603.45.408 Lancia Ypsilon Instructie - Fiat-Service
603.45.408 Lancia Ypsilon Instructie - Fiat-Service 603.45.408 Lancia Ypsilon Instructie - Fiat-Service
ANCIA 603.45.408 NL LANCIA YPSILON Instructie
- Page 2 and 3: Geachte cliënt, Wij feliciteren u
- Page 4 and 5: GEBRUIK VAN MILIEUVRIENDELIJKE MATE
- Page 6 and 7: ABSOLUUT LEZEN! BRANDSTOFTANK Benzi
- Page 8 and 9: DASHBOARD EN BEDIENING DASHBOARD ..
- Page 10 and 11: INSTRUMENTENPANEEL A - Snelheidsmet
- Page 12 and 13: Als bij het starten de code niet wo
- Page 14 and 15: MECHANISCHE SLEUTEL De sleutel is u
- Page 16 and 17: Als de portieren worden ontgrendeld
- Page 18 and 19: Lampje op bestuurdersportier Als de
- Page 20 and 21: Inschakeling van het systeem Het sy
- Page 22 and 23: kingslampjes ATTENTIE ATTENTIE ATTE
- Page 24 and 25: PLANCIA E COMANDI SICUREZZA AVVIAME
- Page 26 and 27: Verwijder de sleutel nooit als de a
- Page 28 and 29: KOELVLOEISTOFTEMPERATUURMETER (indi
- Page 30 and 31: DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID S
- Page 32 and 33: DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID S
- Page 34 and 35: DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID S
- Page 36 and 37: DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID S
- Page 38 and 39: DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID S
- Page 40 and 41: DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID S
- Page 42 and 43: DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID S
- Page 44 and 45: DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID S
- Page 46 and 47: DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID S
- Page 48 and 49: DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID S
- Page 50 and 51: DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID S
ANCIA<br />
<strong>603.45.408</strong> NL<br />
LANCIA YPSILON<br />
<strong>Instructie</strong>
Geachte cliënt,<br />
Wij feliciteren u met uw aankoop en bedanken u dat u voor een LANCIA hebt gekozen.<br />
Wij hebben dit boekje samengesteld om u de kwaliteiten van deze auto volledig te laten benutten.<br />
Wij raden u aan alle hoofdstukken goed door te lezen voordat u voor de eerste keer met de auto gaat rijden.<br />
Dit instructieboekje bevat informatie, tips en aanwijzingen die u zullen helpen de technische kwaliteiten van uw<br />
LANCIA volledig te benutten. U zult niet alleen de bijzondere eigenschappen ontdekken van uw LANCIA maar ook<br />
belangrijke aanwijzingen vinden voor de verzorging, het onderhoud, de rijveiligheid en het geprogrammeerd onderhoud.<br />
Wij raden u aan om de aanwijzingen en tips bij de symbolen onder aan de pagina aandachtig te lezen:<br />
veiligheid van de inzittenden;<br />
conditie van de auto;<br />
bescherming van het milieu.<br />
In de “<strong>Service</strong>- en garantiehandleiding” vindt u naast het schema voor het geprogrammeerd onderhoud:<br />
– het garantiecertificaat en de bijbehorende voorwaarden<br />
– een overzicht van de speciale aanvullende service voor cliënten.<br />
Wij zijn ervan overtuigd, dat u met behulp van dit instructieboekje spoedig met uw auto vertrouwd zult raken<br />
en dat uw nieuwe auto en de ondersteuning van de LANCIA-organisatie u volledig tevreden zullen stellen.<br />
Veel leesplezier en goede reis!<br />
Hoewel in dit instructieboekje alle uitvoeringen van de LANCIA <strong>Ypsilon</strong> beschreven worden, dient u<br />
zich aan de informatie te houden met betrekking tot de uitrusting, de motoruitvoering en het model van<br />
de auto die u gekocht hebt.
VEILIG EN MILIEUBEWUST RIJDEN<br />
Veiligheid en respect voor het milieu zijn de uitgangspunten geweest bij het ontwerpen van de LANCIA <strong>Ypsilon</strong>.<br />
Dankzij deze opvatting kon de LANCIA <strong>Ypsilon</strong> strenge veiligheidstests het hoofd bieden en goed doorstaan.<br />
De LANCIA <strong>Ypsilon</strong> voldoet aan de strengste eisen in zijn klasse en is al voorbereid op de toekomstige normen.<br />
Daarnaast is de LANCIA <strong>Ypsilon</strong> door het doorlopende onderzoek naar nieuwe en doeltreffende bijdragen aan het<br />
behoud van het milieu, een auto die navolging verdient.<br />
Alle uitvoeringen zijn uitgerust met emissiereductiesystemen die bijdragen aan de bescherming van het milieu,<br />
waardoor de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen lager is dan de nu geldende normen.<br />
Wij herinneren u er bovendien aan dat LANCIA hard heeft gewerkt een zeer ambitieus doel te bereiken: 100% recycling.<br />
Als uw LANCIA <strong>Ypsilon</strong> buiten gebruik wordt gesteld, dan kan deze vrijwel geheel worden gerecycled, omdat<br />
voldaan wordt aan de voorwaarden van het F.A.R.E.-project. Dankzij dit project kunnen de <strong>Lancia</strong>-dealers uw<br />
voertuig milieuvriendelijk (en geheel volgens de wettelijke normen) buiten gebruik stellen, als u tot de aanschaf van<br />
een nieuwe auto overgaat.<br />
Voor de natuur betekent dat een groot voordeel: niets gaat verloren, niets wordt gestort en er zijn minder nieuwe<br />
grondstoffen nodig.<br />
BESCHERMING VAN HET MILIEU<br />
Bij het ontwerp en de productie van de LANCIA <strong>Ypsilon</strong> is niet alleen rekening gehouden met de traditionele aspecten,<br />
zoals prestaties en veiligheid, maar ook is er veel aandacht besteed aan de groeiende problemen met betrekking<br />
tot het milieu.<br />
De materiaalkeuze en de technische systemen en speciale voorzieningen zijn het resultaat van inspanningen die er<br />
op gericht zijn om de vervuiling van het milieu drastisch terug te dringen. Uw auto voldoet dan ook aan de strengste<br />
internationale milieunormen.
GEBRUIK VAN MILIEUVRIENDELIJKE MATERIALEN<br />
Geen enkel onderdeel van de LANCIA <strong>Ypsilon</strong> bevat asbest. De vulling van de stoelen en de airconditioning bevatten<br />
geen CFK’s (chloorfluorkoolwaterstoffen), het gas dat waarschijnlijk de oorzaak is van het gat in de ozonlaag.<br />
De kleurstoffen en de corrosiewerende behandeling van de bouten en moeren zijn niet schadelijk voor het milieu;<br />
ze bevatten dus geen lucht- en bodemverontreinigend cadmium.<br />
EMISSIEREDUCTIESYSTEMEN (benzinemotoren)<br />
Driewegkatalysator<br />
Het uitlaatsysteem is voorzien van een katalysator, die bestaat uit edelmetaallegeringen. De katalysator bevindt zich<br />
in een roestvast stalen houder die bestand is tegen hoge bedrijfstemperaturen.<br />
De katalysator zet onverbrande koolwaterstoffen, koolmonoxide en stikstofoxiden in het uitlaatgas om (ook al zijn<br />
deze dankzij het elektronische motormanagementsysteem, slechts in kleine hoeveelheden aanwezig) in niet schadelijke<br />
stoffen.<br />
Omdat tijdens de werking de katalysator zeer warm wordt, verdient het aanbeveling niet te parkeren boven papier,<br />
brandstof, gras, droge bladeren, enz.<br />
Lambdasondes<br />
De lambdasondes meten de hoeveelheid zuurstof in het uitlaatgas. De door de lambdasondes verzonden signalen<br />
worden door de regeleenheid van het motormanagementsysteem gebruikt om het lucht/brandstofmengsel te regelen.<br />
Benzinedamp-opvangsysteem<br />
Het is onmogelijk, ook bij stilstaande motor, benzinedampen te voorkomen. Daarom “vangt” dit systeem de dampen<br />
in een speciaal actieve-koolfilter.<br />
Als de motor draait, worden deze dampen afgezogen en verbrand in de motor.
EMISSIEREDUCTIESYSTEMEN (JTD-motoren)<br />
Oxidatiekatalysator<br />
De katalysator zet schadelijke bestanddelen in het uitlaatgas (koolmonoxide, onverbrande koolwaterstoffen en roetdeeltjes)<br />
om in onschadelijke stoffen, waarmee tevens de rook en de typische dieselgeur verminderd worden.<br />
De katalysator bestaat uit een roestvrijstalen huis met daarin een honingraatvormig keramisch binnenwerk. Hierop<br />
zit edelmetaal dat voor de katalytische reactie zorgt.<br />
Uitlaatgasrecirculatiesysteem (E.G.R.)<br />
Dit systeem zorgt voor recirculatie, oftewel hergebruik, van een deel van de uitlaatgassen. Het percentage dat gerecirculeerd<br />
wordt, is afhankelijk van de bedrijfsomstandigheden van de motor.<br />
Het systeem beperkt zonodig de uitstoot van stikstofoxiden.
ABSOLUUT LEZEN!<br />
BRANDSTOFTANK<br />
Benzinemotoren: tank uitsluitend loodvrije benzine met een minimum octaangetal van 95 RON.<br />
JTD-motoren: tank uitsluitend dieselbrandstof voor motorvoertuigen die voldoet aan de Europese<br />
specificatie EN590.<br />
K<br />
MOTOR STARTEN<br />
Benzinemotoren: controleer of de handrem is aangetrokken; zet de versnellingspook in vrij; trap het<br />
koppelingspedaal volledig in, maar trap het gaspedaal niet in; draai vervolgens de start-/contactsleutel<br />
in stand AVV en laat de sleutel los zodra de motor aanslaat.<br />
JTD-motoren: draai de start-/contactsleutel in stand MAR en wacht tot de waarschuwingslampjes Y<br />
en m doven; draai de start-/contactsleutel in stand AVV en laat de sleutel los zodra de motor aanslaat.<br />
PARKEREN BOVEN BRANDBARE MATERIALEN<br />
Omdat tijdens de werking de katalysator zeer warm wordt, verdient het aanbeveling niet te parkeren<br />
boven gras, droge bladeren, dennennaalden of ander licht ontvlambaar materiaal: brandgevaar.
BESCHERMING VAN HET MILIEU<br />
De auto is uitgerust met een diagnosesysteem dat continu controles uitvoert op de componenten die<br />
van invloed zijn op de uitlaatgasemissie, zodat overmatige vervuiling van het milieu wordt voorkomen.<br />
ELEKTRISCHE APPARATUUR<br />
Als u na aanschaf van uw auto accessoires wilt monteren die stroom verbruiken (waardoor de accu<br />
langzaam kan ontladen), dient u contact op te nemen met de <strong>Lancia</strong>-dealer. Deze kan u de meest<br />
geschikte installaties aanraden die de accu niet uitputten.<br />
CODE-card<br />
Bewaar de CODE-card op een veilige plaats, maar niet in de auto. Wij raden u aan de elektronische code van<br />
de CODE-card altijd bij u te hebben omdat deze onmisbaar is voor het uitvoeren van een noodstart.<br />
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD<br />
Bedenk dat een goed onderhoud van de auto de beste manier is om de prestaties en de veiligheid van<br />
de auto gedurende langere tijd te garanderen. Daarbij wordt ook het milieu ontzien en blijven de<br />
exploitatiekosten laag.<br />
IN HET INSTRUCTIEBOEKJE…<br />
…vindt u informatie, tips en belangrijke waarschuwingen voor het juiste gebruik, veilig rijden en het<br />
onderhoud van uw auto. Let vooral op de symbolen " (veiligheid van de inzittenden), # (bescherming<br />
van het milieu) en â (conditie van de auto).<br />
Als op het multifunctionele display het bericht “Zie instructieboekje” verschijnt, moet u het hoofdstuk<br />
“Lampjes en berichten” in dit boekje raadplegen.<br />
U
DASHBOARD EN BEDIENING<br />
DASHBOARD ....................................................... 8<br />
INSTRUMENTENPANEEL .................................. 9<br />
SYMBOLEN ......................................................... 10<br />
LANCIA CODE .................................................... 10<br />
DE SLEUTELS .................................................... 12<br />
START-/CONTACTSLOT ..................................... 21<br />
INSTRUMENTEN ................................................ 22<br />
ZITPLAATSEN .................................................... 55<br />
HOOFDSTEUNEN ............................................... 59<br />
STUURWIEL ........................................................ 60<br />
SPIEGELS ............................................................ 61<br />
KLIMAATREGELING .......................................... 63<br />
VERWARMING EN VENTILATIE ....................... 65<br />
AIRCONDITIONING, HANDBEDIEND ................ 68<br />
AIRCONDITIONING, AUTOMATISCH ................. 72<br />
BUITENVERLICHTING ...................................... 84<br />
SENSOR AUTOMATISCHE KOPLAMPEN ........... 87<br />
RUITEN REINIGEN ............................................. 88<br />
REGENSENSOR .................................................. 89<br />
CRUISE-CONTROL ............................................. 92<br />
INTERIEURVERLICHTING ................................ 95<br />
BEDIENING ......................................................... 96<br />
INTERIEURUITRUSTING .................................... 99<br />
OPENDAK ........................................................... 101<br />
PORTIEREN ........................................................ 103<br />
ELEKTRISCHE RUITBEDIENING ...................... 104<br />
BAGAGERUIMTE ................................................ 106<br />
MOTORKAP ......................................................... 111<br />
ALLESDRAGERS ................................................ 113<br />
KOPLAMPEN ...................................................... 113<br />
ABS ...................................................................... 115<br />
ESP ...................................................................... 117<br />
ASR ...................................................................... 119<br />
EOBD ................................................................... 122<br />
AUTORADIO ........................................................ 123<br />
BOSE HIFI-AUDIOSYSTEEM............................... 123<br />
EXTRA ACCESSOIRES ....................................... 124<br />
ELEKTRISCHE STUURBEKRACHTIGING “DUAL-<br />
DRIVE” ................................................................ 125<br />
PARKEERSENSOR .............................................. 127<br />
TANKEN MET DE LANCIA YPSILON ................ 129<br />
BESCHERMING VAN HET MILIEU .................... 131<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
7
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
8<br />
DASHBOARD<br />
De aanwezigheid en de opstelling van de bedieningsorganen, instrumenten en de waarschuwings-/controlelampjes<br />
kunnen per uitvoering verschillen.<br />
LANCIA<br />
L0C0001m<br />
1. Uitstroomopeningen aan de zijkant - 2. Hendel links: bediening buitenverlichting - 3. Airbag bestuurderszijde – 4<br />
Hendel rechts: bediening ruitenwissers voor/achter en tripcomputer - 5. Uitstroomopeningen in het midden - 6.<br />
Autoradio (indien aanwezig) / Opbergvakje - 7. Instrumentenpaneel - 8. Airbag passagierszijde - 9. Schakelaar voor<br />
uitschakeling airbag voor aan passagierszijde - 10. Dashboardkastje - 11. Bedieningsknoppen verwarming, ventilatie<br />
en airconditioning - 12. Versnellingshendel - 13. Schakelaarpaneel - 14. Start-/contactslot - 15. Hendel stuurwielverstelling<br />
- 16. Hendel voor bediening cruise-control (indien aanwezig) - 17. Hendel motorkapontgrendeling.
INSTRUMENTENPANEEL<br />
A – Snelheidsmeter<br />
B – Brandstofmeter met<br />
waarschuwingslampje brandstofreserve<br />
C – Toerenteller<br />
D – Multifunctioneel display<br />
A – Snelheidsmeter<br />
B – Brandstofmeter met<br />
waarschuwingslampje brandstofreserve<br />
C – Koelvloeistoftemperatuurmeter met<br />
waarschuwingslampje voor te<br />
hoge koelvloeistoftemperatuur<br />
D – Toerenteller<br />
E – Multifunctioneel display<br />
0<br />
0<br />
0<br />
0<br />
L0C0002m<br />
L0C0003m<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
9
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
10<br />
L0C0004m<br />
SYMBOLEN<br />
Op of in de nabijheid van enkele onderdelen van uw auto zijn specifiek<br />
gekleurde plaatjes aangebracht met daarop symbolen die uw<br />
aandacht vragen en die voorzorgsmaatregelen aangeven die u in acht<br />
moet nemen als u met het betreffende onderdeel te maken krijgt.<br />
Onder de motorkap bevindt zich een plaatje met een korte samenvatting<br />
van de symbolen.<br />
LANCIA CODE<br />
Voor een nog betere bescherming tegen diefstal is de auto uitgerust<br />
met een elektronische startblokkering (<strong>Lancia</strong> CODE). Het systeem<br />
schakelt automatisch in als de start-/contactsleutel wordt uitgenomen.<br />
In iedere sleutel zit een elektronisch component gemonteerd dat bij<br />
het starten van de motor een signaal ontvangt via een speciale antenne<br />
die in het start-/contactslot is ingebouwd. Het signaal wordt bij het<br />
starten omgezet in een gecodeerd signaal en vervolgens aan de regeleenheid<br />
van de <strong>Lancia</strong> CODE gezonden, die, als de code wordt herkend,<br />
het starten van de motor mogelijk maakt.<br />
WERKING<br />
Als u bij het starten van de motor de sleutel in stand MAR draait,<br />
dan stuurt het <strong>Lancia</strong> CODE-systeem een code naar de regeleenheid<br />
van de motor die, als de code wordt herkend, de blokkering van de<br />
functies opheft.<br />
De code wordt alleen verzonden als de regeleenheid van het <strong>Lancia</strong><br />
CODE-systeem de door de sleutel verzonden code heeft herkend.<br />
Iedere keer als u de contactsleutel in stand STOP zet, schakelt het<br />
<strong>Lancia</strong> CODE-systeem de functies van de elektronische regeleenheid<br />
van de motor uit.
Als bij het starten de code niet wordt herkend, gaat<br />
op het instrumentenpaneel het waarschuwingslampje<br />
Y branden.<br />
In dat geval raden wij u aan de sleutel in stand<br />
STOP en vervolgens in stand MAR te draaien; als<br />
de motor geblokkeerd blijft, probeer het dan<br />
opnieuw met de andere geleverde sleutels. Als de<br />
motor nog niet aanslaat, voer dan zelf een noodstart<br />
uit (zie het hoofdstuk “Noodgevallen”) en<br />
wendt u daarna tot de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />
BELANGRIJK Elke sleutel heeft een eigen code die<br />
in de regeleenheid van het systeem moet worden<br />
opgeslagen. Voor het opslaan van nieuwe sleutels<br />
(maximaal acht) moet u zich tot de <strong>Lancia</strong>-dealer<br />
wenden.<br />
Als het waarschuwingslampje Y tijdens het<br />
rijden gaat branden<br />
❒ Als het lampje Y gaat branden, dan betekent<br />
dit dat het systeem een zelfdiagnose uitvoert<br />
(bijv. bij een vermindering van de spanning).<br />
Als u het systeem wilt controleren, moet u de<br />
auto stilzetten en de contactsleutel in stand<br />
STOP en vervolgens opnieuw in stand MAR<br />
draaien: als er geen enkele storing wordt gevonden,<br />
gaat het lampje Y niet branden.<br />
❒ Als het lampje Y blijft branden, moet de hiervoor<br />
beschreven procedure herhaald worden en<br />
de contactsleutel langer dan 30 seconden in<br />
stand STOP worden gezet. Als de storing blijft<br />
bestaan, wendt u dan tot de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />
❒ Als het lampje Y blijft branden, wordt de code<br />
niet herkend. In dat geval moet u de sleutel in<br />
stand STOP en vervolgens in stand MAR draaien;<br />
als de motor geblokkeerd blijft, probeer het<br />
dan opnieuw met de andere geleverde sleutels.<br />
Als de motor nog niet aanslaat, voer dan zelf een<br />
noodstart uit (zie het hoofdstuk<br />
“Noodgevallen”) en wendt u daarna tot de<br />
<strong>Lancia</strong>-dealer.<br />
Bij krachtige stoten kunnen de elektronische componenten in de sleutel beschadigd worden.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
11
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
12<br />
L0C0026m<br />
DE SLEUTELS<br />
CODE-CARD<br />
Bij de auto worden twee sleutels geleverd en de CODE-card waarop<br />
staat aangegeven:<br />
❒ de elektronische code A voor het uitvoeren van een noodstart<br />
(zie de paragraaf “Noodstart” in het hoofdstuk “Starten en<br />
wegrijden”);<br />
❒ de mechanische code van de sleutels B, die bij aanvraag van<br />
duplicaatsleutels aan de <strong>Lancia</strong>-dealer moet worden medegedeeld.<br />
Wij raden u aan de elektronische code A altijd bij u te hebben omdat<br />
deze onmisbaar is voor het uitvoeren van een noodstart.<br />
BELANGRIJK Om schade aan de elektronische schakelingen in de<br />
sleutels te voorkomen, mogen de sleutels niet aan directe zonnestraling<br />
worden blootgesteld.<br />
Als de auto wordt verkocht, moeten alle sleutels en de CODE-card overhandigd worden aan de nieuwe<br />
eigenaar.
MECHANISCHE SLEUTEL<br />
De sleutel is uitgerust met een metalen baard A en dient voor:<br />
❒ het start-/contactslot;<br />
❒ de sloten van de portieren;<br />
❒ de sleutelschakelaar voor het uitschakelen van de airbag aan passagierszijde;<br />
❒ het dead lock-systeem (indien aanwezig).<br />
Knop B dient voor het uitklappen van de metalen baard A.<br />
Houd voor het inklappen van de metalen baard in de handgreep<br />
knop B ingedrukt en draai de baard in de richting van de pijl tot de<br />
baard vastklikt. Laat hierna knop B los.<br />
Druk knop B alleen in als de sleutel ver genoeg van het lichaam (speciaal de<br />
ATTENTIE<br />
ogen) en van voorwerpen die snel beschadigen (bijvoorbeeld kledingstukken) is<br />
verwijderd. Laat de sleutel nooit onbeheerd achter. Hiermee voorkomt u dat<br />
iemand (dit geldt in het bijzonder voor kinderen) per ongeluk op de knop drukt.<br />
L0C0047m<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
13
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
14<br />
L0C0048m<br />
SLEUTEL MET AFSTANDSBEDIENING<br />
De sleutel is uitgerust met een metalen baard A en dient voor:<br />
❒ het start-/contactslot;<br />
❒ de sloten van de portieren;<br />
❒ de sleutelschakelaar voor het uitschakelen van de airbag aan passagierszijde;<br />
❒ het dead lock-systeem (indien aanwezig).<br />
Knop B dient voor het uitklappen van de metalen baard.<br />
Houd voor het inklappen van de metalen baard in de handgreep<br />
knop B ingedrukt en draai de baard in de richting van de pijl tot de<br />
baard vastklikt. Laat hierna knop B los.<br />
Knop Ë dient voor het ontgrendelen van de portieren en de achterklep.<br />
Knop ; dient voor het vergrendelen van de portieren en de achterklep.<br />
Knop R dient voor het op afstand openen van de achterklep.<br />
Lampje C gaat branden als de opdracht naar de ontvanger wordt<br />
verzonden.<br />
Druk knop B alleen in als de sleutel ver genoeg van het lichaam (speciaal de<br />
ATTENTIE<br />
ogen) en van voorwerpen die snel beschadigen (bijvoorbeeld kledingstukken) is<br />
verwijderd. Laat de sleutel nooit onbeheerd achter. Hiermee voorkomt u dat iemand (dit geldt in<br />
het bijzonder voor kinderen) per ongeluk op de knop drukt.
Als de portieren worden ontgrendeld, gaat de interieurverlichting een<br />
vooraf vastgestelde tijd branden.<br />
BELANGRIJK De frequentie van de afstandsbediening kan worden<br />
gestoord door krachtige radiosignalen van buiten de auto (van<br />
mobiele telefoons, van radioamateurs, enz.). Hierdoor kan de werking<br />
van de afstandsbediening worden beïnvloed.<br />
Portieren en achterklep ontgrendelen<br />
Druk kort op knop Ë: ontgrendeling van de portieren en de achterklep,<br />
tijdgeschakelde inschakeling interieurverlichting en twee keer<br />
knipperen van de richtingaanwijzers.<br />
Druk langer dan twee seconden op knop Ë: openen van de ruiten<br />
(indien aanwezig).<br />
Als na het ontgrendelen van de portieren en de achterklep binnen<br />
enkele seconden geen enkel portier noch de achterklep wordt geopend,<br />
dan vergrendelt het systeem automatisch de portieren en de<br />
achterklep.<br />
Als de brandstofnoodschakelaar in werking treedt, worden de portieren<br />
en de achterklep automatisch ontgrendeld.<br />
In het “Instelmenu” op het display (zie de paragraaf<br />
“Multifunctioneel display”) kunt u het systeem zo instellen dat na<br />
het indrukken van knop Ë alleen het bestuurdersportier wordt ontgrendeld<br />
of alle portieren (indien aanwezig).<br />
BELANGRIJK De frequentie van de afstandsbediening kan worden<br />
gestoord door krachtige radiosignalen van buiten de auto (van<br />
mobiele telefoons, van radioamateurs, enz.). Hierdoor kan de werking<br />
van de afstandsbediening worden beïnvloed.<br />
L0C0049m<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
15
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
16<br />
Portieren en achterklep vergrendelen<br />
Druk kort op knop Á: vergrendeling van de portieren<br />
en de achterklep, uitschakeling van de interieurverlichting<br />
en één keer knipperen van de richtingaanwijzers.<br />
Druk langer dan twee seconden op knop Á: sluiten<br />
van de ruiten (indien aanwezig).<br />
Druk twee keer snel achter elkaar op de knop voor<br />
het inschakelen van het dead lock-systeem (zie de<br />
paragraaf “Dead lock-systeem”) (indien aanwezig).<br />
BELANGRIJK De frequentie van de afstandsbediening<br />
kan worden gestoord door krachtige radiosignalen<br />
van buiten de auto (van mobiele telefoons,<br />
van radioamateurs, enz.). Hierdoor kan de werking<br />
van de afstandsbediening worden beïnvloed.<br />
Achterklep op afstand openen<br />
Druk op knop R en houd de knop ingedrukt om<br />
op afstand de achterklep te ontgrendelen (openen).<br />
Het openen van de achterklep wordt aangegeven<br />
door het twee keer knipperen van de richtingaanwijzers;<br />
bij het sluiten knipperen de richtingaanwijzers<br />
één keer (alleen bij ingeschakeld diefstalalarm).<br />
BELANGRIJK De frequentie van de afstandsbediening<br />
kan worden gestoord door krachtige radiosignalen<br />
van buiten de auto (van mobiele telefoons,<br />
van radioamateurs, enz.). Hierdoor kan de werking<br />
van de afstandsbediening worden beïnvloed.
Lampje op bestuurdersportier<br />
Als de portieren worden vergrendeld, gaat lampje A ongeveer 3<br />
seconden branden en daarna knipperen (bewakingsfunctie).<br />
Als de portieren worden vergrendeld en een of meer portieren en/of<br />
de achterklep is/zijn niet goed gesloten, gaan het lampje en de richtingaanwijzers<br />
snel knipperen.<br />
Batterij vervangen van de sleutel met afstandsbediening<br />
Als u de knoppen van de afstandsbediening indrukt en lampje F op<br />
de sleutel knippert slechts een keer kort, dan moet de batterij worden<br />
vervangen door een nieuw exemplaar dat normaal in de handel verkrijgbaar<br />
is.<br />
Ga voor het vervangen van de batterij als volgt te werk:<br />
❒ druk op knop A en klap de metalen baard B uit;<br />
❒ draai met een kleine schroevendraaier de sluiting C;<br />
❒ trek de batterijhouder D naar buiten en vervang de batterij E; let<br />
daarbij goed op de polariteit;<br />
❒ plaats de batterijhouder D in de sleutel en draai de sluiting C.<br />
Extra afstandsbedieningen bestellen<br />
Het systeem kan max. 8 afstandsbedieningen herkennen. Als u na<br />
verloop van tijd een nieuwe afstandsbediening nodig hebt, kunt u<br />
zich tot een <strong>Lancia</strong>-dealer wenden. Neem dan de CODE-card, een<br />
identiteitsbewijs en de autopapieren mee.<br />
Lege batterijen zijn schadelijk voor het milieu. Ze moeten in een daarvoor bestemde chemobox of<br />
afvalbak worden gedeponeerd. Ze kunnen ook ingeleverd worden bij de <strong>Lancia</strong>-dealer. Die zorgt<br />
vervolgens voor de afvoer.<br />
L0C0050m<br />
L0C0051m<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
17
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
18<br />
ATTENTIE<br />
ATTENTIE<br />
L0C0052m<br />
DEAD LOCK-SYSTEEM (indien aanwezig)<br />
Dit veiligheidssysteem verhindert de werking van:<br />
❒ de interne handgrepen van de auto;<br />
❒ de drukknoppen A en B voor het ver-/ontgrendelen, op de tunnelconsole<br />
bij de handrem.<br />
Hierdoor kunnen de portieren niet van binnenuit worden geopend bij<br />
een inbraakpoging (bijvoorbeeld bij het inslaan van een ruit).<br />
Het biedt dus de best mogelijke bescherming tegen inbraakpogingen.<br />
Daarom raden wij u aan om iedere keer als de u de auto verlaat, het<br />
systeem in te schakelen.<br />
Als het dead lock-systeem is ingeschakeld, kunnen de portieren op geen enkele<br />
wijze van binnenuit worden geopend. Controleer daarom, voordat u de auto verlaat,<br />
of er geen personen meer aan boord zijn.<br />
Als de batterij van de sleutel met afstandsbediening leeg is, kan het systeem<br />
alleen worden ingeschakeld door de metalen baard van de sleutel in het slot van<br />
de portieren te steken zoals op de volgende pagina wordt beschreven.
Inschakeling van het systeem<br />
Het systeem schakelt in de volgende gevallen op alle portieren automatisch<br />
in:<br />
❒ als u de mechanische sleutel A twee keer in de vergrendelstand<br />
zet;<br />
❒ als u twee keer op knop Á van de sleutel met afstandsbediening<br />
drukt.<br />
Als het systeem is ingeschakeld, knipperen de richtingaanwijzers 3<br />
keer en knippert het lampje op het portierpaneel aan bestuurderszijde<br />
(zie de tabel op de volgende pagina).<br />
Het systeem schakelt niet in als een of meerdere portieren niet goed<br />
gesloten zijn: zo wordt voorkomen dat een persoon via het geopende<br />
portier het interieur van de auto kan betreden en, als het portier vervolgens<br />
wordt gesloten, de auto niet meer kan verlaten.<br />
Uitschakeling van het systeem<br />
Het systeem schakelt in de volgende gevallen automatisch op alle<br />
portieren uit:<br />
❒ als de portieren worden ontgrendeld;<br />
❒ als alleen het bestuurdersportier wordt ontgrendeld;<br />
❒ als de start-/contactsleutel in stand MAR wordt gedraaid.<br />
L0C0053m<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
19
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
20<br />
Hieronder worden alle met de sleutel in te schakelen functies samengevat (met en zonder afstandsbediening):<br />
Type<br />
sleutel<br />
Mechanische<br />
sleutel<br />
Sleutel met<br />
afstandsbediening<br />
Knipperen<br />
richtingaanwijzers<br />
(alleen bij<br />
sleutel met<br />
afstandsbediening)<br />
Lampje<br />
bestuurders<br />
portier<br />
Openen<br />
Portieren<br />
Sleutel linksom<br />
draaien<br />
Sleutel linksom<br />
draaien<br />
Knop Ë kort<br />
indrukken<br />
2 x knipperen<br />
Doven<br />
bewakingslampje<br />
Sluiten<br />
Portieren<br />
Sleutel rechtsom<br />
draaien<br />
Sleutel rechtsom<br />
draaien<br />
Knop Á kort<br />
indrukken<br />
1 x knipperen<br />
3 sec. continu<br />
branden en vervolgens<br />
knipperen<br />
bewakingslampje<br />
Openen ruiten<br />
(indien aanwezig)<br />
Langer dan 2 sec.<br />
in de ontgrendelstand<br />
draaien<br />
Langer dan 2 sec.<br />
in de ontgrendelstand<br />
draaien<br />
Knop Ë langer<br />
indrukken (> 2<br />
sec.)<br />
2 x knipperen<br />
Doven bewakingslampje<br />
Sluiten ruiten<br />
(indien aanwezig)<br />
Langer dan 2 sec.<br />
in de ontgrendelstand<br />
draaien<br />
Langer dan 2<br />
seconden in de<br />
vergrendelstand<br />
draaien<br />
Knop Ë langer<br />
indrukken (> 2<br />
sec.)<br />
1 x knipperen<br />
Knipperen<br />
bewakingslampje<br />
Dead lock<br />
(indien aanwezig)<br />
Sleutel twee keer in<br />
de vergrendelstand<br />
draaien<br />
Sleutel twee keer in<br />
de vergrendelstand<br />
draaien<br />
Knop Á 2 x indrukken<br />
3 x knipperen<br />
Twee keer knipperen<br />
en vervolgens<br />
knipperen bewa-
kingslampjes<br />
ATTENTIE<br />
ATTENTIE<br />
ATTENTIE<br />
Openen<br />
achterklep<br />
L0C0054m<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
21
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
22<br />
0<br />
L0C0010m<br />
L0C0011m<br />
L0C0012m<br />
Knop R langer indrukken (> 2 sec.)<br />
2 x knipperen<br />
Knipperen<br />
bewakingslampje
PLANCIA<br />
E COMANDI<br />
SICUREZZA<br />
AVVIAMENTO<br />
E GUIDA<br />
SPIE<br />
E MESSAGGI<br />
IN<br />
EMERGENZA<br />
MANUTENZIONE<br />
E CURA<br />
DATI<br />
TECNICI<br />
INDICE<br />
ALFABETICO<br />
START-/CONTACTSLOT<br />
De sleutel kan in 3 standen worden gedraaid:<br />
❒ STOP: motor uit, sleutel uitneembaar en stuurslot ingeschakeld.<br />
Enkele elektrische installaties werken (bijv. autoradio, elektrische<br />
ruitbediening).<br />
❒ MAR: contact aan. Alle elektrische installaties werken.<br />
❒ AVV: starten van de motor.<br />
Het contactslot is voorzien van een herstartbeveiliging. Als de motor bij<br />
de eerste poging niet aanslaat, moet u de sleutel terugdraaien in stand<br />
F0C0001m<br />
STOP en nogmaals starten.<br />
STUURSLOT<br />
Inschakelen<br />
Zet de sleutel in stand STOP, trek de sleutel uit het start-/contactslot<br />
en draai het stuur totdat het vergrendelt.<br />
Uitschakelen<br />
Draai het stuur iets heen en weer, terwijl u de sleutel in stand MAR<br />
draait.<br />
Als het start-/contactslot is geforceerd (bijv. bij een poging tot diefstal) moet u, voordat u weer<br />
met de auto gaat rijden, de werking van het slot laten controleren bij de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />
L0C0011m<br />
L0C0190m<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
23
PLANCIA<br />
E COMANDI<br />
SICUREZZA<br />
AVVIAMENTO<br />
E GUIDA<br />
SPIE<br />
E MESSAGGI<br />
IN<br />
EMERGENZA<br />
MANUTENZIONE<br />
E CURA<br />
DATI<br />
TECNICI<br />
INDICE<br />
ALFABETICO<br />
24<br />
F0C0001m<br />
Neem altijd de sleutel uit het contactslot als de auto wordt<br />
verlaten, om onvoorzichtig gebruik van de bedieningsknoppen<br />
te voorkomen. Vergeet niet de handrem aan te<br />
trekken en schakel de eerste versnelling in bij een helling<br />
omhoog of de achteruit bij een helling omlaag. Laat kinderen<br />
nooit alleen in de auto achter.
Verwijder de sleutel nooit als de auto nog in beweging is.<br />
Bij de eerste stuuruitslag blokkeert het stuur automatisch.<br />
Dit geldt altijd, ook als de auto gesleept wordt.<br />
PLANCIA<br />
E COMANDI<br />
SICUREZZA<br />
AVVIAMENTO<br />
E GUIDA<br />
SPIE<br />
E MESSAGGI<br />
IN<br />
EMERGENZA<br />
MANUTENZIONE<br />
E CURA<br />
DATI<br />
TECNICI<br />
INDICE<br />
ALFABETICO<br />
25
PLANCIA<br />
E COMANDI<br />
SICUREZZA<br />
AVVIAMENTO<br />
E GUIDA<br />
SPIE<br />
E MESSAGGI<br />
IN<br />
EMERGENZA<br />
MANUTENZIONE<br />
E CURA<br />
DATI<br />
TECNICI<br />
INDICE<br />
ALFABETICO<br />
26<br />
F0C0001m<br />
INSTRUMENTEN<br />
TOERENTELLER<br />
BELANGRIJK De regeleenheid van de elektronische inspuiting blokkeert<br />
tijdelijk de toevoer van brandstof als de motor met te hoge toerentallen<br />
draait, waardoor het motorvermogen zal afnemen.<br />
Bij stationair draaiende motor kan de toerenteller een geleidelijke of<br />
plotselinge toerentalstijging aangeven afhankelijk van de omstandigheden.<br />
Dit is een normaal verschijnsel en kan voorkomen als bijvoorbeeld de<br />
airconditioning of de aanjager wordt ingeschakeld. In deze gevallen<br />
dient een geleidelijke verandering van het toerental voor het behoud<br />
van de acculading.<br />
BRANDSTOFMETER<br />
De brandstofmeter geeft het aantal liters brandstof aan dat in de<br />
tank aanwezig is.<br />
Het waarschuwingslampje van de reservebrandstof K gaat branden<br />
als er nog 6 liter brandstof in de tank aanwezig is.<br />
Rijd niet met een bijna lege tank: door een onregelmatige brandstoftoevoer<br />
kan de katalysator beschadigen.<br />
BELANGRIJK Als de wijzernaald op de indicatie O staat en het<br />
waarschuwingslampje K knippert, dan is er een storing in het systeem.<br />
Wendt u in dit geval tot de <strong>Lancia</strong>-dealer om het systeem te<br />
laten controleren.
KOELVLOEISTOFTEMPERATUURMETER<br />
(indien aanwezig)<br />
Als het waarschuwingslampje u gaat branden, dan is koelvloeistoftemperatuur<br />
te hoog; zet in dat geval de motor uit en wendt u tot de<br />
<strong>Lancia</strong>-dealer.<br />
De wijzer geeft de temperatuur aan van de motorkoelvloeistof, zodra<br />
de koelvloeistoftemperatuur hoger wordt dan ongeveer 50°C.<br />
Onder normale omstandigheden kan de wijzernaald op verschillende<br />
posities in het bereik staan, afhankelijk van de gebruiksomstandigheden<br />
van de auto.<br />
SNELHEIDSMETER<br />
Deze geeft de snelheid van de auto weer.<br />
PLANCIA<br />
E COMANDI<br />
SICUREZZA<br />
AVVIAMENTO<br />
E GUIDA<br />
SPIE<br />
E MESSAGGI<br />
IN<br />
EMERGENZA<br />
MANUTENZIONE<br />
E CURA<br />
DATI<br />
TECNICI<br />
INDICE<br />
ALFABETICO<br />
27
PLANCIA<br />
E COMANDI<br />
SICUREZZA<br />
AVVIAMENTO<br />
E GUIDA<br />
SPIE<br />
E MESSAGGI<br />
IN<br />
EMERGENZA<br />
MANUTENZIONE<br />
E CURA<br />
DATI<br />
TECNICI<br />
INDICE<br />
ALFABETICO<br />
28<br />
F0C0001m<br />
Als de wijzernaald in het rode gebied komt, zet dan onmiddellijk de<br />
motor uit en wendt u tot de <strong>Lancia</strong>-dealer.
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
24<br />
L0C0055m<br />
L0C0027m<br />
BEDIENINGSKNOPPEN<br />
Om gebruik te maken van de informatie die het “Multifunctionele<br />
display” kan leveren, dient u bekend te zijn met de bedieningsknoppen.<br />
Wij raden u aan, voordat u een handeling uitvoert, dit hoofdstuk<br />
helemaal door te lezen.<br />
Toetsen + en –<br />
Om de menuschermen en de opties omhoog/omlaag te doorlopen of<br />
om de weergegeven waarde te verhogen, te verlagen of in te stellen en<br />
(met ingeschakelde buitenverlichting) om de lichtsterkte te regelen<br />
(indien ingedrukt als het “Instelmenu” niet actief is).<br />
Toets MODE<br />
Korter dan 2 seconden indrukken (impuls), aangegeven met b in de<br />
volgende beschrijvingen, om de keuze te bevestigen en/of naar het<br />
scherm van het hoofdmenu (bij hetzelfde onderdeel) te gaan of het<br />
menu te openen.<br />
Langer dan 2 seconden indrukken, aangegeven met c in de volgende<br />
beschrijvingen, om de keuze te bevestigen en een instelmenu te<br />
verlaten.<br />
Toets TRIP<br />
Korter dan 2 seconden indrukken (impuls), aangegeven met h in de<br />
volgende beschrijvingen, om de verschillende schermen van de Trip<br />
computer te doorlopen.<br />
Langer dan 2 seconden indrukken, aangegeven met i in de volgende<br />
beschrijvingen, om de informatie van de Trip computer op nul te<br />
zetten (reset) voor een nieuwe rit.
MULTIFUNCTIONEEL DISPLAY<br />
Het “Multifunctionele display” kan alle nuttige en noodzakelijke<br />
informatie tijdens de rit weergeven:<br />
INFORMATIE OP HET STANDAARDSCHERM<br />
❒ Kilometerteller totaal H.<br />
❒ Klokje E.<br />
❒ Buitentemperatuur C (indien aanwezig).<br />
❒ Datum A.<br />
Bij uitgenomen contactsleutel wordt alleen het klokje weergegeven;<br />
bij het openen van een voorportier wordt het display verlicht en<br />
wordt ook de kilometerteller totaal weergegeven.<br />
INFORMATIE OVER DE AUTO<br />
❒ Afstand tot volgende servicebeurt F.<br />
❒ Informatie Trip computer.<br />
❒ Lichtsterkteregeling.<br />
❒ Weergave van storingen, waarschuwingen en ingeschakelde functies.<br />
❒ Weergave city-functie (indien ingeschakeld) D.<br />
❒ Weergave koplampafstelling (alleen als het dimlicht is ingeschakeld)<br />
G.<br />
❒ Symbool voor mogelijke ijsvorming op de weg B.<br />
L0C1158i<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
25
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
26<br />
Er is ook een menu aanwezig waarin met de bedieningsknoppen<br />
(zie “Bedieningsknoppen” op de<br />
vorige pagina’s) de volgende instellingen kunnen<br />
worden uitgevoerd:<br />
INSTELMENU<br />
Het aantal menu-onderdelen is afhankelijk van de<br />
uitvoering van de auto.<br />
Als de auto in beweging is, kan alleen toegang worden<br />
verkregen tot de onderdelen “Snelheidslimiet”<br />
en “Gevoeligheid schemersensor instellen automatische<br />
koplampen”.<br />
Met het “Instelmenu” kunnen met de bedieningsknoppen<br />
(zie “Bedieningsknoppen” op de vorige<br />
pagina’s) de volgende instellingen worden uitgevoerd:<br />
❒ SNELHEIDSLIMIET<br />
❒ GEVOELIGHEID SCHEMERSENSOR<br />
INSTELLEN AUTOMATISCH KOPLAMPEN<br />
(indien aanwezig)<br />
❒ TRIP B<br />
❒ REG. KLOK<br />
❒ WEERGV. KLOK<br />
❒ DATUM INSTELLEN<br />
❒ ACHTERKLEP ONAFHANKELIJK ONT-<br />
GRENDELEN<br />
❒ BESTUURDERSPORTIER ONTGRENDELEN<br />
❒ CENTRALE PORTIERVERGRENDELING BIJ<br />
RIJDENDE AUTO<br />
❒ EENHEID “AFSTAND”<br />
❒ EENHEID “VERBRUIK”<br />
❒ EENHEID “TEMPERATUUR”<br />
❒ TAAL INSTELLEN<br />
❒ VOLUMEREGELING WAARSCHUWINGS-<br />
ZOEMER<br />
❒ VOLUMEREGELING TOETSEN<br />
❒ GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD<br />
❒ MENU VERLATEN
STARTCONTROLE<br />
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, verschijnt op het multifunctionele display het bericht “Check<br />
bezig”: de fase waarin een diagnose wordt uitgevoerd van alle elektronische systemen in de auto is begonnen;<br />
deze fase duurt enkele seconden. Als tijdens deze fase geen storing wordt gevonden en de motor is gestart, dan<br />
verschijnt het bericht “Check ok”. Als op het display een storing wordt weergegeven, zie dan de paragraaf<br />
“Lampjes en berichten”.<br />
of<br />
Motor<br />
gestart?<br />
Het onderhoudsschema voorziet elke 20.000 km (of elke 12.000 mijl) of ieder jaar in een servicebeurt; deze weergave verschijnt<br />
automatisch, als de sleutel in stand MAR staat, vanaf 2.000 km (of 1.240 mijl) of 30 dagen voor de servicebeurt. De weergave<br />
wordt elke 200 km (of elke 124 mijl) of om de drie dagen weergegeven. Onder de 200 km wordt de weergave met kleinere intervallen<br />
weergegeven. De weergave is afhankelijk van de ingestelde eenheid in kilometers of mijlen. Als u dicht bij de volgende servicebeurt<br />
bent en u de contactsleutel in stand MAR draait, verschijnt op het display het opschrift “<strong>Service</strong>” gevolgd door het aantal<br />
kilometers/mijlen of dagen dat resteert tot de volgende servicebeurt. De informatie van het “Geprogrammeerd onderhoud” wordt<br />
aangegeven in kilometers (km) of mijlen (mijl) of dagen (dd), afhankelijk van de eerstvolgende servicebeurt. Wendt u tot de<br />
<strong>Lancia</strong>-dealer voor het uitvoeren van de werkzaamheden van het “Onderhoudsschema” of van het “Jaarlijks inspectieschema”, en<br />
voor het op nul zetten van deze weergave (reset).<br />
NEE<br />
Als op het display een storing wordt<br />
weergegeven, zie dan de paragraaf<br />
“Lampjes en berichten”.<br />
JA<br />
Geen storingen<br />
aanwezig<br />
Weergave<br />
standaardscherm<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
27
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
28<br />
BESCHRIJVING VAN HET MENU<br />
Het menu bestaat uit een aantal functies dat “cyclisch” wordt weergegeven. De functies kunnen met de toetsen<br />
+ en – worden gekozen, waarna u keuzemogelijkheden kunt selecteren of instellingen kunt uitvoeren (zie<br />
de voorbeelden “Taal” en “Instel. datum” in onderstaand schema); zie voor meer informatie “Toegang tot<br />
menuscherm” op de volgende pagina’s.<br />
English<br />
Italiano<br />
b<br />
Français<br />
Portuges<br />
Bijvoorbeeld:<br />
Deutsch<br />
Español<br />
SERVICE<br />
VOL. TOETSEN<br />
VOL. ZOEMER<br />
TAAL<br />
MENU VERLATEN<br />
EENHEID TEMP<br />
SNELH. LIM.<br />
VERBRUIK<br />
SCHEMERSENSOR<br />
EENHEID AFST.<br />
TRIP B<br />
Dag<br />
Bijvoorbeeld:<br />
Jaar Maand<br />
REG. KLOK<br />
WEERG. KLOK .<br />
INSTELLEN DATUM<br />
ACHTERKLEP ONAFH.<br />
ONTG. BEST. PORT.<br />
VERG. PORT.<br />
b
TOEGANG TOT MENUSCHERM<br />
Na de “Startcontrole” kunt u toegang krijgen tot het menuscherm door knop b in te drukken.<br />
Druk op toets + of – om in het menu te navigeren.<br />
BELANGRIJK Als gedurende 60 seconden geen enkele handeling wordt uitgevoerd, dan wordt automatisch<br />
het menu verlaten en het vorige scherm weergegeven. In dat geval wordt de laatst gekozen instelling die niet<br />
bevestigd is (met knop b ) niet opgeslagen. De handeling moet dus opnieuw worden uitgevoerd (dit geldt ook<br />
wanneer het instelmenu wordt verlaten door het indrukken van knop c ).<br />
Als de auto in beweging is, kan alleen toegang worden verkregen tot een beperkt menu (instellen van<br />
“Snelheidslimiet” en “Gevoeligheid schemersensor instellen”).<br />
Als de auto stilstaat, kan toegang worden verkregen tot het uitgebreide menu.<br />
In het volgende schema worden de beschreven mogelijkheden weergegeven.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
29
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
30<br />
Zie<br />
“Startcontrole”<br />
Voorbeeld van standaardscherm<br />
b<br />
NEE<br />
Rijdt<br />
auto?<br />
JA<br />
SNELH. LIM.<br />
SCHEMERSENSOR<br />
MENU VERLATEN<br />
Beperkt menuscherm<br />
SNELH. LIM.<br />
SCHEMERSENSOR<br />
TRIP B<br />
REG. KLOK<br />
WEERG. KLOK<br />
INSTELLEN DATUM<br />
ACHTERKLEP ONAFH.<br />
ONTG. BEST. PORT.<br />
VERG. PORT.<br />
EENHEID AFST.<br />
VERBRUIK<br />
EENHEID TEMP.<br />
TAAL<br />
VOL. ZOEMER<br />
VOL. TOETSEN<br />
SERVICE.<br />
MENU VERLATEN<br />
Uitgebreid menuscherm
SNELHEIDSLIMIET (SNELH. LIM.)<br />
Met deze functie kan de snelheidslimiet van de auto worden ingesteld. Als deze snelheid wordt overschreden,<br />
klinkt er een akoestisch signaal, gaat het waarschuwingslampje è branden en verschijnt er een bericht op het<br />
display (zie het hoofdstuk “Lampjes en berichten”). De snelheidslimiet kan als volgt worden ingesteld:<br />
+<br />
–<br />
Zie “Startcontrole”<br />
en “Toegang tot<br />
menuscherm”<br />
Menuscherm<br />
Terug naar menuscherm<br />
c b<br />
+<br />
–<br />
b<br />
c<br />
Met toets + of –<br />
kan worden in- of uitgeschakeld<br />
ON/OFF.<br />
De geselecteerde instelling knippert.<br />
b c<br />
Terug naar vorig<br />
scherm, bijv.:<br />
Terug naar menuscherm<br />
Met de toetsen + en/of – kunt u de gewenste snelheid instellen.<br />
Tijdens het instellen knippert de waarde op het display. De<br />
waarde kan worden ingesteld tussen 30 en 250 km/h of tussen<br />
20 en 155 mph, afhankelijk van de ingestelde eenheid (zie de<br />
paragraaf “Eenheid afstand” hierna). Elke keer als u toets +/–<br />
indrukt (impuls), wordt de waarde een eenheid verhoogd of<br />
verlaagd. Als u toets +/– ingedrukt houdt, lopen de cijfers<br />
automatisch snel door of terug. Als u dichtbij de juiste waarde<br />
bent, laat u de toets los en stelt u de exacte waarde in door de<br />
toets telkens in te drukken en los te laten.<br />
c<br />
b<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
31
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
32<br />
GEVOELIGHEID SCHEMERSENSOR INSTELLEN AUTOMATISCH KOPLAMPEN (SCHEMERSEN-<br />
SOR) (indien aanwezig)<br />
Met deze functie kan de gevoeligheid van de schemersensor worden ingesteld op 3 niveaus (niveau 1 = minimum<br />
niveau, niveau 2 = gemiddeld niveau, niveau 3 = maximum niveau); hoe hoger de gevoeligheid, hoe<br />
minder buitenlicht er nodig is om de verlichting in te schakelen. Deze functie kan ook tijdens het rijden worden<br />
ingesteld. Ga voor de gewenste instelling als volgt te werk:<br />
+<br />
–<br />
Zie “Startcontrole”<br />
en “Toegang tot<br />
menuscherm”<br />
Menuscherm<br />
c b<br />
+<br />
–<br />
b<br />
c<br />
Regel met toets + of – de gevoeligheid<br />
van de schemersensor.<br />
De geselecteerde instelling knippert.<br />
c<br />
Terug naar<br />
menuscherm<br />
Terug naar vorig<br />
scherm, bijv.:
TRIP B (TRIP B)<br />
Met deze optie kan de weergave van de functie Trip B (dagteller) worden ingeschakeld (ON) of uitgeschakeld (OFF).<br />
Hiermee wordt informatie gegeven over een “deeltraject”: Afgelegde afstand B, Verbruik B, Gem. snelheid B en Rijtijd<br />
B. Zie voor meer informatie “General trip - Trip B”.<br />
+<br />
–<br />
Zie “Startcontrole”<br />
en “Toegang tot<br />
menuscherm”<br />
Menuscherm<br />
Terug naar menuscherm<br />
c b<br />
+<br />
–<br />
c<br />
met toets + of –<br />
kan worden in- of uitgeschakeld<br />
ON/OFF.<br />
De geselecteerde instelling knippert.<br />
b c<br />
c b<br />
Terug naar menuscherm<br />
Terug naar vorig<br />
scherm, bijv:<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
33
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
34<br />
KLOK INSTELLEN (REG. KLOK)<br />
Ga voor het instellen van de tijd (uren - minuten) als volgt te werk:<br />
+<br />
–<br />
Zie “Startcontrole”<br />
en “Toegang tot<br />
menuscherm”<br />
Menuscherm<br />
+<br />
–<br />
c b<br />
c b<br />
Elke keer als u toets + of – wordt de waarde een eenheid<br />
verhoogd of verlaagd. Als u toets +/– ingedrukt houdt,<br />
lopen de cijfers automatisch snel door of terug. Als u<br />
dichtbij de juiste waarde bent, laat u de toets los en stelt<br />
u de exacte waarde in door de toets telkens in te drukken<br />
en los te laten.<br />
+<br />
–<br />
Terug naar vorig<br />
scherm, bijv.:<br />
c b<br />
Terug naar vorig<br />
scherm, bijv.:<br />
c<br />
Terug naar menuscherm
WEERGAVE KLOK (WEERG. KLOK)<br />
Met deze functie kan de tijd worden weergegeven in 12 of 24 uur. Ga voor het instellen als volgt te werk:<br />
+<br />
–<br />
Zie “Startcontrole”<br />
en “Toegang tot<br />
menuscherm”<br />
Menuscherm<br />
Terug naar menuscherm<br />
c b<br />
+<br />
–<br />
b c<br />
Kies met toets + of –<br />
voor 12 of 24 uur.<br />
c<br />
De geselecteerde instelling knippert.<br />
c b<br />
Terug naar menuscherm<br />
Terug naar vorig<br />
scherm, bijv:<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
35
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
36<br />
DATUM INSTELLEN (INSTELLEN DATUM)<br />
Ga voor het instellen van de datum (jaar - maand - dag) als volgt te werk:<br />
+<br />
–<br />
Zie “Startcontrole”<br />
en “Toegang tot<br />
menuscherm”<br />
Menuscherm<br />
c b<br />
+ c<br />
– b<br />
+<br />
–<br />
Elke keer als u toets + of – indrukt, wordt de waarde<br />
een eenheid verhoogd of verlaagd. Als u toets +/– ingedrukt<br />
houdt, lopen de cijfers automatisch snel door of<br />
terug. Als u dichtbij de juiste waarde bent, laat u de<br />
toets los en stelt u de exacte waarde in door de toets telkens<br />
in te drukken en los te laten.<br />
+<br />
–<br />
Terug naar vorig<br />
scherm, bijv.:<br />
c<br />
b<br />
c b<br />
Terug naar vorig<br />
scherm, bijv.:<br />
c<br />
Terug naar menuscherm
ONAFHANKELIJKE ACHTERKLEPONTGRENDELING (ACHTERKLEP ONAFH.)<br />
Inschakelen (ON): als het commando voor ontgrendeling van de portieren wordt gegeven, wordt de achterklep<br />
niet ontgrendeld. De achterklep kan ontgrendeld worden met de mechanische sleutel of door knopje R op de<br />
sleutel met afstandsbediening in te drukken.<br />
Uitschakelen (OFF): de achterklep wordt gelijktijdig met de portieren ontgrendeld.<br />
+<br />
–<br />
Zie “Startcontrole”<br />
en “Toegang tot<br />
menuscherm”<br />
Menuscherm<br />
Terug naar menuscherm<br />
c b<br />
+<br />
–<br />
Met toets + of –<br />
kan worden in- of uitgeschakeld<br />
ON/OFF.<br />
De geselecteerde instelling knippert.<br />
b c<br />
c<br />
c b<br />
Terug naar menuscherm<br />
Terug naar vorig<br />
scherm, bijv.:<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
37
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
38<br />
ONTGRENDELING BESTUURDERSPORTIER (ONTGR. BEST. PORT.)<br />
De volgende functie:<br />
❒ Inschakelen (ON): ontgrendeling van alleen het bestuurdersportier met de afstandsbediening<br />
- uitschakelen (OFF): gelijktijdige ontgrendeling van alle portieren met de afstandsbediening<br />
+<br />
–<br />
Zie “Startcontrole”<br />
en “Toegang tot<br />
menuscherm”<br />
Menuscherm<br />
Terug naar menuscherm<br />
c b<br />
+<br />
–<br />
Met toets+ of –<br />
kan worden in- of uitgeschakeld<br />
ON/OFF.<br />
De geselecteerde instelling knippert.<br />
b c<br />
c Terug naar vorig<br />
scherm, bijv:<br />
c b<br />
Terug naar menuscherm
CENTRALE PORTIERVERGRENDELING BIJ RIJDENDE AUTO (VERGR. PORT.)<br />
De volgende functie:<br />
❒ Inschakelen (ON): automatische vergrendeling van de portieren als de auto harder rijdt dan 20 km/h<br />
❒ Uitschakelen (OFF): geen automatische vergrendeling van de portieren als de auto harder rijdt dan 20 km/h<br />
+<br />
–<br />
Zie “Startcontrole”<br />
en “Toegang tot<br />
menuscherm”<br />
Menuscherm<br />
Terug naar menuscherm<br />
c b<br />
+<br />
–<br />
Met toets + of –<br />
kan worden in- of uitgeschakeld<br />
ON/OFF.<br />
De geselecteerde instelling knippert.<br />
b c<br />
c Terug naar vorig<br />
scherm, bijv:<br />
c b<br />
Terug naar menuscherm<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
39
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
40<br />
EENHEID “AFSTAND” (EENHEID AFST.)<br />
Op het display kunnen de eenheden van de informatie worden ingesteld (km of mijl). Ga voor het kiezen van<br />
de eenheden als volgt te werk:<br />
+<br />
–<br />
Zie “Startcontrole”<br />
en “Toegang tot<br />
menuscherm”<br />
Menuscherm<br />
Terug naar menuscherm<br />
c b<br />
+<br />
–<br />
c<br />
Stel met toets + of – de gewenste eenheid<br />
in (km of mijl).<br />
De geselecteerde instelling knippert.<br />
b c<br />
c b<br />
Terug naar menuscherm<br />
Terug naar vorig<br />
scherm, bijv:
EENHEID “VERBRUIK” (VERBRUIK)<br />
Met deze functie kan de eenheid van het brandstofverbruik worden ingesteld (km/l, l/100 km of mpg). Deze eenheid<br />
is gekoppeld aan de geselecteerde eenheid voor de afstand (km of mijl, zie de vorige paragraaf “Eenheid<br />
afstand”). Ga voor het instellen als volgt te werk:<br />
Zie “Startcontrole”<br />
en “Toegang tot<br />
menuscherm”<br />
Als u km hebt ingesteld<br />
Terug naar<br />
menuscherm<br />
Als u mijl hebt ingesteld<br />
+<br />
–<br />
+<br />
–<br />
Menuscherm<br />
b c<br />
c b<br />
c<br />
Stel met toets + of –<br />
de eenheid van het brandstofverbruik<br />
in, km/l of l/100km.<br />
De geselecteerde instelling knippert.<br />
b c<br />
c b<br />
Terug naar menuscherm<br />
Terug naar<br />
vorig scherm,<br />
bijv:<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
41
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
42<br />
EENHEID “TEMPERATUUR” (EENHEID TEMP.)<br />
Ga voor het instellen van de temperatuureenheid (°C of °F) als volgt te werk:<br />
+<br />
–<br />
Zie “Startcontrole”<br />
en “Toegang tot<br />
menuscherm”<br />
Menuscherm<br />
Terug naar menuscherm<br />
c b<br />
+<br />
–<br />
c<br />
Stel met toets + of – de gewenste temperatuureenheid<br />
in (°C of °F).<br />
De geselecteerde instelling knippert.<br />
b c<br />
c b<br />
Terug naar vorig<br />
scherm, bijv:<br />
Terug naar menuscherm<br />
BELANGRIJK De op het display van het instrumentenpaneel ingestelde temperatuureenheid (°C of °F) wordt<br />
ook weergegeven op het display van de airconditioning met gescheiden temperatuurregeling.
TAAL INSTELLEN (TAAL)<br />
De mededelingen op het display kunnen in verschillende talen worden weergegeven (Italiaans, Engels, Duits,<br />
Portugees, Spaans, Frans). Ga voor het instellen van de taal als volgt te werk:<br />
Zie “Startcontrole”<br />
en “Toegang tot<br />
menuscherm”<br />
+<br />
–<br />
Menuscherm<br />
c b<br />
+<br />
–<br />
+<br />
–<br />
+<br />
–<br />
+<br />
–<br />
+<br />
–<br />
+<br />
–<br />
c<br />
b<br />
Terug naar vorig<br />
scherm, bijv.:<br />
Terug naar menuscherm<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
43
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
44<br />
VOLUMEREGELING WAARSCHUWINGSZOEMER (VOL. ZOEMER)<br />
Het volume van het geluidssignaal (zoemer) dat klinkt als er een storing wordt gevonden, kan ingesteld worden<br />
op 8 niveaus. Het geluidssignaal kan worden ingesteld maar niet worden uitgeschakeld.<br />
Ga voor het instellen als volgt te werk:<br />
+<br />
–<br />
Zie “Startcontrole”<br />
en “Toegang tot<br />
menuscherm”<br />
Menuscherm<br />
Terug naar menuscherm<br />
c b<br />
+<br />
–<br />
c<br />
Stel met toets + of –<br />
het volume van het geluidssignaal (zoemer)<br />
in.<br />
De geselecteerde instelling knippert.<br />
b c<br />
c b<br />
bijv.: Terug naar<br />
menuscherm<br />
Terug naar vorig<br />
scherm,
VOLUMEREGELING TOETSEN (VOL. TOETSEN)<br />
Het geluidssignaal dat klinkt bij het indrukken van enkele toetsen (a , +, –), kan worden ingesteld op 8<br />
niveaus. Het geluidssignaal kan worden ingesteld en uitgeschakeld.<br />
Ga voor het instellen als volgt te werk:<br />
+<br />
–<br />
Zie “Startcontrole”<br />
en “Toegang tot<br />
menuscherm”<br />
Menuscherm<br />
Terug naar menuscherm<br />
c b<br />
+<br />
–<br />
Stel met toets + of –<br />
het volume van het geluidssignaal<br />
(roger-beep) in.<br />
De geselecteerde instelling knippert.<br />
b c<br />
c<br />
c b<br />
Terug naar menuscherm<br />
Terug naar vorig<br />
scherm, bijv:<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
45
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
46<br />
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD (SERV.)<br />
Met de functie “<strong>Service</strong>” kan worden weergegeven hoeveel kilometer of dagen nog resteren voordat een servicebeurt<br />
moet plaatsvinden. Ga voor het raadplegen van deze aanwijzingen als volgt te werk:<br />
+<br />
–<br />
Zie “Startcontrole”<br />
en “Toegang tot<br />
menuscherm”<br />
Menuscherm<br />
Terug naar vorig<br />
scherm, bijv:<br />
Terug naar menuscherm<br />
c b<br />
c<br />
+<br />
–<br />
b c<br />
of<br />
Kies met toets + of –<br />
de gewenste weergave, km/dagen of<br />
mijlen/dagen afhankelijk van de ingestelde<br />
“eenheid”.<br />
c b<br />
c Terug naar menuscherm<br />
Terug naar vorig<br />
scherm, bijv.:<br />
vervolg op volgende pagina
c b<br />
Terug naar vorig<br />
scherm, bijv.:<br />
Terug naar menuscherm<br />
Het “Onderhoudsschema” voorziet elke 20.000 km (of elke 12.000 mijl) of ieder jaar in een servicebeurt; deze weergave verschijnt<br />
automatisch als de sleutel in stand MAR staat, vanaf 2.000 km (of 1.240 mijl) of 30 dagen vóór de servicebeurt. Deze informatie<br />
wordt elke 200 km (of elke 124 mijl) of om de 3 dagen opnieuw weergegeven. Als u dicht bij de volgende servicebeurt bent en u de<br />
sleutel in stand MAR draait, verschijnt op het display de mededeling “<strong>Service</strong>” gevolgd door het aantal kilometers of dagen dat resteert<br />
tot de volgende servicebeurt. De informatie van het “Geprogrammeerd onderhoud” wordt aangegeven in kilometers (km) of mijlen<br />
(mijl) of dagen, afhankelijk van de eerstvolgende servicebeurt. Wendt u tot de <strong>Lancia</strong>-dealer voor het uitvoeren van de werkzaamheden<br />
van het “Onderhoudsschema” of van het “Jaarlijks inspectieschema”, en voor het op nul zetten van de weergave (reset).<br />
c<br />
b<br />
Terug naar menuscherm<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
47
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
48<br />
MENU VERLATEN<br />
Laatste functie waarmee de instellingen uit het weergegeven startmenu worden afgesloten.<br />
Zie “Startcontrole”<br />
en “Toegang tot<br />
menuscherm”<br />
+<br />
–<br />
Menuscherm<br />
b<br />
Met toets – kunt u terugkeren naar<br />
“Snelh. lim.” (eerste onderdeel van het<br />
menu).<br />
Terug naar vorig<br />
scherm, bijv.:
TRIP COMPUTER<br />
Met de functie “Trip computer” kan op het multifunctionele display informatie worden weergegeven over de werking<br />
van de auto. Deze functie bestaat uit “General trip”, dat betrekking heeft op de hele rit van de auto, en “Trip<br />
B”, dat betrekking heeft op een deeltraject. Deze laatste functie vormt een onderdeel (zoals is afgebeeld in de volgende<br />
grafiek) van het totale traject van de auto. Beide functies kunnen op nul worden gezet.<br />
Met “General trip” wordt informatie over Actieradius , Afgelegde afstand, Gemiddeld verbruik, Huidig verbruik,<br />
Gemiddelde snelheid en Rijtijd gegeven. Met “Trip B” wordt informatie over Afgelegde afstand B, Gemiddeld verbruik<br />
B, Gemiddelde snelheid B en Rijtijd B gegeven. De functie “Trip B” kan worden uitgeschakeld.<br />
Procedure voor het begin van een rit (reset)<br />
Als een rit gecontroleerd moet worden m.b.v. “General trip”, dan moet u vooraf, als de contactsleutel in stand<br />
MAR staat, op toets TRIP drukken op de rechter hendel aan het stuur volgens methode i (zie<br />
“Bedieningsknoppen”).<br />
Reset GENERAL TRIP<br />
Einde rit - Begin nieuwe rit<br />
˙<br />
˙<br />
Reset TRIP B<br />
Einde deeltraject<br />
Begin nieuw deeltraject<br />
TRIP B<br />
Reset TRIP B<br />
˙<br />
˙<br />
Einde deeltraject<br />
Begin nieuw deeltraject<br />
GENERAL TRIP<br />
TRIP B<br />
Reset TRIP B<br />
Reset GENERAL TRIP<br />
Einde rit - Begin nieuwe rit<br />
TRIP B<br />
Reset TRIP B<br />
Einde deeltraject<br />
Begin nieuw deeltraject<br />
Als u het systeem op nul zet (door het indrukken van de toets volgens methode i) terwijl het scherm van<br />
“General trip” wordt weergegeven, dan worden ook de gegevens van “Trip B” op nul gezet. Als u het systeem<br />
op nul zet (door het indrukken van de toets volgens methode i) terwijl het scherm van “Trip B” wordt weergegeven,<br />
dan worden alleen de gegevens van “Trip B” op nul gezet.<br />
BELANGRIJK De gegevens “Actieradius” en “Huidig verbruik” kunnen niet op nul worden gezet.<br />
˙<br />
˙<br />
Einde deeltraject<br />
Begin nieuw deeltraject<br />
˙<br />
˙<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
49
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
50<br />
De informatie van de “Trip computer” wordt in volgorde weergegeven (zie het afgebeelde schema).<br />
Zie “Startcontrole”<br />
en “Toegang tot<br />
menuscherm”<br />
Vorig<br />
scherm,<br />
bijv.:<br />
h h h h<br />
(*)<br />
h<br />
i<br />
(*)<br />
(*)<br />
h h<br />
= “Reset general trip” en “Trip B” behalve<br />
“Actieradius” en “Huidig verbruik” (zie de paragraaf<br />
“Reset general trip”)<br />
(*) (*)<br />
(*)<br />
(*)<br />
vervolg op<br />
volgende<br />
pagina<br />
De twee schermen van ieder onderdeel<br />
van de trip computer worden<br />
afwisselend (drie keer) weergegeven.<br />
Daarna blijft het tweede scherm vast<br />
weergegeven.
Trip B<br />
AAN?<br />
JA<br />
NEE<br />
Terug naar standaardscherm<br />
h h h h<br />
(*) (*) (*) (*)<br />
i<br />
= Alleen reset “Trip B”<br />
(zie de paragraaf “Reset trip B”)<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
51
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
52<br />
Na het op nul zetten van “Trip” door op de toets te drukken volgens methode i , verschijnen op het display<br />
de volgende functies:<br />
Reset GENERAL TRIP<br />
Reset TRIP B<br />
= Reset “General trip” en “Trip B”<br />
i (behalve “Actieradius” en “Huidig verbruik”)<br />
i<br />
= Alleen reset “Trip<br />
B”
Actieradius = geeft het aantal kilometers (mijlen)<br />
aan dat nog gereden kan worden met de<br />
brandstof in de brandstoftank, waarbij er van uit<br />
wordt gegaan dat het rijgedrag niet verandert.<br />
Op het display verschijnt de indicatie “- - - -”<br />
als:<br />
❒de actieradius kleiner is dan 50 km en de hoeveelheid<br />
brandstof in de tank minder is dan 4<br />
liter; op het display verschijnt het bericht<br />
“Attentie, actieradius beperkt (het bericht verschijnt<br />
ook als de TRIP COMPUTER niet actief<br />
is)<br />
❒de auto langer dan 5 minuten stilstaat met stationair<br />
draaiende motor.<br />
Afgelegde afstand = geeft het aantal afgelegde<br />
kilometers aan vanaf het begin van de nieuwe rit<br />
(*).<br />
Gemiddeld verbruik = geeft het gemiddelde<br />
brandstofverbruik aan vanaf het begin van een<br />
nieuwe rit (*) in l/km of in l/100km of mpg.<br />
Huidig verbruik = geeft ongeveer iedere 5<br />
seconden het brandstofverbruik aan. Als de auto<br />
stilstaat met stationair draaiende motor, verschijnt<br />
op het display de indicatie “- - - -“.<br />
Gemiddelde snelheid = geeft de gemiddelde<br />
snelheid van de auto aan op basis van de tijd die<br />
afgelegd is vanaf het begin van de nieuwe rit (*).<br />
Rijtijd = tijd die verstreken is vanaf het begin<br />
van de nieuwe rit (*).<br />
(*) Nieuwe rit = als een reset is uitgevoerd:<br />
❒“handmatig” door de gebruiker d.m.v. het<br />
indrukken van de betreffende toets (zie de<br />
paragraaf “Bedieningsknoppen”)<br />
❒“automatisch” wanneer de Afgelegde afstand<br />
de waarde 9.999,9 km bereikt of wanneer de<br />
Rijtijd de waarde 99:59 (99 uur en 59 minuten)<br />
bereikt<br />
❒als de accu losgekoppeld is geweest.<br />
BELANGRIJK Als er geen informatie is, verschijnt<br />
bij alle functies van de TRIP COMPU-<br />
TER de indicatie “——” in plaats van de waarde.<br />
Wanneer de normale werking weer hersteld<br />
is, worden de waarden van de functies weer op<br />
normale wijze weergegeven. De waarden die voor<br />
de storing werden weergegeven worden niet op<br />
nul gezet en er wordt geen nieuwe rit (*) begonnen.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
53
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
54<br />
LICHTSTERKTEREGELING INSTRUMENTENPANEEL EN DISPLAY<br />
Met deze functie kan bij ingeschakelde buitenverlichting de lichtsterkte worden geregeld (verhogen/verlagen)<br />
van het display/instrumentenpaneel en van het display van de autoradio en van de airconditioning met<br />
gescheiden temperatuurregeling.<br />
Ga voor het instellen als volgt te werk:<br />
Vorig scherm<br />
, bijv.:<br />
Zie “Startcontrole”<br />
+<br />
en “Toegang tot<br />
menuscherm” –<br />
Automatisch terug naar standaardscherm<br />
na enkele seconden of<br />
door het indrukken van knop b<br />
Stel met toets + of– voor de lichtsterkteregeling<br />
de gewenste lichtsterkte in<br />
L0C0055m<br />
+<br />
–
ZITPLAATSEN<br />
ZITPLAATSEN VOOR<br />
Rugleuning neerklappen<br />
Om de achterste zitplaatsen te bereiken, moet u de handgreep C<br />
omhoog trekken zoals afgebeeld, zodat de rugleuning naar voren<br />
klapt. De stoel kan nu naar voren worden geschoven door tegen de<br />
rugleuning te duwen (easy entry).<br />
Als u de rugleuning terugklapt, komt de stoel automatisch in de ingestelde<br />
stand terug (dankzij een mechanisme met geheugen).<br />
Controleer of de stoel goed geblokkeerd is door hem naar voren en<br />
naar achteren te schuiven.<br />
Verstellen in lengterichting<br />
Trek hendel A omhoog en schuif de stoel naar voren of naar achteren.<br />
Als u rijdt, moeten de armen licht gebogen zijn en de handen op<br />
het stuurwiel steunen.<br />
Controleer of de stoel goed geblokkeerd is door hem naar voren en<br />
naar achteren te schuiven.<br />
Hoogteverstelling (bestuurdersstoel)<br />
Trek herhaaldelijk hendel B uit en verplaats hiermee de zitting naar<br />
wens omhoog of omlaag.<br />
BELANGRIJK De hoogte kan alleen worden ingesteld als u op de<br />
bestuurdersstoel zit en de auto stilstaat.<br />
L0C0029m<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
55
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
56<br />
ATTENTIE<br />
ATTENTIE<br />
ATTENTIE<br />
L0C0030m<br />
Rugleuning verstellen<br />
Draai knop D.<br />
Lendensteun verstellen (indien aanwezig)<br />
Draai knop E om het steunvlak van de rugleuning aan te passen.<br />
Verstel het stuurwiel alleen als de auto stilstaat.<br />
Laat de hendel los en controleer of de stoel goed geblokkeerd is door naar voren<br />
en naar achteren te schuiven. Als de stoel niet goed geblokkeerd is, kan deze<br />
onverwachts verschuiven waardoor u de controle over de auto kunt verliezen.<br />
Voor maximale veiligheid moet u de rugleuning rechtop zetten, tegen de leuning<br />
aan gaan zitten en de gordel goed laten aansluiten op borst en bekken.
VERSCHUIFBARE ACHTERBANK (indien aanwezig)<br />
Verstellen vanuit het interieur van de auto<br />
Verstellen in lengterichting<br />
Houd hendel A in het midden vast, trek de hendel omhoog en schuif<br />
de stoel naar voren of naar achteren.<br />
Rugleuning verstellen<br />
Achterbank met ondeelbare rugleuning<br />
❒ trek hendel B omhoog en verstel de rugleuning.<br />
Achterbank met deelbare rugleuning<br />
❒ trek de hendels B en C omhoog om respectievelijk het rechter en<br />
linker deel van de rugleuning te verstellen.<br />
Uitvoeringen met ondeelbare achterbank<br />
Uitvoeringen met deelbare achterbank<br />
L0C0028m<br />
L0C0056m<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
57
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
58<br />
ATTENTIE<br />
ATTENTIE<br />
ATTENTIE<br />
L0C0181m<br />
Verstellen vanuit de bagageruimte<br />
Verstellen in lengterichting<br />
Trek de lip in het midden A omhoog en schuif de stoel naar voren of<br />
naar achteren.<br />
Rugleuning verstellen/neerklappen<br />
Trek aan de lippen aan de zijkant B zoals beschreven in de paragraaf<br />
“Bagageruimte vergroten” in dit hoofdstuk.<br />
Het verstellen mag alleen worden uitgevoerd als de auto stilstaat.<br />
De rugleuning mag alleen in geheel neergeklapte stand worden gebruikt als de<br />
auto stilstaat en de stoel naar voren is geschoven.<br />
Als u de hendel loslaat, controleer dan altijd of de stoel goed geblokkeerd is door<br />
de stoel naar voren en naar achteren te schuiven. Als de stoel niet goed geblokkeerd<br />
is, kan deze onverwachts verschuiven .
HOOFDSTEUNEN<br />
VOOR<br />
Druk voor de verstelling op knop A en verplaats de hoofdsteun<br />
omhoog of omlaag totdat hij hoorbaar vergrendelt. Laat vervolgens<br />
de steun los en controleer of de steun goed is vergrendeld.<br />
ATTENTIE<br />
ATTENTIE<br />
L0C0031m<br />
Let erop dat de hoofdsteun zo is ingesteld dat de steun het hoofd steunt en niet de<br />
nek. Alleen in deze positie bieden de steunen bescherming.<br />
Voor een optimale bescherming, moet de rugleuning zo zijn ingesteld dat u rechtop<br />
zit en dat uw hoofd zich zo dicht mogelijk bij de hoofdsteun bevindt.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
59
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
60<br />
L0C0057m<br />
L0C0008m<br />
ACHTER (indien aanwezig)<br />
Op enkele uitvoeringen.<br />
Om de hoofdsteunen te verwijderen, moet u de knoppen A aan de<br />
zijkant van de twee steunen indrukken en de hoofdsteun vervolgens<br />
omhoog trekken.<br />
De auto kan zijn uitgerust met 3 hoofdsteunen achter bij een achterbank<br />
met drie zitplaatsen en met twee hoofdsteunen bij een achterbank<br />
met 2 zitplaatsen.<br />
BELANGRIJK Als de zitplaatsen achter gebruikt worden, moeten de<br />
hoofdsteunen altijd volledig zijn uitgetrokken.<br />
STUURWIEL<br />
Het stuurwiel kan zowel axiaal als verticaal worden versteld.<br />
Ga voor het verstellen als volgt te werk:<br />
❒ ontgrendel de hendel door de hendel naar het stuur te trekken<br />
(stand 2);<br />
❒ zet het stuur in de gewenste stand;<br />
❒ duw de hendel naar voren (stand 1) om de hendel te vergrendelen.<br />
ATTENTIE Het stuur mag alleen worden versteld als de auto stilstaat en de motor is uitgezet.
SPIEGELS<br />
ACHTERUITKIJKSPIEGEL<br />
De achteruitkijkspiegel is voorzien van een beveiligingsmechanisme,<br />
waardoor de spiegel bij een krachtig contact met een inzittende losschiet.<br />
Met hendeltje A kan de spiegel in twee standen worden gezet: normale<br />
of anti-verblindingsstand.<br />
BUITENSPIEGELS<br />
Handbediende verstelling<br />
Van binnenuit met hendel A.<br />
L0C0014m<br />
L0C0170m<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
61
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
62<br />
L0C0009m<br />
L0C0058m<br />
Tijdens het rijden moeten de spiegels altijd in stand A staan.<br />
Elektrische verstelling (indien aanwezig)<br />
De elektrische verstelling is alleen mogelijk als de contactsleutel in<br />
stand MAR staat.<br />
Ga voor het verstellen als volgt te werk:<br />
❒ met schakelaar A kiest u welke spiegel (links of rechts) u wilt verstellen<br />
(op de uitvoeringen met elektrische ruitbediening keert de<br />
schakelaar automatisch weer terug in de oorspronkelijke positie);<br />
❒ met schakelaar B kunt de spiegel in 4 richtingen afstellen;<br />
Stel de spiegels af als de auto stilstaat en de handrem is aangetrokken.<br />
De verwarming van de spiegels schakelt automatisch in als u de achterruitverwarming<br />
aanzet.<br />
Inklappen<br />
De spiegel kan (bijv. bij nauwe doorgangen) van stand A in stand B<br />
worden geklapt.<br />
De spiegel aan bestuurderszijde is bol, waardoor de afstandswaarneming wordt beïnvloed.
KLIMAATREGELING<br />
L0C0126m<br />
1 Vaste luchtroosters voor ontwasemen of ontdooien zijruiten - 2 Verstelbare uitstroomopeningen aan zijkant -<br />
3 Vaste luchtroosters voor ontwasemen of ontdooien voorruit - 4 Verstelbare uitstroomopeningen in het midden<br />
- 5 Luchtroosters onder - 6 Luchtroosters onder voor de passagiers achter (alleen uitvoeringen met airconditioning).<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
63
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
64<br />
L0C0060m<br />
L0C0059m<br />
CENTRALE LUCHTROOSTERS<br />
A – Regelschuif voor openen/sluiten van de uitstroomopening en het<br />
richten (verticaal) van de luchtstroom<br />
B – Regelschuif voor het richten (horizontaal) van de luchtstroom.<br />
LUCHTROOSTERS AAN DE ZIJKANT<br />
A – Vast luchtrooster voor ontwasemen/ontdooien van de zijruiten.<br />
B – Regelschuif voor openen/sluiten van de uitstroomopening en het<br />
richten (verticaal) van de luchtstroom.<br />
C – Regelschuif voor het richten (horizontaal) van de luchtstroom.
VERWARMING EN VENTILATIE<br />
BEDIENINGSORGANEN<br />
A: draaiknop voor regeling aanjagersnelheid<br />
B: draaiknop voor regeling van de luchttemperatuur<br />
(menging van warme/koude<br />
lucht)<br />
C: drukknop voor in-/uitschakeling achterruitverwarming<br />
D: draaiknop voor luchtverdeling<br />
E: draaiknop voor in-/uitschakeling luchtrecirculatie.<br />
COMFORTABELE KLIMAATREGELING<br />
Met draaiknop D kan de lucht op 5 manieren<br />
over het hele interieur worden verdeeld:<br />
« luchtstroom uit de centrale luchtroosters<br />
en de uitstroomopeningen aan de zijkant;<br />
∆ voor verwarming van de beenruimte,<br />
waarbij de luchtstroom op het gelaat<br />
koel blijft (“bilevel”-stand);<br />
≈ voor een snellere verwarming van het<br />
interieur;<br />
ƒ voor verwarming van het interieur en<br />
ontwaseming van de voorruit;<br />
-voor ontwaseming/ontdooiing van de<br />
voorruit en de zijruiten voor.<br />
L0C0127m<br />
VERWARMING INTERIEUR<br />
Ga als volgt te werk:<br />
❒ draai knop B geheel naar rechts (in het rode gebied);<br />
❒ draai knop A op de gewenste snelheid;<br />
❒ draai knop D in stand:<br />
ƒ voor verwarming van de beenruimte en ontwaseming<br />
van de voorruit;<br />
∆ voor lucht naar de beenruimten en koelere lucht uit de<br />
centrale luchtroosters en de uitstroomopeningen op het<br />
dashboard;<br />
≈ voor een snelle verwarming.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
65
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
66<br />
SNELLE VERWARMING<br />
Ga als volgt te werk:<br />
❒ sluit alle luchtroosters op het dashboard;<br />
❒ draai knop B in het rode gebied;<br />
❒ draai knop A in stand 4 -;<br />
❒ draai knop D in stand ≈.<br />
SNELLE ONTWASEMING/ONTDOOIING VAN<br />
DE RUITEN VOOR (VOORRUIT EN ZIJRUI-<br />
TEN)<br />
Ga als volgt te werk:<br />
❒ draai knop B in het rode gebied;<br />
❒ draai knop A in stand 4 -;<br />
❒ draai knop D in stand -;<br />
❒ schakel de luchtrecirculatie uit door knop E in<br />
stand Ú te zetten.<br />
Nadat de ruiten ontwasemd zijn, kan een stand<br />
gekozen worden waarbij het comfort optimaal<br />
blijft.<br />
Beslaan van de ruiten voorkomen<br />
Als het buiten extreem vochtig is en/of bij regen<br />
en/of bij grote verschillen in interieur- en buitentemperatuur,<br />
raden wij u de volgende procedure<br />
aan om het beslaan van de ruiten te voorkomen:<br />
❒ schakel de luchtrecirculatie uit door knop E in<br />
stand Ú te zetten;<br />
❒ draai knop B in het rode gebied;<br />
❒ draai knop A in stand 2;<br />
❒ draai knop D in stand - of in stand ƒ als de<br />
ruiten niet beslagen zijn.<br />
ONTWASEMING/ONTDOOIING ACHTERRUIT<br />
EN BUITENSPIEGELS (indien aanwezig)<br />
Druk op knop C voor het inschakelen van deze<br />
functie: als deze functie wordt ingeschakeld, gaat<br />
het lampje op de knop branden.<br />
De functie schakelt na ongeveer 30 minuten automatisch<br />
uit. Druk opnieuw op knop C om de functie<br />
eerder uit te schakelen.<br />
BELANGRIJK Plak geen stickers of andere plaatjes<br />
op de elektrische weerstandsdraden aan de binnenzijde<br />
van de achterruit, om beschadiging van de<br />
achterruitverwarming te voorkomen.
REGELING AANJAGERSNELHEID<br />
Ga voor een goede ventilatie van het interieur als<br />
volgt te werk:<br />
❒ open de zij- en middenroosters geheel;<br />
❒ draai knop B in het blauwe gebied;<br />
❒ draai knop A op de gewenste snelheid;<br />
❒ draai knop D in stand «;<br />
❒ schakel de luchtrecirculatie uit door knop E in<br />
stand Ú te zetten.<br />
RECIRCULATIE INSCHAKELEN<br />
Draai knop E in stand ….<br />
Wij raden u aan de recirculatiefunctie in te schakelen<br />
in de file of in tunnels. Hiermee wordt voorkomen<br />
dat vervuilde lucht het interieur bereikt. Het is<br />
niet raadzaam dit systeem langdurig te laten werken,<br />
omdat anders, vooral als u met meerdere personen<br />
in de auto zit, de kans aanzienlijk toeneemt<br />
dat de ruiten beslaan.<br />
BELANGRIJK Met de recirculatiefunctie kunnen,<br />
afhankelijk van de werking van het systeem (“verwarming”<br />
of “koeling”), de gewenste omstandigheden<br />
sneller worden bereikt. Het is echter niet raadzaam<br />
deze functie in te schakelen op regenachtige<br />
of koude dagen, om te voorkomen dat de ruiten<br />
beslaan.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
67
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
68<br />
AIRCONDITIONING, HANDBEDIEND (indien aanwezig)<br />
L0C0128m<br />
BEDIENINGSORGANEN<br />
A: draaiknop voor regeling aanjagersnelheid<br />
B: draaiknop voor regeling van de luchttemperatuur (menging<br />
van warme/koude lucht)<br />
C: drukknop voor in-/uitschakelen achterruitverwarming<br />
D: drukknop voor in-/uitschakelen aircocompressor<br />
E: draaiknop voor luchtverdeling<br />
F: draaiknop voor in-/uitschakeling luchtrecirculatie.<br />
COMFORTABELE KLIMAATREGELING<br />
Met draaiknop E kan de lucht op 5 manieren<br />
over het hele interieur worden verdeeld:<br />
« luchtstroom uit de centrale luchtroosters<br />
en de uitstroomopeningen aan de zijkant;<br />
∆ voor verwarming van de beenruimte,<br />
waarbij de luchtstroom op het gelaat<br />
koel blijft (“bilevel”-stand);<br />
≈ voor een snellere verwarming van het<br />
interieur;<br />
ƒ voor verwarming van het interieur en<br />
ontwaseming van de voorruit;<br />
-voor ontwaseming/ontdooiing van de<br />
voorruit en de zijruiten voor.
VERWARMING INTERIEUR<br />
Ga als volgt te werk:<br />
❒ draai knop B geheel naar rechts (in het rode<br />
gebied);<br />
❒ draai knop A op de gewenste snelheid;<br />
❒ draai knop E in stand:<br />
ƒ voor verwarming van de beenruimte en ontwaseming<br />
van de voorruit;<br />
∆ voor lucht naar de beenruimten en koelere<br />
lucht uit de centrale luchtroosters en de uitstroomopeningen<br />
op het dashboard;<br />
≈ voor een snelle verwarming.<br />
SNELLE VERWARMING<br />
Ga als volgt te werk:<br />
❒ sluit alle luchtroosters op het dashboard;<br />
❒ draai knop B in het rode gebied;<br />
❒ draai knop A in stand 4 -;<br />
❒ draai knop E in stand ≈.<br />
SNELLE ONTWASEMING/ONTDOOIING VAN<br />
DE RUITEN VOOR (VOORRUIT EN ZIJRUI-<br />
TEN)<br />
Ga als volgt te werk:<br />
❒ draai knop B in het rode gebied;<br />
❒ draai knop A in stand 4 -;<br />
❒ draai knop E in stand -;<br />
❒ schakel de luchtrecirculatie uit door knop F in<br />
stand Ú te zetten.<br />
Nadat de ruiten ontwasemd zijn, kan een stand gekozen<br />
worden waarbij het comfort optimaal blijft.<br />
Beslaan van de ruiten voorkomen<br />
Als het buiten extreem vochtig is en/of bij regen<br />
en/of bij grote verschillen in interieur- en buitentemperatuur,<br />
raden wij u de volgende procedure<br />
aan om het beslaan van de ruiten te voorkomen:<br />
❒ schakel de luchtrecirculatie uit door knop F in<br />
stand Ú te zetten.<br />
❒ draai knop B in het rode gebied;<br />
❒ draai knop A in stand 2;<br />
❒ draai knop E in stand - of in stand ƒ als de<br />
ruiten niet beslagen zijn.<br />
BELANGRIJK De airconditioning is zeer bruikbaar<br />
om het beslaan van de ruiten te voorkomen: het is<br />
daarom voldoende om de bedieningsknoppen op<br />
ontwasemen te zetten zoals hiervoor beschreven is<br />
en de airconditioning in te schakelen door knop D<br />
in te drukken.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
69
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
70<br />
ONTWASEMING/ONTDOOIING ACHTERRUIT<br />
EN BUITENSPIEGELS (indien aanwezig)<br />
Druk op knop C voor het inschakelen van deze<br />
functie: als deze functie wordt ingeschakeld, gaat<br />
het lampje op knop branden.<br />
De functie schakelt na ongeveer 30 minuten automatisch<br />
uit. Druk opnieuw op knop C om de functie<br />
eerder uit te schakelen.<br />
BELANGRIJK Plak geen stickers of andere plaatjes<br />
op de elektrische weerstandsdraden aan de binnenzijde<br />
van de achterruit, om beschadiging van de<br />
achterruitverwarming te voorkomen.<br />
REGELING AANJAGERSNELHEID<br />
Ga voor een goede ventilatie van het interieur als<br />
volgt te werk:<br />
❒ open de zij- en middenroosters geheel;<br />
❒ draai knop B in het blauwe gebied;<br />
❒ draai knop A op de gewenste snelheid;<br />
❒ draai knop E in stand «;<br />
❒ schakel de luchtrecirculatie uit door knop E in<br />
stand Ú te zetten.<br />
RECIRCULATIE INSCHAKELEN<br />
Draai knop E in stand ….<br />
Wij raden u aan de recirculatiefunctie in te schakelen<br />
in de file of in tunnels. Hiermee wordt voorkomen<br />
dat vervuilde lucht het interieur bereikt. Het is<br />
niet raadzaam dit systeem langdurig te laten werken,<br />
omdat anders, vooral als u met meerdere personen<br />
in de auto zit, de kans aanzienlijk toeneemt<br />
dat de ruiten beslaan.<br />
BELANGRIJK Met de recirculatiefunctie kunnen,<br />
afhankelijk van de werking van het systeem (“verwarming”<br />
of “koeling”), de gewenste omstandigheden<br />
sneller worden bereikt. Het is echter niet raadzaam<br />
deze functie in te schakelen op regenachtige<br />
of koude dagen, om te voorkomen dat de ruiten<br />
beslaan.
AIRCONDITIONING (koeling)<br />
Ga als volgt te werk:<br />
❒ draai knop B in het blauwe gebied;<br />
❒ draai knop A op de gewenste snelheid;<br />
❒ draai knop E in stand «;<br />
❒ draai knop F in stand …;<br />
❒ druk op knop D (het lampje op de knop gaat<br />
branden).<br />
Regeling van de koeling<br />
Ga als volgt te werk:<br />
❒ schakel de luchtrecirculatie uit door knop F in<br />
stand Ú te zetten.<br />
❒ draai knop B naar rechts voor verhoging van de<br />
temperatuur;<br />
❒ draai knop A naar rechts voor verlaging van de<br />
aanjagersnelheid.<br />
ONDERHOUD VAN HET SYSTEEM<br />
Schakel in de winter de airconditioning 1 keer per<br />
maand gedurende 10 minuten in. Laat voor het<br />
zomerseizoen de werking van de airconditioning<br />
door de <strong>Lancia</strong>-dealer controleren.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
71
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
72<br />
AIRCONDITIONING, AUTOMATISCH (indien aanwezig)<br />
ALGEMENE INFORMATIE<br />
De automatische airconditioning met gescheiden<br />
regeling regelt de temperatuur en de luchtverdeling<br />
in het interieur in twee zones: bestuurders- en passagierszijde.<br />
De temperatuurregeling is gebaseerd<br />
op “temperatuurgelijkheid”: d.w.z. dat het systeem<br />
continu werkt om het comfort in het interieur constant<br />
te houden en eventuele verschillen in de klimaatomstandigheden<br />
buiten te compenseren, ook<br />
zonnestraling (gesignaleerd door een zonnestralingssensor).<br />
Het systeem kan zijn uitgerust met een luchtkwaliteitssensor<br />
(Air Quality System) die automatisch de<br />
luchtrecirculatie kan inschakelen om de onaangename<br />
effecten van vervuilde lucht, tijdens het rijden<br />
in de stad, in de file en in tunnels te verminderen,<br />
en een wasemsensor die signaleert wanneer de<br />
voorruit begint te beslaan en ingrijpt om een goed<br />
zicht te behouden.<br />
De automatisch gecontroleerde parameters en functies<br />
zijn:<br />
❒ luchttemperatuur naar de uitstroomopeningen<br />
aan bestuurderszijde/passagierszijde voor;<br />
❒ luchtverdeling naar de uitstroomopeningen aan<br />
bestuurderszijde/passagierszijde voor;<br />
❒ aanjagersnelheid (traploze regeling van de luchtstroom);<br />
❒ inschakelen van de compressor (voor<br />
koeling/ontvochtiging van de lucht);<br />
❒ luchtrecirculatie.<br />
Al deze functies kunnen handmatig worden gewijzigd,<br />
d.w.z. dat u het systeem kunt regelen door naar<br />
wens een of meer functies te selecteren en daar de<br />
parameters van te wijzigen. Op deze manier worden<br />
de functies die handmatig zijn gewijzigd niet langer<br />
automatisch door het systeem geregeld. Het systeem<br />
grijpt alleen in om veiligheidsredenen (bijv. kans op<br />
beslaan).<br />
De handmatige instellingen hebben voorrang boven<br />
de automatische instellingen en blijven in het<br />
geheugen opgeslagen totdat de gebruiker de regeling<br />
weer overlaat aan de automatische werking,<br />
behalve in de gevallen dat het systeem om veiligheidsredenen<br />
ingrijpt.<br />
Als handmatig een functie wordt ingesteld, blijven<br />
de andere functies echter automatisch geregeld.<br />
De luchtopbrengst in het interieur is onafhankelijk<br />
van de snelheid van de auto omdat de luchtopbrengst<br />
elektronisch geregeld wordt door de aanjager.<br />
De luchttemperatuur in het interieur wordt altijd<br />
automatisch geregeld op basis van de ingestelde<br />
temperaturen op de displays van de bestuurder en<br />
de passagier voor (behalve als het systeem is uitgeschakeld<br />
of in enkele omstandigheden als de compressor<br />
is uitgeschakeld).
De volgende parameters en functies kunnen<br />
handmatig worden ingesteld en gewijzigd:<br />
❒ luchttemperaturen bestuurderszijde/passagierszijde<br />
voor;<br />
❒ aanjagersnelheid (traploze regeling);<br />
❒ luchtverdeling in vijf standen (bestuurder/passagier<br />
voor);<br />
❒ inschakelen van de compressor;<br />
❒ voorrang niet gescheiden/gescheiden<br />
regeling;<br />
❒ snelle ontwaseming/ontdooiing;<br />
❒ luchtrecirculatie;<br />
❒ achterruitverwarming;<br />
❒ uitschakelen van het systeem.<br />
BEDIENINGSORGANEN<br />
A: drukknop voor inschakelen functie<br />
MONO (gelijkstellen ingestelde temperaturen)<br />
B: drukknop voor in-/uitschakelen aircocompressor<br />
C: drukknop voor in-/uitschakelen recirculatie<br />
en AQS-functie (indien aanwezig)<br />
D: display met informatie over airconditioning<br />
AUTO AUTO<br />
L0C0013m<br />
E: drukknop voor uitschakelen airconditioning<br />
F: drukknop voor inschakelen functie MAX-DEF (maximale<br />
ontdooiing/ontwaseming voorruit en zijruiten voor)<br />
G: drukknop voor in-/uitschakelen achterruitverwarming<br />
H: drukknop voor inschakelen functie AUTO (automatische<br />
werking) en draaiknop voor regeling van de temperatuur<br />
aan passagierszijde<br />
I: drukknop voor instellen luchtverdeling aan passagierszijde<br />
L: verhogen/verlagen aanjagersnelheid<br />
M: drukknop voor instellen luchtverdeling aan bestuurderszijde<br />
N: drukknop voor inschakelen functie AUTO (automatische<br />
werking) en draaiknop voor regeling van de temperatuur<br />
aan bestuurderszijde<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
73
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
74<br />
GEBRUIK VAN DE KLIMAATREGELING<br />
Het systeem kan op verschillende manieren worden<br />
ingeschakeld, maar wij raden u aan te beginnen<br />
met het indrukken van een van de knoppen AUTO<br />
en vervolgens de draaiknoppen te draaien om op<br />
het display de gewenste temperaturen in te stellen.<br />
Omdat het systeem het klimaat in twee zones in het<br />
interieur regelt, kunnen de bestuurder en de passagier<br />
voor verschillende temperatuurwaarden selecteren.<br />
Het maximaal toegestane verschil is 7 °C.<br />
Op deze manier begint het systeem volledig automatisch<br />
te werken en wordt de ingestelde temperatuur<br />
zo snel mogelijk te bereikt. Het systeem regelt<br />
de temperatuur, de luchthoeveelheid, de luchtverdeling<br />
in het interieur, de recirculatiefunctie en het<br />
inschakelen van de aircocompressor.<br />
Tijdens de volledig automatische werking van het<br />
systeem, moeten alleen de volgende functies eventueel<br />
handmatig worden ingeschakeld:<br />
❒ MONO, om de ingestelde temperatuur en de<br />
luchtverdeling aan bestuurders- en passagierszijde<br />
voor te synchroniseren;<br />
❒ …, luchtrecirculatie, om de recirculatie altijd<br />
in- of uitgeschakeld te houden;<br />
❒ -, voor een snelle ontwaseming/ontdooiing van<br />
de ruiten voor, de achterruit en de buitenspiegels;<br />
❒ (, voor het ontwasemen/ontdooien van de achterruit<br />
en de buitenspiegels.<br />
Tijdens de volledig automatische werking van het<br />
systeem kunt u op ieder moment de ingestelde temperaturen,<br />
de luchtverdeling en de aanjagersnelheid<br />
met de betreffende knoppen wijzigen: het systeem<br />
zal automatisch de eigen instellingen wijzigen en<br />
aanpassen aan de nieuwe vereisten. Als tijdens de<br />
volledige automatische werking (FULL AUTO) de<br />
luchtverdeling en/of de luchtopbrengst gewijzigd<br />
worden en/of de inschakeling van de compressor<br />
en/of de recirculatie, dan verdwijnt het opschrift<br />
FULL. Op deze manier worden de functies niet langer<br />
automatisch geregeld maar moeten met de hand<br />
worden bediend, totdat u opnieuw de knop AUTO<br />
indrukt. De aanjagersnelheid is voor alle zones in<br />
het interieur gelijk.<br />
Als een of meerdere functies handmatig zijn ingesteld,<br />
blijft de temperatuur van de in het interieur<br />
ingevoerde lucht automatisch door het systeem<br />
geregeld, behalve bij uitgeschakelde compressor: in<br />
deze situatie kan de temperatuur van de in het<br />
interieur ingevoerde lucht niet lager zijn dan de<br />
buitentemperatuur.
BEDIENINGSKNOPPEN<br />
Draaiknoppen voor regeling luchttemperatuur<br />
H-N<br />
Als u de knoppen naar links of naar rechts draait,<br />
verhoogt of verlaagt u de luchttemperatuur respectievelijk<br />
in het gedeelte linksvoor (draaiknop N) en<br />
rechtsvoor (draaiknop H) van het interieur.<br />
Omdat het systeem het klimaat in twee zones in het<br />
interieur regelt, kunnen de bestuurder en de passagier<br />
voor verschillende temperatuurwaarden selecteren.<br />
Het maximaal toegestane verschil is 7 °C.<br />
De ingestelde temperaturen worden op het display<br />
weergegeven dicht bij de knoppen.<br />
Als u knop A (MONO) indrukt, wordt de temperatuur<br />
aan bestuurders- en passagierszijde automatisch<br />
gesynchroniseerd, waarna u de temperatuur in<br />
de twee zones met draaiknop N aan bestuurderszijde<br />
kunt regelen.<br />
De gescheiden regeling van de temperatuur en de<br />
luchtverdeling wordt automatisch weer hervat als u<br />
knop H draait of nogmaals op knop A (MONO)<br />
drukt als het lampje op de knop brandt.<br />
Als u de knoppen helemaal naar rechts of helemaal<br />
naar links draait, tot aan de uiterste waarden HI of<br />
LO, wordt respectievelijk de functie van de maximale<br />
verwarming of de maximale koeling ingeschakeld:<br />
❒ Functie HI (maximale verwarming):<br />
wordt ingeschakeld als de draaiknop van de temperatuur<br />
naar rechts wordt gedraaid, voorbij de maximale<br />
waarde (32 °C). Deze functie kan worden<br />
geactiveerd voor alleen de bestuurderszijde of de<br />
passagierszijde voor of voor beide zijden (ook door<br />
de functie MONO te selecteren).<br />
Deze functie kan worden ingeschakeld als u de<br />
lucht in het interieur zo snel mogelijk wilt verwarmen,<br />
waarbij maximaal gebruik gemaakt wordt<br />
van de mogelijkheden van het systeem. Deze functie<br />
maakt gebruik van de maximale temperatuur<br />
van de motorkoelvloeistof, terwijl de luchtverdeling<br />
en de snelheid van de aanjager door het systeem<br />
worden ingesteld op basis van de omgevingsomstandigheden.<br />
Als de motorkoelvloeistof niet warm genoeg is,<br />
schakelt het systeem niet onmiddellijk de maximale<br />
aanjagersnelheid in, om de toevoer van te koude<br />
lucht in het interieur te beperken.<br />
Als deze functie is ingeschakeld, zijn alle handmatige<br />
instellingen toegestaan.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
75
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
76<br />
Voor het uitschakelen van de functie is het voldoende<br />
om de draaiknop voor de temperatuur naar<br />
links te draaien en de gewenste temperatuur in te<br />
stellen.<br />
❒ Functie LO (maximale koeling):<br />
wordt ingeschakeld als de draaiknop van de temperatuur<br />
naar links wordt gedraaid, voorbij de minimale<br />
waarde (16 °C). Deze functie kan worden<br />
geactiveerd voor alleen de bestuurderszijde of de<br />
passagierszijde voor of voor beide zijden (ook door<br />
de functie MONO te selecteren).<br />
Deze functie kan worden ingeschakeld als u de<br />
lucht in het interieur zo snel mogelijk wilt koelen,<br />
waarbij maximaal gebruik gemaakt wordt van de<br />
mogelijkheden van het systeem. Deze functie schakelt<br />
de luchtrecirculatie en de aircocompressor in,<br />
terwijl de luchtverdeling en de snelheid van de aanjager<br />
worden ingesteld op basis van de omgevingsomstandigheden.<br />
Als deze functie is ingeschakeld<br />
zijn alle handmatige instellingen toegestaan.<br />
Voor het uitschakelen van de functie is het voldoende<br />
om de draaiknop voor de temperatuur naar<br />
rechts te draaien en de gewenste temperatuur in te<br />
stellen.<br />
Knoppen voor de instellingen van de luchtverdeling<br />
voor I-M<br />
Als u op een van de knoppen drukt, kunt u handmatig<br />
voor de linker- en de rechterzijde in het interieur<br />
een van de vijf instellingen voor de luchtverdeling<br />
kiezen:<br />
▲ Lucht uit de luchtroosters van de voorruit en<br />
zijruiten voor voor ontdooiing/ontwaseming<br />
van de voorruit en de zijruiten voor.<br />
˙ Lucht uit de uitstroomopeningen in het midden<br />
en aan de zijkant van het dashboard voor een<br />
koele luchtstroom op het lichaam en het gezicht<br />
bij warm weer.<br />
▼ Lucht uit de luchtroosters in de beenruimte<br />
voor en achter. Met deze luchtverdeling kan zo<br />
snel mogelijk de lucht in het interieur worden<br />
verwarmd, omdat warme lucht opstijgt. Dit<br />
geeft snel een warm gevoel.<br />
˙ Lucht uit de luchtroosters in de beenruimte<br />
▼ (warmere lucht) en de uitstroomopeningen in<br />
het midden en aan de zijkant van het dashboard<br />
(koelere lucht). Deze luchtverdeling is<br />
zeer bruikbaar in het voor- en najaar bij zonnestraling.<br />
▲<br />
▼<br />
Lucht uit de luchtroosters in de beenruimte<br />
voor en achter en de luchtroosters voor ontwaseming/ontdooiing<br />
van de voorruit en zijruiten<br />
voor. Deze luchtverdeling zorgt voor een goede
verwarming van het interieur en voorkomt het eventuele<br />
beslaan van de ruiten.<br />
De ingestelde luchtverdeling wordt aangegeven<br />
door een brandend lampje op de geselecteerde<br />
knoppen.<br />
Als een gecombineerde functie is ingesteld, wordt<br />
na het indrukken van een knop alleen de belangrijkste<br />
functie van de ingedrukte knop geactiveerd.<br />
Als daarentegen een knop van een reeds ingestelde<br />
functie wordt ingedrukt, dan wordt die functie uitgeschakeld<br />
(het betreffende lampje dooft).<br />
Voor het hervatten van de automatische werking<br />
van de luchtverdeling na een handmatige instelling,<br />
moet knop AUTO worden ingedrukt.<br />
Als de bestuurder kiest voor luchtverdeling naar de<br />
voorruit, wordt ook de luchtstroom aan passagierszijde<br />
automatisch naar de voorruit geleid. De passagier<br />
kan vervolgens een andere luchtverdeling<br />
kiezen door de betreffende knoppen in te drukken.<br />
Knoppen voor het regelen van de aanjagersnelheid<br />
L<br />
Als u op knop p drukt, wordt de aanjagersnelheid<br />
verhoogd of verlaagd en daarmee de hoeveelheid<br />
lucht die in het interieur wordt gevoerd om de<br />
gewenste temperatuur te handhaven.<br />
De aanjagersnelheid wordt weergegeven door verlichte<br />
streepjes op het display<br />
❒ Maximum aanjagersnelheid = alle staafjes verlicht<br />
❒ Minimum aanjagersnelheid = één staafje verlicht<br />
De aanjager kan worden uitgeschakeld, maar alleen<br />
als u de aircocompressor hebt uitgeschakeld met<br />
knop B.<br />
BELANGRIJK Voor het hervatten van de automatische<br />
werking van de aanjager na een handmatige<br />
instelling, moet knop AUTO worden ingedrukt.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
77
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
78<br />
Knoppen AUTO (automatische werking)<br />
H-N<br />
Als u knop AUTO aan bestuurderszijde en/of passagierszijde<br />
voor indrukt, regelt het systeem automatisch,<br />
in de betreffende zones, de hoeveelheid en<br />
de verdeling van de naar het interieur toegevoerde<br />
lucht en worden alle voorafgaande handmatige<br />
instellingen opgeheven.<br />
Dit wordt aangeven door het verschijnen van het<br />
opschrift FULL AUTO op het display voor.<br />
Als er een of meerdere handmatige instellingen zijn<br />
uitgevoerd (luchtrecirculatie, luchtverdeling, aanjagersnelheid<br />
of uitschakeling aircocompressor), dooft<br />
het opschrift FULL op het display om aan te geven<br />
dat het systeem niet langer alle functies automatisch<br />
regelt (behalve de temperatuur die altijd automatisch<br />
wordt geregeld).<br />
BELANGRIJK Als het systeem vanwege handmatige<br />
instellingen de gewenste temperatuur in de verschillende<br />
zones niet meer kan garanderen en<br />
handhaven, knippert de ingestelde temperatuur om<br />
aan te geven dat het systeem op een probleem is<br />
gestoten; na een minuut dooft het opschrift AUTO.<br />
Voor het hervatten van de automatische werking<br />
van de aanjager na een handmatige instelling (een<br />
of meerdere), moet knop AUTO worden ingedrukt.<br />
Knop MONO (ingestelde temperaturen en<br />
luchtverdeling synchroniseren) A<br />
Als u knop MONO indrukt, wordt de temperatuur<br />
aan bestuurderszijde en aan passagierszijde voor<br />
automatisch gesynchroniseerd, waarna u de temperatuur<br />
en de luchtverdeling in de twee zones met de<br />
draaiknop aan bestuurderszijde kunt regelen. Met<br />
deze functie kan de temperatuur in het interieur<br />
makkelijk geregeld worden als alleen de bestuurder<br />
in de auto zit. De gescheiden regeling van de temperatuur<br />
en de luchtverdeling wordt automatisch<br />
weer hervat als u draaiknop H of N draait voor het<br />
instellen van de temperatuur aan passagierszijde<br />
voor of nogmaals op knop MONO drukt als het<br />
lampje op de knop brandt.<br />
Drukknop voor in-/uitschakelen recirculatie en<br />
inschakelen AQS (indien aanwezig) C<br />
Als de AQS-sensor niet aanwezig is, werkt de recirculatie<br />
als volgt:<br />
❒ geforceerde inschakeling (recirculatie altijd ingeschakeld);<br />
het lampje op knop C en symbool í<br />
op het display branden;<br />
❒ geforceerde uitschakeling (recirculatie altijd uitgeschakeld<br />
met luchttoevoer van buiten); lampje<br />
op de knop en symbool êop het display<br />
gedoofd.
Deze mogelijkheden kunnen worden ingeschakeld<br />
door meerdere keren op de recirculatieknop C te<br />
drukken.<br />
Als de recirculatie langdurig is ingeschakeld (langer<br />
dan 15 minuten achter elkaar), wordt de recirculatie<br />
om veiligheidsredenen automatisch uitgeschakeld,<br />
zodat de lucht in het interieur ververst kan<br />
worden.<br />
BELANGRIJK Met de recirculatiefunctie kunnen<br />
de gewenste omstandigheden (verwarming of koeling<br />
van het interieur) sneller worden bereikt.<br />
Het is echter niet raadzaam deze functie handmatig<br />
in te schakelen op regenachtige of koude dagen,<br />
omdat dan de ruiten aan de binnenzijde aanzienlijk<br />
sneller kunnen beslaan, vooral als de airconditioning<br />
niet is ingeschakeld.<br />
Bij buitentemperaturen onder 5° - 7°C wordt de<br />
recirculatie uitgeschakeld (met luchttoevoer van<br />
buiten) om het beslaan van de ruiten te voorkomen.<br />
Als de AQS-sensor aanwezig is (Air Quality<br />
System) kan naast de hiervoor genoemde werking,<br />
de recirculatie automatisch geregeld worden op<br />
basis van de kwaliteit van de buitenlucht:<br />
❒ automatische regeling aangegeven met het symbool<br />
î op het display of ë afhankelijk<br />
van de status.<br />
ATTENTIE<br />
In dit geval blijft het lampje op de recirculatieknop<br />
altijd gedoofd, terwijl op het display het symbool<br />
î of ë verschijnt, afhankelijk van de status<br />
van de recirculatie (ingeschakeld of uitgeschakeld).<br />
Bij de automatische werking met AQS wordt de<br />
recirculatie ingeschakeld vooral als de luchtkwaliteitsensor<br />
de aanwezigheid van vervuilde lucht signaleert,<br />
bijvoorbeeld tijdens het rijden in de stad, in<br />
een file en in tunnels.<br />
Als bovendien de compressor is ingeschakeld,<br />
wordt, als de snelheid van de auto onder 6 km/h<br />
komt, de recirculatie uitgeschakeld om te voorkomen<br />
dat vervuilde lucht van het uitlaatgas in het<br />
interieur dringt. Als de snelheid van de auto boven<br />
10 km/h komt, worden de functies die hiervoor<br />
automatisch werden geregeld, weer hervat.<br />
Het AQS schakelt automatisch uit bij buitentemperaturen<br />
onder 5°C. U kunt de werking echter handmatig<br />
instellen door een rollende beweging te<br />
maken over de recirculatieknop. Als het AQS onder<br />
deze omstandigheden handmatig wordt ingeschakeld,<br />
kunnen de ruiten beslaan.<br />
Als de handmatige bediening van de recirculatie is<br />
ingesteld, dooft op het display het opschrift FULL<br />
en verschijnt AUTO op het pictogram op het display.<br />
Bij lage buitentemperaturen raden wij u aan om de recirculatiefunctie niet te<br />
gebruiken omdat hierdoor de ruiten sneller kunnen beslaan.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
79
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
80<br />
Knop voor uitschakeling aircocompressor B<br />
Als u op knop ò drukt als het lampje op de knop<br />
brandt, wordt de aircocompressor uitgeschakeld en<br />
dooft het lampje. Als u nogmaals op de knop drukt<br />
als het lampje gedoofd is, wordt de inschakeling<br />
van de compressor weer automatisch door het systeem<br />
geregeld; dit wordt aangegeven door het gaan<br />
branden van het lampje op de knop.<br />
Als u de aircocompressor uitschakelt, wordt de<br />
recirculatie uitgeschakeld om het eventuele beslaan<br />
van de ruiten te voorkomen. Ook als het systeem<br />
de ingestelde temperatuur kan handhaven, verdwijnt<br />
het opschrift FULL van het display. Als het<br />
systeem de ingestelde temperatuur echter niet meer<br />
kan handhaven, gaat de temperatuur knipperen en<br />
dooft ook het opschrift AUTO.<br />
BELANGRIJK Met uitgeschakelde aircocompressor<br />
is het niet mogelijk lucht in het interieur in te voeren<br />
met een temperatuur die lager is dan de buitentemperatuur;<br />
bovendien kunnen (in bijzondere<br />
omstandigheden) de ruiten zeer snel beslaan omdat<br />
de lucht niet gedroogd kan worden.<br />
De uitschakeling van de aircocompressor blijft in<br />
het geheugen opgeslagen, ook na het afzetten van<br />
de motor.<br />
De automatische werking van de aircocompressor<br />
wordt automatisch hervat als u opnieuw knop ò of<br />
knop AUTO indrukt.<br />
Als bij uitgeschakelde compressor de buitentemperatuur<br />
hoger is dan de ingestelde temperatuur, kan<br />
het systeem niet aan de wens voldoen. Dit wordt<br />
als volgt aangegeven: de ingestelde temperatuur<br />
knippert enkele seconden op het display en vervolgens<br />
dooft het opschrift AUTO.<br />
Als de compressor is uitgeschakeld kan de aanjagersnelheid<br />
handmatig op nul worden gezet. Als de<br />
compressor bij draaiende motor wordt ingeschakeld,<br />
kan de aanjagersnelheid niet onder de minimale<br />
waarde (één streepje op het display) zakken.
Knop voor snelle ontwaseming/ontdooiing van<br />
de ruiten F<br />
Als u deze knop indrukt, schakelt de klimaatregeling<br />
automatisch alle functies in die noodzakelijk<br />
zijn voor het snel ontdooien/ontwasemen van de<br />
voorruit en de zijruiten voor. D.w.z. dat het systeem:<br />
❒ de aircocompressor inschakelt wanneer de klimatologische<br />
omstandigheden dit toestaan;<br />
❒ de luchtrecirculatie, indien ingeschakeld, uitschakelt;<br />
❒ de maximale luchttemperatuur (HI) op beide<br />
displays instelt;<br />
❒ een aanjagersnelheid inschakelt op basis van de<br />
koelvloeistoftemperatuur, om toevoer van nog te<br />
koude lucht voor de ontwaseming van de ruiten,<br />
te beperken;<br />
❒ de luchtstroom naar de luchtroosters voor de<br />
voorruit en de zijruiten voor leidt;<br />
❒ de achterruitverwarming inschakelt.<br />
BELANGRIJK De functie voor snelle ontwaseming/ontdooiing<br />
van de ruiten blijft ongeveer 3<br />
minuten ingeschakeld nadat de koelvloeistoftemperatuur<br />
boven 50°C is gekomen (benzine-uitvoeringen)<br />
of 35°C (JTD-uitvoeringen).<br />
Als de functie voor maximale ontwaseming/ontdooiing<br />
is ingeschakeld, gaan het lampje op de<br />
betreffende knop en het lampje op de knop van de<br />
achterruitverwarming branden. Bovendien dooft op<br />
het display het opschrift FULL AUTO.<br />
Als de functie voor maximale ontwaseming/ontdooiing<br />
is ingeschakeld, kunnen alleen de aanjagersnelheid<br />
en de uitschakeling van de achterruitverwarming<br />
handmatig worden geregeld.<br />
Als u op de knop voor maximale ontwaseming/ontdooiing<br />
drukt of op de recirculatieknop of op de<br />
knop voor uitschakeling van de compressor of op<br />
de knop AUTO, schakelt het systeem de functie<br />
voor maximale ontwaseming/ontdooiing uit, en<br />
worden de functies die hiervoor waren ingesteld<br />
weer geactiveerd.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
81
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
82<br />
Knop voor ontwaseming/ontdooiing achterruit<br />
en buitenspiegels G<br />
Als u deze knop indrukt, dan worden de achterruiten<br />
de spiegelverwarming ingeschakeld. Het lampje<br />
op de knop gaat branden als deze functie wordt<br />
ingeschakeld.<br />
De functie schakelt na ongeveer 30 minuten automatisch<br />
uit, of als opnieuw de knop wordt ingedrukt.<br />
De functie wordt ook uitgeschakeld als u de<br />
motor uitzet en blijft uitgeschakeld als u de motor<br />
opnieuw start.<br />
BELANGRIJK Plak geen stickers of andere plaatjes<br />
op de elektrische weerstandsdraden aan de binnenzijde<br />
van de achterruit, om beschadiging van de<br />
achterruitverwarming te voorkomen.<br />
Systeem uitschakelen (OFF) E<br />
Het systeem schakelt uit als u op knop E drukt.<br />
Op het display verschijnt alleen de indicatie dat de<br />
recirculatie is ingeschakeld í.<br />
Als het systeem is uitgeschakeld:<br />
❒ zijn alle lampjes gedoofd;<br />
❒ zijn de displays van de ingestelde temperaturen<br />
donker;<br />
❒ is de recirculatie ingeschakeld, waarbij geen<br />
lucht van buiten binnenkomt;<br />
❒ is de aircocompressor uitgeschakeld;<br />
❒ is de aanjager uitgeschakeld.<br />
Ook bij uitgeschakeld systeem kan de achterruitverwarming<br />
op de normale manier worden in- of<br />
uitgeschakeld.<br />
De regeleenheid van de klimaatregeling slaat de<br />
instellingen van het systeem in het geheugen op<br />
voordat het systeem wordt uitgeschakeld. Als u vervolgens<br />
op een willekeurige knop drukt (behalve de<br />
knop van de achterruitverwarming) worden de<br />
functies weer hersteld. Als de functie van de ingedrukte<br />
knop niet was ingeschakeld voor de uitschakeling,<br />
dan wordt deze functie ook geactiveerd; als<br />
deze daarentegen was ingeschakeld, blijft de functie<br />
gehandhaafd.<br />
Als u de volledig automatische werking van het systeem<br />
weer wilt inschakelen, druk dan op knop<br />
AUTO.<br />
Wasemsensor (indien aanwezig)<br />
Op de auto, aan de onderzijde van de achteruitkijkspiegel,<br />
is een sensor geplaatst die signaleert wanneer<br />
de ruit begint te beslaan en ingrijpt zodat<br />
altijd een goed zicht wordt behouden.<br />
Het systeem reageert als de vooruit begint te<br />
beslaan bij bepaalde weersomstandigheden (bijvoorbeeld<br />
lage buitentemperatuur of hoge luchtvochtigheid),<br />
zodat een goed zicht wordt behouden.
Als de sensor signaleert dat de ruit begint te<br />
beslaan, voert het systeem de volgende handelingen<br />
uit:<br />
❒ inschakelen van de compressor (symbool ò op<br />
het display en knop B brandt);<br />
❒ uitschakelen van de luchtrecirculatie (luchttoevoer<br />
van buiten).<br />
Als dit niet voldoende is om het beslaan tegen te<br />
gaan en de veilige omstandigheden te herstellen,<br />
voert het systeem de volgende handelingen uit:<br />
❒ wijzigen van de luchtverdeling voor meer luchttoevoer<br />
naar de voorruit;<br />
❒ vergroten van de luchtopbrengst.<br />
De handelingen van de wasemsensor worden om<br />
veiligheidsreden uitgevoerd. De hiervoor vermelde<br />
handelingen vinden daarom zowel plaats bij automatische<br />
werking als bij handmatige bediening van<br />
de airconditioning.<br />
ATTENTIE<br />
Als u tijdens het ingrijpen van de sensor handmatig<br />
het systeem bedient, wordt de sensor uitgeschakeld<br />
totdat opnieuw op knop AUTO wordt gedrukt of de<br />
motor opnieuw wordt gestart.<br />
Als de sensor aan de regeleenheid van de klimaatregeling<br />
doorgeeft dat de omstandigheden van normaal<br />
zicht weer zijn hersteld, werkt het systeem<br />
weer zoals voor het ingrijpen van de sensor.<br />
BELANGRIJK Als de wasemsensor heeft ingegrepen,<br />
betekent dit dat de omstandigheden van de<br />
buitentemperatuur en de luchtvochtigheid kritiek<br />
zijn voor een goed en veilig zicht. Daarom blijft de<br />
compressor ingeschakeld als het systeem weer<br />
werkt zoals oorspronkelijk was ingesteld, om te<br />
voorkomen dat het fenomeen zich herhaalt.<br />
Voor een correcte werking van de wasemsensor, moet de voorruit schoon zijn en<br />
mogen er geen stickers of andere plaatjes worden geplakt in het gebied van de<br />
sensor onder de achteruitkijkspiegel.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
83
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
84<br />
L0C0062m<br />
L0C0061m<br />
L0C0063m<br />
BUITENVERLICHTING<br />
Met de linker hendel bedient u de buitenverlichting.<br />
De buitenverlichting werkt uitsluitend als de contactsleutel in stand<br />
MAR staat.<br />
VERLICHTING UITGESCHAKELD<br />
Draaiknop in stand å.<br />
BUITENVERLICHTING<br />
Draaiknop in stand 6.<br />
Op het instrumentenpaneel gaat het controlelampje 3 branden.<br />
DIMLICHT<br />
Draaiknop in stand 2.
GROOTLICHT<br />
Trek de hendel naar het stuurwiel, als de draaiknop reeds in stand 2<br />
staat (vergrendelde stand).<br />
Op het instrumentenpaneel gaat het controlelampje 1 branden.<br />
Als vervolgens de hendel naar het stuurwiel wordt getrokken, dan<br />
dooft het grootlicht en wordt het dimlicht weer ingeschakeld.<br />
GROOTLICHTSIGNAAL<br />
Het grootlichtsignaal kan worden gegeven door de hendel naar het<br />
stuurwiel te trekken (onvergrendelde stand) ongeacht de stand van<br />
de draaiknop.<br />
RICHTINGAANWIJZERS<br />
Zet de hendel in de vergrendelde stand:<br />
❒ omhoog (stand 1): inschakeling rechter richtingaanwijzers;<br />
❒ omlaag (stand 2): inschakeling linker richtingaanwijzers.<br />
Op het instrumentenpaneel gaat het controlelampje F of D knipperen.<br />
De richtingaanwijzers schakelen automatisch uit als de auto weer<br />
rechtuit rijdt.<br />
1<br />
1<br />
6 1<br />
L0C0101m<br />
L0C0064m<br />
L0C0065m<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
85
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
86<br />
L0C0064m<br />
Als u kort richting wilt aangeven, voor het uitvoeren van een handeling<br />
waarvoor het stuurwiel slechts weinig hoeft te worden verdraaid,<br />
dan drukt u de hendel iets omhoog of omlaag zonder dat de hendel<br />
vergrendelt. Zodra u de hendel loslaat, gaat deze automatisch terug.<br />
“FOLLOW ME HOME”<br />
Met dit systeem kan de ruimte vóór de auto een bepaalde tijd worden<br />
verlicht.<br />
Inschakelen<br />
U schakelt deze functie in door de contactsleutel in stand STOP te<br />
draaien of uit te nemen en de linker hendel binnen 2 minuten na het<br />
uitzetten van de motor naar het stuur te trekken.<br />
Telkens als u de hendel bedient, blijft de verlichting 30 seconden langer<br />
branden, tot een maximum van 210 seconden; hierna schakelt de<br />
verlichting automatisch uit.<br />
Telkens als de hendel wordt bediend, gaat ook het controlelampje<br />
3 op het instrumentenpaneel branden en verschijnt een bericht op<br />
het display (zie het hoofdstuk “Lampjes en berichten”).<br />
Uitschakelen<br />
Houd de hendel langer dan 2 seconden naar het stuur getrokken.
SCHEMERSENSOR (automatisch koplampen)<br />
(indien aanwezig)<br />
Deze sensor is in staat om de verschillen in sterkte van het omgevingslicht<br />
waar te nemen op basis van de ingestelde gevoeligheid: hoe<br />
hoger de gevoeligheid, hoe minder buitenlicht er nodig is om de verlichting<br />
in te schakelen. De gevoeligheid van de sensor kan worden<br />
ingesteld via het “Instelmenu” op het display (zie “Multifunctioneel<br />
display” of “Instelbaar multifunctioneel display” in dit hoofdstuk).<br />
Inschakelen<br />
Draai de draaiknop in stand 2A : op deze manier gaan, afhankelijk<br />
van de sterkte van het buitenlicht, de buitenverlichting en de dimlichten<br />
automatisch branden.<br />
Als de schemersensor is ingeschakeld, kan alleen het grootlichtsignaal<br />
worden gegeven.<br />
Als de schemersensor is ingeschakeld, verschijnt op het display de<br />
ingestelde gevoeligheid van de sensor. Tijdens de weergave kan de<br />
gevoeligheid worden gewijzigd met de toetsen + en –.<br />
Uitschakelen<br />
Als via de sensor het commando voor uitschakeling wordt gegeven,<br />
wordt het dimlicht uitgeschakeld en vervolgens, na ongeveer 10<br />
seconden, de buitenverlichting.<br />
De schemersensor is niet in staat om mist te signaleren. Daarom moet<br />
bij mist de verlichting handmatig worden ingeschakeld.<br />
L0C0185m<br />
L0C0055m<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
87
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
88<br />
L0C0066m<br />
RUITEN REINIGEN<br />
RUITENWISSERS/-SPROEIERS<br />
Deze werken uitsluitend als de contactsleutel in stand MAR staat.<br />
De rechter hendel kan in vijf verschillende standen worden gezet:<br />
A: ruitenwissers uitgeschakeld.<br />
B: wissen met interval.<br />
Draai als de hendel in stand B staat, de draaiknop op F, waarna u uit<br />
vier intervalstanden kunt kiezen:<br />
, = kort interval<br />
— = lang interval<br />
—- = gemiddeld interval<br />
—— = kort interval<br />
C: langzaam continu wissen;<br />
D: snel continu wissen;<br />
E: tijdelijk snel wissen (onvergrendelde stand).<br />
In stand E werken de ruitenwissers, zolang u de hendel met de hand<br />
in deze stand houdt. Als u de hendel loslaat, springt deze direct weer<br />
in stand A en schakelen de ruitenwissers automatisch uit.<br />
Gebruik de ruitenwissers niet om opgehoopte sneeuw of ijs van de voorruit te verwijderen. In die<br />
omstandigheden grijpt, als de ruitenwissers te hard moeten werken, de beveiliging in en zorgt<br />
ervoor, dat de ruitenwissers enkele seconden worden uitgeschakeld. Als hierna de werking niet<br />
wordt hervat, dient u zich tot de <strong>Lancia</strong>-dealer te wenden.
“Intelligente wis-/wasregeling”<br />
Als u de hendel naar het stuur trekt (onvergrendelde stand), schakelen<br />
de ruitensproeiers in.<br />
Als u de hendel langer dan een halve seconde aangetrokken houdt,<br />
dan worden in één beweging de ruitenwissers/-sproeiers ingeschakeld.<br />
De ruitenwissers maken nog 4 slagen nadat u de hendel loslaat.<br />
REGENSENSOR (indien aanwezig)<br />
De regensensor A bevindt zich achter de achteruitkijkspiegel en staat<br />
in contact met de voorruit en zorgt ervoor dat de frequentie van de<br />
slagen van de ruitenwissers, tijdens het wissen met interval, automatisch<br />
wordt aangepast aan de hoeveelheid regen op de ruit.<br />
De sensor heeft een regelbereik dat oplopend varieert van uitgeschakelde<br />
ruitenwissers (geen slagen) als de ruit droog is, tot ruitenwissers<br />
die ingeschakeld worden op de eerste continue snelheid (langzaam<br />
continu wissen) bij hevige regen.<br />
Inschakelen<br />
Plaats de rechter hendel een stand naar beneden.<br />
Als de regensensor wordt ingeschakeld, maken de ruitenwissers 1 slag.<br />
BELANGRIJK Houd de ruit in de omgeving van de sensor schoon.<br />
Als u de draaiknop F draait, dan wordt de gevoeligheid van de<br />
regensensor verhoogd, waardoor de overgang van stilstaande ruitenwissers<br />
bij een droge ruit, naar de eerste snelheid (langzaam continu<br />
wissen) sneller plaatsvindt.<br />
Als de gevoeligheid van de regensensor verhoogd wordt, maken de<br />
ruitenwissers 1 slag.<br />
L0C0067m<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
89
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
90<br />
L0C0066m<br />
Als de ruitensproeiers worden bediend bij ingeschakelde regensensor<br />
werkt het normale reinigingsprogramma. Daarna hervat de regensensor<br />
zijn normale automatische werking.<br />
Uitschakelen<br />
Draai de start-/contactsleutel in stand STOP.<br />
Als de motor daarna wordt gestart (sleutel in stand MAR), schakelt<br />
de regensensor niet weer in, ook niet als de hendel in stand B is blijven<br />
staan. Voor het inschakelen van de regensensor moet de hendel<br />
in stand A of C worden gezet en daarna in stand B.<br />
Als de regensensor op deze wijze opnieuw wordt ingeschakeld, wordt<br />
ten minste een wisslag uitgevoerd, ook bij een droge ruit.<br />
De regensensor is in staat om de volgende omstandigheden te herkennen<br />
en zijn gevoeligheid hieraan aan te passen:<br />
❒ vuil op het controle-oppervlak (zoutaanslag, vuil, enz.);<br />
❒ waterstrepen veroorzaakt door versleten wisserrubbers;<br />
❒ verschil tussen dag en nacht.
ACHTERRUITWISSER/-SPROEIER<br />
De achterruitwisser en -sproeier werken uitsluitend als de contactsleutel<br />
in stand MAR staat.<br />
Als u de hendel naar het dashboard drukt (vergrendelde stand)<br />
wordt de ruitensproeier ingeschakeld en gaat de ruitenwisser continu<br />
werken.<br />
De werking stopt als de hendel wordt losgelaten.<br />
Als u draaiknop A van stand å in stand ' zet, dan werkt de achterruitwisser<br />
in de intervalstand.<br />
KOPLAMPSPROEIERS (indien aanwezig)<br />
De “verzonken” koplampsproeiers zijn in de voorbumper van de auto<br />
gemonteerd en treden in werking als u, bij ingeschakeld dimlicht<br />
en/of grootlicht, de ruitensproeiers inschakelt.<br />
L0C0068m<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
91
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
92<br />
L0C0069m<br />
CRUISE-CONTROL (snelheidsregelaar)<br />
(indien aanwezig)<br />
Dit is een elektronisch hulpmiddel, waardoor de auto (bij een snelheid<br />
boven 30 km/h) op lange rechte en droge trajecten (bijv. autosnelwegen)<br />
met een constante en vooraf ingestelde snelheid blijft rijden,<br />
zonder het gaspedaal te hoeven bedienen. Het gebruik van dit<br />
systeem biedt geen voordelen in druk verkeer. Gebruik dit systeem<br />
niet in de stad.<br />
SYSTEEM INSCHAKELEN<br />
Draai draaiknop A in stand ON.<br />
Het systeem kan alleen worden ingeschakeld in de vierde of vijfde<br />
versnelling. Op afdalingen kan bij ingeschakelde cruise-control de<br />
snelheid iets oplopen ten opzichte van de opgeslagen snelheid.<br />
Als het systeem is ingeschakeld, brandt het controlelampje Ü en verschijnt<br />
er een bericht op het instrumentenpaneel.
SNELHEID OPSLAAN<br />
Ga als volgt te werk:<br />
❒ zet draaiknop A in stand ON en trap het gaspedaal<br />
in tot de auto met de gewenste snelheid<br />
rijdt;<br />
❒ plaats de hendel ten minste 3 seconden omhoog<br />
in stand (+) en laat vervolgens de hendel los: de<br />
snelheid van de auto wordt opgeslagen en het<br />
gaspedaal kan nu worden losgelaten.<br />
Indien nodig (bijvoorbeeld bij inhalen) kan de snelheid<br />
simpel verhoogd worden door het intrappen<br />
van het gaspedaal. Als u daarna het gaspedaal<br />
loslaat, wordt teruggekeerd naar de opgeslagen<br />
snelheid.<br />
OPGESLAGEN SNELHEID OPROEPEN<br />
Als het systeem is uitgeschakeld door bijvoorbeeld het<br />
intrappen van het rem- of koppelingspedaal, kan de<br />
opgeslagen snelheid op de volgende manier worden<br />
opgeroepen:<br />
❒ geef geleidelijk gas, totdat de snelheid ongeveer<br />
gelijk is aan de opgeslagen snelheid;<br />
❒ schakel de versnelling in die ingeschakeld was<br />
op het moment van het opslaan van de snelheid<br />
(4e of 5e versnelling);<br />
❒ druk op de knop RES B.<br />
OPGESLAGEN SNELHEID VERHOGEN<br />
Dit kan op twee manieren:<br />
❒ trap het gaspedaal in en sla vervolgens de nieuwe<br />
snelheid op;<br />
of<br />
❒ plaats de hendel omhoog (+).<br />
Telkens als de hendel wordt bediend, wordt de<br />
snelheid iets verhoogd (ongeveer 1 km/h). Als de<br />
hendel omhoog wordt gehouden, verandert de snelheid<br />
traploos.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
93
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
94<br />
OPGESLAGEN SNELHEID VERLAGEN<br />
Dit kan op twee manieren:<br />
❒ schakel het systeem uit en sla vervolgens de<br />
nieuwe snelheid op;<br />
of<br />
❒ plaats de hendel omlaag (–) totdat de nieuwe<br />
snelheid is bereikt die automatisch wordt opgeslagen.<br />
Telkens als de hendel wordt bediend, wordt de<br />
snelheid iets verlaagd (ongeveer 1 km/h). Als de<br />
hendel omlaag wordt gehouden, verandert de snelheid<br />
traploos.<br />
ATTENTIE<br />
SYSTEEM UITSCHAKELEN<br />
Zet schakelaar A in stand OFF of de start-/contactsleutel<br />
in stand STOP. Het systeem wordt bovendien<br />
automatisch uitgeschakeld in een van de volgende<br />
gevallen:<br />
❒ bij intrappen van het rem- of koppelingspedaal;<br />
❒ bij inschakelen van het ESP (indien aanwezig);<br />
Als de cruise-control tijdens het rijden is ingeschakeld, zet dan nooit de versnellingspook<br />
in de vrijstand.<br />
Bij een storing of een afwijkende werking van de cruise-control, moet de draai-<br />
ATTENTIE knop A in stand OFF worden gezet .Laat het systeem, na controle van de zekering,<br />
door de <strong>Lancia</strong>-dealer controleren.
INTERIEURVERLICHTING<br />
Zonneklepverlichting<br />
Druk op knop A voor het in-/uitschakelen van de zonneklepverlichting<br />
aan bestuurderszijde en druk op knop C voor het in-/uitschakelen<br />
van de zonneklepverlichting aan passagierszijde.<br />
Als de contactsleutel in stand STOP staat of is uitgenomen, blijft de<br />
verlichting nog ongeveer 15 minuten ingeschakeld.<br />
Plafondverlichting in het midden<br />
Het lampje gaat automatisch branden als u een van de portieren<br />
opent en dooft als het betreffende portier wordt gesloten na ongeveer<br />
10 seconden.<br />
Als het portier geopend blijft, schakelt het plafondlampje na ongeveer<br />
3 minuten uit.<br />
De plafondverlichting in het midden kan ook worden in-/uitgeschakeld<br />
door op knop B te drukken.<br />
Het inschakelen/doven van de verlichting gaat geleidelijk.<br />
Na het inschakelen door het indrukken van knop B, blijft, als de contactsleutel<br />
in stand STOP staat of uit het contactslot is genomen, de<br />
verlichting nog 15 minuten ingeschakeld. Hierna dooft de verlichting<br />
automatisch.<br />
L0C0015m<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
95
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
96<br />
TY<br />
AUTO AUTO<br />
ASR<br />
OFF<br />
MODE<br />
ATTENTIE<br />
AUTO<br />
L0C0070m<br />
L0C0071m<br />
BEDIENINGSORGANEN<br />
WAARSCHUWINGSKNIPPERLICHTEN<br />
Inschakelen: druk op schakelaar A, onafhankelijk van de stand van<br />
de contactsleutel.<br />
Als het systeem is ingeschakeld, knippert het lampje in de schakelaar.<br />
Gelijktijdig gaan op het instrumentenpaneel de controlelampjes<br />
Î en ¥ branden.<br />
Uitschakelen: druk nogmaals op de schakelaar.<br />
MISTLAMPEN VOOR (indien aanwezig)<br />
Inschakelen: druk bij ingeschakelde buitenverlichting op knop 5.<br />
Op het instrumentenpaneel gaat het controlelampje 5 branden.<br />
Uitschakelen: druk nogmaals op de knop.<br />
Het gebruik van de waarschuwingsknipperlichten is afhankelijk van de wetgeving<br />
van het land waarin u zich bevindt. Houdt u aan de voorschriften.
MISTACHTERLICHT<br />
Inschakelen: druk bij ingeschakeld dimlicht op knop 4.<br />
Op het instrumentenpaneel gaat het controlelampje 4 branden.<br />
Uitschakelen: druk nogmaals op de knop.<br />
PARKEERVERLICHTING<br />
Inschakelen: houd knop A, op de middenconsole bij de handrem,<br />
ingedrukt als de contactsleutel in stand STOP staat of is uitgenomen.<br />
Op het instrumentenpaneel gaat het controlelampje 3 branden.<br />
Als u bij ingeschakelde parkeerverlichting de linker hendel omhoog<br />
(stand 1) of omlaag (stand 2) plaatst, gaat respectievelijk alleen de<br />
parkeerverlichting rechts of links branden en dooft het controlelampje<br />
op het instrumentenpaneel.<br />
Als u de linker hendel weer in de middelste stand zet, gaat de buitenverlichting<br />
branden en gaat het controlelampje 3 op het instrumentenpaneel<br />
opnieuw branden.<br />
AUTO<br />
L0C0071m<br />
L0C0072m<br />
L0C0065m<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
97
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
98<br />
ATTENTIE<br />
L0C0046m<br />
BRANDSTOFNOODSCHAKELAAR<br />
Deze veiligheidsschakelaar bevindt zich onder het dashboard naast<br />
de portierstijl aan passagierszijde. Om de schakelaar te bereiken,<br />
moet u de bekleding verplaatsen. De schakelaar springt omhoog bij<br />
een ongeval, waardoor de toevoer van brandstof wordt gestopt en de<br />
motor afslaat.<br />
Als de brandstofnoodschakelaar is ingeschakeld, brandt lampje è op<br />
het instrumentenpaneel en verschijnt tegelijk een bericht op het multifunctionele<br />
display (zie het hoofdstuk “Lampjes en berichten”).<br />
Controleer de auto zorgvuldig op brandstoflekkage, bijvoorbeeld in<br />
de motorruimte, onder de auto of in de nabijheid van de brandstoftank.<br />
Als u geen brandstoflekkage waarneemt en de auto kan nog verder<br />
rijden, druk dan op knop A om de brandstoftoevoer weer te herstellen<br />
en de verlichting weer in te schakelen.<br />
Draai na een ongeval de contactsleutel in stand STOP om te voorkomen<br />
dat de accu ontlaadt.<br />
Als u na een ongeval een brandstoflucht ruikt of merkt dat het brandstofsysteem<br />
lekt, druk dan de schakelaar niet weer terug, zodat brand wordt voorkomen.
INTERIEURUITRUSTING<br />
DASHBOARDKASTJE<br />
Trek om het kastje te openen aan de handgreep, zoals aangegeven<br />
door de pijl.<br />
BEKER/BLIKJESHOUDERS<br />
Deze bevinden zich op de tunnelconsole.<br />
PASJES/KAARTHOUDER<br />
Op de tunnelconsole bevinden zich openingen om telefoonkaarten,<br />
pasjes/credit-cards of tolkaarten in op te bergen.<br />
STEKKERDOOS (12V)<br />
De stekkerdoos bevindt op de tunnelconsole en werkt alleen met de<br />
contactsleutel in stand MAR. Als een rokerskit is aangevraagd, wordt<br />
de stekkerdoos vervangen door een aansteker.<br />
AANSTEKER (indien aanwezig)<br />
De aansteker is in de tunnelconsole geplaatst, naast de handrem.<br />
Druk voor het inschakelen van de aansteker op de betreffende knop,<br />
als de contactsleutel in stand MAR staat.<br />
Na ongeveer 15 seconden springt de knop in de beginstand en is de<br />
aansteker klaar voor gebruik.<br />
BELANGRIJK Controleer altijd of de aansteker na het indrukken ook<br />
uitschakelt.<br />
BELANGRIJK De aansteker wordt erg heet. Gebruik de aansteker<br />
voorzichtig en voorkom dat hij gebruikt wordt door kinderen: risico<br />
op brand en/of brandwonden.<br />
L0C0016m<br />
L0C0073m<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
99
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
100<br />
L0C0017m<br />
ASBAK (indien aanwezig)<br />
De asbak bestaat uit een uitneembaar kunststof houder met een veeropening.<br />
De asbak kan in de beker/blikjeshouders geplaatst worden<br />
op de tunnelconsole.<br />
BELANGRIJK Gebruik de asbak niet als prullenbak voor papiertjes;<br />
als deze in contact komen met smeulende peuken kan er brand ontstaan.<br />
ZONNEKLEPPEN<br />
De zonnekleppen zitten aan beide zijden naast de achteruitkijkspiegel.<br />
Ze kunnen voor de voorruit of voor de zijruit worden gedraaid.<br />
Op de achterzijde van de zonneklep aan bestuurders- en passagierszijde<br />
bevindt zich een spiegeltje.<br />
Om het spiegeltje aan bestuurderszijde te gebruiken, moet het schuifklepje<br />
A worden geopend.
OPENDAK (indien aanwezig)<br />
Het opendak met grote ruit “skydome” bestaat uit 2 ruitpanelen, een<br />
vast paneel en een beweegbaar paneel. Het opendak is voorzien van<br />
een zonnescherm dat met de hand in twee standen kan worden gezet<br />
(geopend/gesloten). Het opendak kan uitsluitend bediend worden als<br />
de contactsleutel in stand MAR staat. Met de knoppen A en B, op de<br />
plafondverlichting in het midden, kunt u het dak openen/sluiten.<br />
Automatisch openen<br />
Als u knop A langer dan 2 seconden indrukt, opent het ruitpaneel<br />
voor automatisch in “kantelstand”. Druk nogmaals langer dan 2<br />
seconden op knop A om het paneel geheel te openen. Na het eerste<br />
commando voor het openen, kan het paneel in een tussenliggende<br />
stand worden gezet door opnieuw op knop A te drukken.<br />
Automatisch sluiten<br />
Als het dak in geheel opende stand staat en u drukt langer dan 2<br />
seconden op knop B, dan komt het ruitpaneel voor automatisch in<br />
“kantelstand”. Druk nogmaals langer dan 2 seconden op knop B om<br />
het paneel geheel te sluiten. Na het eerste commando voor het sluiten,<br />
kan het paneel in een tussenliggende stand worden gezet door<br />
opnieuw op knop B te drukken.<br />
Openen/sluiten met de hand<br />
Als u korter dan 2 seconden op knop A of B drukt, opent/sluit het<br />
paneel zolang de knop wordt ingedrukt. De beweging stopt als u de<br />
knop loslaat. Op deze manier kunt u het dak in een tussenliggende<br />
stand zetten.<br />
L0C0176m<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
101
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
102<br />
Bedien het opendak niet als er allesdragers gemonteerd zijn.<br />
BEDIENING IN NOODGEVALLEN<br />
Als het opendak niet elektrisch bediend kan worden, dan kan het ook<br />
handmatig worden bediend; ga hiervoor als volgt te werk:<br />
❒ neem de zeskantige sleutel A uit het dashboardkastje<br />
❒ verwijder de beschermdop aan de binnenzijde van het dak, naast<br />
het zonnescherm<br />
❒ steek de sleutel in de zitting B en draai de sleutel:<br />
– rechtsom om het opendak te openen<br />
– linksom om het dak te sluiten<br />
Open het dak niet bij sneeuw of ijs: het kan dan beschadigd worden.<br />
ATTENTIE<br />
L0C0186m<br />
Verwijder altijd de contactsleutel uit het contactslot als u de auto verlaat, om te<br />
voorkomen dat het opendak per ongeluk in beweging wordt gebracht en zo gevaar<br />
kan opleveren voor de achtergebleven inzittenden. Onzorgvuldig gebruik van het<br />
opendak kan gevaarlijk zijn. Controleer voor en tijdens de bediening van de<br />
schakelaar altijd of de passagiers niet verwond kunnen worden door de beweging<br />
van het opendak zelf of door in beweging gebrachte voorwerpen.
PORTIEREN<br />
CENTRALE PORTIERVERGRENDELING<br />
Van buitenaf<br />
Steek bij gesloten portieren de sleutel in het slot van het voorportier<br />
of druk op knopje Á op de afstandsbediening.<br />
Van binnenuit<br />
Druk bij gesloten portieren op knop A of B, op de tunnelconsole bij<br />
de handrem, om de portieren respectievelijk te ver-/ontgrendelen.<br />
BELANGRIJK De centrale portiervergrendeling werkt niet als een<br />
van de portieren niet goed gesloten is of als er een storing in het systeem<br />
is. Na enkele pogingen schakelt het systeem ongeveer 2 minuten<br />
uit. In deze 2 minuten kunt u de portieren met de hand ver- en ontgrendelen.<br />
Na de 2 minuten is het systeem weer gereed.<br />
Als de oorzaak van de storing is opgelost, werkt het systeem weer<br />
normaal.<br />
L0C0018m<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
103
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
104<br />
ATTENTIE<br />
L0C0020m<br />
ELEKTRISCHE RUITBEDIENING<br />
Bij enkele uitvoeringen is de ruitbediening voorzien van een anti-letselfunctie.<br />
Sensoren in de ruitrubbers kunnen een eventueel obstakel<br />
waarnemen als de ruit sluit. In dat geval onderbreekt het systeem de<br />
ruitbeweging en wordt de ruit onmiddellijk geopend.<br />
BELANGRIJK Als de anti-letselfunctie binnen 1 minuut vijf keer<br />
wordt ingeschakeld, dan voert het systeem automatisch de “recovery”<br />
uit (zelfbescherming). De ruit gaat telkens een klein stukje<br />
omhoog totdat de ruit geheel gesloten is.<br />
Ga voor het herstellen van de juiste werking van het systeem als<br />
volgt te werk:<br />
❒ open de ruiten;<br />
of<br />
❒ draai de contactsleutel in stand STOP en vervolgens in stand<br />
MAR.<br />
Als er geen storingen zijn, dan werkt de ruit weer normaal; als er wel<br />
een storing wordt gevonden, zie dan het hoofdstuk “Lampjes en<br />
berichten”.<br />
BELANGRIJK Als de contactsleutel in stand STOP staat of is uitgenomen,<br />
dan kunnen de ruiten nog ongeveer 2 minuten worden bediend.<br />
Als een portier wordt geopend, dan wordt het systeem echter onmiddellijk<br />
uitgeschakeld.<br />
Het systeem voldoet aan de 2000/4/EU-normen die voor de veiligheid van de<br />
inzittenden bedoeld zijn. Als van buitenaf geprobeerd wordt de auto binnen te<br />
dringen, kan de anti-letselfunctie niet worden geactiveerd.
BEDIENINGSORGANEN<br />
Op de armsteun van het portier aan bestuurderszijde zijn twee bedieningsschakelaars<br />
gemonteerd waarmee u, als de contactsleutel in<br />
stand MAR staat, de zijruiten bedient:<br />
A: openen/sluiten zijruit linksvoor;<br />
B: openen/sluiten zijruit rechtsvoor.<br />
Als u bij enkele uitvoeringen de schakelaar A langer dan een halve<br />
seconde ingedrukt houdt, wordt de ruit automatisch geopend/gesloten.<br />
De beweging stopt als de ruit aan het einde van zijn slag is of als<br />
u nogmaals op de schakelaar drukt.<br />
Op de armsteun van het portier aan de passagierszijde is een schakelaar<br />
gemonteerd om aan die zijde de ruit te bedienen.<br />
ATTENTIE<br />
L0C0019m<br />
Onzorgvuldig gebruik van de elektrische ruitbediening kan gevaarlijk zijn. Controleer voor en<br />
tijdens het bedienen van de ruit altijd of de passagiers niet verwond kunnen worden door de<br />
bewegende ruiten, hetzij direct door contact met de ruit, hetzij door voorwerpen die door de ruit<br />
worden meegesleept of geraakt. Verwijder altijd de sleutel uit het contactslot als u de auto verlaat,<br />
om te voorkomen dat een onverwachtste inschakeling van de elektrische ruitbediening<br />
gevaar oplevert voor de achtergebleven passagiers.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
105
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
106<br />
L0C0082m<br />
L0C0049m<br />
BAGAGERUIMTE<br />
De achterklep (indien ontgrendeld) kan alleen van buitenaf geopend<br />
worden met behulp van een elektrische ontgrendelhendel boven de<br />
kentekenplaathouder.<br />
De achterklep kan bovendien altijd worden geopend als de portieren<br />
van de auto ontgrendeld zijn.<br />
Op het display van het instrumentenpaneel (zie de paragraaf<br />
“Multifunctioneel display” in dit hoofdstuk) kan de keuzemogelijkheid<br />
“Achterklep onafhankelijk ontgrendelen” worden geselecteerd:<br />
op deze manier wordt de achterklep niet gelijktijdig met de portieren<br />
ontgrendeld.<br />
ACHTERKLEP OPENEN MET DE SLEUTEL MET AFSTANDS-<br />
BEDIENING<br />
Druk op de knop R, ook als het diefstalalarm (indien aanwezig) is<br />
ingeschakeld.<br />
Als de achterklep wordt geopend, knipperen de richtingaanwijzers<br />
twee keer.<br />
Als de achterklep weer wordt vergrendeld, worden alle functies weer<br />
hersteld.
ACHTERKLEP SLUITEN<br />
Laat de achterklep zakken door op de klep te drukken, totdat u de<br />
vergrendeling hoort.<br />
BELANGRIJK Als de keuzemogelijkheid “Achterklep onafhankelijk<br />
ontgrendelen” is ingeschakeld, moet voordat u de achterklep sluit,<br />
gecontroleerd worden of u in het bezit bent van de contactsleutel<br />
omdat de achterklep automatisch vergrendeld wordt.<br />
Naderhand aangebrachte voorwerpen op de hoedenplank of de achterklep (luidsprekers, spoiler,<br />
enz.) kunnen, behalve wanneer de auto hierop is voorbereid, de juiste werking van de gasveren verhinderen.<br />
ATTENTIE<br />
ATTENTIE<br />
Bij het gebruik van de bagageruimte mag het maximum laadvermogen nooit<br />
worden overschreden (zie het hoofdstuk “Technische gegevens”). Controleer<br />
bovendien of de bagage goed geladen is, om te voorkomen dat een voorwerp bij<br />
bruusk remmen naar voren schiet en letsel veroorzaakt.<br />
Rijd niet met voorwerpen op de hoedenplank: bij een ongeval of bruusk remmen<br />
kunnen ze de passagiers verwonden.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
107
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
108<br />
A<br />
B<br />
L0C0103m<br />
L0C0103m<br />
L0C0104m<br />
ACHTERKLEP IN GEVAL VAN NOOD OPENEN<br />
Om de achterklep vanuit het interieur te openen (bij een lege accu of<br />
een storing in het elektrische systeem), moet als volgt te werk worden<br />
gegaan:<br />
– verwijder de hoofdsteunen achter;<br />
– klap de zittingen van de achterstoelen omhoog;<br />
– klap de rugleuningen neer;<br />
– voor het mechanisch ontgrendelen van de achterklep, moet u vanuit<br />
de bagageruimte eerst dop A verwijderen en vervolgens hendeltje<br />
B bedienen.<br />
HOEDENPLANK VERWIJDEREN<br />
Als u de hoedenplank wilt verwijderen om de bagageruimte te vergroten,<br />
ga dan als volgt te werk:<br />
❒ haak de twee trekkoordjes A (één per zijde) los uit de bevestigingspennen<br />
B;<br />
❒ trek de hoedenplank naar buiten door de pennen C uit de zittingen<br />
te verwijderen.<br />
.
BAGAGERUIMTE VERGROTEN<br />
(uitvoeringen met ondeelbare achterbank)<br />
Gedeeltelijk neerklappen<br />
Trek hendel A omhoog (vanuit het interieur) of trek aan de lip in het<br />
midden van de bagageruimte en plaats de stoel naar voren.<br />
Geheel neerklappen<br />
❒ Verwijder de hoedenplank zoals hiervoor beschreven.<br />
❒ Trek hendel A omhoog of trek aan de lip in het midden van de<br />
bagageruimte en zet de stoel in de gewenste stand (bijv. helemaal<br />
naar voren voor een maximale vergroting van de bagageruimte).<br />
❒ Til de zitting aan de voorzijde omhoog (zoals afgebeeld) en klap<br />
de zitting naar voren.<br />
❒ Trek hendel B omhoog of trek gelijktijdig aan de lippen aan de<br />
zijkant C van de bagageruimte om de rugleuning te ontgrendelen.<br />
❒ Klap de rugleuning iets naar voren en verwijder de hoofdsteunen<br />
van de achterbank (indien aanwezig).<br />
❒ Klap de rugleuning neer.<br />
Achterbank in normale stand zetten<br />
Voer de beschreven handelingen in omgekeerde volgorde uit.<br />
Controleer of de gordels in de sluitingen aan de zijkant zitten (zoals<br />
afgebeeld) voordat u de zitting terugklapt, zodat ze altijd bereikbaar<br />
zijn.<br />
L0C0028m<br />
L0C0076m<br />
L0C0184m<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
109
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
110<br />
L0C0056m<br />
L0C0074m<br />
L0C0184m<br />
BAGAGERUIMTE VERGROTEN<br />
(uitvoeringen met deelbare achterbank)<br />
Gedeeltelijk neerklappen<br />
Trek hendel A omhoog (vanuit het interieur) of trek aan de lip in het<br />
midden van de bagageruimte en plaatst de stoel naar voren.<br />
Geheel neerklappen<br />
❒ Verwijder de hoedenplank zoals hiervoor is beschreven.<br />
❒ Trek hendel A omhoog of trek aan de lip in het midden van de<br />
bagageruimte en zet de stoel in de gewenste stand (bijv. helemaal<br />
naar voren voor een maximale vergroting van de bagageruimte).<br />
❒ Til de zitting aan de voorzijde omhoog (zoals afgebeeld), bij het<br />
deel dat u wilt neerklappen en klap de zitting naar voren; klap<br />
beide zittingen naar voren als u de rugleuning geheel wilt neerklappen.<br />
❒ Trek hendel B of C omhoog of trek aan de lippen aan de zijkant D<br />
of E in de bagageruimte om het deel van de rugleuning dat u wilt<br />
neerklappen, te ontgrendelen; beide delen als u de rugleuning<br />
geheel wilt neerklappen.<br />
❒ Klap de rugleuning iets naar voren en verwijder de hoofdsteunen<br />
van de achterbank (indien aanwezig).<br />
❒ Klap de rugleuning geheel of gedeeltelijk neer.<br />
Achterbank in normale stand zetten<br />
Voer de beschreven handelingen in omgekeerde volgorde uit.<br />
Controleer of de gordels in de sluitingen aan de zijkant zitten (zoals<br />
afgebeeld) voordat u de zitting terugklapt, zodat ze altijd bereikbaar<br />
zijn.
MOTORKAP<br />
OPENEN<br />
Ga als volgt te werk:<br />
❒ trek hendel A in de richting van de pijl;<br />
❒ plaats hendeltje B naar links zoals aangegeven door de pijl;<br />
❒ til de motorkap op en trek gelijktijdig de steunstang C uit de klem<br />
D, steek vervolgens het uiteinde van de stang in de zitting E op de<br />
motorkap.<br />
BELANGRIJK Controleer of de armen van de ruitenwissers tegen de<br />
ruit aanstaan voordat u de motorkap optilt.<br />
L0C0021m<br />
L0C0022m<br />
L0C0081m<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
111
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
112<br />
SLUITEN<br />
Ga als volgt te werk:<br />
❒ houd de motorkap met een hand omhoog, trek met de andere<br />
hand de stang C uit zitting E en plaats de steunstang terug in de<br />
klem;<br />
❒ laat de motorkap tot op ongeveer 20 cm van de motorruimte zakken,<br />
laat de motorkap vallen en controleer of de motorkap goed is<br />
gesloten door de motorkap op te tillen. De motorkap mag niet<br />
alleen door de beveiliging vergrendeld zijn. Druk in dit laatste<br />
geval de motorkap niet dicht, maar til hem opnieuw op en herhaal<br />
de handeling.<br />
BELANGRIJK Controleer altijd of de motorkap vergrendeld is, om te<br />
voorkomen dat deze tijdens het rijden open gaat.<br />
ATTENTIE<br />
Als de steunstang verkeerd geplaatst wordt, kan de motorkap onverwachts dichtvallen.<br />
ATTENTIE Voer deze handelingen alleen uit als de auto stilstaat.
ALLESDRAGERS<br />
BELANGRIJK Wij raden het gebruik aan van allesdragers uit het<br />
<strong>Lancia</strong> Lineaccesori-programma. U dient zich strikt aan de aanwijzingen<br />
te houden die in het pakket zijn meegeleverd. De montage<br />
moet altijd door deskundige personen worden uitgevoerd.<br />
BELANGRIJK Overschrijd nooit het maximum draagvermogen (zie<br />
het hoofdstuk “Technische gegevens”).<br />
Controleer na enkele kilometers opnieuw of de bevestigingsbouten<br />
nog goed vastzitten.<br />
KOPLAMPEN<br />
KOPLAMPEN AFSTELLEN<br />
BELANGRIJK Goed afgestelde koplampen zijn belangrijk voor het<br />
comfort en de veiligheid van uzelf en de overige weggebruikers. Voor<br />
optimaal zicht en zichtbaarheid moeten de koplampen op de juiste<br />
wijze zijn afgesteld. Wendt u voor controle of afstelling tot de<br />
<strong>Lancia</strong>-dealer.<br />
Bedien het opendak niet als er allesdragers gemonteerd zijn.<br />
AUTO<br />
L0C0077m<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
113
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
114<br />
L0C0078m<br />
L0C0178m<br />
L0C0179m<br />
KOPLAMPVERSTELLING<br />
De stand kan worden geregeld als de contactsleutel in stand MAR<br />
staat en de dimlichten zijn ingeschakeld. Als de auto beladen is, helt<br />
hij achterover. Het gevolg is dat de lichtbundel meer naar boven<br />
schijnt. De stand van de koplampen moet nu worden gecorrigeerd.<br />
Koplampen afstellen<br />
De koplampen kunnen worden afgesteld met de knoppen apple en Ò op<br />
het instrumentenpaneel.<br />
Op het display wordt de stand aangegeven.<br />
Stand 0 - één of twee personen op de voorstoelen.<br />
Stand 1 - vijf personen.<br />
Stand 2 - vijf personen + bagage.<br />
Stand 3 - bestuurder + maximale lading in de bagageruimte.<br />
BELANGRIJK Controleer de afstelling van de koplampen telkens als<br />
het gewicht van de lading wijzigt.<br />
KOPLAMPAFSTELLING IN HET BUITENLAND<br />
De koplampen zijn aangepast aan de eisen van het land waaraan de<br />
nieuwe auto is geleverd. In die landen waarin aan de andere zijde<br />
van de weg wordt gereden, moet om het tegemoetkomende verkeer<br />
niet te verblinden, een gedeelte van de koplampen worden afgeplakt<br />
volgens de aanwijzingen/afmetingen die in de afbeelding zijn aangegeven;<br />
gebruik hiervoor een ondoorzichtige sticker.<br />
De afbeeldingen hebben betrekking op de overgang van een land<br />
waar rechts wordt gereden naar een land waar links wordt gereden.
ABS<br />
Het ABS dat geïntegreerd is in het remsysteem,<br />
voorkomt dat tijdens het remmen de wielen blokkeren,<br />
ongeacht de conditie van het wegdek en de<br />
pedaaldruk, en verhindert daarmee het doorslippen<br />
van een of meerdere wielen. Hierdoor blijft de auto<br />
bestuurbaar, zelfs bij noodstops.<br />
Het systeem wordt gecompleteerd met een elektronische<br />
remdrukverdeling EBD (Electronic Braking<br />
Force Distribution), die de remdruk verdeelt tussen<br />
de voor- en achterwielen.<br />
BELANGRIJK Voor een maximale werking van het<br />
remsysteem is een inrijperiode nodig van ongeveer<br />
500 km: in deze periode moet bruusk, herhaaldelijk<br />
en langdurig remmen worden vermeden.<br />
ATTENTIE<br />
grip.<br />
INSCHAKELING VAN HET SYSTEEM<br />
Als het ABS in werking treedt, merkt u dat aan een<br />
trilling in het rempedaal, die gepaard gaat met enig<br />
geluid: dit geeft aan dat het noodzakelijk is uw<br />
snelheid aan te passen aan de beschikbare grip op<br />
het wegdek. Als het ABS in werking treedt, dan is de<br />
grip van de banden op het wegdek beperkt; u dient<br />
uw snelheid te verlagen en aan te passen aan de<br />
beschikbare grip.<br />
STORINGSMELDINGEN<br />
Storing in ABS<br />
Bij een storing brandt het waarschuwingslampje ><br />
op het instrumentenpaneel en verschijnt er een<br />
bericht op het display (zie het hoofdstuk “Lampjes<br />
en berichten”).<br />
In dat geval werkt het remsysteem op de normale<br />
manier, terwijl geen gebruik wordt gemaakt van het<br />
antiblokkeersysteem. Rijd voorzichtig naar de<br />
dichtstbijzijnde <strong>Lancia</strong>-dealer om het systeem te<br />
laten controleren.<br />
Als het ABS in werking treedt, betekent dit dat de grip van de banden op het wegdek<br />
gering is; u dient uw snelheid te verlagen en aan te passen aan de beschikbare<br />
Het ABS maakt zoveel mogelijk gebruik van de beschikbare grip maar kan deze<br />
ATTENTIE<br />
niet verhogen. Daarom moet op gladde weggedeelten altijd voorzichtig worden<br />
gereden en mogen er geen onnodige risico’s worden genomen.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
115
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
116<br />
Storing in EBD<br />
Bij een storing branden de waarschuwingslampjes<br />
> en x op het instrumentenpaneel en verschijnt<br />
er een bericht op het display (zie het hoofdstuk<br />
“Lampjes en berichten”).<br />
In dat geval kunnen bij hard remmen de achterwielen<br />
vroegtijdig blokkeren waardoor de auto kan<br />
gaan slippen. Rijd zeer voorzichtig naar de dichtstbijzijnde<br />
<strong>Lancia</strong>-dealer om het systeem te laten<br />
controleren.<br />
ATTENTIE<br />
ATTENTIE<br />
BRAKE ASSIST (remregeling bij noodstops)<br />
(indien aanwezig)<br />
Dit systeem, dat niet kan worden uitgeschakeld,<br />
herkent noodstops (op basis van de snelheid waarmee<br />
het rempedaal wordt ingetrapt) en verhoogt de<br />
druk in het remcircuit aanzienlijk.<br />
Het Brake Assist wordt, bij uitvoeringen die zijn<br />
uitgerust met ESP, uitgeschakeld bij een storing in<br />
het ESP (lampje á brandt en er verschijnt een<br />
bericht op het display).<br />
Als het ABS in werking treedt, merkt u dat aan een trilling in het rempedaal.<br />
Verlaag de remdruk niet maar houd het rempedaal juist goed ingetrapt; op deze<br />
manier hebt u de kortste remweg in relatie tot de conditie van het wegdek.<br />
Als het waarschuwingslampje x gaat branden (op het display verschijnt tegelijk<br />
een mededeling), stop dan onmiddellijk en wendt u tot de <strong>Lancia</strong>-dealer. Als er<br />
vloeistof lekt uit het hydraulische systeem, wordt de werking van zowel het conventionele<br />
remsysteem als het ABS in gevaar gebracht.
ESP (Electronic Stability<br />
Program) (indien aanwezig)<br />
Het ESP is een systeem dat de stabiliteit van de<br />
auto bewaakt als de wielen hun grip verliezen,<br />
waardoor de auto beter op koers blijft.<br />
De werking van het ESP is uitermate nuttig als de<br />
grip op het wegdek wisselt.<br />
ACTIVERING VAN HET SYSTEEM<br />
Als het systeem geactiveerd wordt, gaat het lampje<br />
á op het instrumentenpaneel knipperen, om de<br />
bestuurder er op te wijzen dat de auto de stabiliteit<br />
en de grip dreigt te verliezen.<br />
ATTENTIE<br />
INSCHAKELING VAN HET SYSTEEM<br />
Het ESP wordt automatisch ingeschakeld als de<br />
motor wordt gestart en kan niet worden uitgeschakeld.<br />
STORINGSMELDINGEN<br />
Als er een storing is in het ESP wordt het systeem<br />
automatisch uitgeschakeld, gaat het lampje á op<br />
het instrumentenpaneel constant branden en verschijnt<br />
er een bericht op het instelbare multifunctionele<br />
display (zie het hoofdstuk “Lampjes en<br />
berichten”). Wendt u zo snel mogelijk tot de<br />
<strong>Lancia</strong>-dealer.<br />
De prestaties van het ESP mogen de bestuurder er niet toe verleiden onnodige en<br />
onverantwoorde risico’s te nemen. De rijstijl moet altijd zijn aangepast aan het<br />
wegdek, het zicht en het verkeer. De verantwoordelijkheid voor de verkeersveiligheid<br />
ligt altijd en overal bij de bestuurder van de auto.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
117
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
118<br />
HILL HOLDER-SYSTEEM (indien aanwezig)<br />
Dit in het ESP geïntegreerde systeem helpt bij het<br />
wegrijden op een helling.<br />
Het systeem schakelt automatisch in als de auto<br />
stilstaat op een helling met draaiende motor, ingetrapt<br />
rem- en koppelingspedaal en als de eerste versnelling<br />
(bij een helling omhoog) of de achteruit<br />
(bij een helling omlaag) is ingeschakeld.<br />
Tijdens het wegrijden zorgt de regeleenheid van het<br />
ESP ervoor dat de wielen geremd blijven, totdat het<br />
noodzakelijke koppel is bereikt om weg te rijden (of<br />
maximaal 2 seconden), waardoor u makkelijker<br />
kunt wegrijden.<br />
Als na deze 2 seconden niet is weggereden, schakelt<br />
het systeem automatisch uit en wordt de remdruk<br />
geleidelijk verlaagd. Tijdens deze fase kunt u een<br />
typisch geluid horen. Dit geluid betekent dat de<br />
auto ieder moment in beweging kan komen.<br />
ATTENTIE<br />
ATTENTIE<br />
Storingsmeldingen<br />
Bij een storing brandt het waarschuwingslampje *<br />
op het instrumentenpaneel en verschijnt er een<br />
bericht op het instelbare multifunctionele display<br />
(zie het hoofdstuk “Lampjes en berichten”).<br />
BELANGRIJK Het Hill Holder-systeem is geen<br />
handrem; verlaat dus nooit de auto zonder de<br />
handrem aan te trekken, de motor uit te zetten en<br />
de eerste versnelling in te schakelen.<br />
Als eventueel met het reservewiel wordt gereden, dan blijft het ESP ingeschakeld.<br />
Blijf er echter rekening mee houden dat het reservewiel kleiner is dan de normale<br />
band en dat daarom de grip lager is dan bij de andere banden van de auto.<br />
Voor de juiste werking van het ESP is het noodzakelijk dat de banden van alle wielen<br />
van hetzelfde merk en type zijn. De banden moeten in perfecte conditie zijn en<br />
de voorgeschreven afmetingen hebben.
ASR (Antislip Regulation) (indien<br />
aanwezig)<br />
Het ASR controleert de trekkracht van de auto en<br />
grijpt automatisch in als een of beide aangedreven<br />
wielen dreigen door te slippen.<br />
Afhankelijk van de oorzaak van het doorslippen,<br />
worden twee verschillende controlesystemen ingeschakeld:<br />
❒ als beide aangedreven wielen doorslippen, vermindert<br />
het ASR het motorvermogen;<br />
❒ als slechts één aangedreven wiel dreigt door te<br />
slippen, zorgt het ASR-systeem ervoor dat het<br />
wiel automatisch wordt afgeremd.<br />
Het ASR is vooral nuttig onder de volgende<br />
omstandigheden:<br />
❒ doorslippen van het binnenste wiel in bochten,<br />
door verandering van de wielbelasting of door te<br />
felle acceleratie;<br />
❒ te hoog vermogen naar de wielen, ook in samenhang<br />
met de conditie van het wegdek;<br />
❒ acceleratie op gladde wegen en bij sneeuw en<br />
ijzel;<br />
❒ verlies van grip op natte weggedeelten (aquaplaning).<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
119
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
120<br />
AUTO<br />
ATTENTIE<br />
L0C0079m<br />
IN-/UITSCHAKELING VAN HET SYSTEEM<br />
Het ASR schakelt automatisch in als de motor wordt gestart.<br />
Het in-/uitschakelen van het systeem wordt aangegeven door het verschijnen<br />
van een bericht op het display (zie het hoofdstuk “Lampjes<br />
en berichten”).<br />
Tijdens het rijden kan het systeem worden uitgeschakeld en vervolgens<br />
weer ingeschakeld door schakelaar A in het midden op het<br />
dashboard in te drukken.<br />
Als het systeem is uitgeschakeld, brandt het lampje<br />
op de schakelaar.<br />
Als het ASR tijdens het rijden wordt uitgeschakeld, schakelt het<br />
automatisch weer in als de auto opnieuw wordt gestart.<br />
Schakel het ASR-systeem uit als u met sneeuwkettingen rijdt: onder<br />
deze omstandigheden levert het doorslaan van de aangedreven wielen<br />
juist meer trekkracht op.<br />
De prestaties van het systeem mogen de bestuurder er niet toe verleiden onnodige<br />
en onverantwoorde risico’s te nemen. De rijstijl moet altijd zijn aangepast aan<br />
het wegdek, het zicht en het verkeer. De verantwoordelijkheid voor de verkeersveiligheid<br />
ligt altijd en overal bij de bestuurder van de auto.
STORINGSMELDINGEN<br />
Als er een storing is in het ASR-systeem, wordt het systeem automatisch<br />
uitgeschakeld, gaat lampje á op het instrumentenpaneel branden<br />
en verschijnt er een bericht op het display (zie het hoofdstuk<br />
“Lampjes en berichten”). Wendt u zo snel mogelijk tot de <strong>Lancia</strong>dealer.<br />
ATTENTIE<br />
ATTENTIE<br />
Als met het reservewiel wordt gereden, dan wordt het ASR uitgeschakeld, gaat het<br />
lampje V op het instrumentenpaneel constant branden en verschijnt er een bericht<br />
op het display (zie het hoofdstuk “Lampjes en berichten”).<br />
Voor de juiste werking van het ASR-systeem is het noodzakelijk dat de banden<br />
van alle wielen van hetzelfde merk en type zijn. De banden moeten in perfecte<br />
conditie zijn en de voorgeschreven afmetingen hebben.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
121
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
122<br />
EOBD-SYSTEEM (benzine-uitvoeringen)<br />
Met het EOBD (European On Board Diagnosis) kan<br />
een doorlopende diagnose worden uitgevoerd van<br />
die componenten op de auto die van invloed zijn op<br />
de emissie.<br />
Bovendien meldt het systeem, door het branden van<br />
het lampje U op het instrumentenpaneel en het<br />
verschijnen van een bericht op het display (zie het<br />
hoofdstuk “Lampjes en berichten”), dat de<br />
betreffende componenten defect zijn.<br />
Het doel is:<br />
❒ de werking van het systeem controleren;<br />
❒ signaleren wanneer door een storing de emissies<br />
boven de wettelijk vastgestelde drempelwaarde<br />
uitkomen;<br />
❒ signaleren wanneer het noodzakelijk is defecte<br />
componenten te vervangen.<br />
Het systeem beschikt verder nog over een diagnosestekker<br />
die, als deze verbonden is met speciale<br />
apparatuur, het mogelijk maakt, de door de regeleenheid<br />
opgeslagen storingscodes en de specifieke<br />
parameters voor de diagnose en werking van de<br />
motor, te lezen. Deze controle kan ook worden uitgevoerd<br />
door de verkeerspolitie.<br />
BELANGRIJK Na het verhelpen van de storing<br />
moet de <strong>Lancia</strong>-dealer voor een complete controle<br />
van het systeem, tests uitvoeren op een testbank en,<br />
zonodig, een proefrit maken die eventueel een langere<br />
afstand kan omvatten.<br />
Als u de contactsleutel in stand MAR draait en het lampje U gaat niet branden of het gaat branden<br />
of knipperen tijdens het rijden (op het display verschijnt tegelijk een mededeling), wendt u dan zo<br />
snel mogelijk tot de <strong>Lancia</strong>-dealer. De werking van het lampje U kan worden gecontroleerd met<br />
behulp van speciale apparatuur van de verkeerspolitie. Houdt u aan de wetgeving van het land waarin u<br />
rijdt.
AUTORADIO (indien aanwezig)<br />
Als de auto niet is uitgerust met de inbouwvoorbereiding<br />
autoradio, beschikt u op het dashboard en<br />
in de portieren over een aantal opbergvakken, dat<br />
de functionaliteit van het interieur vergroot.<br />
Raadpleeg voor de werking van de autoradio met<br />
CD-speler/CD/MP3-speler (indien aanwezig) het<br />
supplement dat bij dit instructieboekje is geleverd.<br />
TECHNISCHE GEGEVENS<br />
Het systeem bestaat uit:<br />
❒ 2 tweeter luidsprekers met elk een piekvermogen<br />
van 30W;<br />
❒ 2 mid-woofer luidsprekers voor, met een diameter<br />
van 165 mm en met elk een piekvermogen<br />
van 30W;<br />
❒ 2 full-range luidsprekers achter, met een diameter<br />
van 165 mm en met elk een piekvermogen<br />
van 30W.<br />
BOSE HIFI-AUDIOSYSTEEM<br />
(indien aanwezig)<br />
Het BOSE hifi-audiosysteem is speciaal ontwikkeld om<br />
de beste akoestische prestaties te leveren en een muziekconcert<br />
zo levensecht mogelijk te laten klinken op iedere<br />
plaats in het interieur.<br />
Een van de belangrijkste kenmerken van het systeem<br />
is de kristalheldere weergave van de hoge<br />
tonen en de volle en rijke bassen, waardoor de<br />
functie loudness onder andere overbodig is geworden.<br />
Bovendien worden de klanken in het gehele<br />
interieur weergegeven, waardoor de inzittenden het<br />
gevoel van ruimtelijkheid krijgen zoals bij het<br />
beluisteren van levende muziek.<br />
De componenten van het systeem zijn onder licentie<br />
gefabriceerd en ontwikkeld met de meest geavanceerde<br />
technologie. De bediening van de autoradio<br />
is echter eenvoudig zodat ook minder ervaren mensen<br />
het systeem op de beste manier kunnen gebruiken.<br />
TECHNISCHE GEGEVENS<br />
Het systeem bestaat uit:<br />
❒ Breedbandluidsprekers met een diameter van<br />
165 mm met coaxiaal tweeter van 50 mm, ingebouwd<br />
in de voorportieren.<br />
❒ Mid-woofer luidsprekers met een diameter van<br />
150 mm, ingebouwd in de panelen achter, voor<br />
een optimale weergave bij gemiddeld lage frequenties.<br />
❒ Een box subwoofer type Bass-reflex, ingebouwd<br />
in de bagageruimte, met een woofer luidspreker<br />
met een diameter van 130 mm en dubbele spoel.<br />
❒ Een versterker met uitgangsvermogen uit 6<br />
onafhankelijke kanalen, op de carrosserie<br />
geplaatst achter de box Sub-Woofer, voor het<br />
besturen van alle luidsprekers in de auto.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
123
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
124<br />
EXTRA ACCESSOIRES<br />
Als u na aanschaf van uw auto accessoires wilt<br />
monteren die constante voeding nodig hebben<br />
(autoradio, anti-diefstalsatellietbewaking, enz.), of<br />
accessoires die de elektrische installatie zwaar<br />
belasten, wendt u dan tot de <strong>Lancia</strong>-dealer. Deze<br />
kan u de meest geschikte installaties aanraden uit<br />
het <strong>Lancia</strong> Lineaccessori-programma en controleren<br />
of de elektrische installatie van de auto geschikt<br />
is voor het extra stroomverbruik of dat het noodzakelijk<br />
is een accu met een grotere capaciteit te<br />
monteren.<br />
ATTENTIE<br />
RADIOZENDAPPARATUUR EN MOBIELE<br />
TELEFOON<br />
Mobiele telefoons en andere radiozendapparaten<br />
(bijvoorbeeld 27 mc) mogen alleen in de auto worden<br />
gebruikt als een aparte antenne aan de buitenkant<br />
van de auto wordt gemonteerd.<br />
BELANGRIJK Door het gebruik van een mobiele<br />
telefoon, een 27 mc-zender of gelijksoortige apparaten<br />
in de auto (zonder buitenantenne) ontstaan<br />
elektromagnetische velden die, versterkt door de<br />
reflectie in het interieur, niet alleen schadelijk voor<br />
de gezondheid van de inzittenden kunnen zijn,<br />
maar ook storingen in de elektrische systemen van<br />
de auto kunnen veroorzaken. Hierdoor wordt de<br />
veiligheid in gevaar gebracht.<br />
Bovendien wordt de zend- en ontvangstkwaliteit<br />
aanzienlijk beperkt door de isolerende eigenschappen<br />
van de carrosserie.<br />
Let op bij de montage van spoilers, lichtmetalen velgen en niet standaard wieldoppen:<br />
ze kunnen de ventilatie van de remmen verminderen en daarmee hun doelmatigheid<br />
tijdens krachtig en veelvuldig remmen; bijvoorbeeld tijdens een steile afdaling.<br />
Zorg dat niets (vloermatten, enz.) de slag van de pedalen kan beperken.
ELEKTRISCHE STUURBEKRACHTIGING<br />
“DUALDRIVE”<br />
De auto is uitgerust met de elektrische stuurbekrachtiging<br />
“Dualdrive”. De elektrische stuurbekrachtiging werkt alleen als de<br />
contactsleutel in stand MAR staat en de motor draait. Met het systeem<br />
kan de bestuurder de hulpkracht voor het verdraaien van het<br />
stuur aanpassen aan de rij-omstandigheden.<br />
IN-/UITSCHAKELEN (CITY-functie)<br />
Druk voor het in-/uitschakelen van de functie op de knop CITY op<br />
het middelste deel van het dashboard.<br />
De inschakeling van de functie wordt aangegeven door het opschrift<br />
CITY op het display.<br />
Met ingeschakelde CITY-functie draait het stuur heel licht, waardoor<br />
makkelijker kan worden geparkeerd; deze instelling van de stuurbekrachtiging<br />
is dus zeer geschikt voor het rijden in de stad.<br />
L0C0080m<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
125
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
126<br />
STORINGSMELDINGEN<br />
Eventuele storingen in het systeem worden aangegeven<br />
door het branden van het lampje g op het instrumentenpaneel<br />
(op het display verschijnt een<br />
bericht) (zie het hoofdstuk “Lampjes en berichten“).<br />
Bij een storing in het systeem blijft de auto mechanisch<br />
bestuurbaar.<br />
ATTENTIE<br />
BELANGRIJK De benodigde stuurkracht kan toenemen<br />
bij langdurige parkeermanoeuvres; dit is een<br />
normaal verschijnsel om oververhitting van de<br />
motor voor de stuurbekrachtiging te voorkomen, in<br />
deze situatie zijn er geen reparaties vereist. Als u de<br />
auto vervolgens weer gebruikt wordt, zal de stuurbekrachtiging<br />
weer normaal werken.<br />
Zet altijd de motor uit en verwijder de contactsleutel uit het contactslot, waardoor<br />
het stuurwiel wordt vergrendeld, voordat er onderhoudswerkzaamheden<br />
worden uitgevoerd, vooral als de auto met de wielen los van de grond staat. Als<br />
dit niet mogelijk is (als de sleutel in stand MAR moet staan of de motor moet<br />
draaien), moet de hoofdzekering van de elektrische stuurbekrachtiging worden<br />
verwijderd.
PARKEERSENSOR (indien aanwezig)<br />
Deze bevindt zich in de achterbumper van de auto en attendeert de<br />
bestuurder via een repeterend akoestisch signaal op de aanwezigheid<br />
van obstakels achter de auto.<br />
ACTIVERING<br />
De sensor wordt automatisch geactiveerd als de achteruit wordt ingeschakeld.<br />
Als de afstand tot het obstakel achter de auto kleiner wordt, neemt<br />
de frequentie van het akoestische signaal toe.<br />
AKOESTISCH WAARSCHUWINGSSYSTEEM<br />
Als de achteruit wordt ingeschakeld, treedt automatisch een repeterend<br />
geluidssignaal in werking.<br />
Het geluidssignaal:<br />
❒ neemt toe (de frequentie) als de afstand tot het obstakel kleiner<br />
wordt;<br />
❒ klinkt ononderbroken als de afstand tot het obstakel minder is<br />
dan ongeveer 30 cm en stopt onmiddellijk als de afstand tot het<br />
obstakel groter wordt;<br />
❒ blijft constant als de afstand tussen de auto en het obstakel onveranderd<br />
blijft.<br />
Signalering<br />
Meetbereik in het midden 120 cm<br />
Meetbereik aan de zijkant 60 cm<br />
Als de sensor meerdere obstakels signaleert, wordt de kortste afstand<br />
weergegeven.<br />
L0C0023m<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
127
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
128<br />
STORINGSMELDINGEN<br />
Als bij het inschakelen van de achteruit, een storing<br />
in de parkeersensor wordt gevonden, dan klinkt er<br />
gedurende 3 seconden een akoestisch signaal.<br />
WERKING MET AANHANGER<br />
De werking van de sensor wordt automatisch uitgeschakeld<br />
als de stekker van de elektrische kabel<br />
van de aanhanger wordt aangesloten op de stekkerdoos<br />
van de trekhaak.<br />
De sensor wordt automatisch weer ingeschakeld als<br />
u de kabelstekker losmaakt.<br />
ALGEMENE OPMERKINGEN<br />
❒ Controleer tijdens parkeermanoeuvres of zich<br />
geen obstakels op of onder de sensor bevinden.<br />
❒ Obstakels die zich dicht bij de voor- of achterkant<br />
van de auto bevinden, worden onder<br />
bepaalde omstandigheden niet door het systeem<br />
gesignaleerd en kunnen dus de auto beschadigen<br />
of zelf beschadigd worden.<br />
❒ De signalen die door de sensor gestuurd worden,<br />
kunnen veranderd zijn door beschadiging van de<br />
sensor zelf, door vuil, sneeuw of ijs op de sensor<br />
of door ultrasone systemen (bijv. luchtdrukremmen<br />
van vrachtwagens of pneumatische hamers)<br />
die zich in de nabijheid bevinden.<br />
Voor een juiste werking van het systeem mag er geen modder, vuil, sneeuw of ijs op de sensor zitten.<br />
Wees voorzichtig bij het reinigen van de sensor om krassen of beschadigingen te voorkomen; gebruik<br />
geen droge, grove of harde doek. De sensor moet worden gereinigd met schoon water, waaraan eventueel<br />
autoshampoo is toegevoegd. In wastunnels waar gebruik wordt gemaakt van stoom of hogedrukreiniging,<br />
moet de sensor kort worden gereinigd. Houd hierbij de straalpijp op meer dan 10 cm afstand.<br />
ATTENTIE<br />
De verantwoordelijkheid tijdens het parkeren ligt altijd en overal bij de bestuurder.<br />
Controleer als u de auto parkeert of zich geen personen (let vooral op kinderen)<br />
of dieren in de buurt van de auto bevinden. Het systeem moet als een hulpmiddel<br />
voor de bestuurder beschouwd worden. De bestuurder moet tijdens eventueel<br />
gevaarlijke parkeermanoeuvres altijd volledig zijn aandacht behouden, ook<br />
als deze met lage snelheid worden uitgevoerd.
TANKEN MET DE LANCIA YPSI-<br />
LON<br />
BENZINEMOTOREN<br />
Tank uitsluitend loodvrije benzine.<br />
Om vergissingen te voorkomen is de diameter van<br />
de vulpijp van de tank kleiner, zodat het vulpistool<br />
voor loodhoudende benzine er niet in past. Het<br />
octaangetal van de benzine moet ten minste 95<br />
R.O.N. zijn.<br />
BELANGRIJK Een beschadigde katalysator laat<br />
schadelijke stoffen in het uitlaatgas achter, waardoor<br />
het milieu wordt vervuild.<br />
BELANGRIJK Tank met de LANCIA <strong>Ypsilon</strong> nooit,<br />
niet in noodgevallen en ook niet een klein beetje,<br />
loodhoudende benzine. U zou de katalysator onherstelbaar<br />
beschadigen.<br />
JTD-MOTOREN<br />
Bij lage buitentemperaturen kan de vloeibaarheid<br />
van de dieselbrandstof verminderen door de vorming<br />
van paraffine, waardoor het brandstofsysteem<br />
niet meer goed werkt.<br />
Om dit probleem te voorkomen wordt er, afhankelijk<br />
van het seizoen, dieselbrandstof geleverd die<br />
speciaal voor de zomer of voor de winter is ontwikkeld<br />
(in de bergen/lage buitentemperaturen).<br />
Als dieselbrandstof wordt getankt die niet toereikend<br />
is voor de gebruikstemperatuur, raden wij aan<br />
de dieselbrandstof te mengen met het vorstbeveiligingsmiddel<br />
DIESEL MIX in de verhouding die in<br />
de gebruiksaanwijzing van het middel is aangegeven.<br />
Doe eerst het middel in de tank en voeg daarna<br />
de dieselbrandstof toe.<br />
De dieselmotoren zijn uitsluitend geschikt voor dieselbrandstof voor motorvoertuigen (Europese specificatie<br />
EN590). Het gebruik van andere producten of mengsels kan de motor onherstelbaar beschadigen<br />
en het vervallen van de garantie tot gevolg hebben. Mocht u onverhoopt een ander type brandstof<br />
tanken, dan mag de motor niet worden gestart en moet de brandstoftank worden afgetapt. Ook als de<br />
motor slechts kort heeft gedraaid, moet naast de brandstoftank, ook alle brandstof uit de brandstofleidingen<br />
worden afgetapt.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
129
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
130<br />
ATTENTIE<br />
L0C0024m<br />
DOP VAN DE BRANDSTOFTANK<br />
De tankdop A is voorzien van een koord B dat aan klepje C vastzit,<br />
om verlies van de dop te voorkomen.<br />
Open eerst het klepje en draai vervolgens de tankdop A los.<br />
BELANGRIJK Door de hermetische afsluiting kan de druk in de tank<br />
iets oplopen; daarom is het normaal als u tijdens het losdraaien van<br />
de tankdop een gesis hoort.<br />
Plaats tijdens het tanken de dop in de uitsparing op het klepje, zoals<br />
is afgebeeld.<br />
Kom niet dicht bij de vulopening met open vuur of een brandende sigaret: brandgevaar.<br />
Houd uw hoofd ook niet dichtbij de vulopening om te voorkomen dat u<br />
schadelijke dampen inademt.
BESCHERMING VAN HET MILIEU<br />
De emissiereductiesystemen voor benzinemotoren zijn:<br />
❒ driewegkatalysator (katalysator);<br />
❒ lambdasonde;<br />
❒ benzinedamp-opvangsysteem.<br />
Laat de motor nooit, ook niet tijdens testwerkzaamheden, met losgenomen<br />
bougiekabels draaien.<br />
De emissiereductiesystemen voor dieselmotoren zijn:<br />
❒ oxidatiekatalysator;<br />
❒ uitlaatgasrecirculatie-systeem (E.G.R.).<br />
ATTENTIE<br />
Onder normale bedrijfsomstandigheden bereikt de katalysator hoge temperaturen.<br />
Parkeer daarom niet boven brandbare materialen (gras, droge bladeren,<br />
dennennaalden, enz.): brandgevaar.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
131
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
132<br />
VEILIGHEID<br />
VEILIGHEIDSGORDELS ..................................... 133<br />
GORDELSPANNERS............................................. 136<br />
KINDEREN VEILIG VERVOEREN ...................... 139<br />
MONTAGEVOORBEREIDING VOOR<br />
“ISOFIX”-KINDERZITJE ..................................... 146<br />
AIRBAGS VOOR.................................................... 149<br />
ZIJ-AIRBAGS (SIDEBAGS - HEADBAGS) ............ 152
VEILIGHEIDSGORDELS<br />
GEBRUIK VAN DE VEILIGHEIDSGORDELS<br />
Ga goed rechtop zitten, steun tegen de rugleuning en leg dan de<br />
gordel om.<br />
Maak de gordel vast door gesp A in sluiting B te drukken, totdat hij<br />
hoorbaar blokkeert.<br />
Als de gordel tijdens het uittrekken blokkeert, laat dan de<br />
veiligheidsgordel een stukje teruglopen en trek hem vervolgens weer<br />
rustig uit.<br />
Druk op knop C om de gordel los te maken. Begeleid de gordel tijdens<br />
het teruglopen om te voorkomen dat de gordelband draait.<br />
Via de rolautomaat wordt de lengte van de gordel automatisch<br />
aangepast aan het postuur van de drager, waarbij voldoende<br />
bewegingsruimte overblijft.<br />
Als de auto op een steile helling staat, kan de rolautomaat blokkeren;<br />
dit is een normaal verschijnsel. De rolautomaat blokkeert ook als u de<br />
gordel snel losmaakt, bij hard remmen, botsingen en bij hoge<br />
snelheden in bochten.<br />
De zitplaatsen achter aan de zijkant zijn voorzien van driepuntsveiligheidsgordels<br />
met rolautomaat. Als optional (alleen bij<br />
uitvoeringen met 5 zitplaatsen) kan de middelste zitplaats achter<br />
worden uitgerust met een driepunts-veiligheidsgordel met<br />
rolautomaat.<br />
BELANGRIJK Bedenk dat achterpassagiers die geen gordel dragen,<br />
tijdens een ernstig ongeval niet alleen zelf aan gevaar worden<br />
blootgesteld maar ook gevaar opleveren voor de inzittenden voor.<br />
ATTENTIE Druk niet op knop C tijdens het rijden.<br />
L0C0038m<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
133
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
134<br />
ATTENTIE<br />
ATTENTIE<br />
L0C0189m<br />
Driepunts-veiligheidsgordel met rolautomaat<br />
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)<br />
De veiligheidsgordel is uitgerust met twee sluitingen en twee gespen.<br />
Voor het gebruik van de veiligheidsgordel moet u de gespen uit de<br />
rolautomaat halen en de gordel voorzichtig en rustig uittrekken om te<br />
voorkomen dat de gordelband draait. Druk vervolgens gesp G in sluiting L<br />
die voorzien is van een zwarte knop M.<br />
Om de gordel om te leggen, moet de gordel nog iets verder worden<br />
uitgetrokken en gesp I in sluiting N worden gestoken.<br />
Druk op knop O om de gordel los te maken. Begeleid de gordel tijdens<br />
het teruglopen om te voorkomen dat de gordelband draait.<br />
Vergroten van de bagageruimte: haak de sluiting met de zwarte knop<br />
M los en begeleid de gordel tijdens het teruglopen om te voorkomen<br />
dat de gordelband draait; plaats gesp G in opbergvak H in de<br />
rolautomaat.<br />
BELANGRIJK Als de zitplaatsen weer in de normale stand staan,<br />
moet de gordel weer gebruiksklaar zijn (zoals hiervoor beschreven).<br />
Druk niet op knop C tijdens het rijden.<br />
Bedenk dat achterpassagiers die geen gordel dragen tijdens een ernstig ongeval,<br />
niet alleen zelf aan gevaar worden blootgesteld maar ook gevaar opleveren voor<br />
de inzittenden voor.
HOOGTEVERSTELLING VAN DE VEILIGHEIDSGORDELS<br />
VOOR<br />
Pas de hoogte van de geleidebeugel van de veiligheidsgordels altijd<br />
aan het postuur van de inzittende aan.<br />
Zo wordt de kans op letsel bij een ongeval verkleind. De gordel is<br />
goed afgesteld als hij over de schouder halverwege tussen nek en<br />
uiteinde van de schouder ligt, zoals is aangegeven in de afbeelding.<br />
Druk om de hoogte in te stellen op knop A en schuif de beugel B<br />
omhoog of omlaag.<br />
ATTENTIE<br />
ATTENTIE<br />
De veiligheidsgordels mogen alleen worden versteld als de auto stilstaat.<br />
Controleer na het afstellen altijd of de beugel vergrendeld is in een van de vaste<br />
standen. Laat de knop los en duw de beugel naar beneden, zodat de beugel<br />
vergrendelt, als dit nog niet heeft plaatsgevonden.<br />
L0C0096m<br />
L0C0039m<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
135
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
136<br />
GORDELSPANNERS<br />
Voor een nog effectievere bescherming zijn de<br />
veiligheidsgordels voor van de LANCIA <strong>Ypsilon</strong><br />
voorzien van gordelspanners.<br />
Dit systeem wordt bij een heftige botsing door een<br />
sensor in werking gesteld en trekt de gordel enige<br />
centimeters aan. Op deze wijze worden de<br />
inzittenden veel beter op hun plaats gehouden en<br />
wordt de voorwaartse beweging beperkt.<br />
Het blokkeren van de veiligheidsgordel geeft aan<br />
dat de gordelspanner in werking is geweest; de<br />
gordel wordt niet meer opgerold, ook niet als hij<br />
wordt begeleid.<br />
ATTENTIE<br />
BELANGRIJK Voor een maximale bescherming<br />
door de gordelspanner moet de veiligheidsgordel zo<br />
worden omgelegd dat hij goed aansluit op borst en<br />
bekken.<br />
Er kan een beetje rook ontsnappen. Deze rook is<br />
niet schadelijk en duidt niet op brand.<br />
De gordelspanner behoeft geen enkel onderhoud of<br />
smering.<br />
Elke verandering van de oorspronkelijke staat zal<br />
de doelmatigheid verminderen.<br />
Als de gordelspanner door extreme natuurlijke<br />
omstandigheden (bijv. overstromingen, zeestormen)<br />
met water en modder in contact is geweest, dan<br />
moet de spanner worden vervangen.<br />
De gordelspanner werkt slechts één maal. Als de gordelspanner heeft gewerkt,<br />
moet u zich tot de <strong>Lancia</strong>-dealer wenden om de spanner te laten vervangen. Het<br />
systeem heeft vanaf de productiedatum een geldigheid van 10 jaar. Na deze<br />
periode moet de gordelspanner door de <strong>Lancia</strong>-dealer worden vervangen.<br />
Werkzaamheden in de buurt van de gordelspanners, waarbij stoten, sterke trillingen of verhitting optreden<br />
(maximaal 100°C gedurende ten hoogste 6 uur), kunnen de gordelspanners beschadigen of activeren:<br />
bij die omstandigheden horen niet trillingen die voortgebracht worden door een slecht wegdek<br />
of door contacten met kleine obstakels zoals trottoirs. Als er iets aan de gordelspanners moet gebeuren, dient<br />
u zich tot een <strong>Lancia</strong>-dealer te wenden.
TREKKRACHTBEGRENZERS<br />
Om de veiligheid bij een ongeval te vergroten, zijn de oprolautomaten<br />
van de gordels voor voorzien van trekkrachtbegrenzers die tijdens een<br />
frontale aanrijding de piekbelasting op de borst en schouders<br />
beperken.<br />
ALGEMENE OPMERKINGEN OVER HET GEBRUIK VAN<br />
VEILIGHEIDSGORDELS EN KINDERZITJES<br />
De bestuurder is verplicht zich te houden aan de wettelijke<br />
voorschriften met betrekking tot het verplichte gebruik van de<br />
veiligheidsgordels (en de inzittenden erop attent te maken). Leg de<br />
veiligheidsgordel altijd om voordat u vertrekt.<br />
Ook vrouwen die in verwachting zijn moeten een gordel dragen:<br />
ook voor hen (zowel voor de aanstaande moeder als het kind) is<br />
de kans op letsel bij een ernstig ongeval groter als ze geen<br />
gordel dragen.<br />
Uiteraard moeten zwangere vrouwen het onderste deel van de<br />
gordel meer naar beneden omleggen, zodat de gordel onder de<br />
buik langs loopt (zoals in de afbeelding is aangegeven).<br />
L0C0041m<br />
L0C0039m<br />
L0C0040m<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
137
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
138<br />
ATTENTIE<br />
ATTENTIE<br />
ATTENTIE<br />
ATTENTIE<br />
ATTENTIE<br />
De gordelband mag nooit gedraaid zijn. Het diagonale gordelgedeelte moet via het midden<br />
van de schouder schuin over de borst liggen. Het horizontale gordelgedeelte moet over het<br />
bekken en niet over de buik liggen. Gebruik geen voorwerpen (wasknijpers, klemmen, enz.)<br />
die een goed aansluiten van de gordel op het lichaam verhinderen.<br />
Voor maximale veiligheid moet u de rugleuning rechtop zetten, tegen de leuning aan<br />
gaan zitten en de gordel goed laten aansluiten op borst en bekken. Draag altijd<br />
veiligheidsgordels zowel voor als achter in de auto. Rijden zonder veiligheidsgordels<br />
vergroot het risico op ernstig letsel of een dodelijke afloop bij een ongeval.<br />
Het is streng verboden onderdelen van de veiligheidsgordels of gordelspanners te<br />
demonteren of open te maken. Werkzaamheden aan de veiligheidsgordels en<br />
gordelspanners moeten worden uitgevoerd door gekwalificeerd personeel. Wendt u<br />
altijd tot de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />
Als de gordel aan een zware belasting wordt blootgesteld (bijvoorbeeld tijdens een<br />
ongeval), dan moet de gordel samen met de verankeringen, bevestigingspunten en<br />
de gordelspanner worden vervangen. De gordel kan verzwakt zijn, ook als de<br />
schade niet zichtbaar is.<br />
Iedere gordel dient slechts ter bescherming van een enkel persoon. Gebruik de<br />
gordel niet voor een kind dat bij een volwassene op schoot zit, waarbij de gordel<br />
beiden zou moeten beschermen. Plaats bovendien geen enkel voorwerp tussen de<br />
gordel en het lichaam van een inzittende.
HOE U DE VEILIGHEIDSGORDELS IN<br />
OPTIMALE STAAT HOUDT<br />
❒ Zorg dat de gordel goed uitgetrokken en niet<br />
gedraaid is; controleer ook of de oprolautomaat<br />
zonder haperingen werkt.<br />
❒ Vervang de gordels na een ongeval, ook al zijn ze<br />
ogenschijnlijk niet beschadigd; vervang de<br />
gordels ook als de gordelspanners in werking zijn<br />
geweest.<br />
❒ U kunt de gordels met de hand wassen met<br />
warm water en een neutrale zeep; knijp ze uit en<br />
laat ze in de schaduw drogen; gebruik geen<br />
bijtende, blekende of kleurende middelen en<br />
vermijd het gebruik van alle chemische<br />
producten die het weefsel kunnen aantasten.<br />
❒ Voorkom dat vocht in de oprolautomaat komt:<br />
de werking van de oprolautomaten is alleen<br />
gegarandeerd, als ze niet nat zijn geweest.<br />
❒ Vervang de gordels bij tekenen van slijtage of<br />
beschadigingen.<br />
KINDEREN VEILIG<br />
VERVOEREN<br />
Voor optimale bescherming bij een ongeval moeten<br />
alle inzittenden zittend reizen en beschermd worden<br />
door goedgekeurde veiligheidssystemen.<br />
Dit geldt met name voor kinderen.<br />
Het hoofd van kleine kinderen is in verhouding met<br />
de rest van het lichaam groter en zwaarder dan dat<br />
van volwassenen, terwijl spieren en botstructuur<br />
nog niet volledig zijn ontwikkeld. Daarom moeten<br />
kleine kinderen door andere systemen beschermd<br />
worden dan door de veiligheidsgordels. De<br />
resultaten van het onderzoek over de optimale<br />
bescherming van kleine kinderen zijn opgenomen in<br />
de Europese ECE/R44-voorschriften die wettelijk<br />
verplicht zijn. De systemen zijn onderverdeeld in<br />
vijf groepen:<br />
Groep 0 - gewicht tot aan 10 kg<br />
Groep 0+ - gewicht tot aan 13 kg<br />
Groep 1 - gewicht 9-18 kg<br />
Groep 2 - gewicht 15-25 kg<br />
Groep 3 - gewicht 22-36 kg<br />
Zoals u ziet is er een gedeeltelijke overlapping<br />
tussen de groepen; daarom zijn er in de handel<br />
systemen verkrijgbaar die geschikt zijn voor<br />
verschillende gewichtsgroepen.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
139
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
140<br />
Alle systemen moeten zijn voorzien van de<br />
typegoedkeuring en van een goed vastgehecht<br />
plaatje met het controlemerk, dat absoluut niet mag<br />
worden verwijderd.<br />
ATTENTIE<br />
Kinderen met een gewicht boven 36 kg of met een<br />
lengte van meer dan 1,50 m worden, met<br />
betrekking tot de veiligheidssystemen, gelijkgesteld<br />
met volwassenen en moeten dan ook normaal de<br />
veiligheidsgordels omleggen.<br />
In het <strong>Lancia</strong> Lineaccessori-programma zijn<br />
kinderzitjes opgenomen voor elke gewichtsgroep,<br />
die speciaal ontworpen en ontwikkeld zijn voor de<br />
<strong>Lancia</strong>-modellen.<br />
ZEER GEVAARLIJK: Monteer absoluut geen kinderzitje achterstevoren op de<br />
passagiersstoel voor als de airbag voor aan passagierszijde is ingeschakeld. Als bij een<br />
ongeval de airbag in werking treedt (opblaast), kan dit ernstig letsel en zelfs de dood tot<br />
gevolg hebben. Wij raden u aan kinderen altijd op de zitplaatsen achter te vervoeren,<br />
omdat die plaatsen bij een ongeval de meeste bescherming bieden. Kinderzitjes moeten<br />
dus niet op de zitplaats voor gemonteerd worden bij auto’s die zijn uitgerust met een<br />
airbag aan passagierszijde. Als de airbag in werking treedt (opblaast), kan dit ernstig<br />
letsel en zelfs de dood tot gevolg hebben, onafhankelijk van de zwaarte van het ongeluk.<br />
Indien noodzakelijk kunnen kinderen op de passagiersstoel voor worden vervoerd bij<br />
auto’s die zijn uitgerust met een uitschakelbare airbag aan passagierszijde.<br />
In dit geval moet u er absoluut zeker van zijn dat de airbag is uitgeschakeld (het gele<br />
waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel moet branden) (zie “Airbag voor aan<br />
passagierszijde” in de paragraaf “Airbags voor en zij-airbags”). Bovendien moet de<br />
stoel zo ver mogelijk naar achteren zijn geschoven om te voorkomen dat het<br />
kinderzitje eventueel in aanraking komt met het dashboard.
GROEP 0 en 0+<br />
Baby’s tot 13 kg moeten in wiegjes worden vervoerd die<br />
achterstevoren zijn geplaatst, waardoor het achterhoofd wordt<br />
gesteund en bij plotseling remmen de nek niet wordt belast.<br />
Het wiegje moet op zijn plaats worden gehouden door de<br />
veiligheidsgordel en het kind moet op zijn beurt worden beschermd<br />
door de gordels van het wiegje zelf.<br />
ATTENTIE<br />
ATTENTIE<br />
De afbeeldingen dienen slechts ter illustratie van de montage. Houdt u bij de<br />
montage van het kinderzitje strikt aan de instructies.<br />
L0C0042m<br />
Er bestaan kinderzitjes die geschikt zijn voor de gewichtsgroepen 0 en 1. Deze kinderzitjes<br />
kunnen worden bevestigd aan de veiligheidsgordels achter en hebben zelf gordels om het kind te<br />
beschermen. Vanwege het gewicht kan het gevaarlijk zijn als ze verkeerd worden gemonteerd<br />
(bijvoorbeeld als een kussen tussen het kinderzitje en de veiligheidsgordels van de auto wordt<br />
geplaatst). Houdt u voor de montage strikt aan de bijgeleverde instructies.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
141
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
142<br />
ATTENTIE<br />
ATTENTIE<br />
L0C0043m<br />
L0C0044m<br />
GROEP 1<br />
Kinderen met een gewicht tussen 9 en 18 kg moeten worden vervoerd<br />
in kinderzitjes met een kussen die naar voren zijn gekeerd, waarbij de<br />
veiligheidsgordel van de auto zowel het kinderzitje als het kind op<br />
zijn plaats moet houden.<br />
GROEP 2<br />
Kinderen met een gewicht tussen 15 en 25 kg kunnen direct door de<br />
veiligheidsgordels van de auto worden beschermd. Kinderen moeten<br />
zo in de kinderzitjes worden geplaatst, dat het diagonale<br />
gordelgedeelte schuin over de borst en niet langs de nek moet liggen.<br />
Het horizontale gordelgedeelte moet over het bekken en niet over de<br />
buik van het kind liggen.<br />
Er bestaan kinderzitjes die geschikt zijn voor de gewichtsgroepen 0 en 1. Deze kinderzitjes<br />
kunnen worden bevestigd aan de veiligheidsgordels achter en hebben zelf gordels om het kind te<br />
beschermen. Vanwege het gewicht kan het gevaarlijk zijn als ze verkeerd worden gemonteerd<br />
(bijvoorbeeld als een kussen tussen het kinderzitje en de veiligheidsgordels van de auto wordt<br />
geplaatst). Houdt u voor de montage strikt aan de bijgeleverde instructies.<br />
De afbeelding dient slechts ter illustratie van de montage. Houdt u bij de montage van het<br />
kinderzitje strikt aan de instructies. De fabrikant is verplicht deze instructies bij te leveren.
GROEP 3<br />
Bij kinderen met een gewicht tussen 22 en 36 kg is de borstomvang<br />
van dien aard dat de kinderen gewoon tegen de rugleuning kunnen<br />
steunen en niet meer in een kinderzitje hoeven te worden vervoerd.<br />
In de figuur wordt een voorbeeld gegeven van de juiste positie van het<br />
kind op de achterbank.<br />
Kinderen die langer zijn dan 1,50 m kunnen net zoals volwassenen de<br />
veiligheidsgordels omleggen.<br />
ATTENTIE<br />
De afbeelding dient slechts ter illustratie van de montage. Monteer het wiegje<br />
volgens de instructies die de fabrikant verplicht is bij te leveren.<br />
L0C0045m<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
143
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
144<br />
GESCHIKTHEID VAN DE ZITPLAATSEN VOOR HET GEBRUIK<br />
VAN DE KINDERZITJES<br />
De LANCIA <strong>Ypsilon</strong> voldoet aan de nieuwe Europese 2000/3/EUrichtlijnen<br />
voor de montage van kinderzitjes op de verschillende<br />
plaatsen in de auto. Zie de volgende tabel:<br />
Groep Gewicht Passagier voor<br />
ZITPLAATS<br />
Passagier achter Passagier in het midden<br />
aan de zijkant (indien aanwezig)<br />
Groep 0, 0+ tot aan 13 kg U U *<br />
Groep 1 9-18 kg U U *<br />
Groep 2 15-25 kg U U *<br />
Groep 3 22-36 kg U U *<br />
Legenda:<br />
U = geschikt voor “Universele” kinderzitjes overeenkomstig de Europese ECE/R44-voorschriften voor de aangegeven “groepen”.<br />
* Op de middelste zitplaats achter kan geen enkel type kinderzitje worden gemonteerd.
Hieronder zijn de richtlijnen voor<br />
een veilig vervoer van kinderen aangegeven:<br />
❒ Plaats het kinderzitje bij voorkeur op de<br />
achterbank omdat deze plaats bij een ongeval<br />
de meeste bescherming biedt.<br />
❒ Als de airbag aan passagierszijde buiten<br />
werking wordt gesteld, moet altijd<br />
gecontroleerd worden of de airbag<br />
daadwerkelijk is uitgeschakeld: het<br />
betreffende gele lampje F op het<br />
instrumentenpaneel moet continu branden.<br />
❒ Houdt u bij de montage van het kinderzitje<br />
strikt aan de instructies. De fabrikant is<br />
verplicht deze instructies bij te leveren.<br />
Bewaar de instructies samen met het<br />
instructieboekje in de auto. Monteer geen<br />
gebruikte kinderzitjes waarvan de<br />
gebruiksaanwijzingen ontbreken.<br />
❒ Controleer of de gordels goed zijn<br />
vastgemaakt door aan de gordelband te<br />
trekken.<br />
ATTENTIE<br />
❒ Ieder veiligheidssysteem is bedoeld voor<br />
slechts één kind: vervoer nooit twee<br />
kinderen in een systeem.<br />
❒ Controleer altijd of de gordel niet langs de<br />
nek van het kind loopt.<br />
❒ Zorg er tijdens de rit voor dat het kind geen<br />
afwijkende houding aanneemt of de gordels<br />
losmaakt.<br />
❒ Vervoer kinderen nooit in uw armen, ook<br />
geen pasgeboren kinderen. Niemand is sterk<br />
genoeg om ze bij een ongeval vast te<br />
houden.<br />
❒ Na een ongeval moet het zitje door een<br />
nieuw exemplaar worden vervangen.<br />
Vervoer kinderen nooit op de stoel van de passagier voor als deze is uitgerust met<br />
een airbag.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
145
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
146<br />
ATTENTIE<br />
L0C0166m<br />
L0C0187m<br />
INBOUWVOORBEREIDING VOOR “ISOFIX”-<br />
KINDERZITJES (indien aanwezig)<br />
De LANCIA <strong>Ypsilon</strong> is voorbereid voor de montage van Isofixkinderzitjes,<br />
een nieuw gestandaardiseerd Europees systeem voor het<br />
vervoeren van kinderen. Isofix is een extra mogelijkheid die het<br />
gebruik van traditionele kinderzitjes niet uitsluit. De Isofixkinderzitjes<br />
zijn er voor drie gewichtsgroepen: 0, 0+ en 1.<br />
Vanwege het verschillende bevestigingssysteem, moet het kinderzitje<br />
aan de daarvoor bestemde beugels A worden bevestigd. Deze<br />
bevinden zich tussen de rugleuning en zitting van de zitplaatsen<br />
achter. Plaats vervolgens de bovenste riem (deze bevindt zich in het<br />
bovenste vakje van de stoel) in de daarvoor bestemde sluiting B. Deze<br />
bevindt zich op rugleuning van de zitplaats achter.<br />
Om de gordel vast te kunnen maken moet de rugleuning, vanuit de<br />
verticale stand gerekend, in de derde stand staan.<br />
Er kan ook een mengvorm worden gekozen, een traditioneel<br />
kinderzitje links en een Isofix-kinderzitje rechts.<br />
In het <strong>Lancia</strong> Lineaccessori-programma is het Kiddy Isofix-kinderzitje<br />
opgenomen. Dit is goedgekeurd volgens de Europese ECE-R44/03voorschriften<br />
en geschikt voor kinderen met een gewicht tot 18 kg, waarbij<br />
het zitje in de rijrichting van de auto moet worden geplaatst, en voor<br />
kinderen met een gewicht tot 13 kg, waarbij het zitje tegen de rijrichting in<br />
moet worden geplaatst (groepen 0, 0+ en 1). Wij raden u dit kinderzitje<br />
aan omdat het speciaal voor de LANCIA <strong>Ypsilon</strong> is ontworpen.<br />
Monteer het kinderzitje alleen als de auto stilstaat. Het kinderzitje is op de juiste<br />
wijze aan de beugels bevestigd als u het hoort vergrendelen. Houdt u in ieder geval<br />
aan de montage-instructies. De fabrikant is verplicht deze instructies bij te leveren.
MONTAGE ISOFIX-KINDERZITJE<br />
Groep 0 en 0+<br />
Bij kinderen in deze gewichtsgroep (kinderen met een gewicht tot 13<br />
kg) moet het kinderzitje achterstevoren zijn gekeerd en moet het kind<br />
door de gordels D van het zitje beschermd worden.<br />
Als het kind groeit en in de gewichtsgroep 1 komt, moet het<br />
kinderzitje in de rijrichting worden bevestigd.<br />
Ga voor een correcte montage van het kinderzitje als volgt te werk:<br />
❒ controleer of de ontgrendelhendel B in ruststand (ingetrokken)<br />
staat;<br />
❒ zoek de bevestigingsbeugels A en plaats vervolgens het kinderzitje<br />
met de bevestigingshaken C in de beugels;<br />
❒ duw tegen het kinderzitje totdat het hoorbaar vergrendelt;<br />
❒ controleer of het kinderzitje goed vergrendeld is door met kracht te<br />
proberen het kinderzitje te verplaatsen: de ingebouwde<br />
beveiligingsmechanismen verhinderen dat slechts een enkele<br />
bevestigingshaak is vergrendeld.<br />
Als het Isofix-kinderzitje tegen de rijrichting in wordt geplaatst, moet<br />
de passagiersstoel voor volledig naar achteren worden geschoven,<br />
zodat de rugleuning van de stoel en het kinderzitje elkaar raken.<br />
L0C0167m<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
147
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
148<br />
L0C0168m<br />
L0C0188m<br />
Groep 1<br />
Ga voor een correcte montage van het kinderzitje als volgt te werk:<br />
❒ controleer of de ontgrendelhendel B in ruststand (ingetrokken)<br />
staat;<br />
❒ zoek de bevestigingsbeugels A en plaats vervolgens het kinderzitje<br />
met de bevestigingshaken C in de beugels;<br />
❒ duw tegen het kinderzitje totdat het hoorbaar vergrendelt;<br />
❒ bij kinderzitjes die in de rijrichting moeten worden geplaatst, moet<br />
de bovenste gordel (deze bevindt zich in het bovenste vakje van<br />
het kinderzitje) aan de daarvoor bestemde sluiting D op de<br />
rugleuning van de zitplaats achter worden bevestigd;<br />
❒ controleer of het kinderzitje goed vergrendeld is door met kracht te<br />
proberen het kinderzitje te verplaatsen: de ingebouwde<br />
beveiligingsmechanismen verhinderen dat slechts een enkele<br />
bevestigingshaak is vergrendeld.<br />
In deze opstelling wordt het kind ook beschermd door de<br />
veiligheidsgordels van de auto en door de bovenste gordel: zie de<br />
handleiding van het kinderzitje voor het correct omleggen van de<br />
veiligheidsgordels van de auto.
AIRBAGS VOOR<br />
De auto is uitgerust met airbags voor aan<br />
bestuurders- en aan passagierszijde, met headbags<br />
(voor bescherming van het hoofd) en als optional<br />
met zij-airbags voor (sidebags);<br />
De airbags voor (bestuurder en passagier)<br />
beschermen de inzittenden voor bij een middelzware<br />
frontale botsing, door het opblazen van een<br />
luchtkussen tussen de inzittende en het stuurwiel of<br />
het dashboard.<br />
Als de airbags niet worden geactiveerd bij andere<br />
soorten botsingen (zijdelings, van achter, over de<br />
kop slaan, enz), betekent dit niet dat het systeem<br />
niet goed functioneert.<br />
Bij een frontale botsing zorgt een regeleenheid<br />
ervoor, indien nodig, dat het kussen wordt<br />
opgeblazen. Het kussen blaast onmiddellijk op,<br />
waardoor het lichaam van de inzittenden voor<br />
wordt opgevangen en de kans op letsel beperkt<br />
wordt. Direct daarna loopt het kussen weer leeg.<br />
ATTENTIE<br />
De airbag voor (bestuurder en passagier) is geen<br />
vervanging voor de veiligheidsgordels, maar een<br />
aanvulling. Draag dus altijd veiligheidsgordels.<br />
Bovendien is het dragen van veiligheidsgordels<br />
wettelijk verplicht in Europa (en in de meeste<br />
landen daarbuiten).<br />
Bij een ongeval kan een inzittende die geen<br />
veiligheidsgordel heeft omgelegd in contact komen<br />
met een airbag die nog niet volledig opgeblazen is,<br />
waardoor de inzittende minder beschermd wordt.<br />
De airbags voor worden in de volgende gevallen niet<br />
ingeschakeld:<br />
❒ bij frontale botsingen met een ander deel van de<br />
auto dan het front tegen makkelijk vervormbare<br />
objecten (bijv. als het voorspatbord tegen de<br />
vangrail of in een sneeuwhoop enz. komt);<br />
❒ als de auto onder andere auto’s of<br />
veiligheidsvoorzieningen schuift (bijvoorbeeld<br />
onder vrachtwagens of de vangrail) omdat geen<br />
enkele aanvullende bescherming wordt geboden<br />
op de veiligheidsgordels. Als de airbag in deze<br />
gevallen niet geactiveerd wordt, betekent dit niet<br />
dat het systeem niet goed functioneert.<br />
Plak geen stickers of andere objecten op het stuurwiel, op het deksel van de airbag<br />
aan passagierszijde of de bekleding van de headbags aan de zijkant. Plaats geen<br />
voorwerpen op het dashboard aan passagierszijde omdat deze het correct openen<br />
van de airbag kunnen hinderen.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
149
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
150<br />
ATTENTIE<br />
L0C0083m<br />
L0C0084m<br />
AIRBAG VOOR AAN BESTUURDERSZIJDE<br />
Deze bestaat uit een opblaasbaar kussen dat in een daarvoor<br />
bestemde ruimte in het midden van het stuurwiel is geplaatst.<br />
Bij lichte zijdelingse aanrijdingen (waarbij de veiligheidsgordel de<br />
inzittende op zijn plaats houdt), wordt de airbag niet geactiveerd.<br />
Draag dus altijd veiligheidsgordels. Bij een zijdelingse aanrijding<br />
worden de inzittenden op hun plaats gehouden en bij zeer zware<br />
botsingen wordt voorkomen dat ze naar voren schieten.<br />
AIRBAG VOOR AAN PASSAGIERSZIJDE<br />
Deze bestaat uit een opblaasbaar kussen met een groter volume dan<br />
dat aan bestuurderszijde. Het kussen is in een daarvoor bestemde<br />
ruimte in het dashboard geplaatst.<br />
De airbags voor aan bestuurders- en passagierszijde zijn ontworpen<br />
voor een optimale bescherming van de inzittenden voor met<br />
omgelegde veiligheidsgordels.<br />
Als de airbags volledig opgeblazen zijn, vullen zij het grootste deel<br />
van de ruimte tussen het stuurwiel en de bestuurder en het dashboard<br />
en de voorpassagier.<br />
ZEER GEVAARLIJK Monteer absoluut geen kinderzitje achterstevoren op de passagiersstoel<br />
voor als de airbag voor aan passagierszijde is ingeschakeld. Als bij een ongeval de airbag in<br />
werking treedt (opblaast), kan dit ernstig letsel en zelfs de dood tot gevolg hebben. Indien het<br />
noodzakelijk is het kinderzitje op de passagiersstoel voor te monteren, moet de airbag aan<br />
passagierszijde altijd worden uitgeschakeld. Bovendien moet de stoel zo ver mogelijk naar<br />
achteren zijn geschoven om te voorkomen dat het kinderzitje eventueel in aanraking komt met<br />
het dashboard. Ook als het niet wettelijk verplicht is, raden wij u aan, voor een optimale<br />
bescherming van de volwassenen, de airbag onmiddellijk weer in te schakelen zodra er geen<br />
kinderen meer worden vervoerd.
AIRBAG VOOR AAN PASSAGIERSZIJDE UITSCHAKELEN<br />
Als het absoluut noodzakelijk is een kind op de passagiersstoel voor te<br />
vervoeren, kan de airbag voor aan passagierszijde worden<br />
uitgeschakeld.<br />
De airbag voor aan passagierszijde kan worden in-/uitgeschakeld als<br />
de contactsleutel in stand STOP is uitgenomen. Steek de<br />
contactsleutel in de daarvoor bestemde sleutelschakelaar, rechts van<br />
het dashboard. De schakelaar is alleen bereikbaar bij geopend portier.<br />
De sleutel kan bij geopend portier in beide standen in de schakelaar<br />
worden gestoken of worden uitgenomen.<br />
BELANGRIJK Bedien de schakelaar alleen als de motor is uitgezet en<br />
de contactsleutel is uitgenomen.<br />
De sleutelschakelaar heeft twee standen:<br />
❒ airbag voor aan passagierszijde ingeschakeld (stand ON P):<br />
lampje Fop het instrumentenpaneel is gedoofd; het is absoluut<br />
verboden kinderen op de passagiersstoel voor te vervoeren.<br />
❒ airbag voor aan passagierszijde uitgeschakeld (stand OFF<br />
F): lampje F op het instrumentenpaneel brandt; het is<br />
mogelijk kinderen op de passagiersstoel voor te vervoeren,<br />
waarbij ze beschermd moeten worden door passende universele<br />
systemen.<br />
Het waarschuwingslampje F op het dashboard blijft continu<br />
branden totdat de airbag aan passagierszijde opnieuw wordt<br />
ingeschakeld.<br />
De uitschakeling van de airbag voor aan passagierszijde heeft geen<br />
invloed op de werking van de zij-airbag.<br />
L0C0085m<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
151
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
152<br />
L0C0086m<br />
ZIJ-AIRBAGS<br />
(Sidebags (indien aanwezig) - Headbags)<br />
SIDEBAGS<br />
Deze sidebags zijn kussens die zich snel opblazen en bevinden zich in<br />
de rugleuning van de voorstoelen. Ze hebben tot doel de borstkast<br />
van de inzittenden te beschermen bij middelzware en zware<br />
zijdelingse aanrijdingen.
HEADBAGS<br />
De headbag is een “gordijn”-systeem en bevindt zich in de<br />
hemelbekleding aan de zijkant en is afgedekt met een afwerklijst. De<br />
headbags bieden bescherming aan het hoofd van de inzittenden voor<br />
en achter tijdens een zijdelingse botsing, dankzij het grote effectieve<br />
oppervlak van de kussens.<br />
De airbag is geen vervanging voor de veiligheidsgordels, maar een<br />
aanvulling. Draag dus altijd veiligheidsgordels. Bovendien is het<br />
dragen van veiligheidsgordels wettelijk verplicht in Europa (en in de<br />
meeste landen daarbuiten).<br />
BELANGRIJK De inzittende wordt bij een botsing optimaal door het<br />
systeem beschermd als hij/zij in de juiste positie in de stoel zit.<br />
Hierdoor kan de headbag op de juiste wijze worden opgeblazen.<br />
BELANGRIJK De airbags voor en/of zij-airbags kunnen worden<br />
geactiveerd bij krachtige stoten aan de onderzijde van de carrosserie,<br />
bijvoorbeeld bij zware botsingen tegen drempels of stoepranden of<br />
obstakels op het wegdek of als de auto terecht komt in grote gaten of<br />
verzakkingen in het wegdek.<br />
F0C0087m<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
153
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
154<br />
BELANGRIJK Als de airbag in werking treedt,<br />
ontsnapt een beetje rook. Deze rook is niet<br />
schadelijk en duidt niet op brand; bovendien kan<br />
het oppervlak van het opgeblazen kussen en het<br />
interieur van de auto bedekt zijn met een laagje<br />
poederachtige stof: dit poeder kan de huid en de<br />
ogen irriteren. Als u hiermee in aanraking bent<br />
gekomen, moet u zich met neutrale zeep en water<br />
wassen.<br />
BELANGRIJK Als tijdens het rijden het lampje ¬<br />
gaat branden of het lampje F gaat knipperen<br />
(storingsmelding), wendt u dan onmiddellijk tot de<br />
<strong>Lancia</strong>-dealer om de storing te laten verhelpen.<br />
De airbag heeft een geldigheid van 10 jaar. Laat na<br />
het verstrijken van deze termijn het systeem door de<br />
<strong>Lancia</strong>-dealer vervangen.<br />
ATTENTIE<br />
ATTENTIE<br />
BELANGRIJK Na een ongeval waarbij een of<br />
meerdere airbags zijn geactiveerd, dient u contact op<br />
te nemen met de <strong>Lancia</strong>-dealer om de geactiveerde<br />
airbags te laten vervangen en de werking van de<br />
elektrische installatie te laten controleren.<br />
Alle controlewerkzaamheden, reparaties en de<br />
vervanging van de airbag moeten door een <strong>Lancia</strong>dealer<br />
worden uitgevoerd.<br />
Aan het einde van de lange levensduur van uw auto,<br />
moet u contact opnemen met de <strong>Lancia</strong>-dealer om het<br />
systeem buiten werking te laten stellen. Bovendien<br />
moet bij verkoop van de auto de nieuwe eigenaar op<br />
de hoogte gebracht worden van het gebruik en de<br />
instructies, en moet hij het instructieboekje ontvangen.<br />
BELANGRIJK Het in werking treden van de<br />
gordelspanners, de airbags voor en de zij-airbags voor<br />
wordt door de elektronische regeleenheid bepaald,<br />
afhankelijk van het type ongeval. Als een van deze<br />
onderdelen niet in werking treedt, dan duidt dat niet<br />
op een storing in het systeem.<br />
Steun niet met het hoofd, de armen of de ellebogen tegen het portier, de ruiten of in<br />
het gebied van de headbag om verwondingen tijdens het opblazen te voorkomen.<br />
Leun nooit met het hoofd, de armen en de ellebogen uit het raam.
ALGEMENE OPMERKINGEN<br />
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje û branden. Na<br />
ATTENTIE enkele seconden moet het lampje doven. Als het lampje niet gaat branden of blijft<br />
branden tijdens het rijden, wendt u dan tot de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />
ATTENTIE<br />
ATTENTIE<br />
veroorzaken.<br />
ATTENTIE<br />
controleren.<br />
Bedek de rugleuning van de voorstoelen niet met hoezen of kleden die niet zijn<br />
voorbereid op het gebruik met sidebags.<br />
Reis niet met voorwerpen op schoot en houd vooral geen pijp, potlood, enz in de<br />
mond. Bij een ongeval waarbij de airbag in werking treedt, kan dit ernstig letsel<br />
Rijd altijd met beide handen op de stuurwielrand zodat bij het in werking treden<br />
ATTENTIE van de airbag, het systeem niet wordt gehinderd door obstakels die ernstig letsel<br />
kunnen veroorzaken. Rijd niet met voorover gebogen lichaam, maar ga goed rechtop zitten en<br />
steun tegen de rugleuning.<br />
Laat bij diefstal of een poging tot diefstal, bij beschadiging of als de auto bij een<br />
overstroming onder water is geweest, het airbagsysteem door de <strong>Lancia</strong>-dealer<br />
Bedenk dat als de contactsleutel in stand MAR staat, ook bij uitgezette motor de<br />
ATTENTIE<br />
airbags geactiveerd kunnen worden als de auto wordt aangereden door een andere<br />
auto. Ook bij een stilstaande auto mogen dus absoluut geen kinderen op de voorstoel zitten. Als de<br />
contactsleutel echter in stand STOP staat, wordt bij een ongeval geen enkel beveiligingssysteem<br />
(airbag of gordelspanners) geactiveerd; als een systeem niet in werking treedt, betekent dit niet dat<br />
het systeem niet goed werkt.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
155
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
156<br />
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje F (met de<br />
ATTENTIE sleutelschakelaar voor uitschakeling van de airbag voor aan passagierszijde in<br />
stand ON) enkele seconden knipperen, om u eraan te herinneren dat de airbag aan passagierszijde<br />
bij een botsing wordt geactiveerd. Hierna moet het lampje doven.<br />
ATTENTIE<br />
De stoelen mogen niet met water worden afgenomen of met stoom worden gereinigd<br />
(met de hand of in een automatisch wasapparaat).<br />
De airbag voor treedt in werking als de botsing zwaarder is dan een botsing<br />
ATTENTIE waarbij alleen de gordelspanners worden geactiveerd. Bij aanrijdingen die tussen<br />
die twee drempelwaarden in liggen, treden alleen de gordelspanners in werking.<br />
ATTENTIE<br />
Haak geen harde voorwerpen aan de kledinghaakjes en aan de steunhandgrepen.<br />
De airbag is geen vervanging voor de veiligheidsgordels, maar een aanvulling. De<br />
ATTENTIE<br />
inzittenden worden uitsluitend door de veiligheidsgordels beschermd bij frontale<br />
botsingen bij lage snelheid, bij zijdelingse aanrijdingen en als de auto over de kop slaat. De<br />
gordels moeten dus altijd gedragen worden.
STARTEN EN WEGRIJDEN<br />
MOTOR STARTEN .............................................. 158<br />
PARKEREN .......................................................... 161<br />
GEBRUIK VAN DE VERSNELLINGSBAK .......... 163<br />
BRANDSTOFBESPARING .................................... 164<br />
TREKKEN VAN AANHANGERS ......................... 166<br />
WINTERBANDEN ................................................ 169<br />
SNEEUWKETTINGEN ......................................... 170<br />
AUTO LANGERE TIJD STALLEN ...................... 171<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
157
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
158<br />
MOTOR STARTEN<br />
De auto is uitgerust met een elektronische startblokkering:<br />
zie bij startproblemen “<strong>Lancia</strong> CODE”<br />
in het hoofdstuk “Dashboard en bediening”.<br />
Direct na het starten van de motor, vooral als de<br />
auto langere tijd niet is gebruikt, kan de motor iets<br />
meer geluid produceren. Dit geluid, dat niet<br />
schadelijk is voor de werking van de motor, wordt<br />
veroorzaakt door de hydraulische klepstoters: het<br />
distributiesysteem op de benzinemotor van de<br />
LANCIA <strong>Ypsilon</strong> dat bijdraagt aan een vermindering<br />
van de onderhoudswerkzaamheden.<br />
BENZINEMOTOR STARTEN<br />
Ga als volgt te werk:<br />
❒ trek de handrem aan;<br />
❒ zet de versnellingspook in de vrijstand;<br />
❒ trap het koppelingspedaal geheel in, zonder het<br />
gaspedaal in te trappen;<br />
❒ draai de contactsleutel in stand AVV en laat de<br />
sleutel los zodra de motor is aangeslagen.<br />
Als de motor bij de eerste poging niet aanslaat,<br />
moet u de sleutel terugdraaien in stand STOP voordat<br />
u opnieuw start.<br />
Als met de contactsleutel in stand MAR het lampje<br />
Y op het instrumentenpaneel samen met het<br />
lampje U blijft branden, raden wij u aan de sleutel<br />
in stand STOP te draaien en vervolgens weer in<br />
stand MAR; als het lampje nog steeds blijft branden,<br />
probeer het dan met de andere geleverde sleutels.<br />
Het verdient aanbeveling om gedurende de eerste kilometers niet de maximale prestaties van uw auto<br />
te eisen (bijv. snel accelereren, langdurig rijden met hoge toerentallen, krachtig remmen, enz.).<br />
Laat de contactsleutel niet in stand MAR staan als de motor stilstaat, zodat de accu niet onnodig<br />
wordt ontladen.<br />
ATTENTIE<br />
Het is zeer gevaarlijk om de motor in afgesloten ruimten te laten draaien. De<br />
motor verbruikt zuurstof en produceert koolmonoxide en andere giftige stoffen.
Als de motor nog niet aanslaat, voer dan zelf een<br />
noodstart uit (zie “Noodstart” in het hoofdstuk<br />
“Noodgevallen”) en wendt u tot de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />
BELANGRIJK Laat de start-/contactsleutel niet in<br />
stand MAR staan als de motor is uitgezet.<br />
JTD-MOTOR STARTEN<br />
Ga als volgt te werk:<br />
❒ trek de handrem aan;<br />
❒ zet de versnellingspook in de vrijstand;<br />
❒ draai de contactsleutel in stand MAR: op het<br />
instrumentenpaneel gaan de controlelampjes<br />
m en Y branden;<br />
❒ wacht tot de lampjes Y en m gedoofd zijn;<br />
hoe warmer de motor, hoe sneller de lampjes<br />
doven;<br />
❒ trap het koppelingspedaal geheel in, zonder het<br />
gaspedaal in te trappen;<br />
❒ draai de contactsleutel in stand AVV onmiddellijk<br />
nadat het lampje m gedoofd is. Als u te<br />
lang wacht, zijn de voorgloeibougies weer afgekoeld.<br />
Laat de sleutel los zodra de motor is aangeslagen.<br />
BELANGRIJK Bij een koude motor mag het gaspedaal<br />
niet worden ingetrapt als u de contactsleutel in<br />
stand AVV draait.<br />
Als de motor bij de eerste poging niet aanslaat,<br />
moet u de sleutel terugdraaien in stand STOP voordat<br />
u opnieuw start.<br />
Als met de contactsleutel in stand MAR het lampje<br />
Y blijft branden, raden wij u aan de sleutel in<br />
stand STOP te draaien en vervolgens weer in stand<br />
MAR; als het lampje nog steeds blijft branden, probeer<br />
het dan met de andere geleverde sleutels.<br />
Als de motor nog niet aanslaat, wendt u dan tot de<br />
<strong>Lancia</strong>-dealer.<br />
BELANGRIJK Laat de start-/contactsleutel niet in<br />
stand MAR staan als de motor is uitgezet.<br />
Als het lampje m gedurende 60 seconden gaat branden na het starten of tijdens een langdurige<br />
startpoging, duidt dat op een storing in het voorgloeisysteem. Als de motor aanslaat, kunt u de auto<br />
op de gewone manier gebruiken, maar wendt u zo snel mogelijk tot de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
159
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
160<br />
MOTOR OPWARMEN NA HET STARTEN (benzine<br />
en JTD)<br />
Ga als volgt te werk:<br />
❒ rijd rustig weg, laat de motor niet met hoge toerentallen<br />
draaien en trap het gaspedaal niet<br />
bruusk in;<br />
❒ verlang de eerste kilometers geen maximale<br />
prestaties. Wij raden u aan te wachten tot de<br />
koelvloeistoftemperatuurmeter begint te bewegen.<br />
NOODSTART<br />
Als het lampje Y op het instrumentenpaneel constant<br />
blijft branden, kan een noodstart worden uitgevoerd<br />
met de code die op de CODE-card staat<br />
vermeld (zie het hoofdstuk “Noodgevallen”).<br />
MOTOR UITZETTEN<br />
Draai bij stationair draaiende motor de contactsleutel<br />
in stand STOP.<br />
BELANGRIJK Het is beter om de motor na een<br />
zware rit even “op adem” te laten komen. Zet de<br />
motor niet onmiddellijk uit, maar laat hem even<br />
stationair draaien. Hierdoor kan de temperatuur in<br />
de motorruimte dalen.<br />
Probeer auto’s nooit te starten door ze aan te duwen, te slepen of van een helling te laten rijden. Op<br />
die wijze kan er onverbrande benzine in de katalysator terechtkomen, waardoor deze onherstelbaar<br />
zal beschadigen.<br />
Gasgeven voordat u de motor uitzet heeft geen enkel nut, verspilt brandstof en is, vooral voor motoren<br />
met turbocompressor, schadelijk.<br />
ATTENTIE<br />
Houd er rekening mee dat de rem- en stuurbekrachtiging niet werken zolang de<br />
motor niet is aangeslagen, waardoor meer kracht nodig is voor de bediening van<br />
het rempedaal en het stuur.
PARKEREN<br />
Ga als volgt te werk:<br />
❒ zet de motor uit en trek de handrem aan;<br />
❒ schakel een versnelling in (de 1e als de weg<br />
omhoog loopt, de achteruit als de weg omlaag<br />
loopt) en zet de voorwielen iets uitgestuurd.<br />
Als de auto op een steile helling staat, blokkeer de<br />
wielen dan met stenen of wiggen. Laat de contactsleutel<br />
nooit in stand MAR staan omdat hierdoor de<br />
accu ontlaadt en neem bovendien de sleutel altijd<br />
uit het contactslot als u de auto verlaat.<br />
ATTENTIE<br />
Laat kinderen nooit alleen achter in de auto. Neem de sleutels altijd uit het contactslot<br />
als u de auto verlaat en neem de sleutels mee.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
161
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
162<br />
L0C0088m<br />
HANDREM<br />
De handrem bevindt zich tussen de voorstoelen.<br />
Om de handrem in te schakelen, moet u de hendel omhoog trekken<br />
zodat de auto blokkeert.<br />
De auto hoort op een horizontale ondergrond geblokkeerd te zijn als<br />
de handrem vier of vijf tanden is aangetrokken, terwijl het op steile<br />
hellingen en bij een beladen auto nodig kan zijn de handrem negen<br />
of tien tanden aan te trekken om de auto te blokkeren.<br />
BELANGRIJK Als dit niet het geval is, laat dan een <strong>Lancia</strong>-dealer de<br />
handrem afstellen.<br />
Als de handrem is aangetrokken en de contactsleutel in stand MAR<br />
staat, gaat op het instrumentenpaneel het waarschuwingslampje x<br />
branden.<br />
Handrem uitschakelen:<br />
❒ trek de hendel iets omhoog en druk op ontgrendelknop A;<br />
❒ houd knop A ingedrukt en laat de hendel zakken. Het lampje x<br />
op het instrumentenpaneel dooft.<br />
Om onverwachtse bewegingen van de auto te voorkomen, moet bij<br />
het bedienen van de handrem het rempedaal worden ingetrapt.
GEBRUIK VAN DE VERSNELLINGSBAK<br />
Om de versnellingen in te schakelen, moet u het koppelingspedaal<br />
geheel intrappen en vervolgens de versnellingspook in de gewenste<br />
stand plaatsen (het schakelschema staat op de knop van de pook).<br />
BELANGRIJK De achteruit kan alleen bij een stilstaande auto worden<br />
ingeschakeld. Wacht met een draaiende motor en een geheel<br />
ingetrapt koppelingspedaal minstens twee seconden voordat u de<br />
achteruit inschakelt. Hiermee wordt voorkomen dat de tandwielen<br />
beschadigen.<br />
Ga als volgt te werk om de achteruit (R) vanuit de vrijstand in te<br />
schakelen:<br />
Benzine-uitvoeringen<br />
❒ trek schuifring A onder de knop omhoog en plaats de pook naar<br />
rechts en vervolgens naar achteren.<br />
JTD-uitvoeringen<br />
❒ plaats de pook naar rechts en vervolgens naar achteren.<br />
ATTENTIE<br />
1 3 5<br />
2 4 R<br />
Om op de juiste wijze te schakelen, moet u het koppelingspedaal geheel intrappen.<br />
Daarom mag er niets onder het pedaal liggen dat dit kan verhinderen: Let erop dat de<br />
vloermatten niet zijn dubbelgevouwen en zo de slag van de pedalen kunnen beperken.<br />
L0C0032m<br />
Laat uw hand tijdens het rijden niet op de pookknop rusten omdat door de uitgeoefende druk, ook<br />
als deze licht is, de interne onderdelen van de versnellingsbak na verloop van tijd kunnen slijten.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
163
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
164<br />
BRANDSTOFBESPARING<br />
Hierna volgen enkele nuttige tips, waardoor het<br />
brandstofverbruik zo laag mogelijk blijft en de uitstoot<br />
van schadelijke uitlaatgassen zoveel mogelijk<br />
beperkt wordt.<br />
ALGEMENE OPMERKINGEN<br />
Onderhoud van de auto<br />
Zorg voor een goed onderhoud van de auto door de<br />
controles en registraties die in het<br />
“Onderhoudsschema” staan vermeld, te laten uitvoeren.<br />
Banden<br />
Controleer regelmatig, ten minste een keer per<br />
maand, de spanning van de banden: als de spanning<br />
te laag is, wordt de weerstand groter en neemt<br />
het verbruik toe.<br />
Overbodige bagage<br />
Rijd niet met een te zwaar beladen bagageruimte.<br />
Het gewicht van de auto (vooral in stadsverkeer) en<br />
de wieluitlijning hebben grote invloed op het<br />
brandstofverbruik en de stabiliteit.<br />
Imperiaal/skidrager<br />
Verwijder de imperiaal of skidrager als u deze niet<br />
meer gebruikt. Ze verminderen de aërodynamica<br />
van de auto, waardoor het brandstofverbruik toeneemt.<br />
Gebruik voor het vervoer van volumineuze<br />
voorwerpen bij voorkeur een aanhanger.<br />
Stroomverbruikers<br />
Gebruik de elektrische installaties alleen als u ze<br />
nodig hebt. De achterruitverwarming, de verstralers,<br />
de ruitenwissers en de aanjager van het ventilatie-/verwarmingssysteem<br />
vragen veel stroom,<br />
waardoor het brandstofverbruik toeneemt (tot aan<br />
25% in stadsverkeer).<br />
Airconditioning<br />
De airconditioning gebruikt zeer veel energie, waardoor<br />
de motor zwaar wordt belast en het brandstofverbruik<br />
sterk toeneemt (met gemiddeld 20%).<br />
Gebruik wanneer de buitentemperatuur het toelaat<br />
bij voorkeur de functies van het ventilatiesysteem.<br />
Aërodynamische accessoires<br />
Het gebruik van niet goedgekeurde aërodynamische<br />
accessoires kan de aërodynamica negatief beïnvloeden,<br />
waardoor het brandstofverbruik zal toenemen.
RIJSTIJL<br />
Het starten<br />
Laat de motor als de auto stilstaat, niet warmdraaien<br />
met stationair toerental en ook niet met een verhoogd<br />
toerental: onder deze omstandigheden warmt de<br />
motor veel langzamer op, terwijl het verbruik en de<br />
schadelijke uitlaatgasemissie toenemen. Het is beter<br />
om rustig weg te rijden en geen hoge toerentallen te<br />
gebruiken. Op deze manier warmt de motor sneller<br />
op.<br />
Overbodige handelingen<br />
Trap het gaspedaal niet in als u stilstaat voor een<br />
stoplicht of voordat u de motor afzet. Deze handeling<br />
heeft evenals het overschakelen met tussengas,<br />
geen enkel nut. Het kost brandstof en verhoogt de<br />
uitstoot van schadelijke uitlaatgassen.<br />
Keuze van de versnellingen<br />
Gebruik als het verkeer en de weg het toelaten de<br />
hoogste versnelling. Het inschakelen van een lage versnelling<br />
voor een snelle acceleratie verhoogt het<br />
brandstofverbruik.<br />
Op dezelfde wijze neemt bij het oneigenlijke gebruik<br />
van een hoge versnelling, het verbruik en de schadelijke<br />
uitlaatgasemissie toe. Bovendien slijt de motor hierdoor<br />
sneller.<br />
Maximum snelheid<br />
Het brandstofverbruik neemt aanzienlijk toe bij een<br />
hogere snelheid. Rijd daarom zoveel mogelijk met<br />
een gelijkmatige snelheid, vermijd overbodig remmen<br />
en optrekken. Dit kost brandstof en verhoogt<br />
de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen.<br />
Acceleratie<br />
Met vol gas optrekken kost veel brandstof en verhoogt<br />
de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen. Het<br />
is beter geleidelijk op te trekken en geen maximale<br />
toerentallen te gebruiken.<br />
GEBRUIKSOMSTANDIGHEDEN<br />
Koude start<br />
Bij korte ritten en regelmatig koud starten bereikt<br />
de motor niet de optimale bedrijfstemperatuur.<br />
Hierdoor neemt niet alleen het brandstofverbruik<br />
toe (van 15 tot aan 30% in stadsverkeer) maar ook<br />
de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen.<br />
Verkeerssituatie en conditie van het wegdek<br />
Op een drukke weg bijvoorbeeld bij filerijden,<br />
waarbij overwegend lage versnellingen worden<br />
gebruikt, of in de stad met veel verkeerslichten, zal<br />
het brandstofverbruik aanzienlijk hoger zijn.<br />
Bochtige trajecten, bergwegen en een slecht wegdek<br />
verhogen eveneens het brandstofverbruik<br />
Stilstaan in het verkeer<br />
Als u langere tijd stilstaat (bijv. spoorwegovergangen),<br />
is het raadzaam de motor uit te zetten.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
165
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
166<br />
TREKKEN VAN AANHANGERS<br />
BELANGRIJKE TIPS<br />
Voor het trekken van aanhangwagens of caravans<br />
moet de auto uitgerust zijn met een trekhaak van<br />
een goedgekeurd type en een adequate elektrische<br />
installatie. De montage van de trekhaak moet door<br />
gespecialiseerd personeel worden uitgevoerd. Ook<br />
moet documentatie worden overhandigd m.b.t. het<br />
rijden met een aanhanger.<br />
Monteer speciale en/of extra achteruitkijkspiegels,<br />
waarmee u voldoet aan de geldende verkeerswetgeving.<br />
Let er op dat het maximum klimvermogen van de<br />
auto door het gewicht van een aanhanger of caravan<br />
wordt beperkt. Ook de remweg wordt langer en<br />
u hebt langer de tijd nodig om in te halen.<br />
Schakel een lage versnelling in tijdens het afdalen<br />
om te voorkomen dat u constant moet remmen.<br />
ATTENTIE<br />
ATTENTIE<br />
Het gewicht van de aanhanger dat op de trekhaak<br />
rust, moet worden afgetrokken van het laadvermogen<br />
van de auto. Om er zeker van te zijn dat u het<br />
maximum toelaatbaar aanhangergewicht niet overschrijdt<br />
(aangegeven op de typegoedkeuring), moet<br />
u er rekening mee houden dat het maximum<br />
betrekking heeft op het totale gewicht van de aanhangwagen<br />
of caravan, inclusief accessoires en<br />
bagage.<br />
Houdt u aan de snelheidsbeperkingen die voor<br />
auto’s met aanhanger gelden. U mag in geen geval<br />
harder rijden dan 100 km/h.<br />
Het ABS waarmee de auto is uitgerust, werkt niet op het remsysteem van de aanhanger.<br />
Wees daarom extra voorzichtig op gladde wegen.<br />
Voer nooit modificaties aan het remsysteem van de auto uit. Het remsysteem van<br />
de aanhanger moet geheel onafhankelijk van het hydraulisch remsysteem van de<br />
auto worden bediend.
TREKHAAK MONTEREN<br />
De trekhaak moet door gespecialiseerd personeel<br />
aan de carrosserie worden bevestigd waarbij de<br />
richtlijnen die hierna zijn opgenomen, moeten worden<br />
aangehouden. Deze richtlijnen worden eventueel<br />
aangevuld door extra informatie van de fabrikant<br />
van de trekhaak.<br />
De te installeren trekhaak moet voldoen aan de<br />
huidige EU-normen 94/20 en daarop volgende wijzigingen.<br />
Voor iedere uitvoering moet een trekhaak worden<br />
gebruikt die geschikt is voor het maximale aanhangergewicht<br />
van de auto waarop de trekhaak<br />
wordt bevestigd.<br />
Voor de elektrische aansluiting moet een gestandaardiseerde<br />
stekker worden gebruikt die kan worden<br />
bevestigd op de daarvoor bestemde steun op de<br />
trekhaak. Bovendien moet op de auto een regeleenheid<br />
voor de buitenverlichting van de aanhanger<br />
worden geïnstalleerd.<br />
Voor de elektrische aansluiting moet een 7- of 13polige<br />
12VDC stekkerverbinding (CUNA/UNI- en<br />
ISO/DIN-normen) worden gebruikt, waarbij eventuele<br />
aanwijzingen van de fabrikant van de auto<br />
en/of van fabrikant van de trekhaak moeten worden<br />
opgevolgd.<br />
Eventueel elektrisch geregelde remmen of andere<br />
systemen (lier, enz) moeten rechtstreeks op de accu<br />
worden aangesloten met een kabel met een diameter<br />
van minimaal 2,5 mm2 .<br />
Naast de op het schema aangegeven aansluitingen, is<br />
slechts een aansluiting voor een eventuele elektrisch<br />
geregelde rem toegestaan en één voor een 15W gloeilamp<br />
voor de binnenverlichting van de caravan.<br />
Gebruik voor de aansluitingen de daarvoor bestemde<br />
module met een kabel met een diameter van<br />
minimaal 2,5 mm 2 vanaf de accu.<br />
BELANGRIJK De elektrisch geregelde rem, de lier<br />
of de lamp van de interieurverlichting kunnen<br />
alleen gebruikt worden als de motor is ingeschakeld.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
167
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
168<br />
ATTENTIE<br />
L0C0134m<br />
MONTAGESCHEMA<br />
De trekhaak moet op de punten aangegeven met Ø<br />
bevestigd worden met 4 M8-bouten, 2 M10-bouten<br />
en 2 M12-bouten.<br />
De trekhaak moet op de carrosserie gemonteerd worden<br />
zonder gaten in of vervormingen van de achterbumper<br />
die zichtbaar zijn bij gedemonteerde trekhaak.<br />
BELANGRIJK Het is verplicht om op dezelfde hoogte<br />
als de trekkogel een (goed zichtbaar) plaatje van<br />
voldoende afmetingen en kwaliteit aan te brengen<br />
met de volgende tekst:<br />
MAX. GEWICHT OP KOPPELING 60 kg<br />
Na de montage van de trekhaak moeten de boutgaten worden afgedicht om te voorkomen<br />
dat uitlaatgassen in het interieur kunnen dringen.
WINTERBANDEN<br />
Gebruik winterbanden die dezelfde maat hebben<br />
als de standaard geleverde banden.<br />
De <strong>Lancia</strong>-dealer kan u adviseren welke band het<br />
meest geschikt is voor het doel waarvoor u hem wilt<br />
gebruiken.<br />
Houdt u voor het te gebruiken type winterband, de<br />
bandenspanning en de technische specificaties exact<br />
aan de aanwijzingen die staan aangegeven in de<br />
paragraaf “Wielen” in het hoofdstuk “Technische<br />
gegevens”.<br />
De specifieke eigenschappen van winterbanden verminderen<br />
aanzienlijk als de profieldiepte minder is<br />
dan 4 mm. Vervang ze in dat geval.<br />
Door de specifieke eigenschappen van winterbanden<br />
zijn de prestaties onder niet-winterse omstandigheden<br />
of wanneer er lange afstanden op de snelweg<br />
worden gereden, minder dan die van de standaard<br />
gemonteerde banden. Beperk het gebruik van<br />
winterbanden tot die omstandigheden waarvoor ze<br />
zijn goedgekeurd.<br />
BELANGRIJK Als u winterbanden gebruikt waarvan<br />
de maximum toegestane snelheid lager is dan<br />
de topsnelheid van de auto (met een marge van<br />
5%), dan dient u in het interieur van de auto een<br />
voor de bestuurder duidelijk zichtbaar waarschuwingsplaatje<br />
te plaatsen met de maximum toegestane<br />
snelheid wanneer met die winterbanden wordt<br />
gereden (overeenkomstig de EU-normen).<br />
Monteer op alle vier de wielen dezelfde banden<br />
(zelfde merk en profieldiepte) voor meer veiligheid<br />
tijdens het rijden en remmen en voor een betere<br />
bestuurbaarheid.<br />
Keer de draairichting van de banden niet om<br />
Bij winterbanden met de indicatie “Q” geldt een maximum snelheid van 160<br />
ATTENTIE<br />
km/h; bij winterbanden met de indicatie “T” geldt een maximum snelheid van<br />
190 km/h; bij winterbanden met de indicatie “H” geldt een maximum snelheid van 210 km/h.<br />
Deze maximum snelheden zijn in overeenstemming met de huidige wetgeving.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
169
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
170<br />
SNEEUWKETTINGEN<br />
Het gebruik van sneeuwkettingen is afhankelijk van<br />
de voorschriften van het land waar wordt gereden.<br />
De sneeuwkettingen mogen alleen op de voorwielen<br />
gemonteerd worden (aangedreven wielen). Wij<br />
raden het gebruik aan van sneeuwkettingen uit het<br />
<strong>Lancia</strong> Lineaccessori-programma.<br />
Controleer na enkele meters rijden of de kettingen<br />
nog goed gespannen zijn.<br />
BELANGRIJK Het reservewiel is niet geschikt voor<br />
de montage van sneeuwkettingen. Als u een lekke<br />
voorband (aangedreven wiel) hebt en er moet met<br />
sneeuwkettingen worden gereden, dan moet u een<br />
wiel van de achteras afhalen en daarvoor in de<br />
plaats het reservewiel monteren. Zo hebt u op de<br />
vooras twee normale wielen waarop uw sneeuwkettingen<br />
kunt monteren.<br />
De banden waarop sneeuwkettingen gemonteerd kunnen worden en het type sneeuwketting staan<br />
aangegeven in de volgende tabel; houdt u strikt aan deze tabel.<br />
Uitvoering Banden geschikt<br />
voor sneeuwkettingen<br />
1.2 8V - 1.2 16V<br />
1.4 16V - 1.3 JTD<br />
1.2 8V - 1.2 16V<br />
1.4 16V - 1.3 JTD<br />
185/65 R14 86T<br />
195/55 R15 85H<br />
195/45 R16 80V<br />
Type sneeuwketting<br />
Sneeuwkettingen met normale afmetingen met maximale<br />
dikte boven het profiel van de band: 12 mm<br />
Sneeuwkettingen met normale afmetingen met maximale<br />
dikte boven het profiel van de band: 9 mm<br />
Beperk de snelheid als u sneeuwkettingen gebruikt; rijdt niet harder dan 50 km/h. Vermijd<br />
kuilen, stoepranden en andere obstakels en rijd, om de auto en het wegdek niet te beschadigen,<br />
geen lange stukken op sneeuwvrije wegen.
AUTO LANGERE<br />
TIJD STALLEN<br />
Tref de volgende maatregelen als de auto enkele<br />
maanden niet wordt gebruikt:<br />
❒ zet de auto in een overdekte, droge en goed<br />
geventileerde ruimte;<br />
❒ schakel een versnelling in;<br />
❒ zorg ervoor dat de niet handrem is aangetrokken;<br />
❒ maak de minkabel los van de accu en controleer<br />
de acculading; gedurende het stallen moet deze<br />
controle iedere drie maanden worden herhaald;<br />
laad de accu op als de optische meter een donkere<br />
kleur heeft zonder een groen middenstuk;<br />
❒ maak de gespoten plaatdelen schoon en behandel<br />
ze met een beschermende was;<br />
❒ reinig en conserveer de glimmende metalen<br />
delen met daarvoor geschikte middelen;<br />
❒ smeer de wisserrubbers van de ruitenwissers en<br />
achterruitwisser in met talkpoeder en laat ze los<br />
van de ruit staan;<br />
❒ zet de ruiten een klein stukje open;<br />
❒ dek de auto af met een stoffen of een ademende<br />
kunststof hoes; gebruik geen dichte plastic hoes,<br />
omdat het in en op de auto aanwezige vocht dan<br />
niet kan verdampen;<br />
❒ breng de bandenspanning 0,5 bar boven de normaal<br />
voorgeschreven spanning en controleer<br />
deze regelmatig;<br />
❒ als u de accukabels niet loskoppelt moet de<br />
lading iedere maand gecontroleerd worden; laad<br />
de accu op als de optische meter een donkere<br />
kleur heeft zonder groen middenstuk;<br />
❒ tap het koelsysteem van de motor niet af.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
171
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
172<br />
LAMPJES EN BERICHTEN<br />
ALGEMENE OPMERKINGEN .............................. 173<br />
TE LAAG REMVLOEISTOFNIVEAU ................... 174<br />
AANGETROKKEN HANDREM............................. 174<br />
STORING AIRBAG................................................<br />
UITGESCHAKELDE AIRBAG<br />
175<br />
PASSAGIERSZIJDE............................................... 176<br />
NIET OMGELEGDE VEILIGHEIDSGORDEL......<br />
ACCU WORDT NIET VOLDOENDE<br />
176<br />
OPGELADEN........................................................ 176<br />
TE LAGE MOTOROLIEDRUK ............................. 177<br />
STORING ELEKTRISCHE STUURBEKRACHTIGING<br />
“DUALDRIVE” ..................................................... 177<br />
TE HOGE KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR.... 178<br />
ESP ...................................................................... 179<br />
SNELHEIDSLIMIET OVERSCHREDEN .............. 180<br />
BRANDSTOFRESERVE ........................................ 180<br />
STORING IN INSPUITSYSTEEM ......................... 181<br />
NIET GOED GESLOTEN PORTIEREN ................<br />
STORING MOTORMANAGEMENTSYSTEEM<br />
181<br />
(EOBD) ................................................................. 182<br />
STORING VOORGLOEI-INSTALLATIE ............... 183<br />
VOORGLOEIBOUGIES......................................... 183<br />
WATER IN BRANDSTOFFILTER.......................... 183<br />
STORING ABS ...................................................... 184<br />
STORING IN ELEKTRONISCHE STARTBLOKKERING<br />
- LANCIA CODE ................................................... 185<br />
STORING DIEFSTALALARM ............................... 185<br />
INBRAAKPOGING ................................................ 185<br />
DEFECTE BUITENVERLICHTING...................... 186<br />
MISTACHTERLICHT............................................ 187<br />
MISTLAMPEN VOOR ........................................... 187<br />
RICHTINGAANWIJZER LINKS............................ 187<br />
RICHTINGAANWIJZER RECHTS ........................ 187<br />
BUITENVERLICHTING EN DIMLICHTEN ......... 188<br />
FOLLOW ME HOME ............................................ 188<br />
GROOTLICHT ...................................................... 188<br />
ELEKTRONISCHE SNELHEIDSREGELAAR ...... 188<br />
BRANDSTOFNOODSCHAKELAAR...................... 189<br />
ASR ...................................................................... 189<br />
STORING SENSOREN .......................................... 190<br />
MOGELIJKE IJSVORMING OP DE WEG.............. 191<br />
STORING ANTI-LETSELSENSOR RUITEN ........ 191
ALGEMENE OPMERKINGEN<br />
Naast de storingsmeldingen die op het display<br />
worden weergeven, het akoestisch signaal<br />
(instelbaar) dat u hoort en het branden van het<br />
betreffende lampje (indien aanwezig), verschijnen<br />
er specifieke waarschuwingsberichten (bijvoorbeeld:<br />
“Bezoek een werkplaats”, “Zie het<br />
instructieboekje”, enz.). Deze berichten zijn kort en<br />
uit voorzorg en hebben tot doel u er op attent te<br />
maken snel actie te ondernemen als er een storing in<br />
de werking van de auto wordt gevonden. Een<br />
dergelijke melding moet echter als een aanvulling<br />
worden gezien en niet als alternatief voor de<br />
informatie in dit “<strong>Instructie</strong>boekje”. Wij raden u<br />
daarom aan dit instructieboekje goed door te lezen.<br />
Houdt u bij een storing altijd aan de aanwijzingen<br />
die in dit hoofdstuk beschreven worden.<br />
BELANGRIJK De storingsmeldingen die op het<br />
multifunctionele display verschijnen, zijn<br />
onderverdeeld in twee categorieën: zeer ernstige<br />
storingen en ernstige storingen.<br />
Bij zeer ernstige storingen worden gedurende enkele<br />
seconden afwisselend de storingsmelding en het<br />
waarschuwingsbericht weergegeven. Deze<br />
“signaleringscyclus” wordt een onbepaalde tijd<br />
herhaald, waarbij de weergave die daarvoor op het<br />
display werd aangegeven, onderbroken wordt.<br />
Iedere keer als u de contactsleutel in stand MAR zet,<br />
wordt de “cyclus” opnieuw weergegeven, totdat de<br />
oorzaak van de storing is verholpen.<br />
Als de storing verdwijnt, blijven het bericht en het<br />
lampje op het instrumentenpaneel nog twee<br />
seconden actief: als de storing is verholpen dooft het<br />
lampje en verdwijnt het bericht van het display.<br />
Het is bovendien mogelijk de “cyclus” te<br />
onderbreken door de toets Q in te drukken: in dat<br />
geval verschijnt het scherm van voor de<br />
storingsmelding en blijft het lampje op het<br />
instrumentenpaneel branden, totdat de oorzaak van<br />
de storing verholpen is.<br />
Bij ernstige storingen worden gedurende enkele<br />
seconden afwisselend de storingsmelding en het<br />
waarschuwingsbericht weergegeven. Deze<br />
“signaleringscyclus” wordt ongeveer 20 seconden<br />
herhaald en verdwijnt daarna. Iedere keer als u de<br />
contactsleutel in stand MAR zet, wordt de “cyclus”<br />
opnieuw weergegeven.<br />
Als de storing verdwijnt tijdens deze 20 seconden,<br />
dan blijven het bericht en het lampje op het<br />
instrumentenpaneel nog twee seconden actief: als de<br />
storing is verholpen dooft het lampje en verdwijnt<br />
het bericht van het display.<br />
Als de “signaleringscyclus” ten einde is (na<br />
ongeveer 20 seconden) of als de toets Q wordt<br />
ingedrukt, verschijnt het scherm van voor de<br />
storingsmelding en blijft het lampje op het<br />
instrumentenpaneel branden, totdat de oorzaak van<br />
de storing verholpen is.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
173
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
174<br />
Lampje o.h.<br />
instrumenten<br />
paneel<br />
x<br />
x<br />
Weergave<br />
op het multifunctionele display<br />
ATTENTIE<br />
TE LAAG REMVLOEISTOFNIVEAU (rood)<br />
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje op het<br />
instrumentenpaneel branden. Na enkele seconden moet het lampje<br />
doven.<br />
Het lampje gaat branden (op het display verschijnt ook een bericht)<br />
als het remvloeistofniveau in het reservoir onder het minimum<br />
niveau is gedaald, bijvoorbeeld door lekkage in het remsysteem.<br />
AANGETROKKEN HANDREM (rood)<br />
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje op het<br />
instrumentenpaneel branden. Na enkele seconden moet het lampje<br />
doven. Het lampje gaat branden als de handrem wordt<br />
aangetrokken.<br />
BELANGRIJK Als het lampje x tijdens het rijden gaat branden,<br />
controleer dan of de handrem losgezet is. Als de handrem is<br />
ingeschakeld en u rijdt harder dan 4 km/h, dan zal er ook een<br />
akoestisch signaal klinken.<br />
Als het lampje x tijdens het rijden gaat branden (op het display verschijnt ook een<br />
bericht), stop dan onmiddellijk en wendt u tot de <strong>Lancia</strong>-dealer.
STORING AIRBAG (rood)<br />
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje op het<br />
instrumentenpaneel branden. Na 4 seconden moet het lampje doven.<br />
Als het lampje constant gaat branden (op het display verschijnt ook<br />
een bericht), dan is er een storing in de werking van de airbag.<br />
ATTENTIE<br />
ATTENTIE<br />
Weergave op het<br />
multifunctionele display<br />
Lampje o.h.<br />
instrumenten<br />
paneel<br />
¬<br />
Als het lampje ¬ niet gaat branden of blijft branden, met de contactsleutel in<br />
stand MAR, of tijdens het rijden gaat branden (op het display verschijnt ook een<br />
bericht), zet dan onmiddellijk de motor uit en wendt u tot de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />
Een defect lampje ¬ (lampje gedoofd) wordt ook weergegeven doordat het lampje<br />
voor de uitgeschakelde passagiersairbag F langer dan de normale 4 seconden<br />
knippert.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
175
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
176<br />
Lampje o.h.<br />
Weergave<br />
instrumenten<br />
paneel op het multifunctionele display<br />
F<br />
<<br />
w<br />
ATTENTIE<br />
AIRBAG PASSAGIERSZIJDE UITGESCHAKELD (geel)<br />
Het lampje F op het instrumentenpaneel gaat branden als de airbag voor<br />
aan passagierszijde wordt uitgeschakeld. Als u bij ingeschakelde airbag<br />
voor aan passagierszijde de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het<br />
lampje F op het instrumentenpaneel ongeveer 4 seconden branden en<br />
vervolgens 4 seconden knipperen. Hierna moet het lampje doven.<br />
NIET OMGELEGDE VEILIGHEIDSGORDEL (rood)<br />
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje op het<br />
instrumentenpaneel continu branden als de veiligheidsgordel aan<br />
bestuurderszijde niet is omgelegd.<br />
ACCU WORDT NIET VOLDOENDE OPGELADEN (rood)<br />
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje op het<br />
instrumentenpaneel branden. Direct na het starten van de motor<br />
moet het lampje doven (als de motor draait met stationair toerental,<br />
dan kan dit iets langer duren).<br />
Als het lampje blijft branden, wendt u dan onmiddellijk tot de<br />
<strong>Lancia</strong>-dealer.<br />
Het lampje F geeft bovendien eventuele storingen van het lampje ¬ aan. Dit<br />
wordt aangegeven door het langer knipperen van lampje F dan de normale 4<br />
seconden.<br />
Zet in dat geval onmiddellijk de motor uit en wendt u tot de <strong>Lancia</strong>-dealer.
TE LAGE MOTOROLIEDRUK (rood)<br />
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, dan gaat het lampje op het<br />
instrumentenpaneel branden. Direct na het starten van de motor moet het<br />
lampje doven.<br />
STORING IN ELEKTRISCHE STUURBEKRACHTIGING<br />
“DUALDRIVE” (rood)<br />
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje op het<br />
instrumentenpaneel (indien aanwezig) branden. Na enkele seconden moet<br />
het lampje doven. Als het lampje blijft branden (op het display verschijnt<br />
ook een bericht), dan werkt de elektrische stuurbekrachtiging niet en moet<br />
het stuur met meer kracht worden bediend. Wendt u tot de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />
INSCHAKELEN ELEKTRISCHE STUURBEKRACHTIGING<br />
“DUALDRIVE”<br />
Op het instrumentenpaneel gaat het opschrift CITY branden als de<br />
elektrische stuurbekrachtiging “Dualdrive” wordt ingeschakeld. Als de<br />
stuurbekrachtiging wordt uitgeschakeld, verdwijnt het opschrift.<br />
Weergave op het<br />
multifunctionele display<br />
Lampje o.h.<br />
instrumenten<br />
paneel<br />
v<br />
g<br />
CITY<br />
Als het lampje v tijdens het rijden gaat branden (op het display verschijnt ook een bericht), zet<br />
dan onmiddellijk de motor uit en wendt u tot de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
177
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
178<br />
Lampje o.h.<br />
Weergave<br />
instrumenten<br />
paneel op het multifunctionele display<br />
u<br />
TE HOGE KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR (rood)<br />
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje op het<br />
instrumentenpaneel branden. Na enkele seconden moet het lampje<br />
doven.<br />
Het lampje gaat branden (op het display verschijnt ook een bericht)<br />
als de motor te warm is. Als het lampje gaat branden moeten de<br />
volgende maatregelen worden genomen:<br />
❒ Bij normale rij-omstandigheden: stop de auto, zet de motor uit en<br />
controleer of het niveau van de koelvloeistof in het reservoir niet<br />
onder het MIN-merkteken staat. Is dit wel het geval, wacht dan<br />
enkele minuten zodat de motor kan afkoelen, open vervolgens<br />
langzaam en voorzichtig de dop, vul koelvloeistof bij en controleer<br />
of de koelvloeistof tussen het MIN- en MAX-merkteken staat.<br />
Controleer ook of er geen vloeistof weglekt. Als bij het starten van<br />
de motor het lampje opnieuw gaat branden, wendt u dan tot de<br />
<strong>Lancia</strong>-dealer .<br />
vervolg op volgende<br />
pagina
❒ Als de auto onder zware bedrijfsomstandigheden wordt gebruikt<br />
(bijvoorbeeld het trekken van een aanhanger bergopwaarts of met<br />
volbeladen auto): verlaag de snelheid en breng, als het lampje blijft<br />
branden, de auto tot stilstand. Wacht 2 tot 3 minuten met draaiende<br />
motor en geef iets gas voor een snellere circulatie van de koelvloeistof.<br />
Zet vervolgens de motor uit. Controleer het vloeistofniveau zoals<br />
hiervoor beschreven.<br />
BELANGRIJK Bij zware bedrijfsomstandigheden is het raadzaam de<br />
motor enkele minuten te laten draaien met iets ingetrapt gaspedaal<br />
voordat u de motor uitzet.<br />
ESP (ELECTRONIC STABILITY PROGRAM)<br />
(indien aanwezig) (geel)<br />
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje op het<br />
instrumentenpaneel branden. Na enkele seconden moet het lampje<br />
doven.<br />
Als het lampje niet dooft of tijdens het rijden blijft branden (op het<br />
display verschijnt ook een bericht), wendt u dan tot de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />
Als het lampje knippert tijdens het rijden, dan geeft dit aan dat het<br />
ESP in werking is getreden.<br />
Weergave op het<br />
multifunctionele display<br />
Lampje o.h.<br />
instrumenten<br />
paneel<br />
u<br />
á<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
179
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
180<br />
Lampje o.h.<br />
Weergave<br />
instrumenten<br />
paneel op het multifunctionele display<br />
è<br />
K<br />
SNELHEIDSLIMIET OVERSCHREDEN (geel)<br />
Het lampje (indien aanwezig) op het instrumentenpaneel gaat<br />
branden (op het display verschijnt ook een bericht) als de ingestelde<br />
snelheidslimiet wordt overschreden (zie “Multifunctioneel display” in<br />
het hoofdstuk “Dashboard en bediening”).<br />
RESERVEBRANDSTOF (geel)<br />
Het lampje gaat branden (op het display verschijnt ook een bericht)<br />
als er nog ongeveer 5/7 liter brandstof in de tank aanwezig is.
STORING IN INSPUITSYSTEEM (alleen JTD-uitvoeringen)<br />
(geel)<br />
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje branden.<br />
Na enkele seconden moet het lampje doven.<br />
Als het lampje blijft branden of tijdens het rijden gaat branden (op<br />
het display verschijnt ook een bericht), dan duidt dit op een storing<br />
in het motormanagementsysteem. Dit kan tot gevolg hebben dat de<br />
prestaties verminderen, de auto slechter gaat rijden en het<br />
brandstofverbruik toeneemt.<br />
U kunt onder deze omstandigheden doorrijden zonder te veel van de<br />
motor te eisen of met hoge snelheid te rijden. Wendt u zo snel<br />
mogelijk tot de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />
NIET GOED GESLOTEN PORTIEREN (rood)<br />
Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden (op het display<br />
verschijnt ook een bericht) als een of meer portieren, de achterklep of<br />
de motorkap niet goed gesloten zijn.<br />
Op het multifunctionele display geven de symbolen ¯/˙ aan dat het<br />
linker of rechter portier niet goed gesloten is.<br />
Weergave op het<br />
multifunctionele display<br />
Lampje o.h.<br />
instrumenten<br />
paneel<br />
U<br />
´<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
181
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
182<br />
Lampje o.h.<br />
Weergave<br />
instrumenten<br />
paneel op het multifunctionele display<br />
U<br />
U<br />
STORING IN MOTORMANAGEMENTSYSTEEM EOBD (benzineuitvoeringen)<br />
(geel)<br />
Als u onder normale omstandigheden de contactsleutel in stand MAR<br />
draait, gaat het lampje branden. Na het starten van de motor moet het<br />
lampje doven. Het lampje gaat eerst branden om de juiste werking ervan<br />
aan te geven.<br />
Als het lampje blijft branden of tijdens het rijden gaat branden (op het<br />
display verschijnt ook een bericht):<br />
❒ constant branden - duidt op een defect in het inspuit-/ontstekingssysteem;<br />
dit kan tot gevolg hebben dat de prestaties verminderen, de<br />
auto slechter gaat rijden en het brandstofverbruik toeneemt.<br />
U kunt onder deze omstandigheden doorrijden zonder te veel van de<br />
motor te eisen of met hoge snelheid te rijden. Als u te lang doorrijdt met<br />
een brandend waarschuwingslampje kan dat schade veroorzaken. Wendt<br />
u zo snel mogelijk tot de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />
Het lampje dooft als de storing verdwijnt. De storing wordt door het<br />
systeem in het geheugen opgeslagen.<br />
❒ knipperend lampje - duidt op een mogelijke beschadiging van de<br />
katalysator (zie EOBD-systeem” in het hoofdstuk “Dashboard en<br />
bediening”)<br />
Als het lampje knippert, moet het gaspedaal worden losgelaten zodat de<br />
motor met lage toerentallen draait en het lampje niet meer knippert; u<br />
kunt met matige snelheid doorrijden waarbij rij-omstandigheden moeten<br />
worden vermeden die kunnen leiden tot het opnieuw gaan knipperen van<br />
het lampje. Wendt u zo snel mogelijk tot de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />
Als u de contactsleutel in stand MAR draait en het lampje U gaat niet branden of het gaat branden of<br />
knipperen tijdens het rijden, wendt u dan zo snel mogelijk tot de <strong>Lancia</strong>-dealer. De werking van het<br />
lampje U kan worden gecontroleerd met behulp van speciale apparatuur van de verkeerspolitie. Houdt<br />
u aan de wetgeving van het land waarin u rijdt.
STORING VOORGLOEI-INSTALLATIE (alleen JTDuitvoeringen)<br />
(geel)<br />
Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden (op het display<br />
verschijnt ook een bericht) als er een storing is in de voorgloeiinstallatie.<br />
Wendt u zo snel mogelijk tot de <strong>Lancia</strong>-dealer om de<br />
storing te laten verhelpen.<br />
VOORGLOEI-INSTALLATIE<br />
(alleen JTD-uitvoeringen) (geel)<br />
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje op het<br />
instrumentenpaneel branden. Het lampje dooft als de voorgloeibougies de<br />
vooraf ingestelde temperatuur hebben bereikt. Start de motor zodra het<br />
lampje gedoofd is.<br />
BELANGRIJK Bij een hoge buitentemperatuur kan het lampje zeer<br />
kort branden.<br />
WATER IN BRANDSTOFFILTER AANWEZIG (alleen JTDuitvoeringen)<br />
(geel)<br />
Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden (op het display<br />
verschijnt ook een bericht) als er water in het brandstoffilter<br />
aanwezig is.<br />
Weergave op het<br />
multifunctionele display<br />
Lampje o.h.<br />
instrumenten<br />
paneel<br />
m<br />
m<br />
c<br />
Water in het brandstofsysteem kan het inspuitsysteem ernstig beschadigen en de motor<br />
onregelmatig doen laten draaien. Als het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden (op enkele<br />
uitvoeringen verschijnt op het display ook een bericht), wendt u dan onmiddellijk tot de <strong>Lancia</strong>dealer<br />
om het systeem te laten aftappen. Als dit gebeurt onmiddellijk na het tanken, dan is het<br />
mogelijk dat er al water in het reservoir zit: zet in dat geval de motor onmiddellijk uit en wendt u<br />
tot de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
183
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
184<br />
Lampje o.h.<br />
Weergave<br />
instrumenten<br />
paneel op het multifunctionele display<br />
><br />
x<br />
+<br />
><br />
STORING ABS (geel)<br />
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje op het<br />
instrumentenpaneel branden. Na enkele seconden moet het lampje<br />
doven.<br />
Het lampje gaat branden (op het display verschijnt ook een bericht)<br />
als het systeem defect is. In dat geval blijft het remsysteem normaal<br />
werken, maar zonder de mogelijkheden van het ABS. In deze situatie<br />
is het raadzaam om onder omstandigheden met weinig grip<br />
voorzichtig te rijden. Wendt u zo snel mogelijk tot de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />
Storing in EBD<br />
Als bij draaiende motor de lampjes op het instrumentenpaneel x en<br />
> gelijktijdig gaan branden (op het display verschijnt ook een<br />
bericht), dan is er een storing in het EBD-systeem en kunnen bij hard<br />
remmen de achterwielen vroegtijdig blokkeren waardoor de auto kan<br />
gaan slippen. Rijd zeer voorzichtig naar de dichtstbijzijnde <strong>Lancia</strong>dealer<br />
om het systeem te laten controleren.
STORING IN ELEKTRONISCHE STARTBLOKKERING -<br />
LANCIA CODE (geel)<br />
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje op het<br />
instrumentenpaneel (indien aanwezig) één seconde knipperen waarna<br />
het dooft. Als het lampje, met de contactsleutel in stand MAR, blijft<br />
branden, dan duidt dit op een mogelijke storing (zie “<strong>Lancia</strong> Code” in<br />
het hoofdstuk “Dashboard en bediening”).<br />
BELANGRIJK Als de lampjes U en Y tegelijk branden, dan is er<br />
een storing in de <strong>Lancia</strong> CODE.<br />
Als bij een draaiende motor het lampje Y knippert, dan wordt de auto<br />
niet beveiligd door het systeem (zie “<strong>Lancia</strong> Code” in het hoofdstuk<br />
“Dashboard en bediening”). Wendt u tot de <strong>Lancia</strong>-dealer om alle<br />
sleutels in het geheugen te laten opslaan.<br />
ACTIERADIUS BEPERKT<br />
De berichten verschijnen op het display als de actieradius van de auto<br />
minder dan 50 km is of als er minder dan 4 liter brandstof aanwezig is.<br />
Weergave op het<br />
multifunctionele display<br />
Lampje o.h.<br />
instrumenten<br />
paneel<br />
Y<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
185
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
186<br />
Lampje o.h.<br />
instrumenten<br />
paneel<br />
è<br />
Weergave op het<br />
multifunctionele display<br />
(*) O posteriore<br />
(*)<br />
Weergave op het<br />
multifunctionele display<br />
(*) Of achter<br />
(*)<br />
STORING BUITENVERLICHTING<br />
(geel)<br />
Het bericht wordt op het display<br />
weergegeven als er een storing is in een<br />
van de volgende systemen:<br />
buitenverlichting, remlichten of<br />
bijbehorende zekering, mistachterlicht,<br />
richtingaanwijzers,<br />
kentekenplaatverlichting.<br />
De oorzaak van de storing kan zijn:<br />
doorbranden van een of meer lampen,<br />
doorbranden van de bijbehorende<br />
zekering of een onderbreking in de<br />
elektrische verbinding.<br />
Op het multifunctionele display geven de<br />
symbolen ¯/˙ een storing in de<br />
verlichting links of rechts aan.
MISTACHTERLICHT (geel)<br />
Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden als het<br />
mistachterlicht wordt ingeschakeld.<br />
MISTLAMPEN VOOR (groen)<br />
Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden als de<br />
mistlampen voor worden ingeschakeld.<br />
RICHTINGAANWIJZER LINKS (groen) (knipperend)<br />
Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden als de<br />
richtingaanwijzerhendel omlaag wordt gezet of, tegelijkertijd met het<br />
lampje van de rechter richtingaanwijzer, als de drukknop voor de<br />
waarschuwingsknipperlichten wordt ingedrukt.<br />
RICHTINGAANWIJZER RECHTS (groen) (knipperend)<br />
Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden als de<br />
richtingaanwijzerhendel omhoog wordt gezet of, tegelijkertijd met het<br />
lampje van de linker richtingaanwijzers, als de drukknop voor de<br />
waarschuwingsknipperlichten wordt ingedrukt.<br />
Weergave op het<br />
multifunctionele display<br />
Lampje o.h.<br />
instrumenten<br />
paneel<br />
4<br />
5<br />
R<br />
E<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
187
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
188<br />
Lampje o.h.<br />
Weergave<br />
instrumenten<br />
paneel op het multifunctionele display<br />
3<br />
3<br />
1<br />
Ü<br />
BUITENVERLICHTING EN DIMLICHTEN<br />
(groen)<br />
Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden als de<br />
buitenverlichting, de parkeerverlichting of de dimlichten worden<br />
ingeschakeld.<br />
FOLLOW ME HOME<br />
Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden (op het display<br />
verschijnt ook een bericht) als de functie “Follow me home” wordt<br />
ingeschakeld (zie het hoofdstuk “Dashboard en bediening”).<br />
GROOTLICHT (blauw)<br />
Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden als het grootlicht<br />
wordt ingeschakeld.<br />
SNELHEIDSREGELAAR (CRUISE-CONTROL) (indien aanwezig)<br />
(groen)<br />
Het lampje op het instrumentenpaneel (indien aanwezig) brandt (op<br />
het display verschijnt ook een bericht) als de draaiknop van de<br />
cruise-control in stand ON staat. In deze stand werkt het systeem.
BRANDSTOFNOODSCHAKELAAR<br />
Het lampje op het instrumentenpaneel (indien aanwezig) gaat<br />
branden (op het display verschijnt ook een bericht) als de<br />
brandstofnoodschakelaar is ingeschakeld.<br />
ASR - TRACTIEREGELING (geel)<br />
Het lampje op de ASR-schakelaar gaat branden als het systeem is<br />
uitgeschakeld.<br />
De berichten op het display verschijnen als handmatig de ASRfunctie<br />
wordt in-/uitgeschakeld<br />
(zie “ASR-systeem” in het hoofdstuk “Dashboard en bediening”).<br />
Weergave op het<br />
multifunctionele display<br />
Lampje o.h.<br />
instrumenten<br />
paneel<br />
è<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
189
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
190<br />
Lampje o.h.<br />
instrumenten<br />
paneel<br />
è<br />
Weergave op het<br />
multifunctionele display<br />
STORING SENSOREN<br />
Het lampje (indien aanwezig) op het instrumentenpaneel gaat<br />
branden (op het display verschijnt ook een bericht) als er een storing<br />
is in een van de genoemde sensoren. Wendt u zo snel mogelijk tot de<br />
<strong>Lancia</strong>-dealer om de storing te laten verhelpen.
MOGELIJKE IJSVORMING OP DE WEG<br />
Het symbool ❄ wordt op het display weergegeven als de buitentemperatuur<br />
gelijk is aan of lager wordt dan 3°C. Hierdoor wordt de<br />
bestuurder gewaarschuwd voor mogelijke ijsvorming op de weg.<br />
STORING ANTI-LETSELSENSOR RUITEN<br />
(indien aanwezig)<br />
Het lampje (indien aanwezig) gaat branden (op het display verschijnt<br />
ook een bericht) als er een storing is in de anti-letselsensor van de<br />
ruiten.<br />
Wendt u zo snel mogelijk tot de <strong>Lancia</strong>-dealer om de storing te laten<br />
verhelpen.<br />
STORINGSMELDING<br />
Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden als er een storing<br />
is.<br />
Weergave op het<br />
multifunctionele display<br />
Lampje o.h.<br />
instrumenten<br />
paneel<br />
è<br />
è<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
191
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
192<br />
NOODGEVALLEN<br />
MOTOR STARTEN .............................................. 193<br />
FIX & GO (SNELLE BANDENREPARATIESET) 196<br />
WIEL VERWISSELEN ......................................... 201<br />
GLOEILAMP VERVANGEN ................................ 207<br />
GLOEILAMP BUITENVERLICHTING<br />
VERVANGEN ....................................................... 210<br />
GLOEILAMP INTERIEURVERLICHTING VERVAN-<br />
GEN ..................................................................... 216<br />
ZEKERINGEN VERVANGEN .............................. 218<br />
ACCU OPLADEN ................................................. 223<br />
OPKRIKKEN VAN DE AUTO .............................. 224<br />
SLEPEN VAN DE AUTO ..................................... 224
MOTOR STARTEN<br />
NOODSTART<br />
Als de <strong>Lancia</strong>-code er niet in slaagt de startblokkering<br />
op te heffen, dan blijven de lampjes Y en U<br />
op het instrumentenpaneel branden en slaat de<br />
motor niet aan.<br />
Voor het starten van de motor is het nodig een<br />
noodstart uit te voeren.<br />
Wij raden u aan eerst de instructies goed te lezen<br />
voordat u de motor op deze wijze start. Als er tijdens<br />
deze noodstartprocedure een vergissing wordt<br />
gemaakt, moet de contactsleutel in stand STOP<br />
worden gedraaid en de gehele procedure vanaf het<br />
begin worden herhaald.<br />
Ga als volgt te werk:<br />
❒ Lees de 5-cijferige elektronische code die op de<br />
CODE-card vermeld staat.<br />
❒ Draai de contactsleutel in stand MAR.<br />
❒ Trap het gaspedaal geheel in en houd het ingetrapt.<br />
Het lampje U gaat ongeveer 8 seconden<br />
branden en moet daarna doven.<br />
❒ Laat het gaspedaal los en tel het aantal keren<br />
dat lampje U knippert.<br />
❒ Als het lampje evenveel keer heeft geknipperd<br />
als het eerste cijfer van de code op uw CODEcard,<br />
moet u het gaspedaal intrappen en ingetrapt<br />
houden totdat het lampje U 4 seconden<br />
heeft gebrand. Zodra het lampje is gedoofd,<br />
moet u het gaspedaal loslaten.<br />
❒ Het lampje U gaat weer knipperen: als het<br />
lampje evenveel keer heeft geknipperd als het<br />
tweede cijfer van de code op uw CODE-card,<br />
moet u het gaspedaal intrappen en ingetrapt<br />
houden.<br />
❒ Herhaal deze procedure voor de overige cijfers<br />
van de code op uw CODE-card.<br />
❒ Houd bij het laatste cijfer het gaspedaal ingetrapt;<br />
het lampje U gaat 4 seconden branden; zodra<br />
het lampje is gedoofd, moet u het gaspedaal loslaten.<br />
❒ Als het lampje U ongeveer 4 seconden snel gaat<br />
knipperen, is de procedure op de juiste wijze uitgevoerd.<br />
❒ Start de motor door de contactsleutel van stand<br />
MAR in stand AVV te draaien.<br />
Als het lampje U blijft branden, draai dan de contactsleutel<br />
in stand STOP en herhaal de procedure<br />
vanaf het eerste punt.<br />
BELANGRIJK Bij elke volgende startpoging van de<br />
motor moet deze noodstartprocedure worden herhaald.<br />
Wij raden u daarom aan om na het uitvoeren<br />
van een noodstart een <strong>Lancia</strong>-dealer te raadplegen.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
193
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
194<br />
L0C0100m<br />
STARTEN MET EEN HULPACCU<br />
Als de accu leeg is, kan de motor worden gestart met een hulpaccu,<br />
die ten minste dezelfde capaciteit moet hebben als de lege accu.<br />
Ga voor het starten als volgt te werk:<br />
❒ Verbind de pluspolen (+ teken nabij de pool) van de beide<br />
accu’s met een startkabel.<br />
❒ Sluit een tweede startkabel aan op de minpool (–) van de<br />
hulpaccu en op de massakabel E op de motor of de versnellingsbak<br />
van de auto die gestart moet worden.<br />
❒ Start de motor.<br />
❒ Neem als de motor draait, de kabels in de omgekeerde volgorde<br />
los.<br />
Als de motor na enkele pogingen niet aanslaat, blijf dan niet proberen<br />
maar wendt u tot een <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />
BELANGRIJK Verbind de minklemmen van de twee accu’s niet direct<br />
met elkaar: eventuele vonken kunnen het explosieve gas ontsteken dat<br />
uit de accu kan ontsnappen. Als de hulpaccu is geïnstalleerd aan boord<br />
van een andere auto, mogen tussen deze auto en de auto met de lege<br />
accu niet per ongeluk metalen delen met elkaar in verbinding staan.<br />
Gebruik voor een noodstart beslist nooit een acculader. Hierdoor kunnen de elektronische systemen<br />
en de regeleenheden die de inspuiting en ontsteking regelen, beschadigd worden.<br />
Laat deze procedure door gespecialiseerd personeel uitvoeren. Onjuiste hande-<br />
ATTENTIE<br />
lingen kunnen leiden tot vonken en ernstige beschadiging van de accu. De vloeistof<br />
in de accu is giftig en corrosief. Vermijd het contact met de huid of de ogen.<br />
Kom ook niet dicht bij een accu met open vuur of een brandende sigaret en veroorzaak geen vonken.
ROLLEND STARTEN<br />
Probeer auto’s nooit te starten door ze aan te<br />
duwen, te slepen of van een helling te laten rijden.<br />
Op die wijze kan er onverbrande brandstof in de<br />
katalysator terechtkomen, waardoor deze onherstelbaar<br />
zal beschadigen.<br />
BELANGRIJK Houd er rekening mee dat de remen<br />
stuurbekrachtiging niet werken zolang de motor<br />
niet is aangeslagen, waardoor meer kracht nodig is<br />
voor de bediening van het rempedaal en het stuur.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
195
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
196<br />
L0C0105m<br />
L0C0106m<br />
FIX & GO<br />
(SNELLE BANDENREPARATIESET)<br />
De auto is uitgerust met de snelle bandenreparatieset “Fix & Go”, als<br />
vervanging van het gebruikelijke gereedschap en het reservewiel.<br />
De reparatieset is in een daarvoor bestemde houder in de bagageruimte<br />
geplaatst en bevat:<br />
❒ Gereedschap A voor het verwijderen van het ventiel.<br />
❒ Een compressor B met manometer en verbindingsstukken.<br />
❒ Een spuitbus C met afdichtvloeistof, een vulbuis en een sticker<br />
met het opschrift “MAX 80 km/h”, die na het repareren<br />
van het wiel op een voor de bestuurder goed zichtbare plaats<br />
moet worden aangebracht (op het dashboard).<br />
❒ Een “tuitje” D waaraan de vulbuis kan worden bevestigd.<br />
BELANGRIJK Als u een lekke band krijgt, kan de band gerepareerd<br />
worden als de diameter van het lek niet groter is dan 4 mm.<br />
In de afbeelding wordt weergegeven:<br />
A: gebied van de band dat gerepareerd kan worden<br />
(gaten of beschadigingen met een diameter van max. 4 mm);<br />
B: gebied dat NIET gerepareerd kan worden.<br />
BELANGRIJK Het is niet mogelijk lekken in de zijkanten van de<br />
band te repareren. Bovendien is het permanent dichtkitten van lekken<br />
op het loopvlak op minder dan 25 mm van de zijkant van de<br />
band niet gegarandeerd. Daarom moeten vooral de zijkanten van de<br />
banden goed gecontroleerd worden.
BELANGRIJK Gebruik de reparatieset niet als de<br />
band beschadigd is geraakt door het rijden met lege<br />
banden.<br />
Het is noodzakelijk te weten dat:<br />
De afdichtvloeistof van Fix & Go bij buitentemperaturen<br />
tussen -30ºC en +80 ºC werkt en niet<br />
geschikt is voor een permanente reparatie.<br />
De vloeistof in de band makkelijk met water kan<br />
worden verwijderd.<br />
De afdichtvloeistof geen houdbaarheidsdatum<br />
heeft.<br />
Bij schade aan de velg (zodanige vervorming dat er lucht wegloopt) of aan de<br />
ATTENTIE band, buiten de gebieden die hiervoor zijn aangegeven, kan de band niet gerepareerd<br />
worden. Verwijder de eventueel in de band binnengedrongen voorwerpen (schroeven of spijkers)<br />
niet.<br />
De spuitbus bevat propyleenglycol; deze substantie kan schadelijk zijn en een<br />
ATTENTIE<br />
prikkelend/brandend gevoel geven. Vermijd inslikken en contact met huid, ogen<br />
en kleding; spoel bij contact onmiddellijk overvloedig met water. Raadpleeg een arts bij allergische<br />
reacties. Bewaar de spuitbus in de daarvoor bestemde ruimte, ver verwijderd van warmtebronnen<br />
en buiten het bereik van kinderen.<br />
ATTENTIE<br />
De compressor mag niet langer dan 20 minuten worden ingeschakeld. Gevaar<br />
voor oververhitting!<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
197
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
198<br />
L0C0107m<br />
L0C0108m<br />
L0C0109m<br />
OPPOMPEN VAN DE BAND<br />
Ga als volgt te werk:<br />
❒ Plaats het te repareren wiel met het ventiel A in de aangegeven<br />
stand; trek vervolgens de handrem aan.<br />
❒ Draai de vulbuis B vast op het tuitje en draai het tuitje vervolgens<br />
op de spuitbus C.<br />
❒ Draai de ventieldop van de band los en verwijder het interne<br />
onderdeel van het ventiel met behulp van het gereedschap D;<br />
plaats het niet op zand of een vuile ondergrond.
❒ Steek de vulbuis B op het ventiel van de band, houd de spuitbus<br />
C met de vulbuis naar beneden gekeerd en druk vervolgens op de<br />
spuitbus zodat de afdichtvloeistof in de band komt.<br />
❒ Draai het interne onderdeel van het ventiel weer vast met behulp<br />
van het gereedschap D.<br />
❒ Als u er niet in slaagt de voorgeschreven bandenspanning te bereiken,<br />
verplaats dan de auto ongeveer 10 meter naar voren of naar<br />
achteren, zodat de afdichtvloeistof in de band verdeeld wordt;<br />
pomp de band vervolgens weer op.<br />
❒ Sluit vervolgens met het hendeltje E de slang van de compressor F<br />
op het ventiel van de band aan.<br />
❒ Start de motor, sluit de stekker G aan op de 12V-stekkerdoos in<br />
de bagageruimte en pomp de band op tot de juiste bandenspanning<br />
is bereikt; controleer de bandenspanning op de manometer<br />
H. Schakel de compressor uit voor een nauwkeurige aflezing.<br />
❒ Als het na deze laatste handeling nog niet lukt de band op de<br />
voorgeschreven spanning te krijgen, rijd dan niet verder maar<br />
wendt u tot de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />
L0C0110m<br />
L0C0111m<br />
L0C0112m<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
199
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
200<br />
L0C0113m<br />
❒ Als de band op de juiste spanning is gebracht, vertrek dan onmiddellijk<br />
zodat de afdichtvloeistof gelijkmatig in de band verdeeld<br />
wordt; stop na ongeveer 10 minuten, trek de handrem aan en<br />
controleer opnieuw de bandenspanning.<br />
❒ Rijd zeer voorzichtig naar de dichtstbijzijnde <strong>Lancia</strong>-dealer om de<br />
band te laten controleren en te repareren of om de band te laten<br />
vervangen; u moet dan absoluut aangeven dat de band is gerepareerd<br />
met Fix & Go.<br />
BELANGRIJK Banden die met Fix & Go behandeld zijn, kunnen<br />
slechts tijdelijk worden gebruikt.<br />
Plaats de sticker op een voor de bestuurder goed zichtbare plek om aan te geven dat<br />
ATTENTIE de band behandeld is met Fix & Go. Rijd voorzichtig vooral in bochten. Rijd niet<br />
harder dan 80 km/h. Vermijd accelereren en bruusk remmen.<br />
Als de bandenspanning onder 1,3 bar is gedaald, dan mag niet verder worden<br />
ATTENTIE<br />
gereden; wendt u tot de <strong>Lancia</strong>-dealer. Als de bandenspanning ten minste 1,3 bar<br />
bedraagt, moet de juiste bandenspanning worden hersteld (bij draaiende motor en aangetrokken<br />
handrem). Rijd vervolgens zeer voorzichtig verder.<br />
Als u tijdens het herstellen van de bandenspanning er niet in slaagt de spanning<br />
ATTENTIE op ten minste 1,8 bar te brengen, mag niet verder worden gereden; wendt u tot de<br />
<strong>Lancia</strong>-dealer.
WIEL VERWISSELEN<br />
ALGEMENE AANWIJZINGEN<br />
Voor het verwisselen van het wiel en voor het juiste gebruik van de<br />
krik en het reservewiel moeten de onderstaande voorzorgsmaatregelen<br />
in acht worden genomen.<br />
Attendeer het overige verkeer op de stilstaande auto m.b.v de waarschuwingsknip-<br />
ATTENTIE perlichten, de wettelijk verplichte gevarendriehoek, enz. Tijdens het verwisselen van<br />
een wiel moeten alle inzittenden de auto hebben verlaten, en op een veilige afstand van het verkeer<br />
wachten, totdat het wiel verwisseld is. Blokkeer de wielen met stenen of andere voorwerpen als de<br />
auto schuin op een helling of op een slecht wegdek staat.<br />
Het reservewiel (indien aanwezig) behoort bij de auto waarbij het geleverd is. Gebruik<br />
ATTENTIE<br />
het reservewiel niet bij andere auto’s en monteer geen reservewielen van andere auto’s.<br />
Het reservewiel mag alleen in noodgevallen worden gebruikt. Het gebruik van het reservewiel moet tot<br />
een minimum beperkt blijven en er mag niet harder worden gereden dan 80 km/h. Op het reservewiel is<br />
een oranje sticker aangebracht waarop de belangrijkste aanwijzingen en de beperkingen staan vermeld<br />
met betrekking tot het gebruik van het reservewiel. Deze sticker mag absoluut niet worden verwijderd of<br />
afgedekt. Op het reservewiel mag nooit een wieldeksel worden gemonteerd. Op de sticker staan de volgende<br />
aanwijzingen in vier talen vermeld: attentie! alleen voor tijdelijk gebruik! 80 km/h max! vervang<br />
zo snel mogelijk door een normaal wiel. Bedek deze aanwijzingen niet.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
201
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
202<br />
ATTENTIE<br />
ATTENTIE<br />
ATTENTIE<br />
Bij een gemonteerd reservewiel veranderen de rij-eigenschappen van de auto.<br />
Vermijd met vol gas optrekken, bruusk remmen en hoge snelheden in de bochten.<br />
Het reservewiel heeft een levensduur van maximaal 3000 km. Na deze afstand<br />
moet de band van het reservewiel vervangen worden door een nieuwe band van<br />
hetzelfde type. Monteer nooit een normale band op de velg van het reservewiel.<br />
Laat het verwisselde wiel zo snel mogelijk repareren en monteren. Het is niet<br />
toegestaan met twee of meer reservewielen te rijden. Smeer de schroefdraad van<br />
de wielbouten niet met vet in, voordat u ze monteert: de bouten kunnen loslopen.<br />
De krik dient uitsluitend voor het verwisselen van een wiel van de auto waarbij<br />
de krik geleverd is of voor auto’s van hetzelfde model. Gebruik de krik niet voor<br />
het opkrikken van andere auto’s. En beslist nooit voor het uitvoeren van werkzaamheden<br />
onder de auto. Als de krik niet juist geplaatst wordt, kan de opgekrikte<br />
auto van de krik vallen. Op een sticker op de krik is het maximum hefvermogen<br />
aangegeven; de krik mag nooit voor een zwaardere last worden gebruikt.<br />
Het reservewiel is niet geschikt voor de montage van sneeuwkettingen. Als u een<br />
lekke voorband (aangedreven wiel) hebt en er moet met sneeuwkettingen worden<br />
gereden, dan moet u een wiel van de achteras afhalen en daarvoor in de plaats<br />
het reservewiel monteren. Zo hebt u op de vooras twee normale wielen waarop<br />
uw sneeuwkettingen kunt monteren.<br />
Door een verkeerde montage kan het wieldeksel tijdens het rijden loslaten. Maak<br />
het ventiel absoluut niet open. Plaats geen enkel stuk gereedschap tussen velg en<br />
band. Controleer regelmatig de spanning van de banden, ook van het reservewiel<br />
en houdt u daarbij aan de waarden die in het hoofdstuk “Technische gegevens”<br />
zijn aangegeven.
Het is nodig te weten dat:<br />
❒ de krik 1,76 kg moet wegen;<br />
❒ de krik geen afstelwerkzaamheden mag vereisen;<br />
❒ de krik bij beschadiging vervangen moet worden door een krik<br />
van hetzelfde type;<br />
❒ buiten de slinger geen enkel ander gereedschap op de krik gemonteerd<br />
mag kunnen worden.<br />
Ga voor het verwisselen van het wiel als volgt te werk:<br />
❒ Stop de auto op een plaats waar het verkeer niet in gevaar wordt<br />
gebracht en in alle veiligheid het wiel kan worden verwisseld. Zet<br />
de auto zo mogelijk op een vlakke en stevige ondergrond.<br />
❒ Zet de motor uit en trek de handrem aan.<br />
❒ Schakel de eerste versnelling of de achteruit in.<br />
❒ Til de bekleding op de vloer van de bagageruimte op.<br />
❒ Draai de blokkeerschroef A los.<br />
❒ Neem de gereedschaphouder B uit en zet de houder dicht bij het<br />
te verwisselen wiel.<br />
❒ Neem het reservewiel C uit.<br />
❒ Verwijder het wieldeksel (alleen voor uitvoeringen met wieldeksel<br />
met veer).<br />
❒ Draai met de bijgeleverde sleutel E de wielbouten ongeveer een<br />
slag los; schud bij uitvoeringen met lichtmetalen velgen enige<br />
malen aan de bovenkant van de carrosserie, waardoor de velg los<br />
van de wielnaaf kan komen.<br />
❒ Draai met onderdeel F de krik omhoog, zodat de inkeping G aan de<br />
bovenzijde van de krik juist om het profiel H onder de carrosserie<br />
valt bij punt I (op ongeveer 72 cm van het midden van de wielkuip<br />
voor of op 75 cm van het midden van de wielkuip achter).<br />
❒ Waarschuw eventuele omstanders dat de auto wordt opgekrikt;<br />
zorg ervoor dat ze zich niet in de nabijheid van de auto bevinden<br />
L0C0114m<br />
L0C0116m<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
203
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
204<br />
en de auto vooral niet aanraken totdat deze weer geheel op de<br />
grond staat.<br />
❒ Plaats de slinger L in de krik en krik de auto op, totdat het wiel<br />
enige centimeters los van de grond is.<br />
❒ Verwijder het wieldeksel na het losdraaien van de drie wielbouten<br />
die het deksel op zijn plaats houden. Draai vervolgens de vierde<br />
wielbout los en trek het wiel los (alleen bij uitvoeringen met een<br />
wieldeksel dat is bevestigd met wielbouten).<br />
❒ Zorg ervoor dat de boutgaten en alle contactvlakken van het<br />
reservewiel schoon zijn en geen onzuiverheden bevatten, omdat<br />
hierdoor na verloop van tijd de wielbouten kunnen loslopen.<br />
L0C0117m
❒ Monteer het reservewiel, waarbij de gaten M over de centreerpennen<br />
N moeten vallen.<br />
❒ Draai met de bijgeleverde sleutel de vier wielbouten vast.<br />
❒ Draai de slinger L van krik zodat de auto zakt, en verwijder de<br />
krik.<br />
❒ Draai met de bijgeleverde sleutel de wielbouten kruiselings vast, in<br />
de volgorde die in de afbeelding is aangegeven.<br />
NORMALE WIEL MONTEREN<br />
Volg de hiervoor beschreven procedure, krik de auto op en demonteer<br />
het reservewiel.<br />
Uitvoeringen met stalen velgen<br />
Ga als volgt te werk:<br />
❒ Zorg ervoor dat de boutgaten en alle contactvlakken van het normale<br />
wiel schoon zijn en geen onzuiverheden bevatten, omdat<br />
hierdoor na verloop van tijd de wielbouten kunnen loslopen.<br />
❒ Monteer het normale wiel door de paspen in het gat te plaatsen<br />
dat zich het dichtst bij het ventiel bevindt.<br />
❒ Monteer het wieldeksel, waarbij het symbool C (dit bevindt zich<br />
op het deksel zelf) moet samenvallen met het ventiel en plaats<br />
vervolgens de andere drie wielbouten.<br />
❒ Draai met de bijgeleverde sleutel de wielbouten vast.<br />
❒ Laat de auto zakken en verwijder de krik.<br />
❒ Draai met de bijgeleverde sleutel de wielbouten kruiselings vast,<br />
in de volgorde die hiervoor is aangegeven.<br />
BELANGRIJK Door een verkeerde montage kan het wieldeksel<br />
tijdens het rijden loslaten.<br />
L0C0118m<br />
L0C0119m<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
205
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
206<br />
L0C0120m<br />
L0C0114m<br />
Uitvoeringen met lichtmetalen velgen<br />
❒ Draai de centreerpen A in een van de boutgaten in de wielnaaf.<br />
❒ Plaats het wiel op de pen en draai met de bijgeleverde sleutel de<br />
vier resterende bouten vast; de bouten kunnen makkelijker worden<br />
aangebracht met het bijgeleverde verlengstuk B.<br />
❒ Draai de centreerpen A los en draai de laatste bout vast.<br />
❒ Laat de auto zakken en verwijder de krik.<br />
❒ Haal met de bijgeleverde sleutel de wielbouten aan in de volgorde<br />
die hiervoor is aangegeven voor het reservewiel (zie afbeelding).<br />
Ter afsluiting<br />
❒ Plaats het verwisselde wiel C op de daarvoor bestemde plek in de<br />
bagageruimte.<br />
❒ Druk de half geopende krik stevig in de houder om rammelen tijdens<br />
het rijden te voorkomen.<br />
❒ Berg het gebruikte gereedschap op in de houder.<br />
❒ Plaats de gereedschaphouder op het reservewiel en draai de blokkeerschroef<br />
A vast.<br />
❒ Plaats de afdekplaat op de juiste wijze in de bagageruimte.
GLOEILAMP VERVANGEN<br />
ALGEMENE AANWIJZINGEN<br />
❒ Als een lamp niet brandt, controleer dan eerst of<br />
de zekering niet doorgebrand is, voordat u de<br />
lamp vervangt: zie voor de plaats van de zekeringen<br />
de paragraaf “Zekeringen vervangen” in<br />
dit hoofdstuk.<br />
❒ Controleer voordat u een defecte lamp vervangt<br />
of de contacten niet zijn geoxideerd.<br />
❒ Vervang een defecte lamp door een exemplaar<br />
van hetzelfde type en vermogen.<br />
❒ Als u een gloeilamp in de koplamp hebt vervangen,<br />
controleer dan om veiligheidsredenen altijd<br />
of de afstelling nog goed is.<br />
Halogeenlampen mag u uitsluitend aanraken op het metalen gedeelte. Als u de bol met uw vingers<br />
aanraakt, zal de lichtopbrengst van de lamp teruglopen en kan ook de levensduur beperkt worden.<br />
Als u de bol per ongeluk toch hebt aangeraakt, moet u de bol schoonwrijven met een doekje met<br />
alcohol en daarna laten drogen.<br />
ATTENTIE<br />
ATTENTIE<br />
Modificaties of reparaties aan de elektrische installatie die niet correct worden uitgevoerd<br />
en waarbij geen rekening wordt gehouden met de technische specificaties van het<br />
systeem, kunnen storingen in de werking en zelfs brand veroorzaken.<br />
Halogeenlampen bevatten gas onder druk. Bij breuk kunnen er glassplinters<br />
wegschieten.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
207
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
208<br />
L0C0145m<br />
BELANGRIJK Aan de binnenzijde kan de koplamp een beetje beslagen<br />
zijn: dit duidt niet op een defect maar is een natuurlijk verschijnsel<br />
dat veroorzaakt wordt door de lage temperatuur en de luchtvochtigheidsgraad<br />
en verdwijnt snel als de koplampen worden ingeschakeld.<br />
De aanwezigheid van druppels aan de binnenzijde van de koplamp<br />
duidt daarentegen op het binnendringen van water: wendt u tot<br />
de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />
TYPEN GLOEILAMPEN<br />
Op de auto zijn verschillende typen gloeilampen gemonteerd:<br />
A Glasfittinglampen: deze zijn voorzien van een klemfitting.<br />
Verwijder de lamp door hem uit de houder te trekken.<br />
B Gloeilampen met bajonetfitting: verwijder de lamp uit de<br />
houder door hem iets in te drukken en linksom te draaien.<br />
C Buislampen: verwijder de lamp door hem uit de veercontacten<br />
los te trekken.<br />
D-E Halogeenlampen: verwijder de lamp door de borgveer los te<br />
haken uit de zitting.
Gloeilamp Figuur Type Vermogen<br />
Grootlicht H3 55W<br />
Dimlicht D H7LL 55W<br />
Parkeerlichten voor A W5WLL 5W<br />
Mistlampen voor (indien aanwezig) E H1 55W<br />
Richtingaanwijzers voor B PY21W 21W<br />
Richtingaanwijzers op voorspatbord A WY5W 5W<br />
Richtingaanwijzers achter B P21W 21W<br />
Achterlichten B P21/5W 21W/5W<br />
Remlichten B P21/5W 21W/5W<br />
Derde remlicht A W2,3W 2,3W<br />
Achteruitrijlichten B P21W 21W<br />
Mistachterlicht B P21W 21W<br />
Kentekenplaatverlichting C C5W 5W<br />
Interieurverlichting A W5W 5W<br />
Bagageruimteverlichting A W5W 5W<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
209
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
210<br />
L0C0135m<br />
L0C0136m<br />
L0C0125m<br />
GLOEILAMP BUITENVERLICHTING VERVAN-<br />
GEN<br />
Zie voor het type lamp en het bijbehorende vermogen de paragraaf<br />
“Gloeilamp vervangen”.<br />
KOPLAMPUNITS<br />
In de koplampunits zijn de gloeilampen voor het parkeerlicht, het<br />
dimlicht, het grootlicht, de richtingaanwijzer opgenomen.<br />
Verwijder om de gloeilampen van het parkeerlicht, het grootlicht en<br />
het dimlicht te vervangen het deksel A. Maak hiervoor de borging B<br />
los.<br />
De lampen zijn op de volgende wijze in de lichtunit geplaatst:<br />
C: richtingaanwijzers<br />
D: grootlicht<br />
E: parkeerlicht<br />
F: dimlicht<br />
Vervang de lampen en monteer het deksel op de juiste wijze door in<br />
het midden op de deksel te drukken, totdat het vastklikt.<br />
BELANGRIJK Om toegang te krijgen tot het beschermdeksel van de<br />
koplamp links (rijrichting) voor vervanging van de lamp, moet eerst<br />
beschermdeksel B van de zekeringenkast in de motorruimte worden<br />
verwijderd.
DIMLICHT<br />
Gloeilamp vervangen:<br />
❒ maak de borging los en verwijder het beschermdeksel;<br />
❒ draai de lichtunit A linksom en verwijder hem uit de zitting;<br />
❒ haak de twee borgveren B los, trek de lamp C uit en vervang hem;<br />
❒ monteer de lichtunit A in de zitting en draai de unit rechtsom.<br />
❒ monteer het beschermdeksel op de juiste wijze door in het midden<br />
op de deksel te drukken, totdat het vastklikt.<br />
GROOTLICHT<br />
Gloeilamp vervangen:<br />
❒ maak de borging los en verwijder het beschermdeksel;<br />
❒ haak de borgveer van de lamp A los;<br />
❒ maak de stekker B los;<br />
❒ trek de lamp C uit de houder en vervang hem;<br />
❒ monteer de nieuwe lamp; hierbij moet de nok van het metalen<br />
deel vallen in de uitsparing in de reflector; sluit vervolgens stekker<br />
B weer aan en haak de borgveer A vast;<br />
❒ monteer het beschermdeksel op de juiste wijze door in het midden<br />
op de deksel te drukken, totdat het vastklikt.<br />
L0C0138m<br />
L0C0139m<br />
L0C0137m<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
211
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
212<br />
L0C0140m<br />
L0C0156m<br />
RICHTINGAANWIJZERS<br />
Voor<br />
Gloeilamp vervangen:<br />
❒ draai de lamphouder A linksom en verwijder hem;<br />
❒ verwijder de lamp B door hem iets in te drukken en linksom te<br />
draaien (“bajonetsluiting”);<br />
❒ vervang de lamp;<br />
❒ plaats de lamphouder, draai de lamphouder rechtsom en controleer<br />
of hij goed bevestigd is.<br />
Op voorspatbord<br />
Gloeilamp vervangen:<br />
❒ druk op het door de pijl aangegeven punt zodat de bevestigingsveer<br />
wordt samengedrukt en verwijder de lichtunit A;<br />
❒ draai de lamphouder B linksom, verwijder de geklemde lamp en<br />
vervang hem;<br />
❒ plaats de lamphouder B in het lampenglas en monteer de lichtunit;<br />
controleer of de bevestigingsveer goed blokkeert.
PARKEERLICHTEN VOOR<br />
Gloeilampen vervangen:<br />
❒ maak de borging los en verwijder het beschermdeksel;<br />
❒ verwijder de geklemde lamphouder A, verwijder de lamp B en<br />
vervang de lamp;<br />
❒ monteer de geklemde lamphouder A;<br />
❒ monteer het beschermdeksel op de juiste wijze door in het midden<br />
op de deksel te drukken, totdat het vastklikt.<br />
MISTLAMPEN VOOR (indien aanwezig)<br />
Gloeilamp vervangen:<br />
❒ verwijder het voorste deel van de wielkuipbescherming;<br />
❒ verwijder het beschermdeksel A door het linksom te draaien;<br />
❒ maak de stekker B los;<br />
❒ haak de borgveer C van het lampenglas los;<br />
❒ verwijder de lamp en vervang hem;<br />
❒ monteer de nieuwe lamp, haak de borgveer C vast en monteer de<br />
stekker B;<br />
❒ plaats het beschermdeksel A op de juiste wijze door het rechtsom<br />
te draaien.<br />
L0C0141m<br />
L0C0142m<br />
L0C0143m<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
213
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
214<br />
L0C0157m<br />
L0C0144m<br />
ACHTERLICHTUNITS<br />
Gloeilamp vervangen:<br />
❒ open de achterklep;<br />
❒ draai de twee bevestigingsschroeven los en verwijder de lichtunit;<br />
❒ druk op de bevestigingslippen A van de lamphouder en verwijder<br />
hem uit de zitting;<br />
❒ verwijder de lampen B – C - D door ze iets in te drukken en linksom<br />
te draaien.<br />
De lampen zijn op de volgende wijze in de lichtunit geplaatst:<br />
B: achterlicht/remlicht;<br />
C: richtingaanwijzer;<br />
D: mistachterlicht (linker lichtunit) / achteruitrijlichten (rechter<br />
lichtunit);
Derde remlicht<br />
Gloeilampen vervangen:<br />
❒ open de achterklep en verwijder de twee rubber doppen A;<br />
❒ druk op de twee borglippen B die zich in de twee gaten bevinden<br />
om de unit los te maken;<br />
❒ sluit de achterklep en verwijder de lichtunit;<br />
❒ druk op de twee borglippen C en verwijder de lamphouder;<br />
❒ verwijder de geklemde lampen en vervang ze.<br />
KENTEKENPLAATVERLICHTING<br />
Gloeilampen vervangen:<br />
❒ verwijder op het door de pijl aangegeven punt het lampenglas A;<br />
❒ maak de lamp B los uit de veercontacten aan de zijkant en vervang<br />
hem; controleer of de nieuwe lamp goed vastzit in de veercontacten;<br />
❒ monteer het lampenglas.<br />
L0C0158m<br />
L0C0159m<br />
L0C0160m<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
215
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
216<br />
L0C0161m<br />
L0C0162m<br />
L0C0163m<br />
GLOEILAMP INTERIEURVERLICHTING VER-<br />
VANGEN<br />
Zie voor het type lamp en het bijbehorende vermogen de paragraaf<br />
“Gloeilamp vervangen”.<br />
INTERIEURVERLICHTING<br />
Gloeilampen vervangen:<br />
❒ maak op de door de pijlen aangegeven punten het voorgevormde<br />
deel A los;<br />
❒ draai de twee bevestigingsschroeven B los en maak de unit los;<br />
❒ vervang de middelste lamp C door de lamp uit de veercontacten<br />
aan de zijkant los te maken; controleer of de nieuwe lamp goed<br />
vastzit in de veercontacten; vervang de lampen D aan de zijkant<br />
door de twee lamphouders linksom te draaien en de geklemde<br />
lampen los te trekken.
BAGAGERUIMTEVERLICHTING<br />
Gloeilamp vervangen:<br />
❒ open de achterklep;<br />
❒ maak het plafondlampje A op de door de pijl aangegeven plaats<br />
los;<br />
❒ open de bescherming B en vervang de geklemde lamp;<br />
❒ sluit de bescherming B op het lampenglas;<br />
❒ monteer het plafondlampje A door het eerst aan één zijde in de<br />
juiste stand te plaatsen en vervolgens de andere zijde aan te drukken,<br />
totdat de borging inklikt.<br />
L0C0165m<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
217
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
218<br />
L0C0122m<br />
ZEKERINGEN VERVANGEN<br />
Vervang een defecte zekering nooit door ander materiaal.<br />
ATTENTIE<br />
ATTENTIE<br />
ATTENTIE<br />
ALGEMENE INFORMATIE<br />
Het elektrische systeem wordt door zekeringen beveiligd: de zekering<br />
brandt door bij een storing of bij oneigenlijk gebruik van het systeem.<br />
Als een elektrisch onderdeel niet werkt, controleer dan eerst of de zekering<br />
niet is doorgebrand. De verbindingsstrip A mag niet onderbroken<br />
zijn. Is dit wel het geval, dan moet u de zekering vervangen door een<br />
exemplaar met dezelfde stroomsterkte (ampère) (zelfde kleur).<br />
B: zekering in goede staat<br />
C: zekering met doorgebrande strip.<br />
Gebruik tangetje D voor het vervangen van de zekeringen. Dit tangetje<br />
is vastgehaakt aan het zekeringenkastje op het dashboard.<br />
Vervang een zekering nooit door een zekering met een hogere stroomsterkte<br />
(ampère); BRANDGEVAAR.<br />
Als een hoofdzekering (MEGA-FUSE, MIDI-FUSE, MAXI-FUSE) doorbrandt,<br />
voer dan geen enkele reparatie uit maar wendt u tot de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />
Controleer, voordat u een zekering vervangt, of de contactsleutel uit het contactslot<br />
is genomen en alle stroomgebruikers uit staan en/of zijn uitgeschakeld.<br />
Als de zekering opnieuw doorbrandt, wendt u dan tot de <strong>Lancia</strong>-dealer.
TOEGANG TOT DE ZEKERINGEN<br />
De zekeringen van de LANCIA <strong>Ypsilon</strong> bevinden zich in twee zekeringenkastjes<br />
op het dashboard aan de linkerkant van de stuurkolom<br />
en in de motorruimte naast de accu.<br />
Zekeringenkastje op het dashboard<br />
Om toegang te krijgen tot het zekeringenkastje op het dashboard,<br />
moet de kunststof bescherming A worden verwijderd.<br />
L0C0121m<br />
L0C0123m<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
219
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
220<br />
L0C0125m<br />
Zekeringenkastje naast de accu<br />
Om toegang te krijgen tot het zekeringenkastje naast de accu, moet<br />
het kunststof beschermdeksel B worden verwijderd.<br />
L0C0124m
TABEL<br />
Zekeringenkastje op dashboard<br />
VERBRUIKERS<br />
ZEKERING<br />
Dimlicht rechts<br />
F12<br />
Dimlicht links/koplampverstelling<br />
F13<br />
Achteruitrijlichten/spoel van relais motorruimte/luchtkwaliteitssensor/body computer F31<br />
+30 Regeleenheid bestuurderszijde/passagierszijde<br />
F32<br />
Beschikbaar<br />
F33<br />
Beschikbaar<br />
F34<br />
+15 Cruise-control<br />
F35<br />
+30 Regeleenheid aanhanger (voorbereiding)<br />
F36<br />
+15 Derde remlicht, instrumentenpaneel, remlichten<br />
F37<br />
Ontgrendeling achterklep<br />
F38<br />
+30 plafondlampje voor, diagnosestekker EOBD, autoradio/navigatiesysteem/airconditioning F39<br />
Achterruitverwarming<br />
F40<br />
Verwarming buitenspiegels<br />
F41<br />
+15 Regeleenheid ABS<br />
F42<br />
Ruitenwissers-/sproeiers<br />
F43<br />
Aansteker<br />
F44<br />
Beschikbaar<br />
F45<br />
Beschikbaar<br />
F46<br />
Voeding bestuurdersportier<br />
F47<br />
Voeding passagiersportier<br />
+15 Achteruitkijkspiegel (regensensor/schemersensor, wasemsensor),<br />
centraal dashboard (bediening en verlichting), interieurverlichting, PCP (spiegelverstelling),<br />
F48<br />
opendak, NLC, PCT (verlichting)<br />
F49<br />
Airbag<br />
F50<br />
+15 Stuurwiel (voeding vanaf contactslot), Navigatiesysteem, Bediening ECO/Sport F51<br />
Achterruitwisser/-sproeier<br />
F52<br />
+30 richtingaanwijzers/waarschuwingsknipperlichten, instrumentenpaneel<br />
F53<br />
AMPÈRE<br />
15<br />
15<br />
7,5<br />
15<br />
–<br />
–<br />
7,5<br />
20<br />
10<br />
15<br />
10<br />
30<br />
7,5<br />
7,5<br />
30<br />
20<br />
–<br />
–<br />
20<br />
20<br />
7,5<br />
7,5<br />
7,5<br />
15<br />
10<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
221
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
222<br />
Zekeringenkast motorruimte<br />
VERBRUIKERS<br />
Zekeringenkast dashboard 1<br />
Regeleenheid stuurbekrachtiging<br />
Start-/contactslot<br />
Zekeringenkast dashboard 2<br />
Regeleenheid ABS<br />
Elektroventilateur motorkoelsysteem (lage snelheid)<br />
Elektroventilateur motorkoelsysteem (hoge snelheid)<br />
Aanjager<br />
Koplampsproeiers<br />
Claxon<br />
Verbruikers (servizi) secundair<br />
Grootlicht rechts<br />
Grootlicht links<br />
15/54 Inspuitsysteem / Automatische versnellingsbak<br />
Verbruikers (servizi) primair<br />
+30 Regeleenheid motor<br />
Compressor<br />
PTC dieselfilter<br />
Voeding brandstofpomp (1.2 /1.4/ JTD)<br />
Verbruikers (servizi) primair (1.2 / 1.4)<br />
Voeding brandstofpomp (1.2 8 V)<br />
Verbruikers (servizi) primair JTD<br />
+30 Selespeed<br />
15/54 Regeleenheid stuurbekrachtiging<br />
Mistlampen voor<br />
ZEKERING<br />
F1<br />
F2<br />
F3<br />
F4<br />
F5<br />
F6<br />
F7<br />
F8<br />
F9<br />
F10<br />
F11<br />
F12<br />
F13<br />
F14<br />
F15<br />
F16<br />
F17<br />
F18<br />
F19<br />
F20<br />
F21<br />
F22<br />
F23<br />
F24<br />
F25<br />
AMPÈRE<br />
70<br />
70<br />
20<br />
50<br />
60<br />
30<br />
40<br />
30<br />
20<br />
15<br />
15<br />
10<br />
10<br />
7,5<br />
10<br />
7,5<br />
7,5<br />
30<br />
15<br />
15<br />
15<br />
20<br />
15<br />
10<br />
15
ACCU OPLADEN<br />
BELANGRIJK De beschrijving van de procedure voor het opladen van<br />
de accu dient slechts ter informatie. Wendt u om deze werkzaamheden<br />
uit te laten voeren tot de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />
We raden u aan de accu langzaam en met een lage stroomsterkte<br />
(ampère) gedurende ca. 24 uur op te laden. Als u de accu langer<br />
oplaadt, kan de accu worden beschadigd.<br />
Ga voor het opladen als volgt te werk:<br />
❒ Maak de minklem los van de accu.<br />
❒ Sluit de kabels van het laadapparaat aan op de accupolen; let<br />
hierbij op de polariteit.<br />
❒ Schakel de acculader in.<br />
❒ Aan het einde van het opladen: schakel eerst de acculader uit en<br />
koppel dan de accu los.<br />
❒ Sluit de minklem weer aan op de accu.<br />
ATTENTIE<br />
ATTENTIE<br />
De vloeistof in de accu is giftig en corrosief. Voorkom contact met de huid en de<br />
ogen. Het opladen van de accu moet worden uitgevoerd in een goed geventileerde<br />
ruimte, ver verwijderd van open vuur en vonkvormende apparaten: brand- en<br />
ontploffingsgevaar.<br />
Probeer een bevroren accu niet op te laden: eerst moet de accu ontdooid worden,<br />
anders loopt u het risico dat de accu ontploft. Als de accu bevroren is geweest,<br />
moet worden gecontroleerd of de cellen niet beschadigd zijn (risico op kortsluiting)<br />
en of de bak geen scheuren vertoont, waardoor de giftige en corrosieve<br />
vloeistof kan weglekken.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
223
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
224<br />
L0C0097m<br />
L0C0098m<br />
L0C0099m<br />
OPKRIKKEN VAN DE AUTO<br />
Als de auto opgekrikt moet worden, moet u zich tot de <strong>Lancia</strong>-dealer<br />
wenden. Deze beschikt over een garagekrik of hefbrug.<br />
De auto mag uitsluitend worden opgekrikt door de hefarm van de<br />
garagekrik of de hefbrug te plaatsen, zoals is afgebeeld.<br />
SLEPEN VAN DE AUTO<br />
Bij de auto zijn sleepogen geleverd. De sleepogen bevinden zich in de<br />
gereedschaphouder onder de bekleding in de bagageruimte.<br />
De twee sleepogen verschillen in lengte: de kortste moet aan de voorzijde<br />
en de langste aan de achterzijde gemonteerd worden.<br />
SLEEPOOG BEVESTIGEN<br />
Ga als volgt te werk:<br />
❒ Verwijder dop A door de schroevendraaier in de daarvoor bestemde<br />
opening te steken en druk de dop naar buiten.<br />
❒ Neem sleepoog B uit de houder.<br />
❒ Draai het sleepoog geheel op de schroefdraadpen voor of achter.
ATTENTIE<br />
ATTENTIE<br />
Draai voor het slepen de sleutel in stand MAR en vervolgens in stand STOP zonder<br />
de contactsleutel te verwijderen. Als de contactsleutel wordt verwijderd, schakelt<br />
automatisch het stuurslot in waardoor het onmogelijk wordt de auto te besturen.<br />
Houd er bij het slepen rekening mee dat de rem- en stuurbekrachtiging niet werken,<br />
waardoor meer kracht nodig is voor de bediening van het rempedaal en het stuur.<br />
Gebruik voor het slepen geen elastische kabels en rijd zo gelijkmatig mogelijk.<br />
Controleer tijdens het slepen of de sleepkabel geen carrosseriedelen kan beschadigen.<br />
Houdt u bij het slepen van een auto aan de wettelijke voorschriften. Dit geldt<br />
zowel voor het slepen zelf als voor het gedrag naar andere weggebruikers.<br />
ATTENTIE Start de motor niet tijdens het slepen van de auto.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
225
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
226<br />
ONDERHOUD EN ZORG<br />
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD ................. 227<br />
ONDERHOUDSSCHEMA ..................................... 228<br />
JAARLIJKS INSPECTIESCHEMA ........................ 230<br />
AANVULLENDE WERKZAAMHEDEN ............... 230<br />
NIVEAUS CONTROLEREN ................................. 233<br />
LUCHTFILTER/POLLENFILTER ....................... 240<br />
DIESELFILTER ................................................... 240<br />
ACCU ................................................................... 240<br />
WIELEN EN BANDEN ........................................ 245<br />
RUBBER SLANGEN ............................................. 247<br />
RUITENWISSERS/ACHTERRUITWISSER .......... 247<br />
CARROSSERIE .................................................... 249<br />
INTERIEUR ......................................................... 252
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD<br />
Doelmatig onderhoud is een beslissende factor voor<br />
een lange levensduur onder optimale omstandigheden.<br />
Om dit te realiseren heeft LANCIA een reeks controle-<br />
en onderhoudsbeurten samengesteld die iedere<br />
20.000 km moeten worden uitgevoerd.<br />
Bedenk echter dat het geprogrammeerd onderhoud<br />
niet volledig toereikend is om de auto in optimale<br />
staat te houden: zowel in de beginperiode voor de<br />
servicebeurt bij 20.000 km als daarna, tussen twee<br />
servicebeurten in, moet regelmatig wat aandacht<br />
aan de auto worden geschonken. Controleer bijvoorbeeld<br />
regelmatig de bandenspanning en de vloeistofniveaus<br />
en vul deze laatste zonodig ook bij.<br />
BELANGRIJK De servicebeurten van het geprogrammeerd<br />
onderhoud zijn door de fabrikant voorgeschreven.<br />
Het niet uitvoeren van deze servicebeurten<br />
kan het vervallen van de garantie tot<br />
gevolg hebben.<br />
De werkzaamheden van het geprogrammeerd<br />
onderhoud kunnen door alle <strong>Lancia</strong>-dealers tegen<br />
vaste tarieftijden worden uitgevoerd.<br />
Eventuele reparaties die nodig blijken tijdens het<br />
uitvoeren van de diverse inspecties en controles van<br />
het geprogrammeerd onderhoud worden uitsluitend<br />
na toestemming van de klant uitgevoerd.<br />
BELANGRIJK Het verdient aanbeveling eventuele<br />
kleine defecten onmiddellijk door de <strong>Lancia</strong>-dealer<br />
te laten verhelpen en daarmee niet te wachten tot<br />
de volgende servicebeurt.<br />
Als de auto vaak wordt gebruikt voor het slepen<br />
van aanhangers moeten er kortere intervallen worden<br />
aangehouden voor de werkzaamheden van het<br />
geprogrammeerd onderhoud.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
227
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
228<br />
ONDERHOUDSSCHEMA<br />
x 1000 km<br />
Banden op conditie en slijtage controleren en bandenspanning<br />
eventueel herstellen<br />
Werking verlichting (koplampen, richtingaanwijzers, waarschuwingsknipperlichten,<br />
bagageruimte, interieur, dashboardkastje,<br />
waarschuwings-/controlelampjes, enz.) controleren<br />
Werking ruitenwissers/-sproeiers voor/achter controleren<br />
Stand wisserbladen voor en achter controleren en wisserbladen<br />
op slijtage controleren<br />
Remblokken voor (schijfremmen) op conditie en slijtage controleren<br />
Remschoenen achter op conditie en slijtage controleren (trommelremmen)<br />
Visueel de conditie controleren van: buitenzijde carrosserie en<br />
bodemplaatbescherming, uitlaat, brandstof- en remleidingen,<br />
rubber slangen van rem- en brandstofsysteem en rubber delen<br />
(stofkappen, hoezen, enz.)<br />
Spanning van diverse aandrijfriemen controleren en eventueel<br />
afstellen (behalve uitvoeringen met automatische riemspanners)<br />
Conditie van diverse aandrijfriemen visueel controleren<br />
Klepspeling controleren/afstellen (1.2 8 V)<br />
Handrem controleren/afstellen<br />
Uitlaatgasemissie/-rook controleren (1.3 JTD)<br />
Benzinedamp-opvangsysteem controleren (benzine-uitvoeringen)<br />
20 40 60 80 100 120 140 160 180<br />
● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />
● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />
● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />
● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />
● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />
● ● ●<br />
● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />
●<br />
● ● ● ●<br />
● ● ● ●<br />
● ● ● ●<br />
● ● ● ●<br />
● ●
x 1000 km<br />
Brandstoffilter vervangen (Green-filter) (1.3 JTD)<br />
Luchtfilter vervangen (iedere 30.000 km voor 1.3 JTD)<br />
Vloeistofniveaus bijvullen<br />
(motorkoelsysteem, remsysteem, ruitenwissers, accu, enz.)<br />
Getande distributieriem controleren (behalve 1.3 JTD)<br />
Getande distributieriem vervangen (*) (behalve 1.3 JTD)<br />
Bougies vervangen (benzine-uitvoeringen)<br />
Inspuiting/ontsteking controleren<br />
(m.b.v. diagnosestekker)<br />
Oliepeil handgeschakelde versnellingsbak controleren<br />
Motorolie vervangen (iedere 30.000 km voor 1.3 JTD)<br />
Oliefilter vervangen (iedere 30.000 km voor 1.3 JTD)<br />
Remvloeistof vervangen (of elke 2 jaar)<br />
Pollenfilter vervangen (of in ieder geval elk jaar)<br />
20 40 60 80 100 120 140 160 180<br />
● ● ●<br />
● ● ●<br />
● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />
●<br />
●<br />
●<br />
● ● ● ●<br />
● ● ● ●<br />
● ●<br />
● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />
● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />
● ● ●<br />
● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />
(*) Of iedere 3 jaar als de auto overwegend onder zware bedrijfsomstandigheden wordt gebruikt, zoals:<br />
– langdurig gebruik in warme en koude klimaten;<br />
– in stadsverkeer met langdurig stationair-draaiende motor;<br />
– gebruik op zeer stoffige wegen of op wegen met veel zand en/of strooizout.<br />
Of iedere 5 jaar, onafhankelijk van het aantal afgelegde kilometers en gebruiksomstandigheden van de auto.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
229
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
230<br />
JAARLIJKS INSPECTIESCHEMA<br />
Voor auto’s waarmee jaarlijks minder dan 20.000<br />
km wordt gereden (bijvoorbeeld ongeveer 15.000<br />
km) is er een jaarlijks inspectieschema dat het volgende<br />
omvat:<br />
❒ Banden op conditie en slijtage controleren en<br />
bandenspanning eventueel herstellen (inclusief<br />
het reservewiel).<br />
❒ Werking verlichting (koplampen, richtingaanwijzers,<br />
waarschuwingsknipperlichten, bagageruimte,<br />
interieur, dashboardkastje, waarschuwings-/controlelampjes,<br />
enz.) controleren.<br />
❒ Werking ruitenwissers/-sproeiers voor/achter<br />
controleren.<br />
❒ Stand wisserbladen voor/achter controleren en<br />
wisserbladen op slijtage controleren.<br />
❒ Remblokken voor (schijfremmen) op conditie en<br />
slijtage controleren.<br />
❒ Visueel de conditie controleren van: motor, versnellingsbak,<br />
aandrijfassen, uitlaat, brandstofen<br />
remleidingen, rubber delen (stofkappen, hoezen,<br />
enz.) en rubber slangen van rem- en brandstofsysteem.<br />
❒ Acculading controleren.<br />
❒ Conditie van diverse aandrijfriemen visueel controleren.<br />
❒ Vloeistofniveaus controleren en eventueel bijvullen<br />
(motorkoelsysteem, remsysteem, ruitensproeiers,<br />
accu, enz.).<br />
❒ Motorolie verversen.<br />
❒ Oliefilter vervangen.<br />
❒ Pollenfilter vervangen (indien aanwezig).<br />
AANVULLENDE<br />
WERKZAAMHEDEN<br />
Iedere 1.000 km of voor een lange reis controleren<br />
en eventueel bijvullen:<br />
❒ niveau van de motorkoelvloeistof;<br />
❒ niveau van de remvloeistof;<br />
❒ niveau van de ruitensproeiervloeistof;<br />
❒ conditie en spanning van de banden.<br />
Iedere 3.000 km het motoroliepeil controleren en<br />
eventueel bijvullen.<br />
Gebruik bij voorkeur producten van de FL Group<br />
omdat die speciaal zijn afgestemd op de <strong>Lancia</strong>modellen<br />
(zie de “Vullingstabel” in het hoofdstuk<br />
“Technische gegevens”).
BELANGRIJK - Motorolie<br />
Vervang de motorolie vaker dan in het onderhoudsschema<br />
staat aangegeven als de auto overwegend<br />
onder zware bedrijfsomstandigheden rijdt, zoals:<br />
❒ trekken van aanhangers of caravans;<br />
❒ rijden op stoffige wegen;<br />
❒ veel korte ritten (minder dan 7-8 km) en bij<br />
buitentemperaturen onder nul;<br />
❒ veel langdurig stationair draaiende motor of<br />
lange ritten bij lage snelheden (bijv. bij gebruik<br />
als taxi of bij huis-aan-huis bezorging) of als de<br />
auto lang stilstaat;<br />
BELANGRIJK - Luchtfilter<br />
Als de auto over stoffige wegen rijdt, moet het<br />
luchtfilter vaker worden vervangen dan in het<br />
“Onderhoudsschema” staat aangegeven.<br />
Raadpleeg bij twijfel over de vervangingsinterval<br />
van motorolie en luchtfilter in relatie tot het<br />
gebruik van de auto de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />
BELANGRIJK -Pollenfilter<br />
Als de auto veel over stoffige wegen rijdt of bij<br />
geconcentreerde luchtvervuiling, moet het pollenfilter<br />
vaker worden vervangen; dit is vooral raadzaam<br />
als een beperking in de capaciteit van de ventilatie<br />
wordt geconstateerd.<br />
BELANGRIJK - Dieselfilter<br />
Door het gebruik van dieselbrandstof van een kwaliteit<br />
die niet overeenkomt met de Europese specificatie<br />
EN590, kan het noodzakelijk zijn het brandstoffilter<br />
vaker te vervangen dan in het<br />
“Onderhoudsschema” staat aangegeven.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES SPIE EN<br />
E BERICHTEN<br />
MESSAGGI<br />
NOOD- IN<br />
EMERGENZA<br />
GEVALLEN<br />
MANUTENZIONE<br />
ONDERHOUD<br />
EN E CURA ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
231
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
232<br />
BELANGRIJK - Accu<br />
Wij raden u aan de acculading voor het begin van<br />
de winter te controleren, om de mogelijkheid van<br />
bevriezing van het elektrolyt te voorkomen.<br />
Voer deze controle vaker uit als de auto overwegend<br />
voor korte trajecten wordt gebruikt, of als er accessoires<br />
zijn gemonteerd die permanent, ook bij uitgeschakeld<br />
contact, stroom verbruiken. Dit geldt in<br />
het bijzonder voor achteraf aangebrachte accessoires.<br />
Als de auto in warme klimaten wordt gebruikt<br />
of onder zeer zware bedrijfsomstandigheden, dan<br />
moet de acculading (elektrolyt) vaker gecontroleerd<br />
worden dan in het “Onderhoudsschema” staat aangegeven<br />
Vertrouw het onderhoud in principe toe aan de <strong>Lancia</strong>-dealer. Als u toch zelf onderhoud of kleine<br />
reparaties verricht, controleer dan of u over het juiste speciale gereedschap en de noodzakelijke originele<br />
<strong>Lancia</strong>-onderdelen en de voorgeschreven bedrijfsvloeistoffen beschikt. Voer niet zelf onderhoudswerkzaamheden<br />
uit, als u daarmee geen ervaring hebt.
NIVEAUS<br />
CONTROLEREN<br />
BELANGRIJK Tijdens het bijvullen<br />
mogen de vloeistoffen<br />
met verschillende specificaties<br />
niet gemengd worden: als de<br />
specificaties van de vloeistoffen<br />
verschillen, kan de auto ernstig<br />
beschadigd worden.<br />
1. Motorolie – 2. Accu – 3.<br />
Remvloeistof – 4.<br />
Ruitensproeiervloeistof – 5.<br />
Koelvloeistof<br />
Uitvoering 1.2 8 V<br />
Uitvoering 1.2 16 V<br />
L0C0090m<br />
L0C0033m<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
233
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
234<br />
Uitvoering 1.4 16 v<br />
Uitvoering 1.3 JTD<br />
L0C0089m<br />
L0C0171m<br />
1. Motorolie – 2. Accu – 3.<br />
Remvloeistof – 4.<br />
Ruitensproeiervloeistof –<br />
5. Koelvloeistof<br />
1. Motorolie – 2. Accu – 3.<br />
Remvloeistof – 4.<br />
Ruitensproeiervloeistof –<br />
5. Koelvloeistof<br />
ATTENTIE<br />
Rook nooit tijdens werkzaamheden<br />
in de motorruimte:<br />
er kunnen licht<br />
ontvlambare gassen aanwezig<br />
zijn; brandgevaar.
MOTOROLIE<br />
Oliepeil controleren<br />
Controleer het oliepeil als de auto op een vlakke ondergrond staat en<br />
enige minuten (circa 5) na het uitzetten van de motor.<br />
Verwijder de oliepeilstok A en maak de peilstok schoon. Plaats de<br />
peilstok geheel terug, verwijder de peilstok en controleer of het<br />
niveau tussen het MIN- en MAX- merkteken staat. Het verschil tussen<br />
het MIN- en MAX-merkteken komt overeen met ongeveer 1 liter<br />
olie.<br />
Uitvoeringen 1.2 16 v – 1.4 16 V<br />
Uitvoering 1.2 8 v<br />
Uitvoering 1.3 JTD<br />
L0C0034m<br />
L0C0091m<br />
L0C0172m<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
235
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN VEILIGHEID<br />
LAMPJES SPIE EN<br />
E BERICHTEN<br />
MESSAGGI<br />
NOOD- IN<br />
EMERGENZA<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
236<br />
Motorolie bijvullen<br />
Als het olieniveau dicht bij of onder het MIN-merkteken<br />
staat, moet via de olievulopening B motorolie<br />
tot aan het MAX-merkteken worden bijgevuld.<br />
Het olieniveau mag nooit het MAX-merkteken<br />
overschrijden.<br />
BELANGRIJK Als het motoroliepeil, ook na herhaalde<br />
controles, boven het MAX-merkteken staat,<br />
laat dan de <strong>Lancia</strong>-dealer het oliepeil herstellen.<br />
BELANGRIJK Na het bijvullen of het verversen van<br />
de olie de motor enige seconden laten draaien, vervolgens<br />
de motor uitzetten en na enige minuten het<br />
oliepeil controleren.<br />
ATTENTIE<br />
Motorolieverbruik<br />
Als richtlijn geldt een maximaal motorolieverbruik<br />
van ongeveer 400 gram per 1000 km.<br />
De motor van een nieuwe auto moet nog worden<br />
ingereden. Dit betekent dat het motorolieverbruik pas<br />
na de eerste 5000 ÷ 6000 km stabiliseert.<br />
BELANGRIJK Het motorolieverbruik hangt af van<br />
de rijstijl en de gebruiksomstandigheden van de<br />
auto.<br />
BELANGRIJK Vul nooit motorolie bij met andere<br />
specificaties dan de olie waarmee de motor is<br />
gevuld.<br />
Wees voorzichtig als u werkzaamheden in de motorruimte moet verrichten en de<br />
motor nog warm is, om brandwonden te voorkomen. Onthoud dat bij een warme<br />
motor de elektroventilateur onverwacht kan inschakelen: kans op verwonding.<br />
Pas op als u sjaals, dassen of loszittende kledingstukken draagt: deze kunnen<br />
door de bewegende onderdelen worden gegrepen.<br />
Afgetapte motorolie en gebruikte oliefilters bevatten stoffen die schadelijk zijn voor het milieu. Het<br />
is raadzaam om het verversen van de motorolie en het vervangen van het oliefilter door de <strong>Lancia</strong>dealer<br />
te laten uitvoeren.
KOELVLOEISTOF VAN HET MOTORKOELSYSTEEM<br />
Het niveau van de koelvloeistof moet gecontroleerd worden bij een<br />
koude motor en mag niet onder het MIN-merkteken op het expansiereservoir<br />
staan.<br />
Een te laag niveau bijvullen door een mengsel van gedemineraliseerd<br />
water en 40% PARAFLU UP van FL Selenia langzaam via vulopening<br />
A van het expansiereservoir te gieten.<br />
Een mengsel van PARAFLU UP en gedestilleerd water in een mengverhouding<br />
van 40% beveiligt tot een temperatuur van –22°C.<br />
Het motorkoelsysteem gebruikt PARAFLU UP-koelvloeistof.<br />
Als eventueel moet worden bijgevuld, gebruik dan vloeistof met<br />
dezelfde specificaties als waarmee het motorkoelsysteem is gevuld.<br />
PARAFLU UP-koelvloeistof kan niet worden gemengd met welke<br />
andere koelvloeistof dan ook. Als dit toch gebeurt, mag de motor absoluut<br />
niet worden gestart en moet u zich tot de <strong>Lancia</strong>-dealer wenden.<br />
ATTENTIE<br />
ATTENTIE<br />
Uitvoeringen 1.2 16 v – 1.4 16 v – 1.2 8 v<br />
Uitvoering 1.3 JTD<br />
Draai bij een warme motor de dop van het expansiereservoir nooit los: gevaar<br />
voor verbranding.<br />
L0C0036m<br />
L0C0173m<br />
Het koelsysteem staat onder druk. Vervang de dop zonodig alleen door een exemplaar<br />
van hetzelfde type, anders kan de werking van het systeem in gevaar worden<br />
gebracht.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
237
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
238<br />
L0C0037m<br />
Uitvoeringen 1.2 16 v – 1.4 16 v – 1.2 8 v<br />
ATTENTIE<br />
ATTENTIE<br />
RUITENSPROEIER-/KOPLAMPSPROEIERVLOEISTOF<br />
Verwijder dop A en vul het reservoir met een mengsel van water en<br />
TUTELA PROFESSIONAL SC 35 in de volgende mengverhouding:<br />
❒ 30% TUTELA PROFESSIONAL SC 35 en 70% water in de<br />
zomer;<br />
❒ 50% TUTELA PROFESSIONAL SC 35 en 50% water in de winter.<br />
Bij temperaturen onder –20°C, TUTELA PROFESSIONAL SC 35<br />
onverdund gebruiken.<br />
Controleer visueel het niveau van de vloeistof in het reservoir.<br />
Rijd niet met een leeg ruitensproeierreservoir: de ruitensproeiers zijn van fundamenteel<br />
belang voor een optimaal zicht.<br />
Enkele in de handel verkrijgbare ruitensproeiervloeistoffen zijn licht ontvlambaar. In de motorruimte<br />
bevinden zich warme onderdelen die bij contact de vloeistof kunnen doen ontbranden.
REMVLOEISTOF<br />
Draai dop A los en controleer of de vloeistof in het reservoir nog op<br />
het maximale niveau staat.<br />
Het niveau mag nooit het MAX-merkteken overschrijden.<br />
Controleer regelmatig de werking van het waarschuwingslampje x<br />
op het instrumentenpaneel.<br />
Voor het bijvullen mag uitsluitend remvloeistof worden gebruikt die<br />
voldoet aan de “DOT 4”-specificaties. Het verdient aanbeveling<br />
TUTELA TOP 4 remvloeistof te gebruiken; dezelfde remvloeistof,<br />
waarmee het remsysteem door de fabriek is gevuld.<br />
BELANGRIJK Remvloeistof trekt water aan. Daarom verdient het<br />
aanbeveling, als de auto overwegend wordt gebruikt in gebieden met<br />
een hoge luchtvochtigheid, de vloeistof vaker te vervangen dan in het<br />
“Onderhoudsschema” staat aangegeven.<br />
Uitvoeringen 1.2 16 v – 1.4 16 v – 1.2 8 v<br />
Uitvoering 1.3 JTD<br />
L0C0035m<br />
L0C0174m<br />
Voorkom, als de dop van het reservoir wordt losgedraaid, dat de corrosieve remvloeistof in contact<br />
komt met de lak. Als dit toch gebeurt moet de lak onmiddellijk worden gewassen.<br />
ATTENTIE<br />
ATTENTIE<br />
De remvloeistof is giftig en zeer corrosief. Als per ongeluk remvloeistof wordt gemorst, moet de lak<br />
onmiddellijk worden gewassen met water en zeep en daarna met veel water worden afgespoeld. Bij<br />
inslikken dient onmiddellijk een arts te worden geraadpleegd.<br />
Het symbool π op het reservoir geeft aan dat synthetische remvloeistof en geen minerale vloeistof<br />
moet worden gebruikt. Het gebruik van minerale vloeistoffen moet absoluut worden vermeden,<br />
omdat de rubbers in het remsysteem door deze vloeistoffen kunnen worden beschadigd.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
239
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
240<br />
LUCHTFILTER/POLLENFILTER<br />
Laat het luchtfilter of het pollenfilter vervangen<br />
door de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />
DIESELFILTER<br />
CONDENS AFTAPPEN (JTD-uitvoeringen)<br />
ACCU<br />
De accu van de LANCIA <strong>Ypsilon</strong> is “onderhoudsarm”:<br />
onder normale omstandigheden hoeft het<br />
elektrolyt niet bijgevuld te worden met gedestilleerd<br />
water.<br />
Water in het brandstofsysteem kan het inspuitsysteem ernstig beschadigen en de motor onregelmatig<br />
doen laten draaien. Als het lampje gaat branden (op enkele uitvoeringen verschijnt ook een<br />
bericht op display), wendt u dan zo snel mogelijk tot de <strong>Lancia</strong>-dealer om het systeem te laten<br />
aftappen. Als het lampje direct na het tanken weer gaat branden, is er mogelijk water in de tank<br />
gekomen: zet in dat geval de motor onmiddellijk uit en wendt u tot de <strong>Lancia</strong>-dealer.
ACCULADING CONTROLEREN<br />
De acculading kan gecontroleerd worden door de kleur van de optische<br />
meter A te controleren.<br />
Zie de volgende tabel of de sticker B op de accu.<br />
Helderwitte kleur<br />
Donkere kleur zonder<br />
groen middenstuk<br />
Donkere kleur met<br />
groen middenstuk<br />
ATTENTIE<br />
ATTENTIE<br />
Elektrolyt bijvullen<br />
Accu niet voldoende opgeladen<br />
Niveau elektrolyt en acculading<br />
voldoende<br />
L0C0092m<br />
Wendt u tot de <strong>Lancia</strong>-dealer<br />
Accu opladen (het is raadzaam dit door<br />
de <strong>Lancia</strong>-dealer te laten uitvoeren)<br />
Geen enkele handeling<br />
De vloeistof in de accu is giftig en corrosief. Voorkom contact met de huid en de<br />
ogen. Houd open vuur en vonkvormende apparaten verwijderd van de accu:<br />
brand- en ontploffingsgevaar.<br />
Als de accu werkt met een zeer laag vloeistofniveau, ontstaat onherstelbare schade<br />
aan de accu en kan de accu openbarsten.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
241
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
242<br />
ACCU VERVANGEN<br />
Als de accu vervangen wordt, moet een originele<br />
accu met dezelfde specificaties worden geïnstalleerd.<br />
Als de accu vervangen wordt door een accu met<br />
andere specificaties, vervallen de onderhoudsintervallen<br />
die in het “Onderhoudsschema” staan aangegeven.<br />
Voor het onderhoud van de nieuwe accu dient u<br />
zich strikt te houden aan de aanwijzingen van de<br />
fabrikant van de accu.<br />
Onoordeelkundige montage van elektrische apparatuur kan ernstige schade toebrengen aan de auto.<br />
Als u na aanschaf van uw auto accessoires wilt monteren die constante voeding nodig hebben (diefstalalarm,<br />
mobiele telefoon, enz.), raden wij u aan contact op te nemen met de <strong>Lancia</strong>-dealer. Deze<br />
kan u de meest geschikte installaties aanraden en controleren of het noodzakelijk is een accu met een<br />
grotere capaciteit te monteren.<br />
Accu’s bevatten zeer schadelijke stoffen voor het milieu. Het is raadzaam om de accu door de<br />
<strong>Lancia</strong>-dealer te laten vervangen. De dealer beschikt over de uitrusting voor het op milieuvriendelijke<br />
wijze en conform de wettelijke bepalingen afvoeren van de accu.<br />
ATTENTIE<br />
ATTENTIE<br />
Als u de auto langere tijd stalt in extreem koude omstandigheden moet, om<br />
bevriezing te voorkomen, de accu worden verwijderd en op een verwarmde plaats<br />
worden bewaard.<br />
Bij werkzaamheden aan de accu of in de buurt van de accu, moet u uw ogen<br />
altijd beschermen met een speciale bril.
PRAKTISCHE TIPS OM DE LEVENSDUUR<br />
VAN DE ACCU TE VERLENGEN<br />
Om het snel ontladen van de accu te voorkomen en<br />
de levensduur te verlengen, dient u de volgende<br />
aanwijzingen nauwkeurig op te volgen.<br />
❒ Wanneer u de auto parkeert, controleer dan of<br />
de portieren, de motorkap en de achterklep goed<br />
gesloten zijn. Hiermee wordt voorkomen dat de<br />
interieurverlichting blijft branden.<br />
❒ Schakel de interieurverlichting uit: de auto is in<br />
ieder geval uitgerust met een systeem voor automatische<br />
uitschakeling van de interieurverlichting.<br />
❒ Voorkom zoveel mogelijk het gebruik van<br />
stroomverbruikers als de motor uitstaat (autoradio,<br />
waarschuwingsknipperlichten, enz.).<br />
❒ Maak voordat werkzaamheden aan de elektrische<br />
installatie van de auto worden uitgevoerd<br />
eerst de minpool van de accu los.<br />
❒ De klemmen moeten altijd goed zijn bevestigd.<br />
BELANGRIJK Een accu die gedurende langere tijd<br />
minder dan 50% geladen is (optische meter donker<br />
zonder groen middenstuk), raakt door sulfatering<br />
beschadigd. Hierdoor loopt de capaciteit en het<br />
startvermogen terug.<br />
Ook is de accu dan gevoeliger voor bevriezing (bij<br />
temperaturen onder –10°C). Als u de auto langere<br />
tijd niet gebruikt, zie dan “Auto langere tijd stallen”<br />
in het hoofdstuk “Starten en wegrijden”.<br />
Als u na aanschaf van uw auto accessoires wilt<br />
monteren die constante voeding nodig hebben<br />
(diefstalalarm, enz.), of accessoires die de elektrische<br />
installatie zwaar belasten, raden wij u aan<br />
contact op te nemen met de <strong>Lancia</strong>-dealer. Deze<br />
kan u de meest geschikte installaties uit het <strong>Lancia</strong><br />
Lineacccessori-programma aanraden en controleren<br />
of de elektrische installatie van de auto geschikt is<br />
voor het extra stroomverbruik of dat het noodzakelijk<br />
is een accu met een grotere capaciteit te monteren.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
243
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
244<br />
Enkele van deze stroomverbruikers blijven continu<br />
stroom verbruiken ook bij een uitgenomen contactsleutel<br />
(geparkeerde auto, motor uitgezet) waardoor<br />
de accu geleidelijk kan ontladen.<br />
Het totale energieverbruik van deze accessoires<br />
(standaard en achteraf gemonteerde accessoires)<br />
moet minder zijn dan 0,6 mA x Ah (van de accu),<br />
zoals in de volgende tabel staat vermeld:<br />
Accu van Maximaal toegestaan stroomverbruik<br />
40 Ah 24 mA<br />
50 Ah 30 mA
WIELEN EN BANDEN<br />
De spanning van de banden, inclusief het reservewiel, moet om de<br />
twee weken en voor een lange rit, worden gecontroleerd. De bandenspanning<br />
moet bij koude banden worden gecontroleerd.<br />
Tijdens het rijden neemt de bandenspanning toe; zie voor de juiste<br />
waarde van de bandenspanning de paragraaf “Wielen” in het hoofdstuk<br />
“Technische gegevens”.<br />
Een onjuiste bandenspanning veroorzaakt een onregelmatige slijtage<br />
van de banden:<br />
A: juiste spanning: gelijkmatige slijtage van het loopvlak.<br />
B: te lage spanning: te grote slijtage aan de zijkanten van het loopvlak.<br />
C: te hoge spanning: te grote slijtage in het midden van het loopvlak.<br />
Banden moeten worden vervangen als de profieldiepte van het loopvlak<br />
minder is dan 1,6 mm. Houdt u echter altijd aan de bepalingen<br />
van het land waarin u rijdt.<br />
BELANGRIJKE TIPS<br />
❒ Voorkom bruusk remmen, met spinnende wielen optrekken, harde<br />
contacten tussen banden en stoepranden, kuilen en andere obstakels.<br />
Het langdurig rijden op een slecht wegdek kan de banden<br />
beschadigen.<br />
❒ Controleer de banden regelmatig op scheuren in de wangen en<br />
bulten of slijtplekken op het loopvlak. Als dit het geval is, wendt<br />
u dan tot de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />
❒ Rijd nooit met een te zwaar beladen auto. Hierdoor kunnen de<br />
banden en de velgen ernstig beschadigd worden.<br />
L0C0093m<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
245
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
246<br />
❒ Stop zo snel mogelijk bij een lekke band en verwissel<br />
het wiel om beschadiging van de band, de<br />
velg, de wielophanging en de stuurinrichting te<br />
voorkomen.<br />
❒ Banden verouderen, ook als zij weinig of nooit<br />
gebruikt zijn. Scheurtjes in het loopvlak en op<br />
de wangen geven aan dat de band verouderd is.<br />
Banden die langer dan zes jaar onder een auto<br />
gemonteerd zijn, moeten dan ook door een specialist<br />
worden gecontroleerd. Dit geldt in het bijzonder<br />
voor het reservewiel.<br />
ATTENTIE<br />
ATTENTIE<br />
ATTENTIE<br />
ATTENTIE<br />
❒ Monteer nooit gebruikte banden of banden,<br />
waarvan de herkomst onbekend is.<br />
❒ Bij de montage van een nieuwe band moet ook<br />
het ventiel vernieuwd worden.<br />
❒ Om een gelijke slijtage van de banden op de<br />
vooras en de achteras te verkrijgen, is het raadzaam<br />
de banden om de 10.000 ÷ 15.000 km<br />
van as te verwisselen. Hierbij moeten de banden<br />
aan dezelfde zijde van de auto gemonteerd blijven,<br />
zodat een omkering van de draairichting<br />
wordt voorkomen.<br />
Bedenk dat ook de wegligging afhankelijk is van een juiste bandenspanning.<br />
Door een te lage bandenspanning wordt de band te heet, waardoor er onherstelbare<br />
inwendige schade aan de band kan ontstaan.<br />
Verwissel de banden niet kruiselings, waarbij de banden van de rechterzijde aan<br />
de linkerzijde en omgekeerd worden gemonteerd.<br />
Voer geen lakwerkzaamheden uit bij lichtmetalen velgen die een temperatuur vereisen<br />
boven 150°C. De mechanische eigenschappen van de wielen kunnen hierdoor<br />
in gevaar worden gebracht.
RUBBER SLANGEN<br />
Houd voor de rubber slangen van het rem- en<br />
brandstofsysteem zeer nauwkeurig de voorschriften<br />
van het “Onderhoudsschema” in dit hoofdstuk aan.<br />
Ozon, hoge temperaturen en het gedurende langere<br />
tijd ontbreken van vloeistof in een systeem zorgen<br />
ervoor dat de slangen uitdrogen en scheuren, waardoor<br />
het betreffende systeem gaat lekken. Daarom<br />
is zorgvuldige controle noodzakelijk.<br />
RUITENWISSERS/-<br />
ACHTERRUITWISSER<br />
WISSERBLADEN<br />
Maak de wisserbladen regelmatig schoon met een<br />
schoonmaakmiddel; wij raden TUTELA PROFES-<br />
SIONAL SC 35 aan.<br />
Vervang de wisserbladen als het rubber vervormd<br />
of versleten is. Het verdient aanbeveling ten minste<br />
een maal per jaar de wisserbladen te vervangen.<br />
Met enkele simpele voorzorgsmaatregelen is het<br />
mogelijk beschadigingen van het rubber te voorkomen.<br />
❒ Wanneer de temperatuur onder 0°C is gedaald,<br />
moet gecontroleerd worden of er geen ijs tussen<br />
wisserblad en ruit zit; maak de wissers zonodig<br />
vrij met een anti-vriesmiddel.<br />
❒ Verwijder eventueel opgehoopte sneeuw van de<br />
ruit om de wisserbladen te beschermen en oververhitting<br />
van de ruitenwissermotor te voorkomen.<br />
❒ Schakel de ruitenwissers/achterruitwisser niet op<br />
een droge ruit in.<br />
Rijden met versleten ruitenwisserbladen is gevaarlijk,<br />
omdat ze het zicht onder extreme atmosferische<br />
omstandigheden aanzienlijk beperken.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
247
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
248<br />
L0C0094m<br />
L0C0095m<br />
Wisserbladen voor vervangen<br />
Ga als volgt te werk:<br />
❒ Til de wisserarm A van de voorruit en plaats het wisserblad onder<br />
een hoek van 90° ten opzichte van de arm.<br />
❒ Druk op de lip B van de veerklem en verwijder het wisserblad van<br />
de arm.<br />
❒ Monteer het nieuwe blad, waarbij de lip in de zitting op de wisserarm<br />
moet vallen; controleer of het wisserblad geborgd is.<br />
Wisserblad achter vervangen<br />
Ga als volgt te werk:<br />
❒ Kantel het dopje A omhoog, draai de moer B los, waarmee de wisserarm<br />
aan de as is bevestigd, en neem de arm van de as.<br />
❒ Plaats de nieuwe wisserarm in de juiste stand en draai de moer<br />
zorgvuldig vast.<br />
❒ Kantel het dopje naar beneden.
RUITENSPROEIERS<br />
Voorruit (ruitensproeiers)<br />
Als de ruitensproeiers niet werken, controleer dan<br />
eerst het niveau in het ruitensproeiertankje (zie de<br />
paragraaf “Niveaus controleren” in dit hoofdstuk.<br />
Controleer vervolgens of de ruitensproeiermonden<br />
niet verstopt zijn. Deze kunnen zonodig met een<br />
speld worden doorgeprikt.<br />
De stralen moeten op ongeveer 1/3 van de bovenkant<br />
van de ruit worden gericht.<br />
Achterruit (achterruitsproeier)<br />
De stralen van de achterruitsproeier kunnen op<br />
dezelfde manier worden afgesteld als die van de<br />
ruitensproeiers voor.<br />
De ruitensproeiermond bevindt zich aan de linkerkant<br />
van het derde remlicht.<br />
KOPLAMPSPROEIERS<br />
Controleer regelmatig of de koplampsproeiers<br />
schoon en in goede staat zijn.<br />
De koplampsproeiers werken automatisch als het<br />
dim-/grootlicht brandt en de ruitensproeiers worden<br />
ingeschakeld.<br />
CARROSSERIE<br />
BESCHERMING TEGEN ATMOSFERISCHE<br />
INVLOEDEN<br />
De belangrijkste oorzaken van roest zijn:<br />
❒ luchtverontreiniging;<br />
❒ zoutgehalte in de lucht en luchtvochtigheid<br />
(gebieden aan zee, warm en vochtig klimaat);<br />
❒ omgevings-/seizoensinvloeden.<br />
Ook de invloed van schurende elementen, zoals<br />
stoffige omgeving, opwaaiend zand, modder en<br />
steenslag op de lak en de onderzijde moet niet worden<br />
onderschat.<br />
<strong>Lancia</strong> heeft voor de LANCIA <strong>Ypsilon</strong> de beste<br />
technologische oplossingen toegepast om de carrosserie<br />
efficiënt tegen roest te beschermen.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
249
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
250<br />
De belangrijkste zijn:<br />
❒ De toepassing van aangepaste spuittechnieken<br />
en lakproducten die de auto de benodigde weerstand<br />
tegen roest en schurende elementen verlenen.<br />
❒ Het gebruik van verzinkte (of voorbehandelde)<br />
plaatdelen met een hoge corrosiebestendigheid.<br />
❒ Het aanbrengen van een gespoten beschermende<br />
waslaag op de onderzijde, in de wielkuipen, in<br />
de motorruimte en verschillende holle ruimtes,<br />
met een hoog beschermend vermogen.<br />
❒ Het aanbrengen van een beschermende kunststof<br />
laag op kwetsbare delen: onderzijde van de<br />
portieren, binnenzijde van de spatborden,<br />
naden, randen, enz.<br />
❒ Toepassing van “open” holle ruimtes om condensvorming<br />
te voorkomen en binnendringend<br />
water af te voeren, waardoor roest van binnenuit<br />
wordt voorkomen.<br />
CARROSSERIEGARANTIE<br />
Bij de LANCIA <strong>Ypsilon</strong> is de carrosserie tegen doorroesten<br />
van alle originele componenten van de carrosserie<br />
en van alle dragende delen gegarandeerd.<br />
Voor de specifieke voorwaarden van deze garantie<br />
wordt verwezen naar het boekje “SERVICE EN<br />
GARANTIEHANDLEIDING”.
TIPS VOOR HET BEHOUD VAN DE CARROS-<br />
SERIE<br />
Lak<br />
De lak heeft behalve een esthetische functie ook een<br />
beschermende functie.<br />
Daarom moeten beschadigingen van de laklaag,<br />
zoals krassen, onmiddellijk worden bijgewerkt om<br />
roestvorming te voorkomen. Het bijwerken dient<br />
met de originele lak te worden uitgevoerd (zie<br />
“Plaatje met informatie over de carrosserielak” in<br />
het hoofdstuk “Technische gegevens” ).<br />
Het normale onderhoud van de auto beperkt zich<br />
tot wassen, waarbij de frequentie afhankelijk is van<br />
het gebruik van de auto en van de omgeving. Het is<br />
raadzaam de auto vaker te wassen bij sterke luchtverontreiniging<br />
of bij het rijden over wegen met<br />
strooizout.<br />
De juiste wasmethode:<br />
❒ Verwijder de antenne van het dak als u de auto<br />
in een wastunnel wast, om te voorkomen dat<br />
deze beschadigt.<br />
❒ Spoel de auto eerst met een waterstraal onder<br />
lage druk af.<br />
❒ Was de auto met een zachte spons met een<br />
oplossing van neutrale zeep; spoel daarbij de<br />
spons regelmatig uit.<br />
❒ Spoel de auto af met schoon water en droog de<br />
auto met warme lucht of een schone, zachte<br />
zeem.<br />
De minder zichtbare delen zoals randen van portieren,<br />
achterklep, motorkap en de koplampranden<br />
moeten niet vergeten worden, omdat daar water kan<br />
blijven staan. Het verdient aanbeveling de auto na<br />
het wassen niet onmiddellijk binnen te zetten, maar<br />
de auto nog even buiten te laten staan, zodat waterresten<br />
buiten kunnen verdampen.<br />
Was de auto nooit in de zon of als de motorkap nog<br />
warm is: omdat dan de glans van de lak kan afnemen.<br />
De kunststof carrosseriedelen kunnen op dezelfde<br />
wijze worden gewassen als de gespoten carrosseriedelen.<br />
Parkeer de auto niet onder bomen, aangezien harsdruppels<br />
bij langere inwerking de lak kunnen<br />
beschadigen, waardoor de kans op roestvorming<br />
wordt vergroot.<br />
BELANGRIJK Vogeluitwerpselen dienen zo snel en<br />
zo goed mogelijk van de lak verwijderd te worden,<br />
omdat door de agressieve bestanddelen de lak kan<br />
beschadigen.<br />
Schoonmaakmiddelen verontreinigen het water. Daarom moet de auto bij voorkeur worden gewassen<br />
op een plaats waar het afvalwater direct wordt opgevangen en gezuiverd.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
251
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
252<br />
Ruiten<br />
Gebruik voor het schoonmaken van de ruiten een<br />
daarvoor geschikt schoonmaakmiddel. Gebruik een<br />
schone, zachte doek om krassen en beschadigingen<br />
te voorkomen.<br />
BELANGRIJK Let er bij het schoonmaken van de<br />
binnenzijde van de achterruit op, dat de elektrische<br />
weerstandsdraden van de achterruitverwarming<br />
niet worden beschadigd. Veeg voorzichtig in de<br />
richting van de draden.<br />
Motorruimte<br />
Het verdient aanbeveling de motorruimte na het<br />
winterseizoen zorgvuldig te laten uitspuiten. Hierbij<br />
moet er goed op worden gelet dat de waterstralen<br />
niet direct met de elektronische regeleenheden in<br />
contact komen. Laat dit verzorgen door een gespecialiseerd<br />
bedrijf.<br />
BELANGRIJK Voor het uitspuiten van de motorruimte<br />
moet de contactsleutel in stand STOP staan<br />
en de motor koud zijn. Controleer na het reinigen<br />
of de verschillende beschermingen (rubber kappen,<br />
deksels, enz.) nog op hun plaats zitten en niet<br />
beschadigd zijn.<br />
ATTENTIE<br />
INTERIEUR<br />
Controleer af en toe of er onder de vloerbedekking<br />
geen water is blijven staan (dooiwater van sneeuwresten<br />
aan schoenen, lekkende paraplu’s, enz.),<br />
waardoor roestvorming op de bodem veroorzaakt<br />
zou kunnen worden.<br />
STOELEN EN STOFFEN BEKLEDING<br />
Verwijder stof met een zachte borstel of een stofzuiger.<br />
Voor een nog betere reiniging van de stoffen<br />
bekleding raden wij u aan de borstel vochtig te<br />
maken.<br />
Reinig de zittingen met een vochtige spons en een<br />
oplossing van neutrale zeep.<br />
Gebruik nooit ontvlambare producten zoals petroleum of wasbenzine voor het<br />
reinigen van de interieurdelen van de auto. De elektrostatische lading die tijdens<br />
het reinigen door het wrijven ontstaat, kan brand veroorzaken.
MET LEER BEKLEDE STOELEN<br />
Verwijder droog vuil met een zeemleer of een iets<br />
vochtige doek, zonder hard te drukken.<br />
Dep een vochtige vlek of vet met een droge en<br />
absorberende doek en wrijf daarbij niet. Behandel<br />
de plek vervolgens met een doek of zeem bevochtigd<br />
met water en een neutrale zeep.<br />
Als de vlek nog niet verwijderd is, behandel de vlek<br />
dan met een speciaal schoonmaakmiddel, waarbij<br />
de instructies op de verpakking strikt moeten worden<br />
opgevolgd.<br />
BELANGRIJK Gebruik nooit alcohol of producten<br />
op basis van alcohol.<br />
ATTENTIE<br />
KUNSTSTOF INTERIEURDELEN<br />
Gebruik speciale reinigingsmiddelen om het visuele<br />
effect van de componenten niet te wijzigen.<br />
BELANGRIJK Gebruik nooit alcohol of benzine om<br />
het glas van het instrumentenpaneel schoon te<br />
maken.<br />
Bewaar nooit spuitbussen in de auto. Ontploffingsgevaar. Spuitbussen mogen niet<br />
worden blootgesteld aan temperaturen boven 50°C. In de zomer kan de temperatuur<br />
in het interieur ver boven deze waarde oplopen.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
253
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
254<br />
TECHNISCHE GEGEVENS<br />
IDENTIFICATIEGEGEVENS ............................... 255<br />
MOTORCODES<br />
- CARROSSERIE-UITVOERINGEN ...................... 257<br />
MOTOR ................................................................ 258<br />
BRANDSTOFSYSTEEM ....................................... 259<br />
TRANSMISSIE ..................................................... 259<br />
REMMEN ............................................................. 260<br />
WIELOPHANGING .............................................. 260<br />
STUURINRICHTING ........................................... 260<br />
WIELEN .............................................................. 261<br />
AFMETINGEN ..................................................... 265<br />
PRESTATIES ........................................................ 266<br />
GEWICHTEN ....................................................... 267<br />
VULLINGSTABEL ............................................... 268<br />
SMEERMIDDELEN EN VLOEISTOFFEN ........... 270<br />
BRANDSTOFVERBRUIK ..................................... 272<br />
CO 2-EMISSIE ....................................................... 273
IDENTIFICATIEGEGEVENS<br />
Wij raden u aan nota te nemen van de identificatiegegevens. De identificatiegegevens<br />
zijn op de typeplaatjes ingeslagen en worden hieronder<br />
vermeld:<br />
- Typeplaatje met identificatiegegevens<br />
- Chassisnummer<br />
- Plaatje met informatie over de carrosserielak<br />
- Motorcode.<br />
TYPEPLAATJE MET IDENTIFICATIEGEGEVENS<br />
Het typeplaatje is aangebracht op de fronttraverse in de motorruimte<br />
en bevat de volgende informatie:<br />
A - Naam van de fabrikant.<br />
B - Nummer typegoedkeuring.<br />
C - Identificatiecode van het autotype.<br />
D - Chassisnummer.<br />
E - Max. toelaatbaar totaalgewicht van de auto.<br />
F - Max. toelaatbaar totaalgewicht van de auto met aanhanger.<br />
G - Max. toelaatbare voorasbelasting.<br />
H - Max. toelaatbare achterasbelasting.<br />
I - Motortype.<br />
L - Code van de carrosserie-uitvoering.<br />
M - Nummer voor onderdelen.<br />
N - Correctiewaarde voor de uitlaatrookgasmeting (alleen bij dieselmotoren).<br />
L0C0129m<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
255
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
256<br />
L0C0131m<br />
L0C0130m<br />
CHASSISNUMMER<br />
Het chassisnummer is ingeslagen in de bodemplaat naast de rechter<br />
voorstoel.<br />
Het is bereikbaar nadat het klepje in de vloerbedekking is opgetild<br />
en bevat de volgende gegevens:<br />
❒ type van de auto;<br />
❒ oplopend productienummer.<br />
PLAATJE MET INFORMATIE OVER DE CARROSSERIELAK<br />
Het plaatje is op de binnenzijde van de motorkap aangebracht en<br />
bevat de volgende informatie:<br />
A - Fabrikant van de lak.<br />
B - Kleurbenaming.<br />
C - Kleurcode.<br />
D - Kleurcode voor bijwerken en overspuiten.<br />
MOTORCODE<br />
De motorcode is in het cilinderblok ingeslagen en bestaat uit het<br />
motortype en een oplopend productienummer.
MOTORCODES - CARROSSERIE-UITVOERINGEN<br />
1.2 8V 188A4000<br />
1.2 16V 188A5000<br />
1.4 16V 843A1000<br />
1.3 JTD 188A9000<br />
(▲) Uitvoering 5 zitplaatsen<br />
(*) Uitvoering 4 zitplaatsen<br />
Typecode van de motor Code van de carrosserie-uitvoering<br />
843AXA1A 00 (*)<br />
843AXA1A 00B (▲)<br />
843AXB1A 01 (*)<br />
843AXB1A 01B (▲)<br />
843AXC1A 02 (*)<br />
843AXC1A 02B (▲)<br />
843AXD1A 03 (*)<br />
843AXD1A 03B (▲)<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
257
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
258<br />
MOTOR<br />
ALGEMEEN<br />
Typecode<br />
Cyclus<br />
Aantal en opstelling cilinders<br />
Boring en slag mm<br />
Cilinderinhoud cm 3<br />
Compressieverhouding<br />
Max. vermogen (EU) kW<br />
pk<br />
bijbehorend toerental min -1<br />
Max. koppel (EU) Nm<br />
kgm<br />
bijbehorend toerental min -1<br />
Bougies<br />
Brandstof<br />
1.28V<br />
188A4000<br />
Otto<br />
4 in lijn<br />
70,8x 78,86<br />
1242<br />
9,5 ± 0,2<br />
44<br />
60<br />
5000<br />
102<br />
2500<br />
Champion RC10YCC<br />
Bosch FR8DE<br />
NGK BKR5EZ<br />
Loodvrije benzine 95<br />
RON<br />
1.2 16V<br />
188A5000<br />
Otto<br />
4 in lijn<br />
70,8x 78,86<br />
1242<br />
10,6 ± 0,2<br />
59<br />
80<br />
5000<br />
114<br />
4000<br />
NGK DCPR7E-N<br />
Bosch YR7DE01<br />
Loodvrije benzine 95<br />
RON<br />
1.4 16V<br />
843A1000<br />
Otto<br />
4 in lijn<br />
72 x 84<br />
1368<br />
11 ± 0,2<br />
70<br />
95<br />
5800<br />
128<br />
4500<br />
NGK DCPR7E-N<br />
Loodvrije benzine 95<br />
RON<br />
1.3 JTD<br />
188A9000<br />
Diesel<br />
4 in lijn<br />
69,6x 82<br />
1248<br />
18 ± 0,40<br />
51<br />
70<br />
4000<br />
180<br />
1750<br />
–<br />
Diesel voor motorvoertuigen<br />
(spec. EN590)
BRANDSTOFSYSTEEM<br />
Brandstofsysteem<br />
TRANSMISSIE<br />
Versnellingsbak<br />
Koppeling<br />
Aandrijving<br />
1.2 8V - 1.2 16V - 1.4 16V<br />
Elektronische sequentiële, gefaseerde multipoint<br />
inspuiting. Returnless-systeem<br />
1.2 8V - 1.2 16V - 1.4 16V<br />
Vijf gesynchroniseerde versnellingen vooruit<br />
en één versnelling achteruit<br />
Zelfstellend<br />
met koppelingspedaal zonder vrije slag<br />
Voor<br />
1.3 JTD<br />
Elektronisch geregelde directe inspuiting multijet<br />
“Common Rail” Turbocompressor met vaste geometrie<br />
1.3 JTD<br />
Vijf gesynchroniseerde versnellingen vooruit<br />
en één versnelling achteruit<br />
Zelfstellend<br />
met koppelingspedaal zonder vrije slag<br />
Modificaties of reparaties aan het brandstofsysteem die niet correct worden uitgevoerd en waarbij<br />
geen rekening wordt gehouden met de technische specificaties van het systeem, kunnen storingen<br />
in de werking en zelfs brand veroorzaken.<br />
Voor<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
259
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
260<br />
REMMEN<br />
Voetrem:<br />
– voor<br />
– achter<br />
Handrem<br />
Bediend met handremhefboom,<br />
werkend op de achterwielen.<br />
BELANGRIJK Water, ijs en strooizout op de wegen kunnen zich afzetten op de remschijven waardoor de gewenste remvertraging<br />
iets later wordt bereikt.<br />
WIELOPHANGING<br />
Voor<br />
Achter<br />
STUURINRICHTING<br />
Type<br />
Minimum draaicirkel<br />
(tussen stoepranden) m<br />
1.2 8V - 1.2 16V - 1.4 16V - 1.3 JTD<br />
Schijfremmen met zwevende remtangen, en één remcilinder per wiel.<br />
Trommelremmen<br />
1.2 8V - 1.2 16V - 1.4 16V - 1.3 JTD<br />
Onafhankelijke wielophanging type Mc Pherson<br />
Semi-onafhankelijk met via torsietraverse gekoppelde wielen<br />
1.2 8V - 1.2 16V - 1.4 16V - 1.3 JTD<br />
Tandheugelstuurhuis<br />
met elektrische stuurbekrachtiging<br />
9,83
WIELEN<br />
WIELEN EN BANDEN<br />
Geperst stalen of lichtmetalen velgen. Tubeless radiaalbanden. Op de<br />
typegoedkeuring zijn bovendien alle goedgekeurde banden aangegeven.<br />
BELANGRIJK Als de gegevens in het instructieboekje afwijken van die<br />
van de typegoedkeuring, dient u zich altijd aan de gegevens van de typegoedkeuring<br />
te houden.<br />
Voor de rijveiligheid is het noodzakelijk dat u zich aan de voorgeschreven<br />
afmetingen houdt en dat alle wielen zijn voorzien van banden van hetzelfde<br />
merk en hetzelfde type.<br />
BELANGRIJK In tubeless banden mogen geen binnenbanden gebruikt<br />
worden.<br />
RESERVEWIEL<br />
Geperst stalen velg. Tubeless radiaalband.<br />
WIELUITLIJNING<br />
Toespoor gemeten tussen de velgranden van de voorwielen: 0±1 mm.<br />
De waarden zijn van toepassing op een onbelaste auto in rijklare staat.<br />
VERKLARING VAN DE CODERING OP DE BANDEN<br />
Voorbeeld: 185/65 R 14 86 T<br />
185 = Nominale breedte (S, afstand tussen de wangen in mm).<br />
65 = Hoogte/breedte-verhouding (H/S) (percentage).<br />
R = Radiaalband.<br />
14 = Diameter van de velg (in inch) (Ø).<br />
86 = Beladingsindex (draagvermogen).<br />
T = Maximale snelheid.<br />
L0C0132m<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
261
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
262<br />
Beladingsindex (draagvermogen)<br />
60 = 250 kg 84 = 500 kg<br />
61 = 257 kg 85 = 515 kg<br />
62 = 265 kg 86 = 530 kg<br />
63 = 272 kg 87 = 545 kg<br />
64 = 280 kg 88 = 560 kg<br />
65 = 290 kg 89 = 580 kg<br />
66 = 300 kg 90 = 600 kg<br />
67 = 307 kg 91 = 615 kg<br />
68 = 315 kg 92 = 630 kg<br />
69 = 325 kg 93 = 650 kg<br />
70 = 335 kg 94 = 670 kg<br />
71 = 345 kg 95 = 690 kg<br />
72 = 355 kg 96 = 710 kg<br />
73 = 365 kg 97 = 730 kg<br />
74 = 375 kg 98 = 750 kg<br />
75 = 387 kg 99 = 775 kg<br />
76 = 400 kg 100 = 800 kg<br />
77 = 412 kg 101 = 825 kg<br />
78 = 425 kg 102 = 850 kg<br />
79 = 437 kg 103 = 875 kg<br />
80 = 450 kg 104 = 900 kg<br />
81 = 462 kg 105 = 925 kg<br />
82 = 475 kg<br />
83 = 487 kg<br />
106 = 950 kg<br />
Maximale snelheid<br />
Q = max. 160 km/h.<br />
R = max. 170 km/h.<br />
S = max. 180 km/h.<br />
T = max. 190 km/h.<br />
U = max. 200 km/h.<br />
H = max. 210 km/h.<br />
V = max. 240 km/h.<br />
W = max. 270 km/h.<br />
Y = max. 300 km/h.<br />
Maximale snelheid bij<br />
winterbanden<br />
QM + S = max. 160 km/h.<br />
TM + S = max. 190 km/h.<br />
HM + S = max. 210 km/h.<br />
VERKLARING VAN DE CODE-<br />
RING OP DE VELGEN<br />
Bijvoorbeeld: 6 J x 14 H2 ET40<br />
6 = breedte van de velg (in<br />
inch) (1).<br />
J = velgbedprofiel (deel<br />
aan de zijkanten waarop<br />
de band steunt)<br />
(2).<br />
14 = Montagediameter in<br />
inch (komt overeen<br />
met die van de band<br />
die gemonteerd moet<br />
worden) (3 = Ø).<br />
H2 = vorm en aantal<br />
“humps” (vorm van de<br />
velgrand die de wang<br />
van de tubeless band<br />
op zijn plaats houdt).<br />
ET 40 = diepte van de velgbolling<br />
(afstand tussen<br />
het montagevlak van<br />
de velg op de naaf en<br />
het velghart).
Uitvoeringen Velgmaat Bandenmaat Reservewiel<br />
Standaard Winterbanden Velgmaat Bandenmaat<br />
1.2 8V 6J x 14H2-ET 40 185/65 R14 86T<br />
6J x 15H2-ET 40 195/55 R15 85H<br />
6,5J x 16H2-ET 40(*) 195/45 R16 80V<br />
1.2 16V 6J x 14H2-ET 40 185/65 R14 86T<br />
6J x 15H2-ET 40 195/55 R15 85H<br />
6,5J x 16H2-ET 40(*) 195/45 R16 80V<br />
1.4 16V 6J x 14H2-ET 40 185/65 R14 86T<br />
6J x 15H2-ET 40 195/55 R15 85H<br />
6,5J x 16H2-ET 40(*) 195/45 R16 80V<br />
1.3 JTD 6J x 14H2-ET 40 185/65 R14 86T<br />
6J x 15H2-ET 40 195/55 R15 85H<br />
6,5J x 16H2-ET 40(*) 195/45 R16 84V<br />
(*) Lichtmetalen velgen.<br />
185/65 R14 86Q M+S<br />
195/55 R15 85T M+S<br />
185/65 R14 86Q M+S<br />
195/55 R15 85T M+S<br />
185/65 R14 86Q M+S<br />
195/55 R15 85T M+S<br />
185/65 R14 86Q M+S<br />
195/55 R15 85T M+S<br />
4,00x14”-H-43<br />
4,00x14”-H-43<br />
4,00x14”-H-43<br />
4,00x14”-H-43<br />
135/80 B14 80P<br />
135/80 R14 84P<br />
135/80 B14 80P<br />
135/80 R14 84P<br />
135/80 B14 80P<br />
135/80 R14 84P<br />
135/80 B14 80P<br />
135/80 R14 84P<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
263
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
264<br />
BANDENSPANNING IN KOUDE TOESTAND (bar)<br />
STANDAARD BANDEN RESERVEWIEL<br />
Bandenmaat Onbeladen Volbeladen<br />
Voor Achter Voor Achter<br />
185/65 R14 86T 2 2 2,2 2,2<br />
1.2 8V 195/55 R15 85H 2,1 2,1 2,3 2,3 2,8<br />
195/45 R16 80V 2,1 2,1 2,3 2,3<br />
185/65 R14 86T 2 2 2,2 2,2<br />
1.2 16V 195/55 R15 85H 2,1 2,1 2,3 2,3 2,8<br />
195/45 R16 80V 2,1 2,1 2,3 2,3<br />
185/65 R14 86T 2 2 2,2 2,2<br />
1.4 16V 195/55 R15 85H 2,1 2,1 2,3 2,3 2,8<br />
195/45 R16 80V 2,1 2,1 2,3 2,3<br />
185/65 R14 86T 2 2 2,2 2,2<br />
1.3 JTD 195/55 R15 85H 2,1 2,1 2,3 2,3 2,8<br />
195/45 R16 84V 2,1 2,1 2,3 2,3<br />
Bij warme banden moet de bandenspanning 0,3 bar hoger zijn dan de voorgeschreven waarde. Controleer de spanning opnieuw bij<br />
koude banden.<br />
Bij winterbanden moet de in de tabel aangegeven waarde van de standaard gemonteerde banden met 0,2 bar verhoogd worden.
1.2 8V - 1.2 16V -<br />
1.4 16V - 1.3 JTD<br />
AFMETINGEN<br />
De afmetingen zijn aangegeven in mm<br />
en hebben betrekking op een auto die is<br />
uitgerust met standaardbanden.<br />
De hoogte heeft betrekking op een onbelaste<br />
auto.<br />
Inhoud bagageruimte<br />
Inhoud bij onbeladen auto<br />
(VDA-norm) ...........215(*)/290(▼) dm3 (*) met de achterbank geheel naar achteren<br />
geschoven<br />
(▼) met de achterbank geheel naar<br />
voren geschoven<br />
A B C D E F G H<br />
3778 787 2388 603 1530 1450 1720 1440(*)<br />
(*) Afhankelijk van de velgmaat kunnen er kleine verschillen zijn in de maten.<br />
L0C0133m<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
265
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
266<br />
PRESTATIES<br />
Max. snelheid na de inrijperiode van de auto, in km/h.<br />
1.2 8V 1.2 16V 1.4 16V 1.3 JTD<br />
153 165 175 165
GEWICHTEN<br />
Gewichten (kg) (sedan-uitvoeringen)<br />
Rijklaar gewicht (met volle reservoirs,<br />
reservewiel, gereedschap en accessoires):<br />
Nuttig laadvermogen (*) inclusief de bestuurder:<br />
Max. toelaatbaar gewicht (**)<br />
– vooras:<br />
– achteras:<br />
– totaalgewicht:<br />
Gewicht van de aanhanger<br />
– geremd:<br />
– ongeremd:<br />
Max. dakbelasting (***):<br />
Max. gewicht op de trekhaak<br />
(geremde aanhanger):<br />
1.2 8V 1.2 16V 1.4 16V 1.3 JTD<br />
945<br />
515<br />
800<br />
750<br />
1460<br />
750<br />
400<br />
75<br />
60<br />
(*) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (opendak, trekhaak, enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor het totale laadvermogen<br />
met hetzelfde gewicht daalt.<br />
(**) Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de auto zodanig<br />
wordt beladen dat deze limieten niet worden overschreden.<br />
(***) Allesdragers opgenomen in het <strong>Lancia</strong> Lineaccessori-programma, max. draagvermogen: 40 kg.<br />
975<br />
515<br />
800<br />
750<br />
1490<br />
900<br />
400<br />
75<br />
60<br />
980<br />
515<br />
800<br />
750<br />
1495<br />
900<br />
400<br />
75<br />
60<br />
1045<br />
415<br />
850<br />
750<br />
1520<br />
900<br />
400<br />
75<br />
60<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
267
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
268<br />
VULLINGSTABEL<br />
Brandstoftank:<br />
incl. een reserve van:<br />
Motorkoelsysteem<br />
– met airconditioning:<br />
Motorcarter:<br />
Carter en oliefilter:<br />
Versnellingsbak en differentieel:<br />
Hydraulisch remcircuit met<br />
ABS:<br />
Vloeistofreservoir ruitensproeiers<br />
, achterruitsproeier<br />
en koplampsproeiers: (*)<br />
1.2 8V 1.2 16V 1.4 16V<br />
liter kg liter kg liter kg<br />
47<br />
5/7<br />
4,5<br />
–<br />
–<br />
–<br />
–<br />
1,8(4,5)<br />
–<br />
–<br />
–<br />
2,2<br />
2,5<br />
1,5<br />
0,55<br />
–<br />
(*) De waarden tussen haakjes hebben betrekking op de uitvoeringen met koplampsproeiers.<br />
(❒) Voor temperaturen onder –20°C raden wij het gebruik aan van SELENIA PERFORMER SAE 5W-30.<br />
47<br />
5/7<br />
4,5<br />
–<br />
–<br />
–<br />
–<br />
1,8(4,5)<br />
–<br />
–<br />
–<br />
2,2<br />
2,5<br />
1,5<br />
0,55<br />
–<br />
47<br />
5/7<br />
4,5<br />
–<br />
–<br />
–<br />
–<br />
1,8(4,5)<br />
–<br />
–<br />
–<br />
2,2<br />
2,5<br />
1,5<br />
0,55<br />
–<br />
Voorgeschreven brandstof<br />
Aanbevolen producten<br />
Loodvrije superbenzine met<br />
octaangetal van ten minste 95<br />
R.O.N (specificatie EN228)<br />
Mengsel van gedemineraliseerd<br />
water en 40% PARAFLU UP<br />
SELENIA 20K (❒)<br />
TUTELA CAR ZC 75 SYNTH<br />
TUTELA TOP 4<br />
Mengsel van water en<br />
TUTELA PROFESSIONAL SC<br />
35
Brandstoftank:<br />
inclusief een reserve van:<br />
Motorkoelsysteem<br />
– met airconditioning:<br />
Motorcarter:<br />
Carter en oliefilter:<br />
Versnellingsbak en differentieel:<br />
Hydraulisch remcircuit met ABS:<br />
Vloeistofreservoir ruitensproeiers<br />
, achterruitsproeier<br />
en koplampsproeiers: (*)<br />
(*) De waarden tussen haakjes hebben betrekking op de uitvoeringen met koplampsproeiers.<br />
(❍) Voor temperaturen onder –15°C raden wij het gebruik aan van SELENIA WR 5W-40.<br />
liter<br />
47<br />
5/7<br />
6,8<br />
–<br />
–<br />
–<br />
–<br />
1,8 (4,5)<br />
1.3 JTD Voorgeschreven brandstof<br />
kg<br />
Aanbevolen producten<br />
–<br />
–<br />
–<br />
2,85<br />
3<br />
1,8<br />
0,55<br />
–<br />
Diesel voor motorvoertuigen<br />
(specificatie EN590)<br />
Mengsel van gedemineraliseerd<br />
water en 40% PARAFLU UP<br />
SELENIA WR (❍)<br />
TUTELA CAR ZC 75 SYNTH<br />
TUTELA TOP 4<br />
Mengsel van water en<br />
TUTELA<br />
PROFESSIONAL SC 35<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
269
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
270<br />
SMEERMIDDELEN EN VLOEISTOFFEN<br />
AANBEVOLEN PRODUCTEN EN HUN SPECIFICATIES<br />
Gebruik Specificaties van de smeermiddelen en vloeistoffen<br />
voor een correct functioneren van de auto<br />
Smering voor<br />
benzinemotoren<br />
(❒)<br />
Smering voor<br />
dieselmotoren<br />
(❍)<br />
Motorolie SAE 10W-40 op synthetische basis, die ruimschoots<br />
voldoet aan de specificaties ACEA A3 en API SL.<br />
Motorolie SAE 5W-30 op synthetische basis, die ruimschoots<br />
voldoet aan de specificaties ACEA A1 en API SL.<br />
Motorolie SAE 5W-40 op synthetische basis,<br />
die ruimschoots voldoet aan de specificaties ACEA B4, API CF<br />
en FIAT 9.55535-M2.<br />
Aanbevolen smeermiddelen<br />
en vloeistoffen<br />
SELENIA 20K<br />
SELENIA<br />
PERFORMER<br />
SELENIA WR<br />
(❒) Bij zeer lage buitentemperaturen raden wij het gebruik aan van SELENIA PERFORMER 5W-30.<br />
(❍)Bij zeer lage buitentemperaturen raden wij het gebruik aan van SELENIA WR DIESEL 5W-40.<br />
Toepassing<br />
L0C0175m
Gebruik Specificaties van de smeermiddelen en vloeistoffen<br />
voor een correct functioneren van de auto<br />
Olie en vetten voor<br />
krachtoverbrengingen<br />
Vloeistof voor<br />
remsysteem<br />
Antivries voor<br />
radiateur<br />
Vloeistof voor ruitensproeiers/<br />
achterruitsproeier/<br />
koplampsproeiers<br />
Synthetische SAE 75W-80 EP olie, die ruimschoots voldoet<br />
aan de specificaties API GL5 en MIL - L - 2105 D<br />
LEV.<br />
Vet op basis van lithiumzepen.<br />
Indringingsgetal NLGI 0.<br />
Waterafstotend vet op basis van lithiumzepen, indringingsgetal:<br />
NLGI=2, bevat organische molybdeenbisulfide<br />
Synthetische remvloeistof FMVSS nr, 116 DOT 4, ISO<br />
4925, CUNA NC 956-01<br />
Roodgekleurd beschermingsmiddel met antivries op basis<br />
van glycol-monoethyleen voor koelsysteem. Met organische<br />
formule gebaseerd op O.A.T.-technologie. Voldoet ruimschoots<br />
aan de specificaties CUNA NC 956-16,<br />
ASTM D 33306<br />
Mengsel van alcoholen en oppervlakte-actieve stoffen<br />
CUNA NC 956-11<br />
Aanbevolen smeermiddelen<br />
en vloeistoffen<br />
TUTELA CAR<br />
ZC 75 SYNTH<br />
TUTELA MRM ZERO<br />
TUTELA STAR 325<br />
(uitvoering 1.4)<br />
TUTELA STAR 500<br />
TUTELA TOP 4<br />
PARAFLU UP (*)<br />
TUTELA<br />
PROFESSIONAL<br />
SC 35<br />
Toepassing<br />
Handgeschakelde versnellingsbak<br />
en differentieel<br />
Homokinetische koppeling<br />
aan zijde differentieel<br />
Homokinetische koppeling<br />
aan zijde wiel<br />
Hydr. remsysteem en<br />
koppelingbediening<br />
Motorkoelsysteem.<br />
Mengverhouding:<br />
40% tot –22°C<br />
Onverdund of<br />
met water gebruiken<br />
(*) Belangrijk. Nooit bijvullen of mengen met vloeistoffen waarvan de specificaties afwijken ven hetgeen is voorgeschreven.<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
271
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
272<br />
BRANDSTOFVERBRUIK<br />
Het brandstofverbruik dat in de tabellen is opgenomen, is gemeten volgens een vastgestelde testmethode die in<br />
EU-normen is vastgelegd.<br />
Het brandstofverbruik is gemeten tijdens:<br />
❒ een stadsrit: opgebouwd uit een koude start gevolgd door een gesimuleerde, normale testrit in stadsverkeer;<br />
❒ een rit buiten de stad: hierbij wordt veelvuldig geaccelereerd in alle versnellingen en wordt een normaal<br />
gebruik van de auto buiten de stad gesimuleerd. De snelheid varieert tussen de 0 en 120 km/h;<br />
❒ gecombineerd brandstofverbruik: hierbij telt de waarde van de stadsrit mee voor 37% en de waarde van<br />
de testrit buiten de stad voor 63%.<br />
BELANGRIJK Het soort wegdek, verkeerssituatie, atmosferische omstandigheden, rijstijl,<br />
uitrustingsniveau/accessoires, de algemene conditie van de auto, belading van de auto en andere omstandigheden<br />
die de aërodynamica van de auto kunnen verslechteren of de weerstand vergroten, kunnen een brandstofverbruik<br />
opleveren, dat afwijkt van de resultaten die tijdens de hierboven beschreven tests zijn bereikt.<br />
Brandstofverbruik volgens EU-normen 1999/100 (liter x 100 km)<br />
Stadsverkeer<br />
Buitenweg<br />
Gecombineerd<br />
1.2 8V 1.2 16V 1.4 16V 1.3 JTD<br />
7,7 7,7 8,4 5,8<br />
5 5 5,6 4,0<br />
6 6 6,6 4,7
CO2-EMISSIE<br />
De CO2-emissie via de uitlaat is gemeten op een gecombineerd traject. De maximale waarden zijn in onderstaande<br />
tabel weergegeven.<br />
CO2-emissie volgens EU-normen 1999/100 (g/km<br />
1.2 8V 1.2 16V 1.4 16V 1.3 JTD<br />
142 142 157 123<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
273
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
274<br />
ALFABETISCH REGISTER<br />
Aansteker ................................99<br />
ABS........................................115<br />
Accu<br />
- accu opladen .......................241<br />
- acculading controleren 232-241<br />
- starten met een hulpaccu.....194<br />
- vervangen ...........................242<br />
Achterklep ......................106-107<br />
Achterruitsproeier<br />
- bediening ..............................91<br />
- vloeistofniveau ....................238<br />
Achterruitwisser<br />
- achterruitsproeier................249<br />
- bediening ..............................91<br />
- wisserblad ...........................247<br />
Achteruitrijlichten ..................214<br />
Afmetingen ............................265<br />
Airbags aan de zijkant............152<br />
- headbags.............................153<br />
- sidebags ..............................152<br />
Airbags voor...........................149<br />
- airbag voor<br />
aan bestuurderszijde ..............150<br />
- airbag voor<br />
aan passagierszijde.................150<br />
Airconditioning, automatische<br />
met gescheiden regeling............72<br />
Airconditioning, handbediend ..68<br />
Asbak.......................................99<br />
ASR .......................................119<br />
- in-/uitschakelen ..................120<br />
Auto langere tijd stallen .........171<br />
Autoradio...............................123<br />
Bagageruimte<br />
- hoedenplank verwijderen.....108<br />
- openen/sluiten.....................106<br />
- vergroten.............................109<br />
Bagageruimte vergroten..........109<br />
Banden<br />
- onderhoud...........................245<br />
- standaard............................263<br />
- verklaring van<br />
bandencodering......................261<br />
- vervangen ...........................201<br />
- winterbanden ......................169<br />
Bandenspanning.....................264<br />
Bedieningsknoppen ..................96<br />
Bekerhouders ...........................99<br />
Bescherming van het milieu....131<br />
Bougies<br />
- type.....................................258<br />
Brandstof<br />
- brandstofmeter......................22<br />
Brake Assist (remregeling bij<br />
noodstops) .............................116<br />
Brandstofbesparing ................164<br />
Brandstofmeter ........................22<br />
Brandstofnoodschakelaar .........98<br />
Buitenverlichting......................84
Carrosserie<br />
- motorcodes - carrosserieuitvoeringen<br />
...........................257<br />
- onderhoud...........................249<br />
Chassisnummer......................256<br />
CO2-emissie...........................273<br />
Code-card ................................12<br />
Cruise-control<br />
(snelheidsregelaar) ...................92<br />
Dashboard.................................8<br />
Dashboard en bediening.............7<br />
Dashboardkastjes .....................99<br />
Dead-lock (systeem).................18<br />
- in-/uitschakelen ....................19<br />
Derde remlicht .......................215<br />
Dieselfilter<br />
- condens aftappen ................240<br />
Digitaal klokje..........................25<br />
Dimlicht<br />
- bediening ..............................84<br />
- gloeilamp vervangen ...........211<br />
Dop van de brandstoftank......130<br />
Drukknoppen...........................24<br />
Dualdrive (elektrische<br />
stuurbekrachtiging)................125<br />
Easy entry ...............................55<br />
Elektrische ruitbediening .......104<br />
- bedieningsknoppen .............105<br />
Elektrische stuurbekrachtiging<br />
“Dualdrive” ...........................125<br />
EOBD (systeem).....................122<br />
ESP (systeem)........................117<br />
Extra accessoires ....................124<br />
Gordelspanners ......................136<br />
Grootlicht<br />
- bediening ..............................85<br />
- gloeilamp vervangen ...........211<br />
-grootlichtsignaal....................85<br />
Grootlichtsignaal......................85<br />
Handgeschakelde<br />
versnellingsbak ......................163<br />
Handrem................................162<br />
Hoofdsteunen<br />
- achter....................................60<br />
- voor ......................................59<br />
Fix & Go<br />
Identificatiegegevens..............255<br />
(bandenreparatieset) ..............196<br />
Inspuiting...............................259<br />
Follow me home.......................86<br />
Instrumenten............................22<br />
Gereedschap ..........................203 Instrumentenpaneel....................9<br />
Gewichten ..............................267 - lichtsterkteregeling................54<br />
Gloeilamp (vervangen van een) .... Intelligente wis-/wasregeling ....89<br />
- algemene aanwijzingen........207 Interieur.................................252<br />
- lamptypen...........................208 Interieuruitrusting....................99<br />
ALFABETISCH<br />
275<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
REGISTER
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
276<br />
Isofix (kinderzitje)..................146<br />
Kentekenplaatverlichting.......215<br />
Kilometerteller (display) ..........25<br />
Kinderen veilig vervoeren.......139<br />
Kinderzitjes (geschiktheid voor<br />
gebruik) .................................144<br />
Klimaatregeling........................63<br />
Koelvloeistoftemperatuurmeter 23<br />
Koplampen ............................113<br />
- koplampen afstellen ............114<br />
- koplampverstelling..............114<br />
Koplampsproeiers<br />
- bediening ..............................91<br />
- vloeistofniveau ....................238<br />
Koppeling ..............................259<br />
Krik .......................................203<br />
Lak .......................................251<br />
Lampjes en berichten .............172<br />
<strong>Lancia</strong> CODE...........................10<br />
Luchtfilter..............................240<br />
Luchtrecirculatie......................67<br />
Luchtroosters ...........................64<br />
Mechanische sleutel .................13<br />
Mistachterlicht<br />
- bedieningsknop .....................97<br />
- gloeilamp vervangen ...........214<br />
Mistlampen voor<br />
- bedieningsknop .....................96<br />
- gloeilamp vervangen ...........213<br />
Montagevoorbereiding voor<br />
“Isofix”-kinderzitje ................146<br />
Motor starten ..................158-193<br />
- benzinemotor starten...........158<br />
- JTD-motor starten...............159<br />
- motor opwarmen<br />
na het starten .........................160<br />
-motor uitzetten ...................160<br />
- noodstart.............................160<br />
-rollend starten.....................195<br />
- start-/contactslot ..................21<br />
- starten met een hulpaccu.....194<br />
Motor<br />
- identificatiecode ..................257<br />
- motorcode ...........................256<br />
- specificaties.........................258<br />
Motorkap ...............................111<br />
Motorolie<br />
- niveau controleren...............235<br />
- specificaties.........................270<br />
- verbruik ..............................236<br />
Multifunctioneel display ...........25<br />
Niveau koelvloeistof...............237<br />
Niveau motorolie....................235<br />
Niveau remvloeistof................239<br />
Niveau ruiten-<br />
/koplampsproeiervloeistof ......238<br />
Niveaus controleren................233<br />
Noodgevallen .........................192<br />
Onderhoud en zorg ................226<br />
- aanvullende werkzaamheden .230<br />
- geprogrammeerd<br />
onderhoud..............................227
- Jaarlijks inspectieschema.....230<br />
- Onderhoudsschema .............228<br />
Opbergvak ...............................99<br />
Opendak ................................101<br />
Opkrikken van de auto...........224<br />
Parkeerlichten .........................97<br />
Parkeersensor.........................127<br />
Parkeerverlichting<br />
- bediening ..............................84<br />
- gloeilamp achter vervangen.214<br />
- gloeilamp voor vervangen....213<br />
Parkeren ................................161<br />
Plafondverlichting voor<br />
- bediening ..............................95<br />
- gloeilamp vervangen ...........216<br />
Pollenfilter .............................240<br />
Portieren ................................103<br />
Portiervergrendeling.................14<br />
Prestaties ...............................266<br />
Radiozendapparatuur en mobiele<br />
telefoon ..................................124<br />
Regensensor .............................89<br />
Remmen<br />
- technische gegevens.............260<br />
- vloeistofniveau ....................239<br />
Richtingaanwijzers<br />
- bediening ..............................85<br />
- vervangen gloeilamp achter.214<br />
- vervangen gloeilamp op<br />
voorspatbord..........................212<br />
- vervangen gloeilamp voor....212<br />
Rubber slangen ......................247<br />
Ruiten reinigen.........................88<br />
Ruitensproeiers<br />
- bediening ..............................88<br />
- vloeistofniveau ....................238<br />
Ruitenwissers<br />
- bediening ..............................88<br />
- ruitensproeiers.....................249<br />
- wisserbladen .......................247<br />
Sensor automatische koplampen<br />
(schemersensor) .......................87<br />
Slepen van de auto .................224<br />
Sleutel met afstandsbediening ..14<br />
Sleutels ....................................12<br />
Smeermiddelen en vloeistoffen270<br />
Sneeuwkettingen ....................170<br />
Snelheid (maximum)..............266<br />
Snelheidsregelaar<br />
(Cruise-control) .......................92<br />
Spiegels<br />
- achteruitkijkspiegel ...............61<br />
- buitenspiegels........................61<br />
- elektrische bediening.............61<br />
Start-/contactslot .....................21<br />
Startblokkering <strong>Lancia</strong> CODE .10<br />
Starten en rijden ....................157<br />
Stoelen .....................................55<br />
-reinigen...............................252<br />
- verschuifbare zitplaatsen<br />
achter.......................................57<br />
Stuurinrichting.......................260<br />
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
277
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
278<br />
Stuurslot ..................................21<br />
Stuurwielverstelling..................60<br />
Symbolen .................................10<br />
Tanken met de<br />
LANCIA <strong>Ypsilon</strong> ....................129<br />
Tankklepje .............................130<br />
Technische gegevens...............255<br />
Toerenteller ..............................22<br />
Transmissie ............................259<br />
Trekken van aanhangers ........166<br />
-trekhaak monteren ..............167<br />
Trekkrachtbegrenzers.............137<br />
Typeplaatjes<br />
- carrosserielak ......................256<br />
- identificatiegegevens............255<br />
Veiligheid..................................2<br />
Veiligheidsgordels<br />
- algemene richtlijnen ............137<br />
- gebruik ...............................133<br />
- hoogteverstelling .................135<br />
- onderhoud...........................139<br />
-trekkrachtbegrenzers...........137<br />
Velgen ....................................263<br />
- verklaring van<br />
velgencodering .......................261<br />
Ventilatie..................................64<br />
Verbruik<br />
- brandstof ............................272<br />
- motorolie.............................236<br />
Versnellingsbak<br />
- handgeschakelde<br />
versnellingsbak ......................163<br />
- specificaties ........................259<br />
Verwarming en ventilatie..........63<br />
Vullingstabel ..........................268<br />
Waarschuwingsknipperlichten.96<br />
Wiel verwisselen .....................201<br />
Wielen<br />
-reservewiel ..........................263<br />
- verwisselen..........................201<br />
Wielophanging .......................260<br />
Wisserbladen voor/achter .......247<br />
Zekeringen (vervangen).........218<br />
Zitpositie instellen....................55<br />
Zonnekleppen ........................100
DASHBOARD<br />
EN<br />
BEDIENING<br />
VEILIGHEID<br />
STARTEN EN<br />
WEGRIJDEN<br />
LAMPJES EN<br />
BERICHTEN<br />
NOOD-<br />
GEVALLEN<br />
ONDERHOUD<br />
EN ZORG<br />
TECHNISCHE<br />
GEGEVENS<br />
ALFABETISCH<br />
REGISTER<br />
279
OLIE VERVERSEN?<br />
DE EXPERTS<br />
ADVISEREN SELENIA.<br />
Uw nieuwe auto is ontwikkeld met<br />
producten van de FL Group.<br />
Bij de werkplaatsen van het <strong>Lancia</strong>dealernet<br />
kunt u Selenia-motorolie<br />
verkrijgen.<br />
35.000 Motorexperts in heel Europa<br />
adviseren Selenia voor een<br />
maximale bescherming van de motor<br />
in uw auto.<br />
VRAAG UW DEALER<br />
NAAR SELENIA.
SELENIA: DE PERFECTE KEUZE VOOR UW AUTO<br />
De motor van uw nieuwe auto is ontwikkeld met Selenia<br />
20K; een synthetische motorolie die voldoet aan<br />
de meest geavanceerde internationale specificaties.<br />
Selenia 20K verbetert de eigenschappen van de<br />
motor en garandeert optimale prestaties en maximale<br />
bescherming.<br />
SELENIA 20K<br />
Top Quality fuel economy motorolie volgens API<br />
SJ-specificaties voor normale, turbo- of multikleps-benzinemotoren<br />
.<br />
Brandstofbesparing tot 2% en maximale stabiliteit<br />
bij hoge temperaturen.<br />
SELENIA PERFORMER<br />
Speciale motorolie voor een optimale werking van<br />
benzinemotoren onder zeer extreme klimatologische<br />
omstandigheden (starten tot zelfs –35°C).<br />
SELENIA TURBO DIESEL<br />
Motorolie voor normale, turbo- of multikleps-dieselmotoren.<br />
Voordelen:<br />
• uitstekende vloeibaarheid bij lage temperaturen<br />
• maximale stabiliteit bij hoge temperaturen<br />
• optimale reiniging van de motor.<br />
SELENIA WR DIESEL<br />
Speciale motorolie voor normale, turbo- of multikleps-dieselmotoren<br />
voor een optimale werking<br />
onder zeer extreme klimatologische omstandigheden<br />
(starten tot zelfs –35°C).<br />
%<br />
16<br />
14<br />
12<br />
10 86420<br />
ANALYSE VAN GEBRUIKTE MOTOROLIE:<br />
VISCOSITEITSTOENAME BIJ 40°C (*)<br />
0 2500 5000 7500 10000 12500 15000 17500 20000<br />
km<br />
SELENIA 20K REFERENTIEPRODUCT<br />
(*) ASTM D445<br />
Selenia 20K is afgestemd op de nieuwe generatie<br />
motoren en dank zij de uitstekende chemische stabiliteit<br />
kunnen de verversingsintervallen worden<br />
verlengd tot 20.000 km, waarbij een langdurige reiniging<br />
is gegarandeerd.<br />
SELENIA: DE KRACHT ACHTER UW MOTOR<br />
Verontreinig het milieu niet met afgewerkte olie.
282<br />
NOTITIES
UITVOERING STANDAARD GEMONTEERDE BAND RESERVEWIEL<br />
Bandenmaat Onbeladen Volbeladen<br />
Voor Achter Voor Achter<br />
1.2 8V<br />
1.2 16V<br />
1.4 16V<br />
1.3 JTD<br />
185/65 R14 86T<br />
195/55 R15 85H<br />
195/45 R16 80V<br />
185/65 R14 86T<br />
195/55 R15 85H<br />
195/45 R16 80V<br />
185/65 R14 86T<br />
195/55 R15 85H<br />
195/45 R16 80V<br />
185/65 R14 86T<br />
195/55 R15 85H<br />
195/45 R16 84V<br />
MOTOROLIE VERVERSEN<br />
BRANDSTOFTANK (liters)<br />
1.2 8V - 1.2 16V - 1.4 16V - 1.3 JTD<br />
Inhoud van de brandstoftank 47<br />
2<br />
2,1<br />
2,1<br />
2<br />
2,1<br />
2,1<br />
2<br />
2,1<br />
2,1<br />
2<br />
2,1<br />
2,1<br />
Reserve 5/7<br />
De benzinemotoren zijn uitsluitend geschikt voor loodvrije benzine met een minimum octaangetal van 95 RON.<br />
De dieselmotoren zijn uitsluitend geschikt voor dieselbrandstof voor motorvoertuigen (specificatie EN590).<br />
2<br />
2,1<br />
2,1<br />
2<br />
2,1<br />
2,1<br />
2<br />
2,1<br />
2,1<br />
2<br />
2,1<br />
2,1<br />
1.2 8V 1.2 16V 1.4 16V 1.3 JTD<br />
liter kg liter kg liter kg liter kg<br />
Motorcarter – 2,2 – 2,2 – 2,2 – 2,85<br />
Motorcarter en filter – 2,5 – 2,5 – 2,5 – 3<br />
<strong>Fiat</strong> Auto Nederland B.V.<br />
Druknummer <strong>603.45.408</strong>NL - VI/2003 - 2 e editie - Gedrukt door Hoogcarspel Grafische Communicate - Middenbeemster<br />
Eindredactie Satiz - Turijn<br />
2,2<br />
2,3<br />
2,3<br />
2,2<br />
2,3<br />
2,3<br />
2,2<br />
2,3<br />
2,3<br />
2,2<br />
2,3<br />
2,3<br />
2,2<br />
2,3<br />
2,3<br />
2,2<br />
2,3<br />
2,3<br />
2,2<br />
2,3<br />
2,3<br />
2,2<br />
2,3<br />
2,3<br />
4,2<br />
4,2<br />
4,2<br />
4,2
De gegevens in deze publicatie zijn uitsluitend indicatief bedoeld. <strong>Lancia</strong> behoudt zich het recht voor op elk moment de in deze publicatie<br />
beschreven modellen om technische of commerciële redenen te wijzigen. Wendt u voor de recentste informatie over dit onderwerp tot de <strong>Lancia</strong> dealer.<br />
Gedrukt op milieuvriendelijk chloorvrij papier.<br />
NEDERLANDS