603.45.408 Lancia Ypsilon Instructie - Fiat-Service

603.45.408 Lancia Ypsilon Instructie - Fiat-Service 603.45.408 Lancia Ypsilon Instructie - Fiat-Service

fiat.service.nl
from fiat.service.nl More from this publisher
14.10.2013 Views

ANCIA 603.45.408 NL LANCIA YPSILON Instructie

ANCIA<br />

<strong>603.45.408</strong> NL<br />

LANCIA YPSILON<br />

<strong>Instructie</strong>


Geachte cliënt,<br />

Wij feliciteren u met uw aankoop en bedanken u dat u voor een LANCIA hebt gekozen.<br />

Wij hebben dit boekje samengesteld om u de kwaliteiten van deze auto volledig te laten benutten.<br />

Wij raden u aan alle hoofdstukken goed door te lezen voordat u voor de eerste keer met de auto gaat rijden.<br />

Dit instructieboekje bevat informatie, tips en aanwijzingen die u zullen helpen de technische kwaliteiten van uw<br />

LANCIA volledig te benutten. U zult niet alleen de bijzondere eigenschappen ontdekken van uw LANCIA maar ook<br />

belangrijke aanwijzingen vinden voor de verzorging, het onderhoud, de rijveiligheid en het geprogrammeerd onderhoud.<br />

Wij raden u aan om de aanwijzingen en tips bij de symbolen onder aan de pagina aandachtig te lezen:<br />

veiligheid van de inzittenden;<br />

conditie van de auto;<br />

bescherming van het milieu.<br />

In de “<strong>Service</strong>- en garantiehandleiding” vindt u naast het schema voor het geprogrammeerd onderhoud:<br />

– het garantiecertificaat en de bijbehorende voorwaarden<br />

– een overzicht van de speciale aanvullende service voor cliënten.<br />

Wij zijn ervan overtuigd, dat u met behulp van dit instructieboekje spoedig met uw auto vertrouwd zult raken<br />

en dat uw nieuwe auto en de ondersteuning van de LANCIA-organisatie u volledig tevreden zullen stellen.<br />

Veel leesplezier en goede reis!<br />

Hoewel in dit instructieboekje alle uitvoeringen van de LANCIA <strong>Ypsilon</strong> beschreven worden, dient u<br />

zich aan de informatie te houden met betrekking tot de uitrusting, de motoruitvoering en het model van<br />

de auto die u gekocht hebt.


VEILIG EN MILIEUBEWUST RIJDEN<br />

Veiligheid en respect voor het milieu zijn de uitgangspunten geweest bij het ontwerpen van de LANCIA <strong>Ypsilon</strong>.<br />

Dankzij deze opvatting kon de LANCIA <strong>Ypsilon</strong> strenge veiligheidstests het hoofd bieden en goed doorstaan.<br />

De LANCIA <strong>Ypsilon</strong> voldoet aan de strengste eisen in zijn klasse en is al voorbereid op de toekomstige normen.<br />

Daarnaast is de LANCIA <strong>Ypsilon</strong> door het doorlopende onderzoek naar nieuwe en doeltreffende bijdragen aan het<br />

behoud van het milieu, een auto die navolging verdient.<br />

Alle uitvoeringen zijn uitgerust met emissiereductiesystemen die bijdragen aan de bescherming van het milieu,<br />

waardoor de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen lager is dan de nu geldende normen.<br />

Wij herinneren u er bovendien aan dat LANCIA hard heeft gewerkt een zeer ambitieus doel te bereiken: 100% recycling.<br />

Als uw LANCIA <strong>Ypsilon</strong> buiten gebruik wordt gesteld, dan kan deze vrijwel geheel worden gerecycled, omdat<br />

voldaan wordt aan de voorwaarden van het F.A.R.E.-project. Dankzij dit project kunnen de <strong>Lancia</strong>-dealers uw<br />

voertuig milieuvriendelijk (en geheel volgens de wettelijke normen) buiten gebruik stellen, als u tot de aanschaf van<br />

een nieuwe auto overgaat.<br />

Voor de natuur betekent dat een groot voordeel: niets gaat verloren, niets wordt gestort en er zijn minder nieuwe<br />

grondstoffen nodig.<br />

BESCHERMING VAN HET MILIEU<br />

Bij het ontwerp en de productie van de LANCIA <strong>Ypsilon</strong> is niet alleen rekening gehouden met de traditionele aspecten,<br />

zoals prestaties en veiligheid, maar ook is er veel aandacht besteed aan de groeiende problemen met betrekking<br />

tot het milieu.<br />

De materiaalkeuze en de technische systemen en speciale voorzieningen zijn het resultaat van inspanningen die er<br />

op gericht zijn om de vervuiling van het milieu drastisch terug te dringen. Uw auto voldoet dan ook aan de strengste<br />

internationale milieunormen.


GEBRUIK VAN MILIEUVRIENDELIJKE MATERIALEN<br />

Geen enkel onderdeel van de LANCIA <strong>Ypsilon</strong> bevat asbest. De vulling van de stoelen en de airconditioning bevatten<br />

geen CFK’s (chloorfluorkoolwaterstoffen), het gas dat waarschijnlijk de oorzaak is van het gat in de ozonlaag.<br />

De kleurstoffen en de corrosiewerende behandeling van de bouten en moeren zijn niet schadelijk voor het milieu;<br />

ze bevatten dus geen lucht- en bodemverontreinigend cadmium.<br />

EMISSIEREDUCTIESYSTEMEN (benzinemotoren)<br />

Driewegkatalysator<br />

Het uitlaatsysteem is voorzien van een katalysator, die bestaat uit edelmetaallegeringen. De katalysator bevindt zich<br />

in een roestvast stalen houder die bestand is tegen hoge bedrijfstemperaturen.<br />

De katalysator zet onverbrande koolwaterstoffen, koolmonoxide en stikstofoxiden in het uitlaatgas om (ook al zijn<br />

deze dankzij het elektronische motormanagementsysteem, slechts in kleine hoeveelheden aanwezig) in niet schadelijke<br />

stoffen.<br />

Omdat tijdens de werking de katalysator zeer warm wordt, verdient het aanbeveling niet te parkeren boven papier,<br />

brandstof, gras, droge bladeren, enz.<br />

Lambdasondes<br />

De lambdasondes meten de hoeveelheid zuurstof in het uitlaatgas. De door de lambdasondes verzonden signalen<br />

worden door de regeleenheid van het motormanagementsysteem gebruikt om het lucht/brandstofmengsel te regelen.<br />

Benzinedamp-opvangsysteem<br />

Het is onmogelijk, ook bij stilstaande motor, benzinedampen te voorkomen. Daarom “vangt” dit systeem de dampen<br />

in een speciaal actieve-koolfilter.<br />

Als de motor draait, worden deze dampen afgezogen en verbrand in de motor.


EMISSIEREDUCTIESYSTEMEN (JTD-motoren)<br />

Oxidatiekatalysator<br />

De katalysator zet schadelijke bestanddelen in het uitlaatgas (koolmonoxide, onverbrande koolwaterstoffen en roetdeeltjes)<br />

om in onschadelijke stoffen, waarmee tevens de rook en de typische dieselgeur verminderd worden.<br />

De katalysator bestaat uit een roestvrijstalen huis met daarin een honingraatvormig keramisch binnenwerk. Hierop<br />

zit edelmetaal dat voor de katalytische reactie zorgt.<br />

Uitlaatgasrecirculatiesysteem (E.G.R.)<br />

Dit systeem zorgt voor recirculatie, oftewel hergebruik, van een deel van de uitlaatgassen. Het percentage dat gerecirculeerd<br />

wordt, is afhankelijk van de bedrijfsomstandigheden van de motor.<br />

Het systeem beperkt zonodig de uitstoot van stikstofoxiden.


ABSOLUUT LEZEN!<br />

BRANDSTOFTANK<br />

Benzinemotoren: tank uitsluitend loodvrije benzine met een minimum octaangetal van 95 RON.<br />

JTD-motoren: tank uitsluitend dieselbrandstof voor motorvoertuigen die voldoet aan de Europese<br />

specificatie EN590.<br />

K<br />

MOTOR STARTEN<br />

Benzinemotoren: controleer of de handrem is aangetrokken; zet de versnellingspook in vrij; trap het<br />

koppelingspedaal volledig in, maar trap het gaspedaal niet in; draai vervolgens de start-/contactsleutel<br />

in stand AVV en laat de sleutel los zodra de motor aanslaat.<br />

JTD-motoren: draai de start-/contactsleutel in stand MAR en wacht tot de waarschuwingslampjes Y<br />

en m doven; draai de start-/contactsleutel in stand AVV en laat de sleutel los zodra de motor aanslaat.<br />

PARKEREN BOVEN BRANDBARE MATERIALEN<br />

Omdat tijdens de werking de katalysator zeer warm wordt, verdient het aanbeveling niet te parkeren<br />

boven gras, droge bladeren, dennennaalden of ander licht ontvlambaar materiaal: brandgevaar.


BESCHERMING VAN HET MILIEU<br />

De auto is uitgerust met een diagnosesysteem dat continu controles uitvoert op de componenten die<br />

van invloed zijn op de uitlaatgasemissie, zodat overmatige vervuiling van het milieu wordt voorkomen.<br />

ELEKTRISCHE APPARATUUR<br />

Als u na aanschaf van uw auto accessoires wilt monteren die stroom verbruiken (waardoor de accu<br />

langzaam kan ontladen), dient u contact op te nemen met de <strong>Lancia</strong>-dealer. Deze kan u de meest<br />

geschikte installaties aanraden die de accu niet uitputten.<br />

CODE-card<br />

Bewaar de CODE-card op een veilige plaats, maar niet in de auto. Wij raden u aan de elektronische code van<br />

de CODE-card altijd bij u te hebben omdat deze onmisbaar is voor het uitvoeren van een noodstart.<br />

GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD<br />

Bedenk dat een goed onderhoud van de auto de beste manier is om de prestaties en de veiligheid van<br />

de auto gedurende langere tijd te garanderen. Daarbij wordt ook het milieu ontzien en blijven de<br />

exploitatiekosten laag.<br />

IN HET INSTRUCTIEBOEKJE…<br />

…vindt u informatie, tips en belangrijke waarschuwingen voor het juiste gebruik, veilig rijden en het<br />

onderhoud van uw auto. Let vooral op de symbolen " (veiligheid van de inzittenden), # (bescherming<br />

van het milieu) en â (conditie van de auto).<br />

Als op het multifunctionele display het bericht “Zie instructieboekje” verschijnt, moet u het hoofdstuk<br />

“Lampjes en berichten” in dit boekje raadplegen.<br />

U


DASHBOARD EN BEDIENING<br />

DASHBOARD ....................................................... 8<br />

INSTRUMENTENPANEEL .................................. 9<br />

SYMBOLEN ......................................................... 10<br />

LANCIA CODE .................................................... 10<br />

DE SLEUTELS .................................................... 12<br />

START-/CONTACTSLOT ..................................... 21<br />

INSTRUMENTEN ................................................ 22<br />

ZITPLAATSEN .................................................... 55<br />

HOOFDSTEUNEN ............................................... 59<br />

STUURWIEL ........................................................ 60<br />

SPIEGELS ............................................................ 61<br />

KLIMAATREGELING .......................................... 63<br />

VERWARMING EN VENTILATIE ....................... 65<br />

AIRCONDITIONING, HANDBEDIEND ................ 68<br />

AIRCONDITIONING, AUTOMATISCH ................. 72<br />

BUITENVERLICHTING ...................................... 84<br />

SENSOR AUTOMATISCHE KOPLAMPEN ........... 87<br />

RUITEN REINIGEN ............................................. 88<br />

REGENSENSOR .................................................. 89<br />

CRUISE-CONTROL ............................................. 92<br />

INTERIEURVERLICHTING ................................ 95<br />

BEDIENING ......................................................... 96<br />

INTERIEURUITRUSTING .................................... 99<br />

OPENDAK ........................................................... 101<br />

PORTIEREN ........................................................ 103<br />

ELEKTRISCHE RUITBEDIENING ...................... 104<br />

BAGAGERUIMTE ................................................ 106<br />

MOTORKAP ......................................................... 111<br />

ALLESDRAGERS ................................................ 113<br />

KOPLAMPEN ...................................................... 113<br />

ABS ...................................................................... 115<br />

ESP ...................................................................... 117<br />

ASR ...................................................................... 119<br />

EOBD ................................................................... 122<br />

AUTORADIO ........................................................ 123<br />

BOSE HIFI-AUDIOSYSTEEM............................... 123<br />

EXTRA ACCESSOIRES ....................................... 124<br />

ELEKTRISCHE STUURBEKRACHTIGING “DUAL-<br />

DRIVE” ................................................................ 125<br />

PARKEERSENSOR .............................................. 127<br />

TANKEN MET DE LANCIA YPSILON ................ 129<br />

BESCHERMING VAN HET MILIEU .................... 131<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

7


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

8<br />

DASHBOARD<br />

De aanwezigheid en de opstelling van de bedieningsorganen, instrumenten en de waarschuwings-/controlelampjes<br />

kunnen per uitvoering verschillen.<br />

LANCIA<br />

L0C0001m<br />

1. Uitstroomopeningen aan de zijkant - 2. Hendel links: bediening buitenverlichting - 3. Airbag bestuurderszijde – 4<br />

Hendel rechts: bediening ruitenwissers voor/achter en tripcomputer - 5. Uitstroomopeningen in het midden - 6.<br />

Autoradio (indien aanwezig) / Opbergvakje - 7. Instrumentenpaneel - 8. Airbag passagierszijde - 9. Schakelaar voor<br />

uitschakeling airbag voor aan passagierszijde - 10. Dashboardkastje - 11. Bedieningsknoppen verwarming, ventilatie<br />

en airconditioning - 12. Versnellingshendel - 13. Schakelaarpaneel - 14. Start-/contactslot - 15. Hendel stuurwielverstelling<br />

- 16. Hendel voor bediening cruise-control (indien aanwezig) - 17. Hendel motorkapontgrendeling.


INSTRUMENTENPANEEL<br />

A – Snelheidsmeter<br />

B – Brandstofmeter met<br />

waarschuwingslampje brandstofreserve<br />

C – Toerenteller<br />

D – Multifunctioneel display<br />

A – Snelheidsmeter<br />

B – Brandstofmeter met<br />

waarschuwingslampje brandstofreserve<br />

C – Koelvloeistoftemperatuurmeter met<br />

waarschuwingslampje voor te<br />

hoge koelvloeistoftemperatuur<br />

D – Toerenteller<br />

E – Multifunctioneel display<br />

0<br />

0<br />

0<br />

0<br />

L0C0002m<br />

L0C0003m<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

9


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

10<br />

L0C0004m<br />

SYMBOLEN<br />

Op of in de nabijheid van enkele onderdelen van uw auto zijn specifiek<br />

gekleurde plaatjes aangebracht met daarop symbolen die uw<br />

aandacht vragen en die voorzorgsmaatregelen aangeven die u in acht<br />

moet nemen als u met het betreffende onderdeel te maken krijgt.<br />

Onder de motorkap bevindt zich een plaatje met een korte samenvatting<br />

van de symbolen.<br />

LANCIA CODE<br />

Voor een nog betere bescherming tegen diefstal is de auto uitgerust<br />

met een elektronische startblokkering (<strong>Lancia</strong> CODE). Het systeem<br />

schakelt automatisch in als de start-/contactsleutel wordt uitgenomen.<br />

In iedere sleutel zit een elektronisch component gemonteerd dat bij<br />

het starten van de motor een signaal ontvangt via een speciale antenne<br />

die in het start-/contactslot is ingebouwd. Het signaal wordt bij het<br />

starten omgezet in een gecodeerd signaal en vervolgens aan de regeleenheid<br />

van de <strong>Lancia</strong> CODE gezonden, die, als de code wordt herkend,<br />

het starten van de motor mogelijk maakt.<br />

WERKING<br />

Als u bij het starten van de motor de sleutel in stand MAR draait,<br />

dan stuurt het <strong>Lancia</strong> CODE-systeem een code naar de regeleenheid<br />

van de motor die, als de code wordt herkend, de blokkering van de<br />

functies opheft.<br />

De code wordt alleen verzonden als de regeleenheid van het <strong>Lancia</strong><br />

CODE-systeem de door de sleutel verzonden code heeft herkend.<br />

Iedere keer als u de contactsleutel in stand STOP zet, schakelt het<br />

<strong>Lancia</strong> CODE-systeem de functies van de elektronische regeleenheid<br />

van de motor uit.


Als bij het starten de code niet wordt herkend, gaat<br />

op het instrumentenpaneel het waarschuwingslampje<br />

Y branden.<br />

In dat geval raden wij u aan de sleutel in stand<br />

STOP en vervolgens in stand MAR te draaien; als<br />

de motor geblokkeerd blijft, probeer het dan<br />

opnieuw met de andere geleverde sleutels. Als de<br />

motor nog niet aanslaat, voer dan zelf een noodstart<br />

uit (zie het hoofdstuk “Noodgevallen”) en<br />

wendt u daarna tot de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />

BELANGRIJK Elke sleutel heeft een eigen code die<br />

in de regeleenheid van het systeem moet worden<br />

opgeslagen. Voor het opslaan van nieuwe sleutels<br />

(maximaal acht) moet u zich tot de <strong>Lancia</strong>-dealer<br />

wenden.<br />

Als het waarschuwingslampje Y tijdens het<br />

rijden gaat branden<br />

❒ Als het lampje Y gaat branden, dan betekent<br />

dit dat het systeem een zelfdiagnose uitvoert<br />

(bijv. bij een vermindering van de spanning).<br />

Als u het systeem wilt controleren, moet u de<br />

auto stilzetten en de contactsleutel in stand<br />

STOP en vervolgens opnieuw in stand MAR<br />

draaien: als er geen enkele storing wordt gevonden,<br />

gaat het lampje Y niet branden.<br />

❒ Als het lampje Y blijft branden, moet de hiervoor<br />

beschreven procedure herhaald worden en<br />

de contactsleutel langer dan 30 seconden in<br />

stand STOP worden gezet. Als de storing blijft<br />

bestaan, wendt u dan tot de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />

❒ Als het lampje Y blijft branden, wordt de code<br />

niet herkend. In dat geval moet u de sleutel in<br />

stand STOP en vervolgens in stand MAR draaien;<br />

als de motor geblokkeerd blijft, probeer het<br />

dan opnieuw met de andere geleverde sleutels.<br />

Als de motor nog niet aanslaat, voer dan zelf een<br />

noodstart uit (zie het hoofdstuk<br />

“Noodgevallen”) en wendt u daarna tot de<br />

<strong>Lancia</strong>-dealer.<br />

Bij krachtige stoten kunnen de elektronische componenten in de sleutel beschadigd worden.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

11


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

12<br />

L0C0026m<br />

DE SLEUTELS<br />

CODE-CARD<br />

Bij de auto worden twee sleutels geleverd en de CODE-card waarop<br />

staat aangegeven:<br />

❒ de elektronische code A voor het uitvoeren van een noodstart<br />

(zie de paragraaf “Noodstart” in het hoofdstuk “Starten en<br />

wegrijden”);<br />

❒ de mechanische code van de sleutels B, die bij aanvraag van<br />

duplicaatsleutels aan de <strong>Lancia</strong>-dealer moet worden medegedeeld.<br />

Wij raden u aan de elektronische code A altijd bij u te hebben omdat<br />

deze onmisbaar is voor het uitvoeren van een noodstart.<br />

BELANGRIJK Om schade aan de elektronische schakelingen in de<br />

sleutels te voorkomen, mogen de sleutels niet aan directe zonnestraling<br />

worden blootgesteld.<br />

Als de auto wordt verkocht, moeten alle sleutels en de CODE-card overhandigd worden aan de nieuwe<br />

eigenaar.


MECHANISCHE SLEUTEL<br />

De sleutel is uitgerust met een metalen baard A en dient voor:<br />

❒ het start-/contactslot;<br />

❒ de sloten van de portieren;<br />

❒ de sleutelschakelaar voor het uitschakelen van de airbag aan passagierszijde;<br />

❒ het dead lock-systeem (indien aanwezig).<br />

Knop B dient voor het uitklappen van de metalen baard A.<br />

Houd voor het inklappen van de metalen baard in de handgreep<br />

knop B ingedrukt en draai de baard in de richting van de pijl tot de<br />

baard vastklikt. Laat hierna knop B los.<br />

Druk knop B alleen in als de sleutel ver genoeg van het lichaam (speciaal de<br />

ATTENTIE<br />

ogen) en van voorwerpen die snel beschadigen (bijvoorbeeld kledingstukken) is<br />

verwijderd. Laat de sleutel nooit onbeheerd achter. Hiermee voorkomt u dat<br />

iemand (dit geldt in het bijzonder voor kinderen) per ongeluk op de knop drukt.<br />

L0C0047m<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

13


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

14<br />

L0C0048m<br />

SLEUTEL MET AFSTANDSBEDIENING<br />

De sleutel is uitgerust met een metalen baard A en dient voor:<br />

❒ het start-/contactslot;<br />

❒ de sloten van de portieren;<br />

❒ de sleutelschakelaar voor het uitschakelen van de airbag aan passagierszijde;<br />

❒ het dead lock-systeem (indien aanwezig).<br />

Knop B dient voor het uitklappen van de metalen baard.<br />

Houd voor het inklappen van de metalen baard in de handgreep<br />

knop B ingedrukt en draai de baard in de richting van de pijl tot de<br />

baard vastklikt. Laat hierna knop B los.<br />

Knop Ë dient voor het ontgrendelen van de portieren en de achterklep.<br />

Knop ; dient voor het vergrendelen van de portieren en de achterklep.<br />

Knop R dient voor het op afstand openen van de achterklep.<br />

Lampje C gaat branden als de opdracht naar de ontvanger wordt<br />

verzonden.<br />

Druk knop B alleen in als de sleutel ver genoeg van het lichaam (speciaal de<br />

ATTENTIE<br />

ogen) en van voorwerpen die snel beschadigen (bijvoorbeeld kledingstukken) is<br />

verwijderd. Laat de sleutel nooit onbeheerd achter. Hiermee voorkomt u dat iemand (dit geldt in<br />

het bijzonder voor kinderen) per ongeluk op de knop drukt.


Als de portieren worden ontgrendeld, gaat de interieurverlichting een<br />

vooraf vastgestelde tijd branden.<br />

BELANGRIJK De frequentie van de afstandsbediening kan worden<br />

gestoord door krachtige radiosignalen van buiten de auto (van<br />

mobiele telefoons, van radioamateurs, enz.). Hierdoor kan de werking<br />

van de afstandsbediening worden beïnvloed.<br />

Portieren en achterklep ontgrendelen<br />

Druk kort op knop Ë: ontgrendeling van de portieren en de achterklep,<br />

tijdgeschakelde inschakeling interieurverlichting en twee keer<br />

knipperen van de richtingaanwijzers.<br />

Druk langer dan twee seconden op knop Ë: openen van de ruiten<br />

(indien aanwezig).<br />

Als na het ontgrendelen van de portieren en de achterklep binnen<br />

enkele seconden geen enkel portier noch de achterklep wordt geopend,<br />

dan vergrendelt het systeem automatisch de portieren en de<br />

achterklep.<br />

Als de brandstofnoodschakelaar in werking treedt, worden de portieren<br />

en de achterklep automatisch ontgrendeld.<br />

In het “Instelmenu” op het display (zie de paragraaf<br />

“Multifunctioneel display”) kunt u het systeem zo instellen dat na<br />

het indrukken van knop Ë alleen het bestuurdersportier wordt ontgrendeld<br />

of alle portieren (indien aanwezig).<br />

BELANGRIJK De frequentie van de afstandsbediening kan worden<br />

gestoord door krachtige radiosignalen van buiten de auto (van<br />

mobiele telefoons, van radioamateurs, enz.). Hierdoor kan de werking<br />

van de afstandsbediening worden beïnvloed.<br />

L0C0049m<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

15


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

16<br />

Portieren en achterklep vergrendelen<br />

Druk kort op knop Á: vergrendeling van de portieren<br />

en de achterklep, uitschakeling van de interieurverlichting<br />

en één keer knipperen van de richtingaanwijzers.<br />

Druk langer dan twee seconden op knop Á: sluiten<br />

van de ruiten (indien aanwezig).<br />

Druk twee keer snel achter elkaar op de knop voor<br />

het inschakelen van het dead lock-systeem (zie de<br />

paragraaf “Dead lock-systeem”) (indien aanwezig).<br />

BELANGRIJK De frequentie van de afstandsbediening<br />

kan worden gestoord door krachtige radiosignalen<br />

van buiten de auto (van mobiele telefoons,<br />

van radioamateurs, enz.). Hierdoor kan de werking<br />

van de afstandsbediening worden beïnvloed.<br />

Achterklep op afstand openen<br />

Druk op knop R en houd de knop ingedrukt om<br />

op afstand de achterklep te ontgrendelen (openen).<br />

Het openen van de achterklep wordt aangegeven<br />

door het twee keer knipperen van de richtingaanwijzers;<br />

bij het sluiten knipperen de richtingaanwijzers<br />

één keer (alleen bij ingeschakeld diefstalalarm).<br />

BELANGRIJK De frequentie van de afstandsbediening<br />

kan worden gestoord door krachtige radiosignalen<br />

van buiten de auto (van mobiele telefoons,<br />

van radioamateurs, enz.). Hierdoor kan de werking<br />

van de afstandsbediening worden beïnvloed.


Lampje op bestuurdersportier<br />

Als de portieren worden vergrendeld, gaat lampje A ongeveer 3<br />

seconden branden en daarna knipperen (bewakingsfunctie).<br />

Als de portieren worden vergrendeld en een of meer portieren en/of<br />

de achterklep is/zijn niet goed gesloten, gaan het lampje en de richtingaanwijzers<br />

snel knipperen.<br />

Batterij vervangen van de sleutel met afstandsbediening<br />

Als u de knoppen van de afstandsbediening indrukt en lampje F op<br />

de sleutel knippert slechts een keer kort, dan moet de batterij worden<br />

vervangen door een nieuw exemplaar dat normaal in de handel verkrijgbaar<br />

is.<br />

Ga voor het vervangen van de batterij als volgt te werk:<br />

❒ druk op knop A en klap de metalen baard B uit;<br />

❒ draai met een kleine schroevendraaier de sluiting C;<br />

❒ trek de batterijhouder D naar buiten en vervang de batterij E; let<br />

daarbij goed op de polariteit;<br />

❒ plaats de batterijhouder D in de sleutel en draai de sluiting C.<br />

Extra afstandsbedieningen bestellen<br />

Het systeem kan max. 8 afstandsbedieningen herkennen. Als u na<br />

verloop van tijd een nieuwe afstandsbediening nodig hebt, kunt u<br />

zich tot een <strong>Lancia</strong>-dealer wenden. Neem dan de CODE-card, een<br />

identiteitsbewijs en de autopapieren mee.<br />

Lege batterijen zijn schadelijk voor het milieu. Ze moeten in een daarvoor bestemde chemobox of<br />

afvalbak worden gedeponeerd. Ze kunnen ook ingeleverd worden bij de <strong>Lancia</strong>-dealer. Die zorgt<br />

vervolgens voor de afvoer.<br />

L0C0050m<br />

L0C0051m<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

17


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

18<br />

ATTENTIE<br />

ATTENTIE<br />

L0C0052m<br />

DEAD LOCK-SYSTEEM (indien aanwezig)<br />

Dit veiligheidssysteem verhindert de werking van:<br />

❒ de interne handgrepen van de auto;<br />

❒ de drukknoppen A en B voor het ver-/ontgrendelen, op de tunnelconsole<br />

bij de handrem.<br />

Hierdoor kunnen de portieren niet van binnenuit worden geopend bij<br />

een inbraakpoging (bijvoorbeeld bij het inslaan van een ruit).<br />

Het biedt dus de best mogelijke bescherming tegen inbraakpogingen.<br />

Daarom raden wij u aan om iedere keer als de u de auto verlaat, het<br />

systeem in te schakelen.<br />

Als het dead lock-systeem is ingeschakeld, kunnen de portieren op geen enkele<br />

wijze van binnenuit worden geopend. Controleer daarom, voordat u de auto verlaat,<br />

of er geen personen meer aan boord zijn.<br />

Als de batterij van de sleutel met afstandsbediening leeg is, kan het systeem<br />

alleen worden ingeschakeld door de metalen baard van de sleutel in het slot van<br />

de portieren te steken zoals op de volgende pagina wordt beschreven.


Inschakeling van het systeem<br />

Het systeem schakelt in de volgende gevallen op alle portieren automatisch<br />

in:<br />

❒ als u de mechanische sleutel A twee keer in de vergrendelstand<br />

zet;<br />

❒ als u twee keer op knop Á van de sleutel met afstandsbediening<br />

drukt.<br />

Als het systeem is ingeschakeld, knipperen de richtingaanwijzers 3<br />

keer en knippert het lampje op het portierpaneel aan bestuurderszijde<br />

(zie de tabel op de volgende pagina).<br />

Het systeem schakelt niet in als een of meerdere portieren niet goed<br />

gesloten zijn: zo wordt voorkomen dat een persoon via het geopende<br />

portier het interieur van de auto kan betreden en, als het portier vervolgens<br />

wordt gesloten, de auto niet meer kan verlaten.<br />

Uitschakeling van het systeem<br />

Het systeem schakelt in de volgende gevallen automatisch op alle<br />

portieren uit:<br />

❒ als de portieren worden ontgrendeld;<br />

❒ als alleen het bestuurdersportier wordt ontgrendeld;<br />

❒ als de start-/contactsleutel in stand MAR wordt gedraaid.<br />

L0C0053m<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

19


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

20<br />

Hieronder worden alle met de sleutel in te schakelen functies samengevat (met en zonder afstandsbediening):<br />

Type<br />

sleutel<br />

Mechanische<br />

sleutel<br />

Sleutel met<br />

afstandsbediening<br />

Knipperen<br />

richtingaanwijzers<br />

(alleen bij<br />

sleutel met<br />

afstandsbediening)<br />

Lampje<br />

bestuurders<br />

portier<br />

Openen<br />

Portieren<br />

Sleutel linksom<br />

draaien<br />

Sleutel linksom<br />

draaien<br />

Knop Ë kort<br />

indrukken<br />

2 x knipperen<br />

Doven<br />

bewakingslampje<br />

Sluiten<br />

Portieren<br />

Sleutel rechtsom<br />

draaien<br />

Sleutel rechtsom<br />

draaien<br />

Knop Á kort<br />

indrukken<br />

1 x knipperen<br />

3 sec. continu<br />

branden en vervolgens<br />

knipperen<br />

bewakingslampje<br />

Openen ruiten<br />

(indien aanwezig)<br />

Langer dan 2 sec.<br />

in de ontgrendelstand<br />

draaien<br />

Langer dan 2 sec.<br />

in de ontgrendelstand<br />

draaien<br />

Knop Ë langer<br />

indrukken (> 2<br />

sec.)<br />

2 x knipperen<br />

Doven bewakingslampje<br />

Sluiten ruiten<br />

(indien aanwezig)<br />

Langer dan 2 sec.<br />

in de ontgrendelstand<br />

draaien<br />

Langer dan 2<br />

seconden in de<br />

vergrendelstand<br />

draaien<br />

Knop Ë langer<br />

indrukken (> 2<br />

sec.)<br />

1 x knipperen<br />

Knipperen<br />

bewakingslampje<br />

Dead lock<br />

(indien aanwezig)<br />

Sleutel twee keer in<br />

de vergrendelstand<br />

draaien<br />

Sleutel twee keer in<br />

de vergrendelstand<br />

draaien<br />

Knop Á 2 x indrukken<br />

3 x knipperen<br />

Twee keer knipperen<br />

en vervolgens<br />

knipperen bewa-


kingslampjes<br />

ATTENTIE<br />

ATTENTIE<br />

ATTENTIE<br />

Openen<br />

achterklep<br />

L0C0054m<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

21


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

22<br />

0<br />

L0C0010m<br />

L0C0011m<br />

L0C0012m<br />

Knop R langer indrukken (> 2 sec.)<br />

2 x knipperen<br />

Knipperen<br />

bewakingslampje


PLANCIA<br />

E COMANDI<br />

SICUREZZA<br />

AVVIAMENTO<br />

E GUIDA<br />

SPIE<br />

E MESSAGGI<br />

IN<br />

EMERGENZA<br />

MANUTENZIONE<br />

E CURA<br />

DATI<br />

TECNICI<br />

INDICE<br />

ALFABETICO<br />

START-/CONTACTSLOT<br />

De sleutel kan in 3 standen worden gedraaid:<br />

❒ STOP: motor uit, sleutel uitneembaar en stuurslot ingeschakeld.<br />

Enkele elektrische installaties werken (bijv. autoradio, elektrische<br />

ruitbediening).<br />

❒ MAR: contact aan. Alle elektrische installaties werken.<br />

❒ AVV: starten van de motor.<br />

Het contactslot is voorzien van een herstartbeveiliging. Als de motor bij<br />

de eerste poging niet aanslaat, moet u de sleutel terugdraaien in stand<br />

F0C0001m<br />

STOP en nogmaals starten.<br />

STUURSLOT<br />

Inschakelen<br />

Zet de sleutel in stand STOP, trek de sleutel uit het start-/contactslot<br />

en draai het stuur totdat het vergrendelt.<br />

Uitschakelen<br />

Draai het stuur iets heen en weer, terwijl u de sleutel in stand MAR<br />

draait.<br />

Als het start-/contactslot is geforceerd (bijv. bij een poging tot diefstal) moet u, voordat u weer<br />

met de auto gaat rijden, de werking van het slot laten controleren bij de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />

L0C0011m<br />

L0C0190m<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

23


PLANCIA<br />

E COMANDI<br />

SICUREZZA<br />

AVVIAMENTO<br />

E GUIDA<br />

SPIE<br />

E MESSAGGI<br />

IN<br />

EMERGENZA<br />

MANUTENZIONE<br />

E CURA<br />

DATI<br />

TECNICI<br />

INDICE<br />

ALFABETICO<br />

24<br />

F0C0001m<br />

Neem altijd de sleutel uit het contactslot als de auto wordt<br />

verlaten, om onvoorzichtig gebruik van de bedieningsknoppen<br />

te voorkomen. Vergeet niet de handrem aan te<br />

trekken en schakel de eerste versnelling in bij een helling<br />

omhoog of de achteruit bij een helling omlaag. Laat kinderen<br />

nooit alleen in de auto achter.


Verwijder de sleutel nooit als de auto nog in beweging is.<br />

Bij de eerste stuuruitslag blokkeert het stuur automatisch.<br />

Dit geldt altijd, ook als de auto gesleept wordt.<br />

PLANCIA<br />

E COMANDI<br />

SICUREZZA<br />

AVVIAMENTO<br />

E GUIDA<br />

SPIE<br />

E MESSAGGI<br />

IN<br />

EMERGENZA<br />

MANUTENZIONE<br />

E CURA<br />

DATI<br />

TECNICI<br />

INDICE<br />

ALFABETICO<br />

25


PLANCIA<br />

E COMANDI<br />

SICUREZZA<br />

AVVIAMENTO<br />

E GUIDA<br />

SPIE<br />

E MESSAGGI<br />

IN<br />

EMERGENZA<br />

MANUTENZIONE<br />

E CURA<br />

DATI<br />

TECNICI<br />

INDICE<br />

ALFABETICO<br />

26<br />

F0C0001m<br />

INSTRUMENTEN<br />

TOERENTELLER<br />

BELANGRIJK De regeleenheid van de elektronische inspuiting blokkeert<br />

tijdelijk de toevoer van brandstof als de motor met te hoge toerentallen<br />

draait, waardoor het motorvermogen zal afnemen.<br />

Bij stationair draaiende motor kan de toerenteller een geleidelijke of<br />

plotselinge toerentalstijging aangeven afhankelijk van de omstandigheden.<br />

Dit is een normaal verschijnsel en kan voorkomen als bijvoorbeeld de<br />

airconditioning of de aanjager wordt ingeschakeld. In deze gevallen<br />

dient een geleidelijke verandering van het toerental voor het behoud<br />

van de acculading.<br />

BRANDSTOFMETER<br />

De brandstofmeter geeft het aantal liters brandstof aan dat in de<br />

tank aanwezig is.<br />

Het waarschuwingslampje van de reservebrandstof K gaat branden<br />

als er nog 6 liter brandstof in de tank aanwezig is.<br />

Rijd niet met een bijna lege tank: door een onregelmatige brandstoftoevoer<br />

kan de katalysator beschadigen.<br />

BELANGRIJK Als de wijzernaald op de indicatie O staat en het<br />

waarschuwingslampje K knippert, dan is er een storing in het systeem.<br />

Wendt u in dit geval tot de <strong>Lancia</strong>-dealer om het systeem te<br />

laten controleren.


KOELVLOEISTOFTEMPERATUURMETER<br />

(indien aanwezig)<br />

Als het waarschuwingslampje u gaat branden, dan is koelvloeistoftemperatuur<br />

te hoog; zet in dat geval de motor uit en wendt u tot de<br />

<strong>Lancia</strong>-dealer.<br />

De wijzer geeft de temperatuur aan van de motorkoelvloeistof, zodra<br />

de koelvloeistoftemperatuur hoger wordt dan ongeveer 50°C.<br />

Onder normale omstandigheden kan de wijzernaald op verschillende<br />

posities in het bereik staan, afhankelijk van de gebruiksomstandigheden<br />

van de auto.<br />

SNELHEIDSMETER<br />

Deze geeft de snelheid van de auto weer.<br />

PLANCIA<br />

E COMANDI<br />

SICUREZZA<br />

AVVIAMENTO<br />

E GUIDA<br />

SPIE<br />

E MESSAGGI<br />

IN<br />

EMERGENZA<br />

MANUTENZIONE<br />

E CURA<br />

DATI<br />

TECNICI<br />

INDICE<br />

ALFABETICO<br />

27


PLANCIA<br />

E COMANDI<br />

SICUREZZA<br />

AVVIAMENTO<br />

E GUIDA<br />

SPIE<br />

E MESSAGGI<br />

IN<br />

EMERGENZA<br />

MANUTENZIONE<br />

E CURA<br />

DATI<br />

TECNICI<br />

INDICE<br />

ALFABETICO<br />

28<br />

F0C0001m<br />

Als de wijzernaald in het rode gebied komt, zet dan onmiddellijk de<br />

motor uit en wendt u tot de <strong>Lancia</strong>-dealer.


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

24<br />

L0C0055m<br />

L0C0027m<br />

BEDIENINGSKNOPPEN<br />

Om gebruik te maken van de informatie die het “Multifunctionele<br />

display” kan leveren, dient u bekend te zijn met de bedieningsknoppen.<br />

Wij raden u aan, voordat u een handeling uitvoert, dit hoofdstuk<br />

helemaal door te lezen.<br />

Toetsen + en –<br />

Om de menuschermen en de opties omhoog/omlaag te doorlopen of<br />

om de weergegeven waarde te verhogen, te verlagen of in te stellen en<br />

(met ingeschakelde buitenverlichting) om de lichtsterkte te regelen<br />

(indien ingedrukt als het “Instelmenu” niet actief is).<br />

Toets MODE<br />

Korter dan 2 seconden indrukken (impuls), aangegeven met b in de<br />

volgende beschrijvingen, om de keuze te bevestigen en/of naar het<br />

scherm van het hoofdmenu (bij hetzelfde onderdeel) te gaan of het<br />

menu te openen.<br />

Langer dan 2 seconden indrukken, aangegeven met c in de volgende<br />

beschrijvingen, om de keuze te bevestigen en een instelmenu te<br />

verlaten.<br />

Toets TRIP<br />

Korter dan 2 seconden indrukken (impuls), aangegeven met h in de<br />

volgende beschrijvingen, om de verschillende schermen van de Trip<br />

computer te doorlopen.<br />

Langer dan 2 seconden indrukken, aangegeven met i in de volgende<br />

beschrijvingen, om de informatie van de Trip computer op nul te<br />

zetten (reset) voor een nieuwe rit.


MULTIFUNCTIONEEL DISPLAY<br />

Het “Multifunctionele display” kan alle nuttige en noodzakelijke<br />

informatie tijdens de rit weergeven:<br />

INFORMATIE OP HET STANDAARDSCHERM<br />

❒ Kilometerteller totaal H.<br />

❒ Klokje E.<br />

❒ Buitentemperatuur C (indien aanwezig).<br />

❒ Datum A.<br />

Bij uitgenomen contactsleutel wordt alleen het klokje weergegeven;<br />

bij het openen van een voorportier wordt het display verlicht en<br />

wordt ook de kilometerteller totaal weergegeven.<br />

INFORMATIE OVER DE AUTO<br />

❒ Afstand tot volgende servicebeurt F.<br />

❒ Informatie Trip computer.<br />

❒ Lichtsterkteregeling.<br />

❒ Weergave van storingen, waarschuwingen en ingeschakelde functies.<br />

❒ Weergave city-functie (indien ingeschakeld) D.<br />

❒ Weergave koplampafstelling (alleen als het dimlicht is ingeschakeld)<br />

G.<br />

❒ Symbool voor mogelijke ijsvorming op de weg B.<br />

L0C1158i<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

25


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

26<br />

Er is ook een menu aanwezig waarin met de bedieningsknoppen<br />

(zie “Bedieningsknoppen” op de<br />

vorige pagina’s) de volgende instellingen kunnen<br />

worden uitgevoerd:<br />

INSTELMENU<br />

Het aantal menu-onderdelen is afhankelijk van de<br />

uitvoering van de auto.<br />

Als de auto in beweging is, kan alleen toegang worden<br />

verkregen tot de onderdelen “Snelheidslimiet”<br />

en “Gevoeligheid schemersensor instellen automatische<br />

koplampen”.<br />

Met het “Instelmenu” kunnen met de bedieningsknoppen<br />

(zie “Bedieningsknoppen” op de vorige<br />

pagina’s) de volgende instellingen worden uitgevoerd:<br />

❒ SNELHEIDSLIMIET<br />

❒ GEVOELIGHEID SCHEMERSENSOR<br />

INSTELLEN AUTOMATISCH KOPLAMPEN<br />

(indien aanwezig)<br />

❒ TRIP B<br />

❒ REG. KLOK<br />

❒ WEERGV. KLOK<br />

❒ DATUM INSTELLEN<br />

❒ ACHTERKLEP ONAFHANKELIJK ONT-<br />

GRENDELEN<br />

❒ BESTUURDERSPORTIER ONTGRENDELEN<br />

❒ CENTRALE PORTIERVERGRENDELING BIJ<br />

RIJDENDE AUTO<br />

❒ EENHEID “AFSTAND”<br />

❒ EENHEID “VERBRUIK”<br />

❒ EENHEID “TEMPERATUUR”<br />

❒ TAAL INSTELLEN<br />

❒ VOLUMEREGELING WAARSCHUWINGS-<br />

ZOEMER<br />

❒ VOLUMEREGELING TOETSEN<br />

❒ GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD<br />

❒ MENU VERLATEN


STARTCONTROLE<br />

Als u de contactsleutel in stand MAR draait, verschijnt op het multifunctionele display het bericht “Check<br />

bezig”: de fase waarin een diagnose wordt uitgevoerd van alle elektronische systemen in de auto is begonnen;<br />

deze fase duurt enkele seconden. Als tijdens deze fase geen storing wordt gevonden en de motor is gestart, dan<br />

verschijnt het bericht “Check ok”. Als op het display een storing wordt weergegeven, zie dan de paragraaf<br />

“Lampjes en berichten”.<br />

of<br />

Motor<br />

gestart?<br />

Het onderhoudsschema voorziet elke 20.000 km (of elke 12.000 mijl) of ieder jaar in een servicebeurt; deze weergave verschijnt<br />

automatisch, als de sleutel in stand MAR staat, vanaf 2.000 km (of 1.240 mijl) of 30 dagen voor de servicebeurt. De weergave<br />

wordt elke 200 km (of elke 124 mijl) of om de drie dagen weergegeven. Onder de 200 km wordt de weergave met kleinere intervallen<br />

weergegeven. De weergave is afhankelijk van de ingestelde eenheid in kilometers of mijlen. Als u dicht bij de volgende servicebeurt<br />

bent en u de contactsleutel in stand MAR draait, verschijnt op het display het opschrift “<strong>Service</strong>” gevolgd door het aantal<br />

kilometers/mijlen of dagen dat resteert tot de volgende servicebeurt. De informatie van het “Geprogrammeerd onderhoud” wordt<br />

aangegeven in kilometers (km) of mijlen (mijl) of dagen (dd), afhankelijk van de eerstvolgende servicebeurt. Wendt u tot de<br />

<strong>Lancia</strong>-dealer voor het uitvoeren van de werkzaamheden van het “Onderhoudsschema” of van het “Jaarlijks inspectieschema”, en<br />

voor het op nul zetten van deze weergave (reset).<br />

NEE<br />

Als op het display een storing wordt<br />

weergegeven, zie dan de paragraaf<br />

“Lampjes en berichten”.<br />

JA<br />

Geen storingen<br />

aanwezig<br />

Weergave<br />

standaardscherm<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

27


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

28<br />

BESCHRIJVING VAN HET MENU<br />

Het menu bestaat uit een aantal functies dat “cyclisch” wordt weergegeven. De functies kunnen met de toetsen<br />

+ en – worden gekozen, waarna u keuzemogelijkheden kunt selecteren of instellingen kunt uitvoeren (zie<br />

de voorbeelden “Taal” en “Instel. datum” in onderstaand schema); zie voor meer informatie “Toegang tot<br />

menuscherm” op de volgende pagina’s.<br />

English<br />

Italiano<br />

b<br />

Français<br />

Portuges<br />

Bijvoorbeeld:<br />

Deutsch<br />

Español<br />

SERVICE<br />

VOL. TOETSEN<br />

VOL. ZOEMER<br />

TAAL<br />

MENU VERLATEN<br />

EENHEID TEMP<br />

SNELH. LIM.<br />

VERBRUIK<br />

SCHEMERSENSOR<br />

EENHEID AFST.<br />

TRIP B<br />

Dag<br />

Bijvoorbeeld:<br />

Jaar Maand<br />

REG. KLOK<br />

WEERG. KLOK .<br />

INSTELLEN DATUM<br />

ACHTERKLEP ONAFH.<br />

ONTG. BEST. PORT.<br />

VERG. PORT.<br />

b


TOEGANG TOT MENUSCHERM<br />

Na de “Startcontrole” kunt u toegang krijgen tot het menuscherm door knop b in te drukken.<br />

Druk op toets + of – om in het menu te navigeren.<br />

BELANGRIJK Als gedurende 60 seconden geen enkele handeling wordt uitgevoerd, dan wordt automatisch<br />

het menu verlaten en het vorige scherm weergegeven. In dat geval wordt de laatst gekozen instelling die niet<br />

bevestigd is (met knop b ) niet opgeslagen. De handeling moet dus opnieuw worden uitgevoerd (dit geldt ook<br />

wanneer het instelmenu wordt verlaten door het indrukken van knop c ).<br />

Als de auto in beweging is, kan alleen toegang worden verkregen tot een beperkt menu (instellen van<br />

“Snelheidslimiet” en “Gevoeligheid schemersensor instellen”).<br />

Als de auto stilstaat, kan toegang worden verkregen tot het uitgebreide menu.<br />

In het volgende schema worden de beschreven mogelijkheden weergegeven.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

29


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

30<br />

Zie<br />

“Startcontrole”<br />

Voorbeeld van standaardscherm<br />

b<br />

NEE<br />

Rijdt<br />

auto?<br />

JA<br />

SNELH. LIM.<br />

SCHEMERSENSOR<br />

MENU VERLATEN<br />

Beperkt menuscherm<br />

SNELH. LIM.<br />

SCHEMERSENSOR<br />

TRIP B<br />

REG. KLOK<br />

WEERG. KLOK<br />

INSTELLEN DATUM<br />

ACHTERKLEP ONAFH.<br />

ONTG. BEST. PORT.<br />

VERG. PORT.<br />

EENHEID AFST.<br />

VERBRUIK<br />

EENHEID TEMP.<br />

TAAL<br />

VOL. ZOEMER<br />

VOL. TOETSEN<br />

SERVICE.<br />

MENU VERLATEN<br />

Uitgebreid menuscherm


SNELHEIDSLIMIET (SNELH. LIM.)<br />

Met deze functie kan de snelheidslimiet van de auto worden ingesteld. Als deze snelheid wordt overschreden,<br />

klinkt er een akoestisch signaal, gaat het waarschuwingslampje è branden en verschijnt er een bericht op het<br />

display (zie het hoofdstuk “Lampjes en berichten”). De snelheidslimiet kan als volgt worden ingesteld:<br />

+<br />

–<br />

Zie “Startcontrole”<br />

en “Toegang tot<br />

menuscherm”<br />

Menuscherm<br />

Terug naar menuscherm<br />

c b<br />

+<br />

–<br />

b<br />

c<br />

Met toets + of –<br />

kan worden in- of uitgeschakeld<br />

ON/OFF.<br />

De geselecteerde instelling knippert.<br />

b c<br />

Terug naar vorig<br />

scherm, bijv.:<br />

Terug naar menuscherm<br />

Met de toetsen + en/of – kunt u de gewenste snelheid instellen.<br />

Tijdens het instellen knippert de waarde op het display. De<br />

waarde kan worden ingesteld tussen 30 en 250 km/h of tussen<br />

20 en 155 mph, afhankelijk van de ingestelde eenheid (zie de<br />

paragraaf “Eenheid afstand” hierna). Elke keer als u toets +/–<br />

indrukt (impuls), wordt de waarde een eenheid verhoogd of<br />

verlaagd. Als u toets +/– ingedrukt houdt, lopen de cijfers<br />

automatisch snel door of terug. Als u dichtbij de juiste waarde<br />

bent, laat u de toets los en stelt u de exacte waarde in door de<br />

toets telkens in te drukken en los te laten.<br />

c<br />

b<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

31


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

32<br />

GEVOELIGHEID SCHEMERSENSOR INSTELLEN AUTOMATISCH KOPLAMPEN (SCHEMERSEN-<br />

SOR) (indien aanwezig)<br />

Met deze functie kan de gevoeligheid van de schemersensor worden ingesteld op 3 niveaus (niveau 1 = minimum<br />

niveau, niveau 2 = gemiddeld niveau, niveau 3 = maximum niveau); hoe hoger de gevoeligheid, hoe<br />

minder buitenlicht er nodig is om de verlichting in te schakelen. Deze functie kan ook tijdens het rijden worden<br />

ingesteld. Ga voor de gewenste instelling als volgt te werk:<br />

+<br />

–<br />

Zie “Startcontrole”<br />

en “Toegang tot<br />

menuscherm”<br />

Menuscherm<br />

c b<br />

+<br />

–<br />

b<br />

c<br />

Regel met toets + of – de gevoeligheid<br />

van de schemersensor.<br />

De geselecteerde instelling knippert.<br />

c<br />

Terug naar<br />

menuscherm<br />

Terug naar vorig<br />

scherm, bijv.:


TRIP B (TRIP B)<br />

Met deze optie kan de weergave van de functie Trip B (dagteller) worden ingeschakeld (ON) of uitgeschakeld (OFF).<br />

Hiermee wordt informatie gegeven over een “deeltraject”: Afgelegde afstand B, Verbruik B, Gem. snelheid B en Rijtijd<br />

B. Zie voor meer informatie “General trip - Trip B”.<br />

+<br />

–<br />

Zie “Startcontrole”<br />

en “Toegang tot<br />

menuscherm”<br />

Menuscherm<br />

Terug naar menuscherm<br />

c b<br />

+<br />

–<br />

c<br />

met toets + of –<br />

kan worden in- of uitgeschakeld<br />

ON/OFF.<br />

De geselecteerde instelling knippert.<br />

b c<br />

c b<br />

Terug naar menuscherm<br />

Terug naar vorig<br />

scherm, bijv:<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

33


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

34<br />

KLOK INSTELLEN (REG. KLOK)<br />

Ga voor het instellen van de tijd (uren - minuten) als volgt te werk:<br />

+<br />

–<br />

Zie “Startcontrole”<br />

en “Toegang tot<br />

menuscherm”<br />

Menuscherm<br />

+<br />

–<br />

c b<br />

c b<br />

Elke keer als u toets + of – wordt de waarde een eenheid<br />

verhoogd of verlaagd. Als u toets +/– ingedrukt houdt,<br />

lopen de cijfers automatisch snel door of terug. Als u<br />

dichtbij de juiste waarde bent, laat u de toets los en stelt<br />

u de exacte waarde in door de toets telkens in te drukken<br />

en los te laten.<br />

+<br />

–<br />

Terug naar vorig<br />

scherm, bijv.:<br />

c b<br />

Terug naar vorig<br />

scherm, bijv.:<br />

c<br />

Terug naar menuscherm


WEERGAVE KLOK (WEERG. KLOK)<br />

Met deze functie kan de tijd worden weergegeven in 12 of 24 uur. Ga voor het instellen als volgt te werk:<br />

+<br />

–<br />

Zie “Startcontrole”<br />

en “Toegang tot<br />

menuscherm”<br />

Menuscherm<br />

Terug naar menuscherm<br />

c b<br />

+<br />

–<br />

b c<br />

Kies met toets + of –<br />

voor 12 of 24 uur.<br />

c<br />

De geselecteerde instelling knippert.<br />

c b<br />

Terug naar menuscherm<br />

Terug naar vorig<br />

scherm, bijv:<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

35


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

36<br />

DATUM INSTELLEN (INSTELLEN DATUM)<br />

Ga voor het instellen van de datum (jaar - maand - dag) als volgt te werk:<br />

+<br />

–<br />

Zie “Startcontrole”<br />

en “Toegang tot<br />

menuscherm”<br />

Menuscherm<br />

c b<br />

+ c<br />

– b<br />

+<br />

–<br />

Elke keer als u toets + of – indrukt, wordt de waarde<br />

een eenheid verhoogd of verlaagd. Als u toets +/– ingedrukt<br />

houdt, lopen de cijfers automatisch snel door of<br />

terug. Als u dichtbij de juiste waarde bent, laat u de<br />

toets los en stelt u de exacte waarde in door de toets telkens<br />

in te drukken en los te laten.<br />

+<br />

–<br />

Terug naar vorig<br />

scherm, bijv.:<br />

c<br />

b<br />

c b<br />

Terug naar vorig<br />

scherm, bijv.:<br />

c<br />

Terug naar menuscherm


ONAFHANKELIJKE ACHTERKLEPONTGRENDELING (ACHTERKLEP ONAFH.)<br />

Inschakelen (ON): als het commando voor ontgrendeling van de portieren wordt gegeven, wordt de achterklep<br />

niet ontgrendeld. De achterklep kan ontgrendeld worden met de mechanische sleutel of door knopje R op de<br />

sleutel met afstandsbediening in te drukken.<br />

Uitschakelen (OFF): de achterklep wordt gelijktijdig met de portieren ontgrendeld.<br />

+<br />

–<br />

Zie “Startcontrole”<br />

en “Toegang tot<br />

menuscherm”<br />

Menuscherm<br />

Terug naar menuscherm<br />

c b<br />

+<br />

–<br />

Met toets + of –<br />

kan worden in- of uitgeschakeld<br />

ON/OFF.<br />

De geselecteerde instelling knippert.<br />

b c<br />

c<br />

c b<br />

Terug naar menuscherm<br />

Terug naar vorig<br />

scherm, bijv.:<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

37


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

38<br />

ONTGRENDELING BESTUURDERSPORTIER (ONTGR. BEST. PORT.)<br />

De volgende functie:<br />

❒ Inschakelen (ON): ontgrendeling van alleen het bestuurdersportier met de afstandsbediening<br />

- uitschakelen (OFF): gelijktijdige ontgrendeling van alle portieren met de afstandsbediening<br />

+<br />

–<br />

Zie “Startcontrole”<br />

en “Toegang tot<br />

menuscherm”<br />

Menuscherm<br />

Terug naar menuscherm<br />

c b<br />

+<br />

–<br />

Met toets+ of –<br />

kan worden in- of uitgeschakeld<br />

ON/OFF.<br />

De geselecteerde instelling knippert.<br />

b c<br />

c Terug naar vorig<br />

scherm, bijv:<br />

c b<br />

Terug naar menuscherm


CENTRALE PORTIERVERGRENDELING BIJ RIJDENDE AUTO (VERGR. PORT.)<br />

De volgende functie:<br />

❒ Inschakelen (ON): automatische vergrendeling van de portieren als de auto harder rijdt dan 20 km/h<br />

❒ Uitschakelen (OFF): geen automatische vergrendeling van de portieren als de auto harder rijdt dan 20 km/h<br />

+<br />

–<br />

Zie “Startcontrole”<br />

en “Toegang tot<br />

menuscherm”<br />

Menuscherm<br />

Terug naar menuscherm<br />

c b<br />

+<br />

–<br />

Met toets + of –<br />

kan worden in- of uitgeschakeld<br />

ON/OFF.<br />

De geselecteerde instelling knippert.<br />

b c<br />

c Terug naar vorig<br />

scherm, bijv:<br />

c b<br />

Terug naar menuscherm<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

39


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

40<br />

EENHEID “AFSTAND” (EENHEID AFST.)<br />

Op het display kunnen de eenheden van de informatie worden ingesteld (km of mijl). Ga voor het kiezen van<br />

de eenheden als volgt te werk:<br />

+<br />

–<br />

Zie “Startcontrole”<br />

en “Toegang tot<br />

menuscherm”<br />

Menuscherm<br />

Terug naar menuscherm<br />

c b<br />

+<br />

–<br />

c<br />

Stel met toets + of – de gewenste eenheid<br />

in (km of mijl).<br />

De geselecteerde instelling knippert.<br />

b c<br />

c b<br />

Terug naar menuscherm<br />

Terug naar vorig<br />

scherm, bijv:


EENHEID “VERBRUIK” (VERBRUIK)<br />

Met deze functie kan de eenheid van het brandstofverbruik worden ingesteld (km/l, l/100 km of mpg). Deze eenheid<br />

is gekoppeld aan de geselecteerde eenheid voor de afstand (km of mijl, zie de vorige paragraaf “Eenheid<br />

afstand”). Ga voor het instellen als volgt te werk:<br />

Zie “Startcontrole”<br />

en “Toegang tot<br />

menuscherm”<br />

Als u km hebt ingesteld<br />

Terug naar<br />

menuscherm<br />

Als u mijl hebt ingesteld<br />

+<br />

–<br />

+<br />

–<br />

Menuscherm<br />

b c<br />

c b<br />

c<br />

Stel met toets + of –<br />

de eenheid van het brandstofverbruik<br />

in, km/l of l/100km.<br />

De geselecteerde instelling knippert.<br />

b c<br />

c b<br />

Terug naar menuscherm<br />

Terug naar<br />

vorig scherm,<br />

bijv:<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

41


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

42<br />

EENHEID “TEMPERATUUR” (EENHEID TEMP.)<br />

Ga voor het instellen van de temperatuureenheid (°C of °F) als volgt te werk:<br />

+<br />

–<br />

Zie “Startcontrole”<br />

en “Toegang tot<br />

menuscherm”<br />

Menuscherm<br />

Terug naar menuscherm<br />

c b<br />

+<br />

–<br />

c<br />

Stel met toets + of – de gewenste temperatuureenheid<br />

in (°C of °F).<br />

De geselecteerde instelling knippert.<br />

b c<br />

c b<br />

Terug naar vorig<br />

scherm, bijv:<br />

Terug naar menuscherm<br />

BELANGRIJK De op het display van het instrumentenpaneel ingestelde temperatuureenheid (°C of °F) wordt<br />

ook weergegeven op het display van de airconditioning met gescheiden temperatuurregeling.


TAAL INSTELLEN (TAAL)<br />

De mededelingen op het display kunnen in verschillende talen worden weergegeven (Italiaans, Engels, Duits,<br />

Portugees, Spaans, Frans). Ga voor het instellen van de taal als volgt te werk:<br />

Zie “Startcontrole”<br />

en “Toegang tot<br />

menuscherm”<br />

+<br />

–<br />

Menuscherm<br />

c b<br />

+<br />

–<br />

+<br />

–<br />

+<br />

–<br />

+<br />

–<br />

+<br />

–<br />

+<br />

–<br />

c<br />

b<br />

Terug naar vorig<br />

scherm, bijv.:<br />

Terug naar menuscherm<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

43


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

44<br />

VOLUMEREGELING WAARSCHUWINGSZOEMER (VOL. ZOEMER)<br />

Het volume van het geluidssignaal (zoemer) dat klinkt als er een storing wordt gevonden, kan ingesteld worden<br />

op 8 niveaus. Het geluidssignaal kan worden ingesteld maar niet worden uitgeschakeld.<br />

Ga voor het instellen als volgt te werk:<br />

+<br />

–<br />

Zie “Startcontrole”<br />

en “Toegang tot<br />

menuscherm”<br />

Menuscherm<br />

Terug naar menuscherm<br />

c b<br />

+<br />

–<br />

c<br />

Stel met toets + of –<br />

het volume van het geluidssignaal (zoemer)<br />

in.<br />

De geselecteerde instelling knippert.<br />

b c<br />

c b<br />

bijv.: Terug naar<br />

menuscherm<br />

Terug naar vorig<br />

scherm,


VOLUMEREGELING TOETSEN (VOL. TOETSEN)<br />

Het geluidssignaal dat klinkt bij het indrukken van enkele toetsen (a , +, –), kan worden ingesteld op 8<br />

niveaus. Het geluidssignaal kan worden ingesteld en uitgeschakeld.<br />

Ga voor het instellen als volgt te werk:<br />

+<br />

–<br />

Zie “Startcontrole”<br />

en “Toegang tot<br />

menuscherm”<br />

Menuscherm<br />

Terug naar menuscherm<br />

c b<br />

+<br />

–<br />

Stel met toets + of –<br />

het volume van het geluidssignaal<br />

(roger-beep) in.<br />

De geselecteerde instelling knippert.<br />

b c<br />

c<br />

c b<br />

Terug naar menuscherm<br />

Terug naar vorig<br />

scherm, bijv:<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

45


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

46<br />

GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD (SERV.)<br />

Met de functie “<strong>Service</strong>” kan worden weergegeven hoeveel kilometer of dagen nog resteren voordat een servicebeurt<br />

moet plaatsvinden. Ga voor het raadplegen van deze aanwijzingen als volgt te werk:<br />

+<br />

–<br />

Zie “Startcontrole”<br />

en “Toegang tot<br />

menuscherm”<br />

Menuscherm<br />

Terug naar vorig<br />

scherm, bijv:<br />

Terug naar menuscherm<br />

c b<br />

c<br />

+<br />

–<br />

b c<br />

of<br />

Kies met toets + of –<br />

de gewenste weergave, km/dagen of<br />

mijlen/dagen afhankelijk van de ingestelde<br />

“eenheid”.<br />

c b<br />

c Terug naar menuscherm<br />

Terug naar vorig<br />

scherm, bijv.:<br />

vervolg op volgende pagina


c b<br />

Terug naar vorig<br />

scherm, bijv.:<br />

Terug naar menuscherm<br />

Het “Onderhoudsschema” voorziet elke 20.000 km (of elke 12.000 mijl) of ieder jaar in een servicebeurt; deze weergave verschijnt<br />

automatisch als de sleutel in stand MAR staat, vanaf 2.000 km (of 1.240 mijl) of 30 dagen vóór de servicebeurt. Deze informatie<br />

wordt elke 200 km (of elke 124 mijl) of om de 3 dagen opnieuw weergegeven. Als u dicht bij de volgende servicebeurt bent en u de<br />

sleutel in stand MAR draait, verschijnt op het display de mededeling “<strong>Service</strong>” gevolgd door het aantal kilometers of dagen dat resteert<br />

tot de volgende servicebeurt. De informatie van het “Geprogrammeerd onderhoud” wordt aangegeven in kilometers (km) of mijlen<br />

(mijl) of dagen, afhankelijk van de eerstvolgende servicebeurt. Wendt u tot de <strong>Lancia</strong>-dealer voor het uitvoeren van de werkzaamheden<br />

van het “Onderhoudsschema” of van het “Jaarlijks inspectieschema”, en voor het op nul zetten van de weergave (reset).<br />

c<br />

b<br />

Terug naar menuscherm<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

47


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

48<br />

MENU VERLATEN<br />

Laatste functie waarmee de instellingen uit het weergegeven startmenu worden afgesloten.<br />

Zie “Startcontrole”<br />

en “Toegang tot<br />

menuscherm”<br />

+<br />

–<br />

Menuscherm<br />

b<br />

Met toets – kunt u terugkeren naar<br />

“Snelh. lim.” (eerste onderdeel van het<br />

menu).<br />

Terug naar vorig<br />

scherm, bijv.:


TRIP COMPUTER<br />

Met de functie “Trip computer” kan op het multifunctionele display informatie worden weergegeven over de werking<br />

van de auto. Deze functie bestaat uit “General trip”, dat betrekking heeft op de hele rit van de auto, en “Trip<br />

B”, dat betrekking heeft op een deeltraject. Deze laatste functie vormt een onderdeel (zoals is afgebeeld in de volgende<br />

grafiek) van het totale traject van de auto. Beide functies kunnen op nul worden gezet.<br />

Met “General trip” wordt informatie over Actieradius , Afgelegde afstand, Gemiddeld verbruik, Huidig verbruik,<br />

Gemiddelde snelheid en Rijtijd gegeven. Met “Trip B” wordt informatie over Afgelegde afstand B, Gemiddeld verbruik<br />

B, Gemiddelde snelheid B en Rijtijd B gegeven. De functie “Trip B” kan worden uitgeschakeld.<br />

Procedure voor het begin van een rit (reset)<br />

Als een rit gecontroleerd moet worden m.b.v. “General trip”, dan moet u vooraf, als de contactsleutel in stand<br />

MAR staat, op toets TRIP drukken op de rechter hendel aan het stuur volgens methode i (zie<br />

“Bedieningsknoppen”).<br />

Reset GENERAL TRIP<br />

Einde rit - Begin nieuwe rit<br />

˙<br />

˙<br />

Reset TRIP B<br />

Einde deeltraject<br />

Begin nieuw deeltraject<br />

TRIP B<br />

Reset TRIP B<br />

˙<br />

˙<br />

Einde deeltraject<br />

Begin nieuw deeltraject<br />

GENERAL TRIP<br />

TRIP B<br />

Reset TRIP B<br />

Reset GENERAL TRIP<br />

Einde rit - Begin nieuwe rit<br />

TRIP B<br />

Reset TRIP B<br />

Einde deeltraject<br />

Begin nieuw deeltraject<br />

Als u het systeem op nul zet (door het indrukken van de toets volgens methode i) terwijl het scherm van<br />

“General trip” wordt weergegeven, dan worden ook de gegevens van “Trip B” op nul gezet. Als u het systeem<br />

op nul zet (door het indrukken van de toets volgens methode i) terwijl het scherm van “Trip B” wordt weergegeven,<br />

dan worden alleen de gegevens van “Trip B” op nul gezet.<br />

BELANGRIJK De gegevens “Actieradius” en “Huidig verbruik” kunnen niet op nul worden gezet.<br />

˙<br />

˙<br />

Einde deeltraject<br />

Begin nieuw deeltraject<br />

˙<br />

˙<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

49


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

50<br />

De informatie van de “Trip computer” wordt in volgorde weergegeven (zie het afgebeelde schema).<br />

Zie “Startcontrole”<br />

en “Toegang tot<br />

menuscherm”<br />

Vorig<br />

scherm,<br />

bijv.:<br />

h h h h<br />

(*)<br />

h<br />

i<br />

(*)<br />

(*)<br />

h h<br />

= “Reset general trip” en “Trip B” behalve<br />

“Actieradius” en “Huidig verbruik” (zie de paragraaf<br />

“Reset general trip”)<br />

(*) (*)<br />

(*)<br />

(*)<br />

vervolg op<br />

volgende<br />

pagina<br />

De twee schermen van ieder onderdeel<br />

van de trip computer worden<br />

afwisselend (drie keer) weergegeven.<br />

Daarna blijft het tweede scherm vast<br />

weergegeven.


Trip B<br />

AAN?<br />

JA<br />

NEE<br />

Terug naar standaardscherm<br />

h h h h<br />

(*) (*) (*) (*)<br />

i<br />

= Alleen reset “Trip B”<br />

(zie de paragraaf “Reset trip B”)<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

51


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

52<br />

Na het op nul zetten van “Trip” door op de toets te drukken volgens methode i , verschijnen op het display<br />

de volgende functies:<br />

Reset GENERAL TRIP<br />

Reset TRIP B<br />

= Reset “General trip” en “Trip B”<br />

i (behalve “Actieradius” en “Huidig verbruik”)<br />

i<br />

= Alleen reset “Trip<br />

B”


Actieradius = geeft het aantal kilometers (mijlen)<br />

aan dat nog gereden kan worden met de<br />

brandstof in de brandstoftank, waarbij er van uit<br />

wordt gegaan dat het rijgedrag niet verandert.<br />

Op het display verschijnt de indicatie “- - - -”<br />

als:<br />

❒de actieradius kleiner is dan 50 km en de hoeveelheid<br />

brandstof in de tank minder is dan 4<br />

liter; op het display verschijnt het bericht<br />

“Attentie, actieradius beperkt (het bericht verschijnt<br />

ook als de TRIP COMPUTER niet actief<br />

is)<br />

❒de auto langer dan 5 minuten stilstaat met stationair<br />

draaiende motor.<br />

Afgelegde afstand = geeft het aantal afgelegde<br />

kilometers aan vanaf het begin van de nieuwe rit<br />

(*).<br />

Gemiddeld verbruik = geeft het gemiddelde<br />

brandstofverbruik aan vanaf het begin van een<br />

nieuwe rit (*) in l/km of in l/100km of mpg.<br />

Huidig verbruik = geeft ongeveer iedere 5<br />

seconden het brandstofverbruik aan. Als de auto<br />

stilstaat met stationair draaiende motor, verschijnt<br />

op het display de indicatie “- - - -“.<br />

Gemiddelde snelheid = geeft de gemiddelde<br />

snelheid van de auto aan op basis van de tijd die<br />

afgelegd is vanaf het begin van de nieuwe rit (*).<br />

Rijtijd = tijd die verstreken is vanaf het begin<br />

van de nieuwe rit (*).<br />

(*) Nieuwe rit = als een reset is uitgevoerd:<br />

❒“handmatig” door de gebruiker d.m.v. het<br />

indrukken van de betreffende toets (zie de<br />

paragraaf “Bedieningsknoppen”)<br />

❒“automatisch” wanneer de Afgelegde afstand<br />

de waarde 9.999,9 km bereikt of wanneer de<br />

Rijtijd de waarde 99:59 (99 uur en 59 minuten)<br />

bereikt<br />

❒als de accu losgekoppeld is geweest.<br />

BELANGRIJK Als er geen informatie is, verschijnt<br />

bij alle functies van de TRIP COMPU-<br />

TER de indicatie “——” in plaats van de waarde.<br />

Wanneer de normale werking weer hersteld<br />

is, worden de waarden van de functies weer op<br />

normale wijze weergegeven. De waarden die voor<br />

de storing werden weergegeven worden niet op<br />

nul gezet en er wordt geen nieuwe rit (*) begonnen.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

53


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

54<br />

LICHTSTERKTEREGELING INSTRUMENTENPANEEL EN DISPLAY<br />

Met deze functie kan bij ingeschakelde buitenverlichting de lichtsterkte worden geregeld (verhogen/verlagen)<br />

van het display/instrumentenpaneel en van het display van de autoradio en van de airconditioning met<br />

gescheiden temperatuurregeling.<br />

Ga voor het instellen als volgt te werk:<br />

Vorig scherm<br />

, bijv.:<br />

Zie “Startcontrole”<br />

+<br />

en “Toegang tot<br />

menuscherm” –<br />

Automatisch terug naar standaardscherm<br />

na enkele seconden of<br />

door het indrukken van knop b<br />

Stel met toets + of– voor de lichtsterkteregeling<br />

de gewenste lichtsterkte in<br />

L0C0055m<br />

+<br />


ZITPLAATSEN<br />

ZITPLAATSEN VOOR<br />

Rugleuning neerklappen<br />

Om de achterste zitplaatsen te bereiken, moet u de handgreep C<br />

omhoog trekken zoals afgebeeld, zodat de rugleuning naar voren<br />

klapt. De stoel kan nu naar voren worden geschoven door tegen de<br />

rugleuning te duwen (easy entry).<br />

Als u de rugleuning terugklapt, komt de stoel automatisch in de ingestelde<br />

stand terug (dankzij een mechanisme met geheugen).<br />

Controleer of de stoel goed geblokkeerd is door hem naar voren en<br />

naar achteren te schuiven.<br />

Verstellen in lengterichting<br />

Trek hendel A omhoog en schuif de stoel naar voren of naar achteren.<br />

Als u rijdt, moeten de armen licht gebogen zijn en de handen op<br />

het stuurwiel steunen.<br />

Controleer of de stoel goed geblokkeerd is door hem naar voren en<br />

naar achteren te schuiven.<br />

Hoogteverstelling (bestuurdersstoel)<br />

Trek herhaaldelijk hendel B uit en verplaats hiermee de zitting naar<br />

wens omhoog of omlaag.<br />

BELANGRIJK De hoogte kan alleen worden ingesteld als u op de<br />

bestuurdersstoel zit en de auto stilstaat.<br />

L0C0029m<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

55


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

56<br />

ATTENTIE<br />

ATTENTIE<br />

ATTENTIE<br />

L0C0030m<br />

Rugleuning verstellen<br />

Draai knop D.<br />

Lendensteun verstellen (indien aanwezig)<br />

Draai knop E om het steunvlak van de rugleuning aan te passen.<br />

Verstel het stuurwiel alleen als de auto stilstaat.<br />

Laat de hendel los en controleer of de stoel goed geblokkeerd is door naar voren<br />

en naar achteren te schuiven. Als de stoel niet goed geblokkeerd is, kan deze<br />

onverwachts verschuiven waardoor u de controle over de auto kunt verliezen.<br />

Voor maximale veiligheid moet u de rugleuning rechtop zetten, tegen de leuning<br />

aan gaan zitten en de gordel goed laten aansluiten op borst en bekken.


VERSCHUIFBARE ACHTERBANK (indien aanwezig)<br />

Verstellen vanuit het interieur van de auto<br />

Verstellen in lengterichting<br />

Houd hendel A in het midden vast, trek de hendel omhoog en schuif<br />

de stoel naar voren of naar achteren.<br />

Rugleuning verstellen<br />

Achterbank met ondeelbare rugleuning<br />

❒ trek hendel B omhoog en verstel de rugleuning.<br />

Achterbank met deelbare rugleuning<br />

❒ trek de hendels B en C omhoog om respectievelijk het rechter en<br />

linker deel van de rugleuning te verstellen.<br />

Uitvoeringen met ondeelbare achterbank<br />

Uitvoeringen met deelbare achterbank<br />

L0C0028m<br />

L0C0056m<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

57


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

58<br />

ATTENTIE<br />

ATTENTIE<br />

ATTENTIE<br />

L0C0181m<br />

Verstellen vanuit de bagageruimte<br />

Verstellen in lengterichting<br />

Trek de lip in het midden A omhoog en schuif de stoel naar voren of<br />

naar achteren.<br />

Rugleuning verstellen/neerklappen<br />

Trek aan de lippen aan de zijkant B zoals beschreven in de paragraaf<br />

“Bagageruimte vergroten” in dit hoofdstuk.<br />

Het verstellen mag alleen worden uitgevoerd als de auto stilstaat.<br />

De rugleuning mag alleen in geheel neergeklapte stand worden gebruikt als de<br />

auto stilstaat en de stoel naar voren is geschoven.<br />

Als u de hendel loslaat, controleer dan altijd of de stoel goed geblokkeerd is door<br />

de stoel naar voren en naar achteren te schuiven. Als de stoel niet goed geblokkeerd<br />

is, kan deze onverwachts verschuiven .


HOOFDSTEUNEN<br />

VOOR<br />

Druk voor de verstelling op knop A en verplaats de hoofdsteun<br />

omhoog of omlaag totdat hij hoorbaar vergrendelt. Laat vervolgens<br />

de steun los en controleer of de steun goed is vergrendeld.<br />

ATTENTIE<br />

ATTENTIE<br />

L0C0031m<br />

Let erop dat de hoofdsteun zo is ingesteld dat de steun het hoofd steunt en niet de<br />

nek. Alleen in deze positie bieden de steunen bescherming.<br />

Voor een optimale bescherming, moet de rugleuning zo zijn ingesteld dat u rechtop<br />

zit en dat uw hoofd zich zo dicht mogelijk bij de hoofdsteun bevindt.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

59


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

60<br />

L0C0057m<br />

L0C0008m<br />

ACHTER (indien aanwezig)<br />

Op enkele uitvoeringen.<br />

Om de hoofdsteunen te verwijderen, moet u de knoppen A aan de<br />

zijkant van de twee steunen indrukken en de hoofdsteun vervolgens<br />

omhoog trekken.<br />

De auto kan zijn uitgerust met 3 hoofdsteunen achter bij een achterbank<br />

met drie zitplaatsen en met twee hoofdsteunen bij een achterbank<br />

met 2 zitplaatsen.<br />

BELANGRIJK Als de zitplaatsen achter gebruikt worden, moeten de<br />

hoofdsteunen altijd volledig zijn uitgetrokken.<br />

STUURWIEL<br />

Het stuurwiel kan zowel axiaal als verticaal worden versteld.<br />

Ga voor het verstellen als volgt te werk:<br />

❒ ontgrendel de hendel door de hendel naar het stuur te trekken<br />

(stand 2);<br />

❒ zet het stuur in de gewenste stand;<br />

❒ duw de hendel naar voren (stand 1) om de hendel te vergrendelen.<br />

ATTENTIE Het stuur mag alleen worden versteld als de auto stilstaat en de motor is uitgezet.


SPIEGELS<br />

ACHTERUITKIJKSPIEGEL<br />

De achteruitkijkspiegel is voorzien van een beveiligingsmechanisme,<br />

waardoor de spiegel bij een krachtig contact met een inzittende losschiet.<br />

Met hendeltje A kan de spiegel in twee standen worden gezet: normale<br />

of anti-verblindingsstand.<br />

BUITENSPIEGELS<br />

Handbediende verstelling<br />

Van binnenuit met hendel A.<br />

L0C0014m<br />

L0C0170m<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

61


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

62<br />

L0C0009m<br />

L0C0058m<br />

Tijdens het rijden moeten de spiegels altijd in stand A staan.<br />

Elektrische verstelling (indien aanwezig)<br />

De elektrische verstelling is alleen mogelijk als de contactsleutel in<br />

stand MAR staat.<br />

Ga voor het verstellen als volgt te werk:<br />

❒ met schakelaar A kiest u welke spiegel (links of rechts) u wilt verstellen<br />

(op de uitvoeringen met elektrische ruitbediening keert de<br />

schakelaar automatisch weer terug in de oorspronkelijke positie);<br />

❒ met schakelaar B kunt de spiegel in 4 richtingen afstellen;<br />

Stel de spiegels af als de auto stilstaat en de handrem is aangetrokken.<br />

De verwarming van de spiegels schakelt automatisch in als u de achterruitverwarming<br />

aanzet.<br />

Inklappen<br />

De spiegel kan (bijv. bij nauwe doorgangen) van stand A in stand B<br />

worden geklapt.<br />

De spiegel aan bestuurderszijde is bol, waardoor de afstandswaarneming wordt beïnvloed.


KLIMAATREGELING<br />

L0C0126m<br />

1 Vaste luchtroosters voor ontwasemen of ontdooien zijruiten - 2 Verstelbare uitstroomopeningen aan zijkant -<br />

3 Vaste luchtroosters voor ontwasemen of ontdooien voorruit - 4 Verstelbare uitstroomopeningen in het midden<br />

- 5 Luchtroosters onder - 6 Luchtroosters onder voor de passagiers achter (alleen uitvoeringen met airconditioning).<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

63


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

64<br />

L0C0060m<br />

L0C0059m<br />

CENTRALE LUCHTROOSTERS<br />

A – Regelschuif voor openen/sluiten van de uitstroomopening en het<br />

richten (verticaal) van de luchtstroom<br />

B – Regelschuif voor het richten (horizontaal) van de luchtstroom.<br />

LUCHTROOSTERS AAN DE ZIJKANT<br />

A – Vast luchtrooster voor ontwasemen/ontdooien van de zijruiten.<br />

B – Regelschuif voor openen/sluiten van de uitstroomopening en het<br />

richten (verticaal) van de luchtstroom.<br />

C – Regelschuif voor het richten (horizontaal) van de luchtstroom.


VERWARMING EN VENTILATIE<br />

BEDIENINGSORGANEN<br />

A: draaiknop voor regeling aanjagersnelheid<br />

B: draaiknop voor regeling van de luchttemperatuur<br />

(menging van warme/koude<br />

lucht)<br />

C: drukknop voor in-/uitschakeling achterruitverwarming<br />

D: draaiknop voor luchtverdeling<br />

E: draaiknop voor in-/uitschakeling luchtrecirculatie.<br />

COMFORTABELE KLIMAATREGELING<br />

Met draaiknop D kan de lucht op 5 manieren<br />

over het hele interieur worden verdeeld:<br />

« luchtstroom uit de centrale luchtroosters<br />

en de uitstroomopeningen aan de zijkant;<br />

∆ voor verwarming van de beenruimte,<br />

waarbij de luchtstroom op het gelaat<br />

koel blijft (“bilevel”-stand);<br />

≈ voor een snellere verwarming van het<br />

interieur;<br />

ƒ voor verwarming van het interieur en<br />

ontwaseming van de voorruit;<br />

-voor ontwaseming/ontdooiing van de<br />

voorruit en de zijruiten voor.<br />

L0C0127m<br />

VERWARMING INTERIEUR<br />

Ga als volgt te werk:<br />

❒ draai knop B geheel naar rechts (in het rode gebied);<br />

❒ draai knop A op de gewenste snelheid;<br />

❒ draai knop D in stand:<br />

ƒ voor verwarming van de beenruimte en ontwaseming<br />

van de voorruit;<br />

∆ voor lucht naar de beenruimten en koelere lucht uit de<br />

centrale luchtroosters en de uitstroomopeningen op het<br />

dashboard;<br />

≈ voor een snelle verwarming.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

65


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

66<br />

SNELLE VERWARMING<br />

Ga als volgt te werk:<br />

❒ sluit alle luchtroosters op het dashboard;<br />

❒ draai knop B in het rode gebied;<br />

❒ draai knop A in stand 4 -;<br />

❒ draai knop D in stand ≈.<br />

SNELLE ONTWASEMING/ONTDOOIING VAN<br />

DE RUITEN VOOR (VOORRUIT EN ZIJRUI-<br />

TEN)<br />

Ga als volgt te werk:<br />

❒ draai knop B in het rode gebied;<br />

❒ draai knop A in stand 4 -;<br />

❒ draai knop D in stand -;<br />

❒ schakel de luchtrecirculatie uit door knop E in<br />

stand Ú te zetten.<br />

Nadat de ruiten ontwasemd zijn, kan een stand<br />

gekozen worden waarbij het comfort optimaal<br />

blijft.<br />

Beslaan van de ruiten voorkomen<br />

Als het buiten extreem vochtig is en/of bij regen<br />

en/of bij grote verschillen in interieur- en buitentemperatuur,<br />

raden wij u de volgende procedure<br />

aan om het beslaan van de ruiten te voorkomen:<br />

❒ schakel de luchtrecirculatie uit door knop E in<br />

stand Ú te zetten;<br />

❒ draai knop B in het rode gebied;<br />

❒ draai knop A in stand 2;<br />

❒ draai knop D in stand - of in stand ƒ als de<br />

ruiten niet beslagen zijn.<br />

ONTWASEMING/ONTDOOIING ACHTERRUIT<br />

EN BUITENSPIEGELS (indien aanwezig)<br />

Druk op knop C voor het inschakelen van deze<br />

functie: als deze functie wordt ingeschakeld, gaat<br />

het lampje op de knop branden.<br />

De functie schakelt na ongeveer 30 minuten automatisch<br />

uit. Druk opnieuw op knop C om de functie<br />

eerder uit te schakelen.<br />

BELANGRIJK Plak geen stickers of andere plaatjes<br />

op de elektrische weerstandsdraden aan de binnenzijde<br />

van de achterruit, om beschadiging van de<br />

achterruitverwarming te voorkomen.


REGELING AANJAGERSNELHEID<br />

Ga voor een goede ventilatie van het interieur als<br />

volgt te werk:<br />

❒ open de zij- en middenroosters geheel;<br />

❒ draai knop B in het blauwe gebied;<br />

❒ draai knop A op de gewenste snelheid;<br />

❒ draai knop D in stand «;<br />

❒ schakel de luchtrecirculatie uit door knop E in<br />

stand Ú te zetten.<br />

RECIRCULATIE INSCHAKELEN<br />

Draai knop E in stand ….<br />

Wij raden u aan de recirculatiefunctie in te schakelen<br />

in de file of in tunnels. Hiermee wordt voorkomen<br />

dat vervuilde lucht het interieur bereikt. Het is<br />

niet raadzaam dit systeem langdurig te laten werken,<br />

omdat anders, vooral als u met meerdere personen<br />

in de auto zit, de kans aanzienlijk toeneemt<br />

dat de ruiten beslaan.<br />

BELANGRIJK Met de recirculatiefunctie kunnen,<br />

afhankelijk van de werking van het systeem (“verwarming”<br />

of “koeling”), de gewenste omstandigheden<br />

sneller worden bereikt. Het is echter niet raadzaam<br />

deze functie in te schakelen op regenachtige<br />

of koude dagen, om te voorkomen dat de ruiten<br />

beslaan.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

67


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

68<br />

AIRCONDITIONING, HANDBEDIEND (indien aanwezig)<br />

L0C0128m<br />

BEDIENINGSORGANEN<br />

A: draaiknop voor regeling aanjagersnelheid<br />

B: draaiknop voor regeling van de luchttemperatuur (menging<br />

van warme/koude lucht)<br />

C: drukknop voor in-/uitschakelen achterruitverwarming<br />

D: drukknop voor in-/uitschakelen aircocompressor<br />

E: draaiknop voor luchtverdeling<br />

F: draaiknop voor in-/uitschakeling luchtrecirculatie.<br />

COMFORTABELE KLIMAATREGELING<br />

Met draaiknop E kan de lucht op 5 manieren<br />

over het hele interieur worden verdeeld:<br />

« luchtstroom uit de centrale luchtroosters<br />

en de uitstroomopeningen aan de zijkant;<br />

∆ voor verwarming van de beenruimte,<br />

waarbij de luchtstroom op het gelaat<br />

koel blijft (“bilevel”-stand);<br />

≈ voor een snellere verwarming van het<br />

interieur;<br />

ƒ voor verwarming van het interieur en<br />

ontwaseming van de voorruit;<br />

-voor ontwaseming/ontdooiing van de<br />

voorruit en de zijruiten voor.


VERWARMING INTERIEUR<br />

Ga als volgt te werk:<br />

❒ draai knop B geheel naar rechts (in het rode<br />

gebied);<br />

❒ draai knop A op de gewenste snelheid;<br />

❒ draai knop E in stand:<br />

ƒ voor verwarming van de beenruimte en ontwaseming<br />

van de voorruit;<br />

∆ voor lucht naar de beenruimten en koelere<br />

lucht uit de centrale luchtroosters en de uitstroomopeningen<br />

op het dashboard;<br />

≈ voor een snelle verwarming.<br />

SNELLE VERWARMING<br />

Ga als volgt te werk:<br />

❒ sluit alle luchtroosters op het dashboard;<br />

❒ draai knop B in het rode gebied;<br />

❒ draai knop A in stand 4 -;<br />

❒ draai knop E in stand ≈.<br />

SNELLE ONTWASEMING/ONTDOOIING VAN<br />

DE RUITEN VOOR (VOORRUIT EN ZIJRUI-<br />

TEN)<br />

Ga als volgt te werk:<br />

❒ draai knop B in het rode gebied;<br />

❒ draai knop A in stand 4 -;<br />

❒ draai knop E in stand -;<br />

❒ schakel de luchtrecirculatie uit door knop F in<br />

stand Ú te zetten.<br />

Nadat de ruiten ontwasemd zijn, kan een stand gekozen<br />

worden waarbij het comfort optimaal blijft.<br />

Beslaan van de ruiten voorkomen<br />

Als het buiten extreem vochtig is en/of bij regen<br />

en/of bij grote verschillen in interieur- en buitentemperatuur,<br />

raden wij u de volgende procedure<br />

aan om het beslaan van de ruiten te voorkomen:<br />

❒ schakel de luchtrecirculatie uit door knop F in<br />

stand Ú te zetten.<br />

❒ draai knop B in het rode gebied;<br />

❒ draai knop A in stand 2;<br />

❒ draai knop E in stand - of in stand ƒ als de<br />

ruiten niet beslagen zijn.<br />

BELANGRIJK De airconditioning is zeer bruikbaar<br />

om het beslaan van de ruiten te voorkomen: het is<br />

daarom voldoende om de bedieningsknoppen op<br />

ontwasemen te zetten zoals hiervoor beschreven is<br />

en de airconditioning in te schakelen door knop D<br />

in te drukken.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

69


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

70<br />

ONTWASEMING/ONTDOOIING ACHTERRUIT<br />

EN BUITENSPIEGELS (indien aanwezig)<br />

Druk op knop C voor het inschakelen van deze<br />

functie: als deze functie wordt ingeschakeld, gaat<br />

het lampje op knop branden.<br />

De functie schakelt na ongeveer 30 minuten automatisch<br />

uit. Druk opnieuw op knop C om de functie<br />

eerder uit te schakelen.<br />

BELANGRIJK Plak geen stickers of andere plaatjes<br />

op de elektrische weerstandsdraden aan de binnenzijde<br />

van de achterruit, om beschadiging van de<br />

achterruitverwarming te voorkomen.<br />

REGELING AANJAGERSNELHEID<br />

Ga voor een goede ventilatie van het interieur als<br />

volgt te werk:<br />

❒ open de zij- en middenroosters geheel;<br />

❒ draai knop B in het blauwe gebied;<br />

❒ draai knop A op de gewenste snelheid;<br />

❒ draai knop E in stand «;<br />

❒ schakel de luchtrecirculatie uit door knop E in<br />

stand Ú te zetten.<br />

RECIRCULATIE INSCHAKELEN<br />

Draai knop E in stand ….<br />

Wij raden u aan de recirculatiefunctie in te schakelen<br />

in de file of in tunnels. Hiermee wordt voorkomen<br />

dat vervuilde lucht het interieur bereikt. Het is<br />

niet raadzaam dit systeem langdurig te laten werken,<br />

omdat anders, vooral als u met meerdere personen<br />

in de auto zit, de kans aanzienlijk toeneemt<br />

dat de ruiten beslaan.<br />

BELANGRIJK Met de recirculatiefunctie kunnen,<br />

afhankelijk van de werking van het systeem (“verwarming”<br />

of “koeling”), de gewenste omstandigheden<br />

sneller worden bereikt. Het is echter niet raadzaam<br />

deze functie in te schakelen op regenachtige<br />

of koude dagen, om te voorkomen dat de ruiten<br />

beslaan.


AIRCONDITIONING (koeling)<br />

Ga als volgt te werk:<br />

❒ draai knop B in het blauwe gebied;<br />

❒ draai knop A op de gewenste snelheid;<br />

❒ draai knop E in stand «;<br />

❒ draai knop F in stand …;<br />

❒ druk op knop D (het lampje op de knop gaat<br />

branden).<br />

Regeling van de koeling<br />

Ga als volgt te werk:<br />

❒ schakel de luchtrecirculatie uit door knop F in<br />

stand Ú te zetten.<br />

❒ draai knop B naar rechts voor verhoging van de<br />

temperatuur;<br />

❒ draai knop A naar rechts voor verlaging van de<br />

aanjagersnelheid.<br />

ONDERHOUD VAN HET SYSTEEM<br />

Schakel in de winter de airconditioning 1 keer per<br />

maand gedurende 10 minuten in. Laat voor het<br />

zomerseizoen de werking van de airconditioning<br />

door de <strong>Lancia</strong>-dealer controleren.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

71


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

72<br />

AIRCONDITIONING, AUTOMATISCH (indien aanwezig)<br />

ALGEMENE INFORMATIE<br />

De automatische airconditioning met gescheiden<br />

regeling regelt de temperatuur en de luchtverdeling<br />

in het interieur in twee zones: bestuurders- en passagierszijde.<br />

De temperatuurregeling is gebaseerd<br />

op “temperatuurgelijkheid”: d.w.z. dat het systeem<br />

continu werkt om het comfort in het interieur constant<br />

te houden en eventuele verschillen in de klimaatomstandigheden<br />

buiten te compenseren, ook<br />

zonnestraling (gesignaleerd door een zonnestralingssensor).<br />

Het systeem kan zijn uitgerust met een luchtkwaliteitssensor<br />

(Air Quality System) die automatisch de<br />

luchtrecirculatie kan inschakelen om de onaangename<br />

effecten van vervuilde lucht, tijdens het rijden<br />

in de stad, in de file en in tunnels te verminderen,<br />

en een wasemsensor die signaleert wanneer de<br />

voorruit begint te beslaan en ingrijpt om een goed<br />

zicht te behouden.<br />

De automatisch gecontroleerde parameters en functies<br />

zijn:<br />

❒ luchttemperatuur naar de uitstroomopeningen<br />

aan bestuurderszijde/passagierszijde voor;<br />

❒ luchtverdeling naar de uitstroomopeningen aan<br />

bestuurderszijde/passagierszijde voor;<br />

❒ aanjagersnelheid (traploze regeling van de luchtstroom);<br />

❒ inschakelen van de compressor (voor<br />

koeling/ontvochtiging van de lucht);<br />

❒ luchtrecirculatie.<br />

Al deze functies kunnen handmatig worden gewijzigd,<br />

d.w.z. dat u het systeem kunt regelen door naar<br />

wens een of meer functies te selecteren en daar de<br />

parameters van te wijzigen. Op deze manier worden<br />

de functies die handmatig zijn gewijzigd niet langer<br />

automatisch door het systeem geregeld. Het systeem<br />

grijpt alleen in om veiligheidsredenen (bijv. kans op<br />

beslaan).<br />

De handmatige instellingen hebben voorrang boven<br />

de automatische instellingen en blijven in het<br />

geheugen opgeslagen totdat de gebruiker de regeling<br />

weer overlaat aan de automatische werking,<br />

behalve in de gevallen dat het systeem om veiligheidsredenen<br />

ingrijpt.<br />

Als handmatig een functie wordt ingesteld, blijven<br />

de andere functies echter automatisch geregeld.<br />

De luchtopbrengst in het interieur is onafhankelijk<br />

van de snelheid van de auto omdat de luchtopbrengst<br />

elektronisch geregeld wordt door de aanjager.<br />

De luchttemperatuur in het interieur wordt altijd<br />

automatisch geregeld op basis van de ingestelde<br />

temperaturen op de displays van de bestuurder en<br />

de passagier voor (behalve als het systeem is uitgeschakeld<br />

of in enkele omstandigheden als de compressor<br />

is uitgeschakeld).


De volgende parameters en functies kunnen<br />

handmatig worden ingesteld en gewijzigd:<br />

❒ luchttemperaturen bestuurderszijde/passagierszijde<br />

voor;<br />

❒ aanjagersnelheid (traploze regeling);<br />

❒ luchtverdeling in vijf standen (bestuurder/passagier<br />

voor);<br />

❒ inschakelen van de compressor;<br />

❒ voorrang niet gescheiden/gescheiden<br />

regeling;<br />

❒ snelle ontwaseming/ontdooiing;<br />

❒ luchtrecirculatie;<br />

❒ achterruitverwarming;<br />

❒ uitschakelen van het systeem.<br />

BEDIENINGSORGANEN<br />

A: drukknop voor inschakelen functie<br />

MONO (gelijkstellen ingestelde temperaturen)<br />

B: drukknop voor in-/uitschakelen aircocompressor<br />

C: drukknop voor in-/uitschakelen recirculatie<br />

en AQS-functie (indien aanwezig)<br />

D: display met informatie over airconditioning<br />

AUTO AUTO<br />

L0C0013m<br />

E: drukknop voor uitschakelen airconditioning<br />

F: drukknop voor inschakelen functie MAX-DEF (maximale<br />

ontdooiing/ontwaseming voorruit en zijruiten voor)<br />

G: drukknop voor in-/uitschakelen achterruitverwarming<br />

H: drukknop voor inschakelen functie AUTO (automatische<br />

werking) en draaiknop voor regeling van de temperatuur<br />

aan passagierszijde<br />

I: drukknop voor instellen luchtverdeling aan passagierszijde<br />

L: verhogen/verlagen aanjagersnelheid<br />

M: drukknop voor instellen luchtverdeling aan bestuurderszijde<br />

N: drukknop voor inschakelen functie AUTO (automatische<br />

werking) en draaiknop voor regeling van de temperatuur<br />

aan bestuurderszijde<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

73


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

74<br />

GEBRUIK VAN DE KLIMAATREGELING<br />

Het systeem kan op verschillende manieren worden<br />

ingeschakeld, maar wij raden u aan te beginnen<br />

met het indrukken van een van de knoppen AUTO<br />

en vervolgens de draaiknoppen te draaien om op<br />

het display de gewenste temperaturen in te stellen.<br />

Omdat het systeem het klimaat in twee zones in het<br />

interieur regelt, kunnen de bestuurder en de passagier<br />

voor verschillende temperatuurwaarden selecteren.<br />

Het maximaal toegestane verschil is 7 °C.<br />

Op deze manier begint het systeem volledig automatisch<br />

te werken en wordt de ingestelde temperatuur<br />

zo snel mogelijk te bereikt. Het systeem regelt<br />

de temperatuur, de luchthoeveelheid, de luchtverdeling<br />

in het interieur, de recirculatiefunctie en het<br />

inschakelen van de aircocompressor.<br />

Tijdens de volledig automatische werking van het<br />

systeem, moeten alleen de volgende functies eventueel<br />

handmatig worden ingeschakeld:<br />

❒ MONO, om de ingestelde temperatuur en de<br />

luchtverdeling aan bestuurders- en passagierszijde<br />

voor te synchroniseren;<br />

❒ …, luchtrecirculatie, om de recirculatie altijd<br />

in- of uitgeschakeld te houden;<br />

❒ -, voor een snelle ontwaseming/ontdooiing van<br />

de ruiten voor, de achterruit en de buitenspiegels;<br />

❒ (, voor het ontwasemen/ontdooien van de achterruit<br />

en de buitenspiegels.<br />

Tijdens de volledig automatische werking van het<br />

systeem kunt u op ieder moment de ingestelde temperaturen,<br />

de luchtverdeling en de aanjagersnelheid<br />

met de betreffende knoppen wijzigen: het systeem<br />

zal automatisch de eigen instellingen wijzigen en<br />

aanpassen aan de nieuwe vereisten. Als tijdens de<br />

volledige automatische werking (FULL AUTO) de<br />

luchtverdeling en/of de luchtopbrengst gewijzigd<br />

worden en/of de inschakeling van de compressor<br />

en/of de recirculatie, dan verdwijnt het opschrift<br />

FULL. Op deze manier worden de functies niet langer<br />

automatisch geregeld maar moeten met de hand<br />

worden bediend, totdat u opnieuw de knop AUTO<br />

indrukt. De aanjagersnelheid is voor alle zones in<br />

het interieur gelijk.<br />

Als een of meerdere functies handmatig zijn ingesteld,<br />

blijft de temperatuur van de in het interieur<br />

ingevoerde lucht automatisch door het systeem<br />

geregeld, behalve bij uitgeschakelde compressor: in<br />

deze situatie kan de temperatuur van de in het<br />

interieur ingevoerde lucht niet lager zijn dan de<br />

buitentemperatuur.


BEDIENINGSKNOPPEN<br />

Draaiknoppen voor regeling luchttemperatuur<br />

H-N<br />

Als u de knoppen naar links of naar rechts draait,<br />

verhoogt of verlaagt u de luchttemperatuur respectievelijk<br />

in het gedeelte linksvoor (draaiknop N) en<br />

rechtsvoor (draaiknop H) van het interieur.<br />

Omdat het systeem het klimaat in twee zones in het<br />

interieur regelt, kunnen de bestuurder en de passagier<br />

voor verschillende temperatuurwaarden selecteren.<br />

Het maximaal toegestane verschil is 7 °C.<br />

De ingestelde temperaturen worden op het display<br />

weergegeven dicht bij de knoppen.<br />

Als u knop A (MONO) indrukt, wordt de temperatuur<br />

aan bestuurders- en passagierszijde automatisch<br />

gesynchroniseerd, waarna u de temperatuur in<br />

de twee zones met draaiknop N aan bestuurderszijde<br />

kunt regelen.<br />

De gescheiden regeling van de temperatuur en de<br />

luchtverdeling wordt automatisch weer hervat als u<br />

knop H draait of nogmaals op knop A (MONO)<br />

drukt als het lampje op de knop brandt.<br />

Als u de knoppen helemaal naar rechts of helemaal<br />

naar links draait, tot aan de uiterste waarden HI of<br />

LO, wordt respectievelijk de functie van de maximale<br />

verwarming of de maximale koeling ingeschakeld:<br />

❒ Functie HI (maximale verwarming):<br />

wordt ingeschakeld als de draaiknop van de temperatuur<br />

naar rechts wordt gedraaid, voorbij de maximale<br />

waarde (32 °C). Deze functie kan worden<br />

geactiveerd voor alleen de bestuurderszijde of de<br />

passagierszijde voor of voor beide zijden (ook door<br />

de functie MONO te selecteren).<br />

Deze functie kan worden ingeschakeld als u de<br />

lucht in het interieur zo snel mogelijk wilt verwarmen,<br />

waarbij maximaal gebruik gemaakt wordt<br />

van de mogelijkheden van het systeem. Deze functie<br />

maakt gebruik van de maximale temperatuur<br />

van de motorkoelvloeistof, terwijl de luchtverdeling<br />

en de snelheid van de aanjager door het systeem<br />

worden ingesteld op basis van de omgevingsomstandigheden.<br />

Als de motorkoelvloeistof niet warm genoeg is,<br />

schakelt het systeem niet onmiddellijk de maximale<br />

aanjagersnelheid in, om de toevoer van te koude<br />

lucht in het interieur te beperken.<br />

Als deze functie is ingeschakeld, zijn alle handmatige<br />

instellingen toegestaan.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

75


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

76<br />

Voor het uitschakelen van de functie is het voldoende<br />

om de draaiknop voor de temperatuur naar<br />

links te draaien en de gewenste temperatuur in te<br />

stellen.<br />

❒ Functie LO (maximale koeling):<br />

wordt ingeschakeld als de draaiknop van de temperatuur<br />

naar links wordt gedraaid, voorbij de minimale<br />

waarde (16 °C). Deze functie kan worden<br />

geactiveerd voor alleen de bestuurderszijde of de<br />

passagierszijde voor of voor beide zijden (ook door<br />

de functie MONO te selecteren).<br />

Deze functie kan worden ingeschakeld als u de<br />

lucht in het interieur zo snel mogelijk wilt koelen,<br />

waarbij maximaal gebruik gemaakt wordt van de<br />

mogelijkheden van het systeem. Deze functie schakelt<br />

de luchtrecirculatie en de aircocompressor in,<br />

terwijl de luchtverdeling en de snelheid van de aanjager<br />

worden ingesteld op basis van de omgevingsomstandigheden.<br />

Als deze functie is ingeschakeld<br />

zijn alle handmatige instellingen toegestaan.<br />

Voor het uitschakelen van de functie is het voldoende<br />

om de draaiknop voor de temperatuur naar<br />

rechts te draaien en de gewenste temperatuur in te<br />

stellen.<br />

Knoppen voor de instellingen van de luchtverdeling<br />

voor I-M<br />

Als u op een van de knoppen drukt, kunt u handmatig<br />

voor de linker- en de rechterzijde in het interieur<br />

een van de vijf instellingen voor de luchtverdeling<br />

kiezen:<br />

▲ Lucht uit de luchtroosters van de voorruit en<br />

zijruiten voor voor ontdooiing/ontwaseming<br />

van de voorruit en de zijruiten voor.<br />

˙ Lucht uit de uitstroomopeningen in het midden<br />

en aan de zijkant van het dashboard voor een<br />

koele luchtstroom op het lichaam en het gezicht<br />

bij warm weer.<br />

▼ Lucht uit de luchtroosters in de beenruimte<br />

voor en achter. Met deze luchtverdeling kan zo<br />

snel mogelijk de lucht in het interieur worden<br />

verwarmd, omdat warme lucht opstijgt. Dit<br />

geeft snel een warm gevoel.<br />

˙ Lucht uit de luchtroosters in de beenruimte<br />

▼ (warmere lucht) en de uitstroomopeningen in<br />

het midden en aan de zijkant van het dashboard<br />

(koelere lucht). Deze luchtverdeling is<br />

zeer bruikbaar in het voor- en najaar bij zonnestraling.<br />

▲<br />

▼<br />

Lucht uit de luchtroosters in de beenruimte<br />

voor en achter en de luchtroosters voor ontwaseming/ontdooiing<br />

van de voorruit en zijruiten<br />

voor. Deze luchtverdeling zorgt voor een goede


verwarming van het interieur en voorkomt het eventuele<br />

beslaan van de ruiten.<br />

De ingestelde luchtverdeling wordt aangegeven<br />

door een brandend lampje op de geselecteerde<br />

knoppen.<br />

Als een gecombineerde functie is ingesteld, wordt<br />

na het indrukken van een knop alleen de belangrijkste<br />

functie van de ingedrukte knop geactiveerd.<br />

Als daarentegen een knop van een reeds ingestelde<br />

functie wordt ingedrukt, dan wordt die functie uitgeschakeld<br />

(het betreffende lampje dooft).<br />

Voor het hervatten van de automatische werking<br />

van de luchtverdeling na een handmatige instelling,<br />

moet knop AUTO worden ingedrukt.<br />

Als de bestuurder kiest voor luchtverdeling naar de<br />

voorruit, wordt ook de luchtstroom aan passagierszijde<br />

automatisch naar de voorruit geleid. De passagier<br />

kan vervolgens een andere luchtverdeling<br />

kiezen door de betreffende knoppen in te drukken.<br />

Knoppen voor het regelen van de aanjagersnelheid<br />

L<br />

Als u op knop p drukt, wordt de aanjagersnelheid<br />

verhoogd of verlaagd en daarmee de hoeveelheid<br />

lucht die in het interieur wordt gevoerd om de<br />

gewenste temperatuur te handhaven.<br />

De aanjagersnelheid wordt weergegeven door verlichte<br />

streepjes op het display<br />

❒ Maximum aanjagersnelheid = alle staafjes verlicht<br />

❒ Minimum aanjagersnelheid = één staafje verlicht<br />

De aanjager kan worden uitgeschakeld, maar alleen<br />

als u de aircocompressor hebt uitgeschakeld met<br />

knop B.<br />

BELANGRIJK Voor het hervatten van de automatische<br />

werking van de aanjager na een handmatige<br />

instelling, moet knop AUTO worden ingedrukt.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

77


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

78<br />

Knoppen AUTO (automatische werking)<br />

H-N<br />

Als u knop AUTO aan bestuurderszijde en/of passagierszijde<br />

voor indrukt, regelt het systeem automatisch,<br />

in de betreffende zones, de hoeveelheid en<br />

de verdeling van de naar het interieur toegevoerde<br />

lucht en worden alle voorafgaande handmatige<br />

instellingen opgeheven.<br />

Dit wordt aangeven door het verschijnen van het<br />

opschrift FULL AUTO op het display voor.<br />

Als er een of meerdere handmatige instellingen zijn<br />

uitgevoerd (luchtrecirculatie, luchtverdeling, aanjagersnelheid<br />

of uitschakeling aircocompressor), dooft<br />

het opschrift FULL op het display om aan te geven<br />

dat het systeem niet langer alle functies automatisch<br />

regelt (behalve de temperatuur die altijd automatisch<br />

wordt geregeld).<br />

BELANGRIJK Als het systeem vanwege handmatige<br />

instellingen de gewenste temperatuur in de verschillende<br />

zones niet meer kan garanderen en<br />

handhaven, knippert de ingestelde temperatuur om<br />

aan te geven dat het systeem op een probleem is<br />

gestoten; na een minuut dooft het opschrift AUTO.<br />

Voor het hervatten van de automatische werking<br />

van de aanjager na een handmatige instelling (een<br />

of meerdere), moet knop AUTO worden ingedrukt.<br />

Knop MONO (ingestelde temperaturen en<br />

luchtverdeling synchroniseren) A<br />

Als u knop MONO indrukt, wordt de temperatuur<br />

aan bestuurderszijde en aan passagierszijde voor<br />

automatisch gesynchroniseerd, waarna u de temperatuur<br />

en de luchtverdeling in de twee zones met de<br />

draaiknop aan bestuurderszijde kunt regelen. Met<br />

deze functie kan de temperatuur in het interieur<br />

makkelijk geregeld worden als alleen de bestuurder<br />

in de auto zit. De gescheiden regeling van de temperatuur<br />

en de luchtverdeling wordt automatisch<br />

weer hervat als u draaiknop H of N draait voor het<br />

instellen van de temperatuur aan passagierszijde<br />

voor of nogmaals op knop MONO drukt als het<br />

lampje op de knop brandt.<br />

Drukknop voor in-/uitschakelen recirculatie en<br />

inschakelen AQS (indien aanwezig) C<br />

Als de AQS-sensor niet aanwezig is, werkt de recirculatie<br />

als volgt:<br />

❒ geforceerde inschakeling (recirculatie altijd ingeschakeld);<br />

het lampje op knop C en symbool í<br />

op het display branden;<br />

❒ geforceerde uitschakeling (recirculatie altijd uitgeschakeld<br />

met luchttoevoer van buiten); lampje<br />

op de knop en symbool êop het display<br />

gedoofd.


Deze mogelijkheden kunnen worden ingeschakeld<br />

door meerdere keren op de recirculatieknop C te<br />

drukken.<br />

Als de recirculatie langdurig is ingeschakeld (langer<br />

dan 15 minuten achter elkaar), wordt de recirculatie<br />

om veiligheidsredenen automatisch uitgeschakeld,<br />

zodat de lucht in het interieur ververst kan<br />

worden.<br />

BELANGRIJK Met de recirculatiefunctie kunnen<br />

de gewenste omstandigheden (verwarming of koeling<br />

van het interieur) sneller worden bereikt.<br />

Het is echter niet raadzaam deze functie handmatig<br />

in te schakelen op regenachtige of koude dagen,<br />

omdat dan de ruiten aan de binnenzijde aanzienlijk<br />

sneller kunnen beslaan, vooral als de airconditioning<br />

niet is ingeschakeld.<br />

Bij buitentemperaturen onder 5° - 7°C wordt de<br />

recirculatie uitgeschakeld (met luchttoevoer van<br />

buiten) om het beslaan van de ruiten te voorkomen.<br />

Als de AQS-sensor aanwezig is (Air Quality<br />

System) kan naast de hiervoor genoemde werking,<br />

de recirculatie automatisch geregeld worden op<br />

basis van de kwaliteit van de buitenlucht:<br />

❒ automatische regeling aangegeven met het symbool<br />

î op het display of ë afhankelijk<br />

van de status.<br />

ATTENTIE<br />

In dit geval blijft het lampje op de recirculatieknop<br />

altijd gedoofd, terwijl op het display het symbool<br />

î of ë verschijnt, afhankelijk van de status<br />

van de recirculatie (ingeschakeld of uitgeschakeld).<br />

Bij de automatische werking met AQS wordt de<br />

recirculatie ingeschakeld vooral als de luchtkwaliteitsensor<br />

de aanwezigheid van vervuilde lucht signaleert,<br />

bijvoorbeeld tijdens het rijden in de stad, in<br />

een file en in tunnels.<br />

Als bovendien de compressor is ingeschakeld,<br />

wordt, als de snelheid van de auto onder 6 km/h<br />

komt, de recirculatie uitgeschakeld om te voorkomen<br />

dat vervuilde lucht van het uitlaatgas in het<br />

interieur dringt. Als de snelheid van de auto boven<br />

10 km/h komt, worden de functies die hiervoor<br />

automatisch werden geregeld, weer hervat.<br />

Het AQS schakelt automatisch uit bij buitentemperaturen<br />

onder 5°C. U kunt de werking echter handmatig<br />

instellen door een rollende beweging te<br />

maken over de recirculatieknop. Als het AQS onder<br />

deze omstandigheden handmatig wordt ingeschakeld,<br />

kunnen de ruiten beslaan.<br />

Als de handmatige bediening van de recirculatie is<br />

ingesteld, dooft op het display het opschrift FULL<br />

en verschijnt AUTO op het pictogram op het display.<br />

Bij lage buitentemperaturen raden wij u aan om de recirculatiefunctie niet te<br />

gebruiken omdat hierdoor de ruiten sneller kunnen beslaan.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

79


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

80<br />

Knop voor uitschakeling aircocompressor B<br />

Als u op knop ò drukt als het lampje op de knop<br />

brandt, wordt de aircocompressor uitgeschakeld en<br />

dooft het lampje. Als u nogmaals op de knop drukt<br />

als het lampje gedoofd is, wordt de inschakeling<br />

van de compressor weer automatisch door het systeem<br />

geregeld; dit wordt aangegeven door het gaan<br />

branden van het lampje op de knop.<br />

Als u de aircocompressor uitschakelt, wordt de<br />

recirculatie uitgeschakeld om het eventuele beslaan<br />

van de ruiten te voorkomen. Ook als het systeem<br />

de ingestelde temperatuur kan handhaven, verdwijnt<br />

het opschrift FULL van het display. Als het<br />

systeem de ingestelde temperatuur echter niet meer<br />

kan handhaven, gaat de temperatuur knipperen en<br />

dooft ook het opschrift AUTO.<br />

BELANGRIJK Met uitgeschakelde aircocompressor<br />

is het niet mogelijk lucht in het interieur in te voeren<br />

met een temperatuur die lager is dan de buitentemperatuur;<br />

bovendien kunnen (in bijzondere<br />

omstandigheden) de ruiten zeer snel beslaan omdat<br />

de lucht niet gedroogd kan worden.<br />

De uitschakeling van de aircocompressor blijft in<br />

het geheugen opgeslagen, ook na het afzetten van<br />

de motor.<br />

De automatische werking van de aircocompressor<br />

wordt automatisch hervat als u opnieuw knop ò of<br />

knop AUTO indrukt.<br />

Als bij uitgeschakelde compressor de buitentemperatuur<br />

hoger is dan de ingestelde temperatuur, kan<br />

het systeem niet aan de wens voldoen. Dit wordt<br />

als volgt aangegeven: de ingestelde temperatuur<br />

knippert enkele seconden op het display en vervolgens<br />

dooft het opschrift AUTO.<br />

Als de compressor is uitgeschakeld kan de aanjagersnelheid<br />

handmatig op nul worden gezet. Als de<br />

compressor bij draaiende motor wordt ingeschakeld,<br />

kan de aanjagersnelheid niet onder de minimale<br />

waarde (één streepje op het display) zakken.


Knop voor snelle ontwaseming/ontdooiing van<br />

de ruiten F<br />

Als u deze knop indrukt, schakelt de klimaatregeling<br />

automatisch alle functies in die noodzakelijk<br />

zijn voor het snel ontdooien/ontwasemen van de<br />

voorruit en de zijruiten voor. D.w.z. dat het systeem:<br />

❒ de aircocompressor inschakelt wanneer de klimatologische<br />

omstandigheden dit toestaan;<br />

❒ de luchtrecirculatie, indien ingeschakeld, uitschakelt;<br />

❒ de maximale luchttemperatuur (HI) op beide<br />

displays instelt;<br />

❒ een aanjagersnelheid inschakelt op basis van de<br />

koelvloeistoftemperatuur, om toevoer van nog te<br />

koude lucht voor de ontwaseming van de ruiten,<br />

te beperken;<br />

❒ de luchtstroom naar de luchtroosters voor de<br />

voorruit en de zijruiten voor leidt;<br />

❒ de achterruitverwarming inschakelt.<br />

BELANGRIJK De functie voor snelle ontwaseming/ontdooiing<br />

van de ruiten blijft ongeveer 3<br />

minuten ingeschakeld nadat de koelvloeistoftemperatuur<br />

boven 50°C is gekomen (benzine-uitvoeringen)<br />

of 35°C (JTD-uitvoeringen).<br />

Als de functie voor maximale ontwaseming/ontdooiing<br />

is ingeschakeld, gaan het lampje op de<br />

betreffende knop en het lampje op de knop van de<br />

achterruitverwarming branden. Bovendien dooft op<br />

het display het opschrift FULL AUTO.<br />

Als de functie voor maximale ontwaseming/ontdooiing<br />

is ingeschakeld, kunnen alleen de aanjagersnelheid<br />

en de uitschakeling van de achterruitverwarming<br />

handmatig worden geregeld.<br />

Als u op de knop voor maximale ontwaseming/ontdooiing<br />

drukt of op de recirculatieknop of op de<br />

knop voor uitschakeling van de compressor of op<br />

de knop AUTO, schakelt het systeem de functie<br />

voor maximale ontwaseming/ontdooiing uit, en<br />

worden de functies die hiervoor waren ingesteld<br />

weer geactiveerd.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

81


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

82<br />

Knop voor ontwaseming/ontdooiing achterruit<br />

en buitenspiegels G<br />

Als u deze knop indrukt, dan worden de achterruiten<br />

de spiegelverwarming ingeschakeld. Het lampje<br />

op de knop gaat branden als deze functie wordt<br />

ingeschakeld.<br />

De functie schakelt na ongeveer 30 minuten automatisch<br />

uit, of als opnieuw de knop wordt ingedrukt.<br />

De functie wordt ook uitgeschakeld als u de<br />

motor uitzet en blijft uitgeschakeld als u de motor<br />

opnieuw start.<br />

BELANGRIJK Plak geen stickers of andere plaatjes<br />

op de elektrische weerstandsdraden aan de binnenzijde<br />

van de achterruit, om beschadiging van de<br />

achterruitverwarming te voorkomen.<br />

Systeem uitschakelen (OFF) E<br />

Het systeem schakelt uit als u op knop E drukt.<br />

Op het display verschijnt alleen de indicatie dat de<br />

recirculatie is ingeschakeld í.<br />

Als het systeem is uitgeschakeld:<br />

❒ zijn alle lampjes gedoofd;<br />

❒ zijn de displays van de ingestelde temperaturen<br />

donker;<br />

❒ is de recirculatie ingeschakeld, waarbij geen<br />

lucht van buiten binnenkomt;<br />

❒ is de aircocompressor uitgeschakeld;<br />

❒ is de aanjager uitgeschakeld.<br />

Ook bij uitgeschakeld systeem kan de achterruitverwarming<br />

op de normale manier worden in- of<br />

uitgeschakeld.<br />

De regeleenheid van de klimaatregeling slaat de<br />

instellingen van het systeem in het geheugen op<br />

voordat het systeem wordt uitgeschakeld. Als u vervolgens<br />

op een willekeurige knop drukt (behalve de<br />

knop van de achterruitverwarming) worden de<br />

functies weer hersteld. Als de functie van de ingedrukte<br />

knop niet was ingeschakeld voor de uitschakeling,<br />

dan wordt deze functie ook geactiveerd; als<br />

deze daarentegen was ingeschakeld, blijft de functie<br />

gehandhaafd.<br />

Als u de volledig automatische werking van het systeem<br />

weer wilt inschakelen, druk dan op knop<br />

AUTO.<br />

Wasemsensor (indien aanwezig)<br />

Op de auto, aan de onderzijde van de achteruitkijkspiegel,<br />

is een sensor geplaatst die signaleert wanneer<br />

de ruit begint te beslaan en ingrijpt zodat<br />

altijd een goed zicht wordt behouden.<br />

Het systeem reageert als de vooruit begint te<br />

beslaan bij bepaalde weersomstandigheden (bijvoorbeeld<br />

lage buitentemperatuur of hoge luchtvochtigheid),<br />

zodat een goed zicht wordt behouden.


Als de sensor signaleert dat de ruit begint te<br />

beslaan, voert het systeem de volgende handelingen<br />

uit:<br />

❒ inschakelen van de compressor (symbool ò op<br />

het display en knop B brandt);<br />

❒ uitschakelen van de luchtrecirculatie (luchttoevoer<br />

van buiten).<br />

Als dit niet voldoende is om het beslaan tegen te<br />

gaan en de veilige omstandigheden te herstellen,<br />

voert het systeem de volgende handelingen uit:<br />

❒ wijzigen van de luchtverdeling voor meer luchttoevoer<br />

naar de voorruit;<br />

❒ vergroten van de luchtopbrengst.<br />

De handelingen van de wasemsensor worden om<br />

veiligheidsreden uitgevoerd. De hiervoor vermelde<br />

handelingen vinden daarom zowel plaats bij automatische<br />

werking als bij handmatige bediening van<br />

de airconditioning.<br />

ATTENTIE<br />

Als u tijdens het ingrijpen van de sensor handmatig<br />

het systeem bedient, wordt de sensor uitgeschakeld<br />

totdat opnieuw op knop AUTO wordt gedrukt of de<br />

motor opnieuw wordt gestart.<br />

Als de sensor aan de regeleenheid van de klimaatregeling<br />

doorgeeft dat de omstandigheden van normaal<br />

zicht weer zijn hersteld, werkt het systeem<br />

weer zoals voor het ingrijpen van de sensor.<br />

BELANGRIJK Als de wasemsensor heeft ingegrepen,<br />

betekent dit dat de omstandigheden van de<br />

buitentemperatuur en de luchtvochtigheid kritiek<br />

zijn voor een goed en veilig zicht. Daarom blijft de<br />

compressor ingeschakeld als het systeem weer<br />

werkt zoals oorspronkelijk was ingesteld, om te<br />

voorkomen dat het fenomeen zich herhaalt.<br />

Voor een correcte werking van de wasemsensor, moet de voorruit schoon zijn en<br />

mogen er geen stickers of andere plaatjes worden geplakt in het gebied van de<br />

sensor onder de achteruitkijkspiegel.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

83


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

84<br />

L0C0062m<br />

L0C0061m<br />

L0C0063m<br />

BUITENVERLICHTING<br />

Met de linker hendel bedient u de buitenverlichting.<br />

De buitenverlichting werkt uitsluitend als de contactsleutel in stand<br />

MAR staat.<br />

VERLICHTING UITGESCHAKELD<br />

Draaiknop in stand å.<br />

BUITENVERLICHTING<br />

Draaiknop in stand 6.<br />

Op het instrumentenpaneel gaat het controlelampje 3 branden.<br />

DIMLICHT<br />

Draaiknop in stand 2.


GROOTLICHT<br />

Trek de hendel naar het stuurwiel, als de draaiknop reeds in stand 2<br />

staat (vergrendelde stand).<br />

Op het instrumentenpaneel gaat het controlelampje 1 branden.<br />

Als vervolgens de hendel naar het stuurwiel wordt getrokken, dan<br />

dooft het grootlicht en wordt het dimlicht weer ingeschakeld.<br />

GROOTLICHTSIGNAAL<br />

Het grootlichtsignaal kan worden gegeven door de hendel naar het<br />

stuurwiel te trekken (onvergrendelde stand) ongeacht de stand van<br />

de draaiknop.<br />

RICHTINGAANWIJZERS<br />

Zet de hendel in de vergrendelde stand:<br />

❒ omhoog (stand 1): inschakeling rechter richtingaanwijzers;<br />

❒ omlaag (stand 2): inschakeling linker richtingaanwijzers.<br />

Op het instrumentenpaneel gaat het controlelampje F of D knipperen.<br />

De richtingaanwijzers schakelen automatisch uit als de auto weer<br />

rechtuit rijdt.<br />

1<br />

1<br />

6 1<br />

L0C0101m<br />

L0C0064m<br />

L0C0065m<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

85


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

86<br />

L0C0064m<br />

Als u kort richting wilt aangeven, voor het uitvoeren van een handeling<br />

waarvoor het stuurwiel slechts weinig hoeft te worden verdraaid,<br />

dan drukt u de hendel iets omhoog of omlaag zonder dat de hendel<br />

vergrendelt. Zodra u de hendel loslaat, gaat deze automatisch terug.<br />

“FOLLOW ME HOME”<br />

Met dit systeem kan de ruimte vóór de auto een bepaalde tijd worden<br />

verlicht.<br />

Inschakelen<br />

U schakelt deze functie in door de contactsleutel in stand STOP te<br />

draaien of uit te nemen en de linker hendel binnen 2 minuten na het<br />

uitzetten van de motor naar het stuur te trekken.<br />

Telkens als u de hendel bedient, blijft de verlichting 30 seconden langer<br />

branden, tot een maximum van 210 seconden; hierna schakelt de<br />

verlichting automatisch uit.<br />

Telkens als de hendel wordt bediend, gaat ook het controlelampje<br />

3 op het instrumentenpaneel branden en verschijnt een bericht op<br />

het display (zie het hoofdstuk “Lampjes en berichten”).<br />

Uitschakelen<br />

Houd de hendel langer dan 2 seconden naar het stuur getrokken.


SCHEMERSENSOR (automatisch koplampen)<br />

(indien aanwezig)<br />

Deze sensor is in staat om de verschillen in sterkte van het omgevingslicht<br />

waar te nemen op basis van de ingestelde gevoeligheid: hoe<br />

hoger de gevoeligheid, hoe minder buitenlicht er nodig is om de verlichting<br />

in te schakelen. De gevoeligheid van de sensor kan worden<br />

ingesteld via het “Instelmenu” op het display (zie “Multifunctioneel<br />

display” of “Instelbaar multifunctioneel display” in dit hoofdstuk).<br />

Inschakelen<br />

Draai de draaiknop in stand 2A : op deze manier gaan, afhankelijk<br />

van de sterkte van het buitenlicht, de buitenverlichting en de dimlichten<br />

automatisch branden.<br />

Als de schemersensor is ingeschakeld, kan alleen het grootlichtsignaal<br />

worden gegeven.<br />

Als de schemersensor is ingeschakeld, verschijnt op het display de<br />

ingestelde gevoeligheid van de sensor. Tijdens de weergave kan de<br />

gevoeligheid worden gewijzigd met de toetsen + en –.<br />

Uitschakelen<br />

Als via de sensor het commando voor uitschakeling wordt gegeven,<br />

wordt het dimlicht uitgeschakeld en vervolgens, na ongeveer 10<br />

seconden, de buitenverlichting.<br />

De schemersensor is niet in staat om mist te signaleren. Daarom moet<br />

bij mist de verlichting handmatig worden ingeschakeld.<br />

L0C0185m<br />

L0C0055m<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

87


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

88<br />

L0C0066m<br />

RUITEN REINIGEN<br />

RUITENWISSERS/-SPROEIERS<br />

Deze werken uitsluitend als de contactsleutel in stand MAR staat.<br />

De rechter hendel kan in vijf verschillende standen worden gezet:<br />

A: ruitenwissers uitgeschakeld.<br />

B: wissen met interval.<br />

Draai als de hendel in stand B staat, de draaiknop op F, waarna u uit<br />

vier intervalstanden kunt kiezen:<br />

, = kort interval<br />

— = lang interval<br />

—- = gemiddeld interval<br />

—— = kort interval<br />

C: langzaam continu wissen;<br />

D: snel continu wissen;<br />

E: tijdelijk snel wissen (onvergrendelde stand).<br />

In stand E werken de ruitenwissers, zolang u de hendel met de hand<br />

in deze stand houdt. Als u de hendel loslaat, springt deze direct weer<br />

in stand A en schakelen de ruitenwissers automatisch uit.<br />

Gebruik de ruitenwissers niet om opgehoopte sneeuw of ijs van de voorruit te verwijderen. In die<br />

omstandigheden grijpt, als de ruitenwissers te hard moeten werken, de beveiliging in en zorgt<br />

ervoor, dat de ruitenwissers enkele seconden worden uitgeschakeld. Als hierna de werking niet<br />

wordt hervat, dient u zich tot de <strong>Lancia</strong>-dealer te wenden.


“Intelligente wis-/wasregeling”<br />

Als u de hendel naar het stuur trekt (onvergrendelde stand), schakelen<br />

de ruitensproeiers in.<br />

Als u de hendel langer dan een halve seconde aangetrokken houdt,<br />

dan worden in één beweging de ruitenwissers/-sproeiers ingeschakeld.<br />

De ruitenwissers maken nog 4 slagen nadat u de hendel loslaat.<br />

REGENSENSOR (indien aanwezig)<br />

De regensensor A bevindt zich achter de achteruitkijkspiegel en staat<br />

in contact met de voorruit en zorgt ervoor dat de frequentie van de<br />

slagen van de ruitenwissers, tijdens het wissen met interval, automatisch<br />

wordt aangepast aan de hoeveelheid regen op de ruit.<br />

De sensor heeft een regelbereik dat oplopend varieert van uitgeschakelde<br />

ruitenwissers (geen slagen) als de ruit droog is, tot ruitenwissers<br />

die ingeschakeld worden op de eerste continue snelheid (langzaam<br />

continu wissen) bij hevige regen.<br />

Inschakelen<br />

Plaats de rechter hendel een stand naar beneden.<br />

Als de regensensor wordt ingeschakeld, maken de ruitenwissers 1 slag.<br />

BELANGRIJK Houd de ruit in de omgeving van de sensor schoon.<br />

Als u de draaiknop F draait, dan wordt de gevoeligheid van de<br />

regensensor verhoogd, waardoor de overgang van stilstaande ruitenwissers<br />

bij een droge ruit, naar de eerste snelheid (langzaam continu<br />

wissen) sneller plaatsvindt.<br />

Als de gevoeligheid van de regensensor verhoogd wordt, maken de<br />

ruitenwissers 1 slag.<br />

L0C0067m<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

89


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

90<br />

L0C0066m<br />

Als de ruitensproeiers worden bediend bij ingeschakelde regensensor<br />

werkt het normale reinigingsprogramma. Daarna hervat de regensensor<br />

zijn normale automatische werking.<br />

Uitschakelen<br />

Draai de start-/contactsleutel in stand STOP.<br />

Als de motor daarna wordt gestart (sleutel in stand MAR), schakelt<br />

de regensensor niet weer in, ook niet als de hendel in stand B is blijven<br />

staan. Voor het inschakelen van de regensensor moet de hendel<br />

in stand A of C worden gezet en daarna in stand B.<br />

Als de regensensor op deze wijze opnieuw wordt ingeschakeld, wordt<br />

ten minste een wisslag uitgevoerd, ook bij een droge ruit.<br />

De regensensor is in staat om de volgende omstandigheden te herkennen<br />

en zijn gevoeligheid hieraan aan te passen:<br />

❒ vuil op het controle-oppervlak (zoutaanslag, vuil, enz.);<br />

❒ waterstrepen veroorzaakt door versleten wisserrubbers;<br />

❒ verschil tussen dag en nacht.


ACHTERRUITWISSER/-SPROEIER<br />

De achterruitwisser en -sproeier werken uitsluitend als de contactsleutel<br />

in stand MAR staat.<br />

Als u de hendel naar het dashboard drukt (vergrendelde stand)<br />

wordt de ruitensproeier ingeschakeld en gaat de ruitenwisser continu<br />

werken.<br />

De werking stopt als de hendel wordt losgelaten.<br />

Als u draaiknop A van stand å in stand ' zet, dan werkt de achterruitwisser<br />

in de intervalstand.<br />

KOPLAMPSPROEIERS (indien aanwezig)<br />

De “verzonken” koplampsproeiers zijn in de voorbumper van de auto<br />

gemonteerd en treden in werking als u, bij ingeschakeld dimlicht<br />

en/of grootlicht, de ruitensproeiers inschakelt.<br />

L0C0068m<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

91


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

92<br />

L0C0069m<br />

CRUISE-CONTROL (snelheidsregelaar)<br />

(indien aanwezig)<br />

Dit is een elektronisch hulpmiddel, waardoor de auto (bij een snelheid<br />

boven 30 km/h) op lange rechte en droge trajecten (bijv. autosnelwegen)<br />

met een constante en vooraf ingestelde snelheid blijft rijden,<br />

zonder het gaspedaal te hoeven bedienen. Het gebruik van dit<br />

systeem biedt geen voordelen in druk verkeer. Gebruik dit systeem<br />

niet in de stad.<br />

SYSTEEM INSCHAKELEN<br />

Draai draaiknop A in stand ON.<br />

Het systeem kan alleen worden ingeschakeld in de vierde of vijfde<br />

versnelling. Op afdalingen kan bij ingeschakelde cruise-control de<br />

snelheid iets oplopen ten opzichte van de opgeslagen snelheid.<br />

Als het systeem is ingeschakeld, brandt het controlelampje Ü en verschijnt<br />

er een bericht op het instrumentenpaneel.


SNELHEID OPSLAAN<br />

Ga als volgt te werk:<br />

❒ zet draaiknop A in stand ON en trap het gaspedaal<br />

in tot de auto met de gewenste snelheid<br />

rijdt;<br />

❒ plaats de hendel ten minste 3 seconden omhoog<br />

in stand (+) en laat vervolgens de hendel los: de<br />

snelheid van de auto wordt opgeslagen en het<br />

gaspedaal kan nu worden losgelaten.<br />

Indien nodig (bijvoorbeeld bij inhalen) kan de snelheid<br />

simpel verhoogd worden door het intrappen<br />

van het gaspedaal. Als u daarna het gaspedaal<br />

loslaat, wordt teruggekeerd naar de opgeslagen<br />

snelheid.<br />

OPGESLAGEN SNELHEID OPROEPEN<br />

Als het systeem is uitgeschakeld door bijvoorbeeld het<br />

intrappen van het rem- of koppelingspedaal, kan de<br />

opgeslagen snelheid op de volgende manier worden<br />

opgeroepen:<br />

❒ geef geleidelijk gas, totdat de snelheid ongeveer<br />

gelijk is aan de opgeslagen snelheid;<br />

❒ schakel de versnelling in die ingeschakeld was<br />

op het moment van het opslaan van de snelheid<br />

(4e of 5e versnelling);<br />

❒ druk op de knop RES B.<br />

OPGESLAGEN SNELHEID VERHOGEN<br />

Dit kan op twee manieren:<br />

❒ trap het gaspedaal in en sla vervolgens de nieuwe<br />

snelheid op;<br />

of<br />

❒ plaats de hendel omhoog (+).<br />

Telkens als de hendel wordt bediend, wordt de<br />

snelheid iets verhoogd (ongeveer 1 km/h). Als de<br />

hendel omhoog wordt gehouden, verandert de snelheid<br />

traploos.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

93


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

94<br />

OPGESLAGEN SNELHEID VERLAGEN<br />

Dit kan op twee manieren:<br />

❒ schakel het systeem uit en sla vervolgens de<br />

nieuwe snelheid op;<br />

of<br />

❒ plaats de hendel omlaag (–) totdat de nieuwe<br />

snelheid is bereikt die automatisch wordt opgeslagen.<br />

Telkens als de hendel wordt bediend, wordt de<br />

snelheid iets verlaagd (ongeveer 1 km/h). Als de<br />

hendel omlaag wordt gehouden, verandert de snelheid<br />

traploos.<br />

ATTENTIE<br />

SYSTEEM UITSCHAKELEN<br />

Zet schakelaar A in stand OFF of de start-/contactsleutel<br />

in stand STOP. Het systeem wordt bovendien<br />

automatisch uitgeschakeld in een van de volgende<br />

gevallen:<br />

❒ bij intrappen van het rem- of koppelingspedaal;<br />

❒ bij inschakelen van het ESP (indien aanwezig);<br />

Als de cruise-control tijdens het rijden is ingeschakeld, zet dan nooit de versnellingspook<br />

in de vrijstand.<br />

Bij een storing of een afwijkende werking van de cruise-control, moet de draai-<br />

ATTENTIE knop A in stand OFF worden gezet .Laat het systeem, na controle van de zekering,<br />

door de <strong>Lancia</strong>-dealer controleren.


INTERIEURVERLICHTING<br />

Zonneklepverlichting<br />

Druk op knop A voor het in-/uitschakelen van de zonneklepverlichting<br />

aan bestuurderszijde en druk op knop C voor het in-/uitschakelen<br />

van de zonneklepverlichting aan passagierszijde.<br />

Als de contactsleutel in stand STOP staat of is uitgenomen, blijft de<br />

verlichting nog ongeveer 15 minuten ingeschakeld.<br />

Plafondverlichting in het midden<br />

Het lampje gaat automatisch branden als u een van de portieren<br />

opent en dooft als het betreffende portier wordt gesloten na ongeveer<br />

10 seconden.<br />

Als het portier geopend blijft, schakelt het plafondlampje na ongeveer<br />

3 minuten uit.<br />

De plafondverlichting in het midden kan ook worden in-/uitgeschakeld<br />

door op knop B te drukken.<br />

Het inschakelen/doven van de verlichting gaat geleidelijk.<br />

Na het inschakelen door het indrukken van knop B, blijft, als de contactsleutel<br />

in stand STOP staat of uit het contactslot is genomen, de<br />

verlichting nog 15 minuten ingeschakeld. Hierna dooft de verlichting<br />

automatisch.<br />

L0C0015m<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

95


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

96<br />

TY<br />

AUTO AUTO<br />

ASR<br />

OFF<br />

MODE<br />

ATTENTIE<br />

AUTO<br />

L0C0070m<br />

L0C0071m<br />

BEDIENINGSORGANEN<br />

WAARSCHUWINGSKNIPPERLICHTEN<br />

Inschakelen: druk op schakelaar A, onafhankelijk van de stand van<br />

de contactsleutel.<br />

Als het systeem is ingeschakeld, knippert het lampje in de schakelaar.<br />

Gelijktijdig gaan op het instrumentenpaneel de controlelampjes<br />

Î en ¥ branden.<br />

Uitschakelen: druk nogmaals op de schakelaar.<br />

MISTLAMPEN VOOR (indien aanwezig)<br />

Inschakelen: druk bij ingeschakelde buitenverlichting op knop 5.<br />

Op het instrumentenpaneel gaat het controlelampje 5 branden.<br />

Uitschakelen: druk nogmaals op de knop.<br />

Het gebruik van de waarschuwingsknipperlichten is afhankelijk van de wetgeving<br />

van het land waarin u zich bevindt. Houdt u aan de voorschriften.


MISTACHTERLICHT<br />

Inschakelen: druk bij ingeschakeld dimlicht op knop 4.<br />

Op het instrumentenpaneel gaat het controlelampje 4 branden.<br />

Uitschakelen: druk nogmaals op de knop.<br />

PARKEERVERLICHTING<br />

Inschakelen: houd knop A, op de middenconsole bij de handrem,<br />

ingedrukt als de contactsleutel in stand STOP staat of is uitgenomen.<br />

Op het instrumentenpaneel gaat het controlelampje 3 branden.<br />

Als u bij ingeschakelde parkeerverlichting de linker hendel omhoog<br />

(stand 1) of omlaag (stand 2) plaatst, gaat respectievelijk alleen de<br />

parkeerverlichting rechts of links branden en dooft het controlelampje<br />

op het instrumentenpaneel.<br />

Als u de linker hendel weer in de middelste stand zet, gaat de buitenverlichting<br />

branden en gaat het controlelampje 3 op het instrumentenpaneel<br />

opnieuw branden.<br />

AUTO<br />

L0C0071m<br />

L0C0072m<br />

L0C0065m<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

97


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

98<br />

ATTENTIE<br />

L0C0046m<br />

BRANDSTOFNOODSCHAKELAAR<br />

Deze veiligheidsschakelaar bevindt zich onder het dashboard naast<br />

de portierstijl aan passagierszijde. Om de schakelaar te bereiken,<br />

moet u de bekleding verplaatsen. De schakelaar springt omhoog bij<br />

een ongeval, waardoor de toevoer van brandstof wordt gestopt en de<br />

motor afslaat.<br />

Als de brandstofnoodschakelaar is ingeschakeld, brandt lampje è op<br />

het instrumentenpaneel en verschijnt tegelijk een bericht op het multifunctionele<br />

display (zie het hoofdstuk “Lampjes en berichten”).<br />

Controleer de auto zorgvuldig op brandstoflekkage, bijvoorbeeld in<br />

de motorruimte, onder de auto of in de nabijheid van de brandstoftank.<br />

Als u geen brandstoflekkage waarneemt en de auto kan nog verder<br />

rijden, druk dan op knop A om de brandstoftoevoer weer te herstellen<br />

en de verlichting weer in te schakelen.<br />

Draai na een ongeval de contactsleutel in stand STOP om te voorkomen<br />

dat de accu ontlaadt.<br />

Als u na een ongeval een brandstoflucht ruikt of merkt dat het brandstofsysteem<br />

lekt, druk dan de schakelaar niet weer terug, zodat brand wordt voorkomen.


INTERIEURUITRUSTING<br />

DASHBOARDKASTJE<br />

Trek om het kastje te openen aan de handgreep, zoals aangegeven<br />

door de pijl.<br />

BEKER/BLIKJESHOUDERS<br />

Deze bevinden zich op de tunnelconsole.<br />

PASJES/KAARTHOUDER<br />

Op de tunnelconsole bevinden zich openingen om telefoonkaarten,<br />

pasjes/credit-cards of tolkaarten in op te bergen.<br />

STEKKERDOOS (12V)<br />

De stekkerdoos bevindt op de tunnelconsole en werkt alleen met de<br />

contactsleutel in stand MAR. Als een rokerskit is aangevraagd, wordt<br />

de stekkerdoos vervangen door een aansteker.<br />

AANSTEKER (indien aanwezig)<br />

De aansteker is in de tunnelconsole geplaatst, naast de handrem.<br />

Druk voor het inschakelen van de aansteker op de betreffende knop,<br />

als de contactsleutel in stand MAR staat.<br />

Na ongeveer 15 seconden springt de knop in de beginstand en is de<br />

aansteker klaar voor gebruik.<br />

BELANGRIJK Controleer altijd of de aansteker na het indrukken ook<br />

uitschakelt.<br />

BELANGRIJK De aansteker wordt erg heet. Gebruik de aansteker<br />

voorzichtig en voorkom dat hij gebruikt wordt door kinderen: risico<br />

op brand en/of brandwonden.<br />

L0C0016m<br />

L0C0073m<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

99


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

100<br />

L0C0017m<br />

ASBAK (indien aanwezig)<br />

De asbak bestaat uit een uitneembaar kunststof houder met een veeropening.<br />

De asbak kan in de beker/blikjeshouders geplaatst worden<br />

op de tunnelconsole.<br />

BELANGRIJK Gebruik de asbak niet als prullenbak voor papiertjes;<br />

als deze in contact komen met smeulende peuken kan er brand ontstaan.<br />

ZONNEKLEPPEN<br />

De zonnekleppen zitten aan beide zijden naast de achteruitkijkspiegel.<br />

Ze kunnen voor de voorruit of voor de zijruit worden gedraaid.<br />

Op de achterzijde van de zonneklep aan bestuurders- en passagierszijde<br />

bevindt zich een spiegeltje.<br />

Om het spiegeltje aan bestuurderszijde te gebruiken, moet het schuifklepje<br />

A worden geopend.


OPENDAK (indien aanwezig)<br />

Het opendak met grote ruit “skydome” bestaat uit 2 ruitpanelen, een<br />

vast paneel en een beweegbaar paneel. Het opendak is voorzien van<br />

een zonnescherm dat met de hand in twee standen kan worden gezet<br />

(geopend/gesloten). Het opendak kan uitsluitend bediend worden als<br />

de contactsleutel in stand MAR staat. Met de knoppen A en B, op de<br />

plafondverlichting in het midden, kunt u het dak openen/sluiten.<br />

Automatisch openen<br />

Als u knop A langer dan 2 seconden indrukt, opent het ruitpaneel<br />

voor automatisch in “kantelstand”. Druk nogmaals langer dan 2<br />

seconden op knop A om het paneel geheel te openen. Na het eerste<br />

commando voor het openen, kan het paneel in een tussenliggende<br />

stand worden gezet door opnieuw op knop A te drukken.<br />

Automatisch sluiten<br />

Als het dak in geheel opende stand staat en u drukt langer dan 2<br />

seconden op knop B, dan komt het ruitpaneel voor automatisch in<br />

“kantelstand”. Druk nogmaals langer dan 2 seconden op knop B om<br />

het paneel geheel te sluiten. Na het eerste commando voor het sluiten,<br />

kan het paneel in een tussenliggende stand worden gezet door<br />

opnieuw op knop B te drukken.<br />

Openen/sluiten met de hand<br />

Als u korter dan 2 seconden op knop A of B drukt, opent/sluit het<br />

paneel zolang de knop wordt ingedrukt. De beweging stopt als u de<br />

knop loslaat. Op deze manier kunt u het dak in een tussenliggende<br />

stand zetten.<br />

L0C0176m<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

101


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

102<br />

Bedien het opendak niet als er allesdragers gemonteerd zijn.<br />

BEDIENING IN NOODGEVALLEN<br />

Als het opendak niet elektrisch bediend kan worden, dan kan het ook<br />

handmatig worden bediend; ga hiervoor als volgt te werk:<br />

❒ neem de zeskantige sleutel A uit het dashboardkastje<br />

❒ verwijder de beschermdop aan de binnenzijde van het dak, naast<br />

het zonnescherm<br />

❒ steek de sleutel in de zitting B en draai de sleutel:<br />

– rechtsom om het opendak te openen<br />

– linksom om het dak te sluiten<br />

Open het dak niet bij sneeuw of ijs: het kan dan beschadigd worden.<br />

ATTENTIE<br />

L0C0186m<br />

Verwijder altijd de contactsleutel uit het contactslot als u de auto verlaat, om te<br />

voorkomen dat het opendak per ongeluk in beweging wordt gebracht en zo gevaar<br />

kan opleveren voor de achtergebleven inzittenden. Onzorgvuldig gebruik van het<br />

opendak kan gevaarlijk zijn. Controleer voor en tijdens de bediening van de<br />

schakelaar altijd of de passagiers niet verwond kunnen worden door de beweging<br />

van het opendak zelf of door in beweging gebrachte voorwerpen.


PORTIEREN<br />

CENTRALE PORTIERVERGRENDELING<br />

Van buitenaf<br />

Steek bij gesloten portieren de sleutel in het slot van het voorportier<br />

of druk op knopje Á op de afstandsbediening.<br />

Van binnenuit<br />

Druk bij gesloten portieren op knop A of B, op de tunnelconsole bij<br />

de handrem, om de portieren respectievelijk te ver-/ontgrendelen.<br />

BELANGRIJK De centrale portiervergrendeling werkt niet als een<br />

van de portieren niet goed gesloten is of als er een storing in het systeem<br />

is. Na enkele pogingen schakelt het systeem ongeveer 2 minuten<br />

uit. In deze 2 minuten kunt u de portieren met de hand ver- en ontgrendelen.<br />

Na de 2 minuten is het systeem weer gereed.<br />

Als de oorzaak van de storing is opgelost, werkt het systeem weer<br />

normaal.<br />

L0C0018m<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

103


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

104<br />

ATTENTIE<br />

L0C0020m<br />

ELEKTRISCHE RUITBEDIENING<br />

Bij enkele uitvoeringen is de ruitbediening voorzien van een anti-letselfunctie.<br />

Sensoren in de ruitrubbers kunnen een eventueel obstakel<br />

waarnemen als de ruit sluit. In dat geval onderbreekt het systeem de<br />

ruitbeweging en wordt de ruit onmiddellijk geopend.<br />

BELANGRIJK Als de anti-letselfunctie binnen 1 minuut vijf keer<br />

wordt ingeschakeld, dan voert het systeem automatisch de “recovery”<br />

uit (zelfbescherming). De ruit gaat telkens een klein stukje<br />

omhoog totdat de ruit geheel gesloten is.<br />

Ga voor het herstellen van de juiste werking van het systeem als<br />

volgt te werk:<br />

❒ open de ruiten;<br />

of<br />

❒ draai de contactsleutel in stand STOP en vervolgens in stand<br />

MAR.<br />

Als er geen storingen zijn, dan werkt de ruit weer normaal; als er wel<br />

een storing wordt gevonden, zie dan het hoofdstuk “Lampjes en<br />

berichten”.<br />

BELANGRIJK Als de contactsleutel in stand STOP staat of is uitgenomen,<br />

dan kunnen de ruiten nog ongeveer 2 minuten worden bediend.<br />

Als een portier wordt geopend, dan wordt het systeem echter onmiddellijk<br />

uitgeschakeld.<br />

Het systeem voldoet aan de 2000/4/EU-normen die voor de veiligheid van de<br />

inzittenden bedoeld zijn. Als van buitenaf geprobeerd wordt de auto binnen te<br />

dringen, kan de anti-letselfunctie niet worden geactiveerd.


BEDIENINGSORGANEN<br />

Op de armsteun van het portier aan bestuurderszijde zijn twee bedieningsschakelaars<br />

gemonteerd waarmee u, als de contactsleutel in<br />

stand MAR staat, de zijruiten bedient:<br />

A: openen/sluiten zijruit linksvoor;<br />

B: openen/sluiten zijruit rechtsvoor.<br />

Als u bij enkele uitvoeringen de schakelaar A langer dan een halve<br />

seconde ingedrukt houdt, wordt de ruit automatisch geopend/gesloten.<br />

De beweging stopt als de ruit aan het einde van zijn slag is of als<br />

u nogmaals op de schakelaar drukt.<br />

Op de armsteun van het portier aan de passagierszijde is een schakelaar<br />

gemonteerd om aan die zijde de ruit te bedienen.<br />

ATTENTIE<br />

L0C0019m<br />

Onzorgvuldig gebruik van de elektrische ruitbediening kan gevaarlijk zijn. Controleer voor en<br />

tijdens het bedienen van de ruit altijd of de passagiers niet verwond kunnen worden door de<br />

bewegende ruiten, hetzij direct door contact met de ruit, hetzij door voorwerpen die door de ruit<br />

worden meegesleept of geraakt. Verwijder altijd de sleutel uit het contactslot als u de auto verlaat,<br />

om te voorkomen dat een onverwachtste inschakeling van de elektrische ruitbediening<br />

gevaar oplevert voor de achtergebleven passagiers.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

105


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

106<br />

L0C0082m<br />

L0C0049m<br />

BAGAGERUIMTE<br />

De achterklep (indien ontgrendeld) kan alleen van buitenaf geopend<br />

worden met behulp van een elektrische ontgrendelhendel boven de<br />

kentekenplaathouder.<br />

De achterklep kan bovendien altijd worden geopend als de portieren<br />

van de auto ontgrendeld zijn.<br />

Op het display van het instrumentenpaneel (zie de paragraaf<br />

“Multifunctioneel display” in dit hoofdstuk) kan de keuzemogelijkheid<br />

“Achterklep onafhankelijk ontgrendelen” worden geselecteerd:<br />

op deze manier wordt de achterklep niet gelijktijdig met de portieren<br />

ontgrendeld.<br />

ACHTERKLEP OPENEN MET DE SLEUTEL MET AFSTANDS-<br />

BEDIENING<br />

Druk op de knop R, ook als het diefstalalarm (indien aanwezig) is<br />

ingeschakeld.<br />

Als de achterklep wordt geopend, knipperen de richtingaanwijzers<br />

twee keer.<br />

Als de achterklep weer wordt vergrendeld, worden alle functies weer<br />

hersteld.


ACHTERKLEP SLUITEN<br />

Laat de achterklep zakken door op de klep te drukken, totdat u de<br />

vergrendeling hoort.<br />

BELANGRIJK Als de keuzemogelijkheid “Achterklep onafhankelijk<br />

ontgrendelen” is ingeschakeld, moet voordat u de achterklep sluit,<br />

gecontroleerd worden of u in het bezit bent van de contactsleutel<br />

omdat de achterklep automatisch vergrendeld wordt.<br />

Naderhand aangebrachte voorwerpen op de hoedenplank of de achterklep (luidsprekers, spoiler,<br />

enz.) kunnen, behalve wanneer de auto hierop is voorbereid, de juiste werking van de gasveren verhinderen.<br />

ATTENTIE<br />

ATTENTIE<br />

Bij het gebruik van de bagageruimte mag het maximum laadvermogen nooit<br />

worden overschreden (zie het hoofdstuk “Technische gegevens”). Controleer<br />

bovendien of de bagage goed geladen is, om te voorkomen dat een voorwerp bij<br />

bruusk remmen naar voren schiet en letsel veroorzaakt.<br />

Rijd niet met voorwerpen op de hoedenplank: bij een ongeval of bruusk remmen<br />

kunnen ze de passagiers verwonden.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

107


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

108<br />

A<br />

B<br />

L0C0103m<br />

L0C0103m<br />

L0C0104m<br />

ACHTERKLEP IN GEVAL VAN NOOD OPENEN<br />

Om de achterklep vanuit het interieur te openen (bij een lege accu of<br />

een storing in het elektrische systeem), moet als volgt te werk worden<br />

gegaan:<br />

– verwijder de hoofdsteunen achter;<br />

– klap de zittingen van de achterstoelen omhoog;<br />

– klap de rugleuningen neer;<br />

– voor het mechanisch ontgrendelen van de achterklep, moet u vanuit<br />

de bagageruimte eerst dop A verwijderen en vervolgens hendeltje<br />

B bedienen.<br />

HOEDENPLANK VERWIJDEREN<br />

Als u de hoedenplank wilt verwijderen om de bagageruimte te vergroten,<br />

ga dan als volgt te werk:<br />

❒ haak de twee trekkoordjes A (één per zijde) los uit de bevestigingspennen<br />

B;<br />

❒ trek de hoedenplank naar buiten door de pennen C uit de zittingen<br />

te verwijderen.<br />

.


BAGAGERUIMTE VERGROTEN<br />

(uitvoeringen met ondeelbare achterbank)<br />

Gedeeltelijk neerklappen<br />

Trek hendel A omhoog (vanuit het interieur) of trek aan de lip in het<br />

midden van de bagageruimte en plaats de stoel naar voren.<br />

Geheel neerklappen<br />

❒ Verwijder de hoedenplank zoals hiervoor beschreven.<br />

❒ Trek hendel A omhoog of trek aan de lip in het midden van de<br />

bagageruimte en zet de stoel in de gewenste stand (bijv. helemaal<br />

naar voren voor een maximale vergroting van de bagageruimte).<br />

❒ Til de zitting aan de voorzijde omhoog (zoals afgebeeld) en klap<br />

de zitting naar voren.<br />

❒ Trek hendel B omhoog of trek gelijktijdig aan de lippen aan de<br />

zijkant C van de bagageruimte om de rugleuning te ontgrendelen.<br />

❒ Klap de rugleuning iets naar voren en verwijder de hoofdsteunen<br />

van de achterbank (indien aanwezig).<br />

❒ Klap de rugleuning neer.<br />

Achterbank in normale stand zetten<br />

Voer de beschreven handelingen in omgekeerde volgorde uit.<br />

Controleer of de gordels in de sluitingen aan de zijkant zitten (zoals<br />

afgebeeld) voordat u de zitting terugklapt, zodat ze altijd bereikbaar<br />

zijn.<br />

L0C0028m<br />

L0C0076m<br />

L0C0184m<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

109


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

110<br />

L0C0056m<br />

L0C0074m<br />

L0C0184m<br />

BAGAGERUIMTE VERGROTEN<br />

(uitvoeringen met deelbare achterbank)<br />

Gedeeltelijk neerklappen<br />

Trek hendel A omhoog (vanuit het interieur) of trek aan de lip in het<br />

midden van de bagageruimte en plaatst de stoel naar voren.<br />

Geheel neerklappen<br />

❒ Verwijder de hoedenplank zoals hiervoor is beschreven.<br />

❒ Trek hendel A omhoog of trek aan de lip in het midden van de<br />

bagageruimte en zet de stoel in de gewenste stand (bijv. helemaal<br />

naar voren voor een maximale vergroting van de bagageruimte).<br />

❒ Til de zitting aan de voorzijde omhoog (zoals afgebeeld), bij het<br />

deel dat u wilt neerklappen en klap de zitting naar voren; klap<br />

beide zittingen naar voren als u de rugleuning geheel wilt neerklappen.<br />

❒ Trek hendel B of C omhoog of trek aan de lippen aan de zijkant D<br />

of E in de bagageruimte om het deel van de rugleuning dat u wilt<br />

neerklappen, te ontgrendelen; beide delen als u de rugleuning<br />

geheel wilt neerklappen.<br />

❒ Klap de rugleuning iets naar voren en verwijder de hoofdsteunen<br />

van de achterbank (indien aanwezig).<br />

❒ Klap de rugleuning geheel of gedeeltelijk neer.<br />

Achterbank in normale stand zetten<br />

Voer de beschreven handelingen in omgekeerde volgorde uit.<br />

Controleer of de gordels in de sluitingen aan de zijkant zitten (zoals<br />

afgebeeld) voordat u de zitting terugklapt, zodat ze altijd bereikbaar<br />

zijn.


MOTORKAP<br />

OPENEN<br />

Ga als volgt te werk:<br />

❒ trek hendel A in de richting van de pijl;<br />

❒ plaats hendeltje B naar links zoals aangegeven door de pijl;<br />

❒ til de motorkap op en trek gelijktijdig de steunstang C uit de klem<br />

D, steek vervolgens het uiteinde van de stang in de zitting E op de<br />

motorkap.<br />

BELANGRIJK Controleer of de armen van de ruitenwissers tegen de<br />

ruit aanstaan voordat u de motorkap optilt.<br />

L0C0021m<br />

L0C0022m<br />

L0C0081m<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

111


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

112<br />

SLUITEN<br />

Ga als volgt te werk:<br />

❒ houd de motorkap met een hand omhoog, trek met de andere<br />

hand de stang C uit zitting E en plaats de steunstang terug in de<br />

klem;<br />

❒ laat de motorkap tot op ongeveer 20 cm van de motorruimte zakken,<br />

laat de motorkap vallen en controleer of de motorkap goed is<br />

gesloten door de motorkap op te tillen. De motorkap mag niet<br />

alleen door de beveiliging vergrendeld zijn. Druk in dit laatste<br />

geval de motorkap niet dicht, maar til hem opnieuw op en herhaal<br />

de handeling.<br />

BELANGRIJK Controleer altijd of de motorkap vergrendeld is, om te<br />

voorkomen dat deze tijdens het rijden open gaat.<br />

ATTENTIE<br />

Als de steunstang verkeerd geplaatst wordt, kan de motorkap onverwachts dichtvallen.<br />

ATTENTIE Voer deze handelingen alleen uit als de auto stilstaat.


ALLESDRAGERS<br />

BELANGRIJK Wij raden het gebruik aan van allesdragers uit het<br />

<strong>Lancia</strong> Lineaccesori-programma. U dient zich strikt aan de aanwijzingen<br />

te houden die in het pakket zijn meegeleverd. De montage<br />

moet altijd door deskundige personen worden uitgevoerd.<br />

BELANGRIJK Overschrijd nooit het maximum draagvermogen (zie<br />

het hoofdstuk “Technische gegevens”).<br />

Controleer na enkele kilometers opnieuw of de bevestigingsbouten<br />

nog goed vastzitten.<br />

KOPLAMPEN<br />

KOPLAMPEN AFSTELLEN<br />

BELANGRIJK Goed afgestelde koplampen zijn belangrijk voor het<br />

comfort en de veiligheid van uzelf en de overige weggebruikers. Voor<br />

optimaal zicht en zichtbaarheid moeten de koplampen op de juiste<br />

wijze zijn afgesteld. Wendt u voor controle of afstelling tot de<br />

<strong>Lancia</strong>-dealer.<br />

Bedien het opendak niet als er allesdragers gemonteerd zijn.<br />

AUTO<br />

L0C0077m<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

113


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

114<br />

L0C0078m<br />

L0C0178m<br />

L0C0179m<br />

KOPLAMPVERSTELLING<br />

De stand kan worden geregeld als de contactsleutel in stand MAR<br />

staat en de dimlichten zijn ingeschakeld. Als de auto beladen is, helt<br />

hij achterover. Het gevolg is dat de lichtbundel meer naar boven<br />

schijnt. De stand van de koplampen moet nu worden gecorrigeerd.<br />

Koplampen afstellen<br />

De koplampen kunnen worden afgesteld met de knoppen apple en Ò op<br />

het instrumentenpaneel.<br />

Op het display wordt de stand aangegeven.<br />

Stand 0 - één of twee personen op de voorstoelen.<br />

Stand 1 - vijf personen.<br />

Stand 2 - vijf personen + bagage.<br />

Stand 3 - bestuurder + maximale lading in de bagageruimte.<br />

BELANGRIJK Controleer de afstelling van de koplampen telkens als<br />

het gewicht van de lading wijzigt.<br />

KOPLAMPAFSTELLING IN HET BUITENLAND<br />

De koplampen zijn aangepast aan de eisen van het land waaraan de<br />

nieuwe auto is geleverd. In die landen waarin aan de andere zijde<br />

van de weg wordt gereden, moet om het tegemoetkomende verkeer<br />

niet te verblinden, een gedeelte van de koplampen worden afgeplakt<br />

volgens de aanwijzingen/afmetingen die in de afbeelding zijn aangegeven;<br />

gebruik hiervoor een ondoorzichtige sticker.<br />

De afbeeldingen hebben betrekking op de overgang van een land<br />

waar rechts wordt gereden naar een land waar links wordt gereden.


ABS<br />

Het ABS dat geïntegreerd is in het remsysteem,<br />

voorkomt dat tijdens het remmen de wielen blokkeren,<br />

ongeacht de conditie van het wegdek en de<br />

pedaaldruk, en verhindert daarmee het doorslippen<br />

van een of meerdere wielen. Hierdoor blijft de auto<br />

bestuurbaar, zelfs bij noodstops.<br />

Het systeem wordt gecompleteerd met een elektronische<br />

remdrukverdeling EBD (Electronic Braking<br />

Force Distribution), die de remdruk verdeelt tussen<br />

de voor- en achterwielen.<br />

BELANGRIJK Voor een maximale werking van het<br />

remsysteem is een inrijperiode nodig van ongeveer<br />

500 km: in deze periode moet bruusk, herhaaldelijk<br />

en langdurig remmen worden vermeden.<br />

ATTENTIE<br />

grip.<br />

INSCHAKELING VAN HET SYSTEEM<br />

Als het ABS in werking treedt, merkt u dat aan een<br />

trilling in het rempedaal, die gepaard gaat met enig<br />

geluid: dit geeft aan dat het noodzakelijk is uw<br />

snelheid aan te passen aan de beschikbare grip op<br />

het wegdek. Als het ABS in werking treedt, dan is de<br />

grip van de banden op het wegdek beperkt; u dient<br />

uw snelheid te verlagen en aan te passen aan de<br />

beschikbare grip.<br />

STORINGSMELDINGEN<br />

Storing in ABS<br />

Bij een storing brandt het waarschuwingslampje ><br />

op het instrumentenpaneel en verschijnt er een<br />

bericht op het display (zie het hoofdstuk “Lampjes<br />

en berichten”).<br />

In dat geval werkt het remsysteem op de normale<br />

manier, terwijl geen gebruik wordt gemaakt van het<br />

antiblokkeersysteem. Rijd voorzichtig naar de<br />

dichtstbijzijnde <strong>Lancia</strong>-dealer om het systeem te<br />

laten controleren.<br />

Als het ABS in werking treedt, betekent dit dat de grip van de banden op het wegdek<br />

gering is; u dient uw snelheid te verlagen en aan te passen aan de beschikbare<br />

Het ABS maakt zoveel mogelijk gebruik van de beschikbare grip maar kan deze<br />

ATTENTIE<br />

niet verhogen. Daarom moet op gladde weggedeelten altijd voorzichtig worden<br />

gereden en mogen er geen onnodige risico’s worden genomen.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

115


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

116<br />

Storing in EBD<br />

Bij een storing branden de waarschuwingslampjes<br />

> en x op het instrumentenpaneel en verschijnt<br />

er een bericht op het display (zie het hoofdstuk<br />

“Lampjes en berichten”).<br />

In dat geval kunnen bij hard remmen de achterwielen<br />

vroegtijdig blokkeren waardoor de auto kan<br />

gaan slippen. Rijd zeer voorzichtig naar de dichtstbijzijnde<br />

<strong>Lancia</strong>-dealer om het systeem te laten<br />

controleren.<br />

ATTENTIE<br />

ATTENTIE<br />

BRAKE ASSIST (remregeling bij noodstops)<br />

(indien aanwezig)<br />

Dit systeem, dat niet kan worden uitgeschakeld,<br />

herkent noodstops (op basis van de snelheid waarmee<br />

het rempedaal wordt ingetrapt) en verhoogt de<br />

druk in het remcircuit aanzienlijk.<br />

Het Brake Assist wordt, bij uitvoeringen die zijn<br />

uitgerust met ESP, uitgeschakeld bij een storing in<br />

het ESP (lampje á brandt en er verschijnt een<br />

bericht op het display).<br />

Als het ABS in werking treedt, merkt u dat aan een trilling in het rempedaal.<br />

Verlaag de remdruk niet maar houd het rempedaal juist goed ingetrapt; op deze<br />

manier hebt u de kortste remweg in relatie tot de conditie van het wegdek.<br />

Als het waarschuwingslampje x gaat branden (op het display verschijnt tegelijk<br />

een mededeling), stop dan onmiddellijk en wendt u tot de <strong>Lancia</strong>-dealer. Als er<br />

vloeistof lekt uit het hydraulische systeem, wordt de werking van zowel het conventionele<br />

remsysteem als het ABS in gevaar gebracht.


ESP (Electronic Stability<br />

Program) (indien aanwezig)<br />

Het ESP is een systeem dat de stabiliteit van de<br />

auto bewaakt als de wielen hun grip verliezen,<br />

waardoor de auto beter op koers blijft.<br />

De werking van het ESP is uitermate nuttig als de<br />

grip op het wegdek wisselt.<br />

ACTIVERING VAN HET SYSTEEM<br />

Als het systeem geactiveerd wordt, gaat het lampje<br />

á op het instrumentenpaneel knipperen, om de<br />

bestuurder er op te wijzen dat de auto de stabiliteit<br />

en de grip dreigt te verliezen.<br />

ATTENTIE<br />

INSCHAKELING VAN HET SYSTEEM<br />

Het ESP wordt automatisch ingeschakeld als de<br />

motor wordt gestart en kan niet worden uitgeschakeld.<br />

STORINGSMELDINGEN<br />

Als er een storing is in het ESP wordt het systeem<br />

automatisch uitgeschakeld, gaat het lampje á op<br />

het instrumentenpaneel constant branden en verschijnt<br />

er een bericht op het instelbare multifunctionele<br />

display (zie het hoofdstuk “Lampjes en<br />

berichten”). Wendt u zo snel mogelijk tot de<br />

<strong>Lancia</strong>-dealer.<br />

De prestaties van het ESP mogen de bestuurder er niet toe verleiden onnodige en<br />

onverantwoorde risico’s te nemen. De rijstijl moet altijd zijn aangepast aan het<br />

wegdek, het zicht en het verkeer. De verantwoordelijkheid voor de verkeersveiligheid<br />

ligt altijd en overal bij de bestuurder van de auto.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

117


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

118<br />

HILL HOLDER-SYSTEEM (indien aanwezig)<br />

Dit in het ESP geïntegreerde systeem helpt bij het<br />

wegrijden op een helling.<br />

Het systeem schakelt automatisch in als de auto<br />

stilstaat op een helling met draaiende motor, ingetrapt<br />

rem- en koppelingspedaal en als de eerste versnelling<br />

(bij een helling omhoog) of de achteruit<br />

(bij een helling omlaag) is ingeschakeld.<br />

Tijdens het wegrijden zorgt de regeleenheid van het<br />

ESP ervoor dat de wielen geremd blijven, totdat het<br />

noodzakelijke koppel is bereikt om weg te rijden (of<br />

maximaal 2 seconden), waardoor u makkelijker<br />

kunt wegrijden.<br />

Als na deze 2 seconden niet is weggereden, schakelt<br />

het systeem automatisch uit en wordt de remdruk<br />

geleidelijk verlaagd. Tijdens deze fase kunt u een<br />

typisch geluid horen. Dit geluid betekent dat de<br />

auto ieder moment in beweging kan komen.<br />

ATTENTIE<br />

ATTENTIE<br />

Storingsmeldingen<br />

Bij een storing brandt het waarschuwingslampje *<br />

op het instrumentenpaneel en verschijnt er een<br />

bericht op het instelbare multifunctionele display<br />

(zie het hoofdstuk “Lampjes en berichten”).<br />

BELANGRIJK Het Hill Holder-systeem is geen<br />

handrem; verlaat dus nooit de auto zonder de<br />

handrem aan te trekken, de motor uit te zetten en<br />

de eerste versnelling in te schakelen.<br />

Als eventueel met het reservewiel wordt gereden, dan blijft het ESP ingeschakeld.<br />

Blijf er echter rekening mee houden dat het reservewiel kleiner is dan de normale<br />

band en dat daarom de grip lager is dan bij de andere banden van de auto.<br />

Voor de juiste werking van het ESP is het noodzakelijk dat de banden van alle wielen<br />

van hetzelfde merk en type zijn. De banden moeten in perfecte conditie zijn en<br />

de voorgeschreven afmetingen hebben.


ASR (Antislip Regulation) (indien<br />

aanwezig)<br />

Het ASR controleert de trekkracht van de auto en<br />

grijpt automatisch in als een of beide aangedreven<br />

wielen dreigen door te slippen.<br />

Afhankelijk van de oorzaak van het doorslippen,<br />

worden twee verschillende controlesystemen ingeschakeld:<br />

❒ als beide aangedreven wielen doorslippen, vermindert<br />

het ASR het motorvermogen;<br />

❒ als slechts één aangedreven wiel dreigt door te<br />

slippen, zorgt het ASR-systeem ervoor dat het<br />

wiel automatisch wordt afgeremd.<br />

Het ASR is vooral nuttig onder de volgende<br />

omstandigheden:<br />

❒ doorslippen van het binnenste wiel in bochten,<br />

door verandering van de wielbelasting of door te<br />

felle acceleratie;<br />

❒ te hoog vermogen naar de wielen, ook in samenhang<br />

met de conditie van het wegdek;<br />

❒ acceleratie op gladde wegen en bij sneeuw en<br />

ijzel;<br />

❒ verlies van grip op natte weggedeelten (aquaplaning).<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

119


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

120<br />

AUTO<br />

ATTENTIE<br />

L0C0079m<br />

IN-/UITSCHAKELING VAN HET SYSTEEM<br />

Het ASR schakelt automatisch in als de motor wordt gestart.<br />

Het in-/uitschakelen van het systeem wordt aangegeven door het verschijnen<br />

van een bericht op het display (zie het hoofdstuk “Lampjes<br />

en berichten”).<br />

Tijdens het rijden kan het systeem worden uitgeschakeld en vervolgens<br />

weer ingeschakeld door schakelaar A in het midden op het<br />

dashboard in te drukken.<br />

Als het systeem is uitgeschakeld, brandt het lampje<br />

op de schakelaar.<br />

Als het ASR tijdens het rijden wordt uitgeschakeld, schakelt het<br />

automatisch weer in als de auto opnieuw wordt gestart.<br />

Schakel het ASR-systeem uit als u met sneeuwkettingen rijdt: onder<br />

deze omstandigheden levert het doorslaan van de aangedreven wielen<br />

juist meer trekkracht op.<br />

De prestaties van het systeem mogen de bestuurder er niet toe verleiden onnodige<br />

en onverantwoorde risico’s te nemen. De rijstijl moet altijd zijn aangepast aan<br />

het wegdek, het zicht en het verkeer. De verantwoordelijkheid voor de verkeersveiligheid<br />

ligt altijd en overal bij de bestuurder van de auto.


STORINGSMELDINGEN<br />

Als er een storing is in het ASR-systeem, wordt het systeem automatisch<br />

uitgeschakeld, gaat lampje á op het instrumentenpaneel branden<br />

en verschijnt er een bericht op het display (zie het hoofdstuk<br />

“Lampjes en berichten”). Wendt u zo snel mogelijk tot de <strong>Lancia</strong>dealer.<br />

ATTENTIE<br />

ATTENTIE<br />

Als met het reservewiel wordt gereden, dan wordt het ASR uitgeschakeld, gaat het<br />

lampje V op het instrumentenpaneel constant branden en verschijnt er een bericht<br />

op het display (zie het hoofdstuk “Lampjes en berichten”).<br />

Voor de juiste werking van het ASR-systeem is het noodzakelijk dat de banden<br />

van alle wielen van hetzelfde merk en type zijn. De banden moeten in perfecte<br />

conditie zijn en de voorgeschreven afmetingen hebben.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

121


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

122<br />

EOBD-SYSTEEM (benzine-uitvoeringen)<br />

Met het EOBD (European On Board Diagnosis) kan<br />

een doorlopende diagnose worden uitgevoerd van<br />

die componenten op de auto die van invloed zijn op<br />

de emissie.<br />

Bovendien meldt het systeem, door het branden van<br />

het lampje U op het instrumentenpaneel en het<br />

verschijnen van een bericht op het display (zie het<br />

hoofdstuk “Lampjes en berichten”), dat de<br />

betreffende componenten defect zijn.<br />

Het doel is:<br />

❒ de werking van het systeem controleren;<br />

❒ signaleren wanneer door een storing de emissies<br />

boven de wettelijk vastgestelde drempelwaarde<br />

uitkomen;<br />

❒ signaleren wanneer het noodzakelijk is defecte<br />

componenten te vervangen.<br />

Het systeem beschikt verder nog over een diagnosestekker<br />

die, als deze verbonden is met speciale<br />

apparatuur, het mogelijk maakt, de door de regeleenheid<br />

opgeslagen storingscodes en de specifieke<br />

parameters voor de diagnose en werking van de<br />

motor, te lezen. Deze controle kan ook worden uitgevoerd<br />

door de verkeerspolitie.<br />

BELANGRIJK Na het verhelpen van de storing<br />

moet de <strong>Lancia</strong>-dealer voor een complete controle<br />

van het systeem, tests uitvoeren op een testbank en,<br />

zonodig, een proefrit maken die eventueel een langere<br />

afstand kan omvatten.<br />

Als u de contactsleutel in stand MAR draait en het lampje U gaat niet branden of het gaat branden<br />

of knipperen tijdens het rijden (op het display verschijnt tegelijk een mededeling), wendt u dan zo<br />

snel mogelijk tot de <strong>Lancia</strong>-dealer. De werking van het lampje U kan worden gecontroleerd met<br />

behulp van speciale apparatuur van de verkeerspolitie. Houdt u aan de wetgeving van het land waarin u<br />

rijdt.


AUTORADIO (indien aanwezig)<br />

Als de auto niet is uitgerust met de inbouwvoorbereiding<br />

autoradio, beschikt u op het dashboard en<br />

in de portieren over een aantal opbergvakken, dat<br />

de functionaliteit van het interieur vergroot.<br />

Raadpleeg voor de werking van de autoradio met<br />

CD-speler/CD/MP3-speler (indien aanwezig) het<br />

supplement dat bij dit instructieboekje is geleverd.<br />

TECHNISCHE GEGEVENS<br />

Het systeem bestaat uit:<br />

❒ 2 tweeter luidsprekers met elk een piekvermogen<br />

van 30W;<br />

❒ 2 mid-woofer luidsprekers voor, met een diameter<br />

van 165 mm en met elk een piekvermogen<br />

van 30W;<br />

❒ 2 full-range luidsprekers achter, met een diameter<br />

van 165 mm en met elk een piekvermogen<br />

van 30W.<br />

BOSE HIFI-AUDIOSYSTEEM<br />

(indien aanwezig)<br />

Het BOSE hifi-audiosysteem is speciaal ontwikkeld om<br />

de beste akoestische prestaties te leveren en een muziekconcert<br />

zo levensecht mogelijk te laten klinken op iedere<br />

plaats in het interieur.<br />

Een van de belangrijkste kenmerken van het systeem<br />

is de kristalheldere weergave van de hoge<br />

tonen en de volle en rijke bassen, waardoor de<br />

functie loudness onder andere overbodig is geworden.<br />

Bovendien worden de klanken in het gehele<br />

interieur weergegeven, waardoor de inzittenden het<br />

gevoel van ruimtelijkheid krijgen zoals bij het<br />

beluisteren van levende muziek.<br />

De componenten van het systeem zijn onder licentie<br />

gefabriceerd en ontwikkeld met de meest geavanceerde<br />

technologie. De bediening van de autoradio<br />

is echter eenvoudig zodat ook minder ervaren mensen<br />

het systeem op de beste manier kunnen gebruiken.<br />

TECHNISCHE GEGEVENS<br />

Het systeem bestaat uit:<br />

❒ Breedbandluidsprekers met een diameter van<br />

165 mm met coaxiaal tweeter van 50 mm, ingebouwd<br />

in de voorportieren.<br />

❒ Mid-woofer luidsprekers met een diameter van<br />

150 mm, ingebouwd in de panelen achter, voor<br />

een optimale weergave bij gemiddeld lage frequenties.<br />

❒ Een box subwoofer type Bass-reflex, ingebouwd<br />

in de bagageruimte, met een woofer luidspreker<br />

met een diameter van 130 mm en dubbele spoel.<br />

❒ Een versterker met uitgangsvermogen uit 6<br />

onafhankelijke kanalen, op de carrosserie<br />

geplaatst achter de box Sub-Woofer, voor het<br />

besturen van alle luidsprekers in de auto.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

123


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

124<br />

EXTRA ACCESSOIRES<br />

Als u na aanschaf van uw auto accessoires wilt<br />

monteren die constante voeding nodig hebben<br />

(autoradio, anti-diefstalsatellietbewaking, enz.), of<br />

accessoires die de elektrische installatie zwaar<br />

belasten, wendt u dan tot de <strong>Lancia</strong>-dealer. Deze<br />

kan u de meest geschikte installaties aanraden uit<br />

het <strong>Lancia</strong> Lineaccessori-programma en controleren<br />

of de elektrische installatie van de auto geschikt<br />

is voor het extra stroomverbruik of dat het noodzakelijk<br />

is een accu met een grotere capaciteit te<br />

monteren.<br />

ATTENTIE<br />

RADIOZENDAPPARATUUR EN MOBIELE<br />

TELEFOON<br />

Mobiele telefoons en andere radiozendapparaten<br />

(bijvoorbeeld 27 mc) mogen alleen in de auto worden<br />

gebruikt als een aparte antenne aan de buitenkant<br />

van de auto wordt gemonteerd.<br />

BELANGRIJK Door het gebruik van een mobiele<br />

telefoon, een 27 mc-zender of gelijksoortige apparaten<br />

in de auto (zonder buitenantenne) ontstaan<br />

elektromagnetische velden die, versterkt door de<br />

reflectie in het interieur, niet alleen schadelijk voor<br />

de gezondheid van de inzittenden kunnen zijn,<br />

maar ook storingen in de elektrische systemen van<br />

de auto kunnen veroorzaken. Hierdoor wordt de<br />

veiligheid in gevaar gebracht.<br />

Bovendien wordt de zend- en ontvangstkwaliteit<br />

aanzienlijk beperkt door de isolerende eigenschappen<br />

van de carrosserie.<br />

Let op bij de montage van spoilers, lichtmetalen velgen en niet standaard wieldoppen:<br />

ze kunnen de ventilatie van de remmen verminderen en daarmee hun doelmatigheid<br />

tijdens krachtig en veelvuldig remmen; bijvoorbeeld tijdens een steile afdaling.<br />

Zorg dat niets (vloermatten, enz.) de slag van de pedalen kan beperken.


ELEKTRISCHE STUURBEKRACHTIGING<br />

“DUALDRIVE”<br />

De auto is uitgerust met de elektrische stuurbekrachtiging<br />

“Dualdrive”. De elektrische stuurbekrachtiging werkt alleen als de<br />

contactsleutel in stand MAR staat en de motor draait. Met het systeem<br />

kan de bestuurder de hulpkracht voor het verdraaien van het<br />

stuur aanpassen aan de rij-omstandigheden.<br />

IN-/UITSCHAKELEN (CITY-functie)<br />

Druk voor het in-/uitschakelen van de functie op de knop CITY op<br />

het middelste deel van het dashboard.<br />

De inschakeling van de functie wordt aangegeven door het opschrift<br />

CITY op het display.<br />

Met ingeschakelde CITY-functie draait het stuur heel licht, waardoor<br />

makkelijker kan worden geparkeerd; deze instelling van de stuurbekrachtiging<br />

is dus zeer geschikt voor het rijden in de stad.<br />

L0C0080m<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

125


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

126<br />

STORINGSMELDINGEN<br />

Eventuele storingen in het systeem worden aangegeven<br />

door het branden van het lampje g op het instrumentenpaneel<br />

(op het display verschijnt een<br />

bericht) (zie het hoofdstuk “Lampjes en berichten“).<br />

Bij een storing in het systeem blijft de auto mechanisch<br />

bestuurbaar.<br />

ATTENTIE<br />

BELANGRIJK De benodigde stuurkracht kan toenemen<br />

bij langdurige parkeermanoeuvres; dit is een<br />

normaal verschijnsel om oververhitting van de<br />

motor voor de stuurbekrachtiging te voorkomen, in<br />

deze situatie zijn er geen reparaties vereist. Als u de<br />

auto vervolgens weer gebruikt wordt, zal de stuurbekrachtiging<br />

weer normaal werken.<br />

Zet altijd de motor uit en verwijder de contactsleutel uit het contactslot, waardoor<br />

het stuurwiel wordt vergrendeld, voordat er onderhoudswerkzaamheden<br />

worden uitgevoerd, vooral als de auto met de wielen los van de grond staat. Als<br />

dit niet mogelijk is (als de sleutel in stand MAR moet staan of de motor moet<br />

draaien), moet de hoofdzekering van de elektrische stuurbekrachtiging worden<br />

verwijderd.


PARKEERSENSOR (indien aanwezig)<br />

Deze bevindt zich in de achterbumper van de auto en attendeert de<br />

bestuurder via een repeterend akoestisch signaal op de aanwezigheid<br />

van obstakels achter de auto.<br />

ACTIVERING<br />

De sensor wordt automatisch geactiveerd als de achteruit wordt ingeschakeld.<br />

Als de afstand tot het obstakel achter de auto kleiner wordt, neemt<br />

de frequentie van het akoestische signaal toe.<br />

AKOESTISCH WAARSCHUWINGSSYSTEEM<br />

Als de achteruit wordt ingeschakeld, treedt automatisch een repeterend<br />

geluidssignaal in werking.<br />

Het geluidssignaal:<br />

❒ neemt toe (de frequentie) als de afstand tot het obstakel kleiner<br />

wordt;<br />

❒ klinkt ononderbroken als de afstand tot het obstakel minder is<br />

dan ongeveer 30 cm en stopt onmiddellijk als de afstand tot het<br />

obstakel groter wordt;<br />

❒ blijft constant als de afstand tussen de auto en het obstakel onveranderd<br />

blijft.<br />

Signalering<br />

Meetbereik in het midden 120 cm<br />

Meetbereik aan de zijkant 60 cm<br />

Als de sensor meerdere obstakels signaleert, wordt de kortste afstand<br />

weergegeven.<br />

L0C0023m<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

127


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

128<br />

STORINGSMELDINGEN<br />

Als bij het inschakelen van de achteruit, een storing<br />

in de parkeersensor wordt gevonden, dan klinkt er<br />

gedurende 3 seconden een akoestisch signaal.<br />

WERKING MET AANHANGER<br />

De werking van de sensor wordt automatisch uitgeschakeld<br />

als de stekker van de elektrische kabel<br />

van de aanhanger wordt aangesloten op de stekkerdoos<br />

van de trekhaak.<br />

De sensor wordt automatisch weer ingeschakeld als<br />

u de kabelstekker losmaakt.<br />

ALGEMENE OPMERKINGEN<br />

❒ Controleer tijdens parkeermanoeuvres of zich<br />

geen obstakels op of onder de sensor bevinden.<br />

❒ Obstakels die zich dicht bij de voor- of achterkant<br />

van de auto bevinden, worden onder<br />

bepaalde omstandigheden niet door het systeem<br />

gesignaleerd en kunnen dus de auto beschadigen<br />

of zelf beschadigd worden.<br />

❒ De signalen die door de sensor gestuurd worden,<br />

kunnen veranderd zijn door beschadiging van de<br />

sensor zelf, door vuil, sneeuw of ijs op de sensor<br />

of door ultrasone systemen (bijv. luchtdrukremmen<br />

van vrachtwagens of pneumatische hamers)<br />

die zich in de nabijheid bevinden.<br />

Voor een juiste werking van het systeem mag er geen modder, vuil, sneeuw of ijs op de sensor zitten.<br />

Wees voorzichtig bij het reinigen van de sensor om krassen of beschadigingen te voorkomen; gebruik<br />

geen droge, grove of harde doek. De sensor moet worden gereinigd met schoon water, waaraan eventueel<br />

autoshampoo is toegevoegd. In wastunnels waar gebruik wordt gemaakt van stoom of hogedrukreiniging,<br />

moet de sensor kort worden gereinigd. Houd hierbij de straalpijp op meer dan 10 cm afstand.<br />

ATTENTIE<br />

De verantwoordelijkheid tijdens het parkeren ligt altijd en overal bij de bestuurder.<br />

Controleer als u de auto parkeert of zich geen personen (let vooral op kinderen)<br />

of dieren in de buurt van de auto bevinden. Het systeem moet als een hulpmiddel<br />

voor de bestuurder beschouwd worden. De bestuurder moet tijdens eventueel<br />

gevaarlijke parkeermanoeuvres altijd volledig zijn aandacht behouden, ook<br />

als deze met lage snelheid worden uitgevoerd.


TANKEN MET DE LANCIA YPSI-<br />

LON<br />

BENZINEMOTOREN<br />

Tank uitsluitend loodvrije benzine.<br />

Om vergissingen te voorkomen is de diameter van<br />

de vulpijp van de tank kleiner, zodat het vulpistool<br />

voor loodhoudende benzine er niet in past. Het<br />

octaangetal van de benzine moet ten minste 95<br />

R.O.N. zijn.<br />

BELANGRIJK Een beschadigde katalysator laat<br />

schadelijke stoffen in het uitlaatgas achter, waardoor<br />

het milieu wordt vervuild.<br />

BELANGRIJK Tank met de LANCIA <strong>Ypsilon</strong> nooit,<br />

niet in noodgevallen en ook niet een klein beetje,<br />

loodhoudende benzine. U zou de katalysator onherstelbaar<br />

beschadigen.<br />

JTD-MOTOREN<br />

Bij lage buitentemperaturen kan de vloeibaarheid<br />

van de dieselbrandstof verminderen door de vorming<br />

van paraffine, waardoor het brandstofsysteem<br />

niet meer goed werkt.<br />

Om dit probleem te voorkomen wordt er, afhankelijk<br />

van het seizoen, dieselbrandstof geleverd die<br />

speciaal voor de zomer of voor de winter is ontwikkeld<br />

(in de bergen/lage buitentemperaturen).<br />

Als dieselbrandstof wordt getankt die niet toereikend<br />

is voor de gebruikstemperatuur, raden wij aan<br />

de dieselbrandstof te mengen met het vorstbeveiligingsmiddel<br />

DIESEL MIX in de verhouding die in<br />

de gebruiksaanwijzing van het middel is aangegeven.<br />

Doe eerst het middel in de tank en voeg daarna<br />

de dieselbrandstof toe.<br />

De dieselmotoren zijn uitsluitend geschikt voor dieselbrandstof voor motorvoertuigen (Europese specificatie<br />

EN590). Het gebruik van andere producten of mengsels kan de motor onherstelbaar beschadigen<br />

en het vervallen van de garantie tot gevolg hebben. Mocht u onverhoopt een ander type brandstof<br />

tanken, dan mag de motor niet worden gestart en moet de brandstoftank worden afgetapt. Ook als de<br />

motor slechts kort heeft gedraaid, moet naast de brandstoftank, ook alle brandstof uit de brandstofleidingen<br />

worden afgetapt.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

129


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

130<br />

ATTENTIE<br />

L0C0024m<br />

DOP VAN DE BRANDSTOFTANK<br />

De tankdop A is voorzien van een koord B dat aan klepje C vastzit,<br />

om verlies van de dop te voorkomen.<br />

Open eerst het klepje en draai vervolgens de tankdop A los.<br />

BELANGRIJK Door de hermetische afsluiting kan de druk in de tank<br />

iets oplopen; daarom is het normaal als u tijdens het losdraaien van<br />

de tankdop een gesis hoort.<br />

Plaats tijdens het tanken de dop in de uitsparing op het klepje, zoals<br />

is afgebeeld.<br />

Kom niet dicht bij de vulopening met open vuur of een brandende sigaret: brandgevaar.<br />

Houd uw hoofd ook niet dichtbij de vulopening om te voorkomen dat u<br />

schadelijke dampen inademt.


BESCHERMING VAN HET MILIEU<br />

De emissiereductiesystemen voor benzinemotoren zijn:<br />

❒ driewegkatalysator (katalysator);<br />

❒ lambdasonde;<br />

❒ benzinedamp-opvangsysteem.<br />

Laat de motor nooit, ook niet tijdens testwerkzaamheden, met losgenomen<br />

bougiekabels draaien.<br />

De emissiereductiesystemen voor dieselmotoren zijn:<br />

❒ oxidatiekatalysator;<br />

❒ uitlaatgasrecirculatie-systeem (E.G.R.).<br />

ATTENTIE<br />

Onder normale bedrijfsomstandigheden bereikt de katalysator hoge temperaturen.<br />

Parkeer daarom niet boven brandbare materialen (gras, droge bladeren,<br />

dennennaalden, enz.): brandgevaar.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

131


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

132<br />

VEILIGHEID<br />

VEILIGHEIDSGORDELS ..................................... 133<br />

GORDELSPANNERS............................................. 136<br />

KINDEREN VEILIG VERVOEREN ...................... 139<br />

MONTAGEVOORBEREIDING VOOR<br />

“ISOFIX”-KINDERZITJE ..................................... 146<br />

AIRBAGS VOOR.................................................... 149<br />

ZIJ-AIRBAGS (SIDEBAGS - HEADBAGS) ............ 152


VEILIGHEIDSGORDELS<br />

GEBRUIK VAN DE VEILIGHEIDSGORDELS<br />

Ga goed rechtop zitten, steun tegen de rugleuning en leg dan de<br />

gordel om.<br />

Maak de gordel vast door gesp A in sluiting B te drukken, totdat hij<br />

hoorbaar blokkeert.<br />

Als de gordel tijdens het uittrekken blokkeert, laat dan de<br />

veiligheidsgordel een stukje teruglopen en trek hem vervolgens weer<br />

rustig uit.<br />

Druk op knop C om de gordel los te maken. Begeleid de gordel tijdens<br />

het teruglopen om te voorkomen dat de gordelband draait.<br />

Via de rolautomaat wordt de lengte van de gordel automatisch<br />

aangepast aan het postuur van de drager, waarbij voldoende<br />

bewegingsruimte overblijft.<br />

Als de auto op een steile helling staat, kan de rolautomaat blokkeren;<br />

dit is een normaal verschijnsel. De rolautomaat blokkeert ook als u de<br />

gordel snel losmaakt, bij hard remmen, botsingen en bij hoge<br />

snelheden in bochten.<br />

De zitplaatsen achter aan de zijkant zijn voorzien van driepuntsveiligheidsgordels<br />

met rolautomaat. Als optional (alleen bij<br />

uitvoeringen met 5 zitplaatsen) kan de middelste zitplaats achter<br />

worden uitgerust met een driepunts-veiligheidsgordel met<br />

rolautomaat.<br />

BELANGRIJK Bedenk dat achterpassagiers die geen gordel dragen,<br />

tijdens een ernstig ongeval niet alleen zelf aan gevaar worden<br />

blootgesteld maar ook gevaar opleveren voor de inzittenden voor.<br />

ATTENTIE Druk niet op knop C tijdens het rijden.<br />

L0C0038m<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

133


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

134<br />

ATTENTIE<br />

ATTENTIE<br />

L0C0189m<br />

Driepunts-veiligheidsgordel met rolautomaat<br />

(voor bepaalde uitvoeringen/markten)<br />

De veiligheidsgordel is uitgerust met twee sluitingen en twee gespen.<br />

Voor het gebruik van de veiligheidsgordel moet u de gespen uit de<br />

rolautomaat halen en de gordel voorzichtig en rustig uittrekken om te<br />

voorkomen dat de gordelband draait. Druk vervolgens gesp G in sluiting L<br />

die voorzien is van een zwarte knop M.<br />

Om de gordel om te leggen, moet de gordel nog iets verder worden<br />

uitgetrokken en gesp I in sluiting N worden gestoken.<br />

Druk op knop O om de gordel los te maken. Begeleid de gordel tijdens<br />

het teruglopen om te voorkomen dat de gordelband draait.<br />

Vergroten van de bagageruimte: haak de sluiting met de zwarte knop<br />

M los en begeleid de gordel tijdens het teruglopen om te voorkomen<br />

dat de gordelband draait; plaats gesp G in opbergvak H in de<br />

rolautomaat.<br />

BELANGRIJK Als de zitplaatsen weer in de normale stand staan,<br />

moet de gordel weer gebruiksklaar zijn (zoals hiervoor beschreven).<br />

Druk niet op knop C tijdens het rijden.<br />

Bedenk dat achterpassagiers die geen gordel dragen tijdens een ernstig ongeval,<br />

niet alleen zelf aan gevaar worden blootgesteld maar ook gevaar opleveren voor<br />

de inzittenden voor.


HOOGTEVERSTELLING VAN DE VEILIGHEIDSGORDELS<br />

VOOR<br />

Pas de hoogte van de geleidebeugel van de veiligheidsgordels altijd<br />

aan het postuur van de inzittende aan.<br />

Zo wordt de kans op letsel bij een ongeval verkleind. De gordel is<br />

goed afgesteld als hij over de schouder halverwege tussen nek en<br />

uiteinde van de schouder ligt, zoals is aangegeven in de afbeelding.<br />

Druk om de hoogte in te stellen op knop A en schuif de beugel B<br />

omhoog of omlaag.<br />

ATTENTIE<br />

ATTENTIE<br />

De veiligheidsgordels mogen alleen worden versteld als de auto stilstaat.<br />

Controleer na het afstellen altijd of de beugel vergrendeld is in een van de vaste<br />

standen. Laat de knop los en duw de beugel naar beneden, zodat de beugel<br />

vergrendelt, als dit nog niet heeft plaatsgevonden.<br />

L0C0096m<br />

L0C0039m<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

135


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

136<br />

GORDELSPANNERS<br />

Voor een nog effectievere bescherming zijn de<br />

veiligheidsgordels voor van de LANCIA <strong>Ypsilon</strong><br />

voorzien van gordelspanners.<br />

Dit systeem wordt bij een heftige botsing door een<br />

sensor in werking gesteld en trekt de gordel enige<br />

centimeters aan. Op deze wijze worden de<br />

inzittenden veel beter op hun plaats gehouden en<br />

wordt de voorwaartse beweging beperkt.<br />

Het blokkeren van de veiligheidsgordel geeft aan<br />

dat de gordelspanner in werking is geweest; de<br />

gordel wordt niet meer opgerold, ook niet als hij<br />

wordt begeleid.<br />

ATTENTIE<br />

BELANGRIJK Voor een maximale bescherming<br />

door de gordelspanner moet de veiligheidsgordel zo<br />

worden omgelegd dat hij goed aansluit op borst en<br />

bekken.<br />

Er kan een beetje rook ontsnappen. Deze rook is<br />

niet schadelijk en duidt niet op brand.<br />

De gordelspanner behoeft geen enkel onderhoud of<br />

smering.<br />

Elke verandering van de oorspronkelijke staat zal<br />

de doelmatigheid verminderen.<br />

Als de gordelspanner door extreme natuurlijke<br />

omstandigheden (bijv. overstromingen, zeestormen)<br />

met water en modder in contact is geweest, dan<br />

moet de spanner worden vervangen.<br />

De gordelspanner werkt slechts één maal. Als de gordelspanner heeft gewerkt,<br />

moet u zich tot de <strong>Lancia</strong>-dealer wenden om de spanner te laten vervangen. Het<br />

systeem heeft vanaf de productiedatum een geldigheid van 10 jaar. Na deze<br />

periode moet de gordelspanner door de <strong>Lancia</strong>-dealer worden vervangen.<br />

Werkzaamheden in de buurt van de gordelspanners, waarbij stoten, sterke trillingen of verhitting optreden<br />

(maximaal 100°C gedurende ten hoogste 6 uur), kunnen de gordelspanners beschadigen of activeren:<br />

bij die omstandigheden horen niet trillingen die voortgebracht worden door een slecht wegdek<br />

of door contacten met kleine obstakels zoals trottoirs. Als er iets aan de gordelspanners moet gebeuren, dient<br />

u zich tot een <strong>Lancia</strong>-dealer te wenden.


TREKKRACHTBEGRENZERS<br />

Om de veiligheid bij een ongeval te vergroten, zijn de oprolautomaten<br />

van de gordels voor voorzien van trekkrachtbegrenzers die tijdens een<br />

frontale aanrijding de piekbelasting op de borst en schouders<br />

beperken.<br />

ALGEMENE OPMERKINGEN OVER HET GEBRUIK VAN<br />

VEILIGHEIDSGORDELS EN KINDERZITJES<br />

De bestuurder is verplicht zich te houden aan de wettelijke<br />

voorschriften met betrekking tot het verplichte gebruik van de<br />

veiligheidsgordels (en de inzittenden erop attent te maken). Leg de<br />

veiligheidsgordel altijd om voordat u vertrekt.<br />

Ook vrouwen die in verwachting zijn moeten een gordel dragen:<br />

ook voor hen (zowel voor de aanstaande moeder als het kind) is<br />

de kans op letsel bij een ernstig ongeval groter als ze geen<br />

gordel dragen.<br />

Uiteraard moeten zwangere vrouwen het onderste deel van de<br />

gordel meer naar beneden omleggen, zodat de gordel onder de<br />

buik langs loopt (zoals in de afbeelding is aangegeven).<br />

L0C0041m<br />

L0C0039m<br />

L0C0040m<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

137


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

138<br />

ATTENTIE<br />

ATTENTIE<br />

ATTENTIE<br />

ATTENTIE<br />

ATTENTIE<br />

De gordelband mag nooit gedraaid zijn. Het diagonale gordelgedeelte moet via het midden<br />

van de schouder schuin over de borst liggen. Het horizontale gordelgedeelte moet over het<br />

bekken en niet over de buik liggen. Gebruik geen voorwerpen (wasknijpers, klemmen, enz.)<br />

die een goed aansluiten van de gordel op het lichaam verhinderen.<br />

Voor maximale veiligheid moet u de rugleuning rechtop zetten, tegen de leuning aan<br />

gaan zitten en de gordel goed laten aansluiten op borst en bekken. Draag altijd<br />

veiligheidsgordels zowel voor als achter in de auto. Rijden zonder veiligheidsgordels<br />

vergroot het risico op ernstig letsel of een dodelijke afloop bij een ongeval.<br />

Het is streng verboden onderdelen van de veiligheidsgordels of gordelspanners te<br />

demonteren of open te maken. Werkzaamheden aan de veiligheidsgordels en<br />

gordelspanners moeten worden uitgevoerd door gekwalificeerd personeel. Wendt u<br />

altijd tot de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />

Als de gordel aan een zware belasting wordt blootgesteld (bijvoorbeeld tijdens een<br />

ongeval), dan moet de gordel samen met de verankeringen, bevestigingspunten en<br />

de gordelspanner worden vervangen. De gordel kan verzwakt zijn, ook als de<br />

schade niet zichtbaar is.<br />

Iedere gordel dient slechts ter bescherming van een enkel persoon. Gebruik de<br />

gordel niet voor een kind dat bij een volwassene op schoot zit, waarbij de gordel<br />

beiden zou moeten beschermen. Plaats bovendien geen enkel voorwerp tussen de<br />

gordel en het lichaam van een inzittende.


HOE U DE VEILIGHEIDSGORDELS IN<br />

OPTIMALE STAAT HOUDT<br />

❒ Zorg dat de gordel goed uitgetrokken en niet<br />

gedraaid is; controleer ook of de oprolautomaat<br />

zonder haperingen werkt.<br />

❒ Vervang de gordels na een ongeval, ook al zijn ze<br />

ogenschijnlijk niet beschadigd; vervang de<br />

gordels ook als de gordelspanners in werking zijn<br />

geweest.<br />

❒ U kunt de gordels met de hand wassen met<br />

warm water en een neutrale zeep; knijp ze uit en<br />

laat ze in de schaduw drogen; gebruik geen<br />

bijtende, blekende of kleurende middelen en<br />

vermijd het gebruik van alle chemische<br />

producten die het weefsel kunnen aantasten.<br />

❒ Voorkom dat vocht in de oprolautomaat komt:<br />

de werking van de oprolautomaten is alleen<br />

gegarandeerd, als ze niet nat zijn geweest.<br />

❒ Vervang de gordels bij tekenen van slijtage of<br />

beschadigingen.<br />

KINDEREN VEILIG<br />

VERVOEREN<br />

Voor optimale bescherming bij een ongeval moeten<br />

alle inzittenden zittend reizen en beschermd worden<br />

door goedgekeurde veiligheidssystemen.<br />

Dit geldt met name voor kinderen.<br />

Het hoofd van kleine kinderen is in verhouding met<br />

de rest van het lichaam groter en zwaarder dan dat<br />

van volwassenen, terwijl spieren en botstructuur<br />

nog niet volledig zijn ontwikkeld. Daarom moeten<br />

kleine kinderen door andere systemen beschermd<br />

worden dan door de veiligheidsgordels. De<br />

resultaten van het onderzoek over de optimale<br />

bescherming van kleine kinderen zijn opgenomen in<br />

de Europese ECE/R44-voorschriften die wettelijk<br />

verplicht zijn. De systemen zijn onderverdeeld in<br />

vijf groepen:<br />

Groep 0 - gewicht tot aan 10 kg<br />

Groep 0+ - gewicht tot aan 13 kg<br />

Groep 1 - gewicht 9-18 kg<br />

Groep 2 - gewicht 15-25 kg<br />

Groep 3 - gewicht 22-36 kg<br />

Zoals u ziet is er een gedeeltelijke overlapping<br />

tussen de groepen; daarom zijn er in de handel<br />

systemen verkrijgbaar die geschikt zijn voor<br />

verschillende gewichtsgroepen.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

139


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

140<br />

Alle systemen moeten zijn voorzien van de<br />

typegoedkeuring en van een goed vastgehecht<br />

plaatje met het controlemerk, dat absoluut niet mag<br />

worden verwijderd.<br />

ATTENTIE<br />

Kinderen met een gewicht boven 36 kg of met een<br />

lengte van meer dan 1,50 m worden, met<br />

betrekking tot de veiligheidssystemen, gelijkgesteld<br />

met volwassenen en moeten dan ook normaal de<br />

veiligheidsgordels omleggen.<br />

In het <strong>Lancia</strong> Lineaccessori-programma zijn<br />

kinderzitjes opgenomen voor elke gewichtsgroep,<br />

die speciaal ontworpen en ontwikkeld zijn voor de<br />

<strong>Lancia</strong>-modellen.<br />

ZEER GEVAARLIJK: Monteer absoluut geen kinderzitje achterstevoren op de<br />

passagiersstoel voor als de airbag voor aan passagierszijde is ingeschakeld. Als bij een<br />

ongeval de airbag in werking treedt (opblaast), kan dit ernstig letsel en zelfs de dood tot<br />

gevolg hebben. Wij raden u aan kinderen altijd op de zitplaatsen achter te vervoeren,<br />

omdat die plaatsen bij een ongeval de meeste bescherming bieden. Kinderzitjes moeten<br />

dus niet op de zitplaats voor gemonteerd worden bij auto’s die zijn uitgerust met een<br />

airbag aan passagierszijde. Als de airbag in werking treedt (opblaast), kan dit ernstig<br />

letsel en zelfs de dood tot gevolg hebben, onafhankelijk van de zwaarte van het ongeluk.<br />

Indien noodzakelijk kunnen kinderen op de passagiersstoel voor worden vervoerd bij<br />

auto’s die zijn uitgerust met een uitschakelbare airbag aan passagierszijde.<br />

In dit geval moet u er absoluut zeker van zijn dat de airbag is uitgeschakeld (het gele<br />

waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel moet branden) (zie “Airbag voor aan<br />

passagierszijde” in de paragraaf “Airbags voor en zij-airbags”). Bovendien moet de<br />

stoel zo ver mogelijk naar achteren zijn geschoven om te voorkomen dat het<br />

kinderzitje eventueel in aanraking komt met het dashboard.


GROEP 0 en 0+<br />

Baby’s tot 13 kg moeten in wiegjes worden vervoerd die<br />

achterstevoren zijn geplaatst, waardoor het achterhoofd wordt<br />

gesteund en bij plotseling remmen de nek niet wordt belast.<br />

Het wiegje moet op zijn plaats worden gehouden door de<br />

veiligheidsgordel en het kind moet op zijn beurt worden beschermd<br />

door de gordels van het wiegje zelf.<br />

ATTENTIE<br />

ATTENTIE<br />

De afbeeldingen dienen slechts ter illustratie van de montage. Houdt u bij de<br />

montage van het kinderzitje strikt aan de instructies.<br />

L0C0042m<br />

Er bestaan kinderzitjes die geschikt zijn voor de gewichtsgroepen 0 en 1. Deze kinderzitjes<br />

kunnen worden bevestigd aan de veiligheidsgordels achter en hebben zelf gordels om het kind te<br />

beschermen. Vanwege het gewicht kan het gevaarlijk zijn als ze verkeerd worden gemonteerd<br />

(bijvoorbeeld als een kussen tussen het kinderzitje en de veiligheidsgordels van de auto wordt<br />

geplaatst). Houdt u voor de montage strikt aan de bijgeleverde instructies.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

141


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

142<br />

ATTENTIE<br />

ATTENTIE<br />

L0C0043m<br />

L0C0044m<br />

GROEP 1<br />

Kinderen met een gewicht tussen 9 en 18 kg moeten worden vervoerd<br />

in kinderzitjes met een kussen die naar voren zijn gekeerd, waarbij de<br />

veiligheidsgordel van de auto zowel het kinderzitje als het kind op<br />

zijn plaats moet houden.<br />

GROEP 2<br />

Kinderen met een gewicht tussen 15 en 25 kg kunnen direct door de<br />

veiligheidsgordels van de auto worden beschermd. Kinderen moeten<br />

zo in de kinderzitjes worden geplaatst, dat het diagonale<br />

gordelgedeelte schuin over de borst en niet langs de nek moet liggen.<br />

Het horizontale gordelgedeelte moet over het bekken en niet over de<br />

buik van het kind liggen.<br />

Er bestaan kinderzitjes die geschikt zijn voor de gewichtsgroepen 0 en 1. Deze kinderzitjes<br />

kunnen worden bevestigd aan de veiligheidsgordels achter en hebben zelf gordels om het kind te<br />

beschermen. Vanwege het gewicht kan het gevaarlijk zijn als ze verkeerd worden gemonteerd<br />

(bijvoorbeeld als een kussen tussen het kinderzitje en de veiligheidsgordels van de auto wordt<br />

geplaatst). Houdt u voor de montage strikt aan de bijgeleverde instructies.<br />

De afbeelding dient slechts ter illustratie van de montage. Houdt u bij de montage van het<br />

kinderzitje strikt aan de instructies. De fabrikant is verplicht deze instructies bij te leveren.


GROEP 3<br />

Bij kinderen met een gewicht tussen 22 en 36 kg is de borstomvang<br />

van dien aard dat de kinderen gewoon tegen de rugleuning kunnen<br />

steunen en niet meer in een kinderzitje hoeven te worden vervoerd.<br />

In de figuur wordt een voorbeeld gegeven van de juiste positie van het<br />

kind op de achterbank.<br />

Kinderen die langer zijn dan 1,50 m kunnen net zoals volwassenen de<br />

veiligheidsgordels omleggen.<br />

ATTENTIE<br />

De afbeelding dient slechts ter illustratie van de montage. Monteer het wiegje<br />

volgens de instructies die de fabrikant verplicht is bij te leveren.<br />

L0C0045m<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

143


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

144<br />

GESCHIKTHEID VAN DE ZITPLAATSEN VOOR HET GEBRUIK<br />

VAN DE KINDERZITJES<br />

De LANCIA <strong>Ypsilon</strong> voldoet aan de nieuwe Europese 2000/3/EUrichtlijnen<br />

voor de montage van kinderzitjes op de verschillende<br />

plaatsen in de auto. Zie de volgende tabel:<br />

Groep Gewicht Passagier voor<br />

ZITPLAATS<br />

Passagier achter Passagier in het midden<br />

aan de zijkant (indien aanwezig)<br />

Groep 0, 0+ tot aan 13 kg U U *<br />

Groep 1 9-18 kg U U *<br />

Groep 2 15-25 kg U U *<br />

Groep 3 22-36 kg U U *<br />

Legenda:<br />

U = geschikt voor “Universele” kinderzitjes overeenkomstig de Europese ECE/R44-voorschriften voor de aangegeven “groepen”.<br />

* Op de middelste zitplaats achter kan geen enkel type kinderzitje worden gemonteerd.


Hieronder zijn de richtlijnen voor<br />

een veilig vervoer van kinderen aangegeven:<br />

❒ Plaats het kinderzitje bij voorkeur op de<br />

achterbank omdat deze plaats bij een ongeval<br />

de meeste bescherming biedt.<br />

❒ Als de airbag aan passagierszijde buiten<br />

werking wordt gesteld, moet altijd<br />

gecontroleerd worden of de airbag<br />

daadwerkelijk is uitgeschakeld: het<br />

betreffende gele lampje F op het<br />

instrumentenpaneel moet continu branden.<br />

❒ Houdt u bij de montage van het kinderzitje<br />

strikt aan de instructies. De fabrikant is<br />

verplicht deze instructies bij te leveren.<br />

Bewaar de instructies samen met het<br />

instructieboekje in de auto. Monteer geen<br />

gebruikte kinderzitjes waarvan de<br />

gebruiksaanwijzingen ontbreken.<br />

❒ Controleer of de gordels goed zijn<br />

vastgemaakt door aan de gordelband te<br />

trekken.<br />

ATTENTIE<br />

❒ Ieder veiligheidssysteem is bedoeld voor<br />

slechts één kind: vervoer nooit twee<br />

kinderen in een systeem.<br />

❒ Controleer altijd of de gordel niet langs de<br />

nek van het kind loopt.<br />

❒ Zorg er tijdens de rit voor dat het kind geen<br />

afwijkende houding aanneemt of de gordels<br />

losmaakt.<br />

❒ Vervoer kinderen nooit in uw armen, ook<br />

geen pasgeboren kinderen. Niemand is sterk<br />

genoeg om ze bij een ongeval vast te<br />

houden.<br />

❒ Na een ongeval moet het zitje door een<br />

nieuw exemplaar worden vervangen.<br />

Vervoer kinderen nooit op de stoel van de passagier voor als deze is uitgerust met<br />

een airbag.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

145


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

146<br />

ATTENTIE<br />

L0C0166m<br />

L0C0187m<br />

INBOUWVOORBEREIDING VOOR “ISOFIX”-<br />

KINDERZITJES (indien aanwezig)<br />

De LANCIA <strong>Ypsilon</strong> is voorbereid voor de montage van Isofixkinderzitjes,<br />

een nieuw gestandaardiseerd Europees systeem voor het<br />

vervoeren van kinderen. Isofix is een extra mogelijkheid die het<br />

gebruik van traditionele kinderzitjes niet uitsluit. De Isofixkinderzitjes<br />

zijn er voor drie gewichtsgroepen: 0, 0+ en 1.<br />

Vanwege het verschillende bevestigingssysteem, moet het kinderzitje<br />

aan de daarvoor bestemde beugels A worden bevestigd. Deze<br />

bevinden zich tussen de rugleuning en zitting van de zitplaatsen<br />

achter. Plaats vervolgens de bovenste riem (deze bevindt zich in het<br />

bovenste vakje van de stoel) in de daarvoor bestemde sluiting B. Deze<br />

bevindt zich op rugleuning van de zitplaats achter.<br />

Om de gordel vast te kunnen maken moet de rugleuning, vanuit de<br />

verticale stand gerekend, in de derde stand staan.<br />

Er kan ook een mengvorm worden gekozen, een traditioneel<br />

kinderzitje links en een Isofix-kinderzitje rechts.<br />

In het <strong>Lancia</strong> Lineaccessori-programma is het Kiddy Isofix-kinderzitje<br />

opgenomen. Dit is goedgekeurd volgens de Europese ECE-R44/03voorschriften<br />

en geschikt voor kinderen met een gewicht tot 18 kg, waarbij<br />

het zitje in de rijrichting van de auto moet worden geplaatst, en voor<br />

kinderen met een gewicht tot 13 kg, waarbij het zitje tegen de rijrichting in<br />

moet worden geplaatst (groepen 0, 0+ en 1). Wij raden u dit kinderzitje<br />

aan omdat het speciaal voor de LANCIA <strong>Ypsilon</strong> is ontworpen.<br />

Monteer het kinderzitje alleen als de auto stilstaat. Het kinderzitje is op de juiste<br />

wijze aan de beugels bevestigd als u het hoort vergrendelen. Houdt u in ieder geval<br />

aan de montage-instructies. De fabrikant is verplicht deze instructies bij te leveren.


MONTAGE ISOFIX-KINDERZITJE<br />

Groep 0 en 0+<br />

Bij kinderen in deze gewichtsgroep (kinderen met een gewicht tot 13<br />

kg) moet het kinderzitje achterstevoren zijn gekeerd en moet het kind<br />

door de gordels D van het zitje beschermd worden.<br />

Als het kind groeit en in de gewichtsgroep 1 komt, moet het<br />

kinderzitje in de rijrichting worden bevestigd.<br />

Ga voor een correcte montage van het kinderzitje als volgt te werk:<br />

❒ controleer of de ontgrendelhendel B in ruststand (ingetrokken)<br />

staat;<br />

❒ zoek de bevestigingsbeugels A en plaats vervolgens het kinderzitje<br />

met de bevestigingshaken C in de beugels;<br />

❒ duw tegen het kinderzitje totdat het hoorbaar vergrendelt;<br />

❒ controleer of het kinderzitje goed vergrendeld is door met kracht te<br />

proberen het kinderzitje te verplaatsen: de ingebouwde<br />

beveiligingsmechanismen verhinderen dat slechts een enkele<br />

bevestigingshaak is vergrendeld.<br />

Als het Isofix-kinderzitje tegen de rijrichting in wordt geplaatst, moet<br />

de passagiersstoel voor volledig naar achteren worden geschoven,<br />

zodat de rugleuning van de stoel en het kinderzitje elkaar raken.<br />

L0C0167m<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

147


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

148<br />

L0C0168m<br />

L0C0188m<br />

Groep 1<br />

Ga voor een correcte montage van het kinderzitje als volgt te werk:<br />

❒ controleer of de ontgrendelhendel B in ruststand (ingetrokken)<br />

staat;<br />

❒ zoek de bevestigingsbeugels A en plaats vervolgens het kinderzitje<br />

met de bevestigingshaken C in de beugels;<br />

❒ duw tegen het kinderzitje totdat het hoorbaar vergrendelt;<br />

❒ bij kinderzitjes die in de rijrichting moeten worden geplaatst, moet<br />

de bovenste gordel (deze bevindt zich in het bovenste vakje van<br />

het kinderzitje) aan de daarvoor bestemde sluiting D op de<br />

rugleuning van de zitplaats achter worden bevestigd;<br />

❒ controleer of het kinderzitje goed vergrendeld is door met kracht te<br />

proberen het kinderzitje te verplaatsen: de ingebouwde<br />

beveiligingsmechanismen verhinderen dat slechts een enkele<br />

bevestigingshaak is vergrendeld.<br />

In deze opstelling wordt het kind ook beschermd door de<br />

veiligheidsgordels van de auto en door de bovenste gordel: zie de<br />

handleiding van het kinderzitje voor het correct omleggen van de<br />

veiligheidsgordels van de auto.


AIRBAGS VOOR<br />

De auto is uitgerust met airbags voor aan<br />

bestuurders- en aan passagierszijde, met headbags<br />

(voor bescherming van het hoofd) en als optional<br />

met zij-airbags voor (sidebags);<br />

De airbags voor (bestuurder en passagier)<br />

beschermen de inzittenden voor bij een middelzware<br />

frontale botsing, door het opblazen van een<br />

luchtkussen tussen de inzittende en het stuurwiel of<br />

het dashboard.<br />

Als de airbags niet worden geactiveerd bij andere<br />

soorten botsingen (zijdelings, van achter, over de<br />

kop slaan, enz), betekent dit niet dat het systeem<br />

niet goed functioneert.<br />

Bij een frontale botsing zorgt een regeleenheid<br />

ervoor, indien nodig, dat het kussen wordt<br />

opgeblazen. Het kussen blaast onmiddellijk op,<br />

waardoor het lichaam van de inzittenden voor<br />

wordt opgevangen en de kans op letsel beperkt<br />

wordt. Direct daarna loopt het kussen weer leeg.<br />

ATTENTIE<br />

De airbag voor (bestuurder en passagier) is geen<br />

vervanging voor de veiligheidsgordels, maar een<br />

aanvulling. Draag dus altijd veiligheidsgordels.<br />

Bovendien is het dragen van veiligheidsgordels<br />

wettelijk verplicht in Europa (en in de meeste<br />

landen daarbuiten).<br />

Bij een ongeval kan een inzittende die geen<br />

veiligheidsgordel heeft omgelegd in contact komen<br />

met een airbag die nog niet volledig opgeblazen is,<br />

waardoor de inzittende minder beschermd wordt.<br />

De airbags voor worden in de volgende gevallen niet<br />

ingeschakeld:<br />

❒ bij frontale botsingen met een ander deel van de<br />

auto dan het front tegen makkelijk vervormbare<br />

objecten (bijv. als het voorspatbord tegen de<br />

vangrail of in een sneeuwhoop enz. komt);<br />

❒ als de auto onder andere auto’s of<br />

veiligheidsvoorzieningen schuift (bijvoorbeeld<br />

onder vrachtwagens of de vangrail) omdat geen<br />

enkele aanvullende bescherming wordt geboden<br />

op de veiligheidsgordels. Als de airbag in deze<br />

gevallen niet geactiveerd wordt, betekent dit niet<br />

dat het systeem niet goed functioneert.<br />

Plak geen stickers of andere objecten op het stuurwiel, op het deksel van de airbag<br />

aan passagierszijde of de bekleding van de headbags aan de zijkant. Plaats geen<br />

voorwerpen op het dashboard aan passagierszijde omdat deze het correct openen<br />

van de airbag kunnen hinderen.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

149


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

150<br />

ATTENTIE<br />

L0C0083m<br />

L0C0084m<br />

AIRBAG VOOR AAN BESTUURDERSZIJDE<br />

Deze bestaat uit een opblaasbaar kussen dat in een daarvoor<br />

bestemde ruimte in het midden van het stuurwiel is geplaatst.<br />

Bij lichte zijdelingse aanrijdingen (waarbij de veiligheidsgordel de<br />

inzittende op zijn plaats houdt), wordt de airbag niet geactiveerd.<br />

Draag dus altijd veiligheidsgordels. Bij een zijdelingse aanrijding<br />

worden de inzittenden op hun plaats gehouden en bij zeer zware<br />

botsingen wordt voorkomen dat ze naar voren schieten.<br />

AIRBAG VOOR AAN PASSAGIERSZIJDE<br />

Deze bestaat uit een opblaasbaar kussen met een groter volume dan<br />

dat aan bestuurderszijde. Het kussen is in een daarvoor bestemde<br />

ruimte in het dashboard geplaatst.<br />

De airbags voor aan bestuurders- en passagierszijde zijn ontworpen<br />

voor een optimale bescherming van de inzittenden voor met<br />

omgelegde veiligheidsgordels.<br />

Als de airbags volledig opgeblazen zijn, vullen zij het grootste deel<br />

van de ruimte tussen het stuurwiel en de bestuurder en het dashboard<br />

en de voorpassagier.<br />

ZEER GEVAARLIJK Monteer absoluut geen kinderzitje achterstevoren op de passagiersstoel<br />

voor als de airbag voor aan passagierszijde is ingeschakeld. Als bij een ongeval de airbag in<br />

werking treedt (opblaast), kan dit ernstig letsel en zelfs de dood tot gevolg hebben. Indien het<br />

noodzakelijk is het kinderzitje op de passagiersstoel voor te monteren, moet de airbag aan<br />

passagierszijde altijd worden uitgeschakeld. Bovendien moet de stoel zo ver mogelijk naar<br />

achteren zijn geschoven om te voorkomen dat het kinderzitje eventueel in aanraking komt met<br />

het dashboard. Ook als het niet wettelijk verplicht is, raden wij u aan, voor een optimale<br />

bescherming van de volwassenen, de airbag onmiddellijk weer in te schakelen zodra er geen<br />

kinderen meer worden vervoerd.


AIRBAG VOOR AAN PASSAGIERSZIJDE UITSCHAKELEN<br />

Als het absoluut noodzakelijk is een kind op de passagiersstoel voor te<br />

vervoeren, kan de airbag voor aan passagierszijde worden<br />

uitgeschakeld.<br />

De airbag voor aan passagierszijde kan worden in-/uitgeschakeld als<br />

de contactsleutel in stand STOP is uitgenomen. Steek de<br />

contactsleutel in de daarvoor bestemde sleutelschakelaar, rechts van<br />

het dashboard. De schakelaar is alleen bereikbaar bij geopend portier.<br />

De sleutel kan bij geopend portier in beide standen in de schakelaar<br />

worden gestoken of worden uitgenomen.<br />

BELANGRIJK Bedien de schakelaar alleen als de motor is uitgezet en<br />

de contactsleutel is uitgenomen.<br />

De sleutelschakelaar heeft twee standen:<br />

❒ airbag voor aan passagierszijde ingeschakeld (stand ON P):<br />

lampje Fop het instrumentenpaneel is gedoofd; het is absoluut<br />

verboden kinderen op de passagiersstoel voor te vervoeren.<br />

❒ airbag voor aan passagierszijde uitgeschakeld (stand OFF<br />

F): lampje F op het instrumentenpaneel brandt; het is<br />

mogelijk kinderen op de passagiersstoel voor te vervoeren,<br />

waarbij ze beschermd moeten worden door passende universele<br />

systemen.<br />

Het waarschuwingslampje F op het dashboard blijft continu<br />

branden totdat de airbag aan passagierszijde opnieuw wordt<br />

ingeschakeld.<br />

De uitschakeling van de airbag voor aan passagierszijde heeft geen<br />

invloed op de werking van de zij-airbag.<br />

L0C0085m<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

151


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

152<br />

L0C0086m<br />

ZIJ-AIRBAGS<br />

(Sidebags (indien aanwezig) - Headbags)<br />

SIDEBAGS<br />

Deze sidebags zijn kussens die zich snel opblazen en bevinden zich in<br />

de rugleuning van de voorstoelen. Ze hebben tot doel de borstkast<br />

van de inzittenden te beschermen bij middelzware en zware<br />

zijdelingse aanrijdingen.


HEADBAGS<br />

De headbag is een “gordijn”-systeem en bevindt zich in de<br />

hemelbekleding aan de zijkant en is afgedekt met een afwerklijst. De<br />

headbags bieden bescherming aan het hoofd van de inzittenden voor<br />

en achter tijdens een zijdelingse botsing, dankzij het grote effectieve<br />

oppervlak van de kussens.<br />

De airbag is geen vervanging voor de veiligheidsgordels, maar een<br />

aanvulling. Draag dus altijd veiligheidsgordels. Bovendien is het<br />

dragen van veiligheidsgordels wettelijk verplicht in Europa (en in de<br />

meeste landen daarbuiten).<br />

BELANGRIJK De inzittende wordt bij een botsing optimaal door het<br />

systeem beschermd als hij/zij in de juiste positie in de stoel zit.<br />

Hierdoor kan de headbag op de juiste wijze worden opgeblazen.<br />

BELANGRIJK De airbags voor en/of zij-airbags kunnen worden<br />

geactiveerd bij krachtige stoten aan de onderzijde van de carrosserie,<br />

bijvoorbeeld bij zware botsingen tegen drempels of stoepranden of<br />

obstakels op het wegdek of als de auto terecht komt in grote gaten of<br />

verzakkingen in het wegdek.<br />

F0C0087m<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

153


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

154<br />

BELANGRIJK Als de airbag in werking treedt,<br />

ontsnapt een beetje rook. Deze rook is niet<br />

schadelijk en duidt niet op brand; bovendien kan<br />

het oppervlak van het opgeblazen kussen en het<br />

interieur van de auto bedekt zijn met een laagje<br />

poederachtige stof: dit poeder kan de huid en de<br />

ogen irriteren. Als u hiermee in aanraking bent<br />

gekomen, moet u zich met neutrale zeep en water<br />

wassen.<br />

BELANGRIJK Als tijdens het rijden het lampje ¬<br />

gaat branden of het lampje F gaat knipperen<br />

(storingsmelding), wendt u dan onmiddellijk tot de<br />

<strong>Lancia</strong>-dealer om de storing te laten verhelpen.<br />

De airbag heeft een geldigheid van 10 jaar. Laat na<br />

het verstrijken van deze termijn het systeem door de<br />

<strong>Lancia</strong>-dealer vervangen.<br />

ATTENTIE<br />

ATTENTIE<br />

BELANGRIJK Na een ongeval waarbij een of<br />

meerdere airbags zijn geactiveerd, dient u contact op<br />

te nemen met de <strong>Lancia</strong>-dealer om de geactiveerde<br />

airbags te laten vervangen en de werking van de<br />

elektrische installatie te laten controleren.<br />

Alle controlewerkzaamheden, reparaties en de<br />

vervanging van de airbag moeten door een <strong>Lancia</strong>dealer<br />

worden uitgevoerd.<br />

Aan het einde van de lange levensduur van uw auto,<br />

moet u contact opnemen met de <strong>Lancia</strong>-dealer om het<br />

systeem buiten werking te laten stellen. Bovendien<br />

moet bij verkoop van de auto de nieuwe eigenaar op<br />

de hoogte gebracht worden van het gebruik en de<br />

instructies, en moet hij het instructieboekje ontvangen.<br />

BELANGRIJK Het in werking treden van de<br />

gordelspanners, de airbags voor en de zij-airbags voor<br />

wordt door de elektronische regeleenheid bepaald,<br />

afhankelijk van het type ongeval. Als een van deze<br />

onderdelen niet in werking treedt, dan duidt dat niet<br />

op een storing in het systeem.<br />

Steun niet met het hoofd, de armen of de ellebogen tegen het portier, de ruiten of in<br />

het gebied van de headbag om verwondingen tijdens het opblazen te voorkomen.<br />

Leun nooit met het hoofd, de armen en de ellebogen uit het raam.


ALGEMENE OPMERKINGEN<br />

Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje û branden. Na<br />

ATTENTIE enkele seconden moet het lampje doven. Als het lampje niet gaat branden of blijft<br />

branden tijdens het rijden, wendt u dan tot de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />

ATTENTIE<br />

ATTENTIE<br />

veroorzaken.<br />

ATTENTIE<br />

controleren.<br />

Bedek de rugleuning van de voorstoelen niet met hoezen of kleden die niet zijn<br />

voorbereid op het gebruik met sidebags.<br />

Reis niet met voorwerpen op schoot en houd vooral geen pijp, potlood, enz in de<br />

mond. Bij een ongeval waarbij de airbag in werking treedt, kan dit ernstig letsel<br />

Rijd altijd met beide handen op de stuurwielrand zodat bij het in werking treden<br />

ATTENTIE van de airbag, het systeem niet wordt gehinderd door obstakels die ernstig letsel<br />

kunnen veroorzaken. Rijd niet met voorover gebogen lichaam, maar ga goed rechtop zitten en<br />

steun tegen de rugleuning.<br />

Laat bij diefstal of een poging tot diefstal, bij beschadiging of als de auto bij een<br />

overstroming onder water is geweest, het airbagsysteem door de <strong>Lancia</strong>-dealer<br />

Bedenk dat als de contactsleutel in stand MAR staat, ook bij uitgezette motor de<br />

ATTENTIE<br />

airbags geactiveerd kunnen worden als de auto wordt aangereden door een andere<br />

auto. Ook bij een stilstaande auto mogen dus absoluut geen kinderen op de voorstoel zitten. Als de<br />

contactsleutel echter in stand STOP staat, wordt bij een ongeval geen enkel beveiligingssysteem<br />

(airbag of gordelspanners) geactiveerd; als een systeem niet in werking treedt, betekent dit niet dat<br />

het systeem niet goed werkt.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

155


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

156<br />

Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje F (met de<br />

ATTENTIE sleutelschakelaar voor uitschakeling van de airbag voor aan passagierszijde in<br />

stand ON) enkele seconden knipperen, om u eraan te herinneren dat de airbag aan passagierszijde<br />

bij een botsing wordt geactiveerd. Hierna moet het lampje doven.<br />

ATTENTIE<br />

De stoelen mogen niet met water worden afgenomen of met stoom worden gereinigd<br />

(met de hand of in een automatisch wasapparaat).<br />

De airbag voor treedt in werking als de botsing zwaarder is dan een botsing<br />

ATTENTIE waarbij alleen de gordelspanners worden geactiveerd. Bij aanrijdingen die tussen<br />

die twee drempelwaarden in liggen, treden alleen de gordelspanners in werking.<br />

ATTENTIE<br />

Haak geen harde voorwerpen aan de kledinghaakjes en aan de steunhandgrepen.<br />

De airbag is geen vervanging voor de veiligheidsgordels, maar een aanvulling. De<br />

ATTENTIE<br />

inzittenden worden uitsluitend door de veiligheidsgordels beschermd bij frontale<br />

botsingen bij lage snelheid, bij zijdelingse aanrijdingen en als de auto over de kop slaat. De<br />

gordels moeten dus altijd gedragen worden.


STARTEN EN WEGRIJDEN<br />

MOTOR STARTEN .............................................. 158<br />

PARKEREN .......................................................... 161<br />

GEBRUIK VAN DE VERSNELLINGSBAK .......... 163<br />

BRANDSTOFBESPARING .................................... 164<br />

TREKKEN VAN AANHANGERS ......................... 166<br />

WINTERBANDEN ................................................ 169<br />

SNEEUWKETTINGEN ......................................... 170<br />

AUTO LANGERE TIJD STALLEN ...................... 171<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

157


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

158<br />

MOTOR STARTEN<br />

De auto is uitgerust met een elektronische startblokkering:<br />

zie bij startproblemen “<strong>Lancia</strong> CODE”<br />

in het hoofdstuk “Dashboard en bediening”.<br />

Direct na het starten van de motor, vooral als de<br />

auto langere tijd niet is gebruikt, kan de motor iets<br />

meer geluid produceren. Dit geluid, dat niet<br />

schadelijk is voor de werking van de motor, wordt<br />

veroorzaakt door de hydraulische klepstoters: het<br />

distributiesysteem op de benzinemotor van de<br />

LANCIA <strong>Ypsilon</strong> dat bijdraagt aan een vermindering<br />

van de onderhoudswerkzaamheden.<br />

BENZINEMOTOR STARTEN<br />

Ga als volgt te werk:<br />

❒ trek de handrem aan;<br />

❒ zet de versnellingspook in de vrijstand;<br />

❒ trap het koppelingspedaal geheel in, zonder het<br />

gaspedaal in te trappen;<br />

❒ draai de contactsleutel in stand AVV en laat de<br />

sleutel los zodra de motor is aangeslagen.<br />

Als de motor bij de eerste poging niet aanslaat,<br />

moet u de sleutel terugdraaien in stand STOP voordat<br />

u opnieuw start.<br />

Als met de contactsleutel in stand MAR het lampje<br />

Y op het instrumentenpaneel samen met het<br />

lampje U blijft branden, raden wij u aan de sleutel<br />

in stand STOP te draaien en vervolgens weer in<br />

stand MAR; als het lampje nog steeds blijft branden,<br />

probeer het dan met de andere geleverde sleutels.<br />

Het verdient aanbeveling om gedurende de eerste kilometers niet de maximale prestaties van uw auto<br />

te eisen (bijv. snel accelereren, langdurig rijden met hoge toerentallen, krachtig remmen, enz.).<br />

Laat de contactsleutel niet in stand MAR staan als de motor stilstaat, zodat de accu niet onnodig<br />

wordt ontladen.<br />

ATTENTIE<br />

Het is zeer gevaarlijk om de motor in afgesloten ruimten te laten draaien. De<br />

motor verbruikt zuurstof en produceert koolmonoxide en andere giftige stoffen.


Als de motor nog niet aanslaat, voer dan zelf een<br />

noodstart uit (zie “Noodstart” in het hoofdstuk<br />

“Noodgevallen”) en wendt u tot de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />

BELANGRIJK Laat de start-/contactsleutel niet in<br />

stand MAR staan als de motor is uitgezet.<br />

JTD-MOTOR STARTEN<br />

Ga als volgt te werk:<br />

❒ trek de handrem aan;<br />

❒ zet de versnellingspook in de vrijstand;<br />

❒ draai de contactsleutel in stand MAR: op het<br />

instrumentenpaneel gaan de controlelampjes<br />

m en Y branden;<br />

❒ wacht tot de lampjes Y en m gedoofd zijn;<br />

hoe warmer de motor, hoe sneller de lampjes<br />

doven;<br />

❒ trap het koppelingspedaal geheel in, zonder het<br />

gaspedaal in te trappen;<br />

❒ draai de contactsleutel in stand AVV onmiddellijk<br />

nadat het lampje m gedoofd is. Als u te<br />

lang wacht, zijn de voorgloeibougies weer afgekoeld.<br />

Laat de sleutel los zodra de motor is aangeslagen.<br />

BELANGRIJK Bij een koude motor mag het gaspedaal<br />

niet worden ingetrapt als u de contactsleutel in<br />

stand AVV draait.<br />

Als de motor bij de eerste poging niet aanslaat,<br />

moet u de sleutel terugdraaien in stand STOP voordat<br />

u opnieuw start.<br />

Als met de contactsleutel in stand MAR het lampje<br />

Y blijft branden, raden wij u aan de sleutel in<br />

stand STOP te draaien en vervolgens weer in stand<br />

MAR; als het lampje nog steeds blijft branden, probeer<br />

het dan met de andere geleverde sleutels.<br />

Als de motor nog niet aanslaat, wendt u dan tot de<br />

<strong>Lancia</strong>-dealer.<br />

BELANGRIJK Laat de start-/contactsleutel niet in<br />

stand MAR staan als de motor is uitgezet.<br />

Als het lampje m gedurende 60 seconden gaat branden na het starten of tijdens een langdurige<br />

startpoging, duidt dat op een storing in het voorgloeisysteem. Als de motor aanslaat, kunt u de auto<br />

op de gewone manier gebruiken, maar wendt u zo snel mogelijk tot de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

159


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

160<br />

MOTOR OPWARMEN NA HET STARTEN (benzine<br />

en JTD)<br />

Ga als volgt te werk:<br />

❒ rijd rustig weg, laat de motor niet met hoge toerentallen<br />

draaien en trap het gaspedaal niet<br />

bruusk in;<br />

❒ verlang de eerste kilometers geen maximale<br />

prestaties. Wij raden u aan te wachten tot de<br />

koelvloeistoftemperatuurmeter begint te bewegen.<br />

NOODSTART<br />

Als het lampje Y op het instrumentenpaneel constant<br />

blijft branden, kan een noodstart worden uitgevoerd<br />

met de code die op de CODE-card staat<br />

vermeld (zie het hoofdstuk “Noodgevallen”).<br />

MOTOR UITZETTEN<br />

Draai bij stationair draaiende motor de contactsleutel<br />

in stand STOP.<br />

BELANGRIJK Het is beter om de motor na een<br />

zware rit even “op adem” te laten komen. Zet de<br />

motor niet onmiddellijk uit, maar laat hem even<br />

stationair draaien. Hierdoor kan de temperatuur in<br />

de motorruimte dalen.<br />

Probeer auto’s nooit te starten door ze aan te duwen, te slepen of van een helling te laten rijden. Op<br />

die wijze kan er onverbrande benzine in de katalysator terechtkomen, waardoor deze onherstelbaar<br />

zal beschadigen.<br />

Gasgeven voordat u de motor uitzet heeft geen enkel nut, verspilt brandstof en is, vooral voor motoren<br />

met turbocompressor, schadelijk.<br />

ATTENTIE<br />

Houd er rekening mee dat de rem- en stuurbekrachtiging niet werken zolang de<br />

motor niet is aangeslagen, waardoor meer kracht nodig is voor de bediening van<br />

het rempedaal en het stuur.


PARKEREN<br />

Ga als volgt te werk:<br />

❒ zet de motor uit en trek de handrem aan;<br />

❒ schakel een versnelling in (de 1e als de weg<br />

omhoog loopt, de achteruit als de weg omlaag<br />

loopt) en zet de voorwielen iets uitgestuurd.<br />

Als de auto op een steile helling staat, blokkeer de<br />

wielen dan met stenen of wiggen. Laat de contactsleutel<br />

nooit in stand MAR staan omdat hierdoor de<br />

accu ontlaadt en neem bovendien de sleutel altijd<br />

uit het contactslot als u de auto verlaat.<br />

ATTENTIE<br />

Laat kinderen nooit alleen achter in de auto. Neem de sleutels altijd uit het contactslot<br />

als u de auto verlaat en neem de sleutels mee.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

161


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

162<br />

L0C0088m<br />

HANDREM<br />

De handrem bevindt zich tussen de voorstoelen.<br />

Om de handrem in te schakelen, moet u de hendel omhoog trekken<br />

zodat de auto blokkeert.<br />

De auto hoort op een horizontale ondergrond geblokkeerd te zijn als<br />

de handrem vier of vijf tanden is aangetrokken, terwijl het op steile<br />

hellingen en bij een beladen auto nodig kan zijn de handrem negen<br />

of tien tanden aan te trekken om de auto te blokkeren.<br />

BELANGRIJK Als dit niet het geval is, laat dan een <strong>Lancia</strong>-dealer de<br />

handrem afstellen.<br />

Als de handrem is aangetrokken en de contactsleutel in stand MAR<br />

staat, gaat op het instrumentenpaneel het waarschuwingslampje x<br />

branden.<br />

Handrem uitschakelen:<br />

❒ trek de hendel iets omhoog en druk op ontgrendelknop A;<br />

❒ houd knop A ingedrukt en laat de hendel zakken. Het lampje x<br />

op het instrumentenpaneel dooft.<br />

Om onverwachtse bewegingen van de auto te voorkomen, moet bij<br />

het bedienen van de handrem het rempedaal worden ingetrapt.


GEBRUIK VAN DE VERSNELLINGSBAK<br />

Om de versnellingen in te schakelen, moet u het koppelingspedaal<br />

geheel intrappen en vervolgens de versnellingspook in de gewenste<br />

stand plaatsen (het schakelschema staat op de knop van de pook).<br />

BELANGRIJK De achteruit kan alleen bij een stilstaande auto worden<br />

ingeschakeld. Wacht met een draaiende motor en een geheel<br />

ingetrapt koppelingspedaal minstens twee seconden voordat u de<br />

achteruit inschakelt. Hiermee wordt voorkomen dat de tandwielen<br />

beschadigen.<br />

Ga als volgt te werk om de achteruit (R) vanuit de vrijstand in te<br />

schakelen:<br />

Benzine-uitvoeringen<br />

❒ trek schuifring A onder de knop omhoog en plaats de pook naar<br />

rechts en vervolgens naar achteren.<br />

JTD-uitvoeringen<br />

❒ plaats de pook naar rechts en vervolgens naar achteren.<br />

ATTENTIE<br />

1 3 5<br />

2 4 R<br />

Om op de juiste wijze te schakelen, moet u het koppelingspedaal geheel intrappen.<br />

Daarom mag er niets onder het pedaal liggen dat dit kan verhinderen: Let erop dat de<br />

vloermatten niet zijn dubbelgevouwen en zo de slag van de pedalen kunnen beperken.<br />

L0C0032m<br />

Laat uw hand tijdens het rijden niet op de pookknop rusten omdat door de uitgeoefende druk, ook<br />

als deze licht is, de interne onderdelen van de versnellingsbak na verloop van tijd kunnen slijten.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

163


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

164<br />

BRANDSTOFBESPARING<br />

Hierna volgen enkele nuttige tips, waardoor het<br />

brandstofverbruik zo laag mogelijk blijft en de uitstoot<br />

van schadelijke uitlaatgassen zoveel mogelijk<br />

beperkt wordt.<br />

ALGEMENE OPMERKINGEN<br />

Onderhoud van de auto<br />

Zorg voor een goed onderhoud van de auto door de<br />

controles en registraties die in het<br />

“Onderhoudsschema” staan vermeld, te laten uitvoeren.<br />

Banden<br />

Controleer regelmatig, ten minste een keer per<br />

maand, de spanning van de banden: als de spanning<br />

te laag is, wordt de weerstand groter en neemt<br />

het verbruik toe.<br />

Overbodige bagage<br />

Rijd niet met een te zwaar beladen bagageruimte.<br />

Het gewicht van de auto (vooral in stadsverkeer) en<br />

de wieluitlijning hebben grote invloed op het<br />

brandstofverbruik en de stabiliteit.<br />

Imperiaal/skidrager<br />

Verwijder de imperiaal of skidrager als u deze niet<br />

meer gebruikt. Ze verminderen de aërodynamica<br />

van de auto, waardoor het brandstofverbruik toeneemt.<br />

Gebruik voor het vervoer van volumineuze<br />

voorwerpen bij voorkeur een aanhanger.<br />

Stroomverbruikers<br />

Gebruik de elektrische installaties alleen als u ze<br />

nodig hebt. De achterruitverwarming, de verstralers,<br />

de ruitenwissers en de aanjager van het ventilatie-/verwarmingssysteem<br />

vragen veel stroom,<br />

waardoor het brandstofverbruik toeneemt (tot aan<br />

25% in stadsverkeer).<br />

Airconditioning<br />

De airconditioning gebruikt zeer veel energie, waardoor<br />

de motor zwaar wordt belast en het brandstofverbruik<br />

sterk toeneemt (met gemiddeld 20%).<br />

Gebruik wanneer de buitentemperatuur het toelaat<br />

bij voorkeur de functies van het ventilatiesysteem.<br />

Aërodynamische accessoires<br />

Het gebruik van niet goedgekeurde aërodynamische<br />

accessoires kan de aërodynamica negatief beïnvloeden,<br />

waardoor het brandstofverbruik zal toenemen.


RIJSTIJL<br />

Het starten<br />

Laat de motor als de auto stilstaat, niet warmdraaien<br />

met stationair toerental en ook niet met een verhoogd<br />

toerental: onder deze omstandigheden warmt de<br />

motor veel langzamer op, terwijl het verbruik en de<br />

schadelijke uitlaatgasemissie toenemen. Het is beter<br />

om rustig weg te rijden en geen hoge toerentallen te<br />

gebruiken. Op deze manier warmt de motor sneller<br />

op.<br />

Overbodige handelingen<br />

Trap het gaspedaal niet in als u stilstaat voor een<br />

stoplicht of voordat u de motor afzet. Deze handeling<br />

heeft evenals het overschakelen met tussengas,<br />

geen enkel nut. Het kost brandstof en verhoogt de<br />

uitstoot van schadelijke uitlaatgassen.<br />

Keuze van de versnellingen<br />

Gebruik als het verkeer en de weg het toelaten de<br />

hoogste versnelling. Het inschakelen van een lage versnelling<br />

voor een snelle acceleratie verhoogt het<br />

brandstofverbruik.<br />

Op dezelfde wijze neemt bij het oneigenlijke gebruik<br />

van een hoge versnelling, het verbruik en de schadelijke<br />

uitlaatgasemissie toe. Bovendien slijt de motor hierdoor<br />

sneller.<br />

Maximum snelheid<br />

Het brandstofverbruik neemt aanzienlijk toe bij een<br />

hogere snelheid. Rijd daarom zoveel mogelijk met<br />

een gelijkmatige snelheid, vermijd overbodig remmen<br />

en optrekken. Dit kost brandstof en verhoogt<br />

de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen.<br />

Acceleratie<br />

Met vol gas optrekken kost veel brandstof en verhoogt<br />

de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen. Het<br />

is beter geleidelijk op te trekken en geen maximale<br />

toerentallen te gebruiken.<br />

GEBRUIKSOMSTANDIGHEDEN<br />

Koude start<br />

Bij korte ritten en regelmatig koud starten bereikt<br />

de motor niet de optimale bedrijfstemperatuur.<br />

Hierdoor neemt niet alleen het brandstofverbruik<br />

toe (van 15 tot aan 30% in stadsverkeer) maar ook<br />

de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen.<br />

Verkeerssituatie en conditie van het wegdek<br />

Op een drukke weg bijvoorbeeld bij filerijden,<br />

waarbij overwegend lage versnellingen worden<br />

gebruikt, of in de stad met veel verkeerslichten, zal<br />

het brandstofverbruik aanzienlijk hoger zijn.<br />

Bochtige trajecten, bergwegen en een slecht wegdek<br />

verhogen eveneens het brandstofverbruik<br />

Stilstaan in het verkeer<br />

Als u langere tijd stilstaat (bijv. spoorwegovergangen),<br />

is het raadzaam de motor uit te zetten.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

165


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

166<br />

TREKKEN VAN AANHANGERS<br />

BELANGRIJKE TIPS<br />

Voor het trekken van aanhangwagens of caravans<br />

moet de auto uitgerust zijn met een trekhaak van<br />

een goedgekeurd type en een adequate elektrische<br />

installatie. De montage van de trekhaak moet door<br />

gespecialiseerd personeel worden uitgevoerd. Ook<br />

moet documentatie worden overhandigd m.b.t. het<br />

rijden met een aanhanger.<br />

Monteer speciale en/of extra achteruitkijkspiegels,<br />

waarmee u voldoet aan de geldende verkeerswetgeving.<br />

Let er op dat het maximum klimvermogen van de<br />

auto door het gewicht van een aanhanger of caravan<br />

wordt beperkt. Ook de remweg wordt langer en<br />

u hebt langer de tijd nodig om in te halen.<br />

Schakel een lage versnelling in tijdens het afdalen<br />

om te voorkomen dat u constant moet remmen.<br />

ATTENTIE<br />

ATTENTIE<br />

Het gewicht van de aanhanger dat op de trekhaak<br />

rust, moet worden afgetrokken van het laadvermogen<br />

van de auto. Om er zeker van te zijn dat u het<br />

maximum toelaatbaar aanhangergewicht niet overschrijdt<br />

(aangegeven op de typegoedkeuring), moet<br />

u er rekening mee houden dat het maximum<br />

betrekking heeft op het totale gewicht van de aanhangwagen<br />

of caravan, inclusief accessoires en<br />

bagage.<br />

Houdt u aan de snelheidsbeperkingen die voor<br />

auto’s met aanhanger gelden. U mag in geen geval<br />

harder rijden dan 100 km/h.<br />

Het ABS waarmee de auto is uitgerust, werkt niet op het remsysteem van de aanhanger.<br />

Wees daarom extra voorzichtig op gladde wegen.<br />

Voer nooit modificaties aan het remsysteem van de auto uit. Het remsysteem van<br />

de aanhanger moet geheel onafhankelijk van het hydraulisch remsysteem van de<br />

auto worden bediend.


TREKHAAK MONTEREN<br />

De trekhaak moet door gespecialiseerd personeel<br />

aan de carrosserie worden bevestigd waarbij de<br />

richtlijnen die hierna zijn opgenomen, moeten worden<br />

aangehouden. Deze richtlijnen worden eventueel<br />

aangevuld door extra informatie van de fabrikant<br />

van de trekhaak.<br />

De te installeren trekhaak moet voldoen aan de<br />

huidige EU-normen 94/20 en daarop volgende wijzigingen.<br />

Voor iedere uitvoering moet een trekhaak worden<br />

gebruikt die geschikt is voor het maximale aanhangergewicht<br />

van de auto waarop de trekhaak<br />

wordt bevestigd.<br />

Voor de elektrische aansluiting moet een gestandaardiseerde<br />

stekker worden gebruikt die kan worden<br />

bevestigd op de daarvoor bestemde steun op de<br />

trekhaak. Bovendien moet op de auto een regeleenheid<br />

voor de buitenverlichting van de aanhanger<br />

worden geïnstalleerd.<br />

Voor de elektrische aansluiting moet een 7- of 13polige<br />

12VDC stekkerverbinding (CUNA/UNI- en<br />

ISO/DIN-normen) worden gebruikt, waarbij eventuele<br />

aanwijzingen van de fabrikant van de auto<br />

en/of van fabrikant van de trekhaak moeten worden<br />

opgevolgd.<br />

Eventueel elektrisch geregelde remmen of andere<br />

systemen (lier, enz) moeten rechtstreeks op de accu<br />

worden aangesloten met een kabel met een diameter<br />

van minimaal 2,5 mm2 .<br />

Naast de op het schema aangegeven aansluitingen, is<br />

slechts een aansluiting voor een eventuele elektrisch<br />

geregelde rem toegestaan en één voor een 15W gloeilamp<br />

voor de binnenverlichting van de caravan.<br />

Gebruik voor de aansluitingen de daarvoor bestemde<br />

module met een kabel met een diameter van<br />

minimaal 2,5 mm 2 vanaf de accu.<br />

BELANGRIJK De elektrisch geregelde rem, de lier<br />

of de lamp van de interieurverlichting kunnen<br />

alleen gebruikt worden als de motor is ingeschakeld.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

167


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

168<br />

ATTENTIE<br />

L0C0134m<br />

MONTAGESCHEMA<br />

De trekhaak moet op de punten aangegeven met Ø<br />

bevestigd worden met 4 M8-bouten, 2 M10-bouten<br />

en 2 M12-bouten.<br />

De trekhaak moet op de carrosserie gemonteerd worden<br />

zonder gaten in of vervormingen van de achterbumper<br />

die zichtbaar zijn bij gedemonteerde trekhaak.<br />

BELANGRIJK Het is verplicht om op dezelfde hoogte<br />

als de trekkogel een (goed zichtbaar) plaatje van<br />

voldoende afmetingen en kwaliteit aan te brengen<br />

met de volgende tekst:<br />

MAX. GEWICHT OP KOPPELING 60 kg<br />

Na de montage van de trekhaak moeten de boutgaten worden afgedicht om te voorkomen<br />

dat uitlaatgassen in het interieur kunnen dringen.


WINTERBANDEN<br />

Gebruik winterbanden die dezelfde maat hebben<br />

als de standaard geleverde banden.<br />

De <strong>Lancia</strong>-dealer kan u adviseren welke band het<br />

meest geschikt is voor het doel waarvoor u hem wilt<br />

gebruiken.<br />

Houdt u voor het te gebruiken type winterband, de<br />

bandenspanning en de technische specificaties exact<br />

aan de aanwijzingen die staan aangegeven in de<br />

paragraaf “Wielen” in het hoofdstuk “Technische<br />

gegevens”.<br />

De specifieke eigenschappen van winterbanden verminderen<br />

aanzienlijk als de profieldiepte minder is<br />

dan 4 mm. Vervang ze in dat geval.<br />

Door de specifieke eigenschappen van winterbanden<br />

zijn de prestaties onder niet-winterse omstandigheden<br />

of wanneer er lange afstanden op de snelweg<br />

worden gereden, minder dan die van de standaard<br />

gemonteerde banden. Beperk het gebruik van<br />

winterbanden tot die omstandigheden waarvoor ze<br />

zijn goedgekeurd.<br />

BELANGRIJK Als u winterbanden gebruikt waarvan<br />

de maximum toegestane snelheid lager is dan<br />

de topsnelheid van de auto (met een marge van<br />

5%), dan dient u in het interieur van de auto een<br />

voor de bestuurder duidelijk zichtbaar waarschuwingsplaatje<br />

te plaatsen met de maximum toegestane<br />

snelheid wanneer met die winterbanden wordt<br />

gereden (overeenkomstig de EU-normen).<br />

Monteer op alle vier de wielen dezelfde banden<br />

(zelfde merk en profieldiepte) voor meer veiligheid<br />

tijdens het rijden en remmen en voor een betere<br />

bestuurbaarheid.<br />

Keer de draairichting van de banden niet om<br />

Bij winterbanden met de indicatie “Q” geldt een maximum snelheid van 160<br />

ATTENTIE<br />

km/h; bij winterbanden met de indicatie “T” geldt een maximum snelheid van<br />

190 km/h; bij winterbanden met de indicatie “H” geldt een maximum snelheid van 210 km/h.<br />

Deze maximum snelheden zijn in overeenstemming met de huidige wetgeving.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

169


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

170<br />

SNEEUWKETTINGEN<br />

Het gebruik van sneeuwkettingen is afhankelijk van<br />

de voorschriften van het land waar wordt gereden.<br />

De sneeuwkettingen mogen alleen op de voorwielen<br />

gemonteerd worden (aangedreven wielen). Wij<br />

raden het gebruik aan van sneeuwkettingen uit het<br />

<strong>Lancia</strong> Lineaccessori-programma.<br />

Controleer na enkele meters rijden of de kettingen<br />

nog goed gespannen zijn.<br />

BELANGRIJK Het reservewiel is niet geschikt voor<br />

de montage van sneeuwkettingen. Als u een lekke<br />

voorband (aangedreven wiel) hebt en er moet met<br />

sneeuwkettingen worden gereden, dan moet u een<br />

wiel van de achteras afhalen en daarvoor in de<br />

plaats het reservewiel monteren. Zo hebt u op de<br />

vooras twee normale wielen waarop uw sneeuwkettingen<br />

kunt monteren.<br />

De banden waarop sneeuwkettingen gemonteerd kunnen worden en het type sneeuwketting staan<br />

aangegeven in de volgende tabel; houdt u strikt aan deze tabel.<br />

Uitvoering Banden geschikt<br />

voor sneeuwkettingen<br />

1.2 8V - 1.2 16V<br />

1.4 16V - 1.3 JTD<br />

1.2 8V - 1.2 16V<br />

1.4 16V - 1.3 JTD<br />

185/65 R14 86T<br />

195/55 R15 85H<br />

195/45 R16 80V<br />

Type sneeuwketting<br />

Sneeuwkettingen met normale afmetingen met maximale<br />

dikte boven het profiel van de band: 12 mm<br />

Sneeuwkettingen met normale afmetingen met maximale<br />

dikte boven het profiel van de band: 9 mm<br />

Beperk de snelheid als u sneeuwkettingen gebruikt; rijdt niet harder dan 50 km/h. Vermijd<br />

kuilen, stoepranden en andere obstakels en rijd, om de auto en het wegdek niet te beschadigen,<br />

geen lange stukken op sneeuwvrije wegen.


AUTO LANGERE<br />

TIJD STALLEN<br />

Tref de volgende maatregelen als de auto enkele<br />

maanden niet wordt gebruikt:<br />

❒ zet de auto in een overdekte, droge en goed<br />

geventileerde ruimte;<br />

❒ schakel een versnelling in;<br />

❒ zorg ervoor dat de niet handrem is aangetrokken;<br />

❒ maak de minkabel los van de accu en controleer<br />

de acculading; gedurende het stallen moet deze<br />

controle iedere drie maanden worden herhaald;<br />

laad de accu op als de optische meter een donkere<br />

kleur heeft zonder een groen middenstuk;<br />

❒ maak de gespoten plaatdelen schoon en behandel<br />

ze met een beschermende was;<br />

❒ reinig en conserveer de glimmende metalen<br />

delen met daarvoor geschikte middelen;<br />

❒ smeer de wisserrubbers van de ruitenwissers en<br />

achterruitwisser in met talkpoeder en laat ze los<br />

van de ruit staan;<br />

❒ zet de ruiten een klein stukje open;<br />

❒ dek de auto af met een stoffen of een ademende<br />

kunststof hoes; gebruik geen dichte plastic hoes,<br />

omdat het in en op de auto aanwezige vocht dan<br />

niet kan verdampen;<br />

❒ breng de bandenspanning 0,5 bar boven de normaal<br />

voorgeschreven spanning en controleer<br />

deze regelmatig;<br />

❒ als u de accukabels niet loskoppelt moet de<br />

lading iedere maand gecontroleerd worden; laad<br />

de accu op als de optische meter een donkere<br />

kleur heeft zonder groen middenstuk;<br />

❒ tap het koelsysteem van de motor niet af.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

171


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

172<br />

LAMPJES EN BERICHTEN<br />

ALGEMENE OPMERKINGEN .............................. 173<br />

TE LAAG REMVLOEISTOFNIVEAU ................... 174<br />

AANGETROKKEN HANDREM............................. 174<br />

STORING AIRBAG................................................<br />

UITGESCHAKELDE AIRBAG<br />

175<br />

PASSAGIERSZIJDE............................................... 176<br />

NIET OMGELEGDE VEILIGHEIDSGORDEL......<br />

ACCU WORDT NIET VOLDOENDE<br />

176<br />

OPGELADEN........................................................ 176<br />

TE LAGE MOTOROLIEDRUK ............................. 177<br />

STORING ELEKTRISCHE STUURBEKRACHTIGING<br />

“DUALDRIVE” ..................................................... 177<br />

TE HOGE KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR.... 178<br />

ESP ...................................................................... 179<br />

SNELHEIDSLIMIET OVERSCHREDEN .............. 180<br />

BRANDSTOFRESERVE ........................................ 180<br />

STORING IN INSPUITSYSTEEM ......................... 181<br />

NIET GOED GESLOTEN PORTIEREN ................<br />

STORING MOTORMANAGEMENTSYSTEEM<br />

181<br />

(EOBD) ................................................................. 182<br />

STORING VOORGLOEI-INSTALLATIE ............... 183<br />

VOORGLOEIBOUGIES......................................... 183<br />

WATER IN BRANDSTOFFILTER.......................... 183<br />

STORING ABS ...................................................... 184<br />

STORING IN ELEKTRONISCHE STARTBLOKKERING<br />

- LANCIA CODE ................................................... 185<br />

STORING DIEFSTALALARM ............................... 185<br />

INBRAAKPOGING ................................................ 185<br />

DEFECTE BUITENVERLICHTING...................... 186<br />

MISTACHTERLICHT............................................ 187<br />

MISTLAMPEN VOOR ........................................... 187<br />

RICHTINGAANWIJZER LINKS............................ 187<br />

RICHTINGAANWIJZER RECHTS ........................ 187<br />

BUITENVERLICHTING EN DIMLICHTEN ......... 188<br />

FOLLOW ME HOME ............................................ 188<br />

GROOTLICHT ...................................................... 188<br />

ELEKTRONISCHE SNELHEIDSREGELAAR ...... 188<br />

BRANDSTOFNOODSCHAKELAAR...................... 189<br />

ASR ...................................................................... 189<br />

STORING SENSOREN .......................................... 190<br />

MOGELIJKE IJSVORMING OP DE WEG.............. 191<br />

STORING ANTI-LETSELSENSOR RUITEN ........ 191


ALGEMENE OPMERKINGEN<br />

Naast de storingsmeldingen die op het display<br />

worden weergeven, het akoestisch signaal<br />

(instelbaar) dat u hoort en het branden van het<br />

betreffende lampje (indien aanwezig), verschijnen<br />

er specifieke waarschuwingsberichten (bijvoorbeeld:<br />

“Bezoek een werkplaats”, “Zie het<br />

instructieboekje”, enz.). Deze berichten zijn kort en<br />

uit voorzorg en hebben tot doel u er op attent te<br />

maken snel actie te ondernemen als er een storing in<br />

de werking van de auto wordt gevonden. Een<br />

dergelijke melding moet echter als een aanvulling<br />

worden gezien en niet als alternatief voor de<br />

informatie in dit “<strong>Instructie</strong>boekje”. Wij raden u<br />

daarom aan dit instructieboekje goed door te lezen.<br />

Houdt u bij een storing altijd aan de aanwijzingen<br />

die in dit hoofdstuk beschreven worden.<br />

BELANGRIJK De storingsmeldingen die op het<br />

multifunctionele display verschijnen, zijn<br />

onderverdeeld in twee categorieën: zeer ernstige<br />

storingen en ernstige storingen.<br />

Bij zeer ernstige storingen worden gedurende enkele<br />

seconden afwisselend de storingsmelding en het<br />

waarschuwingsbericht weergegeven. Deze<br />

“signaleringscyclus” wordt een onbepaalde tijd<br />

herhaald, waarbij de weergave die daarvoor op het<br />

display werd aangegeven, onderbroken wordt.<br />

Iedere keer als u de contactsleutel in stand MAR zet,<br />

wordt de “cyclus” opnieuw weergegeven, totdat de<br />

oorzaak van de storing is verholpen.<br />

Als de storing verdwijnt, blijven het bericht en het<br />

lampje op het instrumentenpaneel nog twee<br />

seconden actief: als de storing is verholpen dooft het<br />

lampje en verdwijnt het bericht van het display.<br />

Het is bovendien mogelijk de “cyclus” te<br />

onderbreken door de toets Q in te drukken: in dat<br />

geval verschijnt het scherm van voor de<br />

storingsmelding en blijft het lampje op het<br />

instrumentenpaneel branden, totdat de oorzaak van<br />

de storing verholpen is.<br />

Bij ernstige storingen worden gedurende enkele<br />

seconden afwisselend de storingsmelding en het<br />

waarschuwingsbericht weergegeven. Deze<br />

“signaleringscyclus” wordt ongeveer 20 seconden<br />

herhaald en verdwijnt daarna. Iedere keer als u de<br />

contactsleutel in stand MAR zet, wordt de “cyclus”<br />

opnieuw weergegeven.<br />

Als de storing verdwijnt tijdens deze 20 seconden,<br />

dan blijven het bericht en het lampje op het<br />

instrumentenpaneel nog twee seconden actief: als de<br />

storing is verholpen dooft het lampje en verdwijnt<br />

het bericht van het display.<br />

Als de “signaleringscyclus” ten einde is (na<br />

ongeveer 20 seconden) of als de toets Q wordt<br />

ingedrukt, verschijnt het scherm van voor de<br />

storingsmelding en blijft het lampje op het<br />

instrumentenpaneel branden, totdat de oorzaak van<br />

de storing verholpen is.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

173


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

174<br />

Lampje o.h.<br />

instrumenten<br />

paneel<br />

x<br />

x<br />

Weergave<br />

op het multifunctionele display<br />

ATTENTIE<br />

TE LAAG REMVLOEISTOFNIVEAU (rood)<br />

Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje op het<br />

instrumentenpaneel branden. Na enkele seconden moet het lampje<br />

doven.<br />

Het lampje gaat branden (op het display verschijnt ook een bericht)<br />

als het remvloeistofniveau in het reservoir onder het minimum<br />

niveau is gedaald, bijvoorbeeld door lekkage in het remsysteem.<br />

AANGETROKKEN HANDREM (rood)<br />

Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje op het<br />

instrumentenpaneel branden. Na enkele seconden moet het lampje<br />

doven. Het lampje gaat branden als de handrem wordt<br />

aangetrokken.<br />

BELANGRIJK Als het lampje x tijdens het rijden gaat branden,<br />

controleer dan of de handrem losgezet is. Als de handrem is<br />

ingeschakeld en u rijdt harder dan 4 km/h, dan zal er ook een<br />

akoestisch signaal klinken.<br />

Als het lampje x tijdens het rijden gaat branden (op het display verschijnt ook een<br />

bericht), stop dan onmiddellijk en wendt u tot de <strong>Lancia</strong>-dealer.


STORING AIRBAG (rood)<br />

Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje op het<br />

instrumentenpaneel branden. Na 4 seconden moet het lampje doven.<br />

Als het lampje constant gaat branden (op het display verschijnt ook<br />

een bericht), dan is er een storing in de werking van de airbag.<br />

ATTENTIE<br />

ATTENTIE<br />

Weergave op het<br />

multifunctionele display<br />

Lampje o.h.<br />

instrumenten<br />

paneel<br />

¬<br />

Als het lampje ¬ niet gaat branden of blijft branden, met de contactsleutel in<br />

stand MAR, of tijdens het rijden gaat branden (op het display verschijnt ook een<br />

bericht), zet dan onmiddellijk de motor uit en wendt u tot de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />

Een defect lampje ¬ (lampje gedoofd) wordt ook weergegeven doordat het lampje<br />

voor de uitgeschakelde passagiersairbag F langer dan de normale 4 seconden<br />

knippert.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

175


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

176<br />

Lampje o.h.<br />

Weergave<br />

instrumenten<br />

paneel op het multifunctionele display<br />

F<br />

<<br />

w<br />

ATTENTIE<br />

AIRBAG PASSAGIERSZIJDE UITGESCHAKELD (geel)<br />

Het lampje F op het instrumentenpaneel gaat branden als de airbag voor<br />

aan passagierszijde wordt uitgeschakeld. Als u bij ingeschakelde airbag<br />

voor aan passagierszijde de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het<br />

lampje F op het instrumentenpaneel ongeveer 4 seconden branden en<br />

vervolgens 4 seconden knipperen. Hierna moet het lampje doven.<br />

NIET OMGELEGDE VEILIGHEIDSGORDEL (rood)<br />

Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje op het<br />

instrumentenpaneel continu branden als de veiligheidsgordel aan<br />

bestuurderszijde niet is omgelegd.<br />

ACCU WORDT NIET VOLDOENDE OPGELADEN (rood)<br />

Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje op het<br />

instrumentenpaneel branden. Direct na het starten van de motor<br />

moet het lampje doven (als de motor draait met stationair toerental,<br />

dan kan dit iets langer duren).<br />

Als het lampje blijft branden, wendt u dan onmiddellijk tot de<br />

<strong>Lancia</strong>-dealer.<br />

Het lampje F geeft bovendien eventuele storingen van het lampje ¬ aan. Dit<br />

wordt aangegeven door het langer knipperen van lampje F dan de normale 4<br />

seconden.<br />

Zet in dat geval onmiddellijk de motor uit en wendt u tot de <strong>Lancia</strong>-dealer.


TE LAGE MOTOROLIEDRUK (rood)<br />

Als u de contactsleutel in stand MAR draait, dan gaat het lampje op het<br />

instrumentenpaneel branden. Direct na het starten van de motor moet het<br />

lampje doven.<br />

STORING IN ELEKTRISCHE STUURBEKRACHTIGING<br />

“DUALDRIVE” (rood)<br />

Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje op het<br />

instrumentenpaneel (indien aanwezig) branden. Na enkele seconden moet<br />

het lampje doven. Als het lampje blijft branden (op het display verschijnt<br />

ook een bericht), dan werkt de elektrische stuurbekrachtiging niet en moet<br />

het stuur met meer kracht worden bediend. Wendt u tot de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />

INSCHAKELEN ELEKTRISCHE STUURBEKRACHTIGING<br />

“DUALDRIVE”<br />

Op het instrumentenpaneel gaat het opschrift CITY branden als de<br />

elektrische stuurbekrachtiging “Dualdrive” wordt ingeschakeld. Als de<br />

stuurbekrachtiging wordt uitgeschakeld, verdwijnt het opschrift.<br />

Weergave op het<br />

multifunctionele display<br />

Lampje o.h.<br />

instrumenten<br />

paneel<br />

v<br />

g<br />

CITY<br />

Als het lampje v tijdens het rijden gaat branden (op het display verschijnt ook een bericht), zet<br />

dan onmiddellijk de motor uit en wendt u tot de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

177


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

178<br />

Lampje o.h.<br />

Weergave<br />

instrumenten<br />

paneel op het multifunctionele display<br />

u<br />

TE HOGE KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR (rood)<br />

Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje op het<br />

instrumentenpaneel branden. Na enkele seconden moet het lampje<br />

doven.<br />

Het lampje gaat branden (op het display verschijnt ook een bericht)<br />

als de motor te warm is. Als het lampje gaat branden moeten de<br />

volgende maatregelen worden genomen:<br />

❒ Bij normale rij-omstandigheden: stop de auto, zet de motor uit en<br />

controleer of het niveau van de koelvloeistof in het reservoir niet<br />

onder het MIN-merkteken staat. Is dit wel het geval, wacht dan<br />

enkele minuten zodat de motor kan afkoelen, open vervolgens<br />

langzaam en voorzichtig de dop, vul koelvloeistof bij en controleer<br />

of de koelvloeistof tussen het MIN- en MAX-merkteken staat.<br />

Controleer ook of er geen vloeistof weglekt. Als bij het starten van<br />

de motor het lampje opnieuw gaat branden, wendt u dan tot de<br />

<strong>Lancia</strong>-dealer .<br />

vervolg op volgende<br />

pagina


❒ Als de auto onder zware bedrijfsomstandigheden wordt gebruikt<br />

(bijvoorbeeld het trekken van een aanhanger bergopwaarts of met<br />

volbeladen auto): verlaag de snelheid en breng, als het lampje blijft<br />

branden, de auto tot stilstand. Wacht 2 tot 3 minuten met draaiende<br />

motor en geef iets gas voor een snellere circulatie van de koelvloeistof.<br />

Zet vervolgens de motor uit. Controleer het vloeistofniveau zoals<br />

hiervoor beschreven.<br />

BELANGRIJK Bij zware bedrijfsomstandigheden is het raadzaam de<br />

motor enkele minuten te laten draaien met iets ingetrapt gaspedaal<br />

voordat u de motor uitzet.<br />

ESP (ELECTRONIC STABILITY PROGRAM)<br />

(indien aanwezig) (geel)<br />

Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje op het<br />

instrumentenpaneel branden. Na enkele seconden moet het lampje<br />

doven.<br />

Als het lampje niet dooft of tijdens het rijden blijft branden (op het<br />

display verschijnt ook een bericht), wendt u dan tot de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />

Als het lampje knippert tijdens het rijden, dan geeft dit aan dat het<br />

ESP in werking is getreden.<br />

Weergave op het<br />

multifunctionele display<br />

Lampje o.h.<br />

instrumenten<br />

paneel<br />

u<br />

á<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

179


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

180<br />

Lampje o.h.<br />

Weergave<br />

instrumenten<br />

paneel op het multifunctionele display<br />

è<br />

K<br />

SNELHEIDSLIMIET OVERSCHREDEN (geel)<br />

Het lampje (indien aanwezig) op het instrumentenpaneel gaat<br />

branden (op het display verschijnt ook een bericht) als de ingestelde<br />

snelheidslimiet wordt overschreden (zie “Multifunctioneel display” in<br />

het hoofdstuk “Dashboard en bediening”).<br />

RESERVEBRANDSTOF (geel)<br />

Het lampje gaat branden (op het display verschijnt ook een bericht)<br />

als er nog ongeveer 5/7 liter brandstof in de tank aanwezig is.


STORING IN INSPUITSYSTEEM (alleen JTD-uitvoeringen)<br />

(geel)<br />

Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje branden.<br />

Na enkele seconden moet het lampje doven.<br />

Als het lampje blijft branden of tijdens het rijden gaat branden (op<br />

het display verschijnt ook een bericht), dan duidt dit op een storing<br />

in het motormanagementsysteem. Dit kan tot gevolg hebben dat de<br />

prestaties verminderen, de auto slechter gaat rijden en het<br />

brandstofverbruik toeneemt.<br />

U kunt onder deze omstandigheden doorrijden zonder te veel van de<br />

motor te eisen of met hoge snelheid te rijden. Wendt u zo snel<br />

mogelijk tot de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />

NIET GOED GESLOTEN PORTIEREN (rood)<br />

Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden (op het display<br />

verschijnt ook een bericht) als een of meer portieren, de achterklep of<br />

de motorkap niet goed gesloten zijn.<br />

Op het multifunctionele display geven de symbolen ¯/˙ aan dat het<br />

linker of rechter portier niet goed gesloten is.<br />

Weergave op het<br />

multifunctionele display<br />

Lampje o.h.<br />

instrumenten<br />

paneel<br />

U<br />

´<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

181


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

182<br />

Lampje o.h.<br />

Weergave<br />

instrumenten<br />

paneel op het multifunctionele display<br />

U<br />

U<br />

STORING IN MOTORMANAGEMENTSYSTEEM EOBD (benzineuitvoeringen)<br />

(geel)<br />

Als u onder normale omstandigheden de contactsleutel in stand MAR<br />

draait, gaat het lampje branden. Na het starten van de motor moet het<br />

lampje doven. Het lampje gaat eerst branden om de juiste werking ervan<br />

aan te geven.<br />

Als het lampje blijft branden of tijdens het rijden gaat branden (op het<br />

display verschijnt ook een bericht):<br />

❒ constant branden - duidt op een defect in het inspuit-/ontstekingssysteem;<br />

dit kan tot gevolg hebben dat de prestaties verminderen, de<br />

auto slechter gaat rijden en het brandstofverbruik toeneemt.<br />

U kunt onder deze omstandigheden doorrijden zonder te veel van de<br />

motor te eisen of met hoge snelheid te rijden. Als u te lang doorrijdt met<br />

een brandend waarschuwingslampje kan dat schade veroorzaken. Wendt<br />

u zo snel mogelijk tot de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />

Het lampje dooft als de storing verdwijnt. De storing wordt door het<br />

systeem in het geheugen opgeslagen.<br />

❒ knipperend lampje - duidt op een mogelijke beschadiging van de<br />

katalysator (zie EOBD-systeem” in het hoofdstuk “Dashboard en<br />

bediening”)<br />

Als het lampje knippert, moet het gaspedaal worden losgelaten zodat de<br />

motor met lage toerentallen draait en het lampje niet meer knippert; u<br />

kunt met matige snelheid doorrijden waarbij rij-omstandigheden moeten<br />

worden vermeden die kunnen leiden tot het opnieuw gaan knipperen van<br />

het lampje. Wendt u zo snel mogelijk tot de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />

Als u de contactsleutel in stand MAR draait en het lampje U gaat niet branden of het gaat branden of<br />

knipperen tijdens het rijden, wendt u dan zo snel mogelijk tot de <strong>Lancia</strong>-dealer. De werking van het<br />

lampje U kan worden gecontroleerd met behulp van speciale apparatuur van de verkeerspolitie. Houdt<br />

u aan de wetgeving van het land waarin u rijdt.


STORING VOORGLOEI-INSTALLATIE (alleen JTDuitvoeringen)<br />

(geel)<br />

Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden (op het display<br />

verschijnt ook een bericht) als er een storing is in de voorgloeiinstallatie.<br />

Wendt u zo snel mogelijk tot de <strong>Lancia</strong>-dealer om de<br />

storing te laten verhelpen.<br />

VOORGLOEI-INSTALLATIE<br />

(alleen JTD-uitvoeringen) (geel)<br />

Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje op het<br />

instrumentenpaneel branden. Het lampje dooft als de voorgloeibougies de<br />

vooraf ingestelde temperatuur hebben bereikt. Start de motor zodra het<br />

lampje gedoofd is.<br />

BELANGRIJK Bij een hoge buitentemperatuur kan het lampje zeer<br />

kort branden.<br />

WATER IN BRANDSTOFFILTER AANWEZIG (alleen JTDuitvoeringen)<br />

(geel)<br />

Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden (op het display<br />

verschijnt ook een bericht) als er water in het brandstoffilter<br />

aanwezig is.<br />

Weergave op het<br />

multifunctionele display<br />

Lampje o.h.<br />

instrumenten<br />

paneel<br />

m<br />

m<br />

c<br />

Water in het brandstofsysteem kan het inspuitsysteem ernstig beschadigen en de motor<br />

onregelmatig doen laten draaien. Als het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden (op enkele<br />

uitvoeringen verschijnt op het display ook een bericht), wendt u dan onmiddellijk tot de <strong>Lancia</strong>dealer<br />

om het systeem te laten aftappen. Als dit gebeurt onmiddellijk na het tanken, dan is het<br />

mogelijk dat er al water in het reservoir zit: zet in dat geval de motor onmiddellijk uit en wendt u<br />

tot de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

183


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

184<br />

Lampje o.h.<br />

Weergave<br />

instrumenten<br />

paneel op het multifunctionele display<br />

><br />

x<br />

+<br />

><br />

STORING ABS (geel)<br />

Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje op het<br />

instrumentenpaneel branden. Na enkele seconden moet het lampje<br />

doven.<br />

Het lampje gaat branden (op het display verschijnt ook een bericht)<br />

als het systeem defect is. In dat geval blijft het remsysteem normaal<br />

werken, maar zonder de mogelijkheden van het ABS. In deze situatie<br />

is het raadzaam om onder omstandigheden met weinig grip<br />

voorzichtig te rijden. Wendt u zo snel mogelijk tot de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />

Storing in EBD<br />

Als bij draaiende motor de lampjes op het instrumentenpaneel x en<br />

> gelijktijdig gaan branden (op het display verschijnt ook een<br />

bericht), dan is er een storing in het EBD-systeem en kunnen bij hard<br />

remmen de achterwielen vroegtijdig blokkeren waardoor de auto kan<br />

gaan slippen. Rijd zeer voorzichtig naar de dichtstbijzijnde <strong>Lancia</strong>dealer<br />

om het systeem te laten controleren.


STORING IN ELEKTRONISCHE STARTBLOKKERING -<br />

LANCIA CODE (geel)<br />

Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje op het<br />

instrumentenpaneel (indien aanwezig) één seconde knipperen waarna<br />

het dooft. Als het lampje, met de contactsleutel in stand MAR, blijft<br />

branden, dan duidt dit op een mogelijke storing (zie “<strong>Lancia</strong> Code” in<br />

het hoofdstuk “Dashboard en bediening”).<br />

BELANGRIJK Als de lampjes U en Y tegelijk branden, dan is er<br />

een storing in de <strong>Lancia</strong> CODE.<br />

Als bij een draaiende motor het lampje Y knippert, dan wordt de auto<br />

niet beveiligd door het systeem (zie “<strong>Lancia</strong> Code” in het hoofdstuk<br />

“Dashboard en bediening”). Wendt u tot de <strong>Lancia</strong>-dealer om alle<br />

sleutels in het geheugen te laten opslaan.<br />

ACTIERADIUS BEPERKT<br />

De berichten verschijnen op het display als de actieradius van de auto<br />

minder dan 50 km is of als er minder dan 4 liter brandstof aanwezig is.<br />

Weergave op het<br />

multifunctionele display<br />

Lampje o.h.<br />

instrumenten<br />

paneel<br />

Y<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

185


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

186<br />

Lampje o.h.<br />

instrumenten<br />

paneel<br />

è<br />

Weergave op het<br />

multifunctionele display<br />

(*) O posteriore<br />

(*)<br />

Weergave op het<br />

multifunctionele display<br />

(*) Of achter<br />

(*)<br />

STORING BUITENVERLICHTING<br />

(geel)<br />

Het bericht wordt op het display<br />

weergegeven als er een storing is in een<br />

van de volgende systemen:<br />

buitenverlichting, remlichten of<br />

bijbehorende zekering, mistachterlicht,<br />

richtingaanwijzers,<br />

kentekenplaatverlichting.<br />

De oorzaak van de storing kan zijn:<br />

doorbranden van een of meer lampen,<br />

doorbranden van de bijbehorende<br />

zekering of een onderbreking in de<br />

elektrische verbinding.<br />

Op het multifunctionele display geven de<br />

symbolen ¯/˙ een storing in de<br />

verlichting links of rechts aan.


MISTACHTERLICHT (geel)<br />

Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden als het<br />

mistachterlicht wordt ingeschakeld.<br />

MISTLAMPEN VOOR (groen)<br />

Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden als de<br />

mistlampen voor worden ingeschakeld.<br />

RICHTINGAANWIJZER LINKS (groen) (knipperend)<br />

Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden als de<br />

richtingaanwijzerhendel omlaag wordt gezet of, tegelijkertijd met het<br />

lampje van de rechter richtingaanwijzer, als de drukknop voor de<br />

waarschuwingsknipperlichten wordt ingedrukt.<br />

RICHTINGAANWIJZER RECHTS (groen) (knipperend)<br />

Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden als de<br />

richtingaanwijzerhendel omhoog wordt gezet of, tegelijkertijd met het<br />

lampje van de linker richtingaanwijzers, als de drukknop voor de<br />

waarschuwingsknipperlichten wordt ingedrukt.<br />

Weergave op het<br />

multifunctionele display<br />

Lampje o.h.<br />

instrumenten<br />

paneel<br />

4<br />

5<br />

R<br />

E<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

187


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

188<br />

Lampje o.h.<br />

Weergave<br />

instrumenten<br />

paneel op het multifunctionele display<br />

3<br />

3<br />

1<br />

Ü<br />

BUITENVERLICHTING EN DIMLICHTEN<br />

(groen)<br />

Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden als de<br />

buitenverlichting, de parkeerverlichting of de dimlichten worden<br />

ingeschakeld.<br />

FOLLOW ME HOME<br />

Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden (op het display<br />

verschijnt ook een bericht) als de functie “Follow me home” wordt<br />

ingeschakeld (zie het hoofdstuk “Dashboard en bediening”).<br />

GROOTLICHT (blauw)<br />

Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden als het grootlicht<br />

wordt ingeschakeld.<br />

SNELHEIDSREGELAAR (CRUISE-CONTROL) (indien aanwezig)<br />

(groen)<br />

Het lampje op het instrumentenpaneel (indien aanwezig) brandt (op<br />

het display verschijnt ook een bericht) als de draaiknop van de<br />

cruise-control in stand ON staat. In deze stand werkt het systeem.


BRANDSTOFNOODSCHAKELAAR<br />

Het lampje op het instrumentenpaneel (indien aanwezig) gaat<br />

branden (op het display verschijnt ook een bericht) als de<br />

brandstofnoodschakelaar is ingeschakeld.<br />

ASR - TRACTIEREGELING (geel)<br />

Het lampje op de ASR-schakelaar gaat branden als het systeem is<br />

uitgeschakeld.<br />

De berichten op het display verschijnen als handmatig de ASRfunctie<br />

wordt in-/uitgeschakeld<br />

(zie “ASR-systeem” in het hoofdstuk “Dashboard en bediening”).<br />

Weergave op het<br />

multifunctionele display<br />

Lampje o.h.<br />

instrumenten<br />

paneel<br />

è<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

189


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

190<br />

Lampje o.h.<br />

instrumenten<br />

paneel<br />

è<br />

Weergave op het<br />

multifunctionele display<br />

STORING SENSOREN<br />

Het lampje (indien aanwezig) op het instrumentenpaneel gaat<br />

branden (op het display verschijnt ook een bericht) als er een storing<br />

is in een van de genoemde sensoren. Wendt u zo snel mogelijk tot de<br />

<strong>Lancia</strong>-dealer om de storing te laten verhelpen.


MOGELIJKE IJSVORMING OP DE WEG<br />

Het symbool ❄ wordt op het display weergegeven als de buitentemperatuur<br />

gelijk is aan of lager wordt dan 3°C. Hierdoor wordt de<br />

bestuurder gewaarschuwd voor mogelijke ijsvorming op de weg.<br />

STORING ANTI-LETSELSENSOR RUITEN<br />

(indien aanwezig)<br />

Het lampje (indien aanwezig) gaat branden (op het display verschijnt<br />

ook een bericht) als er een storing is in de anti-letselsensor van de<br />

ruiten.<br />

Wendt u zo snel mogelijk tot de <strong>Lancia</strong>-dealer om de storing te laten<br />

verhelpen.<br />

STORINGSMELDING<br />

Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden als er een storing<br />

is.<br />

Weergave op het<br />

multifunctionele display<br />

Lampje o.h.<br />

instrumenten<br />

paneel<br />

è<br />

è<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

191


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

192<br />

NOODGEVALLEN<br />

MOTOR STARTEN .............................................. 193<br />

FIX & GO (SNELLE BANDENREPARATIESET) 196<br />

WIEL VERWISSELEN ......................................... 201<br />

GLOEILAMP VERVANGEN ................................ 207<br />

GLOEILAMP BUITENVERLICHTING<br />

VERVANGEN ....................................................... 210<br />

GLOEILAMP INTERIEURVERLICHTING VERVAN-<br />

GEN ..................................................................... 216<br />

ZEKERINGEN VERVANGEN .............................. 218<br />

ACCU OPLADEN ................................................. 223<br />

OPKRIKKEN VAN DE AUTO .............................. 224<br />

SLEPEN VAN DE AUTO ..................................... 224


MOTOR STARTEN<br />

NOODSTART<br />

Als de <strong>Lancia</strong>-code er niet in slaagt de startblokkering<br />

op te heffen, dan blijven de lampjes Y en U<br />

op het instrumentenpaneel branden en slaat de<br />

motor niet aan.<br />

Voor het starten van de motor is het nodig een<br />

noodstart uit te voeren.<br />

Wij raden u aan eerst de instructies goed te lezen<br />

voordat u de motor op deze wijze start. Als er tijdens<br />

deze noodstartprocedure een vergissing wordt<br />

gemaakt, moet de contactsleutel in stand STOP<br />

worden gedraaid en de gehele procedure vanaf het<br />

begin worden herhaald.<br />

Ga als volgt te werk:<br />

❒ Lees de 5-cijferige elektronische code die op de<br />

CODE-card vermeld staat.<br />

❒ Draai de contactsleutel in stand MAR.<br />

❒ Trap het gaspedaal geheel in en houd het ingetrapt.<br />

Het lampje U gaat ongeveer 8 seconden<br />

branden en moet daarna doven.<br />

❒ Laat het gaspedaal los en tel het aantal keren<br />

dat lampje U knippert.<br />

❒ Als het lampje evenveel keer heeft geknipperd<br />

als het eerste cijfer van de code op uw CODEcard,<br />

moet u het gaspedaal intrappen en ingetrapt<br />

houden totdat het lampje U 4 seconden<br />

heeft gebrand. Zodra het lampje is gedoofd,<br />

moet u het gaspedaal loslaten.<br />

❒ Het lampje U gaat weer knipperen: als het<br />

lampje evenveel keer heeft geknipperd als het<br />

tweede cijfer van de code op uw CODE-card,<br />

moet u het gaspedaal intrappen en ingetrapt<br />

houden.<br />

❒ Herhaal deze procedure voor de overige cijfers<br />

van de code op uw CODE-card.<br />

❒ Houd bij het laatste cijfer het gaspedaal ingetrapt;<br />

het lampje U gaat 4 seconden branden; zodra<br />

het lampje is gedoofd, moet u het gaspedaal loslaten.<br />

❒ Als het lampje U ongeveer 4 seconden snel gaat<br />

knipperen, is de procedure op de juiste wijze uitgevoerd.<br />

❒ Start de motor door de contactsleutel van stand<br />

MAR in stand AVV te draaien.<br />

Als het lampje U blijft branden, draai dan de contactsleutel<br />

in stand STOP en herhaal de procedure<br />

vanaf het eerste punt.<br />

BELANGRIJK Bij elke volgende startpoging van de<br />

motor moet deze noodstartprocedure worden herhaald.<br />

Wij raden u daarom aan om na het uitvoeren<br />

van een noodstart een <strong>Lancia</strong>-dealer te raadplegen.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

193


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

194<br />

L0C0100m<br />

STARTEN MET EEN HULPACCU<br />

Als de accu leeg is, kan de motor worden gestart met een hulpaccu,<br />

die ten minste dezelfde capaciteit moet hebben als de lege accu.<br />

Ga voor het starten als volgt te werk:<br />

❒ Verbind de pluspolen (+ teken nabij de pool) van de beide<br />

accu’s met een startkabel.<br />

❒ Sluit een tweede startkabel aan op de minpool (–) van de<br />

hulpaccu en op de massakabel E op de motor of de versnellingsbak<br />

van de auto die gestart moet worden.<br />

❒ Start de motor.<br />

❒ Neem als de motor draait, de kabels in de omgekeerde volgorde<br />

los.<br />

Als de motor na enkele pogingen niet aanslaat, blijf dan niet proberen<br />

maar wendt u tot een <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />

BELANGRIJK Verbind de minklemmen van de twee accu’s niet direct<br />

met elkaar: eventuele vonken kunnen het explosieve gas ontsteken dat<br />

uit de accu kan ontsnappen. Als de hulpaccu is geïnstalleerd aan boord<br />

van een andere auto, mogen tussen deze auto en de auto met de lege<br />

accu niet per ongeluk metalen delen met elkaar in verbinding staan.<br />

Gebruik voor een noodstart beslist nooit een acculader. Hierdoor kunnen de elektronische systemen<br />

en de regeleenheden die de inspuiting en ontsteking regelen, beschadigd worden.<br />

Laat deze procedure door gespecialiseerd personeel uitvoeren. Onjuiste hande-<br />

ATTENTIE<br />

lingen kunnen leiden tot vonken en ernstige beschadiging van de accu. De vloeistof<br />

in de accu is giftig en corrosief. Vermijd het contact met de huid of de ogen.<br />

Kom ook niet dicht bij een accu met open vuur of een brandende sigaret en veroorzaak geen vonken.


ROLLEND STARTEN<br />

Probeer auto’s nooit te starten door ze aan te<br />

duwen, te slepen of van een helling te laten rijden.<br />

Op die wijze kan er onverbrande brandstof in de<br />

katalysator terechtkomen, waardoor deze onherstelbaar<br />

zal beschadigen.<br />

BELANGRIJK Houd er rekening mee dat de remen<br />

stuurbekrachtiging niet werken zolang de motor<br />

niet is aangeslagen, waardoor meer kracht nodig is<br />

voor de bediening van het rempedaal en het stuur.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

195


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

196<br />

L0C0105m<br />

L0C0106m<br />

FIX & GO<br />

(SNELLE BANDENREPARATIESET)<br />

De auto is uitgerust met de snelle bandenreparatieset “Fix & Go”, als<br />

vervanging van het gebruikelijke gereedschap en het reservewiel.<br />

De reparatieset is in een daarvoor bestemde houder in de bagageruimte<br />

geplaatst en bevat:<br />

❒ Gereedschap A voor het verwijderen van het ventiel.<br />

❒ Een compressor B met manometer en verbindingsstukken.<br />

❒ Een spuitbus C met afdichtvloeistof, een vulbuis en een sticker<br />

met het opschrift “MAX 80 km/h”, die na het repareren<br />

van het wiel op een voor de bestuurder goed zichtbare plaats<br />

moet worden aangebracht (op het dashboard).<br />

❒ Een “tuitje” D waaraan de vulbuis kan worden bevestigd.<br />

BELANGRIJK Als u een lekke band krijgt, kan de band gerepareerd<br />

worden als de diameter van het lek niet groter is dan 4 mm.<br />

In de afbeelding wordt weergegeven:<br />

A: gebied van de band dat gerepareerd kan worden<br />

(gaten of beschadigingen met een diameter van max. 4 mm);<br />

B: gebied dat NIET gerepareerd kan worden.<br />

BELANGRIJK Het is niet mogelijk lekken in de zijkanten van de<br />

band te repareren. Bovendien is het permanent dichtkitten van lekken<br />

op het loopvlak op minder dan 25 mm van de zijkant van de<br />

band niet gegarandeerd. Daarom moeten vooral de zijkanten van de<br />

banden goed gecontroleerd worden.


BELANGRIJK Gebruik de reparatieset niet als de<br />

band beschadigd is geraakt door het rijden met lege<br />

banden.<br />

Het is noodzakelijk te weten dat:<br />

De afdichtvloeistof van Fix & Go bij buitentemperaturen<br />

tussen -30ºC en +80 ºC werkt en niet<br />

geschikt is voor een permanente reparatie.<br />

De vloeistof in de band makkelijk met water kan<br />

worden verwijderd.<br />

De afdichtvloeistof geen houdbaarheidsdatum<br />

heeft.<br />

Bij schade aan de velg (zodanige vervorming dat er lucht wegloopt) of aan de<br />

ATTENTIE band, buiten de gebieden die hiervoor zijn aangegeven, kan de band niet gerepareerd<br />

worden. Verwijder de eventueel in de band binnengedrongen voorwerpen (schroeven of spijkers)<br />

niet.<br />

De spuitbus bevat propyleenglycol; deze substantie kan schadelijk zijn en een<br />

ATTENTIE<br />

prikkelend/brandend gevoel geven. Vermijd inslikken en contact met huid, ogen<br />

en kleding; spoel bij contact onmiddellijk overvloedig met water. Raadpleeg een arts bij allergische<br />

reacties. Bewaar de spuitbus in de daarvoor bestemde ruimte, ver verwijderd van warmtebronnen<br />

en buiten het bereik van kinderen.<br />

ATTENTIE<br />

De compressor mag niet langer dan 20 minuten worden ingeschakeld. Gevaar<br />

voor oververhitting!<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

197


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

198<br />

L0C0107m<br />

L0C0108m<br />

L0C0109m<br />

OPPOMPEN VAN DE BAND<br />

Ga als volgt te werk:<br />

❒ Plaats het te repareren wiel met het ventiel A in de aangegeven<br />

stand; trek vervolgens de handrem aan.<br />

❒ Draai de vulbuis B vast op het tuitje en draai het tuitje vervolgens<br />

op de spuitbus C.<br />

❒ Draai de ventieldop van de band los en verwijder het interne<br />

onderdeel van het ventiel met behulp van het gereedschap D;<br />

plaats het niet op zand of een vuile ondergrond.


❒ Steek de vulbuis B op het ventiel van de band, houd de spuitbus<br />

C met de vulbuis naar beneden gekeerd en druk vervolgens op de<br />

spuitbus zodat de afdichtvloeistof in de band komt.<br />

❒ Draai het interne onderdeel van het ventiel weer vast met behulp<br />

van het gereedschap D.<br />

❒ Als u er niet in slaagt de voorgeschreven bandenspanning te bereiken,<br />

verplaats dan de auto ongeveer 10 meter naar voren of naar<br />

achteren, zodat de afdichtvloeistof in de band verdeeld wordt;<br />

pomp de band vervolgens weer op.<br />

❒ Sluit vervolgens met het hendeltje E de slang van de compressor F<br />

op het ventiel van de band aan.<br />

❒ Start de motor, sluit de stekker G aan op de 12V-stekkerdoos in<br />

de bagageruimte en pomp de band op tot de juiste bandenspanning<br />

is bereikt; controleer de bandenspanning op de manometer<br />

H. Schakel de compressor uit voor een nauwkeurige aflezing.<br />

❒ Als het na deze laatste handeling nog niet lukt de band op de<br />

voorgeschreven spanning te krijgen, rijd dan niet verder maar<br />

wendt u tot de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />

L0C0110m<br />

L0C0111m<br />

L0C0112m<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

199


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

200<br />

L0C0113m<br />

❒ Als de band op de juiste spanning is gebracht, vertrek dan onmiddellijk<br />

zodat de afdichtvloeistof gelijkmatig in de band verdeeld<br />

wordt; stop na ongeveer 10 minuten, trek de handrem aan en<br />

controleer opnieuw de bandenspanning.<br />

❒ Rijd zeer voorzichtig naar de dichtstbijzijnde <strong>Lancia</strong>-dealer om de<br />

band te laten controleren en te repareren of om de band te laten<br />

vervangen; u moet dan absoluut aangeven dat de band is gerepareerd<br />

met Fix & Go.<br />

BELANGRIJK Banden die met Fix & Go behandeld zijn, kunnen<br />

slechts tijdelijk worden gebruikt.<br />

Plaats de sticker op een voor de bestuurder goed zichtbare plek om aan te geven dat<br />

ATTENTIE de band behandeld is met Fix & Go. Rijd voorzichtig vooral in bochten. Rijd niet<br />

harder dan 80 km/h. Vermijd accelereren en bruusk remmen.<br />

Als de bandenspanning onder 1,3 bar is gedaald, dan mag niet verder worden<br />

ATTENTIE<br />

gereden; wendt u tot de <strong>Lancia</strong>-dealer. Als de bandenspanning ten minste 1,3 bar<br />

bedraagt, moet de juiste bandenspanning worden hersteld (bij draaiende motor en aangetrokken<br />

handrem). Rijd vervolgens zeer voorzichtig verder.<br />

Als u tijdens het herstellen van de bandenspanning er niet in slaagt de spanning<br />

ATTENTIE op ten minste 1,8 bar te brengen, mag niet verder worden gereden; wendt u tot de<br />

<strong>Lancia</strong>-dealer.


WIEL VERWISSELEN<br />

ALGEMENE AANWIJZINGEN<br />

Voor het verwisselen van het wiel en voor het juiste gebruik van de<br />

krik en het reservewiel moeten de onderstaande voorzorgsmaatregelen<br />

in acht worden genomen.<br />

Attendeer het overige verkeer op de stilstaande auto m.b.v de waarschuwingsknip-<br />

ATTENTIE perlichten, de wettelijk verplichte gevarendriehoek, enz. Tijdens het verwisselen van<br />

een wiel moeten alle inzittenden de auto hebben verlaten, en op een veilige afstand van het verkeer<br />

wachten, totdat het wiel verwisseld is. Blokkeer de wielen met stenen of andere voorwerpen als de<br />

auto schuin op een helling of op een slecht wegdek staat.<br />

Het reservewiel (indien aanwezig) behoort bij de auto waarbij het geleverd is. Gebruik<br />

ATTENTIE<br />

het reservewiel niet bij andere auto’s en monteer geen reservewielen van andere auto’s.<br />

Het reservewiel mag alleen in noodgevallen worden gebruikt. Het gebruik van het reservewiel moet tot<br />

een minimum beperkt blijven en er mag niet harder worden gereden dan 80 km/h. Op het reservewiel is<br />

een oranje sticker aangebracht waarop de belangrijkste aanwijzingen en de beperkingen staan vermeld<br />

met betrekking tot het gebruik van het reservewiel. Deze sticker mag absoluut niet worden verwijderd of<br />

afgedekt. Op het reservewiel mag nooit een wieldeksel worden gemonteerd. Op de sticker staan de volgende<br />

aanwijzingen in vier talen vermeld: attentie! alleen voor tijdelijk gebruik! 80 km/h max! vervang<br />

zo snel mogelijk door een normaal wiel. Bedek deze aanwijzingen niet.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

201


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

202<br />

ATTENTIE<br />

ATTENTIE<br />

ATTENTIE<br />

Bij een gemonteerd reservewiel veranderen de rij-eigenschappen van de auto.<br />

Vermijd met vol gas optrekken, bruusk remmen en hoge snelheden in de bochten.<br />

Het reservewiel heeft een levensduur van maximaal 3000 km. Na deze afstand<br />

moet de band van het reservewiel vervangen worden door een nieuwe band van<br />

hetzelfde type. Monteer nooit een normale band op de velg van het reservewiel.<br />

Laat het verwisselde wiel zo snel mogelijk repareren en monteren. Het is niet<br />

toegestaan met twee of meer reservewielen te rijden. Smeer de schroefdraad van<br />

de wielbouten niet met vet in, voordat u ze monteert: de bouten kunnen loslopen.<br />

De krik dient uitsluitend voor het verwisselen van een wiel van de auto waarbij<br />

de krik geleverd is of voor auto’s van hetzelfde model. Gebruik de krik niet voor<br />

het opkrikken van andere auto’s. En beslist nooit voor het uitvoeren van werkzaamheden<br />

onder de auto. Als de krik niet juist geplaatst wordt, kan de opgekrikte<br />

auto van de krik vallen. Op een sticker op de krik is het maximum hefvermogen<br />

aangegeven; de krik mag nooit voor een zwaardere last worden gebruikt.<br />

Het reservewiel is niet geschikt voor de montage van sneeuwkettingen. Als u een<br />

lekke voorband (aangedreven wiel) hebt en er moet met sneeuwkettingen worden<br />

gereden, dan moet u een wiel van de achteras afhalen en daarvoor in de plaats<br />

het reservewiel monteren. Zo hebt u op de vooras twee normale wielen waarop<br />

uw sneeuwkettingen kunt monteren.<br />

Door een verkeerde montage kan het wieldeksel tijdens het rijden loslaten. Maak<br />

het ventiel absoluut niet open. Plaats geen enkel stuk gereedschap tussen velg en<br />

band. Controleer regelmatig de spanning van de banden, ook van het reservewiel<br />

en houdt u daarbij aan de waarden die in het hoofdstuk “Technische gegevens”<br />

zijn aangegeven.


Het is nodig te weten dat:<br />

❒ de krik 1,76 kg moet wegen;<br />

❒ de krik geen afstelwerkzaamheden mag vereisen;<br />

❒ de krik bij beschadiging vervangen moet worden door een krik<br />

van hetzelfde type;<br />

❒ buiten de slinger geen enkel ander gereedschap op de krik gemonteerd<br />

mag kunnen worden.<br />

Ga voor het verwisselen van het wiel als volgt te werk:<br />

❒ Stop de auto op een plaats waar het verkeer niet in gevaar wordt<br />

gebracht en in alle veiligheid het wiel kan worden verwisseld. Zet<br />

de auto zo mogelijk op een vlakke en stevige ondergrond.<br />

❒ Zet de motor uit en trek de handrem aan.<br />

❒ Schakel de eerste versnelling of de achteruit in.<br />

❒ Til de bekleding op de vloer van de bagageruimte op.<br />

❒ Draai de blokkeerschroef A los.<br />

❒ Neem de gereedschaphouder B uit en zet de houder dicht bij het<br />

te verwisselen wiel.<br />

❒ Neem het reservewiel C uit.<br />

❒ Verwijder het wieldeksel (alleen voor uitvoeringen met wieldeksel<br />

met veer).<br />

❒ Draai met de bijgeleverde sleutel E de wielbouten ongeveer een<br />

slag los; schud bij uitvoeringen met lichtmetalen velgen enige<br />

malen aan de bovenkant van de carrosserie, waardoor de velg los<br />

van de wielnaaf kan komen.<br />

❒ Draai met onderdeel F de krik omhoog, zodat de inkeping G aan de<br />

bovenzijde van de krik juist om het profiel H onder de carrosserie<br />

valt bij punt I (op ongeveer 72 cm van het midden van de wielkuip<br />

voor of op 75 cm van het midden van de wielkuip achter).<br />

❒ Waarschuw eventuele omstanders dat de auto wordt opgekrikt;<br />

zorg ervoor dat ze zich niet in de nabijheid van de auto bevinden<br />

L0C0114m<br />

L0C0116m<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

203


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

204<br />

en de auto vooral niet aanraken totdat deze weer geheel op de<br />

grond staat.<br />

❒ Plaats de slinger L in de krik en krik de auto op, totdat het wiel<br />

enige centimeters los van de grond is.<br />

❒ Verwijder het wieldeksel na het losdraaien van de drie wielbouten<br />

die het deksel op zijn plaats houden. Draai vervolgens de vierde<br />

wielbout los en trek het wiel los (alleen bij uitvoeringen met een<br />

wieldeksel dat is bevestigd met wielbouten).<br />

❒ Zorg ervoor dat de boutgaten en alle contactvlakken van het<br />

reservewiel schoon zijn en geen onzuiverheden bevatten, omdat<br />

hierdoor na verloop van tijd de wielbouten kunnen loslopen.<br />

L0C0117m


❒ Monteer het reservewiel, waarbij de gaten M over de centreerpennen<br />

N moeten vallen.<br />

❒ Draai met de bijgeleverde sleutel de vier wielbouten vast.<br />

❒ Draai de slinger L van krik zodat de auto zakt, en verwijder de<br />

krik.<br />

❒ Draai met de bijgeleverde sleutel de wielbouten kruiselings vast, in<br />

de volgorde die in de afbeelding is aangegeven.<br />

NORMALE WIEL MONTEREN<br />

Volg de hiervoor beschreven procedure, krik de auto op en demonteer<br />

het reservewiel.<br />

Uitvoeringen met stalen velgen<br />

Ga als volgt te werk:<br />

❒ Zorg ervoor dat de boutgaten en alle contactvlakken van het normale<br />

wiel schoon zijn en geen onzuiverheden bevatten, omdat<br />

hierdoor na verloop van tijd de wielbouten kunnen loslopen.<br />

❒ Monteer het normale wiel door de paspen in het gat te plaatsen<br />

dat zich het dichtst bij het ventiel bevindt.<br />

❒ Monteer het wieldeksel, waarbij het symbool C (dit bevindt zich<br />

op het deksel zelf) moet samenvallen met het ventiel en plaats<br />

vervolgens de andere drie wielbouten.<br />

❒ Draai met de bijgeleverde sleutel de wielbouten vast.<br />

❒ Laat de auto zakken en verwijder de krik.<br />

❒ Draai met de bijgeleverde sleutel de wielbouten kruiselings vast,<br />

in de volgorde die hiervoor is aangegeven.<br />

BELANGRIJK Door een verkeerde montage kan het wieldeksel<br />

tijdens het rijden loslaten.<br />

L0C0118m<br />

L0C0119m<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

205


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

206<br />

L0C0120m<br />

L0C0114m<br />

Uitvoeringen met lichtmetalen velgen<br />

❒ Draai de centreerpen A in een van de boutgaten in de wielnaaf.<br />

❒ Plaats het wiel op de pen en draai met de bijgeleverde sleutel de<br />

vier resterende bouten vast; de bouten kunnen makkelijker worden<br />

aangebracht met het bijgeleverde verlengstuk B.<br />

❒ Draai de centreerpen A los en draai de laatste bout vast.<br />

❒ Laat de auto zakken en verwijder de krik.<br />

❒ Haal met de bijgeleverde sleutel de wielbouten aan in de volgorde<br />

die hiervoor is aangegeven voor het reservewiel (zie afbeelding).<br />

Ter afsluiting<br />

❒ Plaats het verwisselde wiel C op de daarvoor bestemde plek in de<br />

bagageruimte.<br />

❒ Druk de half geopende krik stevig in de houder om rammelen tijdens<br />

het rijden te voorkomen.<br />

❒ Berg het gebruikte gereedschap op in de houder.<br />

❒ Plaats de gereedschaphouder op het reservewiel en draai de blokkeerschroef<br />

A vast.<br />

❒ Plaats de afdekplaat op de juiste wijze in de bagageruimte.


GLOEILAMP VERVANGEN<br />

ALGEMENE AANWIJZINGEN<br />

❒ Als een lamp niet brandt, controleer dan eerst of<br />

de zekering niet doorgebrand is, voordat u de<br />

lamp vervangt: zie voor de plaats van de zekeringen<br />

de paragraaf “Zekeringen vervangen” in<br />

dit hoofdstuk.<br />

❒ Controleer voordat u een defecte lamp vervangt<br />

of de contacten niet zijn geoxideerd.<br />

❒ Vervang een defecte lamp door een exemplaar<br />

van hetzelfde type en vermogen.<br />

❒ Als u een gloeilamp in de koplamp hebt vervangen,<br />

controleer dan om veiligheidsredenen altijd<br />

of de afstelling nog goed is.<br />

Halogeenlampen mag u uitsluitend aanraken op het metalen gedeelte. Als u de bol met uw vingers<br />

aanraakt, zal de lichtopbrengst van de lamp teruglopen en kan ook de levensduur beperkt worden.<br />

Als u de bol per ongeluk toch hebt aangeraakt, moet u de bol schoonwrijven met een doekje met<br />

alcohol en daarna laten drogen.<br />

ATTENTIE<br />

ATTENTIE<br />

Modificaties of reparaties aan de elektrische installatie die niet correct worden uitgevoerd<br />

en waarbij geen rekening wordt gehouden met de technische specificaties van het<br />

systeem, kunnen storingen in de werking en zelfs brand veroorzaken.<br />

Halogeenlampen bevatten gas onder druk. Bij breuk kunnen er glassplinters<br />

wegschieten.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

207


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

208<br />

L0C0145m<br />

BELANGRIJK Aan de binnenzijde kan de koplamp een beetje beslagen<br />

zijn: dit duidt niet op een defect maar is een natuurlijk verschijnsel<br />

dat veroorzaakt wordt door de lage temperatuur en de luchtvochtigheidsgraad<br />

en verdwijnt snel als de koplampen worden ingeschakeld.<br />

De aanwezigheid van druppels aan de binnenzijde van de koplamp<br />

duidt daarentegen op het binnendringen van water: wendt u tot<br />

de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />

TYPEN GLOEILAMPEN<br />

Op de auto zijn verschillende typen gloeilampen gemonteerd:<br />

A Glasfittinglampen: deze zijn voorzien van een klemfitting.<br />

Verwijder de lamp door hem uit de houder te trekken.<br />

B Gloeilampen met bajonetfitting: verwijder de lamp uit de<br />

houder door hem iets in te drukken en linksom te draaien.<br />

C Buislampen: verwijder de lamp door hem uit de veercontacten<br />

los te trekken.<br />

D-E Halogeenlampen: verwijder de lamp door de borgveer los te<br />

haken uit de zitting.


Gloeilamp Figuur Type Vermogen<br />

Grootlicht H3 55W<br />

Dimlicht D H7LL 55W<br />

Parkeerlichten voor A W5WLL 5W<br />

Mistlampen voor (indien aanwezig) E H1 55W<br />

Richtingaanwijzers voor B PY21W 21W<br />

Richtingaanwijzers op voorspatbord A WY5W 5W<br />

Richtingaanwijzers achter B P21W 21W<br />

Achterlichten B P21/5W 21W/5W<br />

Remlichten B P21/5W 21W/5W<br />

Derde remlicht A W2,3W 2,3W<br />

Achteruitrijlichten B P21W 21W<br />

Mistachterlicht B P21W 21W<br />

Kentekenplaatverlichting C C5W 5W<br />

Interieurverlichting A W5W 5W<br />

Bagageruimteverlichting A W5W 5W<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

209


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

210<br />

L0C0135m<br />

L0C0136m<br />

L0C0125m<br />

GLOEILAMP BUITENVERLICHTING VERVAN-<br />

GEN<br />

Zie voor het type lamp en het bijbehorende vermogen de paragraaf<br />

“Gloeilamp vervangen”.<br />

KOPLAMPUNITS<br />

In de koplampunits zijn de gloeilampen voor het parkeerlicht, het<br />

dimlicht, het grootlicht, de richtingaanwijzer opgenomen.<br />

Verwijder om de gloeilampen van het parkeerlicht, het grootlicht en<br />

het dimlicht te vervangen het deksel A. Maak hiervoor de borging B<br />

los.<br />

De lampen zijn op de volgende wijze in de lichtunit geplaatst:<br />

C: richtingaanwijzers<br />

D: grootlicht<br />

E: parkeerlicht<br />

F: dimlicht<br />

Vervang de lampen en monteer het deksel op de juiste wijze door in<br />

het midden op de deksel te drukken, totdat het vastklikt.<br />

BELANGRIJK Om toegang te krijgen tot het beschermdeksel van de<br />

koplamp links (rijrichting) voor vervanging van de lamp, moet eerst<br />

beschermdeksel B van de zekeringenkast in de motorruimte worden<br />

verwijderd.


DIMLICHT<br />

Gloeilamp vervangen:<br />

❒ maak de borging los en verwijder het beschermdeksel;<br />

❒ draai de lichtunit A linksom en verwijder hem uit de zitting;<br />

❒ haak de twee borgveren B los, trek de lamp C uit en vervang hem;<br />

❒ monteer de lichtunit A in de zitting en draai de unit rechtsom.<br />

❒ monteer het beschermdeksel op de juiste wijze door in het midden<br />

op de deksel te drukken, totdat het vastklikt.<br />

GROOTLICHT<br />

Gloeilamp vervangen:<br />

❒ maak de borging los en verwijder het beschermdeksel;<br />

❒ haak de borgveer van de lamp A los;<br />

❒ maak de stekker B los;<br />

❒ trek de lamp C uit de houder en vervang hem;<br />

❒ monteer de nieuwe lamp; hierbij moet de nok van het metalen<br />

deel vallen in de uitsparing in de reflector; sluit vervolgens stekker<br />

B weer aan en haak de borgveer A vast;<br />

❒ monteer het beschermdeksel op de juiste wijze door in het midden<br />

op de deksel te drukken, totdat het vastklikt.<br />

L0C0138m<br />

L0C0139m<br />

L0C0137m<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

211


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

212<br />

L0C0140m<br />

L0C0156m<br />

RICHTINGAANWIJZERS<br />

Voor<br />

Gloeilamp vervangen:<br />

❒ draai de lamphouder A linksom en verwijder hem;<br />

❒ verwijder de lamp B door hem iets in te drukken en linksom te<br />

draaien (“bajonetsluiting”);<br />

❒ vervang de lamp;<br />

❒ plaats de lamphouder, draai de lamphouder rechtsom en controleer<br />

of hij goed bevestigd is.<br />

Op voorspatbord<br />

Gloeilamp vervangen:<br />

❒ druk op het door de pijl aangegeven punt zodat de bevestigingsveer<br />

wordt samengedrukt en verwijder de lichtunit A;<br />

❒ draai de lamphouder B linksom, verwijder de geklemde lamp en<br />

vervang hem;<br />

❒ plaats de lamphouder B in het lampenglas en monteer de lichtunit;<br />

controleer of de bevestigingsveer goed blokkeert.


PARKEERLICHTEN VOOR<br />

Gloeilampen vervangen:<br />

❒ maak de borging los en verwijder het beschermdeksel;<br />

❒ verwijder de geklemde lamphouder A, verwijder de lamp B en<br />

vervang de lamp;<br />

❒ monteer de geklemde lamphouder A;<br />

❒ monteer het beschermdeksel op de juiste wijze door in het midden<br />

op de deksel te drukken, totdat het vastklikt.<br />

MISTLAMPEN VOOR (indien aanwezig)<br />

Gloeilamp vervangen:<br />

❒ verwijder het voorste deel van de wielkuipbescherming;<br />

❒ verwijder het beschermdeksel A door het linksom te draaien;<br />

❒ maak de stekker B los;<br />

❒ haak de borgveer C van het lampenglas los;<br />

❒ verwijder de lamp en vervang hem;<br />

❒ monteer de nieuwe lamp, haak de borgveer C vast en monteer de<br />

stekker B;<br />

❒ plaats het beschermdeksel A op de juiste wijze door het rechtsom<br />

te draaien.<br />

L0C0141m<br />

L0C0142m<br />

L0C0143m<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

213


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

214<br />

L0C0157m<br />

L0C0144m<br />

ACHTERLICHTUNITS<br />

Gloeilamp vervangen:<br />

❒ open de achterklep;<br />

❒ draai de twee bevestigingsschroeven los en verwijder de lichtunit;<br />

❒ druk op de bevestigingslippen A van de lamphouder en verwijder<br />

hem uit de zitting;<br />

❒ verwijder de lampen B – C - D door ze iets in te drukken en linksom<br />

te draaien.<br />

De lampen zijn op de volgende wijze in de lichtunit geplaatst:<br />

B: achterlicht/remlicht;<br />

C: richtingaanwijzer;<br />

D: mistachterlicht (linker lichtunit) / achteruitrijlichten (rechter<br />

lichtunit);


Derde remlicht<br />

Gloeilampen vervangen:<br />

❒ open de achterklep en verwijder de twee rubber doppen A;<br />

❒ druk op de twee borglippen B die zich in de twee gaten bevinden<br />

om de unit los te maken;<br />

❒ sluit de achterklep en verwijder de lichtunit;<br />

❒ druk op de twee borglippen C en verwijder de lamphouder;<br />

❒ verwijder de geklemde lampen en vervang ze.<br />

KENTEKENPLAATVERLICHTING<br />

Gloeilampen vervangen:<br />

❒ verwijder op het door de pijl aangegeven punt het lampenglas A;<br />

❒ maak de lamp B los uit de veercontacten aan de zijkant en vervang<br />

hem; controleer of de nieuwe lamp goed vastzit in de veercontacten;<br />

❒ monteer het lampenglas.<br />

L0C0158m<br />

L0C0159m<br />

L0C0160m<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

215


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

216<br />

L0C0161m<br />

L0C0162m<br />

L0C0163m<br />

GLOEILAMP INTERIEURVERLICHTING VER-<br />

VANGEN<br />

Zie voor het type lamp en het bijbehorende vermogen de paragraaf<br />

“Gloeilamp vervangen”.<br />

INTERIEURVERLICHTING<br />

Gloeilampen vervangen:<br />

❒ maak op de door de pijlen aangegeven punten het voorgevormde<br />

deel A los;<br />

❒ draai de twee bevestigingsschroeven B los en maak de unit los;<br />

❒ vervang de middelste lamp C door de lamp uit de veercontacten<br />

aan de zijkant los te maken; controleer of de nieuwe lamp goed<br />

vastzit in de veercontacten; vervang de lampen D aan de zijkant<br />

door de twee lamphouders linksom te draaien en de geklemde<br />

lampen los te trekken.


BAGAGERUIMTEVERLICHTING<br />

Gloeilamp vervangen:<br />

❒ open de achterklep;<br />

❒ maak het plafondlampje A op de door de pijl aangegeven plaats<br />

los;<br />

❒ open de bescherming B en vervang de geklemde lamp;<br />

❒ sluit de bescherming B op het lampenglas;<br />

❒ monteer het plafondlampje A door het eerst aan één zijde in de<br />

juiste stand te plaatsen en vervolgens de andere zijde aan te drukken,<br />

totdat de borging inklikt.<br />

L0C0165m<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

217


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

218<br />

L0C0122m<br />

ZEKERINGEN VERVANGEN<br />

Vervang een defecte zekering nooit door ander materiaal.<br />

ATTENTIE<br />

ATTENTIE<br />

ATTENTIE<br />

ALGEMENE INFORMATIE<br />

Het elektrische systeem wordt door zekeringen beveiligd: de zekering<br />

brandt door bij een storing of bij oneigenlijk gebruik van het systeem.<br />

Als een elektrisch onderdeel niet werkt, controleer dan eerst of de zekering<br />

niet is doorgebrand. De verbindingsstrip A mag niet onderbroken<br />

zijn. Is dit wel het geval, dan moet u de zekering vervangen door een<br />

exemplaar met dezelfde stroomsterkte (ampère) (zelfde kleur).<br />

B: zekering in goede staat<br />

C: zekering met doorgebrande strip.<br />

Gebruik tangetje D voor het vervangen van de zekeringen. Dit tangetje<br />

is vastgehaakt aan het zekeringenkastje op het dashboard.<br />

Vervang een zekering nooit door een zekering met een hogere stroomsterkte<br />

(ampère); BRANDGEVAAR.<br />

Als een hoofdzekering (MEGA-FUSE, MIDI-FUSE, MAXI-FUSE) doorbrandt,<br />

voer dan geen enkele reparatie uit maar wendt u tot de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />

Controleer, voordat u een zekering vervangt, of de contactsleutel uit het contactslot<br />

is genomen en alle stroomgebruikers uit staan en/of zijn uitgeschakeld.<br />

Als de zekering opnieuw doorbrandt, wendt u dan tot de <strong>Lancia</strong>-dealer.


TOEGANG TOT DE ZEKERINGEN<br />

De zekeringen van de LANCIA <strong>Ypsilon</strong> bevinden zich in twee zekeringenkastjes<br />

op het dashboard aan de linkerkant van de stuurkolom<br />

en in de motorruimte naast de accu.<br />

Zekeringenkastje op het dashboard<br />

Om toegang te krijgen tot het zekeringenkastje op het dashboard,<br />

moet de kunststof bescherming A worden verwijderd.<br />

L0C0121m<br />

L0C0123m<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

219


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

220<br />

L0C0125m<br />

Zekeringenkastje naast de accu<br />

Om toegang te krijgen tot het zekeringenkastje naast de accu, moet<br />

het kunststof beschermdeksel B worden verwijderd.<br />

L0C0124m


TABEL<br />

Zekeringenkastje op dashboard<br />

VERBRUIKERS<br />

ZEKERING<br />

Dimlicht rechts<br />

F12<br />

Dimlicht links/koplampverstelling<br />

F13<br />

Achteruitrijlichten/spoel van relais motorruimte/luchtkwaliteitssensor/body computer F31<br />

+30 Regeleenheid bestuurderszijde/passagierszijde<br />

F32<br />

Beschikbaar<br />

F33<br />

Beschikbaar<br />

F34<br />

+15 Cruise-control<br />

F35<br />

+30 Regeleenheid aanhanger (voorbereiding)<br />

F36<br />

+15 Derde remlicht, instrumentenpaneel, remlichten<br />

F37<br />

Ontgrendeling achterklep<br />

F38<br />

+30 plafondlampje voor, diagnosestekker EOBD, autoradio/navigatiesysteem/airconditioning F39<br />

Achterruitverwarming<br />

F40<br />

Verwarming buitenspiegels<br />

F41<br />

+15 Regeleenheid ABS<br />

F42<br />

Ruitenwissers-/sproeiers<br />

F43<br />

Aansteker<br />

F44<br />

Beschikbaar<br />

F45<br />

Beschikbaar<br />

F46<br />

Voeding bestuurdersportier<br />

F47<br />

Voeding passagiersportier<br />

+15 Achteruitkijkspiegel (regensensor/schemersensor, wasemsensor),<br />

centraal dashboard (bediening en verlichting), interieurverlichting, PCP (spiegelverstelling),<br />

F48<br />

opendak, NLC, PCT (verlichting)<br />

F49<br />

Airbag<br />

F50<br />

+15 Stuurwiel (voeding vanaf contactslot), Navigatiesysteem, Bediening ECO/Sport F51<br />

Achterruitwisser/-sproeier<br />

F52<br />

+30 richtingaanwijzers/waarschuwingsknipperlichten, instrumentenpaneel<br />

F53<br />

AMPÈRE<br />

15<br />

15<br />

7,5<br />

15<br />

–<br />

–<br />

7,5<br />

20<br />

10<br />

15<br />

10<br />

30<br />

7,5<br />

7,5<br />

30<br />

20<br />

–<br />

–<br />

20<br />

20<br />

7,5<br />

7,5<br />

7,5<br />

15<br />

10<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

221


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

222<br />

Zekeringenkast motorruimte<br />

VERBRUIKERS<br />

Zekeringenkast dashboard 1<br />

Regeleenheid stuurbekrachtiging<br />

Start-/contactslot<br />

Zekeringenkast dashboard 2<br />

Regeleenheid ABS<br />

Elektroventilateur motorkoelsysteem (lage snelheid)<br />

Elektroventilateur motorkoelsysteem (hoge snelheid)<br />

Aanjager<br />

Koplampsproeiers<br />

Claxon<br />

Verbruikers (servizi) secundair<br />

Grootlicht rechts<br />

Grootlicht links<br />

15/54 Inspuitsysteem / Automatische versnellingsbak<br />

Verbruikers (servizi) primair<br />

+30 Regeleenheid motor<br />

Compressor<br />

PTC dieselfilter<br />

Voeding brandstofpomp (1.2 /1.4/ JTD)<br />

Verbruikers (servizi) primair (1.2 / 1.4)<br />

Voeding brandstofpomp (1.2 8 V)<br />

Verbruikers (servizi) primair JTD<br />

+30 Selespeed<br />

15/54 Regeleenheid stuurbekrachtiging<br />

Mistlampen voor<br />

ZEKERING<br />

F1<br />

F2<br />

F3<br />

F4<br />

F5<br />

F6<br />

F7<br />

F8<br />

F9<br />

F10<br />

F11<br />

F12<br />

F13<br />

F14<br />

F15<br />

F16<br />

F17<br />

F18<br />

F19<br />

F20<br />

F21<br />

F22<br />

F23<br />

F24<br />

F25<br />

AMPÈRE<br />

70<br />

70<br />

20<br />

50<br />

60<br />

30<br />

40<br />

30<br />

20<br />

15<br />

15<br />

10<br />

10<br />

7,5<br />

10<br />

7,5<br />

7,5<br />

30<br />

15<br />

15<br />

15<br />

20<br />

15<br />

10<br />

15


ACCU OPLADEN<br />

BELANGRIJK De beschrijving van de procedure voor het opladen van<br />

de accu dient slechts ter informatie. Wendt u om deze werkzaamheden<br />

uit te laten voeren tot de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />

We raden u aan de accu langzaam en met een lage stroomsterkte<br />

(ampère) gedurende ca. 24 uur op te laden. Als u de accu langer<br />

oplaadt, kan de accu worden beschadigd.<br />

Ga voor het opladen als volgt te werk:<br />

❒ Maak de minklem los van de accu.<br />

❒ Sluit de kabels van het laadapparaat aan op de accupolen; let<br />

hierbij op de polariteit.<br />

❒ Schakel de acculader in.<br />

❒ Aan het einde van het opladen: schakel eerst de acculader uit en<br />

koppel dan de accu los.<br />

❒ Sluit de minklem weer aan op de accu.<br />

ATTENTIE<br />

ATTENTIE<br />

De vloeistof in de accu is giftig en corrosief. Voorkom contact met de huid en de<br />

ogen. Het opladen van de accu moet worden uitgevoerd in een goed geventileerde<br />

ruimte, ver verwijderd van open vuur en vonkvormende apparaten: brand- en<br />

ontploffingsgevaar.<br />

Probeer een bevroren accu niet op te laden: eerst moet de accu ontdooid worden,<br />

anders loopt u het risico dat de accu ontploft. Als de accu bevroren is geweest,<br />

moet worden gecontroleerd of de cellen niet beschadigd zijn (risico op kortsluiting)<br />

en of de bak geen scheuren vertoont, waardoor de giftige en corrosieve<br />

vloeistof kan weglekken.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

223


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

224<br />

L0C0097m<br />

L0C0098m<br />

L0C0099m<br />

OPKRIKKEN VAN DE AUTO<br />

Als de auto opgekrikt moet worden, moet u zich tot de <strong>Lancia</strong>-dealer<br />

wenden. Deze beschikt over een garagekrik of hefbrug.<br />

De auto mag uitsluitend worden opgekrikt door de hefarm van de<br />

garagekrik of de hefbrug te plaatsen, zoals is afgebeeld.<br />

SLEPEN VAN DE AUTO<br />

Bij de auto zijn sleepogen geleverd. De sleepogen bevinden zich in de<br />

gereedschaphouder onder de bekleding in de bagageruimte.<br />

De twee sleepogen verschillen in lengte: de kortste moet aan de voorzijde<br />

en de langste aan de achterzijde gemonteerd worden.<br />

SLEEPOOG BEVESTIGEN<br />

Ga als volgt te werk:<br />

❒ Verwijder dop A door de schroevendraaier in de daarvoor bestemde<br />

opening te steken en druk de dop naar buiten.<br />

❒ Neem sleepoog B uit de houder.<br />

❒ Draai het sleepoog geheel op de schroefdraadpen voor of achter.


ATTENTIE<br />

ATTENTIE<br />

Draai voor het slepen de sleutel in stand MAR en vervolgens in stand STOP zonder<br />

de contactsleutel te verwijderen. Als de contactsleutel wordt verwijderd, schakelt<br />

automatisch het stuurslot in waardoor het onmogelijk wordt de auto te besturen.<br />

Houd er bij het slepen rekening mee dat de rem- en stuurbekrachtiging niet werken,<br />

waardoor meer kracht nodig is voor de bediening van het rempedaal en het stuur.<br />

Gebruik voor het slepen geen elastische kabels en rijd zo gelijkmatig mogelijk.<br />

Controleer tijdens het slepen of de sleepkabel geen carrosseriedelen kan beschadigen.<br />

Houdt u bij het slepen van een auto aan de wettelijke voorschriften. Dit geldt<br />

zowel voor het slepen zelf als voor het gedrag naar andere weggebruikers.<br />

ATTENTIE Start de motor niet tijdens het slepen van de auto.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

225


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

226<br />

ONDERHOUD EN ZORG<br />

GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD ................. 227<br />

ONDERHOUDSSCHEMA ..................................... 228<br />

JAARLIJKS INSPECTIESCHEMA ........................ 230<br />

AANVULLENDE WERKZAAMHEDEN ............... 230<br />

NIVEAUS CONTROLEREN ................................. 233<br />

LUCHTFILTER/POLLENFILTER ....................... 240<br />

DIESELFILTER ................................................... 240<br />

ACCU ................................................................... 240<br />

WIELEN EN BANDEN ........................................ 245<br />

RUBBER SLANGEN ............................................. 247<br />

RUITENWISSERS/ACHTERRUITWISSER .......... 247<br />

CARROSSERIE .................................................... 249<br />

INTERIEUR ......................................................... 252


GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD<br />

Doelmatig onderhoud is een beslissende factor voor<br />

een lange levensduur onder optimale omstandigheden.<br />

Om dit te realiseren heeft LANCIA een reeks controle-<br />

en onderhoudsbeurten samengesteld die iedere<br />

20.000 km moeten worden uitgevoerd.<br />

Bedenk echter dat het geprogrammeerd onderhoud<br />

niet volledig toereikend is om de auto in optimale<br />

staat te houden: zowel in de beginperiode voor de<br />

servicebeurt bij 20.000 km als daarna, tussen twee<br />

servicebeurten in, moet regelmatig wat aandacht<br />

aan de auto worden geschonken. Controleer bijvoorbeeld<br />

regelmatig de bandenspanning en de vloeistofniveaus<br />

en vul deze laatste zonodig ook bij.<br />

BELANGRIJK De servicebeurten van het geprogrammeerd<br />

onderhoud zijn door de fabrikant voorgeschreven.<br />

Het niet uitvoeren van deze servicebeurten<br />

kan het vervallen van de garantie tot<br />

gevolg hebben.<br />

De werkzaamheden van het geprogrammeerd<br />

onderhoud kunnen door alle <strong>Lancia</strong>-dealers tegen<br />

vaste tarieftijden worden uitgevoerd.<br />

Eventuele reparaties die nodig blijken tijdens het<br />

uitvoeren van de diverse inspecties en controles van<br />

het geprogrammeerd onderhoud worden uitsluitend<br />

na toestemming van de klant uitgevoerd.<br />

BELANGRIJK Het verdient aanbeveling eventuele<br />

kleine defecten onmiddellijk door de <strong>Lancia</strong>-dealer<br />

te laten verhelpen en daarmee niet te wachten tot<br />

de volgende servicebeurt.<br />

Als de auto vaak wordt gebruikt voor het slepen<br />

van aanhangers moeten er kortere intervallen worden<br />

aangehouden voor de werkzaamheden van het<br />

geprogrammeerd onderhoud.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

227


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

228<br />

ONDERHOUDSSCHEMA<br />

x 1000 km<br />

Banden op conditie en slijtage controleren en bandenspanning<br />

eventueel herstellen<br />

Werking verlichting (koplampen, richtingaanwijzers, waarschuwingsknipperlichten,<br />

bagageruimte, interieur, dashboardkastje,<br />

waarschuwings-/controlelampjes, enz.) controleren<br />

Werking ruitenwissers/-sproeiers voor/achter controleren<br />

Stand wisserbladen voor en achter controleren en wisserbladen<br />

op slijtage controleren<br />

Remblokken voor (schijfremmen) op conditie en slijtage controleren<br />

Remschoenen achter op conditie en slijtage controleren (trommelremmen)<br />

Visueel de conditie controleren van: buitenzijde carrosserie en<br />

bodemplaatbescherming, uitlaat, brandstof- en remleidingen,<br />

rubber slangen van rem- en brandstofsysteem en rubber delen<br />

(stofkappen, hoezen, enz.)<br />

Spanning van diverse aandrijfriemen controleren en eventueel<br />

afstellen (behalve uitvoeringen met automatische riemspanners)<br />

Conditie van diverse aandrijfriemen visueel controleren<br />

Klepspeling controleren/afstellen (1.2 8 V)<br />

Handrem controleren/afstellen<br />

Uitlaatgasemissie/-rook controleren (1.3 JTD)<br />

Benzinedamp-opvangsysteem controleren (benzine-uitvoeringen)<br />

20 40 60 80 100 120 140 160 180<br />

● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />

● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />

● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />

● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />

● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />

● ● ●<br />

● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />

●<br />

● ● ● ●<br />

● ● ● ●<br />

● ● ● ●<br />

● ● ● ●<br />

● ●


x 1000 km<br />

Brandstoffilter vervangen (Green-filter) (1.3 JTD)<br />

Luchtfilter vervangen (iedere 30.000 km voor 1.3 JTD)<br />

Vloeistofniveaus bijvullen<br />

(motorkoelsysteem, remsysteem, ruitenwissers, accu, enz.)<br />

Getande distributieriem controleren (behalve 1.3 JTD)<br />

Getande distributieriem vervangen (*) (behalve 1.3 JTD)<br />

Bougies vervangen (benzine-uitvoeringen)<br />

Inspuiting/ontsteking controleren<br />

(m.b.v. diagnosestekker)<br />

Oliepeil handgeschakelde versnellingsbak controleren<br />

Motorolie vervangen (iedere 30.000 km voor 1.3 JTD)<br />

Oliefilter vervangen (iedere 30.000 km voor 1.3 JTD)<br />

Remvloeistof vervangen (of elke 2 jaar)<br />

Pollenfilter vervangen (of in ieder geval elk jaar)<br />

20 40 60 80 100 120 140 160 180<br />

● ● ●<br />

● ● ●<br />

● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />

●<br />

●<br />

●<br />

● ● ● ●<br />

● ● ● ●<br />

● ●<br />

● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />

● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />

● ● ●<br />

● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />

(*) Of iedere 3 jaar als de auto overwegend onder zware bedrijfsomstandigheden wordt gebruikt, zoals:<br />

– langdurig gebruik in warme en koude klimaten;<br />

– in stadsverkeer met langdurig stationair-draaiende motor;<br />

– gebruik op zeer stoffige wegen of op wegen met veel zand en/of strooizout.<br />

Of iedere 5 jaar, onafhankelijk van het aantal afgelegde kilometers en gebruiksomstandigheden van de auto.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

229


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

230<br />

JAARLIJKS INSPECTIESCHEMA<br />

Voor auto’s waarmee jaarlijks minder dan 20.000<br />

km wordt gereden (bijvoorbeeld ongeveer 15.000<br />

km) is er een jaarlijks inspectieschema dat het volgende<br />

omvat:<br />

❒ Banden op conditie en slijtage controleren en<br />

bandenspanning eventueel herstellen (inclusief<br />

het reservewiel).<br />

❒ Werking verlichting (koplampen, richtingaanwijzers,<br />

waarschuwingsknipperlichten, bagageruimte,<br />

interieur, dashboardkastje, waarschuwings-/controlelampjes,<br />

enz.) controleren.<br />

❒ Werking ruitenwissers/-sproeiers voor/achter<br />

controleren.<br />

❒ Stand wisserbladen voor/achter controleren en<br />

wisserbladen op slijtage controleren.<br />

❒ Remblokken voor (schijfremmen) op conditie en<br />

slijtage controleren.<br />

❒ Visueel de conditie controleren van: motor, versnellingsbak,<br />

aandrijfassen, uitlaat, brandstofen<br />

remleidingen, rubber delen (stofkappen, hoezen,<br />

enz.) en rubber slangen van rem- en brandstofsysteem.<br />

❒ Acculading controleren.<br />

❒ Conditie van diverse aandrijfriemen visueel controleren.<br />

❒ Vloeistofniveaus controleren en eventueel bijvullen<br />

(motorkoelsysteem, remsysteem, ruitensproeiers,<br />

accu, enz.).<br />

❒ Motorolie verversen.<br />

❒ Oliefilter vervangen.<br />

❒ Pollenfilter vervangen (indien aanwezig).<br />

AANVULLENDE<br />

WERKZAAMHEDEN<br />

Iedere 1.000 km of voor een lange reis controleren<br />

en eventueel bijvullen:<br />

❒ niveau van de motorkoelvloeistof;<br />

❒ niveau van de remvloeistof;<br />

❒ niveau van de ruitensproeiervloeistof;<br />

❒ conditie en spanning van de banden.<br />

Iedere 3.000 km het motoroliepeil controleren en<br />

eventueel bijvullen.<br />

Gebruik bij voorkeur producten van de FL Group<br />

omdat die speciaal zijn afgestemd op de <strong>Lancia</strong>modellen<br />

(zie de “Vullingstabel” in het hoofdstuk<br />

“Technische gegevens”).


BELANGRIJK - Motorolie<br />

Vervang de motorolie vaker dan in het onderhoudsschema<br />

staat aangegeven als de auto overwegend<br />

onder zware bedrijfsomstandigheden rijdt, zoals:<br />

❒ trekken van aanhangers of caravans;<br />

❒ rijden op stoffige wegen;<br />

❒ veel korte ritten (minder dan 7-8 km) en bij<br />

buitentemperaturen onder nul;<br />

❒ veel langdurig stationair draaiende motor of<br />

lange ritten bij lage snelheden (bijv. bij gebruik<br />

als taxi of bij huis-aan-huis bezorging) of als de<br />

auto lang stilstaat;<br />

BELANGRIJK - Luchtfilter<br />

Als de auto over stoffige wegen rijdt, moet het<br />

luchtfilter vaker worden vervangen dan in het<br />

“Onderhoudsschema” staat aangegeven.<br />

Raadpleeg bij twijfel over de vervangingsinterval<br />

van motorolie en luchtfilter in relatie tot het<br />

gebruik van de auto de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />

BELANGRIJK -Pollenfilter<br />

Als de auto veel over stoffige wegen rijdt of bij<br />

geconcentreerde luchtvervuiling, moet het pollenfilter<br />

vaker worden vervangen; dit is vooral raadzaam<br />

als een beperking in de capaciteit van de ventilatie<br />

wordt geconstateerd.<br />

BELANGRIJK - Dieselfilter<br />

Door het gebruik van dieselbrandstof van een kwaliteit<br />

die niet overeenkomt met de Europese specificatie<br />

EN590, kan het noodzakelijk zijn het brandstoffilter<br />

vaker te vervangen dan in het<br />

“Onderhoudsschema” staat aangegeven.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES SPIE EN<br />

E BERICHTEN<br />

MESSAGGI<br />

NOOD- IN<br />

EMERGENZA<br />

GEVALLEN<br />

MANUTENZIONE<br />

ONDERHOUD<br />

EN E CURA ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

231


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

232<br />

BELANGRIJK - Accu<br />

Wij raden u aan de acculading voor het begin van<br />

de winter te controleren, om de mogelijkheid van<br />

bevriezing van het elektrolyt te voorkomen.<br />

Voer deze controle vaker uit als de auto overwegend<br />

voor korte trajecten wordt gebruikt, of als er accessoires<br />

zijn gemonteerd die permanent, ook bij uitgeschakeld<br />

contact, stroom verbruiken. Dit geldt in<br />

het bijzonder voor achteraf aangebrachte accessoires.<br />

Als de auto in warme klimaten wordt gebruikt<br />

of onder zeer zware bedrijfsomstandigheden, dan<br />

moet de acculading (elektrolyt) vaker gecontroleerd<br />

worden dan in het “Onderhoudsschema” staat aangegeven<br />

Vertrouw het onderhoud in principe toe aan de <strong>Lancia</strong>-dealer. Als u toch zelf onderhoud of kleine<br />

reparaties verricht, controleer dan of u over het juiste speciale gereedschap en de noodzakelijke originele<br />

<strong>Lancia</strong>-onderdelen en de voorgeschreven bedrijfsvloeistoffen beschikt. Voer niet zelf onderhoudswerkzaamheden<br />

uit, als u daarmee geen ervaring hebt.


NIVEAUS<br />

CONTROLEREN<br />

BELANGRIJK Tijdens het bijvullen<br />

mogen de vloeistoffen<br />

met verschillende specificaties<br />

niet gemengd worden: als de<br />

specificaties van de vloeistoffen<br />

verschillen, kan de auto ernstig<br />

beschadigd worden.<br />

1. Motorolie – 2. Accu – 3.<br />

Remvloeistof – 4.<br />

Ruitensproeiervloeistof – 5.<br />

Koelvloeistof<br />

Uitvoering 1.2 8 V<br />

Uitvoering 1.2 16 V<br />

L0C0090m<br />

L0C0033m<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

233


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

234<br />

Uitvoering 1.4 16 v<br />

Uitvoering 1.3 JTD<br />

L0C0089m<br />

L0C0171m<br />

1. Motorolie – 2. Accu – 3.<br />

Remvloeistof – 4.<br />

Ruitensproeiervloeistof –<br />

5. Koelvloeistof<br />

1. Motorolie – 2. Accu – 3.<br />

Remvloeistof – 4.<br />

Ruitensproeiervloeistof –<br />

5. Koelvloeistof<br />

ATTENTIE<br />

Rook nooit tijdens werkzaamheden<br />

in de motorruimte:<br />

er kunnen licht<br />

ontvlambare gassen aanwezig<br />

zijn; brandgevaar.


MOTOROLIE<br />

Oliepeil controleren<br />

Controleer het oliepeil als de auto op een vlakke ondergrond staat en<br />

enige minuten (circa 5) na het uitzetten van de motor.<br />

Verwijder de oliepeilstok A en maak de peilstok schoon. Plaats de<br />

peilstok geheel terug, verwijder de peilstok en controleer of het<br />

niveau tussen het MIN- en MAX- merkteken staat. Het verschil tussen<br />

het MIN- en MAX-merkteken komt overeen met ongeveer 1 liter<br />

olie.<br />

Uitvoeringen 1.2 16 v – 1.4 16 V<br />

Uitvoering 1.2 8 v<br />

Uitvoering 1.3 JTD<br />

L0C0034m<br />

L0C0091m<br />

L0C0172m<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

235


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN VEILIGHEID<br />

LAMPJES SPIE EN<br />

E BERICHTEN<br />

MESSAGGI<br />

NOOD- IN<br />

EMERGENZA<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

236<br />

Motorolie bijvullen<br />

Als het olieniveau dicht bij of onder het MIN-merkteken<br />

staat, moet via de olievulopening B motorolie<br />

tot aan het MAX-merkteken worden bijgevuld.<br />

Het olieniveau mag nooit het MAX-merkteken<br />

overschrijden.<br />

BELANGRIJK Als het motoroliepeil, ook na herhaalde<br />

controles, boven het MAX-merkteken staat,<br />

laat dan de <strong>Lancia</strong>-dealer het oliepeil herstellen.<br />

BELANGRIJK Na het bijvullen of het verversen van<br />

de olie de motor enige seconden laten draaien, vervolgens<br />

de motor uitzetten en na enige minuten het<br />

oliepeil controleren.<br />

ATTENTIE<br />

Motorolieverbruik<br />

Als richtlijn geldt een maximaal motorolieverbruik<br />

van ongeveer 400 gram per 1000 km.<br />

De motor van een nieuwe auto moet nog worden<br />

ingereden. Dit betekent dat het motorolieverbruik pas<br />

na de eerste 5000 ÷ 6000 km stabiliseert.<br />

BELANGRIJK Het motorolieverbruik hangt af van<br />

de rijstijl en de gebruiksomstandigheden van de<br />

auto.<br />

BELANGRIJK Vul nooit motorolie bij met andere<br />

specificaties dan de olie waarmee de motor is<br />

gevuld.<br />

Wees voorzichtig als u werkzaamheden in de motorruimte moet verrichten en de<br />

motor nog warm is, om brandwonden te voorkomen. Onthoud dat bij een warme<br />

motor de elektroventilateur onverwacht kan inschakelen: kans op verwonding.<br />

Pas op als u sjaals, dassen of loszittende kledingstukken draagt: deze kunnen<br />

door de bewegende onderdelen worden gegrepen.<br />

Afgetapte motorolie en gebruikte oliefilters bevatten stoffen die schadelijk zijn voor het milieu. Het<br />

is raadzaam om het verversen van de motorolie en het vervangen van het oliefilter door de <strong>Lancia</strong>dealer<br />

te laten uitvoeren.


KOELVLOEISTOF VAN HET MOTORKOELSYSTEEM<br />

Het niveau van de koelvloeistof moet gecontroleerd worden bij een<br />

koude motor en mag niet onder het MIN-merkteken op het expansiereservoir<br />

staan.<br />

Een te laag niveau bijvullen door een mengsel van gedemineraliseerd<br />

water en 40% PARAFLU UP van FL Selenia langzaam via vulopening<br />

A van het expansiereservoir te gieten.<br />

Een mengsel van PARAFLU UP en gedestilleerd water in een mengverhouding<br />

van 40% beveiligt tot een temperatuur van –22°C.<br />

Het motorkoelsysteem gebruikt PARAFLU UP-koelvloeistof.<br />

Als eventueel moet worden bijgevuld, gebruik dan vloeistof met<br />

dezelfde specificaties als waarmee het motorkoelsysteem is gevuld.<br />

PARAFLU UP-koelvloeistof kan niet worden gemengd met welke<br />

andere koelvloeistof dan ook. Als dit toch gebeurt, mag de motor absoluut<br />

niet worden gestart en moet u zich tot de <strong>Lancia</strong>-dealer wenden.<br />

ATTENTIE<br />

ATTENTIE<br />

Uitvoeringen 1.2 16 v – 1.4 16 v – 1.2 8 v<br />

Uitvoering 1.3 JTD<br />

Draai bij een warme motor de dop van het expansiereservoir nooit los: gevaar<br />

voor verbranding.<br />

L0C0036m<br />

L0C0173m<br />

Het koelsysteem staat onder druk. Vervang de dop zonodig alleen door een exemplaar<br />

van hetzelfde type, anders kan de werking van het systeem in gevaar worden<br />

gebracht.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

237


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

238<br />

L0C0037m<br />

Uitvoeringen 1.2 16 v – 1.4 16 v – 1.2 8 v<br />

ATTENTIE<br />

ATTENTIE<br />

RUITENSPROEIER-/KOPLAMPSPROEIERVLOEISTOF<br />

Verwijder dop A en vul het reservoir met een mengsel van water en<br />

TUTELA PROFESSIONAL SC 35 in de volgende mengverhouding:<br />

❒ 30% TUTELA PROFESSIONAL SC 35 en 70% water in de<br />

zomer;<br />

❒ 50% TUTELA PROFESSIONAL SC 35 en 50% water in de winter.<br />

Bij temperaturen onder –20°C, TUTELA PROFESSIONAL SC 35<br />

onverdund gebruiken.<br />

Controleer visueel het niveau van de vloeistof in het reservoir.<br />

Rijd niet met een leeg ruitensproeierreservoir: de ruitensproeiers zijn van fundamenteel<br />

belang voor een optimaal zicht.<br />

Enkele in de handel verkrijgbare ruitensproeiervloeistoffen zijn licht ontvlambaar. In de motorruimte<br />

bevinden zich warme onderdelen die bij contact de vloeistof kunnen doen ontbranden.


REMVLOEISTOF<br />

Draai dop A los en controleer of de vloeistof in het reservoir nog op<br />

het maximale niveau staat.<br />

Het niveau mag nooit het MAX-merkteken overschrijden.<br />

Controleer regelmatig de werking van het waarschuwingslampje x<br />

op het instrumentenpaneel.<br />

Voor het bijvullen mag uitsluitend remvloeistof worden gebruikt die<br />

voldoet aan de “DOT 4”-specificaties. Het verdient aanbeveling<br />

TUTELA TOP 4 remvloeistof te gebruiken; dezelfde remvloeistof,<br />

waarmee het remsysteem door de fabriek is gevuld.<br />

BELANGRIJK Remvloeistof trekt water aan. Daarom verdient het<br />

aanbeveling, als de auto overwegend wordt gebruikt in gebieden met<br />

een hoge luchtvochtigheid, de vloeistof vaker te vervangen dan in het<br />

“Onderhoudsschema” staat aangegeven.<br />

Uitvoeringen 1.2 16 v – 1.4 16 v – 1.2 8 v<br />

Uitvoering 1.3 JTD<br />

L0C0035m<br />

L0C0174m<br />

Voorkom, als de dop van het reservoir wordt losgedraaid, dat de corrosieve remvloeistof in contact<br />

komt met de lak. Als dit toch gebeurt moet de lak onmiddellijk worden gewassen.<br />

ATTENTIE<br />

ATTENTIE<br />

De remvloeistof is giftig en zeer corrosief. Als per ongeluk remvloeistof wordt gemorst, moet de lak<br />

onmiddellijk worden gewassen met water en zeep en daarna met veel water worden afgespoeld. Bij<br />

inslikken dient onmiddellijk een arts te worden geraadpleegd.<br />

Het symbool π op het reservoir geeft aan dat synthetische remvloeistof en geen minerale vloeistof<br />

moet worden gebruikt. Het gebruik van minerale vloeistoffen moet absoluut worden vermeden,<br />

omdat de rubbers in het remsysteem door deze vloeistoffen kunnen worden beschadigd.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

239


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

240<br />

LUCHTFILTER/POLLENFILTER<br />

Laat het luchtfilter of het pollenfilter vervangen<br />

door de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />

DIESELFILTER<br />

CONDENS AFTAPPEN (JTD-uitvoeringen)<br />

ACCU<br />

De accu van de LANCIA <strong>Ypsilon</strong> is “onderhoudsarm”:<br />

onder normale omstandigheden hoeft het<br />

elektrolyt niet bijgevuld te worden met gedestilleerd<br />

water.<br />

Water in het brandstofsysteem kan het inspuitsysteem ernstig beschadigen en de motor onregelmatig<br />

doen laten draaien. Als het lampje gaat branden (op enkele uitvoeringen verschijnt ook een<br />

bericht op display), wendt u dan zo snel mogelijk tot de <strong>Lancia</strong>-dealer om het systeem te laten<br />

aftappen. Als het lampje direct na het tanken weer gaat branden, is er mogelijk water in de tank<br />

gekomen: zet in dat geval de motor onmiddellijk uit en wendt u tot de <strong>Lancia</strong>-dealer.


ACCULADING CONTROLEREN<br />

De acculading kan gecontroleerd worden door de kleur van de optische<br />

meter A te controleren.<br />

Zie de volgende tabel of de sticker B op de accu.<br />

Helderwitte kleur<br />

Donkere kleur zonder<br />

groen middenstuk<br />

Donkere kleur met<br />

groen middenstuk<br />

ATTENTIE<br />

ATTENTIE<br />

Elektrolyt bijvullen<br />

Accu niet voldoende opgeladen<br />

Niveau elektrolyt en acculading<br />

voldoende<br />

L0C0092m<br />

Wendt u tot de <strong>Lancia</strong>-dealer<br />

Accu opladen (het is raadzaam dit door<br />

de <strong>Lancia</strong>-dealer te laten uitvoeren)<br />

Geen enkele handeling<br />

De vloeistof in de accu is giftig en corrosief. Voorkom contact met de huid en de<br />

ogen. Houd open vuur en vonkvormende apparaten verwijderd van de accu:<br />

brand- en ontploffingsgevaar.<br />

Als de accu werkt met een zeer laag vloeistofniveau, ontstaat onherstelbare schade<br />

aan de accu en kan de accu openbarsten.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

241


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

242<br />

ACCU VERVANGEN<br />

Als de accu vervangen wordt, moet een originele<br />

accu met dezelfde specificaties worden geïnstalleerd.<br />

Als de accu vervangen wordt door een accu met<br />

andere specificaties, vervallen de onderhoudsintervallen<br />

die in het “Onderhoudsschema” staan aangegeven.<br />

Voor het onderhoud van de nieuwe accu dient u<br />

zich strikt te houden aan de aanwijzingen van de<br />

fabrikant van de accu.<br />

Onoordeelkundige montage van elektrische apparatuur kan ernstige schade toebrengen aan de auto.<br />

Als u na aanschaf van uw auto accessoires wilt monteren die constante voeding nodig hebben (diefstalalarm,<br />

mobiele telefoon, enz.), raden wij u aan contact op te nemen met de <strong>Lancia</strong>-dealer. Deze<br />

kan u de meest geschikte installaties aanraden en controleren of het noodzakelijk is een accu met een<br />

grotere capaciteit te monteren.<br />

Accu’s bevatten zeer schadelijke stoffen voor het milieu. Het is raadzaam om de accu door de<br />

<strong>Lancia</strong>-dealer te laten vervangen. De dealer beschikt over de uitrusting voor het op milieuvriendelijke<br />

wijze en conform de wettelijke bepalingen afvoeren van de accu.<br />

ATTENTIE<br />

ATTENTIE<br />

Als u de auto langere tijd stalt in extreem koude omstandigheden moet, om<br />

bevriezing te voorkomen, de accu worden verwijderd en op een verwarmde plaats<br />

worden bewaard.<br />

Bij werkzaamheden aan de accu of in de buurt van de accu, moet u uw ogen<br />

altijd beschermen met een speciale bril.


PRAKTISCHE TIPS OM DE LEVENSDUUR<br />

VAN DE ACCU TE VERLENGEN<br />

Om het snel ontladen van de accu te voorkomen en<br />

de levensduur te verlengen, dient u de volgende<br />

aanwijzingen nauwkeurig op te volgen.<br />

❒ Wanneer u de auto parkeert, controleer dan of<br />

de portieren, de motorkap en de achterklep goed<br />

gesloten zijn. Hiermee wordt voorkomen dat de<br />

interieurverlichting blijft branden.<br />

❒ Schakel de interieurverlichting uit: de auto is in<br />

ieder geval uitgerust met een systeem voor automatische<br />

uitschakeling van de interieurverlichting.<br />

❒ Voorkom zoveel mogelijk het gebruik van<br />

stroomverbruikers als de motor uitstaat (autoradio,<br />

waarschuwingsknipperlichten, enz.).<br />

❒ Maak voordat werkzaamheden aan de elektrische<br />

installatie van de auto worden uitgevoerd<br />

eerst de minpool van de accu los.<br />

❒ De klemmen moeten altijd goed zijn bevestigd.<br />

BELANGRIJK Een accu die gedurende langere tijd<br />

minder dan 50% geladen is (optische meter donker<br />

zonder groen middenstuk), raakt door sulfatering<br />

beschadigd. Hierdoor loopt de capaciteit en het<br />

startvermogen terug.<br />

Ook is de accu dan gevoeliger voor bevriezing (bij<br />

temperaturen onder –10°C). Als u de auto langere<br />

tijd niet gebruikt, zie dan “Auto langere tijd stallen”<br />

in het hoofdstuk “Starten en wegrijden”.<br />

Als u na aanschaf van uw auto accessoires wilt<br />

monteren die constante voeding nodig hebben<br />

(diefstalalarm, enz.), of accessoires die de elektrische<br />

installatie zwaar belasten, raden wij u aan<br />

contact op te nemen met de <strong>Lancia</strong>-dealer. Deze<br />

kan u de meest geschikte installaties uit het <strong>Lancia</strong><br />

Lineacccessori-programma aanraden en controleren<br />

of de elektrische installatie van de auto geschikt is<br />

voor het extra stroomverbruik of dat het noodzakelijk<br />

is een accu met een grotere capaciteit te monteren.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

243


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

244<br />

Enkele van deze stroomverbruikers blijven continu<br />

stroom verbruiken ook bij een uitgenomen contactsleutel<br />

(geparkeerde auto, motor uitgezet) waardoor<br />

de accu geleidelijk kan ontladen.<br />

Het totale energieverbruik van deze accessoires<br />

(standaard en achteraf gemonteerde accessoires)<br />

moet minder zijn dan 0,6 mA x Ah (van de accu),<br />

zoals in de volgende tabel staat vermeld:<br />

Accu van Maximaal toegestaan stroomverbruik<br />

40 Ah 24 mA<br />

50 Ah 30 mA


WIELEN EN BANDEN<br />

De spanning van de banden, inclusief het reservewiel, moet om de<br />

twee weken en voor een lange rit, worden gecontroleerd. De bandenspanning<br />

moet bij koude banden worden gecontroleerd.<br />

Tijdens het rijden neemt de bandenspanning toe; zie voor de juiste<br />

waarde van de bandenspanning de paragraaf “Wielen” in het hoofdstuk<br />

“Technische gegevens”.<br />

Een onjuiste bandenspanning veroorzaakt een onregelmatige slijtage<br />

van de banden:<br />

A: juiste spanning: gelijkmatige slijtage van het loopvlak.<br />

B: te lage spanning: te grote slijtage aan de zijkanten van het loopvlak.<br />

C: te hoge spanning: te grote slijtage in het midden van het loopvlak.<br />

Banden moeten worden vervangen als de profieldiepte van het loopvlak<br />

minder is dan 1,6 mm. Houdt u echter altijd aan de bepalingen<br />

van het land waarin u rijdt.<br />

BELANGRIJKE TIPS<br />

❒ Voorkom bruusk remmen, met spinnende wielen optrekken, harde<br />

contacten tussen banden en stoepranden, kuilen en andere obstakels.<br />

Het langdurig rijden op een slecht wegdek kan de banden<br />

beschadigen.<br />

❒ Controleer de banden regelmatig op scheuren in de wangen en<br />

bulten of slijtplekken op het loopvlak. Als dit het geval is, wendt<br />

u dan tot de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />

❒ Rijd nooit met een te zwaar beladen auto. Hierdoor kunnen de<br />

banden en de velgen ernstig beschadigd worden.<br />

L0C0093m<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

245


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

246<br />

❒ Stop zo snel mogelijk bij een lekke band en verwissel<br />

het wiel om beschadiging van de band, de<br />

velg, de wielophanging en de stuurinrichting te<br />

voorkomen.<br />

❒ Banden verouderen, ook als zij weinig of nooit<br />

gebruikt zijn. Scheurtjes in het loopvlak en op<br />

de wangen geven aan dat de band verouderd is.<br />

Banden die langer dan zes jaar onder een auto<br />

gemonteerd zijn, moeten dan ook door een specialist<br />

worden gecontroleerd. Dit geldt in het bijzonder<br />

voor het reservewiel.<br />

ATTENTIE<br />

ATTENTIE<br />

ATTENTIE<br />

ATTENTIE<br />

❒ Monteer nooit gebruikte banden of banden,<br />

waarvan de herkomst onbekend is.<br />

❒ Bij de montage van een nieuwe band moet ook<br />

het ventiel vernieuwd worden.<br />

❒ Om een gelijke slijtage van de banden op de<br />

vooras en de achteras te verkrijgen, is het raadzaam<br />

de banden om de 10.000 ÷ 15.000 km<br />

van as te verwisselen. Hierbij moeten de banden<br />

aan dezelfde zijde van de auto gemonteerd blijven,<br />

zodat een omkering van de draairichting<br />

wordt voorkomen.<br />

Bedenk dat ook de wegligging afhankelijk is van een juiste bandenspanning.<br />

Door een te lage bandenspanning wordt de band te heet, waardoor er onherstelbare<br />

inwendige schade aan de band kan ontstaan.<br />

Verwissel de banden niet kruiselings, waarbij de banden van de rechterzijde aan<br />

de linkerzijde en omgekeerd worden gemonteerd.<br />

Voer geen lakwerkzaamheden uit bij lichtmetalen velgen die een temperatuur vereisen<br />

boven 150°C. De mechanische eigenschappen van de wielen kunnen hierdoor<br />

in gevaar worden gebracht.


RUBBER SLANGEN<br />

Houd voor de rubber slangen van het rem- en<br />

brandstofsysteem zeer nauwkeurig de voorschriften<br />

van het “Onderhoudsschema” in dit hoofdstuk aan.<br />

Ozon, hoge temperaturen en het gedurende langere<br />

tijd ontbreken van vloeistof in een systeem zorgen<br />

ervoor dat de slangen uitdrogen en scheuren, waardoor<br />

het betreffende systeem gaat lekken. Daarom<br />

is zorgvuldige controle noodzakelijk.<br />

RUITENWISSERS/-<br />

ACHTERRUITWISSER<br />

WISSERBLADEN<br />

Maak de wisserbladen regelmatig schoon met een<br />

schoonmaakmiddel; wij raden TUTELA PROFES-<br />

SIONAL SC 35 aan.<br />

Vervang de wisserbladen als het rubber vervormd<br />

of versleten is. Het verdient aanbeveling ten minste<br />

een maal per jaar de wisserbladen te vervangen.<br />

Met enkele simpele voorzorgsmaatregelen is het<br />

mogelijk beschadigingen van het rubber te voorkomen.<br />

❒ Wanneer de temperatuur onder 0°C is gedaald,<br />

moet gecontroleerd worden of er geen ijs tussen<br />

wisserblad en ruit zit; maak de wissers zonodig<br />

vrij met een anti-vriesmiddel.<br />

❒ Verwijder eventueel opgehoopte sneeuw van de<br />

ruit om de wisserbladen te beschermen en oververhitting<br />

van de ruitenwissermotor te voorkomen.<br />

❒ Schakel de ruitenwissers/achterruitwisser niet op<br />

een droge ruit in.<br />

Rijden met versleten ruitenwisserbladen is gevaarlijk,<br />

omdat ze het zicht onder extreme atmosferische<br />

omstandigheden aanzienlijk beperken.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

247


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

248<br />

L0C0094m<br />

L0C0095m<br />

Wisserbladen voor vervangen<br />

Ga als volgt te werk:<br />

❒ Til de wisserarm A van de voorruit en plaats het wisserblad onder<br />

een hoek van 90° ten opzichte van de arm.<br />

❒ Druk op de lip B van de veerklem en verwijder het wisserblad van<br />

de arm.<br />

❒ Monteer het nieuwe blad, waarbij de lip in de zitting op de wisserarm<br />

moet vallen; controleer of het wisserblad geborgd is.<br />

Wisserblad achter vervangen<br />

Ga als volgt te werk:<br />

❒ Kantel het dopje A omhoog, draai de moer B los, waarmee de wisserarm<br />

aan de as is bevestigd, en neem de arm van de as.<br />

❒ Plaats de nieuwe wisserarm in de juiste stand en draai de moer<br />

zorgvuldig vast.<br />

❒ Kantel het dopje naar beneden.


RUITENSPROEIERS<br />

Voorruit (ruitensproeiers)<br />

Als de ruitensproeiers niet werken, controleer dan<br />

eerst het niveau in het ruitensproeiertankje (zie de<br />

paragraaf “Niveaus controleren” in dit hoofdstuk.<br />

Controleer vervolgens of de ruitensproeiermonden<br />

niet verstopt zijn. Deze kunnen zonodig met een<br />

speld worden doorgeprikt.<br />

De stralen moeten op ongeveer 1/3 van de bovenkant<br />

van de ruit worden gericht.<br />

Achterruit (achterruitsproeier)<br />

De stralen van de achterruitsproeier kunnen op<br />

dezelfde manier worden afgesteld als die van de<br />

ruitensproeiers voor.<br />

De ruitensproeiermond bevindt zich aan de linkerkant<br />

van het derde remlicht.<br />

KOPLAMPSPROEIERS<br />

Controleer regelmatig of de koplampsproeiers<br />

schoon en in goede staat zijn.<br />

De koplampsproeiers werken automatisch als het<br />

dim-/grootlicht brandt en de ruitensproeiers worden<br />

ingeschakeld.<br />

CARROSSERIE<br />

BESCHERMING TEGEN ATMOSFERISCHE<br />

INVLOEDEN<br />

De belangrijkste oorzaken van roest zijn:<br />

❒ luchtverontreiniging;<br />

❒ zoutgehalte in de lucht en luchtvochtigheid<br />

(gebieden aan zee, warm en vochtig klimaat);<br />

❒ omgevings-/seizoensinvloeden.<br />

Ook de invloed van schurende elementen, zoals<br />

stoffige omgeving, opwaaiend zand, modder en<br />

steenslag op de lak en de onderzijde moet niet worden<br />

onderschat.<br />

<strong>Lancia</strong> heeft voor de LANCIA <strong>Ypsilon</strong> de beste<br />

technologische oplossingen toegepast om de carrosserie<br />

efficiënt tegen roest te beschermen.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

249


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

250<br />

De belangrijkste zijn:<br />

❒ De toepassing van aangepaste spuittechnieken<br />

en lakproducten die de auto de benodigde weerstand<br />

tegen roest en schurende elementen verlenen.<br />

❒ Het gebruik van verzinkte (of voorbehandelde)<br />

plaatdelen met een hoge corrosiebestendigheid.<br />

❒ Het aanbrengen van een gespoten beschermende<br />

waslaag op de onderzijde, in de wielkuipen, in<br />

de motorruimte en verschillende holle ruimtes,<br />

met een hoog beschermend vermogen.<br />

❒ Het aanbrengen van een beschermende kunststof<br />

laag op kwetsbare delen: onderzijde van de<br />

portieren, binnenzijde van de spatborden,<br />

naden, randen, enz.<br />

❒ Toepassing van “open” holle ruimtes om condensvorming<br />

te voorkomen en binnendringend<br />

water af te voeren, waardoor roest van binnenuit<br />

wordt voorkomen.<br />

CARROSSERIEGARANTIE<br />

Bij de LANCIA <strong>Ypsilon</strong> is de carrosserie tegen doorroesten<br />

van alle originele componenten van de carrosserie<br />

en van alle dragende delen gegarandeerd.<br />

Voor de specifieke voorwaarden van deze garantie<br />

wordt verwezen naar het boekje “SERVICE EN<br />

GARANTIEHANDLEIDING”.


TIPS VOOR HET BEHOUD VAN DE CARROS-<br />

SERIE<br />

Lak<br />

De lak heeft behalve een esthetische functie ook een<br />

beschermende functie.<br />

Daarom moeten beschadigingen van de laklaag,<br />

zoals krassen, onmiddellijk worden bijgewerkt om<br />

roestvorming te voorkomen. Het bijwerken dient<br />

met de originele lak te worden uitgevoerd (zie<br />

“Plaatje met informatie over de carrosserielak” in<br />

het hoofdstuk “Technische gegevens” ).<br />

Het normale onderhoud van de auto beperkt zich<br />

tot wassen, waarbij de frequentie afhankelijk is van<br />

het gebruik van de auto en van de omgeving. Het is<br />

raadzaam de auto vaker te wassen bij sterke luchtverontreiniging<br />

of bij het rijden over wegen met<br />

strooizout.<br />

De juiste wasmethode:<br />

❒ Verwijder de antenne van het dak als u de auto<br />

in een wastunnel wast, om te voorkomen dat<br />

deze beschadigt.<br />

❒ Spoel de auto eerst met een waterstraal onder<br />

lage druk af.<br />

❒ Was de auto met een zachte spons met een<br />

oplossing van neutrale zeep; spoel daarbij de<br />

spons regelmatig uit.<br />

❒ Spoel de auto af met schoon water en droog de<br />

auto met warme lucht of een schone, zachte<br />

zeem.<br />

De minder zichtbare delen zoals randen van portieren,<br />

achterklep, motorkap en de koplampranden<br />

moeten niet vergeten worden, omdat daar water kan<br />

blijven staan. Het verdient aanbeveling de auto na<br />

het wassen niet onmiddellijk binnen te zetten, maar<br />

de auto nog even buiten te laten staan, zodat waterresten<br />

buiten kunnen verdampen.<br />

Was de auto nooit in de zon of als de motorkap nog<br />

warm is: omdat dan de glans van de lak kan afnemen.<br />

De kunststof carrosseriedelen kunnen op dezelfde<br />

wijze worden gewassen als de gespoten carrosseriedelen.<br />

Parkeer de auto niet onder bomen, aangezien harsdruppels<br />

bij langere inwerking de lak kunnen<br />

beschadigen, waardoor de kans op roestvorming<br />

wordt vergroot.<br />

BELANGRIJK Vogeluitwerpselen dienen zo snel en<br />

zo goed mogelijk van de lak verwijderd te worden,<br />

omdat door de agressieve bestanddelen de lak kan<br />

beschadigen.<br />

Schoonmaakmiddelen verontreinigen het water. Daarom moet de auto bij voorkeur worden gewassen<br />

op een plaats waar het afvalwater direct wordt opgevangen en gezuiverd.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

251


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

252<br />

Ruiten<br />

Gebruik voor het schoonmaken van de ruiten een<br />

daarvoor geschikt schoonmaakmiddel. Gebruik een<br />

schone, zachte doek om krassen en beschadigingen<br />

te voorkomen.<br />

BELANGRIJK Let er bij het schoonmaken van de<br />

binnenzijde van de achterruit op, dat de elektrische<br />

weerstandsdraden van de achterruitverwarming<br />

niet worden beschadigd. Veeg voorzichtig in de<br />

richting van de draden.<br />

Motorruimte<br />

Het verdient aanbeveling de motorruimte na het<br />

winterseizoen zorgvuldig te laten uitspuiten. Hierbij<br />

moet er goed op worden gelet dat de waterstralen<br />

niet direct met de elektronische regeleenheden in<br />

contact komen. Laat dit verzorgen door een gespecialiseerd<br />

bedrijf.<br />

BELANGRIJK Voor het uitspuiten van de motorruimte<br />

moet de contactsleutel in stand STOP staan<br />

en de motor koud zijn. Controleer na het reinigen<br />

of de verschillende beschermingen (rubber kappen,<br />

deksels, enz.) nog op hun plaats zitten en niet<br />

beschadigd zijn.<br />

ATTENTIE<br />

INTERIEUR<br />

Controleer af en toe of er onder de vloerbedekking<br />

geen water is blijven staan (dooiwater van sneeuwresten<br />

aan schoenen, lekkende paraplu’s, enz.),<br />

waardoor roestvorming op de bodem veroorzaakt<br />

zou kunnen worden.<br />

STOELEN EN STOFFEN BEKLEDING<br />

Verwijder stof met een zachte borstel of een stofzuiger.<br />

Voor een nog betere reiniging van de stoffen<br />

bekleding raden wij u aan de borstel vochtig te<br />

maken.<br />

Reinig de zittingen met een vochtige spons en een<br />

oplossing van neutrale zeep.<br />

Gebruik nooit ontvlambare producten zoals petroleum of wasbenzine voor het<br />

reinigen van de interieurdelen van de auto. De elektrostatische lading die tijdens<br />

het reinigen door het wrijven ontstaat, kan brand veroorzaken.


MET LEER BEKLEDE STOELEN<br />

Verwijder droog vuil met een zeemleer of een iets<br />

vochtige doek, zonder hard te drukken.<br />

Dep een vochtige vlek of vet met een droge en<br />

absorberende doek en wrijf daarbij niet. Behandel<br />

de plek vervolgens met een doek of zeem bevochtigd<br />

met water en een neutrale zeep.<br />

Als de vlek nog niet verwijderd is, behandel de vlek<br />

dan met een speciaal schoonmaakmiddel, waarbij<br />

de instructies op de verpakking strikt moeten worden<br />

opgevolgd.<br />

BELANGRIJK Gebruik nooit alcohol of producten<br />

op basis van alcohol.<br />

ATTENTIE<br />

KUNSTSTOF INTERIEURDELEN<br />

Gebruik speciale reinigingsmiddelen om het visuele<br />

effect van de componenten niet te wijzigen.<br />

BELANGRIJK Gebruik nooit alcohol of benzine om<br />

het glas van het instrumentenpaneel schoon te<br />

maken.<br />

Bewaar nooit spuitbussen in de auto. Ontploffingsgevaar. Spuitbussen mogen niet<br />

worden blootgesteld aan temperaturen boven 50°C. In de zomer kan de temperatuur<br />

in het interieur ver boven deze waarde oplopen.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

253


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

254<br />

TECHNISCHE GEGEVENS<br />

IDENTIFICATIEGEGEVENS ............................... 255<br />

MOTORCODES<br />

- CARROSSERIE-UITVOERINGEN ...................... 257<br />

MOTOR ................................................................ 258<br />

BRANDSTOFSYSTEEM ....................................... 259<br />

TRANSMISSIE ..................................................... 259<br />

REMMEN ............................................................. 260<br />

WIELOPHANGING .............................................. 260<br />

STUURINRICHTING ........................................... 260<br />

WIELEN .............................................................. 261<br />

AFMETINGEN ..................................................... 265<br />

PRESTATIES ........................................................ 266<br />

GEWICHTEN ....................................................... 267<br />

VULLINGSTABEL ............................................... 268<br />

SMEERMIDDELEN EN VLOEISTOFFEN ........... 270<br />

BRANDSTOFVERBRUIK ..................................... 272<br />

CO 2-EMISSIE ....................................................... 273


IDENTIFICATIEGEGEVENS<br />

Wij raden u aan nota te nemen van de identificatiegegevens. De identificatiegegevens<br />

zijn op de typeplaatjes ingeslagen en worden hieronder<br />

vermeld:<br />

- Typeplaatje met identificatiegegevens<br />

- Chassisnummer<br />

- Plaatje met informatie over de carrosserielak<br />

- Motorcode.<br />

TYPEPLAATJE MET IDENTIFICATIEGEGEVENS<br />

Het typeplaatje is aangebracht op de fronttraverse in de motorruimte<br />

en bevat de volgende informatie:<br />

A - Naam van de fabrikant.<br />

B - Nummer typegoedkeuring.<br />

C - Identificatiecode van het autotype.<br />

D - Chassisnummer.<br />

E - Max. toelaatbaar totaalgewicht van de auto.<br />

F - Max. toelaatbaar totaalgewicht van de auto met aanhanger.<br />

G - Max. toelaatbare voorasbelasting.<br />

H - Max. toelaatbare achterasbelasting.<br />

I - Motortype.<br />

L - Code van de carrosserie-uitvoering.<br />

M - Nummer voor onderdelen.<br />

N - Correctiewaarde voor de uitlaatrookgasmeting (alleen bij dieselmotoren).<br />

L0C0129m<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

255


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

256<br />

L0C0131m<br />

L0C0130m<br />

CHASSISNUMMER<br />

Het chassisnummer is ingeslagen in de bodemplaat naast de rechter<br />

voorstoel.<br />

Het is bereikbaar nadat het klepje in de vloerbedekking is opgetild<br />

en bevat de volgende gegevens:<br />

❒ type van de auto;<br />

❒ oplopend productienummer.<br />

PLAATJE MET INFORMATIE OVER DE CARROSSERIELAK<br />

Het plaatje is op de binnenzijde van de motorkap aangebracht en<br />

bevat de volgende informatie:<br />

A - Fabrikant van de lak.<br />

B - Kleurbenaming.<br />

C - Kleurcode.<br />

D - Kleurcode voor bijwerken en overspuiten.<br />

MOTORCODE<br />

De motorcode is in het cilinderblok ingeslagen en bestaat uit het<br />

motortype en een oplopend productienummer.


MOTORCODES - CARROSSERIE-UITVOERINGEN<br />

1.2 8V 188A4000<br />

1.2 16V 188A5000<br />

1.4 16V 843A1000<br />

1.3 JTD 188A9000<br />

(▲) Uitvoering 5 zitplaatsen<br />

(*) Uitvoering 4 zitplaatsen<br />

Typecode van de motor Code van de carrosserie-uitvoering<br />

843AXA1A 00 (*)<br />

843AXA1A 00B (▲)<br />

843AXB1A 01 (*)<br />

843AXB1A 01B (▲)<br />

843AXC1A 02 (*)<br />

843AXC1A 02B (▲)<br />

843AXD1A 03 (*)<br />

843AXD1A 03B (▲)<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

257


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

258<br />

MOTOR<br />

ALGEMEEN<br />

Typecode<br />

Cyclus<br />

Aantal en opstelling cilinders<br />

Boring en slag mm<br />

Cilinderinhoud cm 3<br />

Compressieverhouding<br />

Max. vermogen (EU) kW<br />

pk<br />

bijbehorend toerental min -1<br />

Max. koppel (EU) Nm<br />

kgm<br />

bijbehorend toerental min -1<br />

Bougies<br />

Brandstof<br />

1.28V<br />

188A4000<br />

Otto<br />

4 in lijn<br />

70,8x 78,86<br />

1242<br />

9,5 ± 0,2<br />

44<br />

60<br />

5000<br />

102<br />

2500<br />

Champion RC10YCC<br />

Bosch FR8DE<br />

NGK BKR5EZ<br />

Loodvrije benzine 95<br />

RON<br />

1.2 16V<br />

188A5000<br />

Otto<br />

4 in lijn<br />

70,8x 78,86<br />

1242<br />

10,6 ± 0,2<br />

59<br />

80<br />

5000<br />

114<br />

4000<br />

NGK DCPR7E-N<br />

Bosch YR7DE01<br />

Loodvrije benzine 95<br />

RON<br />

1.4 16V<br />

843A1000<br />

Otto<br />

4 in lijn<br />

72 x 84<br />

1368<br />

11 ± 0,2<br />

70<br />

95<br />

5800<br />

128<br />

4500<br />

NGK DCPR7E-N<br />

Loodvrije benzine 95<br />

RON<br />

1.3 JTD<br />

188A9000<br />

Diesel<br />

4 in lijn<br />

69,6x 82<br />

1248<br />

18 ± 0,40<br />

51<br />

70<br />

4000<br />

180<br />

1750<br />

–<br />

Diesel voor motorvoertuigen<br />

(spec. EN590)


BRANDSTOFSYSTEEM<br />

Brandstofsysteem<br />

TRANSMISSIE<br />

Versnellingsbak<br />

Koppeling<br />

Aandrijving<br />

1.2 8V - 1.2 16V - 1.4 16V<br />

Elektronische sequentiële, gefaseerde multipoint<br />

inspuiting. Returnless-systeem<br />

1.2 8V - 1.2 16V - 1.4 16V<br />

Vijf gesynchroniseerde versnellingen vooruit<br />

en één versnelling achteruit<br />

Zelfstellend<br />

met koppelingspedaal zonder vrije slag<br />

Voor<br />

1.3 JTD<br />

Elektronisch geregelde directe inspuiting multijet<br />

“Common Rail” Turbocompressor met vaste geometrie<br />

1.3 JTD<br />

Vijf gesynchroniseerde versnellingen vooruit<br />

en één versnelling achteruit<br />

Zelfstellend<br />

met koppelingspedaal zonder vrije slag<br />

Modificaties of reparaties aan het brandstofsysteem die niet correct worden uitgevoerd en waarbij<br />

geen rekening wordt gehouden met de technische specificaties van het systeem, kunnen storingen<br />

in de werking en zelfs brand veroorzaken.<br />

Voor<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

259


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

260<br />

REMMEN<br />

Voetrem:<br />

– voor<br />

– achter<br />

Handrem<br />

Bediend met handremhefboom,<br />

werkend op de achterwielen.<br />

BELANGRIJK Water, ijs en strooizout op de wegen kunnen zich afzetten op de remschijven waardoor de gewenste remvertraging<br />

iets later wordt bereikt.<br />

WIELOPHANGING<br />

Voor<br />

Achter<br />

STUURINRICHTING<br />

Type<br />

Minimum draaicirkel<br />

(tussen stoepranden) m<br />

1.2 8V - 1.2 16V - 1.4 16V - 1.3 JTD<br />

Schijfremmen met zwevende remtangen, en één remcilinder per wiel.<br />

Trommelremmen<br />

1.2 8V - 1.2 16V - 1.4 16V - 1.3 JTD<br />

Onafhankelijke wielophanging type Mc Pherson<br />

Semi-onafhankelijk met via torsietraverse gekoppelde wielen<br />

1.2 8V - 1.2 16V - 1.4 16V - 1.3 JTD<br />

Tandheugelstuurhuis<br />

met elektrische stuurbekrachtiging<br />

9,83


WIELEN<br />

WIELEN EN BANDEN<br />

Geperst stalen of lichtmetalen velgen. Tubeless radiaalbanden. Op de<br />

typegoedkeuring zijn bovendien alle goedgekeurde banden aangegeven.<br />

BELANGRIJK Als de gegevens in het instructieboekje afwijken van die<br />

van de typegoedkeuring, dient u zich altijd aan de gegevens van de typegoedkeuring<br />

te houden.<br />

Voor de rijveiligheid is het noodzakelijk dat u zich aan de voorgeschreven<br />

afmetingen houdt en dat alle wielen zijn voorzien van banden van hetzelfde<br />

merk en hetzelfde type.<br />

BELANGRIJK In tubeless banden mogen geen binnenbanden gebruikt<br />

worden.<br />

RESERVEWIEL<br />

Geperst stalen velg. Tubeless radiaalband.<br />

WIELUITLIJNING<br />

Toespoor gemeten tussen de velgranden van de voorwielen: 0±1 mm.<br />

De waarden zijn van toepassing op een onbelaste auto in rijklare staat.<br />

VERKLARING VAN DE CODERING OP DE BANDEN<br />

Voorbeeld: 185/65 R 14 86 T<br />

185 = Nominale breedte (S, afstand tussen de wangen in mm).<br />

65 = Hoogte/breedte-verhouding (H/S) (percentage).<br />

R = Radiaalband.<br />

14 = Diameter van de velg (in inch) (Ø).<br />

86 = Beladingsindex (draagvermogen).<br />

T = Maximale snelheid.<br />

L0C0132m<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

261


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

262<br />

Beladingsindex (draagvermogen)<br />

60 = 250 kg 84 = 500 kg<br />

61 = 257 kg 85 = 515 kg<br />

62 = 265 kg 86 = 530 kg<br />

63 = 272 kg 87 = 545 kg<br />

64 = 280 kg 88 = 560 kg<br />

65 = 290 kg 89 = 580 kg<br />

66 = 300 kg 90 = 600 kg<br />

67 = 307 kg 91 = 615 kg<br />

68 = 315 kg 92 = 630 kg<br />

69 = 325 kg 93 = 650 kg<br />

70 = 335 kg 94 = 670 kg<br />

71 = 345 kg 95 = 690 kg<br />

72 = 355 kg 96 = 710 kg<br />

73 = 365 kg 97 = 730 kg<br />

74 = 375 kg 98 = 750 kg<br />

75 = 387 kg 99 = 775 kg<br />

76 = 400 kg 100 = 800 kg<br />

77 = 412 kg 101 = 825 kg<br />

78 = 425 kg 102 = 850 kg<br />

79 = 437 kg 103 = 875 kg<br />

80 = 450 kg 104 = 900 kg<br />

81 = 462 kg 105 = 925 kg<br />

82 = 475 kg<br />

83 = 487 kg<br />

106 = 950 kg<br />

Maximale snelheid<br />

Q = max. 160 km/h.<br />

R = max. 170 km/h.<br />

S = max. 180 km/h.<br />

T = max. 190 km/h.<br />

U = max. 200 km/h.<br />

H = max. 210 km/h.<br />

V = max. 240 km/h.<br />

W = max. 270 km/h.<br />

Y = max. 300 km/h.<br />

Maximale snelheid bij<br />

winterbanden<br />

QM + S = max. 160 km/h.<br />

TM + S = max. 190 km/h.<br />

HM + S = max. 210 km/h.<br />

VERKLARING VAN DE CODE-<br />

RING OP DE VELGEN<br />

Bijvoorbeeld: 6 J x 14 H2 ET40<br />

6 = breedte van de velg (in<br />

inch) (1).<br />

J = velgbedprofiel (deel<br />

aan de zijkanten waarop<br />

de band steunt)<br />

(2).<br />

14 = Montagediameter in<br />

inch (komt overeen<br />

met die van de band<br />

die gemonteerd moet<br />

worden) (3 = Ø).<br />

H2 = vorm en aantal<br />

“humps” (vorm van de<br />

velgrand die de wang<br />

van de tubeless band<br />

op zijn plaats houdt).<br />

ET 40 = diepte van de velgbolling<br />

(afstand tussen<br />

het montagevlak van<br />

de velg op de naaf en<br />

het velghart).


Uitvoeringen Velgmaat Bandenmaat Reservewiel<br />

Standaard Winterbanden Velgmaat Bandenmaat<br />

1.2 8V 6J x 14H2-ET 40 185/65 R14 86T<br />

6J x 15H2-ET 40 195/55 R15 85H<br />

6,5J x 16H2-ET 40(*) 195/45 R16 80V<br />

1.2 16V 6J x 14H2-ET 40 185/65 R14 86T<br />

6J x 15H2-ET 40 195/55 R15 85H<br />

6,5J x 16H2-ET 40(*) 195/45 R16 80V<br />

1.4 16V 6J x 14H2-ET 40 185/65 R14 86T<br />

6J x 15H2-ET 40 195/55 R15 85H<br />

6,5J x 16H2-ET 40(*) 195/45 R16 80V<br />

1.3 JTD 6J x 14H2-ET 40 185/65 R14 86T<br />

6J x 15H2-ET 40 195/55 R15 85H<br />

6,5J x 16H2-ET 40(*) 195/45 R16 84V<br />

(*) Lichtmetalen velgen.<br />

185/65 R14 86Q M+S<br />

195/55 R15 85T M+S<br />

185/65 R14 86Q M+S<br />

195/55 R15 85T M+S<br />

185/65 R14 86Q M+S<br />

195/55 R15 85T M+S<br />

185/65 R14 86Q M+S<br />

195/55 R15 85T M+S<br />

4,00x14”-H-43<br />

4,00x14”-H-43<br />

4,00x14”-H-43<br />

4,00x14”-H-43<br />

135/80 B14 80P<br />

135/80 R14 84P<br />

135/80 B14 80P<br />

135/80 R14 84P<br />

135/80 B14 80P<br />

135/80 R14 84P<br />

135/80 B14 80P<br />

135/80 R14 84P<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

263


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

264<br />

BANDENSPANNING IN KOUDE TOESTAND (bar)<br />

STANDAARD BANDEN RESERVEWIEL<br />

Bandenmaat Onbeladen Volbeladen<br />

Voor Achter Voor Achter<br />

185/65 R14 86T 2 2 2,2 2,2<br />

1.2 8V 195/55 R15 85H 2,1 2,1 2,3 2,3 2,8<br />

195/45 R16 80V 2,1 2,1 2,3 2,3<br />

185/65 R14 86T 2 2 2,2 2,2<br />

1.2 16V 195/55 R15 85H 2,1 2,1 2,3 2,3 2,8<br />

195/45 R16 80V 2,1 2,1 2,3 2,3<br />

185/65 R14 86T 2 2 2,2 2,2<br />

1.4 16V 195/55 R15 85H 2,1 2,1 2,3 2,3 2,8<br />

195/45 R16 80V 2,1 2,1 2,3 2,3<br />

185/65 R14 86T 2 2 2,2 2,2<br />

1.3 JTD 195/55 R15 85H 2,1 2,1 2,3 2,3 2,8<br />

195/45 R16 84V 2,1 2,1 2,3 2,3<br />

Bij warme banden moet de bandenspanning 0,3 bar hoger zijn dan de voorgeschreven waarde. Controleer de spanning opnieuw bij<br />

koude banden.<br />

Bij winterbanden moet de in de tabel aangegeven waarde van de standaard gemonteerde banden met 0,2 bar verhoogd worden.


1.2 8V - 1.2 16V -<br />

1.4 16V - 1.3 JTD<br />

AFMETINGEN<br />

De afmetingen zijn aangegeven in mm<br />

en hebben betrekking op een auto die is<br />

uitgerust met standaardbanden.<br />

De hoogte heeft betrekking op een onbelaste<br />

auto.<br />

Inhoud bagageruimte<br />

Inhoud bij onbeladen auto<br />

(VDA-norm) ...........215(*)/290(▼) dm3 (*) met de achterbank geheel naar achteren<br />

geschoven<br />

(▼) met de achterbank geheel naar<br />

voren geschoven<br />

A B C D E F G H<br />

3778 787 2388 603 1530 1450 1720 1440(*)<br />

(*) Afhankelijk van de velgmaat kunnen er kleine verschillen zijn in de maten.<br />

L0C0133m<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

265


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

266<br />

PRESTATIES<br />

Max. snelheid na de inrijperiode van de auto, in km/h.<br />

1.2 8V 1.2 16V 1.4 16V 1.3 JTD<br />

153 165 175 165


GEWICHTEN<br />

Gewichten (kg) (sedan-uitvoeringen)<br />

Rijklaar gewicht (met volle reservoirs,<br />

reservewiel, gereedschap en accessoires):<br />

Nuttig laadvermogen (*) inclusief de bestuurder:<br />

Max. toelaatbaar gewicht (**)<br />

– vooras:<br />

– achteras:<br />

– totaalgewicht:<br />

Gewicht van de aanhanger<br />

– geremd:<br />

– ongeremd:<br />

Max. dakbelasting (***):<br />

Max. gewicht op de trekhaak<br />

(geremde aanhanger):<br />

1.2 8V 1.2 16V 1.4 16V 1.3 JTD<br />

945<br />

515<br />

800<br />

750<br />

1460<br />

750<br />

400<br />

75<br />

60<br />

(*) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (opendak, trekhaak, enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor het totale laadvermogen<br />

met hetzelfde gewicht daalt.<br />

(**) Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de auto zodanig<br />

wordt beladen dat deze limieten niet worden overschreden.<br />

(***) Allesdragers opgenomen in het <strong>Lancia</strong> Lineaccessori-programma, max. draagvermogen: 40 kg.<br />

975<br />

515<br />

800<br />

750<br />

1490<br />

900<br />

400<br />

75<br />

60<br />

980<br />

515<br />

800<br />

750<br />

1495<br />

900<br />

400<br />

75<br />

60<br />

1045<br />

415<br />

850<br />

750<br />

1520<br />

900<br />

400<br />

75<br />

60<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

267


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

268<br />

VULLINGSTABEL<br />

Brandstoftank:<br />

incl. een reserve van:<br />

Motorkoelsysteem<br />

– met airconditioning:<br />

Motorcarter:<br />

Carter en oliefilter:<br />

Versnellingsbak en differentieel:<br />

Hydraulisch remcircuit met<br />

ABS:<br />

Vloeistofreservoir ruitensproeiers<br />

, achterruitsproeier<br />

en koplampsproeiers: (*)<br />

1.2 8V 1.2 16V 1.4 16V<br />

liter kg liter kg liter kg<br />

47<br />

5/7<br />

4,5<br />

–<br />

–<br />

–<br />

–<br />

1,8(4,5)<br />

–<br />

–<br />

–<br />

2,2<br />

2,5<br />

1,5<br />

0,55<br />

–<br />

(*) De waarden tussen haakjes hebben betrekking op de uitvoeringen met koplampsproeiers.<br />

(❒) Voor temperaturen onder –20°C raden wij het gebruik aan van SELENIA PERFORMER SAE 5W-30.<br />

47<br />

5/7<br />

4,5<br />

–<br />

–<br />

–<br />

–<br />

1,8(4,5)<br />

–<br />

–<br />

–<br />

2,2<br />

2,5<br />

1,5<br />

0,55<br />

–<br />

47<br />

5/7<br />

4,5<br />

–<br />

–<br />

–<br />

–<br />

1,8(4,5)<br />

–<br />

–<br />

–<br />

2,2<br />

2,5<br />

1,5<br />

0,55<br />

–<br />

Voorgeschreven brandstof<br />

Aanbevolen producten<br />

Loodvrije superbenzine met<br />

octaangetal van ten minste 95<br />

R.O.N (specificatie EN228)<br />

Mengsel van gedemineraliseerd<br />

water en 40% PARAFLU UP<br />

SELENIA 20K (❒)<br />

TUTELA CAR ZC 75 SYNTH<br />

TUTELA TOP 4<br />

Mengsel van water en<br />

TUTELA PROFESSIONAL SC<br />

35


Brandstoftank:<br />

inclusief een reserve van:<br />

Motorkoelsysteem<br />

– met airconditioning:<br />

Motorcarter:<br />

Carter en oliefilter:<br />

Versnellingsbak en differentieel:<br />

Hydraulisch remcircuit met ABS:<br />

Vloeistofreservoir ruitensproeiers<br />

, achterruitsproeier<br />

en koplampsproeiers: (*)<br />

(*) De waarden tussen haakjes hebben betrekking op de uitvoeringen met koplampsproeiers.<br />

(❍) Voor temperaturen onder –15°C raden wij het gebruik aan van SELENIA WR 5W-40.<br />

liter<br />

47<br />

5/7<br />

6,8<br />

–<br />

–<br />

–<br />

–<br />

1,8 (4,5)<br />

1.3 JTD Voorgeschreven brandstof<br />

kg<br />

Aanbevolen producten<br />

–<br />

–<br />

–<br />

2,85<br />

3<br />

1,8<br />

0,55<br />

–<br />

Diesel voor motorvoertuigen<br />

(specificatie EN590)<br />

Mengsel van gedemineraliseerd<br />

water en 40% PARAFLU UP<br />

SELENIA WR (❍)<br />

TUTELA CAR ZC 75 SYNTH<br />

TUTELA TOP 4<br />

Mengsel van water en<br />

TUTELA<br />

PROFESSIONAL SC 35<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

269


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

270<br />

SMEERMIDDELEN EN VLOEISTOFFEN<br />

AANBEVOLEN PRODUCTEN EN HUN SPECIFICATIES<br />

Gebruik Specificaties van de smeermiddelen en vloeistoffen<br />

voor een correct functioneren van de auto<br />

Smering voor<br />

benzinemotoren<br />

(❒)<br />

Smering voor<br />

dieselmotoren<br />

(❍)<br />

Motorolie SAE 10W-40 op synthetische basis, die ruimschoots<br />

voldoet aan de specificaties ACEA A3 en API SL.<br />

Motorolie SAE 5W-30 op synthetische basis, die ruimschoots<br />

voldoet aan de specificaties ACEA A1 en API SL.<br />

Motorolie SAE 5W-40 op synthetische basis,<br />

die ruimschoots voldoet aan de specificaties ACEA B4, API CF<br />

en FIAT 9.55535-M2.<br />

Aanbevolen smeermiddelen<br />

en vloeistoffen<br />

SELENIA 20K<br />

SELENIA<br />

PERFORMER<br />

SELENIA WR<br />

(❒) Bij zeer lage buitentemperaturen raden wij het gebruik aan van SELENIA PERFORMER 5W-30.<br />

(❍)Bij zeer lage buitentemperaturen raden wij het gebruik aan van SELENIA WR DIESEL 5W-40.<br />

Toepassing<br />

L0C0175m


Gebruik Specificaties van de smeermiddelen en vloeistoffen<br />

voor een correct functioneren van de auto<br />

Olie en vetten voor<br />

krachtoverbrengingen<br />

Vloeistof voor<br />

remsysteem<br />

Antivries voor<br />

radiateur<br />

Vloeistof voor ruitensproeiers/<br />

achterruitsproeier/<br />

koplampsproeiers<br />

Synthetische SAE 75W-80 EP olie, die ruimschoots voldoet<br />

aan de specificaties API GL5 en MIL - L - 2105 D<br />

LEV.<br />

Vet op basis van lithiumzepen.<br />

Indringingsgetal NLGI 0.<br />

Waterafstotend vet op basis van lithiumzepen, indringingsgetal:<br />

NLGI=2, bevat organische molybdeenbisulfide<br />

Synthetische remvloeistof FMVSS nr, 116 DOT 4, ISO<br />

4925, CUNA NC 956-01<br />

Roodgekleurd beschermingsmiddel met antivries op basis<br />

van glycol-monoethyleen voor koelsysteem. Met organische<br />

formule gebaseerd op O.A.T.-technologie. Voldoet ruimschoots<br />

aan de specificaties CUNA NC 956-16,<br />

ASTM D 33306<br />

Mengsel van alcoholen en oppervlakte-actieve stoffen<br />

CUNA NC 956-11<br />

Aanbevolen smeermiddelen<br />

en vloeistoffen<br />

TUTELA CAR<br />

ZC 75 SYNTH<br />

TUTELA MRM ZERO<br />

TUTELA STAR 325<br />

(uitvoering 1.4)<br />

TUTELA STAR 500<br />

TUTELA TOP 4<br />

PARAFLU UP (*)<br />

TUTELA<br />

PROFESSIONAL<br />

SC 35<br />

Toepassing<br />

Handgeschakelde versnellingsbak<br />

en differentieel<br />

Homokinetische koppeling<br />

aan zijde differentieel<br />

Homokinetische koppeling<br />

aan zijde wiel<br />

Hydr. remsysteem en<br />

koppelingbediening<br />

Motorkoelsysteem.<br />

Mengverhouding:<br />

40% tot –22°C<br />

Onverdund of<br />

met water gebruiken<br />

(*) Belangrijk. Nooit bijvullen of mengen met vloeistoffen waarvan de specificaties afwijken ven hetgeen is voorgeschreven.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

271


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

272<br />

BRANDSTOFVERBRUIK<br />

Het brandstofverbruik dat in de tabellen is opgenomen, is gemeten volgens een vastgestelde testmethode die in<br />

EU-normen is vastgelegd.<br />

Het brandstofverbruik is gemeten tijdens:<br />

❒ een stadsrit: opgebouwd uit een koude start gevolgd door een gesimuleerde, normale testrit in stadsverkeer;<br />

❒ een rit buiten de stad: hierbij wordt veelvuldig geaccelereerd in alle versnellingen en wordt een normaal<br />

gebruik van de auto buiten de stad gesimuleerd. De snelheid varieert tussen de 0 en 120 km/h;<br />

❒ gecombineerd brandstofverbruik: hierbij telt de waarde van de stadsrit mee voor 37% en de waarde van<br />

de testrit buiten de stad voor 63%.<br />

BELANGRIJK Het soort wegdek, verkeerssituatie, atmosferische omstandigheden, rijstijl,<br />

uitrustingsniveau/accessoires, de algemene conditie van de auto, belading van de auto en andere omstandigheden<br />

die de aërodynamica van de auto kunnen verslechteren of de weerstand vergroten, kunnen een brandstofverbruik<br />

opleveren, dat afwijkt van de resultaten die tijdens de hierboven beschreven tests zijn bereikt.<br />

Brandstofverbruik volgens EU-normen 1999/100 (liter x 100 km)<br />

Stadsverkeer<br />

Buitenweg<br />

Gecombineerd<br />

1.2 8V 1.2 16V 1.4 16V 1.3 JTD<br />

7,7 7,7 8,4 5,8<br />

5 5 5,6 4,0<br />

6 6 6,6 4,7


CO2-EMISSIE<br />

De CO2-emissie via de uitlaat is gemeten op een gecombineerd traject. De maximale waarden zijn in onderstaande<br />

tabel weergegeven.<br />

CO2-emissie volgens EU-normen 1999/100 (g/km<br />

1.2 8V 1.2 16V 1.4 16V 1.3 JTD<br />

142 142 157 123<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

273


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

274<br />

ALFABETISCH REGISTER<br />

Aansteker ................................99<br />

ABS........................................115<br />

Accu<br />

- accu opladen .......................241<br />

- acculading controleren 232-241<br />

- starten met een hulpaccu.....194<br />

- vervangen ...........................242<br />

Achterklep ......................106-107<br />

Achterruitsproeier<br />

- bediening ..............................91<br />

- vloeistofniveau ....................238<br />

Achterruitwisser<br />

- achterruitsproeier................249<br />

- bediening ..............................91<br />

- wisserblad ...........................247<br />

Achteruitrijlichten ..................214<br />

Afmetingen ............................265<br />

Airbags aan de zijkant............152<br />

- headbags.............................153<br />

- sidebags ..............................152<br />

Airbags voor...........................149<br />

- airbag voor<br />

aan bestuurderszijde ..............150<br />

- airbag voor<br />

aan passagierszijde.................150<br />

Airconditioning, automatische<br />

met gescheiden regeling............72<br />

Airconditioning, handbediend ..68<br />

Asbak.......................................99<br />

ASR .......................................119<br />

- in-/uitschakelen ..................120<br />

Auto langere tijd stallen .........171<br />

Autoradio...............................123<br />

Bagageruimte<br />

- hoedenplank verwijderen.....108<br />

- openen/sluiten.....................106<br />

- vergroten.............................109<br />

Bagageruimte vergroten..........109<br />

Banden<br />

- onderhoud...........................245<br />

- standaard............................263<br />

- verklaring van<br />

bandencodering......................261<br />

- vervangen ...........................201<br />

- winterbanden ......................169<br />

Bandenspanning.....................264<br />

Bedieningsknoppen ..................96<br />

Bekerhouders ...........................99<br />

Bescherming van het milieu....131<br />

Bougies<br />

- type.....................................258<br />

Brandstof<br />

- brandstofmeter......................22<br />

Brake Assist (remregeling bij<br />

noodstops) .............................116<br />

Brandstofbesparing ................164<br />

Brandstofmeter ........................22<br />

Brandstofnoodschakelaar .........98<br />

Buitenverlichting......................84


Carrosserie<br />

- motorcodes - carrosserieuitvoeringen<br />

...........................257<br />

- onderhoud...........................249<br />

Chassisnummer......................256<br />

CO2-emissie...........................273<br />

Code-card ................................12<br />

Cruise-control<br />

(snelheidsregelaar) ...................92<br />

Dashboard.................................8<br />

Dashboard en bediening.............7<br />

Dashboardkastjes .....................99<br />

Dead-lock (systeem).................18<br />

- in-/uitschakelen ....................19<br />

Derde remlicht .......................215<br />

Dieselfilter<br />

- condens aftappen ................240<br />

Digitaal klokje..........................25<br />

Dimlicht<br />

- bediening ..............................84<br />

- gloeilamp vervangen ...........211<br />

Dop van de brandstoftank......130<br />

Drukknoppen...........................24<br />

Dualdrive (elektrische<br />

stuurbekrachtiging)................125<br />

Easy entry ...............................55<br />

Elektrische ruitbediening .......104<br />

- bedieningsknoppen .............105<br />

Elektrische stuurbekrachtiging<br />

“Dualdrive” ...........................125<br />

EOBD (systeem).....................122<br />

ESP (systeem)........................117<br />

Extra accessoires ....................124<br />

Gordelspanners ......................136<br />

Grootlicht<br />

- bediening ..............................85<br />

- gloeilamp vervangen ...........211<br />

-grootlichtsignaal....................85<br />

Grootlichtsignaal......................85<br />

Handgeschakelde<br />

versnellingsbak ......................163<br />

Handrem................................162<br />

Hoofdsteunen<br />

- achter....................................60<br />

- voor ......................................59<br />

Fix & Go<br />

Identificatiegegevens..............255<br />

(bandenreparatieset) ..............196<br />

Inspuiting...............................259<br />

Follow me home.......................86<br />

Instrumenten............................22<br />

Gereedschap ..........................203 Instrumentenpaneel....................9<br />

Gewichten ..............................267 - lichtsterkteregeling................54<br />

Gloeilamp (vervangen van een) .... Intelligente wis-/wasregeling ....89<br />

- algemene aanwijzingen........207 Interieur.................................252<br />

- lamptypen...........................208 Interieuruitrusting....................99<br />

ALFABETISCH<br />

275<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

REGISTER


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

276<br />

Isofix (kinderzitje)..................146<br />

Kentekenplaatverlichting.......215<br />

Kilometerteller (display) ..........25<br />

Kinderen veilig vervoeren.......139<br />

Kinderzitjes (geschiktheid voor<br />

gebruik) .................................144<br />

Klimaatregeling........................63<br />

Koelvloeistoftemperatuurmeter 23<br />

Koplampen ............................113<br />

- koplampen afstellen ............114<br />

- koplampverstelling..............114<br />

Koplampsproeiers<br />

- bediening ..............................91<br />

- vloeistofniveau ....................238<br />

Koppeling ..............................259<br />

Krik .......................................203<br />

Lak .......................................251<br />

Lampjes en berichten .............172<br />

<strong>Lancia</strong> CODE...........................10<br />

Luchtfilter..............................240<br />

Luchtrecirculatie......................67<br />

Luchtroosters ...........................64<br />

Mechanische sleutel .................13<br />

Mistachterlicht<br />

- bedieningsknop .....................97<br />

- gloeilamp vervangen ...........214<br />

Mistlampen voor<br />

- bedieningsknop .....................96<br />

- gloeilamp vervangen ...........213<br />

Montagevoorbereiding voor<br />

“Isofix”-kinderzitje ................146<br />

Motor starten ..................158-193<br />

- benzinemotor starten...........158<br />

- JTD-motor starten...............159<br />

- motor opwarmen<br />

na het starten .........................160<br />

-motor uitzetten ...................160<br />

- noodstart.............................160<br />

-rollend starten.....................195<br />

- start-/contactslot ..................21<br />

- starten met een hulpaccu.....194<br />

Motor<br />

- identificatiecode ..................257<br />

- motorcode ...........................256<br />

- specificaties.........................258<br />

Motorkap ...............................111<br />

Motorolie<br />

- niveau controleren...............235<br />

- specificaties.........................270<br />

- verbruik ..............................236<br />

Multifunctioneel display ...........25<br />

Niveau koelvloeistof...............237<br />

Niveau motorolie....................235<br />

Niveau remvloeistof................239<br />

Niveau ruiten-<br />

/koplampsproeiervloeistof ......238<br />

Niveaus controleren................233<br />

Noodgevallen .........................192<br />

Onderhoud en zorg ................226<br />

- aanvullende werkzaamheden .230<br />

- geprogrammeerd<br />

onderhoud..............................227


- Jaarlijks inspectieschema.....230<br />

- Onderhoudsschema .............228<br />

Opbergvak ...............................99<br />

Opendak ................................101<br />

Opkrikken van de auto...........224<br />

Parkeerlichten .........................97<br />

Parkeersensor.........................127<br />

Parkeerverlichting<br />

- bediening ..............................84<br />

- gloeilamp achter vervangen.214<br />

- gloeilamp voor vervangen....213<br />

Parkeren ................................161<br />

Plafondverlichting voor<br />

- bediening ..............................95<br />

- gloeilamp vervangen ...........216<br />

Pollenfilter .............................240<br />

Portieren ................................103<br />

Portiervergrendeling.................14<br />

Prestaties ...............................266<br />

Radiozendapparatuur en mobiele<br />

telefoon ..................................124<br />

Regensensor .............................89<br />

Remmen<br />

- technische gegevens.............260<br />

- vloeistofniveau ....................239<br />

Richtingaanwijzers<br />

- bediening ..............................85<br />

- vervangen gloeilamp achter.214<br />

- vervangen gloeilamp op<br />

voorspatbord..........................212<br />

- vervangen gloeilamp voor....212<br />

Rubber slangen ......................247<br />

Ruiten reinigen.........................88<br />

Ruitensproeiers<br />

- bediening ..............................88<br />

- vloeistofniveau ....................238<br />

Ruitenwissers<br />

- bediening ..............................88<br />

- ruitensproeiers.....................249<br />

- wisserbladen .......................247<br />

Sensor automatische koplampen<br />

(schemersensor) .......................87<br />

Slepen van de auto .................224<br />

Sleutel met afstandsbediening ..14<br />

Sleutels ....................................12<br />

Smeermiddelen en vloeistoffen270<br />

Sneeuwkettingen ....................170<br />

Snelheid (maximum)..............266<br />

Snelheidsregelaar<br />

(Cruise-control) .......................92<br />

Spiegels<br />

- achteruitkijkspiegel ...............61<br />

- buitenspiegels........................61<br />

- elektrische bediening.............61<br />

Start-/contactslot .....................21<br />

Startblokkering <strong>Lancia</strong> CODE .10<br />

Starten en rijden ....................157<br />

Stoelen .....................................55<br />

-reinigen...............................252<br />

- verschuifbare zitplaatsen<br />

achter.......................................57<br />

Stuurinrichting.......................260<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

277


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

278<br />

Stuurslot ..................................21<br />

Stuurwielverstelling..................60<br />

Symbolen .................................10<br />

Tanken met de<br />

LANCIA <strong>Ypsilon</strong> ....................129<br />

Tankklepje .............................130<br />

Technische gegevens...............255<br />

Toerenteller ..............................22<br />

Transmissie ............................259<br />

Trekken van aanhangers ........166<br />

-trekhaak monteren ..............167<br />

Trekkrachtbegrenzers.............137<br />

Typeplaatjes<br />

- carrosserielak ......................256<br />

- identificatiegegevens............255<br />

Veiligheid..................................2<br />

Veiligheidsgordels<br />

- algemene richtlijnen ............137<br />

- gebruik ...............................133<br />

- hoogteverstelling .................135<br />

- onderhoud...........................139<br />

-trekkrachtbegrenzers...........137<br />

Velgen ....................................263<br />

- verklaring van<br />

velgencodering .......................261<br />

Ventilatie..................................64<br />

Verbruik<br />

- brandstof ............................272<br />

- motorolie.............................236<br />

Versnellingsbak<br />

- handgeschakelde<br />

versnellingsbak ......................163<br />

- specificaties ........................259<br />

Verwarming en ventilatie..........63<br />

Vullingstabel ..........................268<br />

Waarschuwingsknipperlichten.96<br />

Wiel verwisselen .....................201<br />

Wielen<br />

-reservewiel ..........................263<br />

- verwisselen..........................201<br />

Wielophanging .......................260<br />

Wisserbladen voor/achter .......247<br />

Zekeringen (vervangen).........218<br />

Zitpositie instellen....................55<br />

Zonnekleppen ........................100


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

WEGRIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

279


OLIE VERVERSEN?<br />

DE EXPERTS<br />

ADVISEREN SELENIA.<br />

Uw nieuwe auto is ontwikkeld met<br />

producten van de FL Group.<br />

Bij de werkplaatsen van het <strong>Lancia</strong>dealernet<br />

kunt u Selenia-motorolie<br />

verkrijgen.<br />

35.000 Motorexperts in heel Europa<br />

adviseren Selenia voor een<br />

maximale bescherming van de motor<br />

in uw auto.<br />

VRAAG UW DEALER<br />

NAAR SELENIA.


SELENIA: DE PERFECTE KEUZE VOOR UW AUTO<br />

De motor van uw nieuwe auto is ontwikkeld met Selenia<br />

20K; een synthetische motorolie die voldoet aan<br />

de meest geavanceerde internationale specificaties.<br />

Selenia 20K verbetert de eigenschappen van de<br />

motor en garandeert optimale prestaties en maximale<br />

bescherming.<br />

SELENIA 20K<br />

Top Quality fuel economy motorolie volgens API<br />

SJ-specificaties voor normale, turbo- of multikleps-benzinemotoren<br />

.<br />

Brandstofbesparing tot 2% en maximale stabiliteit<br />

bij hoge temperaturen.<br />

SELENIA PERFORMER<br />

Speciale motorolie voor een optimale werking van<br />

benzinemotoren onder zeer extreme klimatologische<br />

omstandigheden (starten tot zelfs –35°C).<br />

SELENIA TURBO DIESEL<br />

Motorolie voor normale, turbo- of multikleps-dieselmotoren.<br />

Voordelen:<br />

• uitstekende vloeibaarheid bij lage temperaturen<br />

• maximale stabiliteit bij hoge temperaturen<br />

• optimale reiniging van de motor.<br />

SELENIA WR DIESEL<br />

Speciale motorolie voor normale, turbo- of multikleps-dieselmotoren<br />

voor een optimale werking<br />

onder zeer extreme klimatologische omstandigheden<br />

(starten tot zelfs –35°C).<br />

%<br />

16<br />

14<br />

12<br />

10 86420<br />

ANALYSE VAN GEBRUIKTE MOTOROLIE:<br />

VISCOSITEITSTOENAME BIJ 40°C (*)<br />

0 2500 5000 7500 10000 12500 15000 17500 20000<br />

km<br />

SELENIA 20K REFERENTIEPRODUCT<br />

(*) ASTM D445<br />

Selenia 20K is afgestemd op de nieuwe generatie<br />

motoren en dank zij de uitstekende chemische stabiliteit<br />

kunnen de verversingsintervallen worden<br />

verlengd tot 20.000 km, waarbij een langdurige reiniging<br />

is gegarandeerd.<br />

SELENIA: DE KRACHT ACHTER UW MOTOR<br />

Verontreinig het milieu niet met afgewerkte olie.


282<br />

NOTITIES


UITVOERING STANDAARD GEMONTEERDE BAND RESERVEWIEL<br />

Bandenmaat Onbeladen Volbeladen<br />

Voor Achter Voor Achter<br />

1.2 8V<br />

1.2 16V<br />

1.4 16V<br />

1.3 JTD<br />

185/65 R14 86T<br />

195/55 R15 85H<br />

195/45 R16 80V<br />

185/65 R14 86T<br />

195/55 R15 85H<br />

195/45 R16 80V<br />

185/65 R14 86T<br />

195/55 R15 85H<br />

195/45 R16 80V<br />

185/65 R14 86T<br />

195/55 R15 85H<br />

195/45 R16 84V<br />

MOTOROLIE VERVERSEN<br />

BRANDSTOFTANK (liters)<br />

1.2 8V - 1.2 16V - 1.4 16V - 1.3 JTD<br />

Inhoud van de brandstoftank 47<br />

2<br />

2,1<br />

2,1<br />

2<br />

2,1<br />

2,1<br />

2<br />

2,1<br />

2,1<br />

2<br />

2,1<br />

2,1<br />

Reserve 5/7<br />

De benzinemotoren zijn uitsluitend geschikt voor loodvrije benzine met een minimum octaangetal van 95 RON.<br />

De dieselmotoren zijn uitsluitend geschikt voor dieselbrandstof voor motorvoertuigen (specificatie EN590).<br />

2<br />

2,1<br />

2,1<br />

2<br />

2,1<br />

2,1<br />

2<br />

2,1<br />

2,1<br />

2<br />

2,1<br />

2,1<br />

1.2 8V 1.2 16V 1.4 16V 1.3 JTD<br />

liter kg liter kg liter kg liter kg<br />

Motorcarter – 2,2 – 2,2 – 2,2 – 2,85<br />

Motorcarter en filter – 2,5 – 2,5 – 2,5 – 3<br />

<strong>Fiat</strong> Auto Nederland B.V.<br />

Druknummer <strong>603.45.408</strong>NL - VI/2003 - 2 e editie - Gedrukt door Hoogcarspel Grafische Communicate - Middenbeemster<br />

Eindredactie Satiz - Turijn<br />

2,2<br />

2,3<br />

2,3<br />

2,2<br />

2,3<br />

2,3<br />

2,2<br />

2,3<br />

2,3<br />

2,2<br />

2,3<br />

2,3<br />

2,2<br />

2,3<br />

2,3<br />

2,2<br />

2,3<br />

2,3<br />

2,2<br />

2,3<br />

2,3<br />

2,2<br />

2,3<br />

2,3<br />

4,2<br />

4,2<br />

4,2<br />

4,2


De gegevens in deze publicatie zijn uitsluitend indicatief bedoeld. <strong>Lancia</strong> behoudt zich het recht voor op elk moment de in deze publicatie<br />

beschreven modellen om technische of commerciële redenen te wijzigen. Wendt u voor de recentste informatie over dit onderwerp tot de <strong>Lancia</strong> dealer.<br />

Gedrukt op milieuvriendelijk chloorvrij papier.<br />

NEDERLANDS

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!