 18<br />
Houd om de dagteller op nul te zetten<br />
de knop A even ingedrukt.
HANDBEDIENDE LICHT-<br />
STERKTEREGELING<br />
BEDIENINGSKNOPPEN<br />
Met deze functie kan de lichtsterkte<br />
worden geregeld (op 8 niveaus) van<br />
het display/instrumentenpaneel, het<br />
display van de autoradio, het display<br />
van de klimaatregeling, het display van<br />
het radionavigatiesysteem (indien aanwezig)<br />
en de boordinstrumenten<br />
(brandstofmeter, olietemperatuurmeter<br />
en koelvloeistoftemperatuurmeter).<br />
Druk hiervoor kort op de knop + op de<br />
linker hendel om de lichtsterkte te verhogen,<br />
of op de knop – om de lichtsterkte<br />
te verlagen: op het display verschijnt<br />
een opschrift en een nummer<br />
dat het gekozen lichtsterkteniveau<br />
aangeeft. Het scherm blijft enkele<br />
seconden weergegeven en verdwijnt<br />
daarna.<br />
AUTOMATISCHE LICHTSTERK-<br />
TEREGELING BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
Voor een optimale zichtbaarheid en<br />
comfort tijdens alle rij-omstandigheden<br />
(bijv. overdag rijden met ingeschakelde<br />
verlichting, in de file rijden enz.), is in<br />
de snelheidsmeter een sensor<br />
geplaatst. Deze sensor kan automatisch,<br />
nadat de elektronische sleutel in<br />
het contactslot is gestoken en de<br />
START/STOP-knop is ingedrukt, de<br />
lichtsterkte regelen van het display/<br />
instrumentenpaneel, het display van de<br />
autoradio, het display van de klimaatregeling,<br />
het display van het radionavigatiesysteem<br />
(indien aanwezig) en de<br />
boordinstrumenten (brandstofmeter,<br />
olietemperatuurmeter en koelvloeistoftemperatuurmeter).<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
25
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
26<br />
INSTELBAAR MULTI-<br />
FUNCTIONEEL DIS-<br />
PLAY<br />
Het “Instelbare multifunctionele display”<br />
kan alle nuttige en noodzakelijke<br />
informatie tijdens de rit weergeven:<br />
INFORMATIE OP HET<br />
BEGINSCHERM<br />
❒ Tijd A-fig. 19;<br />
❒ Buitentemperatuur B;<br />
❒ Datum C;<br />
❒ Kilometer- (of mijlen-) dagstand D;<br />
❒ Kilometer- (of mijlen-) totaalstand E;<br />
❒ Informatie over de status van de<br />
auto F (bijv. geopende portieren of<br />
kans op gladheid enz.).<br />
fig. 19<br />
A0G0015m<br />
Het centrale deel van het display met<br />
de datum C blijft actief totdat een<br />
functie wordt ingeschakeld die op het<br />
display wordt weergegeven (bijv.<br />
“Lichtsterkteregeling”) of er andere<br />
informatie over de status van de auto<br />
verschijnt.<br />
Bij uitgenomen contactsleutel wordt<br />
bij het openen van een portier het display<br />
verlicht en wordt enkele seconden<br />
het klokje, het aantal afgelegde<br />
kilometers (of mijlen) en de buitentemperatuur<br />
weergegeven.<br />
INFORMATIE OVER<br />
DE AUTO<br />
(indien van toepassing)<br />
❒ Afstand tot volgende servicebeurt;<br />
❒ Informatie Trip computer;<br />
❒ Lichtsterkteregeling bedieningsknoppen;<br />
❒ Weergave motoroliepeil.<br />
BELANGRIJK Bij het openen van<br />
een portier wordt op het display enkele<br />
seconden het klokje, de kilometerstand<br />
(of mijlenstand) en de buitentemperatuur<br />
weergegeven.
BEDIENINGSKNOPPEN<br />
MENU<br />
Knop kort indrukken: gekozen<br />
optie bevestigen en/of doorgaan naar<br />
volgende scherm;<br />
Knop even ingedrukt houden:<br />
terug naar vorig scherm zonder de<br />
gekozen optie op te slaan;<br />
+/– om de keuzemogelijkheden van<br />
het “Setup-menu” naar boven/beneden<br />
te doorlopen of de op het scherm<br />
weergegeven waarde te verhogen/<br />
verlagen.<br />
Als het beginscherm op het display<br />
staat, kan met de knop +/– de lichtsterkte<br />
van het instrumentenpaneel<br />
geregeld worden.<br />
fig. 20<br />
“SETUP-MENU”<br />
A0G0074m<br />
In het “Setup-menu” kunnen, door<br />
het indrukken van de knop MENU en<br />
+/– (zie fig. 20), de instellingen<br />
worden uitgevoerd die beschreven<br />
staan op de volgende pagina’s. Het<br />
Setup-menu kan worden geactiveerd<br />
door de knop MENU kort in te drukken.<br />
Het menu bestaat uit een aantal functies<br />
dat “cyclisch” wordt weergegeven<br />
fig. 21.<br />
Een menupunt selecteren in<br />
het hoofdmenu zonder submenu:<br />
❒ als u de knop MENU kort indrukt,<br />
kunt u in het hoofdmenu de instelling<br />
selecteren die u wilt wijzigen;<br />
❒ met de knop + of – (door de knop<br />
telkens in te drukken) kan de nieuwe<br />
instelling worden geselecteerd;<br />
❒ als u de knop MENU kort indrukt,<br />
kunt u de instelling opslaan en<br />
tegelijkertijd terugkeren naar het<br />
eerder geselecteerde menupunt in<br />
het hoofdmenu.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
27
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
28<br />
Een menupunt selecteren in<br />
het hoofdmenu met submenu:<br />
❒ als u de knop MENU kort indrukt,<br />
wordt het eerste menupunt van<br />
het submenu weergegeven;<br />
❒ met de knop + of – (door de knop<br />
telkens in te drukken) kunt u alle<br />
menupunten van het submenu<br />
doorlopen;<br />
❒ als u de knop MENU kort indrukt,<br />
kunt u het menupunt van het submenu<br />
selecteren en verschijnt het<br />
menu van de betreffende instelling;<br />
❒ met de knop + of – (door de knop<br />
telkens in te drukken) kan de nieuwe<br />
instelling van dit menupunt in<br />
het submenu worden geselecteerd;<br />
❒ als u de knop MENU kort indrukt,<br />
kunt u de instelling opslaan en<br />
tegelijkertijd terugkeren naar het<br />
daarvoor geselecteerde menupunt<br />
in het submenu.<br />
“Datum” en<br />
“Klokje” selecteren:<br />
❒ als u de knop MENU kort indrukt,<br />
kunt u de instelling selecteren die<br />
u wilt wijzigen (bijv. uren /minuten<br />
of jaar /maand /dag);<br />
❒ met de knop + of – (door de knop<br />
telkens in te drukken) kan de nieuwe<br />
instelling worden geselecteerd;<br />
❒ als u de knop MENU kort indrukt,<br />
kunt u de instelling opslaan en<br />
tegelijkertijd doorgaan naar het<br />
volgende menupunt. Als dit menupunt<br />
het laatste is, dan wordt<br />
teruggekeerd naar het daarvoor<br />
geselecteerde menupunt in het<br />
hoofdmenu.<br />
WEERGAVE MOTOROLIE-<br />
PEIL<br />
Als u de elektronische sleutel in het<br />
contactslot steekt, verschijnt op het<br />
display enkele seconden het motoroliepeil.<br />
Tijdens deze fase kan de<br />
weergave worden onderbroken en<br />
naar het volgende scherm worden<br />
doorgegaan door op de knop MENU<br />
te drukken.<br />
Bij een te laag of te hoog motoroliepeil,<br />
verschijnt op het display een<br />
waarschuwing.<br />
BELANGRIJK Controleer voor het<br />
juiste oliepeil altijd de oliepeilstok (zie<br />
de paragraaf “Niveaus controleren” in<br />
het hoofdstuk “Onderhoud van de<br />
auto”).<br />
BELANGRIJK Het motoroliepeil<br />
wordt alleen juist weergegeven als de<br />
auto op een vlakke ondergrond staat.<br />
BELANGRIJK Voor een juiste aflezing<br />
van het motoroliepeil moet u,<br />
nadat de sleutel in het contactslot is<br />
gestoken, ongeveer 2 seconden wachten<br />
voordat u de motor start.<br />
BELANGRIJK Het motoroliepeil kan<br />
toenemen als de auto langere tijd<br />
heeft stilgestaan.
Om vanuit het beginscherm te kunnen navigeren, moet u kort op de knop MENU drukken. Druk op de knop + of – om in het<br />
menu te navigeren. Als de auto rijdt is om veiligheidsredenen alleen een beperkt menu (instellen van de snelheidslimiet) toegankelijk.<br />
Als de auto stilstaat is het uitgebreide menu toegankelijk. Als de auto is uitgerust met het Radionavigatiesysteem, kunnen<br />
uitsluitend de volgende functies worden geregeld/ingesteld: “Snelheidslimiet”, “Gevoeligheid schemersensor instellen” (indien<br />
aanwezig) en “Herinschakeling buzzer voor melding SBR-systeem”. De andere functies worden weergegeven op het display van<br />
het Radionavigatiesysteem, waarmee deze functies ook kunnen worden geregeld/ingesteld.<br />
fig. 21<br />
SERVICE<br />
VOL. TOETSEN<br />
VOL. BEEP<br />
TAAL<br />
MENU VERLATEN<br />
SNELH. LIMIET<br />
MEETEENHEID<br />
AUTOMAT. DIML.<br />
DEUREN-<br />
BLOKKERING<br />
RESET TRIP B<br />
KLOKJE<br />
MODUS 12/24<br />
BAGAGERUIMTE ONAFH.<br />
DEBLOK. PORT. BEST.<br />
DATUM<br />
HERH. RADIO<br />
A0G0218i<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
29
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
30<br />
Snelheidslimiet (Snelh. Limiet)<br />
Met deze functie kan de snelheidslimiet<br />
van de auto (in km/h of mph)<br />
worden ingesteld. Als deze limiet<br />
wordt overschreden, wordt de bestuurder<br />
gewaarschuwd door middel van<br />
een akoestisch en zichtbaar signaal,<br />
en een bericht op het display (zie het<br />
hoofdstuk “Lampjes en berichten”).<br />
Ga voor het instellen van de snelheidslimiet<br />
als volgt te werk:<br />
❒ druk kort op de knop MENU: op<br />
het display verschijnt het opschrift<br />
OFF;<br />
❒ druk op de knop +: op het display<br />
verschijnt het opschrift ON;<br />
❒ druk kort op de knop MENU en<br />
stel vervolgens met de knop +/–<br />
de gewenste snelheid in (tijdens<br />
de instelling knippert de waarde);<br />
❒ druk kort op de knop MENU om<br />
terug te keren naar het menuscherm<br />
of houd de knop even ingedrukt<br />
om terug te keren naar het<br />
beginscherm.<br />
BELANGRIJK De waarde kan worden<br />
ingesteld tussen 30 en 250<br />
km/h of tussen 20 en 150 mph,<br />
afhankelijk van de ingestelde eenheid<br />
(zie de paragraaf “Meeteenheid” hierna).<br />
Elke keer als u de knop +/–<br />
indrukt, wordt de waarde 5 eenheden<br />
verhoogd/verlaagd. Als u de knop<br />
+/– ingedrukt houdt, lopen de cijfers<br />
automatisch snel door of terug. Als u<br />
dicht bij de juiste waarde bent, stelt u<br />
de exacte waarde in door de knop telkens<br />
in te drukken en los te laten.<br />
Instelling annuleren:<br />
❒ druk kort op de knop MENU: op<br />
het display verschijnt het opschrift<br />
ON;<br />
❒ druk op de knop –: op het display<br />
verschijnt het opschrift OFF;<br />
❒ druk kort op de knop MENU om<br />
terug te keren naar het menuscherm<br />
of houd de knop even ingedrukt<br />
om terug te keren naar het<br />
beginscherm.<br />
Gevoeligheid<br />
Schemersensor<br />
(indien aanwezig)<br />
instellen (Automat. Diml.)<br />
Met deze functie kan de gevoeligheid<br />
van de schemersensor worden ingesteld<br />
op 3 niveaus.<br />
Ga voor het instellen als volgt te werk:<br />
❒ druk kort op de knop MENU: het<br />
display toont de ingestelde gevoeligheid<br />
van de sensor;<br />
❒ druk op de knop + of – om de<br />
instelling uit te voeren;<br />
❒ druk kort op de knop MENU om<br />
terug te keren naar het menuscherm<br />
of houd de knop even ingedrukt<br />
om terug te keren naar het<br />
beginscherm.<br />
Trip B op nul zetten<br />
(Reset Trip B)<br />
Met deze functie kan gekozen worden<br />
hoe Trip B op nul moet worden gezet<br />
(Automatisch of Handmatig).<br />
Zie voor meer informatie de paragraaf<br />
“Trip computer”.
Klokje instellen (Klokje)<br />
Met deze functie kunt u het klokje<br />
instellen.<br />
Ga voor het instellen van de tijd als<br />
volgt te werk:<br />
❒ druk kort op de knop MENU: het<br />
display toont de “uren”;<br />
❒ druk op de knop + of – om de<br />
instelling uit te voeren;<br />
❒ druk kort op de knop MENU: het<br />
display toont de “minuten”;<br />
❒ druk op de knop + of – om de<br />
instelling uit te voeren.<br />
BELANGRIJK Elke keer als u de<br />
knop +/– indrukt, wordt de waarde<br />
1 eenheid verhoogd/verlaagd. Als u<br />
de knop +/– ingedrukt houdt, lopen<br />
de cijfers automatisch snel door of<br />
terug. Als u dicht bij de juiste waarde<br />
bent, stelt u de exacte waarde in door<br />
de knop telkens in te drukken en los<br />
te laten.<br />
❒ druk kort op de knop MENU om<br />
terug te keren naar het menuscherm<br />
of houd de knop even ingedrukt<br />
om terug te keren naar het<br />
beginscherm.<br />
Modaliteit klokje<br />
(Modus 12/24)<br />
Met deze functie kan de tijd worden<br />
weergegeven in 12h of 24h.<br />
Ga voor het instellen als volgt te werk:<br />
❒ druk kort op de knop MENU: het<br />
display toont 12h of 24h (afhankelijk<br />
van de ingestelde weergave);<br />
❒ druk op de knop + of – om de<br />
keuze uit te voeren;<br />
❒ druk kort op de knop MENU om<br />
terug te keren naar het menuscherm<br />
of houd de knop even ingedrukt<br />
om terug te keren naar het<br />
beginscherm.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
31
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
32<br />
Datum instellen (Datum)<br />
Met deze functie kan de datum worden<br />
ingesteld (jaar - maand - dag).<br />
Ga voor het instellen als volgt te werk:<br />
❒ druk kort op de knop MENU: op<br />
het display knippert het “jaar”;<br />
❒ druk op de knop + of – om de<br />
instelling uit te voeren;<br />
❒ druk kort op de knop MENU: op<br />
het display knippert de “maand”;<br />
❒ druk op de knop + of – om de<br />
instelling uit te voeren;<br />
❒ druk kort op de knop MENU: op<br />
het display knippert de “dag”;<br />
❒ druk op de knop + of – om de<br />
instelling uit te voeren.<br />
BELANGRIJK Elke keer als u de<br />
knop +/– indrukt, wordt de waarde<br />
1 eenheid verhoogd/verlaagd. Als u<br />
de knop +/– ingedrukt houdt, lopen<br />
de cijfers automatisch snel door of<br />
terug. Als u dicht bij de juiste waarde<br />
bent, stelt u de exacte waarde in door<br />
de knop telkens in te drukken en los<br />
te laten.<br />
❒ druk kort op de knop MENU om<br />
terug te keren naar het menuscherm<br />
of houd de knop even ingedrukt<br />
om terug te keren naar het<br />
beginscherm.<br />
Herhaling audio-informatie<br />
(Herh. Radio) (indien aanwezig)<br />
Met deze functie kan op het display<br />
de informatie over de autoradio worden<br />
weergegeven.<br />
❒ Radio: frequentie of RDS-bericht<br />
van het geselecteerde radiostation,<br />
automatisch zoeken of AutoSTore<br />
inschakelen;<br />
❒ audio-CD, MP3 CD: nummer van<br />
het geselecteerde muziekstuk;<br />
❒ CD-wisselaar: CD-nummer en nummer<br />
muziekstuk;<br />
Ga voor het in-/uitschakelen<br />
(ON/OFF) van de informatieweergave<br />
als volgt te werk:<br />
❒ druk kort op de knop MENU: het<br />
display toont het opschrift ON of<br />
OFF (afhankelijk van de instelling);<br />
❒ druk op de knop + of – om de<br />
keuze uit te voeren;<br />
❒ druk kort op de knop MENU om<br />
terug te keren naar het menuscherm<br />
of houd de knop even ingedrukt<br />
om terug te keren naar het<br />
beginscherm.<br />
Bij ingeschakelde audiobron, verschijnt<br />
op het display, onder de tijdsaanduiding,<br />
een symbool dat de ingeschakelde<br />
bron aangeeft.
Onafhankelijke ontgrendeling<br />
kofferdeksel (Bagageruimte<br />
Onafh.)<br />
Het kofferdeksel kan altijd worden<br />
geopend met de afstandsbediening<br />
(knop `) indrukken). Met de optie<br />
“Bagageruimte onafh” wordt de toets op<br />
de armsteun in- of uitgeschakeld: met<br />
“Bagageruimte onafh ON” is de toets<br />
altijd uitgeschakeld. Met “Bagageruimte<br />
onafh OFF” is de toets ingeschakeld; als<br />
de toets wordt ingedrukt, wordt het<br />
kofferdeksel ontgrendeld als de portiersloten<br />
zijn ontgrendeld.<br />
Om de werking van het slot van het<br />
kofferdeksel los te koppelen (de knop<br />
op de armsteun uit te schakelen)<br />
(ON) of te koppelen aan die van de<br />
portieren (OFF), moet als volgt te<br />
werk worden gegaan:<br />
❒ druk kort op de knop MENU: het<br />
display toont het opschrift ON of<br />
OFF (afhankelijk van de instelling);<br />
❒ druk op de knop + of – om de<br />
keuze uit te voeren;<br />
❒ druk kort op de knop MENU om<br />
terug te keren naar het menuscherm<br />
of houd de knop even ingedrukt<br />
om terug te keren naar het<br />
beginscherm.<br />
Ontgrendeling van het slot in<br />
het bestuurdersportier<br />
(Deblok. Port. Best.)<br />
Als deze functie is gekozen en u drukt<br />
op de knop Ë op de elektronische<br />
sleutel, dan wordt alleen het slot in<br />
het bestuurdersportier ontgrendeld.<br />
Bij ingeschakelde functie (ON) kunt u<br />
het slot van het andere portier ontgrendelen<br />
door de ontgrendelknop op<br />
de middenconsole in te drukken.<br />
Ga voor het in-/uitschakelen (ON/<br />
OFF) van de functie als volgt te werk:<br />
❒ druk kort op de knop MENU: het<br />
display toont het opschrift ON of<br />
OFF (afhankelijk van de instelling);<br />
❒ druk op de knop + of – om de<br />
keuze uit te voeren;<br />
❒ druk kort op de knop MENU om<br />
terug te keren naar het menuscherm<br />
of houd de knop even ingedrukt<br />
om terug te keren naar het<br />
beginscherm.<br />
Centrale portiervergrendeling<br />
bij rijdende auto (Deurenblok.)<br />
Als deze functie is ingeschakeld<br />
(ON), worden de portieren automatisch<br />
vergrendeld als de auto harder<br />
rijdt dan 20 km/h.<br />
Ga voor het in-/uitschakelen (ON/<br />
OFF) van de functie als volgt te werk:<br />
❒ druk kort op de knop MENU: het<br />
display toont het opschrift ON of<br />
OFF (afhankelijk van de instelling);<br />
❒ druk op de knop + of – om de<br />
keuze uit te voeren;<br />
❒ druk kort op de knop MENU om<br />
terug te keren naar het menuscherm<br />
of houd de knop even ingedrukt<br />
om terug te keren naar het<br />
beginscherm.<br />
Als het cirkelvormige lampje om de<br />
knop q brandt, dan is de functie ingeschakeld.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
33
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
34<br />
Meeteenheid<br />
Met deze functie kan de meeteenheid<br />
worden ingesteld van de afgelegde<br />
afstand (km of mijl), het brandstofverbruik<br />
(l/100 km, km/l of mpg)<br />
en de temperatuur (°C of °F).<br />
Afstand<br />
Ga voor het instellen van de gewenste<br />
meeteenheid als volgt te werk:<br />
❒ druk kort op de knop MENU: het<br />
display toont “km” of “mijl”<br />
(afhankelijk van de instelling);<br />
❒ druk op de knop + of – om de<br />
keuze uit te voeren;<br />
❒ druk kort op de knop MENU om<br />
terug te keren naar het menuscherm<br />
of houd de knop even ingedrukt<br />
om terug te keren naar het<br />
beginscherm.<br />
Verbruik<br />
Als de meeteenheid afstand is ingesteld<br />
op km (zie de vorige paragraaf),<br />
kan de meeteenheid voor het brandstofverbruik<br />
worden ingesteld op<br />
(l/100 km, km/l).<br />
Als de meeteenheid afstand is ingesteld<br />
op “mijl” (zie de vorige paragraaf),<br />
geeft het display de hoeveelheid<br />
verbruikte brandstof aan in<br />
“mpg”.<br />
In dat geval kan de keuzemogelijkheid<br />
“Meeteenheid verbruik” in het “Setupmenu”<br />
geselecteerd worden, maar kan<br />
de instelling “mpg” niet gewijzigd worden.<br />
Ga voor het instellen van de gewenste<br />
meeteenheid als volgt te werk:<br />
❒ druk kort op de knop MENU: het<br />
display toont “km/l” of “l/100<br />
km” (afhankelijk van de instelling);<br />
❒ druk op de knop + of – om de<br />
keuze uit te voeren;<br />
❒ druk kort op de knop MENU om<br />
terug te keren naar het menuscherm<br />
of houd de knop even<br />
ingedrukt om terug te keren naar<br />
het beginscherm.<br />
Temperatuur<br />
Met deze functie kan de meeteenheid<br />
van de temperatuur (°C of °F) worden<br />
ingesteld.<br />
Ga voor het instellen van de gewenste<br />
meeteenheid als volgt te werk:<br />
❒ druk kort op de knop MENU: het<br />
display toont °C of °F (afhankelijk<br />
van de instelling);<br />
❒ druk op de knop + of – om de<br />
keuze uit te voeren;<br />
❒ druk kort op de knop MENU om<br />
terug te keren naar het menuscherm<br />
of houd de knop even ingedrukt<br />
om terug te keren naar het<br />
beginscherm.
Taal instellen (Taal)<br />
U kunt de taal van het display instellen:<br />
Italiaans, Engels, Duits,<br />
Portugees, Spaans, Frans, Nederlands<br />
en Braziliaans.<br />
Ga om de gewenste taal in te stellen<br />
als volgt te werk:<br />
❒ druk kort op de knop MENU ; op<br />
het display verschijnt de ingestelde<br />
“taal”;<br />
❒ druk op de knop + of – om de<br />
keuze uit te voeren;<br />
❒ druk kort op de knop MENU om<br />
terug te keren naar het menuscherm<br />
of houd de knop even ingedrukt<br />
om terug te keren naar het<br />
beginscherm.<br />
Volumeregeling waarschuwingszoemer<br />
(Vol. Beep)<br />
Het volume van het akoestische signaal<br />
(buzzer) dat klinkt als er een storing<br />
of waarschuwing wordt weergegeven,<br />
kan ingesteld worden op 8<br />
niveaus.<br />
Ga voor het instellen van het gewenste<br />
volume als volgt te werk:<br />
❒ druk kort op de knop MENU ; op<br />
het display verschijnt het ingestelde<br />
“niveau”;<br />
❒ druk op de knop + of – om de<br />
instelling uit te voeren;<br />
❒ druk kort op de knop MENU om<br />
terug te keren naar het menuscherm<br />
of houd de knop even ingedrukt<br />
om terug te keren naar het<br />
beginscherm.<br />
Volumeregeling toetsen (Vol.<br />
Toetsen)<br />
Het geluidssignaal dat klinkt bij het<br />
indrukken van bepaalde knoppen in<br />
de auto, kan worden ingesteld op 8<br />
niveaus.<br />
Ga voor het instellen van het gewenste<br />
volume als volgt te werk:<br />
❒ druk kort op de knop MENU ; op<br />
het display verschijnt het ingestelde<br />
“niveau”;<br />
❒ druk op de knop + of – om de<br />
instelling uit te voeren;<br />
❒ druk kort op de knop MENU om<br />
terug te keren naar het menuscherm<br />
of houd de knop even ingedrukt<br />
om terug te keren naar het<br />
beginscherm.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
35
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
36<br />
Geprogrammeerd onderhoud<br />
(<strong>Service</strong>)<br />
Met deze functie kan worden weergegeven<br />
hoeveel kilometers nog resteren<br />
voordat een servicebeurt moet<br />
worden uitgevoerd.<br />
Ga voor het raadplegen van deze aanwijzingen<br />
als volgt te werk:<br />
❒ druk kort op de knop MENU: het<br />
display toont de ingestelde afstand<br />
in km of mijl, afhankelijk van de<br />
instelling (zie de paragraaf<br />
“Meeteenheid”);<br />
❒ druk kort op de knop MENU om<br />
terug te keren naar het menuscherm<br />
of houd de knop even ingedrukt<br />
om terug te keren naar het<br />
beginscherm.<br />
BELANGRIJK Het<br />
Onderhoudsschema voorziet elke<br />
30.000 km (of elke 18.000 mijl) in<br />
een servicebeurt; deze weergave verschijnt<br />
automatisch als de elektronische<br />
sleutel in het contactslot zit,<br />
vanaf 2.000 km (of 1.240 mijl) voor<br />
de servicebeurt. De weergave is afhankelijk<br />
van de ingestelde meeteenheid<br />
in km of mijl. Als u dicht bij de vol-<br />
gende servicebeurt bent en u de elektronische<br />
sleutel in het contactslot<br />
steekt, verschijnt op het display een<br />
bericht gevolgd door het aantal kilometers/mijlen<br />
dat resteert tot de volgende<br />
servicebeurt. Wendt u tot de<br />
<strong>Alfa</strong> Romeo-dealer voor het uitvoeren<br />
van de werkzaamheden van het<br />
Onderhoudsschema of van het<br />
Jaarlijkse inspectieschema, en voor<br />
het op nul zetten van deze weergave<br />
(reset).<br />
Herinschakeling buzzer<br />
voor melding SBR-systeem<br />
(Seat Belt Reminder)<br />
(Beep Gord.)<br />
Deze functie wordt alleen op het display<br />
weergegeven als het systeem<br />
door de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer is uitgeschakeld.<br />
Menu verlaten<br />
Als u dit menupunt selecteert, wordt<br />
teruggekeerd naar het beginscherm.<br />
VERLICHTING TOERENTEL-<br />
LER/BOORDINSTRUMENTEN<br />
(NIGHT PANEL)<br />
Met deze functie kan de verlichting van<br />
de toerenteller en de boordinstrumenten<br />
worden in-/uitgeschakeld (ON/OFF).<br />
De functie kan worden ingeschakeld<br />
(alleen als de elektronische sleutel in het<br />
contactslot zit, de buitenverlichting is<br />
ingeschakeld en de sensor in de snelheidsmeter<br />
weinig buitenlicht ontvangt)<br />
door de knop – even ingedrukt te houden.<br />
Als de functie is ingeschakeld, verschijnt<br />
op het display een waarschuwing.<br />
Als de functie NIGHT PANEL eenmaal<br />
is ingeschakeld, kan de functie als volgt<br />
worden uitgeschakeld:<br />
❒ houd de knop + (ook bij uitgeschakelde<br />
buitenverlichting) even<br />
ingedrukt;<br />
❒ neem de elektronische sleutel uit<br />
het contactslot.<br />
Als de functie is uitgeschakeld, verschijnt<br />
op het display een waarschuwing.<br />
De berichten blijven enkele seconden<br />
op het display weergegeven en verdwijnen<br />
daarna. Om de weergave<br />
voortijdig te onderbreken, moet u kort<br />
op de knop MENU drukken.
TRIP COMPUTER<br />
Algemene informatie<br />
Met de functie “Trip computer” kan, als de elektronische sleutel in het contactslot zit, op het display informatie worden<br />
weergegeven over de werking van de auto. Deze functie bestaat uit “General trip”, dat betrekking heeft op de hele rit<br />
van de auto, en “Trip B”, dat betrekking heeft op een deeltraject. Deze laatste functie vormt een onderdeel (zoals is afgebeeld<br />
in fig. 22) van het totale traject van de auto.<br />
Beide functies kunnen op nul worden gezet. (reset - begin van de nieuwe rit).<br />
fig. 22<br />
Reset GENERAL TRIP<br />
Einde rit<br />
Begin nieuwe rit<br />
˙<br />
˙<br />
TRIP B<br />
Reset TRIP B<br />
˙<br />
˙<br />
Reset TRIP B<br />
Einde deeltraject<br />
Begin nieuw deeltraject Einde deeltraject<br />
Begin nieuwe<br />
GENERAL TRIP<br />
TRIP B<br />
Reset TRIP B<br />
˙<br />
˙<br />
Reset GENERAL TRIP<br />
Einde rit<br />
Begin nieuwe rit<br />
deeltraject Einde deeltraject<br />
Reset TRIP B<br />
Begin nieuw<br />
deeltraject<br />
TRIP B<br />
˙<br />
˙<br />
Einde deeltraject<br />
Begin nieuw<br />
deeltraject<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
37
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
38<br />
“General Trip” geeft informatie over:<br />
❒ Gemiddeld verbruik<br />
❒ Huidig verbruik<br />
❒ Gemiddelde snelheid<br />
❒ Reistijd<br />
❒ Autonomie<br />
❒ Afgelegde afstand<br />
“Trip B” geeft informatie over:<br />
❒ Afgelegde afstand B<br />
❒ Gemiddeld verbruik B<br />
❒ Gemiddelde snelheid B<br />
❒ Reistijd B.<br />
Weergegeven gegevens<br />
Gemiddeld verbruik<br />
Geeft het gemiddelde brandstofverbruik<br />
aan vanaf het begin van een<br />
nieuwe rit.<br />
Huidig verbruik<br />
Geeft constant bijgewerkt het actuele<br />
brandstofverbruik aan. Als de auto stilstaat<br />
met draaiende motor wordt “- - -<br />
-” op het display weergegeven.<br />
Gemiddelde snelheid<br />
Geeft de gemiddelde snelheid van de<br />
auto aan op basis van de tijd die verstreken<br />
is vanaf het begin van een<br />
nieuwe rit.<br />
Reistijd<br />
Geeft de verstreken tijd aan vanaf het<br />
begin van de nieuwe rit (reistijd).<br />
Autonomie<br />
Geeft het aantal kilometers aan dat<br />
nog gereden kan worden met de<br />
brandstof in de brandstoftank (actieradius),<br />
waarbij ervan uit wordt<br />
gegaan dat de rijstijl niet verandert.<br />
Op het display verschijnt de indicatie<br />
“- - - -” als:<br />
❒ de actieradius kleiner is dan 50 km<br />
(of 30 mijl);<br />
❒ de auto langer dan 5 minuten stilstaat<br />
met draaiende motor.<br />
Afgelegde afstand<br />
Geeft de afstand aan die de auto heeft<br />
afgelegd vanaf het begin van een<br />
nieuwe rit.<br />
Als de accu losgekoppeld is geweest<br />
en aan het begin van een nieuwe rit<br />
(reset), toont het display de waarde<br />
“0.0”.<br />
BELANGRIJK Als er informatie ontbreekt,<br />
verschijnt bij alle gegevens op<br />
de Trip computer de aanduiding “- - - -”<br />
in plaats van de waarde. Wanneer de<br />
normale werking weer hersteld is,<br />
worden de waarden van de gegevens<br />
weer op normale wijze weergegeven.<br />
De waarden die voor de storing werden<br />
weergegeven, worden niet op nul<br />
gezet en er wordt geen nieuwe rit<br />
begonnen.
Nieuwe rit<br />
Begint als een reset is uitgevoerd:<br />
❒ “handmatig” door de gebruiker<br />
door de knop TRIP even ingedrukt<br />
te houden;<br />
❒ “automatisch” als de “afgelegde<br />
afstand” de waarde 9999,9 km<br />
(of mijl) bereikt, de “reistijd” de<br />
waarde 99.59 (99 uur en 59<br />
minuten) of iedere keer als de<br />
accu losgekoppeld is geweest.<br />
fig. 23<br />
KNOP TRIP<br />
A0G0099m<br />
Met de knop TRIP fig. 23, op de<br />
rechter hendel, krijgt u, als de elektronische<br />
sleutel in het contactslot zit,<br />
toegang tot de functies “General Trip”<br />
en “Trip B”. Gebruik de knoppen naast<br />
de hendel om de weergegeven gegevens<br />
van iedere functie te doorlopen.<br />
Met de knop TRIP kunnen bovendien<br />
de functies “General Trip” en “Trip B”<br />
op nul worden gezet om een nieuwe<br />
rit te beginnen.<br />
❒ kort indrukken: voor weergave van<br />
de verschillende gegevens;<br />
❒ even ingedrukt houden: voor het<br />
op nul zetten (reset) en het beginnen<br />
van een nieuwe rit.<br />
Om van een onderdeel van de Trip Computer<br />
naar het volgende onderdeel te<br />
gaan, moeten de knoppen - en .<br />
kort worden ingedrukt.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
39
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
40<br />
fig. 24<br />
A0G0052m<br />
BELANGRIJK Als u de functie “General<br />
trip” op nul zet, dan worden ook<br />
de gegevens van “Trip B” op nul gezet,<br />
terwijl bij het op nul zetten van “Trip B”<br />
alleen de gegevens van “Trip B” op nul<br />
worden gezet.<br />
In elk scherm van de Trip computer worden<br />
gelijktijdig twee onderdelen van de<br />
ingeschakelde Trip-functie (Trip A of Trip<br />
B) weergegeven; een in het bovenste<br />
deel van het display en een in het onderste<br />
deel (zie fig. 24).<br />
In hetzelfde scherm kan niet gelijktijdig<br />
hetzelfde onderdeel in het bovenste<br />
en in het onderste deel worden weergegeven.<br />
De twee functies van de Trip computer<br />
kunnen worden geselecteerd door de<br />
knop TRIP kort in te drukken; met de<br />
knop - kunt u het onderdeel in het bovenste<br />
deel van het display doorlopen,<br />
terwijl met de knop . het onderdeel<br />
in het onderste deel van het display<br />
doorlopen kan worden.<br />
Om van de informatie van Trip A naar<br />
die van Trip B te gaan, moet daarentegen<br />
de knop TRIP kort worden ingedrukt.<br />
Procedure voor het begin van<br />
een rit (reset)<br />
Het op nul zetten van Trip A is onafhankelijk<br />
van dat van Trip B.<br />
Reset General Trip<br />
Als u met de elektronische sleutel in<br />
het contactslot “General Trip” op nul<br />
wilt zetten, houd dan de knop TRIP<br />
langer dan 2 seconden ingedrukt.<br />
BELANGRIJK Het automatisch op<br />
nul zetten gebeurt alleen in de volgende<br />
gevallen:<br />
❒ wanneer de “afgelegde afstand”<br />
de waarde 9.999,9 km bereikt of<br />
wanneer de “reistijd” de waarde<br />
99.59 (99 uur en 59 minuten)<br />
bereikt;<br />
❒ iedere keer als de accu losgekoppeld<br />
is geweest.<br />
Als General Trip op nul wordt gezet<br />
(reset), verschijnt op het display een<br />
waarschuwing.
ZITPLAATSEN<br />
STOELEN MET HAND-<br />
BEDIENDE VERSTELLING<br />
fig. 25<br />
ATTENTIE<br />
Alle afstellingen mogen<br />
uitsluitend bij een stilstaande<br />
auto worden uitgevoerd.<br />
De stoffen bekleding<br />
van uw auto is langdurig<br />
bestand tegen<br />
slijtage die ontstaat bij een<br />
normaal gebruik van de auto.<br />
Hevig en/of langdurig wrijven<br />
met kledingaccessoires zoals<br />
metalen gespen, sierknopen en<br />
klittenbandsluitingen, moet<br />
echter absoluut worden vermeden<br />
omdat hierdoor grote druk<br />
ontstaat op een bepaalde plek<br />
op de bekleding, waardoor<br />
deze plek kan slijten en de<br />
bekleding beschadigd wordt.<br />
fig. 25<br />
A0G0020m<br />
Verstellen in lengterichting<br />
Trek de hendel A (aan de binnenzijde<br />
van de stoel) omhoog en schuif de<br />
stoel naar voren of naar achteren: als<br />
u rijdt, moeten de armen licht gebogen<br />
zijn en de handen op de stuurwielrand<br />
steunen.<br />
ATTENTIE<br />
Laat de hendel los en<br />
controleer of de stoel<br />
goed geblokkeerd is door<br />
deze naar voren en naar achteren<br />
te schuiven. Als de<br />
stoel niet goed geblokkeerd<br />
is, kan deze onverwachts<br />
verschuiven, waardoor u de<br />
controle over de auto kunt<br />
verliezen.<br />
Hoogteverstelling<br />
(indien aanwezig)<br />
Beweeg de hendel B omhoog of<br />
omlaag totdat de gewenste zithoogte<br />
is bereikt.<br />
BELANGRIJK De verstelling is alleen<br />
mogelijk als u op de bestuurdersstoel<br />
zit.<br />
Rugleuning verstellen<br />
Bedien de knop C totdat de gewenste<br />
stand is bereikt.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
41
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
42<br />
Lendensteunverstelling<br />
(indien aanwezig)<br />
Draai de knop D totdat de gewenste<br />
stand is bereikt.<br />
Hellingshoek stoel verstellen<br />
(indien aanwezig)<br />
Bedien de hendel E. Als u de hendel<br />
omhoogtrekt, kantelt de stoel een<br />
stand naar achteren. Als u de hendel<br />
omlaag duwt, kantelt de stoel een<br />
stand naar voren.<br />
Rugleuning naar voren<br />
klappen<br />
Bedien de handgreep F: de rugleuning<br />
klapt naar voren en de stoel kan nu<br />
naar voren worden geschoven.<br />
Door een stelmechanisme met geheugen<br />
kan de stoel automatisch weer<br />
worden teruggezet in de oorspronkelijke<br />
stand.<br />
Als de rugleuning is teruggeklapt in de<br />
normale gebruiksstand, controleer dan<br />
of deze goed vergrendeld is.<br />
Controleer bovendien of de stoel goed<br />
geblokkeerd is door deze naar voren<br />
en naar achteren te duwen.<br />
fig. 26<br />
A0G0189m<br />
STOELEN MET ELEKTRISCHE<br />
VERSTELLING (indien aanwezig)<br />
fig. 26<br />
ATTENTIE<br />
Alle afstellingen mogen<br />
uitsluitend bij een stilstaande<br />
auto worden uitgevoerd.<br />
De bedieningsknoppen voor<br />
de stoelinstelling zijn:<br />
Multifunctionele knop A:<br />
❒ hoogte voorzijde stoel instellen;<br />
❒ hoogte achterzijde stoel instellen;<br />
❒ hoogteverstelling van de stoel;<br />
❒ in lengterichting verplaatsen van<br />
de stoel;<br />
B: Rugleuning verstellen;<br />
C: Knoppen voor het opslaan van de<br />
stand van de bestuurdersstoel;<br />
D: Verstellen van de lendensteun;<br />
E: Rugleuning naar voren klappen.<br />
BELANGRIJK De elektrische verstelling<br />
is mogelijk als de elektronische<br />
sleutel in het contactslot is gestoken<br />
en ongeveer 1 minuut na het uitnemen<br />
van de sleutel uit het slot of na<br />
het indrukken van de START/<br />
STOP-knop. U kunt de stoel ook verstellen<br />
gedurende ongeveer 3 minuten<br />
na het openen van een portier of totdat<br />
het portier gesloten wordt.
fig. 27<br />
A0G0024m<br />
Stoelverwarming<br />
(indien aanwezig)<br />
Draai, als de elektronische sleutel in<br />
het contactslot zit, de knop A-fig.<br />
27 om de functie in of uit te schakelen.<br />
De verwarming kan op 3 niveaus worden<br />
ingesteld (0 = stoelverwarming<br />
uitgeschakeld).<br />
Instellingen van de bestuurdersstoel/buitenspiegels<br />
opslaan<br />
Met de knoppen C kunnen drie verschillende<br />
standen van de bestuurdersstoel<br />
en de buitenspiegels in het geheugen<br />
worden opgeslagen en opgeroepen.<br />
Het opslaan en oproepen is alleen<br />
mogelijk als de elektronische sleutel in<br />
het contactslot zit.<br />
U kunt een opgeslagen stand ook<br />
oproepen in de drie minuten na het<br />
openen van de portieren en ongeveer<br />
1 minuut nadat de elektronische sleutel<br />
uit het contactslot is genomen.<br />
Als u een stand van de stoel wilt<br />
opslaan, moet u de stoel met de verschillende<br />
bedieningsknoppen instellen<br />
en vervolgens enkele seconden de<br />
knop indrukken waaronder u de stand<br />
wilt opslaan.<br />
Druk voor het oproepen van een opgeslagen<br />
stand kort op de betreffende<br />
knop.<br />
Als u een nieuwe stand van de stoel of<br />
de spiegels opslaat, wordt automatisch<br />
de vorige met dezelfde knop<br />
opgeslagen stand, gewist.<br />
HOOFDSTEUNEN<br />
De hoofdsteunen zijn in de stoelen<br />
van de auto geïntegreerd.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
43
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
44<br />
STUURWIEL<br />
Dit kan zowel axiaal als verticaal versteld<br />
worden.<br />
fig. 28<br />
A0G0136m<br />
Ontgrendel de hendel A-fig. 28 door<br />
deze omlaag te duwen en zet het<br />
stuur in de gewenste stand. Duw vervolgens<br />
de hendel A omhoog om het<br />
stuur te vergrendelen.<br />
ATTENTIE<br />
Verstel het stuurwiel<br />
alleen als de auto stilstaat<br />
en de motor is afgezet.<br />
ATTENTIE<br />
Het is streng verboden<br />
om demontage-/<br />
montagewerkzaamheden uit<br />
te voeren, waarvoor wijzigingen<br />
in de stuurinrichting<br />
of de stuurkolom vereist zijn<br />
(bijv. bij montage van een<br />
diefstalbeveiliging). Hierdoor<br />
kunnen de prestaties van het<br />
systeem, de garantie en de<br />
veiligheid in gevaar worden<br />
gebracht en voldoet de auto<br />
niet meer aan de typegoedkeuring.
SPIEGELS<br />
BINNENSPIEGEL<br />
De binnenspiegel is voorzien van een<br />
beveiligingsmechanisme, waardoor de<br />
spiegel bij een krachtig contact met<br />
een inzittende losschiet.<br />
Met het hendeltje A-fig. 29 kan de<br />
spiegel in twee standen worden<br />
gezet: normale of anti-verblindingsstand.<br />
fig. 29<br />
A0G0135m<br />
BUITENSPIEGELS<br />
De buitenspiegels kunnen alleen worden<br />
versteld en ingeklapt als de elektronische<br />
sleutel in het contactslot zit.<br />
fig. 30<br />
A0G0036m<br />
Spiegelverstelling<br />
Kies met de keuzeschakelaar A-fig.<br />
30 de gewenste spiegel:<br />
❒ draai de keuzeschakelaar A in<br />
stand 1: voor de linker spiegel;<br />
❒ draai de keuzeschakelaar A in<br />
stand 2: voor de rechter spiegel.<br />
Druk de knop B in een van de vier<br />
door de pijlen aangegeven richtingen<br />
om de spiegel af te stellen.<br />
BELANGRIJK Draai na het verstellen<br />
de keuzeschakelaar A in stand 0<br />
om te voorkomen dat de spiegel per<br />
ongeluk versteld wordt.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
45
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
46<br />
fig. 31<br />
A0G0081m<br />
Spiegel handmatig inklappen<br />
Indien nodig (bijv. bij nauwe doorgangen)<br />
kunnen de buitenspiegels worden<br />
ingeklapt door ze vanuit stand A-fig.<br />
31 naar stand B te bewegen.<br />
Elektrisch inklappen (indien<br />
aanwezig)<br />
Indien nodig (bijv. bij nauwe doorgangen)<br />
kunnen de spiegels worden ingeklapt<br />
door op de knop C-fig. 30 te<br />
drukken.<br />
Om de spiegels weer in de rijstand te<br />
zetten, moet u opnieuw op de knop<br />
C-fig. 30 drukken.<br />
Als de sloten worden vergrendeld,<br />
klappen de buitenspiegels in; de spiegels<br />
klappen automatisch weer open<br />
als de sleutel weer in het contactslot<br />
wordt gestoken.<br />
De functie kan worden in-/uitgeschakeld<br />
door de knop voor het inklappen<br />
langer dan 2 seconden ingedrukt te<br />
houden. Er klinkt een akoestisch signaal<br />
als de instelling is uitgevoerd.<br />
De spiegel aan<br />
bestuurderszijde is bol,<br />
waardoor de afstandswaarneming<br />
enigszins wordt<br />
beïnvloed.<br />
ATTENTIE<br />
Tijdens het rijden<br />
moeten de spiegels<br />
altijd uitgeklapt zijn.<br />
“Parkeer”-stand van de buitenspiegel<br />
aan passagierszijde<br />
opslaan<br />
Bij uitvoeringen met elektrische stoelverstelling,<br />
kan, voor een optimaal<br />
zicht tijdens het inparkeren, de<br />
bestuurder tijdens het inschakelen van<br />
de achteruit, de buitenspiegel aan passagierszijde<br />
in een stand zetten (en<br />
opslaan) die verschillend is van de<br />
stand die normaal tijdens het rijden<br />
gebruikt wordt. Ga voor het opslaan<br />
als volgt te werk:<br />
❒ schakel de achteruit in als de auto<br />
stilstaat en de elektronische sleutel<br />
in het contactslot zit;<br />
❒ draai de keuzeschakelaar A-fig.<br />
30 in stand 2 (spiegel passagierszijde);<br />
❒ stel de buitenspiegel aan passagierszijde<br />
zodanig af dat een optimaal<br />
zicht wordt verkregen voor<br />
het inparkeren;<br />
❒ houd een van de knoppen C-fig.<br />
26 ten minste 3 seconden ingedrukt<br />
(zie de paragraaf<br />
“Zitplaatsen” in dit hoofdstuk).
Gelijktijdig met de “parkeer”-stand<br />
van de buitenspiegel aan passagierszijde<br />
worden ook de stand van de buitenspiegel<br />
en de positie van de stoel<br />
aan bestuurderszijde in het geheugen<br />
opgeslagen. Als de stand van de spiegel<br />
is opgeslagen, klinkt een akoestisch<br />
signaal.<br />
“Parkeer”-stand van de buitenspiegel<br />
aan passagierszijde<br />
oproepen<br />
Ga als volgt te werk: steek de elektronische<br />
sleutel in het contactslot; schakel<br />
de achteruit in; draai de keuzeschakelaar<br />
A-fig. 30 in stand 2 (spiegel passagierszijde).<br />
De spiegel wordt automatisch in de<br />
opgeslagen stand gezet.<br />
Als er geen enkele stand is opgeslagen<br />
zal, als de achteruit wordt ingeschakeld,<br />
de buitenspiegel aan passagierszijde<br />
automatisch iets omlaag kantelen<br />
om het inparkeren te vergemakkelijken.<br />
De spiegel keert automatisch terug in<br />
de beginstand, ongeveer 10 seconden<br />
na inschakeling van de achteruit, bij<br />
een snelheid boven 10 km/h bij vooruitrijden<br />
of door de keuzeschakelaar<br />
A-fig. 30 in stand 0 te zetten.<br />
Automatische synchronisatie<br />
van de buitenspiegels<br />
Iedere keer als u de elektronische sleutel<br />
in het contactslot steekt, worden<br />
de buitenspiegels automatisch in de<br />
laatst ingestelde en/of opgeroepen<br />
stand gezet voordat de elektronische<br />
contactsleutel werd uitgenomen.<br />
Hierdoor worden de spiegels gesynchroniseerd<br />
wanneer tijdens het parkeren<br />
met de hand of per ongeluk een<br />
van de buitenspiegels is versteld.<br />
Ontwasemen/ontdooien<br />
De buitenspiegels zijn voorzien van verwarmingselementen<br />
die worden ingeschakeld<br />
als de achterruitverwarming<br />
wordt ingeschakeld (door op de knop<br />
( te drukken).<br />
BELANGRIJK De functie is voorzien<br />
van een tijdschakeling, waardoor de<br />
functie na enkele minuten automatisch<br />
wordt uitgeschakeld.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
47
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
48<br />
KLIMAATREGELING<br />
fig. 32<br />
1 Luchtrooster boven - 2 Verstel- en regelbare luchtroosters in het midden - 3 Verstel- en regelbare luchtroosters aan de zijkant<br />
- 4 Luchtroosters beenruimten - 5 Luchtroosters voor ontwaseming/ontdooiing van de voorruit en de zijruiten.<br />
A0G0278m
fig. 33<br />
fig. 34<br />
A0G0014m<br />
A0G0012m<br />
LUCHTROOSTERS IN HET<br />
MIDDEN EN AAN DE ZIJ-<br />
KANT fig. 33-34<br />
Deze bevinden zich op het dashboard.<br />
Elk luchtrooster A is voorzien van een<br />
draaiknop B waarmee de luchtopbrengst<br />
kan worden geregeld en een regelschuif<br />
C waarmee de luchtstroom horizontaal<br />
of verticaal kan worden gericht.<br />
O = Geheel gesloten<br />
I = Geheel geopend<br />
fig. 35<br />
A0G0057m<br />
LUCHTROOSTER BOVEN<br />
fig. 35<br />
Het rooster kan met de knop worden<br />
geopend en gesloten.<br />
O = Geheel gesloten<br />
I = Geheel geopend<br />
fig. 36<br />
A0G0067m<br />
LUCHTROOSTERS VOOR<br />
ONTWASEMING/ONTDOOI-<br />
ING VAN DE VOORRUIT EN<br />
DE ZIJRUITEN<br />
Deze bevinden zich aan weerszijden<br />
A-fig. 36 en op de voorzijde B van<br />
het dashboard.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
49
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
50<br />
HANDBEDIENDE<br />
AIRCONDITIONING<br />
(indien aanwezig)<br />
BEDIENINGSKNOPPEN<br />
fig. 37<br />
A - draaiknop voor regeling van de<br />
luchttemperatuur (menging van<br />
warme/koude lucht);<br />
B - draaiknop voor de luchtverdeling;<br />
C - draaiknop voor aanjagersnelheid;<br />
D - drukknop voor in-/uitschakeling<br />
achterruit- en spiegelverwarming;<br />
E - drukknop voor in-/uitschakeling<br />
maximaal ontdooien/ontwasemen<br />
voorruit, zijruiten en spiegelverwarming;<br />
F - drukknop voor in-/uitschakeling<br />
luchtrecirculatie;<br />
G - drukknop voor in-/uitschakeling<br />
aircocompressor.<br />
fig. 37<br />
LUCHTVERDELING<br />
INSTELLEN<br />
O: luchtstroom naar lichaam bestuurder/passagier;<br />
M: luchtstroom naar lichaam bestuurder/passagier<br />
en beenruimten;<br />
N: luchtstroom naar de beenruimten;<br />
A0G0011m<br />
Q: luchtstroom naar beenruimten en<br />
voorruit;<br />
ü: luchtstroom naar voorruit.
VERWARMING VAN HET<br />
INTERIEUR<br />
Ga als volgt te werk:<br />
❒ draai de draaiknop A totdat de<br />
gewenste temperatuurinstelling is<br />
bereikt;<br />
❒ draai de draaiknop C op de<br />
gewenste snelheid;<br />
❒ draai de draaiknop B op de<br />
gewenste luchtverdeling:<br />
N: voor gespreide verwarming van<br />
de beenruimten;<br />
M: voor verwarming van de beenruimten,<br />
waarbij de luchtstroom op<br />
het gelaat koel blijft (bilevel-stand);<br />
Q: voor verwarming van de beenruimten<br />
en ontwaseming van de voorruit;<br />
❒ schakel de recirculatie uit (indien<br />
ingeschakeld);<br />
SNELLE ONTWASEMING/<br />
ONTDOOIING VAN DE<br />
VOORRUIT EN ZIJRUITEN<br />
(functie MAX-DEF)<br />
Druk op de knop -: als de functie is<br />
ingeschakeld, gaan de lampjes op de<br />
knoppen -, √ en ( branden. Druk<br />
om de functie uit te schakelen nogmaals<br />
op knop - en controleer of<br />
het lampje op de knop gedoofd is.<br />
Nadat de ruiten ontwasemd/ontdooid<br />
zijn, moet de functie worden uitgeschakeld<br />
om een optimaal comfort<br />
mogelijk te maken.<br />
Beslaan van de ruiten voorkomen<br />
De airconditioning √ is zeer bruikbaar<br />
om het beslaan van de ruiten te voorkomen:<br />
gebruik de airconditioning<br />
daarom bij een hoge luchtvochtigheid.<br />
Het is raadzaam de volgende handelingen<br />
uit te voeren om het beslaan te<br />
voorkomen:<br />
❒ schakel de recirculatie uit (indien<br />
ingeschakeld);<br />
❒ draai de draaiknop C op de 2e snelheid;<br />
❒ draai de draaiknop B in stand Q.<br />
ONTWASEMING/<br />
ONTDOOIING ACHTERRUIT<br />
EN BUITENSPIEGELS<br />
Druk op de knop ( om deze functie<br />
in te schakelen: het lampje op de<br />
knop gaat branden als deze functie<br />
wordt ingeschakeld.<br />
Als u deze functie inschakelt, wordt op<br />
enkele uitvoeringen ook de voorruitverwarming<br />
ter hoogte van de ruitenwissers<br />
ingeschakeld.<br />
De functie schakelt na enkele minuten<br />
automatisch uit, of als opnieuw de<br />
knop wordt ingedrukt. De functie<br />
wordt ook uitgeschakeld als u de<br />
motor uitzet en blijft uitgeschakeld als<br />
u de motor opnieuw start.<br />
BELANGRIJK Plak geen stickers of<br />
andere plaatjes op de elektrische<br />
weerstandsdraden aan de binnenzijde<br />
van de achterruit, om beschadiging<br />
van de achterruitverwarming te voorkomen.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
51
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
52<br />
RECIRCULATIE INSCHAKELEN<br />
Druk op de knop v: het lampje op<br />
de knop gaat branden als deze functie<br />
wordt ingeschakeld.<br />
Het verdient aanbeveling om de recirculatiefunctie<br />
in te schakelen in de file<br />
of in tunnels. Hiermee wordt voorkomen<br />
dat vervuilde lucht het interieur<br />
bereikt. Het is niet raadzaam dit systeem<br />
langdurig te laten werken,<br />
omdat anders, vooral als u met meerdere<br />
personen in de auto zit, de kans<br />
aanzienlijk toeneemt dat de ruiten<br />
beslaan.<br />
Het is bovendien niet raadzaam deze<br />
functie in te schakelen op regenachtige<br />
of koude dagen, omdat dan de ruiten<br />
aan de binnenzijde aanzienlijk<br />
sneller kunnen beslaan, vooral als de<br />
airconditioning niet is ingeschakeld.<br />
BELANGRIJK Met deze functie kunnen,<br />
afhankelijk van de werking van<br />
het systeem (“verwarming” of “koeling”),<br />
de gewenste omstandigheden<br />
sneller bereikt worden.<br />
AIRCONDITIONING (snelle<br />
koeling)<br />
Ga als volgt te werk:<br />
❒ draai de draaiknop A geheel naar<br />
links;<br />
❒ draai de draaiknop C op de hoogste<br />
snelheid;<br />
❒ draai de draaiknop B in stand O;<br />
❒ druk op de knoppen √ en v<br />
(lampjes op de knoppen branden).<br />
Koeling handhaven<br />
Ga als volgt te werk:<br />
❒ schakel de recirculatie uit (indien<br />
ingeschakeld);<br />
❒ draai de draaiknop A totdat de<br />
gewenste temperatuurinstelling is<br />
bereikt;<br />
❒ draai de draaiknop C op de<br />
gewenste snelheid van de aanjager.<br />
ONDERHOUD VAN HET SYS-<br />
TEEM<br />
Schakel in de winter de airconditioning<br />
√ 1 keer per maand gedurende<br />
10 minuten in.<br />
Laat voor het zomerseizoen de werking<br />
van de airconditioning door de<br />
<strong>Alfa</strong> Romeo-dealer controleren.<br />
Na het opnieuw aansluiten<br />
van een losgekoppelde<br />
accu moet ten<br />
minste 3 minuten worden<br />
gewacht voordat de elektronische<br />
sleutel in het contactslot<br />
wordt gestoken, zodat de<br />
regeleenheid van de airconditioning<br />
de actuatoren van de<br />
temperatuur en de luchtverdeling<br />
kan resetten.
AUTOMATISCHE<br />
AIRCONDITIONING<br />
MET GESCHEIDEN<br />
REGELING<br />
(indien aanwezig)<br />
BESCHRIJVING<br />
De auto is uitgerust met een airconditioning<br />
met gescheiden luchttemperatuurregeling,<br />
waardoor de temperatuur<br />
in twee zones geregeld kan worden<br />
door de lucht te verwarmen of te<br />
koelen om het gewenste comfort te<br />
bereiken.<br />
Voor een optimale temperatuurregeling<br />
in de twee zones van het interieur is<br />
het systeem uitgerust met een buitentemperatuursensor,<br />
een interieurtemperatuursensor<br />
en een dubbele zonnestralingssensor.<br />
De klimaatregeling stelt automatisch<br />
de volgende parameters/functies in:<br />
❒ luchttemperatuur bij de uitstroomopeningen<br />
aan bestuurders-/passagierszijde;<br />
❒ aanjagersnelheid;<br />
❒ luchtverdeling aan bestuurders-/<br />
passagierszijde;<br />
❒ inschakeling compressor;<br />
❒ luchtrecirculatie.<br />
De volgende functies/parameters kunnen<br />
handmatig worden gewijzigd:<br />
❒ gewenste temperatuur;<br />
❒ aanjagersnelheid;<br />
❒ luchtverdeling op 7 verschillende<br />
standen;<br />
❒ in-/uitschakeling compressor;<br />
❒ ontdooiing/ontwaseming ruiten;<br />
❒ luchtrecirculatie;<br />
❒ mono-functie.<br />
Dit systeem is uitgerust met AQS (Air<br />
Quality System) (indien aanwezig)<br />
dat automatisch de luchtrecirculatie<br />
inschakelt als vervuilde buitenlucht<br />
wordt gesignaleerd (bijvoorbeeld in<br />
een file en in tunnels).<br />
Het systeem is voorzien van een<br />
wasemsensor (indien aanwezig) Afig.<br />
38 achter de binnenspiegel. Deze<br />
sensor kan een bepaald gebied aan de<br />
binnenzijde van de voorruit “controleren”<br />
en het systeem automatisch<br />
fig. 38<br />
A0G0091m<br />
bedienen, zodat wasem wordt voorkomen<br />
of verminderd. De sensor kan,<br />
indien ingeschakeld, worden uitgeschakeld<br />
door handmatig een willekeurige<br />
functie van het systeem in te schakelen.<br />
De sensor wordt ingeschakeld als<br />
de motor wordt gestart en als op een<br />
van de knoppen AUTO wordt gedrukt.<br />
Om een goede werking<br />
van de wasemsensor te<br />
garanderen, mogen geen<br />
zelfklevende voorwerpen (tolvignetten,<br />
parkeerschijven enz.)<br />
in het “controle”-gebied tussen<br />
sensor en voorruit worden aangebracht.<br />
Bovendien moeten de<br />
voorruit en de sensor voorzichtig<br />
worden schoongemaakt,<br />
waarbij moet worden voorkomen<br />
dat stof of andere ongerechtigheden<br />
zich ophopen.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
53
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
54<br />
Bedieningsknoppen fig. 39<br />
A - drukknoppen voor luchtverdeling<br />
(linker- en rechterzijde);<br />
B - draaiknop voor temperatuurregeling<br />
linkerzijde;<br />
C - drukknop voor automatische werking<br />
(FULL AUTO);<br />
D - display met informatie over klimaatregeling;<br />
E - draaiknop voor temperatuurregeling<br />
rechterzijde;<br />
F - drukknop voor in-/uitschakeling<br />
achterruit- en spiegelverwarming;<br />
G - drukknop voor inschakeling functie<br />
MAX-DEF (snel ontdooien/ontwasemen<br />
ruiten voor, achterruit en buitenspiegels);<br />
H - drukknoppen voor verhogen/verlagen<br />
aanjagersnelheid en uitschakeling<br />
airconditioning (OFF);<br />
fig. 39<br />
A0G0058m<br />
I - drukknop voor inschakeling functie MONO (gelijkstellen ingestelde temperaturen)<br />
in overeenstemming met die van de bestuurderszijde;<br />
L - drukknop voor in-/uitschakeling luchtrecirculatie;<br />
M - drukknop voor in-/uitschakeling aircocompressor;<br />
N - interieurtemperatuursensor.
AIRCONDITIONING<br />
INSCHAKELEN<br />
Het systeem kan worden ingeschakeld<br />
door op een willekeurige knop te drukken<br />
(behalve (, v en MONO);<br />
maar aangeraden wordt eerst de<br />
gewenste temperaturen op het display<br />
in te stellen en daarna de knop AUTO<br />
in te drukken.<br />
Met de klimaatregeling kan de temperatuur<br />
voor de bestuurder en de passagier<br />
apart worden ingesteld.<br />
TEMPERATUUR INSTELLEN<br />
Als u de ring van de knoppen (B/E)<br />
rechts- of linksom draait, wordt de<br />
gewenste temperatuur links (knop B)<br />
of rechts (knop E) resp. verhoogd of<br />
verlaagd. De ingestelde temperaturen<br />
worden weergegeven op het display<br />
D.<br />
Als u de ringen van de draaiknoppen<br />
helemaal naar rechts of helemaal naar<br />
links draait, tot aan de uiterste waarden<br />
HI of LO, wordt respectievelijk<br />
de functie van de maximale verwarming<br />
of de maximale koeling ingeschakeld.<br />
Functie HI (HIGH)<br />
(maximale verwarming)<br />
Als u op het display een temperatuur<br />
hoger dan 32°C instelt, wordt deze<br />
functie ingeschakeld, onafhankelijk of<br />
de temperatuur aan de bestuurders- of<br />
passagierszijde of aan beide zijden is<br />
ingesteld; door deze instelling wordt<br />
het systeem niet meer gescheiden<br />
geregeld. De functie wordt op beide<br />
displays aangegeven.<br />
Deze functie kan worden ingeschakeld<br />
als u het interieur zo snel mogelijk wilt<br />
verwarmen, waarbij maximaal van<br />
het vermogen van het systeem<br />
gebruik wordt gemaakt.<br />
Deze functie maakt gebruik van de<br />
maximale temperatuur van de motorkoelvloeistof,<br />
terwijl de luchtverdeling<br />
en de snelheid van de aanjager automatisch<br />
door het systeem worden<br />
ingesteld.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
55
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
56<br />
Het is raadzaam om deze<br />
functie niet bij koude motor in<br />
te schakelen, omdat dan te<br />
weinig warme lucht het interieur<br />
bereikt.<br />
Als deze functie is ingeschakeld, zijn<br />
alle handmatige instellingen toegestaan.<br />
Om de functie uit te schakelen,<br />
moet u de ring van de draaiknop (B of<br />
E) voor het instellen van de temperatuur<br />
op een waarde onder 32°C zetten;<br />
op het andere display wordt<br />
32°C aangegeven.<br />
Als u de knop AUTO indrukt, geeft het<br />
display een temperatuur aan van<br />
32°C en wordt de temperatuur weer<br />
automatisch geregeld.<br />
Functie LO (LOW) (maximale<br />
koeling)<br />
Als u op het display een temperatuur<br />
onder 16°C instelt, wordt deze functie<br />
ingeschakeld; deze instelling wordt op<br />
het display weergegeven. Deze functie<br />
kan worden ingeschakeld als u het<br />
interieur zo snel mogelijk wilt koelen,<br />
waarbij maximaal van het vermogen<br />
van het systeem gebruik wordt<br />
gemaakt.<br />
De functie schakelt de verwarming<br />
van de lucht uit, schakelt de recirculatiefunctie<br />
in (om de toevoer van<br />
warme lucht te voorkomen), schakelt<br />
de aircocompressor in en zet de luchtverdeling<br />
in de stand ¯/˙ De aanjagersnelheid<br />
wordt automatisch door<br />
het systeem geregeld.<br />
Als deze functie is ingeschakeld, zijn<br />
alle handmatige instellingen toegestaan.<br />
Om de functie uit te schakelen,<br />
moet u de ring van de draaiknop B/E<br />
voor het instellen van de temperatuur<br />
op een waarde boven 16°C zetten;<br />
op het andere display wordt 16°C<br />
aangegeven.<br />
Als u de knop AUTO indrukt, geeft het<br />
display een temperatuur aan van<br />
16°C en wordt de temperatuur weer<br />
automatisch geregeld.
AUTOMATISCHE WERKING<br />
VAN DE KLIMAATREGELING<br />
Als u op de knop AUTO (bedieningspaneel<br />
voor en achter) drukt, verschijnt<br />
het opschrift FULL AUTO op de<br />
displays; het systeem regelt automatisch:<br />
❒ de aanjagersnelheid;<br />
❒ de luchtverdeling in het interieur;<br />
❒ de luchtrecirculatie;<br />
❒ de aircocompressor;<br />
waarbij alle voorafgaande handmatige<br />
instellingen worden opgeheven.<br />
Het opschrift FULL verdwijnt van het<br />
display in de betreffende zone<br />
(bestuurders- of passagierszijde) als<br />
handmatig een willekeurige instelling<br />
wordt uitgevoerd, met uitzondering<br />
van het wijzigen van de temperatuur.<br />
Het opschrift AUTO dooft ook als het<br />
systeem er niet in slaagt om de<br />
gewenste temperatuur te bereiken of<br />
te handhaven (hoofdzakelijk als de<br />
compressorinschakeling met de hand<br />
is geblokkeerd).<br />
Als u de knop √ indrukt, dooft het<br />
opschrift AUTO niet als het systeem in<br />
staat is om de gewenste temperatuur<br />
te handhaven.<br />
BELANGRIJK Als de cabriokap<br />
wordt geopend, wordt de klimaatregeling<br />
niet langer automatisch geregeld,<br />
maar moet handmatig bediend worden.<br />
ATTENTIE<br />
Bij lage buitentemperaturen<br />
raden wij u<br />
aan om de recirculatiefunctie<br />
niet te gebruiken, omdat<br />
hierdoor de ruiten sneller<br />
kunnen beslaan.<br />
REGELING AANJAGERSNEL-<br />
HEID<br />
Druk op de knop +/– om de aanjagersnelheid<br />
te verhogen/verlagen.<br />
De gekozen snelheid wordt weergegeven<br />
door de verlichte staafjes op het display:<br />
❒ minimum snelheid = één staafje verlicht;<br />
❒ maximum snelheid = 6 staafjes verlicht;<br />
Als tijdens het starten de klimaatregeling<br />
automatisch wordt geregeld, wordt de<br />
aanjager op de laagste snelheid ingeschakeld<br />
totdat de motor is gestart.<br />
Bij ingeschakelde compressor en draaiende<br />
motor kan de aanjagersnelheid niet<br />
onder de minimum snelheid komen.<br />
De aanjager kan worden uitgeschakeld<br />
(geen enkel verlicht staafje), maar alleen<br />
als u de aircocompressor hebt uitgeschakeld<br />
met de knop √.<br />
Om de automatische regeling van de<br />
aanjagersnelheid weer in te schakelen,<br />
nadat de snelheid handmatig is ingesteld,<br />
moet u de knop AUTO indrukken.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
57
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
58<br />
SNELLE ONTWASEMING/<br />
ONTDOOIING VAN DE<br />
VOORRUIT EN ZIJRUITEN<br />
(functie MAX-DEF)<br />
Druk op de knop - voor de automatische<br />
inschakeling (tijdgeschakeld)<br />
van alle functies die noodzakelijk zijn<br />
voor het snel ontdooien/ontwasemen<br />
van de voorruit en de zijruiten en, op<br />
enkele uitvoeringen, de elektrische<br />
voorruitverwarming ter hoogte van de<br />
ruitenwissers.<br />
De functie MAX-DEF kan ook bij een<br />
uitgezette motor worden gekozen. Als<br />
de functie is ingeschakeld, brandt het<br />
cirkelvormige lampje om de knop.<br />
Als de functie MAX-DEF is ingeschakeld,<br />
worden de volgende regelingen<br />
uitgevoerd:<br />
❒ doven van het paneel achter<br />
(indien aanwezig);<br />
❒ verhogen luchtopbrengst;<br />
❒ luchtverdeling in stand DEF;<br />
❒ toevoer van buitenlucht;<br />
❒ inschakeling aircocompressor;<br />
❒ uitschakeling AQS-functie (indien<br />
aanwezig);<br />
❒ inschakeling achterruitverwarming.<br />
Als de functie MAX-DEF is ingeschakeld,<br />
kunnen alleen de aanjagersnelheid<br />
en de uitschakeling van de achterruitverwarming<br />
handmatig worden<br />
geregeld.<br />
BELANGRIJK Als de motor nog niet de<br />
bedrijfstemperatuur heeft bereikt,<br />
wordt de maximale snelheid van de<br />
aanjager niet direct ingeschakeld.<br />
Hiermee wordt de toevoer van nog te<br />
koude lucht voor de ontwaseming van<br />
de ruiten beperkt.<br />
Als u opnieuw op een van de volgende<br />
knoppen drukt: v, √, AUTO,<br />
MONO of -, schakelt het systeem<br />
de functie MAX-DEF uit en worden alle<br />
bedrijfsomstandigheden van voor het<br />
inschakelen van de functie hersteld,<br />
inclusief de eventueel geselecteerde<br />
functie.<br />
BELANGRIJK Schakel de functie MAX-<br />
DEF niet in bij uitgezette motor om te<br />
voorkomen dat de accu ontlaadt.
ONTWASEMING/<br />
ONTDOOIING ACHTERRUIT<br />
EN BUITENSPIEGELS<br />
Druk op de knop ( om deze functie<br />
in te schakelen: het cirkelvormige<br />
lampje om de knop gaat branden als<br />
deze functie wordt ingeschakeld.<br />
Als u deze functie inschakelt, wordt op<br />
enkele uitvoeringen ook de voorruitverwarming<br />
ter hoogte van de ruitenwissers<br />
ingeschakeld.<br />
De functie schakelt na enkele minuten<br />
automatisch uit, of als opnieuw de<br />
knop wordt ingedrukt. De functie<br />
wordt ook uitgeschakeld als u de<br />
motor uitzet en blijft uitgeschakeld als<br />
u de motor opnieuw start.<br />
BELANGRIJK Plak geen stickers of<br />
andere plaatjes op de elektrische<br />
weerstandsdraden aan de binnenzijde<br />
van de achterruit, om beschadiging<br />
van de achterruitverwarming te voorkomen.<br />
SYNCHRONISATIE VAN<br />
INGESTELDE TEMPERATU-<br />
REN (functie MONO)<br />
Als u de knop MONO indrukt, wordt de<br />
temperatuur en de luchtverdeling aan<br />
passagierszijde automatisch gelijkgesteld<br />
met die aan bestuurderszijde.<br />
Het cirkelvormige lampje om de knop<br />
gaat branden als deze functie wordt<br />
ingeschakeld.<br />
Draai aan de draaiknop B voor het verhogen/verlagen<br />
van de temperatuur<br />
in de twee zones.<br />
De gescheiden temperatuurregeling<br />
voor de passagier wordt automatisch<br />
hervat als de passagier de draaiknop E<br />
indrukt, of opnieuw de knop MONO<br />
indrukt waardoor het cirkelvormige<br />
lampje om de knop dooft.<br />
AIRCOCOMPRESSOR<br />
IN-/UITSCHAKELEN<br />
Druk op de knop √ om de aircocompressor<br />
in te schakelen: het cirkelvormige<br />
lampje om de knop gaat branden<br />
als deze functie wordt ingeschakeld.<br />
De aircocompressor schakelt uit als u<br />
opnieuw op de knop √ drukt.<br />
Bij uitgeschakelde aircocompressor<br />
controleert het systeem of de buitentemperatuur<br />
hoger of lager is dan of<br />
gelijk is aan de ingestelde temperatuur:<br />
❒ als de buitentemperatuur lager is<br />
dan de ingestelde temperatuur,<br />
dan werkt het systeem normaal en<br />
kan de temperatuur, ook zonder<br />
ingeschakelde compressor, worden<br />
bereikt;<br />
❒ als de buitentemperatuur hoger is<br />
dan de ingestelde temperatuur,<br />
dan is het systeem niet in staat de<br />
gewenste temperatuur te bereiken:<br />
in dat geval knipperen de<br />
waarden van de ingestelde temperaturen<br />
op het display.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
59
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
60<br />
De controle (compressor uitgeschakeld<br />
en buitentemperatuur hoger dan<br />
de ingestelde temperatuur) wordt<br />
iedere keer uitgevoerd als de elektronische<br />
sleutel in het contactslot wordt<br />
gestoken.<br />
ATTENTIE<br />
Als de aircocompressor<br />
werkt, dan wordt<br />
de lucht gekoeld en ontvochtigd;<br />
het is daarom raadzaam<br />
om de compressor altijd ingeschakeld<br />
te laten om het<br />
beslaan van de ruiten te<br />
voorkomen.<br />
LUCHTVERDELING INSTEL-<br />
LEN<br />
Als u op de knoppen N/O/˙ drukt,<br />
kunt u handmatig een van de zeven<br />
instellingen voor de luchtverdeling kiezen:<br />
˙ Lucht uit de luchtroosters in het midden<br />
en aan de zijkant van het dashboard<br />
(lichaam passagier).<br />
˙ Lucht uit de luchtroosters in de<br />
O beenruimten (warmere lucht) en<br />
de luchtroosters in het midden<br />
en aan de zijkant van het dashboard<br />
(koelere lucht).<br />
O Lucht uit de luchtroosters van de<br />
beenruimten. Deze luchtverdeling<br />
zorgt voor een snelle verwarming<br />
van het interieur door de juiste<br />
temperatuur in te stellen.<br />
N Lucht uit de luchtroosters in de<br />
O beenruimten en uit de luchtroosters<br />
voor ontwaseming/ontdooiing<br />
van de voorruit en zijruiten.<br />
Deze luchtverdeling zorgt voor een<br />
goede verwarming van het interieur<br />
en voorkomt het eventuele<br />
beslaan van de ruiten.<br />
N Lucht uit de luchtroosters van de<br />
voorruit en de zijruiten voor ontdooiing/ontwaseming<br />
van de ruiten.<br />
N˙ Lucht uit de luchtroosters in het<br />
midden en aan de zijkant van<br />
het dashboard en uit de luchtroosters<br />
voor het ontdooien/ontwasemen<br />
van de voorruit en de<br />
zijruiten. Deze luchtverdeling<br />
zorgt voor een goede ventilatie<br />
van het interieur en voorkomt het<br />
eventuele beslaan van de ruiten.<br />
N ˙ Lucht uit<br />
alle luchtroosters.<br />
O<br />
Voor het hervatten van de automatische<br />
werking van de luchtverdeling na<br />
een handmatige instelling, moet de<br />
knop AUTO worden ingedrukt.
RECIRCULATIE IN-/UIT-<br />
SCHAKELEN EN INSCHAKE-<br />
LEN AQS-FUNCTIE<br />
(Air Quality System)<br />
(indien aanwezig)<br />
Er zijn drie mogelijkheden:<br />
❒ automatische regeling, aangegeven<br />
door het branden van het<br />
lampje “A” op de knop;<br />
❒ handmatig ingeschakeld (recirculatie<br />
altijd ingeschakeld), aangegeven<br />
door het branden van het cirkelvormige<br />
lampje om de knop;<br />
❒ handmatig uitgeschakeld (recirculatie<br />
altijd uitgeschakeld met toevoer<br />
van buitenlucht), aangegeven<br />
door het doven van het cirkelvormige<br />
lampje om de knop.<br />
Met de luchtkwaliteitsensor (AQS -<br />
indien aanwezig) wordt de werking<br />
sequentieel door de knop v in te<br />
drukken.<br />
BELANGRIJK Met de recirculatiefunctie<br />
kunnen, afhankelijk van de<br />
werking van het systeem (“verwarming”<br />
of “koeling”), de gewenste<br />
omstandigheden sneller worden<br />
bereikt. Het is echter niet raadzaam<br />
deze functie in te schakelen op regenachtige<br />
of koude dagen, omdat dan<br />
de ruiten aan de binnenzijde aanzienlijk<br />
sneller kunnen beslaan, vooral als<br />
de airconditioning niet is ingeschakeld.<br />
Het verdient aanbeveling om de luchtrecirculatie<br />
in te schakelen in de file of<br />
in tunnels. Hiermee wordt voorkomen<br />
dat vervuilde lucht het interieur<br />
bereikt. Het is niet raadzaam dit systeem<br />
langdurig te laten werken,<br />
omdat anders, vooral als u met meerdere<br />
personen in de auto zit, de kans<br />
aanzienlijk toeneemt dat de ruiten<br />
beslaan en de noodzakelijke luchtverversing<br />
niet gegarandeerd is.<br />
Bij bepaalde weersomstandigheden<br />
(bijv:<br />
buitentemperatuur<br />
nabij 0°C) en als de recirculatie<br />
in het interieur automatisch<br />
wordt geregeld, kunnen de<br />
ruiten beslaan. Druk in dat<br />
geval op de knop v om de<br />
recirculatie handmatig uit te<br />
schakelen en druk eventueel<br />
op de knop + om de luchtstroom<br />
naar de voorruit te<br />
vergroten.<br />
Bij een buitentemperatuur<br />
onder -1°C werkt<br />
de aircocompressor<br />
niet. Het is daarom raadzaam<br />
om de recirculatiefunctie bij<br />
lage buitentemperaturen niet<br />
te gebruiken, omdat de ruiten<br />
anders snel kunnen beslaan.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
61
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
62<br />
AQS-functie (Air Quality<br />
System) inschakelen (indien<br />
aanwezig)<br />
Met de AQS-functie wordt de recirculatie<br />
automatisch ingeschakeld als vervuilde<br />
lucht wordt gesignaleerd (bijvoorbeeld<br />
bij files en in tunnels).<br />
BELANGRIJK Bij ingeschakelde<br />
AQS-functie wordt na een vooraf vastgestelde<br />
inschakeltijd van de recirculatie,<br />
voor het verversen van de lucht in<br />
het interieur, ongeveer 1 minuut buitenlucht<br />
in het interieur gevoerd,<br />
ongeacht de vervuilingsgraad van de<br />
buitenlucht.<br />
BELANGRIJK De AQS-functie wordt<br />
bij een lage buitentemperatuur door<br />
het systeem uitgeschakeld om te voorkomen<br />
dat de ruiten beslaan. Met de<br />
knop v kan de functie weer worden<br />
ingeschakeld; dit wordt aangegeven<br />
door het gaan branden van het<br />
lampje “A” op de knop v.<br />
POLLENFILTER MET ACTIEVE<br />
KOOLSTOF<br />
De auto is uitgerust met een pollenfilter<br />
met actieve koolstof. Het filter<br />
zorgt ervoor dat de in het interieur<br />
ingevoerde lucht gezuiverd is en geen<br />
stofdeeltjes, pollen enz. bevat. Het filter<br />
werkt ongeacht de stand van de<br />
luchttoevoer en werkt het beste als de<br />
ruiten zijn gesloten.<br />
Laat het filter ten minste een keer per<br />
jaar controleren door de <strong>Alfa</strong> Romeodealer,<br />
bij voorkeur aan het begin van<br />
het zomerseizoen. Als de auto veel<br />
over stoffige wegen of bij geconcentreerde<br />
luchtvervuiling rijdt, moet het<br />
pollenfilter vaker worden gecontroleerd<br />
en vervangen dan in het<br />
Onderhoudsschema staat aangegeven<br />
(zie het hoofdstuk “Onderhoud en<br />
zorg”).<br />
Een niet tijdig vervangen<br />
filter kan het rendement<br />
van de klimaatregeling<br />
aanzienlijk beperken.<br />
Hierbij is het mogelijk dat geen<br />
lucht meer uit de uitstroomopeningen<br />
en luchtroosters komt.
AIRCONDITIONING UIT-<br />
SCHAKELEN<br />
Houd de knop “–“ ingedrukt totdat<br />
het opschrift OFF op het display verschijnt.<br />
Bij uitgeschakelde airconditioning:<br />
❒ worden de uitgevoerde handelingen<br />
opgeslagen;<br />
❒ dooft het display (alleen het<br />
opschrift OFF wordt weergegeven);<br />
❒ wordt de recirculatiefunctie ingeschakeld<br />
(lampje op de knop<br />
brandt);<br />
❒ wordt de compressor uitgeschakeld;<br />
❒ wordt de aanjager uitgeschakeld.<br />
Druk om het systeem weer in te schakelen<br />
op de knop AUTO of op een willekeurige<br />
andere knop (behalve (,<br />
v en MONO). Als de airconditioning<br />
weer wordt ingeschakeld, dan<br />
wordt de recirculatie weer automatisch<br />
door het systeem geregeld.<br />
Na het opnieuw aansluiten<br />
van een losgekoppelde<br />
accu moet ten<br />
minste 3 minuten worden<br />
gewacht voordat de elektronische<br />
sleutel in het contactslot<br />
wordt gestoken, zodat de<br />
regeleenheid van de airconditioning<br />
de actuatoren van de<br />
temperatuur en de luchtverdeling<br />
kan resetten.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
63
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
64<br />
BUITENVERLICHTING<br />
HENDEL LINKS fig. 40<br />
Met de linker hendel bedient u de buitenverlichting.<br />
De buitenverlichting werkt uitsluitend<br />
als de elektronische sleutel in het contactslot<br />
zit.<br />
Verlichting uitgeschakeld<br />
Draaiknop in stand O.<br />
Buitenverlichting<br />
Draai de draaiknop A in stand 6. Op<br />
het instrumentenpaneel gaat het controlelampje<br />
3 branden.<br />
Dimlicht<br />
Draai de draaiknop A in stand 2. Op<br />
het instrumentenpaneel gaat het controlelampje<br />
2 branden.<br />
fig. 40<br />
A0G0064m<br />
Grootlicht<br />
Trek, als de draaiknop A reeds in<br />
stand 2 staat, de hendel naar het<br />
stuurwiel (2e onvergrendelde stand).<br />
Op het instrumentenpaneel gaat het<br />
controlelampje 1 branden.<br />
Als de hendel opnieuw naar het stuurwiel<br />
wordt getrokken (2e onvergrendelde<br />
stand), dooft het grootlicht.<br />
Grootlichtsignaal<br />
Trek de hendel naar het stuurwiel (1e onvergrendelde stand), ongeacht de<br />
stand van de draaiknop A. Op het<br />
instrumentenpaneel gaat het controlelampje<br />
1 branden.<br />
Richtingaanwijzers<br />
Zet de hendel in de vergrendelde<br />
stand:<br />
❒ omhoog: inschakeling rechter<br />
richtingaanwijzer;<br />
❒ omlaag: inschakeling linker richtingaanwijzer.<br />
Op het instrumentenpaneel knippert<br />
het controlelampje Î of ¥.<br />
De richtingaanwijzers schakelen automatisch<br />
uit als de auto weer rechtuit<br />
rijdt.<br />
Als u bij wisseling van een rijbaan kort<br />
richting aan wilt geven, kunt u de linker<br />
hendel in de onvergrendelde stand<br />
zetten. De richtingaanwijzers aan de<br />
betreffende zijde knipperen 3 keer en<br />
doven daarna automatisch.
“FOLLOW ME HOME” SYS-<br />
TEEM<br />
Met dit systeem kan de ruimte voor<br />
de auto een bepaalde tijd worden verlicht.<br />
Inschakelen<br />
Trek de hendel naar het stuur binnen 2<br />
minuten na het uitzetten van de<br />
motor.<br />
Telkens als u de hendel bedient, blijft<br />
de verlichting 30 seconden langer<br />
branden, tot een maximum van 3,5<br />
minuut; hierna schakelt de verlichting<br />
automatisch uit.<br />
Telkens als de hendel wordt bediend,<br />
gaat ook het controlelampje 3 op<br />
het instrumentenpaneel branden en<br />
verschijnt er een bericht op het display<br />
(zie het hoofdstuk “Lampjes en<br />
berichten”).<br />
Uitschakelen<br />
Houd de hendel langer dan 2 seconden<br />
naar het stuur getrokken.<br />
SCHEMERSENSOR (automatisch<br />
inschakelende koplampen)<br />
(indien aanwezig)<br />
Deze sensor is in staat om de verschillen<br />
in sterkte van het omgevingslicht<br />
waar te nemen op basis van de ingestelde<br />
gevoeligheid: hoe hoger de<br />
gevoeligheid, hoe minder buitenlicht<br />
er nodig is om de verlichting in te<br />
schakelen.<br />
De gevoeligheid van de sensor kan<br />
worden ingesteld via het “Setupmenu”<br />
van het display (zie de paragraaf<br />
“Instelbaar multifunctioneel display”<br />
in dit hoofdstuk).<br />
Inschakelen<br />
Draai de draaiknop A-fig. 40 in<br />
stand 2A : op deze manier gaan,<br />
afhankelijk van de sterkte van het buitenlicht,<br />
de buitenverlichting en de<br />
dimlichten automatisch branden.<br />
Als de verlichting automatisch is ingeschakeld<br />
en via de sensor het commando<br />
voor uitschakeling wordt gegeven,<br />
wordt eerst het dimlicht uitgeschakeld<br />
en vervolgens, na enkele<br />
seconden, de buitenverlichting.<br />
Uitschakelen<br />
Als via de sensor het commando voor<br />
uitschakeling wordt gegeven, wordt<br />
het dimlicht uitgeschakeld en vervolgens,<br />
na enkele seconden, de buitenverlichting.<br />
De schemersensor is niet<br />
in staat om mist te signaleren.<br />
Daarom moet bij mist de verlichting<br />
handmatig worden ingeschakeld.<br />
Storingsmeldingen<br />
Bij een defect aan de schemersensor<br />
verschijnt er een bericht op het display<br />
(zie het hoofdstuk “Lampjes en<br />
berichten”).<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
65
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
66<br />
fig. 41<br />
A0G0061m<br />
BEDIENINGSKNOPPEN OP<br />
HET DASHBOARD fig. 41<br />
Mistlampen<br />
Druk bij ingeschakelde buitenverlichting<br />
op de knop A. Op het instrumentenpaneel<br />
gaat het controlelampje 5 branden.<br />
Druk voor uitschakeling nogmaals op de<br />
knop of schakel de buitenverlichting uit.<br />
Mistachterlichten<br />
Druk voor inschakeling op de knop B.<br />
Deze werken alleen als het dimlicht of<br />
de mistlampen voor zijn ingeschakeld.<br />
Op het instrumentenpaneel gaat het<br />
controlelampje 4 branden. Druk voor<br />
uitschakeling nogmaals op de knop of<br />
schakel het dimlicht of de mistlampen<br />
voor uit of zet de motor uit.<br />
Parkeerlichten<br />
Druk voor inschakeling, bij gedoofd<br />
instrumentenpaneel, op de knop C.<br />
Als u de knop indrukt, hoort u een<br />
waarschuwingssignaal en gaat het<br />
lampje 3 op het instrumentenpaneel<br />
branden.<br />
Druk voor uitschakeling nogmaals op<br />
de knop.<br />
Als u bij ingeschakelde parkeerverlichting<br />
de linker hendel voor de buitenverlichting<br />
omhoog of omlaag zet,<br />
kunt u kiezen aan welke zijde (rechts<br />
of links) de verlichting moet blijven<br />
branden. In dat geval dooft het lampje<br />
3 op het instrumentenpaneel.<br />
Als de linker hendel in de middelste<br />
stand staat, branden de 4 lampen van<br />
de parkeerverlichting en brandt de<br />
kentekenplaatverlichting.<br />
fig. 42<br />
A0G0100m<br />
Waarschuwingsknipperlichten<br />
Druk voor inschakeling op de schakelaar<br />
A-fig. 42.<br />
Als de lichten zijn ingeschakeld, knippert<br />
het lampje in de schakelaar. Gelijktijdig<br />
gaan op het instrumentenpaneel de controlelampjes<br />
Î en ¥ branden.<br />
De lichten schakelen uit als u de schakelaar<br />
A nogmaals indrukt.<br />
ATTENTIE<br />
Het gebruik van de<br />
waarschuwingsknipperlichten<br />
is afhankelijk van<br />
de wetgeving van het land<br />
waarin u zich bevindt. Houdt<br />
u aan de voorschriften.
RUITEN REINIGEN<br />
HENDEL RECHTS<br />
Met de rechter hendel fig. 43 kunt u<br />
de ruitenwissers/-sproeiers bedienen.<br />
Als bij ingeschakelde buitenverlichting<br />
de ruitensproeiers worden ingeschakeld,<br />
dan worden ook de koplampsproeiers<br />
(indien aanwezig) ingeschakeld.<br />
Ruitenwissers/-sproeiers<br />
De rechter hendel kan in vijf verschillende<br />
standen worden gezet:<br />
0: ruitenwissers uitgeschakeld;<br />
1: wissen met interval.<br />
Draai als de hendel in stand 1 staat,<br />
de draaiknop A op een van de vier<br />
intervalstanden:<br />
■ = lang interval<br />
■ = gemiddeld interval<br />
■ = gemiddeld-kort interval<br />
■ = kort interval<br />
fig. 43<br />
A0G0098m<br />
2: langzaam continu wissen<br />
3: snel continu wissen<br />
4: tijdelijk snel wissen (onvergrendelde<br />
stand)<br />
In stand 4 werken de ruitenwissers,<br />
zolang u de hendel met de hand in<br />
deze stand houdt. Als u de hendel<br />
loslaat, springt deze direct weer in<br />
stand 0 en schakelen de ruitenwissers<br />
automatisch uit.<br />
Gebruik de ruitenwissers<br />
niet om opgehoopte<br />
sneeuw of ijs van de<br />
voorruit te verwijderen. In die<br />
omstandigheden grijpt, als de<br />
ruitenwissers te zwaar worden<br />
belast, de beveiliging in, die<br />
ervoor zorgt dat de ruitenwissers<br />
enkele seconden worden<br />
uitgeschakeld. Als de werking<br />
van de ruitenwissers daarna<br />
niet herstelt, moet contact worden<br />
opgenomen met de <strong>Alfa</strong><br />
Romeo-dealer.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
67
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
68<br />
Intelligente<br />
wis-/wasregeling<br />
Als u de hendel naar het stuur trekt<br />
(onvergrendelde stand), schakelen de<br />
ruitensproeiers in.<br />
Als u de hendel aangetrokken houdt,<br />
dan worden in een beweging de ruitenwissers/-sproeiers<br />
ingeschakeld;<br />
de ruitenwissers schakelen automatisch<br />
in als u de hendel voor bediening<br />
van de ruitensproeiers langer dan een<br />
halve seconde aangetrokken houdt.<br />
De ruitenwissers maken nog 3 slagen,<br />
nadat u de hendel loslaat; na ongeveer<br />
6 seconden volgt nog een “reinigingsslag”.<br />
fig. 44<br />
A0G0227m<br />
REGENSENSOR<br />
(indien aanwezig)<br />
De regensensor A-fig. 44, achter de<br />
binnenspiegel, is een elektronische voorziening<br />
voor de ruitenwissers die ervoor<br />
zorgt dat de frequentie van de slagen<br />
van de ruitenwissers automatisch wordt<br />
aangepast aan de hoeveelheid regen op<br />
de ruit. Alle andere door de rechter<br />
hendel geregelde functies worden hier<br />
niet door beïnvloed.<br />
De regensensor schakelt automatisch in<br />
als de rechter hendel in stand 1-fig.<br />
43 wordt geplaatst en heeft een regelbereik<br />
dat oplopend varieert van uitgeschakelde<br />
ruitenwissers (geen slagen)<br />
als de ruit droog is, tot ruitenwissers die<br />
ingeschakeld worden op de tweede<br />
snelheid (gemiddeld continu wissen) bij<br />
hevige regen.<br />
Als u de draaiknop A-fig. 43 draait,<br />
dan wordt de gevoeligheid van de<br />
regensensor verhoogd, waardoor de<br />
overgang van stilstaande ruitenwissers<br />
bij een droge ruit, naar de eerste snelheid<br />
(langzaam continu wissen) sneller<br />
plaatsvindt. Ter bevestiging maken<br />
de ruitenwissers 1 slag.<br />
Als de ruitensproeiers worden bediend<br />
bij ingeschakelde regensensor (hendel<br />
in stand 1-fig. 43), werkt het normale<br />
reinigingsprogramma. Daarna<br />
hervat de regensensor zijn normale<br />
automatische werking.
Als u de elektronische sleutel uit het<br />
contactslot neemt, wordt de regensensor<br />
uitgeschakeld. Als de motor daarna<br />
wordt gestart, schakelt de regensensor<br />
niet opnieuw in, ook niet als de<br />
hendel in stand 1-fig. 43 is blijven<br />
staan. Om de regensensor opnieuw in<br />
te schakelen, moet u de hendel in<br />
stand 0 of 2 zetten en vervolgens<br />
opnieuw in stand 1.<br />
Als de regensensor op deze wijze<br />
opnieuw wordt ingeschakeld, wordt<br />
ten minste een wisslag uitgevoerd,<br />
ook bij een droge ruit.<br />
BELANGRIJK Bij een defect aan de<br />
regensensor, gaan de ruitenwissers,<br />
als de rechter hendel in stand 1-fig.<br />
43 staat, met interval wissen. Als de<br />
storing in de sensor tijdens de automatische<br />
werking ontstaat, blijven de<br />
ruitenwissers in de ingestelde stand<br />
werken. Als u de hendel in een andere<br />
stand zet, is de werking toch gegarandeerd.<br />
De regensensor is in staat om de volgende<br />
omstandigheden te herkennen<br />
en zijn gevoeligheid hieraan aan te<br />
passen:<br />
❒ vuil op het controle-oppervlak<br />
(zoutaanslag, vuil enz.);<br />
❒ verschil tussen dag en nacht.<br />
Storingsmeldingen<br />
Bij een defect aan de regensensor verschijnt<br />
er een bericht op het display<br />
(zie het hoofdstuk “Lampjes en<br />
berichten”).<br />
Schakel de regensensor<br />
niet in als de auto in<br />
een wastunnel wordt<br />
gereinigd.<br />
Controleer als er ijs op<br />
de voorruit zit, of de<br />
regensensor is uitgeschakeld.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
69
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
70<br />
Door waterstrepen kunnen<br />
de ruitenwissers<br />
ongewenst inschakelen.<br />
ATTENTIE<br />
Voor het reinigen van<br />
de voorruit moet altijd<br />
worden gecontroleerd of het<br />
systeem is uitgeschakeld.<br />
fig. 45<br />
A0G0046m<br />
KOPLAMPSPROEIERS<br />
(indien aanwezig) fig. 45<br />
De koplampen beschikken beide over<br />
een sproeier. De koplampsproeiers treden<br />
in werking als bij ingeschakelde<br />
buitenverlichting de ruitensproeiers<br />
worden bediend.<br />
BELANGRIJK Controleer regelmatig<br />
of de koplampsproeiers schoon en in<br />
goede staat zijn.
CRUISE-CONTROL<br />
(snelheidsregelaar)<br />
(indien aanwezig)<br />
ALGEMENE INFORMATIE<br />
De elektronische snelheidsregeling<br />
(CRUISE-CONTROL) maakt het<br />
mogelijk een constante, vooraf ingestelde<br />
snelheid aan te houden, zonder<br />
het gaspedaal ingetrapt te houden. Op<br />
deze manier wordt het rijden, vooral<br />
op lange trajecten, minder vermoeiend<br />
omdat de ingestelde snelheid<br />
automatisch gehandhaafd blijft.<br />
BELANGRIJK Het systeem kan<br />
alleen worden ingeschakeld bij een<br />
snelheid tussen 40 en 190 km/h.<br />
fig. 46<br />
SYSTEEM INSCHAKELEN<br />
A0G0095m<br />
Zet de draaiknop A-fig. 46 op Ü.<br />
Het systeem kan niet worden ingeschakeld<br />
in de 1e versnelling of de achteruit.<br />
Het is raadzaam het systeem in te<br />
schakelen in de 4e of hogere versnelling.<br />
Op afdalingen kan bij ingeschakelde<br />
cruise-control de snelheid iets oplopen<br />
ten opzichte van de opgeslagen<br />
snelheid.<br />
Bij inschakeling van het systeem<br />
brandt het lampje Ü op het instrumentenpaneel<br />
(op enkele uitvoeringen<br />
verschijnt ook een bericht op het<br />
display) (zie het hoofdstuk “Lampjes<br />
en berichten”).<br />
SNELHEID OPSLAAN<br />
Ga als volgt te werk:<br />
❒ zet draaiknop A-fig. 46 in stand<br />
Ü en trap het gaspedaal in tot de<br />
auto met de gewenste snelheid<br />
rijdt;<br />
❒ duw de hendel omhoog (+) of<br />
omlaag (–) en laat de hendel weer<br />
los: de snelheid van de auto is<br />
opgeslagen en het gaspedaal kan<br />
worden losgelaten.<br />
Indien nodig (bijvoorbeeld bij inhalen)<br />
kan de snelheid simpel verhoogd worden<br />
door het intrappen van het gaspedaal:<br />
als u daarna het gaspedaal<br />
loslaat, wordt teruggekeerd naar de<br />
opgeslagen snelheid.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
71
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
72<br />
OPGESLAGEN SNELHEID<br />
OPROEPEN<br />
Als het systeem is uitgeschakeld door<br />
bijvoorbeeld het intrappen van het<br />
rem- of koppelingspedaal, kan de<br />
opgeslagen snelheid op de volgende<br />
manier worden opgeroepen:<br />
❒ geef geleidelijk gas totdat de snelheid<br />
ongeveer gelijk is aan de<br />
opgeslagen snelheid;<br />
❒ schakel de versnelling in die ingeschakeld<br />
was op het moment van<br />
het opslaan van de snelheid (vierde<br />
of hogere versnelling);<br />
❒ druk op de knop RES (aan het uiteinde<br />
van hendel).<br />
OPGESLAGEN SNELHEID<br />
VERHOGEN<br />
Dit kan op twee manieren:<br />
❒ trap het gaspedaal in sla vervolgens<br />
de nieuwe snelheid op;<br />
of<br />
❒ plaats de hendel omhoog (+).<br />
Telkens als de hendel wordt bediend,<br />
wordt de snelheid iets verhoogd<br />
(ongeveer 1,5 km/h). Als de hendel<br />
omhoog wordt gehouden, verandert<br />
de snelheid traploos.<br />
OPGESLAGEN SNELHEID<br />
VERLAGEN<br />
Dit kan op twee manieren:<br />
❒ schakel het systeem uit en sla vervolgens<br />
de nieuwe snelheid op;<br />
of<br />
❒ plaats de hendel omlaag (–) totdat<br />
de nieuwe snelheid is bereikt<br />
die automatisch wordt opgeslagen.<br />
Telkens als de hendel wordt bediend,<br />
wordt de snelheid iets verlaagd (ongeveer<br />
1,5 km/h). Als de hendel<br />
omlaag wordt gehouden, verandert de<br />
snelheid traploos.
SYSTEEM UITSCHAKELEN<br />
Het systeem schakelt in de volgende<br />
gevallen automatisch uit:<br />
❒ als de draaiknop A-fig. 46 op O<br />
wordt gezet;<br />
❒ als de motor wordt uitgezet of de<br />
elektronische sleutel uit het contactslot<br />
wordt genomen;<br />
❒ als het rem- of koppelingspedaal<br />
wordt ingetrapt (in die gevallen<br />
blijft de laatste opgeslagen snelheid<br />
opgeslagen en kan worden<br />
opgeroepen door de knop RES in<br />
te drukken);<br />
❒ als het gaspedaal wordt ingetrapt:<br />
in dit geval wordt het systeem<br />
slechts tijdelijk uitgeschakeld; als u<br />
het pedaal weer loslaat, wordt het<br />
systeem automatisch weer ingeschakeld;<br />
❒ als de snelheid van de auto onder<br />
de vastgestelde waarde zakt (in<br />
dat geval blijft de laatste opgeslagen<br />
snelheid opgeslagen en kan<br />
worden opgeroepen door de knop<br />
RES in te drukken).<br />
Automatische uitschakeling<br />
cruise-control<br />
De cruise-control wordt tijdelijk uitgeschakeld<br />
als het ABS of het VDC-systeem<br />
ingrijpt (boven een maximaal<br />
toegestane tijd): in dat geval blijft de<br />
laatste ingestelde snelheid opgeslagen<br />
en kan worden opgeroepen door de<br />
knop RES in te drukken.<br />
Bij een storing in de cruise-control of in<br />
het motormanagementsysteem, wordt<br />
het systeem uitgeschakeld totdat de<br />
elektronische sleutel uit het contactslot<br />
wordt genomen. Wendt u in dat<br />
geval tot de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer.<br />
Het systeem wordt ook automatisch<br />
uitgeschakeld als de hendel, de draaiknop<br />
A of de knop RES per ongeluk<br />
of verkeerd gebruikt worden: in dat<br />
geval kan het systeem weer worden<br />
ingeschakeld door met de gewenste<br />
snelheid te gaan rijden en de hendel<br />
omhoog (+) of omlaag (–) te plaatsen.<br />
ATTENTIE<br />
Bij een storing of een<br />
afwijkende werking<br />
van de cruise-control, moet<br />
de draaiknop A-fig. 46 in<br />
stand O worden gezet. Laat<br />
het systeem, na controle van<br />
de zekering, door de <strong>Alfa</strong><br />
Romeo-dealer controleren.<br />
ATTENTIE<br />
Als de cruise-control<br />
tijdens het rijden is<br />
ingeschakeld, zet dan nooit<br />
de versnellingspook in de<br />
vrijstand.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
73
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
74<br />
PLAFOND-<br />
VERLICHTING<br />
PLAFONDVERLICHTING<br />
VOOR fig. 47<br />
Druk op de knop:<br />
A: voor het in-/uitschakelen van het<br />
leeslampje aan bestuurderszijde;<br />
B: voor het in-/uitschakelen van het<br />
plafondlampje in het midden;<br />
C: voor het in-/uitschakelen van het<br />
leeslampje aan passagierszijde.<br />
Als u de knop B even ingedrukt houdt,<br />
worden alle plafondlampjes uitgeschakeld.<br />
Bij uitschakeling klinkt er een<br />
akoestisch signaal. Druk kort op de<br />
knop B om de lampjes weer in te<br />
schakelen.<br />
fig. 47<br />
A0G0225m<br />
BELANGRIJK Als u vergeet om een<br />
portier te sluiten, zullen na enkele<br />
minuten de plafondverlichting en de<br />
dorpelverlichting automatisch doven.<br />
Om de verlichting opnieuw in te schakelen,<br />
moet u een ander portier openen<br />
of het betreffende portier sluiten<br />
en weer te openen.<br />
fig. 48<br />
A0G0075m<br />
DORPELVERLICHTING<br />
De verlichting A-fig. 48 in de portieren<br />
gaat branden als een portier wordt<br />
geopend, ongeacht of de elektronische<br />
sleutel wel of niet in het contactslot<br />
zit.<br />
Bij een geopend portier blijft de verlichting<br />
ongeveer 3 minuten branden<br />
en dooft daarna automatisch.
In de volgende tabel worden kort de oorzaken van het in-/uitschakelen van de plafondverlichting aangegeven en de<br />
in-/uitschakelwijze:<br />
Handeling<br />
Een portier openen<br />
Alle portieren sluiten<br />
Elektronische sleutel uit het contactslot nemen<br />
Portieren vergrendelen<br />
Portieren ontgrendelen<br />
In werking treden brandstofnoodschakelaar<br />
In-/uitschakelwijze plafondverlichting<br />
Verlichting brandt enkele minuten. Deze tijdschakeling wordt<br />
opnieuw gestart als er een portier wordt geopend<br />
Bij uitgenomen elektronische sleutel:<br />
de verlichting blijft nog eens 10 seconden ingeschakeld.<br />
Deze tijdschakeling wordt onderbroken als de elektronische<br />
sleutel weer in het contactslot wordt gestoken<br />
Motor starten: verlichting dooft<br />
Verlichting brandt ongeveer 10 seconden<br />
Verlichting dooft<br />
Verlichting brandt ongeveer 10 seconden<br />
Verlichting brandt enkele minuten. Als de brandstofnoodschakelaar<br />
wordt ingedrukt, dooft de verlichting.<br />
In alle in de tabel beschreven gevallen, wordt de verlichting geleidelijk in-/uitgeschakeld; dit duurt ongeveer 2 seconden.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
75
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
76<br />
BEDIENINGS-<br />
ORGANEN<br />
NOODSCHAKELAARS VOOR<br />
ONDERBREKING BRAND-<br />
STOFTOEVOER EN ELEKTRI-<br />
SCHE VOEDING<br />
De auto is uitgerust met een brandstofnoodschakelaar.<br />
De schakelaar<br />
springt omhoog bij een ongeval, waardoor<br />
de toevoer van brandstof wordt<br />
gestopt en de motor afslaat.<br />
Op enkele uitvoeringen is bovendien<br />
een extra veiligheidsschakelaar aanwezig<br />
die inschakelt bij een ongeval,<br />
waardoor de elektrische voeding<br />
wordt onderbroken.<br />
Hierdoor wordt brandstoflekkage bij<br />
leidingbreuken en vonkvorming bij<br />
beschadiging van de elektrische componenten<br />
van de auto voorkomen.<br />
BELANGRIJK Vergeet niet na een<br />
botsing de elektronische sleutel uit het<br />
contactslot te nemen om te voorkomen<br />
dat de accu ontlaadt.<br />
ATTENTIE<br />
Als u na een ongeval<br />
een brandstoflucht<br />
ruikt of merkt dat het brandstofsysteem<br />
lekt, schakel<br />
dan de schakelaars niet weer<br />
in, zodat brand wordt voorkomen.
Portierontgrendeling bij een<br />
ongeval<br />
Bij een ongeval waarbij de brandstofnoodschakelaar<br />
in werking treedt,<br />
worden de portieren automatisch ontgrendeld<br />
zodat het interieur van de<br />
auto van buitenaf bereikt kan worden.<br />
Gelijktijdig gaat ook de interieurverlichting<br />
branden. U kunt de portieren<br />
echter altijd van binnenuit openen met<br />
behulp van de daarvoor bestemde<br />
bedieningshendels. Als u na het ongeval<br />
geen brandstoflekkage waarneemt<br />
en geen beschadiging van de elektrische<br />
componenten van de auto (bijv.<br />
de koplampen) en de auto kan nog<br />
verder rijden, schakel dan de brandstofnoodschakelaar<br />
en de veiligheidsschakelaar<br />
voor de elektrische voeding<br />
(indien aanwezig) weer in, volgens de<br />
hierna beschreven procedure.<br />
ATTENTIE<br />
Als de centrale portiervergrendeling<br />
vanuit het interieur van de<br />
auto is ingeschakeld en na<br />
een ongeval de brandstofnoodschakelaar<br />
niet de automatischeportierontgrendeling<br />
heeft kunnen inschakelen,<br />
dan kan het interieur niet<br />
van buitenaf bereikt worden.<br />
Het van buitenaf openen van<br />
de portieren hangt bovendien<br />
af van de staat van de portieren<br />
na een ongeval: als<br />
een portier beschadigd is,<br />
kan het mogelijk niet worden<br />
geopend. Probeer in dat<br />
geval het andere portier van<br />
de auto te openen.<br />
fig. 49<br />
Brandstofnoodschakelaar<br />
weer inschakelen<br />
A0G0221m<br />
ATTENTIE<br />
Voordat u de brandstofnoodschakelaar<br />
weer inschakelt, moet zorgvuldig<br />
worden gecontroleerd<br />
of er geen brandstoflekkage<br />
is en of de elektrische componenten<br />
(bijv. de koplampen)<br />
niet zijn beschadigd.<br />
Druk om de brandstofnoodschakelaar<br />
weer in te schakelen op de knop Afig.<br />
49.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
77
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
78<br />
fig. 50<br />
A0G0126m<br />
Schakelaar voor onderbreken<br />
elektrische voeding (indien<br />
aanwezig) weer inschakelen<br />
ATTENTIE<br />
Voordat u de schakelaar<br />
voor het onderbreken<br />
van de elektrische voeding<br />
weer inschakelt, moet<br />
zorgvuldig worden gecontroleerd<br />
of er geen brandstoflekkage<br />
is en of de elektrische<br />
componenten (bijv. de koplampen)<br />
niet zijn beschadigd.<br />
fig. 51<br />
A0G0071m<br />
De schakelaar bevindt zich in de zekeringenkast<br />
op de pluspool van de<br />
accu.<br />
Ga als volgt te werk om de schakelaar<br />
weer in te schakelen:<br />
❒ druk om de brandstofnoodschakelaar<br />
weer in te schakelen op de<br />
knop A-fig. 49;<br />
❒ open de motorkap;<br />
❒ druk op de borgingen A-fig. 50<br />
en verwijder het beschermdeksel<br />
B;<br />
❒ druk om de schakelaar voor de<br />
elektrische voeding weer in te<br />
schakelen op de knop C-fig. 51.
INTERIEUR-<br />
UITRUSTING<br />
MIDDELSTE ARMSTEUN<br />
Deze bevindt zich tussen de voorstoelen.<br />
De armsteun is voorzien van een<br />
koel/warmhoudvak (indien aanwezig)<br />
(zie de volgende paragraaf).<br />
fig. 52<br />
A0G0039m<br />
Opbergvak<br />
Dit is bereikbaar door op de knop Afig.<br />
52 te drukken en het deksel B<br />
omhoog te plaatsen.<br />
fig. 53<br />
A0G0141m<br />
Koel/warmhoudvak (indien<br />
aanwezig)<br />
Dit bevindt zich in de middelste armsteun.<br />
Met de draaiknop A-fig. 53<br />
kunt u de luchttoevoer in het vak regelen.<br />
BELANGRIJK Het vak dient om van<br />
tevoren gekoelde of warme drankjes<br />
op temperatuur te houden.<br />
Zorg dat er geen vloeistof<br />
in het vak gemorst<br />
wordt.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
79
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
80<br />
fig. 54<br />
DASHBOARDKASTJE<br />
A0G0149m<br />
Trek aan de handgreep A-fig. 54 om<br />
het dashboardkastje te openen. Bij het<br />
openen gaat in het kastje een lampje<br />
branden. Als u het dashboardskastje<br />
open laat staan, dooft het lampje na<br />
enkele minuten automatisch. In de klep<br />
zit een uitsparing om een pen of potlood<br />
in te leggen.<br />
Rijd niet met een<br />
geopend dashboardkastje:<br />
bij een ongeval<br />
zou de passagier zich kunnen<br />
verwonden.<br />
fig. 55<br />
ASBAK EN AANSTEKER<br />
A0G0140m<br />
Asbak<br />
Open voor gebruik het klepje A-fig.<br />
55. De asbak is uitneembaar: trek de<br />
asbak omhoog uit de zitting.<br />
BELANGRIJK Gebruik de asbak niet<br />
als prullenbak: papiertjes en dergelijke<br />
kunnen door peuken in brand raken.<br />
Aansteker<br />
Deze bevindt zich in de asbak. Open<br />
voor gebruik het klepje A-fig. 55.<br />
Voor inschakeling van de aansteker,<br />
moet u met de sleutel in het contactslot<br />
op de knop B drukken.<br />
BELANGRIJK Controleer altijd of<br />
de aansteker na het indrukken ook<br />
uitschakelt.<br />
BELANGRIJK De aansteker wordt<br />
erg heet. Gebruik de aansteker voorzichtig<br />
en voorkom dat hij gebruikt<br />
wordt door kinderen: risico op brand<br />
en/of brandwonden.<br />
BELANGRIJK Sluit geen verbruikers<br />
met een vermogen van meer dan<br />
100W aan op de stekkerdoos voor de<br />
aansteker.<br />
BELANGRIJK Stekkers met afwijkende<br />
afmetingen kunnen de lippen in<br />
de stekkerdoos voor de aansteker<br />
beschadigen.<br />
Sluit geen accessoires op<br />
de stekkerdoos aan met<br />
een stroomverbruik dat<br />
hoger is dan de aangegeven<br />
maximale waarde. Een langdurig<br />
stroomverbruik kan de accu uitputten,<br />
waardoor de motor niet<br />
meer gestart kan worden.
fig. 56<br />
fig. 57<br />
OPBERGVAKKEN<br />
A0G0101m<br />
A0G0268m<br />
Deze bevinden zich op de tunnelconsole<br />
fig. 56 en fig. 57, in de portieren<br />
fig. 58 en achter de stoelen fig. 59.<br />
Deze laatste zijn voorzien van een klep<br />
met slot: om de klep A-fig. 59 te openen,<br />
moet u de metalen noodsleutel van<br />
de elektronische sleutel in het slot B steken.<br />
fig. 58<br />
fig. 59<br />
A0G0248m<br />
A0G0267m<br />
fig. 60<br />
ZONNEKLEPPEN fig. 60<br />
A0G0269m<br />
De zonnekleppen zitten aan beide zijden<br />
naast de binnenspiegel.<br />
Ze kunnen voor de voorruit worden<br />
gedraaid.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
81
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
82<br />
DE CABRIOKAP<br />
De auto is voorzien van een elektrisch<br />
bedienbare 3-laagse stoffen cabriokap<br />
met verwarmde ruit (achterruitverwarming).<br />
De cabriokap zorgt voor bescherming<br />
bij slecht weer en is eenvoudig in het<br />
gebruik.<br />
Hierna vindt u een aantal nuttige tips<br />
om optimaal te kunnen genieten van<br />
uw auto:<br />
❒ als u de auto parkeert, is het raadzaam<br />
de kap te sluiten. Een gesloten<br />
kap beschermt niet alleen het<br />
interieur tegen schade ten gevolge<br />
van onverwacht slecht weer, maar<br />
biedt ook bescherming tegen diefstal;<br />
❒ bij gesloten kap is het toch raadzaam<br />
waardevolle voorwerpen in<br />
de bagageruimte op te bergen en<br />
het kofferdeksel te vergrendelen<br />
Bij hoge snelheden ontstaat er in het<br />
interieur een onderdruk waardoor de<br />
kap kan gaan “klapperen”: activeer of<br />
verhoog in dat geval de luchttoevoer<br />
in het interieur om de druk op het juiste<br />
niveau te brengen.<br />
BELANGRIJK Onder “Kap openen”<br />
wordt het openen van het “dak” van<br />
de auto verstaan en het opvouwen<br />
van de kap in het daarvoor bestemde<br />
vak achter. De tegengestelde beweging<br />
wordt aangeduid met “Kap sluiten”.<br />
VOORZORGSMAATREGE-<br />
LEN/AANWIJZINGEN VOOR<br />
HET GEBRUIK VAN DE KAP<br />
Bevestig geen systemen voor het vervoer<br />
van bagage aan de kap.<br />
Open de kap niet als hij vuil en/of nat<br />
is: hierdoor kan de kap beschadigen<br />
als hij lange tijd opgevouwen blijft.<br />
Bedien de kap niet als de omgevingstemperatuur<br />
onder 0°C is en verwijder<br />
eventuele ijsvorming op de kap niet<br />
met scherpe voorwerpen.<br />
Rijd niet met een geopende cabriokapklep<br />
of met de kap in tussenliggende<br />
stand: om beschadiging of letsel<br />
te voorkomen.<br />
Plaats geen voorwerpen op de kap: als<br />
de kap in beweging komt, kunnen deze<br />
voorwerpen van de kap vallen en beschadiging<br />
of letsel veroorzaken.<br />
Als u de auto lange tijd parkeert in de<br />
openlucht, dek de kap dan af met een<br />
afdekhoes.<br />
Zorg voor voldoende ruimte voordat u<br />
de kap bedient en controleer of er<br />
geen obstakels of personen in de<br />
buurt zijn van de bewegende delen<br />
van de kap.<br />
ATTENTIE<br />
Houd tijdens het openen/sluiten<br />
van de<br />
kap, of als bij gesloten kap de<br />
cyclus nog niet is voltooid, uw<br />
handen uit de buurt van de<br />
stangenstelsels van de kap, de<br />
opbergruimte, de bovenzijde<br />
van de voorruit en tussen de<br />
kap en de cabriokapklep, om<br />
beschadiging of letsel te voorkomen.<br />
(zie voor meer informatie<br />
de aanwijzingen die vermeld<br />
staan op de achterzijde<br />
van de zonneklep aan passagierszijde).
Houd<br />
ATTENTIE<br />
kinderen op<br />
afstand van de bewegende<br />
kap.<br />
KAP OPENEN/SLUITEN<br />
Belangrijke aanwijzingen<br />
Houdt u tijdens het openen/sluiten<br />
strikt aan de volgende aanwijzingen:<br />
❒ Bedien de kap alleen bij stilstaande<br />
auto, omdat het niet is toegestaan<br />
de kap te openen/sluiten bij<br />
een rijdende auto (op het display<br />
verschijnen in ieder geval een<br />
bericht en een waarschuwingssymbool).<br />
Als per ongeluk wordt<br />
geprobeerd om bij een rijdende<br />
auto de kap te bedienen, dan<br />
wordt de werking automatisch<br />
geblokkeerd.<br />
fig. 61<br />
A0G0238m<br />
❒ Als de kapbeweging reeds is<br />
begonnen bij stilstaande auto en<br />
vervolgens wordt weggereden,<br />
dan kan de procedure worden voltooid,<br />
maar alleen als de auto<br />
opnieuw stilstaat.<br />
❒ Als de kapbeweging reeds is<br />
begonnen en vervolgens wordt<br />
onderbroken zonder dat de cyclus<br />
is voltooid, wordt de kap na enkele<br />
minuten in de stand gezet waarbij<br />
de druk op het stangenstelsel<br />
minimaal is. Om de werking van<br />
het systeem te herstellen, moeten<br />
de handelingen worden uitgevoerd<br />
die beschreven staan in de paragraaf<br />
“Openen/sluiten onderbreken”.<br />
fig. 61a<br />
A0G0297m<br />
❒ Controleer als de kap begint te openen<br />
of sluiten of de portierruiten<br />
automatisch iets worden geopend<br />
(“short drop”). Als dat niet het<br />
geval is, laat dan de schakelaar voor<br />
de kapbediening B-fig. 61 of Cfig.<br />
61a los en open de ruiten van<br />
beide portieren m.b.v. de schakelaars,<br />
of open de portieren iets. Als<br />
het systeem nog niet goed werkt<br />
(de ruiten worden niet automatisch<br />
iets geopend voordat de kap in<br />
beweging komt), wendt u dan tot<br />
de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer.<br />
OPMERKING De bedieningsschakelaar<br />
voor de cabriokap is, afhankelijk<br />
van de markt, op het plafondlampje voor<br />
geplaatst of op de middenconsole (zie<br />
fig. 61 en 61a).<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
83
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
84<br />
fig. 62<br />
A0G0280i<br />
❒ Bedien de kap zo mogelijk alleen<br />
bij draaiende motor, om de accu<br />
niet te zwaar te belasten.<br />
❒ Voordat u de kap sluit, moet u<br />
eventuele vreemde voorwerpen<br />
van de voorruitsponning verwijderen<br />
die de vergrendeling kunnen<br />
blokkeren.<br />
❒ Houdt u aan de hiervoor vermelde<br />
veiligheidsvoorschriften.<br />
❒ De kapbeweging wordt automatisch<br />
geblokkeerd als het kofferdeksel<br />
niet vergrendeld is. Zorg<br />
dus dat het kofferdeksel vergrendeld<br />
is voordat u de kap bedient.<br />
Als u op de knop B-fig. 61 of Cfig.<br />
61a drukt, gaan de zijruiten iets<br />
open.<br />
Houd de knop B tijdens de gehele procedure<br />
ingedrukt in de gewenste richting<br />
(openen of sluiten). De handeling<br />
wordt aangegeven door het verschijnen<br />
van een bericht en een symbool<br />
op het display (fig. 62).<br />
Als de handeling voltooid is, klinkt er<br />
een akoestisch signaal (“beep”) en<br />
verschijnen op het display een bericht<br />
en een symbool.<br />
Openen/sluiten onderbreken<br />
Als u de knop B-fig. 61 of C-fig.<br />
61a loslaat tijdens het openen/sluiten,<br />
wordt de beweging van de kap direct<br />
automatisch onderbroken. In dat geval<br />
verschijnen op het display een bericht en<br />
een waarschuwingssymbool.<br />
De beweging kan worden voortgezet<br />
door de schakelaar opnieuw in de<br />
gewenste richting te bedienen (openen<br />
of sluiten).<br />
Vanuit de “short drop”<br />
stand worden de portierruiten<br />
automatisch<br />
volledig gesloten, als u de knop<br />
ingedrukt houdt nadat het openen<br />
of sluiten van de kap is voltooid.<br />
Sluit de ruiten niet met de<br />
schakelaars voor de ruitbediening<br />
voordat de kap geheel<br />
gesloten is, omdat anders geen<br />
perfecte afdichting van de ruiten<br />
met de kaprubbers wordt<br />
bereikt.
fig. 63<br />
A0G0287m<br />
KAP HANDMATIG BEDIE-<br />
NEN BIJ EEN ELEKTRISCHE<br />
STORING<br />
Kap sluiten<br />
Indien nodig kan de kap als volgt<br />
handmatig worden gesloten:<br />
❒ open de opbergruimte achter de<br />
rechter stoel fig. 63 en open<br />
m.b.v. kabel A het noodventiel<br />
van het hydraulische systeem;<br />
❒ open de bagageruimte elektrisch<br />
m.b.v. schakelaar A-fig. 64<br />
fig. 64<br />
fig. 65<br />
A0G0096m<br />
A0G0271m<br />
onder de middelste armsteun of,<br />
als dat niet mogelijk is, open de<br />
opbergruimte achter de linker stoel<br />
en open met de hand m.b.v. de<br />
kabel de bagageruimte A-fig.<br />
65;<br />
fig. 66<br />
fig. 67<br />
A0G0288m<br />
A0G0289m<br />
❒ trek aan lip A-fig. 66 op de verticale<br />
afwerking van de bagageruimte;<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
85
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
86<br />
fig. 68<br />
A0G0290m<br />
❒ neem wielsleutel A-fig. 67 en<br />
adapter B uit de gereedschaphouder<br />
en verdraai de moer voor het<br />
openen van de cabriokapklepgrendels;<br />
❒ sluit de bagageruimte en open vervolgens<br />
de cabriokapklep A-fig.<br />
68;<br />
❒ vouw de kap uit en laat de kap op<br />
de voorste traverse steunen; controleer<br />
daarbij of de haken van de<br />
grendels in de geopende stand<br />
staan fig. 69;<br />
fig. 69<br />
fig. 70<br />
A0G0291m<br />
A0G0292m<br />
❒ verwijder de kunststof dop in het<br />
midden van de sierlijst fig. 70,<br />
en verdraai m.b.v. wielsleutel A en<br />
adapter B de moer voor het sluiten<br />
van de grendels aan de voorzijde<br />
van de kap;<br />
fig. 71<br />
A0G0293m<br />
❒ vouw de flaps fig. 71 in door de<br />
hendel op de pen in de uiterste<br />
stand te draaien;
fig. 72<br />
A0G0294m<br />
❒ til de achterste spanboog van de<br />
kap omhoog fig. 72 en sluit vervolgens<br />
de cabriokapklep A-fig.<br />
68;<br />
❒ plaats de spanboog van de kap<br />
omlaag fig. 73 en open vervolgens<br />
de bagageruimte;<br />
❒ sluit de cabriokapklep met de sleutel<br />
(zie fig. 67);<br />
fig. 73<br />
A0G0295m<br />
❒ sluit de spanboog door in het interieur<br />
op de hefbomen fig. 74<br />
(rechts en links) te drukken; druk<br />
hierbij op het punt dat wordt aangegeven<br />
met het symbool _ op<br />
de binnenste kapbekleding.<br />
BELANGRIJK Wendt u na deze<br />
handelingen tot de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer<br />
voor het herstellen van de werking<br />
van de kap.<br />
fig. 74<br />
A0G0296m<br />
Kap openen<br />
Wendt u voor het openen in noodgevallen<br />
van de cabriokap tot de <strong>Alfa</strong><br />
Romeo-dealer.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
87
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
88<br />
fig. 75<br />
A0G0280m<br />
WINDSTOP<br />
(indien aanwezig)<br />
Deze bevindt zich achter de stoelen<br />
fig. 75 en verhoogt het comfort tijdens<br />
het rijden, ongeacht de snelheid,<br />
omdat de luchtturbulentie in het interieur<br />
tijdens het rijden met geopende<br />
kap wordt beperkt.<br />
ATTENTIE<br />
De montage- en<br />
demontagewerkzaamheden<br />
van de windstop<br />
moeten worden uitgevoerd<br />
als de kap is opgevouwen in<br />
de daarvoor bestemde ruimte<br />
en bij geopende cabriokapklep.<br />
fig. 76<br />
A0G0282m<br />
Monteren<br />
Druk op de knop B-fig. 61 of Cfig.<br />
61a om de kap in het vak op te<br />
bergen.<br />
Ga als volgt te werk:<br />
❒ Zet de cabriokapklep in geopende<br />
stand (als de kap in de opbergruimte<br />
zit) om de bevestigingen<br />
van de twee doppen te bereiken.<br />
Deze doppen bevinden zich in de<br />
gleuven van de afwerklijst op het<br />
bovenste paneel tussen de rolbeugels<br />
en zijn bereikbaar via het<br />
paneel aan de voorzijde van de<br />
opbergruimte.<br />
fig. 77<br />
A0G0281m<br />
❒ Open de twee klepjes en draai de<br />
twee bevestigingknoppen van de<br />
doppen A-fig. 76 los. Verwijder<br />
de doppen en plaats de windstop<br />
in de twee horizontale gleuven Bfig.<br />
77 en in de twee gleuven<br />
aan de zijkant C op de rolbeugels<br />
en controleer of de windstop juist<br />
geplaatst is.<br />
❒ Draai de twee bijgeleverde knoppen<br />
vast en sluit de cabriokapklep door<br />
de knop B-fig. 61 of C-fig. 61a<br />
te bedienen.
fig. 78<br />
Verwijderen<br />
Ga als volgt te werk:<br />
A0G0283m<br />
❒ Open de cabriokapklep en zet de<br />
klep in geopende stand om de klepjes<br />
op het paneel aan de voorzijde<br />
van de opbergruimte te bereiken (als<br />
de kap in de opbergruimte zit).<br />
❒ Open de klepjes in de bekleding<br />
voor, draai de knoppen los en verwijder<br />
de windstop. Berg de windstop<br />
op in het daarvoor bestemde<br />
vak op het paneel aan de voorzijde<br />
van de opbergruimte van de<br />
kap fig. 78.<br />
❒ Plaats de doppen weer in de horizontale<br />
gleuven en draai ze vast.<br />
Voltooi vervolgens de sluitcyclus<br />
van de kap.<br />
ATTENTIE<br />
Om veiligheidsredenen<br />
mag de windstop,<br />
indien verwijderd, niet in het<br />
interieur worden opgeborgen.<br />
Opbergen<br />
Plaats de windstop op de juiste wijze<br />
in het vak op het paneel aan de voorzijde<br />
van de opbergruimte van de kap<br />
fig. 78 en voltooi de sluitcyclus van<br />
de kap.<br />
BELANGRIJK Het monteren/<br />
demonteren/opbergen van de windstop<br />
moet zeer zorgvuldig worden uitgevoerd<br />
om beschadiging van de<br />
windstop te voorkomen.<br />
ATTENTIE<br />
Als het noodzakelijk is<br />
achter de stoelen voorwerpen<br />
te plaatsen, mogen dit<br />
alleen lichte en kleine voorwerpen<br />
zijn en mogen ze niet<br />
boven de bovenrand van de<br />
rugleuningen uitsteken.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
89
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
90<br />
PORTIEREN<br />
CENTRALE PORTIERVER-/<br />
ONTGRENDELING<br />
Portiervergrendeling van buitenaf<br />
Druk bij gesloten portieren op de knop<br />
Á op de elektronische sleutel of steek<br />
de metalen noodsleutel (opgeborgen<br />
in de sleutel) in het slot van het<br />
bestuurdersportier en draai de sleutel.<br />
Alleen als alle portieren gesloten zijn,<br />
wordt de portiervergrendeling ingeschakeld.<br />
Als een of meerdere portieren niet vergrendeld<br />
zijn na het indrukken van de<br />
knop Á op de elektronische sleutel,<br />
gaan de richtingaanwijzers en het<br />
lampje op het bestuurdersportier ongeveer<br />
3 seconden snel knipperen.<br />
Als een of meerdere portieren niet vergrendeld<br />
zijn nadat de metalen noodsleutel<br />
in het slot van het bestuurdersportier<br />
is gedraaid, gaat alleen het<br />
lampje op het bestuurdersportier ongeveer<br />
3 seconden snel knipperen.<br />
Als de portieren zijn gesloten maar het<br />
kofferdeksel open is, worden de portieren<br />
vergrendeld: de richtingaanwijzers<br />
(alleen na vergrendeling door op<br />
de knop Á te drukken) en het lampje<br />
op het bestuurdersportier gaan ongeveer<br />
3 seconden snel knipperen.<br />
In het “Setup-menu” (of bij enkele<br />
uitvoeringen in het Radionavigatiesysteem)<br />
van de auto kan de functie<br />
worden ingeschakeld waarmee, als de<br />
knop Ë op de elektronische sleutel<br />
wordt ingedrukt, alleen het slot van<br />
het bestuurdersportier wordt ontgrendeld<br />
(zie de paragraaf “Instelbaar<br />
multifunctioneel display” in dit hoofdstuk).<br />
fig. 79<br />
A0G0025m<br />
Bij ingeschakelde functie (ON) kunt u<br />
het slot van het portier ontgrendelen<br />
door de ontgrendelknop q (fig. 79)<br />
op de middenconsole in te drukken.<br />
Portierontgrendeling<br />
van buitenaf<br />
Druk op de knop Ë op de elektronische<br />
sleutel of steek de metalen<br />
noodsleutel (opgeborgen in de sleutel)<br />
in het slot van het bestuurdersportier<br />
en draai de sleutel.
Portierver-/ontgrendeling<br />
vanuit het interieur<br />
Druk op de knop q (fig. 79) om alle<br />
portieren te ver-/ontgrendelen. De<br />
knop is voorzien van een cirkelvormig<br />
lampje dat de status aangeeft (portieren<br />
ver- of ontgrendeld).<br />
Als de portieren zijn vergrendeld,<br />
brandt het lampje: als u in dat geval<br />
opnieuw op de knop drukt, worden<br />
alle portieren ontgrendeld en dooft het<br />
lampje. Bij uitgenomen contactsleutel<br />
dooft het lampje na 2 minuten.<br />
Als de portieren zijn ontgrendeld, is<br />
het lampje gedoofd; als de knop wordt<br />
ingedrukt, worden alle portieren vergrendeld.<br />
Alleen als alle portieren<br />
goed gesloten zijn, wordt de portiervergrendeling<br />
ingeschakeld.<br />
In het “Setup-menu” (of bij enkele uitvoeringen<br />
in het Radionavigatiesysteem)<br />
kan de automatische vergrendeling<br />
van de portieren worden<br />
ingeschakeld bij een snelheid boven<br />
20 km/h (zie de paragraaf<br />
“Instelbaar multifunctioneel display” in<br />
dit hoofdstuk).<br />
De knop q wordt uitgeschakeld als de<br />
portieren worden vergrendeld met de<br />
afstandsbediening, via het slot van het<br />
bestuurdersportier of na de automatische<br />
vergrendeling na ongeveer 2,5<br />
minuut. De werking wordt hersteld als<br />
de portieren worden ontgrendeld door<br />
het indrukken van de knop Ë op de<br />
sleutel, door de metalen noodsleutel<br />
in het slot van het bestuurdersportier<br />
te steken en de sleutel te draaien of<br />
nadat de elektronische sleutel in het<br />
contactslot is gestoken.<br />
BELANGRIJK Als de portieren centraal<br />
zijn vergrendeld en een van de<br />
portieren wordt van binnenuit geopend<br />
met de handgreep, dan worden<br />
alle portieren ontgrendeld. Bij een<br />
onderbreking in de elektrische voeding<br />
(doorgebrande zekering, losgekoppelde<br />
accu enz.) kunnen de portieren<br />
altijd met de hand worden vergrendeld.<br />
BELANGRIJK Als de accu losgekoppeld<br />
is geweest of als een zekering is<br />
doorgebrand, moet het open-/sluitmechanisme<br />
van de portieren geïnitialiseerd<br />
worden. Ga hiervoor als volgt<br />
te werk:<br />
❒ sluit alle portieren;<br />
❒ druk op de knop Á op de afstandsbediening<br />
of op de knop q op de<br />
middenconsole;<br />
❒ druk op de knop Ë op de afstandsbediening<br />
of op de knop q op de<br />
middenconsole.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
91
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
92<br />
ELEKTRISCHE RUIT-<br />
BEDIENING<br />
BELANGRIJK Na het uitzetten van<br />
de motor kunnen de ruiten nog ongeveer<br />
3 minuten worden bediend. Het<br />
systeem wordt echter onmiddellijk uitgeschakeld<br />
als een van de portieren<br />
wordt geopend.<br />
BELANGRIJK De ruit aan bestuurderszijde<br />
kan “automatisch” worden<br />
geopend en gesloten; de ruit aan passagierszijde<br />
kan alleen “automatisch”<br />
worden geopend. Hiervoor hoeft u de<br />
boven- of onderzijde van de schakelaar<br />
slechts kort te in te drukken om<br />
de ruit geheel te openen of te sluiten:<br />
de ruit stopt in de gewenste stand als<br />
u de schakelaar nogmaals aan de<br />
boven- of onderzijde indrukt.<br />
BELANGRIJK Als u de knop voor het<br />
ver-/ontgrendelen van de portieren op<br />
de afstandsbediening ongeveer 2<br />
seconden ingedrukt houdt, worden de<br />
ruiten automatisch geopend/gesloten.<br />
De knop op de afstandsbediening moet<br />
ingedrukt worden gehouden, totdat de<br />
ruiten geheel geopend/gesloten zijn;<br />
als de knop eerder wordt losgelaten,<br />
dan blijven de ruiten staan in de stand<br />
waarin ze zich op dat moment bevinden.<br />
Bij alle uitvoeringen kunt u, nadat de<br />
portieren zijn ontgrendeld, de betreffende<br />
knop op de afstandsbediening ongeveer<br />
2 seconden ingedrukt houden.<br />
Hierdoor openen de ruiten en, indien<br />
aanwezig, het opendak.<br />
Het systeem voldoet<br />
aan de 2000/4/EUnormen<br />
en is gericht op<br />
de bescherming van de inzittenden<br />
wanneer deze ledematen<br />
door de geopende ruit steken.<br />
fig. 80<br />
BEDIENINGSORGANEN<br />
A0G0051m<br />
Bestuurdersportier<br />
Op het portierpaneel aan bestuurderszijde<br />
zijn de bedieningsschakelaars<br />
gemonteerd fig. 80 waarmee u, als<br />
de elektronische sleutel in het contactslot<br />
zit, de zijruiten bedient:<br />
A: openen/sluiten zijruit links; “automatisch<br />
continue” werking tijdens<br />
het openen/sluiten van de ruit;<br />
B: openen/sluiten zijruit rechts;<br />
“automatisch continue” werking<br />
tijdens het openen van de ruit.
BELANGRIJK Als de voedingsspanning<br />
van de regeleenheden onderbroken<br />
is geweest (loskoppelen of vervangen<br />
van de accu en vervangen van de<br />
zekeringen voor de elektrische ruitbediening),<br />
dan moet de automatische<br />
werking van de ruiten worden hersteld.<br />
Zolang de herstelprocedure niet is uitgevoerd,<br />
moet u de ruiten niet bij geopende<br />
portieren bedienen. Zorg dus<br />
dat de ruiten geopend zijn voordat u de<br />
portieren sluit.<br />
De herstelprocedure moet op de volgende<br />
wijze worden uitgevoerd bij<br />
gesloten portieren:<br />
1. open de ruit aan de bestuurderszijde<br />
volledig door de bedieningsschakelaar<br />
nog 3 seconden ingedrukt<br />
te houden nadat de uiterste<br />
stand (onderste aanslag) van de<br />
ruit is bereikt;<br />
2. sluit de ruit aan de bestuurderszijde<br />
volledig door de bedieningsschakelaar<br />
nog 3 seconden ingedrukt<br />
te houden nadat de uiterste<br />
stand (bovenste aanslag) van de<br />
ruit is bereikt;<br />
3. herhaal punt 1 en 2 ook bij de ruit<br />
aan de passagierszijde;<br />
4. controleer of de initialisatie correct<br />
is uitgevoerd door te controleren of<br />
de automatische werking van de<br />
ruiten goed werkt.<br />
Druk op de schakelaar A of B om de<br />
gewenste ruit te openen/sluiten.<br />
Druk kort op een van de schakelaars<br />
voor het “stapsgewijs” openen/sluiten<br />
van de ruit; als de schakelaar langer<br />
wordt ingedrukt, wordt de “automatisch<br />
continue” werking ingeschakeld<br />
zowel tijdens het openen als het<br />
sluiten.<br />
De ruit stopt in de gewenste stand als<br />
u nogmaals op de schakelaar A of B<br />
drukt.<br />
Onzorgvuldig gebruik<br />
van de elektrische ruitbediening<br />
kan gevaarlijk<br />
zijn. Controleer voor en tijdens<br />
het bedienen van de ruit<br />
altijd of de passagiers niet<br />
kunnen worden verwond door<br />
de bewegende ruiten, hetzij<br />
direct door contact met de ruit,<br />
hetzij door voorwerpen die<br />
door de ruit worden meegesleept<br />
of geraakt. Verwijder<br />
altijd de sleutel uit het contactslot<br />
als u de auto verlaat om te<br />
voorkomen dat een onverwachtse<br />
inschakeling van de<br />
elektrische ruitbediening<br />
gevaar oplevert voor de achtergebleven<br />
passagiers.<br />
Passagiersportier<br />
Op het passagiersportier zit een schakelaar<br />
gemonteerd om aan die zijde de<br />
ruit handmatig te openen/sluiten of<br />
automatisch te sluiten.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
93
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
94<br />
BAGAGERUIMTE<br />
Het kofferdeksel wordt elektrisch ontgrendeld;<br />
dit systeem werkt niet bij<br />
een rijdende auto.<br />
In het “Setup-menu” (of bij enkele<br />
uitvoeringen in het Radionavigatiesysteem)<br />
kan het ontgrendelen van<br />
het kofferdeksel worden ingesteld<br />
door de keuzemogelijkheid “Bagageruimte<br />
onafh” te activeren (zie de<br />
paragraaf “Instelbaar multifunctioneel<br />
display” in dit hoofdstuk): als deze<br />
functie is ingeschakeld, kan het kofferdeksel<br />
alleen worden geopend door<br />
op de knop ` op de elektronische<br />
sleutel te drukken; hierdoor wordt de<br />
werking van de ontgrendelknop Afig.<br />
81 voor de bagageruimte (onder<br />
de middelste armsteun) geblokkeerd.<br />
Als het kofferdeksel niet goed vergrendeld<br />
is, verschijnen het symbool<br />
R en een bericht op het display<br />
(zie het hoofdstuk “Lampjes en<br />
berichten”).<br />
fig. 81<br />
VAN BINNENUIT OPENEN<br />
A0G0096m<br />
Druk op de knop A-fig. 81 onder de<br />
middelste armsteun.<br />
De knop A-fig. 81 wordt uitgeschakeld<br />
als de portieren worden vergrendeld:<br />
❒ door het indrukken van de knop Á<br />
op de elektronische sleutel;<br />
❒ door de metalen noodsleutel in het<br />
slot van het bestuurdersportier te<br />
draaien;<br />
❒ na ongeveer 2,5 minuut na het<br />
automatisch vergrendelen van de<br />
portieren.<br />
Het kofferdeksel gaat dankzij de gasveren<br />
gemakkelijk open.<br />
Als het kofferdeksel wordt geopend,<br />
gaat in de bagageruimte een lampje<br />
branden: de verlichting gaat automatisch<br />
uit als u het kofferdeksel sluit.<br />
Als u de bagageruimte open laat<br />
staan, dooft het lampje na enkele<br />
minuten automatisch.<br />
BELANGRIJK Als de accu losgekoppeld<br />
is geweest of als een zekering is<br />
doorgebrand, moet het open/sluitmechanisme<br />
van het kofferdeksel geïnitialiseerd<br />
worden. Ga hiervoor als<br />
volgt te werk:<br />
❒ sluit alle portieren en het kofferdeksel;<br />
❒ druk op de knop Á op de afstandsbediening<br />
of op de knop q op de<br />
middenconsole;<br />
❒ druk op de knop Ë op de afstandsbediening<br />
of op de knop q op de<br />
middenconsole.
fig. 82<br />
A0G0271m<br />
KOFFERDEKSEL VAN BIN-<br />
NENUIT IN NOODGEVALLEN<br />
ONTGRENDELEN<br />
Als de accu is losgekoppeld, kan het<br />
kofferdeksel worden geopend door<br />
aan de handgreep A-fig. 82 in de<br />
opbergruimte achter de linker stoel te<br />
trekken.<br />
ONTGRENDELEN MET<br />
AFSTANDSBEDIENING<br />
Druk op de knop ` op de elektronische<br />
sleutel. Als het kofferdeksel<br />
wordt geopend, knipperen de richtingaanwijzers<br />
twee keer.<br />
Als het kofferdeksel wordt geopend bij<br />
ingeschakeld diefstalalarm (indien<br />
aanwezig), dan worden uitgeschakeld:<br />
❒ de volumetrische beveiliging;<br />
❒ de kantelsensor;<br />
❒ de kofferdekselsensor.<br />
Als het kofferdeksel weer wordt gesloten,<br />
worden al deze functies hersteld<br />
en gaan de richtingaanwijzers ongeveer<br />
1 seconde branden.<br />
KOFFERDEKSEL VERGREN-<br />
DELEN<br />
Laat het kofferdeksel zakken en druk<br />
ter hoogte van het slot, totdat u de<br />
vergrendeling hoort.<br />
BELANGRIJK Voordat het kofferdeksel<br />
wordt gesloten, moet gecontroleerd<br />
worden of u in het bezit bent van de contactsleutel,<br />
omdat het kofferdeksel automatisch<br />
vergrendeld wordt.<br />
Naderhand aangebrachte<br />
voorwerpen op het<br />
kofferdeksel (luidsprekers,<br />
spoiler enz.) kunnen,<br />
behalve wanneer de auto hierop<br />
is voorbereid, de juiste werking<br />
van de gasveren verhinderen.<br />
ATTENTIE<br />
Bij het gebruik van de<br />
bagageruimte mag het<br />
maximum laadvermogen van<br />
de auto nooit overschreden<br />
worden (zie het hoofdstuk<br />
“Technische gegevens”).<br />
Controleer bovendien of de<br />
bagageruimte goed geladen is,<br />
om te voorkomen dat een<br />
voorwerp bij bruusk remmen<br />
naar voren schiet en letsel veroorzaakt.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
95
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
96<br />
fig. 83<br />
fig. 84<br />
BAGAGE VASTZETTEN<br />
A0G0131m<br />
A0G0284m<br />
In de bagageruimte bevinden zich 4<br />
bevestigingspunten A-fig. 83-84<br />
waaraan riemen of spanbanden kunnen<br />
worden bevestigd, waarmee de<br />
bagage goed kan worden vastgezet.<br />
ATTENTIE<br />
Niet goed vastgezette<br />
bagage kan bij een<br />
ongeluk de passagiers ernstig<br />
verwonden.<br />
ATTENTIE<br />
Als u in een gebied rijdt<br />
waar brandstof moeilijk<br />
verkrijgbaar is en u daarom<br />
reservebrandstof in een jerrycan<br />
wilt vervoeren, dan dient u<br />
zich aan de geldende wetgeving<br />
te houden. Gebruik alleen<br />
een goedgekeurde jerrycan en<br />
bevestig deze op de juiste<br />
wijze aan de bevestigingsringen<br />
voor de lading. Toch zal bij<br />
een ongeval de kans op brand<br />
groter zijn.<br />
fig. 85<br />
A0G0010m<br />
BAGAGENET<br />
fig. 85 (indien aanwezig)<br />
Het bagagenet dient voor het vastzetten<br />
van lading en/of het transport van<br />
lichte voorwerpen.<br />
Het net moet worden vastgemaakt<br />
aan de bevestigingsringen in de bagageruimte.
MOTORKAP<br />
OPENEN<br />
Ga als volgt te werk:<br />
❒ trek aan de hendel A-fig. 86 totdat<br />
u de ontgrendeling hoort;<br />
❒ trek aan het hendeltje B-fig. 87<br />
en til de motorkap op, waarbij het<br />
hendeltje aangetrokken moet worden<br />
gehouden.<br />
BELANGRIJK Het optillen van de<br />
motorkap wordt vergemakkelijkt door<br />
twee gasveren aan de zijkant. Wij<br />
raden u aan deze gasveren niet te<br />
demonteren en de motorkap tijdens<br />
het optillen te begeleiden.<br />
BELANGRIJK Controleer of de<br />
armen van de ruitenwissers tegen de<br />
voorruit staan en de ruitenwissers niet<br />
zijn ingeschakeld voordat u de motorkap<br />
optilt.<br />
fig. 86<br />
fig. 87<br />
SLUITEN<br />
A0G0122m<br />
A0G0158m<br />
Laat de motorkap tot op ongeveer 20<br />
cm van de motorruimte zakken, laat<br />
de motorkap vallen en controleer of<br />
de motorkap goed is gesloten door de<br />
motorkap op te tillen. De motorkap<br />
mag niet alleen door de beveiliging<br />
vergrendeld zijn. Druk in dit laatste<br />
geval de motorkap niet dicht, maar til<br />
hem opnieuw op en herhaal de handeling.<br />
Als de motorkap niet goed vergrendeld<br />
is, verschijnen het symbool S<br />
en een bericht op het display (zie het<br />
hoofdstuk “Lampjes en berichten”).<br />
BELANGRIJK Controleer altijd of de<br />
motorkap vergrendeld is, om te voorkomen<br />
dat deze tijdens het rijden opengaat.<br />
ATTENTIE<br />
Voer deze handelingen<br />
alleen uit als de<br />
auto stilstaat.<br />
ATTENTIE<br />
Om veiligheidsredenen<br />
moet de motorkap tijdens<br />
het rijden altijd goed<br />
gesloten zijn. Controleer<br />
daarom altijd of de motorkap<br />
goed vergrendeld is. Als u tijdens<br />
het rijden merkt dat de<br />
motorkap niet goed is vergrendeld,<br />
stop dan onmiddellijk<br />
en sluit de motorkap op<br />
de juiste wijze.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
97
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
98<br />
KOPLAMPEN<br />
KOPLAMPEN AFSTELLEN<br />
Goed afgestelde koplampen zijn<br />
belangrijk voor het comfort en de veiligheid<br />
van uzelf en de overige weggebruikers.<br />
Voor optimaal zicht en<br />
zichtbaarheid moeten de koplampen<br />
op de juiste wijze zijn afgesteld.<br />
Wendt u voor controle of afstelling tot<br />
de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer.<br />
KOPLAMPVERSTELLING<br />
De verstelling is mogelijk als de sleutel<br />
in het contactslot zit en het dimlicht is<br />
ingeschakeld.<br />
Als de auto beladen is, helt hij achterover.<br />
Het gevolg is dat de lichtbundel<br />
meer naar boven schijnt. De stand van<br />
de koplampen moet nu worden gecorrigeerd.<br />
fig. 88<br />
A0G0226m<br />
De koplampen kunnen worden afgesteld<br />
met de bedieningsknop A-fig.<br />
88 naast het stuurwiel.<br />
Als de auto is uitgerust met bixenonlampen,<br />
worden de koplampen elektrisch<br />
afgesteld; de bedieningsknop A<br />
is dan niet aanwezig.
De bedieningsknop heeft vier standen<br />
die overeenkomen met de onderstaande<br />
beladingsgraad:<br />
❒ stand 0: - beladingsgraad: bestuurder<br />
+ passagier;<br />
❒ stand 1: - beladingsgraad: bestuurder<br />
+ passagier + bagage in de<br />
bagageruimte (65 kg voor de uitvoering<br />
2.2 JTS, 50 kg voor de uitvoering<br />
3.2 JTS);<br />
❒ stand 2: - beladingsgraad: bestuurder<br />
+ bagage in de bagageruimte<br />
(290 kg voor de uitvoering 2.2<br />
JTS, 275 kg voor de uitvoering<br />
3.2 JTS);<br />
❒ stand 3 - niet gebruiken.<br />
BELANGRIJK Controleer de afstelling<br />
van de koplampen telkens als het<br />
gewicht van de lading wijzigt.<br />
fig. 89<br />
A0G0050m<br />
MISTLAMPEN VOOR<br />
AFSTELLEN<br />
Wendt u voor controle of afstelling tot<br />
de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer.<br />
KOPLAMPAFSTELLING IN<br />
HET BUITE<strong>NL</strong>AND<br />
De dimlichten zijn afgesteld voor<br />
gebruik in het land waarin de auto is<br />
verkocht. In die landen waarin aan de<br />
andere zijde van de weg wordt gereden,<br />
moet om het tegemoetkomende<br />
verkeer niet te verblinden, als volgt te<br />
werk worden gegaan:<br />
❒ verwijder het beschermdeksel van<br />
de koplamp (zie de paragraaf<br />
“Dimlichten” in het hoofdstuk<br />
“Noodgevallen”);<br />
❒ plaats het hendeltje A-fig. 89<br />
opzij.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
99
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
100<br />
ABS<br />
Het ABS dat geïntegreerd is in het<br />
remsysteem, voorkomt dat tijdens het<br />
remmen de wielen blokkeren, ongeacht<br />
de conditie van het wegdek en de<br />
pedaaldruk, en verhindert daarmee<br />
het doorslippen van een of meerdere<br />
wielen. Hierdoor blijft de auto bestuurbaar,<br />
zelfs bij noodstops.<br />
Het systeem wordt gecompleteerd<br />
met een elektronische remdrukverdeling<br />
EBD (Electronic Braking Force<br />
Distribution), die de remdruk verdeelt<br />
tussen de voor- en achterwielen.<br />
BELANGRIJK Voor een maximale<br />
werking van het remsysteem is een<br />
inrijperiode nodig van ongeveer 500<br />
km: in deze periode moet bruusk, herhaaldelijk<br />
en langdurig remmen worden<br />
vermeden.<br />
ACTIVERING VAN HET SYS-<br />
TEEM<br />
Als het ABS in werking is getreden, merkt<br />
de bestuurder dit aan een trilling in het<br />
rempedaal, die gepaard gaat met enig<br />
geluid: dit geeft aan dat het noodzakelijk<br />
is uw snelheid aan te passen aan de<br />
beschikbare grip op het wegdek.<br />
ATTENTIE<br />
Als het ABS in werking<br />
treedt, dan is de grip<br />
van de banden op het wegdek<br />
beperkt: u dient uw snelheid<br />
te verlagen en aan te passen<br />
aan de beschikbare grip.<br />
ATTENTIE<br />
Het ABS maakt zoveel<br />
mogelijk gebruik van<br />
de beschikbare grip maar kan<br />
deze niet verhogen. Daarom<br />
moet op gladde weggedeelten<br />
altijd voorzichtig worden<br />
gereden en mogen er geen<br />
onnodige risico’s worden<br />
genomen.<br />
ATTENTIE<br />
Als het ABS in werking<br />
treedt, merkt u<br />
dat aan een trilling in het<br />
rempedaal. Verlaag de remdruk<br />
niet maar houd het<br />
rempedaal juist goed ingetrapt;<br />
op deze manier hebt u<br />
de kortste remweg in relatie<br />
tot de conditie van het wegdek.
STORINGSMELDINGEN<br />
Storing in ABS<br />
Bij een eventuele storing gaat het<br />
lampje > op het instrumentenpaneel<br />
branden en verschijnt er een bericht op<br />
het display (zie het hoofdstuk<br />
“Lampjes en berichten”). In dat geval<br />
blijft het remsysteem normaal werken,<br />
maar zonder de mogelijkheden<br />
van het ABS.<br />
Rijd zeer voorzichtig naar de dichtstbijzijnde<br />
<strong>Alfa</strong> Romeo-dealer om het<br />
systeem te laten controleren.<br />
Storing in EBD<br />
Bij een eventuele storing gaan de<br />
lampjes > + x op het instrumentenpaneel<br />
branden en verschijnt er<br />
een bericht op het display (zie het<br />
hoofdstuk “Lampjes en berichten”).<br />
In dit geval kunnen bij krachtig remmen<br />
de achterwielen vroegtijdig blokkeren<br />
waardoor de auto kan slippen.<br />
Rijd zeer voorzichtig naar de dichtstbijzijnde<br />
<strong>Alfa</strong> Romeo-dealer om het<br />
systeem te laten controleren.<br />
BRAKE ASSIST (remregeling<br />
bij noodstops)<br />
Dit systeem, dat niet kan worden uitgeschakeld,<br />
herkent noodstops (op<br />
basis van de snelheid waarmee het<br />
rempedaal wordt ingetrapt) en verhoogt<br />
de druk in het remcircuit aanzienlijk.<br />
De Brake Assist wordt, bij uitvoeringen<br />
die zijn uitgerust met het VDC-systeem,<br />
uitgeschakeld bij een storing in<br />
het systeem; dit wordt aangegeven<br />
door het branden van lampje á op<br />
het instrumentenpaneel (er verschijnt<br />
ook een bericht op het display).<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
101
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
102<br />
VDC-SYSTEEM<br />
(Vehicle Dynamics<br />
Control)<br />
Dit systeem bewaakt de stabiliteit van<br />
de auto als de wielen hun grip verliezen,<br />
waardoor de auto beter op koers<br />
blijft.<br />
De werking van het VDC-systeem is<br />
uitermate nuttig als de grip op het<br />
wegdek wisselt.<br />
ACTIVERING VAN HET<br />
SYSTEEM<br />
Bij activering gaat het lampje á op<br />
het instrumentenpaneel knipperen,<br />
om de bestuurder er op te wijzen dat<br />
de auto de stabiliteit en de grip dreigt<br />
te verliezen.<br />
IN-/UITSCHAKELING<br />
VAN HET SYSTEEM<br />
Het VDC-systeem schakelt automatisch<br />
in als de motor wordt gestart.<br />
Tijdens het rijden kan het VDC-systeem<br />
worden uitgeschakeld door 2<br />
seconden op de ASR/VDC-knop op de<br />
middenconsole te drukken fig. 90.<br />
Als het VDC-systeem is uitgeschakeld,<br />
is ook de ASR-functie uitgeschakeld.<br />
Beide functies kunnen weer worden<br />
ingeschakeld door op de ASR/VDCknop<br />
te drukken.<br />
fig. 90<br />
A0G0026m<br />
Als het systeem is uitgeschakeld, verschijnt<br />
er een bericht op het display.<br />
Als het VDC-systeem tijdens het rijden<br />
wordt uitgeschakeld, schakelt het<br />
automatisch weer in als de auto<br />
opnieuw wordt gestart.
STORINGSMELDINGEN<br />
Bij een storing in het VDC-systeem<br />
wordt het systeem automatisch uitgeschakeld<br />
en gaat het lampje á op het<br />
instrumentenpaneel continu branden<br />
(er verschijnt ook een bericht op het<br />
display) (zie het hoofdstuk “Lampjes<br />
en berichten”). Wendt u in dat geval<br />
zo snel mogelijk tot de <strong>Alfa</strong> Romeodealer.<br />
ATTENTIE<br />
De prestaties van het<br />
VDC-systeem mogen<br />
de bestuurder er niet toe<br />
verleiden onnodige en onverantwoorde<br />
risico’s te nemen.<br />
De rijstijl moet altijd zijn<br />
aangepast aan het wegdek,<br />
het zicht en het verkeer. De<br />
verantwoordelijkheid voor<br />
de verkeersveiligheid ligt<br />
altijd en overal bij de<br />
bestuurder van de auto.<br />
ATTENTIE<br />
Als eventueel met het<br />
noodreservewiel<br />
(indien aanwezig) wordt<br />
gereden, dan blijft het VDCsysteem<br />
ingeschakeld. Houd<br />
er rekening mee dat het<br />
noodreservewiel kleiner is<br />
dan de normale band en dat<br />
daarom de grip lager is dan<br />
bij de andere banden van de<br />
auto.<br />
ATTENTIE<br />
Voor de juiste werking<br />
van het VDC-systeem<br />
is het noodzakelijk dat<br />
de banden van alle wielen<br />
van hetzelfde merk en type<br />
zijn. De banden moeten in<br />
perfecte conditie zijn en de<br />
voorgeschreven afmetingen<br />
hebben.<br />
HILL HOLDER-SYSTEEM<br />
Dit in het VDC geïntegreerde systeem<br />
helpt bij het wegrijden op een helling.<br />
Het systeem schakelt automatisch in als:<br />
❒ omhoog: de auto stilstaat op een<br />
helling van meer dan 6% met<br />
draaiende motor, ingetrapt rem- en<br />
koppelingspedaal en versnellingsbak<br />
in vrij, of als een andere versnelling<br />
dan de achteruit is ingeschakeld;<br />
❒ omlaag: de auto stilstaat op een<br />
helling van meer dan 6% met<br />
draaiende motor, ingetrapt rem- en<br />
koppelingspedaal en als de achteruit<br />
is ingeschakeld.<br />
Tijdens het wegrijden zorgt de regeleenheid<br />
van het VDC-systeem ervoor<br />
dat de wielen geremd blijven, totdat<br />
het noodzakelijke motorkoppel is<br />
bereikt om weg te rijden (of in ieder<br />
geval ongeveer 1 seconde), zodat u<br />
meer tijd heeft om uw rechter voet<br />
van het rempedaal naar het gaspedaal<br />
te verplaatsen.<br />
Als u na deze tijd niet bent weggereden,<br />
schakelt het systeem automatisch<br />
uit en wordt de remdruk geleidelijk<br />
verlaagd.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
103
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
104<br />
Tijdens deze fase kunt u een typisch<br />
schurend geluid horen. Dit geluid betekent<br />
dat de auto ieder moment in<br />
beweging kan komen.<br />
Storingsmeldingen<br />
Een eventuele storing in het systeem<br />
wordt aangegeven door het verschijnen<br />
van een bericht op het display<br />
(zie het hoofdstuk “Lampjes en<br />
berichten”).<br />
BELANGRIJK Het Hill Holder-systeem<br />
is geen handrem; verlaat dus<br />
nooit de auto zonder de handrem aan<br />
te trekken, de motor uit te zetten en<br />
de eerste versnelling in te schakelen.<br />
ASR-SYSTEEM<br />
(Antislip Regulation)<br />
Dit systeem is geïntegreerd in het<br />
VDC-systeem. Het ASR-systeem controleert<br />
de trekkracht van de auto en<br />
grijpt automatisch in als een of beide<br />
aangedreven wielen dreigen door te<br />
slippen.<br />
Afhankelijk van de oorzaak van het<br />
doorslippen, worden er twee verschillende<br />
regelsystemen geactiveerd:<br />
❒ als beide aangedreven wielen<br />
doorslippen, vermindert het ASRsysteem<br />
het motorvermogen;<br />
❒ als slechts een aangedreven wiel<br />
doorslipt, zorgt het ASR-systeem<br />
ervoor dat het wiel automatisch<br />
wordt afgeremd.<br />
Het ASR-systeem is vooral nuttig<br />
onder de volgende omstandigheden:<br />
❒ doorslippen van het binnenste wiel<br />
in bochten, door verandering van<br />
de wielbelasting of door te felle<br />
acceleratie;<br />
❒ te hoog vermogen naar de wielen,<br />
ook in samenhang met de condities<br />
van het wegdek;<br />
❒ acceleratie op gladde wegen en bij<br />
sneeuw en ijzel;<br />
❒ verlies van grip op natte weggedeelten<br />
(aquaplaning).<br />
ATTENTIE<br />
De prestaties van het<br />
systeem mogen de<br />
bestuurder er niet toe verleiden<br />
onnodige en onverantwoorde<br />
risico’s te nemen. De<br />
rijstijl moet altijd zijn aangepast<br />
aan het wegdek, het<br />
zicht en het verkeer. De verantwoordelijkheid<br />
voor de<br />
verkeersveiligheid ligt altijd<br />
en overal bij de bestuurder<br />
van de auto.
In-/uitschakeling van het<br />
systeem<br />
Het ARS-systeem schakelt automatisch<br />
in als het instrumentenpaneel<br />
wordt ingeschakeld.<br />
Tijdens het rijden kan het ASR-systeem<br />
worden uitgeschakeld door kort op de<br />
ASR/VDC-knop op de middenconsole<br />
te drukken.<br />
Als het systeem is uitgeschakeld,<br />
brandt het lampje op de ASR/VDCknop<br />
en verschijnt het symbool V op<br />
het display.<br />
Als het ASR-systeem tijdens het rijden<br />
wordt uitgeschakeld, schakelt het<br />
automatisch weer in als de auto<br />
opnieuw wordt gestart.<br />
Schakel het ASR-systeem uit als u met<br />
sneeuwkettingen rijdt: onder deze<br />
omstandigheden levert het doorslaan<br />
van de aangedreven wielen juist meer<br />
trekkracht op.<br />
Storingsmeldingen<br />
Bij een storing in het ASR-systeem<br />
wordt het systeem automatisch uitgeschakeld<br />
en verschijnt op het display<br />
het symbool V. Wendt u in dat geval<br />
zo snel mogelijk tot de <strong>Alfa</strong> Romeodealer.<br />
ATTENTIE<br />
Voor de juiste werking<br />
van het ASR-systeem<br />
is het noodzakelijk dat<br />
de banden van alle wielen<br />
van hetzelfde merk, type en<br />
afmetingen zijn. De banden<br />
moeten in goede conditie zijn<br />
en de juiste bandenspanning<br />
hebben (zie de paragraaf<br />
“Wielen” in het hoofdstuk<br />
“Technische gegevens”).<br />
MSR-systeem (regeling van<br />
motorremwerking)<br />
Dit systeem, dat geïntegreerd is in het<br />
ASR-systeem, verhoogt bij bruusk<br />
terugschakelen het motorkoppel,<br />
zodat overmatige vertraging van de<br />
aangedreven wielen wordt voorkomen.<br />
Dit heeft vooral voordelen op<br />
een wegdek met weinig grip, waarop<br />
de stabiliteit van de auto snel verloren<br />
kan gaan.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
105
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
106<br />
EOBD-SYSTEEM<br />
Met het EOBD-systeem (European On<br />
Board Diagnosis) kan een doorlopende<br />
diagnose worden uitgevoerd op die componenten<br />
op de auto die van invloed zijn<br />
op de emissie.<br />
Bovendien meldt het systeem, door het<br />
branden van het lampje U op het<br />
instrumentenpaneel (er verschijnt ook<br />
een bericht op het display) (zie het<br />
hoofdstuk “Lampjes en berichten”) dat<br />
de betreffende componenten defect zijn.<br />
Het doel is:<br />
❒ de werking van het systeem controleren;<br />
❒ signaleren wanneer door een storing<br />
de emissies boven de wettelijk vastgestelde<br />
drempelwaarde uitkomen;<br />
❒ signaleren wanneer het noodzakelijk<br />
is defecte componenten te vervangen.<br />
Het systeem beschikt verder nog over<br />
een diagnosestekker die het mogelijk<br />
maakt, na het aansluiten van speciale<br />
apparatuur, de door de regeleenheid<br />
opgeslagen storingscodes en de specifie-<br />
ke parameters voor de diagnose en werking<br />
van de motor te lezen.<br />
Deze controle kan ook worden uitgevoerd<br />
door de verkeerspolitie.<br />
BELANGRIJK Na het verhelpen van de<br />
storing moet de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer voor<br />
een complete controle van het systeem,<br />
tests uitvoeren op een testbank en, zo<br />
nodig, een proefrit maken die eventueel<br />
een langere afstand kan omvatten.<br />
Als u de contactsleutel<br />
in het contactslot<br />
steekt en het lampje<br />
U gaat niet branden of het<br />
gaat branden of knipperen tijdens<br />
het rijden, wendt u dan<br />
zo snel mogelijk tot de <strong>Alfa</strong><br />
Romeo-dealer. De werking<br />
van het lampje U kan worden<br />
gecontroleerd met behulp van<br />
speciale apparatuur van de<br />
verkeerspolitie. Houdt u aan<br />
de wetgeving van het land<br />
waarin u rijdt.<br />
AUTORADIO<br />
De auto is uitgerust met een autoradio<br />
met CD-speler of MP3 CD-speler<br />
(indien aanwezig). Raadpleeg voor de<br />
werking van de autoradio het bijgevoegde<br />
supplement.
EXTRA ACCESSOIRES<br />
Als u na aanschaf van uw auto accessoires<br />
wilt monteren die constante voeding<br />
nodig hebben (diefstalalarm, antidiefstalsatellietbewaking<br />
enz.), of<br />
accessoires die de elektrische installatie<br />
zwaar belasten, wendt u dan tot de <strong>Alfa</strong><br />
Romeo-dealer. Deze kan u de meest<br />
geschikte installaties aanraden uit het<br />
<strong>Alfa</strong> Romeo Lineaccessori-programma<br />
en controleren of de elektrische installatie<br />
van de auto geschikt is voor het<br />
extra stroomverbruik of dat het noodzakelijk<br />
is een accu met een grotere capaciteit<br />
te monteren.<br />
ATTENTIE<br />
Let op bij de montage<br />
van spoilers en niet<br />
standaard lichtmetalen velgen:<br />
ze kunnen de ventilatie van de<br />
remmen verminderen en daarmee<br />
hun doelmatigheid tijdens<br />
krachtig en veelvuldig remmen;<br />
bijvoorbeeld tijdens een<br />
lange afdaling. Controleer<br />
bovendien of de slag van de<br />
pedalen niet beperkt wordt<br />
(door matten enz.).<br />
RADIOZENDAPPARATUUR<br />
EN MOBIELE TELEFOONS<br />
Radiozendapparaten (mobiele telefoons,<br />
27 mc en dergelijke) mogen<br />
alleen in de auto worden gebruikt met<br />
een aparte antenne aan de buitenkant<br />
van de auto.<br />
Het gebruik van dergelijke apparaten<br />
in de auto (zonder buitenantenne)<br />
kan niet alleen schadelijk zijn voor de<br />
gezondheid van de inzittenden, maar<br />
kan ook storingen in de elektrische<br />
systemen van de auto veroorzaken.<br />
Hierdoor wordt de veiligheid in gevaar<br />
gebracht.<br />
Bovendien wordt de zend- en ontvangstkwaliteit<br />
aanzienlijk beperkt<br />
door de isolerende eigenschappen van<br />
de carrosserie.<br />
Houdt u bij het gebruik van mobiele<br />
telefoons (GSM, GPRS, UMTS) met<br />
het officiële EU-keurmerk, strikt aan<br />
de instructies die door de fabrikant<br />
van de mobiele telefoon zijn bijgeleverd.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
107
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
108<br />
PARKEERSENSOREN<br />
(indien aanwezig)<br />
De parkeersensoren leveren aan de<br />
bestuurder informatie over de afstand,<br />
tijdens het achteruitrijden, tot een<br />
obstakel dat wordt genaderd.<br />
Dit parkeerhulpsysteem signaleert<br />
obstakels die zich buiten het gezichtsveld<br />
van de bestuurder bevinden.<br />
De informatie over de aanwezigheid<br />
van en de afstand tot een obstakel<br />
wordt aan de bestuurder doorgegeven<br />
door middel van een akoestisch signaal,<br />
waarvan de frequentie afhankelijk<br />
is van de afstand tot het obstakel<br />
(als de afstand tot het obstakel kleiner<br />
wordt, neemt de frequentie van<br />
het akoestische signaal toe).<br />
ACTIVERING<br />
De sensoren schakelen in als de elektronische<br />
sleutel in het contactslot zit<br />
en de achteruit wordt ingeschakeld.<br />
De sensoren schakelen uit als de snelheid<br />
boven de 18 km/h komt.<br />
Bij ingeschakelde sensoren worden,<br />
zodra een obstakel wordt waargenomen,<br />
geluidssignalen uitgezonden<br />
door de zoemers achter. De frequentie<br />
daarvan neemt toe als de afstand tot<br />
het obstakel kleiner wordt.<br />
Het signaal klinkt ononderbroken als<br />
de afstand tot het obstakel minder is<br />
dan 30 cm.<br />
Het geluidssignaal stopt onmiddellijk<br />
als de afstand tot het obstakel groter<br />
wordt. De weergave van de tonen<br />
blijft gelijk als de door de middelste<br />
sensoren gemeten afstand gelijk blijft.<br />
Als deze situatie optreedt bij de zijsensoren,<br />
dan wordt het signaal na 3<br />
seconden onderbroken (om te voorkomen<br />
dat het geluid weergegeven blijft<br />
worden als langs een muur wordt<br />
gereden).<br />
ATTENTIE<br />
De verantwoordelijkheid<br />
tijdens het parkeren<br />
en andere gevaarlijke handelingen<br />
ligt altijd en overal bij<br />
de bestuurder. Controleer als u<br />
de auto parkeert of zich geen<br />
personen (in het bijzonder kinderen)<br />
of dieren in de buurt van<br />
de auto bevinden. De parkeersensoren<br />
moeten als een hulpmiddel<br />
voor de bestuurder<br />
beschouwd worden. De<br />
bestuurder moet tijdens eventueel<br />
gevaarlijke parkeermanoeuvres<br />
altijd volledig zijn<br />
aandacht behouden, ook als de<br />
manoeuvres met lage snelheid<br />
worden uitgevoerd.
fig. 91<br />
SENSOREN<br />
A0G0270m<br />
Het systeem maakt gebruik van 4 sensoren<br />
in de bumper achter fig. 91<br />
om de afstand tot het obstakel te<br />
meten.<br />
ZOEMER (BUZZER)<br />
De informatie over de aanwezigheid<br />
van en de afstand tot het obstakel<br />
wordt aan de bestuurder doorgegeven<br />
door middel van geluidssignalen die<br />
afkomstig zijn uit achter in het interieur<br />
geïnstalleerde zoemers.<br />
Voor een juiste werking<br />
van het systeem<br />
mag er geen modder,<br />
vuil, sneeuw of ijs op de sensoren<br />
zitten. Wees voorzichtig<br />
bij het reinigen van de sensoren<br />
om krassen of beschadigingen<br />
te voorkomen; gebruik<br />
geen droge, grove of harde<br />
doek. De sensoren moeten<br />
worden gereinigd met schoon<br />
water, waaraan eventueel<br />
autoshampoo is toegevoegd.<br />
In wastunnels waar gebruik<br />
wordt gemaakt van stoom of<br />
hogedrukreiniging, moeten de<br />
sensoren kort worden gereinigd.<br />
Houd hierbij de straalpijp<br />
op meer dan 10 cm afstand.<br />
Wendt u uitsluitend tot<br />
de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer<br />
voor het opnieuw spuiten<br />
van de bumpers of het<br />
eventuele bijwerken van de<br />
lak in de buurt van de sensoren.<br />
Als het bijwerken van<br />
de lak niet op de juiste manier<br />
wordt uitgevoerd, kan de werking<br />
van de parkeersensoren<br />
in gevaar worden gebracht.<br />
MEETBEREIK<br />
VAN DE SENSOREN<br />
Met de sensoren kan het gebied achter<br />
de auto worden gecontroleerd.<br />
Door hun plaats wordt ook de middenen<br />
zijkant aan de achterzijde van de<br />
auto bestreken.<br />
Obstakels in het midden worden waargenomen<br />
op een afstand die korter is<br />
dan ongeveer 1,40 m.<br />
Obstakels aan de zijkant worden<br />
waargenomen op een afstand die korter<br />
is dan ongeveer 0,6 m.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
109
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
110<br />
TREKKEN VAN AANHANGERS<br />
De sensoren worden automatisch<br />
opnieuw ingeschakeld als u de aanhangerstekker<br />
loskoppelt.<br />
De werking van de<br />
sensoren wordt automatisch<br />
uitgeschakeld<br />
als de stekker van de elektrische<br />
kabel van de aanhanger<br />
wordt aangesloten op de stekkerdoos<br />
van de trekhaak.<br />
STORINGSMELDINGEN<br />
De regeleenheid van het systeem controleert<br />
iedere keer als de contactsleutel<br />
in het contactslot wordt gestoken<br />
alle componenten van het systeem.<br />
De sensoren en de elektrische verbindingen<br />
worden vervolgens continu<br />
gecontroleerd tijdens de werking van<br />
het systeem.<br />
Als er een storing in de sensoren wordt<br />
gesignaleerd, verschijnen een bericht<br />
en een symbool op het display (zie het<br />
hoofdstuk “Lampjes en berichten”).<br />
Als er een storing wordt gesignaleerd,<br />
moet u stoppen en de motor uitzetten.<br />
Reinig de sensoren en controleer of u<br />
niet in de nabijheid bent van ultrasone<br />
systemen (bijv. luchtdrukremmen van<br />
vrachtwagens of pneumatische<br />
hamers).<br />
Als de oorzaak van de storing is weggenomen,<br />
herneemt het systeem zijn<br />
volledige werking en verdwijnen het<br />
bericht en het symbool van het display.<br />
Wendt u tot de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer als<br />
het lampje blijft branden om het systeem<br />
te laten controleren, ook als het<br />
systeem weer werkt. Als de door de<br />
regeleenheid gevonden storing de<br />
werking niet in gevaar brengt, dan<br />
blijft het systeem functioneren. De storing<br />
wordt opgeslagen zodat de storing<br />
bij een volgende controle door de<br />
<strong>Alfa</strong> Romeo-dealer kan worden gecontroleerd.<br />
ALGEMENE OPMERKINGEN<br />
Controleer tijdens parkeermanoeuvres<br />
of zich geen obstakels boven of onder<br />
de sensoren bevinden. Obstakels die<br />
zich dicht bij de auto bevinden, worden<br />
onder bepaalde omstandigheden<br />
niet door het systeem gesignaleerd en<br />
kunnen dus de auto beschadigen of<br />
zelf beschadigd worden.<br />
De metingen van de sensoren kunnen<br />
beïnvloed worden/zijn door beschadiging<br />
van de sensoren zelf, door vuil,<br />
sneeuw of ijs op de sensoren of door<br />
ultrasone systemen (bijv. luchtdrukremmen<br />
van vrachtwagens of pneumatische<br />
hamers) die zich in de nabijheid<br />
bevinden.
TANKEN MET DE<br />
ALFA SPIDER<br />
Tank uitsluitend loodvrije benzine. Om<br />
vergissingen te voorkomen is de diameter<br />
van de vulpijp van de tank kleiner,<br />
zodat het vulpistool voor loodhoudende<br />
benzine er niet in past. Het<br />
octaangetal van de benzine moet ten<br />
minste 95 RON zijn.<br />
BELANGRIJK Een beschadigde<br />
katalysator laat schadelijke stoffen in<br />
het uitlaatgas achter, waardoor het<br />
milieu wordt vervuild.<br />
BELANGRIJK Tank nooit, niet in<br />
noodgevallen en ook niet een klein<br />
beetje, loodhoudende benzine. U zou<br />
de katalysator onherstelbaar beschadigen.<br />
fig. 92<br />
A0G0159m<br />
DOP VAN DE BRANDSTOF-<br />
TANK<br />
Het tankklepje kan alleen geopend<br />
worden als de portieren ontgrendeld<br />
zijn en de motor is uitgezet.<br />
U kunt het klepje openen aan de voorzijde,<br />
zoals door de pijl is aangegeven<br />
in fig. 92.<br />
fig. 93<br />
A0G0160m<br />
De tankdop A-fig. 93 is voorzien<br />
van een koord B dat aan het klepje C<br />
vastzit, om verlies van de dop te voorkomen.<br />
Plaats tijdens het tanken de dop in de<br />
uitsparing op het klepje, zoals in de<br />
figuur is afgebeeld.<br />
BELANGRIJK Omdat de tank hermetisch<br />
is afgesloten, kan een kleine<br />
overdruk worden waargenomen. Het<br />
is daarom normaal als u bij het losdraaien<br />
van de tankdop een sissend<br />
geluid hoort.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
111
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
112<br />
ATTENTIE<br />
Kom niet dicht bij de<br />
vulopening met open<br />
vuur of een brandende sigaret:<br />
brandgevaar. Houd uw<br />
hoofd ook niet dichtbij de<br />
vulopening om te voorkomen<br />
dat u schadelijke dampen<br />
inademt.<br />
fig. 94<br />
A0G0130m<br />
TANKKLEPJE IN GEVAL VAN<br />
NOOD OPENEN<br />
Als het niet lukt het tankklepje te openen,<br />
trek dan aan het koordje rechts<br />
in de bagageruimte fig. 94.<br />
BESCHERMING VAN<br />
HET MILIEU<br />
De emissiereductiesystemen zijn:<br />
❒ driewegkatalysator;<br />
❒ lambdasondes;<br />
❒ benzinedamp-opvangsysteem.<br />
Laat de motor nooit, ook niet tijdens<br />
testwerkzaamheden, met losgenomen<br />
bougiekabels draaien.
VEILIGHEID<br />
VEILIGHEIDSGORDELS ...................................... 114<br />
SBR-SYSTEEM ................................................. 115<br />
GORDELSPANNERS............................................ 116<br />
KINDEREN VEILIG VERVOEREN ........................... 120<br />
FRONTAIRBAGS................................................. 125<br />
ZIJ-AIRBAGS (sidebags) .................................... 129<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
113
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
114<br />
VEILIGHEIDS-<br />
GORDELS<br />
GEBRUIK VAN DE<br />
VEILIGHEIDSGORDELS<br />
Ga goed rechtop zitten, steun tegen de<br />
rugleuning en leg dan de gordel om.<br />
Trek de gordel uit en maak de gordel<br />
vast door de gesp A-fig. 1 in de sluiting<br />
B te drukken, totdat hij hoorbaar<br />
blokkeert.<br />
Als tijdens het uittrekken van de gordel<br />
de rolautomaat blokkeert, laat dan<br />
de gordel een stukje teruglopen en<br />
trek de gordel vervolgens weer geleidelijk<br />
uit.<br />
fig. 1<br />
A0G0083m<br />
Voor het losmaken van de gordel<br />
moet u op de knop C drukken.<br />
Begeleid de gordel tijdens het teruglopen<br />
om te voorkomen dat de gordelband<br />
draait.<br />
ATTENTIE<br />
Druk tijdens het rijden<br />
niet op de knop C.<br />
Via de rolautomaat wordt de lengte<br />
van de gordel automatisch aangepast<br />
aan het postuur van de drager, waarbij<br />
voldoende bewegingsruimte overblijft.<br />
Als de auto op een steile helling staat,<br />
kan de rolautomaat blokkeren; dit is<br />
een normaal verschijnsel. Bovendien<br />
blokkeert de rolautomaat als u de gordel<br />
snel uittrekt. Hij blokkeert ook bij<br />
hard remmen, botsingen en bij hoge<br />
snelheden in bochten.
SBR-SYSTEEM<br />
(Seat Belt Reminder)<br />
De auto is uitgerust met het SBR-systeem<br />
(Seat Belt Reminder), dat<br />
bestaat uit een akoestisch waarschuwingssysteem<br />
dat, samen met het<br />
knipperende lampje
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
116<br />
GORDELSPANNERS<br />
Voor een nog effectievere bescherming<br />
zijn de veiligheidsgordels van de<br />
auto voorzien van gordelspanners. Dit<br />
systeem trekt bij een heftige botsing<br />
de gordel enige centimeters aan. Op<br />
deze wijze worden de inzittenden veel<br />
beter op hun plaats gehouden en<br />
wordt de voorwaartse beweging<br />
beperkt.<br />
Het blokkeren van de veiligheidsgordels<br />
geeft aan dat de gordelspanner in<br />
werking is geweest; de gordel wordt<br />
niet meer opgerold, ook niet als hij<br />
wordt begeleid.<br />
BELANGRIJK Voor een maximale<br />
bescherming door de gordelspanners<br />
moet de veiligheidsgordel zo worden<br />
omgelegd dat hij goed aansluit op<br />
borst en bekken.<br />
De gordelspanners treden alleen in<br />
werking als de veiligheidsgordels goed<br />
in de sluitingen vergrendeld zijn.<br />
Tijdens de werking van de gordelspanner<br />
kan er een beetje rook ontsnappen.<br />
Deze rook is niet schadelijk en duidt<br />
niet op brand.<br />
De gordelspanner behoeft geen enkel<br />
onderhoud of smering. Elke verandering<br />
van de oorspronkelijke staat zal<br />
de doelmatigheid verminderen. Als de<br />
gordelspanner door extreme natuurlijke<br />
omstandigheden (bijv. overstromingen<br />
en zeestormen) met water en<br />
modder in contact is geweest, dan<br />
moet de spanner worden vervangen.
ATTENTIE Werkzaamheden in de<br />
De gordelspanner<br />
werkt slechts eenmaal.<br />
Als de gordelspanners hebben<br />
gewerkt, moet u zich tot de<br />
<strong>Alfa</strong> Romeo-dealer wenden om<br />
de spanners te laten vervangen.<br />
De geldigheid van het<br />
systeem staat vermeld op een<br />
plaatje dat zich op de portierstijl<br />
aan de bestuurderszijde<br />
bevindt: laat voor het verstrijken<br />
van deze termijn het systeem<br />
door de <strong>Alfa</strong> Romeodealer<br />
vervangen.<br />
buurt van de gordelspanners,<br />
waarbij stoten,<br />
sterke trillingen of verhitting<br />
(maximaal 100°C gedurende<br />
ten hoogste 6 uur)<br />
optreden, kunnen de gordelspanners<br />
beschadigen of activeren:<br />
bij die omstandigheden<br />
horen niet trillingen die voortgebracht<br />
worden door een<br />
slecht wegdek of door contacten<br />
met kleine obstakels zoals<br />
trottoirs. Wendt u voor reparaties<br />
altijd tot de <strong>Alfa</strong><br />
Romeo-dealer.<br />
TREKKRACHTBEGRENZERS<br />
Om de bescherming van de inzittenden<br />
bij een ongeval te vergroten, zijn<br />
de oprolautomaten van de gordels<br />
voorzien van trekkrachtbegrenzers die<br />
tijdens een frontale aanrijding de piekbelasting<br />
op de borst en schouders<br />
beperken.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
117
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
118<br />
fig. 2<br />
A0G0104m<br />
ALGEMENE OPMERKINGEN<br />
OVER HET GEBRUIK VAN<br />
VEILIGHEIDSGORDELS<br />
De bestuurder is verplicht zich te houden<br />
aan de wettelijke voorschriften met<br />
betrekking tot het verplichte gebruik van<br />
de veiligheidsgordels (en de inzittenden<br />
erop attent te maken).<br />
Leg de veiligheidsgordel altijd om<br />
voordat u vertrekt.<br />
Ook vrouwen die in verwachting zijn<br />
moeten een gordel dragen: ook voor hen<br />
(zowel voor de aanstaande moeder als<br />
het kind) is de kans op letsel bij een ernstig<br />
ongeval kleiner als ze een gordel dragen.<br />
Uiteraard moeten zwangere vrouwen<br />
het onderste deel van de gordel<br />
meer naar beneden omleggen, zodat de<br />
gordel over het bekken en onder de buik<br />
langs loopt fig. 2.<br />
fig. 3<br />
A0G0103m<br />
BELANGRIJK De gordelband mag<br />
nooit gedraaid zijn. Het diagonale gordelgedeelte<br />
moet via het midden van<br />
de schouder schuin over de borst liggen.<br />
Het horizontale gordelgedeelte<br />
moet over het bekken fig. 3 en niet<br />
over de buik liggen. Gebruik geen voorwerpen<br />
(wasknijpers, klemmen enz.)<br />
die een goed aansluiten van de gordel<br />
op het lichaam verhinderen.<br />
ATTENTIE<br />
Voor maximale veiligheid<br />
moet u de rugleuning<br />
rechtop zetten, tegen de<br />
leuning aan gaan zitten en de<br />
gordel goed laten aansluiten op<br />
borst en bekken. Draag altijd<br />
veiligheidsgordels zowel voor<br />
als achter in de auto! Rijden<br />
zonder veiligheidsgordels vergroot<br />
het risico op ernstig letsel<br />
of dodelijke afloop bij een<br />
ongeval.
fig. 4<br />
A0G0105m<br />
BELANGRIJK Iedere gordel dient<br />
slechts ter bescherming van een enkel<br />
persoon: gebruik de gordel niet voor<br />
een kind dat bij een volwassene op<br />
schoot zit, waarbij de gordel beiden<br />
zou moeten beschermen fig. 4.<br />
Plaats bovendien geen enkel voorwerp<br />
tussen de gordel en het lichaam<br />
van een inzittende.<br />
ATTENTIE<br />
Het is streng verboden<br />
onderdelen van de veiligheidsgordels<br />
of gordelspanners<br />
te demonteren of<br />
open te maken. Werkzaamheden<br />
aan de veiligheidsgordels<br />
en gordelspanners<br />
moeten worden uitgevoerd<br />
door gekwalificeerd personeel.<br />
Wendt u altijd tot de <strong>Alfa</strong>-<br />
Romeo-dealer.<br />
ATTENTIE<br />
Als de gordel aan een<br />
zware belasting<br />
wordt blootgesteld (bijvoorbeeld<br />
tijdens een ongeval),<br />
dan moet de gordel samen<br />
met de verankeringen,<br />
bevestigingspunten en de<br />
gordelspanner worden vervangen.<br />
De gordel kan verzwakt<br />
zijn, ook als de schade<br />
niet zichtbaar is.<br />
HOE U DE VEILIGHEIDS-<br />
GORDELS IN OPTIMALE<br />
STAAT HOUDT<br />
❒ Zorg dat de gordel goed uitgetrokken<br />
en niet gedraaid is; controleer<br />
ook of de oprolautomaat zonder<br />
haperingen werkt;<br />
❒ vervang de gordels na een ongeval,<br />
ook al zijn ze ogenschijnlijk niet<br />
beschadigd. Vervang de gordels ook<br />
als de gordelspanners in werking<br />
zijn geweest;<br />
❒ u kunt de gordels met de hand<br />
wassen met warm water en een<br />
neutrale zeep. Spoel ze uit en laat<br />
ze in de schaduw drogen. Gebruik<br />
geen bijtende, blekende of kleurende<br />
middelen. Vermijd het<br />
gebruik van alle chemische producten<br />
die het weefsel van de gordel<br />
kunnen aantasten;<br />
❒ voorkom dat vocht in de oprolautomaat<br />
komt: de werking van de oprolautomaten<br />
is alleen gegarandeerd,<br />
als ze niet nat zijn geweest;<br />
❒ vervang de gordels bij tekenen van<br />
slijtage of beschadigingen.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
119
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
120<br />
KINDEREN VEILIG<br />
VERVOEREN<br />
Voor optimale bescherming bij een<br />
ongeval moeten alle inzittenden zittend<br />
reizen en beschermd worden<br />
door goedgekeurde veiligheidssystemen.<br />
Dit geldt met name voor<br />
kinderen.<br />
Dit is een wettelijk voorschrift volgens<br />
richtlijn 2003/20/EU in alle lidstaten<br />
van de Europese Unie.<br />
Het hoofd van kleine kinderen is in<br />
verhouding met de rest van het<br />
lichaam groter en zwaarder dan dat<br />
van volwassenen, terwijl spieren en<br />
botstructuur nog niet volledig zijn ontwikkeld.<br />
Daarom moeten kleine kinderen<br />
door andere systemen<br />
beschermd worden dan door de veiligheidsgordels.<br />
De resultaten van het onderzoek over<br />
de optimale bescherming van kleine<br />
kinderen zijn opgenomen in de<br />
Europese ECE/R44-voorschriften die<br />
wettelijk verplicht zijn. De systemen<br />
zijn onderverdeeld in vijf groepen:<br />
Groep 0 gewicht: tot 10 kg<br />
Groep 0+ gewicht: tot 13 kg<br />
Groep 1 gewicht: 9-18 kg<br />
Groep 2 gewicht: 15-25 kg<br />
Groep 3 gewicht: 22-36 kg<br />
Zoals u ziet is er een gedeeltelijke<br />
overlapping tussen de groepen; daarom<br />
zijn er in de handel systemen verkrijgbaar<br />
die geschikt zijn voor verschillende<br />
gewichtsgroepen.<br />
Alle systemen moeten zijn voorzien<br />
van de typegoedkeuring en van een<br />
goed vastgehecht plaatje met het controlemerk,<br />
dat absoluut niet mag worden<br />
verwijderd.<br />
Kinderen die langer zijn dan 1,50 m<br />
kunnen net zoals volwassenen de veiligheidsgordels<br />
omleggen.<br />
In het <strong>Alfa</strong> Romeo Lineaccessori-programma<br />
zijn kinderzitjes opgenomen<br />
voor elke gewichtsgroep. Deze zijn<br />
speciaal ontworpen en ontwikkeld<br />
voor de <strong>Alfa</strong> Romeo-modellen.<br />
ATTENTIE<br />
Monteer absoluut geen<br />
kinderzitje achterstevoren<br />
op de passagiersstoel<br />
voor als de frontairbag aan<br />
passagierszijde is ingeschakeld.<br />
Als bij een ongeval de airbag<br />
in werking treedt<br />
(opblaast), kan dit ernstig letsel<br />
en zelfs de dood tot gevolg<br />
hebben, onafhankelijk van de<br />
zwaarte van het ongeluk.
ATTENTIE<br />
ZEER GEVAARLIJK Als<br />
het absoluut noodzakelijk<br />
is een kind op de<br />
passagiersstoel voor te<br />
vervoeren, in een kinderzitje<br />
dat achterstevoren is<br />
geplaatst, moeten de airbags<br />
aan passagierszijde (frontairbag,<br />
knie-airbag (indien aanwezig)<br />
en zij-airbag op stoel)<br />
worden uitgeschakeld met de<br />
sleutelschakelaar. Controleer<br />
direct of de airbags daadwerkelijk<br />
zijn uitgeschakeld: het<br />
waarschuwingslampje F op<br />
het paneel van de plafondverlichting<br />
voor moet continu<br />
branden (zie de paragraaf<br />
“Frontairbag passagierszijde”).<br />
Bovendien moet de stoel<br />
zo ver mogelijk naar achteren<br />
zijn geschoven om te voorkomen<br />
dat het kinderzitje eventueel<br />
in aanraking komt met het<br />
dashboard.<br />
fig. 5<br />
GROEP 0 en 0+<br />
A0G0106m<br />
Kinderen tot 13 kg moeten achterstevoren<br />
fig. 5 worden vervoerd in<br />
wiegjes, die het achterhoofd steunen<br />
en er voor zorgen dat bij abrupte snelheidswisselingen<br />
de nek niet wordt<br />
belast.<br />
Het wiegje moet op zijn plaats worden<br />
gehouden door de veiligheidsgordel,<br />
zoals in de afbeelding is aangegeven,<br />
en het kind moet op zijn beurt worden<br />
beschermd door de gordel van het<br />
wiegje zelf.<br />
fig. 6<br />
A0G0106m<br />
GROEP 1<br />
Kinderen met een gewicht tussen 9 en<br />
18 kg moeten worden vervoerd in kinderzitjes<br />
met een kussen die naar<br />
voren fig. 6 zijn gekeerd, waarbij de<br />
veiligheidsgordel van de auto zowel<br />
het kinderzitje als het kind op zijn<br />
plaats moet houden.<br />
ATTENTIE<br />
De afbeeldingen dienen<br />
alleen ter illustratie van<br />
de bevestiging. Houdt u voor<br />
de montage van het kinderzitje<br />
aan de instructies. De fabrikant<br />
is verplicht deze instructies bij<br />
te leveren.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
121
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
122<br />
ATTENTIE<br />
Er bestaan kinderzitjes<br />
die geschikt zijn voor<br />
de gewichtsgroepen 0 en 1,<br />
die uitgerust zijn met een<br />
bevestigingspunt achter. Deze<br />
kinderzitjes hebben zelf gordels<br />
om het kind te beschermen.<br />
Vanwege het gewicht<br />
kan het gevaarlijk zijn als ze<br />
verkeerd worden gemonteerd<br />
(bijvoorbeeld als een kussen<br />
tussen het kinderzitje en de<br />
veiligheidsgordels van de<br />
auto wordt geplaatst). Houdt<br />
u voor de montage strikt aan<br />
de bijgeleverde instructies.<br />
fig. 7<br />
GROEP 2<br />
A0G0108m<br />
Kinderen met een gewicht tussen 15<br />
en 25 kg kunnen direct door de veiligheidsgordels<br />
van de auto worden<br />
beschermd. Kinderen moeten zo in de<br />
kinderzitjes worden geplaatst, dat het<br />
diagonale gordelgedeelte schuin over<br />
de borst en niet langs de nek ligt. Het<br />
horizontale gordelgedeelte moet over<br />
het bekken en niet over de buik van<br />
het kind liggen fig. 7.<br />
fig. 8<br />
A0G0109m<br />
GROEP 3<br />
Bij kinderen met een gewicht tussen<br />
22 en 36 kg is de borstomvang van<br />
dien aard dat de kinderen gewoon<br />
tegen de rugleuning kunnen steunen<br />
en niet meer in een kinderzitje hoeven<br />
te worden vervoerd. In fig. 8 wordt<br />
een voorbeeld gegeven van de juiste<br />
positie van het kind op de achterbank.<br />
Kinderen die langer zijn dan 1,50 m<br />
kunnen net zoals volwassenen de veiligheidsgordels<br />
omleggen.<br />
ATTENTIE<br />
De afbeeldingen dienen<br />
alleen ter illustratie van<br />
de bevestiging. Houdt u voor<br />
de montage van het kinderzitje<br />
aan de instructies. De fabrikant<br />
is verplicht deze instructies bij<br />
te leveren.
GESCHIKTHEID VAN DE ZITPLAATSEN VOOR HET GEBRUIK VAN DE KINDERZITJES<br />
De auto voldoet aan de nieuwe Europese 2000/3/EU-richtlijnen voor de montage van kinderzitjes op de verschillende<br />
plaatsen in de auto. Zie de volgende tabellen:<br />
ZITPLAATS<br />
Groep Gewicht Passagier voor<br />
Stoel met 4 stelmogelijkheden Stoel met 8 stelmogelijkheden<br />
Groep 0, 0+ tot 13 kg L L<br />
Groep 1 9-18 kg L L<br />
Groep 2 15-25 kg L L<br />
Groep 3 22-36 kg L L<br />
Legenda:<br />
L = geschikt voor kinderzitjes die speciaal ontworpen zijn voor de vermelde groep. Deze kinderzitjes zijn opgenomen in het <strong>Alfa</strong> Romeo<br />
Lineaccessori-programma.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
123
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
124<br />
Hierna zijn de richtlijnen voor een<br />
veilig vervoer van kinderen aangegeven:<br />
❒ als de frontairbag aan passagierszijde<br />
buiten werking wordt<br />
gesteld, moet altijd gecontroleerd<br />
worden of de airbag daadwerkelijk<br />
is uitgeschakeld: het betreffende<br />
lampje F op het paneel van de<br />
plafondverlichting voor moet continu<br />
branden;<br />
❒ houdt u bij de montage van het<br />
kinderzitje strikt aan de instructies.<br />
De fabrikant is verplicht deze<br />
instructies bij te leveren. Bewaar<br />
de instructies samen met het<br />
instructieboekje in de auto.<br />
Monteer geen gebruikte kinderzitjes<br />
waarvan de gebruiksaanwijzingen<br />
ontbreken;<br />
❒ controleer of de gordels goed zijn<br />
vastgemaakt door aan de gordelband<br />
te trekken;<br />
❒ ieder veiligheidssysteem is bedoeld<br />
voor slechts één kind: vervoer<br />
nooit twee kinderen in een systeem;<br />
❒ controleer altijd of de gordel niet<br />
langs de nek van het kind loopt;<br />
❒ zorg er tijdens de rit voor dat het<br />
kind geen afwijkende houding aanneemt<br />
of de gordels losmaakt;<br />
❒ vervoer kinderen nooit in uw<br />
armen, ook geen pasgeboren kinderen.<br />
Niemand is sterk genoeg<br />
om ze bij een ongeval vast te houden;<br />
❒ na een ongeval moet het zitje door<br />
een nieuw exemplaar worden vervangen.
FRONTAIRBAGS<br />
De auto is uitgerust met meertrapsfrontairbags<br />
(“Smart bags”) aan<br />
bestuurders- en passagierszijde en<br />
knie-airbags aan bestuurders- en passagierszijde<br />
(indien aanwezig).<br />
“SMART BAG”-SYSTEEM<br />
(MEERTRAPS-FRONTAIR-<br />
BAGS)<br />
De frontairbags (bestuurder en passagier)<br />
en de knie-airbags (bestuurder<br />
en passagier) zijn veiligheidsvoorzieningen<br />
die onmiddellijk in werking treden<br />
bij middelzware en zware frontale<br />
botsingen, door het opblazen van<br />
een luchtkussen tussen de inzittende<br />
en het stuurwiel of het dashboard.<br />
Bij een aanrijding zorgt de centrale<br />
regeleenheid ervoor, indien nodig, dat<br />
de kussens opblazen. De kussens blazen<br />
onmiddellijk op, waardoor het<br />
lichaam van de inzittenden wordt<br />
opgevangen en de kans op letsel<br />
wordt beperkt. Direct daarna lopen de<br />
kussens weer leeg.<br />
De frontairbags (bestuurder en passagier)<br />
en de knie-airbags (bestuurder<br />
en passagier) zijn geen vervanging<br />
voor de veiligheidsgordels, maar een<br />
aanvulling. Draag dus altijd veiligheidsgordels.<br />
Bovendien is het dragen<br />
van veiligheidsgordels wettelijk verplicht<br />
in Europa (en in de meeste landen<br />
daarbuiten).<br />
Bij een ongeval kan een inzittende die<br />
geen veiligheidsgordel heeft omgelegd,<br />
in contact komen met een airbag<br />
die nog niet volledig opgeblazen is.<br />
Hierdoor wordt de inzittende minder<br />
door de airbag beschermd.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
125
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
126<br />
De frontairbags kunnen in de volgende<br />
gevallen niet worden ingeschakeld:<br />
❒ bij frontale botsingen, met een<br />
ander deel van de auto dan het<br />
front, tegen makkelijk vervormbare<br />
objecten (bijv. als het voorspatbord<br />
tegen de vangrail komt);<br />
❒ als de auto onder andere auto’s of<br />
veiligheidsvoorzieningen schuift<br />
(bijvoorbeeld onder vrachtwagens<br />
of de vangrail);<br />
❒ omdat geen enkele aanvullende<br />
bescherming wordt geboden op de<br />
veiligheidsgordels. Als de airbags in<br />
deze gevallen niet geactiveerd worden,<br />
betekent dit niet dat het systeem<br />
niet goed functioneert.<br />
ATTENTIE<br />
Plaats geen stickers<br />
of andere objecten op<br />
het stuurwiel, op het deksel<br />
van de airbagmodule aan de<br />
passagierszijde of de zijkant<br />
van de hemelbekleding.<br />
Plaats geen voorwerpen op<br />
het dashboard aan de passagierszijde<br />
(bijv. een mobiele<br />
telefoon), omdat deze het<br />
correct openen van de airbag<br />
aan passagierszijde kunnen<br />
hinderen en de inzittenden<br />
ernstig kunnen verwonden.<br />
fig. 9<br />
A0G0077m<br />
FRONTAIRBAG AAN<br />
BESTUURDERSZIJDE<br />
Deze bestaat uit een opblaasbaar kussen<br />
dat in een daarvoor bestemde ruimte<br />
in het midden van het stuurwiel fig.<br />
9 is geplaatst.
fig. 10<br />
A0G0078m<br />
FRONTAIRBAG AAN<br />
PASSAGIERSZIJDE<br />
Deze bestaat uit een opblaasbaar kussen<br />
met een groter volume dan dat<br />
aan bestuurderszijde. Het kussen is in<br />
een daarvoor bestemde ruimte in het<br />
dashboard fig. 10 geplaatst.<br />
ATTENTIE<br />
Monteer absoluut geen kinderzitje achterstevoren op de<br />
passagiersstoel voor als de frontairbag aan passagierszijde<br />
is ingeschakeld. Als bij een ongeval de airbag in werking<br />
treedt (opblaast), kan dit ernstig letsel en zelfs de dood tot<br />
gevolg hebben.<br />
ATTENTIE<br />
Als de auto is uitgerust met een sleutelschakelaar voor<br />
uitschakeling van de airbags aan passagierszijde<br />
(frontairbag, knie-airbag (indien aanwezig) en zij-airbag<br />
op stoel), dan moeten deze worden uitgeschakeld<br />
als een kinderzitje op de passagiersstoel voor wordt<br />
geplaatst. Bovendien moet de stoel zo ver mogelijk naar achteren<br />
zijn geschoven om te voorkomen dat het kinderzitje<br />
eventueel in aanraking komt met het dashboard. Ook als het<br />
niet wettelijk verplicht is, raden wij u aan, voor een optimale<br />
bescherming van de volwassenen, de airbag onmiddellijk weer<br />
in te schakelen zodra er geen kinderen meer vervoerd worden.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
127
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
128<br />
fig. 11<br />
A0G0079m<br />
KNIE-AIRBAG AAN BESTUUR-<br />
DERS- EN PASSAGIERSZIJDE<br />
(indien aanwezig)<br />
Deze bestaat uit een opblaasbaar kussen<br />
dat in een daarvoor bestemde<br />
ruimte onder het stuurwiel aan de<br />
bestuurderszijde fig. 11 en onder het<br />
dashboard aan de passagierszijde fig.<br />
12 is geplaatst. Deze airbags bieden<br />
een extra bescherming bij een frontale<br />
aanrijding.<br />
fig. 12<br />
A0G0092m<br />
FRONTAIRBAG PASSAGIERSZIJDE, KNIE-AIRBAG PASSA-<br />
GIERSZIJDE (indien aanwezig) EN ZIJ-AIRBAG AAN PAS-<br />
SAGIERSZIJDE HANDMATIG UITSCHAKELEN (indien aanwezig)<br />
Als het absoluut noodzakelijk is een<br />
kind op de passagiersstoel voor te vervoeren,<br />
moeten de frontairbag, de<br />
knie-airbag (indien aanwezig) aan<br />
passagierszijde en de zij-airbag (sidebag)<br />
worden uitgeschakeld. De airbags<br />
kunnen worden in- en uitgeschakeld<br />
door met de noodsleutel van de<br />
contactsleutel de sleutelschakelaar<br />
(indien aanwezig) rechts op het dashboard<br />
te bedienen fig. 13. De schakelaar<br />
is alleen bereikbaar bij geopend<br />
portier. De metalen noodsleutel kan<br />
bij geopend portier in beide standen in<br />
de schakelaar gestoken of uitgenomen<br />
worden.<br />
fig. 13<br />
A0G0062m<br />
BELANGRIJK Bedien de schakelaar<br />
alleen als de motor uitstaat en de contactsleutel<br />
is uitgenomen.<br />
De sleutelschakelaar heeft twee standen:<br />
❒ frontairbag, knie-airbag (indien<br />
aanwezig) en sidebag passagierszijde<br />
ingeschakeld (stand ON P):<br />
lampje F op het paneel van de<br />
plafondverlichting voor is gedoofd;<br />
het is absoluut verboden kinderen<br />
op de passagiersstoel voor te vervoeren;
❒ frontairbag, knie-airbag (indien aanwezig)<br />
en sidebag passagierszijde<br />
uitgeschakeld (stand OFF F):<br />
lampje F op het paneel van de<br />
plafondverlichting voor brandt; het<br />
is mogelijk kinderen op de passagiersstoel<br />
voor te vervoeren, waarbij<br />
ze beschermd moeten worden<br />
door passende universele systemen.<br />
Het lampje F op het paneel van de<br />
plafondverlichting voor blijft continu<br />
branden totdat de airbags aan passagierszijde<br />
opnieuw worden ingeschakeld.<br />
ZIJ-AIRBAGS<br />
(sidebags)<br />
De auto is uitgerust met zij-airbags voor<br />
(sidebags voor) aan bestuurders- en<br />
aan passagierszijde voor bescherming<br />
van borst-bekken.<br />
De zij-airbags beschermen de inzittenden<br />
bij middelzware en zware zijdelingse<br />
aanrijdingen, door het opblazen<br />
van een luchtkussen tussen de inzittende<br />
en de interieurdelen aan de zijkant<br />
van de auto.<br />
Als de zij-airbags niet worden geactiveerd<br />
bij andere soorten botsingen<br />
(frontale aanrijdingen, botsingen van<br />
achter, over de kop slaan enz), betekent<br />
dit niet dat het systeem niet goed<br />
functioneert.<br />
Bij een zijdelingse aanrijding verwerkt<br />
de centrale regeleenheid de informatie<br />
van een vertragingssensor, en zorgt<br />
ervoor, indien nodig, dat het kussen<br />
opblaast. De kussens blazen onmiddellijk<br />
op en vullen de ruimte tussen<br />
het portier van de auto en het lichaam<br />
van de inzittenden voor. Direct daarna<br />
lopen de kussens weer leeg.<br />
De zij-airbags zijn geen vervanging<br />
voor de veiligheidsgordels, maar een<br />
aanvulling. Draag dus altijd veiligheidsgordels.<br />
Bovendien is het dragen<br />
van veiligheidsgordels wettelijk verplicht<br />
in Europa (en in de meeste landen<br />
daarbuiten).<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
129
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
130<br />
fig. 14<br />
A0G0093m<br />
ZIJ-AIRBAGS VOOR<br />
BESCHERMING VAN BORST-<br />
KAS-BEKKEN (SIDEBAGS)<br />
Deze sidebags zijn kussens die zich<br />
snel opblazen en bevinden zich in de<br />
rugleuning van de stoelen fig. 14. Ze<br />
hebben tot doel de borstkas en het<br />
bekken van de inzittenden te beschermen<br />
bij middelzware en zware zijdelingse<br />
aanrijdingen.<br />
BELANGRIJK Als de airbags in werking<br />
treden, ontsnapt er een beetje<br />
rook. Deze rook is niet schadelijk en<br />
duidt niet op brand; bovendien kan<br />
het oppervlak van het opgeblazen<br />
kussen en het interieur van de auto<br />
bedekt zijn met een laagje poeder: dit<br />
poeder kan de huid en de ogen irriteren.<br />
Als u hiermee in aanraking bent<br />
gekomen, moet u zich met neutrale<br />
zeep en water wassen.<br />
De geldigheidsduur van de pyrotechnische<br />
lading en van het spiraalmechanisme<br />
zijn vermeld op het betreffende<br />
plaatje op het bestuurdersportier. Laat<br />
aan het einde van deze termijn het<br />
systeem door de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer<br />
vervangen.<br />
BELANGRIJK Na een ongeval waarbij<br />
een of meerdere veiligheidssystemen<br />
zijn geactiveerd, dient u contact<br />
op te nemen met de <strong>Alfa</strong> Romeodealer<br />
om de geactiveerde systemen<br />
te laten vervangen en de werking van<br />
het systeem te laten controleren.<br />
Alle controlewerkzaamheden, reparaties<br />
en vervanging van het airbagsysteem<br />
moeten door de <strong>Alfa</strong> Romeodealer<br />
worden uitgevoerd.<br />
Aan het einde van de lange levensduur<br />
van uw auto, moet u contact opnemen<br />
met de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer om<br />
het systeem buiten werking te laten<br />
stellen. Daarnaast moet bij verkoop<br />
van de auto de nieuwe eigenaar op de<br />
hoogte gebracht worden van het<br />
gebruik en de aanwijzingen en moet<br />
hij het instructieboekje ontvangen.<br />
BELANGRIJK Het in werking treden<br />
van de gordelspanners, de frontairbags<br />
en de zij-airbags wordt door de<br />
elektronische regeleenheid bepaald,<br />
afhankelijk van het type ongeval. Als<br />
een van deze onderdelen niet in werking<br />
treedt, dan duidt dat niet op een<br />
storing in het systeem.<br />
ATTENTIE<br />
Steek nooit het hoofd,<br />
de armen of de ellebogen<br />
uit het raam.
ALGEMENE OPMERKINGEN<br />
ATTENTIE<br />
Als u de contactsleutel<br />
in het contactslot<br />
steekt en het lampje ¬ gaat<br />
niet branden of blijft branden<br />
tijdens het rijden (en er verschijnt<br />
ook een bericht op het<br />
display), dan is er mogelijk<br />
een storing in de veiligheidssystemen;<br />
in dat geval kunnen<br />
de airbags of gordelspanners<br />
niet geactiveerd<br />
worden bij een ongeval of, in<br />
een zeer beperkt aantal<br />
gevallen, niet op de juiste<br />
wijze geactiveerd worden.<br />
Voordat u verder rijdt, dient<br />
u contact op te nemen met de<br />
<strong>Alfa</strong> Romeo-dealer om het<br />
systeem direct te laten controleren.<br />
ATTENTIE<br />
Bedek de rugleuning<br />
van de stoelen niet<br />
met hoezen of kleden die niet<br />
zijn voorbereid op het<br />
gebruik met sidebags.<br />
ATTENTIE<br />
Reis niet met voorwerpen<br />
op schoot of voor<br />
de borst en houd vooral geen<br />
pijp, potlood enz. in de mond.<br />
Bij een ongeval waarbij de airbag<br />
in werking treedt, kan dit<br />
ernstig letsel veroorzaken.<br />
ATTENTIE<br />
Rijd altijd met beide<br />
handen op de stuurwielrand,<br />
zodat bij het in werking<br />
treden van de airbag, het<br />
systeem niet wordt gehinderd<br />
door obstakels die ernstig letsel<br />
kunnen veroorzaken. Rijd<br />
niet met voorover gebogen<br />
lichaam maar ga goed rechtop<br />
zitten en steun tegen de rugleuning.<br />
ATTENTIE<br />
Laat bij diefstal of een<br />
poging tot diefstal, bij<br />
beschadiging of als de auto<br />
bij een overstroming onder<br />
water is geweest, het airbagsysteem<br />
door een <strong>Alfa</strong><br />
Romeo-dealer controleren.<br />
ATTENTIE<br />
Als de contactsleutel<br />
in het contactslot zit,<br />
kunnen ook bij uitgezette<br />
motor de airbags geactiveerd<br />
worden als de auto wordt<br />
aangereden door een andere<br />
auto. Daarom mogen, ook als<br />
de auto stilstaat, absoluut<br />
geen kinderen op de passagiersstoel<br />
voor worden<br />
geplaatst. Als de contactsleutel<br />
echter niet in het contactslot<br />
zit, wordt bij een ongeval<br />
geen enkel beveiligingssysteem<br />
(airbag of gordelspanners)<br />
geactiveerd; als<br />
een systeem niet in werking<br />
treedt, betekent dit niet dat<br />
het systeem niet goed werkt.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
131
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
132<br />
ATTENTIE<br />
Als u de sleutel in het<br />
contactslot steekt,<br />
gaat het lampje F (met de<br />
schakelaar voor uitschakeling<br />
van de airbags aan passagierszijde<br />
in stand ON) enige<br />
seconden branden en vervolgens<br />
enige seconden knipperen,<br />
om aan te geven dat de<br />
frontairbag en de knie-airbag<br />
aan passagierszijde en de zijairbags<br />
bij een ongeval worden<br />
geactiveerd.<br />
ATTENTIE<br />
De stoelen mogen niet<br />
met water of met<br />
stoom worden gereinigd<br />
(met de hand of in een automatisch<br />
wasapparaat).<br />
ATTENTIE<br />
De frontairbag treedt<br />
in werking als de botsing<br />
zwaarder is dan een<br />
botsing waarbij alleen de<br />
gordelspanners worden<br />
geactiveerd. Bij aanrijdingen<br />
die tussen die twee drempelwaarden<br />
in liggen, treden<br />
alleen de gordelspanners in<br />
werking.<br />
ATTENTIE<br />
De airbag is geen vervanging<br />
voor de veiligheidsgordels,<br />
maar een aanvulling.<br />
Omdat de frontairbags<br />
niet worden geactiveerd bij<br />
frontale botsingen bij lage<br />
snelheid, bij zijdelingse aanrijdingen<br />
en als de auto van achter<br />
wordt aangereden of over<br />
de kop slaat, worden in deze<br />
gevallen de inzittenden uitsluitend<br />
door de veiligheidsgordels<br />
beschermd. De gordels<br />
moeten dus altijd gedragen<br />
worden.
STARTEN EN RIJDEN<br />
MOTOR STARTEN ............................................. 134<br />
PARKEREN ...................................................... 138<br />
GEBRUIK VAN DE VERSNELLINGSBAK................... 139<br />
BRANDSTOF BESPAREN .................................... 140<br />
TREKKEN VAN AANHANGERS .............................. 142<br />
WINTERBANDEN .............................................. 145<br />
SNEEUWKETTINGEN ......................................... 146<br />
AUTO LANGERE TIJD STALLEN ............................ 147<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
133
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
134<br />
MOTOR STARTEN<br />
De auto is uitgerust met een elektronische<br />
startblokkering: zie bij startproblemen<br />
de paragraaf “<strong>Alfa</strong> Romeo<br />
CODE” in het hoofdstuk “Dashboard<br />
en bediening”.<br />
BELANGRIJK Als het contactslot is<br />
geforceerd, kan het stuurslot vergrendelen.<br />
BELANGRIJK Steek de elektronische<br />
sleutel volledig in het contactslot<br />
totdat de sleutel blokkeert.<br />
BELANGRIJK Als de auto in beweging<br />
is mag de elektronische sleutel<br />
niet uit het contactslot worden genomen,<br />
behalve in noodgevallen (zie de<br />
paragraaf “Elektronische sleutel in<br />
noodgevallen uitnemen”); hierdoor<br />
bent u er verzekerd van dat het stuurslot<br />
is uitgeschakeld als de auto in<br />
beweging is (bijvoorbeeld bij het slepen<br />
van de auto).<br />
Het is raadzaam om<br />
gedurende de eerste<br />
gebruiksperiode geen<br />
maximale prestaties van uw<br />
auto te verlangen (bijv. snel<br />
accelereren, langdurig rijden<br />
met hoge toerentallen en<br />
krachtig remmen).<br />
Laat de contactsleutel<br />
niet in het contactslot<br />
zitten als de motor is<br />
uitgezet, om te voorkomen dat<br />
de accu ontlaadt.<br />
ATTENTIE<br />
Het is zeer gevaarlijk<br />
om de motor in afgesloten<br />
ruimten te laten draaien.<br />
De motor verbruikt zuurstof<br />
en produceert kooldioxide,<br />
koolmonoxide en andere<br />
giftige gassen.<br />
Ga als volgt te werk:<br />
❒ trek de handrem aan;<br />
❒ zet de versnellingspook in de vrijstand;<br />
❒ steek de elektronische sleutel tot<br />
tegen de aanslag in het contactslot;<br />
❒ trap het koppelingspedaal geheel in<br />
(of het rempedaal), zonder het gaspedaal<br />
in te trappen;<br />
❒ druk op de START/STOP-knop en<br />
laat deze los zodra de motor is aangeslagen.
BELANGRIJK<br />
Als u de motor tijdens het starten<br />
moet uitzetten en u de auto opnieuw<br />
wilt starten, hoeft u slechts het koppelings-<br />
of het rempedaal in te trappen<br />
en vervolgens op de START/STOPknop<br />
te drukken.<br />
Als de startpoging moeizaam verloopt,<br />
probeer dan niet langdurig de motor te<br />
starten, maar wendt u tot de <strong>Alfa</strong><br />
Romeo-dealer.<br />
Als de auto is gestart, wordt de elektronische<br />
sleutel in het contactslot vergrendeld;<br />
de sleutel kan alleen uit het slot<br />
worden genomen nadat de motor is uitgezet.<br />
Probeer bij draaiende motor en<br />
vergrendelde elektronische sleutel, de<br />
sleutel niet uit het slot te halen omdat<br />
hierdoor het contactslot stuk kan gaan.<br />
Bij startproblemen gaat het lampje Y<br />
op het instrumentenpaneel branden<br />
(op enkele uitvoeringen verschijnt een<br />
bericht op het display). Wendt u in dat<br />
geval tot de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer.<br />
Als na het indrukken van de START/<br />
STOP-knop de motor niet start, herhaal<br />
dan de startprocedure en trap het<br />
andere pedaal (koppelings- of rempedaal)<br />
in.<br />
Startproblemen<br />
Het systeem is in staat om startproblemen<br />
en een overmatig toerental te<br />
herkennen.<br />
In die gevallen wordt de elektronische<br />
sleutel ontgrendeld zodat de bestuurder<br />
de volgende handelingen kan uitvoeren:<br />
❒ schakel het instrumentenpaneel uit<br />
door op de START/STOP-knop<br />
te drukken of door de elektronische<br />
sleutel uit het contactslot te nemen;<br />
❒ start de auto opnieuw door het koppelings-/rempedaal<br />
en de START/<br />
STOP-knop in te drukken.<br />
BELANGRIJK Als de motor bij rijdende<br />
auto met te hoge toerentallen draait,<br />
is het om veiligheidsredenen niet mogelijk<br />
de elektronische sleutel uit het contactslot<br />
te nemen. U kunt de sleutel uit<br />
het slot nemen door met losgelaten<br />
rem- of koppelingspedaal en bij stilstaande<br />
auto de START/STOP-knop<br />
in te drukken.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
135
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
136<br />
MOTOR OPWARMEN NA<br />
HET STARTEN<br />
Ga als volgt te werk:<br />
❒ rijd rustig weg, laat de motor niet<br />
met hoge toerentallen draaien en<br />
trap het gaspedaal niet bruusk in;<br />
❒ verlang de eerste kilometers geen<br />
maximale prestaties. Wij raden u<br />
aan te wachten tot de wijzernaald<br />
van de koelvloeistoftemperatuurmeter<br />
begint te bewegen.<br />
MOTOR UITZETTEN<br />
Druk bij stilstaande auto op de<br />
START/STOP-knop. Als de motor is<br />
uitgezet, kan de elektronische sleutel<br />
uit het contactslot worden genomen.<br />
ATTENTIE<br />
Het is in noodgevallen<br />
en ook om veiligheidsredenen<br />
mogelijk de motor uit<br />
te zetten bij een rijdende auto,<br />
door de START/STOP-knop<br />
herhaaldelijk (drie keer binnen<br />
2 seconden) in te drukken of<br />
door de knop in te drukken en<br />
enkele seconden ingedrukt te<br />
houden. In deze situatie werkt<br />
de stuurbekrachtiging niet<br />
meer.<br />
BELANGRIJK Zet de motor na een<br />
zware rit niet onmiddellijk uit, maar<br />
laat hem even stationair draaien.<br />
Hierdoor kan de temperatuur in de<br />
motorruimte dalen.<br />
BELANGRIJK Als de motor wordt<br />
uitgezet, worden de elektronische veiligheidssystemen<br />
en de buitenverlichting<br />
uitgeschakeld.<br />
BELANGRIJK Als u de motor bij rijdende<br />
auto uitzet, is het om veiligheidsredenen<br />
niet mogelijk de elektronische<br />
sleutel uit het contactslot te<br />
nemen. Om de sleutel uit te nemen,<br />
moet u met de START/STOP-knop<br />
het instrumentenpaneel inschakelen en<br />
vervolgens weer uitschakelen met losgelaten<br />
rem- en koppelingspedaal en bij<br />
stilstaande auto.<br />
Gasgeven voordat u de<br />
motor uitzet heeft<br />
geen enkel nut, verspilt<br />
brandstof en is, vooral<br />
voor motoren met turbocompressor,<br />
schadelijk.
fig. 1<br />
A0G0043m<br />
ELEKTRONISCHE SLEUTEL IN<br />
NOODGEVALLEN UITNEMEN<br />
Als er problemen zijn bij het uitzetten<br />
van de motor of er een storing is in het<br />
ontgrendelsysteem van de elektronische<br />
sleutel, ga dan als volgt te werk:<br />
❒ druk op de ontgrendelknop en trek<br />
de metalen noodsleutel uit (zie de<br />
paragraaf “Elektronische sleutel”<br />
in het hoofdstuk “Dashboard en<br />
bediening”);<br />
❒ steek de metalen noodsleutel Bfig.<br />
1 van de elektronische sleutel<br />
in de opening A;<br />
❒ trek de elektronische sleutel uit het<br />
contactslot.<br />
BELANGRIJK Steek geen andere<br />
voorwerpen in de opening A-fig.1<br />
dan de metalen noodsleutel B van de<br />
elektronische sleutel.<br />
BELANGRIJK Als de sleutel in noodgevallen<br />
wordt uitgenomen bij een<br />
draaiende motor, dan wordt de motor<br />
uitgezet, dooft het instrumentenpaneel<br />
en wordt het stuurslot niet ingeschakeld.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
137
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
138<br />
PARKEREN<br />
Ga als volgt te werk:<br />
❒ zet de motor uit en trek de handrem<br />
aan;<br />
❒ schakel een versnelling in (de 1e als<br />
de weg omhoog loopt, de achteruit<br />
als de weg omlaag loopt) en zet de<br />
voorwielen iets uitgestuurd.<br />
Als de auto op een steile helling staat,<br />
blokkeer de wielen dan met stenen of<br />
wiggen. Laat bij uitgezette motor de<br />
elektronische sleutel nooit in het contactslot<br />
omdat hierdoor de accu ontlaadt.<br />
ATTENTIE<br />
Laat kinderen nooit<br />
alleen achter in de<br />
auto. Neem de elektronische<br />
sleutel altijd uit het contactslot<br />
op het dashboard als u de<br />
auto verlaat en neem de sleutel<br />
mee.<br />
fig. 2<br />
A0G0030m<br />
HANDREM<br />
De hendel van de handrem A-fig. 2<br />
bevindt zich tussen de voorstoelen.<br />
Om de handrem in te schakelen, moet<br />
u de hendel A omhoog trekken zodat<br />
de auto blokkeert.<br />
Als de elektronische sleutel in het contactslot<br />
zit, brandt het lampje x op<br />
het instrumentenpaneel.<br />
BELANGRIJK De auto moet geblokkeerd<br />
zijn als de hendel enkele tanden<br />
is aangetrokken. Als dit niet het geval<br />
is, laat de handrem dan door de <strong>Alfa</strong><br />
Romeo-dealer afstellen.<br />
Ga als volgt te werk om de handrem<br />
uit te schakelen:<br />
❒ trek de hendel A iets omhoog en<br />
druk op de ontgrendelknop B;<br />
❒ houd de knop B ingedrukt en en<br />
laat de hendel zakken. Het lampje<br />
x op het instrumentenpaneel<br />
dooft.<br />
Om onverwachte bewegingen van de<br />
auto te voorkomen, moet bij het<br />
bedienen van de handrem het rempedaal<br />
worden ingetrapt.
GEBRUIK VAN DE<br />
VERSNELLINGSBAK<br />
De auto is uitgerust met een mechanische<br />
versnellingsbak met 6 versnellingen<br />
De positie van de afzonderlijke<br />
versnellingen is met een symbool op<br />
de knop van de versnellingspook aangegeven.<br />
Trap bij het overschakelen altijd het<br />
koppelingspedaal geheel in. Voor het<br />
inschakelen van de 6e versnelling moet<br />
de pook naar rechts worden gedrukt<br />
om te voorkomen dat per ongeluk de<br />
4e versnelling wordt ingeschakeld.<br />
fig. 3<br />
A0G0151m<br />
Voor het inschakelen van de achteruit<br />
R moet vanuit de vrijstand de ring Afig.<br />
3 onder de pookknop omhoog<br />
worden getrokken, en de pook naar<br />
links en vervolgens naar voren worden<br />
verplaatst. Laat de ring los na het<br />
inschakelen van de achteruit. Om vanuit<br />
de achteruit een andere versnelling<br />
in te schakelen, hoeft u de ring van de<br />
pook niet omhoog te trekken.<br />
BELANGRIJK De achteruit kan<br />
alleen bij een volledig stilstaande auto<br />
worden ingeschakeld. Wacht bij een<br />
draaiende motor en een geheel ingetrapt<br />
koppelingspedaal minstens 3<br />
seconden, voordat u de achteruit<br />
inschakelt. Hiermee wordt voorkomen<br />
dat de tandwielen beschadigen.<br />
ATTENTIE<br />
Om op de juiste wijze<br />
te schakelen, moet u<br />
het koppelingspedaal geheel<br />
intrappen. Daarom mag er<br />
niets onder het pedaal liggen<br />
dat dit kan verhinderen: let<br />
erop dat de vloermatten niet<br />
zijn dubbelgevouwen, waardoor<br />
de slag van de pedalen<br />
kan worden beperkt.<br />
Laat uw hand tijdens<br />
het rijden niet op de<br />
pookknop rusten<br />
omdat door de uitgeoefende<br />
druk, ook als deze licht is, de<br />
interne onderdelen van de versnellingsbak<br />
na verloop van<br />
tijd kunnen slijten.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
139
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
140<br />
BRANDSTOF<br />
BESPAREN<br />
Hierna volgen enkele nuttige tips,<br />
waardoor het brandstofverbruik zo<br />
laag mogelijk blijft en de uitstoot van<br />
schadelijke uitlaatgassen zoveel<br />
mogelijk beperkt wordt.<br />
ALGEMENE OPMERKINGEN<br />
Onderhoud van de auto<br />
Zorg voor een goed onderhoud van de<br />
auto door de controles en registraties<br />
die in het “Onderhoudsschema” staan<br />
vermeld, te laten uitvoeren.<br />
Banden<br />
Controleer regelmatig, ten minste een<br />
keer per maand, de spanning van de<br />
banden: als de spanning te laag is,<br />
wordt de weerstand groter en neemt<br />
het verbruik toe.<br />
Overbodige bagage<br />
Rijd niet met een overbeladen bagageruimte.<br />
Het gewicht van de auto<br />
(vooral in stadsverkeer) en de wieluitlijning<br />
hebben grote invloed op het<br />
brandstofverbruik en de stabiliteit.<br />
Imperiaal/skidrager<br />
Verwijder de imperiaal of skidrager als<br />
u deze niet meer gebruikt. Ze verminderen<br />
de aerodynamica van de auto,<br />
waardoor het brandstofverbruik toeneemt.<br />
Gebruik voor het vervoer van<br />
volumineuze voorwerpen bij voorkeur<br />
een aanhanger.<br />
Stroomverbruikers<br />
Gebruik de elektrische installaties<br />
alleen als u ze nodig hebt. De achterruitverwarming,<br />
de verstralers, de ruitenwissers<br />
en de aanjager vragen veel<br />
stroom, waardoor het brandstofverbruik<br />
toeneemt (tot aan 25% in stadsverkeer).<br />
Airconditioning<br />
De airconditioning gebruikt zeer veel<br />
energie: gebruik wanneer de buitentemperatuur<br />
het toelaat, bij voorkeur<br />
de functies van het ventilatiesysteem.<br />
Aerodynamische accessoires<br />
Het gebruik van niet goedgekeurde<br />
aerodynamische accessoires kan de<br />
aerodynamica negatief beïnvloeden,<br />
waardoor het brandstofverbruik zal<br />
toenemen.
RIJSTIJL<br />
Starten<br />
Laat de motor als de auto stilstaat,<br />
niet warmdraaien met stationair toerental<br />
en ook niet met een hoog toerental:<br />
onder deze omstandigheden<br />
warmt de motor veel langzamer op,<br />
terwijl het verbruik en de schadelijke<br />
uitlaatgasemissie toenemen. Het is<br />
beter om rustig weg te rijden en geen<br />
hoge toerentallen te gebruiken: op<br />
deze manier warmt de motor sneller<br />
op.<br />
Overbodige handelingen<br />
Trap het gaspedaal niet in als u stilstaat<br />
voor een stoplicht of voordat u<br />
de motor afzet. Deze handeling heeft<br />
evenals het overschakelen met tussengas,<br />
geen enkel nut. Het kost<br />
brandstof en verhoogt de uitstoot van<br />
schadelijke uitlaatgassen.<br />
Keuze van de versnellingen<br />
Gebruik als het verkeer en de weg het<br />
toelaten de hoogste versnelling. Het<br />
inschakelen van een lage versnelling<br />
voor een snelle acceleratie verhoogt<br />
het brandstofverbruik. Bij het oneigenlijke<br />
gebruik van een hoge versnelling<br />
neemt het verbruik en de schadelijke<br />
uitlaatgasemissie toe. Bovendien slijt<br />
de motor hierdoor sneller.<br />
Maximum snelheid<br />
Het brandstofverbruik neemt aanzienlijk<br />
toe bij een hogere snelheid. Rijd<br />
daarom zoveel mogelijk met een<br />
gelijkmatige snelheid, vermijd overbodig<br />
remmen en optrekken. Dit kost<br />
brandstof en verhoogt de uitstoot van<br />
schadelijke uitlaatgassen.<br />
Acceleratie<br />
Met vol gas optrekken kost veel brandstof<br />
en verhoogt de uitstoot van schadelijke<br />
uitlaatgassen: het is beter geleidelijk<br />
op te trekken en het toerental waarbij<br />
het maximum koppel wordt geleverd,<br />
niet te overschrijden.<br />
GEBRUIKSOMSTANDIGHEDEN<br />
Koude start<br />
Bij korte ritten en regelmatig koud<br />
starten bereikt de motor niet de optimale<br />
bedrijfstemperatuur. Hierdoor<br />
neemt niet alleen het brandstofverbruik<br />
toe (van 15 tot aan 30% in<br />
stadsverkeer), maar ook de uitstoot<br />
van uitlaatgassen.<br />
Verkeerssituatie en conditie<br />
van het wegdek<br />
Op een drukke weg bijvoorbeeld bij<br />
filerijden, waarbij overwegend lage<br />
versnellingen worden gebruikt, of in<br />
de stad waar zich veel verkeerslichten<br />
bevinden, zal het brandstofverbruik<br />
aanzienlijk hoger zijn. Bochtige trajecten,<br />
bergwegen en een slecht wegdek<br />
verhogen eveneens het brandstofverbruik.<br />
Stilstaan in het verkeer<br />
Als u langere tijd stilstaat (bijv. spoorwegovergangen),<br />
is het raadzaam de<br />
motor uit te zetten.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
141
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
142<br />
TREKKEN VAN AAN-<br />
HANGERS<br />
BELANGRIJKE TIPS<br />
Voor het trekken van aanhangwagens<br />
of caravans moet de auto uitgerust<br />
zijn met een trekhaak van een goedgekeurd<br />
type en een adequate elektrische<br />
installatie. De montage van de<br />
trekhaak moet door gespecialiseerd<br />
personeel worden uitgevoerd. Ook<br />
moet documentatie worden overhandigd<br />
m.b.t. het rijden met een aanhanger.<br />
Monteer zo nodig speciale en/of<br />
extra achteruitkijkspiegels, waarmee<br />
u voldoet aan de geldende verkeerswetgeving.<br />
Let er op dat het maximum klimvermogen<br />
van de auto door het gewicht<br />
van een aanhanger of caravan wordt<br />
beperkt. Ook de remweg wordt langer<br />
en u hebt langer de tijd nodig om in te<br />
halen.<br />
Schakel een lage versnelling in tijdens<br />
het afdalen om te voorkomen dat u<br />
constant moet remmen.<br />
Het gewicht van de aanhanger dat op<br />
de trekhaak rust, moet worden afgetrokken<br />
van het laadvermogen van de<br />
auto. Om er zeker van te zijn dat u<br />
het maximum toelaatbaar aanhangergewicht<br />
niet overschrijdt, moet u er<br />
rekening mee houden dat het maximum<br />
betrekking heeft op het totale<br />
gewicht van de aanhangwagen of<br />
caravan, inclusief accessoires en bagage.<br />
Houdt u aan de snelheidsbeperkingen<br />
die voor auto’s met aanhanger gelden.<br />
U mag in geen geval harder rijden dan<br />
100 km/h.<br />
ATTENTIE<br />
Het ABS waarmee de<br />
auto is uitgerust, werkt<br />
niet op het remsysteem van de<br />
aanhanger. Wees daarom<br />
extra voorzichtig op gladde<br />
wegen.<br />
ATTENTIE<br />
Voer in geen geval<br />
modificaties aan het<br />
remsysteem van de auto uit.<br />
Het remsysteem van de aanhanger<br />
moet geheel onafhankelijk<br />
van het hydraulisch<br />
remsysteem van de auto<br />
worden bediend.
TREKHAAK MONTEREN<br />
De trekhaak moet door gespecialiseerd<br />
personeel aan de carrosserie worden<br />
bevestigd waarbij de richtlijnen die hierna<br />
zijn opgenomen, moeten worden<br />
aangehouden. Deze richtlijnen worden<br />
eventueel aangevuld door extra informatie<br />
van de fabrikant van de trekhaak.<br />
De te installeren trekhaak moet voldoen<br />
aan de huidige ECE-normen<br />
94/20 en daarop volgende wijzigingen.<br />
Voor iedere uitvoering moet een trekhaak<br />
worden gebruikt die geschikt is<br />
voor het maximale aanhangergewicht<br />
van de auto waarop de trekhaak<br />
wordt bevestigd.<br />
Voor de elektrische aansluiting moet<br />
een gestandaardiseerde stekker worden<br />
gebruikt die kan worden bevestigd<br />
op de daarvoor bestemde steun<br />
op de trekhaak.<br />
Voor de elektrische aansluiting moet<br />
een 7-polige 12VDC stekkerverbinding<br />
(CUNA/UNI- en ISO/DIN-normen)<br />
worden gebruikt, waarbij eventuele<br />
aanwijzingen van de fabrikant van de<br />
auto en/of van de fabrikant van de<br />
trekhaak moeten worden opgevolgd.<br />
De eventueel aanwezige elektrisch<br />
geregelde rem of ander systeem (bijv.<br />
een lier) moet rechtstreeks op de accu<br />
worden aangesloten met een kabel<br />
met een diameter van minimaal 2,5<br />
mm2 . Naast de op het schema aangegeven<br />
aansluitingen, is slechts een<br />
aansluiting voor een eventuele elektrisch<br />
geregelde rem toegestaan en<br />
een voor een 15W-gloeilamp voor de<br />
binnenverlichting van de caravan.<br />
Montageschema fig. 4<br />
De trekhaak moet op de punten aangegeven<br />
met Ø bevestigd worden<br />
met in totaal 6 M10-bouten.<br />
BELANGRIJK Het is verplicht om op<br />
dezelfde hoogte als de trekkogel een<br />
(goed zichtbaar) plaatje van voldoende<br />
afmetingen en kwaliteit aan te<br />
brengen met de volgende tekst:<br />
MAX. GEWICHT OP KOPPELING 60 kg<br />
Na de montage van de trekhaak moeten<br />
de boutgaten worden afgedicht<br />
om te voorkomen dat uitlaatgassen in<br />
het interieur kunnen dringen.<br />
BELANGRIJK De trekhaak moet op<br />
de carrosserie gemonteerd worden<br />
zonder gaten in of vervormingen van<br />
de achterbumper.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
143
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
144<br />
fig. 4<br />
ACHTERAS<br />
Bestaande<br />
M10 bevestiging<br />
Bestaande<br />
M10 bevestiging<br />
Bestaande M10<br />
Bestaande<br />
moer<br />
M10<br />
moer<br />
Trekkogel<br />
bij belading<br />
A0G0009m
WINTERBANDEN<br />
Gebruik winterbanden die dezelfde<br />
maat hebben als de standaard geleverde<br />
banden.<br />
De <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer kan u adviseren<br />
welke band het meest geschikt is voor<br />
het doel waarvoor u hem wilt gebruiken.<br />
Houdt u voor de bandenmaat, de bandenspanning<br />
en de winterbanden exact<br />
aan de aanwijzingen die staan aangegeven<br />
in de paragraaf “Wielen” in het<br />
hoofdstuk “Technische gegevens”.<br />
De specifieke eigenschappen van winterbanden<br />
verminderen aanzienlijk als<br />
de profieldiepte minder is dan 4 mm.<br />
In dat geval is het veiliger ze te vervangen.<br />
Door de specifieke eigenschappen van<br />
winterbanden zijn de prestaties onder<br />
niet-winterse omstandigheden of wanneer<br />
er lange afstanden op de snelweg<br />
worden gereden, minder dan die<br />
van de standaard gemonteerde banden.<br />
Beperk het gebruik van winterbanden<br />
tot die omstandigheden waarvoor<br />
ze zijn goedgekeurd.<br />
BELANGRIJK Als u winterbanden<br />
gebruikt waarvan de maximum toegestane<br />
snelheid lager is dan de topsnelheid<br />
van de auto (met een marge van<br />
5%), dan dient u in het interieur van<br />
de auto een voor de bestuurder duidelijk<br />
zichtbaar waarschuwingsplaatje te<br />
plaatsen met de maximum toegestane<br />
snelheid wanneer met die winterbanden<br />
wordt gereden (overeenkomstig<br />
de EU-normen).<br />
Monteer op alle vier de wielen dezelfde<br />
banden (zelfde merk en profieldiepte)<br />
voor meer veiligheid tijdens<br />
het rijden en remmen en voor een<br />
betere bestuurbaarheid.<br />
Keer de draairichting van de banden<br />
niet om.<br />
ATTENTIE<br />
Bij winterbanden met<br />
de indicatie “Q” geldt<br />
een maximum snelheid van<br />
160 km/h; bij winterbanden<br />
met de indicatie “T” geldt<br />
een maximum snelheid van<br />
190 km/h; bij winterbanden<br />
met de indicatie “H” geldt<br />
een maximum snelheid van<br />
210 km/h. Deze maximum<br />
snelheden zijn in overeenstemming<br />
met de huidige<br />
wetgeving.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
145
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
146<br />
SNEEUWKETTINGEN<br />
Het gebruik van sneeuwkettingen is<br />
afhankelijk van de voorschriften van<br />
het land waar wordt gereden.<br />
De sneeuwkettingen mogen alleen op<br />
de voorwielen gemonteerd worden<br />
(aangedreven wielen).<br />
Controleer na enkele tientallen meters<br />
rijden of de kettingen nog goed<br />
gespannen zijn.<br />
Gebruik dunne sneeuwkettingen:<br />
gebruik voor bandenmaat 215/55<br />
R16” uitsluitend dunne sneeuwkettingen<br />
die maximaal 12 mm boven<br />
het profiel van de banden uitsteken.<br />
Het gebruik van sneeuwkettingen kan<br />
verplicht zijn ook voor auto’s met vierwielaandrijving.<br />
Op de uitvoering 3.2<br />
JTS moeten de<br />
sneeuwkettingen op de<br />
VOORWIELEN van de auto<br />
worden gemonteerd.<br />
BELANGRIJK Op het noodreservewiel<br />
(indien aanwezig) mag geen<br />
sneeuwketting worden gemonteerd. Als<br />
u een lekke voorband hebt (aangedreven<br />
wiel) en er moet gebruik worden<br />
gemaakt van sneeuwkettingen, dan<br />
kunt u het noodreservewiel op de achteras<br />
plaatsen en het achterwiel op de<br />
vooras (pas zo snel mogelijk de bandenspanning<br />
aan). Zo hebt u op de<br />
vooras twee normale wielen waarop uw<br />
sneeuwkettingen kunt monteren.<br />
Op bandenmaat<br />
225/50 R17” kunnen<br />
uitsluitend Spikes<br />
<strong>Spider</strong>s worden gemonteerd.<br />
Op bandenmaat<br />
235/45 R18” kunnen<br />
geen sneeuwkettingen<br />
worden gemonteerd omdat<br />
deze in contact kunnen komen<br />
met het spatbord.
ATTENTIE<br />
Beperk de snelheid als u<br />
sneeuwkettingen<br />
gebruikt; rijd niet harder<br />
dan 40 km/h.<br />
Vermijd kuilen, stoepranden<br />
en andere obstakels en<br />
rijd, om de auto en het wegdek<br />
niet te beschadigen, geen lange<br />
stukken op sneeuwvrije<br />
wegen.<br />
Het verdient aanbeveling<br />
om het ASR uit te<br />
schakelen als u gebruik<br />
maakt van sneeuwkettingen.<br />
Druk op de ASR/VDC-knop (zie<br />
de paragraaf “ASR-systeem”<br />
in het hoofdstuk “Dashboard en<br />
bediening”).<br />
AUTO LANGERE<br />
TIJD STALLEN<br />
Tref de volgende maatregelen als de<br />
auto enkele maanden niet wordt<br />
gebruikt:<br />
❒ zet de auto in een overdekte, droge<br />
en goed geventileerde ruimte;<br />
❒ schakel een versnelling in;<br />
❒ zorg ervoor dat de handrem is<br />
aangetrokken;<br />
❒ maak de minklem los van de accu<br />
en controleer de acculading.<br />
Gedurende het stallen moet deze<br />
controle iedere drie maanden worden<br />
herhaald. Laad de accu op als<br />
de optische meter een donkere<br />
kleur heeft zonder een groen middenstuk<br />
(zie de paragraaf “Accu”<br />
in het hoofdstuk “Onderhoud en<br />
zorg”);<br />
❒ maak de gespoten plaatdelen<br />
schoon en behandel ze met een<br />
beschermende was;<br />
❒ reinig en conserveer de glimmende<br />
metalen delen met daarvoor<br />
geschikte middelen;<br />
❒ smeer de wisserrubbers van de ruitenwissers<br />
in met talkpoeder en<br />
laat ze los van de ruit staan;<br />
❒ zet de ruiten een klein stukje<br />
open;<br />
❒ dek de auto af met een stoffen of<br />
een ademende kunststof hoes.<br />
Gebruik geen dichte plastic hoes,<br />
omdat het in en op de auto aanwezige<br />
vocht dan niet kan verdampen;<br />
❒ breng de bandenspanning 0,5 bar<br />
boven de normaal voorgeschreven<br />
spanning en controleer deze regelmatig;<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
147
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
148<br />
❒ als u de accukabels niet loskoppelt,<br />
moet de lading iedere maand<br />
gecontroleerd worden; laad de<br />
accu op als de optische meter een<br />
donkere kleur heeft zonder groen<br />
middenstuk;<br />
❒ tap het koelsysteem van de motor<br />
niet af.<br />
BELANGRIJK Als de auto is uitgerust<br />
met een diefstalalarm, schakel<br />
dan het alarm uit met de afstandsbediening.
LAMPJES EN BERICHTEN<br />
TE LAAG REMVLOEISTOFNIVEAU/<br />
AANGETROKKEN HANDREM ................................ 151<br />
VERSLETEN REMBLOKKEN .................................. 151<br />
NIET OMGELEGDE VEILIGHEIDSGORDELS .............. 151<br />
STORING AIRBAGSYSTEEM................................. 152<br />
UITGESCHAKELDE FRONTAIRBAGS PASSAGIERSZIJDE... 152<br />
TE HOGE KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR .............. 153<br />
TE HOGE MOTOROLIETEMPERATUUR.................... 154<br />
ACCU WORDT NIET VOLDOENDE OPGELADEN ........ 154<br />
NIET GOED GESLOTEN PORTIEREN....................... 154<br />
GEOPENDE MOTORKAP ...................................... 154<br />
GEOPEND KOFFERDEKSEL .................................. 154<br />
STORING EOBD-SYSTEEM................................... 155<br />
STORING ELEKTRONISCHE STARTBLOKKERING/<br />
BLOKKERING STUURSLOT................................... 156<br />
STORING DIEFSTALALARM/INBRAAKPOGING/<br />
ELEKTRONISCHE SLEUTEL NIET HERKEND ............. 156<br />
KANS OP GLADHEID .......................................... 157<br />
INSCHAKELING BRANDSTOFNOODSCHAKELAAR .... 157<br />
STORING ABS................................................... 158<br />
STORING EBD................................................... 158<br />
VDC-SYSTEEM .................................................. 158<br />
STORING HILL HOLDER ...................................... 159<br />
ASR-SYSTEEM (ANTI-DOORSLIPREGELING<br />
VAN DE WIELEN) .............................................. 159<br />
DEFECTE BUITENVERLICHTING............................. 159<br />
DEFECTE REMLICHTEN ....................................... 160<br />
MISTACHTERLICHTEN......................................... 160<br />
MISTLAMPEN VOOR .......................................... 160<br />
BUITENVERLICHTING/FOLLOW ME HOME............. 160<br />
DIMLICHT ........................................................ 160<br />
GROOTLICHT .................................................... 160<br />
RICHTINGAANWIJZER LINKS ............................... 161<br />
RICHTINGAANWIJZER RECHTS............................. 161<br />
STORING SCHEMERSENSOR ................................ 161<br />
STORING REGENSENSOR..................................... 161<br />
STORING PARKEERSENSOREN ............................. 161<br />
BRANDSTOFRESERVE – BEPERKTE ACTIERADIUS ... 161<br />
CRUISE-CONTROL ............................................. 162<br />
STORING ANTI-LETSELSENSOR RUITEN .................<br />
STORING CABRIOKAP/TIJDELIJKE STORING<br />
162<br />
CABRIOKAP ..................................................... 162<br />
TE LAAG VLOEISTOFNIVEAU RUITENSPROEIERS ..... 162<br />
SNELHEIDSLIMIET OVERSCHREDEN...................... 162<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
149
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
150<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
ALGEMENE OPMERKINGEN<br />
De storingsmeldingen die op het display<br />
verschijnen, zijn onderverdeeld in<br />
twee categorieën: zeer ernstige storingen<br />
en ernstige storingen.<br />
Bij alle storingsmeldingen gaat het<br />
betreffende lampje (indien aanwezig)<br />
op het instrumentenpaneel branden<br />
en verschijnen er eventueel specifieke<br />
waarschuwingsberichten.<br />
In enkele gevallen klinkt er ook een<br />
akoestisch signaal (instelbaar).<br />
Deze berichten zijn kort en uit voorzorg<br />
en hebben tot doel u er op attent<br />
te maken snel actie te ondernemen<br />
als er een storing in de werking van de<br />
auto wordt gevonden. Een dergelijke<br />
melding moet echter als een aanvulling<br />
worden gezien en niet als alternatief<br />
voor de informatie in dit instructieboekje.<br />
Wij raden u daarom aan dit<br />
instructieboekje goed door te lezen.<br />
Houdt u bij een storing altijd aan de<br />
aanwijzingen die in dit hoofdstuk<br />
beschreven worden.<br />
Zeer ernstige storingen<br />
Deze worden een onbepaalde tijd op<br />
het display weergegeven, waarbij de<br />
weergave die daarvoor op het display<br />
werd aangegeven, onderbroken wordt.<br />
Iedere keer als de elektronische sleutel<br />
in het contactslot wordt gestoken, worden<br />
deze opnieuw weergegeven, totdat<br />
de oorzaak van de storing verholpen<br />
is. Het is mogelijk de “cyclus” te<br />
onderbreken door de knop MENU in<br />
te drukken: in dat geval blijft het symbool<br />
dat betrekking heeft op de storing<br />
rechtsonder op het display weergegeven,<br />
totdat de oorzaak van de storing<br />
verholpen is.<br />
Ernstige storingen<br />
Deze worden ongeveer 20 seconden<br />
op het display weergegeven en verdwijnen<br />
daarna, maar iedere keer als<br />
de contactsleutel in het slot wordt<br />
gestoken, worden ze opnieuw weergegeven.<br />
Als de signaleringscyclus ten<br />
einde is (na ongeveer 20 seconden) of<br />
als de knop MENU wordt ingedrukt,<br />
blijft het symbool dat betrekking heeft<br />
op de storing rechtsonder op het display<br />
weergegeven, totdat de oorzaak van<br />
de storing verholpen is.
x<br />
TE LAAG<br />
REMVLOEISTOF-<br />
NIVEAU (rood)<br />
AANGETROKKEN<br />
HANDREM (rood)<br />
Als u de sleutel in het contactslot<br />
steekt, gaat het lampje branden. Na<br />
enkele seconden moet het lampje<br />
doven.<br />
Te laag remvloeistofniveau<br />
Het lampje gaat branden (er verschijnt<br />
ook een bericht op het display) als het<br />
remvloeistofniveau in het reservoir<br />
onder het minimum niveau is gedaald,<br />
bijvoorbeeld door lekkage in het remsysteem.<br />
Aangetrokken handrem<br />
Het lampje gaat branden als de handrem<br />
wordt aangetrokken.<br />
ATTENTIE<br />
Als het lampje tijdens<br />
het rijden gaat branden,<br />
controleer dan of de handrem<br />
niet is aangetrokken. Als het<br />
lampje blijft branden terwijl de<br />
handrem niet is aangetrokken,<br />
stop dan onmiddellijk en wendt<br />
u tot een <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer.<br />
VERSLETEN REMd<br />
BLOKKEN<br />
(geel)<br />
Op het display verschijnen een bericht<br />
en een symbool als de remblokken<br />
voor versleten zijn; laat deze zo snel<br />
mogelijk vervangen.<br />
BELANGRIJK Omdat de auto is uitgerust<br />
met een slijtage-indicator voor<br />
de remblokken voor moet u, als de<br />
remblokken worden vervangen, ook<br />
de remblokken achter laten controleren.<br />
<<br />
NIET<br />
OMGELEGDE<br />
VEILIGHEIDS<br />
GORDELS (rood)<br />
Bij stilstaande auto gaat het lampje<br />
constant branden als:<br />
❒ de gordel aan bestuurderszijde niet<br />
goed is omgelegd;<br />
❒ de gordel aan passagierszijde niet<br />
goed is omgelegd of als er zware<br />
voorwerpen op de passagiersstoel<br />
zijn geplaatst;<br />
❒ als de gordel aan bestuurders- of<br />
passagierszijde wordt losgemaakt.<br />
Op dezelfde wijze gaat bij een rijdende<br />
auto het lampje knipperen en klinkt er<br />
korte tijd een akoestisch signaal (buzzer).<br />
Daarna blijft het lampje constant branden.<br />
Het akoestische signaal kan tijdelijk<br />
worden uitgeschakeld. Ga hiervoor als<br />
volgt te werk:<br />
❒ maak de veiligheidsgordels vast;<br />
❒ steek de elektronische sleutel in het<br />
contactslot;<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
151
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
152<br />
❒ maak na 20 seconden en binnen 1<br />
minuut een van de veiligheidsgordels<br />
los.<br />
Deze procedure is geldig totdat de<br />
motor wordt uitgezet.<br />
Voor permanente uitschakeling dient u<br />
zich tot de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer te wenden.<br />
Het systeem “melding omgelegde<br />
gordel” kan uitsluitend weer worden<br />
ingeschakeld via het “Setup-menu”<br />
van het display (zie de paragraaf<br />
“Instelbaar multifunctioneel display” in<br />
het hoofdstuk “Dashboard en bediening”).<br />
¬<br />
STORING AIRBAG-<br />
SYSTEEM (rood)<br />
Als u de sleutel in het contactslot<br />
steekt, gaat het lampje branden.<br />
Na enkele seconden moet het<br />
lampje doven.<br />
Het lampje gaat constant branden (er<br />
verschijnt ook een bericht op het display)<br />
bij een storing in het airbagsysteem.<br />
ATTENTIE<br />
Als u de contactsleutel<br />
in het contactslot steekt<br />
en het lampje ¬¬ gaat niet branden<br />
of blijft branden tijdens het<br />
rijden (en er verschijnt ook een<br />
bericht op het display), dan is<br />
er mogelijk een storing; in dat<br />
geval kunnen de airbags of<br />
gordelspanners niet geactiveerd<br />
worden bij een ongeval<br />
of, in een zeer beperkt aantal<br />
gevallen, niet op de juiste wijze<br />
geactiveerd worden. Voordat u<br />
verder rijdt, dient u contact op<br />
te nemen met de <strong>Alfa</strong> Romeodealer<br />
om het systeem direct te<br />
laten controleren. Een defect<br />
lampje ¬¬ (lampje gedoofd)<br />
wordt ook weergegeven als<br />
het lampje voor de uitgeschakelde<br />
frontairbag aan<br />
passagierszijde F langer dan<br />
de normale 4 seconden knippert.<br />
F<br />
AIRBAGS PASSA-<br />
GIERSZIJDE UITGE-<br />
SCHAKELD (geel)<br />
Het lampje (op het paneel van de plafondverlichting<br />
voor) gaat branden als<br />
de frontairbag aan passagierszijde, de<br />
knie-airbag aan passagierszijde<br />
(indien aanwezig) en de zij-airbag<br />
aan passagierszijde met de sleutelschakelaar<br />
(bepaalde uitvoeringen/markten)<br />
worden uitgeschakeld.<br />
Als bij ingeschakelde airbags aan passagierszijde,<br />
de elektronische sleutel in<br />
het contactslot wordt gestoken, gaat<br />
het lampje ongeveer 4 seconden constant<br />
branden en vervolgens 4 seconden<br />
knipperen. Hierna moet het lampje<br />
doven.
ATTENTIE<br />
Het lampje F geeft<br />
bovendien eventuele<br />
storingen van het lampje ¬¬<br />
aan. Dit wordt aangegeven<br />
door het langer knipperen van<br />
het lampje F dan de normale<br />
4 seconden. In dit geval kan<br />
het lampje ¬¬ geen storingen<br />
in de airbag-/gordelspannersystemen<br />
aangeven. Voordat<br />
u verder rijdt, dient u contact<br />
op te nemen met de <strong>Alfa</strong><br />
Romeo-dealer om het systeem<br />
direct te laten controleren.<br />
TE HOGE<br />
u KOELVLOEISTOF-<br />
TEMPERATUUR<br />
(rood)<br />
Als u de sleutel in het contactslot steekt,<br />
gaat het lampje (op de koelvloeistoftemperatuurmeter)<br />
branden. Na<br />
enkele seconden moet het lampje<br />
doven. Het lampje gaat branden (er verschijnt<br />
ook een bericht op het display)<br />
als de motor oververhit is. Als het lampje<br />
gaat branden, moeten de volgende<br />
maatregelen worden genomen:<br />
– bij normale rij-omstandigheden:<br />
breng de auto tot stilstand,<br />
zet de motor uit en controleer<br />
of het niveau van de koelvloeistof in<br />
het reservoir niet onder het MINmerkteken<br />
staat. Als dit wel het geval<br />
is, wacht dan enkele minuten zodat<br />
de motor kan afkoelen, open vervolgens<br />
langzaam en voorzichtig de dop,<br />
vul koelvloeistof bij en controleer of de<br />
koelvloeistof tussen het MIN- en<br />
MAX-merkteken staat. Controleer<br />
ook of er geen vloeistof weglekt. Als<br />
bij het starten van de motor het lampje<br />
opnieuw gaat branden, wendt u<br />
dan tot de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer.<br />
– Als de auto onder zware<br />
bedrijfsomstandigheden wordt<br />
gebruikt (bijvoorbeeld het bergopwaarts<br />
trekken van een aanhanger of<br />
met volbeladen auto): verlaag de snelheid<br />
en breng, als het lampje blijft branden,<br />
de auto tot stilstand. Wacht 2 tot 3<br />
minuten met draaiende motor en geef<br />
iets gas voor een snellere circulatie van<br />
de koelvloeistof. Zet vervolgens de motor<br />
uit.<br />
BELANGRIJK Bij zware bedrijfsomstandigheden<br />
is het raadzaam de<br />
motor enkele minuten te laten draaien<br />
met iets ingetrapt gaspedaal voordat u<br />
de motor uitzet.<br />
ATTENTIE<br />
Draai bij een zeer<br />
warme motor de dop<br />
van het expansiereservoir<br />
nooit los: gevaar voor verbranding.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
153
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
154<br />
`<br />
TE HOGE<br />
MOTOROLIE-<br />
TEMPERATUUR<br />
Als u de sleutel in het contactslot<br />
steekt, gaat het lampje (op de motorolietemperatuurmeter)<br />
branden. Na<br />
enkele seconden moet het lampje<br />
doven.<br />
Als het lampje tijdens het rijden gaat<br />
branden (en er verschijnt ook een<br />
bericht op het display), dan is de<br />
motorolietemperatuur te hoog; zet de<br />
motor uit en wendt u tot de <strong>Alfa</strong><br />
Romeo-dealer.<br />
Als het lampje ` knippert<br />
tijdens het rijden,<br />
wendt u dan tot de <strong>Alfa</strong><br />
Romeo-dealer.<br />
ACCU WORDT NIET<br />
w VOLDOENDE OPGE-<br />
LADEN (rood)<br />
Als op het display het symbool<br />
w en een bericht verschijnen, wendt<br />
u dan onmiddellijk tot de <strong>Alfa</strong> Romeodealer.<br />
NIET GOED GESLO-<br />
TEN PORTIEREN ´ (rood)<br />
Op het display verschijnen het<br />
symbool ´ en een bericht als een van<br />
de portieren niet goed gesloten is.<br />
GEOPENDE MOTOR-<br />
S KAP<br />
(indien aanwezig)<br />
Op het display verschijnen het symbool<br />
S (rood) en een bericht als de<br />
motorkap niet goed gesloten is.<br />
R<br />
GEOPEND KOFFER-<br />
DEKSEL<br />
Op het display verschijnen<br />
het symbool R (rood) en een<br />
bericht als het kofferdeksel niet goed<br />
gesloten is.
STORING<br />
U EOBD-SYSTEEM<br />
(geel)<br />
Als u onder normale omstandigheden<br />
de elektronische sleutel in het contactslot<br />
steekt, gaat het lampje branden,<br />
maar het moet doven als de motor is<br />
aangeslagen. Het lampje gaat eerst<br />
branden om de juiste werking ervan<br />
aan te geven.<br />
Als het lampje blijft branden of tijdens<br />
het rijden gaat branden:<br />
– constant branden (er verschijnt<br />
ook een bericht op het display): duidt<br />
op een defect in het inspuit-/ontstekingssysteem;<br />
dit kan tot gevolg hebben<br />
dat de prestaties verminderen, de<br />
auto slechter gaat rijden en het brandstofverbruik<br />
toeneemt. U kunt onder<br />
deze omstandigheden doorrijden zonder<br />
te veel van de motor te eisen of<br />
met hoge snelheid te rijden. Als lang<br />
met een brandend waarschuwingslampje<br />
wordt doorgereden, kunnen<br />
beschadigingen ontstaan. Wendt u zo<br />
snel mogelijk tot de <strong>Alfa</strong> Romeodealer.<br />
Het lampje dooft als de storing verdwijnt.<br />
De storing wordt door het systeem<br />
in het geheugen opgeslagen.<br />
– knipperend: duidt op een mogelijke<br />
beschadiging van de katalysator<br />
(zie “EOBD-systeem” in het hoofdstuk<br />
“Dashboard en bediening”). Als het<br />
lampje knippert, moet het gaspedaal<br />
worden losgelaten zodat de motor<br />
met lage toerentallen draait en het<br />
lampje niet meer knippert; u kunt met<br />
matige snelheid doorrijden waarbij rijomstandigheden<br />
moeten worden vermeden<br />
die kunnen leiden tot het<br />
opnieuw gaan knipperen van het<br />
lampje. U dient zo snel mogelijk contact<br />
op te nemen met de <strong>Alfa</strong> Romeodealer.<br />
Als u de contactsleutel<br />
in het contactslot steekt<br />
en het lampje U gaat<br />
niet branden of het gaat branden<br />
of knipperen tijdens het rijden,<br />
wendt u dan zo snel mogelijk<br />
tot de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer.<br />
De werking van het lampje U<br />
kan worden gecontroleerd met<br />
behulp van speciale apparatuur<br />
van de verkeerspolitie. Houdt u<br />
aan de wetgeving van het land<br />
waarin u rijdt.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
155
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
156<br />
><br />
STORING ELEKTRO-<br />
NISCHE<br />
STARTBLOKKERING<br />
(geel)<br />
BLOKKERING<br />
STUURSLOT<br />
(geel)<br />
Storing elektronische<br />
startblokkering<br />
Bij een storing in de elektronische<br />
startblokkering verschijnt er een<br />
bericht op het display: wendt u in dat<br />
geval zo snel mogelijk tot de <strong>Alfa</strong><br />
Romeo-dealer.<br />
Blokkering stuurslot<br />
Op het display verschijnt een bericht<br />
als de elektronische sleutel uit het contactslot<br />
wordt genomen als de motor<br />
tijdens het rijden is afgeslagen.<br />
Y<br />
STORING DIEFSTAL-<br />
ALARM (indien<br />
aanwezig)<br />
(geel)<br />
INBRAAKPOGING<br />
(geel)<br />
ELEKTRONISCHE<br />
SLEUTEL<br />
NIET HERKEND<br />
(geel)<br />
Storing diefstalalarm<br />
Op het display verschijnen een bericht<br />
en een symbool bij een storing in het<br />
diefstalalarm. Wendt u zo snel mogelijk<br />
tot de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer.<br />
Inbraakpoging<br />
Op het display verschijnen een bericht<br />
en een symbool als er een inbraakpoging<br />
is geconstateerd. Wendt u zo snel<br />
mogelijk tot de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer.<br />
Elektronische sleutel<br />
niet herkend<br />
Op het display verschijnen een bericht<br />
en een symbool als bij het starten van<br />
de motor de elektronische sleutel niet<br />
door het systeem wordt herkend.
√<br />
KANS OP GLADHEID<br />
Als de buitentemperatuur<br />
gelijk is aan of lager wordt dan 3°C,<br />
verschijnen op het display een symbool<br />
en een waarschuwingsbericht en<br />
klinkt er een akoestisch signaal.<br />
Hierdoor wordt de bestuurder gewaarschuwd<br />
voor mogelijke gladheid.<br />
Als bij enkele uitvoeringen de signaleringscyclus<br />
ten einde is of als de knop<br />
MENU kort wordt ingedrukt:<br />
– verdwijnt het bericht van het display<br />
en wordt het vorige scherm opnieuw<br />
op het display weergegeven;<br />
– stopt de temperatuuraanduiding<br />
met knipperen;<br />
– het symbool √ blijft rechtsonder op<br />
het display weergegeven (totdat de<br />
buitentemperatuur gelijk is aan of<br />
lager wordt dan 6°C).<br />
Dit wordt slechts één maal uitgevoerd<br />
na de constatering dat de buitentemperatuur<br />
lager is dan of gelijk is aan<br />
3°C en wordt alleen herhaald als de<br />
buitentemperatuur hoger is dan<br />
6°C en vervolgens opnieuw als deze<br />
lager is dan of gelijk is aan 3°C.<br />
BELANGRIJK Bij een storing in de<br />
buitentemperatuursensor verschijnen<br />
op het display streepjes op de plaats<br />
van de temperatuur.<br />
INSCHAKELING<br />
BRANDSTOFNOOD-<br />
s SCHAKELAAR<br />
Op het display verschijnen een bericht<br />
en een symbool als de brandstofnoodschakelaar<br />
inschakelt.<br />
ATTENTIE<br />
Als u na een ongeval<br />
een brandstoflucht<br />
ruikt of merkt dat het brandstofsysteem<br />
lekt, druk dan de<br />
schakelaar niet terug, zodat<br />
brand wordt voorkomen.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
157
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
158<br />
STORING ABS<br />
(geel) ><br />
Als u de sleutel in het contactslot<br />
steekt, gaat het lampje branden.<br />
Na enkele seconden moet het<br />
lampje doven.<br />
Het lampje gaat branden (er verschijnt<br />
ook een bericht op het display) als het<br />
systeem defect is. In dat geval blijft<br />
het remsysteem normaal werken,<br />
maar zonder de mogelijkheden van<br />
het ABS. Rijd voorzichtig verder en<br />
wendt u zo snel mogelijk tot de <strong>Alfa</strong><br />
Romeo-dealer.<br />
STORING EBD<br />
VDC-SYSTEEM<br />
(rood) (geel)<br />
(indien aanwezig)<br />
x á<br />
(geel)<br />
Als bij een draaiende motor<br />
de lampjes > en x gelijk- Als u de sleutel in het contactslot<br />
> tijdig branden (en er ver- steekt, gaat het lampje branden. Na<br />
schijnt ook een bericht op enkele seconden moet het lampje<br />
het display), dan is er een storing in doven.<br />
het EBD-systeem; in dat geval kunnen Het lampje knippert als het VDC-sys-<br />
bij hard remmen de achterwielen teem inschakelt, om de bestuurder te<br />
vroegtijdig blokkeren waardoor de waarschuwen dat het systeem zich<br />
auto kan gaan slippen.<br />
aanpast aan de grip op het wegdek.<br />
Rijd zeer voorzichtig naar de dichtstbijzijnde<br />
<strong>Alfa</strong> Romeo-dealer om het Uitschakeling VDC<br />
systeem te laten controleren. Als het VDC-systeem handmatig wordt<br />
uitgeschakeld (door 2 seconden op de<br />
ASR/VDC-knop te drukken) (zie de<br />
paragraaf “VDC-systeem” in het<br />
hoofdstuk “Dashboard en bediening”),<br />
verschijnt er een bericht op het<br />
display.<br />
Storing VDC<br />
Bij een storing in het VDC-systeem wordt<br />
het systeem automatisch uitgeschakeld<br />
en gaat het lampje á op het instrumentenpaneel<br />
constant branden (er verschijnt<br />
ook een bericht op het display). Wendt u<br />
in dat geval zo snel mogelijk tot de <strong>Alfa</strong><br />
Romeo-dealer.
STORING<br />
HILL HOLDER *<br />
(geel)<br />
Als er een bericht en een symbool op<br />
het display verschijnen, dan is er een<br />
storing in het Hill Holder-systeem.<br />
Wendt u in dat geval tot de <strong>Alfa</strong><br />
Romeo-dealer.<br />
á<br />
ASR-SYSTEEM<br />
(TRACTIEREGELING)<br />
(geel)<br />
Als u de sleutel in het contactslot<br />
steekt, gaat het lampje branden. Na<br />
enkele seconden moet het lampje<br />
doven. Het lampje knippert als het<br />
ASR-systeem inschakelt, om de<br />
bestuurder te waarschuwen dat het<br />
systeem zich aanpast aan de grip op<br />
het wegdek.<br />
Uitschakeling ASR<br />
Als het ASR-systeem handmatig wordt<br />
uitgeschakeld (door op de ASR/VDCknop<br />
te drukken) (zie de paragraaf<br />
“ASR-systeem” in het hoofdstuk<br />
“Dashboard en bediening”), gaat het<br />
lampje op de knop branden en verschijnt<br />
op het display het symbool<br />
V.<br />
Storing ASR<br />
Bij een storing in het ASR-systeem<br />
wordt het systeem automatisch uitgeschakeld<br />
en verschijnt op het display<br />
het symbool V. Wendt u in dat geval<br />
zo snel mogelijk tot de <strong>Alfa</strong> Romeodealer.<br />
W<br />
DEFECTE BUITEN-<br />
VERLICHTING<br />
(geel)<br />
Op het display verschijnen een bericht<br />
en een symbool als er een storing aanwezig<br />
is in een van de volgende systemen:<br />
– buitenverlichting<br />
– richtingaanwijzers<br />
– mistachterlichten<br />
– kentekenplaatverlichting.<br />
De storing kan betreffen: doorbranden<br />
van een of meer lampen, doorbranden<br />
van de bijbehorende zekering of een<br />
onderbreking in de elektrische verbinding.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
159
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
160<br />
T<br />
DEFECTE<br />
REMLICHTEN<br />
(geel)<br />
Op het display verschijnen een bericht<br />
en een symbool als er een storing is<br />
geconstateerd in de remlichten.<br />
De storing kan veroorzaakt zijn door het<br />
doorbranden van de lamp, het doorbranden<br />
van de bijbehorende zekering<br />
of door een onderbreking in de elektrische<br />
verbinding.<br />
4<br />
MISTACHTERLICHTEN<br />
(geel)<br />
Het lampje gaat branden als<br />
de mistachterlichten worden ingeschakeld.<br />
MISTLAMPEN VOOR<br />
(groen) 5<br />
Het lampje gaat branden als<br />
de mistlampen voor worden ingeschakeld.<br />
3<br />
BUITENVERLICHTING<br />
(groen)<br />
FOLLOW ME HOME<br />
(groen)<br />
Buitenverlichting<br />
Het lampje gaat branden als de buitenverlichting<br />
wordt ingeschakeld.<br />
Follow me home<br />
Het lampje gaat branden (er verschijnt<br />
ook een bericht op het display) als dit<br />
systeem wordt gebruikt (zie de paragraaf<br />
“Follow me home” in het hoofdstuk<br />
“Dashboard en bediening”).<br />
2<br />
DIMLICHT (groen)<br />
Het lampje gaat branden<br />
als het dimlicht wordt ingeschakeld.<br />
GROOTLICHT<br />
1<br />
(blauw)<br />
Het lampje gaat branden als<br />
het grootlicht wordt ingeschakeld.
R<br />
RICHTINGAAN-<br />
WIJZER LINKS<br />
(groen)<br />
Het lampje gaat branden als de richtingaanwijzerhendel<br />
omlaag wordt<br />
gezet of, tegelijkertijd met het lampje<br />
van de rechter richtingaanwijzer, als<br />
de drukknop voor de waarschuwingsknipperlichten<br />
wordt ingedrukt.<br />
RICHTINGAAN-<br />
WIJZER RECHTS E (groen)<br />
Het lampje gaat branden als de richtingaanwijzerhendel<br />
omhoog wordt<br />
gezet of, tegelijkertijd met het lampje<br />
van de linker richtingaanwijzer, als de<br />
drukknop voor de waarschuwingsknipperlichten<br />
wordt ingedrukt.<br />
1<br />
STORING<br />
SCHEMERSENSOR<br />
(indien aanwezig)<br />
(geel)<br />
Op het display verschijnen een bericht<br />
en een symbool als er een storing is in<br />
de schemersensor.<br />
u<br />
STORING<br />
REGENSENSOR<br />
(indien aanwezig)<br />
(geel)<br />
Op het display verschijnen een bericht<br />
en een symbool als er een storing is in<br />
de regensensor.<br />
STORING PARKEERt<br />
SENSOREN<br />
(indien aanwezig)<br />
(geel)<br />
Op het display verschijnen een bericht<br />
en een symbool als er een storing is in<br />
de parkeersensoren.<br />
BRANDSTOF-<br />
RESERVE – K BEPERKTE ACTIE-<br />
RADIUS<br />
(geel)<br />
Het lampje op de brandstofmeter gaat<br />
branden als er nog ongeveer 10 liter<br />
brandstof in de tank aanwezig is. Als<br />
de actieradius kleiner is dan 50 km<br />
(of 31 mijl), verschijnt een waarschuwing<br />
op het display.<br />
Als het lampje K<br />
knippert tijdens het<br />
rijden, wendt u dan tot<br />
de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
161
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
162<br />
Ü<br />
CRUISE-CONTROL<br />
(indien aanwezig)<br />
(groen)<br />
Het lampje gaat branden (er<br />
verschijnt ook een bericht op het<br />
display) als de draaischakelaar van<br />
de cruise-control in stand Ü wordt<br />
gezet.<br />
STORING ANTI-LET-<br />
5 SELFUNCTIE RUITEN<br />
(geel)<br />
Op het display verschijnen een bericht<br />
en een symbool als er een storing aanwezig<br />
is in de anti-letselfunctie van de<br />
ruiten.<br />
Wendt u in dat geval tot de <strong>Alfa</strong><br />
Romeo-dealer.<br />
†<br />
STORING CABRIO-<br />
KAP<br />
TIJDELIJKE STORING<br />
CABRIOKAP<br />
Storing cabriokap<br />
Als er een permanente storing in de<br />
cabriokap aanwezig is, verschijnen<br />
een bericht en het symbool †<br />
(rood) op het display als u de bedieningsknop<br />
van de cabriokap indrukt of<br />
als u de elektronische sleutel in het<br />
contactslot steekt.<br />
In dit geval moet u zich tot de <strong>Alfa</strong><br />
Romeo-dealer wenden om de storing<br />
te laten verhelpen.<br />
Tijdelijke storing cabriokap<br />
Als er een tijdelijke storing in de<br />
cabriokap aanwezig is, verschijnen<br />
een bericht en het symbool †<br />
(rood) op het display als u de bedieningsknop<br />
van de cabriokap indrukt.<br />
In dit geval moet u zich tot de <strong>Alfa</strong><br />
Romeo-dealer wenden om de storing<br />
te laten verhelpen.<br />
)<br />
TE LAAG VLOEI-<br />
STOFNIVEAU RUI-<br />
TENSPROEIERS<br />
(geel)<br />
Op het display verschijnen een bericht<br />
en een symbool als het vloeistofniveau<br />
van de ruitensproeiers onder het<br />
minimum niveau staat.<br />
X<br />
SNELHEIDSLIMIET<br />
OVERSCHREDEN<br />
Als de in het “Setup-menu”<br />
ingestelde snelheidslimiet wordt overschreden<br />
(bijvoorbeeld 120 km/h)<br />
(zie de paragraaf “Instelbaar multifunctioneel<br />
display” in het hoofdstuk<br />
“Dashboard en bediening”), verschijnen<br />
op het display een waarschuwingsbericht<br />
en een symbool (rood)<br />
en er klinkt een akoestisch signaal.
NOODGEVALLEN<br />
STARTEN MET EEN HULPACCU ............................ 164<br />
WIEL VERWISSELEN .........................................<br />
SNELLE BANDENREPARATIESET<br />
165<br />
FIX&GO automatic............................................ 170<br />
GLOEILAMP VERVANGEN ................................... 176<br />
GLOEILAMP BUITENVERLICHTING VERVANGEN ...... 179<br />
GLOEILAMP INTERIEURVERLICHTING VERVANGEN .. 185<br />
ZEKERINGEN VERVANGEN .................................. 188<br />
ACCU OPLADEN ............................................... 198<br />
OPKRIKKEN VAN DE AUTO ................................. 199<br />
SLEPEN VAN DE AUTO ...................................... 200<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
163
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
164<br />
STARTEN MET<br />
EEN HULPACCU<br />
Als de accu leeg is, kan de motor worden<br />
gestart met een hulpaccu, die ten<br />
minste dezelfde capaciteit moet hebben<br />
als de lege accu.<br />
Ga voor het starten als volgt te werk<br />
fig. 1:<br />
❒ verbind de pluspolen (+ teken<br />
nabij de pool) van de beide accu’s<br />
met een startkabel;<br />
❒ sluit een tweede startkabel aan op<br />
de minpool (–) van de hulpaccu<br />
en op de massa-aansluiting E op<br />
de motor van de auto die gestart<br />
moet worden;<br />
❒ start de motor;<br />
❒ neem als de motor draait, de<br />
kabels in de omgekeerde volgorde<br />
los.<br />
fig. 1<br />
A0G0201m<br />
Als de motor na enkele pogingen niet<br />
aanslaat, blijf dan niet proberen maar<br />
wendt u tot de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer.<br />
BELANGRIJK Verbind de minklemmen<br />
van de twee accu’s niet direct<br />
met elkaar: eventuele vonken kunnen<br />
het explosieve gas ontsteken dat uit<br />
de accu kan ontsnappen. Als de hulpaccu<br />
is geïnstalleerd aan boord van<br />
een andere auto, mogen tussen deze<br />
auto en de auto met de lege accu niet<br />
per ongeluk metalen delen met elkaar<br />
in verbinding staan.<br />
Gebruik voor een noodstart<br />
beslist nooit een<br />
accusnellader: de elektronische<br />
systemen kunnen<br />
beschadigen; in het bijzonder de<br />
regeleenheden van de ontsteking<br />
en de inspuiting.<br />
ATTENTIE<br />
Laat deze procedure<br />
door gespecialiseerd<br />
personeel uitvoeren. Onjuiste<br />
handelingen kunnen leiden tot<br />
vonken. De vloeistof in de<br />
accu is giftig en corrosief.<br />
Vermijd het contact met de<br />
huid en de ogen. Kom ook<br />
niet dicht bij een accu met<br />
open vuur of een brandende<br />
sigaret en veroorzaak geen<br />
vonken.
ROLLEND STARTEN<br />
Probeer auto’s nooit te starten door ze<br />
aan te duwen, te slepen of van een<br />
helling af te laten rijden. Op die wijze<br />
kan er onverbrande benzine in de<br />
katalysator terechtkomen, waardoor<br />
deze onherstelbaar zal beschadigen.<br />
ATTENTIE<br />
Houd er rekening mee<br />
dat de rem- en de<br />
stuurbekrachtiging niet werken<br />
zolang de motor niet is<br />
aangeslagen, waardoor meer<br />
kracht nodig is voor de<br />
bediening van het rempedaal<br />
en het stuur.<br />
WIEL VERWISSELEN<br />
De auto is uitgerust met de “Snelle bandenreparatieset<br />
Fix&Go automatic”. Zie<br />
voor het verwisselen van het wiel de<br />
aanwijzingen in het volgende hoofdstuk.<br />
Als alternatief voor de “Kit Fix & Go<br />
automatic” kan een noodreservewiel<br />
worden geleverd: voor het verwisselen<br />
van dit type wiel en voor het juiste<br />
gebruik van de krik moeten de onderstaande<br />
voorzorgsmaatregelen in acht<br />
worden genomen.<br />
ATTENTIE<br />
Attendeer het overige<br />
wegverkeer op de stilstaande<br />
auto m.b.v.: de waarschuwingsknipperlichten,<br />
de<br />
eventueel wettelijk verplichte<br />
gevarendriehoek enz. Tijdens<br />
het verwisselen van een wiel<br />
moeten alle inzittenden de auto<br />
hebben verlaten, vooral als de<br />
auto zwaar beladen is, en op<br />
een veilige afstand van het<br />
verkeer wachten, totdat het<br />
wiel verwisseld is. Blokkeer de<br />
wielen met stenen of andere<br />
voorwerpen als de auto schuin<br />
op een helling of op een slecht<br />
wegdek staat. Start de motor<br />
nooit als de auto is opgekrikt.<br />
Als de auto een aanhanger<br />
trekt, ontkoppel dan eerst de<br />
aanhanger en krik dan de auto<br />
op.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
165
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
166<br />
ATTENTIE<br />
Het noodreservewiel<br />
(bepaalde uitvoeringen/markten)<br />
behoort bij de<br />
auto waarbij het geleverd is.<br />
Gebruik het noodreservewiel<br />
niet bij andere auto’s en monteer<br />
geen reservewielen van<br />
andere auto’s. Het noodreservewiel<br />
mag alleen in noodgevallen<br />
worden gebruikt. Het<br />
noodreservewiel moet zo kort<br />
mogelijk gebruikt worden en er<br />
mag niet sneller dan 80 km/h<br />
mee worden gereden. Op het<br />
noodreservewiel is een sticker<br />
aangebracht waarop de<br />
belangrijkste aanwijzingen en<br />
de beperkingen staan vermeld<br />
met betrekking tot het gebruik<br />
van het noodreservewiel. Deze<br />
sticker mag absoluut niet worden<br />
verwijderd of afgedekt.<br />
ATTENTIE<br />
Bij een gemonteerd<br />
noodreservewiel veranderen<br />
de rij-eigenschappen<br />
van de auto. Vermijd met vol<br />
gas optrekken, bruusk remmen<br />
en hoge snelheden in de bochten.<br />
Het noodreservewiel heeft<br />
een levensduur van ongeveer<br />
3000 km. Na deze afstand<br />
moet de band van het noodreservewiel<br />
vervangen worden<br />
door een nieuwe band van hetzelfde<br />
type. Monteer nooit een<br />
normale band op de velg van<br />
het noodreservewiel. Laat het<br />
verwisselde wiel zo snel<br />
mogelijk repareren en monteren.<br />
Gebruik nooit twee of<br />
meer noodreservewielen.<br />
Smeer de schroefdraad van de<br />
wielbouten niet met vet in,<br />
voordat u ze monteert: de bouten<br />
kunnen loslopen.<br />
ATTENTIE<br />
De krik dient uitsluitend<br />
voor het verwisselen<br />
van een wiel van de auto<br />
waarbij de krik geleverd is of<br />
voor auto’s van hetzelfde<br />
model. Gebruik de krik niet<br />
voor het opkrikken van andere<br />
auto’s. En beslist nooit voor het<br />
uitvoeren van werkzaamheden<br />
onder de auto. Als de krik niet<br />
juist geplaatst wordt, kan de<br />
opgekrikte auto van de krik<br />
vallen. Op een sticker op de<br />
krik is het maximum hefvermogen<br />
aangegeven; de krik<br />
mag nooit voor een zwaardere<br />
last worden gebruikt. Het<br />
noodreservewiel is niet geschikt<br />
voor de montage van<br />
sneeuwkettingen. Als u een<br />
lekke voorband (aangedreven<br />
wiel) hebt en er moet met<br />
sneeuwkettingen worden gereden,<br />
dan moet u een wiel van<br />
de achteras afhalen en daarvoor<br />
in de plaats het noodreservewiel<br />
monteren. Zo hebt u<br />
op de vooras twee normale<br />
wielen waarop uw sneeuwkettingen<br />
kunt monteren.
ATTENTIE<br />
Maak het ventiel<br />
absoluut niet open.<br />
Plaats geen enkel stuk<br />
gereedschap tussen velg en<br />
band. Controleer regelmatig<br />
de spanning van de banden<br />
en van het noodreservewiel<br />
en houdt u daarbij aan de<br />
waarden die beschreven<br />
staan in het hoofdstuk<br />
“Technische gegevens”.<br />
Het is nodig te weten dat:<br />
❒ de krik 1,76 kg weegt;<br />
❒ de krik geen afstelwerkzaamheden<br />
vereist;<br />
❒ de krik niet kan worden gerepareerd:<br />
bij een defect moet de krik<br />
door een krik van hetzelfde type<br />
worden vervangen;<br />
❒ buiten de slinger geen enkel ander<br />
gereedschap op de krik gemonteerd<br />
mag worden.<br />
fig. 2<br />
A0G0132m<br />
Ga voor het verwisselen van een wiel<br />
als volgt te werk:<br />
❒ zet de auto stil op een plaats waar<br />
het verkeer niet in gevaar wordt<br />
gebracht en in alle veiligheid het<br />
wiel kan worden verwisseld. Zet<br />
de auto zo mogelijk op een vlakke<br />
en stevige ondergrond;<br />
❒ zet de motor uit, trek de handrem<br />
aan en schakel de eerste versnelling<br />
of de achteruit in;<br />
❒ til met de handgreep A-fig. 2 de<br />
afdekplaat B omhoog en haak<br />
deze vast aan de bovenzijde van<br />
de bagageruimte m.b.v. de haken<br />
aan de zijkanten;<br />
fig. 3<br />
A0G0134m<br />
❒ neem bij uitvoeringen met de snelle<br />
bandenreparatieset “Fix&Go”<br />
de gereedschaphouder fig. 3 uit<br />
de bagageruimte;<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
167
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
168<br />
fig. 4<br />
A0G0019m<br />
❒ draai bij uitvoeringen met een<br />
noodreservewiel de blokkeerschroef<br />
A-fig. 4 los, neem de gereedschaphouder<br />
B uit en zet de houder dicht<br />
bij het te verwisselen wiel; verwijder<br />
daarna het noodreservewiel;<br />
❒ draai met de bijgeleverde sleutel Afig.<br />
5 de wielbouten ongeveer een<br />
slag los; schud enige malen aan de<br />
bovenkant van de carrosserie, waardoor<br />
de velg los van de wielnaaf kan<br />
komen;<br />
❒ draai het mechanisme F-fig. 7<br />
zodat de krik omhoogkomt, totdat<br />
het bovenste deel van de krik G goed<br />
in de borging H valt;<br />
❒ de krik moet op de in fig. 6 aangegeven<br />
afstand onder de auto<br />
geplaatst worden;<br />
fig. 5<br />
fig. 7<br />
A0G0206m<br />
❒ waarschuw eventuele omstanders<br />
dat de auto wordt opgekrikt; zorg<br />
ervoor dat ze zich niet in de nabijheid<br />
van de auto bevinden en de auto vooral<br />
niet aanraken totdat deze weer<br />
geheel op de grond staat;<br />
❒ plaats de slinger L-fig. 7 in de krik<br />
en krik de auto omhoog, totdat het<br />
wiel enige centimeters los van de<br />
grond is;<br />
fig. 6<br />
A0G0272m<br />
A0G0208m<br />
❒ draai de wielbouten helemaal los en<br />
trek vervolgens het wiel los;<br />
❒ zorg ervoor dat de boutgaten en alle<br />
contactvlakken van het reservewiel<br />
schoon zijn en geen onzuiverheden<br />
bevatten, omdat hierdoor na verloop<br />
van tijd de wielbouten kunnen loslopen;
fig. 8<br />
A0G0210m<br />
❒ monteer het noodreservewiel,<br />
waarbij de gaten in de velg moeten<br />
samenvallen met die in de<br />
wielnaaf;<br />
❒ draai met de bijgeleverde sleutel<br />
de vijf wielbouten handvast aan;<br />
❒ laat de auto zakken en verwijder<br />
de krik;<br />
❒ draai met de bijgeleverde sleutel<br />
de wielbouten kruiselings vast, in<br />
de volgorde die is aangegeven in<br />
fig. 8.<br />
fig. 9<br />
A0G0211m<br />
NORMALE WIEL<br />
MONTEREN<br />
Volg de hiervoor beschreven procedure,<br />
krik de auto op en demonteer het<br />
noodreservewiel.<br />
Ga als volgt te werk:<br />
❒ draai de centreerpen A-fig. 9 in een<br />
van de boutgaten in de wielnaaf;<br />
❒ plaats het wiel op de naaf en draai<br />
met de bijgeleverde sleutel de vier<br />
bouten vast;<br />
❒ draai de centreerpen A-fig. 9 los en<br />
draai de laatste bout vast;<br />
❒ laat de auto zakken en verwijder de<br />
krik; haal met de bijgeleverde sleutel<br />
de wielbouten aan in de volgorde die<br />
hiervoor is aangegeven voor het<br />
noodreservewiel fig. 8.<br />
Ter afsluiting:<br />
❒ plaats het noodreservewiel op de<br />
daarvoor bestemde plek in de<br />
bagageruimte;<br />
❒ plaats de half geopende krik stevig<br />
in de houder om rammelen tijdens<br />
het rijden te voorkomen;<br />
❒ berg het gebruikte gereedschap op<br />
in de houder;<br />
❒ plaats de houder, compleet met<br />
het gereedschap, op het noodreservewiel;<br />
❒ plaats de afdekplaat op de juiste<br />
wijze terug in de bagageruimte.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
169
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
170<br />
SNELLE BANDENRE-<br />
PARATIESET<br />
FIX&GO automatic<br />
De auto is uitgerust met de snelle bandenreparatieset<br />
“FIX&GO automatic”,<br />
als vervanging van het gebruikelijke<br />
gereedschap en het noodreservewiel.<br />
De reparatieset bevindt zich links in de<br />
bagageruimte fig. 10. In de houder<br />
van de bandenreparatieset zijn ook de<br />
schroevendraaier en het sleepoog te<br />
vinden.<br />
De reparatieset fig. 11 bevat:<br />
❒ een spuitbus A met afdichtvloeistof,<br />
die voorzien is van:<br />
- een vulbuis B<br />
- een sticker C met het opschrift<br />
“max. 80 km/h”. Na het repareren<br />
van het wiel moet deze<br />
sticker op een voor de bestuurder<br />
goed zichtbare plaats worden<br />
aangebracht (op het dashboard);<br />
❒ een compressor D met manometer<br />
en verbindingsstukken;<br />
fig. 10<br />
A0G0228m<br />
❒ een informatiefolder fig. 12,<br />
voor een correct gebruik van de<br />
snelle reparatieset. De folder moet<br />
overhandigd worden aan het personeel<br />
dat de band die behandeld<br />
is met de bandenreparatieset,<br />
moet repareren;<br />
❒ een paar werkhandschoenen die in<br />
het zijvak van de compressor zijn<br />
te vinden;<br />
❒ adapters voor het oppompen van<br />
diverse voorwerpen.<br />
fig. 11<br />
fig. 12<br />
A0G0114m<br />
A0G0048m
ATTENTIE<br />
Overhandig de informatiefolder<br />
aan het<br />
personeel dat de band die<br />
behandeld is met de bandenreparatieset,<br />
moet repareren.<br />
Als u een lekke band<br />
krijgt, kan de band<br />
gerepareerd worden<br />
als de diameter van het lek<br />
niet groter is dan 4 mm.<br />
Het is noodzakelijk te weten<br />
dat:<br />
De afdichtvloeistof bij buitentemperaturen<br />
tussen –20°C en +50°C werkt.<br />
De afdichtvloeistof een houdbaarheidsdatum<br />
heeft.<br />
ATTENTIE<br />
Het is niet mogelijk<br />
lekken aan de zijkanten<br />
van de band te repareren.<br />
Gebruik de reparatieset<br />
niet als de band beschadigd is<br />
geraakt door het rijden met<br />
een lege band.<br />
ATTENTIE<br />
Bij schade aan de velg<br />
(zodanige vervorming<br />
van het kanaal dat er lucht<br />
wegloopt) kan de band niet<br />
gerepareerd worden. Verwijder<br />
de eventueel in de band<br />
binnengedrongen voorwerpen<br />
(schroeven of spijkers) niet.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
171
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
172<br />
ATTENTIE<br />
De spuitbus bevat<br />
ethyleenglycol. Bevat<br />
latex: kan een allergische<br />
reactie veroorzaken. Schadelijk<br />
bij inslikken. Irriterend<br />
voor de ogen. Kan overgevoeligheid<br />
veroorzaken bij inademing<br />
en contact. Vermijd contact<br />
met ogen, huid en kleding.<br />
Spoel bij contact onmiddellijk<br />
overvloedig met water.<br />
Vermijd braken bij inslikken,<br />
spoel de mond uit, drink veel<br />
water en raadpleeg onmiddellijk<br />
een arts. Houd buiten het<br />
bereik van kinderen. Het product<br />
mag niet gebruikt worden<br />
door astmatische patiënten.<br />
Adem de dampen niet in<br />
tijdens het vullen en oppompen.<br />
Raadpleeg onmiddellijk<br />
een arts bij allergische reacties.<br />
Bewaar de spuitbus in de<br />
daarvoor bestemde ruimte,<br />
ver verwijderd van warmtebronnen.<br />
De afdichtvloeistof<br />
heeft een houdbaarheidsdatum.<br />
ATTENTIE<br />
De compressor mag<br />
niet langer dan 20<br />
minuten achter elkaar worden<br />
ingeschakeld. Gevaar voor<br />
oververhitting. De reparatieset<br />
is niet geschikt voor permanente<br />
reparatie; de gerepareerde<br />
banden mogen daarom slechts<br />
tijdelijk worden gebruikt.<br />
Vervang de spuitbus<br />
voordat de houdbaarheidsdatum<br />
van de<br />
afdichtvloeistof is verstreken.<br />
Spuitbussen en afdichtvloeistof<br />
zijn schadelijk voor het<br />
milieu. Houdt u voor het<br />
afvoeren van deze producten<br />
aan de wettelijke normen.<br />
fig. 13<br />
OPPOMPEN VAN DE BAND<br />
Ga als volgt te werk:<br />
A0G0212m<br />
ATTENTIE<br />
Doe de handschoenen<br />
aan die bij de snelle<br />
bandenreparatieset zijn geleverd.<br />
❒ plaats het te repareren wiel met<br />
het ventiel A-fig. 13 in de in de<br />
figuur aangegeven stand; trek de<br />
handrem aan, pak de snelle<br />
reparatieset en plaats de set dicht<br />
bij het wiel op de grond;
fig. 14<br />
fig. 15<br />
A0G0116m<br />
A0G0214m<br />
❒ draai de ventieldop los, neem de<br />
vulbuis A-fig. 14 uit en draai de<br />
ring B-fig. 15 op het ventiel van<br />
de band;<br />
fig. 16<br />
A0G0213m<br />
❒ controleer of de schakelaar A-fig.<br />
16 van de compressor in stand 0<br />
(uitgeschakeld) staat, start de<br />
motor, steek de stekker A-fig.<br />
17 in de contactdoos/aanstekerhouder<br />
op de tunnelconsole en<br />
schakel de compressor in door de<br />
schakelaar A-fig. 16 in stand I<br />
(ingeschakeld) te zetten;<br />
❒ pomp de band op tot de juiste bandenspanning<br />
is bereikt (zie de<br />
paragraaf “Wielen” in het hoofdstuk<br />
“Technische gegevens”).<br />
Controleer de bandenspanning op<br />
de manometer B-fig. 16 en schakel<br />
de compressor uit voor een<br />
nauwkeurige aflezing;<br />
fig. 17<br />
A0G0217m<br />
❒ als u er niet in slaagt binnen 5<br />
minuten de bandenspanning op<br />
ten minste 1,5 bar te krijgen, koppel<br />
dan de compressor los van het<br />
ventiel en de contactdoos en verplaats<br />
vervolgens de auto ongeveer<br />
10 meter naar voren of naar<br />
achteren, zodat de afdichtvloeistof<br />
in de band verdeeld wordt; pomp<br />
de band vervolgens weer op;<br />
❒ als u er ook dan niet in slaagt om,<br />
binnen 5 minuten na inschakeling<br />
van de compressor, de spanning op<br />
ten minste 1,8 bar te brengen,<br />
mag niet verder worden gereden,<br />
omdat de band te erg beschadigd<br />
is en de reparatieset de vereiste<br />
wegligging niet kan garanderen;<br />
wendt u tot de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer;<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
173
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
174<br />
❒ als de band op de juiste spanning<br />
is gebracht (zie de paragraaf<br />
“Wielen” in het hoofdstuk<br />
“Technische gegevens”), vertrek<br />
dan onmiddellijk;<br />
ATTENTIE<br />
Plaats de sticker op<br />
een voor de bestuurder<br />
goed zichtbare plaats om<br />
aan te geven dat de band<br />
behandeld is met de snelle<br />
bandenreparatieset. Rijd<br />
voorzichtig vooral in bochten.<br />
Rijd niet harder dan 80<br />
km/h. Vermijd bruusk accelereren<br />
en remmen.<br />
❒ stop na ongeveer 10 minuten en<br />
controleer opnieuw de bandenspanning;<br />
vergeet niet de<br />
handrem aan te trekken;<br />
ATTENTIE<br />
Als de bandenspanning<br />
onder 1,8 bar is<br />
gedaald, mag niet verder worden<br />
gereden: de snelle reparatieset<br />
Fix & Go automatic kan<br />
de vereiste wegligging niet<br />
garanderen omdat de band te<br />
erg beschadigd is. Wendt u tot<br />
de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer.<br />
❒ als een spanning van ten minste<br />
1,8 bar wordt gemeten, herstel<br />
dan de correcte bandenspanning<br />
(met draaiende motor en aangetrokken<br />
handrem), waarna verder<br />
kan worden gereden;<br />
❒ rijd zeer voorzichtig naar de <strong>Alfa</strong><br />
Romeo-dealer.<br />
ATTENTIE<br />
U moet absoluut aangeven<br />
dat de band is<br />
gerepareerd met de snelle bandenreparatieset.<br />
Overhandig<br />
de informatiefolder aan het<br />
personeel dat de band moet<br />
repareren die behandeld is met<br />
de bandenreparatieset.
fig. 18<br />
A0G0215m<br />
ALLEEN VOOR HET CON-<br />
TROLEREN EN HERSTELLEN<br />
VAN DE SPANNING<br />
De compressor kan ook worden<br />
gebruikt voor het herstellen van de bandenspanning.<br />
Maak de snelkoppeling<br />
A-fig. 18 los en verbind de koppeling<br />
direct met het ventiel van de op te pompen<br />
band fig. 19; op deze manier<br />
wordt de spuitbus niet met de compressor<br />
verbonden en wordt de afdichtvloeistof<br />
niet in de band gespoten.<br />
fig. 19<br />
A0G0216m<br />
PROCEDURE VOOR HET<br />
VERVANGEN VAN DE<br />
SPUITBUS<br />
Ga als volgt te werk voor het vervangen<br />
van de spuitbus:<br />
❒ maak de koppeling A-fig. 20 en<br />
de vulbuis B los;<br />
❒ draai de te vervangen spuitbus<br />
linksom en trek de spuitbus<br />
omhoog;<br />
❒ plaats de nieuwe spuitbus en draai<br />
de spuitbus rechtsom;<br />
❒ plaats de koppeling A terug of sluit<br />
de vulbuis B aan op de zitting.<br />
fig. 20<br />
A0G0047m<br />
ATTENTIE<br />
U moet absoluut aangeven,<br />
aan iedereen<br />
die de auto kan gebruiken,<br />
dat de band is gerepareerd<br />
met de snelle reparatieset.<br />
Overhandig de informatiesticker<br />
aan het personeel dat<br />
de reparatiewerkzaamheden<br />
uitvoert.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
175
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
176<br />
GLOEILAMP VERVANGEN<br />
ALGEMENE AANWIJZINGEN<br />
❒ Als een lamp niet brandt, controleer<br />
dan eerst of de zekering niet doorgebrand<br />
is, voordat u de lamp vervangt:<br />
zie voor de plaats van de zekeringen<br />
de paragraaf “Zekeringen vervangen”<br />
in dit hoofdstuk;<br />
❒ controleer voordat u een lamp vervangt<br />
of de contacten niet zijn geoxideerd;<br />
❒ vervang een defecte lamp door een<br />
exemplaar van hetzelfde type en vermogen;<br />
❒ als u een gloeilamp in de koplamp<br />
hebt vervangen, controleer dan om<br />
veiligheidsredenen altijd of de afstelling<br />
nog goed is.<br />
BELANGRIJK Aan de binnenzijde kan<br />
de koplamp een beetje beslagen zijn: dit<br />
duidt niet op een defect, maar is een<br />
natuurlijk verschijnsel dat veroorzaakt<br />
wordt door een lage temperatuur en de<br />
luchtvochtigheidsgraad, en verdwijnt snel<br />
als de koplampen worden ingeschakeld.<br />
De aanwezigheid van druppels aan de<br />
binnenzijde van de koplamp duidt daarentegen<br />
op het binnendringen van water:<br />
wendt u tot de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer.<br />
ATTENTIE<br />
Halogeenlampen mag u<br />
uitsluitend aanraken op<br />
het metalen gedeelte. Als u de<br />
bol met uw vingers aanraakt,<br />
zal de lichtopbrengst van de<br />
lamp teruglopen en kan ook de<br />
levensduur beperkt worden.<br />
Als u de bol per ongeluk toch<br />
hebt aangeraakt, moet u de bol<br />
schoonwrijven met een doekje<br />
met alcohol en daarna laten<br />
drogen.<br />
ATTENTIE<br />
Modificaties of reparaties<br />
aan de elektrische<br />
installatie die niet correct<br />
worden uitgevoerd en waarbij<br />
geen rekening wordt gehouden<br />
met de technische specificaties<br />
van het systeem, kunnen<br />
storingen in de werking en<br />
zelfs brand veroorzaken.<br />
ATTENTIE<br />
Halogeenlampen bevatten<br />
gas onder druk. Bij<br />
breuk kunnen er glassplinters<br />
wegschieten.<br />
ATTENTIE<br />
Door de hoge voedingsspanning<br />
mogen<br />
defecte gasontladingslampen<br />
(Bixenon) uitsluitend vervangen<br />
worden door gespecialiseerd<br />
personeel: levensgevaar!<br />
Wendt u tot de <strong>Alfa</strong><br />
Romeo-dealer.
fig. 21<br />
TYPEN GLOEILAMPEN fig. 21<br />
Op de auto zijn verschillende typen<br />
gloeilampen gemonteerd:<br />
A Glasfittinglampen: deze zijn<br />
voorzien van een klemfitting.<br />
Verwijder de lamp door hem uit<br />
de houder te trekken.<br />
B Gloeilampen met bajonetfitting:<br />
verwijder de<br />
lamp uit de houder door hem<br />
iets in te drukken en linksom<br />
te draaien.<br />
C Buislampen: verwijder de<br />
lamp door hem uit de veercontacten<br />
los te trekken.<br />
A0G0117m<br />
D-E Halogeenlampen: verwijder<br />
de lamp door de borgveer<br />
los te haken uit de zitting.<br />
F Gasontladingslampen<br />
(Bixenon).<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
177
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
178<br />
GLOEILAMPEN FIGUUR 21 TYPE VERMOGEN<br />
Grootlicht D H7 55W<br />
Dimlicht D H7 55W<br />
Grootlicht/dimlicht (uitvoeringen met<br />
bixenon-koplampen) (indien aanwezig) F D1S 55W<br />
Extra grootlicht (indien aanwezig) D H1 55W<br />
Buitenverlichting voor (1 per koplamp) A W5WB 5W<br />
Achterlichten B P21/5W 5W<br />
Mistlampen E H1 55W<br />
Richtingaanwijzer voor B PY21W 21W<br />
Richtingaanwijzer op voorspatbord A W5W 5W<br />
Richtingaanwijzer achter B P21W 21W<br />
Remlichten B P21/5W 21W<br />
Derde remlicht A W2,3W 2,3W<br />
Achteruitrijlichten B P21W 21W<br />
Mistachterlichten B P21W 21W<br />
Kentekenplaatverlichting A W5W 5W<br />
Plafondverlichting voor 2xA+1C 2xW5+10W 5+5+10W<br />
Bagageruimteverlichting C 10W 10W<br />
Verlichting zonneklepspiegel A 1,5W 1,5W<br />
Verlichting dashboardkastje A W5W 5W<br />
Dorpelverlichting A W5W 5W
GLOEILAMP BUI-<br />
TENVERLICHTING<br />
VERVANGEN<br />
Zie voor het type lamp en het bijbehorende<br />
vermogen de paragraaf<br />
“Gloeilamp vervangen”.<br />
KOPLAMPUNITS<br />
In de koplampunits zijn de gloeilampen<br />
voor het grootlicht, de buitenverlichting,<br />
de richtingaanwijzers en het<br />
dimlicht opgenomen.<br />
Om de lampen te vervangen, moet<br />
het betreffende deksel worden verwijderd<br />
door het linksom te draaien.<br />
De lampen zijn op de volgende wijze<br />
in de lichtunit fig. 22 geplaatst:<br />
A Grootlicht<br />
B Buitenverlichting/richtingaanwijzers<br />
C Dimlicht<br />
fig. 22<br />
A0G0191m<br />
ATTENTIE<br />
Vervang de lampen en<br />
monteer de deksels,<br />
waarbij de deksels goed vast<br />
moeten zitten (geborgd).<br />
Grootlicht<br />
(halogeenlampen)<br />
Gloeilamp vervangen:<br />
❒ draai het deksel A-fig. 22 linksom;<br />
❒ maak de stekker A-fig. 23 los;<br />
❒ haak de borgveer B los;<br />
fig. 23<br />
❒ verwijder en vervang de lamp;<br />
A0G0223m<br />
❒ monteer de nieuwe lamp en maak<br />
vervolgens de borgveer B vast;<br />
❒ sluit de stekker A aan;<br />
❒ monteer het beschermdeksel op de<br />
juiste wijze.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
179
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
180<br />
fig. 24<br />
A0G0193m<br />
Buitenverlichting<br />
Gloeilamp vervangen:<br />
❒ draai het deksel B-fig. 22 linksom;<br />
❒ druk op het lipje A-fig. 24 en<br />
verwijder en vervang de lamp;<br />
❒ monteer de lamphouder en controleer<br />
of deze vergrendeld is; controleer<br />
bovendien visueel vanaf de<br />
buitenzijde of de lamp in de juiste<br />
stand staat;<br />
❒ monteer het beschermdeksel op de<br />
juiste wijze.<br />
fig. 25<br />
A0G0194m<br />
Richtingaanwijzers voor<br />
Gloeilamp vervangen:<br />
❒ draai het deksel B-fig. 22 linksom;<br />
❒ draai de lamphouder A-fig. 25<br />
linksom en verwijder en vervang de<br />
lamp;<br />
❒ monteer de lamphouder en controleer<br />
of deze vergrendeld is; controleer<br />
bovendien visueel vanaf de buitenzijde<br />
of de lamp in de juiste stand<br />
staat;<br />
❒ monteer het beschermdeksel op de<br />
juiste wijze.<br />
fig. 26<br />
A0G0192m<br />
Dimlicht<br />
(halogeenlampen)<br />
Gloeilamp vervangen:<br />
❒ draai het deksel C-fig. 22 linksom;<br />
❒ maak de stekker A-fig. 26 los;<br />
❒ haak de borgveer van de lamp B<br />
los;<br />
❒ verwijder en vervang de lamp;<br />
❒ monteer de nieuwe lamp en maak<br />
vervolgens de borgveer B vast;<br />
❒ monteer het beschermdeksel op de<br />
juiste wijze.
fig. 27<br />
Dimlicht/grootlicht met gasontladingslampen<br />
(Bixenon)<br />
(indien aanwezig)<br />
A0G0163m<br />
ATTENTIE<br />
Door de hoge voedingsspanning<br />
mogen<br />
defecte gasontladingslampen<br />
(Bixenon) uitsluitend vervangen<br />
worden door gespecialiseerd<br />
personeel: levensgevaar!<br />
Wendt u tot de <strong>Alfa</strong><br />
Romeo-dealer.<br />
fig. 28<br />
A0G0164m<br />
Richtingaanwijzers op voorspatbord<br />
Gloeilamp vervangen:<br />
❒ druk met de hand het lampenglas<br />
in de richting van de achterzijde<br />
van de auto, zodat de bevestigingsveer<br />
A-fig. 27 wordt<br />
samengedrukt. Maak de voorzijde<br />
los en verwijder de lampunit;<br />
❒ draai de lamphouder B-fig. 28<br />
linksom en maak hem los van het<br />
lampenglas C;<br />
❒ verwijder en vervang de lamp D;<br />
❒ plaats de lamphouder B in het<br />
lampenglas C en monteer de lampunit.<br />
Controleer of de bevestigingsveer<br />
A-fig. 27 goed vergrendeld<br />
is.<br />
Ga voorzichtig te werk<br />
om de carrosserie of<br />
het lampenglas niet te<br />
beschadigen.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
181
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
182<br />
fig. 29<br />
A0G0196m<br />
Mistlampen voor fig. 29<br />
BELANGRIJK Wendt u voor het vervangen<br />
van de lamp van de mistlampen<br />
voor en voor het afstellen van de<br />
koplampen tot een <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer.<br />
fig. 30<br />
ACHTERLICHTUNITS<br />
A0G0273m<br />
In de achterlichtunits zijn de gloeilampen<br />
voor de achteruitrijlichten, de<br />
mistachterlichten, de richtingaanwijzers,<br />
de achterlichten, de kentekenplaatverlichting,<br />
de remlichten en het<br />
derde remlicht gemonteerd.<br />
U bereikt de genoemde lampen door<br />
het kofferdeksel te openen, het hendeltje<br />
A-fig. 30 te openen en het<br />
klepje B te verwijderen.<br />
fig. 31<br />
A0G0166m<br />
De lampen zijn op de volgende wijze<br />
in de achterlichtunit fig. 31<br />
geplaatst:<br />
A Achteruitrijlicht (linkerzijde)/<br />
mistachterlicht (rechterzijde)<br />
B Remlicht/achterlicht<br />
C Remlicht/achterlicht<br />
D Richtingaanwijzer
fig. 32<br />
A0G0040m<br />
Achteruitrijlichten/mistachterlichten<br />
Het achteruitrijlicht en het mistachterlicht<br />
bevinden zich in de achterlichtunit;<br />
de opstelling van de lichten is<br />
afhankelijk van de plaats van het<br />
stuur.<br />
Gloeilamp vervangen:<br />
❒ open het kofferdeksel en het klepje<br />
op de manier die hiervoor is aangegeven<br />
(zie fig. 30);<br />
❒ draai de lamphouder A-fig. 32<br />
linksom en verwijder en vervang<br />
de lamp B;<br />
❒ monteer de lamphouder en controleer<br />
of deze vergrendeld is; controleer<br />
bovendien visueel vanaf de<br />
buitenzijde of de lamp in de juiste<br />
stand staat.<br />
fig. 33<br />
A0G0170m<br />
Achterlichten/remlichten<br />
In de achterlichtunit bevinden zich de<br />
twee gloeilampen van het achterlicht<br />
en remlicht.<br />
Gloeilamp vervangen:<br />
❒ open het kofferdeksel en het klepje<br />
op de manier die hiervoor is aangegeven<br />
(zie fig. 30);<br />
❒ draai de lamphouder A-fig. 33<br />
of A-fig. 34 linksom en verwijder<br />
en vervang de lamp B;<br />
fig. 34<br />
A0G0229m<br />
❒ monteer de lamphouder en controleer<br />
of deze vergrendeld is; controleer<br />
bovendien visueel vanaf de<br />
buitenzijde of de lamp in de juiste<br />
stand staat.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
183
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
184<br />
fig. 35<br />
A0G0167m<br />
Richtingaanwijzers<br />
Gloeilampen vervangen:<br />
❒ open het kofferdeksel en het klepje<br />
op de manier die hiervoor is aangegeven<br />
(zie fig. 30);<br />
❒ draai de lamphouder A-fig. 35<br />
linksom en verwijder en vervang<br />
de lamp B;<br />
❒ monteer de lamphouder en controleer<br />
of deze vergrendeld is; controleer<br />
bovendien visueel vanaf de<br />
buitenzijde of de lamp in de juiste<br />
stand staat.<br />
fig. 36<br />
A0G0168m<br />
Kentekenplaatverlichting<br />
Gloeilampen vervangen:<br />
❒ haak met een platte schroevendraaier<br />
(beschermd door een zacht doekje)<br />
de klemveer A-fig. 36 los en<br />
verwijder de lichtunit B;<br />
fig. 37<br />
A0G0169m<br />
❒ verwijder de lamphouder C-fig.<br />
37 door hem iets te draaien en vervang<br />
de geklemde lamp D.
fig. 38<br />
fig. 39<br />
A0G0274m<br />
A0G0275m<br />
Derde remlicht<br />
Gloeilampen (fig. 38) vervangen:<br />
❒ open de bagageruimte, verwijder<br />
de knoppen A-fig. 39 en verwijder<br />
het paneel B;<br />
❒ haak de borgveren los en verwijder<br />
en vervang de lichtunit via de openingen<br />
in de plaat. Monteer vervolgens<br />
het paneel B.<br />
GLOEILAMP INTERI-<br />
EURVERLICHTING<br />
VERVANGEN<br />
Zie voor het type lamp en het bijbehorende<br />
vermogen de paragraaf<br />
“Gloeilamp vervangen”.<br />
PLAFONDVERLICHTING<br />
VOOR<br />
Laat de lamp door de <strong>Alfa</strong> Romeodealer<br />
vervangen.<br />
fig. 40<br />
A0G0172m<br />
VERLICHTING DASHBOARD-<br />
KASTJE<br />
Gloeilamp vervangen:<br />
❒ open het dashboardkastje;<br />
❒ maak de lichtunit A-fig. 40 op<br />
het door de pijl aangegeven punt<br />
los;<br />
❒ verwijder de beschermkap B-fig.<br />
41 en vervang de geklemde<br />
lamp;<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
185
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
186<br />
fig. 41<br />
A0G0173m<br />
❒ sluit de beschermkap B-fig. 41<br />
op de lichtunit A-fig. 40;<br />
❒ monteer de lichtunit door deze<br />
eerst aan een zijde in de juiste<br />
stand te plaatsen en vervolgens de<br />
andere zijde aan te drukken, totdat<br />
de borging inklikt.<br />
fig. 42<br />
BAGAGERUIMTE-<br />
VERLICHTING<br />
Gloeilamp vervangen:<br />
❒ open het kofferdeksel;<br />
❒ maak de lichtunit A-fig. 42 op<br />
het door de pijl aangegeven punt<br />
los;<br />
A<br />
A0G0276m<br />
fig. 43<br />
A0G0204m<br />
❒ open de beschermkap B-fig. 43,<br />
maak de lamp los uit de veercontacten<br />
aan de zijkant en vervang<br />
de lamp; controleer of de nieuwe<br />
lamp goed vastzit in de veercontacten;<br />
❒ sluit de beschermkap B;<br />
❒ monteer de lichtunit door deze<br />
eerst aan een zijde in de juiste<br />
stand te plaatsen en vervolgens de<br />
andere zijde aan te drukken, totdat<br />
de borging inklikt.
fig. 44<br />
DORPELVERLICHTING<br />
Gloeilamp vervangen:<br />
A0G0075m<br />
❒ open het portier en verwijder het<br />
lampenglas A-fig. 44 op het<br />
door de pijl aangegeven punt;<br />
❒ verwijder de beschermkap B-fig.<br />
45 en vervang de geklemde<br />
lamp;<br />
fig. 45<br />
A0G0235m<br />
❒ sluit de beschermkap B-fig. 45<br />
op de lichtunit A-fig. 44;<br />
❒ monteer de lichtunit door deze eerst<br />
aan een zijde in de juiste stand te<br />
plaatsen en vervolgens de andere<br />
zijde aan te drukken, totdat de borging<br />
inklikt.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
187
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
188<br />
ZEKERINGEN<br />
VERVANGEN<br />
ALGEMENE INFORMATIE<br />
Het elektrische systeem wordt door<br />
zekeringen beveiligd: de zekering<br />
brandt door bij een storing of bij oneigenlijk<br />
gebruik van het systeem.<br />
Als een elektrisch onderdeel niet<br />
werkt, controleer dan eerst of de zekering<br />
niet is doorgebrand: de verbindingsstrip<br />
mag niet onderbroken zijn.<br />
Is dit wel het geval, dan moet u de<br />
zekering vervangen door een exemplaar<br />
met dezelfde stroomsterkte<br />
(zelfde kleur).<br />
A: zekering in goede staat<br />
B: zekering met doorgebrande strip.<br />
Gebruik het tangetje C voor het vervangen<br />
van de zekeringen. Dit tangetje<br />
is vastgehaakt in de zekeringenkast<br />
op het dashboard.<br />
fig. 46<br />
A0G0119m<br />
Vervang een defecte<br />
zekering nooit door<br />
ander materiaal.<br />
ATTENTIE<br />
Vervang een zekering<br />
nooit door een zekering<br />
met een hogere stroomsterkte<br />
(ampère); brandgevaar.<br />
ATTENTIE<br />
Als een hoofdzekering<br />
(MEGA-FUSE, MAXI-<br />
FUSE) doorbrandt, wendt u<br />
dan tot een <strong>Alfa</strong> Romeodealer.<br />
Controleer, voordat u<br />
een zekering vervangt, of de<br />
contactsleutel uit het contactslot<br />
is genomen en alle<br />
stroomverbruikers uit staan<br />
en/of zijn uitgeschakeld.<br />
ATTENTIE<br />
Als de zekering<br />
opnieuw doorbrandt,<br />
wendt u dan tot de <strong>Alfa</strong><br />
Romeo-dealer.
fig. 47<br />
A0G0157m<br />
TOEGANG TOT DE<br />
ZEKERINGEN<br />
De zekeringen van de auto bevinden<br />
zich in vier zekeringenkasten: op het<br />
dashboard, de pluspool van de accu,<br />
naast de accu en in de bagageruimte<br />
(linkerzijde).<br />
Zekeringenkast op het<br />
dashboard<br />
Om de zekeringen te bereiken, moet<br />
u de schroef A-fig. 47 losdraaien en<br />
de beschermkap B verwijderen.<br />
fig. 48<br />
A0G0124m<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
189
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
190<br />
fig. 49<br />
A0G0126m<br />
Zekeringenkast op pluspool<br />
van de accu<br />
Om de zekeringen te bereiken, moet<br />
u de borgveren A-fig. 49 losmaken<br />
en de beschermkap B verwijderen.<br />
fig. 50<br />
A0G0125m
fig. 51<br />
A0G0128m<br />
Zekeringenkast naast<br />
de accu<br />
Om de zekeringen te bereiken, moet<br />
u de twee schroeven A-fig. 51 losdraaien<br />
en de beschermkap B verwijderen.<br />
fig. 52<br />
A0G0123m<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
191
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
192<br />
fig. 53<br />
A0G0277m<br />
Zekeringenkast in de bagageruimte<br />
(linkerzijde)<br />
Om de zekeringen te bereiken, moet<br />
u het mechanisme A-fig. 53 losdraaien<br />
en de beschermkap B openen.<br />
fig. 54<br />
A0G0224m
ZEKERINGENTABEL<br />
VERLICHTING ZEKERING AMPÈRE FIGUUR<br />
Grootlicht rechts F14 10 52<br />
Grootlicht links F15 10 52<br />
Dimlicht rechts F12 15 48<br />
Dimlicht links F13 15 48<br />
Mistlampen voor F30 15 52<br />
Achteruitrijlichten F35 7,5 48<br />
Derde remlicht F37 10 48<br />
Plafondverlichting voor F39 10 48<br />
Plafondverlichting voor F49 7,5 48<br />
Richtingaanwijzers F53 10 48<br />
Waarschuwingsknipperlichten F53 10 48<br />
VERBRUIKERS ZEKERING AMPÈRE FIGUUR<br />
Zekeringenkast in motorruimte F70 (MEGA-FUSE) 150 50<br />
Zekeringenkast op dashboard F71 70 50<br />
Zekeringenkast in bagageruimte F01 (MAXI-FUSE) 70 52<br />
Zekeringenkast op dashboard F01 (MAXI-FUSE) 70 52<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
193
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
194<br />
VERBRUIKERS ZEKERING AMPÈRE FIGUUR<br />
Aanjager F02 (MAXI-FUSE) 40 52<br />
Elektrisch stuurslot F03 (MAXI-FUSE) 20 52<br />
Regeleenheid remsysteem (pomp) F04 (MAXI-FUSE) 40 52<br />
Regeleenheid remsysteem (magneetklep) F05 (MAXI-FUSE) 40 52<br />
Elektroventilateur motorkoelsysteem (lage snelheid) F06 (MAXI-FUSE) 40 52<br />
Elektroventilateur motorkoelsysteem (hoge snelheid) F07 (MAXI-FUSE) 50 52<br />
Koplampsproeiers F09 20 52<br />
Claxons F10 15 52<br />
Secundaire verbruikers elektronische inspuiting F11 15 52<br />
+ INT voor elektronische inspuiting F16 7,5 52<br />
Primaire verbruikers elektronische inspuiting F17 10 52<br />
Regeleenheid motormanagement F18 15 52<br />
Aircocompressor F19 7,5 52<br />
Verwarming voorruit F20 20 52<br />
Voeding brandstofpomp F21 20 52<br />
Bobines ontsteking/inspuitventielen F22 15 52<br />
Voeding autoradio/Radionavigatiesysteem F23 15 52<br />
Regeleenheid Body Computer/Spoel relais koplampsproeiers F31 7,5 48<br />
Regeleenheid bestuurdersportier/regeleenheid passagiersportier/<br />
contactslot F32 15 48<br />
Beschikbaar F33 – 48<br />
Beschikbaar F34 – 48
VERBRUIKERS ZEKERING AMPÈRE FIGUUR<br />
Remlichtschakelaar/schakelaarpaneel op tunnelconsole F35 7,5 48<br />
Cruise-control F35 7,5 48<br />
AQS-sensor F35 7,5 48<br />
Beschikbaar F36 – 48<br />
Regeleenheid instrumentenpaneel F37 10 48<br />
Regeleenheid koplampen/Voeding regeleenheid<br />
gasontladingslampen (Bixenon) (indien aanwezig) F37 10 48<br />
Ver-/ontgrendelmotor kofferdeksel F38 15 48<br />
Diagnosestekker EOBD F39 10 48<br />
Regeleenheid bandenspanningcontrole F39 10 48<br />
Inbouwvoorbereiding mobiele telefoon F39 10 48<br />
Regeleenheid sirene diefstalalarm (indien aanwezig) F39 10 48<br />
Airconditioning F39 10 48<br />
Achterruitverwarming F40 30 48<br />
Verwarming ruitensproeiermonden F41 7,5 48<br />
Verwarming buitenspiegels F41 7,5 48<br />
Voeding regeleenheid remsysteem (ABS/VDC) –<br />
Regeleenheid Stuurhoeksensor – Gierhoeksensor F42 7,5 48<br />
Ruitenwissers/-sproeiers F43 30 48<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
195
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
196<br />
VERBRUIKERS ZEKERING AMPÈRE FIGUUR<br />
Aansteker op middenconsole F44 10 48<br />
Radionavigatiesysteem F49 7,5 48<br />
Regeleenheid regensensor F49 7,5 48<br />
Regeleenheid stuurwiel F49 7,5 48<br />
Bedieningsknoppen dashboard F49 7,5 48<br />
Regeleenheid parkeersensoren F49 7,5 48<br />
Verlichting schakelaars op tunnelconsole F49 7,5 48<br />
Verlichting bedieningsknoppen stoelen F49 7,5 48<br />
Verbruikers voorruit F49 7,5 48<br />
Inbouwvoorbereiding mobiele telefoon F49 7,5 48<br />
START/STOP-knop F49 7,5 48<br />
Airbagsysteem F50 7,5 48<br />
Regeleenheid bandenspanningcontrole F51 7,5 48<br />
Inbouwvoorbereiding autoradio F51 7,5 48<br />
Regeleenheid instrumentenpaneel F53 10 48<br />
Versterker autoradio met DSP F54 30 54
VERBRUIKERS ZEKERING AMPÈRE FIGUUR<br />
Stoelverstelling links F56 25 54<br />
Stoelverwarming links F57 7,5 54<br />
Stoelverstelling rechts F60 25 54<br />
Versterker Subwoofer F61 15 54<br />
Stoelverwarming rechts F67 7,5 54<br />
Beschikbaar F58 —- 54<br />
Beschikbaar F59 —- 54<br />
Hydraulische pomp cabriokap F62 30 54<br />
Regeleenheid en magneetkleppen cabriokap F63 20 54<br />
Beschikbaar F64 —- 54<br />
Beschikbaar F66 —- 54<br />
Beschikbaar F68 —- 54<br />
Beschikbaar F69 —- 54<br />
Beschikbaar F77 —- 54<br />
Elektrische ruitbediening links F78 30 54<br />
Beschikbaar F79 —- 54<br />
Elektrische ruitbediening rechts F80 30 54<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
197
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
198<br />
ACCU OPLADEN<br />
BELANGRIJK De beschrijving voor<br />
het opladen van de accu dient slechts<br />
ter informatie. Wendt u bij voorkeur<br />
tot een <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer om deze<br />
werkzaamheden uit te laten voeren.<br />
We raden u aan de accu langzaam en<br />
met een lage stroomsterkte (ampère)<br />
gedurende ca. 24 uur op te laden. Als<br />
u de accu langer oplaadt, kan de accu<br />
worden beschadigd.<br />
Ga voor het opladen als volgt te werk:<br />
❒ maak de klem van de minpool (–)<br />
van de accu los;<br />
❒ sluit de kabels van het laadapparaat<br />
aan op de accupolen; let hierbij<br />
op de polariteit;<br />
❒ schakel de acculader in;<br />
❒ schakel aan het einde van het<br />
opladen eerst de acculader uit en<br />
koppel dan de accu los;<br />
❒ sluit de klem weer aan op de minpool<br />
(–) van de accu.<br />
ATTENTIE<br />
De vloeistof in de accu<br />
is giftig en corrosief.<br />
Vermijd het contact met de<br />
huid en de ogen. Het opladen<br />
van de accu moet worden uitgevoerd<br />
in een goed geventileerde<br />
ruimte, ver verwijderd<br />
van open vuur en vonkvormende<br />
apparaten: brand- en<br />
ontploffingsgevaar.<br />
ATTENTIE<br />
Probeer een bevroren<br />
accu niet op te laden:<br />
eerst moet de accu ontdooid<br />
worden, anders loopt u het<br />
risico dat de accu ontploft. Als<br />
de accu bevroren is geweest,<br />
moet door deskundig personeel<br />
worden gecontroleerd of<br />
de cellen niet beschadigd zijn<br />
en of de bak geen scheuren<br />
vertoont, waardoor de giftige<br />
en corrosieve vloeistof<br />
kan weglekken.
OPKRIKKEN VAN DE<br />
AUTO<br />
MET DE HEFBRUG OF<br />
GARAGEKRIK<br />
De auto mag nooit aan de voorzijde<br />
maar uitsluitend aan de zijkant worden<br />
opgekrikt door de uiteinden van<br />
de hefarm van de garagekrik of de<br />
hefbrug te plaatsen, zoals is afgebeeld<br />
in fig. 55. Wendt u voor het opkrikken<br />
altijd tot de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer.<br />
fig. 55<br />
A0G0272m<br />
MET DE BOORDKRIK<br />
Zie de paragraaf “Wiel verwisselen”<br />
in dit hoofdstuk.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
199
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
200<br />
SLEPEN VAN DE<br />
AUTO<br />
Het sleepoog dat bij de auto is geleverd,<br />
bevindt zich in de gereedschaphouder.<br />
VOORSCHRIFTEN VOOR HET<br />
SLEPEN VAN DE AUTO<br />
Om beschadiging van de aandrijfcomponenten<br />
te voorkomen mag de auto<br />
slechts op een van de volgende manieren<br />
worden gesleept:<br />
❒ met de voorwielen van de grond<br />
en de achterwielen op passende<br />
rolbokken;<br />
❒ met de achterwielen van de grond<br />
en de voorwielen op passende rolbokken;<br />
❒ op een autotransporter met alle<br />
vier de wielen op het laadvlak.<br />
fig. 56<br />
SLEEPOOG BEVESTIGEN<br />
Voor<br />
Ga als volgt te werk:<br />
A0G0230m<br />
❒ verwijder het sleepoog uit de<br />
gereedschaphouder;
❒ verwijder de geklemde dop A-fig.<br />
56 uit de voorbumper. Gebruik hiervoor<br />
de schroevendraaier met platte<br />
punt en bescherm de punt met een<br />
zachte doek, zodat beschadigingen<br />
aan de auto worden voorkomen.<br />
❒ draai het sleepoog geheel op de<br />
schroefdraadpen.<br />
fig. 57<br />
A0G0176m<br />
Achter<br />
Neem het sleepoog uit de gereedschaphouder<br />
en draai het op de<br />
schroefdraadpen A-fig. 57.<br />
ATTENTIE<br />
Maak de schroefdraad<br />
zorgvuldig schoon,<br />
voordat u het sleepoog op de<br />
schroefdraadpen draait.<br />
Controleer voor het slepen of<br />
het sleepoog volledig op de<br />
betreffende schroefdraadpen<br />
is gedraaid.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
201
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
202<br />
ATTENTIE<br />
Schakel voordat de<br />
auto gesleept wordt,<br />
het stuurslot uit (zie de paragraaf<br />
“Contactslot” in het<br />
hoofdstuk “Dashboard en<br />
bediening”). Houd er rekening<br />
mee dat de rem- en stuurbekrachtiging<br />
niet werken zolang<br />
de motor niet is aangeslagen,<br />
waardoor meer kracht nodig is<br />
voor de bediening van het rempedaal<br />
en het stuur. Gebruik<br />
voor het slepen geen elastische<br />
kabels en rijd zo gelijkmatig<br />
mogelijk. Controleer tijdens het<br />
slepen of de sleepkabel geen<br />
carrosseriedelen kan beschadigen.<br />
Houdt u bij het slepen van<br />
een auto aan de wettelijke<br />
voorschriften. Dit geldt zowel<br />
voor het slepen zelf als voor<br />
het gedrag naar andere weggebruikers.<br />
ATTENTIE<br />
Start de motor niet<br />
als de auto wordt<br />
gesleept.
ONDERHOUD EN ZORG<br />
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD ...................... 204<br />
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUDSSCHEMA ........ 205<br />
PERIODIEKE CONTROLES ................................... 207<br />
ZWAAR GEBRUIK VAN DE AUTO .......................... 207<br />
NIVEAUS CONTROLEREN ................................... 208<br />
LUCHTFILTER/POLLENFILTER .............................. 214<br />
ACCU ............................................................. 214<br />
WIELEN EN BANDEN ......................................... 217<br />
RUBBER SLANGEN ........................................... 219<br />
RUITENWISSERS .............................................. 219<br />
CARROSSERIE ................................................. 221<br />
INTERIEUR ...................................................... 224<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
203
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
204<br />
GEPROGRAMMEERD<br />
ONDERHOUD<br />
Doelmatig onderhoud is een beslissende<br />
factor voor een lange levensduur, de<br />
beste prestaties en een zo zuinig mogelijk<br />
gebruik van de auto.<br />
Om dit te realiseren heeft <strong>Alfa</strong> Romeo<br />
een reeks controle- en onderhoudsbeurten<br />
samengesteld die iedere 30.000<br />
km moeten worden uitgevoerd.<br />
BELANGRIJK 2000 km voor de volgende<br />
onderhoudsbeurt verschijnt er<br />
een bericht op het display.<br />
Onthoud echter dat het geprogrammeerd<br />
onderhoud niet volledig toereikend<br />
is om de auto in optimale staat te<br />
houden: zowel in de beginperiode voor<br />
de servicebeurt bij 30.000 kilometer<br />
als daarna, tussen twee servicebeurten<br />
in, moet regelmatig wat aandacht aan<br />
de auto worden geschonken.<br />
Controleer bijvoorbeeld regelmatig de<br />
bandenspanning en de vloeistofniveaus<br />
en vul deze zo nodig bij.<br />
BELANGRIJK De servicebeurten van<br />
het geprogrammeerd onderhoud zijn<br />
door de fabrikant voorgeschreven. Het<br />
niet uitvoeren van deze servicebeurten<br />
kan het vervallen van de garantie tot<br />
gevolg hebben.<br />
De werkzaamheden van het geprogrammeerd<br />
onderhoud kunnen door<br />
alle <strong>Alfa</strong> Romeo-dealers tegen vaste<br />
tarieftijden worden uitgevoerd.<br />
Eventuele reparaties die nodig blijken<br />
tijdens het uitvoeren van de diverse<br />
inspecties en controles van het geprogrammeerd<br />
onderhoud, worden uitsluitend<br />
na toestemming van de klant uitgevoerd.<br />
BELANGRIJK Het verdient aanbeveling<br />
eventuele kleine defecten onmiddellijk<br />
door de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer te<br />
laten verhelpen en daarmee niet te<br />
wachten tot de volgende servicebeurt.<br />
Als de auto vaak wordt gebruikt voor<br />
het trekken van aanhangers, moeten er<br />
kortere intervallen worden aangehouden<br />
voor de werkzaamheden van het<br />
geprogrammeerd onderhoud.
ONDERHOUDSSCHEMA<br />
x 1000 km<br />
Banden op conditie en slijtage controleren en<br />
bandenspanning eventueel herstellen<br />
Werking verlichting (koplamp-/achterlichtunits, richtingaanwijzers,<br />
waarschuwingsknipperlichten, bagageruimte, interieur, dashboardkastje,<br />
waarschuwings-/controlelampjes enz.) controleren<br />
Werking ruitenwissers/-sproeiers controleren en eventueel<br />
sproeiermonden afstellen<br />
Stand en slijtage van wisserbladen controleren<br />
Remblokken voor (schijfremmen) op conditie en slijtage controleren<br />
en werking lampje voor versleten remblokken controleren<br />
Remblokken achter (schijfremmen) op conditie en slijtage controleren<br />
Visueel de conditie controleren van: buitenzijde carrosserie,<br />
bodemplaatbescherming, uitlaat, brandstof- en remleidingen,<br />
rubber delen (stofkappen, hoezen enz.), en rubber slangen<br />
van het rem- en brandstofsysteem<br />
Vergrendelmechanismen van motorkap en kofferdeksel<br />
op vervuiling controleren en mechanismen smeren<br />
Vloeistofniveaus controleren en eventueel bijvullen (remsysteem,<br />
hydraulische koppeling, stuurbekrachtiging, ruitenwissers, accu,<br />
motorkoelsysteem enz.)<br />
Handrem controleren en eventueel afstellen<br />
Conditie van aandrijfriem(en) voor hulporganen visueel controleren<br />
30 60 90 120 150 180<br />
● ● ● ● ● ●<br />
● ● ● ● ● ●<br />
● ● ● ● ● ●<br />
● ● ● ● ● ●<br />
● ● ● ● ● ●<br />
● ● ●<br />
● ● ● ● ● ●<br />
● ● ● ● ● ●<br />
● ● ● ● ● ●<br />
● ● ●<br />
● ●<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
205
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
206<br />
x 1000 km<br />
Uitlaatgasemissie controleren<br />
Benzinedamp-opvangsysteem controleren<br />
Inspuiting/ontsteking controleren<br />
(m.b.v. diagnosestekker)<br />
Aandrijfriem(en) voor hulporganen vervangen<br />
Bougies vervangen<br />
Luchtfilterelement vervangen<br />
Olie haakse aandrijving voor vervangen (uitvoering 3.2 JTS)<br />
Motorolie en oliefilter vervangen (of om de 24 maanden)<br />
Remvloeistof vervangen (of om de 24 maanden)<br />
Pollenfilter vervangen (of om de 24 maanden)<br />
Openen/sluiten controleren, afdichtrubbers visueel controleren,<br />
aanlegdruk van ruiten op kapafdichting controleren en eventueel<br />
afstellen (of iedere 18 maanden)<br />
Olieniveau van pomp controleren en eventueel bijvullen<br />
(of iedere 12 maanden)<br />
30 60 90 120 150 180<br />
● ● ● ● ● ●<br />
● ●<br />
● ● ● ● ● ●<br />
●<br />
●<br />
●<br />
●<br />
●<br />
●<br />
● ● ● ● ● ●<br />
● ● ●<br />
● ● ● ● ● ●<br />
● ● ● ● ● ●<br />
● ● ● ● ● ●
PERIODIEKE<br />
CONTROLES<br />
Iedere 1.000 km of voor een lange reis<br />
controleren en eventueel bijvullen:<br />
❒ niveau van de motorkoelvloeistof;<br />
❒ niveau van de remvloeistof;<br />
❒ niveau van de ruitensproeiervloeistof;<br />
❒ conditie en spanning van de banden;<br />
❒ werking verlichting (koplamp-/achterlichtunits,<br />
richtingaanwijzers,<br />
waarschuwingsknipperlichten enz.);<br />
❒ werking ruitenwissers/-sproeiers en<br />
stand/slijtage wisserbladen.<br />
Iedere 1.000 km controleren en eventueel<br />
bijvullen: motoroliepeil.<br />
Gebruik bij voorkeur producten van FL<br />
Selenia omdat die speciaal zijn afgestemd<br />
op de <strong>Alfa</strong> Romeo-modellen (zie<br />
de “Vullingstabel” in het hoofdstuk<br />
“Technische gegevens”).<br />
ZWAAR GEBRUIK<br />
VAN DE AUTO<br />
Als de auto overwegend onder zware<br />
bedrijfsomstandigheden rijdt, zoals:<br />
❒ trekken van aanhangers of caravans;<br />
❒ rijden op stoffige wegen;<br />
❒ veel korte ritten (minder dan 7-8<br />
km) en bij buitentemperaturen<br />
onder nul;<br />
❒ veel langdurig stationair draaiende<br />
motor of lange ritten bij lage snelheden<br />
(bijv. bij huis-aan-huis bezorging)<br />
of als de auto lang stilstaat;<br />
❒ in de stad;<br />
is het noodzakelijk de volgende controles<br />
vaker uit te voeren, dan in het<br />
Onderhoudsschema staat aangegeven:<br />
❒ remblokken voor (schijfremmen)<br />
op conditie en slijtage controleren;<br />
❒ vergrendelmechanismen van<br />
motorkap en kofferdeksel op vervuiling<br />
controleren en mechanismen<br />
smeren;<br />
❒ visueel de conditie controleren<br />
van: motor, versnellingsbak, aandrijfassen,<br />
uitlaat, brandstof- en<br />
remleidingen, rubber delen (stofkappen,<br />
hoezen enz.) en rubber<br />
slangen van rem- en brandstofsysteem;<br />
❒ acculading en niveau van het elektrolyt<br />
in de accu controleren;<br />
❒ conditie van diverse aandrijfriemen<br />
voor hulporganen visueel controleren;<br />
❒ motorolie en oliefilter controleren<br />
en eventueel vervangen;<br />
❒ pollenfilter controleren en eventueel<br />
vervangen;<br />
❒ luchtfilter controleren en eventueel<br />
vervangen.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
207
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
208<br />
NIVEAUS<br />
CONTROLEREN<br />
Zie voor de hoeveelheid vloeistof de<br />
gegevens in het hoofdstuk Technische<br />
gegevens.<br />
Let op. Tijdens het bijvullen<br />
mogen de vloeistoffen<br />
met verschillende<br />
specificaties niet gemengd worden:<br />
als de specificaties van de<br />
vloeistoffen verschillen, kan de<br />
auto ernstig beschadigd worden.<br />
ATTENTIE<br />
Rook nooit tijdens<br />
werkzaamheden in de<br />
motorruimte: er kunnen licht<br />
ontvlambare gassen aanwezig<br />
zijn; brandgevaar.<br />
1. Motorolie<br />
2. Accu<br />
3. Remvloeistof<br />
4. Ruitensproeiervloeistof<br />
5. Motorkoelvloeistof<br />
6. Olie van stuurbekrachtiging<br />
fig. 1 - Uitvoering 2.2 JTS<br />
fig. 2 - Uitvoering 3.2 JTS<br />
A0G0161m<br />
A0G0038m
fig. 3<br />
MOTOROLIE<br />
Fig. 3: uitvoering 2.2 JTS<br />
Fig. 4: uitvoering 3.2 JTS<br />
A0G0018m<br />
Motoroliepeil controleren<br />
Controleer het oliepeil als de auto op<br />
een vlakke ondergrond staat en enige<br />
minuten (circa 5) na het uitzetten van<br />
de motor.<br />
Verwijder de oliepeilstok A en maak<br />
de peilstok schoon. Plaats de peilstok<br />
geheel terug, verwijder de peilstok en<br />
controleer of het niveau tussen het<br />
MIN- en MAX-merkteken op de peilstok<br />
staat. Het verschil tussen het<br />
MIN- en MAX-merkteken komt<br />
overeen met ongeveer 1 liter olie.<br />
fig. 4<br />
A0G0069m<br />
Motorolie bijvullen<br />
Als het olieniveau dicht bij of onder het<br />
MIN-merkteken staat, moet via de<br />
olievulopening B motorolie tot aan het<br />
MAX-merkteken worden bijgevuld.<br />
Het olieniveau mag nooit het MAXmerkteken<br />
overschrijden.<br />
BELANGRIJK Als het motoroliepeil,<br />
na regelmatige controles, boven het<br />
MAX-niveau blijft, laat dan de <strong>Alfa</strong><br />
Romeo-dealer het systeem controleren.<br />
BELANGRIJK Na het bijvullen of<br />
het verversen van de olie, moet u de<br />
motor enige seconden laten draaien,<br />
vervolgens de motor uitzetten en na<br />
enige minuten het olieniveau controleren.<br />
Motorolieverbruik<br />
Als richtlijn geldt een maximaal motorolieverbruik<br />
van ongeveer 400 gram<br />
per 1000 km.<br />
De motor van een nieuwe auto moet<br />
nog worden ingereden. Dit betekent<br />
dat het motorolieverbruik pas na de<br />
eerste 5.000 ÷ 6.000 km stabiliseert.<br />
BELANGRIJK Het motorolieverbruik<br />
hangt af van de rijstijl en de gebruiksomstandigheden<br />
van de auto.<br />
BELANGRIJK Vul nooit motorolie<br />
bij met andere specificaties dan de olie<br />
waarmee de motor is gevuld.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
209
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
210<br />
ATTENTIE<br />
Wees voorzichtig als u<br />
werkzaamheden in de<br />
motorruimte moet verrichten<br />
en de motor nog warm is:<br />
gevaar voor verbranding.<br />
Onthoud dat bij een warme<br />
motor de elektroventilateur<br />
onverwacht kan inschakelen:<br />
kans op verwonding. Pas op<br />
als u sjaals, dassen of loszittende<br />
kledingstukken draagt:<br />
deze kunnen door de bewegende<br />
onderdelen worden gegrepen.<br />
Afgetapte motorolie en<br />
gebruikte oliefilters<br />
bevatten stoffen die<br />
schadelijk zijn voor het milieu.<br />
Wendt u voor het verversen<br />
van de motorolie en het vervangen<br />
van de filters tot de<br />
<strong>Alfa</strong> Romeo-dealer.<br />
fig. 5<br />
A0G0017m<br />
MOTORKOELVLOEISTOF<br />
fig. 5<br />
Een te laag niveau bijvullen door een<br />
mengsel van 50% water en PARAFLU<br />
UP langzaam via de vuldop A van het<br />
expansiereservoir te gieten.<br />
Een mengsel van PARAFLU UP en<br />
water in een mengverhouding van<br />
50% beveiligt tot een temperatuur<br />
van -35°C.<br />
ATTENTIE<br />
Draai bij een zeer warme<br />
motor de dop van<br />
het expansiereservoir nooit<br />
los: gevaar voor verbranding.<br />
Het motorkoelsysteem<br />
gebruikt PARAFLU UPkoelvloeistof.<br />
Als eventueel<br />
moet worden bijgevuld,<br />
mag deze vloeistof met geen<br />
enkele andere koelvloeistof<br />
worden gemengd. Als dit toch<br />
gebeurt, mag de motor absoluut<br />
niet worden gestart en moet u<br />
zich tot de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer<br />
wenden.<br />
ATTENTIE<br />
Het koelsysteem staat<br />
onder druk. Vervang<br />
de dop zo nodig alleen door<br />
een exemplaar van hetzelfde<br />
type, anders kan de werking<br />
van het systeem in gevaar<br />
worden gebracht.
fig. 6<br />
A0G0029m<br />
VLOEISTOF VOOR RUITEN-<br />
SPROEIERS EN KOPLAMP-<br />
SPROEIERS fig. 6<br />
Verwijder de dop A en vul het reservoir<br />
met een mengsel van water en<br />
TUTELA PROFESSIONAL SC 35<br />
in de volgende mengverhouding:<br />
❒ 30% TUTELA PROFESSION-<br />
AL SC 35 en 70% water in de<br />
zomer;<br />
❒ 50% TUTELA PROFESSION-<br />
AL SC 35 en 50% water in de<br />
winter.<br />
Bij temperaturen onder -20°C TUTE-<br />
LA PROFESSIONAL SC 35 onverdund<br />
gebruiken.<br />
ATTENTIE<br />
Rijd niet met een leeg<br />
ruitensproeierreservoir:<br />
de ruitensproeiers zijn<br />
van fundamenteel belang<br />
voor een optimaal zicht.<br />
ATTENTIE<br />
Enkele in de handel verkrijgbareruitensproeiervloeistoffen<br />
zijn licht ontvlambaar.<br />
In de motorruimte<br />
bevinden zich warme onderdelen<br />
die bij contact de vloeistof<br />
kunnen doen ontbranden.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
211
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
212<br />
fig. 7 uitvoering 2.2 JTS<br />
A0G0027m<br />
OLIE VAN STUURBE-<br />
KRACHTIGING fig. 7-8<br />
Controleer of de olie nog op het maximum<br />
niveau staat: De controle moet<br />
worden uitgevoerd als de auto op een<br />
vlakke ondergrond staat en bij een stilstaande<br />
koude motor.<br />
Controleer of het niveau nabij het<br />
MAX-merkteken op het reservoir<br />
staat of bij het bovenste merkteken<br />
(maximum niveau) op de peilstok die<br />
aan de dop van het reservoir vastzit.<br />
fig. 8 uitvoering 3.2 JTS<br />
A0G0234m<br />
Als het niveau van de vloeistof in het<br />
reservoir onder het voorgeschreven<br />
niveau staat, moet als volgt worden<br />
bijgevuld:<br />
❒ start de motor en wacht tot het<br />
niveau van de vloeistof in het<br />
reservoir stabiliseert;<br />
❒ draai bij draaiende motor het stuurwiel<br />
een aantal malen naar uiterst<br />
rechts en uiterst links;<br />
❒ vul vloeistof bij, totdat het niveau<br />
nabij het MAX-merkteken staat<br />
en monteer de dop.<br />
BELANGRIJK Het is raadzaam dit<br />
door de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer te laten<br />
doen.<br />
ATTENTIE<br />
Voorkom dat de olie<br />
van de stuurbekrachtiging<br />
in contact komt met<br />
warme delen van de motor:<br />
de olie is licht ontvlambaar.
fig. 9<br />
REMVLOEISTOF fig. 9<br />
A0G0016m<br />
Draai de dop A los en controleer of de<br />
vloeistof in het reservoir op het hoogste<br />
niveau staat. Het niveau mag<br />
nooit het MAX-merkteken overschrijden.<br />
BELANGRIJK Het is raadzaam dit<br />
door de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer te laten<br />
doen.<br />
Controleer regelmatig de werking van<br />
het waarschuwingslampje x op het<br />
instrumentenpaneel: als u op de dop<br />
A drukt (met de contactsleutel in het<br />
slot), moet het lampje gaan branden.<br />
BELANGRIJK De remvloeistof is<br />
hygroscopisch (trekt water aan). Als de<br />
auto overwegend wordt gebruikt in<br />
gebieden met een hoge luchtvochtigheid,<br />
dan moet de vloeistof vaker worden<br />
vervangen dan in het<br />
Onderhoudsschema staat aangegeven.<br />
Voorkom, als u de dop<br />
losdraait, contact tussen<br />
de zeer corrosieve vloeistof<br />
en de lak. Als remvloeistof<br />
wordt gemorst, moet de lak<br />
onmiddellijk met water worden<br />
afgespoeld.<br />
ATTENTIE<br />
De remvloeistof is giftig<br />
en zeer corrosief. Als<br />
per ongeluk remvloeistof<br />
wordt gemorst, moeten de<br />
betreffende delen onmiddellijk<br />
worden gewassen met water<br />
en neutrale zeep en daarna met<br />
veel water worden afgespoeld.<br />
Bij inslikken dient onmiddellijk<br />
een arts te worden geraadpleegd.<br />
ATTENTIE<br />
Het symbool π op het<br />
reservoir geeft aan dat<br />
synthetische remvloeistof en<br />
geen minerale vloeistof moet<br />
worden gebruikt. Het gebruik<br />
van minerale vloeistoffen<br />
moet absoluut worden vermeden,<br />
omdat de rubbers in het<br />
remsysteem door deze vloeistoffen<br />
worden beschadigd.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
213
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
214<br />
LUCHTFILTER/<br />
POLLENFILTER<br />
Laat het luchtfilter of het pollenfilter<br />
vervangen door de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer.<br />
ACCU<br />
De accu van de auto is “onderhoudsarm”:<br />
onder normale omstandigheden<br />
hoeft het elektrolyt niet bijgevuld te<br />
worden met gedestilleerd water.<br />
ACCULADING CONTROLE-<br />
REN<br />
De acculading kan bepaald worden<br />
door de kleur van de optische meter<br />
A-fig. 10 te controleren.<br />
Zie de volgende tabel.<br />
Helderwitte kleur Elektrolyt bijvullen Wendt u tot de<br />
<strong>Alfa</strong> Romeo-dealer<br />
Donkere kleur zonder Accu niet voldoende opgeladen Accu opladen (wij raden u aan<br />
groen middenstuk contact op te nemen met de<br />
<strong>Alfa</strong> Romeo-dealer)<br />
fig. 10<br />
Donkere kleur met Niveau elektrolyt en acculading Geen enkele handeling<br />
groen middenstuk voldoende<br />
A0G0127m<br />
BELANGRIJK Wij raden u aan de<br />
acculading ieder jaar, bij voorkeur voor<br />
het begin van de winter, te controleren<br />
om de mogelijkheid van bevriezing van<br />
het elektrolyt te voorkomen. Voer deze<br />
controle vaker uit als de auto overwegend<br />
voor korte trajecten wordt<br />
gebruikt, of als accessoires zijn gemonteerd<br />
die permanent, ook bij uitgeschakeld<br />
contact, stroom verbruiken. Dit<br />
geldt in het bijzonder voor achteraf aangebrachte<br />
accessoires.
Na het weer aansluiten<br />
van een losgekoppelde<br />
accu moet ten minste 3<br />
minuten worden gewacht voordat<br />
de elektronische sleutel in<br />
het contactslot wordt gestoken,<br />
zodat de regeleenheid van de<br />
airconditioning de actuatoren<br />
voor de temperatuurregeling en<br />
de luchtverdeling kan resetten.<br />
ATTENTIE<br />
De vloeistof in de accu<br />
is giftig en corrosief.<br />
Voorkom contact met de huid<br />
en de ogen. Houd open vuur en<br />
vonkvormende apparaten verwijderd<br />
van de accu: brand- en<br />
ontploffingsgevaar.<br />
ATTENTIE<br />
Als de accu werkt met<br />
een zeer laag vloeistofniveau,<br />
ontstaat onherstelbare<br />
schade aan de accu en kan de<br />
accu openbarsten.<br />
ACCU VERVANGEN<br />
Als de accu vervangen wordt, moet<br />
een originele accu met dezelfde specificaties<br />
worden geïnstalleerd.<br />
Als de accu vervangen wordt door een<br />
accu met andere specificaties, vervallen<br />
de onderhoudsintervallen die in<br />
het Onderhoudsschema staan aangegeven.<br />
Voor het onderhoud van de nieuwe<br />
accu dient u zich strikt te houden aan<br />
de aanwijzingen van de fabrikant van<br />
de accu.<br />
Onoordeelkundige montage<br />
van elektrische en<br />
elektronische apparatuur<br />
kan ernstige schade toebrengen<br />
aan de auto. Als u na aanschaf<br />
van uw auto accessoires wilt<br />
monteren (diefstalalarm, mobiele<br />
telefoon enz.), wendt u dan<br />
tot de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer. Deze<br />
kan u de meest geschikte installaties<br />
aanraden en controleren of<br />
het noodzakelijk is een accu met<br />
een grotere capaciteit te monteren.<br />
Accu’s bevatten zeer<br />
schadelijke stoffen voor<br />
het milieu. Het verdient<br />
aanbeveling een defecte accu<br />
door de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer te<br />
laten vervangen, omdat deze<br />
beschikt over de uitrusting voor<br />
het op milieuvriendelijke wijze<br />
en conform de wettelijke bepalingen,<br />
verwerken van defecte<br />
accu’s.<br />
ATTENTIE<br />
Als u de auto langere<br />
tijd stalt in extreem<br />
koude omstandigheden, moet<br />
om bevriezing te voorkomen,<br />
de accu worden verwijderd en<br />
op een verwarmde plaats worden<br />
bewaard.<br />
ATTENTIE<br />
Bij werkzaamheden<br />
aan de accu of in de<br />
buurt van de accu, moet u uw<br />
ogen altijd beschermen met<br />
een speciale bril.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
215
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
216<br />
PRAKTISCHE TIPS OM DE<br />
LEVENSDUUR VAN DE ACCU<br />
TE VERLENGEN<br />
Om het snel ontladen van de accu te voorkomen<br />
en de levensduur te verlengen, dient<br />
u de volgende aanwijzingen nauwkeurig op<br />
te volgen:<br />
❒ wanneer u de auto parkeert, controleer<br />
dan of de portieren, de motorkap en het<br />
kofferdeksel goed gesloten zijn.<br />
Hiermee wordt voorkomen dat de interieurverlichting<br />
blijft branden;<br />
❒ schakel de interieurverlichting uit: de<br />
auto is in ieder geval uitgerust met een<br />
systeem voor automatische uitschakeling<br />
van de interieurverlichting;<br />
❒ voorkom zoveel mogelijk het gebruik<br />
van stroomverbruikers als de motor uit-<br />
staat (autoradio, waarschuwingsknipperlichten<br />
enz.);<br />
❒ voordat werkzaamheden aan de elektrische<br />
installatie van de auto worden uitgevoerd,<br />
moet eerst de minpool van de<br />
accu worden losgemaakt;<br />
❒ de klemmen moeten altijd goed zijn<br />
bevestigd.<br />
BELANGRIJK Een accu die gedurende langere<br />
tijd minder dan 50% geladen is (optische<br />
meter donker zonder groen middenstuk),<br />
raakt door sulfatering beschadigd.<br />
Hierdoor loopt de capaciteit en het startvermogen<br />
terug.<br />
Ook is de accu dan gevoeliger voor bevriezing<br />
(reeds bij temperaturen van –10°C).<br />
Als u de auto langere tijd niet gebruikt, zie<br />
dan “Auto langere tijd stallen” in het hoofdstuk<br />
“Starten en rijden”.<br />
Als u na aanschaf van uw auto accessoires<br />
wilt monteren die constante voeding nodig<br />
hebben (diefstalalarm enz.), of accessoires<br />
die de elektrische installatie zwaar belasten,<br />
wendt u dan tot de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer. Deze<br />
kan u de meest geschikte installaties uit het<br />
<strong>Alfa</strong> Romeo Lineacccessori-programma aanraden<br />
en controleren of de elektrische installatie<br />
van de auto geschikt is voor het extra<br />
stroomverbruik of dat het noodzakelijk is<br />
een accu met een grotere capaciteit te monteren.<br />
Enkele van deze stroomverbruikers blijven<br />
continu stroom verbruiken ook bij een uitgezette<br />
motor, waardoor de accu geleidelijk<br />
kan ontladen.<br />
Het totale energieverbruik van deze accessoires (standaard en achteraf gemonteerde accessoires) moet minder zijn dan 0,6 mA x Ah (van<br />
de accu), zoals in de volgende tabel staat vermeld:<br />
Accu van Maximum stroomverbruik bij stilstaande motor<br />
50 Ah 30 mA<br />
60 Ah 36 mA<br />
70 Ah 42 mA<br />
90 Ah 54 mA
WIELEN EN BANDEN<br />
De spanning van de banden, inclusief<br />
het noodreservewiel, moet regelmatig,<br />
om de vier weken en voor een<br />
lange rit, worden gecontroleerd: de<br />
bandenspanning moet bij koude banden<br />
worden gecontroleerd.<br />
Tijdens het rijden neemt de bandenspanning<br />
toe; zie voor de juiste waarde<br />
van de bandenspanning de paragraaf<br />
“Wielen” in het hoofdstuk<br />
“Technische gegevens”.<br />
fig. 11<br />
A0G0120m<br />
Een onjuiste bandenspanning veroorzaakt<br />
een onregelmatige slijtage van<br />
de banden fig. 11:<br />
A juiste spanning: gelijkmatige slijtage<br />
van het loopvlak.<br />
B te lage spanning: te grote slijtage<br />
aan de zijkanten van het loopvlak.<br />
C te hoge spanning: te grote slijtage<br />
in het midden van het loopvlak.<br />
Banden moeten worden vervangen<br />
als de profieldiepte van het loopvlak<br />
minder is dan 1,6 mm. Houdt u echter<br />
altijd aan de bepalingen van het<br />
land waarin u rijdt.<br />
BELANGRIJKE TIPS<br />
Voorkom bruusk remmen, met spinnende<br />
wielen optrekken, harde contacten<br />
tussen banden en stoepranden,<br />
kuilen en andere obstakels. Het langdurig<br />
rijden op een slecht wegdek kan<br />
de banden beschadigen.<br />
Controleer de banden regelmatig op<br />
scheuren in de wangen en bulten of<br />
slijtplekken op het loopvlak. Als dit het<br />
geval is, wendt u dan tot de <strong>Alfa</strong><br />
Romeo-dealer.<br />
Rijd nooit met een te zwaar beladen<br />
auto: hierdoor kunnen de banden en<br />
de velgen ernstig beschadigd worden;<br />
stop zo snel mogelijk bij een lekke<br />
band en verwissel het wiel om beschadiging<br />
van de band, de velg, de wielophanging<br />
en de stuurinrichting te<br />
voorkomen.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
217
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
218<br />
Banden verouderen, ook als zij weinig<br />
of nooit gebruikt zijn. Scheurtjes in<br />
het loopvlak en op de wangen geven<br />
aan dat de band verouderd is. Banden<br />
die langer dan zes jaar onder een auto<br />
gemonteerd zijn, moeten dan ook<br />
door een specialist worden gecontroleerd.<br />
Dit geldt in het bijzonder voor<br />
het noodreservewiel.<br />
Monteer nooit gebruikte banden of<br />
banden, waarvan de herkomst onbekend<br />
is.<br />
Bij de montage van een nieuwe band<br />
moet ook het ventiel vernieuwd worden;<br />
om een gelijke slijtage van de<br />
banden op de vooras en de achteras te<br />
verkrijgen, is het raadzaam de banden<br />
om de 10.000 / 15.000 km van as<br />
te verwisselen. Hierbij moeten de banden<br />
aan dezelfde zijde van de auto<br />
gemonteerd blijven, zodat een omkering<br />
van de draairichting wordt voorkomen.<br />
ATTENTIE<br />
Bedenk dat ook de<br />
wegligging afhankelijk<br />
is van een juiste bandenspanning.<br />
ATTENTIE<br />
Door een te lage bandenspanning<br />
wordt de<br />
band te heet, waardoor er<br />
onherstelbare inwendige<br />
schade aan de band kan ontstaan.<br />
ATTENTIE<br />
Verwissel de banden<br />
niet kruiselings, waarbij<br />
de banden van de<br />
rechterzijde aan de linkerzijde<br />
en omgekeerd worden gemonteerd.<br />
ATTENTIE<br />
Voer bij lichtmetalen<br />
velgen geen spuitwerkzaamheden<br />
uit die een<br />
temperatuur vereisen boven<br />
150°C. De mechanische<br />
eigenschappen van de wielen<br />
kunnen hierdoor in gevaar<br />
worden gebracht.
RUBBER SLANGEN<br />
Houd voor de rubber slangen van het<br />
rem- en brandstofsysteem zeer nauwkeurig<br />
de voorschriften van het<br />
Onderhoudsschema in dit hoofdstuk<br />
aan.<br />
Ozon, hoge temperaturen en het<br />
gedurende langere tijd ontbreken van<br />
vloeistof in een systeem zorgen ervoor<br />
dat de slangen uitdrogen en scheuren,<br />
waardoor het betreffende systeem<br />
kan gaan lekken. Daarom is zorgvuldige<br />
controle noodzakelijk.<br />
RUITENWISSERS<br />
WISSERBLADEN<br />
Maak de wisserbladen regelmatig<br />
schoon met een schoonmaakmiddel;<br />
wij raden TUTELA PROFESSION-<br />
AL SC 35 aan.<br />
Vervang de wisserbladen als het rubber<br />
vervormd of versleten is. Het verdient<br />
aanbeveling ten minste één<br />
maal per jaar de wisserbladen te vervangen.<br />
Met enkele simpele voorzorgsmaatregelen<br />
is het mogelijk beschadigingen<br />
van het rubber te voorkomen:<br />
❒ wanneer de temperatuur onder 0°C<br />
is gedaald, moet gecontroleerd worden<br />
of er geen ijs tussen wisserblad<br />
en ruit zit. Maak de wissers zo<br />
nodig vrij met een anti-vriesmiddel;<br />
❒ verwijder eventueel opgehoopte<br />
sneeuw van de ruit: om de wisserbladen<br />
te beschermen en oververhitting<br />
van de ruitenwissermotor te<br />
voorkomen;<br />
❒ schakel de ruitenwissers niet in op<br />
een droge ruit.<br />
ATTENTIE<br />
Rijden met versleten<br />
ruitenwisserbladen is<br />
gevaarlijk, omdat hierdoor het<br />
zicht onder slechte atmosferische<br />
omstandigheden aanzienlijk<br />
wordt beperkt.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
219
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
220<br />
fig. 12<br />
Ruitenwisserbladen<br />
vervangen fig. 12<br />
A0G0080m<br />
Aanwijzingen voor het losmaken van<br />
het wisserblad:<br />
– til de wisserarm A van de voorruit;<br />
– draai het wisserblad B 90° ten<br />
opzichte van de pen C, die zich aan<br />
het uiteinde van de wisserarm<br />
bevindt;<br />
– trek het wisserblad los van de pen C.<br />
Aanwijzingen voor het plaatsen van<br />
het wisserblad:<br />
– plaats de pen C in het gat in het<br />
middelste deel van het wisserblad B;<br />
– plaats de wisserarm met het wisserblad<br />
op de voorruit.<br />
RUITENSPROEIERS<br />
Als de ruitensproeiers niet werken, controleer<br />
dan eerst het niveau in het ruitensproeiertankje<br />
(zie de paragraaf<br />
“Niveaus controleren” in dit hoofdstuk).<br />
Controleer vervolgens of de ruitensproeiermonden<br />
niet verstopt zijn.<br />
Deze kunnen zo nodig met een speld<br />
worden doorgeprikt.<br />
De stralen moeten op ongeveer 1/3<br />
van de bovenkant van de ruit worden<br />
gericht.<br />
KOPLAMPSPROEIERS<br />
Controleer regelmatig of de koplampsproeiers<br />
schoon en in goede staat<br />
zijn.<br />
De koplampsproeiers schakelen automatisch<br />
in als het dimlicht brandt en<br />
de ruitensproeiers worden ingeschakeld.
CARROSSERIE<br />
BESCHERMING TEGEN<br />
ATMOSFERISCHE<br />
INVLOEDEN<br />
De belangrijkste oorzaken van roest<br />
zijn:<br />
❒ luchtverontreiniging;<br />
❒ zoutgehalte in de lucht en luchtvochtigheid<br />
(gebieden aan zee,<br />
warm en vochtig klimaat);<br />
❒ omgevings-/seizoensinvloeden.<br />
Ook de invloed van schurende elementen,<br />
zoals stoffige omgeving,<br />
opwaaiend zand, modder en steenslag<br />
op de lak en de onderzijde moet<br />
niet worden onderschat.<br />
<strong>Alfa</strong> Romeo heeft voor uw auto de<br />
beste technologische oplossingen toegepast<br />
om de carrosserie efficiënt<br />
tegen roest te beschermen.<br />
De belangrijkste zijn:<br />
❒ de toepassing van aangepaste<br />
spuittechnieken en lakproducten<br />
die de auto de benodigde weerstand<br />
tegen roest en schurende<br />
elementen verlenen;<br />
❒ het gebruik van verzinkte (of voorbehandelde)<br />
plaatdelen met een<br />
hoge corrosiebestendigheid;<br />
❒ het aanbrengen van een beschermende<br />
kunststof laag op kwetsbare<br />
delen: onderzijde van de portieren,<br />
binnenzijde van de spatborden,<br />
naden, randen enz.;<br />
❒ toepassing van “open” holle ruimtes<br />
om condensvorming te voorkomen<br />
en binnendringend water af<br />
te voeren, waardoor roest van binnenuit<br />
wordt voorkomen;<br />
❒ het aanbrengen van speciale<br />
coatings op kwetsbare delen (bijv.<br />
spatbord achter) die tegen schurende<br />
elementen beschermen.<br />
CARROSSERIEGARANTIE<br />
Bij de auto is de carrosserie tegen<br />
doorroesten van alle originele componenten<br />
van de carrosserie en van alle<br />
dragende delen gegarandeerd. Voor<br />
de specifieke voorwaarden van deze<br />
garantie wordt verwezen naar de<br />
<strong>Service</strong>- en garantiehandleiding.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
221
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
222<br />
TIPS VOOR HET<br />
BEHOUD VAN DE<br />
CARROSSERIE<br />
Lak<br />
De lak heeft behalve een esthetische<br />
functie ook een beschermende functie.<br />
Daarom moeten beschadigingen van<br />
de laklaag, zoals krassen, onmiddellijk<br />
worden bijgewerkt om roestvorming<br />
te voorkomen. Het bijwerken<br />
dient met de originele lak te worden<br />
uitgevoerd (zie “Plaatje met informatie<br />
over de carrosserielak” in het<br />
hoofdstuk “Technische gegevens”).<br />
Het normale onderhoud van de auto<br />
beperkt zich tot wassen, waarbij de<br />
frequentie afhankelijk is van het<br />
gebruik van de auto en van de omgeving.<br />
Het is raadzaam de auto vaker<br />
te wassen bij sterke luchtverontreiniging<br />
of bij het rijden over wegen met<br />
strooizout.<br />
De juiste wasmethode:<br />
❒ verwijder de antenne van het dak<br />
als u de auto in een wastunnel<br />
wast, om te voorkomen dat deze<br />
beschadigt;<br />
❒ spoel de auto eerst met een waterstraal<br />
onder lage druk af;<br />
❒ was de auto met een zachte spons<br />
met een oplossing van neutrale<br />
zeep; spoel daarbij de spons regelmatig<br />
uit;<br />
❒ spoel de auto af met schoon water<br />
en droog de auto met warme lucht<br />
of een schone, zachte zeem.<br />
De minder zichtbare delen zoals de randen<br />
van de portieren, het kofferdeksel,<br />
de motorkap en de koplampranden moeten<br />
tijdens het drogen niet vergeten worden,<br />
omdat daar water kan blijven staan.<br />
Het verdient aanbeveling de auto na het<br />
wassen niet onmiddellijk binnen te zetten,<br />
maar de auto nog even buiten te<br />
laten staan, zodat waterresten buiten<br />
kunnen verdampen.<br />
Was de auto nooit in de zon of als de<br />
motorkap nog warm is, omdat dan de<br />
glans van de lak kan afnemen.<br />
Schoonmaakmiddelen<br />
verontreinigen het<br />
water. Daarom moet<br />
de auto bij voorkeur worden<br />
gewassen op een plaats waar<br />
het afvalwater direct wordt<br />
opgevangen en gezuiverd.
De kunststof carrosseriedelen kunnen<br />
op dezelfde wijze worden gewassen<br />
als de gespoten carrosseriedelen.<br />
Parkeer de auto niet onder bomen,<br />
aangezien harsdruppels bij langere<br />
inwerking de lak kunnen beschadigen,<br />
waardoor de kans op roestvorming<br />
wordt vergroot.<br />
BELANGRIJK Vogeluitwerpselen<br />
dienen zo snel en zo goed mogelijk<br />
van de lak verwijderd te worden,<br />
omdat door de agressieve bestanddelen<br />
de lak kan beschadigen.<br />
Ruiten<br />
Gebruik voor het schoonmaken van de<br />
ruiten een daarvoor geschikt schoonmaakmiddel.<br />
Gebruik een schone,<br />
zachte doek om krassen en beschadigingen<br />
te voorkomen.<br />
BELANGRIJK Let er bij het schoonmaken<br />
van de binnenzijde van de achterruit<br />
op, dat de elektrische weerstandsdraden<br />
van de achterruitverwarming<br />
niet worden beschadigd. Veeg<br />
voorzichtig in de richting van de draden.<br />
Koplampen<br />
De koplampen moeten worden gereinigd<br />
met een zachte en met water en<br />
autoshampoo bevochtigde doek.<br />
BELANGRIJK Het schoonmaken<br />
van de lampglazen met een droge<br />
doek veroorzaakt krassen waardoor<br />
de prestaties zullen teruglopen. Het<br />
gebruik van oplosmiddelen maakt de<br />
lampglazen doffer waardoor de prestaties<br />
zullen afnemen.<br />
BELANGRIJK Als de koplampen<br />
worden gereinigd met een waterstraal,<br />
moet deze op tenminste 2 cm<br />
van de lampglazen worden gehouden.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
223
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
224<br />
Motorruimte<br />
Het verdient aanbeveling de motorruimte<br />
na het winterseizoen zorgvuldig<br />
te laten uitspuiten. Hierbij mag de<br />
waterstraal niet direct op de elektronische<br />
regeleenheden worden gericht.<br />
Laat deze werkzaamheden verzorgen<br />
door een gespecialiseerd bedrijf.<br />
BELANGRIJK Voor het uitspuiten<br />
van de motorruimte moet de contactsleutel<br />
uit het contactslot zijn genomen<br />
en de motor koud zijn. Controleer na<br />
het reinigen of de verschillende<br />
beschermingen (rubber kappen, deksels<br />
enz.) nog op hun plaats zitten en<br />
niet beschadigd zijn.<br />
INTERIEUR<br />
Controleer af en toe of er onder de vloerbedekking<br />
geen water is blijven staan<br />
(dooiwater van sneeuwresten aan<br />
schoenen, lekkende paraplu’s enz.),<br />
waardoor roestvorming op de bodem<br />
veroorzaakt zou kunnen worden.<br />
STOELEN EN STOFFEN<br />
BEKLEDING<br />
Verwijder stof met een zachte borstel<br />
of een stofzuiger. Voor een nog betere<br />
reiniging van de stoffen bekleding<br />
raden wij u aan de borstel vochtig te<br />
maken.<br />
Reinig de zittingen met een vochtige<br />
spons en een oplossing van water en<br />
neutrale zeep.<br />
MET LEER BEKLEDE<br />
STOELEN<br />
Verwijder droog vuil met een zeemleer<br />
of een iets vochtige doek, zonder hard<br />
te drukken.<br />
Dep een vochtige vlek of vet met een<br />
droge en absorberende doek en wrijf<br />
daarbij niet. Behandel de plek vervolgens<br />
met een doek of zeem bevochtigd<br />
met water en een neutrale zeep.<br />
Als de vlek nog niet verwijderd is,<br />
behandel de vlek dan met een speciaal<br />
schoonmaakmiddel, waarbij de<br />
instructies op de verpakking strikt<br />
moeten worden opgevolgd.<br />
BELANGRIJK Gebruik nooit alcohol.<br />
Controleer bovendien of de gebruikte<br />
schoonmaakmiddelen geen alcohol of<br />
daarvan afgeleide producten bevatten,<br />
ook niet in geringe hoeveelheden.
De stoffen bekleding<br />
van uw auto is langdurig<br />
bestand tegen slijtage<br />
die ontstaat bij een normaal<br />
gebruik van de auto. Hevig<br />
en/of langdurig wrijven met<br />
kledingaccessoires zoals metalen<br />
gespen, sierknopen en klittenbandsluitingen,<br />
moet echter<br />
absoluut worden vermeden<br />
omdat hierdoor grote druk ontstaat<br />
op een bepaalde plek op<br />
de bekleding, waardoor deze<br />
plek kan slijten en de bekleding<br />
beschadigd wordt.<br />
KUNSTSTOF<br />
INTERIEURDELEN<br />
Wij raden u aan om de kunststof interieurdelen<br />
te reinigen met een doek<br />
bevochtigd met water en een neutrale<br />
zeep zonder schuurmiddel. Voor het<br />
verwijderen van vet- of hardnekkige<br />
vlekken moeten speciale schoonmaakmiddelen<br />
zonder oplosmiddelen worden<br />
gebruikt, die geschikt zijn voor<br />
het reinigen van kunststof en die het<br />
visuele effect en de kleur van de componenten<br />
niet wijzigen.<br />
BELANGRIJK Gebruik nooit alcohol<br />
of benzine om het glas van het instrumentenpaneel<br />
of andere kunststof<br />
onderdelen schoon te maken.<br />
ATTENTIE<br />
Gebruik nooit ontvlambare<br />
producten zoals<br />
petroleum of wasbenzine voor<br />
het reinigen van de interieurdelen<br />
van de auto. De elektrostatische<br />
lading die tijdens het<br />
reinigen door het wrijven ontstaat,<br />
kan brand veroorzaken.<br />
ATTENTIE<br />
Bewaar nooit spuitbussen<br />
in de auto:<br />
ontploffingsgevaar. Spuitbussen<br />
mogen niet worden<br />
blootgesteld aan temperaturen<br />
boven 50°C. In de<br />
zomer kan de temperatuur in<br />
het interieur ver boven deze<br />
waarde oplopen.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
225
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
226<br />
LEREN STUURWIEL/POOK-<br />
KNOP<br />
Reinig deze componenten uitsluitend<br />
met water en neutrale zeep. Gebruik<br />
nooit alcohol of producten op basis<br />
van alcohol.<br />
Voordat u speciale producten gebruikt<br />
voor het reinigen van de interieurdelen,<br />
moet u eerst de aanwijzingen op<br />
het etiket van het product lezen en<br />
controleren of het geen alcohol en/of<br />
substanties op basis van alcohol<br />
bevat.<br />
Als tijdens het reinigen van de voorruit<br />
met speciaal daarvoor bestemde producten,<br />
druppels op het leer van het<br />
stuurwiel of de pookknop terechtkomen,<br />
moeten deze onmiddellijk worden<br />
verwijderd en het betreffende<br />
gebied met water en neutrale zeep<br />
worden afgenomen.<br />
BELANGRIJK Wees zeer voorzichtig<br />
bij het gebruik van mechanische<br />
diefstalbeveiligingen op het stuurwiel<br />
om beschadiging van de leren<br />
bekleding te voorkomen.
TECHNISCHE GEGEVENS<br />
IDENTIFICATIEGEGEVENS ................................... 228<br />
MOTORCODES - CARROSSERIE-UITVOERINGEN ..... 230<br />
MOTOR .......................................................... 231<br />
BRANDSTOFSYSTEEM ....................................... 232<br />
TRANSMISSIE .................................................. 232<br />
REMMEN ........................................................ 233<br />
STUURINRICHTING ........................................... 233<br />
WIELOPHANGING ............................................. 233<br />
WIELEN .......................................................... 234<br />
AFMETINGEN ................................................... 239<br />
PRESTATIES ..................................................... 240<br />
GEWICHTEN .................................................... 241<br />
VULLINGSTABEL ............................................... 242<br />
VLOEISTOFFEN EN SMEERMIDDELEN .................. 243<br />
BRANDSTOFVERBRUIK ...................................... 245<br />
CO2-EMISSIE ................................................... 246<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTEREN<br />
227
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTEREN<br />
228<br />
IDENTIFICATIE-<br />
GEGEVENS<br />
Wij raden u aan nota te nemen van de<br />
identificatiegegevens. De identificatiegegevens<br />
zijn ingeslagen of aangebracht<br />
op plaatjes en bevinden zich op<br />
de volgende plaatsen fig. 1:<br />
1 - Typeplaatje met identificatiegegevens<br />
2 - Chassisnummer<br />
3 - Plaatje met informatie over de carrosserielak<br />
4 - Motornummer.<br />
fig. 1<br />
A0G0286m<br />
TYPEPLAATJE MET IDENTI-<br />
FICATIEGEGEVENS<br />
Het plaatje is aangebracht in de<br />
motorruimte, naast de bovenste<br />
schokdemperbevestiging rechts, en<br />
bevat de volgende gegevens:<br />
A. Ruimte gereserveerd voor nummer<br />
nationale typegoedkeuring<br />
B. Ruimte gereserveerd voor het inslaan<br />
van het chassisnummer<br />
C. Ruimte gereserveerd voor vermelding<br />
van maximaal toelaatbare<br />
gewichten volgens de nationale<br />
wetgeving<br />
fig. 2<br />
A0G0013m<br />
D. Ruimte gereserveerd voor motortype,<br />
uitvoering en eventuele aanvullende<br />
gegevens<br />
E. Ruimte gereserveerd voor correctiewaarde<br />
voor de uitlaatrookgasmeting<br />
(alleen dieseluitvoeringen)<br />
F. Ruimte gereserveerd voor het<br />
inslaan van de fabrikantnaam.
fig. 3<br />
A0G0175m<br />
CHASSISNUMMER<br />
Het chassisnummer is ingeslagen in de<br />
bodemplaat naast de passagiersstoel<br />
voor.<br />
Het is bereikbaar na het optillen van<br />
de bekleding A-fig. 3 en bevat de<br />
volgende gegevens:<br />
❒ type van de auto (ZAR 939000);<br />
❒ chassisnummer.<br />
fig. 4<br />
A0G0222m<br />
PLAATJE MET INFORMATIE<br />
OVER DE CARROSSERIELAK<br />
Dit plaatje is aangebracht aan de binnenzijde<br />
van het kofferdeksel fig. 4<br />
en bevat de volgende gegevens:<br />
A. Fabrikant van de lak.<br />
B. Kleurbenaming.<br />
C. Kleurcode.<br />
D. Kleurcode voor bijwerken en overspuiten.<br />
MOTORCODE<br />
Het motornummer is linksachter ingeslagen,<br />
aan de kant van de versnellingsbak.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTEREN<br />
229
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTEREN<br />
230<br />
MOTORCODES - CARROSSERIE-UITVOERINGEN<br />
Uitvoeringen Motorcode Code van de carrosserie-uitvoering<br />
2.2 JTS 939A5000 939EXB1B 19<br />
3.2 JTS 939A000 939EXG2B 20
MOTOR<br />
ALGEMENE INFORMATIE<br />
Typecode<br />
Cyclus<br />
Aantal en opstelling cilinders<br />
Aantal kleppen per cilinder<br />
Boring en slag mm<br />
Cilinderinhoud cm 3<br />
Max. vermogen (EU) kW<br />
pk<br />
bijbehorend toerental min -1<br />
Max. koppel (EU) Nm<br />
kgm<br />
bijbehorend toerental min -1<br />
Bougies<br />
Brandstof<br />
2.2 JTS<br />
939A5000<br />
Wendt u voor het vervangen van de bougies tot de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer.<br />
Otto<br />
4 in lijn<br />
4<br />
86 X 94,6<br />
2198<br />
136<br />
185<br />
6500<br />
230<br />
23,4<br />
4500<br />
NGKFR5CP<br />
Loodvrije benzine<br />
95 RON<br />
(specificatie EN228)<br />
3.2 JTS<br />
939A000<br />
Otto<br />
6 in V van 60°<br />
4<br />
85,6 X 89<br />
3195<br />
191<br />
260<br />
6300<br />
322<br />
32,8<br />
4500<br />
BOSCH<br />
HR7 MPP 302<br />
Loodvrije benzine<br />
95 RON<br />
(specificatie EN228)<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTEREN<br />
231
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTEREN<br />
232<br />
BRANDSTOFSYSTEEM<br />
2.2 JTS - 3.2 JTS<br />
Brandstofsysteem Directe inspuiting<br />
Modificaties of reparaties aan het brandstofsysteem die niet correct worden uitgevoerd<br />
en waarbij geen rekening wordt gehouden met de technische specificaties van het systeem,<br />
kunnen storingen in de werking en zelfs brand veroorzaken.<br />
TRANSMISSIE<br />
Versnellingsbak<br />
Koppeling<br />
Aandrijving<br />
2.2 JTS<br />
Zes gesynchroniseerde versnellingen vooruit<br />
en een versnelling achteruit<br />
Enkelvoudige droge plaat<br />
met hydraulische bediening<br />
Voor<br />
3.2 JTS<br />
Zes gesynchroniseerde versnellingen vooruit<br />
en een versnelling achteruit<br />
Enkelvoudige droge plaat met hydraulische<br />
bediening<br />
BELANGRIJK Blijf als de auto vastzit, waarbij er grote verschillen zijn tussen de grip van de voor- en de achteras, niet fors gas<br />
geven: het is veel eenvoudiger om proberen los te komen met een gemiddeld of laag toerental; wacht enige tientallen seconden tussen<br />
pogingen als meerdere pogingen nodig zijn.<br />
4x4
REMMEN<br />
Voetrem:<br />
2.2 JTS 3.2 JTS<br />
– voor Geventileerde schijfremmen Geventileerde schijfremmen<br />
– achter Schijfremmen Geventileerde schijfremmen<br />
Handrem Bediend met handremhefboom, werkend op de achterwielen<br />
BELANGRIJK Water, ijs en strooizout op de wegen kunnen zich afzetten op de remschijven waardoor de gewenste remvertraging<br />
iets later wordt bereikt.<br />
STUURINRICHTING<br />
2.2 JTS - 3.2 JTS<br />
Type Hydraulisch bekrachtigde tandheugelstuurinrichting<br />
Draaicirkel (tussen<br />
stoepranden) 10,7<br />
WIELOPHANGING<br />
2.2 JTS - 3.2 JTS<br />
Voor Systeem met hoge vierpunts-ophanging<br />
Achter Systeem met multilink wielophanging<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTEREN<br />
233
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTEREN<br />
234<br />
WIELEN<br />
VELGEN EN BANDEN<br />
Lichtmetalen velgen. Tubeless radiaalbanden.<br />
Op de typegoedkeuring zijn<br />
bovendien alle goedgekeurde banden<br />
aangegeven.<br />
BELANGRIJK Als de gegevens in<br />
het instructieboekje afwijken van die<br />
van de typegoedkeuring, dient u zich<br />
altijd aan de gegevens van de typegoedkeuring<br />
te houden.<br />
Bij auto’s met vierwielaandrijving<br />
moeten alle wielen voorzien zijn van<br />
banden van hetzelfde type, met hetzelfde<br />
loopvlak en van hetzelfde<br />
merk, zodat de vierwielaandrijving<br />
niet wordt beschadigd. De werking<br />
van de vierwielaandrijving wordt echter<br />
niet geschaad als er met banden<br />
met een verschillende mate van slijtage<br />
wordt gereden.<br />
Voor de rijveiligheid is het noodzakelijk<br />
dat alle wielen zijn voorzien van<br />
banden van hetzelfde merk en hetzelfde<br />
type.<br />
BELANGRIJK In tubeless banden<br />
mogen geen binnenbanden gebruikt<br />
worden.<br />
NOODRESERVEWIEL<br />
Geperst stalen velg. Tubeless band.<br />
fig. 5<br />
A0G0186m<br />
VERKLARING VAN DE<br />
CODERING OP DE BANDEN<br />
fig. 5<br />
Voorbeeld: 215/55 R 16 93 V<br />
215= Nominale breedte (S, afstand<br />
in mm tussen de flanken).<br />
55 = Hoogte/breedte-verhouding<br />
(H/S) (percentage).<br />
R = Radiaalband.<br />
16 = Diameter van de velg<br />
(in inch) (Ø).<br />
93 = Beladingsindex<br />
mogen).<br />
V = Snelheidsindex.<br />
(draagver
Beladingsindex (draagvermogen)<br />
60 = 250 kg 84 = 500 kg<br />
61 = 257 kg 85 = 515 kg<br />
62 = 265 kg 86 = 530 kg<br />
63 = 272 kg 87 = 545 kg<br />
64 = 280 kg 88 = 560 kg<br />
65 = 290 kg 89 = 580 kg<br />
66 = 300 kg 90 = 600 kg<br />
67 = 307 kg 91 = 615 kg<br />
68 = 315 kg 92 = 630 kg<br />
69 = 325 kg 93 = 650 kg<br />
70 = 335 kg 94 = 670 kg<br />
71 = 345 kg 95 = 690 kg<br />
72 = 355 kg 96 = 710 kg<br />
73 = 365 kg 97 = 730 kg<br />
74 = 375 kg 98 = 750 kg<br />
75 = 387 kg 99 = 775 kg<br />
76 = 400 kg 100 = 800 kg<br />
77 = 412 kg 101 = 825 kg<br />
78 = 425 kg 102 = 850 kg<br />
79 = 437 kg 103 = 875 kg<br />
80 = 450 kg 104 = 900 kg<br />
81 = 462 kg 105 = 925 kg<br />
82 = 475 kg<br />
83 = 487 kg<br />
106 = 950 kg<br />
Snelheidsindex<br />
Q = tot 160 km/h.<br />
R = tot 170 km/h.<br />
S = tot 180 km/h.<br />
T = tot 190 km/h.<br />
U = tot 200 km/h.<br />
H = tot 210 km/h.<br />
V = tot 240 km/h.<br />
W= tot 270 km/h.<br />
Y = tot 300 km/h.<br />
Maximale snelheid bij<br />
winterbanden<br />
Q M + S = max. 160 km/h.<br />
T M + S = max. 190 km/h.<br />
H M + S = max. 210 km/h.<br />
VERKLARING VAN DE<br />
CODERING<br />
OP DE VELGEN fig. 5<br />
Voorbeeld: 7 J x 16 H2 ET 43<br />
7 = breedte van de velg in inch 1.<br />
J = velgbedprofiel (deel aan de<br />
zijkanten waarop de band<br />
steunt) 2.<br />
16 = montagediameter in inch<br />
(komt overeen met die van<br />
de band die gemonteerd moet<br />
worden) (3 = Ø).<br />
H2 = vorm en aantal “humps”<br />
(vorm van de velgrand die de<br />
wang van de tubeless band<br />
op zijn plaats houdt).<br />
43 = diepte van de velgbolling<br />
(afstand tussen het montagevlak<br />
van de velg op de naaf<br />
en het velghart).<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTEREN<br />
235
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTEREN<br />
236<br />
BANDEN<br />
Standaard<br />
Optional<br />
Noodreservewiel (voor<br />
bepaalde uitvoeringen/markten)<br />
velgmaat<br />
bandenmaat<br />
velgmaat<br />
bandenmaat<br />
velgmaat<br />
bandenmaat<br />
velgmaat<br />
bandenmaat<br />
2.2 JTS<br />
7Jx16” lichtmetaal<br />
215/55 R16 93V<br />
7,5Jx17” lichtmetaal<br />
225/50 R17 98W<br />
8Jx18” lichtmetaal<br />
235/45 R18 98W<br />
3.2 JTS<br />
4,00B x17"<br />
T125/80 R17<br />
7,5Jx17” (*) lichtmetaal<br />
225/50 R17 98W<br />
8Jx18” lichtmetaal<br />
235/45 R18 98W<br />
(*) Bandenmaat ongeschikt voor traditionele sneeuwkettingen. Er kunnen uitsluitend spikes-spiders worden gemonteerd.<br />
BELANGRIJK Aanbevolen worden winterbanden met een snelheidsindex H.<br />
Op de 3.2 JTS uitvoering moeten de sneeuwkettingen op de VOORWIELEN van de auto<br />
worden gemonteerd.<br />
Op bandenmaat 225/50 R17” kunnen uitsluitend Spikes <strong>Spider</strong>s worden gemonteerd.<br />
Op bandenmaat 235/45 R18” kunnen geen sneeuwkettingen worden gemonteerd<br />
omdat deze in contact kunnen komen met het spatbord.
BANDENSPANNING IN KOUDE TOESTAND<br />
bij gemiddelde beladingbar<br />
volbeladen bar<br />
Bandenmaat<br />
215/55 R16 93V<br />
voor achter<br />
2,3 2,3<br />
2,6 2,6<br />
Bandenmaat<br />
225/50 R17 98W<br />
voor achter<br />
2,5 2,5<br />
2,7 2,7<br />
Bandenmaat<br />
235/45 R18 98W<br />
voor achter<br />
2,7 2,5<br />
2,8 2,6<br />
Noodreservewiel<br />
T125/80 R17<br />
Bij warme banden moet de bandenspanning 0,3 bar hoger zijn dan de voorgeschreven waarde. Controleer de spanning opnieuw bij koude banden.<br />
Bij winterbanden moet de in de tabel aangegeven waarde van de standaard gemonteerde banden met 0,2 bar verhoogd worden.<br />
Wanneer langdurig sneller dan 160 km/h wordt gereden, moet de bandenspanning hetzelfde zijn als bij een volbeladen<br />
auto.<br />
4,2<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTEREN<br />
237
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTEREN<br />
238<br />
WIELUITLIJNING<br />
– camber<br />
Voorwielen: – caster<br />
Achterwielen:<br />
– half-toespoor<br />
(per wiel)<br />
– camber<br />
– half-toespoor<br />
(per wiel)<br />
– camber<br />
Voorwielen: – caster<br />
Achterwielen:<br />
– half-toespoor<br />
(per wiel)<br />
– camber<br />
– half-toespoor<br />
(per wiel)<br />
Uitvoering 2.2 JTS<br />
–34’ ± 18’<br />
maximaal verschil rechts/links: 24’<br />
4° 15’ ± 18’<br />
maximaal verschil rechts/links: 18’<br />
–8’ ± 4’<br />
maximaal verschil rechts/links: 4’<br />
–56’ ± 18’<br />
maximaal verschil rechts/links: 24’<br />
13’ ± 7’<br />
(toespoor totaal: 26’ ± 7’)<br />
Uitvoering 3.2 JTS<br />
–26’ ± 18’<br />
maximaal verschil rechts/links: 24’<br />
4° 15’ ± 18’<br />
maximaal verschil rechts/links: 18’<br />
–8’ ± 4’<br />
maximaal verschil rechts/links: 4’<br />
–58’ ± 18’<br />
maximaal verschil rechts/links: 24’<br />
13’ ± 7’<br />
(toespoor totaal: 26’ ± 7’)
AFMETINGEN<br />
De afmetingen zijn aangegeven<br />
in mm en zijn<br />
geldig voor auto’s met<br />
standaard banden.<br />
De afmetingen wijken<br />
iets af als optional banden<br />
zijn gemonteerd.<br />
De hoogte heeft betrekking<br />
op een onbelaste<br />
auto.<br />
INHOUD BAGAGERUIMTE<br />
Inhoud: . . . . . . . 235 dm 3<br />
Uitvoeringen A B C D E F G H<br />
2.2 JTS - 3.2 JTS<br />
( ■ ) Met bandenmaat 225/50 R17”<br />
fig. 6<br />
A0G0285m<br />
4393 1000 2528 865 1371 1593 1830 1575<br />
1579 ( ■ ) 1559 ( ■ )<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTEREN<br />
239
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTEREN<br />
240<br />
PRESTATIES<br />
Maximum snelheid Acceleratie Kilometer met staande start<br />
van 0-100 km/h<br />
km/h sec. sec.<br />
2.2 JTS 222 10,2 30,4<br />
3.2 JTS 240 7,6 27,8
GEWICHTEN<br />
Gewichten (kg)<br />
Rijklaar gewicht<br />
Max. toelaatbaar gewicht (*)<br />
– vooras<br />
– achteras<br />
– totaal<br />
Nuttig laadvermogen inclusief de bestuurder (**)<br />
Trekgewichten<br />
Max. gewicht op de trekhaak<br />
2.2 JTS<br />
1530<br />
1300<br />
1100<br />
1830<br />
300<br />
1450<br />
60<br />
3.2 JTS<br />
(*) Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de auto zodanig<br />
wordt beladen dat deze limieten niet worden overschreden.<br />
(**) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (trekhaak enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor het totale laadvermogen<br />
met hetzelfde gewicht daalt.<br />
1690<br />
1300<br />
1100<br />
1990<br />
300<br />
1500<br />
60<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTEREN<br />
241
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTEREN<br />
242<br />
VULLINGSTABEL<br />
Brandstoftank: liter<br />
– inclusief een reserve van liter<br />
Motorkoelsysteem<br />
liter<br />
Motorsmeercircuit<br />
motor liter<br />
Mechanische versnellingsbak/<br />
differentieel liter<br />
Vloeistofreservoir<br />
ruitensproeiers, koplampsproeiers liter<br />
2.2 JTS<br />
70<br />
10<br />
8,15<br />
5,4<br />
2,3<br />
6,0<br />
3.2 JTS<br />
69<br />
10<br />
10,3<br />
5,4<br />
2,8 (∆)<br />
6,0<br />
Voorgeschreven brandstof<br />
en originele smeermiddelen<br />
Loodvrije benzine met octaangetal van ten minste 95<br />
RON (specificatie EN228)<br />
Mengsel van 50% water en 50%<br />
PARAFLU UP<br />
SELENIA StAR<br />
TUTELA CAR MATRYX<br />
(?) TUTELA CAR MULTIAXLE<br />
Mengsel van water en<br />
TUTELA PROFESSIONAL SC 35
VLOEISTOFFEN EN SMEERMIDDELEN<br />
AANBEVOLEN PRODUCTEN EN SPECIFICATIES<br />
Gebruik Specificaties van de vloeistoffen Vloeistoffen Vervangingsen<br />
smeermiddelen voor een correct en smeermiddelen interval<br />
functioneren van de auto (originele)<br />
Smering voor<br />
benzinemotoren<br />
Motorolie SAE 5W-40 op synthetische basis<br />
met kwalificatie FIAT 9.55535-H2<br />
SELENIA StAR<br />
Volgens het<br />
Geprogrammeerde<br />
Onderhoudsschema<br />
Als u niet de originele SAE 5W/40-producten gebruikt, moeten de smeermiddelen minimaal voldoen aan de specificaties ACEA A3; in dit geval zijn<br />
de optimale prestaties van de motor niet gegarandeerd.<br />
Het gebruik van producten die niet voldoen aan de specificaties ACEA A3 kunnen beschadigingen aan de motor veroorzaken die niet door de garante<br />
gedekt worden.<br />
Vraag bij zeer strenge klimatologische omstandigheden de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer om het juiste product uit de Selenia-lijn.<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTEREN<br />
243
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTEREN<br />
244<br />
Gebruik Specificaties van de vloeistoffen en smeermiddelen Vloeistoffen en smeer- Toepassing<br />
voor een correct functioneren van de auto middelen (origineel)<br />
olie en vetten<br />
voor krachtoverbrengingen<br />
Remvloeistof<br />
Antivries<br />
voor radiateur<br />
Vloeistof ruiten-/<br />
koplampsproeir<br />
Synthetische olie SAE 75W-85.<br />
Voldoet ruimschoots aan de specificaties API GL 4<br />
Synthetische olie SAE 75W-85.<br />
Voldoet ruimschoots aan de specificaties API GL-5<br />
Smeermiddel voor hydrostatische overbrengingen, dat<br />
ruimschoots voldoet aan de specificatie “ATF DEXRON III”<br />
Vet op basis van lithiumzepen, bevat molybdeenbisulfide<br />
Indringingsgetal <strong>NL</strong>GI 2<br />
Vet op basis van lithiumzepen.<br />
Indringingsgetal <strong>NL</strong>GI 0<br />
Synthetische remvloeistof FMVSS nr. 116, DOT 4, ISO 4925,<br />
SAE J-1704 CUNA NC 956-01<br />
Roodgekleurd beschermingsmmiddel met antivries<br />
op basis van monethyleen-glycol met organische formule.<br />
Voldoet ruimschootss aan de specificaties<br />
CUNA NC 956-16, ASTM D 3306<br />
Mengsel van alcoholen, water en<br />
oppervlakte-actieve stoffen CUNA NC 956-11<br />
TUTELA CAR<br />
MATRYX<br />
TUTELA CAR<br />
MULTIAXLE<br />
TUTELA GI/E<br />
TUTELA STAR 500<br />
TUTELA<br />
MRM ZERO<br />
TUTELA TOP 4<br />
PARAFLU UP<br />
TUTELA<br />
PROFESSIONAL<br />
SC 35<br />
Mechanische versnellingsbak<br />
en differentieels<br />
Haakse overbrenging en<br />
achterdifferentieel<br />
(uitvoering 3.2 JTS)<br />
Hydraulische<br />
stuurbekrachting<br />
Homokinetische koppelingen<br />
aan wielzijde<br />
Homokinetische koppelingen<br />
aan differentieelzijde<br />
Hydraulisch remsysteem<br />
en koppelingbediening<br />
Motorkoelsysteem<br />
Mengverhouding:<br />
50% water<br />
50% Paraflu UP<br />
Onverdund of met water<br />
gebruiken
BRANDSTOF-<br />
VERBRUIK<br />
Het brandstofverbruik dat in de volgende<br />
tabel is opgenomen, is gemeten<br />
volgens een vastgestelde testmethode<br />
die in EU-normen is vastgelegd.<br />
Het brandstofverbruik is gemeten volgens<br />
onderstaande procedure:<br />
– een stadsrit: opgebouwd uit een<br />
koude start gevolgd door een gesimuleerde,<br />
normale testrit in stadsverkeer;<br />
– een testrit buiten de stad:<br />
waarbij veelvuldig wordt geaccelereerd<br />
in alle versnellingen en waarmee<br />
een normaal gebruik van de auto buiten<br />
de stad wordt gesimuleerd. De<br />
snelheid varieert tussen de 0 en 120<br />
km/h;<br />
– gecombineerd: hierbij telt de<br />
waarde van de stadsrit mee voor 37%<br />
en de waarde van de testrit buiten de<br />
stad voor 63%.<br />
BELANGRIJK Het soort wegdek, verkeerssituatie,<br />
atmosferische omstandigheden,<br />
rijstijl, algemene conditie van de<br />
auto, uitrustingsniveau, gebruik van de<br />
airconditioning, lading van de auto,<br />
imperiaal op het dak en andere situaties<br />
die de aerodynamica kunnen beïnvloeden,<br />
leveren een ander brandstofverbruik<br />
op dan hier vermeld.<br />
Brandstofverbruik volgens Stadsverkeer Buitenweg Gecombineerd<br />
EU 1999/100-normen (liter x 100 km)<br />
2.2 JTS 13,0 7,3 9,4<br />
3.2 JTS 16,9 8,4 11,5<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTEREN<br />
245
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTEREN<br />
246<br />
CO 2-EMISSIE<br />
De CO 2 -emissie, vermeld in de volgende tabel, is gemeten op een gecombineerd traject.<br />
CO 2 -EMISSIE VOLGENS EU 1999/100-NORMEN (g/km)<br />
2.2 JTS 3.2 JTS<br />
221 273
Aansteker ............................... 80<br />
ABS........................................100<br />
Accu<br />
- acculading controleren .............214<br />
- opladen.................................198<br />
- praktische tips om de levensduur<br />
te verlengen...........................216<br />
- starten met een hulpaccu .........164<br />
- vervangen .............................215<br />
Achteruitrijlicht<br />
- gloeilamp vervangen ...............183<br />
Afmetingen..............................239<br />
Airbag<br />
- aan de zijkant ........................129<br />
- voor......................................125<br />
Airconditioning, automatisch<br />
met gescheiden regeling .......... 53<br />
Airconditioning, handbediend ...... 50<br />
<strong>Alfa</strong> Romeo CODE ..................... 9<br />
Armsteun (middelste)................ 79<br />
Asbak ..................................... 80<br />
ASR (systeem).........................104<br />
ALFABETISCH REGISTER<br />
Auto langere tijd stallen .............147<br />
Autoradio.................................106<br />
Bagageruimte.......................... 94<br />
Bagageruimteverlichting<br />
- gloeilamp vervangen ...............186<br />
Banden<br />
- bandenspanning .....................237<br />
- standaard ..............................236<br />
- verklaring van bandencodering..234<br />
- verwisselen............................165<br />
- winterbanden.........................145<br />
Bandenreparatieset<br />
Fix&Go automatic...................170<br />
Bedieningsknoppen dashboard .... 66<br />
Bedieningsorganen.................... 76<br />
Bescherming van het milieu........112<br />
Brandstof<br />
- brandstofmeter....................... 22<br />
- noodschakelaar onderbreking brandstoftoevoer/elektrische<br />
voeding 76<br />
- verbruik.................................245<br />
Brandstof besparen ...................140<br />
Brandstofmeter......................... 22<br />
Brandstofsysteem .....................232<br />
Buitenverlichting<br />
- bediening .............................. 64<br />
- gloeilampen vervangen .... 180-183<br />
Cabriokap ............................... 82<br />
Carrosserie (reinigen) ................221<br />
CO2-emissie.............................246<br />
CODE-card................................ 11<br />
Contactslot .............................. 19<br />
Cruise-control ........................... 71<br />
Dashboard .............................. 7<br />
Dashboard en bediening 6<br />
Dashboardkastje ....................... 81<br />
Derde remlicht..........................185<br />
Diefstalalarm............................<br />
Dimlicht<br />
17<br />
- bediening .............................. 64<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
247
247-256 <strong>Alfa</strong> SPIDER <strong>NL</strong>:247-256 <strong>Alfa</strong> SPIDER <strong>NL</strong> 5-6-09 11:52 Pagina 248<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
248<br />
- gloeilamp vervangen ...............179<br />
Dop van brandstoftank...............111<br />
Dorpelverlichting<br />
- gloeilamp vervangen ...............187<br />
Elektrische ruitbediening ............ 92<br />
Elektronische sleutel.................. 11<br />
EOBD (systeem).......................106<br />
Extra accessoires.......................107<br />
Fix&Go automatic<br />
(bandenreparatieset)...............170<br />
Follow me home (systeem) ....... 65<br />
Gewichten...............................241<br />
Gloeilamp (vervangen van een) ..176<br />
- algemene aanwijzingen ...........176<br />
- lamptypen .............................177<br />
Gloeilamp buitenverlichting<br />
vervangen .............................179<br />
Gloeilamp interieurverlichting<br />
vervangen .............................185<br />
Gordelspanners.........................116<br />
Grootlicht<br />
- bediening .............................. 64<br />
- gloeilamp vervangen ...............179<br />
Grootlichtsignaal ....................... 64<br />
Handrem ................................138<br />
Hill Holder (systeem) ................103<br />
Hoofdsteunen........................... 43<br />
Identificatiegegevens.................228<br />
Instelbaar multifunctioneel display 26<br />
Instrumenten ........................... 22<br />
Instrumentenpaneel .................. 8<br />
Intelligente wis-/wasregeling...... 68<br />
Interieur ..................................224<br />
Interieuruitrusting...................... 79<br />
Kentekenplaatverlichting............184<br />
Kinderen veilig vervoeren ...........120<br />
Kinderzitjes (geschiktheid voor gebruik)<br />
...................................123<br />
Klimaatregeling ........................ 48<br />
Koelvloeistoftemperatuurmeter.... 23<br />
Koplampen<br />
- aanpassen aan het buitenland... 99<br />
- koplampen afstellen................ 98<br />
- koplampverstelling .................. 98<br />
- mistlampen afstellen ............... 99<br />
Koplampen (reinigen)................223<br />
Koplampsproeiers<br />
- bediening .............................. 70<br />
- vloeistofniveau .......................211<br />
Lak ........................................222<br />
Lampjes en berichten.................149<br />
Luchtfilter/pollenfilter................214<br />
Luchtroosters............................ 49<br />
Mistachterlichten<br />
- bediening .............................. 66<br />
- gloeilamp vervangen ...............183<br />
Mistlampen<br />
- bediening .............................. 66<br />
- gloeilamp vervangen ...............182<br />
Motor<br />
- code .....................................229<br />
- identificatiecode......................230<br />
- specificaties ...........................231
247-256 <strong>Alfa</strong> SPIDER <strong>NL</strong>:247-256 <strong>Alfa</strong> SPIDER <strong>NL</strong> 5-6-09 11:52 Pagina 249<br />
Motor starten...........................134<br />
Motorkap ................................ 97<br />
Motorolie<br />
- niveau controleren...................209<br />
- technische gegevens................243<br />
- verbruik.................................209<br />
Motorruimte (uitspuiten)............224<br />
MSR (systeem)........................105<br />
Niveaus controleren ..................208<br />
Noodgevallen .........................163<br />
Noodschakelaars onderbreking<br />
brandstoftoevoer en<br />
elektrische voeding.................. 76<br />
Olietemperatuurmeter .............. 24<br />
Onderhoud en zorg .................203<br />
- geprogrammeerd onderhoud.....204<br />
- Onderhoudsschema.................205<br />
- periodieke controles ................207<br />
- zwaar gebruik van de auto.......207<br />
Opbergvakken.......................... 79<br />
Opkrikken van de auto ..............199<br />
Parkeerlichten<br />
- bediening .............................. 66<br />
Parkeersensoren .......................108<br />
Parkeren .................................138<br />
Plafondverlichting voor<br />
- bediening .............................. 74<br />
- gloeilampen vervangen............185<br />
Portieren ................................. 90<br />
Prestaties ................................240<br />
Radiozendapparatuur en<br />
mobiele telefoons ...................107<br />
Regensensor ............................ 68<br />
Remlichten ..............................183<br />
Remmen .................................233<br />
Richtingaanwijzers<br />
- bediening .............................. 64<br />
- gloeilampen<br />
vervangen................180-181-184<br />
Rubber slangen.........................219<br />
Ruiten (reinigen) ......................223<br />
Ruitensproeiers<br />
- bediening .............................. 67<br />
- vloeistofniveau .......................211<br />
Ruitenwissers<br />
- bediening .............................. 67<br />
- ruitensproeiers........................220<br />
- wisserbladen .................. 219-220<br />
Safe lock (systeem).................. 14<br />
SBR-systeem............................115<br />
Sensor automatische koplampen . 65<br />
Slepen van de auto...................200<br />
Sneeuwkettingen......................146<br />
Snelheid (maximum) ................240<br />
Spiegels .................................. 45<br />
Startblokkering <strong>Alfa</strong> Romeo CODE 9<br />
Starten en rijden.....................133<br />
Stuurinrichting..........................233<br />
Stuurslot ................................. 21<br />
Stuurwiel (verstellen)................ 44<br />
Symbolen................................ 9<br />
Technische gegevens...............227<br />
Transmissie ..............................232<br />
Trekken van aanhangers<br />
- trekhaak monteren..................143<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
249
247-256 <strong>Alfa</strong> SPIDER <strong>NL</strong>:247-256 <strong>Alfa</strong> SPIDER <strong>NL</strong> 5-6-09 11:52 Pagina 250<br />
DASHBOARD<br />
EN BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN RIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
250<br />
Trip computer ........................... 37<br />
Typeplaatjes<br />
- carrosserielak .........................230<br />
- identificatiegegevens ...............228<br />
VDC (systeem)........................102<br />
Veiligheid ................................113<br />
Veiligheidsgordels .....................114<br />
Velgen<br />
- verklaring van de codering........235<br />
Verlichting dashboardkastje<br />
- gloeilamp vervangen ...............185<br />
Verlichting zonneklepspiegel<br />
- gloeilamp vervangen ...............185<br />
Versnellingsbak (gebruik van).....139<br />
Vloeistoffen en smeermiddelen ...243<br />
Vullingstabel..................... 111-242<br />
Waarschuwingsknipperlichten..... 66<br />
Wiel verwisselen.......................165<br />
Wielen<br />
- technische gegevens................234<br />
- verwisselen............................165<br />
Wielen en banden.....................217<br />
Wielophanging .........................233<br />
Wieluitlijning............................238<br />
Windstop................................. 88<br />
Zekeringen vervangen...............188<br />
Zitplaatsen<br />
- met elektrische verstelling ........ 42<br />
- met elektrische verwarming...... 42<br />
- met handbediende verstelling.... 41<br />
- reinigen.................................224<br />
Zonnekleppen .......................... 81
247-256 <strong>Alfa</strong> SPIDER <strong>NL</strong>:247-256 <strong>Alfa</strong> SPIDER <strong>NL</strong> 5-6-09 11:52 Pagina 251<br />
NOTITIES
247-256 <strong>Alfa</strong> SPIDER <strong>NL</strong>:247-256 <strong>Alfa</strong> SPIDER <strong>NL</strong> 5-6-09 11:52 Pagina 252
247-256 <strong>Alfa</strong> SPIDER <strong>NL</strong>:247-256 <strong>Alfa</strong> SPIDER <strong>NL</strong> 5-6-09 11:52 Pagina 253
247-256 <strong>Alfa</strong> SPIDER <strong>NL</strong>:247-256 <strong>Alfa</strong> SPIDER <strong>NL</strong> 5-6-09 11:52 Pagina 254<br />
Voor wie hart heeft voor zijn auto.<br />
De kracht achter uw motor.<br />
Vraag uw dealer naar
247-256 <strong>Alfa</strong> SPIDER <strong>NL</strong>:247-256 <strong>Alfa</strong> SPIDER <strong>NL</strong> 5-6-09 11:52 Pagina 255<br />
De motor van uw nieuwe auto is ontwikkeld met Selenia,<br />
een motorolielijn die voldoet aan de meest geavanceerde internationale<br />
specificaties. Tijdens specifieke tests blijkt dat door de hoge technische<br />
specificaties Selenia het smeermiddel is om de prestaties van uw motor<br />
optimaal en betrouwbaar te houden.<br />
SELENIA StAR<br />
HIGH PERFORMANCE smeermiddel voor bescherming<br />
van de motor, ook bij zeer zware thermische<br />
belastingen door een sportief gebruik. Een unieke formule<br />
voor maximale prestaties van motoren met een<br />
hoog specifiek vermogen, voor een optimale koude<br />
start en een constante viscositeit gedurende de<br />
gehele verversingsinterval. Speciale Selenia formule<br />
voor <strong>Alfa</strong> Romeo.<br />
SELENIA 20K <strong>Alfa</strong> Romeo<br />
Voor optimale prestaties en maximale bescherming<br />
tegen slijtage bij benzinemotoren met en zonder<br />
turbo- of multiklepsmotoren.<br />
SELENIA RACING<br />
Smeermiddel ontwikkeld met de ervaring op internationale<br />
racecircuits, garandeert uitstekende prestaties<br />
op het circuit en op de weg met optimale motorprestaties<br />
bij een sportief gebruik.<br />
De experts adviseren Selenia<br />
Selenia omvat een reeks technologisch geavanceerde producten:<br />
SELENIA DIGITECH<br />
Volledig synthetische motorolie voor benzine- en dieselmotoren.<br />
Geavanceerde technologie voor de motor;<br />
de garantie voor maximale bescherming, brandstofbesparing<br />
en betrouwbaarheid onder extreme klimatologische<br />
omstandigheden.<br />
SELENIA WR<br />
Specifieke olie voor common rail of Multijet dieselmotoren.<br />
Optimale koude start, maximale bescherming<br />
tegen slijtage, optimale werking van hydraulische klepstoters,<br />
beperking van het verbruik en stabiliteit bij<br />
hoge temperaturen.<br />
De Selenialijn wordt gecompleteerd door Selenia<br />
20K, Selenia TD, Selenia Performer Multipower en<br />
Selenia Performer 5W-40.<br />
Bezoek voor verdere informatie over de Selenia<br />
producten de site www.flselenia.com.
247-256 <strong>Alfa</strong> SPIDER <strong>NL</strong>:247-256 <strong>Alfa</strong> SPIDER <strong>NL</strong> 5-6-09 11:52 Pagina 256<br />
BANDENSPANNING IN KOUDE TOESTAND<br />
bij gemiddelde beladingbar<br />
volbeladen bar<br />
Bij warme banden moet de bandenspanning 0,3 bar hoger zijn dan de voorgeschreven waarde. Controleer de spanning opnieuw bij koude banden.<br />
Bij winterbanden moet de in de tabel aangegeven waarde van de standaard gemonteerde banden met 0,2 bar verhoogd worden.<br />
Wanneer langdurig sneller dan 160 km/h wordt gereden, moet de bandenspanning hetzelfde zijn als bij een volbeladen auto.<br />
MOTOROLIE VERVERSEN (liter)<br />
2.2 JTS - 3.2 JTS<br />
Motorsmeercircuit 5,4<br />
Verontreinig het milieu niet met afgewerkte olie.<br />
Bandenmaat<br />
215/55 R16 93V<br />
voor achter<br />
2,3 2,3<br />
2,6 2,6<br />
BRANDSTOFTANK (liters)<br />
2.2 JTS 3.2 JTS<br />
Tankinhoud 70 69<br />
Reserve 10 10<br />
Tank uitsluitend loodvrije benzine met een minimum octaangetal van 95 RON.<br />
SERVICE<br />
Bandenmaat<br />
225/50 R17 98W<br />
voor achter<br />
2,5 2,5<br />
2,7 2,7<br />
Bandenmaat<br />
235/45 R18 98W<br />
voor achter<br />
2,7 2,5<br />
2,8 2,6<br />
CUSTOMER SERVICES<br />
TECHNICAL SERVICES - SERVICE ENGINEERING<br />
<strong>Fiat</strong> Group Automobiles Netherlands B.V. - B.U. After Sales<br />
Importeur voor Nederland: <strong>Fiat</strong> Group Automobiles Netherlands B.V.<br />
Singaporestraat 92-100 - 1175 RA Lijnden<br />
Druknummer 604.31.439 <strong>NL</strong> - 1 e Editie - 03/2006<br />
Gedrukt door Hoogcarspel Grafische Communicatie, Middenbeemster<br />
Alle rechten voorbehouden. Nadruk, zowel geheel als gedeeltelijk,<br />
verboden zonder schriftelijke toestemming van <strong>Fiat</strong> Auto S.p.A.<br />
Noodreservewiel<br />
T125/80 R17<br />
4,2
SERVICE<br />
NEDERLANDS