instructieboek alfa gtv - Fiat-Service
instructieboek alfa gtv - Fiat-Service
instructieboek alfa gtv - Fiat-Service
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
604.31.031 NL<br />
INSTRUCTIEBOEK ALFA<br />
GTV
Geachte cliënt,<br />
Hartelijk dank dat u voor een Alfa Romeo hebt gekozen.<br />
Zoals iedere Alfa Romeo is uw Alfa GTV ontworpen om maximale veiligheid, comfort en rijplezier te<br />
garanderen.<br />
Dit <strong>instructieboek</strong> helpt u snel vertrouwd te raken met de eigenschappen en de werking van uw auto.<br />
De volgende pagina’s bevatten de volledige informatie waarmee u maximaal kunt profiteren van uw<br />
Alfa GTV. Bovendien zult u belangrijke aanwijzingen vinden voor uw veiligheid, het in conditie houden<br />
van de auto en milieubewust autorijden.<br />
In het boekje “Alfa tot uw dienst” vindt u het garantiecertificaat, de bijbehorende voorwaarden en een overzicht<br />
van de speciale aanvullende service voor Alfa Romeo-cliënten.<br />
Want wie een Alfa Romeo koopt, koopt niet alleen een auto, maar ook de zekerheid van een uitgebreide ondersteuning<br />
en een efficiënte, snelle en wijdvertakte organisatie.<br />
Wij herinneren u er bovendien aan dat Alfa Romeo hard heeft gewerkt een zeer ambitieus doel te bereiken:<br />
100% recycling. Als uw Alfa GTV buiten gebruik wordt gesteld, dan kan deze vrijwel geheel worden<br />
gerecycled, omdat voldaan wordt aan de voorwaarden van het F.A.RE.-project. Dankzij dit project kunnen de Alfa<br />
Romeo-dealers uw voertuig milieuvriendelijk (en geheel volgens de wettelijke normen) buiten gebruik stellen,<br />
als u tot de aanschaf van een nieuwe auto overgaat.<br />
Veel leesplezier en een goede reis.<br />
1
2<br />
Bij vragen of problemen op servicegebied dient u zich bij voorkeur te wenden tot de dealer die de auto heeft<br />
verkocht, hoewel u voor onderhoud of reparatie natuurlijk op iedere Alfa Romeo-dealer een beroep kunt doen.<br />
Het boekje “Alfa tot uw dienst”<br />
Bij elke nieuwe auto ontvangt de eigenaar het boekje “Alfa tot uw dienst“, waarin alle diensten zijn omschreven<br />
waar u recht op hebt. In het boekje is ook het garantiecertificaat opgenomen met een complete vermelding van<br />
de bijbehorende voorwaarden. Verder treft u in dit boekje een schema aan voor het registreren van de uitgevoerde<br />
onderhoudsbeurten.<br />
Wij adviseren u de voorgeschreven onderhoudsbeurten tijdig door een Alfa Romeo-dealer te laten uitvoeren. Regelmatig<br />
onderhoud is een essentiële voorwaarde voor een lange levensduur van de diverse mechanische componenten<br />
en zorgt ervoor dat uw Alfa Romeo voortdurend optimale prestaties levert bij een laag brandstofverbruik.<br />
Naleving van de onderhoudsvoorschriften is ook vereist om aanspraak op garantie te kunnen maken.<br />
<strong>Service</strong>gids<br />
Deze bevat de lijst met Alfa Romeo-dealers. De officiële dealers zijn te herkennen aan borden met het embleem<br />
en de naam van Alfa Romeo.<br />
De Alfa Romeo-organisatie in Italië kan ook worden gevonden onder de “A“ van Alfa Romeo in het telefoonboek.<br />
Niet alle uitvoeringen, die in dit <strong>instructieboek</strong>je worden beschreven, worden in alle landen verkocht. Slechts enkele hier beschr<br />
e ven accessoires worden standaard op de auto gemonteerd. Controleer bij uw dealer de lijst met beschikbare accessoires.
VEILIGHEID VAN<br />
DE INZITTENDEN<br />
Let op: Het niet of gedeeltelijk opvolgen<br />
van deze instructies kan gevaar opleveren<br />
voor de inzittenden.<br />
DE SYMBOLEN IN DIT BOEK<br />
Op deze pagina zijn de symbolen afgebeeld die in dit boek worden gebruikt<br />
om de aandacht te richten op een bepaald onderwerp.<br />
BESCHERMING VAN<br />
HET MILIEU<br />
Aanwijzing voor het juiste gedrag, zodat<br />
het gebruik van de auto zo min mogelijk<br />
schade aan het milieu oplevert.<br />
CONDITIE VAN<br />
DE AUTO<br />
Attentie. Het niet of gedeeltelijk opvolgen<br />
van deze instructies schaadt de conditie<br />
van de auto en zal in veel gevallen ook<br />
de garantie doen vervallen.<br />
3
SYMBOLEN<br />
Op of in de nabijheid van enkele onderdelen van uw Alfa<br />
GTV zijn plaatjes met een bepaalde kleur aangebracht met<br />
daarop symbolen die uw aandacht vragen en die voorzorgsmaat -<br />
regelen aangeven die u in acht moet nemen als u met het betreffende<br />
onderdeel te maken krijgt.<br />
Hierna volgen kort samengevat de symbolen<br />
die vermeld staan op de plaatjes die op uw<br />
Alfa GTV zijn aangebracht met daarnaast het onderdeel<br />
waarop het symbool betrekking heeft.<br />
Bovendien zijn de symbolen naar betekenis in groepen onderverdeeld:<br />
gevaar, verbod, waarschuwing en verplichting.<br />
4<br />
SYMBOLEN DIE GEVAAR AANDUIDEN<br />
Accu<br />
Corrosieve vloeistof.<br />
Accu<br />
Ontploffingsgevaar.<br />
Ventilateur<br />
Kan automatisch inschakelen, ook bij stilstaande<br />
motor.<br />
Expansiereservoir<br />
Draai de dop niet los als de koelvloeistof nog heet<br />
is.<br />
Bobine<br />
Hoge spanning.
Riemen en poelies<br />
Bewegende delen; niet dichtbij komen met lichaamsdelen<br />
of kledingstukken.<br />
Slangen van de airconditioning<br />
Niet openen.<br />
Gas onder hoge druk.<br />
Krik<br />
Raadpleeg het <strong>instructieboek</strong>je.<br />
VERBODSSYMBOLEN<br />
Accu<br />
Niet dichtbij komen met open vuur.<br />
Accu<br />
Houd kinderen op afstand.<br />
Hitteschilden - riemen - poelies - ventilateur<br />
Niet aanraken.<br />
A I R B A G Airbag passagierszijde<br />
Plaats geen kinderzitjes op de passagiersstoel zolang<br />
de airbag niet buiten werking is gesteld.<br />
WAARSCHUWINGSSYMBOLEN<br />
Katalysator<br />
Parkeer niet boven brandbare materialen. Raadpleeg<br />
de paragraaf “Bescherming van het milieu“.<br />
Stuurbekrachtiging<br />
De vloeistof in het reservoir mag het maximum niveau<br />
niet overschrijden. Gebruik uitsluitend de<br />
vloeistof die is aangegeven in de “Vullingstabel“.<br />
Remcircuit<br />
De vloeistof in het reservoir mag het maximum niveau<br />
niet overschrijden. Gebruik uitsluitend de<br />
vloeistof die is aangegeven in de “Vullingstabel“.<br />
5
6<br />
Ruitenwissers<br />
Gebruik uitsluitend de vloeistof die is aangegeven in<br />
de “Vullingstabel“.<br />
Motor<br />
Gebruik uitsluitend de smeermiddelen die zijn aangegeven<br />
in de “Vullingstabel“.<br />
Auto rijdt op milieuvriendelijke benzine<br />
Tank uitsluitend loodvrije benzine met een octaangetal<br />
van ten minste 95 RON.<br />
Expansiereservoir<br />
Gebruik uitsluitend de vloeistof die is aangegeven in<br />
de “Vullingstabel“.<br />
VERPLICHTINGSSYMBOLEN<br />
Accu<br />
Bescherm de ogen.<br />
Accu - Krik<br />
Raadpleeg het <strong>instructieboek</strong>je.
INHOUD<br />
GEREED VOOR VERTREK<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />
NOODGEVALLEN<br />
ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />
TECHNISCHE GEGEVENS<br />
ACCESSOIRES MONTEREN<br />
ALFABETISCH REGISTER<br />
7
8<br />
De teksten, afbeeldingen en technische gegevens in dit boekje zijn gebaseerd op de stand van zaken bij het ter<br />
perse gaan van dit <strong>instructieboek</strong>.<br />
In het voortdurende streven de kwaliteit van haar producten te verbeteren, behoudt Alfa Romeo zich het recht<br />
voor te allen tijde, zonder voorafgaande kennisgeving, wijzigingen in de technische specificatie en de uitrusting<br />
door te voeren. Wendt u voor meer informatie tot een Alfa Romeo-dealer.
Op de volgende pagina’s vindt u alle informatie<br />
die u nodig hebt voor een correct gebruik van de auto.<br />
Binnen enkele minuten kunt u zich vertrouwd maken met de belangrijkste<br />
bedieningsorganen, controlelampjes en instrumenten<br />
waarmee uw nieuwe auto is uitgerust.<br />
Voor de rijveiligheid is het noodzakelijk ook de daarop volgende<br />
hoofdstukken in dit <strong>instructieboek</strong> te raadplegen.<br />
GEREED VOOR VERTREK<br />
DASHBOARD ................................................................................ pag. 10<br />
ALFA ROMEO CODE ............................................................................... 12<br />
ELEKTRONISCH DIEFSTALALARM ...................................................... 14<br />
CENTRALE PORTIERVERGRENDELING MET AFSTANDSBEDIENING 16<br />
START-/CONTACTSLOT ......................................................................... 16<br />
PORTIEREN ............................................................................................... 17<br />
ELEKTRISCHE RUITBEDIENING .......................................................... 18<br />
BUITENSPIEGELS .................................................................................. 19<br />
STUURWIEL .............................................................................................. 19<br />
ZITPLAATSEN ........................................................................................... 20<br />
VEILIGHEIDSGORDELS ........................................................................ 21<br />
INSTRUMENTENPANEEL........................................................................ 22<br />
HENDELS AAN HET STUUR .................................................................. 23<br />
WAARSCHUWINGSKNIPPERLICHTEN ............................................... 23<br />
MISTLAMPEN EN MISTACHTERLICHTEN .......................................... 24<br />
KLIMAATREGELING ................................................................................ 24<br />
BAGAGERUIMTE ..................................................................................... 25<br />
MOTORKAP .............................................................................................. 25<br />
TANKEN MET DE ALFA ROMEO GTV ................................................. 26<br />
9
DASHBOARD<br />
fig. 1<br />
10<br />
P4Z00023
1 Uitstroomopeningen voor de zijruiten.<br />
2 Luchtroosters aan de zijkanten.<br />
3 Schakelaarpaneel: koplampverstelling,<br />
ontgrendeling van tankluikje.<br />
4 Instrumentenpaneel.<br />
5 Bedieningshendel ruitenwissers/sproeiers.<br />
6 Schakelaarpaneel: resettoets voor<br />
dagteller, lichtsterkteregelaar voor instrumentenpaneelverlichting.<br />
7 Uitstroomopeningen voor de voorruit.<br />
8 Middelste luchtroosters.<br />
9 Klokje.<br />
10 Koelvloeistoftemperatuurmeter.<br />
11 Passagiersairbag (optional op bepaalde<br />
uitvoeringen/bepaalde markten).<br />
12 Dashboardkastje/documentenvak.<br />
13 Ontgrendeltoets voor kofferdeksel (in<br />
dashboardkastje).<br />
14 Bedieningsorganen voor de verwarming,<br />
ventilatie en airconditioning.<br />
15 Autoradio (optional op bepaalde uitvoeringen/bepaalde<br />
markten).<br />
16 Schakelaars voor waarschuwings -<br />
knipperlichten, mistlampen en mist -<br />
achterlichten.<br />
17 Brandstofmeter.<br />
18 Start-/contactslot.<br />
19 Hendel voor stuurwielverstelling.<br />
20 Bestuurdersairbag en claxonbediening.<br />
21 Hendel voor motorkapontgrendeling.<br />
22 Bedieningshendel buitenverlichting.<br />
23 Deksel van zekeringen- en relaiskast.<br />
11
ALFA ROMEO<br />
CODE<br />
Voor een nog betere bescherming tegen<br />
diefstalpogingen is de auto uitgerust met<br />
een elektronische startblokkering (Alfa Romeo<br />
CODE). Het systeem schakelt automatisch<br />
in als de contactsleutel wordt uitgenomen.<br />
In de handgreep van iedere sleutel<br />
zit een elektronisch component gemonteerd<br />
dat bij het starten van de motor een<br />
signaal ontvangt via een speciale antenne<br />
die in het start-/contactslot is ingebouwd.<br />
Het signaal wordt omgezet in een gecodeerd<br />
signaal en vervolgens aan de regeleenheid<br />
van de Alfa Romeo CODE gezonden,<br />
die, als de code wordt herkend, het<br />
starten van de motor mogelijk maakt.<br />
fig. 2<br />
12<br />
P4Z00001<br />
DE SLEUTELS<br />
Bij de auto worden drie typen sleutels<br />
geleverd.<br />
De sleutel (A-fig. 2) met de bordeauxrode<br />
handgreep is de “master“-sleutel,<br />
waarvan slechts één exemplaar wordt geleverd.<br />
De overige sleutels zijn:<br />
– type 1 voor de basisuitvoeringen;<br />
– type 2 voor uitvoeringen met centrale<br />
portiervergrendeling of elektronisch diefstalalarm<br />
met afstandsbediening.<br />
fig. 3<br />
P4Z00002<br />
Afhankelijk van de uitvoering worden er<br />
twee exemplaren van de rode sleutel (Bfig.<br />
2) geleverd:<br />
– twee exemplaren van type 3 voor de<br />
basisuitvoeringen;<br />
– twee exemplaren van type 4 voor uitvoeringen<br />
met centrale portiervergrendeling<br />
of elektronisch diefstalalarm met afstandsbediening.<br />
De hoofdsleutel van type 3 dient voor:<br />
– het starten<br />
– de portiersloten<br />
– het kofferdekselslot<br />
– het slot van het dashboardkastje<br />
– het uitschakelen van de airbag aan<br />
passagierszijde (indien aanwezig).<br />
De hoofdsleutel van type 4 dient voor:<br />
– het starten<br />
– de portiersloten<br />
– het kofferdekselslot<br />
– het slot van het dashboardkastje<br />
– de afstandsbediening van de centrale<br />
portiervergrendeling (indien van toepassing)
– het elektronische diefstalalarm (indien<br />
van toepassing)<br />
– het uitschakelen van de airbag aan<br />
passagierszijde (indien aanwezig).<br />
Van de rode “garage“-sleutel (C-fig. 3)<br />
wordt één exemplaar geleverd. Deze sleutel<br />
past uitsluitend op de portiersloten en<br />
in het contactslot en kan bijvoorbeeld worden<br />
gebruikt wanneer u de auto in bewaring<br />
geeft. De motor kan worden gestart,<br />
maar de bagageruimte en het dashboardkastje<br />
blijven vergrendeld (mits ze met<br />
een hoofdsleutel zijn vergrendeld).<br />
Bij de sleutels wordt een CODE-card (Dfig.<br />
3) geleverd en bij auto’s met elektronisch<br />
diefstalalarm tevens twee noodsleutels<br />
(E-fig. 3); zie voor de werking het<br />
hoofdstuk “Diefstalalarm“.<br />
BELANGRIJK De codenummers op de<br />
CODE-card en de bordeauxrode mastersleutel<br />
moeten op een veilige plaats worden<br />
bewaard. Het verdient aanbeveling<br />
om de elektronische CODE op de CODEcard<br />
altijd bij u te hebben, omdat deze bij<br />
een eventuele storing voor een noodstart<br />
moet worden gebruikt.<br />
BELANGRIJK Elke sleutel heeft zijn eigen<br />
code, die in de regeleenheid van het<br />
systeem moet worden opgeslagen. Wendt<br />
u voor het opslaan van nieuwe sleutels<br />
(tot een maximum van zeven) tot de Alfa<br />
Romeo-dealer.<br />
Om schade aan de elektronische<br />
schakelingen in<br />
de sleutels te voorkomen,<br />
mogen de sleutels niet aan directe<br />
zonnestraling worden blootgesteld.<br />
WERKING<br />
Iedere keer als u de contactsleutel in de<br />
stand STOP zet, schakelt de Alfa Romeo<br />
CODE de functies van de elektronische regeleenheid<br />
van de motor uit. Als u bij het<br />
starten van de motor de sleutel in stand<br />
MAR draait, dan stuurt de regeleenheid<br />
van de Alfa Romeo CODE een code naar de<br />
regeleenheid van de motor die, als de code<br />
wordt herkend, de blokkering van de<br />
functies opheft.<br />
Als de blokkering is opgeheven, gaat het<br />
controlelampje (A-fig. 4) op het instrumentenpaneel<br />
kort knipperen.<br />
Als de code niet wordt herkend, blijft het<br />
Alfa Romeo CODE-controlelampje (A-fig.<br />
4) samen met het EOBD-controlelampje<br />
(B-fig. 4) branden.<br />
fig. 4<br />
P4Z00003<br />
13
Volg in dat geval de aanwijzingen op die<br />
vermeld staan in de paragraaf “Alfa Romeo<br />
CODE“ in hoofdstuk 2.<br />
Als de sleutel circa 2 seconden<br />
op MAR staat en<br />
het CODE-controlelampje<br />
(A-fig. 4) gaat knipperen met intervallen<br />
van circa 0,6 seconden, dan<br />
zijn de sleutelcodes niet opgeslagen<br />
en wordt de auto niet door de Alfa Romeo<br />
CODE tegen diefstal beschermd.<br />
Wendt u direct tot een Alfa Romeodealer<br />
om de sleutelcodes te laten opslaan.<br />
14<br />
DIEFSTALALARM<br />
(indien aanwezig)<br />
Het elektronische diefstalalarm wordt bediend<br />
via een ontvanger in het plafondlampje<br />
(A-fig. 5) en in- en uitgeschakeld<br />
via een in de sleutel (B-fig. 6) ingebouwde<br />
radiogolf-afstandsbediening.<br />
Het diefstalalarm werkt alleen als de<br />
sleutel uit het contactslot is genomen of in<br />
stand STOP staat.<br />
fig. 5<br />
P4Z00004<br />
INSCHAKELEN<br />
Druk voor inschakeling op knop (C-fig.<br />
6) van sleutel (B-fig. 6), richt de sleutel<br />
in de richting van de auto en laat de knop<br />
los. Bij de meeste uitvoeringen geeft het<br />
systeem een akoestisch signaal (“BIEP”),<br />
gaan de richtingaanwijzers ongeveer 3 seconden<br />
branden, wordt de portiervergrendeling<br />
ingeschakeld en gaat lampje (Dfig.<br />
6) branden. De led (D-fig. 7) links<br />
van het instrumentenpaneel knippert als<br />
het alarm is ingeschakeld.<br />
BELANGRIJK De startblokkering wordt<br />
uitgevoerd door de Alfa Romeo CODE en<br />
wordt automatisch ingeschakeld als de<br />
contactsleutel uit het start-/contactslot<br />
wordt genomen.<br />
fig. 6<br />
P4Z00035
Bij bepaalde uitvoeringen zal, ook als de<br />
knop van de afstandsbediening niet is ingedrukt,<br />
ongeveer 30 seconden nadat de<br />
contactsleutel in stand STOP of PARK is<br />
gedraaid en een van de portieren of het<br />
kofferdeksel geopend en weer gesloten is,<br />
het alarm automatisch worden ingeschakeld.<br />
Als het alarm automatisch wordt ingeschakeld,<br />
worden de portieren niet vergrendeld.<br />
UITSCHAKELEN<br />
Druk voor uitschakeling op de knop van<br />
de sleutel en laat de knop los.<br />
De knipperende led op het dashboard<br />
dooft.<br />
fig. 7<br />
P4Z00006<br />
Bij de meeste uitvoeringen geeft het<br />
alarm twee akoestische signalen (“BIEP“),<br />
gaan de richtingaanwijzers ongeveer 2 seconden<br />
knipperen en worden de portieren<br />
ontgrendeld.<br />
DIEFSTALALARM BUITEN<br />
WERKING STELLEN<br />
Als de batterijen van de afstandsbediening<br />
leeg zijn, of als er een storing is in<br />
het diefstalalarm, kunt u het systeem buiten<br />
werking stellen met de noodsleutel,<br />
die bij de sleutels van de auto is geleverd.<br />
Verwijder het deksel (A-fig. 8), verwijder<br />
de rubber kap en steek de noodsleutel in<br />
het slot (B-fig. 9) op de sirene.<br />
fig. 8<br />
P4Z00007<br />
De sirene bevindt zich rechts in de motorruimte.<br />
BELANGRIJK Bij uitgeschakeld diefstalalarm<br />
blijft het altijd mogelijk de centrale<br />
portiervergrendeling in en uit te schakelen<br />
met de afstandsbediening.<br />
Sleutel in stand ON = systeem ingeschakeld.<br />
Sleutel in stand OFF = systeem buiten<br />
werking;<br />
Bij bepaalde uitvoeringen kan alleen de<br />
werking van de sirene worden uitgeschakeld.<br />
fig. 9<br />
P4Z00008<br />
15
CENTRALE PORTIER-<br />
VERGRENDELING MET<br />
AFSTANDSBEDIENING<br />
Het systeem bestaat uit een in de sleutel<br />
ingebouwde zender (afstandsbediening)<br />
(B-fig. 11), en een ontvanger in het plafondlampje<br />
(A-fig. 10).<br />
Voor het ver-/ontgrendelen van de sloten<br />
moet u de zender op de auto richten en tegelijkertijd<br />
knopje (C-fig.11) indrukken en<br />
loslaten.<br />
Bij elke zender wordt een sticker geleverd,<br />
waarop het codenummer van de zender<br />
staat. Deze sticker moet (bij aflevering)<br />
in het betreffende vakje op de achterzijde<br />
van de CODE-card worden geplakt.<br />
fig. 10<br />
16<br />
P4Z00004<br />
START-/CONTACTSLOT<br />
CONTACTSLOT<br />
De sleutel kan in een van de volgende<br />
vier standen worden gezet (fig. 12):<br />
– STOP: motor uit, startblokkering en<br />
stuurslot ingeschakeld, alle verbruikers<br />
met voeding via het contactslot uitgeschakeld<br />
behalve enkele (bijv. ontgrendeling<br />
kofferdeksel en tankluikje), sleutel uitneembaar.<br />
– MAR: contact aan. Startblokkering uitgeschakeld<br />
en alle elektrische verbruikers<br />
zijn inschakelbaar met uitzondering van<br />
enkele om veiligheidsredenen (bijv. ontgrendeling<br />
kofferdeksel en tankluikje).<br />
– AVV: motor starten.<br />
fig. 11<br />
P4Z00005<br />
– PARK: motor uit, startblokkering en<br />
stuurslot ingeschakeld, parkeerverlichting<br />
automatisch ingeschakeld, sleutel uitneembaar.<br />
BELANGRIJK Om de contactsleutel in<br />
stand PARK te zetten, moet knop (A-fig.<br />
13) op het contactslot worden ingedrukt.<br />
fig. 12<br />
fig. 13<br />
P4Z00009<br />
P4Z00010
Neem altijd de sleutel uit<br />
het contactslot als de auto<br />
wordt verlaten, om onvoorzichtig<br />
gebruik van de bedieningsknoppen<br />
te voorkomen. Laat kinderen<br />
nooit alleen achter in de auto.<br />
Vergeet niet de handrem aan te trekken<br />
en schakel de eerste versnelling<br />
in bij een helling omhoog of de achteruit<br />
bij een helling omlaag.<br />
Als het start-/contactslot<br />
is geforceerd (bijv. bij een<br />
poging tot diefstal) moet u,<br />
voordat u weer met de auto gaat rijden,<br />
de werking van het slot laten<br />
controleren bij een Alfa Romeodealer.<br />
STUURSLOT<br />
Inschakelen:<br />
– zet de sleutel in stand STOP of PARK,<br />
trek de sleutel uit het start-/contactslot en<br />
draai het stuur totdat het vergrendelt.<br />
Uitschakelen:<br />
– draai het stuur iets heen en weer, terwijl<br />
u de sleutel in stand MAR draait.<br />
Verwijder de sleutel nooit<br />
uit het contactslot als de<br />
auto nog in beweging is.<br />
Bij de eerste stuur uitslag blokkeert<br />
het stuur automatisch. Dit geldt in alle<br />
gevallen, ook als de auto gesleept<br />
wordt.<br />
PORTIEREN<br />
Portiersloten ont-/vergrendelen:<br />
– Van buitenaf: draai de sleutel in het<br />
slot (A-fig. 14).<br />
– Van binnenuit: druk de knop (B-fig.<br />
15) in om te vergrendelen of trek de knop<br />
omhoog om te ontgrendelen.<br />
fig. 14<br />
P4Z00011<br />
17
Portier openen:<br />
– Van buitenaf: druk op knop (A-fig.<br />
14).<br />
– Van binnenuit: trek aan hendel (C-fig.<br />
15).<br />
fig. 15<br />
fig. 16<br />
18<br />
P4Z00012<br />
P4Z00013<br />
ELEKTRISCHE<br />
RUITBEDIENING<br />
Schakelaars op het bestuurdersportier<br />
voor (fig. 16):<br />
A - Openen/sluiten ruit aan bestuurders -<br />
zijde.<br />
B - Openen/sluiten ruit aan passagiers -<br />
zijde.<br />
Schakelaar op het passagiersportier voor<br />
(fig. 17):<br />
A - Openen/sluiten ruit aan passagiers -<br />
zijde.<br />
fig. 17<br />
P4Z00014<br />
BELANGRIJK Als u de schakelaars langer<br />
dan een seconde ingedrukt houdt, dan<br />
start de automatische werking: de ruit aan<br />
de bestuurderszijde sluit of opent geheel,<br />
terwijl de ruit aan de passagiers zijde alleen<br />
opent. De ruitbeweging stopt zodra u<br />
nogmaals op de schakelaar drukt.<br />
Ongeacht de stand van de<br />
contactsleutel en zelfs bij<br />
uitgenomen sleutel wordt<br />
de portierruit bij opening van het portier<br />
automatisch een klein stukje geopend;<br />
als u het portier sluit, sluit ook<br />
automatisch de ruit weer. Let er op<br />
dat passagiers (in het bijzonder kinderen)<br />
zich niet in de buurt van de<br />
ruiten bevinden tijdens het<br />
openen/sluiten van de portieren.
BUITENSPIEGELS<br />
Kies één van de twee spiegels met schakelaar<br />
(A-fig. 18).<br />
Verstel de gekozen spiegel met knop (Bfig.<br />
18).<br />
Indien nodig kunnen de<br />
buitenspiegels van stand<br />
(A) in stand (B) worden geklapt<br />
(fig. 19).<br />
fig. 18<br />
P4Z00201<br />
staan.<br />
fig. 19<br />
Tijdens het rijden moeten<br />
de spiegels altijd in de uitgeklapte<br />
stand (A-fig. 19)<br />
P4Z00016<br />
STUURWIEL<br />
Verstel het stuur uitsluitend<br />
als de auto stil staat.<br />
U kunt het stuurwiel verstellen m.b.v. de<br />
hendel (fig. 20):<br />
A - Stuurwiel ontgrendeld<br />
B - Stuurwiel vergrendeld.<br />
fig. 20<br />
P4Z00262<br />
19
STOELEN<br />
HANDMATIGE VERSTELLING<br />
(fig. 21)<br />
Bediening voor:<br />
A - Verstelling in lengterichting<br />
B - Omklappen van rugleuning<br />
C - Verstelling van rugleuning.<br />
fig. 21<br />
20<br />
P4Z00202<br />
ELEKTRISCHE VERSTELLING<br />
(fig. 22)<br />
Bediening voor:<br />
A - Verstelling in lengterichting<br />
B - Verstelling van rugleuning<br />
C - Verstelling van zittinghoek voor<br />
D - Verstelling van zittinghoek achter<br />
E - Hoogteverstelling<br />
F - Handmatige verstelling van lendensteun<br />
G - Handmatig omklappen van rugleuning<br />
H - Stoelverwarming.<br />
fig. 22<br />
P4Z00271<br />
De bestuurdersstoel mag<br />
alleen worden afgesteld<br />
als de auto stilstaat.
VEILIGHEIDSGORDELS<br />
De hierna beschreven afstellingen<br />
moeten voordat<br />
u wegrijdt, worden uitgevoerd.<br />
Voer de afstellingen nooit in<br />
een rijdende auto uit.<br />
Maak voor het omleggen de gordel los<br />
uit de houder (A-fig. 23) op de middenstijl.<br />
Stel de hoogte van de gordelgeleider af<br />
door knop (B-fig. 23) in de drukken en de<br />
schuifring (C-fig. 23) omhoog of omlaag<br />
in één van de vergrendelde standen te zetten.<br />
fig. 23<br />
P4Z00203<br />
Pak de gesp (A-fig. 24) en trek de gordel<br />
uit totdat de gesp in de sluiting (B-fig.<br />
24) kan worden gestoken.<br />
De gordel is juist bevestigd als de gesp<br />
hoorbaar blokkeert.<br />
Druk voor het losmaken van de gordel op<br />
de knop (C-fig. 24) met het op schrift<br />
“PRESS“.<br />
fig. 24<br />
P4Z00021<br />
21
INSTRUMENTENPANEEL<br />
fig. 25<br />
1 Snelheidsmeter<br />
2 Controlelampjes (richtingaanwijzers<br />
(pijlen), verlichting, mistlampen, mistachterlichten<br />
en grootlicht).<br />
3 Toerenteller.<br />
4 Waarschuwingslampjes (laadstroom,<br />
motoroliedruk, Alfa Romeo CODE,<br />
22<br />
EOBD-systeem).<br />
5 Kilometerteller en dagteller.<br />
6 Waarschuwingslampjes (airbag, uitgeschakelde<br />
passagiersairbag, geopende<br />
portieren en kofferdeksel).<br />
7 Waarschuwingslampjes (ABS, aangetrokken<br />
handrem/te laag remvloeistof-<br />
niveau, versleten remblokken voor,<br />
veiligheidsgordels).<br />
BELANGRIJK Het meetbereik en de gevarenzone<br />
(rood) van de toerenteller en de<br />
snelheidsmeter zijn afhankelijk van de<br />
motoruitvoering van de auto.<br />
P4Z00022
HENDELS AAN HET<br />
STUUR<br />
LINKER HENDEL (fig. 26)<br />
– Stand A = Richtingaanwijzers rechts.<br />
– Stand B = Richtingaanwijzers links.<br />
– In richting van het stuur getrokken<br />
(stand C) (stand zonder vergrendeling) =<br />
Grootlichtsignaal.<br />
– Naar voren gedrukt met ring (E) op<br />
2 (stand D) (stand met vergrendeling)<br />
= Grootlicht.<br />
– Ring (E) op 0 = Verlichting uit.<br />
– Ring (E) op 3 (of bij bepaalde uitvoeringen/markten<br />
op 6 ) =<br />
Buitenverlich ting.<br />
– Ring (E) op 2 = Dimlicht.<br />
fig. 26<br />
P4Z00024<br />
RECHTER HENDEL (fig. 27)<br />
– Stand A = Ruitenwissers uit.<br />
– Stand B = Wissen met interval met<br />
instelbare frequentie<br />
– In stand C = Continu wissen.<br />
– In stand D = Snel continu wissen.<br />
– Draaien E van de hendel = Instellen<br />
van het wisinterval.<br />
– In richting van het stuur getrokken<br />
(stand zonder vergrendeling) = Ruitensproeiers<br />
ingeschakeld.<br />
BELANGRIJK Als u de ruitensproeiers inschakelt,<br />
schakelen na enige seconden ook<br />
automatisch de ruitenwissers gedurende<br />
enige seconden in.<br />
fig. 27<br />
P4Z00025<br />
WAARSCHUWINGS -<br />
KNIPPERLICHTEN<br />
Druk voor uit- en inschakeling van de<br />
waarschuwingsknipperlichten op knop (Afig.<br />
28).<br />
Het gebruik van de waarschuwingsknipperlichten<br />
is<br />
afhankelijk van de wetgeving<br />
van het land waarin u zich bevindt.<br />
Houdt u aan de voorschriften.<br />
fig. 28<br />
P4Z00026<br />
23
MISTLAMPEN EN<br />
MISTACHTERLICHTEN<br />
Druk voor in-/uitschakeling van de mistlampen<br />
op knop (B-fig. 29).<br />
Druk voor in-/uitschakeling van de mistachterlichten<br />
op knop (C-fig. 29).<br />
fig. 29<br />
24<br />
P4Z00027<br />
KLIMAATREGELING<br />
BEDIENINGSORGANEN VOOR<br />
UITVOERINGEN MET VERWAR-<br />
MING (fig. 30)<br />
A - Draaiknop voor regeling luchttemperatuur.<br />
B - Draaiknop regeling aanjagersnelheid.<br />
C - Draaiknop regeling luchtverdeling.<br />
D - Drukknop voor in-/uitschakeling<br />
luchtrecirculatie.<br />
E - Drukknop voor in-/uitschakelen achterruit-<br />
en spiegelverwarming.<br />
fig. 30<br />
P4Z00242<br />
BEDIENINGSORGANEN VOOR<br />
UITVOERINGEN MET AIRCON-<br />
DITIONING (fig. 31)<br />
A - Draaiknop voor regeling luchttemperatuur.<br />
B - Draaiknop regeling aanjagersnelheid.<br />
C - Draaiknop regeling luchtverdeling.<br />
D - Drukknop voor in-/uitschakeling aircocompressor.<br />
E - Drukknop voor in-/uitschakeling<br />
luchtrecirculatie.<br />
F - Drukknop voor in-/uitschakeling achterruit-<br />
en spiegelverwarming.<br />
fig. 31<br />
P4Z00029
BAGAGERUIMTE<br />
Druk voor het van binnenuit ontgrendelen<br />
op knop (A-fig. 32) die uitsluitend bereikbaar<br />
is bij geopend dashboardkastje.<br />
fig. 32<br />
fig. 33<br />
P4Z00030<br />
P4Z00031<br />
BELANGRIJK De ontgrendeling is mogelijk<br />
als de contactsleutel in stand STOP<br />
staat of is uitgenomen.<br />
Draai voor het van buitenaf ontgrendelen<br />
het embleem (A-fig. 33) opzij en draai de<br />
sleutel (B-fig. 33) rechtsom.<br />
fig. 34<br />
P4Z00032<br />
MOTORKAP<br />
Openen:<br />
– Trek in het interieur aan hendel (Afig.<br />
34).<br />
Voer deze handeling alleen<br />
uit als de auto stilstaat.<br />
– Druk aan de voorzijde op de hendel<br />
(B-fig. 35) van de beveiliging en trek de<br />
motorkap omhoog.<br />
fig. 35<br />
P4Z00033<br />
25
TANKEN MET<br />
DE ALFA GTV<br />
Omdat uw auto is voorzien<br />
van systemen om het<br />
milieu te beschermen mag<br />
uitsluitend loodvrije benzine met een<br />
octaangetal van ten minste 95 R.O.N.<br />
worden gebruikt. Tank nooit, zelfs<br />
niet in noodgevallen, loodhoudende<br />
benzine omdat hierdoor de katalysator<br />
onherstelbaar kan beschadigen.<br />
Als in de tank loodhoudende benzine<br />
terecht is gekomen (ook al is dat zeer<br />
weinig), dan MAG DE MOTOR NIET<br />
WORDEN GESTART. Probeer de benzine<br />
in de tank niet te verdunnen met<br />
loodvrije superbenzine, maar maak<br />
de tank en het brandstofcircuit geheel<br />
leeg.<br />
26<br />
Een beschadigde katalysator<br />
laat schadelijke stoffen<br />
in het uitlaatgas achter,<br />
waardoor het milieu wordt vervuild.<br />
Druk op toets (A-fig. 36) om het luikje<br />
te openen en draai de tankdop los.<br />
De dop kan tijdens het tanken m.b.v.<br />
een haakje aan het luikje (A-fig. 37) worden<br />
gehangen.<br />
fig. 36<br />
P4Z00276<br />
Om verlies te voorkomen is de tankdop<br />
via een koord (fig. 37) aan de vulopening<br />
bevestigd.<br />
BELANGRIJK Door de hermetische afsluiting<br />
kan de druk in de tank iets oplopen;<br />
daarom is het normaal als u tijdens<br />
het losdraaien van de tankdop een gesis<br />
hoort.<br />
BELANGRIJK Het luikje kan alleen worden<br />
geopend als de contactsleutel in stand<br />
STOP staat of is uitgenomen.<br />
fig. 37<br />
P4Z00277
Wij raden u aan de volgende pagina’s te lezen terwijl u comfortabel<br />
in uw nieuwe auto zit.<br />
Zo kunt u de in dit boekje beschreven delen direct herkennen en<br />
leert u in enkele minuten de bedieningsorganen en installaties<br />
kennen waarmee uw nieuwe auto is uitgerust.<br />
ALFA ROMEO CODE ............................................................................. pag. ........28<br />
ELEKTRONISCH DIEFSTALALARM............................................................... .......32<br />
PORTIEREN MET AFSTANDSBEDIENING VER-/ONTGRENDELEN ..... ........37<br />
START-/CONTACTSLOT .................................................................................. ........37<br />
PORTIEREN ....................................................................................................... .......39<br />
ZITPLAATSEN ................................................................................................... .......40<br />
STUURWIEL VERSTELLEN ............................................................................. .......42<br />
SPIEGELS VERSTELLEN ................................................................................. .......42<br />
ELEKTRISCHE RUITBEDIENING .................................................................. .......43<br />
VEILIGHEIDSGORDELS .................................................................................. .......44<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
KINDEREN VEILIG VERVOEREN .................................................................. .......48<br />
GORDELSPANNERS ........................................................................................ ........51<br />
AIRBAG .............................................................................................................. ........52<br />
HENDELS AAN HET STUUR .......................................................................... .......56<br />
INSTRUMENTEN .............................................................................................. .......59<br />
CONTROLE-/WAARSCHUWINGSLAMPJES ............................................... ........61<br />
KLIMAATREGELING ........................................................................................ .......66<br />
VERWARMING EN VENTILATIE .................................................................... .......68<br />
AIRCONDITIONING, AUTOMATISCH .......................................................... .......73<br />
BEDIENINGSKNOPPEN ................................................................................. .......83<br />
INTERIEURUITRUSTING ................................................................................ ........87<br />
OPENDAK .......................................................................................................... .......89<br />
BAGAGERUIMTE .............................................................................................. ........91<br />
MOTORKAP ....................................................................................................... .......93<br />
KOPLAMPEN .................................................................................................... ........94<br />
ABS ................................................................................................95<br />
MOTORMANAGEMENTSYSTEEM (EOBD)................................................. .......98<br />
AUTORADIO ...................................................................................................... ........99<br />
TANKEN MET DE ALFA GTV ......................................................................... ......101<br />
BESCHERMING VAN HET MILIEU ............................................................... ......102<br />
INBOUWVOORBEREIDING TELEPASS ....................................................... ......103<br />
27
ALFA ROMEO<br />
CODE<br />
Voor een nog betere bescherming tegen<br />
diefstalpogingen is de auto uitgerust met<br />
een elektronische startblokkering (Alfa<br />
Romeo CODE). Het systeem schakelt automatisch<br />
in als de contactsleutel wordt<br />
uitgenomen.<br />
In de handgreep van iedere sleutel zit<br />
een elektronisch component gemonteerd<br />
dat bij het starten van de motor een signaal<br />
ontvangt via een speciale antenne<br />
die in het start-/contactslot is ingebouwd.<br />
Het signaal wordt omgezet in een gecodeerd<br />
signaal en vervolgens aan de regel -<br />
eenheid van de Alfa Romeo CODE gezonden,<br />
die, als de code wordt herkend, het<br />
starten van de motor mogelijk maakt.<br />
fig. 1<br />
28<br />
P4Z00001<br />
DE SLEUTELS<br />
Bij de auto worden drie typen sleutels<br />
geleverd.<br />
De bordeaux-rode sleutel (A-fig. 1)<br />
waarvan u één exemplaar hebt ontvangen,<br />
is de “master“-sleutel. Deze dient<br />
voor het opslaan van de code van de andere<br />
sleutels. Wij raden u aan de sleutel<br />
alleen in uitzonderlijke gevallen te gebruiken.<br />
Bij verlies van de<br />
hoofdsleutel is het niet<br />
meer mogelijk werkzaamheden<br />
aan de Alfa Romeo<br />
CODE en de regeleenheid van de<br />
motor uit te voeren.<br />
fig. 2<br />
P4Z00002<br />
De sleutels zijn afhankelijk van het uitrustingsniveau:<br />
– type 1 voor de basisuitvoeringen;<br />
– type 2 voor uitvoeringen met centrale<br />
portiervergrendeling of elektronisch diefstalalarm<br />
met afstandsbediening.<br />
Afhankelijk van de uitvoering worden er<br />
twee exemplaren van de rode sleutel (Bfig.<br />
1) geleverd:<br />
– twee exemplaren van type 3 voor de<br />
basisuitvoeringen;<br />
– twee exemplaren van type 4 voor uitvoeringen<br />
met centrale portiervergrendeling<br />
of elektronisch diefstalalarm met afstandsbediening.<br />
De hoofdsleutel van type 3 dient voor:<br />
– het starten<br />
– de portiersloten<br />
– het kofferdekselslot<br />
– het slot van het dashboardkastje<br />
– het uitschakelen van de airbag aan<br />
passagierszijde (indien aanwezig).
De hoofdsleutel van type 4 dient voor:<br />
– het starten<br />
– de portiersloten<br />
– het kofferdekselslot<br />
– het slot van het dashboardkastje<br />
– het op afstand ver-/ontgrendelen van<br />
de portieren (afhankelijk van de uitvoering)<br />
– het in-/uitschakelen van het diefstal -<br />
alarm (indien aanwezig)<br />
– het uitschakelen van de airbag aan<br />
passagierszijde (indien aanwezig).<br />
Om schade aan de<br />
elektronische schakelingen<br />
in de sleutels te<br />
voorkomen, mogen de sleutels<br />
niet aan directe zonnestraling<br />
worden blootgesteld.<br />
Van de rode “garage“-sleutel (C-fig.<br />
2), wordt één exemplaar geleverd. Deze<br />
sleutel past uitsluitend op de portiersloten<br />
en in het contactslot en kan bijvoorbeeld<br />
worden gebruikt wanneer u de auto in<br />
bewaring geeft. De motor kan worden gestart,<br />
maar de bagageruimte en het dashboardkastje<br />
blijven vergrendeld (mits ze<br />
met een hoofdsleutel zijn vergrendeld).<br />
Bij de sleutels wordt de CODE-card (Dfig.<br />
2) geleverd. Hierop staan de sleutelcodes<br />
(zowel de mechanische als de<br />
elektronische code, waarmee in noodgevallen<br />
de motor kan worden gestart) en<br />
twee vakjes voor de stickers van de afstandsbedieningen<br />
voor het diefstalalarm.<br />
Bij auto’s met diefstalalarm worden ook<br />
twee noodsleutels (E-fig. 2) geleverd;<br />
zie voor de werking het hoofdstuk “Diefstalalarm“.<br />
De CODE-card en de sleutel met bordeauxrode<br />
handgreep moeten op een veilige<br />
plaats worden opgeborgen.<br />
Wij raden u aan de elektronische code<br />
van de CODE-card altijd bij u te hebben,<br />
omdat deze onmisbaar is voor het uitvoeren<br />
van een noodstart.<br />
WERKING<br />
Iedere keer als u de contactsleutel in de<br />
stand STOP zet, schakelt de Alfa Romeo<br />
CODE de functies van de elektronische<br />
regeleenheid van de motor uit.<br />
Als u bij het starten van de motor de<br />
sleutel in stand MAR draait, dan stuurt<br />
de regeleenheid van de Alfa Romeo CODE<br />
een code naar de regeleenheid van de<br />
motor die, als de code wordt herkend, de<br />
blokkering van de functies opheft.<br />
De geheime code wordt door de sleutel<br />
verzonden en heeft meer dan 4 miljard<br />
combinaties. De code wordt alleen verzonden<br />
als de regeleenheid van het systeem<br />
de code heeft herkend via een in<br />
het start-/contactslot ingebouwde antenne.<br />
29
Als de code wordt herkend, gaat lampje<br />
(A-fig. 3) op het instrumentenpaneel<br />
kort knipperen.<br />
Als de code niet wordt herkend, blijft<br />
het CODE-controlelampje (A-fig. 3)<br />
branden samen met het EOBD-lampje<br />
(B-fig. 3).<br />
In dat geval raden wij u aan de sleutel<br />
in stand STOP en vervolgens opnieuw in<br />
stand MAR te draaien; als de motor geblokkeerd<br />
blijft, probeer het dan opnieuw<br />
met de andere geleverde sleutel. Als de<br />
motor dan nog niet aanslaat, voer dan<br />
zelf een noodstart uit zoals hierna beschreven,<br />
en wendt u vervolgens tot de<br />
Alfa Romeo-dealer.<br />
fig. 3<br />
30<br />
P4Z00003<br />
BELANGRIJK Elke sleutel heeft een<br />
eigen code, die in de regeleenheid van<br />
het systeem moet worden opgeslagen.<br />
Voor het opslaan van de nieuwe sleutels<br />
(maximaal zeven), moet u zich tot de Alfa<br />
Romeo-dealer wenden.<br />
Het CODE-controlelampje kan tijdens het<br />
rijden met de contactsleutel in stand<br />
MAR gaan branden:<br />
1) Als het lampje gaat branden, betekent<br />
dit dat het systeem zichzelf controleert<br />
(bijv. als de spanning lager wordt).<br />
Zodra de auto stilstaat kan de systeemtest<br />
worden uitgevoerd: zet de motor uit,<br />
draai de contactsleutel in stand STOP;<br />
en vervolgens weer in stand MAR: het<br />
lampje gaat branden en moet na ongeveer<br />
1 seconde doven. Als het controlelampje<br />
blijft branden, dan moet de gehele<br />
procedure herhaald worden, waarbij de<br />
contactsleutel ten minste 30 seconden in<br />
stand STOP moet blijven. Als het lampje<br />
blijft branden, dan moet u zich tot de Alfa<br />
Romeo-dealer wenden.<br />
2) Als het controlelampje knippert, betekent<br />
dit dat de auto niet beveiligd wordt<br />
door de startblokkering. Wendt u onmiddellijk<br />
tot een Alfa Romeo-dealer om alle<br />
sleutels in het geheugen te laten opslaan.<br />
Voor het opslaan van<br />
de sleutelcodes is de<br />
bordeauxrode “master“-sleutel<br />
onmisbaar. Daarom<br />
moet deze sleutel op een veilige<br />
plaats worden bewaard en aan<br />
de Alfa Romeo-dealer samen met<br />
alle overige sleutels die in uw<br />
bezit zijn, worden overhandigd,<br />
als u een nieuwe sleutel in het<br />
systeem wilt laten opslaan. Sleutels<br />
die tijdens de opslagprocedure<br />
ontbreken, worden gewist om<br />
te voorkomen dat verloren of gestolen<br />
sleutels voor het starten<br />
van de auto kunnen worden gebruikt.<br />
BELANGRIJK Het systeem wordt<br />
door een zekering beschermd (zie “Zekeringen“).
Als de contactsleutel in<br />
stand MAR staat en na<br />
ongeveer 2 seconden<br />
het CODE-controlelampje 2 keer<br />
per seconde gaat knipperen, dan<br />
wordt de auto niet afdoende<br />
door de Alfa Romeo CODE beschermd<br />
tegen eventuele diefstalpogingen.<br />
Wendt u in dit geval<br />
tot de Alfa Romeo-dealer om<br />
de sleutelcodes te laten opslaan.<br />
Bij verkoop van de auto<br />
moet aan de nieuwe<br />
eigenaar de bordeauxrode<br />
sleutel (en alle overige<br />
sleutels) alsmede de CODE-card<br />
worden overhandigd.<br />
NOODSTART<br />
Als de Alfa Romeo CODE er niet in<br />
slaagt de startblokkering op te heffen,<br />
kan de Alfa Romeo-dealer een noodstart<br />
uitvoeren met de code die op de CODEcard<br />
vermeld staat. U kunt ook zelf een<br />
noodstart uitvoeren volgens de hierna beschreven<br />
procedure.<br />
BELANGRIJK Wij raden u aan om<br />
eerst de instructies goed te lezen voordat<br />
u de motor op deze wijze start.<br />
Als er tijdens deze noodstartprocedure<br />
een vergissing wordt gemaakt, moet de<br />
contactsleutel in stand STOP worden gedraaid<br />
en de gehele procedure vanaf het<br />
begin (punt 1) worden herhaald.<br />
1) Lees de 5-cijferige elektronische code<br />
die op de CODE-card staat vermeld.<br />
2) Draai de contactsleutel in stand<br />
MAR.<br />
3) Trap het gaspedaal geheel in en<br />
houd het ingetrapt. Het EOBD-controlelampje<br />
U gaat ongeveer acht seconden<br />
branden. Zodra het lampje is gedoofd,<br />
moet u het gaspedaal loslaten.<br />
4) Het lampje U begint te knipperen:<br />
als het lampje evenveel keer heeft geknipperd<br />
als het eerste cijfer van de code<br />
op uw CODE-card, moet u het gaspedaal<br />
intrappen en ingetrapt houden totdat het<br />
lampje U 4 seconden heeft gebrand.<br />
Zodra het lampje is gedoofd, moet u het<br />
gaspedaal loslaten.<br />
5) Het lampje U gaat weer knipperen:<br />
als het lampje evenveel keer heeft geknipperd<br />
als het tweede cijfer van de code<br />
op uw CODE-card, moet u het gaspedaal<br />
intrappen en ingetrapt houden.<br />
31
6) Herhaal deze procedure voor de overige<br />
cijfers van de code op uw CODE-card.<br />
7) Houd bij het laatste cijfer het gaspedaal<br />
ingetrapt. Het lampje U gaat 4 seconden<br />
branden. Zodra het lampje is gedoofd,<br />
moet u het gaspedaal loslaten.<br />
8) Als het lampjeU ongeveer 4 seconden<br />
snel gaat knipperen, is de procedure<br />
op de juiste wijze uitgevoerd.<br />
9) Start de motor door de contactsleutel<br />
van stand MAR in stand AVV te draaien,<br />
zonder de sleutel in stand STOP te<br />
plaatsen.<br />
Als het lampje U blijft branden, draai<br />
dan de contactsleutel in stand STOP en<br />
herhaal de procedure vanaf punt 1).<br />
BELANGRIJKBij elke volgende startpoging<br />
van de motor moet deze noodstartprocedure<br />
worden herhaald. Wij raden<br />
u daarom aan om na het uitvoeren<br />
van een noodstart een Alfa Romeo-dealer<br />
te raadplegen.<br />
32<br />
DIEFSTALALARM<br />
(indien aanwezig)<br />
BESCHRIJVING<br />
Het elektronische diefstalalarm wordt<br />
bediend via een ontvanger in het plafondlampje<br />
voor (A-fig. 4) en in- en uitgeschakeld<br />
via een in de sleutel (B-fig. 5)<br />
ingebouwde radiogolf-afstandsbediening.<br />
Het alarm bewaakt de portieren, de motorkap,<br />
het kofferdeksel, het start-/contactslot<br />
en de accukabels. Daarnaast regelt<br />
het de werking van de centrale portiervergrendeling.<br />
fig. 4<br />
P4Z00004<br />
BELANGRIJK De startblokkering<br />
wordt uitgevoerd door de Alfa Romeo-CO-<br />
DE en schakelt automatisch in als de sleutel<br />
uit het contactslot wordt verwijderd.<br />
AFSTANDSBEDIENING<br />
De afstandsbediening is ingebouwd in<br />
de sleutel (B-fig. 5) en voorzien van<br />
een toets (C-fig. 5) en een led (D-fig.<br />
5); via de toets wordt het commando gegeven<br />
en de led knippert als het signaal<br />
naar de ontvanger in het plafondlampje<br />
(A-fig. 4) wordt gezonden.<br />
BELANGRIJK Als u toets (C) indrukt<br />
en de led (D) knippert slechts één keer<br />
kort, dan moet de batterij worden vervangen,<br />
zoals hierna wordt beschreven.<br />
fig. 5<br />
P4Z00035
Programmeren<br />
Voor het programmeren van eventuele<br />
extra afstandsbedieningen, dient u zich<br />
tot de Alfa Romeo-dealer te wenden.<br />
Batterijen vervangen<br />
Als u op toets (A-fig. 6) van de afstandsbediening<br />
drukt en de led (B-fig.<br />
6) knippert 1 keer kort en de led (Dfig.<br />
7) op het dashboard blijft permanent<br />
branden (na het uitschakelen van<br />
het alarm), dan moeten de batterijen<br />
door nieuwe van hetzelfde type worden<br />
vervangen: open de kunststof huishelften<br />
bij de inkeping (C-fig. 6), plaats de<br />
nieuwe batterijen en let daarbij op de polariteit,<br />
sluit vervolgens de huishelften op<br />
elkaar aan en controleer of ze vergrendelen<br />
(fig. 6).<br />
fig. 6<br />
P4Z00036<br />
Wendt u voor meer informatie tot de Alfa<br />
Romeo-dealer.<br />
Lege batterijen zijn<br />
schadelijk voor het milieu.<br />
Ze moeten in een<br />
batterijenbak of chemobox worden<br />
gedeponeerd. Vermijd blootstelling<br />
aan open vuur en hoge<br />
temperaturen. Houd ze buiten<br />
het bereik van kinderen.<br />
fig. 7<br />
P4Z00006<br />
ALARM INSCHAKELEN<br />
Richt bij gesloten portieren, kofferdeksel<br />
en motorkap en het contactslot in<br />
stand STOP of PARK de sleutel met afstandsbediening<br />
in de richting van de auto.<br />
Druk op het knopje en laat het knopje<br />
los.<br />
Behalve bij uitvoeringen voor bepaalde<br />
landen geeft het systeem een geluidssignaal<br />
(“BIEP“), knipperen de richtingaanwijzers<br />
circa drie seconden, worden de<br />
portieren vergrendeld en gaat de led (Dfig.<br />
7) links op het dashboard branden<br />
om aan te geven dat het alarm is ingeschakeld.<br />
Het inschakelen van het alarm wordt<br />
voorafgegaan door een zelfdiagnose<br />
waarin de led met een afwijkende frequentie<br />
knippert. Als het systeem een storing<br />
vindt, dan klinkt nogmaals een<br />
akoes tisch waarschuwingssignaal.<br />
De led in de auto knippert zolang het<br />
diefstalalarm ingeschakeld blijft.<br />
33
Belangrijk De werking van het diefstalalarm<br />
kan aangepast worden aan de<br />
verschillende wettelijke eisen in de diverse<br />
landen. Wendt u uitsluitend tot de Alfa<br />
Romeo-dealer om de werking te laten instellen,<br />
zodat een onjuiste werking van<br />
het diefstalalarm wordt voorkomen.<br />
Zelfdiagnose en controle van<br />
portieren, kofferdeksel en motorkap<br />
Als u na het inschakelen van het alarm<br />
een tweede “BIEP“ hoort, moet u het<br />
systeem uitschakelen, controleren of de<br />
portieren, de motorkap en het kofferdeksel<br />
gesloten zijn en vervolgens het systeem<br />
weer inschakelen.<br />
Als de portieren, de motorkap en het<br />
kofferdeksel niet goed gesloten zijn, worden<br />
ze niet door het diefstalalarm gecontroleerd.<br />
Als bij goed gesloten portieren, motorkap<br />
en kofferdeksel het geluidssignaal<br />
wordt herhaald, betekent dit dat door de<br />
zelfdiagnose van het systeem een storing<br />
is gesignaleerd in de werking van het systeem.<br />
Wendt u tot de Alfa Romeo-dealer.<br />
34<br />
UITSCHAKELEN<br />
U schakelt het alarm uit door het knopje<br />
van de afstandsbediening in te drukken.<br />
Het systeem voert de volgende handelingen<br />
uit (met uitzondering van bepaalde<br />
landen):<br />
– twee korte knipperingen van de richtingaanwijzers<br />
– de sirene zendt twee korte geluidssignalen<br />
(biep) uit<br />
– ontgrendeling van de portieren.<br />
BELANGRIJK Bij uitgeschakeld diefstalalarm<br />
blijft het altijd mogelijk de centrale<br />
portiervergrendeling in en uit te<br />
schakelen met de afstandsbediening.<br />
Als na uitschakeling van het systeem de<br />
led in de auto blijft branden (maximaal 2<br />
minuten of totdat de sleutel in stand<br />
MAR wordt gezet), moet het volgende<br />
onthouden worden:<br />
– als het lampje constant blijft branden,<br />
betekent dit dat de batterijen van de afstandsbediening<br />
leeg zijn en vervangen<br />
moeten worden;<br />
– als het lampje blijft knipperen, maar<br />
met andere intervallen dan die bij een<br />
normale signalering, dan is geprobeerd<br />
de auto open te breken.<br />
Het aantal keren knipperen geeft de reden<br />
van het alarm aan:<br />
1 x knipperen: portier rechts<br />
2 x knipperen: portier links<br />
3 x knipperen: –<br />
4 x knipperen: –<br />
5 x knipperen: –<br />
6 x knipperen: motorkap<br />
7 x knipperen: kofferdeksel<br />
8 x knipperen: losmaken kabels voor<br />
het starten van de auto<br />
9 x knipperen: losmaken accukabels of<br />
doorknippen kabels van de sleutelschakelaar<br />
10 keer knipperen: ten minste drie<br />
alarm oorzaken.
AUTOMATISCHE INSCHAKE-<br />
LING VAN HET ALARM<br />
(indien aanwezig)<br />
Als het diefstalalarm niet met de afstandsbediening<br />
is ingeschakeld, wordt<br />
het systeem automatisch ingeschakeld na<br />
ongeveer 30 seconden nadat de contactsleutel<br />
in stand STOP of PARK is gedraaid<br />
en voor de laatste keer één van de<br />
portieren geopend en weer gesloten is.<br />
Als het systeem is ingeschakeld, gaat<br />
het lampje in de auto knipperen, knipperen<br />
de richtingaanwijzers twee keer kort<br />
en klinken er twee geluidssignalen<br />
(biep).<br />
U schakelt het alarm uit door het knopje<br />
van de afstandsbediening in te drukken.<br />
Het alarm schakelt zichzelf ook automatisch<br />
in als de portieren met de sleutel<br />
worden vergrendeld.<br />
Als het alarm automatisch wordt ingeschakeld,<br />
worden de portieren niet vergrendeld.<br />
WANNEER GAAT HET ALARM<br />
AF<br />
Bij ingeschakeld systeem, wordt het<br />
alarm in de volgende gevallen geactiveerd:<br />
– als één van de portieren, de motorkap<br />
of het kofferdeksel wordt geopend;<br />
– als de accu wordt losgekoppeld of de<br />
voedingskabels van het diefstalalarm of<br />
van de sleutelschakelaar worden losgemaakt;<br />
– bij een startpoging (contactsleutel in<br />
stand MAR).<br />
Afhankelijk van de uitvoering schakelt<br />
het alarm de sirene (gedurende circa 25<br />
seconden) en de richtingaanwijzers (gedurende<br />
circa 4,5 minuut) in. De weergavemethode<br />
en het aantal cyclussen zijn<br />
afhankelijk van het land waarop het<br />
alarm is ingesteld.<br />
Toch is een maximum aantal cycli voorzien<br />
voor de akoestische en zichtbare signalen.<br />
Na een alarmsignalering schakelt het<br />
systeem over naar de normale<br />
bewakings functie.<br />
ALARM ONDERBREKEN<br />
Druk op het knopje van de afstandsbediening<br />
om het alarm te onderbreken of<br />
schakel het alarm uit door het dekseltje<br />
(A-fig. 8) te verwijderen en de sleutelschakelaar<br />
op de sirene linksom in de<br />
stand OFF te draaien, nadat de kunststof<br />
dop (B-fig. 9) is verwijderd.<br />
Als u het alarm uitschakelt m.b.v. de<br />
sleutelschakelaar, dan moet het alarm<br />
weer in bedrijf worden gesteld door de<br />
sleutelschakelaar rechtsom in de stand<br />
ON te draaien. Als u dit niet doet, dan<br />
bedient het systeem alleen de centrale<br />
portiervergrendeling.<br />
fig. 8<br />
P4Z00007<br />
35
DIEFSTALALARM<br />
BUITEN WERKING STELLEN<br />
Om het diefstalalarm volledig buiten<br />
werking te stellen (bijvoorbeeld bij onderhoudswerkzaamheden<br />
aan de elektrische<br />
installatie of als de accu van de auto vervangen<br />
moet worden, enz.), moet u het<br />
dekseltje (A-fig. 8) en het rubber dopje<br />
(B-fig. 9) verwijderen en de sleutelschakelaar<br />
linksom in de stand OFF<br />
draaien. Om het systeem weer in bedrijf<br />
te stellen moet u de schakelaar rechtsom<br />
in de stand ON draaien.<br />
De sirene bevindt zich rechts in de motorruimte.<br />
fig. 9<br />
36<br />
P4Z00008<br />
BELANGRIJK Bij uitgeschakeld diefstalalarm<br />
kan wel de centrale portiervergrendeling<br />
m.b.v. de afstandsbediening<br />
worden bediend.<br />
BELANGRIJK Als de auto langere tijd<br />
niet wordt gebruikt (langer dan drie weken),<br />
is het raadzaam het diefstalalarm<br />
buiten werking te stellen om te voorkomen<br />
dat de accu wordt uitgeput.<br />
MINISTERIËLE GOEDKEURING<br />
In overeenstemming met de wetgeving<br />
in ieder land ten aanzien van radiozendapparatuur:<br />
– staan de verschillende typegoedkeuringen<br />
vermeld op de laatste pagina’s van<br />
dit boekje, na het <strong>alfa</strong>betische register<br />
(voor Duitsland, Nederland, Frankrijk en<br />
Spanje ook het goedkeuringscertificaat);<br />
– als voor de landen een zendmachtiging<br />
verplicht is, dan is de typegoedkeuring<br />
op de component vermeld.<br />
(afhankelijk van de uitvoering/land kan<br />
de code ook zijn aangebracht op de zender<br />
en/of ontvanger).
CENTRALE<br />
PORTIERVERGRENDE-<br />
LING MET AFSTANDS-<br />
BEDIENING<br />
Het systeem bestaat uit een in de sleutel<br />
ingebouwde zender (afstandsbediening)<br />
(B-fig. 11) en een ontvanger in<br />
het plafondlampje(A-fig. 10).<br />
Richt de zender naar de auto voor het<br />
ver-/ontgrendelen van de sloten en druk<br />
kort op de toets (C-fig. 11).<br />
fig. 10<br />
P4Z00004<br />
Elke zender is voorzien van een plaatje<br />
waarop het unieke codenummer van de<br />
bijbehorende zender staat.<br />
Dit plaatje moet (bij aflevering van de<br />
auto) in het vakje op de achterzijde van<br />
de CODE-card worden geplakt.<br />
fig. 11<br />
P4Z00005<br />
START-/CONTACTSLOT<br />
CONTACTSLOT<br />
De sleutel kan in een van de volgende<br />
vier standen worden gezet (fig. 12):<br />
– STOP: motor uit, startblokkering en<br />
stuurslot ingeschakeld, alle verbruikers<br />
met voeding via het contactslot uitgeschakeld<br />
behalve enkele (bijv. ontgrendeling<br />
kofferdeksel en tankluikje), sleutel uitneembaar.<br />
– MAR: contact aan. Startblokkering<br />
uitgeschakeld en alle elektrische verbruikers<br />
zijn inschakelbaar met uitzondering<br />
van enkele om veiligheidsredenen (bijv.<br />
ontgrendeling kofferdeksel en tankluikje).<br />
fig. 12<br />
P4Z00009<br />
37
BELANGRIJK Laat het slot niet in deze<br />
stand staan als de motor is uitgeschakeld.<br />
– AVV: motor starten.<br />
– PARK: motor uit, startblokkering en<br />
stuurslot ingeschakeld, parkeerverlichting<br />
automatisch ingeschakeld, sleutel uitneembaar.<br />
BELANGRIJK Om de sleutel in stand<br />
PARK te kunnen draaien, moet u knop<br />
(A-fig. 13) bij het contactslot indrukken.<br />
Als de motor niet aanslaat, dan<br />
moet u de sleutel terugdraaien in stand<br />
STOP en de procedure herhalen. Het<br />
contactslot is voorzien van een beveiliging<br />
die voorkomt dat de sleutel in stand<br />
AVV kan worden gedraaid, als de motor<br />
draait.<br />
fig. 13<br />
38<br />
P4Z00010<br />
BELANGRIJK De auto is uitgerust<br />
met een elektronische startblokkering die<br />
via de contactsleutel wordt bediend. Als<br />
de motor niet aanslaat zie dan ook het<br />
hoofdstuk “Alfa Romeo CODE“.<br />
Neem altijd de sleutel<br />
uit het contactslot als<br />
de auto wordt verlaten,<br />
om onvoorzichtig gebruik van de<br />
bedieningsknoppen te voorkomen.<br />
Vergeet niet de handrem<br />
aan te trekken en schakel de eerste<br />
versnelling in bij een helling<br />
omhoog of de achteruit bij een<br />
helling omlaag. Laat kinderen<br />
nooit alleen achter in de auto.<br />
Als het start-/contactslot<br />
is geforceerd (bijv.<br />
bij een poging tot diefstal)<br />
moet u, voordat u weer met<br />
de auto gaat rijden, de werking<br />
van het slot laten controleren bij<br />
een Alfa Romeo-dealer.<br />
STUURSLOT<br />
Inschakelen:<br />
– zet de sleutel in stand STOP of<br />
PARK, trek de sleutel uit het start-/contactslot<br />
en draai het stuur totdat het vergrendelt.<br />
Uitschakelen:<br />
– draai het stuur iets heen en weer, terwijl<br />
u de sleutel in stand MAR draait.<br />
Verwijder de sleutel<br />
nooit uit het contactslot<br />
als de auto nog in beweging<br />
is. Bij de eerste stuuruitslag<br />
blokkeert het stuur automatisch.<br />
Dit geldt in alle gevallen,<br />
ook als de auto gesleept wordt.
PORTIEREN<br />
VAN BUITENAF<br />
OPENEN EN SLUITEN<br />
– Draai de sleutel, druk vervolgens op<br />
knop (A-fig. 14) en open het portier.<br />
– Sluit het portier en draai de sleutel<br />
rechtsom.<br />
VAN BINNENUIT<br />
OPENEN EN SLUITEN<br />
– Trek, om het portier te openen, aan<br />
hendel (C-fig. 15) onafhankelijk van<br />
de stand van knop (B-fig. 15).<br />
– Druk om te voorkomen dat het portier<br />
van buitenaf wordt geopend knop<br />
(B-fig. 15) omlaag.<br />
fig. 14<br />
P4Z00011<br />
Controleer voordat u<br />
een portier opent of u<br />
dit op een veilige manier<br />
kunt doen.<br />
BELANGRIJK Als een portier niet<br />
goed gesloten is, dan gaat er een waarschuwingslampje<br />
op het instrumentenpaneel<br />
branden.<br />
CENTRALE PORTIERVERGREN-<br />
DELING.<br />
De centrale portiervergrendeling werkt<br />
op de sloten van beide portieren. Hierbij<br />
is het een vereiste dat beide portieren<br />
goed gesloten zijn.<br />
fig. 15<br />
P4Z00012<br />
Centraal vergrendelen:<br />
– van buitenaf: sluit de portieren en<br />
draai de sleutel in één van de voorportiersloten;<br />
– van binnenuit: sluit de portieren<br />
en druk één van de knoppen (B-fig.<br />
15) op de portieren omlaag voor het<br />
centraal vergrendelen of omhoog om de<br />
portieren te ontgrendelen.<br />
BELANGRIJK<br />
– U kunt de knop niet omlaag drukken<br />
als het portier niet goed gesloten is.<br />
– Als de portieren centraal vergrendeld<br />
zijn, dan ontgrendelen ze beide als de<br />
hendel op de binnenzijde van één van de<br />
portieren wordt uitgetrokken.<br />
– Bij een onderbreking in de elektrische<br />
voeding (doorgebrande zekering, lege accu<br />
enz.), blijft het altijd mogelijk de portieren<br />
afzonderlijk handmatig zowel van<br />
buitenaf met de sleutel als van binnenuit<br />
te ver- en ontgrendelen.<br />
39
INSTAPVERLICHTING<br />
De portieren zijn voorzien van een dorpelverlichting<br />
(A-fig. 16) die de grond<br />
naast de auto verlicht.<br />
De verlichting gaat automatisch branden<br />
bij opening van een portier.<br />
fig. 16<br />
40<br />
P4Z00037<br />
ZITPLAATSEN<br />
staat.<br />
De bestuurdersstoel<br />
mag alleen worden afgesteld<br />
als de auto stil-<br />
HANDMATIGE VERSTELLING<br />
(fig. 17)<br />
Verstellen in lengterichting<br />
Trek de beugel (A) omhoog en verplaats<br />
de stoel naar voren of naar achteren.<br />
Laat de hendel los en controleer of<br />
de stoel goed geblokkeerd is door hem<br />
naar voren en naar achteren te schuiven.<br />
Als de stoel niet goed geblokkeerd is,<br />
kan deze onverwachts verschuiven, waardoor<br />
een gevaarlijke situatie kan ontstaan.<br />
Rugleuning verstellen<br />
Verstel de rugleuning door hendel (C)<br />
omhoog te trekken en de rugleuning met<br />
het bovenlichaam in de gewenste stand<br />
te drukken.<br />
Rugleuning omklappen<br />
Trek voor toegang tot het achtercompartiment<br />
de hendel (B) omhoog en kantel<br />
de rugleuning naar voren.<br />
Controleer nadat de<br />
rugleuning is teruggekanteld<br />
of deze goed<br />
vergrendeld is.<br />
fig. 17<br />
P4Z00202
STOELEN MET ELEKTRISCHE<br />
VERSTELLING (fig. 18)<br />
(indien aanwezig)<br />
De elektrische stoelverstelling werkt onder<br />
de volgende omstandigheden:<br />
1) contactsleutel in stand MAR;<br />
2) contactsleutel in stand STOP of uitgenomen:<br />
– gedurende circa 3 minuten na opening<br />
van een portier<br />
– gedurende 7 seconden na sluiten van<br />
beide portieren.<br />
fig. 18<br />
P4Z00272<br />
De bedieningsknoppen voor verstelmogelijkheden<br />
zijn:<br />
A - Verstelling in lengterichting<br />
B - Verstelling van zittinghoek voor<br />
C - Verstelling van zittinghoek achter<br />
D - Hoogteverstelling<br />
E - Verstelling van rugleuning<br />
F - Handmatige verstelling van lendensteun<br />
in de rugleuning<br />
G - Handmatig omklappen van rugleuning.<br />
fig. 19<br />
P4Z00038<br />
STOELVERWARMING (fig. 19)<br />
(indien aanwezig)<br />
De elektrisch verstelbare stoelen hebben<br />
tevens stoelverwarming.<br />
U kunt de stoelverwarming in- en uitschakelen<br />
met schakelaar (A) aan de<br />
buitenzijde van de stoel.<br />
Na inschakeling gaat een controlelampje<br />
(B) op de schakelaar branden.<br />
HOOFDSTEUN (fig. 20)<br />
De voorstoelen zijn uitgerust met hoofdsteunen.<br />
fig. 20<br />
P4Z00204<br />
41
STUURWIEL -<br />
VERSTELLING<br />
Het stuurwiel is in hoogte- en in lengterichting<br />
verstelbaar.<br />
Trek de hendel (A-fig. 21) naar het<br />
stuur (stand 1), stel het stuurwiel af,<br />
druk de hendel naar voren (stand 2) en<br />
controleer of de stuurkolom geblokkeerd<br />
is.<br />
den.<br />
fig. 21<br />
42<br />
De afstelling mag uitsluitend<br />
bij een stilstaande<br />
auto plaatsvin-<br />
P4Z00017<br />
SPIEGELS INSTELLEN<br />
ACHTERUITKIJKSPIEGEL<br />
De spiegel is voorzien van een beveiligingsmechanisme,<br />
waardoor de spiegel<br />
bij een krachtige botsing losschiet.<br />
Met het hendeltje (A-fig. 22) kunt u<br />
de spiegel in twee verschillende standen<br />
zetten: normale stand of anti-verblindingsstand.<br />
fig. 22<br />
P4Z00040<br />
BUITENSPIEGELS<br />
U kunt de spiegel afstellen m.b.v. keuzeschakelaar<br />
(A-fig. 23) en knop (Bfig.<br />
23) op de tunnelconsole.<br />
– Kies met keuzeschakelaar (A-fig.<br />
23) de gewenste spiegel (rechts of<br />
links).<br />
–Plaats knop (B-fig. 23) in één van<br />
de vier richtingen, waardoor de hiervoor<br />
gekozen spiegel wordt versteld.<br />
fig. 23<br />
P4Z00201
Als de breedte van de<br />
spiegels problemen oplevert<br />
in een nauwe<br />
doorgang dan kunnen de spiegels<br />
van stand A in stand (B-fig. 24)<br />
worden geklapt.<br />
Tijdens het rijden moeten<br />
de spiegels altijd in<br />
de uitgeklapte stand<br />
(A-fig. 24) staan.<br />
fig. 24<br />
P4Z00016<br />
Op bepaalde uitvoeringen<br />
kunnen spiegels<br />
met een gebogen spiegelglas<br />
zijn gemonteerd. De buitenspiegels<br />
met een bol spiegelglas<br />
(op bepaalde uitvoeringen)<br />
kunnen de afstandswaarneming<br />
beïnvloeden.<br />
De spiegels hebben een elektrische verwarmingsweerstand<br />
die u kunt inschakelen<br />
door toets (A-fig. 25) in te drukken.<br />
fig. 25<br />
P4Z00041<br />
ELEKTRISCHE<br />
RUITBEDIENING<br />
U kunt de zijruiten openen en sluiten door<br />
op een van de toetsen te drukken, als de<br />
contactsleutel in stand MAR staat.<br />
BELANGRIJK Als u de schakelaars<br />
langer dan een seconde ingedrukt houdt,<br />
dan start de automatische werking: de<br />
ruit aan de bestuurderszijde sluit of opent<br />
geheel, terwijl de ruit aan de passagierszijde<br />
alleen opent. De ruitbeweging stopt<br />
zodra u nogmaals op de schakelaar<br />
drukt.<br />
Ongeacht de stand van<br />
de contactsleutel en<br />
zelfs bij uitgenomen<br />
sleutel wordt de portierruit bij<br />
opening van het portier automatisch<br />
een klein stukje geopend;<br />
als u het portier sluit, sluit ook<br />
automatisch de ruit weer. Let er<br />
op dat passagiers (in het bijzonder<br />
kinderen) zich niet in de<br />
buurt van de ruiten bevinden tijdens<br />
het openen/sluiten van de<br />
portieren.<br />
43
TOETSEN OP BESTUURDERS -<br />
PORTIER (fig. 26)<br />
A - Openen/sluiten ruit aan bestuurderszijde.<br />
B - Openen/sluiten ruit aan passagierszijde.<br />
TOETS OP<br />
PASSAGIERSPORTIER (fig. 27)<br />
Met toets (A) kan de ruit aan de passagierszijde<br />
geopend/gesloten worden.<br />
ten is.<br />
fig. 26<br />
44<br />
Houd de toets niet ingedrukt<br />
als de ruit volledig<br />
geopend of geslo-<br />
P4Z00013<br />
Het onzorgvuldig gebruik<br />
van de elektrische<br />
ruitbediening kan gevaarlijk<br />
zijn.<br />
Controleer voor en tijdens het<br />
sluiten van een ruit altijd of de<br />
inzittenden niet verwond kunnen<br />
worden door de beweging van<br />
de ruit zelf of door in beweging<br />
gebrachte voorwerpen.<br />
Verwijder altijd de sleutel uit<br />
het contact als u de auto verlaat,<br />
om te voorkomen dat een onverwachtse<br />
inschakeling van de<br />
elektrische ruitbediening gevaar<br />
oplevert voor de achtergebleven<br />
passagiers.<br />
fig. 27<br />
P4Z00014<br />
VEILIGHEIDS-<br />
GORDELS<br />
VEILIGHEIDSGORDELS<br />
VOOR EN ACHTER<br />
De auto is voorzien van driepunts-veiligheidsgordels<br />
met rolautomaat, waardoor<br />
veel bewegingsvrijheid ontstaat. De veiligheidsgordels<br />
voor zijn voorzien van elektronisch<br />
geregelde gordelspanners. De onderste<br />
bevestigingspunten zijn direct met<br />
de stoel verbonden, zodat de bescherming<br />
optimaal is in elke stand van de<br />
stoel.<br />
Voor maximale bescherming<br />
is het raadzaam<br />
om de rugleuning<br />
van de stoel in een zo recht mogelijke<br />
stand te plaatsen en de<br />
gordel zo strak mogelijk om<br />
borst en bekken te dragen.<br />
Draag altijd veiligheidsgordels,<br />
zowel voor als achter in de auto.<br />
Rijden zonder veiligheidsgordels<br />
vergroot het risico op ernstig letsel<br />
of een dodelijke afloop bij<br />
een ongeval.
Maak voor het omleggen de gordel los<br />
uit de houder (A-fig. 29) op de middenstijl.<br />
Pak aan de buitenzijde van de stoel de<br />
gesp (A-fig. 28), trek de gordel uit totdat<br />
de gesp volledig in de sluiting (Bfig.<br />
28) kan worden gestoken.<br />
De veiligheidsgordel is goed vergrendeld<br />
als u tijdens het insteken van de gesp in<br />
de sluiting een duidelijke klik hoort. Voor<br />
het losmaken van de gordel moet u op<br />
toets (C-fig. 28) drukken.<br />
De rolautomaat blokkeert als u de gordel<br />
snel uittrekt, bij hard remmen of bij<br />
botsingen.<br />
Als de oprolautomaat blokkeert, laat<br />
dan de gordel een stukje teruglopen en<br />
trek de gordel vervolgens weer geleidelijk<br />
uit.<br />
fig. 28<br />
P4Z00021<br />
Via de rolautomaat wordt de lengte van<br />
de gordel automatisch aangepast aan het<br />
postuur van de drager, waarbij voldoende<br />
bewegingsruimte overblijft.<br />
Als de auto op een steile helling staat,<br />
kan de rolautomaat blokkeren; dit is een<br />
normaal verschijnsel.<br />
Begeleid de gordel tijdens<br />
het teruglopen om<br />
te voorkomen dat de<br />
gordelband draait.<br />
HOOGTEVERSTELLING VAN DE<br />
VEILIGHEIDSGORDELS VOOR<br />
Het bovenste bevestigingspunt van de<br />
veiligheidsgordels voor kan in vier verschillende<br />
standen worden gezet. Hierdoor<br />
is de gordel in hoogte verstelbaar.<br />
Pas de hoogte van de gordel altijd aan<br />
het postuur van de inzittende aan. Dankzij<br />
deze voorzorgsmaatregel werkt de<br />
gordel beter en is het risico op verwondin-<br />
gen tijdens een botsing geringer.<br />
De gordel is goed afgesteld als hij over<br />
de schouder halverwege tussen nek en<br />
uiteinde van de schouder ligt.<br />
Druk om de hoogte te regelen op knop<br />
(B-fig. 29) van het vergrendelmechanisme<br />
en schuif gelijktijdig beugel(C-fig.<br />
29) in de gewenste stand.<br />
fig. 29<br />
P4Z00205<br />
45
Controleer na de afstelling<br />
altijd of de beugel<br />
in één van de vaste<br />
standen vergrendeld is door bij<br />
losgelaten knop (B-fig. 29) de<br />
beugel verder te drukken zodat<br />
het mechanisme vergrendelt in<br />
één van de vaste standen, als dit<br />
nog niet het geval was.<br />
fig. 30<br />
46<br />
P4Z00206<br />
GEBRUIK VAN DE VEILIG-<br />
HEIDSGORDELS ACHTER<br />
De achterzitplaatsen zijn uitgerust met<br />
driepuntsveiligheidsgordels met een oprolautomaat.<br />
Ga goed rechtop zitten, steun tegen de<br />
rugleuning en leg dan de gordel om.<br />
Voor een maximale<br />
bescherming moeten de<br />
gordels achter worden<br />
vastgemaakt, zoals in fig. 30 is<br />
aangegeven.<br />
ALGEMENE OPMERKINGEN<br />
OVER HET GEBRUIK<br />
VAN VEILIGHEIDSGORDELS<br />
De bestuurder is verplicht zich te houden<br />
aan de wettelijke voorschriften met<br />
betrekking tot het verplichte gebruik van<br />
de veiligheidsgordels (en de inzittenden<br />
erop attent te maken).<br />
Bedenk dat achterpassagiers<br />
die geen gordel<br />
dragen tijdens een ernstig<br />
ongeval, niet alleen zelf aan<br />
gevaar worden blootgesteld<br />
maar ook gevaar opleveren voor<br />
de inzittenden voor.<br />
Draag altijd veiligheidsgordels,<br />
zowel<br />
voor als achter in de<br />
auto. Rijden zonder veiligheidsgordels<br />
vergroot het risico op<br />
ernstig letsel of een dodelijke afloop<br />
bij een ongeval.<br />
fig. 31<br />
P4Z00207
De gordelband mag<br />
niet gedraaid zijn en<br />
moet goed tegen het lichaam<br />
van de inzittende aanliggen.<br />
Het diagonale gordelgedeelte<br />
moet via het midden van de<br />
schouder schuin over de borst<br />
liggen. Het horizontale gordelgedeelte<br />
moet over het bekken en<br />
niet over de buik liggen, zodat<br />
wordt voorkomen dat u tijdens<br />
een botsing onder de gordel uitschuift.Draag<br />
geen voorwerpen<br />
(sieraden, gespen, enz.) die een<br />
goed aansluiten van de gordel op<br />
het lichaam van de passagier<br />
verhinderen (fig. 31).<br />
fig. 32<br />
P4Z00208<br />
Gebruik de gordel niet<br />
voor een kind dat bij<br />
een volwassene op<br />
schoot zit, waarbij de gordel beiden<br />
zou moeten beschermen (fig.<br />
32).<br />
Als de gordel aan een<br />
zware belasting wordt<br />
blootgesteld (bijvoorbeeld<br />
tijdens een ongeval), dan<br />
moet de gordel samen met de<br />
verankeringen, bevestigingspunten<br />
en de eventueel gemonteerde<br />
gordelspanners worden vervangen.<br />
Ook als de schade niet<br />
zichtbaar is, kan de gordel toch<br />
verzwakt zijn.<br />
fig. 33<br />
P4Z00209<br />
Zwangere vrouwen dienen zich bij het<br />
gebruik van veiligheidsgordels strikt aan<br />
de geldende wet- en regelgeving te houden.<br />
Het verdient aanbeveling om als<br />
voorzorgsmaatregel het onderste deel<br />
van de gordel meer naar beneden om te<br />
leggen, zodat de gordel onder de buik<br />
langs loopt (fig. 33).<br />
HOE U DE VEILIGHEIDSGOR-<br />
DELS IN OPTIMALE STAAT<br />
HOUDT<br />
– Zorg dat de gordel goed uitgetrokken<br />
en niet gedraaid is.<br />
– U kunt de gordels met de hand wassen<br />
met warm water en een neutrale<br />
zeep.Knijp ze uit en laat ze in de schaduw<br />
drogen. Gebruik geen bijtende, blekende<br />
of kleurende middelen. Vermijd het<br />
gebruik van alle chemische producten die<br />
het weefsel kunnen aantasten.<br />
– Voorkom dat vocht in de oprolautomaat<br />
komt: de werking van de oprolautomaten<br />
is alleen gegarandeerd, als ze niet<br />
nat zijn geweest.<br />
47
KINDEREN VEILIG<br />
VERVOEREN<br />
Voor optimale bescherming bij een ongeval<br />
moeten alle inzittenden zittend reizen<br />
en beschermd worden door goedgekeurde<br />
veiligheidssystemen.<br />
Dit geldt met name voor kinderen.<br />
Het hoofd van kleine kinderen is in verhouding<br />
met de rest van het lichaam groter<br />
en zwaarder dan dat van volwassenen,<br />
terwijl spieren en botstructuur nog<br />
niet volledig zijn ontwikkeld. Daarom<br />
moeten kleine kinderen door andere systemen<br />
beschermd worden dan door de<br />
veiligheidsgordels.<br />
De resultaten van het onderzoek over<br />
de optimale bescherming van kleine kinderen<br />
zijn opgenomen in de Europese<br />
ECE/R44-voorschriften die wettelijk verplicht<br />
zijn. De systemen zijn onderverdeeld<br />
in vier groepen:<br />
Groep 0 gewicht: 0-10 kg<br />
Groep 1 gewicht: 9-18 kg<br />
Groep 2 gewicht: 15-25 kg<br />
Groep 3gewicht: 22-36 kg<br />
48<br />
Zoals u ziet is er een gedeeltelijke overlapping<br />
tussen de groepen; daarom zijn<br />
in de handel systemen verkrijgbaar die<br />
geschikt zijn voor verschillende gewichtsgroepen.<br />
Alle systemen moeten zijn voorzien van<br />
de typegoedkeuring en van een goed<br />
vastgehecht plaatje met het controlemerk,<br />
dat absoluut niet mag worden verwijderd.<br />
Kinderen met een gewicht boven 36 kg<br />
of met een lengte van meer dan 1,50 m<br />
worden, met betrekking tot de veiligheidssystemen,<br />
gelijkgesteld met volwassenen<br />
en moeten dan ook normaal de<br />
veiligheidsgordels omleggen.<br />
In het Alfa Romeo Lineaccessori-programma<br />
zijn kinderzitjes opgenomen<br />
voor elke gewichtsgroep, die speciaal ontworpen<br />
en ontwikkeld zijn voor de Alfa<br />
Romeo-modellen.<br />
Monteer absoluut geen<br />
kinderzitje op de stoel<br />
van de passagier voor<br />
als deze is uitgerust met een airbag.<br />
Als bij een ongeval de airbag<br />
in werking treedt (opblaast),<br />
kan dit ernstig letsel en zelfs de<br />
dood tot gevolg hebben, onafhankelijk<br />
van de zwaarte van<br />
het ongeluk. Kinderen kunnen op<br />
de passagiersstoel voor worden<br />
vervoerd bij auto’s die zijn uitgerust<br />
met een uitschakelbare airbag<br />
aan passagierszijde. In dit<br />
geval moet u er absoluut zeker<br />
van zijn dat de airbag is uitgeschakeld<br />
(het gele waarschuwingslampje<br />
op het instrumentenpaneel<br />
moet branden)
GROEP 0<br />
Baby’s tot 10 kg moeten achterstevoren<br />
(fig. 34) worden vervoerd in wiegjes,<br />
die het achterhoofd steunen en er voor<br />
zorgen dat bij abrupte snelheidswisselingen<br />
de nek niet wordt belast.<br />
Het wiegje moet op zijn plaats worden<br />
gehouden door de veiligheidsgordel, zoals<br />
in de afbeelding is aangegeven, en het<br />
kind moet op zijn beurt worden beschermd<br />
door de gordel van het wiegje<br />
zelf.<br />
De afbeelding geeft<br />
uitsluitend richtlijnen<br />
voor de montage. Monteer<br />
het wiegje volgens de instructies<br />
die de fabrikant verplicht<br />
is bij te leveren.<br />
fig. 34<br />
P4Z00045<br />
GROEP 1<br />
Kinderen met een gewicht vanaf 9 kg<br />
moeten worden vervoerd in een kinderzitje<br />
met een kussen (fig. 35), dat naar<br />
voren is gekeerd, waarbij de veiligheidsgordel<br />
van de auto zowel het kinderzitje<br />
als het kind op zijn plaats moet houden.<br />
De afbeeldingen dienen<br />
slechts ter illustratie<br />
van de montage.<br />
Houdt u bij de montage van het<br />
kinderzitje strikt aan de instructies.<br />
De fabrikant is verplicht deze<br />
instructies bij te leveren.<br />
fig. 35<br />
P4Z00046<br />
Er bestaan kinderzitjes<br />
die geschikt zijn voor de<br />
gewichtsgroepen 0 en<br />
1. Deze kinderzitjes kunnen worden<br />
bevestigd aan de veiligheidsgordels<br />
achter en hebben zelf<br />
gordels om het kind te beschermen.<br />
Vanwege het gewicht kan<br />
het gevaarlijk zijn als ze verkeerd<br />
worden gemonteerd (bijvoorbeeld<br />
als een kussen tussen<br />
het kinderzitje en de veiligheidsgordels<br />
van de auto wordt geplaatst).<br />
Houdt u voor de montage<br />
strikt aan de bijgeleverde instructies.<br />
49
GROEP 2<br />
Vanaf 15 kg kunnen kinderen direct<br />
door de veiligheidsgordels van de auto<br />
worden beschermd.<br />
Kinderen moeten zo in de kinderzitjes<br />
worden geplaatst, dat het diagonale gordelgedeelte<br />
schuin over de borst en niet<br />
langs de nek moet liggen. Het horizontale<br />
gordelgedeelte moet over het bekken<br />
en niet over de buik van het kind liggen<br />
(fig. 36).<br />
De afbeelding geeft<br />
uitsluitend richtlijnen<br />
voor de montage. Monteer<br />
het wiegje volgens de instructies<br />
die de fabrikant verplicht<br />
is bij te leveren.<br />
fig. 36<br />
50<br />
P4Z00047<br />
GROEP 3<br />
Vanaf 22 kg kunnen kinderen op een kussen<br />
vervoerd worden (fig. 37). De borstomvang<br />
is dan van dien aard dat de kinderen<br />
gewoon tegen de rugleuning kunnen<br />
steunen en niet meer in een kinderzitje hoeven<br />
te worden vervoerd. Kinderen die langer<br />
zijn dan 1,50 m kunnen net zoals volwassenen<br />
de veiligheidsgordels omleggen.<br />
Hieronder worden de veiligheids -<br />
normen voor het vervoeren van<br />
kinderen aangegeven.<br />
1)Plaats het kinderzitje bij voorkeur op<br />
één van de zitplaatsen achter omdat deze<br />
plaatsen bij een ongeval de meeste<br />
bescherming bieden.<br />
2) Vervoer kinderen nooit op de stoel<br />
van de passagier voor als deze is uitgerust<br />
met een airbag.<br />
fig. 37<br />
P4Z00048<br />
3) Als de airbag buiten werking wordt<br />
gesteld, bij uitvoeringen waarbij dit mogelijk<br />
is, moet altijd gecontroleerd worden<br />
of het systeem ook daadwerkelijk is uitgeschakeld.<br />
Het betreffende gele waarschuwingslampje<br />
op het instrumentenpaneel<br />
moet branden.<br />
4) De afbeeldingen in dit boekje geven uitsluitend<br />
richtlijnen; Houdt u bij de montage<br />
van het kinderzitje strikt aan de instructies.<br />
De fabrikant is verplicht deze instructies bij te<br />
leveren. Bewaar de instructies samen met<br />
het <strong>instructieboek</strong>je in de auto. Monteer<br />
geen gebruikte kinderzitjes waarvan de gebruiksaanwijzingen<br />
ontbreken.<br />
5) Controleer of de gordels goed zijn<br />
vastgemaakt door aan de gordelband te<br />
trekken.<br />
6) Ieder veiligheidssysteem is bedoeld<br />
voor slechts één kind: vervoer nooit twee<br />
kinderen in één systeem.<br />
7) Controleer altijd of de gordel niet<br />
langs de nek van het kind loopt.<br />
8) Zorg er tijdens de rit voor dat het<br />
kind geen afwijkende houding aanneemt<br />
of de gordels losmaakt.<br />
9) Vervoer kinderen nooit in uw armen,<br />
ook geen pasgeboren kinderen. Niemand is<br />
sterk genoeg om ze bij een ongeval vast te<br />
houden.<br />
10) Na een ongeval moet het zitje door<br />
een nieuw exemplaar worden vervangen.
GORDELSPANNERS<br />
Voor een nog effectievere bescherming<br />
zijn de veiligheidsgordels voor voorzien<br />
van gordelspanners.<br />
Dit systeem wordt bij een heftige botsing<br />
door een sensor in werking gesteld<br />
en trekt de gordel enige centimeters aan.<br />
Op deze wijze worden de inzittenden<br />
veel beter op hun plaats gehouden en<br />
wordt de voorwaartse beweging beperkt.<br />
Het blokkeren van de veiligheidsgordel<br />
geeft aan dat de gordelspanner in werking<br />
is geweest; er kan een beetje rook<br />
ontsnappen. Deze rook is niet schadelijk<br />
en duidt niet op brand.<br />
De gordelspanner behoeft geen enkel<br />
onderhoud of smering. Elke verandering<br />
van de oorspronkelijke staat zal de doelmatigheid<br />
verminderen. Als de gordelspanner<br />
door extreme natuurlijke omstandigheden<br />
(overstromingen, zeestormen)<br />
met water en modder in contact is geweest,<br />
dan moet de spanner worden vervangen.<br />
Voor een maximale bescherming door<br />
de gordelspanners moet de veiligheidsgordel<br />
zo worden omgelegd dat hij goed<br />
aansluit op borst en bekken.<br />
De gordelspanners<br />
kunnen slechts één keer<br />
werken en treden ook<br />
in werking als de veiligheidsgordel<br />
niet is omgelegd. Wendt u als<br />
de gordelspanners hebben gewerkt<br />
tot een Alfa Romeo-dealer<br />
om de gordelspanners te laten<br />
vervangen. De levensduur van<br />
het systeem is 10 jaar gerekend<br />
vanaf de productiedatum die op<br />
een sticker staat vermeld; na deze<br />
periode moeten de gordelspanners<br />
worden vervangen.<br />
Werkzaamheden<br />
waarbij stoten, sterke<br />
trillingen of verhitting<br />
(maximaal 100°C gedurende ten<br />
hoogste 6 uur) optreden, kunnen<br />
de gordelspanners beschadigen<br />
of activeren: tot die omstandigheden<br />
worden geen trillingen die<br />
voortgebracht worden door een<br />
slecht wegdek of door contacten<br />
met kleine obstakels zoals trottoirs<br />
gerekend. Wendt u tot de<br />
Alfa Romeo-dealer als ze hebben<br />
gewerkt.<br />
Het is streng verboden<br />
de gordelspanners te<br />
demonteren of open te<br />
maken. Onderhoud van de gordelspanners<br />
moet worden uitgevoerd<br />
door gekwalificeerd personeel.<br />
Wendt u altijd tot de Alfa<br />
Romeo-dealer.<br />
51
AIRBAG<br />
(voor bepaalde landen/uitvoeringen)<br />
De auto is uitgerust met een airbag voor<br />
de bestuurder en kan optioneel op bepaalde<br />
uitvoeringen/in bepaalde landen<br />
zijn uitgerust met een passagiersairbag<br />
(fig. 38).<br />
fig. 38<br />
52<br />
P4Z00049<br />
AIRBAGS VOOR (fig. 39)<br />
Beschrijving en werking<br />
De airbag voor (bestuurder en passagier)<br />
is een veiligheidsvoorziening die onmiddellijk<br />
in werking treedt bij een frontale<br />
botsing.<br />
De airbag bestaat uit een opblaasbaar<br />
luchtkussen dat in een daarvoor bestemde<br />
ruimte is geplaatst:<br />
– in het midden van het stuurwiel aan<br />
bestuurderszijde;<br />
– een luchtkussen met een groter volume<br />
boven het dashboardkastje aan passagierszijde.<br />
De airbag voor (bestuurder en passagier)<br />
is een veiligheidsvoorziening die on-<br />
fig. 39<br />
P4Z00050<br />
middellijk in werking treedt bij een middelzware<br />
frontale botsing.<br />
Bij een ongeval verwerkt een regeleenheid<br />
de gegevens van een vertragingssensor<br />
en zorgt ervoor, indien nodig, dat het<br />
kussen wordt opgeblazen.<br />
Het kussen blaast onmiddellijk op,<br />
waardoor het lichaam van de inzittenden<br />
voor wordt opgevangen en de kans op<br />
letsel beperkt wordt. Direct daarna loopt<br />
het kussen weer leeg.<br />
Bij een botsing kan een inzittende<br />
die geen veiligheidsgordel<br />
heeft omgelegd in contact komen<br />
met een airbag die nog niet volledig<br />
opgeblazen is, waardoor de<br />
inzittende minder beschermd<br />
wordt. De airbag voor (bestuurder<br />
en passagier) is geen vervanging<br />
voor de veiligheidsgordels,<br />
maar een aanvulling. Draag<br />
dus altijd veiligheidsgordels. Bovendien<br />
is het dragen van veiligheidsgordels<br />
wettelijk verplicht<br />
in Europa (en in de meeste landen<br />
daarbuiten).
Bij lichte frontale botsingen (waarbij de<br />
veiligheidsgordel de inzittende op zijn<br />
plaats houdt), wordt de airbag niet geactiveerd.<br />
Bij botsingen tegen snel vervormbare of<br />
beweegbare objecten (zoals verkeerspalen,<br />
sneeuw- of ijs-ophopingen, geparkeerde<br />
auto’s, enz), bij aanrijdingen van<br />
achteren (zoals een aanrijding door een<br />
andere auto) en bij zijdelingse aanrijdingen<br />
met andere auto’s of veiligheidsbarrières<br />
(bijvoorbeeld tegen de onderkant<br />
van de auto of de vangrail), wordt de airbag<br />
niet geactiveerd omdat geen enkele<br />
aanvullende bescherming wordt geboden<br />
ten opzichte van de veiligheidsgordels.<br />
Als de airbag in deze gevallen niet geactiveerd<br />
wordt, betekent dit niet dat het<br />
systeem niet goed functioneert.<br />
AIRBAG VOOR AAN<br />
PASSAGIERSZIJDE<br />
(indien aanwezig)<br />
De airbag voor aan passagierszijde is<br />
ontwikkeld om de bescherming te verbeteren<br />
van een inzittende voor met omgelegde<br />
veiligheidsgordel.<br />
Als de airbag volledig opgeblazen is,<br />
vult deze het grootste deel van de ruimte<br />
tussen het dashboard en de voorpassagier.<br />
ZEER GE-<br />
VAARLIJK Bij<br />
auto’s die zijn<br />
uitgerust met een airbag voor<br />
aan passagierszijde mag geen<br />
kinderzitje op de voorstoel worden<br />
gemonteerd. Als er geen andere<br />
mogelijkheid is, moet in ieder<br />
geval de airbag aan passagierszijde<br />
(indien aanwezig) uitgeschakeld<br />
worden als het kinderzitje<br />
op de passagiersstoel<br />
voor wordt geplaatst. Ook als<br />
het niet wettelijk verplicht is, raden<br />
wij u aan, voor een optimale<br />
bescherming van de volwassenen,<br />
de airbag onmiddellijk weer<br />
in te schakelen zodra u geen kinderen<br />
meer vervoert.<br />
Airbag voor aan passagierszijde<br />
uitschakelen<br />
Als het absoluut noodzakelijk is een<br />
kind op de passagiersstoel voor te vervoeren,<br />
kan de airbag voor aan passagierszijde<br />
worden uitgeschakeld.<br />
U schakelt de airbag uit door de contactsleutel<br />
in de daarvoor bestemde sleutelschakelaar<br />
op de rechter zijde van de<br />
middenconsole te steken (fig. 40).<br />
Bedien de schakelaar<br />
alleen als de motor uit<br />
staat en de contactsleutel<br />
is uitgenomen.<br />
fig. 40<br />
P4Z00051<br />
53
De sleutelschakelaar (fig. 40) heeft<br />
twee standen:<br />
1) Airbag voor aan passagierszijde ingeschakeld<br />
(stand ON P) het lampje op<br />
het instrumentenpaneel is gedoofd; het is<br />
absoluut verboden kinderen op de passagiersstoel<br />
voor te vervoeren.<br />
2) Airbag voor aan passagierszijde uitgeschakeld:<br />
(stand OFF F): het lampje<br />
op het instrumentenpaneel brandt; het<br />
is mogelijk kinderen op de passagiersstoel<br />
voor te vervoeren, waarbij ze beschermd<br />
moeten worden door passende<br />
universele systemen.<br />
Het waarschuwingslampje F op het<br />
dashboard blijft continu branden, totdat<br />
de airbag aan passagierszijde opnieuw<br />
wordt ingeschakeld.<br />
54<br />
Het waarschuwingslampje<br />
voor uitgeschakelde<br />
airbag aan passagierszijde<br />
voor F geeft eventuele<br />
storingen aan in het waarschuwingslampje<br />
van de airbag<br />
zelf ¬. In dat geval is de situatie<br />
op het instrumentenpaneel als<br />
volgt:<br />
– waarschuwingslampje storing<br />
airbag ¬ is gedoofd;<br />
– waarschuwingslampje voor<br />
uitgeschakelde airbag aan passagierszijde<br />
F knippert (langer<br />
dan de normale 4 seconden).<br />
Zet de motor onmiddellijk uit en<br />
wendt u tot de Alfa Romeo-dealer.<br />
ALGEMENE OPMERKINGEN<br />
Als u de contactsleutel<br />
in stand MAR draait,<br />
gaat het lampje ¬ branden.<br />
Na ongeveer 4 seconden<br />
moet het lampje doven. Als het<br />
waarschuwingslampje niet gaat<br />
branden, constant blijft branden<br />
of tijdens het rijden gaat branden,<br />
moet u onmiddellijk stoppen<br />
en contact opnemen met een Alfa<br />
Romeo-dealer.<br />
Als u de contactsleutel<br />
in stand MAR draait,<br />
gaat het lampje F<br />
(met de schakelaar voor uitschakeling<br />
van airbag voor aan passagierszijde<br />
in stand ON) ongeveer<br />
4 seconden branden en vervolgens<br />
4 seconden knipperen,<br />
om aan te geven dat de airbag<br />
aan passagierszijde bij een ongeval<br />
worden geactiveerd. Hierna<br />
moet het lampje doven.<br />
Rijd altijd met beide<br />
handen op de stuurwielrand,<br />
zodat bij het in<br />
werking treden van de airbag,<br />
het systeem niet wordt gehinderd<br />
door obstakels die ernstig<br />
letsel kunnen veroorzaken. Rijd<br />
niet met voorover gebogen lichaam,<br />
maar ga goed rechtop<br />
zitten en steun tegen de rugleuning.
Plaats geen stickers of<br />
andere objecten op het<br />
stuurwiel en/of de airbagmodule<br />
aan de passagierszijde.<br />
Reis niet met voorwerpen op<br />
schoot en houd vooral geen pijp,<br />
potlood, enz in de mond. Bij een<br />
ongeval waarbij de airbag in<br />
werking treedt, kan dit ernstig<br />
letsel veroorzaken.<br />
Laat bij diefstal of poging<br />
tot diefstal, bij beschadiging<br />
of als de auto<br />
bij een overstroming onder<br />
water is geweest, de airbag<br />
door een Alfa Romeo-dealer controleren.<br />
De airbags kunnen ook<br />
inschakelen als de auto<br />
stilstaat, de contactsleutel<br />
in stand MAR staat, de<br />
motor draait en de auto wordt<br />
aangereden door een andere auto.<br />
Daarom mag zich, ook bij een<br />
stilstaande auto, absoluut geen<br />
kind op de zitplaats voor bevinden.<br />
Als bij stilstaande auto en<br />
met uitgenomen contactsleutel de<br />
airbags bij een ongeval niet in<br />
werking treden, betekent dit niet<br />
dat het systeem niet goed<br />
werkt.<br />
De airbag is geen vervanging<br />
voor de veiligheidsgordels,<br />
maar een<br />
aanvulling. De inzittenden worden<br />
uitsluitend door de veiligheidsgordels<br />
beschermd bij frontale<br />
botsingen bij lage snelheid,<br />
bij zijdelingse aanrijdingen en als<br />
de auto over de kop slaat. De<br />
gordels moeten dus altijd gedragen<br />
worden.<br />
De airbag treedt in<br />
werking als de botsing<br />
zwaarder is dan een<br />
botsing waarbij alleen de gordelspanners<br />
worden geactiveerd.<br />
Bij aanrijdingen die tussen die<br />
twee drempelwaarden in liggen,<br />
treden alleen de gordelspanners<br />
in werking.<br />
55
HENDELS AAN HET<br />
STUUR<br />
De systemen die met de hendels aan<br />
het stuur worden bediend, kunt u alleen<br />
bedienen als de contactsleutel in de stand<br />
MAR staat.<br />
BELANGRIJK Alleen als het contactslot<br />
in stand PARK staat, blijft de buitenverlichting<br />
branden, ongeacht de stand<br />
van de draaiknop.<br />
fig. 41<br />
56<br />
P4Z00052<br />
HENDEL LINKS<br />
Met hendel (A-fig. 41) bedient u de<br />
richtingaanwijzers en de buitenverlichting.<br />
Als de buitenverlichting wordt ingeschakeld,<br />
gaan ook de instrumentenpaneelverlichting<br />
en de symboolverlichting van<br />
de bedieningsknoppen op het dashboard<br />
branden.<br />
Buitenverlichting uitgeschakeld<br />
Als het symbool O op de draaiknop tegenover<br />
het merkstreepje staat, dan is de<br />
buitenverlichting uitgeschakeld (fig.<br />
42).<br />
fig. 42<br />
P4Z00053<br />
Buitenverlichting<br />
De buitenverlichting wordt ingeschakeld<br />
als u de draaiknop van stand O op stand<br />
3 (of bij bepaalde uitvoeringen op 6)<br />
(fig. 43) draait.<br />
Tegelijkertijd gaat op het instrumentenpaneel<br />
lampje 3 branden.<br />
fig. 43<br />
P4Z00054
Dimlicht<br />
De dimlichten worden ingeschakeld als<br />
u de draaiknop van stand 3 in stand<br />
2 (fig. 44) zet.<br />
Grootlicht<br />
Als de draaiknop in stand 2 staat, dan<br />
kan worden overgeschakeld tussen dimen<br />
grootlicht door de hendel naar het<br />
dashboard te drukken (vergrendelde<br />
stand) (fig. 45).<br />
Tegelijkertijd gaat op het instrumentenpaneel<br />
lampje 1 branden.<br />
Als vervolgens de hendel naar het stuurwiel<br />
wordt getrokken, dan dooft het<br />
grootlicht en wordt het dimlicht weer ingeschakeld.<br />
fig. 44<br />
P4Z00055<br />
Grootlichtsignaal<br />
Het grootlichtsignaal kan worden gegeven<br />
door de hendel naar het stuurwiel te<br />
trekken (onvergrendelde stand) ongeacht<br />
de stand van de draaiknop (fig. 46).<br />
Tegelijkertijd gaat op het instrumentenpaneel<br />
lampje 1 branden.<br />
BELANGRIJKHet grootlichtsignaal<br />
wordt gegeven met het grootlicht. Om bekeuringen<br />
te vermijden, dient u zich aan<br />
de geldende verkeerswetgeving te houden.<br />
fig. 45<br />
P4Z00056<br />
Richtingaanwijzers<br />
Plaats de hendel in de (vergrendelde)<br />
stand (fig. 47):<br />
A - de rechter richtingaanwijzers worden<br />
ingeschakeld.<br />
B - de linker richtingaanwijzers worden<br />
ingeschakeld.<br />
Tegelijkertijd gaat op het instrumentenpaneel<br />
het controlelampje Ÿ of Δ knipperen.<br />
Als het stuurwiel weer in de rechtuitstand<br />
komt, dan schakelen de richtingaanwijzers<br />
automatisch uit en komt de<br />
hendel weer in de middelste stand.<br />
fig. 46<br />
P4Z00057<br />
57
BELANGRIJK Als u kort richting wilt<br />
aangeven, voor het uitvoeren van een<br />
manoeuvre waarvoor het stuurwiel<br />
slechts weinig hoeft te worden verdraaid,<br />
dan drukt u de hendel iets omhoog of<br />
omlaag (A of B) zonder dat de hendel<br />
vergrendelt. Zodra u de hendel loslaat,<br />
gaat deze automatisch terug.<br />
fig. 47<br />
58<br />
P4Z00058<br />
HENDEL RECHTS<br />
Met hendel (A-fig. 48) bedient u de<br />
ruitenwissers en -sproeiers.<br />
Ruitenwissers<br />
De hendel kan in vier verschillende standen<br />
worden gezet (fig. 49):<br />
A - Ruitenwisser uitgeschakeld.<br />
B - Wissen met interval met instelbare<br />
frequentie.<br />
C - Langzaam continu wissen.<br />
D - Snel continu wissen.<br />
fig. 48<br />
P4Z00059<br />
Hendel (E-fig. 50) draaien = instellen<br />
van het wisinterval.<br />
fig. 49<br />
fig. 50<br />
P4Z00060<br />
P4Z00061
Ruitensproeiers<br />
Als u de hendel naar het stuur trekt (onvergrendelde<br />
stand), schakelt de ruitensproeier<br />
in (fig. 51).<br />
De ruitensproeier stopt zodra u de hendel<br />
loslaat.<br />
BELANGRIJK Als u de ruitensproeiers<br />
inschakelt, schakelen na enige seconden<br />
ook automatisch de ruitenwissers gedurende<br />
enige seconden in.<br />
Als u de hendel loslaat, zal de wisser<br />
nog enkele slagen maken en vervolgens<br />
uitschakelen of doorgaan in de gekozen<br />
stand van de hendel en draaiknop (Afig.<br />
51).<br />
fig. 51<br />
P4Z00062<br />
INSTRUMENTEN<br />
BELANGRIJK Het meetbereik en de<br />
gevarenzone (rood) van de toerenteller<br />
en de snelheidsmeter zijn afhankelijk van<br />
de motoruitvoering van de auto.<br />
SNELHEIDSMETER<br />
- KILOMETERTELLER (fig. 52)<br />
A - Snelheidsmeter.<br />
B - Totaal-kilometerteller.<br />
C - Dagteller.<br />
fig. 52<br />
P4Z00063<br />
De drukknop (D-fig. 53) voor het op<br />
nul zetten van de dagteller is rechts op<br />
het instrumentenpaneel geplaatst.<br />
Druk de knop kort in voor het op nul<br />
zetten van de dagteller.<br />
fig. 53<br />
P4Z00064<br />
59
TOERENTELLER (fig. 54)<br />
Als de wijzernaald in het rode gebied<br />
staat, dan draait de motor met extreem<br />
hoge toerentallen.<br />
Het is raadzaam deze toerentallen<br />
slechts kort aan te houden.<br />
De regeleenheid van de elektronische inspuiting<br />
blokkeert tijdelijk de toevoer van<br />
brandstof als de motor met te hoge toerentallen<br />
draait, waardoor het motorvermogen<br />
zal afnemen.<br />
fig. 54<br />
60<br />
P4Z00065<br />
BRANDSTOFMETER MET<br />
WAARSCHUWINGSLAMPJE<br />
VOOR BRANDSTOFRESERVE<br />
(fig. 55)<br />
A - Brandstofmeter voor de voorraad<br />
brandstof in de tank.<br />
B - Waarschuwingslampje voor brandstofreserve.<br />
De tank heeft een inhoud inclusief reserve<br />
van 70 liter.<br />
Het waarschuwingslampje geeft aan dat<br />
nog ongeveer 9 liter brandstof aanwezig<br />
is.<br />
fig. 55<br />
P4Z00066<br />
KLOKJE (fig. 56)<br />
Het klokje is een elektronisch kwarts -<br />
klokje.<br />
Druk voor het instellen van de tijd op<br />
knop (A).<br />
Elke keer als u het knopje indrukt, verspringt<br />
het klokje een minuut.<br />
Als u het betreffende knopje ingedrukt<br />
houdt, lopen de cijfers automatisch snel<br />
door.<br />
BELANGRIJK Als de elektrische voeding<br />
wordt onderbroken (bijv. door het<br />
loskoppelen van de accu of na het vervangen<br />
van de zekering) dan stopt het<br />
klokje. Als de voedingsspanning is hersteld,<br />
moet het klokje op tijd worden gezet.<br />
fig. 56<br />
P4Z00067
KOELVLOEISTOF-<br />
TEMPERATUURMETER MET<br />
WAARSCHUWINGSLAMPJE<br />
VOOR TE HOGE KOELVLOEI-<br />
STOFTEMPERATUUR (fig. 57)<br />
A - Koelvloeistoftemperatuurmeter.<br />
Onder normale omstandigheden staat<br />
de wijzernaald ongeveer in het midden<br />
van de schaal. Als de wijzernaald in de<br />
buurt komt van de maximale waarden,<br />
moet gas worden teruggenomen.<br />
fig. 57<br />
P4Z00068<br />
B - Waarschuwingslampje voor te hoge<br />
koelvloeistoftemperatuur.<br />
Als het lampje gaat branden, betekent<br />
dit dat de koelvloeistoftemperatuur te<br />
hoog is; het is in dat geval raadzaam de<br />
motor uit te zetten en contact op te nemen<br />
met de Alfa Romeo-dealer.<br />
BELANGRIJK De wijzernaald kan ook<br />
in het rode gebied komen, terwijl u met<br />
hoge buitentemperaturen langzaam rijdt.<br />
Het is in dat geval raadzaam om de auto<br />
te stoppen en de motor enige minuten<br />
uit te zetten. Rijd vervolgens verder, zo<br />
mogelijk met een hogere snelheid.<br />
CONTROLE- EN<br />
WAARSCHUWINGS -<br />
LAMPJES<br />
Ÿ<br />
Richtingaanwijzer links<br />
(knipperend)<br />
Het lampje gaat branden als de richtingaanwijzerhendel<br />
(pijlen) omlaag wordt<br />
gezet of samen met het lampje van de<br />
rechter richtingaanwijzer, als de drukknop<br />
voor de waarschuwingsknipperlichten<br />
wordt ingedrukt.<br />
3<br />
Buitenverlichting<br />
Het lampje gaat branden als de buitenverlichting<br />
wordt ingeschakeld.<br />
Δ<br />
Richtingaanwijzer rechts<br />
(knipperend)<br />
Het lampje gaat branden als de richtingaanwijzerhendel<br />
(pijlen) omhoog wordt<br />
gezet of samen met het lampje van de<br />
linker richtingaanwijzer, als de drukknop<br />
voor de waarschuwingsknipperlichten<br />
wordt ingedrukt.<br />
61
5<br />
Het lampje gaat branden als de mistlampen<br />
voor worden ingeschakeld.<br />
1<br />
62<br />
Mistlampen<br />
Grootlicht<br />
Het lampje gaat branden als het grootlicht<br />
wordt ingeschakeld.<br />
4<br />
Mistachterlicht<br />
Het lampje gaat branden als het mistachterlicht<br />
wordt ingeschakeld.<br />
F<br />
Uitgeschakelde passagiers -<br />
airbag (optioneel op bepaalde<br />
uitvoeringen)<br />
Het lampje brandt als de airbag aan de<br />
passagierszijde met de contactsleutel buiten<br />
werking is gesteld.<br />
¢<br />
Alfa Romeo CODE<br />
Als u de contactsleutel in stand MAR<br />
draait, dan knippert het lampje een keer<br />
en daarna dooft het. Als de contactsleutel<br />
in stand MAR staat en het lampje blijft<br />
branden, dan duidt dit op een storing: zie<br />
“Alfa Romeo CODE“.<br />
Als de lampjes U en ¢tegelijk branden,<br />
dan is er een storing in de Alfa Romeo<br />
CODE.<br />
><br />
Defect in antiblokkeersysteem<br />
(ABS)<br />
Het lampje gaat branden bij een storing<br />
in het ABS-systeem. Het conventionele<br />
remsysteem blijft werken zonder antiblokkeersysteem.<br />
Neem zo spoedig mogelijk<br />
contact op met de Alfa Romeo-dealer.<br />
Als u de contactsleutel in stand MAR<br />
draait, gaat het lampje branden. Het<br />
moet na ongeveer 4 seconden doven.<br />
De auto is uitgerust<br />
met een elektronische<br />
remdrukverdeling<br />
(EBD). Als de lampjes > en x<br />
gelijktijdig branden bij een draaiende<br />
motor, dan kunnen bij hard<br />
remmen de achterwielen vroegtijdig<br />
blokkeren waardoor de auto<br />
kan gaan slippen. Rijd direct<br />
zeer voorzichtig naar de dichtstbijzijnde<br />
Alfa Romeo-dealer om<br />
het systeem te laten controleren.<br />
Geopende portieren, motorkap,<br />
kofferdeksel<br />
De lampjes gaan branden wanneer de<br />
aangegeven portieren, de motorkap of<br />
het kofferdeksel niet goed zijn gesloten.
¬<br />
Storing in airbag/gordelspanners<br />
Als u de contactsleutel in stand MAR<br />
draait, gaat het lampje branden. Het<br />
moet na ongeveer 4 seconden doven.<br />
Als bij een draaiende motor het lampje<br />
gaat branden, dan is er een storing in een<br />
airbag of de gordelspanners<br />
Als het lampje ¬ niet<br />
gaat branden, blijft<br />
branden of gaat branden<br />
tijdens het rijden, zet dan<br />
onmiddellijk de motor uit en<br />
wendt u tot de Alfa Romeodealer.<br />
<<br />
Veiligheidsgordels<br />
Als u de contactsleutel in stand MAR<br />
draait, dan gaat het lampje enige seconden<br />
branden om u er aan te herinneren<br />
dat de veiligheidsgordels moeten worden<br />
omgelegd.<br />
d<br />
Versleten remblokken<br />
voor<br />
Het lampje gaat branden als u het rempedaal<br />
intrapt en de remblokken voor zijn<br />
versleten.<br />
Als het lampje d tijdens<br />
het rijden gaat<br />
branden, terwijl het<br />
rempedaal niet is ingetrapt,<br />
wendt u dan zo snel mogelijk tot<br />
de Alfa Romeo-dealer. Als het<br />
lampje gaat branden bij ingetrapt<br />
rempedaal, laat dan zo snel mogelijk<br />
de remblokken voor vervangen.<br />
BELANGRIJK Omdat de auto is uitgerust<br />
met een slijtage-indicator voor de<br />
remblokken voor moet u, als de remblokken<br />
worden vervangen, ook de remblokken<br />
achter laten controleren.<br />
Aangetrokken handrem<br />
en/of te laag remvloei-<br />
x stofniveau<br />
Als u de contactsleutel in stand MAR<br />
draait, gaat het lampje branden. Het<br />
moet na enige seconden doven.<br />
Het lampje brandt:<br />
– als de handrem is aangetrokken;<br />
– als het vloeistofniveau voor het remsysteem/koppelingbediening<br />
in het reservoir<br />
te laag is als gevolg van een lekkage<br />
in het hydraulische circuit;<br />
– gelijktijdig met lampje > bij een storing<br />
in de elektronische remdrukverdeling<br />
(EBD).<br />
Als het lampje x tijdens<br />
het rijden gaat<br />
branden, controleer dan<br />
of de handrem niet is aangetrokken.<br />
Als het lampje blijft branden<br />
terwijl de handrem is losgezet,<br />
wendt u dan direct tot de Alfa<br />
Romeo-dealer.<br />
63
U<br />
Storing in motormanagementsysteem<br />
(EOBD)<br />
Als u onder normale omstandigheden de<br />
contactsleutel in stand MAR draait, gaat<br />
het lampje branden. Na het starten van<br />
de motor moet het lampje doven. Het<br />
lampje gaat eerst branden om de juiste<br />
werking ervan aan te geven.<br />
Als het lampje blijft branden of tijdens<br />
het rijden gaat branden:<br />
1) constant branden: duidt op een<br />
defect in het inspuit-/ontstekingssysteem.<br />
Dit kan tot gevolg hebben dat<br />
schadelijke uitlaatgasemissie toeneemt,<br />
de prestaties verminderen, de auto slechter<br />
gaat rijden en het brandstofverbruik<br />
toeneemt.<br />
U kunt onder deze omstandigheden doorrijden<br />
zonder te veel van de motor te eisen<br />
of met hoge snelheid te rijden. Als lang<br />
met een brandend waarschuwingslampje<br />
wordt doorgereden, kunnen beschadigingen<br />
ontstaan. Wendt u zo snel mogelijk<br />
tot de Alfa Romeo-dealer. Het lampje dooft<br />
als de storing verdwijnt. De storing wordt<br />
door het systeem in het geheugen opgeslagen.<br />
2) Knipperend: mogelijke beschadiging<br />
van de katalysator (zie de paragraaf<br />
64<br />
“EOBD-systeem“ in dit hoofdstuk).<br />
Als het lampje knippert, moet het gaspedaal<br />
worden losgelaten zodat de motor<br />
met lage toerentallen draait en het lampje<br />
niet meer knippert; u kunt met matige<br />
snelheid doorrijden waarbij rij-omstandigheden<br />
moeten worden vermeden die kunnen<br />
leiden tot het opnieuw gaan knipperen<br />
van het lampje. U dient zo snel mogelijk<br />
contact op te nemen met de Alfa<br />
Romeo-dealer.<br />
Als u de contactsleutel<br />
in stand MAR draait en<br />
het lampje U gaat niet<br />
branden of het gaat branden of<br />
knipperen tijdens het rijden, dan<br />
dient u zo snel mogelijk contact<br />
op te nemen met de Alfa Romeodealer.<br />
w<br />
Te lage laadstroom<br />
Als u de contactsleutel in stand MAR<br />
zet, dan gaat het lampje op het instrumentenpaneel<br />
branden. Het moet doven<br />
direct nadat de motor is gestart (als de<br />
motor draait met stationair toerental, dan<br />
kan dit iets langer duren).<br />
Als het lampje blijft branden, dan moet<br />
u zich onmiddellijk tot de Alfa Romeodealer<br />
wenden.
v<br />
Te lage motoroliedruk<br />
Als u de contactsleutel in stand MAR<br />
draait, gaat het lampje branden. Het<br />
moet doven zodra de motor is aangeslagen.<br />
Een kleine vertraging in het doven van<br />
het lampje is toegestaan bij stationair<br />
draaiende motor.<br />
Als de motor zwaar belast is geweest,<br />
dan mag het lampje flauw knipperen bij<br />
stationair toerental, als het maar direct<br />
dooft zodra er iets gas wordt gegeven.<br />
Als het lampje v<br />
tijdens het rijden gaat<br />
branden, zet dan onmiddellijk<br />
de motor uit en wendt<br />
u tot de Alfa Romeo-dealer.<br />
çK<br />
Brandstofreserve<br />
Het lampje is ingebouwd in de brandstofmeter.<br />
Het gaat branden als er nog circa 9 liter<br />
brandstof in de tank resteert.<br />
çu<br />
Te hoge koelvloeistoftemperatuur<br />
Het lampje is ingebouwd in de koelvloeistoftemperatuurmeter.<br />
Als het lampje gaat branden, betekent<br />
dit dat de koelvloeistoftemperatuur te<br />
hoog is; het is in dat geval raadzaam de<br />
motor uit te zetten en contact op te nemen<br />
met de Alfa Romeo-dealer.<br />
Ingeschakeld diefstalalarm<br />
ç (optioneel op bepaalde<br />
uitvoeringen)<br />
Het lampje links op het instrumentenpaneel<br />
knippert als het diefstalalarm is ingeschakeld.<br />
65
KLIMAATREGELING<br />
fig. 58<br />
66<br />
P4Z00210
LUCHTROOSTERS (fig. 58)<br />
A - Luchtroosters voor ontwasemen/<br />
ontdooien van voorruit.<br />
B - Verstelbare uitstroomopeningen aan<br />
zijkant.<br />
C - Luchtroosters voor ontwasemen/<br />
ontdooien van zijruiten voor.<br />
D - Verstelbare luchtroosters in het midden.<br />
E - Luchtroosters in beenruimte.<br />
LUCHTROOSTERS IN HET MID-<br />
DEN EN AAN ZIJKANTEN VER-<br />
STELLEN<br />
Druk voor het openen van de luchtroosters<br />
(A-fig. 59) op de lamel bij punt<br />
(B-fig. 60).<br />
fig. 59<br />
P4Z00070<br />
De luchtstroom kan in de gewenste richting<br />
worden versteld door de lamellen<br />
van de luchtroosters (fig. 60) te draaien.<br />
fig. 60<br />
P4Z00071<br />
67
VERWARMING EN VENTILATIE<br />
BEDIENINGSORGANEN<br />
fig. 61<br />
A - Draaiknop voor regeling luchttemperatuur.<br />
B - Draaiknop regeling aanjagersnelheid.<br />
C - Draaiknop regeling luchtverdeling.<br />
68<br />
A B C<br />
D E<br />
D - Drukknop voor in-/uitschakeling<br />
luchtrecirculatie.<br />
E - Drukknop voor in-/uitschakelen achterruit-<br />
en spiegelverwarming.<br />
P4Z00263
DRAAIKNOP VOOR REGELING<br />
LUCHTTEMPERATUUR<br />
Draai knop (A-fig.61) rechts- of linksom<br />
om de temperatuur van de lucht naar<br />
het interieur resp. te verhogen of verlagen.<br />
DRAAIKNOP VOOR REGELING<br />
AANJAGERSNELHEID<br />
Met knop (B-fig.61) kan een van de<br />
aanjagersnelheden worden gekozen,<br />
waardoor de hoeveelheid lucht naar het<br />
interieur kan worden ingesteld:<br />
– In stand 0 wordt er uitsluitend lucht<br />
door de rijwind (bij een rijdende auto) in<br />
het interieur gevoerd.<br />
– In de standen 1 t/m 5 worden achtereenvolgens<br />
de vier snelheden van de<br />
aanjager ingeschakeld; als u met lage<br />
snelheid rijdt, is het raadzaam de aanjager<br />
in te schakelen voor een betere ventilatie.<br />
DRAAIKNOP VOOR LUCHTVER-<br />
DELING<br />
Door de draaiknop (C-fig.61) met het<br />
merkteken tegenover de symbolen te zetten,<br />
kunnen de volgende standen worden<br />
gekozen:<br />
¥ Luchtstroom naar de bovenste uitstroomopeningen,<br />
de uitstroomopeningen<br />
in het midden en aan de zijkant. De<br />
luchtstroom kan worden geregeld met de<br />
bedieningsorganen van de luchtroosters.<br />
μ Luchtstroom verdeeld over de hiervoor<br />
beschreven luchtroosters en de uitstroomopeningen<br />
in de beenruimten.<br />
w Luchtstroom naar de beenruimten.<br />
≤ Luchtstroom verdeeld over voorruit/zijruiten<br />
voor en de beenruimten.<br />
- Luchtstroom naar de voorruit en zijruiten<br />
voor ontwasemen/ontdooien.<br />
Z Automatische keuze van de luchtverdeling<br />
voor een snelle ontwaseming en<br />
ontdooiing van de voorruit en zijruiten, inschakeling<br />
van de achterruitverwarming<br />
en de spiegelverwarming (zie de paragraaf<br />
“Snel ontwasemen en/of ontdooien<br />
van de voorruit, de zijruiten en de achterruit“).<br />
DRUKKNOP VOOR IN-/<br />
UITSCHAKELEN RECIRCULATIE-<br />
FUNCTIE<br />
Als u knop v (D-fig. 61) indrukt,<br />
wordt de recirculatie ingeschakeld en<br />
gaat het betreffende lampje branden.<br />
Bij ingeschakelde recirculatie komt er<br />
geen buitenlucht meer in het interieur en<br />
wordt voor bijvoorbeeld een snelle verwarming,<br />
de lucht in het interieur direct<br />
behandeld mits de aanjager in een stand<br />
tussen 1 en 5 staat.<br />
Druk de knop nogmaals in om de recirculatiefunctie<br />
uit te schakelen.<br />
69
BELANGRIJK Het verdient aanbeveling<br />
om de recirculatiefunctie in te schakelen<br />
in de file of in tunnels. Hiermee wordt<br />
voorkomen dat vervuilde lucht het interieur<br />
bereikt. Het is raadzaam het systeem<br />
niet lang achter elkaar te gebruiken, vooral<br />
niet als u met meerdere personen in de<br />
auto zit.<br />
BELANGRIJK Met de recirculatiefunctie<br />
kan de lucht sneller verwarmd worden<br />
als de behandelde lucht een hogere temperatuur<br />
heeft dan de buitenlucht. Het is<br />
echter niet raadzaam deze functie in te<br />
schakelen op regenachtige of koude dagen,<br />
omdat dan de ruiten aan de binnenzijde<br />
aanzienlijk sneller beslaan.<br />
70<br />
DRUKKNOP VOOR IN-/UIT-<br />
SCHAKELEN ACHTERRUIT- EN<br />
SPIEGELVERWARMING.<br />
Als u knop ( (E-fig. 62) indrukt,<br />
worden de achterruitverwarming en de<br />
spiegelverwarming ingeschakeld; tegelijkertijd<br />
gaat het lampje op de schakelaar<br />
branden. De functie is voorzien van een<br />
tijdschakeling, waardoor de functie na<br />
enige minuten automatisch wordt uitgeschakeld.<br />
U kunt de verwarming eerder<br />
uitschakelen, door nogmaals op de knop<br />
te drukken.<br />
BELANGRIJK Plak geen stickers of<br />
andere plaatjes op de elektrische weerstandsdraden<br />
aan de binnenzijde van de<br />
achterruit, om beschadiging van de achterruitverwarming<br />
te voorkomen.<br />
Let er bij het schoonmaken<br />
van de binnenzijde<br />
van de achterruit op<br />
dat de elektrische weerstandsdraden<br />
niet beschadigd worden.<br />
VERWARMING<br />
Ga voor het instellen van de gewenste<br />
temperatuur als volgt te werk:<br />
– draai knop (A-fig.62) voor de<br />
temperatuurregeling in het RODE gebied.<br />
– draai knop (B-fig.62) voor de<br />
luchtopbrengst in de gewenste stand.<br />
– draai knop (C-fig.62) voor de<br />
luchtverdeling in stand:<br />
μ Luchtstroom naar de luchtroosters in<br />
het midden en aan de zijkant en naar de<br />
uitstroomopeningen in de beenruimten<br />
(bij een koele of koude buitentemperatuur).<br />
w Voor verwarming van de beenruimten<br />
(bij een zeer koude buitentemperatuur).<br />
≤ Luchtstroomverdeling tussen voorruit<br />
en zijruiten en beenruimten in interieur<br />
(om te voorkomen dat de voorruit en de<br />
zijruiten beslaan).
Ga voor een maximale verwarming<br />
als volgt te werk:<br />
bij koude motor<br />
d.w.z. als de koelvloeistoftemperatuur<br />
lager is dan 70°C (wijzer van de koelvloeistoftemperatuurmeter<br />
staat links van<br />
het midden van de schaal van 50 tot<br />
90°C):<br />
– draai knop (A-fig. 62) rechtsom in<br />
de uiterste stand (RODE gebied);<br />
– zet draaiknop (B-fig. 62) op de<br />
eerste of tweede snelheid van de aanjager<br />
(merkteken op de knop op 1 of 2);<br />
bij warme motor<br />
d.w.z. als de koelvloeistoftemperatuur<br />
fig. 62<br />
P4Z00242<br />
hoger is dan 70°C (wijzer van de koelvloeistoftemperatuurmeter<br />
staat rechts<br />
van het midden van de schaal van 50 tot<br />
90°C):<br />
– draai knop (A-fig. 62) rechtsom in<br />
de uiterste stand (RODE gebied);<br />
– zet draaiknop (B-fig. 62) op de<br />
maximale aanjagersnelheid (merkteken<br />
op de knop op 5).<br />
ONTWASEMING<br />
EN/OF ONTDOOIING VAN DE<br />
VOORRUIT EN ZIJRUITEN<br />
VOOR<br />
– Schakel de recirculatie uit (lampje op<br />
knop (D-fig.62) gedoofd), als deze<br />
was ingeschakeld.<br />
– Draai knop (A-fig.62) voor regeling<br />
van de temperatuur rechtsom in de<br />
uiterste stand (RODE gebied).<br />
– Draai knop (B-fig. 62), voor regeling<br />
van de luchtopbrengst op de maximum<br />
snelheid van de aanjager.<br />
– Draai knop (C-fig. 62), voor de<br />
luchtverdeling op het symbool -.<br />
Nadat de ruiten ontwasemd/ontdooid<br />
zijn, kan een stand gekozen worden<br />
waarbij het zicht en het comfort optimaal<br />
blijven.<br />
BELANGRIJKOntdooien vindt het<br />
snelst plaats bij een warme motor.<br />
Als het buiten extreem vochtig is en/of<br />
bij regen en/of bij grote verschillen in interieur-<br />
en buitentemperatuur, raden wij u<br />
de volgende procedure aan om het beslaan<br />
van de ruiten te voorkomen:<br />
– luchtrecirculatie uitgeschakeld, lampje<br />
op knop (D-fig. 62) gedoofd;<br />
– draaiknop voor de temperatuurregeling<br />
(A-fig. 62) in het rode gebied;<br />
– aanjager ten minste in stand 3;<br />
– draaiknop voor de luchtverdeling (Cfig.<br />
62) op symbool - met de mogelijkheid<br />
stand ≤ in te schakelen als de<br />
ruiten dreigen te beslaan.<br />
71
Druk om de achterruit en de buitenspiegels<br />
te ontdooien of te ontwasemen op<br />
knop ( (E-fig. 62).<br />
SNEL ONTDOOIEN/ONTWASE-<br />
MEN VAN DE VOORRUIT, DE<br />
ZIJRUITEN VOOR<br />
EN DE ACHTERRUIT<br />
Door inschakeling van functie Z werkt<br />
het systeem als volgt voor een snelle ontwaseming/ontdooiing<br />
van de voorruit, de<br />
zijruiten voor en de achterruit:<br />
– maximale luchtopbrengst en hoogste<br />
temperatuur;<br />
– luchtrecirculatie uitgeschakeld (lampje<br />
v (D-fig. 62) gedoofd) waarbij<br />
lucht van buiten binnenstroomt;<br />
– luchtverdeling naar de voorruit en zijruiten<br />
voor;<br />
– achterruitverwarming ingeschakeld<br />
(lampje ( (E-fig. 62) brandt);<br />
– spiegelverwarming ingeschakeld.<br />
Nadat de ruiten ontwasemd zijn, kan<br />
met de draaiknop voor de luchtverdeling<br />
een stand gekozen worden waarbij het<br />
zicht optimaal blijft.<br />
72<br />
BELANGRIJK De werking van functie<br />
Z is maximaal bij warme motor. Bij een<br />
“koude“ auto (lage buiten- en interieurtemperatuur<br />
en koude motor), wordt de<br />
luchtopbrengst beperkt tot 35% van de<br />
maximum capaciteit om te voorkomen<br />
dat er een grote hoeveelheid koude lucht<br />
in het interieur wordt gevoerd.<br />
VENTILATIE<br />
– draai knop (A-fig.62) voor de<br />
temperatuurregeling in het BLAUWE gebied<br />
– draai knop (B-fig.62) voor de<br />
luchtopbrengst in de gewenste stand.<br />
– zet knop (C-fig. 62) voor luchtverdeling<br />
op symbool ¥.<br />
Op kille dagen kan het nuttig zijn het interieur<br />
iets te verwarmen.<br />
Draai hiervoor knop (A-fig. 62) iets<br />
rechtsom (begin RODE gebied) en draai<br />
knop (C-fig. 62) op het symbool μ.
AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING (optional op bepaalde uitvoeringen)<br />
BEDIENINGSORGANEN<br />
fig. 63<br />
A -Draaiknop voor regeling luchttemperatuur.<br />
B - Draaiknop regeling aanjagersnelheid.<br />
C - Draaiknop luchtverdeling.<br />
D - Drukknop in-/uitschakelen aircocompressor.<br />
E - Drukknop voor in-/uitschakeling luchtrecirculatie.<br />
F - Drukknop voor in-/uitschakeling achterruit-<br />
en spiegelverwarming.<br />
P4Z00028<br />
73
Het systeem gebruikt<br />
koelmiddel R134a, dat<br />
voldoet aan de geldende<br />
wetgeving en dat bij lekkage<br />
niet schadelijk is voor het milieu.<br />
Gebruik nooit een ander koelmiddel,<br />
omdat andere middelen ongeschikt<br />
zijn voor de componenten<br />
van het systeem.<br />
Met de airconditioning kan de gewenste<br />
temperatuur in het interieur constant worden<br />
gehouden.<br />
Ga hiervoor als volgt te werk:<br />
– stel de gewenste temperatuur in<br />
m.b.v. draaiknop (A-fig. 64);<br />
– zet draaiknop (B-fig. 64) op stand<br />
AUTO.<br />
74<br />
BELANGRIJK De compressor kan met<br />
de hand of automatisch worden in- en uitgeschakeld.<br />
Zie voor het omschakelen<br />
tussen beide mogelijkheden de paragraaf<br />
“Compressorwerking van handmatig op<br />
automatisch overschakelen”.<br />
DRAAIKNOP VOOR REGELING<br />
LUCHTTEMPERATUUR<br />
Draai knop (A-fig.64) rechts- of linksom<br />
om de temperatuur van de lucht naar<br />
het interieur resp. te verhogen of verlagen.<br />
Als draaiknop (B) in stand AUTO staat<br />
en draaiknop (A) in een uiterste stand<br />
wordt gedraaid (linksom/rechtsom), worden<br />
resp. de functies voor maximale koeling<br />
en maximale verwarming ingeschakeld<br />
zoals beschreven op de volgende pagina’s.<br />
DRAAIKNOP VOOR REGELING<br />
AANJAGERSNELHEID<br />
Door draaiknop (B-fig. 64) te draaien<br />
is het mogelijk:<br />
– stand AUTO te kiezen voor een optimale<br />
werking van het systeem zodat zo<br />
snel mogelijk de gewenste temperatuur<br />
wordt bereikt;<br />
– één van de vier aanjagersnelheden te<br />
kiezen om de beschikbare luchthoeveelheid<br />
te regelen en zo de gewenste temperatuur<br />
te handhaven.<br />
in stand “0” de aanjager volledig uit te<br />
schakelen: in dit geval wordt er uitsluitend<br />
lucht in het interieur gevoerd als de<br />
auto rijdt, mits de luchtrecirculatie is uitgeschakeld<br />
(lampje op toets v (Efig.<br />
64) gedoofd).
DRAAIKNOP VOOR<br />
LUCHTVERDELING<br />
Door de draaiknop (C-fig.64) met het<br />
merkteken tegenover de symbolen te zetten,<br />
kunnen de volgende standen worden<br />
gekozen:<br />
¥ Luchtstroom naar de bovenste uitstroomopeningen,<br />
de uitstroomopeningen<br />
in het midden en aan de zijkant. De<br />
luchtstroom kan worden geregeld met de<br />
bedieningsorganen van de luchtroosters<br />
μ Luchtstroom verdeeld over de hiervoor<br />
beschreven luchtroosters en de uitstroomopeningen<br />
in de beenruimten.<br />
w Luchtstroom naar de beenruimten.<br />
fig. 64<br />
P4Z00029<br />
≤ Luchtstroom verdeeld over voorruit/zijruiten<br />
voor en de beenruimten<br />
- Luchtstroom naar de voorruit en zijruiten<br />
voor ontwasemen/ontdooien.<br />
Z Automatische keuze van de luchtverdeling<br />
voor een snelle ontwaseming en<br />
ontdooiing van de voorruit en zijruiten, inschakeling<br />
van de achterruitverwarming<br />
en de spiegelverwarming (zie de paragraaf<br />
“Snel ontwasemen en/of ontdooien<br />
van de voorruit, de zijruiten, de achterruit<br />
en de buitenspiegels“).<br />
DRUKKNOP VOOR IN-/<br />
UITSCHAKELEN<br />
AIRCONDITIONING<br />
Als u op knop √ (D-fig. 64) drukt,<br />
schakelt de aircocompressor in en gaat de<br />
aanjager op de eerste snelheid werken;<br />
ook als de draaiknop (B-fig. 64) voor<br />
de luchtopbrengst in stand 0 staat.<br />
Als het systeem is ingeschakeld, brandt<br />
het betreffende lampje.<br />
De compressor werkt alleen bij een<br />
draaiende motor.<br />
75
AUTOMATISCHE OF<br />
HANDMATIGE BEDIENING VAN<br />
DE COMPRESSOR<br />
De in-/uitschakeling van de compressor<br />
kan automatisch of handmatig plaatsvinden.<br />
De omschakelprocedure is als volgt.<br />
Uitgangsomstandigheden:<br />
– contactsleutel in stand STOP;<br />
– draaiknop (A-fig. 65) rechtsom in<br />
de uiterste stand (maximale verwarming);<br />
– draaiknop (B-fig. 65) op 0;<br />
– draaiknop (C-fig. 65) op ¥.<br />
Automatische werking inschakelen:<br />
– draai de contactsleutel in stand MAR<br />
(zonder de motor te starten);<br />
– zet knop (B-fig. 65) achtereenvolgens<br />
in stand AUTO-0-AUTO-0;<br />
76<br />
– draai de contactsleutel in stand<br />
STOP.<br />
Als u de procedure herhaalt, wordt weer<br />
de handmatige werking ingeschakeld,<br />
waardoor de compressor alleen wordt ingeschakeld<br />
als u dat wilt, behalve in de<br />
gevallen v en Z die staan aangegeven<br />
in de tabel FUNCTIES VAN DE AUTO-<br />
MATISCH GEREGELDE AIRCONDITIONING.<br />
BELANGRIJK Als na het starten van<br />
de motor het controlelampje ingeschakelde<br />
compressor (knop D-fig. 65) ongeveer<br />
15 seconden gaat knipperen, is er<br />
een storing in de airconditioning. Wendt u<br />
tot de Alfa Romeo-dealer.<br />
fig. 65<br />
P4Z00029<br />
DRUKKNOP VOOR IN-/UIT-<br />
SCHAKELEN RECIRCULATIE-<br />
FUNCTIE<br />
Als u knop v (E-fig. 65) indrukt,<br />
wordt de recirculatie ingeschakeld en<br />
gaat het betreffende lampje branden.<br />
Hierdoor komt geen buitenlucht meer in<br />
het interieur en wordt de lucht in het interieur<br />
direct behandeld , mits de aanjager<br />
in een stand tussen AUTO en 4 staat of<br />
wanneer de airconditioning is ingeschakeld;<br />
lampje op knop (D-fig. 65)<br />
brandt.<br />
Druk de knop nogmaals in om de recirculatiefunctie<br />
uit te schakelen.<br />
Als de recirculatie wordt ingeschakeld,<br />
wordt automatisch ook de compressor ingeschakeld<br />
en gaat het betreffende lampje<br />
branden, om het beslaan van de ruiten<br />
te voorkomen. U kunt de compressor uitschakelen<br />
met drukknop √ (D-fig.<br />
65).
BELANGRIJK Met de recirculatiefunctie<br />
kunnen, afhankelijk van de werking<br />
van het systeem “Verwarming“ of “Koeling“,<br />
de gewenste omstandigheden sneller<br />
bereikt worden. Het is echter niet<br />
raadzaam deze functie handmatig in te<br />
schakelen op regenachtige of koude dagen,<br />
omdat dan de ruiten aan de binnenzijde<br />
aanzienlijk sneller kunnen beslaan,<br />
vooral als de airconditioning niet is ingeschakeld.<br />
BELANGRIJK Het verdient aanbeveling<br />
om de recirculatiefunctie in te schakelen<br />
in de file of in tunnels. Hiermee wordt<br />
voorkomen dat vervuilde lucht het interieur<br />
bereikt. Het is raadzaam het systeem<br />
niet lang achter elkaar te gebruiken, vooral<br />
niet als u met meerdere personen in de<br />
auto zit.<br />
BELANGRIJK Als de motor wordt uitgezet,<br />
onthoudt het systeem of de compressor<br />
en de recirculatiefunctie zijn ingeschakeld;<br />
deze situatie wordt aangegeven<br />
door het branden van de lampjes naast<br />
de drukknoppen (D-fig. 65) en (Efig.<br />
65). Als de motor wordt gestart,<br />
dan worden de beide functies ingeschakeld,<br />
als ze daarvoor ook ingeschakeld<br />
waren.<br />
DRUKKNOP VOOR IN-/UIT-<br />
SCHAKELEN ACHTERRUIT- EN<br />
SPIEGELVERWARMING.<br />
Als u knop ( (F-fig. 65) indrukt,<br />
dan worden de achterruit- en de spiegelverwarming<br />
ingeschakeld en gaat het bijbehorende<br />
lampje branden.<br />
De functie is voorzien van een tijdschakeling,<br />
waardoor de functie na enige minuten<br />
automatisch wordt uitgeschakeld.<br />
U kunt de verwarming eerder uitschakelen<br />
door nogmaals de knop in te drukken.<br />
TEMPERATUURSENSOREN<br />
De sensor voor de interieurtemperatuur<br />
(G-fig. 66) bevindt zich op het instrumentenpaneel<br />
naast de knop voor regeling<br />
van de luchttemperatuur. De sensor<br />
voor de buitentemperatuur bevindt zich<br />
onder de buitenspiegel aan de passagierszijde<br />
(H-fig. 66).<br />
BELANGRIJK De sensoren mogen<br />
nooit worden opengemaakt. Wendt u bij<br />
twijfel over de juiste werking tot de Alfa<br />
Romeo-dealer.<br />
fig. 66<br />
P4Z00072<br />
77
POLLENFILTER<br />
MET ACTIEVE-KOOLDEELTJES<br />
Het pollenfilter reinigt de lucht mechanisch<br />
via het elektrostatische principe, zodat<br />
de in het interieur ingevoerde lucht<br />
gezuiverd is en geen stofdeeltjes, pollen<br />
enz. bevat.<br />
Door de laag actieve kooldeeltjes aan<br />
de onderzijde van het pollenfilter wordt<br />
ook de concentratie van luchtverontreinigende<br />
bestanddelen verminderd.<br />
Het filter werkt als er buitenlucht in het<br />
interieur stroomt (recirculatie uitgeschakeld)<br />
en functioneert het best als de ruiten<br />
zijn gesloten.<br />
78<br />
Laat het filter ten minste een keer per<br />
jaar controleren door de Alfa Romeodealer,<br />
bij voorkeur aan het begin van het<br />
zomerseizoen.<br />
Als de auto veel over stoffige wegen of<br />
bij geconcentreerde luchtvervuiling rijdt,<br />
moet het pollenfilter vaker worden gecontroleerd<br />
en vervangen dan in het onderhoudsschema<br />
staat aangegeven.<br />
Een niet tijdig vervangen<br />
filter kan het rendement<br />
van de klimaat -<br />
regeling aanzienlijk beperken.<br />
KOELING<br />
Ga voor het koelen van de lucht, bij<br />
draaiende motor en gesloten ruiten, als<br />
volgt te werk:<br />
– Zet knop (A-fig. 67) voor de temperatuurregeling<br />
in de gewenste stand.<br />
– Zet knop (B-fig. 67) voor de lucht -<br />
opbrengst op:<br />
- gewenste snelheid om de luchttoevoer<br />
te regelen<br />
- AUTO als u de automatische werking<br />
van de aanjager wilt inschakelen (de gewenste<br />
temperatuur wordt hierdoor sneller<br />
bereikt).<br />
– Zet knop (C-fig. 67) voor luchtverdeling<br />
op symbool ¥.<br />
– Zij- en middenroosters: geheel open.<br />
– Druk knop √ (D-fig. 67) voor inschakeling<br />
van de compressor in (lampje<br />
brandt).<br />
Voor een gematigde koeling moet u de<br />
temperatuur verhogen door draaiknop<br />
(A-fig. 67) rechtsom te draaien.
Als de werking van de compressor automatisch<br />
wordt geregeld en met draaiknop<br />
(A-fig. 67) een lagere temperatuur<br />
wordt ingesteld dan de buitentemperatuur,<br />
wordt de compressor automatisch ingeschakeld<br />
en gaat het lampje op knop<br />
√ (D-fig. 67) branden.<br />
Ga voor maximale koeling als volgt<br />
te werk:<br />
– zet draaiknop (A-fig. 67) linksom<br />
in de uiterste stand (blauwe gebied);<br />
– zet draaiknop (B-fig. 67) op AU-<br />
TO.<br />
fig. 67<br />
P4Z00029<br />
Op deze manier wordt een minimale<br />
temperatuur verkregen met maximale<br />
luchtopbrengst.<br />
Als de recirculatie wordt ingeschakeld<br />
met knop v (E-fig. 67), wordt de<br />
lucht sneller gekoeld.<br />
Het verdient aanbeveling om de airconditioning<br />
slechts zeer kort of alleen bij<br />
zeer hoge temperaturen maximaal te laten<br />
koelen. Hierdoor wordt een te sterke<br />
afkoeling van het interieur voorkomen.<br />
ONTWASEMING<br />
EN/OF ONDOOIING VAN DE<br />
VOORRUIT EN ZIJRUITEN<br />
VOOR<br />
– Schakel de recirculatie uit (lampje op<br />
knop (E-fig. 67) gedoofd), als deze<br />
was ingeschakeld.<br />
– Zet knop (C-fig. 67) voor luchtverdeling<br />
op symbool -.<br />
– Schakel de compressor in (lampje op<br />
knop (D-fig. 67) brandt).<br />
Nadat de ruiten ontwasemd/ontdooid<br />
zijn, kan een stand gekozen worden<br />
waarbij het zicht en het comfort optimaal<br />
blijven.<br />
BELANGRIJKOntdooien vindt het<br />
snelst plaats bij een warme motor.<br />
Als het buiten extreem vochtig is en/of<br />
bij regen en/of bij grote verschillen in interieur-<br />
en buitentemperatuur, raden wij u<br />
de volgende procedure aan om het beslaan<br />
van de ruiten te voorkomen:<br />
– luchtrecirculatie uitgeschakeld, lampje<br />
op knop (E-fig. 67) gedoofd;<br />
– aanjager ten minste op de 2e snelheid;<br />
79
– zet de knop van de luchtverdeling<br />
(C-fig. 68) op symbool - met de mogelijkheid<br />
stand ≤ in te schakelen als de<br />
ruiten dreigen te beslaan;<br />
– aircocompressor ingeschakeld, lampje<br />
op knop (D-fig. 68) brandt.<br />
BELANGRIJK Een belangrijk kenmerk<br />
van de airconditioning is dat deze de<br />
lucht ontvochtigt. Het is daarom altijd aan<br />
te raden om de aircocompressor in te<br />
schakelen met knop √ (D-fig. 68) om<br />
het beslaan van de ruiten te voorkomen.<br />
Druk om de achterruit te ontdooien of<br />
ontwasemen op knop ( (F-fig. 68).<br />
80<br />
SNEL ONTDOOIEN/ONTWASE-<br />
MEN VAN DE VOORRUIT, DE<br />
ZIJRUITEN VOOR, DE ACHTER-<br />
RUIT EN DE BUITENSPIEGELS<br />
Als de functie Z is ingeschakeld, werkt<br />
het systeem automatisch , zoals hierna<br />
aangegeven, voor een snelle ontwaseming/ontdooiing<br />
van de voorruit, de zijruiten<br />
voor, de achterruit en de buitenspiegels:<br />
– maximale luchtopbrengst en hoogste<br />
temperatuur;<br />
– luchtrecirculatie uitgeschakeld (lampje<br />
v (D-fig. 68) gedoofd) waarbij<br />
lucht van buiten binnenstroomt;<br />
– compressor ingeschakeld (lampje op<br />
knop √ (D-fig. 68) brandt);<br />
– luchtverdeling naar de voorruit en zijruiten;<br />
– verwarming van de achterruit en de<br />
buitenspiegels ingeschakeld (lampje op<br />
toets ( (F-fig. 68) brandt).<br />
Nadat de ruiten ontwasemd zijn, kan<br />
met de draaiknop voor de luchtverdeling<br />
een stand gekozen worden waarbij het<br />
zicht optimaal blijft.<br />
BELANGRIJK Bij een warme motor<br />
werkt de functie Z maximaal (zie (*)<br />
bij de tabel “Functies van de automatisch<br />
geregelde airconditioning”).
VERWARMING<br />
Ga voor het instellen van de gewenste<br />
temperatuur als volgt te werk:<br />
– Zet knop (A-fig. 68) voor de temperatuurregeling<br />
in de gewenste stand.<br />
– Zet knop (B-fig. 68) voor de luchtopbrengst<br />
op:<br />
- gewenste snelheid om de luchttoevoer<br />
te regelen<br />
- in stand AUTO voor automatische<br />
werking van de aanjager.<br />
fig. 68<br />
P4Z00029<br />
– Zet knop (C-fig. 68) voor de luchtverdeling<br />
in stand:<br />
μ Luchtstroom naar de luchtroosters in<br />
het midden en aan de zijkant en naar de<br />
uitstroomopeningen in de beenruimten<br />
(bij een koele of koude buitentemperatuur).<br />
w Voor verwarming van de beenruimten<br />
(bij een zeer koude buitentemperatuur).<br />
≤ Luchtstroomverdeling tussen voorruit<br />
en zijruiten en beenruimten in interieur<br />
(om te voorkomen dat de voorruit en de<br />
zijruiten beslaan).<br />
Ga voor een maximale verwarming<br />
als volgt te werk:<br />
– draai knop (A-fig. 68) rechtsom in<br />
de uiterste stand (maximale temperatuur);<br />
– zet draaiknop (B-fig. 68) op AU-<br />
TO.<br />
Op deze manier wordt snel een maximale<br />
temperatuur verkregen met een<br />
maximale luchtopbrengst (zie (*) bij de<br />
tabel “Functies van de automatisch geregelde<br />
airconditioning”).<br />
Het verdient aanbeveling om de airconditioning<br />
slechts zeer kort of alleen bij<br />
zeer lage temperaturen maximaal te laten<br />
verwarmen. Hierdoor wordt een te<br />
sterke verwarming van het interieur voorkomen.<br />
81
AUTOMATISCH GEREGELDE AIRCONDITIONING<br />
Uitgevoerde handeling<br />
Automatisch geregelde functie<br />
Zichtbare<br />
Melding<br />
Starten van de auto (contactsleutel in<br />
de stand MAR)<br />
Ingestelde temperatuur wijzigen (Knop<br />
(A-fig. 68) rechtsom/linksom<br />
draaien)<br />
Inschakeling recirculatie (op knop (Efig.<br />
68) v) drukken)<br />
Inschakeling functie Z (knop (C-fig.<br />
68) volledig rechtsom draaien)<br />
( ) Alleen als het systeem is ingesteld volgens de aanwijzingen in de paragraaf “Automatische of handmatige bediening van de compressor”.<br />
(*) Bij een “koude” auto (lage buitentemperatuur, lage interieurtemperatuur en lage koelvloeistoftemperatuur) wordt de luchtopbrengst verminderd tot 35%<br />
van de maximale luchtopbrengst, om te voorkomen dat er in het interieur een te grote toevoer is van koude lucht.<br />
(**) De temperatuur van de verspreide lucht staat in relatie tot de koelvloeistoftemperatuur<br />
82<br />
Inschakeling compressor als de<br />
gewenste temperatuur lager of gelijk is<br />
aan de buitentemperatauur ( )<br />
Inschakeling compressor als de<br />
gewenste temperatuur lager of gelijk is<br />
aan de buitentemperatauur ( )<br />
Inschakeling compressor<br />
Inschakeling compressor<br />
Uitschakeling recirculatie<br />
Inschakeling achterruitverwarming<br />
Maximale luchtopbrengst (*)<br />
Maximale luchttemperatuur (**)<br />
Lampje op knop √ (D-fig. 68)<br />
brandt<br />
Lampje op knop √ (D-fig. 68)<br />
brandt<br />
Lampjes op knoppen √ (D) en v<br />
(E-fig. 68) branden<br />
Lampje op knop √ (D-fig. 68)<br />
brandt<br />
Lampje op knop v (E) gedoofd<br />
Lampje op knop ( (F) brandt<br />
Reden<br />
Om de gewenste temperatuur snel te<br />
bereiken en te handhaven<br />
Om de gewenste temperatuur snel te<br />
bereiken en te handhaven<br />
Om het beslaan van de ruiten te<br />
voorkomen<br />
Voor snelle ontwaseming/ontdooiing<br />
van de ruiten
BEDIENINGS -<br />
ORGANEN<br />
MISTLAMPEN<br />
Druk voor inschakeling op knop (A-fig.<br />
69) op de middenconsole. De lampen<br />
werken alleen als de buitenverlichting,<br />
dimlicht/grootlicht is ingeschakeld.<br />
Tegelijkertijd gaat op het instrumentenpaneel<br />
lampje 5 branden.<br />
Druk knop (A) nogmaals in om de mistlampen<br />
uit te schakelen.<br />
BELANGRIJK Houdt u bij het gebruik<br />
van de mistlampen aan de geldende verkeersvoorschriften.<br />
Het systeem voldoet<br />
aan de EU-normen.<br />
fig. 69<br />
P4Z000264<br />
MISTACHTERLICHT<br />
Het mistachterlicht werkt alleen als het<br />
dimlicht of de mistlampen voor zijn ingeschakeld.<br />
Druk voor inschakeling op knop<br />
(B-fig. 69) op de middenconsole.<br />
Tegelijkertijd gaat op het instrumentenpaneel<br />
lampje 4 branden.<br />
Als u de contactsleutel in stand STOP<br />
draait, schakelt het mistachterlicht automatisch<br />
uit. Het schakelt pas weer in als<br />
na het starten opnieuw op knop (B)<br />
wordt gedrukt.<br />
Druk de schakelaar nogmaals in om het<br />
mistachterlicht uit te schakelen.<br />
BELANGRIJK Houdt u bij het gebruik<br />
van het mistachterlicht aan de geldende<br />
verkeersvoorschriften. Het systeem voldoet<br />
aan de EU-normen.<br />
WAARSCHUWINGS -<br />
KNIPPERLICHTEN<br />
Druk voor inschakeling op knop (A-fig.<br />
70), ongeacht de stand van de contactsleutel.<br />
Als het systeem is ingeschakeld, knippert<br />
het lampje in de schakelaar en werken<br />
de richtingaanwijzers en de controlelampjes<br />
voor de richtingaanwijzers op het<br />
instrumentenpaneel.<br />
Druk knop (A) nogmaals in om de<br />
waarschuwingsknipperlichten uit te schakelen.<br />
BELANGRIJK Het gebruik van de<br />
waarschuwingsknipperlichten is afhankelijk<br />
van de wetgeving van het land waarin<br />
u zich bevindt. Houdt u aan de voorschriften.<br />
fig. 70<br />
P4Z00026<br />
83
KOPLAMPVERSTELLING<br />
Bedieningsknop (A-fig. 71) links<br />
naast het instrumentenpaneel kan in vier<br />
standen worden gezet die overeenkomen<br />
met een van de onderstaande beladingsgraden.<br />
Als de auto beladen is, moet de hoogte<br />
van de koplampen worden afgesteld.<br />
Stand 0: 1 persoon (bestuurder);<br />
Stand 1: 2÷4 personen;<br />
Stand 2: 2÷4 personen en bagage in<br />
bagageruimte.<br />
Stand 3: 1 persoon (bestuurder) en bagage<br />
in bagageruimte.<br />
fig. 71<br />
84<br />
P4Z00073<br />
Controleer de afstelling<br />
van de koplampen<br />
telkens als het gewicht<br />
van de lading wijzigt.<br />
TANKKLEPJE<br />
OPENEN<br />
U opent het tankklepje door op knop<br />
(B-fig. 71) te drukken, als de contactsleutel<br />
in stand STOP staat of is uitgenomen.<br />
OP NUL ZETTEN VAN<br />
DE DAGTELLER<br />
Houd om de dagteller op nul te zetten<br />
de drukknop (A-fig. 72) rechts op het<br />
instrumentenpaneel langer dan een seconde<br />
ingedrukt.<br />
LICHTSTERKTEREGELING<br />
IN STRUMENTENPANEEL<br />
Draai voor het regelen van de lichtsterkte<br />
van het instrumentenpaneel, bij ingeschakelde<br />
buitenverlichting, knop (B-fig.<br />
72).<br />
fig. 72<br />
P4Z00074
ELEKTRISCHE ONTGRENDELING<br />
VAN HET KOFFERDEKSEL<br />
Knop (A-fig. 73) voor het ontgrendelen<br />
van het kofferdeksel in is het dashboardkastje<br />
geplaatst.<br />
BELANGRIJK De ontgrendeling is uitsluitend<br />
mogelijk als de contactsleutel in<br />
stand STOP staat of is uitgenomen.<br />
BRANDSTOF-<br />
NOODSCHAKELAAR<br />
Deze veiligheidsschakelaar springt omhoog<br />
bij een botsing boven een bepaalde<br />
intensiteit, waardoor de toevoer van<br />
brandstof wordt gestopt en de motor afslaat.<br />
De schakelaar is op het linker zijpaneel<br />
onder het dashboard geplaatst.<br />
fig. 73<br />
P4Z00030<br />
Als u na een ongeval<br />
een brandstoflucht ruikt<br />
of merkt dat het brandstofsysteem<br />
lekt, druk dan de<br />
schakelaar niet terug, zodat<br />
brand wordt voorkomen.<br />
Als u geen brandstoflekkage waarneemt<br />
en de auto kan nog verder rijden, druk<br />
dan op knop (A-fig.74) om de brandstoftoevoer<br />
weer te herstellen.<br />
fig. 74<br />
P4Z00075<br />
HANDREM<br />
De handrem bevindt zich tussen de<br />
voorstoelen.<br />
Als de contactsleutel in stand MAR<br />
staat en de handrem is aangetrokken,<br />
gaat op het instrumentenpaneel het<br />
waarschuwingslampje x branden.<br />
U kunt de handrem inschakelen door de<br />
hendel omhoog te trekken, totdat de auto<br />
niet meer kan rollen.<br />
Handrem uitschakelen:<br />
– Trek hendel (A-fig. 75) iets omhoog<br />
en druk de vergrendelknop (B-fig.<br />
75) in.<br />
– Houd de knop (B) ingedrukt en laat<br />
de hendel zakken.<br />
fig. 75<br />
P4Z00076<br />
85
In noodgevallen (bijv. bergopwaarts<br />
starten) is het raadzaam de knop (Bfig.<br />
75) altijd ingedrukt te houden.<br />
De auto moet geblokkeerd<br />
zijn als de handrem<br />
enkele tanden is<br />
aangetrokken. Als dit niet het<br />
geval is, laat dan de Alfa Romeo-dealer<br />
de handrem afstellen.<br />
86<br />
VERSNELLINGSPOOK<br />
De uitvoering 2.0 T.SPARK is uitgerust<br />
met een handgeschakelde versnellingsbak<br />
met vijf versnellingen, en de uitvoering<br />
3.0 V6 24V met een handgeschakelde<br />
versnellingsbak met zes versnellingen.<br />
Om de versnellingen in te schakelen, moet<br />
u het koppelingspedaal geheel intrappen en<br />
de versnellingspook in de stand plaatsen die<br />
overeenkomt met de gekozen versnelling.<br />
Het afgebeelde schema met de standen<br />
van de versnellingen staat ook op de<br />
pook van de knop.<br />
Om de 6e versnelling in te schakelen,<br />
moet de hendel iets naar rechts geduwd<br />
worden om te voorkomen dat per ongeluk<br />
de 4e wordt ingeschakeld. Hetzelfde<br />
geldt voor het terugschakelen van de 6e naar de 5e versnelling.<br />
Voor het inschakelen van de achteruit (R)<br />
moet de auto stilstaan en de versnellings -<br />
pook vanuit de vrijstand naar rechts worden<br />
verplaatst en vervolgens naar achteren.<br />
Bij de uitvoering 3.0 V6 24V moet voor<br />
het inschakelen van de achteruit, de<br />
schuifring onder de pookknop (met de<br />
hand waarmee u de pooknop bedient)<br />
omhoog worden getrokken. Laat de<br />
schuifring los als de achteruit is ingeschakeld.<br />
Om vanuit de achteruit een andere versnelling<br />
in te schakelen, hoeft de schuifring<br />
niet omhoog te worden getrokken.<br />
Om op de juiste wijze<br />
te schakelen, moet u<br />
het koppelingspedaal<br />
geheel intrappen. Daarom mag er<br />
niets onder het pedaal liggen dat<br />
dit kan verhinderen: Let erop dat<br />
de vloermatten niet zijn dubbelgevouwen<br />
en zo de slag van de<br />
pedalen kunnen beperken.<br />
fig. 76<br />
P4Z00077
INTERIEURUITRUSTING<br />
INTERIEURVERLICHTING<br />
De interieurverlichting bestaat uit een<br />
plafondlampje (A-fig. 77) en een leeslampje<br />
(B).<br />
PLAFONDLAMPJE<br />
Het plafondlampje (A-fig. 77) gaat<br />
automatisch branden:<br />
– als de portiervergrendeling wordt uitgeschakeld<br />
met de afstandsbediening;<br />
– als de sleutel in het slot van één van<br />
de portieren wordt gestoken;<br />
– als één van de knopjes aan de binnenzijde<br />
van de portieren omhoog wordt getrokken<br />
(met uitgenomen contactsleutel);<br />
fig. 77<br />
P4Z00078<br />
– als een portier wordt geopend.<br />
Het plafondlampje dooft bij het starten<br />
van de motor of ongeveer 7 seconden na<br />
het sluiten van het portier; als het portier<br />
geopend blijft, dooft het plafondlampje<br />
na ongeveer 3 minuten.<br />
Het plafondlampje kan ook worden ingeschakeld<br />
door op de knop (C-fig.<br />
77) te drukken. Druk om het plafondlampje<br />
uit te schakelen nogmaals op de<br />
knop.<br />
LEESLAMPJE<br />
Het leeslampje (B-fig. 77) kan worden<br />
in-/uitgeschakeld door op de knop<br />
(D-fig. 77) te drukken.<br />
P4Z00079<br />
fig. 78<br />
DASHBOARDKASTJE<br />
Trek voor het openen van het dashboardkastje<br />
met ontgrendeld slot de hendel<br />
(A-fig. 78) omhoog.<br />
Slot in stand 1 = hendel vrij<br />
Slot in stand 2 = hendel vergrendeld.<br />
Rijd niet met geopend<br />
dashboardkastje: hierdoor<br />
kan de voorpassagier<br />
verwondingen oplopen bij<br />
een ongeval.<br />
Het dashboardkastje is voorzien van<br />
een binnenverlichting (B-fig. 79) die<br />
gaat branden als het dashboardkastje<br />
wordt geopend en de buitenverlichting is<br />
ingeschakeld.<br />
fig. 79<br />
P4Z00080<br />
87
OPBERGVAK OP TUNNEL-<br />
CONSOLE (fig. 80-81)<br />
In de tunnelconsole tussen de twee<br />
voorstoelen bevindt zich een opbergvak;<br />
het opbergvak kan bereikt worden door<br />
het klepje (A-fig. 81) omhoog te trekken.<br />
fig. 80<br />
fig. 81<br />
88<br />
P4Z00211<br />
P4Z00212<br />
ASBAK<br />
EN AANSTEKER<br />
Druk om de aansteker te gebruiken, als<br />
de sleutel in stand MAR staat, de knop<br />
(B-fig. 82) in; na enige seconden<br />
springt de knop in de beginstand en is de<br />
aansteker klaar voor gebruik.<br />
Voor gebruik van de asbak moet het<br />
dekseltje (A-fig. 82) worden geopend<br />
door er licht op te drukken.<br />
Om de asbak te legen, moet de asbak<br />
worden uitgenomen door het dekseltje<br />
iets omhoog te trekken (zoals is afgebeeld).<br />
Plaats de asbak weer in de houder en<br />
druk de asbak iets aan.<br />
fig. 82<br />
P4Z00083<br />
Bij ingeschakelde buitenverlichting is de<br />
asbak verlicht.<br />
Gebruik de asbak niet<br />
als prullenbak: papiertjes<br />
en dergelijke kunnen<br />
door peuken in brand raken.<br />
De aansteker wordt<br />
erg heet. Gebruik de<br />
aansteker voorzichtig<br />
en voorkom dat hij gebruikt<br />
wordt door kinderen: risico op<br />
brand en/of brandwonden.<br />
kelt.<br />
Controleer altijd of de<br />
aansteker na het indrukken<br />
ook uitscha
ZONNEKLEPPEN<br />
Ze kunnen voor de voorruit worden gedraaid.<br />
Op de achterkant van de zonneklep aan<br />
passagierszijde (A-fig. 83) bevindt zich<br />
een spiegeltje, terwijl de zonneklep aan<br />
bestuurderszijde (B-fig. 83) een documentenvakje<br />
bevat.<br />
fig. 83<br />
P4Z00213<br />
INBOUWVOORBEREIDING<br />
TELEFOON<br />
Als optional kan de auto zijn uitgerust<br />
met een inbouwvoorbereiding voor een<br />
mobiele telefoon.<br />
De voorbereiding bestaat uit:<br />
– antenne (met dubbele functie<br />
radio/telefoon) op de linker achterspatbord;<br />
– aansluitkabels voor antenne en elektrische<br />
voeding.<br />
Laat de installatie van<br />
de mobiele telefoon en<br />
de aansluiting op de inbouwvoorbereiding<br />
uitsluitend<br />
door de Alfa Romeo-dealer uitvoeren.<br />
Zo bent u verzekerd van<br />
het beste resultaat en wordt<br />
voorkomen dat de rijveiligheid in<br />
gevaar wordt gebracht.<br />
OPENDAK (indien aanwezig)<br />
De elektrische bediening werkt alleen<br />
als de contactsleutel in stand MAR<br />
staat.<br />
Onzorgvuldig gebruik<br />
van het opendak kan<br />
gevaarlijk zijn. Controleer<br />
voor en tijdens de bediening<br />
van de schakelaar altijd of de<br />
passagiers niet verwond kunnen<br />
worden door de beweging van<br />
het opendak zelf of door in beweging<br />
gebrachte voorwerpen.<br />
fig. 84<br />
P4Z00214<br />
89
fig. 85<br />
fig. 86<br />
90<br />
Open het dak niet bij<br />
sneeuw of ijs: het kan<br />
dan beschadigd worden.<br />
P4Z00216<br />
P4Z00215<br />
OPENEN-SLUITEN<br />
Als u op het uiteinde (1) van knop (Afig.<br />
84) drukt, opent het dak eerst in<br />
kantelstand (B-fig. 85) en vervolgens<br />
verplaatst het zich naar achteren in stand<br />
(C-fig. 86); druk op het uiteinde (2fig.<br />
84) om het dak te sluiten.Zodra u<br />
de schakelaar loslaat, blijft het dak in de<br />
stand staan waarin het zich op dat moment<br />
bevindt.<br />
Bij gesloten of gedeeltelijk geopend<br />
opendak kan het zonnescherm (A-fig.<br />
87) met de hand worden uitgeschoven.<br />
Open en sluit het dak<br />
alleen bij stilstaande<br />
auto.<br />
Verwijder altijd de<br />
contactsleutel uit het<br />
contactslot als u de auto<br />
verlaat, om te voorkomen dat<br />
het opendak per ongeluk in beweging<br />
wordt gebracht en zo gevaar<br />
kan opleveren voor de achtergebleven<br />
passagiers.<br />
BEDIENING IN NOODGEVAL-<br />
LEN<br />
Als het opendak niet elektrisch bediend<br />
kan worden, dan kan het ook handmatig<br />
worden bediend; ga hiervoor als volgt te<br />
werk:<br />
– Verwijder het beschermdeksel (Bfig.<br />
87).<br />
fig. 87<br />
P4Z00217
– Draai met de daarvoor bestemde<br />
sleutel onder het beschermdekseltje het<br />
aandrijfmechanisme (C-fig. 88) van<br />
het opendak in de gewenste richting.<br />
Als het dak handmatig is geopend of gesloten,<br />
draait u de sleutel eerst een halve<br />
slag terug totdat u een klik hoort, en pas<br />
daarna verwijdert u de sleutel.<br />
fig. 88<br />
P4Z00218<br />
BAGAGERUIMTE<br />
Het kofferdeksel kan zowel van binnenuit<br />
als van buitenaf worden geopend.<br />
BELANGRIJK Het kofferdeksel kan<br />
van buitenaf alleen geopend worden met<br />
de hoofdsleutel.<br />
Om het kofferdeksel te sluiten, moet u<br />
met uitgenomen contactsleutel het kofferdeksel<br />
laten zakken zonder erop te drukken,<br />
totdat het kofferdeksel in het slot<br />
vergrendelt.<br />
BELANGRIJK Als het kofferdeksel<br />
niet goed gesloten is, gaat het betreffende<br />
waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel<br />
branden.<br />
fig. 89<br />
P4Z00030<br />
VAN BINNENUIT OPENEN<br />
Druk op de knop (A-fig. 89). Deze<br />
knop is bereikbaar na het openen van het<br />
dashboardkastje.<br />
BELANGRIJK De knop(A-fig. 89)<br />
werkt alleen als de contactsleutel in stand<br />
STOP staat of is uitgenomen.<br />
VAN BUITENAF OPENEN<br />
Draai het embleem (A-fig. 90), steek<br />
de sleutel (B-fig. 90) in het slot en<br />
draai de sleutel linksom.<br />
Het kofferdeksel gaat dankzij<br />
de twee gasveren gemakkelijk<br />
open.<br />
fig. 90<br />
P4Z00031<br />
91
De gasveren zijn zo<br />
afgesteld dat het<br />
kofferdeksel op de juiste<br />
wijze wordt geopend als het<br />
deksel het oorspronkelijke gewicht<br />
heeft. Achteraf aangebrachte<br />
voorwerpen (spoiler<br />
enz.) kunnen de juiste werking<br />
en het veilige gebruik van het<br />
kofferdeksel in gevaar brengen.<br />
Als u in een gebied<br />
rijdt waar brandstof<br />
moeilijk verkrijgbaar is<br />
en u daarom reservebrandstof in<br />
een jerrycan wilt vervoeren, dan<br />
dient u zich aan de geldende<br />
wetgeving te houden. Gebruik<br />
alleen een goedgekeurde jerrycan<br />
en bevestig deze op de juiste<br />
wijze. Toch zal bij een ongeval de<br />
kans op brand groter zijn.<br />
92<br />
Bij het gebruik van de<br />
bagageruimte mogen de<br />
maximale gewichten<br />
niet worden overschreden (zie<br />
“Technische gegevens”). Controleer<br />
bovendien of de bagageruimte<br />
goed geladen is, om te<br />
voorkomen dat een voorwerp bij<br />
bruusk remmen naar voren schiet<br />
en letsel veroorzaakt.<br />
Niet goed vastgezette<br />
bagage kan bij een ongeluk<br />
de passagiers<br />
ernstig verwonden.<br />
Wanneer de bagageruimte<br />
zwaar beladen<br />
is, is het raadzaam om,<br />
voordat u in het donker gaat rijden,<br />
te controleren of de hoogte<br />
van de koplampen moet worden<br />
afgesteld (zie “Koplampverstelling”).<br />
VERLICHTING<br />
Als u het kofferdeksel opent, gaat de<br />
bagageruimteverlichting branden.<br />
Met de schakelaar (A-fig. 91) kan de<br />
bagageruimteverlichting worden uitgeschakeld.<br />
fig. 91<br />
P4Z00109
MOTORKAP<br />
De hendel voor het openen van de motorkap<br />
bevindt zich onder de bekleding<br />
van het stuurwiel.<br />
Openen<br />
– Trek aan de hendel (A-fig. 92) totdat<br />
de motorkap openspringt.<br />
– Til de motorkap iets op en duw het<br />
hendeltje (B-fig. 93) van het beveiligingsmechanisme<br />
iets omhoog.<br />
fig. 92<br />
Voer deze handeling<br />
alleen uit bij een stilstaande<br />
auto.<br />
P4Z00032<br />
De motorkap gaat<br />
dankzij de twee gasveren<br />
gemakkelijk open.<br />
Begeleid de motorkap tijdens het<br />
optillen.<br />
GEVAAR - ERNSTIGE<br />
VERWONDINGEN. Als u<br />
controle- of onderhoudswerkzaamheden<br />
in de motorruimte<br />
uitvoert, moet u er<br />
vooral op letten dat u uw hoofd<br />
niet stoot tegen het uitstekende<br />
deel van de motorkap.<br />
fig. 93<br />
P4Z00033<br />
Kom bij het uitvoeren<br />
van werkzaamheden in<br />
de motorruimte niet in<br />
de buurt van de elektroventilateur<br />
als de motor nog warm is:<br />
de elektroventilateur kan, ook bij<br />
uitgeschakeld contact, onverwacht<br />
inschakelen. Wacht totdat<br />
de motor is afgekoeld.<br />
Ook sjaals, dassen of<br />
loszittende kledingstukken<br />
kunnen door de bewegende<br />
onderdelen worden gegrepen.<br />
De veren bevatten gas<br />
onder druk: demonteer<br />
deze gasveren nooit.<br />
93
Sluiten<br />
–Laat de motorkap tot op ongeveer 20<br />
cm van de motorruimte zakken en vervolgens<br />
vallen. Controleer daarna of de motorkap<br />
goed is gesloten door de motorkap<br />
op te tillen. De motorkap mag niet alleen<br />
door de beveiliging vergrendeld zijn.<br />
Druk in dit laatste geval de motorkap<br />
niet dicht, maar til hem opnieuw op en<br />
herhaal de handeling.<br />
Controleer altijd of de<br />
motorkap goed vergrendeld<br />
is, om te voorkomen<br />
dat deze tijdens het rijden<br />
open gaat.<br />
Gebruik de beveiliging<br />
(B-fig. 93) niet om de<br />
motorkap te laten zakken<br />
en om de goede werking niet<br />
in gevaar te brengen.<br />
94<br />
KOPLAMPEN<br />
Goed afgestelde koplampen zijn belangrijk<br />
voor het comfort en de veiligheid van<br />
uzelf en de overige weggebruikers.<br />
Bovendien zijn er wettelijke voorschriften.<br />
Wendt u voor controle of afstelling tot<br />
de Alfa Romeo-dealer.<br />
KOPLAMPVERSTELLING<br />
Als de auto beladen is, helt hij achterover.<br />
Het gevolg is dat de lichtbundel van<br />
de koplampen meer naar boven schijnt.In<br />
dit geval moeten de koplampen worden<br />
afgesteld zoals hierna beschreven is.<br />
Bedien de draaiknop (A-fig. 94) links<br />
naast het instrumentenpaneel.<br />
De draaiknop kan in vier standen worden<br />
gezet die overeenkomen met een<br />
van de onderstaande beladingsgraden.<br />
Stand 0 - 1 persoon (bestuurder);<br />
Stand 1 - 2÷4 personen;<br />
Stand 2 - 2÷4 personen en bagage in<br />
bagageruimte;<br />
Stand 3 - 1 persoon (bestuurder) en bagage<br />
in bagageruimte.<br />
Controleer de afstelling<br />
van de koplampen<br />
telkens als het<br />
gewicht van de lading wijzigt.<br />
fig. 94<br />
P4Z00110
MISTLAMPEN VOOR<br />
AFSTELLEN<br />
De hoogte van de mistlampen kan worden<br />
afgesteld met de stelschroef (A-fig.<br />
96). Deze schroef is bereikbaar nadat<br />
het geklemde dekseltje (B-fig. 95) is<br />
verwijderd.<br />
Verwijder het dekseltje door een schroevendraaier<br />
in de opening te steken.<br />
fig. 95<br />
P4Z00111<br />
fig. 96<br />
Wendt u voor controle<br />
of afstelling tot de Alfa<br />
Romeo-dealer.<br />
P4Z00112<br />
ABS<br />
De auto is uitgerust met een anti-blokkeerremsysteem<br />
(ABS). Het systeem<br />
voorkomt dat de wielen blokkeren, waardoor<br />
de beschikbare grip optimaal wordt<br />
benut en de auto ook tijdens een noodstop<br />
bestuurbaar en stabiel blijft.<br />
Als het ABS in werking is getreden,<br />
merkt de bestuurder dit aan een trilling in<br />
het rempedaal, die gepaard gaat met<br />
enig geluid.<br />
Dit betekent niet dat de remmen niet<br />
goed functioneren, maar is het signaal<br />
dat het ABS in werking treedt omdat de<br />
grip op de weg verminderd is. Het is daarom<br />
noodzakelijk uw snelheid aan te passen<br />
aan de weg waarop gereden wordt.<br />
Het ABS is een aanvulling op het conventionele<br />
remsysteem; bij een storing<br />
schakelt het ABS zichzelf automatisch uit,<br />
waarna alleen het conventionele remsysteem<br />
werkt.<br />
95
Als bij een storing niet meer op het antiblokkeersysteem<br />
kan worden gerekend,<br />
zal de remcapaciteit van de auto absoluut<br />
niet minder zijn.<br />
Als u niet eerder in een auto met ABS<br />
hebt gereden, raden wij u aan het systeem<br />
eerst een paar keer uit te proberen<br />
op een glad wegdek. Verlies hierbij de<br />
veiligheid niet uit het oog en houdt u aan<br />
de wetgeving van het land waarin u zich<br />
bevindt. Bovendien raden wij u aan de<br />
volgende aanwijzingen aandachtig te lezen.<br />
Het voordeel van het ABS ten opzichte<br />
van het traditionele remsysteem is dat de<br />
auto optimaal bestuurbaar blijft, doordat<br />
het blokkeren van de wielen wordt voorkomen,<br />
ook bij een noodstop en in omstandigheden<br />
waarbij de grip op het wegdek<br />
beperkt is.<br />
Het gebruik van het ABS leidt niet altijd<br />
tot een kortere remweg: als bijv. ijs of<br />
verse sneeuw op de weg ligt, kan de<br />
remweg langer zijn.<br />
96<br />
Voor het beste gebruik van het antiblokkeersysteem,<br />
is het raadzaam de volgende<br />
aanwijzingen op te volgen.<br />
Het ABS maakt zoveel<br />
mogelijk gebruik van de<br />
beschikbare grip maar<br />
kan deze niet verhogen. Daarom<br />
moet op gladde weggedeelten altijd<br />
voorzichtig worden gereden<br />
en mogen er geen onnodige risico’s<br />
worden genomen.<br />
Als het ABS in werking<br />
treedt, betekent dit dat<br />
de grip van de banden<br />
op het wegdek gering is; u dient<br />
uw snelheid te verlagen en aan<br />
te passen aan de beschikbare<br />
grip.<br />
Bij een storing gaat<br />
het waarschuwingslampje<br />
> op het in -<br />
strumentenpaneel branden. Rijd<br />
met aangepaste snelheid naar<br />
een Alfa Romeo-dealer om de<br />
volledige werking van het systeem<br />
te laten herstellen.<br />
Wees voorzichtig bij het remmen in<br />
bochten, ook als de auto is voorzien van<br />
ABS.<br />
Het allerbelangrijkste advies is echter<br />
het volgende:<br />
Als het ABS in werking<br />
treedt, merkt u dat aan<br />
een trilling in het rempedaal.<br />
Verlaag de remdruk niet<br />
maar houd het rempedaal juist<br />
goed ingedrukt; op deze manier<br />
hebt u, afhankelijk van de conditie<br />
van het wegdek, de kortste<br />
remweg.
Als u deze aanwijzingen opvolgt, zult u<br />
onder alle omstandigheden de remmen<br />
het beste benutten.<br />
BELANGRIJK Op auto’s die met<br />
ABS zijn uitgerust, mogen uitsluitend<br />
door de fabriek voorgeschreven<br />
velgen, banden en remblokken<br />
gemonteerd worden.<br />
Het systeem wordt gecompleteerd<br />
met een elektronische remdrukverdeling<br />
EBD (Electronic<br />
Brake Distributor), die via de regeleenheid<br />
en de sensoren van<br />
het ABS de prestaties van het<br />
remsysteem verhoogt.<br />
De auto is uitgerust<br />
met een elektronische<br />
remdrukverdeling<br />
(EBD). Als bij een draaiende motor<br />
de waarschuwingslampjes ><br />
en x gelijktijdig gaan branden,<br />
dan is er een storing in het EBDsysteem;<br />
in dat geval kunnen bij<br />
hard remmen de achterwielen<br />
vroegtijdig blokkeren waardoor<br />
de auto kan gaan slippen. Rijd<br />
zeer voorzichtig naar de dichtstbijzijnde<br />
Alfa Romeo-dealer om<br />
het systeem te laten controleren.<br />
Als bij een draaiende<br />
motor alleen het waarschuwingslampje<br />
><br />
gaat branden, dan is er een storing<br />
in het ABS. In dat geval<br />
werkt het conventionele remsysteem<br />
op de normale manier, terwijl<br />
geen gebruik wordt gemaakt<br />
van het antiblokkeersysteem.<br />
Onder deze omstandigheden kan<br />
ook de werking van het EBDsysteem<br />
verminderen. Ook in dit<br />
geval raden wij u aan onmiddellijk<br />
en zeer voorzichtig naar de<br />
dichtstbijzijnde Alfa Romeodealer<br />
te rijden, om het systeem<br />
te laten controleren.<br />
Als het waarschuwingslampje<br />
x voor te<br />
laag remvloeistofniveau<br />
gaat branden, stop dan onmiddellijk<br />
en raadpleeg een Alfa Romeo-dealer.<br />
Als er vloeistof lekt<br />
uit het hydraulische systeem,<br />
wordt de werking van zowel het<br />
conventionele remsysteem als<br />
het ABS in gevaar gebracht.<br />
97
EOBD<br />
(MOTOR-<br />
MANAGEMENT-<br />
SYSTEEM)<br />
Het op de auto gemonteerde EOBD-systeem<br />
(European On Board Diagnosis) is<br />
conform de EU 98/69-richtlijnen (EURO<br />
3).<br />
Dit diagnosesysteem voert continu controles<br />
uit op de componenten die van invloed<br />
zijn op de emissies; bovendien kan<br />
de bestuurder door het branden van lampje<br />
U op het instrumentenpaneel een<br />
vermindering in de werking van de componenten<br />
constateren.<br />
Het doel is:<br />
– de werking van het systeem controleren;<br />
– signaleren wanneer door een storing<br />
de emissies boven de wettelijk vastgestelde<br />
drempelwaarde uitkomen;<br />
– signaleren wanneer het noodzakelijk<br />
is defecte componenten te vervangen.<br />
98<br />
Het systeem beschikt verder nog over<br />
een diagnosestekker die aangesloten<br />
moet worden op speciale diagnose-apparatuur.<br />
De stekker maakt het mogelijk de<br />
door de regeleenheid opgeslagen storingscodes<br />
en de specifieke parameters<br />
voor de diagnose en werking van de motor<br />
te lezen.<br />
Als u de contactsleutel<br />
in stand MAR draait en<br />
het lampje U gaat niet<br />
branden of het gaat branden of<br />
knipperen tijdens het rijden, dan<br />
dient u zo snel mogelijk contact<br />
op te nemen met de Alfa Romeodealer.<br />
BELANGRIJK Na het verhelpen van<br />
de storing moet de Alfa Romeo-dealer<br />
voor een complete controle van het systeem,<br />
tests uitvoeren op een testbank en,<br />
zonodig, een proefrit maken die eventueel<br />
een langere afstand kan omvatten.
AUTORADIO<br />
De auto is voorbereid op de inbouw van<br />
een autoradio. Deze inbouwvoorbereiding<br />
is in twee verschillende uitvoeringen leverbaar,<br />
zoals hieronder beschreven is.<br />
STANDAARDVOORZIENING<br />
De standaardvoorziening bestaat uit:<br />
– elektrisch bedienbare antenne op het<br />
linker achterspatbord<br />
– twee midranges en twee tweeters<br />
voor in de portieren<br />
– luidsprekers achter (woofer) op de<br />
hoedenplank<br />
– een inbouwplaats voor autoradio op<br />
de middenconsole<br />
– storings-onderdrukkers<br />
– alle aansluit- en voedingskabels.<br />
COMPLEET INBOUWPAKKET<br />
MET AUTORADIO<br />
(indien aanwezig)<br />
De auto kan, behalve met alle hiervoor<br />
beschreven componenten, ook worden<br />
uitgerust met een specifieke autoradio<br />
(fig. 97).<br />
fig. 97<br />
P4Z00113<br />
Alfa Romeo levert<br />
speciaal op uw auto afgestemde<br />
autoradio’s.<br />
Wendt u voor de installatie uitsluitend<br />
tot de Alfa Romeodealer;<br />
zo bent u verzekerd van<br />
het beste resultaat en worden<br />
mogelijke storingen die de garantie<br />
in gevaar kunnen brengen,<br />
uitgesloten.<br />
Als de audio-installatie<br />
(autoradio, CD-speler of<br />
cassettespeler, enz.) is<br />
uitgerust met “Diefstalbeveiligingscode”,<br />
dient u zich bij het<br />
verwijderen van de accu of het<br />
onderbreken van het voedingscircuit<br />
altijd strikt te houden aan de<br />
instructies van de fabrikant van<br />
de installatie. Deze handelingen<br />
worden namelijk gezien als het<br />
“ONBEVOEGD” verwijderen van<br />
de apparatuur.<br />
99
LUIDSPREKERS VOOR<br />
De luidsprekers voor (fig. 98) worden<br />
gemonteerd in de voorportieren.<br />
– tweeter voor de hoge tonen (A).<br />
– midrange voor de middentonen (B).<br />
fig. 98<br />
100<br />
P4Z00114<br />
LUIDSPREKERS ACHTER<br />
De luidsprekers achter(A-fig. 99)<br />
(woofer voor de lage tonen) worden aan<br />
weerszijden van de hoedenplank gemonteerd<br />
en afgedekt door beschermkappen<br />
(B-fig. 99).<br />
fig. 99<br />
P4Z00219<br />
ELEKTRISCH BEDIENBARE<br />
ANTENNE<br />
De elektrisch bedienbare antenne (Afig.<br />
100) bevindt zich in het linker achterspatbord.<br />
De antenne werkt automatisch<br />
en wordt bediend bij het in-/uitschakelen<br />
van de autoradio of de telefoon (indien<br />
aanwezig).<br />
De antenne moet schoon worden gehouden<br />
en mag niet gesmeerd worden.<br />
fig. 100<br />
P4Z00220
TANKEN MET<br />
DE ALFA GTV<br />
Door de toepassing<br />
van emissiereductiesystemen<br />
in de Alfa GTV<br />
mag u uitsluitend loodvrije benzine<br />
tanken met een octaangetal<br />
van ten minste 95 R.O.N.<br />
Om te voorkomen dat per ongeluk loodhoudende<br />
benzine wordt getankt, heeft<br />
de vulopening van de tank zodanige afmetingen<br />
dat er geen tankpistool voor<br />
loodhoudende benzine kan worden ingestoken.<br />
Kom niet dicht bij de<br />
vulopening met open<br />
vuur of een brandende<br />
sigaret: brandgevaar. Houd uw<br />
hoofd ook niet dichtbij de vulopening<br />
om te voorkomen dat u<br />
schadelijke dampen inademt.<br />
Tank nooit loodhoudende<br />
benzine omdat<br />
hierdoor de katalysator<br />
onherstelbaar kan beschadigen.<br />
Als in de tank loodhoudende benzine<br />
terecht is gekomen (ook al<br />
is dat zeer weinig), dan MAG DE<br />
MOTOR NIET WORDEN GESTART.<br />
Probeer de benzine in de tank<br />
niet te verdunnen met loodvrije<br />
superbenzine, maar maak de<br />
tank en het brandstofcircuit geheel<br />
leeg.<br />
Een beschadigde katalysator<br />
laat schadelijke<br />
stoffen in het uitlaatgas<br />
achter, waardoor het milieu<br />
wordt vervuild.<br />
DOP VAN BRANDSTOFTANK<br />
BELANGRIJK Door de hermetische afsluiting<br />
kan de druk in de tank iets oplopen;<br />
daarom is het normaal als u tijdens<br />
het losdraaien van de tankdop een gesis<br />
hoort. Het is raadzaam de dop langzaam<br />
los te draaien.<br />
Druk om de tankdop te openen op de<br />
knop (A-fig. 101) links van het instrumentenpaneel.<br />
BELANGRIJK Het klepje kan alleen<br />
worden geopend als de contactsleutel in<br />
stand STOP staat of is uitgenomen.<br />
fig. 101<br />
P4Z00276<br />
101
Vervang de tankdop<br />
zonodig alleen door een<br />
ander exemplaar van<br />
hetzelfde type, anders kan de<br />
werking van het benzinedampopvangsysteem<br />
in gevaar worden<br />
gebracht.<br />
Draai de tankdop linksom om hem te<br />
verwijderen.<br />
Tijdens het tanken kan de dop op het<br />
tankklepje (A-fig. 102) worden geplaatst<br />
met de betreffende haak.<br />
De tankdop zit met een koord aan het<br />
klepje vast om verlies van de dop te voorkomen<br />
(fig. 102).<br />
fig. 102<br />
102<br />
P4Z00277<br />
TANKKLEPJE OPENEN IN<br />
NOODGEVALLEN<br />
Als het niet lukt het tankklepje met de<br />
knop te openen, trek dan aan het koordje<br />
(A-fig. 103) rechts in de bagageruimte.<br />
fig. 103<br />
P4Z00117<br />
BESCHERMING VAN<br />
HET MILIEU<br />
Bij het ontwerp en de productie is niet<br />
alleen rekening gehouden met traditionele<br />
aspecten, zoals prestaties en veiligheid,<br />
maar is er ook veel aandacht besteed<br />
aan de groeiende milieuproblemen.<br />
De materiaalkeuze en de technische<br />
systemen en speciale voorzieningen zijn<br />
het resultaat van inspanningen die er op<br />
gericht zijn om de vervuiling van het milieu<br />
drastisch terug te dringen. Uw auto<br />
voldoet dan ook aan de strengste internationale<br />
milieunormen.<br />
GEBRUIK VAN MILIEUVRIEN-<br />
DELIJKE MATERIALEN<br />
Geen enkel onderdeel van de auto bevat<br />
asbest. De vulling van de stoelen en<br />
de handbediende airconditioning bevatten<br />
geen CFK’s (chloorfluorkoolwaterstoffen),<br />
het gas dat waarschijnlijk de oorzaak is<br />
van het gat in de ozonlaag.<br />
De kleurstoffen en de corrosiewerende<br />
behandeling van de bouten en moeren<br />
zijn niet schadelijk voor het milieu; ze bevatten<br />
dus geen lucht- en bodemverontreinigend<br />
cadmium en/of chroom.
EMISSIEREDUCTIESYSTEMEN<br />
Katalysators<br />
Het uitlaatsysteem is voorzien van een<br />
katalysator, die bestaat uit edelmetaallegeringen.<br />
De katalysator bevindt zich in<br />
een roestvast stalen houder, die bestand<br />
is tegen hoge bedrijfstemperaturen.<br />
De katalysators zetten onverbrande<br />
koolwaterstoffen, koolmonoxide en stikstofoxiden<br />
in het uitlaatgas om (ook al<br />
zijn deze dankzij het elektronische motormanagementsysteem,<br />
slechts in kleine<br />
hoeveelheden aanwezig) in niet schadelijke<br />
stoffen.<br />
Omdat tijdens de werking<br />
de katalysator<br />
zeer warm wordt, verdient<br />
het aanbeveling niet te<br />
parkeren boven brandbare materialen<br />
(papier, brandstof, gras,<br />
droge bladeren, enz.).<br />
Lambdasondes<br />
De lambdasondes meten de hoeveelheid<br />
zuurstof in het uitlaatgas.<br />
De door de lambdasondes verzonden<br />
signalen worden door de regeleenheid<br />
van het motormanagementsysteem gebruikt<br />
om het lucht-/brandstofmengsel te<br />
regelen.<br />
Benzinedamp-opvangsysteem<br />
Het is onmogelijk, ook bij stilstaande<br />
motor, benzinedampen te voorkomen.<br />
Daarom “vangt“ dit systeem de dampen<br />
in een speciaal actieve-koolfilter.<br />
Als de motor draait, dan worden deze<br />
dampen afgezogen en verbrand in de motor.<br />
INSTALLATIE<br />
TELEPASS<br />
De auto is uitgerust met een stekker<br />
voor de voeding van de Telepass-module.<br />
Deze module kan bij gespecialiseerde zaken<br />
worden aangeschaft.<br />
De stekker bevindt zich in het plafondlampje<br />
voor.<br />
Laat de Telepass-module door de Alfa<br />
Romeo-dealer installeren.<br />
103
CORRECT GEBRUIK VAN UW AUTO<br />
Door dit hoofdstuk en het volgende aandachtig door te lezen en<br />
de vermelde aanwijzingen, suggesties, en voorschriften op te volgen,<br />
kunt u het beste uit uw Alfa GTV halen op het gebied van<br />
veiligheid, prestaties, betrouwbaarheid en levensduur.In de meeste<br />
gevallen gaat het om onderwerpen met een algemeen karakter.In<br />
andere gevallen gaat het specifiek om de werking van de<br />
Alfa GTV.<br />
Lees de informatie dus aandachtig door zodat u uw auto op de<br />
beste manier kunt gebruiken.<br />
MOTOR STARTEN .................................................................................. pag. ......106<br />
VEILIG RIJDEN ................................................................................................. ......108<br />
SNEEUWKETTINGEN ...................................................................................... ......117<br />
ECONOMISCH EN MILIEUBEWUST RIJDEN ............................................ ......118<br />
TREKKEN VAN AANHANGERS ..................................................................... ......121<br />
AUTO LANGERE TIJD STALLEN ................................................................... ......122<br />
EXTRA ACCESSOIRES ..................................................................................... ......123<br />
SUGGESTIES VOOR NUTTIGE ACCESSOIRES .......................................... ......124<br />
105
MOTOR STARTEN<br />
BELANGRIJK De auto is uitgerust<br />
met een elektronische startblokkering. Zie<br />
bij startproblemen de paragraaf “ Alfa Romeo<br />
CODE”.<br />
Het is raadzaam om<br />
gedurende de eerste gebruiksperiode<br />
geen<br />
maximale prestaties van uw auto<br />
te verlangen (bijv. krachtig accelereren,<br />
langdurig rijden met<br />
hoge toerentallen en bruusk remmen).<br />
Het is zeer gevaarlijk<br />
om de motor in een afgesloten<br />
ruimte te laten<br />
draaien. De motor verbruikt<br />
zuurstof en produceert koolmonoxide<br />
dat zeer giftig is en dodelijk<br />
kan zijn.<br />
106<br />
Het contactslot is voorzien van een herstartbeveiliging.<br />
Als de motor bij de eerste<br />
poging niet aanslaat, moet u de sleutel terugdraaien<br />
in stand STOP en nogmaals<br />
starten.<br />
Het start-/contactslot is voorzien van een<br />
beveiligingsmechanisme, waardoor het slot<br />
niet van stand MAR in AVV kan worden<br />
gezet bij een draaiende motor.<br />
STARTEN<br />
Bij koude motor<br />
(1) Zorg ervoor dat de handrem is aangetrokken.<br />
(2) Zet de versnellingspook in de vrijstand.<br />
(3) Trap het koppelingspedaal geheel<br />
in zonder het gaspedaal in te trappen, zodat<br />
wordt voorkomen dat de startmotor de<br />
versnellingsbak aandrijft en de auto gaat<br />
rijden.<br />
(4) Controleer of elektrische systemen<br />
en verbruikers zijn uitgeschakeld. Let vooral<br />
op systemen die veel vermogen vragen<br />
(bijv. de achterruitverwarming).<br />
(5) Draai de sleutel in stand AVV en<br />
laat hem los zodra de motor aanslaat.<br />
Laat de contactsleutel<br />
niet in stand MAR staan<br />
als de motor stilstaat.<br />
Als de motor niet aanslaat, moet u de<br />
sleutel terugdraaien in stand STOP en<br />
nogmaals starten.<br />
Bij warme motor<br />
(1) Zorg ervoor dat de handrem is aangetrokken.<br />
(2) Zet de versnellingspook in de vrijstand.<br />
3) Trap het koppelingspedaal geheel in.<br />
(4) Controleer of elektrische systemen<br />
en verbruikers zijn uitgeschakeld. Let vooral<br />
op systemen die veel vermogen vragen<br />
(bijv. de achterruitverwarming).<br />
(5) Draai de sleutel in stand AVV en<br />
laat hem los zodra de motor aanslaat.
(6) Als de motor bij de eerste poging niet<br />
aanslaat, moet u de sleutel terugdraaien<br />
in stand STOP en nogmaals starten. Trap<br />
het gaspedaal hierbij niet herhaaldelijk in<br />
maar houd het iets ingetrapt.<br />
BELANGRIJK Als de startpoging<br />
moeizaam verloopt, blijf dan niet langdurig<br />
proberen de motor te starten. Hierdoor<br />
zou de katalysator kunnen beschadigen.<br />
Wendt u in dat geval tot de Alfa Romeodealer.<br />
MOTOR OPWARMEN<br />
– Rijd rustig weg, laat de motor niet met<br />
hoge toerentallen draaien en trap het gaspedaal<br />
niet bruusk in.<br />
– Verlang de eerste kilometers geen<br />
maximale prestaties, maar wacht tot de<br />
koelvloeistof een temperatuur van 50-60<br />
°C heeft bereikt.<br />
MOTOR UITZETTEN<br />
– Laat het gaspedaal los en wacht tot de<br />
motor met stationair toerental draait.<br />
– Draai de contactsleutel in stand<br />
STOP. Hierdoor wordt de motor uitgezet.<br />
BELANGRIJK Het is beter om de motor<br />
na een zware rit even “op adem“ te laten<br />
komen. Zet de motor niet onmiddellijk<br />
uit, maar laat hem even stationair draaien.<br />
Hierdoor kan de temperatuur in de<br />
motorruimte dalen.<br />
Gasgeven voordat u<br />
de motor uitzet heeft<br />
geen enkel nut en verspilt<br />
brandstof.<br />
NOODSTART<br />
Probeer auto’s nooit te<br />
starten door ze aan te<br />
duwen, te slepen of van<br />
een helling te laten rijden. Hierdoor<br />
zal de katalysator onherstelbaar<br />
beschadigen.<br />
STARTEN MET EEN<br />
HULPACCU<br />
Als de motor niet start (en de Alfa Romeo<br />
CODE werkt op de juiste wijze), start de<br />
motor dan met een hulpaccu, zoals wordt<br />
beschreven in het hoofdstuk “Noodgevallen“.<br />
107
VEILIG RIJDEN<br />
In deze paragraaf worden tips en aanwijzingen<br />
gegeven voor een goed en veilig<br />
gebruik van uw auto onder diverse omstandigheden.<br />
Bovendien vindt u een aantal suggesties<br />
die betrekking hebben op de belangrijkste<br />
systemen van de auto die van groot belang<br />
zijn voor de rijveiligheid.<br />
VOORDAT U WEGRIJDT<br />
Voordat u vertrekt, en in ieder geval voor<br />
het begin van een lange rit, raden wij u<br />
aan de volgende handelingen uit te voeren:<br />
– Zet de stoel, het stuur en de achteruitkijkspiegels<br />
in de juiste stand.<br />
– Controleer of de slag van de pedalen<br />
(vooral het rempedaal) niet door voorwerpen<br />
wordt belemmerd.<br />
– Houdt u bij het vervoeren van kinderen<br />
aan de voorschriften die vermeld staan<br />
in de paragraaf “Kinderen veilig vervoeren“<br />
in het hoofdstuk “Wegwijs in uw auto“.<br />
108<br />
– Controleer of de claxon goed werkt.<br />
– Controleer de werking en de conditie<br />
van de wisserbladen.<br />
– Controleer de werking van de buitenverlichting<br />
en reinig zonodig het lampenglas.<br />
– Controleer voordat u vertrekt, vooral<br />
als u in het donker rijdt, of de koplampen<br />
goed zijn afgesteld.<br />
– Controleer de onderzijde van de auto<br />
op eventuele lekkage van olie of andere<br />
vloeistoffen.<br />
– Controleer of eventuele bagage goed<br />
in de bagageruimte is geladen.<br />
– Controleer of naast uzelf ook alle overige<br />
inzittenden de veiligheidsgordel dragen.<br />
– Controleer of de handrem is uitgeschakeld<br />
en de controlelampjes op het instrumentenpaneel<br />
geen storingen aangeven.<br />
Om onverwachtse bewegingen van de<br />
auto te voorkomen, moet bij het uitschakelen<br />
van de handrem het rempedaal worden<br />
ingetrapt.<br />
Overige tips:<br />
– Lange reizen moeten in optimale conditie<br />
worden gestart en zo mogelijk van te<br />
voren worden gepland, vooral in perioden<br />
van grote drukte.<br />
– Een lichte en makkelijk verteerbare<br />
maaltijd bevordert het reactievermogen en<br />
de concentratie die noodzakelijk is om veilig<br />
te rijden.<br />
Het gebruik van alcohol,<br />
verdovende middelen<br />
en/of bepaalde medicijnen<br />
is zeer gevaarlijk. Rijd<br />
nooit onder invloed van alcohol,<br />
medicijnen of verdovende middelen.<br />
TIJDENS DE RIT<br />
– Voorzichtig rijden houdt ook in dat u<br />
alert bent op fouten en onvoorzichtigheden<br />
van anderen. Houdt u aan de maximum<br />
snelheden en gebruik op snelwegen zo<br />
veel mogelijk de rechter rijbaan.
– Gebruik bij het wisselen van rijbaan<br />
de richtingaanwijzers.<br />
– Schakel bij zonsondergang de buitenverlichting<br />
in.<br />
– Houd voldoende afstand tot de auto’s<br />
die voor u rijden; deze afstand varieert afhankelijk<br />
van de snelheid, de weersomstandigheden,<br />
de verkeerssituatie en de<br />
conditie van het wegdek.<br />
– Laat uw hand tijdens het rijden niet<br />
op de pookknop rusten omdat door de uitgeoefende<br />
druk, ook als deze licht is, de<br />
interne onderdelen van de versnellingsbak<br />
op den duur kunnen slijten.<br />
– Rijd niet met de versnellingsbak in de<br />
vrijstand.<br />
– Laat u voet niet op het koppelingspedaal<br />
rusten als dit niet nodig is omdat<br />
hierdoor de interne onderdelen van het<br />
koppelingspedaal op den duur kunnen<br />
slijten.<br />
– Rijd niet te lang achter elkaar, maar<br />
las pauzes in en gebruik die om een beetje<br />
te bewegen en weer op krachten te komen.<br />
– Zorg voor een constante luchtverversing<br />
in het interieur. Maak hiervoor gebruik<br />
van de vele instelmogelijkheden van<br />
het verwarmings- en ventilatiesysteem of<br />
van de airconditioning.<br />
Controleer ook altijd<br />
of naast uzelf ook alle<br />
overige inzittenden de<br />
veiligheidsgordel dragen. Rijden<br />
zonder veiligheidsgordels vergroot<br />
het risico op ernstig letsel<br />
of dodelijke afloop bij een ongeval.<br />
– Rijd nooit van een helling af met een<br />
afgezette motor: u kunt dan niet op de<br />
motor afremmen en de rem- en stuurbekrachtiging<br />
werken niet, waardoor meer<br />
kracht nodig is voor de bediening van het<br />
rempedaal en het stuur.<br />
– Parkeer bij pech de auto in de berm,<br />
schakel de waarschuwingsknipperlichten in<br />
en plaats de gevarendriehoek op de wettelijk<br />
verplichte afstand. U dient zich altijd<br />
aan de geldende verkeerswetgeving te<br />
houden.<br />
PARKEREN<br />
Voer voor het parkeren van de auto de<br />
volgende handelingen uit:<br />
– Zet de motor uit.<br />
– Trek de handrem aan.<br />
– Schakel de eerste versnelling in als de<br />
auto op een helling omhoog staat en de<br />
achteruit bij een helling omlaag (gezien<br />
vanuit de rijrichting).<br />
– Zet de voorwielen in een zodanige<br />
stand dat de auto onmiddellijk stopt als de<br />
handremhefboom per ongeluk naar beneden<br />
wordt gezet.<br />
Laat de contactsleutel<br />
nooit in stand MAR<br />
staan omdat hierdoor<br />
de accu ontlaadt.<br />
Laat kinderen nooit alleen<br />
achter in de auto.<br />
Neem de sleutel altijd<br />
uit het contactslot als u de auto<br />
verlaat.<br />
109
IN HET DONKER RIJDEN<br />
Rijden in het donker vergt veel meer concentratie,<br />
zowel fysiek als psychisch. Hierna<br />
volgen enkele tips voor het rijden in het<br />
donker:<br />
– Rijd extra voorzichtig, beperk zonodig<br />
de snelheid, vooral op onverlichte wegen.<br />
– Bewaar een veilige afstand, groter dan<br />
overdag, van de auto’s die voor u rijden.<br />
Het is moeilijk om de snelheid van andere<br />
auto’s te schatten als alleen de lichten te<br />
zien zijn.<br />
– Stop bij de eerste tekenen van slaperigheid:<br />
doorrijden levert gevaar op voor<br />
uzelf en voor anderen. Ga pas weer rijden<br />
na voldoende rust.<br />
– Controleer of de koplampen goed<br />
staan afgesteld: als ze te laag staan,<br />
wordt uw zicht beperkt en raakt u sneller<br />
vermoeid. Als ze te hoog staan, kunnen ze<br />
andere weggebruikers hinderen.<br />
– Gebruik het grootlicht alleen buiten de<br />
bebouwde kom en als u zeker weet dat u<br />
andere weggebruikers niet hindert.<br />
– Doof het grootlicht (indien ingeschakeld)<br />
als u een tegenligger ziet en passeer<br />
met dimlicht.<br />
– Zorg dat de koplampen en de achterlichten<br />
altijd schoon zijn.<br />
110<br />
ONDER SLECHTE WEERSOM-<br />
STANDIGHEDEN<br />
Regen en mist kunnen gevaarlijk zijn als<br />
de rijstijl niet wordt aangepast aan de<br />
weersomstandigheden. Hierna volgen enkele<br />
tips voor het rijden onder slechte<br />
weersomstandigheden:<br />
– Op natte wegen is de wrijving tussen<br />
de banden en het wegdek aanzienlijk<br />
minder. Hierdoor is de remweg aanmerkelijk<br />
langer en de grip in de bochten minder.Beperk<br />
de snelheid en bewaar een<br />
grotere afstand van de auto’s die voor u<br />
rijden.<br />
– Zware regenval en mist beperken het<br />
zicht. Schakel daarom ook overdag, overeenkomstig<br />
de wettelijke voorschriften, het<br />
dimlicht in, vooral om uzelf beter zichtbaar<br />
te maken.<br />
– Rijd niet met hoge snelheid door plassen:<br />
u kunt de controle over de auto verliezen<br />
(“aquaplaning“).<br />
– Zorg dat bij een beperkt zicht de ruiten<br />
niet beslaan. Stel de bedieningsknoppen<br />
van het ventilatiesysteem in, zoals is beschreven<br />
in het hoofdstuk “Wegwijs in uw<br />
auto“.<br />
– Controleer regelmatig de conditie van<br />
de ruitenwisserbladen.<br />
– Vermijd, indien mogelijk, het rijden in<br />
dichte mist. Mocht u toch de weg op moeten,<br />
rijd dan uiterst voorzichtig en met<br />
aangepaste snelheid. Vermijd inhalen.<br />
– Als u plotseling moet stoppen (bij een<br />
defect, door sterke vermindering van het<br />
zicht enz.), tracht dan toch buiten de rijstrook<br />
te stoppen. Zet vervolgens de waarschuwingsknipperlichten<br />
aan en, zo mogelijk,<br />
de dimlichten.<br />
IN DE BERGEN RIJDEN<br />
Het rijden in de bergen vereist extra aandacht.<br />
Hierna volgen enkele tips voor het<br />
rijden in de bergen:<br />
– Controleer voordat u vertrekt de vloeistofniveaus<br />
(motorolie,remvloeistof, koelvloeistof)<br />
en de conditie van de banden.<br />
– Rem zoveel mogelijk op de motor af<br />
en rijd in een lage versnelling bergafwaarts.<br />
Daarmee voorkomt u dat de remmen<br />
oververhit raken.<br />
– Rijd nooit naar beneden met afgezette<br />
motor of met de versnellingspook in de<br />
vrijstand, en absoluut nooit met uitgenomen<br />
contactsleutel.
– Rijd met een matige snelheid, en vermijd<br />
het “afsnijden“ van bochten.<br />
– Denk eraan dat bergopwaarts inhalen<br />
veel langzamer gaat en dat de weg daarom<br />
langer vrij moet zijn. Als u wordt ingehaald<br />
terwijl u bergopwaarts rijdt, geef de<br />
passerende auto dan de ruimte.<br />
IN DE WINTER RIJDEN<br />
Als de temperatuur onder 0 °C daalt of<br />
bij sneeuw of ijzel raden wij u het volgende<br />
aan:<br />
– Controleer voordat u vertrekt of de<br />
wisserbladen niet vast aan de voorruit zijn<br />
gevroren.<br />
– Verwijder eventuele sneeuw van het<br />
luchttoevoerrooster aan de onderzijde van<br />
de voorruit.<br />
– Blijf niet te lang met een draaiende<br />
motor in diepe sneeuw stilstaan: door de<br />
sneeuw kan de koolmonoxide van het uitlaatgas<br />
in het interieur dringen.<br />
– Zorg dat de remmen en banden in<br />
perfecte conditie zijn.<br />
– Controleer of het reservoir van de ruit<br />
en -koplampsproeiers voldoende antivries<br />
en kalkoplosser bevat.<br />
– Rem bij voorkeur op de motor af en<br />
vermijd bruusk remmen.<br />
– In de winter kan op schijnbaar droge<br />
wegen toch ijs liggen. Let daarom vooral<br />
goed op de delen van de weg die door de<br />
aanwezigheid van bomen of rotsen weinig<br />
zon krijgen, waardoor ijs kan blijven liggen.<br />
BELANGRIJK Rijd om beschadiging<br />
van de banden te voorkomen, met gemonteerde<br />
sneeuwkettingen geen lange stukken<br />
op sneeuwvrije wegen. In extreme gevallen<br />
moet u zeer langzaam rijden en de<br />
sneeuwkettingen verwijderen zodra dat<br />
mogelijk is.<br />
REMMEN<br />
De remmen zijn van essentieel belang<br />
voor de rijveiligheid en dienen dus altijd<br />
perfect te functioneren.<br />
Voor een correct gebruik, een perfecte<br />
werking en een minimale slijtage van het<br />
remsysteem, raden wij u aan de volgende<br />
aanwijzingen op te volgen:<br />
– Laat tijdens het rijden de voet niet onnodig<br />
op het rempedaal rusten.<br />
– Controleer of de slag van het rempedaal<br />
niet beperkt wordt door de vloermatten<br />
of andere obstakels.<br />
– Controleer regelmatig de werking van<br />
het remsysteem en in ieder geval voor een<br />
lange rit.<br />
– Controleer op het instrumentenpaneel<br />
of het lampje voor te laag remvloeistofniveau<br />
en aangetrokken handrem x goed<br />
werkt: Als het lampje x tijdens het rijden<br />
gaat branden en blijft branden, controleer<br />
dan of de handrem niet is aangetrokken.<br />
Als de handrem niet is aangetrokken,<br />
moet de auto onmiddellijk worden gestopt<br />
en het niveau van de remvloeistof worden<br />
gecontroleerd; als het niveau onvoldoende<br />
is, moet het eventuele defect in het remcircuit<br />
onmiddellijk worden verholpen. Als<br />
het controlelampje d gaat branden bij<br />
het intrappen van het rempedaal, dan zijn<br />
de remblokken versleten tot de minimum<br />
toegestane dikte. Laat de remblokken zo<br />
snel mogelijk door de Alfa Romeo-dealer<br />
vervangen.<br />
– Remvloeistof is hygroscopisch (remvloeistof<br />
trekt water aan); vervang de remvloeistof<br />
iedere twee jaar, onafhankelijk<br />
van het aantal afgelegde kilometers, om<br />
beschadiging ven het remsysteem te voorkomen.<br />
111
REMBEKRACHTIGER<br />
De auto is uitgerust met een rembekrachtiger<br />
die alleen werkt bij een draaiende<br />
motor. Bij een uitgezette motor moet<br />
daarom meer kracht worden uitgeoefend<br />
op het rempedaal om de gewenste remvertraging<br />
te bereiken.<br />
ANTI-BLOKKEERSYSTEEM<br />
(ABS)<br />
De auto is uitgerust met anti-blokkeersysteem<br />
(ABS) met elektronische remdrukverdeling<br />
(EBD). Wij raden u aan met het<br />
volgende rekening te houden:<br />
– Tijdens het remmen kunnen lichte trillingen<br />
in het rempedaal worden gevoeld.<br />
Dit betekent dat het ABS in werking is getreden.<br />
– De prestaties van het systeem vergroten<br />
in principe de actieve veiligheid, maar<br />
mogen de bestuurder er niet toe verleiden<br />
onnodige en onverantwoorde risico’s te<br />
nemen.<br />
– De rijstijl moet altijd zijn aangepast<br />
aan de weersomstandigheden, het zicht en<br />
het verkeer.<br />
– De maximale remvertraging blijft uiteraard<br />
altijd afhankelijk van de grip van<br />
112<br />
de banden op het wegdek. Bij sneeuw of<br />
ijs is de grip vanzelfsprekend veel minder,<br />
waardoor de remweg, ook met ABS, aanzienlijk<br />
langer zal zijn.<br />
Het ABS ontslaat de<br />
bestuurder niet van de<br />
verplichting voorzichtig<br />
te rijden. Dit geldt in het bijzonder<br />
op gladde of natte wegen.<br />
De auto is uitgerust<br />
met een elektronische<br />
remdrukverdeling<br />
(EBD). Als de lampjes > en x<br />
bij een draaiende motor gelijktijdig<br />
gaan branden, dan is er een<br />
storing in het EBD-systeem; in<br />
dit geval kunnen bij hard remmen<br />
de achterwielen vroegtijdig blokkeren<br />
waardoor de auto kan<br />
gaan slippen. Rijd zeer voorzichtig<br />
naar de dichtstbijzijnde Alfa<br />
Romeo-dealer om het systeem te<br />
laten controleren.<br />
Als bij een draaiende<br />
motor alleen het waarschuwingslampje<br />
><br />
gaat branden dan is er een storing<br />
in het ABS-systeem. In dat<br />
geval werkt het conventionele<br />
remsysteem op de normale manier,<br />
terwijl geen gebruik meer<br />
wordt gemaakt van het antiblokkeersysteem.<br />
Onder deze<br />
omstandigheden kan ook de werking<br />
van het EBD-systeem verminderen.<br />
Ook in dit geval raden<br />
wij u aan onmiddellijk en zeer<br />
voorzichtig naar de dichtstbijzijnde<br />
Alfa Romeo-dealer te rijden,<br />
om het systeem te laten controleren.<br />
STUURBEKRACHTIGING<br />
De hydraulische stuurbekrachtiging werkt<br />
alleen bij een draaiende motor. Bij stilstaande<br />
motor moet daarom meer kracht<br />
worden uitgeoefend op het stuurwiel.<br />
De stuurinrichting is een mechanisch systeem<br />
dat grote invloed heeft op de rijveiligheid.<br />
Daarom moet de auto bij een vermoedelijke<br />
storing worden stilgezet en onmiddellijk<br />
contact worden opgenomen met<br />
de Alfa Romeo-dealer.
BELANGRIJK Houd het stuurwiel in<br />
beide richtingen tot aan de aanslag, alleen<br />
voor de duur die strikt noodzakelijk<br />
is.<br />
WISSERBLADEN<br />
Controleer regelmatig de ruitenwisserbladen.<br />
Versleten of vuile wisserbladen kunnen<br />
het zicht aanzienlijk verminderen.<br />
Reinig de ruiten regelmatig door ze te ontdoen<br />
van vuil, vet- en teeraanslag. Op deze<br />
wijze wordt de levensduur van de wisserbladen<br />
aanzienlijk verlengd.<br />
Voordat u de ruitenwissers inschakelt,<br />
moet eventuele sneeuw of ijs op de ruit<br />
worden verwijderd.<br />
Wanneer de temperatuur onder 0°C is<br />
gedaald, moet, voordat de ruitenwissers<br />
worden ingeschakeld, gecontroleerd worden<br />
of er geen ijs tussen wisserblad en ruit<br />
zit: maak de wissers zonodig vrij met een<br />
anti-vriesmiddel.<br />
Schakel de ruitenwissers niet in op een<br />
droge ruit.<br />
Houdt u bij het vervangen<br />
van de wisserbladen<br />
aan de bijgeleverde<br />
instructies en aan de aanwijzingen<br />
die beschreven staan<br />
in het hoofdstuk “Onderhoud<br />
van de auto“ in dit <strong>instructieboek</strong>je.<br />
RUITEN<br />
Plak geen stickers of andere plaatjes op<br />
de ruiten: ze kunnen uzelf en andere weggebruikers<br />
afleiden en het zicht belemmeren.<br />
WIELEN<br />
De krik mag alleen gebruikt<br />
worden voor het<br />
verwisselen van een wiel. Voer<br />
geen werkzaamheden uit onder<br />
de auto als deze is opgekrikt.<br />
De door de fabrikant gemonteerde wielen<br />
(velgen en banden) passen het best bij<br />
de eigenschappen van de auto en garanderen<br />
een maximum aan veiligheid en<br />
comfort onder alle normale rij-omstandigheden.<br />
Als u de op de auto gemonteerde<br />
velgen of banden wilt vervangen,<br />
dient u eerst de tabel met de toegestane<br />
band- en velgtypen in het<br />
hoofdstuk “Technische gegevens“<br />
te raadplegen. U kunt ook contact<br />
op te nemen met een Alfa Romeodealer.<br />
Houd altijd de combinatie tussen<br />
velg-/bandenmaat aan die<br />
oorspronkelijk onder de auto is<br />
gemonteerd.<br />
Reservewiel<br />
De auto kan worden uitgerust met een compact<br />
reservewiel (optional) dat specifiek is<br />
voor het velgtype (staal of lichtmetaal) van<br />
de standaard gemonteerde banden.<br />
BELANGRIJK Als de stalen velgen<br />
worden vervangen door lichtmetalen velgen<br />
of omgekeerd, moet ook het reservewiel<br />
worden vervangen.<br />
Het reservewiel mag alleen in noodgevallen<br />
worden gebruikt. Het gebruik van het noodreservewiel<br />
moet tot een minimum beperkt blijven<br />
en er mag niet harder worden gereden<br />
dan 80 km/h. Bij een gemonteerd reservewiel<br />
veranderen de rij-eigenschappen van de<br />
auto. Vermijd met vol gas optrekken, bruusk<br />
remmen en hoge snelheden in de bochten.<br />
113
Het reservewiel is niet geschikt voor de<br />
montage van sneeuwkettingen. Als u een<br />
lekke voorband (aangedreven wiel) hebt<br />
en er moet met sneeuwkettingen worden<br />
gereden dan moet u een wiel van de achteras<br />
afhalen en daarvoor in de plaats het<br />
reservewiel monteren.<br />
Zo hebt u op de vooras twee normale<br />
voorwielen waarop u de sneeuwkettingen<br />
kunt monteren.<br />
Controleer regelmatig of de spanning van<br />
de band van het reservewiel 4,2 bar (kg/<br />
cm2 ) bedraagt.<br />
BELANGRIJK De levensduur van de<br />
band van het reservewiel is ongeveer<br />
3.000 km. Hierna moet de band worden<br />
vervangen door een band van hetzelfde type<br />
dat geschikt is voor het gebruikte velgtype<br />
(zie “Technische gegevens“).<br />
Monteer nooit een normale band op een<br />
velg die voor een reservewiel bedoeld is.<br />
Gebruik nooit twee of meer reservewielen.<br />
Laat het verwisselde wiel zo snel mogelijk<br />
repareren en monteren.<br />
114<br />
Tirekit (reparatiekit voor banden)<br />
De auto kan in plaats van met een compact<br />
reservewiel worden uitgerust met een<br />
kit voor de snelle reparatie van lekke banden.<br />
Zie voor het gebruik van de kit het<br />
hoofdstuk “Noodgevallen“ en de bijgeleverde<br />
instructies.<br />
Plaats na het repareren<br />
van de band de stic -<br />
ker uit het reparatiekoffertje<br />
op een voor de bestuurder<br />
zichtbare plaats (bijvoorbeeld<br />
op het dashboard) om aan<br />
te geven dat de band behandeld<br />
is met de snelle reparatiekit en<br />
er voorzichtig en niet harder dan<br />
80 km/h dient te worden gereden.<br />
Rijd voorzichtig naar de<br />
dichtstbijzijnde garage om de<br />
band te laten vervangen. U moet<br />
absoluut aangeven dat de band<br />
is gerepareerd met reparatiekit.<br />
Velgen<br />
De bouten moeten met een aanhaalmoment<br />
van 100 Nm (10 kgm) worden aangedraaid.<br />
Banden<br />
De auto is voorzien van Tubeless radiaal<br />
banden, d.w.z. zonder binnenband. Voor<br />
een optimaal rijcomfort, maximale veiligheid<br />
en een lange levensduur van de banden,<br />
raden wij u aan de volgende aanwijzingen<br />
op te volgen:<br />
– Rijd met nieuwe banden de eerste<br />
100 km niet met hoge snelheden.<br />
– Beperk de snelheid in bochten, ook als<br />
de prestaties van de auto hogere snelheden<br />
toestaan.<br />
– Vermijd sterk accelereren en onnodig<br />
remmen.<br />
– Rijd niet langdurig met hoge snelheden,<br />
vooral niet op een slecht wegdek.<br />
– Zorg dat de wielen goed gebalanceerd<br />
zijn en de wieluitlijning goed is.<br />
– Voorkom dat de banden in contact komen<br />
met harde voorwerpen, zoals stoepranden<br />
(bijv. tijdens het parkeren van de<br />
auto).
– Voer geen werkzaamheden uit aan het<br />
ventiel.<br />
– Plaats geen enkel soort gereedschap<br />
tussen velg en band.<br />
– Vervang velgen die vervormingen vertonen.<br />
– Vervang bij abnormaal spanningsverlies<br />
het wiel en laat de band controleren.<br />
– Gebruik voor het balanceren speciale<br />
balanceergewichten voor tubeless-banden.Gebruik<br />
voor het balanceren van wielen<br />
met lichtmetalen velgen uitsluitend<br />
originele Alfa Romeo-balanceergewichten.<br />
– De bandenspanning, inclusief die van<br />
het reservewiel moet overeenkomen met<br />
de voorgeschreven bandenspanning (zie<br />
hoofdstuk “Technische gegevens“).<br />
– Laat de banden regelmatig op beschadigingen<br />
controleren.<br />
– Gebruikte banden van onbekende herkomst<br />
of verouderde banden (ouder dan 6<br />
jaar) mogen alleen in noodgevallen en<br />
met de nodige voorzichtigheid worden gebruikt.<br />
– In tubeless banden mogen geen binnenbanden<br />
gebruikt worden.<br />
– Laat de auto nooit langdurig geparkeerd<br />
staan op de rand van een stoep of<br />
op een andere oneffenheid in het wegdek.<br />
– Laat de profieldiepte van het loopvlak<br />
regelmatig controleren, en houdt u hierbij<br />
aan de wettelijk voorgeschreven minimum<br />
waarden.<br />
BELANGRIJK Bepaalde type banden<br />
zijn voorzien van slijtage-indicatoren; de<br />
banden moeten vervangen worden zodra<br />
deze indicatoren op het loopvlak zichtbaar<br />
zijn.<br />
Controleer regelmatig of de banden geen<br />
ongelijkmatige slijtage van het loopvlak<br />
vertonen; is dit het geval, raadpleeg dan<br />
een Alfa Romeo-dealer om de oorzaak te<br />
laten wegnemen.<br />
Naarmate het loopvlak van de banden<br />
slijt, neemt op natte wegen het gevaar<br />
voor aquaplaning toe.<br />
Om gelijkmatige slijtage van de banden<br />
op de vooras en achteras te verkrijgen, is<br />
het raadzaam om de banden om de<br />
10.000 - 15.000 km van as te verwisselen.<br />
Hierbij moeten de banden aan dezelfde<br />
zijde van de auto gemonteerd blijven,<br />
zodat een omkering van de draairichting<br />
wordt voorkomen (fig. 1).<br />
fig. 1<br />
Verwissel de banden<br />
niet kruiselings.<br />
P4Z00221<br />
115
Bandenspanning en slijtage<br />
Als de banden op de juiste spanning<br />
worden gehouden, neemt niet alleen de<br />
levensduur van de banden toe maar ook<br />
de rijveiligheid, omdat de wegligging er<br />
door wordt beïnvloed.<br />
De spanning van de banden, inclusief<br />
het reservewiel, moet regelmatig en voor<br />
een lange rit worden gecontroleerd.<br />
De bandenspanning moet bij koude banden<br />
worden gecontroleerd; gebruik een<br />
manometer en houd de waarden aan die<br />
vermeld staan in het hoofdstuk “Technische<br />
gegevens“.<br />
Een onjuiste bandenspanning veroorzaakt<br />
een onregelmatige slijtage van de<br />
banden (fig. 2):<br />
fig. 2<br />
116<br />
P4Z00119<br />
A - Normale spanning: gelijkmatige<br />
slijtage van het loopvlak.<br />
Een juiste bandenspanning garandeert<br />
een maximale levensduur en een optimale<br />
grip, aangezien het loopvlak over de volle<br />
breedte contact heeft met het wegdek,<br />
waardoor de slijtage gelijkmatiger is.<br />
Een juiste bandenspanning zorgt ook<br />
voor:<br />
– Een betere wegligging van de auto.<br />
– Een uiterst soepele en nauwkeuriger<br />
besturing.<br />
– Een lager brandstofverbruik door de<br />
geringe rolweerstand van het wiel.<br />
B - Te lage spanning: te grote slijtage<br />
aan de zijkanten van het loopvlak.<br />
Bij een te lage bandenspanning, ontstaat<br />
er een ongelijkmatige slijtage van het<br />
loopvlak (grotere slijtage aan de zijkanten)<br />
en wordt de band te heet. Hierdoor<br />
kunnen onderdelen van de band losraken<br />
en schade veroorzaken aan het karkas.<br />
Deze schade kan het leeglopen van de<br />
band of een klapband tot gevolg hebben.<br />
C - Te hoge spanning: te grote slijtage<br />
in het midden van het loopvlak.<br />
Een te hoge bandenspanning veroorzaakt:<br />
– Een ongelijkmatige slijtage van het<br />
loopvlak (grotere slijtage in het midden).<br />
– Een vermindering van het rijcomfort.<br />
– Een grotere gevoeligheid van de banden<br />
voor schokken.<br />
BELANGRIJK Als in een uitzonderlijk<br />
geval de spanning bij warme banden<br />
wordt gecontroleerd, mag de spanning<br />
nooit worden verlaagd.
Wielen balanceren<br />
Elk wiel compleet met band wordt in de<br />
fabriek statisch en dynamisch gebalanceerd.<br />
Als de banden vervangen worden, moeten<br />
de wielen opnieuw worden gebalanceerd,<br />
om instabiliteit, overmatige slijtage<br />
van de stuurinrichting en ongelijkmatige<br />
slijtage van de banden te voorkomen.<br />
Gebruik voor het balanceren<br />
van wielen met<br />
lichtmetalen velgen de<br />
originele Alfa Romeo-balanceergewichten.<br />
SNEEUWKETTINGEN<br />
Het gebruik van sneeuwkettingen is afhankelijk<br />
van de voorschriften van het<br />
land waar wordt gereden.<br />
De sneeuwkettingen mogen alleen op de<br />
voorwielen gemonteerd worden (aangedreven<br />
wielen).<br />
Vanwege het sportieve karakter van de<br />
auto, kunnen er alleen speciale sneeuwkettingen<br />
worden gemonteerd.<br />
Wij raden u aan contact op te nemen<br />
met de Alfa Romeo-dealer voordat u<br />
sneeuwkettingen aanschaft of gebruikt.<br />
Controleer na enkele meters rijden of de<br />
kettingen nog goed gespannen zijn.<br />
Op de banden 225/<br />
45 ZR17 91Y kunnen<br />
geen sneeuwkettingen<br />
gemonteerd worden.<br />
Op het reservewiel<br />
(indien aanwezig) kan<br />
geen sneeuwketting gemonteerd<br />
worden. Als u een lekke<br />
voorband hebt (aangedreven<br />
wiel) en er moet gebruik worden<br />
gemaakt van sneeuwkettingen,<br />
dan kunt u het reservewiel op de<br />
achteras plaatsen en het achterwiel<br />
op de vooras (pas zo snel<br />
mogelijk de bandenspanning<br />
aan).<br />
Zo hebt u op de vooras twee<br />
normale wielen waarop u<br />
sneeuwkettingen kunt monteren.<br />
Beperk de snelheid als<br />
u met sneeuwkettingen<br />
rijdt, vermijd kuilen,<br />
stoepranden en andere obstakels<br />
en rijd, om de banden, wielophanging<br />
en stuurinrichting niet te<br />
beschadigen, geen lange stukken<br />
op sneeuwvrije wegen.<br />
117
ECONOMISCH EN MI-<br />
LIEUBEWUST RIJDEN<br />
De gebruiksomstandigheden en de rijstijl<br />
hebben direct invloed op het brandstofverbruik<br />
en het milieu.<br />
Zonder van een dynamische rijstijl af te<br />
zien, kunt u door het opvolgen van de enkele<br />
eenvoudige aanwijzingen voorkomen<br />
dat onnodig schade aan het milieu wordt<br />
toegebracht. Vaak wordt ook nog het<br />
brandstofverbruik beperkt.<br />
Hierna volgen enkele nuttige tips, waardoor<br />
de kosten van de auto zo laag mogelijk<br />
blijven en de uitstoot van schadelijke<br />
uitlaatgassen zoveel mogelijk beperkt<br />
wordt.<br />
118<br />
ALGEMENE OPMERKINGEN<br />
Onderhoud van de auto<br />
Doelmatig onderhoud is een beslissende<br />
factor voor een lange levensduur, de beste<br />
prestaties en een zo zuinig mogelijk gebruik<br />
van de auto. Laat daarom tijdig de<br />
in het onderhoudsschema aangegeven<br />
werkzaamheden uitvoeren (zie bougies,<br />
lucht-/brandstoffilter, klepspeling, enz.).<br />
Banden<br />
Controleer regelmatig, ten minste een<br />
keer per maand, de spanning van de banden.<br />
Als de spanning te laag is, wordt de<br />
weerstand groter en neemt het verbruik<br />
toe. Bovendien slijten hierdoor de banden<br />
sneller en verslechtert de wegligging van<br />
de auto, waardoor de veiligheid in gevaar<br />
kan worden gebracht.<br />
Overbodige bagage<br />
Rijd niet met een te zwaar beladen bagageruimte.<br />
Het gewicht van de auto<br />
(vooral in stadsverkeer) en de wieluitlijning<br />
hebben grote invloed op het brandstofverbruik<br />
en de stabiliteit.<br />
Imperiaal/skidrager<br />
Verwijder de imperiaal of skidrager als u<br />
deze niet meer gebruikt. Ze verminderen<br />
de aërodynamica van de auto, waardoor<br />
het brandstofverbruik toeneemt. Gebruik<br />
voor het vervoer van volumineuze voorwerpen<br />
bij voorkeur een aanhanger.<br />
Stroomverbruikers<br />
Gebruik de elektrische installaties alleen<br />
als u ze nodig hebt. De achterruitverwarming,<br />
de verstralers, de ruitenwissers en<br />
de aanjager van het ventilatie-/verwarmingssysteem<br />
vragen veel stroom, waardoor<br />
het brandstofverbruik toeneemt (tot<br />
aan 25% in stadsverkeer).
Airconditioning<br />
De airconditioning gebruikt zeer veel<br />
energie, waardoor de motor zwaar wordt<br />
belast en het brandstofverbruik sterk toeneemt<br />
(met gemiddeld 20%). Gebruik<br />
wanneer de buitentemperatuur het toelaat<br />
bij voorkeur de functies van het ventilatiesysteem.<br />
Aërodynamische accessoires<br />
Het gebruik van niet goedgekeurde aërodynamische<br />
accessoires kan de aërodynamica<br />
negatief beïnvloeden, waardoor het<br />
brandstofverbruik zal toenemen.<br />
RIJSTIJL<br />
Het starten<br />
Laat de motor als de auto stilstaat, niet<br />
warmdraaien met stationair toerental en<br />
ook niet met een verhoogd toerental: onder<br />
deze omstandigheden warmt de motor<br />
veel langzamer op, terwijl het verbruik en<br />
de schadelijke uitlaatgasemissie toenemen.<br />
Het is beter om rustig weg te rijden<br />
en geen hoge toerentallen te gebruiken.<br />
Op deze manier warmt de motor sneller<br />
op.<br />
Overbodige handelingen<br />
Trap het gaspedaal niet in als u stilstaat<br />
voor een stoplicht of voordat u de motor<br />
afzet. Deze handeling heeft evenals het<br />
overschakelen met tussengas, geen enkel<br />
nut. Het kost brandstof en verhoogt de uitstoot<br />
van schadelijke uitlaatgassen.<br />
Keuze van de versnellingen<br />
Gebruik als het verkeer en de weg het<br />
toelaten de hoogste versnelling. Het inschakelen<br />
van een lage versnelling voor<br />
een snelle acceleratie verhoogt het brand-<br />
stofverbruik. Op dezelfde wijze neemt bij<br />
het oneigenlijke gebruik van een hoge<br />
versnelling, het verbruik en de schadelijke<br />
uitlaatgasemissie toe. Bovendien slijt<br />
de motor hierdoor sneller.<br />
Maximum snelheid<br />
Het brandstofverbruik neemt aanzienlijk<br />
toe bij een hogere snelheid: als de snelheid<br />
wordt verhoogd van 90 naar 120<br />
km/h, neemt het brandstofverbruik met<br />
ongeveer 30% toe. Rijd daarom zoveel<br />
mogelijk met een gelijkmatige snelheid,<br />
vermijd overbodig remmen en optrekken.<br />
Dit kost brandstof en verhoogt de uitstoot<br />
van schadelijke uitlaatgassen. Wij raden u<br />
daarom aan om rustig te rijden en een<br />
veilige afstand te bewaren van de auto’s<br />
die voor u rijden, waardoor u tijdig kunt<br />
reageren op gevaarlijke situaties.<br />
Acceleratie<br />
Met vol gas optrekken waarbij de motor<br />
met hoge toerentallen draait, kost veel<br />
brandstof en verhoogt de uitstoot van<br />
schadelijke uitlaatgassen. Het is beter geleidelijk<br />
op te trekken en geen maximale<br />
toerentallen te gebruiken.<br />
119
GEBRUIKSOMSTANDIGHEDEN<br />
Koude start<br />
Bij korte ritten en regelmatig koud starten<br />
bereikt de motor niet de optimale bedrijfstemperatuur.<br />
Hierdoor neemt niet alleen<br />
het brandstofverbruik toe (van 15%<br />
tot aan 30% in stadsverkeer) maar ook de<br />
uitstoot van schadelijke uitlaatgassen.<br />
Verkeerssituatie en conditie van<br />
het wegdek<br />
Op een drukke weg bijvoorbeeld bij filerijden,<br />
waarbij overwegend lage versnellingen<br />
worden gebruikt, of in de stad waar<br />
zich veel verkeerslichten bevinden, zal het<br />
brandstofverbruik aanzienlijk hoger zijn.<br />
Bochtige trajecten, bergwegen en een<br />
slecht wegdek verhogen eveneens het<br />
brandstofverbruik.<br />
Stilstaan in het verkeer<br />
Als u langere tijd stilstaat (spoorwegovergangen),<br />
is het raadzaam de motor<br />
uit te zetten.<br />
120<br />
VOORZORGMAATREGELEN<br />
VOOR HET BEHOUD<br />
VAN DE EMISSIEREDUCTIESYS-<br />
TEMEN<br />
De correcte werking van deze systemen is<br />
niet alleen belangrijk voor het milieu,<br />
maar ook voor het rendement van de auto.<br />
Het in goede conditie houden van de<br />
systemen is de belangrijkste voorwaarde<br />
voor milieubewust en economisch rijden.<br />
De eerste eis is, dat u zich te allen tijde<br />
houdt aan het geprogrammeerd onderhoudsschema.<br />
Gebruik voor de benzinemotoren uitsluitend<br />
loodvrije benzine.<br />
Als het starten problemen oplevert,<br />
blijf dan niet proberen. Vermijd<br />
aanduwen, aanslepen of rollend<br />
starten: al deze handelingen<br />
kunnen de katalysators beschadigen.<br />
Maak bij een noodstart uitsluitend gebruik<br />
van een hulpaccu.<br />
Als de motor tijdens het rijden “slecht<br />
loopt“, rijd dan zeer rustig zodat de motor<br />
zo min mogelijk wordt belast en raadpleeg<br />
snel een Alfa Romeo-dealer.<br />
Als het waarschuwingslampje van de<br />
brandstofreserve brandt, tank dan zo snel<br />
mogelijk. Een laag brandstofniveau kan<br />
een onregelmatige brandstoftoevoer veroorzaken,<br />
waardoor de temperatuur van<br />
de uitlaatgassen stijgt.<br />
Tijdens lange afdalingen is het raadzaam<br />
om af en toe even gas te geven. Op deze<br />
manier wordt de levensduur van de katalysator<br />
verlengd.<br />
Laat de motor nooit, ook niet tijdens<br />
testwerkzaamheden, met losgenomen<br />
bougiekabels draaien.
Onder normale be -<br />
drijfs om standigheden<br />
bereikt de katalysator<br />
hoge temperaturen. Parkeer<br />
daarom niet boven brandbare<br />
materialen (gras, droge bladeren,<br />
dennennaalden, enz.): brandgevaar.<br />
Monteer geen andere hitteschilden<br />
en verwijder de op de katalysator<br />
en uitlaat gemonteerde<br />
schilden niet.<br />
Spuit geen reinigings- of beschermingsmiddelen<br />
op de katalysator,<br />
de lambdasonde en het<br />
uitlaatsysteem.<br />
Het negeren van deze<br />
aanwijzingen kan<br />
brandgevaar opleveren.<br />
TREKKEN VAN AAN-<br />
HANGERS<br />
ALGEMENE INFORMATIE<br />
Voor het trekken van aanhangers moet<br />
de auto voorzien zijn van een trekhaak<br />
van een goedgekeurd type. De door Alfa<br />
Romeo geleverde trekhaak voldoet aan alle<br />
wettelijke veiligheidsnormen. Wij raden<br />
u aan de trekhaak door een Alfa Romeodealer<br />
te laten monteren. U bent dan verzekerd<br />
van het beste resultaat, terwijl<br />
eventuele nadelige effecten op de carrosseriegarantie<br />
zijn uitgesloten.<br />
Het ABS waarmee de<br />
auto is uitgerust, werkt<br />
niet op het remsysteem<br />
van de aanhanger.<br />
Wees daarom extra voorzichtig<br />
op gladde wegen.<br />
Voer in geen geval<br />
modificaties aan het<br />
remsysteem van de auto<br />
uit voor de bediening van het<br />
remsysteem van de aanhanger.<br />
Het remsysteem van de aanhanger<br />
moet geheel onafhankelijk van het hydraulisch<br />
remsysteem van de auto worden<br />
bediend.<br />
De auto/aanhangercombinatie moet voldoen<br />
aan alle wettelijke voorschriften.<br />
Onder aanhangergewicht wordt het totale<br />
gewicht van een volbeladen aanhanger<br />
verstaan inclusief alle accessoires en bagage.Controleer,<br />
om een boete te voorkomen,<br />
voor iedere rit of u het maximum<br />
toelaatbaar aanhangergewicht niet overschrijdt.<br />
Dit staat aangegeven op de typegoedkeuring.<br />
In ieder geval mag het verticale gewicht<br />
op de trekhaak de waarde niet overschrijden<br />
die vermeld is in het hoofdstuk “Technische<br />
gegevens“.<br />
121
Controleer bij het aankoppelen van een<br />
aanhangwagen of caravan of de waarden<br />
van het aanhangergewicht (vermeld op de<br />
typegoedkeuring) en het maximum toegestane<br />
aanhangergewicht (vermeld op een<br />
sticker op de trekhaak), hoger of gelijk zijn<br />
aan die van het totale gewicht en de belasting<br />
op de trekkogel.<br />
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN<br />
EN SUGGESTIES<br />
Hierna volgen enkele aanwijzingen voor<br />
het rijden met een aanhanger:<br />
– Monteer speciale en/of extra achteruitkijkspiegels,<br />
waarmee u voldoet aan de<br />
geldende verkeerswetgeving.<br />
– Let erop dat het klimvermogen van de<br />
auto bij het trekken van een aanhanger of<br />
caravan wordt beperkt.<br />
– Schakel een lage versnelling in tijdens<br />
het afdalen om te voorkomen dat u constant<br />
moet remmen.<br />
– Houdt u aan de snelheidsbeperkingen<br />
die voor auto’s met aanhanger gelden. U<br />
mag in geen geval harder rijden dan 100<br />
km/h.<br />
122<br />
AUTO LANGERE TIJD<br />
STALLEN<br />
Tref de volgende maatregelen als de auto<br />
langere tijd niet wordt gebruikt:<br />
– Zet de auto in een overdekte, droge en<br />
zo mogelijk goed geventileerde ruimte.<br />
– Schakel een versnelling in.<br />
– Zorg ervoor dat de handrem is aangetrokken.<br />
– Maak de gespoten delen schoon en<br />
behandel ze met een siliconenwas.<br />
– Smeer de wisserrubbers van de ruitenwissers<br />
in met talkpoeder en laat ze los<br />
van de ruit staan.<br />
– Zet de ruiten een klein stukje open.<br />
– Dek de auto af met een stoffen of een<br />
ademende kunststof hoes. Gebruik geen<br />
dichte plastic hoes, omdat het in en op de<br />
auto aanwezige vocht dan niet kan verdampen.<br />
– Breng de bandenspanning 0,5 bar boven<br />
de normaal voorgeschreven spanning<br />
en controleer deze regelmatig. Laat de<br />
banden, zo mogelijk, op houten blokken<br />
steunen.<br />
– Schakel het diefstalalarm (indien aanwezig)<br />
uit met de afstandsbediening; stel<br />
vervolgens het systeem buiten werking<br />
met de noodsleutel.<br />
– Maak de accukabels los van de accu<br />
(koppel altijd eerst de minkabel los) en<br />
controleer de acculading. Gedurende het<br />
stallen moet deze controle iedere vier weken<br />
worden herhaald. Laad de accu op als<br />
de spanning lager is dan 12,5 Volt.<br />
WEER IN GEBRUIK NEMEN<br />
Als de auto langdurig niet gebruikt is en<br />
u wilt de auto weer in gebruik nemen,<br />
voer dan de volgende handelingen uit:<br />
– Reinig de buitenzijde van de auto niet<br />
droog af.<br />
– Controleer visueel op lekkage van<br />
vloeistoffen (olie, rem- en koppelingsvloeistof,<br />
koelvloeistof, enz.).<br />
– Vervang de motorolie en het oliefilter.<br />
– Controleer de volgende vloeistofniveaus:<br />
versnellingsbak-/differentieelolie.<br />
rem-/koppelingsvloeistof.<br />
koelvloeistof.
– Controleer het luchtfilter en vervang<br />
het zonodig.<br />
– Controleer de bandenspanning en controleer<br />
de banden op beschadigingen, inkepingen<br />
of scheuren. Vervang zonodig de<br />
banden.<br />
– Controleer de conditie van de riemen<br />
in de motor.<br />
– Controleer de acculading en sluit de<br />
accukabels aan.<br />
– Stel het diefstalalarm (indien aanwezig)weer<br />
in werking met de sleutelschakelaar.<br />
– Zet de versnellingspook in de vrijstand,<br />
start de motor en laat de motor enige<br />
minuten stationair draaien. Trap hierbij<br />
een aantal malen het koppelingspedaal<br />
in.<br />
Deze handelingen<br />
moeten in de openlucht<br />
worden uitgevoerd. Het<br />
uitlaatgas bevat koolmonoxide<br />
dat zeer giftig is en dodelijk kan<br />
zijn.<br />
– Controleer of de verschillende stroomgebruikers<br />
(koplampen, richtingaanwijzers,<br />
enz.) goed functioneren.<br />
BELANGRIJK Voor de correcte uitvoering<br />
van de vermelde werkzaamheden<br />
wordt verwezen naar de betreffende paragrafen<br />
in het hoofdstuk “Technische gegevens“.<br />
EXTRA ACCESSOIRES<br />
RADIOZENDAPPARATUUR<br />
EN MOBIELE TELEFOON<br />
Mobiele telefoons en andere radiozendapparaten<br />
(bijvoorbeeld 27 mc) mogen<br />
alleen in de auto worden gebruikt als een<br />
aparte antenne aan de buitenkant van de<br />
auto wordt gemonteerd.<br />
Door het gebruik van<br />
een mobiele telefoon,<br />
een 27 mc-zender of<br />
gelijksoortige apparaten in de<br />
auto (zonder buitenantenne) ontstaan<br />
elektromagnetische velden<br />
die, als ze worden versterkt<br />
door de reflectie in het interieur,<br />
niet alleen schadelijk voor de gezondheid<br />
van de inzittenden kunnen<br />
zijn, maar ook storingen in<br />
de elektrische systemen van de<br />
auto (zoals de regeleenheid van<br />
het motormanagementsysteem,<br />
de regeleenheid van het<br />
ABS/EBD enz.) kunnen veroorzaken.<br />
Hierdoor wordt de veiligheid<br />
in gevaar gebracht.<br />
Bovendien wordt de zend- en<br />
ontvangstkwaliteit aanzienlijk<br />
beperkt door de isolerende eigenschappen<br />
van de carrosserie.<br />
123
SUGGESTIES<br />
VOOR NUTTIGE<br />
ACCESSOIRES<br />
Onafhankelijk van de wettelijk verplichtingen,<br />
raden wij u aan het volgende aan<br />
boord te hebben (fig. 3):<br />
– verbandtrommel met niet alcoholische,<br />
desinfecterende deppers, steriele gaascompressen,<br />
verbandgaas, pleisters enz.;<br />
– een zaklamp;<br />
– een schaar met afgeronde punten;<br />
– werkhandschoenen.<br />
De afgebeelde en beschreven voorwerpen<br />
zijn opgenomen in het Alfa Romeo<br />
Lineaccessori-programma.<br />
fig. 3<br />
124<br />
P4Z00120
De volgende pagina’s zijn speciaal gemaakt om u in geval van<br />
nood te helpen.<br />
Zoals u ziet, worden er diverse kleine problemen behandeld; voor<br />
elk wordt beschreven wat u zelf kunt doen om het probleem te<br />
verhelpen. Bij eventuele grotere problemen is het echter nodig<br />
een Alfa Romeo-dealer te raadplegen.<br />
Wij raden u aan deze pagina’s te lezen. Dan kunt u de informatie<br />
als het nodig is, snel vinden.<br />
NOODGEVALLEN<br />
EEN LEKKE BAND ................................................................................. pag. .....126<br />
DEFECTE BUITENVERLICHTING ................................................................... ....135<br />
DEFECTE INTERIEURVERLICHTING ............................................................ ....143<br />
EEN DOORGEBRANDE ZEKERING OF RELAIS ........................................ ....145<br />
EEN LEGE ACCU ............................................................................................... ....152<br />
HET SLEPEN VAN DE AUTO .......................................................................... ....154<br />
HET OPKRIKKEN VAN DE AUTO ................................................................. ....155<br />
BIJ EEN ONGEVAL............................................................................................ ....156<br />
125
EEN LEKKE BAND<br />
Bepaalde uitvoeringen kunnen worden<br />
uitgerust met een compact reservewiel of<br />
een kit voor de snelle reparatie van lekke<br />
banden (Tirekit).<br />
Attendeer het overige<br />
wegverkeer op de stilstaande<br />
auto m.b.v de<br />
waarschuwingsknipperlichten, de<br />
wettelijk verplichte gevarendriehoek,<br />
enz.Tijdens het verwisselen<br />
van een wiel moeten alle inzittenden<br />
de auto hebben verlaten,<br />
en op een veilige afstand<br />
van het verkeer wachten, totdat<br />
het wiel verwisseld is of de band<br />
is gerepareerd.Blokkeer de wielen<br />
met stenen of andere voorwerpen<br />
als de auto schuin op een<br />
helling of op een slecht wegdek<br />
staat.<br />
126<br />
UITVOERINGEN MET COMPACT<br />
RESERVEWIEL<br />
Voor het verwisselen<br />
van het wiel en voor het<br />
juiste gebruik van de krik<br />
en het reservewiel moeten de onderstaande<br />
voorzorgsmaatregelen<br />
in acht worden genomen.<br />
De krik dient uitsluitend voor<br />
het verwisselen van een wiel<br />
van de auto waarbij hij geleverd<br />
is. Gebruik de krik niet voor het<br />
opkrikken van andere auto’s en<br />
monteer geen reservewielen van<br />
andere auto’s.<br />
Als u het gemonteerde velgtype<br />
wilt vervangen (stalen in plaats<br />
van lichtmetalen velgen of omgekeerd)<br />
moeten tevens alle wielbouten<br />
worden vervangen door<br />
bouten met een lengte die aangepast<br />
is aan het velgtype.<br />
Het reservewiel mag alleen in<br />
noodgevallen worden gebruikt.<br />
Het gebruik van het reservewiel<br />
moet tot een minimum beperkt<br />
blijven en er mag niet harder<br />
worden gereden dan 80 km/h.<br />
Bij een gemonteerd reservewiel<br />
veranderen<br />
de rij-eigenschappen<br />
van de auto. Vermijd met vol gas<br />
optrekken, bruusk remmen en hoge<br />
snelheden in de bochten.<br />
Het reservewiel heeft een levensduur<br />
van maximaal 3000<br />
km. Na deze afstand moet de<br />
band van het reservewiel vervangen<br />
worden door een nieuwe<br />
band van hetzelfde type.<br />
Monteer nooit een normale<br />
band op de velg van het reservewiel.<br />
Laat het verwisselde wiel<br />
zo snel mogelijk repareren en<br />
monteren.<br />
Het is niet toegestaan met<br />
twee of meer reservewielen te<br />
rijden.<br />
Smeer de schroefdraad van de<br />
wielbouten niet met vet in, voordat<br />
u ze monteert: de bouten<br />
kunnen loslopen.<br />
Op het reservewiel mag nooit<br />
een wieldeksel worden gemonteerd.
Op het reservewiel is<br />
een oranje sticker aangebracht<br />
waarop de belangrijkste<br />
aanwijzingen en de<br />
beperkingen staan vermeld met<br />
betrekking tot het gebruik van<br />
het reservewiel.<br />
Deze sticker mag absoluut niet<br />
worden verwijderd of afgedekt.<br />
Op de sticker staan de volgende<br />
aanwijzingen in vier talen vermeld:<br />
- ATTENTIE! Alleen tijdelijk gebruiken,<br />
80 km/h max!<br />
- Vervang zo snel mogelijk door<br />
een normaal wiel.<br />
- Bedek deze aanwijzingen niet.<br />
Als de krik niet juist geplaatst<br />
wordt, kan de opgekrikte auto<br />
van de krik vallen.<br />
De krik dient uitsluitend<br />
voor het verwisselen<br />
van een wiel van de<br />
auto waarbij de krik geleverd is<br />
of voor auto’s van hetzelfde model.<br />
Gebruik de krik niet voor het<br />
opkrikken van andere auto’s. En<br />
beslist nooit voor het uitvoeren<br />
van werkzaamheden onder de<br />
auto.<br />
Op een sticker op de<br />
krik is het maximum<br />
hefvermogen aangegeven;<br />
de krik mag nooit voor een<br />
zwaardere last worden gebruikt.<br />
Het reservewiel is niet geschikt<br />
voor de montage van sneeuwkettingen.<br />
Als u een lekke voorband<br />
(aangedreven wiel) hebt en<br />
er moet met sneeuwkettingen<br />
worden gereden, dan moet u een<br />
wiel van de achteras afhalen en<br />
daarvoor in de plaats het reservewiel<br />
monteren. Zo hebt u op<br />
de vooras twee normale wielen<br />
waarop uw sneeuwkettingen<br />
kunt monteren.<br />
Maak het ventiel niet<br />
open.<br />
Plaats geen enkel stuk<br />
gereedschap tussen velg en<br />
band.Controleer regelmatig de<br />
spanning van de banden en van<br />
het reservewiel en houdt u daarbij<br />
aan de waarden die beschreven<br />
staan in het hoofdstuk<br />
“Technische gegevens“.<br />
Krik de auto uitsluitend aan de<br />
zijkant op. Om beschadiging aan<br />
de rem- en brandstofleidingen te<br />
voorkomen moet de hefarm van<br />
de garagekrik in het gebied aan<br />
de voorzijde worden geplaatst.<br />
127
WIEL VERWISSELEN<br />
De richtlijnen geven aan dat:<br />
– De krik 2,600 kg moet wegen.<br />
– De krik geen afstelwerkzaamheden<br />
mag vereisen.<br />
– De krik bij beschadiging vervangen<br />
moet worden door een krik van hetzelfde<br />
type.<br />
– Buiten de slinger geen enkel ander<br />
gereedschap op de krik gemonteerd mag<br />
kunnen worden.<br />
Ga voor het verwisselen van het wiel als<br />
volgt te werk:<br />
– Stop de auto op een plaats waar het<br />
verkeer niet in gevaar wordt gebracht en<br />
in alle veiligheid het wiel kan worden verwisseld.<br />
Zet de auto zo mogelijk op een<br />
vlakke en stevige ondergrond.<br />
fig. 1<br />
128<br />
P4Z00121<br />
– Trek de handrem aan.<br />
– Schakel de eerste versnelling of de<br />
achteruit in.<br />
Het reservewiel, de krik en het gereedschap<br />
en het reservewiel vindt u onder de<br />
vloerbedekking in de bagageruimte.<br />
– Maak de drukknoppen los en til de<br />
bekleding op (A-fig. 1).<br />
fig. 2<br />
fig. 3<br />
P4Z00122<br />
P4Z00123<br />
– Haak de riemen (B-fig. 1) los en<br />
neem het gereedschap en de houder met<br />
de krik (C-fig. 1) uit.<br />
– Draai de blokkeerschroef ( D-fig. 2)<br />
los en neem het reservewiel compleet<br />
met bekleding uit.<br />
– Maak het elastiek los en verwijder de<br />
bekleding (A-fig. 3) van het reservewiel<br />
(B-fig. 3).<br />
fig. 4<br />
fig. 5<br />
P4Z00124<br />
P4Z00125
Bij bepaalde uitvoeringen zijn het gereedschap<br />
en de krik rechts in de bagageruimte<br />
geplaatst.<br />
– Plaats het gereedschap en het reservewiel<br />
dicht bij het te verwisselen wiel.<br />
– Verwijder het wieldeksel (A-fig. 4)<br />
(alleen bij uitvoeringen met stalen velgen)<br />
door het aan de rand op te wippen<br />
met de platte kant van de schroevendraaier<br />
uit de gereedschaptas.<br />
– Draai de wielbouten van het te verwisselen<br />
wiel (B-fig. 5) ongeveer een<br />
slag los.<br />
– Plaats de krik onder de auto, dichtbij<br />
het te verwisselen wiel.<br />
P4Z00126<br />
fig. 6<br />
– Draai met behulp van de slinger de<br />
krik omhoog, zodat de inkeping (A-fig.<br />
6) aan de bovenzijde van de krik om het<br />
profiel onder de carrosserie (B-fig. 6)<br />
valt, nabij het merkteken (C-fig. 6)<br />
voor of achter (afhankelijk van het te verwisselen<br />
wiel).<br />
– Draai de slinger en krik de auto op,<br />
totdat het wiel enkele centimeters los van<br />
de grond is.<br />
– Draai de wielbouten helemaal los en<br />
verwijder het wiel.<br />
– Zorg ervoor dat de boutgaten en alle<br />
contactvlakken van het reservewiel<br />
schoon zijn en geen onzuiverheden bevatten,<br />
omdat hierdoor na verloop van tijd<br />
de wielbouten kunnen loslopen.<br />
fig. 7<br />
P4Z00127<br />
– Monteer het reservewiel, waarbij de<br />
pen (E-fig. 7) in één van de gaten (Dfig.<br />
7) van het wiel moet vallen.<br />
– Draai de vijf wielbouten handvast.<br />
– Laat de auto zakken en verwijder de<br />
krik.<br />
– Draai de bouten verder vast volgens<br />
de volgorde die is afgebeeld in (fig. 8).<br />
BELANGRIJK Op het reservewiel<br />
mag nooit een wieldeksel worden gemonteerd.<br />
– Berg de krik, het gedemonteerde wiel<br />
en de gereedschaptas in de bagageruimte<br />
op.<br />
fig. 8<br />
P4Z00128<br />
129
NORMALE WIEL MONTEREN<br />
Ga als volgt te werk:<br />
– Stop de auto op een plaats waar het<br />
verkeer niet in gevaar wordt gebracht en<br />
in alle veiligheid het wiel kan worden verwisseld.<br />
Zet de auto zo mogelijk op een<br />
vlakke en stevige ondergrond.<br />
– Trek de handrem aan.<br />
– Schakel de eerste versnelling of de<br />
achteruit in.<br />
– Open het kofferdeksel.<br />
fig. 9<br />
130<br />
P4Z00124<br />
– Neem de gereedschaptas , de krik en<br />
het te monteren wiel uit en plaats ze<br />
dicht bij het te verwisselen wiel.<br />
– Verwijder het wieldeksel (A-fig. 9)<br />
(indien aanwezig) door het aan de rand<br />
op te wippen met de platte kant van de<br />
schroevendraaier uit de gereedschaptas.<br />
– Draai de wielbouten van het te verwisselen<br />
wiel (B-fig. 10) ongeveer één<br />
slag los.<br />
fig. 10<br />
P4Z00125<br />
– Plaats de krik onder de auto, dicht bij<br />
het te verwisselen wiel.<br />
– Draai met behulp van de slinger de<br />
krik omhoog, zodat de inkeping (A-fig.<br />
11) aan de bovenzijde van de krik om<br />
het profiel onder de carrosserie (B-fig.<br />
11) valt, nabij het merkteken (C-fig.<br />
11) voor of achter (afhankelijk van het<br />
te verwisselen wiel).<br />
P4Z00126<br />
fig. 11
– Draai de slinger en krik de auto op,<br />
totdat het wiel enkele centimeters los van<br />
de grond is.<br />
– Draai de wielbouten helemaal los en<br />
verwijder het wiel.<br />
– Zorg ervoor dat de boutgaten en alle<br />
contactvlakken van het te monteren wiel<br />
schoon zijn en geen onzuiverheden bevatten,<br />
omdat hierdoor na verloop van tijd<br />
de wielbouten kunnen loslopen.<br />
– Monteer het wiel, waarbij de pen (Afig.<br />
12) in één van de gaten (B-fig.<br />
12) van het wiel moet vallen.<br />
– Draai de vijf wielbouten handvast.<br />
fig. 12<br />
P4Z00129<br />
Gebruik bij uitvoeringen met lichtmetalen<br />
velgen de centreerpen (bepaalde uitvoeringen).<br />
– Draai de centreerpen (C-fig. 13) in<br />
één van de boutgaten in de wielnaaf.<br />
– Plaats het wiel op de pen en draai de<br />
vier bouten vast.<br />
– Draai de centreerpen los en draai de<br />
laatste bout vast.<br />
– Laat de auto zakken en verwijder de<br />
krik.<br />
– Draai de wielbouten stevig vast in de<br />
volgorde die is afgebeeld in (fig. 14).<br />
fig. 13<br />
P4Z00130<br />
– Druk het wieldeksel (indien aanwezig)<br />
(A-fig. 15) voorzichtig vast. Zorg<br />
ervoor dat het ventiel uit de opening in<br />
het wieldeksel steekt. Druk op de rand<br />
van het wieldeksel, te beginnen bij de delen<br />
die het dichtst bij het ventiel zitten,<br />
totdat het wieldeksel geheel vast zit.<br />
fig. 14<br />
fig. 15<br />
P4Z00222<br />
P4Z00124<br />
131
BELANGRIJK Door een verkeerde<br />
montage kan het wieldeksel tijdens het<br />
rijden loslaten.<br />
Ter afsluiting:<br />
– Plaats het verwisselde wiel (B-fig.<br />
16) in de bekleding (A-fig. 16).<br />
– Zet het verwisselde wiel vast met de<br />
blokkeerschroef (D-fig. 17).<br />
fig. 16<br />
132<br />
P4Z00123<br />
– Laat de krik zakken (C-fig. 18),<br />
berg hem op in de houder met het gereedschap,<br />
maak de riemen vast (B-fig.<br />
18) en laat de bekleding (A-fig. 18)<br />
van de bagageruimte zakken.<br />
fig. 17<br />
P4Z00122<br />
De bouten moeten met<br />
een aanhaalmoment van<br />
100 Nm (10 kgm) worden<br />
aangedraaid.<br />
Laat zo snel mogelijk door de<br />
Alfa Romeo-dealer controleren of<br />
de wielbouten goed zijn vastgedraaid.<br />
Als de wielbouten niet voldoende<br />
zijn vastgedraaid, kunnen de<br />
bouten loslopen, waardoor er<br />
een gevaarlijke situatie ontstaat.<br />
Als de bouten daarentegen te<br />
strak zijn vastgedraaid, kunnen<br />
de wielbouten beschadigd worden,<br />
waardoor de weerstand in<br />
gevaar wordt gebracht.<br />
fig. 18<br />
P4Z00121
TIREKIT (SNELLE REPARATIE<br />
VAN BANDEN)<br />
(indien aanwezig)<br />
Bepaalde uitvoeringen kunnen worden<br />
uitgerust met een kit voor de snelle reparatie<br />
van lekke banden (Tirekit).<br />
De kit (A-fig. 19) bevindt zich links<br />
in de bagageruimte.<br />
BELANGRIJK Zie voor het gebruik<br />
van Tirekit de bijgeleverde instructies.<br />
fig. 19<br />
P4Z00223<br />
De kit voor de snelle reparatie van banden<br />
bevat (fig. 20):<br />
– een spuitbus met verdikkingsmiddel;<br />
– een compressor met manometer en<br />
verbindingsstukken;<br />
– gereedschap voor het verwijderen van<br />
het ventiel;<br />
Als u een lekke band krijgt, kan de<br />
band gerepareerd worden als de diameter<br />
van de scheur niet groter is dan 4 mm.<br />
fig. 20<br />
P4Z00133<br />
Attentie! De spuitbus<br />
bevat propyleenglycol;<br />
deze substantie kan<br />
schadelijk zijn en een prikkelend/brandend<br />
gevoel geven.<br />
Vermijd inslikking en contact met<br />
de ogen. Bewaar de spuitbus in<br />
de kit en buiten het bereik van<br />
kinderen.<br />
Op de spuitbus staat een houdbaarheidsdatum;<br />
vervang de<br />
spuitbus voordat deze datum is<br />
bereikt.<br />
Gebruik de reparatiekit niet als<br />
de band beschadigd is geraakt<br />
door het rijden met lege banden.<br />
133
Schakel de compressor<br />
niet langer dan 6 minuten<br />
in. Gevaar voor<br />
oververhitting!<br />
Als u er niet in slaagt de voorgeschreven<br />
bandenspanning te<br />
bereiken, verplaats dan de auto<br />
ongeveer 10 meter naar voren of<br />
naar achteren, zodat het verdikkingsmiddel<br />
in de band verdeeld<br />
wordt. Pomp de band vervolgens<br />
weer op.<br />
Als het na deze laatste<br />
handeling nog niet lukt<br />
de band op de voorgeschreven<br />
spanning te krijgen,<br />
mag niet verder worden gereden<br />
omdat de band te erg beschadigd<br />
is en de reparatiekit de vereiste<br />
wegligging niet kan garanderen.<br />
Roep de hulp in van de dichtstbijzijnde<br />
Alfa Romeo-dealer.<br />
134<br />
Als de band op de juiste spanning is gebracht,<br />
vertrek dan onmiddellijk zodat de<br />
verdikkingsmiddel gelijkmatig in de band<br />
verdeeld wordt.<br />
Rijd voorzichtig vooral<br />
in bochten. Rijd niet<br />
harder dan 80 km/h.<br />
Controleer na ongeveer 10 minuten opnieuw<br />
de bandenspanning. Als de bandenspanning<br />
onder 1,3 bar is gedaald,<br />
mag niet verder worden gereden. Als de<br />
bandenspanning ten minste 1,3 bar bedraagt,<br />
moet de juiste bandenspanning<br />
worden hersteld en voorzichtig naar de<br />
dichtstbijzijnde Alfa Romeo-dealer worden<br />
gereden om de band te laten vervangen.<br />
Als u tijdens het herstellen van de bandenspanning<br />
er niet in slaagt de spanning<br />
op ten minste 1,8 bar te brengen, mag<br />
niet verder worden gereden omdat de<br />
band te erg beschadigd is en de reparatiekit<br />
de vereiste wegligging niet kan garanderen;<br />
roep de hulp in van Alfa Romeo-dealer.<br />
Het verdikkingsmiddel<br />
van de snelle reparatiekit<br />
is niet geschikt<br />
voor een permanente reparatie.<br />
Plaats de sticker op<br />
een voor de bestuurder<br />
goed zichtbare plek<br />
(bijv. op het dashboard) om aan<br />
te geven dat de band behandeld<br />
is met reparatiekit. Rijd voorzichtig<br />
en niet harder dan 80<br />
km/h.<br />
Rijd zeer voorzichtig naar de<br />
dichtstbijzijnde Alfa Romeodealer<br />
om de band te laten vervangen.<br />
U moet absoluut aangeven<br />
dat de band is gerepareerd<br />
met de snelle reparatiekit.
DEFECTE<br />
BUITENVERLICHTING<br />
Modificaties of reparaties<br />
aan de elektrische<br />
installatie die niet correct<br />
worden uitgevoerd en waarbij<br />
geen rekening wordt gehouden<br />
met de technische specificaties<br />
van het systeem, kunnen<br />
storingen in de werking en zelfs<br />
brandgevaar veroorzaken.<br />
Wij raden u aan defecte<br />
gloeilampen, indien<br />
mogelijk, door de Alfa<br />
Romeo-dealer te laten vervangen.<br />
De juiste werking en afstelling<br />
van de buitenverlichting zijn<br />
van essentieel belang voor de rijveiligheid<br />
en bovendien wettelijk<br />
verplicht.<br />
ALGEMENE AANWIJZINGEN<br />
– Als een lampje niet brandt, controleer<br />
dan eerst of de zekering niet doorgebrand<br />
is, voordat u de lamp vervangt.<br />
– Zie voor de plaats van de zekeringen<br />
de paragraaf “Een doorgebrande zekering“<br />
in dit hoofdstuk.<br />
– Controleer, voordat u een defecte<br />
lamp vervangt, of de contacten niet zijn<br />
geoxideerd.<br />
– Vervang een defecte lamp door eenzelfde<br />
type met hetzelfde vermogen. Een<br />
lamp met een te laag vermogen geeft te<br />
weinig licht; een lamp met een te hoog<br />
vermogen verbruikt te veel energie.<br />
– Als u een gloeilamp in de koplamp<br />
hebt vervangen, controleer dan om veiligheidsredenen<br />
altijd of de afstelling nog<br />
goed is.<br />
135
TYPEN GLOEILAMPEN<br />
Op de auto zijn verschillende typen<br />
gloeilampen gemonteerd (fig. 21):<br />
A. Glasfittinglampen<br />
Deze zijn voorzien van een klemfitting.<br />
Verwijder de lamp door hem uit de houder<br />
te trekken.<br />
fig. 21<br />
136<br />
B. Gloeilampen met bajonetfitting<br />
Verwijder de lamp uit de houder door<br />
hem iets in te drukken en linksom te<br />
draaien.<br />
C. Buislampen<br />
Verwijder de lamp door de lamp uit de<br />
veercontacten los te maken.<br />
P4Z00134<br />
D. Halogeenlampen<br />
(mistlampen voor)<br />
Verwijder de lamp door de borgveer los<br />
te haken.<br />
E. Halogeenlampen<br />
(dimlicht en grootlicht)<br />
Verwijder de lamphouder door hem<br />
linksom te draaien en uit de zitting te<br />
trekken. Vervang de complete unit.
GLOEILAMP TYPE W<br />
GROOTLICHT E (HB3) 60<br />
DIMLICHT E (HB3) 60<br />
PARKEERLICHTEN VOOR A (W5W) 5<br />
RICHTINGAANWIJZERS VOOR B (P21W) 21<br />
RICHTINGAANWIJZERS OP VOORSPATBORD A (W5W) 5<br />
RICHTINGAANWIJZERS ACHTER B (P21W) 21<br />
REMLICHTEN/PARKEERLICHTEN ACHTER B (P21W/R5W) 21/5<br />
ACHTERUITRIJLICHTEN B (P21W) 21<br />
MISTACHTERLICHT B (P21W) 21<br />
KENTEKENPLAATVERLICHTING A (W5W) 5<br />
MISTLAMPEN VOOR D (H3) 55<br />
DERDE REMLICHT A (W5W) 5<br />
LEESLAMPJE C (H6W) 6<br />
PLAFONDLAMPJE VOOR B (C10W) 10<br />
Halogeenlampen mag<br />
u uitsluitend aanraken<br />
op het metalen gedeelte.<br />
Als u de bol met uw vingers<br />
aanraakt, zal de lichtopbrengst<br />
van de lamp teruglopen en kan<br />
ook de levensduur beperkt worden.<br />
Als u de bol per ongeluk<br />
toch hebt aangeraakt, moet u de<br />
bol schoonwrijven met een doekje<br />
met alcohol en daarna laten<br />
drogen.<br />
Halogeenlampen bevatten<br />
gas onder druk.<br />
Bij breuk kunnen er<br />
glassplinters wegschieten.<br />
137
KOPLAMPUNITS<br />
In de koplampunits zijn de gloeilampen<br />
voor het dimlicht (A-fig. 22) en het<br />
grootlicht (B-fig. 22) opgenomen.<br />
Om deze gloeilampen te kunnen vervangen,<br />
moet u het beschermdeksel (Cfig.<br />
23) verwijderen door de schroeven<br />
(D-fig. 23) los te draaien.<br />
Dimlicht en grootlicht<br />
Beide gloeilampen moeten op dezelfde<br />
manier vervangen worden (type E, vermogen<br />
60W):<br />
– Draai de lamphouder (E-fig. 24)<br />
linksom en trek hem uit de zitting.<br />
– Verwijder de borglip (F-fig. 24) en<br />
maak de stekker (G-fig. 24) los.<br />
fig. 22<br />
138<br />
P4Z00135<br />
– Monteer een nieuwe lamphouder met<br />
lamp op de stekker.<br />
BELANGRIJK Plaats de lamphouder<br />
op de juiste wijze in de reflector, waarbij<br />
de merktekens moeten samenvallen met<br />
de uitsparingen in de reflector.<br />
– Plaats de lamphouder op de reflector<br />
en draai de lamphouder rechtsom.<br />
– Monteer het eerder verwijderde beschermdeksel<br />
(C-fig. 23) en draai de<br />
bevestigingsschroeven vast (D-fig. 23).<br />
fig. 23<br />
P4Z00136<br />
Als de koplampen niet<br />
goed zijn afgesteld, is<br />
de werking minder en<br />
kunnen ze andere weggebruikers<br />
hinderen.<br />
Laat in geval van twijfel de<br />
lampen door de Alfa Romeodealer<br />
controleren en eventueel<br />
afstellen.<br />
fig. 24<br />
P4Z00137
ONDERSTE KOPLAMPUNITS<br />
In de koplampunits zijn de gloeilampen<br />
voor de parkeerverlichting, de richtingaanwijzers<br />
en de mistlampen voor opgenomen.<br />
fig. 25<br />
fig. 26<br />
P4Z00138<br />
P4Z00139<br />
Om deze gloeilampen te kunnen vervangen,<br />
moet u de complete unit verwijderen<br />
door de twee schroeven (B-fig.<br />
26) los te draaien. Deze schroeven zijn<br />
bereikbaar nadat het geklemde dekseltje<br />
(A-fig. 25) is verwijderd.<br />
Verwijder het dekseltje door een schroevendraaier<br />
in de opening te steken.<br />
Monteer de unit door de pen (C-fig.<br />
27) in de zitting te steken en de schroeven<br />
(B-fig. 26) vast te draaien.<br />
fig. 27<br />
P4Z00140<br />
Parkeerlichten voor<br />
Gloeilamp (type A, vermogen 5W) vervangen:<br />
– Verwijder de lichtunit, draai de lamphouder<br />
(A-fig. 28) en trek hem uit de<br />
zitting.<br />
– Verwijder het lampje (B-fig. 28) en<br />
vervang het.<br />
– Monteer de lamphouder.<br />
– Monteer de lichtunit.<br />
fig. 28<br />
P4Z00141<br />
139
Richtingaanwijzers voor<br />
Gloeilamp (type B, vermogen 21W)<br />
vervangen:<br />
– Verwijder de lichtunit, draai de lamphouder<br />
(A-fig. 29) en trek hem uit de<br />
zitting.<br />
– Vervang het lampje (B-fig. 29)<br />
met bajonetfitting.<br />
– Monteer de lamphouder.<br />
– Monteer de lichtunit.<br />
fig. 29<br />
140<br />
P4Z00142<br />
Mistlampen voor<br />
Wendt u voor het afstellen van de mistlampen<br />
tot de Alfa Romeo-dealer.<br />
Gloeilamp (type D, vermogen 55W)<br />
vervangen:<br />
– Verwijder de lichtunit, draai het beschermdeksel<br />
(A-fig. 30) en trek het<br />
deksel los zonder de stekker los te maken.<br />
– Maak de stekker (B-fig. 30) los<br />
van het lampje.<br />
– Haak de klemveren (C-fig. 31) los.<br />
– Vervang het lampje (D-fig. 31).<br />
– Ga in omgekeerde volgorde te werk<br />
fig. 30<br />
P4Z00143<br />
voor de montage van de nieuwe gloeilamp.<br />
– Monteer de lichtunit.<br />
Als de koplampen niet<br />
goed zijn afgesteld, is<br />
de werking minder en<br />
kunnen ze andere weggebruikers<br />
hinderen.<br />
Laat in geval van twijfel de<br />
lampen door de Alfa Romeodealer<br />
controleren en eventueel<br />
afstellen.<br />
fig. 31<br />
P4Z00144
RICHTINGAANWIJZERS OP<br />
VOORSPATBORD<br />
Ga voorzichtig te werk<br />
bij het verwijderen van<br />
de richtingaanwijzerunit<br />
op het voorspatbord zodat de<br />
carrosserie en het lampenglas<br />
niet beschadigd worden.<br />
Gloeilamp (type A, 5W) vervangen:<br />
– Verwijder de richtingaanwijzerunit<br />
(A-fig. 32) compleet met lamphouder<br />
door de unit eerst naar voren te duwen<br />
(1) en vervolgens het achterste deel los<br />
te maken (2).<br />
– Verwijder de lamphouder (B-fig.<br />
32) door hem iets te draaien.<br />
– Verwijder het geklemde lampje (Cfig.<br />
32) en vervang het.<br />
– Plaats de lamphouder in de richtingaanwijzerunit,<br />
monteer de unit en controleer<br />
of de borgveer vasthaakt.<br />
RICHTINGAANWIJZERS<br />
ACHTER, ACHTERLICHTEN,<br />
REMLICHTEN, ACHTERUITRIJ -<br />
LICHTEN EN MISTACHTERLICHT<br />
Gloeilampen (type B, vermogen: richtingaanwijzer<br />
en mistachterlicht 21W -<br />
achteruitrijlicht 21W - achterlicht/remlicht<br />
5/21W):<br />
– Draai de bevestigingsknoppen van de<br />
bekleding in de bagageruimte los en verwijder<br />
de bekleding.<br />
A-fig. 33 - Richtingaanwijzers, achterlichten<br />
en remlichten.<br />
B-fig. 33 - Achteruitrijlichten en mistachterlicht.<br />
fig. 32<br />
P4Z00145<br />
– Draai de hendeltjes (C-fig. 33) en<br />
verwijder de betreffende achterlichtunit.<br />
– Vervang het lampje met bajonetfitting.<br />
– Monteer de achterlichtunit en vergrendel<br />
de unit door de hendeltjes (C-fig.<br />
33) te draaien.<br />
– Maak de bekleding vast met de knoppen.<br />
fig. 33<br />
P4Z00146<br />
141
DERDE REMLICHT<br />
Gloeilampen (type A, vermogen 5W)<br />
vervangen:<br />
– Verwijder het beschermdeksel (Afig.<br />
34).<br />
fig. 34<br />
fig. 35<br />
142<br />
P4Z00224<br />
P4Z00225<br />
– Draai de bevestigingsschroeven (Bfig.<br />
35) van de lamphouder los (C-fig.<br />
35) en verwijder de lamphouder.<br />
– Vervang de lampjes (D-fig. 36).<br />
– Monteer de lamphouder en het beschermdeksel,<br />
waarbij de centreerpennen<br />
(1-fig. 35) op de juiste wijze in de<br />
openingen (2-fig. 35) op de hoedenplank<br />
moeten zijn gestoken.<br />
fig. 36<br />
P4Z00226<br />
EXTRA REMLICHT<br />
OP ACHTERSPOILER<br />
(bepaalde uitvoeringen/markten)<br />
– Draai de twee bevestigingsschroeven<br />
van de lichtunit (A-fig. 37) los.<br />
– Verwijder de unit, maak de stekker<br />
los door de borglip los te haken en vervang<br />
de complete unit.<br />
– Sluit de stekker aan en maak de<br />
twee bevestigingsschroeven weer vast.<br />
fig. 37<br />
P4Z00227
KENTEKENPLAATVERLICHTING<br />
Gloeilamp (type A, vermogen 5W) vervangen:<br />
– Verwijder de geklemde lichtunit (Afig.<br />
38).<br />
– Draai de lamphouder (B-fig. 38),<br />
trek hem uit de zitting en vervang het<br />
lampje (C-fig. 38).<br />
– Monteer de unit in de zitting.<br />
fig. 38<br />
P4Z00149<br />
DEFECTE INTERIEUR-<br />
VERLICHTING<br />
PLAFONDLAMPJE<br />
EN LEESLAMPJE<br />
Gloeilamp van plafondlampje (type C,<br />
vermogen 10W) en gloeilamp van leeslampje<br />
(type B, vermogen 6W) vervangen:<br />
– Licht het plafondlampje (A-fig. 39)<br />
bij de door de pijl aangegeven punten op<br />
en verwijder het.<br />
– Maak het lampje los door het naar<br />
buiten te trekken uit de veercontacten en<br />
vervang het. Controleer of het nieuwe<br />
lampje goed vastzit in de veercontacten.<br />
– Monteer het plafondlampje.<br />
fig. 39<br />
P4Z00150<br />
Controleer tijdens de<br />
montage van de plafondverlichting<br />
of de<br />
elektrische bedrading op de juiste<br />
wijze geplaatst is en niet in<br />
aanraking komt met de randen<br />
van de plafondverlichting of de<br />
borglippen.<br />
143
DORPELVERLICHTING<br />
– Verwijder de geklemde verlichting<br />
(A-fig. 40).<br />
– Maak het scherm (B-fig. 40) los.<br />
– Vervang het lampje (C-fig. 40) (type<br />
A, vermogen 5W).<br />
– Monteer het scherm en de verlichting.<br />
fig. 40<br />
144<br />
P4Z00151<br />
VERLICHTING<br />
DASHBOARDKASTJE<br />
Gloeilamp (type C, vermogen 5W) vervangen:<br />
– Verwijder het geklemde lampenglas<br />
(A-fig. 41).<br />
– Verwijder het lampje (B-fig. 41) uit<br />
de veercontacten en vervang het.<br />
– Zorg ervoor dat het nieuwe lampje<br />
goed in de veercontacten vastzit.<br />
– Monteer het lampenglas.<br />
fig. 41<br />
P4Z00152<br />
BAGAGERUIMTEVERLICHTING<br />
Gloeilamp (type C, vermogen 10W)<br />
vervangen:<br />
– Verwijder het geklemde lampenglas<br />
(A-fig. 42).<br />
– Verwijder het buislampje (B-fig.<br />
42) door het naar buiten te trekken,<br />
plaats het nieuwe lampje en zorg ervoor<br />
dat het goed in de veercontacten vastzit.<br />
– Monteer het lampenglas.<br />
fig. 42<br />
P4Z00153
EEN DOORGEBRANDE<br />
ZEKERING OF RELAIS<br />
ALGEMENE OPMERKINGEN<br />
(fig. 43)<br />
Als een elektrisch onderdeel niet werkt,<br />
controleer dan eerst of de zekering niet is<br />
doorgebrand.<br />
A - Zekering in goede staat.<br />
B - Zekering met doorgebrande strip.<br />
Verwijder een defecte zekering met behulp<br />
van het tangetje (C) uit de zekeringenkast.<br />
Vervang een doorgebrande zekering<br />
door een exemplaar met dezelfde stroomsterkte<br />
(zelfde kleur).<br />
fig. 43<br />
P4Z00154<br />
Vervang een defecte<br />
zekering nooit door ander<br />
materiaal.<br />
Vervang een zekering<br />
nooit door een zekering<br />
met een hogere stroomsterkte<br />
(ampèrage); BRANDGE-<br />
VAAR.<br />
Controleer, voordat u<br />
een zekering vervangt,<br />
of de contactsleutel uit<br />
het contactslot is genomen en alle<br />
stroomgebruikers uit staan<br />
en/of zijn uitgeschakeld.<br />
Als de zekering opnieuw<br />
doorbrandt,<br />
wendt u dan tot de Alfa<br />
Romeo-dealer. Raadpleeg voor<br />
de plaats van de zekeringen de<br />
tabellen op pag.150 en 151.<br />
145
Om de plaats van de zekeringen en relais<br />
makkelijker te bepalen, zijn ze onderverdeeld<br />
in de volgende paragrafen:<br />
A - Hoofdzekeringen<br />
B - Zekeringen en relais in de zekeringenkast<br />
C - Zekeringen en relais op hulpsteun<br />
D - Zekeringen en relais in de motorruimte<br />
E - Zekeringen en relais op traverse van<br />
de achterbank.<br />
Dezelfde onderverdeling wordt gehanteerd<br />
in de tabellen op pag.150 en 151.<br />
146<br />
A - HOOFDZEKERINGEN<br />
Naast de zekeringen die de afzonderlijke<br />
componenten beveiligen, is de auto<br />
voorzien van een aantal zekeringen die<br />
alle voedingskabels beschermen met uitzondering<br />
van de kabel van de startmotor<br />
en de kabel tussen startmotor en dynamo.Deze<br />
twee kabels worden beschermd<br />
tegen oververhitting en mechanische druk<br />
door speciaal isolatiemateriaal.<br />
De hoofdzekeringen bevinden zich in de<br />
motorruimte, in en eventueel op een houder.<br />
fig. 44<br />
P4Z00156<br />
De zekeringen zijn bereikbaar nadat het<br />
deksel (fig. 44) verwijderd is uit de<br />
borgveren aan de zijkant.<br />
De systemen die door de hoofdzekeringen<br />
(fig. 45) worden beveiligd, staan in<br />
de tabellen op pag. 150 en 151.<br />
fig. 45<br />
P4Z00281
B - ZEKERINGEN EN RELAIS<br />
IN DE ZEKERINGENKAST<br />
De zekeringen en relais van de belangrijkste<br />
systemen bevinden zich in een zekeringenkastje<br />
onder het dashboard, links<br />
van het stuur.<br />
Ze zijn bereikbaar nadat het deksel (Afig.<br />
46) is verwijderd door de bevestigingspennen<br />
los te draaien.<br />
Door aan de hendel (B-fig. 47) met<br />
het opschrift “FUSE” te trekken, zal de<br />
zekeringenkast in een stand komen waardoor<br />
de zekeringen en relais gemakkelijk<br />
bereikbaar worden.<br />
Bij iedere zekering is een symbool aangebracht<br />
dat de belangrijkste elektrische component<br />
aangeeft dat door de betreffende zekering<br />
wordt beveiligd.<br />
fig. 46<br />
P4Z00157<br />
Verticaal in het midden van de zekeringenkast<br />
bevinden zich reservezekeringen.<br />
BELANGRIJK Wij raden u aan na het<br />
vervangen van een zekering de voorraad<br />
zekeringen met originele Alfa Romeo-onderdelen<br />
aan te vullen. Het gebruik van<br />
soortgelijke zekeringen met iets afwijkende<br />
specificaties kan de werking en de veiligheid<br />
van de auto in gevaar brengen.<br />
De systemen die door de zekeringen in<br />
de zekeringenkast (fig. 48) worden beveiligd,<br />
staan in de tabellen op pag.150<br />
en 151.<br />
Relais (fig. 48)<br />
In de zekeringenkast zijn ook de volgende<br />
relais geplaatst:<br />
A - Grootlicht<br />
fig. 47<br />
P4Z00158<br />
B - Voeding services via start-/contactslot<br />
behalve bij het starten<br />
C - Dimlicht<br />
D - Claxon<br />
E - Achterruit- en spiegelverwarming<br />
F - Buitenverlichting.<br />
fig. 48<br />
P4Z00159<br />
147
C - ZEKERINGEN EN RELAIS<br />
OP HULPSTEUN<br />
De zekeringen en relais van enkele verbruikers<br />
zijn geplaatst op een hulpsteun<br />
in een klein kastje boven de hoofdzekeringenkast.<br />
Ze zijn bereikbaar nadat het deksel (Afig.<br />
49) is verwijderd door de bevestigingspennen<br />
los te draaien.<br />
De systemen die door de zekeringen<br />
worden beveiligd zijn genummerd van 24<br />
tot 29 (fig. 49/A) en staan in de tabellen<br />
op pag. 150 en 151.<br />
fig. 49<br />
148<br />
P4Z00157<br />
Relais (fig. 49/A)<br />
A - Relais 1e snelheid elektroventilateur.<br />
B - Relais 2e snelheid elektroventilateur.<br />
C - Relais 2e snelheid elektroventilateur<br />
nr. 2 voor motorkoelsysteem (uitvoering<br />
3.0 V6 24V).<br />
Verder zijn er de volgende relais:<br />
– Knippersignaal waarschuwingsknipperlichten<br />
en richtingaanwijzers<br />
– Relais mistlampen voor.<br />
– Relais mistachterlicht.<br />
Om deze zekeringen te bereiken, moet<br />
het instrumentenpaneel worden verwijderd:<br />
wendt u tot de Alfa Romeo-dealer.<br />
fig. 49/A<br />
P4Z00282<br />
D - ZEKERINGEN EN RELAIS<br />
IN DE MOTORRUIMTE<br />
De zekeringen en relais aan de linkerzijde<br />
in de motorruimte zijn afgedekt (fig.<br />
50). Ze zijn bereikbaar nadat de bescherming<br />
is verwijderd door de bevestigingsschroeven<br />
los te draaien, zoals is afgebeeld.<br />
BELANGRIJK De plaats van de zekeringen<br />
en relais is afhankelijk van de uitvoering<br />
en het land; het is daarom raadzaam,<br />
ook in geval van een eventuele<br />
storing, contact op te nemen met de Alfa<br />
Romeo-dealer.<br />
De systemen die door de zekeringen in<br />
de motorruimte worden beveiligd, staan<br />
op pag. 150 en 151:<br />
– fig. 51 = uitvoering 2.0 T.SPARK<br />
– fig. 52 = uitvoering 3.0 V6 24V.<br />
fig. 50<br />
P4Z00161
Relais (fig. 51-52)<br />
A - Relais met diode van inspuitsysteem<br />
B - Relais brandstofpomp<br />
C - Relais aircocompressor (uitvoeringen<br />
met automatisch geregelde airconditioning).<br />
fig. 51<br />
fig. 52<br />
P4Z00162<br />
P4Z00267<br />
E - ZEKERINGEN EN RELAIS<br />
OP TRAVERSE VAN DE ACH-<br />
TERBANK<br />
De zekeringen en relais zijn bereikbaar<br />
vanuit de bagageruimte nadat het com -<br />
pacte reservewiel of de reparatiekit en de<br />
bekleding uit de bagageruimte is verwijderd<br />
(fig. 53). Wendt u voor het vervangen<br />
van zekeringen of relais tot de Alfa<br />
Romeo-dealer.<br />
De systemen die door de zekeringen op<br />
de traverse van de achterbank (fig. 54)<br />
worden beveiligd, staan in de tabellen op<br />
pag. 150 en151.<br />
fig. 53<br />
P4Z00228<br />
Relais (fig. 54)<br />
A - Relais voeding elektrisch verstelbare<br />
stoelen (indien aanwezig)<br />
C - Relais tankklepje en systemen die<br />
werken met de contactsleutel in stand<br />
STOP<br />
C - Relais kofferdeksel en systemen die<br />
werken met de contactsleutel in stand<br />
STOP.<br />
fig. 54<br />
P4Z00229<br />
149
Systeem / Component Zekeringnr. Ampère Plaats<br />
Parkeerverlichting linksvoor 22 10A fig. 48<br />
Parkeerverlichting rechtsvoor 23 10A fig.48<br />
Parkeerverlichting linksachter 23 10A fig. 48<br />
Parkeerverlichting rechtsachter 22 10A fig.48<br />
Dimlicht links 11 10A fig. 48<br />
Dimlicht rechts 12 10A fig. 48<br />
Grootlicht links 15 10A fig. 48<br />
Grootlicht rechts 16 10A fig. 48<br />
Derde remlicht 19 20A fig. 48<br />
Kentekenplaatverlichting links 23 10A fig. 48<br />
Kentekenplaatverlichting rechts 22 10A fig. 48<br />
Achteruitrijlichten 20 20A fig. 48<br />
Mistachterlicht 8 10A fig. 48<br />
Waarschuwingsknipperlichten 7 10A fig. 48<br />
Richtingaanwijzers 8 10A fig. 48<br />
Mistlampen voor 10 10A fig. 48<br />
26 10A fig. 49/A<br />
Verlichting dashboardkastje 23 10A fig. 48<br />
150<br />
Systeem / Component Zekeringnr. Ampère Plaats<br />
Plafondlampje voor en<br />
bagageruimteverlichting 17 20A fig. 48<br />
Ruitenwissers/-sproeiers 13 20A fig. 48<br />
Claxon 19 20A fig. 48<br />
Elektrische ruitbediening 8 10A fig. 48<br />
en portiervergrendeling 17 20A fig. 48<br />
Elektrische ruitbediening 24 20A fig. 49/A<br />
25 20A fig. 49/A<br />
Stuurkolomschakelaars 8 10A fig. 48<br />
Controlelampje buitenverlichting 23 10A fig. 48<br />
Achterruitverwarming 21 30A fig. 48<br />
Elektrisch verstelbare buitenspiegels 17 20A fig. 48<br />
Aansteker 14 20A fig. 48<br />
Koplampverstelling 23 10A fig. 48<br />
Instrumentenpaneel 22 10A fig. 48<br />
8 10A fig. 48<br />
18 25A fig. 48<br />
Controlelampje grootlicht 16 10A fig. 48<br />
Controlelampje achterruitverwarming 21 30A fig. 48<br />
Autoradio 17 20A fig. 48
Systeem / Component Zekeringnr Ampère Plaats<br />
Inbouwvoorbereiding mobiele telefoon 17 20A fig. 48<br />
10 10A fig. 48<br />
Diefstalalarm 7 10A fig. 48<br />
20 20A fig. 48<br />
18 25A fig. 48<br />
Afstandsbediening 20 20A fig. 48<br />
Telepass 20 20A fig. 48<br />
Verlichting bedieningsknoppen 23 10A fig. 48<br />
Opendak 20 20A fig. 48<br />
Elektrisch regelbare stoelverwarming 20 20A fig. 48<br />
Airbag 28 10A fig. 49/A<br />
ABS 27 10A fig. 49/A<br />
34 60A fig. 54<br />
Alfa Romeo CODE 5 7,5A fig. 45<br />
Airconditioning 3 30A fig. 45<br />
14 20A fig. 48<br />
Elektroventilateur voor<br />
motorkoelsysteem 1 60A fig. 45<br />
Elektroventilateur nr. 2 7 50A fig. 45<br />
voor motorkoelsysteem<br />
(uitvoering 3.0 V6 24V)<br />
Aanjager 3 30A fig. 45<br />
Systeem / Component Zekeringnr Ampère Plaats<br />
Inspuitsysteem<br />
– voor alle uitvoeringen 6 7,5A fig. 45<br />
– voor uitvoering 2.0 T.SPARK 30 15A fig. 51<br />
31 15A fig. 51<br />
– voor uitvoering 3.0 V6 24V 30 15A fig. 52<br />
32 15A fig. 52<br />
Elektronische inspuiting-ontsteking 2 30A fig. 45<br />
Elektrisch bedienbare antenne 17 20A fig. 48<br />
Alle systemen die werken met<br />
de contactsleutel in stand MAR,<br />
werken niet<br />
Bijna alle systemen<br />
en elektrische componenten<br />
4 30A fig. 45<br />
werken niet 35 80A fig. 54<br />
Relais op traverse achterbank 36 30A fig. 54<br />
151
EEN LEGE ACCU<br />
STARTEN MET EEN HULPACCU<br />
Als de accu leeg is, kan de auto worden<br />
gestart met een hulpaccu, die ten minste<br />
dezelfde capaciteit moet hebben als de<br />
lege accu (zie het hoofdstuk “Technische<br />
gegevens“).<br />
De accu (fig. 57) is in de bagageruimte<br />
geplaatst en wordt afgedekt (fig.<br />
56).<br />
fig. 55<br />
152<br />
P4Z00167<br />
Voor het bereiken van de accu, moet u<br />
de kunststof sluitingen (A-fig. 56) losdraaien,<br />
de knop (B-fig. 56) verwijderen<br />
en vervolgens de bekleding opzij<br />
schuiven.<br />
Het starten met een hulpaccu is niet<br />
schadelijk voor de Alfa Romeo CODE en<br />
moet als volgt worden uitgevoerd:<br />
– Schakel alle stroomverbruikers uit die<br />
niet absoluut noodzakelijk zijn.<br />
fig. 56<br />
P4Z00231<br />
– Verbind de pluspolen (1-fig. 55)<br />
van de beide accu’s (+ teken nabij de<br />
pool) met een startkabel.<br />
– Sluit een tweede startkabel aan op<br />
de minpolen (2-fig. 55) van beide accu’s<br />
(– teken nabij de pool).<br />
– Start de motor.<br />
– Neem, als de motor draait, de kabels<br />
in de omgekeerde volgorde los.<br />
– Als de motor na enkele pogingen niet<br />
aanslaat, blijf dan niet proberen maar<br />
wendt u tot een Alfa Romeo-dealer.<br />
Monteer na het beeïndigen van de procedure<br />
de bescherming op de accu.<br />
fig. 57<br />
P4Z00273
Laat deze procedure<br />
door gespecialiseerd<br />
personeel uitvoeren.<br />
Onjuiste handelingen kunnen leiden<br />
tot vonken en ernstige beschadiging<br />
van de accu. De vloeistof<br />
in de accu is giftig en corrosief.<br />
Vermijd het contact met de<br />
huid of de ogen.<br />
Kom ook niet dicht bij een accu<br />
met open vuur of een brandende<br />
sigaret en veroorzaak geen vonken.<br />
Om beschadiging aan<br />
het elektrische systeem<br />
te voorkomen, dient u<br />
de instructies van de fabrikant<br />
van de startkabels strikt op te<br />
volgen. De startkabels moeten<br />
een zodanige lengte hebben dat<br />
de beide auto’s elkaar niet raken.<br />
Gebruik voor een<br />
noodstart beslist nooit<br />
een acculader. Hierdoor<br />
kunnen de elektronische systemen<br />
worden beschadigd, in het<br />
bijzonder de regeleenheden die<br />
de inspuiting en ontsteking regelen.<br />
Bij het los- en vastkoppelen<br />
van de accuklemmen<br />
kunnen er<br />
vonken ontstaan waardoor de<br />
elektronische systemen kunnen<br />
beschadigen. Laat deze werkzaamheden<br />
door gespecialiseerd<br />
personeel uitvoeren.<br />
153
HET SLEPEN VAN DE<br />
AUTO<br />
Bij de auto is een sleepoog geleverd.<br />
Het sleepoog bevindt zich in de gereedschaptas<br />
in de bagageruimte en kan aan<br />
de voorzijde of achterzijde bevestigd worden.<br />
Neem het sleepoog (A-fig. 58) uit de<br />
gereedschaptas en draai het oog op de<br />
schroefdraadpen. De schroefdraadpen is<br />
bereikbaar via de opening (B-fig. 58)<br />
in de voorbumper.<br />
Draai het sleepoog geheel op de<br />
schroefdraadpen.<br />
fig. 58<br />
154<br />
P4Z00168<br />
Controleer of het<br />
sleep oog goed bevestigd<br />
is (A-fig. 58) (er<br />
moeten ongeveer 18 draaibewegingen<br />
worden gemaakt); de<br />
schroefdraadpen is bereikbaar<br />
via de opening (B-fig. 58) in de<br />
bumper.<br />
Maak de schroefdraad zorgvuldig<br />
schoon, voordat u het sleep -<br />
oog in de schroefdraadboring<br />
draait.<br />
HET SLEPEN VAN<br />
EEN ANDERE AUTO<br />
Verwijder het geklemde deksel (A-fig.<br />
59) op de achterbumper en draai het<br />
sleepoog (B-fig. 59) geheel op de<br />
schroefdraadpen die bereikbaar is via de<br />
opening in de bumper.<br />
fig. 59<br />
P4Z00169<br />
Draai voor het slepen<br />
de sleutel in stand MAR<br />
en vervolgens in stand<br />
STOP zonder de contactsleutel<br />
uit het slot te verwijderen. Als<br />
de contactsleutel uit het contactslot<br />
wordt genomen, schakelt<br />
automatisch het stuurslot in<br />
waardoor het onmogelijk wordt<br />
de auto te besturen. Houd er bij<br />
het slepen rekening mee dat de<br />
rem- en stuurbekrachtiging niet<br />
werken, waardoor meer kracht<br />
nodig is voor de bediening van<br />
het rempedaal en het stuur. Gebruik<br />
voor het slepen geen elastische<br />
kabels en rijd zo gelijkmatig<br />
mogelijk. Controleer tijdens<br />
het slepen of de sleepkabel geen<br />
carrosseriedelen kan beschadigen.<br />
Houdt u bij het slepen van<br />
een auto aan de wettelijke voorschriften.<br />
Dit geldt zowel voor<br />
het slepen zelf als voor het gedrag<br />
naar andere weggebruikers.
HET OPKRIKKEN<br />
VAN DE AUTO<br />
MET DE BOORDKRIK<br />
Zie de paragraaf “Een lekke band“ in<br />
dit hoofdstuk.<br />
De richtlijnen geven aan dat:<br />
– De krik 2,600 kg moet wegen.<br />
– De krik geen afstelwerkzaamheden<br />
mag vereisen.<br />
– De krik bij beschadiging vervangen<br />
moet worden door een krik van hetzelfde<br />
type.<br />
– Buiten de slinger geen enkel ander<br />
gereedschap op de krik gemonteerd mag<br />
worden.<br />
Als de krik niet juist<br />
geplaatst wordt, kan de<br />
opgekrikte auto van de<br />
krik vallen. De krik dient uitsluitend<br />
voor het verwisselen van<br />
een wiel van de auto waarbij de<br />
krik geleverd is of voor auto’s<br />
van hetzelfde model. Gebruik de<br />
krik niet voor het opkrikken van<br />
andere auto’s. En beslist nooit<br />
voor het uitvoeren van werkzaamheden<br />
onder de auto.<br />
Op een sticker op de<br />
krik is het maximum<br />
hefvermogen aangegeven;<br />
de krik mag nooit voor een<br />
zwaardere last worden gebruikt.<br />
MET DE HEFBRUG OF GARA-<br />
GEKRIK<br />
De auto mag uitsluitend worden opgekrikt<br />
door de hefarm van de garagekrik<br />
of de hefbrug in het aangegeven gebied<br />
te plaatsen (fig. 60).<br />
Om beschadiging aan<br />
de rem- en brandstofleidingen<br />
te voorkomen<br />
moet de hefarm van de garagekrik<br />
of de hefbrug in het aangegeven<br />
gebied aan de voorzijde<br />
worden geplaatst (fig. 61).<br />
fig. 60<br />
fig. 61<br />
P4Z00230<br />
P4Z00171<br />
155
BIJ EEN ONGEVAL<br />
– Het is belangrijk altijd rustig te blijven.<br />
– Als u niet direct bij het ongeval betrokken<br />
bent, stopt u dan op een afstand<br />
van ten minste een tiental meters van het<br />
ongeluk.<br />
– Stop bij ongevallen op de snelweg zo<br />
mogelijk in de berm en laat de vluchtstrook<br />
vrij.<br />
– Zet de motor uit en schakel de waarschuwingsknipperlichten<br />
in.<br />
– Verlicht als het donker is met de koplampen<br />
de plaats van het ongeval.<br />
– Wees voorzichtig, voorkom het risico<br />
van een aanrijding.<br />
– Geef het ongeval aan door de gevarendriehoek<br />
goed zichtbaar en op de wettelijk<br />
voorgeschreven afstand te plaatsen.<br />
– Waarschuw de hulpinstanties en geef zo<br />
duidelijk mogelijke informatie. Gebruik op de<br />
snelweg de daarvoor bestemde praatpalen.<br />
– Bij kettingbotsingen op de snelweg,<br />
in het bijzonder bij mist, is het risico om<br />
bij volgende botsingen betrokken te raken<br />
groot. Verlaat onmiddellijk de auto<br />
en zoek bescherming achter de vangrail.<br />
156<br />
– Probeer bij geblokkeerde portieren de<br />
auto niet te verlaten door de gelaagde<br />
voorruit in te slaan. De zijruiten en de<br />
achterruit kunnen makkelijker worden ingeslagen.<br />
– Neem bij de betrokken auto’s de contactsleutel<br />
uit.<br />
– Als u brandstof of andere chemische<br />
producten ruikt, rook dan niet en doof sigaretten.<br />
– Gebruik voor het blussen van branden,<br />
zelfs als deze klein zijn, de brandblusser,<br />
een wollen deken, zand of<br />
grond. Gebruik nooit water.<br />
ALS ER GEWONDEN ZIJN<br />
– Blijf altijd bij de gewonde. Ook de<br />
personen die niet direct bij het ongeval<br />
betrokken zijn, zijn verplicht hulp te bieden.<br />
– Blijf niet om de gewonde heen staan.<br />
– Stel de gewonde gerust over het tijdig<br />
komen van de hulp. Blijf bij de gewonde<br />
om eventuele paniekaanvallen te<br />
vermijden.<br />
– Maak of snijd de veiligheidsgordel,<br />
die de gewonde op zijn plaats houdt, los.<br />
– Geef niets te drinken aan de gewonde.<br />
– De gewonde mag nooit worden verplaatst<br />
behalve in de gevallen die bij het<br />
volgende punt worden behandeld.<br />
– Haal de gewonde uitsluitend uit de<br />
auto bij gevaar voor brand, verdrinking of<br />
naar beneden storten. Als u een gewonde<br />
uit de auto haalt: trek niet aan de ledematen,<br />
buig nooit het hoofd en houd,<br />
voor zover mogelijk, het lichaam in horizontale<br />
positie.
VERBANDTROMMEL (fig. 62)<br />
De verbandtrommel moet ten minste<br />
bevatten:<br />
– steriele gaasdeppers, om de wond te<br />
bedekken en schoon te maken;<br />
– verschillende soorten verband;<br />
– pleisters van verschillende afmetingen;<br />
– hechtpleister;<br />
– een pak hydrofiele watten;<br />
– een flesje jodium;<br />
– een pak zakdoekjes;<br />
– een schaar met afgeronde punten;<br />
– een pincet;<br />
– twee bloedstelpende zwachtels.<br />
De verbandtrommel is opgenomen in<br />
het Alfa Romeo Lineaccessori-programma.<br />
fig. 62<br />
P4Z00172<br />
157
Een goed en regelmatig onderhoud van de auto is de beste manier<br />
om de prestaties en de veiligheid van de auto gedurende langere<br />
tijd te garanderen.<br />
Onthoud verder dat het nauwkeurig aanhouden van de<br />
onderhoudsnormen die aangegeven zijn met het afgebeelde<br />
symbool, de noodzakelijke voorwaarden vormen om de<br />
garantie te behouden.<br />
Op de volgende pagina’s staat het onderhoudsschema en de controles<br />
die uitgevoerd dienen te worden voor een goed onderhoud.<br />
Wij raden u aan de in het onderhoudsschema voorgeschreven<br />
handelingen bij de vastgestelde kilometerstanden te laten uitvoeren.<br />
ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD ........................................ pag.............160<br />
ONDERHOUDSSCHEMA ........................................................................ ...........162<br />
JAARLIJKS INSPECTIESCHEMA ........................................................... ...........164<br />
NIVEAUS CONTROLEREN, BIJVULLEN EN VERVERSEN ............... ...........166<br />
LUCHTFILTER ........................................................................................... ...........179<br />
STOF-/POLLENFILTER ........................................................................... ...........180<br />
ACCU .......................................................................................................... ...........181<br />
ELEKTRONISCHE REGELEENHEDEN ................................................. ...........185<br />
BOUGIES ................................................................................................... ...........186<br />
WISSERBLADEN ...................................................................................... ...........186<br />
RUITENSPROEIERS ................................................................................. ...........187<br />
CARROSSERIE .......................................................................................... ...........187<br />
INTERIEUR ................................................................................................ ...........190<br />
159
GEPROGRAMMEERD<br />
ONDERHOUD<br />
VOORZORGSMAATREGELEN<br />
In de motorruimte bevinden zich vele<br />
bewegende delen, componenten die hoge<br />
temperaturen kunnen bereiken en hoogspanningskabels<br />
die gevaar kunnen opleveren<br />
voor degene die niet bekend zijn<br />
met de werking ervan.<br />
Bij onderhoudswerkzaamheden moeten<br />
de volgende voorzorgsmaatregelen worden<br />
genomen:<br />
– Zet de motor af en wacht tot deze is<br />
afgekoeld.<br />
– Onthoud dat bij een warme motor de<br />
elektroventilateur, afhankelijk van de<br />
temperatuur van de motorkoelvloeistof,<br />
automatisch kan inschakelen.<br />
– Rook niet en gebruik geen open vuur.<br />
– Houd altijd een brandblusser binnen<br />
handbereik.<br />
– Gebruik de bij de auto geleverde krik<br />
niet om de auto op te krikken voor werkzaamheden<br />
onder de auto.<br />
160<br />
De bij de auto geleverde<br />
krik dient uitsluitend<br />
voor het verwisselen<br />
van een wiel. De auto mag niet<br />
met de krik worden opgekrikt<br />
voor het uitvoeren van andere<br />
werkzaamheden. Wendt u bij<br />
voorkeur tot een Alfa Romeodealer<br />
om deze werkzaamheden<br />
uit te laten voeren.<br />
Vertrouw het onderhoud<br />
in principe toe aan<br />
de Alfa Romeodealer.Als<br />
u toch zelf onderhoud<br />
of kleine reparaties verricht, controleer<br />
dan of u over het juiste<br />
speciale gereedschap en de noodzakelijke<br />
originele Alfa Romeoonderdelen<br />
en de voorgeschreven<br />
bedrijfsvloeistoffen beschikt.<br />
Voer niet zelf onderhoudswerkzaamheden<br />
uit, als u daarmee<br />
geen ervaring hebt.<br />
Pas op als u sjaals,<br />
dassen of andere loszittende<br />
kledingstukken<br />
draagt: deze kunnen door de bewegende<br />
delen worden gegrepen.<br />
GEVAAR - ERNSTIGE<br />
VERWONDINGEN. Als u<br />
controle- of onderhoudswerkzaamheden<br />
in de motorruimte<br />
uitvoert, moet u er<br />
vooral op letten dat u uw hoofd<br />
niet stoot tegen het uitstekende<br />
deel van de motorkap.<br />
Rook nooit tijdens<br />
werkzaamheden in de<br />
motorruimte: er kunnen<br />
licht ontvlambare gassen aanwezig<br />
zijn; brandgevaar.
Als de auto vaak<br />
wordt gebruikt voor<br />
het trekken van aanhangers<br />
moeten er kortere intervallen<br />
worden aangehouden<br />
voor de werkzaamheden van<br />
het geprogrammeerd onderhoud.<br />
Belangrijk. Tijdens het<br />
bijvullen mogen de<br />
vloeistoffen met verschillende<br />
specificaties niet gemengd<br />
worden: als de specificaties<br />
van de vloeistoffen verschillen,<br />
kan de auto ernstig beschadigd<br />
worden.<br />
ALGEMENE INFORMATIE<br />
Doelmatig onderhoud is een beslissende<br />
factor voor een goede werking van de auto<br />
en een lange levensduur. Zorg er daarom<br />
voor dat de onderhoudsbeurten tijdig<br />
worden uitgevoerd. Dankzij de verdergaande<br />
ontwikkeling van het product<br />
kunnen deze bij hogere kilometerstanden<br />
worden uitgevoerd.<br />
De service- en inspectiebeurten moeten<br />
iedere 20.000 km worden uitgevoerd.<br />
Het blijft echter altijd nuttig om regelmatig<br />
wat aandacht aan de auto te<br />
schenken, bijvoorbeeld door het systematisch<br />
controleren van de vloeistofniveaus<br />
en de spanning van de banden.<br />
Denk er altijd aan dat een goed onderhoud<br />
van de auto de beste manier is om<br />
de prestaties en de veiligheid van de auto<br />
gedurende langere tijd te garanderen.<br />
Daarbij wordt ook het milieu ontzien en<br />
blijven de exploitatiekosten laag.<br />
Onthoud verder dat het nauwkeurig<br />
aanhouden van de onderhoudsnormen<br />
die aangegeven zijn met het symbool —<br />
de noodzakelijke voorwaarden vormen<br />
om de garantie te behouden.<br />
De Alfa Romeo-dealer kan van te voren<br />
om een prijsopgave worden gevraagd.<br />
BELANGRIJK Het verdient aanbeveling<br />
eventuele kleine defecten onmiddellijk<br />
door de Alfa Romeo-dealer te laten<br />
verhelpen en daarmee niet te wachten<br />
tot de volgende servicebeurt.<br />
BELANGRIJK De servicebeurten van<br />
het geprogrammeerd onderhoud zijn door<br />
de fabrikant voorgeschreven. Het niet uitvoeren<br />
van deze servicebeurten kan het<br />
vervallen van de garantie tot gevolg hebben.<br />
161
ONDERHOUDSSCHEMA<br />
Banden op conditie en slijtage controleren<br />
Werking waarschuwingslampje voor versleten remblokken van de schijfremmen voor controleren<br />
Conditie remblokken van de schijfremmen achter controleren<br />
Conditie stofhoezen aandrijfassen, stuurbekrachtiging, scharnierkappen<br />
en conditie brandstof- en remleidingen controleren<br />
Visueel de conditie controleren van: buitenzijde carrosserie en bodemplaatbescherming<br />
(uitlaat, brandstof- en remleidingen) en rubber delen (stofkappen, hoezen, enz)<br />
Getande distributieriem controleren<br />
Poly-V-aandrijfriem visueel controleren<br />
Slag handrem controleren<br />
Uitlaatgasemissie controleren<br />
Werking benzinedamp-opvangsysteem controleren<br />
Luchtfilter vervangen<br />
Vloeistofniveaus controleren en eventueel bijvullen (remsysteem, hydraulische koppeling,<br />
stuurbekrachtiging, ruitenwissers, accu, motorkoelsysteem<br />
Getande distributieriem (**) en Poly-V-aandrijfriem vervangen<br />
Aandrijfriem tegengesteld draaiende balansassen vervangen<br />
(alleen uitvoering 2.0 T.SPARK)<br />
(**) Vanwege de zeer veeleisende bedrijfsomstandigheden moet in Nederland bij uitvoeringen met<br />
een 2.0 T-Spark-motor de distributieriem om de 60.000 km of om de 36 maanden worden vervangen<br />
162<br />
x 1000 km 20 40 60 80 100 120 140 160 180
Bougies vervangen<br />
Inspuiting/ontsteking controleren (m.b.v. diagnosestekker)<br />
Olie van handgeschakelde versnellingsbak en differentieel controleren<br />
Motorolie en oliefilter vervangen<br />
Remvloeistof vervangen (of om het jaar)<br />
Stof-/pollenfilter controleren<br />
x 1000 km 20 40 60 80 100 120 140 160 180<br />
(*) Of iedere 3 jaar bij zware gebruiksomstandigheden (koud klimaat, in stadsverkeer met langdurig stationair draaiende motor).<br />
Of iedere 5 jaar, onafhankelijk van het aantal afgelegde kilometers.<br />
BELANGRIJK Om de goede werking van de motor te garanderen (en ook om de garantie te behouden) moet in bepaalde landen<br />
het inlaatsysteem iedere 80.000 km worden vervangen. Informeer hiernaar bij de Alfa Romeo-dealer.<br />
163
JAARLIJKS<br />
INSPECTIESCHEMA<br />
Voor auto’s waarmee jaarlijks minder dan<br />
20.000 km wordt gereden (bijvoorbeeld<br />
ongeveer 10.000 km) is er een JAARLIJKS<br />
INSPECTIESCHEMA dat het volgende omvat:<br />
- Banden op conditie en slijtage controleren<br />
en bandenspanning eventueel herstellen<br />
(inclusief het reservewiel, indien aanwezig).<br />
– Werking verlichting (koplampen, richtingaanwijzers,<br />
waarschuwingsknipper -<br />
lichten, bagageruimte, interieur, dashboardkastje,waarschuwings-/controlelampjes,<br />
enz.) controleren.<br />
– Werking ruitenwissers/-sproeiers controleren<br />
en sproeiers afstellen<br />
– Stand wisserbladen controleren en<br />
wisserbladen op slijtage controleren.<br />
– Remblokken voor (schijfremmen) op<br />
conditie en slijtage controleren.<br />
– Visueel de conditie controleren van:<br />
motor, versnellingsbak, aandrijfassen, uitlaat-,<br />
brandstof- en remleidingen, rubber<br />
delen (stofkappen, hoezen enz.) en rubber<br />
slangen van rem- en brandstofsys-<br />
164<br />
teem.<br />
– Acculading controleren.<br />
– Conditie van diverse aandrijfriemen visueel<br />
controleren.<br />
– Vloeistofniveaus controleren en eventueel<br />
bijvullen (motorkoelsysteem, remsysteem,<br />
ruitensproeiers, accu, enz.).<br />
– Motorolie verversen.<br />
– Motoroliefilter vervangen.<br />
– Pollenfilter vervangen (alleen auto’s met<br />
automatisch geregelde airconditioning).<br />
AANVULLENDE WERKZAAM-<br />
HEDEN<br />
Iedere 1000 km of voor een lange<br />
reis controleren en eventueel bijvullen:<br />
– niveau van de motorkoelvloeistof<br />
– niveau van de remvloeistof/vloeistofniveau<br />
hydraulische koppelingbediening<br />
– niveau van de olie van de stuurbekrachtiging<br />
– niveau van de ruitensproeiervloeistof<br />
– conditie en spanning van de banden.<br />
Iedere 3000 km het motoroliepeil<br />
controleren en eventueel bijvullen.<br />
Gebruik bij voorkeur producten van de<br />
FL Group omdat die speciaal zijn afgestemd<br />
op de Alfa Romeo-modellen (zie<br />
de “Specificaties van de smeermiddelen<br />
en vloeistoffen“ in het hoofdstuk “Technische<br />
gegevens“).<br />
BELANGRIJK - Motorolie<br />
Vervang de motorolie vaker dan in het<br />
onderhoudsschema staat aangegeven als<br />
de auto overwegend onder zware<br />
bedrijfs omstandigheden rijdt, zoals:<br />
– trekken van aanhangers of caravans<br />
– stoffige wegen<br />
– veel korte ritten (minder dan 7-8<br />
km) en bij buitentemperaturen onder nul<br />
– veel langdurig stationair draaiende<br />
motor of lange ritten bij lage snelheden<br />
(bijv. bij gebruik als taxi of bij huis-aanhuis<br />
bezorging of als de auto lang stilstaat).
BELANGRIJK - Luchtfilter<br />
Als de auto over stoffige wegen rijdt,<br />
moet het luchtfilter vaker worden vervangen<br />
dan in het onderhoudsschema staat<br />
aangegeven.<br />
Raadpleeg bij twijfel over de vervangingsinterval<br />
van motorolie en luchtfilter<br />
in relatie tot het gebruik van de auto de<br />
Alfa Romeo-dealer.<br />
BELANGRIJK - Pollenfilter<br />
(alleen uitvoeringen met automatisch geregelde<br />
airconditioning)<br />
Als de auto veel over stoffige wegen<br />
rijdt of bij geconcentreerde luchtvervuiling,<br />
moet het filter met actieve koolstof<br />
vaker worden vervangen; dit is vooral<br />
raadzaam als een beperking in de capaciteit<br />
van de ventilatie wordt geconstateerd.<br />
BELANGRIJK - Accu<br />
Wij raden u aan de acculading voor het<br />
begin van de winter te controleren, om<br />
de mogelijkheid van bevriezing van het<br />
elektrolyt te voorkomen.<br />
Voer deze controle vaker uit als de auto<br />
overwegend voor korte trajecten wordt<br />
gebruikt, of als accessoires zijn gemonteerd<br />
die permanent, ook bij uitgeschakeld<br />
contact, stroom verbruiken. Dit geldt<br />
in het bijzonder voor achteraf aangebrachte<br />
accessoires.<br />
Controleer de acculading (elektrolyt) vaker<br />
dan is voorgeschreven in het onderhoudsschema<br />
in dit hoofdstuk, als de auto<br />
wordt gebruikt in warme klimaten of<br />
onder zeer zware bedrijfsomstandigheden.<br />
BELANGRIJK - Afstandsbediening<br />
Als u op het knopje van de afstandsbediening<br />
drukt en het lampje op de afstandsbediening<br />
knippert één keer kort,<br />
dan moet u de batterijen vervangen door<br />
nieuw exemplaren van hetzelfde type.<br />
Rook nooit tijdens<br />
werkzaamheden in de<br />
motorruimte: er kunnen<br />
licht ontvlambare gassen aanwezig<br />
zijn; brandgevaar.<br />
Belangrijk. Tijdens het<br />
bijvullen mogen de<br />
vloeistoffen met verschillende<br />
specificaties niet gemengd<br />
worden: als de specificaties<br />
van de vloeistoffen verschillen,<br />
kan de auto ernstig beschadigd<br />
worden.<br />
Als de auto vaak gebruikt<br />
wordt voor het<br />
trekken van aanhangers<br />
of caravans, moeten er kortere<br />
intervallen worden aangehouden<br />
dan in het onderhoudsschema<br />
staan aangegeven.<br />
Vertrouw het onderhoud<br />
in principe toe aan<br />
de Alfa Romeodealer.Als<br />
u toch zelf onderhoud of<br />
kleine reparaties verricht, controleer<br />
dan of u over het juiste speciale<br />
gereedschap en de noodzakelijke<br />
originele Alfa Romeo-onderdelen<br />
en de voorgeschreven bedrijfsvloeistoffen<br />
beschikt. Voer<br />
niet zelf onderhoudswerkzaamheden<br />
uit, als u daarmee geen ervaring<br />
hebt.<br />
165
NIVEAUS CONTROLEREN, BIJVULLEN EN VERVERSEN<br />
166<br />
k<br />
1) motorolie<br />
π<br />
2) rem-/koppelingsvloeistof<br />
+<br />
3) ruitensproeiervloeistof<br />
fig. 1<br />
UITVOERING 2.0 T.SPARK<br />
P4Z00280<br />
n<br />
4) koelvloeistof<br />
∂<br />
5) olie van de<br />
stuurbekrachtiging
k<br />
1) motorolie<br />
π<br />
2) rem-/koppelingsvloeistof<br />
+<br />
3) ruitensproeiervloeistof<br />
fig. 2<br />
UITVOERING 3.0 V6 24V<br />
P4Z00279<br />
n<br />
4) koelvloeistof<br />
∂<br />
5) olie van de<br />
stuurbekrachtiging<br />
167
MOTOROLIEPEIL<br />
CONTROLEREN<br />
Fig. 4: uitvoering 2.0 T.SPARK<br />
Fig. 5: uitvoering 3.0 V6 24V<br />
Controleer het oliepeil als de auto op<br />
een vlakke ondergrond staat en enige minuten<br />
(circa 5) na het uitzetten van de<br />
motor.Verwijder de oliepeilstok (A) en<br />
maak de peilstok schoon. Plaats de peilstok<br />
geheel terug, verwijder de peilstok<br />
en controleer of het niveau tussen het<br />
MIN- en MAX-merkteken op de peilstok<br />
staat.<br />
Het verschil tussen het MIN- en MAXmerkteken<br />
komt overeen met ongeveer 1<br />
liter olie.<br />
fig. 4<br />
168<br />
P4Z00175<br />
BELANGRIJK De motor van een nieuwe<br />
auto moet nog worden ingereden. Dit<br />
betekent dat het motorolieverbruik pas<br />
na de eerste 5000 ÷ 6000 km stabiliseert.<br />
Het motorolieverbruik hangt af van de<br />
rijstijl en de gebruiksomstandigheden van<br />
de auto.<br />
fig. 5<br />
P4Z00278<br />
Wees voorzichtig als u<br />
werkzaamheden in de<br />
motorruimte moet verrichten<br />
en de motor nog warm is,<br />
om brandwonden te voorkomen.
MOTOROLIE BIJVULLEN<br />
Fig. 4: uitvoering 2.0 T.SPARK<br />
Fig. 5: uitvoering 3.0 V6 24V<br />
Als het olieniveau dicht bij of op het<br />
MIN-merkteken staat, moet, na het verwijderen<br />
van de dop (B), via de olievulopening<br />
motorolie tot aan het MAX-merkteken<br />
worden bijgevuld.<br />
Tijdens het bijvullen van de motorolie<br />
mag nooit het MAX-niveau worden overschreiden.<br />
BELANGRIJK Na het bijvullen van de<br />
olie de motor enkele seconden laten<br />
draaien, vervolgens de motor uitzetten en<br />
na enige minuten (ongeveer 5) het oliepeil<br />
controleren.<br />
Onthoud dat bij een<br />
warme motor de elektroventilateur,afhankelijk<br />
van de temperatuur van de<br />
motorkoelvloeistof, automatisch<br />
kan inschakelen en verwondingen<br />
kan veroorzaken.<br />
Gebruik voor het bijvullen<br />
geen olie met andere<br />
specificaties (classificatie,<br />
viscositeit) dan de<br />
reeds in de motor aanwezige<br />
olie.<br />
Tijdens het bijvullen of<br />
verversen van de motorolie<br />
mag nooit het<br />
MAX-niveau worden overschreden.<br />
Als het motoroliepeil te<br />
hoog is, kan de olie worden aangezogen<br />
via het blow-by circuit.<br />
169
MOTOROLIE VERVERSEN<br />
Fig. 6: uitvoering 2.0 T.SPARK<br />
Fig. 7: uitvoering 3.0 V6 24V<br />
De frequentie waarmee de motorolie<br />
moet worden ververst, is afhankelijk van<br />
het aantal afgelegde kilometers, de ver -<br />
streken tijd na de laatste verversing en de<br />
gebruiksomstandigheden van de auto.<br />
De motorolie moet bij een warme motor<br />
worden afgetapt om het uitstromen van<br />
de afgewerkte olie te vergemakkelijken.<br />
Ga als volgt te werk:<br />
– Zorg dat de auto op een vlakke ondergrond<br />
staat, de handrem is aangetrokken,<br />
de motor is afgezet en nog warm is.<br />
fig. 6<br />
170<br />
P4Z00178<br />
– Plaats een geschikte opvangbak onder<br />
de aftapplug onder de auto.<br />
– Verwijder zowel de olievuldop als de<br />
peilstok om het aftappen te vergemakkelijken.<br />
– Draai de aftapplug (A) onderaan het<br />
carter los en tap de olie volledig af.<br />
fig. 7<br />
Verwijder de aftapplug<br />
voorzichtig; de olie<br />
kan zeer warm zijn.<br />
P4Z00179<br />
– Vervang het oliefilter (zie volgende<br />
paragraaf).<br />
– Reinig de aftapplug en monteer de<br />
plug.<br />
– Giet nieuwe olie in de vulopening<br />
(zie voor het type olie en de hoeveelheid<br />
de tabel “Specificaties van de smeermiddelen<br />
en vloeistoffen“ in het hoofdstuk<br />
“Technische gegevens“).<br />
– Sluit de vuldop.<br />
– Start de motor en laat de motor 10-<br />
15 seconden stationair draaien. Zet de<br />
motor uit en controleer na ongeveer 15<br />
minuten het motoroliepeil, zodat de olie<br />
in de oliepan heeft kunnen terugstromen.<br />
– Maak de peilstok schoon en controleer<br />
of het oliepeil niet boven het MAXmerkteken<br />
staat.<br />
– Steek de peilstok geheel in de opening.<br />
– Controleer de aftapplug en het oliefilter<br />
op lekkage.
BELANGRIJK<br />
Vanwege de toegevoegde reinigingsmiddelen,<br />
kan de nieuwe olie al na een korte<br />
tijd een donkere kleur krijgen. Dit is een<br />
normaal verschijnsel en het is dus niet nodig<br />
om de olie vaker te verversen dan is<br />
voorgeschreven. Wanneer de olieproducten<br />
van de aanbevolen merken (zie de<br />
tabel “Specificaties van de smeermiddelen<br />
en vloeistoffen“ in het hoofdstuk<br />
“Technische gegevens“) niet verkrijgbaar<br />
zijn, dan kunt u producten van andere<br />
merken gebruiken, mist ze de voorgeschreven<br />
classificatie en viscositeit hebben.<br />
In dat geval is het raadzaam de motorolie<br />
en het oliefilter na 10.000 km te vervangen.<br />
Dankzij de onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma’s<br />
van de smeermiddelenfabrikanten<br />
en de voortdurende technologische<br />
verbeteringen, kunnen er nieuwe<br />
handelsnamen ontstaan die afwijken van<br />
de namen die vermeld staan in de tabel<br />
“Specificaties van de smeermiddelen en<br />
vloeistoffen“. Raadpleeg in geval van<br />
twijfel de Alfa Romeo-dealer. In ieder geval<br />
moeten de gebruikte smeermiddelen<br />
altijd voldoen aan de voorgeschreven specificaties.<br />
Houdt u bij het verwerken van afgewerkte<br />
olie aan de geldende voorschriften.<br />
Afgetapte motorolie en<br />
gebruikte oliefilters bevatten<br />
stoffen die<br />
schadelijk zijn voor het milieu.<br />
Het is raadzaam om het verversen<br />
van de motorolie en het vervangen<br />
van het oliefilter door de<br />
Alfa Romeo-dealer te laten uitvoeren.<br />
De dealer beschikt over<br />
de uitrusting voor het op milieuvriendelijke<br />
wijze en conform de<br />
wettelijke bepalingen verwerken<br />
van afgewerkte olie en oliefilters.<br />
171
MOTOROLIEFILTER<br />
VERVANGEN<br />
Fig. 8: uitvoering 2.0 T.SPARK<br />
Fig. 9: uitvoering 3.0 V6 24V<br />
fig. 8<br />
172<br />
P4Z00180<br />
Ga voor het vervangen van het oliefilter<br />
als volgt te werk:<br />
– Draai het filterelement (A) met een<br />
passende sleutel los en verwijder het.<br />
– Smeer de afdichtring van het nieuwe<br />
filter in met motorolie.<br />
– Schroef het nieuwe filter met de<br />
hand op het cilinderblok vast.<br />
fig. 9<br />
P4Z00181<br />
BELANGRIJK Het oliefilter moet bij<br />
elke verversing van de motorolie worden<br />
vervangen.
NIVEAU CONTROLEREN<br />
EN OLIE MECHANISCHE<br />
VERSNELLINGSBAK EN<br />
DIFFERENTIEEL BIJVULLEN<br />
BELANGRIJK De beschrijving van de<br />
procedure voor het controleren van het<br />
oliepeil en het verversen van de versnellingsbak-/differentieelolie<br />
dient slechts<br />
ter informatie.<br />
Wij raden u aan deze werkzaamheden<br />
door de Alfa Romeo-dealer te laten uitvoeren.<br />
Het oliepeil moet op een vlakke ondergrond<br />
en bij een uitgezette en koude motor<br />
worden gecontroleerd.<br />
Ga afhankelijk van de uitvoering als<br />
volgt te werk:<br />
Uitvoering 2.0 T.SPARK<br />
Voer voor het controleren van het oliepeil<br />
de volgende werkzaamheden uit:<br />
– Verwijder de vuldop (A-fig. 10)<br />
om het oliepeil in de versnellingsbak/differentieel<br />
te controleren; het oliepeil<br />
moet tot aan de onderrand van de opening<br />
reiken.<br />
fig. 10<br />
P4Z00182<br />
Ga voor het verversen van de olie (bij<br />
een warme versnellingsbak en differentieel)<br />
als volgt te werk:<br />
– Plaats een geschikte opvangbak onder<br />
de aftapplug (B-fig.10) onder de<br />
auto.<br />
– Verwijder zowel de vuldop (A) als<br />
de aftapplug (B) en tap de olie volledig<br />
af.<br />
– Maak de aftapplug (B) schoon en<br />
schroef hem vast.<br />
– Giet nieuwe olie in de vulopening<br />
(A) (zie voor het type olie en de hoeveelheid<br />
de tabel “Specificaties van de<br />
smeermiddelen en vloeistoffen“ in het<br />
hoofdstuk “Technische gegevens“).<br />
– Controleer of het oliepeil tot aan de<br />
onderrand van de opening reikt. Maak de<br />
vuldop schoon en schroef hem vast.<br />
173
Uitvoering 3.0 V6 24V<br />
Voer voor het controleren van het oliepeil<br />
de volgende werkzaamheden uit:<br />
– Trek de peilstok (A) uit en maak<br />
hem schoon.<br />
– Steek de peilstok volledig in de buis,<br />
trek hem uit en controleer of het oliepeil<br />
op het merkteken op de peilstok staat.<br />
– Steek tenslotte de peilstok weer volledig<br />
in de buis.<br />
fig. 11<br />
174<br />
P4Z00183<br />
Ga voor het verversen van de olie (bij<br />
een warme versnellingsbak en differentieel)<br />
als volgt te werk:<br />
– Plaats een geschikte opvangbak onder<br />
de aftapplug (B-fig.11) onder de<br />
auto.<br />
– Verwijder zowel de peilstok (A) en<br />
de aftappluggen voor de versnellingsbakolie<br />
(B) en/of de differentieelolie (C) en<br />
tap de olie volledig af.<br />
– Maak de aftappluggen (B) en/of<br />
(C) schoon en schroef ze vast.<br />
– Giet nieuwe olie in de vulopening<br />
(A) (zie voor het type olie en de hoeveelheid<br />
de tabel “Specificaties van de<br />
smeermiddelen en vloeistoffen“ in het<br />
hoofdstuk “Technische gegevens“).<br />
– Controleer het oliepeil (zie volgende<br />
paragraaf).
KOELVLOEISTOFNIVEAU<br />
CONTROLEREN EN BIJVULLEN<br />
Controleer regelmatig of het koelvloeistofniveau<br />
in het expansiereservoir zich<br />
tussen het MIN- en MAX-merkteken<br />
bevindt. Controleer het niveau bij een<br />
koude motor en als de auto op een vlakke<br />
ondergrond staat. Als het niveau te<br />
laag is, moet de dop (A) van het expansiereservoir<br />
worden verwijderd en de<br />
koelvloeistof worden bijgevuld.<br />
1: uitvoering 2.0 T.SPARK<br />
2: uitvoering 3.0 V6 24V<br />
1 2<br />
fig. 12<br />
P4Z00185<br />
Verwijder bij een warme<br />
motor nooit de dop<br />
van het expansiereservoir,<br />
om brandwonden te voorkomen.<br />
Het koelsysteem staat<br />
onder druk. Vervang de<br />
dop zonodig alleen door<br />
een exemplaar van hetzelfde type,<br />
anders kan de werking van<br />
het systeem in gevaar worden<br />
gebracht.<br />
Het anti-vriesmengsel<br />
in het koelsysteem beschermt<br />
tot een temperatuur<br />
van –35 °C. Gebruik voor<br />
het bijvullen anti-vries PARAFLU<br />
FOR ALFA ROMEO. Dit product is<br />
verkrijgbaar bij de Alfa Romeodealer.<br />
175
OLIEPEIL VAN DE STUURBE-<br />
KRACHTIGING CONTROLEREN<br />
Fig. 14: uitvoering 2.0 T.SPARK<br />
Fig. 15: uitvoering 3.0 V6 24V<br />
Controleer of de olie van de stuurbekrachtiging<br />
nog op het maximale niveau<br />
staat.<br />
fig. 14<br />
fig. 15<br />
176<br />
P4Z00186<br />
P4Z00187<br />
De controle moet worden uitgevoerd als<br />
de auto op een vlakke ondergrond staat<br />
en bij een stilstaande koude motor.:<br />
– Reinig de vuldop (A) en de bovenzijde<br />
van het reservoir, maak de ontluchtingsslang<br />
(B) los en verwijder de dop.<br />
Controleer of het oliepeil op het MAXmerkteken<br />
van op de oliepeilstok staat.<br />
– Draai de dop weer vast, monteer de<br />
ontluchtingsslang op de aansluiting op de<br />
plug.<br />
OLIE VAN DE STUURBEKRACH-<br />
TIGING BIJVULLEN<br />
Als het olieniveau lager is dan voorgeschreven,<br />
vul dan bij met een van de producten<br />
uit de tabel “Specificaties van de<br />
smeermiddelen en vloeistoffen“ in het<br />
hoofdstuk “Technische gegevens”. Vul als<br />
volgt bij:<br />
– Start de motor en wacht tot het olieniveau<br />
in het reservoir stabiliseert.<br />
– Draai bij draaiende motor het stuurwiel<br />
een aantal malen naar uiterst rechts<br />
en uiterst links.<br />
– Vul vloeistof bij tot het “MAX”merkteken<br />
is bereikt, monteer de vuldop<br />
en maak de ontluchtingsslang weer vast.<br />
Het olieverbruik van de<br />
stuurbekrachtiging is<br />
zeer laag; als na het bijvullen<br />
de olie binnen korte tijd<br />
weer moet worden bijgevuld,<br />
moet het systeem door een Alfa<br />
Romeo-dealer op eventuele lekkage<br />
worden gecontroleerd.<br />
BELANGRIJK Wendt u voor onderhoudswerkzaamheden<br />
of eventuele reparaties<br />
tot een Alfa Romeo-dealer.<br />
Voorkom dat de olie<br />
van de stuurbekrachtiging<br />
in contact komt<br />
met warme delen van de motor:<br />
de olie is ontvlambaar.
REM-/KOPPELINGSVLOEISTOF<br />
CONTROLEREN EN BIJVULLEN<br />
Controleer of het vloeistofniveau nog op<br />
het maximumniveau staat.<br />
Gebruik voor het bijvullen of de periodieke<br />
verversing (iedere twee jaar) één van<br />
de producten uit de tabel “Specificaties<br />
van de smeermiddelen en vloeistoffen“ in<br />
het hoofdstuk “Technische gegevens“.<br />
Controleer regelmatig de werking van<br />
het waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel:<br />
als u op de dop (B-fig.<br />
16) van het reservoir (A-fig. 16) (met<br />
de contactsleutel in stand MAR) drukt,<br />
moet het waarschuwingslampje x<br />
gaan branden.<br />
fig. 16<br />
P4Z00188<br />
Zorg dat bij het losdraaien<br />
van de vuldop<br />
(B-fig. 16) de elektrische<br />
aansluitingen niet<br />
losraken. Vermijd contact tussen<br />
de vloeistof en de lak. Als er per<br />
ongeluk vloeistof wordt gemorst,<br />
moet de lak onmiddellijk<br />
worden afgespoeld met water.<br />
Het symbool π op het<br />
reservoir geeft aan dat<br />
er synthetische remvloeistof<br />
en geen minerale vloeistof<br />
moet worden gebruikt. Het<br />
gebruik van minerale vloeistoffen<br />
moet absoluut worden vermeden,<br />
omdat de rubbers in het<br />
remsysteem door deze vloeistoffen<br />
kunnen worden beschadigd.<br />
Rem-/koppelings -<br />
vloeistof is giftig en<br />
zeer corrosief. Als per<br />
ongeluk remvloeistof wordt gemorst,<br />
moet de lak onmiddellijk<br />
worden gewassen met water en<br />
zeep en daarna met veel water<br />
worden afgespoeld. Bij inslikken<br />
dient onmiddellijk een arts te<br />
worden geraadpleegd.<br />
177
RUITENSPROEIERVLOEISTOF<br />
CONTROLEREN EN BIJVULLEN<br />
Verwijder de dop en controleer visueel<br />
het vloeistofniveau in het reservoir (Afig.<br />
17).<br />
BELANGRIJK Gebruik voor het bijvullen<br />
één van de speciaal in de handel verkrijgbare<br />
producten en controleer of ze<br />
bescherming bieden tegen kalkaanslag<br />
en bevriezing.Raapleeg bij twijfel de Alfa<br />
Romeo-dealer. Deze kan u de meest geschikte<br />
producten aanbevelen.<br />
fig. 17<br />
178<br />
P4Z00189<br />
Enkele in de handel<br />
verkrijgbare ruitensproeiervloeistoffen<br />
zijn<br />
licht ontvlambaar. In de motorruimte<br />
bevinden zich warme onderdelen<br />
die bij contact de vloeistof<br />
kunnen doen ontbranden.<br />
Gebruik de ruitensproeiers<br />
niet als het<br />
reservoir leeg is om<br />
schade aan de pompmotor te<br />
voorkomen.<br />
Rijd niet met een leeg<br />
ruitensproeierreservoir:<br />
de ruitensproeiers zijn<br />
van fundamenteel belang voor<br />
een optimaal zicht.
LUCHTFILTER<br />
Het luchtfilter is verbonden met de systemen<br />
die de luchttemperatuur en luchthoeveelheid<br />
meten. Deze sturen elektrische<br />
signalen naar de regeleenheid, die<br />
noodzakelijk zijn voor een correct functioneren<br />
van het inspuitings-/ontstekingssysteem.<br />
De beschrijving van de<br />
procedure voor het vervangen<br />
van het filter<br />
dient slechts ter informatie.<br />
Wendt u tot een Alfa Romeodealer<br />
om deze werkzaamheden<br />
uit te laten voeren.<br />
Als het filter niet op de juiste<br />
wijze, zoals hierna is beschreven,<br />
wordt vervangen en als de<br />
voorzorgsmaatregelen niet in<br />
acht worden genomen, dan kan<br />
de veiligheid tijdens het rijden in<br />
gevaar komen.<br />
Als veel over stoffige<br />
wegen wordt gereden,<br />
moet het filter vaker<br />
worden vervangen dan in het onderhoudsschema<br />
staat aangegeven.<br />
Als het filter wordt<br />
gereinigd, kan het beschadigd<br />
worden, waardoor<br />
ernstige schade aan de motor<br />
kan ontstaan.<br />
Ga voor het vervangen van het filter als<br />
volgt te werk:<br />
Fig. 18-19-20: uitvoering 2.0<br />
T.SPARK<br />
Fig. 21-22: uitvoering 3.0 V6 24V<br />
fig. 18<br />
P4Z00191<br />
– Draai de bevestigingsschroeven los<br />
en verwijder de bescherming aan de linkerzijde<br />
in de motorruimte.<br />
– Draai de bevestigingsschroeven (A)<br />
van het deksel (B) en de steun (C), indien<br />
aanwezig, los.<br />
fig. 19<br />
fig. 20<br />
P4Z00190<br />
P4Z00192<br />
179
– Til het deksel (B) voorzichtig op om<br />
beschadiging aan de rubberen verbindingsmof<br />
te voorkomen.<br />
– Verwijder het filter (D).<br />
fig. 21<br />
fig. 22<br />
180<br />
P4Z00193<br />
P4Z00194<br />
– Plaats het nieuwe filter en monteer<br />
het deksel op de juiste wijze.<br />
– Draai de bevestigingsschroeven (A)<br />
van het deksel vast.<br />
STOF-/POLLENFILTER<br />
(alleen uitvoeringen met automatisch geregelde<br />
airconditioning)<br />
Het filter filtert de lucht mechanisch en<br />
elektrostatisch als de ruiten zijn gesloten.<br />
Laat het stof-/pollenfilter ten minste<br />
één keer per jaar controleren door de Alfa<br />
Romeo-dealer, bij voorkeur aan het begin<br />
van het zomerseizoen.Als de auto veel in<br />
stadsverkeer of over stoffige wegen rijdt,<br />
moet het pollenfilter vaker worden gecontroleerd<br />
dan in het onderhoudsschema<br />
staat aangegeven.<br />
BELANGRIJK Een niet tijdig vervangen<br />
filter kan het rendement van de klimaatregeling<br />
aanzienlijk beperken.
ACCU<br />
De accu bevindt zich in de bagageruimte<br />
en wordt beschermd door bekleding.<br />
Om de accu te bereiken. moet u de<br />
kunststof sluitingen (A-fig. 23) losdraaien,<br />
de knop (B-fig. 23) verwijderen<br />
en de bekleding opzij plaatsen.<br />
De accu is “onderhoudsarm“: onder normale<br />
gebruiksomstandigheden hoeft het<br />
elektrolyt niet bijgevuld te worden.<br />
fig. 23<br />
P4Z00231<br />
Controleer echter regelmatig of het elektrolyt<br />
zich tussen het MIN- en MAXmerkteken<br />
op de accu (fig. 24) bevindt.<br />
Als het niveau van het<br />
elektrolyt zich onder<br />
het MIN-merkteken bevindt,<br />
dient u zich tot de Alfa<br />
Romeo-dealer te wenden.<br />
Bij bepaalde uitvoeringen kan de accu<br />
voorzien zijn van een optische hydrometer<br />
(A-fig. 25) voor de controle van het<br />
elektrolytniveau en de acculading.<br />
fig. 24<br />
P4Z00232<br />
De accu is “onderhoudsarm“ en uitgerust<br />
met een controlemeter; onder normale<br />
gebruiksomstandigheden is het niet nodig<br />
gedestilleerd water bij te vullen.<br />
Daarom moet de juiste werking ervan<br />
regelmatig gecontroleerd worden m.b.v.<br />
de optische controlemeter op het deksel<br />
van de accu. De meter moet een donkere<br />
kleur hebben en een groen<br />
middenstuk.Als de meter daarentegen<br />
een heldere lichte kleur heeft, of donker<br />
gekleurd is zonder groen middenstuk,<br />
dient u contact op te nemen met de Alfa<br />
Romeo-dealer.<br />
fig. 25<br />
P4Z00268<br />
181
Accu’s bevatten zeer<br />
schadelijke stoffen voor<br />
het milieu. Het is raadzaam<br />
om de accu door de Alfa<br />
Romeo-dealer te laten vervangen.<br />
De dealer beschikt over de<br />
uitrusting voor het op milieuvriendelijke<br />
wijze en conform de<br />
wettelijke bepalingen de accu af<br />
te voeren.<br />
Onoordeelkundige<br />
montage van elektrische<br />
apparatuur kan<br />
ernstige schade toebrengen aan<br />
de auto. Als u na aanschaf van<br />
uw auto accessoires wilt monteren<br />
die constante voeding nodig<br />
hebben (diefstalalarm, autoradio,<br />
mobiele telefoon, enz.), raden<br />
wij u aan contact op te nemen<br />
met de Alfa Romeo-dealer. Deze<br />
kan u de meest geschikte installaties<br />
aanraden en controleren of<br />
het noodzakelijk is een accu met<br />
een grotere capaciteit te monteren.<br />
182<br />
Als u de auto langere<br />
tijd stalt in extreem<br />
koude omstandigheden<br />
moet, om bevriezing te voorkomen,<br />
de accu worden verwijderd<br />
en op een verwarmde plaats<br />
worden bewaard.<br />
Bij werkzaamheden<br />
aan de accu of in de<br />
buurt van de accu, moet<br />
u uw ogen altijd beschermen met<br />
een speciale bril.<br />
Als de accu wordt gebruikt<br />
met een te laag<br />
elektrolytniveau, wordt<br />
de accu onherstelbaar beschadigd;<br />
de accubak kan barsten<br />
waardoor het accuzuur kan weglekken.<br />
ACCULADING MET OPTISCHE<br />
HYDROMETER CONTROLEREN<br />
De acculading kan kwalitatief gecontroleerd<br />
worden door de kleur van de optische<br />
meter te controleren.<br />
Zie de volgende tabel of de sticker (fig.<br />
26) op de accu bij punt (B-fig. 25).<br />
fig. 26<br />
P4Z00269
Helderwitte<br />
kleur<br />
Donkere kleur<br />
zonder groen middenstuk<br />
Donkere kleur<br />
met groen middenstuk<br />
Elektrolyt<br />
bijvullen<br />
Accu niet voldoende opgeladen<br />
Niveau elektrolyt<br />
en acculading<br />
onvoldoende<br />
ACCU OPLADEN<br />
BELANGRIJK De beschrijving van de<br />
procedure voor het opladen van de accu<br />
dient slechts ter informatie. Wendt u tot<br />
een Alfa Romeo-dealer om deze werkzaamheden<br />
uit te laten voeren.<br />
We raden u aan de accu langzaam en<br />
met een lage stroomsterkte (ampère) gedurende<br />
ca. 24 uur op te laden. Als u de<br />
accu langer oplaadt, kan de accu worden<br />
beschadigd.<br />
Wendt u tot de<br />
Alfa Romeo-dealer<br />
Opladen (wij raden u aan<br />
om u tot de Alfa Romeo-dealer te<br />
wenden)<br />
Geen enkele handeling<br />
Ga voor het opladen als volgt te werk:<br />
BELANGRIJK Als de auto is uitgerust<br />
met een diefstalalarm, schakel het alarm<br />
dan uit met de afstandsbediening en stel<br />
het systeem buiten werking door de sleutelschakelaar<br />
in stand “OFF“ te draaien<br />
(zie “Diefstalalarm“ in het hoofdstuk<br />
“Wegwijs in uw auto“).<br />
– Maak de accuklemmen los van de<br />
accupolen.<br />
– Sluit de klemmen van de acculader<br />
aan op de accupolen.<br />
– Schakel het laadapparaat in.<br />
– Aan het einde van het opladen: schakel<br />
eerst de acculader uit en koppel dan<br />
de accu los.<br />
– Sluit de accuklemmen weer aan op<br />
de accupolen. Let daarbij op de polariteit.<br />
De vloeistof in de accu<br />
is giftig en corrosief.<br />
Voorkom contact met de<br />
huid en de ogen. Het opladen van<br />
de accu moet worden uitgevoerd in<br />
een goed geventileerde ruimte, ver<br />
verwijderd van open vuur en<br />
vonkvormende apparaten: branden<br />
ontploffingsgevaar.<br />
183
Probeer een bevroren<br />
accu niet op te laden:<br />
eerst moet de accu ontdooid<br />
worden, anders loopt u het<br />
risico dat de accu ontploft. Als de<br />
accu bevroren is geweest, moet<br />
worden gecontroleerd of de cellen<br />
niet beschadigd zijn (risico op<br />
kortsluiting) en of de bak geen<br />
scheuren vertoont, waardoor de<br />
giftige en corrosieve vloeistof<br />
kan weglekken.<br />
BELANGRIJK Een accu die gedurende<br />
langere tijd minder dan 50% geladen is,<br />
raakt door sulfatering beschadigd. Hierdoor<br />
loopt de capaciteit en het startvermogen<br />
terug. Ook is de accu dan gevoeliger<br />
voor bevriezing (bij temperaturen onder<br />
-10°C). Zie als u de auto langere tijd<br />
niet gebruikt de paragraaf “Auto langere<br />
tijd stallen“.<br />
184<br />
PRAKTISCHE TIPS OM DE<br />
LEVENSDUUR VAN DE ACCU TE<br />
VERLENGEN<br />
Houdt u, om snel ontladen van de accu<br />
te voorkomen en de levensduur te verlengen,<br />
zorgvuldig aan de volgende aanbevelingen:<br />
– De klemmen moet altijd goed zijn<br />
bevestigd.<br />
– Voorkom zoveel mogelijk het gebruik<br />
van stroomverbruikers als de motor<br />
uit staat (autoradio, waarschuwingsknipperlichten,<br />
parkeerverlichting, enz.).<br />
– Wanneer u de auto parkeert, controleer<br />
dan of de portieren, de motorkap en<br />
het kofferdeksel goed gesloten zijn. Hiermee<br />
wordt voorkomen dat de interieurverlichting<br />
blijft branden.<br />
– Maak voordat werkzaamheden aan<br />
de elektrische installatie van de auto worden<br />
uitgevoerd eerst de minpool van de<br />
accu los.<br />
– Als u na aanschaf van uw auto accessoires<br />
wilt monteren die constante<br />
voeding nodig hebben (diefstalalarm,<br />
handsfree kit navigatiesysteem met antidiefstalsatellietbewaking,<br />
enz.), dient u<br />
contact op te nemen met de Alfa Romeodealer.Deze<br />
kan u de meest geschikte in-<br />
stallaties aanraden en controleren of de<br />
elektrische installatie van de auto geschikt<br />
is voor het extra stroomverbruik of<br />
dat het noodzakelijk is een accu met een<br />
grotere capaciteit te monteren.<br />
Deze stroomverbruikers blijven continu<br />
stroom verbruiken ook bij een uitgenomen<br />
contactsleutel (geparkeerde auto,<br />
motor uitgezet), waardoor de accu geleidelijk<br />
kan ontladen.<br />
Het totale energieverbruik van deze accessoires<br />
(standaard en achteraf gemonteerd<br />
accessoires) moet minder zijn dan<br />
0,6 mA x Ah (van de accu), zoals in de<br />
volgende tabel staat vermeld:<br />
Accu van<br />
maximum stroomverbruik<br />
bij stilstaande motor<br />
70 Ah 42 mA<br />
100 Ah 60 mA
Als grote stroomverbruikers, zoals verwarming<br />
van het babyflesje, stofzuiger,<br />
mobiele telefoon, enz. bij uitgezette motor<br />
van voedingsspanning worden voorzien,<br />
dan zal de accu sneller ontladen.<br />
– Als aan boord van de auto extra systemen<br />
moeten worden geïnstalleerd,<br />
moet goed op de juiste aansluitingen worden<br />
gelet. Niet correcte elektrische verbindingen<br />
kunnen gevaarlijk zijn, vooral voor<br />
de elementaire elektronische systemen.<br />
– Als de auto langere tijd niet wordt<br />
gebruikt, is het raadzaam de accuklemmen<br />
los te maken van de accupolen<br />
(maak eerst de minklem los). Controleer<br />
de acculading als de accu voorzien is van<br />
een optische hydrometer. Laad de accu<br />
op als de optische hydrometer (A-fig.<br />
25) geen groene kleur heeft (wendt u<br />
bij voorkeur tot een Alfa Romeo-dealer).<br />
Controleer daarna de acculading iedere<br />
drie maanden.<br />
BELANGRIJK Een accu die gedurende<br />
langere tijd minder dan 50% geladen is<br />
(optische hydrometer is donker gekleurd<br />
met groen middenstuk), raakt door sulfatering<br />
beschadigd. Hierdoor loopt de capaciteit<br />
en het startvermogen terug. Ook<br />
is de accu dan gevoeliger voor bevriezing<br />
(bij temperaturen onder -10°C)<br />
– Als de accu wordt gebruikt met een<br />
te laag elektrolytniveau, raakt de accu<br />
beschadigd en kan de accu openbarsten.<br />
ELEKTRONISCHE<br />
REGELEENHEDEN<br />
Bij een normaal gebruik van de auto<br />
zijn speciale voorzorgsmaatregelen niet<br />
nodig.<br />
Het is echter nodig de volgende aanwijzingen<br />
nauwkeurig op te volgen bij werkzaamheden<br />
aan de elektrische installatie<br />
of bij een noodstart:<br />
– Zet de motor altijd uit voordat de accu<br />
wordt losgekoppeld.<br />
– Koppel de accu altijd los als de accu<br />
moet worden opgeladen.<br />
– Gebruik bij een noodstart altijd een<br />
hulpaccu en geen acculader.<br />
– Controleer de aansluiting van de polen<br />
en de conditie van de verbinding tussen<br />
de accu en de elektrische installatie.<br />
– Neem de stekkers van de regeleenheden<br />
nooit los en sluit ze nooit aan als de<br />
contactsleutel in stand MAR staat.<br />
– Controleer nooit d.m.v. kortsluiting of<br />
er spanning aanwezig is.<br />
185
– Neem de stekkers van de regeleenheden<br />
los voor het uitvoeren van laswerkzaamheden<br />
aan de carrosserie. Verwijder<br />
zonodig de regeleenheden als ze door de<br />
werkzaamheden aan te hoge temperaturen<br />
worden blootgesteld.<br />
Als aan boord van de<br />
auto extra systemen<br />
moeten worden geïnstalleerd,<br />
moet goed op de juiste<br />
aansluitingen worden gelet. Niet<br />
correcte elektrische verbindingen<br />
kunnen gevaarlijk zijn, vooral<br />
voor de elementaire elektronische<br />
systemen (ontsteking, inspuiting,<br />
ABS...). Een niet correcte installatie<br />
van een autoradio, diefstalalarm,<br />
mobiele telefoon, enz. kan<br />
tot storingen in de elektronische<br />
regeleenheden leiden en de garantie<br />
in gevaar brengen. Wendt<br />
u voor deze werkzaamheden tot<br />
de Alfa Romeo-dealer. Het<br />
stroomverbruik van na aankoop<br />
van de auto gemonteerde accessoires<br />
mag niet hoger zijn dan 20<br />
mA (bij stilstaande motor).<br />
186<br />
BOUGIES<br />
Indien de motor onregelmatig loopt,<br />
laat dan de bougies uitsluitend door de<br />
Alfa Romeo-dealer controleren.<br />
De bougies moeten bij<br />
de kilometerstanden<br />
worden vervangen die<br />
in het Onderhoudsschema zijn<br />
aangegeven. Gebruik uitsluitend<br />
bougies van het voorgeschreven<br />
type (zie tabel “Brandstofsysteem-Ontsteking”<br />
in het hoofdstuk<br />
“Technische gegevens”).<br />
Bougies met een afwijkende<br />
warmtegraad of waarvan de<br />
voorgeschreven levensduur niet<br />
is gegarandeerd, kunnen motorstoringen<br />
veroorzaken.<br />
RUITENWISSER -<br />
BLADEN<br />
Maak de wisserbladen regelmatig<br />
schoon en controleer de conditie. Vervang<br />
de wisserbladen als het rubber vervormd<br />
of versleten is.<br />
BELANGRIJK Op de wisserbladen zijn<br />
sproeiermonden gemonteerd; wendt u<br />
voor het vervangen van de wisserbladen<br />
tot de Alfa Romeo-dealer.<br />
Rijden met versleten<br />
ruitenwisserbladen is<br />
gevaarlijk, omdat ze<br />
het zicht onder extreme atmosferische<br />
omstandigheden aanzienlijk<br />
beperken.
RUITENSPROEIERS<br />
Controleer of de straal van de ruitensproeiers<br />
voor goed is afgesteld en voldoende<br />
kracht heeft.<br />
Controleer als de sproeiers niet goed<br />
werken of de ruitensproeiermonden niet<br />
verstopt zijn. Deze kunnen zonodig met<br />
een speld worden doorgeprikt.<br />
CARROSSERIE<br />
BESCHERMING TEGEN<br />
ATMOSFERISCHE INVLOEDEN<br />
Alfa Romeo past constructieve technologische<br />
oplossingen toe om de carrosserie<br />
zo goed mogelijk tegen roest te beschermen.<br />
De belangrijkste oorzaken van roest<br />
zijn:<br />
– Luchtverontreiniging.<br />
– Zoutgehalte in de lucht en luchtvochtigheid<br />
(gebieden aan zee, warm en<br />
vochtig klimaat).<br />
– Strooizout of gladheidbestrijdingsmiddelen,<br />
waarmee in de winter de wegen<br />
worden bestrooid.<br />
Voor een nog betere bescherming tegen<br />
roest zijn de volgende maatregelen genomen:<br />
– De toepassing van aangepaste spuittechnieken<br />
en lakproducten die de auto<br />
de benodigde weerstand tegen roest en<br />
schurende elementen verlenen.<br />
– Het gebruik van verzinkte plaatdelen<br />
met een hoge corrosiebestendigheid.<br />
– Het aanbrengen van een gespoten<br />
laag op de onderzijde, in de wielkuipen,<br />
in de motorruimte en in verschillende holle<br />
ruimtes met daarvoor geschikte producten<br />
die goed aan het metaal hechten en<br />
een hoog beschermend vermogen hebben.<br />
– Het gebruik van lakken met een hoge<br />
weerstand tegen atmosferische verontreinigingen.<br />
– Toepassing van “open“ holle ruimtes<br />
om condensvorming te voorkomen,<br />
waardoor roest van binnenuit wordt voorkomen.<br />
De onderzijde van de carrosserie is voorzien<br />
van een speciale beschermlaag.Indien<br />
deze beschermlaag moet worden<br />
hersteld, moeten de uitlaat, de lambdasonde<br />
en de driewegkatalysator beschermd<br />
worden als er wasachtige, oliehoudende,<br />
kunststof en/of ontvlambare<br />
producten worden aangebracht.Wendt u<br />
bij voorkeur tot een Alfa Romeo-dealer<br />
om deze werkzaamheden uit te laten<br />
voeren.<br />
187
TIPS VOOR HET BEHOUD<br />
VAN DE CARROSSERIE<br />
Industriële neerslag of andere vervuiling,<br />
teervlekken, dode insecten, enz. dienen<br />
zo snel mogelijk van de lak verwijderd<br />
te worden.<br />
Parkeer de auto niet onder bomen, omdat<br />
de lak door harsdruppels, boomknoppen,<br />
enz. kan beschadigen.<br />
Voorkom dat tijdens het bijvullen olie,<br />
remvloeistof, koelvloeistof, elektrolyt van<br />
de accu, enz. op de lak terecht komt.<br />
Gebeurt dit toch, dan moet het betreffende<br />
gedeelte van de carrosserie onmiddellijk<br />
worden gereinigd en de auto<br />
grondig worden gewassen.<br />
188<br />
LAK<br />
De lak heeft behalve een esthetische<br />
functie ook een beschermende functie.<br />
Daarom moeten beschadigingen van de<br />
laklaag, zoals krassen, onmiddellijk worden<br />
bijgewerkt om roestvorming te voorkomen.<br />
Het normale onderhoud van de auto beperkt<br />
zich tot wassen, waarbij de frequentie<br />
afhankelijk is van het gebruik van de auto<br />
en van de omgeving.<br />
Het is beter de auto vaker te wassen<br />
bij:<br />
– bij sterke luchtvervuiling<br />
– het rijden over wegen met strooizout<br />
– het parkeren onder bomen waar<br />
harsdruppels vanaf kunnen vallen.<br />
Bij de Alfa Romeo-dealer is een complete<br />
lijn producten verkrijgbaar voor het onderhoud<br />
en het reinigen van de auto<br />
(shampoo, was, polish, lakstiften, vlekkenverwijderaar,<br />
schoonmaakmiddelen,<br />
enz.).<br />
De eigenschappen van deze producten<br />
zijn afgestemd op de lakken, afdichtingen<br />
en sierlijsten van de Alfa Romeo-auto’s.<br />
Wij raden u aan deze producten door<br />
het personeel van de Alfa Romeo-dealer<br />
te laten aanbrengen: zo wordt het beste<br />
resultaat gegarandeerd en ieder mogelijk<br />
ongemak uitgesloten dat de garantie in<br />
gevaar kan brengen.<br />
Schoonmaakmiddelen<br />
verontreinigen het water.<br />
Daarom moet de auto<br />
bij voorkeur worden gewassen<br />
op een plaats waar het afvalwater<br />
direct wordt opgevangen en<br />
gezuiverd.<br />
De juiste wasmethode:<br />
1) Spoel de auto eerst met een waterstraal<br />
onder lage druk af.<br />
2) Was de auto met een zachte spons<br />
en een oplossing van water en 2-4%<br />
shampoo; spoel daarbij de spons regelmatig<br />
uit.
3) Spoel de auto af met schoon water<br />
en droog de auto met warme lucht of een<br />
schone, zachte zeem.<br />
De minder zichtbare delen zoals de randen<br />
van de portieren, kofferdeksel, motorkap<br />
en de koplampranden moeten niet<br />
vergeten worden, omdat daar water kan<br />
blijven staan.<br />
Het verdient aanbeveling de auto na het<br />
wassen niet onmiddellijk binnen te zetten,<br />
maar de auto nog even buiten te laten<br />
staan, zodat waterresten buiten kunnen<br />
verdampen.Was de auto nooit als hij<br />
lang in de zon heeft gestaan of als de<br />
motorkap nog warm is: omdat dan de<br />
glans van de lak kan afnemen.<br />
De kunststof carrosseriedelen kunnen op<br />
dezelfde wijze worden gewassen als de<br />
gespoten carrosseriedelen. Alleen voor<br />
het verwijderen van hardnekkig vuil, raden<br />
wij u aan speciale producten te gebruiken.<br />
BELANGRIJK Vogeluitwerpselen dienen<br />
zo snel en zo goed mogelijk van de<br />
lak verwijderd te worden, omdat door de<br />
agressieve bestanddelen de lak kan beschadigen.<br />
Voor een betere bescherming van de lak<br />
verdient het aanbeveling de auto regelmatig<br />
in de was te zetten met speciaal<br />
daarvoor bestemde producten (siliconenwas),<br />
die een beschermende laag op de<br />
lak aanbrengen.<br />
RUITEN<br />
Gebruik voor het schoonmaken van de<br />
ruiten een daarvoor geschikt schoonmaakmiddel.<br />
Gebruik een schone, zachte<br />
doek om krassen en beschadigingen te<br />
voorkomen.<br />
Let er bij het schoonmaken<br />
van de binnenzijde<br />
van de achterruit op,<br />
dat de elektrische weerstandsdraden<br />
van de achterruitverwarming<br />
niet worden beschadigd. Veeg<br />
voorzichtig in de richting van de<br />
draden.<br />
189
MOTORRUIMTE<br />
Het verdient aanbeveling de motorruimte<br />
na het winterseizoen zorgvuldig te laten<br />
uitspuiten. Laat dit verzorgen door<br />
een gespecialiseerd bedrijf.<br />
Schoonmaakmiddelen<br />
verontreinigen het water.<br />
Daarom moet de<br />
motorruimte bij voorkeur worden<br />
uitgespoten op een plaats waar<br />
het afvalwater direct wordt opgevangen<br />
en gezuiverd.<br />
BELANGRIJK Voor het uitspuiten van<br />
de motorruimte moet de contactsleutel in<br />
stand STOP staan en de motor koud<br />
zijn. Controleer na het reinigen of de verschillende<br />
beschermingen (rubber kappen,<br />
deksels, enz.) nog op hun plaats zitten<br />
en niet beschadigd zijn.<br />
190<br />
Voor het uitspuiten<br />
van de motorruimte raden<br />
wij het gebruik aan<br />
van “FULCRON” Dit middel is<br />
verkrijgbaar bij de Alfa Romeodealer.<br />
Gebruik uitsluitend alkalische<br />
oplossingen zonder soda bij<br />
voorkeur met metasilicaat.<br />
Na het uitspuiten van de motorruimte,<br />
moet de motorruimte<br />
volgens een speciale methode<br />
grondig worden gespoeld en gedroogd.<br />
In een normale wastunnel<br />
wordt de motorruimte niet<br />
goed genoeg gespoeld.<br />
INTERIEUR<br />
Controleer af en toe of er onder de<br />
vloerbedekking geen water is blijven<br />
staan (dooiwater van sneeuwresten aan<br />
schoenen, lekkende paraplu’s, enz.),<br />
waardoor roestvorming op de bodem veroorzaakt<br />
zou kunnen worden.<br />
STOELEN EN STOFFEN<br />
BEKLEDING REINIGEN<br />
– Verwijder stof met een zachte borstel.<br />
– Verwijder vetvlekken met een speciaal<br />
daarvoor bestemd product. Volg de<br />
bijgeleverde instructies nauwgezet op.<br />
– Voor een nog grondigere reiniging<br />
kunnen de stoelen met een vochtige<br />
spons en een oplossing van neutrale zeep<br />
worden afgenomen. Houdt u aan de voorgeschreven<br />
mengverhouding.
MET LEER BEKLEDE STOELEN<br />
SCHOONMAKEN<br />
– Verwijder droog vuil met een zeemleer<br />
of een iets vochtige doek, zonder<br />
hard te drukken<br />
– Dep een vochtige vlek of vet met<br />
een droge en absorberende doek en wrijf<br />
daarbij niet. Behandel de plek vervolgens<br />
met een doek of zeem bevochtigd met<br />
water en een neutrale zeep.<br />
Als de vlek nog niet verwijderd is, behandel<br />
de vlek dan met een speciaal<br />
schoonmaakmiddel, waarbij de instructies<br />
op de verpakking strikt moeten worden<br />
opgevolgd.<br />
Gebruik nooit alcohol<br />
of producten op basis<br />
van alcohol.<br />
Gebruik nooit ontvlambare<br />
producten zoals petroleum<br />
of wasbenzine<br />
voor het reinigen van de interieurdelen<br />
van de auto. De elektrostatische<br />
lading die tijdens het<br />
reinigen door het wrijven ontstaat,<br />
kan brand veroorzaken.<br />
KUNSTSTOF INTERIEURDELEN<br />
Verwijder, indien nodig, stof, vuil, enz.<br />
van de koplamp- en achterlichtglazen<br />
(en/of van de richtingaanwijzers op het<br />
voorspatbord) m.b.v een zachte spons en<br />
een oplossing van water en neutrale<br />
zeep.<br />
Gebruik nooit chemische oplossingen<br />
en/of alcohol of benzine, ammoniak,<br />
aceton, enz. Deze producten kunnen de<br />
onderdelen beschadigen en de helderheid<br />
doen afnemen ,waardoor de rijveiligheid<br />
in gevaar wordt gebracht.<br />
Gebruik speciale reinigingsmiddelen om<br />
het visuele effect van de componenten<br />
niet te wijzigen.<br />
ken.<br />
Gebruik nooit alcohol<br />
of benzine om het glas<br />
van het instrumentenpaneel<br />
schoon te ma-<br />
Gebruik nooit alcohol of<br />
benzine om het glas van<br />
het instrumentenpaneel<br />
schoon te maken. Bewaar<br />
nooit spuitbussen in de auto. Ontploffingsgevaar.<br />
Spuitbussen mogen<br />
niet worden blootgesteld aan<br />
temperaturen boven 50°C. In de<br />
zomer kan de temperatuur in het<br />
interieur ver boven deze waarde<br />
op lopen.<br />
191
Op de volgende pagina’s staan de belangrijkste technische gegevens<br />
van de auto.Voor de “technici“ en de “liefhebbers“ zullen<br />
deze pagina’s waarschijnlijk de belangrijkste van het hele boekje<br />
zijn.<br />
Het raadplegen van deze pagina’s is noodzakelijk voor de identificatie<br />
van belangrijke en nog niet genoemde eigenschappen van<br />
uw auto.<br />
Technische gegevens<br />
IDENTIFICATIEGEGEVENS .......................................................... pag.............194<br />
MOTORCODES - CARROSSERIE-UITVOERINGEN ........................... ...........195<br />
AFMETINGEN ........................................................................................... ...........196<br />
MOTOR ...................................................................................................... ...........197<br />
VULLINGSTABEL ...................................................................................... ...........197<br />
MOTOROLIEVERBRUIK .......................................................................... ...........198<br />
BAGAGERUIMTE ..................................................................................... ...........198<br />
GEWICHTEN ............................................................................................. ...........198<br />
BRANDSTOFSYSTEEM - ONTSTEKING .............................................. ...........199<br />
ELEKTRISCHE INSTALLATIE ................................................................. ...........199<br />
PRESTATIES .............................................................................................. ...........199<br />
BRANDSTOFVERBRUIK ......................................................................... ..........200<br />
CO 2 -EMISSIE VIA DE UITLAAT ............................................................ ...........201<br />
REMMEN ................................................................................................... ..........202<br />
STUURINRICHTING ................................................................................ ..........202<br />
TRANSMISSIE .......................................................................................... ..........202<br />
SPECIFICATIES VAN DE SMEERMIDDELEN EN VLOEISTOFFEN . ..........203<br />
WIELUITLIJNING...................................................................................... ..........205<br />
VELGEN EN BANDEN ............................................................................. ..........205<br />
193
IDENTIFICATIE-<br />
GEGEVENS<br />
Wij raden u aan nota te nemen van de<br />
identificatiegegevens. De identificatiegegevens<br />
zijn op de typeplaatjes ingeslagen<br />
en bevinden zich op de in (fig. 1) aangegeven<br />
plaatsen.<br />
A - Plaatje met informatie over de carrosserielak<br />
B - Typeplaatje met identificatiegegevens<br />
C - Chassisnummer<br />
D - Motornummer.<br />
fig. 1<br />
194<br />
P4Z00233<br />
CHASSISNUMMER<br />
Het chassisnummer is ingeslagen in de<br />
motorruimte, naast de bovenste schokdemperbevestiging<br />
rechts en bevat de<br />
volgende gegevens:<br />
– Identificatiecode van het autotype.<br />
– Oplopend productienummer(chassisnummer).<br />
MOTORNUMMER<br />
Het motornummer is ingeslagen:<br />
– Op het cilinderblok bij het uitlaatspruitstuk<br />
(uitvoering 2.0 T.SPARK).<br />
– Op het cilinderblok bij het vliegwiel<br />
(uitvoering 3.0 V6 24V).<br />
PLAATJE MET INFORMATIE<br />
OVER DE CARROSSERIELAK<br />
(fig. 2)<br />
Het plaatje is aangebracht aan de binnenzijde<br />
van het kofferdeksel en bevat<br />
de volgende informatie:<br />
A - Fabrikant van de lak.<br />
B - Kleurbenaming.<br />
C - Kleurcode.<br />
D - Kleurcode voor bijwerken en overspuiten.<br />
fig. 2<br />
P4Z00197
TYPEPLAATJE MET<br />
IDENTIFICATIEGEGEVENS<br />
Het typeplaatje (fig. 3) is ingeslagen<br />
in de motorruimte, naast de bovenste<br />
schokdemperbevestiging links.<br />
Het typeplaatje bevat de volgende gegevens:<br />
A. Nummer nationale typegoedkeuring<br />
B. Chassisnummer<br />
C. Maximaal toelaatbare gewichten volgens<br />
de nationale wetgeving<br />
D. Type en eventuele aanvullende gegevens<br />
E. Correctiewaarde voor de uitlaatrookgasmeting<br />
F. Ingeslagen fabrikantnaam.<br />
MOTORCODES -<br />
CARROSSERIE-UITVOERINGEN<br />
Motorcode<br />
Code van de carrosserie-uitvoering<br />
fig. 3<br />
P4Z00198<br />
2.0 T.SPARK 3.0 V6 24V<br />
AR 32310<br />
916C2C00 35<br />
AR 16105<br />
916C1B00 33<br />
195
AFMETINGEN<br />
fig. 4<br />
1508 voor 3.0 V6 24V (*) 1530 voor 3.0 V6 24V<br />
– De waarden tussen haakjes hebben betrekking op de uitvoeringen met lichtmetalen velgen. – De hoogte heeft betrekking op<br />
een onbelaste auto.<br />
– Afhankelijk van de uitvoering kan de auto worden uitgerust met een achterspoiler en voorspoiler.<br />
196<br />
P4Z00234
MOTOR<br />
Plaats<br />
Aantal en en opstelling<br />
cilinders<br />
Cyclus<br />
Boring<br />
Slag<br />
Cilinderinhoud<br />
Maximaal vermogen<br />
kW EU<br />
pk EU<br />
min -1<br />
Max. koppel<br />
NM EU<br />
KGM EU<br />
MIN -1<br />
DWARS VOORIN<br />
4 IN LIJN<br />
OTTO<br />
83 MM<br />
91 MM<br />
1970 CM 3<br />
110<br />
150<br />
6300<br />
181<br />
18,5<br />
3800<br />
2.0 T.SPARK 3.0 V6 24V<br />
DWARS VOORIN<br />
6 IN V VAN 60°<br />
OTTO<br />
93 MM<br />
72,6 MM<br />
2959 CM 3<br />
160<br />
218<br />
6300<br />
265<br />
27,0<br />
5000<br />
VULLINGSTABEL<br />
Brandstofsoort<br />
Inhoud brandstoftank<br />
Incl. een reserve van<br />
Motorolie (hoeveelheid<br />
voor periodieke<br />
verversing,<br />
inclusief vervanging<br />
oliefilter)<br />
Versnellingsbak-/<br />
differentieelolie<br />
Inhoud motorkoelsysteem<br />
Inhoud ruitensproeierreservoir<br />
2.0 T.SPARK 3.0 V6 24V<br />
Loodvrije superbenzine met octaangetal<br />
van ten minste 95 (R.O.N.)<br />
70 liter<br />
9 liter (circa)<br />
4,40 liter<br />
2,0 liter<br />
8,4 liter<br />
5 liter (circa)<br />
70 liter<br />
9 liter (circa)<br />
5,90 liter<br />
2,0 liter<br />
11,7 liter<br />
5 liter (circa)<br />
197
MOTOROLIEVERBRUIK<br />
De motor van een nieuwe auto moet nog worden ingereden. Dit<br />
betekent dat het motorolieverbruik pas na de eerste 5000 ÷<br />
6000 km stabiliseert.<br />
BELANGRIJK Het motorolieverbruik hangt af van de rijstijl en<br />
de gebruiksomstandigheden van de auto.<br />
BAGAGERUIMTE<br />
Inhoud<br />
(met compact reservewiel)<br />
Inhoud(met reparatiekit<br />
en zonder<br />
compact reservewiel)<br />
198<br />
2.0 T.SPARK 3.0 V6 24V<br />
110 dm 3<br />
155 dm 3<br />
110 dm 3<br />
155 dm 3<br />
GEWICHTEN<br />
Rijklaargewicht<br />
Max. toelaatbaar<br />
gewicht (*)<br />
Nuttig laadvermogen<br />
inclusief de bestuurder (**)<br />
Gewicht van de<br />
aanhanger (***)<br />
Max. gewicht op de trekhaak<br />
1370 kg<br />
1780 kg<br />
410 kg<br />
1000 kg<br />
50 kg<br />
2.0 T.SPARK 3.0 V6 24V<br />
1415 kg<br />
1820 kg<br />
405 kg<br />
1000 kg<br />
50 kg<br />
(*) Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het<br />
is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de auto zodanig wordt<br />
beladen dat deze limieten niet worden overschreden.<br />
(**) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (opendak, trekhaak,<br />
enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor het totale laadvermogen<br />
met hetzelfde gewicht daalt.<br />
(***) Max. toegestane snelheid lager dan 100 km/h.
BRANDSTOFSYSTEEM -<br />
ONTSTEKING<br />
Brandstofsysteem<br />
Stationair toerental (min -1)<br />
Bougies<br />
Vervangingsinterval<br />
Ontstekingsvolgorde<br />
Elektronische inspuiting<br />
Multi-Point BOSCH<br />
ME7.3.1 EOBD<br />
840 ± 50<br />
NGK PRF6B +<br />
NGK PMR7A (*)<br />
[NGK BKR6EKPA +]<br />
[NGK PMR7A] (*)<br />
100.000 km<br />
1-3-4-2<br />
2.0 T.SPARK 3.0 V6 24V<br />
(*) Elke cilinder heeft twee bougies; één van elk type<br />
Elektronische inspuiting<br />
Multi-Point BOSCH<br />
ME3.1 EOBD<br />
700 ± 20<br />
NGK PFR6B<br />
100.000 KM<br />
1-4-2-5-3-6<br />
[ ] Als alternatief<br />
Modificaties of reparaties aan het brandstofsysteem die<br />
niet correct worden uitgevoerd en waarbij geen rekening<br />
wordt gehouden met de technische specificaties van het<br />
systeem, kunnen storingen in de werking en zelfs brandgevaar<br />
veroorzaken.<br />
ELEKTRISCHE INSTALLATIE<br />
Bedrijfsspanning<br />
Accucapaciteit<br />
Dynamo<br />
12 Volt<br />
70 Ah<br />
100 A<br />
2.0 T.SPARK 3.0 V6 24V<br />
12 Volt<br />
70 Ah<br />
120 A<br />
Modificaties of reparaties aan de elektrische installatie<br />
die niet correct worden uitgevoerd en waarbij geen rekening<br />
wordt gehouden met de technische specificaties van<br />
het systeem, kunnen storingen in de werking en zelfs brandgevaar<br />
veroorzaken.<br />
PRESTATIES<br />
Topsnelheid<br />
Acceleratie<br />
van 0-100 km/h<br />
Kilometer met staande start<br />
2.0 T.SPARK 3.0 V6 24V<br />
215 km/h (*) 242 km/h (**)<br />
8,5 s<br />
29,4 s<br />
(*) Met aërodynamische kit +5 km/h<br />
(**) Met aërodynamische kit 248 km/h<br />
6,8 s<br />
26,9 s<br />
199
BRANDSTOFVERBRUIK<br />
Het brandstofverbruik dat in de tabellen is opgenomen, is gemeten<br />
volgens een vastgestelde testmethode die in EU-normen is<br />
vastgelegd.<br />
Het brandstofverbruik is gemeten tijdens:<br />
– een stadsrit: opgebouwd uit een koude start gevolgd door<br />
een gesimuleerde, normale testrit in stadsverkeer;<br />
– een rit buiten de stad: waarbij veelvuldig wordt geaccelereerd<br />
in alle versnellingen en waarmee een normaal gebruik<br />
van de auto buiten de stad wordt gesimuleerd. De snelheid varieert<br />
tussen de 0 en 120 km/h;<br />
– gecombineerd brandstofverbruik: hierbij telt de<br />
waarde van de stadsrit mee voor 37% en de waarde van de testrit<br />
buiten de stad voor 63%.<br />
BELANGRIJK Het soort wegdek, bedrijfsomstandigheden,<br />
verkeerssituatie, atmosferische omstandigheden, algemene conditie<br />
van de auto, uitrustingsniveau, lading van de auto, imperiaal<br />
op het dak en de aanwezigheid van andere accessoires die de<br />
aërodynamica kunnen beïnvloeden, kunnen in de praktijk een<br />
brandstofverbruik opleveren, dat afwijkt van de resultaten die tijdens<br />
de hierboven beschreven tests zijn bereikt (zie de paragraaf<br />
“Economisch en milieubewust rijden” in het hoofdstuk “Wegwijs<br />
in uw auto”).<br />
200<br />
Brandstofverbruik volgens<br />
EU 1999/100-normen<br />
(liter x 100 km) 2.0 T.SPARK 3.0 V6 24V<br />
Stadsverkeer<br />
Buitenweg<br />
Gecombineerd<br />
13,3<br />
6,8<br />
9,2<br />
16,8<br />
8,7<br />
11,7
CO 2 -EMISSIE VIA DE UITLAAT<br />
De CO 2 -emissie via de uitlaat is gemeten op een gemiddeld gecombineerd<br />
traject. De maximale waarden zijn in onderstaande<br />
tabel weergegeven<br />
2.0 T.SPARK<br />
3.0 V6 24V<br />
220<br />
278<br />
CO 2 -emissie volgens<br />
EU 1999/100-normen (g/km)<br />
201
REMMEN<br />
Remmen<br />
Voetrem<br />
202<br />
voor<br />
achter<br />
Geventileerde<br />
schijfremmen<br />
Schijfremmen<br />
STUURINRICHTING<br />
Type<br />
Diameter draaicirkel<br />
(tussen stoepranden)<br />
2.0 T.SPARK 3.0 V6 24V<br />
Geventileerde<br />
schijfremmen<br />
Schijfremmen<br />
Antiblokkeersysteem (ABS) met elektronische<br />
remdrukverdeling.Rembekrachtiger. Waarschuwings -<br />
lampje versleten remblokken voor.<br />
Milieuvriendelijke remvoeringen.<br />
Bediend met handremhefboom,<br />
werkend op de achterwielen<br />
2.0 T.SPARK 3.0 V6 24V<br />
Tandheugelstuurhuis Hydraulische bekrachtiging<br />
met oliereservoir in motorruimte<br />
11,2 m 12,0 m<br />
TRANSMISSIE<br />
Versnellingsbak<br />
Koppeling<br />
Aandrijving<br />
2.0 T.SPARK 3.0 V6 24V<br />
Vijf versnellingen vooruit<br />
plus achteruit<br />
Enkelvoudige droge plaat<br />
met hydraulische<br />
bediening<br />
Voor<br />
Met zes versnellingen<br />
vooruit plus achteruit<br />
(gesynchroniseerd)<br />
Enkelvoudige droge plaat<br />
met hydraulische<br />
bediening<br />
Voor
SPECIFICATIES VAN DE SMEERMIDDELEN EN VLOEISTOFFEN<br />
AANBEVOLEN PRODUCTEN EN HUN SPECIFICATIES<br />
Gebruik Specificaties van de smeermiddelen en vloeistoffen Aanbevolen smeermiddelen Toepassing<br />
voor een correct functioneren van de auto en vloeistoffen<br />
Smering voor<br />
benzinemotoren (*)<br />
Multigrade motorolie SAE 10W-40 op synthetische basis<br />
voldoet ruimschoots aan de specificaties ACEA A3-96, CCMC G5 en API SJ.<br />
Multigrade motorolie SAE 5W-30<br />
op synthetische basis voldoet ruimschoots aan de specificaties ACEA A1 en API<br />
SJ.<br />
Aanbevolen bij temperaturen onder –20° C.<br />
SELENIA 20K<br />
SELENIA<br />
PERFORMER<br />
(*) Bij uitgesproken sportief gebruik van de auto wordt de geheel synthetische motorolie SELENIA RACING 10W60 aanbevolen.<br />
BELANGRIJK Smeersystemen nooit bijvullen met olie waarvan de specificaties afwijken van de in het systeem aanwezige olie.<br />
SAE 10W-40<br />
SAE 5W-40<br />
SAE 5W-30<br />
40°<br />
30°<br />
20°<br />
10°<br />
0°<br />
-10°<br />
-20°<br />
-30°<br />
°C<br />
P4Z00270<br />
203
Olie en vetten<br />
voor krachtover -<br />
brengingen<br />
Vloeistof voor rem -<br />
systeem<br />
Antivries<br />
voor radiateur<br />
Vloeistof voor<br />
ruitensproeiers<br />
204<br />
Gebruik Specificaties van de smeermiddelen en vloeistoffen Aanbevolen smeermiddelen Toepassing<br />
voor een correct functioneren van de auto en vloeistoffen<br />
Synthetische olie SAE 75W-90 EP voldoet ruimschoots aan de specificaties API<br />
GL-5 en MIL L-2105 D LEV.<br />
Olie ATF DEXRON II D LEV, SAE 10W.<br />
Vet op basis van lithiumzepen bevat molybdeensulfide,<br />
indringingsgetal NLGI = 2.<br />
Synthetische remvloeistof, NHTSA nr. 116 DOT 4, ISO 4925, SAE J-1703,<br />
CUNA NC 956-01.<br />
Beschermingsmiddel met antivries op basis van glycolmonoethyleen, corrosiewerend,<br />
CUNA NC 956-16.<br />
Mengsel van alcohol en oppervlakte actieve-stoffen CUNA NC 956-II.<br />
TUTELA CAR<br />
ZC 75 SYNTH<br />
TUTELA GI/A<br />
TUTELA MRM 2<br />
TUTELA CAR TOP 4<br />
FOR ALFA ROMEO<br />
PARAFLU FOR<br />
ALFA ROMEO<br />
DP1<br />
Mechanische versnellings -<br />
bakken en differentieels<br />
Hydr. stuurbekrachtiging<br />
Homokinetische koppelingen<br />
Hydraulische remsysteem<br />
en koppelingbediening<br />
Mengverhouding:<br />
50% tot –35°<br />
Onverdund of met water<br />
gebruiken
WIELUITLIJNING<br />
(onbelaste auto in rijklare staat)<br />
Voorwielen<br />
– camber<br />
– caster<br />
– toespoor<br />
Achterwielen<br />
– camber<br />
– caster<br />
– toespoor<br />
2.0 T.SPARK 3.0 V6 24V<br />
–0° 30’<br />
2° 59’<br />
–2 mm<br />
–1° 14’<br />
0° 27’<br />
3 mm<br />
0° 56’<br />
2° 42’<br />
–2 mm<br />
–2°<br />
0° 46’<br />
3 mm<br />
VELGEN EN BANDEN<br />
Standaarduitrusting<br />
– velgmaat<br />
– bandenmaat (tubeless)<br />
Als optional leverbaar voor<br />
bepaalde uitvoeringen/markten<br />
– velgmaat (lichtmetaal)<br />
– bandenmaat (tubeless)<br />
Als optional leverbaar voor bepaalde<br />
uitvoeringen/markten<br />
– velgmaat (lichtmetaal)<br />
– bandenmaat (tubeless)<br />
2.0 T.SPARK 3.0 V6 24V<br />
6J x 15“ (staal)<br />
195/60 R15 88W<br />
MICHELIN MXV 3A TL<br />
PIRELLI P4000E<br />
6.5J x 16“<br />
205/50 R16 87Y<br />
BRIDGESTONE<br />
EXPEDIA<br />
GOOD YEAR<br />
EAGLE TOURING<br />
NCT3 4 RIB<br />
PIRELLI TL P ZERO<br />
7.5J x 17”<br />
225/45 ZR17 91Y<br />
6.5J x 16“<br />
(lichtmetaal)<br />
205/50 R16 87Y<br />
BRIDGESTONE<br />
EXPEDIA<br />
GOOD YEAR<br />
EAGLE TOURING NCT3<br />
PIRELLI TL P ZERO<br />
7.5J x 17“<br />
225/45 ZR17 91Y<br />
–<br />
7.5J x 17”<br />
225/45 ZR17 91Y<br />
205
Bandenspanning in koude<br />
toestand in bar (kg/cm 2)<br />
Reservewiel<br />
– velgmaat<br />
(met stalen velgen)<br />
– velgmaat<br />
(met lichtmetalen velgen)<br />
– bandenmaat<br />
– spanning in bar (kg/cm 2)<br />
(*) Met stalen velgen<br />
206<br />
2.0 T.SPARK 3.0 V6 24V Op banden met maat 225/45 ZR17 91Y<br />
kunnen geen sneeuwkettingen worden ge-<br />
Voor 2,7 - (2,3)*<br />
Achter 2,5 - (2,1)*<br />
4J x 15” C35<br />
4J x 15” C26<br />
T125/80 R15 96M<br />
4,2<br />
Voor 2,7<br />
Achter 2,5<br />
–<br />
4J x 16” C24<br />
T125/80 R16 97M<br />
Belangrijk: De auto is uitgerust met tubeless banden. Zie de<br />
aanwijzingen over het gebruik van de banden in het algemeen en<br />
de specifieke aanbevelingen voor tubeless-banden in het hoofdstuk<br />
“Correct gebruik van de auto“. Houdt u bij vervanging van de banden<br />
aan de oorspronkelijke velg/bandcombinatie.<br />
Belangrijk: Indien langdurig met zeer hoge snelheden wordt<br />
gereden, moet de bandenspanning met 0,3 bar verhoogd worden.<br />
In tubeless banden mogen geen binnenbanden gebruikt<br />
worden.<br />
4,2<br />
monteerd.<br />
Banden waarop sneeuwkettingen kunnen worden<br />
gemonteerd: er passen uitsluitend sneeuwkettingen op<br />
banden met maat 205/45 ZR16 REINFORCED of 205/45 R16<br />
87W REINFORCED.<br />
Winterbanden:<br />
– velgmaat (lichtmetaal): 6.5J x 16”<br />
– banden (tubeless): 205/45<br />
Voor de rijveiligheid is het noodzakelijk dat<br />
u zich aan de voorgeschreven afmetingen<br />
houdt en dat alle wielen zijn voorzien van banden<br />
van hetzelfde merk en hetzelfde type.
VERKLARING VAN DE CODERING OP DE BANDEN<br />
Hieronder wordt de codering van de banden, die op de banden<br />
is aangebracht, aangegeven en de betekenis van de codering.<br />
De codering kan één van de twee hieronder aangegeven vormen<br />
hebben.<br />
Voorbeeld:<br />
205/50 R 16 87 Y<br />
of<br />
225/45 ZR 17<br />
205, 225 = Nominale breedte (afstand in mm tussen de flanken).<br />
50, 45 = Hoogte/breedte-verhouding (percentage).<br />
R = Radiaalband.<br />
ZR = Radiaalband voor snelheden boven 240 km/h.<br />
16, 17 = Diameter van de velg (in inch).<br />
87 = Beladingsindex (draagvermogen), bijv. 87 = 545 kg. Niet<br />
bij ZR-banden.<br />
Y, Z = Snelheidsindex. Bij ZR-banden bevindt snelheidsindex Z<br />
zich voor de R.<br />
Draagvermogen<br />
60 = 250 kg 72 = 355 kg 84 = 500 kg 96 = 710 kg<br />
61 = 257 kg 73 = 365 kg 85 = 515 kg 97 = 730 kg<br />
62 = 265 kg 74 = 375 kg 86 = 530 kg 98 = 750 kg<br />
63 = 272 kg 75 = 387 kg 87 = 545 kg 99 = 775 kg<br />
64 = 280 kg 76 = 400 kg 88 = 560 kg 100 = 800 kg<br />
65 = 290 kg 77 = 412 kg 89 = 580 kg 101 = 825 kg<br />
66 = 300 kg 78 = 425 kg 90 = 600 kg 102 = 850 kg<br />
67 = 307 kg 79 = 437 kg 91 = 615 kg 103 = 875 kg<br />
68 = 315 kg 80 = 450 kg 92 = 630 kg 104 = 900 kg<br />
69 = 325 kg 81 = 462 kg 93 = 650 kg 105 = 925 kg<br />
70 = 335 kg 82 = 475 kg 94 = 670 kg 106 = 950 kg<br />
71 = 345 kg 83 = 487 kg 95 = 690 kg<br />
Snelheidsindex<br />
Q = tot 160 km/h. H = tot 210 km/h.<br />
R = tot 170 km/h V = boven 210 km/h.<br />
S = tot 180 km/h. ZR = boven 240 km/h.<br />
T = tot 190 km/h. W = tot 270 km/h.<br />
U = tot 200 km/h. Y = tot 300 km/h.<br />
Maximale snelheid bij winterbanden<br />
Q M+S = tot 160 km/h.<br />
T M+S = tot 190 km/h.<br />
H M+S = tot 210 km/h.<br />
207
Voor de AlfaGTV zijn specifieke en exclusieve accessoires<br />
ontworpen die goed harmoniëren met de stilistische aspecten<br />
van de Alfa GTV. Deze accessoires sluiten niet alleen perfect aan<br />
bij de vormgeving van de auto maar zijn ook handig en functioneel<br />
onder alle gebruiksomstandigheden van uw Alfa<br />
GTV.<br />
Zo heeft Alfa Romeo, om het sportieve karakter van de Alfa<br />
GTV te benadrukken, lichtmetalen velgen, met leer beklede<br />
sturen, pookknoppen en leren stoelbekleding ontworpen die goed<br />
passen bij het design van de auto, en waarmee een persoonlijk en<br />
sportief accent wordt aangebracht<br />
Voor het veilig vervoeren van uw kinderen is er in het Alfa Romeo<br />
Lineaccessori-programma een reeks kinderzitjes opgenomen, die<br />
voldoen aan de strengste Europese normen.<br />
U vindt alle leverbare accessoires terug in de speciale catalogus bij uw<br />
Alfa Romeo-dealer, die ook uw eventuele vragen op dit gebied kan<br />
beantwoorden.<br />
Op de volgende pagina’s zijn schema’s en beschrijvingen opgenomen<br />
voor het juist monteren van een aantal accessoires. De montage<br />
moet altijd door deskundige personen worden uitgevoerd.<br />
Alfa Romeo heeft het personeel van de dealer via speciale trainingen<br />
voor de AlfaGTV opgeleid.<br />
ACCESSOIRES MONTEREN<br />
TREKHAAK ...................................................................................... pag. 210<br />
209
TREKHAAK<br />
TREKHAAK<br />
MONTEREN (fig. 1)<br />
In het onderstaande schema zijn de bevestigingspunten<br />
voor de trekhaak op de<br />
carrosserie aangegeven.<br />
Deze bevestigingspunten moeten onver -<br />
anderd blijven, ongeacht de vorm en de<br />
afmetingen van de trekhaak. Voor de mechanische<br />
verbinding tussen de trekhaak<br />
en de aanhanger moet gebruik worden<br />
gemaakt van:<br />
– Een kogeltrekhaak klasse 2, model<br />
“ISO 50” (tabel CUNA NC 138-40).<br />
– Een aanhangerkoppeling klasse 2,<br />
model “CUNA 502” (tabel CUNA NC<br />
438-40).<br />
BELANGRIJK Het is verplicht om op<br />
dezelfde hoogte als de trekkogel een<br />
(goed zichtbaar) plaatje van voldoende<br />
afmetingen en kwaliteit aan te brengen<br />
met de volgende tekst:<br />
MAX. GEWICHT OP KOPPELING 50 kg<br />
210<br />
Na de montage van de<br />
trekhaak moeten de<br />
boutgaten worden afgedicht<br />
om te voorkomen dat uit -<br />
laatgassen in het interieur kunnen<br />
dringen.<br />
ELEKTRISCHE AANSLUITING<br />
De elektrische aansluiting voor de<br />
aanhanger moet worden bevestigd op de<br />
steun op de trekhaak.<br />
Voor de elektrische aansluiting moet<br />
een 7-polige 12V stekkerverbinding gebruikt<br />
worden<br />
Wendt u voor de elektrische aansluiting<br />
van de aanhanger tot de Alfa Romeo-dealer.<br />
Op de elektrische installatie<br />
van de auto<br />
mogen geen stroomverbruikers<br />
(ventilator, koelkast,<br />
enz.) van de aanhanger worden<br />
aangesloten.<br />
Naast de op het schema aangegeven<br />
aansluitingen, is slechts een aansluiting<br />
voor een eventuele elektrisch geregelde<br />
rem toegestaan en één voor een 15Wgloeilamp<br />
voor de binnenverlichting van<br />
de caravan.<br />
De elektrisch geregelde rem moet rechtstreeks<br />
op de accu worden aangesloten<br />
met een kabel met een diameter van 2,5<br />
mm2.
fig. 1<br />
2 moeren M10<br />
4 moeren M8<br />
Gezien vanaf A<br />
4 moeren M8<br />
2 moeren M10<br />
Gezien vanaf C<br />
Gezien vanaf B<br />
P4Z00235<br />
211
Aansteker .................................88<br />
ABS (antiblokkeer- remsysteem) ...95-112<br />
Accessoires monteren..................209<br />
Accu.........................................181<br />
- Accu opladen .........................183<br />
- Acculading controleren.............182<br />
- Tips......................................184<br />
- Starten met een hulpaccu ........152<br />
Achteruitkijkspiegel.......................42<br />
Achteruitrijlichten<br />
- Gloeilamp vervangen ..............141<br />
Achteruitrijlichten<br />
- Gloeilamp vervangen ..............141<br />
Afmetingen van de auto ..............196<br />
Afstandsbediening diefstalalarm......32<br />
- Batterijen vervangen.................33<br />
- Ministeriële goedkeuring.....36-220<br />
Airbag.........................................52<br />
- Airbag voor aan passagierszijde ..53<br />
- Airbags voor ............................52<br />
- Algemene opmerkingen.............54<br />
212<br />
ALFABETISCH REGISTER<br />
- Uitschakeling airbag aan passagiers -<br />
zijde...........................................53<br />
Airconditioning, automatisch<br />
- Bedieningsknoppen..............73-74<br />
Alfa Romeo CODE ....................12-28<br />
Antiblokkeersysteem (ABS).....95-112<br />
Asbak.........................................88<br />
Auto langere tijd stallen...............122<br />
- Weer in gebruik nemen ...........122<br />
Autoradio ....................................99<br />
Bagageruimte<br />
- Inhoud..................................198<br />
- Openen...................................91<br />
- Verlichting ...............................92<br />
Bagageruimteverlichting<br />
- Beschrijving .............................92<br />
- Gloeilamp vervangen ..............144<br />
Banden<br />
- Band-/velgtypen....................205<br />
- Bandenspanning ...116-206-omslag<br />
- Bandenspanning en slijtage......116<br />
- Bij een lekke band..................126<br />
- Praktische tips........................114<br />
- Reparatiekit (Tirekit)........114-133<br />
- Reservewiel(thuiskomer).........126<br />
- Verklaring van bandencodering .207<br />
Bedieningsknoppen ......................83<br />
Bescherming van het milieu .........102<br />
Beschermplaat motor..................168<br />
Binnenverlichting<br />
- Gloeilamp vervangen ..............143<br />
- Inschakelen .............................87<br />
Bougies (belangrijke<br />
aanwijzingen)............................186<br />
Brandstof tanken...................26-101<br />
Brandstof<br />
Brandstofmeter ............................60<br />
Brandstofmeter ............................60<br />
Brandstofnoodschakelaar...............85<br />
Brandstofreserve (waarschuwingslampje)<br />
.....................................60<br />
Brandstofsysteem - Ontsteking<br />
(technische gegevens) ................199
Brandstoftank (inhoud)...............197<br />
- Tankklepje openen.............84-101<br />
Brandstofverbruik .......................200<br />
Buitenspiegels.........................19-42<br />
- Ontwasemen ...........................43<br />
Buitenverlichting<br />
- Gloeilamp vervangen achter.....141<br />
- Gloeilamp vervangen voor .......139<br />
- Inschakelen .............................56<br />
Carrosserie (onderhoud) ............187<br />
Carrosserie-uitvoeringen...............195<br />
CO 2 -emissie via de uitlaat ............201<br />
Controle- en waarschuwingslampjes 61<br />
Correct gebruik van de auto .........105<br />
Dashboard.................................10<br />
Dashboardkastje...........................87<br />
Derde remlicht<br />
- Gloeilamp vervangen ..............142<br />
Diefstalalarm ..........................14-32<br />
- Afstandsbediening ....................32<br />
- Alarm onderbreken ...................35<br />
- Automatische inschakeling van het<br />
alarm .........................................35<br />
- Batterijen afstandsbediening<br />
vervangen...................................33<br />
- Buiten werking stellen...............36<br />
- Inschakelen .............................33<br />
- Ministeriële goedkeuring van<br />
de afstandsbediening .............36-220<br />
- Uitschakelen............................34<br />
- Wanneer gaat het alarm af ........35<br />
Dimlicht<br />
- Gloeilamp vervangen ..............138<br />
- Inschakelen .............................57<br />
Dop van brandstoftank................102<br />
Dorpelverlichting<br />
- Gloeilamp vervangen ..............144<br />
Economisch en milieubewust<br />
rijden........................................118<br />
Elektrisch bedienbare antenne ......100<br />
Elektrisch verstelbare buitenspiegels 42<br />
Elektrische installatie<br />
(technische gegevens) ................199<br />
Elektrische ruitbediening ...........18-43<br />
Elektrische ontgrendeling<br />
kofferdeksel ................................91<br />
Elektronische inspuiting en ontsteking(technische<br />
gegevens) ......199<br />
Elektronische regeleenheden<br />
(belangrijke aanwijzingen) ..........185<br />
EOBD-systeem .............................98<br />
Extra accessoires ........................123<br />
Geprogrammeerd onderhoud .....160<br />
- Aanvullende werkzaamheden...164<br />
- Algemeen..............................161<br />
- Jaarlijks inspectieschema .........164<br />
- Onderhoudsschema ................162<br />
- Voorzorgsmaatregelen.............160<br />
Gereed voor vertrek ........................9<br />
Gereedschap..............................128<br />
Gewichten (technische gegevens).198<br />
Gloeilampen vervangen<br />
- Algemene aanwijzingen...........135<br />
- Typen gloeilampen...........136-137<br />
Gordelspanners op de<br />
veiligheidsgordels .........................51<br />
Grootlicht<br />
- Gloeilamp vervangen ..............138<br />
213
- Inschakelen .............................57<br />
Grootlichtsignaal...........................57<br />
Hendels aan het stuur ............23-56<br />
Hoofdsteun..................................41<br />
Hoogteverstelling van de koplampen<br />
(schakelaar)................................84<br />
Identificatiegegevens van de auto194<br />
Instrumentenpaneel......................22<br />
Instrumenten ...............................59<br />
- Lichtsterkteregeling<br />
instrumentenpaneel .....................84<br />
Interieur (onderhoud) .................190<br />
Interieuruitrusting .........................87<br />
Interieurverlichting<br />
- Gloeilamp vervangen ..............143<br />
- Inschakelen .............................87<br />
Jaarlijks inspectieschema............164<br />
Katalysator..............................103<br />
Kentekenplaatverlichting<br />
- Gloeilamp vervangen ..............143<br />
214<br />
Kilometerteller .............................59<br />
- Knopje op nul zetten dagstand ..84<br />
Kinderen veilig vervoeren...............48<br />
Kinderveiligheidssystemen .............48<br />
Klimaatregeling .......................24-66<br />
Klokje.........................................60<br />
Knopje op nul zetten dagstand .......84<br />
Koelvloeistof<br />
- Koelvloeistoftemperatuurmeter ...61<br />
- Vloeistofniveau controleren<br />
en bijvullen................................175<br />
- Waarschuwingslampje<br />
te hoge temperatuur.....................61<br />
Koelvloeistoftemperatuurmeter .......61<br />
Kofferdeksel<br />
- Van binnenuit openen...........85-91<br />
- Van buitenaf openen.................91<br />
Koplampen<br />
- Gloeilamp vervangen ..............138<br />
- Koplampverstelling ...................84<br />
Koppeling<br />
- vloeistofniveau controleren<br />
en bijvullen................................177<br />
Krik (belangr. aanwijzingen) .126-127<br />
Lambdasonde...........................103<br />
Leeslampje..................................87<br />
- Gloeilamp vervangen ..............143<br />
Luchtfilter (vervangen)................179<br />
Luchtroosters ...............................67<br />
Mistachterlicht<br />
- Gloeilamp vervangen ..............141<br />
- Inschakelen ........................24-83<br />
Mistlampen voor .....................24-83<br />
- Afstellen..................................95<br />
- Gloeilamp vervangen ..............140<br />
- Inschakelen ........................24-83<br />
Motor (technische gegevens).......197<br />
- Identificatiecode.....................195<br />
- Noodstart .........................31-107<br />
- Startblokkering<br />
(Alfa Romeo CODE) .................12-28<br />
- Starten bij warme motor..........106<br />
- Starten bij koude motor...........106<br />
- Uitschakelen..........................107<br />
Motorkap openen ....................25-93<br />
Motorkoelsysteem<br />
- Koelvloeistoftemperatuurmeter ...61
- Vloeistofniveau controleren<br />
en bijvullen................................175<br />
- Waarschuwingslampje te hoge<br />
temperatuur ................................65<br />
Motorolie<br />
- Bijvullen................................169<br />
- Filter (vervangen) ..................172<br />
- Hoeveelheid voor verversing197omslag<br />
- Oliepeil controleren.................168<br />
- Verbruik ................................198<br />
- Verversen..............................170<br />
- Waarschuwingslampje te lage<br />
motoroliedruk ..............................65<br />
Motoroliefilter (vervangen)..........172<br />
Motorolieverbruik .......................198<br />
Motorruimte ...........................25-93<br />
- Uitspuiten..............................190<br />
Niveaus controleren, bijvullen<br />
en verversen..............................166<br />
Noodgevallen ..........................125<br />
Olie van stuurbekrachtiging<br />
- Bijvullen................................176<br />
- Oliepeil controleren.................176<br />
Oliepeil controleren en<br />
olie verversen ............................173<br />
Onder moeilijke klimatologische<br />
omstandigheden .......................110<br />
Onderhoud van de auto...............159<br />
Onderhoudsschema ....................162<br />
Ongeval (bij een).......................156<br />
Ontwasemen-Ontdooien<br />
- Buitenspiegels ................43-70-77<br />
- Achterruitverwarming ...........70-77<br />
- Voorruit en zijruiten voor.......71-79<br />
Opbergvak op tunnelconsole ..........88<br />
Opendak.....................................89<br />
- Openen in noodgevallen............90<br />
Opkrikken van de auto................155<br />
- Krik (belangrijke aanwijzingen) 155<br />
Parkeren van de auto................109<br />
Portieren ................................17-39<br />
- Centrale portiervergrendeling<br />
.....................16-37-39<br />
- Instapverlichting .......................40<br />
- Van binnenuit openen en sluiten .39<br />
- Van buitenaf openen en sluiten...39<br />
- Waarschuwingslampje sluiten .....62<br />
Prestaties van de auto<br />
(technische gegevens) ................199<br />
Punten waar de auto opgekrikt<br />
mag worden..............................155<br />
Reinigen en onderhoud<br />
- Carrosserie ............................187<br />
- Interieur................................190<br />
- Kunststof interieurdelen ...........191<br />
- Lak ......................................188<br />
- Motorruimte ..........................190<br />
- Ruiten...................................189<br />
Reinigen ...................................189<br />
Relais<br />
- In motorruimte.......................148<br />
- In zekeringenkast...................147<br />
- Op hulpsteun .........................148<br />
- Op traverse van de achterbank .149<br />
Rem-/koppelingsvloeistof<br />
- Vloeistofniveau controleren en<br />
bijvullen....................................177<br />
215
Rembekrachtiger ........................112<br />
Remlichten<br />
- Gloeilamp vervangen........142-141<br />
Remmen ( technische gegevens)..202<br />
- Handrem.................................85<br />
- Praktische tips........................111<br />
- Vloeistofniveau controleren en<br />
bijvullen....................................177<br />
Reservewiel (thuiskomer)..................<br />
- Belangrijke aanwijzingen.........126<br />
Richtingaanwijzers<br />
- Bedieningshendel .....................57<br />
- Controle- en waarschuwings -<br />
lampjes.......................................61<br />
- Gloeilamp vervangen voor .......140<br />
- Gloeilamp vervangen achter.....141<br />
- Gloeilamp vervangen op voorspatbord<br />
.........................................141<br />
Ruiten ......................................113<br />
Ruitensproeiers<br />
- Inschakelen .............................59<br />
- Vloeistofniveau controleren en<br />
bijvullen....................................178<br />
Ruitensproeiervloeistof<br />
216<br />
- Vloeistofniveau controleren en<br />
bijvullen....................................178<br />
Ruitenwissers<br />
- Inschakelen .............................58<br />
- Wisserbladen vervangen..........186<br />
Slepen van de auto...................154<br />
Slepen van een andere auto ........154<br />
Sleutels<br />
- Contact-/portiersleutels ........12-28<br />
- Noodsleutel voor diefstal -<br />
alarm ...............................12-28-35<br />
Sloten<br />
- Bagageruimte ..........................91<br />
- Dashboardkastje.......................87<br />
- Opbergvak op tunnelconsole ......88<br />
- Portieren.................................39<br />
Smeermiddelen (specificaties)......203<br />
Sneeuwkettingen .......................117<br />
Snelheidsmeter ............................59<br />
Stadslicht<br />
- Gloeilamp vervangen achter.....141<br />
- Gloeilamp vervangen voor .......139<br />
- Inschakelen .............................56<br />
Start-/contactslot ....................16-37<br />
Starten van de motor..................106<br />
- Bij koude motor .....................106<br />
- Bij warme motor ....................106<br />
- In noodgevallen.................31-107<br />
- Met een hulpaccu...................152<br />
- Motor opwarmen....................107<br />
- Motor uitzetten ......................107<br />
- Start-/contactslot ................16-37<br />
Stoelen<br />
- Elektrische verstelling ...........20-41<br />
- Handmatige verstelling .........20-40<br />
- Hoofdsteun..............................41<br />
- Verwarming.............................41<br />
Stoelen instellen......................40-41<br />
Stof-/pollenfilter ........................180<br />
Stuurbekrachtiging<br />
- Oliepeil controleren en bijvullen 176<br />
- Praktische tips........................112<br />
Stuurinrichting<br />
- Hendel voor stuurverstelling .......42<br />
- Technische gegevens...............202<br />
Stuurslot ................................17-38<br />
Stuurwiel
(hendel stuurwielverstelling) .....19-42<br />
Stuurwielverstelling..................19-42<br />
Suggesties voor nuttige<br />
accessoires................................124<br />
Tanken met de Alfa Romeo ...26-101<br />
Tankklepje<br />
- Elektrisch openen...............84-101<br />
- In noodgevallen .....................102<br />
Technische gegevens...................193<br />
Telefoon (inbouwvoorbereiding) .....89<br />
Telepass (inbouwvoorbereiding) ...103<br />
Temperatuursensoren ....................77<br />
Tijdens de rit..............................108<br />
Tips voor het rijden .....................111<br />
Tirekit ................................114-133<br />
Toerenteller .................................60<br />
Transmissie (technische gegevens)202<br />
Trekhaak...................................210<br />
Trekken van aanhangers .......121-210<br />
Typen gloeilampen...............136-137<br />
Veilig rijden<br />
- In de bergen..........................110<br />
- In de winter...........................111<br />
- In het donker.........................110<br />
Veiligheidsgordels ....................21-44<br />
- Algemene opmerkingen.............46<br />
- Gebruik van de veiligheidsgordels<br />
achter..............................46<br />
- Gordelspanners ........................51<br />
- Hoe ze in optimale staat te<br />
houden.......................................47<br />
- Hoogteverstelling veiligheidsgordels<br />
voor ................................45<br />
- Veiligheidsgordels voor en achter 44<br />
Velgen ...............................114-205<br />
Verlichting dashboardkastje<br />
- Beschrijving .............................87<br />
- Gloeilamp vervangen ..............144<br />
Versnellingsbak-/differentieel<br />
- Oliepeil controleren en olie<br />
verversen ..................................173<br />
Versnellingspook ..........................86<br />
Verwarming en ventilatie...............68<br />
- Bedieningsknoppen..............68-69<br />
Vloeistoffen (specificaties)...........111<br />
Voordat u wegrijdt......................108<br />
Voorzorgsmaatregelen (voor het<br />
behoud)....................................160<br />
Vullingstabel (technische<br />
gegevens).................................197<br />
Waarschuwingsknipperlichten<br />
- Inschakelen ........................23-83<br />
Waarschuwingslampje<br />
brandstofreserve ..........................65<br />
Waarschuwingslampje<br />
brandstofreserve ..........................60<br />
Waarschuwingslampje elektronische<br />
sleutel(Alfa Romeo Code)..............62<br />
Waarschuwingslampje EOBD/-<br />
Zelfdiagnose................................64<br />
Waarschuwingslampje gesloten<br />
portieren en kofferdeksel...............62<br />
Waarschuwingslampje storing in<br />
ABS............................................62<br />
Waarschuwingslampje storing in<br />
airbag/gordelspanners..................63<br />
Waarschuwingslampje te hoge<br />
koelvloeistoftemperatuur ...............65<br />
217
Waarschuwingslampje te lage<br />
laadstroom naar accu....................64<br />
Waarschuwingslampje te lage<br />
motoroliedruk ..............................65<br />
Waarschuwingslampje uitgeschakelde<br />
airbag aan passagierszijde .............62<br />
Waarschuwingslampje<br />
veiligheidsgordels .........................63<br />
Waarschuwingslampje versleten<br />
remblokken voor..........................63<br />
Wegwijs in uw auto ......................27<br />
Wiel verwisselen ........................128<br />
Wielen balanceren......................117<br />
Wielen<br />
- Afmetingen en technische<br />
gegevens ..................................205<br />
- Balanceren ............................117<br />
- Praktische tips........................113<br />
- Reparatiekit (Tirekit)........114-133<br />
- Sneeuwkettingen ...................117<br />
Wieluitlijning .............................205<br />
Winter<br />
Wisserbladen<br />
- Praktische tips........................113<br />
218<br />
- Vervangen.............................186<br />
Zekeringen en relais<br />
- Algemeen..............................145<br />
- Hoofdzekeringen....................146<br />
- Zekeringen en relais in<br />
motorruimte ..............................148<br />
- Zekeringen en relais in<br />
zekeringenkast ..........................147<br />
- Zekeringen en relais op<br />
hulpsteun..................................148<br />
- Zekeringen en relais op traverse<br />
van de achterbank......................149<br />
- Zekeringentabel...............150-151<br />
Zonnekleppen..............................89
219
220<br />
RADIOGOLF-AFSTANDSBEDIENING:<br />
MINISTERIËLE GOEDKEURING<br />
Landencode Land Nummer<br />
typegoedkeuring<br />
A Oostenrijk CEPT LPD D<br />
B België RTT/D/X1238 - RTT/D/X1180<br />
CH Zwitserland BAKOM 96.0331.K.P<br />
D Duitsland G127064H<br />
E Spanje E01960330 - E00950904<br />
F Frankrijk 960186PPL 0<br />
GB Groot Brittannië 11698<br />
GR Griekenland ΥΠΜΕ⁄ΔΤΕΕ⁄ΕΚ401/02/08/96<br />
I Italië DGPGF/SEGR/2/03/336985/FO/0000982<br />
IRL Ierland TRA2452075<br />
NL Nederland NL96040272<br />
P Portugal ICP-016TC-96<br />
Voor de landen waar een zendmachtiging verplicht is, staat de typegoedkeuring op de handgreep van de sleutel.
P4Z00236<br />
P4Z00237<br />
P4Z00238<br />
P4Z00239<br />
221
222<br />
P4Z00241<br />
P4Z00240
MOTOROLIE: 35.000 DESKUNDIGEN ADVISEREN SELENIA<br />
De motor van uw auto is door de fabriek<br />
afgeleverd met Selenia-olie.<br />
Bij de werkplaatsen van het Alfa Romeodealernet<br />
kunt u Selenia 20K-motorolie<br />
verkrijgen die speciaal is afgestemd op<br />
de eisen van uw motor.<br />
35.000 deskundigen in heel Europa<br />
adviseren Selenia voor een maximale<br />
bescherming en een perfecte werking<br />
van uw motor.<br />
Zorg dat er geen gebruikte olie in het milieu terechtkomt.<br />
UW MONTEUR ADVISEERT SELENIA
WAAROM SELENIA?<br />
De motor van uw auto is in de fabriek gevuld met Alfa Romeo Selenia<br />
20K, de olie voor automobilisten met een sportief hart.<br />
Alfa Romeo Selenia 20K is een olie op synthetische basis die voldoet aan<br />
de zwaarste internationale eisen, waardoor de geavanceerde technische<br />
eigenschappen van uw motor volledig tot hun recht kunnen komen. De olie<br />
garandeert optimale prestaties en een maximale bescherming van de motor<br />
onder de zwaarste bedrijfsomstandigheden. Een belangrijk aspect daarbij is<br />
dat de olie is afgestemd op een gebruiksduur van maximaal 20.000 km<br />
(vandaar de naam 20K).<br />
Alfa Romeo Selenia 20K is geschikt voor moderne multikleppen-benzinemotoren,<br />
met of zonder turbocompressor, en biedt de volgende voordelen:<br />
– een vermindering van het brandstofverbruik met maximaal 2%;<br />
– een vlotte koude start tot buitentemperaturen van ca. -25 0 C;.<br />
– een maximaal smerend vermogen, ook bij zeer zware thermische en<br />
mechanische belastingen;<br />
– een optimale werking van de katalysator.<br />
Voor motoren met een hoog specifiek vermogen, die onder uitsproken<br />
sportieve omstandigheden worden gebruikt, adviseren wij olie van het type<br />
SELENIA Racing te gebruiken.
BANDENSPANNING IN KOUDE TOESTAND (bar)<br />
Met stalen velgen<br />
Met lichtmetalen velgen<br />
Reservewiel<br />
Voor 2,3<br />
Achter 2,1<br />
Voor 2,7<br />
Achter 2,5<br />
4,2<br />
2.0 T.SPARK 3.0 V6 24V<br />
SERVICE<br />
–<br />
–<br />
Voor 2,7<br />
Achter 2,5<br />
Als lange tijd met maximum snelheid wordt gereden, moet de bandenspanning<br />
met 0,3 bar worden verhoogd.<br />
4,2<br />
Op banden met maat 225/45 ZR17 91Y<br />
kunnen geen sneeuwkettingen worden gemonteerd.<br />
Banden waarop sneeuwkettingen kunnen worden<br />
gemonteerd: er passen uitsluitend sneeuwkettingen op<br />
banden met maat 205/45 ZR16 REINFORCED of 205/45 R16<br />
87W REINFORCED.<br />
DIREZIONE QUALITÀ<br />
MOTOROLIE VERVERSEN (liter)<br />
Hoeveelheid voor periodieke<br />
verversing (met vervanging<br />
oliefilter) 4,40 5,90<br />
Verontreinig het milieu niet met afgewerkte olie.<br />
BRANDSTOFTANK (liter)<br />
Inhoud van brandstoftank<br />
Brandstofreserve (ongeveer)<br />
ASSISTENZA TECNICA<br />
Viale Alfa Romeo 20020 Arese (MI)<br />
Copyright by <strong>Fiat</strong> Auto Nederland B.V.<br />
Publicatienummer 60431031 - 1e editie - 09/2000<br />
Printed in the Netherlands<br />
Alle rechten zijn voorbehouden. Nadruk, zowel geheel als gedeeltelijk, alleen met schriftelijke<br />
toestemming van <strong>Fiat</strong> Auto S.p.A. Eindredactie Satiz - Turijn<br />
70<br />
9<br />
2.0 T.SPARK 3.0 V6 24V<br />
2.0 T.SPARK 3.0 V6 24V<br />
De benzinemotoren zijn uitsluitend geschikt voor loodvrije benzine met een minimum<br />
octaangetal van 95 RON.<br />
70<br />
9
SERVICE Nr. NL. 60431031 - 1 e ED. NL